-ocr page 1-
-ocr page 2-

Phys. et Chetri. Oct. n? (j 0

-ocr page 3-

IETS OVER LICHT

M. VAN LISSA.

\'Lx.

V

liet onderwerp, dut ons blijkens het opschrift ter stofio zal strekken , mag wol een van algomeene bekendlieid gonoonul worden; een onderwerp, waarmede wij zonden meenen, dat wij allen innig vertrouwd moeten zijn. Ons zeiven nog onbewust, als miauw geboren wereldburgers, geven wij liet eerste bewijs van bewustheid, van wereldlijk leven, door met de oogen een Hebt te volgen, dat moeders of bakers vóór ons heen en weer bewegen; als zuigelingen worden wij gestild doorlicht, als het eerste hulpmiddel, wanneer wij in het duister woelig en onrustig zijn; als knaap, als man verlangen wij bij onze feesten als een eerste vereischte veel lieht; de grijsaard beklaagt zich vaak allereerst over bet verminderen van het Hebt, en zij, wier roeping hen meermalen aan het sterfbed voert, weten het, dat coktiiu\'s laatste uitroep: „licht! licht!quot; volstrekt niet tot de zeldzaamheden behoort.

Is het dan geen wonder, dat op de vraag: wat is licht? zoo velen het antwoord schuldig zouden blijven? Zoo velen toch, die de woorden des Vlaamschen volksdichters tot de hunne zouden kunnen maken, als hij daar zingt:

Licht I Wat is licht Diepten der hemelen ,

Diepten der zeeën ,

Ku gij , o aarde ,

Antwoord mij, antwoord mij,

Wat, wat is licht ? \')

\') Jan van bekbs , Jongelingidroomen, isfit, pac;. 87.

-ocr page 4-

I ktgt; nvi\'.i: Mi n r

Xirl gimiukkulijk trouwens is de beantwoording dier vraag eu liet is slechts langs betoogenden weg, dat wij uit de verschijnselen lot het wezen van het licht zullen kunnen hesluiten. Daartoe gaan wij thans over.

Wanneer wij een steen in het water welpen, zien wij een aantal kringen ontstaan , die al grooter en grooter, en te gelijk vlakker wordende, als de wateroppervlakte niet al te ruim begrensd is, eindelijk tegen den wand zic h breken. Is de kom , waarin het vocht bevat is, klein van omvang, dan zien wij, nadat de buitenste kring zich tegen den wand heeft gebroken, een tweede stelsel van kringen in tegenovergestelde rigting met de eerste zich overkmisende. Bevinden wij ons in een vertrek, waar een haard of kagehel wordt gestookt, dan zien wij, als de warmt*\' hooger wordt opgevoerd, boven de kagehel de lucht eveneens in beweging, daar als het ware zeer ligte, doorschijnende wolken van de bovenvlakte van de kagehel naar boven stijgen. Minder in bet oog vallend dan de eerste waarneming, is dit echter nog duidelijk te zien, en als wij de beide proeven niet elkander gezamenlijk beschouwen , komen wij gerccdclijk tot bet besluit , dat het verschijnselen van denzelfden aard zijn. Beide keeren is ccne bewegelijke middenstof—hier lucht, daar water — door een zekeren aanstoot, bij de lucht door verwarming van de onderste lagen, die daardoor ijler geworden hooger opstijgen, bij het water door een zuiver meehanischen stoot in beweging, in golving, in trilling gebragt.

Stellen wij nu voor een oogenblik als bewezen voorop, dat er nog ccne derde soort van middenstof bestaat, die voor ons in den regel onzigtbaar en onwaarneembaar is, en die wij avther willen noemen; dan is het te vooronderstellen, dut ook die middenstof op de eene of andere wijze in beweging zal kunnen geraken. De trillingen van het water kenteekenden zich door golven , door hoogten en diepten; de trillingen der lucht door wolksgewijze bewegingen; ook de trillingen van dien bypothet ischen aether zullen dus de eene of andere wijze van openbaring voor onze zinnen moeten behbeii , b. v. als lichtverschijnselen.

W ij herhalen, dat wij deze vooronderstellingen voor het oogenblik als bewezen aannemen; wij gaan daarop verder door, en stellen nu, dat het voor dien aether niet onverschillig is wat den stoot geett, beter

-ocr page 5-

I K I S OVIil) I.ICUT.

gezegd , dat er slechts éóne bepaalde oorzaak zij, die het vermogen bezit den aether in beweging te brengen , on dut wel alleen eene hooge temperatuur, die aan eenig ligebaam wordt medegedeeld; dit in scherpe tegenstelling dan tegenover de beide andere middenstoffen, die op verschillende wijze in beweging kunnen gebragt worden. Zoolang dus b. v. b. een lucifer in het doosje blijft , is hij geheel indifferent voor den aether, maar zoodra door wrijving de phosphorus op hooge temperatuur gebragt wordt, erlangt hij de eigenschap van den aether een stoot te geven, om golvingen van dien aether in het leven te roepen en wij verkrijgen licht.

Die middenstof nu, die aether, dien wij voorloopig hypothetisch als bestaande beschouwden , bestaat werkelijk — althans dat bestaan aan te nemen is noodwendig tot verklaring van alle lichtverschijnselen, en van den anderen kant sluiten alle nog dagelijks gedane ontdekkingen op het gebied van het licht zich zoo volkomen aan de eenmaal aangenomene theorie aan, dat wij meer en meer van bet werkelijk bestaan van dien aether overtuigd worden; — die stol\' is als eene ontastbaar fijne, dunne vloeistof\' innig met den dampkring vermengd, doordringt bovéndien alle ligchamen , maar blijft geheel door ons onopgemerkt en ook door alle middelen voor ons onwaarneembaar, zoolang zij niet in bepaalde lichttrillingen gebragt is. Wanneer wij dan nu het gezegde; wat ü lichtherhalen, dan krijgen wij daarop bet volgende antwoord; Licht is geen wezen — licht is geen bestaand iets, — licht is een zekere toestand van iets, dat op zich zeil\' volstrekt niet lichtend is; wanneer wij licht zien , zien wij een yvcolti van eene oorzaak, die ook al weder op zich zelve geen licht geelt, maar alleen lichtgevend wordt, doordat zij de haar omgevende middenstof in dien zekeren toestand overbrengt; met andere woorden: lieMji» ttir eiffetmehup ran den aether, om door lujchamen op hoogere temperatuw in trilhnde heweym;/ te worden (jehraiit, en daardoor voor ons zinthaur te irordeu\').

Wij zagen dergelijke trillingen of\' golvingen bet duidelijkst op de

\') Hij de vele theoriim daaromtrent later opgeworpen, waarover nadur, verdient hel wol opmerking, dat reeds de PeripateHscho wijageeren leerden, dut »het licht is geen ligchaam , geene zeltstandigheid, maur slechts eene f\'«7. w.y, ccno fliind.quot; .lammfti\' slechts, dat de daarop volgende verklaring van die werking liet hewija geeft, dut hunne natuurkundige kennis geen gelijken tred hield niet de juistheid van dit begrip op zieh zelf beschouwd.

-ocr page 6-

ikts 0vk1! licht.

watervlakte; die kunnen ons echter slechts een grof beeld geven van hetgeen hi} den aether plaats vindt, en wij moeten deze voorstelling dadelijk loslaten , zoodra wij ons het beginsel Ifohben eigen gemaakt. Wij zullen evenwel dit beeld behouden , telkens waar wij nieuwe verschijnselen te verklaren of toe te lichten zullen hebben, daar in jjrineipe de beide zaken geheel overeenkomen, in zooverre n.1. bij beide eene veerkrachtige middenstof in beweging en wel in golvende beweging wordt ge-bragt. Wij kunnen ons ook niet te veel inprenten tot goed begrip der verschijnselen, die wij nu en later zullen behandelen, dat de aether altijd bestaat, maar eerst voor ons waarneembaar wordt als zij door ligehamen op hoogo temperatuur in beweging gezet wordt — dat dus do kamer \'s avonds even goed vol aether is als op den helderen middag , maar dat de aanstoot ontbreekt om ons dat te doen bespeuren. De temperatuur, die tot dien stoot noodig is, zou volgens de laatste onderzoekingen daaromtrent voor alle ligehamen vrij wel dezelfde zijn, n.1, do rood-gloedhitte, gelijkstaande met 525\'\' Deze temperatuur

wordt op verschillende wijzen verkregen , en wel meestal door verbruik of als product van een der zoogenaamde natuurkrachten, met name scheikundige, elektrische en galvanische kracht. Dat ook zelfs mechanische kracht onder sommige omstandigheden voldoende hiertoe kan zijn, bewijzen ons de ■wilden en de jagers in de Amerikaansche prairiën , die door het snel op elkander wrijven van twee stukken hout vuur en licht verkrijgen.

Het scheen ons noodig deze beschouwingen vooraf te doen gaan, alvorens met cenige vrucht iets over de lichtverschijnselen — die benaming toch is, zoodra wij ecnigzins meer wetenschappelijk gaan spreken, verreweg heter dan het in dien zin niets beteekenende woord licht — te kunnen zeggen.

4

Daartoe gaan wij thans over, en wel meencn wij ons in deze schets allereerst te moeten bepalen tot eene nadere beschouwing van datgene, wat men in het dagclljksch leven meer uitsluitend „een lichtquot; noemt, d. 1. wat meer direct schijnbaar uit zich zelf licht geeft, om daarna, kan het zijn, duidelijk te maken, hoe de verschillende lichtbronnen

\') Dr. .r. ii. van den huobk, llandkiding der Natuurk.em., 1851, pag. 489. De uitzondering op dozen regel geguvon door het zoogenaamde phoaphoresceren van vele , inzonderheid kalkhoudende ligehamen enz. kunnen de algemeone wet geen nadeel doen. Welligt komen wij later op deze vorichijnselen opzettelijk terug.

-ocr page 7-

IKTS OVKK 1.H II1.

het vermogen erlangen om te lichten — wat er geschieden moet, opdat zij do temperatuurshoogte deelachtig worden, die zooals wij zagen noodig is om den aether uit zijnen gewonen toestand van rust in dien van beweging te doen giinn — en hoe wij diensvolgens onze lichtbronnen, d. i. onzo lampen enz. inrigten zullen om zooveel mogelijk nut daarvan te trekken.

„Allereerst zouden wij dan onze aandacht moeten Avijden aan het „groote licht door den Schepper bestemd om te heerschen des daags , en „aan de kleinere lichten , die heerschen des nachts\').quot;

Verleidelijk schoon is de stofte : „de beschouwing van dien alles verlichtenden , alles bezielenden bol, die met zoo veel regt als de nit-deeler der goddelijke milddadigheid kan aangemerkt worden en die millioenen mijlen rondom zich leven, licht, warmte en vruchtbaarheid verspreidt1)quot; — de beschrijving, de verklaring van het liefelijk maan-geflonker, van het flikkerend, vonkelend licht der overige hemelbollen — maar toch moeten wij ons, boe noodt; dan ook, losmaken van cTio aantrekkelijkheden , omdat wij dan op het gebied der sterrekundo zouden komen, en, vergissen wij ons niet, daarover ook reeds veel schoons in dit tijdschrift is geschreven. Tot de aardsche lichtbronnen, de kunstlichten, gaan wij nu over.

Licht, een licht noemen wij in het dagelijksch leven alles wat zich aan ons oog als lichtgevend voordoet , meer bepaald alles wat uitsluitend licht geeft of tot lichten gebezigd wordt, daar wij anders het vuur, dat ook schijnsel geeft, ook een licht zouden noemen. Ken licht is voor ons de brandende kaars , de oliepit, de gasvlam , enz.

Al die lichten nu sluiten zich volkomen aan de theorie, zoo even door ons ontwikkeld; bij allen wordt eene stof op hoogc temperatuur gebragt, en die brengt dan den omringenden aether in trilling. Hoe vreemd dit nu ook velen schijnen moge, is die stof bij genoegzaam alle lichten dezelfde, n.1. gas, en wel een koolstofhoudend gas. Wij zullen trachten dit duidelijk te maken. Wanneer wij eene kaarsvlam goed beschouwen, nemen wij daaraan drie verschillend gekleurde gedeelten waar:

1quot;. een kleinen, donkeren kegel om de pit, «;

1

) AV. oi.kvns, liewhrijviuff van het [fcelat.

-ocr page 8-

u-as ovuit ut n r.

helder lichtenden fogel om den voorgaanden, h ; uin liehteuden zoom als begrenzing, «.

Wanneer wij de katoenen pit der kaars aansteken, d. i. op hooge temperatuur brengen , dan erlangt die bet vermogen om het vet, dat in haar is opgenomen, in zijne be-standdeelen te ontleden ; die bcstanddeelen nn zijn koolstof\', waterstof en zuurstof; do beide quot; laatste niet in de verhouding om juist water « met elkander te kunnen vormen , zooals wij dat elders aantroffen, maar zóó, dat, als de zuurstof voldoende waterstof tot water-vorming tot zich heeft genomen, er nng deeltjes van die waterstof overblijven, die zich nu met de koolstof verbinden kunnen tot zoogenaamde koolwaterstoffen. Deze laatste

tor-

atelling- oener kanravlam. nu zijn vele en velerlei ; daartoe bebooren

ff donkere kegel;

i lichtende koRel; v- ««\' teer, lt;le creosoot, de. dierlijke olie ,

\' Iieele, min lielitende zoom. I , . i i i t ■

net petroleum, maar ook vele onzer welne-kendste olieen en twee gasvormige ligebamen. De twee laatste, door de sebeikitndigen naar bare soortelijke zwaarte ligt en zwaar kool-walerstofgas genoenid , worden gevormd, wanneer het vet in de kaarspit of beter gezegd daarboven in den donkeren kegel a ontleed wordt. Heete koolwaterstoffen en heete waterdamp stijgen nu uit dien donkeren kegel naar boven, worden gloeijend (d. i. komen op eene warmte van on ge-Neer (iOO Celsius , maai\' ontmoeten iu dien toestand boven dien kegel dainpkriiigslurbt.

Die lucht, zooals wij weten, bevat zuurstof, bet groote scheikundige ontledings- en biudingsmiddel. Ook thans treedt die zuurstof als sebcikundig agens werkend ligchaam) op; bij ontleedt die koolwaterstoffen; met de kool daarvan verbindt hij zich tot koolzuur, met de waterstof vormt hij water. I )at gebeurt in den buitensten zoom c; maar vóór dat die verbinding plaats grijpt, zweeft de kool een oogen-blik als hoogst tijne deeltjes in witgloeijenden toestand in de gassen,

\') Aliimi dn- Xntuur, Juni] 1863. Iets over het water enz. Vet (stearine) bc-■itiint np 100 (loeien uit 7lt;),\'2 koolstof, 17,18 waterstof en 11,6 zuurstof.

-ocr page 9-

lias lt;jvj;u licht.

-ocr page 10-

1KXS OVKK LICHT.

(bij het blazen toch wordt, zooals wij weten , koolzuur uitgeadcmcV:, clan ontstaat op de oppervlakte van dat water een wit vlies van koolzuren kalk. Nemen wij nu een diep bord en vullen wij dit voor do helft mot water, plaatsen wij op dit water in een horologieglas b. v. b. een weinig kalkwater, en op een kurkje een brandend eindje kaars , dekken wij nu dit alles met eene gewone klok digt, dan zien wij de klok zich vullen met nevel, terwijl de kaars uitgaat, maar die nevel lost langzamerhand van zeil geheel of grootendeels op, en eindelijk zullen wij het vocht in het horologieglas met een sterk vlies van koolzuren kalk bedekt zien.

Maar het gaat in de werkelijkheid niet geheel zóó toe , als wij dat hierboven theoretiseh ontwikkelden ; sleehts zeer enkele lichtstoffen geven juist in die verhouding de drie grondstoffen , dat alles bij de temperatuur, diode pit krijgt, geheel verbrandt; ware dit het geval, dan zou b. v. de kaars geheel moeten verdwijnen of opgelost worden in die gasvormige ligehamen , en wij zouden geen roet of walm moeten zien; gewis wel een groot gemak voor onze huismoeders, on dat haar menigen poets- en vaagdoek zoude uitwinnen en onze plafonds menige witsel streek zoude besparen. Maar zelfs, waar geen roet of zwart bestaat , komen nevenproducten te voorschijn , getuigen b. v. onze mode-ratenrlampen , waar \'Ir bovenrand der buis , waarin de pit zich beweegt, nadat de lamp een avond gebrand beeft, altijd met eene harsachtige stot bezet is; getuigen ook de branders onzer gasvlammen , als de labnek tens heeft goedgevonden ons cenigen tijd minder zuiver gas te leveren enz. Al die neerzettingen zijn eveneens koolwaterstoffen, maar nu in eene andere verhouding zamengesteld, zoodat zij zoogenaamde eihpyreumatisehe olii i n vormen. Andere vlammen daarentegen bevatten te weinig koolstof, zoo weinig zelfs, dat zij niet of niet goed tot verlichting gebezigd kunnen «orden , b. v. de alkohol of wijngeest. De zaak ligt dus daarin: om eene stof te vinden, die zooveel mogelijk de drie zamenst\' llende deelen in de gewensehte verhouding bezit om eene heldrr lichtendi\', niet walmende vlam te geven, of wel, zoo die niet te vinden ot voor oeconomiseh gebruik te duur is, onze lampen zóó in te rigten, dat de toevoer van lucht, d. i, van zuurstof, geregeld wordt naarmate van dt koolstof, die vrijgesteld wordt.

Heide wijzen zijn in het dagclijkseb leven in praktijk gebragt; eenvoudiger was bet natuurlijk de eens bekende, gewone verlichtings-

8

-ocr page 11-

II:Igt; ovEK i.iciii.

materialen, vet en olie, te hlijvon gebruiken en de hoeveelheid to regelen, die daarvan in oen gegeven tijdsverloop verbruikt zoude worden. Dit zocht men to erlangen door do pit kleiner te maken van do kaarsen endoor den Olietoevoer te regelen Inj do lampen; do Engolschc of Argandsche lamp vertoont ziob hier aan ons als do eerste belangrijke verbetering op dit gebied, ttiwij 1 in later tijd do ( aroel- en moderti-teurlamp zich als blijvende, doelmatige inrigtingen hebben doen kennen. Bij de oudenvotsche , zoogenaamde kev.kcnlampeH toch is altijd oen zoor

ruime olietoevoer, steunende op do bekende wot van de drukking dor vloeistoffen, dat do drukking, die eeno. voobtmassa op elk ge-doolte van don zijwand van het * vat uitoefent, gevonden wordt door de basis van hot vat met de halve hoogte dor vocht zuil te vermenigvuldigen ; do pit (fig. 3 c) moot natuurlijk goed iu do opening der pijp i sluiten of anders gaat voel olio verloren, on als de pit dik genoeg is om dat uitvlooijon te beletten , dan wordt er weder to voel brandstol\' aangevoerd; doze lampen walmen dan ook zoor, ten ware men do behendigheid hobbo om de lengte der pit voortdurend behoorlijk te regelen en altijd juist in overeenstemming te houden met do oliedrukking, die natuurlijk gaandeweg vermindert, nawmato de olie opraakt.

Bij do Argandscho lampen word vooreerst til gezorgd, dat het niveau van de pit on vim de olio in het reservoir bh (Fig. I, volg. bl. niet of niet voel verschil opleverde, waarom het laatste brood en plat werd go-maakt, of wel werd daaraan de inrigting gegeven, hiernevens in fig. .5 voorgesteld; maar eeue tweede belangrijke verbetering, waardoor deze lampen aanzienlijk iu lichtgovond vermogen winnen, is de inrigting, waardoor do vlam hol wordt gemaakt, en ook langs don binnenkant

-ocr page 12-

10

IETS 0TJ5U ucilï. dampkringslucht wordt gevoerd.

Daardoor toch kan in

cl\'li stroom

\\

Mg. 1. Atyandsvhe lamp in \'loor.inodc. Fig. ó. Xoogenaamdc atudcerlaiui)

quot; kousje ot pit. doorsnede.

h h h h rondgaand reservoir. a kousje of pit.

• - aanvoer pij pen. h reservoir.

\'1 Ininpenplas. c klep die den olietc jver reg- U.

\'/ aanvoerpijp.

den/elfden tijlt;l veel nie« r olie \\ rrhramlcn , (1. i. flus veel meer gas -vornul worden, d.m vroede!- het ^cval wiigt;.

eaivel- ol\' moderateurliiinpcn , in he^insel lict/ellVlo en sleehts in nifchanick vf\'rseliillendc, lu\'/ittcn dsm (»(gt;!lt; deze laatste iiiri^tiiij^;, maaiquot; om dm olieto( \\oer no«r meer cnnstaiit te doen /iin, wordt dezelve hier door eeiic ])erspoinp tot de vlam opgedrukt. Oo^ensehijnlijk vervallen wij dus hier weder in de lout dei\' ouderw\'etsrhe lampen, die te veel olie hij de ])it kiijireu , want d:i:ir (!lt;■ krac ht der pomp niet naar willekeur telkens te iv^elen i^, komt er werkelijk hij de modemteurs \\cel Tneei1 olie hij de pit lt;»l het kousje dan noodi^ is; maar terwijl dh\' olie in (h■ keukenlam]» /ieh in de pit ophoo])le ot door de ])it tiltni\' iidi veiloicn ^in^, worlt;lt hier d» koii^ wel \\an alle kanten

-ocr page 13-

IKTs UVEK LICHT.

Al s]

Kiedig /oelit in en nu «mk stofb n tot vervanging der gewone talk en olie, die onze vaderen gebruikten , en vond die ook weldra : de waiskaars toch verving bij de meer gegoeden de walmende , stiii-kende smeerkaarsen. Nu bevat was wel is waar meer koolstof dan smeer: , maar dit wordt opgewogen door de veel dunnere pit, waardoor in denzelfden tijd minder stol ontleed , dus minder koolstof vrij wordt. Hij de kaarsen uit was en daarmede overeenkomende stoften vervaardigd , is bovendien nog een ander voordeel bereikt; men draagt daarbij namelijk zorg, dat de pit zieh zelve verteert en niet , even als bij de gewone vetkaarsen , tel-

detlen koolstof, waterstof en 5,\'il

\') Was bevat op 100 dtelen 81,38 zuurstof.

-ocr page 14-

1KTS OVKK LICHT.

kens behoeft gesnoten te worden; niet alleen toch dat daardoor het laatste wordt vermeden , maar het licht wordt tevens voortdurend meer prelijkmatig.

Ten dien einde worden de draden der pit, niet zooals bij de vetkaarsen , slechts naast elkander gelegd , maar ineen gevlochten, waardoor , ten gevolge van capillaire opzuiging, het einde der pit zich ombuigt en daardoor altijd in den buitensten heeten zoom der vlam komt, waarin zij niet alleen maar verkoolt, maar geheel tot aseh verbrandt. Dan het vetzuur bevat altijd nog eenige kalkdeelen, die soms de poriën der pit zouden kunnen opvullen en daardoor het omkrullen beletten ; om dit te voorkomen wordt de pit vooraf gedrenkt mot eeno oplossing van borax , die zich gaarne met die kalk tot boorzuren kalk vereenigt , en dan als een glinsterend pareltje dikwijls aan het einde der pit is te bespeuren. Hij vetkaarsen zijn deze voorzorgen niet toe te passen, daar de groote hitte, die het verbranden der pit in don buitenzoom geeft, bij het veel ligter smelten van vet (38quot; C.) dan van was enz. li lquot; C.—70 (,\'.) de kaars sterk zoude doen afloopen; slechte waskaarsen verraden zich dan ook al spoedig van zelf\', door deze laatste, niet gowenschte eigenschap. Maar men wilde stoffen met minder koolstof, beter gezegd met gunstiger verhouding van kool tot do twee andere zamenstellende deden ; daartoe was het gereedste middel om cene stol\', die weinig kool bevat, te vereenigen met eone die daaraan te rijk is ; zoo geeft; alkohol of spiritus \'), zooals te verwachten was uit hot gering gehalte koolstof, cene zeer slecht lichtende vlam ; terpentijn daarentegen , die tot de vorengemelde koolwaterstoffen behoort r) , geeft bij het branden eenen sterken walm, ergo bevat te veel kool. Hallo nu beproefde deze twee stollen te verbinden en wel in de verhouding van 1 deel terpentijnolie op 20 deelen sterken alkohol, om op die wijze cene nieuwe lichtstof te verkrijgen. Wij weten echter, dat de proef niet voldaan heeft, ten minste het zoogenaamde tiali,o-gas behoort tot de geschiedenis.

Xoo zijn in den lateren tijd verscheidene nieuwe stoffen ter verlichting aanbevolen, zooals de zoogenaamde gas-olie, de camphine, de parafinc en allerlaatst het petroleum. Hij al de genoemde verlichtingswijzen ge-

\') Alkohol bestaat uit l dooien koolstof, fi doelen waterstof en 2 dcclon zuurstof (O1 11« ()»).

■\') Torpentijnolio bostaat uit 20 dcclon koolstof en IR waterstof. Allo koolwaterstoffen bevatlon meer kool dan de was, dus meer d;m S1,.\'!S 7 . .Aangezien hot nu voor do was al noodig is don toevoer sloohta traag te doen plaats grijpen, zoo spreekt bet wol van zelf dat do kool waterstoffen op zich zelve ongeschikt zi jn tot verlichting.

-ocr page 15-

hits ovmi licht.

beurt in beginsel hetzelfde; er worden koolwaterstoffen onder den eeneii of anderen vorm aan eenc pit toegevoerd, en door hooge temperatuur daarin ontleed; allen beantwoorden dus uan het schema der vlam, dat wij voorop stelden.quot; Iets anders is het bij eene andere verlicht ingswijze, die tegenwoordig wel do meest algemeeno is: ecu ieder heeft reeds de gasverlichtig genoemd, en deze is het dan ook, die wij op het oog hebben.

Het groote onderscheid tusschen het gaslicht en een gewoon lamp-of kaarslicht, is, dat een gedeelte der bewerking , die bij de laatste voor onze oogeu en op het oogenblik zelf plaats grijpt, bij het gas door de gasfabriek is overgenomen. In de gasfabriek wordt in de retorten eenc stof, die rijk aan koolwaterstoffen is of die de zamenstel-lende deelen koolstof, waterstof en zuurstof in gunstige verhouding tot vorming daarvan bezit, op hooge temperatuur gebragt en daardoor ligt en zwaar koolwaterstofgas vrij gemaakt of daargesteld. De fabriek vervangt dus de plaats der kaarspit of van het lampenkousje, en dat dit werkelijk zoo is, daarvan kunnen wij ons al weder gemakkelijk overtuigen door ceno hoogst eenvoudige, algemeen bekende proef. \\ ooraf echter

willen wij aantoo-nen , dat wij feitelijk uit de pit eencr kaars gas kunnen verzamelen, dat tot branden geschikt is.

Men neme daartoe eenc flesch zooals die door do scheikundigen veelvuldig ge-

Fig. 7. Toestel ter verzameling van brandbaar gas uit eeno bruikt wordt, eenc kaarsvlam.

« Woulfsehe flesch mot dusgenaamde

h k twee halzen. Woulfsehe flesch,

/\' glazen treontcr.

h kraan ter gehoelo afsluiting der gomcoDschap lusachen de jifgc-

rtcseh en don treehter.

d glazen bui r stop van den treehter. ƒ kaarsvlam.

y glazen ontlaatingakraan.

beeld, mot twee openingen van hoven h en /•, en

-ocr page 16-

IK\'I\'S OVKK LIMIT

•\'•\'ne kraausluiting bij dcii bodem y, en plaatse dan op ilc oono opening oonon trechter c, die niet een Hlop r kan worden gesloten en in de andere opening eene gebogen, in een punt uitloopenda buis r/; de tieseb en trechter worden beiden geheel met water gevuld, de kraan

en \'l\'\' stop e gesloten en de opening der buis d juist tor hoogte ge-bragt van de pit eener kaars, zoodat de spits in den donkeren binnensten kegel komt. De kaars nu aangestoken zijnde, wordt de kraan ƒ/ opengezet, waardoor water uitvloeit, liefst druppelsgewijs, en de Heseh dus de dienst doet van een aspirator of zuigfleseh; immers wordt dan de ledige ruimte door het uitvloeijen ontstaande dadelijk door gas aungevuld. \'Wanneer de tiesdi half ledig is geloopen, sluit men de kruim //, verwijdert de spits der buis uit de kaars, die weggenomen kun worden, en opent den stop van den trechter c. Door de drukking van het daarin bevatte water wordt alsnn het in de tleseh verzamelde gas, door de opening dér buis cl uitgedreven en kan aldaar worden aangestoken, zoodat wij dus werkelijk gas uit de kaars hebben gestookt.

Het sterkst zou nu de volgende door ons bedoelde proef spreken, als wij weder vet of talk of olie zelve konden bezigen, muar dut zou veelligt moeijelijker gaan en zeker is het beter, als wij ons in plaats daarvan met eene andere stof kunnen redden ; immers om olie of vet goed op te sluiten in den kop der gewone (Soudseho pijp, die wij voor onze proef nemen zullen, en dut met zulk een sluitmiddel, dat aan de gloeihitte weerstand bieden kan en toeh goede dienst blijft doen, is niet gemakkelijk. Wij nemen daarom liever eene andere stof en vinden die in de gewone hars; deze toch bevat eveneens een aanmerkelijk minder gehalte aan zuurstof dan aan koolstof en waterstof, even als wij zagen dat zulks bij talk het geval is\' ; vullen wij nu den kop der pijp daarmede en sluiten wij dien dan goed met klei digt; wanneer wij dan dien pijpenkop in den haard goed verbitten, zullen wij spoedig uit de opening der steel een wolkje te voorschijn zien komen, dat wij met eene lucifer kunnen aansteken , en dat dan met een helder, muur tegelijk nog ul wulmend vhinnnetje blijft

\') l\'ijnhar» is zaamgoateld aU volgt- 10 koolstof, 30 waterstof, I zuurstof en \'i doelen water, of anders uit 2 mimi ile K -.bn.Mirl. n van lei|.-ii!iiinilic met () deelen ZUUMtof ((, •quot; II \' -I- fi )

-ocr page 17-

1 i;ts (»vi.i; i.icur

branden\'). (,uk suiker in den kop der pijp gedaan geeft ons hetzelfde verschijnsel3) , raanr is minder gesehikt voor de proef, omdat die eene zeer volumineuse kool geeft, welke do opening der pijp zeer spoedig verstopt. Steenkoolgruis zou ons eene gewone gasfabriek in miniatuur doen daarstellen, en geeft alweder hetzelfde resultaat, maar vereiseht eene sterker hitte, waarbij de pijp ligtelijk springt of de kleiprop zieli te veel zamentrekt en daardoor uitvalt.

Keeren wij na deze uitwijding tot de gasfabrieken terug.

Aldaar worden in groote ijzeren retorten steenkolen gedaan, die altijd vochtig of met water vermengd zijn; deze massa wordt door verhitting in groote vuren op zeer hooge temperatuur gebragt en buiten toetreding der dampkringslucht ontleed, grootendecls in ligt en zwaar kool waterstofgas de gassen, die wij zagen dat hoofdzakelijk lichtgevende zrjn). Deze nu op haren weg zoo veel mogelijk van vreemde bijmengsels en nevenproducten door drooge destillatie3) gezuiverd, worden in de gazometersdat zijn groote metalen vergaarbakken, zóó ingerigt, dat hare ruimte; zich regelen kan naar de ontwikkelde kwantiteit gas , — opgevangen en van daar uit door talrijke kanalen en buizen overal in de steden en woningen aangevoerd. Het gas dus, dat uit de openingen der branders te voorschijn komt, is bctzelfde uls dat, wat onmid-delijk uit de pit eener kaars in den donkeren kegel ontstaat; maar terwijl het laatste vrij aan de lucht wordt geboren, dus ook onmid-delijk zich met die lucht verbinden kun , wordt in dc fabriek de lucht afgesloten, totdat wij dat gas ter verlichting verlangen. De drukking, waaraan de gasmassa iu dc gemelde gashouders onderworpen is^ maakt, dat die alle buizen geheel vult, en altijd tegen dc kraan der branders aanstaat. Zoodra wij nu die kranen openen, komt dc donkere gaskegel met luelit iu aanraking; de eerste hooge temperatuur moeten wij daaraan medcdeelen door het met een vlammetje aan te steken, maar is ook eens een gedeelte gas op die temperatuur gebragt, dan gaat de

\') liet stoken van gus uit oliu iu enkele malen in het groot in praktijk geliragt, dofh heelt niet opgenomen wegens do grooto kostbaarheid; naar wij meenen is o. a. do Domkerk te IHreoht vroeger mot zulk gas verlieht.

s) Broodsuiker (rietsuikor) bevat 12 doelen koolsol\', 11 waterstof en 11 ziuirstol\' (C13 II11 O \').

\') Zoo noemt men do bewerking, waarbij vaste stoffen builen toetreding der lueht en zonder toevoeging van water worden ontleed , waarbij dan altijd vloeistoffen en dampen overgaan (deslilloren).

-ocr page 18-

IKTS OVKK MCllT,

ontleding en verbinding voortdurend voort en wij zien weder aanhoudend de twee lichtende kegels li en (! om den donkeren kegel A, die door het altijd aangevoerde retorten-gas wordt geleverd. Zoo zien wij dus de gasvlam, hoe uogenschijnlijk ook van eene gewone vlam met eeno pit verschillende, geheel daartoe teruggebragt, of kunnen wij de pit der kaars als eeno gasfabriek in het klein beschouwen\').

Tot nog toe behandelden wij alleen zulke lichten, waarbij werkelijke vlammen bestaan, waar dus brandende gassen aanwezig zijn, en wij zagen, dat daarbij in principe alle lichten, hoe verschillend ook in vorm, tot eeno en dezelfde theorie, tot hetzelfde schema kunnen teruggebragt worden: van af de vlammende houtspauu de zwavelstok), wamde poreuse houtvezel zelve de plaats der pit inneemt en tegelijk door ontleding \\ an do haar zanienstellende bestanddoelen (12 deelen koolstof, 10 d. waterstof en 10 d. zuurstof) de gassen oplevert, tot het meest volkomene licht der beschaafde wereld, de gasvlam , toe. Hebben wij ook al sommige stoffen, 1). v, 1), het petroleum , de gas-olie , het zoogenaamde draagbare gas, paraline enz, , buiten sprake gelaten, zoo ligt het toch voor de

\') Er kan natuurlijk in eeno schots als do onderhavige geen sprake zijn van volledige, grondige besproking van de verschillende onderdooien ; daardoor tooh zoude zij voel te uilgobroid worden en ton anderen geheel haar karakter verliezen. Wij hebben ons dan ook tot het moest algomeene bepaald , vooral ook om do onderlinge overeenkomst, die zooals altijd in de grofste trekken liet meest opvallend is, duidelijk te doen spreken. Om echter het denkbeeld niet te veel ingang te doen vinden, dat do gasfabrieatie op zioh zelve zulk eene eenvoudige zaak zij, laten wij hieronder volgen eene kleine opgave van do producten , die hij hot stoken van gewoon gas gemeenlijk verkregen worden. Zij zijn:

1quot;. ompyreumatische oliën (vloeibare koolwaterstoffen) in den vorm van teer;

•1quot;. waterachtige, veelal ammonlakale stoften: leirn-alcr ■,

Squot;. gassen, namelijk:

a. ligt koolwatorstofgas |

4. zwaar koolwatorstofgas j de war0

r. ammonia gt; door ontleding van noy iu do kolen bevat water, maar zich

d. koolzuur ^ oniniddelijk in het afwa^chwatcr oplossende.

e. zwavelzuur j in goringe hOeveelhoid en door kalkmelk wordende te-ƒ. zwavel-waterstof ) ruggehouden.

4°. in damp overgegane empyreumatiseho oliën (stet ukolendamp) in geringe hoeveelheid.

Daar de meeste dezer producten op haren weg naar de gashouders moeten worden teruggehouden, vele moeten worden opgevangen om der industrie op eeno of\' andere wijze ten nutte te komen, de temperatuur der stoking, de tijd van duurder sloking, het gehalte aan de goede gassen zeer doet verschillen, zoo zal men wel hegrijpen, dat «\'ene goede gasfabriek evue zeer zamengestelde inrigting worden moet.

Hi

-ocr page 19-

iets ovkr licht.

17

hand, dat die allo goreedelijk tot onze beschouwing zijn terug te brengen.

Maar er zijn nog andere lichtbronnen, waarbij geen vlammondo gassen voorhanden zijn: het zijn die, waarbij vaste deeltjes in witgloeijenden toestand worden gebragt, anders dan door de ontleding van ligt en zwaar koolwaterstofgas, en die daardoor lichtgevende worden. In dit opzigt bieden zich vooral vier soorten van licht aan, n.1. het kool-spitslicht door hot galvanismus opgewekt , het oxygcen-kalklicht, het dkciimon\'d\'scIu! licht ot\'de zuurstof-watcrstof-kalkvlaiu en het magnesiumlicht. Aan deze, als stellig van minder algcmecne bekendheid, wijden wij cene eenigzins meer uitgewerkte beschouwing.

Onder de krachten, die licht kunnen voortbrengen, noemden wij in de eerste plaats de scheikundige!, die wij nagegaan hebben, daarna do galvanische. Wanneer wij een aantal galvanische elementen , welke wij als bekend moeten vooronderstellen om niet te verre van ons onderwerp af\' tc dwalen en niet in al te wijdloo-pigc verklaringen en uitleggingen te vervallen, aan elkander koppelen, dau ontstaat er tusschen de koperen draden of roepen, die de eerste en de laatste trog dier batterij of aancenkoppcling met elkander verbinden, eene sterke hitte; eene hitte, die, het overige gelijk blijvende, toeneemt in evenredigheid van het aantal troggen of elementen , en die, als dat aantal niet al te gering is, tot verbazende warmtö-ontwikkeling aanleiding geeft; tusschen de uiteinden dier slnit-draden kan men niet slechts metaaldraad doen glöcijen, verbranden en vervlugtigen, maar men kan daartnsschen stoffen smelten, die anders onsmcltbaar zijn, b. v. bet platina, den diamant, kalk, enz. enz. Zelfs kool wordt tusschen de pooleinden (zoo noemt men die uiteinden) van zulk eene batterij tot witgloeijen gebragt en opvolgend in koolzuur omgezet, en het is deze glocijing, die men tot verlichting benuttigd hecfl. Wij zien biet wel bepaald de galvanische kracht zuiver met lichtgevend vermogen optreden , want wij behoeven volstrekt geene vreemde hooge temperatuur aan te wenden om der glocijing op te wekken; zoodra de batterij A (z. Fig. 8) door hare geleiddraden h Ij met den lamp-toestel r in verband is gesteld, en de uiteinden der koolspitsen d il

-ocr page 20-

ll\'.TS t) VIC It Licur.

die hier de pooleimlen representeren, nagenoeg tot elkander zijn ge-brugt, treedt de werking in, die wij n\\i naar willekeur elk oogenblik

kunnen afbreken en winler instellen, door den geloidingsdraad op een ot\' ander punt, b. v. aan de verbinding e, los te maken.

Vt-rrasscnd schoon is het efb\'ct van y.iilk een cicktrirk licht zooals het gewoonlijk ^cnoein l wordt . \\ erbeelden wij ons eene scliitteicndc

IK

-ocr page 21-

IETS OVKU 1,1111 r.

Ill

ster, die mot eonenblaauwachtigon gloed, evenals het maanlicht, eenen hel-deren bnndel stralen uitschiet, oen hnndel, dien wij, door verschillendo soorten van reflecterende spiegels aan te wonden, verschillend van vorm, kracht en uitgebreidheid kunnen maken, maar die zóó sterk van licht is, dat b. v. bij illuminatie aangewend, de gewone lampions als walmende pitten schijnen, on schaduwen barer vlammen op de muren werpen ; dat in den bol verlichten schouwburg de straalbundel scherp afgeteekend over het tooneol is te volgen ; dat bij grooto werken (laatstelijk o. a. bij het loggen der spoorbrug over de rivier de Mark bij Breda) één a twee lampen voldoende waren om lionderde werklieden licht bij den arbeid te geven, enz. Men zal dit begrijpen kunnen, als wij zoggen, dat één elektriek licht, gegeven door eeno batterij van 48 elementen van hunskn klein model, gelijk staat met het licht van 572 gewone bougies, en dat 80 grootore. een licht hebben opgeleverd gelijk aan J van bet zonnelicht. Met 100 elementen doet hot de oogen sterk aan, en do vonk of lichtstraal door 000 elementen opgewekt, die de lengte van 7 Ned. duimen kan bereiken , heeft hetzelfde effect op hot menschelvjk organisme , als de zonnesteek \').

Men weet dan ook , dat er herhaaldelijk proeven zijn genomen om de grooto steden, met name Parijs, mot zulke toestellen te verlichten, eene onderneming, die bij nuchtere beschouwing al vooraf berekend kan worden niet te zullen slagen. Do redenon daarvoor liggen voor de hand. Immers is het eene algemeenc waarheid, dat contrasten sterk spreken; waar dus een hol licht is, is oonc zoor donkere schaduw te verwachton, en zoo dus de eene helft der stad zic h in een uitmuntend licht zoude verheugen, zou de andere letterlijk in pikzwarte duisternis gedompeld zijn. Slechts dan vervalt dit bezwaar, zoodra men bet licht op genoegzame hoogte kan brengen, aangenomen dat hot dan nog voldoende sterkte behoude, maar onze hoogste toren zoude dan

\') lets over elektiische verlicliting, door mr. .i. a, van huk, in dc l\'ol/csvli/t, tijdschrift voor nijverheid enz., 18fiI. Toen «ij bij gelegenheid der oranjefeesten te Amsterdam (16 November ISCKi) galvaniseh licht bij do illuminatie zouden l.ezo.gon , bezigden wij daartoe eene batterij van 60 elementen , volgens mi.NsEN , van 20 eentim. hoogte, welk aantal later wegens het dampige weder tot 72 werd opgevoerd; wij kregen toen trouwens een schoon , sterk licht, waarbij wij op ongeveer JUK) ellen afstand duidelijk konden lezen. Voor proeven mot zulk licht binnenskamers in gezelsebappon of vereenigingen zullen altijd 20 zulke elementen noodig zijn, vooral als mi n te gelijk eenige, ecnig/,irn sprekende verbrandingspro, ven wil nemen.

-ocr page 22-

IKTS OVKR LICHT.

voire van toereikend zijn. De hemellichten alleen staan op zulk cene hoogte ot\' o]) zulk oenen afstand van ons verwijderd en zijn tegelijk zóó sterk liehtgevond, dat die enorme vorwijdoring daaraan niet schaadt1). Bij lichtbaken of vuurtorens daarentegen, waar het licht zonder helommcring in de vrije ruimte uitstraalt, zal hot galvanismus van uitstekend nut kunnen zijn, zooals het daarbij dan ook werkelijk in praktijk is gebragt.

Eono groote zwarigheid voor do meer algemconc aanwending van dit galvanisch licht in de praktijk en in do tochnick zal wel altijd liggen in den omslag, die er noodwendig mede verhonden is; de galvanische batterij moet altijd zeer sterk zijn , en daarom kunnen wij al niet anders gebruiken dan zulke elementen, welke de meeste kracht ontwikkelen, n.l. die volgens tii xsex , uit coke en zink zaamgesteld. Het salpeterzuur, waarmede die troggen voorts gevuld worjlen, voor oen gedeelte althans, stoot onder of beter gezegd door de werking alleronaangenaamste , nadeelige , prikkelende dampen uit, die het bijna onvenuijdelijk noodzakelijk maken de batterij in do open lucht te houden. Deze batterij is bovendien lang niet van constante werking en moet dus dikwijls vernieuwd worden. Daarenboven is de galvanische stroom, in die krachtige mate, lang geen onschuldig, maar een gevaarlijk werktuig, waarmede slechts een ingewijde gerust kan omgaan; velen, de meesten onzer lezers, hebben wel eens do zoogenaamde schoktoe-stolletjes of wel eene gewone elektriseermachine gezien, en dan de herhaalde schokken door een van beide veroorzaakt gevoeld; alles behalve aangenaam is de daardoor verwekte gewaarwording, vooral als de schokken wat sterk worden, en toch zijn al die toestellen in den regel zoodanig ingerigt, dat zij zelfs bij hunne grootste krachts-ontwik-keling geen kwaad kunnen, maar de schok door een 60tal, of zelfs maar door 6 zulke groote dementen gegeven, in beginsel geheel dezelfde, is oneindig sterker en kan verlammingen, ja den plotselingen dood ton gevolge hebben.

\') Wij Umi\'hcn hier de vergelijking in, gegeven door oanoo. in zijne quot;Physique d r ustiije den yen* dit monde etc. ,quot; om een denkbeeld te geven van den afstand der zon, en die ons veel duidelijker voorkomt, dan het oude beeld van den kanonskogel, dat toeh op eene tastbare ongerijmdheid berust, n 1, dat eon spoortrein mot eene gemiddelde snelheid van 50 mijlen in het uur voortatoomende, 3; eeuw (zegge drie en een halve eeuw) noodig zoude hebben om de reis tot de zon af te leggen.

20

-ocr page 23-

IETS OVKK lilCUX.

Wij zouden echter te verre van ons onderwerp afdwalen, doch meenden deze opmerkingen niet achterwege te mogen houden, bij do loffelijke zucht van velen om aan werkelijke proeven het geschrevene te toetsen, en waarlijk , oen klein galvanisch batterijtje van li. v. 1 kleine elementen moge een heel aardig speelgoed zijn, dat houdt op bij batt elijen van bovengemelde sterkte , die eene geoefende liund en kennis tor besturing vereischen.

Wij spraken zooeven van vuurtorens of lichtbaken; het kan wel niet anders, of alles wat met deze in verband staat moet voor ons van het hoogste belang zijn. Wie in ons handeldrijvend Nederland heeft niet al ligt één zijner betrekkingen, hetzij na, hetzij verre, die onder een of anderen vorm, in do eeno of andere betrekking ter zee vaart, zooals men dat noemt; wie dan ook heeft niet vaak gesidderd voor het lot dier lieven, als de stormen bulderend om ons waren , als de wind met angstwekkend geloei door de straten en langs pleinen en grachten jaagt, als het donkere zwerk vliegend over onze hoofden heenvaart en slechts bliksemstralen de graauwe duisternis voor een oogenblik afbreken. Wee dan het ranke feehip , dat op de baren ten prooi der elementen omdrijft; dubbel wee als het de kusten nadert, waar tallooze rillen en banken en klippen, dood en verderf aanbrengend, verraderlijk in den zwarten nacht vooruitsteken; maar heilrijk dan, als door dat dikke floers heen de vuurbaak hare vriendelijke stralen in de verte uitwerpt om den zeeman toe te roepen: Hoed u, weg van hier! ()f als na lange, moeitevolle reis, eindelijk dat welkome licht hem verschijnt als de eerste bode van dat land, waarnaar hij zoo lang reeds verlangd heeft, en de lichtstraal als de eerste stem is van bet herwonnen vaderland!

Het spreekt wol van zelf, dat daar geen licht te sterk, ja, het sterkste vaak nog naauwelijks voldoende is; meestal is het gewone lamplicht nog in gebruik, omdat, zooals wij zeiden , het galvanische licht met vele moeijelijkhedon gepaard gaat, en ook in constante werking, zelfs met den besten regulateur, nog al wat te wenschen overlaat. Toch zijn reeds herhaalde proeven genomen om bet elektrieke licht daartoe te benuttigen , en boter zal dit nog worden , als do

21

-ocr page 24-

Ji;igt; ovj;ii Luill.

c ijzeren ladle kolum, « aardoor de olie wordt opgevoerd. d trap naar den lantaarn.

c toostel om bijilmaijende ol\' intermitterende lichtca-do beweging daar te stellen.

-ocr page 25-

iris OVKK LICHT.

zoouls fig. 10 dat duidelijk maakt. Do inrigtingcu tot draaijondo be-

^__________ ____ weging enz. der kustlichten behooren

: niet tot ons onderwerp.

Wordt n.1. in eenc vlam een stroom zuurstofgas gevoerd, dan is het klaar, ,, dat de verbranding sneller plaats zal

Nog twee soorten van licht zijn er, die wel even als het elektrieke licht uitsluitend door onmiddellijke gloeijing van vaste deeltjes sterk lichtend worden, maar waarbij toch weder gassen en vlammen in het spel zijn.

van du verzameling en uitzending grijpen, dan -wanneer ccn mengsel woi-dt der liclit.it ruien door een ateUel van i . . i i .

FKKs.NEi/dchc ringen. n0.ii^(.M)0(l(\'ii, tlux slcclits on^c\\coi ,

zuurstol\'gas bevat (op 100 doelen dampkringslucht zijn 70,1 stikstof en 20,9 zuurstof). Nu spreekt het ook van zelf, dat die snellere verbranding vermindering der lichtkracht zal ten gevolge hebben, daar nu den kooldeeltjes veel minder tijd wordt gegeven om in witgloei-jenden toestand te verkeeren, maar zij als het ware onmiddellijk in koolzuur worden omgezet ; in evenredigheid daarmede neemt de hitte toe, met andere woorden, de middelste kegel (zie lig. i vermindert ten bate van den buitensten zoom.

Rigten wij nu dien zoom op een ligehaam, dat daarin niet verbranden , maar wel sterk gloeijen kan, dan is het alweder vooraf te berekenen, dat wij daardoor het gemis aan gloeijende kooldeeltjes compenseren kunnen, te meer daar die ligebamen toch ook noodzakelijk moer of minder hoogst fijne wit gloeijende deeltjes moeten loslaten.

Reeds bij voorzigtig blazen door een pijpensteel tegen hot onderste gedeelte eener kaarsvlam, waarbij, zooals duidelijk is, een sterker luchtstroom, ergo meer zuurstof wordt aangevoerd, zien wij de vlam vooreerst van vorm veranderen, en tegelijk deze veranderde verhouding tusachen de drie kegels in bet oog springen. De vlam krijgt dan de gedaante in fig. 11 voorgesteld.

Doze grondregels nu zijn in praktijk gebragt bij bet zoogenaamde

-ocr page 26-

1KÏ8 OVKB LICHT.

oxy-calciumlicht. In cone alkoholvlam « (fig. 12) wordt uit eeu reservoir

h hier ecu guttu-pcrchazuk niet gewigtou bezwaard, die de dienst van

Fig. 12. 1 amp enz. voor oxy-cab iumlieht.

A lamp.

quot; pit.

^ gashouder.

V geleidingsbuis,

r opening der laatste,

d afsluitingakraan.

\'■ krijtcilinder.

-ocr page 27-

1KXS OVJlll LICHT.

gashouder doet) door eene fijne opening o oen stroom zuurstofgas geperst, en wel zoodanig gesteld, dat do spits, dus het heetste gedeelte der vlam , gerigt wordt op een eylindertje van krijt of kalk e.

Beide laatste stoffen bestaan, zooals men weet, uit koolzuren kalk. De sterke hitte door de vlam gegeven brengt dit krijt of kalk tot wit gloeijen, en dan verspreidt dit een zeer wit, helder schitterend licht, dat, hoewel niet zóó sterk als het clektrieke licht, dit veelal kan vervangen. De gassen en de vlam zelve, die tot verlichting benuttigd worden, doen tot die kracht direct niets af, want zuurstof is een op zich zelf geheel onbrandbaar gas, en de alkoholvlam behoort zooals wij gezien hebben tot de zwak lichtende ; het zijn dus welbepaald de wit gloeijende krijt- of kalkdeeltjes, die dit sterke licht zijnen helderen glans geven\').

Ongeveer hiermede overeenkomend is het iwrMMoxnsche kalklicht: hier wordt echter van geeno alkoholvlam gebruik gemaakt, maar op den kalk wordt een brandbaar gasmengsel gevoerd, het knalgas, bestaande uit 1 deel zuurstof en 2 deden waterstof, welk knalgas, aangestoken zijnde, eveneens eene sterke hitte te weeg brengt.

•iö

\') Wij laten hior een tnbellinisch ovorzigt volgen van do lichtsterkte der velschillende lichtatoffcn, oeno gewone waskaara als eenheid aannemende (\') :

Omschrijving dor lichtstof.

Kosten per uur in centen.

Lichtsterkte in

waskaarsen.

Het licht ge-i lijk staande jmet 1 kaars. ;kost per uur.

Normaal waskaars.

2,5

1

2,5

Stearinekaars van 4 in het pond.

1,28

0,9

1,42

» 6 » »

1,35

1

1,35

l\'araftnekaars.

2,62

1,1

2,2

Petroleum (Amerikaansehe).

1,02

3 2

0,32

Photogène (gns-olie).

1,13

3

0,38

Raapolie.

1,27

2,8

0,45

Ciewoon gas.

2,7

10

0.27

Drummondsch kalklicht.

»

153

?

Electriek licht (batterij van IS

elementen).

155

572

0,27

Magneto-galvaniseh licht (ongeveer)

91

800

0,11

(*) Zamengestclil uit het niecvgcmcUte opstel van mr. .t. a. van kijk , in quot;de Volksvlijtquot; en uit tabellen, voorkomende in quot;de Industrieel, tijdschrift voor iiatuur-kiinile, enz. enz.quot; onder redactie van s. n. van kotkn , 1862/03.

-ocr page 28-

JÜ ItlS OVUXi LICHT.

Het gas moet echter met voorzigtigheid behandeld worden, daar het

Do verschillende lampen staan in haar lichtgevend vermogen enü. tot elkander als volgt (\').

Omschrijving dor lamp.

Figuur der lamp in het voorgaande.

Afmetingen

van de pit in Ned. strepen.

lichtsterkte vergeleken met eene gewone vetkaars als eenheid.

Oliever-hruik per uur in greinen.

Olicver- 1 bruik voor de helderheid van ééne kaars

Keukenlamp.

3

7,9 dik

0,5

115

230

Studeerlamp mot platte

1 lgt;»t.

6

18 breed

1,17

181

155

Studeerlamp met half-

j ronde pit

32,6 »

3,3

350

106

Studeerlamp met holle

ronde pit.

22 diam.

5,1

500

08

Argandsche lamp.

4

18,7 »

3,07

•105

127 ;

iModerateurlamp.

0

23.1

7,0

095

91

De verschillende soorten van kaarsen gevon ons hot volgende tafeltje (quot;):

Soorten

van kaarven.

Vertering in 100 uur in Ntxlerl. looden.

Gemiddelde helderheid, die eener waskaars van vier i in het pond op honderd, gesteld zijnde.

Talk C) in het pond.

89

81

Stearine /uur 4 in het pond.

09

08

5

94

92

-

0

92

89

8

86

82

Was

4

87

100

f3

80

92

8

71

83

Spermaceti

4

96

118

.

ö

80

100

*

6

80

90

(•) Overgenomen uit lut \'Tcclinologiwli Woordenboek enz.,quot; van dr. k\\ilt;MAHScii en prof. ii HEKKN

-ocr page 29-

IKi\'rt UVKK I.UIIT.

anders al spoedig aanleiding geeft tot hoogst gevaarlijke ontploffingen; de gassen worden dan ook bij goed ingerigte toestellen geheel afzonderlijk bewaard, en de buizen der beide gashouders eerst kort vóór do

Er blijft ons ten slotte nog eene soort van licht over, dat geheel van den nicuwsten tijd en als het ware nog in zijne geboorte is, althans nog slechts zeer beperkte toepassing vindt: het maffiminmlifM. Juist ter wille dier nieuwheid is het welligt niet ondoelmatig hierbij eenigzins langer stil te staan.

Magnesia is voorzeker den meesten onzer lezers of zeker wel allen daaronder, die met kinderen gezegend zijn , bekend; het is een sneeuwwit, uitermate ligt poeder, dat algemeen als een middel tegen het zuur wordt aangewend.

Die magnesia is eene scheikundige verbinding van een door u. havv in 1808 ontdekt, doch eerst later door nussv zuiver daargesteld metaal, magnesium genoemd, met de zuurstof; het is wit, glansrijk en zeer smeedbaar, (xedurende vele jaren het uitsluitend eigendom der scheikundigen en eene curiositeit voor chemische laboratoricn, is het eerst sedert korten tijd gelukt , het in eenigzins grootere hoeveelheid te vervaardigen en in den handel te brengen , hoewel de productie nog

27

-ocr page 30-

iets ovkk licht.

altijd gering en dü prijs dus hoog is1). Het komt tegenwoordig voor als draad van verschillende dikte, van gemiddeld tot 1 millimeter in doorsnede, of als zoogenaamd magnesinmlint; dunne reepon van 3 u 5 millimeter hrerdte. In uiterlijk aanzien komt het, de grootcrc ligtheid daargelaten , meest met platinadraud of nieuw getrokken lood-draad overeen.

Bij de gewone temperatuur ondergaat het magnesium in do lucht geeno verandering, maar bij zelfs niet zeer sterke verhitting trekt het gretig zuurstof uit de lucht tot zich en vereenigt zich daarmede tot de magnesia, waarvan wij bij den aanvang dezer regelen zijn uitgegaan. Die verbinding van het magnesium geschiedt, even als zoo vele andere scheikundige verbindingen, onder verschijnselen van licht: het magnesium verbrandt in de zuurstof, en deze lichtverschijnselen zijn bij uitnemendheid sterk en schitterend; neemt men b. v. zulk een eind draad, dat tegenwoordig in de grootcrc steden vrij algemeen verkrijgbaar is, en houdt men het eind daarvan in de vlam eener kaars, of, als de draad goed droog is, zelfs in die van een gewonen lucifer, dan begint die draad weldra een kort oogenblik te gloeijen , om bijna onmiddellijk met cene verblindende ecuigzins blaauwachtig witte vlam te gaan branden ; daarbij vallen dan witte stukjes magnesia af.

De prijs van het magncsiummetaÜ is vooralsnog te hoog (ongeveer het vijfvoud van /ijver) en ook de zaak zelve is nog te veel in hare geboorte , dan dat men er nu reeds een algemeen praktisch gebruik van zoude maken; toch kan bet niet missen, of het moot eerlang eene uitgebreide toepassing vinden, immers is de zoo eenvoudige aanwending, die geheel van groote toestellen en \\iiii gevaar ontbloot is, verreweg te vol\'kiezen boven de kalkliebten of boven het elektrieke licht, die met vrij grooten omslag gepaard giian en toch ook in het gebruik nog tamelijk duur zijn. Het geldt voor het tegenwoordige nog maar de vraag luimeren en daardoor goedkooperen fabriekmatigen aanmaak te erlangen, en doelmatige lampen voor deze stofte vinden; dat zijn inrigtingen, waardoor voortdurend draad wordt aangevoerd naarmate het vrije einde verteert, en die tevens de vlam in het brandpunt houden kunnen van een of anderen reflector, waardoor de verlichting nog ver-

\') \\ olgons lie laatste medcdcclingcn kan de Magnoaium Metal Company, do eonigc, die mngncsium fabriekmatig daaratolt, thans \'ij Eng. pond = 1,135 kilogf. per uur leveren

-ocr page 31-

i hts o vu it r.iciir

sterkt en bepaald wordt. Toch is men ook daarin reeds n.et groote sehreden voormt gedaan, zooals nit de hier nevensstuande afbeeldingen van twee /Hike lampen blijken kun; bij de eene fig. II) is de regelmatige verbranding nog verzekerd door een kleine alkohollump onder den draad geplaatst, en wordt de laatste door een rondsel werk met do hand voort-bewogen; bij de andere (lig. 1,quot;,) brandt, het metaal geheel op zieh zelf, maar vindt de beweging door een uurwerk plaats, zooals dit uit dé teekening voldoende blijkt.

.......................

zien\' umrVmSleChU doU quot;^enlloglledll F spiegel,

0 V, fl O li ast »anrin hot uurwerk is besloten.

lielangnjke proeven over het magnesiuinilrht zijn vooreenigen tijd door ....................quot;■ •\'« rlt;\'(\'b\'genheid eener openbare voordi\'agt .....

nomen ; daarbij is gebleken, dat een magnesinmlieht van dez.dfde srhijn-

\'are grooff,- als de zonneschijf „nder .vne helling van (17 door\'d..

-ocr page 32-

ikts ovbu uciir.

onbewolkte zon slechts ó malen in lichtsterkte wordt overtroffen, een dunne draad gaf een licht , gelijkstaande met 74 waskaarsen, terwijl om dit gedurende 10 uren te doen branden oneen magnesiumdraad be-noodigd waren, die bij dun tegenwoordigen prijs ongeveer 125 guldens zouden kosten \').

Ook in het koninklijk zoölogisch genootschap Naturu Arti* Magktra, te Amsterdam, is bij gelegenheid eencr openbare voord ragt eene proeve genomen om photographische afbeeldingen, met den tooverlanlaarn of wil men liever met een phantasmagorischen toestel , sterk vergroot in plaats van door hydro-oxygeenlicht , dat eerst beproefd was , door magnesiumlicht daar te stellen ; de nog lang niet regelmatige werking der lamp buiten rekening gelaten, lag er ook een zeker blaauwaehtig waas, een sterk uitgedrukte maneschijn over de beelden , die storend voor het gezigt werkte.

Bij de bovengenoemde lezing van prof. koscok werd nog eene proef genomen , welker vermelding ons to gelijk op een ander terrein brengt , waarop het nieuw ontdekte licht ons de schoonste vooruitzigten opent; do bekende Engelsche geoloog, sir ciiaulks lymj. , word op die vergadering met behulp van het magnesiumlicht gephotographeerd. Voorwaar eene onschatbare eigenschap van dit ligchaam; tot nu toe toch bijna uitsluitend aan het zonnelicht gebonden , als alleen de noodige scheikundige inwerking op de daartoe passende stoften voortbrengende, vindt de photographic hier eene liehtbrop , die in scheikundig vermogen slechts betrekkelijk weinig boneden het zonnelicht zelf schijnt te staan , althans digt genoeg daarbij komt om met vrucht als vervangmiddcl gebezigd te kunnen worden. l)c proeven daarmede aanvankelijk ook in ons land genomen zijn naar wensch geslaagd en zullen ongetwijfeld weldra door algomecne toepassing achtervolgd worden; zoo wordt bij voorbeeld reeds medegedeeld, dat dc bekende l\'arijscbe photograat nadar photographicn van de beroemde l\'arijscbe riolen zoude uitgeven met magnesiumlicht vervaardigd , en zeker zullen wi j eerlang de reeks der steroos-coopplatcn met gezigten in zoutmijnen, beroemde holen, grotten enz., verrijkt zien.

\') Deze biizmelcrhodon zijn overgenomen uit eene moileileeling in holl.ondenselic-ilngbliiil /Mt\'/v Trlegruph, van VVouimlng \'22 Kebnmrij 186».

;iO