GEEN STRIJD VOOR „CHRISTELIJKEquot; SCHOLEN.
De bedoeling clA\' gedachte die ik ga ontwikkelen, is vooral uit het woord //strijdquot; te kennen. Ik geloof dat wij zeer zeker moeten strijden voor de school welke men, in onderscheiding van de openbare of staatsschool, gewoonlijk de christelijke noemt. Maar ik geloof dat wij bij dien strijd het woord //christelijkquot; moeten laten varen.
//Christelijkquot; kan genomen worden in historische beteekenis, als men wil aanduiden dat men niet het heidensche of Mohamme-daansche, maar het christelijke zooals dit in de geschiedenis optreedt, bedoelt. Dan beslist men nog niet over de waarde van het christelijke, maar zegt eenvoudig b. v.; onder de heidensche volken treft men nog mensohenoti\'ers aan, bij de christelijke volken zijn deze afgeschaft.
Ten andere kan men met //christelijkquot; aanduiden een zedelijke hoedanigheid. In dit geval beteekent het hetzelfde als //goed , volmaakt, juist zoo als het wezen moet.quot;
Welke van deze twee beteekenissen bedoelt men, als men van christelijke scholen spreekt? De tweede. Men wil zeggen: door de godsdienstloosheid der openbare school is deze eigenlijk heidensch
2
van karakter geworden. Daartegenover handhaven wij nu de school, waar de erkende oorkonde van dien godsdienst, de heilige Schrift\' grondslag, regel en bezieling van alles is, waar het geloof in Christus als de eigenlijke, ook opvoedkundige, waarheid geldt. De openbare wil wel christelijk zijn, opleiden tot alle maatschappelijke en christelijke deugden; maar zij is toch eigenlijk slechts naam-christelijk, dus dubbel gevaarlijk.
Volkomen juist. Maar in allen strijd komt het aan op hetgeen de tegenstander verstaat. Dat zijn school, de openbare, onchristelijk is, verstaat hij niet. Hij meent dat het fletsch afkooksel van »algemeene godsdienst en zedeleer,quot; dat hij op de school wil, het eigenlijk christelijke is. Hij is modern, niet radikaal. Dat het meerendeel onzer tegenstanders modern, niet radikaal is, blijkt b. v. uit het feit dat de bestrijding van het woord //christelijkquot; in het bekende wets-artikel niet gebaat heeft. Men wil namelijk het christelijk karakter der school niet prijsgeven. Men ziet niet in de ontegensprekelijke waarheid, door ons ingezien, dat het moderne van zelf en wettig tot het radikale leidt.
Hadden wij nu voor \'t meerendeel met radikalen te doen, dan konden wij de leus //christelijke schoolquot; omhoog heffen. Doch dit is het geval nog niet.
Welk is het onderscheid tusschen modern en radikaal ?
De moderne is verward en kortzichtig, de radikaal helder, consequent goddeloos. De eerste moet door ons als een afgedwaald kind, de tweede als een besliste tegenstander beschouwd worden. De moderne meent, de ware christen te zijn, en vele dwalingen die de orthodoxe koestert, te vermijden. Dat hij zoo kan denken, is voor een zeer groot deel onze schuld, omdat wij aan de zeei\' wettige eischen van het modern bewustzijn (b. v. een waarlijk-mensehelijken Christus — een onbevreesde en juiste kritiek, enz.) veelszins niet voldoen. De moderne, van het zout der gemeen-
schap met de geloovige gemeente verlaten, vermengt ware christelijke behoeften, welke hij koestert en uitspreekt, met naturalistische dwalingen. Dat dit een halfslachtige stelling is, ziet de radikaal zoowel als wij in, en vervolgt daarom den moderne met groote vijandschap. Zie b. v. den bitteren hoon dien prof. van Vloten onophoudelijk over de modernen uitgiet, en met welken wij nimmer in mogen stemmen. Wij toch bestrijden den moderne omdat hij het christelijk geloof miskent, de radikalen daarentegen omdat hij nog iets van dat geloof heeft overgehouden.
Doch het feit waarmede ik reken is dit, dat wij hoofdzakelijk met modernen te doen hebben. Althans nu nog. Later zal het zeker anders worden, als de modernen verdwenen zijn.
Nu moeten wij dan mijns inziens op school-terrein met de modernen handelen, gelijk ook in de theologie de juiste methode is.
Zij willen, op grond van hun genoemde bezwaren tegen ons , het algemeene, ontdaan van den naam die het bijzondere, in hun oog bloot historische, accidenteele en verkeerde, aanduidt. Zij spreken steeds van uden godsdienstquot;, van nhel geloof,quot; en vermijden den naam //christelijk.quot; Bit is volkomen bybelsch en waar. Paulus en de andere apostelen doen niets anders dan de menschen tot het geloof brengen, niet tot het //christelijkquot; geloof. En Jezus zegt tot Nathanaiil, als deze Hem als Zoon Gods en Koning Israels erkend heeft, //gij gelooft,quot; niet //gij gelooft in Mij.quot; Waarom? Omdat er geen ander wezenlijk geloof is dat ten volle dien naam verdient, dan het geloof in den waarachtigen Christus. O moderne, terecht wilt gij niet anders dan den godsdienst in \'t algemeen. Wij willen dien ook met u. Doch wij weten, wat gij niet weet, dat eerst als men in Jezus Christus als het vleeschgeworden Woord gelooft, eerst dan //de godsdienstquot; te voorschijn treedt. Overal elders zoekt de godsdienst in \'t leven te treden, hier bereikt hij dat doel.
4
Voor het scliool-terrein beteekent dit, dat wij tot onze tegenstanders moeten zeggen; //Gijlieden wilt niet de in bepaalden zin //eliristelijke schoolquot;, maar in het algemeen de school, de goede, ware school. Juist dat willen wij ook. Maar nu beweeren wij dat gijlieden geen school hebt. Gij hebt slechts een onderwijs, een africhting. Wat wij school noemen is, ondanks den Griek-schen oorsprong van het woord, eerst door het christendom in de wereld gekomen. Namelijk Grieken, Komeinen en andere volken ontwikkelden in den knaap (het meisje werd meestal verwaarloosd) niet den mensct, niaar slechts den staatsburger of eene andere afzonderlijke zijde van zijn wezen (b. v. in China het abstracte verstand.) In het kind den mensch te zien, den mensch in hem te willen ontwikkelen, dit doel stelde men zich eerst sedert in den mensch de beelddrager Gods werd gezien. Derhalve, wij willen de school, en gijlieden wilt die niet, ofschoon gij ter goeder trouw meent, haai te willen. Gij hebt slechts eene dresseer-plaats. Zelfs uit uw eigen kamp gaan stemmen op die erkennen, dat uwe opleiding geen opvoeding is, wat de school toch noodzakelijk onderstelt. Zelfs een wijsgeer als b. v. Lotze spreekt het uit, dat het zedelijk leven nooit een zekerder grond noch een hooger motief zal vinden dan in het beginsel waarop het christendom zich grondt, de liefde Gods. Zelfs een man van zoo gebrekkig (a sympathetisch) inzicht in de beteekenis des Bijbels als de heer Aart Admiraal, betreurt dat de Bijbel van de school is gebannen. Welnu dan, vereenigt u met ons in de begeerte naar scholen, d. i. plaatsen waar opvoeding en onderwijs innig tot bevordering der humaniteit verbonden zijn, in stede van, gelijk op onze openbare zoogenaamde scholen, van elkaar gescheiden.
Daarom laat ons in den schoolstrijd niet van christelijke (of bijzondere) scholen, maar van scholen spreken. Wij voor ons weten wel, dat er geen ware //suhoolquot; dan eene christelijke is: maar
juist omdat wij dit weten, moeten wij den naam als overtollig laten varen. Hij verwart den tegenstander slechts nog meer, en vooral, hij heeft het groot nadeel, nu men, helaas! van //christelijkequot; of //christelijk-historischequot; partij (//) spreekt, van den strijd over te brengen van het terrein der paedagogie, waar hij thuis behoort, op het vreemde gebied der politiek.
Het christelijk geloof is eenvoudig de wa.a.rheid, de eenige en eeuwige waarheid, niets anders. Daarom laat ons, niet uit vreeze om den naam des Heeren te belijden, maar uit vreeze dat die heilige naam onnoodig worde misverstaan, dan ook van icare scholen spreken, van scholen die inderdaad aan de idee der school volgens de eischen der historie en der tegenwoordige ontwikkeling van de menschheid en van de paedagogische wetenschap beand-woorden.
Wij hebben thans nog grootendeels met modernen te doen. Ook reeds, voorzeker, met vele radikalen. Inplaats van de christenen uit de Joden en die uit de heidenen, die er oudtijds waren, in plaats van de oude Jodenchristenen en heidenchristenen, komen in toenemend getal de heidenen uit de Joden en de heidenen uit de christenen , die men de Jodenheidenen (b. v. de heer Kerdijk e. a.) en de christenheidenen zou mogen noemen. Hun standpunt is de wettige consequentie waartoe een deel der modernen moet komen. Be modernen zijn, zoowel als de conservatieven , een //tweedrachtig gezelschap,quot; dat met den tijd de //twee natiën die in zijn schoot zijn,quot; openbaren moet. Een deel van hen wordt ra-dikaal, b. v. vele predikanten als zij hun bediening hebben ne-dergelegd. Maar een ander deel is christelijk van sympathie en beginsel, en van ons slechts gescheiden door hun misverstand en door onze schuld. Deze willen ook paedagogie, innig verband tusschen opvoeding en onderwijs, zedelijke en godsdienstige vorming der jeugd. Laat ons met hen zeggen wat zij naar waarheid
-O
zeugen: wij willen den godsdienst, de zedelijkheid, de school der ware verlichting. Dus //geen strijd voor de christelijke scholen,quot; tnanr slechts strijd voor de school. Laat ons, in den strijd, op het papier en in \'s lands raadzaal, tot de tegenstanders zeggen: //wilt gij africhtingsplaatsen, chineesche dressuur, doet wat gij niet laten kunt: maar wat ons betreft, wij willen nederlandsche scholen, daartoe laat ons vrij! (1)
J- H- «UNNING. Jr.
(1) Ik heb slechts hoofddenkbeelden aangestipt, en onthoud mij van vele nadere ontwikkelingen die aan dit onderwerp te geven zouden zijn. Vooral zou ik, bij uitvoeriger behandeling, willen bespreken de noodzakelijkheid om, bij onzen strijd voor de school, aan te wijzen hoe de zoogenoemde staats-school niet neutraal, en het onderwijs, in haren geest gegeven, niet wetenschap-lijk is. Niet omdat wij het eerste dezer beide dingen zouden wenschen: voor de fictie der „neutraliteitquot; toch trekt geen verstandig mensch meer het harnas aan, en die het doet, bedoelt eigenlijk „onchristelijkheidquot;, maar schaamt zich nog, het te zeggen. Maar het tweede, de wetenschaplijkheid van het onderwijs, gaat ons zeer zeker ter harte. Om een voorbeeld te geven, wijs ik op de „Geschiedenis van de beschaving der menschheidquot; naar het Hoogd. van G. Fried. Kolb, door S. H. ten Gate, met een voorbericht van Dr. W. J. A. Huberts, „directeur van de Rijks Hoogere Burgerschool te Zwollequot; dezer dagen voor verminderden prijs verkrijgbaar gesteld. Men kau in dit boek, gelijk in zoovele andere die op onze „scholen\'quot; gebruikt worden, aanwijzen 1° dat het niet van neutraliteit, maar van beslisten weerzin tegen het christelijk geloof uitgaat: en 2° dat de auteur daardoor veelvuldig tot verkeerde, onwetenschaplijke beschouwingen komt. (Ik ben bereid deze algemeene oordeelvelling in bijzonderheden uit dit boek te staven, indien het verlangd worden mocht.
W\'quot;.
■
.
I
v , ; y lt;«■ -
gt;:•\' , A i\'r-lp\' / • {- x ^./
\' / t . ^ ^ V \'v
f gt; jk- r * ^\'. ^ ^ \\ ^ »5 ■ , -t i A y f W- ^9 / -
, r» / I ^ r^-T i- ^
vlt; ^ v .■;- ■• , N i
-lt; :• --iquot;-p J v k • . j \'X ■,■\'■■£f i
.-■- . /\\ ??«■ v? ^ T\' s quot;gt;
f, \' \' \'\' / . *quot; V , 4 ^
- quot;C ■quot; \' ^P-\'Ti \'i
^ \' /■■ ■- \' M \'Agt;.\' \\ lt; * ■ a .- . •• v ■\' ^ gt;lt;•-■ -vn L .rgt;jt
r\' - . ■ \\*, , ^ 4- quot; ^ ^
gt;.\'\' y: \',; ^
- \' \'V y •. . - Jgt; f ^ ,■ (
^ v .
■ * \' \' T 1 \\ , i ■ ■gt; ^
!\' \' ^i- V •■\' V • ■ •■iV gt;,