nedeklandsch S0DSDIENSTI6 TRAKTAAT-GENOOTSCHAP.
DOOR
J. H. GUNNING JK.
AMSTERDAM, D. B. CENTEN.
1879.
Er is in de wereld veel meer wanhoop dan wij denken. Zoolang de menscli zijn Heiland niet kent, ligt op den bodem van zijn hart een zekere wanhoop, een moedeloosheid om het hoogste doel te bereiken. Vandaar de slapheid, de halfheid van het leven der meesten. Eerst het geloof geeft den moed, die den ganschen mensch vernieuwt. Want om te kunnen werken, moet ik er van overtuigd zijn dat ik slagen zal, dat het ideaal bereikbaar is. En dit ziet de geloovige voor zijn oogeu in Jezus Christus, den Verhoogde aan Gods rechterhand. In hem is het te zien, dat onze bestemming bereikt kan worden, omdat zij bereikt is.
^Laag bij den grond, enkel van genade leven.quot; Enkel van genade^te leven, zou dat wel zoo heel laag zijn ? of zou het wellicht het hoogste zijn, daar een mensch toe kan opklimmen, de volle waarheid van zijn wezen en bestemmingP
Jaloerschheid op iemands anders gaven is hoogmoed, door welken gij meent dat u die gaven en de eere welke zij brengen, even goed als uwen broeder, of beter, toekomen. Dit is een zondig opstaan tegen Gods beschikking. Maar het is tevens een groote verarming van uzelven. Zoodra gij uwen broeder de gaven die hij heeft niet alleen guut maar er u oprecht in verheugt, worden die gaven ook de uwe mede. Gij geniet er van, ais waren ze uwe eigene. Er zijn in de wereld, onder de menschen rondom ons, zeer vele gaven. Als wij daar jaloersch op zijn, verkleinen wij ze, willen ze niet zien, trachten ze te ontkennen. Zoo zijn ze ons dan tot aanstoot en hindernis. Maar erkennen wij die gaven met de blijdschap der liefde, zoo worden ze terstond mede de onze. Een tuin zijn ze, langs welken wij vroeger misschien met een minaclitenden glimlach, met een heimelijke of uitgesproken verdenking, in elk geval zonder blijdschap heen wandelden | zonder erquot;in te gaan. Na echter treden we binnen, verlustigen ons in den geur en de schoonheid der bloemen, den rijkdom der vrachten, en bidden voor den eigenaar in stille om al wat hij noodig heeft om een trouw rentmeester over al dit toevertrouwd goed te zijn.
Het tegenwoordig oordeel! Dat klinkt u misschien vreemd. Het toekomstig oordeel, dat verstaan wij. Ons allen is gezet, eenmaal te sterven en daarna het oordeel. Dat is ontzachelijk; een menscli wordt van zelf ernstig als hij er aan denkt. De Zoon des men-schen zal gezeten zijn op den troon, en allen zullen aan zijn rechterhand of aan zijn linkerhand gesteld worden. //De goddeloozen zullen gaan in de eeuwige pijn, de rechtvaardigen m het eeuwige leven,^ O aan welke zijde zal ik staan? aan welke zijde die velen, welke ik liefheb, in wier lot ik innig belang stel? Gewichtige, ontroerend ernstige vraag!
O Jezus, dat ik nooit vergeet Dat ge over alles wat ik deed Hierna de Rechter eens zult wezen;
Opdat ik hier bij eiken plicht.
Bij ieder werk, door mij verricht,
Uw uitspraak afwacht zonder vreezen.
En juich, daar ik Uw toekomst eer,
jrKom Jezus! ja kom haastig-, Heer!quot;
Maar zie, wij vergeten dat de toekomst niets opleveren kan, dat niet in het heden gegrond zij. Ai
wat eens zal te voorschijn treden, is in het tegen-Nquot;. 676.
2
woordige reeds groeiende. Er is niets verborgen, sprak de Heer, wat niet zal openbaar worden. Dat wil ook zeggen: er zal niets openbaar worden, of het bestaat thands reeds in verborgen gestalte.
Zoo is ook het toekomstig oordeel dat wij tegemoet gaan, reeds een tegenwoordige werkelijkheid. Wij mogen, gelijk onze titel doet, van een «/tegenwoordig oordeelquot; spreken. En het is bij uitnemendheid vruchtbaar voor ons geestelijk leven, dat veel te doen. Alles wat wij van de toekomst wachten, hopen of vreezen, moeten wij er op aanzien dat het thans reeds bestaat. Zoo wij dat doen, dan wordt de //leer der laatste dingenquot; van welke velen een voorwerp van ijdele, althans onvruchtbare nieuwsgierigheid maken, inderdaad een kracht voor het leven, een heiligend richtsnoer. Jezus, die verkondigt dat hij eens als Zoon des men-schen zal zitten op den rechterstoel en de wereld oordeelen, zegt ook dat hij thands reeds oordeelt. Johannes verklaart:
//Dit is het oordeel dat het licht in de wereld gekomen is, en de menschen hebben de duisternis liever gehad dan het licht, want hunne werken waren boos.quot;
En de Heer zelf zegt;
//Ik ben tot een oordeel in de wereld gekomen, opdat die zien, blind worden, en zij die blind zijn, ziende mogen worden.quot;
Dat oordeel voltrekt hij nog heden ten dage in de wereld. Terecht beschrijft ons oud leerboek het aldus; //de Zoon van God vergadert, beschermt en
onderhoudt; zich uit het gansche menschelijk geslacht een gemeente ten eeuwigen leven uitverkoren. Hij doet dat door zijn woord en Geest, en leidt haar tot éénig-heid des waren geloofs, van den beginne der wereld tot aan haar einde.quot; (Zie den Heidelb. Catechismus op de vraag naar de //christelijke Kerkquot;). Dus de werkzaamheid door welke de Heer zich de gemeente vergadert, is een oordeelen, een scheiden, een afzonderen van de wereld om de aldus geheiligdeu verder op te leiden tot volkomenheid. Hij doet dat door zijn Geest en Woord. De Heilige Geest, die van den Vader en den Zoon uitgaat, is zelf in de hoogste mate Persoon, en vormt ook onze persoonlijkheid, door ons van zonde te overtuigen. Gelijk iemand in een bezonken poel door het heldere water dat boven op ligt, heen zou steken en in den grond daar beneden roeren, en dan allerlei onreinheid die tot nog toe rustig onaangevochten daar beneden lag, zou opgewoeld en openbaar worden: zoo maakt de Heilige Geest in ons velerlei zonde, ja den onreinen, voor God gansch verdoemelijken staat onzer harten openbaar, doch om ze dan te reinigen en te genezen. Doorliet Woord geschiedt verder die oordeelende werking. Jezus noemt zijn woorden geest en leven, omdat zijn persoon geheel van God vervuld, geheel rein is. Daarom kan hij //het Woordquot; zelf zijn, de volheid aller waarheid, en ook van alle openbaring dier waarheid kan hij in zich dragen. Het woord Gods, alzoo van hem uitgaande, is //levend en krachtig, en scherpsnijdender dan eenig tweesnijdend zwaard, en doordringende tot
de verdeeling van ziel en geest, van samenvoegselen en merg, en oordeelende de gedachten en de overleggingen des harten. //En er is geen schepsel onzicht-basr voor Hem ; maar alle dingen zijn naakt en geopend voor de oogen desgenen met wien wij te doen hebben.quot; Ja, alle dingen toonen nu, naakt en geopend, huu waren aard; alles komt te voorschijn zooals het waarlijk en inderdaad bestaat. //Er is geen schepsel onzichtbaar voor Hem.quot; Dat beteekent niet maar dat God alomtegenwoordig is, zooals de menschen het zoo dikwijls zeggen zonder zich er veel aan te storen, omdat zij die alomtegenwoordigheid Gods honden voor iets rustigs, iets waarbij alles blijft zoo als het is. Neen, het beteekent dat er een almachtige, allesdoordringende werking is die alle dingen er toe brengt om hun eigen aard te toonen, om zich te openbaren zooals ze werkelijk zijn. En die werking Gods is in Je^us Christus tot haar volle kracht gekomen. Jezus Christus, ons Hoofd, de Heiland wien alle macht gegeven is in hemel en op aarde, hij is ook bij ons, hij oordeelt ons binnenste en ons leven — door hem verkeeren wij onder dat tegenwoordig oordeel waar wij in deze bladzijden van spreken.
Wat ik er meê bedoel wil ik nog nader uitleggen door een woord des Heeren dat hij hier op aarde gesproken heeft, eu dat zijn oordeelende beteekenis ook voor ons heeft, zoodat de Heer deze werking er door oefent.
Tot den kranke te Bethesda (Joh. 5) sprak hij: // wilt gij gezond worden ?quot;
n Wilt gij?\'\'\' dat is ook voor ons de groote vraag. Gelijk deze kranke met vele woorden den Heer and-woordde dat hij zelf wel zou willen, maar ach! er waren vele beletselen, die hem nu acliteadertig jaar lang hadden\'opgeliouden. Jezus neemt echter die verontschuldigingen niet aan, maar andwoordt op zijn neerslachtig verhaal: //Sta op, neem uw hed op, en wandel!quot; En het woord des Heeren wekt in des kranten hart het geloof waardoor hij het aangrijpt, en gezond wordt.
Zoo bewerkt het woord van Jezus ook thands in ons een gericht, een tegenwoordig gericht. Een scheiding tusschen //ik zou wel willen,quot; en //ik wilquot;. Tusschen die twee is een onmetelijk onderscheid, maar de meesten beseffen het niet.
Wilt gij zalig worden? vraagt u de Heiland.
//O hoe gaarne zou ik willen!quot; andwoordt ieder. Met een enkele uitzondering van hen die reeds te verhard, te onverschillig zijn geworden om iets van die vraag te verstaan, verklaren toch verreweg de meesten; //Zalig worden, behouden worden, o ik zou er alles voor willen geven. Ik zou niets lisver willen dan dat. Ik vraag er den Heer ook gedurig om, dat Hij het mij moge schenken. Maar tot nog toe heb ik die verzekering niet. Tot nog toe wandel ik in onzekerheid. O hoe innig zou ik mij verblijden indien ik het u anders kon zeggen; indien ik met zekerheid kon betuigen: ik weet dat ik Jezus1 eigendom ben.quot;
Weet gij nu wel, mijn broeder! wat het woord des
Heilands: //Sta op en wandel!quot; voor u zou beteeke-nen? Het zou voor u zijn: //kom van nik zou milieuquot; tot nik iviiy
quot;VVant laat mij u hier iets zeggen dat u misschien, hard en overdreven zal klinken, maar dat toch volkomen waar is:
//Ik zou wel willenquot; is in den grond niets anders dan: //ik wil nief.quot;
Dit is zeer duidelijk. quot;Wanneer de gevangene zegt: //ik zou vrij rondwandelen, indien ik niet opgesloten zatquot; — zoo beteekent dit toch eenvoudig niets anders dan : ik wandel niet rond. Evenzoo: //ik zou gezond zijn, als ik geen krankheid had,quot; beteekent: ik ben mei gezond. Evenzoo: ik zou willen, als ik niet — — beteekent: //ik wil mei.quot;
Achter dat //ik zou willenquot; volgt iets anders. Wat dan? Ja, daar op komt het juist aan. Dat is juist wat de meeste menschen zich ontveinzen.
Achter //ik zou wel willenquot; staat in het hart, zonder dat de mensch het weet, een beleisel geschreven.. \'/Ik zou wel willen, als het maar niet een opoffering kostte, tot welke ik ongezind ben.v Ik zou willen gelooven, indien ik maar niet mijzelven verloochenen moest.
Ik zou willen mij bekeeren en een kind Gods zijn, indien ik maar niet met mijn hoogmoed, of met welken vorm van mijn wereldliefde dan ook, moest breken.
Bij voorbeeld, in zijn //Bekentenissenquot; verhaalt Augustinus, dat toen zijn hart reeds van de noodza-
7
Gelijkheid der bekeering overtuigd was, maar hij er nog altijd niet toe komen kon om de zondige betrekking tot een zekere vrouw te verbreken, hij meermalen gebeden heeft; o God, geef mij kuischheid, maar nog niet!
De Heer zag te Bethseda den kranke ernstig aan, nadat deze met vele woorden zijn bezwaren uitgesproken had, en zeide toen: //Sta op, neem uw beddeken op, en wandel.quot; Het woord des Heeren wekte geloof, levenslust, nieuwen moed in dezen kranke — en zie, hij stond op, en wandelde, en was genezen.
Zoo ook zegt de Heer tot u, die //zoudt willen1\': //wil en doe!quot;
Ja, dat zegt hij. Want de Heilige Geest is gegeven. In zijn woord komt Jezus zelf met de kracht des Heiligen Geest tot ons. De Heilige Geest is juist de kracht door welke wij kunnen willen. Plet is God die in u werkt beide het willen en het werken, geen krachteloos maar een krachtig, een werkend willen, naar zijn welbehagen. Door zijn opstanding en verhooging en door de gave des Heiligen Geestes heeft de Heer nu juist dit bewerkt dat wij ons bekeeren en kinderen Gods worden hunnen. Een wedergeboren mensch is zulk eon, die van een krachteloos wenschen tot een werkelijk willen is overgegaan.
Waarom is die kracht in Jezus\' woord? Omdat nu, daar hij verhoogd is, in elk zijner woorden de geheele Christus tot ons komt. A.1 de kracht die Hem eigen is, legt hij nu in elk der woorden die
8
hij tot ons spreekt. En welke kracht is in hem ? //Mij is gegeven alle macht in hemel cn op aarde5\' zegt hij. Met aijn persoon is ook zijn werk verhoogd. Op aarde kon hij slechts wonderen doen, d. i. een deel van den mensch, een deel van zijn lichaamlijk leven, tot een aardsche gezondheid terugbrengen. Maar tliands brengt hij door zijn woord, door de kracht die daarin woont, den geheelen mensch tot volle al-geheele gezondheid terug. Dit openbaart zich wel is waar nog slechts zeer aanvankelijk. Wij hebben nog zonde, wij zijn nog onderworpen aan den dood. Maar wat aanvankelijk is, het is daarom niet minder werkelijk in ons.
Nu kunnen wij den vollen ernst, de gelieele be-teekenis van Jezus\' woord tot den kranke aanvaarden, //Neem uw beddeken opquot;. Dat wil zeggen voor ons : Wat u vroeger droeg, dat moet nu door u gedragen worden. De geheele toestand des levens droeg u tot nog toe, als een bed waarop gij uitgestrekt laagt. Nu moet gij zelf dien toestand opnemen, beheerschen en wegdragen. Het is met andere woorden wat de Heer tot den rijken jongeling zeide: ga heen, verkoop al wat gij hebt en geef het weg, en kom dan en volg mij. quot;Velen denken dat de Heer aan dien jongeling slechts een soort van proefneming wilde doen: dat hij dit eigenlijk slechts zeide om te zien of de jongeling hem al of niet gehoorzamen zou. Neen, het was bij den Heiland zeer ernstig gemeend: en niet alleen voor dien rijken jongeling maar voor ieder onzer geldt hetzelfde.
9
Het koningrijk der hemelen is eeu parel, die niet kan gevonden worden of men moet //al wat men heeft verkoopen\'1 om haar te koopen. Een schat in den akker, voor wien men eveneens //al wat men bezit, moet verkoopenquot; om hem te verkrijgen. Dit geldt niet slechts voor enkele bijzondere menschen, maar voor ons allen. Zoo iemand achter mij wil komen, spreekt de Heer, die verloochene zichzelven, en neme zijn kruis op alle dagen, en volge mij. Wij allen moeten ons werkelijk even goed als deze jongeling inwendig van al wat wij hebben in deze wereld, los maken, het opgeven; wij moeten het van ons afgewezen, verkocht hebben. //Wie achter mij wil komen, neme zijn kruis op.quot; Eeu ter dood veroordeelde die zijn kruis op zich neemt, gereed om naar de strafplaats te gaan, is der wereld afgestorven. Geef hem op dit oogenblik een koningstitel, de hoogste menschelijke eere, alle schatten der aarde, hij taalt er niet naar, want hij gaat ter dood. Eerst als wij er zoo over denken, is het geestelijk leven een werkelijkheid. Anders is het een gevaarlijke vertooning. Ja gevaarlijk. Want waarom is b. v. het tooneel, de schouwburg, zoo gevaarlijk? Omdat de toeschouwer gedurig in geestdrift geraakt voor iets edels en groots dat hij daar op de planken ziet uitvoeren. Maar dan gaat hij naar huis, en eet en drinkt en doet alles als naar gewoonte. Niets is er bij hem veranderd, alles gaat zijn gewonen gang. De geestdrift die in hem opgewekt was, door dat hij
10
die sclioone dingen daar in den schouwburg zag, is weer weggedampt, er is geen daad des levens bij hem uit gevolgd. quot;Welnu, dan is zulk een mensch niet dezelfde gebleven, maar hij heeft schade geleden. Ja schade, want die mensch wordt inwendig onwaar. De woorden verliezen voor hem hun kracht. In de oude dagen zeiden de christenen: //ik geloof in Jezus Christusquot; — en zij wisten dat dit betee-kende: ik word voor de leeuwen geworpen. Zij zeiden, beledeu het, en die belijdenis was een daad: sterk en heerlijk in \'s Heeren kracht gingen zij ter doodsoverwinning. ïhands zegt zulk een mensch: //ik geloof in Jezus Christusquot; — en hij blijft rustig zitten en verloochent zich niet en neemt geen kruis op: het is een verzwakking, een bederven van de geestkracht. Het belijden van Christus zonder het daarbij komend offer des geheelen levens is een hoogst gevaarlijke zaak, een vervalsching van denken en gevoelen, een krachteloos maken van het geheele bestaan. Een mensch die Jezus als den Christus naar de heilige Schriften belijdt en daarbij een alledaagsch, niet uit den dood opgestaan leven leidt, zulk een mensch pleegt in geestelijken zin een onophoudelij-ken zelfmoord. De krachtvolle ongeloovige, die met den Christus geheel gebroken heeft, is een veel meer wadr, aan zichzelf gelijk wezen, dan hij.
Maar nog eens, alleen Jezus Christus zelf brengt er ons toe, alles te verlaten om hem te volgen. Zijn eeuwige liefde schenkt ons die kracht. //De liefde
«f
11
van Christus dringt ons, als die dit oordeelen dat indien één voor allen gestorven is, zij dan allen gestorven zijn. En hij is werkelijk voor allen gestorven, opdat degenen die leven, nu niet meer voor ziclizelve leven, maar dien die voor lien gestorven en opgewekt is.quot; Zoo moet gij u dagelijks voor hem plaatsen, en liem zijn woord tot u laten spreken, zijn woord waarin zijn gelieele persoon, zijn geheele eeuwige liefde tot u spreekt en tot u komt. Dan oordeelt u dat woord. Het volbrengt in u het tegenwoordig oordeel, over hetwelk wij spreken. Het veroordeelt u gestadig in al wat er verkeerds, kleingeestigs, onreins, onwaars in u is; en Hijzelf geeft u dan de kracht om door den Heiligen Geest datgene wat gij in u veroordeelt, ook werkelijk weg te werpen en een nieuw mensch te worden. Dit gaat het gansche leven dóór. Het begin is, dat hij tot u zegt: uwe zonden zijn u vergeven. De last der schuld, de zwaarte des vloeks, des doods die u onderdrukt, waarin gij onrein geboren zijt, is door Jezus\' zoenofferande van u weggenomen. Nu staat Hij weder voor u als de Meester, de Verlosser, de overste Leidsman en Voleinder des geloofs. Hij oordeelt u alle dagen, door den gloed zijner eeuwige liefde, tot reiniging en behoudenis. Zie toe dat gij hem die spreekt, niet verwerpt. Indien gij zijn woord met uw verstand, met uwe verbeelding, met een stichtelijk gevoel aanneemt, maar het niet door het offer des levens, daar waar God het u aanwijst, achter-
volgt, zoo oordeelt dat woord u tot verderf: waufe dan wordt gij eeu alledaagscli naamchristen, een smakeloos zout, een doode die rondloopt met den schijn van leven. Maar indien gij Jezus\' woord laat gelden voor hetgeen het wil gelden, zoo geeft het door den Geest die er in is, daar de Heer zelf er meê tot u komt, de kracht tot vernieuwing. Zoo wordt, in gedurig voortgaan van het tegenwoordig oordeel, aan u het Schriftwoord vervuld: //indien wij onszelven oordeelen, wij zullen met de wereld niet geoordeeld worden.quot;
» * /
ü
Nutter ging nog een der dagen
Dit geheele wereldrond Dan Uw god\'lijk welbehagen,
Dan één stip daarvan te grond.
Hier verdwijn\' wat ooit moog blinken.
Vrienden, rijkdom, eer of staat;
Laat het vallen, Iaat bet zinken.
Niets besta dan deze Kaad.
Wie een zwaar offer beeft te brengen, een moeielijken strijd heeft door te staan, zingt deze woorden sidderende. Ze schijnen hem hard, en al te veel eisehende. Het leven, zegt hij, is mij als een groot ijsveld waar ik op treden moet; hoe kan ik met zulk een bereidheid spreken, ah in dit lied zich uitdrukt? O mijn broeder, doe het toob, door bet geloof. De ,raad Godsquot;, de eeuwige uitdrukking van Zijn wezen waarin Zijn wil gegrond is, schijnt bij bet eerste aanzien een koele majesteit, iets waar men voor bukt maar dat men niet liefhebben kan, een koude almacht waar men zwijgend aan gehoorzaamt omdat men wel moet. Maar later blijkt het dat deze noodzakelijkheid niets anders was dan de noodzakelijkheid der allerteederste liefde. Haar vorm waa hard, maar dit waren slechts de sterke vaste lijnen die een inhoud van liefelijke schoonheid omlijstten. Het was het forsch dreigend bevel van een vader die zijn kind op een gevaarlijke plaats ziet en het nu door schrik van daar jaagt: naderhand sluit hij bet kind in zijn armen ea weenende van blijdschap erkennen beide dat het niet anders heeft kunnen zijn, maar dat nu het doel der liefde heerlijk bereikt is. O laat u dooden, verbrijzelen, te niet maken door deze strenge leiding: zoodra gij van harte ook in dezen wilt wat God wil, breekt het zonnelicht cener levendmakende genade uit dezen nacht te voorschijn.
Gedrukt voor rekeuiug van het Nedeelandscii Gods-dibkstig Teaktaat-genootschap, en voor den handel verkrijgbaar gesteld, door tusschenkomst vanD.B.Cia\'tek, Uitgever van liet Genootschap, bij alle soliede Boekhandelaren
De Leden, die honderdtallen tot ledenprijs verlangen, kunnen die op franco aanvrage verkrijgen, door deu Uitgever, adres: Depot van het Genootschap O. Z. Voorburgwal bij de Stoofsteeg, K 115.
De Inteekeningen voor het Lidmaatschap, tegen ƒ 3 \'sjaars, kunnen geschieden of rechtstreeks bij de Secretarissen, Dquot;. R. Posthumus Meijjes en D \'. C. S. Adama van Scheltema, öf door middel der Afdeelingen en door deu Uitgever aan bovengemeld adres.