-ocr page 1-

UITHETLEVENDERNATUUR

EN DERV01HEN

-ocr page 2-
-ocr page 3-

I

-ocr page 4-

Ik?\'

• -

. . fi.- ■, .. u: . • . ■ ■ ■

■ .

■■■■■

\'

\' \' \'

i- \' . t-\' ; •

- IJ fl\'-Cytri!,

(yil

......• \'• \' ■

... ■ , ;

\' - \' ■ \' •- ■■ . -

i; \' W

\' \' ■■■■■■.■■

\' ■ -

■, mm.

■ ■ ■ ■ nu.\'\' . , .

•• ■- - . - : • - - .

•»

WW

• : ■ ■ quot; • • • ... ; \' • \' • \'■■■ ■ ■ ■ • •• • ■ • . .

.

quot; 1 quot; ....... - - ..■■ • ,. ..... ,

■■ ■■ \' ■ ; • ■ ............V, ■. ..vi^:


-ocr page 5-

EBI

MERKWAARDIGE ONTDEKKINGEN, ONTMOE-TIXGEN TE LAND EN TER ZEE, TA Fi.lfKKU\'X HET LEVEN DER NATUUR EN DKI.quot; VOLKEN, ENZ.

VKIi/.AMKI.I) IN III- \\Vi:RKT DOOK

M. B U IJ S,

TVVEKDi; DEEL

Hl

AMST KR DA M.

(«mbr. S. amp; J. VA X RAALTE 188;?.

-ocr page 6-
-ocr page 7-

DE ZUILEN VAN HERCULES

I. 1)K ROTS VAN GIliRAt.TAR.

In hel. grijs verleden, door duizenden eeuwen van on/en lijd gescheiden , welks geschiedenis door do natuur zelve in majcslu-euscn sliji geschreven is in hare gesteenten, was er nog geen scheiding lusschen Europa en Afrika. De Middellandsche Zoo, mol welker eilanden en kuststreken, zoo rijk aan merkwaardigheden, wij nu allereerst kennis willen gaan maken, — de Middellandsche Zee had hare tegenwoordige uitgestrektheid toen nog niet on was eengroote binnenzee. Sicilië en menig ander punt van Zuid-ICuropa was nog nauw on innig met Afrika verbonden, en geweldige rotsmassa\'s maakten scheiding lusschen de heide zeeën , die thans door do straat van Gibraltar verbonden zijn. Toen echter do reuzenkrachten , die in het binnenste dos aardhols sluimeren, zich begonnen te roeren en hier don bodem der zee met ontzet-lend geweld ophieven, daar hem deden wegzinken tol een onpeilbare diepte; toen de bergketenen werden geformeerd en de afgronden der zee geboren , toen bezweek ook do rolsdam lusschen de Spaansche en de Afrikaansche kust en stroomden de wateren van den Aliantischen Oceaan met groole kracht de binnenzee in, die haar omvang verbazend zag toenemen. Ilaro kusten namen sedert dit tijdstip van lieverlede die grillige, doelt voor hel later handelsverkeer zoo voordeolige gedaante aan, waarin wij haar thans kennen , bepaaldelijk aan de Kuropeescho zijde, daar do stroom, die uil den Aliantischen oceaan komt,

-ocr page 8-

Ijk zuilen van\' hercules.

voornamelijk hier langs gaat, terwijl de stroom van de Zwarte Zee zich langs de Afrikaansehe kust heweegt, die een veel gelijkmatiger voorkomen heeft van wege den rustiger en bedaarder gang der wateren, waardoor zij wordt bespeeld. De Grieken hebben deze geduchte omwenteling der natuur vereeuwigd door de mythe, waarin Ilerakles ol\' Hercules, de met reuzenkracht begaafde held , wordt voorgesteld scheiding makende in den geweldigen rotsdam, waardoor de wateren van den Oceaan zicli met die van de binnenzee konden vereenigen. Tot een onvergankelijk gedenkleeken van zijn grootsche daad, dus schildert de mythe verder, richtte de held aan weerszijden reusachtige zuilen op, naar hem do Zuilen van Hercules genoemd, die zich nog heden ten dage verheffen aan de Spaanschc en aan de Afrikaansehe kust, de eerste onder den naam van de rots van Gibraltar, de laatste onder dien van Ceuta bekend, geweldige gevaarten, steil oprijzend uil de diepte der wateren en bij welker aanblik wij hel ons lichtelijk kunnen verklaren, dat zij een diepen indruk maakten op de zoo licht ontvlambare verbeelding der oude volken en door hen gehouden worden voor het gewrocht van bovennatuurlijke krachten.

Het duurde vrij lang eer do zeevaarders der oude volken hel waagden deze zuilen voorbij te stevenen en zich te begeven op den geheimnisvollen Oceaan, welks wateren met zulk een majes-tueuse kracht daar lussdien door de .Middellandsche Zef binnen-bruisen , en die, naar men zich voorstelde, als een reusachtige rivier de grens vormde van de platte aardschijf, welke zij geheel omgaf. In de elfde eeuw echter u\'jói onze jaai telling haddon de onverschrokken Phoeniciërs, die zelfs voor geen tocht naar de onderwereld teruggedeinsd zouden zijn, als er slechts wat mede te verdienen ware geweest, den moed om tusschen de Zuilen door te varen en aan de kust van den Atlantischen oceaan een volkplanting, Gades (hot tegenwoordige Cadix), te vestigen, ten einde zich op deze wijze in betrekking te stellen mot het rijke Hesporisclii! schiereiland, don schoonen lusthof van het Westen, door de goden zoo rijk bedacht mot do kostelijkste gaven, waar Hercules eenmaal, luidens de oude, dichterlijke mythen, (die blijkbaar betrekking hebben op de geurige en schoone vruchten van den oranjeboom), in de tuinen dor Hesperiden gouden ap-

2

-ocr page 9-

UK ZUILEN VAN\' HERCULES.

pelen had geplukt, welke hij als een kostbaren buit aan de voeten van zijn lastgever had nedergelegd. Zij bielden zich echler steeds in de nabijheid der kust, daar nog geen kompas hen in slaat stelde om midden in den Oceaan bun koers te bepalen, en durl-den zich in den beginne ook nog niet ver van den ingang der Middellandsche Zee te wagen. Keu wen later eerst zeiten zij en vooral bun wakkere zonen en opvolgers in het gebied over den Oceaan, de Garthagers, naar het Noorden koers, om handel te drijven met de bewoners van Brittannië en van de kusten der Oost-Zee , en naar bet Zuiden, om te zien , hoe ver zich de aarde in die richting wel uitstrekte en ol\' ook daar gelegenheden konden geopend worden ter uitbreiding van hun handelsverkeer, zonder dat echter de laatstgenoemde tochten belangrijke gevolgen hadden. Eerst in latere lijden werd de slraal van Gibraltar een ware verbindingsweg lusschen de volken, oen hoofdader van hel verkeer, eerst tusschen de volken van hel Noorden en die van het Zuiden en vervolgens ook tusschen Afrika\'s westkust en hel verre Indië en de handelssteden aan de Middellandsche Zee.

Doch deze merkwaardige zeestraat werd niet alleen een middel tot verbinding, zij werd ook een oorzaak van scheiding tusschen volken en volken, tusschen werelddeelen en werelddeclen; het middelpunt van een herhaaldelijk vernieuwden en heftigen strijd lusschen Kuropa en Afrika, tusschen tweeërlei beschaving, en vormt nog tegenwoordig een grenslinie, aan welker beide zijden de menschheid zich in een geheel andere gedaante vertoont, in twee machtige stroomen drong de beschaving uit hel verre Oosten , uil de gezegende streken van Indië , waar men de wieg zoekt van het menscbelijk geslacht, naar het Westen door. He ééne stroom bewoog zich in de richting van Egypte en langs de Noord-Afrikaanscbe kust, de tweede verbreidde zich, na in den boezem van bel rijk begaafde Grieksche volk een loutering ondergaan, en een hoogere wijding ontvangen te. hebben, van lieverlede langs de kusten der Middellandsche Zee naar het verre Westen. Daar in het Pyreneesche schiereiland, kwamen zij, de kinderen vim ééne moeder, maar die zich hun gemeenschappelijken oorsprong niet meer herinnerden en bijkans geen trek van verwantschap meer vertoonden, met elkander in aanraking en — in botsing. In het dooi\' de natuur zoo rijk begaafde Spanje had de

3

-ocr page 10-

4 UK ZUILEN VAN HERCULES.

J

vreeselijke worsteling plaats tusschon Home en Carthago, de beide geduchte mededingers naar de wereldheerschappij , die, telkens nfgebroken cn weder hernieuwd , ruim een eeuw later mcl, den ondergang van Carthago eindigde. Afrika was uil Muropa verdreven, ja hel dreigde, althans voor zoover de Noordkust betreft, bij voortduring de vassal van Kuropa te blijven. De Afrikaansche kuststreken langs de Middellandsche Zee vertoonden eeuwen achtereen slechts den weerglans der Grieksch-Romeinsche beschaving. Zij geraakten hierdoor tot een iioogsl bloeienden en welvarenden toestand, (leestbeschavingging er hand aan hand mei uiterlijke weelde en glans. r»e wetenschappen werden er met gelukkig gevolg bcoefend;de handel en de nijverheid verkeerden in den gunsligslen toestand, evenals dit ten Noorden van de straat van Gibraltar, in Spanje, het geval was, onder de Romeinsche overheersching. In de vierde en vijfde eeuw echter van on/e jaartelling, toen de innerlijke kracht der Grieksch-Romeinsche beschaving was uitgeput, toen zij veel gelijkenis vertoonde met een blinkend vernis of verguldsel over vermolmd hout, werd Spanje zoowel als Noord-Afrika de gemakkelijk ie veroveren huil van de Germaansche volken, die, gedreven door een goheim-zinnige zucht tol avonturen en door een onbewust verlangen out de grootsche krachten die iu hen sluimerden , te beproeven, uit hel nevelachtige en koude Noorden naar hel liefelijke Zuiden trokken , elkander gedurig verdringend en de veroverde streken betwistend. In het begin der vijfde eeuw werden de gezegende vlakten en de bloeiende sleden van Spanje door zwermen Vandalen, Sneven cn Alanen overstroomd, wier woeste cn nog door geen beschaving gebreidelde kracht in toomlooze vornielzucht, in moord, plundering en verwoesting zich openbaarde. De Vandalen vestigden zich voornamelijk in het zuidelijk gedeelte van Spanje dal naar hen den naam van Vandal ilia ontving, wdke naam, gewijzigd in dien van \\ n d a In s i ë , tol op den tegenwoordigen dag toe is blijven bestaan. Weldra staken zij naar Afrika over, waar zij het aangevangen werk van de slooping des llomeinsclien rijks voortzetten, terwijl Spanje de zetel werd van de West-Golhen, die zich verbroederden met de Romeinsche elementen der bevolking, waaruit voor Spanje een nieuwe toestand van orde en beschaving geboren werd, die lol iu het begin tier acblale eeuw heeft gebloeid, terwijl over Noord- \\frika en de aldaar gevestigde Romeinen dooi\' de Vandalen

-ocr page 11-

5

als \'l ware een vreeselijk slrafgericlil voltrokken werd, ter vergelding van de ontzettende wijze, waarop Home eenmaal tegen Carthago had gewoed. Wederom stonden nu aan weerszijden van de straat van Gibraltar Europa en Afrika vijandig tegen elkander over. De Gotlien namelijk reikten de hand aan do Romeinen, met wie zij zich op vriendscliappelijken voet hadden gesteld, om de woeste en onbeschaafde horden der Vandalen uit Noord-Afrika te verdrijven of hen aan zich te onderwerpen. Doch hel hoofd der Vandalen, Gei-serik, overtuigd dat hij niet bestand zou zijn legen deze vereende maclil, wist het gevaar, dat zijn volk dreigde, te kecren door de vreeselijke Hunnen, die na hun intocht uit Azië in Europa zich als gevreesde naburen van de Romeinen in Hongarije en omliggende landen gevestigd hadden, lol den aanval op het West-Ro-meinsche rijk te bewegen, welke aanval de ondergang van dit rijk ten gevolge had. Honderd jaren later werd de Noord-Afrikaansche kust weder met geweld van wapenen lol een strook van Europa gemaakt en daarmede tol den zetel van een aan de Europeesche verwante beschaving door hel krijgsbeleid van den edelen Relisa-rius, den wakkeren bevelhebber van den Oost-Romeinschen keizer .lustinianus. Nog twee eeuwen lang hcerschte de Europeesche beschaving in Noord-Afrika, thans, evenals het geheele Zuiden van Europa onder den invloed van het Christendom gebracht. Wederom reikte dus Afrika over de nauwe zeestraat lieen aan Europa de hand. In de achtste eeuw echter van onze jaartelling moest de Europeesche beschaving en hel Kruis zich in Afrika buigen onder hel juk der barbaarschheid. De volgers van Mahomed, vol geestdrift voor de leer van hun Profeet en brandende van begeerte om, zoo mogelijk de geheele wereld onder zi jn banier te vereenigen, veroverden binnen weinige jaren de geheele Noordkust van Afrika lol aan de straal van Gibraltar. De bewoners van Grieksch-Romein-schen oorsprong werden groolendeels uitgeroeid; de woestijnbe-woners, de Berber-stammen, die zich dadelijk aangetrokken gevoelden tot de Arabieren, wier leefwijze, zeden en neigingen zooveel overeenkomst hadden met de hunne, omhelsden hun geloof en speelden voorlaan de eerste rol langs de Zuidkust der Middellandsche Zee. De beide zuilen van Hercules waren van nu af do uilcrste punten van het Christendom en van hel Mahomeda-nisine. Alias echter slaken de volgers van den Profeet de nauwe

-ocr page 12-

DE ZUILEN VAN HERCULES.

6

zeeëngle over, door de Chrislenen van Spanje hiertoe geroepen. In hel Wrsl-Gothische rijk hcerschle oen treurige verdeeldheid. De krachtige koning VVitiza, die den bijkans onbeperkten invloed der geestelijkheid en van den adel moede was, streefde ernaar dezen voor goed te breken. Uodrigo, een West-Gothiseh edelman, ontrolde toen de banier van den opstand en maakte zich van den troon meester, na Witiza op de vlucht gedreven le hebben. Witiza\'s zonen brandden van begeerte om hel onrecht, inm vader aangedaan, te wreken en de heerschappij te herwinnen. Daar zij echter op zich zeiven hiertoe niet in staal waren, riepen zij de hulp der Arabieren in, die reeds als leeuwen der woestijn van de rotsen der Marokkaansche kust begeerige blikken wierpen op den vetten buit, die in het schoone Andalusië hun zoo verleidelijk toelachte. Onmiddellijk gaven zij dus aan dr uitnoodiging gehoor en staken onder bevel van Tarik de zeeëngle over, landden in de nabijheid der Europee-sche liercules-zuil , hel voorgebergte Galpe, legden daar door hel bouwen van een kasteel den grondslag lol het ontstaan der beroemde vesting, die naar liet Arabische legerhoofd haar naam: Geh-al- Tarik, later in Gibraltar vervormd, ontving. Do Arabieren , in Spanje voortaan Mauren of Mooren geheeten, naar de. laatste plaats van hun herkomst, Mauretanië , eenmaal den voet op Kuropeeschen bodem gezet hebbende, waren niet van plan dien weder le verlaten. Zij verbrandden in letterlijken zin hunne schepen achter zich, zoodal hun geen keus overbleef dan tusschen overwinnen en sterven. Hel leger iler Golhen werd in den slag bij \\eres, die, met tusschenpoozen, zeven dagen duurde, reddeloos geslagen; de Mooren waren meester van het Zuiden van Spanje en vergrootten door stoute krijgstochten weldra hun gebied, zoodat het zich bijna over geheel hel Pyreneesche schiereiland uitstrekte. Kn had de wakkere Karei Martel inel zijn Franken hen niet uit Frankrijk verdreven, waar zij over de Pyreneeën binnendrongen , wellicht zou Furopa op dezelfde wijze een aanhangsel van Afrika geworden zijn, als Alrika dit vroeger geweest was van Furopa. In Spanje echter, voornamelijk in hel Zuiden, bleven de Mooren heeren en meesters tot in het laatst der vijftiende eeuw, hoezeer zij eindelijk voor de macht der Christelijke rijken, die van lieverlede ontstonden op hel schiereiland en zich krachtig ontwikkelden , hoe langer zoo meer moesten terugwijken , zoodat hun

N

-ocr page 13-

DE ZUILEN VAN IIERCULKS.

eindelijk niets dan Granada mei zijn omtrek restte. In vorige tafereelen uit liet Zuiden van Spanje hebben wij reeds doen zien, hoe dit gedeelte van bet gebied des Islams onder den invloed van liet Moorsche bestuur de zetel werd van een bloeiende beschaving; hoe de wetenschap , de kunst, de nijverheid en de landbouw onder de vleugelen van verlichte en verdraagzame heerschers er zich tot een later nimmer geëvenaarde hoogte ontwikkelden. Na de verdrijving der Moorsche vorsten stonden Afrika en Europa opnieuw weer in heftige vijandschap tegen elkander over, die een vreeselijk karakter aannam, na de onmenscbeiijke handelwijze, waaraan de Christelijke regeering van Spanje zich jegens bare voormalige onderdanen schuldig maakte. Als woeste rooverhorden gingen de nakomelingen der eenmaal zoo nijvere, wakkere en beschaafde Mooren in de Sahara rondzwerven, of als vrijbuiters de zee onveilig maken en trachtten het geleden onrecht op de zeevaarders van alle Christelijke natiën te wreken. Sinds den tijd van de verdrijving der Mooren maakt de straat van Gibraltar scheiding tus-schen den bijbel en den Koran, tusschen het Kruis en de Halve Maan.

De vesting Gibraltar, terecht als het gewiebtigste punt in het zuiden van Spanje beschouwd , was reeds voor de verdrijving der Mooren in handen der Christelijke vorsten. Keizer Karei V, die diep doordrongen was van haar beteekenis, liet de vesting-door een Duitsch ingenieur geheel overeenkomstig de Euro-peesche versterkingskunst van die dagen uitbreiden en in staal van tegenweer brengen, zoodal zij in waarheid de voormuur van Europa legen Afrika en de sleutel der Middellandscbe Zee werd. Dit belette echter onzen vaderlandschen zeehelden niet, toen de strijd tusschen Span je en de Nederlanden op bet felst woedde, hunne krachten ook aan deze sterkte te beproeven. In het jaar 1607 vertoonde zich Jacob van Heemskerk, de man, die, naar Brandt\'s kernachtige lofspraak, «dwars door \'l ijs en \'t ijzer durfde stevenen,\'\' met een Nederlandsche vloot voor de vesting , en liet zich door bare geduchte verdedigingsmiddelen niet weerhouden om de Spaansche vloot in de haven van Gibraltar aan te tasten en te verbranden. Honderd jaren later bleek hel bij vernieuwing, en toen lol grooter en duurzamer schade voor de Spanjaarden , dal zelfs de uilstekendste doode strijdkrachten een volk niet baten, als hel met de levende treurig is gesteld. Het was in hH jaar 17OA.

-ocr page 14-

S IJE ZUILEN VAN HERCULES.

Sinds den aanvang\' der eeuw woedde de Spaansche successie-ooi-lug , waaraan ook ons vaderland onder de leiding van den grooten Willem 111 zulk een roemrijk aandeel genomen lieelt. Hel Pyre-neesclie schiereiland , dal bijna in alle tijdperken der geschiedenis , hel looneel is geweest van lelie en heflige burgeroorlogen , zag zijne zonen wederom tegenover elkander staan. Bik der verschil lende prelendenlen naar den Spaanschen troon had zijn aanhang. De verbonden mogendheden voegden bij de jammeren van den burgeroorlog, hunne i\'orsche aanvallen. Do Engelschen, altijd bedacht op het in bezit nemen van punten, die voor hel wereldverkeer en de handhaving hunner heerschappij ter zee van belariL\'. zijn , sloegen hel begeerige oog op Gibrallar. De geduchte vesting was in de macht van don üourbonsehen vorst, Filips V, den kleinzoon van Lodewijk XIV, legen wien zij met hun bondgenoo-len de wapenen hadden aangegord. Doch zij werd uiterst zwak verdedigd , zoodat hel een Kngelsch corps van nog geen tweeduizend man , door -de vloot aan wal gezel, alras gelukte zich van den sleutel der Middellandsche Zee meesier te maken. Herhaaldelijk beproefden de Spanjaarden hot gewichtige punt weer te heroveren, maar de Engelschen nestelden zich er zóó vast, dat hun dit niet gelukte, liij den vrede in 1713 werd Gibraltar blijvend aan de Engelschen toegekend, met het eiland Minorca, tot groote ergernis natuurlijk der Spanjaarden. Deze hadden echter in den raad der Kuropeesche mogendheden, waarin zij eenmaal een bijna oppermachtige rol gespeeld hadden, niets moer te zeggen en moesten zich schikken in de vernedering van do Engelsche vlag op bet sterkste en gewicht igste punt van hun gebied te zien wapperen. De Engelschen maakten Gibrallar tot een der sterkste vestingen van de wereld , zoodal zij allo belegeringen , waardoor de Spanjaarden haar later weer trachtlcn te vermeesteren, glansrijk konden afslaan. Vooral die, welke het van 177\',) tol 1783 doorstond, onder hel bevel van den beroemden kommandanl Elliot, is in de geschiedenis vermaard geworden. De Spanjaarden, met de Eran-schen vereenigd , spanden al hunne krachten in om de vesting te doen vallen. De Eransche ingenieur D\'Areon vervaardigde zelfs een aantal drijvende batlerijen, beslaande uit schepen met een plat dak, waarover natte huiden waren uitgespannen, met welke men de vestingwerken zonder gevaar meende te kunnen

\\

-ocr page 15-

DE ZUILEN VAN HERCULES. !l

naderen. De Engelsclien zonden echler een liagelregen van gloeiende kogels op do ballerijen neder, die hierdoor in brand geraakten. Na deze poging zag men spoedig van verdere aanvallen al\', en zoo bleef Gibraltar tol heden toe in hel onbetwist bezit der Engelschen , die hierdoor lieer en meester zijn over de Middellandscbe Zee en daarom de vesting niet lichl aan de Spanjaarden zullen afstaan.

Do rots van Gibraltar heeft misschien eenmaal midden in de zee geheel op zich zelve gestaan, nadat zij door de geweldige omwentelingen in de natuur, die de twee vverelddeelen van elkander gescheiden heeft, van de nabijgelegen bergketenen en rotsmassa\'s losgescheurd was. De smalle landtong, waardoor thans haar Noordelijk uiteinde met Spanje is verbonden, is zeer waarschijnlijk gevormd door hel zand, dal de zee opgeworpen hoeft. Vierhonderd vijftig metershoog verheft zich de rotsmassa uit de zee, aan de üoslzijde bijna loodrecht en daardoor ongenaakbaar, aan de drie andere zijden van geduchte verdedigingswerken voorzien. Deze zijn aan de Noordzijde in de rols zeiven aangebracht en hierdoor bijkans onneembaar, indien de levende strijdkrachten namelijk behoorlijk hun plicht doen en zich waardige naneven verloonen van den bovenvermelden kommandanl Elliot. De Engclschen zorgen bij voortduring uitmuntend voor de bewapening dezer bijkans geheel eenige sterkte en brengen er telkens nog verbeteringen in aan. Zij is zelfs midden in den diepslen vrede van een ontzaglijken voorraad uitmuntend gesehui en ainu-nilie voorzien en heeft een zoo talrijke hozelling, dal men zelfs legen den meesi onvorhoedschen aanval gedekt is.

Aan de hand van een reiziger wil ik thans mijne lezers met deze geduchte vesting nader kennis doen maken , om daarna een kort bezoek aan de stad te brengen en enkele andere merkwaardigheden dor Kuropeosche zuil van Hercules in oogonschouw te nemen. I)e Engelschen , die over hel algemeen zeer bereid zijn om hun merkwaardigheden den vreemdeling te laten zien , hebben er ook volstrekt geen bezwaar legen , dat men de vestingwerken van Gibraltar bezichtigt, mils men zich onlhoude van het maken van leekeningen of alheeldingen , waartegen zoor zorgvuldig gewaakt wordt. Een hoogst verstandige maatregel van voorzorg, daar nn-ders lichl een of ander vestingbouwkundige eencr vreemde natie dc noodige gegevens zich kon verschaflen om er later mei vijan-

-ocr page 16-

10

dige oogmerken tegen de Kngelschen gebruik van te maken.

— Tusschen hooge tuinmuren, zegt onze leidsman, kwam ik aan een wachthuis, waar zich een soldaat bevond, die mij op vertoon van hel toegangbillet in een tuin liet, aan het boveneinde van welks helling zich do overhlijlselon vertoonden van liet door Tarik gebouwde kasteel. Zoo kwam ik aan den ingang van de eerste in de rots gehouwen gang , die ongeveer 450 voet boven don spiegel der zee ligt.

Een vochtige kelderachtige lucht waait hier den bezoeker tegemoet, zoodat men wijs doel zich wann te kleeden. Hel is duister in den gang, die zoo breed en hoog is, dat een stuk geschut met affuit en al er gemakkelijk in kan vervoerd worden. Langzamerhand wordt het lichter, naar gelang wij bij de openingen komen, die de schietgaten vormen. Alles is lot do verdediging gereed : hel kanon, de amunitie. Zoodra zich een vijand vertoont op de landengte of in de zee aan weerszijden daarvan wordt hij uit de benedenwaarts gekeerde stukken met een hagelbui van twee-en-derlig ponders begroet. Wij kijken dooi\' een der schietgaten naar beneden , doch trekken het hoofd schielijk terug, daar wij duizelen bij een blik in de geweldige diepte. Na het doorgaan van dezen gang, die zacht-kens oploopt, komt men op de buiten aan de rots aangebrachte verdedigingswerken , waar zich op de daartoe uitgehouwen torrassen een verbazende menigte kanonnen bevinden, onder welke een aantal mortieren van het zwaarste kaliber, die somber en dreigend hun wijde dood- en verderf brakende muilen naar buiten vertoo-nen. bangs deze terrassen komt men in den tweedon gang in de rots, die zich op een hoogte van ruim 600 voet boven de oppervlakte der zee bevindt. De kanonnen die zich hier bevinden, zi jn van veel zwaarder kaliber, en staan bijna loodrecht naar do smalle landengte gekeerd om de beklimming der vesting ten eenen male onmogelijk te maken. Hel zou dan ook bijna ondoenlijk zijn om tegen Gibraltar loopgraven aan te leggen, daar het bijna loodrechte vuur dor batterijen eiken soldaat, die er zich in waagde, onmiddellijk zou dooden, tenzij de vijand gebruik maakte van zware ijzeren platen om zich te beschutten. Kén zaak echter hebben de Kngelschen in hun nadoel, althans in de gangen , die in de rots gehouwen zijn, dat zij namelijk uit de schietgaten daarvan niet vuren kunnen bij een sterken

-ocr page 17-

DE ZUILEN VAN IIERCULÈS. 1 1

Noord-Westen wind, daar de rook van hel geschut dan in dc gangen teruggedreven wordt en de manschappen in gevaar geraken van te stikken. lUj gelcgeniicid van een oefening onder deze omstandigheid zijn eens veertien kanonniers omgekomen. Aan dc Noordoostelijke zijde van de reusachtige rots steekt een hoefijzervormig gedeelte uit, waarvan de Engelsche gcnicofticieren uitstekend gebruik weten te maken. Deze rotspunt is geheel uitgehold en naar alle richtingen met schietgaten voorzien. De holte, koning George\'s zaal gehecten, staal door middel van een wenteltrap in verbinding mei den eersten gang. Langs een zigzag oploopenden weg kan men zonder veel moeite hel hoogste punt van de vermaarde rots bereiken, waaiquot; zich het dusgenaamde signaal-station bevindt , in welks omtrek almede een menigte kanonnen staan , die den toegang tol de vesting aan alle zijden bestrijken, en van waar men het heerlijkste vergezicht heeft op de bergketenen van het schiereiland en op de donkerblauwe zee, welker golven mei donderend geraas tegen de rotsmassa breken. De menigte schepen, waarmede de zee is overdekt en welker aantal vooral na de opening van het Suez-kanaal aanmerkelijk is toegenomen, geven aan hel zeegezicht een eigenaardige bekoorlijkheid. Door de ongemeene helderheid der lucht kan men dc Afrikaansche kusl , de Marokkaansche vesting Tetuan, ja zelfs de toppen van hel Atlasgebergte vrij duidelijk onderscheiden.

Welk een treffende tegenstelling lusschen hetgeen men boven op de rots en beneden zich ziet. Daar boven hel heerlijk panorama, waarover een waas des vredes en der liefelijkheid ligt uil-gespreid; de aanblik van den verrukkelijken zeespiegel, waarover de schepen van allerlei natiün zich heenreppen met hun kostbare schatten, als het zinnebeeld van den broederbond der volken; daar boven het gezicht op de vriendelijke en lachende tuinen die Gibraltar omringen; op de geraniums en heliotropen en andere prachtige bloem- en heestergewassen , die onder den milden Zuidelijken hemel hoornen zijn geworden van achtbare grootte ; allerwege dus de voortbrengselen van do scheppende macht der natuur endermen-schen; allerwege zegen, kalmte, liefelijkheid, vrede; en daar beneden ons steken overal de dood en vernieling dreigende vuurmonden uil de rots, soms lusschen de rozenstruiken door, omkranst als \' ware met de schoone bloemen van \'l Zuiden, als de sombere getuigen

-ocr page 18-

-J 2 DE ZUILEN VAN HERCULES.

van dn booze liarlsloclilon, die in liol monschelijkc harl kunnen spoken; van de Iwcedraclit on den liaal, waardoor doze schoono aarde zoo vaak lol een slrijdperk wordt gemaakt, waar de vernielzucht liarc onzalige triumfen viert.

In de stad Gibraltar, die aan de Westzijde van de rots is gele-jjcn , wordt men liet levendig gewaar, dat men zich op Engelsch grondgebied en tegelijk in een der middelpunten van het wereldverkeer bevindt. Allerwege hoort men Engelsch spreken, alle winkels en de talrijke bierhuizen en kroegen hebben Engelsche opschriflen; hel wemelt er van Engelsche soldaten, wier krachtig voorkomen en nette unilbrmen een aangenamen indruk maken, nadat men gedurig getuige is geweest van hel slordige, liavelooze en verloopen voorkomen van de Spaansche verdedigers dos vaderlands; de Engelsche bedrijvigheid, handelsgeest en nijverheid is hier wakker in de weer en vormen een merkwaardige tegenstelling met de traagheid en onverschilligheid der Spanjaarden, ten bewijze, dat de mensch in slaat is om zelfs over hel kliniiial te triumleeren en niet gedoemd om zijn energie onder de wanne Zuiderzon prijs le geven. Van de onreinheid en bedelarij, die zoovele Spaansche steden kenmerkt, is hier geen spoor te vinden. In de éénc straal, waaruit eigenlijk geheel Gibraltar bestaat, heerscht een bont en levendig gewoel. Illeeke, blonde Engelsche dames te paard en le voet, met breedgerande hoeden op, bewegen zich naast hare bruinachtige, mol den naar arhler alliangenden , bevalligen sluier getooide zusters van bet Zuiden , in wier zwarte oogen zich de gloed der Zuiderzon helder afspiegelt. De lagere volksklasse onderscheidt zich, evenals op vele andere plaatsen in Spanje, door haar sebikleracblige kleeding. Men kan het den werklieden echter aanzien , dat zij leven op welvarend Kngelsch gebied , dat zij van hunne meesters geleerd hebben , den n ij veren arbeid le eeren als een bron van zegen en van velerlei deugden Matrozen van allerhande natiën loopen zwaaiend door de stralen , zwaaiend, ook al hebben zij slechts matig aan Bacchus geofferd, daar zij op den vasten wal zich nog op dezelfde wijze bewegen als op de slingerende scbepen , die ze voor een korte wijle hebben verlaten. De nabijheid van de Afrikaansche kust verraadt zich door de talrijke negers, die wij zien, wier zwart gelaat onder den witten tulband nog donkerder schijnt. Mooren en Joden in lange slepende gewa-

-ocr page 19-

DE ZUILEN VAN HEliCULKS

den en met gele pantoffels aan, zitten of staan met echt Oostersche bedaardheid voor hunne winkels. Geenerlei ongeregeldheid heeft er plaats, want de Engelsche politiebeambten, die alleen kenbaar zijn aan den witten band om hun hoed, zijn overal tegenwoordig en hebben, evenmin als in hun vaderland, wapenen noodig om hun gezag te handhaven, daar ook op dit kleine stukje l\'mgelsch grondgebied, gelijk overal, waar de zonen der machtige nalie zich een plek hebben veroverd , de eerbied voor de wel en liet openbaar gezag in sterke mate heerschen.

De praclilige plantengroei in den omtrek der stad, waarvan ik reeds gewaagde, geeft een bekoorlijkheid le meer aan dit plekje van den aardbodem, waar de natuur en de geschiedenis, het ver-ledene en het tegenwoordige elkander de hand reiken om het lol een der merkwaardigste der aarde te maken. Als men zich aan de Oostzijde van de rots bevindt, bij de schoone grot van druipsteen , die men aldaar aantreft, ontmoet men nog een merkwaar digheid, die men in ons werelddeel niet zou verwachten Daar huizen namelijk een aantal apen, die er in \'t wild leven en op last van de Kngelsehen, die deze merkwaardigheid gaarne in wezen willen zien blijven, ongemoeid moeten gelaten worden. Deze vierhandige beschermelingen van de beheerschcrs der zee staan bij de Kngel-schen , naar het oude Tarsis, hetwelk in den Ijijbel vermeld wordl en waarschijnlijk niet ver van Gibraltar af lag, bekend onder den naam van »Tarsis-apen.quot; /ij zijn zoo groot als kinderen van aclil jaren en zeer baldadig en lastig. Vaak werpen zij de voorbijvarende booten en visschersvaartuigen met steenen , en veroorloven zich , als de heerlijke zuidvruchten in de tuinen van de slad beginnen te rijpen, gedurig uitstapjes naar de laagte. In weerwil van het verbod der Engelschen om ze kwaad te doen, hebben de eigenaars der tuinen in rdle slilte menigeen dezer troelclkinder-ijes van hel bestuur den weg van alle vleesch doen gaan , door ze zonder gerucht in vallen of sirikken le vangen. Dienlengevolge zijn de nakomelingen der oude vlerhanders, die waarschijnlijk geinige geweest zijn van de aankomst der vermaarde; Tarsissehepen van de oude Phoeniciërs in het verre Westen , sterk verminderd en dreigen zells geheel uil te slerven. liet is eenigszins raadselachtig, hoe deze apen, welker soorlgenooten vreemdelingen zijn in geheel Europa, dezen nilhoek binnengedrongen zijn. Waren zij er

13

-ocr page 20-

14

reeds, voordat de zee hruischte lusschen de zuilen van Hercules? Of hebben zij gebruik gemaakt van de onderaardsche gangen, die, naar men zegt, zich in de rols van Gibraltar bevinden en zich uitstrekken tot in Afrika toe, om zicii naar Spanje le begeven? Niemand weel het. Dit is zeker, dat de rols, behalve dio, welke de Engelschen er in geboord hebben , talrijke door de natuur gevormde gangen bezil, die voor het grootste gedeelte nog ondoor-zochl zijn, en vermoedelijk overal ook niet wijd genoeg zijn om dil onderzoek toe te laten. Waren deze gangen bruikbaar, hoe zou dan de gemeenschap lusschen de Spaanscbe en de Afrikaansche bevolking vergemakkelijkl worden ! Men is bijkans genoodzaakt, als men Gibraltar verlaten wil, orn den zeeweg le kiezen, daar men, de smalle landtong overgaande on de bergen intrekkende, veel gevaar zou loopen van in de handen der roovers le vallen , die in dit gedeelte van Spanje nog telkens van bun aanwezen doen hlij-ken. De telkens hernieuwde burgeroorlogen, waardoor hel ongelukkige scliieroiland wordt geteisterd, dragen er niet weinig toe bij om hel euvel der rooverij te bestendigen. Als namelijk de zwakste partij in den strijd het onderspil beert moeien delven, zoeken velen barer voorvechters, afkeerig geworden van den arbeid en een ordelijk leven, hun toevlucht in de gebergten om daar op eigen hand hel moorden en plunderen voort te zetten , zoolang toldal zij der juslilie in handen vallen. Doze handhaafster der openbare orde is echter in Spanje, uil een geheel ander oogpunt dan dal barer onparlijdigheid beschouwd, in den waren zin van hel woord veeltijds blind. Het ontbreekt haar ten oenen male aan dien ijver en wakkerheid, welke onontheeiiijk zijn oin het euvel der rooverij krachtdadig te beteugelen en uil le roeien. Bovendien behoort ook hel beslaan van rooverbenden, met hel romantisch waas, waarmede de verbeelding deze looit, lol de eigenaardige overleveringen in Spanje. Men is er aan gewoon; hel rooven behoort tolde «dierbare Spaanscbe zondenquot;, waarop de Spanjaard bijkans even fier is als op zijne nationale deugden. Met de volslagen verdwijning der rooverbenden zou het Pyreneesche schiereiland in zijn schalling wederom een deel zijner poëzie verliezen. Kn het licell reeds zooveel daarvan zien verdwijnen onder den invloed van den prozaïschcn tijdgeest, die, hoewel laat en langzaam, in Spanje toch ook zijn invloed heelt doen gelden I

-ocr page 21-

15

Zoo wordt men liet, te land Gibraltar verlatende, al dadelijk op treurige wijze gewaar, dat men uit het grondgebied van Engeland, waar orde en vrijheid , arbeidzaamheid en binnenlandsclio vrede hand aan hand gaan, op dal van Spanje is overgegaan, cn wél ware het te wenschen, dat de Spanjaarden, die — en tereclit! — met een naijverig oog de vreemde vlag op Gibraltar\'s rots aanschouwen , door het zien dier vlag, welke bij enkele verkeerdheden , zooveel goeds vertegenwoordigt, tot een anderen, meer edelen en hoogeren naijver geprikkeld werden , tot de zucht namelijk om de Engelschen na te streven waar het aankomt op eerbied voor de wet, werkzaamheid, vrijheidszin en energie. Dan zou de vernedering, welke Spanje door de vestiging van Enge-land\'s heerschappij in dezen uithoek van hel schiereiland bij voortduring ondergaat, ruimschoots opgewogen worden door de zedelijke en maatschappelijke verheffing, die er het gezegende gevolg van zou zijn.

quot;1. CEUTA EN MAROKKO.

Vlak tegenover de Europeesche, verheit zich de Afrikaanbche zuil van Hercules, de rotsmassa, die het juiste evenbeeld is der rots van Gibraltar, welke de Engelschen zich zoo uitstekend len mille hebben weten te maken ter verzekering van hunne opperheerschappij ter zee en van hunne veelomvattende handelsbelangen, liet is het voorgebergte, waarop zich de stad Ceuta verheft, tus-schen twee sterkten in, die slechts van eene wakkere en waakzame bezetting behoeven voorzien te worden om met even goed gevolg als Gibraltar tegen eiken vijandelijken aanval verdedigd te kunnen worden, liet ware in het belang der beschaving te wenschen, dat ook van de Afrikaansche Hercules-zuil de vlag woei van het fiere en machtige Albion, in plaats van de Spaansche, die daar, evenals op eenige andere punten van de iMarokkaansche kust, geplant slaat. Engeland\'s heerschappij heeft bijna elke buitenland-sche bezitting waarover zij zich uitstrekte, zoowel in als huiten Europa , lol zegen gestrekl en is voor deze oorzaak geweest van een bewondörenswaarde ontwikkeling en vooruitgang. Gibraltar,

-ocr page 22-

IC

wij zagen het,, vormt de gelukkigste tegenstelling met hot schier-eilnncl, aan welks uithoek liet ligt. Op Malta, op Helgoland, op Si. Ilelcmi, aan iln Kaap de Goede Hoop, aan de Westkust van Vl\'rika, in Indiö, in Amerika en Australië overal, waar ICngeland\'s vlag wappert of waar de vrije a I\'s tam mol in wonen van de voormalige ICngelsche gebieders , ziel men krachtig leven , welvaart, bloei, ontwikkeling. Mn wat ons vooral met welgevallen het oog doet slaan op de heerschappij, die Kngcland buiten Europa , met name in Afrika, uitoelent, bet is de omstandigheid, dat de mensch-onteerende en voor allo hoogere ontwikkeling op den duur doo-dondo slavenhandel zoo krachtig tegengegaan is door doze boheer-sdicresse der zeeën. Do Spaansche heerschappij daarentegen is voor verreweg de meeste buitenlandscbo bezittingen oi\' onnut 61\' lot oen vloek geweest. Als wij er aan denken, wat or geworden is van Mexico en do Zuid-Amorikaanscho staten van Cuba on andere Wost-lndisrhe, eilanden onder Spanje\'s bestuur, hoe bijna al deze landen en eilanden, hetzij zo nog aan Spanje hohooren , of zieh aan hel Spaansche juk hebhen ontworsteld, aan diepé en schijnhaar onheelhan wonden lijden, op welk oen lagen trap van hoschaving zo nog staan, hoeveel de geosiolijke en sloflelijke ontwikkeling or nog te wenschon overlaten, dan zwelt ons Noder-landsch hart nog van vurige dankbaarheid jegens onze groolo voorvaderen, die ons vaderland hebben behoed voor do vernedering 011 ellende van een Spaansoh wingewest te worden. Tredend is ook do tegenstelling, die de Spaansche bozitlingon in Oost-lndië, do l\'hilippijnsoho eilanden, met onze Nederlandscho, dio zich in de on-uiiddellijke nabijheid daarvan bevinden, vertoonen. Ook op Java en elders in Nederlandsch Indië is er, ja, nog veel wal verbetering bohoel\'t, maar ieder reiziger spreekt toch mot den hoogsten lol\' van don weldadigen invloed, dien het Nederlandsch bestuur er uit-gooel\'end beert, terwijl de Spaansche bezittingen door alle vreemdelingen met een gevoel van diepen weemoed aanschouwd worden, daar zij, door de natuur zoo rijk gezegend, door hunne bezitters in zoo\'n droeven slaat van verval geraakt zijn. Do /eeroovorij, die geduchte plaag van don Üosl-Dulischon Archipel, heeft op do Plii-lippijnen tol heden toe nog haar middelpunt en schuilplaats 1),

h Vergelijk ilo Tijdstroom Isto serie lt;loel I, hl/. 317 verv.

\\

-ocr page 23-

UK ZUILEN VAN\' HERCULES.

terwijl de Nedcrlandsche bestuurders vaa Oost-Indiö haar onverdroten hebben vervolgd en binnen hun gebied zoo goed als geheel hebben uitgeroeid.

De heerschappij, die Spanje over een aantal punten der Marok-kaansche kust uitoefent, de vrucht van gedurig herhaalde oorlogen, heeft er dan ook nog weinig toe bijgedragen om de geweldige klove, die er tusschen Europa en Afrika bestaat, te dempen. Niet alleen heeft het rijk Marokko nog op geenerlei wijze don invloed ondervonden van de Europeesche beschaving, ouk in Ceuta en de andere Spaansehe bezittingen op do kust voelt zich de Europeaan niet tehuis; Afrika omgeeft hem daar van alle kanten. Hij kan er de Europeesche kust zien; met een verrekjjker gewapend, aanschouwt hjj de Engelsche vlag boven Gibraltar, maar toch heeft hij er een gewaarwording alsof hij zich op honderden nujlen afstand van Europa bevindt. De handel, do beschaving, alles verkeert er in een kwijnenden toestand; Moeren, Negers, Joden maken er het aanzienlijkst deel der bevolking uit; dc meeste Spanjaarden, die er zich bevinden, zijn er slechts ambtshalve; de onreinheid, het verval, de armoede komen er don bezoeker allerwege op do verschrikkelijkste wijze tegemoet; het Christendom heeft er zijne kerken en priesters, maar het is er geen beschavende en veredelende macht; hot Kruis schijnt toevalligerwijs op dc spitsen der bedehuizen verdwaald te zjjn geraakt; de Halve Maan zou er natuurlijker op staan, daar bijna niets aan de macht des Christendoms, alles aan de zwakheid, de machteloosheid, de verwoestende macht van den Islum doet denken. Welk een tegenstelling, deze povere, treurige bezittingen van een groote Christelijke natie, deze nietige vruchten van stroomen bloods, in onze dagen nog zelfs gevloeid op Marokko\'s bodem, en kracht eenmaal op Spanje\'s grond ontwikkeld, door do voorvaderen van die Mooron, welke thans nog een deel van Marokko\'s bevolking uitmaken, het arzalig overschot der Mohamedaansche helden, voor wier zwaard de gansche wereld eenmaal beefde! Ongetwijfeld zou Spanje reeds lang uit dezen hoek van Afrika verdreven en zelfs het laatste spoor van zijn invloed verdwenen zijn, indien hot Ma-rokkaansche rijk ook niet zoo arm was aan kracht en hoogero beschaving. Spanje kan zich in Marokko handhaven ten govolgo van de machteloosheid zijns tegenstanders, maar zich uitbreiden d. n. vgt;

17

-ocr page 24-

DE ZUILEN VAN I1ERCUI.ES.

naar deze zijde; maar dezen uithoek van Afrika tot een voorpost maken van de Europeesche beschaving die het Christendom in i werelddeel; maar in Engeland\'s troost do oorzaak van verheffing vorden v or deze door den Hemel zoo rijk bevoorrechte streek, die door de menschen op de jammerlijksto wijze is verwaarloosd hiertoe in Spanje helaas buiten machte. Laat ons hopen, dat het i-iik begaafde Spaansche volk eenmaal zich zal loeren toewijden aan do entwikkeling van zijn voortreffelijken aanleg, aan de vorming van zijn geest, aan de verhooging van zijn zedelijke kracht; dat het eenmaal winst zal leeren doen met de onuitputtelijke hulpbronnen, die het in zijn land heeft; om vervolgens in vreed-zanien wedstrijd met Frankrijk en Engeland van verschillende zijden den verdelgingskrijg te gaan ondernemen, met tegen de volken, maar tegen de onbeschaafdheid, de ellenden, de gruwelen, de zonden van Afrika, waartoe het in zijne Marokkaansche bezittingen zulk een voortreffelijk uitgangspunt bezit,

Marokko is buiten de onder Spanje\'s heerschappij staande kuststreken nog een tamelijk onbekend land. \'Eerst in den laatsten tijd zijn wij in de gelegenheid gesteld om ons eenigszma op de hoogte to stollen van de aldaar bestaande toestanden door den Duitschon reiziger Rohfs, die er op zijn eigen gelegenheid onder duizenden gevaren, in doorgedrongen is, en door den Italiaan, wiens naam zulke aangename herinneringen bij ons, Nederlanders, opwekt van wege zijn geestvolle en getrouwe schilderingen van hetgeen hij in ons vaderland heeft gezien, Edmondo de Amicis Beiden hebben onze kennis van de landen en volken der wereh met een zeer belangwekkende beschrijving van hetgeen Marokko hun te aanschouwen en te beleven gaf verrijkt en het is mijn voornemen om mijn lezers aan de hand dezer schrandere opmer-kers een kijkje in dezen hoek van Afrika te doen nemen.

Den Italiaanschen reiziger werd in het jaar 187o een uitinun tendo gelegenheid aangeboden om op volkomen veilige wijze zijn «nderzoeklievcnd oog ook over .Marokko te laten gaan. KiJ ontving namelijk een uitnoodiging van den heer Scovasso, zaakge as-ti.Mlo dor Italiaaneche regeering te Tangrr, om zich aan te sluiten bij de karavaan, die in het begin van Mei naar Fez, een lt; er residentiesteden van hot rijk, zou vertrekken. De jeugdige sultan Mulei-Hassan, was in September 1873 zijn vader m het bewind

IS

-ocr page 25-

DE ZUILEN VAN HERCULES. 10

opgevolgd, en do vertogon^voürdilJel• van Italiö had last ontvangen om zijn geloofsbrieven nan den nieuwen heerscher persoonlijk te gaan overhandigen. Er was nog nooit een Italiaansoh gezantschap in het binnenland van Marokko geweest, zoodat men zich beijverde aan dat, hetwelk nu de reis zou maken, zooveel mogelijk luister bjj te zetten. Het mocht allerminst ontbreken aan kostbare geschenken, zonder welke do verschijning van vroem lelingen op Oostersche heerachera weinig indruk maakt, en koning Victor Emmanuel voorzag dan ook met zijn gewone mildheid do vertegenwoordigers zijns lands van kunstige mozaïekwerken, spiegels, can-delabers en andere prachtige voorwerpen, welke zy don sultan uit zijn naam moesten aanbieden.

Het gezantschap bestond nog behalve uit do hoeren Scovasso en De Amicis uit een gansche reeks meer of minder gewichtige personages, zooals twee consuls, een hoofdofficier van de landmacht cn een van de zeemacht, een aanzienlijk Moor, die de function van secretaris waarnam, eon geneesheer, een tolk, oen aantal soldaten, matrozen en bedienden. Bovendien sloten er zich nog\'

1 rgt;

hij aan; de schilders Cesaro Biseo uit Home en Uasi uit Florence. Deze laatsten zouden met teekenstift en penseel de ontmoetingen van het gezantschap vereeuwigen, terwijl De Amicis dit met zijn welversneden pon zou doen.

Onze reizigers maakten den tocht op dezelfde wijze als het gezantschap, dat voor ongeveer tweehonderd jaren uit ons vaderland met den toonmaligen sultan van Marokko betrekkingen trachtte aan te knoopen en waarvan de Marokkanen trouw de herinnering bewaard hebben, namelijk onder het escorte van tweehonderd inlandsche ruiters. Dit escorte word iederen dag ververscht en had altijd een aanzienlijk persoon, dikwijls zelfs don gouverneur van het gewest, waardoor de karavaan heentrok, aan het hoofd, welke omstandigheid zeer bevorderlijk was aan de veiligheid der reizigers.

Het gezantschap maakte zeer kleine dagreizen. Had-cl-Garbia was het eerste station, hot tweede de kocia van Sidi-Liamani in de provincie Laradsj. In Marokko verstaat men onder /-oeba, dat eigenljjk koepel beteekent, een kleine vierkante kapel met een rond dak, waarin een of ander Mohammedaansche heilige begraven is, l)cze kocha h zijn, vooral in het zuiden des lands, zeer

-ocr page 26-

20

talrijk. Meestal staan zij op een hoogte en in de nabijheid van een waterput of van een palmboschje, en zijn reeds van zeer verro zichtbaar haar verblindend wittte kleur. Zij worden in den regel bewaakt door een nakomeling des heiligen, wiens stoffelijk overschot zij bevatten. De vrome bewaker woont in een naburige put en leeft van da aalmoezen der geloovigen. Toen onze reizigers de koeba naderden, zagon zij eenige Arabieren er voor zitten en achter deze den bewaker met zijn lange witte haren. De man keek de vreemdelingen met een uitdrukking van botte verbazing aan. Het gansche publiek zag er zeer dom, onwetend en armoedig uit. Een blikken sardinendoos, door het reisgezelschap weggeworpen, trok de bijzondere aandacht der Arabieren, zij raapten haar schielijk op, brachten haar voor de deur der koeha en onderwierpen haar daar aan een zeer nauwkeurig onderzoek.

De eenvoudigheid en onwetendheid der Arabische bevolking van Marokko kwam kort daarna nog treffender aan den dag. Het reisgezelschap bevond zich te ïleta, en tegen den avond kwam een arm, kreupel man zich aanmelden, die op het gerucht, dat er, zich ook een geneesheer bij het gezantschap bevond, dezen wenschte te raadplegen over zijn ziekte. Dokter Miguerez ondervroeg den man in het Arabisch naar den aard zijner ziekte en schreef hem een geneesmiddel voor, hetwelk hij zich bij zijn tehuiskomst moest laten gereed maken. De Arabier prevelde inmiddels onophoudelijk gebeden. Nauwelijks had hij het recept in handen, of hij stopte het in den mond en slikte hot in. Tevergeefs trachtte de dokter hem onder het oog te brengen, dat dit niet de ware manier was om er nut van te hebben, de oude man bedankte hem op de vurigste wijze voor zijn stooverspreukquot; en maakte zich gereed om te vertrekken. Met veel moeite gelukte het eindelijk den geneesheer den man te bewegen tot het aannemen van een nieuw recept, om zich daarnaar het bedoelde geneesmiddel te laten bereiden.

Alkazar was de eerste stad in het binnenland, die het reisgezelschap ontmoette. In de Middeleeuwen, onder de heerschappij dierzclfde Mooren, welke Spanje\'s zuidelijk deel zulk een hoogen trap van beschaving en welvaart deden bereiken, was Alkazar een bloeiende « ti volkrijke stad, thans is zij: hoezeer aan den karavanenweg gelegen, een voorbeeld van het diepste verval,

-ocr page 27-

21

evenals do geheele nakomelingschap der eenmaal zoo hoog ontwikkelde Mooren. Een vijfduizendtal inwoners, waaronder vele Joden, slepen er een hoogst ellendig bestaan voort. De huizen zijn er zeer klein en zonder vensters en hebben over \'t algemeen meer het voorkomen van varkenshokken dan van menschelijke woningen. Smalle, donkere, ongeplaveide steegjes, waar nauwelijks twee personen naast elkander kunnen gaan, maken het meeren-deel der straten uit, De weinige straten, die wat breeder zijn, hebben veel overeenkomst mot uitgedroogde rivierbeddingen. Dikwijls valt of struikelt men over de geraamten van ezels, honden en andere dieren, die men in de open lucht aan de vertering heeft prijs gegeven, en het kost soms niet weinig moeite om zich een weg te banen over de hoopen vuil, onreinheid en puin, te midden der modderpoelen en diepe gaten, die zich overal aan hot oog voordoen. Aliorwege vindt men poorten midden in do stad, die \'s nachts gesloten worden. Ook is er een soort van bazar d. w. z. oen ruimte overdekt met rietmatten en boomtakken, waar zich oen aantal kraampjes bevinden, dio veel op moordhoien gelijken, terwijl de verkoopers zoo onbewegelijk als standbeelden er in of er voor neergehurkt zitten en met onverstoorbare bedaardheid do komst van verkoopers afwachten. In allo iioeken en gaten ziet men luislapenj, haveloos volk rondslenteren of neergehurkt zitten, waardoor de reiziger don indruk verkrijgt alsof hij zich door de gangen van een hospitaal hoon beweegt.

Geheel in overeenstemming met het voorkomen der stad was de ontvangst, welke hot Italiaansche gezantschap er ton deel viel. De gezichten der bewoners verrieden moor haat dan nieuwsgierigheid ; slechts een paar kinderen, welker aandacht vooral getrokken was door het schoeisel der vreemdelingen, waagden het hen te naderen en heimelijk hunne kloederen aan te raken, maar nauwelijks hadden zij dit gedaan, of zo maakten zich ijlings uit do voeten, alsof zij door een boozen geest achterna gezeten werden. Hetzelfde deden alle vrouwen, die men op do straat ontmoette of die in de deuren dor huizon stonden. Ook aan vloeken en verwenschcn ontbrak het niet. Alleen in de Jodenwijk genoten do leden van het gezantschap een vriendelijker ontvangst. Van alle kanten klonk hun het D/jueno* dim! (goeden dag!)quot; tegen, al de bewoners kwamen hun deuren uitloopen en brachten

-ocr page 28-

t)Ë ZUILEN* VAN HERCULES.

don vreemflclingon een liartelijken groet, liet zag er in deze wijk zoo mogelijk nog vuiler en walgelijker uit dan in de straten, dio door de Moeren bewoond worden, zoodat de reizigers dankbaar waren, dat zij dit tooneel van ontzettend verval en namelooze ellende achter den rug hadden.

Zij hadden te Alkmaar nog een ontmoeting, die hen op do treurigste en akeligste wjjze aandeed, leen zij de stad wilden verlaten om naar hun kampement terug te koeren, zagen zij een twaalf-jarigen jongen, die niet ver van elkander staande beenen zich hoogst langzaam en moeielijk voortbewoog. Toen zij nader bij hem gekomen waren, ontdelvten zij, dat hij een ijzeren staaf tussschen do fceenen had zitten, welke met twee ringen boven de enkels bevestigd was. De heer Scovasso liet den tolk het kind vragen, wie hem dit ijzer aangelegd had.

— Mijn vader, luidde het antwoord.

— En waarom ?

— Omdat ik niet wil loeren lezen.

— Hoe lang hebt gij hot ijzer al aan? vroeg do tolk verder.

— Sinds drie jaren, zeide de knaap met oen boosaardigon lach.

Eerst kondon do reizigers niet gelooven, dat de knaap waarheid sprak; toen echter een Arabter, die zich bjj hen bevond, hun vor/okorde, dat alles letterlijk waar was, en dat het ongelukkige schepsel ztlf met het ijzer aan do boenen moest slapen, vermaande de heer Soovasso hom nadrukkelijk om toch zijne eigenzinnigheid te laten varen en zich hierdoor van zijn pijnlijk on schandelijk lijden te ontslaan.

— Al moot ik het ijzer mijn heelo leven lang dragen, ik wil niet leoron lezen ; ik laat mij liever vermoorden, dan dat ik hot doe, luidde het antwoord, dat met de meest mogelijke onbeschaamdheid gegeven werd.

De gezant begreep, dat or aan zulk een diep gezonken schepsel niets meer te verboteren viel, en vervolgde dus zijn weg,

_ Binnen weinige jaren, zeide een der ruiters van het escorte,

bengelt hot hoofd van dezen schavuit aan oen der stadspoorten van Alkazar.

Do ontvangst welke do reizigers bij de overheden vonden, on-derscheiddo zich allergunstigst van die, welke hun van de zijde de dweepzieke Mohamrnedaansche bevolking ten doel viol. In den

-ocr page 29-

DK ZUILEN VAN HKHCULES. li;J

regel werden zij door do gouverneurs der provinciën en andere hoog geplaatste personages op de meest gastvrije wijze onthaald en geherbergd, voornamelijk ten gevolge van het officiüele karakter, waarmede zij waren bekleed, maar ook omdat de hooger geplaatsten en zelfs de geestelijken in Marokko over het algemeen veel minder fanatiek zijn dan de massa des volks. De eenige last, dien het gezantschap in de woningen hunner gastheeren leed, werd veroorzaakt door de ontelbare menigte vliegende en kruipende insecten, die zich niet minder begeerig naar het bloed der nChistenhondenquot; betoonden als de gemeeue Marokkanen. Under de vliegende insecten merkten zij een zeer merkwaardig diertje op, de cicendela campestris of het veldglimwormpje, dat zich een woning in den grond maakt, welke met een naar binnenslaand valluikje gesloten wordt, liet diertje houdt het luikje met don kop dicht, doch zoodra als het met zijne fijne zintuigen merkt, dat er andere insecten over heen loopcn, bukt het naar beneden, waardoor deze er in storten en zoo een prooi worden van het schrandere insect.

Na eenige dagen reizens kwam het gezantschap aan de grootste rivier van Marokko, de Seboe, welk water door den sultan nooit overschreden wordt, behalve in oorlogstijd. De drie steden waar de vorst beurtelings verblijf houdt: Fez, Marokko en Meki-nez, liggen allen ten zuiden der rivier. Zij heeft ter plaatse, waar de reizigers haar overtrokken, eene breedte van ongeveer honderd meters. Niets kan beter dienen om den lezer een denkbeeld te geven van den achterlijken toestand, waarin Marokko verkeert, dan de manier, waarop de reizigers over dit water gezet worden. Men maakt daartoe gebruik van vaartuigen, welker gebouw zoo gebrekkig is, dat zij afkomstig schijnen te zijn uit den tijd van Noach. Sinds eeuwen reeds gaan gouverneurs, sultans, karavanen, gezanten, de rivier over op deze ellendige vaartuigen, welker bodem met een laag modder en vuil bedekt is, die er nooit uit wordt verwijderd. Niet zelden zijn zij lek, en dan moeten de reizigers soms eenige uren wachten, totdat de gevaarlijkste gaten door de veerlieden, die van de schuitenmakerskunst niet veel begrip hebben, zoo goed en zoo kwaad als het gaat, gedicht zijn. Van een behoorlijken steiger of aanlegplaats is geen schijn of schaduw te vinden. Vorsten en edellieden, bedienden en ezels.

-ocr page 30-

\'24 DE ZUILEN\' VAN IIEHCUI.ES.

paarden cn kameelen moeten van den hoogen oever af in het vaartuig springen, op gevaar af van hunne beenen of pooten te breken. Maakt men de Marokkanen opmerkzaam op het gebrekkige van hunne manier van doen, en stelt men hun eenige verbeteringen voor, dan kijken zij den voorsteller met een verbazing en verontwaardiging aan, alsof men het onmogelijke van hen eischt.

Na den overgang van den Seboo kwamen onze reizigers in het gewest der Beni-Hassen, een volkastain die zich ondorscheidt door zijne dapperheid, kracht en moed, maar tegelijk berucht is om zijne grenzenlooze roofzucht, zoodat het gewapende geleide hun hier vooral uitmuntend te stade kwam. Het rooven en stelen is bij hen tot een bepaald handwerk geworden en hun eenig middel van bestaan. Zij worden er van de jeugd afaan in geoefend, en de vaders vertellen bij voorkomende gelegenheden op een toon, alsof zij van het eerlijkste bedrijf tor wereld spraken, hoeveel hun jongens reeds «tehuis brengen.quot; Met het achtste jaar worden de kinderen «aan \'t werkquot; gezet en op hun zestiende zijn zij gewoonlijk reeds meesters in hun vak. liet tegenwoordige zoo geliefkoosde beginsel der verdeeling van den arbeid, bestaat bij hen reeds sedert eeuwen. Gewoonlijk bepaald ieder zich tot een bepaalden tak der edele roof- en steelkunst. Zoo vindt men onder hen graandieven, runderdieven, paardendieven, marktdiever, struikroovera en lieden, die hun handwerk maken van het plunderen der doears, d. w. z. der groepen tenten, waarin zich de leden eener zelfde Bedoeïenenfamilie ophouden. De laatste zijn het talrijkst. Gewoonlijk gaan zij gaansch naakt op hun swerkquot; uit, omdat de honden naakte menschen niet aanblaffen, en besmeren zich het lichaam geheel met zeep, om te gemakkelijker aan do handen hunner vervolgers te kunnen ontsnappen, wanneer zij soms gegrepen worden.

üe tenten, waaruit de doears bestaan, vonden onze reizigers nog geheel op dezelfde wijze ingericht, als toen hunne voorvaderen, de oude Romeinen, na do onderwerping van Carthago, kennis maakten met de Mauretaniörs, die destijds Marokko bewoonden, /.ij bieden echter vrij wat aangenamer en boter verblijf aan dan de meeste woningen der Marokkaansche stedelingen. De tenten zijn zelden hoogor .lan twee en oen halven meter en gewoonlijk tien meters lang. Een rietmat deelt de binnenruimte in twee doelen, waarvan het eene tot slaapstede dient voor de ouders, het

-ocr page 31-

DE ZUILEN VAN HKUCUI.ES.

andere voor dü kinderen en de verdere leden van het gezin. Het huisraad bestaat in den regel uit een paar gevlochten matten, die tot tapijt en slaapplaats dienen, een :net bonte kleuren beschilderde houten kist, een rond spiegeltje, een drievoet, waarop de waschtobbe geplaatst word^, voorts een paar zware steenen tot het tnalen van het koren, een ouderwetsche weefstoel, een aartsvaderlijke blikken lamp, eenige aarden pannen en dergelijke zaken meer. Grewoonlijk ziet men in een hoekje een broeihen op eieren zitten.

Een niet minder opmerkelijke en wel zoo aangename verschijning als de roofzuchtige stam der Beni-Hassen is de stam der Siddi-IIassen, waarmede de Italianen op hun reis evenzeer kennis maakten. Het gewest, waar zij wonen, is een soort van militaire kolonie ; de grond is onder een groot aantal soldatengezin-nen verdeeld; ieder mannelijk lid dezer gezinnen is tot den krijgsdienst verplicht; voor dat het kind nog de wapenen kan voeren, ontvangt het reeds soldij. Belasting behoeft door hen niet betaald te worden en zij mogen hun eigendom niet verkoopen. Zoo heeft do regeering ten allen tijde een staand leger tot hare beschikking, waarop zij volkomen staat kan maken, hetgeen voor haar van niet weinig belang is met het oog op de talrijke opstanden harer half wilde onderdanen. Ook zjjn deze soldaten belast met het innen der belastingen; hun zwaard is het voornaamste deel van het raderwerk der financiëele administratie in Marokko.

Welk een belangrijke rol zij echter ook spelen in het Marokkaansche gebied, de onwetendheid dezer mannen van het zwaard is even groot als die van al hun landgenooten. De Amicis verhaalt een aardig staaltje van deze onwetendheid. Toen het gezantschap nachtverblijf hield op het gebied van den stam, noodigde de heer Scovasso twee der hoofden, generaals van het corps, bij zich ter maaltijd. In den loop van het gesprek vroeg hij hun of\' zij wel eens over Italië hadden hooren spreken. Dadelijk antwoordden zij met een afwijkend en minachtend gebaar, alsof het er op aankwam, zich van een beleedigende aantijging te zuiveren:

— Neen, nooit!

Hierop beijverde de gezant zich om hun het een en ander mede te deeleu over het onbekende land. Met wijd geopende monden en oogen hoorden zij dit aan. Eindelijk vroeg een van hen:

— Hoeveel inwoners heeft uw vaderland.\'

-ocr page 32-

20 HE ZUILEN VAN HERCULES.

— Vijf en twintig millioen, luidde het antwoord.

Zij waren versteld over zulk een geweldig aantal.

— En Marokko, vroeg nu de ander, lioeveel millioen inwoners zou dat wel hebben?

— Vier, antwoordde de gezant leuk weg, om zijne gasten op de proef\' te stellen, wel wetende, dat hij slechts de helft opgaf van het wezenlijk getal.

_ Yior maar! riepen beiden uit en keken elkander met de

grootste verslagenheid aan.

Blijkbaar wisten de beide generaals van Marokko weinig meer dan van Italië, en zeer waarschijnlijk waren zij ook even weinig op de hoogte van de sterkte der bevolking in bun eigen gewest.

Toen het reisgezelschap de Marokkaansche hoofdstad Fez naderde, kreeg het land van lieverlede een zeer vriendelijk aanzien. Do dorpen werden talrijker, do palmen en andere vruchtboomen wierpen hun verkwikkende schaduw op den vruchtbaren bodem, uitgestrekte velden waren getooid met golvend graan, prachtig groen stak verrukkelijk af tegen den blauwen hemel en nis een zilveren lint kronkelde zich de Paarlenrivier door do schoone oase been, haar weg zoekende naar de Seboe, waarin zij hare watoren uitstort, terwijl het geheele landschap omsloten was door heuvelen en bergen, welker omtrekken zich in de heldere lucht scherp en duidelijk afteekenden. Den 17den Mei trok de karavaan Fez binnen. Volgens de beschrijving van De Amicis strekt zich de stad tusschen twee heuvelen als een reusachtige achthoek uit. Do Paarlenrivier stroomt midden door de stad, die geheel omgeven is door een ouden, hier en daar vervallen vestingmuur. Vooral van de genoemde heuvelen gezien, levert de stad een zeer aantrekkelijk schouwspel op met hare ontelbare witte huizen, hare platte daken, groene koepels, sierlijke, slanke minarets en andere torens waartusschen reusachtige palmen en andere hoornen zich verheffen. Met één oogopslag kan men dan ook zien, welk een verbazenden omvang de stad eenmaal moet gehad hebben, liet grootste gedeelte er van ligt thans in puin; do geheele omtrek der stad is overdekt met overblijfselen van heiligeniempels, waterleidingen, kasteelen en allerhande verdedigenswerken, waartusschen prachtige aloë\'s dikwijls ter hoogte van twee a drie meters sierlijk afsteken.

-ocr page 33-

DE ZUII,EN VAN HERCULES,

Een wandeling door do stad zelve gooft den vreemdeling echter een alles behalve aangenamen indruk van haar, die eenmaal liet Mekka van het Westen genoemd werd, en na de geboorteplaats van den l\'rofeet voor de heiligste stad der Mohammedanen gold. lieeds in het begin der tiende eeuw kon Fez in pracht en luister wedijveren met de parel van het Oosten,, met de beroemde stad der Kaliefen, het schitterende Bagdad, en van de talrjjke moskeeën, die zich binnen hare muren verhieven, was er één de grootste, een ander do beroemdste van gansch Afrika. Onder het vermaarde vorstengeslacht der Almohaden telde Fez dertig voorsteden, achthonderd bedehuizen, negentigduizend woningen, tienduizend winkels, zes en tachtig prachtige poorten, een tal van groote hospitalen, prachtige badinrichtingen, een rjjke bibliotheek, met een verbazende menigte Oostersche, Grieksche en Latijnsche handschriften; zij was de zetel van beroemde scholen, waar do wijsbegeerte, de natuur- en sterrekunde, de taalkunde en de geneeskunde door de uitstekondste geleerden onderwezen werden, en die bezocht werden door duizenden weetgiorigen uit geheel Azië, Afrika en Europa. Ook was zij toen de stapelplaats van den ganschen handel tusschen Europa en Afrika, terwijl hare uit Mooren, Arabieren, Berbers, Joden, Negers, Turken en Christenen bestaande bevolking nagenoeg een half millioen zielen telde!

Ook hier is de tegenstelling tusschen voorheen en thans zoo droevig mogelijk. Hot meerendeel der prachtige bedehuizen ligt in puin; van de beroemde bibliotheek zijn nog slechts eenige wormstekige boekdeelen over; de geleerde scholen zijn te gronde gegaan; de handel is er weggekwijnd; de woningen zien er treurig vervallen uit, en de bevolking is versmolten tot een vijfde gedeelte van haar voormalig cijfer, Fez kan men tegenwoordig met volle recht het lijk, het dorre geraamte der oude, bloeiende stad noemen, te midden van dat ontzaglijke kerkhof, waarbij men geheel Marokko kan vergeljjken.

De Amicis heeft op zijn gewone levendige en aanschouwelijke wijze het uiterlijk voorkomen der stad, zooals hij het op zijn wandelingen waarnam, voor zijne lezers afgeschilderd; «Rechts en links, zegt hij, in de straten verheffen zich naakte, kale muren, die vele overeenkomst hebben met de muren eener vesting. Daar

-ocr page 34-

BE ZUILEN VAN HERCULES.

achter bevinden zich de woningen van do aanzienlijke bewoners der stad. Hier en daar staan do huizen onmiddellijk aan de straat, zonder echter hun licht van deze te ontvangen. Nergers ziet men vensters, wol groote scheuren in de muren, zoo wijd vaak, dat een mensch er door heen zou kunnen gaan. Nu eens loopen de straten steil op, dan weer even steil naar beneden. Allerwoge liggen hoopen puin en steenen, die het loopen niet weinig lastig maken. Telkens komt men aan een overdekte passage, waarin het zoo donker is, dat men met de handen vooruit moet loopen, dan weer aan steegjes vol afgrijselijkheid en ellende, akelige hoeken en gaten, waar allerhande voorwerpen zonder naam een ware pestlucht verspreiden en waar het wemelt van dierengeraamten, en dit alles in een akelig half donker, waardoor zich een diep weemoedige en sombere stemming van den aanschouwer meester maakt. Van plaveisel is nergens een schijn of schaduw te vinden. In minder dan een half uur heeft de weg, dien wij volgen, zoovele krommingen gemaakt, dat deze, op hot papier afgeteekend, de grilligste arabeske zou vormen, die men zich voorstellen kan. Van tijd tot tijd hooren wij het klapperen van een molenrad, het murmelen van een water, het geschok van een weefgetouw, de neusklanken van een kindergezang, maar wij zien va» dit alles niets; alles gaat om achter de hooge muren, die de straten omzoomen. ij komen nader bij het middelpunt der stud; hier vertoont zich meer drukte op straat, de mannen kijken ons verwonderd na; de vrouwen draaien ons den rug toe of verbergen zich; de kinderen gaan schreeuwend en huilend op de vlucht of dreigen ons uit de verte met de vuist. Wjj passeeren eenige fonteinen, prachtig mot mozaïek gesierd, statige poorten en fraaie zuilenrijen. Eindelijk, na nog eenige nauwe, donkere steegjes en gangetjes doorgegaan te zijn, bevinden wij ons in een der hoofdstraten, ongeveer twee meter breed. Aller blikken zijn op ons gericht; allen verdringen zich om ons goed op te nomen; de soldaten, die ons begeleiden, hebben de handen vol om ons het volk van het lijf te houden. Bij iedere twee schreden moeten wij stilstaan om ruimte to maken voor een Moor te paard, of voor een ezel met bloedige schapenkoppen, of voor een kameel, waarop een gesluierde dame gezeten is. Rechts en links zien wij de open winkels of bazars, waarin zich een talrijke menigte verdringt, pakhuizen

-ocr page 35-

\'20

■ met waren van allerlei soort gevuld, openstaande poorten van moskeeën, waardoor wij de geloovigen kunnen zien, die zich daarbinnen nedergebogen hebben ten gebede. De lucht is met de geuren van wierook, aloë en andere specerijen bezwangerd. Gansche scharen van kinderen, wier hoofden een walgelijken aanblik opleveren, leelijke oude vrouwen, zonder iets op het hoofd, gaans voorbij; wij ontmoeten telkens bijna geheel naakte potsenmakers, die zich met bloemen bekranst hebben en voortdurend lachen, zingen en huppelen. Bij het omslaan van een hoek ontmoeten wij een «Heilige,quot; die het niet noodig heeft geacht zijn vet en weldoorvoed lichaam met eenig kleedingstuk te bedekken ; hij kijkt ons schuins aan en mompelt eenige onverstaanbare woorden. Kort daarna komen wij vier soldaten tegen, die een kerel met zich voortslepen, wien de kleedoren in Harden bij het lijf hangen, blijkbaar een op heeter daad betrapte dief, die weldra de straf van het afhouwen der hand zal ondergaan, gelijk one blijkt het geroep der kinderen, die in menigte achter den treuri-gen stoet aanloopen en verheugd uitroepen, alsof zij een pretje tegemoet gaan; »De hand! de hand! de hand afhakkenlquot; In een andere steeg zien wij twee mannen met een open draagbaar, waarop een lijk ligt, in een zak van wit linnen gestoken, die om den hals, het middel en de knieën saamgebonden is. Onwillekeurig vraag ik mij zeiven af, of ik waak dan wel droom, of do steden Fez en Parijs inderdaad wel op dezelfde planeet gelegen zijn?quot;

liet is ons plan niet het Italiaanache gezantschap te vergezellen bij al zijn gangen en ontmoetingen in Fez en andore plaatsen van Marokko. Slechts enkele bijzonderheden nog willen wij aan het verhaal van De Amicis ontleenen. Van den tegenwoordigen sultan, een nog jeugdig man, ontving hij oen hoogst gunstigen indruk, zoowel van zijn uiterlijk voorkomen als van den beschaafden en verstandigen geest, dien zijne gesprekken ademden. Jlij had allerhande oplettendheden voor zijne gasten, hetgeen door de hooge staatsbeambten nagevolgd werd. Dit alles was onzen Italianen natuurlijk zeer aangenaam. Eén ding slechts beviel hen niet, namelijk de maaltijden, waarvan zij herhaaldelijk genoudigd werden. De geweldig sterk gekruide spijzen waren een wezenlijke beproeving voor het Europeesche verhemelte, en vooral do eigen-

-ocr page 36-

30

aardige pomadelucht, die bijna ieder gerecht had, maakte het den reizigers dikwijls bjjna onmogelijk om de Marokkaanschc tafel ook maar eenigszins naar behooren eer aan te doen.

Vóór de terugreis had het gezantschap nog ern ontmoeting met een aantal Joodsche vrouwen, die oen eigenaardig licht werpt op den toestand der Joden in het Marokkaansche rijk. De genoemde vrouwen vormden een deputatie uit de Jodenwijk, door hare geloofsgenoten uitgezonden om den Italianen te verzoeken in hun belang werkzaam te zijn bij de Marokkaansche regeering. Zij waren allen rijk gekleed, doch barvoets en droegen hare gele schoe-nen of pantoffels onder den arm. Op do vraag van den gezant, waarom zij deze niet aan hadden, antwoordde de oudste op een verbaasden toon: — Weet Uwe Genade dan niet, dat de Joden buiten hun wijk hier geen schoenen dragon mogen? —

Er wonen namelijk te Fez, in een afzonderlijk gedeelte der stad. achtduizend Joden, die daar hun synagogen hebben en onder het bestuur staan van hun rabbijnen.

In den loop van het onderhoud brachten de Joodsche vrouwen, die doorgaans Spaansch spraken, kunstig gecisolcordo armbanden van zilver, gouden oorbellen en ringen met kostbare juweelen voor den dag, die zij zorgvuldig in haar boezem verborgen hadden gehouden. Op de vraag, waarom zij dit gedaan hadden, antwoordden zij met een schuwen en vreesachtigen blik: — Wij zijn bang voor de Moorenl

Onder de vrouwen bevonden zich eenige jonge meisjes, dio even rijk gekleed waren als de oudere dames.

Een van deze meisjes stond schuchter en verlegen naast haar moeder te kijken. Ue gezant, dio haar in het oog kreeg, vroeg,

hoe oud zij was.

— Twaalf jaren! antwoordde de moeder.

— Dan zal zij zeker wol gauw gaan trouwen? vervolgde do gezant, gedachtig aan de gewoonte der Oostelingen om de meisjes op zeer jeugdigen leeftijd te doen huwen.

_ Ach! riep de moeder weemoedig uit: zij is reeds te oud om

to trouwen.

Al do Italianen hielden het er voor, dat de vrouw schertste.

Wezenlijk, het is zoo, ging de Joodsche vrouw voort. Dat meisje daar — en zij woes op een ander kind, dat er nog veel

-ocr page 37-

DE ZUILEN VAX HEiiCULES.

jonger uitzag — moot nog tien worden, en is reeds een jaar lang getrouwd.

De kleine knikte ter bevestiging met het hoofd. De leden van het gezantschap konden het maar niet gelooven.

— Als gij u van de waarheid nijjner woorden wilt overtuigen, vervolgde de moeder van het laatstgenoemde kind, vereer ons dan aanstaanden Zaterdag met een bezoek in onze woning, en dan zult gjj niet alleen haar echtgenoot, maar ook de huweljjksacte zien.

— En hoe oud is de »manquot;?

— Hij is tien jaar geweest.

Do vrouwen verzekerden ons verder — zoo deelt De Amicis mede — dat de Jodenmeisjes na haar twaalfde jaar zelden meer huwen; do meeste zijn reeds met het tiende, vele met het achtste, ja met het zevende soms aan knapen van gelijken leeftijd uitgehuwelijkt of getrouwd. Het spreekt van zelf, vervolgden zij, dat zij, zoolang zij nog zoo jong zijn, bij do ouders blijven wonen, die hon ook nog geheel als kinderen behandelen en verzorgen. De gehuwden zijn echter altijd bij elkander en de svrouwquot; is, zooals het behoort, den »manquot; onderdanig in den echt-Moorschen zin van het woord.

Het was ons, als hoorden wij een sprookje opdisschen, en toch was het de wezenlijke waarheid. Met open monden stonden wij te luisteren, en een mengeling van medelijden, weerzin en verontwaardiging maakte zich van ons meester.

De negenjarige huisvrouw was nog zoozeer kind, dat zij den jachthond van een der hoeren, die in een hoek van hot vertrek aan oen ketting lag, gedurig kushandjes toewierp!

»Armc schepsels! zegt De Amicis. l[ot was een recht treurig schouwspel voor ons toon zij ons weder verlieten en de straat opgingen met de schoenen onder don arm en hare kostbaarheden zorgvuldig in de boezem verborgen. Barrevoets moesten deze schoone, rjjk gekleede vrouwen door de vuile mot puin en steengruis overdekte straten gaan, steeds om zich heen ziende mot een uitdrukking van schuwen deemoed in het oog, om de voorgijgan-gors hierdoor, zoo mogelijk, fe verbidden en zich te vrijwaren togen hun beleodigingei) en mishandelingen, die soms zoo ruw en gemeen zijn, dat zij voor geen boschrjjving vatbaar zijn. Do on-

31

-ocr page 38-

32 DE ZUILEN VAN 11KHCULES.

gelukkige kinderen Israels zijn er aan gewoon en vrij wel in verhard, en daar zij in Marokko over het algemeen goede zaken ma-ken, denken zij er zelfs niet aan om te verhuizen.

Hoezeer ook vervallen, nog is Eez het middelpunt van een belangrijk handelsverkeer tusschen Europa en Afrika. Onafzienbare karavanen trekken van daar jaarlijks do Sahara in, om zich naar het binnenland van Afrika te begeven, beladen met de producten der Marokkaansche industrie, met Engelsche katoenen, kruit, wapenen. tabak, suiker, Duitsche spiegels, Hollandsche veeren pennen en een menigte andere artikelen. De handel ia nog geheel op de ouderwetsche manier ingericht en het stelsel van ruilen wordt op de meest uitgestrekte schaal toegepast. De genoemde karavanen zijn echte reizende markten; de meegebrachte waren worde ingeruild tegen stofgoud, struisvogelvederen, witte gom, kunstig bewerkte gouden sieraden, specerijen en niet zelden ook tegen slaven.

Rohlfs, de Duitsche reiziger, zag het Marokkaanche rijk onder .reheel andere omstandigheden dan de Italianen, Waren de laat-sten door het officieel karakter, waarmede zij bekleed waren, en door de bescherming der regeering overal volkomen veilig, Rohlfs, bezocht het land met zijne dweepzieke en woeste bevolking als privaat persoon en was dientengevolge aan allerhande gevaren blootgesteld. Om deze zooveel mogelijk te verminderen had hij op raad van den Engelschen consul te Tanger, voor het uiterlijk het Mohammedaansche geloof omhelsd, welk middel, op de schaal der zedelijkheid gewogen, door mijn lezers ongetwijfeld te lich bevonden wordt, doch door onzen reiziger volkomen geoorloofd geacht, daar het gold zijn dorst naar kennis te bevredigen. Vijf dagen na zijn voorgewonde bekeering begaf hij zich naar llt;ez op reis met het doel om van den sultan een aanstelling te verkrijgen als geneesheer bij het leger en in deze betrekking zich ongestoord te kunnen toewijden aan de studie van het land en zijne bewoners. De indrukken, welke hij van het land en de hoofdstad ontving, komen over het algemeen nauwkeurig overeen met die van de Amicis en zijne Italiaansche vrienden. Over de onverdraagzaamheid en godsdiensthaat van het Marokkaansche volk aat hij zich in de sterkste bewoordingen uit en gaat zelfs zoover het een volk te noemen van half kranzinnige dwepers. Het meest trekken in

-ocr page 39-

33

het verhaal zijner ontmoetingen en ervaringen de avonturen onze nandacht, die op liem zelvcn betrekking hebben, en waarvan wij er ien besluite van deze tafereelen uil Marokko oen paar willen me-dedeelen.

Door slechts één Marokkaan vergezeld begon Uohlfs zijn tocht. Hij ging te voet en zijn gansche bagage bestond uit een klein pakje , dal hij in den beginne voorzicbligheidsbalve zeil droeg , omdat hij den dielachtigen aard der Marokkaanscbe bevolking loor en door kende. Zijn geleider liet dan ook niet na van tijd lot lijd begeerige blikken naar hot pakje te slaan, dat, naar zijn overtuiging, bepaald gestolen voorwerpen moest hevalten, daar geen Marokkaan , hoog of laag van stand , ooit bagage meeneemt op reis, tenzij diegene, welke hij onderweg (Je vrijheid neemt zich toe te eigenen. In bet eerste dorp, waar bij aankwam, ondervond Rohlfs al dadelijk hel voordeel van zijn gewaande bekeering, want bij werd zonder eenige bedenking op de meest gastvrije wijze door een der bewoners ontvangen. Des nachts sliep hij met zijn reisgenoot in de aldoeling der tent die voor ile kinderen, de slaven en — een jong paard bestemd was, zeer gezellig op den grond. Gedurig kwamen do geilen en schapen des huisheers de tent eens binnenloopen en klauterden zonder veel omslag over de slapenden heen. Den volgenden morgen legde zijn gastheer de laatste hand aan zijne bekeering door hem met een bot zakmes, waar geheele boeken uil waren, het hool\'d kaal te scheren , welke operatie onzen reiziger een bijkans dul-delooze pijn veroorzaakte. Mij was echter genoodzaakt zich er zonder tegenstribbelen aan te onderwerpen , wilde hij bel gelooi\' aan de echtheid van zijn bekeering niet schokken. Na aldus geheel gemelamorplioseerd te zijn in een geloovig Muzelman, zette hij zijn reis voort. Zijn reisgenoot, die op een muilezel reed, terwijl bij zelf te voet ging, bood hem zeer vriendelijk aan, het pakje, dat nog verzwaard was met een paar kleedingstukken, die de reiziger om de hitte uitgetrokken bad, bij zich op hel lastdier te nemen. Hij voldeed, in weerwil van zijn wantrouwen, des te gereedcr aan bet verlangen van den man, daar hij hem, naar bij dacht , toch altijd in hel oog kon houden en er dus geen diefstal mogelijk was. Doch toen zij bij een put gekomen waren , zette Si-Eimbark, zoo heette de reisgenoot, den ezel eensklaps in

-ocr page 40-

UK ZUILEN VAN HERCLXKS.

den draf, terwijl lüj llolilfs toeriep, dat liij een vriend ging afhalen uit het naburige dorp. In een oogwenk was de schurk verdwenen en do reiziger was zijn pakje, waarin zich ook liet geld bevond, dat hij bij zich had, kwijt, zoodal hij, met slechts een paar hoog noodige kleedingstukken aan het lijfin een tamelijk berooiden en treurigen toestand bij de put achterbleef. Een oogenblik dacht hij er over om naar langer terug te koeien, maar hij schaamde er zich voor om in zulk een toestand en onvei-richter zake zich aan zijn bekenden aldaar te vertoonen en besloot dus, na een verfrisschenden teug water genomen te hebben, zijn reis te vervolgen naar Alkazar. Daar werd hij met zeer veel wantrouwen ontvangen ; men begon hem zelfs reeds uit te jouwen en het zou misschien slecht met hem afgeloopen zijn, indien sommige inwoners, die Spaanseh verstonden en met wie hij dus spreken kon , de bevolking niet hadden verzekerd, dal hij, in weerwil van zijn Kuropeesch uiterlijk, een oprecht geloovige was. De scheldwoorden maakten toen plaats voor dankgebeden lot Allah en zijn grooten Proleet. Kn toen men vernam , dat hij voornemens was naar Wazan le gaan, de heilige pelgrimsstad van Marokko, en daarna den sultan zijn diensten als geneesheer aan te bieden, waren allen geheel mei hem verzoend en ingenomen. Zoo bereikte hij ongedeerd het eerste doel van zijn tocht, de genoemde heilige stad, waar hij, als nieuw bekeerde en geneesheer met veel onderscheiding ontvangen werd door den Opperrechter, die in godsdienstige en wereldlijke zaken de hoogste macht uitoefent na den sultan en zonder wiens toestemming zelfs niemand deze hooge waardigheid bekleedon mag.

Te Mekinez, een der residentiesteden van den sultan, waar hij zich vestigde, na te Fez de verlangde aanstelling als legerarts verkregen le hebben, huurde de reiziger met een Franseh renegaat, die den kost won met hel vervaardigen en repareeren van blaasbalgen, een soort van winkel, waar hij zijn vak als geneesheer en apotheker wenschle uit te oefenen, nadai hem, waarschijnlijk door zijne vrienden le Tanger, de benoodigde hoeveelheid medicijnen en andere zaken, die hij er voor noodig had , toegezonden waren. Hij hing een hord op, waarop in reusachtige letters te lezen stond : m u s t a v a (zijn nieuwe naam), d e d u i t-s c; ii e r, g e n e e s ii e e u e n ii e e l m e e s t e k. Honderden menschen

-ocr page 41-

ijk zuilen van hercules.

35

slomicn van den mprgen tot den avond voor zijn woning om dil bord aan te gapen en getuigen te zijn van zijn vemciilingen. Mij genas er velen, maar heUgelukte hem niet om ook voor de loc-Komst betere denkbeelden betreflende de geneeskunde onder de bevolking wortel te doen schieten. Daartoe was zij al te bijge-loovig en te zeer gehecht aan de amuletten, talismans en toover-spreuken, door de Mohammedaansche geneesheeren hun verstrekt ter genezing hunner kwalen. De heelkunde was er natuurlijk ook nog zeer weinig ontwikkeld. Van het afzetten van ledematen wil geen Muzelman iets weten , en er hebben dan ook geen andere amputaties plaats dan in geval van bepaalde misdrijven, bij wijze van straf. In dil geval worden de afgehouwen deelen van hel lichaam zeer zorgvuldig op een veilig plekje begraven , opdat de gestrafte Muzelman , die evenveel aanspraak op een plaats in Mohammeds hemel blijft behouden als zijne geloofsgenoolen, niet met een verminkt lichaam aan de gcnielingen, die hern daar bereid zijn, zou behoeven deel tc nemen. De Mai okkaanschc geneesheeren hebben het echter zeer ver gebracht in het zétten van gebroken beenen en armen en in het heelen van wonden, welke laatste eigenschap van zeer veel belang is voor de bevolking , daar slamveelen en gevechten er aan de orde van den dag zijn en bij alle twisten aan hel zwaard een groole male van bewijskracht wordt toegekend, evenals dil, helaas! in beschaafde Ghristenstaten ook nog maar al te veelvuldig liet geval is, zoodat men er in Frankrijk zelfs ernstig aan denkt om een wel legen hel tweegevecht uil ie vaardigen. Doch keeren wij lol Muslala-Rohlfs terug. »lk had , zegt hij, den groeten toeloop van klanten niet te danken aan mijn bekwaamheid , noch aan de betrekking, die ik bekleedde in hel leger dos sultans, maar eenvoudig aan de omstandigheid , dal ik vroeger een Christen geweest was. De Mooren gelooven namelijk, dal Christus een groot geneesmeester geweest is, en dal de Christenen in het bezit zijn van allerhande wonderdadige geneesmiddelen, welker gebruik Isa (zooals zij Jezus noemen) aan zijne discipelen heeft lee-ren kennen. De ziekten, die het meest in Marokko voorkomen, zijn Mielaatschheid, allerlei andere sooilen van uitslag en oogziekten, allemaal kwalen , die het gevolg zijn van de onreinheid der bevolking. Koortsen en longaandoeningen zijn er bijna onbekend. Hel klimaat van Marokko is namelijk over het algemeen zeer

-ocr page 42-

36

gezond. Dc hilte van de Afrikaanscho zon wordt er op aangename wijze getemperd door dc n.ibijlieid der zee, die een zeer uil gestrekte kustlijn hespoelt, en welker Irischheid door de Noordenen Westen-winden over het land verbreid wordt, terwijl dc Zuidenwind wordt afgekoeld door de sneeuw, waarmede de toppen van het Atlas-gebergte zijn bedekt. De jicht en de maagziekten worden door de Marokkaansche geneesmeesters verholpen of ten minste onderworpen aan de behandeling met een zeer krachtvol geneesmiddel , namelijk een gloeiend ijzer. Deze geneeswijze is bi) de Mooren zeer in cere, met hoeveel pijn zij ook gepaard goal. lioblfs geeft er de volgende beschrijving van: »De vuurdokters (aldus is de naam van hen, die deze geneeswijze toepassen) houden /iuing midden op de straat, daar, waar bet verkeer zeer levendig is. Zij hebben een ijzeren pot bij zich staan mot een rooster er in , waarop een vuur brandt. Ken klein mandje met bontskool, een blaasbalg en een ijzeren slaaf, op een soldeerbout gelijkende, geeft hun eenigszins bet aanzien van loodgieters. Daar komt een patiiint. Wellicht is bij van verre gekomen, heeft den nacht buiten doorgebracht in den regen , en gevoelt zich dientengevolge zeer onwel, of, zooals liij zich uitdrukt, betooverd. Hij moet Si-Edris hebben, den vermaardsten der vuurdokters, als Ihaleb (ervaren in het lezen) hoog boven vele zijner collega\'s verbeven. Ten bewijze van zijn ongemeene geestelijke ontwikkeling heeft hij altijd een geweldig dik boek bij zich liggen. De dokter is, weliswaar, niet vaardiger in het lezen clan een kind van zes jaren, terwijl hij den eerwaardigen leeltijd van zestig reeds bereikt heefl, maar do lectuur van zijn boek valt hem toch vrij gemakkelijk , daar er van bet begin lot het einde niets anders in slaat dan dc kernspreuk van hel Islamisme: «Allah is Allah en Mohammed is zijn profcel,quot; eenigc honderden malen herhaald. Voor ieder, dl ■ zulks verlangt , is hij bereid dit le lezen en dc echt geloo-vigen zijn hier volkomen mede tevreden. Al hoorden ze een gan-schen dag niels anders, hel zou hun niet verdrieten. Al stond er in al df boeken der wereld niels anders , zij zouden er in hun schatting niets minder om zijn. Dokter Si-Kdris heefl inmiddels /ijn vuur Hink aangeblazen en het ijzer er in gelegd. De zieke gaal voorover op den grond liggen en irekt zijne kleederen naar de hoogte, zoodat zijn rug bloot komt. Dc voorbijgangers scharen zich rond-

-ocr page 43-

DE ZUILEN VAN IIEKCULES.

om den geneesheer en zijn paliënl. liet ijzer wordt uit liet vuur gehaald : »In den naam van Allahquot; klinkt het van \'s dokters lippen en hij begint rnel een geheimzinnig gelaat het gloeiende ijzer over de ruggegraat van zijn patiënt heen en weer te bewegen, ilij houdt het er zoo dicht bij , dal het vleesch schroeit en een walgelijke brandlucht zich gaat verbreiden. De patiënt uit geen enkelen kreet van smart, alleen het zweet, dat hem van alle kanten uitbreekt, getuigt van zijn lijden. Nadat de operatie af-geloopen is, blijft hij nog eenige oogenblikken op den grond liggen, alsof hij in flauwte ligt. De omstanders laten de kralen van hun rozekransen door de vingers gaan en prijzen don naam van Allah en van zijn Profeet. Eindelijk keert de patiënt het gelaat naar don doktor. »Si-Edris!quot; roept hij. — »VVat wilt ge?quot;\' — »Nog een beet ijzer!quot; — «Eerst betalen!quot; luidt bet bescheid. De patiënt haalt nu een muntstukje ter waarde van een cent uit een vouw van zijn kleed en de operatie wordt herhaald. Si-Edris laat zich altijd vooruit betalen en wil volstrekt van geen afdingen hoerenquot;.

Muslafa-RotiII\'s bracht de mannen der medische wetenschap te fez op zeker dag in niet geringe verbazing en verslagenheid door hun mede te deden, dat bij een nieuw geneesmiddel had, namelijk een brandmiddel, tot welks bereiding geen vuur noodig was. liet was de bij ons wel bekende lapis infernaiis of helscbe steen. Daar bel voorkomen van dit brandmiddel vrij wat minder schrikwekkend is dan dat van het glooiend ijzer, vond bet hui-tengemoen veel bijval, zooveel zolls , dat de hoeren vuurdokters zich ernstig bezorgd begonnen te maken , dat hun praktijk zou verloopen. Zij gingen hun Europeeschen collega dus op allerlei wijze tegenwerken en verdacht maken , zoodat hij het geraden achtte don in steeds grooter getal toestroomenden paliën-len mede te decien, dat zijn voorraad ten einde was. Hij was over liet algemeen zeer voorzichtig in zijn praktijk, om geen voedsel te geven aan het wantrouwen, dat er, in weerwil van zijne gewaande bekeering, bij velen tegen hern bleef beslaan, voornamelijk als li ij hij de dames van des sultans harem geroepen werd, welke eer hem dikwijls tebeurt viol. Ilij liep gelukkig weinig gevaar op de dames to verheven, daar zij er naar zi|ii smaak niet zeer aanvallig uitzagen, en door haar Iraag-

37

-ocr page 44-

38

heid en onreinheid hem zells bepaald afstoolend voorkwamen.

Na geruimon lijd in verschillende plaatsen van Marokko doorgebracht te hebben en gedurende al dien tijd geheel en al als een Mohammedaan geleefd te hebben, nam onze reiziger den terugtocht aan in de richting van Algiers. Hij had zijn doel, Marokko en de Marokkanen te leeren kennen , volkomen bereikt, doch was niet weinig dankbaar, dal hij op hel Fransche gebied met zijn naam ook weer de Europeeschc kleeding, zeden en gebruiken zonder gevaar kon aannemen. Hel was hem een waar genot weer aan een Fransche tafel, naar Fransche gewoonte van keurig toebereide spijzen voorzien , te mogen aanzitten en vooral, zich weder te kunnen bedienen van mes, lepel en vork, nadat hij zoolang op Moorsche wijze zijn vingers den dienst had moeten laten doen van deze voor ons zoo onontbeerlijke werktuigen. Doch wal hem vooral weldadig aandeed was de aanschouwing en het genot van de zegeningen der Christelijke Europeesche beschaving, nadat hij daarvan zoolang was verstoken geweest.

DE BALEAREN.

Niels is den zeelieden onzer oorlogsbodems en bepaaldelijk den zeeofficieren aangenamer , dan de opdracht tot het maken van een kruistocht in de Middellandsche zee, om voor haar eilanden en kusten de Nederlandsche vlag te gaan vertoonen, die daar mei ecre bekend is, sinds Heemskerk de Spanjaarden in Gibraltar bestookte en Jan van Galen de Engelschen bij Livorno versloeg ; sinds Do Huyler met zijn kleine vloot — helaas ten koste van zijn l(!vcn ! — den voormaligen vijand zoo krachtig bijstond tegen de zeemacht van den hcerschzuchligen Franschen koning, en gansche vloten van koopvaarders do kostbare voortbrengselen van Italië , Sicilië cn de Levant naar Holland en naar alle havens van Europa voerden. Cioen wonder dat onze zeelieden zoo gaarne dien kruistocht maken , en dat vooral den jeugdigen zeeofficier het hart v;m blijdschap klopt, als hij geroepen wordt er deel aan te nemen.

-ocr page 45-

DE U ALKAKEN.

Jlel is een door en door bekend en betrekkelijk veilig vaarwater, waarop zij zich gaan bewegen en de tocht is rijk aan genoegens on genietingen van allerlei aard. Te land zoowol als ter zee is het klimaat het zachtste en aangenaamsle, dal men zich voorstellen kan. Nauwelijks is de céno kust uit het gezicht, of men ziet in de verte een andere opkomen uit de wateren, waarin zich het azuur des homels zoo verrukkelijk weerkaatst. De eilanden en kusten der Middeliandsche zee zijn rijk aan vriendelijke en liefelijke en ook aan verhevene, majestueuse natuur-tooneelen. De vulkanische aard van den hodem heeft aan vele kuststreken de schilderachtigste gedaante gegeven; langs geheele lengten spiegelen zich trolsche gebergten in de donkerblauwe zee; een eeuwig groen looit het aardrijk op vele plaatsen en doet deze kusten en eilanden als smaragd afsteken tegen den praehligen reusachtigen diamant , waarbij de Middeliandsche zee terecht vergeleken kan worden, als hare wateren flikkeren in het vriendelijk licht der Zuiderzon. Mier on daar rooken nog de vulkanen en schenken den reiziger nog telkens hel Irotsche schouwspel van don wilden en geduchten strijd der elementen. In den Griekschon archipel werkt hel onderaard-sche vuur ook onder den bodem der zee en geeft daar nog gedurig het aanzijn aan nieuwe scheppingen , of doet de reeds bestaande wegzinken in de diepte der wateren. De palmen, die zich op Sicilië en elders slank en statig verheffen met hunne bevallige pluimen, wuiven den vreemdeling den eersten welkomstgroet toe uit hel Oosten, liet land der wonderen en verborgenheden. Prachtige mannen- en vrouwengeslalton met, vuur in den blik vertoonen zich op vele plaatsen aan het oog en trekken hel onweerstaanbaar tol zich ook door hun schilderachtige kleedij, terwi jl de kinderfiguren, die men langs de Italiaansche en Grioksche kusten aanschouwt, soms zouden doen denken, dat de beelden, door liafaöl geschapen op hel doek, vleosch en bloed hebben aangenomen om in deze aardsche paradijzen rond te wandelen, — indien hun niet zooveel aardsch slijk aankleefde.

Aan de schoonheden [en liefelijkhoden van het tegenwoordige , nevens welke bel natuurlijk ook niet aan schaduwzijden ontbreekt, gelijk den lezer ter gelegener plaatse blijken zal , paren zich de belangwekkendste herinneringen uil het verledene. He kusten en eilanden der Middeliandsche zee zijn de bodem, waarin

39

-ocr page 46-

flE 1ÏA I.EAUKN*.

40

de kiomcn der beschaving, uil liet Oosten overgeplant, lot den schoonsten bloei zijn gekomen. Daar heeft de Weslersche geesl voor een goed deel zijn eigenaardige en voortreffelijke karakler-irckkcn bekomen, liet licht der wetenschap, der letteren en der kunst heeft hier met. een glans geschenen, niet minder schoon en weldadig, dan die van de vriendelijke Zuiderzon, die mei hare stralen zoo n rijke verscheidenheid van heerlijkheden te voorschijn tooverl. Deze kusten en eilanden zagen hel eerst de zwaar beladen schepen der handelsvolken en werden hel tooneel van een veelzijdige bedrijvigheid en nijverheid, waardoor alom welvaart en beschaving werd verbreid. Hier is het tooneel geweest van de geweldigste worstelingen tusschen de volken, die een onhereken-haren invloed hebben uitgeoefend op de toekomst van ons wcreld-deel. Phoenieie en Carthago, (iriekenland en 1 lome hebben achtereenvolgens op deze kusten en eilanden hel merk gedrukt van hun geest. De (lermjinen hebben hier in den aanvang der Middeleeuwen den bevruehtenden invloed ondergaan van den Grieksch-l!o-meinschen geesl, waardoor hun voorlrelTelijke aanleg pas rechl tol ontwikkeling kon komen. De Noordsche avonturiers, die, aangelokt door hel uitzicht op rijken buit , de Middellandsche zee doorkruisten , voelden zich door haar schoonheden onweerstaanbaar geboeid en konden de verzoeking niet weerstaan om zich een blijvende plek le veroveren in het liefelijk Zuiden, waar hun woeste aard werd verzachl en lioogere neigingen in ben werden geboren. Van de Kruistochten, deze grootsche misgreep der Kuropeesche menschheid , waardoor echter ontzaglijk veel is toegebracht om haar op menigerlei gebied des levens den rechten weg le doen vinden , — van die Kruistochten was de Middellandsche zee het scbouwtooneel. De handelssteden aan hare kusten waren iu de Middeleeuwen de stapelplaatsen van de kostbare artikelen uil het Oosten, uit Afrika en indie , waardoor den zeevaarders hel verlangen ingeboezemd werd om zieh in reebtstreeksclie griucensehap te stellen met deze rijk gezegende streken des aardbodems, en hebben aldus aanleiding gegeven lol de bewonde-rensvvaarde ontdekkingstochten der vijl\'licBde en der zestiende eeuw. Hel licht der elassieke wetensehap, dal met de Hervorming en de ontdekkingslochlen hel tijdperk der nieuwe geschiedenis in het leven riep , is uit de Levant en Italii\' over Kuropa opgegaan.

-ocr page 47-

HE DALEAREN.

De kostbare voorlbrengselen der Middellandsclie Zoe-slrcck schenken liaar lol lieden loe een allerbelangrijkste boteekenis voor den handel , en siiuis de landengte van Suez geen scheidsmuur meer vormt tussclien hel Westen en hel Oosten is hare belangrijkheid voor hel wereldverkeer nog verhonderdvoudigd en heeft ook de Oosthoek , de Levant, meer gewicht verkregen dan ooil te voren, zoodal de mogendheden van Europa mei de grootste waakzaamheid hel oog gevestigd houden op de staatkundige en maatschappelijke gebeurtenissen , waarvan deze kusten hel toonecl zijn. De Ooster-sche quaestie, die, vooral tegenwoordig, als een benauwend nachtmerrie geheel Europa verontrust, ontleenl. zijn gewicht voor een groot gedeelte aan de vraag , wie meester zal worden van den Oosthoek der Middellandsclie Zee, als de «Zieke Manquot; eenmaal dood en begraven zal zijn.

Al deze omstandigheden en eigenaardigheden maken een bezoek aan de kusten en eilanden der Middellandsehc Zee bijzondei merkwaardig en aantrekkelijk en geven mij ook aanleiding om den lezer een tijd lang in deze gewesten to doen loeven.

De eerste eilandengroep, die wij ontmoelon, draag! den naam van Balearen en maakt onder den naam van «Koninkrijk Mallorcaquot; een belangrijk , hoezeer dan ook niet groot, gedeelte van Spanje uil, waartoe /ij sinds hel midden der dertiende eeuw behoort, na in den loop der eeuwen telkens de buil te zijn geweest van de natiën, die elkander in de heerschappij over de Middcllandscho Zee zijn opgevolgd. De Carthagers ontmoeten wij er hot eerst . voor wie deze eilanden een uitmuntend station waren op hun weg naar het rijke Spanje, waar zij reeds vroeg vasten voel, trachtten te krijgen. Na Carthago\'s ondergang nestelden de llomeinen zich op de Oalearen , totdat hun rijk inoenstortte, cn de prooi werd der Germaansche volken. Toen maakten do Vandalen er zich meester van , en eindelijk werden zij door de Moo-ren veroverd , die er een afzonderlijk koninkrijk van maakten, dat klein maar van groote boteekenis was voor de heerschappij der Mohammedanen in het Westen. In de dertiende eeuw, loon de maoht der Mooren begon te vermindoren , werden do lialearen door de Arragonsche vorsten veroverd en door Karei V worden zij voor goed ingelijfd bij Spanje. Alleen het eiland Minorca kwam na den Spaansoben successie-oorlog, in ITIT), aan Kngeland, als

il

-ocr page 48-

DE BA LEAREN.

een schakel te meer aan den kelen van versterkte stations, die de machtige natie om den aardbol trachtte te slaan ter verzekering van hare opperheerschappij ter zee. Een veertigtal jaren later wisten de FVanschen deze gewichtige bezitting aan de En-gelsclien te ontnomen, doch slechts voor een korten tijd. Tot 178.\'} toe was Engeland er weer heer en meester over. en stond hel toen tegen de erkenning zijner rechten op Gibraltar en andere voordeelen aan Spanje al.

liet gezonde en aangename klimaat der Balearen , gepaard aan de vruchtbaarheid van den bodem , waardoor de meeste dezer eilanden zich kenmerken, maakten hen ten allen tijde tol een gewensclite bezitting, terwijl de Calhagers en de Romeinen ook nog een andere reden hadden om er hoogen prijs op te stellen , dal deze eilanden tot bun gebied behoorden. De oude bewoners namelijk der l\'alearen , zeiven ook aldus geheeten , kenmerkten zich door een ongemeene bekwaamheid in het slingeren , zoodal zij zeer bruikbare hulptroepen konden leveren in de oorlogen, die de genoemde volken ter uitbreiding en vestiging van hun gebied voerden. In dit opzicht waren de Balearen geheel eenig in de oude wereld. Geen steen of ander werptuig , aan hun slingers ontsnapt, miste zijn doel. Zij waren, om zoo te zeggen, de scherpschuIters der Oudheid , te geduchler omdat zij onder de toenmalige krijgslieden do eenige waren , die den vijand op een eenigszins belangrijken afstand konden irelTen, terwijl zij, door geen wapenrusting bezwaard en vlug in hun bewegingen, zoo snel als hindon konden terugwijken als men op hen indrong en telkens uil de verte hun moorddadigen aanval konden vernieuwen. Zij wisten er goed voor te zorgen , dal het jonge volkje reeds «eer vroeg hel meesterschap verkreeg in de behandeling van het eenvoudige wapentuig, dat door de Ouden zeer hoog geschal werd en, in een bekwame hand berustend, eenigszins de rol kon vervullen van onze hedendaagsche ver dragende vuurwapenen. De Balearische moeders hadden namelijk de gewoonte om den Jongen knapen hel eten gereed te zetten op een hoog geplaatste balk en hun dan een slinger mei een steen ter hand te stellen , waarmede zij liet vurig begeerde maal er af moesten werpen om het meesti-r te worden. Zonderling genoeg schijnt de onmatigheid en losbandigheid , waaraan zij op rijperen leeftijd

42

-ocr page 49-

OP SARDINIO.

zich overgaven , geen schade berokkend ie hebben aan do vastheid van bun hand cn de juistheid van hun blik. Zij waren zelfs zoozeer op het genot gesteld, dal zij , ten strijde geroepen , gewoonlijk geen ander loon begeerden dan wijn en vrouwen.

Lang hebben de lialearen met hun geduchte slingers aan hun verschillende gebieders groote diensten bewezen , totdat do verbetering der oorlogswerktuigen hun aartsvaderlijk werptuig zijn waarde deed verliezen en eindelijk het buskruit op het gebied van de oorlogskunst een geheel nieuw tijdperk deed aanbreken.

In de Middeleeuwen waren do Balearen een der hooldstapel-plaatsen van den handel met het Oosten en nog tegenwoordig is er de handel, gevoed door do kostbare voortbrengselen van den bodem, vrij aanzienlijk. Ken der eilanden, Cabrera geheeten, heeft de Spaansclie regeering ingericht tot een verbanningsoord voor misdadigers, dal in den regel zeer goed bevolkt is, daar de straf der verbanning, zoowel voor gewone als voor politieke misdadigers, in Spanje zeer veelvuldig toegepast wordt.

OP SARDINIË.

(Jecn streek ter wereld is zoo rijk aan reusachtige prachtige eikenwouden als Sardinië cn een paar der beroemdste Fransche schilders, Claude en Poussin, hebben ongetwijfeld zich door den aanblik van dezen laten bezielen bij hel penscelen van hunne weergaloos schoone boschgezichten. Een treffend contrast met hot sierlijke groen der bosschen vormen de wilde en woeste bergmassa\'s, waar het oog bijna geen enkelen struik ontdekt en bijna nooit een mensche-lijk wezen zich vertoont. De kolossale gieren zweven daar zonder ccnige vrees te laten blijken in de onmiddellijke nabijheid van den reiziger, die deze woeste oorden bezoekt, in de lucht rond. Kr ligt een eigenaardig genot in om door de stille wouden in het eenzaam gebergte van dit schoone eiland rond te dwalen, een genot, waarvan de gewone pleizierreizigcr, die zich van station tot station laat voortslepen door hel snelle stoompaard, om in alle moge-

43

-ocr page 50-

01gt; SARUINIC.

lijkc steden de museums en andere merkwaardigheden aan Ie gapen, zich ongetwijfeld geen voorstelling kan vormen, doch dal hierom niet minder rijk en degelijk is.

— Mot stillen weemoed, zegt do reiziger en kunstenaar Richter, aan wiens hand wij het eiland der Sarden bezoeken , met stillen weemoed denk ik nog telkens aan het majestueuse eikenwoud aan de helling van den Monle Crecia. Statig ruischle de Flumentosa in het dal tusschen de eeuwenheugende koningen des wonds door. Heerlijk slak het donkergroen der forsche eiken tegen het donker azuur van den helderen Zuidelijken hemel al\'. Ach! thans is er misschien geen enkele van die heerlijke woudreuzen meer te vinden en huilt de wind klagend en droef over een kale, eentonige vlakte, waar nog zoo kort geleden de wilde zwijnen en het edele hert huisden onder de bescherming van het dichte lover. De begeerte naar winst, die den mensch naar de afgelegenste deelen der aarde drijft en hem geen hoekje, waar zij bevrediging vinden kan, onbezocht doet laten, beeft hem ook in Sardinië\'s gebergten en bosschen doen doordringen en de band doen slaan aan bel lirachtige geboomte, dat de hellingen der bergen en de dalen siert.

44

En toch hadden wij het juist aan het vellen van dit schoone bosch Ie danken, dat wij bot ncbl dagen lang in al zijn heerlijkheid en pracht hebben kunnen bewonderen. Wij leerden toevallig den eigenaar er van kennen, die hol gekocht had met het oogmerk om hol hout te kappen , ten einde do zwaarste en gezondste stammen als scheepstimmerhout te verkoopon en van het overige potasch 1) te laten bereiden. Om het vervoor van het bout naar Arizzo mogelijk te maken, van waar hot vorder zou verzonden worden, moest er opzei lelijk een weg aangelegd worden naar het reusachtige woud. Deze weg, waaraan honderden menschon werk-len naderde juist zijne voltooiing toen wij hij het bosch kwamen. De werklieden woonden in houten barakken en de eigenaar bood

11 Mi\'ii wint n.uni-\'tijk dn potasoli door liout m andere plimten lol uscli lo laten vei branden, tn doze asch bevinden /icli onderscheidene zouten, waarvan de pot-ascli oen der voornaamste is m hot veolvuldigsl gebruikt wordt, vooral bij de be-reiding vui vele glassoorten, zeep enz. Vroeger was men gewoon de boutascb in potten te verzendon, vandaar de naam potaseb,

-ocr page 51-

ÜIgt; SARDINIA.

ons vriendelijk een dezer barakken len verblijve aan, loon lüj hoorde, dal wij studiën wilden maken naar de boomen, die weldra onder den bijl der iiouthakkers zouden bezwijken.

Als wij dan \'s avonds bij bol haardvuur zalen en een reusachtig brandend blok eikenhout liet geheele gebouw verlichlte, terwijl de wind de kruinen der forsche boomen in den omtrek heen en weer bewoog, werd ik vaak zoo droef gestemd bij de gedachte aan den nakenden ondergang van het heerlijke woud, dien tempel van ongekorven hout, waarin do ziel zoo machtig werd aangegrepen door de majesteit des Scheppers en al wal binnen in ons was ais van zeiven aan \'t jubelen ging tot zijn eer. Toen wij eindelijk vertrokken en ik hel schoone lied van Hichendorll\'; Ijcbe tuohl, du sc/wncr Watd, zong, had ik een gevoel, als riep ik een lieven vriend voor eenwig het vaarwel! toe. Want al kom ik nog eens op deze plek terug, de majesteit van het heerlijk geboomte zal mij dan hel hart niet meer verrukken. Slechts eenige weken nog, en de weg zou voltooid zijn , de weg, die op mij den indruk maakt van een kerkholpad. Want zouden niet de lijken van de reuzen des wouds langs dien weg vervoerd worden naar de gapende graven, door des menschenhand ium bereid\'? Gelukkig, dat ook deze dooden voorbestemd zijn tot een nieuw leven en weldra weer zullen opslaan in de gedaante van ranke kielen, die den Oceaan klieven met snelle vaart, en oog en hart des kunstenaars zullen boeien als zij daar met hunne witte zeilen over den onmolelijken waterspiegel heeuglijdenl Toen wij liet woud reeds verre achter ons hadden, hoorden wij een paar geweldige slagen, ten gevolge van hel springen der mijnen,die men aangelegd had om de rotsen te vergruizen. Die slagen klonken ons als de afscheidsgroet van liet tor dood bestemde woud in de ooien.

Om Sardiniii te bereiken hadden wij ons te Ajaccio op Corsica ingescheept en kwamen na een tamelijk stormachtige reis van ongeveer zeven uren in de kleine haven van Porto Torres aan, waai\' wij dus voor de eerste maal don voel zetten op den bodem van hel schilderachtige eiland. De eerste indruk was echter verre van gunstig. Wij zagen niets dan een paar straten met kleine onoogc-lijke huizen, een oude kerk en een troepje bavclooze kerels, die zich als roofvogels op onze bagage wierpen en wier uiterlijk voorkomen ons geen hoogen dunk gaf van de Sardinische bevolking.

43

-ocr page 52-

01\' SA HOI MO.

Van Porto Torres naar Sassari loopt oen spoorweg. Wij begaven ons zoo spoedig mogelijk naar hel station, en waren daar voor de eerste maal in de gelegenheid Sardinische landlieden te zien. Hun voorkomen was woest en brutaal, maar later konden wij ons overtuigen, dat hun innerlijk wezen beter is dun hun uiterlijk. Nergens namelijk, zelfs in de afgclegensto hoeken des lands niet, werd ons eenig leed gedaan en men stelde zelfs geen enkele poging in \'i werk orn ons te bestelen. Ter eere der Sardiniers moet het gezegd worden: zij zijn ie Irotsch om te stelen. Wel bruist hun warm bloed schielijk op en grijpen zij spoedig naar hun dolk of mes, als zij beleedigd worden of zich beleedigd achten, zoodal het voor den vreemdeling zaak is zich op een kleinen afstand van hen te houden, of ben altijd op de vriendelijkste en voorkomendste wijze te bejegenen.

Onder de zwarte muts dei\' landbewoners, die in een lagen over het ééne oor neerhangenden zak eindigt, komt het lange ravenzwarte haar voor den dog , dat tol op de krachtvolle schouders neervalt. Ken lang wambuis van zwarte geitenvellen, zonder mouwen dekt het bovenlijf. Wild en woest kijken zij ons met hunne kleine oogen aan , die als vuur glinsteren in hun bruin, met een zwarten baard omlijst gezicht, liet vest is rood en met een me-nigte kleine, loshangende knoopjes versierd. Bovenaan steekt er het witte hemd uil , dat , wijd ihlgcsneden aan den hals en daar mol een paar gouden of zilveren knoopen gesloten, den forschen gespierden nek laag bloot laat. De kraag van het hemd is zeer breed en valt over hel vest en het wambuis heen. De wijde, witte hemdsmouwen, die geheel zichtbaar zijn, vormen een niet onbevallig contrast met het zwarte gewaad van den Sardischen boer , evenals ook de witte broek, waarover een korte rok heenvalt, die op de heupen door een gordel opgehouden w\'ordt. In dezen gordel draagt ieder landman een langen, breeden dolk. Over de schoenen draagt hij een paar slopkousen, die dikwijls (ot aan de knie reiken. Sommigen hebben ook nog een kort manteltje om, dal los over den schouder valt. Voegt men hierbij nog een geweer mei zware kolf, dat op den rug hangt, dan kan men zich ten naastenbij een voorstelling maken van een Sardischen boer, die, naar t ons voorkomt , in zijn uiterlijk meer heeft van een roover, dan van een bedaard landman.

40

-ocr page 53-

01\' SAHÜINIÖ,

Van Porto Torres bracht ons de spoortrein door eene uitgestrekte vlakte, iiier en daar niet olijven beplant. De lucht wa;-verwonderlijk helder, slechts eenige lange zilveren strepen aan den horizon deden het azuur des hemels nog des le sterker uitkomen. Het vee , zeer klein van stuk , en de talrijke geiten, die op de weiden verstrooid waren, gaven aan hel landschap een zeer schilderachtig voorkomen. Uij liet doorreizen van hel eiland oefent dc schoonheid der natuur zulk een wonderbare aantrekkingskracht op den reiziger uit, dat de lust hem bekruipt om er voor altijd zijne tenten op te slaan. Het zou hem echter bitter berouwen, als hij aan dezen wensHi voldeed, want liet klimaat van liet Sardinië is vooral zomers zeer ongezond , en daarom wordt liet door de reizigers, die er voor zaken komen, meestal alleen \'s winters bezocht.

liet was Zondag , toen wij te Sassari, de tweede stad van hel eiland, aankwamen. Spoedig na liet voorlreiïclijk ontbijt in hel hotel sl\'ertrand,quot; gingen wij er op uit om de stad te bezien. Hel bleek ons al spoedig dai het grootste gedeelte der inwoners de gewone Fransche modekleeding heelt aangenomen, terwijl de bewoners van Cagliari, de hoofdstad van het eiland, voor een groot gedeelte aan de nationale dracht getrouw zijn gebleven.

llel leven der Sassareezon levert evenmin als hun stad weinig bijzonders voor den vreemdeling op. Vergeleken met de overige bewoners van het eiland , schijnen zij wel een geheel vreemd bestanddeel der bevolking uit le maken. llel. is een zeer merkwaardig verschijnsel op een betrekkelijk klein eiland, welker bewoners, zou men zeggen, door do gedurige aanraking met elkander geheel en al verbroederd en vereenigd moesten zijn , zulk een verschil tusschen hen aan te treffen. Zeden, beschaving, levenswijze, taal, — alles is le Sassari geheel anders dan in het overige gedeelte van Sardinië. De Sassareezon hooren zich zelfs met weerzin Sardinicrs of Sarden noemen , want voor hen is deze naam gelijkluidend met halve barbaren. Alleen aan de menigte landlie den uil den omtrek, die bij onderscheidene gelegenheden, en vooral iles Zondags, de stad bezoeken, en deze te paard en te voel doorkruisen , kan men hel bemerken , dal ineu zich op Sardinië bevindt.

In tcgenslelling met het eenvormige kostuum der mannen trok

-ocr page 54-

Ulgt; SAllUINlÜ.

de bonte on scliilderaclilige kleeding der vrouwen bijzonder onze aandacht. In verschillende streken gaan deze geheel verschillend gekleed. i)e kloeding der vrouwen uit de streek van Osilo is de schoonste en hevalligste, die men zich voorstellen kan. Zijdragen een Iraaien rooden rook , een jak van dezellde kleur, dat van voren open is, en een lichtblauw keurslijl\', niet zilverkleurige veters geregen; over het hoofd hebben zij een lichtblauwen klippen sluier. Ook de vrouwen van I\'loaghe dragen een bijzonder schilderachtig kostuum. Deze dragen namelijk driekleurige rokken: van onderen blauw, in het midden zwart en van boven rood. Uit de wijd openhangende mouwen van het roode jakje komt hel geplooide hemd op de hevalligste wijze te voorschijn. Haar hoofddeksel i:-van een lichtblauwe stof, waarop een geel kruis gestikt is. Wij zagen nog velerlei andere verscheidenheden in liet kostuum der vrouwen, cn hel was of zij elkander de oogen wilden uilsteken door rijkheid en verscheidenheid van kleuren, zonder echter ooil lot smakeloosheid te vervallen.

De waarneming van de talrijke menigte landlieden met hunne vrouwen verschafte ons een hoogst aangename bezigheid op den Zondag. Den volgenden dag was liet zeer slil en vervelend m de slad. liet opmerkelijkste, wat onze aandacht trof, waren de lal-looze, hijzonder kleine ezels, waarmede den Sa.ssareezen hel water aan huis gebracht wordt. De dieren hebben een houten stellage op den rug bevestigd, waarop twee langwerpige vaten liggen. Den ganschen dag door loopen zij heen en weer lusschen de twee putten, met welker water de bevolking zich behelpen moet, en de woningen. Dij die pullen is hel gewoel en de drukte altijd zeei groot, en de kleine langooren doen trouw hun best om hel geraas te vermeerderen, door van tijd tot tijd met elkander een langgerekt gebalk aan te hellen, als willen zij zich beklagen over de lallooze stokslagen, waarmede de drijvers hen voor hunne trouwe diensten beloonen.

Ook op de markt van Sassari mocht ik gaarne eens ronddwalen, een plein van middelbare grootte, geheel door een galerij omgeven, waaronder allerhande levensmiddelen Ie koop worden aangeboden, terwijl op het midden van het plein de groenten-en vruchtenkoop-lieden hun standplaats hebben. Op hel plein voorde markt bevonden zich de paarden dor landlieden. Wagens zagen wij bijna niel

-ocr page 55-
-ocr page 56-
-ocr page 57-

49

men is gewoon de voortbrengselen op den rug dor paarden le laden. Onder de fraaie dieren bevond er zich menigeen van ecbt Andalusisch ras, mei lange manen en staart en een eenigszins gebogen nek, welker geheelc houding sprak van vuur envankrachl. Tusschen de talrijke paarden stonden hier en daar ossen met kolossale zadels beladen, waaruil bleek, dat men op Sardinië van deze beesten ook als rij- en lastdieren gebruik maakt, evenals dil in sommige streken van Afrika het geval is. Ongetwijfeld levert hel een zeer eigenaardig schouwspel op, een Sardinischen boer of boerin op den rug van zulk een gehoornden viervoeter te zien rijden.

Na den afloop der markt begonnen de boeren hun paarden op le zoeken, zetten zich fier in den zadel en reden weg. liet was een lust hen le paard to zien zitten en te zien wegdraven, zoo onberispelijk schoon reden ze. Allen zijn echte liefhebbers van hard rijden en gewoonlijk maken zij van hun reis naar huis een soort van wedren, waarbij zij de schitlerendste proeven afleggen van hun vaardigheid in do edele rijkunst, liet is zaak om te maken, dat men uil den weg komt, als zulk een ruiterschaar in aantocht is, zoo wild gaal het er toe, en de zweep en de sporen worden den uil hun aard reeds zoo vurigen en vluggen panrden geenszins gespaard. Geen grooler genot voor een Sardinisch landman dan zijne buren en bekenden voorbij le vliegen op den weg.

Eiken avond na den afloop der markt beerscble er op de wegen in den omtrek van Sassari hel levendigst gewoel, dal denschil-derachligslen en bevalligsten aanblik opleverde , welken men zich kan voorstellen. Menigmaal heb ik de voorlvliegende ruiters vol bewondering nagestaard , totdat zij door hel opgejaagde slof aan mijn oog onttrokken waren. Als stofgoud glinsterde dil in de stralen der ondergaande zon , en daalde weer zachtkens neer op den weg en op de talrijke aloë\'s en cactussen, waarmede deze omzoomd was, totdat een nieuwe ruiterschaar het weer opjoeg.

Van lieverlede echter werd hel stil op den weg en dan genoot ik weer van hel lachende, zonnige en prachtige naluurtooneel , waarvan men buiten hel wanne Zuiden overal tevergeefs de wederga zoekt.

Nadat wij reeds dagen achtereen hel schoone eiland doorkruist hadden, hetwelk men terecht een tuin in de zee heeft genoemd, en vooral van de schoonheden der kuststreken rijk hadden ge-b. ii. \' ^

-ocr page 58-

OP SARDINIË.

nolen, waren wij in het hart van de provincie Sassari getuige van een hoogst eigenaardig en schilderachtig tooneel uit hel Sardinische volksleven.

De zon was reeds in purperen en gulden glansen heerlijk ondergegaan en spoedig daarna werden wij begunstigd met het zachte, liefelijke licht van de zilveren maan. Wij naderden het doel van onzen tocht, Fonni. Een eenigszins schrikwekkende rosse gloed lag over een deel der streek uitgebreid, en een dikke zware rook steeg langzaam in de lucht op. Wij dachten , dal er ergens een geweldige brand woedde, doch onze gids hielp ons spoedig uit den droom door ons mede te deelen, dal men bezig was, den vooravond van hel l\'eesl ter eere van den heiligen Antonius, den patroon van Sardinië , le vieren. Wij waren niel weinig verheugd , dat hel ons gegeven zou zijn een stukje van hel volksleven in het binnenste gedeelte van het eiland te aanschouwen. Wij gaven onzen paarden nog eens de sporen en reden op een Hinken draf langs de fnnlaiia, waaromheen een menigte vrouwen stonden om water te putten, de straat van Fonni binnen. Toen wij een hoek omgeslagen hadden, trof een prachtig schouwspel ons oog.

Op een plein tusschen de huizen was een grool vuur aangemaakt, hetwelk flink aan \'t branden gehouden werd door het gedurig bijwerpen van groote blokken hout. He schilderachtige figuren der ruiters, die in grooten getale rondom hel vuur reden of stonden en door den rossen schijn er van verlicht werden , maakten een hoogsl fantaslischen indruk. Zij stonden gereed om over bel groote vuur Ie gaan springen , ten einde op deze wijze aanwijzingen te ontvangen van de toekomst, die hun wachtte, en welker geluk of ongeluk naar hunnq meening bepaald wordt , door hel meerdere of mindere succes , waarmede deze sprongen volbracht worden.

Wild vlamde het vuur telkens op, als er weer nieuw hout bij-geworpen werd, en knetterend sprongen de vonken in de hoogte, te midden van den dichten rook als vurige oogen glinsterend. Plotseling dreunl do grond van hel hoefgetrappel. Met de ijzeren sporen vasl legen do zijden van het paard aangedrukt , komt ei\' een ruiter aanhollen. De neusgaten van het vurige paard zijn wijd opengespalkt van wege den schrik voor het vernielende ele-

50

-ocr page 59-

UK OKBOORTKPI.tK VAN NAPOLEON I.

inent, cn mei de landen woesl op hel gebil bijlend koml liet aanrennen, in zulk een geweldigen galop, dal bet mei den buik bijkans over den grond heenstrijkt. Eensklaps geeft de ruiter een for sell en ruk aan den teugel en steekt de sporen diep in de zijden van hel ros. Mei een kolossalen sprong jaagt liet paard over en door de vlammen, die bet als met begeerige longen om-lekken. Ken tweede, een derde ruiter volgt. Alle ruiters beproeven nchlereenvolgens den sprong. Vele paarden trachlten zich te verzetten, maar worden door de lorsche ruiters gedwongen om de angstwekkende manoeuvre te volbrengen. Het luid gejuieh van de talrijke omstanders, hel woest geschreeuw der ruiters, die bunne rossen telkens lol nieuwe sprongen aandrijven, het gedreun van de hoeven der paarden , die bijna dol worden van den vuurgloed , dit alles vormt een ongemeen woelig en levendig looneel. Slechts met moeite kon ik mij zeiven weerhouden om ook mijn vermoeid paard door de vlammen been le drijven, zoo opwekkend is de invloed, welke dit schouwspel op den loesrhou-wer beeft.

Van lieverlede begon hel vuur lager te branden. De wilde ruiters galoppeerden de een na den ander weg en het werd stil of) hel plein van bel stadje. Fonni ziel er zeer armoedig uil. Met uitzondering van een aantal groolere woningen , die ergroolen-deel.s zeer bouwvallig uilzien , bestaat het uil een aantal kleine hullen, die bijna allen meer op beestenstallen, dan op mensche-lijke woningen gelijken. Toch zal hel steeds in aangename\'herinnering bij ons blijven, daar wij er getuige waren van hel fantas-liscli en aantrekkelijk schouwspel der Sardinische v uurruilers.

Igt;K (jtEBOORTKPLEK VAN NAPOLEON I

Sinds »de Gorsicaan,quot; zooals Napoleon I niet zelden genoemd wordt , zijn belangrijke rol heeft gespeeld op het looneel dei-wereld, zijn er weinig plekken, zóó algemeen bekend als die, waarnaar bij den vermelden naam heeft ontvangen. Men weet hel,

51

-ocr page 60-

5\'i

(lal die naam geenszins dienen moei om den geduchlen keizer ie eeren, maar alleen bij wijze van schimpnaam gebruikt wordt door Imn , die zeiven, of wier vaderen onder zijn dwingelandij hadden to lijden. Het is niet zonder roden , dat men juist dezen naam als zoodanig dienst laat doen. Van Corsica namelijk en van zijn bewoners gaat in vele opzichten oen slechte roep uit ; hel eiland is over hel geheel genomen een der schaduwplekken van het lachende Zuiden (hoewel hel licht er niet geheel ontbreekt), en zijn bewoners onderscheiden zich door een aantal ongunstige karaktertrekken , zoodat hun naam zich uilmunlend lol een schelden schimpnaam leent.

Oo Corsicanen zeiven denken er naliiiirlijk niet aan om den glans van Napoleon\'s naam te verduisteren, als zij er op wijzen, dat hij in de iiooldslad van hun eiland het levenslieht aanschouwd hecll. Integendeel, zij doen zich te goed aan den luister , waarmede hij is omstraald ; /.ij achten hun eiland en zich zeiven in Napoleon boven mali; verheerlijkt. Napoleon is voor hen een ware heilige, een halve god geworden, en sinds deze geweldige heer-si\'lier zijn naain door middel van zijn zwaard met onuilwischhare letters in bel boek der historie heeft geschreven, zijn zij pas reclil innig verkleefd geworden aan het land , waartoe zij tegenwoordig bidiooren era waarvan zij in vroeger dagen oen hijkans onverwin-lijken alkeer hadden. Nergens hebben de lionaparle\'s trouwer aanhangers dan in dil aanhangsel van Frankrijk. Houher, de «vice-keizerquot;, word door Corsica herhaaldelijk Ier Nationale Vergadering afgevaardigd , en hel is niel de eebt gemeende of voorgewende re-publikeinscbe denkwijze van Jerome\'s zoon, den «roodenquot; prins Napoleon, maar alleen zijn naam, alleen de betrekking, waarin hij staat lot do Bonaparte\'s, die de meerderheid der Corsicaansche kiezers bewogen beeft hem mol hel mandaat van Afgevaardigde te vereeren.

Te Ajaccio, Corsica\'s hoofdstad, lioof\'i men de nagedachtenis dos iCorsicaansquot; en van zijn familie, behalve door oen prachtig standbeeld ook door een gansche reeks van straatnamen in eere gehouden. Hier leesl men op een bordje ; Cours Napoleon, daar Hue Napoleon, elders weer Rue Fetch (naar den hekendon kardinaal, Napoleon\'s oom), Itne Cardinal, Hue Laelilia (naar do moeder des keizers), Itue lt;Ih Hoi de Home (naar Napoleon II,

-ocr page 61-

53

den jonggestorven zoon des eersten Napoleon\'s) , enz. , terwijl men liet huis, waarin de keizer liet levenslicht aanschouwde, ge-heel in denzelfden staat gelaten heeft als waarin het zicli bevond op het laatst der vorige eeuw, met uitzondering van de meubelen, die men er uil weggenomen heeft, waardoor het op den bezoeker den indruk van een akelige holheid en ledigheid maakt. Kr zullen wel niet vele eenvoudige woonhuizen zijn, waaruit zoovele personen, en dat nog wel uit hetzelfde gezin, Ie voorschijn gekomen zijn , die lot de hoogste waardigheden opgeklommen zijn , waarnaar de menschelijke eerzucht kan streven. De kinderen van Bonaparte zagen zich, de een na den ander, de vorstelijke kroon op de slapen gedrukt: Napoleon wordt keizer van Frankrijk en doet geheel Europa beven voor zijn macht; .lozef koning van Spanje; bodewijk van Holland; Jerome van Westfalen ; Pauline en Elize worden llaliaansche vorstinnen ; Caroline bestijgt met haar gemaal, den wakkeren Murat, den koninklijken troon van Napels. Dat droomde Laetitia Hamolini, de burgerdochter uit een onbekend Corsicaansch stadje, niet, toen zij op veertienjarigen leeftijd haar hand schonk aan den on-bemiddelden rechtsgeleerde Carlo. Dat zij echter mede hel hare er toe bijgedragen heeft lot de vorming van Napoleon\'s geest, waardoor hij in staal werd gesteld tol het spelen van zijn gewichtige rol, wordt ons openhaar uit de diepe vereering, welke de keizer altijd voor zijn moeder, en voor moeders in het algemeen heeft gekoesterd, zoodal hij eenmaal, gevraagd zijnde naaide oorzaak van Frankrijk\'s geduchte rampen voor zijn optreden, lim antwoord gaf: «Frankrijk had gebrek aan moeders, die dezen naam verdienen; geef het moeders, en hel zal gered zijn.quot;

De grootsche herinneringen aan Napoleon hebben niet alleen een eigenaardige belangrijkheid bijgezel aan Corsica, maar ook een hoogst gewichtigen invloed uitgeoefend op de staatkundige gezindheid der bewoners. Vóór de Fransche revolutie, en bepaald voor Napoleon\'s optreden, was bet geheele eiland , dal in taal , zeden, gewoonten en neigingen door en door llaliaanscb was, en nog is, vijandig jegens Frankrijk gezind , maar daarna gevoelde hel zich er nauw aan verhonden door den roem, die van zijn grootcn zoon op diens geboorteplek afstraalde, zoodal de opstanden en burgeroorlogen, die in het laatste gedeelte der vorige

-ocr page 62-

54 ÜE GEBOORTEPLEK VAN NAPOLEON I.

eeuw Corsica op slroomen bloeds en tranen le slaan zijn gekomen, zich sedert niet herhaald hebben. In het karakter en den geheelen stoflelijken en geestelijken toestand der bevolking is echter over het geheel genomen weinig verandering gekomen. Deze vormen een treurige tegenstelling met de gunstige omstandigheden , waarin de natuur de Corsicanen geplaatst heelt en waarvan zij ter bevordering van hun beschaving, ontwikkeling en welvaart zoo uitnemend partij hadden kunnen trekken.

De natuur is voor Corsica evenzeer als voor de meeste eilanden en kuststreken dor Middellandsche Zee een recht milde moeder geweest. De gebergten van bet eiland zijn rijk aan kostbare voortbrengselen : metalen , marmer en andere gesteenten van de voorlreffelljkste soort; de dalen kenmerken zich door een groote vruchtbaarheid. De zee heeft er havens geformeerd van den eersten rang, wat ruimte en veiligheid betreft, zooals die van Porto Sagone, Ajaccio c. a. in bet Westelijk gedeelte; aan de Oostzijde bevindt zich een uitgestrekte vlakte ter lengte van zestien en ter breedte van ruim twee uren gaans, die slechts op de arbeidzame hand van den menscb wacht, om herschapen te worden van een ongezonde moerasstreek in een reeks van vruchtbare bouwvelden. Door het verschil in hoogte van de onderscheidene deelen des eilands kunnen er zoowel de voortbrengselen der gematigde luchtstreek , als die van het warme Zuiden gewonnen worden, liet klimaat komt geheel overeen met dat van Italic. Gedurende twee derde van hel jaar schittert er de zon in al baar pracht aan den altijd blauwen hemel. De winter is er zeer kort en gematigd. Sneeuw is er een onbekend verschijnsel , behalve in de hoogere bergstreken. De olijlboom , de kurkeik , de oranje-en citroenboom, honderden soorten van cactussen gedijen voorspoedig in de laagten ; allerhande granen, de maïs, de wijnstok , de kastanjeboom tieren uitnemend in de hoogere streken van hel binnenland, lieusaebtige wouden bedekken de zijden der bergen, welker toppen gekroond zijn met prachtige beuken-, berken- en pijnbosschen.

De Corsicanen hebben echter weinig of geen winst welen te doen met deze rijke gaven der natuur. De landbouw is er van zeer weinig beteekenis en verkeert er nog in oen echt aartsvaderlijken toestand, evenzeer als de nijverheid en de handel. Do

-ocr page 63-

DE GEBOOHTEPl.EK VAN NAPOLEON I. O.»

bevolking is over hel algemeen arm, en , wal nog erger is dan slofielijke arrnoede , ook arrn aan vertrouwen , dal zLj zicii lot een beleren loesland kan verhellen. In de veilige havens ziel men bijna geen enkel schip. De rivieren en beken, die van de bergen komen slroomen , maakl men zich niel len mille lol hel drijven van molens en fabrieken, maar laat ze nulleloos en on-gebruikl wegvloeien en aan de kuslen poelen vormen , die een voorldurende bedreiging\' zijn voor de gezondheid der bevolking. Hel groolsle gedeelle van den vruehlbaren bouwgrond ligl ongebruikt. üe bergwerken , die er nog zijn , hebben weinig belee-kenis en bevinden zich bovendien in vreemde handen. Ook met liet kostelijke hout, dal de Corsicaansche bergen siert, gaal men op de roekelooste wijze te werk. Telken jaren worden duizenden bij duizenden hoornen, geheele boschstreken soms, aan de vlammen prijs gegeven, voornamelijk door de herders , ten einde aldus uitgestrekter terrein tc verkrijgen, waar zij linn kudden kunnen laten weiden, liet lagere hout- en heestergewas wordt eveneens bij gansche uitgestrektheden in brand gestoken om in de asch , die een zeer vruchtbare rnestsloi is, de noodige levensbehoeften te leden. Is eenmaal de voortbrengingskracht van een stuk grond uitgeput, dan steekt men eenvoudig een nieuwe hoschslreek in brand , ten einde vrij te zijn vnn de moeite der bemesting van den vroeger gebruikten bodem.

De bevolking bedraagt dan ook slechts tweehonderd vijliigdui-zend zielen , d. w. z. ruim een derde gedeelte van hel aantal bewoners, die hel eiland zou kunnen bevatten eu voeden. Hunne belangstelling wordt alleen gaande gemaakt door hun eeuwigdurende twisten en verdeeldheden, waarin zij tienmaal meer kracht en energie openbaren , dan noodig zou zijn om zich te ontworstelen aan den ellendigen toestand, waarin zij verkeeren. Hunne zeden zijn nog zeer ruw en onbesrhaafd. Bijgeloof en onwetendheid zijn onder hen nog algemeen heerschend. Wraakzucht en onverzoenlijke haat jegens den vijand zijn er aan de orde van den dag. Onder den invloed van hel Fransche bestuur heeft er wel eenige verbetering plaats gehad in hun stoffelijkcn en geestelijken toestand, maar toch laai deze nog ontzaglijk veel n-wenschen over. De omstandigheden , waarin de Corsicanen verkeerd hebben en nog verkeeren , hebben niel weinig bijgedragen

-ocr page 64-

51) HE (SEÜOORTKPl.EK VAN NAI\'OI.EON I.

lol liet ontstaan en bestendigen dezer ruwheid en barbaarschheid. Daar de landbouw op het. eiland mei eenige bezwaren gepaard gaal, welke de trage aard der bewoners niel aandurft, nemen zij bij voorkeur de loevlucbt lot hel herdersleven in de wildernissen van liet gebergte , dat uil den aard der zaak niet geschikt is om de zeden te verzacblon en de beschaving te bevorderen. Voorts waren zij eeuwen achtereen blootgesteld aan de invallen en plun-deringen van de bewoners der nabijgelegen kusten der Middel-landscbe Zee. Üm zich hiertegen te beveiligen verlieten zij hun woonplaatsen in de vlakten en dalen, oin zich te vestigen op de toppen der bergen, waar zij evenals de arenden in hun nesten huizen. Al\'gezonderd van de wereld, en zelfs van hun naaste huren, leven zij van de opbrengst hunner kudden, mei de zorg waarvoor zij gewapende mannen belasten, die meer op struikroo-vers dan op ordelievende burgers gelijken, leder landbouwer na-inelijk bezit eenige magere koeien, die ternauwernood melk geven , en een aantal schapen en geilen. Stallen en voeder heeli hij er niel voor. Hij laat ze dus weiden door rondzwervende herders, die tol loon voor hun dienst, een deel der jongen onl-vangen. Des zomers dwalen deze kudden in het gebergte rond en richten niet weinig schade aan in de bosschen , waarin zij doordringen, \'s Winters komen zij naar de laagte en eten alles op, wal zij machtig kunnen worden, zonder dal er gevraagd wordt, wiens eigendom het i-s. De herders gedragen zich als heeren en meesters van het land. Wee hem, die zich legen hen zou durven verzetten , als zij den brand steken in de bosschen of hun kudden op de bouwvelden jagen ! Zij aarzelen geen oogen-hlik oin mei hun altijd geladen geweer, den eersten den besten , die het hun lastig maakt , neer te schielep, en, bij de heftigheid der Lorsicaanschc wraakzucht, heeft niemand, overheden noch rechters zelfs, den moed om zich tegen de aanmatigingen dezer woeste kerels aan te kanten. Thans komt er in dit opzicht althans ccnige verbetering en worden zij hel gewaar, dal het repuhü-keinsche 1quot; rank rijk , do handhaving der orde evenzeer als de vrijheid zrlls in zijn afgelegenste deelen op prijs begint te stellen.

liet kost der Fransche regeering niet weinig moeite en geld om naar de bereiking van dit doel in dit aanhangsel van heiland ff gt;lrevcri. Men heeft berekend, dal de aanhechting van Corsica

-ocr page 65-

UK OKHOORTKPI.KK VAN NM\'OI.KOS\' |.

sedert 1769, toen deze zaak haar beslag kreeg, aan Frankrijk niet minder dan honderd en vijftig miilioen gulden iieef\'l gekost. Voor de tweehonderd en vijftigduizend bewoners moot dc regeering o. a. niet minder dan twaalfhonderd gensdarmes onderhouden, len einde dc barbaarschheden der dusgenaamde vendella en de daaruit voortvloeiende rooverijen tegen te gaan. De vendella was in vroeger dagen een geduchte plaag voor Corsica , voorl-vloeiende uit hel afgezonderde leven der verschillende lamiliën, zoodat ieder een kleine staat op zich zelf vormde en zijn recht op dezelfde wijze trachtte te handhaven en te verdedigen , als dit tol nog loe in het groot gebruikelijk is bij de volken, dooi middel namelijk van den oorlog, die men elkander aandeed. Wee dengene , die den broeder of een verwant van een Gorsicaan gedood of beleedigd had! Onmiddellijk grepen de verwanten van den verslagene of gehoonde naar liet geweer om hem Ie wreken. De moordenaar of beleedigde stelde zich dan onmiddellijk in veiligheid door do vlucht naar de minst toegankelijke gcdeolten van het gebergte. Doch ook hij bad familieleden , en deze weiden mede aansprakelijk geacht voor hetgeen er geschied was. Zij wapenden zich dus, maakten van hun woningen een soorl van kasteel on zetten schildwachten uit als zij zich naai\' buiten begaven. Tien , twintig jaren , en langer soms loerde de wraakzucht op haar buit en wist zich in den regel bevrediging te verschaffen , waardoor gedurig weer tol. nieuwe voeten en moordaanslagen aanleiding gegeven werd.

In de stralen van Hastia wandelde voor cenige jaren een man rond, dion het volk Nnsone noemde, naar den groeien neus, waarmede de naluur hem begiftigd had. Zijn gekorven gelaat on hel gemis van één oog gaven hem bij zijn reusachtige gestalte oen huiveringwekkend voorkomen. Deze Nnsone had het ongeluk gehad , in zijn woonplaats, Pietro Nero, een der dorpelingen Ie beleodigen. Deze zwoor wraak, on Nasone versohansle zich in zijn woning en versperde deuren en vensters om veilig te zijn togen de aanvallen zijns vijands. Goruimon lijd verliep voordat hij zijn woning durfde verlaten. Eindelijk dacht hij liet eens veilig te kunnen doen. Maar nauwelijks was hij huilen, of zijn vijand was dadelijk bij de hand en sprong op hem aan. Er ontstond oen vreeselijke worsteling ; zij sneden en kerfden elkan-

57

-ocr page 66-

58 ÜE GEBOOKTEPLEK VAN NAPOLEON I.

der met hunne messen op een verschrikkelijke manier. Nasone dreigde liet onderspit te zuilen delven en werd reeds door zijn vijand naar een omgevallen boom gesleept, waar deze hem den hals wilde afsnijden , toen de politie er bij kwam. De vervolger ontsnapte in de bosschen en Nasone bracht er het leven af. Wederom verliepen er maanden , waarin hij zijn huis niet durfde verlaten. Toen hij dit eindelijk weer eens waagde, kwam er onmiddellijk een kogel op hem aanfluiten , die hem in hel oog trol\', straks door andere gevolgd, die hem op onderscheidene plaatsen wondden. Wederom dankte Nasone aan zijn ijzersterk gestel het behoud van zijn leven. Zijn verbitterde vijand liet hem echter geen rust. Nu eens vond hij zijn wijngaard verwoest, dan zijn graan vertrapt, dan wederom werden er brandende flambouwen in zijn huis geslingerd. Eindelijk besloot hij naar de stad te verhuizen om veilig te wezen onder de hoede der politie. Sinds wandelde hij te Rastia rond als een toonbeeld van de heftigheid der Corsicaan-sche bloedwraak. Voorzichtigheidshalve had hij altijd een Hinken buks bij zich, gereed om dadelijk vuur te geven, als hij zijn ver volgers in hel oog mocht krijgen.

Sinds de Fransche regeering het dragen van wapenen aan de Corsicanen bepaald verboden heeft is de hevigheid der en

hel aantal hieruit voortvloeiende moorden sterk afgenomen. In hel laalsl der vorige eeuw vielen er jaarlijks gemiddeld acht ii negenhonderd slachtoffers van deze barbaarsche gewoonte; in 1851 was dit getal reeds tol tweehonderd verminderd; thans worden er jaarlijks nog ongeveer zeventig moorden uit wraakzucht gepleegd. Igt;e voormalige bezitters van Corsica, de Genueezen, hebben er niet weinig schuld aan , dal dit heilloos vuur der wraakzucht zoo fel op Corsica is gaan woeden. Zij troffen er de instelling óo.r vendetta aan en in plaats van zich te beijveren om haar uil te roeien, deden /ij al hun hest om de vijandige verhouding der verschillende fami-liiiri nog le verscherpen. Verdeel en heersch! was ook hun leuze , en zoo bleven zij in weerwil van den haal, dien de Gorsiconen jegens hen koesterden , eeuwen lang meesier van het eiland.

lgt;e gezindheden echter, waarin de moorden der vendetta haar oorsprong hadden , duren nog altijd in hel harl der Corsicanen voort. Ite groote meerderheid der bevolking is in lallooze fractiën

-ocr page 67-

DE GEBOORTEPLEK VAN NAPOLEON I.

verdeeld , die elkander biller vijandig zijn, en zich zorgvuldig van elkander alsluilen. Achlerdocht, wantrouwen en de zuchl om elkander, waar men sleclils kan, den voet dwars te zeilen, deze treurige neigingen beheerschen het openbare leven dezer eilanders op een geduchte wijze. Ongetwijfeld is het aan dezen treurigen volksaard toe te schrijven, dat de poëzie en de kunst onder hen geen enkelen vertegenwoordiger van eenige beleekenis lieelt aan te wijzen. En toch zijn de Corsicanen ten nauwste verwant aan de Italiaanscbe natie, waaronder de voortreffelijksle dicblers, beelil-houwers, schilders en componisten zijn opgestaan, die de menscb-beid beeft voortgebracht. I^n toch spreekt men er dezelfde taal , als waarin Dante lot het gemoed van alle geslachten na hem heelt gesproken, en schijnt er dezelfde zon, die Rafael en Michel Aii-gelo beeft bezield hij bet scheppen hunner wonderschoone kunsl-gewrochlen. In \'t algemeen is Corsica zeer arm aan groote mannen. Die bel beeft voortgebracht waren onstuimige , woeste partijgangers, die gewaad hebben door bet bloed hunner medebui-gers en den fakkel der verwoesting door bel eiland hebben gedragen. Alleen op Napoleon zou het zich met recht kunnen vei-boovaardigen , indien ook aan de banden van dezen groolen man niet zoo ontzettend veel bloed kleefde. Bovendien gaat de geschiedenis van dezen sGorsicaanquot; geheel en al buiten die van zijn geboorteplek om. Frankrijk, niel Corsica, beeflhel recht om Napoleon een plaals le schenken in het pantheon zijner groote mannen. Frankrijk beeft Napoleon groot en tegelijk klein gemaakt, gelijk wedei -keerig Napoleon bet licht en de schaduw van zijn leven en werken op Frankrijk, en op Frankrijk alleen, heeft laten vallen.

Hel huiselijk en maatschappelijk leven der Corsicanen is builen de weinige steden , die bet eiland lelt, allerellendigsl. Niel ten onrechte beeft men hun eiland den naam gegeven van liet »Fran-sche Ierland.quot; Hul vormt een treurige tegenstelling mei Frankrijk en zijne welvarende, wakkere, nijvere en rijke bevolking. Den vreemdeling, die hunne buizen op de eenzame, stille berghooglen binnentreedt, bekruipt een gevoe! van diepen weemoed en weerzin. Deze dusgenaamde huizen bestaan in den regel slechts uil een enkel vertrek, zonder vloer, waarin mannen, vrouwen, kinderen en -- varkens door elkander krioelen. Daar er geen schooi • steenen zijn en de rook zich door deur of glasloos venster een

-ocr page 68-

UK GKI1\'.0UTKI\'I,KK VAN NAPOI.KON I.

uiUveg moei banen naar builen , heerscht er gewoonlijk een dikke rook. Gelukkig, dal bel eiland gezegend is met een gematigd klimaat, zoodal men hel grootste gedeelte van den dag vóór in plaats van in hel buis kan doorbrengen. Doch ook daar is bet niel aangenaam en verkwikkend, daar de lucht in den omtrek dei-woningen verpest wordt door allerhande onreinheid en afval, die men eenvoudig de deur ol\' bet venster uitwerpt en daar aan de vcrroüing ten prooi geelt. Niemand denkt er aan om deze onreinheid weg te nemen. Te midden dei\' mestboopen zitten of liggen de Gorsicanen soms uren acblereen op den grond, niets uitvoerend dan pijpen rooken. en overleggen boe zij hun vijanden bel best /uilen kunnen plagen en ergeren. Zij zien er rnet hun roode mutsen , grove, harige buizen en broeken en lange baarden niel zeer aantrekkelijk uit. \\an een weg ol ander werk van openbaar nul is in de dorpen geen spoor te vinden. Op vole plaatsen heelt men zelfs geen behoorlijke begraafplaats. Men werpt daar de lijken zonder veel omslag, zonder doodkist zells, in een gemeenschappelijke -roeve, die een rijke bronwel is van besmetting. Zelfs te Ajao cio, de hoofdstad van bel eiland, heerscht de walgelijkste onreinheid op de stralen, en hoewel zij in de onmiddellijke nabijheid der zee ligt, beeft niemand er nog ooit aan gedacht om er een badinrichting te vesligen !

De talrijke kastanjeboomen op Corsica zijn voor deze leegloo-prrs een weldaad, die zij volstrekt niet verdienen. De vruchten er van vormen bet hooldbeslanddeel hunner voeding en bet dichte looi schenkt hun woningen een aangename schaduw. Deze hoornen, die ben voeden en beschuiten, zonder dat zij er een hand voor b\' hoeven uil le sleken, worden dan ook door ben in boo^e eer gehouden , in zulk een mate zelfs, dat bel vermogen van een gezin geschat wordt naar bel aantal kastanjeboomen, dal hel in eigendom beeft. De meisjes krijgen ze niel zelden bij wijze van bruidschat mede ten huwelijk. Ook de olijfboom komt zeer veelvuldig voor op bel door de natuur zoo rijk gezegende eiland, maar men draagt er geenerlei zorg voor zijn veredeling, noch voor de behoorlijke, inzameling der vruchten. Men laat de hoornen zonder enten of snoeien opgroeien en neemt zelfs de moeite niet om de vruchten, zooals het behoorl, af le plukken; men wacht totdal ze van zeil afvallen. Velen zien dan nog zelfs op tegen de moeite

-ocr page 69-

UE GEBOORTEPLEK VAN NAPOLEON I.

van hel oprapen en laten de olijven eenvoudig verrollen op den grond ! De wijnslokken leveren een gewas, waarvan do voorlrei-l\'clijksle wijn bereid kan worden; maar de Corsieanen hebben geen kelders en geen werklieden er voor, en zien hel dus mei de mees! mogelijke kalmle aan, dal de Genueesche kooplieden gansche scheepsladingen druiven uilvoeren en (Je geheele bewerking van den wijn in hun land doen plaats hebben.

Ook van de rijke bosschen trekken de Corsieanen zoo weinig mogelijk voordeel. Wij zagen reeds op welk een roekelooze wijze geheele boschstreken worden vernield en verbrand. Daar, waai men zich met hout vellen en haar bereiden bezig houdt, zijn de werklieden geen Corsieanen , maar Italianen uit Lucea en andere plaatsen, die zeer zuinig leven en met welgevulde buidels na het einde van den arbeid huiswaarts keeren. De Corsicaan schijnt een aan geboren alkeer van den arbeid te hebben. De Fransche regecring heeft gezorgd voor den aanleg van wegen , voor de verbetering der openbare veiligheid, voor een geregeld bestuur, hel heeft alles niet mogen halen, liet eenige deugdelijke middel om de rijke luilp-bronnen van Corsica ten algemeenen nutte te doen strekken, schijnt in den legenwoordigen stand der zaken het uitzenden van wakkere, nijvere kolonisten te zijn, doch dit middel is in Frankrijk niet gemakkelijk toe te passen, daar de Franschman niet licht te bewogen is om zijn schoon en rijk vaderland te verlaten. De regeering moet er dus naar streven om in dien stand van zaken zeiven verandering te brengen. Zij moet ook op Corsica het licht der kennis, dei verstandelijke en zedelijke ontwikkeling doen schijnen. Zij moei scholen oprichten mei mannen aan hel hoofd , die voor hun laak berekend zijn ; die niet alleen kennis mededeelen maar ook vormen, opvoeden kunnen. Gelukt het haar eenmaal Corsica\'s bevolking geestelijk en zedelijk te verheden , dan zal Corsica niet langer als een schadelijke uitwas van Frankrijk zijn, maar een dn schoonste paarlen aan zijn kroon worden.

61

-ocr page 70-

li-gt; KKN MICROSCOPISUli VORSTENDOM.

EEN MICKOSCOPISCH VORSTENDOM

Schuins tegenover Corsica , rechts van Nizza , het welbekende lustoonl van Europa, de toevlucht van de rijken der aarde, die zich het genot van liun geld en goed bedorven zien door li-diaamskwalen en onder hel weergaloos zachte en vriendelijke klimaat dezer streek genezing daarvan komen zoeken, ligt het iilinrkleinstc der weinige miniatuurstaatjes van ons werelddeel, die een min of moer onafhankelijk beslaan hebben behouden le midden van dn staalkundige stormen en omwentelingen, die aan dc zellstandigheid \\an zoovele landen en volken een eindo hebben gemaakt. Met is liet vorstendommetje Monaco , een minia-tuurstaalje in den waren zin van hot woord , een landje in duodecimo formaat, dat in zijn geheel zeer gemakkelijk zou geborgen kunnen worden in het vestzakje van een niet al te grooten reus. Zelfs in vergelijking met de republiekjes Andorra in de Pyreneeën, en San Marino in Italië alsmede met het prinsdommetje Liechlenstein, in het zuiden van Duilscldand, is Monaco klein, buitengemeen klein, vooral rinds het jaar 1861, loon hel inkromp lot een oppen lakte van ruim een vi jlde vierkante mijl, de hoeveelheid lands dus, die in Gelderland eenige dagbuurdersplaatsjes zouden vormen, ah ?,ij in afzonderlijke stukken werden verpacht. Vóór het genoemde jaar was de vorst van dit kleine landje , hoezeer toen nog over eigt;n weinig grooter uitgestrektheid den schepter zwaaiend , ook wat zijn geldelijke omstandigheden aangaat, vrij wel aan een daghuurder gelijk. Thans echter is hij , niet alleen betrekkelijk, maar inderdaad een der rijkste vorsten van Europa , en , zonderling genoeg, deze vermeerdering van zijn rijkdom slaat voor een deel althans inct dc verkleining van zijn gebied in nauw verband.

Hij was, ja, vóór 1801 doodarm, de souverein van het kleine landje, dal toen nog een paar vierkante mijlen besloeg en viermaal meer inwoners telde, dan hem thans gehoorzamen. Zijn armoede vormde \'\'en treffende tegenstelling met den rijkdom aan natuurschoonheden , waardoor een deel van zijn klein gebied zich kenmerkte, een steile rots, die zich

Malig verhiel aan de kust der azuren Middellandsche Zee,

-ocr page 71-

KKS MICROSCOPISCH VORSTENDOM.

stond zijn vorstelijk paleis, het, oude, hall\' vervallen kasteel diM\' Gi\'imaldi\'s, die sinds de tiende eeuw over Monaco hebben go-heerscliL Schilderachtig slaken de verweerde linnen van het gebouw al\' tegen het weelderig groen der boschages, waarin de linten van het lachende Zuiden en van de warme keerkringsge-weslen zich op de verrukkelijkste wijze dooroenrnengden , terwijl duizendsoortige bloemen het als een bevallige krans omslingerden. De vorst smaakte echter te midden zijner armoede de vertroosting niet van hel genot dezer betooverende natuurschoonheden. In dubbelen zin kon men zeggen; arme vorst! want hij miste ook het gezicht, hij was blind, de ongelukkige! Hij leidde een al-gezonderd , eentonig leven. Zijn omgeving bestond hoofdzakelijk uit een aantal vrome paters, lol de orde der Jezuïet,enbehooren-de, die een onbegrensden invloed op hern en op de gansche regeering van hel kleine landje uiloelenden. Mad hij voor hel een ol\' ander een kleine som noodig, dan kostte hel zijn agenten niel weinig moeite om de rijke kooplieden van Marseille ol\' Toulon to bewegen om hem bij Ie springen , en door dc bezwarende voorwaarden, waaronder zij hem uil den nood hielpen, word de ongelukkige hoe langer zoo armer en zijn crediel hoe langer zoo kleiner.

In deze treurige dagen kwam de verzoeker in de gedaante van Napoleon 111, den machtigen keizer van Frankrijk , tot don blinden vorst, liet gansche massa\'s goud verleidelijk klingelen en zeide tol hein: «Verkoop mij uw klein landje, dan zal ik u lol een rijk man maken.quot; En tegelijk trad er een andere verzoeker op hem loc en fluisterde hem in hel oor; «Behoud althans een klein deel van uw land, opdat gij daar vrij en zelfstandig kunt doen cn laten wal gij wilt, en ik zal op de kale, naakte rols tegenover uw vorstelijk paleis een prachtige knip plaatsen, om dlt;\' voorbijvliegende vogels rnel gouden vederen daarin te vangen. Ik zal dezen onnoozelen halzen de gouden veeren afplukken en ze broederlijk mei u deelen , zoodat gij en ik millionairs zullen worden.quot;

En dc arme vorst, verkocht den keizer het land, dal rechts en links van de rols gelegen was, zooveel hij maar missen kon, en slak met een welgevallig lachje de millioenen , welke hij er voor ontving, in don ledigen zak, en gaf\' ook, tegen behoorlijke

-ocr page 72-

04

i;r,n microscopisch vor8tkndom.

betatag, ücn vogelaaiquot; «erlof on.

«Ier rol». *

lieten, te vangen. - • . • voorbiivlogon, vonder er

de reizigers vroeger in den *p ,„ntlt;,oen „esierd. Kr groeiden naar om le zien, mei w\'e P ppulaen , waartussciien

lt;* .^-JSrJSSL *m .oorbijgailger .cgenlaclUon. quot; ji, (lè vogelaar, onJer 4e lK»r SoeJteünng van dsn

w ucliten , Tusschen de bladeren en de vruchten we-

vorsl, iiad vei0iili„d. •.|.i.(in Waarin de argelooze vogels

,,,Ciae l:%e,ndenVCren0irn doodwonden. Prachligc paleizen ver-^evangen we don k ie|l V00I. die vogels, welke voorloop.g

hieven zich als uiUokkc strikken le lalen vangen,

«.^.nnJig •«gt;• ^

l^kllTnT-roene «nUnn naj.nilon , wairop Je vogelaar /,00 meerde klem. n nv.-rvloed had nilgeslrooid , zoo-

de gouden lokkorrels ,n \'ooien gelale onderhol

lang, loldal zij er /lr \' \'J1\' ^liml lachend de gouden verren nel des vogc aars «ua.u , 1;in(lsliecl. deelde, zoodal de/e,

uilplnkle, welke hi| Houw ma u Marseille behoefde le

„iel meer bij de koopheden vaquot; 1 ^o^n interest. maar nau-

..............kleine \'l\'ö,:,, keert........ Wel

welijks weg meer wist m\'JJ , . en deri Mammon niet liijbclwoord, volgens belweU i - bouwen van kerken en

,e elak Kan toe,., - ^

wirs:^ m *•=■

allo aanspraak op lijn «j , , vol.slendoinnielje .......Ie

ZieUiaar Je ........... fomaai,, en

Middellandsclie zee , van ■ sch0one, vergulde bandje van

,|C leïer heelt ^ „Jd.o.lorvenden inhoud onislml.

•gt;» ,w\'!ksk0n 7quot; quot; „ nader kennis gaan maken mei Lel

Laat ons lhans u n wem 0 hnflocld met baar schoone

kleine landju, door do \'t°quot; \'ij,) „ „rferllijko kweekplaau

r ^^--r • - *.....

ireurenswaardigstc ,,edell|ke en s.olTelijke ellende.

-ocr page 73-

65

Wij bevinden ons te Nizza in licl ix\'gin van November. Ileus-achtige aanplnki)iiJeUen zijn allervvege lc zien , waarin den lal-rijkon, aanzienlijken vreemdelingen, die zich daar ophouden, bekend gemaakt wordt, dat de naamdag van Monaco\'s vorst den vierden dier maand op leestelijke wijze zal gevierd worden. Kr zal een reusachtig vuurwerk worden afgestoken, ter zee en te land , er zal een monsterconcerl worden gegeven , er zal een prachtige illmninatie plaats hehbeti, en, om het. nuttige met tiet aangename te veroenigen, zal de speelbank , die milde bronwel van rijkdom voor den pachter en den vorst, mede ter verhooging van de leestvrengde , in plants van lol cl!\' uren des avonds, zooals gewoonlijk , tot na iiiidderiiacht geopend blijven.

De groote feestdag, waarop wij ons naar Monaco hegeven , wordt opgeluisterd door een praditigeu zonneschijn. Terwijl wij in bet vaderland de koude Novemberwind ons om de ooreu voelen gieren en dikke nevelen den hemel omsluieren , ademen wij hier in onze verbeelding een lieielijke , gebalsemde lentelucht in, en zien wij den blauwen hemel zich helder weerkaatsen in de spiegelgladde zee. Wonderschoon ligt de kleine golf voor ons , aan een parelmoeren schelp gelijk , .schillerend van duizendvoudige kleuren in den llikkerenden zonneglans , die de besneeuwde toppen der Zee-Alpen mei een zee van rooskleurig licht overgiet. Vis een sierlijke krans omgeven de fraaie villa\'s en paleizen de ^choone golf, en schalks komen de kleinere woningen lussehen het donkergroen der olijven- en oranjeboschages ons tegen lachen.

Men moet maanden of jaren lang aan den oever der zee gewoond en geleefd hebben , om zoowel ban; liefelijkheden als hare grool-sche majesteit recht te leeren kennen en waardceren. Men moet baar gezien hebben, zooals zij zich op de stille zomerdagen onder het effen azurengewelf als een vlakke spiegel zich nitbreidt , met een zee van licht bestraald, en in den wilden storm, als het blauw verandert in een vaal groen en dit weer in oen grijsachtig geel of een somber grauw ; als do baren zich slingerend verheffen , om in dichte massa\'s te komen aanrukken op het strand , waar zij met donderend geraas breken legen de rotsen en het schuim kokend torenhoog doen opvliegen uit de spleten. Met zachte, liefelijke geruisch , dat zich op de stille dagen doel hoeren , is veranderd in een dof on wild gebrul , dat een onbo-

-ocr page 74-

KEN MICROSCOPISCH VOESTENUOM.

schrijfolijkon indruk maakt op hel gemoed. Indrukwekkend vooral is de zee, als donkere, oniieilspcllerulo donderwolken zich opeenpakken aan den hemel, als hel geralel des donders zich paart aan hel woeste golfgehruisch en een schrikwekkend doch majestueus concert daarmede vormt; als de bliksemstralen gelijk ballen vuurs van den hemel neerdalen en alles bij lusschenpoozen als in laaien gloed zeilen. Wee hel vaartuig , dat wij dan nabij de kust als een spookschip zien slingeren over de lel bewogen baren 1 liet kan de nabijzijnde haven niet bereiken. Met ijzeren klauwen houdt de oceaan hel vasl orti het eenige oogenblikken daarna tegen de rotsen le pletter te werpen. Kens reed er in de nabijheid van Monaco een knaap in wilde vaart langs het strand om zich en zijn paard voor hel woeden der elementen in veiligheid te slellen; daar komt een geweldige berg waters aanbruisen, sleept den jongen ruiter en zijn paard met zich mede in de schuimende branding eu scheidt beiden van elkander. Ken luide gil doel zich hooren le midden van het gebrul des stormwinds. Hel ros springt aan land; de ruiter was verdwenen. Weldra zou de zee haar buit op hel strand werpen, als om den menschen een nieuw bewijs te geven van hare geweldige macht.

Thans echter is alles kalmte en vrede en licht op de onmetelijke zee , terwijl daar in Monaco en in zijn omtrek honderden door de wildste begeerten en kokendsle hartstochten worden overmeesterd bij de gedachte aan het spel, waarmede zij tol laat in den nacht het leest Ier eere van Zijne Hoogheid , vorst Karei, zullen vieren.

Bij hel naderen van hel stadje wordt ons uil de metalen monden der kanonnen met donderend geknal toegeroepen, dal het feest een aanvang zal nemen. Wellv een pracht en heerlijkheid treil alom ons oog. Vóór ons de oneindige zeespiegel, verlevendigd door honderden vaartuigen, die als blanke zwanen daarop wiegelen, liondom ons allerwege de heerlijkste en weelderigste plantengroei. Tusschen slanke palmen staan duizenden geraniums, heesters, ja ware hoornen gelijkend, welker helroode bloemen sierlijk afsteken legen hel groen. De bellingen der hoogten schijnen mei een keurig geborduurd tapeet behangen te zijn, zoo talrijk en veelsoortig zijn de bloemen , waarmede ze zijn gelooid. Reusachtige aloë\'s en cactussen strekken hun zwaardvormige bla-

«6

-ocr page 75-

EEN MlCnOSCOPISCll VORSTENDOM.

don in de luclil uil ; de lakken der rozenslruiken mei duizenden lialf en iieel onlloken bloemen gelooid, slingeren zicli op verrukkelijke wijze lusschen liel frissclie groen der cilroen- en oranjeboomen. Hechls ligl liel schoone llalië mei zijne Irolsche bergen en vriendelijke dalen; Frankrijk verloonl ons uil de verte zijn laehendsle landschapp m, ja , bij de heldere luebl zien wij zell\'s Corsica met zijn gebergten en liet vermaarde Elba , en bel kleine eilandje Monte-Cbrislo, door den fanlasliscben graaf van dien naam, die aan de verbeelding van Alexander Dumas bet leven dankt , wereldberoemd geworden. Beneden ons ligl .Men-tone en Uoecabrune, beiden voormalige bezillingen van den vorsl van Monaco, welke bij voor vier millioen francs aan Frankrijk verkoclil becfl, lerwijl bij bel kleine boofdsladje mol de rots, waarop liet ligl, in eigendom behield , om er met bebulp der speelbankpacblers een vel melkkoetje van le maken.

In een grillig gelormoerde , eclil romantische rotskloof, ver-lieft zicli een prachtig kerkje , door een der vroegere medecige-naressen van de speelbank geslicht, eon kruimpje als \'t ware aan God toegeworpen van de iflillioenen door den Mammon in baar bezit gebraebt. Allerwege zien wij praciilige buizen en hotels, die goed bevolkt zijn, sinds de elegante en niet elegante speelholen in Duitscbland en elders zijn gesloten, met vreemdelingen uil alle oorden der wereld, die door den bartstoebt der begeerlijkheid of van hel spel als door een boozen en nimmer bevredigden demon bezeten worden.

Tevergeefs heeft oen menscblievende hand dezer dagen een waarschuwend boekje in bel licht gegeven onder den titel van : dLcs misères do Monaco (de ellenden van Monaco)quot; , tegenover welks titelblad een plaatje staal, waarop een der slacbloffers van de speelzucht wordt voorgesteld een einde makende aan zijn leven , met hel onderscbrifl : »6\'e que Ion y (jagnc.quot; (Wal men er kan winnen). Ook de karikatuurprent, die men bier en daar in de winkelkasten der boekhandelaars ziet hangen , zal waarschijnlijk even weinig uitwerking hebben Op die prent ziet men den pachter der speelbank van Monaco , IJlanc gebeelen , billard spelen met een zwarten en een rooden bal. Daar onder leest men: »Que pa soil rouge oh noir , qui sorlc, c\'esl loujours blauc qui yagnc. (01 bet rood dan wel het zwart (op de speeltafel)

07

-ocr page 76-

GS KEN MICROSCOPISCH VORSTENDOM.

voor den dag koml, wit (blanc) moei altijd winnen).quot; lieden vooral zijn de liefhebbers builengemeon talrijk en ze hebben haast, omdat er anders wellicht geen plaats zou te krijgen zijn aan de speeltafel, en aan de beide luilptafels, die ter eere van het feest des daags in de speelzaal geplaatst zijn , om de gasten zoo min mogelijk teleur te stellen.

Inmiddels zijn wij met de toestroomende vreemdelingen op hel terrein der feestviering aangekomen, liet speelhuis is Ier eere van den vorst feestelijk versierd en er zijn toebereidselen gemaakt voor een schitterende illuminatie, liet gansehe Monacaansche leger (twintig of vijf en twintig man sterk!) is in grandtenue, schitterend van goud en zilver, en zell\'s de gemeene soldalen zijn zóó rijk gekleed, dat hel moeielijk valt do officieren te onderkennen van de manschappen. Wellicht bestaat ook het grootste gedeelte dezer armee wei uil generaals, evenals dit in sommige dor Zuid-Amcrikaansche republieken bet geval is. Alle militairen zijn gedecoreerd, de moesten mei zes en meer eereteekens. De gansehe bevolking met hare talrijke ambtenaren en nog talrijker geestelijken is op de been om naar de muziek te luisteren van hel talrijke orchest, door de eigenaars der speelbank gehuurd. He vreemdelingen maken echter liet grootste bestanddeel dei\' feestvierenden uit en de meesten van dezen richten hunne schreden naar het speelhuis. Aan dames en heeren van verdacht allooi is geen gebrek ; deze zijn hier Ie midden van de spelers recht in hun element en kijken zeer vergenoegd bij de gedachte aan de goede zaken, die zij zullen doen.

Ib\'t vuurwerk is recht schil terend en kostbaar, Mon is er echter niet in geslaagd om ook dat, hetwelk men op de zee onl-sloken hoeft, eenigszins indrukwekkend te maken. De brandende vaten met petroleum, die daar ronddrijven, worden daartoe al te. hel door de maan verlicht, die in vollen glans aan den hemel schittert en schijnt te glimlachen over de ijdele pogingen der mensclien om een tooveraclitigen gloed Ie werpen over den zeespiegel.

Kn inmiddels rolt de. kogel, die over de winst cn het verlies der spelers beslist, onophoudelijk voort op de speeltafel, en de slem van den eroupier is rusteloos bezig om de «zakenquot; gaande te houden, en hel weidt en bruist in honderden harten onstuimiger en wilder,

-ocr page 77-

Ci)

clan de golven der zee , wanneer ze door den stormwind worden opgezweept. Arme mensch ! wat zijl gij toch een meester in dr kunst om te midden van aardsclie paradijzen een hel te doen wonen in uw liarl !

Het is een diep treurige gedachte, dat al de pracht en do schoonheid, die men in Monaco ziet, de vrucht is van de specu-lntie op de ellendigste en laagste rnenschelijke hartstochten. De speelbank is het ware middelpunt waarom alles draait, de bronwel, waaruit al de heerlijkheid — en ook al de gemeenheid en zedeloosheid — waarvan Monaco het tooneel is, opwelt. Werd de speelbank opgeheven , het geheele aardsclie paradijs , dat de rots Monle Carlo thans tooit, zou als met een tooverslag verdwijnen; de bloemen zouden verwelken; de paleizen en villa\'s ineenstorten ; do glans van do uniform dor soldaten reddeloos te gronde gaan; de talrijke ambtenaars- on priestorstoet zou van honger vergaan ; do inwoners zouden, evenals eenmaal Jeremia dooi\' de straten van het verwoeste Jeruzalem, jammerend en weeklagend, in zak en asschc rondgaan door hun te gronde ge-gane stad; de spoortrein zou hot niet dor moeite waard achten tot aan dozen uithoek door te stoomen ; — Monaco zou weer terugzinken in hol niol, waaruit hot le voorschijn is gekomen, on hot weemoedigste van alles zou nog zijn , dat niemand , aan wiens gevoelen iels gelogen is, er oen enkelen traan om zou schreien.

UT DE GKSCHIUDEMS Jgt;ER SI\'KELHANK TE MONACO.

De speelbanken beginnen van lieverlede uil Europa te verdwijnen. De Duitsche badplaatsen bepaaldelijk hebben sedert hol verbod dor regeering om speelinrichlingen le houden, voor een deel dor fashionable wereld niet weinig van hare bekoorlijkheid verloren. Hol staal voor de hoeren en dames, die het hasardspel in het groot lierhebben, zeer te vroezen, dat weldra do zoozeer geliefde speelbank met velerlei andere verkeerdheden en misbruiken geheel en al lol de geschiedenis zal hebooren, om misschien weer

-ocr page 78-

70

helaas! plaals lc maken voor nieuwere middelen en gelegenheden, waarvan ilo menschelljke hartstochten zich tot hunne bevrediging welen te bedienen, want zoolang niet \'s rnenschen innerlijke natuur veranderd en verhcterd is, zal hij altijd vruchtbaar blijken le zijn in het zoeken van wegen ter voldoening aan lage en onedele neigingen, liet is voor de vrienden van het hasardspel, zooals dat aan de speelbanken gedreven wordt, een groole vertroosting, dal er althans nog eenige uilhoekjes van de wereld zijn, waar zij hel hart kunnen ophalen aan hun gelielkoosdc uitspanning (?). Tot die plekjes behoort, gelijk de lezer uit hel voorafgaande reeds weet, Monaco. Hel ligt wel wal afgelegen en is wel wat moeielijk te bereiken, maar dit is voor de lielhebbers van hel spel geen be-letsid . getuige de groole menigte, die zich in de popperige hoofdstad van hel popponlandjo voortdurend om de speeltafel verdringt, en de enorme winsten, die er voor den vorst en de eigenaars dei-bank uil hun dwaasheden voortvloeien.

Monsieur Blanc, de tegenwoordige eigenaar der Monacaansche speelbank, acht zich ongelwijlVId een der uilnemendste weldoeners van de menschheid, nis hij hel oog slaat op de geheele wedergeboorte, die hij liet stadje heeft doen ondergaan, en den ijver, waarmede zoovelen , vooral na het sluiten dor Dnitsche speelbanken , naar zijne «inrichtingquot;\' stroornen. Hij is echter de bescheidenheid in eigen.persoon. Als men hem met zachlen, bijkans on-hoorbaren tred door Nizza\'s stralen ziel wandelen, waar hij zich heeft gevestigd, in zijn langen, donkeren jas en met een breed-geranden hoed op de grijze haren, de oogen gedekt mei een blauwen bril, dan zou men hem eerder voor den predikant eener piëtistische gemeente houden dan voor den schatrijken eigenaar van de laatste Ruropeesehe speelbank.

Sinds monsieur lilanc zijn broeder en deelgenoot in zijne zaken, op eene hoogst tragische wijze heeft verloren, heeft hij nooit meer het speelhuis betreden. Ileurtelings bewoont bij een nederige bovenverdieping le Nizza of zijn praehlige villa le Monaco; dikwijls houdt hij zich ook in hel buitenland op en laat de leiding der zaken geheel over aan zijn schoonvader , monsieur Masalba, die vroeger een ondergeschikte betrekking bekleedde aan hel poslkan-loor le Homburg en toen niet eenmaal zooveel honderden als salaris ontving als hij nu duizenden geniet. De ndministralie is zeer

-ocr page 79-

DE SPEELBANK TH MONACO.

ordelijk ingericht en, zoo men de bron waaruit de inkomsten voortvloeien, buiten rekening laat, kan men zeggen, dat alles op de eerlijkst en fatsoenlijkst mogelijke wijze bebandekl wordt.

Madame Lilanc staat in den roep van groote liefdadigheid en geelt ook inderdaad zeer veel weg, terwijl haar echtgenoot den naam heeft van uiterst zuinig en gierig te zijn.

De gebroeders lilunc werden in 1810 te Avignon ais tweelingen geboren. Zij geleken zoo volkomen op elkander, dat, toen een der beide heeren een onaangenaam gevalletje met de justilie had, de gezworenen den schuldige moesten vrijspreken, daar bet niet te bewijzen was, wie van beiden zich aan het vergrijp had schuldig gemaakt. Daar hunne ouders arm waren en zij hun, behalve het gewone onderwijs, niets meegeven konden, traden beiden, om in bun onderhoud te voorzien, als klerken bij een notaris in dienst.

In deze nederige betrekking hielden zij het niel lang uil, daar zij door een alles overlieerschenden hartstocht, de zuchl namelijk om spoedig rijk te worden, werden bezield. Nadat zij ieder al-zonderlijk hun geluk hadden beproefd, doch zonder veel gevolg, treffen wij ben te Parijs aan als volleerde specuhinlen op de beurs. Daar men te dier tijde geen waarde hechtte aan particuliere telegrammen, waarmede men invloed trachtte uit te oefenen op do beurskoersen, kochten zij een telegraafbeamble om en wisten diens valsch-olficiëele telegrammen met uitnemend gevolg zich ten nutte temaken. De zaak werd echter ruchtbaar en wederom kregen zij het met de justitie te kwaad, die lien ditmaal beiden veroordeelde lol achttien maanden gevangenisstraf.

Zij achllon hel na het einde van hun straftijd zaak om Parijs te verlaten en vestigden zich te Homburg , waar zij het geld, dal zij door de valscbe telegrammen gewonnen hadden , besteedden lot de oprichting eener speelbank , waarmede zij zeer goede zaken maakten. Toen zij gewaar werden, dat de dagen der speelbanken in Duilschland weldra geteld zouden zijn , kochten zij voor een onlzaglijke som van de toenmalige eigenares der speelinrich-ting te Monaco de concessie, welke deze van den vorst voor grol geld liad verworven. Hun eerste zorg was de zaak op een groeien voel in le richten. Zij bouwden een waar paleis om de speelbank in le houden , in de nabijheid der zee , en legden in den omtrek daarvan een park aan , dal een waar wonder is van na-

71

-ocr page 80-

I)K SPEKMJAN\'lv TK MONACO.

luurschoonhoid door den menscheli.jken smaak verhoogd. De zeldzaamste booincn, liloomcii en [tlanlcn prijken in dezen vveerga-loozen lustliof, waarin door de onmiddellijke nabijheid der zee en den invloed der zuidelijke zon con klimaat heerschl zoo zacht en aangenaam, dat men er met waar genot in toeft. Ook zorgden zij , dat er in de nabijheid hunner inrichting een prachtig bold en een fraaie kerk verrozen , opdat hunne gasten naar lichaam en geest behoorlijke verpleging en verzorging zouden kunnen vinden.

liet was den éénen broeder niet vergund om lang Ie genieten van bet schitterend gevolg, waarmede zij te Monaco bun zaken dreven. Op zekeren dag bevond bij zich op zijn bureau, toen er een lieer bij hem aangediend werd, die hein over een hoogst gcwiciitige zaak eenige oogenblikken verlangde Ie spreken. De vrenndeiing wordt bij hem gelaten en vertelt hem zonder omwegen, dat hij in een wanbopigen verstand verkeerde, daar hij zijn ganscbe vermogen uit 20,0(111 francs beslaande aan de speelbank verloren en zijn gezin daardoor tol den bedeislal\' gebracht had, liet is, in bel voorbijgaan, een opmerkelijk verschijnsel, dat de beeren spelers gewoonlijk als hel te laat is met berouw aan hun arm gezin denken. De geruïneerde speler baalde een revolver uit den zak, verklaarde, dal, bij niets meer aan zijn leven hecbtle , en dat bij Blanc, als deze hem niet onmiddelijk zijn geld teruggaf, of ook slechls een enkelen kreet durfde uiten , een kogel door don kop zou jagen , om daarna ook zicb /.elven van kant te maken. Sidderend gaal de speelbankpachler naar zijn geldkist en haalt daaruit eenige rollen goudgeld te voorschijn om aan het verlangen van zijn bezoeker te voldoen. Deze gaat hierop weg, zonder dal er later eenig spoor van hem te ontdekken is , doch blanc was zoozeer door den schrik overmeesterd\'; dat bij buiten zich zeiven op den grond bleef liggen , en al spoedig door een hevige zenuwkoorts werd aangegrepen , die hem acht dagen later ten grave deed dalen. Sinds dien lijd schijnt zijn broeder een schrik van bet speelhuis gekregen te hebben, zonder dat deze scbrik zich echter tot de daarin gedreven zaak beeft uitgestrekt, daar bij deze even ijverig als Ie voren bleef voortzetten,

liet gezelschap, dal zieb om de speelbank verdringt , is bet bontste en veelsoortigsle , dal men zich voorstellen kan. Hel lal-rijkst gedeelte van dit publiek bestaat uil mooie en leelijke dames

-ocr page 81-

HE SPEKLBANK TE MONACO. 73

vun verdachte reputatie; dan komen de chevaliers d\' industrie, die van het spel een handwerk, een middel van beslaan , gemaakt liehhen. Kussen van aanzienlijke geboorte en sland zijn er hij zonder talrijk vertegenwoordigd , sinds bet onder deze soort van lieden in den smaak gokoinen is om zich, in navolging van de keizerlijke familie, veel te Nizza op te bouden «ter bevordering van hun gezondheid Tussehcn de «eerlijkequot; spelers in zit de voleur, als een hyena op zijn hu it loerende en met aapachtige behendigheid zich meester makende van de inzetten, die men hij vergissing heelt laten slaan en ook van andere, als hij zijn kans schoon ziet. Niet zelden worden deze heeren op heeierdaad betrapt.

— Gij vergist u, mijnheer, beet hot dan uit den mond des bestolenen, dit is mijn geld.

— Neen, ik heb dit goudsluk ingezet.

Een koor van stemmen geelt den eersten spreker gelijk. Verontwaardigd komt dan een of andere hont opgeschikte dame voor den dag om partij te trekken voor den beschuldigde. De woordenwisseling eindigt gewoonlijk hiermede, dat heiden stil hun biezen pakken, om later onder een andere vermomming ol\'onder een ander publiek bet handwerk voort ie zetten.

De afzetterij drijft in dit miniatuurvorstendommetje haar zaken niet alleen in hot klein, maar ook op een zeer grootsche schaal. Dit ondervond de bankier James Hothschild, die gewoonlijk de wintermaanden te Nizza doorbrengt, op sterk sprekende wijze. Op zekeren dag meldt een der heeren, die weken lang tot het vaste publiek om de speeltafel behoord had, zich bij hom aan, en wordt, daar bij er fatsoenlijk, ja zelfs deltig , uitzag, zonder eenige bedenking ontvangen. Hij begint Kothschild mee te deelen, dat hij «ongelukkig geweest is, dat hij de vertwijfeling nabij is en op het punt staat zich een kogel door den kop te jagen. Met de kleinigheid van zesduizend francs zou hij te redden zijn. Binnen drie weken zou hij in staat zijn deze som terug te betalen. De man weet alles zoo treilend en aandoenlijk voor te stellen , dat liothscbild, hoewel tamelijk wel bekend met allerhande kunstgrepen om hem in den wel voorzienen buidel te doen grijpen , bewogen wordt en antwoordt , dat het wel in strijd is met zijn gewoonten om aan onbekenden geld te leenen, maar dat hi j voor ditmaal een uitzondering maken zal en het geld voor drie maanden

-ocr page 82-

DE SPEELBANK TK MONACO.

zou voorschieten. Drie maanden lang bleef onze vriend nu nog le Nizza op een lieel nclteri voel leven , in een der hotels van den eersten rang. Toen er na afloop van dezen termijn geen terugbetaling volgde , nam Rothschild de vrijheid oin zijn schuldenaar beleefdelijk aan zijn verplichting te herinneren. Deze nam dit zeer kwalijk en zond liothschild dooi\' een zijner collega\'s in de aftiot-terskunst een uitdaging tot een duel. De bankier antwoordde dezen, dal hij geen plan had zich met den schurk te meten en er berouw over had, dat hij hem vroeger, in plaats van aan zijn verzoek te voldoen, door zijn bedienden niet de deur had laten uitwerpen. Spoedig daarna waren de uitdager en zijn secondant verdwenen, waarschijnlijk om op een andere plaats naar nieuwe «middelen van bestaanquot; uil ie zien.

Men heeft er le Monaco op de vriendelijkste wijze voor gezorgd, dal de gelukkige spelers hun geld ook weder kwijl kunnen raken, op allerlei eervolle en niel eervolle manieren. Ken der merkwaardigste speculanten op de volle beurzen der winners is wel tie edele ridder D Osiechi, line Caroline no. 5. Deze is leverancier in adellijke titels en beveelt zich als zoodanig gedurig in onderscheidene Fransche couranten aan. De titels van baron, jonkheer cn dergelijke van lagere soort zijn voor de betrekkelijke! kleinigheid van eenige duizenden franken bij hem le verkrijgen. Doch hij is ook in staal zijn begunstigers lot hooger waardigheden te verhellen in de rijen van den adel. Hij biedt soms den graventitel aan mei een deftig kasteel en een uitgestrekt landgoed ; ol\' den titel van markies, met een waarlijk vorstelijk paleis er bij en een onmetelijk landbezit in de nabijheid van een der Europeesche hoofdsteden; den titel van prins zelfs, met duizenden bunders bouw- en boscbland, wijnbergen, zwavelbronnen, kasleelen, enz. Die naar deze heerlijkheden begeerig\'zijn kunnen natuurlijk niet mei duizenden volstaan, zij moeten honderdduizenden offeren, en dat bot niet aan bereidvaardigen hiertoe ontbreekt, blijkt uil den bloei, waarin de zaken van ridder D\'Osieclii zich mogen verheugen.

De spelers zijn van nature bijgeloovig en ook op deze eigenaardigheid went men mtmunterul te speculeeren. liet ontbreekt • e Monaco dan ook nooit aan magnetiseurs cn clair-voyanles, en deze lieden maken er mede uiLniuntende zaken. Hunne onbeschaamdheid is soms grenzenloos. Hens gebeurde hel, dal een

74

-ocr page 83-

DE SPEELBANK TE MONACO, 75

vreemdeling aan ecnigc zijner bekenden zijn voornemen te kennen gal\' om hel bedrog van het dusgenaamde magnelisme aan het licht te brengen. Op de vraag van den professor-magnetiseur, ol\'iemand aan zijn c/air-voyanle, gedurende haar magnetiscben slaap, een vraag wilde stellen, verklaarde hij zich hiertoe bereid.

— Hoe is het tegenwoordig met mijn vader gesteld? luidde de vraag.

üe gemagnetiseerde dame antwoordde onmiddelijk : — Uw vader rijdt op het oogenblik in een elegante equipage rond.

— Ziet, riep de ondervrager, nu is het. bedrog ontdekt. Mijn vader is sinds lien jaren overleden !

De magnetiseur nam hierop een deftige houding aan en zeide zonder blikken of blozen, op een indrukwekkenden loon :

— Mijnheer, ik verzoek u mij Ie verschoonen van zulke belee-digende uitdrukkingen. Ik zeg u, dal de somnambule gelijk heeft. Uw wezenlijke vader leeft en zit in een rijtuig. Naar den man, die sinds tien jaren dood is, hebt gij niet gevraagd. Uw vader, ik herhaal hel nogmaals, uw vader leeft!

De diep béleedigde ondervrager nam op dit onbeschaamde bescheid de vrijheid om den magnetiseur een (linken oorveeg Ie geven.

Van tijd lol lijd geeft de speelbank, Ier verhooging van Monaco\'s aantrekkingskracht, ook feesten. In het vorige lafcreel hadden wij reeds gelegenheid om getuige te zijn van de feestelijkheden, die zij aanricht op den verjaardag van haar beogen beschermer en deelgenoot, Z. II. den Yorsl. [let meest gezocht is het feest van hel duiven schieten, bepaaldelijk door de rijke jongelieden uil Frank rijk, Kngeland en Amerika, die zich te Nrzza en in andere plaatsen van hel Zuiden ophouden. Deze vermakelijkheid heeft plaals op een terrein in de onmiddellijke nabijheid der zee, waar sierlijk gedecoreerde tribunes zich verhellen en dat door een prachtig hekwerk afgesloten is voor het publiek, hetwelk den Imogen entreeprijs niet over beeft voor hel bijwonen van dit edele (!) genol, 1*111 liet internationaal karakter van hel feest recbl levendig te doen uitkomen, laat men van de tribunes de vlaggen van alle Uuropee-sdie natiën wapperen. Zelfs do Duilsche rijksbanier met den zwarten adelaar golft in sierlijke plooien naast de Fransche driekleur, ten bewijze dat de zonen dezer natiën in Monaco de beste

-ocr page 84-

t)K SPEELBANK TK MONACO.

Is

76

vrionden dor wereld zijn, — a:in do speelbank en bij hel duiven schiolen alliums. Iloog boven alle vlaggen nil prijkt bel wapen-scbild van Monaco, zeer sticblelijk dooi\' twee monnikenfignren ge-llankeerd.

Weldra is bel feestterrein gevuld en zat de edele wedstrijd lusscben bet vijftigtal wakkere schutters een aanvang nemen, die zicb door de tegenvvoordigbeid van bonderden scboone dames uit de groote en uit de halve wereld (de demi-monde) niet weinig bezield en aangevuurd gevoelen lot de heldendaden, die aanstaande zijn. He standplaats der schutters heelt wel eenige overeenkomst met een hreede kegelbaan; aan het einde daarvan, op een afstand van ongeveer vijftig pas, bevinden zich in een halven cirkel vijf genotnmerde, vierhoekige kast jes met schuiven, die door de kamprechters van bun standplaats af door middel van een koord geopend kunnen worden, on wel zoo, dat bet bovendeel wordt vveg-gotrokkon on de vier zijwanden naar benedon slaan, zoodat de duif, dio er zicb in bevindt, goheel open en bloot zit en door niols verhinderd wordt om haar vlucht te nemen. De schutter, die aan de beurt is, weet vooral\' niet, uit welke der vijf kastjes dat arme dier, dat lot mikpunt zijnor kogels bestemd is, te voor-sobijn /ui komen. Dit wordt door hel lot bepaald, op dezelfde manier ongeveer als op de speeltafels de winnende en verliezende nummers worden aangewezen, liet kaslje, welks nummer is aangeduid, wordt hierop onmiddellijk geopend on de schutter beeft het recht uit zijn buks met dubbelen loop twee schoten to doen naar de opvliegende duif. Men gebruikt voor dezen wedstrijd een hijzonder soort van duiven, dal aan de Schotsche kust in hel wild loeft en nauwelijks zoo groot als een vuist is. Deze duiven zijn uitersl schuw en vliegen zoodra lie^t kaslje openvalt snel op. Illijlt bet diertje zitten, dan wordt er oen hal been geworpen om bet op le jagen. Kr mag niet anders geschoten worden dan in do vlucht en wol bepaald bij bel recht opstijgen in de hoogte, hetgeen de duivon gewoonlijk doen voordat zij hun koers bepalen. De zaak is niet gemakkelijk , daar zij zich in oen oogwenk buiten den omtrek van het terrein bevinden, in wolk geval hot schot, ook al treft bet nog zoo juist , niet meer geldt. Die minder dan vijfmaal op zeven schoten raak schiet, valt uit. De meeste schul-(ors echler weten zoo goed lo mikkon , dat zij keer op keer do

-ocr page 85-

DU SrUEI.UANK TH MONACO.

arme diertjes doodelijk gewond doen nederstorlen, zoodra zij zicii in dc lucht verheven hebben. Hel schieten gaat zoolang voort, totdat er twee overblijven , die telkens de meeste keeren raak geschoten hebben, en deze moeten dan om den prijs en de premie kampen. Men kan zich dus gemakkelijk voorstellen , welk een geduchte duivenslachting er op deze feestelijke dagen plaats heelt. De speelbankpachter bestelt er dan ook gewoonlijk een paar duizend tegelijk. De gevallene, zoowel de doode als de zwaar en de licht gewonde duiven worden in een groote kooi geworpen. Do laatste genezen somtijds nog en worden in dat geval bewaard om bij een volgende feestviering tot mikpunt te dienen voor de heldhaftige jagers, die zich na den alloop van don wedstiijd met edele zelfvoldoening en met verdubbelden ijver om de spcellafel scharen , ten einde zich een weinig te ontspannen van de inspanning welke zij zich hebben getroost. Natuurlijk wordt de pachter der bank door de rijke winsten welke hij bij deze gelegenheid maakt, meer dan tiendubbel schadeloos gesteld voor de uitgaven , waarop hem deze veredelende (!) feestviering te slaan is gekomen.

Zoo is de speelbank hel. middelpunt van allerhande dwaasheden, laagheden en bedriegerijen en blijkt oen uitmuntend middel te zijn om al het vorkeerde, onware en verachtelijke, waartoe dc zwakke mensch in slaat is, doch dat in gewone omslandigheden vaak op don bodem zijner ziel blijft sluimeren, aan hel licht te doen komen. Daarom maakt zich van don menschenvriend, na oen bezoek aan de speelbank en oen blik op baar geschiedenis een diop gevoel van weemoed on droefheid moester.

De terugreis van Monaco is over hol algemeen geen vroolijke en aangename. Dc ernstige en nadenkende loeschouwors zijn geheel vervuld van hun treurige gedachten; de verliezers, die onder do spelers hol talrijkst zi jn, verkeoren geheel onder don indruk van do geduchte verlichting, die hun beurs heeft ondergaan. Niet zelden nemen deze ongolukkigon do vrijheid om hun ergernis in luide vloeken en vorwenschingon lucht te geven. Kens zat er een Fransrli-man in don trein, die geducht gepluki was te Monaco, en hol gansche woordenboek van vloeken scheen lo willen uilpullen om allo speel-bankpachtors naar den duivel lo wonschen. Kon priester, die le-genovor hem plaats had genomen, ergerde zich naluurlijk vroeso-

-ocr page 86-

l)li VUURTOREN VAN\' LIVORNO.

lijk aan deze ruwe en godslasterlijke taal en drukte door zijn gebaren en gansclie houding liet diepste afgrijzen uit. Toen de trein te Villafranca stopte, roept de speler, wien tiet een behoefte scheen geworden te zijn om over alles en bij alles te vloeken: — Sacré nom de Dien! Mille lonnerres I Oü sommes nous maintenant 1 (Waar zijn wc thans ?) —

Niet ongepast antwoordde de priester op bedaarden toon : — Naar uw vloeken Ic oordeeien, zou ik zeggen, dat wij dichtbij de bel zijn. — 6V/a nc me fail rien, antwoordde de vloekende Fransch-man, die geheel in den trant zijner landgenooten, te midden zijner narigheid dadelijk ook weer met een aardigheid gereed was : J\'ai un billel de retour! (Ik heb een retouibiljet).

Do geestelijke had wel gelijk. In \'de nabijheid van Monaco en zijn speelbank is men inderdaad dicht, zeer dicht bij de hel.

DE V UUR TOREN VAN LIVORNO.

HEELDEN UIT HET KUNSTEN WHS- EN VOLKSLEVEN IN ITALIC.

De Duitsche schrijver en reiziger Krnsl Eckstein hield zich eenige jaren geleden geruimen tijd te Pisa op, met het doel om nasporingen te doen in de hoogst belangrijke archievenverzame-ling van deze eenmaal zoo machtige en bloeiende stad. Mij maakte daar kermis met een Zweedschen bouwmeester en schilder, die zich in Italië bevond om de aldaar zoo falrijke meesterwerken op elk gebied der kunst le besludeeren. lgt;e twee jonge mannen bewoonden hetzellde liotcl en daar do talrijke vreemdelingen , die gedurende de wintermaanden zich le l\'isa [degen op te houden, voor de zomerhitte, die zich reeds duchtig liet gevoelen, de vlucht genomen hadden naar koeler plekjes van het schiereiland, bleef bun bijkans geen under gezelschap over, zoodal zij zich nauw bij elkander aansloten en er van lieverlede een zeer hartelijke verhouding tusschen hen ontstond. Die verhouding werd door de belangstelling, welke zij in elkanders studiën openbaarden.

78

-ocr page 87-

DE VUURTOREN VAN UVORNO.

nog inniger en vertrouwelijker, zoodat zij weldra in de uren van ontspanning onafscheidelijke rnelgezellen werden.

Op zekeren Zondagmorgen trad de jonge Zweed, Anton Ru-neberg gelieeten, het vertrek van zijn vriend binnen en vroeg hem of hij ook bijzondere plannen had voor dien dag.

Dit bleek niet het geval te zijn.

— Goed zoo ! Ga dan met mij mede naar Livorno. Ik heb behoefte aan eenige afwisseling en verfrissching. Met wordt mij hier in deze doodsche stad wel wat benauwd.

— Gij licht gelijk, zeide Eckstein, \'lis hier allerakeligst stil. Een mensch zou hier naar lichaam en ziel insluimeren , hoeveel heerlijks er ook te zien is. Er zijn in de gansche stad geen drie menschen te zien. Neen, waarlijk, geen drie, want die kleine schoenpoetser met zijn aardig krulkopje kan voor geen vol mensch doorgaan. Men kan zich niet voorstellen , dat hier nog dertigduizend inwoners overig zijn van de liondcrdvijftigduizend , die in vroeger dagen de stad bevolkten.

Pisa is inderdaad, zelfs midden in de week, een doodstille, een uitgestorven stad. liet is, alsof zij ingeslapen is na het woelige en bedrijvige leven, waarvan zij in de Middeleeuwen het tooneel was, toen zij een der machtigste republieken van llalic was, en nu zich tevreden stelt met te droornen en te mijmeren over haar vervlogen heerlijkheid, ie midden der prachtige gewrochten op het gebied der kunst, waaraan zij zoo ongemeen rijk is , dat geen vreemdeling , die kennis wil maken met Italië\'s heerlijkheden haar onbezocht laat. Bijna al de tachtig kerken, die er zijn, spreken luide van den rijkdom en den verheven kunstzin , die eenmaal l\'isa\'s bewoners kenmerkten. Evenals in Salomo\'s dagen te .leruzaleni het zilver zoo menigvuldig was als steenen en het cederhout als het hout van den gemeenen vijgenboom , zoo was het in de Middeleeuwen te Pisa gesteld met hel kostelijkst marmer. Opmerkelijk is het, dat een van de kunstig-ste bouwgewrochten der stad, ook op bijkans kwistige wijze met marmer gelooid, de Campanilequot; cl\' groolc toren op bel plein, in het oogvallend scheef staal en zich reeds van het tijdstip af, dal bij gebouwd werd, in deze posilie heeft bevonden. Hel is alsof de bouwmeester in deze posiiic een profetie heeft willen geven van het lot, dat Pisa te wachten stond, van de voortdurende

79

-ocr page 88-

de vuuutoren van livohno.

neiging tot vallen , die de stad zon kenmerken , zonder dat zij daarom geheel te gronde ging. Ken niet minder treffend zinnebeeld van de geschiedenis der beroemde stad is de omstandigheid, dat do schoonste beeldhouwwerken zich bevinden op een kerk-hol, het »Cam po Santa Pisanoquot;. Ontelbare keurig bewerkte gralgesteenten en prachtige monumenten verhellen zich op dezen doodenakker ter eere van de beroemde dooden . wier gebeente hier m waarheid rust in «gewijdequot; aarde. De Pisanen hebben namelijk in het begin dor dertiende eeuw een gansche vloot , ml vijl tig reusachtige schepen bestaande, naar Palestina gezonden met hot eenige doel orn van den heuvel Golgotha , \'waar do Heiland gekruisigd is. zooveel aarde mede te brengen als zij slechts laden konden, en met de aarde van deze heilige plek hebben zij de plek opgehoogd, die bestemd was om totquot; laatste rustplaats te dienen voor hun beroemde dooden. /00 is Pisa in waarheid een gral, hoezeer dan ook geen gral vol doodsbeenderen \'3n onromheid , maar een gral\'vol kostbare schatten uit het ver-\'\' \' cen \'dodenakker, die getuigt van het heerlijke en schoono kunstleven , dat op deze plek eenmaal heeft gebloeid, \'\'ij gaal \'bis mede? vroeg de Zweed zijn vriendquot;

Zeer gaarne. .Maar is er te Livorno iets bijzonders te zien ?

— Och, dat weet ik niet. Maar de haven, de zeelucht, de teerlucbt, dit alles zal ons goed doen en verkwikken.

— Komaan dan! Kn wanneer gaan wij op reis?

— Dadelijk, als ge het goed vindt. Als wij ons een weini-haasten . kunnen wij den trein naar Livorno nog juist halen

De beide vrienden maakten zich spoedig gereed. In hun nette kleeding , die zich tevens onderscheidde door een sierlijke losheid

\'\'n quot;TaUc ■ maakten zij een allergunsligsten indruk, zoodat het

ueen wonder was, dat dtf weinige Pisaansche schoonen die zij op straat ontmoetten, hen met een blik vol welgevallen in\'hot uonkere oog nastaarden.

\' Wat zullen wij nu te Livorno uitrichten? vroeg Eckstein den Zwoedschen kunstenaar, toen zij beiden in den trein gezeten waren. 0

De laatstgenoemde was in diep gepeins verzonken geraakt en antwoordde op een eenigszins verstrooiden toon :

— Kerst gaan we ontbijten en dan ....

-ocr page 89-

81

— Welnu?

— Dan gaan wij naar de liaven en kijken daar wal naar de drukte en beweging.

— Maar liet is Zondag , dus zal er wel niet veel aan de hand zijn.

— 0 ja , daar had ik wezenlijk niet aan gedacht. Nu , dan amuseeren wij ons met het heerlijke zeegezicht en een blik op de kloeke visschers, die rust houden van hun arbeid .... Op den vuurtoren heelt men een allerverrukkelijkst vergezicht. Livorno is niet te vergelijken met Napels en andere Italiaansche steden , die de reizigers bij voorkeur bezoeken, maar het heelt toch ook zijn eigenaardige bekoorlijkheden.

Onze kunstenaar had wel gelijk. Reeds de tegenstelling, welke hel vertoont met zoovele andere Ilaliaanscbe steden , maakt een bezoek aan baar zeer gewenschl en aantrekkelijk. Tc Florence, te Home en in andere veel bezochte sleden van Italië vloeit hel over van herinneringen aan hel verledone , van kunstwerken uil vroegere dagen ; liet karakter der bewoners beelt zich daar in den loop der eeuwen vrij zuiver bewaard; — te Livorno wordt men het bij eiken voetslap gewaar, dal men zich in een stad van de negentiende eeuw bevindt, die haar oog niet naar hel verleden, maar naar de toekomst gericht houdt, gelijk hel een echte handelsplaats betaamt; kunstwerken en prachtige, althans smaakvolle, gebouwen zijn er zeldzaam; de praktijk zwaait hier den scbepter; geld verdienen is bier blijkbaar de levensleus; hel nationale karakter is er meer dan half uitgewischt door de gedurige aanraking met vreemdelingen uil alle streken der aarde. De straten zijn voor een groot doel nieuw aangelegd, recht, stijf, breed, en hebben niets karakteristieks over zich. Als men zich buiten hel oude gedeelte der stad bevindt, kan men zich even goed voorstellen in een der nieuwe wijken van een llolland-sclie, Duitscbe of Engelsche handelsplaats te zijn, als in een stad van het kunstminnende, dichterlijke, klassieke Italië. In hel oog vallend klein is ook bel aantal kerken. Hoewel Livorno meer dan honderdduizend inwoners telt, beeft men er minder bedehuizen dan in menige Italiaansche handelsplaats van dertig-, veertigduizend inwoners. De eerdienst van Mercurius en van god Mammon speelt er de hoofdrol en talrijk zijn de tempels ter cere van deze godheden

b. II. 0

-ocr page 90-

82

allcnvcge opgericht, in dc gedaante van kantoren, magazijnen, winkels , terwijl er ook aan do goden van vermaak en genol behoorlijk en onbclioorlijk liuide gebracht wordt, zooals uit de talrijke gelegenheden tot uitspanning en uitspatting duidelijk openbaar wordt.

Ook mist de ornlrek van Livorno dat heerlijke groen, den prachtigen zuidelijken plantengroei, die dc roem en de bekoorlijkheid van ftalië uitmaakt. De aantrekkelijkheid van Livorno bestaat in het prachtige, verrukkelijke zeegezicht, dat men cr aan de kust geniet. Over de fonkelende , groene golven in de nabijheid van hel strand, aanschouwt men Lot in een onmetelijk verschiet de verrukkelijk blauwe zee, waaruit in hel Westen en Zuiden de talrijke eilanden komen opduiken , terwijl de schepen in do verte als wille zeevogels de golven klieven. Allereerst rust hel oog op ile schoone en majestueuse lijnen der rotsen van hel eiland Gorgona , die zich zoo scherp afteekenen tegen het azuur des hemels , dal men er slechts een paar duizend schreden van verwijderd meent te zijn. Verder Zuidwaarts ligt bel eiland Capraja, het geliefkoosde verblijf van llalië\'s nationalen held Garibaldi, looverachtig schoon als in een lichthlauwen sluier gehuld; nog verder ziel men het bekoorlijke Elba, zoo goed in de geschiedenis bekend, en tusschen heide eilanden, tegen den ge-zichleinder, in een schemerachtig verschiet, verloonen zich de bergspitsen van Corsica aan het scherpziend oog. Noordwaarts rust het oog op dc fantastische gedaanten der Apenijnen, die zich in dc onmiddellijke nabijheid der kust stout en trotsch verbenen, totdal in de nabijheid der gnlf van Genua lucht en zee en bergen ineensmelten en zich onttrekken aan hel oog. Vooral \'s avonds legen zonsondergang is bel schouwspel,\'dal zich bij Livorno aan hel oog vertoont , looverachtig schoon. Al lager en lager zinkt dc dagvorstin , totdat zij schijnt te rusten op de bergen van Gorgona. In een oogwenk is de gansebe uitgestrekte zeespiegel als mei gouden en zilveren vonken en vlammen bezaaid, die met iederen golfslag nieuwe gedaanten en kleuren aannemen liet gebergte is als mei een vuurgloed overgoten , die van lieverlede overgaat in hel zachtst; violet, terwijl de wolken purperkleurig zijn getint en met gouden randen zijn omzoomd , en de koepel-boog des hemels de teederste en schoonste lichtgroene tint ver-

-ocr page 91-

83

loont, die men zicli kan voorstellen. Eindelijk duikt de zon in den van licht stralenden zeespiegel neder; de bergen en eilanden worden nu donkerblauw gekleurd , zóó verrukkelijk, als geen penseel het kan weergeven ; de fonkelende lichtstrepen en punten der zee maken plaats voor een lichtgroen schijnsel, dal allengs overgaat in hel gewoon lachende blauw. Nog eenige minuten , en het heerlijke schouwspel verdwijnt onder den grauwen sluier van den avondnevel, doch laat een onuitwischbaren indruk achter op het gemoed van ieder die bet heelt mogen genieten.

— Gij schijnt hier goed bekend te zijn, zeide Eckstein, nadat zijn vriend hem een en ander had medegedeeld van de genietingen, die hem aan de zeekust wachten.

— brie jaren geleden heb ik ongeveer zes weken le Livorno doorgehrachl, antwoordde de Zweed.

— Maaktel ge hier ook studiën?

— .la, voorzeker. Ik was destijds ijverig met het penseel in de weer, en ik schepte er bijzonder veel behagen in om die punten in mijn studieboek op te nemen, welke door de meerderheid der kunstenaars uil het oog verloren worden. Do Vesuvius, bet eiland Capri, de omtrek van Home, ziedaar allemaal punten, die duizendmaal bekeken en door allerhande bevoegde en onbevoegde handen gepenseeld zijn; ik bepaalde mij liever tot Fisa, Livorno, de Lombardijsche vlakte en andere minder door schilders bezochte streken, die toch den kunstenaars zulk een rijke stof opleveren.

Arm in arm wandelden de vrienden door de breede, eentonige stralen van Livorno in de richting van de lange Via Villorio Emmnnuelc , die wel een kwartier uur lang is en altijd in een strakke rechte lijn voortloopt. Na hel gebruik van een eenvoudig ontbijt en een stevig glas wijn begaven zij zich naar de haven , waar de stilte en de rust nog opvallender waren , dan zij zich hadden voorgesteld. Met was inmiddels zoo warm geworden , dal slechts een Kngelschman aan hel denkbeeld van wandelen iets genoegelijks kon verbinden en ieder Christenmensch naar een echt Italiaansehe siesta of dolce far nienle, een zoet, zalig niets doen, in de koele schaduw moest verlangen.

— Drommels! zuchtte Eckstein, hel schijnt wel, dat gij mij langzamerhand den weg naar het vagevuur doel opgaan , evenals Virgilius in de Divina Comedia Kante liet bewandelen.

-ocr page 92-

84 DE VUimTOREN VAN UVORNO.

— Wij gaan naar den vuurtoren, antwoordde Anton Runeberg, en daar is het vrij koel, althans zoolang wij niet in de lantaren /.ijn, want daar zal het nog wel een weinig warmer zijn dan op hel plekje, dat gij daar noonulet.

— Maar zeg mij toch om \'s hemels wil, wat gij toch voor-hebt met dat bezoek aan den vuurtoren , o geheimzinnigste aller bouwmeesters!

— Anton lachte even, als iemand, die op het punt staat een long bewaard geheim te openbaren.

— 11a! ik begrijp het, zeide Eckstein, gij wilt den houw dei-torens bestudeeren.

— .Neen, dat is hel niet. Mijn vak heeft weinig uitslaande met de voorliefde, welke ik voor dit gebouw gevoel.

De beide vrienden waren inmiddels een wijnhuis aan de haven binnen gegaan om hun afgematte lichamen een weinig te verfris-schen en te versterken met een nieuwe llesch landwijn.

Toen de glazen gevuld waren, zeide Anton Runeberg eensklaps, terwijl hij met zijn vriend klonk;

— baten wij drinken op de gezondheid van de scboone Cosima !

Hierop dronk hij zijn glas ledig, ging op zijn gemak zitten en

begon zijn vriend de herinneringen , die hem den vuurtoren zoozeer deden liefhebben op de navolgende wijze tc verhalen:

— Drie jaren geleden kwam ik dan voor het eerst in deze beroemde havenstad. Ik logeerde daar ginds, in het hotel Leo Santo. Nauwelijks had ik het mij op mijn kamer zoo gemakkelijk mogelijk gemaaktf of ik ondervond een sterk sprekend bewijs van de gunst der goden, die over dit heerlijke land waken. Ik had namelijk een half voltooid schilderijtje bij mij, waaraan nog één figuur ontbrak , omdat ik cr geen geschikt model voor had kunnen vinden. De schilderij moest drie Genueesche meisjes voorstellen, die op gezellige wijze met elkander aan \'t kouten waren. Twee iler drie meisjesbeelden waren nagenoeg voltooid , met het dorde was ik nog niet naar mijn zin gereed kunnen komen. Kr zweefde mij een ideaal voor den geest, waarvan ik in de werkelijkheid de weerga nog niet bad kunnen vinden. Ik keek daarom overal rond naar scboone meisjes, die mij tot model zouden kunnen dienen, doch quot;t was altijd nog tevergeefs geweest. Heeds had ik besloten de schilderij onvoltooid op te bergen, toen het geluk

-ocr page 93-

DE VUUnTOUEN VAN UVORNO.

mij op dien eersten dag van mijn verblijf te Livorno een heerlijk schepseltje deed zien , dat geheel aan de eischen van mijn ideaal beantwoordde.

Ik hoorde aan de deur mijner kamer kloppen. — Avanli! Dinnen! riep ik, en daar vertoonde zich een slank, blond meisje in de deur. Een witte doek was op bevallige en losse wijze om beur rijke en weelderige lokken geslagen; de wel gevulde armen waren tot aan de schouders bloot; baar geheele voorkomen ademde veerkracht en tegelijk zachtheid en bescheidenheid. Er lag in baar scboone oogen zoo\'n naamlooze teederheid, al bare bewegingen waren zoo bevallig, zij maakte zulk een diepen indruk van onschuldige reinheid en beminnelijke deugd, dat ik niet kon nalaten haar vol verrukking aan te staren, .la , ik had gevonden, wat ik zocht, zulk een meisje moest de derde figuur op mijn schilderij zijn.

liet lieve kind bad bet een en ander in mijn kamer te verrichten, /.ij was namelijk hol kamermeisje van het hotel.

.Met een beleefden groet kwam zij bij mij en vroeg mij met een stem , die mij als een zachte muziek in de ooren klonk , of zij dadelijk beginnen mocht, dan of zij wachten zou totdat de signore uitging.

— Gekheid uitgaan ! wilde ik zeggen, liet kwam mij zoo onzinnig voor, dat ik deze schoone dochter van Italië zou laten beengaan , zonder mij verzadigd te hebben aan bare aanschouwing, dal ik mij door haar vraag bijna beleedigd gevoelde. Ik bedwong mij echter en zeide;

— Ge hindert mij volstrekt niet, lief kind. Integendeel, het zal mij een wezenlijk genot zijn 11 aan het werk te zien.

Zij ging nu aan den gang en ik kon mijn oogen niet afhouden van haar prachtige vormen en bevallige bewegingen, liet stond bij mij vast: zij zou tol model dienen voor de derde figuur van mijn schilderij. Zij had slechts een weinig te gaan leunen op een stoel, haar kleed een weinig te vertrekken aan den bals en zij kon al dadelijk voor mij poseeren. Ik wilde dus mijn best doen om zoo spoedig mogelijk met haar op een goeden voel te komen en begon dus een praatje.

— Zijl ge uit Livorno afkomstig ? vroeg ik los weg.

— Neen, mijnbeer, uit Spezzia.

85

-ocr page 94-

86

— Ge hebl prachtig blond haar, waarvan een prinses jaloersch mag wezen. Gij moei hel mij niel kwalijk nemen, dat ik u dil zoo maar zeg, want hel opmerken van hel schoone behoorl lol mijn vak en waar ik het vind, heeft liet aanspraak op mijn eerbied en hulde.

— Signore is dus zeker schilder? zeide zij met een lachje, dat haar bekoorlijkheid nog duizendmaal verhoogde.

—• Xu, ja, als gij het zoo noemen wilt. Ik schilder wel alleen voor mij zeiven en ben nog geen meester in hel vak , mair dit neemt niel weg, dat ik in geestdril\'t geraak, als ik een meesterstuk van de schepping ontmoet. Hoe heel ge, lief kind?

— Sunta. Maar waarom noemt ge me telkens sliel\' kind?quot; Ik ben uw lief kind niet.

— Och , dat is zoo maar bij wijze van spreken.

— Maar bet staal toch niel, als een vreemde signore, zoo dadelijk, als men nog geen drie woorden gespi\'oken heeft, met allerlei lieve en zoete namen aankomt en aan \'t komplimentjes maken gaat. Gij weet toch wel, signore, dat de menschen overal kwaad van spreken.

O wee! dacht ik. Dat loopt mis. liet zal mij niet gelukken, haar voor mij te doen poseeron.

—- Ge schijnt een heel braai meisje te zijn, Simla, zeide ik vriendelijk. Dat is allervooi tretlelijkst. Maar gij beboert voor mij niet bang te zijn. Ik heb een meisje, een allerliefst, mooi meisje, even mooi als gij. Bovendien ben ik een schilder, gelijk ge dadelijk geraden hebl, en van schilders hebben mooie meisjes nooit iels Ie vreezen.

Zij keek mij met een onderzoekenden blik aan en zeide toen op een vertrouwelijken en goedhartigen loon:

— Denk niet, dal ik onbeleefd wilde zijn, waarde heer. Maar ik kende u niel. Nu ik weet, dal gij een meisje hebt....

— Nu zult ge er niet tegen hebben om mij een kleinen dienst te bewijzen?...

/.ij bloosde en zag mij met een vragend oog aan.

- Hoor, Sunta , vervolgde ik. Ik ben bezig een schilderijl je te maken en daar moet een meisje; op komen, zoo slank en mooi als gij. Wilt ge een paar minuten voor mij gaan staan?

Daar zij niel goed begreep , wal ik bedoelde, liet ik haar het stuk zien.

-ocr page 95-

87

— .Kijk, Simla, zeitle ik, deze figuur, die ik nog maar met een paar losse trekken licb aangegeven moet uw vorm, uwe trekken hebben. Als ge liet goed vindi, zal ik dadelijk beginnen.

Zij schudde met bet hoofd.

— Neen, mijn beste heer, het kan niet gebeuren — Wat zouden de menscben wel zeggen?... ilct zou zijn, also!\'....

Ge zijt een gekkinnetje. Hertoginnen en vorstinnen hebben zell\'s wel als model gezeten of geslaan voor de groote schilders van uw land... De vrouwenbeelden van Leonardo da Vinei zijn meest allen portretten van koningin Johanna van Napels, rn ^ij ziel er legen op om als model le dienen voor een jong schilder, die niel eens plan heelt zijn schilderij aan bel publiek le laten zien oi te vei\'koopen ? ...

Zij richtte zich 1\'ier op, sloeg baar prachtige blanke armen over elkander en antwoordde op een vaslen toon:

— Gij bebl een meisje, sijnore, in Engeland....

— In Zweden, want dal is mijn vaderland.

— Nu dan, in Zweden. Wat zoudt gij zeggen, signore, als er in uwe afwezigheid een schoon en bevallig jonkman bij haar kwam en van baar belzelfde verlangde, als gij wensehl, dat ik nu zal doen ?

— .la, antwoordde ik eenigs/ins verlegen, het /.ou er maar op aankomen onder welke omstandigheden....

— Neen, mijn besle beer, zeide zij snel. Gij zoudl er in geen geval vrede mee kunnen hebben. En wal ge in uw meisje zoudl afkeuren, moogt ge van een ander niel vorderen.

— Zijl ge dan verloofd, sehoone Sunta?

ICen diepe blos overloog haar gelaat.

— Dat heb ik niet gezegd! stamelde zij. Volstrekt niel.... Maar wat doe ik bier le slaan en mijn lijd te verpraten, terwijl ik nog zooveel le doen heb. Is er nog iels anders van uw dienst, .siynore\'l

— Neen, voor zoover ik zie. Ik wensclile alleen, dal mijn goede, beste Sunta niet zoo wantrouwend was. Misschien komt ge later nog wel tot inkeer. Wees nu maar niet boos op mij.

Met een tred zoo licht als die eener gazelle verliet zij hel vertrek. Ik kon niel nalaten baar nog in den gang te gaan nastaren.

— Hemel! zeide ik bij mij zeiven, wat zou dit meisje een gevierde schoonheid zijn, als bel lot haar in een anderen stand had

-ocr page 96-

88

doen geboren worden. Maar in dit holel zal de heerlijke roos, zonder behoorlijk gewaardeerd te zijn, van lieverlede verwelken, indien zij niet door een nietswaardige van den stengel wordt gepinkt en vertreden, \'t Is treurig.

ik ging dien dag vroegtijdig naar bed en zag het schoone blonde meisje den ganschen nacht voor mij in het gezelschap van de twee pratende Genueesche meisjes mijner schilderij. En onophoudelijk klonken mij de woorden in de ooren van een liedje, dal een oude vioolspeler te Milaan dagelijks voor mijn venster was komen zingen :

Dn oogen v;tii t\\i\' blonde trmagil Zijn aim enn zwarten diamant gelijk.

.Nooit heb ik meer zulk een prachtige vereeniging van de weelderigste blonde lokken met de donkerste en vurigste oogen aanschouwd ! . . . liet hinderde mij bijna , dal hel beeld van Sunta mij zoo onophoudelijk voor den geest zweefde. Ware ik nog verliefd op haar geweest !. .. Maar zoo geplaagd te worden enkel door de bewondering , die ik als kunstenaar voor haar gevoelde, dat was toch wezenlijk al te erg.

In een niet zeer opgeruimde stemming stond ik den volgenden morgen op en kleedde mij aan. liet was een heerlijke Aprildag en daar ik voorshands niets gewichtigers te doen had ging ik in de veranda zitten, die naar den tuin leidde en gaf mij daar onder het weelderige lover der citroen- en vijgeboomen aan de lie-velingsbezigheid (!) der Italianen over, aan het dolce far nienle, het zalige niets doen.

Van de bank, waar ik zal, had ik het uitzicht op den gang van hel hotel , zonder dat men mij daar zien kon.

Tien minuten had ik in de frisschcmorgenlucht zitten peinzen en di oomen , toen ik de slem van Sunta in mijn nabijheid hoorde. In weerwil van den aangenamen indruk, dien ik ontving van den zilveren klank dier stem, was ik een weinig boos op het meisje. Ik kon mij echter niet weerhouden om de ooren een weinig le spitsen en te luisteren naar hetgeen zij Ie zeggen had.

/.ij stond op de trap en scheen mij nog schooner toe dan den vorigen dag. Ken tuinmansknecht was bij haar, met een fraaien ruiker in de hand.

— Spaar uw moeite, Pietro ! zeide zij kalm en vriendelijk. Ge

-ocr page 97-

DE VUURTOREN VAN MVORNO.

weet, dal, ik geen geschenken wil hebben. Dehoud uw boekei. of geef haar aan een ander meisje.

De jongeling, die een groole mand met asperges, peulen en andere moesgroenten, waarschijnlijk voor de keuken bestemd, aan den arm droeg, zag het schoone meisje met een blik vol diepen weemoed aan en keek toen bedroefd naar den ruiker, dien hij in de hand hield.

— Hoe komt het toch, Simla, vroeg hij zacht, dat gij in\'t geheel niets van mij welen wilt\'? Gij kent mij toch goed en weet heel best, dal ik geheel andere bedoelingen heb, dan die vreemde heeren . die n altijd met hun complimenten overladen. Kunt ge hel dan in \'L geheel niet over uw hart verkrijgen om mij een vriendelijk woordje toe te spreken?

ik zag het meisje een levendig gebaar van ongeduld maken.

— Laai me toch met rust , Pietro. Ik dacht, dal ik u mijne meening reeds duidelijk genoeg te kennen had gegeven. Ik ben op niemand hoos, allerminst op u. Wat gij nog meer wilt, begrijp ik niel. Houd mij dus niet langer op ; ik moet aan mijn werk,

— Simla, Sunta! het is niet goed van u, u zoo hardvochtig en wreed Ie gedragen , zeide Pietro terwijl hij droevig met hel hoofd schudfle. Hoogmoed komt voor den val , en niemand kan zijn lot ontgaan. Wie weet, hoe spoedig het u berouwen zal, dat gij mijn zoo oprecht aangeboden hand hebt afgewezen. Ik kan u wol geen paleis of kasteel aanbieden, gelijk de hoeren Kngel-schen, die u het hof maken, maar ik heb u van ganscher harte lief, en zou gaarne mijn leven er voor geven, om u, was het slechts één dag, de mijne le mogen noemen, liinnen acht weken betrek ik de woning bij de Porta a Marc en ben dan mijn eigen mees-lei\'. Daar zult ge het beter hebben dan hier, waar gij den gen-schen dag sloven en zwoegen moet en die Engelschen het u onophoudelijk lastig maken....

— Wie zegt u, dat ik niet tevreden ben met mijn lot, Pietro ? vroeg Simla niet zonder eenige geraaktheid, üernoei u niet mei de zaken van anderen, beste jongen, en nogmaals : laat mij gaan ! Ik heb geen lijd om nog langer te staan babbelen. Verstaat gij, Pietro ?

Ken smarlelijke glimlach vertoonde zich om de lippen des jon-gelings.

— Nu dan! ik zal u verlaten! zeide hij op bitteren toon. Het

89

-ocr page 98-

DE VUURTOREN VAN UVOKNO.

ga u goed, Sunla ! Maar als gij eens lioorl, dat er een ongeluk gebeurd is met l\'ielro Pilani, dan komt het voor uwe verantwoording ! Gij wilt dan niet anders? Welnu, dan Lan mij mijn leven ook niets meer schelen , on het zal er niet veel op aankomen ot or een mensch meer ol\' minder op dr wereld is ! Mogen de Heili gen u beschermen , Sunla !

Hij wilde de trap afgaan , maar het meisje greep hem bij de mouw.

Foei, 1\'ietro, wat een goddelooze taal! Als ik u belecdigd heb, vergeel\'het mij dan, maar gij moet toch bedenken, dat het niet aangaat om een meisje tot liefde te dwingen. Ik hond van n, 1\'ietro, evenals van een broeder, maar meer moet ge niet van mij verlangen. Ga nu weg en beloof mij , dat ge n als een verstandig jonkman zult gedragen. Geef mij er de hand op, 1\'ietro.

— Ik zal mijn best er loc doen, omdat gij het beveelt, Sunla\' Addio I

— Tot weerziens!

Dr jongeling ging weg. Het schoone blonde meisje keek hem nog een wijle peinzend en meteen droomerigen blik na; toen ging zij met vluggen Ireil het hotel binnen onder het zingen van een lied, waarin tonen van weemoed op do bekoorlijkste wijze afwisselden met vroolijke klanken , vol vurige opgewondenheid en geestdrift.

In den loop des daags stelde ik nog een poging in \'t work om Sunla te bewegen als model voor mij te poseeren. Maar zij bleef jegens mij even onverbiddelijk als jegens Pietro, met dit onderscheid nog, dat zij den verliefden tuinman een vertroostcnden handdruk gegeven had, terwijl zij mij eenvoudig weg den rug toekeerde.

— Geduld! zeide ik bij mij zeiven. Geduld maar! Al is de lie-mol nog zoo donker , eindelijk breekt het zonnetje er toch weer door.

s Avonds ging ik mijn gewone wandeling lang hot strand maken , en begaf mij toen naar den vuurtoren om dezen te bezich-tigon en van zijn hoogte het verrukkelijk zeegezicht te genieten.

Igt;e opzichter was er niet, doch ik werd door zijn beide onder-hoorigen op die beleefde en voorkomende manier ontvangen, waarvan de zuidelijke kinderen dos volks zoo bij uitnemendheid liet geheim schijnen te bezitten. Mot niet weinig ingenomenheid lieten de oude pikbroeken mij do kunstige machinerie zien van de licht-

90

-ocr page 99-

91

lantaren en verklaarden haar mij zoo goed mogelijk. Inmiddels hielden zij onafgewend den blik naar den horizon gericht en beijverden zich om de aankomst van eik .schip door het hijschen van vlaggen aan de stad bekend le maken.

Ik had zoo\'n behagen in het gesprok met de oude , llinke zeerobben en in hel uitzicht op de spiegelgladde zee, dat de duisternis gevallen was, eer ik er aan dacht. De lantaren werd aangestoken en de machinerie, waardoor do verschillend gekleurde glas-prisma\'s rondom de vlam werden bewogen, werd in beweging gebracht. Daar ginds boven de hergen kwam de rnaan op en wiei\'p baar geheimnisvol licht over don omtrek; de stad lag omhuld dooide schaduwen van den avond ; alleen de uiteinden der daken e» do lerens glinsterden als gesmolten zilver en vooral hel gezicht op de zee was verrukkelijk schoon.

De gedachte kwam bij mij op, dezen schoonen aanblik weer te geven op hel doek. Dit nieuwe denkbeeld deed mij de drie keuvelende üenueesche meisjes voor een wijle geheel en al vergeten, en ik vroeg de heide wachters of hol mij geoorloofd was nog een paar malen terug le komen om \'s avonds laat uil de lantaren hel womlerschoone zeegezicht te komen opnemen. Met lichl van de reusachtige lamp kon mij niet hinderen , daar de lantaren door een horizontale scheiding in twee afdeelingen, verdeeld is, waarvan de onderste geheel donker is en gelegenheid geeft om hel oog le houden op de aankomende schepen.

De wachters verzekerden mij, dal mijn tegenwoordigheid noch hun, noch don opzichter eenigen hinder zou veroorzaken, en zoo nam ik mij voor den volgenden avond terug te komen. Ik gal den wakkeren zeelieden een paar franken om op mijn gezondheid te drinken en keerde in een opgeruimde stemming naai\' mijn hotel terug.

Zeer laat op den dag ontwaakte ik eerst, ditmaal zeer frisch en in een aangename stemming, zoodat ik mij in staal achtte om alle moeiélijkheden aan te grijpen en tc overwinnenen. Ik begon dus met nieuwen moed aan mijn drie Gonueesche keuvelaarsters en he-proelde de nog ontbrekende figuur uil mijn geheugen de trekken en de gestalte van de schoone Sunta le geven. .Mei de uiterste bedaardheid en voorzichtigheid werkte ik , maar hel mocht mij niet baten. Hetgeen ik op het doek bracht scheen mij een karika-

-ocr page 100-

ME VUURTOREN VAN LIVORSO.

tuur loo van de practilige werkelijkheid, zoodal ik Ion laalslehel penseel wegwierp en in mijn ergernis op hel punl slontl het gan-sciie sluk le vernielen.

ik bedacht mij evenwei nog en Irok hard aan de schel.

— Waar is Simla? vroeg ik den hinnenlredcnden knecht.

— Zij is uitgegaan , luidde zijn antwoord ; zij heeft heden haar vrijen dag, signore.

— Zoo! gij kunt gaan.

Ik zeide dit op zulk een norschen en wreveligen toon , dal de knecht mij verbaasd bleef aangapen als wachtte bij opheldering van mijn vreemd gedrag.

— Gij kunt gaan , zeide ik , ditmaal een weinig vriendelijker , terwijl ik mijn huisjas uittrok. — Apropos, vervolgde ik, wanneer komt Sunta terug \'/

Deze vraag scheen den vervelenden kerel nog meer te bevreemden. Hii mompelde iets binnensmonds en ging loon langzaam in «en peinzende houding weg, alsol hij ik weel niet wat achter mijn vraag zocht.

Te half negen \'s avonds wilde ik aan den vuurtoren zijn. ik bad dus nog een pnar uren voor mij. Hel was zeer warm ; wat kon ik derhalve beter doen dan een glas koelen wijn aan \'l strand gaan drinken ?

Ik wandelde dus op mijn gemak naar een der talrijke oslerièn of taveernen aan de zeezijde, waar de lustige bevolking en de zeelieden dag en dag zich komen vermaken met muziek en dans. Ik boud er veel van om hel volk ook in zijn vreugde waar te nemen, en zoo richtte ik mijne schreden naar een der tempelen van het vermaak, waar het bijzonder vroolijk en luidruchtig scheen toe te gaan. Ik koos een plekje vooraan ondér de veranda, waar ik, zonder zelfbijzonder in hel oog te vallen, op mijn gemak kon zien wat er binnen in de zaal voorviel.

Stel ii voor hoe verbaasd ik was, toen ik aan een der tafeltjes mijn bekoorlijke Simla zag zitten. Ik zag haar half van Ier zijde en haar schoon gelaal leekende zich verwonderlijk duidelijk en scherp tegen den donkeren wand af. Naast haar zat een forsch man met een door de zon gebruind gelaat, van ongeveer dertig jaren , naar mijn gissing, wiens voorkomen reeds bij den eersten aanblik een diepen indruk op mij maakte. Zijn gelaal droeg den

-ocr page 101-

93

stempel van een schranderen geest., terwijl er om zijn mond een trek lag , die van weekelijkheid sprak en even goed liet, merkleeken kon zijn van een lichtzinnig on zinnelijk, als van oen goedhartig karakter. Zijn hoog gewelfd voorhoofd was geteekend met een dubbel litteeken, blijkbaar het gevolg van twee kruiselings over elkander aangebrachte sabelhouwen. Overigens waren zijn trekken regelmatig en gewoon terwijl zijn kleeding ook niets opvallends had, en toch was er iets vreemds, iets zeer eigenaardigs aan den man, waarvan ik mij volstrekt geen rekenschap kon geven.

Hij scheen met Sunta op een zeer vertrouwelijken voet te staan. Zij waren zeer gemeenzaam met elkander en van tijd tot tijd greep hij haar hand met een uitdrukking van teedere liefde in zijn oog. Zij van hare zijde zag hem vol diep cn innig gevoel aan, en luisterde dikwijls met ingehouden adem naar de zoete woordekens, die hij haar toelluisterde. Ik kon niet alles verslaan wat zij zeiden, maar ik boorde toch dat zij over trouwen spraken, cn telkens, als baar minnaar iels zeide, dat baar aangenaam aandeed, lachte Simla zoo lief en bekoorlijk, dat ik bijna jaloersch werd op den gelukkige, die zoo bijzonder met haar gunsten werd vereerd.

Zonder dat Simla mij bemerkt had verliet ik de taveerne cn wandelde peinzend langs het strand naar den vuurtoren, \\u wist ik, waarom zij zoo standvastig geweigerd bad als model voor mij te posceren, en waarom zij den tuinman zoo onbarmhartig had weggezonden. Arme jongen! Ik voelde mij reeds zoo smartelijk aangedaan door bare weigering, ik, die alleen een kunstenaarsliefde voor haar gevoelde; — wat moest er niet in zijn hart omgaan, dal van vurigen echt Italiaanschen hartstocht gloeide voor het. meisje zijner keuze!...

Zoo mijmerend kwam ik aan de plek , waar het vaartuig gereed lag, dat mij naar den vuurtoren zou brengen. Een minuut later was ik op de trap die naar de lantaren leidde, liet sloeg juist half negen. Gelijk gij bemerkt, heeft de toren een aanzienlijke hoogte. Ik hield dus van lijd tot lijd balt op de trap om adem te scheppen. Toen ik dit voor de derde maal deed, hoorde ik hoven in den toren een deur open gaan. Ha ! dacht ik, men komt mij tegemoet, zij hebben mij zeker zien aankomen. Maar boe konden zij mij zien 7 Toen ik den toren binnenkwam, was het reeds, volslagen duister.

-ocr page 102-

04 DE VUUUTOriEN VAN LIVOItNO.

Dc maan was namelijk nog nicl op nn aan den bewolkten hemel schillerden slechts weinig sterren. Kr zou dus van dc zee weinig te zien zijn , maar hieraan had ik in mijn verstrooidheid niet eens gedacht.

Ik ging dus weer voort met trappen klimmen , ieder oogenbiik verwachtende, dat mij een der wachters tegemoet zou komen, toen ik eensklaps een wonderzoete stem hoorde , die mij vroeg:

— Zijl gij het, Antonio ?

Wat kon ik anders antwoorden dan »j a ?quot; Antonio was immers de llaliaansche vorm van mijn voornaam, liet was wel een weinig vreemd, dal een mij geheel vreemde stem mij op zulk een familiare wijze toesprak, maar er gebeuren meer vreemde dingen in de wereld. Weldra ondervond ik dit, op bijzondere sterk sprekende wijze, \'\'ti wc! onmiddellijk daarna. Ik gevoelde namelijk eensklaps de omhelzing van een paar zachte mollige armen en de omhelzing werd gevolgd door een hartelijken , vurigen kus.

Hol was een zonderling geval. Ik stond geheel verbijsterd. Toen ik weer een weinig tot mij zeiven kwam, was ik volstrekt niet op mijn gemak. Ik had een gevoel alsof ik een dief was, die op slinksebe wijze zich meester maakt van een kostbaar kleinood, een bedrieger, een falsaris, en de hemel mag weten, wat al niet meer! Kn toch had ik niels dan de eenvoudige, zuivere waarheid gesproken en lot loon daarvoor dien hartelijken, zoeten kus ontvangen, die mij zeker door teederder lippen dan die van een der wachters gegeven was ! Ik was immers Anton , Antonio , niemand anders!

— Ik hen blij, dat ge woord houdt, Antonio! sprak dezelfde hemelzoete slem , die eenigszins scheen te trillen van ontroering. Uw vrouwtje heeft u zoo lief.. . Ge moet haar nooit meer verdriet doen! .. .

Dal moet er nog bijkomen , dacht ik , want ik begreep nu zeer goed , dat er een kolossale vergissing plaats had ; dc schoone, die zoo mild is rnel hare kussen en omarmingen is gehuwd, en als nu de echte Jozef, de echte Anlonio bedoel ik, hoort wat er gebeurd is, dan kon mij dit wel eens op een geducht pak slaag te staan komen, of, erger, op een steek met den dolk, waarmede de Italianen, vooral als er jaloerschheid in hel spel is, vrij gauw bij de hand zijn. Die kus in het donker kon wel eens duur betaald moeten worden.

-ocr page 103-

IIK VUURTOUEN VAN LIVORNO.

Terwijl dil alles in mijn geest omging, bleef ik zoo slom als hel graf en ik stond als vastgenageld op de plek , waar Antonio\'s vrouw liaar gewaanden echtgenoot zoo teeder omarmd had. Natuurlijk moest haar dit bevreemden,

— Wal scheelt u toch , Antonio ? vroeg zij op den toon van teeder verwijt. Waarom spreekt ge niet ? Kom , ga meè naar hoven , \'tis hier koud op de trap.

Nu herinnerde ik mij eensklaps, dal de opzichter, volgens de inededoeling^van een der wachters, een mooie jonge vrouw hezal, on deze herinnering deed mij des ie levendiger denken aan de mogelijkheid, dat de man weldra zou komen opdagen en misschien op bloedige wijze wraak nemen wegens de teedere ontmoeting op de trap.

Wal zou ik beginnen? Mij uit de voeten maken als een lafaard, terwijl ik mij toch eigenlijk van niets kwaads bewust was en alleen het slachtoffer geweest was van een in den grond niet onaardige vergissing\'? Ik begon de zaak vrij comiek te vinden. Ik moest de bezitster der poezele armen cm frissche lippen bij hel licht zien, en er acht geven, hoe zij zich zou houden. Ging zij dan aan het schreien , viel zij in onmacht of toonde zij mij op de ééne of andere wijze haar verontwaardiging, dan was hel rdtijd nog tijd genoeg om voor haar op de knieën te vallen en berouwvol om vergiffenis te vragen voor den onwiliekeurigen roof, dir ik gepleegd had , van hetgeen alleen haar wettigen man, h a a r \\nlonio toekwam.

Toch klopte mij het hart, terwijl ik haar de Irap op volgde. Eindelijk waren wij boven. Zij opende een zware deur, die toegang verleende tol een vrij ruim vertrek, hetwelk wij zwijgend binnentraden.

Nu konden wij elkander zien, want hel licht brandde er helder en v rooi ijk.

Ken kreet van verrassing ontsnapte ons beiden tegelijk. Ik zag een vrouw voor mij in den vollen bloei van liet leven met donker golvend haar en een paar oogen gloeiend van vurigen, echt llali-aanschen, doch blijkbaar edelen en reinen harlslocht. Zij was niet zoo slank en blank als Sunla; voorhoofd en hals waren een weinig bruin getint; in alle opzichten was zij een echte dochter van liet Zuiden. Hel kwam mij voor, dal zij de roem en de glorie

95

-ocr page 104-

9G

moest zijn van den gelukkige, wien zij toebehoorde, dat een nauwe en innige liefdeband hem aan haar moest verbinden, want de uitdrukking van baar gelaal was zoo liefdevol, zoo trouw, zoo tee-iier, dat er in dit schoone lichaam blijkbaar ook een schoone en voorlrellelijke ziel huisde.

Mijn eerste gedachte was weer aan mijn schilderij. Simla raakte op den achtergrond, de prachtige vrouw van Antonio moest het model zijn van de ontbrekende figuur. In haar zag ik het ideaal, dat mij voor den geest zweelde, nog oneindig veel schooner verwerkelijkt dan in de zwartoogige blondiene. Haar beeld zou aan mijn tafereel pas eene echt Italiaanscli kleur een echt zuidelijken gloed bijzetten.

Ik dacht niet meer aan de goede voornemens, die mij een oogen-blik te voren nog hadden bezield om baar vergiffenis te vragen. Mijn kunstenaarsziel was geheel alleen aan hel woord. Gelukkig was de loom der schoone Cosima, ofschoon die in den beginne vrij heftig opbruiste, spoedig bedaard.

Toen zij mij in \'t gezicht had gezien, keerde zij haar gelaat met schrik en ontzetting af en bedekte het met beide handen zonder een woord le spreken. Ik poogde een verontschuldiging te stamelen maar zij plaatste zich fier voor mij, kruiste de armen over de horst en zeide:

— Wie zijl ge\'? Wal wilt ge? Foei, ge moest u schamen, een arme vrouw, die in onrust verkeert, zoo geweldig te doen schrikken\'.

— Schoone dame, stotterde ik, ge hebt gelijk.... het is niet goed, dat .... maar vrees niets.... ik zweer u.

— Vrcezen I.. Bah! Cosima weet niet wat vrees is. Wal zondige mij kunnen doen \'? Zie eens hier, — denkt ge nog , dat ik jbang ben ?

Zij I lad een revolver van den muur genomen en legde den vinger op den liaan. Ik kan niet zeggen , dal ik mij op dat oogen-hlik bijzonder op mijn gemak gevoelde.

— Signora, zeide ik, gij miskent mij. liet was, neen, niet goed van mij, dal ik u niet dadelijk uit den droom hielp, maar kunt gij het mij ten kwade duiden , dat ik geheel verbluft en verbijsterd was door hetgeen mij overkwam ? Als ge mij een paar minuten de eer van uw gezelschap wilt schenken , dan zult go overtuigd zijn, dat slechts hel toeval....

-ocr page 105-

97

— Wal komt ge hier dan doen? vroeg zij, reeds minder onvriendelijk.

Ik doelde haar mede , dal liel mijn voornemen was, een paar uren in het donkere gedeelte van de lantaren door Ie brengen om de zee bij maanlicht ie bestudeeren.

— Zijl gij de vrouw van den opzichter? vroeg ik.

Zij scheen mij niet gehoord te hebben.

— Antonio moest, dunkt mij, toch al hier zijn, sprak zij hall in zich zelve. — Hebt ge reeds met mijn man gesproken , signore liet zij er eensklaps levendig op volgen.

— Neen, voor zoover ik weel.... Maar ik verlang er zeer naar om den man van zulk een schoone en hrave vrouw te lee-ren kennen.

— ü, hij is een man, zooals er weinige zijn! riep zij uil, op den toon der innigste overtuiging , en er sprak een wereld van warme liel\'de en toewijding uit baar woorden,

— Slechts een man met voortrefTelijke eigenschappen is uw bezit waardig, signora, zeide ik op hoflclijken toon.

Zij keek mij aan met een doordringenden blik, ais wilde zij lot in hel diepst mijner ziel lezen.

— Gij wilt weten, zeide ik glimlachend , ol\' ge mij wel vertrouwen kunt. Als ge, waaraan ik niet twijfel, een scherpzinnig oog bebt, dan zult ge \'t wel op rnijn gezicht kunnen lezen, hoezeer het mij spijt, dat ik onwillekeurig in de rechten van uw man ben gelreden. Vergun mij hier le blijven , totdat hij tehuis komt.

— Mijnentwege, antwoordde zij eenigszins aarzelend , kunt gij hlijven. ik zie nu wel, dat gij niet geweten hebt, wie gij voor u hadt. Ik wil u dan ook geen verwijten meer doen. Maar neem u in acht shjnore. Antonio is geen man , die den spot met zich laai drijven, en tol op zekere hoogte zijn alle mannen, als er van jaloezie sprake is, aan Antonio gelijk.

Uit laatste zeide zij met zulk een schalkschen lach , dal hei laatste spoor van de gedwongenheid, welke ons onderhoud gekenmerkt had, als een morgenwolk voor de zon verdween. De Italiaansche vrouwen worden lichter lot toorn en haat geprikkeld dan hare noordelijke zusters, maar zijn ook wel zoo spoedig dan deze bereid tot vergeven en vergeten.

b. II. 7

-ocr page 106-

LIE VUURTOREN VAN UVORNO.

Ik nam dus plaats en vroeg, om het gesprek gaande te houden, hoe lang Antonio zijn betrekking op den vuurtoren reeds bekleedde?

— Nog niet lang, antwoordde zij. Eenige maanden geleden pas is hij aangesteld. Gedurende den jongsten oorlog met Oostenrijk diende hij als stuurman op een oorlogslregat en nam deel aan den zeeslag bij Lissa ....

— Daar ging het warm toe, deed ik opmerken. Toen zullen het kwade dagen voor u geweest zijn. Menig wakker zeeman heeft toen de zijnen niet weer gezien.

— liet heelt niet veel gescheeld, of ik had mijn Antonio ook verloren. Ik kan de Heilige Maagd niet genoeg danken voor de wonderbare wijze, waarop zij hem, op mijn vurig gebed, heeft bewaard. Het fregat was reddeloos geschoten en zonk reeds weg; de bemanning redde zicli in booten, maar werd ook daarin aangevallen door de Oostenrijkers. Schrikkelijk ging het er toe. Anlonio kreeg twee sabelhouwen over het voorhoofd , zoo en zoo, kruiselings over elkander. Na zijn verwonding werd hij met vele zijner kameraden door de Oostenrijkers gevangen genomen.

Hij deze laatste woorden was ik onwillekeurig opgesprongen. Hetgeen zij van Antonio\'s verwonding verhaalde deed mij denken aan het litteeken , dat ik gezien had op het voorhoold van den man , dien ik aan Sunta\'s zijde in de taveerne had gezien en ik twijfelde er geen oogenblik aan, of hij was de echtgenoot der schoone Cosirna, de verrader, die de bevallige en onschuldige Simla in zijn neüen zocht te verstrikken. Arme Cosima! Arme Sunta !

De jonge vrouw zag mij met een angstige verbazing aan. Het was, alsof zij reeds een voorgevoel had van de smartelijke tijding, die haar wachtte.

— Om tlods wil, wat is er, slgnore ? vroeg zij eindelijk op een doffen , somberen toon .... Wat weet gij van Antonio ?. . . Wal heeft u zoo getrolfen ?

— O niets, signora, stamelde ik. Ik dacht slechts.... ik dacht aan een mijner vrienden .... die ik zoo ....

— Neen , signore ! riep zij met steeds klimmende ontzetting uil. Neen, gij verstaat de kunst van liegen niet. 0, ik weel

98

-ocr page 107-

HE VUURTOREN VAN I.IVORNO.

alles. Mijn voorgevoel bedriegt mij niet.... Gij hebt hem gezien .... beken het, sign ore, gezien met haar, met haar .... o God, ik arme, ongelukkige, bedrogene vrouwI

liet was alsoi\' mijn long mij haar dienst weigerde.

— Gij zwijgt, signorel vervolgde zij. Maar lieb ik geen recht om alles te welen ? O , die verrader, die huichelaar ! Bij alles, wal heilig is, heeft hij mij gezworen, dal alles lusschen hem en haar uit was, en ik heb hem vergifïenis geschonken, want ach ! mijn arm hart hangt\' hem zoo aan ! Kn nu , o Gotl!.... Ach ! ware ik maar gestorven !. ..

Zij barstte in wilde stuipachtige kreten van smart uil en wierp zich voorover op de strooien mal, die voor de sola lag.

Ik spronji van mijn stoel om haar op te richten. Zij liet mij gewillig begaan. Ik zelle haar op den naast bij slaanden stoel.

Een smartvolle glimlach Ie midden van haar tranen was mijn belooning.

— Vergeel\' mij, signore, zeide zij met een zachte, flauwe stem. Ik vergat, dat gij hier ook waart. Nu ben ik weer bedaard. Ge behoeft niet le vreezen, dal ik weer zoo zal uitbarsten. Verte! mi j maar alles, wal gij weel. Waar hebt gij hem gezien ?

Ik bemerkte wel, dal het mij niet gelukken zou haar om den tuin le leiden. Ik deelde haar dus mede wat ik in de taveerne had gezien, evenwel zorg dragende alles zooveel mogelijk in een zacht licht le stellen.

-- Wie weet , zeide ik , ol alles nog niel ten beste zal keeren. Hel meisje schijnt er niets van le weten, dal hij gehuwd is. Zij is onschuldig en rein. Men zou haar en u , en misschien ook • uw Antonio, een grooten dienst bewijzen , door baar rnel den waren stand der zaken bekend le maken.

Cosima staarde treurig op den grond.

— Wat baal hel mij, zeide zij na eenige oogenblikken zwij-gens, hem ook ditmaal zijn prooi te ontrukken! liet ergste van de gansche zaak is, dal bij mij niet meer lieriieelt, en ach! tegen de onverschilligheid van een man is geen kruid gewassen.

Slechts met moeite gelukte hel haar een nieuwe dreigende uitbarsting van wanhoop en vertwijfeling te bedwingen. Haar gebeele lichaam trilde en een stroom van tranen vloeide baar langs de wangen. Ik bad diep medelijden met haar. Ware ik een vrouw

99

-ocr page 108-

DE VUURTOREN VAN LIVORNO.

geweest, ik zou haar om den hals gevallen zijn en mijne tranen vermengd hebben met dc hare om haar te troosten. Maar dit ging nu niet aan. Ik moest mij dus met eenige algemeene frasen behelpen , die mij tamelijk koud en onbeteekenend toeschenen, hoe goed mijn bedoeling ook was. Eindelijk viel mij iets in , dat mij beter en afdoende voorkwam.

— Misschien is er oen middel, zeide ik , om u de liefde van uw man te doen herwinnen. De jaloerschheid is de moeder dor standvastigheid. Gij moet uwen trouvveloozen Antonio uw liefde niet opdringen. Dat zal ook niet baten. Go moet hem toonen, dat gij zeer goed buiten hem kunt, dat het u ook niet aan minnaars, aan bewonderaars ontbreekt.... Misschien leert hij den schat, die hein in u geschonken is, waardeeren , als hij de mogelijkheid beseft. dal hij u wel eens voor goed en voor altijd /011 kunnen verliezen.

Zij zag mij met hare groote, schoonc oogen, die nu een uvinig verduisterd waren , vragend en peinzend aan. Plotseling scheen haar eon licht op te gaan. Zij veegde haar tranon af, en zag mij mot schitterende oogen aan.

— S ignore, zeide zij, dicht bij mij komende en mijn hand yrijpende, wilt gij mij helpen\'?

Zooveel ik maar kan , signora.

— Uitmuntend! Hartelijk dank. Wilt ge hier een paar minuien wachten? Ik ben dadelijk weder bij u.

Dit zeggende keerde zij zich schielijk om en ging naar eeti aangrenzend vertrek.

Spoedig was zij weder terug, geheel gekleed om uit te gaan. Ken hovallig stroohoedje dekte haar glanzende en golvende lokken, die zij een weinig opgebohden had met een purperrood lint. Een soort van mantille hing over haar schouders, liet kleed van groen alpaca, dat zij aanhad, stond haar onberispelijk nel. In de linkerhand had zij een sierlijken waaier.

— Komaan, zeide zij op vroolijken loon, nu zijt gij mijn minnaar, siijnore. De kussen en de omarming hebt gij reeds bij voorhaal genoten , die zult gij mij dus nu wel willen schenken. Denk thans alleen om uwe plichten. Wilt gij met mij naar de laveerne aan dc zeezijde gaan? Daar gaat het immers vroolijk loc en men vindt er goed gezelschap!...

100

-ocr page 109-

101

Wie zou der bevallige vrouw iels hebben kunnen weigeren ? Ik bad er ook behagen in om den onlrouwen en verraderlijken Antonio een poets le spelen. Over de gevolgen dacht en bekommerde ik mij niel. Welstaanshalve maakte ik eenige bedenkingen, doch mijn schoone wist die met een verwonderlijke welbespraaktheid te weerleggen, liet duurde dus niel lang of\' wij gingen naar beneden en begaven ons arm in arm naar de taveerne.

liet was mi j wonderlijk te moede, toen ik zoo met baar voort-wandelde. Als mijn meisje mij eens had kunnen zien op dal oogenblik!... Er ging echter niets in mij om, waarvoor ik mij tegenover haar had behoeven le schamen. De kunstenaar voerde ook ditmaal den schepter in mijn binnenste. Terwijl ik het oog sloeg op de schoone, kloeke gestalte mijner gewaande minnares, dacht ik weer aan mijn onvoltooide schilderij, en deed een duren eed , dat niet Simla, maar Cosima als derde figuur er op zou prijken. Zij zou voorzeker niet onwillig zijn om den dienst, dien ik haar nu bewees, le vergelden door als model voor mij te poseeren.

Zonder veel le spreken wandelden wij langs de zee en kwamen hij de taveerne, waar ik Sunla en Antonio zoo vertrouwelijk met elkander had zien praten.

Cosirna\'s hart klopte hoorbaar. Zij greep zich krampachtig vast aan mijn arm en moest een paar minuten stil slaan om adem tr scheppen.

— Voorwaarts! klonk het toen op vastberaden loon, en zij schreed in een fiere en rechte houding aan mijne zijde naar een plekje waar zij en ik haar man noodzakelijk in het oog moesten vallen.

Antonio en Sunla zalen nog op dezelfde plek. Alleen waren zij nog wal dichter bij elkander geschoven , en , le oordeelen naar de uitdrukking van hun oogen, waren de gesprekken, die zij met elkander voerden nog zoeter en vertrouwelijker dan een poos Ie voren.

Sunla zal een weinig in hel duisler. Zij scheen ons binnenkomen niel bemerkt te hebben, en alleen oog en oor le hebben voor Antonio.

Het duurde geen twee minuten of wij zagen, dat zich een doo-delijke bleekheid over zijn gelaal verspreidde. Plotseling bleef hij in zijne woorden steken en keek met scherpen blik in de richting.

-ocr page 110-

102 DE VUURTOREN VAN L1VORNO.

waar wij zalen, mei een uitdrukking van verbijstering en verbazing in zijn oog, alsof hij zijn zinnen niet vertrouwde. Ik had mij inmiddels vertrouwelijk over de tafel heen naar Cosima voorover gebogen, voornamelijk om door Sunta niet herkend te worden wier oog thans ook op ons gericht was. Onder den rand van mijn hoed, bleef ik echter den verraderlijken echtgenoot in hel oog houden en zag op zijn gelaat duidelijk de merkteekenen van den geweldigen tweestrijd, die er in zijn binnenste gevoerd werd. Hel kruisvormige lilleeken gloeide thans als vuur; een oogenblik lang scheen het, dat hij, door woede overmeesterd , op ons aan zou vliegen.. ..

Hij bedaarde echter schielijk weer en wendde zich met verwonderlijke koelbloedigheid naar Sunta en fluisterde deze een paarwoorden in het oor, blijkbaar om haar gerust te stellen o\\ er de zonderlinge houding, die zij hem had zien aannemen. Eenige seconden later zalen zij weer zoo vertrouwelijk met elkander te keuvelen , alsof er niets bijzonders was voorgevallen.

Antonio kon echter niet nalaten van lijd tol tijd den blik steels-gewijs naar Cosima en mij te richten. Dit deed mij innerlijk goed , en om zijn ergernis en jaloesie nog meer te prikkelen, schikte ik zeer dicht bij mijn gewaande minnares en nam geheel en al den schijn aan alsof wij samen een verliefd gesprek voerden. Een paar malen kuste ik Gosima\'s hand en fluisterde haar nu en dan iels in. Dan kleurde een levendige blos haar wangen , die niet zoozeer door mijne woorden , als wel door de geweldige gemoedsbeweging , waarin zij verkeerde , veroorzaakt word , daar deze bij de geringste aanleiding zelfs haar het bloed naar bet hoofd deedslijgen.

Zoo verliep er ongeveer een kwartier. Toen stond Antonio op, bood der blonde Sunta op bofTelijke, maar toch eenigszins gedwongen manier den arm en verliet hel locaal, zonder ons zelfs met een onkelen blik te verwaardigen.

— Wat nu\'? vroeg ik Cosima, toen zij weg waren.

De jonge vrouw streek zich met den zakdoek over hot gloeiend gelaat en glimlachte.

— Nu zullen wij wel klaar komen, antwoordde zij. Ik heb er de beste verwachtingen van , sijnore. O, ik heb wel gezien, boe hij door de jaloezie werd verteerd 1 Hij bemint mij dus nog, en daar dit het geval is, kan alles weer terecht komen.

-ocr page 111-

DE VUUUTOItEN VAN LIVORNO.

— Maar hoo zal liet met, rn ij afloopen, signora ? vroeg ik , want deze vraag drong zich nu met kracht aan mij op, en ik kon niet zonder huivering denken aan de gevolgen van de comedie-vertooning, waartoe ik mij om Cosima\'s wille geleend had. — Als nu uw man in zijn woede er eens over denkt om mij op de manier van uwe landgenooten, en vooral van uwe zeelieden, een stuk staal in het lijf te stooten ? . .. .

— Zijt ge bang?

— Dal niet zoozeer, maar ik zou in de onaangename noodzakelijkheid kunnen komen om mij te verweren , en zoo zou hel wel eens kunnen gebeuren , dal de comedie in een treurspel veranderde ..., dat hij of ik het slachtoffer werd van den minnenijd.

— Het zal wel bedaren , als hij maar eens goed op de hoogte is van alles. Breng mij nu naar huis. Ik brand van begeerte hem onder vier oogen te spreken. Het is hier om te stikken van de hitte !...

— Ik ben lot uw dienst, signora!

Ik deed haar de mantille weer om en wandelde langs hel strand met haar naar den vuurtoren terug. Zij sprak geen woord, maar ik voelde hoe haar arm beefde van de ontroering waaraan zij ten prooi was.

Vijf minuten waren wij zoo zwijgend voortgegaan , in de koele, verkwikkende avondlucht, toen ik eensklaps den slap hoorde van iemand die haastig achter ons aankwam.

Ik zag om. Op hetzelfde oogenblik was Antonio naast mij , pakte mij ruw bij den schouder en zeide op dollen , barschen toon :

— Kom hier , als gij durft; laat haar los , als gij geen lafaard /ijl, opdat ik u de hersens insla !

— liedaar wal, mijn vriend! zeide ik kalm, terwijl ik Cosima\'s arm losliet en mij fier tegenover hem stelde. — Wal wilt gij van mij ? Wie zijt ge? Neem u in acht, zeg ik u!

— Wal ik van u wil ? riep iiij mei een woesten lach. Weet ge dan niet , dal een man het recht heeft om zijn vrouw alleen te bezitten. Aan dal lage schepsel is wel niet veel verbeurd, maar ik verkies niet uitgelachen en bespol te worden , en daarom moet ge er aan , hoort ge! Ik zeg u , dat ge een schurk zijl!

103

-ocr page 112-

104

liet kostte rnij niet weinig moeite om kalm te blijven, hetgeen toch om Cosima\'s wil hoog nootlig was.

— Gij schijnt dronken te zijn , zeide ik. Als ik mij niet bedrieg , heb ik u met een meisje of vrouw in de taveerne gezien. Die vrouw was blond, deze is zwartj dus ge zijt zeker in de war. Zij is de uwe niet.

— 11a! ge wilt ook nog den gek met mij steken? schreeuwde Antonio met een van woede bevende stem. Ik kan doen en laten , wat ik verkies , en behoef aan geen opgeraapten kerel, zooals gij, daarvan rekenschap te geven. Gij zult het ondervinden , dat Antonio liassano zich niet ongestraft laatbeleedigen. Verweer li, of vaar ter helle !

In een oogwenk had hij een breed dolkmes uitgehaald. Als een razende vloog hij op mij aan en zeker zou ik hier niet met. ii zitten te pralen, als Cosirna niet eensklaps zijn arm gegrepen had.

— Zijl ge razend? riep zij met een kreet van omzetting. Wilt ge hem vermoorden ?

Hij trachtte haar van zich af te stool.cn, maarzij hield zijn arm zóó krampachtig vast omklemd, dat hij zich niet los worstelen kon.

— Hoor, Antonio! zeide Gosima op een ernstigen en nadruk-keiijken toon. Hekent gij mij in staat u te bedriegen ? Heb ik ooit aanleiding gegeven om u aan mijn trouw te doen twijfelen.

Hij zag haar strak en wezenloos aan.

— Wat? zeide lilj na een wijle zwijgen?, durft gij de laagheid /.oover drijven, mij in \'t gezicht van dezen?.... \'t Is ongehoord!

Zijn stem klonk zoo hol; er sprak zulk een male van wanhoop uil, dat ik bijna medelijden met hem kreeg.

— Antonio ! vervolgde Gosima op denzelfden toon. De schijn bedriegt soms!.... Wilt gij mij bedaard laten uitspreken? Zoo waarachtig als er een God is, ik heb mij niets te verwijlen , Antonio ! .., liedaar toch , bedaar bid ik u !

— Wat moet dat alles beteekenen ? stotterde hij half overbluft, half woedend. Laat mij los, slang! of ik bega een ongeluk.

— Antonio, denk er eens over na, hoe gij u jegens rnij bezondigd hebt. Ik hob u slechts een druppeltje laten proeven van de bittere smart., die gij mij in zoo\'n geduchte male hebt doen lijden ! Ik heb u willen doen voelen , wat er omgaat in een hart

-ocr page 113-

105

welks liefde versmaad , welks trouw veracht wordt. liet was slechts spel Antonio , het was slechts een ijdele vertooning.

Ik achtte nu het geschikte oogenblik gekomen om het mijne te zeggen ter opheldering van het voorgevallene.

— Mijnheer, zeide ik op verzoenenden loon, hoe vreemd het u ook schijnen moge, uw vrouw spreekt de waarheid. Of denkt gij, als er wezenlijk een ongeoorloofde betrekking tusschen ons bestond, dal wij ons opzettelijk met elkander aan u vertoond zouden hebben ? Ik zag u reeds twee uren geleden met hel kamermeisje uit hel hotel Leo Santo in de taveerne zitten en uw vrouw maakte gebruik van een toevallige omstandigheid, die mij met haar in kennis bracht..., Gebruik toch uw versland! Zij zal u dal alles verklaren, en vraagt haai\' dan om vcrgilfenis, want niet zij, maar gij zijl de schuldige!

liet kostte ons niet weinig moeite hem van de waarheid onzer mededeelingen te overtuigen. Toen hij echter de geschiedenis tweemaal met steeds klimmende verbazing gehoord en ook vernomen had, dat ik de schilder was, die de schoone Simla verlof gevraagd had om haar als model te gebruiken (zij scheen hem hiervan verleid le hebben), begon hij langzamerhand te begrijpen dal er voor hem meer reden was lot berouw dan lol jaloezie, beschaamd reikte hij mij do hand en zeide:

— Signore, ik dank u. Gij hebt mij een les gegeven, die ik niel licht zal vergeten, ik was op een verkeerden weg, aan den rand van een afgrond. Gij hebt mij gered. Nogmaals ik danku!

Gosima kon haar tranen niet langer bedwingen. Zij sloeg haar armen om zijn hals en belette hem door haar kussen de bede om vergiffenis le uiten, die op zijn lippen lag.

— Gij zijl een engel, Gosima! zeide hij op een loon, waaruil bleek, hoe diep hij in de ziel was gegrepen, Hoe kon ik zoo verblind zijn en de kostelijke parel verachten, die ik in uwe lielde bezit. Kom hier, signore! Gij zijl getuige geweest van mijn dwaasheid, hoor nu ook den eed, waarmede ik mijn bekeering wil bezegelen, Zoo waarachtig als er een rechtvaardig God is, hel hart moge mij versteenen in liet binnenste, als ik mij ooit weder aan de geringste ontrouw schuldig maak jegens deze trouwe, edele ziel! Gosima, ik heb mij zwaar aan u bezondigd; neem mij in genade weer aan en vergeel hetgeen ik misdaan heb.

In plaats van te antwoorden omhelsde zij hem bij vernieuwing.

-ocr page 114-

lOlJ DE VtJURTORKN VAN LIVOHNO.

Ik bleef\' hen nog een oogenblik vergezellen en nam toen afscheid van hen met de belofte, dal ik het verzoende echtpaar spoedig eens zou komen opzoeken.

Ik nam bovendien de niet zeer aangename taak op mijomSun-ta mededeeling te doen van hetgeen er voorgevallen was.

Het arme meisje stond als van den donder getroffen. Acht dagen lang zwierf zij weenend en troosteloos rond. Met diepen weemoed zag ik haar schoonheid verwelken. Haar toestand was een verschrikkelijke straf voor Antonio. Maar de krachtige natuur van het Italiaansche meisje kwam eindelijk den geweldigen slag te boven; zij nam nu de eenmaal versmade hand van Pielro aan, en, als gij er lust in hebt, kunt gij straks signora Sunta l\'isani als gelukkige huisvrouw aanschouwen, en het zou mij niet verwonderen als wij een klein evenbeeldje van haar of van Pictro op haar schoot vonden.

Mijn studie van de zee bij maanlicht van den vuurtoren gezien, Ideef onvoltooid. Ook het tafereeltje van de drie keuvelende meisjes heb ik niet afgewerkt. Na het voorgevallene schenen Sunta en Cosima mij geheel veranderd, even srhoon, ja, als te voren, maaide naieveteit van beider wezen was als door een tooverslag weg gevaagd. Ik kon geen van beiden meer gebruiken voor mijn doel. Maar ondanks het onvoltooid blijven van deze mijne studiën, vervult mij toch geen gevoel van teleurstelling als ik aan Livorno en zijn vuurtoren denk. En nu zult gij begrijpen, wat mij zoonaar dien vuurtoren trekt.

i

Hier eindigde Anton liuneberg zijn verhaal. De vrienden begaven zich nu naar den vuurtoren en brachten bij Antonio en Cosima den dag verder op de aangenaamste wijze door. liet verheugde den opzichter en zijne vrouw niet weinig, dat zij den kunstenaar weer mochten zien, die er zoowel onwillekeurig als opzettelijk zooveel toe had bijgedragen om lum bijkans reddeloos vernietigd huwelijksgeluk te herstellen en duurzaam te maken. Sinds hel voorgevallene in de taveerne waren er geen wolken meer aan den hemel van

-ocr page 115-

EEN SCHATKAMER VAN ITALIC.

hun huwelijksleven; er scheen zelfs een zonnetje te meer in hel hoog gelegen woonvertrek des opzichters, een zonnetje in de gedaante vaneen prachtigen, Lloeienden knaap, evenals zijn moeder, wier sprekend evenbeeld hij was, een edit kind van hel Zuiden. De prachtige rijke vormen van Gosima hadden zich tol volle rijpheid ontwikkeld en beide vrienden, niet hel minst onze kunstenaar, lieten mei welgevallen hel oog rusten op deze schoone italiaansche moeder en haar kind.

Uil bijgaande plaal, geteekend naai\' de schets, die Anton nam van deze twee pronkjuweelen van hel lachende Italië, bemerkt de lezer, dal hel bezoek der beide vrienden aan den vuurtoren ditmaal niel onvruchlbaar hleel\' voor de kunst.

EEN SCHATKAMER VAN ITALIË.

Te midden van den dusgenaamden Toscaanschen Archipel , d. w. z. de groep eilanden, die zich lusscben het eiland Corsica en de kust van hel voormalige hertogdom Toscane i)evinden, is er oen, dal vrij wal grooler is dan de andere en reeds van verre zichl-haar is dooi\' zijn steile hergen , die zich , aan enorme piramiden gelijk, boog in de lucht verheffen en zich scherp afleekenen legen den helderen zuidelijken hemel. Aan den kant van llalië hebben de rotsen, die den bodem van hel eiland vormen, een roodachtige lint, die aan ijzerroest doet denken , en die gcbeele streek is ook inderdaad niets anders dan één uitgestrekte, bijkan^ onuitputtelijke ijzermassa. Op vele andere punten heeft hel eiland een allerbevalligsl voorkomen. De plantenwereld van bel Zuiden, ja zelfs die van de keerkringsgewesten is er rijk vertegenwoordigd en maakt bel in vereeniging met bet zachte en aangename klimaat lol een waar paradijs. Hel is hel eiland Elba , algemeen bekend als de verblijfplaats van Napoleon 1, na zijn nederlagen in 1813 en 1814, een der merkwaardigste plekjes van de Middel-landsche Zee van wege de schallen , kostelijker dan goud , die het in zijn school bergl, en die dal kleine hoekje gronds, slechts

107

-ocr page 116-

108

vier vierkante mijlen groot., voor Italië van grooler waarde doen zijn, dan menige provincie van een tienmaal grooter uitge-strektheid.

Reeds in dc vroege oudheid was Elba een zeer gezocht plekje van wege den rijkdom zijner ijzermijnen. Waarschijnlijk was het reeds in dc achtste eeuw voor onze jaartelling bevolkt door kolonisten uit Klrurië , welks stoute zeevaarders, ongetwijfeld door hel roodachtig voorkomen der oostelijke kust, op het denkbeeld gekomen zijn , dal er zich een massa ijzer moesl bevinden. Zeer waarschijnlijk heelt dc ontginning der ijzermijnen van Elba er niel weinig toe bijgedragen om hel brons, dal voor wapenrustingen en andere gereedschappen algemeen en bijna uilsluitend gebezigd werd, van lieverlede uil hel gebruik Ic doen verdwijnen en plaab te doen maken voor het ijzer, zoodal dan toch in waarheid , dc eeuw van ijzer op die van koper is gevolgd, gelijk de mythologie van bijkans alle volken hel voorstelt. Men vindt hier en daar nog een menigte slakken, afkomstig uil dc fornuizen der oude Etrus-- ische bewoners, die nog een menigte ijzerdeolen bevatten, daar men bij hel smelten niet al te nauwlettend toezag, of er ook iets verloren ging, omdat de voorraad ijzererts, waarover men te beschikken had, zoo ontzaglijk groot was. In dal overoude tijdperk leverde hel eiland Elba, met zijn talrijke vuren, des nachts aan de voorbijvarende zeelieden een eigenaardig en fantas-liscb schouwspel op. De Grieken, die hel op hun tochten naar Corsica, Sardinië en hel Zuiden van Frankrijk, dikwijls passeerden gaven bel den naam van Ailhalia of b r a n d e n d eiland, welke naam echter later weer plaats gemaakt heeft voor den ouden Etruscischen naam llva , Klba , die het lol beden toe behouden beeft.

Toen de Homeinen meester werden van hel Noorden van Italië, kwam ook Mba in hun macht en lol in de zesde eeuw van onze jaartelling, gedurende tien a twaall eeuwen dus, verschaften hun de mijnen van hel eiland al bel ijzer, waaraan zij behoefte hadden , en dal was niet weinig, daar zij voortdurend oorlog voerden mcl geweldige legerscharen , en ook voor de werken des vredes, een aanmerkelijke hoeveelheid van dit metaal noodig hadden. Na in dc Middeleeuwen en den eersten tijd der nieuwe geschiedenis herhaaldelijk van meesters gewisseld te hebben, en

-ocr page 117-
-ocr page 118-
-ocr page 119-

EEN SCHATKAMER VAN ITALIC. J ()(,

onder Napoleon I een korten lijd een zellslandig rijkje le hebben uitgemaakt, behoort Elba mot zijn schatten en aciiltienduizencl inwoners tegenwoordig aan Italië en maakt daarvan een hooggewaardeerd deel uit.

.Men kan zich eenigermate een denkbeeld vormen van den onl-zaglijken rijkdom der ijzermijnen van Elba , wanneer men in aanmerking neemt, dat men sinds vijf en twintig\' eeuwen onafgebroken en in steeds toenemende mate uit deze schatkamer heelt geput, zonder dat men in de eerste tientallen van eeuwen nog be-hoelt te vreezen voor vermindering van de opbrengst , allerminst voor uitputting. Tegenwoordig wordt er jaarlijks de enorme hoeveelheid van honderdduizend Ion, d. i. honderd millioen kilogram ijzererts uitgevoerd , en dit erts is ongemeen rijk aan zuivei en ailervoorlreflelijkst ijzer, liet kan zolls wedijveren mei het besto, dal. de Zweedsche mijnen opleveren, en is daarom zeei gezocht. Een ton van 1000 kilogram ijzererts kost tegenwoordig, circa zes gulden, en is dus tienmaal goedkooper dan in de 14-de eeuw toen men er zestig gulden voor betaalde. De zuivere winst, die de italiaansche regeering, de tegenwoordige eigenares en ont-ginster der mijnen, er van geniet, bedraagt niet minder dan drie tonnen gouds jaarlijks en men berekent, dat deze winst binnen eenige jaren, als de noodige verbeteringen in de zaak der ijzer-productie zullen aangebracht zijn, even zoovele miliioenen zal kunnen beloopen!

Wel mogen wij dus Elba een schatkamer van Italië noemen. Zonderling genoeg echter, gaal het grootste gedeelte der kostbare delfstof naar het buitenland, vooral naar Frankrijk, terwijl de Italiaansche regeering haar spoorstaven, gepantserde schepen , gelrokken kanonnen en andere ijzeren en stalen artikelen uit Engeland , Frankrijk en Duitschiand laat komen, waar ze, voor een deel althans, v*an het uit Elba verkregen ijzer vervaardigd worden. Hel zou voor Italië, dat hij den tegenwoordigen staat zijner schal kisl volstrekt geen reden heeft om roekeloos met zijn geld te werk le gaan, wel zoo voordeeiig zijn, als het Elba\'s ijzer zulke omwegen niet liet maken om bet verwerkt weer terug le ontvangen , maar hel op de plaats zelve of althans op het vaste land van het schiereiland liet versmeden of vergieten. Doch de ijzer-industrie staal in Italië nog op een zeer lagen trap en wordt slechts

-ocr page 120-

EEN SCHATKAMER VAN ITAUë.

hier cn daar op kleine schaal gedreven , zoodat hel met de massa\'s ijzererts, waarover hel te heschikken hoeft, geen raad weel cn dus wel lot den verkoop er van genoodzaakt is, om hot later daaruit verkregen ijzer en staal zeer duur weer terug te koopen.

Reeds gewaagde ik van de voortreifelijke eigenschappen , die hel ijzer van Elba kenmerken. Te Rio-Alhana, en vooral (e Ca-lamita , de twee uiteinden van den ijzeren berg, die een groot gedeelte van hel eiland vormt, vindt men de uilslekendste ertsen cn daaronder een menigte van het beste magnetische ijzer, dat er bestaat, zeer fijn van samenstelling , van een eenigszins dofie grijze kleur, en bij wijlen zóó hard, dat men er rolskristal zelfs mee splijten kan. Stukken van dit erts oefenen een belangrijke aan-trekkingskracht op de magneet-naald uil en hebben evenals deze twee polen, liet is hetzellde erts, als de wijze Thales zes eeuwen voor onze jaartelling in de mijnen van Magnesia vond , waarnaar hel zijn naam magneet heeft ontvangen. Onder de benaming van c a 1 a m i e l werd hel magnetische ijzererts van Elba reeds in de elfde eeuw door de zeelieden bij wijze van kompas gebruikt, van welk werktuig zij zich echter alleen bedienden , als de poolster niet voor hen zichtbaar was. Tot aan Columbus toe was de samen-slclling der kompassen zeer eenvoudig en min ol\' meer gebrekkig. .Men nam namelijk een kom of vaas met water en legde daarin een langwerpig stukje magnetisch ijzer op een kurken schijf, zoodal het zich vrij kon bewegen en de Noordelijke richting aanwijzen. l)c italiaansche zeelieden en die uit het Zuiden van Frankrijk voorzagen zich geregeld te Calamita van magneten, terwijl de zeevaarders uit de Levant zich hielden aan den zeilsteen, die uil de bergen van Magnesia gedolven werd. Ook de mijnwerkers van Toscane, die in de rijke koper- en zilvermijnen van Montieri en Massa-Marittima werkten , waren in den regel van een calamieten kompas voorzien om hun weg te bepalen in de onderaardschc gangen. Zoo is het kleine eiland van oudsher van het hoogste belang geweest voor de zaak der beschaving, die ook zeer gebaal wordt door de voortreffelijke gesteenten welke het oplevert en hij beeldhouwers en bouwmeesters als materiaal zeer gezocht zijn.

Ik gewaagde reeds van hel vriendelijke voorkomen, hetwelk Elba heeft in die gedeelten , welke buiten de ijzerhoudende streken liggen. Ilcl moet een waar genot zijn daar le loeven, cn de mo-

-ocr page 121-

EliN SCHATKAMEK VAN lïAUë,

gendheden die er in 1814 Napoleon lieen verwezen , bezorgden hem een ballingsoord , waar hel voor een minder eerzuchtig man zeer goed uit te honden ware geweest. Men zou verwachten, dat liet voorkomen en het karakter der bewoners van Elba in overeenstemming is met het aantrekkelijke voorkomen van hun land, maar dit is volstrekt niet het geval. Wel zijn zij moedig, arbeidzaam en kloeke zeevaarders, maar zij hebben een stuursch en barsch voorkomen, spreken uiterst weinig en schijnen bezield te worden door een geest van wantrouwen en achterdocht. Waarschijnlijk zijn laatstgenoemde karaktertrekken hel gevolg van de omstandigheden, waarin zij vroeger hebben verkeerd, in de Middeleeuwen namelijk hadden zij gedurig last van de roofzuchtige Saracenen en later van de beschaafde Europeesche natiën , die zich van den rijken buit, welken het kleine Elba opleverde, om \'t ijverigst trachtten meester te maken. Alleen te Porlo-Ferrajo, de hoofdstad, heerscht onder de bevolking een vriendelijker en opgeruimder geest. Opmerkelijker is ook de vrijheidszin, waardoor de inwoners van Elba zich kenmerkten en die nog heden krachtig in hen leeft. Om hun schadeloos le stellen voor de gedurige aanvallen der zeeroovers en het beslag, dat men legde op de opbrengst der ijzermijnen, verkregen de steden van het eiland talrijke en belangrijke privilegiën van de vorsten, onder wier bestuur zij stonden. Zij behoefden b. v. geen belastingen te betalen aan den vorsl en haar instellingen waren geheel op republikeinschen leest geschoeid. Toen Napoleon op hot eiland kwam bestonden deze privilegiën nog, doch men kan zich wel voorstellen, dat hunne dagen toon geteld waren, liet viel den keizer echter niet gemakkelijk om ze tor zijde te stellen. Eens gebeurde het, dat hij ook van de inwoners van Capoliberi een belasting eischte , die hem in andere steden reeds belaald wa.-. De raad der stad komt bijeen , verontwaardigd over deze inbreuk op haar rechten. »Wie is die Napoleon , roept een der leden uil , dat hij ons belastingen oplegt als den bewoners van een wingewest? Wil hij een gift hebben. Iaat hij hel zeggen; de vrije mannen van Capoliberi zullen niet weigerachtig zijn om hem Ier wille te wezen, maar niemand heeft het recht tot een gedwongen heiïing van welke belasting ook.quot; De inwoners weigeren dientengevolge de belasting. Napoleon , die zelfs op Elba , liet de minste tegenspraak kon dulden, zond zijn Corsicaansche

-ocr page 122-

112 EEN SCHATKAMER VAN IT A 1,1 i\'

garde naar de slad om haar te dwingen aan zijn bevel te gehoorzamen. »De slad verwoest en geplunderd, als zij weigerachtig blijft !quot; luidde het strenge bevel. De inwoners van Gapoliberi wapenen zich ook en zijn vast besloten zich tol het uiterste le verdedigen. Gelukkig wordt nog tijdig de weg der onderhandeling ingeslagen. Een der dames van de stad werpt zich voor den keizer op de knieën en weet hem te vermurwen. Later werd de gemeenteraad van Gapoliberi len nauwste met Napoleon bevriend.

De hoofdstad van hel rainiatuurkeizerrijkje waarmede de geduchte vorsl, die eenmaal geheel Europa voor zich had doen beven , zich na zijn val tevreden moest stellen, was l\'orto-Ferrajo, Do keizer hield ook dikwijls le San-Martino zijn verblijf, op een schoone villa, die men er nog aantreft, geheel in denzelfden staat als loon hij haar bewoonde. Uit de vertrekken dezer villa had hij hel uitzicht op de rcede, waar de schepen der Kngelschen voortdurend kruisten om legen een mogelijke onlvluchling le waken. De keizer, die nooit ledig kon wezen en een altijddurende be-hoefle had aan beweging, was ook te Elba niel werkeloos. Hij hield hel oog op dc mijnwerken, die hem toebehoorden, liet Porlo-Ferrajo in behoorlijken staal van verdediging brengen, marmer- en granielgroeven aanleggen , geheelo streken lands ontginnen en opgravingen doen om de overblijfselen op le sporen van een prachtvollen tempel, dien do Romeinen op hel eiland hadden gebouwd. Hij liet zijne soldalen aan den aanleg van wegen werken en zorgde zoo , dat zij in plaats van een last een bron van nut werden voor de bevolking. Eiken dag zag men hem het eiland le paard doorkruisen, vergezeld van de generaals Drouot en liertrand, de beproefde vrienden , die hun meester ook in zijne vernedering getrouw hieven, terwijl zoovelen, die door Napoleon met weldaden overladen waren, niet terugdeinsden voor dc laagheid om den dooden leeuw een schop te geven. .Vis hij door weemoed en smart over-meesterd werd, gelijk niet zelden hel geval was, placht hij oen hoogen berg le beklimmen en den blik te laten rondweiden over de zee, vooral in de richting van Gorsica , zijn geboorteplek. Ongetwijfeld dacht hij dan vaak mol diepe ontroering aan de wisselvalligheid van aardsche grootheid en luister en aan dc ma-jesleil van den Almocblige , «die de hergen heeft gegrondvest in

-ocr page 123-

•113

liet liarl der aarde en de oneindige /ee hoeft geformeerd ; die den hoog der sterken verbreekt en de zwakken mot sterkte omgordt.quot;

De inwoners van Elha waren zeer ingenomen mot hun nieuwen vorst, vooral omdat hij zoo milddadig was en op allorloi wijzen ontzaglijk veel geld onder de mensehen hracht. llooveel Napoleon echter ook voor het eiland deed , zijn godachten waren elders , en al die werken, waarin hij zich geheel schoen te verdiepen , moesten slechts dienen om de altijd wantrouwende Engelschen en zijn vijanden in Frankrijk te verschalken. Tot op het laatste oogenhlik loo, hetwelk hij op Elba doorbracht, hieven zi jn plannon een diep geheim, hoewel hij ten allen tijde van spionnon omringd was, die zelfs op zijn minste bewegingen acht gaven. Zelfs diegenen zijner vrienden, die hij geen deelgenoot had gemaakt van zijn voornemens, vermoedden in de verte niet, wat hij in zijn schild voerde.

Do reiziger, aan wiens mededeelingon ik de bovenstaande bij-/.onderhoden grootendeols ontleend heb, ontmoette ecnige jaren geleden op de stoomboot, die van Piombino op l\'orto-Ferrajo vaart, een oud man, Antoine gehoeten, die als tuinman bij Napoleon in dienst was geweest. Deze was nog altijd vol verbazing over hol plotselinge en onverwachte verdwijnen van den keizer uil zijn lilli-pultiaanscb gebied.— Reeds dikwijls had de keizer mij gesproken, zoido de man, over do ontginning van groolo uilgoslreklbeden lands, on des morgens vóór zijn vertrek handelde hij er nog over en gal mij allerlei aanwijzingen botrolfendo den aanleg zijner tuinen. Hij had een verrekijker in de band, waarmede hij onophoudelijk naar de zee zag. — Ziet ge niels op de Toscaansche kust? vroeg hij mij, den kijker toereikende.

— Hel was een boste! Ik keek er dooi\' en kon er de haven van Livorno gemakkelijk mee opnemen, zóó duidelijk zelfs, dal ik hot nummer op do chakols van de ambtenaren der douane kon lozen. — Ik zie niets, Sire, antwoordde ik. — Twee uren later was Napoleon weg.

8

-ocr page 124-

ROME.

HOME.

TAFEREELEN E.\\ GEDACHTEN.

De Grieksche fabelleer plaatst in de Middellandsche Zeo, in de nabijheid der Italiaansehe kust, liet verblijf tier Sirenen, die met haar wonderzoete zangen de voorbijvarenden zoozeer bekoorden , lt;lat zij, als door een onweerstaanbare macht gedreven, zich repten naar do plek, van waar die liefelijke tonen lum in de ooren klonken, om daar helaas! een ellendigcn dood in de armen te loopen. \\Vij zouden kunnen zeggen, dat liet aan de oevers der Middellandsche Zee wemelt van sirenen, die liet. den reiziger bijkans onmogelijk inaken zich voort te spoeden, daar zij hem allen inet bijkans onweerstaanbare kracht lot zich lokken, doch niet om hem te verderven, maar om het schoonste en rijkste genot te ide-den voor oog en oor en geest en hart. Die weldadige en gezegende sirenen , het zijn de piekjes door de natuur met haar rijkste gaven getooid; dc steden, die ware goudmijnen zijn voorden vriend der kunst, der geschiedenis en der oudheid; de streken waar de Natuur on de mensch samen aan het werk zijn geweest om zo schoon en belangwekkend te maken, en die nergens zoo talrijk zijn ais in dit gedeelte van de wereld. Wij kunnen, wij mogen echter sieclits een keus, en wel een zeer beperkte keus doen. Dikwijls moeten wij het voorbeeld volgen van Ulysses, den schran-deren vorst van Ithaea, die zijn roeiers was in de ooren stopte, toen hij de gevaarlijke plek naderde, waar de streelende tonen der Sirenen zich deden hooren, en/»ns dus moedwillig doof houden voor vele zoete en verleidelijke stemmen, die ons lol zich roepen. Doch, welke schoonheden en heerlijkheden wij ook voorbijstevenen, llalie\'s hoofdstad kunnen wij niet onbezocht laten ; hier moeten wij, al is het slechts cenige oogenblikken toeven en peinzen; bier, al is het dan ook slechts een vluebtigen blik slaan op enkele der merkwaardige en heerlijke gewrochten van \'s menschen geesl en hand, die iti de Keuwige Stad zich aan ons oog vertoonen.

Een geweldig gevoel grijpt ons aan, als wij de stad der zeven heuvelen naderen, welker naam aan geen sterveling onbekend is

-ocr page 125-

115

en dio sinds vijf en Iwinlig eeuwon zoovele en zoovelerlei aandoeningen en gewaarwordingen in rnensclienharlen liecft doen geboren worden. Onweerstaanbaar voelen wij ons getrokken naar den heuvel, waar, volgens de overlevering, de krijgshafte Romulus eenmaal post vatte om op te merken of do goden rnel hem zouden zijn bij hel bouwen zijner stad, en waar de kleine vierhoek verrees, over welks muren zijn broeder in dartelen spot. heen sprong, maar die weldra het middelpunt zou worden van een rijk , dat eerst geheel Italië en daarna alle bekende landen van drie werelddeelen zou omvatten; de plek, waar over hel lol der wereld zou worden beslist en waarheen de volken deemoedig hel oog zouden richten als naar hun alvermogende gebiedster. En als wij nu heenwandelen door dien geheel eenigen doolhof van heerlijke tuinen en in puin gevallen lempels en paleizen uit hel tijdperk van Home\'s schil terendsten luister, loen zij in waarheid hel middelpunt der wereld was, dan hebben wij wel hel welsprekendste beeld voor ons van hel lol dat den volken en den menschen beschoren is; van de geweldige wisselingen, waaraan zij onderworpen zijn; dan hooren wij lusschen de altijd groene eiken en hel somber looi\' der cypressen de indrukwekkende geestenslem dei-Geschiedenis ruischen in al haar majesteit en kracht.

Niet, minder krachtig gevoelen wij ons getrokken naar Rome\'s pronkstuk, de kolossale Si. Pieterskerk, de reuzin onder alle tempels en bedehuizen der wereld, de groolsche schepping der Pausen, hel verhevene en majeslueuse kunstgewrocht, waaraan koningen op hel gebied der kunst hebben gewerkt en gelooverd met heitel en penseel en truweel om haar lol hel indrukwekkendste zinnebeeld te maken van het Katholicisme in zijn heerlijkheid, zijn triumf, zijn grootheid en kracht. Door veel en velerlei worden wij getroffen, als wij voor St. Pieter staan en in de gewelven van dezen tempel rondwandelen: de schallen die er aan besteed zijn en die voor een deel zijn verkregen door een middel, dal een storm deed losbarsten in de Christenheid, die de Kerk deed schudden op baar stevige grondslagen; de duizend en meer dan duizend tonnen gouds door de Pausen er aan ten koste gelegd; de wondervolle kunstschatten, die voor dit goud zijn verkregen; de verbazende om-

-ocr page 126-

ROME.

vang, die dit heiligdom heeft, zoodat drie Keulsche dommen binnen zijn muren een plaats zouden kunnen vinden; de geweldige hoogte van het koepeldak, zoodat men in den bovensten omgang daarvan van eene hoogte als die van den Straatsburger domtoren neerziet naar beneden, en de vrome scharen en priesters zich als een troepje nietige insecten schijnen te bewegen over den prachtigen en met hel kunstigst mozaïekwerk ingelegden vloer; de zijkapellen, die ieder op zich zelf de grootte hebben van een niet onbeduidend kerkgebouw en allemaal ware schatkamers zijn schitterend van goud en juweelen; de lt;400 meerendeels heerlijke standbeelden, die zich hier verhelfen; do praalgraven der pausen, en het graf der beide apostelen, die, volgens de overlevering, te Home gewerkt en den marteldood ondergaan hebben: Petrus en Paulus; — maar wat ons het meest trelt van alles is het opschrift, dat wij boven de prachtige zuilen in kolossale letters zien geschreven;

ïü ES petrus ET SUPER 1ianc petram AEÜll\'lCABO ecclesiam ME-am et tini daro claves regni coEi-oRUM. (Gij zijt Petrus en op deze rots zal ik mijn kerk bouwen cn ik zal u de sleutelen van hel koninkrijk der hemelen geven.)

Dit opschrift grijpt ons zoo aan, juist omdat wij hel in deze prachtige, luistervolle omgeving aanschouwen, die hel zinnebeeld is van de glorie der Kerk, omdat wij daarin de afspiegeling zien van de vervulling dezer profetie, zooals het Katholicisme die heeft opgeval. Welk een tegenstelling lusschen den discipel uit Galilea, den nedc-rigen man uit hel volk, en de kerkvorsten, wier beeltenissen wij op de praalgraven der St. Pieterskerk aanschouwen! Uie tegenstelling doel ons denken aan cen^ heerschappij nog oneindig veel groolscher en bewonderenswaardiger dan die van het oude Home en uit nog veel kleiner en nietiger begin geboren. De stichter van hel heidensche Home was nog een koningszoon, een koning, hoe klein zijn gebied dan ook was. Petrus een visscher, een lijder, een martelaar. En die na hem zijn gekomen wisten zich te doen gehoorzamen in landen , waaraan Homos keizers niet eens konden denken; zij hebben don heerschersslaf gezwaaid over een Nieuwe Wereld nevens de Oude, waarvan hel beslaan door Home\'s wijs-geeren en groole geesten niet eens werd vermoed!

110

-ocr page 127-

ROME.

m

Niet lang duurt het, terwijl wij ons in den geest binnen Rome\'s muren bevinden, of wij wenden den blik naar hel Vaticaan, het paleis van de Pausen, dat een stad op zich zelf vormt, nederig naar het uiterlijk, bij al zijn uitgebreidheid, maar van binnen rijker schatten bevattend, dan eenig vorstelijk verblijf ter wereld, hel Vaticaan, waarvan de trotsche St. Pieterskerk eigenlijk slechts de slotkapel is. Met eerbied staren wij op dit verblijf, dat den opperpriesters van het Katholicisme reeds zoovele eeuwen tol woning heeft gestrekt; dal getuige is geweest van hunne lotwisselingen, en van waar zoovele woorden uitgegaan zijn, die op den loop der wereldgebeurtenissen meer invloed hebben uitgeoefend dan door de oorlogsscharen van de vorsten der wereld. Wij treden er binnen — iedereen zonder onderscheid wordt er toegelaten , die met eerlijke bedoelingen komt — en bewonderen de ongemeen rijke bibliotheek der Pausen, de vrucht van hetgeen in eeuwen bijeenverzameld is door hun geleerde dienaars, rijk niet zoozeer door de talrijkheid der boekdeelen , als wel door de kostbaarheid, de zeldzaamheid , de hooge geschiedkundige en algemeen wetenschappelijke waarde barer werken. Nergens ter wereld, zelfs in het beroemde liritsche Museum 1) niet, vinden wij een verzameling handschriiten, die vergeleken kan worden met die van het Vaticaan. Veertigduizend boekrollen, bladen of boekdeelen uil de Oudheid afkomstig, staan bier als een geestelijke legermacht den bezoeker voor oogen geschaard , gereed om iedereen te dienen, die ten vreedzamen veroveringstocht wil uitgaan op het eerbiedwaardige veld der wetenschap. Hier vinden wij de oudste en beste handschriften, die er bewaard zijn gebleven van de classieke schrijvers, van de groote Kerkvaders, van de Heilige Schrift, de kostbare nalatenschap van het verledene, waarop de wereld nog leert naar den geest en waaraan zij zoo onberekenbaar veel te danken heeft voor baar schoonheidszin, rechtsgevoel, wijsgeerige, zedelijke en godsdienstige ontwikkeling. Met verrukking doorwandelen wij die uitgestrekte verzamelingen der oude en nieuwere kunst, die een zoo groot gedeelte van het pauselijk paleis beslaan. Hier zijn wij in de leerschool, die geen kunstenaar, wien het le doen is om een meester in zijn vak te

1) Vergel. Deel I

-ocr page 128-

ROME.

worden, onbezocht laat. Geknot, verminkt , gebroken , verweerd, gescbeurd, op allerlei wijzen beschadigd, staan de meesterstukken der Oudheid voor ons , maar zells in dien toestand maken zij op den vriend van het schoone een overmeesterenden indruk , zelfs zoo verkondigen zij den onvolprezen lof van hun scheppers, deze echte priesters van het waarachtig schoone.

Wat moet Kome, zeggen wij bij het zien van deze ontzaglijke menigte overblijfselen der oude kunst, wal moet Home eenmaal rijk geweest zijn aan kunstwerken , dat er nog zooveel heeft kunnen overblijven, nadat al die stroomen van woeste barbaren door de eeuwige stad zijn heengegaan , wier weg zich ken-teekende door brand en vernieling, en nadat de straten van Home zoo dikwijls het looneel zijn geweest van den verbitterdsten strijd, die duizendmaal meer heelt verwoest dan zelfs de niets ontziende hand van den lijd. Gelukkig, dat bijna alle Pausen zoo\'n hai t hadden voor deze eerbiedwaardige overblijfselen en met de uiterste zorgvuldigheid voor hun bewaring hebben gezorgd. Üe zalen, die zij hebben doen verrijzen ter bewaring van deze schatten , vinden haar weerga niet wat doelmatige inrichting en smaakvolle versiering aangaat, en millioenen zijn daaraan ten koste gelegd. Het heerlijkste van al dat schoone is wel die verzameling, welke den naam draagt van hel Pio-Clemenlinische Museum, naar het gebouw , waar zij zich vroeger bevond , en die thans haar plaats heelt in een der vleugels van het Vaticaan, welke naar het schoone uitzicht, dat men er op de stad heeft, het Belvedere is genoemd. In deze verzameling vinden wij den wereldberoemden Torso en de heerlijke Apollo van Belvedere, het ideaal van mannelijke schoonheid in maimer belichaamd. De 1 or so, een romp van een oud Hercules-beeld in zittende gedaante, onder paus Julius 11, in het begin der Itidu eeuw, gevonden, wordt te midden van al deze heerlijkheden hel meest door de kunstenaars en kunstminnaars bewonderd , en is alleen en op zich zelf een rijke leerschool, waarvan velen de uitnemendste vruchten hebben geplukt. De al-gemeene bevvondeiing, die dit overblijfsel dei\' oude kunst gaande maakt en zoozeer verdient, wordt le opmerkelijker, wanneer wij in annmerking nemen, dal het nl die deelen mist, zooals hoofd, armen en beenen, die zoo bij uitnemendheid geschikt zijn om het talent van den kunstenaar le doen uitkomen. Hel is in waar-

118

-ocr page 129-

ROME.

119

heid slechts een lorso, een romp, maar die romp vertoont nog zulke krachtvolle, harmonische lijnen, zulk een meesterlijke opvatting van het ideaal der mannenkracht, in één woord; het is zulk een meesterstuk, dat alle latere beeldhouwers , de uitnc-mendste niet uitgezonderd , zich in den geest voor den schepper van dit kunstgewrocht hebben neergebogen als voor hun meester en ongeëvenaarden voorganger. Geen schrijver der oudheid vermeldt den naam van den .Griekschen kunstenaar Apollonius, die blijkens de ingebeitelde letters op het overgebleven stuk van den zetel, de vervaardiger van het beeld was. Hij was dus onder zijn kunstlievende natie niet eens een genie van den eersten rang, en toch wordt zijn zittende Hercules als een bijkans onnavolgbaar kunstwerk geprezen. Hoe rijk en schitterend moeten dan toch wel de gaven zijn geweest van een Phidias, een Polycletus, een Praxiteles, een Skopas, een Lysippus en zoovele andere meesters, wier werken bijkans spoorloos verdwenen zijn, vernield, vergruisd door woeste barbaren! Welk een schat, ach! van de verhevenste bezieling, van de krachtigste aanvuring tol het schoone en grootsche is daarmede voor de menschheid verloren gegaan 1

Wij slaan ook een blik op de heerlijke schilderstukken van het Vaticaan en laten allerminst die van Rafael en Michel Angelo on-bewonderd. Wij moeten weer een keus doen en vragen daartoe aan bevoegde kunstrechters om raad , en deze wijzen ons om strijd naar dc beroemde Sixtijnsche kapel van het Vaticaan, waaide onvergelijkelijke /quot;mco-schilderingen 1) van laatstgenoemden

1) Hot al frcsco schilderen, zooals (ie Italianen hol noemen, geschiedt door hot brongen der kleuren op nog vochtige mortelkalk , waarmede de verfstoffen zich chemisch vpiecnigon en dus in waarheid onuitwischbaar worden. De eenmaal aldus aangebrachte omtrekken en tinten konden niet meer veranderd worden, zoodat deze manier van schilderen eon buitengemeen vaste hand en een zeer geoefend oog voroischte. Daar allo omtrekken en lijnen noodzakelijk breed en forsch moeten zijn, leende het fresco schilderen zich bijzonder tot de samenHtelling van verheven en rnajestu-euso tafereelen, zooals die van Michel Angelo, met enkele waarvan wij den lezer in deze tafereelen kennis laten maken, waartoe ik gebruik gemaakt heb van de studiën eens kunstrechters, die in waarheid do gave bezit om de door hem beschouwde kunstwerken te doen spieken ook tot het gemoed dei genen , die ze zeiven niet hebben aanschouwd.

-ocr page 130-

nOME.

meester aan de zoldering prijken. Wij welen nauwelijks wat meer te bewonderen: de grootsche, ja geweldige godsdienstigege-dacliten, waaraan deze koning in liet rijk der kunst een zichtbaren vorm heelt gegeven, of de forsche en aangrijpende wijze, waarop hij in zijn stukken bet penseel weet le hanteeren. Oog en geest en hart worden door hem tegelijk le gast genoodigd als aan een heerlijk festijn. Wij zijn in de kapel en hebben geen oog voor al de pracht, die om ons heen schittert en blinkt, zoo machtig trekt hare zoldering oog en hart. Daar is het eerste zoldervak. Welk een lalereel! He wereld bestaat nog niet. Tijd en ruimte rusten nog ongeboren in den schoot der oneindigheid. Tegen een donkeren , grauwen achtergrond , die als T ware een dikken nevel vormt, zien wij een enkele gedaante enbusle, die mei een ernstige en majeslueuse verbazing het oog laat weiden over de eenzaamheid om zich heen. l\'Jen hoofd , een gedeelte van de borst, een krachtvolle arm, meer zien wij niet uil den nevel oprijzen. liet is de Almachtige le midden van den Chaos. Hij is uil de diepten van het Oneindige te voorschijn gekomen en zweeft llums scheppend over de duisternis. Uit den blik des Scheppers spreekt do verhevene scheppingsgedachte, de majesteit des Eeuwigen, »dic spreekt en het is er,quot; «die gebiedt en het staat erquot; en «die zich bij voorbaat verlustigt in de werken zijner banden.quot;

In het derde vak zien wij de schepping des Menschcn. Evenals de Almachtige, dien wij gedragen zien op de vleugelen van de heerscharen des hemels , schijnt .Michcl-Angelo hij hel scheppen viin dit tafereel bezield te zijn geweest door een gevoel van verhevene i\'ii zalige verrukking ; aan dit gevoel heelt bij althans op meesterlijke wijze uitdrukking welen te geven. De Almachtige liial met oneindig welgevallen bel oog rusten op de door hem zoo rijk getooide aarde. Ken ontzagwekkende majesteit, gepaard aan een weergalooze vriendelijkheid en barmhartigheid, spreekt uit zijn wezen. Alles, wat aan Hem is, boezemt vertrouwen, eerbiedvol en tegelijk blijmoedig vertrouwen in, en onwillekeurig herbaalt men, met het oog op deze schepping van den kunstenaar, bet woord der oude geloofshelden : «Onder de schaduw van uwe vleugelen, o lieer, wil ik mijn loevlucht zoeken, en wie zou mij dan kunnen deren? Van zulk een vertrouwen, dat alle vrees buitensluit, schijnt

-ocr page 131-

ROME.

dt; jeugdige Adam , die pas hel aanzijn heel\'l ontvangen , geheel doordrongen te zijn. Bij de nadering van zijn Scheppcr heelt hij zich opgericht en staat daar voor ons als een jeugdig vorst, schitterend van schoonheid en kracht. Hij strekt den vinger uil om de aanraking van zijn goddelijker! Maker te ondergaan, waardoor hem diens geest zal worden meegedeeld en hij tot koning der schepping zal worden verheven. Een groep van ontelbare Engelen schuilt onder den mantel des Alinachtigen. Zij zijn de uitdrukking van de geweldige en gezegende krachten, die door zijn machtwoord in beweging gebracht worden. Nooit zijn er grootscher, majestueuser gedachten op eenvoudiger en tegelijk welsprekender en schooner wijze uitgedrukt, dan hier is geschied.

Een der liefelijkste tafereelen van Michel-Angelo bevat wel hel vak , waarop de schepping der vrouw wordt voorgesteld. De figuur van Eva ademt louter poëzie; zij is een lofpsalm van vleesch en bloed, geheel haar wezen drukt aanbidding, teederheid, zachtheid, liefde en liefelijkheid, godverheerlijkend vertrouwen uit. Zij is het in beeld gebrachte ideaal der vrouw. Men kan hel haar aanzien, dat zij instinctmatig gevoelt door den innigslen, nauwsten band aan Adam verbonden te zijn, vleesch van zijn vleesch te wezen.

\'I\'woeling is iIr mensch geboren

En tocli in zjjn iweehciil één ,

heelt onze Ten Kate gezongen en geen treffender belichaming van deze dichterlijke gedachte is er denkbaar dan de Eva en de Adam door Michel-Angelo\'s penseel geformeerd, liet beeld van den Almachtige op deze schilderij doet de ontroerendste gedachten in ons oprijzen. Hij vestigt den blik op Eva met een uitdrukking van zulk een diepen ernst, dat zij ons bijkans aan weemoed, aan droefheid zou doen denken, indien voor deze gewaarwording plaats ware in het wezen des üneindigen. lilijkbaar ziet het oog des Alwetendcn de zonde, waaraan dit vlekkelooze gewrocht zijner hand zich schuldig zal maken , waardoor zij aan het goddelijk beeld in zich en in haar nakomelingen zulk een geduchte schade zal toebrengen, den jammer, die daardoor over de menschheid zal worden gebracht, en denkt Hij aan het verhevene offer, dat eenmaal noodig zal zijn om den mensch weer te herscheppen naar den geest.

121

-ocr page 132-

ROMli.

Dit alles heeft, de kunstenaar rriet zijn toovcrpcnscel in dit tafereel uitgesproken, en ook hier zijn gedachte en vorm met elkander in de treffendste harmonie.

De gansche gewijde geschiedenis vóór Christus prijkt op het plafond van deze heerlijke kapel, dat men niet ten onrechte liet ontzagwekkendste gedenkteeken der schilderkunst heeft genoemd. Dis hoofdtafereelen van Genesis, van de Schepping tot aan den Zondvloed; de gestalten dor profeten en profetessen, die den Messias hebben verwacht en aangekondigd ; de redding en bewaring van het volk Israël in de gevaarlijkste omstandigheden, — al deze tafereelen te zamen vormen een geschiedboek in beelden, zooals er in de geheele wereld geen tweede is aan te wijzen, en waarinde grootsche, godsdienstige gedachten van hem, die een meester was op elk gebied der kunst, op aangrijpende wijze spreken tot ieder, die hart heelt voor liet groole , heilige en goddelijke.

De echt Christelijke zin van den kunstenaar openbaart zich vooral in de kleine tafereeltjes ter zijde en onder de gi\'oote stukken van de kapel, üen vader, een moeder, een kind, ziedaar de figuren van deze kleine stukjes: nederigen, eenvoudigen, kleinen naaide wereld, in allerlei houding, peinzend , arbeidend, rustend van den arbeid. Geheel hun voorkomen zegt het ons ; zij achten zich vergeten lieden , om wie niemand zich bekommert, liet schijnt, dat er een onmetelijke afstand is tusschen hen en de heldengestalten van de hoofdtafereelen, waarin zich alles vereenigt, wat er grootsch en verhevens in de wereld is. Niet zonder diepe bedoeling heeft de kunstenaar deze stukjes gepenseeld in de onmiddellijke nabijheid van die majestueuse lïgurep. Terwijl in de groote tafereelen de profetie en voorbereiding geschilderd wordt van de komst des Verlossers, zien wij in de kleine, hoe het zaad van hel ware goddelijke leven in liet verborgen, in den schoot van het huisgezin, van lieverlede tot rijpheid wordt gebracht. Die vaders, die moeders, die kinderen, het zijn allemaal de voorvaders van Maria, de nederigen, waaruit de Redder der inenschheid zou voortkomen. Kunnen wij ons eenvoudiger en tegelijk treffender uitdrukking voorstellen van de goddelijke grootheid en de geringheid naar de wereld , die den Verlosser heeft gekenmerkt ?

Zoo hebben in de Sixtijnsche kapel hel Geloof en de Kunst idkander de hand gereikt tot hel voorlbrengen van de verhevenste

122

-ocr page 133-

ROME,

Ugt;3

sclieppingen, waartoe hel mcnschelijk genie in slaat is. Wij kunnen deze aldus in waarheid gewijde plek niet verlaten, zonder nog een blik geworpen te hebben op Michel Angelo\'s meest bekende meesterstuk: liet Laatste Oordeel, aan den altaarmuur, hel werk van des kunstenaars ouderdom , hetwelk ons getuigt, dal ook van dezen grooten geest geldl wat geschreven staal van den godsbeld Mozes, een zijner lievelingsfiguren: «Zijn oog was niet verduisterd en zijn kracht was niet vergaan.quot; lieeds door de krachtige, forsche trekken en den aangrijpenden ernst, waarmede het is gepenseeld, maakt hel tafereel een diepen indruk op den beschouwer. Ueneden is alles donker ; het is de aarde van duisternis omringd , de aarde die bezig is haar tallooze doo-den terug le geven, opdat zij voor den hemelschen Rechter verschijnen. Ook de hel is onheilspellend, somber van kleur, blauwachtig zwart mot tinten er in, die aan zwavelvlammen doen denken ; zij is gereed om de verdoemden te ontvangen. In het midden en van boven is alles heerlijk blauw , prachtig diep azuur , de kleur van hel oneindige hemelruim , waarin de ontzettende vierschaar wordt gespannen. Tegen dezen achtergrond komen de tallooze groepen van figuren, waaruit het tafereel beslaat, scherp uit. Duizelingwekkend verheven is de figuur van den Rechter, van den verheerlijkten Christus; van macht, van majesteit spreekt geheel zijn wezen ; het licht der goddelijke rechtvaardigheid blinkt uil zijne oogen ; hij is ais de vlekkelooze spiegel, waarin de ten oordeel geroepenen hun beeld moeten aanschouwen , om daarna hel woord tö hooren: «Komt,, gij gezegenden 1quot; of het vreeselijke: «Gaat weg van mij!quot; De Heilige Maagd staart met een uitdrukking van heilige huivering in haar zachte, liefdevolle oogen op hel majestueuse en ontroerende tafereel. Hoe talrijk ook de figuren zijn, er is geen schijn van verwarring; ieder beeld heelt zijn eigenaardige scherp geteekende uitdrukking ; gelaat, houding, gebaar, alles is met elkander in harmonie en werkt samen om ieders eigenaardig karakter te doen uitkomen. Wij zien dus do menschheid voor ons, in haar rijke verscheidenheid ; alles, wat er in een menschenharl omgaan kan, zien wij hier door \'tpenseel des kunstenaars weergegeven; al de hartstochten , de zonden , de gedachten , al de teedcre en liefdevolle gezindheden ook, die in eens rnenschcnharl huisvesten

-ocr page 134-

HOME.

kunnen, spreken, leven, handelen liier voor ons. De schilder hcel\'l in zijn grootsch kunstgewrocht een predikatie gegeven, waardoor wij in de ziel worden gegrepen; waardoor wij met heilige geestdrift voor het goede , met diepen afkeer voor alles wat laag en onedel is worden vervuld. Ons oog heeft genoten , ons hart is verbeterd en geheiligd.

Welke geheel andere gedachten en aandoeningen rijzen in ons op, als wij ons van het Vaticaan naar het Colosseum ol Amphitheater van Flavins begeven, het reuzengebouw , waardoor Ves-pasianus zijn naam vereeuwigd heeft, liet bevindt zich len Oosten van het Forum Romanum, het voormalige vermaarde middelpunt der stad, waar alle rechtszaken behandeld werden en waar de tempels en gebouwen stonden, die in de nomeinsche geschiedenis het beroemdst geworden zijn. Als wij het Colosseum naderen, is het alsof wij tegen een geweldige rotsmassa opzien, zoo groot van omvang is het, zoo hoog verheft zich liet bijkans in zijn geheel bewaard gebleven gebouw uit de eerste eeuw van onze jaartelling. Negentig- a honderdduizend toeschouwers konden er plaats vinden om getuige te zijn van de verschrikkelijke verlustigingen, waarop zij in dit kampperk werden onthaald. De lezer kan zich eenigszins een denkbeeld maken van de verbazende grootte van dit gebouw, als hij verneemt, dat een der leden van het geslacht Doria een gedeelte van den buitenmuur heeft laten wegbreken om er zich te Rome een paleis van te laten bouwen , waarbij menig koninklijk paleis als in \'t niet wegzinkt, en dat de hierdoor ontstane breuk nauwelijks merkbaarJs. Ook anderen zijn duchtig in de weer geweest om zich van deze steenmassa\'s te bedienen tot het bouwen van woningen, maar hoeveel er ook van weggebroken is, het Colosseum is nog altijd even reusachtig , even kolossaal gebleven. De breuken , die het heeft, zijn als speldenprikken in het lichaam van oen reus. Toch is het gelukkig dal paus Oregorius XIV eindelijk paal en perk stelde aan de vernielzucht, waardoor dit overblijfsel uit de Oudheid dan toch ten laatste geheel gesloopt zou geworden zijn. Hij wijdde het namelijk, door het tee-ken des kruiscs er aan te hechten en in het kampperk een aantal altaren rondom een ander kruis te plaatsen, tot een heiligdom.

124

-ocr page 135-

ROME.

Sinds is hel Colosseum onaangctasl gebleven ; geen enkel bewoner van Rome heeft er meer aan gedacht om er een steen van weg le nemen.

Een vreetml en geheimzinnig gevoel bekruipt den bezoeker v die \'s avonds, bij maanlicht, het kampperk van dit reuzengebouw binnentreedt. Spookachtig verhelTen zich de geweldige muren in het llauwe, gehcimnisvolle licht. De ingangen en bogen, waarin oen zwarte duisternis heerscht, steken er schrikwekkend tegen af. liet is alsof een geweldig monster, uit den afgrond der eeuwen opgerezen, een oogenblik rust om zicii aanstonds in beweging te zetten en den nietigen sterveling met duizend reuzenarmen dood te drukken. Boven op de met weelderig onkruid begroeide muren schijnen allerhande fantastische gedaanten te zweven in het bleeke lieht. Geen geluid uit de stralen der stad dringt tot op deze plek door, slechls door hel gekras der uilen wordt de stille van den nacht verbroken, liet kampperk , omgeven door een hoogen schuinschen muur, ligt in zijn ganschc uilgeslroktheid naakt en ledig voor het oog. Slechls in hel midden vindt de blik een rustpunt in de altaren en hel eenvoudige houten kruis, dal zicli te midden daarvan verheft naar den donkerblauwen met fonkelende sterren bezaaiden hemel, liet wemelt te Rome, op de straten en in de kerken van kruisen, waaronder de rijkst versierde en Ivunsligst bewerkte , maar geen ander kruis maakt zulk een diepen indruk en is zoozeer een in waarheid heilig zinnebeeld dan dit , hetwelk de kunstelooshoirl en eenvoud zelve is. Dit kruis ontvangt zijn wijding van de plek , waar het slaat, een plek , die eenmaal rood gekleurd werd met hel bloed der Christenmartelaren , dal hel zaad der kerk geworden is.

Reeds lang voor onze jaartelling kenden de Romeinen geen grooler vermaak dan het aanschouwen van gevechten op leven en dood lusschen verschillende roofdieren, of lusschen roofdieren en menschen, of ook wel lusschen menschen en menschen. Om bun deze verlustiging te verschaflen werden de reusachtige amphitheaters gebouwd , waarvan men bij zoovele sleden in Klankrijk , Spanje en Italië nog do indrukwekkende ruinen vindt. Duizenden dieren werden er jaarlijks uit hel verre Oosten en uil alle streken van het rijk aangevoerd ; tijgers, beeren , buiïcls , leeuwen, struisvogels, olifanten, luipaarden, rhinocerossen.

125

-ocr page 136-

HOME.

nijlpaarden on vele andere ten dienste van deze wreedaardige schouwspelen. Ken ganscli heerleger van dierenbevechters en zwaardvechlcrs werd op slaalskoslen onderhouden ; de flinllt;e soldij, die zij ontvingen , was oorzaak, dal hunne rijen, in den beginne althans, vrij goed waren gevuld. Van lieverlede echter schijnen do huurlingen zich teruggetrokken te hehben van dit gevaarlijke werk , /.oodat men de toevlucht moest nemen lol krijgsgevangenen en Ier dood veroordeelden om in de amphitheaters ten genoege v;m het volk mei do dieren te vechten, als men eenige afwisseling begeerde van de gevechten lusschen olifanlen en leeuwen en dergelijke of van do jachtpartijen, die vaak in de reusachtige kampperken gehouden werden ton aanschouwe van de vergaderde menigte en waarin dikwijls honderden en duizenden dieren op één dag werden afgemaakt, terwijl natuurlijk ook niet weinige der jagers ter verhooging vim het genoegen in liet zand moesten bijten. Ten tijde der keizers werd aan deze misdadige verlustigingen de grootste uitbreiding gegeven en vooral in hel Colosseum werden zij op een waarlijk reusachtige schaal gegeven De Christenvervolgingen gaven den keizers de beschikking over eene menigte ongelukkigcn , die zij ter bevrediging van de zucht hunner onderdanen , om bloed, en steeds meer bloed, te zien stroomen in hel kampperk aan de wilde dieren konden laten voorwerpen. Treden wij iiel Colosseum binnen op één der dagen aan deze ontzettende bloediestijnen gewijd.

Duizenden toeschouwers zijn neergezeten op de trapsgewijs oploopende zitplaatsen. De grootste liefhebbers zijn reeds uren lang daar, om eon plaats Ie hebben op de voorste rijen. Uit aller oogen straalt woest verlangen naai\' den aanvang der afgrijselijke vertooning. Tegenover den hoofdingang bevindt zich het prachtige balkon des keizers met kostbare zijden gordijnen behangen; daarvóór slaan op liooge voetstukken vier prachtige standbeelden , de godinnen der overwinning voorstellende. «Daar komt de Imperator F\' Klinkt hel van mond tot mond, als de lang verwachte eindelijk verschijnt en er een aanvang gemaakt zal worden. De lictoren met de bijlbundels slaan achter hem als hel zinnebeeld van zijn onbeperkte macht; naast hem staat een altaar, waarvan voortdurend wierookwalmen ter zijner eer opstijgen. Rechts van den keizer is de afdeeling voor de vrouwen der aanzienlijken , die in grooten

12(3

-ocr page 137-

HOME.

127

getale opgekomen zijn , om het bloed te zien vloeien van onschul-digen. Eensklaps houdt het gemompel der verzamelde menigte op en maakt plaats voor een ademloozo stilte. Een deur van een der hokken in den muur, die het kampperk omgeeft, wordt geopend en eenige tienlallen grijsaards, mannen, vrouwen, meisjes en kinderen treden het kampperk binnen, waar zij de straf zullen ontvangen voor hun weigering om te offeren ter eere van den keizer en de goden van het Romeinsche rijk. Reeds klinkt het akelig gehuil hun in de ooren der leeuwen en tijgers, der hyena\'s en panthers, dor olilanten en rhinocerossen ; het gebrul der wilde stieren , die hen straks zullen verscheuren, vermorselen , vertrappen. Doch zij sidderen niet. Kalm en rustig slaan zij het oog naar hoven waarheen hun verheerlijkte geest welhaast opstijgen zal, om daar naast hun lieer ten troon verheven to worden en den palmtak der overwinning to zwaaien. Hot stevige ijzeren hek van het beestenhol wordt geopend, ilet circus dreunt van hot bloeddorstig gebrul ; de duizenden toeschouwers jubelen en juichen; — schuimbekkend van woede slortten de dieren zich op hun woorlooze slachtoffers , die zich dicht bij elkander hebben geschaard. Een oude vrouw lioudt haar grijzen man vast omklemd ; vóór hen liggon hun krachtige zoon en bloeiende dochters geknield; — zij bidden. Op de vleugelen des geloofs stijgt hun ziel ton hemel te midden van de woeste kroten der menigte en het gehuil dor roofdieren ! Twee tijgers werpen zich op do groep. In een oogenblik is de zoon en do dochter Ier aarde geworpen, bloedend uit tallooze wonden; een hartverscheurende kreet laat zich hooren ; het is de laatste kreet der moedor; — een leeuw heeft haar met zijn goweldigo klauwen vanoen gescheurd on is reeds bozig haar te verslinden. De oude man staat nog, ongedeerd; zachtkens worden zijn lokkon bewogen door den wind; zijn oog-richt zich beurtelings naar zijn geliefden , beurtelings naar don hemel. Hij ziet, hij hoort niets om zich heen. Eensklaps schittort zijn oog; hij heeft oen hemolsch visioen; hij ziet do zijnon in hel witte kleed dor gezaligden to midden dor Engelen Gods, die hun de tranen van de oogen afwisschen ; de lieer dor lleerli|kheid wenkt hem toe: kom, gij getrouwe dionstknechl en beërft het Koninkrijk ! Daar springt oen hyena op hom aan, slaat de tanden in zijn vleesch, en weldra is hij met de zijnen voroonigd in de woningen der zaligen. iS\'iol lang duurt het of do uitgehongerde ondieren hebbon

-ocr page 138-

ROME.

onder het geschreeuw des volks hun hloedfestijn genoten. Twee der slachtoffers slechts zijn er nog in leven: een jeugdige knaap en een moisje. liet is, alsof zelfs dc wreede dieren medelijden hebben met hun tecderc jeugd. Of zijn zij, eerder dan de onver-zadelijke volksmenigte , verzadigd van bloed ? Tevergeefs tracht het volk hen aan to hitsen. ZU keeren zich af en sluipen weer naar hun hokken. Geen der slachtoffers mag echter het hem toegedachte lot ontgaan. De zwaardvechters worden voorgeroepen. Zij moeten die jeugdige harten doorboren, bij wijze van inleiding tot het bloedig gevecht, dat zij nu met elkander zullen voeren en dat niet mag eindigen voordat een der strijdende partijen ontzield in het kampperk ligt.

In dit kampperk, dat tooneel van zooveel naamloos lijden, daar verheft zich thans het kruis, het zinnebeeld der verzoening, des vredes, der liefde. Kan men het zich op aandoenlijker plaats denken dan hier\'?....

Kn wat geschiedt er met de lijken dezer Christenenquot;?

Als de nacht zijn valcn sluier over hel aardrijk heeft uitgespreid, als dc heidensche bevolking van Rome rust van het nietsdoen — want de keizers geven haar niet alleen spelen maar ook brood , zonder arbeid — of zich verslaaft aan laag zingenot, dan komen dc overgebleven Christenen uil hun schuilhoeken te voorschijn om hel stolTelijk overschot van hun vrienden en dierbaren een rustplaats te bereiden. Waar zullen zij die vinden?

Dc lezer volgo mij door een straal van de oude stad, met ruinen aan weerszijden in plaats van dc jiuizen, tempels en paleizen, die er vroeger stonden. Als wij een klein half uur geloopen hebben komen wij aan een kerk. In dc nabijheid daarvan is dc ingang tot een reeks van onderaardsche gangen, welker bestaan lang geheel onbekend was gebleven, oude steengroeven misschien, liet zijn dc beroemde kalakomben van Rome , stevig gewelfde gangen, waarin men zich gemakkelijk kan bewegen, van een groot aantal dwarsgangen doorsneden, en hier en daar breede, hooge ruimten bevallend, waar een vrij talrijke vergadering gemakkelijk plaats vinden kan. In die gangen worden de lijken gebracht on met liefdevolle zorg bijgezet in dc openingen, die in de wanden gehomvon

128

-ocr page 139-

ROME.

129

zijn en met een steen worden gesloten. Ook zij, die niet door de wilde dieren, door het kruis of het zwaard maar hun natuurlijken dood sterven, willen hier het liefst begraven worden, liet is hun zoo\'n zoete en streelende gedachte: ook nog na hun heengaan in gemeenschap met hun broeders te blijven, met hun vrienden in den Heiland. Want dezen komen immers, vooral in tijden van vervolging en nood, zoo vaak samen in die onderaardsche ruimten, om daar met elkander den dood van hun Heer te gedenken en zich te sterken door gemeenschappelijke gebeden? \'s Nachts sluipen zij door Rome\'s stralen, angstig luisterend of zij ook een of ander groep losbandige zwelgers hooren aankomen, om zich naar deze hun vergaderplaatsen te hegeven. Zoodra zij daar gekomen zijn, diep onder den grond, dan is hun leed vergeten, dan is »hun wandel in den hemelquot;. Ziet hen hangen aan de lippen des leeraars, dio de gewijde bladen heeft opgeslagen en hen wijst op profeten en apostelen, die evenals zij geleden hebben, maar zich gesterkt hebben in hun God. Als hemelsch manna vallen de heilige woorden in lam ziel. En als de voorganger de handen uitstrekt ten gebede, wetende dat de Oneindige ook bier tegenwoordig is, dan stijgt de ziel dezer arme geplaagden en gejaagden als met arendsvleuge-len naar boven, dan drinken zij de kracht des levens in, die hen staande zal houden in de vervolging en ben met een lofpsalm in bel hart den marteldood zal doen tegengaan. Een zalige vrede vervult hun gemoed, engelenstemmen hooren zij zich in de ooren ruischcn liefelijk en zacht. Geen wonder, want hoort het slot van het gebed, hoort hoe hun bede ook opstijgt voor allen die hen baten en vervolgen; voor hen die buiten Christus\'gemeente staan en in dwaling wandelen!quot;

Hoe schoon worden ons de katakomben, als wij de schimmen dezer edelen oproepen uit hun graven en bun stem ons weer in de ooren ruischt. Wij voelen ons nog oneindig dieper in de ziel gegrepen door de wandeling in deze vergaderplaatsen der strijdende Kerk, dan door ons bezoek aan St. I\'ieter, het luistervolle zinnebeeld van den triumf en de glorie van bet Katholicisme.

De katakomben zijn ware schatkamers voor de kennis der christelijke oudheid. Men heeft er een menigte kostbare overblijfselen ü. 11. fl quot;

-ocr page 140-

HOME.

dor oude Christelijke kunst in aangelrollen, waardoor ons niet weinig licht is opgegaan over de gedachten en gevoelens, die inden boezem der geplaagde en gejaagde gemeente leefden. Men heeft op de sluitsleenen der graafplaatsen, op ringen en andere voorwerpen hij rie dooden en in de katakomben, een lal van zinnebeelden gevonden, die vaak de aandoenlijkste en schoon-sle beteekenis hebben. Zoo b. v. was de duif met een olijftak in den bek een gelielkoosd zinnebeeld en de uitdrukking van het vaste geloof der Christenen in de zegepraal van hun zaak, als zij daarvoor bleven strijden in den geest des vredes en liefde. Een veel gebruikt beeld was ook het schip met volle zeilen en bovendien met lal van riemen bewogen, waardoor men wilde aanduiden het streven dat den Clirislen behoorde le kenmerken om steeds vooruit le gaan, om zoo eindelijk de haven der behoudenis binnen le loopen. Zeer veelvuldig komt ook het beeld van den herder en van het anker voor en het Kruis speelt natuurlijk overal de hoofdrol, liet is zeer opmerkelijk, dal liet Kruis altijd op zich zelf zonder het beeld des Lijders afgebeeld wordt. De oude Christenen achllen blijkbaar het akelige lichaamslijden geen waardig onderwerp voor hun eenvoudige en toch zoo edele kunsl. Sommige zinnebeelden zijn aan de Griekscbe kunsl ontleend, zooals dat van den lierspeler, die door zijn zoete tonen zelfs de wilde dieren bekoort en hun wreede natuur doel afleggen. Hel is de Orpheus der Griekscbe fabelleer, waarin men het beeld zag van de verteederende macht des Chrislcndoms, waardoor de wildste barlslochlen zelfs worden gebreideld en de onsluimigste driften tol bedaren worden gebracht, en de schoone verwachling wordt verwezenlijkt van de gouden eeuw, waarin de leeuw gras eel\'gelijk bel rund en deze met den tijger door een jongsken kan worden gehoed.

Zoo gaal er in de katakomben , waai wij alom die zinnebeelden aanschouwen, een wereld van gedachten door onze ziel. Niet het rninsl voelen wij ons aangegrepen door het eenvoudig woord : in vnEDE, dal wij op de meeste grafzerken lezen naast denamen der afgestorvenen, welker stoffelijk overschot zij bedekken. Dat woord dool ons nog eens denken aan den geweldigen strijd, aan hel ontzetlende lijden , dal voor velen vooraf is gegaan aan do rusl, die zij in deze gewelven hebben gevonden, maar ook aan den vrede, die bun hart heeft vervuld le midden van dien strijd en

130

-ocr page 141-

DE GOLF VAN NAPELS.

dat lijden; aan den vrede ook, waartoe zij ingegaan zijn door hun li-ouwe volharding onder de zware beproeving, en tegelijk doet dat eenvoudige maar zoo welsprekende opschrift ons met nameloos heimwee het oog des geestes richten naar den tijd, waarin het ideaal dezer lijders en lijderessen zal verwezenlijkt zijn, en de strijd, die op zoovelerlei gebied de harten der mensehen verdeelt, opgelost zal zijn in een schoone harmonie, zoodal hot in vrede, dat we hier als grafschrift lezen, de levensleus der menschheid zal geworden zijn.

Onder den indruk van dat sin vredequot; nemen wij afscheid van Home, dankbaar voor de verheffing van geest en hart, die wij er gevonden hebben. Wij zouden er ook andere indrukken hebben kunnen opdoen, voorzeker, maar niemand zal \'t mij ten kwade duiden, dat ik, vrij zijnde om een keus te doen, de voorkeur geschonken heb aan het grootsche en verhevene boven het kleine en nietige en lage ; aan hetgeen verbroederen en vereenigen kan boven hetgeen lot scheiding en verdeeldheid aanleiding kan geven.

DE GOLF VAN NAPELS.

1. VOORHEEN EN THANS.

Wie kent niet de golf van Napels? Geen plek ter wereld, die zoo vaak beschreven en bezongen is , welker heerlijkheden en liefelijkheden zoovelen naar teekenstifi en penseel heeft doen grijpen. Al hebben onze oogen nooit iels anders gezien dan de vlakten van ons vaderland , dan den waterigen hemel, die zich welft over onzen waterrijken bodem ; al hebben wij ons, gelijk de vermaarde Koningsberger wijsgeer 1), nooit verder dan eenigo honderden passen huiten onze woonplaats begeven, wij kennen den helder blauwen hemel van Napels cn de verrukkelijke zee, die het azuur van dien hemel weerkaatst; de bevallige villa\'s langs de heerlijke kust; de schilderachtige figuren der Napoli-

i) Kant.

131

-ocr page 142-

IÏE GOLF VAN NAPELS.

132

taansche visschers in hun nationale klceding; het waas van eeuwige lente, dat over deze gezegende streek ligt uitgespreid ; het tooverachtig effect van het glansrijke zonlicht op de scheep-jens, die do blauwe wateren klieven; den glimlach Gods, die ons daar legenstraalt van het fleurige groen en de prachtige bloemen van het Zuiden; de vroolijke dansen door de bevallige dochters der Napolitaansche strandbewoners uitgevoerd, als de zon ter kimme neigt en het avondkoeltje de met duizend gloeiende kleuren geverfde golven in beweging brengt en harmonisch doet ruischen; de majestueuse Vesuvius, met een rookwolk of een opstijgende zuil van vlammen gekroond; ieder heeft daarvan ge-lozen; ieders oogen hebben zich vergast aan hetgeen teekenaars en schilders daarvan hebben trachten weer lo geven ; ieder heeft het hij het staren op hun platen of schilderijen gevoeld , dat zij tevergeefs geworsteld hebben om het onbeschrijfelijke weer te geven, dat de werkelijkheid oneindig veel heerlijker moet zijn dan hetgeen zelfs de uitgezochtste kunsttafereelen ons te aanschouwen geven. Kn toch is al dat schoone en liefelijke slechts een brokstukje , een klein overblijfsel van hetgeen de golf van Napels voor achttien eeuwen aan het oog van den verrukten bezoeker vertoonde. De natuur en de mensch hebben hier als om strijd zich beijverd om den ademtocht der verwoesting te doen heengaan over deze verrukkelijke streek. Ken groot gedeelte van dezen bodem is het tooneel geweest van de verschrikkelijkste worstelingen der elementen en van de vernielzucht der barbaarsche horden , die ter kwader ure in hel lachende Zuiden zijn doorgedrongen. De kusten zijn er bedekt met zwart zand ; de bedding der zee is verlegd; de zoo gunstig gevormdo havens zijn verzand ; geheele steden en dorpen onder de asch bedolven; de rotsen, die vroeger zoo\'n schilderachtige en vriendelijke gedaante vertoonden, met lava en andere uitwerpselen van den Vesuvius overdekt; de Vesuvius zelf, vroeger tot aan zijn spits toe met lachend groen getooid, met wijngaarden beplant en een aaneenschakeling vertoo-nond van heerlijke gouden graanvelden in den oogsttijd, heelt een somber, onheilspellend voorkomen gekregen en is een voortdurende bedreiging geworden voor de bewoners der nabijgelegen steden en dorpen. Van het voorgebergte Misenum en bet eenmaal zoo schitterende Hajae af tot aan het te gronde gegane

-ocr page 143-

DE OOLF VAN NAPELS.

Pompeji en Stabiae. toe, is alles verval, ruïne , verwoesting:. De stilte en de akeligheid des doods heeft voor een groot deel de plaats ingenomen van hel rijke, weelderige en schitterende leven, dat er vroeger bloeide.

Gaan wij in onze gedachten terug lot in de eerste jaren van onze jaartelling, een twintigtal jaren voor 79, toen de verschrikkelijke uitbarsting plaats bad, die met de aardbeving van 63 er wel bet meest toe beeft bijgedragen om een zoo groot gedeelte der Napolitaanscbe kusten van haar schoonheid en glorie te be-rooven. Het gansche halve-cirkelvormige strand was toen één lachende tuin, waartusscben de prachtigste paleizen op de schilderachtigste wijze afstaken. Men vond er de werven en tuighuizen, waar de trotsche vloten werden uitgerust, die het gezag van Home moesten handhaven op den oceaan; de weelderige lustverblijven, waar de keizers zich overgaven aan allerhande zingenot en de rijke patriciërs van Rome de schatten verzwelgden, die zij in de wingewesten langs eerlijke en oneerlijke wegen hadden verworven, liet ééne gebouw volgde op het andere , het was alsof zich één mijlenlange stad langs de kust uitstrekte, enkel door vorsten en grootcn der aarde bewoond; het groen strekte zich tol aan de kalme branding der golven toe uil; welig gedijden de oranje- en de olijfboom, onder begunstiging van den vruchl-baren bodem en het onvergelijkelijk zachte klimaat; de dadelpalm verhief fier en stout zijn bevalligen pluim!, alsof bij , het kind van bel Oosten , er behagen in had , dat hij zich bevond te midden van zooveel heerlijkheid en liefelijkheid, door het Zuiden en Westen voortgebracht.

De prachtige zee leverde hel bevalligsle en aantrekkelijkste schouwspel op , dal men zich voorstellen kan. Honderden , duizenden saffraankleurige zeilen zag men onophoudelijk zich bewegen in de azuren wateren. Hel wemelde er van pleiziervaartuigen, die in hel heldere zonlicht blinken en flikkeren van zilveren goud. De bevallige dames van Home laten zich gedurig door hun slaven naar de schilderachtige eilandjes brengen, die als even zoovele kleine paradijzen oprijzen uil de zee; de gebieders der wereld kennen niets heerlijkers, dan zich in hun prachtige gondels zachtkens te laten wiegelen op de kalme deining , onder hel ge-nol van de streelende tonen der muziek on van de aanschouwing

133

-ocr page 144-

1,\'34

hunner schoone slavinnen. De wakkere visscherlieden zijn, gelijk nog heden, onverdroten in de weer om den rijken oogst dei-zee in hun scheepkens te verzamelen, opdat de tafels der lekkerbekken steeds van do fijnste en keurigste visch voorzien mogen zijn.

Wel mochten de Grieksche en Latijnsche dichters in de nabijheid dezer kusten het verblijf der Sirenen plaatsen, waarvan wij boven gewaagden, want alles ademde er weelde en lust, bekoorlijkheid, frischheid, vriendelijkheid. De goden hadden blijkbaar geglimlacht tegen deze gezegende streek, en die glimlach was er als een too-verwaas op blijven rusten. De mensch had met de natuur saam-gewerkt om er een lachend Eden van te maken. Nog heden zegt de Italiaan : veder Napoli e puoi muori, die Napels gezien heeft kan bevredigd sterven. Welk een weelde moet dan wel de vriend van het schoone gesmaakt hebben, toen do grillige natuur en de raadselachtige mensch het werk der vernieling nog niet aangevangen hadden, waardoor zoo\'n groot deel dezer aardsche heerlijkheid bijkans sporeloos is verdwenen !

quot;2. MET EILAND CAPUl EN ZIJN WONDERGUOT.

Aan weerszijden der golf van Napels bevinden zich de twee eilanden Gapri en Ischia, evenals twee prachtige zuilen, door een kunstenaar bij den ingang van een prachtigen tempel geplaatst, liet eerstgenoemde eiland was in den tijd, waarheen wij in hel voorgaande tafereel do gedachten der lezers verplaatsten, in hel begin onzer jaartelling dus, een lustoord, dat zijn weerga niet had, waar al het heerlijke en schoone was vcreenigd, dat de natuur en do mensch kunnen voortbrengen. Dit toen zoo liefelijke eiland was de geliefkoosde verblijfplaats van een man, wiens karakter een ontzettende tegenstelling vormde met de schoonheid zijner omgeving : van den Romeinschen keizer Tiberius. Na jaren lang op de ontzettendste wijze te hebben gewoed tegen zijn onderdanen on zich aller haat op den hals gehaald te hebben, vestigde de wantrouwende en sombere tyran zich op dit eiland, waar hij de prachtigste paleizen, tempels en tuinen als met een tooverslag in het leven deed roepen, en zich aan het laagste en verachtelijkste zingenot overgaf. Allerwege op de beide kolossale kalkrotsen,

-ocr page 145-

DE GOLF VAN NAPEI.S.

waaruit het eiland beslaat en die zich ter hoogte van zeshonderd en diiehonderd meters steil uit de zee verheffen, vindt men nog de bouwvallen van de trotsclie gewrochten door de uitste-kendste kunstenaars van Home in het leven geroepen. De ruïnen van de Zeus-vilia, waar Tiberius zich negen maanden lang opsloot, nadat hij zijn gunsteling Sejanus om hel leven had laten brengen, uit vrees voor de dolken der moordenaars, die van alle zijden op hem loerden, behooren tot de aanzienlijkste overblijfselen der oud-Flomeinsche prachtgebouwen. Men bevindt zich daar in een waren doolhof\' van sierlijke gewelven en onderaardsche gangen, van lal-looze zalen en vertrekken, die thans grootendeels in wijngaarden en veestallen herschapen zijn ; de bodem is overdekt met brokstukken van prachtige pilaren, kroonlijsten, vazen, marmeren platen ; in eenige zalen ziet men nog de overblijfselen van schoone muurschilderingen en kunstvolle mozaïekwerken. Vóór den tijd van Nero en lladrianus, die do prachtigste paleizen hebben gebouwd, welke de wereld heeft gekend, was deze villa van Tiberius het. luistervolste vorstelijk verblijf, weergaloos ook door zijn schoone ligging- op de hoogte, van waar men bet uitzicht had op twee golven, die van Napels en die van Salerno. Nog heden is dit uil-zicht misschien het verrukkelijkste, dal er in de gansche wereld te genieten is. Een rotswand, die beneden het paleis bijna loodrecht oprijst uit de zee, draagt den naam van Salto cli Tiberio (Tiberiussprong). Daar liet de onmenschelijke wreedaard de ongelukkige slachtoffers zijner luslen in de zee werpen om zich aldus van hen te ontslaan. De herinnering aan den geduchlen keizer leeft nog steeds bij de bewoners van Capri voort. Zij beweren, dat de grijze Caesar midden in den berg, onder de ruïnen van zijn paleis, op een kolossaal bronzen ros gezeten is, welks oogen evenals de zijne uit een paar flonkerende diamanten beslaan. Een knaap, die in zekere bergspleet gekropen was, hoeft hem gezien, naar men verhaalt, maar ongelukkigerwijze is men vergelen welke ■spleet het was, zoodat men niel in de gelegenheid is om zich van de waarheid dezer mededeeling te overtuigen 1). Na Tiberius\'

1) Doze sage heeft veel overeenkomst met die welke betrekking heelt op den beroemden keizer Frederik Barbarossa, van wien het volksgeloof zegt, dat hij onder zijn burcht Kyffhauser is blijven leven, om van daar eenmaal weder le keeren ten einde voor Duitschland de gouden eeuw van grootheid en geluk to doen aanbreken.

-ocr page 146-

DIJ GOLF VAN NAPELS.

dood is hel glansrijke tijdperk voor hel eiland gesloten. Een tijd lang bleven de heerlijke gebouwen en lusttuinen nog in wezen, maar langzamerhand raakten zij in verval. De barbaren, die in de vijfde eeuw cn later Italië overstroomden, hebben ook ongetwijfeld op Capri, evenals op zoovele andere eilanden der Middellandsche zee, den voet gezet cn den teugel gevierd aan hun woeste verniel- en plunderzucht.

Tegenwoordig is Capri grootendeels een kale en naakte rotsmassa ; hier en daar slechts verheit zich een wijngaard, een olijven-boschje, een enkele eenzame palm en een aanlal prachtige cactussen en aloë\'s. Behalve de talrijke tamme geiten , die evenals hun wilde voorvaderen , naar welke het eiland zijn naam heeft gekregen , op deze rotsen uitmuntend tehuis zijn, bevat Capri een vierduizendtal inwoners, in twee stadjes cn hun omtrek woonachtig. liet éénc , Anacapri gehceten , ligt op zulk een steile hoogte, dat men een trap van vijfhonderd treden in de rots heef! gehouwen om het te bereiken. Het andere, Capri, heeft een volslagen Oostersch voorkomen. De bevolking munt uil door haar arbcid-zamen cn wakkeren aard. lien aardig buitenkansje voor de bewoners zijn de kwartels, die hier bij gelegenheid van hun Jaar-lijksche zwerftochten, soms in ongeloofclijke menigte komen neervallen. Hel wonder der Sinaïtische woestijn schijnt dan herhaald Ie worden. Geheel Capri en Anacapri is dan in de weer om zich meester le maken van het smakelijke wild.

De grootste merkwaardigheid van Capri leveren de talrijke grotten op, die zich in de kalkrotsen bevinden, vooral aan de zijde der zee. Vele dezer grotten hebben een kleine opening, waardoor hel zeewater binnendringen kan, en zijn inwendig hooggewelid, zoodal men er zich gemakkelijk me-t een vaartuig in kan bewegen. Zij leveren ccn hoogst fantastisch en indrukwekkend schouwspel op in liet flauwe schemerlicht, dat door de opening heendringt rn door den kalmen waterspiegel wordt weerkaatst. Voornamelijk

Van Tiberius\' tnnigkenr kon inon y.ich natuurlijk niol veel goeds voorslellen. Wellicht was men vun oordeel, dat hij bij zijn terugkeer onder de levenden nog go-lt;tachter zou worden, dun tijdens zijn eerst bestaan, üvenals de eerste Christenen verwachtten van keizer Nero. Deze zou, volgens hun geloof, eenige jaren na zijn heengaan zich weder vertoonen op aarde als de Antichrist, de geweldige bestrijder van het godsrijk ; een tijdperk van natneloozen jammer zou hiervan het gevolg zijn,tot-lt;lat zijn kracht nilgeput zou wezen en hij nis verwonneling aan don Satan en diens hooze geesten overgegeven zou worden om zijn straf te ondergaan.

-ocr page 147-

1)E GOLF VAN NAPELS.

137

is tlil hel geval mei de dusgenaamde Nymphen- of Azuren Groi, waaraan wij thans een bezoek willen gaan brengen. De visschers van Capri hebben ongetwijfeld altijd wel van haar bestaan geweten, doch het gerucht dal er spoken in huisden, maakte hen bevreesd om er binnen te gaan. Eerst in het jaar 1825 waagden twee Duil-schers het om zwemmend de grot te bezoeken, liet waren de schilders Kopisch uil Ijorlijn en Fries. De stoute onderzoekers roeiden bij stil weder met een boot lol bij den lagen ingang, ontkleedden zich en zwommen toen met brandende pekfakkels in de hand hel hol binnen, dat geen der bewoners van Capri had durven naderen, onbevreesd voor de monsters en gedrochten, welke zij er volgens de verhalen, die men hun gedaan had, zouden vinden. Een prachtig en verrukkelijk schouwspel trol\' hun oog, toen zij zich in hel ruime geweiI bevonden. De geheele grot was vervuld van een onbeschrijfelijk prachtigen, hemelsblauwen glans, waardoor over alles een tooverachtig licht werd geworpen, liet was hun , tdsof zij rondzwommen in een zee van donkerblauw vuur en acthervlammen. liet gewelf scheen van helder blauw gepolijst staal te zijn. Dij elke beweging in hel water scheen dit paarlen en diamanten op te werpen. Toen zij er eenigen tijd in vertoefd hadden, hoorden zij een zacht en melodisch geruisch , dal hun als een looverlied der zeenymphen in de ooren klonk. De druppels, die van hel gewelf afvielen, schenen wel tranen te zijn van geesten , die in deze grol verbannen waren. Die tranen vormden vervolgens lichtende kringen, die hen als geheimnisvolle oogen van in het water verborgen nymphen aanstaarden, liet licht , dal in de grot heerschte, was een soort van schemering , rijk aan de prachtigste kleuren, vol glans en toch niet verblindend. Toen zij op eenigen afstand van den ingang gekomen waren en hun blik derwaarts richtten, was hel hun als zagen xij een halve-cirkel-vormige schijf van wil gloeiend metaal. Als een golf voor de opening uiteensloeg en eenige seconden lang de opening slool, werd het blauwe licht der grol eer helderder dan llauwcr. De voet der rotsen scheen met brilianten bezet te zijn. — De koralen en waterplanten hadden een bovenaardscli voorkomen. Toen zij op een ondiepte in hel water bleven staan , zagen zij liet onderste gedeelte van elkanders lichaam glinsteren als een diamant, t\'nvijl het bovenste een onvergelijkelijk schoone donkerblauwe

-ocr page 148-

138

kleur liad aangenomen. Het was hun alsof zij in een feeënpaleis waren doorgedrongen. De visschen , die hier nog door geen angels of netten in hun rust waren gestoord, dartelden vroolijk om hen heen , als wilden zij hen welkom heeten in dit wondervolle verblijf.

Hel schoone hl nu we licht, dat in de grot heerschl en daar zulk een tooverachtige uitwerking heeft, is het gevolg van de weerkaatsing-van het licht, door het heldere water, en is een inderdaad treffend voorbeeld van de grootsche en schoone uitkomsten , die in de na-tuur met de eenvoudigste middelen teweeg gebracht worden.

Sinds het bezoek van Kopisch en Fries wordt de sNymphengrotquot; jaarlijks door duizenden vreemdelingen hezocht. Men hedient zich daartoe van kleine platboomde bootjes, die er opzettelijk voor gemaakt zijn. Als men de kleine, gemiddeld slechts een meter hooge opening in het oog krijgt en de golven er voortdurend tegen ziet bruisen, dan schijnt het eenigszins gevaarlijk om er binnen te dringen. De roeiers verslaan er echter hun werk uitmuntend. Dij den ingang gekomen verzoeken zij den vreemdelingen zich diep naar beneden te bukken of voorover op den bodem van het vaartuigje Ie gaan liggen. Zij houden zich inmiddels aan den rotswand vast en wachten het oogenblik af, dal de golf valt. Dan geven zij een Hinken stoot aan de hoot, huigen zich naar beneden en zoo drijft men het kalme water, dat zich in de grot bevindt, binnen. Als de zee hoog slaat kan er natuurlijk niot aan gedacht worden om er in te gaan. liet Zuiden is echter rijk aan kalme, schoone, gt;lille dagen , zoodat er overvloedige gelegenheid bestaat om dit wondervolle natuurgewrot hl te zien. Soms echter kan het gebeuren, dat er onverwachts een storm opsteekt, terwijl men zich binnen de grot bevindt. Dan is men iu het feeënpaleis gevangen , totdat de opgezweepte haren zich weer nederleggen , en meermalen is het gebeurd , dat men twaalf uren en langer in deze gevangenis heeft moeten doorbrengen. In dit geval gevoelt men zich in dit toovergewelf niet bijzonder op zijn gemak en dankt de goede goden als men de kleine poort weer doorgegaan is en het aan de honderden scheepjes op de zee weer zien kan , dat men zich nog iu het land der levenden bevindt.

-ocr page 149-

DE QOLF VAN NAPELS. -139

3. IIET VOLKSLEVEN TE NAPELS,

liet wemelt te Napels en in den omtrek dezer stad, gelijk in geheel Italië , van Engelschen. Zij zijn er zóó talrijk, dal men ieder vreemdeling gewoonlijk voor een Engelscbman aanziet en de naam Inglese geheel en al de beteekenis van «vreemdelingquot; heeft verkregen. Vele Engelschen komen in Italië genezing zoeken voor de treurige kwaal, waaraan zij met zoovele hunner landgenooten lijden ; het spleen. En zeker is er geen land ter wereld zóó uitnemend geschikt om het gebrek aan levenslust, de zwaarmoedigheid en de geweldige somberheid , die kenteekenen zijn van deze ziekte, te verdrijven, als Italië met zijn eeuwige lente, lachende natuur, heerlijke kunstschatten , prachtige muziek , onbezorgde en opgeruimde bevolking. Vooral Napels en zijn gehoele omtrek is het echte vaderland der levenslust, onbezorgde genotzucht, vroolijke en luchtige opvatting van bel leven. Deze streek is het vaderland der wel bekende en veel bcsclireven laziaroni, wier ideaal is zich van lijd lot lijd sbezigquot; te houden met — niets doen en lang uitgestrekt in den zonneschijn tc genieten van de balsemgeuren, waarmede de luclit is bezwangerd, met een handjevol maccaroni lot spijs, cenige schilderachtige lompen tot klccding , een lustig dansje en vroolijk liedje tol ontspanning. De streek van Napels heefl hel aanzijn gegeven aan den ciarlalano, den bij ons ook welbekenden charlatan, en aan de pantomime; aan don vluggen, vroolijken arlekijn en den grappigen , dwazen polichinel, en daarmede aan een onuitpulle-lijken schat van echt opwekkend vermaak, waarmede de gebeele wereld winst heeft weten te doen ter bevordering van haar vroo-lijkbeid. Het is alles leven en beweging , genot cn vroolijkbeid , wal men aan de Napolilanen ziel. Zij zijn geboren acteurs, hun gebarenspel is de welsprekendheid zelve. De gave der vroolijke , dartele poëzie is bun van naiure eigen. De verzen vloeien velen bunnor als van zelve van de lippen. I^en afslager op een publieke verkooping beeft een schal van aardigheden tol zijn dienst, die menig clown cn corniek hem zou benijden cn onderscheidt zich door een rijkdom en levendigheid van gebaren, waarvan menig redenaar jaloersch mag wezen. Een onwetende Napolitaansche monnik, die voor het volk staal te prediken, kan zooveel zeggen

-ocr page 150-

UE GOLF VAN NAPELS

incl zijn gestes en zulke trefrende rnimisciie voorstollingen geven van God cn den Duivel, van hel leven der zaligen en der verdoemden, van dal der Heiligen en der zondaars, dal hij ook de meer ontwikkelden onder zijn hoorders meesleept en bekoort. Als twee Napoiilanen twist met elkander hebben , hetgeen ieder oogenbiik gebeurt (met een zeer vreedzamen afloop gewoonlijk) dan ziet men hun comisch en sprekend gebarenspel in al zijn kracht, cn menig beroemd tooneelspeler zou nog een lesje van hen kunnen nemen om zich te volmaken in zijn edele kunst.

Wanneer men zich een recht levendige voorstelling wenscht te maken van don levenslustigen cn vroolijken aard der Napoiilanen , dan moet men het volk waarnemen tegen den avond op de Slraila del Mulo, de straal, die langs de prachtige golf loopt en op den ver in zee uitstekenden havendam. liet wemelt daar van soldaten , matrozen, schippers, sjouwerlieden , leegloopers rn vreemdelingen, en het oog wordt er door allerlei karakteristieke personages en tooneeleri getrokken en geboeid. Hier verheft een koopman in vlekkenwater en schoensmeer de stem en prijst met de sterkst sprekende gebaren zijn uitmuntende artikelen aan ; daar laat een dierentemmer een tamme muis en eenigc kleine slangetjes hunne kunsten vertoonen ; elders weer steekt een vuurwerkverkooper tot proel een zonnetje van kruit aan, om de koopers le lokken die hem niet zullen ontbreken, want ook de Napoiilanen zijn, gelijk al de zuidelijke volken, echte liefhebbers van vuurwerk, gelijk van alles, wat schittert cn blinkt. Voor een kleine houten tent staan een paar reusachtige kerels met een trom en een trompet gewapend en een soort van paillas bij zich, die zich uitput in grappen om do zeelieden te bewegen tol het bijwonen van de wondervolle verrichtingen eens svuurvretersquot;, die binnen in de tent zijn voorstellingen geeft. Voor het marionettenspel staat de heer Polichinel noemen do Italianen hem) on noodigt onder een stortvloed van comieke uitvallen de beeren laizaroni uit om de voorstelling bij te wonen, van welker heerlijkheid een paar beweegbare poppen, prachtig uitgedost, die aan het publiek vertoond worden, een denkbeeld moeten geven. Niet ver van dit theater, dat den ganschen avond door druk bezoek heeft cn dit ook verdient, als men in aanmerking neemt, dal onze .lan-Kiaassen-kast met al zijn heerlijkheden, slechts een flauwe af-

140

-ocr page 151-

DE OOLK VAN NAPEIS,

141

spiegeling is van het marionetlenspel, waaraan zij haar oorsprong heeft te danken, — niet ver van dit tiieatcr slaat een bewoner der Abruzzen, die er uitziet als een roover op non-activiteit en dit misschien ook wel is. Een gedresseerde hond helpt hem met zijn kunsten den kost winnen. Een paar soldaten, een troepje have-looze bedeljongens met prachtig zwart haar en gloeiende oogen maken zijn dankbaar publiek uit, in welks nabijheid zich een schilder heeft neergezet om spoedig een schetsje op \'t papier te werpen van dit schilderachtig tafereellje. .Men laat den kunstenaar stil begaan, geen troep nieuwsgierigen verdringt zich om hem; men is in Italië aan de werkzaamheid der kunstenaars op straat en in de open lucht even gewoon als bij ons le lande aan die der timmerlieden en ververs. Verderop staat een straatzanger voor een groot beschilderd doek, waarop het leven van den heiligen Januarius 1) voorgesteld wordt, hetwelk door hem ook bezongen wordt onder begeleiding van muziek, door zijn meer dan halt naakt zoontje op een meer dan half vergane viool gemaakt, waaruit hel kereltje, met het echt, muzikaal gevoel van zijn volk rijk begaafd, toch nog dragelijke lonen weet le halen.

Op den havendam is het gewoel nog veel grooler. Ken straatgoochelaar maakt hier met zijn oude, welbekende loeren uilimin-tende zaken en geeft telkens allercomiekste gebaren van tevredenheid ten beste, als hij de milde giften van de zeelieden opstrijkt. l)e waarzeggers, bij ons te lande in een of anderen duisteren achterhoek verscholen, drijven hier hun handwerk in hel volle daglicht, len aansehouwe van honderden en duizenden , en niemand ziel met minachting op hen neer, want Napels is ook rijk

t) De heilige Januarius was in de iitn nouw bissclioi) in tiet /.uiilen van Italië en kwam tijdens de geduchte Christenvervolging van keizer Dioclelianus om hel leven. De overblijfselen van dezen mirtelaar, do pilroon van Napels, bestaande in een hoofd en eonige druppels bloed, worden in de hooldkork der stad bewaard. Op den feestdag ter cere van dezen Heilige, werdt het hoofd in do nabijheid van dit bloed gebracht, en dit laatste wordt dan, volgens het volksgeloof, somtijds vloeibaar. Als dit geschiedt en het bloed bovendien enkele andere verschijnselen vertoont, leidt men er uit af, dal hel begonnen jaar voorspoed en zegen zal opleveren. Ook bij hel heerschen van ziekten en in rampspoedige dagen wi rdl het bloed aan deze proef onderworpen, om naar den uitslag daarvan te bepalen of er weldra betere tijden zullen aanbreken.

-ocr page 152-

dh; golf van- napels.

142

aan bijgeloof en schaamt zich volstrekt niet over deze eigenaardig-heid van zijn volksleven. De meest geliefde verschijning is wel do verteller, de canlaslori, die van lijd tot lijd ook geïmproviseerde of van builen geleerde romancen voordraagt. Zoodra hij zich vertoont, slroomen de matrozen bij hoopen toe en zeiten zich, naar het valt, op banken ol\' op den grond rondom hem neer om met ademlooze aandacht naar hem te luisteren. Pc sjouwerlui kunnen niet nalaten een poos te blijven slaan, met hun last op het hoofd , als zij zulk een gewaardeerd personage moeien passeeren. Kenige halfnaakte jongens hebben het beste plaatsje uitgekozen , om geen woord te missen, terwijl zij het aan de andere toehoorders zullen overlaten om den man te betalen voor zijne moeite, liet gansche publiek is louter aandacht. Hen der jongens kan echter zijn neiging om kattekwaad uil te voeren niet onderdrukken. Terwijl hij zelf met open mond zit te luisteren enzijnoogen schilleren van genot, knijpt hij zijn makker op eens in de beenen, die hierop met groot geweld opspringt en dat levendige gebarenspel begint, geaccompagneerd door een stortvloed van comieke verontwaardiging en boosheid, dal de Napoliloansche twisten zoo aardig en aantrekkelijk maakt voor den toeschouwer. Het een en ander dreigt de aandacht van het bewegelijk publiek eenigszins af te leiden, tot schade van onzen canlaslori. Deze weet echter handig hot dreigende gevaar le bezweren door de twistende bengels met zijn stok le dreigen, waarop zij dadelijk lol bodaren komen en weer geheel en al oor worden voor de sproken en verhalen , die mei de levendigste geboren begeleid worden en zelfs dooi\' een vreemdeling, die geen llaliaansch verslaat, bijna in haar geheel begrepen kunnen worden. — Wij nemen inmiddels plaats in een nabijzijnd koffiehuis, verkwikken ons aan een glas ijswa-ter, de algemeene drank der bezoekers, en vermaken ons met een niet ver van ons afslaanden ciarlalano. Fier staat hij op zijn tribune, omgeven van zijn toestellen, en ziel als een god op do domme menigte neder. Kr hangen een menigte gereedgemaakte pleisters aan de stijlen ; de tafel is overdekt rnet drankjes, poeders en kruiden, en om bet ertect van hel geheel te verhoogen, grijnst een doodshoofd te midden van dal alles den toeschouwers akelig aan, als om hun toe te roepen: «gedenkt dat gij alle sterven moet als gij de alvermogende hulp van mijn bezitter niet inroept.quot;

-ocr page 153-

DE GOLF VAN NAPELS.

•143

Dc ciarlalano laai welhaast den stroom zijner welsprekendheid met verbazende mildheid vloeien ; «Komt, mijne vrienden, komt ! Komt nader, mijne hoeren en dames!.... Maakt toch plaats, jongens , voor mijn geachte patiënten! . .. Komt, gij allen , die hier staat, zieken en gezonden; de zieken, om weer gezond te worden , dc gezonden, om van ziekte bevrijd te blijven. Komt herwaarts , gij , wier nachtrust gestoord wordt door slechte kiezen en tanden, wij zullen ze er uit halen, zonder dat gij er iets van voelt. Komt gij, die met zinkings geplaagd zijl; ik heb een middeltje, waarvoor zij op dc vlucht gaan, evenals de duivel voor hel heilige tccken van liet Kruis. Komt, gij, die lijdl aan de jicht, ik zal het die jicht zoo benauwd maken , dat zij haastig wegvlucht uil uw lichaam, evenals de booze geest uit de ziel van den boctvaardigen zondaar. Komt gij, die uw eten niet kunt verleren , ik zal uw ingewanden schoonmaken, gelijk de schoorsteen-egcr zijn schoorsteencn.. . . Daar hoor ik er een hoesten , komt toch hier, de hoest is de speurhond van den doodgraver, maar ik bon hem dc baas. Gij, die aan verborgen ziekten en kwalen lijdt, komt bij mij; ik ken ze reeds voordat gij mij er iels van hebt gezegd. Waar ik ben cn te hulp geroepen word, daar heersebt gezondheid cn leven , zonder mij krijgt dtrze vriend u bij \'t lijf. (Deze woorden gaan met een veel zeggend wijzen op hel doodshoofd gepaard). Misschien is er iemand onder u, die aan mijn bekwaamheid twijfelt, want de wereld is vol van pochende bedriegers , die zich wonderdokters en professors noemen, en ei zooveel niet van weten als dc spijker van mijn schoen , bij de ziel van dc Heilige Maagd ! (Dc ciarlalano en al zijn toehoorders ontblooten bij dit woord eerbiedig hel hoofd). Misschien is er iemand, die aan mij twijfelt, omdat hij mij niel kent, om-dal hij voor \'I eerst hier is, in deze slad , die dc Heilige .lanua-rius steeds moge zegenen ! (Wederom worden de hoofden ontbloot). Ziet dan cn doel uw oogen wijd open! — Hij tilt een dikken jongen, die bij hem slaat, op de lafcl en ondervraagt hem. De jongen zegt, dat hij zeker wel hij twintig genecsheeien geweest is, maar dal geen een van allen raad voor hem wist. Vier Jaren lang heelt hij reeds aan de waterzucht geleden! \\)c ciarlelanohc,-looll hem oogenblikkelijke genezing cn wil hem blinddoeken om tol de operatie over le gaan. De jongen , die zijn rol goed kent,

-ocr page 154-

144

verzet zich heftig hier tegen , maar laat den wonderdokter eindelijk stiileljes begaan. Deze neemt nu een stevig mes en steekt het den patiënt in het lijf; een huivering vaart het publiek dooi\' de leden en velen slaken een kreet van schrik. Een stroom van water vloeit uit den buik. De knaap trekt den doek van da oogen en roept uit: vSicjnor ik dank u ; ik voel mij nu gezond 1quot; en danst van vreugde op de tafel. — Ga heen, zegt de charlatan, en offer een kaars van twee pond aan de Heilige Maagd. Ge zijt een arme drom-mel; mij behoeft ge niets to betalen! — liet volk staat met open monden te kijken. Velen komen naar de stellage en koopen de geneesmiddelen van don wonderdokter. Als do aandrang van koo-pers begint te verminderen houdt hij een menigte prentjes aan een draad geregen in de hoogte, liet zijn allemaal Madonnabeeldjes, wonderdadige beeldjes, die men slechts op de zieke plek behoeft te leggen om dadelijk van alle pijn en ongemak veilosl te zijn. Thans begint het gedrang op nieuw en de charlatan is in een oogwenk van het grootste gedeelte zijner wonderprentjes af.

in het Zuiden leeft het volk het liefst en bijna altijd op straat, liet eet en drinkt bij voorkeur in de open lucht en kan zich geen denkbeeld vormen van de gezellige eet-, thee- en koffie-uurtjes in de woningen van het Noorden. Van daar die menigte ambulante gaarkeukens , die wij allerwege opmerken , dat tal van limonade-en ijswaterverkoopers , die op ieder plekje gereed staan de dor-stigen te laven en steeds een grooten kring om zich been hebben .staan , die onder het genot van de lekkernij of den verkoelenden drank met elkander staan te babbelen en gekheid te maken en zoo recht van het leven genieten. Op vele plekjes zien wij mannen en jongelieden bezig met het geliefkoosd mora spel, dat ons alleen voor kinderen gepast zou schijnen , maar dat volwassene Ilalianen met eene ingenomenheid en hartstocht spelen , die ons inderdaad verbazingwekkend voorkomt. De Italianen, en vooral de Napolila-nen , zijn er bijzonder op verzot. Wanneer er twee bij elkander slaan , of liggen of op ezels rijden en de gelegenheid is maar even gunstig, dan zijn zij er dadelijk toe gereed. Kik uur van den dag is hun even good er voor, do vroege morgen, de warme middag, bij het heldere zonlicht, de koele avond, bij liet licht

-ocr page 155-

DE GOliF VAN NAPELS.

145

van de maan ol\' van een lantaren. Tol laai in den nacht hoort men vaak het cinque, set, quallro, nove! (vijl\', zes, vier, negen I enz.) zich in de ooren klinken als men in Italië reist. Met mom-spel wordt altijd door twee personen gespeeld ; beiden steken tegelijk de rechterhand uit, waarvan zij naar welgevallen een zeker aantal vingers uitgestrekt houden, leder raadt op zijn beurt, hoe groot het aantal uitgestrekte vingers te zamen is. Die dus zelf alle vingers uitstrekt, moet noodzakelijk meer dan vijl\'/.eggen. Die het juiste getal raadt, krijgt een punt, dal geteld wordt met de linkerhand door het kromhouden van een der vingers. Die hel eerst vijf punten heelt, krijgt den prijs, beslaande in een klein geldstuk , een glas verkoelenden drank of iets anders. Om spiritualiën, gelijk dit bij ons gebruikelijk is, wordt iri Italië niet gespeeld, om de eenvoudige reden, dal men daar den on-zaligen trek tot bedwelming, die hier zulk een ontzetlende rol speelt in het volksleven, niet aantreft, evenmin als dit in de meeste Zuidelijke landen liet geval is. Om opgewonden te worden behoeven de Italianen ook geen sterken drank , daar hun bloed ook zonder dergelijken prikkel spoedig genoeg opbruis!. Dikwijls staat er een geheel gezelschap mom-spelers bij elkander, hoewel er altijd slechts twee tegelijk aan den gang zijn. Doch zoodra een der spelers verloren beeft, treedt een van do omstanders in zijn plaats, en zoo wordt hel spel dikwijls uren lang voortgezet. Hel geheeie voorkomen van spelers en omstanders teekent den hoogsten ernst; bun oogen schieten vuur, hun handen, ja, hun gansche lichaam trilt; hun slem en gebaren drukken den heftigsten hartstocht uit. Die ongelukkig speelt, wordt met minachtend medelijden aangezien en verlaat in een houding, die de diepste verslagenheid verraadt, het kampperk.

Hel is altijd een genot kinderen zich te zien bewegen in ongedwongen vroolijkheid, doch nergens is dat genot zoo groot als in Italië, waar men, bij het zien der prachtige zwarte krulkopjes met hun donkere gloeiende oogen en fijn besneden gelaatstrekken, zich telkens afvraagt, of niet de zoon van Hafaël\'s Madonna in waarheid vleesch en bloed beeft aangenomen , ja, ol\' niel de engelen van boven zijn neergedaald om de bekoorlijkheid te verhoogen b. 11. 10

-ocr page 156-

146

van dit lachende aardschc paradijs. Meermalen heeft men opge-merkt, dal de Italiaan een geboren acteur is, en men wordt diep doordrongen van de waarheid van dit woord , ais men de levendige , sterk sprekende cn hevallige gebaren der Italiaansclie kinderen en de veelzeggende uitdrukking van hun lieve gezichtjes gadeslaat. Een geliefkoosd vermaak der jongens cn meisjes is liet marionettenspel, waarop zij zich uitmuntend verstaan , zoodat hun kleine voorstellingen zich onderscheiden door een mate van natuurlijkheid, grappigheid en soms ook van diep gevoel cn hartstochtelijkheid, die de bewondering van ieder vreemd toeschouwer gaande maakt. Dikwijls zijn deze marionettenvertoonin-gen echte comedie\'s of treurspelen in het klein, en het zou wel der moeite waard zijn oen aantal dezer geïmproviseerde uitingen van de dramatische gave der Italiaansclie kleinen op schrift te brengen, om den vreemdeling een eenigszins levendige voorstelling Ie geven van den gelukkigen aanleg, waarmede deze kinderen van het Zuiden zijn hegaald.

Het kind volgt in zijn spelen gewoonlijk datgene na , wat hel veelvuldig ziel cn dal een levendigen indruk maakt op zijn fantasie. /.00 is in alle landen van de wereld hel soldaatje spelen aan de orde van den dag en vooral in oorlogszuchtige tijden is men er telkens getuige van. In Italië nu is nevens dat kinder-vermaak het processietje en niisje spelen zeer geliefd en in eere. Niet zelden ziel men een aantal kinderen in vromen optocht litanieën zingend, met kruisvaandels en andere pronkstukken der kerkelijke optochlen, door de straten van Napels\'lrekken, en soms ziel men hen met de meest mogelijke devotie neergeknield liggen voor een paar waskaarsjes ter weerszijden van een prentje met een Moeder-Gods-heeldje cr op. Vooral de meisjes onderscheiden zich bij dit spel door den ernst van haar houding en gebaren , en leggen hierdoor reeds zeer vroegtijdig getuigenis af van den vromen eerbied , die hen naderhand vervullen zal voor de plechtigheden der Katholieke kerk.

liet .Napolitaansche volk lieelt een waren hartstocht voor den dans en wel bepaald voor de tarantella. Hel behoeft ter hc-vrediging van dezen hartstocht geen tweeden Paascli- of Pink-

-ocr page 157-

OE GOLF VAN NAPELS.

slerdag, geen bruiloft of kermis; er is ook geon danszaal voor voor noodig, met grooler of kleiner orkest; ook is het geen ver-eischte, dat het dansende paar feestelijk uitgedost zij. Neen, \'s avonds als de zon onder de kim schuil gegaan is en een geu-li^e koelte de pluals ingenomen heeft van do warmte dos daags, wordt de tamboerijn , een instrument, dat in geen Napolilaansche huishouding ontbreekt, Ier hand genomen, en bij deze eenvoudige muziek begint een of ander paar den levendigen dans , in een achterbuurt, in een tuin , op hel platle dak, op een of anderen dorschvloer, in het veld, op hel strand, overal in één woord, waar de bodem maar eenigszins geschikt is om zich dansend te bewegen. Hel dansende paar beslaat niet altijd uil een jonkman of een meisje, soms zijn hel een paar vroolijke knapen of levenslustige deernen , die mei elkander dit zoozeer geliefkoosd vermaak gaan genieten, dikwijls zelfs zonder muziek en zonder een sterfelijke ziel lot getuige. De Napolilanen zijn, evenals lot hel wom-spel, ook allijd lot dezen dans gereed. Als de ezeldrijvers \'s avonds hun dagwerk hebben geëindigd, dansen zij er nog eens even, en vaak zeer lang achtereen, lustig op los, al hebben zij ook uren achtereen in de hille achter hun dieren geloopen en gedraafd om ze voort te drijven. Ralschoentjes achten zij een overtollige weelde, de natuur heeft hun bloote voeten met een behoorlijk laagje eelt overdekt, zoodat zij er zich zelfs niet om bekommeren al is een sleenen vloer hun dansbodem. Ja, deze vrienden, bij alle reizigers in Italië wel bekend en zeer in eere, zijn zóó verzot op dezen dans, dal zij dadelijk de passen er van beginnen te maken, al voortdravende naast hunne dieren , zoodra zij in de nabijheid of in de verte de lonen van de larenlella slcchls even hooren.

De danser plaatst zich bij dezen dans tegenover zijn danseres of zijn kameraad, die als zoodanig fungeeil. Nadat beiden ecnige oogenblikken lang een aantal Irippelendc passen uitgevoerd hebben , die hoe langer zoo sneller worden , wenden zij zich om , wisselen van plaats en beginnen dan een levendigen wedstrijd in hel maken van allerhande gracicuse bewegingen, die steeds sneller worden en eindelijk zulk een harlslochtelijk karakler aannemen , dat do dansers door een ware danswoede schijnen overmeesterd le worden. Onvermoeid gaan zij aldus geruimen lijd

147

-ocr page 158-

UK GOLF VAN NAPELS.

K

148

quot;I* i-

voort, en als men meent, dat zij uitgeput zullen neervallen op den grond, na alle denkbare dansbewegingen met dui zelingwek-kcnde snelheid vertoond te hebben, beginnen zij weer van voren afaan.

Deze dans heeft een zeer merkwaardigen oorsprong, in den omtrek namelijk van de stad Tarente, in het Zuiden van Italië, en elders, komt een spinnensoort voor tarantula o[tarantella gvhQcien, welker beet vergiftig en zeer gevaarlijk is. Vroeger meende men, dat haar beet zelfs doodelijke gevolgen kon hebben, en ook, dat er een dergelijke ziekteverschijnsel door in het leven geroepen kon worden als de dusgenaamde St. Vitusdans, die in de veertiende eeuw in geheel Duitschland epidemisch woedde en in allerhande stuipachtige trekkingen bestond, die eindelijk in een dolle danswoede overgingen, totdat de lijder uitgeput nederviel. De danswoede, door de beet der tarantella, naar men meende, veroorzaakt en die denzelfden naam kreeg als dit insect, openbaarde zich, zoo heette bet, in een reeks van bewegingen, die boe langer zoo sneller en heftiger werden en eindelijk ook een volslagen machteloosheid ten gevolge hadden, die de voorbode was van de genezing dor lijders. Hot is gebleken, dat deze meening op een dwaling berust, en dat de danswoede , die vooral in de ITdo eeuw de Italianen en andere Zuide-lijke volken overmeesterde , aan geheel andere oorzaken toe te schrijven is, dan aan de veelvuldige beten der tarantella\'s, zoo-nis men vroeger dacht, üe muziek, welke de lijders aan deze volksziekte genezing aanbracht, is, althans gedeeltelijk , bewaard gebleven en op de maat van deze muziek wordt de tarantella nog heden door alle mogelijke Italianen , maar vooral door de vroolijke en levenslustige Napolitanen, met bijzondere zwier en «ratie gedanst.

ï 1 I i

I

i

1 !

r||

I 1

Als een donkere schaduwzijde van het Napolitaansche volksleven, dat zooveel vriendelijke lichtzijden vertoont, wordt gewoonlijk gewezen op de talrijke of liever, zooals men zegt, tallooze lazzaro-ni, waarvan wij boven (bladz. 139) reeds gewag maakten. Doch onder dezen naam moe», men niet uitsluitend de ledigloopers en bedelaars verstaan. Deze laatsten worden voorzeker in Napels, evenzeer als in alle andere steden van Kuropa vrij talrijk aangetroffen.

-ocr page 159-

DE GOLF VAN NAPELS. \'149

maar liet is er ver van daan, dal allen , die er min of meer haveloos uilzien, alle kinderen op bloolc voelen en mei een minimum van kleoding aan hel lijf, alle mannon, die men in de zon ziet liggen, gelijk men wel eens meenl, tol de klassen dergenen zouden behooren, die lui en onverschillig op de liefdadigheid van anderen teren. Goethe, de beroemde dichter, beeft in zijn llaliaan-sche reisbeschrijving zelfs opgemerkt, in tegenstelling mei hel oordeel van zeer vele reizigers, dal de Napolilanen, vooral die tol den minderen stand behooren, zich gunstig onderscheidden door bun wakkerheid en vroolijken ijver om in hun dagelijksclie behoeften te voorzien , en dal er kwalijk een stad in ons werelddeel to vinden is (tenzij men Parijs uitzondert), waar mannen, vrouwen en kinderen uit de volksklasse or zóó ijverig op uil zijn om alles tol geld te maken , wal elders verwaarloosd of weggeworpen wordt. Wordt er ergens gebouwd, een gebeele menigte kleine jongens on meisjes tijgt er lieen met mandjes aan den arm om elk spaantje en krulletje hout, dal er afvalt, buit te maken; kleine en groote voddenrapers ziet men allervvege; een ganscb behieger van zwavelwaterverkoopers, groenten- en vruchten handelaars en handelaartjes, soms nog geen zes jaren oud, loopt den ganscben dag de stad rond; vooral de handel in limonade, komkommers , meloenen en andere verkoelende artikelen , in warme landen algemeen geliefd, is er recht levendig en verschaft aan duizenden brood. Evenals in do Londensche straten ziel men een menigte kloine jongens, die soms lusschen de poolen dor paarden en andere lastdieren doorkruipen om zich meester Ie maken van datgene , wal minder welvoegelijk is om te noemen , maar dal de lalrijke groontebouwers in den omtrek der stad zeer gaarne tegen behoorlijke betaling in ontvangst nemen, om hunne toch reeds zoo vruchtbare tuinen een bijkans onuitputtelijke productiviteit Ie verschaffen. De gansche streek, die onder den rook van Napels ligt, is dan ook een waar toonbeeld van hetgeen de ijver en de vlijl der menschen vermag om de rijke gaven der natuur tol in bel oneindige le vermenigvuldigen.

De visschers, welker vaartuigjes aan de golf van Napels, als zij zich mei bun witte zeilen in snello vaart over het azuren watervlak heenreppen, zulk een bekoorlijke levendigheid bijzetten , doen in wakkerheid en vroolijken arbeidslusl volstrekt niet voor bun Noord-

-ocr page 160-

DK OOLF VAN NAPELS.

sche vakgenooten acliter. Do Ilaliaanschc zeelieden zijn over het aige-met.\'n een kloek en flink volkje en onderscheiden zich door luin vaslheradenheid en moed. Kortom, wat men verhaalt van de luiheid en zucht tot ledigheid der Napolitanen over het algemeen, is voor eon groot gedeelte zeer overdreven, liet warme klimaat is oorzaak, dat men het er zich gaarne gemakkelijk maakt, als de bezigheden rusten , en dat men de rust, die onze werklieden, schippers , kleine handelaars , sjouwerlieden , jongens en meisjes, die reeds mee moeten helpen om den kost te verdienen, in hun woningen genieten, Helst op de straat, buiten \'s huis, smaakt, en dat men niet die zorg draagt voor een geriefeiijke woning en oen goed voorziene garderobe, welke in de Noordelijke landen den vlijtigen on ordeliovenden werkman kenmerkt. Zoo vindt men in Napels en in den omtrek op alle uren van den dag oen menigte kleine en groote monschen, aan wie kleermaker en schoenmaker al bijzonder weinig verdienen , en die er , evenals de vermaarde Athoensche wijze, nog bijzonder voel van houden om zich in het zonnetje te koesteren , maar die men straks weer met vluggen , veorkrachtigen tred zich aan don arbeid ziet begeven , zonder dat zij liet noodig gehad hebben opgewektheid en kracht te putten uit het gebruik van sterke dranken.

liet Napolitaansche volk is dus in vele opzichten oen recht benijdenswaardig slag van monschen. Hun levenslust, vroolijkheid en opgeruimdheid, hun matigheid en ingetogenheid, het betrekkelijk onschuldig karakter van hunne vermaken , — al deze vorschijnso-len zijn oorzaak, dat de vreemdeling zich gaarne onder hen beweegt. .lammer maar, dat het Iwjgeloor en de onwetendheid on-der hen nog zoo groot zijn en dat het vuur van den hartstocht zoo vaak ook vernielend en vorteerend onder hen werkt. Deze eigenaardigheden kunnen met meer recht als geduchte schaduwzijden van hun volksleven genoemd worden, dan him vermeende alkoer van don arbeid on zucht tot geestdoodende ledigheid.

150

-ocr page 161-

UE GOU\' VAN NAPELS.

4. DE OPGRAVINGEN VAN POMPEJI.

In den krans van rijke en welvarende sleden en dorpen, die de kust der goll van Napels voor achttien eeuwen sierde , nam Pompeji een belangrijke plaats in. In de onmiddellijke nabijheid der zee en van eene rivier gelegen, was het dc havenplaats van oen drietal bloeiende steden. Er lieerschte dientengevolge veel vertier en een groote mate van welvaart, van weelde zells. De schoone ligging der stad aan den voet van den Vesuvius, die destijds, gelijk vroeger opgemerkt is, een sieraad in plaats van oen bedreiging voor deze streek was, gal\' velen aanzienlijken Romeinen aanleiding om zich fraaie buitenverblijven in baar omtrek te laten houwen. Het liet zich dus aanzien, dat Pompeji welhaast liet algemeen gezochte lustoord der Uomeinsche grooten zou worden en de bloei dezer plaats en van haar geheelen omtrek een ongeëvenaarde hoogte zou bereiken, toen er ontzettende gebeurtenissen plaats hadden die der stad een gansch ander lot bereidden. In liet jaar 63 van onze jaartelling opende zich plotseling de top van don schoonen Vesuvius, en nu bleek het, dat hij onder zijn lachend uiterlijk een menigte dood en verderl dreigende elementen verborgen had gehouden. De uitwerpselen van den vulkaan richtten toen echter betrekkelijk weinig schade aan, maar des te vernielender was de uitwerking van een geweldige aardbeving, die mei de uitbarsting van den Vesuvius gepaard ging. Geheel Pompeji bijna en onderscheidene dorpen werden er door verwoest ; een reeks van puinboopen wees alleen nog de plaats aan, waar eenmaal prachtige gebouwen en tempels, aanzienlijke en nederige woningen hadden gestaan. Geen enkele plaats in den ganschen omtrek had onder dit natuurverschijnsel zoo veel te lijden als Pompeji, hoezeer ook, evenals deze stad, in de onmiddellijke nabijheid des vulkaans gelegen. Dc reden hiervan is te zoeken in de eigenaardige gesteldheid van den bodem in vulkanische streken. Men kan dezen niet beter vergelijken dan met dien van een stuk glas, waartegen een steen geworpen is. Waar de steen g\'etroilen heelt, ziet men een gat; van dal gat loopen in den vorm eener ster naar alle zijden scheuren uil. Zoo is de krater van een vulkaan een opening in de aardkorst, van waar

■151

-ocr page 162-

DE GOLF VAN NAPELS.

naar alle kanten sclicuren uitloopcn, die slechts door een dunne Korst bedekt zijn. Deze korst boven de scheuren gaat telkens open , als de elementen in den schoot van de aarde in beweging geraken , ol wordt hierdoor in heftige slingering gebracht. Door de openingen en spleten, die er ontstaan, ontsnappen dan in groote massa\'s de gassen, die mede tot in de werking zijnde vulkanische sloffen bchooren. De sleden en dorpen , die juist boven deze slechts even bedekte scheuren liggen, hebben dus natuurlijk bij de uitbarstingen der vulkanen het meeste te lijden. Ook Pompeji lag boven zulk een scheur, en waarschijnlijk was er reeds tweeduizend jaren voor onze jaartelling op dezelfde plaats een geheele oude stad te gronde gegaan , boven welke de huizen der later gebouwde zich verhieven, liij den eersten aanblik kan het zonderling schijnen , dat men , eenmaal kennis gemaakt hebbende met het gevaarlijke van dergelijke terreinen, toch weer steden en dorpen daarop gaat bouwen. Doch men moet hierbij rekening houden met de gehechtheid der menscben aan hun geboortegrond , die zóó groot is, dat zij dikwijls liever cie grootste gevaren trotseeren dan die te verlaten, liet tegenwoordige Por-tici verheft zich juist boven het bedolven ilerculanum, en Torre del üreco is niet minder dan elf malen door de lava van den Vesuvius verwoest! Telkens is bet weer opgebouwd, en thans treft men er zelfs een kruitfabriek aan, alsof men hel gevaar opzettelijk nog een weinig grooter heeft willen maken. Zoo wordt de mensch gemeenzaam zelfs niet de ontzettendste natuurverschijnselen en met al de gevaren, die er uit voortvloeien , en gaal met deze laatste eindelijk als \'l ware spelen en spotten, in vele opzichten is deze eigenaardigheid van den menschelijken aard een gelukkig verschijnsel. Want wat zou er van de scheepvaart, van de mijnwerken en honderd andere zaken worden, als de menscben door de gewoonte niet gemeenzaam werden met het gevaar en dit niet manmoedig leerden trotseeren ?

Zoo aarzelden de l\'ompejanen dan ook niet om hun stad weer te gaan herbouwen, nadat de aardbeving had opgehouden, evenals onze Geldersdie landgenoöten dadelijk na een geduchte overstrooming dapper aan den gang gaan om de geleden scha aan huis en hof te herstellen. Het is voor het nageslacht zeer te betreuren, dat de aardbeving vooraf is gegaan aan de ramp.

-ocr page 163-

DE GOLF VAN NAPELS.

waardoor do stad later is getroffen en waardoor zij bijkans in haar geheel bewaard is gebleven. De herbouwde stad namelijk miste vele schoonheden en eigenaardigheden van de oude en kenmerkte zich door een zekere eentonigheid en smakeloosheid , die geheel in den geest des tijds lag. Ook is menig prachtig standbeeld en schilderstuk, menig belangrijk opschrift en vele andere sporen van bet leven en streven der oude Pompcjanen door die aardbeving reddeloos te gronde gegaan. De inwoners waren echter zeer tevreden met hun nieuwe stad en verheugden zich in de ras weer ontloken handel en bedrijvigheid. Weldra , dachten zij, zou de plaats hunner inwoning zich weer geheel hersteld hebben van den geduchten slag , waardoor zij was getroffen. De theaters werden weer geopend , de zwaardvechters-spelen hadden weer plaats, de localen aan het vermaak en hel zingenot gewijd trokken weer tal van bezoekers. Helaas ! men leefde cn werkte , men danste en juichte in den letterlijken zin des woords boven een vulkaan. In de diepten der aarde bleven de elemenlen woelen cn worstelen cn de stad met nog veel ge-duchter bezoeking bedreigen dan de aardbeving over haar had gebracht.

Ruim zestien jaren waren na de laatstgenoemde ramp verloo-pen. De Vesuvius was tot rust gekomen en scheen in een eeuwige sluimering verzonken. Doch eensklaps bleek bet, dat dit inderdaad slechts schijn was. Den \'2.ri»ton Augustus van het jaar 79 verhief zich eensklaps boven den (op des vulkaans een geweldige rookzuil, ter hoogte van twee a drieduizend meters. Al dichter en dichter werd de rook; nu eens was hij donkerzwart, dan geelachtig, dan weder wil gekleurd ; bij tusschenpoozen was de rook doorzaaid met een menigte vurige kogels en zwarlc steenen. alsof een onderaardsche batterij uit honderden vuurmonden een dichten kogelregen loodrecht naar de hoogte zond. liet waren de rook van het onderaardsche vuur, de waterdamp, dc sleenen en de steentjes, die door de in de aarde worstelende krachten den krater van den Vesuvius werden uitgedreven. Dij hel begin dor uitbarsting waren de 1\'ompcjancn in don schouwburg. Natuurlijk was men dadelijk gereed om deze plaats des vermaaks tc verlaten en begal een iegelijk zich naar zijn woning. Als een waarschuwend sein verhief zich de ontzettende rookkolom al hooger en

153

-ocr page 164-

•154 DU OOLF VAN NAPELS.

hooger. Men kon haar overal zien in tie stralen, van do balkons en terrassen hunner woningen ; zij hing als \'t ware onmiddellijk boven de stad. Allen hadden zich kunnen redden, indien zij zich slechts tijdig\' uit de voeten gemaakt hadden. Velen hebben dit ook gedaan; andoren wilden afwachten, wat er gebeuren zou, en sloten zich op in hunne woningen. De groote massa was geheel verbijsterd van vrees en wanhoop. Welhaast verbreidde zich een dikke duistornis over don geheelen omtrek; do stconen , door don vulkaan uitgeworpen , violen kletterend op de binnenpleinen dor huizen, op do daken en straten neer. Een aschregen zoo dicht als oen bui van jachtsneeuw in don winter viel zwaar en somber op de stad. Weldra waren de stralen en tuinen en pleinen mot een dikke laag steentjes en asch bedekt; de aarde schudde en trilde mot donderend geraas ; de pilaren der tempels en andere gebouwen braken; de muren scheurden; het huisraad, de heelden , de kleinere woningen werden omvergeworpen. Velen liepen gevaar van levend begraven te worden en besloten dientengevolge tol de vlucht. Met een kussen of oen dik stuk doek op het hoofd om zich legen de als hagel neervallende steenen te beschutten togen zij de straal op. De lampen of (lambouwen , die zij op don tast hadden aangestoken, woeien uil of verschaf-ton , zoo zij aanbleven , slechts een (lauw en twijfelachtig licht Ie midden der duisternis. Kr heerschte een grenzolooze verwarring, die nog vermeerderd word door hel binnenstroomen van de landbewoners in de stad, waar dezen veilig meenden to zijn, terwijl do stedelingen daarbuiten hun heil gingen zoeken. Inmiddels hield de ascli- en steenrogen aan; drie dagen achtereen werkte do vulkaan met onverminderde -kracht, zoodal niet minder dan drie steden met hun omtrek onder zijn uitwerpselen worden bedolven. Vier meters hoog lagen de steentjes , de zware , grove vulkanische asch en hot zand , waarop togen hel einde der uil-barsting nog een meter fijner asch zich pakte. Honderden waren reeds om hel leven gekomen door hel neerstorten van de muren, door do gassen die uit de spleten in den grond ontsnapten, door hot water, dat als een slagregen neerstroomde op sommige plaatsen on waarin zij jammerlijk verdronken. Velen ook raakten gevangen door hol instorten of verstopt raken van gewelven en vonden zoo, na een nameloos lijden, oen jammerlijken dood.

-ocr page 165-

DE OOI,F VAN N\'APKLS.

Straks werpen wij nog een blik op deze slachtoffers van de ramp, om nu eerst ons bezig te houden met hen, die in\'t leven hieven, en met bet lot van hun stad.

Verreweg het grootste gedeelte dor hevvoners ontkwamen onder duizend angsten en namelooze verscbrikkingen aan den dood en vonden een onderkomen in de naburige steden en dorpen ; velen ook op de eilanden in do nabijheid der kust, waar zij door de visscbers heengebracht werden. Toen de uitbarsting bedaard, en de bemel weder even zonnig- en beider als altijd zicb welfde boven de zoo jammerlijk geteisterde streek , begon men er natuurlijk naar te verlangen om te zien wat er geworden was van de stad en om nog zooveel mogelijk van de draagbare have le redden. De mannen lieten dus hunne vrouwen en kinderen onder de hoede van de vrienden ol\' vreemden, die hen herbergden. Zij vonden hun woonplaats terug, maar in welk een toestand ! De meeste huizon waren overeind gebleven; die ingestort waren, lagen onder de asch en de steenen bedolven; de grond was bedekt met een laag steenen en asch van vijftien voet hoog. Van de tuinen en akkers was niets meer te zien : de plaats, waar zij geweest waren, was alleen te herkennen aan de punten der booge heesters en boomen die er uitstaken , geheel bladerloos en verschrompeld. De kleinste huizen waren tot aan de daken (oe bedolven, maar die, welke slechts ééne verdieping hadden, de meeste dus, en stevig genoeg gebouwd waren om aan de schokken van de aardbeving weerstand te bieden, kon men dadelijk terug vinden en binnengaan, de bovenste verdieping namelijk, want ook zij stonden tot zoover in de steenen en de asch. Hei beloop der straten was hetzelfde gebleven, maar zij waren 1 j voet booger geworden. Door de bovenvensters moest men dii« de huizen binnenstappen.

Vele daken waren onder het wicht der vulkanische uitwerpselen bezweken, maar vele andere boden nog eenige bcschntling aan do terug gekeerde bewoners. De gewelfde vertrekken waren bet best in wezen gebleven, de terrassen bezijden en hoven op de woningen konden gemakkelijk van steenen en asch gereinigd worden en leverden geschikte plaatsen op om zich voorloopig neder le zetten. Velen hadden ongetwijleld het voornemen om zich weer te vesli-gen in de woningen, waaruit zij op zulk een ontzettende wijze ver-

155

-ocr page 166-

156 1gt;E GOLF VAN NAPELS.

dreven waren. Doch zij konden niets beginnen zonder hulp. Zou die hulp verleend worden ? Zou hol hoofd van den slaat, de keizer, zich het lot van zijn ongelukkige onderdanen aantrekken? Tilus regeerde toen , en openbaarde sinds zijn troonsbestijging de edelaardigste gevoelens, zoodal hij zelfs iederen dag verloren achtte, waarop hij geen weldaad had bewezen, en men hem vol dankbaarheid »de liefde en de wellust van het menschelijk geslachtquot; noemde. Hij bleef dan ook niet onbewogen met zooveel leed. Nauwelijks had hij de droevige tijding vernomen van Pompeji\'s ramp of hij zond er een aantal hooggeplaatste personen heen met uit-gebieide volmacht, die in last hadden zooveel zij maar konden bij te dragen tot leniging der ellende. Ongelukkiger wijs brak er kort daarna oen geweldige brand te Home uit, gevolgd door een pestziekte , die duizenden ton grave sloopte. Do hand der goden drukte dus zwaar op het ongelukkige Italië on het volk liet niet na dit loc te schrijven aan hun toorn over de prediking van den nieuwen godsdienst dos Nazareners. De nabijzijndo ellende nam dl do aandacht dos keizers in beslag, zoodat L\'ompoji van lieverlede bijna geheel vergoten werd. Alleen werd nog bepaald, dat al de nagelalen goederen van hen , die zonder erfgenamen stierven, besteed zouden worden als bijdragen tot de kosten van do ontgraving der steden, die onder de uitwerpselen van den Vesuvius bedolven waren geraakt, terwijl de inwoners voor een zeker aantal jaren werden vrij gesteld van alle belastingen. Grooler offers kon do keizerlijke scbal-kist zich niet getroosten.

Do l\'ompojanen waren hiermede weinig geholpen. Zij gaven dus hun plan om hun slpd van onder de steonon en de asch te doen herrijzen al spoedig op en besloten zich tevreden te stellen met het wegnemen uit hunne huizen van alles wat zij nog meester konden worden. Om dit work to bespoedigen hakten zij op vele plaal-sen gaten iu do muren on zoo word hel grootste gedeelte van alles wal waarde had , uil de meeste huizon weggedragen.

Do meeste inwoners, voornamelijk do rijke en gegoede onder hen, vestigden zirh toen in naburige plaatsen, terwijl de armen en minvermogenden ten Noorden van de bedolven slnd een nieuwe slichtten op kleinere schaal, een vierde l\'ompoji dus, dat bij-kangt; spoorloos verdwenen is, met uilzondering van eenigc beeldhouwwerken , vazen on andere kunstwerken, die men uil hel oude

-ocr page 167-

157

Pompcji meegenomen had en die later terug gevonden zijn. Men bleef de opgraving van de vroegere woonplaats nog een tijdlang voort zetten met liet doel om do gevonden zaken aan te wonden ter opluistering van dc nieuwe stad. liet oude Pompeji, welks daken en boomtoppen nog altijd boven de ascli uitstaken , raakte van lieverlede ten gevolge van nieuwe uitbarstingen van den Vesuvius , die sinds liet jaar 79 telkens bij vernieuwing in werking was, al dieper onder de asch en de steentjes bedolven. Toch bleven dc hoogste doelen der huizen , van den schouwburg en het amphitheater nog altijd er boven uitsteken , totdat ook deze van lieverlede bijna geheel verdwenen ten gevolge van de sloopzucht der boeren uit den omtrek, die zich van de steenen, pannen en balken meester maakten om er voor zich huizen van Ie bouwen. Onder den invloed van de vochtigheid verweerden de steent jes en vermengden zich, in stof vervormd, mei de asch die natuurlijk ^;cn zeer vruchtbaren bouwgrond opleverde. De ploeg werd er in gezel en de hoogte, waaronder een geheele stad, die eenmaal vijlticnduizend inwoners telde, bedolven lag, werd als een zeer ge-wenschte aanwinst voor den landbouw beschouwd. Eenige eeuwen na de ramp wist niemand meer, dal hier vroeger een stad geslaan had, hoewel de naam van den heuvel: civil a, nog altijd de herinnering aan haar bewaarde,

In de zestiende eeuw vond men bij hel aanleggen van een waterleiding door dezen heuvel overblijfselen van gebouwen en een paar steenen met opschriften, die duidelijk aanwezen, dal men met voorwerpen uit het verdwenen Pompeji te doen had , maar men ilacht dal zij betrekking hadden op Pompejus den Groote, den mededinger van Julius Caesar, en bot duurde nog anderhalve eeuw, voordat men de ontdekking deed, dat onder de bebouwde hoogte zich de overblijfselen bevonden der bedolven stad. Een boer, die een put groef, vond een standbeeld en oen kleinen drievoet, hetgeen Karei ill, de toenmalige koning van de beide Siciliën, aanleiding gaf om de opgravingen Ie doen beginnen, nadat men in ITiM oen gedeelte van hel eveneens verdwenen llerculanum onder dc asch en dc steenen terug had gevonden. Sinds dien tijd worden de opgravingen met eenige tusschcnpoozingen lot op onzen tijd voortgezet en hebben dc meest verrassende resultaten opgeleverd. Tot heden loc is ongeveer dc helft van Pompeji blootgekomen, zoodal

-ocr page 168-

158

men in de gelegenheid is om een blik te slaan op den aanleg eener oud-Romeinsche stad en op de bouworde en de inrichling der oud-Romeinsche huizen en tempels, terwijl de groote menigte huisraad, Versierselen en kunstwerken, die men vond, niet weinig bijgedragen hebben om ons met allerlei bijzonderheden van hel huiselijke en openbare leven der llomeinen van de eerste eeuw onzer jaartelling op de nauwkeurigste wijze bekend te maken. De Vesuvius heeft dus Pompeji tegelijk vernield en voor het nageslacht bewaard, en de ontzettende ramp, die de stad gettol\'fen heeft, is der wetenschap in de rijkste mate ten goede gekomen.

lüj een wandeling door het opgegraven gedeelte wordt men dus in een tijdperk verplaatst, dat achttien eeuwen achter ons ligt. Alles is te Pompeji gebleven zooals hel toen was, mei uitzondering natuurlijk van hetgeen door de aardbeving, door brand en water verwoest en bedorven is. In \'l eerst gevoelt men zich ecnigerma-tr teleur gesteld hi j den aanblik der nauwe , kromme, smalle straten, van de meerendeels kleine huizen zonder vensters in de voorgevels , van de half verbrijzelde zuilen der tempels en thealers, van de groolendeels naakte muren der woningen, daar alle beelden, kunstwerken, schilderijen, meubelen en wat zij verder bevallen , naar hel museum te Napels gebracht is. Overal heerscht een doodelijke stilte en eenzaamheid. Ken paar groepen vreemdelingen met hun leidslieden en een paar schilders met hun leekenboeken op de knie schijnen er zich slechts te bevinden om de ledigheid en stille nog sterker te doen uitkomen.

Weldra echter maakt zich een levendige belangstelling van den bezoeker meester, als liij de huizen binnentreedt en zich dus bevindt in de ruimten, waar de Romeinen, van wie de geschiedenis zooveel heeft te getuigen, werkten en leefden, en deze in gedachten meubileert met de voorwerpen, die hij in hel Napelsche museum in zulk een rijken overvloed heefl gezien. Do mozaïek-werken, muurschilderingen en andere wandversieringen zijn voor een ge-doelte in wezen gebleven en op hun plaats gelaten en maken door de levendige l\'rischheid hunner kleuren een aangenamen indruk. Hel zou mijn lezers waarschijnlijk niet aangenaam zijn als ik hun lot in bijzonderheden mei de inrichting van die woningen uil de eerste eeuwen van onze jaartelling bekend ging maken. Een zoodanige beschrijving behoort in een handboek van Horneinsche oudheidkun-

-ocr page 169-

Dli GOLF VAN NAI\'ELS.

150

de lo luiis, niet in een werk als dit, waarin wij den lezer op onderhoudende wijze trachten rond te leiden door de merkwaardige streken der aarde. Daarom zullen wij ons niet lang ophouden met het beschouwen van de ledige hinnenhoven en de daaromheen gelegen bad-, slaap-, en eetkamers , bibliotheken , standbeelden- en schilderijen-gallerijen, spreekvertrekken en slavenverblijven, maar bever hel een en ander meededen van hetgeen die vertrekken , naar gelang ze ontbloot geworden zijn, het nageslacht verhalen van bet onlzettende lijden, dat de uitbarsting van den vulkaan in het jaar 79 over honderden dor inwoners heeft gebracht, die bij deze ramp hel leven hebben verloren. Reeds deelde ik den lezer mede, op welke wijze zij den dood vonden : sommigen bezweken onder hel puin van instortende muren ol werden door hel invallen van daken ol hot omvallen van beelden en zuilen verpletterd, anderen verdronken in het water, of liever in het slijk, nog anderen weer stikten door de gassen, die uil de spleten, dooi\'de aardbeving veroorzaakt, ontsnapten. Do heer Fiorelli, die vele jaren lang, het toezicht gehad lieert over de opgravingen en waarschijnlijk nog voert, heeft een uitstekend middel bedacht om nader bekend te worden niel alleen met het juiste aantal der slachlolTers, maar ook mei hun sekse, stand en andere bijzonderheden, die op hun persoon en vooral op hun laatslen strijd betrekking hebben. Nadat men jaren lang zich tevreden gesteld had mei eenvoudig aan te tceke-nen, wanneer en waar men geraamten en losse beenderen van inenschen en dieren had gevonden, zonder zelfs eenigc moeite te doen om iels naders omtrent de personen , van wie ze afkomstig waren, te welen te komen, gaf deze schrandere onderzoeker last, dal men bij de opgraving met de uiterste zorgvuldigheid zou te werk gaan en dal men vooral dadelijk de spa zou laten rusten, als men een holle in de laag puimsteen en asch ontdekte. Was men aan zulk een holte gekomen, dan liet bij die vullen met gips en nadat deze hard geworden was voorzichtig hel omliggende wegruimen. Op deze wijze verkreeg hij de verrassendste uitkomsten. Want die holten waren meestal veroorzaakt door hel vergaan van lijken, die onder de uitwerpselen van den vulkaan bpdolven waren geworden. Deze laatste vormden dikwijls een vaste massa doordal zij met vocht vermengd waren geweest, en daar deze massa dus die lijken van alle kanten omsloten had, was de vorm der on-

-ocr page 170-

DK GOLF VAN NAPELS.

gelukkigen, van wie ze afkomstig waren, er tol in de kleinste btj-zonderheden toe in afgedrukt, en dit afdruksel was er in gebleven , nadat de lijken tot stof waren vergaan, zoodat de ingegoten gips in vele gevallen het volkomen juiste afbeeldsel vertoonde van de personen , die op zulk een plek den dood hadden gevonden. De houding, waarin zij gestorven waren, de kleeding, die zij aan gehad hadden, de meerdere of mindere heftigheid van hun doodstrijd , at deze zaken kwam men door deze manier van handelen mei onloochenbare zekerheid te weten.

Reeds vroeger had de eenvoudige opgraving en het vinden der geraamten menige aandoenlijke en hartverscheurende bijzonderheid van den laatsten strijd der Pompejanen, die bij de ramp zijn omgekomen , aan hol licht gebracht. In het dusgenaamde huis van tliomedos , hetgeen toebehoord schijnt te hebben aan een groot koopman in olie en wijn, vond men drie verbazend groole kelders. In deze onderaardsche ruimten trof\' men niet minder dan achttien geraamten aan van volwassen personen, benevens het gebeente van een knaap en een zeer jong kind. Deze; twintig hadden dus een schuilplaats gezocht onder deze stevige gewelven , die volkomen bestand waren tegen vernieling. Allen hadden zich in de nabijheid van den uitgang dicht bij elkander gehouden, hetzij om te luisteren naar hetgeen er builen plaats greep, hetzij om van de eerste gelegenheid dc beste gebruik te maken en zich elders in veiligheid te stellen. Men kan zich voorstellen met welk een ontzetting zij dooide tralievensters, die op den tuin uitzagen, de steenen en de ascb zich hoe langer zoo hooger opeen zagen hoopen, totdat die openingen er geheel onder lagen en zij midden in den dag zich in een stikdonkere duisternis bevonden. Doch er zou wel redding komen, dachten zij misschien of zij zouden zich zeiven een weg kunnen banen door den berg van vulkanische uitwerpselen. /.00 brachten zij eenige angstvolle uren door. Toen had er een vreeselijke ontknooping plaats. De slagregen, veroorzaakt dooide afkoeling der ontzaglijke massa\'s waterdamp , door den Vesuvius opgeworpen , drong door dc steenen en de asch naar beneden , vermengde zich met de fijne deelen der laatste en met slijk van den bodem , kwam door de tralievensters in de kelders .... Eerst stonden zij met de voeten, weldra tot aan do knietquot;n, tol aan de heupen , lol aan de borst in het slijk; som-

100

-ocr page 171-

DE GOLF VAN NAPEI.S, 101

vielen omver, tevergeefs waren hun worstelingen le midden van deze laaie massa, eindelijk werd ook den laalsten de ademhaling belet, en — twintig hadden een vreeselijken dood gevonden. De gedaanten \\an deze dooden zijn mei verwonderlijke juistheid afgedrukt in de kalkachtige vloeistof, die hen omringde en naderhand verhard is. Ongelukkig was men in 1772, hel jaar, waarin deze lijken gevonden zijn , nog niet op het denkbeeld gekomen om afgietsels in gips te maken van den nagelaten indruk, zoodal men alleen in een aantal brokstukken van de opgedolven massa het afdruksel van de onderscheidene lichaamsdeelen der mannen en vrouwen en zelfs van hunne kleeding kan waarnemen. Duidelijk kan men hel zien aan de merken, die de lichaamsdeelen en de vorm en de slof der kleederen hebben nagelaten, dat zich onder deze ongelukkigen mannen en vrouwen, aanzienlijken en neringen, vrijen en slaven bevonden, menschen, die in hun leven door diepe kloven van elkander gescheiden waren , maar door hun gemeen-schappelijken nood op \'t nauwsl en innigst zijn vereenigd. Een van hen was een dame, die blijkens de fijnheid van haar kleeding lol een aanzienlijken sland behoorde. Men vond in de nabijheid van haar gebeente onderscheidene geldstukken en kostbare kleinodiën.

Het lot der ongelukkigen, die in de kelders van Diomedes\' liui^ hun beklagenswaard einde vonden, was toch nog minder treurig, dan dat van hen , die, opgesloten in ruimten, waar het slijk niet kon doordringen, levend begraven zijn, nadat de uitgangen geheel en al versperd waren door de steencn en de asch. Zoo lieefl men in een vertrek het lijk gevonden van een koopman, die al zijn contanten bij zich had en het in zijn gevangenis op een akelige wijze ondervond, dal goud en zilver \'s menschen honger niet kunnen stillen. In een slevigen gang trof men onderscheidene menschenbeenderen aan, hier en daar verstrooid, en in een hoek hel geraamte van een hond in zijn geheel. Blijkbaar zijn de menschenbeenderen afkomstig van een persoon, die zich in dezen gang opgesloten zag en, na dagen lang tevergeefs gewacht te hebben op redding, den hongerdood gestorven is. De hond, die bij zijn meesier was gebleven, heeft toen zijn lijk verscheurd on nadat deze leeflocht opgeteerd was, ook op dezelfde wijze zijn einde gevonden als de meester. In een andere woning vond b. II. -11

-ocr page 172-

ÜE GOLF VAN NAPELS.

men do geraamten van zeven personen, die blijkbaar ook op deze wijze gestorven waren, nadat zij een tijdlang liet leven nog gerekt hadden met liet gebruik van eenig gevogelte , waarvan men de beentjes mede in lum nabijheid vond.

In 1803 deed de heer Fiorelli in een der straten, waaruit men bezig was de vulkanische uitwerpselen weg te ruimen , een ontdekking, die in waarheid een geheel drama van menschelijke smart voor den geest doet oprijzen. De werklieden ontmoetten bij het graven een holte , waarin zij beenderen zagen liggen. Dadelijk werd de heer Fiorelli gewaarschuwd, die last gal hel graven te staken en in deze en twee andere holten , die men op eenigen afstand had gevonden, gips liet gieten. Na het voorzichtig wegnemen der aschkorsten zag men de gips de beelden vertoonen van vier lijken, zoo juist, also! men gips-algietsels van standbeelden voor zich had; een man, een vrouw en twee jeugdige meisjes, waarvan het ééne nog bijna een kind was, waren op den weg om het leven gekomen en lagen op de puimsteenmassa, die den grond ter hoogte van vier voet bedekte. Zij hadden dus in hun woning het ophouden van den stortvloed der steentjes afgewacht. Zoodra de steenregon plaats gemaakt had voor den aschregen waren zij door een der bovenvensters naar buiten gegaan en hadden een moeielijken tocht gehad over de steenen, waar hun voet telkens op uitgleed en in wegzakte, lloogslwaarschijnlijk kwamen zij op een plek, waar een groote hoeveelheid stikstol\'gas of koolstof\' uit den grond le voorschijn kwam, waardoor zij bijkans onmiddellijk werden gedood. Hun lijken raakten onder de asch bedolven, waarin zich hun vormen op de beschreven manier afdrukten.

Het eerste lijk is afkomstig van een vrouw in liggende houding. Men kan het aan de uitdrukking van haar gelaat zien, dal de korte doodstrijd zeer pijnlijk is geweest. Overigens zijn haar vormen bevallig en schoon. De kleedingslukken, die zij aan had, kan tneri met de meeste nauwkeurigheid waarnemen. Uit dc zaken, die men hij haar heeft gevonden, en de straat waar bet lijk lag, heeft men opgemaakt dat zij een lichtekooi moet geweest zijn, die op deze wijze haar losbandig leven op een vreeselijke wijze zag eindigen. Van de drie andere lijken lag hel ééne op eenigen afstand van de andere. Het voorste lag een man , wellicht do vader van dc beide meisjes, die achter hem bezweken zijn. Hij

102

-ocr page 173-

DE GOLF VAK NAPELS.

licoll een ijzeren ring aan den vinger en is dus iemand uil den minderen stand. De oorringen van zijn dochters, eenige geldstukken en don sleutel van zijn woning droeg hij in de liand. Zijn gelaat heelt iets krijgshaftigs en reusachtigs, zoodat men geneigd is hem voor een oud-soldaat te houden. Hij is op den rug gevallen en heeft met een der cllehogen nog een poging willen doen om zich op te richten. Blijkbaar is ook hij door verstikking gestorven.

Doch het aandoenlijkste schouwspel leveren de beelden der heide zusters op. Zij liepen even achter den stevigen forschen man aan en steunden elkander nog in den doodstrijd , toen de gasmassa hen ter aarde deed vallen. De ecne, de oudste, is bijkans geheel naakt en schijnt op zijde te liggen te slapen; de jongste, dieniet oudei\' dan veertien jaren kan geweest zijn, ligt op den buik en heeft haar armen uitgestrekt als om er zich als hooidkussen van te bedienen hij hel inslapen tot de eeuwige rust. Heide meisjes zijn van een verwonderlijke schoonheid en oen diep gevoel van modelijden maakt zich van den aanschouwer hunner beeltenissen moester, nis hij denkt aan de ontzettende wijze, waarop de adem des doods deze bloemen in haar eersten blooi heoft geknakt. De kunstenaar zou niets anders belioevon te doen dan deze gipsafgietsels in marmer te beitelen of op hel doek te brengen om oen kunstwerk te leveren van aangrijpende schoonheid.

Indien al de geleerden , die vóór den heer Fiorolli het bestuur hebben gevoerd over de opgravingen van 1\'ompeji, op dergelijke wijze te work waren gegaan, welk een ontroerend tafereel zou men dan kunnen samenstellen van den ondergang dezer oude stad, van het lijden barer bewoners , van de geweldige aandoeningen , die bon hebben bestormd ! De toekomst zal, gelukkig, voor hetgeen in het verleden verzuimd is, rijke vergoeding brengen. Want Pompeji is nog slechts voor de helft, Herculanum voor eon zeer kloin gedeelte opgegraven; Stahiae ligt nog gelieel onder do asch. De llaliaansche regoering, vol ijver voor de belangen dor kunst en der wetenschap, zal niet nalaten het begonnen werk met kracht ie doen voortzcllen, terwijl de heer Fiorolli een aantal jongelieden opgeleid heefl, die in staat zijn om naar zijn methode voort te werken en dezen arbeid rijke vruchten lo doen afwerpen voor de leering en vorming van hol nageslacht.

163

-ocr page 174-

::*è;

EEN BEZOEK AAN SIClUë.

if I m

11;:

r

j I-if

104

EEN BEZOEK AAN SICILIË.

!. Palermo. De beschermheilige der stad en

de katakomben.

I I

/ !\'• -i

lii \' ■J\'\'.

^ 1

| 3 ;

r

M: i \'

In tegenstelling met den voortreffelijken Homerus, die le midden van zijn zangen vol kracht en bruisend leven, naar het woord des Latijnschen dichters, van tijd tot tijd ook wel eens slaapt, is de Middellandsche Zee, die zulk een belangrijke rol speelt in dc Homerische zangen , nu en dan geducht wakker. Dan wordt de reiziger hel gewaar, dat zij nog andere schoonheden tentoonspreiden kan dan de verrukkelijke weerspiegeling van den blauwen hemel en het wondervolle kleurenspel, waarvan wij reeds in deze tafe-reelen gewaagden, dat ook zij in waarheid de veel geraasmakende kan wezen, zooals Homerus haar noemt; dat zij niet alleen bevallige en liefelijke nymphen, maar ook barsclie zeegoden herbergt in haar schoot, en dat vader Neptunus nog even geducht als van ouds met zijn drietand de elementen in beweging kan brengen. Als wij ons met de gidsen, die ons kennis zullen doen maken met een aantal schoonheden en merkwaardigheden van het eiland Sicilië , waarheen wij nu koers zetten, ingescheept hebben, ondervinden wij het een en ander op geduchte wijze. Het doet ons leed, dat de laatste indruk van Napels en zijn omtrek , die ons zooveel te genieten aanboden, zoo verschrikkelijk naargeestig is. Iletgan-sche aardsche paradijs is ais met een grijzen, natten zak overtogen. Hadden wij er kort geleden zooveel schoons niet gezien, wij zouden zweren, dat er geen akeliger plek op de wereld is, dan die hooggeroemde golf\'van Napels. Weldra blijkt het ons, dat de hopeloos grauwe lucht nog meer in zich bergt dan nevel en regen. Zoodra wij het eiland Ischia voorbij zijn , barst er een geweldige storm los en doet ons reusachtig stoomschip slingeren , alsof hel een kinderklompje is , waarmee een reuzenknaap bezig is te spelen. Twintig uren achtereen schijnt het vaartuig beurtelings den hemel le willen bestormen, beurtelings geneigd le zijn om ons kennis , le doen maken met de verborgenheden der onderwereld. Nu en dan schijnt het, aangegrepen door den ontzettenden wervelwind, al steigerend stil le staan en siddert en trilt in al zijn leden , als een levend wezen, dat zijn laatste ure ziel naderen.

i

-ocr page 175-

105

Alle voorwerpen, hoe stevig ook vast gebonden of vast gezet, geraken in een dolle, woeste beweging. Lampen, glazen , borden vallen verpletterd op den grond; wij kunnen nauwelijks onze horo-logiën in den zak houden. De boot, kraakt en steunt, alsof zij ieder oogenblik in duizenden splinters uiteen zal vliegen; de regen valt in slroomen neder, en overal, waar wij den voet beproeven te zetten, omgeeft ons een dikke duisternis. ISljna al de reizigers bevinden zich in dien zoo diep ellendigen en tegelijk zoo belachelij-ken toestand, aan ieder bij ervaring bekend, die eenige uren heefl doorgebracht op een slingerend schip. Onze zenuwen zijn zoo overprikkeld, dat iedere toon , dien wij hooren als een zaag dooi\' onze hersens snijdt, van hel gebrul der woedende baren af, die met wil gepluimde koppen storm loopen legen het schip, tot aan de vraag van den hofmeester toe, die , trouw aan zijn plicht, ons gedurig komt vragen: sof wij ook trek hebben in een verfrisschenden kop lliee?quot;

Nauwelijks echter zijn wij aangeland in het voortreffelijke hotel sTrinakria\'quot; (de oude naam van Sicilië), te Palermo, of alle leed is vergeten. Ook heeft de storm zich neergelegd en de hemel is weer even helder en lachend als den vorigen dag. liet gezicht op Palermo — la conca d\'oro, la felice (de gouden mossel, de gelukzalige) noemen de Italianen deze stad — stelt ons ruimschoots schadeloos voor de lasten van de reis. De «parel van de Middel-landsche zeequot; ligt in al zijn heerlijkheid voor ons, omkranst door prachtige berggevaarten, waarboven de Monle Pellegrino zich stout en fier verheft, mei den verrukkelijk blauwen zeespiegel voor zich , waarlegen de sneeuw der bergtoppen heerlijk afsteekt. liet is alsof er een doorzichtige violetten sluier uitgespreid ligt over der bergen voet, en de koepels, lorens, paleizen on kerken, afkomstig uit den tijd der Saracenen en der Noorsche koningen, die hier den schepter hebben gezwaaid, leveren, in vereeniging met het natuurtooncel er om heen, een schouwspel op zoo looverachtig schoon , dal zelfs Goethe\'s dichlerpen niet in staal was de gewaarwordingen die hem aangrepen , uil te (hukken. —

Ieder vreemdeling gaal al spoedig een blik werpen in de beroemde straat Toledo om een bezoek te brengen aan de yiDnomo della s. Rosaliade kerk van Palermo\'s beschermheilige, waar-

-ocr page 176-

EEN BEZOEK AAN SlClLle.

in zich o. a. de graven der Noorsche koningen en der llohen-staufen bevinden. Beurtelings heeft dit bedehuis als Mohamme-daansche moskee en als Christelijke tempel dienst gedaan, en vertoont, evenals het koninklijke paleis, de zonderlingste vermenging van onderscheidene bouwstijlen, liet wemelt bij de menigvuldige biechtstoelen en in andere gedeelten der kerk van dames en vrouwen. Tot ons leedwezen zijn wij niet in de gelegenheid om haar in de schoone oogen te zien , want de Palermitaansche vrouwen hebben de gewoonte om onmiddellijk den sluier voor het gezicht te trekken als zij een vreemden man zien aankomen. Ongetwijfeld nog een overblijlsel van do Oostersche zeden en gebruiken, die in de Middeleeuwen op Sicilië inheemsch waren , toen de Saracenen ook dit pronkjuweel der Middellandsche Zee in hun macht hadden.

De Heilige llosalia staat to Palermo hoog in eere, gelijk blijken kan uil de kostbare zerk, waaronder haar gebeente rust, die van massief zilver is en een zwaarte heeft vnn dertienhonderd pond. Groot zijn dan ook do verplichtingen, die do bevolking jegens deze haar schutspatrones van jonge dagteekening gevoelt. In den aanvang der zeventiende eeuw word het gebeente der heilige jonkvrouw in een hoek van don statigen Monlc Pellegrino ontdekt, waar zij in de twaalfde eeuw, na de heerlijkheid en de genietingen der wereld verzaakt te hebben, haar dagen in stille afzondering on in vrome gebeden had doorgebracht. Juist woedde toen in Palermo de pest, maar ziet, nauwelijks was liet stoilelijk overschot der Heilige binnen de muren der stad aangekomen, of de verderfengel staakte zijn woeden. Sinds dien tijd stelde men de stad onder hare bijzondere hoede, en blijkens de hulde, die haar bij voortduring met ongemeene warmte en geestdrift toegebracht wordt, zijn de Palermitanen over de keus van bun beschermheilige zeer tevreden. In de stad heeft zij haar prachtigst, maar daarbuiten op den Monlc Pelleijrino, het tooneel van haar godgewijd leven, haar meest bezocht en merkwaardigst heiligdom. Mot veel moeite en groote kosten heeft men een weg aangelegd, die de geloovigen in de gelegenheid stelt om zonder al te groote inspanning het hoogste gedeelte van hel onvergelijkelijk stoute en grootsche berggevaarte te bereiken. Deze weg loopt evenals de reusachtige waterleidingen der oude Uomeinen over kolossale pijlers en bogen en brengt do pelgrims, welker aantal op bepaalde

160

-ocr page 177-

107

dagen verbazend groot is, tusschen twee rotsen zigzagsgewijze bij een steilen bergwand, waartegen het klooster en do kerk der Heilige aan gebouwd zijn, zoodat zij er een onverbrekelijk geheel mede schijnen uit te maken.

Van buiten gezien, schijnt er aan die kerk niets opmerkelijks ot\' schoons te wezen. Wij openen de deur dus zonder ons veel voor te stellen van ons bezoek, maar worden op treilende wijze verrast, zoodra wij er binnen zijn getreden. Wij bevinden ons in een soort van gewelfden gang, waarin zich evenals in alle Katholieke kerken eenige wijwatervaten en biechtstoelen bevinden. Aan de zijde van het schip is een opening in den gang; wij treden een weinig vooruit om een blik te werpen in het eigenlijk lichaam der kerk, meenende, dat wij hier althans niet minder pracht zullen vinden dan in hel beiligdom , dat ter eore der Heilige in do stad zich verheft, maar een geheel ander schouwspel trekt ons oog. Ter zijde zien wij naakte rotswanden, boven ons geen ander gewelf dan den azuren hemel, op den achtergrond is het koor, gevormd door de grot zelve, waarin de II. Rosalia een groot deel van haar levensdagen in de strengste onthouding heelt, doorgebracht, liet is ons als zijn wij in de dagen der oudste Christenheid verplaatst, in do tijden, toen men zich tevreden moest stellen met de allereenvoudigste huizen des geheds, en daartoe de minst gemakkelijk te bereiken plekjes uitkoos, om den Almachtige zijn hulde te brengen uit de volheid van het geheiligde en gezaligde hart. Men heeft in dit bedehuis alles gelaten, zooals de natuur bet gevormd heelt en zooals de Heilige Uosalia het heelt, gekend. Alleen heeft men door hel aanbrengen van looden pijpen gezorgd voor een behoorlijke afwatering, liet water, dal naar beneden in een bekken stroomt, wordt door de Siciiianen als voorbehoed- en geneesmiddel tegen allerhande kwalen gebruikt. Onder een der altaren van het koor bevindt zich een soort, van gewelf, afgesloten met een koperen rasterwerk en altijd verlicht, waarin zich een wonderfraai beeld van de Heilige bevindt. Dooi de openingen van het rasterwerk er bij het licht van de lampen gezien is het alsof zij werkelijk leeft en in een kalme, vredevolle sluimering verzonken is, zoo natuurlijk is houding en gelaat weergegeven, en menig eenvoudig geloovige, die hier komt bidden, ontvangt ongetwijfeld een machtigen indruk van de tegenwoordigheid

-ocr page 178-

KEN BfiZOEK AAN SICiLIë.

der Heilige, van haar vriendelijkheid en rijkdom aan hemelsche eibarming, als hij hel oog naar dil heeld heei\'l gericht. Zell\'s Goelhe werd door den aanblik cr vun zoozeer getroffen, dal hij verklaart : «Telkens keerde ik naar hel altaar terug om nogmaals een blik te werpen op hol sclioone beeld der Heilige. Ik kwam geheel en al onder den indruk van den genius der plaats. Slechts met moeite kon ik van deze plek scheiden.quot;

Een geheel anderen indruk ontvangen wij van de katakomben, die Palermo evengoed als Uome beeft, maar een gansch ander karakter verloonen en bijkans evenveel weerzin, als die van Rome heiligen eerbied bij ons opwekken. Want geen machtige geesten-slem uil hel verlcdene, van groolsche opofferingen en heldhaftig lijden getuigend. spreekt ons uit die f\'alermitaansche katakomben toe, maar een slem die ons toeroept, dat \'s menscben ijdel-heid, zijn gelicchlheid aan het slol zoo groot zijn dat hij deze zelfstol in hel graf loe tracht ten toon te spreiden, dat hij het zell\'s daar, waar de geweldige vernietiger als onbeperkt monarch gebiedt, niel kan nalaten om zich krampachtig vast te klemmen aan hetgeen onverbiddelijk ten ondergang voorbestemd is.

Wij bevinden ons in hel Gapucijner klooster van Palermo. N:i bekomen toestemming van den pater guardiaan begeven wij ons, voorafgegaan door onzen gids , langs een trap naar een soort van kelderdeur, die dadelijk bij onze nadering zich krakend en knarsend opent. Ken akelige lijklucht slroomt ons te gemoet, als om een voorsmaak te geven van bel schouwspel, dat ons wacht , een schouwspel zoo akelig, zoo ontzettend naar en belachelijk te gelijk, als slechts de meest teugellooze fantasie zich in een toestand van ziekelijke overspanning kan voorstellen. Het is inderdaad een afgrijselijk kerkhof onder den grond, dat wij binnentreden , maar de lijlven, de duizenden lijken uit vroegeren en lateien tijd, bevinden zich niet onder de aarde, rusten niel in grafgewelven onder den bodem of ter zijde in de wanden uitgehouwen , — zij zijn allen zichtbaar, op rijen geplaatst, vier boven elkander, gekleed, opgesierd voor een deel, overeenkomstig den tijd , den stand , waartoe zij in hun leven behoorden , maar allen, hetzij de aanvankelijke, hetzij de volledige vervulling ver-toonende van de ontzettende profetie: stof zijl gij en tot stof zult gij wederkeeren 1 De Palermilanen hebben namelijk de ge-

1(J8

-ocr page 179-

HEN BEZOEK AAN SICILIÖ.

109

woonte om liun doodcn bij te laten zetten in een grot , die met deze onderaardsche ruimte gemeenschap heelt, waar de lijken in eenige maanden uitdrogen en , hoezeer ook op onvolkomen wijze, tot een soort van mummies worden 1). Daarna worden de mannenlijken tegen de wanden der gangen geplaatst, naast en hoven elkander, nadat zij weer aangekleed zijn, terwijl de lijken der vrouwen cn kinderen sierlijk gelooid, in kisten met oi\'zonder glazen deksel op den grond staan. Zoo heeft men van alle zijden den dood in zijn onmiddellijke nabijheid , de dood in ai zijn akeligheid en algrijselijkheid bij zich en om zich. Overal ziet men hall\' vergane gezichten , die met hun holle oogkassen den bezoekers op huiveringwekkende wijze aangrijnzen; verdorde handen , waarover hel vel als perkament heengespannen zit , en (lil alles nog veel ontzellender gemaakt door de Harden der eenvoudige ol kostbare kleedingslukken, die men den dooden in dit algrijselijkc, reusachtige lijkenhuis omgehangen heeli. Hier hangt een Capu-cijner monnik in zijn hall\' vergane pij, wiens lange baard nog van het bijna verteerde aangezicht neervalt op de borst; daar een ridder, wiens harnas nog slechts eenige beenderen omsluit en onder wiens helm een naakt doodshoofd een vreeselijken indruk maakt. Verderop zien wij de staartpruiken en de gansche belachelijke kleeding der vorige eeuw, die hier te midden van de akeligheid des doods ons hijzonder vreemd aandoet. Alle standen, alle leeftijden zijn in deze ruimten, waar de levenden aan den Vernieligcr zijn prooi trachten te betwisten , vertegenwoordigd. De rijkste verscheidenheid treft het oog en toch ook weer een verschrikkelijke eenvormigheid, de eenvormigheid van hel zich ontbindende stof, van de overmacht des Doods. Niet het minst vreeselijke schouwspel leveren de dooden, die tot den

1) Misschien heelt ilezo grol wel eenige overeen komst met «Ie onderam dsche ruimte, die 7.ich op het korkhot van het Friesche dorp Wiouwerd bevindt, waaide beroemde Anna Maria Schurman on vele undero personen begraven liggen. Dok in dezo ruimte worden lt;1« lijken tol een soort van mummie , en in dien vorm is dat van A. M. S. er nog gedoelllelijk aanwezig gedeeltelijk 7,C(; ik, want in vroeger dagen hehben de bezoekers van dit merkwaardig plekje, vooral de Engelschen, zoovele stukjes van het lijk der beroemde vrouw meegenomen , dat hel deerlijk gehavend is. Tegenwoordig wordt deze lijkenschennis niet meer geduld. Door een ooggetuige is mij verzekerd, dat bet lijk van een haan, dien men er opgehangen had, binnen weinige dagen verdroogd was en geenerlei spoor van ontbinding vertoonde.

-ocr page 180-

170

hiatsten tijd heliooren, die nog niet geheel en al tot mummie zijn geworden en op een verschrikkelijke wijze nog eenige trekken van verwantschap vertoonen mei de levenden , die over hun graf heenwandelen. Hier ziet men Ibrsche krijgslieden in gala-uniform , daar heeren in zwarte rokken met over de horst gevouwen handen, opgehangen aan den muur, alsof zij tot de klasse der misdadigers heliooren en nu tot een afschrikkend voorbeeld van andere hooggeplaatste schurken hun straf ondergaan hehhen. Ken nog akeliger gewaarwording bekruipt ons, als wij het oog vestigen op de vrouwenlijken in hun smalle kisten in zijde en fluweel gekleed, met linten en strikken getooid, met bloemen in het haar, ringen aan de handen — de sporen van den ontzet-tenden doodstrijd nog op het gelaat, liet akelige gevoel, dat zich van ons meester maakt, wordt nog sterker door de benauwende lucht, in deze woning der dooden; het geheimzinnige schemerduister , dat in deze katakomben heerscht, jaagt ons schrik aan ; wij geraken in een toestand van overspanning, wij kijken met schuwen hlik om ons heen .... Wat is dat, daar ginds ? Een der lijken schijnt zich te bewegen; het is of die monnik vermoeid is van het lange hangen in denzelfden stand en op dezelfde plek , een weinig gemakkelijker houding wil aannemen.... Daar klinkt een geluid, snijdend, rauw, ons in de ooren.... Is het de angstkreet van een der gestorvenen voor de verschrikkingen der hel, die hem aangrijnzen?... De zaak is zeer eenvoudig, een luchtstroom, die door de gewelven heenvaart, heeft de lange, halfvergane pij in beweging gebracht, en in de verte zien wij een kat, die in deze verschrikkelijke gangen verdwaald is geraakt, wegvluchten. Zij was het wier gehrid ons zoo akelig in de ooren klonk.

Mei een waar gevoel van verademing en blijdschap treden wij het akelige gewelf uit en verkwikken ons met de aanschouwing van den prachtigen hemel, die zich zoo smetteloos welft over de schoone stad en de heerlijke zee. Ken zalig gevoel van levenslust doortintelt ons, als wij hel oog laten rondweiden over den Oosterschen plantengroei, die in al haar rijkdom en weelde, den omtrek van Palermo siert, en over de weergaloos prachtige bloemen, die allerwege de lucht balsemen met haar geuren. O, ?t is schoon hier te leven, maar met het oog op de akelige rust-

-ocr page 181-

EEN BEZOEK AAN SICIUë.

plaats der dooden, die wij bezochten, zeggen wij: de Hemel beware ons er voor, hier te sterven! Moesten wij hier ons einde vinden, dan zouden wij lol onze vrienden zeggen : laai ons stof rusten te midden van deze sehoone , rijke natuur, waar alles van leven en kracht en milde goedheid getuigt. Geel\' ons een graf onder gindschen cypres, en komt, als \'l Allerzielendag is, eu Palermo\'s bevolking naar de katakomben stroomt om hel treurig overblijfsel van haar dooden te zien, komt. dan peinzen op ons graf, met het oog op Sicilië\'s sehoone bergen en op de grenzenlooze zee en troost u dan met de verrukkelijke gedachte, dal hoogcr dan de bergen \'s menschen levensdoel ligt en dat hij verwant is aan het Oneindige, waarvan die blauwe wateren zulk een treffende al-spiegeling zijn.

2. Messina en Catania,

Hel is een waar genot bij avond de haven van Palermo uil to varen , gelijk wij nu willen doen , om koers te zetten allereerst naar Messina, voornamelijk als god Aeolus, die volgens de Griek-scbe fabelleer in de nabijheid van Italië zijn verhlijl houdt, het hol, waarin zijn machtige dienaars, de winden , opgesloten zi jn, zorgvuldig dicht houdt en slechts den vriendelijken zephyren toestaat kussend en kozend over het watervlak te dartelen.

\'t Is, ja, een schoon en liefelijk schouwspel, den donkeren waterspiegel beschenen te zien door het heldere licht van den sta-tigen vuurtoren en bij het heldere maanlicht den weg naar den Monle Pdlcgrino te zien kronkelen naar de hoogte, terwijl de duizenden lichten der stad zich spiegelen in de kalme zee en de bergketen, die de conca d\'oro insluit, zich scherp afteekent legen den helderen hemel, waarvan de sterren nis oven zoovele gouden punten ons heerlijk tegenblinken. Wij blijven op het dek, totdat de lichten der stad uit ons oog verdwijnen en begeven ons ter rust, ditmaal zachtkens in slaap gewiegd door dc kalme deining. Vroeg in den morgen komen onze vrienden, die de reis mol ons maken, ons wekken, zoowel om ons getuige te doen zijn van het opgaan der zon, een weergaloos schoon schouwspel, gelijk wij reeds zagen, op de Middellandsche Zee, als om ons een blik te doen werpen op de merkwaardige groep der Liparische eilanden, alte-

■171

-ocr page 182-

EEN UEZOEK AAN SICILIÖ.

17\'2

rriiiiil nog werkende ol\' uitgedoofde vulkanen, evenals Sicilië ongemeen rijk aan zwavel, puimsteen, sal-ammoniak en dergelijke produklen, die voornamelijk in vulkanische streken voorkomen. Op lid eiland Vulcano zien wij den zwaveldamp uit alle spleten van de rotsen gloeiend en borrelend te voorschijn komen. De eigenlijke krater is voortdurend in werking, evenzeer als die van hel tiabijgelegen Stromboli, mede een van de in de Middellandsche zee zoo talrijke haarden , waardoor de vulkanische sloffen uil de ingewanden der aarde een uitweg zoeken. Stromboli is eendoor de natuur geformeerde vuurtoren voor hen, die naar de zuidpunt van Italië en liet oosten van Sicilië koers zetten, daar de uitbar-?lingen elkander geregeld elk kwartier opvolgen en de opstijgende vuurgloed den geheelen omtrek verlicht. In tegenstelling met den Vesuvius, den Etna en andere vuurspuwende bergen is de vulkaan van Stromboli, in weerwil van zijn rusteloosheid, tot heden toe volkomen onschadelijk voor de bewoners van het eiland; reeds eeuwen achtereen braakt hij onder donderend geraas zijn vuur en rook uit, niet alleen uit dien hoofdkrater, maar uit nog wel Iweehonderd andere openingen, zonder dat dit ooit. iemand gedeerd heeft. Oe bewoners van Stromboli zijn dan ook volstrekt niet bang voor den altijd knorrigen reus, maar bebouwen met de meest mogelijke kalmte en gerustheid een der hellingen van den borg, waar de bodem een toonbeeld is van vruchtbaarheid i\'n o. a. een wijnsoort oplevert, zoo geurig en smakelijk, dat men overal elders de wederga er van vruchteloos zoekt. Vulkano met de kolossale rotsen , die op even zoovele reuzenkinderen , welke van de moeder afgescheurd zijn, gelijken, levert een ongemeen somber schouwspel op. Somber en zwart grijnzen ons deze rotsen met. tuin grillig gevormde holen en spleten aan, en wij kunnen het ons levendig voorstellen, dat de lantasie der oude Grieksche en La-tijnsche dichters zich machtig aangegrepen gevoelde door deze plek. Lipari daarentegen, ook oorspronkelijk een vulkaan, die nu echter voor goed lot rust gekomen schijnt te wezen, is een toonbeeld van weelderige vruchtbaarheid, een lachend, groenend plokje i«; midden der schuimende haren, welks schilderachtigheid niel weinig verhoogd wordt door de rotsmassa\'s, die de kusten vormen en de stoute hoogten in het midden van hel eiland. De hoofd- en eenige stad van Lipari kijkt van haar trotsche hoog-

-ocr page 183-

EN HKZOEK AAN SICILIe.

ten met liaar oude, statige torens als een fiere vorstin op ons neer. Terwijl wij voortvaren te midden der rotsen , die zich alom ver-heffen, danken wij de goede geden, dat liet ons niet gaat als liet den held Odysseus verging, volgens de zangen van Homerus, toen hij rondzwierf in deze streek. God Aeolus, die hem bijzonder gunstig gezind was, had hem de ongunstige winden in een rcus-achtigcn zak meegegeven. Zijne makkers, vermoedende, dal in dien zak een menigte kostbaarheden verborgen waren, openden hem heimelijk , en ziet, toen werd het schip naar alle zijden heen-geslingerd en dreigde telkens te pletter te stooten op de grimmige rotsen. Kalm en rustig stevenen wij voort, dc straal van Messina binnen, en als wij het eenigszins geheimzinnig huilend geluid hooi en , dat uit de rotsholten van de Scylla, thans de Siglio gcheeten, aan de Siciliaansche kust ons tegenklinkt en daartegenover, aan de Calabrische zijde den maalstroom dor Charyb-dis voor ons zien, dan komt ons natuurlijk de tegenwoordig nog veelvuldig gebruikte spreekwijze der Ouden voor den geest : »\\Vis raakt op Scylla vast, die Charybdis tracht te vermijden.\'\' Onder den indruk van de schrikwekkende voorstellingen, die wij van deze draaikolk en de branding in de nabijheid dezer Scylla, onder den invloed der zangen van Homerus en van andere oude dichters, ons hebben gevormd, krijgen wij het een weinig benauwd cn beginnen er berouw over te krijgen, dat wij dc reis maar niet te land hebben gemaakt. Doch do kapitein, dien wij deelgenoot maken van onze vreezen, lacht ons uit en vraagt , wie ons deze grillen in bet hooid heeft gebracht, en zoo bemerken wij,, dat die vroeger zoo gevreesde plek , die in dc zangen en geschiedverhalen der Oudheid zulk een geduchte rol speelt , haar verschrikking voor een goed deel verloren heeft. Of dit komt door dat de stuurmanskunst tegenwoordig booger staal dan vroeger t dan of werkelijk de stroomingen en de branding minder hevig zijn dan in den ouden tijd kunnen wij niet beoordeelen 1). On-

l;Den minder in dü Griekschc mythologie eivaron lozer zij hier medegedeeld, dat Charybdis, volgens de voorstelling der Grieken, do vraatzuchtige dochter vanden zee--Dd Neptanus was, die tol straf voor hol verslinden oener geheelo kudde, aan den lield 1 leiculi;; toebehoorend, door Jupiter in een maalstroom werd veranderd. Scylla, zegt dezelfde fabelleer, was cenmial een schoone maagd, die mei het hart van allo-minnaars speelde en ook den zeegod Glaukus, die haar aanbad, tevergeefs nam we-

173

-ocr page 184-

EEN UEZOEIC AAN SICILIÖ.

174

bekommerd varen wij dus verder en genieten liel voorrecht van aan beide zijden land in \'t zicht te hebben, hetgeen den onervaren reiziger op zee altijd een zekere gerustheid geeft. Ten onrechte, want men is met zijn schip nergens veiliger dan op dc hooge zee, waar geen verraderlijke rotspunten en ondiepten liet schip met verderf bedreigen. Zonder ongeval bereiken wij Messina, waar wij ons schip verlaten , om onze reis verder tc land te vervolgen. Een talrijke troep schooiers , die zich op de kade verdringt, werpt zich bij onze aankomst op onze bagage en op ons zel-ven met een brutaliteit, waarvan wij zelden de wederga vinden. Dc vreemdeling, dit is een vaste stelregel van dit gespuis, waaruit dc op Sicilië nog altijd talrijke rooverbenden, ongetwijfeld hun gelederen voortdurend vullen, de vreemdeling is hun rechtmatige prooi. Zij mogen hem afzetten zooveel zij kunnen. Weigert hij aan hun vaak buitensporige eischen te voldoen, dan regent het vloeken , verwenschingcn , scheldwoorden , bedreigingen , ja , zij ontzien zich niet, als zij buiten het oog der niet zeer waakzame politie zijn , hun messen uit tc halen, om kracht bij te zetten aan hun woorden. Ook onder elkander raken zij soms op geduchte wijze slaags, en het mes of de dolk wordt daarbij gewoonlijk niet gespaard.

Niet veel minder lastig is de Siciliaansche bedelaar. Hij begint den vreemdeling «bij de zaligheid zi jner ziel, bij het lijden van onzen lieer Jezus Christus en bij de gebenedijde Moeder Gods te verzekeren, dat hij op het punt staat dood te vallen van hongerquot;, en herhaalt deze verzekering, op allerhande wijzen gevarieerd cn gekruid, zoolang totdat hem een aalmoes, die niet te gering mag wezen, toegeworpen wordt, of als hij ziet, dat het hem niet baat,

durliolilo deod sinaclilen. Do tooveres Circe, door den zeegod verzocht, om door haar macht Seylla tol wederliufde te dwingen, maakt van ilnze uUnoodiging gebruik om zich op de hardvochligo schooue, v.m wie zij jaloersch was, geducht te wreken. Zij giet oen tooverdrank uit in een der holen van de Siylio, waar Scylla gewoon was zich te baden. Hierdoor wordt het onderlijf der bevallige maagd in een monsterachtige samenkoppeling van eenige honden veranderd, die voortdurend blaffen en janken, terwjjl het bovenlijf onveranderd bleef, l.ater werd zij in een rots veranderd, dezelfde, waar ik den lozer voorbij liet varen. Hot hondengeblaf en gehuil bleef den voorbij varenden uit de holten voortdurend in de ooren klinken, liet schijnt, dal dit eigenaardig geluid voortgebracht wordt door hel spoken en woelen der branding in deze openingen.

-ocr page 185-

EEN DEZOEK AAN SICIUC.

liaall hij dc schouders op , braakt ccn vlood van verwenschingen uit en haalt een heerlijk stuk wittebrood uit den zak, om den nabijzijnden hongerdood uitstel te geven totdat er een nieuwe boot of trein aankomt en vreemdelingen te Messina aanvoert.

Wij zullen ons in deze stad niet lang ophouden. Behalve het standbeeld van den beroemden Don Juan , den overwinnaar der Turken bij Lepanto, dal wel eenige overeenkomst heeft met een koorddanser, die zich voor aardigheid bet harnas eens aangegespt beeft, is er weinig belangrijks te zien. De straten zijn de eentonigheid zelve; leven en vertier is er niet; ieder schijnt zich te vervelen, liet station, van waar wij met den spoortrein naar Catania zullen reizen, lijkt wel een bonten boerenloods; de wagens schijnen afkomstig te zijn uit een fabriek van die oude rammelkasten, die vroeger met den weidschen naam van prijkten, en waarin nog beden ook in ons vaderland bier en daar onze leden worden geradbraakt; bet stoonipaard loopt slechts even barder dan de befaamde knollen , die de vermelde voertuigen doen voortsukkelen, Aan de stalions staan wij nog een weinig langer stil dan in ons goede vaderland gebruikelijk is. Wij pruttelen echter niet, want wij hebben zooveel te zien aan weerszijden ; wij stoomen zulke schilderachtige ruïnen cn bekoorlijke villa\'s voorbij; de berggevaarten vertoonen zulke stoute en trotsche vormen ; de dalen , waarin al do becrlijkbeden der Oostersche plantenwereld zich paren aan de bevalligheden der Weslerscbe, zien er zoo liefelijk en bekoorlijk uit; de zee, waarop wij telkens bet gezicht bobben (want de spoorweg loopt dicht langs dc kust), is zoo schoon in liet heldere zonnelicht; bet schouwspel van de honderden dolfijnon, die hun dartel spel met elkander onafgebroken voortzetten cn nog als in de dagen van Arion telkens hun koppen boven water steken , als om te zien of er soms een zanger in zee wil springen, dien zij op hun rug kunnen wegvoeren 1), — dit schouwspel is zoo ge-

1) Arion was con beroomil zunyor rïor Omllioul, oen groot vriend van Porinndor, den bcheerschor van Korintho. Kens, toen hij op reis was, grepen rln manschappen van liet schip, waarop hij zich bevond, hem am en wilden heiti vermoorden, om zich meester te maken van de schatten , die hij bij zich had. Ho zanger verzocht hun verlóf, om voor het laatst nog een lied te mogen spelen op zijn cither. Dit stonden zij h\'em toe , en de zanger speelde verrukkelijker dan ooit. Iliorop sprong hij in do zee , waar hij opgevangen werd door een dolfijn , die hom naar Korimhe

173

-ocr page 186-

170

iiolvol; — alles Ie zamen boeil oog en hart zoozeer, dal wij den kruipenden spoortrein zegenen en volstrekt niet naar grooter spoed hunkeren. Al liooger en liooger worden de bergmassa s aan onze rechterzijde, totdat wij in de nabijheid van Taormina de grijze ■kruin van den reus onder de vulkanen , de Irotsclio Ltna , aanschouwen.

Als wij Taormina voorbij zijn is liet donker geworden en de maan, die als een gloeiende vuurbol opstijgt aan den hemel, schijnt er vermaak in te hebben om tot ons genoegen allerlei schoone lichteffecten te voorschijn te tooveren, die wij in het koude, nevelachtige Noorden nooit aanschouwen. Zij bouwt een gouden brug, die van den oever der zee tot aan haar schijf toe loopt, een uitmuntende reisgelegenheid voor de luchtgeesten, die een kijkje willen gaan nemen in de kraters van de uitgebrande vulkanen onzer trouwe wachteres. De grijze Etna wordt vervolgens het voorwerp van haar dartel spel. De kuische nachtgodin weeft in een oogwenk een zilveren sluier om het eerwaardig hoofd van den reus, en is voortdurend bezig om de romantische ruïnen en het gansche prachtige landschap met geheimnisvolle glanzen te overgieten, zoodat hel ons is, alsof wij ons door een waar tooverland bewegen. Wij zouden hier het penseel van hof. liildebrandt, den genialen aquarellenschilder noodig hebben, om den lezer een Hauw denkbeeld te geven van hetgeen onze oogen zien en genieten.

Te Catania verbazen wij ons over de talrijke trappen, die wij in de straten zien en toegang vcrleenen tot dc huisdeuren. Hel is alsof al de huizen opzettelijk op een muur van eenige ellen boven den beganen grond geplaatst zijn, doch bij onderzoek vernemen wij, dal de stadsregeering eenige jaren geleden de straten dieper heeft laten uitgraven, om ze gelijker en gemakkelijker voor het verkeer te maken. Daardoor kwamen al dc huizen op vele punten der stad eensklaps als in de lucht te staan. Aan stevigheid hebben zij natuurlijk hierdoor niet gewonnen en het staal te vree-zen, dal een aardbeving, gelijk vroeger de stad getroffen en groote verwoestingen aangericht heeft, haar thans nog veel geduchter zou leisteren.

Iirnchl , waar Periantlor hem met vreugde ontving en later last gaf om lt;le scliope-lingen , die Arion hadden willen dooden , gednctil le strallen. Aldus luidt de dich-torlijko overlevering.

-ocr page 187-

177

Hel is recht aangenaam om Ie Catania te toeven , zoo zacht en liefelijk is er het klimaat, waardoor het een waar paradijs voor borstlijders is; zoo schoon is de omtrek , waar de woeste majesteit der lavamassa\'s op de treirendste wijze afsteekt legen de weelderigste bouwvelden, hel rijkste en lleurigste groen en de prachtigste bloemen , die men zich kan voorstellen. De streek van Catania werd in den Romeinschen lijd de korenschuur van Italië genoemd en nog heden mag zij dezen naam met recht dragen. Tot in de zee toe strekken zich lusschen doze schoonheden de ontzaglijke lavavelden uil, de geduchte sporen, die de werkzaamheid van den reus onder de vulkanen, de Cl na, heeft nagelalen. In Kid!) was de stad er na aan loc om onder hel vloeiend vuur van haar geduchlen nabuur bedolven te worden, Na een heftige uitbarsting , waardoor een nieuwe krater van grooten omvang gevormd werd, nam een lavastroom van ontzaglijke hoogte en breedte zijn koers naar de stad. Vol ontzetting zagen de bewoners de gloeiende zee van rotsblokken en ijzer naderen. Binnen eenige uren :lt;ou er niets meer van de geheele stad te zien zijn! Toen werd zij, naar men verhaalt, door een wonder gered. De monniken van het Benediktijner klooster, die in het bezit waren van den sluier der 11. Agatha, brachten deze kostbare reliquie te voorschijn, begaven er zich mede lot in de nabijheid van den lavastroom, en ziel, hel was alsof de vernielende massa eerbied had voor hel lieilige voorwerp. Althans, de stroom nam een andere richting . keerde zich zeewaarts en verspilde daar tevergeefs zijn geduchte kracht.

Sinds dien tijd bleef natuurlijk de genoemde sluier liet kostbaarst kleinood der Cataniaansche bevolking , en zeker zag deze hel niet zonder weerzin aan , dat de regeering van Italië ook hel klooster der benediklijnen, evenals alle andere kloosters van het land , opgeheven heeft, liet maakt op den vreemdeling een zonderlingen indruk, als hij in het Katholieke Zuiden verkeert, de kloosters geheel leeg te zien staan, aan hel verval ten prooi gegeven of in kazernen , scholen en andere inrichtingen veranderd. Onverwachts werd den Benediktijnen van Catania hun lot aangezegd ; zij zaten aan hel ontbijt, toen de koninklijke commissaris, die met deze zaak heiast was, zich aan hen vertoonde. Daar de bevolking zich echter rustig hield en tot geen openhaar verzet len bate van haar wel-

B. II. 12

-ocr page 188-

EEN BEZOEK AAN SICILIë.

doeners overging, moesten de paters zich wel in hun lol schikken en zich tevreden stellen met de lijfrente van een halven gulden daags, welke de regeering hun toelegde, terwijl zij zich meester maakte van al de goederen en bezittingen, die bij hel klooster behoorden. Vele monniken legden , evenals ook onderscheidene nonnen van andere opgeheven kloosters, hel geestelijke gewaad af en keerden lol hel gewone leven terug. Andere bleven hier en daar hun monniksleven voortzetten, terwijl nog meer andere in hel geestelijk gewaad een of ander wereldlijk bedrijf gingen uil-oefenen. Zoo ziel men in vele winkels van Catania nonnen als winkeljuffers en in dergelijke betrekkingen diensl doen. De gewoonte verzoent allen mei hun lot. Ook deze vrede zal echler niel zonder zvvaren slrijd verkregen zijn !

Uil de kalmte, waarmede ook de bevolking van Catania de op-belling der kloosters in haar slad aangezien heeft, besluite men echler niet lol haar onverschilligheid len aanzien van de Kerk. Dal deze onder baar niet bestaat wordl men vooral in de heilige week, de zeven dagen voor Paschen, en op dil Christenfeest zelve duidelijk genoeg gewaar. Vóór Paschen is alles stil en doodsch in de stad, in de kerken niel alleen, maar ook daar builen verkeert men geheel onder den indruk van de ernstige en groolsche feilen, aan welker herdenking deze dagen zijn gewijd. Op Willen Donderdag heefl ook hier door den bisschop de plechtigheid der voel-wassching plaats, die steeds door een grool publiek bijgewoond wordl. Op Paschen is alles jubel en vreugde. Dan buldert hel geschut, dan zijn al de metalen longen der klokken van de talrijke kerken in beweging, \'l Is allerwege feest op do stralen. Zangers, koorddansers, goochjilaars doen uitmuntende zaken. Do priesters gaan van huis lol huis om ze met wijwater te besprengen en vrome zegebeden er over uil te spreken. Do lentezon overgiet alles met haar schoone glanzen, en terwijl in de Noordelijke landen nog nauwelijks een onkel vroeger heestertje met zijn vriendelijk groen het Paaschfeest opluistert, slaan hier de citroenen-en oranjeboomen, de donkere olijven, de wijngaarden, die hel heerlijkste vocht der wereld opleveren, in hun schoonslen dos getooid; do natuur viert hel feest des levens in waarheid mede en doel den mensch door haar kleuren en geuren een wonder gevoel van levenslust en verrukking door de borst stroomen.

178

-ocr page 189-

EEN BEZOEK AAN SICILIÖ.

Fier en slout verheft zich boven de bergen van Catania\'s omtrek de grijze kruin van den geweldigen Etna. Wij kunnen de verzoeking niet weerstaan om een blik le gaan werpen in den muil van dezen reus, waardoor reeds zooveel dood en verderf dreigende stroomen zijn uitgebraakt. Vooral hetgeen men ons verhaalt van het verwonderlijke schoone schouwspel, dat de zonsopgang, van den top des bergs gezien, oplevert, lokt ons uil en doet ons over alle bezwaren, aan den moeitevollen tocht verbonden , heenstappen.

Wij gaan dus \'s avonds onzen tocht aanvangen. In het dorp Ni-colosi slaan muilezels voor ons gereed , schoone, krachtige dieren ; die men nauwelijks meer voor verwanten van onze trage en onoogelijke grauwtjes zou aanzien, zoo fier dragen zij den kop, zoo kloek is hun bouw. Onze gidsen zijn goed bekend op den Et-na , wij geven ons dus met vertrouwen aan hen over. Na een paar uur (link doordravens kunnen wij het goed bemerken, dat wij eenige duizenden voelen hooger gekomen zijn. Wij zijn uil de lente overgegaan in den winter. Hel is goed, dat wij dikke overkleederen meegenomen hebben ; het zou anders te bezien staan, of wij onbevroren den top zouden bereiken. Weldra houdt de hoomgroei op. Hier en daar nog slechts zien wij bij het flauwe licht der sterren een verschrompelden steeneik. De weg loopt door kale rotsblokken vrij steil op. De muilezels weten de gunstige paadjes uitmuntend te vinden en maken zich — bedachtzamer dan hun tweevoetige gebieders vaak zijn — op den moeielijken weg aan geen misstappen schuldig, leder heeft genoog met zich zeiven le doen , zoodat wij zwijgend voortgaan. Eindelijk komen wij bij de dusgenaamde Casa inglese, een gebouwtje door eenige Engelsche officieren tol rustplaats voor de Etna-bezoekers opge-richl. Ongelukkigerwijze wordt er de hand niet aan gehouden, zoodal het op \'t invallen staat. liet levert echter nog genoeg beschutting op om ons in slaat te stellen ons met den meegenomen voorraad een weinig le versterken. Hierdoor verzamelen wij ons de noodige kracht om het laatste gedeelte van den weg te voel af te leggen. Het is een zeer lastig eind , dal nu voor ons ligt. Nu eens gaat hel door lavapuin, dan door vulkanisch zand en losse asch, waarin wij telkens tol over de enkels wegzakken. In weerwil van de koude , die op deze hoogte

-17!)

-ocr page 190-

EEN BEZOEK AAN SIClElè.

heerschl, gudst het zweel ons van hol geloal. Onze ademhaling wordl in de dunne, lijne luchl zeer moeielijk. Niel zeiden kee-ren de Elna-bezoekers — hoewel zoo dichl in de nabijheid van hel beloofde land, van den krater bedoel ik, gekomen — hier op hun schreden terug, daar zij legen de vermoeienissen van den verderen tocht gaan opzien. Wij houden echter vol. Van lijd tot lijd loopt het pad door diepe voren, welke de slagregens in de rots gemaakt hebben. Eindelijk hebben wij hel laagste gedeelte van den rand des kraters bereikt, die drie mijlen in omvang lieeit. Overal, waar wij onze stokken in den grond steken , borrelt de zwaveldamp uil den grond op , ja zelfs onze voetstappen schijnen de cyclopen te vertoornen , daar wij allcrwege damp zien opslij-gen , als wilden zij ons tol slraf voor onze nieuwsgierigheid doen stikken.

In den krater is alles zwaveldamp wal wij zien. De bodem is er mee bedekt; uit elke spleet in de zonderling geformeerde rotswanden dringt de blauwachtige rook naar boven. Nu on dan is hel alsof er geweren afgeschoten worden, zoo snel schieten de rookwolkjes op. Zoodra zij den rand des kraters bereikt hebben , neemt de wind ze op zijn vleugelen en verspreidt ze. Als wij een loshangend stuk rots naar beneden stooten, schiet er een dichte rookzuil naar boven , terwijl het geraas van hel neergestorte gesteente donderend tegen de wanden weerklinkt. Schieten wij een pistool al in de diepte, dan schijnen alle booze geesten van den ai-grond in opstand te komen , zoo vreeselijk is de echo , die zich laat hooren.

Doch wij moeten voort, als wij voor den opgang der zon hel punt willen bereiken , waar wij dit schouwspel hel best kunnen waarnemen. Deeds vertoont zich de rozenvingerige dageraad aan den hemel ; wij kunnen duidelijk de zee onderscheiden. Wij ijlen zoo snel mogelijk voort over de zachte zvvavelkorst, waarmede dit gedeelte van den berg is bedekt. Juist nog tijdig genoeg zijn wij op hel punt, waar onze blik zich vrij en onbelemmerd naar hol Oosten kan l ichten. Daar vertoont, zich de bovenrand der zon in do golf van Tarente. Als gouden pijlen schieten haar eerste stralen over den zeespiegel heen. Statig verheft zich de schilterende bol uil de blauwe llikkerende wateren. De gan-sche zee wordl mot een purperen licht overgoten; hel deelt zich

IM)

-ocr page 191-

EEN nEZOEK AAN\' SICIUë.

mede aan de bergen die in brand schijnen te slaan , de sneeuw van den Ktna wordt met een liefelijk rozerood overgoten. Ai iioo-gcr stijgt de dag vorstin; wij zien achter ons; alles is daar nog donker, de schaduw van den vulkaan teekent zich als een reusachtige piramide oj) liet eiland af. Aan weerszijden zien wij de blinkende en vlammende zee , met haar wondervol kleuren-spel. liet is alsol op een afstand de kusten komen opdoemen van een verrukkelijk feeënland, zulke tooverachtig groene strepen vertoo-nen zich op haar oppervlakte. De Stromboli schijnt de zon met een salvo uit zijn geweldigen vuurmond te begroeten. Geheel Sicilië ligt aan onze voeten als uit de vogelvlucht gezien.

Sprakeloos staren wij hel majestueuse schouwspel aan , en in eun onbeschrijfeli jke stemming nemen wij den terugtocht aan. Nog één blik in den krater en op dc lavamassa\'s in zijn omtrek ! Wij gevoelen echter geen lustom het voorbeeld van den Grieksehen wijze Kmpedocles te volgen, die dc geheimen van den vreeselijken afgrond des kraters wilde gaan onderzoeken , en in den zwaveldamp slikte. Wondere ordeningen des Scheppers, roepen wij uit, lervvijl wij beurtelings den blik op dc bron des lichts en des levens boven ons, en op den vuurhaard des vulkaans richten! bezeilde krachten werken daar boven op de zon, en daarbinnen in de ingewanden der aarde ; doen van de zon loven en bezieling uitstroomen, en van den vulkaan dood en verderf. Vestigen wij enkel den blik op den vulkaan , dan huiveren wij voor do Macht, die zich hier aan ons openbaart, evenals de Ouden , die liier de woonplaats zochten van vertoornde en vernielende goden ; heffen wij onze oogen op naar den hemel, dan straalt ons in het licht en dc warmte der zon de goedheid en liefde des On-eindigon tegen, liet raadsel in onze onmiddellijke nabijheid blijft beslaan, maar toch is het ons, alsof het zich oplost, evenals dc zwaveldampen in de reine lucht, zonder ons meer te benauwen ofte kwellen.

O. Ij :\\ MESS1A.

Ben type uit hot Siciliaansche volksleven.

Te Napels toevende, maakten wij reeds even kennis met den sprookjes-verteller, een in Italië, evenals in het geheele Zuiden

18i

-ocr page 192-

EEN BEZOEK AAN SICILIÖ.

en Oosten. algemeen geliefd persoon. Geen stad ol dorp van hel geheele Apennijnsche schiereiland, of men vindt er een ol meer vertellers, die er altijd zeker van kunnen zijn , dal zij een aandachtig, ja geestdriftvol gehoor van kleinen en groolen om zich heen zullen zien, zoodra zij slechts den mond openen om oude en nieuwe verhalen uit hun rijken schal te voorschijn le brengen. Op Sicilië , waar de Italiaansche eigenaardigheden misschien hel zuiverst hevvaard zijn gebleven, waar het volk nog veel meer naïefs en kinderlijks over zich heeft, dan in hel overige gedeelte van Italië , waar mei een algemeen heerschende onwetendheid een verwonderlijke rijkdom van fantasie en andere schitterende geestesgaven hand aan hand gaat; — op Sicilië vooral is hel aantal der sprookjesvertellers groot en slaan zij bijzonder in eere. Onder deze hooggewaardeerde personen neemt een vrouw, een vrouw uil hel volk, Agatuzza Messia geheeien, ea te Palermo woonachtig, een eerste plaats in , en lol op den le-li-enwoordigen dag toe misschien verzamelen hare huurt- en stadge-nooten zich des avonds rondom haar, met schitterende oogen on open mond, om naar hare boeiende vertellingen en sproken te luisteren.

De beer Giuseppe Pitré, boogleeraar te Palermo, heeft hel niet beneden zijn professorale waardigheid geacht om zich, telkens als dc gelegenheid zich voordeed , onder de bewonderende luisteraars van Agatuzza Messia, kortweg La Messia geheelen, le scharen, zoowel voor zijn genoegen, als omdal bij, met onzen Schotel en een aantal andere geleerden , van oordeel is, dal de geesl en bel karakter van bet volk niet heter gekend kunnen worden, dan uil de sproken, overleveringen en verbalen, die bel liefheeft, in zijn geheugen bewaart en uit den onuitputtelij-ken schal zijner fantasie telkens bij vernieuwing te voorschijn brengt. Hij heeft, behalve een menigte andere overleveringen en sproken ter kenschetsing van zijn natie, ook die, waarmede Iai Messia hare hoorders on hoorderessen weel le boeien , als liet ware uit baar mond opgeteekend, en bet is ons voornemen in dit tafereel den lezer aan de hand van Pitré kennis le doen maken mei dit rijk begaafde kind van bol volk.

■182

La Messia is niet jong en schoon meer op bel tijdstip , dal wij mei haar kennis maken 1). Zij is reeds overgrootmoeder. De

1) In 1875.

-ocr page 193-

183

gave van vertellen is in haar familie erfelijk, want ook haar moeder en haar grootmoeder waren als vertelsters beroemd. Een menigte harer vertellingen is reeds zeer oud , wat den hoofdinhoud aangaat, maar hebben, van mond lol mond overgeplant,, natuurlijk vrij wal verandering of wijziging ondergaan. La Mess/a echter, die een verwonderlijk sterk geheugen bezit, geeft ze getrouw terug, zooals zij ze heeft opgevangen, hoewel zij niet nalaat er telkens die kleine variaties van vorm en biikom-stige omstandigheden in le brengen, waardoor ze altijd irisrli en nieuw blijven voor haar hoorders. Zij woont in de Bonjo , een wijk van Palermo, waar zij in jeugdiger jaren een groolon naam had als zangeres. Men werd niet moede naar haar nach-legalenstem le luisteren. f)il lalenl heeft haar echter met de jaren begeven on sinds heeft zij zich tol hel vertellen bepaald , en met, deze hare gave niet, minder roem ingeoogsl dan met bare zangen. Ren halve eeuw geleden heefl zij een reisje naar Messina gemaakt, hetgeen haar een grool aanzien gaf onder de vrouwen in de buurt, daar deze nooil of hoogst zelden de stad en haar onmiddelhjken omtrek verlaten. Gaan zij, om de een of andere boodschap te doen, naar de straal Victor Emmanuel, dan plegen zij te zeggen , alsof zij naar een vreemde plaats gaan : »lk ga naar Palermo.quot; La Messia werd dus door haar reis naar .Messina een persoon van gewicht. Toen zij in de IIorgo terugkwam, had zij het hoofd vol nieuwe verhalen en allerlei beelden zweefden haar voor den geest, terwijl haar geest verrijkt, was meteen menigte schoeps- en andere technische termen , die zij sinds dien lijd met onberispelijke juistheid en tacl in hare verhalen le pas wist te brengen. Mei bijna alle beroepen is zij vertrouwd , en zij spreekt even goed de taal der mannelijke als der vrouwelijke vakken, van welke laalsle zij er, om in haar levensonderhoud te voorzien, onderscheidene heefl uitgeoefend. In haar jeugd was zij kleermaakster ; later werd zij dekenstikfler en in weerwil van den zwaren arbeid, die zulk een grool deel van haar lijd in beslag nam , kon zij altijd lijd vinden om haar godsdienstplichten te vervullen. In dit opzicht ook is zij een echt, kind van hel Zuiden. lederen dag, des winters en des zomers, of het weer schoon dan wel leelijk is , gaal zij in de avondschemering naaide kerk om te bidden. Als zij weer tehuis komt, gaat zij aan

-ocr page 194-

EEN BEZOEK AAN SICII.Ië.

liet vertellen. Zij kent de verhalen bij honderden en vergeet er geen enkele van , en hoe oud zij ook is, nog vertelt zij dagelijks mot dezelfde levendigheid , nadruk en bevalligheid als voor twintig Jaren. Zij weet een verwonderlijke mate van uitdrukking te leggen in haar oog en gebaren. Zij zit met lijl\' en ziel in hetgeen zij verhaalt. Telkens verandert zij van houding; nu eens buigt zij zich voorover, dan richt zij zich op, loopt de kamer door, gaat bijkans liggen, ol\' springt op, alsof zij wegvliegen wil. Zij heeft haar stem geheel in haar macht en weet er alles mede te doen; beurtelings klinkt deze vriendelijk en vroolijk, beurtelings ernstig en streng ; nu eens spreekt zij met plechtige bedaardheid, dan zoosnel en rad, dat het is, alsof zij adem tekort zal komen. Nu eens drukt haar loon geweldige aandoening , dan schrik , dan weer blijde verrassing , of diepen weemoed uit, soms klinkt haar stem zoo helder, alsol zij gereed staat uit tc barsten in een gullen lach. Zij bezit vooral oen verrassend talent om te spreken in den trant der verschillende personen, die in haai\'verba Ion oen rol spelen. Zij is rijk begaafd met dat dramatisch talen! hetwelk allen Italianen min of meer eigen is, en zou als actrice op de planken een uitstekend (iguur gemaakt hebben. Hare verhalen zijn de aantrekkelijkheid zelve en boeien onweerstaanbaar. Altijd is zij duidelijk, kort en kernachtig. Zij weet dikwijls in den trant der schoone Schoherizade van de «Üuizend-en-een .Nacht. \' drie ol rneer verhalenj,egelijk op touw te zetten en door elkander heen lo weven , zonder ze met elkander te verwarren. Maar voordracht kenmerkt zich door oen ongemeene rnate van levendigheid en verscheidenheid ; ieder oogonblik gaat zij van het verhaal lot de samenspraak over, zonder eenigo gedwongenheid of stijlhoid. Had La Messin de nuttige schrijfkunst slechts geleerd, dan zou Sicilië in haar misschien een talentvolle roman- ol no-vellenschrijfsler bezeten hebben.

Laat ongt; thans , na kennis gemaakt te hebben met do vertelster, ook beleen en ander beluisteren van hetgeen zij te vertellen heeft. Hare verhalen zijn inderdaad vertellingen, geen novellen, romans. Zij valt hierdoor juist uitmuntend in den smaak van hel volk. liet volk is als do kinderen. Jlet houdt er niel van om

-ocr page 195-

KEN UEZOEK AAN SICILlë.

tic prozaïsche werkelijkheid, waarmede liet dagelijks Ie doen heeft, in hetgeen tot zijn ontspanning dienen moet nog eens weer te doorleven. De poëzie, waardoor liet zich getroricn gevoelt, is niet de huiselijke, aan het dagelijksche leven ontleende, waarin de meer beschaafde standen zooveel behagen scheppen. Ariosto , do koning der vertellers, is de lieveling der llaliaansche meisjes. l.)e Engelsche damesromans van den tegenwoordigen tijd zouden zij onuitstaanbaar vinden. Zij moeten van toovenaars hoeren , van vechlparlijen, van dolende ridders, van reizen naar de maan en dc onderwereld. Opmerkelijk is het, dat in de Siciliaansche vertellingen zeer weinig sprake is van de liefde, of, zoo er sprake van is, neemt zij een zeer ondergeschikte plaats in. Alle nadruk wordt gelegd op dc avonturen en lotwisselingen van de lielden eu heldinnen der verhalen. De liefde speelt in het werkelijke leven der Italianen en ook der Sicilianen zoo\'n geduchte rol , dat zij haar in de vertellingen gaarne eens wal meer bescheiden , wat minder alles overhecrschend zien optreden.

Alleen voor zoover de werkelijkheid kluchlig is, vindt men haar in de verhalen van La Mess ia gedurig terug , en ook hierdoor is zij de vertelster naar het hart des volks, dat gaarne lacht en te midden van zijn moeilevol leven daaraan ook wel behoefte heeft. Gelukkig de mensch , die de kunst verslaat dc kinderen des volks te doen lachen ! 11 ij verdient evenzeer een plaats onder de weldoeners der menschheid als de uitnernendsle der philanlhropen. De Sicilianen hebben, evenals de overige Italianen, vooral twee komieke personages bijzonder lief. De ééne is een soort van ,lo-crisse, die te Palermo Giufa heet. Hel is de welbekende onhandige en onbedreven knecht, die alles breekt, alles verkeerd doet, zijn boodschappen vergeet en ailerhandcr domheden of zotheden uithaalt. Hij heeft echter ook iels poëtisch over zich en komt van tijd lot tijd in zijn onnoozelheid op een verrassend denkbeeld. ÏNu en dan wordt bij aangetroffen sprekende lol de maan en hij beeft inbeeldingen en invallen, die de meer prozaïsche halzen van onze Noordelijke streken niet kennen.

«Op zokeren tliig, zoo hooren wjj /,« ilussm voi-tollcn , had üiul\'u zich in een nieuw pak kleoren laten stoken en ook, om eens heel mooi te zijn, oen roodc muts gekocht, zonder dat hij in staat was al dit fraais te betalen. Toen dc tijd hiertoe gekomen was, hield hij zich dood. Dc winkeliers kwamen hem zien en

185

-ocr page 196-

EKN BEZOEK AAN SICII.ië.

zeiden; tAime (iiufa, gjj moet alles, wnt gij aan hebt, nog betalen. Wij waren wel dwaas hot u to vorkoopon. Doch nu sehenken wij u do nchuld.quot; Men droog den vermeenden doode naar oen kerk , waar hij volgens hot gebruik een nacht moest overstaan in een open doodkist, \'s Avonds kwamen or dieven in do kerk, die daar hetgeen zij dien dag buit gemaakt hadden, onder elkander wildon verdeo-lon. (De lozer denkt hierbjj ongetwijfeld: do dieven kozen hiertoe al eenzeerzon-derlinge plaats uit. Maar men moot weten, dat do kerken in Italië, belinlve voor do godsvoreering, nog voor vrij wat andere zaken gebruikt worden. Do minnaar gant er hoon om zijn meisje te ontmoeten; men wandelt er in om te genieten van de koelte, die or heerscht, welko omstandigheid don ondeugenden Heinrich lleino aanleiding gaf om op to merken, dat hot Italiaunscho Katholicisme bijzonder geschikt is voor don zomertijd. Men komt er oen slaapje houden of zich verlustigen in den aanblik dor lievo moisjos; men gebruikt do kerken als goedkoope koffiehuizen, waar men bet voorrecht smaakt, zijn vrienden en bekenden te ontmoeten, zonder dat dit iets kost. Het is don Italianen onder dit alles een vertroostend denkbeeld , dat do goedo bioohtvader altijd bij do hand is om absolutie te geven en dat do lli\'iligo Maagd vol modelijden is met do armo zondaren.) De dieven ledigden hun zak op oen tafol, zoodat do gouden en zilveren geldstukken naar allo kanten hoenroldon. Toon was nog hot goede goud en zilver, en niet hot voldorigo bankpapier van onzen tijd, in zwang. N\'adat de vordeeling geschied was, bleef er nog één piaster over, en de hoofdman wist niet aan wien hij dien geven zou. leder beweerde, dat hij er recht op had on do twist word al spoedig zóó hovlg. dat hot op een vechten dreigde uit ie loopon. Reeds grijpen do roevers naar hun dolken... Daar krijgt een hunner eensklaps een goeden inval. »Er staat hier oen doode , zeide hij, naar Giufa\'s kist wijzende ; laten wij hem als schijf nemen en op hom schieten. Wie ^eni in den mond treft zal do piaster hebben.quot; Uiufa, die bij go-luk een scherp gehoor had, had alios vorstian en toon do roevers op hot punt stonden om bun geweren los te brandi n , rees hij op en riep met donderende stem: Dooden staat op!quot; Men kan zich voorstellen, beo do dieven schrikten I /.ij liepen, zoo bard zij maar konden,, weg en lieten in hun haast bet geld liggen, (iiufa maakte zich or onmiddellijk meester van , en was nu ruimschoots in staat om zijn nieuwe pak te betalen.quot;

GiuCa wordt soms cüh ware Tijl Uilenspiegel zonder er zich van bewust te zijn, helgoen de grappigheid van zijn schalkerijen niet weinig verhoogt.

• iiufa, zoo hoorde de heer Pitré l.n Jfr.i.iia op een anderen avond vertellen, was op zekeren tijd bij een herbergier in dienst, die hom beval worstd,innen to gaan reinigen in de zoo. Toen hij daarmede bozig was, kwam er juist een schip aan. (iiufa wuifde mot zijn zakdoek en de kapitein was zoo goed het schip naar bind to sturen om te vragen, wat men vnn hem begeerde. «Zijn deze darmen goed gewassohen ?quot; vroeg (iiufa hem. (ie kunt begrijpen, boo boos de kapitein was, dat men hem om zulk een kleinigheid bad opgehouden en Giufa kreeg een duchtig pak slaag. Hij begreep toen, dat hij verkeerd had gedaan, en vroeg met een snikkende stem; •Wat bad ik dan moeten zeggen?quot; De kapitein zeide; »Go hadt moeten zeggen; .Heer, laat hel hard loopen!\' Uo zeeman dacht aan zijn schip\'in

-180

-ocr page 197-

EliN BEZOEK AAN S1CIUÖ.

zou gowenscht hebben , dat do knecht hem oen gunstigen wind toogobeden Imd. (Dorgeljjko wonschen, moet do lozor weten, worden in Italii.1 bjj allo mogelijko gelegenheid geuit, want de bowonors dor zuidelijke stroken zijn do beleefdhoid zelve. Zelfs do vreemdeling hoort dczo iodor oogenblik uit den mond dor Italianen ho n tegenklinken. iodor, die don omtrek vmi Napels bezocht hooft, herinnert zich levendig, hoo do boorsn, dio hij ontmoette, ultjjd gereed waren mot: ,De Heilige Maagd zij mot u!\' en dergelijke ontbcozomingon moer. Giufa onthield hot woord van den kapitein, en toen hij do darmen bjj elkander gepakt had, ging hij • len weg op, luidkeels roepende : «lieer maak, dat hot hard gaat loopon\'quot; Hij schreeuwde dit zoo luid uit, dat het wild, waarop oen paar jagers looiden, vorsohi ikt werd on buiten hun schot geraakte. Toen zij Giufa, de oorzaak van dezen tegenspoed, in het oog kregen, pakten zij hun geweren bij don loop en ranselden hem mot do kolven op eon geduchte wijze ai\'. «Wat had ik dan moeten zeggen?quot; vroeg do deerlijk gebeukte knecht jammerend en huilend. «Go hadt moeten zeggen : ,lloor laat zo doodvallen!quot; Giufa onthield dit woord on boloofle zich zolven, dat hjj hot voortaan verstandiger aanleggen zou. Alras was hij in do gelegenheid om zijn nieuwe wijsheid in praktijk to brengen. Toen hij een eind verder was gekomen , altijd nog mot hotg.-jen hom to wassclion was gegeven in do hand , ontmoette hij twee mannon, die twist met elkander hadden. «Heer, laat zo dood vallen I\' riep hij luide. Do twee , die op hot punt stonden elkander te Ijjf te gaan , grepen nu Giufa aan , die nog harder dan te voren begon te huilon en woor vroeg . wat hij dan toch had moeten zeggen, daar hij het niemand naar don zin scheen te kunnen maken. «Ge hadt moeten zoggen: ,Hoor, maak dat ze gescheiden worden!quot;\' Giufa dacht: «dit zal ik nu eens goed onthouden,quot; en kwam oen kerk voorbjj, waar hjj juist oen jong gehuwd paar zag uiikomon mot een gandchen stoot verwanten en vrienden, «lieer, maak dat zo gescheiden worden !quot; riep hjj uit. Wederom nioe^t hij het duchtig ontgelden. Hot regende stokslagen. Toon de arme kerel , die to vergeefs zich wondde en draaide om aan de slagon to ontkomen, jaminorond uitriep: «Maar wat had ik dan moeten zeggen?quot; antwoordde hot verbitterde echtpaar: .Heer geef hun vroolijk to zijn!\' — Een oogenblik later kwam hij eon begrafenis togen : do gonoodigdon waren diep bedroefd en baadden in tranon. »Iloer , goof hun vroolijk to zijn!quot; zcido Giufa mot luider stem , waarop hij natuurljjk weer duchtig klop kreog. — lliermodo was do maat van (iiufa\'s ongelukkon nog- niet vol. Want hij had voor den middag mot zjjn werk gereed moeten zijn , daar do herbergier den gaston vorache worst had willen voorzetten en hjj kwam pas laat in den avond terug, zoodat zijn vertoornde meestor hem uit zijn dienst ontsloeg.

Vroeger wierpen wij oen l)iiilt; op lid Carnaval in liel Zuiden i) en merkten toen op, dal lid volk, hoe ook gclieclil aan do Kerk, er volstrekt geen bezwaar in ziet om op de gemeenzaamste en vaak nitgelatenste wijze met kerkelijke personen en pleclitig-lieden goedmoedig den spot te drijven. Juist omdat het volksgeloof\' zoo innig, zoo volkomen in zijn geheel is gebleven, omdat

1) Zie Deel 1, bladz, 481 . 48\'2.

187

-ocr page 198-

KEN BEZOEK AAN\' SICIUë,

or geen zweem van twijfel mede vermengd is, neemt niemand nan deze soort van grappen ergernis, en zien zelfs de priesters er met een kalrnen glimlach op neer, daar zij wel weten, dat hun gezag er niet het minst onder heeft te lijden. Ook de Siciliaan acht het volstrekt geen zonde om op hel gebied der Kerk met een lach in het oog en om de lippen kleine strooptochten te doen en gewijde of kerkelijke personen een kluchtige rol Ie doen spelen. La Messia, gelijk wij reeds hoorden , is een vrome dochter der Kerk, stipt op haar godsdienstplichten, een voorbeeld voor de ge-heele buurt, maar dit verhindert haar niet om haar groote en kleine toehoorders vaak kostelijk te vermaken mol grappige ver-leilingen over gewijde personen en geestelijken, die in andere landen , waar hel geloof niet zoo oprecht en vurig is, als in Sici-lië , misschien een weinig profaan klinken , maar daar aan nie-mand , priester noch leek, ook zelfs de minste ergernis geven.

Te Cnsteltormini (deze vertelling is oen kostbare bijdnigo tor kenschetsing van (Ie zoo oven boschrovene eigenaardigheid dor vortelster en van haar toehoorders) woonde een monnik met name Ohujannini. (Dikke .lolmnnes.) Hij behoorde tot een klooster dat reeds bestond, toen de lieer met zijn Apostelen rondwandelde (iJo lezer bemerkt, dat fJt Mendia onder haar vele voortretfelijkheden niet het bezit van een juiste historische konnis tellen mag.) Op zijn reizen deed de lieer ook Sieilii\' aan, zooals men woet(l), en bracht een bezoek aan het klooster van Castel-termini. Al de ridders en monniken verdrongen zich om den Heiland om van Hom nllcrhande genadegaven af to smooken. Giiiyannini echter vroeg niets.— «Waarom, vroeg Petrus, doet gij niet als de anderen?quot; — nik wil niets vragen,quot; antwoordde de pater. — «Dat zal u berouwen, zeide do Apostel, want ik zal u weten te vinden , als gij aan de poort des homels komt.quot; — Do Heer ging weg. Toon Hij reeds \'/.eer ver was. hoorde Hij een stom; «Moosterl Meester!quot; — Hut was (Hui/nniiini, de Hikko Johannes. — )iMeestcr, ik vraag oon gunst van u! Sta mij toe, dat ik iedereen, dien ik verkies, in mijn bedelzak kan stoppen en opgesloten houd.\'n.\' — «Hot zij ii toegestaan!quot; zei do Hoor. — lirooder Dikke Johannes nu was oud. lgt;o Dood komt bij hom en zegt; «Hier bon ik! Gij zijt do mijne.quot; Toen riep do monnik op plechtigon toon: »ln don naam van broeder Johannes, dat do dood in mijn zak ga!quot; Kn do Dood zat in den zak. Toen ging de monnik naar do bakkersvrouw. «Moedertje, zeide hij, hier is mijn zak, hang hom aan den schoorsteen totdat ik terug korn.quot; Veertig jaren lang bleef lij) uit en in al dien tijd stierf er niemand. Na dien tijd kwam Dikke Johannes bij do bakkorsvrouw terug om den Dood te bevrijden en te sterven, want hij was zoo oud, dat hij nauwelijks meer staan kon op de boenen Do Dood kwam uit don zak en pakto eerst Dikke Johan-ni\'8 on vervolgens allen, die in do verloopen veertig jaren hadden moeten sterven.

Do monnik kwam nu aan do poort des hemels , en klopte daar aan , maar het baatte hem niet. Petrus riep hem toe: «Kr is hier geen plaats voor u !\'—» Waar moet ik dan heen?quot; — «Naar het Vagevuur.quot; Dikke Johannes klopt aan de poort

quot;188

-ocr page 199-

EEN BEZOEK AAN SICIUÜ.

van het Vagevuur, maar ook daar zegt men , dat er geen plaats voor hom is. — «Waar moot ik dan hoen?quot; — «Naar do Hol!quot; — Dikke Johannes komt aan de l^oort van de Hel. — Lucifer gromt: «Wie is daar?quot; — «Broeder Dikke Johannes.quot; — Lucifer roept al de duivels satnen, toen hij dozen naam hoorde. — «Neom, zegt hij tot don een, uw stok, gij een hamer, gij, oen nijptang!quot; — «Waartoe moot dat alles dienon?quot; vraagt do monnik. — »üm u te doodonlquot; — »in naam van brooder Dikko Johannes, al de duivels in mijn zak 1quot; schreouwdo toon do doodo. En in een oogwenk zatonzi; er alien in. Toen nam hij den zak op de schouders en bracht liom bij een smid, die acht knechts had. Dus met den baas mede vvaron er negen. - «Daas smid , hoeveel moet go or voor hebben om acht dagen lang nacht en dag te hameren op dezen zak?quot; — «Veertig oneen.quot; I) — Nacht en dag werd er nu op den zak gehamerd, maar hij werd niet platter. De monnik stond er altijd bij. Op don laatsten dag riep do smid : «Hot zijn duivels!quot; — «Juist, antwoordde Dikke Johannes, en beuk er daarom maar duchtig op los.\'\' — Toen het hamoren afgeloopon was, nam hjj den zak weer mode en liet er op een veld al de duivels uit. Zij waren allo verminkt of mank en hij moest ze mot geweld naar hun woonplaats terugdrijven. Nu stapte do monnik weer moedig op do poort dos hemels aan. «Wie daar?quot; — «Broeder Dikke Johannes,quot;—«Kris hier geen plaats voor u!\' — «Lieve Petrus, laat mjj er toch in , anders zog ik, dat het in uw hoofd niet pluis is T\' — «Nu ge zoo spreekt, zei Petrus, zult ge er volstrekt niot in!quot; — «Aha! is \'ter zoo moe gestold? riep Dikke Johannes. Nu go zult later van mij hoeren Iquot;— Hij blijft bjj do poortsfaan en zogt tot al do zielen, die daar aanko-nien: «In den zak!quot; — Ka er kwam niemand moor in hot Paradijs. Petrus zeiilo tot den lieer: «Waarom komt er niemand meer. Heer?quot; — «Dat komt omdat Dikke Johannes buiten staat en allo zielen in zjjn zak stopt.quot; — «En wat moeten wij nu doen?quot; — «Zie, of gij zijn zak beet kunt krijgen!quot; — Uroedor Dikke Johannes kon buiten hoeren, wat er gepraat word, en wat doet hjj , de schalk? — Hij roept, maar niet hard: «Ik zeifin den zak!quot; — en dadelijk was hij er in. Petrus opende de poort en keek naar buiten. Er was goen monnik meer te zion. Spoedig noemt hij den zak op en brengt hom in hot Paradijs. Na do opening bleek het, dat ook Dikke Johannes er in zat. Petrus wil hom aanpakken en hom weer uit het Paradijs worpen, maar de Hoor weerhoudt hem met do woorden : «Hier treedt men wel binnen , maar nooit gaat er iemand uit.quot;

Behalve La Messia lell Palermo en geheel Sicilië ecu menigte vertellers en vertelsters en de heer Pitré hoorde uit hun mond een tol van de belangwekkendste sproken en verhalen. Sommige dier verhalen zijn reeds duizenden jaren oud, wat den inhoud aangaat, terwijl de vorm alleen naar latere voorstellingen en toestanden is gewijzigd. Zoo ving onze ijverige verzamelaar eens uit don tuond van een achtjarig meisje een vertelling op, die eenvoudig de omwerking i.s, om zoo te zeggen, van een stuk uil do Odysseia,

1) Een once is een waarde van bijna 7 gulden.

189

-ocr page 200-

EEN UEZOEK AAN SIClUë.

waarin hel avontuur van den held Odysseus in hel hol van den cycloop Polyphemus bezongen wordl. 1)

sllel monnikjequot; heel deze verlelling, die behalve door baar oorsprong ook zeer merkwaardig is door den kinderlijken eenvoud en de naïeveleil welke er uil spreekl.

Nu ga ik u een verhaal vertellen, dat u bang of ten minste haast bang maken znl. Er waren eens twee monniken, üezo twee gingen leder jaar rond om giften op te halen. Ito een was groot, de ander was klein. Ieder jaar gingen zij aan het giften ophalen , want hot waren arme menachen. Eens verdwaalden zij cn raakten op een verkeerd pad, heel verkeerd. Do kleine monnik zei tot zijn makker: «Dit is onze weg niet.quot; — «liet komt er niet op aan,quot; zei do ander. «Laten we maar voortgaan.quot;

Toen zij een eind voortgegaan waren, zagen zij een groot hol, on in dat hol was een beest, dat vuur spuwde\'2), maar zij geloofden niet dat het een beest was. lie groote zeide ; d Wij zullen hier wat uitrusten.quot; - Zij gingen er binnen en vonden een dier, dat sctiapen dooddo en ze liet koken. Zij zagon hot twintig schapen dood maken cn koken. — »Eet!quot; bulderde hot gedrocht hun too. De monniken waren zoo bang, zoo bang, dat zy niet durfden en konden eton. «Eet, zog ik u!quot; riep liet heest hun weer toe, en toen moesten zij wel aan den gang gaan on aten al de schapen op. \'l\'oen er niets meer over was, stond de Duivel op — want het beest was do Duivel — en zij gingen slopen, liet beest ging een grooten steen halen, zotto dien voor het hol, nam een groot, puntig ijzer, o met zoo\'n scherpen punt!

1) Odysseus, aldus is do voorstelling\'van den dichter, kwam op zijn zwerftochten ook op hot eiland Trinacria (Sicilië). In do nabijheid dor kust bevond zich het hol van een der Cyclopen, den oenoogigon Polyphemus. De held, dio met eon aantal zijner gezellen aan land gegaan is, denkt in dit hol een gastvrije ontvangst te zullen vinden , als do bewoner, die afwezig is, teruggekeerd zal zijn, maar in plaats daarvan worden twee der bezookers door den reus verslonden. Den volgenden dag ondergaan nog twee anderen hetzelfde lot. Om zich en zijn nog overgebleven makkers te redden, maakt Odysseus den Cycloop dronken en boort hem, terwijl hjj in diepen slaap verzonken ligt, mot een gloeiend ijzer het oog uit. Vervolgens gaan zij onder den buik dor schapen hangen en ontkomen zoo don woedenden Dolypho-mus, die als een rozendo in het rond slaat. .Met de goheelo kudde bereiken zij hot schip, nemen haar mede, en terwijl do bedrogen en blind gemaakte Cycloop de vreeseiykste bedreigingen, vergezeld van kolossale steenblokken, naar het hoofd van Odysseus on zijn volk slingert, drijft do held den spot met diens machtolooze woede, liet zal den lezer duidelijk blijken, d.it de vertelling, van de achtjarige, wat don hoofdinhoud aangaat, volkomen overeenstemt mot dit dichterlijk verhaal van den ouden zanger.

■2) In dit vuurspuwon vooral ligt een duidelijlte herinneiing aan de Cyclopen der Urieksche mythologie, die, onder de leiding van god llophaestus, de bliksems smeden moesten voor don oppersten God in de ondcranrdsohe holen van den Etna, don echoorsteen van dozo goheininisvolle smederij, die vuur en rook en vlammen braakte als deze geweldige avbeid aan den gang was.

190

-ocr page 201-

UEN liEZOEIi AAN SlCII.le.

legdo liet in hot vuur om liet glooiend to makon en stak hot toen in den hals vuu den grootsten dor monniken. Vervolgens roosterde hij hem om hem op to eten en noodigde ook den kleinen monnik om or van mee to genieten. — »lk wil niet eten: ik heb geen honger meer,\'\' zei do kleine. — «Sta op, zei de monnik, en ga aan den gang , of ik dood u.quot;

Do anno monnik word toon geweldig bang en ging ;uin de tafel zitten. De arme ziel nam een heel, heel klein stukjo, en dood net, alsof hij liet opat, maar wierp hot op don grond. — oliij Maria! zei hij toon, nu heb ik geen honger meer, wezenlijk niet!quot;

En toon hot nacht geworden was, nam het goede Christentje het jjzor , nmakto hot weer heet en glooiend en stak dit bet beost in do oogon, en de oogen puilden er uit. — «Ach! riep hot uit, go maakt mij dood!quot; — De goede monnik: kroop van angst in de wol der schapen. Hot beost gaat op den tast naar do opening van het hol om don steen or vandaan te brengen en laat er do schapen een voor een uit. Eindelijk kwam do beurt nan bet schaap, waaraan het goede Christentje hing, cn hot mannotjo raakte zoo uit het hol. Hij ging naar ïrapani on toon do zeo op. Er waren een menigte schepen en zeelieden te Trapani. De monnik zoide; «Laat mij in oen schip gaan, en ik zal later om u denkon.quot; Hij ging in een barken het beest dood al zijn bost om hom beet te krijgen , maar do zeelui lioton het schip loopon, zoo hard, zoo hard hot maar kon. Terwijl hij voortgaat, hot monnikje , krijgt hjj een steen togen de borst en het boost, dat blind was, viel van de rotsen stoot zich don kop te bersten, liet monnikje was dood on hot beost bloefookopdo plaats dood, en — hot vertelsel is uit.

191

Allerhande herinneringen uit de classieke oudheid leven nog in den mond der Sieiliaansche verlellers en verlelslers voort, ten hu-wijze van den diepen indruk , welke hel loven en verkeer der (Jrieken , welker bloeiende volkplantingen zich als een parelsnoer langs de kuslen uitstrekten , op de fantasie der bewoners hebben gemaakt. Van geslacht tol geslacht bleef de overlevering daarvan bewaard. De zinrijke mythe van Eros en 1\'syciie, 1) de berinne-

1) Eon koning, aldus is de jongste vorm van deze mythe, had drie dochters, van welke de jongste, tevens de schoonste en bevalligste. Psyche heette. Deze word door Eros bemind en naar een afgelegen plok gevoerd , waar hij haar gelukkig niaakto door zjjno innige on tecdoro liefde, zondor haar oohtsr ooit zijn golaat te laten zien. Do zusters, die jiloorsch waren van hot geluk en do eer die de jongste te beurt gevallen was, verleidden haar om stil do gelaatstrekken van haar riin-naar te bespieden, terwijl hij sliep. Dit dood zij, maar het word door liros ontdekt, dio haar nu verliet. Psycho was troosteloos en liet niet af\' van den verlorene te zooken. Op haar zwerftochten had zij nameloos veul to lijden, doch toen zij door het ondergaan dozer smarten genoegzame boete gedaan had en haar gemord gelouterd was, werd zij veroenigd met don geliefde en mot hom in de rei dor onstor-folyken opgenomen. Hare vreugde werd nog verhoogd door de geboorte van een beoldschoon on aaiivnllig kind, Oelukzaligheid gelieeten.

-ocr page 202-

DE »BLOEM UEU WERELD.quot;

ring aan de sclioone Laïs, de beroemde lichtekooi van Korinlhe , nan welke men vooral dachl als men hel spreekwoord bezigde.

\'t Gebeurt oen ieder niet,

Dat hij Korintho ziet,

on veie andere beelden der classieke oudheid vindt men in deSi-eiliaansche vertellingen met meerder of minder getrouwheid bewaard. De heer Pitré heeft zelfs verhalen beluisterd , die een zuivere Westersche vertolking waren van Indische vertellingen, die reeds voor vier on vijfduizend jaren aan de oevers uin den Ganges hel oor der oude Hindoo\'s streelden, ^ij zouden te wijdloopig worden, als wij van die onderscheidene soorlon van vertellingen proeven gingen meededen. Hel was ons niet deze schets over La Me.ma en andere Siójllaansche vertellers en vertelsters voornamelijk te doen om een belangrijk en bekoorlijk verscliijnse in hel llaliaansche volksleven helder in l licht te stellen , en gaal liet mijn lezers als mij , dan hebben zij \\an het medegedeelde den indruk ontvangen, dal in dal volksleven de fantasie en poëzie een groote rol spelen , en rijke bronnen zijn van genot en van vreugde.

DE „BLOEM DER WERELD.quot;

S

De Engelsche vlag, die wij reeds bij den ingang der Middel-landsche Zee ons fier en vroolijk tegen zagen wapperen, onlmoe-len wij ieder oogenblik op deze wateren , waar zeker wel hel drukste scheepvaartverkeer is van de geheele wereld, bijzonder talrijk worden de koopvaarders en oorlogsbodems, mei Engeland s vlag getooid, als wij van Sicilië Zuidwaarts den steven wenden. Geen wonder, want wij naderen Malta , dal onder de stations, welke Engeland zich op den zeeweg naar hel Oosten veroverd heeft, zulk een belangrijke plaats inneemt, liet is een bezoek overwaard. De «bloem der wereldquot; (/quot;tor del mondo) noemen de bewoners hel met niel onrechtmaligen Irots. Staatkundig behoort het tol Europa en ook de zeden en gebruiken van do bewoners stempelen hen lot Westerlingen, maar, naar zijn klimaat en naar do gesteldheid van den bodem beoordeeld, behoort het lol Afrika , waar-

-ocr page 203-

EEN BEZOEK AAN SICILIe.

van hel in den vóórhistorisch en lijd evenzeer ais Sicilië en de i^eheele Zuidelijke slrook van Europa deel moei uilgemaakl hebben.

De natuur zelve hoeft Malta tol een zeevesting van den eersten rang geformeerd , die ook door haar ligging in liet centrum van de Middellandsche Zee voor den bezitter van het hoogste belang is. Nergens ter wereld bijna vindt men zulk een uitmuntende en ruime haven als dit eiland bezit, terwijl het reeds door de sleile kusten op de meeste punten tegen vijandelijke aanvallen beschermd is. Men kan zich geen geschikter punt voor eon zeemogendheid voorstellen om het oog te houden op Sicilië en geheel Italië, op (Iriekenland en de Levant, op Egypte en de geheele iNoord-.Vfrikaansche kust. Vandaar, dal het reeds zeer vroeg de aandacht der Phoeniciërs tot zich trok, die stoute zeevaarders der Oudheid, die met hun schepen rusteloos de Middellandsche Zee doorkruisten en zich allervvegc meester maakten van geschikte stations, destijds vooral hoognoodig voor de scheepvaart. Na de Phoeniciërs vestigden er zich achtereenvolgens de Grieken, de Karlha-gers, de Romeinen, de Vandalen en de Gothen. De Arabieren brachten hel later in hun macht om van daar uil de eilanden der Middellandsche Zee en de Zuidkust van Europa met hun roofschepen te bestoken. De Kruisvaarders ontrukten hel aan de on-geloovigen en maakten er een bolwerk van legen de Halve Maan. Tegen hel einde der Middeleeuwen was hel in Spanje\'s bezit, welk rijk hel afstond aan de Johanniter ridders, nadat dezen uit Rhodus waren verdreven. Napoleon beschouwde hel als een uitmuntenden schakel in den kelen, waarmede hij de gansche beschaafde wereld aan zijn troon zocht tc ketenen , en planlte er de Fransche driekleur, die echter al spoedig plaats maken moest voor Engeland\'s banier, die er lol op dezen dag geplant staat en niet licht er van daan zal geraken. Dc Engelschen hebben er voor gezorgd, dat de natuurlijke sterkte van het eiland door kunstmatige verdedigingswerken nog zoozeer is verhoogd , dat hel bijkans onneembaar geworden is , en mocht hel een vijandelijk leger eenmaal gelukken alle moeielijkheden te overwinnen en op Malta voel aan wal te zetten , dan staat den Engelschen nog de terugtocht open naar het lort St. Elmo , dal geheel alge-scheiden ligt van het eiland en nog maanden lang met hel uitne-mendst gevolg verdedigd zou kunnen worden, te meer, daar de B. 11. 13

m

-ocr page 204-

EEN BEZOEK AAN SIClLIë.

Kngclschen mei hun geJuchle zeemacht altijd in slaat zijn er telkens nieuwe troepen en nieuwen voorraad levensmiddelen heen te zenden.

Wanneer een ol\' ander aardbewoner, die voor eenigc duizenden jaren Malta gekend had, eens uil zijn graf opstond en getuige was van den tegenwoordigen toestand van het eiland en van het hooge gewicht, dal aan het bezit dezer kleine plek gehecht wordt, hoe verbaasd zou hij opzien! Oorspronkelijk toch was Malta een naakte, dorre onbewoonde kalkrots, waar nauwelijks zooveel vruchtbare aarde gevonden werd , dat eenige honderden menschen er de allernoodigste levensbehoei\'ten konden telen. En tegenwoordig lelt de kleine plek gronds , nauwelijks acht vierkante mijlen groot, niet minder dan 140.000 bewoners, d. i. viermaal zooveel als er in ons dicht bevolkt vaderland, en zevenmaal zooveel als er in Engeland op dezelfde uitgestrektheid gronds wonen! Hoe voorziet zulk een ongemeen sterke bevolking in haar levensonderhoud? Gedeeltelijk door den handel en de visscherij, maar zij heeft hel ook zoover weten te brengen, dat de dorre kalkrots een der vruchtbaarste plekjes van de aarde is geworden en haar naam van «bloem der wereldquot; niet ten onrechte draagt. Wat het eiland ontbrak ; vruchtbare teelaarde, dat heeft men met groote moeite en kosten uit hel nabij gelegen Sicilië laten komen, en nog telkens worden er scheepsladingen van deze eenigszins zonderlinge koopwaar aangevoerd om den grond bij voortduring in staat te stellen vruchten voort te brengen, het Zuiden en tegelijk hel Oosten ten volle waardig, en de bouwvelden nog zooveel mogelijk uil te breiden. Men gaat natuurlijk bij den landbouw zeer zorgvuldig te werk, om van de kleine oppervlakte zooveel mogelijk profijt te trekken, en draagt er vooral zorg voor, dat de kostbare aarde door de slagregens niet wegspoelt van hel heuvelachtig terrein en verloren gaat in de zee. Allerwege heeft men daarom muren van kalksteen om de akkers geplaatst, waardoor het eiland een zeer eentonig voorkomen heeft. Sinds de katoenbouw in Egypte op uitgebreide schaal gedreven wordt heeft men dezen , die vroeger een hoofdtak van den Malleezer landbouw was, grootendeels laten varen en zich met het beste gevolg op hel teelen van granen, groenten, sinaasappelen en andere Zuidelijke en Oostersche vruchten toegelegd, die gretig aftrek vinden bij de

194

-ocr page 205-

105

liilloozc schepen, die hel eiland aandoen. In weerwil echter van hun ijver en van de vele talenten, waarmede zij van nature toegerust zijn , zijn de Malteezers over het algemeen arm , en de Engelschen doen weinig om hun maatschappelijken toestand te verbeteren, misschien uit wrevel over hel verzet, dat zij eenmaal ondervonden, toen zij de macht der geestelijkheid, die op hel eiland zeer talrijk is en een machtigen invloed uitoefent op de Katholieke bevolking, trachtten te verminderen. De welvaart der Engelschen daarentegen, die er wonen, is zeer groot, daar zij den groothandel bijna geheel alleen in hun macht hebben. Ongelukkigerwijs komt van hun rijkdom den Malteezers weinig ten goede, daar ook Malta hetzelfde ondervindt als de meeste koloniën : men gaat er heen met het doel zich binnen een zoo kort mogelijk tijdsverloop groote rijkdommen te vergaderen, om die , nadat het doel bereikt is , in het vaderland te verteren.

De hoofdstad Lavalette, op een landtong gelegen, waardoor twee uitmuntende havenbassins van elkander gescheiden worden , werd eerst in 1565 gebouwd door den toenmaligen groolmeester der Johanniters, Johannes van Lavalette , ter gedachtenis aan de glansrijke overwinning, die de Ridders op de Turken, hun erfvijanden, hadden behaald. Van de zee gezien, levert deze stad een zeer schilderachtig schouwspel op , en als men er binnentreedt wordt men zeer weldadig aangedaan door de allervvege heerschende zindelijkheid en netheid , een eigenschap , die men in de meeste sleden van liet Zuiden en Oosten tevergeefs zoekt. De St. .lohanneskerk met haar acht kapellen (naar hel getal van de acht »Tongenquot; of nalionalileilen, waarin de Johanniler-Orde verdeeld was) moet voor de landing der Franschen in 1798 een der rijkste bedehuizen van de wereld geweest zijn. De zonen der Devolutie namen de vrijheid om niel alleen de twaalf zilveren beelden der Apostelen en een ontzaglijke menigte zilveren kandelaars en lampen er ui!, weg te rooven , maar maakten zich ook meesier van de talrijke reliquieën, die zich in de kerk bevonden. In hel dusgenaamde «Paleis der Grootmeestersquot;, dal zeer schoon gelegen is op het hoogste punt der stad , vindt men dc vele go-vechten en veldslagen van de Johanniters legen dc Turken in fresco vereeuwigd. Ook worden er nog dc wapenen en wapenrustingen van de Didders en van de legers, die zij legen de

-ocr page 206-

BIDSNOER, DOLK EN PENSEEL.

Turken uitrustten, bewaard, benevens de talrijke zegeleekenen , die zij op bun krijgstochten hebben buit gemaakt. De Raadzaal der Üidders is nog geheel in denzelfden slaat gebleven als toen zij nog door hen gebruikt werd. De stoelen, waarop zij zich nederzetten , staan nog om de kolossale tafel geschaard , als wachten zij op do komst der Jobanniters. De lijd heeft echter de heerlijkheid dezer zetels duchtig doen vervallen. Zij zijn bijkans geheel van de wormen doorvreten en het lluweel is kaal, verbleekt en half vergaan. Ken gevoel van ontzag maakt zich van den bezoeker dezer zaal meester, als hij denkt aan de gewichtige beraadslagingen, waarvan zij hel tooneel was, aan de plannen , welke hier beraamd werden voor krijgstochten , van welker uilslag dikwijls hel lot der Europeesche Christenheid afhing en aan de kloeke ridders in hun half geestelijk , half wereldlijk gewaad , wier figuren onder den invloed van den genius der plaats als van zelve voor hel oog zijner verbeelding oprijzen. Thans bestaat de eenmaal zoo vermaarde en weergaloos rijke orde nog slechts in naam onder het grootmeesterschap der vorsten van Oostenrijk en Spanje, aan wie ook hun eigendommen groolen-deels ten deel gevallen zijn. Sic transit gloria mundi !

BIDSNOER, DOLK EN PENSEEL

TAFEKEEL UIT DE NATUUIt, HUT LKVEN EN DE KLNSTGESCIIIEDENIS VAN BENEDEN-ITALIÖ.

In een verrukkelijk dal van hel schoone Apulië, in Beneden-llalifi, lag hel klooster Santa Maria. Als de heerlijke Zuiderzon de oude grijze muren , aan alle zijden omslingerd door kamperfoelie- en wilde wijngaardranken, met zijn prachtigen gloed overgoot en de torenspits verguldde van de kleine kapel, die zich schilderachtig afteekende logen de majestueuse rotsgevaarten op den achtergrond , die met forsche pijnhoomen gekroond waren , dan scheen het, «lal moeder Natuur hier opzettelijk ten dienste

-ocr page 207-

BIDSNOER, DOLK EN PENSEEL.

der kloosterbewoners het schoonste en vredevolste lustoord in het leven had geroepen, dal men zich voorstellen kan. Hier moest, zou men zeggen , zelfs de meest geslingerde en verontruste ziel tot bedaren komen en de vrede, waarnaar het hart smachtte, ten volle deelachtig worden.

De monniken, die deze uitgezochte wijkplaats bewoonden , leidden dan ook onder het bestuur van hun waardigen abt, die even rechtvaardig en vroom was als streng , een voorbeeldig en kalm leven en kenmerkten zich door hun heiligen zin , door hun innig vroom en eenvoudig geloof. Het klooster stond dientengevolge in den gansehen omtrek zeer in eere en menig vrome, die zich geheel en al aan God wilde toewijden en de wereld wilde verzaken , achtte hel een uitnemend voorrecht als het hem toegestaan werd onder de monniken opgenomen te worden.

Eens echter bevond zich onder de ordebroeders een tenger en bleek jonkman, die den vrede, welke gewoonlijk in Santa Anna werd gesmaakt, niet deelachtig geworden was. Ook op het oogenblik, dat wij kennis met. hem maken, een vriendelijken schoonen middag in de lente, zat de jonge novilius 1)met een bedrukte en sombere uitdrukking op zijn gelaat op de stee-nen bank naast de kapel, van waar men een verrukkelijk uil-zicht had in hel schoone dal en keek met een blik vol heimwee naar die schoone wereld, waar alles van leven en vreugde sprak. Telkenmale rimpelde zich zijn voorhoofd en lichtte er een ge-heimzinnigen gloed in zijn donkere oogen. Hlijkbaar werd hij door pijnlijke en benauwende gedachten overmeesterd. Eensklaps schrikte hij uit zijn sombere gepeinzen op. Hij had een stem in zijn nabijheid vernomen.

— Wel, wel, Salvalor, zeide een monnik , die uil de kapel gekomen was en zich naast hem op de bank nedergezet had , wat zit ge weer in diep gepeins verloren ! Geloof mij , het is niet goed, u daar zoo telkens aan over te geven; ge wordt er slechts door afgehouden van den kalmen, rusligen weg ten hemel, dien wij bewandelen moeten.

— Gij hebt gelijk, broeder Henedictus, zeide de jonkman.

I) Alvorens opgenomen te worden in een of ander kloosteronie, moeten zij, die dit verlangen, een proeftijd of novitiaat doorbrengen in het klooster , gedurende welken lijd zij bovenstainden naam dragen.

197

-ocr page 208-

D1DSN0ER, DOLK EN PENSEEL.

Tevergeefs echter beproef ik mij zohen te dwingen om mijn gedachten alleen met onze Moeder, de heilige Kerk , bezig te houden. Soms ja, gelukt mij dit voor een oogenblik, maar dan ruischen mij weer de lustige en dartele melodiën door de ziel, die ik te Napels en op Capri gehoord heb, en honderden beelden uit Palermo en Messina rijzen mij voor den geest op. Dan is het mij , alsof ik met vleugelen begaafd word , en dan voel ik een onweerstaanbarcn drang om mij van deze stille plek te verwijderen en mij met hart en ziel te werpen in de woeling , do lusten en genietingen der wereld.

Uroeder BenedicLus keek den bleeken novilius, wiens gansche ziel uil deze woorden sprak , met een blik van smartelijke verbazing aan.

— Jezus en de Heilige Maagd mogen u voortaan voor zulke onzalige gedachten bewaren ! riep hij uit. Het zijn inblazingen van den Satan, die uw ziel voor zich wil veroveren, maar bij zal u wel verlaten, als ge maar met hart en ziel tol de Heilige Moeder (Jods bidt. Uwe ouders hebben zeer goed gezien, dat gij groot gevaar liepl om in de klauwen van den Uooze te vallen, en als zij u niet naar het klooster gezonden hadden , zoudl gij dal gevaar niet ontkomen zijn.

— Ik geloof (och , dat gij u vergist, waarde broeder.

— Neen, neen, ik ben er vast van overtuigd, dal ik de waarheid spreek. ^

— Luister dan. Het waren geen booze , lage lusten , die in mij woelden, maar enkel en alleen liefde voor de heerlijke muziek, en ik kon ook de teekenpen goed hanleeren. Kwam er iemand tot mij , die zijn beeld geteekend wenschte te zien, dan wierp ik dat in een oogwenk op een stuk papier of perkament. Het ging er toen vroolijk langs hoewel ik niet veel verdiende met mijn kunst, maar wie is dadelijk een meester? Ook Raphael, Leonardo da Vinei, Michel Angelo en zoovele andere vorsten der schilderkunst, hebben eerst hun weg moeten zoeken, en nis illt; \'s nachts mij slapeloos op mijn stroozak rondwentel, dan is hel, als klinkt mij telkens een slem in de ooren : »Maak u op, Salvalor, ook voor u zullen er schoone lauweren wassen; ook ii wacht eer en roem!quot; en de verrukkelijkstelooneelen spiegelen zich al in mijn geest.

198

-ocr page 209-

199

— Daar hebt ge \'tjuist, zeide Benediclus voJ innerlijke ontroering. Dat is de slem van den IJooze, zoo duidelijk als men die slechts ooit kan hooren. Het zijn ijdele leugenbeelden , die hij voor u doet oprijzen en die ge slechts op de vlucht drijven kunt door onverdroten bidden. Maar ik verpraat mijn tijd. Ik moet nog zalf bereiden voor den bezeerden arm van een hoer uit Pontaglio.

De monnik stond op , groette den novitius even en ging naar het hoofdgebouw van liet klooster.

Wederom verzonk de jonkman in diep gepeins. Eensklaps echter richtte hij zich op. Het geluid van een viool had zijn oor getroffen. Hel kwam van beneden ; hij keek over den muur om te zien, waar zich de speler bevond. Op het smalle voetpad , dal naar het klooster leidde zag hij een aantal mannen ; de voorste had een viool en speelde er onder het voortgaan lustig op los. De vroolijke melodie, die zoo geheel in overeenstemming was met den schoonen , vriendelijken lentedag in het bekoorlijke dal, deed bet hart van den jonkman sneller kloppen. De mannen stapten flink door en hadden al ras de poort van hot klooster bereikt, waar zij door den broeder portier onmiddellijk binnengelaten werden. Eenige monniken , die ook de muziek hadden gehoord, kwamen op de pas aangekomenen toe en begroetten hen , half vriendelijk half verlegen. De laatstgenoemden maakten door hun forsche krachtige gestalten , bliksemende zwarte oogen en donkerbruine gezichten, omlijst door zware donkere baarden , een diepen indruk. Hun breedgerande hoeden waren met valkenvederen versierd, in hun gordels zag men dolken en pistolen blinken. De vioolspeler posteerde zich, alsof hij hier heer en meester was, tegen een boom, begon weder te spelen en in een oogwenk was het gansche gezelschap bezig do vroolijke tarantella te dansen. Do monniken stonden er in een kring omheen , zelfs de ernstige abt was uit zijn cel gekomen en keek met aandacht naar het lustige dansen der mannen.

Deeds bij de eerste klanken der viool had zich een eigenaardige glans vertoond in do oogen van Salvator. Zijn hart klopte hoorbaar, toen bij do groep naderde, en krampachtig bewogen zich zijn vingers, terwijl bij zoo tegenover den vioolspeler stond.

De muzikant kende niet veel wijzen en begon dus iedere maal

-ocr page 210-

igt;ÜO BIDSNOER, DOLK EN PENSEEL.

weder hetzelfde. Wederom wilde hij de oude melodie gaan spelen , toen Salvator op hem toesprong, viool en strijkstok hem uit de handen rukte en met krachtige streken een nieuwen dangt; begon te spelen , een der vroolijkste en opgeweklste van de Na-polilanen. Met luid gejuich werd hij door het gezelschap begroet.

De monniken stonden dit alles met stomme verbazing aan te staren. Op het gelaat van den vromen abt vertoonde zich -een toornige uitdrukking en met een gefronst voorhoofd legde hij zijn hand op die van den novitius. Het was alsof deze uil een droom wakker schrikte. Hij liet viool en strijkstok onmiddellijk zakken en keek den abt verbijsterd aan.

— Ongelukkige ! riep de abt uit, laat ge u zoo maar door de wereldsche lusten overmeesteren, zonder er zelfs in hel minst legen te strijden? Is reeds de geringste verzoeking bij machte ii het pad der zelfverloochening te doen verlaten ! Denkt ge door zoo\'n manier van doen u voor te bereiden tot de opname in onze gemeenschap? Waarlijk de Hooze heeft het gemakkelijk met u! Ga onmiddellijk naar uw cel; broeder Bonifacius zal u meedeelen, aan welke boetedoeningen gij u hebt te onderwerpen, om uw ziel weder te reinigen.

Salvator keek den abt verwilderd aan ; in zijn donkere oogen flikkerde een wild vuur, zijn lippen beefden; reeds wilde hij gaan spreken om zich tegen den abt te verzetten, daar kwam broeder Benedictus bij hem en legde zijn hand zachtkens op den bevenden rechterarm des jongelings.

— Ga , Salvator ! zeide de oude op zachten . overredenden toon. Heb ik het u niet vooraf gezegd, dat gij het te kwaad zoudl krijgen met den liooze? Maar als ge hem ernstig bestrijdt, dan zal het u toch eindelijk gelukken hem te overwinnen , dit weel ik uit eigen ervaring.

De viool viel den jonkman uit de hand. Diep verslagen maakte hij een buiging voor den abt en ging met wankelende schreden het klooster binnen.

De vroolijke stemming der dansers scheen door dit voorval geheel geweken ie zijn, en daar broeder Honorius, de keukenmeester, de talel onder den plataan gedekt had en rijk voorzien had van brood, boler, ham en een aantal tinnen wijnkannon, schikten de dansers en de vioolspeler zich zonder veel omwegen

-ocr page 211-

BIDSNOER, bOLK EN PENSEEL.

om den disch , waar zij zich hel een en ander goed Heten smaken, terwijl de abt en onderscheidene monniken in het klooster terugkeerden en de overige met de zonderlinge gasten bleven praten.

Broeder lienedictus ging met broeder Ignatius, die eerst kort geleden uil een klooster van Calabrië naar Santa Maria verhuisd was, naar de bank ter zijde van de kapel.

— Ge verwondert u, lieve broeder, begon hij, over deze gasten en misschien ook wel over de strenge woorden van den abt, maar gij zult alles beter begrijpen , als gij u herinnert, dal ge in Apulië zijt, waar het rooversbedrijf tegenwoordig maar al Ie zeer bloeit. Wij weerlooze monniken zijn er slim aan toe. Do orderegelen verbieden ons wapenen te voeren, en zoo moeten wij van den nood een deugd maken en ons in allerhande bochten wringen om van de plunderziekte der talrijke benden bevrijd Ie blijven. Wij moeien het gespuis een vriendelijk gelaat toonen, goede sier voor hen maken, telkens als bet hun in bet hoofd koml ons een vriendschappelijk bezoek te brengen, en hun bovendien nog een reispenning meegeven, want zij komen in den regel slechts dan bij ons als zij slechte zaken gemaakt hebben cn hun beurs ledig is. Gij weel dus nu wie die knapen zijn en hoe slecht en verkeerd hel is zich nog verder met hen in te laten, vooral van een novitius, wiens streven het behoort te zijn alle wereldsche gedachten en lusten geheel en al binnen in zich te dooden.

Een niet onverklaarbare angsl had zich onder deze woorden \\an broeder Benediclus van Ignatius meester gemaakt.

— De Heilige Maagd beware ons ! riep hij uit met een gedempte stem en greep bevend lienedictus\' hand. Zijn wij mei zulke lieden in aanraking geweest, en gebeurt dit gedurig ? Ik bezit wel niets dan mijn naakte lijf cn dit kleine gouden ringetje van mijn moeder zaliger, maar dergelijk gespuis kan soms zoo woest en wreed te werk gaan ! Kom, laai ons naar hel refeclorium gaan , ik kan hier onmogelijk blijven zitten met die schurken in het oog.

He vreesachtige broeder Ignatius ging hierop schuw om zich heen ziende, het klooster binnen, gevolgd door broeder lienedictus, die zich niel kon weerhouden orn even te glimlachen over den angst van zijn metgezel.

201

-ocr page 212-

202 BIDSNOER, DOLK ENf PENSEEL.

L)e zon was reeds achter de hergen , die het dal omsloten , gedaald, toen de roevers, na zich duchtig te goed gedaan Ie hebben ann de voorgezette spijzen on dranken en van den broeder portier eenig geld ontvangen Ie hebben, het klooster weder verlieten. Memand keek hen na; slechts twee schitterende oogen, die van den novilius, waren voor het venster der cel gekomen, toen zij onder druk gesprek het hellende pad afgingen. De abt had den jonkman zware kastijdingen opgelegd en hij zat daar als een vogel met geknakte vleugelen, nu eens gefolterd door de verwijten van zijn geweten, dan weer zich afvragend, wal bij loch eigenlijk voor verkeerds gedaan had , in zijn cel neder.

Was dat dan zonde, een vroolijk lied te spelen? Was dat dan /.oo\'n groote misdaad, do ernstige kloostergedacbten vooreen wijl op zij te zetten en zich te verblijden met de blijden ? Doch het was geen voorbijgaande vroolijko aandoening , die zich van hem meester gemaakt had , hel was een soort van zwijmel, van roes, die hem geheel meesloeple en overweldigde. In hel diepst van zijn ziel voelde hij een onvveerstaanbareu drang om alle boeien van zich af te schudden, om allerhande verheven en machtige denkbeelden te verwezenlijken , die nog duister en schemerachtig in zijn binnenste zich verdrongen. Ja, hij besefte het met ontzettende gewisbei^, hel zou hem den dood doen, als hij nog langer het juk des kloosters bleef dragen. Hij moest met geweld de enge perken verbreken , waarbinnen men bom opgesloten had ; vrij en onbelemmerd moest hij de vleugelen kunnen uitslaan in de wijde, wijde wereld ; daar lag zijn roeping , daar alleen zou hij bevrediging kunnen verschaffen aan den machtigen drang, die hij in zijn binnenste gevoelde.

Zoo rijpte bij hem het besluit om hel klooster te ontvluchten. In een hoek zijner cel hing no^ de burgerlijke kleeding, waarmede hij in het klooster gekomen was. Snel wierp hij het haren ordekleed af, trok het vroegere gewaad aan en luisterde aandachtig of hij ook ergens beweging hoorde. Alles was stil. De monniken hadden zich Ier ruste begeven en zelfs de broeder portier, die de poort reeds een hall\' uur geleden gesloten had , had zich naar zijn cel begeven om te slapen.

-ocr page 213-

IJIDSNOEIi, DOI-K EN PENSEEI. 203

Salvaloi\' wierp nog eens een blik in liel rond , als om afscheul Ie nemen van zijn cel. Daar viel hem een klein aantekenboekje in bel oog, dal op zijn bedtafellje bij liet venster lag; hij had dit van zijn moeder ontvangen , loen hij Henclli verliet, om in het klooster te gaan. Met een traan in liet oog slak hij het bij zich. Vervolgens opende bij hehoedzaatn de deur zijner cel, en liep met onhoorbare schreden den gang door, die naar den uilgang leidde. Eensklaps bleef hij doodelijk verschrikt staan. Hij verbeeldde zich iemand achter hem aan te hooren komen. 11 ij luisterde, maar alles was weer stil. Misschien was bet een muis, die hij in haar rust bad gestoord. Voorzichtig ging hij verder , school den grendel van de poort vvefj en kwam op bet voorplein. Daar stond hij een oogenblik stil en baalde diep adem. De geurige nachtlucht deed hem goed. Vervolgens ging hij naar de hank bij de kapel, waar hij des middags had gezeten en keek over den muur in do diepte. Hier was de ecnige plek , waar hij uil het klooster kon komen. Een tamelijk steile rotswand lag beneden hem. Vastberaden klom hij op den muur en sprong, na nog een blik op het klooster geslagen to hebben , moedig naai\' beneden.

Ongelukkig bestond de grond, waar hij terecht kwam , niet uil vaste rots , maar uil losse steenen, die wegweken onder zijn voet en hem als \'t ware meesleepten naar boneden. Tevergeels tastte de vluchteling om zich heen ; geen rotskant, geen boom ol struik kon hij vast grijpen. Daar lag bij eindelijk op hel vochtige gras, geheel huiten zich zeiven, totdat hij weer lol zich zeiven kwam door een hevige pijn aan zijn linkerarm. Een doorn-tak, die in zijn val mee naar do diepte gesleurd was, was hem in het vleesch gedrongen. Met moeite trok hij de doornen uil zijn arm , drukte de bloedende wonden en slreopen uil en stond bevend en trillend op. Hoog boven zich zag bij de donkere massa van het klooster. Hij was dus vrij, maar waarheen zou hij zijne schreden richten , wat zou hij thans aanvangen ?

Doch hot was thans de geschikte lijd niet om hierover lang na te denken. Hij moest voort, opdat hij zoover mogelijk van hot klooster alkwam. Zonder draion sloeg hij dus hel eerste het beste pad in , dal hij zag, en loon hij spoedig daarna rochts van zich oen hofstede zag, ging hij meer links op een bosch af, dal hij

-ocr page 214-

204 UIDSNOEH, DOLK EN PENSEEL.

voor zich zag. Vastberaden slapte hij voorwaarts, in den beginne zorgvuldig naar alle kanten uitziende. Welhaast echter verzonk hij zoo geheel in gedachten over zijn toekomst, dal hij de buitenwereld geheel en al vergal.

Zoo bad hij eenige uren door het bosch voortgeloopen , toen zich do eerste schemering van den dageraad door de boomen liel zien. Een rilling voer hem door de leden ; hij was koud en verstijfd; zijne krachten waren geheel uitgeput. Hij was dus genoodzaakt rust te nemen. Onder een eik op eenigen afstand vleide bij zich op hel mos neder. Nu voelde hij pas , hoe vermoeid bij was. De slaap liel niet op zich wachten, zijn oogen sloten zich en weldra lag hij in een geruste sluimering verzonken.

Toen hij geruimen tijd zoo gelegen had , richtte bij zich eensklaps verschrikt op. Dicht bij hem had zich gedruisch doen hooien. Met een angstig kloppend hart keek hij om zich heen en bespeurde op eenigen afstand een dame te paard , die zich gereed maakte om af te stijgen. Hij wilde de dame de behulpzame baiul bieden, maar mei een hall\' onderdrukten kreet van pijn inoesl hij daarvan afzien. Iedere beweging veroorzaakte hem de heftigste pijnen, zelfs zijn vingers kon hij ternauwernood bewegen en allerhande gedachten woelden verward in zijn geest om. Inmiddels was de dame algestegen en kwam bij Salvator, die al zijn kracht moest inspannen om niet weer neder te vallen.

— Hebt ge sen ongeluk gehad? vroeg de jonge dame, en keek den vluchteling medelijdend aan. — Gij bloedt? vervolgde zij, toen zij geen antwoord ontving en den gewonden arm van den jonkman zag.

— Mei is van weinig beteekenis , zeide Salvator, maar ik ben zoo vreemd in het hoofd , dat ik niet kan denken en er vaart mij een koortsachtige rilling door hel geheele lijf.

— Ge ziet er zeer bleek uil, hernam de jonge dame ; neem oen teug van dezen krachligen wijn. En tegelijk reikte zij hern een sierlijke veldflesch toe, die zij zeker in den zadel van haar paard meegebracht bad.

— Ilarlelijk dank , Signora ! zeide onze jonkman met bevende slem en keek nu de vriendelijke dame in de oogen. Bij den aanblik van dal schoon gelaat, waaruit hem een paar donkere oogen met harlelijkheid en medelijden aanstaarden, maakte zich een

-ocr page 215-

BIDSNOER, DOLK EN PENSEEL.

een weldadige en zalige aandoening van hem meester, liet was oi\' zijn pijn verminderde en een verjongd gevoel van kracht en levenslust maakte zich van hem meester.

De jonge dame scheen iets te bemerken van hetgeen er in de ziel van den jonkman omging. Een fijn glimlachje verhelderde haar gelaat en een lichte blos kleurde haar wangen.

— Ge schijnt nog zeer zwak te zijn, vervolgde zij, terwijl zij hel gevoel van verlegenheid, dal haar vervulde, onderdrukte. Neem nog een teug van den wijn. Hij doel u goed.

Salvator voldeed aan deze uilnoodiging. Maar nauwelijks had hij de llesch weer van de lippen genomen of hij kreeg een gevoel van duizeligheid , hij verloor hel bewustzijn en zonk op hel gras neer.

Een kwartieruurs misschien lag hij daar. Toen sloeg hij do oogen weder op en keek in angstige spanning naar alle zijden rond. De schoone dame was spoorloos verdwenen , en hij had niel anders kunnen denken, dan dal hel een schoone droom was geweest , die over hem gekomen was , indien hij de veldllesch niet naast zich had gezien , waaruil hem bleek , dal hij wel degelijk wakker geweest was.

De lichte duizeling, die de lirachtige wijn hem had berokkend, was thans geweken en zijn levensgeesten waren weder volkomen wakker. Hij stond op, hoewel dit niel zonder moeite ging, stak de veldllesch, die de schoone jonkvrouw blijkbaar als geschenk had achtergelaten, bij zich, en zette zijn tocht weder voort. Hij wisl echter niel waarheen hij gaan zou, en was hel zelfs niol met zich zeiven eens , welken weg hij zou inslaan. Maar een zekere onrust, die in hem leelde, deed hem met een gevoel van gejaagdheid vooruil, altijd vooruil gaan.

Langzamerhand kreeg hij honger, doch had hiervan niel lang last. Hij ontdekte namelijk een aantal struiken aan tien rand van een open plek in hel boscb, die rijk van rijpe bessen voorzien waren. Gretig at hij een paar handen vol daarvan op en nam toen weder een teug ui\', de veldllesch. Daarna strekte bij zich weder onder een hoorn uil om eenige rust te nemen.

Toen bij de sierlijke llesch weer in den zak stak, kwam hel heeld zijner schoone weldoenster hem weer helder voor den geest te slaan. Hij haalde zijn aanteekenboekje le voorschijn en toekende

205

-ocr page 216-

BIDSNOER, DOUi ÜN PENSEEL.

mot een potlood uit hel geheugen haar portret. Kerst wierp hij slechts een paar vluchtige stropen op het papier, maar toen hij eenmaal bozig was en al haar trekken, die zich zoo diep in zijn geest geprent haddon , weder voor hem oprezen, werkte hij de schets lol in de kleinste bijzonderheden uil en brachl zoo een portret van oen ongemeene bevalligheid en schoonheid op hel papier. Hij verdiepte zich zoozeer in dezen arbeid, dal de uren pijlsnel voorbij vlogen. Toen hij eindelijk gereed was en mot welgevallen hol oog had laten rusten op zijn schepping, zag hij op en ontdek-le lol zijn verbazing , dal de zon reeds lor kimme begon te da-Ion. Haastig sprong hij op; hij had gehoopt voor hel invallen van den nacht een of andore hoeve te bereiken , waar hij nachtver-blijf kon vinden ; nu liep hij gevaar don nacht weder onder den bloolen hemel te moeten doorbrengen. Reeds keek hij naar een geschikte rustplaats uil toen hij eensklaps oen helder schijnsel zag ilikkeren door het geboomte. Daar moesten dus menschcn zijn. Hij ging met aarzelenden trod op hot schijnsel af. Naderbij gekomen hoorde hij onderscheidene stemmen en het knapperen van brandend rijshout. Ken oogenblik later had hij do plek, waar het vuur was, bereikt en zag hij twee mannon, die er bijlagen, opspringen en op hem aankomen.

— Hola, wie daar? riep een der mannen hem toe.

Salvator had een gevoel, alsof hem de keel werd tocgene-pon ; hij bleef slaan sen was buiten staat om oen woord te spreken.

— Wie zijl go? riep do onbekende weder, en niet zonder schrik boorde onze vluchteling hem den baan van een pistool overhalen.

Nu kwamen de beide mannen nog nader op hem aan ; zij hieven echter op een kleinen afstand staan en koken hem scherp aan.

— Hol schijnt een arme drommel te wezen, hoorde Salvator een van hen zeggen , en dadelijk daarop waren zij bij hem.

— Wat voert n zoo laat hier midden in bet hosch ? vroeg eon der mannen weder.

Salvator vatte thans moed.

— Ik bon oen arm reiziger, zeide hij, die to voet naar Homo moet, daar ik niet in staat bon een rijpaard te betalen. Ik ben in het bosch verdwaald en zal u zoor dankbaar zijn , als ge mij

206

-ocr page 217-

BIDSNOER, DOLK EN PENSEEL.

een gescliikte plaats kunl wijzen, waar ik den nacht kan doorbrengen.

Terwijl Salvalor zoo sprak had een der mannen hem met de grootste aandacht aangestaard.

— Bij alle duivels! riep hij uit. Zie ik wel, oC drijft een ol\' andere boschgoest den spot met mij ?

— Wat is er dan, kameraad? vroeg de ander verwonderd.

— Ik heb hem gisteren gezien, maar waar ? dat mogen de

Heiligen welen.....Aha , nu herinner ik mij: op hel plein van

Sanla Maria. Hel is de novilius, die onzen Cola de viool uil de hand greep en daarover door den abt zoo geducht terecht gewezen werd.

Salvalor werd bleek van schrik.

— Nu, nu, zei de man, schrik maar niet. Ik begrijp alles. Ge zijl weggeloopen. Nu, ge zijl de eerste niet, die dit doel. Menigeen is een llinke kerel geworden , nadat hij de pij had afgesmeten. Daarom, benvemitol Wees welkom!

De mannen vertelden hem nu zonder omwegen, dat zij behoorden tot de bende van den «beroemdenquot; Danielo, dat zij den voorpost uitmaakten van den troep en dat deze op eenigen al-slond in het bosch gelegerd was. Salvalor was nu hun gevangene en zou naar den hoofdman gebracht worden. De beide roovers hielden hem voor, dat hij een llinke jonge kerel was en dal hij wijs zou doen de reis naar Rome er aan te geven en hij hen le blijven, daar hij voor hel oogenblik toch zonder brood was. Acht dagen geleden was een hunner kameraden , de kok van de bende, bij den aanval op eenige Napolilaansche kooplieden dood gescholen. Hij kon zijn plaats innemen. Zij rekenden , dat hij wol verstand zou hebben van eten en drinken , daar bij zoo pas de kloostermuren had verlaten.

Salvalor gevoelde zich natuurlijk niet op zijn gemak. Al pralende waren de beide mannen mei hem opgewandeld en nu bij bel hooldkwarlier der bende aangekomen. De hooldman, een zware, forsche kerel, zag den gevangene met een gefronsd voor-boold scherp aan. Toen echter de twee roovers hem het een en ander over Salvalor hadden medegedeeld, verhelderde zich zijn gelaal en hij boette den vreemdeling op joviale wijze welkom. Daar men zag dat de vluchteling geheel uitgeput was van ver-

207

-ocr page 218-

208 BIDSNOER, DOl.K EN PENSEEL.

moeienis, wees men hem een rustplaats aan in de nabijheid van den rotswand, zette brood , vleesch en een beker wijn voor hein neder en ging met hem aan \'t praten, als was hij reeds sinds lang hun kameraad. Eindelijk haalde Cola zijn viool voor den dag en noodigde den jonkman, die aldus tegen wil en dank de gast der roovers was, uit om het afgebroken spel van gisteren voort le zetten en hen op eenige vroolijke stukjes te onthalen. Heze uitnoodiging werd door allen met luiden bijval begroet, en Salvator zag zich dus wel genoodzaakt om aan het algemeene verlangen te voldoen.

Nauwelijks had hij eenige streken gegeven op de snaren van het schoone instrument, of hij werd zelf geiieel en al aangegrepen en meegesleept door de macht der muziek. Hij dacht aan den dwang, waaronder hij de laatste dagen van zijn leven had geleefd cn hij had een gevoel, alsot hij thans eerst weer eens vrij en onbelemmerd kon ademhalen. Hij speelde de vroolijke visschersliederen van zijn geboorteplaats, de lustigste dansen, de aandoenlijksle romancen en balladen, en toen hij eindelijk met een krachtvollen en prachtigen streek zijn spel eindigde, klopte de hoofdman hem op den schouder en riep uit:

— (3e zijl een uitmuntende kerel, en zult het goed hebben ;ds ge bij ons blijft. Een hartig lied is toch een kapitaal ding!

Hierop reikte hij Salvator zijn breede , gespierde hand , die door dezen , shoewel niet zonder eenige aarzeling , aangevat werd.

Cola , die Salvator als collega in de toonkunst onder zijn bijzondere bescherming had genomen , maakte hem thans een rustplaats gereed. Salvator vleide zich neder en lag weldra in een diepen slaap verzonken.

De bende van Danielo had langs de kust van do Adriatisclie zee gedurende eenige dagen uitmuntende zaken gemaakt en rustte nu in het diepste en verborgenste plekje van het woud op haar lauweren. Voorts hield men zich bezig met het nazien der wapenen en het repareeren der kleedingstukken, het beramen van plannen voor nieuwe rooftochten en hel vertellen van allerhande verhalen en avonturen. De nieuwe kameraad droeg niet weinig bij ter veraangenaming van deze rustdagen. Hij gevoelde

-ocr page 219-

UIDSNOER, DOLK KN\' PENSEEI,.

zich al spoedig vrij wel tehuis in zijn nieuwe omgeving en had zelfs niet weinig behagen in de geestige en grappige invallen der roovers , terwijl hij door zijn heerlijk spel weldra aller lieveling werd. Als hij de taak, die hem opgedragen was, volbracht had, ging hij gewoonlijk het hosch en het gebergte in, orn studiën te maken naar de prachtige natuurtooneelen, die zich aller-wege aan hem voordeden. Zoc kreeg hij in zijn aanteekenhoekje een menigte schoone schetsen bij elkander, die door de roovers met niet weinig verbazing beschouwd werden. Niet zelden , als hij in een of andere rotskloof neergezeten was, sloeg hij het hlad, waarop het portret der schoone dame stond, op en verdiepte zich dan zoozeer in de beschouwing harer edele trekken , dal hij alles er om vergat. Ken nameloos gevoel van weemoed kon zich dan van hem meester maken en vaak rolden hem de tranen over de wangen. Sloot hij de oogen, dan was het hein, als zag hij haar weer tot zich komen met een hemelschen lach in haar schoone oogen en als reikte zij hem weder de sierlijke veldllesch toe. De zinsbegoocheling was dikwijls zoo sterk , dat hij opsprong om haar kleine , sierlijke hand te valten , en zich nauwelijks kon voorstellen, dat zij zich niet in zijn onmiddellijke nabijheid bevond.

De hoofdman was inmiddels bezig met een paar zijner meest vertrouwde mannen het plan te beramen tot een groote sondernemingquot;. Men had vernomen, dal het kleine jachtslot, llovedo , een weinig Noordwaarts van de verblijfplaats der roovers gelegen , sinds veertien dagen bewoond was door den eigenaar, den rijken markies Savardi , die daar ontspanning zocht in het jachtvermaak en in de vrije natuur. Er bestond dus een uitmuntende gelegenheid om een flinkcn slag to slaan , waarvan gansch Apulie zou gewagen, (want de Italiaanscho roovers zijn ook eerzuchtig) en — wat het voornaamste was — der bende vrij wat voordeel kon bezorgen. De hoofdman hield zich met dit pkin zoo ijverig bezig, dal hij hel weldra tot in de kleinste bijzonderheden toe uitgewerkt had en er niets meer overbleef dan hel ten uitvoer te leggen.

De markies was een groot liefhebber van de jacht en bracht dus het grootste gedeelte van den dag op het veld en in hel bosch door, waar zich een menigte wild ophield. Niet zelden it. II. - 14

-ocr page 220-

U1DSNOER, DOLK EN PENSEEL.

werd liij op zijn loclilen vergezeld door zijn oudsten zoon Carlo en nu en dan ook door zijn dochter Lucretia. De laatste echter had nu gedurende eenige dagen aan de jachtpartijen geen deel genomen, daar de oude markies een schilder uit Florence ontboden had om de leden van zijn gezin te portretteeren en deze destijds het portret van Lucretia onderhanden had.

Met al deze bijzonderheden was de hoofdman nauwkeurig hekend , ook ten aanzien der ligging van de verschillende vertrekken was hij volkomen op de hoogte, ja, hij wist zelfs, waar de markies, waar de dames en waar de bedienden sliepen , hoe laat men gewoonlijk te bed ging en welke der knechts met het wacht houden gedurende den nacht belast was. Do plaats, waar het geld en do kostbaarheden der familie bewaard werden, had hij in weerwil van alle mogelijke moeite niet te weten kunnen komen. Mij hield het er echter voor, dat ze zich wel in de slaapkamer van den markies zouden bevinden en dat zijn geoelend oog ze spoedig zouden ontdekken , als men zich eenmaal in hel kasteel bevond.

Om hel slaapvertrek van den ouden heer te bereiken werd het algemeen voor \'t best gehouden de kleine opene galerij, die zich aan de achterzijde van het kasteel bevond, te beklimmen, van daar in de rechtsafgelegen slaapkamer der dames te sluipen en hierdoor in het aangrenzende vertrek van den markies door te dringen.

De avond , voor de uitvoering van het plan bestemd , brak aan. Toen de zon achCter de bergen weggedoken was, brachten twee roovers, die op kondschap uitgezonden waren, den hoofdman het bericht, dal alles op het kleine kasteel zijn gewoon verloop had. De wapenen werden nog eens goed nagezien en men begaf zich op marsch. Ileeds vóór middernacht was men aan hel tuinhek van Rovedo. Alvorens verder te gaan werd er een kleine verkenningstocht gemaakt, die zeer ten genoege des hoofdmans uitviel. Men onldekte niets, dat aan het welgelukken van den aanval hinderlijk zou kunnen zijn. Salvator bezag het kasteeltje met een geheel ander oog dan de roovers. Zijn kunstenaarsziel smaakte een rijk genot bij de aanschouwing van de tooverachtige lichteffecten, die het flauwe schijnsel van de dunne maansikkel op de schilderachtige omtrekken van het gebouw en zijn romantische omgeving te voorschijn riep, en hij vergat bij dozen aanblik

•210

-ocr page 221-

mDSNOER, DOLK EN PENSEEL. 2H

geheel en al het doel, waarmede do bende uitgegaan was. Zijn kameraden keken mei scherpe blikken naar een plek uit, waar zij, zonder door den wachter gezien te worden, het kasteeltje konden binnendringen. De hoofdman had welhaast zulk een plek opgemerkt. Hij maakte dus voorzichtig een opening in hot hek en sloop naar den muur onder de kleine open galerij. Deze had oenige spleten en gaten , waarin men de handen en voeten kon zetten. Als een kat klom hij hierbij op, greep de leuning der galerij en was in een oogwenk er boven op. De overige roo-vers hadden nauwkeurig gelet op hetgeen hun hoofdman deed en een paar dor vlugste waren hem spoedig gevolgd, terwijl de minder vlugge bij het beklimmen van den muur geholpen werden , zoodat spoedig de geheele bende boven was, op twee meer bejaarde roovers na, die beneden bleven om te waarschuwen , als zich soms van buiten onraad vertoonde.

Op de galerij gaf do hoofdman de noodige bevelen. Salvator moest op de galerij wacht houden, drie andere roovers moesten het slaapvertrek der dames binnengaan en, indien een van deze ontwaakte , er voor zorgen, dal zij op de eene of andere wijze onschadelijk gemaakt werden. De hoofdman zelf zou mol twee der handigste van zijn manschappen den eigenlijken roof volbrengen. De dour, die van de galerij naar de slaapkamer leidde, vond men gesloten, waarschijnlijk wel gegrendeld. Men wist zich echter te helpen. De hoofdman haalde een pakje zorgvuldig bereide, groote pekpleisters te voorschijn, legde er een van op de linker ruit van het kleine raampje boven de deur, drukte hem overal voorzichtig op hel glas vast, luisterde toen nog eens, of hij ook iels verdachts hoorde en stootte toen de ruit in. Hierdoor werd slechts weinig gedruisch veroorzaakt; alleen een paar glasscherfjes vielen op den grond , de ruit was in eenige groole stukken gebroken, die allo aan het pek waren blijven kleven. De opening was groot genoeg om or den arm door te steken ; de hoofdman greep er met den zijne in , voelde den grendel, school dezen weg en opende toen zachtkens de deur.

Al de roovers traden nu het donkere vertrek binnen , behalve Salvator, die volgens de hevelen van den hoofdman in de galerij bleef. Mij was met een zekere verbaasde nieuwsgierigheid van alles, wal er voorviel, getuige geweest; thans, nu hij alleen

-ocr page 222-

212 BIDSNOER, DOLK EN PENSEEL.

was, maakte hij van de gelegenheid gebruik om een blik te werpen op zijn omgeving. De maan , die juist Ier kimme daalde, wierp een helderen lichtstraal op den achterwand der galerij. Sal-vator wierp er een blik op en sprong achteruit, alsof hij door een tarantella 1) was gestoken. Was hij aan een zinsbegoocheling ten prooi, of was alles , hetgeen iiij in de laatste dagen doorleefd had, slechts een droom? Bevond hij zich werkelijk in de galerij van het kasteel Rovedo, of lag hij nog uitgeput en versmachtende in het bosch , waar hem de vriendelijke fee verschenen was, die hem gered had met haar lafenis ? Of was zij nogmaals bij hem gekomen , en ditmaal om hern te redden van een nog grooter gevaar , — van een gevaar , waardoor zijn ziel werd bedreigd ? Want daar stond zij voor hem in al haar vriendelijkheid, in al haar betooverende bevalligheid !.... Hij streek zich over hel voorhoofd, om zijn zinnen bij elkander te brengen, keek nogmaals in de richting van den wand en zag nu een levensgroot , nog niet geheel vollooid portret van de schoone jonkvrouw, die hem had gered, in een ongemeen sierlijk en bevallig jachtgewaad, door een kunstenaarshand gepenseeld. Dadelijk haalde hij zijn aanteckeningbockje voor den dag en vergeleek het kleine, door hem ontworpen portret met hetgeen hij hier voor zich zag. Er was geen twijfel mogelijk. Trek voor trek kwamen de beide beelden overeen en hij had wel kunnen juichen van vreugde, dat het hem gelukt was, uit zijn geheugen zulk een welgelijkende y afbeelding op het papier te brengen. Alleen het haar was op het geschilderde portret wat voller en rijker dan op het zijne. Reeds wilde hij zijn potlood te voorschijn halen om dit kleine gebrek in zijn teekening te verhelpen , toen hem eensklaps een luide gil uit de openstaande kamer in de ooren klonk. Dadelijk daarop hoorde hij gebons en een verward geluid van stemmen. Een oogenblik daarna vertoonde zich een vrouw in wit nachtgewaad aan zijn oog, die tevergeefs worstelde om zich aan de handen van de twee roovers , die haar aangegrepen hadden , los te rukken.

Salvator, die geheel verzonken was in zijn gepeins over het schoone vrouwenbeeld, schrikte niet weinig van deze onverwachte verschijning, maar wie schildert zijne verbazing en ontzetting, toen

1) Vorgel, blailz. 148.

-ocr page 223-

BIDSNOER, DOLK EN PENSEEL

lüj bij het flauwe schemerliclit liet gelaat zijner redster herkende! Koortsachtig joeg het bloed hem door de aderen: hij wierp zich op haar vervolgers en hel was alsol\' de zwakke jonkman eensklaps met reuzenkracht begaafd was geworden. Hij wierp de beide roovers, die door dezen onverwachlen bijstand, welken liun slachtofler kreeg, geheel en al in verwarring geraakt waren , op den grond en ving de dame , die dreigde neer te vallen, in zijn :trmen op. Op hetzelfde oogenblik viel er een schol, vervolgens nog een; de deur aan de linksche zijde der galerij werd opengerukt; eenige bedienden, die door het rumoer gewekt waren, kwamen , gewapend met jachlsperen, binnenstormen en er ontstond oen geweldige worsteling, die echter slechts eenige minuten duurde , want alras maakten de roovers, dal zij uil de voelen kwamen, en men zag hun donkere gestalten zich schielijk door den luin bewegen om te vluchten. Üe kasteelbewoners zagen eindelijk met de grootste verbazing de jonge Signora in de armen van een jonkman , die blijkbaar behoord had tot de weggevluchte roover-bonde.

— Wal is dat voor een zonderling overblijfsel! riep de oude markies, die nog in de deur stond.

De jonge dame had zich inmiddels opgericht en was een paar schreden achteruitgegaan. Salvator was niet weinig verlegen mot zijn positie en buiten staat om een enkel woord le spreken. Hij bukte zich om het boekje op te rapen , dal hem uit de handen gevallen was. Eindelijk herstelde hij zich een weinig en verhaalde open en rond hetgeen hem in den laatslen lijd overkomen was. Al de aanwezigen luisterden met de levendigste belangstelling, en toen hij zijn verhaal geëindigd had, reikte de «ijfMora Lucrelia hem vol aandoening de hand.

— Hoe schillerend hebt gij mij den kleinen dienst, dien ik u bewezen heb, vergolden! zeide zij. Ik bood u een teug wijn aan en gij hebt mij het leven gered. Neen , hier kan van vergelding geen sprake zijn; ik alleen ben de beweldadigde; ik ben uw schuldenares!

— Wij allen zijn u veel verplicht! riep de oude markies uil. Hij den Heiligen Crispinus! misschien zouden de schurken ons allen het levenslicht hebben uilgeblazen , als uw hulpbetoon hen niet in de war gebracht had. Per dio, ik zal u mijn heele

213

-ocr page 224-

CIDSNOEH, DOLK EN PENSEEL.

loven dankbaar zijn, zoo waarachtig ik de markies Savardi ben. Laten we thans, nu alles zoo gelukkig afgeloopen is , ons verder niet naar maken over hel gebeurde. Van slapen zal echter wel niet komen, dus laat ons naar de eetzaal gaan en ons verkwikken met een glas Falerner 1).

Dit voorstel vond algemeenen bijval en weldra zat het gezin, dat zoo onzacht uit den slaap was gewekt met den zonderlingen gast en den schilder uit Florence, die eerst later wakker was geworden, onder levendig gesprek bij elkander. Salvator deelde nu zijn lotgevallen omstandiger mede cn toen hij sprak van zijn lielde voor de muziek zweelde er een vriendelijke en teedere lach om de schoone lippen van l.ucretia. Ook zijn geestdrift voor dc schilderkunst kwam ter sprake, hetgeen den Florentijnschen kunstenaar aanleiding-gaf hem warm de hand te drukken. Aarzelend en verlegen liet hij dozen het portret zien, dat hij van de jonge signora ontworpen had cn ook do andere schetsen, die hij gemaakt had in het gebergte. De Florentijn kon den grootschen kunstenaarsaanleg, waarvan deze getuigden, niet genoeg roemen, cn vooral het portret van Lucretia noemde hij oen waar meesterstuk. Een hoogc blos kleurde Salvator\'s wangen, die door den schilder aan een geheel andere oorzaak toegeschreven werd dan die , waardoor hij te voorschijn werd geroepen. Hij verklaarde , dat Salvator alle gaven in zich had om een der grootste kunstenaars van Italië te worden. Salvator zeide , dat dit ook zijn vurigste wensch was, maar helaas! de middelen ontbraken hem om zich te Rome cn te Florence de noodige vorming te verschaffen. De markies verklaarde hierop, dat hij voor \'t geldelijke geen zorg behoefde te hebben, daar hij het zich als een voorrecht zou rekenen, alle kosten te mogen bestrijden. Toen men met het aanbreken van den dageraad uiteenging en Salvator in het kleine slaapvertrek gekomen was, dat men hem aangewezen had , doorstroomde een ongekend gevoel van dankbaarheid en zaligheid zijn hart.

Den volgenden morgen liet dc markies hel voorgevallene berichten aan dc rechtbank der naburige stad. Deze deed eenige nasporingen, maar hel ging als gewoonlijk, dc roovers werden niet ontdekt.

f) Do Falernische wijn vvns romls in dc oudheid beroemd en wordt menigmaal duur den Latijnschen dichter Hor.ilius in zijn levenslustige oden bezongen.

214

-ocr page 225-

BIDSNOER, DOLK EN PENSEEL,

Dc Florenlijnsche schilder nam intusschen de noodige maatregelen om zijn jeugdigen kunstbroeder bij zijn kunstvrienden te Rome en te Florence dringend aan te bevelen. Salvator doorleelde inmiddels verrukkelijke en zalige dagen en dc tijd vloog bem met bliksemsnelheid voorbij. Eiken namiddag /at hij met de signora op de galerij en speelde baar op een mandoline dc visschersliederen van Napels en de dansen van Sorrento, duizendvoudig gevariëerd, voor. Een nameloos gevoel van verrukking tiniclde dan in zijn binnenste, vooral als hij gevoelde, dat de schoone jonkvrouw haar vriendelijke oogen op hem liet rusten, en als bun blikken elkander ontmoe-tcn dan joeg bun bet bloed sneller door de aderen en kleurde hun wangen met een donker incarnaat. Zonder dat zij er een woord van zeiden, ontkiemde er in de zielen der jongelieden een diepe en vurige liefde voor elkander.

Salvator vertrok eindelijk naar de Heilige Stad. De markies voorzag hem op de onbekrompenste wijze van hel noodige en binnen korten tijd was bij dc lust en dc vreugde der kunstenaars, in wier werkplaatsen bij studeerde. Zijn schitterend talent ontplooide zich weldra in volle kracht en pracht. Weldra werd de naam van Salvator Rosa in gansch Italië en ver daar buiten met den hoogsten eerbied en bewondering genoemd. En nog tegenwoordig rust bet oog van ieder kunstenaar met geestdrift en verrukking op de wild-romantischc berg- en woudtafereelcn en op zoovele andere schoone beelden, die de kunstenaar met zijn stout en geniaal penseel op bel doek beeft getooverd.

De liefde voor dc kunst deed de liefde voor de schoone Lu-cretia in Salvalor\'s hart niet verflauwen. Integendeel, zij werd hoe langer hoe vuriger. Onophoudelijk stond haar vriendeli jk beeld hem voor den geest en was bem een voortdurende bron van bezieling en aanvuring. Toen hij zijn riddersporen op bet gebied der kunst had verdiend , waagde hij het zijn weldoener ook om dc beste gave te smeeken, die deze te geven had. De markies had er geen bezwaar tegen om den beroemden naam van Hosa met dien der edele Ssvardi\'s te verbinden, en legde zoo den grondslag tol een huwelijksgeluk, dat, gegrond op de innigste en teedersle harmonie, onder alle levensstormen voor den kunstenaar en zijn beminnelijke gemalin een onuilputlclijke bron was van reine vreugde cn zalige vertroosting.

-ocr page 226-

IN IlliT IA ND VAN HET ZWAIITU OEBERGTIi.

IN HET LAND VAN HET ZWARTE GEBERGTE

Toen de Almachtige, /00 luidt de Montencgrljnsche sage, over do aarde rondwandelde om de gebergten en rotsen daarover uit te strooien, en Hij in liet tegenwoordige Montenegro, gekomen was, brak de zak, waarin deze gevaarten zicli bevonden en zoo kwam er eene geweldige menigte als een verwarde massa op den bodem van dit land terecht. Door deze sage wordt de woeste en wilde bergnatuur, waardoor hel kleine staatje zich kenmerkt, op trelTende wijze gekarakteriseerd. Zoowel deze natuurlijke gesteldheid van Montenegro , als de gewichtige rol, die het altijd gespeeld heelt en bij voortduring speelt in de verwikkelingen van het Oosten , geelt ons aanleiding om op onze reis door de Middellandsche Zee den steven wederom Noordwaarts te richten en de Adriatiscbe Zee binnen te stevenen, aan welke Oostelijke kust hei Zwarte Gebergte, waarnaar hel merkwaardige landje zijn naam draagt, zich stout en dreigend verheft.

Tot nog toe heelt Montenegro geen eigen haven en is door een smalle, aan Oostenrijk beboorende kuststrook van de zee afgescheiden. Gelukkig slaat hel met Oostenrijk op heter voet dan met Turkije en zijn anderen huurman en kan zich dus over Gattaro in gemeenschap stellen iNel de zee en de buitenwereld. Derwaarts moeten wij ons dus liet allereerst begeven, als wij het land van het Zwarte Gebergte willen bezoeken. In hel nabijgelegen dorp Scagliari vinden w ij de gidsen en rijdieren , die ons langs den sleilen weg over het gebergte , zeer eigenaardig de acuta geheeten , veilig en behouden te Gettinje, Montenegro\'s hoofdstad, zullen brengen. Hel zijn de voortreffelijkste geleiders, die gidsen , welke men verlangen kan : hun eerlijkheid, stiptheid, schranderheid en moed laten niets te wenscben over , en zij verdienen zoozeer aller vertrouwen , dat zelfs een vrouw alleen geen bezwaar zou behoeven te hebben om de reis naar Geltinje onder hun geleide te maken, in den zomertijd doet men wijs met vroeg in den morgen op reis te gaan, daar men dan over een groot gedeelte van den weg het voorrecht beeft van de schaduw , die door de hooge bergen er op geworpen wordt, en gevrijwaard is tegen de weer-

-ocr page 227-

217

kaatsing van liol zonlicht door de naakte, witte rotswanden, die men langs trekken moet. liet eerste gedeellc van den weg levert den reiziger een eigenaardig en rijk genot op. De weg hangt als \'t ware tegen de geweldige rotsmuren aan, en om hem begaanbaar te maken heeft men de zigzagvormige buigingen hier en daar zoo scherp genomen, dat men aan \'t einde van zoo\'n huiging zich slechts op eenige schreden afstands bevindt van de vorige kneep dor zigzagvorrnige lijn. De golf van Catlara , met haar talrijke inhammen en voorgebergten, haar schoone oevers en schilderachtige dorpjes, die schalks uit het fleurige groen komen gluren, levert van deze hoogte gezien , een lachend en bekoorlijk schouwspel op. Als men langs dun bergweg ruim anderhall\' uur voortgegaan is en de stad Catlara reeds verre achter zich\'meent te hebben, ziet men deze, wanneer men naar beneden kijkt, vlak onder zich, evenals ol\' men uit het schuitje van een luchtballon op haar neerziet. De huizen zijn, van de hoogte gezien, zóó klein, dat zij uit een kinderspeelgoeddoos opgezet schijnen Ie zijn, terwijl de wakkere en altijd bezige bevolking het voorkomen van een troepje bedrijvige lilliputters heeft aangenomen. Telkens houdt men het hart vast van schrik bij het voorbijgaan van vreese-lijke afgronden, waarlangs de paarden en muilezels met vluggen stap voortgaan, alsof er geen gevaar bestaat, en soms aebt men zich bij het maken van een zwenking reddeloos verloren. Naderhand lacht men natuurlijk om zijn schrik, daar er bijna nooit een geval is voorgekomen van een rijdier, dat een mispas lieeft gemaakt. Treft men het, dat er markt Ie Catlara is, dan is \'t zeer druk en levendig op den weg. Dan wemelt bet er van muildieren, beladen met wol, graan of visch, van kudden koeien en schapen, en vooral van vrouwen , die op den rug het hout en andere schrale voortbrengselen van het Zwarte Gebergte naar de stad brengen. Deze vrouwen hebben er goed slag van om zich den weg ie verkorten. Zij volgen namelijk niet de zigzagvormigo huigingen van den bergweg , maar dalen langs de sleillen zeiven neer, mei een verwonderlijke vlugheid van rotspunt op rotspunt springend, zoodat zij met een twintigtal slappen verder komen dan hij , die langs den kunstweg een halven mijl (zeven a acht minuten) geloopen heeft, \'s Avonds keeren zij, mei de uil Catlara meegebrachte artikelen beladen, naar haar bergen terug, wederom langs den kortst moge-

-ocr page 228-

IN HET LAND VAN ItET ZWARTE GEBERGTE.

lijken weg , en zij vinden zelfs op dil lastige en gevaarlijke pad nog gelegenheid om te breien , le praten en te lachen, zoodat men zou zeggen, dat men de gelukkigste schepsels voor zich had, hetgeen toch volstrekt het geval niet is, gelijk den lezer later zal blijken, liet uitwijken op het smalle pad is voor den vreemdeling een nieuwe oorzaak van vreeze en beving, daar hij zich hierdoor telkens geplaatst ziet aan den rand van een ontzet-tenden afgrond , welks diepte zijn oog met siddering en afgrijzen meet.

Verderop wordt dc weg boe langer zoo steiler en loopt gedurende eenigen tijd langs een afgrond, nog schrikwekkender dan een der vorige, dien men voorbijgegaan is. Eindelijk komt men aan een geweldige rotsmassa , waarom de weg zich heenbuigt en den reiziger brengt aan een eerste halt, waar hij in de gelegenheid is zich zeiven en zijn rijdier eenige verkwikking te verschaffen. Voorbij deze halt wordt de weg bepaald gevaarlijk en kan slechts met de uiterste behoedzaamheid hereden worden. Een handvol mannen zouden hier een gansch leger gemakkelijk tegen kunnen houden en een jammerlijken dood doen vinden in do ijzingwekkende bergkloven. Zoo komt men eindelijk op het hoogste punt van den weg, waar men een verrukkelijk vergezicht heeft op de bergen van Albanië en op een gedeelte van de hoogvlakte , waarop Cet-linjc, de hoofdstad, is gelegen. Onderweg is men telkens reeds in de gelegenheid geweest om dc schranderheid en tact te bewonderen, waarmede de Montenegrijnen partij hebben weten te trekken van elk plekje op de woeste en kale rotsen, dat maar eenigszins geschikt is voor den landbouw. Overal , waar zich een weinig-teelaarde bevindt, beeft men door het aanbrengen van muren en muurtjes kleine terrassen weten le vormen , waarvan er dikwijls onderscheidene hoven elkander liggen, een trapvormig bouwveld vormend met allerhande gewassen , vooral maïs, tabak en aardappelen begroeid, die een aangename tegenstelling opleveren met de omringende rotsmassa\'s.

Van het hoogste punt af loopt de weg kronkelend en vrij steil naar beneden, totdat men bij het dorp ISaïls komt, dat evenals alle andere Montenegrijnsche dorpen in een halven cirkel tegen dc belling van een rots aangebouwd is. Voor de kerk van het plaatsje slaan de gidsen even stil, nemen de muts af, maken onderschei-

218

-ocr page 229-

IN HET LAND VAN HET ZWARTE OEDERGTE, SI 9

dene malen hel tecken des Kruises en doen een korl gebed. Daarna komt men langs de voornaamste kruitfabriek von liet staatje , waar vrij wal drukle heerscht, daar de strijdlustige Monloncgrijncn hij voorlduring groote behoefte hebben aan dit produkt, dat door hen op hooger prijs gesteld wordt, dan eenig ander artikel ter wereld, liet is hun een ware oorzaak van droefheid , dat hun schraal en arm land ook volstrekt geen zwavel en salpeter, deze onmisbare zaken bij de kruilfabrikage, oplevert , en zij kunnen zich over elk ander gemis gemakkelijker heenzelten dan over dit. Een Monlenegrijnsch bedelaar ontvangt liever een paar patronen dan eene aalmoes. Schilderachtig verheft zich hel gebouw op een kolossale, eenzame rots, te midden van dicht en fraai gc-boomle. De bodem wordt van lieverlede vlakker en lusschon magere akkers door, mei ecnigc graansoorten en aardappelen bebouwd , bereikt men eindelijk do kleine hoofdstad.

Een vijftigtal jaren was er niets anders van de stad te zien, dan hel groote klooster, hetwelk er nog is, en toen ook de residentie vormde van hel geestelijk en wereldlijk opperhoofd des lands. Eerst in 1850 stonden er een twintigtal woningen, voor hel grootste gedeelte zeer klein en onaanzienlijk , rondom hel kloosterachtige paleis, dal de toenmalige vladilcaol\'yorsl, IV ler 11, er voor zich had laten houwen. Thans heeft de stad eenige straten en een vaste bevolking van zeshonderd zielen. Er bevinden zich echter ook altijd een vrij groot aantal inwoners uil andere plaatsen van Montenegro te Cellinje, hetzij om er handel le drijven, hetzij voor de behandeling van rechtszaken. In hel midden van de groote straal, waarlangs men liet plaatsje binnenkomt, bevindt zich een pleintje, waarop een pul is, overschaduwd door een groolen moerbeziehoom. Deze pul is een kostbare schal voor de bevolking , daar men in de ganschc stad en in den geheelen omtrek nauwelijks eenig ander drinkwater aan-trell. Tweemaal per dag slechts wordt de put geopend , onder toezicht van den hoofdman der politie , en niemand mag meer water mee naar huis nemen, dan voor zijn helioeftcn strikt noo-dig is. In een straal rechts van dit pleintje , bevindt zich bet nieuwe paleis, dal de tegenwoordige vladika , Nicolaas 1, voor zich heefl laten bouwen, de eenige waarlijk geriefelijke woning in de gansche stad. Uitwendig heeft hel zeer weinig van een

-ocr page 230-

220

piilcis cn doet in fraaiheid en schilderachtigheid verre onder voor het klooster, waar de vroegere vladika\'s hun residentie hadden, liet oude paleis van Peter 11, dient tegenwoordig tol logement voor aanzienlijke vreemdelingen. In de benedenvertrekken bevindt zich de eenige drukkerij, die Montenegro bezit. Hel tegenwoordige vorstelijke paleis ziet er van binnen smaakvol cn sierlijk uil en vormt een trefi\'ende tegenstelling met bel voorkomen der Montenegrijnsche hoofden, die er van tijd tol tijd ontvangen worden. Als deze gasten met hun barsr.he en krijgshaftige gelaatstrekken , van top lol teen gewapend , aangezeten zijn aan de vorstelijke tafel, dan denkt men meer aan een samenkomst van krijgers na een\' veldslag , dan aan een vreedzame feestviering in gala, hetgeen zulke diners toch eigenlijk moeten verbeelden.

Overigens is er in bet stadje zeer weinig te zien. Alleen de gevangenis trekt nog onze aandacht, niet bepaald om het imposante of schrikwekkende voorkomen van dit gebouw, maar juist omdat hel zoo bijzonder weinig van een gevangenis heeft. De gevangenen worden ternauwernood bewaakt en goed behandeld. De schande benevens het gemis der wapenen en der vrije beweging in bet gebergte zijn voor den Montenegrijn op zich zelf al een zeer gednebte straf. Eenige jaren geleden was de gevangenis slechts een gewoon huis zonder tralies of grendels en zonder eenige bewaking. De gevangenen waren er echter even goed bewaard als in de beste cellulaire gevangenis, alleen door de omstandigheid, dat zij hun wapenen niet bij zich mochten hebben. Hen Montenegrijn acht zich namelijk onteerd in het oog zijner landgenoolen, als bij zich in bel publiek zonder wapenen vertoont, zoodat de gevangenen zich wel wachten voor elke poging om uil te breken. Dadelijk toch zouden zij aan hel gemis dei-wapenen herkend worden en gevat. Ontsnapt er eens een enkele, dan tracht hij zoo spoedig mogelijk het Turksche gebied te bereiken , en is hij daar eenmaal dan keert hij niet licht naar zijn vaderland terug, waar bij overal met de vingers als een cerlooze zou worden nagewezen. De Montenegrijnen kunnen zich lichtelijk troosten over hel verlies van zulke medeburgers, te meer, daar de inkomsten der schatkist gering zijn en, in hun schatting, vrij wal beter besteed worden aan de verbetering van het geschut

-ocr page 231-

221

waarmede hun erfvijanden, de Turken, beschoten worden, dan aan het onderhoud van een aantal misdadigers.

liet is mijn voornemen niet, den lezer lang te Cettinje te doen loeven. De merkwaardigheden van het stadje zijn spoedig bekeken. Rijker is liet genot, dat het dwalen door hel bergland oplevert, maar de beschrijving er van zou al spoedig eentonig worden en even dor als een groot gedeelte der rotsen zeiven. Ik mag den lezer echter niet van Montenegro doen scheiden, zonder hem een blik te hebben laten slaan op hel leven en het karakter der bewoners van dit merkwaardige land. Hieraan wil ik het. volgende tafereel wijden.

DE ERFVIJANDEN DER TURKEN.

HET LEVEN EN HET KARAKTER DER MOM TE NEG RUNEN, IN EEN1GE HOOFDTREKKEN GESCHETST.

Indien men de Montenegrijnen moest beoordcelen naar hun woningen, dan zou men al een zeer treurige voorstelling van hen krijgen, liet meerendeel er van, zelfs de woningen van de meer aanzienlijken en rijken, ziel er allerellendigst uit. Onze llollandsche werklieden zouden er van gruwen om in zulke armoedige, donkere krotten te wonen. Het meubelmaken , schilderen en behangen , zijn in Montenegro bijna onmogelijke bedrijven , daar men in de meeste woningen geen meubels, en ternauwernood vensters aantreft, terwijl de muren er binnenshuis even kaal en naakt uitzien als aan de buitenzijde. De veeteelt is er het voornaamste middel van beslaan ; de landbouw heeft er met verbazende moeielijkheden te worstelen, die men echter moedig aandurft en glansrijk te boven weet te komen. Men weel, gelijk reeds opgemerkt is, met ieder bebouwbaar plekje winst te doen , en zorgt zoo goed voor de bewerking van den bodem, v/aarloe door de vrouwen het meest wordt bijgedragen , dat het schrale land tamelijk rijke oogsten opbrengl. Handwerkslieden vindt men onder de eigenlijke .Montenegrijnen zeer zelden. Zij hebben een bepaalden afkeer van schoenmaken,

-ocr page 232-

222

timmeren, bakken en al die overige bedrijven , welke in andere landen zoovelen werk en brood versclialïen. Hoe grool die afkeer is, kan blijken uit het feil . dat eenige Montenegrijnsche jongelieden, die liet Slavonische comité te Moskou tot handwerkslieden wilde laten opleiden, om den maalschappelijken toestand in hel Zwarte Gebergte te verbeteren, legen hun leermeesters in openbaar verzei kwamen, zoodra hel voorbereidend onderwijs geëindigd was en men hen verschillende vakken wilde doen leeren. Zij achltcn dit een bepaalde vernedering voor do zonen der fiere krijgers van Montenegro, leder huisgezin is daar een staatje op zich zelve ; ieder bouwt zijn eigen grond , heeft zijn eigen kudden , maakt zijn eigen timmerwerk en zijn eigen schoenen, bakt zijn eigen brood, weeft, spint en maakt zijn eigen kleederen, althans voor zoover men deze niet uit het buitenland ontvangt. Hel grootste gedeelte hunner benoodigdheden , zooals kruidenierswaren, sieraden, fijnere stoffen, louw, planken, ijzer, katoen en andere ai liken , wordt hun geleverd door de kooplieden van Callara en Triesl, die mei den handel op Montenegro uitmuntende zaken maken en een groot deel van hel nationale vermogen in hun kas terecht zien komen. De brandewijn, waarvan de Montenegrijnen maar al te groote minnaars zijn en die evenals de tabak in ontzaglijke hoeveelheden verbruikt wordt, wordt ook slechts voor een deel door hel land zelf voortgebracht. De wijnbouw zou er met ^uitmuntend gevolg iu vele streken gedreven kunnen worden , maar men bekommert zich ternauwernood om zulk een rijke bron van inkomsten. Alleen de tabaksteelt is in Montenegro zeer bloeiend en levert zooveel op , dat er van dit artikel een niet onaanzienlijke uitvoer plaats heeft. Niettemin blijft bel Zwarte Gebergte een zeer arm land , wel te verstaan , op sloflelijk gebied. Op het gebied des geestes is hel rijker aan leven en aan kracht, dan menige streek der aarde, die door do Natuur met haar weelderigste cn schitterendste gaven is bedeeld.

De Montenegrijnen zijn eon volk , dat men slechts door langdurig verkeer met hen en door do nauwkeurigste studie van hun eigenaardigheden kan leeren kennen. Hun karakter schijnt bij den eersten aanblik uit tegenstrijdigheden samengeweven en onderscheidt zich bovendien door een aantal trekken , die bij een oppervlakkige beschouwing niemand in hel oog vallen. Het is

-ocr page 233-

DE EllFVIJANDEN DEK TURKEN.

lt;lan ook niet, te vomondoren , dat men do rneost uiteenioopende beschouwingen over de Montencgrijnen bij verschillende schrijvers aantreft, en dat zij beurtelings lot de wolken verheven , beurtelings als een verachtelijk en laag ras gekenschetst worden. De grootste gebreken gaan bij hen hand aan hand met do voortreffelijkste hoedanigheden. Bij allen echter niet in dezelfde mate en op dezelfde wijze, want naar geest cn gemoed verloonen zij evenveel verscheidenheid als in hun uiterlijk voorkomen. Naast vrouwen mot donker zwart haar en even donkere , gloeiende oogen , ziel men er, die door hun blond haar cn blauwe oogen dochteren van hel Noorden gelijken. Onder de rnanncn vindt men bel gewone Slavische type (want zij behooren lot liet ras der Slavonen): een vierkant gezicht, achterwaarts loopend voorhoofd, vooruitstekende onderkaak , evenzoo gevormde jukbeenderen; kleine bovenlip, met dikken knevel begroeid, cn dunnen baard; — dit gewone Slavische type vindt men onder hen sterk vertegenwoordigd, maar daarnevens vindt men er ook, wier houding cn gelaat het type der oude Grieken voor den geest roepen, dat door zoovele prachtige beeldhouwwerken is vereeuwigd en door zijn schoonheid ieders bewondering gaande maakt. Allen hebben een donkerkleurige huid, door de lucht cn de zon gebronsd ; hun voeten zijn onveranderlijk plat cn leelijk , hetgeen een gevolg is van het veelvuldige loopen op de rotsen met bloote voeten en van het erger dan aartsvaderlijke schoeisel dat over hel algemeen bij hen in gebruik is. Hunne houding is de krijgshaftigheid zelve en men kan hel aan iets theatraals, dat bun stand cn loop kenmerkt, duidelijk zien, dal zij zeiven zich van hun fraai militair voorkomen recht levendig bewust en er niet weinig fier op zijn.

L)e lichaamskracht der Montencgrijnen, ook van diegenen onderhen, die minder forsch gebouwd zijn, is over het algemeen verbazend groot. Deze eigenschap is te merkwaardiger daar zi j in den regel weinig krachtig voedsel gebruiken en hoofdzakelijk leven van een weinig aardappelen en een stuk maïsbrood met een ui bij wijze van toespijs. Doch de natuur heeft hen begiftigd met een breede, forsche borst, recht geschikt voor de inademing der frissche en versterkende berglucht, cn nevens deze dragen bun veelvuldige lichaamsoefeningen niel weinig bij lol de ontwikkeling van hunne spieren. De vlugheid

223

-ocr page 234-

224

van den Monlenegrijn is verwonderlijk. Heeds zagen wij, hoe de vrouwen van rotspunt op rotspunt springen , aan vlugge hinden gelijk, en de mannen staan in dit opzicht niet bij hen achter. Ook zij maken met de verzameling pistolen, sabels en liet geweer, die zij altijd hij zich hebben, tochten door het gebergte, waartegen een onbelast mensch uit een ander land op zou zien en die hij cr zeker nooit goed zou afbrengen. Zonder cenig voedsel gebruikt te hebben kan de Montenegrijn den ganschen dag door bet gebergte marcheeren, en beeft dan niets anders noodig dan van tijd lot tijd een teug water. Hij bezit van natuur een sanguinisch temperament, een opgewonden gestel, en kenmerkt zich door al de deugden en gebreken , die hiermede gewoonlijk gepaard gaan: vroolijkheid, levendigheid van geest, een schitterende en rijke verbeelding, een natuurlijken aanleg tot welsprekendheid en poëzie, een stouten moed, maar naast deze eigenschappen staan onstandvastigheid , heftigheid, lichtgeraaktheid en een bijzonder sterke vatbaarheid voor verslagenheid en moedeloosheid, als de zaken verkeerd gaan en het geluk hem den rug toekeert.

Kvenals alle volken , die nog min of meer in den natuurstaat verkeeren , kenmerkt de Montenegrijn zich door een bijzondere ontwikkeling van sommige zintuigen, terwijl andere verstompt ol\' hall werkeloos schijnen te zijn. Smaak beeft hij bijna niet: tong en gehemelte worden slechts door de sterkste prikkels aangenaain aangedaan. Dientengevolge is bij een minnaar van sterke dranken , ransige ^olie, sterk gerookt vleesch , specerijen van allerlei soort, rauwe uien en dergelijke spijzen, maar voor fijn wildbraad of andere lekkere spijzen is hij tamelijk onverschillig. Zon-dei eenigen binder er van te hebben verkeert hij te midden der kwalijkst riekende uitwasemingen en openbaart een aflteer van een aantal liefelijke geuren. Zijn gehoor en gezicht daarentegen zijn ongeëvenaard scherp. Hij boort de menschelijke stem op een afstand , waarop zij voor een gewoon mensch of ten eenen male onverstaanbaar, of slechts een llauwe, onduidelijke klank is geworden en van den anderen kant kenmerkt zijn stem zich door een ongemeene mate van helderheid en kracht , waardoor zij lot op een verbazenden afstand hoorbaar is. De verst verwijderde punten ziet hij oven klaar, als een ander, die van een verrekijker gebruik maakt, en is hierdoor in staat om zeer juist na te gaan, waar

-ocr page 235-

225

de kogel uit zijn ver dragend geweer tereclit gekomen is. Bijziendheid is in hel Zwarte Gebergte een bijna onbekend gebrek , en als het waar is, zooais de Duitschers, naar ik meen, beweren , dat het aantal bijzienden in een land een maalslaf oplevert, waarnaar men de verstandelijke ontwikkeling van zijn bevolking kan beoordeelen , dan kan men gerust zeggen , dal do Montenc-grijnen , naar dezen maatstaf beschouwd, op hel laagste standpunt van kennis staan.

Als rnen let op de onverschilligheid en kalmte, waarmede de Montenegrijn de zwaarste pijnen verdraagt, wanneer zo door verwondingen zijn veroorzaakt, dan zou men zeggen, dat hij niet veel gevoel heel\'l, maar men komt van dit oordeel terug, als men ziel, boe de geringste ongesteldheid hem neerslachtig maakt en doel klagen en jammeren. Hoewel hij tol lichamelijke oel\'eningen en bezigheden zeer goed in staal is en in sommige gevallen een verwonderlijk krachtbetoon kan openbaren, heelt hij toch een afkeer van den geregeiden arbeid. Behalve hel hanteeren der wapenen, schijnt iedere andere bepaalde bezigheid hem een vernedering toe, en over het gevoel van verveling, dat uit die werkeloosheid geboren wordt, troost iiij zich mei het, bewustzijn van zijn waardigheid, die hij door dit niets doen in zijn eigen oogen en in die zijner liindgenoolen ophoudt. Fierheid, of liever een verregaande trotscb-heid, is hel hoofdkenmerk van het Montenegrijnsche karakter. Metis vooral de trots, die hem drijft lol die stoute en vermetele wapenfeiten, waarom zijn volk zoo vermaard is. Hij gaal niet in den den strijd als de krijgslieden van hel Noorden: kalm, bedaard, aangevuurd door een diep en levendig gevoel van plicht, dal hen ook dan wakker doel strijden, als niemand ben ziel, als de poëzie van den oorlog plaats beeft gemaakt voor hel akeligste en onl-zettendste proza. De Montenegrijn becfl behoefte aan prikkel en aanvuring als hij den vijand tegemoet gaal: de kruitdamp, het gebulder van hel kanon, de tegenwoordigheid van zijne vrienden en verwanten, hel aanvurende woord van zijn chef, en wel het liefst van zijn vorst. Onder deze invloeden staande, wordt hij in waarheid een leeuw, en rent hij recht op den vijand in, zonder op zijn aantal te letten. De krijgsgeschiedenis van Montenegro is vol van de heldhaftigste krijgsbedrijven, die ons doen denken aan de wapenfeiten der Homerische helden. Een eenvoudige boer of herder n. II. 15

-ocr page 236-

220

wordt in den oorlog een toonbeeld van heldenmoed, op wiens graf\' Montenegro\'s zonen samenkomen om elkander aan te vuren tot den heiligen strijd voor het vaderland, opdat ook hunne namen eenmaal met een onsterl\'elijke glorie mogen omkransd zijn.

Welk een ontzag straalt uit de oogen van allo bewoners dor hoofdstad, wanneer zij op feestdagen hun aartspriester Stevo Ca-picic door hun straten zien wandelen, in zijn lang zwart gewaad, om het middel met een gelen gordel saamgebonden, de borst versierd met talrijke ordeteekenen ! Hoe vaak heeft men hem in den strijd gezien met een paar pistolen in den gordel, een geweldigen sabel in de ééne en een vaandel in de andere hand, allen voorgaande en hun den weg wijzend naar de vijandelijke legerscharen. üp twaalf- en dertienjarigen leeftijd trekken de knapen reeds mede ton strijde, brandend van begeerte naar eer en roem, en niet zelden treft men er onder de Morilenegrijnsche krijgers aan, die op dien leeftijd reeds wakker meededen aan het afsnijden van Turkenkoppen, het heerlijkste wat een Montenegrijn kent. Doch hij is niet alleen ijdel op het oorlogsveld en stelt zijn roem niet slechts in zijn krijgsbedrijven, in alle opzichten is hij ijdel en hoogmoedig. Hij wordt gaarne geroomd om den rijkdom zijner kleeding en don glans zijnor wapenen, om hot waardige van houding en gang, en vertoont dus een zonderlinge mengeling van echt mannelijke en bijkans vrouwelijke eigenschappen. En toch is de fiore Montenegrijn een kruiper voor de hooggeplaatsten in zijn land, niet het minst voor zijn heer en gebieder, den vladika, en onderwerpt zich zonder ecnigon weerzin aan diens despoliek gezag. Hij acht zich gelukkig, als hij do voet van don vorst mag kussen, en is hoven de wolken van zaligheid, zoo hij diens hand of kleederen met de lippen mag aanraken. Van de Turken ook maar het geringste bevel te ontvangen, zou den iMontenegrijnen een gruwel zijn, terwijl zij voor hun eigen hoofden den meest slaafschen eerbied en onderwerping toonen, die men zich voorstellen kan.

De wreedheid, waardoor de Montenegrijnen zich vroeger kon-merkten — een natuurlijk gevolg van hun aanhoudend oorlogvoeren on hun feilen haat jegens de Turken — een wreedheid, waardoor zij dikwijls weinig onderdoden voor de Uasji-bazoeks en andere onmenschelljke hordon in hot Turkscho leger, is in de laatste jaren veel verminderd door de strenge hevelen van den te-

-ocr page 237-

DE ERFVIJANDEN DER TURKEN.

genwoordigen vorst en zijn voorganger legen alle noodelooze gruwelen in den oorlog. Wij zouden echter niet durven beweren, dal er in het geheim niet nog menige wraakoefening op de Turken plaats heelt, die beter op de eilanden der Menscheneters dan in hel beschaafd Europa tehuis zou behooren. Doch hel opstapelen van Turkenkoppen tot krijgstropeeën, het pronken met afgesneden ooren, neuzen en andere lichaamsdeelen der ongeloovigen, vroeger algemeen, heeft thans geen plaats meer in Montenegro. Onder vorst Danilo gebeurde het eens, dat er een aantal hoofden na een moorddadig gevecht in de tent van den vladika vergaderd waren. Do vorst bedreigde zijn gasten met de strengste straffen als zij of hun manschappen zich aan eenige noodelooze wreedheid schuldig maakten. Een der aanwezigen nu had zijn gordel geheel behangen met ooren en neuzen, die hij den Turken alge-sneden had en was niel weinig fier op deze eigenaardige zegetee-kenen. Hij zag zich echter na de vermaning van den vorst genoodzaakt om stilletjes de tent te verlaten en zich Ie ontdoen van deze bewijzen zijner heldhaftigheid.

Een der meest kenmerkende eigenschappen van het Monlene-grijnsche karakter is de buitengemeene geslepenheid, waardoor allen, hoog of laag geplaatsten, zich onderscheiden. De Monlene-grijn is een geboren diplomaat. Zelden zal hij zonder omwegen spreken, en nooit komt men zijn oordeel over een of andere persoon of zaak juist te weten. Hij onderhandelingen over koop of verkoop kan men nooit met zekerheid op hem aan en hij zal geen gelegenheid laten voorbijgaan om hem, met vvien hij le doen heeft, een poets te spelen. Daarbij komt, dat hij zeer gesteld is op winst en slechts noode scheidt van de weinige penningen, die hij zijn eigendom kan noemen. Dikwijls zal hij eenige uren, ja een ganschen dag met den verkoop zijner waren wachten, in do hoop van nog een klein winstje extra le maken, terwijl hij in denzelfden tijd hel dubbele, ja, tiet driedubbele van die winst met geregelden arbeid had kunnen verdienen. Hij heeft echter volstrekt geen begrip van hel Engelsche en Amerikaansche: vlimeis money,quot; (tijd is geld) en het zal nog wel geruimen tijd duren voordat de eigenschappen, die een volk zoo doen spreken, in Montenegro zijn doorgedrongen.

Een heugelijke omkeer heelt er plaats gehad met betrekking

227

-ocr page 238-

DE ERFVIJANDEN DER TURKEN.

228

lot de oneerlijkheid, den diefstal en de roofzucht, die in vroeger dagen in gansch hel Zwarte Gebergle inhcemsch waren niet alleen, maar bijkans als deugden werden beschouwd. De tegenwoordige vorst en zijn voorganger hebben dit euvel welen le beslrij den door het uitvaardigen van wetten, zóó streng, dat men er, evenals van de beruchte Draconische wetten, van zeggen kan, dal zij met bloed zijn geschreven, terwijl er op bet aanbrengen, hel vangen en dooden der dieven en roovers aanzienlijke premiën gesteld zijn. Dank zij deze maatregelen is hel eigendom in het Zwarte tlebergle thans volkomen veilig en de vreemdeling zou zelfs zijn heurs met volkomen gerustheid aan een Montenegrijnschen gids kunnen toevertrouwen. Alleen de grensbewoners hebben van hun roofzucht geen afstand kunnen doen, doch hier vergeeft men lichtelijk dezen hartstocht, daar zij er alleen len koste der gehate Turken bevrediging aan verschaften.

Op bel punt van godsdienst is de Monlenegrijn, althans wat hel uiterlijke aangaat zeer nauwgezet en behoord! ongetwijfeld lolde gctrouvvsle aanhangers der orthodoxe kerk 1). Nauwelijks hoort hij een kerkklok luiden, al is het nog zoo in de verte, of hij staakt zijn arbeid, zijn gesprek, ontbloot het hoofd, maakt het tceken van hel kruis en spreekt een korter of langer gebed uil. Heeft bij een der booge toppen van het gebergte bereikt, van waar men bet klooster van Cettinje kan aanschouwen, waar hel gebeente van den heiligen vladika Peter I rust, dan blijft hij een oogenblik lang in een eerbiedige houding staan, ontbloot hel hoofd en zegt eenige gebeden op. Zijne groeten ademen alle een godsdienstigen geest, en in zijn gesprek komt lelkens de naam der godheid voor, niet bij wijze van vloek of oneerbiedig stopwoord, maar als de uiting van zijn eerbied voor den Almachtige. Zelfs als hij aan een betrekkelijke lichte ziekte lijdt, laat bij zich het laatste oliesel toedienen dooi\' den pope of priester en een menigte brandende waskaarsen om zijn legerstede plaatsen. Zijn eeden legt hij at op do overblijfselen van den reeds genoemden

1) Den lezer zij herinnerd, dal do belijders dor Grieksch-Kalholieke kerk, di« ui di n Czaar van Rualund haar geesttlijk h.oold zion, zich zeiven de orthodoxen noemen, in tegenstelling met de Roomsch Katholieken, welken zy de schisrmtieken of afvalligen ii emeu, terwjjl de Itoomsch-Katholieken laatstgenoemden mam geven aan de Griek-si he Chnslenon.

-ocr page 239-

DE ERFVIJANDEN DEU TURKEN.

lieiligen vladika. De veelvuldige vastendagen der Griekscli-Kolho-lieke kerk worden door den Monlenegrijn mei de meest mogelijke stiptheid in achtgenomen. Oe groote vasten duurt voor hem negentien weken en gedurende al dien tijd gebruikt hij noch eieren, noch boter, noch viseh, terwijl hem gedurende twee dezer vastenweken ook het gebruik van wijn ontzegd is. Nergens ter wereld, althans in de Christelijke wereld, vindt men een voorbeeld van zulke strenge onthouding, die nog te meer onzen eerbied verdient omdat het grove maisbrood, de aardappelen en de stinkende zuurkool, die het volk gewoonlijk gebruikt, al een zeer povere vergoeding opleveren voor het gemis der overige spijzen. Het gebruik van brandewijn wordt echter ook op de vastendagen niet nagelaten en de popes zien deze kleine zonde bij zooveel verdiensten van hun leeken gaarne door de vingers. De keerzijde dezer schildering van hun godsdienstig karakter is echter, helaas! niet zeer aantrekkelijk. De godsdienstige denkbeelden der Montenegrijnen zijn namelijk zoo ruw mogelijk en vormen het grofste bijgelool\', dat men zich voorstellen kan. Straks komen wij waarschijnlijk nog wel in de gelegenheid om met eenige staaltjes hiervan kennis te maken. Het grootste gedeelte vnn deze krijgshafte bergbewoners kent zelfs het viOnze Vaderquot; niet meer en leeft ten aanzien vnn de hoofdwaarheden des Christendoms in de diepste onwetendheid. De monniken en popes zijn echter al ruimschoots tevreden nis zij hun tienden maar ontvangen en het aandeel in de buit op de Turken behaald, en wanneer hun geloovigen maar niet nalaten de korte gebedekens te prevelen, die zij hun hebben geleerd en het overige huldebetoon aan de Kerk te brengen, dat bij de Grieksche Christenheid gebruikelijk is. In den bijna altijddurenden strijd van de Montenegrijnen tegen de Turken staan dus, ja, Christenen tegenover Mohammedanen, geloovigen tegenover ongeloovigen, maar men kan er, zonder onbillijk te worden, bijvoegen: »het zijn er dan ook Christenen en geloovigen naar!quot;

Van een eigenlijk gezegde letterkunde kan er bij de Montenegrijnen evenmin sprake zijn als van de beoefening der wetenschap, ten gevolge van het eigenaardig leven , dat zij geleid hebben en het grootste gedeelte bij voortduring blijft leiden. Vorst Peter II is de eenige Montenegrin, die als schrijver is opgetreden. In den mond des volks leven talrijke verhalen, overleveringen en gedichten, kost-

220

-ocr page 240-

DE ERFVIJANDEN DER TURKEN.

bare grondstoffen, waarmede schrijvers en dichters, die misschien later in het Zwarte Gebergte zullen opstaan, rijke winst kunnen doen, maar vooralsnog zijn zij te ruw en te weinig gevormd om op den naam van letterkundige produkten aanspraak te kunnen maken. Eerst in de laatste jaren wordt in Montenegro onderwijs gegeven, dal dien naam verdient, en de tegenwoordige vorst is ijverig in de weer om deze goede zaak zooveel hij kan te bevorderen, liet vlugge begrip, het levendige gevoel, hel heldere verstand en de rijke verbeelding den Momenegrijnen van nature eigen, konden met recht doen verwachten , dal dit onderwijs goede vruchten zou opleveren. En bet levert dan ook aanvankelijk de verrassendste resultaten op, zoodal het volk van het Zwarte Gebergte onder den invloed daarvan van lieverlede een geheele herschepping en verandering zal ondergaan, tol schade misschien van zijn nationale eigenaardigheden, maar ongetwijfeld ten hate van zijne veredeling en hoogere ontwikkeling.

Een der opmerkelijkste gaven der Montenegrijnen is de wel-sprekendheid, waardoor zij zich kenmerken en die zij als een kostelijke gave schijnen mede te brengen in hel leven. Men kan met volle recht beweren, dat zij even vaardig hel wapen van het woord, als hun scherp gewetten sabel en hun uitmuntend geweer welen te lianleeren. liet is een lust \'s avonds naar hun verhalen te luisteren , die met de levendigste gebaren voorgedragen en doorweven worden melssamenspraken, die zij zoo natuurlijk weergeven, dal geen acteur het hun kan verbeteren. De toehoorders welen deze gavo te waardeeren , met ingespannen aandacht luisteren zij: zij hangen aan de lippen des sprekers , zoolang tot een ander hel woord opvat , en nimmer wordt men hel luisteren moede. In bandelszakon , in den Senaat van het landje, overal komt de na-luurlijke welsprekendheid van den Montenegrijn op schitterende wijze aan den dag.

De kunsten staan in .Montenegro natuurlijk op een zeer lagen trap; aan teekenen of schilderen wordt er vooralsnog door niemand zelfs gedacht. In hel snijden van beeldjes en andere versierselen uil hout zijn zij tamelijk ervaren. Met de bouwkunst spotten zij , zou men zeggen , als men de grillige manier ziel waarop de deuren en de vensters zijn aangebracht in de weinige gebouwen, die. eenigszins dezen naam verdienen, tiet is , alsof men in die

230

-ocr page 241-

DE SCHANDE VAN MONTENEGUO.

23t

onevenredige verdeeling\' een afspiegeling heeft willen geven van liet ongeregelde en het bandelooze leven , dat don Monlenegrijn boven alles dierbaar is. De muziek der zonen van hel Zwarte Gebergte is de eenvoudigheid en eentonigheid zelve. Zij doel ons denken aan de klagende zangen der Negers in Afrika of aan die der rondzwervende Zigeuners. Zij heeft echter voor het volk eene groote mate van bekoorlijkheid en draagt er niet weinig toe bij om de oude volksliederen bekend en in eere te doen blijven , en hierdoor lot het levendig houden van dien wakkeren en kloeken geest, die, wanneer hij eenmaal in de goede richting geleid is, de Monlencgrijnen een eereplaats kan doen innemen onder de beschaafde natiën.

DE SCHANDE VAN MONTENEGRO.

De dames, die hier te lande en elders zulk een somber tafereel ophangen van den toestand der vrouw in onze hedendaagsche samenleving, mochten, om een weinig verzoend te worden met haar lot, den blik wel eens wenden naar liet land, waarmede ik den lezer in deze bladzijden een weinig nader bekend tracht te maken, en bepaaldelijk naar den toestand, waarin de vrouw daar verkeert. Treuriger, ellendiger lot is er kwalijk denkbaar. Van het oogenblik harer geboorte afaan is de dochter van het Zwarte Gebergte een verstooleling, een verschoppeling. Bij de geboorte van een zoon is cr gejuich en vreugde in de woning ; met salvo\'s van geweervuur wordt de intrede van den toekornstigen krijger in de wereld gevierd, maar als een dochlerke de eerste kreten doel hooren heerschl er droefheid en rouw, alsof het gezin door een zwaren slag wordt getroffen. Vraagt men den vader in dit geval bij ongeluk naar het geslacht van de jonggeborene, dan zal bij op een verslagen loon antwoorden: »Och, vergeef mij, hel is een dochter,quot; indien hij niet met een verachlelijken grijns zegt: »\'1 Is een slang!quot; Al de zorg en teederheid der ouders wordt aan de mannelijke spruiten gewijd; het arme meisje ontvangt

-ocr page 242-

•232

hoogstens de strikt noodzakelijke verzorging. Zoo groeit zij op, verwaarloosd, verstooten, veracht, totdat zij de noodigc kracht verkregen heeft, om haar deel van den zvvaren arbeid, die den vrouwen opgelegd is, te verrichlen. In de prilste jeugd reeds wordt zij aan de huiselijke bezigheden gezel, doch deze zijn slechts kinderspel bij het werk, dal van de opgeschoten meisjes en de volwassen vrouwen gevergd wordl. Heeds op zeer jeugdigen leertijd, als ze den kinderschoenen nog ternauwernood ontwassen zijn, ziel men de Monlenegrijnsche meisjes, evengoed als de gehuwde vrouwen, met zware lakkebossen en andere voortbrengselen van hel gebergte op den rug de steile bergpaden afdalen om deze te Laltaro te verkoopen, terwijl ook hel grootste gedeelte van den veldarbeid voor haar rekening komt. ISog voor dal haar vormen gelegenheid hebben gehad om zich le ontwikkelen, is de Monlenegrijnsche vrouw reeds vervallen en verwelkt. Op den leeftijd van vijf en twintig jaren is zij reeds een volslagen bedaagde vrouw, die ai hel vrouwelijk schoon heeft verloren en een afstootend, ja vaak afschrikkend mannelijk voorkomen heelt aangenomen. Van een bevallige houding of gang is natuurlijk geen sprake; geheel haar houding spreekt van de zware lasten, waaronder zij dag aan dag gebogen gaat. In haar oogopslag, gelaatsuitdrukking en gebaren vindt men niets terug van dat fiere en aantrekkelijke zelf-verlrouwen, dal der vrouw in beschaafde landen eigen is, als hel gevolg van de hulde en don eerbied, die haar door allen wordt, beloond. De iMonlenogVijnsche vrouw ziet in haar vader, broeder en echtgenoot, boogere wezens, aan wie zij blindelings moet gehoorzamen, voor wie zij moet sidderen en beven, in wier tegenwoordigheid zij, zonder lol spreken gevraagd te zijn, een eerbiedig zwijgen in acht moet nemen. De man is zich ten allen tijde volkomen bewust \\an zijn meerderheid en laat niet na hel juk zijner heerschappij zwaar te doen rusten op de schouders der vrouw. Aan de zachtere gevoelens jegens haar, die hem mochten bezielen, durft en wil bij geen gehoor geven. Want wal zouden de zonen van hel Zwarte Gebergte er van zeggen, als zij den heer der schepping, den schrik der Turken, zich aldus zagen vernederen!

Men vindt dus onder de Monlenegrijnsche vrouwen niet veel se hoonheden. De weinige onder haar, die op dien naam aanspraak

-ocr page 243-

UK SCHANUK VAN MONTENEGRO.

kunnen maken, zijn in den regel vreemdelingen en waarschijnlijk voor liet grootste gedeelte uit Turkije afkomstig. Men zegt namelijk, dat de stoute krijgers van hel Zwarte Gebergte niet alleen voor de koppen en het vee der Turken, maar ook voor hunne vrouwen een bijzondere voorlielde hebben, zoodat zij de gelegenheid gaarne aangrijpen, als deze zich voordoet, om een schoone dochter der ongeloovigen in levenden lijve buit te maken en haai mede te nemen naar liet gebergte, waar zij haar dan goedschiks ol\' kwaadschiks laten doopen en daarna lot levensgezellin kiezen. Daar deze vrouwen onder de ongeloovigen een beier en gelukkiger jeugd hebben gehad dan hare zusters in de Christelijke maatschappij van hol Zwarte Gebergte, heeft haar schoonheid gelegenheid gehad zich te ontwikkelen en zijn zij niet aan verwelkte bloemen gelijk, maar aan de zoodanigen, die schitteren in al de pracht van het Zuiden en van hel Oosten.

Kerst sinds de laatste vier of vijf jaren misschien ontvangen de Monlenegrijnsche meisjes eenig onderwijs; vroeger waren zij hiervan ten eenen male versloken, zoodal de tegenwoordige vrouwen van bel Zwarte Gebergte zich bijna zonder uilzondering kenmerken door een onwetendheid, waarvan men alleen in de meest harbaarsche landen der wereld de wedergade vindt. Hel weinigje, dal zij thans leeren, draagt echter lol haar boogere geeslesonl-wikkeling nog weinig bij, daar de meisjes evenals in vroeger dagen dadelijk aan den zwaren arbeid worden gezel, zoodra baar lirbaamskracliten zich beginnen le ontwikkelen en de afzondering en minachting, waarin zij leven, geheel dezelfde is gebleven. iJe Monlenegrijnsche vrouw heeft zich gelukkig leeren schikken in haar lol, ja de vrouwelijke eigenlieide, die zich nimmer geheel laat verloochenen, openbaart zich bij haar op een wi jze, die geheel in overeenstemming is mei haar levensomstandigheden. Zijn in andere landen de vrouwen fier op haar bekoorlijkheden, op de onweerstaanbare kracht van haar oog, op haar bevallige houding en gestalte, de Monlenegrijnsche vrouw ziel met welgevallen baar stevige armen aan, verheft zich op de lasten, die zij lillen en verdragen kan en roemt op de boeveelheid zwaar werk, die zij kan afdoen.

De reiziger, aan wiens beschrijving van het Zwarte Gebergte ik deze tafercelen grootendeels ontleen, begaf zich eens met een tul-

233

-ocr page 244-

DE SCHANDE VAM MONTENEGRO,

rijk gezelschap van Cattaro dc bergen op naar Collinje, Als naar gewoonte had men een aanlal vrouwen bij zich, die geheel de rol vervulden van do dusgenaamde koelio\'s in onze Oost-Indische bezittingen. Gewoon aan het dragen van zware lasten op den stellen weg, klommen zij welgemoed de bergen op. Eensklaps bleef or een slaan bij een stellen rotswand, wierp haar last neer en ging vervolgens zitten schreien. Gevraagd, wal de oorzaak was van haar droelheid, antwoordde zij, dat een barer gezellinnen beweerd had, dal zij mei haar pak nooit den top van het gebergte zou kunnen bereiken. Dit had haar zeer gedaan; hierdoor gevoelde zij zich evenzeer gekwetst en vernederd, als in andere landen oen vrouw, tot wie men zegt, dat zij onbevallig en leelijk is.

De romanschrijvers, en voornamelijk do Fransche, wier werken nilen de liefde lot onderwerp hebben, zouden in Montenegro weinig vinden, wat lol stofïeering van hun verdichte lafereelen dienen Kon. Niemand maakt er ooit aan een vrouw het hof, van liefdesavonturen is er volstrekt geen sprake; de jonkman, die zich een dergelijke weelde veroorloofde, zou al spoedig als een onmanlijk, verwijld wezen met den vinger worden nagewezen, ja, zijn galan-lerio zou hem als een misdaad voor de voelen geworpen worden He mannen doen dus hun best om geenerlei voorkomendheid jegens de vrouwen aan den dag te leggen, en de vrouwen van hare zijde schijnen er volstrekt niet op gesteld te zijn, dat bun deze oer wordt bewezen. ^ De lichtzijde van dezen overigens vrij treu-ligen toestand is, dat er in hel Zwarte Gebergte zelden sprake is van verleide meisjes. Waagde eenig jonkman hel om eenige moeite te veroorzaken aan een vrouw of maagd, terwijl deze geheel onbewaakt en alleen door het gebergte dwaalt, onmiddellijk zouden tien, twintig van haar verwanten of bekenden gereed staan om den vermelelen aanrander der onschuld met zijn leven te doen boeten voor zijn euveldaad.

Hel huiselijk leven, in andere landen een bron van verkwikking on troost onder de moeielijkheden en hardheden van het leverquot;, heeft voor de arme Montenegrijnen niets opbeurends of hartver-heflends. De man gedraagt zich in huis als onbeperkt heer en meesier en houdt er van zijn vrouw dit op alle mogelijke wijze ie doen gevoelen. \\ari vertrouwelijkheid, onderling overleg, gemeenschappelijk genieten van de vreugden des levens, vati het

234

-ocr page 245-

DE SCHANDE VAN MONTENEGRO.

235

steunen en helpen van elkander onder de zorgen en bezwaren, waarmede men heell te worstelen, is er in hel huwelijksleven der Montenegrijnen geen schijn of schaduw te vinden. De vrouw bemoeit zich volstrekt niet mol de zaken van haar man, en zou dil ook niel mogen doen. Komt liij tehuis, zij durft hem niet le vragen van waar hij komt; gaat hij uil, zij mag er zich niel over bekommeren , waar hij zich heen begeeft. Vraagt haar iemand naar haar man, dan luidt haar antwoord onveranderlijk: »lk weet niel, waar hij is,quot; zelfs al is zij hiervan volmaakt op de hoogte. Is de man op reis, dan hoort zijn vrouw niets van hem. Soms gebeurt hel, dat hij zich le Triest, le Constanlinopel of elders bevindt, zonder dal hij haar zelfs gezegd heeft, dat hij op reis ging! Is hij zoo goed haar geld toe te zenden, dan ontvangt zij er geen letter schrift bij. Men noernl elkander niel hij den naam ; men spreekt elkander toe als menschen, die geen kennis aan elkaar hebben en zich niet al te eerbiedig willen uitdrukken. Vraagt iemand de vrouw naar baars mans naam, dan antwoordt zij met een lach; sik weet het niel, de Duivel hale hem Iquot; Is de man soms genoodzaakt iemand te zeggen, wie zijn vrouw is, dan geschiedt dil onder hel vragen van verschooning voor het aanroeren van zulk een onaangename zaak. Van gezamenlijk uitgaan is natuurlijk geen sprake, leder gaat op zijn eigen gelegenheid. De vrouwen hebben echter het recht om zich op hare tochten naar de hoofdstad te laten vergezellen door de vrienden des huizes of door hen die als bruidsjonkers dienst hebben gedaan. Koml men elkander op den weg legen of haalt men elkander in, dan doel de man alsof hij zijn vrouw niel kent. Voor geen schallen der wereld zou hij gezien worden met zijn vrouw, het dorp zo» er hem nog weken lang op aanzien en hij zou hel voorwerp zijn van een min behagelijke scherts. Om in de gelegenheid te wezen zijn meesterschap te toonen zoekt de Montenegrijn alles op, wal aanleiding geefl om le vitten op de vrouw. Wee haar, die het durft te wagen, haar heer tegen te spreken, of die beproeft hem zijn onrecht onder hel oog te brengen ! Dan regent hel slagen, duwen en slooten, en de gespierde vuisl van den krachligen strijder komt bij zoodanige gelegenheden niel zacht neer. De buren hooren het geraas van den twist, maar nemen er kwalijk notitie van. Zij weten het bij ervaring, dal de lusschenkomst van

-ocr page 246-

230 igt;K schande: van Montenegro.

den een ol\' ander de zaak nog maar ernstiger maken zou, terwijl de Montenegrijnsche vrouw zelve er volstrekt niet op gesteld is, dal men haar partij trekt tegenover haar man, en, met de echtgenoot van Sganarelle uit Molière\'s blijspel, misschien zou zeggen lot hem, die haar beschermen wilde tegen de grofheden cn mishandelingen van haar man: «Waar bemoeit ge u mede! Maak, dat ge wegkomt, ik w i I geslagen worden. Het gaat niemand aan !quot; Kr blijft dan ook geen spoor van wrok of wrevel over na hel einde van zoon huiselijk tooneel; men leeft voort, alsof er niets is gebeurd. De vrouw is zelfs min of meer fier op haar slavenjuk, want zij oordeelt, dal van den glans, die er afstraalt vnn haar meester en heer, ook een deel vall op haar persoon. Zij verricht niet alleen den arbeid, waartoe zij verplicht is, maar stelt er een eer in om nog zooveel mogelijk bovendien te doen. Alleen, wanneer zij door ziekte aan haar legerstede gekluisterd wordt, staakt zij den arbeid; overigens volbreng! zij dien onder alle omstandigheden en niet zelden gebeurt het, dat de Montenegrijnsche vrouwen bij den terugkeer uit hel gebergte haar mannen hel hart verheugen door hel verloonen van een jongen krijgsman, die onderweg hot levenslicht heelt aanschouwd !

Na helgeen wij reeds van het huiselijk leven der Montenegrijnen hebben gezien, verbaast het ons niet meer, dal do man ingeval van ziek ie niet opgepast en verzorgd wordt, door zijn vrouw, maar dal zijn bloedverwanten en vrienden zicli van deze zaak\' kwijlen. Kalm en bedaard heeft de vrouw, als de ziekte ernstig is, slechts hel oogenblik af ie wachten , dal de onverbiddelijke dood den man, die zoovele Turken in het zand heeft doen bijlen op zijn beurt lerneerwerpl. Dan wordt hel dor vrouw gegund haar jammerklachten le paren aan die der overigen. Do grondtoon van deze klachten is echter geen smart over hel ontvallen van een hefdevollen steun, maar rouw over den dood des krijgers, die in zijn leven de schrik was der ongeloovigon, de wakkere strijder voor het Kruis tegenover de Halve Maan.

Zoo beslaat er een schreeuwende legenstclling tusschen hel lol der vrouwen van deze strijders voor het Christendom, en dal barer zusiers m hol overige gedeelte van de Christelijke wereld. Hel leven der Montencgrijnsche vrouw is in waarheid\' lijdon en slrii-den, slaven, sloven en zwoegen. .Met deernis zien wij hoar gerim-

-ocr page 247-

DE SCHANDE VAN MONTENEGRO.

peld gclaal, haar gebogen houding, haar schuwen en vreesachligen oogopslag aan. Wij kunnen hel haar niel kwalijk nemen, dal zij jaloersch, achterdochtig, kinderachtig nieuwsgierig, babbelziek en kwaadsprekend is. De vloek der slavernij openbaart zich ook onder deze dusgenaamd «vrijequot; vrouwen op ontzettende wijze. Wij moeten ons er nog over verwonderen en haar er tegelijk om bewonderen, dat zij vaak nog zooveel toewijding, zelfverloochening, gevoel van eer, opofferingszucht en waren heldenmoed in haar treurig leven aan den dag leggen. De volkspoëzie der Montenegrijneu weel deze eigenschappen in hunne vrouwen, die vooral in oorlogstijd op schitterende wijze aan den dag komen, te waardeeren. Meer dan een lied wordt door de bewoners van het Zwarte Gebergte gezongen, waarin een ol\' andere dochter des lands om haai heldendaden in den strijd wordt verheerlijkt. Laai ons een dier liederen beluisteren en\' ons hierdoor in de gelegenheid stellen om liet beeld der Monlenegrijnsche vrouw voor onzen geest te voltooien :

«Een zoom vun het Zwarte üebcr^to roo|pt klagend uit op do hoogteArme Stani-cha! weo over mij, dat ik uw bloed niet heb gewroken!\' In de diepte der vallei hoort Stanicha\'s vrouw deze klacht en krijgt daardoor zekerheid , dat haar man gevallen is in don strijd.

Dadelijk maakt zij zich op met geweer en zwaard en klimt de groene paden op, waar langs de moordenaurs van haar echtgenoot, vijftien Turken onder aanvoering van Tsjenghitaj-aga, afdalen naar de vlakte. Weldra slaat zij tegenover de bende, legt nan op den hoofdman en doet hem levenloos ter aarde siorten. De overige Turken geraken in verwarring door het stoutmoedig optreden der stoute heldin, zoo dat zij ongestoord het hoofd van Tsjengnitsj afsnijden kan en als zegeteeken meenomen naar haar dorp.

Nu schrijft Kati, Tsjenghitsj\' weduwe een brief aan Stanicha\'s vrouw: —.Afschuwelijke christin, door het iloodeu van Tsjenghitsj aga hebt gij mij beroofd van het licht mijner oogen. Als gij een echte dochter van het Zwarte Gebergte zijt, kom dan morgen onverzold aan de grens; ik zal u daar afwachten, ook alleen. Dan kunnen wij ons met elkamler meten en zien, wie van ons de beste vrouw was.\'

De Christin doet haar vrouwenkleederen uit en trekt die van Tsjenghitsj aan Zijn pistolen steekt zjj in den gordel, zjjn prachtig krom zwaard hecht zij nan do In up; zijn voortreffelijk geweer hangt zjj over den schouder. Vervolgens bestijgt zij zijn fieren klopper. Behoedzaam rijdt zij voort over de bergpaden, voor elke rots roepondo: .Als hiel\' oen broeder uit het Zwar e Gebergte verscholen i* , dnt

237

-ocr page 248-

l)E SClUNDi: VAM MONTENEGRO.

Iiij mjj niot doode, meonende een Turk voor zich to hebbon, want ik bon oen der (looliteron van hot land.\'

Als zij do grons boroikt hooft, ziet zij, dat do trouwcloozo Turkin niet alleen was, maar haar peetvader bij zich had. Deze was op oen forsch zwart paard gezeten on rent in wildo vaart op do jougdigo Christin aan , zoodra hij haar ziet.

Maar deze maakt zich niot vervaard. Kalm logt zjj haar geweer aan on treft hem mot oen kogel in hot hart. Hij stort van het paard, en Stanicha\'s weduwe snijdt hom hot hoofd af; vervolgens jaagt zij do vluchtende Fatina na, heeft haar in een oogonblik achterhaald, grijpt haar en brengt haar geboeid naar het dorp, waar zij haar als slavin gebruikt en noodzaakt wiegeliederen te zingen voor Stanicha\'s vadorloozo kinderen. Kn nadat zij haar zoo oen jaar had laten dionen, laat zij de Turkin frank on vrij naar hare bloedverwanten terugkeoren.

Dergelijke zangen komen in Montenegro en onder alle Slavische volken zeer veelvuldig voor, en elke nieuwe oorlog geeft den dichters nieuwe slof lol hel scheppen van zoodanige liederen ter verheerlijking van den heldenmoed der vrouwen.

Kn niet alleen op deze wijze nemen de dochters van het Zwarte Gebergte ileel aan den strijd legen do gehate Turken ; z ij zijn hel, die het mogelijk maken, dat de geheele mannelijke bevolking oprukken kan tegen den vijand en dat hot kleine vorstendom alzoo een legermacht in het veld kan brengen , waarbij , vergelijkenderwijs gesproken, wat talrijkheid betreft, geen ander Kuro-peesch leger kan halen. Zij zorgen er voor, dal de arbeid op het land in oorlogstijd voortgang heeft en dat de handel met hel buitenland geen vertraging ondervindt. Zij dragen over de sleilc bergpaden de omunHie en de levensmiddelen voor de troepen, zij voeren de gewonden van hel slagveld , en weten dikwijls door hun aanvuring den wankelenden moed der strijders weer Ie doen herleven, ja meermalen is hel gebeurd, dal zij evenals de Ger-maansche vrouwen uil den ouden lijd, hel leger, dal op de vlucht dreigde te slaan , wisten te keeren , door den strijders te wijzen op hel vreeselijke lol , dal hun le wachten stond als zij den Turken ; lovend in harulen vielen en hun de schande af te schilderen , die op hun naam zou kleven , als zij zich op deze wijze onllrnkken aan den strijd.

Ue Monlenegrijnen hebben het dus niet alleen aan hun moed en dapperheid , maar ook voor een groot gedeelte aan die hunner vrouwen , hunner vertrapte en verdrukte vrouwen, le danken, dat het Zwarte Gebergte tot heden toe een vrij land is gebleven,

238

-ocr page 249-

239

welke krachtige pogingen de Turken ook in \'t werk hebben gesteld om het aan zich te onderwerpen.

DENKBEELDEN, ZEDEN EN GEBRUIKEN DER MOXTENEGRUNEN.

Uit het reeds medegedeelde omtrent de bewoners van hel Zwarte Gebergte laat het zich lichtelijk afleiden , dat het bijgeloor hier een weligen bodem vindt om te tieren. Alles werkt samen om den Montenegrijn bijgeloovig te maken : hij weet niets van de wetten en krachten, die het leven der natuur beheerschen; zijn godsdienstige denkbeelden zijn zoo onzuiver en bekrompen mogelijk; zijn fantasie is ongemeen levendig en rijk en van der jeugd al\'aan is hij gewoon aan overleveringen en verhalen , waarin het bovennatuurlijke en spookachtige de hoofdrol speelt. Algemeen heerseht dus het geloof aan goede en booze geesten, die invloed uitoefenen op den loop der natuur en van het menschelijk leven. Nu eens openbaart zoo\'n geest zich in den vorm van een slang, dan van een nachtelijk dwaallicht, dan wederom van een zachten of sterken wind, die tusschen de rotsen zich doet hooren. De bosschen , rotsen, bronnen en bergen zijn, naar de voorstelling der Montenegrijnen, nog hevolkl met de nymfen en andere hoogcre wezens, waarvan de mythologie der oude volken weel te spreken, Al deze wezens dragen onveranderlijk den naam van vila\'s. Zij beschouwen dezen als de goede geesten, die deelnemen in al de vreugden en nooden van den mensch ; die hem altijd omzweven en omgeven en van alles , wat hem betreft , nauwkeurig op de hoogte zijn. Haar gewone verblijfplaatsen zijn ontoegankelijke bergspitsen, maar van daar begeven zij zich overal heen en verschuilen zich niet zelden in een gezellig hoekje van de woning. Vooral de Lorrchen , een hooge berg , dien men op de vlakte van Cettinje stout en fier zich tot een ongenaakbare hoogte ziet verheffen, is de geliefkoosde woonplaats der Vila\'s.

-ocr page 250-

240

«Daar, zegt hel Monlenegrijnsche lied, daar, te midden van dorens en brandnetels, te midden van sneeuw, die nimmer smelt, van stormen, die nimmer lol bedaren komen, wonen de Vila\'s, daar voeren zij nacht op nacht hun dansen uit.

oLangs den voel van den berg gaat een held, die hel geluk der liefde wcnschl to smaken. De vtlas zien hem en roepen van de hoogte:

«Kom onder ons, kom hier! Hier is hel geluk te vinden, hier onder de smettelooze stralen der zon , onder hel bleeke licht der maan, onder den schitterenden krans van de sterren!quot;

Wie, hetzij beroemd krijgsman of eenvoudig sterveling , zou weerstand kunnen bieden aan het zoete lied? Wie zou hel hart niet openen voor deze vriendelijke en helooverende lokstem ?

Volgens tJe Slavische overlevering hebben de vilas al spoedig na de Schepping hel aanzijn ontvangen. In de Monlenegrijn-sche volkspoëzie vindt men deze overlevering op de navolgende bevallige wi jze verhaald ;

«De vruchlbare moeder Eva had aan Adam een talrijk kroost geschonken : dertig zonen en dertig dochleren. Toen God op zekeren da^ hem naar het getal zijner kinderen vroeg, schaamde Adam zich er over, gelijk dit met ieder wakker man van hel Zwarte Gebergte in dergelijke omstandigheden hel geval zou zijn, om te zeggen , dat hij zoovele dochters had ; kinderen dus , die hel zwaard niel zouden voeren , noch vrees inboezemen aan den vijand. In zijne ^verlegenheid verborg hij er drie van, alsof men iets kon verbergen voor hel Oog, dat alles ziet! Um hem hiervoor te straffen nam de Almachtige deze drie dochlerkens, de schoonste van allen, en maakte ze lot vila\'s. Sinds dal oogenblik dwaalden zij in de oneindige ruimte rond, en daar zij braaf en rein leefden , bleven zij ongedeerd door den Zondvloed. Evenals aan Noach werd ook aan haar deze ontzettende gebeurtenis vooraf aangekondigd; zij werden opgenomen in de Ark en bleven er, totdat de «iuil kwam aanvliegen met den olijftak. Van gewest tol gewest reisden zij door dc lucht, totdat zij het land der Slaven zagen. Daar geviel bel hun zóó goed , dat zij er zich bij voorkeur ophielden. Zij kunnen alle talen spreken maar het liefst bedienen zij zich van de liefelijke klanken, waarin de Slavenhun gedachten uilen. Evenals hun geliefd volk, de Slaven , liehben

-ocr page 251-

DENKBEELDEN , ZEDEN EN GEBRUIKEN DER IIONTENEGRIJNEN, 241

•/.ij hel Christendom omhelsd. Dikwijls zweven zij onzichlhani\' de kerken binnen en beschermen allen, die dapper strijden onder dc banier van hel Kruis, terwijl zij zich den Turken altijd vijandig hetoonen.quot;

Behalve deze goede geesten zijn er, volgens hel volksgelooi der Montenegrijnen, booze geesten, die altijd er op uil zijn om den inensch kwaad te doen en dorsten naar zijn bloed. Vooral de dwaallichtjes, zichtbare leekenen van dc legenwoordiglieid dezer planggecsten, boezemen den Monlenegrijn schrik in. Hij hot vernemen van de geheimnisvolle echo\'s der rotsholten en kloven vaart luin een huivering door de leden. Ook bij de gedachte aan de vampyrs, verdoemde dooden, die uit het graf opstaan om gedurende den nacht rond te waren onder dc levenden cn Imn hel bloed uil te zuigen, maakt zich een gevoel van ontzetting van deze onverschrokken krijgers meester en gaan zij aan \'l beven als ccn riet. Ziehier de beschrijving van zulk een vampyr door een geleerde, die de volksoverleveringen der Slaven heelt bestudeerd, ons gegeven :

»De voedkodlak — zoo noemen dc Slaven dil afschuwelijke wezen — slaapt in zijn graf met open oogen en strak starenden blik. liij volle maan slaat hij op om hel bloed der levenden Ie gaan uitzuigen, waartoe hij een opening maakt in den rugge-graal. Als iemand begraven is en hel volk gelooft, dal hij aldus zijn graf verlaat, dan wordt hij plechtig opgegraven. Is hel lijk reeds lol ontbinding overgegaan dan bepaalt zich de pope (de priester) er loc, om het met wijwater te besprenkelen ; ziet hel er nog rood en bloedend uit, dun heeft er een formeele duivclbanning plaats en vervolgens steekt men hel een puntig hout in deborsl. Vroeger hadden de Slaven de gewoonte om op hel hoofd van lid lijk in groolen getale te schieten, loldal het geheel van kogels doorboord was, en hel daarna tc verbranden. Dil heeft llmns geen plaats meer, maar nog weten zij tc verhalen, dal zelfs de meest uitgehongerde raven bang zijn van zulk een lijk en, hoe ook belust op bedorven menschenvlecsch, er niel zullen aanraken. In Noordelijk Griekenland vindt men een soort van bijgelool met hel beschrevene nauw verwant. Daar verhaalt men van levenden, die ten prooi zijn aan een verschrikkelijke slaapwandelzuchl en s nachls, van bloeddorst verleerd, hun bullen verlaten om alles wat Imn legcnkornt, menschen oi beesten, Ie verscheuren cn hun het bloed

n, II. 10

-ocr page 252-

242 DENKBEELDEN, ZEDEN EN GEBRUIKEN DER MÖNTENEGIiUNEN.

uit lo zuigen. Vooral hel bloed van jeugdige meisjes maakt de begeerlijkheid dezer ongelukkiger! gaande. Meestal paart zicli zoo\'n verschrikkelijke slaapwandelaar met de viechlisa, een vrouwelijk spooksel met vurige vleugels, dal \'s nachts zich nederzet op de borst der menschen, hen verstikt door haar omhelzingen of hun haar bloeddorst mededeelt.quot;

De Montenegrijnen gelooven al verder aan loovenaars en heksen, aan de wederverschijning der dooden , aan duivelbezetenheid, aan de kracht van talismans en amuletten , die meeslal beslaan in een zorgvuldig opgevouwen papiertje, waarop een ol ander bijbelwoord staat geschreven. Zij houden zich met allerlei bijgeloovige praktijken op, waarvan men er enkele ook buiten de Slavische volken terugvindt, de meeste cellier zijn alleen hun en hun ras-genooten eigen. Ziel hier er eenige van meegedeeld:

Als er zich een slang in een huis vertoont, zeggen zij, moet men zich wel wachten haar weg le jagen. Haar tegenwoordigheid is een gunstig lecken, wanl de slang is de bewaakster van verborgen schatten.

Die op Kerstavond klimoptakken boven zijn deur hangt of in St.-.lans-nacht zich in den dauw baadt, ol\' ook zich de borst in-vvrijlt met ongeperste boomolie, is voor hel geheele jaar tegen den invloed van hekserij gewaarborgd.

Als men op den morgen van St.-Joris op Duitjes van essen-oi vijgenschors blaast dan is de geheele omtrek , waar het geluid zich laat hooren , togen tooverij beveiligd.

Dooi\' over de vuren te springen , die de herders op den vooravond van St. Jan ontsteken , kan men zich behoeden tegen den bliksem en de aanvallen van booze geesten.

Up den gedenkdag der bekeer!ng van Sl. I\'aulus moet men met den bijl tegen de olijlboonien aanslaan , zeggende : bekeer u tot vrucht dragen , evenals St. Paulas lot hel gelool\'. Verzuimt men dit, dan heelt men een slechten oogst te wachten.

Op den feestdag der Onnoozele Kinderen moeten de kinderen de wijngaardranken met ren slokje tikken , onder het uitspreken der woorden: «Draag vrucht! draag vrucht! schoone wijnstok ! Anders zal ik ii afhakken,quot;

liet gewijde brood van Sl, IJasiliusdag en de eieren die op Stillen Zaterdag gelegd worden, zijn geneesmiddelen tegen keelziekten.

-ocr page 253-

DKNKBEELDEN , ZEDEN EN GEBRUIKEN DER MONTEN\'EGRIJNEN. 24;.i

Door zicli op Paschen , terwijl de kerkklokken luiden, met water te wassclien, kan men zich bevrijden van oogziekten en Imidzwe-ren.

Do boter, gekarnd van melk, die op Allerzielendag wordt verkregen , is een balsem voor alle soorten van wonden.

Een stuk houtskool, dal op \'I. Laurens van onder een steen gehaald wordt, nadat men het juist een jaar te voren er onder heelt gelogd , is een uitstekend middel legen de derdedaagsche koorts, evenals ook het strijken met de rechterhand van een doode over hel voorhoold.

De zoogenaamde Uelenamunten, alkomstig uil den tijd van hel Üyzantijnsche keizerrijk, en zekere iiongaarsehe geldstukken zijn, op hel li.jl gedragen , een geneesmiddel tegen de vallende ziekte.

De vrouw, die geen zoon Ier wereld brengt, moet zeven priesters tot zich roepen, den drempel van het huis door dezen met olie lalen zalven en daarna wegnemen, daar het in den regel aan beloovering van dien drempel te wijlen is, als hel huisgezin niet door de geboorte van jeugdige krijgers wordt verblijd.

Als kwade voorleekenen worden aangemerkt: hel kraken van hel bout op den haard, hel branden van drie kaarsen tegelijk , de geboorte van zwarte lammeren , de tegenwoordigheid van zeven ol\' dertien gasten aan dezelfde tafel , het kruiselings over elkander leggen van vork of lepel, bel verrichten van bepaalde bezigheden met tic linkerband, hel huilen van bonden, hel gekras der uilen, liet binnenstappen van een woning met den linkervoet en vele andere, die men ook in hel bijgeloof van andere volken als zoodanig vindt aangemerkt.

De Monlenegrijnen schrijven aan verschillende Heiligen het vermogen loe om invloed uit Ie oefenen op bepaalde naluurverschijn-selen , welk geloof almede bij andere volken teruggevonden wordt. St. Elias is volgens hen de patroon van den donder; St. I\'anlalemon die der orkanen; St. Nicolaas die der zee; de Heilige Maagd beeft hel opperbewind over het vuur, waar en in welken vorm hel ook gevonden wordl.

Zij zijn ongemeen kwistig in het gebruik van eeden en roepen bij de nieligsle aanleiding God, de Moeder Gods en de Heiligen aan. Niet zelden zweren zij ook bij de reliquieën van een Heilige; bij den patroon van hun dorp; bij den Heilige, wiens

-ocr page 254-

DENKBEELDEN, ZEDEN EN GEBRUIKEN DER MONTENEGRUNKN.

naamdag het juist is; bij den Zondag of den Vrijdag, bij den heiligen dag van iedere weel» , en telkens als zij zeiven deze ol\' andere heilige namen cn woorden uitspreken ol\' dit door anderen hooren doen , brengen zij de hand aan den mond nn het voorhoofd , bij wijze van eerbiedhetoon. Als twee personen gezamenlijk een eed moeten afleggen, nemen zij ieder het uiteinde van een gordel in de hand , heffen de rechterhand plechtig op lol de beelden der Heiligen , waarvoor zij staan, cn spreken langzaam en statig de eed lor mule uit.

Om van ongevallen verlost of daartegen gevrijwaard te zijn, leggen de bewoners der Zwarle Bergen ook veelvuldig geloflen al\', b v. , dut zij behalve do gewone nog extra-vastendagen zullen houden: dat zij zicb op hloole voelen naar een ofandere kerk zullen begeven ; dat zij aan dezen of genen Heilige een klein zilveren plaatje zullen offeren, waarop een oog, een hand, een voet of ander lichaamsdeel, dat lijdende is staal afgebeeld, opdat de Heilige hierdoor bewogen worden de gewenschle genezing le si henken.

De popes (priesters) en monniken hebben in het Zwarte Gebergte natuurlijk een onbegrensden invloed , en hel is wel le betreuren, (lal de onwetendheid en andere min gunstige eigenschappen dezer voorgangers hun in den weg slaan om van dezen invloed ter verhooging van het. ware geluk des volks gebruik te maken, waartoe zij meer zouden kunnen bijdragen dan het machtige Rusland en de andere mogeruiheden, die zich het lot van hot kleine bergvolk hebben aangetrokken en er voor zorgen , dal de bijkans onophoudelijke strijd tusscben Montenegro en Turkije niet eindigt met de volslagen onderwerping van bot eerste. Alle mogelijke kerkelijke feesten en plechtigheden zijn er in de hoogste eere en worden met treffende gehechtheid aan de voorvaderlijke gobriii-ken gevierd. Dit is voornamelijk het geval met het Kerstfeest. Niels belangwekkender, dan tegenwoordig te zijn bij deze feestviering in Montenegro\'s kleine hoofdstad. Aan den vooravond van hel groole Ghristenleest begeven zich de vorst en idle geestelijke cn wereldlijke waardigheidsbekleeders, gedeeltelijk te paard, gedeeltelijk le voet, naar een der bosschen aan de hellingen van den berg bowchen om er den Kersttak le gaan snijden, leder zoekt een mooien lak ol ook wel een geheel jongen boom uit en

244

-ocr page 255-

245

nailcil ictlur den zijne af\'gesnedfin lioelt, begeell men zich liiennetie naar tic slad terug in slatigen optocht, onder gedurige salvo\'s van geweervuur. Hij levert een allerschilderachtigst schouwspel op, deze optocht, daar de hooggeplaatste personage\'s, die er aan deelnemen, allen in staatsiegewaad zijn en daarin een recht theatrale vertooning maken. Al de takken worden tegen den muur van hel vorstelijk paleis aangezet en de geheele stoet heelt het voorrecht van dagen achtereen te worden onthaald door den vorst. Hen heiligen nacht der geboorte brengen velen wakend door; die verlangen te slapen mogen daartoe alleen gebruik maken van liet slroo, dat op den vloer uitgespreid wordt. Overal in gansch .Montenegro , worden dergelijke toebereidselen gemaakt. Die zeil niet in de gelegenheid is om een Kersttak te snijden, koopt er een cn betaalt, wat hem gevraagd wordt, daar het een zonde geacht wordt bij deze gelegenheid iels al te dingen, en waarschijnlijk ook le overvragen. Zooveel mannelijke leden als het gezin teil, zooveel takken minstens moeten er tegen den voorgevel van liet huis gezet worden; liefst echter plaatst men er meer, omdat men hierin een gelukkig voorteeken ziet van de geboorte veler jonge krijgers. De huismoeder maakt ongegist brood gereed en zorgt voor een heerlijk leestgebraad, waartoe men een schaap ol een varken bestemt, liet laatste bij voorkeur, omdat dit tegelijk het zinnebeeld is van Montenegro\'s haal jegens de Turken, voor wie, zooals bekend is, het eten van varkensvleesch een gruwel is. Als voorsnijmes gebruikt men den scherpen sabel, waarmede men het in zijn geheel, ol\' althans in groote stukken, opgezet dier zeer handig weet le verdoelen. Er heersebt een ware wedijver om de kerstmalen zoo overvloedig cn luisterrijk mogelijk le maken, en bij deze gelegenheid stelt men zich meer dan schadeloos voor de armoedige en schrale levenswijze, waartoe de meeste Montene-grijnen gedurende bet grootste gedeelte van bel jaar verplicht zijn. l)eze l\'eestviering duurt verscheidene dagen aebtereen en telkens hij vernieuwing wordt er goede sier gemaakt. De buizen staan voor ieder open en ieder bezoeker schikt ongenood mee aan tafel. Zoodra de avond gevallen is wordt hel Kerstvuur aangelegd, beslaande uit de afgesneden lakken, die tezamen een waren brandstapel vormen. De huisvader besprenkelt hel vuur, zoodra liet brandt, met wijn in den vorm van een kruis, onder bet uilspre-

-ocr page 256-

\'24(j DENKBEELDEN , ZEDEN EN GEBRUIKEN DER MONTENEQRIJNEN.

kt?n viin zegemvenschen over het gezin, zijne verwanten, zijn oogst en allerhande andere personen en zaken. Daarna zet ieder de ilesch aan den mond, de moeder en do dochters moeten zi(-h vergenoegen met heigeen de heer gemaal en zijn zonen er goed-gunflig in hebben gelaten, in oen brood branden drie kleine waskaarsjes, omkranst met klimop, dio het zinnebeeld zijn dor II. Drieëenhoid. Van olk gerecht, dat men gaal gebruiken, wordt vooral\' een deel in hol vuur geworpen. Ongetwijfeld oen overblijfsel van de oude spijs- en drankoflers bij de lluidenscho voorvaderen der .Montenegrijnen in gebruik 1). liet schieten duurt den ganschen nacht, ja hot goheele feest door. Zonder dit vreugdebetoon zou hel Kerstfeest voor de schiolluslige Montenegrijnen zeker do holil zijner bekoorlijkheid missen. Aan plechtige zegen-wenschen, tusschen do liuisgenoolen en hun verwanten on vrienden gewisseld , is natuurlijk geen gebrek. Op Oudejaarsavond wordt do reeks der Korstverheugingen afgesloten met een overvloedig feestmaal , hij welke gelegenheid er weer een besprenkeling plaats heeft, dilmaal van hel geheele vertrek, met wijn, vooral in do richting- van do plek, waar do drie kaarsen branden. Blijft een van dezo aan, dan ziet men hierin oen bijzonder gelukkig voorteoken.

Kvenals alle volken van een levondigon en krachtigen geest zijn de Montenegrijnen ook bijzondere liofhebbers van kernachligo en zinrijke spreuken. Vele der spreuken dio bij bon in omloop en ook voortgevloeid zijn uit hun eigen gee.st , vindt men bij andore natiën lenig, als een nieuw bewijs, dal er, in weerwil van alle versrheidenheid en verschil tusschen de volken, naar don geest tusschen bon in vele opzichten oen sterke vorwanlschap bestaat, die ons recht geeft lot de verwachting, dal hol denkbeeld van een algemeene broederschap der tnenschcn , door do edelste geesten, on vooral door hel Christendom gepredikt, geen ijdele hersenschim, maar zeer goed voor verwezenlijking vatbaar is, liet zij

1) I)pmerkeli)lf is het, dat in sommige streken van ons land hot in \'t vuur worpen van hetgeen tot spijze gebruikt kan worden, al» eon bepaald goddoloozc daad aangemerkt wordt. .Misschien is dozo meening wei hot gevolg van den weerzin dien de ( liristeiyke priesters bij do Germanen hebben weten op te wekken togen sommige gebruiken hunner heidensehe vaderen.

-ocr page 257-

DENKBEELDEN , ZEPEN EN GEBRUIKEN DEU MONTENEGRIJNEN.

mij vergund hier ecni^c treffende Montcncgrijnsche spreuken te laten volgen :

Kén oog is voor don wjjze genoeg.

Vertrouw oven weinig op don glimlach van een nmclitigo, als op dien des hemels; want beiden kunnen in oen oogwenk veranderen.

Van één staak kan men geen heining maken.

Zoolang de roos haar liefeijjke geur verspreidt wordt zij door allen geprezen.

Waartoe is oen halsband goed, als men er door stikt .\'

Hoe harder de wind blaast, des te eerder zal hij uitgewoed zijn.

In do handen vun een ander schijnt een stuk altijd grooter.

Men moet niet willen vliegen, voordat do vleugels uitgewassen zijn.

Het vleesch grenst aan het been, de aarde aan de rots.

Als ge een dwaas naar den oorlog zendt, zot n dan neder om te woelien.

De oendracht van een troepje luiaards is beier dan de tweedracht van oen groote menigte.

Het is boter mot den voet, dan mot do tong uit to glijden.

Zoo het nest, zoo do jongen.

Die het hardst schreeuwt, werkt het minst.

Als het schaap blaat, laat het een mondvol gras vallen.

Trouw met do ooren en niet met de oogen.

Men k.m do zon niot verduisteren mot de palm dor hand.

Het water en het vuur zijn goede dienaars , maar slechte meesters.

Als gjj den wolf gaat bezoeken , noem dan de honden met u mede.

Do vermoeide vos hoeft zelfs last van zjjn staart.

Het gebalk van den ezel is geen vorhoorljjking van God.

De levenswijsheid in deze woorden uitgesproken is van een gezonde en weldadige soort en pleit voor den goeden aanleg van de Montenegrijncn. Er komen echter onder liun spreuken ook enkele voor, die een geest ademen, waartegen het edeklenkend en rechtschapen gemoed in opstand koml en die het bewijs leveren , dal hun zedelijk gevoel nog in windsels zit, waarvan hel noodzakelijk verlost moet worden, zal het zich behoorlijk kunnen ontwikkelen. Ik heb het oog op woorden als de navolgende :

Als gij liegt, doo hot dan zóó, dat hot is, alsof gij de waarheid spreekt.

Dio zich niet wreekt komt tekort in zjjn roeping.

En hel treurigste is, dal de wraakzucht, om ons lol dit gebrek te bepalen, niel alleen in deze en dergelijke uitspraken wordt verheerlijkt, maar dal zij, hoezeer dan ook gebreideld door de nadrukkelijke bepalingen van vorst Danilo\'s wellen , nog heden een geduchte rol in hel volksleven speelt.

2\',7

-ocr page 258-

\'248 DENKBEELDEN, ZKUhS tN\' GEBRUIKEN ÜER MÜNTEXEGRIJXLN.

Kven heilig als de Monlenegrijnen, althans waar het volkskarakter niet door vreemde invloeden is bedorven, de rechten der vriendschap en gastvrijheid achten, even heilig achten zij de plicht der wraak , der vreeselijke hloedwraak , en zij geven op dit punt aan de Corsicanen en andere Zuidelijke en Ooslersche volken niets loc 1). Is er een van zijn verwanten vermoord, dan doopt de Montenegrijn het hemd van zijn slachloller in het vergoten bloed, neemt liet mede naar zijn woning en hangt hel daar aan een balk op, totdat de weerwraak voltrokken is. De moeders zijn verplicht om haar kinderen met de moedermelk de haat jegens den bc-leediger in te geven en kwijten zich maar al te getrouw van deze ontzettende laak. De wet laat tegenwoordig nog slechts het dooden loe van hem , die als moordenaar bekend staat en heelt de strengste stralTen gesteld op het uitstrekken der bloedwraak lol de verwanten des moordenaars , gelijk dit vroeger algemeen in .Montenegro gebruikelijk was. liet gaat hier dus omgekeerd als bij do beschaafde natiën. Hij deze laalsten zijn de wellen in den regel de uitdrukking van het volksbewustzijn en worden ver-belerd naar gelang dealgemeene zedelijke ontwikkeling een hooger peil bereikt; in hel Zwarte Gebergte is de verbetering der volkszeden de vrucht van de hetero wellen , die door de meer verlichte vorsten, welke iu den laalsten tijd over Montenegro geregeerd hebben, in hel leven werden geroepen. Er bestond ecliler van ouds ook reeds een gebruik, waardoor hel althans mogelijk was een slachtoffer le onttrekken aan de ontzettende macht dei\' vcndclla. Men kon namelijk de bloedwraak afkoopen, en kan dit nog, door middel van den zoogenaamden bloedprijs , te betalen door de verwanten van den moordenaar. Deze vragen , als zij hel voornemen hiertoe hebben, aan de beleedigde partij een wapenslilsland van eenige weken , en nadat, deze toegestaan en met een eed bezegeld is, begeven zich twaalf jeugdige vrouwen, tot de naaste verwanten des moordenaars behoorende, mei bare zuigelingen in plecbligen optocht naar de woning van den vermoorde. Daar gekomen leggen zij de kinderen neder, beginnen le jammeren en te schreien, het medelijden, de deernis der beleedigde familie in le roepen en haar bij den Heiligen Johannes den Dooper, don patroon der jonge kindertjes, le bezweren,

li Zie over ito bloedwraak of xcwlellu ook liicr boven l)l;idz. öO—SH,

-ocr page 259-

\'240

liim liaul lc laten varen en zich door den aanblik dezer onnoo-zclen le lalen verloederen. De verwanten van den doode gedragen zich , in weerwil van al die tranen en jammerklachten , aanvankelijk zoo koel en onverschillig mogelijk tegenover de vrouwen ; daarna loonen zij van lieverlede telkens een weinig meer warmte ; eindelijk zijn zij zeil\' aangedaan en bewogen en beloven om het zegel te drukken op hun vergevensgezindheid , dat zij de eerste twaalf jonggeborenen in de familie des moordenaars ten doop houden en ook bij het huwelijk der eerste twaalf meisjes, die trouwen gaan, als haar poelen zullen optreden.

Zoodra do kleinen opgenomen zijn en door hun nieuwe beschermers gekust en geliefkoosd zijn, geven de moeders als eerste onderpand van den herstelden vrede een zilverstuk, een sluier en een brood. Daarna worden er door de belccdigde familie vier en twintig scheidsrechters benoemd , die belast zijn met de regeling der verzoeningsplechtigheden en de bepaling van den bloedprijs. Niemand mag weigeren deze betrekking le aanvaarden of er oenige belooning voor genieten. Zoodra tijd en plaats voor de algemee-ne samenkomst bepaald is stelt men zich voor dit vredegorichl. Dan beschrijft do beleedigde partij betgeen er voorgevallen is, zet uiteen, welke schade er berokkend is door den dood dos vermoorden , en vraagt vervolgens, dal de zaak behandeld worde overeenkomstig de nationale gebruiken. Hierop brengt do andere partij haar veronlscbuldiging in en alles, wat als verzachtende omstandigheid kan aangemerkt worden, brengt zij te berde. Voordat het vonnis uitgesproken wordt heelt hel dusgenaamde »bloedbalquot; plaats. Hierbij gaat bel op de navolgende wijze toe : De schuldige komt op handen en voeten in een kring, die een langzamen en somberen danspas uitvoert ; zijn gansebe houding teekenl verslagenheid en vrees, bel wapen, waarmede hij don moord heeft gepleegd, ban^t aan een bandelier om zijn bals. De dansers nemen den schijn aan van zijn aanraking te schuwen en nadat dit naargeestige spel een tijd lang geduurd hoeft, vraagt de schuldige met luider stem vergiffenis. Men schijnt echter niet geneigd aan dit verzoek gehoor te geven, want weldra komt de naaste bloedverwant don oudste der vrederechters verzoeken om den schuldige met smaad en schande beladen weg te jagen. De rechter geeft hieraan gehoor en schopt den ongelukkige zoolang totdat bij neer-

-ocr page 260-

2.0 DENKDEELDEN , ZEDEN EN GECUÜ1KKN DER MONTKNEGUUNEN.

valt. Dan roept deze op een wanhopigen loon uit: «In Gods naam, schenk mij vergitl\'enis!quot; De dans houdt op en allen barsten los in zuchten en jammerklachten. Door dit tooneel verteederd , krijgt de straks genoemde bloedverwant medelijden, richt zijn vijand op , nenmt zijn wapen in de hand , omhelst hem en geeft hem een kus. Vervolgens keert hij zich naar du vergadering en zegt met luider slem : «Deze man , dien ik als mijn onverzoenlijke vijand beschouwde , is dit van dezen dag afaan niol meer, voortaan zal hij mijn vriend, mijn broeder zijn, en niet alleen de mijne, maar van allen, die den geliefden doode in eenigen graad van bloedverwantschap bestaan. Na het uitspreken dezer woorden breekt hij een zilveren muntstuk in tweeën en geefl een der hellten aan zijn nieuwen vriend. Beiden moeten hun stuk zorgvuldig bewaren , ter eeuwige gedachtenis aan hun verzoening. Als deze formaliteiten al\'geloopen zijn wordt eindelijk de bloedprijs bepaald op de som van twee a driehonderd gulden. Een deel dezer som is voor de kerk , een ander dient om de onkosten van het verzoeningsgericht goed te maken, het overblijvende ontvangt de familie des vermoorden. Dikwijls echter bestaat do bloedprijs sleehls uil een koe ol een aantal geiten, daai-menig Montenegrijn niet in staat is om meer te betalen. Hoe diep het bewustzijn van den plicht der vendctlci hij de Montenegrijnen, vooral vroeger, moet ingeworteld geweest zijn, kan blijken uil het volgende gesprek lusschen een vreemdeling en een Montenegrijnschen knaap : — Hoe oud zijl ge*? — Tien jaren. — Is uw vader dood? — Veen, hij is niet dood, maar hij is\'vermoord, en ik zal hem wreken. Mijn moeder en mijn oom de pope hebben het mij laten zweren. —

Doch laat ons thans van deze verschrikkelijke eigenaardigheid der bewoners van de Zwarte liergen afscheid nemen en een blik slaan op een vroolijker en vriendelijker tafereel. Ik bedoel de plechtigheden en zinnebeeldige handelingen die bij een huwelijksvoltrekking plaals hebben. Vroeger had do verloving reeds plaats op kinderlijken leeftijd , maar de veelvuldige echtscheidingen, die het gevolg waren van het veronachtzamen der wederzijdsche neigingen, hebben de regeering, van wie in .Montenegro alle verbeteringen uitgaan , aanleiding gegeven om dit gebruik zooveel mogelijk tegen tc gaan, zoodat tegenwoordig de verloving op huwbaren

-ocr page 261-

DENKDEELDEV , ZEDEM EM GEBRUIKEN DLU MONTENEGRIJNEN. 251

leel\'tijii en meer uit vrije keus plaals lieefl. Zoodra een jonkman zijn keus op een of andere sclioone Iieei\'t gevestigd, deelt iiij dit mede aan den meest geaciile zijner verwanten. Dezen begeven zich dan naar de woning der Jonge dochter om piechlig hare hand voor den minnaar te vragen I). /ij zijn rijk voorzien van alle henoodigdheden voor oen goeden maaltijd. Als deze gereed gemaakt is, wordt de eerste hand geslagen aan het opstellen van een huwelijkscontract, dat later, nadat de familie van het meisje onder elkander en met haar de zaak overwogen heeft, geheel voltooid wordt. De ilesch gaal bij deze gelegenheid duchtig rond. Hij een tweede samenkomst biedt de oudste der aanvragers der toekomstige bruid eon glas wijn aan. De vertegenwoordiger van haar aanstaanden bmidegom geeft haar hierop een appel, waarin een geldstuk gestoken zit, die door hel meisje vervolgens aan haar vader of, bij gebreke van dezen, aan het hoofd des gezins gegeven wordt. Neemt zij het aan , dan is dit een bewijs, dat de zaak van hare zijde en van die barer ouders beklonken is. Spoedig daarna wordt zij in feestelijken optocht afgehaald door een talrijken stoet, meestal te paard, met een der beste vrienden van den bruidegom aan het hoofd. Deze wordt ongeveer halverwege opgewacht door een nagenoeg even talrijken stoet verwanten en vrienden der bruid. Zoodra de twee groepen elkander in het, gezicht krijgen , rijden do beide aanvoerders op elkander aan , voeren gedurende eenigc oogenblikken een spiegelgevecht, stijgen vervolgens van hun kloppers, gaan aan \'t dansen , omhelzen elkander en schieten hun pistolen ai\'. Onder aanhoudend schieten on jubelen vervolgt men zijn weg tot aan het huis der verlooide, waar alle verwanten van het meisje aan den ingang staan , met uitzondering van den vader en de moeder. De laatste wordt nu door do goleijonkers \\an den bruidegom opgeëisebt. om zirh te vertoonen. Na lang toeven komt zij voor tien dag, bedrukt, schreiend (zoo is het gebruik), en onder heftig protest tegen hel medonemen barer dochter. Na een langdurige onderhandeling en woordenwisseling wordt zij eindelijk wat toeschietelijker en als

1) Vroogev roofden ilo minnaars hun bruidon 011 lieten door een of andoren pope, die in den regel zioli liicrfoo zeer gemakkelijk liet vindon, in allerijl tuin liuwoljjk sluiten. Zelfs in het goviil, dat do wederzijdsotio ouders ingenomen waren met de huwelijksverbintenis, lim\'. toch do roof, bij wijze van komediovertooning, phials.

-ocr page 262-

DENKBEELDEN\' , ZEDEN\' EN GEÜBUIKËN\' DEft MONTEN\'EGHUNEN.

luntide niecgebrachlc geschenken vertoond zijn, geeft zij len slolle liaar toestemining. Ue stoet gaal nu het linis binnen , waar zij al s|tocdig een openslaanden koffer zien, prachtig hesciiilderd, hestoind om de geschenken der vrienden te ontvangen, leder heelt er op gerekend ; dus is de koffer al spoedig geheel of voor een groot deel gevuld. Inmiddels houden de moeder en de vriendinnen der verlooide zich bezig met het aankleeden der bruid. Voordat echter deze dos zich aan haar leden plooit, moet haai broeder het hoofddeksel van hel meisje wegnemen , dal gedurende eenige dagen opgehangen wordt in de ouderlijke woning en vervangen wordl door den sluier, dien zij als gehuwde vrouw verplicht is te dragen.

Al de gasten worden rijkelijk onthaald; de wijn, kollie en brandewijn vloeion in stroornen ; iedereen doet zich heerlijk tegoed. Al de dorpelingen verzamelen zich voor de deur en er heeft een ongeloofelijke kniilverspilling plaats. Eindelijk is het oogenblik daar, dat de bruid hel ouderlijke huis zal verlaten. .Met gebogen hoofd eu het gelaat geheel onder den sluier verborgen, oversein ijdt zij den dorpel, begeleid door haar ouders en verwanten, die haar echter spoedig overgeven aan den stoel van den bruidegom en huiswaarts keeren. Hel laatstgenoemde gezelschap is hel prei maken nog lang niet moede. Dij elke woning, in ieder dorp, wi.ar men komt , wordl de llesch weer voor den dag gehaald en hebben er rijkelijke olfers aan Bacchus plaats. Als men in de woonplaats van denv bruidegom gekomen is begeeft men zich onmiddellijk naar de kerk. De bruidegom koirrl daar natuurlijk ook , maar niet langs den koninklijken weg , zoodal ieder hem kan zien binnentreden, maar door een zijdeurtje, in hel geheim, alsof hij zich schaamt voor hetgeen er slaal te gebeuren, liet huwelijk wordt vervolgens door den priester gesloten en ingezegend met al de langwijligo en omslachtige plechtigheden, die bij de ürieksch-Kalboliekon gebruikelijk zijn. Na den alloop der plechtigheid maakt de jonge man zich ais een dief uil de voelen, overeenkomstig hel Monlenegrijnsche gebruik , dal den man ver-biedl, zich aan de zijde zijner vrouw te verloonen.

De jonge \\rouw verlaat de kerk dus onder hel escorte van den luidruchtigen sloot en treedt zoo de woning binnen , waar zij een nieuw tijdperk van haai\' leven zal beginnen. Op den

-ocr page 263-

DENUnEEI.tlEN , ZEDEN EN GEBHUIKEN DER MONTENEGRIJNEN. 253

drempel slant de schoonmoeder liaar op te wachten mei een klein kind op den arm, het zinnebeeld von do moedervreugde, die hoar, naar aller lioop, weldra te wachten zal slaan. Ook nu wordt haar een appel oangeboden , maar hel is gelukkig niet de twistappel, door Kris op de bruiloft van Pelens en Thetis onder de gasten geworpen ; hij is het zinnebeeld van de liefde en hel geluk , dat men haar tocwcnscht. Wel is waar zijn die liefde en dal geluk van een zeer eigenaardige soort en onze hollandsche meisjes zouden er hartelijk voor danken om voor zoo\'n huwelijksgeluk den maagdelijken staat vaarwel te zeggen , maar dit neemt niet weg, dal de aldus zinnebeeldig uitgesproken wensch hartelijk gemeend is, en dal degene , dio den appel der jonge vrouw aanbiedt , van ganschcr harte hoopt, dal zij zooveel zegen zal smaken — als in hel leven der Montcnegrijnsche vrouwen slechts gesmaakt kan worden. De jeugdige vrouw moet den appel over het huis heen Irachten te werpen. Gelukt baar dil , hetgeen in don regel hel geval is, dan geldt dit voor een gelukkig voorleeken De bruiloftsstoet begeeft zich inmiddels in huis, waar het festijn opnieuw aanvangt. Behalve de schoonmoeder is er geen enkele vrouw aanwezig. Kr wordt weder stout gedronken. De jonge man vertoont zich niet. Zijne vrienden moeten do honneurs: hij zijn vrouw waarnemen en haar al die beleefdheden bctoonen , die de vrouw elders door haar man bewezen worden. Zelfs de slaapkamer der jeugdige echtgonootcn wordt als feestzaal gebruikt. De gasten zetten zich daar overal neder, lol op het bed toe. quot;s Avonds verschijnt de jeugdige man bij zijn vrouw; de gasten nemen bun afscheid van de jonggehuwden om den ganschen nacht iu oen ander vertrek het feest, voort to zetten.

Den volgenden morgen komen zij de jonggehuwden nog voordat dezen opgestaan zijn, begroeten en hun wijn, brood, koek en oen gebraden kuiken aanbieden. De jonge vrouw staal daarna op, omhelst haar schoonvader en al de gasten en geeft hun vervolgens water om do handen en hel gelaal te wasschon. Allen worpen na zich gereinigd Ie hebben een stuk geld iu hot waschkuipjo en leggen zoo don eersten grondslag van do huiselijke kas der pas gehuwden. Den maaltijd, die daarna gehouden wordt, wonen allo genoodigden nog bij. De jonge vrouw bedient de gaston en antwoordt op de, liederen , die Ier eere van bol jonge paar go-

-ocr page 264-

\'25 i DENKÜEKLUEV , ZEOE.V EN\' OEUKÜIKEN DEK MONTENEGRMN\'EN

zongen worden , telkens mei een zedige buiging. 11 ij liet scheiden worden cr nogmaals geschenken gegeven , zoodal de jongelieden in den regel hun liuishouding tamelijk goed uitgerust beginnen.

Van de meeste cercmonicn , die bij een huwelijk plaats hebben, is de beteekenis don Montenegrijnen zeiven duister ol\' ten cenen male verborgen. Zij nemen ze in acht, omdat het gebruik dit wil, en bet gebruik — wij hebben herhaaldelijk gelegenheid gehad het op te merken — speelt in het Zwarte Gebergte een oppermachtige rol. Naar onzen smaak is cr in dit stel ceremoniën een groote leemte, liet komt ons te krijgshaftig voor: die cavalcade, dal aanhoudende schielen, hetwelk bij de huwelijksoptoclil plaats heelt , die wapenpraal, welke men bij deze gelegenheid ten toon spreidt, doet te weinig aan hel sluiten van een leedoren huwelijksband denken, en vooral hel volslagen gemis van vrouwen bij alle leesten en plechtigheden komt, ons voormcl den aard van een dergelijke feestviering in lijnrechte tegenspraak Ie zijn. Een bruiloft, zonder vrouwen en meisjes, zonder bloemen , — is het niet alsof wij spreken van een feest zonder wijn ; van een vrouw zonder gratie ; van een lied zonder poëtische gedachte; van een kind verstoken van alle kinderlijke bevalligheid? Schuilt er in menige plechtigheid hij de Monlenegrljnsche huwelijken in gebruik een herinnering aan de mythen en symbolen dei-oude Grieken , wier bloed voor een deel misschien in de aderen stroomt van de bewoners der Zwarte bergen? liet is niel onwaarschijnlijk. Maan. dit is zeker, dal niet het aantrekkelijkste deel der mythen en symbolen onder hen bewaard is gebleven. Dc oude Grieken toch wisten op bewonderenswaardige wijze ook over de huwelijksplechligiieid hel waas der vriendelijkheid, der bevalligheid en der poëzie le werpen. In dit opzicht konden misschien ook nog andere volken mei vrucht bij hen ter scholc gaan. Doch waar de geest des Christendoms dieper in het volksleven is doorgedrongen dan dit in Montenegro lot nog toe hel geval is; waar der vrouw de eerbied en hulde betoond wordt , die haar naar goddelijk en inensclielijk recht toekomen , daar heefl men in de lioogere wijding , welke die geest aan hel huwelijk en de daarmede verbonden plcclitigheden en feesten lieefl gegeven, een heerlijke vergoeding voor hetgeen men aan schoonheid , bevalligheid en poëzie mist.

-ocr page 265-

ATHENE EN UE ACROCOLIS.

Zoo kornl ook bij deze gelegenheid de onwaardige en Ireurige toestand, waarin de Monlonegrijnsche vrouw verkeert, op treilende wijze aan den dag , en daarmede de groote schaduwzijde van hel volksleven in de Zwarte Bergen, ilel is te hopen, dal hel der regcering van het kleine vorstendom gelukken moge, ook deze schaduwzijde lo doen verdwijnen en der vrouw een eervolle plaals onder hel rijk begaafde Montenegrijnsche volk le doen innemen. Dit zal meer lol de groolheid en liet geluk van hel land bijdragen dan honderden overwinningen op de Turken behaald. Alleen daar, waar de vrouw waarachtig in eere is; waar de moeder waarlijk moeder is, kan echle beschaving en hooger gemoedsleven lieren en bloeien, en zonder deze koslelijke gaven is op den duur geen gezonde volkskracht, geen ware vrijheid , zedelijkheid en godsdienstzin denkbaar; zonder deze mist staal cn maatschappij de hechte zuilen, waarop zij alleen veilig en zeker kunnen rusten.

ATHENE EN DE ACROPOLIS.

lir zijn een menigte plaatsen on streken in de wereld , hij hel betreden waarvan een gansche reeks van groolsche geslallen voor onzen geest oprijzen , die ons met, nadruk en majesteit schijnen loc le roepen : «Ontdoe u van uw schoeisel, want. de plek, waar gij slaat, is heilige grondquot;, — plaatsen en streken, die hun belang en aanlrekkelijkheid slechts in geringe mate onlleenen aan hun tegenwoordigen toestand , wanneer men daarmede vergelijkt het Verleden, dal zij hebben gehad, het krachtvoile en belangwekkende leven , dal eeuwen geleden op hun bodem heeft gebloeid. Onder dezen zijn er voorzeker weinige, die Griekenland in be-langrijkhcid en aantrekkelijkheid overtreffen of zelfs ook maar evenaren. Treilend beschrijft Lamarline in zijn )gt; Voyage en Orient\'\' de gewaarwordingen, die hel hart van den reiziger vervullen , wanneer hij de Grieksche kusten uil de blauwe wateren der Middellandschc Zee ziet oprijzen : »IJe kusten van den Peloponne-

255

-ocr page 266-

25C

sus worden zichtbaar en leekenen zich of legen den hemel. Met is alsof zij zich zachtkens losmaken van den dunnen nevel, waarin zij gehuld zijn. De naluur scliijnl er behagen in gehad te liehben om in de lijnen van deze bergachlige kusten hel bevallige aan het groolsche te paren. Hel is onmogelijk er de oogen af ie houden. .Men ziel niels dan die golvende berglijnen ; geen spoor van leven ; maar dit behoeft ook niet, de geest der herinnering wordt als van zeiven over ons vaardig en bevolkt die hergen en de daar achter liggende vlakten mei een reeks van de verlievenste gestalten en de indrukwekkendste tafereelen. Die zwartachtige groep heuvelen , bergen , kapen , valleien, die daar voor liet oog oprijst en een klein eilandje schijnl Ie zijn le midden v;in den geweldigen oceaan , dat plekje gronds, dal op de wereldkaart slechts een nietige stip vormt, is het looneel geweest van meer leven en strijd, meer deugden en misdaden, meer grootscbheid in hel goede en in het kwade , dan gansche we-relddeelen le zomen. Dit hoopje eilanden en bergen waar bijna tegelijkerlijd opstonden Milliades en Leonidas, Thrasybulus en Kpaminondas, Pericles en Demosthenes, Alcibiades en Plalo , Aristi-des, Socrates, Phidias, — mannen allemaal, wier evenknieën schaars te vinden zijn in de wereldhistorie ; dit land , waartegen de honderdduizenden en millioenen dor Perzische koningen machteloos waren, dal langs de geheelc kust dor Middellandsche Zee koloniën stichlto, die de zetel werden van een weergaloozen rijkdom en een bewonderenswaardige beschaving ; — Griekenland, dat de geestelijke wetenschappen in het leven geroepen of mei nieuw leven heeft bezield ; welks geschiedenis tol op den tegenwoordi-gen dag toe nawerkt in de geschiedenis der beschaafde naliën ; welks goden en godinnen hel ideaal zijn gebleven van alle kunstenaars on dichters; — Griekenland, waar de wijsbegeerle en de poëzie lol baar heerlijkste ontwikkeling zijn gekomen en van waar zij zich ols een levendmakendon en bevruchienden stroom over de gansche wereld hebben verspreid ; lot welks \'onsterfelijke kunstscheppingen allen, die iets groots op dit gebied tot stand willen brengen , gedurig lerugkeeren om er kracht en bezieling uit te putton; dit land, dit geheele eenige land, ligl thans voor mij. .Mot iederen golfslag kom ik er dichter bij. Weldra zal ik het betreden. God zij gedankt , dal het mij gegeven is ,

-ocr page 267-

ATHENE EN DE ACIiOPOUS.

zij liet dan ook slechts in het voorbijgaan , het tooneol te zien, waar, gelijk Epaminondas het uitdrukte, zoovelen, die het waarachtig groote hebhen verricht, geleefd en gewerkt hebben.quot;

Het middelpunt van Griekenland vooral van hel Griekenland , dat uit de nevelen van het grijs verleden voor onzen blik oprijst, is Athene. Athene was in de oudheid het tooneel van het veelzijdige Grieksche leven , tot zijn hoogste en rijkste ontwikkeling gebracht. Daar vooral was de kweekplaats van dien echten heldenmoed , waardooi ieder, die hart heelt voor het groote nog heden in geestdrift wordt gebracht; van de verbevenste vaderlandsliefde. Van hel begin zijner geschiedenis af tot aan hot einde toe stonden er gansche reeksen van groote mannen op, die als onvordoofbare lichten aan den hemel van bet waarachtige edele en grootsche glinsteren ; daar werden de voortreffelijkste wetten gegeven en sprak de wijsbegeerte haar diepzinnigste gedachten uit; daar weerklonken de stemmen van redenaars, zooals de wereld er nooit meer heeft zien opstaan; daar bereikte de kunst een hoogte, welke nooit meer is geëvenaard, een hoogte, zoo groot dat zells de brokstukken der Atheensche kunstwerken, die de stormen der tijden en de vernielzucht der menschen hebben overleefd , den beschouwer doen opgetogen staan van verrukking; daar vierde in één woord de beschaving haar schoonste triumfen. Athene is voor den vriend der wetenschap , der wijsbegeerte en der kunst, hetzelfde wat Jeruzalem is voor den geloovigen Israëliet en Christen, de heilige stad, waarvan hij zegt, na haar het vaarwel te hebben (oegeroepen ; »Eer vergete mijn rechterhand zich zelve dan dat gij uit mijn gedachtenis zoudt verdwijnen !quot; Met eerbiedvol ontzag zoekt do reiziger te midden van hot nieuwe Athene de sporen op van het oude ; de overblijfselen van de tempels en theaters en zuilengaanderijen : al die wereldberoemde plekjes, die getuigen waren van het loven en werken der grootste belden, staatslieden, vvijsgeeren, dichters en kunstenaars, die der menschheid tot sieraad hebben gestrekt. Hij vindt nog den heuvel van den Areopagus, waar eenmaal de edolsten van Athene trouw waakten en zorgden voor hol heboud der voorvaderlijke deugden ; waar in den tijd van ontaarding, welke over het rijkbegaafde Athene kwam, de stem werd gehoord van den groeten lleidenapostel tor verheerlijking van don God des Ghris-n. II. 17

257

-ocr page 268-

ATHENE EN DE ACROPOLIS.

lendoms, waarnaar ook de Alheners in hel diepst iiunner ziel dorsUen, al wilden zij hel zeiven niet weten. Nog heden is de omtrek van den vermaarden heuvel met olijven , wijnbergen en tuinen gesierd, evenals in de dagen van Athene\'s glorie, toen de schoonheden en lieleiijklieden der natuur zich paarden aan de lielelijksle scheppingen van \'s inenschon hand om deze plek tot oen waar lustoord te maken, waar oog en oor en geest en hart zich gelijkelijk konden vermeien. Tusschen steile rotsen loopt lid bergpad, dat naar de Acropolis voert, de burcht van Athene, die in hel glansrijkst tijdperk van de geschiedenis der slad door de grootste bouwmeesters en beeldhouwers met de prachtigste tempels, gaanderijen en godenbeelden versierd werd, welker overblijfselen, helaas! nog slechts in staal zijn ons een denkbeeld te geven van de heerlijke schatten, die meer nog door de verwoestende hand van niets ontziende barbaren dan door den land des lijds zijn vernield, verbrijzeld, geknot, in een vormelooze puinmassa veranderd.

De Acropolis is een smalle, steile rots, die op zich zelfstaal en boven de slad uitsteekt. Slechts van de westzijde is zij toegankelijk. Aan de drie andere zijden is zij zóó steil , dal men haar daar niet beklimmen kan. Volgens de overlevering heeft reeds Gecrops op deze rots oen sterkte doen verrijzen ter bescherming van de aan haar voet liggende stad. üp zich zeli reöds is de heuvel een versterking, daar hij zich ongeveer honderd meters boven de gsmiddelde oppervlakte der slad verheft. Pericles, de groote en misschien ongeëvenaarde staatsman, die in de vijfde eeuw voor onze jaartelling enkel door de macht van zijn schitterende persoonlijkheid het hoogste gezag te Athene uitoefende, vatte het groolsche denkbeeld op om de rots met een reeks prachtige tempels en andere heerlijke kunstwerken le versieren, die reeds uit de verte den schepeling en den reiziger in betoog moesten vallen om hem de nabijheid van hel rijke, machtige en kunsllievende Athene aan te kondigen. De vermaarde beeldhouwer Phidias werd met de leiding dezer geheel eenige kunslonder-netning belast, dezelfde, die hel beeld van den Olympischen Zeus heeft gebeiteld, dal, naai\' het getuigenis der Ouden, zóó schoon was, dat men, na dit kunstwerk aanschouwd te hebben, zich gedrongen gevoelde om le zeggen: »Nu heb ik genoeg geleefd;

258

-ocr page 269-

ATHENE EN DE ACROPOLIS.

na hel smaken dezer weelde kan ik in vrede van deze aarde scheiden.quot; De uitslekendsle kunstenaars waren Piiidias\' medehelpers; liet Allieensche volk stond op Pericles\' aandrang met edelen kunstzin en uit een verheven gevoel van vaderlandsliefde uit de schatkist de geweldigste sommen toe om door de op te richten kunsl-vverken hun goden te eeren en een onvergankelijk gedenkteeken te stichten, waardoor de naam van hun stad wereldberoemd zou worden. Zoo ontstonden tusschen de jaren 436 en 410 voor onze jaartelling de onvergelijkelijk schoone gehouwen en heelden van de Acropolis, die nog heden ten dage, hoezeer ook verminkt en beschadigd, de bewondering en geestdrift gaande maken van allen, die hart hebhen voor het schoone en verhevene.

Gelijk wij reeds deden opmerken , is de Acropolis alleen van de Westzijde toegankelijk. Twee hetrekkelijk smalle paden geven hier toegang tot den top des heuvels, lien soort van kasteel met een stevigen, drieduhhelen toren stond vroeger aan haar voel om den heuvel te beschermen tegen vijandelijke aanvallen. Van daar liep er een hreede weg, die thans geheel in verval is, welks middelste gedeelte voor paarden en wagens bestemd was en dan vooral een glansrijk schouwspel opleverde als de feesten der l\'anathenaeën, ter eere van Athene\'s schutsgodin, Pallas Athene, werden gevierd en de schitterende stoet van ruiters, schoone jongelingen en maagden zich naar hel Parthenon , den tempel der godin op de Acropolis bewoog. Aan beide zijden van dezen rijweg waren hreede marmeren trappen voor de voetgangers aan-gebraehl, die tol aan de Propylaeën liepen , die heerlijke zuilengaanderij , met den houw waarvan Pericles de versiering van de Acropolis begon. Deze besloeg de gansche breedte der rots, 1(18 voel en vormde oen kolossale poort, met vier hijpoorten en lwee vooruitspringende vleugels. De ingang lot de tempels en andere gebouwen der Acropolis was geheel deze heerlijke meesterstukken waardig. Ter rechterzijde bevond zich nog op een vooruitstekende punt der rots een beeld van Nike Aplcros, de ongevleugelde godin der overwinning, een klein maar zeer sierlijk gebouw met zes .Ionische zuilen , die men in den laatsten lijd weer zooveel mogelijk uil hel puin te voorschijn gehrachl en hersteld heelt in haar ouden vorm. Als men de bouwvallen van de Propylaeën, die treheel van wil Pentelisch marmer uehouwd waren, achter

\'250

-ocr page 270-

260

zicli heeft, bevindt men zich op den top van de Acropolis. Links ziet men het voetstuk van hel kolossale, zeventig voet hooge standbeeld van Athene Promachos, het heerlijke beeld, welks gouden helm den zeelieden reeds bij hel binncnloopen der golf van Salamis in hel oog viel, ten toeken, dat zij het rijke en schitterende Athene naderden. Ter rechter zijde van dit beeld bevinden zich twee afzonderlijke tempelruimten, en verder het reeds genoemde Parthenon, de tempel van Athene Parthenos, een prachtig gebouw , geheel van wit marmer opgetrokken , hoog oprijzende en geheel door een zuilengang omgeven, in hol front en aan de achterzijde uil acht, en aan weerszijden uil zeventien kolommen van Dorische bouworde bestaande. De gansche tempel, die ruim een en zeventig meters lang-, ruim dertig breed en ruim negentien hoog was, was aan de binnen- en aan de buitenzijde met hel schoonste beeldhouwwerk versierd en wordt voor het uitnomendste gewrocht der Grieksche bouwkunst gehouden. Links, tegenover het Parthenon, stond een klein, maar niet minder schoon kunstwerk: hel heiligdom ter eere van Athene Polias, de Sledenbouwende Athene, en van Poseidon Erechtheus, waaraan de oudste mythen , plechtigheden en herinneringen van Athene verbonden waren. Nadat het oude heiligdom in de Perzische oorlogen vernield was geworden , werd er tegen het einde der vijlde eeuw voor onze jaartelling een nieuwe tempel opgericht in den .lonischen stijl. De bouwvallen van dit heiligdom szijn tegenwoordig bekend onder den naam van het Erechtheion. liovendien verhief zich nog op hel plateau van de Acropolis, binnen de oude, stevige muren, een gebouw van .Ionische bouworde, welks bestemming zich uit de nog voorhanden zijnde puinhoopen niet met zekerheid laat opmaken. Ten Zuiden van de Acropolis, aan haai\' voel , vindt men de ruinen van het oude Dionusos-theater en van den schouwburg, naar lle-rodes Atlicus genoemd. Op de hoogte heefl men een prachtig uitzicht osei de ruinen van hef oude en hot ^cheele nieuwe Athene, over het vermaarde dal van den Ge phi sus en de schoon geloimeerde heuvels van den omtrek. De geweldige bouwvallen hoven op de rots maken echter den diepsten indruk op den loc-schouwer en leveren dan vooral een treffend schouwspel op, wanneer zij bij avond met bengaalsch vuur verlicht worden , ge-

-ocr page 271-

m

•i

: gt;

li

m

-ocr page 272-
-ocr page 273-

201

lijk dit op bijgaande plaat wordt voorgesteld. Hij het bezoek van vorst el ij ke en andere aanzienlijke personen heelt dit veelvuldig plaats.

bij bet doorwandelen van de lange gaanderijen , de Poikile gebeeten, in de benedenstad gelegen, hebben wij een gevoel alsoi\' de geesten , de ernstige geesten der oude wijzen ons omzweven , die hier bun leerlingen de verhevenste waarheden inprentten en in bun wijsbegeerte een steun trachtten te geven om er zich aan vast le houden te midden van de verzoekingen en den strijd des levens. Een geheel andere gewaarwording maakt zich van ons meester, als wij de puinhoopen bezoeken der oude theaters, waar beurtelings do verhevenste ernst, beurtelings de dartelste vroolijkbeid ten troon zat. Ilicr genoot bet gansche volk van de aangrijpende en ontroerende drama\'s uit de groote ziel van Aeschylus opgeweld ; hier werd bot verteederd door den gevoel-vollen Sopbokles met zijn verheven kunst; hier juichte het de geestigheden van Aristophanes toe en zag het, evenals de Parijze-naars van onze dagen , met innig welgevallen de invloedrijke mannen met den geesel der satire gekastijd worden. Nog ziet men de overblijfselen der vermaarde lange muren, waarmede de havenstad Piraeus, op Themistocles\' raad, aan de hoofdstad werd verbonden. De haven is er ook nog aanwezig en niet zelden geheel met schepen gevuld, waaronder Fransche en Engelsche oorlogsschepen gewoonlijk niet ontbreken. Met is alsof deze liet den hedendaagschon Grieken door hun tegenwoordigheid telkens willen berinneren, door wier genade zij als een onafhankelijk en vrij volk bestaan.

In plaats van de honderdduizenden vrijen en on vrijen, die vroeger Athene bevolkten, vindt men er thans nauwelijks eenige duizenden. Even rijk ids Athene en Griekenland vroeger aan groote mannen op elk gebied des levens was, even arm zijn zij er thans aan. Toch kenmerkt zich liet Grieksche volk in bel algemeen nog dooreen rijken aanleg, schitterende geestesgaven, een levendig vernuft, oen ongemeene mate van schranderheid, een bewegelijk en opgewonden karakter, ten bewijze, dat het bloed der oude Grieken nog door zijn aderen stroomt, /.ij het dan ook niet zuiver en onvermengd. Misschien wordt hel later nog weder geroepen om een groote rol te spelen op bel looneel

-ocr page 274-

NIF.ÜW-ORIEKSCH BIJGELOOF VAN OUDEM AÏ)EL

(J(!r wereld, als de banier der ilalve Maan, waaronder hel vroeger zoo vreeselljk geplaagd, vertrapt, vernederd is, en de ondeugden der slavernij, sluwheid en valschheid, heeft geleerd, eonrnaal uil Europa zal verdwenen zijn en Griekenland mede zijn deel zal verkregen hebben van de erfenis des «Zieken Mansquot;. Doch wat bekommeren wij ons om do Toekomst, waar wij hel voorrecht hebben op zulk een glansrijk Verleden te staren. Grin-kenland\'s roem en glorie is hetgeen het in de Oudheid is geweest en heelt gedaan op het gebied der kunst en der beschaving. Zijn schrijvers, kunstenaars, dichters, vvijsgeeren , redenaars, zijn de onvergankelijke leeraars der mensebheid , en als er eenmaal van geheel hel oude Athene en de Acropolis geen steen meer over zal wezen , wanneer al die marmeren zuilen en muren en beelden lot stol\'zuilen zijn vergaan, dan zal nog de Grieksche geest als een stroom des levens de edelste kiemen van den men-schelijken geest bevruchten en een goddelijke drijfkracht blijven om naar hd hoogste en verhevenste te streven.

MKnV OKIKKSai K IJ GE LOO F VAN OUDEN ADEL

Toen de Grieken in het eerste vierde gedeelte dezer eeuw, na hijkans vier eeuwen lang onder het juk der Turken te hebben jiezuebt, de banier des opslands tegen de ongeloovigen ontrolden, werden zij alomme in de beschaafde wereld met de grootst mo-gclijkc geesldrill toegejuicht. Allerwege werden vereenigingen vjii Philhellenen, Grieken-vrienden, opgericht, met hel doel den si l ijders hulptroepen en geld loe te zenden en hen daardoor in ■slaat te stellen het hoofd te blijven bieden aan den overmarhtigen vijand. Deze sympathie voor de zaak der Grieken had voornamelijk zijn oorsprong iti den diepen eerbied welke men koesterde voor di- grootsche rnl , die de voorvaderen der opstandelingen op het gebied der kunst en beschaving hadden gespeeld , want niemand twijfelde er aan, ol de hedendaagsehe bevolking van Griekenland stamde in rechte linie van de beroemde oude Grieken af. Toen

202

-ocr page 275-

NIEUW-GRIEKSCII BIJGELOOF VAN OUDEN ADEL. 2fi.\'i

echter de onafhankelijkheidsoorlog geëindigd , en, dank zij de ondersteuning der liuropeesche mogendheden , met een gelukkigen uitslag was bekroond, vernam mon weldra stemmen, die kortweg dezo afslamming der Nicuw-Grieken voor een fabel verklaarden en beweerden , dal zij slechts een der vele verlakkingen waren van den uilgebreiden stam der Slavische volken. Gelijk meest nlle nieuwe denkbeelden, vond ook deze bewering, bij veler in-slemming, ook krachtige tegenspraak, liet is mijn voornemen niet mijn lezers rond te leiden op hel cenigszins doornachtige veld van dien strijd en deel hun dus alleen mede , dal zij geëindigd is, gelijk veeltijds twistgedingen bcslechl worden, door het aannemen van een gevoelen, dal ongeveer het midden houdt lus-schen de twee tegenstrijdige meeningen. De Nicuw-Grieken, dus neemt men tegenwoordig aan, hebben ongetwijfeld Slavonische en andere slroomingen in hun bloed, maar toch is de grond van hun karakter, hun volksgeest, zoo nauw verwant met dien der oude Grieken, dat zij wol degelijk recht hebben dezen hun voorvaders te noemen. Kvenals die oude Grieken kenmerken zij zich door een groole mate van levendigheid , hewegelijkheid en rusteloosheid, gepaard aan onstandvastigheid en gebrek aan volharding. Ook in schranderheid, vernuft en dorst naar kennis komen zij geheel met do landgenooten van Socrates en Aristophanes overeen. Zij zijn nog even praatgraag en nieuwsgierig als de Alhcners , tot wie de aposlel Paulus op deu Areopagus het woord voerde. Hun karakter is even buigzaam , hun verbeelding even vruchtbaar, hun zelfvertrouwen even groot, hun eerzucht even geweldig, hun ijdclheid en zelfbehagen even onbeperkt, hun vaderlandsliefde even turig, hun partijzucht even heftig, nis dil het geval was bij het, rljkbegaafde volk , waarvan zij hun oorsprong afleiden. Ook is de Nieuw-Grieksche taai zeer na aan de Oud-Grieksche verwant. De reiziger, die ervaren is in de taal van Aristophanes en Demosthenes, wordt door de beschaafde Nieuw Grieken in den regel, hoezeer dan ook rnel eenige moeite, verstaan, en zij bedienen zich nog heden van hetzelfde letterschrifi als dal, waarin de werken der classieke schrijvers zijn geschreven en worden gedrukt.

l-\'en der opmerkelijkste bijzonderheden is hel geestelijk leven der Niemv-Grieken , en waardoor hun verwantschap met de Oud-

-ocr page 276-

NIEUW-GRIEKSCH UIJGELOOF VAN OUDEN ADEL.

Grieken nog duidelijker aan don dag komt, is voorzeker wel de omslandiglieid , dal zoovele bestanddeelen van de classieke my-lliun en fabelen in hel Nieuw-Griekschc volksgelool\' zijn blijven leven , en dit feil wordl vooral irelTend, wanneer men bedenkl , dal in (liiekenland sedert de vierde of vijlde eeuw onzer jaartelling het Christendom de heerschende godsdienst is geweest en dit, in weerwil van do heerschappij der Turken , waaronder het in do vijltionde eeuw gekomen is, gebleven is. liet bestaan dier overblijl\'selen van de oude godsdienstige voorstellingen en mythen der Grieken is een verschijnsel, waarop door weinig reizigers en geleerden de aandacht gevestigd is, en dat toch de opmerkzaamheid en belangstelling van allo woetgierigon overwaardig is, terwijl er tevens een schal van poëzie in verscholen zil, waardoor ons gevoel on onze verbeelding zeer weldadig worden aangedaan.

De oude Grieken stelden zich voor , dat de bergen en de hos-srhen, de rivieren en de zeeën met goddelijke wezens bevolkt waren , die zich voor een deel kenmerkten door een buitengemeene schoonheid en bevalligheid en in het algemeen den naam van nymlen droegen. Naar gelang van de plaatsen , waar zij woonden, heetten deze nymlen Oreaden (liorg-njml\'en), Druaden (lioom-nymlen), Najaden, Nereiden (Water-nymlen)!, en onder laatst-vermelden naam zijn zij in het Nieuw-Grieksche volksgeloor blijven leven. Zij worden voor even schoon als kwaadwillig jegens de tnenschen gehouden. Haar woning is vaak hel zeestrand ; bij hel licht der maan ziet men haar bevallige dansen uitvoeren op de golven dor zee. Ook bergen en wouden, grotten en ri-\\ioien kiezen zij tot woonplaats. Overdag worden zij zelden gezien , maar toch verloonen zij zich somtijds ook dan. Een boer in hol Zuiden van Griekenland verhaalde aan den reiziger, aan wien \\\\ij dit tafereel hoofdzakelijk ontlconcn, dat hij er wel eens oen gezien had op een rots zittende met weelderige groene lokken, \\eisieid mol paarlon en koralen, en van een vrouw hoorde hij ^ ei halen, dal zij een iianlal nymlen had verrast, terwijl zij bezig waren een maaltijd te houden in een bosch. Wee echter don ongelukkigen die haar aanschouwen ! De Nereiden zijn er steeds lt;gt;[1 uil om hen te strallen of zelfs to dooden , en alleen de priester kan door het lezen van verzen uil de Heilige Schrift haar tol

•204

-ocr page 277-

265

inachlelooslieid jegens hen doemen. Zij zijn in een smelloloos wit gewaad gehuld en liehhen geheel hel voorkomen en de gedaante van weergaloos schoone vrouwen. Alleen in het Zuiden van Griekenland, onder de Mainoten, heerschl een andere voorstelling omtrent deze spookachtige wezens, een voorstelling , die ons denken doet aan de Satyrs, waarmede de verbeelding der oude Grieken de hossciien bevolkte. Daar worden zij namelijk beschreven als maagden, wier gelaat en bovenlijl\' zich kenmerkt door een prachtige schoonheid , maar wier onderlijf geheel overeenkomt met dat van een geit. Ook houdt men het er daar voor, dal er slechts drie zijn , in welk getal wij misschien een herinnering hebben le zien aan de drie Schikgodinnen der oude Grieken.

Sommige natuurverschijnselen, waardoor vaak schade loege-hrachl wordt aan do menschen, worden in Griekenland aan de werking der Nereïden toegeschreven, voornamelijk de wervelwinden en de stormen. Als deze over het aardrijk gieren is er geen ander middel op om aan de woede der vertoornde nymlen te ontkomen , dan zich voorover op den grond te werpen, en men verhaalt van een jong meisje, die dit weigerde en tot slral\'daar-voor door de Nereïden werd opgenomen en in hel gebergte gevangen gehouden. Tc Athene zijn de oude vrouwen, als de stormwind giert, gewoon bezweringen tc prevelen, en het is daar en in andere sleden van Griekenland gebruikelijk om honigkoeken en andere gaven te olTeren Ier verzoeking van de booze nymfen.

Algemeen heerschl onder de Grieken hel geloof, dat de Nere-iden er bijzonder veel werk van maken om kinderen en jongelieden onder hun macht te brengen en hen eindelijk den dood in de armen le voeren. Professor Uoss trof van dit geloof een merkwaardig voorbeeld aan in het dorp Ghalandri bij Athene. Hij zag daar de vrouw van een priester 1) in rouwgewaad , en vroeg haar, wie harer verwanten gestorven was. Haar antwoord luidde : «Ik had een dochtertje van dertien jaar, die een zeer bijzonderen aard had. Wij waren allen vriendelijk en goed voor haar , maar /.ij leed desniettemin aan een ongeneeselijke zwaarmoedigheid. Telkens als zij haar kans schoon zag, ontsnapte zij ons en ging ronddwalen in de bosschen van hel iirilessus-gehergte.

1) Do priesters der Grieksch-Kalholiokc kci-k zijn niet, cvnuls «lic der llooinsch-Ivatholieke , a:in liquot;l celiba.il onderworpen.

-ocr page 278-

200

Meestal wierp zij dan haar overkleed weg om in haar liclit ondergewaad des te beter te kunnen rondloopen en springen. Wij stelden geen pogingen in het werk om haar hiervan te weerhouden , want wij begrepen zeer goed, dat de Nereïden haar hadden hetooverd. Wij leden er geweldig onder. Tevergecls nam mijn man haar dikwijls mede naar de kerk en las gebeden voor haar. Zij was zoo volkomen in de macht der Nereïden geraakt, dal ze U\'s de Heilige .Maagd niet meer in staal was, haar te redden. Toen dil een poos lang geduurd had werd zij nog zwaarmoediger en eindelijk is zij gestorven. Dij haar begrafenis zeiden de buren: «Verwonder er u niet, over, dal zij dood is, wanl de Nereïden wilden hel meisje in haar midden hebben. Met is nog geen twee dagen geleden dal wij hel kind met haar zagen dansen in het hosch.quot;

Ook op andere wijze openbaren deze kinderen van de Grieksche l\'anlnsie haar kwaadaardige gezindheid jegens de menschen. Niel zelden gebeurl hel, dat zij verliefd worden — evenals dil ook mei de nymlen der oude Grieken gebeurde — op sterfelijke mannen on dezen met rijkdom en overvloed zegenen, maar wee hun, /00 zij zich aan de geringste ontrouw jegens hun geheimnisvolle minnaressen schuldig maken ! Op hel eiland Casos woonde eenige jaren geleden een Griek, die meer dan duizend sluks veebezal, welke rijkdom men toeschreef aan de gunsten van een Nereïde, welker minnaar hij was. Toen hij laler tol armoede verviel, heette hel, dal dil hel gèvolg was van ontrouw jegens zijn minnares. Zelden heelt het goede gevolgen wanneer een sterveling mol de Nereïden in betrekking staal, evenals in de Grieksche mythologie de ui in na rij en van stervelingen mei godinnen of van goden mei aanlsohe vrouwen in den regel een treurigen alloop hebben, lloogsl gevaarlijk is hel op bel middaguur zich in de bosschen of inde nabijheid van bronnen en beekjes te bevinden, daar de Nereïden dan in de schaduw der hoomen of in hel koele vocht rusl plegen Ie houden en den ongelukkige, die bij toeval haar daarin stoort, op gednehle wijze daarvoor doen boelen. In de volkssproken spelen de Nereïden natuurlijk een groole rol. Daarin worden zij voorgesteld als van vleugels voorzien, die zij alleg-gen . wanneer zij zir li gaan baden. Gelukt hel iemand ziidi meester te maken von die vleugels, dan zijn zij volkomen machteloos.

-ocr page 279-

NIEUW-GIUEKSCH BIJGELOOF VAN OUDEN ADEI,. 2(17

on gewoonlijk eindigen zij mei. haar hand le bieden aan den ver-meleien slerveling, die ze hun heeft ontroofd. In een dier verhalen koml een Nereïde voor, die geheel op de manier van een slerfelijke vrouw met een man is getrouwd, nadat deze liaar vleugels heelt buit gemaakt. Op zekeren dag woonde zij een danspartij bij en dacht toen eensklaps met vurig heimwee aan haar dansen in de lucht en op de golven. Die gedachte overmeesterde haar zoozeer, dat zij den man om do vleugels vroeg, opdat zij zich nog eens naar hartelust zou kunnen bewogen in de lucht. Deze toont zich geneigd om aan haar verzoek te voldoen, op voorwaarde, dat zij geen misbruik zal maken van haar vleugels en haar man niet zal verlaten. Zij stemt hierin toe on schijn! in den beginne niet voornemens te zijn hem to verlaten , maar eenigo oogenblikken daarna verhei\'t zij zich zoo hoog in de luchl, dat zij uil zijn oog verdwijnt. Van tijd lol tijd komt zij terug om haar kind te verzorgen , doch altijd in de afwezigheid van haaiman. «Zoo, zegt liet verhaal, is bet or den Noreïden altijd ie doen om de menschen to bedriegen.quot;

De Nereidcn worden echter het moest gevreesd om haar onbe-dwingbaren lust tot bel wegrooven van pasgeboren kinderen. Die vrees is in Griekenland zoo groot en zoo algemeen, dat bij gelegenheid eener bevalling niemand, buiten de huisgenooten en de vroedvrouw, in do woning wordt toegelaten, voordal het kind door den priester is gezegend en aldus tegen de loovermachl der Noreïden beveiligd is. Nog veertig dagen lang na do geboorte van het kind wordt de deur na zonsondergang nimmer geopend, uil vrees, dal oen of andere Nereïde binnen zal sluipen om zich meester le maken van de jonggeborene. De moeders hebben gewoonlijk allerhande amuletten bij zich om gewapend le zijn legen de aanslagen der Noreïden en zullen niet licht hun kinderen nodorloggen ondereen plataan of populier, noch in de nabijheid van een bron of livier. Sommige kinderen, door haar weggeroold, worden, volgons de verhalen der Grieken, later teruggebracht, rijk voorzien van allerhande kostbare gaven en met oen grooter male van schoonlieid beschonken, andere daarentegen houden zij voor altijd. Ook deze trok van hel volksgeloof is aan do classieke Oudheid ontleend. In menig oud opschrilt namelijk boven Idndergravon wordt gezegd, dat denvm-fen de jonggestorvenen lot zich hebben genomen omdat zij ver-

-ocr page 280-

NlEUW-OKIEKSCIl lil.rGKLOOI1\' VAN OUDEN ADEL,

rukt waren over liun sclioonhcid ol\' jaloersch van liet geluk der ouders. Dood g\'cl)orene kinderen worden veeltijds aangemerkt als ondergeschoven door de Nereïden in plaats van de levende, die zij niet zich hebben genomen, daar zij niet kunnen dulden, dat ster-lelijke moeders rijker gezegend zijn dan zij.

Dal de Nereïden bet vriendelijke en goedaardige karakter bebben verloren, betvvelk de nyml\'en der Grieksche mythologen in den regel kenmerkte, is ongetwijfeld toe te scbrijven aan den invloed van de eerste Cbristenleeraars, die bet beslaan van deze en andere boven-naluurlijko wezens der Grieksche mytbologie niet onlkenden, maar bun een plaats aanwezen onder de booze geesten, die den menscb van den beginne alaan vijandig zijn, evenals vele oud-Gcnuaanscbe goden, godinnen en geesten onder den invloed van het Cbristen-ilom verwezen zijn naar den stoet van den satan.

Kr is nog een andere soort van bovennatuurlijke wezens in het bijgeloof der bedendaagscbe Grieken, waaraan men nog duidelijker de nawerking der oude mytbologiscbe voorstellingen kan zien. De oude Grieken stelden zich voor, dat iedere bron en beek, ieder boom en berg zijn bijzonderen geest bad, die er niet alleen over waakte, maar er geheel één mede was. Zoo hebben ook de Nieuw-Grieken bel ganscbe land bevolkt met geesten, die alleen van hel mannelijk geslacht zijn. Ook in de buizen is naar bun voorstelling een schutsgeest aanwezig, die, als hij zich vertoont, den vorm beelt van een slang, en dus overeenkomt met de buis-en tempel-slangen iler oude Romeinen on Grieken. Deze huisgenius wordt geacht het gezin zegen en voorspoed aan te brengen, zoolang hem namelijk geen leed wordt aangedaan. Meefl dit plaats, dan zijn biervan allerlei tegenspoeden en rampen het gevolg, ook al is bel leed niet bepaald door menschen veroorzaakt, in een der volksverhalen wordt gewag gemaakt van een genius der zee, die in strijd geraakte roet den genius van een plataanboom. Toen deze strijd beslecht was, vielen er in den omtrek een menigte dooden. Volgens een oud lied vond een jager den dood omdat hij het ongeluk had het invonderbertquot; te dooden, dat horens bad in den vorm van een kruis, een ster op bel voorhoofd en een afbeelding der Heilige Maagd tusschen do schoften. Dit lied leefde op de lippen der bewoners van hot eiland Euboea , in de nabijheid dus van do plek, waar Agamemnon, de aanvoerder der Grieken in den

268

-ocr page 281-

200

Trojaanschen oorlog zich don toorn der godin Arlemis op den hals baalde omdal hij hel ongeluk had gehad hel aan haar gewijde herl le dooden. Dit verhaal heefl eenige verwanlschap met de Westersche legende van Si. Hubert, den patroon der jagers, die op de jachl bekeerd werd lol hel Christendom door de ontmoeling van een herl, dal een kruis lusschcn de horens droeg.

De Grieksche landlieden stellen zich de hoschgeesten geheel op dezelfde wijze voor als de oude Grieken hun satyrs. De hrongees-len zijn, volgens hun beschrijving, kleine, zwarte dwergjes. Alen heell op vele plaatsen do gewoonte om deze geesten een driemaal herhaalden groet toe te brengen, voordat men tol hel putten overgaat. Zij zijn, naar men meent zeer verzot op de jonge meisjes en welen dezen dikwijls over le halen om zich in hel water der bronnen le storten om zoo de prachtvolle woningen binnen le gaan, die zich daar onder bevinden en waarin zij gewoonlijk hun verblijf houden.

Onderscheidene bepaald schrikwekkende wezens der Grickscbe mythologie leven nog altijd in de verbeelding en hel hijgolool der Meuw-Grioken voort. Zoo h. v. de Lamia, de moeder van Scylla, eenmaal een scboone vrouw, die vurig door Zeus, den vadei der goden en der menscben, werd bemind, maar door Uera, de gemalin van den oppersten god, in oen wanstaltig wezen veranderd werd, die behagen schepte in hel wegrooven en verslinden van kinderen. Ook de Empusa, de Medusa en de Gello, allemaal afschuwelijke monsters, bestaan nog volgens de hedendaagsche Grieken en dienen hun lol hetzelfde doel als waartoe hun voorvaderen ze gebruikten, namelijk om kleine kinderen bang le maken en le bedreigen, als zo niet gezeggelijk zijn. De drie schikgodinnen, waarvan wij boven reeds gewag maakten, leven ook nog voort in don vorm van het gelool aan drie onheil aanbrengende vrouwen, die onzichtbaar de steden en dorpen doorwandelen : de óéne met een bock in de hand, waarin zij de namen der len doode gedoemden opschrijlt; de tweede mol oen schaar, waarmede zij dedoodelijkr wond toebrengt; do derde met een bezem, waarmede zij de ongelukkige slachtoffers wegveegt naar hel doodenrijk. (Jok de Kurirn of Kmneniden, die in de oude Grieksche treurspelen zulk oen geduchte rol spelen, zijn nog niet geheel uil de gedachtenis der .N\'ieuw-Grieken vveggowischl, gelijk blijkt uil hel verhaal van een

-ocr page 282-

270

reiziger, die een man in zijn verbillering zich voorover zag bukken en driemalen op den grond slaan om de geeslcn der onderwereld op Ie roepen legen zijn vijand. Zoo roepl Allhaea in de Ilias legen haar zoon Meleager Mulo en de vreeselijke Proserpina op om hem mei hun verschrikkingen Ie vervolgen en hel leven lol een vloek le maken.

Niel hel minsl mei belrekking lol den dood en hel hiernamaals vinden wij bij de Nieuwe Grieken de oude mylhologische voorstellingen hunner vaderen terug. Waar hel Christendom een levenskracht is geworden hebben de voorstellingen natuurlijk plaats gemaakt voor andere, maar daar, waar het slechts een uiterlijke vorm is, voornamelijk hij de hijgeloovige en onwetende plattelandsbewoners, is het oude geloof aan een onderwereld, waar de schimmen der overledenen een akelig, doodsch beslaan leiden, waar het vriendelijk zonlicht wordt gemist, waar het kil en ijzig is, nog algemeen lieerschend. Men geeft daar nog aan de dooden een geldstuk mede, evenals de oude Grieken plachten te doen, om hierdoor hun afgeslorvenen in de gelegenheid te stellen het veergeld (e betalen aan den grimmigen Charon, den veerman der onderwereld, die de schimmen der dooden naar de duistere gewesten van den llades voerde over den zwarten Slijx. Gok die mylhologische veerman Charon leeft nog in het volksgeloof der Grieken voort, hoezeer dan ook veranderd en vervormd. Hij is niet meer de veerman, maar een geweldig ruiter, gezeten op een spookachtig paard, dal zich bliksemsnel over de bergen beweegt, die verduisterd worden door de schaduw, die hel afwerpt. Een gansche schaar van schimmen maakt zijn ijzingwekkend gevolg uit. De jeugdige drijft bij voor zich uil; do oude volgen hem ; de kinderen heeft hij in trossen aan zijn zadel hangen. sZijn voorkomen is geweldig als de bliksem , zijn schouders zijn aan bergen gelijk , zijn hoold is als een reuzenkasleel.quot; Aldus wordt de geweldenaar in de völkslicdercn beschreven. Wee dengenen, die zijn macht bespotten, of lichtvaardig over hem denken ! I»e zoodanigen maakt hij het eerst lol zijn prooi en voert hen weg, ondanks al hun weerstreven, naar de akelige onderwereld, waaruit men niel meer kan ontkomen, noch met geweld, noch met list, want Charon is altijd waakzaam en tegen zijn kracht is niemand bestand. Uier en daar treft men een voorsteling van Charon aan, die doel denken aan den Duivel,

-ocr page 283-

KIEUW-OlUEKSCU UIjaELOOF VAN OUUES ADEL,

zoouls hij lecl\'iio in liet Clirislelijk volksgeloof der Middeleeuwen. Volgens deze is liij zwart als een neger , heeft vlammende oogen cn een woest voorkomen, landen en ooren, aan die van een roofdier gelijk , vleugels aan de schouders. Ook geeft men hem dikwijls een hamer in de hand, waarmede hij de zielen der hoozen pijnigt en kwelt. Altijd blijft liij een schrikwekkend wezen en het rijk, waarin hij den schepter zwaait, is een oord, waaraan men sleclils met huivering denkt.

Op vele plaatsen in Griekenland lieerschl ook nog het gebruik , hoezeer het door de geestelijkheid sterk tegengewerkt wordt, om op bepaalde tijden spijs cn drank op de graven te plaatsen, bestemd om tol voedsel te dienen voor de schimmen , evenals dit in de Oudheid gebruikelijk was. Aandoenlijk is het voorbeehl hiervan , dat door den heer Newton verhaald wordt: »Op zekeren dag,quot; zegt hij, «stond het lijk van een jong meisje in de kerk, evenals dit ook in andere landen vóór de begrafenis gebruikelijk is. De aartsbisschop, die zich in de kerk bevond, zag een vrouw naar de doodkist sluipen en het lijk een kweepeer in den boezem steken. Gevraagd , wat zij hiermede voorhad, antwoordde zij, dat zij hoopte, haar dochter zou de vrucht als een geschenk voor haar zoon, die drie weken geleden gestorven was , naar de onderwereld meenemen. De prelaat was zeer geërgerd, hetgeen niet pleil voor de fijnheid van zijn gevoel, cn zeide, dat dergelijke bijgeloovige praktijken haar \'s Hemels ongenoegen op den hals zonden halen. De kweepeer nam hij weg en schonk die aan een kind, dat juist de kerk voorbijging. De kleine al de vrucht op, zonder te weten, dal bel de schimmen beroofde van hetgeen hun toekwamquot;, anders zou liij zeker niet te bewegen zijn geweest om ei1 iets van te nuttigen.quot;

Ken menigte andere voorbeelden van denkbeelden, zeden en gebruiken zouden wij nog kunnen aanvoeren ten bewijze van de nauwe verwanlschap , die er bestaat lusschen de hedendaagsche en de oude Grieken. Doch wij bepalen ons tol de aangevoerde, die voldoende zijn om den lezer hij vernieuwing te versterken in de overtuiging, dat de nationale geest van een volk een kracht is, die wel verbeterd, veredeld, hervormd — helaas! ook soms verontreinigd cn bedorven — maar nooit geheel vernietigd kan worden , aan wat wisselingen een volk ook onderworpen moge worden , welke ontzetlende beproevingen het ook heeft te doorslaan.

271

-ocr page 284-

272 DE MONNlKEN-REPUni.IEK VAN DEN NERO ATIIOS.

Deze waarneming bevestigt ons in de blijde hoop, dat door de bevordering van de beschaving, van den godsdienst en de deugd , wel schooner en rijker leven zal gekweekt worden onder de volken der wereld, maar dal de menschheid altijd het verkwikkend en aantrekkelijk schouwspel zal blijven opleveren van een eindelooze verscheidenheid.

DE VIONNTKEN IIEPUBLTEK VAN DEN BERG ATHOS.

Wij verlaten Griekenland en zetten in een Noord-Ooslclijke richting onzen tocht door de Middellandscho Zei; voort. Nauwelijks hebben wij het vasteland vaarwel gezegd on bewegen wij ons te midden van den Archipel met zijn talrijke eilanden, die in hun lielelijk groenen dos als smaragden afsleken tegen het azuur van den hemel en de llikkerende oppervlakte tier zee, of daar rijst voor ons een bergkegel op, als een reus, die uit een schemerachtig verschiet ons toewenkt en lokt. Al hoogor en hooger verheft do reus, naarmate wij voortgaan, het zilverwitte hoofd uit de baren, totdat wij hem met het invallen der duisternis uil het oog verliezen om hem den volgenden morgen , omstraald van het goud en het rozeroods van den dageraad, nog majestueuser terug Ie zien. liet is de uiterste spils van het in de geschiedenis zoo wèl bekende voorgebergte Athos, dat Xerxes eenmaal liet doorgraven, opdat zijn talrijke vloot en zijn geweldig leger ongedeerd Griekenland zou kunnen bereiken. Kr is bijna geen enkel punl van do Grieksche eilandenzee, waar men de statige bergspits niet zien kan, en ten allen lijde heelt /ij dan ook een machtigen indruk gemaakt op do fanlasie der Grieksche zeevaarders. De Ouden beweerden , dat de schaduw van den berg zelfs tot over hol eiland Lemnos reikte, hetwelk er meer dan vijf-en-twinlig uren gaans van verwijderd ligt, en er zijn eeuwen verloopen , voordat dil gevoelen, dat zelfs dooi schrandere natuuronderzoekers werd voorgestaan, als een dwaling erkend werd.

liet is ons doei om hel voorgebergte Ie gaan bezoeken, en om

-ocr page 285-

273

in de gelegenheid le zijn al de merkwaardigheden er van in oogen-scliouw le nemen, kiezen wij tol reisgenool en leidsman een Duilscher , die den Alhos bereisd heefl in gezelschap van een vorst, wien het niet ontbreekt aan de noodige middelen om zich o\\cral, waar bij wenscht te komen, toegang te verschafTen. Om dit gezelschap te genieten maken wij met de reuzenlaarzen van onze verbeelding haastig oen tocht naar Constantinopel, waar on.s het Fransche stoomschip wacht, dat op zijn reis naar Marseille, onder vele andere plaatsen, ook het voorgebergte zal aandoen , cn geven onzen üuitschen vriend het woord , terwijl wij ons de vrijheid voorbehouden orn zijn uitvoerig verhaal hier en daar wat te besnoeien, onder bololle van er voor te zorgen, dat er niets, wat voor onze lezers belangwekkend kan zijn , verloren ga.

— Ons reisgezelschap bestaat uit oen aantal Russen, die zich ook naar den Alhos begeven, en een bonte menigte Turken en andere onderdanen van de Porie, liet is tegen den avond. De Russen stapelen de zakken , waarin zij do pelgrimsge-schenken voor de kloosters van bet voorgebergte gepakt hebben , als een muur om zich heen en leggen zich in de aldus begrensde ruimte te slapen. In bun midden bevind zich een eerwaardig en statig priester, die met zijn laag neervallenden baard en lange hoofdharen, met een booge muts bedekt, het voorkomen heelt van een ouden Assyrischen koning. De Muzelmannen begeven zich naar het hooger gelegen achterdek , knielen neder op tapijten, wenden het aangezicht naar Mekka toe en verrichten hun avondgebed. Na den afloop biervan steken sommigen hunner een Turksche pijp aan en rooken deze op zulk een plechtige en statige wijze, dal ook deze handeling deel schijnt uil le maken van de pas geëindigde godsdienstoefening. Anderen hurken vertrouwelijk , in een kring, om een groolen zak neder, halen daaruit ieder een gebraden schapenkop en gaan er met hel ernstigste en bedaardste gezicht van de wereld aan zitten kluiven. Als zij zich eenigen tijd het genot van deze versnapering hebben gegund , steken zij bel gebraad , na er een wcemoedvollen afscheidsblik op geworpen le hebben, weer in den zak om den volgenden avond weer op dezelfde deftige wijze de kluifpartij voort le zetten , en die te herhalen totdat er geen vezeltje vleesch meer aan le vinden is. Kenige jongelieden gaan ook bij elkander zitten om muziek te maken op u. II, \' 18

-ocr page 286-

NIEUW-QRIEKSCII BIJOELOOF VAN OUDEN ADEL.

ccn soorl van cillier niet vier snaren , die zij steeds alle vier tegelijk aanslaan, welke heerlijke muziek zij begeleiden met eenige neus- en keelgeluiden, die een lied moeten verbeelden. Laten wij er geen aanmerking op maken, want wij zouden gevaar loo-pen , dat de Turken de handen ineensloegen van verbazing over ons gebrek aan echt muzikaal gevoel!

Ongeveer ten twee ure des nacbts legt het schip aan de AVest-zijde van liet voorgebergte aan, tegenover het Russikon-klooster, om den Russen en ons gelegenheid te geven aan wal (e stappen. Een Griek staat met een lang geweer bij de landingsplaats op schildwacht en onderwerpt onze papieren in hel donker aan een scherp (!) onderzoek. Spoedig komen eenige dienende broeders ons tegemoet met hooge pelsmutsen en zwarte, slepende gewaden aan en voeren ons langs eenige trappen in het kolossale oude klooster, dal zich in de onmiddellijke nabijheid der zee bevindt. Door een reeks van lange, smalle gangen komen wij in het vertrek voor de gasten bestemd , dat er zeer eenvoudig uitziet. De vloer is met tapijten bedekt en langs de wanden staan eenige Turksche divans. Reeds maken wij ons gereed ora met onzen tolk en bedienden hier nachtverblijl\' te houden , maar daar treden eenige geestelijken met zwarte doeken over de hooge priestermutsen liet vertrek binnen om le vragen , wie wij zijn en van waar wij komen. Na kennis gemaakt te hebben met een aanbevelingsbrief van den patriarch van Constanlinopel, waaruil blijkt, dat wij een prins in ons midden hebben, noodigen zij ons onmiddellijk uil om hen naar een beter nachtkwartier te volgen. Vooral-gegaan en gevolgd door een aantal monniken, allen met lantarens in de hand, gaan wij over het kloosterplein langs oen helder verlichte kerk, waaruit ons een statig gezang in de ooren klinkt. Daar wij reeds half ontkleed zijn , heeft hel er veel van alsof wij een schaar van ketters vormen , die door de dienaars der Inquisitie naar de kloostergevangenis worden gebracht. Onze stemming is echter zoo opgeruimd mogelijk en wij verheugen ons bij voorbaat in al het merkwaardige, dat wij op deze plek zullen zien en vernemen.

Wij worden nu in drie gezellige en vriendelijke vertrekken gelogeerd en maken ons gereed om de wel verdiende rust te gaan genieten , maar daar wordt wederom geklopt en een schaar min-

274

-ocr page 287-

273

dcrc broeders Ireecll binnen mei groole presenteerbladen in de hand, waarop likeuren, ijs en water, om ons welkom te heeten in bel klooster. Om bun genoegen te doen drinken wij iets en gaan dan naar bed. Maar de begroeting is nog niet geëindigd. quot;Wederom komen er dienende geesten binnen met eenige koppen koffie , die een heerlijken geur verspreiden. Wij nemen de vrijheid in bed te blijven liggen en daar liet heerlijke vocht op te slurpen. De goede monniken vinden dit allervoortreffelijkst.

Vroeg in den morgen worden wij wakker. Wij spoeden ons naar de vensters om te zien, waar wij ons bevinden, liet blijkt, dat wij gelogeerd zijn geweest in een der hoogst gelegen gedeelten van liet klooster. Wij zien over alle gebouwen, die tot het heiligdom behooren, heen. [Je donkerblauwe wateren der golf van den Heiligen Berg, die tusschen twee voorgebergten in ligt, glinsteren ons tegen. Als wij scherp zien, over land en zee, verheit zich in nevelachtige verte, een gebergte, «statig, indrukwekkend van lijn. Wat zou het zijn ? Wij nemen onze kaarten ter hand en al spoedig wordt het ons duidelijk , dat wij den Olympus voor ons hebben, den zetel der oud-Grieksche goden, die zoovele dichters heeft geïnspireerd lot de schoonste zangen. Wij zien naar beneden en bemerken dat het klooster aan de Westzijde bijna door de zee bespoeld wordt. Oostwaarts verheft zich het Heilige Gebergte, dal, van het Xerxes-kanaal af gerekend, bijna zes uren lang en een uur breed is en welks hoogste punt gevormd wordt door den Athos , die zich ongeveer zesduizend voet boven den blauwen waterspiegel verheft.

Nadat wij eenigen tijd hebben genoten van het verrukkelijke vergezicht, komt er een dienende broeder binnen om ons de morgenkollle te brengen. Deze is vergezeld van een deftigen monnik, die een weinig Duitsch spreekt en daarom door den abt van bet klooster, den igoemenos, zooals hij in het Nieuw\'-Grieksch heel, met vriendelijke oplettendheid Ier onzer beschikking wordt gesteld. Hij vertelt ons vele dingen betreffende de monnikenrepubliek , binnen welks gebied wij ons bevinden. Wij zijn geen vreemdelingen in de geschiedenis dei Grieksch-orthodoxe kerk en weten dus reeds veel van deze merkwaardige plek. Met is ons niet onbekend , dat hier alles sedert de tiende en twaalfde eeuw onzer jaartelling onveranderd is gebleven; dat denkbeelden,

-ocr page 288-

270

gewoonten , leerslellingen , godsdienstvormen hier nog lieUellde karakter dragen als in de Grieksche kerk der Middeleeuwen, welker patriarch , te Constantinopel gezeteld, met den Paus van Homo om het oppergezag over de Christenheid streed ; dat in dezen staat van zes uren lengte en een uur breedte geen enkele vrouw wordt geduld ; dat men hier enkel leeft voor den hemel en de dingen der aarde slechts in zooverre zijn aandacht waardig keurt, als dit noodig is om het aan den hemel gewijde leven ongestoord te kunnen voortzetten.

De gansche uitgestreklheid van hot Heilige Gebergte, zooals de Athos door de Grieksch-Katholieken wordt genoemd , behoort aan de een en twintig kloosters, die er zich bevinden, waarvan er veertien een meer monarchaal , zeven een republikeinsch bestuur hebben, terwijl zij allen door nauwe banden aan elkander verbonden zijn en een soort van geestelijk gemeenebest uitmaken, hi do eerstgenoemde voert een üjoemcnos met onbeperkte macht, die hij het gansche leven door behoudt, het bewind , in de laatste kiezen do kloosterlingen zich vier hooiden , die met elkander het bestuur deelen. Al de kloosters, in sommige waarvan twee-, driehonderd en meer monniken wonen , bezitten een menigte groote huizen en kleine kluizen op verschillende punten van het gebergte gelegen. In de eersten wonen onder het toezicht van een opperhoold, door het klooster aangesteld, een klein getal monniken , die zich met spinnen en liet vervaardigen van kleederen en mutsen , met hel snijden van fraaie voorwerpen uit hout en andere dergelijke werkzaamheden bezig houden en overigens quot;e-heel op dezelldu wijze leven als de bewoners der groote kloosters. De arbeid neemt echter in hun leven een grooler plaats in dan het gebed en de bespiegeling, daar zij geen deel hebben aan den opbrengst der kloostergoederen en dus in hun eigen onderhoud moeten voorzien. In de kluizen wonen eenzaam levende monniken, die belast zijn met. de verzorging van het vee en het bebouwen der graanvelden , wijnbergen en moestuinen. .Men vindt op het voorgebergte ongeveer driehonderd zulke kluizen. In de nabijheid der eigenlijk gezegde kloosters vindt men ook nog kleine huisjes, waarin wereldlijke dienaars, kosmiki geheeten, wonen, dieeven-als de monniken ongehuwd moeten zijn en door ijverigen arbeid in verloop van tijd een plaatsje onder de kloosterbroeders kunnen

-ocr page 289-

NIEÜW-ORIEKSCH liIJGEI.OOF VAN OUDEN ADEI,.

verkrijgen. Zij zijn als smeden, limmeriiedon , schrijnwerkers, inelselaars , schippers en voerlieden voor de kloosters, waartoe zi j beliooron, werkzaam. Ook builen het Heilige Gebergte hebben de monniken een uitgestrekt grondbezit, zoowel in het naburige Macedonië en op bet niet ver verwijderde eiland Thasos, als in de Donau-vorstendommen , Bulgarije, Roemenie en zelfs in Klein-Azië. Zoo rust de geestelijke huishouding van den berg Athos op den grondslag van het landbezit en den arbeid , en niemand , zelfs zij niet, die meer bepaald tot een biddend en bespiegelend leven geroepen zijn , is geheel van den handenarbeid vrijgesteld. Hierdoor bestaat er een aanmerkelijk verschil tusschen deze monniken van de Grieksche, en die der Roomscb-Katholieke kerk. De maatschappelijke toestanden op den berg Athos zijn nog geheel gelijk aan die, welke men er voor vierhonderd en meer jaren aantrof.

leder, die onder de monniken wenscht opgenomen te worden, moet eenig vermogen medebrengen of in plaats daarvan een zekere hoeveelheid arbeid verrichten. Dit beginsel wordt streng vastgehouden. Men is hiertoe wel genoodzaakt door de financiëele verplichtingen, die men jegens de Porte heeft le vervullen. De Snltan namelijk is de feitelijke opperheer van het kleine schiereiland, en de geestelijke republiek moet hem jaarlijks een schatting van ongeveer 500,000 piasters (ruim een millioen gulden) betalen. De een en twintig kloosters , die te zamen de republiek vormen, staan , wat hun gemeenschappelijke aangelegenheden betrelt, onder liet bestuur van een Heilige Synode, waartoe ieder klooster een afgevaardigde zendt, die om de drie jaren aftreedt. Deze Synode heeft haar zetel te Karyes in de nabijheid der oudste kerk van het voorgebergte. Zij bepaalt het aandeel der kloosters in de belastingen, die geheven worden Ier betaling van de schatting aan de Porte , lot hel onderhoud van de weinige wegen en andere openbare werken, en doet uitspraak in de verschillen, die er tusschen de kloosters mochten ontstaan. In alle andere aangelegenheden is ieder klooster geheel vrij en zelfstandig.

De goede monnik, die ons ten dienste gesteld is, beefl het bard te verantwoorden, daar hij zijn nuitsch bijna geheel verleerd is en in zijn eenvoud buiten staal is om onze Westersche nieuwsgierigheid behoorlijk le bevredigen. Hij is daarom zeer blij als

277

-ocr page 290-

NlEUW-ORIEICSCa lilJGELOOF VAN OUDEN ADEL.

liet lijdslip gekomen is om ons bij den abt oi\' igoemenos van het klooster te brengen , die ons in een smaakvol vertrek ontvangt, liet, is een man van een hoogst eerwaardig voorkomen, wiens ernstige en weemoedige Irekken getuigen van den /.waren strijd, ilien hij in zijn leven te voeren heelt gehad. Zijn gansche voorkomen teekent waardigheid, gepaard aan een innemende nederigheid en vriendelijkheid.

De igoemenos laat ons nu het klooster in zijn geheel zien. Allereerst komen wij in een kapel, waar een koor van monniken met prachtige, zware basstemmen een lied aanheiïen , waarin zij zegen afsmeeken over het hoofd van den vorst, die zich in ons midden bevindt. Vervolgens komen wij op het plein, waarover wij ons naar ons nachtkwartier begeven hebben, liet is zeer uitgestrekt en omgeven van een aantal kapelletjes en eenige andere kleine gebouwtjes, die bestemd zijn tot het verrichten van allerhande huiselijke bezigheden. De hooge gebouwen, die zich hierachter verheiTen , zijn zeer eenvoudig van bouworde en van boven voorzien van galerijen en balkons , van waar de monniken een prachtig uitzicht hebben, liet geheel heeft een zeer schilderachtig voorkomen. Op do galerijen wandelen een aantal monniken, met een eerwaardig voorkomen en ongemeen lange baarden. .Vlier gelaat teekent rust en tevredenheid. Hel is duidelijk, dat zij zich niet met sombere boetedoeningen en zelfkwellingen afgeven, maar een stil, vredig, peinzend en biddend leven leiden.

Midden op het pkcin verheit zich de hoofdkerk van het klooster, een statig gebouw in kruisvorm met beschilderde wanden. De kunst, die de muurschilderingen der Grieksche kerken in het leven geroepen heelt, vertoont een geheel ander karakter dan onze Wes-tersche schilderkunst, zoodat zij in den aanvang een vreemden en zonderlingen indruk op ons maakt, doch bij nadere beschouwing blijkt hel, dat zij haar eigenaardige deugden bezit en in treffende overeenstemming is met de eischen van den Dyzantijnschen bouwstijl. Uit de kerk brengt de igoemenos ons naar de groote eetzaal, het deipnelerion genoemd , waar de honderden monniken voor hun inwendigen mensch zorgen, des Maandags, Woensdags en Vrijdags slechts eenmaal: te vier uur namiddags, op de overige dagen tweemaal ; \'s morgens vroeg en \'s avonds ten zes ure. In een voorzaal van deze ontzaglijke ruimte is men bezig onze Mus-

278

-ocr page 291-

N1EUW-GIUEKSCII BIJGELOOF VAN OUDEN ADEL.

sische reisgenoolen van eten te voorzien. Zoodra dezen onzen leidsman zien aankomen, vallen zij eerbiedig op de knieën en kussen de zoomen van zijn gewaad. Uit de reuk , die in de eetvertrekken heerscht, bemerken wij, dat or veel gezouten viscli gebruikt wordt in het klooster. Do wijn wordt nog op aartsvaderlijke manier in zakken van geitenvel bewaard, welker harige zijde naar binnen gekeerd is. Met zekeren trots wijst men ons in de eetzaal een groote schilderij in olieverf aan , voorstellende Christus wandelende op de zee en de hand reikende aan den wegzinkenden Petrus. Hel stuk is vervaardigd door een jongen monnik , die eenigen lijd de lessen van de Petersburgsche schilderacademie heelt gevolgd , te kort evenwel om een behoorlijk begrip van de hedendaagsche kimsl le krijgen, zoodat hij zijn figuren de onmogelijkste standen heelt gegeven en door de schreeuwendsle kleur-combinaties ell\'ect heelt trachten le maken. De monniken vinden echter in deze kladschildcring veel te bewonderen, ongetwijfeld omdat zij iets vreemds en nieuws is te midden van deze omgeving, waarin alles aan vroeger eeuwen herinnert.

Daarna brengen wij een bezoek aan den vorigen ijoemenos, die om zijn Imogen leeftijd zijn ambt beeft nedergelegd. ilij heeft den ouderdom van honderd en één jaar bereikt, doch ziet er nog krachtvol en stevig uit; alleen zijn voelen zijn zeei opgezwollen van wege liet veelvuldige staan in de kerk. Wij zetten ons in zijn gezellig en vriendelijk vertrek op een divan naast hem neder en genieten van hel heerlijke uitzicht op de zee. Ken dienende monnik komt ons eenige ververschingen brengen, beslaande uil likeur, koffie en water, waarvan wij liet een en ander gebruiken om onzen gastheer de noodige eer te bewijzen.

Op onze verdere rondwandeling door bet klooster worden wij verrast door de uilnoodiging van een der monniken om ons le laten fotografeoren. Deze nieuwigheid hadden wij volstrekt met verwacht le midden van al het Middeleeuwsche dat ons omringde, en nog veel minder, dal wij in hel album van den monnik-fotograaf de porlrellen van sultan Abdoel-Aziz, Gambetla, czaar Alexander en vele andere bekende personen uit den nieuweren lijd, die den Alhos hebben bezocht, op de meest broederlijk»; wijze naast elkander zouden zien prijken. Ook bemerken wij, dul zich onder

270

-ocr page 292-

1280

de monniken een geneesheer bevindt. Zijn diensten zijn echter zeiden noodig, daar er bijna nooil zieken zijn op den Alhos, welks klimaat uiterst gezond is en waar allen liet regelmatigste en ordelijkste leven leiden, dal men zich kan voorstellen. De apotheek van den kloosterdokter bestaat slechts uit een enkel medicament: ile belonica, die sedert de vtjftiendo eeuw het eenige geneesmiddel is dal door de monniken met hel beste gevolg in alle mogelijke ziektegevallen gebruikt wordt.

Inmiddels heeft men een ontbijt voor ons gereed gezel beslaande uil vermicellisoep, caviaar I), olijven en visch, die in vijfderlei gedaante ; gekookt, gestoofl, gezouten, gebakken en gerookt, voor-gediend werd. Als nagerecht krijgen wij heerlijke druiven en peren. Meesch kregen wij niet le zien, daar de monniken hiervan nooit gebruik maken. Na het einde van hel ontbijt nemen wij van onze vriendelijke gaslheeren voor eenige dagen afscheid om eenige andere kloosters te gaan bezoeken en met de natuurschoonheden van den Alhos kennis te maken. Twee monniken worden ons als geleiders meegegeven. Wij bestijgen onze muildieren ; al de klokken van het klooster worden bij wijze van afscheidsgroet geluid, en, voorwaarts gaat hel naar het gebergte. De goede monniken hebben zich voor een groot gedeelte bij den uilgang verzameld en wuiven ons nog lang hun harlelijken afscheidsgroet toe.

Hel is een wonderschoone streek, die wij doortrekken, onder begunstiging van hel zachtste en vriendelijkste weder. Bijna voortdurend bevinden \\vij ons in een doorzichtig woud, dat zich kenmerkt door een ongemeen rijke verscheidenheid en nu en dan afgewisseld wordt door lleurige en geurige weiden. Reusachtige platanen en beuken, altijd groene eiken en vooral prachtige kas-tanjeboomen maken de hoofdbestanddeelen van hel verrukkelijke woud uil, waarlusschen prachtige heesters prijken met roode vruchten, moerbezienboomen en myrlen, laurieren, rhododendrons en vele andere struikgewassen verheffen zich daarnevens; hel nederige bergvioollje verspreidt allerwege zijn liefelijken geur; de rotswanden zijn met sierlijke guirlandes van weelderig klimop gelooid. Hel is een woud door de natuur zelve geformeerd en onderhouden. Ite monniken hebben slechts hun best gedaan om haar

D gerpi:!!! hoofdzakelijk uit vischkuil saamgesteli]. do lievelingsschotel he-paaldflijk der Kussen

-ocr page 293-

NIEUW-GRIEKSCII aiJOELOOI\' VAN OUDEN ADEL.

werk tegen de schendende hand van barbaarsche woudvernie-lers, die men in bel Oosten vrij veelvuldig aantreit, te beveiligen, en zoo heelt bet voorgebergte de schoonheid behouden, die het reeds eeuwen voor onze jaartelling bezat. Maar deze won-derschoone, bijna tropisch-weeiderige plantengroei maakt niet do eenige bekoorlijkheid van deze streek uit. Bijna overal ziet men de stoute en trotsche vormen van het gebergte, de blauwe zee, die hier en daar diep tusschen de bergen indringt en welker branding schilderachtig bun voel omlijst. Aan de écne zijde rust bet oog op de scboone lijnen van de bergen op het schiereiland Si-ihonia, aan de andere verhellen zich de eilanden Thasos, Lemnos en Samotbrake. Ailerwege komen kristalheldere stroompjes van de bergen alhuppelen en nergens ontbreekt hel aan heerlijke koele bronnen. En ook \'s menscben hand heeft trouw haar best gedaan om deze plek tol een der schilderachtigste van de aarde le maken. De kloosters met hun ophaalbruggen en grachten gelijken op oude statige ridderburchten ; de trotsche waterleiding van Simopetra en de grijze gebouwen uit de tiende eeuw, de kapellen, die op vele plaatsen tegen de rotsen schijnen aan le hangen ol\' schalks uil hel woud le voorschijn komen kijken ; de woningen der werkende monniken, die op vele plaatsen kleine bevallige dorpen vormen, ie midden der wijnbergen; de eenzame bulten der kluizenaars, van boomgaarden en groentetuinen omgeven ; de rotsholen, die met een bouten kruis hoven den ingang prijken en daardoor woningen blijken te zijn van heremieten, die bun behoeften lol de eenvoudigste beperkt hebben ; — dit alles vormt een schouwspel vol vrede, majesteit en lielclijke grootheid , dat een diepen en onvergetelijken indruk maakt op den beschouwer. Een aantal monniken trekt door bet woud been en weder om bun wintervoorraad tamme kastanjes, die bier buitengemeen weelderig gedijen, bijeen te vergaderen ol\' rijden op ezels naar een naburig klooster om de door hen geteelde vruchten legen andere interuilen. Men kan hel zich zeer goed begrijpen, dal velen er loc besluiten om zich uil de woelige cn veel bewogen wereld terug te trekken en bun dagen in stille overpeinzing cn gebed le gaan doorbrengen te midden van clil aardscbe paradijs.

Na eenige uren rljdens komen wij aan hel Georgische klooster Iwiron, aan de Oostzijde van het schiereiland gelegen, na een

281

-ocr page 294-

282

toclil over de hoogste bergruggen , van waar wij het geheele landschap en den omtrek konden overzien. Dit klooster is een der grootste en rijkste van den Athos cn herbergt ongeveer driehonderd monniken. Hot is reeds eeuwen oud en heeft een ongemeen statig cn indrukwekkend voorkomen. De monniken waren van onze komst onderricht en komen nu, met hun igoemenos aan liet hoold, onder het gelui der klokken, ons langzaam en plechtig tegemoet, om ons welkom te heeten. Zij brengen ons al dadelijk in hun kerk, die geheel op dezelfde wijze als die van het Russikon-klooster is ingericht, en laten ons hun beroemd met paarlen cn edelgesteenten rijk versierd Maria-beeld zien, dat, naar hun beweren , door den apostel Lucas in hot jaar van .lezus\' geboorte geschilderd is. liet is, zooals zij verhalen, tot zelfs in China geweest, heeft daar gebloed en is eindelijk over zee naar den Athos gedreven. Alleen bet gelaat is geschilderd, hot gewaad is van goud en brocaat, in den trant van de meeste heiligenbeelden der Grieksche kerk. liet geheel doet ons denken aan de kunstwerken der oude (irieken en ongetwijfeld is de overlevering daarvan op den berg Athos bewaard gebleven.

Wij moeten ons haasten om nog voor den nacht het kwartier te bereiken , dnt onze geleiders voor ons besproken hebben. Men brengt ons kortheidshalve op een smal rotspad, langs afgronden en kloven loopende, waarin wij niet zonder duizelig te worden , kunnen neerzien. Daar de weg toch nog vrij lang is dreigt zich een on-bebagelijke stemming van ons meester te maken te midden der duisternis, die hoe langer hoe meer begint te vallen. Plotseling echter neemt de weg een scherpen draai en wij worden verrast door den aanblik van den hel verlichten koepel eoner kerk ; tegelijk vernemen wij een prachtig, harmoniscli klokgelui; een menigte lantarens vertoonen zich aan ons oog ; onze muildieren staan van zelf stil; wij zien een weinig scherper loc, cn daar vertoonen zich een honderdtal statige monniken voorde poort van hel klooster aan ons oog , die daar reeds geruimen tijd gestaan hebben om ons op te wachten en te verwelkomen. In een oogwenk heelt men ons uit den zadel gebeurd ; de monniken brengen ons ecu plein over, een trap op, een half duister vertrek binnen. Eensklaps gaat er een breede vleugeldeur open en een zee van licht stroomt ons tegen uil de kerk , waar wij nu genoodigd worden binnen te

-ocr page 295-

XIEUW-GRIEKSCn BIJGELOOF VAN OUDEN ADEL. 283

treden. Een wonderschoon gezang klinkt ons tegen; een dienende broeder komt bij ons, vraagt den prins naar zijn naam en weldra hooren wij wederom een lied en gebed, waarin die naam voorkomt en zegen afgesmeekt wordt over den drager er van. Daarna wordt een prachtig Kyrie Eleison aangeheven; de dienstdoende priester treedt naar voren en houdt den vorst een gouden kruis voor, opdat deze het kusse ter hezegeling van de vriendschap. Rven snel als men ons in de kerk binnengeleid had, worden wij er ook weder uitgebracht; hot gansche tooneel is ons als een korte, schoone en vriendelijke droom.

Nu worden wij ontvangen in een zeer sierlijk en gezellig vertrek, versierd met een Mariabeeld en de portretten van de Russische Keizerlijke familie. De dag wordt besloten met een eenvoudigen maaltijd, waarvan visch wederom de hoofdschotel vormt. Ken Griek en drie Russen, alle monniken, zijn met ons aangezeten. Wij hebben zeer veel neiging tot praten, onze dischgenoolen evenzeer, maar het gesprek loopt alles behalve vlug van stapel , daar ieder woord door den tolk voor de heide partijen moet overgebracht worden. Wij nemen dus al spoedig onze toevlucht tot gebaren en vingerwijzingen, doch daar wij ook op deze wijze niet veel vorderen, nemen wij onze toevlucht tot Oud-Gricksch , welks uitspraak wij zooveel mogelijk wijzigen naar die van hot Nieuw-Grieksch , en ziet, nu zijn wij in de gelegenheid behoorlijk van gedachten to wisselen. Wel heeft er nu en dan een misverstand plaats, maar dit strekt slechts om de algemeene vroolijkheid on gezelligheid to verhoogen. Wij kunnen ons kwalijk voorstellen , dat wij onder kloosterlingen zijn, zoo vol opgeruimdheid en levenslust is liet yebeele gezelschap, zoo hartelijk klinkt de lach door het vertrek.

Den volgenden morgen begeven wij ons naar het stadje Karyes, dat ongeveer een kwartier verwijderd is v;in het klooster. Onze dischgenooten van den vorigen dag vergezellen ons, en blijken ook uitmuntende , onderhoudende reisgenooten te zijn. Voor de poort van het klooster zien wij oen aantal oude mannen staan in onoogelijke en onbeschrijfelijke lompen gehuld, liet zijn bedelmonniken. Hun verschijning doet ons denken aan dien ouden Syrischen heilige, waarvan de kerkvader Ilieronymus verhaalt, dat hij hot grove kleed, hetwelk hij droeg, nimmer wiesch en niet eerder een schoon hemd aantrok, voordat het oude hem aan het lijf vergaan

-ocr page 296-

284

was. Hel zijn bedelmonniken van de echle soorl, die wij voor ons zien, want zij hebben niets, dal zij hun eigendom noemen kunnen, niet eenmaal een woning. Zij leven van het brood, dat zij van de kloosters krijgen , van rauwe kastanjes, evenals wijlen de heilige Paulus van Samosale , de vader der monniken, en van dadels en bronwater. Zij slapen , waar het valt: zomers onder don vrijen hemel, \'s winters in hel voorportaal van een klooster ol in de cel van een portier. Onze reisgenooten waren volstrekt niet ingenomen met deze broeders. Zij vonden hun verwaandheid — want ook hun ijdelheid blonk door de galen van het gescheurde gewaad heen — onuitstaanbaar en ergerden zich vooral aan hun ongeregeld en lui leven , daar zij niets deden dan rondslenteren en van allen arbeid afkeerig waren. Voor ons hebben deze bedelmonniken echter iets ongemeen belangwekkends. Wij zien in hen do ciigenamen en opvolgers van het oudste monniken- of liever kluizenoarsgeslacht , dal in de vierde eeuw van onze jaartelling zich den Athos lol woonplaats koos, na alkeerig geworden te zijn van de wereld en hare genietingen, om alleen te leven voor God on den hemel, te midden der bijkans maagdelijke wildernis van bet woudgebergte. Hoogstwaarschijnlijk toch werd de berg Athos in den slormachtigen lijd der groole volksverhuizingen door zijn bewoners verlaten en met groole scharen kluizenaars bevolkt, aan wie door een ol\' anderen vromen Christen-keizer hel onverdeeld en ongestoord bezit van hel smalle schiereiland werd gewaarborgd. De overlevering vvefcl te verhalen, dal reeds Maria, de Moeder Gods, den Athos heelt bezocht, hij gelegenheid van een reis naar Civprus , waarop zij door tegenwinden haar schip hij hel voorgebergte zag aanlanden. Zoodra zij voel aan wal had gezel begonnen de afgodsbeelden le spreken ter eere van haar en haar Zoon, en dit maakte op de toenmalige bewoners van den Athos zulk een diepen indruk, dat zij allen le zamen hol Christendom omhelsden. Er schuilt in dit verhaal een diepe waarheid. Wij vinden er namelijk de herinnering in aan de ingenomenheid, waarmede hel Christendom in deze streken werd begroet, on aan den belangrijken invloed , die de Grioksche vvijshegeerle, kunsl en godsdienst er op heeft uitgeoefend , zoodal beiden als \'l ware in een vriendschappelijke verhouding tegenover elkander kwamen le staan. De berg Athos was ook in do Oudheid een heilige berg, en daar, waar thans hel

-ocr page 297-

285

klooster Philolheoe zich verheit, werd destijds een godsdienstig leest gevierd, dat door duizenden uit den ganschen Griekschen archipel werd bijgewoond , en op den lop van den Athos moet zich een tempel bevonden hebben , aan den oppergod Zeus gewijd, welks bouwvallen , naar men wil , nog te vinden zijn in een der kloven van bel gebergte.

Deze oudste kluizenaars waren echte eremieten. Ieder loeide op zich zeil\', op een eenzame plek. Alles, wat maar eenigszins naar weelde en genot geleek, versmaadden zi j. Zell\'s van lastdieren wilden zij geen gebruik maken; zij waren gewoon zich zeiven als zoodanig te beschouwen. Alleen op de groote feesten der Kerk kwamen zij bijeen, en wel in de kerk te Karyes, dïe nog bestaat en den naam draagt van Prolaio, de Eerste, liet eerste klooster werd onder keizer Nikephoros Phokas door den monnik Athanasius gebouwd, die met een schaar kloostergenooten van Konstantinopel overkwam. De eremieten waren zeer verbitterd op hem en stelden allerlei pogingen in het werk om de vreemde indringers uit het schiereiland te verdrijven. Maar de keizer nam de monniken in bescherming en zoo was do eerste grondslag gelegd lot het ontstaan der klooster-republiek, die wol geheel ecnig is in de wereld, van een staat, die, zonder vrouwen, toch blijft bestaan. Langzamerhand sloten zich de eremieten bij do kloosterhngen*aan, met uil-zondering van een aantal hardnekkige ijveraars, die in hun eenzame leefwijze bleven volharden , en tol op don tegenwoordigeu dag loc zijn er, die hun voorbeeld volgen. Van dezen zagen wij or in de straks beschreven bedelaars eonigen voor ons.

Hot stadje Karyes, dal uit ongeveer honderd huizen , twintig kapellen en ééne kerk beslaat, ligt zeer bevallig in een hooggelegen dal, aan den voel van den bergrug, waar het weelderigst groen het oog verrukt. Al spoedig na onzen intocht komen de leden dor Heilige Synode ons begroeten en geleiden ons onder aanhoudend klokgelui naar de kerk. Men verhaalt, dat deze door keizer Gonslanlijn is gebouwd, gelijk meest allo gewijde gebouwen in het Zuiden en Oosten, met het tijdstip van welker ontstaan men niet juist bekend is, aan dozen eersten Chrislen-koizor worden toegeschreven. In deze kerk bevindt zich een wonderdadig Maria-beold, welks vervaardiging, naar luid der overlevering, door de engelen met een vroolijk gejubel werd begroet. De goede mon-

-ocr page 298-

28G

nikon veiiialen ons de vriendelijke sage , dal dil beeld eens hel woord richile tol den diensldoenden priester om hem te verzoeken wat sneller voort te maken met de liturgie, daar er een stervende was, die op zijn toespraak en de vertroostingen van den godsdienst wachtte. Ook in deze sage spreekt zicli hel praktisch en vriendelijke karakter der Grieksclie godsvereering op treffende wijze uit. De verdraagzaamheid der kloosterlingen openbaart zich niet minder treffend in de hartelijke wijze, waarop wij door hen worden ontvangen , hoewel wij niet van hunne kerk zijn , terwijl wij allen een Lioem uit den krans, die op het hart van de Moeder Gods hangt, lot een aandenken ontvangen.

Hij hel verlaten van hel bedehuis worden wij begroet dooi\'den Tnrksclien beambte, die bier zijn verblijf houdl als vertegenwoordiger van de oppermacht des Sultans over dit deel van zijn uit-gestrekt gebied. Ook deze beambte moet ongehuwd zijn, ol\'mag althans zijn vrouw of vrouwen niet bij zich hebben. Hij staat mei de monniken op een zeer goeden voel. De krijgsmacht waarover hij te beschikken heeft, beslaat uil — twee soldaten, die zich bij liet bezoek van aanzienlijke vreemdelingen deftig in grand\'lenue vertoonen en door allerhande militaire eerbewijzen getuigenis alleggen van de hoffelijkheid, die de Turkscbe overheid jegens de Christenen aan den dag kan leggen, wanneer hel haar goed dunkt.

Mol den eenen soldaat van de krijgsmacht voor ons uit en den anderen ons volgehde bereiken wij de zaal, waar de Heiige Synode haar zittingen houdl. Hier worden wij met een deftige toespraak van een der voorzitters begroet , waarna ons de gewone verver-schingen aangeboden worden en wij een allergezelligst uurtje doorbrengen met de heilige mannen , die, mol uitzondering van bol kleed , volkomen op gewone stervelingen gelijken en den aange-naamslen indruk op ons maken. Hun geheele zijn ademt vrede, verdraagzaamheid , blijmoedige godsvrucht, eenvoud en nederigheid , gepaard aan ernst, waardigheid en fierheid.

Wij brengen ook een bezoek aan den bazar, welken naam men geeft aan eon paar nauwe kromme straatjes, waar een vijl-liglal kramers hun levensonderlioud vinden met het verkoopen van oen aantal kleine bonoodigdhoden aan de monniken , of liever mol het inruilen daarvan legen de mutsen, rozenkransen,

-ocr page 299-

287

gesneden beeldjes en andere artikelen door de monniken vervaardigd. Ook de olie, die de kloosterbewoners weten le trekken uit rozen, laurierbloemen en andere planten wordt door deze handelaars met graagte gekocht. Evenmin als de Turksche overheidspersoon mogen zij hun vrouwen ol\' dochters hij zich bebhen.

Te Karyes bevindt zich ook een school, waar de jonge monniken gelegenheid hebben om lezen, schrijven en zingen te leeren, doch naar het schijnt, weinig gebruikt wordt. De wetenschap staal hier namelijk in geen hoog aanzien, en maar al te getrouw houden de kloosterlingen zich aan het woord van den ouden Prediker; »Veel lezen is vermoeiing des geestes.quot; Rust, kalmte, vrede, dal is alles wat zij zoeken en ook vinden te midden van de schoone natuur, die hen omringt en de eenvoudige bezigheden en godsdienstige verrichtingen, waarmede zi j zich dagelijks bezig houden.

Ook aan het klooster Vatopaedie, uitsluitend door Grieken bewoond en hel rijkste van hel gansche gebergte, brengen wij een bezoek. Onze Hussische begeleiders hebben al hun besl gedaan om ons hiervan terug te houden , maar zij hebben toch uit be-leefdheid er eindelijk in toegestemd om ons ook daarheen te vergezellen. Er bestaal namelijk tusschen de Grieken cn Kussen onder de Alhosmonniken een vrij sterke spanning, daar de Grieken — en niet ten onrechte — bevreesd zijn, dal liusland hen van lieverlede geheel zal trachten te verdringen, ten einde aldus hel schiereilandje uitsluitend onder zijn invloed te brengen en zich in de monniken-republiek een stevig steunpunt te verschalïen ter vermeerdering van zijn macht in hel Oosten, hel groote doel der üussische staatkunde, lol welks bereiking ook de tegenwoordige oorlog, ler bescherming van de Christenen in Turkije, zoo het heel, ondernomen, dienen moet.

Van Vatopaedi begeven wij ons westwaarts, dwars over het gebergte heen, naar hel Bulgaarsdie klooster Zogralbe. Mier verwacht men ons niet, maar daarom is de ontvangst toch niel minder vriendelijk en hartelijk. I»e maaltijd , die men al zeer spoedig voor ons gereed beeft, beslaat uit niet minder dan tien gerechten en men vergeel niet, ons hierbij een voorlrelTelijk glas wijn le schenken. Allerlei oplellendheden hebben de goede monniken voor de vreemde bezoekers ten beste. Een onzer reisgenooten neemt het potlood ter hand om in zijn schetsboek een leokening te

-ocr page 300-

NIEUW-QRIEKSCH HIJGELOOF VAN OUDEN ADEL.

maken van de verrukkelijke streken waarin hel klooster ligt. Dadelijk gaan drie monniken op post staan, om tc zorgen, dal den lee-kenaar geenerlei stoornis treft. Zien zij een der broeders uit de verte aankomen, clan loopen zij hem tegemoet en beduiden hem, dat hij zachtkens, op de teenen, moet loopen om den gast in zijn gewichtig werk , waarvoor zij blijkbaar een grooten eerbied hebben , niet te sloren. Al de kloosterbewoners zijn toonbeelden van gezondheid en kracht. Hun levenswijze is de eenvoud zelve. Wie uit den overvloediger! maaltijd , voor hun gasten aangericht, zou willen besluiten tol de weelderigheid van hun levenswijze, zou zich zeer bedriegen. Drie dagen in de week genieten zij slechts één maaltijd en gebruiken dan alleen groenten. Visch , die bij hen de plaats van vleescb inneemt, gebruiken zij alleen Zaterdagsavonds en Zondags, bi weerwil van deze sobere leefwljze/vor-den zij zeer oud. Honderdjarige grijsaards zijn op het gebergte Athos geene zeldzaamheid. Vraagt men hun, hoe het komt, dal zij zoo krachtvol zijn en zoo oud worden, dan luidt het antwoord : «Hel is Gods bestuur,quot; en zij denken hierbij aan niets minder dan aan een wonder, door den Almachtige ten hunnen behoeve verricht. De zaak laai zich echter zeer eenvoudig en langs na-tuurlijken weg verklaren. Het loven der monniken, wij hebben hel reeds meermalen opgemerkt, is de kalmte, de rust, de vrede zelve. Heiligen strijd kennen zij niet. Zij behoeven dus niet veel van hun krachten te vergen , allerminst van hun geestelijke kracht, die nog weer dan de lichamelijke, als zij lot groote inspanning en moeielijke worstelingen genoodzaakt wordt, het lichaam uitput en doel verslijten. Vleeschspijze, een onontbeerlijke levensbehoefte voor den mensch , die met den geest arbeidt, nog meer dan voor hem , die met de handen zwaar werkt, is dus voor hen geen vereischte. Wrevel, bange zorg, jaloezie, haat en wraakzucht, deze moordenaars van \'s menschen zielsrust en dientengevolge van zijn lichaamskracht, zijn voor do meeste dezer kloosterbewoners onbekende zaken. En dan wonen zij iu een klimaat zóó zacht en toch zóó Irisch en versterkend, ten gevolge sim de beig-en de zeelucht, die zij voortdurend inademen, dal men er nauwelijks ergens ter wereld de wederga van vindt I).

I) Hat echter geestelijke werkzaamheid on zelfs krachtvolle inspanning, mits zonder hartstochtelijke opwinding, volstrekt niet schadelijk is aan \'smenschen

288

-ocr page 301-

28!)

In de kerk van hel klooster werden wij door de monniken gewezen op een paar merkwaardige portrellen, waarvan zij ons hel een en ander verhalen, vvaarnil hlijkt, dat hel injgelool\'— hoezeer het dan ook geen alstoolend en hatelijk karakter draagt — op den Alhos geen onbekende macht is. Op het ói\'ne portret zien wij naast den neus een langwerpige, donkerbrnine verheveniieid, welker oorsprong ons op de navolgende wijze verklaard wordl. Twee broeders, zoo luidt hel verhaal, hadden willen welen, wio van hen door God bestemd was een heilige te worden en met dil doel hun portretten in de kerk geplaatst. Den volgenden dag vonden zij onder het ééne een onderschrift, door Gods eigen hand geschreven, lerwijl het hoofd met den gewonen heiligen-aureool omgeven was. Een der broeders nam de vrijheid om te Iwijlelen, of alles wel eerlijk in zijn werk gegaan was en raakte het porlrei met den vinger aan. Onmiddellijk bleef deze er aan vastkleven, en geen menschclijke macht was in slaal hem er af le krijgen, zoodat de vinger van de hand gescheiden moest worden, om den monnik weer in het genol te stellen der vrije beweging. Sindsdien lijd vertoont zich de boven beschreven verhevenheid nuasl den neus. Aandoenlijk is het om te zien hoe angstvallig de monniken er voor zorgen, dal wij bot geheimzmnige portret niel aanraken, uil vrees, dat ook een onzer vingers er aan vast nioehl hlij-

^eostplijke en licliamelijko gezondheid on aan don duur van üjjn leven, kan blijken uit hel voorbeeld van den grooten Griekschen wijsgeer l\'lnto , die op zijn ncgen-Hgste jaar nog ijverig bozig was met het onderwijzen zijnor leerlingen en de ontwikkeling zijner philosophisclie denkbeelden. Isoeriitcs. de vermanrde (iiieksobe redenaar, schitterde nog op zijn vier-en-ncgentig:gt;fe jaar als rodonanr. i\'lourv , de t\'ransche Htaatsnnm, was op negentigjarigen leeftijd nog al* staatsman ijmii; wei kznani. Göthe, de koning der Duitsche dichters, wiens vruohtbaarhoid op liet gebied der schoone letteren, tot aan den avond zjjns levens toe , bijkans ongeövon aard is. bereikte den ouderdom van drie en tachtig jaren en behicbi lot aan zijn dood too bijkans do volle kiacbt van lichaam en geest. Thiers, (io l\'ransehe staatsman, is een krachtvolle tachtiger en zijn geestverwanten denken er sterk over om hem nogmaals de wnardi beid van president, der llepuljlick op te dingen, als maarschalk Mac-Mahon mocht aftreden. De hoogleeraar Van Hengel werd negentig jaren oud. Tot kort voor zijn dood was hij op wetoiisclmppelijk gebied ijverig werkzaam. Dergelijke oorzaken als er toe samenwerken om de Athos-monniken een zeer hoogen leeftijd te doen bereiken, vindt men oek in bet leven der genoemde mannen, namelijk een kalme, rustige levensbeschouwing. heerschappij over hartstochten en gemoedsbewegingen, een geregeld, ingetogen leven, een opgeruimde, blijmoedige jjeest.

li. li. 29

-ocr page 302-

ÜUO NIEUW-GRIEKSOU UUOELOOF VAN OUDEN ADEL.

ven kleven, llcl andcro porlrel stelt St. Joris voor. Volgens de overlevering werd het door een vrouw van Jeruzalem meegebracht. Zij werd door de Turken in hel water geworpen mei portret en al; doch liet laatste bleef drijven op de zee en kwam onbeschadigd aan den Alhos. Men vindt er een menigte schilderijen, waarvan dergelijke legenden verhaald worden, en lot nadere staving van tie waarheid dezer overleveringen heeR men aan een dier sehilde-rijen een oesterschelp, die er zich, naar men zegt, onderweg aan vastgezet had, tot op den tegenwoordigen dag toe laten zitten!

Als de monniken deze verhalen van de drijvende beelden en scliilderijcn aan vreemdelingen doen, dan geven zij als imn overtuiging le kennen, dat er in den berg Athos een wonderbare kracht schuilt van magnetischen aard, waardoor zij aangetrokken worden, op welk punt der wereld zij zich ook bevinden. Deze verklaring levert een opmerkelijk bewijs voor den eenvoud en de naïeveteit der kloosterbewoners, maar zij bevat niets, waardoor eenig noemenswaard lii lil geworpen wordt op deze soort van legenden. Allerminst hoinll zij rekening met de opmerkelijke bijzonderheid, dat al de bedoelde beelden en schilderijen juist te water den Athos bereiken. Zij hadden ook door de lucht kunnen vliegen ol door Engelen gedragen worden, gelijk van sommige heiligenbeelden der Roomsch-Kalholieke kerk wordt verhaald, en dit zou voor de wonderlievende monniken evenmin bevreemdend geweest zijn als die wondervolle walertocliten. Kr bestaat echter een goede reden voor, dal de legenden de wonderbeelden en schilderijen juist te water bij den Allios doen komen. Al die legenden namelijk zijn evenzoovele herinneringen aan de aloude, classieke mylhen, die op de Grieksche godin Aphrodite betrekking hebben, gelijk er over het algemeen onbegrijpelijk veel uit de oude godsdiensten in hel Chrislelijke volksgeloof is overgegaan. Aphrodite is volgens de Grieksche godenleer uit het schuim der zee geboren en een dichterlijke voorstelling van de bevalligheden en schoonheden, die de zee vooral in dezen omtrek zoovele le aanschouwen geel\'l en die een machtigen indruk nuiken op de fantasie. Veel nu van hetgeen aan de godin Aphrodite werd toegeschreven, ging in hel Christelijke volksgeloof op de Heilige Maagd over. Zoo word deze laatste ook aangemerkt id,-de helieersdieres der zeeen, en hel is dus niet meer dan natuurlijk, dat deze voornamelijk hel looneel word van haar wonderda-

-ocr page 303-

NIEUW-GIUEKSCIl DIJOELOOF VAN OUDEN ADEL.

den. Gelijk reeds gezegd is, de monniken zijn ten volle overtuigd van de waarheid der meegedeelde legenden. Niels is hun meer vreemd dan de zuchl lol opzellelijke verdichting. Men behoeft zich slechts een of anderen monnik voor le stellen, die in den nood de Moeder Gods aanroept en hel geluk heeft zich in de afgebeden uitredding le mogen verheugen, — dadeli jk zal hel beeld, waarvoor hij zich neergebogen heeft, lol den rang van een wonderbeeld verheven zijn, dal een bovennatuurlijke herkomst gehad heelt. Heeft de ééne kerk zulk een heiligenbeeld of schilderij, weldra zal ook het andere zijn legende hebben omtrent zijn Mariabeeld, want, wal er met hel ééne heilige voorwerp gebeurt, — waarom zou hel ook niet met hel andere hebben kunnen plaats grijpen ?

Bij hel verlaten van de kerk merken wij een aantal prachtige, eeuwenheugende cypressen op , die voor den ingang slaan. De aanwezigheid dezer hoornen is geen toeval. Men vindt er bij iedere Grieksche kerk, althans wanneer zij zich niet midden in een stad bevindt, liet is een overblijfsel van de classieke gewoonte om heilige boschages rondom dc tempels le planten. — Wij brengen ook een bezoek aan de begraafplaats der monniken. Kr waren slechts weinige, zeer eenvoudige graven, mei een paar plalle ge-hakken sleenen belegd, le zien. De monniken rusten op dit kerkhof slechts drie jaren, nadal zij , in hun pij gewikkeld , daarop zijn bijgezel. Na verloop van dien tijd wordt hun gebeente er uil-gehaald en overgebracht naar een onderaardsche ruimte onder de kerk, waar de schedels naast elkander op planken worden gc-schikt, terwijl de overige beenderen op een hoop worden geworpen. Op hel voorhoofd wordt de naam en hel sterliecijfer van den doode geschreven. Uit de kleur van het been maakt men op hoedanig de toestand der ziel is na den dood: /.iet het er helderwit ol geel uit, dan gaat hel haar goed; heeft bel een vuile kleur of vlekken , dan vreest men hel ergste. Men gaal in het laatst vermelde geval ijverig voor zoo n ziel aan liel bidden, om den afgestorven broeder hel hemelsche heil toch nog deelachtig te doen worden, indien het mogelijk is.

Des namiddags keeren wij weder naar het liussikon-kloosler terug. Onze weg loopt voor een groot deel onder de heerlijkste platanen die men zich voorstellen kan. Allerwege steekt hel donkergroen der olijven prachtig legen de lichtere tinten van hel

\'291

-ocr page 304-

NIKUSV-GRIEKSCU DUQELOOF V\\N OUDEN ADEL.

overige geboomte al\'. Hier en daar zien wij in de rotsidoven de eenzame woningen der kluizenaars. Zij liggen zoo ciichl bij de zee, dat het onmogclijlv moet zijn ze te verlaten, Wanneer liet hoog water is. Weldra komen wij weer in de nabijheid van ons uitgangspunt. Ken Griek , die ons vergezelt in zijn schilderachtig costuum, schiet al de vuurwapenen af, die bij bij zich draagt, om onze aankomst aan de monniken bekend te maken. Hel blijkt weldra , dal men hem heelt verstaan. Vroolljk klinkt hel klokgelui ons in de ooren ; de poort van het klooster gaat open ; de monniken komen ons in een lange rij tegemoet om ons vriendelijk als broeders in het gastvrije klooster welkom te heeten.

Na zonsondergang gaan wij een bezoek brengen aan een kluizenaar, die ongeveer twintig minuten van het klooster af woont. Om zijn woning te bereiken moeten wij eerst een ladder op en vervolgens een andere afklimmen. Zoo komen wij in een goed onderhouden tuintje , waarin onder een paar olijlboomen eenige groenlen slaan. In het aditerste gedeelte bevindt zich het kluisje , dat van steen en zeer klein is. liet beeft geen andere opening dan de deur. De monniken, die ons vergezellen , kloppen aan en na eenige oogcnblikken hooren wij een oude , bevende stem , niet bijzonder vriendelijk antwoorden. De vrome man had reeds geslapen en vindt het zeker niet aangenaam om in zijn rust gestoord te worden. Mndelijk staal hij op, opent de deur, pinkt een klein waskaarsje op dc leuning van een stoel en steil ons zoo in de gelegenheid^om hem en zijn woning te zien. Zij is in twee vortrekji\'s verdeeld, in hel eerste bevindt zich eenig brandhout en een aantal gebarsten en gebroken potten, in het ach-lerste een stroozak , met een half verganen wollen doken bedekt, een stoel en een tafeltje met eenige boeken; de haardstede bevindt zich in den hoek. De wanden van hel vertrekje, dat veel overeenkomst heeft met een gralkuil, en ook niet veel grooler is, zijn geheel zwart v,in den rook, evenals ook de prenten mei heiligenbeelden, waarmede zij versierd zijn. Dc meer dan tach-ligjarige grijsaard heeft een hemd aan, dat hem in Harden om hel lijf hangt en bruin ziet van ouderdom en onreinheid ; haar rn baard , heide nog nimmer in aanraking gekomen mei schaar of scheermes , vormen een hopelooze chaos. Nu wij zijn woon-en slaapvertrek binnentreden , buigt hij driemaal voor den wand.

292

-ocr page 305-

203

waar zijn slaapstede is, krijgt een lieiligonbeeldje daaruit, omdoet liet van de lappen , waarin het gewikkeld is , en reikt hel ons toe om te kussen. Wij brengen het gebruikelijke huldebetoon aan het, overigens niet zeer oogelljke en weinig tot kussen uitlokkend heilige voorwerp en bieden den kluizenaar eenig geld aan, dat hij echter weigert. Zijn brood krijgt hij van het Ilus-sikon-klooster op welks grondgebied hij zijn woning vijl en veertig jaar geleden gebouwd heeft, na eerst geruimen tijd in het klooster zelf te hebben gewoond. Slechts tweemaal in de week gebruikt hij warm eten en teelt de daarvoor benoodigde groenten zeil\'. Zijn kleedeien zijn even oud als zijn hul en zullen hem ook dan nog dekken, wanneer hij ter laatste rustplaats gebracht wordt.

Welk een beslaan! Hoe lang en hoe kort tegelijk moet den man zijn leven gevallen zijn, daar de écne dag volkomen gelijk is aan de andere en de eentonigheid er van door niets wordt ofgebroken ! Stel u voor, dat ge vijf en veertig jaren in den wagon van een spoortrein reist, achter elkander, zonder uitzicht , met niets anders om uw gedachten bezig te houden , dan hel station , waar gij hoopt aan te komen , dan kunt go u eenig denkbeeld vormen van hel leven, hetwelk deze eremiet heeft geleid! Laat ons hopen, dal liij ongestoord zijn levensdoel moge bereiken; dat hij in kalmte en vrede op zijn ellendige legerstede den laalstcn snik geeft , met de gedachte aan hel hiernamaals , dat zulk een schitterende tegenstelling zal vormen met zijn aardsch leven , in de ziel!

Na van den kluizenaar elk een door hem gesneden stok ten geschenke ontvangen te hebben , nemen wij afscheid van hem en spoedig daarna van het gastvrije Uussikon-kloosler. En als het stoomschip ons wegvoert van dim Heiligen Berg, die zeer lang zijn prachtige lijnen ons blijft toonen, dan laten wij het gansebe stuk Middeleeuwscli leven, dal door ons aanschouwd is, nog eens voor onzen geest heengaan en wij prijzen de bewoners van den Athos in hun stille wijkplaatsen gelukkig, zonder hen echter te benijden.

-ocr page 306-

KLEIN-Azlé.

KLEIN-AZIË.

1. EEN GEVALLEN GROOTHEID.

Zoo mag hel immers wel lieden , hel eenmaal zoo bloeiende Klein-Azië ? Gevallen grootheid , hel eenmaal zoo rijk bedeelde land, welks grond in onze dagen op verscheidene plekken niet meer in staat is vruchten voorl te brengen. .Met de volkeren, die het eenmaal bewoonden, is dit deel der wereld, voorloopig ten minste, gezonken lol de rij van hen, die hun rol hebben uitgespeeld. Stel Klein-Azië en Amerika eens naast of tegenover elkander: het land van\'l ver-ledene en \'t land der toekomst. Hel ééne uitgeput, onvruchtbaar, ledig ; hel andere frisch, krachtig, verkwistend schier, zelfs daar waar geen tnenschenvoel de aarde drukt. Wal al bouwvallen en puin-hoopen! wal al ineengestorte paleizen en torens! allen even zoovele bladzijden uit hel groole boek van de ontwikkelingsgeschiedenis der menschheid. Wal bonte mengeling, die bier verhaalt van Homerus en ginds van Uomeinsche legioenen , daar van Hyzanlijnen , elders van Franken ! Wat hoog ontwikkelde volken moeien hier hebben gewoond, geleefd, gewerkt, en hel einde was, dat na hardnekkige kampstrijden de Turken zich meester maakten van do heerschappij , hier als elders versteening en dood in hun gevolg noodzakelijk met zich brengende.

Wal het. klimaat betreft, heerscht de grootste afwisseling. Een reiziger gaal hier soms op denzelfden dag uil den zomer in den winter of omgekeerd. Aan de westelijke oevers heerscht een zeer zachte temporatuur en een zware dauw vergoedt hel gemis van den maar zeldzaam vallenden regen. Ook de noordkust is zacht, maar krijgt regen genoeg.

Hel binnenland is droog, \'s winters zeer koud, maar ook gezond. De zomer duurt hier maor kort en de sneeuw ligt, gemiddeld 4 maanden \'sjaars achtereen, vrij hoog. In de bergpassen van den Taurus heerscht zeer strenge winterkoude.

Wal de tegenwoordige bewoners betreft, omtrent hen willen we ons wat laten verhalen door eene dame die het land heeft doorreisd. Over het algemeen weel een ieder , hoe een Turk er zoo wal uil-

29 i

-ocr page 307-

KLEIN-AZ1Ü.

ziet: ernstig, waardig, met een tulband op en een wijde broek aan, met kromme beenen, grooten baard en lange pijp; maar hun dagelijksch leven is minder bekend. — Ik heb, zoo verhaalt die dame, ik heb de Turken in hun eigenlijke, nog niet door de beschaving aangeraakte vaderland, in Klein-Azië leeren kennen en kan daarom spreken van hun ware wezen en hun echte kleuren. Wij kwamen hun altijd met volkomen vertrouwen tegemoe! en hebben nooit reden gehad daarover berouw te hebben. Zonder vrees te verraden, zonder gewapende dienaars, reden wij rond en werden overal, vooral op het platteland, met de grootste vreugde begroet. Menige oude Turk gaf ons een vertrouwelijk hoofdknikje en een vriendelijk woord. Meermalen moest ik voor het getraliede venster van een Turksch meisje blijven staan en mij door haar vol nieuwsgierigheid laten uithooren over mijn ongeloof, mijn kleeding en mijn vrijheid, welke laatste vooral mij recht door haar werd benijd — arme gevangen slavinnetjes! Menige vrouw kwam ook naar ons toe, geheel en al in haar shiier gewikkeld, opdiit mijn vader haar toch maar niet zien zou , om mij allerlei vruchten toe te reiken en een vriendelijk woordje van me op te vangen.

Met wat vreugde herinner ik mij onze heerlijke wandelritten , van de ochtendschemering af totdat de zon hoog begon te staan. We reden door wijngaarden vol vruchten, langs wonderlijk uitziende, alleenstaande hullen, waarin do bewakers der wijngaarden sliepen, zoo goed en zoo kwaad als bet ging, echter nooit zondei\' één oog open te houden, daar rnenschen endieren heiden de druiven niet gaarne mei rust lieten. We reden door de eene wildernis na de andere, door holle wegen, waar het dichte pijnboomloof geen enkelen zonnestraal ooit vergunde door te dringen, langs donderende watervallen , dooi\' bosschen vol van den weelderigsten plantengroei, uit welke niet zelden kleine zwarte boeren , de bewoners der bergen, maar groote liefhebbers van de druiven uil de dalen , of ook soms akelig huilende jakhalzen ons legen kwamen springen. Menigmaal ontmoetten we ook eenen of anderen deserteur van het leger, die hier te midden der wildernis als vrijhuilcr leefde en gaarne schoot op alles wal er onder zijn bereik kwam. Ons evenwel geschiedde van hunnentwege nooil eenig leed. Ook de wilde honden , die voor eenzame ruiters (want te voet trek! nooil iemand deze woeste streken door) vaak gevaarlijk zijn, wis-

295

-ocr page 308-

KLEIN-AZIG.

len wc steeds te dooden ol\' op dc vluclil te jagen. Wij waren het wonder van liet land, tien mijlen in liet ronden wanneer we thuis kwamen orn te ontbijten, en de sterke Arabier Ibrahim ons hielp afstijgen, waren we immer van een menigte nieuwsgierigen omringd.

Ons huis stond midden op een heuvel, die dicht met boomen bezet steil naar beneden liep. In dal woud zongen iedcren nacht miliioencn krekels zóó luid , dat elk ander geluid , zelfs de gemoedelijke muziek der groene kikvorschen, daardoor overstemd werd. Vijgen- en andere boomen staken hun zwaar met vruchten beladen lakken door ieder venster, door iedere opening in den wand , alsof ze ons smeeken wilden door ons van hun wichtigen last te worden ontdaan. Er zijn hier zoo overstroomend veel vruchten uit den schoot der natuur en helaas ! maar zoo treurig weinig menschen om er van te plukken. Waar de natuur zoo vrijgevig en mild is, wil de mensch, die voor den strijd mei de natuur bestemd is, zich maar niet ontwikkelen. Dat is de natuurlijke vloek van Turkije en van zooveel andere schoone streken der wereld. Dc natuur doel wien den Üosporus overtrekt door haar weckelijken rijkdom zachtkcns insluimeren , terwijl ze fluis-Icrende zingt: word week naar lichaam en ziel, slaap en rook , rook en slaap, dommel voort, ga uit het geestesleven in het plantenleven over, en laai u intusschen dag en nacht kwellen door in-seklen van allerlei soort.

De andere zijde vait ons huis werd geheel door een bad ingenomen. Hel bestond uil twee afdeelirgen, uit een koclkarner met een klein had voor één persoon, en uil een groot gewelfd vertrek, waarin een marmeren hekken was, rondom van trappen voorzien, dal uit een natuurlijke bron voortdurend voorzien werd. Met groot geruisch stroomde hel warme water in en uil. Kr waren verscheidene warme bronnen in de huurt: de onze werd om de helderheid van het water »de zilverbronquot; genoemd. De vrouwen en meisjes uit den omtrek hadden iederen dag een lijd lang verlof \\ im de zilverbron gebruik te maken. Ze bleven zelden in gebreke te verschijnen en dan zoolang mogelijk te blijven. Meisjes, vrouwen, ja zells kindertjes die ternauwernood loopen konden, zwommen in het heele zilverkleurige water van 45 tot/gt;8 graden als eenden in een kom rond, en lachttcn daarbij en juichten en zongen en schreeuw-

-ocr page 309-

den, dal hel gansche gebouw van deze muaick weergalmde. Meermalen heb ik er naar slaan luisteren, en als aaneen looververtel-ling denk ik lerug aan hel gesparlel en gejuicli daar beneden, dal maar weinig gedempt werd door den langzaam opstijgenden damp. Langer dan hoogstens een kwartier kon ik zeil het in deze warme omgeving niet uithouden: zij konden er wel uren lang in rondplassen , gingen dan een poosje slapen in de koelkamer en sprongen dan mei nieuw gejuich in bel vloeibare, dampende zilver.

De hoofdingang van ons huis werd nooit gesloten, zoodat vrouwen en kinderen dikwijls stil naar binnen kwamen , om ons eerst uil de verte met grootc oogen aan te staren, dan zacbtkens nader te komen , en vol genot en aandacht ons, wonderlijke exemplaren van bel menscbelijk geslacht, tc bekijken. Den diepslen eerbied hadden zij voor onze boeken, en voor onze kunst van daarin te lezen ; dal scheen hun geheel bovenmenschelijk toe. Zij bezagen de boeken van binnen en van builen, liepen om ons heen, schudden bun hoofd eens, zagen elkaar eens vol verbazing aan en gingen dan weer weg vol verwondering en verrukking.

Eens op een morgen gingen we op weg om een lang beloofd bezoek te brengen aan een Turksch landeigenaar met een onuit-sprekelijken naam. Hel huis was lang, van maar één verdieping en eenzaam; er schenen allerlei gedeelten on bijzondere vertrekken voor de vrouwen later aan- en bijgebouwd te zijn ; hel geheel zag er uit als uitgestorven, liet getrappel onzer paarden bracht do honden, die bij onze aankomst sliepen, in vreeselijke woede: daardoor werden eenige dienstbare geesten gewekt en op de been geroepen om voor onze paarden te zorgen, terwijl wij onaangemeld als oude bekenden binnenn aden, liet was een merkwaardig soort van een bezoek. Wij kwamen eerst in een grooten voorhof, die bel lievelingsverblijf van alle Turken schijnt lo zijn , met kussens tegen de wanden geplaatst en een fontein in hel midden, en dat was al bel huisraad da! er te vinden was.

Geen menscbelijk wezen liet zich zien , totdat wij een van de belendende kamers binnentraden. Dier verkoelden zich eenige dames in hol bekken van een andere fontein , en de beer des huizes lag daarnaast, zonder iets te doen, behalve dan dat hij een pijp rookte.

Een dom uitziende , lange man, mol een fijn besneden go-

-ocr page 310-

KLEIN-AZlë.

ziclil, maar dat cr uitzag alsof het al oenigcn tijd dood was, en dat des te meer, daar hij, als man van fatsoen en beschaving, in tegenwoordigheid van ongesluierde dames niets anders doen kon als de oogen naar den grond slaan. Wonderlijke zeden ! Wij nioosten hem wel onbeschaamd toeschijnen en verlangden toch geen oogenhlik óéne dier zoo zorgvuldig bewaakte paarlen van een harem te zijn.

Drie dienaars stonden daarbij, of ze uit steen waren gehouwen. Ik kon me zoo verbeelden, in deze ruimte vol stof en vuil waren ze door de geschiedenis vergeten , en in vergissing uit vroegere eeuwen hier over blijven staan. Alles in het rond ademde met stofbedekte eenzame troosteloosheid. Zoo ook de oude, verweerde vrouw , die nu te voorschijn kwam, om ons, het vrouwelijk deel van het bezoek , uit te noodigen in haar karner te komen, ook zij scheen ons een stuk verdroogde geschiedenis toe. Wij volgden haar over de binnenplaats, waar reusachtige, woest uitziende buffels met vree-selijke hoornen lagen, en kwamen zoo in den harem, dien men zich gewoonlijk nog al bekoorlijk voorstelt. Maar deze was, zooals de meeste die ik gezien heb, treurig, eenzaam, stoffig, kaal en geesteloos.

Wij werden eerst voorgesteld aan de moeder van den huisheer, een krachtige, vriendelijke dame, en daarna aan zijne eenige vrouw, een bleek, gebrekkig meisje, dat we voor een schoon kind hadden kunnen houden , ids ze er niet zoo lijdende en hulpeloos bad uitgezien. Zij droeg de gebruikelijke wijde broek , met een korte tuniek ön een jakje van linnen mei bont omgeboord. Haar zwarte haar hing los onder haar hoofddeksel (Fez) uit , dat bovendien nog met gekleurd mousseline omwonden was. Hare dienstboden waren soortgelijk gekleed , evenwel waren haar klee-dingstukken van hel gekleurd engelsch katoen.

Ons gesprek was niet zeer belangrijk, daar het ons wat moeilijk viel en do dames, zooals duidelijk te bespeuren was, verlegen waren met haar négligé, liet onderhoud bestond uit korte vragen en antwoorden. Kén ma al slechts werden ze zeer levendig, namelijk op de vraag of ze veel last van de koorts hadden , die hier te lande heerscht. Dal ontkenden ze op de meest stellige wijze. Kén der dames sprong op, greep mijn beide handen en riep angstig : üVok ! Vok ! — Vok ! Vok ! (neen ! neen !) alsol men de koorts al krijgen kon van het noemen alleen. De bleeke, ziekelijke gezichtjes

298

-ocr page 311-

KLEIN-AZIii.

bewezen echlei\' maar al le duidelijk, dat koorls het gif van ganseh Klein-Azië is.

Op de gebruikelijke wijze bereidde een slavin ons kofïie, op een drievoet in een hoek van de kamer, bij een vuur van houtskool. Zij maakte die kolïie klaar in een roestige, gedeukte ketel, liet aftreksel was dik als honig en werd gepresenteerd zonder melk of suiker in kleine kopjes, ongeveer als eierdopjes, op kleine zilveren blaadjes. De geur was heerlijk, maar het drinken of liever het eten van do zwarte brei kostte ons groote inspanning. Toch moesten wij ons dal getroosten, daar we ons anders aan grove beleediging zouden hebben schuldig gemaakt. Na de kolfie kwamen er vruchten, ingemaakte kersen, con mengsel van rozen en andere lekkernijen, die met kleine zilveren lopelljcs werden gegeten. Daarbij werd water rondgediend. Na deze vorfrissching aanvaardden wc do terugreis, recht in onzen schik, dat er bij ons geen harems zijn en geen slaperige Turken, die geen dame, die ze niet gokocht hebben durven aanzien.

Eenige dagen daarna beantwoordde de galante Turk ons bezoek. Hij zag er schilderachtig uit (in bereed een fraai paard. Daar hij echter geen man tehuis trolquot;, maakte hij onmiddellijk rechtsomkoor, uit galanterie niet de minste notitie van ons nemende. Dat scheen ons evenwel de moest boersche onbeschoftheid loc.

Klimaat cn groeikracht zijn hier werkelijk paradijsachtig. Werd do grond maar een weinig bebouwd, wat rijke opbrengst zon er hot gevolg van zijn Planton cn hoornen groeien cn bloeien met een weeldo , met een overdaad , zouden we haast zeggen , zóó groot, dat men geneigd wordt aan wonderen tc gelooven. Men werpt hier of daar enkele zaadkorrelen neder en na weinige weken slaat de planl tc golven, le bloeion, vrucht voort le brengen in zóó rijken overvloed, dal men er bijna wanhopig onder wordt. Men koopt voor één stuiver zooveel meloenen, als een mensch nauwelijks dragen kan.

Maar na den overvloed van den zomer komt de winter met zijn honger. Geen Turk is er op bedacht wintervoorraad op to zamelen. Telkens weer sterft in dien tijd de ééne helft van hun vee den hongerdood , terwijl de andere helft bi j het naderen der lenle ei\' uitziet als geraamten. Vaak bobben Kngelschon , Franschen , Duitschors zich door den ongehoord lagen prijs van een zoo vruchl-

299

-ocr page 312-

KLülN-AZltl.

Iiiircn grond ialen verlokken om zicli hier neer le zeilen, maar zij luidden geen gelegenheden om hunne waren af le zeilen , bij gebreke van wegen en wagens, en ze konden hel dus niet zoover brengen , dal zè den landbouw verbeleren of ook maar iiun eigen leven mei de allereerslc en incesl onmisbare behoel\'len der beschaving verzorgen konden. Die weelderige planlengroei, die elk jaar opnieuw baar vooilbrengselen aan verrolling overgeefl, onlwikkell voorldurend vergifligc koorlsdampen, die noodzakelijk en onvermijdelijk den dooil der ongelukkige landverhuizers len gevolge hebben.

d. GASTVRIJHEID,

Hel spreekl wel van zeil\', dal wie in hel Üoslen reizen gaal , zich vooral\' verlrouwd maken moei mei bel denkbeeld, dal 1\'ij daar zich van heel wal gemakken , waaraan bij hier gewend is geraakl, zal moeien spenen. Eigenlijke baleis mei reslauralie enz., (.■enigszins op zijn Europeesch ingerichl, vindl men er niel, lenzij dan in Smyrna en llmsa , maar die Ialen aan reinheid evenals aan eerlijkheid van bel diensl-personeel veel le wenschen over. Overal elders neeml men zijn intrek in een Khan of in een Oda.

Khan is een Turksch woord dal beleekenl: liuisvesling voor rnenschen, vee en koopwaren, en inzoover heefl hel een verdei\'e slrekking als herberg of logerncnl , daar hel Iegelijk als slal en als magazijn voor koopwaren diensl kan doen. Die khans zijn van verschillende soorl en rang; er zijn er van eleganle bouw-01 de, mei marmeren Irappen , mei luinen beschaduwd door heerlijke hoornen on verfrischl door heldere fonleinen ; maar er zijn er ook die echle vuilnisgalen zijn, bouwvallig zelfs in die male, dal men ze mei een zwavelstok in brand zou kunnen steken, Kike khan, lol welken rang hij ook overigens hebooren moge, is naar helzeifdo model ingedeeld , namelijk een vierhoek mei een open plein door stallen en magazijnen omgeven. Dij hel vertrek vraagt ilc reiziger niel om de rekening, maar belaalt naar eigen goeddunken wal hij meent schuldig te zijn. De eigenaars der khans zijn voor hel grootste deel Turken, die dit bedrijf aan anderen verpacblen ; komt er een voornaam bezoek, dan verzuimen ze niel lichl in hoog eigen persoon hun opwachting le komen maken, en, als /ij ze ten minste hebben, eenige extra tapijten en scrvellen neer Ic Ialen leggen.

-ocr page 313-

301

Een veel eigenaardiger instelling dan die der khans, die met alle verschil en afwijking toch den geest ademen onzer herbergen en logementen , is het gehrnik van de sodaquot;. Ken Iransch ingc-nieur, de heer Auguste Choisy , die in 1875 Klcin-Azië bereisde, deelt ons daaromtrent het volgende mede :

Ik kende, /00 zegt hij, tol dusver alleen de betaalde herbergzaamheid der khans of de geheel partikuliere gastvrijheid. De oda is noeh hel een, noch hel ander; onbetaald als de partikuliere gastvrijheid, is zij levens voor ieder open alsdckhan. Het woord oda wil zeggen; «één kamer\'\'; liet is een kanier, door de vrome liefdadigheid van een ol\' anderen rijken Turk geopond voor lederen vreemdeling, zonder onderscheid van klasse ol\' godsdienst : laat hij muzelman of christen zijn, bedelaar ol paeha, de vreemdeling vindt er voor niemendal voedsel en huisvesting. Ken Turk heeft er geen begrip van, hoe een rnensch tot reizen kan worden gedreven door onbaatzuchtige dorst naar wetenschap ol\' door nieuwsgierigheid, die iemand dwingt de wereld te doorkruisen ; voor hem is ieder reiziger een pelgrim ol\' een ongelukkige, die, ver van zijn vaderland, andere middelen van bestaan zoekt; bij schenkt daarom ook aan eiken reiziger zijn volle sympathie en een van de meest verdienstelijke goede werken van hel Islamisme bestaat daarin, dat men den vreemdeling tchulp komt. I»iil is ook de overweging van den muzelman, die door de slichling eener oda zijn pelgrimstocht naar Mekka wijdt. Is de oda eens gesticht, dan onderhoudt do familie van den stichter die van geslacht op geslacht; zulks niet te doen zou gelijk staan met zieh prijs te geven aan de publieke verachting. De eigenaars der odaas nemen geen betaling aan voor de menschen, en voor de paarden alleen den prijs van de gerst. Wel is waar, hij ontslcn-tcnis van den eigenaar, nemen de kinderen of de dienstboden gaarne iels aan, en de eigenaar laat zich ten slotte overhalen een klein geschenk aan te nemen , h. v. wat tabak, wal kolTie en vooral kruit. Zoodal, indien men alles bij elkander telt, de koslelooze gastvrijheid eener oda veel duurder uitkomt dan hel betaalde verblijf in een khan; maar dal is naar den regel, zoo het schijnt, want ik voor mij ken niets dat duurder is, dan wal, men voor niemendal beet te krijgen.

Zulk een oda ziel er gewoonlijk al heel eenvoudig uil : een zaal

-ocr page 314-

KLEIN-AZIO.

mei naakte wandon en een zolder met ronde bogen van onbewerkt hout. Geen tafels , geen stoelen en nog minder bedden ; stroomatten ol\' tapijten voor eenig ameublement en als vaatwerk een rij narghile\'s (Turksehe pijpen), in menige oda ontbreekt bet hoogst noodige: inon vindt er zonder deuren , zonder sehoorstee-nen en vooral zonder vensters, maar nergens zult ge een oda vinden zonder narghile ol\' zonder chibouk. Hier leell men van wat er in overvloed is; dat iroost over belgeen aan bet nuttige ontbreekt. Maar mag men zich wel slooten aan dergelijke gebreken tnn aanzien eener inrichting, die den gastvrijen geest der Turken zoo grootclijks eere aandoet\'.\' Laat ons het erkennen, al is di.\' vorm, waarin ze tot stand gebracht wordt, soms nog zoo gebrekkig, de stichting van een oda is voor een rijken muzelman een weelde van goed gehalte ; het is iels echt Turksch en volkomen in den baak.

lgt;e bijzonderheden dor ontvangst in eene oda zijn in geheel Klein-Azie van hel éi\'nc einde tot het andere immer en onveranderlijk dezellde. Igt;c meester der oda wacht u aan de deur en helpt u afstijgen. Kerst de gewone begroetingen: «Wees welkom! — Gelukkig gevonden ! — Allah moge dezen dag voor u gelukkig maken! — Moge Allah u goedgunstig verhoeren! — enz. enz. Dan treden we eindelijk binnen. De oda is vol Turken, die, als kleermakers zittende, als oude Zwitsers dampen: niemand geelt een kik. Men gaat op zijn hurken zitlon , men rolt een cigarette, en men zwijgt. Dsn begint de reeks van begroetingen. Men groet elk afzonderlijk , voor ieder, één vcor één, de rechterhand naar hel voorhoofd brengende. Kn bij iederen groet: wees welkom. — Goed gevonden ! — Dal geeft in het Turksch een zacht en dof gemurmel , dat vrij dwaas van het eéne einde der zaal naar het andere loopt en waarop weer een diep stilzwijgen volgt. Kr verloopen weer wel tien minuten, dan wordi er eene of andere vraag gedaan, b. v. »\\Vaar koml ge van daan? Zijn de wegen ^ilig\'.\'quot; en daarna, wij op onze beurt; «Zijn hier ook bouwvallen\'?quot; Kn het antwoord luidt: «Var (die zijn er)quot; — of ook: Blchok (veel)quot;; een Turk is geen erge praatvaar. Beproef maar niet om bijzonderheden van hem te vernemen: hij begrijpt niet welk belang gij er hij hebben kunt en omschrijft dus niets nauwkeurig; soms ontsnapt hem een echt oostersche figuurlijke spreek-

302

-ocr page 315-

KLEIN-AZIë. 303

wijs: een verklaring nooit. Door eikaar gerekend iioorl men om liet kwartier een éénlettergrepig woord en in den tijd die lol liet clen toe verloopt gaal er meer tabak dan geest verloren.

Hel middagmaal heeft liet ernstig voorkomen eener godsdienstige plechtigheid. Daarbij zit de meesier van de oda zelf voor; voor hel overige verlaat liij zijn gasten nooit; hij slijt zijn leven in de oda met den vreemdeling; de vreemdeling, dal is voor liern zijn familie , zijn middelpunt, kortom zijn alles; hij heelt wel in een afzonderlijken harem een andere familie, doch daarom bekommert hij zich niet veel, Maar laat ons tot hel middagmaal lerugkeeren.

Daar nadert langzaam en plechtig een met een tulhand getooide dienaar, die op zijn hoofd de groote schaal draagt, waarin het eten is toebereid. Hij zet die schaal op een kleine tafel, een soort van bankje, ongeveer een halve voet hoog. liet hoofdgerecht is een pol zure melk of wel een rijstberg met wat vet of olie klaargemaakt, wat pilaf geheeten wordt. De bediende schikt rond dc schaal een soort van beschuiten, die dienst zullen moeten doen bij wijze van brooden. Soms zijn er bouten lepels; maar vorken? Ik geloof niet, dat er een woord beslaat om dit denkbeeld in dc Turksche taal over te brengen.

Wanneer die toebereidselen afgeloopen zijn, gaal de meestei van de oda zilten en zijn gasten volgen zijn voorbeeld ; iedereen hurkt neer rond dc bak zonder orde of aanzien des persoons; de ell\'endi naast zijn muilezeldrijvers, de ofïicier in uniform tegenover een bedelaar in lompen; ja, ik heb wel gezien, dal de knecht, die den schotel had binnengebracht, er zich met de anderen rond kwam schikken. Gewoonlijk echter blijft de lafeldienaar staan. Hij dient ii water toe in een kom , waaruit helaas! allen drinken moeten, of ook, hij neemt nieuwe beschuiten en werpt u die toe, de eenige manier van iels aan te bieden die in hel Oosten bekend is. Geheel deze verlooning is lot in den hoogsten graad (oe aartsvaderlijk. Gij kunt niets schilderachtigers bedenken dan deze bonte boop etende lieden, on: hel hardst uit den schotel visschende, baast slikkende in hunne ontzaggelijk groote happen, en bij dat alles speel mij maar één ding, namelijk, dal ik zelf genoodzaakt was van de partij te wezen.

De maaltijd duurt maar kort. Als die afgeloopen is, gaal een elk rond den schoorsteen zilten, wanneer die er ten minste is;

-ocr page 316-

K1.E1N-AZIÖ.

maar meestal rond oen dcnnenvuur, dal den dubbelen dicnsl bu-wijst van de kamer zoowel Ie verlichlen als ie verwarmen. Dan stroomt de ganscbe bevolking toe om den gbiaour (ongeloovige) te zien, men gaal in en uit, een voortdurende eb en vloed. In de ramazan (de maand der groole vaslen) vloeit de bevolking er tweemaal op een avond samen, men komt er rocken vóór bel gebed en weer rooken daarna : dat is de dorps-societeil. De meester der oda biedt allen kollie aan, en wij doen dal op onze beurt vvederkeerig. Wij laten onze (irrnans (verlofpassen) kijken : ieder ziel naar liet naamcijfer van den sultan; men neemt het in de banden , legt hel op het hoofd , aanbidt het bijna , en op onze personen straalt iels van die hijgeloovige vereering af.

Mijn knecht kent den smaak der Turken voor lange verleliingen i;n altijd heelt hij er een in gereedheid; hoe jammer dal die voorgedragen wordt in de Turksche taal, waarvan ik maar zoo weinig-versla. Hij vcrlell op een wat langzame en sleepende wijze; de verschillende bijzonderheden worden tol in hel oneindige herhaald en uitgesponnen , maar welk een diepte van waarneming en opmerking! ICn wal vreemd is de houding van dat met tulbanden be-kleede publick ! Zij dommelen al luisterende voort, hun verbeelding gaat op en neder, drijft heen en weder naar evenredigheid der vertelling, zij laten zich wiegelen op den stroom zijner woorden. Kn Nikolaki, mijn knecht, die weet wolk een genot hij hun verschaft, houdt niet op met vertellen voor dal gehoor, dat met open oogen droomt, in de volle bekoring der geestverrukking.

Ik zou nog lang kunnen voortgaan met van die odaas te verhalen. Zij zijn voor mij het korte begrip van het gansche oostersche leven. De 1 urksche deltigheid spreidt er zich zoo volkomen onder lompen ten loon. Ken rossig en harsachtig licht valt op die lappen en speelt op die schilderij als op een doek van llemhrandt. Nieuwsgierigheid en verlangen naar wat schilderachtig is, al de neigingen , van ons, westerlingen, vinden er ruimschoots bevrediging.

Maar ten slotle wordt men de Iraaiste dingen moede. Die avonden zoo eigenaardig , zoo druk bezocht duren lang voor afgemal-le menschen , en wel menigmaal moest ik doodop van vermoeidheid , me uil den kring verwijderen , aan mijne gastheeren mijne verontschuldigingen aanbiedende, die zij gelukkig altijd even welwillend aannamen, liet eenige antwoord was immer : »Voldjouquot;

304

-ocr page 317-

KLEIN-AZlii.

dal wil zeggen: reiziger; gij zijl reiziger, dal woord niaakl alles goed ; alles is u volkomen geoorloofd ; slaap zoo gerusl als ge maar kunl. — Dan spreidde ik een deken op dsn grond uil, en rolde mij in een andere; Nikolaki maakte mij van loomen en slijgheugelricmen een veerkrachtig liooldkussen, waar ik liet malle lioofd op necrvleide, en ik sliep in bij hel wegstervende schijnsel der harsachtige vlam en bij hel dolle gesnork der Turksche wolci\'-pijpen.

3. SMYRNA.

i)e ruime, door bergen omzoomde, goll van Smyrna heelt men wel eens met die van Napels vergeleken. Stellig en zeker is de natuur er even grootsch en ontzagwekkend, ja misschien nog grool-scher dan die te Napels. De gedachte dat men zich hier bevindt in hel vaderland van een Homerus, een Anakreon, een Anaxagoras, en wal nog meer zeggen wil, dat men hier veiwijlt op de plekken waar eenmaal de oude Christen-gemeenten onlslonden, is misschien nog aangrijpender en hartverhelTender dan de aanblik vanhetgral van Virgilius aan den l\'osilippo. Maar in één opzicht gaal de vergelijking van Smyrna\'s omstreken mei die van Napels niet op, namelijk mei betrekking lol de groene bekleeding der bergen en heuvelen niet geboomte en bosschaadjen, welke juist aan Italië\'s landschappen zulk een eigenaardige bekoorlijkheid verleenen. Gelijk de muzelman zijn eigen hoofd, dal hij onder zijn tulband verbergt, geheel pleegt kaal te knippen, ja glad te scheren, zoo scheert bij ook, zooveel hij maar kan , de kruinen zijner heuvelen en bergen en ontlrckldaardoor aan de bronnen en stroomen van zijn land hel natuurlijke voedsel. De vlakten en dalen rondom Smyrna zijn heerlijk , lachend schoon , maar de hoogten daarnaast lachen niet, maar in haar huidige verminking grijnzen ze hel oog van den Europeer aan, als een kaal geschoren Turkenkop, die zijn tulband verloor, terwijl de kruin der napolilaansche hoogten met een ganschen rijkdom van golvende lokken omgeven is.

Wonderlijk zien in Smyrna de straten der stad er uit, vooral in het gedeelte, dal door de Turken en Armeniërs bewoond wordt. Daar wordt hel oog van den Europeer vooral aangetrokken door de bazars, die rijk mei de voortbrengselen van hel Oosten zijn

ü. 11. 020

305

-ocr page 318-

300

opgevuld. De stralen zijn hier voor een deel zeer slecht geplaveiil en bij uitstek morsig, en daarbij zoo nauw , dat, wanneer een lange rij kameelen met hout, boomwol of gedroogde vijgen beladen daar in komt, men zich maar zoo spoedig mogelijk in een van de naast bij zijnde werkplaatsen moet bergen ; wanneer, zooals niet zelden gebeurt, twee rijen kameelen elkaar in zulk een nauwe, lange straat tegenkomen , dan dwingt men de kameelen van die rij , welke óf in het geheel niet óf met minder gevaarlijke zaken beladen is , zich neder te leggen, en de dieren van de andere rij gaan dan heel voorzichtig stappend over hunne op den grond liggende makkers heen.

Om een goed overzicht over het oiule en nieuwe Smyrna te krijgen , beklimt men den berg van den ouden, wijd nitgestrekten burcht, in welks binnenste ruimte men nog een verlaten moskee zien kan. Een reusachtig groot vrouwenhoofd , dat de Turken dikwijls als mikpunt voor hun pistolen gebruikt en daardoor zeer heschadigd hebben, moet aan die vrouw van den Aeolischen grondvester van het oude Smyrna herinneren, naar welke deze slail , de oude zoowel als de latere nieuwe, baren naam ontving. Zoo als het dit beeld is gegaan, zoo ging het ook de eertijds zoo veel en hooggeprezen bouwwerken van het oude Smyrna, liet prachtvolle theater, het was het grootste in Azië, is door de Osmanen uit elkander gerukt op cenige weinige overblijfselen na , die al ten tijde der Turksche inbezitneming een deel der naburige woonhuizen uitmaakten. De marmeren stukken van den muur zijn gebruikt lol het bouwen van winkels voor kooplieden en van andere openbare gebouwen. Toch kan men nog nagaan, waar eenmaal de plaats is geweest niet alleen van hel oude theater maar ook van den tempel van Jupiter Aeraeus in de voormalige Akropolis. Ook de waterleiding, welker bogen zich uitstrekken lol over hel zoogenaamde dal van het paradijs, klimt, naar men uit de grondslagen opmaken kan , minstens op lot de lijden der romeinsche bouwkun.st. Van de hoogte van den berg af, waarop eenmaal de burcht stond, overziet men bet best de vrij groole uilgestrektheid der tegenwoordige stad, die zooals men zegt 12500 huizen, waaronder nog al heel wat hullen, bevat en meer dan IS20.000 inwoners telt.

Wanneer men den berg weer afdaalt , komt men een vooruit-

-ocr page 319-

KLEIN-AZlë.

springende rots vooii)ij, waarop, in de schaduw van een oude cypres , een eenvoudig grafleeken in Turksche bouworde slaat. Hier in de nabijiieid van liel muurwerk van een sinds lang ineen-geslorl Clirislenkerkje, dal naar Polykarpus\' naam genoemd was, bevond zich, volgens de nog in omloop zijnde sage, bet graf van dien beilige, een leerling van den meest geliefden jonger des lleeren , den Apostel Jobannes. Mij onderging bier in de nabijheid zijner begraafplaats in bet jaar 177 na Jezus\' geboorte, juist één jaar voor dal een vreeselijke aardbeving (178) de slad verwoestte, den marteldood , die door marteling in hel vuur begon en door bet zwaard eindigde.

Zoo gaat bier in Smyrna, evenals in de gansche nabuurschap, de herinnering aan de heroën der dichtkunst en dei1 wijsbegeerte hand in band met die welke ons vorhaall van de belden van liet Christelijk geloof.

Men behoeit maar een blik te slaan op de kaart van Klein-Azic en op de bel dichtst bij de kust liggende eilanden om mei een enkelen oogopslag herinnerd te worden aan do geheele alleroudste geschiedenis der grieksche wetenschap en kunst. Hier is geen slad en geen eiland ol ze waren eenmaal \'l zij moeder \'t zij verpleegster van den eenen ol\'den anderen held, wiens naam met eere prijkt in de ontwikkelings-goschiedenis van ons geslacht. Slaan wemaar eens hel oog op een strookje grond aan Klein-Aziëns kust, dal in uitgestrektheid niet meer dan 30 geographische mijlen bedraagt en wij vinden op dal kleine pleksken bet vaderland der meestgeroemde vaders en wegbereiders beide van wetenschap en van kunst. Daarin de dichtbij, noordwaarts van Smyrna gelegen zeebaai van Sandarli ziel men nog de ruïnen van Kyme , de geboorteplaats van den dichter der »Weken en dagenquot;, ilesiodus. ilier in de omstreken van Smyrna zelf, of, zoo men dat liever wil, op het nabij gelegen Chios, werd Homerus geboren, de vader der epische dichtkunst. Slechts weinige mijlen zuidwaarts van Smyrna , aan de andere zijde der kleine landtong, aanschouwde Anakreon, do schepper der lyriscb-erolische dichtkunst, bet eerste levenslicht. Milete was de vaderstad van den eersten der zeven wijzen , van den grondvester der oudste phiiosophiscbe school . van Tbales en met hem van Anaximander en Anaximenes. In IViene. tusschen Milete en Epiiese, leefde de wijze lüas. Kphese zelf \\va~ de ge-

307

-ocr page 320-

KLElN-AZlë.

boorleplaals van den diepzinnigen Heraklilus. In liet daar dicht bij zijnde , tegenover gelegen Samos werd Pytagoras geboren, de uitdenker van een machtige en dieper in het leven ingrijpende wijsheid. Hier zuidwaarts van Milete, in Halikarnassus , de vader iler geschiedenis, Merodolus. Op hel naburige eiland Kos (Stan-rhio) de vader der artsenijkunde Hippokrates. Klazomenae (thans Bourla) dicht bij Smyrna was de vaderstad van Anaxagoras, den leermeester van Perikles. Slaan wij het oog op do geschiedenis der kunst, dan mag Samos zich de moeder der mees! geroemde oude meesters der grieksche bouwkunst noemen, want hier werden geboren Rhoecus en zijn zoon Theodorus evenals zijn eveneens geheeten kleinzoon , die met Ktesiphon den Kretenser den tempel van Diana te Kphese uit Kroesus\' rijke vrijwillige gaven bouwden. Kphese zelf was de moederstad van een der oudste meesters der schilderkunst, van Parrhasius en de voedster van den beeldhouwer Praxiteles ; Zeuxis was bij Milete in Ileraklea aan het Latmus-gebergte en Appelles op Kos geboren. En locn later Klein-Azië niet alleen een lusthof voor wctcnschap en kunst, maar een hof Godes werd , waarin do kruisbanieren zegevierend werden rondgedragen, van welk een helderen glans straalden toen Patmos en Kphese , Kolosse en Laodicea , Smyrna en Sardes , Pergamum , Thyatira en Philadelphia !

h. lil\'hese.

Aan de oostkust van de tegenwoordige golf van Skalanova in Klein-AzR1 , eenige mijlen ten Zuiden van Smyrna , lag oudtijds de rijke en machtige handelstad Ephese aan de bevaarbare rivier Kaystros, als een middfilpunt van den voor-aziatischen handel. Wat beden ton dage Londen of New-York als handelsplaatsen zijn, dat was Ephese toen voor Klein-Azië, beroemd als die stad was door haar rijkdom en haar pracht. door haar heide havens, door haar citadel , door haar heerlijken tempel van Diana of Artemis (het zoogenaamde Arlnmision) en later daardoor, dat de apostel Paulus zich hier twee jaren ophield, en haar tot bakermat van het Christendom voor Griekenland en Italië maakte. De prachtvolle Artemistempel, lusschen de stad en de haven gelegen, wat den aanvang van zijn bouw hetrell opklimmende tol de zesde

308

-ocr page 321-

KLEIN-AZtë.

eeuw vóór Christus, maar eerst omstreeks hel jaar 400 door Demetrius en Paeonius voltooid, werd, zooais vrij algemeen hekend is, door Heroslratus in brand gestoken en in de asch gelegd in denzelfden nacht, waarin Alexander de Groote gehoren werd. Daarna werd onder leiding van Dinokrates do herbouw voltooid , waardoor de tempel heerlijker dan vroeger uit zijn asch verrees, zoodat hij nu eerst werkelijk een der wonderen van de kunst der oudheid werd. Nog ecuwen lang trok hij door de in zijn omgeving gevierde spelen jaarlijks vele duizenden vreemde gasten en pelgrims, totdat Nero hem van zijne schatten beroofde en later, in 202 na Christus , do üothen hem geheel verbrandden. Was Kphese reeds vroeger als een heilige plaats, onder verscheidenenamen zooals Ortygia , Ptelea enz. bekend, onder de, in de elfde eeuw vóór Christus herwaarts verhuisde .loniërs, werd het een stad, die onafgebroken in aanzien en beteekenis steeg en zelfs lol een vrijstad werd. Omstreeks hol jaar 5ü0 werd ze door Kroesus veroverd , geraakte daarna bij afwisseling onder Grieksche en Persi-sche heerschappij, totdat de overwinning van Alexander den Groote aan de Granikus aan de stad hare onafhankelijkheid teruggaf. Na Alexanders dood werd Kphese door Lysimachus veroverd en versterkt, later door Antigonus ingenomen en bij het Syrische rijk ingelijfd, waarbij hel bleef totdat Klein-Azie door do Romeinen onderworpen werd. Toen werd hel de hoofdstad van liet Kphisinische rechls-distrikt, zooals er toen negen in de provincie Azië waren, en als zoodanig in de Handelingen meermalen vermeld. De stad kreeg onder dc heerscliappij der Romeinen nog groolcr beteekenis eu rijkdom, maar werd in de derde eeuw na Christus door de Scythen cn Gothen geplunderd en na de deeling van het liomrin-sche rijk kwam zo al meer en meer in verval. In de elfde eeuw viel Kphese in de macht der Turken. In 120(5 ging het vooreenigen tijd over in eigendom van hel Hyzantijnsche keizerrijk. In 1283 werd het wederom door de Turken veroverd en van dien lijd af hielden zij de stad onafgebroken in bezit. Maar hiermede was levens onherroepelijk het vonnis over haar gevold en haar noodlot beslist, even zoo goed als van al die andere eertijds zoo bloeiende koloniën van liet oude Hellas, die eens de zoo beroemde bakermat waren der beschaving.

Zoo wij op een hedendaagsche kaart van Klein-Azië hel oog slaan,

300

-ocr page 322-

KLEIN-AZIÜ.

310

7,00 zullen wij daarop tevergeefs den naam Ephese zoeken. Wat is er van die machtige en rijke stad geworden ? Een hoop bouwvallen, waarin nog maar een weinig pnin van den eens zoo beroemden tempel van Diana is te zien en evenzoo van de oude Akropolis ot\'citadel en van een antieke waterleiding. Op de puinhoopen der eens zoo machtige stad verheft zich nu een ellendig Turksch dorp Aisaluk geheeten , en waar eenmaal de lange prachtige straten van dit Londen der oudheid zich uitstrekten , daar golven nu uitgestrekte heuvels over het puin van verdwenen heerlijkheid; op die marmeren overblijfsels heeft de tijd langzamerhand stof en aarde twintig-tot dertig voet hoog opgehoopt Zclls de bodem is van voorkomen veranderd, en de ruïnen der in vroeger tijd van marmeren sternen omgeven haven Panormos liggen niet meer aan zee, maar twee kilometers daar van daan. liet aan- en afspoelen van de bekoorlijke rivier Kaystrus, die nu door verschillende kanalen traag in den zeeboezem uitloopt, heeft hier een breed Delta doen geboren worden. De ruïnen van het oude Ephese , voor een deel nog open en bloot liggende , maar voor een ander deel met aarde en gras overdekt, strekken zich over berg en dal Ier lengte van vijf en ter breedte van drie kilomeiers uit. Ze leveren een hoogst belangrijken, eerbied afvorderenden aanblik op en hebben van vroegaf de opmerkzaamheid der oudheidvorschers zoozeer in beslag genomen , dat wij een geheele literatuur over het vroegere en hedendaagsche Ephese bezitten. Sinds ongeveer 15 jaren worden hier bepaalde onderzoekingen met opgravmgen verbonden in het werk gesteld, waartoe de britsche regeering vrijgevig de middelen heeft aangewezen. Aanleiding daartoe gaf de engelsche geleerde .1. F. Wood, die in 181\').\'] hier ter plaatse zijn navorschingen begon, 12 jaren lang op eigen kosten opgravingen liet doen en niettegenstaande allerlei persoonlijke ongemakken en ontberingen met goeden moed het ongezonde klimaat en allerlei onaangenaamheden trotseerde. Hij ontbloolte verscheidene bouwvallen, die noodig waren om lol de ontdekking van de juiste ligging der stad en hare plaatsbeschrijving te geraken. Zoo ontblootte hij onder anderen do ruïnen van het Odeon of lyrische theater , dal hij geheel besloot uit te graven en waarvoor de bestuurders van hel britsche museum hem een bijdrage van 100 pond sterling verleenden. In den aanvang van hel jaar IXtj6 begon hij de opgraving van hel groole theater

-ocr page 323-

KLEIN-AZlë.

en in 1808 zond liij naar Londen niel minder dan 77 groote kisten, opgevuld met de koslbaarste overblijfselen van .Ionische bouwkunst en beeldhouwwerk , die nu daar het sieraad van het britseh museum uitmaken. Den 31ston Januari 18C9 ontdekte Wood, ver verwijderd van de plaats waar men tot nog toe vermoed had dal zo waren , de ruïnen van het Artemisium of den grooten tempel van Diana. Hij wist den geheelen grond, een oppervlakte van 8 morgen, in eigendom te verkrijgen, en begon daarop zijn opgravingen , die met hel schoonste gevolg bekroond werden, hel fundament van den tempel blootlegden, nog altijd krachtig worden voortgezet en heerlijke gesneden beeldwerken enz. aan hel daglicht brengen. De werkzaamheden van den heer Wood hebben den eersten stoot gegeven aan de bekende opgravingen van de bouwvallen van hel oude Troje en aan de door het duilsche rijk ondersteunde opgravingen te Olympia, die de geleerde wereld tegenwoordig zoozeer bezighouden.

De heer Wood heen ontdekt, dal de oude marmergroeven, die in den verren voorlijd de bouwstollen voor die heerlijke kunstwerken van hel oude Efeze leverden, nog bestaan. Ecne daarvan wordt genoemd »de grot der Zevenslapers\' , omdat, naar de legende luidt, ten tijde der Christenvervolging onder Decius zeven Christen-jongelingen in deze grol vluchtten , ingemetseld werden, insliepen en eerst, na 200 jaren ontwaakten, juist bijtijds om de Christelijke kerk over de geheele Uomeinsche wereld te zien zegepralen.

5. IIET EILAND PATMOS.

liet eiland Palmos, zooals hel daar tegenover de bloeiende kusten van Klein-Azie als \'l ware in zee geworpen ligt, schijnt op het eerste gezicht niets anders te zijn als Iwee door een smalle landengte verbonden bergen. De top van den eenen berg wordt gekroond door eene stad, die Palmos heel en in welker midden zich de muren van hel klooster St. Johannes verheffen. Aan de zijden van den berg liggen eenige dorpen zoo wonderlijk rondgestrooid als het ware, alsol ze zoo elk oogenblik in zee zullen storten. Patmos, dal tol de sporadische eilanden der Aegaeïsche zee gerekend wordt, ligt 30 mijlen van den oever van Klein-Azië verwijderd en heeft ongeveer 0 uur in omvang. Of-

311

-ocr page 324-

KI.ElX-AZlë.

schoon men , voornamelijk in do dalen aan de westzijde van liet eiland, vijgen, oranjeappels en wijngaarden heeft trachten aan te leggen, zoo loont die arbeid om de onvruchtbaarheid van het eiland die moeite toch niet. Toch wordt het eiland verlevendigd door den handel der inwoners, die zich mei turn lichte vaartuigen wagen tot zelfs in de Zwarte Zee toe, om daar graan te laden. De bevolking van hel eiland is maar klein en bedraagt nauwelijks meer dan 1000 inwoners, die zonder uitzondering Christenen zijn. De abt van het klooster wordt als heer van het eiland beschouwd. De inwoners zijn bijna alle zeelieden en de havens van hul eiland zijn geroemd om haar gemakkelijkheid en veiligheid.

Komt men aan wal, dan ziel men op hel midden van den weg, die naar de steile bergtop voert, waarop de stad Palmos met het uitgestrekte klooster van den heiligen Johannes ligt, op een vooruitstekende rots eon eenvoudige kerk met twee koopels. Een diep in tie rots uilgchouwcn pad brengt daarheen. De kapel is maar negen schreden lang on vijf schreden breed en heeft een meesterlijk uitgevoerd golhisch gewelf. Aan den wand zijn de beelden van twee heiligen van het eiland geplaatst en boven de poort is een groot kruis opgericht, dat bijna tot het gewelf reikt. Hechts van do kerk ontdekt men een duister hol, welks ingang door een vierhoekige zuil gedragen wordt. Hier heeft, naar do overlevering meldt, de heilige Johannes zijne Openbaring lerneergeschrevon.

Dicht bij hot hol \\lor Openbaring toont men een doopbekken , waarin de Apostel eenige heidensche bewoners van het eiland zal gedoopt hebben.

liet klooster van den heiligen Johannes is dooi\' zware muren omgeven en van torens voorzien. De stichting er van wordt geplaatst in den tijd der regeering van Alexius Gommenes, in hot jaar M 17. .Men zegt, het moe.t dienen om do monniken van Patmos te beschermen tegen de aanvallen dei\' zeeroovers, die in de verschillende baaien van hot eiland hun schuilhoeken hadden. Hot bevat een vrij aanzienlijk aantal monniken en staat onder het onmiddellijk gezag van den bisschop van Samos. Aan het klooster is oen gvrn-nasium verbonden, het beste in het gansche Oosten; daar wordt de griekscho taal nog in haar volkomen zuiverheid onderwezen. De bibliotheek van het klooster bezit nog vele oude en kostbare

.312

-ocr page 325-

KLEIN-A/IC.

handschriften en zoo ook de kerk oen niet onbelangrijkcn rijkdom van kerkelijk huisraad, üm de nagedachtenis van den Apostel te eeren, veroorloven de Muzelmannen aan dit klooster alleen het gebruik der klokken en een eigenaardigen indruk rnoet het maken den vvelluidenden klank dier heide klokken verre, verre over de zee te hooien weergalmen.

6. HET EILAND CYPRUS.

Ook hel grootste gedeelte van dit eiland, voornamelijk hel zuidwestelijke deel, is zeer bergachtig, ofschoon aan de hellingen dier hergen talrijke dorpen en gehuchten gelegen zijn, van welige beplanting omgeven. De grootste vlakte in dit eiland heet Messaria. Ze is, ook ten gevolge hiervan dal ze door verscheidene riviertjes doorsneden wordt, zeer vruchtbaar, doch slechts voor een deel bebouwd. Tegenwoordig is op de wijde vlakte nauwelijks een enkele boom te bespeuren , behalve in do nabijheid der dorpen, en terwijl in vroeger tijden waarschijnlijk de gansche vlakte door de ploeg werd doorkliefd, bestaat nu het grootste deel slechts uit stukken weiland, dal in de lente en den winter mei heerlijk gras begroeid aan talrijke kudden van schapen en geiten een welkom voedsel, biedt. Uil geldt voornamelijk van de hooger gelegene zuidelijke doelen der vlakte, die, wat de gesteldheid van den grond betreft, hel minst vruchtbaar schijnen te zijn. Mislukte oogsten komen hier niet zelden voor, zoowel door de ongewone droogte, als door de verschrikkelijke verwoestingen die do sprinkhanen aanrichten. Wat do steeds toenemende droogte betreft, die vindt zeker voor een grool deel haar oorzaak in hel dwaze uitroeien derbos-schen, dat nog steeds in het gebergte op een waarlijk barbaarsche wijze wordt voortgezet. De hoofdvoortbrengselen van hel eiland, die dan ook door den handel worden uitgevoerd, zijn : wijn, de vrucht van den St. Jansbroodboom, meekrap, zijde, wol, boomwol, benevens schapen-, runder- en geitcnvollen. Rozijnen , kaas, brandewijn, pek en harst worden maar in kleine hoeveelheden uitgevoerd. Sedert, de verovering van het eens zoo bloeiende en door velen begeerde eiland door de Turken, is het algemeene welvaren on hel daarmede in verband slaande zielental voortdurend achteruitgegaan, zoodat het eiland nauwelijks meer dan 100.000

313

-ocr page 326-

KI.ElN-AZli\'.

bewoners teil, die meestendeels lot de grieksche kerk behooren. Armenische en roomscli-katholieke Christenen zijn er slechts in gering aantal, en hel Mahomedanisme is , op weinige uitzonderingen na, ook maar zwak vertegenwoordigd.

De bewoners, zoowel in de grootere plaatsen als op het platteland, zijn vriendelijk , welwillend en voorkomend. Hunne levenswijze is, evenals de bouwtrant en inrichting hunner woningen, doorgaands hoogst eenvoudig, ja op hel platteland rechtuit armoedig ; daar laai bovendien de zindelijkheid nog al wat lo wenscben over. Daar er nergens herbergen zijn; zelfs niet in do grootere plaatsen, is de reiziger geheel en al aan de parlikuliere gastvrijheid overgelaten, die echter steeds op de bereidwilligste, ja niet zeidon op de beminnelijkste wijze wordt beloond.

7. TERUGBLIK.

Mn hiermede is ons vluchtig bezoek aan Klein-Azië geëindigd. Overal hoorden we de droeve mare : sedert de Turken het land hebben ovorheerscht, is er kwijning, stilstand, versterf gekomen in de plaats van het vroegere rijke, volle, opgewekte leven. De lurken? Ja zie, we hebben nog eons in deze schetsen den naam genoemd van den ingenieur Auguste (\'Jioisy. Laat pns ten slotte nog even zijn eindoordeel hooren over de Turken van Klein-Azië, gelijk hij dat aan het eind van zijn reisbeschrijving meedeelt.

Ik tracht, zoo zegUhij, ik tracht alle indrukken en herinneringen bijeen te verzamelen, die ik in dit deel van Klein-Azië gekregen heb, waar de trekken van hel Turksche beeld nog door geenerlei vreemden invloed vervalscht zijn. Alles in die droevige landstreken wekt het denkbeeld op aan eene bevolking zonder veerkracht en zonder toekomst. Ken vruchlbare bodem, die braak ligt. Een schoon en krachtig menscbenras, dat met den dag verkwijnt en uitdooft. Gevoelloosheid en zorgeloosheid diep in de karakters ingeworteld. Daarbij een volslagen onverschilligheid voor allen vooruitgang. Menschen gehecht aan de leeringen van den Islam met al de hardnekkigheid der dweepzucht en aan wie ons ingespannen bezig zijn een ziekelijke afdwaling van den rnenschelijken geest toeschijnt. (}een behoeften, en van dat oogenblik af aan ook geen inspanning of arbeid meer. Een onbeperkt weerstandsver-

314

-ocr page 327-

K1.EIN-AZ1Ö. 315

mogen legen vermoeienis, maar een volkomen afwezigheid van alle lusl om iets mei kracht aan le vangen. Ken buitengewoon groole gastvrije voorkomendheid , maar dan ook de liefdadigheid hel éénige, dal aan lallooze ellenden tegemoet tracht le komen. Alles wel overwogen, een volk, dal onze belangstelling waard is, maar dat wij tevergeeis zouden trachten naar onze denkbeelden te vervormen, naar onze beschaving le wijzigen. De Turk uit het binnenland in hel bezit van al zijn vooroordeelen , zijn gelool\'s-overtuigingen, zijn openbartige deugden, zonder bijmenging, zonder dwang , die Turk is iemand , bij is een persoonlijkheid , bij gelijkt niets op ons, maar hij is ten minste waard uil zedelijk oogpunt beoordeeld le worden. Maar de Turk van de kust, de hall\' beschaafde Turk heeft alle kenmerkend uiterlijk verloren; hij voegt bij de eigendommelijke gebreken van zijn eigen ras die van den Europeaan en neemt van de goede hoedanigheden van het Westen, dat hij navolgt, niets in eigendom over. Als men dien Turk, door onze aanraking zoo wonderlijk vervormd, aanziet, gevoelt men liet, dal de Europeesche beschaving voor hem niet geschikt was. Zij veronderstelt neigingen, die de zijne niet zijn; verstandelijke behoeften, die hem vreemd zijn ; een geest van werkzaamheid, dien bij ontbeert; een aangeboren begrip van vooruitgang, dat hem nu onbekend is en eeuwig onbekend blijven zal. Onder welk gezichtspunt men hem beschouwen moge, men komt altijd tot deze slotsom, die ik ten slotte van ganscher harte lot de mijne maak: de Turk is een ander mensch als wij; de regel, die voor onze maatschappelijke ontwikkeling past, is voor de zijne geheel en al onbruikbaar. Laat hij ons dulden , dat is al wat wij van hem kunnen eischen. Wij moeten hem, wat zijne inwendige gesteldheid betreft, aan zich zelf overlaten, want wij hebben geen gevoel voor zijn behoeften evenmin als bij begrip heeft van onze denkbeelden, üe Turk is een Aziaat. Ik weet niel , en ik wil er ook niet over twisten of zijn bestemming wezen zal naar Azië terug le keeren; maar \'t zij in Europa, \'l zij ergens elders, de Turk kan niel beslaan dan op voorwaarde dat hij Aziaat blijve. Laat hij het zijn vrij uit in zijn instellingen en zijn zeden: alleen op deze voorwaarde kan bij leven en misschien nog een weinig bloeien ook.

Dal is het oordeel van den heer Choisy. Zegt misschien iemand

-ocr page 328-

31 ü 01\' REIS NA An DE PERZISCHE GRENZEN.

mijner lezers, dal hij daardoor niet lieel veel wijzer is geworden, dan zeg ik op mijn beurt: wacht uwen tijd af, in hel Ooslen is de groole worsteling aangevangen. Wachter ! wal is er van den nacht? wellicht zal de naaste toekomst, zoo \'l niet morgen olquot; overmorgen is dan toch na een weinig wachten, ons op die vraag het antwoord brengen!

Gevallen grootheid! ja gevallen, maar voor immer?

Wie waagt het te voorspellen wat daar in den school der toekomst verborgen ligt!

OP KKLS NAAll DE PERZISCHE GRENZEN.

Nnuwelijks acht dagen was Yalerio Conti, een Napolitaansch jonkman van aanzienlijken huize, met de schoone Gratia Pallavicini getrouwd en hoogst gelukkig in haar bezit, ol\' hij ontving hel treurig bericht, dal zijn belangrijk vermogen door ongelukkige speculaties en andere omstandigheden bijna geheel verloren was gegaan.

— (Jratia , zeide hij eenige dagen nadat deze slag hem getroffen had , ik moet hier vandaan, naai\' den vreemde , om u voor armoede en gebrek te bewaren. Een mijner vrienden heelt mij zijne aanbeveling beloofd 4)ij een der invloedrijkste gezanten bij de Porte , die mij ongetwijfeld aan een winstgevende betrekking in hel Turksche rijk zal weten te helpen. Ik wil mij inspannen om voor u te werken en het geleden verlies zooveel mogelijk le vergoeden, maar ik heb den moed niet om u te doen deelen in hel mocielijke en ongestadige leven , dat mij in hel Oosten hoogst waarschijnlijk wacht. Blijf gij hier, bij uw ouders. Eenmaal, hoop ik, zien wij elkaar weder, en de scheiding zal onze wederzijdsche liefde niet doen verflauwen.

Gratia was volstrekt niet geneigd om in de lijdelijke scheiding, die haar voorgesteld werd , te berusten , en de uitslag van hel gesprek , dat de jonggehuwden onder vele tranen en liefkozingen met elkander hadden , was, dal beiden zich op reis begaven naai\' Constantinopel, met hel kleine overschot van hun vermogen in de

-ocr page 329-

OP nEIS NAAK DE PERZISCHE GRENZEN.

portefeuille en een rijken schal van hoop en moed in de jeugdige harten. Valerio was even vijf en twintig , Gratia eerst achttien jaar oud.

Valerio onderscheidde zich door een rijke kennis en een veelzijdige ontwikkeling en het was voor Gratia een waar genot over de blauwe wateren der Middeilandsche Zee en langs haar merkwaardige kusten hel zonnige Oosten met zi jn geheimenissen en wonderen tegemoet te reizen. Als de-Alrikaansche kust zich in een schemerachtig verschiet als een nauw merkbare streep aan liet oog onzer reizigers vertoonde, doorleerde Gratia met haar voor indrukken zoo vatbaren geest onder den invloed van Valerio\'s mcdcdeclingen al de verschrikkingen en schoonheden van dit raadselvolle werelddeel. Hij den aanblik der bevallige lijnen der Grieksche kusten werd zij verplaatst te midden van het rijke cn schitterende leven , waarvan deze streken in de Oudheid het looneel waren. Bij de aanschouwing van do wonderschoone eilanden des Archipels te midden der prachtige zee, waar alles weelde, schoonheid en genot ademde, leerde Gratia het aan Valerio\'s hand verstaan , hoe de Grieken gekomen waren tot de voorstelling, dal de natuur de woon- en werkplaats was van lallooze goden en godinnen , die wijsheid cn kracht aan de hoogste bevalligheid en schoonheid paarden. Daar begreep ze pas recht den levenslustigen geest, die de godsdienst en hel gansehe leven der oude Grieken ademden. Rijk was beider genot bij hel doorvaren der Dardanellen en hel aanschouwen der kusten, waar eenmaal de strijd lusschen de Grieken cn de Trojanen werd gestreden. Al de gestallen der Homerische helden rezen voor haar verbeelding op in hun onvergankelijke schoonheid en groolschheid. l!ij de aanschouwing van den Gouden Hoorn en hel heerlijke Gonstanli-nopel smolten hun zielen weg in verrukking. Kortom, zij verslonden de kunst om met genot en vrucht voor geest en harl te reizen ; zij waren al hel schoone, dat zij zagen, waardig; de natuur sprak lol harten, die haar begrepen en wisten Ie waardee-ren.

Toen zij te Gonstantinopel aangekomen waren, werden de goede verwachtingen van Valerio omtrent den invloed van zijn vriend bij den gezant en van dezen hij de Turksche regeering niet beschaamd, lïenige dagen nadat hij zijn opwachting gemaakt had bij zijn beschermer, werd hij door dezen aan zijn hotel ontboden.

41 7

-ocr page 330-

01\' HEIS NAAR DE I\'EIIZISCIIE GRENZEN.

— Ik heb aan den wensch van uw vriend en aan den uwe voldaan , zei de gezanl, die de vriendelijkheid en hulpvaardigheid zeiven was en een bijzondere genegenheid voor hel jeugdige paar opgeval had , en u een belrekking bezorgd. Gij moei van wege lt;le Turksche regeering de bosschen en mijnen in Klein-Azië gaan onderzoeken en besludeeren, en u ook bezig houden mol het maken van omwerpen voor den aanleg van wegen in die slreken. (Jij kunl zooveel en zoo weinig doen als gij zeiven verkiesl, want hoogsl waarschijnlijk zal er noch van de onlginning der mijnen en bosschen, noch van den aanleg van wegen iels noemenswaard terechl komen. Gij weel, hoe hel in Turkije loegaal. Maar dit doet er voor u niets toe. Gij wordt door deze belrekking in de gelegenheid gesteld een hoogst belangwekkend gedeelte van bel Turksche rijk te doorkruisen. De gouverneurs der provinciën, die gij te bezoeken hebt, zullen gelast worden u op alle mogelijke wijze van dienst te zijn en te ondersleunen. Als gij u van uw taak hebt gekweten zal men u ter belooning een andere betrekking bezorgen, die wel minder afwisseling en opwekking, maar des te meer rust en gemak aanbiedt. Voor \'s hands zijt ge zoo vrij als een vogel in de lucht. Gij kunt gaan zwerven en dolen naar hartelust, en, als ik u beiden goed begrepen heb, zal dit juist een leventje naar uw hart zijn.

Weldra waren onze jonggehuwden de Zwarte Z ee overgestoken en Ie Trebizonde aangeland. Op de kade, waar de stoomboot aanlegde, heerschte «en geweldige drukte. Europeanen , in deze slreken gewoonlijk Franken genoemd, tot allerlei natiën behooren-de , verdrongen zich in groolen getale op den oever. Zeelieden , kooplieden, avonturiers van allerlei soort, Grieken, Malteezers , Dalmaliërs, Franken, Fngelschen, Walaclien, krioelden als een troep bezige bijen dooreen. Ken aantal Turken bewoog zich kalm en statig te midden der woelige menigte. Zij hadden het Furopeesche gewaad aangenomen, dal er niet zeer zindelijk uitzagen bun ook niet bevallig kleedde. Op eenigen afstand zag men een troepje Circassiërs, die hun vaderland ontvlucht waren om zich aan dc gehate heerschappij der Kussen te onttrekken. Zij hadden gehoopt, dal hun geloofsgenoolen hen met open armen zouden ontvangen, doch zij hadden zich misrekend. Dc biltersle armoede en verlatenheid was hun deel en spiegelde zich op omzettende wijze in

318

-ocr page 331-

01\' HUIS NAAR ÜE PERZISCHE GRENZEN.

liun gelaat en ganschc voorkomen af. Met oen blik van mach-telooüe woede keken zij beurlelings naar de zee en naar de stad en vervvenscliten blijkbaar het uur, waarin zij het besluit genomen hadden om bun bergen te verlaten. Ren Abaziër iu bet bruin gekleed, met halve laarzen aan, en een tulband van dezelfde kleur als zijn kleed op het hoofd , het geweer over den schouder en de dolk in zijn gordel , wandelde met den blik van een wild dier, dat zijn prooi uitkiest, te midden der vreemdelingen rond. Men kon hel aan de geheele uitdrukking van zijn gelaat zien , dat roof en moord zijn lust en leven waren. Zijn vrouw liep eerbiedig op tien pas afstands achter hem.

Trebizonde levert weinig merkwaardigs op. De huizen zien er noch Turksch, noch Europeesch uit; zij verloonen een zonderling mengsel van die beide bouwstijlen. Van bet grootsch verleden dezer stad is weinig meer te ontdekken, liet is don Turken, gelijk op zoovele andere plaatsen , maar al te goed gelukt om hel vernielingswerk volkomen te maken. De straten zijn breed en omzoomd mei onaanzienlijke winkels van één verdieping. Kortom, men is blij, als men de stad weer kan verlaten , om hel binnenland in te trekken en Azië in zijn ware gedaante te aanschouwen.

Onder bedekking van eenige gewapenden door den gouverneur ter hunner beschikking gesteld , waren Valeric en Gratia spoedig vertrokken. Weldra bevonden zij zich te midden van de liefelijkste en bevalligste naluurtooneelen. Fleurige weiden, doorstroomd van heldere beeken en rivieren, omzoomd mei prachtig geboomte, strekten zich aan de eene zijde van den weg uit, terwijl aan de andere zich sloule en trotsche bergen verhieven , schilderachtig van lijn en kleur, liet jeugdige paar, op prachtige rossen gezeten, was ai spoedig hel geleide vooruitgesneld om zich ongestoord Ie kunnen overgeven aan de genotvolle aanschouwing van al hel schoone, grootsche en vriendelijke, dal zij om zich heen zagen. Zij hadden een gevoel, alsof zij zich in een aardsch paradijs bevonden. En de liefde, die zij elkander toedroegen en zich in elk hunner woorden en gebaren op de teederste wijze verried , droeg er naluurlijk niet weinig loe bij om dit paradijsachtige gevoel Ie verhoogen en le veredelen.

Zij bevonden zich in de prachtige en verrukkelijke dalen van het Taurus-gebergle. Naarmate zij verder trokken werd de natuur

319

-ocr page 332-

.320

slecds groolscher en schooner. Sleeds schilderachtiger werden de lijnen van hel gebergte, sleeds majestueuser de wouden, die zich op de amphilhealcrsgewljze gerangschikte hoogviaklen aan hun bewonderend oog vertoonden. Bekoorlijk staken de woningen der herders op dc helling van hel gebergte tegen hel grauw der rotsen en hel groen der bosschen af, en als een harmonische muziek klonk hel geluid van de klokjes, lt;lie de runderen en schapen, welke op de bergen weidden, om den hals droegen, onzen reizigers in dc ooren. Aan den voel van reusachtige hoornen mei trotsche stammen, ware zuilen van ongekorven hout mei hel weelderigste groen gedrapeerd, noodigden honderden soorten van nuweelachtig mos lot rusten en peinzen uit, terwijl duizenden bloemen haar vriendelijke kopjes daarboven verhieven en dc lucht balsemden mei haar zoete geuren. Alles ademde kracht en majesteit, bevalligheid en bekoorlijkheid. De arenden en de valken beschreven in de blauwe lucht statig hun kringen , en duizenden vogels zongen in het groen hel lied der liefde en der hope. Midden tusschen hel groen stak sorns een rotsmassa uit, grootsch van vormen , gekroond met de bouwvallen van oen kasteel, dat nog in zijn verval deed denken aan de wonderpaleizen , waarvan de sproken der dolende ridders weten te verhalen.

Te Krzeroem aangekomen, werd liet jeugdige echtpaar mei open armen ontvangen door den gouverneur, een Kurde van afkomst. Deze had zijne opleiding te Parijs onlvangen en , na le Gonstan-linopel en aan onderscheidene vreemde hoven aanzienlijke staatsbetrekkingen bekleed le hebben, was liij door do Porie lol paeha van Erzeroem aangesteld. Hij was een alleronderhoudendst man. Met den Islam had hij niel veel op, doch ook bel Clirislendom had zijn sympathie niel. Hij geloofde volslrekt niel in de levenskracht van hel Turksche rijk en acblte bet vooral zeer Ivvijfelaehlig ol\' er wel ooit iels zou komen van de hervorniingsbeloften , waarmede de Porie zoo gul is. Hij was tegelijk Parijzenaar en Oosterling. Op zijn kleeding was hij zeer keurig; zijn salons waren versierd mei prachtige fauteuils en meubelen, naar den laalsten Franschen smaak ; een keur van plaatwerken sierde zijn tafels, en zijn diners, bezorgd dooreen Franschen kok, waren toonbeelden van fijnheid. Hij ontving ook geregeld een paar Fransche couranten en tijdschriften en bleef zoo eenigszins op de boogie van hetgeen er in Furopa voorviel.

-ocr page 333-

OP niïis NAAR DE PERZISCHE GRENZEN. 321

Sinds eenige jaren was deze merkwaardige zoon vanhelOoslen gehuwd en wel met een sclioone en beschaafde Circassisclie slavin, omdat hij zich overtuigd had gehouden , dat een min of meer aanzienlijke Turksche dame zich niet zou willen schikken naar zijn Europeesche levensmanier. Zijn vrouw sprak zeer goed Fransch, was over het algemeen niet misdeeld van kennis en speelde niet onverdienstelijk eenige walsjes op de piano. Osman-Pacha , zoo heette de gouverneur, was volkomen gelukkig met de sclioone llanoem. Ook zij was naar de Europeesche mode gekleed , evenals hare twee kinderen. Zij verveelde zich verschrikkelijk te Erzeroem. Sinds zij kennis gemaakt had met hel .Journal des Modes, hunkerde zij naar de genietingen en de weelde van Parijs. De komst van Valerio en Gratia was voor heiden een heeriijlve afleiding.

Onze reizigers hielden zich echter slechts kort in het koude en regenachtige Krzeroem op. Valerio trad al spoedig in onderhandeling met den hoofdman eener hij de stad gelegerde karavaan, die op reis was naar Perzië en waarbij hij met zijn vrouw zich wenschte aan te sluiten om zijne bestemming te bereiken. Zij huurden een paar Muzelmansche bedienden en namen weldra al-scheid van het gastvrije huis des vriendelijken gouverneurs.

De karavaan was op ongeveer een half uur afstands van do stad gelegerd. Zij was zeer sterk. Toen Valerio en Gratia er zeer vroeg in den morgen hij kwamen, zagen zij lange rijen muilezels en paarden, die met een louw aan een der voorpooten vastge-honden waren aan paaltjes en aan \'telen waren. Men maakte zich gereed om te vertrekken. Hier en daar brandden vuren. De balen koopwaren waren op vele plaatsen zoo gerangschikt, dat zij een soort van vierkante ommuring vormden, waarover men een zeil had uitgespannen om er den nacht onder door te brengen. De tenten stonden in dichte rijen nevens elkander en hadden hel voorkomen van een linnen stad. in sommige brandden lampen , zooals men zien kon, als de wind hel. doek even oplichtte. In aller omtrek was leven en beweging. Een groot aantal kleine kooplieden zaten of slonden bij kolenvuren mei koeken, broodjes, Ihee- en koffiekannen , kopjes, melkspijzen, schapenvlcesch en gevogelte. Zij waren bezig bun ontbijt te gebruiken. De muilezeldrijvers liepen onophoudelijk heen en weer om de balen met koopwaren aan elkander te binden en op den rug der lastdieren

n. II. 21

-ocr page 334-

OP REIS NAAK DE PERZISCHE GRENZEN.

lc laden. Do Mu/.olmansche geestelijken zeiden mei luider slem de gebruikelijke gebeden op. Valerio bracht Gratia bij een Turksche l\'amilie, die zich naar Bayazid hegal en aan welke do Pacha hen aanbevolen had, terwijl hij zoli\' zich naar don hoofdman der karavaan begaf.

Zulk een hoofdman ol chef van ccn aantal muilezeldrijvers bekleedt in het Oosten geen olliciëelen rang , en toch is hij in vele opzichten een voornaam persoon, die zich in hot bezit van belangrijke privilegiën mag verheugen. Vooreerst bezit hij oen onbeperkt gezag over zijn onderhoorigen en allen , die deel uitmaken van zijn karavaan, terwijl niemand er ooit aan denkt om dit gezag ook maar in do geringste male te weerstreven ; vervolgens, en dit is van nog moer belang, wordt hij altijd voor iemand van een onbegrensde eerlijkheid en goede trouw gehouden. In den regel is hij dan ook werkelijk in het bezit van deze niet genoog te wa ardeeren deugden.

Wal Kerbelay-lloessein betreft, de hoofdman, met wien Valerio le, doen had , hij was een waar toonbeeld van al de goede eigen-schappen, die zulk een karavanenhoofd gewoonlijk versieren. Heeds door zijn uiterlijk gevoelde men zich tol hem aangetrokken. Hij was middelmatig van statuur, inééngedrongen , ongemeen gespierd; eim prachtige, dicht ineengokrulde, zwarte baard hing hem lot bijna op bel middel ; zijn blik was open on onbeschroomd en toekende vastberadenheid , fierheid en kracht; zijn gelaat was gebruind en geheel zijn voorkomen ademde ernst , bedachtzaamheid en overleg, gelijk hol betaamt aan iemand van zulk een groole verantwoordelijkheid. Hij was afkomstig uil Su-siana in Porzic , evenals de meeste zijner onderhoorigen. Hij bezat driehonderd muilezels in eigendom en was dus een rijk man. Hij versmaadde alle pocherij mei tilols of kloeding en stolde zich lo-vreden met de onbepaalde gehoorzaamheid , die hem door iodoreon, mol wien hij in aanraking kwam op zijn reizen, beloond word.

— Meester, zeido Valerio tol dezen gewichligen persoon, gij gaat immers naar Tobryz?

— In den naam van Allah, als hel Hem behaagt! antwoordde de hoofdman met een ongekunstelde en waardige vroomheid.

— In hoeveel dagen denkt gij de reis te doen ?

— Hat weet God alleen ! luidde het antwoord op een kalmon

3-22

-ocr page 335-

OP REIS NAAK DE PERZISCHE GRENZEN.

en onderworpen loon gegeven. — Hel hangl van liel weer al, van den toestand der weiden, van den prijs der gerst op de verschillende stations, van den tijd , dien wij te Bayazid en elders zullen doorbrengen, en van dergelijke omstandigheden meer.

— Gij kunt mij dus vooruit niet zeggen, wanneer wij erzullen zijn?

De muilezeldrijver glimlachte.

— Gij Europeanen, zeide hij, zijt altijd gehaast. Geloof mij, het uur van den dood komt even goed, ol\' wij haast hebben dan wel onze kalmte bewaren. Gij hebt den tijd ; geen minuut vroeger ol\' later dan door hel noodlot beschikt is komen wij Ie Te-bryz. Leef kalm en tevreden en kwel u niet over de toekomst.

— Gij lijkt een wakker man, zeide Valerio, en ik geloof ook , dal gij het zijt. Laat ik dus ronduit met u spreken, ik heb een jonge vrouw en de vermoeienissen van een lange reis in deze streken zouden haar wel eens kwaad kunnen doen, daarom kom ik uw raad inwinnen en vragen , hoe ik het moet aanleggen om haar de reis zoo gemakkelijk mogelijk te maken. Dan heb ik nog iets op mijn hart. Ik heb cenig geld bij mij en vrees, dal men het mij ontstelen zal ; er zijn zoovele en zoovele verschillende menschen bij de karavaan.

— Zeker zou dit binnen een paar dagen gebeuren, als gij uw geld zelf bleeft bewaren. Geef het mij. Ik zal hetgeen gij onderweg verteert belalen en u aan \'l eind der reis het overschot ter hand stellen.

Hel was Valerio slechts te doen geweest om dit aanbod uit te lokken en hij stelde dadelijk zijn geheelen kleinen schat in handen van Ker-belay-lloessein. Deze telde het geld mei de uiterste nauwkeurigheid en legde hel in een kist, zonder Valerio een renu Ier hand te slellcn. Dit is het gebruik zoo. De hoofdman deed dit Valerio opmerken en voegde er md een glimlach bij:

— Eens ben ik naar Trebizonde gegaan en tweemaal tot aan Smyrna. Daar heb ik ontdekt , dat de Europeanen wel zeer oneerlijk moeten zijn, want zij vragen altijd naar bewijzen van ontvangst , naar panden en dergelijke. .Maar gij begrijpt , dal er, als de muilezeldrijvers geen rechtschapen lieden waren , geen handel mogelijk zou zijn in deze streken. Hoor eens toe. Een groot koopman te Téhéran heeft mij verleden jaar vicr-en-tachtig duizend toman\'s ter hand gesteld om daarvoor linnen en katoen te

323

-ocr page 336-

o2\'lt;

koopen cn voorts wal porselein, kristal, 7.ijdo en fluweel. Ik heb zestigduizend to,nans besteed en stel hem het overschietende bij mijnquot; terugkomst ter hand. Waarlijk, heer Christen, üod de almachtige cn goedertierenc is zeer te prijzen dat hij , na de andere menschen tol dieven geschapen te hebben , gewild heelt dal de muilezeldrijvers eerlijke lieden zouden zijn.

Kerbelay-lloessein lachte hartelijk bij dit gezegde en daar men hem juist zijn thee bracht, nam hij behagelijk een teug , bood

ook Valerio een kop aan en vervolgde :

— Gij hebt mij ook nog een ander verzoek gedaan, en daar ik dit het gewichtigste vind , spreek ik er in de laatste plaats over. Gij zult mij de vrijheid wel vergeven , hoop ik , waarmede ik over uw gezin spreek. Ik weel, dal gij Europeanen op dit punt minder kiescb zijl dan wij, en dit is in zeker opzicht zeer goed, want er is in den schroom en hel ontzag , waarmede wij over onze vrouwen en dochters spreken, vrij wal gemaaktheid en veinzerij , cn bovendien, ik ben zeil huisvader; ik heb vier dochters, die gehuwd zijn en kinderen hebben ; ik zal dus van uw vrouw spreken, alsof zij een dochter van mij is, omdat gij mij de eer aandoet van mij le raadplegen over zaken, die haar betrellen.

— Kerbelay-lloessein , gij zijl een achtingswaardig man, zeidc Valerio; ik luister met de grootste aandacht cn bet onbepaaldst

vertrouwen naar uw woorden.

— Dan rnoel ik u al dadelijk zeggen, dat gij er niet goed aan .redaan hebt, uw vrouw op een reis als deze mede te nemen. Ik kan mij zeer goed voorstellen , hoe uwe vrouwen zijn ; zij gelijken volstrekt niet op de onzen, dit is mij duidelijk gebleken, telkens als ik vertoelde in de steden , waar zich Franken ophielden. Wat de onzen betreft, wij zetten er twee op oen muilezel, óén rechts, een links met een blauwen linnen doek over haar uitgespreid en drie of vier kinderen op haar knieën. Zij babbelen of slapen; niemand bekommert zich om haar. Zijn het aanzienlijke, dames dan nemen wij een groole kast, die op twee muildieren, die voor elkander loopen , gedragen wordt. Zoo\'n kast wordt geslingerd evenals een schip , maar zij hebben er volstrekt geen iast^van. Uwe vrouwen daarentegen zijn te verfijnd; gij laat haai zooveel leeren en doel zoozeer uw best om haar le bederven, dal het. onmogelijk is om op deze manier met haar om te springen.

-ocr page 337-

OP REIS NAAK DE PERZISCHE GRENZEN.

Daarom is het mijne moening , dat zij niet in onze streken moeien komen, waar rijtuigen, fraaie meubels en duizend andere gemakken onbekende zaken zijn; waar het nu eens te iieet, dan weer le koud is en waar men dag aan da^ blootgesteld is aan geduchte vermoeienissen. Zij kunnen er niet tegen.

— Waarom wilt gij mij bang maken, Kerbelay-lloessein ? Mijn vrouw is jong en sterk en heeft zich lot heden toe in alles uitmuntend geschikt.

— Ik twijfel er niet aan! Volstrekt niet; maar wij zijn ook pas aan het begin der ellende. Doch \'lis zeer wel mogelijk, dal alles goed gaal. Allah geve hel! Ik wil u niet zonder reden bang maken, heer Christen , maar u aansporen lot voorzichtigheid , want gij weet het, dal het uws gelijken hieraan maar al te vaak onlbreekl. Ik hoop, dat dit met u niet hel geval is. Ik heb een klein paard, een telganger, dit zal ik u zenden voor uw vrouw: bel is beter voor haar, dan het paard dal zij thans berijdt.

Valeric wilde den waardigen muilezeldrijver zijn hartelijken dank beluigen, toen hem eensklaps een verward gedruisch van schreeuwende stemmen in de ooren klonk, voortkomende uiteen dicbl opeengepakte menigte. Een der ondergeschikten kwam aan-geloopen en scheen geweldig ontroerd.

— Wal is er? vroeg Kerbelay-lloessein op den kalmsten toon, dien men zich voorstellen kan.

— Ken schurk van een Shetnsiyèh wil zich hij de karavaan aansluiten ! Wie beeft ooit van zoo iels gehoord. Wij wilden hem wegjagen, maar hij laat zich niet gezeggen.

— Ik zal met hem spreken, zeide Kerhelay op ernstigen loon on begaf zich, vergezeld van Valerio, naar de plek , waar de menigte zich bevond. Daar zag Valerio aan den voel van een rols een man staan, die door bijna al de lieden van de karavaan werd uitgejouwd en bedreigd. De Turken schenen het felst op hein gehelen ; de Perzen overlaadden hem met scheldwoorden; de Katholieke Armeniërs hieven de handen ten hemel, als om God lol getuige le roepen van het schandaal; eenige Joden schudden op ernstige wi jze mei bel hoofd, maar hielden zich vrij bedaard. Kenige sleenen op het voorwerp der algemeene verontwaardiging gemikt vlogen legen de rols aan. De ongelukkige w ist door allerhande wendingen al de voor hem bestemde projectielen hun doel le doen missen.

325

-ocr page 338-

OP liEIS NAAR DE PERZISCHE GRENZEN.

u

lt; \'i\'

320

Iverbelay-Hoessein deed mei een enkel gebaar deze baldadigheid ophouden. De Sjemsiyèh had een zachtaardig en vreesachlig voorkomen, zijn kleeding was de Kurdische mei een Perzische muls op. llij droeg een sabel en een dolk bij zich , maar scheen weinig lusl Ie hebben om er tol zijn verdediging gebruik van le maken.

— Wal will gij , hond ? vroeg Kerbeiay op strengen loon.

— Achlbaar heer, antwoordde de Shemsiyèh mei een uitdrukking van weergaloozen ootmoed op liel gelaal, ik verzoek Uwe Edelheid verlof om mei de karavaan te mogen meereizen lol aan Avadjyk. Ik zal niemand lol lasl zijn en heb niemands gillen noodig.

Van alle zijden hoorde men krelen van alkeuring.

— Wal beleekenl dit alles toch? vroeg Valerio. Is deze man een boosdoener of een slecht mensch ?

Kerbeiay haalde even de schouders op.

— ■ llij is eenvoudig een Shemsiyèh, zeide hij zachl tol Valerio ; hij aanbidl nog de oude Perzische goden, en, naar men zegl, ook de zon. Ue Turken zouden hem wel willen verslinden omdat hij hun groole Kaliefen met vereert ; de Perzen zouden er graag getuige van zijn omdat zij liefhebbers zijn van alles wat drukte en beweging geeft; de Christenen en Joden grijpen de gelegenheid gretig aan om le toonen, welke vurige voorvechters zij zijn \\an de goddelijke eenheid. Wat mij betreft, ik moet aller gevoeligheid ontzien , anders ontstaat er een grenzenlooze verwarring in de karavaan. De Shemsiyèh kan niet mei ons reizen. — Komaan ! riep hij op ruwen toon. Pak u weg, ongeloovige, vervloekte schurk! Hoe durft ge hel onderstaan om u le willen aansluiten hij deze achtingswaardige lieden.

— Ik ben des sultans onderdaan , evenzeer als al die andere. Ga ik alleen naar Avadjyk dan wordt ik bestolen en verinoord. gij hebt geen recht om mij af le wijzen ; ik heb niemand kwaad gedaan, en de nieuwe wellen gelden voor mij even goed als voor de Muzelmannen en de overige vereerders van hel Boek I).

Deze woorden hadden een nieuwe uitbarsting van woede bij de lieden der karavaan ten gevolge. De sleenen begonnen weder le vliegen en men zag sommigen de sabels reeds trekken. Kerbeiay liel hierop zijn slok neerdalen op den rug van eenige der

1) Itici tncdp wonlen de Joden en de Christenen bedoeld.

»8 . ij \'■ .

i i. iquot;:

U ■

H\'

i

1

i rf

I if

I

i \'Mi

i

si

? i m

-ocr page 339-

327

hardste schreeuwers, waardoor de kalmte spoedig terugkeerde. Tol den Shemsiyèh riep hij zoo luid, dal allen hel hooren konden.

— ik bekommer mij niet om de nieuwe wetten ! Maak dal gij wegkomt. Maak het dezen braven menschen niet langer lastig , en, als het God , in Zijne ondoorgrondelijke wijsheid, behaagt, dal gij de aarde verontreinigt door uw aanzijn, laat liet dan althans niet in ons midden zijn.

Deze slichlelijke woorden werden met luide toejuichingen begroet. Valerio, die onder dit alles den Shemsiyèh in het oog bleef houden , zag , dal de tranen hern over de wangen stroomden. Dit deed hem aan en eensklaps zeide hij met luider slem lol Kerbelay, zoodat ook de omstanders hem konden hooien:

— ik neem dezen man als bediende aan. ik weet niet of hij een Shemsiyèh, dan iels anders is. Als iemand mij of een der mijnen durft aanranden, dan zal hij te doen krijgen met den gouverneur van Erzeroem. liegrijpt gij dit, Kerbelay-lloessein ?

— Volkomen, antwoordde deze met een nauw merkbaar knippen van het oog. Muzelmannen, Christenen en Joden, gij hoort, wal deze Europeesche heer zegt! Ik ben een arme muilezeldrijver en moet de hevelen der Verhevene i\'orte in acht nemen, is er iemand onder u, die niet tevreden is, dan bid ik hem te Erzeroem achter te blijven. .Maar de dieren zijn geladen, — voorwaarts!

Dit bevel werkte als een toovervvoord ; de menigte ging uiteen, eensklaps lot de zorg voor baar zaken teruggekeerd, en terwijl de beladen kameelen en de gansche karavaan langzaam begonnen op te trekken, greep de Shemsiyèh de hand van Valerio en kuste die.

— Mijn vrouw, zeide hij zacht, is bedenkelijk ziek te Avadjyk. ik was naar Erzeroem gegaan om wal te verdienen en keer nu terug met mijn geld. Dat God u zegene en beware !

— Waarom zegt ge niet de goden?

— Ik wil u niet kwetsen , zeide de belijder van hel oude geloof, maar alleen u mijn dankbaarheid Ie kennen geven.

Valerio haastte zicli nu om met zijn nieuwen bediende weer bij Gratia te komen en verhaalde haar hel gebeurde. Gratia besteeg den telganger van Kerbelay en deze beviel haar uitmunlend. Valerio reed als naar gewoonte aan haar linkerzijde. De Shemsiyèb ging te voel aan de andere zijde ; |de overige bedienden volgden. Toen de zon opgegaan was, bevond zich de gansche karavaan in

-ocr page 340-

a28 OI- UEIS NAAIi !)E I\'EltZlSCHK GRENZEN.

beweging en leverde een schoon en indrukwekkend schouwspel op.

De Irein, die uil iwee duizend reizigers bestond mei een grool aan-tul rij-en iasldieren besloeg een geweldige lengle. De kameelen en muilezels werden geleid door mannen mei hooge cylindervormige mulsen op, evenals de figuren der Perzen in de oude beeldhouw-werken. Onder het voortgaan hielden zij zich bezig mei naaien en breien. Kerhelay was op een gewoon paard gezelen en liet de kralen van zijn bidsnoer door zijn vingers gaan. Hij was omringd door een aantal ruiters, die er even ernstig uitzagen alh hij zeil : hel waren Muzelmansche geestelijken en aanzienlijke kooplieden, blijkbaar was deze groep hel voorwerp van den al-gemeenen eerbied. Achter deze reden kooplieden van minderen rang en daarachter weer rijk gekleede ambtenaren en officieren , die zich naar hun posten begaven. Vervolgens kwam de grootc massa, meestal te voel, babbelende, lachende , allerlei drukte makende. Nog levendiger waren de vrouwen. Onder haar hoorde men een onophoudelijk gegiegel, afgewisseld door uilroepen van verbazing, schrik en vrees, terwijl de kinderen daaraan van lijd lol tijd hun krijschende stemmen paarden. Karneelcn , paarden , muilezels, andere ezels, honden, vroolijke en stuursche mannen en vrouwen , aanzienlijken en geringen , priesters en leeken, Muzelmannen, Christenen en .loden leverden het bontste schouwspel op dal men zich kan voorstellen. Al de stemmen en al hel geraas smolten samen lol een geweldig gegons. Gratia was er van verbijsterd en had er loch behagen in.

Tegen achl ure des morgens hield de karavaan hall om den ganschen dag rust te nemen en eerst tegen twee ure in den volgenden nacht werd de reis wederom voortgezet. Kerhelay, die vol oplettendheid was voor hel Kuropeescbe paar, wees zeil de plek aan , waar hun tent moest opgeslagen worden : midden in de aanzienlijkste wijk, om zoo te spreken, van de legerplaats, liet was daar heel deftig maar niet zoo vermakelijk als daar, waaide mindere lieden huisden. Valei io liet dan ook niet na om er met Gratia eens op uil te gaan, nadat deze zich behoorlijk gesluierd had, ten einde het geheel eens in oogenschouw te kunnen nemen.

liet kwartier, waar de lieden van den middensland zich gelegerd hadden, telde ook nog eenige tenten, maar de ineesle waren klein

-ocr page 341-

01\' IIEIS NAAR DE PERZISCHE GRENZEN.

en laag. Hot grootste gedeelte der verblijven bestond uit opeengepakte balen, waarover lappen katoen of zeildoek waren gespannen om do zonnestralen te keeren. Sommige van deze lijdelijke woningen zagen er niet ongezellig uit, dank zij de tapijten en kussens waarmede de bodem belegd was.

In het kwartier, waar de mindere stand huisde , vond men noch tenten, noeb woningen van balen gemaakt: men lag daar eenvoudig op den grond , of zocht zijn toevlucht in een soort van barakken, van de pakzadels der kameelen en muildieren gemaakt. Allerwege in dc drie kwartieren zag men gaarkeukens, snoepta-l\'cltjes, thee- en koffieverkoopers. Ilicr en daar hoorde men het geluid van een guitar en tamboerijn.

— Mevrouw, hoorde Gratia eensklaps iemand in \'t Italiaansch zeggen , ik groet u en ben zoo vrij mij aan 11 voor te stellen als een zeer ongelukkige vrouw.

Gratia bleef staan, evenals ook Valerio, en zij zagen een vrouw naast zich in Perzische mannenkleeren met een stroohoed op.

— Uit welk land zijl gij afkomstig? vroeg Valerio.

— Van Triest, mijnheer. Ik heel mevrouw Euphcmia Cabarra. Ik maak thans voor de zeven-en-twintigste maal de reis van mijn geboorteplaats naar Teheran.

— liet moeten wel zeer ernstige redenen zijn , die u tot zulk een moeitevol leven noodzaken.

De vrouw was klein en mager; haar kromme neus, dunne lippen, kleine en schitterende oogen gaven aan haar gelaat een uitdrukking van hardvochtigheid en hebzucht, die een onaangena-men indruk op onze vrienden maakten.

— Ik ben eerst mijn man gevolgd , luidde haar antwoord , die als muzikant bij het Perzische leger geëngageerd was. Hij zijn leven dreef ik een kleinen handel , waarmede ik vrij goede zaken maakte. Na den dood van Cabarra ben ik naar Triëst teruggekeerd om andere waren te koopen en toen weer naar Teheran gegaan. Later ben ik gedurig heen en weer gereisd en heb nu oens gewonnen, dan weer verloren met mijn handel. Deze manier van leven is mij dierbaar geworden. Van tijd tot tijd verhuur ik mij als keukenmeid , nu eens in een harem , waar men verlekkerd is op Luropeesche spijzen , dan bij een of ander gezantschap. Tegenwoordig heb ik een pak kinderspeelgoed hij mij. Ik

329

-ocr page 342-

330

l»cn zuinig op mijn geld ; huis met de muilezeldrijvers , eet brood on kaas en dien God zoo goed als ik kan,

— Gij hebt een zeer moeieiijk leven! zeide Gratia.

— Scboone dame , antwoordde de vrouw op een ernsligen en eenigszins bedillenden loon, ieder sterveling moet zich in zijn lol schikken. .Mijn ongeluk bestaat dan ook niet in het leven , dat ik leid. Ik heb veel merkwaardigs gezien.

— Dat zal wel waar zijn , merkte Valerio op. Gij moest uwe lotgevallen eens verhalen aan iemand, die in slaat was er een boek over te schrijven ; zoo\'n boek zou bepaald zeer belangwekkend zijn.

— Hit boek is reeds geschreven, zeide mevrouw Euphemia Cabarra , terwijl zij een klein duodecimo boekdeellje uil haar zak haalde, op grol papier weinig sierlijk gedrukt. Zij gaf hét Valerio in handen, die den titel opsloeg en las :

»Do zeer merkwaardige en waarachtige avonturen van een Triester dame, op de t a I r ij k e reizen, die z ij alleen en onverzeld gemaakt heeft in Turkije, Per-zie, in b el land der Turcomannen en in Indie, Ier verheerlijking van God en ter bevordering van de zegepraal des Christendoms.quot;

Valerio keek vervolgens bet boekje eens door. HU vond er bijna

niets in , dal betrekking had op de landen door mevrouw Euphemia

bezocht, maar alleen een reeks van verhalen betreffende de ver-\\

zoekingen, waaraan /.ij blootgestaan en die zij zegevierend had bestreden. Deze achtingswaardige dame was niet te bewegen Valerio en Gratia te verlaten , zoodat deze haar eindelijk in dienst namen en voor een klein salaris met de zorg voor bun keuken belastien.

Eenige dagen later bemerkte Valerio dal er zich nog een andoren Europeaan bij de karavaan bevond, liet was een jong mensch, afkomstig uit Neufchatel , in Zwitserland. Door hel lezen van reisbeschrijvingen was hij met ecu onweerstaanbare zucht bezield geworden om het Oosten le zien. Hij was ook dichter, althans, bij maakte verzen. Hij wilde, aldus drukte bij zich uit, bezieling pullen uit de aanschouwing van do landen, van waar alles, wat groolscb en verheven is, in do wereld was uitgestroomd. Valerio hield hem voor meer dan half krankzinnig. De verzen , die bij

-ocr page 343-

OP IIE1S NAAR DE PERZISCHE GRENZEN.

van hem te zien en le hooren kreeg, waren onuitstuanbaar. Ook de kennis en ontwikkeling van den armen jonkman lieten veel le wenschen over. Hij droeg lange liai en , een gordel van roode zijde, een kolossalen stootdegen, in den trant van dien der oude ridders, een paar hooge laarxen met vergulde sporen en een veer op den hoed. Zijn beurs was schraal voorzien en om zijn uitgaven tot een minimum te beperken deed hij evenals mevrouw Cabarra; hij sliep bij de muilezeldrijvers en behielp zich met hun dekens. Hij was zeer mager, bleek en zwart. Blijkbaar leed hij aan een borstkwaal. Voordat hij de Perzische grenzen bereikt had stierf hij. Gratia werd zeer aangegrepen door zijn heengaan. Doch de gedurige afwisseling van indrukken en het verbazende verschil van karakters , waarmede zij kennis maakte , deed deze stemming al ras weer verdwijnen,

In dc nabijheid van haar tent merkte Gratia iederen morgen een klein gezin op, bestaande uit man, vrouw en één kind. De man scheen ongeveer twintig, de vrouw veertien a vijftien jaren oud te zijn. Zij liet nooit na Gratia vriendelijk te groeten en daar zij niet met haar kon spreken deed zij al haar best om zich door de bevalligste en sprekendste gebaren , die men zich voorstellen kan, te doen verstaan. De man beijverde zich om zijn buren in het kampement allerhande diensten le bewijzen. Mij hielp hun bij het neerhalen en oprollen der tent en bet opladen dei-muildieren, zonder eenig vertoon van drukte of behaagzucht, op die hartelijke en ongedwongen manier, die onveranderlijk eigen is aan alle beschaafde en ontwikkelde Oosterlingen.

— Ik heet Redjeb-Aly, aldus begon hij op zekeren dag zijn geschiedenis aan Valerio le vertellen, en ben afkomstig uit een dorp in den omtrek van Yezd. Mijn vrouw is ook mijn nicht en onze ouders hadden dadelijk na hare geboorte besloten , dat wij met elkander zouden huwen. Twee jaren geleden zou hot huwelijk voltrokken worden, doch hot meisje werd ziek, naar hel zit li liet aanzien, zou zij het niel lang meer maken. Dc Joodsche geneesheer, die haar behandelde, verheelde dezen treurigen slaat van zaken niel. Volgens hem had zij nog slechts weinige uren le leven, en toen ik haar doodsbleek en uitgeteerd op hel ziekbed zag liggen, met haar ouders en de mijne om haar heen, die allen snikten en schreiden, kon ik niet langer geinige zijn van dil

331

-ocr page 344-

aS\'i 01\' rililb NAAK ÜK I\'KRZISCHE ÜUI2N/KN.

Ijarlverschcurcnd schouwspel. Ik omhelsde haar, gaf liaar een kus, een afscheidskus, om vaarwel te zeggen aan haar en alle levenslust.... Badende in mijn tranen, zonder iels ol\' iemand te zijn , stormde ik het huis uil. Daar liep ik legen iemand aan, die mij eensklaps hij den arm greep en vasthield.

— Wat is er\'/ vroeg deze met een schorre slem.

— Laat mij gaan, zeide ik toornig , ik heb geen lust om met iemand le spreken.

— Ik hen in de wereld, hernam hij, om mei de bedroefden le verkeeren en hen le vertroosten. Verhaal mij, wal u deert, misschien kan ik u helpen.

Ik keek den man aan, die mij nog allijd bleef vasthouden, en zag, dat het een oude derwisj was met een willen baard on een voorkomen, dat tegelijk welwillendheid en een zekere ruwheid leekende.

—■ Welnu, eerwaarde vader, antwoordde ik, de dood is in dit huis. baat mij nu gaan ; gij weet thans alles.

Ik rukte mij los en verwijderde mij snel uit zijn nabijheid, baler vernam ik, dat hij hij mijne ouders binnengegaan en doorgedrongen was lol in de kamer, waar mijn verloofde lag le worstelen met den dood. Met een enkel gebaar (.leed hij alle omstanders hel ziekbed verlaten , nam den arm der lijderes in de hand en haalde, zonder iels le zeggen, een lancet uil den zak, waarmede hij een llinke aderlating bewerkstelligde. Terwijl bel bloed haar in overvloed uit den arm stroomde, nam hij een fleschje uil zijn gordel, waarin zich rood vocht bevond en liet er inijn nicht eenige droppels van innemen. i\\adat dit geschied was, zette hij de deur wijd open , gelastte iedereen hol vertrek te verlaten en er voorloopig niet in terug le keeren , want , zeide bij, lucht, frissche lucht, was voor bel kind een eerste behoefle.

IJij ging aan hel voeteneinde van bel bed zilten en hield bet oog onafgebroken op de lijderes gevestigd. Ken uur later kwam ik terug, vast overluigd , dal ik slecbls een lijk zou vinden.... Hoe groot was mijn verbazing loen ik mijn bruid overeind zag zitten in baar bed met de oogen wijd geopend en een glimlach om de lippen. Zij zag mij aan .... Moge de Almacblige en Allerheiligste God den derwisj hiernamaals hel geluk der uitverkorenen doen smaken 1

-ocr page 345-

333

Drie dagen lang hleel de grijsaard zijn trouwe zorgen aan den zieke wijden. Wij boden hem alles aan wal wij bezaten om liem onze dankbaarheid te betoonen.

— Ik zou niet welen, wat er mede aan te vangen, zeide hij met een kalmen glimlach. Terwijl ik niets bezit , bezit ik alles. 1 och staat bel in uw macht mij een belangrijken dienst te bewijzen.

— Spreek, zeiden wij, gij hebt slechts te bevelen over uwe slaven.

— Welaan dan ! ging hij voort. Ik ben oud en mijn krachten beginnen mij te begeven. Nu had ik in mijn jeugd de gelofte afgelegd om tienmaal den pelgrimstocht naar Kerbéla te ondernemen. Negenmaal heb ik mij van mijn pliehl gekweten, maar ik gevoel mij niet meer in staat het voor de tiende maal te doen. Dit kwelt en benauwt mij, en dan pas zal ik er zeker van zijn , dat ik na mijn dood niet als een meineedige gestraft zal worden, wanneer iemand uwer mijn plaatsvervanger wil wezen en zich begeeft naar de graftombe der heilige Imams om op hun graf in eerbiedig gebogen houding deze woorden uit te spreken :

»0 heilige Imams! Eerwaardige martelaars van Kerbéla I De derwisj Daoud komt in mijn persoon alhier om hel slof Ie kussen van uw graf!quot;

— 1 k zal hel doen ! riep ik uit ; ik zweer hel u bij uw leven en bij liet dierbare leven , dal gij gered hebt. Geen greintje van de verdiensten, die men zich verwerft door zulk een heilige daad zal ik mij zclven toerekenen. Zij zullen u en u alleen tocbehoo-i en, en laler, wanneer ik teruggekeerd zal zijn, ga ik voor mijn eigen persoon de bedevaart ondernemen om de heilige Imams mijn dank to betuigen, dal zij door u hel leven van mijn aanslaande vrouw hebben gespaard.

De derwisj omhelsde mij en ik vertrok. Ik volbracht zijn gelofte en ontving daarvan een bewijs van den wachter der heilige moskee. Dij mijn terugkomst stelde ik den vromen man bel dokument ter hand, waarover hij zeer tevreden was, on huwde.

De jonkman zweeg plotseling stil en scheen te aarzelen om zijn verhaal voort te zetten. Valeria bemerkte alras, dat hij geheel en al overweldigd was door zijn aandoeningen. Kenige oogenblikken later vervolgde hij op zachlen toon en met een bevende stem:

— Ik moet ii zeggen, dal mijn vrouw zóó goed is, zóó zacht en dal ik haar zóózeer bemin, dat ik mij verplicht acblle om de

-ocr page 346-

;s;u

lioiligc Imams dank ie gaan zeggen voor dc in liaar mij ge-schonken zegen. Toen ik nu voor de derde maal den pelgrimslochl wilde ondernemen , zeidc mijn vrouw, dal zij mei mij wenschte Ie gaan en zoo ziet ge ons op reis mei ons kind. Maar ik denk, dal ik uwe ICxcellenlie vermoei mol mijn verhaal. Gij zijl wel goed gowecst door zoolang naar mij Ie luisteren. Ik ben maar een arm man en hel) misbruik gemaakt van uw goedheid.

Men vindl in Azië vele dergelijke lieden die slechts leven niet de fantasie en het gevoel; wier gansche beslaan een soort van werkdadige mijmering is; die zich geheel en al onttrekken aan de werkelijkheid en hare eischen. De armen kunnen in hel Oosten desnoods leven zonder werken, het voedsel zal hun niet ontbreken, zoowel hij de karavanen als in de sleden ontfeimt men zich over hen, en ongetwijleld heeft hel heerlijke woord van den Zaligmaker : «wees niet bezorgd voor hetgeen gij elen en drinken zultalthans voor een deel, aan dc waarneming van deze

toestanden zijn oorsprong te danken.

Sinds Redjeb Aly aldus zijn lotgevallen aan Valcrio had verhaald, was hij mot den Zwitserschen pocol de dagelijksche gast van het jeugdige llaliaansche paar. Weldra werd het aantal hunner bekenden en vrienden nog vermeerderd met een anderen reisgenoot, en geleerde, Seyd-Abdorrhaman geheelen. Op zekeren quot;morgen verhaalde deze zijn levenservaringen op do navolgende

wijze: s • . . i

\'_ jk i)Cn geboren Ie Ardchyl, een beroemde stad, dicht bij dc

zee van Khozèr, die gij, Europeanen, dc Gaspische Zee noemt. Daar or in mijn familie talrijke moe/ZaX geleerden, waren, kon hel bijna niet anders of ik moest wel gaan uitblinken door wijsheid en kennis. Ik ontving zooveel en zoo duchtig slaag, dal ik de godgeleerdheid, dc bovennatuurkunde, dc geschiedenis en de dichtkunst grondig leerde. Heeds voor mijn vijftiende jaar was ik in al deze wetenschappen zóó goed tehuis en kon cr zóó geleerd cn fijn over spreken, dal ik in allo hoogere scholen van mijn geboorteland als

con model word geroemd.

Al die geleerdheid verhinderde mij echter niet om , tegen de voorschriften van den Koran in , smaak in den wijn lo krijgen. Do wijn hraclil mij tot den brandewijn, en van lieverlede had er oen goheele omkcering in mijn geest plaats. Op zekeren dag zag ik

-ocr page 347-

335

eensklaps in, dal alles ijdelheid was en de Profcel verloor in mijn oog bijna al zijn luister. De lessen, die ik aan lallooze leerlingen gegeven had , kwamen mij even ongerijmd voor als die, welke ik in mijn jeugd had omvangen. Ten gevolge van dien ommekeer beslool ik op reis Ie gaan, len einde mijn denkvermogen opnieuw le oefenen , mij nieuwe en degelijker kundigheden le verwerven dan ik lol nog loc bezelen bad en mij alleiding le verschaften door de aanschouwing van vele merkwaardige cn belangwekkende loo-neclen

Sinds lien jaren leid ik nu dil zwervende leven cn nooilliebik berouw gehad over mijn keus. Misschien hebt gij den langen jonkman wel eens opgemerkt, die zich gewoonlijk bij mij bevindt. Hij is een bakker van Kaboel , die evenals ik, een hartstocht voor bel reizen lieefl opgeval. Voor de achtste maal maakt hij den tocht, dien wij thans ondernemen , en hij heeft hel voornemen opgeval om zich na zijn terugkeer naar Afghanistan en het Noorden van Indië te begeven, en van daar een bezoek le brengen aan Kasjmir, Samarkand en Kasjgar. Wat mij belrelt, ik ben reeds tweemaal in deze streek geweest, later hoop ik China le bereiken. Egypte heb ik reeds bezocht en ik hoop ook IJeloed-jistan te doorreizen.

— En welke vruchten hebt gij geplukt van dat vermoeiende lover., vroeg Valerio ?

— O zeer voortreftelijke, luidde het antwoord van den reiziger; ik ben daardoor ontkomen aan de nog veel grootere moeiten van bet leven op éene bepaalde plaats: hot uitoefenen van een bepaald vak, het voortdurende gezelschap van allerlei onbeduidende wezens , de vijandschap der grooten , do zorg voor eigendom cn bezit, hel. beheer van eon eigen huishouding, het verdragon van de grillen van vrouwen en dienstboden, do opvoeding van kinderen. Met niets van dit alles heb ik mij nu in te laten. Wat dunkt u, ben ik hierom niet gelukkig te prijzen?

— Maar daarentegen mist gij ook do voordoelen on genoegens van hel loven, dal gij versmaadt.

— Wal, voordeden! riep Seyd uil. Ik lel ze, zie zooveel, niet. En reken eens verder. Er is bijna goon enkel Muzolmansch land, dal mij onbekend is. Ik heb de beroemdste plaatsen gezien , ik heb geloefd op de gedenkwaardige plokjes, waarvan de geschiede-

-ocr page 348-

oi\' ni;is NA.\\rt nr. i\'erz!sciie grkn/.en.

nis gewaagt. Ik heb omgegaan met geleerden van allerlei landen ; ik heb meeningen, die men op de ééne plaats vurig verdedigde , op de andere als, dwalingen verworpen gezien , en uil dit alles heb ik het rechtmatig besluit gelrokken , dat het grootste gedeelte des menscluloms een weinig minder waard is dan het /and en het stof \'). Wat men als verheven waarheid eerbiedigt heb ik leeren kennen als valschheid en bedrog ; de regeeringen zijn mij openbaar geworden als de bewerkers van boosheid en onheil. Alleen de weinige wijzen, die er in de wereld le vinden zijn, leven in den waren zin van hel woord, en de Almachtige en zeer groole God , die deze treurige en akelige wereld heelt geschapen, al dal slijk , waarin zoo weinig goudkorrels glanzen, moei hiervoor beweegredenen gehad hebben, die wij niet. kennen on onder welker schijnbare ongerijmdheid zich do hoogste wijsheid verbergt.

— Amen! zeide Uetjeb-Aly, die van de geheele redeneering des wijzen niets had begrepen, maar alleen zijn lofverheriing des Aller-hoogsten had opgevangen. De dichter was bezig om rijmwoorden le zoeken, ten einde de merkwaardige uitingen, die hij vernomen had, in verzen te brengen. Den Sjemsiyeh glimlachte op eenigszins ironische wijze, heigeen door Seyd-Abdorrhaman dadelijk werd opgemerkt en hem aanleiding gaf om den aanhanger van hel oude Perzische geloof toe te voegen :

33(5

I;

quot;1

wm..s

wy

*

— Gij spot met de woorden , die gij gehoord hebt, ongelukkige, wiens naam een voorwerp van afschuw is voor de volken, te midden waarvan gij u bevindt ? Gij denkt de waarheid te bezitten , gij meent alleen in het bezit le zijn van deze kostbare parel ? Welaan , hoor , Sjemsiyeh ! Uwe vaderen , de oude Perzen waren machtig en hun gelooi\' werd over vele landen verbreid. Prachtige tempels verrezen allerwege als een hulde aan uw leer. Maar hoe is het gegaan \'! Alles is veranderd. Andere meeningen hebben den geest der menschen ingenomen en de uwe verdrongen. Maar, wees getroost! Deze meeningen zullen helzelfdo lol onder-

I,:

i

I

,;l

■jl il

I

Do somboro [iliitosoof uit lirt Oosten openbaart op dit piint oen merkwaardige ovoieonstemming mei de zwartgallige bescbonwing van onzen vadortandsolien dichter Milderdjjk, die allo roem en oor der menschen niet uieor waard acht, «dan bei halve zand van één kerkhofuohop.quot;

||

-ocr page 349-

337

gaan uls die van uw vaderen , cn de groole massa zal eens over de Muzelmannen, .loden en Chrislenen op dezelfde wijze oordeelen, als thans over u.

De Shemsiych lioog, zonder iets te zeggen. Valeric vroeg aan Se yd .

— Gij hebt zooveel landen doorreisd , zijt gij nooit in Europa

geweest?

— Nooit , antwoordde Seyd, eenigszins verlegen.

— Waarom niet ? vervolgde Valerio.

— Wat moest ik er zoeken; wat kon ik er vinden ? Er is voor een wijze niets aantrekkelijks aan een reis door de Kuropeesche landen. Vooreerst is men er niet veilig. Men kan geen stap dqen, of men ontmoet er soldaten mot norsclie en stuursche gezichten; de politie-agenten doorkruisen onophoudelijk de straten en vragen ieder oogenblik van waar men komt cn waar men heengaat, wal men doet en wie men is. Antwoordt men hun niet, dan wordt men in een gevangenis geworpen. Men moei de zakken vol hebben met passen , aanbevelingsbrieven en dergelijke zaken meer, anders kan men er het loven wel bij inschieten. Ik verzeker u , dat het zoo is; ik heb het gehoord van geloofwaardige mannen, die Muzelmanselie gezantschappen gevolgd waren in die landen des Duivels.

Redjeb-Aly hoorde dit alles aan met een uitdrukking van schrik en ontsteltenis op het gelaat. Valerio lachte.

— (la voort, hid ik u , Seyd , zeide bij ; er is iets waars in hetgeen gij zegt, en ik ben zeer verlangend u verder tc booren.

— Welaan dan, daar ik u niet mishaag door mijn vrijmoedig spreken, zal ik er nog bijvoegen, dat men in Europa, behalve met de soldaten en de politie, ook altijd te doen heeft rnet den dreigenden honger. Is men arm, men mag het niet zeggen, en niemand vraagt u , of gij wel iets gegeten hebt; en wal in het quot;osten bijna niets kost, vordert in uw hebzuchtig Europa verbazende sommen. Mier slaap ik, als het niet anders kan , op den blooten grond , zonder dal iemand nuj bemociclijkl. Doe ik dit in uw land, dan loop ik gevaar van als een landlooper opgebraclil te worden. De menschen zijn bij u , evenals bun regeeringen , hardvochtig cn wreed ; men roemt in do vrijheid, cn zij is nergens to vinden; alom heersebt dwang; bij ons, die despotiek geregeerd

I!. 11. 2^

-ocr page 350-

OP REIS KAAR DE 1\'ERZISCIIE GRENZEN.

heelen le worden, zijn wij waarlijk onbelemmerd in onze bewegingen ; en dan komt er nog bij, dal het Kuropeescbe klimaat even ongastvrij is als de menschen en de regeeringen, liet verwondert mij niet, beer Christen, dat de Europeors, die zicb onder ons komen vestigen, onze gewoonten en gebruiken lief krijgen, terwijl er nog nooit een Oosterling is geweest, die den minsten lust bad om in uwe landen te blijven.

— Dit alles is niet geheel onwaar, merkte Valerio op, maar gij kunt toch niet tegenspreken dat bel aantal Oosterlingen, die Europa bezoeken, van jaar tol jaar toeneemt.

— Juist zoo! riep Seyd uit. Maar, wie zijn die Oosterlingen? Militairen , die zich bekend willen maken met de Europeesche manier van oorlog voeren! Werklieden, die belast zullen worden met hel oprichten van telegrafen! Geneesheeren, die willen lee-ren, hoe een menschelijk lichaam in stukken gesneden kan worden ! Allemaal slaafscbc beroepen, die den mensch verlagen en onteeren of verontreinigen! Maar uwe Europeanen weten van het waarlijk verhevene en schoone weinig af. Zij welen niets van de theologie, noch van de philosophie. Hun dichters zijn onbekend met de schoonheden van een bloemrijke taal, van de allitteratie 1); diepzinnigheid en geleerdheid zijn bun vreemd. Hun taal is de ruwheid en de boerscbheid zelve. Vandaar, dal Europa op de fijne en gevoelvolle geesten geenerlei aantrekkingskracht uitoefent, en daarom zal ook geen enkel man van ware beschaving uw bodem betreden, als hij er niet toe gedwongen wordt door de bevelen zijner regeering.

Seyd-Abdorrhaman sprak deze mengeling van waarheid, overdrijving en onzin op zulk een vasten toon uil, dat er geen legen-spraak denkbaar was, zonder hem te verbitteren. Valerio vond hel dus beter, den man zijn denkbeelden le laten en over andere zaken le gaan spreken.

De karavaan trok inmiddels langzaam voorwaarts. De natuur-tooneelen , die men nu aanschouwde , waren geheel anders dan de vroegere. Men was in de bergachtige streken van lloog-Armeniö. Allerwege hoorde men hel bruisen en klateren der wilde

1) De allitteratie is een poëtische vorm, bestaande in de gelijklieid der aan-vun^Blotters in verschillende gedeelten van een versregel of van opeenvolgende verzen.

338

-ocr page 351-

OP DEIS NAAR DE PERZISCHE GRENZEN. 339

bcrgslroomen , die te zamen den Euphraat gaan vormen, lederen dag was men slechts zeven a acht uren in beweging. Dikwijls hield men hall, voordal het station, waar men zich wilde ophouden bereikt was. Kerbelay-iloessein was namelijk telkens zoo voorzichtig boden vooruit te zenden om te weten te komen , of hij op een bepaalde plaats het benoodigde voor zijn onderhoo-rigen en lastdieren en voor de gansche karavaan op billijke voorwaarden zou kunnen krijgen. Waren de eischen te hoog, dan trachtten zijn zaakgelastigden invloed uit te oel\'enen op de overheden , opdat dezen de boeren zouden noodzaken hun onredelijke eischen te laten varen. Dikwijls moesten er langdurige onderhandelingen gevoerd worden. Kerbelay had bel zoo druk als een eerste minister van een grooten staal. Wanneer de onderhandelingen naar wensch afliepen , kon hij gerst, gehakt stroo, rijst, groenten en allerlei andere benoodigdheden tot een billijken prijs verkrijgen , dan trok de karavaan Hink voorwaarts. In het tegenovergestelde geval had er groote vertraging plaats. Kerbelay liet zich door de hooge eischen der boeren noch uit het veld slaan , noch was hij gewoon er ook slechts in \'l minst gehoor aan te geven. Hij maakte eenvoudig bekend, dat hij een andeien weg zou inslaan. Gewoonlijk waren dan de tot afzetten geneigde boeren spoedig geneigd om hun eischen wat lager te stemmen en dikwijls zonden zij zelfs afgevaardigden naar Kerbelay om hem te smeeken hun dorp toch niet voorbij te willen gaan. In dit geval gaf de hoofdman der karavaan toe , echter niet zonder een behoorlijke schadeloosstelling te hebben gevraagd en verkregen voor hel oponthoud en de moeite , die hem en zijn reisgezelschap berokkend waren. Waren de boeren verzekerd, dal zij hun pro-duklen aan anderen voordeelig konden verkoopen , dan lieten zij Kerbelay eenvoudig den omweg maken, en deze schikte zich in deze lastige noodzakelijkheid met de meest mogelijke kalmte en bedaardheid. Hij had geen oogenblik rust. Als een tweede iMozes, die zijn volk door de woestijn naar het beloofde land leidde, was hij diep doordrongen van zijn verantwoordelijkheid, en dit besef, gepaard aan de zekerheid en gerustheid, waarmede hij zich bewoog, en de diepe kennis, die hij had van hel karakter zijner onderhoorigen en reisgenooten, maakten hem tot een eerbiedwaardig en in de hoogste mate belangwekkend persoon.

-ocr page 352-

340

Hel inceslc oponllioud werd veroorzaakt door dc weelderige en rijke weiden, die men nu en dan onlmoelle. De voorloopers der karavaan gaven altijd van de ontdekking dezer gezegende plekjes inet de grootste geestdrift kennis, en wanneer men er aangekomen was bleef men dikwijls veertien dagen, ja drie weken achtereen, ter zellder plaatse om liet volle genot er van te smaken, liet kampement werd dan met de meest mogelijke zorgvuldigheid ingericht, en hel scheen soms, dat dc karavaan er nicl meer aan dacht om ooit verder te trekken. Ue kameelen, paarden, muilezels en andere dieren kwamen bij deze gelegenheid eens recht lot zich zelf en gingen er dagelijks glan/.iger uitzien. De aanblik van het groen en dc bloemen deed den reizigers goed en de ge-heele reizende menschelijkc bijenkorf was in onophoudelijke beweging, nog honderdmaal drukker en woeliger dan anders.

Gratia en Valerio maakten gedurende deze langdurige halten dikwijls uitstapjes in den omtrek. De schoonheden van de Kur-dische bergen lokten hen vaak verder dan van hun zijde voorzichtig was te noemen. Kerbelay-Hoessein waarschuwde hen wel eens voor de gevolgen, die hun vermetelheid kon hebben.

— Gij weet niet, zeide hij, wat u overkomen kan. De Kurden — moge de Hemel hen verderven ! — zijn wel niet alle roovers en moordenaars, maar toch zijn er slechts weinige , die zulk een lofwaardige uitzondering maken , en men moet niemand in verzoeking brengen. Ik bid u dus, dal gij u niet van het kampement verwijdert, anders vzoudl gij wel eens overvallen kunnen worden door rondzwervende roovers.

Een klein avontuur, dal zij hadden, vormde in zekeren zin de bevestiging van Kerbelay\'s wijze woorden. Op zekeren morgen hadden Valerio en Gratia, vergezeld van den Shemsiyèli en Hedjeb-Aly, zich op weg begeven om een dorp ie bezoeken , welks sdiilderaclitige ligging zij van alle zijden hadden hooien roemen. Allen waren zeer vroolijk; de dichter, die een weinig minder ziekelijk was dan gewoonlijk nam een fiere houding aan op zijn geleend paard en verbeeldde zich een dolend ridder le zijn. Men bevond zich midden in hel gebergte en allerwege zng men landelijke woningen, van boomgaarden omgeven, vol heerlijke, saprijke vruclilen. In een nauwe bergpas gekomen, hoorde men eensklaps een geweldig schieten. Valerio sloeg eensklaps de hand aan de

-ocr page 353-

01\' tiEIS NAAR DE 1\'EIiZrsCllE GRENZEN.

teugels van liol paard zijner vrouw en deed hel stilstaan. De Shem-siyèh trok zijn sabel om zijn beschermer te verdedigen. De dicli-tor maakte zich gereed om zijn reusacliligcn degen te trekken onder aanroeping van St. Joris, zijn patroon ; Redjeb ging voorover op den grond liggen, halfdood van ontzetting enscbrik. Eensklaps boorde men van beide zijden der bergen stemmen.

— Vrees niets! riep men hen loe. liet is niet op u gemunt. Ga maar door!

ilcl scliieten hield even op en hel gezelschap keerde spoorslags naai\' hel kampement terug , waar Kerbelay glimlachend het verhaal van het avontuur aanhoorde.

— Als ge mij dezen morgen gezegd hadt, zeide bij tol Valerio, dal gij voornemens waai t dien kant uil te gaan, zou ik hel u bepaald afgeraden hebben. Ik wist , dal twee stammen in de buurt plan hadden slag te leveren, en daar dil niemand buiten hen schaadt, is \'I best hen maar in vrede elkander te laten doodschieten. God is groot en wat hij doel is wel gedaan !

\'/.00 sprak de wijze onder de muilezeldrijvers, en van dien dag af maakte Valerio en Gratia geen uitstap meer zonder hem vooraf geraadpleegd te hebben.

Ren der grootste genoegens van den tocht leverde de ontmoeting met een andere karavaan, die zich in de tegenovergestelde richting bewoog. In oen dergelijk geval hebben de hoofdlieden zich altijd vooraf verzekerd, dal de beide karavanen elkander niet in don weg zullen staan; allerminst waar liet aankomt op bel verkrijgen van de noodige mondbehoeften. Als de twee karavanen tegenover elkander gelegerd zijn, ziel men inderdaad twee steden: de eene komt uil het Westen, de andere uit hel Oosten. Men stelle zich voor dat Samarkand en Smyrna eensklaps naast elkander geplaatst werden aan den voet der bergen , die Medië scheiden van do streek, die door de Tigris en den Euphraat besproeid wordt, dan kan men zich een denkbeeld vormen van het schouwspel, dal de legerplaatsen dor karavanen zoo in elkanders nabijheid opleveren. Ter éónc zijde vindt men Perzen, uit hel Oostelijke gedeelte van hun land en uit Khorassan, Afghanon, Turkomannen, Uzbeken, bewoners van de Chineesche grenslanden; ter andere Perzen uit het Westen, Turken, Armeniërs, Syriërs en Europeanen, zooals wij reeds hebben gezien in den loop van dil reistafereei. Beide

341

-ocr page 354-

OP nEIS NAAn DE PERZISCHE GRENZEN.

kampementen hebben ook eenige elemenlen mei elkander gemeen, voornamelijk Joden. Deze komen evenzeer uil het Westen, als uit het Oosten van Azië. De een reist om handel te drijven, de ander is een afgezant van de Jeruzalemsche gemeente. Hij gaat aalmoezen inzamelen ol wegbrengen voor de arme Joden der Heilige stad. Overal wordt hij door zijn geloofsgenooten met den meest moge-lijken eerbied ontvangen. Hij kent de menschen en weel wat er in de wereld te koop is. Hij is niet onderdanig en nederig gelijk de meerderheid zijner geloorsgenooten en volstrekt niet geneigd om beleedigingen en mishandelingen te verduren. Als de nood hel vordert, beroept hij zich op zijn Fransch burgerschap , vertoont een pas door de Algerijnsche regeering onderleekend, on roept lier de bescherming der vreemde consuls in , onder bedreiging, dat hij hel in de Europeesche dagbladen zal publiceeren als hem geen recht gedaan wordl. Hij heeft het zoover welen le brongen, dal iedereen bang voor hem is cn hij op allerwijze ontzien wordl.

Gewoonlijk heerscht er een levendig handelsverkeer lusschen beide karavanen en men tracht het gelijktijdig verblijf op een plaats zoo lang mogelijk lo rekken. .Men converseert, negotiëert, intrigeert op allerhande wijzen met elkander en met een mengeling van de meest verschillende aandoeningen zeggen de reisgenoolen elkander eindelijk vaarwel om hun reis in tegenovergestelde richtingen voort te zeiten.

Doch er zijn ooit nog karavanen van een geheel andere soort, die men liefst zoo ver mogelijk uil den weg blijft. Hel zijn de dusgenaamde heilige karavanen , welker kameelen en andere lastdieren geen koopmansgoederen, maar dooden vervoeren, die in een of andere heilige stad , zooals Meshed , Goeni of Kerbela begraven moeten worden. Deze reisgezelschappen hebben wat hel uiterlijk aangaat niets treurigs ol akeligs over zich. Er wordl even goed gezongen , gelachen en verleid als in de andere. De heilige mannen, die aan hun hoofd staan, nemen wel dikwijls de heilige woorden van den Koran op de lippen , on bidden zeer veelvuldig, maar een mensch kan evenmin alleen hij gebeden als bij brood leven , en daarom moet er, voor de afwisseling, nu cn dan ook een anderen loon aangeslagen worden. Op de rustplaatsen wordl hel deftige gewaad afgelegd en beweegt men zich

342

-ocr page 355-

OP nEIS NAAR DE I\'ERZISCHE GRENZEN.

zoo ongedwongen mogelijk in zijn onderkleederen , terwijl men Allah prijst voor het kostbare opwekkingsmiddel, dat hij den mensch in den brandewijn gegeven heeft. Wel is waar, is hel gehruik van alle sterke en bedwelmende dranken door den Koran verboden , maar wie is tol hel onderhouden van al zijn geboden bekwaam? De doodkisten worden door de treurende bloedverwan-ten en vrienden op een hoop gezet. Dikwijls gebeurt het, dal men bij hel opladen in de war raakt en een ander lijk , dan dal van den diep betreurden verwant, op zijn kameel of muildier laadt, maar, wal nood \'l Alle dooden komen toch bij slot van rekening op dezelfde gewijde rustplaats, onder de bescherming van den Heilige, aan wien deze toegewijd is. Er zou eigenlijk niets afschrikwekkends aan deze karavanen zijn , indien er van de lijken niet zulk een afschuwelijke pestlucht uitging, dal daardoor hel leven en de gezondheid der reizigers ernstig bedreigd wordt. Daarom blijft men liefst van een ontmoeting mei deze soort van karavanen verschoond.

Met zeer veel vreugde daarentegen ziel men een of anderen grooten heer, die , omringd van een twee- of driehonderd ruiters ter jacht gaal of den vorst zijne hulde gaal bieden. Zulk een ontmoeting is een rijke bron van genol en strekt dikwijls ook om de veiligheid der karavaan le bevorderen. Een paar honderd wakkere mannen , lol aan de landen gewapend, kunnen uitmuntende diensten bewijzen in streken, door roofzuchtige volksstammen bewoond, die gewoon zijn van hun zwaard te leven. Igt;e handelskaravanen beijveren zich dan ook om zich de vriendschap van zulk een gezelschap le verwerven, door hel aanbieden van kleine ol groole geschenken , die door den grooten heer mei de meest mogelijke gratie en welwillendheid in ontvangst genomen worden.

Van tijd tot tijd slaat de karavaan haar tenten op in de nabijheid van een of andere stad. Dan heerscht er een drukte en beweging van belang. Sommigen maken er uilmunlende zaken , anderen verlaten de karavaan om zich in de stad te vestigen , terwijl een aantal nieuwe veisgenooten zich er bij komen aansluiten. Oude vriendschapsbanden worden verbroken, men beijvert zich om nieuwe betrekkingen aan le knoopen, hetgeen bij het omslachtige, cercmoniëele en plechtstatige, dat de begroeiingen en ontmoetingen n hel Oosten kenmerkt, niet gemakkelijk gaat. Kindelijk is de

343

-ocr page 356-

Ji4 op riurs na\\r dk Perzische grenzen.

dag van hel vertrek aanslaomie. Dan heet liet: Morgen breken wij op! Ik weet het uil goede bron, dal dit Kerbelay\'s voorne-men is\'.\' — Weet gij hel zeker? — Ja, ik weel het zeker, bij mijn hoold , hij liet uwe, hij mijne oogen, bij alle Imams en de vier en tachtigduizend profeten! — De Oosterlingen, men bemerkt hel, houden veel van dure en plechtige verzekeringen.

Gewoonlijk heelt hel vertrek veel laler plaats, dan men verwacht, éindelijk trekt men verder, en wederom begint die reeks van avon-Uiren, aangename en onaangename, vol afwisseling, die zulk een groote aantrekkelijkheid bijzet aan hel karavanenleven. Men kan het zich levendig begrijpen, dal er velen zijn, die een barls-locht opvallen voor deze levensmanier. Men leeft bij den dag , men heeft allerhande verrassende ontmoetingen; zorgen kent men niet ; de inspanning van lichaam en geest , die men zich heeft te getroosten , is slechts matig. Alle zorgen , moeielijkheden en bezwaren komen op het hoofd van de karavaan neder.

Yalerio en Gratia zouden dan ook bij voortduring hel rijkste genot gesmaakt hebben in hun Oosterscbe omgeving, indien de laatste niet het slachloHer ware geworden van een kwaal , die zeer gewoon is onder de Europeanen , ilie op deze manier Azië bereizen: het heimwee naar Europa, vergezeld van een onbestemd, maar daarom niet minder pijnlijk gevoel van vrees, dat haar overal vervolgde en alom gevaren deed zien. \'/ij begon er mager en bleek uil te zien, zij werd lusteloos en levensmoede. Kerbelay-lloessein begreep al spoedig^, wal haar schorlle.

— Ik heb u gewaarschuwd, zeide hij op zekeren morgen tot Valerio. De vrouwen van uw land zijn niet berekend voor het leven, dal wij leiden, allerminst de uwe, die een bijzonder fijngevoelig en (eer gestel heeft. De aanschouwing van onze lange baarden en kleederen benauwt haar. Als gij uw reisplan geheel wilt volvoeren, dan zal dit haar hel leven kosten. Ik kan vanon-derviiuling op dit punt. spreken. Volg dus mijn raad. Weldra , bij het eerstvolgende station, zullen wij een karavaan ontmoeten, die naar liagdad gaat. Verlaat ons, sluit u hij de andere aan en keer over Aleppo en Deyroelh zoo spoedig mogelijk naar Kuropa terug.

Valerio gaf aan dezen raad gehoor en zag er weldra het heilzame van in. Gratia werd weder opgeruimd en vroolijk. Haar

-ocr page 357-

ËEN HELD DEU WETENSCHAP IN HET OUDE ASSVRIÖ.

vrees voor moordenaars en allerlei andere gevaren was geweken. De blos op haar wangen keerde terug. liet. koslle onzen reizigers echlci\' veel om afscheid Ie nemen van hun (rouwe vrienden. De Shemsiyèli was geheel verslagen en zwoer, dal hij zijn beschermers nooit zoude vergeten. De dichter maakte een klaagzang\', die trouw bewaard werd. Redjeb-Aly en zijn vrouw omhelsden do Europeanen met een onbeschrijfelijk gevoel van ontroering. Ker-belay-lloessein gaf hun zijn zegen, waaronder zij een gevoel hadden, alsof do handen van een der oude Aartsvaders over hun hooiden werden uitgebreid.

Valerio kreeg door de voorspraak van zijn beschermer Ie Con-stantinopel de betrekking van legatie-secretaris bij de Turksche ambassade te Berlijn. Daar verkeert hij met zijn scboone en bevallige vrouw in de aanzienlijkste kringen en nog dikwijls spreken zij met ware geestdrift over de avonturen en wonderen van hel Oosten.

EEN HELD DER WETENSCHAP IN HET OUDE ASHYIUË

In bet vorige jaar stierf in de kleine en nederige woning, waarin het Kngelsche consulaat te Aleppo, in Syrië, gevestigd is, oen man, wiens dood een diep betreurenswaard verlies was voor de wetenschap, namelijk George Smith, na het einde van zijn derden ontdekkingstocht in Mosopotamië. Mij werd neergeveld door een dier verschrikkelijke ziekten , die in hel tegenwoordig zoo ongezonde klimaat dezer streek veelvuldig heerschen, en overleed den 19\'^quot; Augustus 1870. In zijn vaderland is zijn naam reeds algemeen gevierd en beroemd, doch daar builen is hij noj: aan velen onbekend, terwijl hij ten volle verdiend op aller lippen te leven. Weinige jaren geleden was Smith als werkman, bepaaldelijk als letterzetter, op een boekdrukkerij Ie Londen werkzaam. Als zoodanig werd hij belas! met den moeielijken arbeid om de geschriften van den beroemden kolonel liawlinson over de Ass\\-rische opschriften te zetten. De zonderlinge karakters van het

345

-ocr page 358-

EEN HELD DER WETENSCHAP IN HET OUDE ASSYRlë.

dusgenaamde spijkerschrift der oud-Assyriërs, waarvan hij lelter-lijk niets begreep en die hij even werktuigelijk als de meeste letterzetters hel gewone schrift in de drukvormen overbracht, oefenden een zonderlinge en bi jkans onweerstaanbare aantrekkingskracht op hem uit. ilij had tot nog toe zeer weinig geleerd, maar onderscheidde zich door een ongemeene mate van ijver, schranderheid en volharding. Dc zonderling gevormde Assyrische letters stonden hem onophoudelijk voor den pjeest; dal geheimnisvolle schrift vervolgde hem onophoudelijk en liet hem rust noch duur, zoodal hij eindelijk het besluit nam, om, \'l mocht kosten wat het wilde, ze te leeren lezen , de geheimenissen van het spijkerschrift te ontraadselen en zoo achter den zin te komen van dc Assyrische opschriften , die hij zoo vaak onder de oogen kreeg. Ilij bracht het weldra zoover in deze wetenschap , dal kolonel Rawlinson er over verbaasd stond , en , ten hoogste ingenomen mei dezen man uit hel volk , die zich door zijn onvermoeide inspanning, geheel zonder hulp, had weten op te werken lot de hoogte der beroemdste geleerden, hem een betrekking bezorgde aan hel Britsch Museum 1), waar hij der wetenschap schitterende diensten bewees met zijne grondige kennis van hel spijkerschrift en veel bijdroeg lol de ontraadseling van de aldaar aanwezige Assyrische opschriften. Ilij ontdekte op de brokstukken der ond-Assyrische monumenten belangrijke fragmenten van geschiedkundige opgaven, overleveringen cn verhalen, voor de wetenschap van hel hoogste belang, liet niet geleerde publiek in Engeland leerde hem door een bijzondere omstandigheid kennen en op zijn rechten prijs schallen, in Rngeland namelijk bestaat onder alle klassen dei bevolking een levendige belangstelling in alle studiën en ontdekkingen, die op den liijbel en de Bijbelsche geschiedenis betrekking hebben, in nog oneindig veel sterker mate dan zulks hier te lande het geval is, en ziet, op zekeren dag zond George Smith aan onderscheidene geleerde genootschappen te Londen bericht, dat hij een oud-Assyrisch verhaal van dc Schepping ontdekt had, waardoor op dal van den Bijbel een hoogst eigenaardig en belangrijk licht geworpen werd. Oil gaf den bestuurders van een der groole Kn-gelsche dagbladen aanleiding om den jeugdigen geleerde uit te noodigen om op hunne kosten een wetenschappelijken ontdekkings-

li Vergelijk ilo beschrijving dezer inrichting in deel I.

340

-ocr page 359-

EEN HELD DER WETENSCHAP l.N HET Ol\'DE ASSYRIÖ.

loclit naar liet oude Assyrië ic ondernemen. Vroeger hebben wij reeds gezien , dat zoodanige ondernemingen volstrekt niet zeldzaam zijn bij de dagbladen van Engeland en Amerika. Duizenden hebben zij somtijds over voor de bereiking van zuiver wetenschappelijke of menschlievende oogmerken , waardoor hun aanzien niet weinig verhoogd wordt en zij gedurig meer invloed krijgen op hun volk.

De voormalige letterzetter was al een zeer bijzonder soort van geleerde. Hij had, gelijk reeds opgemerkt is, bijna geen onderwijs genoten in zijn jeugd ; hij wist uiterst weinig van do geschiedenis , niets van de classieke lalen, en kende , behalve het Ghaldeeuwsch, geen enkele oude ol nieuwe Oostersche taal , terwijl hij zich in zijn eigen moedertaal slechts gebrekkig kon uitdrukken. Doch hij onderscheidde zich door die helderheid van blik en die voor geen bezwaren terugdeinzende volharding , welke de eigenaardige kenmerken zijn van hel genie. Hij vertrok naar Mosoel en ging met ijver aan \'t onderzoeken van de kunstmatige heuvelen, die zich in de woestijn en aan de oevers van do Tigris bevinden, en niets anders zijn dan do puinhoopen der paleizen van het oude, wereldberoemde Mnivé , de stad , die volgens het boek Jona drie dagreizen in omtrek had , eenmaal de grootste en prachtigste stad van hut Oosten, alle andere overlreffend in omvang, in hoogte en breedte der muren, in aantal van huizen en paleizen. Een gansche streek lands , vroeger overvloeiend van de rijkste en kostelijkste producten , llians een dorre woestijn , is bedekt met de ruïnen van gebouwen , van tempels en paleizen, welks tegels voorzien zijn met het spijkerschrift, met geheele boeken in wigvormige letters, die do weelde zijn der geschied-vorschers en een zee van licht hebben doen opgaan over de bedrijven en de beschaving der aloude volken van het Oosten , de wieg en bakermat van ons geslacht. Prachtige kunststukken van half verheven beeldwerk komen in menigte op de overblijfselen der muren voor, do werken des oorlogs en des vredes voorstellende , dooi\' de oud-Assyrisehe koningen gewrocht, luide getuigende van de macht en de weelde dezer vorsten en van de kunstzin en de beschaving der bewoners van de Assyrische hoold-stad. Vier kolossale ruïnen-heuvels , tegenover Mosoel , vormen als \'tware de middelpunten van een menigte bouwvallen, thans

347

-ocr page 360-

3-48 EEN HEI.I) DER WETENSCHAP IN HET OUDE ASSYRIÖ.

onder bergen slol\' en zand begraven. Deze vier heuvels zijn, volgens don vermaarden onderzoeker (Ier Assyrische oudheden Lnyord, afkomstig van onmetelijke in puin goslorle paleizen, waarvan elk hel middelpunt van een afzonderlijke wijk was, die in een ander tijdvak gebouwd werd. Deze paleizen waren omgeven van uitgestrekte lusthoven, jachtvelden, bouwgronden, weiden en boomgaarden , uitgestrekl genoeg om de geheele bevolking , in geval eener belegering, van voedsel te voorzien. Allerwege bevonden zich daartusschen do nederige woningen der bijzondere personen, die, uit licht gebakken steen gebouwd, bijna geheel tot slof zijn vergaan , dat zich met den bodem heeft vermengd , doch waarvan nog telkens hij de opgravingen overblijfselen worden aangetroffen , terwijl ook vele der inwoners , evenals zulks nog het geval is le Mosoel, Bagdad en andere groote steden van het Oosten , in tenten woonden binnen de stad , zoodat wij, als er spraak is van het oude Ninivé aan iets geheel anders moeten denken , dan aan een slad op Europeesche wijze gebouwd met dicht aaneengesloten buizen. Aan licht en lucht zal het den honderdduizenden Ninivieten niet ontbroken hebben binnen hunne muren, die, als ze in een rechte lijn geplaatst werden voldoende zouden zijn om bijna ons geheele vaderland in de breedte te doorsnijden.

Hier was onze wakkere onderzoeker dus recht in zijn element ; hier kon bij naar hartelust bevrediging verschafïen aan zijn hartstocht voor het ontcijferen der oude , geheimnisvolle opschriften. Mij had het geluk in een der reusachtige puinhoopen een geheele bibliotheek aan to treilen op gebakken steen gegraveerd, de boekverzameling namelijk van den beroemden vorst Assurbanipal, een dor oudste Assyrische vorsten, en in 1873 reeds zond hij naar zijn vaderland de zangen , die hij gevonden had , van het groote heldendicht dos dichters Isdubar, over welken vondst al de mannen der wetenschap in verrukking en geestdrilt geraakten, want deze zangen bevatten niets minder dan do Assyrische verhalen van de Schepping , van don Zondvloed , de oudste overleveringen van de geschiedenis dor menschheid , waaruit die van bet boek Genesis waarschijnlijk zijn voortgevloeid , en sommigen hielden hol er voor, dat men te doen had met hel begin van bet bI\'ook der liedarhtenissonquot;, waarvan de schrijver van hel

-ocr page 361-

349

boek Esther melding maakl, en waaruit koning\' Aliasverus zicii , volgens hel laatstgenoemde gesclirirt, liet voorlezen toen de slaap van hem geweken was.

Het is tegenwoordig algemeen bekend in de geleerde wereld, van welk een hoog belang voor de wetenschap de ontcijfering van het spijkerschrift is, doch tevens, met welke geduchte moeielijkheden diegenen, welke er zich aan wijden , hebben te kampen, liet is reeds een blijk van den bevvonderenswaardigen moed dier geniale mannen , dat zij er aan hebben durven denken om\'die spijkervormige figuren, waaruit het oud-Assyrische letter-scln ill beslaat en die oen verbijsterende eenvormigheid verloonen en den onderzoeker als onoplosbare raadselen aangrijnzen, te ontcijferen, tol woorden te verbinden, te lezen; en zij, die den sleutel lol deze raadselen hebben gevonden, Grotefend, Liurnoul, liawlinson e. a. hebben zich door hun laai geduld en hun rusteloos zoeken, totdat zij het begeerde vonden , aanspraak verworven op den eerbied en den dank van allen, die hart hebben voor de belangen der wetenschap en der beschaving. George Smilh had echter een bijna nog moeielijker cn nog oneindig veel meer geduld veieischende laak te vervullen. Hij moest de verschillende vaak zeer kleine brokstukken der beschreven steenen , die over eene oppervlakte van verscheidene bunders uitgeslreklheid verspreid lagen, bijeenzoeken, hetgeen bij elkander behoorde aaneenvoegen, en aldus de oude Assyrische geschriften in hun vroe-geren toestand brengen, opdat zij met vrucht gelezen en bestudeerd konden worden. De lezer stelle zich voor, dal dit werk, of, om liet ergste niet te noemen, dit opstel in stukken gescheurd wordt, dal diu stukken door elkander worden geschud, vervolgens verspreid over een tamelijke uitgeslreklheid, dal hier en daar. ja op vele plaatsen , letters half of geheel onleesbaar worden ; dat or voorts een aantal brokstukken van andere bedrukte bladen lusschen door verspreid liggen; cn dal een Hus, die eenige kennis van het llollandsch heeft, rnaar voor wien de karakters van onze taal toch altijd vreemd blijven, belast wordt met het bijeenzoeken der gehecle bladzijden in hun juiste volgorde, de man zal heel wal tijd en geduld noodig hebben om dit werkje len einde te brengen, niet waar? Welnu, hierop afgaande, kan men zich eenigszins een voorstelling maken van de moeielijkheden , waarmede Smilh

-ocr page 362-

350

te worstelen had bij de wederherstelling der aloude steenen boeken van de Assyriers. Hij smaakte de voldoening zijn arbeid en zijn geduld mot een gelukkig gevolg bekroond te zien en der-wetenschap een schat te veroveren , zooals haar uit Assyrië nog niet ten deel gevallen was, een schal, die nog oneindig veel meer zal bijdragen ter bevordering van do kennis der oudste geschiedenis van het menschdom , dan de opschriften in het raadselvolle beeldschrift op de overblijfselen der Egyptische tempels en paleizen gevonden. Een groot deel van het tegenwoordig levend geslacht heeft nauwelijks eenigc aandacht over voor de bewonderenswaardige toewijding en den onverdroten ijver van zoodanige helden der wetenschap, waaronder ook de voormalige letterzetter Smith met volle recht verdient geteld te worden; he-trekkelijk weinigen slechts weten hen behoorlijk te waardeeren en de door hen verkregen uitkomsten op den juiston prijs te schatten. Doch zij werken niet om eer en toejuiching; zij worden dooi\' de onhaatzuchtigste liefde voor hunne zaak gedreven. Als echter de namen van zoovclen , die thans op aller lippen leven , der helden van den dag, geheel vergelen zullen zijn , dan zullen de hunnen nog leven, omstraald met een helderen glans. Aan hen zullen wij hel le danken hebben, dal het geheim van de oudste geschiedenis der tegenwoordige rnenschheid eenmaal ontraadseld zal zijn. Onze kindskinderen zullen ten gevolge van hun arbeid en inspanning op honderden vragen, die hierop betrekking hebbeit, cn bij hel vernemen waarvan wij slechts de schouders kunnen ophalen , een helder en juist antwoord kunnen bekomen. De gezichtskring der menschheid zal worden uitgebreid, honderden dwalingen cn vooroordeelon zullen in hunne ongerijmdheid openbaar worden; met het versland zal ook het hart verruimd worden , cn de zedelijke ontwikkeling van bot toekomstige geslacht zal door dezen vooruitgang evenzeer gebaat worden als haar verstandelijke.

De dood van George Smith maakt op ons den indruk van dien eens strijders, die op hel slagveld valt, waar hij onverwelkbre lauweren heefl behaald.

Kort voor zijn heengaan onlmoelle hem een Fransch reiziger le l\'éra in hel Overjordaansche , waar hij zeer lang wachten moest op het verlof der ïurksche regeering tot bel overbrengen van de

-ocr page 363-

EEN HELD DEU WETENSCHAP IN HET OUDE ASSYRIÖ.

351

door liem gevonden Assyrische geschriften naar Europa. «Alles , zegl genoemde reiziger, alles aan den man getuigde van zijn nederige afliomst. Hij was een man uit het volk, in den vollen zin van hel woord. Als men hem in het gewone dagelijksche leven ontmoette en hem over alledaagsche zaken hoorde spreken , zou men niet licht op het denkbeeld gekomen zijn , wat er in zijn geest schuilde en welke rijke gaven hij bezat; doch één ding bemerkte men dadelijk, hij was een man, in den echten zin, een man, die wist, wat hij wilde, en zich onderscheidde door een ongemeene male van die onwrikbare volharding, van die bewonderenswaardige wilskracht, welke tot de sieraden van hel Engelsche volkskarakter behooren. Hij brandde van begeerte om naar de ruïnen van Ninivé lenig te keeren en zijn schoonen arbeid voort te /.ellen. Die woeste plek , waar het thans zoo troosteloos en akelig uitziet en allerhande gevaarlijke ziekten op den rnensch loeren om hem tol haar prooi te maken , had een machtige en onweerstaanbare bekoorlijkheid voor hem. De steek, waar men , om zoo te spreken, over de asch van do oudste mcnschen-geslachten heenwandell, was in zijne oogen een lusthof, een luslholquot; voor den menschelijkon geest, omdat daar onder den grond zooveel licht le vinden was over de belangwekkendste vraagstukken , waarmede men zich reeds eeuwen achtereen had bezig gehouden. Die oude menschengeslachten weer te doen opstaan ; hen weer le doen handelen, leven, werken, strijden, lijden, zuchten, aanbidden, danken voor de oogen van zijn lijdgenoolen en van het nagcslachl, dat was het groote doel, aan welks verwezenlijking Smith zich vol gecsldrin toewijdde.quot; De onverbiddelijke dood heelt hel, helaas! niet gewild. Deze heeft hem tot de Aartsvaders verzameld , die door Mesopolamië hebben rondgezworven, zijn slof met het hunne vermengd , en een nieuw, omzettend raadsel gevoegd bij do vele raadselen, waarvan het leven der rnenschen en der menschheid overvloeit.

-ocr page 364-

352

(«A gt;1BÈH-ALY\'S LOTVVISSEL1NÖEN.

T a 1\' e r e e I Ier k e n s c h e l s i n g van de zeden en toestand en in Perzië.

Te Shyraz leefde eon schilder, mei name Mirza-llassan , wiens vrouw lieelte Bibi-Djanèm. Dit eerwaardig echtpaar had één zoon, die den naam van Gambèr-Aly ontvangen had en van wiens merk-waardigen levensloop wij in het onderstaande hel oen en ander wen-sclicn Ie verhalen, waardoor de lezer zich een recht heldere voorstelling kan maken van de eigenaardige zeden en loeslanden, die zich in de Perzische samenleving voordoen.

Mirza-llassan woonde in een huis, dat, om er maar niets er-gors van te zeggen , een zeer nederig voorkomen had. Het stond in een der straatjes in de huurt van de Bazar van den Emir. Deze woning , waarin men binnentrad door een lage deur in een muur zonder ramen ol vensters, bestond uil een vierkant plaatsje mol een waterbekken in \'t midden en een schralen palmboom in don hoek. Twee vervallen kamers waren zonder dak, één was er hall gedekt en de vierde zag er nog redelijk goed uit. Daar had de schilder zijn enderoun, dat wil zeggen hot vertrek voor zijn vrouw van gemaakt. In de andere kamer, waar nog maar een deel van de zoldering in was, en die dus dit voordeel aanbood , dat men er hall in des schaduw on hall in de zon zat, ontving hij zijn vrienden.

liet echtpaar leefde onderling in de beste verstandhouding, ten minste zoolang Dibi-Djanèm niets in den weg werd gelegd. Maalais zij zich bij ongeluk over eene of andere vriendin te beklagen had, of als haar in het bad, waar ze \'s Woensdags van zes lol acht uur doorbracht, een of ander twijfelachtig bericht omtrent hot gedrag van baar man Ier oore gekomen was, dan, de waarheid bovenal ! dan regende hol wol eens slagen om de ooren van don ongelukkige. Geen dame uit Shyraz , ja zells uit de goheole provincie Fars, kon dat vreeselijke wapen, do pan-lolfol, zoo behendig hanteeren , als Dibi-Djanèm , die werkelijk in dit soort van schermkunst moester op de wapenen was. /.ij greep hel verschrikkelijke werktuig bij de punt beet, en , met een ver-

-ocr page 365-

GAMIÏKK-A 1.1. PKRZISCIIE ZKDEN EN TOESTANDEN. 35.\'1

derlijke behendigheid, liet ze, nu hier, dan daar, nu rechts, dan links de met ijzer beslagen hak neerdalen op het hoold , op het gezicht, op de handen, van haar ongelukkigen echtvriend! De gedachte er aan alleen jaagt ons reeds een siddering door dn leden! Maar niettegenstaande (Jat, was het toch een gelukkig huwelijk : zulke treurige gescliiedenissen vielen zelden moer dan tweemaal \'s weeks voor eu hel overige van den tijd rookten ze te zamen den katijan , dronken ze thee met veel suiker uit engelscli porselein on zongen ze de meest in zwang zijnde liedjes, zich zeil begeleidende met den kmanljeh.

Mirza-IIassan klaagde, niet zonder reden, over de harde tijden, die hem bijna doorgaande dwongen een groot deel zijner goederen en soms ook die zijner vrouw te verpanden. .Maar had hij zich deze minder vroolijke geschiedenis niet willen getroosten, dan had hij er ook nooit aan helioeven Ie denken , dat hij in de gelegenheid wezen zou zich te vergasten op confituren en gebak en wijn van Shyraz en raki. Hij deed dus, wat in zijn geval het beste was, dat hij doen kon ; hij onderwierp zich aan de droeve noodzakelijkheid. Hij zocbl Ic leencii van vrienden, huren, kooplieden. Joden, en wijl dal niet altijd oven gemakkelijk ging, daar Mirza-llassan niet erg veel krediet bad , gaf hij kleederen , tapijten , kolïers, in één woord . wal hij maar bezat, te pand. Wanneer er eens een zonnestraaltje door de duistere wolken brak , wanneer hel geluk ons echtpaar eens een enkele maal toelachte en hol geld wat minder schaars dan gewoonlijk voorhanden was, dan voerden ze een zeer wijs geldelijk beheer: met een derde van hel geld deden ze zich eens recht, te goed; met het tweede derde spekuleerden ze; met het derde losten ze een ol\'ander onmisbaar voorwerp, maar dat helaas! verpand had moeten worden, weder in.

Deze luidjes nu verheugden zich in liet bezit van den reeds meer genoemden Gamhèr-Aly, die beloofde een alleraardigste jongen te zullen worden. Zijn moeder hield dolveel van hem en twijfelde er niet aan, ol\' hij zou zijn weg we! vinden. Als bel tusschen man en vrouw wel eens stormde , zei ze meermalen : «fraat er me niet van , dal bij geen loiiuin maken zal. Toen ik zwanger van hem was, heb ik om zijnentwil een pelgrimstocht gemaakt naar den Imam-Zadèh-Kassóh, en die vrome daad mist haar uitwerking nooit. Kn toen hij geboren is, had ik me al vooruil van een waarzeg-

n. II. quot;23

-ocr page 366-

354 ÜAMBKK-AI.Y. PEltZlSCIlli ZKUEN EN TOESTANDEN.

ger voorzien.... ik, versla je me, en niet jij, ontaarde vader! Want jij denkt nooit aan wal nuttigs ! .la, zoo voorzichtig ben ik geweest, lioor je wel ? ik iioh hem twee sahahscrans (ongeveer /\'1,50) gegeven. Hij lieell me beloofd, dal Gambèr-Aly , als\'l God heliaagt, eerste minisler worden zal ! En hij zal liet worden ook, daar ben ik zeker van; want ik heb dadelijk om zijn hals een zakje mei blauwe en een zakje mei roode graankorrels vastgenaaid : hel éóne zal hem geluk en hel andere zal hem moed aanbrengen. Verder heb ik aan zijn armen doosjes mei spreuken uit hel hoek Gods vastgemaakt , die zullen hein wel voor ongeluk bewaren, inshallah I inshallah ! inshallah !

En Mirza-llassan antwoordde dan ook maar, hoog ernstig en onderworpen , met zijn inshallah !

Zoo zetle dan onze held onder hel wakend oog zijner zorgende moeder de eerste schreden op \'slesens loophaan. Tol op zevenjarigen leeftijd liep hij, spiernaakt, met zijn makkers en vrienden in de buurl rond. Hij werd al vroeg de schrik der winkeliers en kooplui in eetwaren, van wie hij aardig wal wist weg te kapen. 01\' men hem al uitschold , daar gal\' bij niet om , en slaan dorst men hem niet dikwijls, want men was bang voor zijn moeder. Wanl als zij dal merkte, werd ze als een leeuwin en nog erger. Nauwelijks liad de kleine venl zijn loevhichl lol haar genomen, in zijn tranen badende, mei zijn eene hand hel pijnlijke deel wrijvende, waar de booze koopman hem geraakt had, en melde andere zijn oogen en zijn neus afwrijvende ; nauwelijks was het haar gelukt, door hel snikken en het schreeuwen van den knaap heen , den naam van den schuldige aan de weel le komen , of zonder een enkel oogenblik te verliezen , sloof ze als een wervelwind de deur uit, ai schreeuwende:

— Muzelmansche vrouwen 1 ze vermoorden onze kinderen !quot;

Op dien kreel kwamen haar hulptroepen aansnellen. Vijf, zes buurvrouwen, oorlogszuchlig als zij en op zulke voorvalletjes even luk, liepen toe en zwaaiden met haar armen en schreeuwden .even leelijk , en in steeds aangroeienden getale kwam men voor den winkel van den schuldige. De snoodaard beproefde ophelderingen le geven , maar dal liet men hem niet toe. Ue leegloopers uit de buurt moesten ook hun aandeel behben van het standje ; de politieagenten mengden zich in hel rumoer en trachtten vruch-

-ocr page 367-

GAMB(:a-ALY. l\'EHZISCHK ZEDEN EN TOESTANDEN.

Idoos door schoppen on stokslagen de orde te herstellen. De koopman was al heel gelukkig, als hij niet in de gevangenis werd gezel; want hoele betalen moesl hij altijd, omdal hij hel gewaagd had de openbare rust te versloren.

Maar Gambèr-Aly werd ongemerkt wnl ouder. Op een goeden dag trok zijn moeder hom een shalwdr ol\' broek aan , voltooide zijn toilet door een kouUdjéh ol\' hemd , benevens een gordel en een muts en zond hem naar school. Dat overkomt iedereen, dacht Gambèr-Aly en hij getroostte bel zich dus. Eerst kwam hij bij Moulla-Saléhi met een vijftiental jongens en meisjes in een eng lokaaltje opeengepakt, als oranjeappels in een mand, leerde hij daar lezen en gebeden opzeggen. Maar hij hield het er niet lang uit. Moulla-Salèh ging wel eens wal heel hard met zijn leerlingen om, als zij het hem te lastig maakten. Daar hield Gambèr-Aly niet erg van , zooals we reeds weten ; en op zekeren dag deed zijn moeder een inval bij den geleerde , wierp hem de drie stuivers, die ze hem voor den verloopen maand schuldig was, naar het hoofd , on zeide hem ronduit, dal hij haar zoon niet meer terug zou zien.

Toen genoot hij hel ondorriebt van Moulla-Jousèf. Door hel sluiten van diens inrichting bleef hij daar maar een half jaar, en zoo sukkelde hij van don een naar den ander, totdat op zestienjarigen leeftijd zijn opvoeding voltooid was, daar hij nu wat lezen, schrijven en rekenen kon, benevens een boe (je arahisch en hel opzeggen der gebeden. Mij dorstte naar avonturen en vermaak , ten koste van alles , behalve van zijn huid , want hij was bij uitstek lafhartig. Overigens deed hij zich niel kwaad voor; hij was een knappe jongen , kleedde zich mot zwier, had oen paar donkere oogen , mooi alsof hel vrouwenoogen waren , een lenige gestalte on veel bevalligheid in zijn bewegingen.

Op hel gezelschap, waar hij mee verkeerde, viel nu juist niet veel te roemen ; meestal hield hij zich onledig mot allerlei kroegen al te loopen, en zeker is het maar hel veiligst van niel al te nauwkeurig te onderzoeken, hoe hij zich het voor zulk een levenswijze onmisbare geld verschafte, omdal er reden was om te vermoeden, dat zijn manier van koslwinnen hem wel eons had kunnen brengen , waar hij niel wezen wilde.

Toch bleek hot, hoe juist de waarzegger zijn loopbaan voor-

355

-ocr page 368-

350

speld had. Bij gelagenheid van een herberglwist, die we nu liier niet uitvoerig verhalen zullen , maar waarvan we alleen maar zullen meedeelen, dat Gambèr-Aly zijn hazen-natuur er volledig bij ten loon spreidde, bij die gelegenheid dan maakte hij kennis met een pishkedmèl ol\' kamerdienaar van den prins-gouverneur, die er prijs op stelde zich van üambèr-Aiy\'s stilzwijgen te verzekeren met betrekking tot zijn bezoek van die verboden plaats. Toen zij beiden uit hel gedrang waren, zeide zijn nieuwe vriend hem;

»!k zal u niet vergeten! Gij zuil geen ondankbare een dienst bewijzen! Ik zal uw Ibrluin maken! Vraag morgen maar naar mij aan bet paleis, en bon ik niet aan de poort, laat me dan maar roepen , want zeker heb ik dan wel een goede tijding voor u. Maar zweer me voor alle dingen, dal ge tegen niemand een enkel woord zult spreken over wat ons van avond gebeurd is; geen woord, hoort go , aan uw vader niet, aan uw moeder niet, zelfs aan uw oorkussen niet! Want zie, ik ben een vroom man, iedereen acht me hoog om de strengheid mijner zeden, die ik nooit verzaak. iNu begrijpt ge wel, licht mijner oogen , dat, als men mij belasteren ging, ik daarvan recht veel verdriet zou hebben.quot;

Gambèr-Aly aarzelde natuurlijk geen enkel oogenblik om alles te bezweren , wat de kamerdienaar maar wilde. Zeli\'s aau geen mier, het meest stilzwijgende, het bescheidenste dierder wereld , zou lüj iels overbrengen. Dat zwoer hij bij het hooid van zijn vriend, vsn zijn moeder, van zijn vader, van zijn grootouders van vaders- en moederszijde; hij mocht jong van een bond, zoon eens vervloekten heeten , als hij ooit een mond over hun gemeenscliappelijk avontuur opendeed.

Op weg naar liet ouderlijk huis vierde Gambèr-Aly aan zijn verbeelding den vrijen teugel ; hij droomde zich een toekomst vol luister en pracht, en was recht in zijn schik, dat het eerzame ouderenpaar, door hel genot van een llesch brandewijn en een stuk gebraden lamsvleesch opgehouden , de vermoeienissen van den dag nog niet op dc echtelijke sponde trachtte te vergeten. Nu kon hij aanstonds zijn lot berstens toe volle hart lucht geven.

Gambèr-Aly bloei\'eerbiedig op den drempel van de kamer staan en groelte dc oorsprongen van zijn leven. Hij hield , vaster dan ooit, zijn rechterhand op den knop van zijn jwwa of breeden sabel;

-ocr page 369-

357

zijn muls was ingedeukt, zijn hemd gescheurd, zijn haarlokken waren in de grootste wanorde. Naar heigeen Bibi-Djanèm, die er verstand van had, er bij zich zelve over oordeelde, zag hij er uit als de heerlijkste deugniet, dien de goede smaak eener vrouw zich droo-men kan. —

— »Ga zitten, mijn lieveling,quot; zeide zij. «Waar komt ge van daan ? Hebt ge veel pleizier gehad van avond ?quot; —

Gambèr-Aly ging zitten, maar zeer zedig, tervvijlhij niet verder kwam dan de stijl van de deur. Daarop antwoordde hij :

— »Ik heb een luitenant van den prins-gouverneur het leven gered. Mij was in het veld door twintig oorlogslieden aangevallen , tijgers van vermetelheid en woestheid; ik houd ze voor Ma-macènys of liakhtyarys! Want alleen onder die twee stammen vindt men zulke reusachtige kerels ! Ik heb ze aangetast en rnel Gods hulp op de vlucht gejaagd !quot; —

En daarop hernam Gambèr-Aly weder zijn zedige houding van zoo even.

— «Daar heb je nu den zoon, dien ik ter wereld gebracht heb, ik alleen!quot; riep Bibi-Djanèm uit, haar echtgenoot zegepralend als met de oogen verscheurend. «Omhels me, mijn ziel! Omhels uw moeder , mijn loven !quot; —

De jonge held behoefde niet veel moeite Ie doen om de teeder-heid zijner bewonderaarster te bevredigen; de kamer was klein ; hij hoog zijn lichaam wat voorover en drukte zijn voorhoofd legen de lippen, die zich naar hem uitstrekten. Wat Mirza-llassan betreft, hij vergenoegde zich met op een innig tevreden toon te zeggen :

— »Datis eene goede zaak !quot; —

— »En wat heeft de heer luitenant je gegeven ?quot; ging Bibi-Djanèm voort.

— »llij beeft me morgen op hel paleis te ontbijten gevraagd, en zal me aan Zijn Hoogheid zelf voorstellen.quot; —

— «Ge zult tol generaal benoemd worden!quot; zoo uitte de moeder vol zekerheid hare meening. —

— «Of tot Staatsraad !quot; zeide de vader. —

— «Ik zou om te beginnen het ambt van chef der douane niet versmaden,quot; mompelde Gambèr-Aly met een peinzende stem. —

Hij geloofde zelf al meer dan de helft van hetgeen hij zoo op

-ocr page 370-

S.OS GAMUÈR-ALY. PERZISCHE ZEDEN EN TOESTANDEN.

het oogenblik verzonnen liad. üiit, vindt zijn verklaring in de eigenaardige wellen , die hel gezichlsvermogen der Ooslersclie geesten beheerschen. De kamerdienaar, die hem, Gambèr-Aly, genegen was, moest een man van zeldzame verdienste zijn , en waarom dus niet de gunsteling van zijn lieer*? Maar als hij diens gunsteling was, was luj ook werkelijk zijn luitenant; noodzakelijkerwijze werd liem alles toevertrouwd ; met zulk oen macht bekleed , was bel niet denkbaar , dal hij karig wezen zou met hel ophoo-pen van weldaden op hel hoofd zijns redders. Hel kwam Gambèr-Aly voor, dal tegen zulk eene logische redeneering niets was in le brengen. Wel is waar had hij geen rooverbende verslagen, maar wie behoefde te weten, dal hij uit de herberg kwam? en had de pishkedmèl zelf niet getuigd , dal hij een boven allen lof verheven moed had betoond ? —

Wc kunnen dus denken hoe genoegelijk Gambèr-Aly en zijn ouders dien nacht droomden ! —

Den volgenden morgen ging hij naar hel paleis, waar hij alras zijn beschermer in hel oog kreeg , die zijn morgengroet op de vriendschappclijkste wijze beantwoordde. —

— »Uw fortuin is gemaakt,quot; zeide Assad-Oullah (de Leeuw Gods), sik heb over u gesproken met den ferrash-hachi, den lapijtlegger, van Zijne Hoogheid, \'lis een goede vriend van me on een deugdzaam , onbesproken man. Ik behoef zijn rechtschapenheid niet le roemen, ieder kent die. Rechlvaardigheid waarheid en belangeloosheid schilleren door al zijn gedragingen heen. Mij wil u onder zijn onderhoorigen opnemen en van dezen dag af behoort gij onder hun getal. Natuurlijk moei gij hem een klein geschenk maken ; maar hij hangt zoo weinig aan wereldsch goed , dal dat alleen dienen moet om hem uwen eerbied le betuigen. Geef hem b. v. vijf gouden Tomans (circa /\' 100) en vier suikerbrooden. —

Gambèr-Aly was wel een beetje in zijn wiek geschoten en waagde te vragen, hoeveel hij wel verdienen zou. Zijn vriend antwoordde hem het volgende op een verlrouwelijken toon en rondziende als om zich te verzekeren , dal niemand hem hooren kon :

— »Gij verdient acht sahabgrans (ongeveer 5 gulden)\'s maands, maar de intendant van Zijne Hoogheid betaalt er gewoonlijk maar zes van uil. Gij laat er hem twee voor zijne moeite houden, dus vier blijven er over. Gij wilt, niet waar, niet zoo ondankbaar zijn

-ocr page 371-

359

voor uwen chef, dat gij er hem Ion minste niel de helft van zoudl aanbieden. Ik ken 11, daar zijt ge niet toe in slaat; dat zou al heel onvvelvoegelijk zijn. Wij nemen dus aan , twee sahabgrans schieten er over. Hoe kunt ge die heter besteden, dan door er den naybèferrash, den chef uwer afdeeling, voor te trakleeren. Zoo maakt ge u hem tol een zekeren en vertrouwden vriend ; want, geloof me gerust, laten zijn vormen wat barsch wezen, zijn hart is van goud !quot;

— »De hemel overlade n met weldaden ,quot; antwoordde Gambèr-Aly toch wel een beetje benauwd ; «maar wat scliict er dan voor mij zelf over ?quot; —

— »Ik zal het u zeggen, mijn kind,quot; hernam de Leeuw Gods, met dat ernstige en statige voorkomen, dal zoo goed paste bij zijn groole ervaring en zijn kolossalen baard. «Telkens als ge aan iemand van wege den prins of een uwer hoogeren een geschenk brengt, ontvangt ge natuurlijk van de begiftigden iets soortgelijks ter belooning, en dat des le eer, daar gij werkelijk, mijn kind! eru allerliefste jongen zijl. Zonder twijfel, wat ge ontvangt, dient ge mei uw kameraden te deelen ; maar waarvoor zou het dienen om hun precies te zeggen, |hocveol men u in den zak gestopt heeft? ge zult wel gauw leeren hoe men wal achterbaks houden kan. Voorts, als ge aan iemand de bastonnade moei toedienen, brengt de gewoonte mede, dat de patiënt een kleinigheid aan de geese-laars offert, opdat ze wal minder hard of geheel en al er naast zouden slaan. Ook daaraan zuil ge langzamerhand wel gewend rake». Zulk een onschuldige behendigheid krijgt een Jongen van vermifl als gi j al heel gauw. liovendien, ik twijfel er niet aan, of uwe chefs zullen u al ras op do rechte waarde leeren schallen, cn dan draagt men u op , do belastingen in de dorpen le gaan innen. Dan is het uw eigen voordeel om uw belangen in verhand te brengen met diegenen onder de boeren , die nooit betalen willen ; md den Staal, die altijd ontvangen wil; met den Prins, die (boos worden zou als zijn beurs leeg bloei. Geloof me, dal is eerst een goudmijn ! Kortom, duizend gelegenheden, duizend omstandigheden, duizend ontmoetingen zullen zich voordoen, waaromtrent ik geen oogenblik twijfel, of ge zult er wonderen in verrichten; en, wal mij betreft, ik zal mij gelukkig rekenen er iels aan loegebraclil te hebben , dat gij in een goede betrekking geplaatst zijl.quot; —

-ocr page 372-

OAMm::l!-Al,Y. 1\'EKïlSCHB X.KKKN KN TOKSTANbKN\'.

Na doze lange redevoering , die de zaken werkelijk in oen hekoor-lijk en verleidelijk lielil slelde, kwam Gambèr-Aly wal meer op zijn gemak. Toeli liail hij nog één bezwaar: hoe was hij, die zeil\' niels Ier wereld hezal , in slaal om vijf Tomans en vier sui-kerbrooden aan den eerhieilvvaardigon ferrash-bachi te vereeren Maar toen hem verzekerd werd, dat die de genade hebben zou van eenig uitstel daarvoor Ie vei leencn , nam hij volgaarne hel aanbod aan en vergezelde hij den kamerdienaar om zich aan zijn aan-slaanden chet le laten voorstellen, welke voorstelling naar weder-zijdsch genoegen afliep , te oordeelen naar hel slot van hun gesprek. Wanl toen nam hij Gambèr-Aly even Ier zijde met de woorden :

— »lk wi.Mischle u nog één vraag te doen, edelaardig jongmensch ! Assad-Oullab gedraagt zich jegens u als een vader. Maar, zeg me eens even , hoeveel hebl ge hein beloofd —

— igt;.\\loge uwe goedertierenheid over mij niel verminderen,quot; zei Gambèr-Aly leukweg; ?ik zou bel niel hebben durven wagen een geschenk aan wien ook aan te bieden, terwijl de treurige staat mijner beurs mij verlangend doet uitzien naar den dag, waarop ik eerst aan uwe Genade mijne erkentelijkheid zal kunnen he-toonen.quot; —

— Nu, maar ge hebt hem toch wel iels beloofd,quot; antwoordde de ferrath bachi glimlachende, slloeveel bebl ge hem beloofd ?quot; —

— \'liij uw hoofd en dal uwer kinderen!quot; riep Gambèr-Aly uil, •ik heb me er in bet geheel niel over uitgelaten; eerst loch wilde ik uw verlangen ten dezen opzichte kennen.quot; —

— gt;l)aar hebl ge wel aangedaan. Handel altijd zoo bescheiden ; daar zuil gi j u goed bij bevinden. Ziehier den belangloozen raad, dien ik u geef. bekommer u maar niel over wal mij betreft. Ik gevoel me reeds gelukkig, dal ik u voorlhelpen kan. Maar jong en onervaren treedt ge in de wereld op , en dus , ge moei lee-ren een iegelijk overeenkomstig zijn rang te behandelen; zonder dat zouden zellgt; de sterren niel kunnen schilleren aan den hemel en hel gansche heelal aan de grootste wanorde len prooi worden. Ge gevoelt wel, een pishkedmèl is geen ferrash-bachi; welnu, dan kunt ge ook rechtens aan den eerste niet meer geven dan de belli van hetgeen ge voorden tweede bestemt; en, om nu hel kind maar bij den naam le noemen, schenk aan Oullah-Hev , zoodra

-ocr page 373-

OAMIiÉH-ALV. 1\'KUZISCIIK ZISWiN EN TÜKSTANDKN\'. 361

lt;gt;ij kunt, vijf lomans en vier suikerbrooiicn , vooral niet meer, lioor! Gij /iel dal ik er prijs op stel, dal ge niel yi Ic kwislig met uwe kleine verdiensten omspringt.quot; —

Gambèr-Aly vond zijn toestand, wal hel finanlieelc hclrelt, niet zeer bemoedigend , maar hij hoopte er zich wel door lieen Ie zullen slaan. Hij mengde zich onder zijn niedc-bcdienden , won den eersten dag hij een onschuldig kaarlspcllelje aardig wal geld, wist zich de achting zijner kameraden te verzekeren en hij scheen iodei-, wat hij dan ook werkelijk was , een alleraardigst, jonginensch , zoowel uit physiek als uil moreel oogpunl. \'s Avonds kwam hij vrij opgeruimd thuis en gal\' aan zijn moeder op zijn dichterlijke wijze een verslag van de gebeurtenissen van den dag.

— »lk ben dood ai\' van vermoeienis,quot; zeide hij op onverschilligen toon. «De Prins wilde me met alle geweld ten eten houden. We hebben den ganschen dag kaart gespeeld, en, uil hescheidenlieid wilde ik niet meer winnen dan hel beetje geld, dat ge hier ziel; op ecu andermaal, als ik in nog beter blaadje bij liem sta, komt hij erzoo goed niet al\'. We hebben al\'gesproken, dat ik, om geen jalouzie op te wekken, ine een poos houden zou, alsof ik onder zijn ferradi behoor, en dan word ik vizier. Tol zoolang heb ik niets Ie doen, als me den geheelen dag zoo goed mogelijk Ie vermaken. Hinnen kort gaan we naar Téhéran , en Zijn Hoogheid is voornemens mij aan den Koning aan te bevelen.

Gambèr-Aly had meer waarheid gesproken, dan hij zelf wist. De Prins werd werkelijk naar Téhéran geroepen om verantwoording af te leggen van zijn gevoerd beheer: met andere woorden, de provincie, welker hoofdstad Shyraz is, was gedurende een vijftal jaren dooi\' hem uitgezogen, en nu kreeg hij de keus, om afrekening le doen of een ronde som iti eens ai\' te betalen. Zoo is daar te lande de gewoonte, die inderdaad aan hel gouvernement heel wal hooldbreken en zorg bespaart. Maar daar noch do l\'rins, noch een zijner ondergeschikten wist, of en wanneer men zon terugkomen, bevlijtigde ieder zich om nog zooveel geld le innen, als maar eenigszins mogelijk was. Zoo ook Gambèr-Aly\'s chef, de fcrras/i-hachi, die op zekeren morgen kort voor hel aanvaarden van de reis bij hem kwam, om hein een boodschap op te dragen, bij welker verrichting we het edelaardig karakter van onzen held op bet helderst zullen zien uitkomen.

-ocr page 374-

QAMIIKR-AI.Y. PEnZISCIIE ZEDEN KN TOESTANDEN.

«Mijn kind,quot; /00 sprak zijn chel\'hem aan, «ge ziel wel, dal, ik het erg druk hel); ik moei zorgen, dal de tenten klaar zijn voor de reis; ik moet zorgen, dat de muilezels beslagen worden, in één woord, dal er niets ontbreekt: liet hoofd loopt ine er van om. Ik heb dus geen lijd, om me met mijn eigen zaken te bemoeien. Ik heb hier een papiertjequot;, dat ondcrleekend is door Mirza-Galïar, een der klerken van het arsenaal. Hij bekent daarin, dal. bij mij acht lomans schuldig is. Loop gij nu eens oven naar hem toe; iHj woont op de tiroene Plaats, links, dicht bij het water. Zeg hem, dal ik niel langer wachten kan, want ik weel niet, wanneer ik Irrugkom, en dal ik de volgende week vertrek, lireng dal zaakje eens goed voor me aan hel eind , en ge zult geen reden hebben om over me te klagen.quot;

Gambcr-Aly liep op een drafje weg, vond gemakkelijk de woning van Mirza-tiaHar cn klopte verschrikkelijk hard op de deur. Ilij had zijn muls scheel op zijn hoofd cn keek zoo onverschillig mogelijk.

Na een oogenhlik wachten deed men hem open; hij bevond zich in legenwoordigheid van een kleinen ouden man, met een groolen bril op zijn krommen neus.

— «Wees gegroet!quot;\' zei Gamhèr-Aly vrij barscb.

— «Insgelijks, mijn boste jongen!quot; antwoordde de grijsaard met een honigzoete slem.

— üSpreek ik tol den edelen .Mirza-Galïar?quot;

— tiTol uwen slaaf.\'\'

— sik kom van wego den ferrash-hachi, en ik heb hier een schuldbekentenis groot acht lomans, dio uwe Edelheid me aanstonds betalen moet.quot;

— quot;Zeer zeker. Maar wilt ge me niet toeslaan mij te verkwikken door bel bewonderen uwer schoonheid? De engelen des hemels zijn niets in vergelijking van u, Bewijs mijn huis de eer van er een kop tbee in te willen gebruiken, liet is zoo warm en uwe Genade nam to groole mooite met heel hierheen te komen.quot;

— »Moge uwe goedheid niel verminderen,quot; antwoordde Gamhèr-Aly , die steeds norscher werd, naarmate hij de beleefdheid van den grijsaard grooler zag worden. Ilij sloeg evenwel de uilnoo-diging niel al n ging in hel vertrek zitten.

Toen dc lboe gezet was, vervolgde Mirza-Gallar het gesprek in dezer voege:

302

-ocr page 375-

GAMBÉR-ALY. I\'ERZISCllE ZKDEN KN TOESTANDEN. 303

— «Ge zijl een zoo schoon , een zoo mei \'s hemels zegeningen begiliigd jongeling, dat ik niet aarzel u do geheele waarheid te zeggen, en vervloeking en verdoemenis mogen over mc komen , als ik ook maar een duim breedte van de volmaaklste oprechtheid afwijk, heizij ter rechter-, hetzij Ier linkerzijde. Ik zal uzoo aanstonds betalen , maar hoe , dat weet ik niel reclil, want ik heb geen cent in huis.quot;

— «Moge uwe goedheid niet verminderen !quot; antwoordde Gamhi\'.T-Aly koeltjes weg ; »maar ik ben door mijn eerbiedwaardigen chef niet gemachtigd om naar zulke praatjes te luisteren , en ik moei geld hebben. Geeft, ge mij dat niet, dan weet go wat er gebeuren zal: dan verbrand ik uw grootvader en den grootvader van uw grootvader, zonder genade 1quot;

Deze bedreiging scheen een vreeselijken indruk Ie maken op den ouden schrijver, ofschoon hij zich toch waarschijnlijk wel niet erg bekommerd zal hebben om zulk een vernieling onder zijn voorvaderen. Maar in elk geval hij begon klagend en jammerend Ie roepen :

— »Er is geen Islam meer! er is geen godsdienst meer! Waar zal ik een beschermer vinden , nu deze jongeling met een gelaat als een houri, deze volle maan, stralende van allerlei voortreffelijke hoedanigheden, me niet welwillend aanzien wil? Als ik u nederig twee sahabgrans aanbood , zoudt ge dan ten mijnen gunste willen spreken *?quot;

— »Uwc goedheid is bovenmate groot!quot; hernam Gambèr-Aly, «maar waar of wanneer zag men ooit een fer rash van den prins zich zelf onteeren door zulk een som aan te nemen T

— «Als ik ze bezat, zou ik al de schatten der aarde en der zee aan uwe voelen willen nederleggen , zonder er iets van voor me zelf te behouden ; maar ik bezit ze niet! liij uw hoofd . bij uwe oogen, uil medelijden met een ongelukkigen grijsaard, neem de vijf sahabgrans aan, die ik u van ganscher harte aanbied, en zeg aan zijne Genade , den edelen ferrash-bachi, dal gij zelf met eigen oogen mijn diepe armoede hebt aanschouwd.quot;

— «Ken nederig verzoek wil ik voor u in het midden brengen,quot; sprak Gambèr-Aly hierop. »Ik wil uiets liever dan,u helpen en de verhooring uwer bede bewerken ; maar uwe Kdelheid moet ook redelijk zijn. Om u pleizier lo doen wil ik dan den Ionian wel aannemen.

-ocr page 376-

,\'iOi (iAMDÉR-ALY. PERZISCHE ZEDISX KN TOESTANDEN\'.

dien ge zegl me le willen geven. Dat geschenk is eigenlijk overbodig, maar ik zou onuitsprekelijk verlegen zijn, zoo ik u belee-digde. Dus, één lom an ; Inat ons daar maar niet langer over spreken. Maar dan moet gij mij twee lomans geven voor mijn chel en ik beloof de zaak voor u le zullen schikken. Evenwel ik bedenk me daar , bet zou wel goed zijn, als ge de eerste acht dagen niet te buis waart, want, daar mijn chef nog al oploopend driftig is, mochten er voor u soms onaangenaamheden uit voortkomen.quot;

Na lang over en weer praten gaf de schrijver zich gewonnen en zij scheidden onder wederzijdsche hartelijke betuigingen van de innigste genegenheid.

— «Wees gegroet!quot; zei Gambèr-Aly , toen hij terugkwam tot den chef der /errash.

— i)llet is wel! Hoeveel hebt go losgekregen?quot;

— «Uwe Genade, ik kwam dien ellendeling op straat tegen; hij wilde vlucliten ; ik pakte hem bij zijn kraag ; ik verweet hem zijn misdaad, en niettegenstaande de voorbijgangers tusscben ons in wilden komen, slaagde ik er in zijn zakken het binnenste buiten te keeren, en ik breng u den (oman dien ik er in vond ; er was verder niets meer in!quot;

— «Gij liegt!quot;

— »Uij uw hoofd! bij mijn hoold ! hij mijne oogen! bij die van mijn moedor, mijn vader en mijn grootvader! Hij bet boek Gods, hij den Profeet en al zijn voorgangers! Heil en zegen zij op hen! Ik zeg louter de zuivere waarheid !quot;

De ferrash-bachi vloog weg als een pijl uit den boog. Kokend van verontwaardiging, ijlde hij naar hel huis van den schrijver, klopte aan, maar kreeg geen gehoor. Hij won inlichtingen in bijeen touwslager daar in de buurt, die hem verzekerde, en niet aarzelde die verzekering met een stortvloed van eeden te bevestigen , da( Mirza-Gafl\'ar een paar dagen geleden vertrokken was. Dit was zeker : fa ferrash-bachi was er ingeloopen. Hij kwam geheel terneergeslagen tehuis, doch óén ding bleek nu: Gambèr-Aly bad er voltrekt geen schuld aan.

Mijn zoon!quot; zei zijn superieur, «gij hebt uw best gedaan, maar het noodlot was tegen ons.quot;

Na dit voorval kwam Gambèr-Aly hoe langer hoe meer in gunst. Men beschouwde Mem als den parel van \'s Prinsen paleis. Men droeg

-ocr page 377-

GAMI5KR-ALY. PERZISCHE ZEDEN EN TOESTANDEN.

tifiin alle boodscliappon op. ilij vond er zijn voordeel bij, en, al slaagde hij over hel algemeen niel geheel en al naar den zin van wie iiem gebruikten, zijn oprechtheid was zoo groot,, zijn voorkomen zoo ongeveinsd , dat men hem toch de kwade kans der omstandigheden moeilijk wijten kon.

Inmiddels was de reis naar Téhéran aangevangen. Gambèr-Aly had zich van het verblijf aldaar veel voorgesteld, maar, toen hij er was, scheen het wel alsof de fortuin hem den rug toekeerde. De bui dreigde van den kant zijner vroegere begunstigers, aan wie hij nog altijd, onder betuiging zijner groote armoede, verzuimd had hel beloofde geschenk te geven, en die nu maar op een gunstige gelegenheid wachtten , om het gansche gewicht van hun misnoegen op hem le doen nederdalen, liet was, wat men in de politiek noemt, een gespannen toestand.

Helaas! arme Gambèr-Aly ! Ondanks zijn vele zorgen, verloor hij zijn opgeruimdheid niel. Op zekeren dag dan ook weer lustig aan het stoeien zijnde mei een paar zijner makkers, had hij het ongeluk een van hen, een zwakke borsllijder, zoo geducht te raken, dal hij dood ter neder viel. De broeder van den verslagene kwam aan het paleis vragen om de uillovering van den moordenaar, ten einde naar welgevallen met hem te handelen , of om de betaling van 50 tomans. De /\'errash-buchi was edelmoedig genoeg ze met tien lomans af le schepen, maar deze edelmoedigheid kwam Gambèr-Aly duur le slaan; want de opzichter over de stallen, die als middelaar dienst deed, eischte nu van hem 50 lomans voor zich zelf, evenveel voor zijn chef en nog eens zooveel voor Assad-Ouliah. Gambèr-Aly, die \'s morgens zijn laatste geld bij hel spel verloren had, was niel bij machte te betalen en werd onbarmhartig builen de deur gesmeten. Hij liep wal hij loopen kon, drie uur lang, zonder adem te scheppen, en met het aanbreken van den dag was hij in liet dorp Shahabd-Oulazym, welks moskee, op het graf van een heilige gebouwd, de onschendbaarste aller wijkplaatsen is: hij vluchtte die moskee in, viel er Hauw, en uil zijn (lauwle weer bijgekomen, zette hij zich op het graf van den heilige neder.

Nu was hij veilig, ja, maar hoe ellendig was zijn toestand! Ilij durfde zich van hel graf niet verwijderen; hij was bevreesd , dat de vijandschap van zijn vroeger zoo welwillenden superieur hem ook hier nog vervolgen zou. Men gaf hem uit de inkomsten van

3 05

-ocr page 378-

3tiö

de moskee elen en drinken in overvloed, maar zijn smaak was er al : iiij meende in iedereen een al\'gezanl zijner belagers le zien. Hij was zoo terneergeslagen en moedeloos, dal hij zijn vrijheid niet lerugnam, zelfs toen hij die van hooger hand gerust en veilig kon krijgen. Oordeelt zelf maar. —

Oji zekeren dag kwam niemand minder dan de Koning zelf zijn godsdienstplichten in de moskee waarnemen. Hij werd getroffen door de si-hoone gelaalslrekken, de bleekheid, den klaarblljkelijken angst, de jeugd van üambèr-Aly , en liet zich door den moskee-wachler zijn geschiedenis verhalen. De vorst kreeg medelijden met hem en sprak:

— »i\\oin aan, in den naam van God! sta op en vertrek! ü zal geen leed geschieden!quot; —

Dal was , dunkt ons, voldoende; maar Gambèr-Aly begreep er niets van. Dal was een nieuwe strik hem door zijne vijanden gespannen. Op die manier zou men hem uit de moskee zien te krijgen en hem, zoodra hij er buiten was, verworgen. In plaats van zich dankzeggende aan de voeten van zijn redder le werpen, begon bij afgrijselijk le schreeuwen , den profeet en alle heiligen aan le roepen, en le verklaren, dal men hem maar dooden moest, waar men wilde , al was het op deze zelfde plaats, maar dal men hem den tempel niet uitkreegquot;. —

De Koning had de goedheid mei hem te redeneeren. HU trachtte hem gerust le stellen; verzekerde hem herhaaldelijk, dal hij niets le vreezen had, maar ftiets haatte, totdal de vorst, eindelijk in loorn losbarstende, uitriep :

— »Slerf dan, zoon van een hond, zoo ge dat liever will Iquot;_

Daarop vertrok de vorst en liet Gambèr-Aly achter, der wanhoop

ten prooi. Want nu gelooide hij vast, dat zijn laatste uur was geslagen. Hij maakte van zijn gordel, doordien in reepen te scheuren, een soort van touw , waarmede hij zich aan hel graf des heiligen vastbond, om des te meer weerstand le kunnen bieden, als men hem halen kwam. Hij weigerde eten en drinken, want men mocht er soms slaapmiddelen doorgedaan hebben, en hij wilde niet slapen, want dan zou men hem, zonder dat bij bel bemerkte, uil de moskee kunnen hrengen. Zoo doorleelde hij treurige dagen, en uitgeput door allerlei aandoeningen, zoowel als door hongeren ontbering, liep hij gevaar van zelf den weg op le gaan, waarop bij zoo

-ocr page 379-

ÜAMUÈli-ALV. PKftZlSCIlt: ZEDKN\' KN TOESTAN DEN.

bung was, dat andereh licm brengen zouden: den weg van (Jen Dood.

In Téhéran zeil\' evenwel verwekte zijn geschiedenis heel wat opspraak. De een wist or dit en de ander dat van te verhalen, en allerlei fabuleuze vertellingen kwamen in omloop. Wat den roem zijner schoonheid betrel\'t, waren alle monden eenstemmig en het vrouwelijk publiek vooral voelde zich ten zeerste met hem begaan. In groote menigle kwamen de dames van heinde en ver aangesneld, om hem te bezoeken. De moskee was iederen dag stampvol; men verdrong er zicli in ; men klom op elkanders schouders, om maar liet geluk te hebben van Gambèr-Aly te kunnen zien , en men hoorde niets anders, als :

— «Wat is hij mooi! Gezegend zij zijne moeder! Mijn zoon, eet! .Mijn zoon, drink! Mijn lieve oom, doe toch u zelf den dood niet aan! O! mijn aangebeden broeder! Wilt gij mijn hart verscheuren? Gambèr-Aly, mijn leven! Ziedaar confiluren! Ziedaar suiker! Daar hebt ge melk ! Daar hebt ge koek! Spreek eens tegen mij! Zie mij eens aan ! Luister eens naar mij ! Niemand zal u een vinger aanraken! Hij mijn hoofd , bij mijn oogen , bij het loven mijner kinderen! Wie u maar onvriendelijk mocht aankijken, zou door ons in stukken worden gehouwen !quot; —

Maar Gambèr-Aly bleef daar maar liggen , sprak geen stom woord en bekommerde zich in het minst niet om iets van al hetgeen er rondom hem gebeurde. —

Toch, hoe ellendig de toestand van Gambèr-Aly ook was, du voorspelling, door den waarzegger bij zijn geboorte gedaan , was nader aan haar vervulling dan hij zelf en de meesten wel dachten. Op zekeren dag werd door een heirleger van slaven , koetsiers, postiljons enz. enz. in de moskee ruimte gemaakt en de weg gebaand voor een viertal aanzienlijke vrouwen , die, door een grool gevolg begeleid, voor de tempeldeur waren afgestegen. Kcne van hen knielde op den grond naast den jongeling neder en zeide licm met een zachte stem:

— «Gij hebt niets meer te vreezen, mijn leven ! De bloedverwanten van den verslagene hebben een schikking gclrolfen voor dertig tomans-, ziehier uw brieven van vrijstelling; niemand heeft meer eenig recht op uw leven. Kom, volg mij! ik heb bet geld betaald.quot;

— Maar Gambèr-Aly begreep er niets van en bleef doodbedaard liggen. Toen riep de dame op een toon van gezag:

367

-ocr page 380-

308 GAMIiKli-AI.Y. PERZISCHE ZEDEN EN TOESTANDEN.

—• «Roop dadelijk den moskee-bewaarder eens hier!quot; —

Die waardigheidsbekleeder was dichtbij; liij groelte vol eerbied en luisterde.

— sllier bel) ik de vrijstelling van dezen man. Daar hij op \'t oogenblik niet in staal is, er iets van te begrijpen, zoo neem ik hem in mijn rijtuig mede. Ik hoop niet, dal ik daar de wijkplaats mede schend, want, dewijl hij noch schuldig is , noch achtervolgd wordt, zoo is hij ook geen vluchteling. Wat denkt gij er van ?quot; —

üAI wat uwe Genade behaagt te bevelen, is noodzakelijkerwijze goed,quot; antwoordde de oude priester.—

— «Dus stemt ge toe wat ik vraag?quot; —

— «lüj mijne oogen !quot; —

De dame gal\'een toeken, waarop hare begeleiders Gambèr-Aly wilden wegdragen , die alwéér jammerlijk begon te schreeuwen. Nauwelijks hoorden dat de vrouwen, die in do moskee waren, ol\' daar had men hot lieve leven gaande :

— «Wat oen schandaal! Kr is geen Islam meer. Te hulp .Muzelmannen ! Men schendt de wijkplaats! Wat is dat voor een oude hongerlijdster, die jonge jongens opeten wil! Dochter vaneen hond ! Dochter van een vader , die in do bel brandt! Wij zullen je overgrootvader roosteren! Dlijlquot; van dien jongen al\'! Wc zullen je met onze nagels on tanden verscheuren, als je hem duril aanraken, of als je maar naar hem kijkt!quot;

De dame was ook niet op haar mondje gevallen, en beantwoordde de baleedigende uitvallen op denzellden toon ; maar eindelijk nam de moskee-bewaarder, om een einde aan dit tooneel te maken, den vrijbriel\', beklom den kansel, las hot stuk voor en verhief toen in weinige , krachtige woorden de heerlijke deugden van baar, die Gambèr-Aly weder aan hel leven en de maatschappij wilde teruggeven. Dal hielp; de storm bedaarde; Gambèr-Aly werd in bel rijluig gebraehl en ijlings gevoerd naar de woning zijner hem lol dusver onbekende weldoenster.—

Heel veel had Gambèr-Aly niel bemerkt van wat er met en om hem geschied was. Huilenmale verzwakt door geesles-aandoeningen on vasten, werd hij weldra ernstig ziek, cn als hij tusschenbeide eens tot zijn kennis kwam. dan hield bij bel vertrek, waarin hij lag, ofschoon het er niets op geleek , voor de gevangenis. De voornaamste geneesheer behandelde hem en door diens trouwe zorgen,

-ocr page 381-

GAMBÉfl-AM. PERZISCHE ZEDEN KN TOESTANDEN.

gepaard met de oppassing hem versehall door een oude en leelijke, maar zeer welwillende negerin , kwam hij spoeilig hel gevaar te boven en nam hij alras in belerscliap toe. Zoodra hij zoover was, dal hij opzillen kon, vernam hij van diezelfde negerin, dal hij vier bedienden lol zijn beschikking had en zonder schroom alles raochl eischen, wal hem maar bevallen kon.

— «Maar, om \'s hemelswil, riep Gambèr-Aly len laalsle uil, nvie ben ik loch ? Wie ben jij ? Hebben ze me soms, zonder dat ik hel bemerkte, mijn hals afgesneden, en ben ik al in het Paradijs 7quot;

— sliet hangt geheel en al van uzelf af, antwoordde de negerin, «om hel aldus aan te leggen , dal hel zoo is , en dal zonder dat het u ecnigc moeite heeft te kosten. In elk geval, op dit oogenblik zijl ge een persoon van gewicht , want gij zijl hoofdbeheerdcr van de goederen en bezittingen llarer Hoogheid Perwarèh Khanoum , (mevrouw de Vlinder).quot;

litj die woorden werd Gambèr-Aly door zulk een verrukking bevangen, dat bij, zonder een woord te kikken, geruimen tijd, al» van hel weer getroffen , zitten bleel.

Toen hij geheel beter was, vond hij do prachtigste kleercn en dei aden voor zich gereed liggen, leder behandelde hem met den grootsten eerbied en vooral de vrouwen overlaadden hern met komplimenten. Hij was opgetogen over zijn populariteit , en daai had hij wel reden voor. En om dit in \'t voorbijgaan lo zeggen , len genoege van hen , die een zedelijke strekking in iedere geschiedenis wenschen, dit bewijst wel, dal de ware verdienste altijd eindigt, met hare belooning te vinden. —

Twee edele trekken van hem verdienen nog vermelding. Toen het met den gewezen gouverneur van Siiyraz niet al te best was aigeloopen, nam Gambèr-Aly, toen Gambèr-Aly-Khan geworden, don ferrach-buchi en Assad-Oullah-Uey in dienst en hij verklaarde zeer tevreden te zijn over bun ijver. Rn ten andere, loen hij zoo gelukkig was geworden, ontbood hij dadelijk zijne ouders. Ongelukkig stier! zijn vader juist loen hij op reis zou gaan , maar l\'ihi-Ojanr\'iii, ofschoon hartstochtelijk over dal verlies bedroefd, kwam toch hij haar zoon in Téhéran. Ze ging echter afzonderlijk wonen , in de buurt van de groote moskee , waar weidra een dubbele verniaard-heid haar deel werd ; want, zoo zeide men , geen zoo vroom als zij, en geen zoo goed op de hoogte van wal er in de buurt voorviel.

n. II. 9/l

-ocr page 382-

DE LIBANON UN ZIJN CEDEREN.

Twee jaar daarna besloot de prinses een pelgrimslocht te maken naar Mekka en koos den onbesproken Gambèr Aly-Klan lot baren rcisechtgenoot. t)c reisechtgenoot is zonder Iwijlel de snuggerste Perzische inrichting. I^en vrouw van aanzien tocii kan niet persoonlijk onderliandelen met muilezeldrijvers, kooplieden, tolbeambten enz. Daarom neemt ze, als ze geen man heeft, er een voor zoolang als de reis duurt. Men moet wel begrijpen, dat die uitverkorene voor baar niets meer is, dan een opperholmeester met wal meer macht. Wie zou er meer achter zoeken? Maar in dit geval was Hare lloogbeid zoo over du eerlijkheid en de uitstekende bewindvoering van baron zoogenaamden man tevreden , dat ze er, te Bagdad gekomen, baren werkelijken man van maakte ; en wc willen liefst denken, dat ze nooit reden beeft gehad om er later berouw over te hebben. Trouwens, dat werd ook verzekerd door 13ibi-Djanèni.

Hier eindigt de geschiedenis. Zo is dikwijls op verschillende manieren verhaald door den bewonderenswaardigen, diepzinniger! waarzegger, van wicn we in den aanvang gesproken hebben. Hij verleide ze , als een afdoend bewijs voor de degelijkheid van zijn kunst. Was hij bet niet geweest, die op den dag der geboorte van Gambèr-Aly bad voorspeld , dal die zuigeling eenmaal eerste minister zou worden ?

Hij is hel nog niet, ongetwijfeld.

Maar waarom zbu hij het niet worden?

I)K LIBANON EN ZIJN CEDEREN.

Als onze ten Kale in bel derde tafereel van zijn «Scheppingquot; dt wording van planten en hoornen bezingt en daarbij melding ge maakt heeft van de reusachtige »Zegelboomenquot; en» llylodendrons,\' gaal hij aldus voort:

Als die knmii^cri dor woudun

lang alreeds verdwenen zijn ,

Zullen andre vorsten heersohen,

dadel, ceder, palm en pijn;

370

-ocr page 383-

DK LIBANON UN ZIJN CEDEÜEN.

Hun gestuite is reeds aan \'l worden ,

maar verliest zich bg do pracht Van die titans, op dit heden

nog hraveerende in hun kracht 1 O gij Mozes , Isrêls Ziener I

had ge in later dag geleefd,

Gij ook hadt de vraag gefluisterd,

die op ónzo lippen zweeft:

«Heeft de schepper van \'tAUiambra

in een kunstnaarsdroom misschien In het drijven van de wolken,

dozen Derden Dag gezien ?

Al zijn zuilen, al zijn boogen ,

Al zijn kantwerk, al de zwier Van zijn toovrende arabesken ,

al zijn wondren , groeien hier Iquot; . ...

Die dichlregclen komen ons voor den geest,, waar wij gereed staan van den Libanon en zijn Cederen le spreken. Wie zou niel bijwijlen hel verlangen in zich voelen opkomen om die reuzen der oudheid te hebben kunnen zien in hunnen vollen luister en volle pracht, in de dagen b. v. van hel ontstaan der boeken van bet Oud^i Testament, waar ze op schier elke bladzijde worden genoemd, cn toen bijna al wat sterk en schoon , verhoven en heerlijk was bij de cederboomen van den Libanon vergeleken werd ? De sterkte van den vijand, dc pracht van oen Salomo, de geur der bruidskleederen , de gestalte des bruidegoms , het heerlijkste wal men denken kon werd uitgedrukt in aan de cederen ontleende beeldspraak , en geen huis, \'geen paleis, geen tempel kon roemen op weelde of sier oi pracht, zoo niet de cederen wederom er die aan hadden aangebracht.

Helaas! als zoovele heerlijkheid ging ook die der cederen ten onder. En de reiziger, die in onze dagen zich als bet ware ter bedevaart opmaakt, om den cederen zijn hulde le bieden, hij aanschouwt, aan het einde van zijn pelgrimstocht gekomen, niet meer het woud , dat (volgens een overlevering , aan welke niet alle geloof mag worden ontzegd) eenmaal het hout voor het bouwen van den tempel van Salomo leverde, hij telt van de zoo beroemde reuzen der oudheid er hoogstens een acht- of tiental meer. Wat in de gewijde bladen ons als hel lied van den zanger der oudheid is opgeteekend geworden, is maar al te zeer bewaarheid ; ule stem

371

-ocr page 384-

(les llcoren breekt de cederen; ja, de lieer verbreekt de cederen, van den Libanon !quot;

Toch, ook in onze dagen loont bet de moeite een pelgrimstocht te maken naar wat er nog van bet cederbosch bleel staan. On-overlroffen schoon is de aanblik , hoe die lol beden toe gespaarde cederen

......bouwen hemelhoog

Kon kerk van ongekorven hout,

Waar Englen op den diompol staan En luistrend ga leslaan.

Op een eenzame boogie vun den liibanon , diie vieide \\an bet jaar niet sneeuw bedekt, waar alle groeikracht schijnt te ontbreken, richten zich die statige boomen fier omboog, als wilden ze natuurkrachten en wellen beiden uitdagen, liet acht- ol\' tiental staat daar, als waren hel aartsvaders door bun kinderen en kleinkinderen omringd; want rondom de oude stamhouders is een jonger quot;■eslacbl opgestaan ten getale van een paar honderd. Van verre H-ezien iioudt men de ceders voor een donkere vlek op den berg, dan voor een hoopje dwergachtige boomen zonder sier of grootscb-beid: maar als men er diobl bij is gekomen , staat men ontroerd over hun grootte en pracht; hun lop verheft zich duizelingwekkend hoog, terwijl bun takken zich iu horizontale richting als een ontzaggelijk zonnescherm over den grond uitbreiden. Daar beslaat maar een zwakke gelijkenis tusscben de oude en de jonge ceders ; de jonge eederboomen zien er uit als pijnboomen, van welke men ze dan ook moeielijk onderscheiden kan. De basl der oude is grauw en met mos bedekt. Eén er van, door Mandrell gemeten, had 30 voet in omtrek en zijn lakken breidden zicb 111 voeten wijd uit. Y ij (lien a achttien voel boven den grond deell zich du slam in vijf armen, elk ter dikte van een ordenlelijken boom. Alleen midden in den zomer kan men dicbl bij de boomen komen, als de dikke sneeuwlaag, waarvan we reeds spraken, begint te smelten. Dan bomerkl men, hoe verbazend zwaar de stammen zijn , boe sterk en kraebtig de boomen er uilzien, en men liecfl geen moeite om Ie gelooven , dat ze htm ouderdom aan eeuwen bij . ouwen lellen. Wie zal zeggen boe lang bun leven nog wel zal duren\'? Geen van ben vermocht bet, die bun namen sneden in de

-ocr page 385-

1

-ocr page 386-
-ocr page 387-

DE SINAÏ. 373

Mammen. Toch ook onder die waren groolen als een de Lamar-line. Hun plaats is reeds lang door anderen ingenomen en de cederen van den Libanon heffen het hoofd nog fier omhoog. Alles wat uit het verleden aan deze boomen zich vastknoopt en waarvan zij de nagedachtenis heiligen, is voorbij gegaan. De tempel, de stad, de troon, het gelooi verdwenen, gelijk de wind, die der cederen bladeren in beweging brengt. Zij alleen zijn blijven staan, onsterfelijk schier, op hunnen bergtop: geen stem sprak hun vernietiging nog uit, en met elk voorjaar versieren ze weer opnieuw hun prachtige lakken met groene, krachlvolle bladeren, gelijk ze dat reeds plachten te doen in hunne sinds eeuwen vervlogene jeugd ! —

Igt; E SI N A ï.

Mogen we nog eens aanvangen met enkele regelen van dcnzelf-den dichter, aan wien wij in het voorgaande stuk enkele regels ontleenden? Zijn de Libanon en zijn cederen zoo alleszins geschikt allerlei gewijde herinneringen in ons op te roepen, o! niet minder doet zulks de Sinai en ten Kate had wel gelijk loen hij zong :

......Uripmaal hoil, gij Sinail wol niet

De hoogste top, maar toch do ontzachlijksle. Gij Ineilt Geen vergezichten die verteederen en streeien,

Geen beek of waterval , geen weide — on woudtooneelen:

Slechts grauw, steil, dor graniet, waaruit geen druppel leekt,

Kn waar do storm alleen somtijds een stilte hreekt,

Zoo ploclitig , of God — zelf de wildernis doorwaarde!

Ue berichlen der reizigers stemmen wel met het lied van don zanger overeen: Als een koningsstoel, zoo verhalen zij, als een koningsstoel , dien God zich op aarde gebouwd heelt , onveranderlijk sinds den scheppingsdag, als een heilige burcht slaat dc Sinai in het midden van de woestijn, boog in dc wolken zich verhell\'end. Nergens, waarheen men het oog ook wenden moge, een groene bergweide ; nergens een woud ; geen ruischende beek noch waterval, geen berghui noch gehuchl. Hier heerschl een

-ocr page 388-

DE SINAI.

stille zoo grool en zoo dinp als nergens op aarde wordl aange-irolTen en die alleen wordl verbroken , wanneer de stormwinden hun loeiende stemmen verhellen, of wanneer de onweersbuien , die soms dagen aaneen tevergeefs in de gesloten dalen een uitgang zoeken, bun tienvoudig weerklinkende donderslagen ra-telend doen booren.

in kluizenaars-eenzaambeid , in een onberbergzamc woestenij ligt deze geheinmisvolle bergenwereld ver van liet rumoerige verkeer der volkeren, als \'l ware in Irotsche zelfgenoegzaambeid en in diepzinnig nadenken over haar eigen grootheid. En loch is dit gebergte, wat het geval niet is met geen van die anderen om welke zich de koninkrijken en steden der menscben legeren , heilig aan drie groote volksgeslachten : voor de helft der mensch-heid zijn er vrome herinneringen aan verbonden. Op de uitgesleten trappen, welke reeds vóór 15 eeuwen de voet des pelgrims betrad, stijgen nu nog Christenen en Mohammedanen omhoog naar hunne kapellen op den top ; maar de Israëliet , die hel verbod van Mozes, »om den berg te beklimmen en zijn top aan le roerenquot; voor eeuwig geldend houdt, ziet slechts uit de verte vol heiligen eerbied naar hern op.

Wilt ge meer van dien Sinaï , zijn klooster, zijn monniken enz. weten ? Laat ons dan booren naar hel verslag van een bezoek in een van de laatslverloopen jaren er aan gebracht en waarin ons dal alles vrij aanschouwelijk wordl afgeteekend.

— Het klooster van den Sinaï, zoo luidt het verslag, is de wonderlijkste mengeling van bouwstijlen , die men zich denken kan. Van de byzantijnsche bouwkunst af lol op de nieuwste tijdperken der arabiscbe kunst, alles is er naar willekeur bij aangebracht. Ontzaggelijke muren gedekt dooi\' torens en buitenwerken geven aan het klooster het voorkomen eener groote sterkte ; over het gehegt;\'l van vierhoekigen vorm , zich schikkende naar de buiging van den berg waarop ze steunt, is hel juist alsof ze de Sinaï beeft willen beklimmen , maar bij die poging als een arendsnest in de hoogte is blijven hangen.

liet is een kleine vesting, een ruim en sterk kasteel, dat meermalen heftige aanvallen en benauwende belegeringen te verduren had van de zijde der arabische stammen , die er de rijke schatten van voor zich begeerden.

-ocr page 389-

DE SINAI.

Wij begonnen , zooals liel betaamde, mei ons bij den Overste aan te melden. Hij was in de bibliotheek. Ken pater met een lijn en een weinig ziekelijk voorkomen ontving ons intusscben en bracht ons in de receptiezaal. Om daar te komen , moesten we verscheidene hellende sclniinten beklimmen, hooge trappen opstijgen , achtereenvolgens donkere , hoekige gangen doorgaan orn ons eindelijk gelijkvloers Ie bevinden met een tweede rij gehouwen, die ons een tweede kleine stad toescheen hoven op de eerste gebouwd. Ken ruime binnenplaats, waaraan drie prachtige cy-pressen lot sieraad verstrekten, vormde hel middelpunt van deze tweede laag woningen ; daar moesten we ons opnieuw in verschillende richtingen wenden, beklommen een houten trap, een groole ladder even wormstekig als glibberig, loldal we ons eindelijk op hel voornaamste balkon bevonden, dat uitzag op de binnenplaats. Daar deed onze vriendelijke leidsman ons door een kleine deur een zaal binnentreden, die vrij laag van verdieping was en van welker vensters, het ecne op de plaats, hel andere op den tuin uitzag.

Terwijl wij op den Overste wachtten, dien men was gaan roepen , konden wij dit vreemde vertrek eens goed opnemen , waar godsdienstige zinnebeelden, kruisbeelden, portretten van priesters, heiligen-lafereelen, grieksche inschriften, de meest naïeve tempelgaven op een wonderlijke wijze afstaken bij pijpen met zouavenkoppen en tabakszakken, die al even weinig bijbelsch waren als de onze.

Toen de overste uil de bibliotheek kwam, bad de voorstelling plaats : de ontvangst was zoo hartelijk mogelijk , mol gebaren , want de tolk moest zich belasten met hel voeren van hel gesprek ; wij hadden niets te doen als met een glimlachje loc te stemmen . waardoor wij trouwens des te beter gelegenheid hadden om onze gastbeeren waar te nemen.

De Overste zal zoowal (10 jaar oud zijn geweest; zijn gelaat mol sterk sprekende trekken werd op een merkwaardige wijze omlijst door zijn haar dat buitengewoon witwas; een lange, lijm\' baard hing tol op zijn midden en viel als een golf van sneeuw over de dikke plooien van zijn zwart gewaad , dal hern van hel hoofd tol de voelen bedekte. Kvenals de priesters van de grieksche kerk droeg bij een soort van myler van zwart vilt ; een lange sluier, die er van voren aan was vastgemaakt , maar naar

375

-ocr page 390-

370 BE SINAÏ.

aclitercn geslagen werd, inoesl Itals en scliouders tegen de zonne-hille beveiligen.

De Overste slelde ons aan de andere monniken van het klooster voor, waarvan de voornaamsten zich in do receptiezaal hij hem gevoegd hadden. Alweer dezelfde gesprekken door gebaren , al-weer dezcllde glimlachjes. Voor hot meerendcel waren ze reeds vrij hejaard ; hun strenge kleederdi\'acht gal\' ze liet voorkomen van die oude palriarchen der byzanlijnsche kerk, wier portretten de wanden versierden. Zij droegen een verbazend grooten paternoster en een in \'t grieksch en in \'t arabisch geschreven psalmboek.

liet doel, dat deze goede monniken beoogen, is niet alleen maai reizigers en pelgrims Ie ontvangen en te herbergen, maar veeleer zich Ie verdiepen in grondige sludiën over do zeldzame boekon en do weergaloozo liandschrilten, die zich in do kloosterbibliotheek bevinden.

lol deze wondervolle bibliolheek hebben gewoonlijk alleen maar do monniken toegang, maar wij slaagdon er in voor onze personen de hinderpalen uit den weg te ruimen; de Overste zeil rekende het zich lol eer ons er heen Ie leiden on er voor ons do inorkwaardigste perkamenten en papyrussen van stof te ontdoen.

hen Heiligenleven , geheel met albeeldingen eu porlrotton versierd, trok vooral onze aandacht om do zuiverheid van teckenin\'1 en do levendigheid van kleuren, die men er in •aantrof. Die hand-schriflen op zich zelf waren zonder twijfel de reis al waard en wij kregen loostemming om dikwijls te midden dior meesterstukken te vertoeven. Ilji miniatuurschilderingen en de gekleurde platen op gouden grond haddon mo nog nooit zooveel belang ingeboezemd , en ik toekende zorgvuldig verschillende wijzen van versiering na, zooals zij op die bewonderenswaardige kunstwerken \\ ooi k u a men. Men loonde ons ook do vier Kvangeliön geheel en al , naai men beweert, door keizer Fheodosius zeil geschreven. Hoogst merkwaardig in hun soort zijn do banden door den rijkdom en den smaak er bij ten loon gespreid; er zijn er hij van gesneden hout, overladen als \'t ware met gouden en zilveren versierselen op de keurigste manier bewerkt.

Maar wij waren niet uitsluitend gekomen om de bibliotheek Ie heziciiligen , men bepaalde ook een dag om oen nauwkeurig en regel ma lig bezoek le brengen aan het overige van hel klooster en aan de heilige plaatsen die er mede verbonden zijn.

-ocr page 391-

UK SINAf.

Builen tic hoofdkerk is iiel klooster verdeeld in een groot aan-tal kleine kapellen, die allen onder de bescherming van hun eigen Heilige staan. Zij zijn onderling door gangen verbonden, on elke kapel slaat ook met een van de cellen der paters in verband , zoodal ieder van ben, om zoo te zeggen, zijn eigen bedeliuisje heeft.

De hoofdkerk zelf doet zich aan ons voor als een basiliek die zich in afzonderlijke kapellen oplost, en welks koor van het overige van bel ruim gescheiden is door een muur, die met rijk versierd houtwerk beschoten is. Ken kolossaal Gbrislusbeeld treedt in bet kooi\' bijzonder op den voorgrond, omringd van andere schitterend geschilderde beelden op een gouden grond in den stijl dor liussische versieringen. Lampen van koper en zilver , die ecnoverbcerlijkcuitwerking doen, hangen af van het gewell en waren zonder Ivvijlel dikwijls een groote verzoeking voor do lief-behbers onder de pelgrims, want men laat de bezoekers niet al ie lang binnen het bereik dier kostbare kunstvoortbrengselen blijven.

liet zou rnoeielijk vallen om met juislheid te bepalen , welke bouwstijl in deze kerk het meest uilkoml. Geheel gebogen krommingen, zware kapiteelen, die wijd uilloopen op korte kolommen, zooals men die vindt in de St. Sophiakerk, dat zijn de onderscheidende kenteekenen van dil gebouw , dat rnet evenveel recht byzaiUijnscb als romanisch genoemd wordt , waar de meest nieu-wervvetscbe herstellingen worden aangetrolïen, tegelijk .met de overblijfselen der eenvoudigste en tegenstrijdigste versieringen, liet mozaïekwerk , zegt men, is van de St, Sophiakerk alkomslig, en als men let op den beschadigden toestand , waarin deze zich bevindt, dan is dal zeer wel mogelijk.

Plotseling namen de monniken die ons vergezelden een plechtig voorkomen aan cn waarschuwden ons, dat wij op het punt stonden van de heilige plek le betreden , waar God aan Mozcs verscheen. -—

liet altaar dezer kleine kapel heel geplaalsl te zijn op dezelfde plek, waar eenmaal hel brandende braambosch was; niel veel meer dan een nachtlamp, welker licht door een gouden plaat wordt weerkaatst, is hot zinnebeeld dezer verschijning, en niel zonder eenige vreeselijkc gebaren lichtte de monnik voor ons het

377

-ocr page 392-

DE SINAI.

doek op, dat dit kleineliclit voor de oogcn der ongewijden verbergt.

Deze kapel is, zonder tegenspraak , de belangwekkendste en meest rijk versierde. Geschiiderde glazen temperen zachtkens liet. al te scherpe licht van huilen, dal anders al de dichterlijke bekoring dezer gewijde plaats zou verstoren. Wij liepen op Perzische tapijten : evenals in de moskee hadden wij ons schoeisel aan den ingang moeten uittrekken, en met onze laarzen in de hand stonden wij voor het brandende hraamhosch; Mozes had er ons liet eerst het voorbeeld van gegeven , want, voor dat üod zich nan hem openbaarde, bad bij hem gezegd: »nader hier niet, doe uwe voetzolen van uwe voeten, want de plaats, waarop gij slaat, is heilige grond.quot;

Dat is de bijbelsche oorsprong van dit gebruik , dal de muzelmannen nog heden aan de deur van al hun moskeen in praktijk brengen.

In ééne der twee aangrenzende kapellen, die, evenals hel geheele klooster, onder bescherming van de heilige Katharina geplaatst is, liet men ons twee bouten kolfers zien, die als omhulsel dienen voor twee zilveren kisten van merkvvaardigen arbeid en rijkdom. Deze kunstvoortbrengselen, met geëmailleerd [;oud en edelgesteenten ingelegd, zijn geschonken dooi\' de groote Katharina van Rusland, en ééne er van bevat de overblijfselen van de Heilige, wier naam deze keizerin droeg. In de andere kas zijn gouden kleinoo-diën en een menigte edelgesteenten , allen giften en gaven van doorluchtige pelgrimssof aanzienlijke moskovitische personages. In tegenwoordigheid dier ontzaglijke schatten en van die hoepen goud, waanden wij een sprookje uit onze kindsche dagen werkelijkheid geworden. Wat een goeden slag, zoo dachten we, zouden hier de kaboutermannetjes uit de woestijn slaan, zonder do waakzaamheid der monniken en de geduchte versterkingen, die hun klooster beschermen. Trouwens, de Arabieren hebben al menigmaal bij verrassing een aanval gedaan, want ze welen wel dal daar eeuwen lang ontzaggelijke rijkdommen opgehoopt, zijn geworden.

He kerkdeur is als kunstwerk hoogst merkwaardig: uit paneelen van gesneden hout gevormd, gelijkt ze juist een geborduurde kant, die als lijst dient rond prachtig emailleersel , doorwerkt met. verzilverd ijzerwerk , prachtig om te aanschouwen.

Toen wij weder weggingen , vestigden de monniken onze aan-

378

-ocr page 393-

IJE SINAÏ.

dacht op de ruïnen van een moskee , welker oprichling in het midden van liet klooster hel Turksch gezag eischte len leeken van de erkenning zijner opperheerschappij. Daar de Arabieren niet binnen in het klooster komen, doet dit muzclmaansch gebouw niel het minsle nul en bevindt het zich in don groolslen slaat van verlatenheid. Ilcl gouvernement laat dit loc , op voorwaarde dal de kleine koepel er van altijd de halve maan van den Profeet drage: wel een kinderachtige naijver en een zuivere kwestie van godsdienstige eigenliefde.

Den volgenden morgen volbracht ik, aan den voel van den berg Horeb, een pelgrimstocht naar de wonderdadige rots, die geheel van de bergwanden afgescheurd is en gehouden wordt voor die, waaruit Mozes versch water deed springen door er tweemaal met zijn staf op te slaan.

Vijf gaten boven elkaar wijzen de openingen aan\', waardoor liel water dan uit de rots moet zijn gekomen, en lange, loodrechte voren, die door het vloeiende water gegraven zullen zijn, zijn nog zeer goed mei het oog waarneembaar. Mielvervan daar heefl men een zedig tuinlje geplant, waarin een kleine, vrij vervallen kapel slaat. In dit kleine heiligdom zijn een menigte allegorische schilderijen opgehangen naar de voornaamste voorvallen uil Genesis en hel leven van Mozes. Er hangen ook portrcllen van verschillende patriarchen , waarvan de een er al verschrikkelijker uilziel dan de ander, en die in deze heilige plaats een zeer onbehoorlijke vroolijkheid opwekken.

De monniken waren ons onderscheidene malen komen bezoeken en hel ontbrak ons kamp niel aan levendigheid ; de talrijke inlichtingen omtrent het land, die wij van hen kregen, waren voor ons van het hoogste belang en brachten ons werkelijk groot nul aan op het verdere van onze reis. De monniken, dank zij hun liefdegaven en geleerdheid, zijn zeer gezien bij al de stammen van hel schiereiland , die hen soms komen raadplegen en als scheidslieden kiezen in hun geschillen.

Op bel oogenblik van ons vertrek waren ook zij hel, die de twistenden scheidden en groole oneenigheden deden bedaren, die tusschen onze kameeldrijvers waren ontstaan. De monniken van hel klooster hadden gesproken en alles was in orde alsof hel door looverij ging.

370

-ocr page 394-

DE SINAl.

Dü vallei, door de bergen lloreb en Sinaï hier gevormd, deel! liij uitnemendheid in liet treurige voorrecht der berglanden van met de grootste koude zoowel als met de grootste hitte gezegend te worden. Wij hadden reeds rijm aangetroffen hier in de bochten bij sommige rotsen, waar de zonnestralen niet konden komen : op sneeuw loopen bij 38 graden warmte had ons reeds zeer verwonderd ; maar wat ons nog veel meer trof, was de hevige koude der nachten en ochtenden, zoolang de zonnestralen nog door de bergen onderschept werden. Wij verbaasden ons niet meer over tie met bont gevoerde mantels der monniken en begrepen nu ook, waarom zij kachels in bun cellen hadden staan.

Onze eerste nacht in liet kamp was ijskoud. Onze muilezeldrijvers werden bij elkander geroepen en men ging over lot het ontsteken van een kolossaal vuur. Alle struiken , alle afval, alle wortels rjn heesters uit de vallei moesten er aan. De vlam steeg onmetelijk boog boven ons kamp uit en wierp fantastische schaduwen op de zijden van den Sinaï.

Dit schouwspel was prachtig om te zien. Als Mozes daar nog eens was langs gegaan , andermaal zou hij zijn voetzolen hehhen dlgedaan en zou bij zijn neergeknield om het woord van den Allerhoogste te hooren ; maar niets anders zou hij vernomen hebben als hevige beschuldigingen tegen dat koude Oosten, waarvan de reizigers niet dikwijls genoeg hebben gesproken en waartegen men zich in deze grillige streken nooit genoeg wapent! vBarddnn, hdrdciHH kelir! Ik bevries van de koude! \' dat waren de klanken, die uit dien brandenden braamhosch opstegen, liet was pijnlijk om onze arme dromedarissen te zien ; in hunnen nood waren ze op elkander gaan liggen , om zoo een weinig meer warmte te krijgen, s Moigens vonden we ons water l^i duim dik ^bevroren eti we moesten naar liet klooster gaan om ons te wasschen.

De volgende dag werd geheel gewijd aan de gevaarlijke beklimming van den heiligen berg. Er waren er verscheidenen onder ons gezelschap, die voor deze moeilijke onderneming terugdeinsden , daar wij, zonder een enkelen Arabier om ons te steunen of de hand te geven, ons maar zeil moesten zien te redden bij hel beklouteren van iedere hoekige , glibberige rots.

De Sinai, van nature uit graniet bestaande, doet zich voor als een berg vol bezet met pieken, scherpten, spieeten ontstaan door

-ocr page 395-

UE SINAI.

de werking van liet vuur en hevige vulkanische uitbarstingen. De kleur van dit graniet is van onder tot boven rood, wat aan don berg nog vreeselijker en indrukwekkender aanzien geeft.

Meermalen beproefden de monniken er een weg in aan te leggen; maar dit bleek »monnikenwerkquot; te zijn in beide beteekenissen van het woord , want ieder jaar moesten zc weer opnieuw beginnen ; sneeuwstortingen toch en stortvloeden sleepten telkens de sleenen weder weg, die de vaders gebruikt hadden om hunnen arbeid lot stand te brengen.

Om in de rots zeil regelmatige trappen le krijgen , had men mijnen er in moeten laten springen, maar liet kruit is in dil eenzame land te zeldzaam en te kostbaar levens, dan dol men hel gebruiken kan voor zulk stoffelijk werk.

Nadat wc met veel inspanning den berg Iloreb beklommen hadden , die als schoormuur (conlre-forl) voor den Sinaï dient, begonnen we een beklimming, die nog moeilijker was dan de vorige; de weg was nog veel minder gebaand dan de vorige, en de puntige rotsen, waaraan wij ons vastklemden, werden hoe langer hoe glibberiger. Ons schoeisel had het hard le verantwoorden op deze reis in de lucht, en wc vraagden ons zelvcn af hoe de bioole voeten van den heiligen palriarch het loch hadden kunnen uithouden op die punlcn, scherp als een scheermes.

Halfweg, op een klein, alleenstaand bergvlak, zagen we de eenige cypres van den berg, die aan de reizigers dienst doet als baak om hun weg terug le vinden en om le welen hoe groot een eind ze nog hebben af le leggen.

Op deze plek gingen we zitlcn, van deze eerste rustplaats gebruik makende om een.- een weinig adem te scheppen. De Sinai heeft de twijfelachtige eer van vermaard le wezen wegens zijne ovcr-groole meniplc slangen cn verbazende hagedissen. Aan de doordringende koude hadden we het werkelijke voorrecht te danken, dat wij er geen enkele zagen; bij iedere rots, waaraan ik mij met mijn beide handen vastklemde, vreesde ik een van die akelige dieren le zien opspringen ; maar zij bespaarden ons deze ernstige onaangenaamheid. Alleen ontmoetten we onderweg do plant, die het manna voortbrengt, dal door de monniken met de groolste zorg wordt opgezameld.

liet manna van den Sinaï heeft den roem, dal hel alle andere

381

-ocr page 396-

f)E SINAÏ.

soorten verre overtreft, en liet St. Katharina klooster, zou meer dan ééne medaille behaald hebben, als do Arabieren ooit op den inval waren gekomen het naar ecne of andere tentoonstelling te sturen; maar zij zijn ver boven zulke dingen verheven.

Desniettegenstaande , om aan al wat de oude Hebreen betrof recht te doen, proefden wij dit zonderlinge voedsel, dat overigens de eigenaardigheid bezit van geen smaak te hebben.

Langzamerhand moesten we tot een vrij aanzienlijke hoogte zijn opgeklommen , want wij betraden het sneeuwgebied.

Wij verlangden er hard naar, het doel van onzen tocht te bereiken. We deden dat dan ook, hoewel niet zonder moeite; maar het schouwspel, dat ons daar boven wachtte , stelde ons ruimschoots schadeloos voor de vermoeienissen van de reis.

De lop van den Sinaï vormt een bijna effen vlak , welks ééne helling loodrecht van boven naar liet benedenste van den berg loopt , in de richting van Thor.

Van dit bergvlak breidde zich het uitgestrektste panorama, dat ik overschouwd heb , rondom ons uil: de beide armen van de Hoodo Zee en de Arabische golf zich verbindende met het verste eind van het schiereiland , en de tegenovergestelde oevers der heide zeeën latende heenschijneh doorquot; een verzilverden mist, die met hel water samensmolt. Aan onze linker- en rechterzijde, de op één punt uitloopende kruinen van ai de Sinaïtische bergketenen van hel schiereiland.

De berg Serbal en de Djebel-Katharina schenen hoog boven den Sinaï uit te steken, hoewel ze niet zulk een indrukwekkend gezicht aanboden als de heilige berg.

Een verbazend groole , door de natuur gevormde , platte steen wordt hier gehouden voor de plaats, waar God aan Mozes verscheen en waar hem de tafelen der wel gegeven werden.

Zeker de omgeving zou nergens meer dan hier in overeenstemming zijn met de verhalen van den bijbel , en nooit werd dooi iets een aangrijpender indruk op mij gemaakt, dan door die gapende , ruwe rotsen, loodrecht lol aan de vallei It aphid im, \\va;ir hel volk Israels de terugkomst van den heiligen patriarch af-vvarhtle.

Van dit punt al wijsl men ook de plek, waar Mozes, door twee 1-evilen ondersteund , de armen ophief, gedurende den veldslag,

-ocr page 397-

DE SINAI.

die Amalek in geregelde orde deed temglrekken voor de soldaten van Israël.

Op dil bergvlak, waar wij nu waren, is een kleine grieksche kapel opgericht, en iederen zondag komt een der monniken van het klooster er de mis bedienen; op eenigen afstand van daar hebben de Muzelmannen, afgunstig op de herinneringen , die zich voor do Christenen aan den berg hechten , een begin van een , nu geheel vervallen, moskee gebouwd, waar zij den indruk too-ncn, gemaakt door den poot van don kameel des profeten.

Daar die beklimming voor een kameel volslagen onmogelijk is, is dc echtheid van dezen indruk nog al eens weersproken, tenzij \'t veroorzaakt zij door dc schoenzool van den profeet zelf. Maar dan , wat een voet!!

In tie Grieksche kapel, de grot, waarin Mozes vluchtte om God niet van aangezicht tot aangezicht te zien , loont eveneens een vrome legende op den muur den indruk van liet hoofd des verschrikten patriarchs. Hier kan men, naar den indruk te oordeelen , niet uitroepen: »Wat een hoofd! maar wel: wat een buil heeft bij zich moeten stooten !!quot;

Met behulp van een geologischen hamer, dien ik altijd op de reis hij mij had , sloeg ik eenige schilfers af van het heilige bergvlak, waar Mozes neergeknield was. Ik voegde die kostbare relieken bij al de andere historische steenen , waarmede ik heilagen schepte mijn armen koffer te vullen , die langzamerhand tot een steengroef scheen bevorderd te worden.

Nadat wij ons verzadigd hadden aan het groolsche schouwspel, dat zich aan onze oogen voordeed, gebruikten we een kleiu ontbijt, waarbij het manna in overvloed voorbanden was. Aan hel dessert ontspon zich een groole godsdienstige woordenstrijd , wat een zeer gepaste alleiding gaf aan de vermoeienissen van den dag. Kr was veel voor, er was veel tegen, en dc geleerdste theologen hadden geen besluit kunnen hekken uit onze even spitsvondige als onuitpultelijke bewijsvoeringen. De woordenstrijd dreigde bitter te worden , vooral daar wij overvloed vim koffio en likeuren hadden gehad ; we moesten wel al onze krachlen te hulp roepen, om elkander niet van hoven van den herg te werpen, waar al genoeg verschrikkelijke dingen waren voorgevallen, zonder dat het noodig was er nog weer een nieuw bij Ie voegen.

383

-ocr page 398-

UK SINAI.

Halfweg de hoogte van den Sinaï en vóór dal wij den berg llorcl) weder begonnen nl\'le klimmen, wees men ons de rots, waarop de profeet KI ia veertig dagen lang zijn verblijf hield, geen ander voedsel hebbende als de kleine stniversbroodjes , die liefdadige raven wel zoo goed waren hem le willen komen brengen.

Als aandenken brachten wij in ons kamp lakken en bloemen niedo; onze terugkomst werd begroet door een tweede groot vuur van vreugde en vooral van bout, waarin door onze Arabieren geworpen werd alles , wat er nog maar van struiken te verbranden was overgebleven ; bet geroep van igt;Ilarddnn, barddnn kelirquot; was weer begonnen en wij rolden ons al vroeg in onze dekens mei een voldoening, die in de geschiedenis zonder voorbeeld is.

He morgen van den volgenden dag werd doorgebracht in hel klooster of liever in den tuin er van, dien wij tot dusver nog niel bezichtigd hadden. Alle hoornen stonden in bloei; die witte en roode trossen, die aan de takken hingen, staken zonderling af bij den toestand van verwoesting, die overal rond dit kleine paradijs heei\'sclite. De tuinaarde, die dit plekje zoo ongeloofelijk vruchl-baar maakte, was uil Hgyple op den rug van kameelen overge-braclil geworden : men kan zich dus een denkbeeld maken van hel geduld en den tijd, die de monniken van liet klooster noodig hadden om tol dezen uitslag te geraken.

Priöelen, overschaduwd door wijnstokken en met regelmatigheid hier en daar aangelegd, verplaatsten ons plotseling in een dier bekoorlijke buitenplaatsjes in de omstreken van Parijs.

In het midden schijnt een lage poort toegang naar een kelder le verleenen. Deze opening rechtvaardigde wel den ernstigen indruk, dien ze teweegbrengt , want zij dienl voor ingang naar do doodenstad der monniken. De geleerde fiobinson, wicn vergund werd er in le gaan, heeft er een allermerkwaardigste beschrijving van gegeven. Daar zijn de beenderen der monnikenen der broeders in twee afzonderlijke zalen opeengehoopt. Ue beenderen, van ieder geraamte zijn, daar ze niel meer aan elkander vast zitten, bij klassen gerangschikt: de hoofden afzonderlijk, de scheenbeenen bij elkaar en zoo vervolgens voor ieder lid. De patriarchen alleen zijn in hun geheel bewaard in een soort van doozen , die aan de doodkisten der Kgyptischc mummies doen denken.

liet jaargetij vergunde ons niel van de vruchten te proeven

384

-ocr page 399-

m sinai

uil dezen heerlijken tuin, waarin één slaalljc van allo hoornen selujnl bijeengebracht te zijn: maar, te oonleelen naar de bloesems, mocht men van de eerstkomende oogst do schoonste verwachtingen koesteren. I!ij gebrek aan fruit, boden de Paters ons groenten aan, die een verbazenden opgang maakten, aangezien wij eik soort van groen in den striktsten zin des woords sedert om vertrek van Kaïro hadden gemist, \'/ij gaven ieder van ons ook oen kleine zak manna en blikken bussen met iionig van de bijen vnn den heiligen berg.

Wanneer we letten op de leden dier kleine godsdienstige broederschap, die, tusschen de bergen verloren, aan niets gebrek bobben niet alleen, maar bovendien op do ruimste schaal gastvrijheid niloefeneu, dan rijst do vraag bij ons op: hoe komen zij aan dien welstand , die hun vergunt zoo onbekommerd te leven te midden van die volslagen dorre en woeste landstreken ?

De inkomsten van het klooster komen voor! uit pachthoeven , die de vereeniging bezit op het eiland Cyprus en op Greta; bovendien uit rijke schenkingen, hun geworden van verschillende keizerinnen van Uusland en van vermogende pelgrims.

Geen wonder, dal de Arabieren sinds lang de belangrijke waarden, die er opgehoopt zijn, begeeren; maar geheel liusland waakt over bol klooster en zou zeker uiterst gestreng legen den onbescheiden annrander zijn.

\'s Avonds voor ons vertrek brachten wij den goeden monniktn ons arscheidsbezoek ; wij hadden hun fotografisch portret gemaakt; wij hadden onderling elkander hartelijke broederschap beloofd . wij moesten ons ook schikken naar hel gebruik en onze namen schrijven in hel hoek, waarin de handteekeningen verzameld worden der pelgrims, die hot klooster met een bezoek vereeren. Wij vonden er allerlei bekenden in: de Parijsche namen schillcnien als sterren te midden van een mengelmoes van reizigers , de een al meer Kngelsch dan de ander, en wij konden vaslslcllen , dal do Franschen maar een klein deel uitmaken van hel aantal bezoekers van den Sinai.

Hij dezelfde gelegenheid toonde men ons het naam locken van generaal bonaparte onder een eigenhandig door hem geschreven lirman , die aan hel klocster oen bescherming verzekert, welker gewicht onder de stammen van het schiereiland nog altijd wordt erkend

n. II.

385

-ocr page 400-

48fi het wassen van- den nul.

Maar eindelijk loch, toen onze zakken nog volgestopt waren geworden met allerlei oneetbare lekkernijen, eindelijk toch moesten wij ons van deze inderdaad geweldige gastvrije omgeving losrukken; wij lieten een gift achter, die ruimschoots opwegen kon tegen de door ons veroorzaakte onkosten, en wij zeiden elkander vaarwel, ruimschoots voldaan over onze wederzijdsche manier van handelen.

UIT WASSEN VAN DEN NUL.

Van de vroegste tijden al\'hebben allen, die over Egypte handelden , dit land een wonderland genoemd , en dezen naam verdient het, met volle recht. K.n de merkwaardigste wonderen zijn niet de reusachtige doodensteden, die men er aantrefl, en waarin gansche menschcngeslachten den eeuwigen slaap genieten ; noch de grootsche tempels uit het verledene; noch de majestueuse paleizen der Pharao s, groolsch en indrukwekkend zelfs als puinhoo-pen : noch de piramiden van Djizeh ofdie van Memphis. Over al deze grootsche overblijfselen uil het verledene ligt als \'t ware een ge-hcimnisvol waas, en ieder, die een gevoelig hart heeft, wordt bij de aanschouwing er van diep aangegrepen en ontroerd, doch verre boven al de overige merkwaardigheden van Kgypte verheven is de oude, heilige Nijl, de schepper en onderhouder van het land. Schepper ja in waarheid, want hel dal van den Nijl is enkel en nileen gevormd door de overstroomingen van de rivier. Zij en zij alleen is het geweest, die het dal lusschen de heuvelen van de Libysche en de bergen van de Arabische woestijn met vruclilhaar slib heeft voorzien, waardoor het geschikt werd voor den landbouw, en nog bij voortduring is zij bezig land te scheppen en te veroveren op de Middellatulsche Zee. De jaarlijks terngkeorende regens in het Abessynische hoogland en in de keerkringsgewesten van Midden-,Mi ika zijn oorzaak, dat het peil der rivier op bepaalde

-ocr page 401-

387

lijden over haar gcheele lengte aanmerkelijk verhoogd wordt. Te Cairo , de hooiclslad van ICgyple wordt hel rijzen van hel water eersl in liel begin van Juli merkbaar. Van dil tijdstip al\'aan wordt de Nijl hel voorwerp der algemeene belangstelling, want hij is de levensader van Egypte, cn als de polsslagen van dien ader slechts een weinig le Hauw en le zwak zijn is dil voldoende om dc geheele bevolking aan den hiüerslen nood cn de jatnmerlijksle ellende prijs le geven.

ISij een zoodanigen staal van zaken kan hel ons nicl verwonderen , dal dc oude Kgyplenaren den Nijl als een machtige godheid vereerden cn tolken jarc met angstige spanning dcsterSirius waarnamen , die als do voorbode der aanslaande overstrooming werd aangemerkt. Dc godsdienstigo plechtigheden Ier eere van den riviergod werden niet angstvallige nauwgezetheid gevierd, daar men zich vast or van overtuigd hield, dal de minste nalatigheid den god tol toorn prikkelen en oorzaak wezen kon , dat de zoo dringend noodigc overstrooming uiiblecl\'. De Kgyplenaron dreven hun vereering van den Nijl zelfs zóóver, dal zij hem het kostbaarste idler oilers, een menschenleven, toewijdden, en telken jaro een jong meisje, mei kosibaarheden en prachtige kleederen getooid, in zijne wateren wierpen.

liet feest ter eere van het rijzen des Nijlwaters , dal voorheen mol zooveel plochligheden gepaard ging, heeft in den loop der lijden wol veel van zijn glans verloren, maar hel is toch nog altijd hol grootste nationale feest van Egypte, dal zich van dc overige Arabische volksfeesten hierin onderscheidt, dat de gansche bevolking zonder ondersobeid van godsdienstige belijdenis. Joden cn Christenen zoowel als Mohammedanen , er mot dezelfde geestdrift aan doolnccmt.

liet eerste feest heeft, plaats op den 17den Juni. llcl spreekt van zelf, dal het rijzen van het water, hoe regelmatig het ook plaats heeft, niet telken jare juist op denzelfden en op hetzelfde uur merkbaar wordt, maar dc Arabische bewoners van Kgypte golooven , dal de rivier len gevolge van een wonderdadigen waterdroppel , die uil den hemel valt , jaarlijks in den nacht van den \'17den Juni begint te rijzon. De inwoners van Cairo en der na-burige plaatsen plegen dien nacht aan den oever van don Nijl, heizij in de huizen, die langs de rivier staan, of onder den

-ocr page 402-

388

bloolen hemel, tioor Le brengen en wel op do vroolijksle wijze onder spel en hel genot van kol\'lie, afgewisseld door hel aan-hooren van sprookjes, waarvan zij, gelijk olie üoslerlingen, groote minnaars zijn. Hol Mohammedaansche gedeelte der bevolking maakt gewoonlijk in dezen nachl een uitstap naar bet dorp Imbabi , tegenover lioelak , waar eon der vermaardsle heiligen van Cairo , Ismaïl Imbabi, naar wien do plaats genoemd is, begraven ligt. liet is dan juist diens sterfdag en men viert dien met hel houden van voorlezingen uit den Koran, met godsdienstige gebeden, dansen en andere pleclitiglieden.

De Egyptische vrouwen hebben do gewoonlo om in dezen nachl een klomp deeg in een schotel mol water le leggen en dezen buiten het venster te zetten. Zijn er den volgenden morgen barsten in hel deeg, dan beschouwt mon dit als hel voortecken van een gunsligen waterstand dor rivier; verloonen deze zich niet , dun ducht mon hel ergste.

Zoodra de maand .luli in hel land is wordt de stand van hel .N ijl water dagelijks in alle couranten bekend gemaakt. Alle minis-tcriën en rcgeeringslichamen ontvangen eiken morgen bericht van de hoogte der rivier, üp/.cllelijk daarvoor aangestelde omroepers maken den sland van het water op alle hoeken der stralen en in de voorhoven van de woningen der aanzienlijke burgers bekend. Deze omroepers dragen don naam van moeneddi-en-Nil. Iedere rnoeneddi heeft een kleinen jongen bij zich, die hem accompagneert, als hij zijne bekendmaking opzingt.

[Je bekendmakingen der moenedd\' duren ongeveer vijf weken. ,\\1gt; de Nijlmeler een hoogte van zestien el aanwijst, dan gaat iedere omroeper vergezeld van een aanlal jongens, zijne wijk rond. /.ij dragen veelkleurige vlaggetjes in de band, on kondigen zingend de wija-en-Sil, d. i. de voleinding des Xijls aan, waarmede zij te kennen willen geven , dat de rivier de hoogte bereikt heeft, waarbij de regeering er toe overgaat om den dam van hel kanaal de Ka/\'j le doorsteken, dal dienen moet om hel Nijlwater door de stad le leiden.

[)e rnoeneddi\'s worden ollirirei met den walerstand der rivier bekend gemaakt door den sjeik ol opzichler van den Nijlmeler. Hel spreekt van zelf, dot zij voor hunne diensten oen kleine, helooning ontvangen. De rijken geven hun die in den vorm van

-ocr page 403-

3811

een fooi, ile burgers en ormen in dien van een sink brood.

De Nijlmeter komt reeds op de oude monumenlen der lOgyp-lenaren, in hel gehehnnisvolle beeidscliril\'l, veelvuldig voor in de hand der goden, als hel zinnebeeld van de orde en regelmaal in de naluur. De Kgyplenarcn beschouwen dezen meier als hel helangrijkslc voorwerp in hun gansche land , daar hij hun pro-leleerl van de goede en de slechle jaren , die aanslaande zijn. Hij bevindt zich op bet eiland Rodha , dat door de armen van den Xijl wordt gevormd. Reeds dadelijk na de verovering vnn Kgypte door de Arabieren trok dit eiland de aandacht van de sladbouders der Kaliefen, door zijn schoonheid , bevallige ligging en ongemeene vruchtbaarheid. In hel jaar 070 onzer jaartelling werd hier een «arsenaalquot; voor den scheepsbouw opgericht, het oudste van alle arsenalen in de wereld , die naar dit Arabische woord ook hun naam ontvangen hebben. De Kaliefen bouwden hier prachtige paleizen voor de meer geliefde onder hunne vrouwen en legden tuinen aan , welker heerlijkheid in bel gansche Oosten beroemd was. Van al deze merkwaardigheden is tegenwoordig niets meer over, evenmin als van de vestingwerken door den vermaarden sultan M dek Saleh hier aangelegd. Alleen de pilaar waarop men de hoogte vau den Mijl lozen kan , door snllan Selirn I in de negende eeuw van een nieuw gewelf voorzien, staat er heden nog en doet denzelfden dienst als voorheen. Als de Nijlmeter heneden het getal veertien wijst, d. i. als bel Mjlwater minder dan veertien ellen hoog is , slaat de hongersnood voor de deur. Vijftien cl en tien duim is de hoogte , waarbij de dam van het kanaal , dal het Nijlwaler door Cairo voert, doorsloken wordt, welk feil als een godsdienstig dankfeest met groot gejubel wordt gevierd. Gewoonlijk bereikt bel water de hoogte van zestien el. De grootste hoogte, waarvan de geschiedenis weet le gewagen, was achttien el en tien duim , de kleinste Iwaalf el en negen duim. liij de eerstgenoemde hoogte heerschte er de weelderigste overvloed , hij de laatstgenoemde het sehrikkelijkste gebrek in Kgypte.

De ooggetuige, aan wiens medcdeelingen wij het bovenstaande hebben ontleend, geeft de navolgende beschi ijving van hel doorsteken van den dam en de daarbij plaatsgrijpende feeslelijkheden :

— Inlussehen had de Nijl de hoogte bcreikl, welke vereischt wordt

-ocr page 404-

39\')

voor hel doorstoken van helkanaal in Üud-Ca\'iro, hetgeen dient om te verhinderen, dal de rivier den dam, die bij de monding van hel kanaal opgeworpen wordt, als hel water begint te rijzen, van zeil doorbreekt, waarvan verwoestingen van allerlei aard hel gevolg zouden kunnen zijn.

De toebereidselen voor de leeslviei ing waren reeds gemaakt. Aan de rechterzijde van hel kanaal, op eenigen afstand van den dam, slonden di\' tenten der regeering, en links, dus juist luer-legenover, bevond zich hel vuurwerk, dal bij gelegenheid van dil nationale leest afgestoken zou worden.

Tegen negen ure werden de eerste vuurpijlen afgestoken. In de tenten der regeering, die met echt Uoslorsche pracht waren ingericht, bevond zich een talrijke menigte dames in elegante kleeding en bpereri in schitterende uniformen gedost. Van lijd tol lijd vlamde hel bengaalsch vuur op, waardoor meer dan een pracli-lige Syrische en Grieksche schoonheid ziclilbaar werd, die echter, helaas! al spoedig in hel geheimnisvolle balfduisler weer verdwenen. Kon bijzonder aantrekkelijk schouwspel leverden de talrijke toeschouwers op mei hunne prachtige bruine koppen en schilderachtige kleeding, wanneer zij door den rooden glans van het bengaalsch vuur beschenen werden.

Wij stonden niet ver van den dam af. Aan de zijde , waar de Nijl er legen aanstroomde, waren palmboomslammen mei de kronen er aan in ilen grond gestoken. Op den dam bevonden zich een groot aanlal vroolijke ligyptenaren en Arabieren , die een levendig gesprek met elkander voerden. Ken van hen ging onophoudelijk rond om den aanwezigen koffie le schenken , terwijl een soort van straatkunstenaar een dans uitvoerde , die bij alle Rgyp-tenaren zeer geliefd is. De danser hield een lang riel boven hel hoofd en legde dil vervolgens op den rechter of linkerschouder, lichlte één been op en keek met innig welgevallen in bel rond , alsof hij een bijzonder moeielijk kunststuk mei goed gevolg had uitgevoerd. De toeschouwers knikten elkander toe en iedereen hield er zk-Ii blijkbaar vast van overtuigd, dal slechts een dienaar van Allah en den groeten Profeet zoo iets kon verrichten. Aan den anderen kant van den dam was een lange rij arbeiders onvermoeid bezig mei hel wegspitlen der aarde, die door een groot, aantal kleine jongens in manden weggedragen werd.

-ocr page 405-

HET WASSEN VAN DEN NUL. 301

Hij iJe/c gclegenlicid bleek hel wederom duidelijk, welk een verachling van gevaar en pijn het geloof in een onvermijdelijk noodlot , zooals de Moliammedanen het koesteren , den mensch instort, liet is bekend, welk een sterken nadruk Woharnmed op het leerstuk der godilelijko voorhescliikking heelt gelegd en hoe diep het geworteld is in de ziel zijner navolgers, /.onder eenige vrees ol\' angst verkecren dezen dan ook in steden , waar de hevigste epidemieën woeden. Kven kalm en bedaard als altijd bezorgt dan de Mohammedaan zijne zaken , en laat zich volstrekt niet bang maken voor het lot, dat hem wellicht wacht, daar hij hetgeen over hem beschikt is toch niet kan ontgaan. Zoo liepen ook thans do Arabieren, zelfs naakte kerels, bedaard onder den vonkenregen van het vuurwerk, zonder eenige vrees of schrik ol gevoel van pijn te laten hlijken, als de gloeiende regen op hun huid neerkwam. Zelfs de kinderen op den dam, die voor het meerendeel nog geen acht jaren oud waren , bleven even bedaard aan het aarde di agen, hoewel zij zich letterlijk in een vuurregen bewogen.

Op de rivier wemelde het, van kleinere en grootere vaartuigen . die allen met vlaggetjes versierd en met vele lampions verlicht waren. Zij bevatten een joelende en vroolijke menigte , die blijkbaar geen sterken drank I) uoodig had om zich recht prettig te vermaken en half dol van opgewondenheid te zijn.

In de nabijheid van het kanaal lag een groot , bont geschilderd, met veelkleurige vlaggetjes en lampions versierd vaartuig ten anker, op welks dek een vierhoekig tempeltje stond, met roede en gele gordijnen behangen. Dit schip wordt door hel volk Aaroes-en-Nil, d. i. de liruid van den Xijl genoemd. Volgens dc overlevering diende het, vóór de verovering des lands dooi\' de Ara-hieren , tot hel vervoer van hot meisje, dat bestemd was om aan den god des Nijls ten oücr gebracht te worden.

Amr ibn-el-Asi, de veroveraar van F.gypte, schaltedit harhaarsche gebruik al, omdat hij hel in strijd achtte met de beginselen van hel Mohammedaansche geloof, en sedert dien lijd vergenoegden zich de Hgy plena ren mei het optooien van het vaartuig, dal als zinnebeeld dienst doel van de liruid des riviergods.

De Arabieren welen te verhalen, dat de Xijl in het eerste jaar, waar-

l) Hot is bekend , dal den Moiiamincdjincn lid gebruik \\;m sterke dranken vu wijn verboden i^

-ocr page 406-

IIEÏ WASSKX VAN LlliN NUL

in tuil nionschenoHbr niel gebraclil werd, op don gewonen lijd geen .spoor van eenigen aanwas vertoonde. Drie maanden waren reeds verloopen na den naclil van don wonderdi\'oppel , en lid water der rivier bleef onveranderlijk op dezelfde hoogte slaan. Men al-genieene ontsteltenis maakte zich van de ICgyptenaren meester. \\loa dacht niet anders, of het land zon door al de jammeren van den hongersnood bezocht worden. Amr gaf hiervan bericht aan den kalief Omar, die te Medina zijn zetel had. De beheerscher der geloovigen prees zijn veldheer wegens den genomen maatregel en zond hem een brief toe met bevel dezen in den Nijl te werpen. Deze brief bevatte het navolgende : «Abd-Allah-Ümar, de belieerscher der geloovigen, aan den Nijl van Kgyple! Is het uw eigen wil , waardoor gij wast , was dan niet ; maar is bet de eenige God, du Almachtige, die uw water gebiedt te stijgen, dan bidden wij God, den Almacblige, dat hij u moge doen wassen!quot;

\\mr voldeed aan het bevel van zijn vorst, wierp den brief in de rivier en ziet, den volgenden nacht wies het water en bereikte in een oogwenk de gewonsebte hoogte !

Nog belangwekkender en schooner dan de feestviering van den vooravond was het feest bij dc opening zelve van het kanaal, misschien omdat dan de zon mede haar best doet om aan liet too-ncel den noodigen luister bij te zetten. De veelkleurige vlaggetjes wapperden zoo vroolijk in het zonlicht; hel groen der boomen op het eiland lipdha hail zulk een heerlijken smaragdglans ; de menigte, .die zich op den oever van het kanaal verdrong, leverde zulk een schilderachiig looneel op in haar bonte dracht , [dat hel onmogelijk zou zijn om met de pen een eenigszins welgelijkend beeld van deze feestviering te teekenen.

Onder bet aanhoudend lossen van het geschut werden de pahn-boomen, die op den dam prijkten, in den Nijl geworpen; het steeds hoogcr rijzende water schoot telkens vooruit legen den dam aan , die nog slechts één voet breed was , als had het lust om zelve de afsluiting le verbreken. Nu kwamen er een twiiilir-tal arbeiders om den smallen dam weg le ruimen ; de eene helft stond op het droge. de andere in het water. Onderscheidene Arabieren wierpen zich van den oever des kanaals in het water, vele geheel gekleed, andere naakt. Het was een geweldig geraas, toen hei gele, chocolaadkleurige Nijlwalcr dc laatste overbhjfse-

-ocr page 407-

393

leu van ilcn duin doorbiak en zich in hel kanaal uitslorlte.

De zwemmers kwamen nu op liet land en voerden voor de lonl van den sullan van Zanzibar, die de pleclitigheid bijwoonde , zulk een dollen dans uil , dal zij zeer veel badden van wilden , die cen woeslen krijgsdans verloonden. Dil geschiedde in de hoop , dal de sullan een aanlal goudslukken in hel waler zouden werpen , die zij dan door er naar l.c duiken maeblig zoudon kunnen worden. Voor het begin der feeslviering was cr echler reeds een aanzienlijke som onder hel volk verdeeld , omdal men hel geld niel meer in de rivier wilde worpen, daar er in vorige jaren bij hol duiken cr naar onderscheidene personen verdronken waren.

Hel leosl liep len einde. De sultan van Zanzibar keerde met de rogoeringscollogiën naar de stad terug. He Arabieren echter bleven nog lang op de piek , waar zij zooveel genoegen gesmaakt hadden. Geen van hen ging naar liuis , zonder zich in hel kanaal gebaad of len minste gcwasschen en een leug uil de won-derrivicr gedronken te hebben. Velen vullen ook eenige kruiken met het water, waaraan zij een wonderdadige kracbl toeschrijven, als hel op dezen dag geput wordt, en nemen hel mede naar liumu\' woningen. Ik zag ook , dat men zich van de palmslam-men , die den dam versierd hadden als van kostbare reliquieên meester maakte.

liet water van den IN\'ijl blljCl van dien dag af voortdurend wassen lol in de laatste dagen van September. Dan heeft hij zijn hoogsten stand bereikt, en zoo blijft het water ongeveer veertien dagen slaan. Dan begint hel waler te zakken , totdat het omstreeks half November weer op hel gewone peil staat.

Do landerijen , die het dichtst bij de rivier liggen, zijn al dadelijk overstroomd, waardoor do NIj 1 een geduchte breedte verkrijgt. Spoedig worden ook de meer verwijderde velden door middel van kanalen mot het vruchtbaar makende water gedrenkt, liet ganscho land wordt echter niet, gelijk men hel wel eens voorstelt, aan een zeo gelijk , want het water loopt overal tusschen dijken on wordt zoo over de verschillende streken verdeeld, dal zelfs het verkeer lusschcn do dorpen zelden geheel gestremd is. Dit beeft dan alleen plaats, ais de wateren mol zulk een kracht komen aanstroomon dat cr geweldige dijkbreuken en ovorstroomingen plaats hebben, waarvoor men iu Egypte even

-ocr page 408-

394 IN ÜARUARIJE.

bevreesd is nis overal elders, waar men de vernielende kracht, der hooggezwollen wateren heefl leeren kennen.

\\ \\ BAR HA RIJK.

1. TlilPOM.

Alle reizigers slemmen hierin overeen, dal Ti-ipoli, uil, de verle gezien , vooral van de Middellandsclie Zee uil , een groolsch en indrukwekkend gezicht oplevert. Even voordal men den zeeboezem invaart, krijgt het land door allerlei schakeringen van groen een srlülderaeblig uiterlijk. Niels scbijnl bel ellen van den bodem Ie verbreken , die mei een talrijke menigte palm- en dadelboomcn beplant schijnt. Voordat, men in den mond van de haven komt, schijnt de stad in een halven cirkel ic liggen. De buitengewoon hol witte kleur der lage, vierhoekige, mei kalk hestreken gebouwen, waarop de zon zoo sterk scbijnl, is even in hel oog vallend als lastig. Indiaanscho vijgen- en dadelboomcn , rondom de moskeen geplant, die, in de verte gezien, op heerlijke tuinen gelijken, maken , dat de stad in hel oog eens Europecrs er eigenaardig en bevallig uitziet. Mqar vaart men de haven binnen, dan komt men, bij hel zien van versclieideno hoopen puin, tol de ontdekking, dal de stad door de verwoestende band van den tijd ontzaglijk heeft geleden. Hel kasteel ol\' paleis , waarin de Pacha woont, ligt binnen de muren van hel oostelijk einde. Dit gebouw is zeer oud en van goede muren voorzien , maar van binnen heeft het allo regelmatigheid verloren door de vele bijgebouwde gedeelten , die men er bijvoegen moest om de verschillende vertakkingen der koninklijke familie te kunnen huisvesten . die geen van allen op een andere plaats mogen wonen. Daardoor is hel langzamerhand /00 groot geworden , dat hel er tegenwoordig als een versterkt dorp uitziet.

De buitenzijde van Tripoli is zeer onregelmatig ; de muren, die het omgeven , staan op invallen en zijn hier en daar werkelijk reeds ingestort. Op de wallen staan eenige kanonnen, maar voor hel

-ocr page 409-

IN lURIJAniJE.

grootste gedeelte zijn ze onbruikbaar; ze zouden geen sloutmoe-digen vijand kunnen tegenhouden , maar veeleer hen schaden , die er zich mede zouden willen verdedigen.

Uc groote moskee, waarin de familie van den i\'aclia begraven ligt, heeft een net uiterlijk. Zij staat in de hoofdstraat, dicht bij den zuidelijken stadstoren , bijna tegenover liet paleis. Voor den ingang bevindt zich een soort van zuilengang van merkwaardig gesneden Iraliewerk , benevens twee op dezelfde wijze vervaardigde dubbele deuren , terwijl een groot aantal fraai gekleurde steenen onder aan het traliewerk er een bevallig en sierlijk uiterlijk aan geven. Hoven de deuren van al de moskeen zijn lange spreuken uit den Koran uitgehouwen en bout gekleurd , maar de spreuken aan de moskee, over welke wij nu handelen, zijn niel alleen rijker verguld en geschilderd, maar ook het beeldhouwwerk is fraaier dan aan een van de andere moskeen.

liet voornaamste voorwerp uit de oudheid , dat nu nog hiei aangetroffen wordt is een prachtvolle triumlboog , ter eere van Marcus Aurelius. Het grootste gedeelte van dit uit schoon marmer vervaardigde gedenkteeken is onder den grond bedolven , ten minste is zulks met de onderste helft hel geval ; en het bovenste gedeelte beeft veel geleden in de oorlogen en door de onwetende nieuwsgierigheid der inboorlingen. Alle kunstkenners houden dezen triumfhoog voor merkwaardiger dan een der beroemdste uit llalic ; de steenen waaruit hij bestaat , zijn zoo buitengewoon groot , dal men er zich over verwonderen moet, boe het mogelijk geweest is, zo uil de steengroeve te brengen, en ofschoon men geen kalk gebruikt beeft om ze aan elkander vast te maken , ziju ze zoo stevig , dat men gerust beweren kan , dal de bouw nog geheel ongeschonden is. Van het schoone beeldhouwwerk, waarmede eenmaal het gewelf versierd was, is nog maar een zeer klein gedeelte zichtbaar , want de .Mooren , die vooi de schoonheid er van geen oog hebben , hebben het met puin en kalk gevuld, om in den boog winkels eu magazijnen te kunnen maken.

He inwoners kan men verdeelen in .Mooren en Arabieren. He eersten hebben een helderder gelaatskleur, terwijl de laatslen gewoonlijk zeer bruin zijn. ISovendien leven er nog wat Turken en Joden benevens een aantal negers en Europeesche renegaten.

-ocr page 410-

IN U.UIBARIJE.

Öc Mooron ilrijvcn incest liandcl of zij beoefenen oen of ander liandwerk of den landhouw; daardoor hebben ondersclieidene Imnncr zich een vrij aanzienlijk vermogen verworven. De Turken brenjion een grool deel van bunnen tijd in den bazar door, waar men uilslckcnde kollic, doch niels anders krijgen kan. Geen .M or van aanzien gaal zulk een buis binnen, maar bij iaat zijn sbal een kop van zijn lievelingsdrank \'balen en drinkt dien uil voor zijn deur, op een marmeren bank onder bet groene loofdak geze ten. Dozo banken zijn met fraaie en kostbare dekken en lapijlen belegd. Mier vindl men op bepaalde uren van den dag alle aanzienlijke personen dezer klasse. Ze zitten met over elkander geslagen heenen en houden in bun band een kop koffie, die verbazend sterk is. I!ij die gelegenheden hebben zij altijd bun zwartr dienaars bij zich; de een moei de pijp, de andere de koffiekop, de derde de zakdoek van zijn beer vasthouden, terwijl hij praat. Want, nis hij spreekt, moet bij zijn handen vrij hebben, omdat bij ze dan bepaald noodig beeft , daar hij met de wijsvinger van /.ijn reclilcrliand in do palm zijner linker, evenals wij zulks met een pen doen, de verschillende deelen zijner rede aanwijst, een komma, een aanhaling, of een hijzonder merkwaardige uitdrukking. Dit maakt bun gesprek in hel oog van een Europeaan al heel wonderlijk, en als bij er niet aan gewoon is, heeft hij heel wat moeite om het verhaal, dat misschien zijn opmerkzaamheid trok , te volgen.

De Arabieren in Tripoli vormen drie klassen; de eerste, die uil Arabic afstammen; de tweede, de Arabieren uit Afrika; de derde, de zwervende fiedoumen. De beide eersten zijn krijgshaftig, schoon van persoon, edelmoedig van inborst, öebtingswaar-dig in den omgang, eergierig in al hunne handelingen en matig in hel genot. Zij bezitten groole geestesgaven en onderscheiden zich door een zekere bedaarde vroolijkheid. De Bedomnen zijn kleine kooplui, die bet land rondtrekken, handel drijvende met zooveel als zij van de eene plaats naar de andere dragen kunnen. In het voorjanr gaan ze naar Tripoli om de vlakte of Pianura, diV de -tad orngeefl, in bezit te nemen. Daar zaaien ze hun graan uil, blijven totdat ze het weer geoogst hebben en verdwijnen dan weder lol hel volgende Jaar. Zij slaan hunne tenten onder de muren der stad op, maar mogen zonder verlof de stad uiel

-ocr page 411-

]N liARDARIJË. 3U7

in komen en voor elk vergrijp is hun opperlioolcl aan tien jiaciia veranlwoordelijk. In sommige opziclilen hebben deze rondlrek-kende Nomaden eenige overeenkomsl mol de Scholsclie Hooglanders. De mannen b. v. dragen oen dikken, donkerbruinen, wollen manlel, die 5—0 el lang en ongeveer 2 el breed is en die hun bij dag als eenig kleedingstuk, bij nacht als bed dienl. Zij doen hem om , door de twee bovenste punten mei een houten ol\' ijzeren naald aan elkander le steken, hem zoo op den linker scliouder le nemen en hel overige om liet lichaam te slaan. Voor wie zulks niet gewoon is, is liet schikken der vouwen geen kleinigheid , en oen vreemdeling wordt licht herkend aan de manier, waarop hij dit kieedingstuk draagt. De vrouwen, zooals mijn wel denken kan , zijn daarin al heel bekwaam. De kleur van luni huid is zeer donker; zij hebben zwarte oogen , verbazend wille tanden en gewoonlijk zeer regelmatige gelaatstrekken. Zij tatoeëren zich hel gelaat , vooral de kin.

De huizen der voorname inwoners van Tripoli zijn hierin verschillende van die der ligyplenaren , welke hoog worden opgetrokken , nooit meer dan óéne verdieping hoog. .Men gaat eerst dooi een soort voorhof, die aan beide zijden steenen banken beeft. Van hier voert een Irap in een groole kamer , die een voorrecbl heeft, dal in geen enkel ander vertrek te vinden is, namelijk vensters aan de straatzijde. Deze kamer is uitsluitend voor den heer des huizes. Hier ontvangl hij bezoeken, doet hij zijn zaken en houdt hij zijn maaltijden. Niemand, zelfs uit zijn eigen gezin niet, mag zonder uildrukkelijk verlof in deze kamer komen , evenzoo min als de man de kamer zijner vrouw binnentreden mag, wanneer er een paar vrouwenschoenen aan de deur staan. — Aan de andere zijden van den voorhof bevindt zich de binnenplaats, die, al naar hel vermogen van den eigenaar, meer of minder sierlijk geplaveid is. Sommige zijn bedekt met hruine kalk, die op schoon gepolijste steenen gelijkt; andere zijn uit zwart en wil maimer gemaakt, lerwijl die der armere klassen uil hard leem bestaan. Alle huizen, grool of klein, in de slad of op bet land, zijn naar hetzelfde plan gebouwd. Hij bruiloften of sterlgcvallei» wordt de binnenplaats met kleeden of Turksche lapijlen belegd en legende hille beschut door een groole lent, waaraan de Moo-ren soms veel geld len koste leggen. Dan worden voor zitplaalscn

-ocr page 412-

IN HARBARUi:,

kostbare zijden kussens in do rondte gelegd , de muren met la-jiijten behangen, zoodal de plaats het aanzien krijgt van een groote zaal. Deze plaats wordt omgeven van een door zuilen gedragen gang, waarboven zich een gaanderij van gelijke grootte met hout traliewerk bevindt. Van uit den gang en do gaanderij komt men door deuren in groote kamers, die niet met elkander in verbinding staan, en hun licht alleen van deze plaats ontvangen. De vensters hebben geen glas , maar zijn voorzien van sierlijk gesneden bouten jaloezieën, die maar een zwak licht doorlaten en hel inkijken onmogelijk maken, liet dak der huizon is plat, met kalk en gips overtrokken en van een ongeveer één voet hooge leuning omgeven, die hel naar omlaag op de straat vallen belet, (lp deze terrassen genieten de bewoners de Inssche zeelucht, na oen glooiend boeten dag zoo weldadig ; hier ziel men ze ook bij zonsondergang hun gebed verrichten ; want, een Moor mag zijn , waar hij wil, zoodra hij don Marabout de gebedsure hoorl aankondigen, houdt niets er hem van af zich Ier aarde te werpen -- een handelwijze, die een wonderlijken indruk maakt op den Europeaan, die met hom iu gezelschap is of ook maar langs de straal gaat.

2, TUNIS.

Ol\'scboon de kleinste staat van üarbarije, is Tunis toch niel de onbelangrijkste. Hel omval het grondgebied van liet vroegere Karlhago, wekt vele belangrijke herinneringen in ons op, on bevat onderscheidene gedenkteekenon uit dal belangrijke tijdperk der oudheid, toen de machtigste volken met elkander streden om de heersi hnppij over de Middellandscbe Zee.

De hoofdslad , hel tegenwoordige Tunis, ligt aan den westelijken oever van een meer, /lt;■—(1 duilsche mijlen in omtrek, dal met den zeeboezem van Tunis in verbinding staal. De versterking dezer plaats beslaat in de verschillende forten, die den omtrek be-heerschen en vroeger geacht werden aan de sterkste vloten weerstand te kunnen bieden. De Arabieren noemen daarom de stad steeds \'de welbewaaktr\'\', ofschoon ze door alle veroveraars met geringe moeite genomen is. Toen eens de Kngelsrhc admiraal Klake aan de kust verscheen , om voldoening te vragen voor aan

-ocr page 413-

IN lUltH.UIIJK,

(Jen Kngelsrlien handel toegcbiacliLe schade , liel de bey hein welen, hij moesl de l\'orlen l\'orlo Farina en Goletla maar eens aanzien en doen wal hij niel ialen kon. De lilngelsche admiraal brachl zijn schepen diciil hij de l\'oilen en school ze mei zijn kanonnen lol puin. Hij zond een groole meniglc matrozen in hooien de haven in en liel al do schepen, die daar lagen, verbranden. Deze koene daad verbreidde den roem van Kngeiands dapperheid heinde en ver.

De stad zelve ligl op een heuvel, maar iiecl\'t loch hel nadeel van door poelen en moerassen omgeven le zijn , die haar onder een minder gnnslig klimaal zeer ongezond zonden maken. Zij is omgeven door armzalige muren van aarde en sleen , die noch sierlijk, noch nullig zijn. De huizen zijn gebouwd op de Aloor-srhe wijze; do slralen zijn een weinig broeder dan die in Algiers. Hinderlijk zijn de vele hallVollooide en in puin liggende gebouwen ; want de Moor maakl, naar zijn oud hijgelool\', nooit een huis al\', welks bouwheer gedurende den houw gestorven is. De omvang der stad is maar klein in vergelijking van hel. groot aantal inwoners , dat misschien wel 200.000 zielen telt. Evenwel meerder ruimte is onnoodig, want een groot deel der bevolking brengt dag en nacht in de open lucht in de slralen door.

De binnenste ringmuur heeft 7 poorten , de buitenste Deze poorten staan niet tegenover elkander, zoodal men een eind weegs tusschen de heide muren moet doorwandelen om buiten de stad le komen. .Maar juisl dit deel tusschen de muren schenkt den vreemdeling een alleraardigst gezicht. Hier bevinden zirh alk\' karavanserais; hier komen heladene kameelen in lange karavanen uil alle deelen van Afrika en gaan weder verschillende kanten uil henen. Hier is ook geen gebrek aan levendige kolliebuizen , voor welker deuren vaak de schilderachtigste groepen gelegerd zijn , die naar de klagende tonen eener driesnarige guitaar luisteren. Hier ziel men soms een aauzienlijk inwoner der stad iu een afgedankte Kuropeesclie, met vier muildieren bespannen, koels rondrijden , of komt men den bey tegen in zijn achlspanuig voertuig en door soldaten omgeven.

Hel klimaat van Tunis k een van de schoonste der wereld. Hel is bijzonder geschikt tol hel voorlbrengen van allerlei zaken, die voor Europa van uit groole afstanden moeten gehaald worden.

309

-ocr page 414-

\' L\'.U-

m

IN BARn.VRUR.

De gansclic knsl van Uarbarije kan katoen , suiker on bijna alle specerijen voorlbrengon. Ook indigo en zijde kunnen mei weinig moeite worden geteeld ; do grond is in den gansehen staat buitengewoon goed en geeft met iieel weinig arbeid verbazend rijke oogsten. Hel oostelijk distrikl brengt in een goed jaar zclt\'s iion-derdvoudig\' op, maar boe groot is niet bet verschil, wanneer de zoo nuttige regen uitblijft! Dan wordt de bodem dor en onvruebt-baar , bet zaad versterft in de voren , do olijfboom ziet er verwelkt en vorscbrompcid uit, en bot vee sterft uil gebrek aan voedsel.

Merkwaardig is liet dat in een groot deel des lands bel water in de bronnen óf zout óf warm is. Wel zijn er enkele bronnen, die koel en friscb water bevatten, maar bet. water, dat men in Tunis zelf gebruikt, wordt \'s winters opgevangen en in ieder huis zorgt men er zooveel mogelijk voor, dal er geen droppel water verloren gaat.

liet paleis van den bey is een net gebouw, door llammadan l\'aclia, den beroemdsten der beerschers van Tunis opgericht, rijk

SSÊ

m

versierd met marmeren plaatsen , fonteinen , zuilen en verglaasde steenen. De wanden der kamers zijn getooid met een soort van stukadoorwerk uil. gips , waarin de Mooren bijzonder ervaren zijn ; \'tzijn allerlei patronen, met spreuken uit den Koran daar lus-schon, en bol doet volkomen de uitwerking van lirusselsche kanl. De zolderversieringen zijn ongemeen rijk en scbitterend ; de lee-keningen beslaanHiil zuiver goud , lazuur en hoogrood.

De meeste moskeen zijn gebouwd van overblijfselen, zuilen enz. der ruïnen van Karlhago en l\'iika, en voor een deel zijn \'I zeer bezienswaardige gebouwen.

liet volk van Tunis heeft in zijn zeden en gewoonten niets bijzonder eigenaardigs , dat men niet eveneens onder andere Mabo-medanon aanlreft. l it hun groole onwelendbeid kan men wel opmaken dal zij zeer bijgeloovig zijn ; bij de meesten hunner handelingen laten zij zich daarom door voorteekenen en voorgevoelens leiden. Ook in bunnen godsdienst zijn zij strenger dan hunne overige geloofsgenooten. Terwijl men zelfs in Konstantinopel do moskeen ongestraft bezoeken kan , worden zij te Tunis voor volkomen ontheiligd gehouden , zoodra iemand , die een anderen godsdienst belijdt, ze belreden beeft.

400

-ocr page 415-

IN DAI 1 BA RIJK

Groole adilitiii\' toonl hel volk voor zijn dooden. Op feesldagen ziel men lion bidden op dc graven, die zeer zindelijk en rein wil gehouden worden, en de ongeloovige , die hel waagde daarheen te gaan, zou gevaar loopen van ernstig getuchtigd Ie worden.

Men begrijpt licht, dal de schoone kunsten in liarbarije geheel worden verwaarloosd. Evenals alle onwetende volksstammen trachten de Mooren elk spoor van voormalige grootheid , dal zich in hun land bevindt, Ie vernietigen. Elk stuk gepolijst cn met beeldhouwwerk versierd marmer, dal ze op hun weg aantrefTen , wordt in duizend stukken geslagen, want zij gelooven, dat er geld in verborgen is, omdat het zoo zwaai- cn zooveel zorg er aan besteed is. Standbeelden ontgaan de vernieling al evenmin , vooreerst om dezelfde reden, maar ten andere, omdat ze mocnen , dal deze oorspronkelijk voor afgoderij bestemd zijn geweest, endaar-van heelt dit volk een verschrikkelijken afkeer. In hunne woningen ziel men dan ook geen schilderijen, en de buitengewone ijverzucht der regeering zou hel voor ieder, die de kunsl kent en liefheeft, hoogst gevaarlijk maken, om ook maar in het geheim zijn neiging op te volgen, limine muziek is zeer wanluidend : hel balken van een ezel klinkt aangenamer dan hun zachtste tonen.

40 1

Als een staaltje van den in Tunis heerschenden geest kan vermeld worden, dat de vorige bey zich hel recht voorbehield van in een wagen met vier wielen te rijden: derhalve moesten alle anderen , inwoners zoowel als vreemden , zich met een rijtuig op twee wielen tevreden stellen. Kort daarna wilde hij in een rjig rijden , en daar hij wist, dal dc Amerikaansche consul een zeer schoonen had, liet hij hem zeggen, dal hij dien noodig had, de eigenaar kon zich een anderen aanschaffen. Mij eene andere gelegenheid kwam Zijne Hoogheid tot. de ontdekking, dal een wijnhandelaar een prachtig muildier had, veel te fraai, naar hij meende, voor iemand van diens stand. Hij eischic hel alzoo voor zich /.elften geschenke. Zoo wist hij op een allereenvoudigste manier zijn glans als mo-narch op te bondon, zonder dat hij de loevhicht tot zijn eigen rijkdom behoefde le nemen.

26

n. 11.

-ocr page 416-

/»02 OI\' DE LKHUWKNJACHT IN ALOIKUS.

OP DE LEEUWENJACHT I\\ ALGIERS.

Mei dien eigenaardigen geest van waarneming, die bij alle volksstammen gevonden wordt, welke liun gansche leven in de vrije na-luur doorbrengen, hebben dc Arabieren een menigte opmerkingen omtrent dien koning dei\' wouden gemaakt, die werkelijk verdienen bijeengebracht te worden.

De leeuw is voor den Afrikaan van Algiers een vrecselijk schepsel , welks majesteit hij met een soort van bijgeloovigen angst omgeeft, en waarvan hij een menigte interessante legenden weet ie verbalen.

Zoo deelt hij onder anderen mede , dat de leeuw maar zeiden en in zeer bijzondere gevallen den mensch bij klaarlichten dag tracht aan te vallen , dat hij veeleer zijn blikken van den eenzamen wandelaar afwendt en doet alsof hij hem niel ziet, maar dat met den nacht zijn gemoedsaard geheel en al verandert. Zoo-dra aan den westelijken horizont de laatste zonnestralen geheel en al verdwenen zijn, dan is het, naar hij meent, gevaarlijk zich naar boomrijke, oneffene, woeste plaatsen te begeven , want daar ligt de leeuw in hinderlaag ; dan ontmoet men hem op de smalle voetpaden , die hij mei zijn lichaam verspert. Zoo dc man, die den leeuw daar in de eenzaamheid aantreft, moed in het lijl heeft, dan gaat hij regelrecht op het dier af, zwaait met zijn sabel of zijn geweer, evenwel niet met het voornemen om het te slaan of er op te schieten , en schreeuwt het dan in dezer voege toe :

»0 jij, roover! jij landlooper! jij hondenkind! Gelooft je, mij vrees aan te zullen jagen\'? — .Ie weet zeker niel, dat ik die en die, de zoon van dien en dien ben\'? Sla op en maak ruimbaan, voor me!\'\' De leeuw wacht echter, totdat de man dicht bij hem is, staat dan op, gaal eenige schreden verder en legt zich dan weer midden op den weg neder. Op deze wijze heelt de reiziger een gansche rij verschrikkelijke beproevingen uit te staan.

Is de man, met de bedoeling om de hindernis te ontwijken, van den weg afgegaan , dan verwijdert de leeuw zich ook een oogenblik , maar verschijnt ras weder en begint van nieuws dezelfde handelwijze , door een akelig leven begeleid ; hij geeselt de boomstammen met zijn vreeselljken staart, brult, huilt; zijn

-ocr page 417-

OP Igt;|\': LKEOWENUCIIT IS\' AI.OIEUS. 403

jidem is vcrpesl cn schijnt vuur le zijn ; hij speell op een af-.«I huwelijke manier mei hol voorwerp zijner eigenzinnige vervolging, en houdt den man voorldurend zwevende Uissclien iioop en vrees. Slaagt do man in deze akelige positie er in zijne koelbloedigheid te hewaren , dan verlaat de leeuw hem alras , om ergens elders zijn geluk te beproeven. Maar bespeurt het heest, dat hij integendeel met een vreesachtigen te doen heeft, die hel niet wagen durft eenige dreigementen uil le spreken , wiens sidderende slem oen onbcdriogclijk toeken zijnor ontslollonis is , dan verduh-helt hij zijne wonderbare plagerijen , om hem nog meer angst aan lo jagen en hem dan, als hij eindelijk meer dan half dood is, te dooden en op te vreten.

Deze vertelling is niet zoo geheel en al ongeloofelijk , want do verbazend groole invloed, die men door moed en vastberadenheid zelfs op de wildste en ontomhaarste dieren uitoefenen kan , is een ontegenzeggelijke, sinds lang bowezene daadzaak. Wij zien in onze inenageriön dagelijks hetzelfde, wat de Afrikaansehe hergen en wouden nog met geheimnissen omhullen.

Volgens andere verhalen dor Arabieren zijn er wel dieven, die gewapenderhand \'s nachts hun handwerk drijven, en die, wel verre van bang te worden, als ze den leeuw ontmoeten, brutaalweg hom toeroepen : »ik bon niets bang voor jou ! ik hen een straatroovcr net als jij! ga je eigen weg en laai mij in vrede! Of heb je er lust in mij te vergezellen , ga dan maar mee en wij zullen samen onzen slag slaan!\'quot; En, voegen zij er bij, somtijds volgt de leeuw zulk een snuiter en maakt mol hem gemeenschappelijke zaken. Men beweert ook , dat moedige vromven met goed gevolg hare onverschrokkenheid tegen den leeuw hebben doen gelden ; als hij haar een schaap ontstolen had, gingen ze hem achterna, sloegen hem mei een slok on scholden hem uit voor roover on rooverszoon. Do smaad , zoo beweren zij, van door een vrouw geslagen te worden, overweldigt den leeuw dermate, dat hij zijn buit varen laat en zich beschaamd verwijdert.

Do Arabieren hebbon verschillende manieren om zich van de lastige nabuurschap van een leeuw le bevrijden. Houdt het beest zich in do nabijheid op , dan openbaart het zijn tegenwoordigheid al spoedig vooreerst door een vreoselijk gebrul en ton andere door do onder de kudden aangerichte verwoestingen. Een koe,

-ocr page 418-

404 OP DE LEEUWENJACHT IN ALGIERS.

een veulen, een man verdwijnen. Vrees en schrik verspreidt zich in de lonten. De vrouwen sidderen voor haar kudden , voor haar voe. Van alle kanten hoort men niets als hittere klachten. De moedigste jagers komen hijeen , en een algemeene rechtspraak veroordeelt den ongenoodigden gast ter dood. Op de markten worden door openbare bekendmakingen alle liefhebbers opgeroepen, om te paard of te voet, gewapend op een bepaalden lijd lor aangevve/encr plaatse le zijn. Eerst heeft men de schuilplaals opgespoord, waar hol monster zich bij dag verborgen houdt. Als al de jagers zijn aangekomen, trekt de stool op, om den vijand op lo zoeken ; de voetgangers gaan vooraan. Ongeveer 50 schreden van zijn scluiilhoek verwijderd, stellen deze zich op in drie gelederen : het eerste gelid moot den vijand aanvallen ; hel tweede moet do leeg geworden plaatsen in hel eerste aanvullen , on hol dorde, dal uil de beslo schutters hostaal, vormt do reserve. Zijn deze maatregelen genomen, dan begint oen wonderlijk belangwekkend schouwspel. Hel eerste gelid begint den leeuw uil to dagen dooi\' allerlei smaadredenon en door eonigo op zijn schuilplaals gemikte kogels. «Daar is hij,quot; zoo roepen zij , «daar is hij nu, die zich voor don dapperste van allon houdt! Hij is bang om onder onze oogon te komen ! Het is niet de vroosolijke leeuw, do koning der dieren, maar een lafhartige deugniet, een straat-roover, een dooi- Allah vervloekte!quot; Dikwijls komt de leeuw reeds na dc oerstQ heleedigondo woorden lo voorschijn, ziel rustig naar allo kanten rond, gaapt, rokt zich nil on schijni onverschillig voor alles wat hem omgeeft. Maar door oenigo kogels getroffen , treedt hij vol majesteil uil zijn hol naar huilen, brult, rolt zijne vuurspuwende oogon heen en weer, treedt terug, gaal liggen , rijst weer op , zoodat de lakken onder zijn reuzonklauwen kraken. Nu schiet hot geheole eerste gelid do geweren af; do leeuw stort zich vol woede op zijn rustverstoorders en valt niet zelden onder het vuur van hel tweede gelid. Dat is hot gevaar-li)ksle oogenhlik; want de leeuw blijft gevaarlijk, totdat een kogel hem in den kop of in hol hart heeft getroffen , en niet zelden gebeurt hel , dal hij met 10 , 1-2 kogels in zijn lichaam zich nog hardnekkig verdedigt en onderscheidene zijner vijanden doodt of Ion minste zwaar verwondt.

Zoolang hot gevecht in de struiken plaats heeft, kunnen de rui-

-ocr page 419-

OP DU LEEUWENJACHT IN AI.01KRS. 405

Iers nicls doen. Hun rol begint echter, wanneer, zooals vaak gebeurt, de leeuw naar het vrije veld vliedt. Dan beeft er een strijd van anderen aard plaats , die oollt; niet van belang ontbloot is. Iedere ruiter, voor zooveel zijn onverscbrokkenbeid en be-bendigheid hem daartoe maar in slaat stellen , vervolgt dan spoorslags den leeuw , rijdt in een kring om hem been , vuurt zijn geweer op hem al\', zonder zijn vaart te vertragen , laadt weder en vuurt op dezelfde wijze van nieuws afaan. liet gewonde, aan alle kanten van vijanden omgeven dier springt achteruit, vooruit, op zijde en sneuvelt eindelijk na ecne roemrijke verdediging.

De ruiter beeft bij deze wilde jacht voor niets te vreezen als voor een tuimeling van zijn paard , die hem onvermijdelijk aan de scherpe klauwen van het beest zou overleveren, of, wat nog vaker voorvalt, voor een onhandigen kogel van een zijner makkers. Deze manier van leeuwenjagen is voor een moedigen jager de aangenaamste en hoogsl geschal te. De andere manieren om hem Ie vervolgen zijn misschien veel zekerder, van sneller werking en met minder gevaar verbonden , maar ook veel prozaïscher. Zoo hebben b. v. de Arabieren waargenomen, dat de leeuw , nadat bij een stuk vee gerooid en opgegeten beeft, gedurende de vertering den volgenden dag zwaarmoedig, slaperig, tot eenige beweging onbekwaam in zijn hol doorbrengt. In dit geval begeeft een moedige jager zich naar zijn schuilplaats en jaagt hel weinig waakzame monster een kogel tnsschen de beide oogen. Ook graven de Arabieren op den weg , dien hel dier naar zijn woning afleggen moet , kuilen , die zij dicht met takken bedekken. De verslindende vraat, aangelokt door het daarop gelegde aas, breekt de lichte bedekking en stort in den afgrond , waar hij, zonder zich Ie kunnen verdedigen, als een gemeen stuk vee wordt afgemaakt, Soms sleept men een dood paard, een koe of een schaap naast een opening, die evenwel met sterke boomstammen is loe-gemaakl, maar waarin gaten voor de geweerloopen worden gelalen. In deze opening verschuilt zich nu de jager, die zijn geweer op den leeuw afschiet, wanneer bij het aas tracht te naderen. Is hij niet doodelijk gewond, dan werpt hij zich op de hinderlaag des jagers , rukt mot zijn klauwen de boomstammen weg en verscheur! hem in bet toevluchlsoord zelf.

Ken nog veel gevaarlijker onderneming dan de jacht op den

-ocr page 420-

406 01\' l\'K LEEUWENJACHT IN ALGllRS.

leeuw is hel rooven zijner jongen, en locli wortlen er vermeleien gevonden , ilie zonder vrees dat stoute stuk durven beslaan, lederen avond gaat de leeuw niet zijne eclitgenoot op buit voor de kleine familie uil. Van deze afwezigheid moet men gebruik m;i-ken om de jongen weg te nemen. Met de grootste voorziclitig-heid moet er gezorgd worden , dat zij geen geluid kunnen geven, want hun gesciireeuw zou zonder twijfel Vader en Moeder tut zelfs van verren afslaml terugroepen, en bij hen zou er voor den kinderdief geen vergeving Ie vinden zijn. Is de roof gelukt, dan moet noodzakelijk in de gansche omgeving de waakzaamheid verdubbeld worden. De ouders doorloopen acht dagen lang bet land , buiten zich zelf van woede en smart , onder een ijzingwekkend gebrul, en wee de tent, waaruit bel gehuil hunner vei loren kinderen ze mocht tegenklinken !

Hel vleesch van den ouden leeuw is niet eetbaar, maar zijn huid is een kostbare winst. — Toen de beroemde leeuwenjager, Gérard, zijn eerste, nog jonge dier had geschoten, in de nabijheid van Gbelma , provincie Conslanline, bevond ik mij (zoo verhaalt een reiziger) juist daar ter plaatse en Gérard zond ons een best stuk van dit wildbraad ten geschenke. Onder de zestien makkers, die gewoonlijk met ons alen , waren er maar drie , die dan locb uil nieuwsgierigheid wel eens wilden proeven, boe ol leeuwen-vleescb smaakte. Wij lieten hel eenige dagen in azijn liggen, vervolgens behoorlijk lardeeren en toen in den bakoven brengen, lüj hel avondeten werd hel opgedragen, en de geur er van alleen reeds was zoo onwederstaanbaar, dal alle zestien dischgenoolen zich lieten verleiden om er van te proeven. Ieder vond hel een zoo beerlijken smakelijk gerecht, dat geen ander er mee in vergelijking komen kon.

De Arabier gelooft, dal hel goed is op een leeuwenhuid le slapen. Hij meent, dal men daardoor de booze geesten van zich verwijderd houdt, dal men liet ongeluk verbant en zich tegen zekere ziekten vrijwaart. De in zilver gevatte klauwen zijn een kostbaar vrouwensieraad. Do voorhoofdsbuid is een talisman, dien de mannen op bun hoofd leggen, om in hun hersens geest, kloek-beid en kracht te onderhouden.

In één woord de leeuwenjaclil is bij de Arabieren in groote eer. Ken hunner vele spreekwoorden zegt : AVie den leeuw doodt, vurteert hem ; maar wie hem niet doodt, wordt door hem opgegeten.quot;

-ocr page 421-

407

ALGERilJNSCHE TYPEN.

1. DE KABYLEN.

Onder de verschillende volksslammen van Algiers nemen ongc-Iwijfeld de Ivabylen du eerste plaats in. Grootendeels zijn zij afstammelingen der oudste bewoners van dit land,\' en, waar slechts de adelaar nestelt, aan de helling cl op den rug van het Atlasgehergte, daar wonen zij, in hier en ginds verspreide woningen , die niet licht te genaken en zcor gemakkelijk te verdedigen zijn. Deze woningen bestaan grootendeels uit in den grond geslagen palen, waar riet of boomtakken omheen worden gevlochten, waarna alles met een soort leem wordt dichtgestreken. In het gebergte echter treft men kleine steden en dorpen aan , welker huizen steviger, rechthoekig zijn opgemetseld, met een dak van stroo, van riet, ja soms zelfs van pannen. I!ij iedere, woning is een tamelijk goed bebouwde tuin, waarin allerlei ooli, zooals vijgen, oranjeappels, abrikozen, druiven, enz , maar ook ver-■ichillende moeskruiden groeien, wortelen, uien, komkommers, suiker- en watermeloenen en soms ook tabak. De Kabylen geven zif li veel af met bijenteelt; zij verbouwen zooveel koren , als de grond wil opbrengen; maar zijn meeste zorg wijden zij aan den olijfboom, uit welks vruchten zij zich olie, zeep, enz. bereiden.

De Kabylen zijn nijver en vlijtig; zij verstaan er zich op verscheidene metalen te bewerken en daaruit allerlei werktuigen, wapenen, vrouwensieraden en valsche munten te vervaardigen ; ook maken ze goed buskruit. De vrouwen zorgen voor de huishouding, maar deelen ook met hare mannen de zorgen voor den veldarbeid en weven onderscheidene stollen, liet huisraad is allereenvoudigst: een handmolen, bestaande uit twee stcenen , ter grootte van een gewonen slijpsteen, waarmede de vrouwen bet koren malen ; eenige eigengemaakte rieten korven , nog cenige andere potten en pannen van aarde of hout , en daarbij dan nog een paar zakken van geitenvellen , wat stroomatten en schapenvachten , lt;iie als bed dienst doen moeten, ziedaar al wat zij noodig hebben. F,ven eenvoudig als bun huisraad is hun kleeding: een kort hemd.

-ocr page 422-

408 ALOERIJNSCHIS TÏPIiN.

eon soort sclioolsvol, een hoofdkapje van wit vilt on bij koud weder de hoernoes — dat maakt de gansclie kleeding der mannen uit. De kleeding der vrouwen is al even eenvoudig\'. Hun tooi bestaat uit groote ringen van verscliillend metaal, die zij in haar ooren en rond baar polsen en enkels dragen. Ze tatoeëeren zich met eene bijzondere bekwaamheid hier en daar op haar lichaams-deelen , vooral op haar armen, beenen en het gezicht.

De Kabylen zijn zeer matig: melk, l\'ruit en honig zijn hun gewone voedsel; tusschenbeiden koken ze eens koeskoes met schapen- oi kippenvleesch. De koeskoes wordt door de vrouwen bereid; het is een in de zon gedroogd klompje deeg, dut wei wat op gort gelijkt. Zij breken den vasten deegklomp in kleine stukken en schudden die dan in een soort zeel\' zoolang in de rondte, tot hel kleine , ronde kogeltjes geworden zijn , die ze dan, om ze goed te kunnen bewaren, iu de zon drogen. Ze koken de koeskoes op de volgende manier: als hel vleesch ongeveer gaar is, zetten ze een pan met koeskoes, die juist past en net als een vergiettest vol kleine gaatjes is , op den pot met vleesch ; ze doen die (jan dan goed toe, zoodat de koeskoes door den damp van bet vleeschnat gaar wordt, liet wordt dan verder naar believen ol\' naar men bij machte is met melk, honig, spaansche peper, rozijnen, enz. toebereid; hot is in Algiers een nationaal gerecht en smaakt lang niet kwaad.

Do Kabylen eten ongezuurd brood , een soort van in de hcoto asch gebakkens koeken. Hun drank, even zoo goed als van alle Muzelmannen, bestaat uit hot heldere, in overvloed uit den grond springende , bronwater. Wanneer zij om hun produkten te vor-koopen naar de stad gaan, smullen ze aan een soort ragout, die lang niet smakelijk er uitziende negerinnen in de open lucht bereiden van schapenvleesch, appelen, uien en spaansche peper. Ze hurken rond do schotels neer en ieder schopt er naar believen met zijn hand uit. Is hun eetlust voldaan, dan doet oen waterkruik do rondte, want hot spreekwoord zegt: wie drinkt, heell geen honger meer. Als ze gedronken hebben , wikkelen ze zich in hun hoernoes, strekken zich op den grond uit en genieten hun middagslaapje.

Do Kabylen houden veel kooien , ossen, schapen, geiten, muildieren , ezels en boenders, maar zeer zelden kameelen. Voor-

-ocr page 423-

AI.GKRIJNSOIIK TVt\'KN.

li\'elTolijk zijn hun velslaarl-scliapen. Zc drijven een uitgebreide^ liandel in wapenen, werkluigen , olie , zeep , verscheen gedroogde vruchlen , ingemaakte olijven, vijgen, dadels, tabak, honig, was, huiden van wilde eti tamme dieren, vee, pluimgedierte, boter, eieren, enz. Haar boter bereiden de vrouwen op een hoogst-een-voudige, zeer primitieve wijze; misschien deden haar voorouders liet al zoo in de dagen van Mozes. Zij doen namelijk haar room in een geilenvellen zak, hangen dien aan een boomtak op en .•duidden hem dan duchtig heen en weder, totdat de boter zich gevormd lieel\'L , die ze er dan uitnemen en voor den verkoop in narden potten doen. Maar moei de boter bewaard of verzonden worden , dan wordt ze in lederen zakken genaaid.

De uitgebreide handel der Kabylen brengt bun een aanzienlijke winst op , maar hun geldzucht belet bun die winst op een nuttige wijze te besteden. Zij begraven linn geld in den grond. Niemand weel, waar de verborgen plek is. Kerst op bun sterfbed deelen zij hel aan bun erfgenamen mede. Overvalt de dood him plolse-iing, \'l zij in den oorlog, \'t zij door een of ander ongeluk, dan blijft zulk een schal voor immer verloren, wanneer hij ten minste niet door een toeval ontdekt wordt.

Zij hebben een onafhankelijk, krijgszuchtig karakter. De Kabyl is dapper en neemt gaarne wraak ; hij draagt die als een erfdeel aan zijn zoon over, want slechts liet bloed van zijn vijand is bij machte een ondervonden bcleediging uil te wisschen. De geringste oorzaak is hem aanleiding lot oneenigheid en krijg. Kvenals de vrouwen der oude Germanen, vuren de Kabylenvrouwen door geschreeuw en gezang haar mannen tot den kampstrijd aan. Dij dit oorlogszuchtig volk moei de vrouw evenveel dulden en dragen als do man ; baar scherpe blik volgt den man tot midden in hel slaggewoel; ze wil oordeelen en rechten over zijn gedrag. Wee hem, die weifelt in de ure des ge vaars! lafhartigheid is oen on-uilwischbare schandvlek, die van nu af op hem rust en al zijn schreden vergezelt.

De Kabyl is gruwzaam wreed. Zijn gevangenen vinden bij hem geen genade. Mol afgesneden nagels, afgesneden neus, ooren, lippen, enz. aan eon boom gebonden, worden de ongelukkigen aan hun ellendig lol overgelaten, aan hongerdood of verscheurende dieren ten prooi. Hebben ze aan een of anderen stam hunner christen-

409

-ocr page 424-

410

vijanden een nederlaag loegebraclit, hel bericht daarvan wordt dooi allo stammen zonder onderscheid met groote vreugde ontvangen , zelfs door die , welke met den overvvinnenden stam in vijandschap leven. Merkwaardig snel verbreidt zich het gerucht er van in den ganschen omtrek. De verkondiger van zulk een blijde boodschap klimt op een rotspunt; van daar roept hij zijn nieuws in korte , duidelijke woorden uil; die het liet eerst hoort, brengt hel op gelijke wijze verder, en zoo wordt hel al ras in de verst afgelegen streken bekend.

De Kabylen gelijken nog in menig opzicht op de oude Numidiers, van welke Salhistius verhaalt. Zij zijn een sprekend bewijs, dat in 3000 jaren de beschaving op dit deel van den aardbol geen merkwaardige vorderingen heeft gemaakt.

\'2. DE AR ABIE ft EN.

Deze maken wel liet eigenaardigste en krachligste deel van de bevolking in Algiers uil. Zij worden onderscheiden in gevestigde Arabieren {Fellahs) , die zich op landbouw on handel toeleggen en in steden en dorpen vaste woonplaatsen hebben, en in lle-douïnrn , die zich met veeteelt onledig houden, maar desniettemin ook van rooi leven. Deze worden hooldzakelijk aan de grenzen van de Sahara aangetroll\'en , waar ze met hun kameelen on schapen van de eene weide naar de andere trekken.

De Arabieren ^ijn een ilink opgeschoten, krachtig , regelmatig gebouwd , schoon slag van menschen. Men ziet zelden erg magere , maar ook even zoo zelden erg dikke menschen onder hen. Ze hebben een limine gelaatskleur, dragen korte haarden en knevels en hebben zeer wilte en fraaie tanden. Hun houding is stoutmoedig en trotsch. Hun kleeding bestaat uit een wilte haik van fijne wol, die het gansche lichaam als een wijd hemd omhult en van hel hoofd lol de voelen reikt. Over dien Indli trekken ze een wijden , golvenden mantel , den hoernoes, die van grovere wol vervaardigd is. Om hun voeten binden zij eeu stuk runder-huid , met de haren naar buiten gekeerd. De aanzienlijken dragen gele rijlaarzen van zeer nellen vorm. De meeste Sheiks dragen witte broeken, en de stanihoolden bij feestelijke gelegenheden met goud gestikte vesten.

-ocr page 425-

Ill

De kleeding der vrouwen beslaat uil eon wil wollen hemd mei korle mouwen ; zij maken tlal mei een band om baar lijf vasl. Haar lange baren dragen ze slordig saamgevlocblen en vaak slingeren ze een bonlen dook om bel hoofd. Zij laloeceron , gewoonlijk reeds op baar Iwaalfde jaar, zich boenen , borsl en ge-laal; haar nagels verven ze blauwrood. Om haar armen en boenen dragen ze koperen, ijzeren of zilveren ringen mei gespen en even zulke vervaarlijke ringen in baar ooren. Ze dragen geen sluier.

De meesle Arabieren wonen in zwarlo, uil kameelharen doek gemaakte tenten in groepen bij elkaar: in Algiers in groepen van 10 lol 20, in üran en Conslantine van 500 tenten. Do lonl wordl door oen voorhang in twee vertrekken verdeeld. In bei. céne /.onderen de vrouwen zich af, wanneer een gasi hel familiehoofd bezoekt. Hel huisraad beslaat maar uit weinig stukken : eenige dekken of mallen van palmbladeren , een paar schapenvachten , een dozijn aarden pannen voor water, melk en boter, de allernoodzakelijkste werktuigen voor bet weven, een handmolen eindelijk wapens en paardentuig — ziedaar de gansebe uitrusting, leder dorp staat onder hel bevel van een She ik; 30, 40, soms 100 tol 400 dorpen maken een stam uil. Hel opperhoofd van een stam is de kaid. lir zijn er, die 8000 tol. 4000 ruiters in het veld kunnen brengen. Na dezen slaan de marabonis in bet grools.te aanzien. Een marabout dient te kunnen schrijven , den Koran lezen en verklaren ; bij behoort ingetogen te leven , zich van zinnelijk genot te spenen en door een vromen wandel een goed voorbeeld te geven.

De aanzienlijke Arabieren achten zich niel te voornaam om op dezelfde wijze als hunne stamgenooten den kost te verdienen. De kaid schaamt er zich niet voor, zelf een stuk zijner kudde te slachten en te braden. Hij brengt zijn vee en zijn koren ter markt, evenals de andere Arabieren. Zijne vrouw weeft tehuis den baik en den boernoes , kookt den koeskoes, haalt water uil de bron en zijn zoon hoedt mei de andere jongens van zijn stam hel vee.

Het lot der Arabische vrouwen is ver van benijdenswaardig : zij zijn niet veel meer als geplaagde dieren , ja, nog mindei , dingen, waarvan haar lieer zich naar willekeur bedienen kan. Zij nemen deel aan den veldarbeid , zorgen voor de buisbouding

-ocr page 426-

412

ca woven allerlei sloll\'cn. Breekt het leger op , dan wordt al de daarmede in verband slaande arbeid door haar verricht; zij breken de tenten af, pakken hel huisraad bij elkaar, iaden het op, vangen de hoenders, steken die in den korf, enz. enz., terwijl haar meester, totdat zijn paard klaar is, op zijn heerenhuid ligt en kalm toeziet. Wanneer alles klaar is, stijgt hij te paard, neemt zijn wapenen, en de karavaan zet zich in beweging, üe vrouwen, van haar honden begeleid, gaan to voet vooruit, opdat hij ze in het oog zou kunnen houden : zij hebben vaak één kind op haar rug hangen, één dragen ze op haar arm, terwijl nog twee of drie zich aan haar kleederen vasthouden.

Zooals bekend is heeft de Arabier van niets grooter afkeer dan van arbeiden. Hij brengt gaarne het grootste gedeelte van den dag 111 een zorgeloos dole; far niente door, gelijk aan dat der Italiaansche laziaroni \\ hij pleegt te zeggen: als men arbeidt, sterft men zeker; wie echter zijn leven lang goed op zijn lichaam gepast heelt, moet even zeker sterven: wie niet arbeidt, is dus in elk geval het best af.

Iedere stam bezit uitgebreid grondgebied: de grenzen daarvan, ofschoon willekeurig aangenomen, kent elke stam zeer nauwkeurig. leder jaar wordt slechts zooveel grond bewerkt, als zij noo-dig hebben ; het overige dient tot weiden voor de talrijke kudden, die hun grootsten rijkdom uitmaken. De landbouw kost den Arabieren evenmin veel moeite als veel geld; hij spit zijn akkerzeer weinig diep njn , niet veel meer alsof hij door de hoenders wal omgekrapt was. Heeft hij een ploeg daarvoor noodig, welnu, die wordt hem gegeven door hel naastbijzijnde bosch; geen jager of boschwachler, die hem dal held. Is hol zaaien afgeloopen, dan laat hij het overige aan de Voorzienigheid over; ja zelfs, als gebrek aan water of voedsel voor hel vee hem daartoe noodzaken, trekt hij tot aan den oogsttijd op verren afstand weg. Die oogsttijd kost hem ook al heel weinig krachls-inspanning. Slroo heeft hij niet noodig en mest is hem onbekend. Hij snijdt dus de halmen niet verder af dan noodig is om ze lot kleine schoven te kunnen binden. Dicht bij de tent worden die op den grond uil-gespreid en op dezen geïmproviseerden dorschvloer wordt door drie of vier paarden of muildieren met do voelen het graan ge-dorscht, He zachte morgen- of avondwind maakt dal het kaf

-ocr page 427-

ALGKRIJNSCHE TYPEN, 413

verwaait en dan worden de korrels in do SUus, in don grond gegraven kuilen , Ier bewaring nedergolegd.

Als de Arabieren op reis gaan, dragen ze in een kleinen lederen zak hun spijsvoorraad mei zich mede. Deze beslaal uit gedroogde vruchten o( meel. Houden ze rust, dan drijven ze hun kameelen , die als ze beladen zijn gewoonlijk achter elkander loopen , bij elkaar, en bereiden hun maaltijd op de volgende wijze : ieder brengt uit zijn voorraad de noodige hoeveelheid meel aan , soms in de punt van zijn niet heel zindelijke boernoes. Do geschiktste of bereidwilligste uit hun midden kneedt dat meel, zonder eerst zijn handen te wassehen, met wat water lol een tamelijk vasten klomp en - het elen is klaar. Nu hurken do gasten daarom heen ; ieder neemt met zijn vingers van dat meel zooveel, als hij in eens doorslikken kan en rolt het in zijn holle hand zoolang hoen en weer, totdat hel den kogelvorm heell aangenomen, Dan werpt hij zich dien hal in den mond en vangt hem even netjes, als b. v. een hond een stuk vlcesch. Zij zorgen echter w\'cl dal er niets verloren gaat, en daarom schudden ze weer in den schotel af, wal er soms aan hun baard ol\' hand is blijven hangen en maken daarvan een nieuwen bal.

De Arabier is listig en huichelachlig. Kien zijner talrijke spreekwoorden zegt: »als hij, wiens hulp ge noodig hebt, op een ezel zit, zeg dan logen hem; wal een prachtig paard berijdt ge daar, genadige lieer!\'\' — Hij is bovenmate bijgeloovig, een trouwe aanhanger van do leer van bel noodlot, ilij gelool\'l aan den invloed van booze geesten. Ilij draagt op zijn lij!\' amuletten en hangt die ook om den hals van zijn lievelingspaarden.

De paarden der aanzienlijke Arabieren worden onder de besten gerekend ; hun zuiver ras wordt door een geslachtslijst gewaarborgd. Ilij heeft zijn jloaqnis (windhonden) zelf afgericht , ei! terwijl do gewone honden uit de andere tenlen, \'s nachts hyenaas ol jakhalzen aanblaffen , liggen de zijnen beter opgevoed rustij.\' aan zijn voeten. De valken worden door don valkenier onder zijn oogen gedresseerd; bij zorgt er zelf voor, dat zij aan bet geluid van zijn stem gewend raken.

Onder zijn krijgs- en jachtvoorraad zijn de schoonste gcdamaskeerde geweren, welker ringen van massief zilver vervaardigden welker kolven met paarlemoer en koralen ingelegd zijn. Zijn

-ocr page 428-

ALCIERUNSCIIE TVl\'EN,

s;ibcls zijn met zilver afgezet; zijn zadels zijn met gouJ , zilver of zijile op lluweel of marokijn geslikt; zijn djibera (zak) is mol oen pantervel versierd , zijn medol (lioogo slroolioed) met struis-vogelvederen gelooid, bovendien zijn mahazema (patroonlasch) van marokijn met goud , zilver en zijde.

De zoon erft bij den dood zijns vaders al diens bezittingen. Ue groole lent met al hel huisraad wordt zijn eigendom, lapij-ten , kussens, krijgs-, jacht- en mondvoorraad. Hem behoort dan ook de schoone hengst en al do met baar voorpooten aan een uitgespannen lijn gebonden merriön , alle negers en negerinnen, al wat er aan koren, dadels en honig voorhanden is, met en be-nevens de op groole afstanden weidende, door herders bewaakte 8 lol 10.000 stuks schapen , 5 lol 000 kameelen enz. enz.

Wanneer hij in gezelschap van vrienden en dienaars die talrijke kudden gaal bezien, dan geeft dal gelegenheid tol een jacht op struisvogels, gazellen of andere dieren , al naarmate van landstreek en jaargetij. Op zulke tochten bereiden de jongelieden zich voor lol de vermoeienissen en gevaren van den krijg. Is er een karavaan geplunderd, oen vrouw van den stam beloedigd, betwist men hem zijn water of zijn weiden, dan verzamelen zich de opperhoofden, om tol den oorlog te besluiten. Dan worden er boodschappers gezonden naar de opperhoofden der met hen verbonden stammen, om ze tol hel feest uil le noodigen. Allen zijn precies ten bestemden tijde met hun rjoum en hun voetvolk tegenwoordig; men zweert elkander plechtig in naam eens geëerden marabouts we-derkeerig bijstand , en legt de verzekering af van in alle voorkomende gevallen als één man weerstand le bieden. Dan breken al de krijgers op.

De vijandelijke stam heeft, ook zijn maatregelen genomen. Na eenige dagmarschen slaan beide partijen tegen elkander over. Mei eerst ontmoeten de tirailleurs elkander: zij beginnen de vijandelijkheden met scheldwoorden en beschimpingen, zooals de helden bij Homerus. Langzamerhand breidt de kamp zich uil. Al moer worden er handgemeen; doorbel geknetter van het geweervum heen hoort men op huilenden loon gedane uitdagingen en be-leedigende uitdrukkingen ; eindelijk heeft ieder krijger een heni waardig tegenstander gevonden en beide legers strijden eindelijk mei de blanke wapenen man legen man. Na een lang geverhl

■114

-ocr page 429-

415

Miiiil do schaal (Jos gehiks aan den cenon kant over, en de le-jjonparliJ ziel zich genoodzaakt den terugtocht aan ie vangen. Na ile overwinning volgt de plundering ; hier plundert er één een gesneuvelden voetganger, daar één oen overhoop geworpen ruiter , deze kampt om een paard , gene om een neger, een fraai geweer of een yalagan (sabel) van waarde.

Keert een stam als overwinnaar op zijn grondgebied terug, dan wordt er een algemeen vreugdefeest gevierd. De vroolijkheid uit zich in zwelgerijen en rijke gaven aan do marabouts , wanl, al is hot niet bepaald noodig, het is in elk geval voorzichtig, don invloed dezer wraakzuchtige en onverzoenlijke heiligen te ontzien. De bondgenootcn genieten do meest onbekrompen gastvrijheid en bovendien worden zij voor hun bewezen diensten beloond. Dan gaan zo , door hun vrienden oen eindvveogs begeleid, naar hun woonplaats terug , maar niet, voordal men nogmaals bet verbond van onderlinge trouw door een eed bevestigd beeft.

3. DE MOOREN.

Aan de hedendaagsche Mooren bespeurt men den invloed aller volksverhuizingen; zij zijn een mengeling van verschillende natiën en hebben zich nooit als één nationaal lichaam aaneengesloten. Allerlei veroveraars overheerschten ben en hoofdzakelijk namen ze wollen , zeden en gebruiken van de Arabieren en Turken over. In onze dagen zijn er dus maar zeer weinige oorspronkelijke mooronfainilien van zuiver bloed Do Mooren brengen gaarne een groot deel van don dag in bun koffiehuis door, waar zij rooken on schaakspelen. Ook vorloeven ze dikwijls in de winkels der barbiers, die, zooals overal, altijd wat nieuws weten. Niettegenstaande hun aangeboren traagheid oefenen zij allerlei beroepen uit. Hunne ontwikkeling is gewoonlijk zeer gering; toch treft men er verscheidene aan , die lehiiis zijn in geschiedenis en aardrijkskunde on zelfs onderscheideno talen verstaan. Tegenwoordig laten bijna ;illo rijke familiën bun zonen aan franscho inrichtingen onderwijzen. De meisjes mogen geen openbare scholen bezoeken en blijven in do grootste onwetendheid.

Zoodra oen meisje maar twaalf jaar oud is, is hot de grootste zorg van baar ouders baar goed uil te huwelijken. Als bel buwe-lijks-konlrakt dan goleekend is, komen al do vriendinnen dor bruid

-ocr page 430-

4ii;

in liaar vailers-lmis, om ze aan haar loilct te liclpen. Is deze ge-wichlige zaak afgcloopen, dan gaal, do bruid op eenige zachte kussens zillen, er komen muzikanten, en de feeslelijklieid, die naar male van liel aanzien der ramilie korter ol langer dnurl, neemt, een aanvang. He openslaande deuren stellen iedere vrouw, die voorbijgaat, in ile gelegenheid, de bruid te zien en haar geluk te wensclien. Opdat echter de vervulling Imrer wcnschen door geen tooverij zou worden belemmerd , steken de dames knollook, zout, kleine uien, enz. in de zakken der jonggehuwde. Na het einde van bet leest wordt de bruid met muziek, onder het jubelgeschreeuw der vrouwen, naar haren echtgenoot gevoerd. Van dit oogenblik al gnat ze uil het strenge opzicht baars vaders in de slavernij haars mans over, en zij is nu verder niets meer dan een aan zijn luimen onderworpen huisdier.

Ma den dood van een Moor gaan zijne vrouwen naar zijn gral\', blijven daar achter en jammeren en builen daar op een allerakeligste manier; ze doen, alsof ze zich de haren uitrukken, als reten zij zich hel gelaat open , het heelt er alles van, alsof zij baar tranen tien vrijen loop laten en ontroostbaar zijn ; bel is echter alles louter vertooning en schijn ; want al haar smart en wee-klacbt loopt gewoonlijk uit op het genieten van een lekkeren maaltijd.

3. DE TURKEN.

De levensw ijze der Turken is dezelfde als die der Mooren, onder welke zij zich meestal in de barbierswinkels, de gewone verzamelplaatsen der leegloopers, op de wandelplaatsen en in de koHiebuizen mengen. Zij hebben tempels, godsdienstoefeningen en trouwplechtigheden. Zij vinden landbouw, en in bet algemeen elke andere arbeid, even vernederend en verachtelijk als de Mooren dat doen: zij lieten len allen tijde de verzorging bunncr tuinen aan de slaven over.

Vóór de verovering des lands door de Franschen. waren de Turken onbeperkte gebieders ; zij hielden al de overige inwoners des lands onder den druk van bun militair geweld. Hun yatagan verschoonde niemand, van den armen .lood af, dien ze ongestrall nedersabelden , tot op den Dey zeiven, wiens hoofd moest vallen, wanneer het hun noodzakelijk ol voordeelig toescheen. Zij bewaakten de steden, zij inden de belastingen, en in oorlogstijd strekte

-ocr page 431-

AI.GERIJNSCIIE TYPEN.

hun lieerscliappij zich over al de troepen uil, welke hun dan ook blindelings gehoorzaamden. Mooren, Arabieren, Koeioeglis waren hun onderdanig en beefden voor hun wraak. Nooit werd de straf voor eenig misdrijf openlijk aan hen voltrokken; hel huis van den uga was de plaats, waar de schuldigen of een lichamelijke tuchtiging ondergingen óf hun hoofd moesten afslaan aan don voltrekker der wetten. Wee hem, die een Turk had gedood ! Hem wachtle de vreeselijkste straf; slaagde hij er in, zich door te vluchten voor de straf te vrijwaren, dan hegaf de aya met zijn ruiterij zich naar de plaats der misdaad, greep daar eenige huisvaders, welken de dey, gewoonlijk zonder eenig onderzoek, hel hoofd lid afslaan.

Zulk een stelsel van schrik aanjagen, deze sabelregeering verleende aan de Turken een grenzenlooze macht over alle rondomwonendc volksstammen; dal hield hol land voortdurend in zóó groot c rust, als de tienmaal talrijker l\'Vanschen nog niet hebben kunnen verkrijgen.

A. DE KOELOEGI.IS.

Wc noemden daar straks reeds eenmaal de Koeioeglis : deze zijn gesproten uit de vcreeniging van Turken met Moorsche vrouwen en hun karakter is dan ook een mengeling van de temperamenten hunner ouders. Zij gaan als de Mooren gekleed en zijn, evenals deze, buitengewoon zindelijk. Evenals de Mooren en Turken, verachten zij den arbeid. Zij brengen gaarne een groot deel van den dag rook end en schaakspelend in het kofliebuis door en zitten dan met onder het lijt gekruiste beenen, zooals de kleermakers op hun werktafel.

Ze onderscheiden zich van de andere volksstammen door een buitengewone ijdelheid en onwetendheid. Zij zijn niet bijzonder ijverig in de uitoefening hunner godsdienstplichten, en schijnen wel geboren om bun leven in die aangename en rustige werkeloosheid te slijten, die den tijd zonder inspanning in lust, vreugde en genot ongemerkt laat voorbijgaan.

417

DE JODEN.

De Afrikaansche Jood gelijkt in ieder opzicht op zijne, over i). II, lt;27

-ocr page 432-

418

allo dcclcn van den aardbodem verstrooide geloolsgcnoolen. Hij is gemakkelijk aan zijn uilerlijk voorkomen, aan zijne wijze van spreken en handelen lo onderkennen. Zijne kleeding gelijkt op die der Mooren, maar is gewoonlijk donkerder van kleur. Hij draagt nis de Mahomedanen baard en knevel en beeft een ge-schoren kruin. Onder de Turksche heerschappij was bet bom verboden een tulband Ie dragen, waarom bij er een zwartzijden doek voor in do plaats nam. Tegenwoordig hebben bijna alle .loden do Europeesche kleederdracht en mode aangenomen.

Als overal houdt ook de Jood in Algiers zich onledig met handel en koopmanschap , waarbij hij dezelfde bekwaamheid en ge-slepenheid als alle zijne geloofsgenootcn aan den dag legt. Er zijn er onderscheidene , die kort na de verovering hun gansche have , uit garen en band, naalden, schoensmeer enz. bestaande, in een kleine mand konden pakken, en die eenige jaren later de schoonste winkels bezaten. Niets is in staat deze Ilebrecrs af tc schrikken , als zij een winstje in het vooruitzicht hebben; en de metaalklank oefent zulk een macht over hen uit, dat zij zich daarvoor, ondanks de hun aangeboren lafhartigheid , aan de grootste gevaren blootstellen.

Vroeger genoten de .loden in Algiers vele voorrechten, maar de Turksche regeering legde hun zware plichten en eenc strenge afhankelijkheid op. Men duldde wel is waar bun godsdienst nog en stond den Rabbijnen loc dc gerechtigheid te handhaven, maar zij werden naar eene bijzondere wijk der stad verwezen. Om ze des te gemakkelijker van de overige bewoners tc kunnen onderscheiden , dwong men hen zich in donkergekleurde stollen te kleeden; dc vrouwen mochten geen sluier meer dragen, waarvoor zij misschien wel heel dankbaar waren, en geen .lood mocht te paard rijden. Van de Janitsaren moesten ze de laagste mis-handelingen dulden , zonder zich te mogen beklagen; want zoo cr ecu het gewaagd had, bij den kadi of den dey recht te zoeken, dan klaagde het ruwe krijgsvolk hem aan, dat hij Mahomeds godsdienst veracht had, en zulk een beschuldiging was gewis voldoende om eon doodvonnis over hem te doen vellen en zijn vermogen ten voordode van den slaat verbeurd te doen verklaren. Waar ook maar een Jood zich in tegenwoordigheid van een Ma-bomedaan bevond, moest hij dezen den voorrang geven. Wee

-ocr page 433-

419

liem, die lid waagde in liel. voorbijgaan het hoofd om te draaien en dooi\' zijn prol\'anen blik de heiligheid eener moskee te schenden ! Onmiddellijk viel hel volk hem aan en olTerde hem aan zijn hlind onmenschelijk fanatisme.

Zoo de Afrikaansohe Jood met een buitengewone dosis kleinmoedigheid hegaald is, on zoo men deze eigenschap zijnen ge-loofsgenooten in het algemeen toeschrijlt, dan ligt dat misschien wel daaraan , dat men ze nooit waardig heelt gekeurd in het leger te worden opgenomen. Want waar men dat wel doet, gelijk in Engelsch-lndië b. v., daar gaat de .lood liet doodsgevaar met dezelfde onverschrokkenheid tegen, als ieder zijner wapenbroeders.

De Afrikaansche Jood is bovenmate bijgeloovig. Dreigt hem een ongeluk, hij neemt ijlings zijn toevlucht tot amuletten, la-lismans en toovermiddelen. Onder hen zijn verscheidene oude vrouwen, die als bezweerders , duivelbanners, dokters enz. zich uil de lichtgeloovigheid en de beurs van wie zich lol haar wenden een aardig voordeeltje weten te verschaffen.

Als een Jood gestorven is, wordt hij in een stuk gekleurd lijnwaad gewikkeld en naar het kerkhof gedragen. Tol teeken van rouw zijn zijne begelieders in smerige, gescheurde lompen gekleed. Zoodra de stoet bij het graf gekomen is, grijpen de Rabbijnen en oudsten elkaar bij de hand, dansen zingend en biddend in de rondte er om heen , en een daartoe aangewezen man werpt bij iederen rondgang der dansenden kleine geldstukjes naar de tegenovergestelde zijde. Nu opent zich do looverkring, de dragers leggen hel lijk met de groolste snelheid in de groeve, bedekken het met aardeen metselen het geheel met platte steenen toe. In hun eenvoud gclooven zij , dal de duivel altijd op zijn loer ligt, om zich van den doodc meester le maken; daarom werpen zij hem die geldstukjes toe , en terwijl hij bezig is met ze op te rapen , begraven zij het lijk mei den meeslen spoed.

Gewoonlijk laten de Joden aan hun knapen beter onderricht geven dan de Muzelmannen. Zij vertrouwen dal aan de Habbijnon toe , onder welke men groote geleerden aantreft, die veel gereisd hebben en uitstekende taalkundigen zijn. Do meisjesscholen staan onder toezicht van vrouwen , die echter alleen in naaien en verstellen onderricht geven.

Vele Afrikaansche Joden zijn mei melaatscbheid behebl; bij de

-ocr page 434-

AI.OERIJXSCIIE TYPEN\'.

andere volksslanunen in Algiers wordt die alscliuwclijke ziekte ternauwernood waargenomen.

7. DE NEGERS.

De handel der Arabieren met de bewoners der groote woestijn heelt de negers naar Algiers gebracht. Vooral de Marokkanen bonden /icb met den slavenhandel bezig. Zij verruilen allerlei kleine handelsartikelen tegen goudzand en negerslaven, welke laatste zij dan weder tot in Klein-Azië toe verkoopen. Deze slaven zijn hunnen heeren gewoonlijk zeer trouw en verkleefd , niettegenstaande zij soms vele mishandelingen van hen hebben te verduren. Zij kunnen iiun vrijheid weder voor een zekere som gelds koopen of krijgen die voor het betoonen van sommige buitengewone diensten. Zeer dikwijls kregen ze de vrijheid bij den dood huns meesters en werden dan burgers, na eerst den Mahomedaanschen godsdienst te hebben aangenomen. Op deze wijze groeide het getal der negers sterk aan. — Men onderscheidt de bier geborenen van de vrijgelatenen door de litteekenen van een of meer sneden , die de laatsten ten leeken hunner vroegere slavernij in de wang hebben.

Door hun omgang met de Mooren hebben de negers vele gebi uiken der cerstgenoemden overgenomen. Zij zijn bedrijvig en vlijtig van aard, hebben een opgeruimde en vroolijke inborst en houden buitensporig veel \\sm muziek, hoewel hun muzikale ontwikkeling zeer gering is. Ken trom met schellen of eenig ander levenmakend instrument is reeds in staat den danslust in sterke male bij hen op le wekken. Zij zijn moedig en dapper en grijpen , als hel te pas komt, graag naar de wapenen. Zij zijn Mahomedanen meer in schijn dan nil overtuiging; zij bezoeken de moskeen alleen maar op feestdagen, en dan nog niet eens uit vroomheid , maar om met hunne fraaie kleederen te pronken.

Do negerinnen zijn even zoo ijdel als haar mannen : hare zucht voor allerlei kleinoodiën is zóó groot, dat zij zich ooren, armen, voeten en hals met allerlei glinsterende kleinigheden behangen.

420

-ocr page 435-

I)K SAHARA.

DE SAHARA.

lliibbon wij vroeger in don goosl een bezoek aan de Sahara gebracht, toen wij handelden over »de Groote Woestijn en eene grootschc Gedachte,quot; locli mag het niet overbodig worden geacht ook nu, bij ons vluchtig bezoek aan Afrika, nog het eon en ander te bespreken, waarvoor toen geen geschikte gelegenheid bestond. Wij wenschten namelijk een enkel woord te wijden nan de oasen, aan den dadelboom, aan Fezzan en aan de Toearegs.

Die groote zandzee toch heeft hare eilanden, do oasen, die, ongeveer .]() in getal, in de woestijn verstrooid liggen, liet zijn groene, aan bronnen rijke, met dadelboomen begroeide plekken, gewoonlijk dalen, die ringsorn door hoogten omgeven zijn, als dammen ol\' wallen tegen het woestijnzand. De oasen maken de rust- en plois-terplaatsen der karavanen uit, welker weg gewoonlijk van do eene naar de andere loopt. Eigenlijke wogen zijn er in de woestijn niet: het zijn smalle voetpaden, waar menseh en dier achter elkander gaan ; vaak zijn hot ook ongebaande einden, waar slechts een heuvel ol\' een dadelboom op een groen plokje als wegwijzer dienst doet. De grootste oase is Fezzan, Ion zuiden van Tripoli, langwerpig rond , dooi\' kale bergen als door een ring omgeven. Zo is 60 mijlen lang en 40 mijlen breed, hot dool veler handelskaravanen, zoodal in de honderd vlekken en dorpen, maar vooral in de hoofdstad Moorzoek onafgebroken markt gehouden wordt. In do met den Nijl gelijk loopende oasenrij is Sivvah de noordelijkste. In de oudheid was hier een in Afrika, Kuropa en Azië beroemd orakel van Jupiter Ammon : hot was eene priester-kolonie met vele tempelgebouwen en dichte, schaduwrijke olijf- en palmboschjes, die den gloed der zonnestralen temperden. Ook Alexander de Groote bezocht dil orakel en werd hier als Jupiter\'s zoon begroet. De oase is nog heden ten dage zeer vruchtbaar en brengt de schoonste dadels, vijgen, granaatappelen, abrikozen en druiven voort. De grond is vol graven, waarin do mummies zich nog bevinden ; de bewoners zoeken daarin naar gold en kostuaarheden. De huizen zijn voor een groot doel gebouwd van stoenen, die eenmaal lot de tempels dor oudheid behoorden.

De karavanen trekken regelmatig de woestijn door. De karavaan

421

-ocr page 436-

DE SAHARA.

van Fezzan geldt voor de best ingerichle. De hooldricluingen gaan van hel Ooslcn naai\' hel Weslen. De karavaan van Fez naar Tiin-boktoe beeft ic29 dagen noodig, waaronder 59 rustdagen zijn. Wanneer onze weg dien van zulk een karavaan kruiste, zoo verbaalt ons een reiziger, dan wisselden onze Arabieren een paar woorden met die nomaden ; na een kort opontlioud verwijderden de beide karavanen zich weer van elkaar, evenals twee spoorlreinen, die eenige minuten Ie zamen op lietzeiïde station hebben verteerd. Niet zelden ook ontmoetten wij een op zijn kameel zittenden Arabier, die zich alleen in de woestijn waagde. Terwijl hij in een zak zijn gedroogde dadels met zicb voert, houdt hij \'s avonds stil bij eene ol\' andere bron , die hij weet te vinden, hult zich in zijn burnous en slaapt naast zijn de rust genietend rijdier.

De dadelboom is het die de woestijn van voedsel voorziet; slechts daar brengt hij zijn vruchten tot rijpheid, maar zonder hem was de woestijn ook onbewoond en onbewoonbaar De vereering van dezen boom is zoo groot, dat do Arabische dichtkunst hem tot den rang van een levend wezen verheven heelt, dat door God ten zesden dage tegelijk met den mensch geschapen word. Om goed te doen begrijpen op welke voorwaarden deze boom groeien kan, gaat de fantasie der Sahara-bewoners nog boven de werkelijkheid uit. Deze koning der oasen, zoo zeggen zij, moet zijn voet in hel water en zijn kruin in het vuur des hemels doopen. De wetenschap echter rechtvaardigt toch voor een groot deel deze uitspraak, want hij hccl\'l cene gedurende acht maanden opgehoopte warmte-hoe-veelheid van .VIOü graden noodig, wanneer men de middelbare warmte der alzonderlijke dagen bijeen telt ; zonder dat kan de dadelboom zijn vruchten niet tot volkomen rijpheid brengen. Is de warmte-hoeveelheid minder, dan zet zich de vrucht wol, maar zij blijlt klein, wrang van smaak en ze krijgt niet haar voldoende gehalte zetmeel en suiker, die toch juist hare voedende eigenschappen moeten uitmaken.

liet klimaat van de Sahara voldoet aan deze voorwaarden volkomen. De gemiddelde temperatuur over een jaar bedraagt \'20 tot \'2 \\ graden! De hitte begint in April en houdt in October op. Midden in den zomer bereikt de thermometer in de schaduw dikwijls Ah, ja 52 graden. Maar de winter is naar evenredigheid koud. Te Diskra daalt de thermometer soms lot op *2 en 3 graden onder nul.

422

-ocr page 437-

DE SAHARA.

!n Üed-Hir vonden do Fransche officieren hunne met water gevulde blikken kannen \'s morgens en \'s avonds met een dun ijs vlies bedekt. Gelukkig kunnen de dadels een droge voorbijgaande koude van ü graden onder nul even goed verdragen ais een liitle van 61) graden.

Kr valt in de Sahara zelden regen, en dan alleen nog \'s winters, als wanneer bij uit den door de zomerhitte verdorden grond de planten weer te voorschijn roept. Somwijlen vallen er stortbuien, maar die duren heel kort. Te Tuggurt en te Nargle gaan soms jaren achtereen om , zonder dat er een enkele droppel water valt. Zoo kan men dus wel begrijpen, waarom de Arabieren zoo dankbaar zijn jegens een boom, die suikerzoete, voedzame vruchten voortbrengt, die in het zand welig groeien kan, bevochtigd door brak water, dat voor de meeste gewassen doodelijk is, die groen blijft, wanneer alles om hem heen door de stralen eener onverbiddelijke zon geroosterd wordt, die aan dc winden, welke zijn top lol aan den grond toe nederbuigen , weerstand biedt zonder le breken ol\' zich er door le laten ontwortelen. Zijne, tie gansche wereld door gezochte vruchten zijn voor den ruilhandel allergescbiklsl en geven niet alleen welvaart, maar zell\'s rijkdom.

En behalve die vruchten levert de dadelboom nog een zeker suikerhoudend vocht , dat door gisling alras een op wijn gelijkenden smaak krijgt. Tc Tuggurt snijdt men, om bet te krijgen, de bladerkroon van binnen ringvormig uil, zoodat alleen dc onderste bladeren gespaard worden, liet uitsnijdsel heeft den vorm van een kegel ; daar steekt men een bol riet in tol op den bodem toe, waardoor hel sap in een val vloeit, dal weder in een ander vat, dal aan de bladeren van den boom opgehangen is, leegloopt. De boom sterft na deze verminking niet immer geheel af; dc eindsprint begint weer te groeien en de boom herstelt zich langzamerhand weer geheel en al. Deze bewerking kan lol twee-(gt;11 driemaal loc herhaald worden.

Geheel Kezzan en half Tripolis leeft van den dadelboom. Hier is iedere deur, iedere stijl van dadelhout gemaakt; in de huizen beslaat dc zoldering der kamers uil dadelslammen , tussehen en over welke takken gelegd zijn , zooals bij ons wel met het riet gebeurt. Arme lui wonen in hullen , die geheel van zijn lakken vervaardigd zijn , en zoo leveren ook palmtakken het gewone

-ocr page 438-

liE SAHARA.

lirandlioul. Do arme kerels brengen die lol op een afsland van (i en 8 mijlen af naar de slad en verkoopon daar Uvee hossen, dal is zooveel als een mcnsch dragen kan, voor twee suii-vers. Dadels zijn het voedsel voor menschen en dieren: ka-meelen, paarden , honden , alles eol hier dadels. Zelfs de pillen or van worden geweekl en in dezen vorm aan hel vee gegeven. Gras loch , of ander groen voeder voor hel vee vindl men hier volslrekl niol, behalve een weinig sleenklaver, dal mei evenveel moeilc als hel koorn in Uiinen verbouwd wordt en daarom altijd zeer hoog in prijs is.

Hol verblijf in zulk eon slad der woestijn, zooals b. v. in Moor-zoek, do hooldstad van Fezzan, straks i-eeds dooi\' ons genoemd, is soms verre van aangenaam. Vooreerst heeft ongedierte van allerlei aard tot de woningen daar vrijen toegang. Vliegen en wespen pijnigen don mcnsch er ontzettend, maar zouden nog to verdragon zijn , zoo zij de eenigo kwelgeesten waren. Maar behalve deze treft men er nog veel hatelijker en vrij wal gevaarlijker gasten aan. Scorpioenen en afgrijselijke spinnen bohooren lot de vaste huisbewoners , zelfs adders komen niet zelden in huis. Itocli hagedissen en gekkos worden er gaarne gezien en zonder aarzelen geduld , omdat die op de vliegen jacht maken. Over dag vallen do hongerige vliegen bij menigte op do huisbewoners aan en s nachts worden zo gekweld door de spinnekoppen. lüj zulke plagen komen nu nog de heete stormen, die oen massa slof en fijn zamb door alle mogelijke openingen Jagen; dan de verpestende uitwasemingen der zoutwater-poelen; voorts hel gebrek aan zuiverende luchlslroomingen uit hot Noorden , dewijl do zandheuvelen die tegenhouden; voegt nu daarbij de dientengevolge dubbel voelbare hitle, de buitengewone armoede aan planten en het daarmede samenhangend gemis van gezonde voedingsmiddelen , do ontberingen van allerlei aard enz., dan kan men wel begri jpen, dal hot leven in Moerzook nu juist niet zoo heel veel bekoorlijks beeft. Nioltogenstaande de groolo droogte zijn ei voel koortsen; maar nog voel monigvuldiger hoerschen or oogziekten , zooals in alle heete , zoutrijko en stolligo landen.

Moerzook is de zolol van een Turkschen pacha, bevelhebber van de provincie Fozzun. in do slad wonen ongeveer 2500 vrije inwoners en tK)U slaven , die door 240 soldalen in toom gehou-

424

-ocr page 439-

l)E SAHARA.

den worden. De inwoners der stad leven grootendeels van den handel in slaven en in andere voortbrengselen van het binnenland , zooals zout, natron, geneeskrachtige planten enz.; maar du slaven zijn de hoofdvoorwerpen van het gansche verkeer. Voortbrengselen van nijverheid levert Moerzoek niet op ; de natuur zelve is de beste arbeidskracht der kooplieden. Overigens is maar een klein deel der aanzienlijke kooplieden hier op den duur met der woon gevestigd. Zij komen en gaan, zooals hunne zaken dat meebrengen.

Aan Moerzoek ontbreekt het l\'rissche volksleven van andere woestijnplaatsen. De Turksehe heerschappij is te zwaar voor de zich vrij gevoelende woestijnbewoners; de slavernij wegens den belangrijken menschenhandel veel Ie knellend , dan dat zulk een leven hier bloeien kan. Moerzoek is belangrijk voor den handel tussclien de kusten en het binnenland, maar in ieder ander opzicht is het een Ireurige , onbeduidende plaats.

Neen, dan zijn de echte woestijnbewoners, de Toeareg, een volk van gansch ander soort. Zij bebooren tol het blanke rnen-schenras j die licbaamsdeelen welke gewoonlijk bedekt zijn , zijn zoo blank als van de Kuropeërs, alleen hun gelaatskleur is dooi den invloed van het klimaat donkerbruin geworden. Hun gestalte is rijzig en welgemaakt, ja, do Toeareg zijn, naar hel eenparig getuigenis van alle Afrikaansche reizigers, het fraaiste menschen-soort van dit deel der aarde. Vooral de spiervorming der vrije stammen is merkwaardig, ofschoon de reizigers nooit veel van hun lichaam zien , daar zij dat streng bedekt houden.

De kleeding der Toeareg is zeer verschillend , al naarmate van die der stammen, met welke zij in aanraking zijn gekomen, zoodat hel moeilijk vall te zeggen, wat hunne oorspronkelijke Idee-ding was. liet schijnt evenwel, dat bij de in de nabijheid dei Arabieren wonende stammen een wijd gewaad het meest gedragen wordt, terwijl de meer westelijke stammen een nauwsluitend en kort kleed als dracht hebben ingevoerd, liet karakterislicke van de kleeding dos Tanji (de enkelvoud-vorm van Tuareg) was en is nog altijd de Gezichlshawl, Lil ham ol Tes^ilrjemisl, die tweemaal om het gezicht gewonden wordl , zoodat hij oogen , mond en kin bedekt en slechts het middeldeel van hot gezicht met do punl van den neus onbedekt laat : deze maakt tegelijkertijd de geheele

425

-ocr page 440-

IlK SAHARA

hool\'dbedekkinjr van den Tanji uit, daar ze om liet hoofd en de slapen gewonden en met een strik op liet aehlerhoofd vastgemaakt wordt. Die Lilham sehijnt een tweeledig doel te vervullen, vooreerst een godsdienstig, want de Targi hoedt er zicli voor zijnen mond te laten zien, en ten andere een sloflelijk , namelijk om het gezicht legen den invloed van den heeten woestijnwind en de oogen tegen het fijne zand te beschermen. Hunne wapens bestaan uit een recht, zeer lang zwaard, maar dat alleen de vrije man recht heeft te dragen ; dan een dolk , die aan het gewricht van do linkerhand zoo is vastgemaakt, dat hij tegen den voorarm aanligt en mol hel gevest naar de hand toegekeerd is; eindelijk een ongeveer zes voel lange speer, bij de vrijen van ijzer, bij de niel-vrijen van hout vervaardigd, soms ook een geweer.

De godsdienst der Tuareg is do Mahomedaansche , maar ze zijn niet zeer dweepziek en van hunne geloofsartikelen kennen zij alleen nog maar dal ecne : «er is maar één God en Mahomed is zijn profeet.quot; liijgeloovig zijn zij iu do hoogste mate: de hals, ja Dij sommige stammen zelfs de armen, beenen , borsten, gordels, mutsen zijn met een menigte amuletten behangen of ook met laschjes, waarin spreuken uit den koran bewaard worden, die hen voor alle mogelijke ongevallen en gevaren moeten bewaren.

De meer zuivere stammen onderscheiden zich door hunne krijgshaftigheid, die achting afdwingt zelfs bij bon, die tol straalroovers zijn gezonken. Daardoor komt hel, dal zij bestendig onder elkander ol mol hunne buren in oorlog zijn , en door de overige bewoners van Noord-Al\'rika gevreesd en gebaat worden. Do Arabieren zeggen : de scorpioen en de Tuareg zijn dr eenigo vijanden, die men in de woestijn aantreft. Zij noemen deze Inatstcn dan ook djin, d. w. z. bezetenen of booze geesten. Men mag zo echter van geen wreedheid bij hun rooverijen beschuldigen, golijk zij ook in bet algemeen hun slaven goed behandelen. Hun vrouwen genieten een grootore vrijheid dan die der Arabieren; zij mogen ongesluierd loopen en zich in de gesprekken en zaken barer mannen mengen.

Hun hoofdbedrijf, de kameel- en scbaapleelt, dwingt de Tuareg tot hel leiden van een nomaden-leven; toch hebben velen zich ook met der woon in dorpen en sleden gevestigd. Ook leeft oen groot aantal van den handel en daardoor is deze volksstam van zóó groote be-leekenis voor hel verkeer in het binnenland van .Noord-Afrika ge-

420

-ocr page 441-

EEN DEZOEK AAN DE WESTKUST VAN AFRIKA. 427

worden, dal zij hel voornamelijk zijn, door wier bemiddeling de ruilhandel lusschen Soedan en dc kusl plaats grijpt, en door wie de karavanen door hun vaderland, de woestijn, geleid worden. Zij zijn de eigenlijke heerschers op de wegen der karavanen ; zonder hun hulp en bescherming vooral zou hel onmogelijk zijn in hel binnenland door le dringen. Zeer hinderlijk is daarbij hunne scheiding in verschillende, elkander dikwijls zeer vijandig gezinde stammen ; want hel is niet voldoende de bescherming van een van die te hebben gewonnen, maar men moet zich telkens weer door nieuwe geschenken en schallingen den weg hanen. Zulke schaltingon worden in al de , door de Tuareg bewoonde, landstreken geheven en maken een aanzienlijk deel van hun inkomsten uil.

EEN BEZOEK AAN DE WESTKUST VAN AFRIKA.

Maar weinige gedeelten der wereld hebhen in den laatslen tijd zoozeer de aandacht getrokken als Afrika\'s Westkust. Terwijl do in ons land gevestigde Afrikaansehe handelsvereeniging hare fok-lorijen aldaar uitbreidt, blijkt hel hoe langer zoo racer, dal damde weg is om lot in fllidden-Airika door le dringen. Rokend zijn de plannen van Z. M. den Koning der Uelgen, die zich aan\'l hoofd heeft geplaatst eener vereeniging tol onderzoek van Cenlraal-Afrika. Hel streven is dit, dat de helangon van wetenschap, handel en beschaving bij de ontsluiting van Afrika worden gebaat, liet onderzoek dier landen heeft met hel oog op dc zoo even genoemde Handelsvereeniging voor Nederland nog een bijzonder belang. Niet enkel de markten onzer koopsteden worden door de Afrikaansche Handelsvereeniging met vele artikelen van groote waarde verrijkt, evenzeer strekken hare uitvoeren naar Afrika om de Nederlandsche industrie te stijven. Zij hestaan voor hel grootste gedeelte uil manufacturen, deels Engeische en Zwilsersche, hel is waar, maar ook voor een grool gedeelte door de fabrieken van Twente geleverd, waarvan sommige, sedert dc uilvoer naar Java in de laatste jaren zoozeer verminderd en onvoordeelig geworden is, er zich

-ocr page 442-

428

bepaaldelijk op hebben toegelegd, om in kleuren on patronen aan den bijzonderen smaak der negers te voldoen, liet aardewerk, dal mede in verbazende lioevecllieid over Afrika wordt verspreid, i.s lioofdzakelijk uit de Maaslriclitsclie labrieken afkomstig. Jenever cn rum , steeds maar al te gewilde artikelen, zijn van Ilolland-scben oorsprong, evenals hel buskruit. De waarde van de som van uitvoer wordt niet bij honderdduizenden, maar bij millioenen geschal. Van hoog belang is de onderzoeking van den Kongo, de rivier, waaraan de voornaamste faklorijen der llandelsvereeniging gelegen zijn, den reusaebtigen stroom, die de witte plek doorsnijdt, die een waterweg oplevert, waarop men niel kan dwalen cn dien men niel kan afsluiten.

Engeland, zooals wc weten, heeft reeds lang van het onderzoek van Afrika werk gemaakt. Ook de l\'orlugeezcn ondernamen zelfstandige expedities, en terwijl de naam van Livingstone voorgoed aan Afrika verbonden is, drukt zijn opvolger, de wakkere Amerikaan Stanley , van wien wc. in dit werk reeds vroeger spraken, zijn voetstappen, en brengen de dagbladen ons van tijd tol tijd aangaande zijne tochtcn hoogstbelangrijke berichten. Terwijl we dit scbrijvcn, wordtons juist, onder hel opschrift: «Stanley\'s groole ontdekkingquot; hel volgende onder de oogen gebracht:

«De Loealaba, dooi1 Livingstone voor een lioofdader van den Nijl gehouden, is dan toch werkelijk, gelijk men sinds lang vermoedde, geen andere stroom als de Congo. Alzoo ontspringt de Congo uit \'t meer Tanganyika, Kn dc ontdekker van dit voor de kennis cn de toekomst van Afrika zoo gewichtig feit, is niemand anders als de wakkere Stanley. Zijn bondig, maar in de hoogste male belangwekkend bericht, gedateerd Kmboma, Congorivicr, Afrika\'s wesl-kusl, den 10 Aug. 1877, luidt als volgt;

„Den (S dezer arriveerde ik hier van Zanzibar, met 115 zielen, in een ijselijken toesUmd. Wij verlieten Nyangvve, in Manycma , den T» November 1870, over land reizende dooi\' (Jreggu. Daar wij door de dicblc wouden niel verder konden, staken wij de Loealaba over, en vervolgden onzen tocht langs den linkeroever, door noord-ooslelijk I kusu. Inlanders zalen ons dag cn nacht op de hielen, onze lieden dreigende, doodende en wondende mei giftige pijlen. Wij irachtlen dezo kannibalen ie verzoenen door geschenken en zachtheid; doch zij wezen onze giften van de hand en beschouwden

-ocr page 443-

420

onze zachtheid als lafhartigheid. Tol overmaat van ramp weigerden ook de 110 manschappen, te Nyangwe aangeworven, mij verder te vergezellen. Toen nu nog de inlanders eene gezamenlijke poging deden om ons te vernietigen, bleet ons niets over als in onze kano\'s de wijk te nemen. Het bleef echter ook nu nog dagelijks vechten met de wilden op de oevers. Toch vorderden wij snel afwaarts , totdat onze vaart gestuit werd door vijf groole watervallen dicht bij elkander, bezuiden en benoorden den equator. Wij moesten te land om deze watervallen heentrekken, onze kano\'s door \'t dichte bosch achter ons sleepend, en nog voortdurend blootgesteld aan de aanvallen der wildon. Op 2 graden noorderbreedte wendde zich de Loealaba van noordelijk op eens noordwestelijk, vervolgens zuidwestelijk: een stroom van -2 lol 10 Kngelsche mijlen breedte, bezaaid met eilanden. Om de pijlen der verwoede kannibalen te ontwijken, roeiden wij tus-schen die eilanden door; doch na drie dagen zonder éénig voedsel le hebben doorgebracht, dreef ons do honger weer naar den vasten wal terug. Gelukkig trollen we nu een stam, die handel kende : want hij bezat vier geweren van de Westkust. Deze wilden noemden den stroom Ikutu Ya Congo. Wij sloten bloed-broederschap met hen, kochten van hen mondkost, en trachtten onzen tocht voort te zetten langs don linkeroever. Drie dagen later stuitlen wij op een machtigen stam, met geweren gewapend. Zoodra deze wilden ons zagen, bemanden zij 54 groote kano\'s, en roeiden op ons af. Eerst nadat zij drie van mijn manschappen gedood hadden , hield ik op hun toe te roepen en hun stukken doek aan te bieden. Over een afstand van lu2 Kngelsche mijlen moesten wij een verwoeden aanval afslaan. Dit was \'l laatste van de 32 gevechten op de Loealaba — welke rivier twintigerlei namen droeg, vóór we haar, niet ver meer van den Atlantischen Oceaan, Kwango en Zaire hoorden noemen. De Congo heelt eene lengte van I \'iGO Kn-gelsche mijlen, met prachtige zijtakken, vooral aan den zuidkant. Waar hij den breeden berggordel doorsnijdt, die de Guinealanden van \'t eigenlijke binnenland scheidt, vormt hij 80 watervallen en schielstroomingen. Onze verliezen zijn zeer aanzienlijk geweest ; en nóg treur ik om den dood van mijn laatst overgebleven blanken makker. den dapperen en braven Francis Pocock, die in den waterval van Massassa \'t leven verloor. Denzelfden dag, Juni,

-ocr page 444-

430 liKN UËZOEK AAN DE WESTKUST VAN AFRIKA.

verdronk ik zeil bijna mol 7 anderen in do wiciingon onder don Mowa-walerval; en zes woken later werd do Lndy Alice mol iiare yelieele bemanning door den woedenden walerva! van Mbelo ineo-gcslourd, waarbij wij sieciils door een wonder onlsnaplen. Van Kmljoma vertrek ik |)cr sloombool naar Cabinda, en van daar naar Sl. Paul de Loanda.quot;

Zoo verbaalt de onversciirokken Stanley en wol behoort er moed, onvorselirokkenlieid, ijzeren volharding toe om zoovele gevaren te Irotseeren. Gelukkig echter, dal er mannen gevonden worden, die zulke stoule waagstukken durven beslaan. Zij zijn de eerste wegbereiders voor beschaving en ontwikkeling; zij verrijken onze kennis met een schat van wetenswaardige bijzonderheden ; zij openen nieuwe banen voor handel en verkeer ; zij arbeiden niel alleen en uilsluitend , niel hooldzakelijk om voor zich zeiven roem le verwerven, zij stellen hen, die na ons komen zullen in hel bezit van velerlei nieuwe en rijke schatten ; zij ontdekken nieuwe werelden, die het oude Europa ten zegen worden.

Wij kunnen wel denken en gemakkelijk begrijpen, dal, met be-irekking tol deze doelen der wereld, lol dusver bet laatste woord nog niel is gesproken geworden. Daar zijn nog onbekende streken in overvloed ; daar zijn hergen en meeren, stroomen en volksstammen, wier beslaan wel vermoed wordt, maar wier namen nog niel lot ons zijn doorgedrongen; doch allengs en langzamerhand zullen wij verder komen. Wat we lot dusver weten, verdient onze belangstelling iil ruime male en de berichten van hen, die Afrika\'s Westkust bezocht hebben, kunnen niet anders, dunkt ons, als een gretig oor vinden; ook bier is hel licht en duisternis door elkander gemengd, ofschoon de donkere slagschaduwen talrijker zijn dan de heldere en koesterende zonnestralen.

Doch vóór wij overgaan lol het leveren van enkele schetsen uil hel leven, de zeden en gewoonten enz. der bewoners van Wesl-AI\'rika, willen wij eerst een blik slaan op de landen zelve, die do kust uilmaken.

liet eerst wordt onze aandacbl gelrokken door Senegambia, dat zijn naam ontleent aan de Iwee hoofdrivieren, die liet doorstroomen, de Senegal en de Gambia, liet is het westelijkste land van Afrika en wordt ten westen bespoeld door de zee, en ten noorden door de Sahara , ten zuiden door Upper-Guinea , ten

-ocr page 445-

KK.N UKZOKK AAN IJK WESTKUST VAN AKlilKA. 431

ooslen door Soedan of Nigrilië begrensd, waarom hel tlan ook wel eens West-Nigrilië genoemd wordt. Zijn vlakte-inhoud bedraagt 18.000 mijlen: het, getal der inwoners wordt geschat op 9 millioen.

De kusten van Senegambia zijn alluviaal (laag land) ; zij zijn om zoo te zeggen verdronken in de wateren der rivieren , die er in uitloopen en verheffen zich maar weinig hoven de zee uil. De zoogenaamde Kaap Yerd ol hel Groene Voorgebergte is de westelijkste spits van hel oude vasteland en draagt haar naam misschien wel naar de groene gewassen , die bier soms hij windstilte in menigte op hel water drijven. Ten Zuiden van deze kaap ligt hel eiland Gocree , niets meer dan een rots, maar die toch belangrijk is , omdat zij een uitstekende gelegenheid om le landen verschaft. Dit eiland behoort aan Frankrijk , maar de meer zuidelijk gelegen Brissagos-eilanden , die klein , maar zeer vruchtbaar zijn , zijn van Portugal.

Hel binnenland levert een rijke aiwisseling op van vruchtbare lage landen en groengelooide heuvelen. In het Zuiden bevinden zich vele vertakkingen van bet Kong-gebergte, aan welks Noordelijke helling de Niger ontspringt. Hel tropisch vochtig klimaat is zeer ongezond en voor Europeanen zou liet er niet uit te houden wezen, zonder de alkoeling die de nachten schenken, welk genot men zich evenwel niet dan met de groolfile voorzichtigheid veroorloven mag.

De regentijd valt in in onzen winter. Daar waar een voldoende waterhoeveelheid is, bezit de bodem een allo beschrijving te boven gaande vruchtbaarheid; de hoofdvoorlbrengselen zijn rijst, peper, indigo, barnsteen, gom, ebbenhout, ivoor en goud. De dichte wouden bestaan uil palmen , lamerinden , oranjeappel- en cilroenboomen , sykomoren enz. In bel Noorden vindt men vooral groole acacia- en mimosa-wouden. Maar de koning aller boomsoorten is hier de lloabah, de reus van bet plantenrijk, welks stam soms in doorsnede 8 tot ï) meters bedraagt; sommigen dezer reuzenboomen zijn eeuwen oud , de smaak hunner vruchten lijkt wel eenigszins op dien van oranjeappelen.

Hel rneerendeel der bevolking behoort tol drie negerstammen , namelijk de .iollols tusschen de Senegal en de Gambia ; zij worden voor de schoonsten onder alle negers gehouden en zijn meest lëtiseh-aanbidders ; dan de Mandingoos, ten Zuiden van de vorigen,

-ocr page 446-

432 KEN nRZOEK AAN\' DE WESTKUST VAN AFRIKA.

meesl nog heidenen ; eindelijk de Foellahs en Fellalaas , die zich landwaarts in over een groot deel van het binnenland verspreid hebben en vrij algemeen Mahomedanen zijn. De inlandsche bevolking leeft onder in het land geboren vorsten; zoo worden b. v. de Mandingoos in acht verschillende rijken verdeeld. De Foellahs leven in groepen van 10 tot 100 lamiliën. Aan en op de kust zijn Europeesche nederzettingen.

Ten Zuiden van Senegainbia ligt Opper- cn Neder-Guinea. Met dezen naam duidt uien aan dat groote deel van de kust, dat zich uitstrekt van !lt;• graden Noorder- lot 15 graden Zuiderbreedte, of nauwkeuriger van kaap Palmas in het Noordwesten tot kaap Negro in het Zuidoosten. De kust heelt den vorm van een inspringenden stompen hoek en wordt bespoeld door oen golf, die naar den naam der kust golf van Guinea wordt genoemd. Opper-Guinea strekt zich uit van de zuidelijke grens van Senegainbia tot aan den Equator , of liever van kaap Palmas tot kaap Lopez en Neder-Guinea van kaap Lopez tot kaap Negro.

Wat Opper-Guinea betreft, bestaat de kust uit lage, vochtige gronden, in welke op grocte afstanden geen enkele steen Ie vinden is. Van de gebergten, die op den achtergrond van dit kustland gelegen zijn, weet men nog maar zeer weinig af, en den naam Kong, dien men er aan gegeven heeft, beteekent dan ook niets anders als gebergte. De grootste rivier die men er aantrell, die echter slechts voor een deel tot (liiinea behoort, is de Nicer,

S. quot;

die, waarbij zich in zee stort, een uitgestrekt delta vormt, dal wel 900 vk. mijlen groot is, wanneer men ten minste daarbij rekent de oppervlakte, die er vaak door wordt onder water gezet.

liet tropische lage land is rijk aan hoornen en gras, maar tevens een broeinest vau doodelijke koortsen, liet doordringen in het , ten opzichte van het klimaat veel gunstiger gelegen, Hoogland is door de rotsachtige terrassen en de trapsgewijze gevormde gebergten bijna ondoenlijk. De stroomen, uit het binnenland ko-mende, vormen daar watervallen en schietstroomingen en zijn onmogelijk te bevaren. De tropische regens, die tusschen .Mei en October vallen , gaan met hevige onweders gepaard. De gevaarlijkste wind is de Hnrmallan , een droge Noord-oosten wind, die den plantengroei verstoort en vele huidziekten veroorzaakt,

t

iy

-ocr page 447-

EEN BEZOEK AAK DE WESTKUST VAN AFRIKA.

ofschoon men tocli beweert, dat hij de eigenschap bezit van menige langdurige ziekte te kunnen genezen.

liet plantenrijk stijgt hier tot zijn groolsten kracht en luister. De graswouden der savannen svedijveren met de ondoordringbare bosschen. Wat rijkdom van do allerschoonste palmboomen, waaronder men er aantreft, die olie en een soort boter opleveren. Voorts bamboes, ebenaeeën, en zoovelen meer, die gaarne in rnoerassigen grond slaan; uit linn takken groeien uitspruitsels naar omlaag, die op hun beurt hunne wortels in de aarde schieten en zoo het woud al dichter en dichter maken, liet land levert een overvloed op van rijst, maïs, indigo, tabak, suiker, heerlijke oranjeappelen, ananassen, bananen enz. enz. Onder de specerijen is vooral voortrelïelijk do Guinea-peper. Ook de dierenwereld neemt hier reusachtige verhoudingen aan. Olifanten , neushoorns, buffels , luipaarden , leeuwen , panters en hyenaas bevolken de bosschen. Onder de apen is de gorilla opmerkelijk. In de moerasstreken wemelt het van hippopotamussen en krokodillen. Hier huist een ontelbare menigte slangen en schadelijke insekten, waaronder de zoo gevreesde witte mieren. In het delf-stoffenrijk trekt vooral het goudstof de aandacht. In ingeland kreeg een gouden muntstuk , dal oorspronkelijk van guinea-goud werd geslagen, den naam van «Guinea.quot;

De bevolking van Guinea bestaal uit Negers, wier zeden en gewoonten verschillen naarmate van den stam, waartoe zij be-hooren : sommigen zijn wild en ongastvrij, anderen zacht en gemakkelijk te naderen. Hun godsdienst is een vermenging van Islamisme en Heidendom ; afschuwwekkend zijn hunne vormen van godsvereering; menschenoffers zijn niet zeldzaam ; zij hebben vooral plaats in Dahomey. De grootste menscbenslaohtingen , b. v, bij gelegenheid van de begrafenissen hunner vorsten, worden als eerwaardige , van oudsher overgeleverde plechtigheden beschouwd.

De indeeling van Guinea herinnert nog aan de dagen, toen men alleen op de kust het oog had en die kuststreken haren naam ontvingen naar het hoofdprodukt, dat men er vond; zoo vindt men onder anderen de Peperkust, de Tandkust, de (ioud-kust, do Slavenkust.

Wat Neder-Guinea betreft, ook daar is de kust een\' op den

ii. II. 28

-ocr page 448-

I)K liARDA.ARSCllHEIU IN VOLl.E KRACHT.

achtergrond door hergen begrensd, aan dc tropische zonnegloed blootgesteld laag land, maar hel binnenland moet volgons sommige reizigers een aardsch paradijs zijn. L)e hoofdrivier , de Congo, werd daar straks reeds door ons genoemd.

Daar het land ten Zuiden van den Equator ligt, valt de tropische regentijd in tusschen October en Maart. De voortbrengselen zijn ongeveer dezelfde als in Opper-Guinea. Ook hier vindt men een talrijke menigte wilde dieren , apen , slangen enz. enz.

De inwoners wijken in vele opzichten van het negerras af. Ze bohooren tol een gemengd ras , dat naar de heerschcndc spraak-wijze mot den algemeenen naam van Boenda-volken wordt aangeduid. Zij zijn lot diep in het binnenland verspreid, zachter van inborst als de bewoners van Opper-Guinea, maar ook veel minder voor ontwikkeling vatbaar.

Van dc Portugeesche zendelingen hebben zij eenige Christelijke gebruiken overgenomen ; dientengevolge is hun godsdienst een wonderlijk mengsel van Christen- cn Heidendom. De nabuurschap der Portugeezen bleef ook niet zonder invloed op hunne sociale verhoudingen, zoodat b. v. de aanzienlijken onder hen zich looien met den lilel van Graaf, Hertog, Markies. Ook hier wordt aan de vrouwen en dc slaven , en van deze laatsten is er een groote menigte, bol verrichten van den arbeid overgelaten.

Neder-Guinea wordl verdeeld in de landschappen Loango, Congo, Angola, Benguela en Mossamedes; hel grootste deel daarvan behoort aan de Porlugeezen , maar alles is in diep verval, vooral na hel ophouden van den slavenhandel; in den laatsten tijd nochtans schijnt er weder wal meer leven te ontstaan.

DE «ABHAARSCHHEID IN VOLLE KBACHT.

We behoeven dit opschrift maar lo lezen, om aanstonds te gevoelen, dal inderdaad , wal we daar straks omtrent West-Afrika verklaarden , waarheid is ; ook hier is het licht en duisternis door elkander gemengd, ofschoon dc donkere slagscha-

-ocr page 449-

435

duwen talrijker zijn clan de heldere en koesterende zonnestralen. liet rijk Dahomey toch, een deel uitmakende van Opper-üuinea , en gelegen nabij de Delta , die door de uitwatering van den Niger gevormd wordt, heeft ons oen geschiedenis te verhalen, zoo duister, zoo wreed, zoo bloedig, dat wie haar hoor! van afgrijzen wordt vervuld. Voor zoover wij de geschiedenis van Afrika kennen, mogen wc gerust beweren , dat menige bladzijde or van met bloed en tranen is geschreven geworden , niet het minst door den vloek der slavernij , die er eeuwen aan eeuwen op heeft gerust. Dankbaar erkennen wij, dal voor een deel die vloek is opgeheven en er nog voortdurend pogingen ter verbetering worden aangewend ; doch zóóveel ontzettends en bloeddorstigs als waarvan Dahomey\'s geschiedenis verhaalt, slaat in de jaarboeken van alle slavernij bij elkander niet te lezen. Dal rijk wordt niet door een volk, maar door een leger bewoond, zoo ruwen gruwzaam als er geen tweede is aan te wijzen, \'lis een onbebouwd , ofschoon buitengewoon vruchtbaar land , dat gemakkelijk millioenen menschen zou kunnen voeden, en toch maar door een tweehonderdduizendtal bewoond wordt. In het midden dezer woestenij ligt een stad , Abomey geheeten , de residentie van den op-perbesluurder. Deze vorst is een menschenjager, en zi jn leger zou gevoegelijk bij een troep jachthonden vergeleken kunnen worden , die er op afgericht zijn het menschelijk wild op te sporen en te vervolgen. De muren van zijn paleis zijn versierd met afgehouwen rnenschcnhoofden. leder jaar treedt hij daaruit te voorschijn, verzamelt zijne troepen, trekt met hen de stad uit, en hij alleen, geen ander, kent het doel van den tocht. In den nacht naderen zij een of ander vreedzaam dorp of gehucht, volk of stam, en bij het aanbreken van den dag, als de bewoners uit hun hutten komen, overvallen zij hen plotseling, dooden zij de bejaarden, verpletteren zij de kinderen en binden zij de jonge mannen en vrouwen, om ze deels te verkoopen, en deels te bewaren voor menschenoffers. Men zet de kroon op het verwoes-lingswerk door de bulten in brand te steken, en de woeste bende gaal weer huiswaarts, terwijl zede jammerende gevangenen wel bewaakt in het midden met zich voert, boven en behalve honderden zegeteekenen in de gedaante van afgehouwen hoofden.

-ocr page 450-

DE BAUBAARSCHUKID IN\' VOLLE KRACHT,

Toen koning Gliczo van Dahomey in het jaar 1859 slierl\', 1)C-proefden do Engelschen mei zijn opvolger üadahung een verdrag te sluiten , waarbij de negervorst zich dan verhinden zou lol dc afschaffing der slavernij en der zoo vreeselijke menschenofiers. Tocli hadden er in de Ivvee, eerste jaren van iladahung\'s regeering niet minder dan veertien groote slavenjachten plaats. Hij stelde, dat moeten wij erkennen, het hij de troonsbestijging gebruikelijke menschenoflbr uit , maar alleen oin daardoor de feeslelijkheid indrukwekkender te maken, d. w. z. een des te grooter aantal menschen Ie laten dooden. In Juli 1869 vierde hij de »groote Adri\' (gewoonte, gebruik), die ons door een inheemschen zendeling aldus wordt beschreven :

.Maandag 10 Juli bond men een ongelukkig slachtoiler de handen , sloot hém den mond toe, wikkelde hem een groot stuk kleed van boomwol om de lendenen en bracht hem naar het graf van den overleden koning , waar ook hij gedood werd. De nieuwe koning verklaarde , dat hij den geest van dezen mensch met een geheime boodschap aan den geest van wijlen zijnen vader gezonden had. Op het groote marktplein der stad werd op gelijke wijze een menschenoirer gebracht. Keu nur later bracht men vier personen benevens een hert, een aap en een gier. Met uilzondering van den gier werden allen gedood , en de verklaring daarvan is deze : de geest des oenen moest alle markten bezoeken , om aan de daar aanwezige geesten te melden, wat de koning voornemens was voor zijnen vader Ie doen, de tweede moest naar alle watoren gaan en aan alle zich daar bevindende dieren de boodschap brengen ; de derde moest op alle wegen hel den reizenden geesten verkondigen ; de vierde moest zich naar het hemelgewelf begeven en aan al wat daar was dc tijding melden : de gier eindelijk moest de lucht in vliegen en hel den vogelen medodeelen.

.Nadat do koning zelf deze verklaring aldus had uilgesproken, deelde hij zijn voornemen mede om ai de vijanden zijns vaders te slrallen. Vooral en in het hijzonder noemde hij de stad Ab-herkula in hel Jorulla-land ; die wilde hij van dc oppervlakte (lei-narde doen verdwijnen.

Zondag, v29 Juli, nam de eigenlijke reostelijkheid eerst een aanvang. Voordat de koning zijn paleis vei liet en de kanonnen

436

-ocr page 451-

DE BARDAARSCHUEin IN VOLLE KRACHT.

werden afgescliolen — om hel volk kennis le geven dal liet feest begon — waren binnen in het paleis reeds 100 mannen en honderd vrouwen gedood. Niet minder dan 90 opperhoofden en 120 prinsen en prinsessen waren bezig de lijken naar buiten le dragen en te offeren.

Woensdag, 1 Augustus, begroef den koning zijnen vader, en tevens met hem 50 menschen , 50 rammen, 50 geiten, 40 hanen, woerden en kauris (schelpgoud).

Donderdag, 10 Augustus, zag men aan de poort van hel paleis 90 menschenhoofden op een rij liggen, en dagen aan ncn werden eiken morgen nieuwe rijen nedergelegd. Men kan wel rekenen , dat in het geheel 2000 mensehen gedurende hel loesl hun leven verloren.

Over hel despotisme van den koning van Dahomey kan men liet best loeren oordeelen door de volgende vertelling:

Op zekeren morgen, dat hij, bij gelegenheid van een jaarlijksch feest, mei koninklijke pracht gekleed liet balkon beklimmen wilde, en de ongelukkigen voorbijging , die daar geketend ler nederlagen , slechts wachtende op hel oogenblik , dal men hen dooden zoude, riep een dezer uit: »0! wal is deze loch gelukkig, en ach! hoe ellendig ben ik Iquot; De koning hoorde hel, wendde zich onmiddellijk om, en zeidc: ))dal is gewis geen domoor!quot; Hij richtte zelf dien man op, liet hem zijn boeien afnemen, gebood hem kleederen en reisgeld ter hand le stellen en onmiddellijk naar zijn woonplaats le doen vertrekken. Grootmoedig verleende hij hem dus de vrijheid, maar daarom mocht loch de plaats van dezen vrijgelatene niet onbezet blijven, en dus liet hij uil de te hoop geloopen menigte den eerste den besle grijpen; hij Hel hem ketenen en nog den eigen dag met de overigen ter dood brengen.

Niet minder eigenaardig is de heerschappij , die hij over de vrouwelijke bevolking van zijn rijk nilocfent. Hij gaal daarin nog vrij wal verder dan de koning van Ashanti, die 3333 vrouwen mag huwen en wien hel vrij slaat ze le kiezen uil al do meisjes en weduwen van zijn gansche gebied. Daarom worden ieder jaar alle volwassen meisjes naar de hoofdstad gevoerd, om daar aan den koning le worden voorgesteld. Is het getal der vrouwen vol, dan moeten er, voor hij weer nieuwe kiest, eerst eenige andere

437

-ocr page 452-

438 SELICO. EEN TAFEREEL UIT HET SLAVENLEVEN.

worden weggezonden. Evenwel de koning van Dahomey gaal nog verder: hij bescliouwl zich als de eigenaar van de vrouwelijke bevolking van zijn koninkrijk. Hij kiest er voor zich zoovele als hem goeddunkt, en als iemand anders een vrouw hehben wil , dan moet hij er den vorst om verzoeken , maar eerst al zijn have en goed onbeperkt hem ten dienste stellen, is dat gedaan, dan werpt hij zich aan de voeten van den koning; is deze hem genegen, dan spuwt hij op hem, en hoe rijkelijker dit geheurt, hoe grooter \'s vorsten welbehagen is. Na deze ceremonie geeft hem do koning het eerste meisje hel beste; soms ook slaat bij op hel verzoek in het geheel geen acht; is de smeekeling volstrekt geen gunsteling van hem, clan dool hij een keus, die nu juist niet licht den begiftigde gelukkig zal maken. Zoo is het wel eens geheurd, dal de koning aan zulk een trouwlustige diens eigen moeder of grootmoeder ten huwelijk gaf. Een deel van zijn eigen vrouwen heeft de koning in uniform gesloken en gewapend ; zij vormen eene 2000 man sterke lijlwaclil.

De koning heeft twee hoofdsteden, eene Afrikaansche in hel binnenland, Ahomey geheeten , en eene Europeesche , Wliydah , die aan de kust ligt. Van Abomoy uit hchhen de strooptochten plaats. Deze stad is in omtrek acht Engelsche mijlen groot, en het leven daarin, zonder nijverheid of kunst, word! verdeeld lus-schen barbaarsche vermakelijkheden en gevechten. Lust om te roovcn , minachting van mensclienlevens wordt stelselmatig aangekweekt. Mot betrekking lot den slavenhandel als anderszins moge, door den invloed, welke de beschaafde mogendheden uil-oefenen , eenige verbetering zijn gekomen en in ruime rnale nog komen, van Dahomey geldt wel in de allereerste plaats bel woord, waarmee wij deze schets zijn aangevangen :

De donkere slagschaduwen zijn talrijker, dan de heldere en koesterende zonnestralen !

SELICO.

EEN TAFEREEL UIT HET SLAVENLEVEN.

Toch is niet alles er duister en ellendig, en misschien , jazeker,

-ocr page 453-

SEUCO. EEN TAFEREEL UIT HET SLAVENLEVEN. 439

wordt er onder die wreedc , bloeddorstige tijgers in mensclien-gedaante meer menscheiijkheid gevonden , dan wij soms durven denken. Ook in hun harten toch liggen de kiemen van ouder- en kinderliefde , om maar niet meer te noemen. En evenals in een dorre zandwoestijn een enkele groenende plant den aigematten reiziger spreekt van een bloeiende en vruchtbare aarde, zoo troost den menschenvriend , wiens hart van weedom over zooveel ruwheid wordt verscheurd, een enkele trek van liefde en deugd , die zicii onverwacht aan hem voordoet, daar waar hij niet dacht zoo iets te zullen en te kunnen vinden.

Zoo is het met wat ons verhaald wordt omtrent Selico , en dat de toestanden in de laatste tijden veel veranderd zijn , geelt ons des te meer recht om te verwachten, dat onder den invloed van beschaving en menscheiijkheid , hij niet de laatste van zijn geslacht zal geweest zijn , wiens gemoed voor teederder aandoeningen vatbaar was.

In hel koninkrijk Juida , zoo luidt het verhaal, woonde een arme weduwe, met name Darina. Zij had drie zonen, die zij met teedere zorg had opgevoed, wat wel niet altijd het geval is bij eenc bevolking, wier kinderen als handelsartikelen worden beschouwd, bestemd om, vaak door de ontaarde ouders zelve, als slaven aan den meest biedende verkocht te worden. De oudste dezer zonen heette Guberi , de tweede Teloué , de derde Seiko. Zij waren alle drie goedaardig en teergevoelig van inborst; zij droegen hunne moeder, die, oud en gebrekkig, alleen dooi hun zorgen in het leven kon blijven, als hel ware op de handen. Hun eenige rijkdom was een hut, waarin zij gezamenlijk woonden, benevens een daaraan grenzend stukje land, dal wal maïs voortbracht. Beurt om beurt, ging eiken morgen één der broeders op de jacht, de andere werkte op het land on de derde bleef bij zijn moeder, \'s Avonds waren zij weer bij elkander: de jager bracht den behaalden buil mede, een paar patrijzen, een papegaai, soms ook een honigraat ; de landbouwer bracht wal veldvruchten aan, en hij, die tehuis was gebleven, had gezorgd voor don gemeen-schappelijken maaltijd. Dan gebruikten ze hun avondeten, wedijverende wie de oude vrouw maar hel meest en het best bedienen zou; dan ontvingen ze eerbiedig haren zegen en legden zich eindelijk naast elkander op hel stroo neder, om in een rustigen

-ocr page 454-

SELICO. EEN TAFEREEL UIT HUT SLAVENLEVEN.

en verkwik kende n slaap den arbeid van dien dag te vergeten en den volgenden morgen te verbeiden.

Do jongste broeder, Selieo , bracht dikwijls de eerstelingen van den oogst naar de stad , als olVeranden van het behoeftige gezin aan den tempel van den voornaamsten god des lands. Die god is, zooals men weet, een slang, van een soort, dieniet vergil\'tig is, en volstrekt geen kwaad doel, maar integendeel de vergillige slangen doodt. Deze slangen worden daar te lande zoo hoog vereerd , dal hel als een groote misdaad wordt beschouwd , zoo men er een om hel leven durl\'l te brengen ; dientengevolge zijn ze ontzachelijk sterk vermenigvuldigd ; ieder oogenblik ontmoet men van die goden , midden in de steden en dorpen , ja zelfs in de huizen. Zij komen heel familiaar hun eten halen bij de tafels hunner aanbidders ; zij leggen zich bij hunnen haard neder ; zij brengen haar jongen voort in hun bedden, en vooral dil laatste wordt als een hoogst gelukkig voorteeken beschouwd en op grooten prijs gesteld.

Selieo behoorde onder zijn landslieden tot de allerschoonste; dat wil zeggen, hij was zwarter, vvelgemaakter, beminnelijker dan een van hen. In den tempel van de groote slang had hij de jonge Bérissa gezien, de dochter van het opperhoofd der pries-lers; door haar figuur, haar schoonheid, baar bevalligheid won zij het ver van al hare gezellinnen. Selico brandde van liefde voor haar en Bérissa had wederkeerig Selico lief. lilken Woensdag , want de Woensdag is de aan den godsdienst gewijde rustdag der negers, eiken Woensdag dan ging de jonge minnaar naar den tempel; hij bracht er den dag bij zijn aangebedene liérissa door; hij sprak met haar over zijn moeder, over zijn liefde, over het geluk, dat zij smaken zouden, wanneer zij door den hand des huwelijks vereenigd zouden zijn. liérissa van haren kant maakte er geen geheim van , dat zij naar dat oogenblik smachtte ; en wat hen heiden met des te schooner verwachtingen voor de toekomst vervulde , hel was dit, dat haar vader, de oude Farulho, aan hunne verbintenis zijn volledige goedkeuring schonk, en hun meermalen, terwijl hij haar omhelsde, beloofd had , limine wederzijdsche toegenegenheid door een huwelijk de kroon op le zetten.

Kind el ijk zagen zij ;het zoo lang verwachte oogenblik naderen,

\'i 40

-ocr page 455-

SKUOO. EKN TA (•KEI li EL UIT HET SLA, VENLEVEN\', 441

De dug er voor was reeds bepaald. De oude Darina liad , mei beliulp van Selico\'s broeders , de hul voor bet jonge eclilpaar in orde gemaakt. Maar, wal gebeurt er ? Onverwacht doel de he-ruchle koning van Daliomey een inval in het land. Hij doodde de inwoners bij honderden, cn zijn snelle vaart werd alleen oen oogenblik gestuit door de groole rivier , die hem van den koning van Juida scheidde. Ongelukkig genoeg was deze een zwak en lafhartig vorst, die zich door zijn vrouwen en hovelingen ovcr-heerschen liet. Hij dacht er zelfs niet aan om te trachten rnel zijn troepen den overwinnaar het hoofd te bieden. Hij hoopte\', en meende ook maar zeker, de goden van zijn land zouden den ingang er van wel verdedigen, en dus liel hij al de slangen, die men maar vinden kon, aan den oever van de rivier bijeenbrengen. Dahomey\'s vorst, verrast ol\' liever eigenlijk vertoornd , omdat hij in plaats van menschen slechts kruipende dieren te bevechten vond , werpt zich met zijn soldalen in den stroom, zwemt met hen naar de overzijde , en weldra worden die goden , van wie men wonderen verwacht had , in stukken gehouwen, gebakken ol\' gebraden en door de overwinnaars verslonden. Toon verliet de koning van Juida, die er aan wanhoopte, dat er nog van een enkelen kant redding zou komen opdagen, zijne hoofdstad, en vluchtte naar een naburig eiland, terwijl hel leger der overweldigers te vuur en te zwaard hel land doortrok, den oogst vernielende, dorpen en steden verbrandende, zonder mededoogen elke levende ziel , die zij vonden, vermoordende.

De weinige inwoners, wien hol gelukt was aan het bloedbad te ontkomen , waren uit vrees her- en derwaarts gevloden. Ook ons drietal broeders was in de bosschen gevlucht, terwijl zij op de schouders hunne moeder met zich voerden. Selico wilde zijn moeder niet verlaten, zoolang hij haar ook nog maar aan hel minste gevaar zag bloolgesteld. Maar nauwelijks had hij, zooveel hij vermocht, voor haar veiligheid gezorgd, of, vol vreeze als bij was over Herissa , snelde hij naai1 de stad om over haar lol berichten in te winnen , om haar te redden of mei haar te sneven. Helaas! ook haar woonplaats was dooi\' de Dahomeycrs overvallen en ingenomen : de straten stroomden van bloed, de huizen waren geplunderd en door de inwoners verlaten. Het paleis van den koning, de tempel van de slang, ze waren nicls

-ocr page 456-

442 SEI.ICO. EEN TAFEREEL UIT HET SLAVENLEVEN.

meer dan rookende puinhoopen , vol lijken , wier hoofden , over-ecnkomslig de gewoonte dier woestelingen, door de overwinnaars waren medegevoerd. Selico was wanhopig. Waar haar te vinden , die hij zoo innig, innig liefhad? [lij doorliep de stad; doorzocht de puinhoopen, of het hem , zoo Berissa en haar vader dan niet meer leefden, dan torh mogelijk ware him lijken te vinden , maar hij slaagde er niet. in een enkel spoor te ontdekken. Zoo bleef hij vijf dagen hezig, overal zoekend, overal navraag doende, totdat hem ten laatste geen twijfel meer overbleef, dal Farulho en zijn dochter gevallen waren als ellendige slachtoffers van den onverzadelijken bloeddorst der Dahomeyer beulen. Kr bleef hem niets anders over dan naar zijn moeder terug te keeren. Hij vond haar nog in hetzelfde bosch , waar hij haar met zijn broeders achtergelaten had. Zij ontstelden over Selico\'s droefgeestig voorkomen en sombere blikken. Darina beweende met hem zijn ramp ; zij beproefde hem te troosten, maar het mocht niet baten; hij weigerde alle voedsel en scheen besloten om den hongerdood to sterven. Zijne broeders beproefden niet door redeneringen of vermeerderde liefdeblijken hem van dat voornemen af te brengen, maar zij wezen hem op hun oude moeder, die geen dak en geen brood meer had , die op de gansche wereld niets meer bezat als hare kinderen, en zij vroegen hem ernstig af, oi het zien op haar en hare behoeften niet in staal en bij machte was hem nieuwen levenslust in te storten. Mij beloofde al zijn best er toe te zullen doen : hij trachtte aan niets anders te denken als hieraan , hoe hij met zijn broeders vol leedere zorgvuldigheid over Darina waken kon. Zij besloten hel bosch dieper in te gaan en zich veiligheidshalve verder van de slad te verwijderen. Op een eenzaam plekje bouwden zij een hul, en trachtten hetgeen zij aan maïs en groenten tekort kwamen le vergoeden door hetgeen zij op hunne jachltochlen wisten meester te worden.

Maar toch bleef de honger niet uil. Zij misten hun bogen en zooveel meer als onmisbaar was om in hun onderhoud Ie kunnen voorzien. Vruchten waren er bovendien in de bosschen niel veel te vinden, en die er waren, werden nog voor het grootste gedeelte buit gemaakt door de apen , die er in menigte huisden. De grond bracht niets voort als gras. Zij hadden geen werktuigen om den bodem le bebouwen , en geen zaaikoren om er in

-ocr page 457-

SEUCO. EEN TAFEREEL UIT HET SLAVENLEVEN.

uil lo zaaien. Dc regentijd kwam, en de hongersnood vertoonde zich dreigend aan de deur. Die arme moeder lag daar op haar bed van droge bladeren : zij klaagde niet, maar slieii langzaam weg. Haar zonen waren te uitgeput door gebrek lijden om hel bosch in te gaan , dat bovendien op verscbillendo plaatsen onder water stond. Zij spanden strikken voor de vogeltjes, die hun hut naderden ; en als zij er eens een vingen , wat bij gebrek aan aas om ze te lokken maar zelden gebeurde , dan hraclilen zij bet aan bun moeder, bun best doende om blijde te glinnlachen , en bun moeder al er niet van , omdat zij hel niet mei haar kinderen deden kon.

Zoo gingen er drie maanden voorbij, zonder dat er eenige verandering kwam in hun ellendigen toestand. Toch moesl er een besluit worden genomen, en builen weten van Darina beraadslaagden zij er mei elkander over, wal bun dan wel le doen stond. Guberi was de eerste, die voorstelde om naar de kust te gaan en daar een van ben aan hel eerste het beste kantoor der Europeanen le verkoopen: dan kreeg men geld om maïs en landbouwwerktuigen le koopen , in één woord dan waren ze in staal hun moeder in hel leven te houden. Geen der andere broeders sprak eerst een woord over dit plan. Hoe ! van elkander scheiden I elkander vooi immer verlaten ! slaal der blanken worden ! Dal denkbeeld deed hen ontroeren lot in bet diepst van de ziel. «Maar wie zal er dan verkocht worden?quot; riep Teloué op pijnlijken loon uit. «Laai het lot daarover beslissen,quot; antwoordde Guberi; «laat ons drie ongelijke steentjes in deze aarden kan werpen, laten wij ze dan door elkander schudden, en wie hel kleinste steentje trekt, zal de ongelukkige

zijnquot;.......«Neen, broeders!quot; viel Selico hierop iTi, «het lol heelt

al gesproken ; het heelt mij het hardst van allen behandeld. Vergeel gij dan, dat ik lierissa verloren heb? Ik wilde sterven, en gijlieden hebt hel mij belet: ik moesl , zoo spraakt gij , nuttig zijn voor moeder; welnu, daarvoor is het llians lijd: verkoopt mij.quot;

Tevergeefs beproefden Guberi en Teloué zich tegen hel edelmoedige plan huns broeders le verzeilen. Selico hoorde niet naar hun beden; hij weigerde te loten ; hij dreigde alleen le zullen gaan , indien zij bleven volhouden, dal zij hem niet wilden brengen. i)e twee oudsten gaven eindelijk toe. Men sprak af, dal Guberi bij bun moeder zou blijven en dal Teloué met Selico mede

443

-ocr page 458-

444

zou gaan lol aan liet fori der Hollanders. Daar zou hij den prijs voor de vrijheid zijns broeders ontvangen en vervolgens mei de levensmiddelen , waaraan zoo groole behoede was , naar de hul lerugUeeren. Selieo was de eenige, die, onder hel maken dezer iil\'spraak, niet weende; maar loen hij zijn moeder verlaten moest, haar voor eeuwig vaarwel zeggen, haar voor hel laatst omhelzen moest; toen hij haar bovendien nog moest bedriegen door te zworen, dat hij weldra met Teloué zou terugkeeren, dal zij bun oude woonplaats maar eens gingen opzoeken, om te zien of ze dieniet welhaast weer in bezit zouden kunnen nemen, toen stokten de woorden hem in de keel, toen kon bij ternauwernood zijn tranen bedwingen , loen werd hem het harte van weedom en rouw ver-srheurd. Ku zij, de arme oude! Zij gelooide hem, en torb kon ze /ich niet losscheuren uil de armen barer zonen ; zij beefde voor de gevaren, die zij tegemoet gingen, en, als door een somber voorgevoel gedreven , wilde zij Selico nog naijlen, loen bij uit bare oogen verdween.

Wie van die beide broeders was wel het meest te beklagen ? O, voorzeker, het is moeilijk op die vraag bet antwoord te geven. Zij togen voort en kwamen na weinige dagen de hoofdstad binnen. Daar bad bel moorden opgehouden , rust en vrede was hersteld. De koning van Dubomey was nu ongestoord in het bezit des lands. Hij wilde den handel mol de Kuropeanen doen bloeien, en noo-digde ben uil zich in zijn grondgebied te komen nederzetten. Onderscheidene Kngelscbe en Fransebe kooplieden waren nan het hol van den monarch toegelaten, die bun zijne talrijke gevangenen ver-kocbi en onder zijn soldaten de landerijen der vervvonnelingen verdeelde. Teloué vond weldra een koopman, die hem honderd goudstukken voor zijn broeder bood. Terwijl bij aarzelend , over al zijn leden bevende, er over dacht dezen afschuwelijken koop te sluiten , liel zich onverwachts Irompetgeschal op hel marktplein hooien, en een openbaar omroeper kondigde af, dat de koning van Dahomey vierhonderd oneen goud uitloofde aan hem, die een onbekenden neger levend in zijn handen zou overleveren, daar zulk een den vorigen nacht hel serail van den vorst had geschonden, en bet hem bi j hel krieken van den dageraad gelukt was, niet door de pijlen der wachters gedeerd, le ontvluchten.

Selico hoort dit bekend maken, geelt zijn broeder een wenk den

-ocr page 459-

SELICO. EEN TAFEREEL UIT IIKT SLAVENLEVEN.

koop niel te sluiten, en licm Ier zijtie nemende, zegl hij iiem op vasten loon: sgij moei mij verkoopen, niel waar? ik wilde dat, om moeder in hel leven te houden: maar het beetje geld, dal deze blanke voor mij geven wil, kan haar nooit rijk maken. Maar zie eens, vierhonderd oneen goud zouden haar en u voor altijd een onbekommerd bestaan verschaffen. Die moet gij zien le krijgen , mijn broeder! gij moet me terstond binden en naar \'s konings paleis brengen, als den schuldige, dien hij zoekt. O! ontstel u niel al te zeer. Ik weel, welke straf mij wacht. Ik heb berekend, dat de voltrekking daarvan niel langer dan een uur kan duren : mijn moeder leed langer, toen zij mij baarde.\'\'

Teloué weet van ontzetting niel, wal hierop te antwoorden. Hij trilt van schrik, zoowel als van toedere liefde. Hij valt op zijn knieën, hij omvat die van Selico en drukt die, bij smeekt hem in den naam zijner moeder, in den naam zijner lierissa zulk een vree-selijk voornemen te laten varen. ))Van wie spreekt, gij mij nnl-woordl Selico met een bilteren grimlach. »lk heb Lierissa verloren, welnu, ik wil naar haar toegaan. Ik red mijn moeder door mijn dood. Ik maak mijn broeders voor goed lot vermogende lieden. Ik bespaar me zelf een slavernij , die meer dan veertig jaren duren kan. Mijn keus is gedaan. Laai af van mij le bemoeilijken : zoo niet, ik ga mij zelf overleveren. En dan? dan verliest gij de vruchten van mijn dood , terwijl gij onheil brengt over haar, aan wie wij hel leven verschuldigd zijn.quot;

Teloué zwijgt. Hij durft niet meer spreken. Hel voorkomen waarmede, de loon waarop Selico de laatste woorden sprak, heefl hem vrees aangejaagd. quot;Ü gehoorzaamt zijn broeder , gaal een paar touwen halen, hindl hem de armen op den rug, besproeit hem met tranen, terwijl hij de knoopen vastmaakt; en hem voor zich uit doende gaan, voert hij hem naar hel paleis van den koning , waar zij al terstond door de eerste wachten worden aangehouden. Teloué vraagt om den vorst le mogen spreken : bij wordt aangemeld en toegelaten. De koning van Dahomey, mei. goud en edelgesteenten als overdekt, rustte in halfliggende houding op een scharlaken rustbed , mei hel hoofd leunende in den school zijner ineesl begunstigde vrouw, die, meteen kostbare zijden rok getooiii, hel bovenlijf geheel naakt droeg. Zijn ministers, rijksgroolen en legeraanvoerders, in prachtige kleederen gedoschl, waren op on-

445

-ocr page 460-

SELICO. EEN TAFEREEL (JIT HET SLAVENLEVEN.

gcveer twinlig passen van hem neergeknield; de dappersten onder hen droegen een halskelling van menschentanden en ieder van deze beleekende een behaalde overwinning; onderscheidene vrouwen, mei hel geweer op schouder, hadden de wacht bij de deuren der zaal; groole gouden bekers, vol palmwijn, brandewijn en krachtige likeuren, stonden door elkaar op eenigen afstand van den koning, en de vloer was geplaveid met do schedels zijner verslagen vijanden.

«Beheersciier der wereld !quot; aldus ving Teloué aan, terwijl hij zijn hoold diep ter aarde boog. «Ingevolge uwe bevelen kom ik

hier aan u overleveren quot;..... Hij stokt, hij kan niel meer, zijn

slem slerfl op zijn lippen weg. f)e koning ondervraagt hem, maar hij is niet in slaat om te antwoorden. Daarop neeml Selico het woord. «Koning van Dahomey !quot; aldus spreekt hij , sgij ziet hier voor u den schuldige, die, door een noodloltigen hartstocht gedreven , den vorigen nacht uw serail binnen sloop. Hij, die mij gebonden voor u bracht, was te lang mijn vriend geweest, dan dal ik meende van hem verraad te moeten duchten, ik vertelde hem dus mijn geheim, maar hij schond de vriendschap door iiiij in den slaap te overvallen , te binden, hierheen te voeren om van u zijn loon te vragen; geef hel hem, de ellendeling heeft hel verdiend.quot; De koning verwaardigde zich niel hem antwoord te geven. Hij wenkte een zijner ministers , die zich van den schuldige meester (naakt, hem aan de gewapende vrouwen overlevert on aan Teloué de vierhonderd oneen goud uitbetaalt. En deze , vol afschuw voor bel bloedgeld , dal hij nauwelijks dui d aanraken, spoedt zich om levensmiddelen te koopen en ijlt de stad uit, om die aan zijne moeder te brengen.

Op bevel van den monarch maakte men reeds al de loehereid-selen tol liet voltrekken van de straf, die men op hem toepast, welke mol een der vrouwen des konings overspel bedrijft. Twee groole kuilen worden op weinig afstands van elkaar gegraven. In die kuil, welke voor de schuldige cchtgenoote bestemd is, maakt men de ongelukkige aan een paal vast, en al de vrouwen van iiel serail, \'nel hare prachtigste kleederen aan, komen onder begeleiding van trommels en Huilen , met groole schalen kokend water , die zij dan op hel hoofd der schuldige leegstorten, totdat zij dood is. In do andere kuil is een brandstapel, waar bo-

4 Hi

-ocr page 461-

447

ven men overdwars een lange ijzeren slaaf plaatst, steunende op twee liooge palen; men bindt den ongelukkige aan die slaaf vast; alleen de uiteinden der vlammen kunnen zijn lichaam aanraken , en zoo wordt lilj langzamerhand doodgemarteld.

Op liet marktplein was een menigte volks saamgestroomd. Hel gansche leger stond daar onder de wapenen. De priesters, in plechtgewaad, wachtten de beide slachtoffers af, oin hun de handen op te leggen en ze ten dood te wijden. Ze komen van verschillende kanten, begeleid door de gewapende vrouwen. Selico , kalm en vastberaden, schrijdt met opgerichten hoofde voorwaarts. Üichl bij de paal gekomen kan hij het niet laten een blik te slaan op de lolgenoote in zijn ongeluk. Maar hoe groot is zijn verbazing, maar hoe vlijmend is tevens zijn smart, als hij lierissa herkent. Hij uit een kreet en wil op haar tocijlen , maar zijn beulen weerhouden hem. Wel ras maakt de eerste opwelling plaats voor verontwaardiging. «Ongelukkige,quot; zegt hij bij zich zelf, »terwijl ik haar beweende , terwijl ik den dood zocht in de hoop van weer met haar hereenigd te worden, was zij onder die laaggezonken minnaressen, die elkander het hart van den tiran betwisten. Nog \' niet tevreden met haar eed van liefde le verbreken, werd ze bovendien haren meester ontrouw; zij verdient den naam van overspelige wel, even goed als de tuchtiging, die men haar toedienen gaat. O, moeder! voor u alleen ga ik sterven ! aan u alleen wil ik denken!quot; — Op hetzelfde oogenblik herkent ook de ongelukkige Lierissa hem; zij slaakt allerlei kreten, roept de priesters en verklaart met luider slem, dat de jongeling dien ze ter dood brengen gaan, niet die is, welke in het serail is doorgedrongen. Zij zweert dat in hel aangezicht des hemels, bij de bergen , bij den donder , den meest gevreesden van al hun goden. De verschrikte priesters schorsen de uitvoering van het vonnis, en gaan den koning waarschuwen, die zich nu zelf naar hel marktplein begeelt.

Toorn en verontwaardiging slaan op hel gelaat van den monarch le lezen , nu hij Berissa nadert. »Slavin,quot; zoo roept hij haar met een vervaarlijke stem loe, »gij, die de liefde uws meesters ver-smaaddet, gij, die ik tot den rang van eerste vrouw wilde verheffen, en die ik ondanks uwe weigering heb laten leven, wat hebt gij er toch mede voor om de misdaad van uwen medeplichtige le

-ocr page 462-

i48

loocliencn ? Hoopt gij hem soms tc redden \'■ Als hij duar uw minnaar niet is, zeg dan wie het wel is, schuldige deern ; zeg, waar rnijnc dienaars hem vinden kunnen, en den onschuldige laat ik terstond in vrijheid stellen.quot; — «Koning van Dahomey,quot; zoo luidt liet antwoord van de ongelukkige Berissa, die inmiddels reeds aan den paal gebonden is, sik mocht uwe liefde niet aannemen; mijn hart behoorde mij niet meer toe. Gij weel, ik schroomde niet u dat Ie zeggen, en zoudt gij dan denken, dal /.ij, die niet liegen wilde om een kroon deelachtig Ie worden, in gt;laat zou zijn om onwaarheid te spreken in den oogenblik, waarin zij sterven gaat\'? Neen, ik heb waarheid gesproken en daar blij!\' ik bij. Kr i.s van nachl een man in mijn kamer geweest; hij heelt die eerst verlaten hij hei aanbreken van den dag, maar die man is niel hij, die daar slaat. Gij wilt mij dwingen hem te noemen , maar ik mag het niet en ik wil het ook niet. Ik ben bereid te slerven ; ik weet dat niets mij meer redden kan, en deze, voor mij zoo afgrijselijke, oogenblik-ken verleng ik slechls , om u Ie beletten een misdaad te begaan. Ik zweer het u opnieuw, koning van Dahomey, het bloed van dezen ongelukkige zal over uw eigen hoofd komen! Laat hem los, straf mij ; ik heb verder niets meer te zeggen.quot;

De koning was door fierissa\'s woorden getroffen. De loon, waarop zij sprak, ontroerde hem. Hij gaf geen bevelen; hij boog hel hoofd en verbaasde zich , dat hij er ditmaal zoo tegen opzag een weinig bloed te vergieten. Maar weldra keerde zijn woede met nieuwe kracht\' terug ; die neger, zoo redeneerde hij, had zich zelf aangeklaagd, en de belangstelling, die Berissa hem betoonde, kwam uit haar liefde voor hem voort en dus , ter dood gebracht moeten zij beiden. Hij geeft een teeken aan de beulen, de brandstapel begint te ontvlammen , de vrouwen naderen met hare kannen met kokend water, de strafoefening zal aanvangen, maar zie, daar komt een grijsaard, hijgend, rnet wonden en slot bedekt, door de menigte heendringen en werpt zich voor de voelen des konings.

«Houdt op,quot; zoo roept hij, »houdt op: ik hen de schuldige; ik ben de muren van uw serail overgeklommen , om er mijne dochter uit te ontvoeren. Kertijds was ik een priester van den god, dien men hier aanbad; men rukte mijne dochter uit mijne armen, men bracht haar in uw paleis, en sinds dien tijd heb ik naar

-ocr page 463-

449

een gelegenheid gezocht om haar weder Ie zien. Van nacht bon ik in hare onmiddellijke tegenwoordigheid doorgedrongen. Zij heeft tevergeefs beproefd mij te volgen; uwe wachters ontdekten ons. Ik alleen ben ontsnapt, en gij kunt ze zien de wonden, door hun pijlen mij veroorzaakt. Ik kom u dus uw slachtolïer brengen : laat mij sterven met haar om wier wil alleen ik het leven liefhad.

Nrgt;g hield hij met spreken niet op , of de koning beval zijn priesters do beide ongelukkigen los te maken en voor hem te brengen. Mij wil van Selico welen, wat er bom toch wel loc mag gebracht hebben om een zoo vreeselijke straf te komen zoeken , en Selico , wiens hart van vreugde opspringt nu hij liorissa\'s trouw verneemt, aarzelt niet don vorst alles mee te deelon. Hij vertelt hem van zijne eigene ongelukken, van do armoede zijner moeder, van bet besluit door hom genomen, om haar in hel bezit der vierhonderd oneen goud te stellen, üerissa en haar vader boorden het aan, onder het storten van tranen der bewondering; de rijksgrooten , de soldaten, hot volk waren ver-teederd ; don koning rolden de tranen over do wangen , vreemde gemoedsaandoeningen, bom tot dusverre onbekend, bestormden hem ; zoo heerlijk en bekoorlijk is do deugd , dat zelfs barbaren haar aanbidden I

Toon Selico alles had verteld , greep de koning hem bij de hand, gebood hom op te staan , en zich daarop naar de Kuro-poesche kooplieden wendende, die van dit alles getuigen waren geweest, sprak bij ; «kunt gijlieden, die, door wijsheid en ervaring en bot licht eener langdurige beschaving, zoo uitstekend goed bobt geleerd een mensch te schatten voor hetgeen hij in goud waard is, mij nu ook zeggen, hoe boog doze moot worden gewaardeerd ?quot; De kooplieden bloosden bij die vraag. Maar een jonge Franschman , die wat stoutmoediger was dan do anderen , riep uit: «Tien duizend goudstukken!quot; Kn onmiddellijk klonk \'s konings woord ; «geef die geldsom aan lierissa , en laat ze daarmede Selico niet koopen , maar huwen !quot; Onmiddellijk werd dat bevel ton uitvoer gebracht, en Dahomey\'s koning verwijderde zich, vol van gepeinzen, vanwaar bij een vreugde mocht gevoelen, zoo zalig als tot dusver nog nooit door hem gesmaakt was.

Dionzclfden dag gaf Farulbo aan Selico zijne dochter ten huwelijk. Don volgenden dag gingen do jonggehuwden met hun is. 11. \' 29

-ocr page 464-

HKNIGK WEKEN Ül\' HËIS IN\' VVKSTKl.IJK SOUUW\'.

sclial, vergezeld van den grijsaard, Darina opzoeken. O! wal was dal een zalig weerzien! Darina vreesde van vreugde le sterven , en Sclico\'s broeders niel minder. Nu wilden ze nooil, neen nooit meer van elkander scheiden ; rijk waren ze van nu af in geld en in goed, maar nog rijker in eendraclil en vroomheid, in liefde en in Irouvv ! In hunnen kring waren de heldere en koesterende zonnestralen geweest le midden van den grootsten rampspoed: zij bleven stralen in hun blijde en voorspoedige dagen 1 Moge dal licht over Dahomey hoe langer zoo meer opgaan; heerlijk zalig do dag, waarop de slavernij, niet volgens de letter der wet alleen , maar waarlijk en geheel en al, niet alleen daar, maar overal, zal zijn veroordeeld en afgeschaft!

EKNKJK WEKEN OP REIS IN WESTELIJK SOLDAX.

Soudan is niet de eenige naam, die aan dit deel van Afrika gegeven wordt. Ten Zuiden van de Sahara gelegen, voor een groot deel nog zoo onbekend , dal de grenzen niet met juistheid zijn aan te geven , wordt het door de inboorlingen Takrur genoemd. De Kuropeërs noemen het Nigritië of Soudan, welke laatste naam i?r:n afkorting is van het Arabische Helad-es-Soudan , «het land der zwartenquot;. Ook Takrur en Nigritië beteekent zwart, m men noemde Midden-Afrika zoo, omdat men meende, dat de gansehe bevolking tol hel negerras behoorde. Latere onderzoekingen hebben evenwel geleerd , dat bijna de geheele bevolking ten Zuiden van den equator, ofschoon ze donker gekleurd is, van het negerras afwijkt en een aantal uileenloopende afwijkingen bevat. Zonals wij reeds zeiden, is Soudan, niettegenstaande al wal men in hel werk gesteld beeft om het te leeren kennen, nog in zoo menig opzicht een onbekend land , dat er geen volledige beschrijving van kan worden gegeven. De equator snijdt hel gansehe land in twee deelen : noordelijk en zuidelijk Soudan, rn het eerste , noordelijk Soudan, wordt dan weer verdeeld in westelijk lloog-Soudan en oostelijk Laag-Soudan. \'I Middelpunt

-ocr page 465-

451

van Soudan vormt het Tsad-meer , waaromheen drie rijken liggen : Wadai, Bagirmi en liornu, welk laatste ongeveer zoo groot als Java is.

Onder degenen die Soudan, en dan meer bepaaldelijk lloog-Soudan, bereisd liebhen , lielioort met eere genoemd te worden een Franschman, de luitenant Ier zee E. Mage, die helaas! temidden van een hoopvol leven, vol van de schoonste verwachtingen voor de toekomst, nog geen drie-en-derlig jaren oud zijnde, hij een schipbreuk om het leven kwam. üp last van den loenmaligen gouverneur van Senegambie, Faidherbe, reisde hij drie jaren lang in lloog-Soudan , vergezeld door den heer Quintin , olllcier van gezondheid bij de Franschc marine. Hem was opgedragen hel land lusscben den hoven-Senegal en den hoven-Niger te onderzoeken, met bel oog op een mogelijke uitbreiding van den Franschen handel. Aan zijne reisbeschrijving ontleenen wij het volgende, dat ons een denkbeeld geeft van de bezwaren en moeilijkheden aan zulk een reis verbonden , en ons doel zien met hoeveel hindernissen, reeds aan hel begin van den tocht, door de reizigers moest worden geworsteld. Van Bakel naar Bafoulabé leidde de reis, waarop wij den heer Mage vergezellen willen.

Üen 12den October, zoo verhaalt de heer Mage, verliet ik St. Louis, aan de uitwatering van den Senegal gelegen, ik had daar de laatste brieven mijner familie ontvangen , het laalst vaarwel ook van onderscheidene kameraden en enkele vrienden , waaronder er meer dan een was, die vreesde mij nooit meer terug te zullen zien. De gouverneur had mij geheel vrij gelaten in de keus van mijn geleide: hij bad mij alleen verzocht de beste manschappen le nemen , die ik maar vinden kon. Na eenig overleg mei hem, besloot ik het gansche geleide uit negers te doen bestaan , die allen onder de tirailleurs (een korps dat eenige overeenkomst heeft met de Algerijnsche tnrko\'s, allen inboorlingen uit de kolonie) of in de marine hadden gediend. De eerste, dien ik koos , was Hakary Guëye , die reeds op een vorige reis mijn gezel was geweest. !li,j had gehoord dat ik weer terug was gekomen , om opnieuw een reis te ondernemen , en zonder dat hij zelis wist, waar ik heen ging, verliet hij hel schip, waar hij loen op voer, om legen een bezoldiging van 30 franken per maand bij mij in dienst te treden; het was een man, die mij toegedaan was in den volsten zin des woords. Hij had dit hoven

-ocr page 466-

452

zijn landslieden voor, dal iiij tien dienstjaren telde, een reis van eenige maanden in Frankrijk gemaakt had, slechts voor de helft Muzelman was en vrij goed Fransch sprak. Zijn dapperheid was boven allen twijfel verheven, ofschoon hij in kritieke oogenblikken hoogst voorzichtig was; in zijn omgang mei mij was hij huiten-gewoon gemakkelijk. Hij haalde verscheidene goede vrienden van hem over, om ook bij mij dienst te nemen ; anderen koos ik , omdat ik ze reeds van vroeger , toen zij onder mijn bevelen stonden, kende. Zoo kreeg ik een tiental beproefde manschappen bijeen.

Terwijl ik me bezig hield met het samenstellen van mijn reisgezelschap , verwaarloosde ik het overige niet. Overeenkomstig mijne afspraak met den gouverneur, had ik een zeer lichte boot laten maken, met vier riemen, om daarmee den Senegal boven Medina Ic onderzoeken. Deze sloep had, ingeval ik de rivier bevaarbaar bevonden had , in hel bekken van den Niger gebracht kunnen worden, op een voor dit doel ingerichte wagen; maar, helaas ! ik moest haar onderweg achterlaten. Toen ik nu mijn volk aangeworven en mijne inkoopen betaald had , bleef mij maar een weinig geld voor mijne reis over; maar ik had mij ruim van koopwaren voorzien, in aanmerking nemende, dat die in het land, waar ik heen ging, meer aftrek zouden vinden dan met geld het geval zou zijn. Toch moest ik mijne al te karige geldmiddelen zien aan te vullen, en, dan|i zij de krachtige tusschenkomst van een vriend), kreeg ik van den minister van marine een bijdrage van 4000 francs, die mij te Bafoulabé in handen kwam. De buitengewoon lage waterstand van dil jaar deed mij een maand vroeger ver-irekken dan mijn plan geweest was: dus vertrok ik den October met een deel van mijn uitrusting (hel andere deel was met mijn manschappen reeds vooruil) , en met de door mij uit Frankrijk ontboden instrumenten. Na de meesle stations, op den linkeroever van den Senegal gelegen , aangedaan te hebben, Richard Toll, Dagana, Podor , Saldé en Matam, kwam ik den HMuquot; te Rakel, waar ik enkele dagen wilde doorbrengen, om de paarden en ezels, die ik noodig had, aan te koopen. Terwijl ik hier was, kwam generaal Faidherbe mijne toerusting zien. Mij ral nlij zijne laatste bevelen en raadgevingen, die in \'t kor! hierop neerkwamen : «vertrek zoo spoedig ge kunt; reis zoo snel

-ocr page 467-

EENIOE WEKEN OP HUIS IN WESTELIJK SOLmAN.

mogelijk , zoolnng de grootste hitte nog niet is begonnen, en tracht den Niger te bereiken. Den 26slen verliet ik dil station om mij naar Medina le begeven, de laatste Fransche vestiging aan de rivier, bovendien het ecnige punt, waar ik mijn karavaan afdoende in orde brengen kon.

Te Bakel had ik ccn paard gekocht; het was middelmatig, wel wat klein, maar vrij sterk, trouwens het was het eeiiige, dat ik vinden kon. De twaalf ezels, die ik had kunnen aankoopen, schenen mij voldoende om al ons goed te dragen; daaronder waren 800 porties eten , 50 kilogrammen kruit , COO patronen , onze kleederen , waarnemings-instrumenten, medicijnkist, enz. enz. Om mijne lastdieren niet al le veel te vermoeien, liet ik een groot deel mijner goederen met de sloep naar Medina brengen en ging ik op weg met onbeladen heesten. Daardoor kon ik gemiddeld tien mijlen daags afleggen en kwam ik den 30sten October te Medina aan. Al was het water te laag dan dat stoombooten tot Medina toe konden varen , er was toch nog water genoeg om het ons hij onze reis over land lastig te maken. Verscheidene malen ontmoetten wij bij het overtrekken geweldig sterke stroomingen , waarbij wij van de boot, die wij met ons voerden , gebruik moesten maken.

Kene onverwachte gebeurtenis, die le Koléré plaats groep, dreigde aan onze reis een einde te maken , voordat zij eigenlijk nog begonnen was. Daar de oogst nog niet was al\'geloopen, waren de wegen , bij de dorpen , met doornen hagen afgesloten , opdat hel vee niet van de planten zou komen eten. Toen wij daar kwamen, wilden mijne manschappen een van die hagen vernielen en sloegen een oude vrouw, die dal beletten wilde. Voordat ik er in slagen kon de orde te herstellen , liep op hel geschreeuw van de oude vrouw het gnnsche dorp te hoop. Met stokslagen vielen ze mijn volk aan, hun hunne geweren ontrukkende. Tevergeefs trachtten het dorpshoofd en ik vrede le maken, leder was door toorn overweldigd, en zelf met een dolksteek bedreigd , herhaaldelijk her- en derwaarts gesmeten, moest ik werkelijk al mijn koelbloedigheid te hulp roepen. Dat kon loch zoo niet blijven. Tevergeefs gebood ik mijn mannen niet te schieten ; ik zag hot oogenblik reeds naderen, waarop ons niets anders overblijven zou als ons leven /oo duur mogelijk le verkoopen , toen ik lol

453

-ocr page 468-

454

mijn geluk herkend werd door eenige lieden, die op een vroege-ren lochl onder mijne bevelen hadden gestaan. Zy sloten zich bij mij en tiel dorpshoofd aan, dreven de bewoners van bel dorp wal achterwaarts, en ik slaagde er in mijn volkje weer te verzamelen , daarbij krachtdadig bijgestaan door mijn getrouwen Bakary Guëye. Men greep do dieren , die bezig waren mei zich te goed te doen aan de vruchten , men jaagde ze bij elkander en de rust werd hersteld. Toen trok ik met mijn reismakker Quintin en een lolk hel dorp in; ik deed me zonder de minste moeilijkheid de geweren teruggeven, en haalde de dorpelingen eens Hink door over hunne onbeschol\'theid, ze onder hel oog brengende, dal geweld al een heel slecht middel was om tegen ons te bezigen, oo wij hun schade toebrachten , dan was de kommandant van Bakel daar om hun recht te doen geschieden en schadeloos Ie stellen. Hel dorpshoofd , dal zich uitstekend gedragen had , verontschuldigde zich en verzocht mij om vergiffenis.

Te Medina bracht ik nu voor hel laatst mijne goederen in orde; ik schafte mij nog wal levensmiddelen aan , verdeelde de vracht over de lastdieren , kocht nog enkele zaken , die ik te St. Louis vergeten had, en mijn vriend Quintin de zorg voor hel overige opdragende, hield ik mij bezig mei hel onderzoek der rivier, boven de watervallen van Félou , en bediende me daartoe van de meegenomen bcot. Toen ik de rivier van Medina tol Gouna nauwkeurig in kaart jiad gebracht, hield ik mij er vast van overtuigd , dal ik , deze watervallen eenmaal te boven zijnde , mijn tocht te waVer kon voortzetten. Mijn geestdrift groeide steeds aan , maar ik verdubbelde ook mijne voorzorgen om alle ongeluk zooverre mogelijk te houden van zooveel benoodigdheden, door zoo weinig menschen en hulpmiddelen vervoerd wordende. Te Medina teruggekeerd zond ik de hoot naar Danganoura , beladen met levensmiddelen , met haar eigen wagen en met zooveel meer als ze op een moeilijke vaart vervoeren kon. Ik vertrouwde dit werk aan een mijner lieden loe, Sombo Uoro geheeten ; hij gevoelde hel bezwaarlijke dezer onderneming , maar hij was een stoutmoedig man en aarzelde niet.

Ik verliet Medina voor goed in den ochtend van den 25s\'0quot; No-vernher. Den vorigen avond had ik mijne ezels doen opladen en mijne karavaan naar de watervallen van Félou gezonden om te

-ocr page 469-

455

kampeeren. Hierdoor spaarde ik heel wal lijd uil, wanl liet eersle op- en afladen onder weg is hel moeilijkste; de zwarlen brengen er de hun zoo eigene wanorde in; zij luisteren ternauwernood naar den raad, dien men hun geelt, volgen dien maar half op, en als de lasldieren op liet puiil zijn van le vertrekken, valt hun vracht ter aarde. Dat gebeurde ons dien eersten dag onderscheidene malen.

Aan den avond van den 2Gsten trachtte ik een hoogen berg le beklimmen, maar ik slaagde er niet in den top le bezoeken. N\'a verschillende hellende vlakken te hebben beklommen , kwam ik bij een loodrechte muur van meer dan twintig meter hoog, die ik geen kans zag te beklauteren. Hel uilzichl van daar al\' was prachtig. De stroom gal\' zeer duidelijk de krommingen vim haren loop te zien lusschen Dinguira en ons , onderbroken door rotsen en watervallen, die in de zon schillerden. Een prachtige vlakte, door bergachtige randen in stukken gedeeld , door lallooze heken besproeid , spreidde zich voor ons uil, eindigende in nauwe doorgangen, met sleile rotspunten gekroond. Aan mijn voeten mijn kamp, rechts schilderachtige hergen, achter mij, zoover hel oog reikte, bergen aan bergen in verschillende vormen, een waarlijk tooverachtige versiering opleverende. Ik werd niet moede deze landstreek te bewonderen, waar dc Voorzienigheid mei een zeldzaam rijke overdaad bare goederen heeft uitgestrooid. De hodern is er ongeloofelijk rijk ; water is er in overvloed , vol voedzame visch ; op enkele passen afslands aan hel einde van den bergpas aan mijn rechler band is goud; ijzer is hier overal, onder onze voelen zoowel als boven ons hoofd ; de rivier bezit in haar watervallen een onberekenbaar groole beweegkracht. Kn de band ties luenschen heelï mei die wereld vol rijkdommen niets welen aan le vangen. De inboorlingen hebben er niet eens slof voor ordentelijke kleedingslukken uitgehaald ; hun vrouwen loopen half naakt, hun woningen zijn ellendig, bun werktuigen onbehouwen lomp, en de kunsten, die onder ben dan nog hel meest gevorderd zijn , bel smeden en bel weven namelijk, zijn nog in haar kindsheid.

Den volgenden dag, den begonnen wij vroegtijdig onzen

tocht naar Gouïna, waar ik besloten was nog dienzelfden avond aan te komen. Ons kort verblijf le Mansolah had mij overtuigend

-ocr page 470-

5oC EEN1ÜE WEKEN\' OP 11EIS l.V WESTELIJK SOUDAN.

hut groote lielang doen inzien, dal er voor onze handelaars in gelegen is, om in dit land sArachidenquot; Ie komen koopen. Dat is een plant, welker vrucht liet nut van den aardappel en de olijf in zich vereenigt. Ze leveren uitstekende olie en geven best voedsel; men maakt er ook een soort zeep van en men mengt ze door de cacao om chocolade te maken. Voor een waarde van in onze munt niet meer dan twee en een halve franc hadden we vier maten vol, dal is te zeggen ongeveer 50 kilogrammen , waarvoor men op de Fransche markten 15 tot 20 francs en op die le St. Louis 10 lol 12 francs zou moeien betalen.

Bij ons vertrek was de weg heel moeilijk. De paden, die midden lusschen de rotsen door gaan, zijn versperd door allerlei grasgewassen. Tegen den avond ziet men daaruit gazellen en anlilopen met de snelheid des winds wegvluchten, hoopen patrijzen en Afrikaansche hennen opjagende, die door hel rnoeielijke van haar vlucht gemakkelijk onze huil werden. Iedere boom, dien wij voor-bijgingen, was de schuilplaats van zwermen papegaaien, de plaag der landerijen, die zij verwoesten en van iedere rots blafte of huilde ons een grijze aap of een met een hondskop aan. Maar al die dingen, die op andere oogenhlikken sterk mijne aandacht zouden hebben getrokken , lielen mij nu koel ; mijn hoofd woog zoo zwaar op mijne schouders , telkens overvielen mij koude rillingen, ik ondervond, in één woord, al de verschijnselen van een koortsaanval, cn wel van een der hevigste, die ik op reis gehad heb. De lucht u\'as betrokken cn ongeloofelijk zwaar en drukkend. De moeilijkheid van den weg, die mij dwong de teugels van mijn paard stevig in de hand le houden, vermeerderde mijn gevoel van onwelzijn. Ik had een vreeselijken dorst, en de plantengroei, die al minder en minder dicht werd , liet me zonder eenige beschut ling. Door verdooving bevangen , liet ik mij driemaal van mijn paard glijden en lag in de schaduw der s(ruiken. Eenige droppels water, door mij gedronken uit de vcldllesch van een der olTicieren, die ons vergezelden , brachlen mij weer wat bij ; maar men moet de koortsen van Senegamhie hij ondervinding kennen, om te weten wal ik uitstond. Na drie uren lang in dien toestand voorwaarts te zijn getrokken, kwam ik aan de liagouko , die toen doorwaadbaar was; ik trok er door, rustte daar twee en een half uur, wat mij veel verademing schonk en de koorts ging af.

-ocr page 471-

457

\'s Avonds kampeerden wij in een loofliut , door de natuur zelve gevormd door middel van een hoorn , die aan den oever staat , 200 meters boven den waterval van Gouïna. Twee dagen lani: gevoelde illt; mij erg zwak , zelfs te zwak om mijn reis onder die zonnehilte voorl tc zeilen. Toch wilde ik dien kostbaren lijd niet verloren laten gaan, en ik besteedde dien dus met mijne kaarl van de rivier in het net Ic brengen, met mijne briefwisseling bij te houden en met hel bepalen van de juiste breedte van Gouïna , door het waarnemen van de middaghoogte der zon.

Inlusscbeu vertrok dokter Quintin met de officieren uil Medina in de boot. Zij hadden mij lol hiertoe vergezeld en hoopten , voordat zij ons verlieten, liafoulabé te verkennen. Hun hoop werd echter niet verwezenlijkt: na drie kleine watervallen overgetrokken Ie zijn, stuitten zij op een werkelijk grooten en keerden terug. Zij hadden de ligging van het oude dorp Koukhara teruggevonden , hel uiterste punt van de reis in 18:VJ door Pascal gemaakt.

Toen ik dozellde zwarigheden, die dien officier hadden legen-gehouden, ook voor mij zag oprijzen ; toen ik van mijn gids de bekentenis vernam, dat hij slechts den weg in het binnenland kende, wat mij algebracht zou hebben van den weg langs de rivier, wier bevaarbaarheid ik juist onderzoeken wilde, kwam mijn gansche gemoed tegen die belemmeringen in opstand. Ik zond dien ongeschiklen gids henen en ging den weg naar Foukhara op, vast besloten om niet dan voor het onmogelijke te wijken. Dien eigen avond legerde ik hij den eersten val die door Quintin reeds gezien was en ik was besloten den volgenden dag naar den tweeden te trekken. Kchler lieten de zaken zich niet heel gunstig aanzien. Wij hadden geen gids meer en daar voor ons lag het onbekende in al zijn gedaanten. Wij waren alleen, Qninlin en ik; want hoe vol toewijding de licn zwarten der expeditie inderdaad ook waren , met hen hadden wij toch geen gemeenschap van denkbeelden, geen werkelijke vertrouwelijkheid.

Den eersten December, ons weder van den waterval van Gouïna verwijderende, hadden wij onze tent opgeslagen op den steilen kant van den linkeroever. Wij hadden groole vuren ontstoken om zoowel de wilde dieren uit het binnenland als de nijlpaarden op een afstand te houden : hun dof gegrom toch had ons den gansclien nacht in de ooren geklonken. Deze monslerachlige amplubiën ,

-ocr page 472-

EENIQE WEKEN 01\' REIS IN WESTELIJK SOU KAN.

sedert vole jaren voor de eerste maal gestoord in de wateren, waarin zij gewoon waren als meesters te heerschen , overdag gejaagd en soms gekwetst door de kogels vilt onze karabijnen, setienon bestendig ons spoor le volgen. Om te kampeeren kozen wij gewoonlijk die gedeelten van den oever, die uil fijn zand bestaan, die ook gewoonlijk de plaatsen zijn, waar zij tegen den kant opklimmen om te gaan grazen. Dezelfde reden , die hen naar die weiden lokte, bepaalde ook onze keuze: wij vonden daar liet noodige gras voor de vele dieren onzer karavaan. Maar als zij dan door gewoonte en instinkt gedreven aan land kwamen, bevonden zij zich vlak tegenover onze vuren, en hun dofgebrom, van uit het water opstijgende, verkondigde ons hunnen toorn. Dan staken zij hun koppen boven de rivier uit en haalden luidruchtig, water uitblazende adem. Al deze geluiden, in de middernachtelijke stille, vermengd met liet gebrul uit de verte van den leeuw, met de kreten van den hyena, en met de duizende zuchten eener natuur in haar weelderigsten rijkdom en pracht, beletten ons niet le ruston, en echter, ik moet het bekennen, ik was vol onrust.

Den tweeden December belaadde ik de bool met een deel der lovensmiddelen, vooral met een prachtig soort kalebassen, die de negers niij voor wat kruit waren komen verkoopen. Terwijl Quin-lin , geholpen door Samba Voro en vijl\'anderen van ons volk, zich met de dieren een weg door het binnenland baande , zocht ik met de vier anderen te water bij den grooten waterval te komen, die een paar dagbn vroeger verkend was geworden. Wij gingen tusschen den oever en een steil eiland door, dat bedekt was met boababs en palmboomen. De stroom kwam van het Zuiden en wij vorderden mot een snolheid , die ik schatte op 5 kilomeiers per uur. Om zeven uur geraakte ik in eon eilandengroep , waar ik de rivier over haar gansche breedle versperd vond ; de stroom brak zich togen rotsen met een snelheid van meer dan ell kilometers. Ik gebood mijn manschappen te water te gaan , en zoo met inspanning Vim krachten de boot voorwaarts slepende, dalende om woer te rijzen en al weder te dalen, begonnen wij telkens weer van voren al\' aan betzellde werk. Daarop volgde een versperring, die niet veel le beteekenon had, toen woer een andore, die moeilijker was , maar nu kon ik mot een lijn van bet land al de boot voort laten trekken. Zoo trokken wij vol krachtsin-

458

-ocr page 473-

459

spanning verder, loldal wij eindelijk den groolen val bereikten , die voor dien dag hel doel van onzen lochl was. Ik liel daar door een nauwen doorgang de bool als het ware van trap lol trap op-liijschen. Ik liad eerst de lading laten dragen naar de plaats , die ik op den linkeroever had uilgekozen om te kampeeren , recht legenover het hevigste van den stroom. Op deze plaats is de Senegal lusschen de 150 en 200 meters breed.

Den volgenden morgen lieten wij de manschappen, met de dieren en de goederen , in bet hivouak achter en gingen op een onldekkingstocht uit. Den ganschen weg over maakten wij jachl op nijlpaarden en Al\'rikaansche hennen , die men bier in een on-gelool\'elijke boeveelheid aantreft. Wij hadden opgemerkt dat b ij een zekere, ongeveer ballweg gelegen plek de bergen op den linkeroever zoo dicht bij de rivier stonden, dat deze bun voet bespoelde. Eén berg, die als ware bel trapsgewijze was verdeeld , van roode en zwarte kleur , omlijst door randen van geboomte, dal uit elke spleet le voorschijn kwam, was op iedere trap of verdieping in den letterlijken zin des woords met apen bedekt: zij zaten in dichte rijen naast elkaar , de boonieii bogen onder hun gewicht; loon wij er voorbijgingen, begroetten zij ons met ongeloolelijke sprongen en razende kreten. Ik gelool\' niet le overdrijven, als ik beweer, dal hier niet minder dan een zes duizend tal van dit gedierte bijeen was. Achter dezen berg was een diepe, snelvlietende stroom, die een lasligen doortocht zou opleveren. Ik besloot dus mijne lieden op dit gedeelte, waar ik bovendien den loop der rivier nauwkeurig bad nagegaan, gezelschap te houden. Tegen zeven uur \'s avonds boorde ik weer in de verte het gezang mijner manschappen, eu om acht uur waren wij weer allen bij elkaar. De boot was letterlijk door nijlpaarden omringd geworden ; men sloeg ze niet de riemen , maar kon ze niet verjagen dan door geweerschoten. Trouwens deze dieren zijn meer afzichtelijk dan gevaarlijk.

Na een , in spijt van de ontstoken vuren , door en door voch-ligen nacht, ontwaakten we den December, met dauw bedekt ; bet was hall\' zes ; mijn volk was verstijfd en zag er tegen op om te water te gaan. Toch liel ik de boot en de dieren be-laden , en om zeven uur, toen wij op weggingen, was ook de boot le water. De weg was afsciuiwelijk slecht. Van tijd lot tijd

-ocr page 474-

4 (JO

wees een sink van een onbruikbaar pad naar een oud verwoest dorp been , waarvan de ligging nu nog alleen word! kenbaar gemaakt door wal stukken bout en wal sleenen, die eenmaal als limdamenten voor de hullen dienden. Hel overige van den lijd konden wij, ondanks de vuren, die wij twee dogen van te voren hadden ontstoken , uiel dan met groole moeite door de doornen dringen.

Vóór den Apenberg trokken wij door een nog modderigen slroom ; nog verscbe sporen wezen ons er op, dal een leeuw op niel zeer groolcn afstand van ons verwijderd kon zijn ; de apen waren nu allen op bunnen ronden berg gevlucht en zaten bij boopen op al do verdiepingen. Toen ik, die hel eerst door den slroom gegaan was, weer aan land kwam, ging ik heel voorzichtig voort , om niel overvallen le worden dooi den leeuw, wiens spoor ik volgde. In hel gezicht van den berg komende , werd ik begroet door een concert, niet ongelijk aan dal van een troep jachthonden, maar dan een ontzaglijk groole troep. Ik was uit mijn humeur geraakt door de onophoudelijk aangroeiende bezwaren van do reis en omdat hel was, alsof Hafoulabé op al grooter afstand van ons lag. Die dieren met hun gejank en ge-klouler brachten mij builen me zelf, en een karabijn grijpende brandde ik op den troep los ; één aap viel on in een oogwenk waren de andere overhaast vveggevluchl. De berg was plotseling eenzaam en verlaten. Wij beklommen toen den legenoverliggenden oever , die zoo stijl was, dal hel grootste gedeelte van de vracht naar beneden rolde. Vervolgens openden wij ons een weg in de bochten van den berg en zagen op de rivier onze boot, die legen stroom op voer. Maar eerst na heel wal omwegen, onze paarden aan de hand leidende, terwijl wij ze vaak zagen storten, klaagden wij er in aan den voel van dezen Apenberg te komen, liet geluid van den waterval wees on« den weg naar den oever, waar ik onmiddellijk besloot te kampeeren. Daar de boot niet ïterk genoeg bemand was, was die bovenden kleinen val blijven liggen. Ik ging haar er over heen helpen brengen.

Toen wij mei de bool in bet hooger gelegen bekken kwamen , dal op die plaats zeer ondiep was, verraste ons bel alleraardigste schouwspel van oen troep nijlpaarden , die , omdat er geen water genoeg was, half boven den stroom uitstaken. De ouden

-ocr page 475-
-ocr page 476-
-ocr page 477-

EENIGE WEKi.S OP liEIS IN WESTEMJK SOUDAN.

stortten zich onmiddellijk in het diepe water; maar een jong, dat zijn moeder wilde volgen, kwam voor mij onder schol, en ik joeg hem drie revolverkogels in don kop. Ofschoon zijn bloed stroomde, was lilj in een oogenblik bij zijn moeder, maar door uitputting er toe gedwongen verliet hij haar cn werd door den snellen stroom meegesleept. iNooit zal ik vergeten , wat ik toen aanschouwde: de moeder richtte zich met ongeloofelljke krachtsinspanning op , zoodat haar halve lichaam zichtbaar werd, en bespeurende , dat haar jong door den stroom werd meegesleept, wierp zij er zich met vervaarlijke snelheid in , bereikte haar jong op den lop van don vloed, on beiden stortten in den val en kwamen niet meer le voorschijn, liet aanschouwen van die too-wijding eencr moeder aan haar jong, trof ons allen, zelfs de zwarten, die bij ons waren. Deze teedere aandoening belette evenwel deze laatsien niet, om de beide dieren le r;aan zoeken, van welker vleesch /ij eens lekker hoopten te smullen.

Ik ging nu, terwijl het meerendeel der manschappen alles voor liet kamp in orde bracht, de rivier vóór ons onderzoeken. Wij legden zoo M kilometers te water af, zonder hindernissen te ontmoeten. De stroom werd smaller, en was als hot ware ingesloten tusschen twee loodrechte muren van zwarten steen. De verschillende lagen er van waren horizontaal; het water droppelde er door heen en zijpelde door al de scheuten; op sommige plaatsen vormde hel kleine watervallen, en een ontzaggelijk getal wilde duiven, grijs met roodc oogen, had de horizontale spleten als een geschikte gelegenheid beschouwd om in te nestelen. Wij zagen er ook eeniquot;e eenden en grijze zeerallen. Toch maakte dit soort van kanaal op ons een treurigen indruk: aan beide zijden waren die steile , loodrechte, gladde oevers, waarop schier geen spoor van plantengroei le zien was. De stroom was er sterk, en een gezichtsbedrog, dat ik mij niet heb weten te verklaren, deed het ons voorkomen, alsof de oppervlakte van het water oen sterk hellend vlak was. Ik moest mij wel bepaaldelijk dwingen, om niet le vergeten, dat hellingen van verscheidene minuten lang do scheepvaart geheel onmogelijk maken; zonder dat zou ik dit gedeelle van den loop der rivier gansch verkeerd beoordeeld hebben. Nadat wij nog een plaats hadden uitgezocht, waar wij den volgenden dag konden kampeeren, gingen wij weer terug, wantde nacht brak aan, ja, hij verraste

-ocr page 478-

EKNIOE WEKEN OP REIS IN WESTELIJK SOUDAN\'.

ons zelfs, zoodal, wij slechts mei grooto moeite er in slaagden do nijlpaarden te verjagen.

I)en 7don en 88ten trokken wij verscheidene snelle stroomen over, die ik de wateren van Malambele noemde, aangezien wij op de oevers en de ondiepten der rivier overblijfsels van dorpen vonden. Hij alle deze maakten wij gebruik van de lijn, waarmede wij de boot voorttrokken. Des nachts beproefde een krokodil een onzer ossen onder het, drinken te overvallen, liet was de eerste , dien wij na Gouïna zagen. Dal deed ons hopen, dat de vallen ten einde waren; de rivier scheen open voor ons te liggen en ik dacht den volgenden dag te Bafoulabé te zijn. Den 9den December vertrok ik met onze boot. Na nog een laatsten val te hebben onderzocht, die niet veel moeite baren zou, zag ik, dat de stroom voor ons zich in twee lakken scheidde: dat was Dafoulabé. Ik landde aan don rechteroever, on ging te voet langs de door de nijlpaarden gebaande paden voorwaarts, totdat ik dit zoo vurig verlangde punt goed kon zien. Trouwens het was hoog tijd, dat deze goede lijding den moed onzer manschappen wat kwam opbeuren. Dara toch, een mijner dapperste cn bekwaamste mannen, had zich vree? el ijk gekwetst. Hij een val, juist toen hij de gansche zwaarte van de boot. torsebte , was hij uitgegleden in een van die gaten , die hier aan den Senegal onder den naam van badkuipen worden aangeduid, en welker randen, door de rollende keisteenen en den stroom bewerkt, dikwijls zoo scherp zijn als een mes: hij had er een diepè snede in zijn been door gekregen. Een ander mijner manschappen, Mamboye geheeten , dien ik als opperhoofd der tirailleurs veel te land gebruikte, had telkens dc koorts, en overigens waren de meesten hunner, door beurtelings in het water en in de doornstruiken te loopen, zeer slecht ter been.

Voordat ik iiafoulabé bereikte, hadden wij nog een zeer zwa-ren dag. Omstreeks half tien was ik aan den oever der rivier, dicht hij den mond van de Haling. Daar ik de boot voor mij uit zag, wilde ik die inhalen, en viel daarbij in een menigte dicht bewassen doornstruiken , een ware doolhof, waaruit ik maar niet kon komen als met een geschramd gezicht en opengereten handen, terwijl bee-le stukken van mijn kleederen aan de takken bleven hangen. Ken weinig later was ik tusschen gras van wel drie meters hoog; daar springen voor mij uit twee prachtige antilopen op ; ik laad mijn revol-

4ü2

-ocr page 479-

NOO DIKI\'HK AFRIKA IN.

ver snol om ze neer le leggen, maar wal bekoelde mijn ijver ras, toen ik een leeuw hoorde brullen. Op lien passen afstands van me bewoog hij zicli. Hel muildier waarop ik zat, ging\' er mei mij van door; de doornen berooiden mij opnieuw van een deel mijner kleede-ren en van mijn booi\'ddeksel, maar ik was al ^\'\'lukUig genoeg, dat de koning dezer wouden mij niet achtervolgde, üm hall twaall riep ik voor de vierde maal, toen mijn maiiscliappcn mij hoorden en antwoord gaven : ik was naast de hooi. i^en linll uur daarna kwam Ba ra met den dokter, ik was al begonnen met mijn jachtmes de struiken al\' te houwen , om zoo plaats voor ons kamp te maken. Langzamerhand kwam al ons volk daar aan en konden wij de zoo wel verdiende rust smaken. Nauwelijks was evenwel de morgen aangebroken of men ging een ezel, die verdwaald was, opzoeken, vervolgens maakten we een gelegenheid om vleeseh to kunnen drogen, wij bnichten hel kamp verder in orde en regelden do bagage. Terwijl we nabij ons kamp ronddoolden, bespeurden wij nogversche indrukken van menschcn voelen; wij vermoedden, dat de eigenaars dier voeten gevluclit waren op het hooren onzer geweerschoten ; wij hielden liet dus voor raadzaam, om met de doornstruiken , die Ie midden van hel gras waren , ons bivouak le omringen bij wijze van een verdedigingswal , waarachter wij aan oen honderdtal lieden het. hoofd konden bieden.

liet dorp was niet ver af. Den volgenden morgen zond ik er twee mijner lieden heen ; ik droeg hun op mede te deelen, dal ik met vredelievende bedoelingen kwam; dat ik het land wilde bezichtigen en, als ik behoefte had, ook handeldrijven , maar dat ik volk genoeg bij mij had om zeker te zijn, dat ik met goeden uitslag aan vijandelijke aanvallen kon weerstand bieden.

Op deze wijze kwam ik le IMoulabó , waar ik twintig dagen bleef. —

NOO 1)1 EPEll AFKIKA IV

liet middelpunt van Soudan, hebben wij hierboven gezegd, vormt hel Tsad-meer, waarover wij nu iets willen modedeelen. Wij vindon daartoe overvloedig stol in de reisbeschrijvingen van Dr. Overweg en anderen, dio met ijzeren volharding gelracht hebben

463

-ocr page 480-

404 NOO IUKPER AFRIKA IN.

zooveel mogelijk van Afrika Ie leeren kennen en aan ons mede te deelen.

Toen Dr. Overweg liel Tsad-meer onderzoeken wilde, had hij hel vaartuig, dal daartoe dienen moest, met ongeloofelijk veel moeilijkheden, doeh die hij alle overwon, van de Middellandsche /ee dooide woestijn , in verschillende stukken op den rug van kameelen naar Koeka laten brengen. Daar het opperhoofd van liornu met do bewoners van de Oostkust in krijg was, was een reis om het Tsad-meer niet uitvoerbaar; hij besloot dus over het meer te gaan. Zijn , met behulp van Arabische timmerlieden in elkander gezet, vaartuig doopte hij Palmerston, uit erkentelijkheid voor de diensten dooi\' dezen minister aan de expeditie bewezen, liij Madoeari, oostelijk van Koeka, werd het vaartuig ten aanschouwe eenor groote menigte volks te water gelaten. Met de schippers van twee daar dichtbij liggende schepen, aan bewoners van de Tsadmeer-eilanden toebehoorende, kwam hij spoedig op goeden voet, ja hij nam zelfs twee hunner lieden als matrozen en tolken in zijn dienst.

Toon hij was afgevaren, bevond hij zich de eerste zeven uren tus-schen een doolhof van eilanden, tusschen dicht opeengepakte, welig groeiende zeegewassen , waarin zich ontelbaar vele rivierpaarden ophielden. Erg werden ze ontrust en verschrikt door de vreemde verschijning van dat schip met zijn witte zeilen, niet minder dan de men-schelijke bewoners, die, in kleine booten of op ruwe stukken hout, vol nieuwsgierigheid inderijl kwamen aanvaren. Tegen den avond kwamen zij in open water en des nachts werd hun vaartuig aan een drijvend eiland van waterplanten vastgemaakt. De verlichting van het eiland was schitterend , ofschoon zonder olie of gas, alleen slechts door myriaden lichtgevende insekten. Den volgenden morgen ging men in noordoostelijke richting verder. De diepte bedroeg in doorsnee achl lot twaalf voet. Drijvende eilanden van waterplanten kwamen dikwijls voor, maar geen rivierpaarden of watervogels, die zich tot de kanalen tusschen de eilanden schenen te bepalen. De ontvangst op eenige eilanden, waar men aan wal kwam, was allerhartelijkst en zeer gastvrij. Op een van die verdrong zich een verbazend groote volksmenigte aan den oever, om het schip met zeilen te zien, den Europeaan de hand te drukken , of hem juichend toe te zingen. Deze laatste wijze van begroeting volgde het schoone geslacht, dat niet vrijmoedig genoeg was om den duitschen dokter dadelijk bij

-ocr page 481-

NOO DIEPER AFRIKA IN. 465

dc tumd te grijpen. Men voerde hem in triomf naar een lioogle , waar liij zijn tent kon opslaan. Groot,c hoeveelheden melk en andere levensmiddelen werden hem en zijno makkers gebracht en allerlei optochten en vreugdehetuigingen duurden tol laai in den nar,ht. Den volgenden morgen begaven zich de inwoners , ouden en jongen, op hunne velden aan den arbeid, om den namiddag weer met alle mogelijke vermaken, dansen en feestelijlvc optochten door te brengen. Zij hadden inderdaad overvloedig reden lol vreugde, wegens de geschenken : paarlen, ringen, naalden, suikergoed, drinkglazen enz. hun door hunnen gast vereerd. Gedurende een verhlijl van vier dagen ondervond Dr. Overweg de vriendschappelijkste en aangenaamste behandeling. Hol eiland, waarop hij zich bevond, heette Belarigo. liet was gelegen van hel Zuiden naar liet Noorden ; hel is vier engelsche mijlen lang en een a twee mijlen breed, liet is goed bebouwd en met weiden en kudden bedekt. Verder oostwaarts op zijnen weg vervolgende kwam onze reiziger weder door dergelijke doolhoven van eilanden, tusschen welke hel water soms vijllien voelen diep was. Zoo vervolgde hij zijn reis, die den cjgston jUni begonnen was, lot den l\'Jdcn van de volgende maand, toen hij zijn terugreis aanving. Op Delarigo was toen een kleine burgeroorlog uilgebroken. Met kleine afwijkingen keerde hij langs denzelfden weg terug en den achtsten Augustus was hij weder Ie Madoeari, van waar hij scheep gegaan was.

liet water van hel Tsad-meer werd doorgaande friseh en helder bevonden , waardoor de betrekkelijke ondiepte (achl lot vijftien voet) zeer goed was waar te nemen. Trouwens dc diepte verschilt naar den tijd van hel jaar. Vele kanalen, door welke Overweg zeilde, drogen soms uit; dan rijst hel water weer, zoodat vele bewoners met hun vee op de heuvels hunner eilanden moeten vluchten, liet grootste deel van hel meer is door een verbazenden doolhof van eilanden bedekt, waarvan hel meest uilgeslrekte niet meer dan vijf engelsche mijlen groot is. De grootste groep ervan beginl vijftien mijlen van don westelijken oever. Naar de bewoners zeggen is ook hot geheole noord-oostelijke deel door zulke eilan-den-groepen bedekt. Tallooze rivierpaarden en krokodillen doorkruisen de kanalen tusschen dc eilanden. Men treft er versehillonde soorten van visschon aan : reusachtige schildpadden , waarvan de bewoners spraken, zag Dr. Overweg er niet. De vele eilanden in n. 11. 30

-ocr page 482-

4üt) NOU DIEI\'ËU AFRIKA IN.

lid midden cn noordoosten maken liet land der liiddumaas uit, een onafhankelijke, heidensclie volksstam, die nooit door een veroveraar van de kust uit is kunnen onderworpen worden cn voortdurend leell van een steeds zegevierenden krijg met de Mahonie-daansche bewoners om hen heen. Zij vormen den ridderstand der bewoners van Midden-Afrika ; hel zijn flink gebouwde menschen, zeer levendig en bewegelijk, meestal zwarl, doch ook bruin. Hunne gelaatstrekken hebben niets van die der Negers, zijn zeer regelmatig, dikwijls met eenigszins vooruitstekende kakebeenen en een rond-gepunten neus met kleine insnijdingen onder de slapen. Zij zijn gewoonlijk niet groot, uel gekleed , nieeslal in overkleederen van donkere kleur en rijk versierd met halskettingen van witte en roode paarlen en met armbanden, net uit elpenbeen gesneden. Zij dragen sandalen. Hel schoone geslacht draagt een zeer dichterlijk hoofdsieraad, twee bonte kapelvleugels, die ongeveer 15 duim van achteren boven het hoofd uitsteken. De wapens der mannen bestaan uit lans en speer, waarmee ze den vaslelandbewoners schatting afvorderen, en livierpaarden en krokodillen dooden. Hunne rijke vloot bestaat uit vaartuigen vervaardigd uil planken en biezen ; zij voeren geen zeil, maar worden in hel ondiepe meer door middel van lange slokken snel voorwaarts bewogen. Uil volk kan zwemmen ais visschen. Zij bouwen boomwol en kweeken rundvee, geilen en paarden. Ur. Overweg werd zonder uilzondering overal met de grootste vreugde en gastvrijheid onder hen ontvangen.

Van de plantenwereld uit de omgeving van het Tsad-meer is nog maar zeer weinig bekend. Dokter Vogel bericht daaromtrent: de streek bier is boven alle begrippen akelig. Wie hier Iropischen overvloed verwacht, vindt zich zeer bedrogen. Trols al mijn zoeken is het mij gedurende de vijf eerste weken niet mogelijk geweest hier meer dan 75 verschillende planten te vinden en te verzamelen. De wouden bestaan hier maar uit twee soorten akacien en tamarinden: geen enkele boom of struik is zonder doornen. De thermometer steeg lot 3\'i- graden 1». Veel komt hier de bekende kaoetschoekvijg voor, die het bekende gomelastiek levert. Met bet winnen van het gummi elaslicum zijn de bewoners dier streek totaal onbekend, ofschoon de boom in iederen hof, op iedere plaats, aan iederen kruisweg met zwaren stam en breede kroon te vinden is.

-ocr page 483-

NOG MKl\'Eli AFRIKA IN\'

Voor dc Europeörs, dio pas liicr komen, is licl, gebrek aan plantaardig\' voedsel lioogsl onaangenaam, lielialve tomalen, uien en meloenen zijn er geen eetbare vruchton. Overigens is de grond vruchtbaar genoeg, als er maar arbeidzame lieden waren om liem tc bebouwen. Indigo, boomwol en meloenen groeien in liet wild, Hijst en koren zou men kunnen oogsten baast zooveel als men maar wilde; de rijst is bij uitstek goed, maar zoo zeldzaam dat de sultan die alleen ten gesobenke geeft. Hij Timboektoe en aan den Hoven Niger treft men vaak den Aetbiopiscbcn waaier-palm aan, vooral aan den zoom van stilstaande wateren met weinig afvoer. Zijn stam wordt ongeveer 2 voet in doorsnede en CO lot 80 voet boog. De vrucblen zijn zoo dik als een meloen en /(■ tol 5 pond zwaar.

Zoo dc plantengroei aan bet Tsad-meer al niet veel beteekent, lietzeH\'dc kan men wel zeggen van bet aantal en dc vcrscbeiden-beid der dieren, van bel voorwereldl ijke rivierpaard af lot op den kleinen, bijna onziebtbaren glimworm. Dc ganscbe natuur leefl en is toch dood, omdat dc menscb ontbreekt. Eerst zuidwaarts van Komadoejoe Waubo wordt de streek levendiger, meer bewoond, want ton noorden van dezen stroom, met uitzondering van eenige weinige plaatsen, vindt men nergens menscben en liet scbijnl wel, dat, waar dan nog menscben zijn, zij zirb niet van bun woonplaats durven verwijderen. Zoodra wij dc streek der tropisebe regens bereikt baddon, badden wij natuurlijk mei bunne werkingen rekening te houden; vooral do ncvenstroomen en poelen der rivier maakten het ons lastig, en de vloed zelf, die sedert 27 dagen water bad, was op zijn diepste plekken bijna vijf meters diep. Pelikanen, ibissen, ooievaars, eenden, ganzen en andere watervogels streden in deze wateren met elkander om de heerscbappij. Wie deze tropische moerasstreken nooit gezien heeft, kan zich geen begrip vormen van den onbcscbrijfelijken rijkdom van dil deel des lands. Wanl niet alleen watervogels, millioenen van zangvogels hielden zich boven in dc boomen op en toonden zich even weinig schuw als die, welke minder goed vliegen kunnen, zooals het parelhoen, dat in troepen door dc struiken drong. GiralTen, leeuwen, byenaas, antilopen, gazellen en ander klein wild zijn buitengewoon in aantal toegenomen, sinds de Tuareg dc grootere dieren hebben teruggedreven. Opmerkelijk is hel totaal ontbreken van apen ; tenminste

-ocr page 484-

EENE VREEMDSOORTtOE AUDIËNTIE.

408

| 1

lot Koeka loc zng ik er geen een. lïvenzoo schijnen doolifanicn aan den noordelijken en westelijken oever van liet Tsad-meer niet zoor menigvuldig te zijn ; er werd geen enkele door ons aangetroffen. Rivierpaarden komen daarenlegen des te meer voor en evenzco ontbreken de krokodillen niet, die in den regentijd soms ver nil liet water opstijgen , om in , met het meer in verbinding slaande, poelen hun buit achterna te jagen.

EE NE V HE EM DSOOIIT10 E AUDIENTIE.

\'s Morgens na mijn aankomst in Oeandala , zoo verhaalt ons 0. Ilohll\'s, kwam een bode van den Sultan, die mij aankondigde, dat Zijne Hoogheid zeer verlangende was mij te zien; dat hij mij dus de, aan zijn hof gebruikelijke, drie dagen wilde kwijlschelden ; ik moest maar terstond medegaan en mijne heide dienaars meebrengen. Dewijl ik meende dal hel meer paste , dal ik den Sultan alleen werd voorgesteld, om hom dan daarna mijne begeleiders voor te stellen, liet ik hem weten, dat ik eerst alleen den Sultan wenschte te zien. Dal beviel den Sultan echter in hol geheel niet, en dal wel om een reden, dien ik zoo straks meo-deolen zal. Wij begaven ons dus gezamenlijk op weg.

Do woning van dezen monarch is niels minder dan een paleis, maar verbazend, uitgestrekt, zoodat zij op zich zelf een stadswijk vormt. Zij ligt onmiddellijk aan de kleine rivier, die de stad doorsnijdt on de grootore westelijke helft scheidt van de oostelijke, die tegen de glooiing van den berg Doloo aanligt. Voor de woning waren vrij wal slaven neorgehurkl, van welke onderscheidene, waarschijnlijk de eerst kort geleden gevangene, in boeion geslagen waren. Mijne hegeleiders trokken hunne schoenen uil en bevalen mij desgelijks te doen; maar daar het erg morsig was, \'.eido ik , dal ik niet gewoon was mijne voelen vuil te maken ; om aan de gewoonte te gehoorzamen, zou ik mijne schoenen voor don Sultan zelf uittrekken. Dal gaf opnieuw oponthoud: want men meldde den Sullan , dal de Ghrislen weigerde zijne schoenen uit te trekken ; inmiddels kwam hel antwoord , men moest den Christen dan maar geschoeid binnenbrengen. Ik was de tweede

.ss-

I?-

ü

-ocr page 485-

HUNK VHEEMOSOOnTIGE AUUICNTIB. 4U1I

Glnislen , dien ilc Sullan zag, want voor mij was alleen Ur. Vogel lol hem doorgedrongen,

Toen ik op een der vele ijinnonplaatsen kwam, vond ik voor eene veranda een lenl opgeslagen , waarin de vvaardighcidsbeklee-ders zalen, lien aclil- of lienliil van lion had hurnoes van lijnwaad om. De Sullun zelf zat in de veranda, op een lioogen, mei lapijlen belegden zelel en voor hem hurklen zijne gunslelingen en eenige dienaars neder. Daai ik laler nooit weder die lenl, noch zulk een groot gezelschap bij den Sultan vond , begreep ik, dal dit alles bepaaldelijk voor ons zoo ingericht was; daarom bad hij dus ook bevolen, dat mijne beide dienaars met mij mede komen zouden : /.ij moesten met mij hem in zijn gansche pracht en heerlijkheid aanschouwen en hewontleren. De Sullan zeil\' was goed gekleed: een witzijden huïk, een witvvollen hurnoes, een roode units, waarom een kleine Inlband geslagen was, maakten zijn voor-naainste kleedingslukken uit. Mijnen groet beantwoordde hij herhaaldelijk met : tL\'afia, l\'afia, marababiliquot; (vrede, vrede, welkom !) en daarop verzocht hij ons onder de lenl plaals te nemen. Ik zag nu, dat allen den Sultan den rug toekeerden; ook mijne begeleiders zetten zich zoo , dal zij , alsol\' zij hem vreesden , den Sultan slechts van ter zijde zien konden. Ik stoorde mij daaraan natuurlijk niet, daar ik mij overvloedig in staal gevoelde, om den glans te verdragen van de machl en de heerlijkheid, die van het aanschijn Zijner .Majesteit op ons afstraalde.

«Wat zijl gij voor een landsman?quot; was de cersle vraag des Sultans. — «Ren Duilscher.quot; — «Goed, maar zijl gij een Engelsch-man ol\' een Franschman?quot; — «Neen , een Duilscher; Duilschland is een land op zich zeil\' en is aan geen vreemden vorst onderworpen.\'\'— »lk heb nooit van dat land gehoord, maar \'t is waar, men zegt, dat de Christenen een menigte landen en vorsten hebben.quot; — «behalve deze zijn er nog onderscheidene landen en ieder land heeft zijn eigen vorst.quot; — «Kent gij Abd-ul-Asis (Uartb)?quot; — »Nicl persoonlijk.quot;—«Hebt gij Ahd-ul-Uahed (Dr. Vogel) gekend?quot; — «Neen, maar ik heb veel van hem gehoord en gelezen, hij was een Duilscher als ik.quot;— »llier noemde bij zich een Kngelschinan ; bij was mijn lieve vriend.quot; —»llij bad wel eeniger-iiiate recht zich een Kngelscbman te noemen, daar hij voor de Kngelsche regeering reisde: ik hoop, gij zuil mij ook met uwe

-ocr page 486-

470 EKNE VREEMDSOORTIGK AUDICNTIË.

vriciulschap vereeren.quot; — »0 zeker, Abd-ul-Uahed was ilagennaclil bij mij.quot; — Ik moei hier evenwel bijvoegen, dal, zoo groote vrienden als zij waren, de Sultan toeb op zekeren dag Dr. Vcgel iloo-den wilde, deels uil loorn , omdat Dr. Vogel weigerde lieru zijn revolver en zijn sabel te geven, deels, naar de Sultan zeide, omdat Vogel zonder veiioi\' de bergen beklom. De Sullan inaakle zich van de beide voorwerpen meester on zij zijn nog in zijn bezit. Vogel werd uit zijn gevangenschap alleen bevrijd door een brief met bedreigingen van Sultan Omar van Dornu. Nu waren de zaken evenwol anders; de Sullan van Oeandala was sedert do beide laalstc oorlogen werkelijk lot vasal van den Sultan van Uornn gezonken, weshalve ik voor zulke gewelddadigheden niet behoelclc te vreezen.

Daarop vroeg mij de Sultan: «gelooft gij aan Mahomed?quot; — »Neen.quot; — Daar hij allicht een zoo kort, afdoend antwoord opzijn vraag niet had verwacht, en dewijl hij en zijne onderdanen slechts zeer koele Mahomedanen zijn, begon hij hierop overluid te lachen, en al zijn hovelingen grinnikten mede , zooals het hovelingen betaamt, en klapten in hun handen. sAan wie van de profeten gelooft ge dan?quot; — Aan Jezus Christus en aan die van de kinderen Israels.quot; — sGoed , maar in den koran staal, dat Mahomed al deze profeten overtreft ?quot; — «Voorzeker, dut slaat in den koran, maar wie zegt ons, dat het waar is ?\' —sNiemand twijfelt daaraan, als alleen de ongeloovigen ; maar ik zie, gij draagt een rozenkrans, en nog wel een zeer gehoon bewerkte; bidden dan de Christenen ook den rozenkrans ?quot; — »lu\' zijn er velen, die hunne gebeden daarnaar tellen, maar ik, om n de waarheid le zeggen, draag hem maar voor tijdverdrijf.quot; — Opnieuw groot gelach. — Als nu de Sultan zweeg, nam tie Üeandalaër, die naast mij zal en do eerste F aki of theologische dokter van hel land was, hel woord en vroeg: shoe dikwijls bidt gij op een dag?quot; —«Zoo dikwijls ik daar behoefte aan gevoel.quot; — «Kent gij den genadigen lieer en Profeet, Abraham ?quot; —Wij kennen Abraham, maar houden hem niet voor een profeet.quot; — «Hebt gij dan den koran gelezen?quot; — nDen koran even zoo goed als meerdere door navolgers van Mahomed geschreven boeken.\' — »0, wonder! en bij dat alles zijl ge toch nog Christen gebleven?quot;— «Inderdaad.quot;— sSlaat in hel evangelie ook van den genadigen lieer Omar geschreven?quot; — Deze vraag bracht

-ocr page 487-

/i.71

mij nu overluid aan liel lachen ; en als de Sultan , die tot dusver opmerkzaam had toegeluisterd, nu nieuwsgierig vraagde, waarom ik lachte, zoo zeide ik: «hel évangelie is ongeveer (lOO jaar vóór Mahomed geschreven, lioe kan nu in een boek spraak zijn van een man , wiens daden eerst na zoo lang een tijdruimte aanvingen ?quot;— «Dat is waar,quot; zeide de Sullan , en hij gebood zijn faki te zwijgen. Vervolgens nam hij zeil weder het woord : »kunt gij geweren maken?quot; — »Neen.quot; —«Kunt gij uurwerken maken?quot; — ■)Neen.quot; — «Hebt gij een Indischen spiegel (verrekijker) ?quot; — sJa.quot;-dicht gij een revolver?quot; — B.la.quot; — »lleht gij een horlogie ?\'\' — B.la.quot; — Na nog cenige woordenwisseling over dagelijksclie dingen en liet weder, gal\' men ons te kennen, dat wij ons konden verwijderen.

Des namiddags liet de Sullan mij weder bij zich roepen. Ditmaal bevond hij zich in de binnenvertrekken van zijn huis. Ilij was gekleed in een wijde, zwarte, linnen broek, een ruim blauw hemd en een witte muts ; hij zal onder een veranda, waarvan de grond met grof zand bestrooid was ; er was niemand bij hem , behalve eenige slaven , die de deur van don harem bewaakten. Na de gewone begroetingen zeide mij de Sultan in het Arabisch , dal hij redelijk goed sprak : »\\Vij hebben hier anders den regel, dat vreemdelingen zondere bijzondere vergunning vóór den derden dag hun huis niet verlaten mogen en ook mij in die drie dagen niet le zien krijgen! mei u maak ik eene uitzondering: gij zijl volkomen vrij en kunt gaan, waarheen gij wilt; ik hoop, dal gij dil bewijs mijner vriendschap op prijs zult weten le stellen.quot; — Ik bedankte hem on wij bleven nog eenigen lijd ongedwongen in gesprek. Do Sullan deed zijn besl om zooveel mogelijk le lachen en le schertsen ; hij haalde ook eenige zijner merkwaardigheden voor den dag, die ik rnoesl bewonderen : een wandelstok, die tegelijk een geweer was; den revolver, dion hij Dr. Vogel had afgenomen, en meer andere oude zaken, ja zells een oude, mei vele koperen spijkers beslagen kisl moest mij in verrukking brengen.

Do Sultan was toen 34 jaren oud. Hij heelto Bekr, en ofschoon volkomen zwart, had hij een goedaardig, opon gezicht. Ik zag hem nooit overeind slaan , maar altijd zittend of liggend en eens te paard, maar hij scheen mij een tamelijke lengte te hebben, on een niet overgroole gezetheid maakte hem volkomen geëvenre-digd. Ken tamelijk groole, zwarte bakkebaard, een zeldzaamheid

-ocr page 488-

472 EKN\' 11EZ0KK AAN ST. IIIJLKNA,

bij de negers, omgaf zijn gezicht. Hij was voortdurend geneigd lot lachen; ontdaan van alle godsdienstige vooroordeelen , wat zeer natuurlijk is, daar het meerendeel zijner onderdanen zijn godsdienst niet belijdt, en diegenen onder hen , welke Mahomedanen zijn, er niet meer van aannemen dan den naam. Met groote belangstelling vraagde hij naar onze inrichtingen , voortbrengselen en nieuwe uitvindingen, en eerst na ongeveer twee uren gaf hij mij iiet teeken, dat mijn bezoek was afgeloopen.

EEN BEZOEK A AN Si\'. HELENA.

In het zuidelijk gedeelte van den Atlantischen oceaan, op bet midden ongeveer, tusschen de Alrikaansche en de Amerikaansche kust, ligt hel rotsachtige eilandje St. Helena, eenzaam en verlaten, honderden mijlen ver van het naaste eiland, dal er zeer veelover-eenkomst mede beolt. Ascension. Door de geweldige kracht van onderaardscbe uitbarstingen is liet uit de diepte opgeheven en schijnt nu, uil de verte gezien, als een reusachtige arko Noachs up de zee te drijven. Hel levert, als men bel nadert, een vree-selijken, somberen aanblik op. Naakt en woest rijzen de kolossale rotswanden uit de baren op ; van alle zijden verhellen zich steile klippen, allerwege gescheurd en gespleten en van donkere bolen en kloven voorzien, die den zeeman wild en onherbergzaam aan-grijnzen. Kr is geen grassprielje, geen mosplantje te zien, dal aan de donkere rotsmassa\'s eenige afwisseling, eenige bevalligheid of bekoorlijkheid geeft, geen boom of struik heeft wortelen kunnen slaan in bel ijzerharde basalt. Hel eiland, uil de zee gezien, is ecu treffend beeld van hel vreeselijke, ijzeren Noodlot, dat den machtigen beerscbei\', die hier zijne laatste levensdagen sleet, op deze plek vastgeketend heelt, evenals eenmaal, volgens de Griek-sche sage, de vader der goden den vermetelen Prometheus vast-boeide aan een rots. Als men langs het eiland heenvaart kan men duidelijk zien, aan welk een geweldigen strijd der elementen dit eiland is blootgesteld geweest en waardoor het nog bij voortduring wordt geteisterd. Waar de branding bruisend en kokend legen de rotswanden breekt, is hel, alsof de zee geheele zuilen-

-ocr page 489-

473

gangen in hel gesleenlo lieelt geronneeril; alsol zij er lunnels in heeft gegraven ea bruggen over den onsluimigen afgrond heelt geworpen, liet harde basalt heeft aan de kracht der baren weerstand kunnen bieden, maar dc zachtere tufsteen hebben zij overal meegenomen, en zoo zijn die fantastische en in haar wilde woestheid zoo indrukwekkende formaties, die wij daar beschreven, in verloop van tijd lot stand gekomen, liet is alsof alleen hel geraamte van het grootsche gewrocht der natuur gebleven is, terwijl al hel overige door den vratigen oceaan buit gemaakt is.

Tusschen de klippen en in de kloven en gaten spelen dc golven voortdurend hun zonderling en woest spel. Nu eens ziet men de zee langzaam met een gorgelend geluid verdwijnen in de holen, welke zij zelve heeft geformeerd, en een oogenblik later bruist zij er met donderend geluid weer uit, terwijl een deel barer wateren in liooge stralen, aan reusachtige fonteinen gelijk, door de spleten een uitweg naar buiten zoekt.

De onherbergzame kust schijnt te willen spotten met elke poging, die men zou willen wagen oin er te landen. Lang zoekt de schepeling tevergeefs naar eene opening in deze rotsmuren, totdat hij eindelijk in een nauw dal, lusschen hooge rotswanden in, Jamestown, het eenige plaatsje, dal zich op het eiland bevindt, voor zich ziet. Op de slechts tamelijk veilige reede heerschi veel beweging, ilier ligt een groot stoomschip, pas aangekomen van de Kaap de Goede Hoop, waarop men ijverig in de weer is om zich voor de reis naar Southampton toe te rusten; daar een paar walvischvaarders, druipende van vel; in de verte een aantal andere zeilschepen en stoomvaartuigen. liet eiland is rijk aan vruchten en groenten en levert allervoortreffolijkst water op. Zoodra een schip het anker heelt laten vallen wordt het bestormd door een menigte kleine bootjes, beladen met vruchten, ivoor, vogels, koralen, kettingen en laschjes vati zaadkorrels vervaardigd en allerhande andere zaken, die door zeer drukke en levendige zwarten aan de nieuwaangekomenen ten verkoop worden aangeboden.

Wij blijven natuurlijk niel op het schip, maar maken gretig van de gelegenheid gebruik om een bezoek te brengen aan het eiland, waarop de natuur en dc geschiedenis op zulk een indrukwekkende wijze haar stempel hebben gedrukt. Aan aanbiedingen om ons naar land te brengen is geen gebrek. De kooplieden in

-ocr page 490-

474

liunne booljos laten ons, nadat wij ons van een vaartuig voorzien hebben, geen rust, en trachten ons zell\'s den weg te versperren, zoodat het niet weinig moeite kost, de landingsplaats te naderen, terwijl ook de hovige golfslag het zeer bezwaarlijk maakt om met het ranke bootje de aanlegplaats, die uit de rots is gehouwen, Ie bereiken. •

liet dal, waarin Jamestown ligt, is slechts cenige honderden schreden breed. Ken buitengemeen snelvlietende beek stroomt midden door het stadje heen naar de zee. De gebouwen, die er zich bevinden , hebben grootendeels een zeer nederig voorkomen. De stad is in twee deelen verdeeld, waarvan het eene bewoond wordt, door Europeanen, het andere door de zwarte inlanders, In den tijd der ontdekkingstochten hebben de Portugeczen en de Nederlanders het na elkander in bezit genomen, doch het spoedig weer verlaten, liet werd op den naamdag van Helena, de moeder van Conslanlijn den Groote, door den Portugees .loan Nova de Castella ontdekt, en ontving naar deze in de oude geschiedenis ilcr christelijke kerk zoo beroemd geworden vrouw zijn naam. Do Engelsche Oost-Indische Compagnie, die bet na de Hollanders in bezit nam, vestigde er een kleine kolonie en sinds dien lijd deed het eiland dienst als station voor do zeilschepen, die op Oost-lndië voeren, Van nog meer belang werd het, toen Engeland besloten had den slavenhandel tusschen Afrika en Amerika te keer te gaan. Toen werd het gebruikt als slation voor de oorlogsschepen, die op de slavenhalers moesten toezien en menig schip met zwarten werd in de kleine haven van St. Helena als goeden prijs opgebracht. Op de kleine publieke wandelplaats heeft hel dankbare Engeland, dat de diensten, door zijne wakkere zonen aan de zaak des vaderlands bewezen, zoo goed weet te waardeeron, een wit marmeren zuil geplaatst, waarop do namen der stoutmoedige zeelieden, die in den strijd tegen de men-schenroovers gesneuveld zijn, met gulden letters vermeld slaan, en ieder vreemdeling, die deze wandelplaats bezoekt, brengt in stille zijne hulde aan de nagedachtenis dezer kloeke mannen , die hun leven veil hadden voor de schoonste zaak, die ooit tot bet trekken van het zwaard aanleiding heeft gegeven : de heilige belangen der menschenliefde.

Even woest cn naakt als St. Helena den reiziger toeschijnt, die

-ocr page 491-

EEN UliZOHK AAN\' ST. HELENA.

liet op zee langs vaart, even vriendelijk en bevallig komt liet hem voor, als liij liet liefelijk groen aanschouwt, dal de dalen siert en waarmede de hoogvlakten zijn getooid. De zeewind maakt het er Irisch en vochtig, en terwijl de gloeiende hitte het verblijf in de stad bijna ondragelijk maakt, ademt men op do hoogte de heerlijkste en verkwikkelijkste lucht in, die men zich kan voorstellen. Van Jamestown voert een trap van meer dan zevenhonderd treden naar het fort, dat op een duizend voet hooge rots ligt en de ge-heele stad en de roede met zijn geschut kan bestrijken, zoodat de nadering van een vreemde oorlogsvloot, die met vijandige oogmerken naar St. Helena koers zette, een bepaalde onmogelijkheid is. Als men opziet tegen de vermoeienis, die het beklimmen van den hoogen trap onfeilbaar met zich brengt , kan men zich langs den zich om de rots heenkronkelenden rijweg op gemakkelijker wijze naar de sterkte begeven, van waar men zulk een verrukkelijk uitzicht heeft over het eiland en den onmetelijken Oceaan. De bodem van het eiland is, uit de hoogte gezien, een golvende vlakte, die met weelderig gras en boomgewas bedekt is. De veelvuldige regen, gepaard aan het warme klimaat, is oorzaak, dat helgroen er ten allen tijde even fleurig en frisch uitziet en eon hoogst aan-genamen indruk op den beschouwer maakt.

Als wij ons door de prachtige eikenlaan naar de woning des gouverneurs begeven , dan komt het ons voor, dat men het zeer goed uithouden kan op deze «rots te midden van den Oceaanquot;. Wij wandelen langs groene weiden, waar het gras een mollig la-pijt gelijkt, langs klaterende beekjes, die zich vereenigen lot een riviertje, dat bruisend zich naar de diepte voorlrepl over de lavamassa\'s en lusschen de slalige steile rotsen door, terwijl wij hel genot smaken van lusschen het groene loverdak door den zeespiegel tc aanschouwen, die, door het helder zonlicht beschenen , als een reusachtige massa kristal blinkt en ons in de oogon fonkell. Men heeft niet veel tijd noodig om hel tegenovergestelde einde van het eiland te doorkruisen, liet is slechts een paar uren gaans lang en een vijf kwartier breed. Men kan, als men aan het rotsige en naakte gedeelte gekomen is, nog do llauwe sporen zien van den krater, waardoor vroeger het onderaardsche vuur en de geweldige lavamassa\'s een uitweg zochten. Thans en reeds sinds eeuwen , heeft de strijd der elementen uitgewoed. Uit de verschrikkingen

475

-ocr page 492-

47ö

van hel verleden is hel heden geboren, vol liefelijkheid en bekoor-lijkheiti. Ook hier roept (Je naluur , die zoo rijk is aan ireffende zinnebeelden en profetieën van hetgeen zich in hel mensehenleven voordoet, ons op majeslueuse wijze toe; «Door strijd lol vrede; door lijden lol heerlijkheid !quot; Vreedzaam weiden thans op deze plek, waar eenmaal gloeiende rivieren van lava zich uitstortten in de zee; vvanr geweldige rotsblokken met donderend geraas werden opgeworpen uit de diepte der zee door de krachten, die in de ingewanden dor aarde aan het werk waren; waar de hemel een-maal door dichte rookkolommen werd verduisterd, en onmetelijke vuurzuilen een spookachtig licht wierpen over den Oceaan; — vreedzaam weiden bier thans de runderen en de schapen ; vriendelijk lachen ons enkele landhuizen toe te midden van welig groeiende vruchlboomen en bloeiende heesters. Wij genieten een heerlijk schouwspel. Al hier ons zien wij de groene velden, aan onze rechterzijde den uitgedoolden krater, links de smalle streep huizen, die men de hoofdstad noemt, voor ons Longwood, hel doel van onze reis, op een kale vlakte, (ie woning waar Napoleon 1 zijn verblijf Ileeft gebonden en waar hij gestorven is. Een haag van dennen scheidt het vruchtbare van het dorre gedeelte des eilands af, dat Hudson Lowe, Napoleon s bewaker, voor de veiligste bewaarplaats bield van den gevallen keizer. Men kan het aan de denneboomen duidelijk zien, hoe geweldig de zeewinden er op kunnen aanstormen, daar zij allen naar ééne zijde overhellen,

Longwood is ^eigenlijk de tweede woning van Napoleon op St. Helena. Eerst werd hem een zeer behoorlijk gelegen villa, dicht bij den schuimenden waterval in een dal, als verblijfplaats aangewezen, totdal bel oude buis op de hoogte in gereedheid zou gebracht, zijn om hem te ontvangen, liet is van buiten gezien een onaanzienlijk gebouw en ook inwendig heelt het weinig aanlokkelijks. De thans ledig staande vertrekken zijn met veel kosten op dezelfde wijze geschilderd en behangen als zij dit waren, toen de beroemde gevangene er zijn verblijf hield. Zorgvuldig heeft Napoleon lil de oude, halfvergane overblijfselen der behangsels bijeen laten zamelen en daarnaar nieuwe doen vervaardigen. In de verschillende kamers hangen kaarten met Kransche en Kngelsche op-si\'britten , die aanwijzen tol welk gebruik zij door den grooten keizer gebruikt werden, liet geheel ziel er echter armoedig en

-ocr page 493-

477

schraal uit. In de vroegere receptiezaal slaat op een zwart voetstuk oen voortreffelijk borstbeeld des keizers. Niet ver van het huis staat Nieuw-Longwood, dat do Kngelsche regeering heelt ia-ten bouwen om tegemoet te komen aan de klachten van haar gevangene over zijn verblijf, maar dat nooit door hem betrokken is. Kit gebouw is veel beter en wordt, sedert Longwood door Kngeland aan Frankrijk afgestaan is, door een l\'Vansch officier der genie bewoond, die belast is met het toezicht op iNapolcon\'s woning en hetgeen daarin door dezen is achtergelaten , kostbare reliquieën door bet Fransche volk trouw en heilig in eere gehouden, Voordat Longwood in Frankrljk\'s bezit kwam, werd het huis door een Fn-gelschen boei\' bewoond, die de «heiligschennisquot; zoover dreef, dat hij de vertrekken des keizers als stallen voor zijn vee gebruikte. Toch vorderde bij een kleinen toegangsprijs van de reizigers, die de beroemde plek kwamen bezichtigen.

Napoleon verwijderde zich nooit ver van zijne woning, hoewel hij de vrijheid had om zich op St. Helena vrij te bewegen, zoo het heette. Doch bij werd altijd in bet oog gehouden en bewaakt, en zoo bleef bij liever waar hij was. /Jjn cenigste uitspanning bestond in het brengen van een bezoek bij generaal Certrand, die met zijn gezin niet ver van Longwood een kleine woning betrokken had, omdat bij zijn geliefden keizer tol in de ballingschap toe getrouw wilde blijven. In do eerste weken na zijn aankomst op het afgelegen eiland schijnt Napoleon zich nog onderscheiden te hebben door zijn gewone veerkrachl. Toen bewoonde bij de villa bij den waterval. Mrs Abil, de dochler van den eigenaar, die destijds een vroolijk, levenslustig meisje was van 14 jaren, verhaalt ons in hare gedenkschriften vele merkwaardige trekken uit hel leven van den aanzienlijken gast barer ouders. Zij verbaalt ons, hoe zij zijne vingers brandde door er bij ongeluk gesmolten briellak op te laten druppen ; hoe zij zijn kamerheer Las Coses, een ouden deftigen heer, eens naar beneden deed rollen van den berg juist tegen den keizer aan, die er legen opklom, en hoe Napoleon zich hierover wreekte door bij gelegenheid van een bal haar danskleed te versteken. Eens gebeurde het, dal Napoleon en zijn jeugdige geleider door een wilde koe bedreigd werden, die met neergedoken kop op hen aan kwam hollen. Generaal Gourgaud maakte bij deze gelegenheid de lijst zijner heldendaden, waarop

-ocr page 494-

EEN BEZOEK AAN ST. HELENA.

hij gaarne roemt, vol door hel zwaard te trekken, en den keizer aldus tegen den aanval van het woedende dier te beveiligen .

Gaandeweg werd de keizer somberder en droefgeestiger, en haistlo van tijd tol tijd uil in luide jammerklachten over de misgrepen zijner maarschalken, hel verraad van valsche vrienden en de onwaardige behandeling, die zijn bewaker, Sir Hudson Lowe, een echte ijzegrim, hem deed ondergaan. Zijn groolsle ergernis was, dal men hem den keizerstitel weigerde. «Ik bon keizer Napoleon,quot; zeide hij eens lot Lowe; »en als Kngeland en Europa er niet meer zullen zijn, als de naam van lord balhurst reeds lang vergelen zal wezen, zal ik nog altijd hij dien naam genoemd worden.quot; Uren lang hield hij zich eiken dag bezig met bet dicteeren zijner Gedenkschriften. In deze toonl bij zich volstrekt niet in zijn grootheid. Hij maakt zich dikwijls aan onjuiste opgaven schuldig en komt soms met de armzaligste verontschuldigingen voor den dag, waar hij melding maakt van de grootste verkeerdheden, die hij gepleegd heeft. Een zijner snoodste daden, do moord van den hertog van Enghien, tracbl hij herhaaldelijk te verdedigen of dc schuld er van op anderen te schuiven. Doch zelfs zijne trouwe aanhangers, die hel brood der hallingschap met bom iilen , hadden den moed uiel om hem in dit opzicbl van schuld vrij te pleiten. In dc laatste jaren van zijn leven werd de groote keizer iti waarheid klein , een treurig schaduwbeeld van belgeen hij vroeger gewVesl was, Hij leefde voortdurend in kleingeestigen twist met zijne bewakers en liel zich vaak op bitteren en bale-lijken loon legen zijne trouwste dienaars uit, terwijl hij zijne luimen en grillen onbeperkt heer en meester over zicb liet. Dikwijls liel hij uren lang, op do kale rots gezeten, den blik rondweiden over den onmelelijken Oceaan, of zal in somber gepeins verzonken bij den waterval, waar men later zijn graf heeft gegraven. Dit was zijn lievelingsplekje. Hij leelde geheel in \'l verledene. Voor hem was er geen toekomst. De somberheid, die zijn gemoed vervulde, knaagde als een kanker aan zijn levenslust en deed hem ten grave dalen. De groote man, die eenmaal gansch Europa de wel had gesteld , werd geknakt naar don geest onder hel gewicht van allerhande kleine on dwaze grieven.

In zijn teslainent bepaalde hij uitdrukkelijk, dal de plek bij den

478

-ocr page 495-

KEN\' BEZOEK AAN ST. HELENA.

waterval, waar hij zoo vaak had zillen mijmeren, ook zijn laatste rustplaats moest zijn.

Wij kunnen niet nalaten oen bedevaart te maken naar het kleine dal, waar zich hel thans ledige graf des keizers bevindt, overschaduwd door cypressen en treurwilgen. Nog altijd dringt het water der bron van onder de varens cn de geraniums te voorschijn, waarbij hij zoo gaarne toefde. De treurwilgen worden oud cn zijn inwendig geheel vermolmd. Met veel moeite gelukt het nog, ze door middel van ijzeren banden en stutten overeind te houden. Spoedig zullen zij reddeloos bezwijken. Op een koperen plaat aan den diksten boom vastgehecht lezen wij het navolgende opschrilt:

EXPKDITION DE CtlINE 1860—02 LA FRÉGATE ; LA FOItTE.

A LA MEMOIBK DU PHEM1ER EMI\'EREUIl

AO UT ,\'50 1802.

De bemanning van bet genoemde schip had op haar terugreis van China bet graf van den voormaligen keizer bezocht. De weduwe van een onderofficier der voormalige keizerlijke garde laat deze plek kosteloos zien , doch maakt goede zaken met don verkoop van pbotograpbische afbeeldingen van Napoleon\'s graf. Vroeger dreef men ook een zeer winstgevenden handel met allerhande Napoleontische rcliquieën. Doch toen er eenige honderden handschoenen, laarzen en hoeden van den welbekenden vorm, cn zoovele baren van het hoofd des beroemden dooden , dal rncn er gemakkelijk een paar kindermatrassen mee vullen kon , verkocht waren, verbood de Engclsche regeering deze oplichterij. De goede vrouw beklaagt zich bitter over deze jonnoozelheid\'\' van de ICn-gelscben. Zij is kamenier geweest cn beeft veel gereisd, zegt zij; zij heeft van bet ware kruis zooveel bout gezien, dal men gemakkelijk een huis er van kan bouwen, cn meer nagels van hetzelfde kruis, dan er in den ijzerwinkel van Jamestown gedurende een gansche week verkocht worden.

De bewoners van St. Helena zullen den overleden keizer niet licht vergeten. Met zijn dood verdroogde de gouden stroom uit Engeland , waardoor het eiland zooveel vruchtbaarder en schooner was geworden , en begon de achteruitgang cn verarming der bc-

470

-ocr page 496-

480

volking. Ook is liel annlal schepen, dal liet eiland aandoet sinds de opening van het kanaal van Suez aanmerkelijk verminderd.

Na onze bedevaart naar Napoleon\'s woning en graf volbracht te hebben , keeren wij langs de steile hellingen der rotsen naar het kleine dal terug, waarin de stad ligt. Tusschen de rotsblokken wassen prachtige wilde geraniums en andere schoone bloemen in kwisligen overvloed. Mier en daar heel\'l een heester zijn wortelen in de rots weten te slaan. Ueneden ons in de diepte liggen lleu-rige en geurige tuinen , waaruit boven het heldergroene lover de donkerkleurige kruinen der dadels, bananen en kokospalmen zich boog in de lucht verliciïen. Als wij weer in de stad zijn kunnen wij er zeker van zijn, dal wij een geheelen zwerm kleine zwarte jongens om ons heen zullen hebben, die zich niet zullen ontzien om aan de staarten cn manen onzer kleine paarden te gaan hangen. Wij kunnen het niet over ons hart verkrijgen om hen weg Ie jatten , zoo aardig kijken zij ons uit hunne heldere oogen aan en zulk een vroolijke prnt spreekt uil hunne donkere gelaatstrekken en levendige bewegingen. Hoe hard de paarden ook draven, zij weten ze met verwonderlijke vlugheid bij le houden. Als wij soms lust hebben om hunne vaardigheid in \'t zwemmen en duiken op de proef te stellen, behoeven wij slechts eenige geldstukken in het water te werpen. In een oogenblik hebben zij zich ontdaan van de weinige kleederen, die zij aan hebben en springen en duiken naar beneden, dat het een lust is om te zien. Niet zelden gebeurt hel, dat zij onder water mei elkander slaags raken, liet recht van den sterkste heerscht ook hier onbeperkt en onbestreden. Wie zal er den armen zwarten duivels een verwijl van maken ?

Treuriger gevoelen we ons gestemd door de gedachte aan den machthebber, die hier zijne laatste levensdagen sleet, den man, die eenmaal geheel Kuropa de wet voorschreef met geen ander recht dan dat van het wapengeweld, liet omroerend einde van zijn leven is echter een treilend bewijs voor de waarheid, dat ook de macht van den sterke even vergankelijk is als alles wat niet geworteld is in de eeuwige beginselen der gerechtigheid en dei-waarheid.

-ocr page 497-

AAN UOORl) NAAR ZÜID-AMKHIKA.

AAN BOORD NAAR ZU1D-AMER1KA.

Wie kenl niet de Génestel\'s »Reizenquot; , waarin de dichter zijn heimweevol verlangen ontboezemt naar vreemde streken? Wie heelt niet, zoo vaak hij die aangrijpende versregels las, in eigen hart voelen gloeien en branden de begeerte om als een trekvogel te gaan van het eene plekje der aarde naar het andere\'? Wie sprak niet uil volle overtuiging het uit, dat hel genotvol was om door reizigers van heinde en ver ons van \'s werelds wonderen te laten verhalen, maar dal het oneindig veel heerlijker en zaliger genot wezen moet, die wonderen met eigen oog te kunnen aanschouwen ? »0 droomen van mijn jeugdquot; , zoo zong de Génestet:

»0 Drootnen van mijn jeugd en van mijn lange nacht 1 o Zielsverlangen, dat mij langzaam (loet verteeren!

Ik reikhals naar den top der bergen, en ik smacht,

Ik hunker naar do blaauwe ineiren.

Ik heb al lang genoeg myn ellen pad betreên ,

\'k Wil rijzen , dalen , \'k wil genieten , leeren , zwerven ;

Ik wil voor lange jaren heen :

Voor ik Gods wonderen heb gezien, kan ik niet sterven !

Maar tegenover dat dorstend hijgen naar vreemde streken , staal toch ook dat andere, smartelijke gevoel, waaraan de Génesiet lucht gaf in de laatste regels van zijn lied , toen hij zich hoeren liet:

«De toekomst lacht ons aan van blaauwe hemelbogen ,

Het voorjaar komt! wij gaan, vaarwel, wij gaan aan stond i —

Tenzij een dierbaar kind, tenzij twee sprekende oogen Mij schreiend srnoeken : Blijf bij ons 1quot;

lilijf bij ons , o die smeekbede ze zullen haar ook wel gehoord hebben de Livingstone\'s , de Stanley\'s en zoovele anderen , die ons verhalen van de door hen aanschouwde wonderen ; en daar, verre, verre over vele wateren en zeeën, des daags onder do brandende zonnestralen, des nachts neergezeten aan de bivouak-vuren, dagen aan dagen dobberende op de oceanen , weerklonk nog in hunne harten de nagalm van dit diep aandoenlijke en wee-

i). 11. M

-ocr page 498-

UKN KKZOKK AAN\' hT, IIKI.HNA.

volking. Ook is liet aantal scliopen, dat hel eiland aandoet sinds di\' opening van het kanaal van Suez aanmerkelijk verminderd.

Xa onze bedevaart naar Napoleon\'s woning en graf volhraclit te hebben , keeren wij langs de steile hellingen der rotsen naar het kleine dal terug, waarin de slad ligt. Tusselien do rotsblokken wassen prachtige wilde geraniums en andere schoone bloemen in kwistigen overvloed. Hier en daar beefl een hoester zijn wortelen in de rots weten le slaan, lïeneden ons in de diepte liggen llcu-rige en geurige luinen , waaruit hoven bet heldergroene lover de donkerkleurige kruinen der dadels, bananen en kokospalmen zirli boog in de lucht verheffen. Als wij weer in de stad zijn kunnen wij er zeker van zijn, dat wij een geheelen zwerm kleine zwarte jongens om ons been zullen hebben, die zich niet zullen ontzien om aan de staarten en manen onzer kleine paarden te gaan hangen. Wij kunnen het niet over ons hart verkrijgen om hen weg le jagen , zoo aardig kijken zij ons uit hunne heldere oogen ann en zulk een vroolijke pret spreekt uit hunne donkere gelaatstrekken en levendige bewegingen. Moe hard de paarden ook draven, zij weten ze met verwonderlijke vlugheid bij te houden, Als wij soms lust hebben om hunne vaardigheid in \'t zwemmen en duiken op de proef le stellen, behoeven wij slechts eenige geldstukken in hel water te werpen. In een oogenblik hebben zij zich ontdaan van de weinige kleederen , die zij aan hebben en springen en duiken naar beneden, dal het een lust is om te zien. Niet zelden gebeurt het, dat zij onder water met elkander slaags raken, liet recht van den sterkste heerscht ook hier onbeperkt en onbestreden. Wie zal er den armen zwarten duivels ecu verwijt van maken?

Treuriger gevoelen we ons gestemd door de gedachte aan den machthebber, die hier zijne laatste levensdagen sleet, den man , die eenmaal geheel Kuropa de wel voorschreel mei geen ander recht dan dat van bet wapengeweld, liet ontroerend einde van zijn leven is echter een treilend bewijs voor do waarheid, dat ook de macht van den sterke even vergankelijk is als alles wal niel geworteld is in de eeuwige beginselen der gerochtigheid en der waarheid.

480

-ocr page 499-

AAN 1)00111) NAAR ZUin-AMURIKA. 481

AAN BOORD NAAR ZUID AMERIKA.

Wie kent nicl de Génestel\'s slieizenquot; , waarin tie dichter zijn heimweevol verlangen onlbóezeml naar vreemde streken ? Wie heelt niet, zoo vaak hij die aangrijpende versregels las, in eigen hart voelen gloeien en branden de begeerte om als een trekvogel te gaan van het eene plekje der aarde naar het andere? Wie sprak niet uit volle overtuiging het uit, dat bet genotvol wasem door reizigers van heinde en ver ons van \'s werelds wonderen te laten verbalen, maar dal het oneindig veel heerlijker en zaliger genot wezen moet, die wonderen mol eigen oog te kunnen aanschouwen? »0 droomen van mijn jeugdquot; , zoo zong de Génestel:

»o Droomen van mijn jeugil en van mijn lange nacht!

o Zielsverlangen, dat mij langzaam doet verteeren!

Ik reikhals naar den top der bergen, en ik smaehl ,

Ik hunker naar do blaauwe meiren.

Ik heb al lang genoeg mijn ellen p;id betreen ,

\'k Wil rijzen, dalen, \'k wil genieten, leeren , zwerven;

Ik wil voor lange jaren heen ;

Voor Ik Gods wonderen heb gezien, kan ik niet ster ven !quot;

Maar tegenover dat dorstend bijgen naar vreemde streken , staal toch ook dal andere, smartelijke gevoel, waaraan de Génesiet Iticbl gal\' in de laatste regels van zijn lied , toen hij zich hoeren liet:

»Do toekomst lacht ons aan van blaauwe hemelbogen ,

Het voorjaar komt! wij gaan, vaarwel, wij jfaan aanslond) —

Tenzij een dierbaar kind, tenzij twee spiekende oogen Mij schreiend smeeken : lilijf bij ons Iquot;

lil ijl\'hij ons, o die smeekbede ze zullen baar ook wel geboord hebben de Livingstone\'s, de Stanley\'s en zoovele anderen, die ons verbalen van de door hen aanschouwde wonderen ; en daar. verre, verre over vele wateren en zeeën, des daags onder de brandende zonnestralen, des nachts neergezeten aan do hivouak-vuren, dagen aan dagen dobberende op de oceanen , weerklonk nog in hunne harten de nagalm van dil diep aandoenlijke en wee-

-ocr page 500-

482

moedige: \'blijf l)ij ons, blijf bij ons!quot; zooals hel vloeide uil hel harl en van de lippen diergenen, die zoo gaarne hen in hun midden hadden willen houden. Wie heefl nooil gehoord van Gerslücker, den onvermoeiden trekvogel ? Van wicn eerder dan van hem zou men hebben geloofd, dal hel hem een lichle laak was le dolen in den vreemde ? een lichle laak om lelkens weer le scheiden van wie hij liefhad ? Zie, die Gersliicker was eenmaal op reis naar Zuid-Amerika en schreef onderweg aan een goeden vriend onder meer hel volgende :

«Toen ik de beschrijving mijner laalsle reis eindigde, deed ik hel mei ongeveer deze woorden : Nu sleekl de trekvogel zijne vleugels in zijn zak ; hij is vast besloten van nu af aan rustig tehuis le blijven, Och! ik was geen echle trekvogel geweest, als ik van loon af aan rustig tehuis had kunnen blijven. En toch — God weel hel — ik ben ditmaal met rijkelijken tegenzin er op uitgegaan. Doch als de lijd komt, waarin zulk onrustig bloed er weder rijp voor is »orn er van door te gaanquot;, dan woelt hel en jaagl het in de aderen, dan dringt hel en plaagt het en alle tegenspartelen baat niets — men moet voort. Toen heb ik dan ook maar niet voel tijd genomen om mij uil te rusten, maar ben maar weer midden in mijn oude leven en drijven gevallen ; — nu heb ik er voor te zorgen, dat ik er weer goed uitkom ook, en daarmede verdooft men het best, wat anders voor een arm menschenbarl maar al te zwaar le dragen is ; het scheiden van zijn leiiuis — het scheiden van huis , een leelijk woord , — een leelijk ding!quot;

«liet is al een heel moeilijke zaak, als men zich van de zijnen losscheuren moet; als de omstandigheden don mensch dwingen, zijn vaderland en de hem dierbaren le verlaten en mei den reisstaf in de hand de wijde wereld in le gaan, Hoe wee hel iemand dan om hel harl wordt, dat heb ik zelf ervaren ; ik weel hoe pijnlijk dal is. Maar een mensch heelt dan dal woordje moet, dal hem heel wat te boven doet komen ; als hij dan het hoofd no(ï eens wil omwenden , dan kan hij hel al niet meer — hij moet, en met dat bewustzijn in zich gaal hij (|e toekomst vastbesloten tegemoet. Maar als men lol zulk een stap niet gedwongen is; ais men vrijwillig alles tehuis verlaat, alles wat anders den mensch zoo vast aan de zi jnen verbindt; als men

-ocr page 501-

AAN BOORD NAAR ZUID-AMEHIKA.

daarbij vooruit al vrij nauwkeurig weet, welke ontberingen, welke bezwaren , welke gevaren daarbij te wachten staan, dan wordt hel nog heel wal anders. Er behoort een zeer vasle wil toe, om dan te zeggen: en loch doe ik het! — en het dan ook met ijzeren volharding te volvoeren. Dal kan geen niensch gemakkelijk vallen ; ik voor mij houd hel voor hel zwaarste, wal een mensch in zijn leven te doen krijgt , en ik heb toch waarlijk ook niel altijd op rozen gewandeld. Nu is echter hel zwaarste al weer achter den rug, en, wal er nu verder volgen kan, zonnegloed en regenslroomen, honger en dorst en domme Indianen, dat zijn maar kleinigheden die een monsch gemakkelijk tc boven komt.quot;

«De reiziger zelf heelt bet in dit opzicht ook werkelijk veel beier dan zij die tehuis blijven, Mei leven daar buiten, de vele stoffelijke beslommeringen , waaraan hij le denken , waarmede hij te worstelen beeft, leggen in te groole male beslag op hem , dan dal hij de smart des afscheids nog lang even diép zou kunnen gevoelen als zij die tehuis zijn. In een beschaafd land vervolgt hij zijn loopbaan met een beurs, in een onbeschaafd met een buks in de hand, en — als de avonduren, waarin hij wakend en droomend bij zijn bivouakvuur nederligl , er niet waren, dan zou hij zelfs licht van harte door de wereld kunnen vliegen. De avonduren rond hel vuur, ja, wonderlijk is liet een mensch le moede , wanneer hij daar buiten in hel bosch bij zoo\'n bivouakvuur ter neder ligt. Niels als dikke duisternis trekt dan een engen muur om hem been en grillig verlichte fanlastische boomstammen steken hunne ruischende bladertwijgen door dezen looverkring heen. Met schemeruurlje tehuis is ook een soort bivouakvuur, maar loch een zeer beschaafd, al wcrpl de opgaande maan ook nog zoo fantastische schaduwen door de. vensterruiten. Zij werpt die juist door een vensterruit, cn daar buiten loopen mcnscben op de trap, beneden op straat rollen wagens, misschien sleckl juist ook de dienstmaagd haar hoofd om den hoek van de deur c.n vraagt of zij de lamp op wil steken , lin één woord , als men werkelijk niel gestoord wordt is men toch steeds in gevaar . dat hel gebeuren zal — en het een is al nel zoo erg als hel andere.quot;

s.Menigen, menigen langen nacht lag ik zoo huilen in het woud ,

483

-ocr page 502-

AAN nOORI) NAAR ZUID-AMERIKA.

en alle voorteekenen zijn aanwezig, dat ik ook voorlaan nog rnenigen nacht zoo liggen zal. Dan werkt eens rnenschen geest; tlan gist liet en kookt het; dan wordt het levend in hem, ja des te levendiger, hoe stiller en rustiger daar buiten alles is, en de herinnering, \'s rnenschen kostbaarste schat, dien geen ongeluk, geen afstand hem ontrooven kan, toovert hem de liefste beelden voor. Zalig dan hij, voor vvien niet alles, wat hem eenmaal lief en dierbaar was, slechts in de herinnering leeft; zalig hij, die ook nog een toekomst heeft, welke hij kan tegemoet gaan : die mensch verdraagt dal alles veel lichter — veel lichter.quot;

Met waar, welk een weemoed, welk een heimwee in deze woorden van den bekenden reiziger. Hoe zullen zijn herinneringen daai in de stille eenzaamheid vaak zijn teruggedoold naar de dagen zijner jeugd , naar zijne vele lieven , naar zijn dierbaar vaderland. En hoevelen met hem hebben hetzelfde ondervonden, al was het dan niet liggende aan de bivouakvuren in de stille, nog door geen menschenvoet betredene, eeuwenheugende wouden , al was het dan , besloten in de enge ruimte van zeil- of stoomschip met een aantal lolgenooten dobberende op den ein-deloozen oceaan. Zie, daar baant zich een stoomschip door de baren een weg naar Zuid-Amerika\'s kusten. In den schoonen nachl, hij hel prachtvol licht der maan en den heerlijken glans der ster-i on, gevoelen aan boord zijnde reizigers geen neiging d(; warme slaapplaatsen op te zoeken. Zij denken ook, in droomen verzonken, aan het lieve vaderland , aan velen daarginds, die zij zoo innig liefhebben en van wie zij nu zoo ver verwijderd zijn , en een van hen vangt aan hetzelfde lied, dat zoo dikwijls gezongen werd door allen te zamen daar ginds tehuis, voordat die bange scheidingsure sloeg. Maar niet lang zingt hij alleen , een tweede, een derde voegen zich bij hem en al ras klinkt daar een welluidend koorgezang, zoodat hel een heel eind over de wateren weerklinkt. Zien wij dal niet op nevensgaande plaat\'? Reizigers van allerlei rang en stand , ouderdom en nationaliteit zitten ongedwongen bijeen. De aantrekkelijke iriaclil der muziek lokt ook weldra de passagiers der eerste klasse uil hunne Jmllen naar het voo. dek, waar hel anders voor hen niet deftig genoeg toegaat, doel mciigpcn niet de zangers instemmen. De «stomme kreaturenquot; aan boord, de matrozen, de zwarten, die als stokers dienst doen,

484

-ocr page 503-
-ocr page 504-
-ocr page 505-

AAN lioonr) NAAR ZUfD-AMERIKA.

en bijna in AiJamskostuum rondloopen , allen luisteren met evenveel aandacht, want de taal der tonen spreekt tol ieder inen-schenliart onder alle mogelijke hemelstreken. Laat ons nu nog even aan Gerstiicker het woord geven, waar hij handelt over een zeereis aan boord van zulk een stoomschip.

»Ren wonderbaar gevoel,quot; zoo zegt, hij, »is het mij onderweg, wanneer ik deze kleine, op zich zelf een geheel uitmakende, van alle mogelijke Europeesche weelde vervulde wereld, naar het uiterlijk volkomen veilig en gerust haren weg door de wentelende haren vervolgen zie. In den prachtig versierden salon bewegen zich \'ie heden gezellig dooreen; zij lachen, zingen, spelen kaart, doen vertellingen , en een enkele stoot van buiten , een enkele rots in zee, of maar de kreet; brand! door hel helder verlichte schip weergalmende , welk een vreeselijke verandering zou dat leweeg-brengen ! Wel hangen talrijke booten builen aan boord en zijn alle voorzorgsmaatregelen genomen , wanneer zulk oen ramp mocht voorvallen , maar ach I boe weinig menschen behouden bij een plotseling ontstaand gevaar de noodige kalmte om koelbloedig hel noodige te verrichten , en met een menigte reizigers is het onmogelijk in zulk een geval de orde te bewaren. Hoe dikwijls is het niet gebeurd , dat de van vrees razend geworden passagiers zich in do booten stortten. In hun angst, dat ze in hel brandende schip zouden achtergelaten worden, vernielden zij zeiven de eenige hulpmiddelen, waarin zij zich anders wellicht hadden kunnen redden. Zij overlaadden de booten, of lieten die zoo onvoorzich-lig lle(lor- dal- ^ reeds onverwijld water schepten, en bereidden daardoor zich zeil\' een wissen ondergang. Misschien hangt dat. alles ook ons boven hol hoofd; gelukkig kent de mensch zijn toekomstig lot niet! Wal ook de toekomst in haren schoot verbergen mag, het is voor ons nog met een dichten sluier bedekt ; hel

lichte hart des menschen, de blijde hoop op een gelukkige\'uii-komsl, die bijna immer onze ziel vervult, helpt ons om vaak onbewust over menige klip en ondiepte van ons leven heen te varen. Om dat bevestigd te zien , behoeven wij niet eens op zee te gaan: ons leven van alle dag tehuis levert ons daar duizenden voorbeelden van. Maar hier, evenmin als tehuis, mogen wij bij een plotseling ontstaand gevaar hel hoofd verliezen. Hier, even-zoo goed als tehuis moeten wij onze zinnen bij elkander hou-

485

-ocr page 506-

EEN JACHTAVONTUUR IN GUYANA.

48ü

den, en hel gevaar kalm en krachtig legemoel treden — in dat geval heeft het reeds de helft van zijn verschrikking verloren. En zal ik zelf mijn goeden raad opvolgen? Ik wil het hopen. Weer ligt een druk en woelig leven voor mij : weer gansch een werelddeel, dal ik van het eene einde lol hel andere denk door te reizen. God geve, dat wij elkander weer even zoo gezond en vroolijk mogen terugzien als toen wij elkander vaarwel zegden. De goede God leeft nog ; wij zullen er dus maar op hopen.quot;

Gulden woorden waarlijk ! liet doet ons goed om zoo eens in de ziel en het gemoedsleven van zulk een reiziger te lezen : niel alleen en uitsluitend door liem te hooren vertellen, wat hij elders en bij anderen hoorde en zag, maar ons te laten meedeelen, hoe een zonderlinge hartstocht hem telkens weer naar vreemde landen henendreef, doch hoe moed en vertrouwen hem hielpen om aan tallooze onlheringen en gevaren het hoofd te bieden.

EEN JACHTAVONTUUR IN GUYANA.

Een van de merkwaardigste uitreddingen uit den nood, zoo verhaalt ons een reiziger, overkwam mij voor eenige jaren in de wouden van Britsch-Guyana. Evenals in alle tropische landen lieerscht ook hier in planten- en dierenrijk een verbazende overvloed. Do Essequcho, Demerara, Berbice en Corantin zijn vol monsterachtige visschen van allerlei aard, waaronder vooral verdient genoemd te worden de vaak meer dan twaalf voel lange en twee-iionderd pond zware Silurns. In de wouden, die de helft van den ganschen bodem van Britsch-Guyana beslaan, bevinden zich de reusachligste hoornen, de majestueuze mira, de sawari, de tropische pruimenboom, kurkeiken, bananen, platanen enz. thider de vruchten zijn prachtige ananassen, meloenen, guaven, sapodilla\'s, brazi-liaansche noten enz. De dierenwereld levert op den jaguar, tapir, arrnadil, agouli, miereneter, het hert, den luiaard, vele apensoorten, iguanaas, groole alligators en schildpadden, verschillende soor-

-ocr page 507-

487

ten papegaaien, flamingo\'s, kolibriën, lepelaars, loukans enz. My-riaden van vampiers gonzen in de wouden. Slangen zijn er talrijk en vele er van zijn vergiftig. 13e luclit is dikwijls vol van de meest pijnigende insekten. Het misschien beroemdste voortbrengsel uit bet plantenrijk in Guyana is de fameuze Victoria Regia, de grootste aller waterlelies, welker reusachtige, heldergroene bladeren en ontzaggelijk groote, in wille punten eindigende bloemen men op bet water ziel drijven, en die, zooals bekend is, in de laatste jaren op verschillende plaatsen in Europa, ook in den horlus botanicus tc Amsterdam, bare aantrekkingskrachl uitoefent.

Mijne bezigheid in Guyana bestond in bet verzamelen van huiden van wilde dieren, in bet bijeenbrengen van vogels, vogelhuiden, kruipende dieren enz., om die dan te drogen en te verzenden naar verschillende verzamelingen van natuurlijke historie, waar zij verder bereid en opgevuld moesten worden. Al mijne tochten in dit land hadden gedurende de beide droge jaargetijden plaats; het langste daarvan duurt van Augustus lot November, het kortste van Februari tot Maart. Daarbij ging ik op de volgende wijze tc werk : mijn indiaansche bediende, IJarra geheeton, vulde zijn corial, een kleine boot, met onderscheidene levensmiddelen, indiaansch koren enz. in grooler of kleiner hoeveelheid, naarmate van den tijd, dien wij onze reis wilden laten duren. Vlcesch namen wij niet mede, in het volle vertrouwen op het zeker treffen van mijn tweeloopsgeweer en van mijn lichte vogelroer.

Wal onze kleeding aangaat, deed Harra het tegenovergestelde van andere reizigers: in plaats van zich van een grooleren voorraad te voorzien, legde hij de kleedingstukken, waarmee hij zich gewoonlijk in de steden vertoonde, af en droeg hij oen smalle strook van boomwol vervaardigd om zijn middel; in deze strook stak hij tevens zijn mes. Ook mijn garderobe bevatte niet meer dan het allernoodzakelijkste, maar beiden sloegen wij een zak om de schouders : liar ra , om daarin de proviand te dragen, zoo dikwijls wij de boot verlieten en hel woud ingingen, ik, om er hel voor mijne verzameling bijeengebrachte in te bewaren. Een zeer belangrijk stuk onzer uitrusting was een stevig louw, tachtig voet lang ; op korte afstanden van elkaar waren er knoopen ingelegd en aan het eene einde was er een twee pond zware kogel aan vastgemaakt. Dit louw gebruikten wij om te werpen, wanneer wij

-ocr page 508-

48 G

den, en het gevaar kalm en krachtig tegemoet treden — in dat geval heelt het reeds de helft van zijn verschrikking verloren. En zal ik zelf mijn goeden raad opvolgen\'? Ik wil liet hopen. Weer ligt een druk en woelig leven voor mij: weer gansch een werelddeel, dat ik van het eene einde lol hel andere denk door te reizen. God geve, dal wij elkander weer even zoo gezond en vroolijk mogen terugzien als toen wij elkander vaarwel zegden. De goede God leeft nog ; wij zullen er dus maar op hopen.quot;

Gulden woorden waarlijk! liet doel ons goed om zoo eens in de ziel en het gemoedsleven van zulk een reiziger te lezen : niet alleen en uitsluitend door hem le hooren vertellen, wat hij elders en bij anderen hoorde en zag, maar ons le laten meededen, hoe een zonderlinge hartstocht hem telkens weer naar vreemde landen henendreef, doch hoe moed en vertrouwen hem hielpen om aan lallooze ontberingen en gevaren het hoofd le bieden.

EEN JACHTAVONTUUR IN GUYANA.

Een van de merkwaardigste uilreddingen uil den nood, zoo verhaalt ons een reiziger, overkwam mij voor eenige jaren in de wouden van Brilsch-Guyana. Evenals in alle tropische landen heerschl ook hier in planten- en dierenrijk een verbazende overvloed. Igt;e Essequebo, Demerara, Berbice en Coranlin zijn vol mon-slerachlige visschen van allerlei aard, waaronder vooral verdient genoemd te worden de vaak meer dan twaalf voet lange en tweehonderd pond zware Silurus. In de wouden, die de helft van den ganschen bodem van iirilscb-Guyana beslaan, bevinden zich de reusachligste boomen, de majestueuze mira, de sawari, delropiscbe pruimenboom, kurkeiken, bananen, platanen enz. Ond^r devrueli-len zijn prachtige ananassen, meloenen, guaven, sapodilla\'s, brazi-liaansche nolen enz. De dierenwereld levert op den jaguar, tapir, arrnadil, agouli, miereneter, hel hert, den luiaard, vele apensoorten, iguanaas, groote alligators en schildpadden, verschillende soor-

-ocr page 509-

487

ten papegaaien, fiamingo\'s, kolibri/in, lepelaars, loukans enz. iMy-riadcn van vampiers gonzen in de wouden. Slangen zijn er talrijk en vele er van zijn vergiftig. De lucht is dikwijls vol van de meest pijnigende insekten. Het misschien beroemdste voorlbrengsel uit het plantenrijk in Guyana is de fameuze Victoria Uegia, de grootste aller waterlelies, welker reusachtige, heldergroene bladeren en ontzaggelijk groote, in wilte punten eindigende bloemen men op het water ziet drijven, en die, zooals bekend is, in de laatste jaren op verschillende plaatsen in Europa, ook in den horlus botanicus tn Amsterdam, bare aantrekkingskracht uitoefent.

Mijne bezigheid in Guyana bestond in hot verzamelen van huiden van wilde dieren, in hel bijeenbrengen van vogels, vogelhuiden, kruipende dieren enz., om die dan Ie drogen en te verzenden naar verschillende verzamelingen van natuurlijke historie, waar zij verder hereid en opgevuld moesten worden. Al mijne tochten in dit land hadden gedurende de beide droge jaargetijden plaats : het langste daarvan duurt van Augustus lol November, het kortste van Februari tot Maart. Daarbij ging ik op de volgende wijze le werk : mijn indiaanscbe bediende, Barra gebeelen, vulde zijn corial, een kleine boot, met onderscheidene levensmiddelen, indiaansch koren enz. in grooler of kleiner hoeveelheid, naarmate van den lijd, dien wij onze reis wilden laten duren. Vleesch namen wij niet mede, in hel volle vertrouwen op hol zeker treilen van mijn tweeloopsgeweer en van mijn lichte vogelroer.

Wat onze kleeding aangaat, deed Barra het tegenovergestelde van andere reizigers : in plaats van zich van een grooteren voorraad te voorzien, legde hij de kleedingslukken, waarmee hij zich gewoonlijk in de sleden vertoonde, af en droeg hij een smalle strook van boomwol vervaardigd om zijn middel; in deze strook stak hij tevens zijn mes. Ook mijn garderobe bevatte niet meer dan bet allernoodzakelijkste, maar beiden sloegen wij een zak om de schouders: Barra, oiti daarin de proviand le dragen, zoo dikwijls wij de boot verlieten en het woud ingingen, ik, om er bet voor mijne verzameling bijeengebrachte in le bewaren. Een zeer belangrijk stuk onzei uilrusting was een stevig touw, tachtig voet lang ; op korte afstanden van elkaar waren er knoopen ingelegd en aan hel eene einde was er een twee pond zware kogel aan vastgemaakt. Dit louw gebruikten wij om le werpen, wanneer wij

-ocr page 510-

488

liet raadzamer vonden in hel bosch niet le scliielen en ook als wij in de hoornen klimmen wilden.

Op een schoonen morgen in Augustus ging ik mei Barra in de boot. Wij roeiden op ons gemak den praclitigen Kssequebo langs. Wij hadden geen bepaald doel voor onze reis; jaagden waar bel ons beviel en waar zich hel meesle wild sebeen op te houden; daar wij geen bizondere baast hadden, stapten wij\' nog al eens aan wal op de verschillende eilanden van den stroom. Opeen dier eilanden gebruiklen wij ook ons middagmaal en rustten wij een weinig uit, voordal wij oiue vaart voortzetten. Zoo kwam bet, dat de nacht al inviel voor wij nog een dozijn mijlen hadden afgelegd: wij roeiden dus naar den oever en bleven daar ongestoord tol den volgenden morgen. Zoo deden wij ook den volgenden dag en nacht, zoo ook den derden, en op-den vierden morgen kwamen wij bij de watervallen, ongeveer 50 mijlen van de monding van den stroom verwijderd. Wij brachten de boot in veiligheid, namen onze zakken op den rug; ik droeg bel tweeloopsgeweer, Harra liet vogelroer en zoo gingen \\vo het bosch in, terwijl we ons beurtelings met het zware louw belastten. Mijn hoofddoel was, zooveel vogels le bemachtigen, als maar mogelijk was; hel was dus raadzaam zonder noodzaak niet te schieten. .Met behulp van Barra\'s lang mes was bet ons gelukt ongeveer twee uur lang in het dichte slruikgewas door le dringen, loen wij aan een kleine weide kwamen, aan welker eene zijde een reusachtige, wel zestig voel hooge boom, welks stam zonder takken en zoo glad als een spiegel was, tamelijk eenzaam slond. Wij zouden allicht op dezen boom niet verder gelet hebben, zoo niet juisl een prachtige vlucht vogels er op neergestreken was. Zoo ik er van beneden af op school, moest ik groven hagel nemen, maar dan verloren de dieren bun waarde; wij moesten dus, len minste een eind ver, in den boom klimmen, dan kon ik ze met lijnen hagel raken, zonder zo te beschadigen. liet touw werd afgerold; Barra knoopte aan heleinde, waar de kogel niet zat, een sterk snoer vast, nam den kogel in zijn rerbteiband, ging ongeveer Iwintig schreden varvden boomstam afslaan, mal met zijn oogen den alsland en slingerde den kogel zoo juist naar den omlerslen tak, dat de kogel met bet eind van het touw er verscheidene malen omheen gewikkeld werd. Hij bad de boogie zoo goed gemeten, dat bet touw nog geheel den

-ocr page 511-

489

grond raakte, en wij liet snoer niel noodig hadden, waarom wij hel dan ook weder losmaakten. Wij gebruikten namelijk liet snoer om het louw lorug te trekken, als het loevaliig in de lakken hleel\' vastzitten, en wij hel niel gemakkelijk konden loskrijgen.

Ik /etle nu mijn geweer legen den stam; ik hond het eene eind van hel snoer er aan vast en hield het andere in de hand ; ik nam nog wal voorraad in mijn weitasch mede en klom nu langs het touw met knfoopen naar hoven. Harra hield van onderen liet touw zoo slrak mogelijk vast, terwijl ik langzaam omhoog klauterde naar den eersten lak, die, zooals ik reeds gezegd lieh, zestig, jn misschien wol zeventig ol\' larhlig voot hoven den grond was. Met behulp van hel snoer trok ik nu mijn geweer op en klom voorzichtig\' hooger naar den gallelvormigen lioofdslarn. Eenige oogenblikken daarna was liarra ook hoven, met den proviandzak op den rug, daar hij dien niet beneden wilde laten liggen, om de vele apen, die wij in de huurt gezien hadden, en die, voor wij weder op den bega non grond waren, waarschijnlijk ïdles zonden hebben gestolen. Nu klommen wij beiden met de grootste voorzichtigheid en hehoedzaamheid naar de kruin van den boom ; weldra zagen wij het heldere zonlicht van boven door het bladerdak vallen, /.onder dal de begeerde vogels zich in hunne rust hadden laten storen; zij spreidden behagelijk hunne vederen uit en lieten hun hnntkleurige horst in de zon schitteren, Darra maakte zijn zak los en koos zijn plaats vlak onder de. vogels, ongeveer twaalf voet van hen verwijderd, om als ik gevuurd had hel wild te kunnen opvangen. Nadat zoo alles voorbereid was, richtte ik, streep voor streep, mijn geweerloop, hoogstens nog zes schreden van de vogels al\'. Kindelijk vuurde ik beide loopen al\'met den hesten uitslag ; vier prachtige vogels vielen zwaar in den uilgespreiden zak en slechts drie vlogen er ongedeerd weg.

Hel was nu negen uur geworden. Wij besloten op ons luchtig verhlijf in de lakken van den boom te ontbijten. Ken meer bekoorlijke en romantische, eenzaamheid kan men zich niet voorstellen. De wondervolle rijkdom en uitgehi eidheid vau het hoscbaclitig landschap vertoonde /.ich aan onze blikken in volle majesteit en iiePcliiklieid. Niels ontbrak als bet k wcelen der vogelen ; maar deze zwegen in dit zwoele uur en ze waren ook verjaagd door bet geluid van mijn schietgeweer. Wij ontboten op ons gemak met het

-ocr page 512-

490 BEN JACHTAVONTUUR IN GUYANA.

ooy op lid uur van don ilüg en onze licerlijke omgeving ; de lange iropisclie dag lag voor ons en wij peuzelden ons eenvoudig maal zoo langzaam op als waren wij lekkerbekken van den eerslcu rang. Na alloop van ons onlbijl begonnen wij weer naar beneden te klimmen, wal naluurlijk nog voorzicbliger en langzamer gebeuren moest dan hel opstijgen. Maar toen wij den ondersten lak weer in bel oog kregen, zagen wij, en dal niet in de beste stemming, vreemd op. Een groote aap, ernstig van voorkomen, zat op dien tak ; bij bad den kogel aan liet eind van ons touw in de hand en speelde daarmede als iets heel belangwekkends, dal zijn nieuwsgierigheid in beweging bracht. Om den kogel beter te kunnen zien, had bij het louw van den lak afgewonden ; do zwaarte van den kogel vooral scheen hem vreemd voor te komen. Oogenscbijn-lijk hield bij hem voor een soort vrucht ol noot, waarvan hij zich maar niet begrijpen kon, hoe die /00 zwaar kwam. Zonder mij tijd tol nadenken le gunnen, gaf ik een luiden schreeuw : de aap liet den kogel vallen, klauterde snel van lak tol tak en was ras uil ons gezicht verdwenen. De kogel rolde met een doffen slag op den grond en wij zagen beiden vol schrik hel reddende touw ver buiten ons bereik liggen. Zelfs Uarra, die anders in gevaarlijke oogen-blikken zoo kalm en koelbloedig was, werd nu bleek. Wij waren inderdaad leelijk in de klem geraakt. Meer dan zestig voel hoog op een boom, die verbazend dik en zoo glad als een aal was, welks stam wij niet half konden omspannen, en die ook niet het minste scheurlje, niet de minste vooruitstekende verhevenheid had. Wij hadden evengoed kunnen beproeven langs een loodrechten, gladden rotswand naar omlaag te klimmen, als langs dezen stam. Hel snoer, waarmede ik mijn buks naar hoven getrokken had, was het eenige middel in ons bezit, waaraan wij hel fijnste draadje onzer hoop hadden kunnen ophangen ; maar bel geweer was bel zwaarste gewicht, dat hel snoer houden kon. Hel kostte dus niet veel nadenken om te begrijpen, dat dit snoer ons niet van hel minste nul wezen kon.

Wal konden wij doen? Dat was de grootste vracTg, voor ons nu werkelijk een levensvraag. Wij bespraken die langdurig en zorgvuldig, en het eenige hopelooze antwoord was — niets! Al hadden wij alle kleedingstukken en benoodigdbeden, die wij aan en bij ons hadden, in reepen gescheurd, dan gal ons dal, nog voor

-ocr page 513-

EEN JACHTAVONTUUR IN GUYANA.

liet vierde deel van den slam niel, een eenigszins slevig louw. Trots al deze kleine hulpmiddelen, bleven wij nog allijd voor dezelfde groole vraag staan. Zoodra het uitgemaakt scheen, dal wij gedurende een nog niet te berekenen tijdsverloop op den boom zouden moeten blijven, begonnen wij nauwkeurig onzen toestand aldaar te onderzoeken. Slangen schenen op den boom niel te zijn. Ook bemerkten wij geen sporen van nagels van wilde dieren ; en, zoo de boom ook al een jaguar lot verblijl\' diende, wij hadden geweren en voorraad genoeg, om ons legen zulke ongenoode gasten te kunnen verdedigen. Tot ons geluk waren wij ook rijkelijk van voedsel voorzien,\' daar Har ra, zooals ik reeds verteld heb, slim genoeg was geweest den voorraadszak mede naar boven te nemen. Maar, en dat was erger, wij hadden geen droppel water, en zagen ook niet de minste mogelijkheid, ons dal op eene oi andere manier te verschaffen.

»Nu Barra,quot; zeide ik, «hoe zullen we uil deze moeilijkheid «re-raken ?quot;

»lk weel hel niet,\'\' was het beleekenisvolle antwoord.

»lk ook niel, mijn jongen. Deze of gene, die ons de noodige inlichting geven kon, zou ons len hoogste verplichten. Misschien ontdekken wij nog wel een paar rondzwervende Indianen.quot;

»lk geloof het niel, heer!quot;

ïln elk geval zal ik op alle mogelijke manieren hun aandacht zoeken te trekken.quot;

Mei dit doel liet ik een menigte kreten weergalmen, die een Comanche alle eer zouden hebben aangedaan. Harra viel in mei zijn doordringende basstem, die als leeuwengebrul door de ruimten van hel bosch weerklonk, liet was een nooit gehoord duel. Maar wij schreeuwden ons heesch, zonder er iets bij te winnen : óf er waren geen Indianen, die ons hoorden, óf, zoo ze ons hooi den, dachten zij ; »helpl, u zeiven !quot;

Dc dng verstreek. Kén ding bleek ons zonneklaar: wij moesten den nacht op den boom doorbrengen, en het was hoog lijd ons daarloe in te richten. Van onzen voorraad namen wij een karigen maaltijd, vervolgens sneden wij eenige takken af en plaatsten die zoo, dal wij ten minste gemakkelijk zitten konden zonder gevaar van naar beneden Ie rollen. Mijn ziel beval ik aan de barmhartige Voorzienigheid, sloeg mijne armen over elkaar en gaf mij aan een

-ocr page 514-

4,.quot;i EEN JAÜJITAVONTUÜR IN GUYANA.

weldadige sluimering over : maar licl duurde lang, zeer lang, oer ik deze weldaad genieten mochl. Daarentegen werden bij hel volledige aanbreken van den slikdonkeren nacht onze ooren dooi\' allerlei nachtelijke geluiden getroffen. Een jaguar naderde, vermoedelijk om een arm stuk wild te overvallen. Een nachtvogel liet in de verte zijn geroep hooren. Maar meer aangrijpend dan al deze geluiden, was hel diepe geweldige zwijgen, dat door die tonen maar van tijd lot lijd onderbroken werd. Deze stilte was nog verschrikkelijker, wanneer wij spraken; onze stemmen klonken waarlijk huiveringwekkend vreemd in deze gruwzame eenzaamheid. Zij was zeker niet minder aangrijpend dan hel meest donderende hrnischen en rollen van den waterval van den Niagara. Omstreeks middernacht violen wij beiden in slaap. Ik werd eentge malen met plotselingen schrik wakker, maar mijn melgezel sliep zoo rustig, als lag hij tehuis veilig in zijn hangmat.

•luist bij het aanbreken van den dag ontwaakte ik en riep ik liana. Hij opende de oogen, keek vol verbazing in de rondte, rekte zich huiverig en stijl\', doordien hij zoo lang in de eenmaal aangenomen houding was blijven zitten, eens lekker uil, gaapte eens zoo wijd mogelijk, en nu was hij gereed om te doen, wat er maar le doen zou vallen. Hel eerste wal wij deden was een weinig te gaan onlhijlen. Maar de hehoefte aan water liet zich nu al sterker gevoelen; wij begonnen ons al moer bewust te worden van de vreeselijkc mogelijkheid, dat wij nog lang op dezen nood-lolligen boom zouden moeien blijven; dal wij zonder eenig nit-ziehl op redding liet er op uil zouden moeten houden, totdat al onze voorraad opgeteerd was, totdat de brandende dorst onze laatste krachten verteerd had, en wij onmachtig in den gapenden afgrond beneden ons een wissen dood len prooi vervielen. Ken llamve schemering van nog ver verwijderde hoop deed zich a:in ons op . mei liana\'s mes konden wij een menigte dunne takken afsnijden ; vervolgens deze met hehulp van ons snoer en de in reepen gescheurde zakken aan elkander vastmaken en zoo een soort ladder vervaardigen, waarlangs wij misschien uit onze gevangenis hoog ui de lucht naar heneden konden klimmen. Dat afsnijden was geen gemakkelijk werkje, want de boom, waarop wij zaten, behoorde lot de hardste houtsoorten ; doch alles, wal ons maar eenig nil-ziehl op redding gaf, haarde ons al vreugde en gaf ons moed.

-ocr page 515-

49:!

zoodal wij met den besten wil en groote kraclilsinspanning aan het werk logen. Na zorgvuldig overleg begrepen wij, dal hel \'l geschiktst wezen zou, een aantal slaken mei haken te snijden, zoodal deze in elkander grepen en wij alleen maar de einden zonder haken mei reepen en lappen hadden vast te binden. Nadat wij den ganschen dag vol inspanning hadden gearbeid, toen de tweede schrikkelijke nacht kwam, hadden wij pas drie slaken, die te zamen twintig voel lang waren. De dorsl begon ons nog al heviger en heviger te kwellen ; wij kauwden bladeren en boomschors om ons eenigermale le laven. Wij waren echter zoo uilgepiil, dal wij den ganschen nachl door sliepen, s Morgens gingen wij wel is waar weder aan den arbeid, maar deze scheen ons immer ho-peloozer toe. De voor ons werk gesciiikle lakken werden al schaar-scher; hel mes was, zoowel door de hardheid van hel hom als door hel aanhoudend gebruik, bol en vol scharen ; wij hielden tegelijk mei werken op en zagen elkander aan. Verlwijfeling, volslagen verlwijfeling maakte zich van onze harten meester, en een halfuur lang waren er onder de zon geen paar ongelukkiger wezens dan wij heiden.

Op eens mompelde lïarra zoo iels als; »llm .\' dal zou kunnen gaan.quot;

9 Hoe\'? Wal zou kunnen gaan?quot; vraagde ik mei nieuw oplevenden moed.

»Zie maar ginds heen, heer, hoe dal pasl !quot; ant woordde hij naaiden dichlslhijstaanden boom wijzende.

»lloe moet dal passen?quot; vraagde ik, zonder le beorijpen wal hij wilde.

»Zie maar die slingerplant, lieer!quot;

ik bemerkte inderdaad een reusachtig groote slingerplant, die van een lak lol hijna op den grond afhing: dik als een kabeltouw en bepaald sterk genoeg om ons daarlangs neer Ie laten glijden als - - wij haar maar hadden kunnen bereiken.

»\\Vij kunnen daar niet, bijkomen, Harra,quot; zeidc ik mijn hoofd schuddend.

«Waarom niet\'.\' Wij doen als de open en slingeren ons zelf er been Of wij maken er een brug naar toe uil die staken daar.quot;

Nauwelijks was dil denkbeeld uilgesproken , of wij hegonneii hel te volvoeren ook. De sin ken werden nogmaals op bel aller-

-ocr page 516-

494 DE AMAZONENSTItOOM.

zorgvuldigst aan elkander vaslgemaakl, en gelegd op gafl\'elvormi-ge lakken van de beide, ongeveer twintig voet van elkander slaande boonien , zoodat men , zij hel dan ook met groot gevaar, cr overheen balanceeren kon. En inderdaad, snel en licht, melde behendigheid van een kat of een aap, gleed Barra naar de overzijde. Maar ik was voel zwaarder dan bij , allicht ook onhandiger of bedachtzamer , kortom ik mocht mijn zwaarte niet aan die wankelende brug met zooveel gevaar van naar beneden te storten toevertrouwen, liarra was van dezelfde meening. Hij moedigde mij niet tot het aanwenden van een poging aan. Hij gleed naaiden tak, waaraan de slingerplant hing, greep deze en was in weinige oogenblikken met openbehendigheid op den vasten grond. Nu raapte bij den aan het louw bevestigden kogel op, en terwijl ik mij achter den stam van onze treurige gevangenis verschool, om niet misschien door den kogel te worden getrolTen , slingerde bij dien weder met zoo groole juistheid naar den anderen tak , dat nu ook voor mij de weg om naar beneden te komen geopend was.

Eerst liet ik aan bel snoer de geweren en den voorraad naar beneden zakken, en daarna ging ik veilig en wel denzelfden wegnaar omlaag. Geen pen vermag de vreugde te beschrijven, die mij bezielde, toen mijne voeten weder den beganen grond drukten. .Maar terwijl liarra van ons gedwongen verblijf op den boom latei-niet het minste ongemak meer bespeurde , kreeg ik hevige koortsen , die mij weken aaneen aan mijne legerstede kluisterden.

I)K AMAZONENSTROOM

He Ainazonenstroom , de eerste onder de reuzenstroomon van den aardbol, doorstroomt in zijn gekromden loop van 700 tot ,S0() Duilsche mijlen de geheole grootste breedte van Zuid-Amerika : zijn oorsprong is nauwelijks tien geographische mijlen verwijderd van de Stille Zuidzee in bet Westen ; zijn mond is bij Para in den AtUmti.-i hen Oceaan op de oostelijke. Braziliaansche kust. In

-ocr page 517-

495

de oude wereld zou hij niel alleen gansch ICuropa van het Oosten naar hel. Westen doortrekken , maar eerst in de Kaspische en A ral zee zijn einde vinden , na eerst driemaal de lengte van den Donau bereikt en een twintigmaal grooter stroomgebied dan dal van den Hijn bevochtigd te hebben, een gebied namelijk van 88.000 vierkante Duitsche mijlen, dat veel meer dan de helft van gansch huropa omvatten zou. In zijn loop neemt hij in zich op een Uvaalltal Zuidelijke en even zooveel Noordelijke rivieren , die in grootte voor don Rijn niet onderdoen. Men weet van zijn richting en loop nog lang niet alles. Hij is nog niet geworden tot een levenden schakel in de kelen van hel groote wereldverkeer. Deze reuzengestalte, nog niet getemd door de heerschappij des menschen , ligt te midden der weelderige natuur van Zuid Ame-rika haast nog even onbekend en ondoorzocht als het binnenland van Afrika, waarover wij vroeger spraken. Doch ook dat verandert, De eene streek der aarde na de andere komt aan de beurt om de opmerkzaamheid op zich te vestigen, en ook dit natuurwonder, ofschoon een tweetal eeuwen lang slechts hier en daar in luister en pracht beschouwd, maar in zijn grootsclien bouw en samenhang en invvendigen rijkdom bijna onopgemerkt gebleven , treedt uit het sluimerend duister te voorschijn en begint de aandacht meer te trekken, naarmate zijn omgeving meer leven deelachtig wordt. En dit is reeds onomsluierd helder en klaar aan den dag getreden, dat in den ontwikkelingsgang van de volkeren der aarde aan dezen stroom een groote toekomst is aangewezen.

Men kan gerust zeggen dat de Amazoncnslroom een zoon aller luchtstreken is. Zijne wateren komen deels van sneeuw- en ijs-hoogten af, welker gemiddelde temperatuur zich maar weini» boven hel nulpunt verheit; deels worden zij door de dampende wouden heengedreven, die, onophoudelijk aan de werkingen eener aequatoriaalzon blootgesteld, eene middelbare warmte van -1\\quot; li en meer genieten. Ilicr zijn hel koele bergwateren, die, bevolkt met allerlei soorten van Ibreürn, in snellen loop over rotswanden , werkende vulkanen en bergweiden arkomen : daar is het traagvlietend , warm, moerassig water, waarin de kaaiman en de reuzenslang wonen: hier worden de wateren verontreinigd door het slijk der goud- en diamanlvvassrherijen van lirazilui, daar

-ocr page 518-

400 DB AMAZONKNVI\'ROOM.

door dal van de zilverwerken van Polosi en Guancabelica. Uil deze bronnen en slrooinen drinken alle bewoners van Peru, aan de/.e zijde van de oostelijke Cordilleras , de bewoners van liet, noorden van Aballo Grosso, van Goyar, Uio-Negro en Para: ongeveer twee millioen menschen ; maar was hel gansche stroom-yebied bebouwd, dan konden wel tweehonderd millioen daar ruimte en voedsel vinden. Ontelbaar zijn de eilanden , die in den \\ma/.oncnslroom worden aangelrollen. Zij zijn laag, vlak, zonder rotsen ol\' l illen, geiiuremle den lagen waterstand iu zandbanken uil loopende , die door bel booge water weder overstroomd worden, in bun midden zijn ze bedekt met een eigenaardigen plantengroei van allerlei struikgewassen, maar zelden zijn zij moerassig. Onderscbeidene van hen hebben een lengte van een Duitscbe mijl met een daaraan geëvenredigde breedte. .Mazajo alleen, waarop 10.500 menschen wonen, heelt grooter vlakte-inhoud dan Zwitserland. De diepte van den stroom kan slechts bij benadering worden aangegeven.

Ook de Amazonenstroom beeft, evenals de Nijl, jaarlijks zijn wassen, zijn vruebtbaarmakeiul overslroonien , zijn vallen. De aan den gt;troom wonende lieden tusseben de liana do liio Negro en Gurupn beweren, dat bet wassen 1 \'20 dagen duurt, en dat gewoonlijk bet derde jaar een sterke overstrooming en daardoor ;4roolere vruchtbaarheid der cacaoboomen met zich brengt. Zij noemen dat bet Anno-do Sul ra, oogstjaar. De hoogte, die het water bereikt, verschilt naarmate van de plaats, waar men zich bevindt. Op menige plaats zagen de reizigers de boomen tot op 50 voet boven laag water niet slijk bedekt, dat daar van de overslrooming op was blijven zitten.

liet wassen en hel vallen van bet water is een grootsch schouw--pel in bel rijk der natuur , waarin ook bel planten- ondierenrijk handelend optreden. Zoodra de stroom op een zekere hoogte uver de zandige eilanden heenspoelt en bol riet en do graskruiden overdekt, die zoo dicht, alsol\' ze daar gezaaid waren, een helder .\'rorni\'ii rand er omheen vormen, verlaten de xwatervogels deze plekken, vir/amelen zieb in groote zwermen cn trekken landwaarts iu ol naar den Orinoeo been. Kenzaaui en stil wordt de streek , die lot dusver weergalmde van het geschreeuw dei kiesieten en meeuwen ; visschen , zich in huu nilgebreider gren-

i

-ocr page 519-

L»K AMAZONENSTUOoM. ^lt;)7

zen verheugend, spelen daar, waar vroeger de krokodillen rustten en de capivara\'s (walerzwijnen) en tapirs hun voedsel zochten. Sneller en geweldiger strooml eindelijk liet, hooge water over de lagere oeverkanten en de aan de overslrooming onderworpen doelen van het vasteland; do boomen heven onder den aandrang van den vloed , verwoesting en ondergang schrijden voorwaarts met de wateren landwaarts in ; de dieren vluchten schuw op het hooger gelegen vasteland; slechts enkele vogels, die gewoon zijn in de toppen der hoogste hoornen Ie nestelen, veriaion hun woonplaatsen niet. Inl.usschen wekken de wateren liet leven op in de voedselsappen der planton en uit hol zwellende looi breken duizend kolken naar huilen : terwijl hel slijkerige water om do stammen spoelt, worden de kruinen overdekt met een tapijt van allerlei bont gekleurde bloemen en hot gansche woud wordt een rijk versierde watertuin. Visschen zwemmen nu hij menigte dooi1 deze beschaduwde wateren ; velen leggen hier in de diepste graven hare eieren, welker broedsel voor hel einde der overslrooming in don hoofdstroom terugkeert.. Ook de krokodillen en de rivierschildpadden zijn omstreeks dezen lijd uit de diepten naar het tioebele watoi \\an hel vasteland gegaan om le paren l\'e eersten leggen hare eieren tusschon modder en slijk aan don grens der overstrooming; do schildpaddon kruipen uit hot slroomendo water naar de vijvers on moeren , van waaruit zij naar don stroom torugkoeren, zoodra de zand-eilanden weer boven water komen. Op de hoogste plokken van hol vasteland blijft het water maar onkelo dagen staan; do wateren beginnen lt;liin door de lagere plekken van don bodem weer weg te loopen, en vier oTzos weken na den hoogston waterstand treden de nu mot slijk overdekte vlakten van het woud weder uit den vloed te voorschijn gras en kreupelhout spruit in menigte uit . on de dieren, uil hooger gelegen strokon woderkeerend, nomen hunne vroègoro woonplaatsen weder in.

Gedurende het droge jaargetijde, d. w. z. van .luni tot October, waait allo dagen, ten minste in de vroege morgenuren, oen verkoelende oostenwind langs don stroom, en \'s avonds zuiveren hevige onweersbuien en plasregens de lucht. Do nachten zijn nooit zoo koud, dat de verandering van lomperatnur do verhoogde vatbaarheid der huid onaangenaam aandoet, maar w el is do

ii. II, ,,,

-ocr page 520-

DE AMAZONINSTROOM

498

naclilelijke dauw cn de nevel schadelijk; iedere reiziger moet het zich bepaald ten regel maken zich daaraan niet bloot te stollen. De nachtelijke nevels , die reeds menigmaal schipbreuken hebben veroorzaakt, heerschen vooral aan de zeekusten cn een weinig landwaarts in ; maar hoe verder men van daaraf westwaarts op het land in reist, des te beslister doet .zich hel klimaat als een vasteland klimaat aan den reiziger voor. De door het zachte schijnen van de tropische maan tooverachtig vorlichlc nachten worden helderder en klaarder, en de atmosfeer verliest hare walmende vochtigheid. De ergste plaag voor de reizigers blijven daardoor steeds die dichte zwermen van steekvliegen , van welker vreese-lijke pijn men zich in Europa moeilijk een juiste voorstelling kan maken. Wel is waar schijnen de winden eenigen invloed op de richting dezer kleine harpijen te hebben, maar het land kan toch alleen van hen bevrijd worden door vermeerderde bevolking en verminderde poelen, liij deze regelmatige gezondheid der luchtstreek , bij de gunstige gelegenheid om dezen grootsten der stroomen te bevaren , bij de rijke afwisseling van aanschouwing en ervaring die men hier aantreft, is bet te verwonderen , dat maar zoo weinig reizen op den Amazonenstroom zijn uitgevoerd geworden. De buitengewone rijkdom aan visch in dezen stroom waarborgt aan de manschap overal versch en gezond voedsel, en dat des te meer, daar de visschen uit deze rivier het van alle anderen uit de nabuurschap in smaak en gezondheid winnen. Daar bevolkte nederzettingen niet ontbreken, kan de reiziger in een doelmatig, d. i. stevig gebouwd, niet te zwaar en behoorlijk geproviandeerd vaartuig een reis door weinig bekende, zich nog schier in dim oorspronkelijken toestand bevindende streken maken mei de veiligheid en bet gemak van een Europeeschen watertocht. Een stroom, die door geen watervallen onderbroken wordt, (lie matige snelheid aan groote diepte verbindt, welks met wouden bedekte oever overal hout en kolen oplevert, en die door ta-lrijke nevenrivieren, zoo groot als de machligsten van Europa\'s stroomen , zich bijna over twee derden van hol Zuid-Amerikaan-sche vasteland uitbreidt, zulk een stroom schijnt voor de sloom-scheepvaart oen breed en schitterend veld te openen. Voorzeker, voor het tegenwoordige moet er nog met Iieel wat vijandige bc-slanddeelen gekampt worden, waaronder liet gebrek aan bevolking,

-ocr page 521-

IN DE HOOFDSTAD VAN DRAZ1UÖ.

499

aan handels-voorlbrengselen in liel binnenland, aan kapilalcn in de liooldslad des lands ijovcnaan staal. Maar welke scliillerende vooruiUiclilen openen zicli, wanneer eenmaal de oevers van den inajestueuzen slroom mei volkrijke sleden bezel zijn; wanneer de wesleiijke landen de naluurgrenzen der Andes hebben bedwongen; wanneer heirbanen, van de hool\'dslad van Peru aan den Ma-rannon al\', de Stille Zuidzee met den Allanlischen oceaan verbinden ; wanneer de nu eenzame, droefgeestige wouden weergalmen van bet geroep der schippers, die uil den Orinoco in den Ama-zonenstroom binnenvaren ; wanneer de watervallen van den Madeira bevaarbaar gemaakt, de waterstuwingen van Aquapehy en Cama-puao doorgestoken zijn ; wanneer dezelfde zeilen in vrede ontrold worden op de struomen van den stillen liio Negro, van het majestueuze Amazonengebied en ver naar bet zuiden op die van liet levensrljke La Plata. De blik van den menschenvriend rust gaarne op dii beeld eener schoone toekomst, wanneer beschaving en natuur van bet rijkste land der wereld datgene zullen hebben gemaakt, waartoe het alle vereischten in zicb bezit: een vaderland van gelukkige menschengeslaehten, bij welke arbeid en genot wederkee-rig elkanders belooning uitmaken.

IN DE HOOFDSTAD VAN BRAZILIË

Wie met de gedachte aan een nieuw, eerst sedert drie eeuwen ontdekt werelddeel levens het denkbeeld verbindt van een doorgaans en overal nog ruwe, gewelddadige en onvervvonnen natuur, die zou zich Ion minste in de hoofdstad van Miazilië, in lüo de •Janeiro, geheel bedrogen vinden : zoozeer hebben de invloeden van de kuituur en de beschaving van bel oude, gevormde Europa het karakter van Amerikaansche verwildering uit deze kolonie verdrongen en haar den indruk en den stempel van hoogere ontwikkeling verleend. Taal, zeden, bouworde en samenvloeiing van

-ocr page 522-

500

voorlbrengselen der nijverheid uil alle werelddeelen geven aan liio de Janeiro een Europeesch aanzien. Maar wal den reiziger aanstonds herinnert, dat lii.j zich in een vreemd werelddeel he-vindt. is boven alles hot bonte gewoel van zwarte en gekleurde mensehen, die hij, als arbeidende klasse, overal en terstond ontmoet, zoodra liij maar een voet aan land zet. Overigens is dit verschijnsel meer vreemd dan aangenaam. De lage, ruwe natuur dezer halfnaakte, indringende lieden kwetst het gevoel van den Europeer, die zoo pas uil zijn vaderland vol van fijne beschaving en bevallige vormen hierheen is overgeplaatst.

|{io de Janeiro, of eigenlijk S. Sebastiao, gewoonlijk kortaf Hio genoemd, ligt aan den oever van de groole baai, die nog ver naar het Noorden zich uitstrekt, liet neemt het noord-oostelijke deel in van een onregelmatig vierhoekige, aan den westelijken oever gelegene landtong, die zich naar hel noorden uitslrekl en tegen liet zuiden met hel vasteland samenhangt. De stad omval in hare grootste uitgebreidheid reeds meer dan een halve mijl. lie huizen, die naar evenredigheid niet zoo hoog en breed zijn als diep, zijn meest gebouwd van stukken graniet, of wat de bovenste verdieping betreft van hout en met pannen gedekt. In plaats van de vroeger van tralies voorziene deur- en vensteropeningen, ziet men nu reeds overal werkelijke deuren en glasramen, en de duistere, naar Oostersche wijze gesloten uitstekken hebben plaatsgemaakt voor opene balkons. De stralen zijn grootendcels met granielsleenen geplaveid , maar de verlichting laat veel Ie wen-schen over, daar die maar enkele uren des nachts door middel van voor de Maria-beelden geplaatste lantaarns plaats vindt. liij de regelmatigheid der straten wordt men aangenaam getroffen op hel zien van enkele open pleinen. De heuvels langs den noord-ooslelijken oever zijn voor een deel mei groote gebouwen bezet, vooral hel voormalige college der Jesuïten , hel kloostergebouw der Benediktijnen op den noord-oostelijken heuvel, vervolgens hel bisschoppelijk paleis en hel fort da Conceicao leveren, van zee uil gezien, een prachtigen aanblik op. Hel karakter van de bouwtrant van liio is over het algemeen nietig, eenigszins gelijkende op dien van het oudste deel van Lissabon. Onder de kerken, die noch schoone schilderijen, noch beeldhouwwerken , maar slechts rijk verguldsel bevatten , munten door goede bouworde de da

-ocr page 523-

tN DK HOOFDSTAD VAX DUAZII.lë.

Candelaria en de S. Francisco de Paolo uit, cn door liaar iioogc ligging de da nossa Senliora da Gloria, liet sclioonsle cn doelmatigste gedenklceken der oudheid echter , dal llio bezit, is de in 1740 voltooide waterleiding, een navolging van het in zijn soort cenige werk van Johan V in Lissabon. Door hooggewelfde bogen wordt het van den Corcovado afgeleide drinkwater naar de fonteinen in de stad gevoerd. De grootste dezer fonteinen, oj) hel resi-denlie-plein vlak bij de haven gelegen, voorziet de schepen van water en is steeds door een menigte matrozen van alle nationaliteiten omringd. In een zoo heete en volkrijke stad is de aandacht der regeering mei volle recht op een rijkelijken aanvoer van koel drinkwater gevestigd ; maar de verspreiding er van door morsige negers, die hel in open vaten o( kruiken soms uren lang aan de zon bloolgesteld Ie koop aanbieden , verdiende door de gezond-heids-politie belet ie worden.

De baai van liio de Janeiro, een van de schoonste en ruimste havens der wereld en de sleutel lol bel zuidelijk deel van Brazilië, is door de Porlugeezen , toen zij hier nog heer en meester waren , geruimen tijd zeer zorgvuldig versterkt. De plotselinge inneming der stad door de Franschen onder Duguay-Trouin (1710) heefl misschien wel hel eerst de noodzakelijkheid van zulke versterkingen doen inzien. De ingang wordt, hoofdzakelijk verdedigd door de vesting de S. Cruz, die op een oostelijke landtong aan den sleilen berg l\'ico gebouwd is en door de daartegenover liggende batterijen van S. .loao en S. Theodosio. De door die beide punten gevormde engte, die maar 5000 voel breed is, wordt bovendien bestreken door de kanonnen van een fori op hel kleine , bijna midden in den ingang gelegene rotseiland llha da Lagem.

Bij een handelsverkeer van zulk een uilbreiding als hel tegenwoordige, is hel natuurlijk, dal oen reiziger overal levendige werkzaamheid cn handelsbezigheid aantreft. Vooral de haven, de beurs, de marktpleinen en de stralen, die hel dichtst aan zee gelegen, meest met Kuropeesche winkels zijn voorzien, zijn steeds vol gewemel van kooplieden, matrozen en negers. De verschillende talen der dooreenwoelende menschenmassa van allerlei kleur en kleeder-drachl; het afgebroken, telkens terugkeerend geschreeuw, waaronder dc Negers hun lasten aan staken been- en weerdragen, de daartusschen krakende lonen van een logge ossenkar op twee

501

-ocr page 524-

502

wielen, die lot goederenvervoer door de stad dienl; hel veelvuldig donderen der kanonnen van de kasteden en van de uit alle dee-len der wereld binnenloopemie schepen ; eindelijk het geknetter der vuurpijlen, waarmede de inwoners bijna dagelijks, reeds van \'s morgens vroeg af, hunne godsdienstige feesten vieren, — dit alles vereenigt zich lot een verward, nooit vernomen, den daaraan niet gewonen vreemdeling in verwarring brengend geluid.

Verreweg liet grootste gedeelte der bevolking van Rio de Janeiro bestaat uil Portugeezen ol\' hunne nakomelingen, zoowel van blanke als gemengde kleur. Oorspronkelijke Arnerikaansche inwoners zijn hier bijna niet le zien. Zij vermijden de slad zooveel mogelijk en verschijnen slechts uiterst zelden en toevallig, aan trekvogels gelijk, in het hun zoo vreemde gedruisch.

Wie niet zelf de betoovering heeft ondervonden, die stille, door maanlicht verhelderde, nachten hier op den reiziger uiloefenen , die kan, ook door de best geslaagde schildering niet, lol de gevoelens en gewaarwordingen gebracht worden, die een zoo wondervolle natuur in hel gemoed van den aanschouwer opwekt. Een zachte, doorschijnende neveldamp ligt over de gansche streek. De maan slaat helder schillerend lusschen zware, vreemd gegroepeerde wolken, de door haar licht bestraalde voorwerpen steken met heldere, scherpe omtrekken uil, terwijl een tooverachtige schemering de beschaduwde plekken voor hel oog schijnt le doen verdwijnen. Nauwelijks ruischt er een koeltje, en de nabijzijnde mimosa\'s hebben haar bladeren lot slapen saamgevouwen en slaan rustig naast de duistere kronen der manga, der jaca en der geurende jambos. 01\' plotseling steekt de wind op en de sappelooze bladeren van den acaju beginnen le ruischen; de bloesemrijke grumyama en pilanga bedekken den grond met een welriekend sneeuwkleed ; de toppen der majestueuze palmen wuiven langzaam heen en weder over hol slillc dak , dat zij , zinnebeelden eener vreedzame en stille nalutirbeschouwing, overschaduwen; de schelle tonen van krekels en vorschen klinken daarbij voortdurend en doen door hare eeninnigheid in zoete droel\'geesligheid verzinken. Hij na onhoorbaar murmelt daarlusschen een beekje bergal-waarts , en de macuc roept als het ware om hulp uit de verte, met zijn op i\'en rnènschenslem gelijkend geluid, leder obgenhlik waaien or andere balsemgeuren, en steeds afwisselend openen

-ocr page 525-

IN DE HOOFDSTAD VAN IIRAZILlë. 50.i

andere bloemen in den naclil hare kelken en benevelen bijna door de kracht van lianr welriekenden geur. Terwijl de stille plantenwereld, door de heen- en weer zwermende glimwormen als met duizend zich bewegende sterren verlicht, door haar balsamieke uitstortingen den nacht verheerlijkt, schitteren aan den gezichteinder onophoudelijk vurige bliksemstralen , die het gemoed in blijde bewondering naar de sterren opvoeren, die, plechtig en stil aan het (irmament over vasteland en oceaan pralend, de ziel verrijken met voorgevoelens van wonderen van hoogeren aard. In het genot van zulke vreedzame, tooverachtig werkende nachten, gedenkt de kortelings hierheen getrokken Europeaan met heimwee aan zijn vaderland zoolang, totdat eindelijk de rijke natuur der keerkringen hem lol een tweede vaderland is geworden.

Kio de Janeiro slaat in het algemeen, evenwel ten onrechte, als eene der ongezondste steden van Brazilië bekend, liet klimaat is heel en vochtig, wat groolendeels door de ligging veroorzaakt wordt, terwijl een hoog, met een dicht woud bedekt gebergte, de nauwe ingang en de vele eilanden der baai quot;de vrije werking dei-winden beletten; evenwel zeer snelle , voor de gezondheid zoo schadelijke afwisseling van temperatuur treft men hier niet aan. Vochtige, koude winden, die lichte aandoeningen van rheumaliek veroorzaken, zijn inlusschen niet zeldzaam. Ofschoon de moerassige, lage plekken aan de zeekant tijdens de eb een onverdrage-lijken stank verspreiden, zoo blijven zij, wat zeer gelukkig voor de naburige bewoners is, toch niet lang genoeg door hel water onbedekt , om door hare rottende uitwasemingen inheemsche koortsen te doen ontstaan. Ook geeft hel voedsel der lagere volksklasse wéinig aanleiding lol ziekten. Hel Mandiocca- (Cassava-) het Maïs-meel en de zwarte boonen, die meestal met spek en gezouten, in de zon gedroogd, rundvleesch gekookt worden, maken de hoofdbeslanddeelen uit van hun wel grof en zwaar le verteren, maar bij sterke lichaams-inspanning en hel genot van wijn of brandewijn, toch gezonden kost. Visch gebruikt men hier niet zooveel als aan de noordelijke kusten. In heele landen, waar de spijzen spoediger aan bederf zijn blootgesteld, schijnt het gebruik van visch altijd in gelijke verhouding met de traagheid, de armoedi\' en den aanleg tol ziekten bij hel volk toe- en af te nemen : de diepste ellende vonden wij op onze reizen daar, waar de bewo-

-ocr page 526-

HEN ZtilD-AMHRIKAANSCII WAl\'KX.

ners uilsluilcnd lol hol elon van viscli bepaald waren. In den middelsland der burgers van Uio gebrnikl men naar evenredigheid niel veel dierlijk voedsel, daar men tevreden is mei de voorlrell\'e-lijke vrucblen en mei de uit Minas ingevoerde kaas, die cvenalgt; de bananen op geen tafel gemist wordt. Zelfs tarwebrood eet (!lt;■ Braziliaan maar zelden. Wat de gezondheid der inwoners van een zoo warm land vooral te stade komt, is, boven en behalve de eenvoud der liraziliaansche keuken, hun prijzenswaarde matigheid aan tafel. De Braziliaan eet weinig van zijne weinige schotels ; hij drinkt groolendeels water; bovendien gebruikt hij alles niet de grootste regelmaligheid , waarbij hij die strenge orde volgt , die hier tusscheu de keerkringen in alle natuurverschijningen zichlbaar is. \'s Avonds gebruikt hij zeer wijselijk bijna nooit iets; hoogstens drinkl hij een kop thee, of bij gebreke daarvan kollic ; tegen den nacht mijdt hij vooral het gebruik van verkoelende vruchten. Slechts zulk een levenswijze , in over-eonsleinming met tien aard van hol klimaat, bewaart hem voor vele krankheden , waaraan een nieuw aangekomene zich uit licblzin-nigheid of onwelendheid bloolslell. Vóór alle dingen zij hel dus een vreemdeling geraden, een zelfde levenswijze als de Brazilianen Ie volgen : /.ich noch door beweging in de open lucht op den warin-slen lijd van den dag, wanneer dan ook niemand zich op straat vertoont, aan eeti doodelijken zonnesteek, noch bij den nachle-lijken dauw aan de gevaarlijke gevolgen van te sterke afkoeling bloot te stellen.

i;i;n zuid-ammki kaanncu waimiv

Alle officieren, dir in het Zuid-Amci ikaansche leger gediend hebben, alle reizigers , die de Lianos van Golumhii», hel vlakke land van Peru, de hreede dalen van tiliili of de Pampas van Uio de la 1\'lala bezocht liebhen, spi eken mei de levendigste bewondering van dc gemakkelijkheid , die de inboorlingen dier landen hij bot gebruik van den lazzo ten loon spreiden, en velen gingen in hun

-ocr page 527-

I\'.liN\' /.Ö1I)-AMKUIK \\ WSCII WAPKN\' 505

voorliel\'de en hun gecsldrift voor dit, wapen zoover, dal zij do invoering er van bij de Ru ro pose he legers aanbevalen.

Men moet echter niet zóó het beschouwen , alsof dit werpwa-pen -- om er dezen naam nu mitar eens aan Ie geven — alleen aan de inboorlingen van Zuid-Amerika eigen is. De oudste overleveringen leeren ons , dat de bchoelten dor menscben in rnaal-scbappeüjkcn toesland altijd dezelfde waren, en dal dus ook de middelen om in die behoeften te voorzien op elkander geleken. Onder een herdersvolk moest in vroegere lijden bel gebruik van den lazzo van evenveel belang zijn, als pijl en boog hel was voor die stammen, die alleen van de jacht leefden. Zoo weten wij, dat hel gebruik van den In/zo sedert onheugelijke lijden bekend was bij de zwervende stammen van Midden-Azië , en ook nu nog treft men hem aan bij de reizende stammen in de Ukraine, in Moldavië en in Wallachije, ja zells in Hongarije, waar men met dit werktuig de in het wild rondzwervende paarden opvangt. Do Tschiko\'s of paardherders leggen bij deze zaak een bewonderenswaardige behendigheid aan den dag : met een lange, losjes opgerolde lijn in de bami , aan welker eene einde zich een strik bevindt , naderen zij voorzichtig het zeer schuwe dier lol op -0 of 30 schreden, en werpen dan den strik zoo juist, dat die ineens om hel paard zijn bals zit, waarna het op den grond geworpen, gebonden en aan de kooplieden overgegeven wordt.

Om den hoogen ouderdom van den lazzo te bewijzen , hebben wij slechts Herodotus aan te halen. In zijn opsomming der verschillende volkeren , die hel onder Xerxes invallende leger uitmaakten , gedenkt deze geschiedschrijver ook de Sargaten , die 8000 man ruiterij in het veld brachten en zich aansloten aan de Perzen , die de kern van hel leger uitmaakten. «Het is een nomadenvolkquot;, zoo schrijft hij , «Sargaten gebeetcn, onderworpen aan de Perzen , wier taal zij ook spreken : zij hebben intusschen een zeer eigenaardig gebruik. Zij dragen geen wapens, noch koperen, noch ijzeren, behalve dolken: alleen zij gebruiken lange snoeren , uit gedraaide riemen van dierenhuiden vervaardigd , welke snoeren aan bel uileinde met open- en toegaande strikken voorzien zijn, die zij in bet, gevecht naar den vijand slingeren. Die strik mag nu op man of paard vallen, de Sargaal trekt zijn slaclit-offer naar zich toe en doodt hel.quot;

-ocr page 528-

50\'; EEN ZIJin-AJIKniKAANSCn WAPEN.

Dovenslaand, 450 jaar v. C. geschreven, bericht past letterlijk op de tegenwoordige Gaucho\'s, de bewoners van een land , wellis bestaan ten tijde van Herodotus en vele eeuwen later nog niet bekend was. Men treft bij de Gaucho\'s tweeërlei soort van dit slingerwapcn aan: den Bolas en den eigenlijken Lazzo. liet eerste wapen beslaat uit drie looden kogels , die aan drie verschillende riemen, elk ongeveer drie voet lang, worden vastgemaakt; deze riernrn zijn aan het boveneind aan elkander verbonden ; gewoonlijk werpen zij er mede en hel troi\'t zeer juist; wanneer een Gaucho oen stuk wild achtervolgt, slingert hij, op ongeveer 90 voet al-slands van bet wild gekomen, den Holas horizontaal hoven zijn hoold in de rondte. Heelt hij hem zoo de noodige kracht gegeten, dan laat hij zijn wapen los, dal, nooit zijn doel missend, zich om do voeten van het vluchtende dier slingert en het op den grond sverpt.

Op deze wijze werd generaal Paz in de Pampas gevangen. Door eene afdeeling kavallerie van Huenos Ayres overvallen, bad de generaal nog tijd genoog een snellooptind paard te bestijgen ; in ieder ander land zou hij het nog wel ontkomen zijn ; maar een (laueho zelte hein achlerna, wierp zijn nooit missende liolas om de voeten van het paard des generaals, zoodal, liet nederstortte en nam zijn horijdor gevangen.

De Inzzo bestaat uit onderscheidene, zeer dunne lederen repen, die, evenals het snoer van een zweep, samengevlochten zijn. Aan het eene einde bevindt zich een kleine ijzeren ring, waar, wanneer de lazzo zal geworpen worden, het andere einde van het snoer doorheengehaald en zoo een strik gevormd wordt. De lengte bedraagt, naarmate hij te voel ol le paard gebruik! worden moei, tussclien de quot;24 en .U) voet. In het laatsle geval is hij stevig aan den zadel vaslgemaakt, en wordt hij , even als de liolas, horizontaal oin het hoold geslingerd, liet paard moet zoo goed gedresseerd zijn, dat liet, zoodra de worp geschied is, zich omwendt om den strik toe te halen. Ken krachtige arm, een snelle en zekere blik zijn onmisbare eigenschappen voor een goed^gebruik van den lazzo , en deze kunnen slechls door langdurige oefening van de vroegste jeugd af aan verkregen worden. Heeds om deze oorzaak is Ik t niet ligl mogelijk, dal de lazzo in de l\'Turopesc he legers ingevoerd wordt. Ook vindt men in Kuropa bezwaarlijk een land-

-ocr page 529-

507

streek, verbonden mei zulk een levensmanier als in Zuid Amerika hel geval is, waar de invoering van den lazzo werkelijk nul zou kunnen aanbrengen, terwijl hij voor de bewoners van de Pampas een onmisbaar werktuig is. Zoodra de Gauchoknaap gaan kan , ziel men hem reeds met zijn bolas naar de bewoners van den hoenderhof gaan , om te beproeven ol\' hij ze raken kan, terwijl de volwassenen met hun lazzo tegen de talrijke zwermen watervogels optrekken , die aan de oevers dor stroomen hun voedsel vinden.

Toen het uil 5000 man beslaande l\'orlugesche leger onder generaal Lo Cos in het jaar 1817 van Hio grande do Sul naar Monlevidoo oprukte , werd hol op zijn marsch over de vlakte letterlijk door üaucho\'s belegerd. Verscheidene van de bereden officieren aan hel hoofd en de zijdon dor kolonues werden door lazzo\'s gevangen, en zonder do hulp van een afdeeling kavalerie van Riogrande, die aan deze wijze van oorlogvoeren gewoon was, had de ganscho legorafdeeling eeno rugwaarlscho beweging moeten maken. Ofschoon de Portugezen meester van Montevideo waren, konden zij toch niet meer van het land in bezit houden dan door hunne kanonnen bestreken werd, wanl de Gaucho\'s overvielen hen tol aan de poorten van de vesting, en dwongen do Portugezen al hunne benoodigd-heden over zee Ie laten komen. In Colonia del Sacramenlo , dal eveneens door de Portugezen bezet was, vond men verscheidene morgens achtereen, dal oen schildwacht, die bij een aarden wal met schietgaten op post stond, gedeserteerd was. De kommandant was maar niet in staal zich van deze omstandigheid rekenschap te geven, en dat dos te minder, daar er volstrekt geen geest van deserteeren onder zijn troepen heerschic. Hij koos toen een inlandsch soldaat van erkende dapperheid en beproefde trouw lol schildwacht op dozen post, en gaf hem het strenge bevel op alios wal naderen zou le vuren. Nauwelijks brak de morgenschemering aan of de schildwacht zag uiet ver van zijn post een los paard loopen grazen. Overeenkomstig hel ontvangen bevel gaf hij vuur en legde hol dier neder; hij laadde op nieuw zijn geweer on loon hij naar hel gedoodo paard keek, zag hij een man, die langs don grond voortkroop : Hij schoot op nieuw, en een kreet zeide hem, dal hij goed golrolTen had. Nu was het geheim opgelost ;de gedoode Gaucho had zich iederen morgen onder den huik van

-ocr page 530-

508 EEN IIEZOEK AAN HE PAMPAS HER AnOENTIJNSCIIE REPUDUEK.

zijn paard gebogen en was zoo den schildwachl genaderd ; als hij er dan diclil genoeg bij was, sprong hij plotseling op den rug van het dier, vvachtle tol de sciiildwaclit aan een van de schietgaten voorbijkwam, wierp zijn lazzo , trok den soldaat naar zich toe en voerde hem gevangen mede.

De voornaamste moeieiijkheid bij het gebruik van den lazzo ol den holas bestaat hierin, dat men zóó goed moet kunnen rijden, dat men in vollen ren en terwijl men zich plotseling omwendt, de werktuigen om het hoofd slingeren en tevens goed mikken kan. Te voet kan men de kunst desnoods nog vrij goed leeren, maar te paard dat is iets anders. Toen ik—zoo verhaalde de natuuronderzoeker Darwin — op zekeren dag voor mijn vermaak uitreed en de ballen om mijn hoofd slingerde, trof een vrije •belas bij toeval een struik, en daar zijn draaiende beweging op deze wijze gestremd we^d , viel hij terstond op den grond en draaide, als door tooverwerk, om het achterbeen van mijn paard. De andere bal werd uit mijn hand gedreven en liet paard was goed en wel gevangen. Gelukkig was het een oud, ervaren dier; anders zou bet waarschijnlijk nel zoo lang getrappeld hebben, totdat het zich zelf op den grond geworpen had. De Gaucho\'s lachten zich bijna dood, en riepen, dat zij wel allerlei diersoorten hadden zien vangen, maar dat zij nog nooit een menscli het zich zelf hadden zien doen.

KEN IIEZOEK AAN I)E PAMPAS DER ARGENTIJNSCHE

REPUBLIEK

Met Amerikaansche vasteland wordt in hel zuiden door de straat van Magcllaan begrensd ; in het westen verheffen zich de Andes van Chili in de nabijheid van den grooten Oceaan, met welks kusten zij evenwijdig loopen. liet land ten oosten van dezen bergketen lol aan Uruguay, Paraguano en de Atlantische wereldzee is Argentijnscli gebied. In het noorden maken Paraguay, Gran (\'.haco on Bolivia de grenzen uil. In deze uitgestrekte Argentijn-

-ocr page 531-

HEN BEZOEK AAN DE PAMPAS DEK AHGENTUNSCHE REI\'ÜBUEK. 60!)

sclie streek zijn wijd uitgebreide doelen land, voornamelijk aan dc grenzen, die zonder eenige inheemsche bevolking zijn. Op onderscheidene bevaarbare slroomen is nog nooil een boot gezien. .luisL die al Ie uilgeslrekle oppervlakte is liet ergste en ongelukkigste noodlot voor die staten. Bijna van alle kanten zijn ze door woestenijen ingesloten. De woestenij dringt lot bijna in haar ingewand door, en onbewoonde landstreken vormen de scheidslinie lusschen de verschillende provinciën. Onafzienbare vlakten, dichte wouden, groote stroomen kenmerken het land. Dc horizont is onzeker; in kleurige wolken en lichte dampen vlooit de gezichlein-der mot hemel en aarde ineen ; men weet niet, waar dc laatste ophoudt en de eerste begint. In het Noorden, zoowel als in bol Zuiden liggen Indianen op hun loer; als \'s nachts dc maan schijnt, stormen zij uit hun schuilhoeken Ie voorschijn, en, als een troep hyena\'s, overvallen zij herders en kudden. Van tijd tot tijd trekken karavanen cn wagens dooi- do Pampas. Zij houden rust: de manschappen legeren zich om een vuur en houden daarbij onwillekeurig den blik naar bet Zuiden gericht, liij het minste ge-ruisch, als de wind bet dorre gras beweegt, tuurt do aanvoerder in den duisteren nacht naar buiten, om Ie verspieden, ol\'er soms een troep Indianen in de buurt is, of er soms een plotselinge aanval dreigt. Zijn oor boort niets verdachts. Zijn oog kan het dikke duister der woestenij niet doorboren ; maar de reiziger is daardoor niet gerustgesteld, en, om zich zooveel mogelijk zekerheid te verscbalïen, dat alles rustig is en veilig, let hij nauwkeurig op de ooren van zijn paard, of die zich ook bewegen, of die wel achterover hangen. Is dit laatste het geval, dan weet hij, dat er voor het oogenblik ten minste geen vijand in de buurt i-s.

Maar de reiziger moet niet alleen togen de wilden op zijne hoede wezen, want ook tijgers en slangen kunnen hom gevaarlijk worden. Het leven in do vlakte is aanhoudend onzeker; de menschen zijn daaraan gewoon geraakt; daardoor is inhetargen-tijnsehe karakter oen zekere stoïcijnsche koelbloedigheid, ook in het aangezicht van een plotsclingen, gewelddadigcn dood ingeprent. Do mensch moet toch eenmaal sterven, onverschillig op wat manier; zoo denkt de Argentijn, en in hot algemeen is het hem vrij wel onverschillig boe men sterft. Ook op de overlevenden maakt de dood geen diepon indruk.

-ocr page 532-

510 EKN\' liEZOEK AAN UK PAMPAS DHR ARQENTUNSCHE REPLJBLIHK.

Hol bewoonde deel van dil groote land, dal zeer verschillende klimalon in zich beval, moet onderscheiden worden in drie ver-sidiillende doelen , on in ieder dezer deelon hebben ook de bewoners een eigenaardigon slompol. In hel noordelijke deel, dal in üraii-Ghaco vervloeit , beslaan ondoordringbare struikgewassen een onmetelijke oppervlaklo. De slroek in hel midden vorrnl eencn mei hel noordelijk deel evenwijdig loopenden gordel, en daarin wisselen boomlooze vlakten (Pampas) met houtgewas al\'. Op verscheidene plaatsen hooit het. woud do overhand, dal eindelijk in lang, stekelig heidekruid overgaat, maar weer te voorschijn komt zoodra de rivieren den groei dor boomon begunstigen. Ton laatste blijll naar het Zuiden heen do overwinning onbetwistbaar aan de Pampas, on nu is alles vrije, opene , onafzienbare vlakte, gelijk aan oen Oceaan midden in het vasteland. Kon kenmerkende eigenaardigheid van dit land vormt, men kan wel zeggen, de opeen-hooping van bevaarbare wateren , die van allo hemelstreken al-komende naar den geweldigen La Plata stroomen. Maar deze heerlijke verbindingswegen, die de natuur geschapen heelt, hebben langen tijd op hel leven en drijven der inwoners zoo goed als geen invloed uitgeoefend. De nakomelingen der Spaanscho gelukzoekers, die voor eeuwen dit land in bezit namen, koesteren een waren afschuw van alles wat scheepvaart heel, en beschouwen een bark of een sloep als een gevangenis. Zij trekken eon rivier niet door middel van oen boot of een pont over , noen zij sturen hun paard er in, en zwemmen, zich aan den staart, vasthoudend of op den rug van het dier fittende, naar het naaslbijzijnde eiland. Daar rusten zij uit , bereiken kort. daarop op dezelfde wijs oen ander eiland , en zoo gaat hel voort, tot dat de andere oever bereikt is. Zoo versmaadt de Gaucho (welke naam Gaut-scho wordt uitgesproken) zoo versmaadt de argentijnsche Pampasbewoner den grootsten zegen , waarmede een milde natuur het land begiltigd heeft. De stroom is voor hem geen band van onderling verkeer, geen levenwekkende ader, mapr een hindernis, die zijne vrije beweging belemmert. Voor hem ligt daar hot heerlijkste rivierstelsel zonder nul, voor hem zijn de Vermejo, Pil-cornayo, Parana, llio Grande en Uruguay zoo goed als dood. Wat er van scheepvaart wordt aangetroffen , getuigt van bedrijvigheid niet der Argentijnen maar der buitenlanders. De Spanjaarden

-ocr page 533-

KUN DliZOKK AAN Dli PAMPAS ÜKH AUUKNTIJNhOHl. HEPUIiLtEK. 51 1

hebben nu oenniüiil niet die inwendige zuclil voor en drang naar scheepvaart, die den Germaanschen volken in hel. bloed zit. In de Pampas heerscht eenvormigheid , lot zelfs in de gebergten toe; slechts San Luis en Cordova hebben enkele hooge punten , en iu het noordelijke deel zenden de Andes eenige takken naar het Oosten uit. In dit alles ligt een beginsel der eenheid en samenhang voor die natie, welke eens die eenzame streken bevolken zal. Het karakter van het land /.elf dringt aan de Argen-tijnsche republiek die ondeelbare eenheid op,

Op de ruime vlakten, die in eene uilgebreidheid van meer dan 400 uren gaans zich van Salta naar Buenos Ayres en van daar weer naar Mendoza uitstrekken, kunnen beladen wagens rijden, zonder ergens op een natuurlijken hinderpaal te stooten. lJu mensch behoeft niets te doen als hier en daar wat baan te rnaken door het wegruimen van boomen en struiken. .Met zeer geringe moeite laten zich voortrellelijke verbindingswegen maken; de natuur heelt daar alles toe voorbereid, zij behoeft maar wal geholpen te worden. De karavanen-aanvoerder in de Pampas heelt zijne eigenaardige gewoonten, uitdrukkingen en kleoderdracht; hij onderscheidt zich van de andere menschenkinderen, zooals de zeeman van den landbouwer. De Capalaz gelijkt op de aanvoerders der Aziatische karavanen. Ook hij moet een ijzeren wil en een vastberaden karakter hebben, om zich tegen vrijbuiters te verweren. Hij duldt geenerlei wederspannigheid. Bij het geringste teeken van ongehoorzaamheid onder zijne lieden, de drijvers {Peons), grijpt hij naar zijn met ijzer beslagen zweep (chicole) en laat die onbarmhartig spelen. Tegenover een wederspanneling grijpt de Capalaz ongaarne naar zijn pistool : hij stijgt liever van zijn paard af; trekt zijn mes, dal hij met bewonderenswaardige behendigheid weet te hanteren, en handhaaft daarmede zijn invloed en gezag. Nooit wordt van welke zijde ook verhaal gezocht, wanneer een mensch door de hand van een Capalaz is gevallen, want men neemt eenstemmig aan, dat hij door wettelijk gezag om het leven kwam. Heeds in dergelijke bijzonderheden treedt de geweldigheid aan den dag. die voor het Argcntijnscheleven zoo vol beteekenis i;-: do macht des sterkeren geldt; de bevelhebber is geen verantwoording schuldig, of wat men daaronder verstaat, zonder zich met heen en weer praten in te laten , zonder aan vormen gebonden le zijn.

-ocr page 534-

KI3N HKZOUK AAN OK PAMPAS DKU AKGKNT JJNSCIJE UI\'I L\'llMKK.

Do wogonkaravaan is steeds gewapend, op iedere kar rekent men een geweer, soms ook wel twee; menigmaal voert men ook een klein sUikjc geschut mede, dat opdealliiit draaien kan en op den voorsten wagen slaat. Wanneer de Indianen een aanval doen, zet men de karren in een kring bij elkaar, en deze saan^ebonden\' wagenburg\' bietll in denregel voldoende hescberming. Daarentegen willen iniiilditM\'kaiavanen niet zelden dezen Aftierikaanschen Be-doiiïnen in handen.

Alle Argentijnsclie provinciën, met uitzondering alleen van San Juan en iMeiuloza , leven in de ruimle van de opbrengst barer kudden, rucnman beel\'l bovendien een weinig landbouw, liuenos Ayres hezil inillioenon sluks hoornvee en schapen, daarnevens echter ook eeu uitgebreiden handel: bet is een groote stapelplaats en onderscheidt zich daardoor wezenlijk van de overige steden. In de Argcntijnsclie Pampas zijn geen zwervende stammen : de herder bezit, den grond, dien zijn vee afweidt, in eigendom; hij woont op een plaats, die onbetwislbaar hem toebehoort. Maar hij ieelt op zi( li zel\\en . opdat de herder op zijn eigen grond kunne wonen, is het onvennijdelijk, dat de samenleving wordt opgelost, of liever, onder zulke omstandigheden, kan zich geen samenleving vormen. Want de lamiliën leven heinde en ver over eene uilgestrekle vlakte verspreid en van elkander verwijderd. Men (leuke zich een ruimte van een of twee duizend vierkante mijlen, /e is bewoond, voorzeker; maar bel eene buis is van dat van den naasten huurman minstens twee of drie, zeer vaak acht of tien uren verwijderd. Van waar zal hij zulke gegevens vooruitgang en ontwikkeling komen, daar bovendien iedereen veeboeren niets anders is. Op zich zelf kan een veebezitter ontegenzeggelijk een ontwikkeld man zijn ; bet is bij voorbeeld mogelijk , dal hij in zijn eenzaamheid een nel huis bouwt. Maar ook. dan is en blijft hij alleen, op zich zelf; onderlinge wedijver ontbreekt, zijn voorbeeld vindt geene navolging. Zulk een veeboer (eslanciero) gevotdlniet, zooals de stedelingen, de behoefte, om voor het uitwendige betamelijk of net op te treden, want bij, komt met niemand in aanraking, tenzij dan met zijns gelijken. Hij moet zich menige ontbering getroosten , en dit gebruikt hij ter veronlschuldi-.-ing zijner traagboid en nalatigheid. Alles krijgt een ruwen, on-beschaafden vorm Gezellige verhoudingen beslaan niet; er zijn

-ocr page 535-

EEN BEZOEK AAN DE l\'AMi\'AS UEIt AÏIGBNTIJNSCIIK HEI\'IJIll.IKK. .013

enkel op zich zelfstaande huisgezinnen, maar er is geen samenleving.

Onder zulke omstandigheden wordt ook eene eigenlijke regeering onmogelijk. De gemeente ontbreekt en hoe zullen dan de armen der gerechtigheid zich van den misdadiger meesier maken ? Met betrekking lot het maatschappelijke leven is er op ganseh de wijde wereld moeielijk iets denkbaar, dat meer verward is, dan de toestanden in de Argentijnsehe republiek. De Indianenstammen in de Pampas zijn maatschappelijk sterker onderling verhonden dan de gaucho\'s en estanciero\'s. Deze hebben geen res pnblica (gemeenschappelijk belang); bij hen is, wij berhaien het nogmaals, vooruitgang bijna onmogelijk. Waar moet, om maar iels te noemen, de school gevestigd zijn ? De huisgezinnen leven vele uren van elkaar verwijderd ; wie moei aan de kinderen onderricht geven 7 Sarmiento deelt mede, dat hij in het jaar 1826, toen bij zich in de woudstreek van San Luis ophield, zes jonge mannen les in het lezen gaf, allen uil welgestelde gezinnen gesproten , en dal de jongste scholier tvyee-en-twinlig jaar oud was! Onder zulke omstandigheden is boogere vorming onmogelijk ; de onbeschaafdheid wordt regel, en men mag van geluk spreken , wanneer in de huiselijke gewoonten en gebruiken een zedelijke kern zich blijvend gelden doet. Dat de godsdienst bij zulk een verbrokkeling en oplossing van hel gemeenschapsleven te kort komt spreekt van zelf. De estanciero is van den kerkdijken godsdienst min of meer vervreemd ; bij heeft zich een godsdienst op zijn eigen hand gemaakt. Christendom en Spaansche laai vindt men nog wel is waar, maar als een overlevering, die zich voortplantte zonder onderwijs; èn eerdienst én geloolsoverluiging zijn verdwenen, maar bet bijgeloof heeft des te dieper wortel geschoten Op alle ver van de steden gelegen landgoederen komt bet vaak voor, dal kooplieden, die van San Inan naar Mendoza komen . uilgenoodigd worden de kinderen le doopen en deze kinderen zijn dikwijls een jaar oud en daarboven. Menige priester heeft knapen van hun paard getild en hun dan tien doop toegediend.

De vrouw voert bet opzicht over hel huis. maakt het eten gereed, scheert het wolvee. melkt de koeien, maakt kaa-. vervaardigt grof lijnwaad ol stol\' uit boomwol, llovendien hebben de vrouwen allerlei bezigheden en zij mogen van geluk spreken . als de man zich de moeite geeft een weinig mats te planten. D; ood

B. 11. \' SU

-ocr page 536-

ni;

KKV I1K/0KK AAN l)K PAMPAS DER AUOENTUNSCHK liliPUHLlKK.

wordt, over hel algemeen niel gegeten, De knapen oefenen zich zeer vroog in liet gebruik van hel vangsnoer en de werpkogels tegen kalveren cn geilen, en worden te paard gezel, zoodra zij maar op hun voelen slaan kunnen. Zoodra zij wal opgegroeid •4)11, loopen zij in het veld rond of oefenen zich in hel rijden. De jongeling temt veulens en rijdt wilde paarden af. Dal is een gevaarlijk sluk werk , want zulk een ruiter is een prooi des doods , zoodra hij ook maar een enkel oogenblik niel oppast. De bewoner der Pampas is een volkomen onafhankelijk wezen en leeft in lediggang. Als man treedt de Gaueho hel openbare leven in , ten minste in zoover daarvan sprake kan wezen. Aan deze lieden is niets Spaansch meer als de taal en wal er nog hier en daar van liet. Christendom is blijven hangen. Men moet hen met eigen oogen hebben gezien, om het trotsche, ontembare karakter te kunnen begrijpen , dal zich bij deze men-schen in die wilde natuur openbaart: krachtige geslallen met vollen baard en ernstige gelaatsuitdrukking. Zij zijn vol van de diepste verachting voor menschen , die in de stad hun vreedzame zaken drijven, die misschien heel wal boeken hebben gelezen. maar in de verte de kunst niel verstaan een wilden stier te vangen of een ontembaar paard te berijden, zulken die zeker nooit oog in oog streden mei een tijger. Dal doel hij, de Gaueho : hij wikkelt zijn panclio 0111 zijn linker arm, steekt die hel beest in den muil en jaagt hem zijn mes in het lijf. liij is gewoon over eiken tegenstand te zegevieren ; in den strijd met de natuur boven te blijven, en haar te trotseeren zelfs. Daardoor versterkt, hij ten krachtigste zijn persoonlijklieids-bewustzijn: hij staat altijd en overal op zijn eigen beenen.

De Gaueho erkent niemand op aarde als boven hem slaande; de Europeaan komt hij hem eerst in de laatste plaats, want hij is geen goed ruller. In de wetgevende vergadering te liuenos Ayres sprak generaal Mancilla, gedurende de eerste blokkade: ■Wal zullen die Kuropcanen tegen u kunnen uitrichten, van die lui, die niel eens een heele nacht doorgalofipeeren kunnen?quot; Mn hel volk betuigde op dat gezegde juichende en in de handen klappend zijn bijval. De Gaueho heeft een onoverwinnelljken afkeer van ontwikkelde menschen: hij kan hun kleeding, noch huii zeden, noch hun levenswijze uitstaan. Alle physische eigenschap-

514

lt; !

)

lt;

I \';f \\

) ■ ■ \' i P i U

i. ■, i

\' ifc i

\'|

i

1

-ocr page 537-

PERU. DEÜi.DEN UIT HET VOLKSLEVEN. 515

pen van den mensch zijn bij den Gaucho ten hoogste ontwikkeld, maar des te minder de moreele. Hij is krachtig, trotsch, sterk, maar heeft nooit eenig onderricht van wal soort ook genoten. Zijne beiioelten zijn weinige; hij is gelukkig in zijne armoede, wijl li ij geene andere genoegens kent ais die, welke altijd binnen zijn bereik zijn. Te werken belioell hij niet, want zijne kudde geeft hem kleeding en voedsel cn hel toezicht houden over het vee levert hem geen bezwaar op. De druivenoogst is een vroolijke lijd voor den wijngaardenier; maar voor den Gaucho is er geen heuchelijker dag dan die , waarop het vee gemerkt wordt. Uan komen de eslanciero\'s van op twintig uur afstands aangereden en wedijveren met elkander wie het behendigst den vverpslinger han-leeren kan. De Gaucho rijdt op zijnen voortreftelijkslen harddraver langzaam tot in de nabijheid van de plaats, waar het merken plaats vindt; hij houdt op eenigen afstand stil en kruist, om gemakkelijker toe te kunnen zien, zijne beenen over den hals van zijn paard. Zoodra opgewondenheid zich van hem meester maakt, stijgt hij af, rolt hij zijn vanglijn uit elkaar en slingert die bliksemsnel naar een misschien veertig schreden van hem verwijderden stier, orn wiens poot de lijn zich slingert. Meer dan dit. beoogde hij niet en hij rolt nu de lijn weder op.

De bewoner van het platteland der Argentijnsche republiek is , zooals men ziet, door en door een origineel; hij leeft buiten allr mogelijke Kuropeesche begrippen en zienswijzen. Overal sluit zich de mensch in zeden en gewoonten aan bij de eigenaardigheid . de gesteldheid van den grond en het klimaat van hel land. waarin bij tehuis bohoort.

I\'KIÜ .

DEKLDEN UIT HET VOLKSLEVKN EN l\'IT HET RIJK DER NATUUR.

In het leven der Peruanen zijn op zonderlinge wijze de gloeiende hartstochleiijklieid en iiclilzinni|dieid, eigen aan de bewoners dei verzengende Inchtstroek, vermengd mei oude Spaansche gebruiken

-ocr page 538-

PKmi, DEELDEN UIT MKT VOLKSLEVEN.

cn mei hot heidendom van hel oud-indische rijk der Inka\'s. Uaar-door biedl hel een wel is waar iioo^sl belangrijk, doch tnel bolrekking lol waarachlige beschaving hoogst treurig schouwspel aan; wat den inlanders geheel ontbreekt is zedelijke kracht, om zich zeil\' te boheerschen on to regeeren. Wanneer we zoo eens hier en daar in do steden on daarbuiten rondzien, zal ons dal duidelijk genoog blijken.

Alle steden van Peru gelijken op elkaar, maar do hoofdstad Lima, half Moorscb. half Spaansch van voorkomen, vat in hol zorgelooze, licht-zinniije karakter barer inwoners met hunne losse zodon, in de door ccnmonging van do moest verschillende rassen alle do karakter-trokken der overige steden to zamon. In iedere stad worden door do straten grootc viorbooken gevormd ; overal vindt men de groo-lo middelplaats, op welker óéne zijde de Kalbedraal (hoofdkerk), aan welker anderen kanl het regoeringsgobouw slaal, terwijl zich daartegenover een rij woningen mol gewelfde gangen bevindt, waarvan do ondorslo verdieping uitsluitend door winkels wordt inge-nomen , die voor hot meorondeel door Franschon worden gehouden. De buizen in Lima zijn groot en luchtig gebouwd, bijna al-Ion van buiten met frosco-sobildoringon versierd, en maar één verdieping boog, nm daardoor des te minder van aardbevingen te lijden. Knkele huizen zijn twee verdiepingen hoog; deze hebben aan de voorzijde oen kolossaal balkon , de groene jalouziön daaraan zien er recht vriendelijk uit, en ofschoon deze balkons drie voel ver in de straat uilsteken, leveren zo oen schilderacbtigen aanblik op. Lima beeft een overvloed van kerken en kloosters. De kerken waren vroeger nog veel pracbliger dan tegenwoordig, en toonen nog talrijke sporen van baron vroegoron luister. Do Katbec\'raal heeft oen dor schoonste uit hout gesneden koren , die men zien kan. Do San Pedro beval een pracht van schilderwerk en verguldsel, waarvan eoti Europeaan, wiens oog aan do eenvoud van golhische kerken gewoon is en die nooit iots van dien aard zag, zich moeilijk een voorstelling kan maken. Behalve deze nog altijd zeer rijke kerken trekken do kloosters de aandacht floor do grootschbeid van bunnon bouw. Het klooster van San Francisco alleen beslaat eene gobecle stadswijk , bet is oen opeenvolging van luinen en vierhoekige pleinen . waarlangs sioriijko arkadon oen alleraangenaamste wandelplaats vormen. Op prachtige happen gaat men naar

516

-ocr page 539-

njiftu, HEELDEN TIT l/ET VOLKSLEVKN. ,-.17

de vier kanten van hol gebouw, waar de cellen der bewoners op de zicli daar bevindende galerijen uitkomen. Men telt deze rellen bij honderden . maar het eens zoo bevolkte klooster wordt nu nog maar door eenige weinige monniken bewoond, die droevig en bleek ronddolen door de eenzame, vervallene zalen.

De bewoners onderscheiden zich, armen zoowel als rijken, door groote vriendelijkheid en gastvrijheid. Op een bepaald uur worden in l.inia alle salons geopend. Ken midden in de kamer geplaatste lamp werpt haar schijnsel in den hol tegenover de deui die op straat uitkomt, en schijnt door haar stralen den voorbijgangers te verkondigen, dat de familie bijeen is en gereed om bezoek af te wachten. Ken vreemdeling kan gerust binnentreden: hij behoeft ternauwernood voorgesteld te worden; wie voorde tweede ol derde maal komt wordt als een oud vriend behandeld. Overigens vertoont het Spaansche karakter zich in het huiselijk leven meer of minder, naarmate men hel midden der stad nadert of er verder af is. Sommige salons zijn reeds geheel op Kuropee-sche wijze ingericht: de piano is daar in plaats vandeguitaar.de italiaansche muziek in plaats van de oude, eentonige romancen gekomen. Bij minder rijke familiën treft men nog menig overblijfsel uit en herinnering aan vroegere dagen aan. Een stuk oud damast, hel laatste restje van verloren gegane welstand, en eenige fresko-schilderingen moeten daar hel ontbreken vergoeden dei rijke tapijten, die verdwenen zijn van de door aardbevingen gescheurde muren Menige slecht uitgevoerde heiligenbeelden tus-schen de spiegels, welker vergulde lijsten van allen glans beroofd zijn, eenige stoelen van eerwaardigen ouderdom, een ronde tafel, waarboven een oude metalen lamp hangt, ziedaar hel ameublement van den «salonquot;, welks vensters, bij gebrek aan glasruiten, van dooreen gedraaide houten latjes voorzien zijn en iederen avond met zware luiken gesloten worden. Men kan zich haast niets eenvou-digers als deze woningen denken , en toch toonen hare bewoners nog den trots der oude veroveraars en dragen zij hunne vernedering met echt spaansche deftigheid.

Een groote plaats in helleven der Peruanen wordt ingenomen dooide kerkelijke leestei: en bij geen van die mogen de processies, de kei-kelijke. omgangen, ontbreken, die hier eigenlijk geheel en al volksfeesten zijn geworden. Wil men de inwoonster vnn Lima in volle

-ocr page 540-

;-,lg PERU. BEELDEN UIT 1IKT VOLKSLEVEN.

bekoorlijkheid en levendiglieid zien, dan moei men Lima\'s straten eens gedurende eene scliitlerende processie doorwandelen. De Saya-y-Manlo geeft haar een vreemd, maar belangwekkend aanzien, ken zijden, meestal zwarte, onderrok vormt de Saya ; daarover laai een kostbare Ghineesche shawl haar lange franjes vallen, waaruil de bloolo armen tc voorschijn komen. Een dichte, zwartzijden sluier, Manlo, in driehoekigen vorm saamgeslagen en met de uil-einden aan het middel vastgemaakt, omhult de gansche gestalte zoo, dat men maar één oog zien kan. Dit kostuum, dat de vrouwen met echt zuidelijke bevalligheid weten te dragen, gebruiken zij overdag voor haar winkelbezoek en bij hel waarnemen harergodsdienst-idechligheden. Maar \'savonds, als het hidklokje geluid heeft, zielman geen Saya meer in de stralen ; dan treden do Parijsche modes in haar recht; deze zullen misschien al spoedig het naliona e kostuum geheel en al verdringen.

Onder de leesten van Peru is het belangrijkste hol feest dor heilige Uosa, de patrones van Lima. Aan don morgen van haar feestdag beginnen de klokken aller kerken hot afgrijselijkste klokkenspel, dat een menschenoor ooit verscheurde, want de Limaansohe klokken hebben niets van die ernstige harmonie, dio bij ons aan haar lonen zulk een indrukwekkenden klank verleent. Men slaat namelijk den klepel van de klok togen haar rand aan, in plaats van de klok zelf in beweging te brengen. Du werk wordt gewoonlijk verricht door kleine negers, die , als men zo aan de balustrade hangen on grimassen maken ziel, wel voor even zooveel kleine duivels kunnen worden aangezien , die hel kerkelijk werktuig schijnen le plagen, opdat hot onder hun slagen steunen en schreeuwen zou. Dit wonderlijke klokkenspel verrukt desalniettemin hel niet zeer keurige oor dor bevolking van Lima, want zij hooren er do aankondiging in van een groot leesl , dat, hoe dikwijls ook wederkeerend, hen altijd weder in vervoering brengt. Üoeds zijn do altaren versierd ; de heiligenbeelden op hun draagbaren geplaatst; de relikwiën der heilige liosa liggen op een satijnen kussen. De menigte vult de kerken, waarin de mis bediend wordt, maar weldra gaan de deuren open, cti nu verkondigt een menigte schoten en een drievoudig klokgelui aan de ganscho stad , dal de optocht do kerk verlaat. Dooi\' de mot bloemen bestrooide straten , tusschen de muren door der

-ocr page 541-

I\'ERU. BEELDEN UIT HET VOLKSLEVEN. 519

onder een bekleedsel van rijke lapijlen lujna schuilgaande huizen, Ltaat de schillerende sloel langzaam voorwaarts, begroet door duizenden jonge, lachende kopjes , die over de balkons heengebogen naar beneden zien. Twee rijen soldalen kunnen de opdringende menigle nauwelijks tegenhouden. Een lange rij van monniken, met kaarsen in de hand, opent den optocht, lin daar komen de heiligenbeelden in vollen luister te voorschijn. Elk beeld rust op een kolossaal voetstuk, dat door acht of tien groote negers gedragen wordt, van wie evenwel niet veel rncei\' te zién is dan de krachtige beenen en naakte voelen, daar een rijk, met gouden franje voorzien , overkleed ze bedekt. Als de optocht even slil slaat, steken de ongelukkige, door de hitte hall\' geslikte dragers hunne hoofden eens lusschen de dikke satijnen kleedcn uil en dan dwalen hun oogen met alle kenteekenen van verbazing over die bonte menigte rond. Maar de lopada\'s I) gevoelen niet veel medelijden met hen: de dragers worden door baar ten mikpunt van allerlei aardigheden gekozen , en halen spoedig hun hoofden weder achter de lapijlen, om zich zoo tegen tien aanval der moedwillige dames le bescliulten. Eindelijk trekt hel beeld der heilige liosa de algemeene opmerkzaamheid tot zich. Zij is mei een l\'risschen bloemkrans versierd. »Que bonida! Que liUincaquot; roept rnen van alle kanten , en van alle balkons worden bloemkransen naar hel geliefde beeld geworpen. Achter de heilige maagd komt de aartsbisschop met de hostie en plotseling worden nu de rumoerige gesprekken door stille aandacht vervangen. Dan koml de president der republiek , gevolgd door den staatsraad , de generaals en alle hoogere ollicieren in den vollen glans hunner keurige uniformen. Degeheelein Lima aanwezige iroepenmacbi, ongeveer 40ÜÜ u 3U(KI man sterk, dient hun ten geleide. Hierbij koml nog de luisterrijke optocht der gansche volksmassa, een luidruchtige, bontgeschakeerde menigle, Indianen en Muropeërs, Oreolen en Mestizen en Zwarten. De vrouwen in mantille of saya, gesluierd of ongesluierd, trekken mede. Als lijst rondom deze schilderij denke men zich nu nog een schiltoieud blauwen hemel, voorts de met vlaggen getooide huizen, de md toeschouwers opgevulde balkons — dan krijgt men len minste eenigszins een denk-

1) Topada gesluiorde. Zoo worden de m den Mantn ^eliuldo vrouwen «.c noemd.

-ocr page 542-

ÖViO PERU. BEELDEN UIT HUT VOLKSLEVEN.

beeld v.m die schilderachtige pracht, die de sterke voorliefde der inwoners van Lima voor godsdienslige reestelijkhoden grooteu-deels verklaart.

Een ander hoogstmerkvvaardig feest iü zonder twijfel het leest der Amancaës, dat alles in zich sluit, waarop de Limanen hij hunne openbare vermakelijkheden zoo gesteld zijn: leven, gedrang, beweging, dans in de open lucht. De in Peru gewoonlijk zoo wanne en heldere hemel hult zich in een lichten nevel, alsof hi) hel feest begunstigen wil. üe in den zomer zoo naakte en ledige gebergten zijn binnen weinige dagen als niet een groenen mantel overkleed: hel uiterlijk des lands verandert, als ware het door een tooverstaf aangeraakt, want de regen is voor deze dorre kusten eene weldoende fee, en het door een maanden lange hitte uitgedroogde land scliijiit. dankbaar de vochtige droppelen in te zuigen, die daar vallen uit dien schitterenden hciriel, welks onveranderiyk blauw slechts hier en daardoor de verschijning van een condor onderbroken wordt.

De voor het feest der Amancaës uitverkoren plek is eene der schilderachtigste, die men in Amerika vinden kan. Niet heel ver van de stad af, in een kromming gevormd door de heuvelen, die als het ware de eerste trap der Cordilleras ziju, strekt zich een groene weide uit, waarop gedurende de maanden Juni en Juli de nachtelijke dauw een menigte bloemen met gouden meeldraden en lelievormige kelken le voorschijn roept. Deze bloemen staan bekend onder den naam van Amancaës.

Van den Juni af biedt deze vlakte een zeer levendig

schouwspel aan. Men zegt, een kluizenaar, die hier eenmaal woonde en in een reuk van heiligheid stierl, heeft aan dit volksfeest zijn ontstaan gegeven. Maar dat moge zijn zooals het wil , zoodra de vlakte groen wordt, stroomt de bevolking van Lima daarheen . te paard, per wagen of te voet. Op de anders zoo rustige bergen heerscht nu een verdoovend dringen en drijven. Kraampjes van planken en biezen verrijzen met tooverachlige snelheid , men verkoopt daarin brood , vleesch, vruchlen, maar vooral brandewijn van l\'isko en üliicha, een soort maïshier, waarvan de Indianen zeer veel houden. Hier en daar verrijzen danszalen , die met groote bloemkransen zijn versierd. De 24ste Juni •St. Johannes, is de groote feestdag der Amancaës. Reeds van vroeg

-ocr page 543-

521

in den morgen af\' is de simjlle , stoffige weg daarheen met ganscho scharen bedekt, die in grooter of\' kleiner troepjes , vrienden en familie bijeen , er op uit trekken. Iedere groep voert mondvoorraad en een guitaar met ziclt. Is het een groep, die te voel gaat, dan neemt een der wakkere bedevaartgangers de guitaar ter hand , stelt zich aan de spits zijner makkers en heft naar een bekende wijs een of ander lied aan, welks slotregels doorliet koor worden herhaald , op het gevaar af van lieele stofwolken naar binnen te slikken, die door den stroom van voetgangers en ruiters op de straat worden opgejaagd. Mannen en vrouwen, blanken . negers, indianen, mulatten, alles trekt zingend en lachend voorwaarts. De geheele bevolking van Lima schijnt als dooi\' plotse-lingen waanzin aangegrepen. Hier zet zich een dooi\' den loop vermoeide groep neder aan den kant van den weg om door waf fiksehe teugen i\'isko hun krachten eenigszins le herstellen. Daar staan op een overmatig beladen kar, door twee magere paarden met moeite voortgetrokken, trotsch eenige kleurlingen, in groot toilet , hun shawl gelijk den mantel van een Cahallero (edelman) over den schouder geslagen. Dan rennen de ruiters op hooge zadels, de voeten in kolossale stijgbeugels als begraven, met losse teugels door die rustig voortwandelenden heen , en als de dampende neusgaten der paarden bijna den rug der wandelaars aanraken , wenden zij door een krachtigen ruk aan den teugel plotseling hun paard om , en rennen weer voorwaarts tot groote verwondering der menigte, die aan zulke rijkunsten niet gewoon is. Wee den armen ruiter, die niet stevig zit op zijn paard en zich ter kwade ure te midden van zulk een verwarring waagt. Wanl nauwelijks is hij op de vlakte gekomen en draaft hij rustig voort, of daar weerklinkt achter hom een luide gil en de stampende galop van een paard ; nog voor hij den tijd heeft gehad om om te zien , voelt hij zich als door een ijzeren arm om zijn middel gegrepen, door een of anderen kleurling als een veer uil zijn zadel getild en op den hals van diens paard gezet. zonder dal daarom in hel rennen wordt ingebonden. Heeft nu de Ameri-kaansche reus zijn behendigheid en lichaamskracht genoeg lalen bewonderen, dan zei hij den armen ruiter weer rustig |op den grond neder, met vriendelijke uilnoodiging om voortaan wat vaster in den zadel te zitten. Is de ruiter toevalligerwijze in ;.laat

-ocr page 544-

om (Ion eersten aanvul te wedeistaan, dan begint er een korte snelle strijd tussclien do twee. In hun stijgbeugels staande, bet licliaam een weinig voorovergebogen, grijpen zij elkander aan, flikken en trokken, beproeven elkaar uit den zadel te krijgen, terwijl de beide paarden nevens elkander voortsnellen en door het pogen hunner meesters nog meer aangevuurd, met de grootst mogelijke snelheid vooruitvliegen , om weldra achter dikke stofwolken Ie verdwijnen.

lundelijk zijn wij op de plaats, waar de Amaneaës bloeien. Mannen en vrouwen zijn af- en uitgestegen; liet eerste oogenblik van verwarring is voorbij: de paarden zijn uitgespannen, aan de wielen der wagens vastgebonden: om hen bekommert zich den ganschen dag lang niemand meer. Nu vormen zich groepen, de vrienden voegen zich hij elkander, men zei zijn levensmiddelen op bet gras neder en de muziekinstrumenten laten mot knarsenden toon de nersle akkoorden der Zamharneca (de volksdans) hooren. Deze dans, .ie eenige, dien het volk in Peru kent, verdient wel eenigzins nader iiescbreven te worden, liet orkest, van de allereenvoudigste soort, heslaal onveranderlijk vast uil do guilaar, door een der aanwezigen met waarlijk buvvonderenswaardiger! moed uil al zijn kracht bewerkt en vaak door zijn gansch niet welluidende stem begeleid. Naast den guiUinrspelcr slaat een tweede muzikant, die een in elkaar geslagen doos tussclien zijn boonon heelt, nog ai\'scbrikwek-kender zingl en met zijne handen de maat slaat op de geïmproviseerde pauk. Dp deze luidruchtige en onwedorstaanbare uitnoo-tliLring treedl een meer ol minder zwarte kleurling in den kring door de toeschouwers gevormd; bij kiest nu, terwijl quot;zijn poncho achteloos om zijn schouders geslagen is, met Kuropesche galanterie de dame uit rnet wie hij wil dansen. Aan fijne manieren laat ueen enkele danser bet ooit ontbreken: hij heelt toch van do blanken hel nauwkeurig genoeg afgezien, boe een edelman zich gedraagt en loont rui vol ornsl het namaaksel van zulk oen hoogero heschaving. Zijne uitverkorene is gewoonlijk emio donkere klour-linge rnet gloeiende oogen en van een slanke gestalte, mol wille landen, en rnet lange baron, die in Iwee vlochten over haar schouders vallen. Hecht tegenover elkander slaande, do linkerhand Irotsch in do heup geleund, wachten zij lotdal. de muziek hot eerste toeken van beginnen geelt. Hij de eerste klanken der gui-

-ocr page 545-

PEUU. UEELDEN UIT IIKT VOLKSLEVEN. 523

laar, bij de eerste krijschende tonen der muzikanten vangen heiden aan, liet hoofd liclil gebogen en in de rechterhand sierlijk hun doeken wuivend. Kerst zijn het langzame, nog niet zeer opgewekte schreden, waarbij de danser met schuw, smeekend voorkomen zijne danseres schijnt te achtervolgen, die verachtelijk hem aanziet en om hem heen draaiende hem ontvlucht. Maar hij, zonder zich te laten afschrikken, vervolgt haar in alle wendingen, die do dans voorschrijft; bij iedere op nieuw beginnende beweging staal hij vlak voor haar en nadert haar al meer en meer; de doek in de hand schijnt een geheimnisvolle taal le spreken. Dan beweegt hij zich in meer afgebroken, sneller gangen en de danseres schijnt zijn roep le volgen. Hel orkest zelf, als nam het deel aan den kamp, schijnt levendiger le worden, en speelt altijd sneller wijzen, in steeds wilderen rhytmus. Met gloeiend gelaat, bel voorhoofd met zweel bedekt, het bovenlijf over de guilaar ge-hogen , houdt de muzikant tusschen beide met zijn eentonig gezang op, om een wilden kreet van bezieling uil te stooten. De toeschouwers klappen met verdubbelde kracht in de handen en nemen aan het spel hel levendigste aandeel. Te vergeefs biedt de danseres nog weerstand, zij buigt baar lichaam terug, zoekt in een laatste krachtsinspanning te vluchten, vergeefs! baar danser verwacht haar, dringt bij haar aan; afgemal en hijgend geeft zij eindelijk toe, ze verklaart zich zelf voor overwonnen, en onder de woeste bijvalsbetuigingen der menigte iaat ze don doek vallen ten leeken barer nederlaag.

De Zambacueca wordt nog vaak in Peru gedanst, ja in vele salons van Arequipa, Cusko en de sleden van het binnenland is het de ecnigc dans, dien men kent. Door bet fatsoen wat getemperd is hel hier een soort van bevallige, en snelle pantomime gewordm, die de bekoorlijkheid en de buigzaamheid van het lichaam ten volle doel uitkomen. Zoo is echter niet de Zambacueca, die bij de Amancaës wordl gedanst, vooral aan den avond niet. als de pisco-brandewijn vlug de rondte heeft gedaan en de hoofden door de hitte en het rumoer opgewonden zijn geraakt. Langzamerhand loopl het leest op zijn eind : men verzamelt zich rond een steen of een zodenbank : de uit de stad medegenomen voorraad wordt mei uillokkende weelde daarop gelegd, zooals b. \\. koud vleescb, gekruid mei roode peper ol aji, die een niet amerikaansi he keel als

-ocr page 546-

524 PERU. BEELDEN UIT 11 KT VOLKSLEVEN.

in vuur zei en verbrandt. Gebakken visschen, welker geuren zich lol op verren afstand verspreiden, schijnen do gasten aan te lokken : brood, gekookte maïs en chicha, die de rondte doet in een groot glas van verscheidene maten inhoud, en eindelijk de witte brandewijn van pisco, die bij hen boven alles uitgaat. Gaat men op zijn wandeltocht zulk een Peruaansch feestmaal voorbij, waar hel rumoerig en vroolijk toegaat, als bij schooljongens die vakantie hebben, dan wordt men hoffelijk uilgenoodigd lo poco que hay {hel weinigje, dal men heeft) Ie dealen : het wordt gul aangeboden. Als men weigert, staat eene vrouw op, neemt een piscoflesch in de eene en een klein glas in dc andere hand, en tieedt op u toe met de woorden : Usled tomara con mirjo, cabellero ! (drink met mij. Mijnheer!). Nu valt hel moeilijk te ontwijken, want hel zou de grootste onwelvoegelijkheid wezen geen bescheid te doen. Men neemt dus een nauwelijks merkbaar slokje uit het kleine, tot den rand gevulde glas, en verontschuldigt zich, dal men als vreemdeling niet aan zoo sterken drank gewoon is. Maar hoe minder men er van gedronken heelt, mei des te grooter verachting wordt men aangezien.

Maar eindelijk, als de zon ondergaat on de eerste nachtelijke koelte zich gevoelen doel, slaat do luslige schaar langzaam den terugweg naar Lima in, in dezelfde orde of liever wanorde als waarin zij \'s morgens gekomen is. Van de bergen tot aan do stad wordt door de voeten der menigle een dikke stofwolk in beweging gebracht. De boste ruiters, op met bloemen behangen paardenquot; gezeten, zijn, in vollen galop rijdende, do voorhoede van dezen onregelmaligen optocht. Al dc voornaamslen en aanzienlijkslon uil de stad in dc rijkste toiletten komen don optocht tot voor de stad te quot;emoel. Twee lange rijen van met muildieren bespannen wagens rijden rechts cn links voort onder de hoornen der wandelplaats en in het midden vuil de verwarde, lawaai makende massa als een lawine de ruimte. Lachend, zingend, dansend trekken zo voort onder het geklank der muziekinstrumenten, die zich van alle kanten lalen hooron. Overigens ziel men in deze bonte menigte gedurende al die tien uren, waarin zij zich in volle vrijheid beweegt, geen gevecht, geen twist, zelfs geen woordenstrijd, en vooral niet het ellendige schouwspel van dronkenschap, dal in Europa maar al te veel met de volksvermakelijkheden gepaard schijnt te

-ocr page 547-

PERU. BEELDEN UIT HET VOLKSLEVEN. 525

moeien gaan. hen zekere orde heersclil zelfs le midden der wanorde ; nooil is ook maar liet, geringste vertoon van policiernaclit noodig, om de orde te handhaven. De Peruanen zijn rustige, zachte karakters ; de goed gekieede man knn zich zonder eenige bezorgd-lieid mengen onder de feesten on uitspanningen des volks ; de Indiaan voell zich zelfs zeer vereerd, wanneer een blanke zich zoo eens onder de menigte begeeft; hij groet hem hoffelijk, en als een caballero zich vertoont in een dier talrijke kringen, die zich vormen rondom de /ambacueca-dansers, dan wordt hem terstond de beste plaats ingeruimd.

Om nu een zoo vollen en drukken dag waardig te sluiten en niets le verzuimen, begeven de onvermoeihaarsten zich nog naaide buitenste voorsteden van Lima naar eenige Chingancis (herbergen, logementen), waar de dans van voren afaan begint en soms lot diep in den nacht voorKluurt. De cliicha en de pisco gaan biet-even rijkelijk als \'s morgens daar huilen rond. Dan begint, voornamelijk onder de Negers, de Zambacueca met grooter woede dan ooit ; ver in de rondte hoort men de verwarde geluiden en het woeste stampen van dit helsche orkest. Als men daar deze zwarten ziel, terwijl hun gelaal maar half verlicht wordt dooi\' tweo slechte aan den muur hangende lichten; als men hel klinken ve/ neemt der van hand tot hand gaande piscoglazen; als men ho\' het dolzinnig geschreeuw, de luide bijvalskreten, de woeste ge1quot; den, die aan elks borsl onlsnappcn — dan denkt men onwill\'quot;* rig aan de geesten der hel.

Voorzeker deze door do inwoners van l.ima op zoo hooi\'\'quot;\'J® gestelde volksfeesten en godsdienstige plechtigheden lev cen schitterend schouwspel op ; maar de Kuropeaan, die k? !gt;c\' daard deze lachende, zorgelooze bevolking gadeslaat, kar \'01 2!en dezer beelden een zekere trcui i^e sewaarwonlinu r 111 7\'quot;\'\'

4. O /) V

iifzellen. Mij vindt niets als lust voor hel uitwendig,/, \' or uiterlijke praal, voor wat de oogen des lichaams quot;quot;c^0quot;

^eei\'l. Mij ontdekt geen spoor van een jagen on (1 0\'ri \']0\' bijzondere leven te veredelen en ernstige plk^j Mij mist alle geestelijke opgevvektlieid, elk s|)a, verder\' \'quot; kenende werkzaamheid, een werkzaamheid \' 11 Zlc\',

dan het heden, die op do loekomsl gericht,inr,

Ook Peru leert ons, wat wij op onze o.r ^ ,loor Zoveel

-ocr page 548-

PEflU. BEELDEN UIT 1IKT VOLKSLEVEN.

I\'\' \'

r ■ u

i Mr

51 \'

524

ilt; ■

; t » I

I ; i

i

Jtli

l: j v\' •1

i i

I i

gt;

w

:l

if II1 ■, i f \'tl

j

■f 1 s ■I I

i

.r,

1 (; I • 1 I 1 •

in vuur /et en verbrandt. Gebakken- visschen, welker geuren zich lol op verren afstand verspreiden, schijnen do gaslen aan le lokken : brood, gekookte maïs cn cbicha, die de rondte doet in een groot glas van verscheidene maten inhoud, en eindelijk de witte brandewijn van pisco, die bij hen boven alles uilgaal. Gaal men op zijn wandeltocht zulk een Peruaansch feestmaal voorbij, waar hel rumoerig en vroolijk loegaal, als hij schooljongens die vakantie hebben, dan wordt men hoffelijk uitgenoodigd lo poco que hay {hel weinigje, dal men heeft) te doelen; het wordt gul aangeboden. Als men weigert, staal eenc vrouw op, neemt een piscoflesch in de eene en een klein glas in de andere hand, en treedt op u toe rnel de woorden : Usled lomara con mijo, cabellero ! (drink met mij. Mijnheer!). Nu valt het moeilijk te ontwijken, want hel zou de grootste onwelvoegelijkheid wezen geen bescheid te doen. Men neemt dus een nauwelijks merkbaar slokje uil het kleine, lol den rand gevulde glas, en verontschuldigt zich, dat men als vreemdeling niel aan zoo sterken drank gewoon is. Maar hoe minder men er van gedronken heeft, met des le grooter verachting wordt men aangezien.

Maar eindelijk, als do zon ondergaat en de eerste nachtelijke koelte zich gevoelen doet, slaat de lustige schaar langzaam den terugweg naar Lima in, in dezelfde orde of liever wanorde als waarin zij \'s morgens gekomen is. Van de bergen lol aan de stad wordt door de voelen der menigte een dikke stofwolk iti beweging gebracht. De beste ruiters, op mei bloemen behangen paarden gezeten, zijn, in vollen galop rijdende, de voorhoede van dezen onregelmaligen optocht. Al de voornaamsten en aanzienlijksten uil de stad in do rijkste toiletten komen den optochl lot voor de stad te gemool. Twee lange rijen van met muildieren bespannen wagens rijden rechts cn links voort onder de hoornen der wandelplaats en in hel midden vult de verwarde, lawaai makende massa als een lawine de ruimte. Lachend, zingend, (kuisend trekken ze voort onder hel geklank der muziekinstrumenten, die zich van alle kanten laten hooren. Overigens ziet men in deze bonte menigte gedurende al die lien uren, waarin zij zich in volle vrijheid beweegt, geen gevecht, geen twist, zelfs geen woordenstrijd, en vooral niel hel ellendige schouwspel van dronkenschap, dal in Europa maar al le veel met de volksvermakelijkheden gepaard schijnt te

-ocr page 549-

525

moeten gaan. lïen zekere orde heersclU zelfs te midden der wanorde ; nooit is ook maar liet geringste vertoon van policiernacht noodig, om do orde te handhaven. De Peruanen zijn rustige, zachte karakters; de goed gekleede man kan zich zonder eenige bezorgdheid mengen onder de (\'eesten en uitspanningen des volks: de indiaan voelt zich zelfs zeer vereerd, wanneer een blanke zich zoo eens onder de menigte begeeft; hij groet hem hoffelijk, en als een caballero zich vertoont in een dier talrijke kringen, die zich vormen rondom de Zambacueca-dansers, dan wordt hem terstond de beste plaats ingeruimd.

Om nu een zoo vollen en drukken dag waardig ie sluiten en niets le verzuimen, begeven de onvermoeibaarsten zich nog naaide buitenste voorsteden van Lima naar eenige Chingana s (herbergen, logementen), waar de dans van voren afaan begint en soms tot diep in den nacht voortduurt. De chicha en de pisco gaan hier even rijkelijk als \'s morgens daar buiten rond. Dan begint, voornamelijk onder de Negers, de Zamhacueca met grooler woede dan ooit; ver in de rondte hoort men de verwarde geluiden en het woeste stampen van dit helschc orkest. Als men daar deze zwarten ziet, terwijl hun gelaat maar half verlicht wordt door twee slechte aan den muur hangende lichten; als men het klinken verneemt der van hand tot. hand gaande piscogiazen ; als men hoort het. dolzinnig geschreeuw, de luide bijvalskreten, de woeste geluiden, die aan elks borst ontsnappen dan denkt men onwillekeurig aan de geesten der hel.

Voorzeker deze door de inwoners van Lima op zoo hoogen prijs gestelde volksfeesten cn godsdienstige plechtigheden leveren een schitterend schouwspel op ; maar de Europeaan, die kalm cn bedaard deze lachende, zorgelooze bevolking gadeslaat, kan hij het zien dezer beelden een zekere treurige gewaarwording niet van zich afzetten. Hij vindt niets als lust voor het uitwendige alleen, voor uiterlijke praai, voor wat de oogen des lichaains alleen genoegen geelt. Hij ontdekt geen spoor van een jagen en trachten om het bijzondere leven te veredelen en ernstige plichten te vervullen. Hij mist alle geestelijke opgewektheid, elk spoor van iets hetee-kenende werkzaamheid, een werkzaamheid die wal verder ziet dan het heden, die op de toekomst gericht is.

Ook Peru leert ons, wal wij op onze omwandeling door zooveel

-ocr page 550-

naschrift.

landen, op ons bezoek aan zooveel volken telkens weer hebben kunnen zien ; ook Peru leert ons, wat geen die bot wel meent met vaderland en nakomelingschap ooit vergeten mag : de zin voor bet boogere en boogste bangt niet van den staatsvorm af, en is tocb alleen maar in staat een volk te verhellen en vooruit te brengen.

N A S C H H I F T.

Door mijn vertrek naar Indic zag ik mij genoodzaakt aan velen, die mij dierbaar zijn en ook aan velerlei geliefkoosden arbeid een weemoedvol svaarwelquot; toe te roepen. Ook mijn arbeid aan dit werk , nadat ik geruirnen tijd met lust en liefde mijn kracht daaraan had gewijd , heb ik moeten staken. Gelukkig,quot; dat mijn viiend, de heer W. M. dr Vinus , te Oudorp, zich op mijn verzoek en onder bewilliging van den uitgever bereid verklaarde den lezer verder tot leidsman te strekken door het wereldrond en hem met een schat van merkwaardighodon uit het leven der natuur en der volken kennis te doen maken. Op bladz. 294 van het tweede deel beeft mijn vriend het woord Opgevat. Slechts nog een paar stukken van mijn hand hebben lusschen de zijne eene plaats gevonden (p. 316-.-irgt;l p. .i86-.394 en p. /(72-480). Is er zoo misschien eenig verschil waar te nemen lusschen do bewerking van de laatste vellen en die der vorige, ik vertrouw, dat de éénheid van geest en strekking bij dit verschil niet gemist zullen worden. Zoowel de heer de Vries als ik, beiden hebben wij er

-ocr page 551-

NASCHRItT. 527

ods op toegelegd om ontwikkelende en veredelende kennis t\' helpen verspreiden in een gewaad, dut bij zijn eenvoud niet ontbloot moge bevonden worden Vfiu goeden smaak en bevalligheid. Moge het onzen lezers goed zijn geweest aan onze hand een deel van het wereldrond doorwandeld te hebben, welks lu\'ht- en schaduwzijden zooveel te denken en te peinzen geven en welks kennis zulk een uitnemend vonuingsiuiddel kan zijn voor hoofd en hart.

Terwijl ik deze regelen sehrijt\' bevind ik mij op de wateren der Middellandsche Zee, aan welker beschrijving ik iu het tweede deel vun dit werk menige bladzijde heb toegewijd. De steeds helderder wordende hemel belooft mij en mijne reisgenooten in de werkelijkheid een deel te doen aanschouwen van de verrukkelijke schoonheden, die ik vroeger in den geest heb gezien en van welke ik mijne lezers mede heb willen doen genieten. Weldra zal de schoone van Napels ons tegenlachen, zoo wij hopen, eu dan

zal spoedig bet Oosten met zijne wonderen en schoonheden zich aan ons oog vertoonen. Niet alles, neen. wat men eerst aan de hand van anderen met het geestesoog heeft aanschouwd, valt mede, wanneer het in de werkelijkheid gezien wordt. Doch daartegenover staat, dat de werkelijkheid ook telkens veel schooner eu treffender blijkt te zijn, dan zelfs de getrouwste en talentvolste beschrijving en schildering kon doen vermoeden. Eiken dag ervaar ik dit bij vernieuwing. Nu eens bij het staren op den geweldigen oceaan, wanneer zijne golven fel zijn bewogen, dan door het zien van zijn liefelijk blauw, wanneer een zonnige, heldere hemel zich over zijn spiegelvlak welft; nu eens bij het aanschouwen van de irotsche rotsgevaarten, door de natuur als onverbrekelijke dammen tegen de woede van de forsche elementen opgeworpen, dun weder bij het bezoeken van een liefelijke plek aan de kust welker golven lijnen en fleurig groen omhuld zijn meteen doorzichtigen sluier, die saamgeweven is uit nevel en zachten zonneschijn. Ja nu reeds, in den aanvang der groote reize, heb ik veelmalen mij het hurt voelen zwellen van verrukking en dankbaarheid, dat het den mensch gegeven is in zulk een schoone en rijk getooide wereld te leven.

Gevo de groote liouwineester van het Heelal u, mijne lezers en mij, steeds een geopend oog eu hart, voor de schoonheden en liefelijkheden zoowel, als voor de raadselen en geheimenissen zijner

-ocr page 552-

52G

landen, op ons bezoek aan zooveel volken telkens weer hebben kunnen zien; ook Peru leert ons, wal geen die het wel meent met vaderland en nakomelingschap ooit vergeten raag: de zin voor het hoogere en hoogste bangt niet van den staatsvorm at\', en is toch alleen maar in staat een volk te verheden en vooruit te brengen.

NASCHRIF T.

Door mijn vertrek naar Indiö zag ik mij genoodzaakt aan velen, die mij dierbaar zijn en ook aan velerlei geliefkoosden arbeid een weemoedvol svaarwelquot; toe te roepen. Ook mijn arbeid aan dil werk , nadat ik geruimen tijd met lust en liefde mijn kracht daaraan had gewijd, heb ik moeten staken. Gelukkig, dat mijn viiend, de heer VV. M. de Vries, te Oudorp, zich op mijn verzoek en onder bewilliging van den uitgever bereid verklaarde den lezer verder tol leidsman te strekken door het wereldrond en hein met een schal van merkwaardigheden uil hel leven der naluur en der volken kennis te doen maken. Op bladz. ^91 van het tweede deel heelt mijn vriend hel woord opgeval. Slechts nog een paar stukken van mijn hand hebben tusschen de zijne eene plaats gevonden (p. 316—.151 p. 386-394 en p. 472-480). Is er zoo misschien eenig verschil waar te nemen tusschen de bewerking van de-laatste vellen en die der vorige, ik vertrouw, dal de éénheid van geest en strekking bij dil verschil niet gemist zullen worden. Zoowel de heer ne Vries ais ik, beiden hebben wij er

-ocr page 553-

X ASCII 1!T IT.

ons oj» toegelegd om ontwikkelende en veredelende kennis te helpen verspreiden in een gewnad, dat bij zijn eenvoud niet ontbloot moge bevonden worden van goeden smaak en bevalligheid. Moge het onzen lezers goed zijn geweest aan onze hand een deel van het wereldrond doorwandeld te hebben, welks licht- en schaduwzijden zooveel te denken en te peinzen geven en welks kennis zulk een uitnemend vormingsmiddel kan zijn voor hoofd en hart.

Terwijl ik deze regelen schrijf bevind ik mij op de wateren der Middellandsche Zee, aan welker beschrijving ik in hut tweede deel van dit werk menige bladzijde heb toegewijd. De steeds helderder wordende hemel belooft mij en mijne reisgenooten in de werkelijkheid een deel te doen aanschouwen van de verrukkelijke schoonheden, die ik vroeger in den geest heb gezien en van welke ik mijne lezers mede heb willen doen genieten. Weldra zal de schoone van Napels ons tegenlachen, zoo wij hopen, en dan

zal spoedig het Oosten met zijne wonderen en schoonheden zich aan ons oog vertoonen. Niet alles, neen. wat men eerst aan de hand van anderen met het geestesoog heeft aanschouwd, valt mede, wanneer het in de werkelijkheid gezien wordt. Doch daartegenover staat, dat de werkelijkheid ook telkens veel schooner en treffender blijkt te zijn, dan zelfs de getrouwste en talentvolste beschrijving en schildering kon doen vermoeden. Eiken dag ervaar ik dit bij vernieuwing. Nu eens bij het staren op den geweldigen oceaan, wanneer zijne golven fel zijn bewogen, dan door het zien van zijn liefelijk blauw, wanneer een zonnige, heldere hemel zich over zijn spiegelvlak welft; nu eens bij het aanschouwen van de trotsche rotsgevaarten, door de natuur als onverbrekelijke dammen tegen de woede van de forsche elementen opgeworpen, dan Aveder bij het bezoeken van een liefelijke plek aan de kust welker golven lijnen en fleurig groen omhuld zijn met een dporzichtigen sluier, die saamgeweven is uit nevel en zuchten zonneschijn. Ja nu reeds, in den aanvang der gronte reize, heb ik veelmalen mij het hart voelen zwellen van verrukking en dankbaarheid, dat het den mensch gegeven is in zulk een schoone en rijk getooide wereld te leven.

Geve de groote Bouwmeester van het Heelal u, mijne lezers en mij, steeds een geopend oog en hart, voor de schoonheden en liefelijkheden zoowel, als voor de raadselen en geheimenissen zijner

-ocr page 554-

NASCHRIFT.

Schepping. Gezegend de mensch, die dit voorrecht mag smtikon! Voor hem wordt de wandeling door het leven en de wereld (wnamin wij allen, dank zij veler pen en penseel, zooveel te aan-schouwen en genieten krijgen, al blijven wij ook steeds binnen de grenzen van ons goede vaderland) in waarheid eene leerschool, — een leerschool van grootsche, verheffende en vertroostende gevoelens.

Thans roep ik ook den lezers van dit werk het »vaarwelquot; toe, maar voeg daarbij al dadelijk een hoopvol »tot wederziens!quot; Want was het mijn lust hetgeen door anderen aanschouwd en genoten is van de merkwaardigheden des wereldronds en hare bewoners te verwerken tot leerzame en onderhoudende tafereelen, ik kan mij niet anders voorstellen of mijn hand zal later nog wel eens naaide pen grijpen om hetgeen ik thans zelf ga zien en bewonderen te beschrijven en te schilderen, en ook op deze wijze^de gemeenscha]) te blijven onderhonden met het onvergetelijk vaderland.

Uit hel Zuiden.

M. BUIJS.

528

-ocr page 555-

IN\'110 I\'D VAX 11 KT TWKKDK DHKL.

lilail/.

Do zuilon vim Hercules.

I, l)e rots van Uibriiitiir ........ i

\'J. Ceuta en Marokko . . . . 1.quot;gt;

De Jialearen ....... .... .\'.(8

Op Sardinië ...... . . . . 4.\'i

De geboorteplek van Napoleon I . .\'gt;1

Ken microscopisch vorstemlom ....... (i\'2

Uit (ie geschiedenis der speelbank te Monaco .... (19

De vuurtoren van Livorno. lieelden uit het kunstenuars- en volksleven in Italië ......... 78

Ken schatkamer van Italië . . . . . .107

Home. Tal\'ereelcn en gedachten . . . . .114

De golf van Napels.

1. Voorheen en thans ......... 1,\'M

\'J. Het eiland Capri en zijn wondergrot ..... 134

li. Het volksleven te Napels ....... -139

4. De opgravingen van Dompeji . . . . . . .151 Ken bezoek aan Sicilië.

1. Palermo, Do boschormheilige der stad en de katabomben 1U4 \'J. Messina en C\'atunia . . .171

li. l.a Messia. Ken type uit het Sieiliaansclie volksleven . . 181

De bloem der wereld . . ....... 1!)\'J

lüdsnoer, dolk en penseel. Tal\'ereiden uit de natuur, liet leven en

de kunstgcscliiodenis vim lieneden Italië ..... I!tii

In het land van het Zwarte Gebergte . . , ülij De erf\'vijiinden der Turken. Het Ii^viüi en het karakter der Monte-

negnjnen in eenige hooi\'dtrekken geschetst . . . \'2\'J1

De schande van Montenegro , . . . . . . ii.\'ll

Denkbeelden, zeden en gebruiken der Moiitenegrijncn . . . M\'M

Athene en de Acropolis ......... \'255

Nieuw-Grieksch bijgeloof\' van ouden adel ..... \'2(gt;\'2

De monnikken-republiek van den berg Athos . .... \'27\'2

Klein-Azië.

1. Ken gevallen grootheid ....

. \'294

\'2. (iastvrijlieid ......

. li()0

li. Smyrna .......

. U05

li. Kphese .......

. ;U)8

5. Het eiland l\'atnios .....

. lil!

li. Het eiland Cyprus .....

. ai a

7. Terugblik ......

. 314

-ocr page 556-

V

IX HOUD.

Illiulz.

tip reis tmnr «lo Porzisolio grcuznn........•ÜÜ

l\'lon held «lor wetimselmp in hot omlo Assyi\'iö.....34quot;)

(iiimhör-Aly\'s lotwisselingen. Taferoelen ter kenschetsing van de

zodon en toostanden in Perzië.........\'i5\'i

Do Libanon on zijn coderen..........370

Do Sinaï...............373

liet wassen van den N\'ijl...........381!

In I!(irbar||c.

1. Tripoli . ,............3lt;,)i

\'i. Tunis..............30«

(gt;p do leouwonjacht in Algiers.........40\'2

Algerjjnscho typen.

1. i)f! Kabylon.............407

\'i. Do Arabieren . . . . ,.......0

3. De Mooren.............41 Ti

4. De Turken.............41 li

quot;i. De Kocloegiea............417

(». De Joden.............417

7. De N\'cgors.............420

l)c Sahara..............4\'21

Kon bezoek aan do westkust van Afrika.......4l27

De barbaarschhoid in volle kracht ........ 434

Solico. Ken tafercel uit het slavenleven.......438

Konigo weken op reis in westelijk Soudan......450

Nog dieper Afrika in............403

Kono vreemdsoortige audiëntie..........408

Ken bezoek aan St. Helena...........47\'J

Aan boord naar Zuiil-Amerika 481

Keu jachtavontuur in linyana.........480

Do Aniazononstrooin............404

In de hoofdstad van Brazilië..........499

Kon \'/uid-Ainorikaanscb wapen...... , . . .quot;gt;04

Ken bezoek aan do Pampas der Argentijnscbo republiok . 508

Peru. Heelden uit bot volksleven en uit bot rijk dor natuur . 510 Naschrift.

AANWI.I/.IXd VOOli DK l\'I.AATSINti jlKli l\'I.ATKX.

Sardinisolie landlieden op «og naar huis . . tegenover hl/. 40

Do Italiaanschc moedor mot baar kind ... « quot; 107

Do Kinnen van do aoropolis te Athono Itjj üongaalsoh lirht • \'200

Do coderen van den Libanon..... » » 37\'2

Do Apenberg iu Wost-Soedan..... » » 459

Aan boon! naar /uid-Amerika..... » quot; 484

-ocr page 557-

.

m