V O O E B E D E.
Hoe kan de Voorbede mogelijk zijn? Hoe kan het wezen, dat de eene mensch door zijn gebed invloed heeft op het lot van den ander? Wij moeten hieromtrent duidelijke, heldere gedachten hebben. Niet in een stichtelijke phraseologie, waar geen vaste overtuiging achter leeft, maar m kalm en welgegrond geloof moeten wij over dit mysterie spreken.
.uen mysterie toch is het. Dat Jezus en de Apostelen de vooibede als een gewichtig bestanddeel des geestelijken levens voorstellen, is wel duidelijk. Paulus zegt tot de eene gemeente: broeders, bidt voor ons! terwijl hij de andere verzekert dat hij in zijn gebeden zonder ophouden harer gedenkt, of eener derde toevoegt: ik vertrouw dat mijn lijden mij tot zaligheid gedijen zal door uw gebed en toebrenging des Geestes van Jezus Christus. Jacobus spoort de Christenen aan: bidt voor elkander opdat gij gezond wordt. Johannes schrijft den geloovigen een zoo diep geestelijk inzicht toe, dat
zij iernands inwencligen toestand kunnen beoordeelen, en weten of iemand op den weg der verharding, dei-zonde tot den dood is. Zien ze nu, zegt hij , dat iemand nog niet langs deze vreeselijke helling afdaalt, dat hij nog niet zondiat tot den dood, zoo znllen zij God bidden, en Hij zal den geslingerden het loven geven. Ja aan ïimotheus wordt op het hart gedrukt, de gemeente te vermanen tot gebeden en smeekingen voor alle menschen! Nemen wij nu in aanmerking dat de heilige mannen Gods geen behagen hebben in ivoorden en betuigingen zonder waarheid, dat zij dus willen dat de voorbede in waarheid een daad der liefde zij, die alles voor den broeder wil doen, en zich dus in arbeid der ziel, in vurig verlangen naar zijn heil tot God wendt, — dan vragen wij opnieuw: hoe kan het toeh zijn, dat de ecne mensch voor den ander bidt en verhooring ontvangt?
De oplossing van dit en van alle raadselen des men-schelijken levens is in den persoon van Jezus Christus. Is ons iets in den mensch niet duidelijk, zoo hebben wij slechts te vragen: wat leert ons hieromtrent de persoon van Hem, die het menschelijk leven inderdaad tot zijn volle bestemming gebracht heeft en het doel der menschheid bereikt?
Wij zien dat in Hem de voorbede het eigenlijke zijns levens was, en nu nog is. »Door den eeuwigen Geest heeft Hij zichzelven Gode onstraflijk geofferd.quot; Zijn leven was van don Heiligen Geest gedragen, opgeheven, tot zijn doel gevoerd. En dit leven was een offer, éen onophoudelijk, samenhangend offer der gansehen levens. Dit offer heeft Hij biddende gebracht. Daarom is Hij de vervulling der oud- testamentische offerande. De Israëliet kwam tot het heiligdom, begeerende te bidden, d. i. zijn leven
3
Gode te offeren. Maar bij gevoelde dat men tot den lieiligen God niet naderen kan, dan door den dood van vleesch en bloed heen. ISTu kon bij echter ziehzelven toch niet op de plaats dooden. Daarom bracht hij nu een offerdier mede, welks onvrijwillige dood een teeken, een beeld was van \'t geen hij eigenlijk zelf betuigde te willen doen. Want eerst dc\'iardoor wordt het gebed een waarheid, dat het gepaard gaat met werkelijk zich te offeren. Dit alles was dus bij den Israëliet een zinnebeeldig werk, een profetisch teeken dat zijn vervulling nog wachtte. In Christus nu is deze vervulling werkelijk gekomen. Zijn offer was een gebed, zijn gebed een offer, het gansche leven door in onafgebroken samenhang. »Brandofteren en slachtofferen hebben U niet behaagd; doch zie Ik kom om uwen wil te doen, o God.quot; En in dezen wil zijn wij geheiligd door de eenmaal geschiede offerande van Jezus Christus
Dit offer, dit werkzaam gebed is gebracht door den Heiligen Geest. Zoo hoeft Jezus in onophoudelijke voorbede, die tevens offerande was, do zonden der wereld gedragen. Maar de Heilige Geest is het beginsel dei-macht, der opstanding. Het geestelijke is de grond van het natuurlijke; want God, de eeuwige Geest, heeft de wereld geschapen. Christus is door zijn opstanding uit de dooden naar den Geest der heiligmaking gesteld tot Gods Zoon. Dat is: de Geest der heiligheid is in Hem gebleken te zijn de Geest der opstanding, der volkomen overwinnig, verheerlijking, van het natuurlijke leven. Daarom zegt Hij: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Br is niets dat voortaan waarlijk macht heeft, dan Ik alleen. Spreek niet van de macht der natuur, der omstandigheden, dor noodzakelijkheid, dat
alles heeft slechts een schijnbare macht; de ware macht is geheel de mijne, mijn eigendom. Zoo heet hij dan, om deze waardigheid uit te drukken, Hoogepriester, Voorspraak. Hij draagt de Gemeente en de wereld door zijn kracht. In zijn naam bidt nu, vereenigd met Hem als haar Hoofd, de Gemeente, wier éénheid in Hem ligt. Al wat gij den quot;Vader bidden zult in mijnen naam, dat zal Ik doen. Do Gemeente is in Hem éen lichaam. En gelijk in eeu lichaam de hand en de voet, het hoofd en de borst, voor elkander leven, zoo leven de leden des lichaams, die hun roeping kennen, nu voor elkander. Ziehier het geheim der voorbede opgelost; want leven en bidden is hetzelfde, dat is uit Christus\' leven gebleken. Het ware leven (in Christus is het te zien) is een leven der liefde, der toewijding, dat is des gebeds. Christus droeg, en draagt de ge-heele wereld. Zoo ook de Gemeente. Elk levend Christen is eeu priester, een voorbidder, die het gevoelt schuldig te zijn voor de broederen het leven (d. i. het gebed , de ziel des levens) te stellen. Zoo staat Abraham, en bidt voor Sodom, en zou het behouden hebben, waren er tieu rechtvaardigen geweest. Zoo Mozes voor het afvallig volk, als het in de woestijn het gouden kalf heeft vereerd. Zoo Ezra voor Israël, dat zich met vreemde vrouwen heeft verontreinigd. En aldus ten allen tijde.
Deze voorbede heeft de belofte der verhooring. Waarom? Omdat God heiliglijk regeert. Namelijk niet als noodlot, niet als tyrannieke oppermacht, maar als Koning, als Vader. Een huisvader, die zijn waardigheid gevoelt, wil niet oppermachtig alleen over slaven regeeren, maar eert zijne vrouw en neemt zijn kinderen in zijn vertrouwen op. Eeu koning die waarlijk koning is, wil
niet heerschen enkel door de overmacht der bajonet, maar hij wil over een vrij volk met verstandige en welwillende raadslieden samen regeeren. Zoo wil het in de hoogste mate God zelf. Eenmaal dit ontzaglijk verheven werk, de schepping van vrije wezens, van menschen die zijn beeld dragen zouden, gewaagd hebbende, wil God nu ook hun vrijheid eeren. Hij wil niet in afgetrokken oppermacht alleen regeeren, maar met hen. Zoo worden de meest outvanklijke menschen nu de kanalen door welke de werking Gods afdaalt tot de overige. De meest ontvanklijken, dat zijn zij wier harten openstaan, d. i. zij die voorbidden. God regeert de wereld door de gebeden zijner kinderen. De menschen, die waarlijk weêr menschen geworden zijn door het geloof in den Verlosser, d. i. de Christenen, worden nu de kanalen door welke de zegen Gods tot de anderen afdaalt. Door den Geest wordt, zagen wij, de natnur, de stof geregeerd. Zoo wordt door het gebed der kinderen Gods de wereldregeering tot haar hoogste uitdrukking gebracht. Het heerschcnd vooroordeel vraagt: hoe kan toch de verhooring der gebeden samengaan met Gods wereldregeering? Samengaan kan zij niet alleen er mede, maar de gebedsverhooring is de kroon van die wereldregeering. Daarin ligt Gods hoogste macht; daarin viert Hij als het ware den triomf zijner macht, dat het Hem gelukt, vrije wezens te scheppen. In Christus wordt do mensch vrij. Vrij , dat is liefhebbende. Liefhebbende, dat is biddende. Biddende, dat is in waarheid levende.
Bidden is dragen, in offerende liefde dragen. Zoo draagt de gemeente de wereld in de kracht en door de gemeenschap van Christus, haar Hoofd. Hierin ligt de
6
verbeven beteekenis van onzen eerdienst. Waartoe komen wij samen? Om God te eeren, te aanbidden, maar tevens om de hoogste eere voor onszelf te genieten. De hoogste eere toch is voor don menseh, dat hij, in de Voorbede, met God mederegeeren kan. Daarom is een zeer wezenljjk bestanddeel van onzen eerdienst de Voorbede. In het heiligdom, daar is de rechte plaats om te offeren gebeden en smeekingen voor alle mensclien, en zoo ons priestelijk voorrecht uit te oefenen. Ja ook de hoogste overwinning oj) alle bitterheid der wereld, de voorbede voor de vijanden, welke Christus ons tot plicht stelt, is daar, en dan vervolgens ook in de binnenkamer, mogelijk.
Deze voorbede sterkt in ons het leven der hoop. De geloovige Christen hoopt, want hij heeft lief en weet in Christus dat de liefde macht is geworden door do opstanding van zijn Hoofd en Heer. De Antichristus komt, maar hij is de laatste niet. De laatste is de Heer zelf, en Hij komt ter overwinning. Hieraan moge ieder onzer beoordeelen het gehalte zijner klachten over deze eeuw en de dagen die wij beleven. Die waarlijk voorbidt, doet het door den Heiligen Geest, die in de ware beteekenis van Christus\' kruis, in de gemeenschap Zijns lijdens ons inleidt. Maar het Kruis leidt tot opstanding. Het kruis is de dood die niet dood blijft; want als de bodem, van dien dood bereikt is, komt er een omwending tot het leven, tot de opstanding. Wie nu waarlijk in dat kruis, in dien dood van Christus door biddende liefde mede begraven is, die ervaart ook, juist naar de mate van die uitbreiding zijns harten, den troost dei-opstanding van Christus mede. Niemand daalt in Christus\' dood waarlijk af, of hij stijgt ook met Christus ter
opstanding weêr naar boven. Dus als wij over de zonde en de ellende van onzen tijd klagen zonder hoop, dan is znlks een bewijs dat wij nog niet tot het kruis van Christus zijn gekomen. Anders moesten wij door het kruis zelf tot de opstanding overgaan. Dit zien wij b. v. in vele der schoonste Psalmen, waar de biddende zanger, na tot de uiterste diepte der donkerheid en des doods te zijn gedaald, uit die diepte weêr opklimt en tot de hoogte komt, b. v. in den 22sten Psalm en andere.
Daarom, laat ons getrouw zijn in de voorbede. En als wij het niet zijn, als wij heimelijk gevoelen dat zij bij ons een vorm zonder waarheid is, zoo laat ons ernstiglijk ons geheele Christendom herzien, en in waar berouw een nieuwe ruimte geven aan den Geest die van zonde overtuigt, doch daarna ook tot overwinning leidt. Zoo moge ook door den arbeid onzer ziel de Christus Gods, onze Heiland, verzadigd worden in zijn begeerte naar het heil der menschheid, wier Voorspraak Hij bij God is, als de vervulling van het beeld des Hoogepriesters, die met de namen der twaalf stammen welke de menschheid vertegenwoordigden, tot Israels heiligdom inging.
\'s Hage, Mei 1875. j. h. gunning jr.
■
■
\'