\\ r - \\ 7?
zen der vurige liefde, die Jesus Christus ons het werk onzer Verlossing bewezen heeft.
DOOR
ien Kerw. Heer ü. FIKARD, t Rct tfiatiAcfi DOOR
Filter L..... Trappist.
Haec meditare, in his esio,
f. Tl MOTH. IV, 13. Overweeg deze waarheden, cn houd er u immer mede bezig.
s-Hertogenbosch , \'KIE amp; CEANENBUKG.
Met goedkeuring - 1882.
N0. 50.
}
I
\\ -
Ik acht het mijnen pligt u te zeggen, dat het lezen ■van een werkje van den H. Alphonsus de Liguori, voor titel voerende; Saette di fuoco, dat is: \' vurige liefdeschichten, mij het eerst heeft opgewekt om het werk te schrijven, dat ik u thans aanbied.
Ik heb het zeer eenvoudig geschreven, omdat mij dit het beste voorkomt voor de stof, die ik behandel. En daar ik gewag moest maken van de liefde van onzen goedertieren Meester, zoo kwam het mij voor, dat ik uit de schriften van hen, die hem op deze wereld het meest bemind hebben, moest gaan putten: uit dien hoofde heb ik de werken der heilige Vaders, en in het bijzonder die van de heilige Augus-tinus en Bernardus, doorbladerd. Maar inzonderheid heb ik uit de heilige Schrift, als de zuiverste bron, overvloedig geput.
Dit werk in zes-en-veertig hoofdstukken verdeeld, zal kunnen dienen om zich tot den grooten feestdag van Paschen te bereiden. Ieder hoofdstuk zou alzoo eene meditatie of geestelijke lezing voor al de dagen van de vaste zijn, en de oefeningen, die ik daar heb bijgevoegd, zouden voor eiken dag een gedragsregel worden.
\\gt; Ik vertrouw, geliefde lezer, zal ik u met eenen
a*
i
AAN DEN LEZER.
godvruchtigen en geleerden kloosterling zeggen, (1) door de barmhartigheid des Heeren, dat mijn werk u nuttig zal zijn, en dat dit zaad van Gods woord, hetwelk ik in eene zoo welbereide ziel, als de uwe is, zaai, niet alleen dertig- en zestig-, maar zelfs honderdvoudige vruchten voortbrengen zal.
Ik zal u niet verlaten alvorens mij in uwe gebeden, die ik hoogst noodig heb, bevolen te hebben. Gelief mij aan den oppersten Regter te bevelen, opdat hij mij genadig zij, van mijnen kant zal ik u ook eiken keer, dat ik het heilig misoffer zal opdragen, gedachtig zijn. Laat ons met eene christelijke liefde voor elkander bidden , en alzoo zullen wij het gebod van Jesus Christus volbrengen, die daags vóór zijn lijden zeide; Mijne kinderen, ik geef u een nieuw gehod, namelijk, dat gij elkander zoudt beminnen,
zoo als ik u bemind heb: — Filioli......mandatum
novum do vobis, ut diligatis invicem, sicut dilexi vos. Joan. XII, v. 34.
(1) Alphonsus Rodriguez, iid van de Sooieteit van Jesus, opsteller van het werk; De christelijke volmaaktheid.
6
Wanneer men met ernst de oneindige liefde overweegt, die onze Zaligmaker in zijn leven en wel bijzonder in zijnen dood, ons bewezen heeft, met zich aan zoovele moeijelijkheden, pijnen en smarten voor onze zaligheid te onderwerpen, is het onmogelijk van niet getroffen te zijn en als met een vurig verlangen ontstoken te worden om God te beminnen, die onze ziel heeft bemind. Dewondenonzes Zaligmakers, zegt de heilige Bonaventura, hebben zulk een groot vermogen, dat zij de versteendste harten met liefde doorwonden en in de koelste, onverschilligste zielen het liefdevuur ontsteken. De dagelijksche ondervinding bewaarheidt deze ivoorden; zij toont ons aan, dat eene ziel nooit meer voortgang in Gods liefde maakt, dan wanneer zij de geheimen vom het leven en het lijden van Jesus Christus gestadig overweegt. En waarlijk, zou het wel mogelijk zijn, Jesus te beminnen , als men hem in eenen stal gedurende dertig jaren, in vergetelheid en armoede ziet leven, en te midden der smarten ziet sterven, om aldus onze liefde te winnen ? Neen, neen, dit kan niet zijn. Alle Heiligen hebben deze waarheid beseft, altijd hun grootste vermaak en behagen in de overweging dezer geheimen gesteld, en het is hierdoor, dat zij tot zulken hoo-gen trap van heiligheid en volmaaktheid zijn geraakt.
Wilt gij, zegt de godvruchtige Thomas d Kempis, Jesus uit geheel uw hart leeren beminnen? wilt gij geheel uwe ziel van alle vlekken der zonde zuiveren, en haar met onderscheidene deugde n verrijken ? wilt gij over de vijanden uwer zaligheid roemr ijke overwinningen behalen, in uw lijden en verdriet overvloedige vertroostingen ontvangen? wilt gij grooten voortgang in het gebed maken, tot het einde toe vol-
8 INLEIDING.
harden, heilig sterven en voor eeuwig in den hemel heerschen ? oefen u dan gedurig in de overweging der geheimen van het leven en den dood van onzen goddelijken Zaligmaker. Het lijden van Jesus Christus is die verborgen sohat, aan welken God zijne kostelijke genade vertrouwt, het is de volheid aller deugden, de volmaaktheid der heiligheid; hoe meer men hetzelve overweegt, des te meer troost en zaligheden men daarin vindt; het is de oorsprong van het berouw, cn de meest brandende haardstede van Gods liefde, duizendwerf gelukkig hij, die daaruit zijn geestelijk voedsel weet te putten.
Petrus Blosius verhaalt ons, dat God aan de heilige Gertrudis eens openbaarde, dat, zoo dikwijls men op het kruisbeeld van Jesus eenengodvruchtigen blik werpt, men de oogen van Gods barmhartigheid tot zich trekt. Laat ons deze vermaning waarnemen, en denken vnj dikwijls op al hetgene onze Heer ter onzer liefde heeft ivillen lijden.
Om, naar ons vermogen, zulke zielen, die opregt wenschen in de lief de van Jesus voortgang te maken, hierin te helpen, gaan wij in dit werk trachten aan te toonen, volgens dot de heilige Schrift ons daarvan getuigt, de teedere liefde, met welke onze Zaligmaker ons maar al teveel heeft bemind, en al wat hij gedaan heeft, om ons tot wederliefde te verpligten. Daarin zullen wij stof vinden, om ons tot dankbaarheid en droefheid over onze voorgaande fouten en ondankbaarheden op te wekken.
Dan ztdlen wij met den heiligen Augustinus uitroepen: O Jesus! geliefde Jesusl gewaardig al uwe wonden in mijn hart te prenten, opdat ik daarin uw lijden en uwe liefde altijd moge lezen. Uw lijden o mijn Jesus! zal mij vreedzaam en met geduld al de wederwaardigheden, die het u zal believen mij over te zenden, leer en lijden; uwe liefde zal mij gedurig zeggen, dat ik u moet beminnen, en alle andere liefde, huiten de uwe, moet verachten.
MEN MOET ZICH ZELVEN OVERWINNEN.
Niet allen, die zeggen: Heer! Heer! zullen het rijk der hemelen binnentreden; maar zij, die den wil mijns Vaders volbrengen, zegt Jesus Christus bij Mattheus quot;VII. 21. Het is dan niet genoeg dikwijls tot God te zeggen, dat wij hem beminnen, wij moeten hem dit door onze werken bewijzen, gelijk de Evangelist Joannes ons leert in zijnen eersten brief. III. 16. Bedriegen wij ons hierin niet; de liefde tot God bestaat niet in betuigingen van getrouwheid in zijnen dienst, in verrukkingen, in liefdetranen enz., maar zij is gelegen in hel volbrengen van zijnen goddelijken wil. quot;Welnu, dewijl hetzijniet allen, die zeggen: Heer! Heer! zullen het rijk der hemelen binnentreden; maar zij, die den wil mijns Vaders volbrengen, zegt Jesus Christus bij Mattheus quot;VII. 21. Het is dan niet genoeg dikwijls tot God te zeggen, dat wij hem beminnen, wij moeten hem dit door onze werken bewijzen, gelijk de Evangelist Joannes ons leert in zijnen eersten brief. III. 16. Bedriegen wij ons hierin niet; de liefde tot God bestaat niet in betuigingen van getrouwheid in zijnen dienst, in verrukkingen, in liefdetranen enz., maar zij is gelegen in hel volbrengen van zijnen goddelijken wil. quot;Welnu, dewijl hetzijn wil is,dat wij heilig en volmaakt worden, zoo als de Apostel ons leert in zijnen eersten brief tot die van Thessalonica. 1,3, zoo moeten wij ook werken om zoodanig te worden. Daarom moeten wij aan al zijne geboden, en aan die zijner heilige Kerk, getrouw zijn en blijven; ik zeg aan alle; omdat de Apostel Jacobus in zijn II hoofdstuk v. 10, ons leert, dat, al wie de wet in één punt overtreedt, zich pligtig maakt, alsof hij geheel de wet had overtreden. Het is dan, om aan de godvruchtige zielen gemakkelijke middelen te verschaffen, om Godwaarlijkte beminnen, dat ik op het einde van ieder hoofdstuk van dit werk een beknopt onderrigt, onder den naam van Oefeningen, geplaatst heb. Daarin zullen zij het geheim van alle heiligheid vinden, die enkel gelegen is in zich zeiven in alles te overwinnen, niet om aan het schepsel 50 1.
10 OEFENINGEN.
maar om aan God alleen te behagen. De heilige Ignatius de Loyola en Franciscus Xaverius hebben steeds deze twee woorden in den mond, vince te ipsum, overwin u zeiven; en iedereen weet welk goed gebruik zij voor hunne eigene heiligmaking daarvan gemaakt hebben. Bemin, zegt de heilige Augustinus, en doe daarna wat gij wilt; ame et fac qnod vis ; want indien gij waarlijk bemint, zullen uwe werken met de gevoelens van uw hart niet strijden. Verzoek gedurig van God, lieve christen, de ware liefde , welke door de werken waargemaakt en bewezen wordt. Herinnert u altijd, dat de ware heiligheid eigenlijk bestaat in de ondeugd uit te roeijen, en geenzins in de geestelijke vertroostingen , gelijk de eerwaarde Blosius zegt in zijn werk; Spiegel der kloosterlingen, II, 2: lijd altijd voor God, werk voor God, volbreng in alles den wil van God, daarin is de ware liefde gelegen.
JeHiis Christus is mcnsch geworden om ous de ISefde, die bQ ons toedraagt te toonen. en om ous tot irederliefde op te wekken.
Dilexit nos, et tradidit semetipsum pro nobis Eph. 2.
Jesus Christus heeft ons bemind en zich voor ons geslagtofferd.
God had, om de harten der menschen tot zich te -trekken en hunne liefde te winnen, hen met allerlei weldaden overladen, maar die ondankbaren, wel verre van aan de gunsten, die hij hun het eerst bewezen had, te beantwoorden en hein liefde voor liefde te geven, weigerden zelfs hem voor hunnen Heer en God te erkennen, zij gingen schandelijk de knieën buigen voor houtenen steenen afgodsbeelden, en bewezen eer en aanbidding aan de verachtelijkste schepselen. Naau-welijks werd die God van hemel en aarde in een hoekje der wereld, in Judea, van een volk, dat hij verkoren had, eenigzins als zoodanig erkend; nog werd hij meer gevreesd dan bemind. Nu, aangezien hij wil, dat wij hem meer beminnen dan vreezen, zoo is hij, gelijk wij mensch geworden; en onder ons komen wonen ; hij heeft onder ons een behoeftig en verborgen leven geleid , hij heeft zich aan eenen wreeden en schandelijken dood overgeleverd, en waarom? omdeonein-od had, om de harten der menschen tot zich te -trekken en hunne liefde te winnen, hen met allerlei weldaden overladen, maar die ondankbaren, wel verre van aan de gunsten, die hij hun het eerst bewezen had, te beantwoorden en hein liefde voor liefde te geven, weigerden zelfs hem voor hunnen Heer en God te erkennen, zij gingen schandelijk de knieën buigen voor houtenen steenen afgodsbeelden, en bewezen eer en aanbidding aan de verachtelijkste schepselen. Naau-welijks werd die God van hemel en aarde in een hoekje der wereld, in Judea, van een volk, dat hij verkoren had, eenigzins als zoodanig erkend; nog werd hij meer gevreesd dan bemind. Nu, aangezien hij wil, dat wij hem meer beminnen dan vreezen, zoo is hij, gelijk wij mensch geworden; en onder ons komen wonen ; hij heeft onder ons een behoeftig en verborgen leven geleid , hij heeft zich aan eenen wreeden en schandelijken dood overgeleverd, en waarom? omdeonein-
1
DE LIEFDEVLAMMEN
dige liefde, die hij ons toedraagt, te doen uitschijnen, en onze harten te winnen. Ja, die goddelijke Zaligmaker heeft om geene andere reden in eenen stal willen geboren worden en op het schandhout des kruises sterven, dan om te toonen hoedanig hij ons bemint, en hoezeer hij wenscht fan ons bemind te worden. Dilexit nos, et tradidit semetipsum pro nobis.
Wat zou er van ons geworden zijn, na de zonde van onzen eersten vader Adam, zoo Jesus Christus ons niet had komen verlossen ? Helaas, aan onze eigene zwakheid overgelaten, slaven van onze begeerlijkheid zouden wij ons in alle soorten van misdaden en ongeregeldheden gedompeld en hier op aarde een moeijelijk en rampzalig leven geleid hebben. Verplet onder het gewigt der vervloeking van eenen beleedigden en verbolgen God, hadden wij ons hart nooit voelen opspringen van blijdschap op de vertroostende hoop van eens den hemel te bezitten; nooit zouden wij de beminnelijkheden van de liefde Gods gekend hebben; nooit zouden wij dien zoeten vrede, die een goed en gerust geweten ons geeft, gesmaakt hebben. Rampzaligen! altijd handgemeen met onze bartstogten, gedurig in oorlog met ons zeiven en onzen evenmensch, zouden wij het leven slechts gekend hebben, om het te vervloeken, en zouden wij de aarde, getuige van onze zuchten en tranen, maar verlaten hebben om in den eeuwigen afgi\'ond der hel te vallen. O welk schrikkelijk lot!
Gelukkig voor ons. had Jesus, wiens goedheid en genade oneindig zijn, medelijden met ons ongeluk. Niettegenstaande wij hem beleedigd hadden, had hij ons nog lief, en stemde hij in onze verlossing toe. Had hij dit niet gedaan, en ons aan de helsche vlammen, die wij verdiendhadden, overgelaten, dan zou hij niet minder groot noch volmaakt geweest zijn; zijn opperste geluk ware hier geenszins door gekwetst of benadeeld geweest. Maar, enkel door zijne vlammende liefde aangedreven, besloot hij door de lastigste werken, dooide afgrijselijkste pijnen, ons de poorten des hemels te openen, alsof zijn geluk van het onze liad afgehangen.
12
VAN JESUS.
Zonder lijden had hij ons kunnen verlossen, en nog-tans heeft hij dit niet gedaan, integendeel, hij heeft ons door zijn eigen dood van den eeuwigen dood willen bevrijden, en hoewel hij duizende middelen in zijne magt had om ons te verlossen, zoo heeft hij toch het vernederendste en pijnlijkste middel willen verkiezen, om alzoo meer regt op onze erkentenis en liefde te bekomen. Een enkel gebed van Jesus, eene traan, een enkele druppel van zijn dierbaar bloed alleen, ware toereikend geweest om ons zalig te maken. Ja, zegt de heilige Joannes Chrysostomus, ééne van Jesus tranen zou tot onze verlossing ten volle genoegzaam geweest zijn, maar dit was voor onzen goddelijken Zaligmaker niet voldoende om ons al de liefde, te bewijzen, die hij ons toedraagt. Zoo sprak die groote leeraar in zijn sermoon. En om ons daar nog een grooter blijk van te geven en ons eene grootei\'e verbindtenis van hem te beminnen, op te leggen, heeft hij in het verkiezen tusschen de eer en de verachtingen, een arm leven en den pijnlijksten enschandelijksten dood voor een vreedzaam en roemvol leven verkozen, gelijk de Apostel in zijnen brief tot de Hebreeuwen XII, 2, ons leert.
Ziedaar wat onze God voor ons gedaan, zie, hoe zeer hij ons bemind heeft. En wij, lafhartigen! wij, ondankbaren ! wat hebben wij voor hem gedaan ?
Jesus kroont ons met liefde en genade, gelijk David zegt, Ps. CII: 4; hij geeft zich geheel aan ons, slagt-offert zich voor ons, wordt mensch voor onze zaligheid, om onze harten te winnen, en wij beminnen hem niet, en wij betuigen hem geene de minste wederliefde! Wel hoe! wij beminnen eenen mensch, omdat hij ons eenige teekens van genegenheid geeft; wat zeg ik? wij beminnen eenen hond om zijne streelingen, en zullen wij weigeren onzen God te beminnen, dieonszijne weldaden zoo ruim overzendt? Een vriendelijk woord,een hartelijke oogslag, zelfs een glimlach alleen is genoeg, om onze erkentenis tot onzen natuurgenoot op te wekken; en God put ter onzer liefde al de schatten zijner magt en wijsheid uit, en wij, wij zullen aan zijne liefde
13
DE LIEFDEVLAMMEN
niet beantwoorden ! O hemel, zullen wij dan nooit over zulke verregaande ondankbaarheid beschaamd worden ? zullen wij dan die oneindige liefde van een\' zoo goedertieren Vader niet anders dan met onverschilligheden en verachtingen vergelden!
GEBED.
O mijn lieve Jesus! hetzij mij toegelatenu te zeggen: neen, ik zal tot u niet meer zoo ondankbaar zijn, als ik tot dusverre geweest ben; integendeel, ik wil u voortaan uit geheel mijn hart gaan beminnen. Mogt, o lieve Zaligmaker! mogt deze liefde, die u bewoog, om voor mij op den Calvarie-berg den dood des kruises te onderstaan , mij van alle aardsche genegenheden doen afsterven, en gelijk uw heilige Evangelist Lucas spreekt XII 49, met dit heilig vuur van liefde, hetwelk gij op de wereld zijt komen brengen, mij verslinden! Ik verzaak, ja duizendwerf verzaak ik die schandelijke vermaken, en daarover ben ik bedroefd uit geheel mijn hart, o welbeminde Zaligmaker ! omdat ik u zoo verregaande heb vergramd. Voortaan ben ik bereid liever te sterven, dan u hot minste misnoegen aan te doen-en u nog te vergrammen. Ik wil alles, wat van mij zal afhangen, gaan aanwenden, om mij aan u aangenaam te maken. Gij hebt niets ter mijner liefde gespaard, ook ik wil niets meer ter uwer liefde sparen; gij hebt mij zonder uitzondering bemind, ook ik wil u zonder uitzondering gaan beminnen. Ik bemin u, o mijn eenig goed , mijne liefde , mijn leven, mijn al; ja, ik bemin u! Ach! ik smeek u, o goede Jesus ! maak, dat ik u zoo moge liefhebben, als het aan een arm schepsel mogelijk is u te beminnen! maak , dat ik tot mijnen laalstensnik, ja tot in alle eeuwigheid u beminne. O, dat het zoo geschiede, dat het zoo geschiede !
OEFENING.
De znligbeid Is de euulg iiuoilzakoi^jke zaub.
Christen, wie gij ook zijn rnoogt, die dit leest, overdenk thans de groote zaak Uwer zaligheid. Uwe zalig-
14
VAN JESUS.
15
heid,ach! ziedaar de ccnige zaak , waarmede gij u gedurig moet bezighouden, omdat Jesus Christus zelf bij zijnen Evangelist Lucas ons leert, dat het de eenig-ste zaak is, de eenig noodzakelijke zaak, X. 42. Werk zoo veel gij wilt om rijk te worden, stapel schatten oj) een, dit geef ik toe, maar denk eens wel, waartoe zal dit alles dienen, indien gij uwe ziel verliest? jaag de aardsche vermaken na, zoek de eer, de waardigheden, volguwe zinnen, uwe inbeeldingen, leefop uw uiterste gemak, dit sta ik toe; maar wat zult gij met dit alles te meer hebben, indien gij verdoemd wordt? Nog een weinig tijds, en do wereld, hare rijkdommen, hare vermaken, hare eer, alles zal voor u voorbij zijn; wat zult gij dan van al die dingen denken zoo gij het ongeluk hebt verloren te gaan? O lieve Christenen! treed in u zeiven, bid ik u, en zie, hoe ver gij gekomen zijt, aangaande de groote, de eenigste zaak uwer zaligheid. Bijaldien gij tot hiertoe niets of bijna niets voor den hemel hebt gedaan, haast u; er is nog tijd, om de hand aan het werk te slaan. Stel uw geweten in goeden staat, en indien het, door Gods genade, u geen enkelen groeten misslag te verwijten heeft, doe uw best om het met goede werken te verrijken en iiiqJ, wezenlijke deugden te versieren: begin hiermede van heden at. Overweeg daarom dikwijls in uwe gedachten deze woorden van uwengoddelijkenMeester; Wat zal het den mensch baten geheel de wereld gewonnen te hebben, indien hij zijne ziel verliest? (1) En voor welke schatten zal een mensch zijne ziel kunnenherkoopen? Herinner u steeds deze spreuk, en vraagaanGod om ze wel te mogen beseffen. Indien gij deze wel verstaat, zal zij on getwijfeld uw hart raken, zij zal u de ijdelheid, het nietige der aardsche goederen doen zien, enweldra zult gij een Heilige worden. En indien gij heilig wordt, of zoo gij ten minste werkt om het te worden, wat groote blijdschap zult gij dan aan onzen goedertieren Meester niet geven! wat zaligen vrede zult gij uwe ziel niet toebrengen, wat zoeten vrede zult gij in het binnenste van uw hart niet tl) Mafth. XVI. 26.
DK LIEFDEVLAMMEN
gevoelen, van eensin den hemel te zullen mogen heer-schen! Aan het werk! Jesus is met u, hij verlaat geen enkel zijner kinderen, hij wakkert hunne pogingen aan, en ondersteunt hunne zwakheid, stel uw vertrouwen op hem en gij zult zalig worden.
Over de liefde^ die God ons getoond heeft mei ons zijnen eenlgen Zoon te geven*
Sic Deus dilexit mundum, ut Fitium suum uni-geuitum dar et. Joan. 111. 26.
Zoo zeer heelt God de wereld bemind, dat hij ons zijnen eenigen Zoon heeft gegeven,
Ohoe diepzinnig is de zin van het woordje Sic; zoo hoe diepzinnig is de zin van het woordje Sic; zoo zeer! dit woordje heeft eene beteekenis, welke wij nooit zullen kunnen begrijpen: het beteekent de grootheid der liefde, die eenen God bewogen heeft, om voor ons niet eenen knecht, niet eenen engel, maar zijnen eenigen Zoon te slagtofferen, (1) en dien schul-deloozen Zoon ter dood te veroordeelen, en den schuldigen mensch zalig te maken. Ach! wie was er bekwaam o m ons dien onwaardeerbaren schat te schenken, ten zij die God alleen wiens liefde grenzeloos is? O! hoe zeer moeten wij onzen God voor deze liefde danken! Wij waren door de zonde van het leven der genade beroofd,wij waren geestelijk dood, en Jesus heeft ons door zijnen dood doen verrijzen en tot het geestelijke leven teruggeroepen; wij waren ongelukkig, leelijkenafgrijselijk, maar God heeft ons, door zijnen Zoon Jesus Christus, schoon en aangenaam in zijne oog en gemaakt. (2) Hij heeft onze ziel alleen van de zonde verlost, maar ons daarenboven in Jesus Christus met alle soorten van geestelijke zegeningen voor den hemel vervuld. (3) O wonderbare toegevendheid van de teederhartigheid van onzen God! roept de heilige Kerk met eene verrukkende verwondering uit, o onbegrijpelijke liefde! om den slaaf af tekoopen,lever thijzijnen eenigen Zoon.(4) Tracht den zin dezer woorden wel te doorgronden; hij (1) S. Joan. Cbryo. (2) Epb. 1, 9, (3) Eph. 1, 3. (4) Exultet in Sabb. sancto.
16
VAN JESUS.
heeft zijnen eenig en zoongegeven. Het is voorde Engelen niet, dat Jesus Christus zichgeslagtofferdheeft, het is voor hen niet, dat hij mensch geworden en uit eene vlekkelooze Maagd geboren is: neen, maar het is aan ons ellendige kinderen van Adam, dat die kostelijke schat gegeven is: Nobis datus, nobis natus ex intact a Vir-gine (1) zoo als de heilige Kerk zingt. Het is aan ons, dat hij toebehoort: met hem en in hem zijn wij in het bezit van oneindige goederen en schatten. Dan: helaas! hoe weinig kennen wij den schat, door God ons in zijnen eenigen Zoon gegeven! hoe weinig kennen wij de voordeelen, welke wij uit hetvleeschgewordenWoord getrokken hebben! Evenwel deze voordeelen zijn zoo groot, dat wij op zekere wijze over de zonde van Adam ons zouden moeten verblijden. Inderdaad, Jesus Christus heeft ons meer gegeven dan Adam ons ontnomen heeft, wij hebben meer door de verlossing gewonnen, dan wij door de zonde verloren hebben, en de genade, zegt de heilige Paulus, is af gemeten geweest volgens de misdaad. (2) Daarom roept de heilige Kerk met eenen verrukkendenij ver en erkentenis uit: O gelukkige misdaad, die eenenzoo gr ooten Verlosser heeft verdiend ! o gelukkige en noodzakelijke zonde van Adam, die door dendoodvan Jesus Christus is uitgewisch t. (3) Ach! kendet gij de gave Gods, zeide de Zaligmaker tot de Samaritanen, kendet gij hem, die u te drinken vraagt! (4) O mijne ziel, het is tot u, dat deze woorden gesproken zijn. Zoo gij wist, wie Jesusis, danzoudt gij de grootheid kennen van deliefde, dieGodbewogen heeft, om hem aan ons te geven; zoo gij kendet wie Jesus is, wat hij door zijne menschwording voor u verdiend heeft, dan zoudt gij begrijpenwatalliefdeendankbaarheid gij verschuldigd zijt aan hem die u met, een zoo uitmuntend geschenk begiftigd heeft! Heer, zeide de heilige Augustinus, wie ondankbaar is voorde groote weldaad derschepping, die verdient de hel; maarerzou eene nieuwe hel moeten zijn voor den mensch, die on-
ll) In offlcijo Corp. Christ. (2) Rom. V, lö. (3j In off. Miss» Sabb. Sancli (4) Joan. 1. 2.
17
DE LIEFDEVLAMMEN
dankbaar is voor de onuitsprekelijke weldaad van de verlossing. (1) Men verhaalt van Pater Avila, datwanneer dezulken, die eenige bijzondere weldaad van God ontvangen hadden, hem daarvan spraken en de goddelijke goedheid bewonderden,hij hun antwoordde; hetis hierover niet, dat gij hem moet heivonder en: maar weest hierover verwonderd, dat Godzoozeerdewereld heeft bemind, dat hij zijnen eenigen Zoon heeft gegeven. (2)
GEBED.
O eeuwige Vader, ik bedank u, dat gij mij uwen Zoon tot Verlosser hebt gelieven te geven. En u, o Zoon van God! bedank ik, omdat gij mij met zoo groote liefde en met zoo vele smarten hebt verlost. Wat zou er van mij geworden zijn, o mijn Jesus! na mij aan zoovele zonden pligtig gemaakt te hebben, indien gij voor mij niet gestorven waart!
Helaas! het getal mijner zonden overtreft verre het getal der haren van mijnhoofd! (3) Gedurendelangen tijd heb ik niet geleefd dan om u te beleedigen! Ach! waarom hebt gij op de aardemijneballingschapver-lengd! (4) Waarom heb ik den laatstcn snik niet gegeven, zoodra ik het doopsel had ontvingen: waarom ben ik niet gestorven, eer ik bekwaam was om u te vergrammen? Ver geefscheklag ten, hot kwaad is bedreven. Ominnelijke Zaligmaker! ik smeek u, maak, dat ik een deel van uwen baat , dien gij gedurende uw sterfelijk leven tegen mijne zonden hebt opgevat, moge gevoelen, en verleen mij daarover vergiffenis. Maar het is niet genoeg mij deze te vergeven; verleen mij daarenboven noguwe liefde, wijl gij verdi ent oneindig bemind te worden; ach! gelief mij deze goddelijke deugd te verleenen. Gij hebt mij tot den dood toe bemind, welnu, ik wil u, op mijne beurt, tot den dood liefhebben. Ik bemin u, o oneindige goedheid, van ganschcr harte, ik bemin u meer dan mijzelven, in u wil ik al de genegenheden van mijn hart vestigen. Ach! verleen mij uwe hulp, en
(1) In Man. Cap. XV. (2) Perf. chrét. ie Bodriguez, Part. 10, traité Vil, Cli. 1. (3gt; Ps. XXIV, 13. (4) Fs. CX1X. 5.
18
VAN JESUS.
gedoog niet, dat ik, gelijk te voren, ondankbaar blijve! Toon mij wat gij van mij verlangt, dewijl ik vastgesteld heb, door de hulp uwer genade, volstrekt alles te doen, wat gij van mij zult begeeren. Ja, mijn Jesus, ik bemin u, en wensch u altijd te beminnen; gij, die mijn schat, mijn leven, mijne liefde, mijn al zijt. Amen.
OEFENINGEN.
Men Eioet «Ie kleine misslngeu vreexen.
Er is in het geestelijke leven eene waarheid van de grootste aangelegenheid, en de godvruchtige zielen moeten deze ernstig overwegen. Zij is namelijk de volgende, gelijk ze de Heilige Geest ons gegeven heeft: Qui spernit modica, paulatim dec idet (1) die ligte fouten klein acht, zal allengskens vallen. Begrijp wel deze woorden; tcd allengskens vallen. Hij zal ongevoelig vallen zonder het bijna gewaar te worden, maar evenwel hij zal vallen. Heden zal hij zich eenen kleinen leugen veroorlooven onder den dekmantel van kleine zonde; morgen zal hij tot eene grooten leugen overgaan, en eindelijk zal hij zich in groote zonden dompelen, Vrees de verachting van kleine zaken: vrees de kleine fouten, zij zijn op zekere wijze gevaarlijker dan de groote. Ik vrees niet te zeggen, zegt de heilige Joannes Chrysostomus, hetgeen u wonderlijk en ongehoord zal voorkomen, dat het mij somtijds dunkt, dat men minder moet bezorgd zijn om de groote zonden te vlugten, dan om de ligte gebreken te vermijden. De gruwelijkheid van de eerste geeft ons natuurlijk eenen afschrik daarvan, maar wij gewennen onsligtelijk aan deze laatste; en daar de minachting, die wij er voor hebben, ons belet van ons eenig geweld aan te doen, om er ons van te beteren, worden zij door onze onachtzaamheid zoo groot, dat wij eindelijk niet meer in staat zijn ons daarvan te ontdoen. (2) Ik herhaal het nog eens: vrees de kle\'iie fouten, vrees en vermijd ze,
(1) Ecc!. XIX , 1 (2) S, Chrys, hom. 17 sup. Matth.
19
DE LIEFDEVLAMMEN
niet beantwoorden ! O hemel, zullen wij dan nooit over zulke verregaande ondankbaarheid beschaamd worden ? zullen wij dan die oneindige liefde van een\' zoo goedertieren Vader niet anders dan met onverschilligheden en verachtingen vergelden!
GEBED.
O mijn lieve Jesus! het zij mij toegelaten u te zeggen: neen, ik zal tot u niet meer zoo ondankbaar zijn, als ik tot dusverre geweest ben; integendeel, ik wil u voortaan uit geheel mijn hart gaan beminnen. Mogt, o lieve Zaligmaker! mogt deze liefde, die u bewoog, om voor mij op den Calvarie-berg den dood des kruises te onderstaan , mij van alle aardsche genegenheden doen afsterven, en gelijk uw heilige Evangelist Lucas spreekt XII49, met dit heilig vuur van liefde, hetwelk gij op de wereld zijt komen brengen, mij verslinden! Ik verzaak, ja duizendwerf verzaak ik die schandelijke vermaken, en daarover ben ik bedroefd uit geheel mijn hart, o welbeminde Zaligmaker! omdat ik u zoo verregaande heb vergramd. \'Voortaan ben ik bereid liever te sterven, dan u het minste misnoegen aan te doen en u nog te vergrammen. Ik wil alles, wat van mij zal afhangen, gaan aanwenden, om mij aan u aangenaam temaken. Gij hebt niets ter mijner liefde gespaard, ook ik wil niets meer ter uwer liefde sparen; gij hebt mij zonder uitzondering bemind, ook ik wil u zonder uitzondering gaan beminnen. Ik bemin u, o mijn eenig goed , mijne liefde , mijn leven , mijn al; ja, ik bemin u! Ach! ik smeeku, o goede Jesus ! maak, dat ik u zoo moge liefhebben, als het aan een arm schepsel mogelijk is u te beminnen! maak, dat ik tot mijnen laatsten snik, ja tot in alle eeuwigheid u beminne. O, dat het zoo geschiede, dat het zoo geschiede !
OEFENING.
De zaligheid Is de eenlg noodzakviijke zaub.
Christen, wie gij ook zijn moogt, die dit leest, overdenk thans de groote zaak Uwer zaligheid. Uwe zalig-
VAN JESUS.
15
heid, ach! ziedaar de eenige zaak, waarmede gij u gedurig moet bezig houden, omdat Jesus Christus zelf bij zijnen Evangelist Lucas ons leert, dat het de eenig-ste zaak is, de eenig noodzakelijke zaak, X. 42. Werk zoo veel gij wilt om rijk te worden, stapel schatten op een, dit geef ik toe, maar denk eens wel, waartoe zal dit alles dienen, indien gij uwe ziel verliest? jaag de aardsche vermaken na, zoek de eer, de waardigheden, volg uwe zinnen, uwe inbeeldingen, leef op uw uiterste gemak, dit sta ik toe: maar wat zult gij met dit alles te meer hebben, indien gij verdoemd wordt? Nog een weinig tijds, en de wereld, hare rijkdommen, hare vermaken, hare eer, alles zal voor u voorbij zijn; wat zult gij dan van al die dingen denken zoo gij het ongeluk hebt verloren te gaan? O lieve Christenen! treed in u zeiven, bid ik u, en zie, hoe ver gij gekomen zijt, aangaande do groote, de eenigste zaak uwer zaligheid. Bijaldien gij tot hiertoe niets of bijna niets voor den hemel hebt gedaan, haast u; er is nog tijd, om de hand aan het werk te slaan. Stel uw geweteningoeden staat, en indien het, door Gods genade, u geen enkelen groeten misslag te verwijten heeft, doe uw best om het met goede werken te verrijken en mjj; wezenlijke deugden te versieren: begin hiermede van heden at. Overweeg daarom dikwijls in uwe gedachten deze woorden van uwen goddelijkenMeester: Wat zal het den menseh baten geheel de wereld gewonnen te hebben, indien hij zijne ziel verliest? (1) En voor welke schatten zal een mensch zijne ziel kunnen herkoopen? Herinneru steeds deze spreuk, en vraag\'aan God om ze wel te mogen beseffen. Indien gij deze wel verstaat, zal zij on getwijfel d uw hart raken, zij zal u de ijdelheid, het nietige der aardsche goederen doen zien, enweldra zult gij een Heilige worden. En indien gij heiligwordt, ofzoo gij tenminste werkt om het te worden, wat groote blijdschap zult gij dan aan onzen goedertieren Meester niet geven! wat zaligen vrede zult gij uwe ziel niet toebrengen, wat zoeten vrede zult gij in het binnenste van uw hart niet (1) Ma! tb, XVI. 26.
DE LIEFDEVLAMMEN
gevoelen, ran eens in den hemel te zullen mogen heer-schen! Aan het werk! Jesus is met u, hij verlaat geen enkel zijner kinderen, hij wakkert hunne pogingen aan, en ondersteunt hunne zwakheid, stel uw vertrouwen op hem en gij zult zalig worden.
Over de liefde, die God ons getoond heeft met ons zijnen eenigen Zoon te geven»
Sic Deus dilexit mundum, ut Filium suum uni-genitum dar et. JoAN. UI. 26.
Zoo zeer heeft God de wereld bemind, dat hij onszijnen eenigen Zoon heeft gegeven.
Ohoe diepzinnig is de zin van het woordje Sic; zoo zeer.\' dit woordje heeft eone beteekenis, welke wij nooit zullen kunnen begrijpen: het beteekent de grootheid der liefde, die eenen God bewogen heeft, om voor ons niet eenen knecht, niet eenen engel, maar zijnen eenigen Zoon te slagtofferen, (1) en dien schul-deloozen Zoon ter dood te veroordeelen, en den schuldigen menschzaligte maken. Achlwiewaserbekwaam om ons dien onwaardeerbaren schat te schenken, ten zij die God alleen wiens liefde grenzeloos is? O! hoe zeer moeten wij onzen God voor deze liefde danken! Wij waren door de zonde vanhetleven der genade beroofd, wij waren geestelijk dood, en Jesus heeft ons door zijnen dood doen verrijzen en tot het geestelijke leven teruggeroepen; wij warenongelukkig, leelijk en afgrijselijk, maar God heeft ons, door zijnen Zoon Jesus Christus, hoe diepzinnig is de zin van het woordje Sic; zoo zeer.\' dit woordje heeft eone beteekenis, welke wij nooit zullen kunnen begrijpen: het beteekent de grootheid der liefde, die eenen God bewogen heeft, om voor ons niet eenen knecht, niet eenen engel, maar zijnen eenigen Zoon te slagtofferen, (1) en dien schul-deloozen Zoon ter dood te veroordeelen, en den schuldigen menschzaligte maken. Achlwiewaserbekwaam om ons dien onwaardeerbaren schat te schenken, ten zij die God alleen wiens liefde grenzeloos is? O! hoe zeer moeten wij onzen God voor deze liefde danken! Wij waren door de zonde vanhetleven der genade beroofd, wij waren geestelijk dood, en Jesus heeft ons door zijnen dood doen verrijzen en tot het geestelijke leven teruggeroepen; wij warenongelukkig, leelijk en afgrijselijk, maar God heeft ons, door zijnen Zoon Jesus Christus, schoon en aangenaam in zijne oogen gemaakt. (2) Hij heeft onze ziel alleen van de zonde verlost, maar ons daarenboven in Jesus Christus met alle soorten van geestelijke zegeningen voor den hemel vervuld. (3) O wonderbare toegevendheid van de teederhartigheid van onzen God! roept de heilige Kerk met eene verrukkende verwondering uit, o onbegrijpelijke liefdel om denslaaf af tekoopen,levert hij zijnen eer-AgenZoon.(4) Tracht den zin dezer woorden wel te doorgrond en :/iy (1) S. Joan. Chryo. (2) Epb. 1, 9. (8) Eph. 1, 3. (4) Exi:llet in Sabb, sancto.
16
VAN JESUS.
heeft zijnen eenig en zoon gegeven. Het is voor de Engelen niet, dat Jesus Christus zichgeslagtofferdheeft, het is voor hen niet, dat hij mensch geworden en uit eene vlekkelooze Maagd geboren is: neen, maar het is aan ons ellendige kinderen van Adam, dat die kostelijke schat gegeven is; Nobis datus, nobis natus exintacta Virgins (1) zoo als de heilige Kerk zingt. Het is aan ons, dat hij toebehoort: met hem en in hem zijn wij in het bezit van oneindige goederen en schatten. Dan: helaas! hoe weinig kennen wij den schat, door God ons in zijnen eenigen Zoon gegeven! hoe weinig kennen wij de voordeelen, welke wij uit het vleeschgeworden Woord getrokken hebben! Evenwel deze voordeelen zijn zoo groot, dat wij op zekere wijze over de zonde van Adam ons zouden moeten verblijden. Inderdaad, Jesus Christus heeft ons meer gegeven dan Adam ons ontnomen heeft, wij hebben meer door de verlossing gewonnen, dan wij door de zonde verloren hebben, en de genade, zegt de heilige Paulus, is afgemeten geweest volgens de misdaad. (2) Daarom roept de heilige Kerk met eenen verrukkendenijveren erkentenis uit: O gelukkige misdaad, die eenenzoo grooten Verlosser heeft verdiend ! o ffelukkige en noodzakelijke zonde van Adam, die door dendoodvan Jesus Christus is uitgewischt. (3)
Ach! kendet gij de gave Gods, zeide de Zaligmaker tot de Samaritanen, kendet gij hem, die u te drinken vraagt! (4) O mijne ziel, het is tot u, dat deze woorden gesproken zijn. Zoogij wist, wie Jesus is, danzoudt gij de grootheid kennen van deliefde, dieGodbewogen heeft, om hem aan ons te geven; zoo gij kendet wie Jesus is, wat hij door zijne menschwording voor u verdiend heeft, dan zoudt gij begrijpen wat al liefde en dankbaarheid gij verschuldigd zijt aan hem die u met, een zoo uitmuntend geschenk begiftigd heeft! Heer, zeide de heilige Augustinus, wie ondankbaar is voor de groote weldaad der schepping, die verdient de hel; maar er zou eene nieuwe hel moeten zijn voor den mensch, die on-
l l) In officido Corp. Christ. (2) Rom. V, 16. (3j In off. Misssa Sabb. Sancti (4) Joan. 1. 2.
17
DE LIEFDEVLAMMEN
dankbaar is voor de onuitsprekelij ke weldaad van de verlossing. (1) Men verhaalt van Pater Avila, datwanneer dezulken, die eenige bijzondere weldaad van God ontvangen hadden, hem daarvan spraken en de goddelijke goedheid bewonderden,bij hun antwoordde: het ishierover niet, dat gij hem moet bewonderen: maar weest hierover verwonderd, dat Godzoozeerdewereldheeft bemind, dat hij zijnen eenigen Zoonhee ft gegeven. (2)
GEBED.
Ü eeuwige Vader, ik bedank u, dat gij mij uwen Zoon tot Verlosser hebt gelieven te geven. En u, o Zoon van God! bedank ik, omdat gij mij met zoo groote liefde en met zoo vele smarten hebt verlost. Wat zou er van mij geworden zijn, o mijn Jesus! na mij aan zoovele zonden pligtig gemaakt te hebben, indien gij voor mij niet gestorven waart!
Helaas! het getal mijner zonden overtreft verrehet getal der haren van mijn hoofd.! (3) Gedurende langen tijd heb ik niet geleefd dan om u to beleedigen! Ach! waarom hebt gij op de aardemijnebci.llingschapverlengd. ! (4) Waarom heb ik den laatsten snik niet gegeven, zoodra ik het doopsel had ontvangen; waarom ben ik niet gestorven, eer ik bekwaam was om u te vergrammen? Ver geefsche klagten, het kwaad is bedreven. Ominnelijke Zaligmaker! ik smeek u, maak, dat ik een deel van uwen haat , dien gij gedurende uw sterfelijk leven tegen mijne zonden hebt opgevat, moge gevoelen, en verleen mij daarover vergiffenis. Maar het is niet genoeg mij deze te vergeven; verleen mij daarenboven noguwe liefde, wijl gij verdient oneindig bemind te worden; ach! gelief mij deze goddelijke deugd te verleenen, Gij hebt mij tot den dood toe bemind, welnu, ik wil u, op mijne beurt, tot den dood liefhebben. Ik bemin u, o oneindige goedheid, van ganscher harte, ik bemin u meer dan mijzelven, in u wil ik al de genegenheden van mijn hart vestigen. Ach! verleen mij uwe hulp, en
(I) In Man. Cap. XV. (2) Perf. chrét. de Rodriguez, Part. 10, traité VII, Gü. 1. (3) Ps. XXIV, 13. (4) l-s. CX1X, 5.
18 -
VAN JESUS.
gedoog niet, dat ik, gelijk te voren, ondankbaar blijve! Toon mij wat gij van mij verlangt, dewijl ik vastgesteld heb, door de hulp uwer genade, volstrekt alles te doen, wat gij van mij zult begeeren. Ja, mijn Jesus, ik bemin u, en wensch u altijd te beminnen; gij, die mijn schat, mijn leven, mijne liefde, mijn al zijt. Amen.
OEFENINGEN.
Men eioet de kleine misslngen gt;ree*en.
Er is in het geestelijke leven eene waarheid van de grootste aangelegenheid, en de godvruchtige zielen moeten deze ernstig overwegen. Zij is namelijk de volgende, gelijk ze de Heilige Geest ons gegeven heeft: Quispernitinodica, paulatim decidet (1) dieligtefou-ten klein acht, zal allengskens vallen. Begrijp wel deze woorden: zal allengskens vallen. Hij zal ongevoelig vallen zonder het bijna gewaar te worden, maar evenwel hij zal vallen. Heden zal hij zich eenen kleinen leugen veroorlooven onder don dekmantel van kleine zonde; morgen zal hij tot eene grooten leugen overgaan, en eindelijk zal hij zichingroote zonden dompelen. Vrees de verachting van kleine zaken: vrees de kleine fouten, zij zijn op zekere wijze gevaarlijker dan de groote. Ik vrees niet te zeggen, zegt de heilige Joannes Chrysostomus, hetgeen u wonderlijk en ongehoord zal voorkomen, dat het mij somtijds dunkt, dat men minder moet bezorgd zijn om de groote zonden te vlugten, dan om de ligte gebreken te vermijden. De gruwelijkheid van de eerste geeft ons natuurlijk eenen afschrik daarvan, maar wij gewennen onsligtelijkaan deze laatste; en daar de minachting, die wij er voor hebben, ons belet van ons eenig geweld aan te doen, om er ons van te beteren, worden zij door onze onachtzaamheid zoo groot, dat wij eindelijk niet meer in staat zijn ons daarvan te ontdoen. (2) Ik herhaal het nog eens: vrees de kle\'ne fouten , vrees en vermijd ze, (1) Ecc!. XIX, 1 (2) S. Chrys, hom. 87 sup. Matth.
19
20 DE LIEFDEVLAMMEN
want hoe klein zij ons ook mogen toeschijnen, zij vergrammen daarom niet minder onzen goeden Meester; vrees en vermijd de kleine fouten, omdat zij ons tot laauwheid brengen; vrees en vermijd de kleine fouten, omdat Jesus Christus ons leert, dat hij, die ge-trouvj is in kleine zaken, ook getrouw zal zijn in groote, en dat hij die ongetrouw zal zijn in kleine, ook ongetrouw zal zijn in groote zaken. (1) Waak van heden af wel op u zeiven en tracht zoo te leven, dat gij zelfs dezen avond tot Jesus zeggen moogt: Goedertieren Meester, ik heb mij heden geene volle vrijwillige fout teverwijten, ik bedank n daarvoor ; immers het is uwe almogende hand, diemij ondersteund heeft, gelief mij al de gebreken te vergeven, die ik uit zwakheid zou kunnen bedreven hebben; ik zal dit morgen nog trachten te verbeteren.
Jesus Christua heeft door h«t vergieten van al z^jn bloed» de Terglffenis onzer zonden terdiend.
Neque \'per sanguinem hircorum aut ■altulorum, sed per propr ium sanguinem introivit semel in sancta, aelerna redemplionc inventa. Heb. IX. 12.
Jesus Christus is maar eens het heiligdom ingetreden, niet door het bloed der bokken en der kalveren, maar door zijn eigen bloed, ons hebbende verkregen eene eeuwige verlossing.
Ach! wat kon het bloed van al de slagtolïers waard zijn om ons de goddelijke genade te verkrijgen? De slagtofferanden der oude wet hadden uit zich zeiven geene kracht: zij waren, volgens de uitdrukking van den Apostel, gebrekkelijke plegtigheden en van alle kracht beroofd, en nooit zouden zij dien scheidsmuur welke de zonde tusschen God en ons had opgebouwd, hebben kunnen afbreken. Wie zal er dan magtig genoeg zijn, om ons met God te verzoenen? zal het (1) Lnc. xvi, 10.ch! wat kon het bloed van al de slagtolïers waard zijn om ons de goddelijke genade te verkrijgen? De slagtofferanden der oude wet hadden uit zich zeiven geene kracht: zij waren, volgens de uitdrukking van den Apostel, gebrekkelijke plegtigheden en van alle kracht beroofd, en nooit zouden zij dien scheidsmuur welke de zonde tusschen God en ons had opgebouwd, hebben kunnen afbreken. Wie zal er dan magtig genoeg zijn, om ons met God te verzoenen? zal het (1) Lnc. xvi, 10.
VAN JESUS.
21
de mensch zelf zijn? Helaas! de mensch een kind van-gramschap, (1) hij wordt geboren in de vijandschap van God en in de onmogelijkheid van uit zijne eigene kracht eenig werk te doen, hetwelk dien heiligen God zou kunnen aangenaam zijn, wanthij kanindewerken zijner vijanden zijn behagen niet scheppen. Zal het een engel zijn? Maar een engel is slechts een enkel schepsel, wiens verdiensten gevolgelijk een eindehebbenen bepaald zijn, terwijl de smaad, door de zonden van den mensch God aangedaan, een oneindig kwaad is. Het is dan God alleen, die de vergiffenis van onze zonden en ons het eeuwige leven verdienen kan. Ja, het is slechts hij alleen die hiertoe bekwaam was, en Jesus Christus, voor ons mensch wordende, om ons te verlossen, heeft voor ons gedaan hetgeen maar door hem alleen kon gedaan worden. Gelijk hij zich ge-waardigd heeft ons door zich zeiven te scheppen, zoo achtte hij het zich niet onwaardig ons door zich zeiven te verlossen. Zijne liefde tot ons was te groot om aan een ander het geluk en de eer, van ons zalig te maken, over te laten. Ik ben de Heer, zegt hij ons door den mond van Isaïas, en ik zal mijne heerlijkheid aan een ander niet geven; (2) en zeker had hij dit gedaan; zoo hij de zorg onzer verlossing aan een Engel had toevertrouwd. Want had hij zich vergenoegd met ons uit het niet te trekken en ons het leven te geven, dat wij hier op de aarde bezitten, en had hij dan eenen Engel bevolen ons het andere leven te verdienen, hetwelk oneindig waardiger en beter is, dan zou daaruit volgen, dat wij aan den Engel iets verschuldigd zouden zijn, hetwelk van grootere, en aan God, dat van mindere waarde is. Ik herhaal dan nog eens, God was al te jaloersch over zijne eer en over onze liefde, om aan een ander schepsel het werk onzer verlossing over te laten. Hij heeft ons niet alleen het eerste leven willen geven, met ons uit het niet te trekken, maar ook heeft hij ons het tweede leven willen schenken
(1) Eph. 11,5. (2) Iss. XLV1II, II.
DE LIEFDEVLAMMEN
met ons vrij te koopen en te verlossen, opdat wij hem al onze liefde zouden geven, en opdat niemand.zou meenen geregtigd te zijn, om hem het minste deeltje zelfs hiervan te ontnemen. Dit is het wat de heilige Augustinus doordezewoorden zoo volmaakt uitgedrukt heeft: dewijl God reeds onze Schepper was, wilde hij ook tevens onze Verlosser wezen, opdat onze liefde tusschen den Schepper en quot;Verlosser niet zou verdeeld zijn. (1)
O mensch! roept de heilige Bernardus uit, erkendan w de waardigheid en verhevenheid uwer ziel! Weet gij wel hoe hoog God die kostelijke ziel geschat heeft, die gij zoo door het modder sleept, die gij de slavin van uw ligchaam maakt ? Weet gij wel, dat zij meer waard is, dan de geheele wereld? indien u dit onbekend is,
weet dan, dat uw God, terharerliefde, zijnleven heeft ten beste gegeven, en dat hij ditanders voor de geheele wereld, ja voor duizend werelden zelfs; nooit zou gedaan hebben (2) Leer nu ook verstaan, hoezeer gij u schuldig maakt, als gij haar met zonden besmeurt.
Uit hetgeen wij daar even gezegd hebben, blijkt klaar,
dat, al had eenEngelaanGodsregtvaardigheidvoorons 1 kunnen voldoen en ons verlossen, God zulks niet zou toegelaten hebben: hij zou zich zeiven hebben willen belasten, zoo als hij waarlijk gedaan heeft, met de zorg,
van voor ons den hemel te verdienen en ons aan de hel te ontrukken, omalzoo beter de grootheid zijner liefde te bewijzen. Ach, wie zal kunnen uitdrukken hoe zeer God ons bemint, ons arme en geringe schepselen! Die God van hemel en aarde is, ter onzer liefde, van zijnen verheven troon neergedaald, om zich met onze mensche-lijke natuur te bekleeden; hij heeft, ter onzer liefde, in eenen armen stal willen geboren worden. niets anders hebbende dan slechts een weinig stroo om zijneteedere ledematen op te laten rusten; dertig jaren lang heeft hij in het werkhuis van eenen armen timmerman willen doorbrengen, om met zijn handwerk een stuk brood te winnen en m liet zweet zijns aanschijns te eten; hijheeft
(1) S, Aug. Cad. Man. XXXVr. (2) S. Bern. lib. de anima,
cap. 111. m. 8.
22
VAN JES03.
eindelijk voor ons tot den laatsten druppel van zijn bloed willen vergieten, stervende op een kruis, te midden der schrikkelijkste smarten.
Ach! wat al reden hebben wij om met den heiligen man Job uit te roepen; Heer, wat is de mensch, dat gij hem zoo groot acht! of hoe kan hij het voorwerp uwer liefde zijn*? (1) Wel hoe! de magtigste monarch der geheele wereld, die God, wien niets ontbreekt, en die zich zeiven genoeg is, zoekt onze liefde en poogt ze te verdienen, met zijn leven voor ons ten beste te geven! Hoe zullen wij hem ooit voor die uitmuntende liefde genoegzaam kunnen bedanken. Laat ons hem beminnen, de liefde kan slechts door liefde vergolden worden: geven wij hem ons hart, wanneer hij zoo jaloersch is, en laat ons hem al de bewegingen, al de genegenheden, zonder de minste uitzondering, daarvan toewijden. Bedenken wij, dat, indien wij hem reeds geheel toebehooren, omdat hij ons geschapen heeft, wij hem nog meer toebehooren, omdat hij ons heeft verlost. Om ons te scheppen, heeft het hem maar één woord gekost: hij sprak an alles ivas gemaakt. Maar wat heeft hij niet geleden om ons te verlossen.
GEBED.
Omijn Jesus, zie, ik lig hier voor uwe voeten. Ik kom u de hulde aanbieden van mijn arm hart, gelief dezelve te aanvaarden! maar helaas, één hart is al te weinig om u te beminnen. En al had ik ook de harten aller menschen, om ze u alleen toe te wijden, dit ware nog te weinig. Hoe groot zou dan mijne ondankbaarheid wezen, zoo ik mijn hart tusschen u en de schepselen verdeelde! neen, lieve Jesus, zoo zal ik niet handelen; gij begeert geheel mijn hart, en gij verdient het voorzeker geheel en al te bezitten, zonder uitzondering wil ik het u schenken. Indien ik niet bekwaam ben het u te geven, gelijk het behoort, neem het dan zelf en-maak, dat ik in waarheid moge zeggen: Gij
(1) Job II, 17. (2J Bern. De diligendo Deo, Cap. V. (3) Ps\' 1-4A.X l J, 86»
23
DE LIEFDEVLAMMEN
zijt de God van mijn hart. (3) Ach! mijn geliefde Verlosser, door de verdiensten van het nederige en zeer ellendige leven, hetwelk gij op de aarde voor mij hebt willen leiden, geef mij de ware ootmoedigheid, opdat ik de verachting en het leven beminnen. Maak, dat ik met liefde de ziekten, den smaad, de vervolgingen, het inwendig lijden en al de kruisen omhelze, die gij mij zult overzenden; maak, dat ik u beminne, en doe daarna met mij wat u belieft. O hart van Jesus, voor mij van liefde ontstoken, ontsteek mijn hart met eene vurige liefde voor u. (1) en geef mij de genade dat ik vóór mijn sterven geheel aan u toebehoore. Ikbeminu, mijn Jesus, gij,die zoo zeer verdient bemind teworden, en die zoo vurig mijne liefde verlangt; ikbeminuuitge-heel mijn hart; ik bemin u uit geheel mijne ziel. Doe mijne liefde tot u nog aangroeijen; maak, dat ik om u te behagen, mijne bedorvene neigingen, begeerten en eigenzinnigheden gedurig versterve; maak, datikmijne genoegens en mijne vermaken, en bovenal mijnen wil, geheel verloochene. O zoete Jesus, ik smeek u met betraande oogen, geef mij alles wijl mij alles ontbreekt. Ik ben arm, maar zoo gij u gewaardigt , eenen blik van barmhartigheid op mij te slaan, zal ik rijk zijn. Ach mijn Jesus, mijn zoete Jesus, heb medelijden met mij! Maria, mijne teedere Moeder, bescherm mij. Amen!
OEFENINGEN.
De suivere meening.
Jesus Christus heeft ter uwer liefde groote dingen gedaan, gelijk gij daar even hebt gezien: en zult gij uit erkentenis zijner teederste liefde, niets voor hem doen? Die goedertierene Meester vraagt van u niets, dat te moeijelijk of te buitengewoon is; al wat hij verzoekt, is, dat gij uwe dagelijksche werken met alle mogelijke volmaaktheid zoudt verrigten.
De dag van een christen bestaat uit eene zekere reeks van werken, waarvan de eene goed, de andere onver-(1) Eccles. Pree
24
VAN JESUS.
schillig zijn, enz. Het opstaan, het slapen gaan, het gebed, de heilige communie, het heilig misoffer, de bezoeken, het werk, de wandelingen, de maaltijden het slapen, daar hebt gij bijna geheel des menschen levensverdeeling. Welnu! wilt gij heilig zijn en zeker aan Jesus hart behagen, zoo doe dit alles met de zuiverste meening en met het eenige inzigt, om God aangenaam te zijn. Maak dezen raad van den apostel Paulus werkdadig: Hetzij gij eet, hetzij gij drinkt, hetzij gij ietsandersdoet,doetallestereerevan God, en weldra zult gij eene uitstekende volmaaktheid bereiken. Zoo men daartoe niet kon geraken, zegt Al-phonsus Rodriguez (2), dan door verhevene werken, groote edelmoedigheid en zeer verhevene gedachten, zoudt gij u eenigzins kunnen verontschuldigen, uwe onbekwaamheid doen gelden, en zeggen dat gij zoo hoog niet kunt vliegen. Bijaldien men van u eischte dat gij u dagelijks ten bloede toe moest geeselen, dat gij op water en brood moest vasten, dat gij blootvoets moest gaan, dat gij steeds een haren kleed moest dragen, zoudt gij kunnen antwoorden, dat dit uwe kracht te boven gaat, of gij hiertoe niet magtig zijt. Maar Jesus Christus vraagt dit niet, hij wil alleen, dat gij doet, hetgeen gij gewoonlijk doet. Indien gij dan tot hiertoe hebt veronachtzaamd, al uwe werken, voornamelijk uw ontwaken, uwe maaltijden en uwe vermaken aan God op te offeren, begin dan van heden af;indien gij met weinig eerbied, aandacht en ijver uwe gebeden hebt gestort, zoo neem u voor, u voortaan hierin te beteren. Alzoo kan een koopman in zijnen handel, eene moeder des huizes in haarhuishoudeneen leerling in zijne leeroefeningen; met geringe moeite tot de volmaaktheid komen. Gij zoudt grootelijkspligtigzijn van dit eenvoudig middel niet te gebruiken, om u meer en meer aangenaam te maken aan eenen God, die ter uwer liefde en om uw geluk te verzekeren,noch zijne eer; noch zijne rust,noch zijn eigenleven zelfs gespaard heeft.
(1) Corinth. X, 31, (2) Second traité. Ch. H,
SO 2
25
DE LIEFDEVLAMMEN
Liefde on barmhartlffhehl van Jeam Chrtslas tot obb hebben b^zondor In z^jne manschivording nitgeblonkeu.
Jpp ar vit benigniias ac humanitas Salvatoru nostri Lei, Tit. 111. 4.
De goedheid van God, onzen Zaligmaker, en zijne liefde voor het menschdom zijn op de wereld verschenen.
od heeft ons van alle eeuwigheid bemind, (1) en j -jhij zelf verzekert ons deze vertroostende waarheid ^ ■ door den mond van den profeet Jeremias. Maar zijne liefde was op zekere wijze onbekend gebleven, tot op het oogenblik, waarop hij door zijne mensch-wording zich verwaardigde ons die te openbaren.
»Eer de Zoon Gods menschwerd, zegt de heilige Bernardus, had God zijne magt geopenbaard in het scheppen der wereld; en zijne wijsheid in dezelve te besturen: maar toen Jesus Christus op zich genomen had om onze natuur aan te nemen, alsdan kwam de liefde, welke de goddelijke Zaligmaker den menschen toedraagt, te voorschijn. (2)quot; Inderdaad, na hem zulk een arbeidzaam en pijnlijk leven te hebben zien lijden, na hem op het schandelijk kruishout onder zulke geweldige pijnen te hebben zien sterven, ware het hem niet den grootsten smaad aandoen, een enkel oogenblik aan de oneindige liefde, welke hij ons toedraagt, te twijfelen? Ja, hij bemint ons bovenmate, en omdat hij ons bemint, wil hij ook van ons bemind worden. Ware het mogelijk dat wij ondankbaar zouden zijn? Ware het mogelijk dat wij voor de liefde van Jesus zouden ongevoelig blijven? Laat ons eens ernstig overdenken tot welken schrikkelijken staai van ellende en krachteloosheid de zonde onze ziel gebragthad, eer hij op d« wereld kwam om dezelve zalig te maken. Wij
(1) Jerim. XXX, V. (2.) S Bern. I, in Nat. Dom.
26
VAN JESUS.
waren met misdaden besmet en overladen, tot dood en hel veroordeeld, en had God ons door zijne regt-vaardigheid aan ons zeiven overgelaten, zoo als hij met de duivelen gedaan had, dan zouden wij niets te zeggen gehad hebben: want wie zal tec/en de oordeelen des Heeren durven opstaan\'? wie zal vermetel genoeg zijn om hem ie beschuldigen, al had hij zelfs al devolkeren, die hij ff emaakt had, verdelgt! (i) Niets volstrekt niets is er bekwaam om zijne blikken van goedheid en toegenegenheid op ons te trekken; wat zeg ik? De zonde had ons leelijk en afgrijselijk voor zijne oogen gemaakt en nogtans zie, hoe Jesus, door barmhartigheid bewogen, op aarde nederdaalt, om ons zijne liefde te openbaren met op een kruis te sterven! Wij waren arm, en hij komt ons met allerlei geestelijke gaven en weldaden verrijken; wij lagen in dikke en zware duisternissen bedolven, hij komt ons met de fakkels zijner leer verlichten; wij waren tot de straffen der hel verwezen, en hij komt ons de poorten des hemels openen en ons een eeuwig heil verdienen; wij waren zijne vijanden, en hij komt zich met ons verzoenen en ons tot zijne boezemvrienden aannemen.
O Christen! aangezien God ons zoo voorname en veelvuldige liefde heeft betoond, toen zelfs, toen wij zoo ondeugend waren, laai ons hem ook, dewijl hij ons eerst heeft bemind, op onze beurt uit geheel onshart beminnen. (2) Wat is billijker en regtvaardiger? Onze Heer Jesus Christus, zegt de H. Paulus, is voor ons gestorven, opdat luijvoorhemzouden leven,(3) kunnen wij nu met waarheid van ons zeiven deze troostvolle waarheid geven, dat wij tot dusverre voor Jesus geleefd hebben? Helaas, misschien hebben wij nog niet éénen dag, niet één uur voor hem geleefd! O, wat groote schande! Wel hoe! God heeft ter onze liefde alles gedaan , en wij hebben nog niets ter zijner lietde ver-rigt! beginnen wij dan van heden af ernstig Jesus te beminnen en voor hem te leven. Voor Jesus leven is in alles zijnen heiligen wil volbrengen, is gedurig zich
(1) Sap. XII, 12. ré; Joan. IV. (S) II Corinth. V. 16.
27
DE LIEFDEVLAMMEN
zeiven verloochenen, is alle oogenblikken zich geweld aandoen, is zijn kruis met onderwerping en liefde opnemen en dragen. Voor Jesus leven is gestadig bidden, is stiptelijk al de pligten van onzen staat vervullen zonder ophouden zich versterven, zich oefenen in ootmoed, in zuiverheid, in liefde tot den evennaaste, in zachtmoedigheid, in inwendig gebed. Voor Jesus leven, is de ongeregeldheden en de zonden van ons voorgaand leven beweenen, is zich van al het aardsche onthechten, is naar het heil des hemels verzuchten en verlangen. En wat hebben wij van ditallestotnu toe gedaan?.... Niets, bijna niets misschien. Verootmoedigen wij ons dan ten minste op het zien van zoodanige lafhartigheid, en maken wij voor het toekomende goede voornemens.
GEBED.
O mijn Zaligmaker! wanneer zal ik dan de liefde beginnen te erkennen, welke gij mij bewezen hebt ? In plaats van u te beminnen, heb ik u tot hiertoe nietsandersdan ondankbaarheid getoond en uwe genaoe veracht: evenwel omdat gij oneindig goed zijt, wil ik mijn vertrouwen niet verliezen. Gij hebt beloofd te vergeven aan al wie leedwezen heeft; ach! heb deernis met mij en doe mij de uitwerkselen uwer belofte gevoelen. Ik Leb n oneer aangedaan, door mijn gemak en mijne vermakenhooger dan u teachten; maar hedenbenikhieroverbedroefduitge-heel mijn hart, en niets smart mij zoo zeer, danu, mijn opperste goed, zoo schandelij k vergramd te hebben. Vergeef mij, en hecht mij geheel aan u vast door een eeuwigen liefdeband, opdat ik u voortaan niet meer verlate en niet meer leve om u te beminnen en uwen godde-lijkenwil te volbrengen. Ja, mijn Jesus, voor u alleen wil ik leven, en u alleen verlang ik te beminnen. Ik heb u vroegervoor een schepsel verlaten, nu wil ik alles voor u verlaten en mij geheel en al aan u geven. Ik bemin u, o God mijner ziel! ik bemin u meer dan mij zeiven. O Maria, Moeder Gods, verwerf mij de genade van hem tot den dood getrouw te zijn. Amen.
28
VAN JESUS.
OEFENINGEN.
Ben Qdelen lof onzer irerkea vlagtcn*
Treed heden eens opregt inuzelven, en zie met Vv elke meening gij uwe werken verrigt. Zoo gij die werktuigelijk zonder eenige goede of kwade meeningdoet,zullen zij u voor den hemel vruchteloos zijn; zoo gij dezelve verrigt met het voornemen van aan de menschen te behagen en uit ijdelen roem, al waren de werken uit zich zeiven nog zoo goed, worden zij slecht en strafwaardig. Zoo gij , integendeel, in al uwe werken God alleen beoogt, en gij zijne eèr en het volbrengen van zijnen wil alleenin dezelve betracht, dan zijt gij gelukkig, want alzoo verzamelt gij verdiensten en schatten voor de eeuwigheid. Vlugt dan, vlugt den ij delen lof, enwacht u van uwe goede wer-lienvoordemenschentedoen,omvanhen(jeziente worden; want aldus zulte/ij er geen loon in den hemel voor ontvangen. (1) Mijn God! wat is al de eer dezer wereld anders dan een ijdele rook? Bevredig u, in het doen van uwe goede werken, met de troostende getuigenis van uw geweten; vergenoegu met te weten, dat gij eenen God tot getuige uwer werken hebt, en ga van de menschen geene valsche eer afbedelen, die u de ware eer zou doen verliezen. Het oordeel der menschen is van geene waarde, en gij zijt daarom niet beter, omdat zij u geprezen hebben. Zeg en herhaal gedurig uit het diepste van uw hart: Eer zij God in het hoogste des hemels in eeuwen der eeu wen! (2) Niet aan ons, Heer,niet aan ons,maar geef de eer aan uwen naam. (3)Verberg uwe goede werk en zoo veel in uw vermogen is, en wees immer bezorgd, dat gij eene goede meeninghebt, alvorens uwe werken te beginnen, met Ignatius de Loyola zeggende: Mijn God,ikgadit diOen ter uwer liefde en ter uwer meerdere eér en verheerlijking. (4) Indien de duivel van ijdelen roem u in het midden van een werk komt bekoren, staak het daarom niet, maar zeg hem met den heiligen Bernardus: Ik heb dit werk voor u niet begonnen, endaaromzalikhe voor u niet staken. (5) Allesuoor God! alles voor zijne eer dit zij altijd uwe zinspreuk.
(1) Matth. Vf, 1. (2) 1 ad. Timoth. I, 17. (3; Ps. CVIII (4 Ad. maiorem Dei gloriain. (5) S. in vila ipsius.
50 2.
29
DE LIEFDEVLAMMEN.
God de Tader heeft zQnen Zoon op aarde geionden* om oua bet leven, dat Iry door de zonden verloren hebben, weder te geven»
In hoe apparuit Chariias Dei in nobis qua Filium suuiu unigenitwn misit Deus in mundum. ut vivamus per eum. 1 Joan. IV, 9.
Hierin heelt God zijne liefde lot ons doen uitschijnen, dat hij zijnen eeni-gen Zoon in de wereld heeft gezonden, opdat wij voer hem zouden leven.
Alle menschen waren door de zonde gestorven, en zij zouden in de/en staat des doods gebleven zijn, zao de hemelsche Vader zijnen eenigen Zoon niet gezonden had, om hen, door het vergieten van zijn dierbaar bloed, te doen herleven. O -wonder! een God geeft zijn leven voor den mensch ten Leste! een God!!! en wat is dan de mensch?lle menschen waren door de zonde gestorven, en zij zouden in de/en staat des doods gebleven zijn, zao de hemelsche Vader zijnen eenigen Zoon niet gezonden had, om hen, door het vergieten van zijn dierbaar bloed, te doen herleven. O -wonder! een God geeft zijn leven voor den mensch ten Leste! een God!!! en wat is dan de mensch?
De Serafljnsche Bonaventura, dit liefdegeheim overwegende, riep uit: O goede Jesus, wat hebt gij gedaan? Hoe verre heeft de liefde u gebragt? Wat hebt gij gezien? wat hebt gij in mij gevonden, dat geschikt was om u zoo groote liefde in te geven? Waarom bebt gij voor mij willen sterven? Wie ben ik dat gij met zoo kostelijken prijs mijne ziel afkoopt? (1) Wat ben ik anders, o mijn God, dan een verachtelijk niet, een ondankbaar schepsel! Maar het is juist hierin, dat de oneindige liefde van God onsluisterrijkuitschijnt. Onze verworpenheid, onze ellenden hebben zijne liefde gee-nenafkeer van ons doen opvatten, zij hebben ze,integen-deel, meer doen aangroeijen. Hoe zeer onze misdaden hem van ons hebben verwijderd en ons zijne liefde hebben onwaardig gemaakt, des te meer ijver heeft hij getoond, om ons te zoeken en ons bewijzen te geven van zijne teedere liefde voor ons. Deze heeft (1, D. Bonav., Stimulus divini amoris part 1, Cop. 13.
30
VAN JESUS.
hem zooverre gebragt, dat hij zijn schuldeloozen Zoon aan een kruis heeft genageld, om ons aan de hel te ontrukken en ons tot zijne liefde te verwekken! O onbegrijpelijkwondervan Godsliefde tot ons! Hoelang zullen wij u nog ondankbaar blijven? Hoe lang zullen wij nog wederliefde weigeren aan eenen God, die ons zoo vurig heeft bemind?
Doliefde, die God onsallenbewezenheeft,iswaarlijk een geheim, zegt de heilige Fulgentius; wij hadden dien algoeden God veracht, hem versmaad, wij hadden zijnen haat op ons getrokken, met ons van hem te verwijderen, en hij heeft niet nagelaten ons te beminnen, ja zoodanig te beminnen, dat hij zijnen eigen Zoon op aarde heeft gezonden, om onze Vriend, onze Broeder, onze Zaligmaker te worden, hij heeft ons bemind als wij ziek waren, om ons te genezen; hij heeft ons bemind als wij boos en ondeugend waren, om ons braaf en deugdzaam te maken; hij heeft ons bemind als wij dood waren, om ons tot het leven terug te brengen. (1) Van af het hoogste van zijnen troon heeft hij onze ellende gezien, en hij is daardoor tot medelijden bewogen geworden; hij heeft gezien, dat wij op den weg der ondeugd omdwaalden, en hij heeft ons zijnen Zoon gegeven, om ons op den weg des hemels te stellen. Die aanbiddelijke Zoon is op de aarde verschenen en gedurende drieen dertigjaren,dat hij onder onsis blijven wonen,heeft hij door allemogelijke middelen gewerkt,om ons uit de klaauwen van den duivel en aan onze eigene driften te onttrekken. Hij heeft ons hart zoeken te winnen, als of hij zonder ons niet had kunnen gelukkig zijn, en voor onze zaligheid op een kruis wiHen sterven, om onze liefde te verdienen. Welk eene wonderbare goedheid van God, roept de heilige Bernardus uit alzoo den mensch opgezocht te hebben? Welke voorname eer voor den mensch, alzoo door God te zijn gezocht geworden! Ja, teregt mag de mensch zich over deze eer beroemen; hij mag daarin eenen heiligen hoogmoed scheppen, niet uit hetgeen hij in zich zeiven is, (1) S. Fulg., rcrm de dublioo nalura Christi.
31
DE LIEFDEVLAMMEN
vermits hij een niet is, maar uit de hoogachting, die de Schepper hem bewezen heeft. Al de schatten, al de eer der wereld, is niet te vergelijken bij deze hoogachting, met welke God hem vereerd heeft. (1).
Aangezien Jesus Christus mij zoo zeer bemind heeft, aangezien hij mij, ondanks mijne nietigheid, zoo groot geacht heeft, aangezien hij mij tot zoo grooten adel en waardigheid heeft verheven, metmijnbroedertewillen worden, zal ik mij dan nog gaan verachtelijk maken door de aangekleefdheid der wereldsche zaken en bovenal door de zonde? (2) Dewijl Godmij op zekere wijze tot aan zijnen troon verheven heeft, zal ik mij dan nog in den modder der zonden gaan werpen? Neen, neen, nooit meer! en met de hulp van Gods genade,zonderwelkeik niets vermag, wil ik liever duizendmaal sterven. God heeft mij bemind, ik zal hem op mijne beurt beminnen: God heeft mij groot geacht, ik zal mijne waardigheid wel weten te erkennen, met zelfs de schaduw van de zonde te vlugten; God is uit liefde tot mij gestorven, indien het noodig is, zal ik wel weten uit liefde lot hem te sterven; hij zal magtig genoeg zijn om mijne zwakheid te onderschragen.
GEBED.
Heer, heb medelijden met mij, en geef mij de genade van voortaan niet meer te leven dan voor hem alleen, die, uit liefde tot mij, zijn dierbaar bloed en leven heeft ten beste gegeven: gij, die Jezus, uwen Zoon, ons geschonken hebt opdat wij het leven, dat wij door de zonden verloren hebben, weder zouden kunnen bekomen! Olieve Jesus, mijn welbeminde Zaligmaker! op het aanschouwen van uwe wonden en van dat kruis, waarop gij voor mij den laatsten snik hebt gegeven,draag ik mijn leven en mijnen wil u geheel en al op. Ach! maak, dat ik geheelutoebe- ■ hoore; maak, dat ik voortaan u alleen zoeke en voor u alleen leve. Ik bemin u, o oneindiggoede God! God van oneindige liefde! Verleen mij de genade, dat ik al de dagen mijns levens tot u moge zeggen: Mijn God, ik bemin ic, ik bemin u, verleenmij ookdezeweldaadvan
(1) S. Bern. adventu serm. 1. (2) Aug serm 4 de Nat Domini.
32
VAN JESUS.
met deze woorden in den mond te mogen sterven: Mijn God, ik bemin n. Ik bid u om deze kostelijke genade van eenen goeden en zaligen dood door de verdiensten van uw lijden; ik verzoek u dit ook in den naam van Maria, uwe en mijne Moeder. Amen.
OEFENINGEN.
Oolakklfr zQ , die weenen.
Christene ziel, die dit leest, overweeg een cogenblik deze woorden van onzen goedertieren Meester: Zalig zijn zij, die weenen, want zij zullen vertroost worden. (1) Ach! wat groots redenen hebt gij van te weenen!
1. Gij moet uwe zonden heweenen. Helaas! hebt gij wel immer die zonden beweend, waaraan gij u pligtig hebt gemaakt, en die zoo veelvuldig en schrikkelijk zijn? Zij hebben nogtans den dood van Jesus veroorzaakt, en gij zijt niet zeker of zij u in de hel niet zullen dompelen. Weet gij of gij daarvan vergiffenis bekomen hebt? weet gij, of gij haat of liefde waardig zijt? de Apostel der volkeren, de heilige Paulus, wist het niet en hij beefde van schrik, de heilige Bernardus die godspraak zijner eeuw, wist het niet, en hij was met vrees bevangen; (2) gij zelf weet het niet, en zoudt gij niet vreezen? vrees dan en ween.
2. Gij moet de zondimvnnanderenhe weenen. Ouders, gij moet de zonden uwer kinderen beweenen, waarvan gij misschien, door uwe onachtzaamheid en kwade voorbeelden, oorzaak geweest zijt, herders der zielen, gij moet de zonden uwer schapen beweenen: Christenen, wij moeten de zonden onzer broederen beweenen, omdat de zonden onzen God vergrammen.
3. Gij moet uwe langdurige ballingschap op aarde heweenen. Ach! in welke brooze vaten draagt gij dege-nadeGods! hoe dikwerf zijt gij blootgesteld vandezealle oogenblikken te verliezen! hoevelen zijn er nu niet voorgegaan, die dezelve verloren hebben, en die ze nooit meer hebben wederge vonden. Daar gij gedurig blootgesteld
11) Matth. V. ^jQuis scit si sit dignus amore, an odio. S.Bern.
33
DK LIEFDEVLAMMEN
zijt aan de bekoringen van het vleesch, van de wereld en den duivel, zijt gij gestadig in gevaar van den hemel te verliezen en in den afgrond der hel te vallen. Beween dan uwe ballingschap. Breng geheel den dag in eene groote ingekeerdheid door, wek u op tot leedwezen, en herinner u daarom dikwijls uwe voorgaande zonden en uwe tegenwoordige ellenden; lees in het Latijn, in het Fransch of in het Hollandsch den vierden der zeven boetpsalmen, het Miserere, en tracht door gevoelens van boetvaardigheid, die hij bevat, uw hart tot ontroering op te wekken. Ween, Christen ziel, ween; Jesus heeft u daarvan het voorbeeld gegeven, dewijlhij zelfuwe zonden heeft beweend; ween, en gij zult weldra ondervinden, hoe zalig de tranen van leedwezen zijn.
Ome Zaligmaker is alt don hemel op aarde nedergedaaldy niet nit nood» zabeltykheid of eigenbelang, maai\' nit liefde tot ons.
Per viscera miserxcordïcc Del nostri, in quibus visitavit nos oriens ex allo. Luc. 1. 17.
Door de liefde en het medelijden van God, die gemaakt heeft dat deze zon van regtvaardig-heid is opgestaan, en ons uit het hoogste des hemels is Komen bezoeken.
Indien de Zoon Gods op aarde komt om ons te verlossen, is zulks niet, dat hij op eenige wijze hiertoe verbonden is, of uit noodzakelijkheid gehoorzaamt; het is ook niet uit eigenbaat, dewijl zijn geluk en zijne heerlijkheid onafhankelijk zijn, niet alleen van den mensch,niaarooknogvanalleschepsel3n.ndien de Zoon Gods op aarde komt om ons te verlossen, is zulks niet, dat hij op eenige wijze hiertoe verbonden is, of uit noodzakelijkheid gehoorzaamt; het is ook niet uit eigenbaat, dewijl zijn geluk en zijne heerlijkheid onafhankelijk zijn, niet alleen van den mensch,niaarooknogvanalleschepsel3n. Hij is de Heer zegt David, en Hij heeft onze goederennietnoodig.(i) Hij komt omdat hij aangedreven is doordeovergroote liefde, door modelijden met onze ellenden en door het verlangen dat hij heeft van ons zijne iiefde te bewijzen, met aan onze kwalen een krachtig geneesmiddel toe te brengen. (2) En dit zingt de heilige Kerk dagelijks (1) Ps. XV, 2. (3) Pet, 1, 8.
34
VA.N JESUS.
in het heilige Misoffer met deze woorden, Jesus Christus is voor ons en voor de zaligheid der menschen uit den hemel nedergedaald (1) Zij zegt niet, dat hij van daar is nedergedaald, dat hij is mensch geworden, dat hij geleden heeft en begraven is voor zijn eigen belangmaar voor onze zaligheid. Welke groote goedheid, welke oneindige barmhartigheid van den kant van onzen Schepper!
Wel hoe! Heer, dewijl gij met den verloren mensch zooveel medelijden hebt, waarom is hetdannognoodig op aarde te verschijnen? ishetnietgenoegeenenEngel uit den hemel te zenden om hem te verlossen? Neen; voorwaar, antwoordt het eeuwige Woord,ik wil zelf op aarde verschijnen, ten einde de mensch de grootheid mijner liefde tot hem moge kennen. De heilige Augus-tinus leert ons, dat eene der bijzonderste redenen, die Jesus Christus opgewekt hebben, om op aardeneder te dalen, geweest is, om de menschen te doen begrijpen tot hoeverre hij den hemel bemind heeft. (2) Maar hoe weinig menschen ziet men, o lieve Jesus, dieuwaarlijk beminnen, nadat gij op aarde verschenen zijt om hen tot wederliefde op te wekken! Helaas! ongelukkig mensch, als ik ben! Hoe vele redenen heb ik in het bijzonder niet, om te blozen en beschaamd te staan I Want gij weet, o mijn God,hoeweinigikuvoorheenhebbemind, gij weet hoe zeer ik uwe liefde versmaad heb! Ach! zeer minnelijke Zaligmaker, mogtikvandroefheidster-ven! Ik ben bedroefd, omdat ik u zoo veracht heb, en ik wil voortaan door mijne boetvaardigheden alles gaan herstellen.
35
Wat ben ik droevig, (3) o aangenaam en verheven goddelijk licht, wat ben ik droevig, u zoo laat gekend te hebben ! Mijne schuldige driften hadden mijne oogen als met eene dikke, duistere wolk verblind, die mij belette het licht uwer regtvaardigheid en waarheid te zien. Ik was met duisternissen omringd, en in deze duisternissen schiep ik mijn behagen, omdat ik de schoonheid van uw licht niet kende. Ik was blind, en beminde mijn ver-
De catechi-
(I) In Symb. Credo in unum Dcum. (2) S. Aug. sandis surdibus, cap, 3. (3) Aug. Soiiloq, cap. 88,
DE LIEFDEVLAMMEN
blindheid, omdat zij mij meer vrijheid gaf om mijne ongeregelde driften in te volgen. Wie heeft mij van deze verblindheid genezen ? Wie heeft de duistere wolk doen verdwijnen? wie heeft mij de hand toegereikt om mij uit den modder der ondeugden, waarin ik nedergezonkenwas, te trekken? Ik heb dien Verlosser niet geroepen, enhijis tot mij gekomen; ik heb zijne hulp niet verzocht, en echter heeft hij mij geholpen. Wie is dan die zoo goedertiere-ne barmhartige Verlosser? Ach! gij zijt het, o Jesus, mijn lieve Jesus! gij zijt van uwen hemelschen troon op aarde nedergedaald, om mij uit mijne ongeregtigheden te trekken en onder het getal uwer kinderen te stellen. Wat zalikuwedergevenvoorzulkeenegroote weldaad! ik was van den weg uwer geboden afgeweken, ik was verre van u gevlugt, gij zijt zoo goed geweest, om mij te achtervolgen, mij in mijne vlugt tegen te houden en mij uit mijne doling te trekken. O mijn Jesus! ik herhaal het, wat zal ik voor eene zoo teedere liefde wedergeven I Ach! ik zal u uit geheel mijn hart, uit al mijne krachten, meer dan alle schepselen, meer dan mij zeiven beminnen, ondersteun mijne zwakheid.
Aangezien Jesus Christus ons zoodanigbemind heeft, dat hij op aarde ons is komen verlossen, en ons uit den modder onzer zonden met eene zoc mededoogende barmhartigheid getrokkenheeft,hoeis het mogelijk,dat wij ons niet geheel aan zijne dienst toewijden ? Waarom smelt ons hart niet gelijk was, in de tegenwoordigheid eener zoo brandende liefde! Is het mogelijk, van niet duizendmaal te wenschen den marteldood te ondergaan voor hem, die voor ons zooveelheeft willen lijden? Wel hoe, zouden wij in staat zijn om de goedheid en de liefde van onzen goddelijken Zaligmaker te vergeten? Neen, neen, het zalzoo niet gaan; wij zullen eenen God weten te beminnen, die door zijnen dood ons het leven gegeven heeft, die ons van de duisternissen tot het licht, van de ballingschap tot het gewenschte vaderland, van de droefheid tot de vreugde van de uherste ellende tot eene eeuwige heerlijkheid heeft doen overgaan. (1)
(l) Paulin. Forojnliens. Episc. liber do sUutaribus documenlis Inter opera S. At:g.
36
VAN JESUS.
GEBED.
O zoete Jesus! ik smeek u, wond mijn hart zoodanig door uwe liefde, dat ik niemand anders meer dan u alleen beminne, gij, die u zeiven te mijner liefde niet gespaard hebt. Maak, dat ik geheel mijnen troost vinde in met u gekruisigd te worden, en dat mijn eenig geluk zij dag en nacht op u te denken en met u bezig te zijn.
O Jesus, dien ik nu uit geheel mijn hart verlang te beminnen, maar dien ik het ongeluk gehad heb zoo grootelijks tevergrammen,o Jesus! vergeef het mij en verleen mij de genade u waarlijk te beminnen. Laat niet toe, dat ik nog langer de zoo groote liefde miskenne, welke gij mij bewezen hebt. Ik bemin u nu, dit troostend vertrouwen heb ik; maar ik bemin u te weinig, gij zijt immers eene oneindige liefde waardig; maak,datikuten minsteuit al mijne krachten beminne. 0 mijn Zaligmaker, mijne vreugd, mijn leven, mijn al, indien ik u, die oneindig goed zijt, niet bemin, wie zal dan het voorwerp mijner liefde zijn? ik onderwerp mijnen wil geheel aan den uwe, en uit dankbaarheid voor de pijnen, welke gij voor mij hebt willen uitstaan, ben ik bereid om alles te lijden en te verdragen, wat gij mij zult gelieven over te zenden. Neem van mij alle gelegenheden weg, waardoor ik u zou kunnen vergrammen: laat mij niet in de bekoring bezwijken, maar verlos mij van het kivaad. Verlos mij van de zonde en handel daarna met mij naar uw welbehagen. Ik bemin u, o oneindige goedheid! en ik begeer liever aan alle rampen blootgesteld te zijn, ja zelfs in mijn niet weder te keeren, dan te leven zonder u te beminnen! Ach! mogt ik uit mijn leven die ongelukkige dagen wisschen, welke ik doorgebragt heb in uzoo schandelijk te vergrammen! O mijn Jesus! verleen mij de genade, van door eene opregte boetvaardigheid voor zoo menigvuldig bedrevene zonden te mogen voldoen. Amen.
37
50
38 DE LIEFDEVLAMMEN
OEFENINGEN.
De Ingetogenheid»
Tracht geheel dezen dag in de diepste ingetogenheid door te brengen, en stel alles in het werk, om u daarvan eene heilige gewoonte te maken. Het is onmogelijk van in de deugd voortgang te maken, als men niet overweegt en ingekeerd is, omdat men zonder de ingetogenheid noch met vurigheid kan bidden, noch op zich zeiven waken, noch zijne kwade gewoonten ontdekken. Men bekomt en onderhoudt de ingetogenheid door het gebed en de versterving, waarvan wij later zullen spreken; men verkrijgt dezelve ook door de stilzwijgendheid en door de krachtige verheffingen des harten tot God.
TJoordcstilzivijgendheid. Bedwing uwe tong, spreek weinig en met omzigtigheid: die zijne tong niet bedwingt en echter meent godsdienstig le zijn, bedriegt zich: zegt de heilige Jacobus. (1) Spreek weinig, want volgens de heilige Schrift is de al te groote uitgestortheid in woorden het kenteeken van een dwaas. (2) Spreek weinig, omdat de onmatigheid in het spreken niet alleen beletsel stelt aan de ingekeerdheid van den geest, maar ook oorzaak is van de veelvuldige zonden: zoodanig, dat men van hem, die veel spreekt, vrij mag zeggen, dat hij vele misslagen begaat, daar eenvoorzig-tig man deze zal vermijden. (3) Spreekt weinig, omdat tegen ééne zonde, die men bedrijft met te zwijgen, als het zou nuttig zijn te spreken, men er in alle geval honderd bedrijft met te spreken. (-4) Spreek weinig, omdat de stilzwijgendheid in eene ziel den kostelijken schat van Gods geest bewaart, enhetveel sprekenhem verdrijft en uitdooft. Een mensch, die zijne tong niet kan bedwingen is gelijk eene onbemuurde stad, zegt de heilige Geest, zij is langs alle kanten blootgesteld aan hare vijanden, en onbekwaam om zich te verdedigen. (5) Spreek dan weinig, zoo gij de ingetogenheid des geestes wilt behouden.
(1) Jac. 1. 26. (2) Stultus verba multiplicat Eccl. X, 14. ^S)ProV\' X, 19, (4) S. Ambr., lib. 1, Offic. Cap. 2, ^6) Prov. xxv, 28.
Van jesüs.
3. Door de krachtigevo.rheffingendesharten tot God. Maak u eene heilige gewoonte van dikwijls, gedurende den dag, en des nachts, indien gij wakker wordt, schietgebeden te doen, gelijk men die gewoonlijk noemt. Niets zal u zoo voordeelig zijn om u in de ingekeerdheid te houden. Zie hier eenige dergelijke: Mijn God, ik bemin u uit geheel mijn hart. — Mijn God, ik aanvaard dezen smaad, deze vernedering, deze ziekte uit liefde tot u. — Heer, wanneer zal ik uberninnen, gelijk gij verdient bemind te ivorden\'! enz. enz.
0*er den varigen trenaeh «n het Terlangeu, dat de Heiligen tan het ond Verbond naar de komst van den Uessias hadden.
Borate cosli desuper, el nuhes pluant justum, apcriatur terra et germinet Salvatorem. Isaias XLV. 3. — Emitte agnum dominatorem terroe. Isaias XLV. 1. — Sa-lutare tuum da nobis. Ps. ÜXXX1V. 6.
Hemelen, laat uwen daauw nedervallen, wolken, verspreidt de regtvaardigheid, dat de aarde haren schoot opene en den Zaligmaker bare. - Heer, zend ons het lam, dat de aarde beheerscht. — Geef ons den Zaligmaker, die ons zoo lang beloofd is.
Sedert God, in zijne barmhartigheid, aan den in zonde gevallen en tot de hel verwezen mensch, eenen Zaligmaker had beloofd, hielden deHeiligen en de profeten van het oude Verbond niet op, hunne wenschen en gebeden hemelwaarts te stieren, om zijne komst te verhaasten:edert God, in zijne barmhartigheid, aan den in zonde gevallen en tot de hel verwezen mensch, eenen Zaligmaker had beloofd, hielden deHeiligen en de profeten van het oude Verbond niet op, hunne wenschen en gebeden hemelwaarts te stieren, om zijne komst te verhaasten: Heer! riepen zij uit, aanschouw uit het hoogste des hemels!en verwaardig ueenenblikopuwe ongelukkige schepselen te iverpen: waar is de teedere liefde van uw hart en van uwe barmhartigheid! (1) Wees gedachtig wat ons is overkomen, en welke onheilen op onze hoofden zijn nedergestort.. Let op de (1) Ps. LXI11,15.
39
DE LIEFDEVLAMMEN
schande waarmede vjij zijn overladen ; zie den schrik-kelijken staat, tot welken wij gebragt zijn. Slaven hebben ons beheerscht en ons in zware ketenen en boeijen geklonken, wij zijn de speeltuigen onzer driften geworden, en onze vijanden hebben hun vermaak genomen in misbruik te maken van onze zwakheid. Heer. zult gij ons voor altijd vergeten, en zal de Verlosser dien gij ons zooplegtifj heht beloofd, dan nimmer komend (1) Ach! ivij smeek en u, zend ons dengene, dien gij moet zenden.\' (2) Neig uw oor en luister, open uwe oog en en heschoim onze droefheid. Heer, verhoor ons, en vertoef niet ons onzen Wetgever toe te zenden; dit verzoeken wij u in naam uwer eigene eer. (3)
Dusdanig waren de wenschen der heilige Aartsvaders. O! hoe vurig waren hunne zuchten! o! hoe dringend wenschten zij naar de komst van den Messias! met wat ongeduld verwachtten zij hem! Hadden zij het geluk gehad van hem te zien, wat zouden zij dan niet gedaan hebben, om dien goddelijken Zaligmaker te behagen ? met wat drift zouden zij niet gezocht hebben hem hunne liefde te betoonen! met wat ijver zouden zij hem niet bedankt hebben voor al de weldaden en gunsten, welke hij hun kwam aanbrengen.
En wij. Christenen, wij, die de Zaligmaker gezien hebben, wij, die hem in onze tabernakelen bezitten, wij, die door zijne liefdeblijken omringd, met zijne weldaden vervuld, met zijn bloed gelaafd worden, hoe gedragen wij ons jegens hem? O hemelen, weest verbaasd, (4) naauwelijksdenkenwij opal wat Jesus tot onzeliefde gedaan heeft! Nauwelijks beminnen wij dien zoo teederen en liefdewaardigen vriend? Wat zeg ik? het schijnt dat wij hem reeds eene groote gunst bewezen hebben, wanneer wij vooral zijne weldaden), hem niet noodzaken, smaad en verachting van ons te ontvangen.... Ach, laten wij onze ondankbaarheden staken, en eindelijk Jesus beminnen, zooveel het in ons vermogen is. Indien wij hem weinig beminnen, laat ons ten minste begeerigzijn,om
(1) Thren. V. passLn, (2) Esod. IV. (3) Dan IX, 18, i9. (4; Jerem. II 81.
40
VAN JESUS.
hem meer te beminnen; de goede begeerten, -wanneer zij regtzinnig zijn, behagen den Heer, en hij laat nooit na dezelve te vervullen. (1) Ja, laat ons verlangen Jesus zeer te beminnen; maar laat ons wel toezien, dat onze begeerten aan die van een luiaard niet gelijken. De luiaard voedt wel in zijn hart de begeerte van Jesus te beminnen, maar ongelukkiglijk houdt hij zich met deze onvruchtbare begeerte tevreden, die hem den doodsteek geeft, (2) en hij doet niets meer. quot;Volgen wij hem niet na, beminnen wij onzen meester, niet met den mond en met de woorden, maar met het hart en met de werken, laten wij ons getrouw van al de pligten van onzen wil kwijten, in welken God ons gesteld heeft, en als wij deze allen, uit liefde tot Jesus, naauwkeu-rig zullen vervuld hebben, vatten wij dan de begeerte op, van meer te doen, om hem meer en meer te behagen. Ziedaar de opregte begeerte, die dikwijls voor Gods oogen de verdienste heeft van de daad zelve.
Heer, riep de profeet Isaias uit, open de poorten des hemels, en daal neder; op het zien van u zullen deher-gen verdwijnen, zij zullen verteeren gelijk al wat het vuur verslindt,ende water enziillenophorrelen... (3) Ja, Heer, wanneer de menschen u op aarde, uit liefde tot hen zullen zien nederdalen, dan zullen de bergen geslecht worden, dat is te zeggen, de menschen zullen, om u te dienen, al de moeielijkheden, al de hinderpalen overwinnen, die hen te voren als zoovele onbestijgbare bergen schenen te zijn. De wateren zullen opborrelen, dat is de koelste zielen zullen, op het gezicht vaneenen menschgeworden God, als ontstoken worden door den brandder goddelijke liefde. Deze voorzegging is bewaarheid in zoo vele heilige en gelukzalige zielen, voornamelijk in de heilige Maria Magdalena, den heiligen Ignatius, martelaar, Augustinus, Teresia, Philippus Nerius, Franciscus Xaverius, Aloysiusde Gonzaga, en een groot aantal anderen, die op deze wereld door dit goddelijk vuur van liefde verslonden geweest zijn. Maar helaas!
(I) Sap. VII, ü. Matth. V, 9 Luc. 1, 55. Ps, CV, H (2) Prov. XXI, 25. Is. LX1V, 1, 3.
41
DE LIEFDEVLAMMEN
hoe zeldzaam zijn deze zielen, in vergelijking van het bijna oneindige getal dergenen, die voor de teedere liefde van onzen God ongevoelig blijven, en die geenzins daaraan beantwoorden! O, hoe zeldzaam zijn zij.
GEBED.
Lieve Jesus! ik verlang ook onder het getal van deze zoo zeldzame zielen te zijn, welke van liefde tot u verslonden worden. Helaas! sedert lang zou ik reeds in de helsche vlammen hebben moeten branden, voor altijd van u gescheiden, en in de schrikkelijke noodzakelijkheid van in alle eeuwigheid u te moeten haten en vervloeken ; maar uw genadig oog heeft altijd over\'mij gewaakt ; gij hebt mij in het midden mijner ongeregtig-heden met een wonderbaar geduld verdragen, om mij eens te zien verslonden worden, niet door dit wraak-nemende vuur der verdoemenis, maar door dit zachte vuur, door de gelukzalige vlammen uwerheiligeliefde. Het is tot dit einde, dat gij mij zoozeer verlicht hebt, mij zoovele goede ingevingen hebt ingeblazen, toen ik ver van u verwijderd leefde, het is tot dat einde, dat gij alle middelen hebt gebezigd, om uwe teedere liefde tot mij te toonen, dat gij mij door goedheden en beminnelijkheden tot u getrokken hebt, en dat gij alles gedaan hebt om mijn hart te winnen. Ach! mijn God! dit arm hart is vol wonden, het is nog geheel overdekt met de melaatschheid mijner zonden; evenwel vraagt gij het mij. Welnu, mijn God, zie, ik geef hetu, neem gij het en genees het; ik verlang dat het u altijd, ja voor altijd toebehoore... Maar helaas ! ik ken mijne ongestadigheid en mijne zwakheid ; gij alleen, o lieve Jesus, gij alleen kunt mij bij u houden, en mij de sterkte geven om u gestadig getrouw te blijven, ik hoop vastelijk, dat uwe oneindige goedheid mij deze gunst zal verleenen. Wel hoe! mijn God, zal ik nog zoo lafhartig zijn van u te verlaten, en van nog een enkel oogenblik zonder uwe liefde te leven? Ik bemin u, o mijn Jesus! meer dan alles, dat op de wereld is, maar dit is zeer weinig. Ik bemin u meer dan mij zeiven,
42
VAN JESUS.
en dit is nog te -weinig. Ik bemin u uit geheel mijn hart, uit geheel mijne ziel; uit al mijne krachten; dit is helaas nog te weinig, Mijn Jesus! verhoor mij; geef mij meer liefde, ia meer liefde! meer liefde ! O Maria, bid God voor mij, en verwerf mij de genade van eindelijk eens voor goed en waarlijk te beginnen hem te beminnen, en van hem meer en meer te beminnen, tot dat ik eens het geluk hebbe van hem met u voor eeuwig in den hemel te mogen beminnen. Amen.
OEFENINGEN.
Over de zaeht tot volmaaktheid.
Verwek heden in mijn hart de liefde en de zucht tot de volmaaktheid en heiligheid, want dit is de grondslag van uwen geestelijken voortgang, dewijl de H. Geest zelf ons leert, dat het begin der wijsheid is. in het hart, eene ware begeerte daarnaar te hebben.dikwijls gedurende den dag; Mijn Jesus, maak, dat ik honger en dorst hebbe naar uwe regtvaardigheid. O! hoe gelukkig zult gij zijn, als gij in u dien brandenden ijver zult gevoelen van meer en meer in den weg der deugd te vorderen! hoe gelukkig zult g ij zijn, als uwe gedachten zich als natuurlijk tot de middelen zullen wenden, om altijd volmaakter te worden! Ja, gij zult gelukkig zijn want dan zult gij een zeker onderpand hebben, dat God in uw hart tegenwoordig is. (2) Dit is het gevoelen van den heiligen Bernardus en dit toont hij ons door deze woorden van den wijzen man; Die mij eten, zullen nog honger hébben,en d ie mij dr inken, zullen nog dorst hebben. (3) Indien gij dan dien honger en dorst hebt naar uwen geestelijken voortgang, verheug u, het is een klaar teeken, dat God in uwe ziel woont, hij is het, die dezen honger en dorst veroorzaakt. Dat al uwe zorg zij dagelijks meer en meer dezen honger en dorst in u op te wekken,locmf God verzadigt met goederen die ziel welke er dorstig naar is, (4) Maar indien gij geen verlan-
(1) Sap. IV, 18. (2) S. Bern. Serm. de S. Aiidrea. (3) Ecoi. XXIV, 29. (4) Ps. CIV, 6.
43
DE LIEFDEVLAMMEN
gen naar de volmaaktheid gevoelt, dien ijver, om altijd heiliger te worden, vrees: gij wandelt in de duisternissen, en gij stelt u in gevaar van in eenen afgrond te vallen,dien gij geenszins zult geivaar geworden zijn.(i) Hoe het ook moge wezen: doe heden uwe werken zoo volmaakt alsof gij dezen avond moest sterven. Dat zij allen voor grondregel hebben de liefde Gods en zijne meerdere verheerlijking; hetzij dat zij groot of klein zijn, aangenaam of verdrietig, gemakkelijk of moeije-lijk, gering of verheven. Door dit middel zult gij dorst krijgen naar de volmaaktheid, en zijzalaangroei-jen, indien gij die reeds bezit.
De memelmordiDg van onzen Heer JFesua Chrlstns.
Et verhum caro factum eat Joan. 1, 14.
En het woord is vleesch geworden.
De tijd was reeds vervuld dat God geheel de uitgestrektheidzijner liefde aan de menschen ging openbaren. De Verlosser zoo lang gewenscht, zoo vurig •verzocht, met zooveel ongeduld verwacht, die Verlosser, het voorwerp van zoovele wenschen en zuchten, ging op aarde verschijnen. Alles was tot de menschwording van het eeuwige Woord des Vaders beschikt. De Engel Gabriel wordt door den Koning der Koningen op aarde gezonden, hij doordringt de wolken met de snelheid des bliksems, wendt zich naar eene kleine stad in het Jood-scheland, met name Nazareth, en biedt zich met diepen eerbied aan bij eene arme jonge dochter, onbekend aan de wereld, maar die ook in zedigheid, in ootmoed uitmuntte, ja, zuiver en onbevlekt was Maria. (2) Hij groet haar, maakt zijne goddelijke zending bekend, en vraagt haar, of zij toestemt, om Moeder van den Zaligmaker te worden.e tijd was reeds vervuld dat God geheel de uitgestrektheidzijner liefde aan de menschen ging openbaren. De Verlosser zoo lang gewenscht, zoo vurig •verzocht, met zooveel ongeduld verwacht, die Verlosser, het voorwerp van zoovele wenschen en zuchten, ging op aarde verschijnen. Alles was tot de menschwording van het eeuwige Woord des Vaders beschikt. De Engel Gabriel wordt door den Koning der Koningen op aarde gezonden, hij doordringt de wolken met de snelheid des bliksems, wendt zich naar eene kleine stad in het Jood-scheland, met name Nazareth, en biedt zich met diepen eerbied aan bij eene arme jonge dochter, onbekend aan de wereld, maar die ook in zedigheid, in ootmoed uitmuntte, ja, zuiver en onbevlekt was Maria. (2) Hij groet haar, maakt zijne goddelijke zending bekend, en vraagt haar, of zij toestemt, om Moeder van den Zaligmaker te worden.
(1) Prov. IV, l\'J. (2) Luc. 1. 26. 27.
44
VAN JESUS.
Hierop wordt deze ootmoedige Maagd ontsteld en bevreesd, maar de Engel haar verzekerd hebbende, dat zij door moeder van Jesus Christus te worden, geenszins den kostelijken schat van hare zuiverheid zou verliezen, stemt zij toe: (\'1) en zie, op hetzelfde oogen-blik wordt het goddelijk Woord des Vaders mensch, en in haren schoot door de medewerking van den heiligen Geest gevormd! Et verbum caro factum est: en het Woord is Vleesch geworden.
O wonder, dat den hemel en de gansche natuur verrukt en verbaasd maakt! Hoe, het woord is Vleesch geworden een God is mensch geworden! Wat zouden wij zeggen, indien wij eenen aardschenkoning de gedaante van eenen worm zagen aannemen, om, door zijn eigen dood, aan een gering wormpje het leven te behouden? Wij zouden geene woorden genoeg kunnen vinden om onze verwondering uit te drukken. En zie, het is nog-tans dit, wat Jesus, de Opperkoning van hemel en aarde onze Schepper, onze God voor ons gedaan heeft. Wat zeg ik ? Hij is veel verder gegaan; want hoe groot het verschil moge zijn tusschen een wormpje en den grootsten koning der aarde er is nogtans verschil, en het is niet oneindig, terwijl tusschen God en den mensch, en eenen koning, God en de geheele wereld er geen te bedenken is, omdat er met God niets te ver gelijken valt. En evenwel, o wonder. God is mensch geworden, hij ismensch, en zal in alle eeuwigheid mensch blijven ! Och, wisten wij wat God is, konden wij bevatten wat zijne Opperma-jesteit is, als wij van de menschwording spreken, als wij den heiligen naam van Jesus noemen, die ze uitdrukt als wij met de heilige Kerk zeggen: Het woord is vleesch geworden, Verbum caro factum est, wij zouden ons ter aarde nederwerpen, wij zouden ons tot in het binnenste der aarde willen vernederen, ons in het raidden van onze nietigheid willen dompelen, om aan dat groote geheim behoorlijk eer en hulde te bewijzen. (2)
Het Woord is vleesch (jeworden. O onbesefbare liefde
(l) -Luc. 1, 28, 85, 38. (-2) Sermonen van Pater Lejeune, IV deel. serm. 45.
45
-DE LIEDEVLAMMEN
van God tot ons! 0 Jesus! hoe groot is uwe liefde! Als God, waart gij onsterfelijk, en zie, gij hebt willen mensch worden, u onderwerpen aan den dood, om uw leven tot onze liefde te kunnen ten beste geven! Gij waart de Zoon van God! roept de heilige Augnstinus uit, en gij hebt de Zoon des menschen willen worden, om ons, arme verworpelingen, tot de verhevene waardigheid van kinderen Gods te verheffen; gij hebt willen deelnemen in onze kwalen enellenden, omonsaanuwehemel-sche goederen deelachtig te maken. (1) O goede Jesus, goede Jesus, wees voor eeuwig gezegend en geloofd voor de oneindige liefde, welke gij ons hebt toegedragen!
Maar zegt de Apostel hetgeen de liefde Gods tot ons nog veel meer doet uitschijnen, en onze erkentenis nog tot hem krachtiger moet opwekken, is, dat, toen wij zelfs nog zondaars tvaren, Jesus Christus niet nagelaten heeftvoor ons mensch te worden en zijn leventen beste te geven. (2) Wij waren zijne vijanden en hij heeftvoor ons gedaan wat wij nooit zouden hebben durven vragen, al waren wij zijne beste vrienden geweest. Wie zal, roept de heilige Gregorius uit, die groote barmhartigheid van onzen God niet bewonderen. Wij waren niet waardig zijne slaven te zijn, en zie, hij handelt met ons als zijne vrienden. (3) Hij komt, zegt de heilige Bisschop Maximus hij komt uit het hoogste des hemels in dit dal van ballingschap en van tranen om ons met hem mede in de verblijfplaats van het eeuwig heil te leiden. (4) Wie zou aan zulke liefde kunnen wederstaan ? Wie zou zijn hart kunnen weigeren aan eenen God, die met zoo teedere liefde bemint. Wat is er geschikter, om onze zielen door de liefde Gods te ontsteken, dan te zien, dat een God uit liefde tot ons, mensch wordt; toen zelfs, wanneer wij zijne wreedste vijanden waren? (5) Ach! roept de god-vruchtigtige Thomas a Kempis uit, indien Jesus Christus zoo veel goedheid heeft voor zijne vijanden, wat zal hij niet doen voor zijne vrienden, (6) voor degenen, die hem uit geheel hun hart beminnen!
(1) S. Aug. super hac verba: In mundo erat. (2; Rom v. 8. (3) S. Greg. papa. (4) S. Max episc. (5) Guerric de abb. de annunt. Dom. Serm. 2. (6gt; Th. k Kempis, de len Dom. 22, 8,
46
VAN JESUS.
O mijn Jesus, mijn God, mijne liefde! dewijl gij zoo groote goedheid gehad hebt van u geheel aan mij te geven, maak, bid ik u, dat ik mij ook eindelijk geheel aan u geve. Verbreid in mij uwe liefde, opdat ik in den grond van mijn hart leere smaken, hoe zoet het is u te beminnen en in uwe liefde te smelten. Dat uwe liefde mij verrukke, en mij door hare hevige vervoeringen, boven mij zeiven verhelfe. Och! mogt ik het gezang van liefde aanheffen! dat al de krachten mijner ziel uitgeput worden in u te loven, en dat zij van blijdschap en liefde bezwijke. (1) O mijn Jesus! maak, dat ik u uit geheel mijn hart in dit tranendal beminne, opdat ik u eens voor altijd in dien schoonen hemel beminne, alwaar uwe goedheid mij roept, dat ik u beminne, o Jesus! ziedaar het gestadig geroep mijner ziel.
Het geheim der menschwording is niet alleen een wonder van liefde geweest, maar ook nog een wonder van vernedering. Hij, dien millioenen Engelen in don hemel aanbidden, onophoudelijk herhalende: Heilig, heilig, heilig, isdeHeer, de almagtige God, de Godder heirkrachten, hemel en aarde zijnvol van zijne glorie en majesteit; (3) hij, dien de aarde, de zee en de sterren eeren en aanbidden; degene, aan wien alles gehoorzaamt en die alle dingen bestuurt, is zich komen opsluiten in den schoot eener maagd; hij heeft er noch schaamte, noch schrik voor. (3) O vernedering zoo veel te meer te bewonderen, omdat er een oneindig verschil tusschen de goddelijke en de menschelijke natuur is! Laat ons dan met Isaias uitroepen; O Jesus, gij zjt waar-Ijk een verborgen God. (4) Maar dit is nog te weinig gezegd; Gij zjt een verootmoedigde, een verduisterde, een vernietigde God! Men zou nieuwe woorden moeten hebben om dit zoo zeldzaam wonder van ootmoed te kunnen uitdrukken.
O menschen, wie wij ook mogen zijn, zullen wij ons voortaan nog verheffen, wij, die slechts stof en asch, nietigheid en zonden zijn? Zullen wij ons nog doen uit-
(1.. Da irnit. Gli. Lib. Ill, cap. 6. 5. (2; Apoc. IV, 8. (3) Lofquot; zang in het officie van O. L. V. en Te Deum. (4) Is: XLV, 15 5) Philipp. 11, 7, ö.
47
DE LIEFDEVLAMMEN
schijnen, doen gelden, de hoogste plaatsen betwisten, en naar de verhevenste ambten dingen? Zullen wij nu nog morren en klagen van uit geenen enkelen stam geboren te zijn, van met niet meer magt en gezag bekleed, met niet meer natuurlijke gaven begunstigd te wezen ? Zullen wij nu nog eenen afkeer hebben van te lijden, dat andere menschen ons als verachtelijk, onwelend, onvoorzigtig, ondeugend aanzien, wanneer Jesus Christus, uit liefde tot ons, op aarde zoo arm, mag-teloos en vernietigd heeft willen te voorschijn komen?
Jesus bleef inden schoot vanMaria,zijne Moeder,negen maanden opgesloten, en het is in deze gevangenis, dat die God, de grootheid en wijsheid zelve, voor de geheele wereld verborgen en onbekend bleef. Welk eeneles voor ons! Die goddelijke Zaligmaker heeft aldus willen te werk gaan, om ons die natuurlijke, di\'ift, welke wij hebben van uit te munten, te leeren matigen, en gaarne ons leven door te brengen in dit hoekje der wereld, in dit verachtelijk bestaan, alwaar onze begaafdheden schijnen verwaarloosd te zijn, en waar niemand op onsdenkt. Hij heeft zich zoozeer willen verootmoedigeii en vernietigen, alhoewel hij God was, opdat onze hoogmoed het zich zijner niet onwaardig zou vinden in de voetstappen van eenen God te wandelen. (2) O mijn Jesus, mijne liefde! laat niet toe, dat ik mij ooit aan den geest van hoovaardigheid overgeve! Wel hoe! zou het niet eene onverdraaglijke onvoorzigtigheid zijn, dat een wormpje, gelijk ik ben, zich zou zoeken te verheffen en uit te munten, na u alzoo vernederd gezien te hebben! (3) Neen, Heer Jesus, ik smeek u, laat dat nooit gebeuren. Mijn Zoon, luister naar de stem van uwen God, die zich uit liefde tot u vernietigd heeft. Indien de hoogmoed in uw hart opstaat en u toeroept: Doe u kennen aan de wereld;gij zoudt meergoedkunnendoenin zulk eenen staat, in zulk eene plaats, in zulk beroep, indit verheven ambt, gij hebt daartoe de vereischte bekwaamhe-den. Luister naar die taal niet, het is de vergiftige inbla-
(1) Werken van Pater Judde. 1 Deel, bladz. 3»0. (ï; S. Aug n Ps. 43. (3; S. Bern, in Nat. Domini, Serm. 1.
48
VAN JESUS.
zing der helsche slang. Leer mij dienen gelijk ik wil, dat gij mij dienen zult. Als ik wil, dat gij mijne voetstappen bewandelt en de verachting, de vergetelheid der men-schen, door een verborgen leven te leiden, door geringe en verachtelijke ambten te bedienen; als ik begeer, dat gij mij eert door het verlies en de nutteloosheid uwer bekwaamheden en talenten, veeleer dan u daarop te verhoovaardigen en een slecht gebruik daarvan te maken, zult gij dan wel durven vragen; Waarom handelt gij aldus met mijl Zegt een aarden pot wei tot hem, d ie hemgevoryndheeft,waarom hebt gij mij alzoo gemaakt. Is het niet in de magt van den pottenbakker om van eenzelfden klomp potaarde een vat te maken tot een heerlijk gebruik gescJiikt, en wederom een ander, tot een gering en verachtelijk gebruikt (1) O mijn Zoon! bemin onbekend te leven en voor niet geteld te worden. (2) Acht u nooit beter dan anderen, uit vrees dat gij mogelijk slechter zijt in de oogen van God, die het binnenste van den mensch kent. Gij waagt niets met u beneden anderen te plaatsen, maar het zou u zeer na-deelig zijn, u boven een ander te stellen. De ootmoedige geniet eenen onveranderlijken vrede, maar de gramschap en de nijd verontrusten het hart van den hoovaar-dige. (3) God beschermt en verlost den ootmoedige; hij bemint en troost hem; hij is hem genegen, hij geeft hem overvloedige genaden, en na de vernedering verheft hij hem in zijne glorie. Mijn zoon, denk niet dat gij in mijne belofte voortgang gemaakt hebt, indien gij niet gelooft de minste van allen te zijn. (4) Heer Jesus, ik smeek u, ruk uit mijn hart den hoogmoed, die daar als eene dwingelandij heerscht, en stel in zijne plaats de heilige ootmoedigheid, deze zoo schoone deugd, waarvan gij mij in uwe menschwording een zoo treffend voorbeeld geeft. Dat de mensch, met al de redenen, welke hij heeft om zich te verootmoedigen, zich verhoo-vaardige, dit is eene beklagelijke ellende; dat God zich voor ons verootmoedigd heeft, tot zoo verre, dat hij uit
(1gt; Kom. tX, SO 21. De Imit, Ch. lib- 1. cap. VII, num 3. (3) De imit Cl)., lib. 1. cap. VII. num. 3. (4) De Imit. Ch. lib. II, cap. 2.
49
DE LIEFDEVLA.MMEN
liefde tot ons de menschelijke natuur heeft aangenomen, dit is eene barmhartigheid, die wij niet genoeg kunnen bewonderen. (1).
GEBED.
O Jesus, konde ik uit deze uwe groote barmhartigheid nut trekken! Mogt ik voordeel doen met de les, welke gij mij geeft! Ach! ik bid u, maak mij ootmoedig, want zonder u kan ik zulks niet wezen; geef mij de ootmoedigheid, en daarbij uwe zuivere en vurige liefde. Ach! mijn zoete \'Verlosser, hoe is het mogelijk, dat ik, op het aanzien der oneindige liefde, met welke gij mij bemind hebt, niet van spijt en droefheid sterft, omdat ik u zoo ondankbaar ben geweest ! Gij zijt van den hemel nedergedaald om mij, arm, verdoold schaap, te komen zoeken, en ik heb u zoo dikwijls ver van mij gejaagd! ik heb zoo menigmaal schandige vermaken meer dan u geacht! O mijn Jesus, dewijl gij mij wilt bezitten, verlaat ik alles; ik wil u toebehooren, en ik wil u alleen. Ik verkies u als het eenige voorwerp mijner begeerten en genegenheden: dilectus meus rnihi, et ego illi; gij denkt op mij, ik wil ook op u alleen denken. Maak dat ik u steeds beminne, en het ongeluk niet meer hebbe van uwe liefde te verwerpen. Als ik u maar bemin, zal ik gaarne beroofd zijn van allen gevoeligen troost, en ik ben bereid om alle soort van smarten te lijden. Ik zie het, o Heer, gij wilt dat ik u geheel toebe-hoore; welnu, ik wil u volkomen en zonder uitzondering toebehooren. Ik begrijp maar al te wel, dat al, wat in deze wereld is, niets dan leugentaal, bedrog, rook, slijk en ijdelheid is: gij alleen zijt het ware en eenige geluk, met u alleen heb ik dan genoeg en ben ik verzadigd. Mijn God! ik buy eer u alleen on niets anders. Heer! hoor mijne stem! ik ivil slechts u en u alleen. Kom, kom in mijne arme zie\'; als ik u bezit, vrees ik niets; als ik u bezit, ben ik rijk, met u ben ik sterk; met u ben ik een mensch naar uwen wil en verlangen, een mensch naar uw hart; kom dan. Heer Jesus, kom! Amen.
(1) S. Aug. de Catechisand, rudibus, cop. IV.
50
VAN JESUS.
Over de Ootmoedigheid.
Het Woord is Vleesch geworden! Ziedaar een voorbeeld van ootmoedigheid, geschikt om met de genade Gods onzen hoogmoed te genezen; laat ons er voordeel uit trekken. Zonder ootmoedigheid is er geene deugd, die bestendig, christelijk en den hemel waardig is; zonder ootmoedigheid, is het niet mogelijk den weg van regtvaardigheid lang te bewandelen. Wilt gij weten,
zegt de heihge Augustinus, welke de eerste deugd is van eenen christen, die tot de volmaaktheid wil geraken ? De eerste deugd tot de volmaaktheid is de ootmoedigheid; de tweede is de ootmoedigheid; de derde is de ootmoedigheid; en zoo dikwijls gij mij dit zult vragen,
zal ik niets anders antwoorden dan de ootmoedigheid.(l)
Deze deugd is de vaste grondslag en de bewaarster van al de andere deugden. (2) En gelijk de hoogmoed het beginsel van alle zonden is, (3) zoo is ook de ootmoedigheid het beginsel van allo deugden; (4) zij voedt, beschermt en ondersteunt dezelve. (5) De mensch, die zonder haar deugden wil vergaderen, werpt stof in de lucht, zegt de heilige Gregcrius. (6) Indien de deugd van ootmoedigheid wankelt, zullen al de andere deugden weldra vergaan. (7) Door de ootmoedigheid wordt men gelijk aan de Engelen terwijl de hoovaardigheid de Engelen in duivelen heeft veranderd. (8)
Overweeg nu, lieve Christen, welk denkbeeld gij moet opvatten van de ootmoedigheid, van hare aangelegenheid en noodzakelijkeid; overweeg met wat ijver gij moet werken, om deze deugd te verkrijgen. De middelen, welke gij hiertoe moet gebruiken, zijn: 10. Dezelve gedurig aan God vragen, vermits hij alleen ons dien kostelijken schat kan geven. 2°. Dikwijls uwe
(l1 S Aug. Kpist. 56. (2,* S. Bern. de consider. (3) Eccl. X 15. (4) S. Bern. de consider. i5) S. Chrys. Hora. üO. S. Greg. Hom. 7. in Joan. (7) S. Bern. de Consider. 18) S. Aug. de 11 Salutaribus Documentis, lib. 1, cap. 18.
51
DE LIEFDEVLAMMEN
voorgaande zonden en uwe tegenwoordige ellenden overwegen; daarin zult gij stof vinden, om u te verootmoedigen. 3°. Verdraag met geduld alle verachtingen, alle vernederingen, en dat men weinig acht op u geeft. Zonder vernederingen, zegt de heilige Bonaven-tura, is het onmogelijk tot de ootmoedigheid te geraken. De heilige Bernardus is van hetzelfde gevoelen, als hij zegt, dat de vernedering de weg der ootmoedigheid is. Indien gij hij gevolg ootmoedig wenscht te wezen, moet gij den weg van vernedering inslaan; want zoo gij niet wilt vernederd worden, zult gij nooit de ootmoedigheid bezitten. (1) Ontvang dan met onderwerping en met blijdschap al de vernederingen, die men in dit ellendige leven zoo dikwijls ontmoet en trek er voordeel uit. 4°. Zoek u niet te vertoonen, want de mensch, die waarlijk ootmoedig is, wil onbekend blijven; (2) heb altijd geringe gevoelens van u zeiven, van uwe begaafdheden, van uw verstand, en beschouw u altijd als den laatsten van alle menschen. (3)
Dit alles is ongetwijfeld zeer moei jelijk, maar laat den moed niet zinken; Jesus zal met u zijn. Doe van heden af al uwe werken met het inzigt om de ootmoedigheid te verkrijgen. Bid voor hen, die u verootmoedigd hebben, en die mogelijk deze gelegenheid nog zoeken; ja, bid voor hen, want zij bewijzen u eene groote dienst. Zie voornamelijk toe dat gij tegen hen in geene klagten uitvalt, want alzoo zoudt gij de vrucht van uwe verootmoedigingen verliezen; lijd, vergeet, vergeef. Dat uwe ootmoedigheid ongeveinsd zij; eene geveinsde en bewimpelde ootmoedigheid is niets anders dan een dui-velsche hoogmoed. (4) Wees ootmoedig, niet om zulks te schijnen, niet om de achting der menschen te winnen, maar enkel omdat gij weet, dat de ootmoedigheid aan het hart van onzen goedertieren Meester zeer behaagt. Wees ootmoedig, maar zoek u zeiven nooit te overtuigen, dat gij deze deugd bezit; ik weet hel; het zou troostend zijn met waarheid tot zich zeiven te kunnen
(1) S. Bern. Epist. 88. (21 Bern. super Missusest. (f.) S. Chrvs. li i. 1. do Gompunct. cordis. (4i S. August, de Virg. cap. XLIÏI.
52
VAN JESUS.
zeggen: ik heb eindelijk de ootmoedigheid verkregen, ik bezit haar. Evenwel wees altijd op uwe hoede, de eigenliefde sluipt overal in, en zij zou u zelfs van uwe ootmoedigheid berooven. Ik herhaal het u dan nog eens, wees ootnioedig, dat is, doe al wat in uw vermogen is, om ootmoedig te worden en stel daarna al uw vertrouwen op het heilige hart van Jesus. Hij, die den kostelijken schatvan ootmoedigheidin zijn hart wil bewaren, moet hem zorgvuldig voor de oogen der menschen en voor zijne eigene oogen verbergen.
Geboorte fan onzen Heer Jesus Chrlstns in den stal Ttn Bethlehem.
Semtlipsum exinanimt formam seni acci-niens, in simliiludinem hominumfactus. Phil. 11 7.
Hij heeft zich zeiven vernietigd door de gedaante van eenen slaafaan te nemen en zich aan de menschen gelijk te maken.
Er is eene buitengewone gebeurtenis aanstaande. De wereld gaat getuige zijn van een groot en nieuw vertoog, van een geheiir., dat zij niet zal begrijpen, van een wonder van ootmoedigheid en liefde, dat in alle eeuwigheid in den hemel de verwondering der Engelen en der Heiligen zal uitmaken. Een menschgeworden God gaat op aarde verschijnen. Heilige Engelen des hemels, en gij aardbewoners, haast u om voor dit goddelijk kind een paleis en een wieg, die zijne Oppermajesteit waardig zijn, bereid te maken. Haast u... Maar hoe! vergis ik mij? O mijn God! o mijn God! hoe wonderbaar zijn uwe inzigten! O! hoe zeer verschillen uwe gedachten van die der menschen! Onze Zaligmakerr is eene buitengewone gebeurtenis aanstaande. De wereld gaat getuige zijn van een groot en nieuw vertoog, van een geheiir., dat zij niet zal begrijpen, van een wonder van ootmoedigheid en liefde, dat in alle eeuwigheid in den hemel de verwondering der Engelen en der Heiligen zal uitmaken. Een menschgeworden God gaat op aarde verschijnen. Heilige Engelen des hemels, en gij aardbewoners, haast u om voor dit goddelijk kind een paleis en een wieg, die zijne Oppermajesteit waardig zijn, bereid te maken. Haast u... Maar hoe! vergis ik mij? O mijn God! o mijn God! hoe wonderbaar zijn uwe inzigten! O! hoe zeer verschillen uwe gedachten van die der menschen! Onze Zaligmaker
53
DE LIEFDEVLAMMEN
is tot de zijnen gekomen, en de zijnen hebben hem nietwillen ontvangen.(\\) Verre van een paleistotzijne dienst te vinden, wordt er zelfs geeneplaatsgevonden, om hem te herbergen, wanneer hij gekomen is. (2) De rijken der wereld hadden al de herbergen vervuld; Jesus vindt niets anders meer dan een verlaten en onbewoonden stal; ziedaar het paleis, waarin hij zal geboren worden,eenekribzal hem tot wieg verstrekken.
Is het mogelijk! wel hoe! de eenige Zoon van den Almogenden God, waarachtig God, gelijk zijn Vader, wordt een kind, en liggende op een weinig stroo in eene spelonk ! / ch, hoe waar is het niet van te zeggen, dat hij zich zelve vernietigd heeft. Semetipsum exina-niurt.\'Hoe! de God in eenen stal!!! Salomo, de wijste der koningen van Israël, was zeven jaren bezig in het opbouwen van eenen tempel tot luister van Gods Naam; zilver, goud en edelgesteenten schitterden daar langs alle kanten, en nooit zag men ergens eene zoo groote pracht of wonderbaren overvloed van rijkdommen uitschijnen ; en nogtans, toen die tempel voltrokken was, riep die koning uit: Is het wel geloof dijk, dat Goddien tempel wil bewonen en met ons op aarde wil versch ijnen\'! Wanneer de hemel en de hemelen der hemelen hem niet bevatten, hoe veel te min zal dit huis, dat ik gebouwd heb, hem kunncnhevattenl (3)0 Christenen, ik vraag het u, als wij onzen God in den stal var, Bethlehem zien liggen, moeten wij dan ookniet met verwon-deringuitroepen; Wel hoe! de Opperkoning van hemel en aarde wil ineenenstal geborenioorden! O! laatons deze woorden dikwijls herhalen en met aandachtoverwegen, een God in eenen stal!!! en dit uit liefde tot ons!!!
O mijn Jesus, mijn teedere vriend! zou het mogelijk zijn, dat ik mij nogzouzoeken te vcrheiren,ik, die slechts stof en asch ben, als ik u zoo zeer vernederd zie? (4) Neen zeker niet; ik ga uitalmijnekrachten werken,om opregt ootmoedig te worden, omdat ik weet, dat gij de ootmoedigheid bemint; van heden af ga ik de hand aan
(1) Joan. T, 11, (2) Luc. II, 7. (3gt; 2 Paralip. 18, (4) Abb. Guerric. Se.\'rn. de Nat. Dom.
54
VAN JESUS.
het het werk slaan. Help mij, o goedertieren Meester!
ondersteunmijne zwakheid, en stort overvloedig in mijn hart den balsem uwer zuivere liefde, hij alleen kan de diepe wonden, die de hoogmoed en andere driften aan hetzelve hebben toegebragt, genezen: ach! ik bid u, wil mij dit niet weigeren. Dat ik u beminne, dat ik u zeer moge beminnen, en mijne ziel «al genezen zijn!
Laat ons eens onderstellen, dat wij niet weten, wie het arme kind is, dat wij in den stal van Bethlehem ontdekken, en laat ons het geloof ondervragen, het zal ons antwoorden: het is de Zoon Gods, en hij zelf is de ware God. Ja, dit zoo magteloos, zoo arm, en in schijn, zoo verachtelijk kind, is degene zelf, die de aarde gegrondvest heeft, hij, aan ivien de aarde tot rustbank dient, en in wiens tegemvoordigheid de stervelingen als verworpen aardwormen zijn; het is degene,die de hemelen als een zeil heeft uitgespannen en dezelve geschikt heeft als een tent voor den mensch; (i) het is degene, wiens magt oneindig is, en die verschrikkelijk is hoven alwat hem omr ingt, het is degene wiens wonderwerken door de hemelen verkondigd worden, en wiens heerlijkheid irt het gezelschap der Heiligen uitschijnt; het is degene, die aan de trotsche zee gebiedt, en die met eenen oogwenk hare onstuimige golven stilt; (2) eindelijk degene, die zijnen troon in het hoogste des hemels geplaatst heeft, en die als Meester over al de koningen der aarde heerscht. (3) Hij is geboren in eenen stal ennogtans hehoorendehemelenen de geheele aarde hem toe; (4) hij ligt in eene enge krib, waar hij nauwelijks ruimte heeft om te liggen, ennogtans vervidthij met zijne oneindige grootheid/temeZ en aarde-. (5) dit kind is nog maar eenen dag oud, ennogtans is het God van in alle eeuwigheid; (6) hij is bedekt met eenige slechte en gescheurde doeken, en hij is het, die de bloemen der aarde hare versierselen, aan de natuur hare schoonheid en bekoorlijkheden geeft. (7)
(1) Is. XI, 21, 22. (2) PS. LXXXVHI. 6, 8, 10. lt;3, Ps. Cil, 19. (4) Fs. XUX. 12. (5\' Jeremias XXXIII. 25. tö, Ps. LXXXIX, 2. (7) Vener, Beda, super illud. Et pannis eum involvit.
55
DE LIEFDEVLAMMEN
Wilt gij weten, o mensch, wie hem tot zoo ellendigen en vernederenden staat gebragt heeft? het is zijne oneindige liefde geweest, die hij ons toedraagt. O liefde van eenen God voor de menschen, hoe slecht wordt gij erkend en beloond! O al te menschlievende God, hoe weinig Christenen worden er gevonden, die u genoegzame wederliefde betoenen!
Mijne ziel, dat het voorbeeld van uwen God, in eenen stal geboren, van alles beroofd, u de armoede leere beminnen; dat de koude, die hij met zooveel geduld verdraagt, u de versterving leere liefhebben; dat de tranen, die hij voor onze zonden stort, u leeren, hoe gij uwe zonden moet beweenen. Ach! met een enkel woord heeft hij u uit het niet getrokken, en liefheeft hem lijden, tranen en zuchten gekost om u uit de slavernij des duivels te trekken; weldra gaat hij tot denlaatsten droppel van zijn dierbaar bloed voor uwe zaligheid uitstorten. Kondet gij eens wel verstaan, hoe diep en hoe moeijelijk de wonden waren om te genezen, die de zonde u had toegebragt door de grootheid der geneesmiddelen, die uw Zaligmaker gebruikt! (1) Kondet gij eens wel bevatten hoe vurig zijne liefde was, waarmede hij u heeft bemind! Kondet gij hem beminnen uit al uwe krachten^ en zooveel het mogelijk is!
GEBED.
ü mijn Jesus, het is dan waar, dat gij in eenen stal in de uiterste armoede geboren zijt! Het is dan waar, dat gij geheel uw leven in lijden hebt doorgebragt, om mij de groote liefde, die gij mij toedraagt, te doen verstaan! Het is dan ook maar al te waar, dat ik ondankbaar schepsel, geheel mijn leven heb doorgebragt met u te verachten en u door mijn leven groot verdriet aan te doen! Ach, ik smeek u, doe mij het groote kwaad, dat ik tegen u heb bedreven, en de liefde, welke ik u verschuldigd ben, wel begrijpen. En dewijl gij tot hiertoe met mij geduld hebt willen nemen, zoo maak dat ik, zonder het minste uitstel tot u wederkeere, en laat (1; S. Aug. Serm. 59, de Verbis. Dom.
56
VAN JESUS.
niet toe, dat ik voor het toekomende ooit nog het ongeluk hebbe u te bedroeven. Ontsteek mijn hart geheel met het vuur uwer heilige liefde, en verleen mij de genade van steeds al datgene in mijne gedachten te prenten, wat gij voor mij geleden hebt, opdat ik voortaan alle schepselen vcrgete en nergens meer op denke dan om u te beminnen en mij aan u aangenaam te maken. Gij zijt op de aarde verschenen, om onze harten door de liefde te beheerschen, welnu! neem weg, ruk uit mijn hart al wat u belet , om het volkomen te bezitten. Maak ook, dat mijn wil met den uwen gehjkvor-micr zij, en hij de regel van al mijne wenschen worde. Och ja mijn God, verleen mij de genade van in alles, overal en altijd uwen heiligen wil te volbrengen, en van u den mijnen, wat het mij kosten moge, met edelmoe-dioheid op te offeren. Laat niet toe, dat ik ooit deze bittere verwijtingen verdiene, die gij eertijds aan de Joden, door den mond van den profeet toevoegdet: Waartoe dienen al uwe vasten en al uwe offeranden/ Ik ben daarvan verzadigd. Den rook van uwen wierook kan ik niet verdragen; hij is voor mijne oogen bezoedeld. Ik keur al uwe gewaande goede werken af omdat zij de vrucht vanuwen eigen ivil zijn. (i) O mijn God, ik smeek u, leer mij uwen heiligen wil doen (2) en verleen mij de genade van tot mijnen laatsten adem toe, denzelven te mogen volbrengen! Amen, amen, dat het zoo zij!
OEFENINGEN.
Over de «paehliog der rSkiIommen en liefde tot de «rtnoede.
Gelukkig zij, die rijkdommen bezitten, gelukkig degenen, die zich aan de vernederingen en armoede kunnen onttrekken! zoo spreekt de wereld. Mijn God! hoe verschillend is de taal van Jesus Christus ! Wee u, gij rijken dezer wereld l roept hij uit, (3) gelukkig en zaltg degenen, die arm van geest zijn, want het rijk der hemelen behoort hun toe. (4) Ik vraag u nu aan welke
(1, lsaLVlll.3. (2) Ps. CXL11.10. (8)Luc.V 24. (4) Matth. Vt3.
57
DE LIEFDEVLAMMEN
zijde het geluk is? Ach, er valt niet aan te twijfelen, wanneer de eeuwige waarheid gesproken heeft.
Mijn lieve Christen, gij zijt rijk, of gij zijtarm; indien gij rijkdommen bezit, tracht uw hart daarvan te onthechten: zoo niet, het is tot u, dat Jesus deze woorden toevoegt; Wee gij rijken. Gelukkig uwe goederen, alsof gij dezelve niet gebruiktet, bezit ze, alsof gij die niet bezat. Geef milde aalmoezen aan de armen, help de weduwen en weezen. Laat dezen dag niet voorbijgaan zonder eenig goed liefdewerk te doen; er zijn zoovele armen en ellendigen: O God! indien de rijken hunne rijkdommen wel wisten te gebruiken, wat goed zouden zij niet kunnen doen !
Indien gij arm zijt wacht u wel tegen de Voorzienigheid te morren; gedenk dat Jesus Christus over de armoede eenen geheel goddelijken glans verspreid heeft. Hij was ook arm; hij was arm in zijne geboorte hij was arm in zijn leven, hij was arm in zijnen dood. Wil den rijken hunne groote goederen niet benijden, zij kunnen hen niet gelukkig maken. Vergenoeg u met het weinige, dat gij bezit, en sla uwe oogen hemelwaarts; aldaar, zoo gij wilt, zullen uwe goederen, uwe paleizen, uwe schatten zich bevinden. Daarom verdraag met geduld de beroovingen van uwen staat, en zeg niet alleen van daag, maar altijd en in alle voorvallen: mijn God, het is uw wil, dat ik lijd en arm hen: uw heilige naam zij geloofd! uw ivil geschiede! geef mij alleen uwe liefde, en ik zal rijk genoeg zijn.
58
VAN JESUS.
Jems Christus heaft een kind willen worden, om ons alzoo tot grooter vertrouwen en lot meerder» liefde jegens hem te wekfcen.
Parvulus datv.s esi nobis, it filius natus
est nobis, Is. IX, 6.
Een kind is ons gegeven, een Zoon is ons geboren.
De reden waarom de Zoon Gods een kind heeft willen worden, was om met alle staten des levens te kunnen omgaan, en om gemakkelijker onze liefde te winnen. En om welke reden, vraagt de heilige Francis-cus de Sales, heeft Jesus dezen zoeten en minnelijken kinderstaat willen aannemen, tenzij om ons op te wekken om hem te beminnen en ons vertrouwen op hem te stellen? De heilige Petrus Chrysologushadte voren reeds hetzelfde gezegd:e reden waarom de Zoon Gods een kind heeft willen worden, was om met alle staten des levens te kunnen omgaan, en om gemakkelijker onze liefde te winnen. En om welke reden, vraagt de heilige Francis-cus de Sales, heeft Jesus dezen zoeten en minnelijken kinderstaat willen aannemen, tenzij om ons op te wekken om hem te beminnen en ons vertrouwen op hem te stellen? De heilige Petrus Chrysologushadte voren reeds hetzelfde gezegd: God heeft, zegt hij, een kind willen ivorden, omdat hij wilde bemind wezen. (1)
Onze Heer Jesus Christus, schrijft de godvruchtige priester Guerricus, wenscht vurig, dat wij hem beminr nen met zoodanige overgeving, als goedaardige kinderen den besten aller vaderen beminnen: hij kan niet verdragen, dat wij hem vreezen als slaven, die eenen strengen en wree.den meester schroomen. Het is om die reden, dat hij niet gekomen ismet dien toestel van magt en heerlijkheid, geschikt om te doen beven; wanneer hij zich aan de menschen openbaarde, wilde hij zich liever onder de gedaante van een kind vertoonen, omdat hij kwam, niet om te oordeelen en zich te doen vreezen, maar om te verlossen en zich te doen beminnen. Laten we onsnu met vertrouwen voor zijnen troon van genade gaan nederwerpen, wij, die eertijds op zijnen troon van glorie zelfs niet durfden denken, zonder met een heiligen schrik bevangen te worden. En er is (1) Pet. Chrys. et S. Amb,
59
DE LIEFDEVLAMMEN
niets in den stal van Bethlehem, dat vrees aanjaagt, alles boezemt daar liefde en barmhartigheid in. Jesus is daar vol goedaardigheid, hij kent geene gramschap; als men hem vergramt, of zoo hij zich vertoornt, kan men gemakkelijk zijnen toorn stillen. (1) Laat ons dan tot de krib naderen, en Jesus in onze armen nemen, laat ons hem tegen ons hart drukken, en hem smeek en dat hij de vlammen zijner zuivere en heilige liefde in onze harten gelieve te ontsteken.
Heer Jesus, zoete Zaligmaker mijner ziel, welk ismijn vertrouwen in dit leven, en mijne grootste troost in het midden van alles, dat ik onder den hemel aanschouw ? (2) Zijt gij het niet, mijn Heer, mijn God, wiens barmhartigheid oneindig is\'.\' Waar was ik zonder u gelukkig en met u ongelukkig? Ik wil liever met u arm zijn, dan rijk te wezen zonder u. Ik wil liever met u op de aarde reizen dan zonder u den hemel te bezitten; waar gij zijt is de hemel: waar gij niet zijt, daar is dedooden de hel. Gij zijt al mijnverlangen,en hierom, alsikvanu verwijderd ben, kan ik niets anders dan zuchten, treuren en bidden. Ik kan mijn volkomen vertrouwen in niemand anders stellen, dan in u, noch mag ik van niemand, in mijne noodwendigheden, hulp verwachten dan van u alleen. O mijn God! gij alleen zijt al mijne hoop,mijn vertrouwen, mijn vaste troost in alles... Mijne oogen zijn op u geslagen; op u, o mijn God! stel ik al mijn vertrouwen. Maak mijne ziel heilig, geef haar uwen hemelschen zegen, opdat zij uwe heilige woning moge worden, de troon uwer eeuwige glorie, en dat in dien tempel, in welke gij wel wilt wonen, niets gevonden worde, dat uwe oogen zou kunnen mishagen. Aanschouw mij, Heer, in uwe oneindige goedheid en volgens den overvloed uwer barm hartigheden, (3J verhoor de bede van uwen ellendig en ch\'ewaai\'inhetland van duisternissen en van den dood, ver van u verbannen. Bescherm en behoed de ziel van uw behoeftig kind, in het midden der gevaren van dit vergankelijk leven; dat uwe
(1) Abb. Cuerric de. Nat. Serm. (2) De Imit. Ch., lib 111. c. L1X. Num. 1 en 4. (3) Ps. LXUI. 16. \\t.
60
VAN JESUS.
genade het vergezelle en geleide op den weg van vrede, in het vaderland van het eeuwige licht. O Jesus! kind Jesus! mijn goedertierene Meester, ik verwacht deze genade van uwe barmhartigheid.
De H. Franciscus van Assisiën werd, wanneer hij sprak van het geheim der geboorte van den Zoon Gods, van verwondering en liefde verrukt. (1) De heilige Ber-nardus was met dezelfde gevoelens bezield; hoor, wat hij zegt: een vreugdekreet, zegt hij,heeft zich op deze aarde van ballingschap heden doen hooren; (2) eene zoete en troostende stem komt in onze ooren klinken. Bergen, roemt den Heer, en doet zijne lofzangen weergalmen. Hemelen, weest verblijd; aarde, spring op van vreugde; velden en al wat u bekleedt, verheugt u; boo-men der wouden, spingt op van vreugde; voor onzen God, over uw geluk, want hij is in het midden van ons gekomen. Hemelen, hoort, aarde, luister toe, en gij vooral, o mensch! sta verbaasd. Jesus Christus, de Zoon Gods is zoo even te Bethlehem geboren. Welk hart zal zoo liefdeloos en ongevoelig zijn om door zulke zoete stem niet verteederd te worden? Konde men ons aangenamer tijding verkondigen?Heeft de wereld ooit troos-tender woorden gehoord: Jesus Chr istus, de Zoon Gods, is zoo even te Bethlehem Juda geboren\'? Met wat he-melsche zoetheid zijn die woorden niet vervuld! Ik zou wenschenu al de aangenaamheid en de kracht daarvan te kunnen doen gevoelen; maar de woorden en uitdrukkingen ontbreken mij, en ik vrees deze merkelijk te krenken met daaraan de minste verandering toe te brengen; Jesus Christus, de Zoon Gods, is zoo even te Bethlehem Juda geboren. O wonderbare geboorte!... O gij allen, die in het stof ligt, staat op en aanbidt den geboren Jesus; hij komt om u zalig te maken, om u te genezen, en om u met eer en glorie te overladen. O! gij zondaars, ellendigeverdwaalde schapen1, begint te herleven. Jesus komt op aarde, om te zoeken en zalig te
(1) Vie de S. Francois d\'Assise, par le père C. Chaleppe, re-collet t. 1 pag. 90, et t. II, pag. 269. Edition d\'Avignon. 1821, 3 vol. in 12. (3) S. Bern. 1, in Vig Nat. Domin.
61
DE LIEFDEVLAMMEN
maken, hetgeen verloren was. O! gij, die ziek en zwak zijt, schept moed; Jesus komt uwe harten door de zalving zijner barmhartigheid genezen. O! gij allen, die in uw hart het verlangen voedt van tot voorname posten en eerambten te geraken, verheugt u; de Zoon Gods daalt neder en komt tot u,omuaan zijnrijkdeel-achtig te maken. Nader tot de krib, (1) gaat onbevreesd hem vinden; wanneer hij op den troon zijner grootheid en majesteit gezeten is, dan gebiedt hij de vrees en den eerbied; maar hier vertoont hij zich onder degedaante van een kind, en boezemt hij vertrouwen en liefde in. Enzouden de oogen van Jesus, met tranen vervuld, niet bekwaam zijn om u tot deernis te verwekken ? Die goddelijke Zaligmaker weent, maar niet gelijk de andere kinderen der menschen, noch om dezelfde reden. De kinderen weenen doorgaans uit gebrek en zwakheid ; Jesus weent uit medelijden en uit liefde tot u. (2) Een kind is ons gegeven, een zoon is ons geboren. Naderen wij tot dekrib,enhooren wij met eerbied al de lessen aan, welke hij ons gelieft te geven. Zijne tong is nog niet bekwaam om woorden te stamelen, maar al de lidmaten van zijn teederligchaam zijn als zoo vele monden, die ons toeroepen: (3) Bemint God mt geheel uw hart, uit geheel uwe ziel, uit al uwe krachten, (4) Zalig zijn zij, die weenen, want zij zullen vertroost worden; (5) Stel u altijd op de laatste plaats ; (6) die zich zal vernederen, zal verheven worden, en die zich zal verheffen, zal vernederd worden: (1) wil u op aarde geene schatten vergaderen waar de roest en de motten die verderven, en waar de dieven ze ontgraven en stelen; maar vergader u schatten in den hemel, waar de roest en de motten die niet verderven, en waar de dieven ze niet ontgraven noch stelen; (8) ééne zaak alleen is noodzakelijk,^) en deze is uwe zaligheid; Wat baat het den mensch, dat hij de geheele wereld wint, indien hij zijne ziel verliest! (10) Mijn zoe:e Jesus, hoe schoon, hoe wonderbaar zijn uwe lessen! O! hoe zeer
(1) S. Bern. Serm.in Nat domini. (2; Idem. (3) S. l3ecu.(4)Matih. XXII. 37. (5) Matth. V, 5. {6) Luc. XIV. 10. (7) Luc. XIV 11. l8) Matth. VI. 19. 20, (9) Luc. X. 4. (10) Matth. XVI. 28.
62
VAN JESUS.
wensch ik ze, uit liefde tot u, temogen bewerkstelligen! Maar helaas! ik ben uit mij zeiven zoo zwak, zoo mag-teloos! dat ik niets goeds kan verrigten. O mijn Jesus! o kindJesus, goedertierene,teederhartige,medelijdende Jesus! ontferm umijner! Gij weet het, dewijl gij mijn hart doorgrondt, ik verlang u te beminnen; verleen mij dan uwe heilige liefde. O! hoe zoet en aangenaam ishet u zoo zeer te mogen beminnen; als de H. Maagd Maria en al de heiligen u bemind hebben! O! hoe gelukkig zou ik mij achten, zoo ik u van alle menschen konde doen beminnen! Ten minste is dit, o mijn Jesus! mijn vurigste verlangen; gelief, bid iku, deze begeerte, dit verlangen van mijn hart in dank aan te nemen.
Een kind is ons gegeven, een Zoon is ons geboren. Het eeuwig Woord des Vadersiseenkind geworden; de Almogende heeft zich magteloos gemaakt; hij, die oneindig en onafhankelijk is, heeft zich aan zijne eigene schepselen onderworpen; hij heeft zich zoo verre vernederd, dat hij is willen mensch en in eenen stal geboren worden; zijne liefde tot ons heeft hem al deze wonderheden doen uitwerken! Oliefde! roept de H. Thomas van Villanova uit, o magtige zegepraal der liefde! gij hebt gezegevierd over den onvenvinbare; de Almogende is slaaf geworden! O ware overmaat van liefde! (1) Hoe! een God kind geworden! Een God kind geworden uit liefde tot ons! Een God kind geworden, om ons vertrouwen op te wekken! Een God kind geboren, om ons hart te winnen! Laat ons dan dien goeden en minnelijken God beminnen, en dat het ons, om ons gedurig meer en meer ifot liefde op te wekken, nooit vervele, van altijd met eene nieuwe uitstorting van blijdschap en liefde deze zoo hartroerende woorden te herhalen. Een kind is ons gegeven, een Zoon is ons geboren!
GEBED.
O lief kind Jesus, mijn zoete Zaligmaker! ikbeminu en stel al mijn vertrouwen op u : jagij zijtalmijnehoop, en mijne liefde. Ach! waart gij voor mijne zaligheid uit
(l) S. Thorn, a Viianova, Cone. 1.advent.
63
64 DE LIEFDEVLAMMEN
den hemel niet gedaald, wat zou er van mij, ellendige en rampzalige geworden zijn? Reeds lang zouden de zonden, waaraan ik mij pligtig heb gemaakt, mij aan de helsche vlammen ten prooi gegeven hebben. Uwe barmhartigheid zij voor eeuwig geprezen omdat gij altijd bereid zijt, mij vergiffenis te verleenen, zoo dikwijls ik mijne zonden opregt beween. O mijn Jesus! gij kent den grond van mijn hart, en gij ziet, hoe zeer ikbedroefdben over mijne veelvuldige zonden. Ontvang mij in genade, en maak dat ik aan mij zeiven starve, om voor niets anders meer dan voor u te leven, gij die mijn eenig goed zijt. Verniel inmij, overslindendvuur! al wat aan uwe oogen kan mishagen en heersch over al dê genegenheden van mijn hart. Ik bemin u, o zoet en beminnelijk kind Jesus! ik bemin u, o God van mijn hart, ik bemin u, o mijn schat, mijn leven, mijn al! Ik bemin u en wensch mijnen laatsten snik te geven met deze woorden: Mijn God ik bemin u, omdat ik alsdan moge beginnen te beminnen meteene volmaakte liefde, die nimmermeer eindigen zal. Amen.
OEFENINGEN.
Llvfde tot den evenmeiiHeh.
Zoo iemand zegt: ik bemin God, en niet ophoudt, zijnen broeder te haten, die is een leugenaar, want hoe kan hij, die zijnen broeder, dien hij ziet, niet bemint, God beminnen, dien hij niet ziet. (1) Niettegenstaande deze woorden van den heiligen Joannes, bedriegen zich echter velen verregaande. Zij zijn on-meedoogend voor den arme, zij beminnen den achterklap, zij vergeten met moeite een ligten smaad, zij verachten iedereen; en omdat zij dikwijls herhalen; Mijn God, ik bemin u, mijn God, ik bemin u, houden zij het voor zekerwaar. Volghennietna, lieve christen, maar bemin alle menschenalsuwe broeders, ais schepselen naar Gods beeld geschapen. Wensch vurig de
(1) Joan. VI. 20.
VAN JESUS.
zaligheid van iedereen. Toon aan allen, en bijzonder aan uwe vijanden, aan hen dieu vervolgen, een vriendelijk en gul gelaat; dat uit uwen mond niet komen dan woorden van vrede, en dat de zalving van een heilige liefde de bitterheid van uw hart verzachte. Wees altijd bereid om uwe broeders te helpenen te vertroosten en heb steeds veel medelijden met debedrukten en zondaren. Verheug u over de deugden van anderen alsof zij de uwen waren, door, om zoo te zeggen de gedaante van iedereen aan te nemen. Wil niemand verachten, verdrijf zorgvuldig de vermetele oordeelen en het kwade vermoeden, welke men tegen den even-mensch opvat, gewen u om van alle menschen goede gevoelens te hebben. Leg altijd al de woorden en werken van anderen, met eenvoudigheid in den besten zin uit. (1)
O! wat schoone deugd is de lietde tot den even-mensch! Maar helaas! hoe zeldzaam is deze deugd! Mijn lieve christen, ga eens in uw hart, en zie in hoeverre gij dezelve bezit. Zijt gij waarlijk bereid om uwen vijand te vergeven en zelfs om hem goed te doen? Berispt gij niet gaarne het gedrag van uwen natuurgenoot in alle voorvallen ? Ik herhaal het nog eens, onderzoek daarover uw hart. Bemin uwe broeders, gelijk gij uw zeiven bemint, dit is het, wat Jesus Christus van u verzoekt, en gij zoudt hem zulk eene billijke zaak willen weigeren? Laat geen dag voorbijgaan zonder de noodige maatregelen te nemen om \'savonds, als gij u ter rust begeeft, met waarheid te mogen zeggen: Mijn God, ik bemin u uit geheel mijn hart en ik bemin mijnen evennaaste gelijk mij zeiven uit liefde tot u.
65
(1) Ludovicus Blosius.
4.
50
DE LIEFDEVLAMMEN
Over het Terborgen leven van Jesna Christus en styn ootmoedige onderdanigheid aan Maria en Josef.
Et erat sulditus illi. Luc. II 51.
En Jesus was hun onderdanig.
Christenen, gaan wij nu eens naar het huisje vanhristenen, gaan wij nu eens naar het huisje van
Nazareth in de arme -woonplaats van Maria en Josef.
Daar zullen onze oogen door een tooneel getroffen ■worden, dat al onze verwondering waardig is, daar zullen wij onzen Zaligmaker aan zijn schepsel, uit liefde tot ons, zich zien onderwerpen en tot zijne dertig jaren zien gehoorzamen: Et erat subditus illis. Ik sta verbaasd op deze woorden, roept Bossuet uit: is dit geheel de bediening van Jesus Christus, van den Zoon Gods! Geheel zijne bezigheid, al zijne oefening is te gehoorzamen aan twee zijner schepselen. En waarin gehoorzaamt hij ? In de geringste werken, in de uitoefening van een ambacht. Waar zijn nu degenen, die zich beklagen, en morren, als zij geene bediening hebben volgens hunne bekwaamheid, of om beter te zeggen, die met hunnen hoogmoed niet overeenkomt? Dat zij tot het huis van Josef en Maria komen, en daar Jesus Christus aanschouwen. O mijn God! ik sta nog eens hier verschrikt! Kom, hoogmoed, kom u op dit schouwtooneel verbreken en vernietigen; Jesus wordt een timmerman, zelfs als dusdanig ambacht uitoefenende, gekend, zonder dat men van een ander ambt of werk spreekt. (1)
O mijn Jesus,ziedaar dan dat gij uw behagen genomen hebtinu zoo lang verborgen tehouden en aide schatten uwer goedheid aan de oogen der menschen te onttrekken, uitliefde tot mijne ziel, enominmijdenhoovaardi-gen geest uit te roeijen! Ach, verleen mij de genade van
(1) Bossuef, élévalion sur les mystères.
66
VAN JESUS.
u uit geheel mijn hart te beminnen, tot erkentenis van eene zoo schoone en voordeelige les en onderrigting.
— Mijn zoon, ik heb u door mijn voorbeeld de ware en vaste grootheid willen leeren, welke bestaat in deugdzaam te zijn zonder vermaardheid, zonder pracht, en in een afhankelijk en verborgen leven te leiden. Terwijl ik aldus te ÏJazareth onbekend leefde, waren er te Pome, en door geheel het keizerrijk, vermaarde redenaars, groote krijgshelden, ervaren staatsmannen, be-roéiude dichters; zij deden de geheele wereld van hunnen roem weergalmen, alle monden prezen hen, en niemand werd er bijna gevonden, die hun lot niet benijdde. Meent gij, mijn zoon, dat God in het hoogste des Hemels tot de Engelen gezegd heeft, hun de ijdele vermaarde slaven aantoonde: Ziet, hoe grooten naam zij verworven hebben; ziet, hoeveel roem zij behalen! Neen, mijn kind. God toonde hun het huisje van Nazareth, en zeide hun: Aanschouw mijnen Zoon, ziet,hoe onderdanig hij is, tot hoeverre hij zich verootmoedigt, hoe groote liefde hij den mensch toedraagt en hoe zeer hij mij bemint. Het zijn noch de pracht en de luister, noch de rijkdommen en de grootheden der aarde, die de blikken en de verwondering van God mijnen Vader op zich trekken! Men kan dan groot zijn volgens de wereld en zeer klein en verachtelijk voor hem die alies naar waarde schat! Men kan dan zoo aangenaam zijn aan God in de geringste en slechtste bedieningen, als in de verhevenste en heerlijkste ambten! Leer hieruit in den geringen staat, waarin ik u gesteld heb, tevreden zijn en wacht u wel van eenen anderen staat te verlangen waarin gij minder onbekend, minder vergeten minder veracht wordt. Herinner u altijd, dat het duizendmaal beter is verborgen te blijven en van mij alleen bekendtezijn,danuitwendigubekend te maken.
Jesus was hun onderdanig. O hemel! is het wel mogelijk, dat hij, die met zoo veel eerbied aan Maria en Josef gehoorzaamt, die groote God is, welke over de natuur de heerschappij voert? Ja! en het geloof gebiedt mij dit te gelooven.
67
DE LIEFDEVLAMMEN
»Het is aan hem zegt de heilige Bernardus,(l) dat al de Engelen onderworpen zijn, het is aan hem dat de overheden en magten gehoorzamen, en nogtans onderwerpt hij zich aan Maria en voert met ootmoedigheid al hare bevelen uit. Hij is niet alleen onderdanig aan Maria, maar ook aan Josef uit inzigt aan Maria. Laat ons hier twee zaken bewonderen, en eene van die twee verkiezen, welke meest onze verwondering moet opwekken, of de diepe ootmoedigheid van den Zoon, of de groote waardigheid van de Moeder, doch zij zijn beiden even bewonderenswaardig. Dat een God aan eene vrouw gehoorzaamt is eene ootmoedigheid zonder voorbeeld; maar dat eene vrouw aan eenen God hare bevelen geeft, iseengezag,eene verhevene waardigheid zonder weerga. Sterveling, leer dan gehoorzamen ; stof en asch, leer u dan onderwerpen en gaarne
doen wat men u gebiedt..... O hoovaardig stof, word
schaamrood! Uw God vernedert zich, en g-ij durft u verheffen, uw God is den menschen onderdanig, en gij voedt in uw hart de dwaze begeerte van teheerschen! Gij wilt aan het hoofd zijn van al de anderen! gij acht u hooger dan uw Schepper! Ja weet dat eiken keer, als gij de begeerte hebt om over uwe broeders te heerschen, gij u boven God stelt, en zijne regten zoekt te overweldigen... 0 Christen! indien gij, sterfelijk mensch, zoo als gij zijt het uwer onwaardig vindt uwen evenmensch na te volgen, het zal u zeker niet schandelijk voorkomen in de voetstappen van uwen Schepper te wandelen. Indien gij hem niet volgen kunt tot zooverre hij zich vernederd heeft, volg hem dan ten minste tot zooverre gij kunt.quot;
EnJesuswas hun onderdanig. Welk eene verhevene les voor ons,diezoovelemoeitehebben om onsaarionze oversten te onderwerpen. Gelukkig is degene, die ze wel waarnemen! Gelukkig is hij, die den weg van gehoorzaamheid trouw bewandelt. »De weg van gehoorzaamheid,zegt ThomasaKempis,is het,dietenhemel!eidt;ook is het veel veiliger te gehoorzamen dan te gebieden. De mensch, die zich weet te onderwerpen en te gehoorza-
\'.!) S. Bern. super missus est hom. 4.
68
VAN JESUS.
men, geniet altijdeenen groetenvredeenniemandleeft geruster, niemand sterft geruster en stoutmoediger dan hij die altijd onderdanig is ge-weest.quot; (1) Het is de gehoorzaamheid alleen, welke alle deugden in onze zielen doet uitschieten, die ze aankweekt en weet te behouden. De ootmoedigheid, zegt Salomon, is veel beter dan offerande, want zij offert aan God onzen eigen wil, die onvergelijkelijk kostelijker voor zijneoogen is, dan het vleesch der dieren, dat hem geofferd wordt. De gehoorzamheid is eene verwinning, die men op zichzelven behaalt, en er is geen roemwaardiger zegepraal voor den mensch, dan zijnen wil te onderwerpen aan dien van eenen mensch, welke zijns gelijke is.
Laten wij ons dan door anderen bestieren indien wij regtzinnig in de haven verlangen aan te komen; dat ons dan nooit noch gemor, noch bijtende woorden ontsnappen tegen die personen, onder wier onderhoo-righeid wij gesteld zijn; en zijn wij wel overtuigd dat wij de laatste plaats verdienen, omdat al de anderen meer verdiensten en deugden hebben dan wij (2).
En Jesus was hun onderdanig. Hij is aan Maria en Josef,tot zijnen dertigjarigen ouderdom gehoorzaam geweest, tot op het oogenblik zelfs,dat zij n hemelschen Vader hem totde volkerenvanhetlandder Jodenzond,om hen het Evangelie te verkondigen. Welk eene schande voor zoovele ondankbare en ontaarde kinderen, die met eene misdadige drift het heilzame juk der gehoorzaamheid , welken zij hunnen ouderen verschuldigd zijn, afschudden !
En Jesus was hun onderdanig. Ja, en hij washunin alles gehoorzaam. Hij weigerde zelts niet de geringste werken van een behoeftig gezin te verrigten, zoo zeer nam hij ter harte, om door alle mogelijke middelen de grootheid van zijne liefde tot ons te bewijzen Mijn lieve Zaligmaker! tot welke groote vernederingenhebtgiju, tot mijn onderrigt, niet veroordeeld! Gij hebt gedurende dertig jaren, uwe Godheid onder den geringsten uitwen-
(1) Thomas a Kempis, Exercit. spirit. (8) S. Bernard, ad Sororem de modo bene viveudi. Cap. XIX.
69
70 DE LIEFDEVLAMMEN
digen schijn willen verbergen, om mij een afgezonderd le ven te leeren beminnen,en om mij onder het deksel der ootmoedigheid enstilzwijgendheid de gunsten,welke gij kunt bewijzen,te leeren verborgen houden. Gij zijl gedurende dertig jaren aan de geheele wereld onbekend gebleven om mij de lie fde tot de ootmoedi gheid in te boezemen. Gij zijt gedurende dertig jaren aan uwe eigene schepselen gehoorzaam geweest om mijnen hoogmoed, waardoor ik mij aanniemand wil onderwerpen te breken en om mij te leeren eenvoudig onderdanig te zijn aan al degenen, die gij met uw gezag bekleed hebt. Vergeef mij dan o mijn God, vergeef mij ! tot dusverre heb ik weinig nut uit uwe voorbeelden getrokken; doch ik wil voortaan daarmede voordeel doen, help mij! help mij !
GEBED.
O mijn Jesus, geef mij de genade, dat ik mijn eigen wil verloochene,om geenen anderen dan uwen wil alleen te volgen. Geef mij de genade, om uwe voetstappen te bewandelen en deheilige ootmoedigheid m et meer drift te zoeken,dan de hoogmoedigen dezer wereld de vergankelijke eernajagen. Gij zijt de groote God, de Opperheer van hemel en aarde, de God dei\' goden, de Koning der koningen, de Heer der heeren, en gij vernedert u! Ik ben slechts een aardworm,een gering en verworpen schepssl en durf mij verheffen! o mijn God! vergeef mij mijne dwaasheid. Ik beken mijne ellende; ik belijd, dat ik een kind van gramschap ben,dalt;t/£tn de zondeben ontvangen,en dat mijnemoeder mij in zonde gebaard heeft.(\\) Ik ben in de wereld gekomen, bevlekt met zonden; en de dood, die daarvan de regtvaardige strafis,zal niet vertoeven mij daaruit te doen vertrekken. O goedertierene en barmhartige Zaligmaker,heb medelijden met mij! mij ne ziel is als eene zee,welke door den wind der driften en der ongeregelde begeerten gedurig geslingerd wordt. M ijne zonden o mijn God, overtreffen hetgetal mijner hoofdharen, (2) en ik ben niet waardig mijne oogen hemelwaarts te slaan, omdat mijne boosheden zoo me-(1J Ps. 1 6. (2) Ps. xxxix.
VAN JESUS.
nigvuldig zijn (1) Ach! verlos mij, o Heer, mijn God, haast ic om mij te helpen. Gedenkuwebarmhartighe-den, die oneindig zijn. (2) en genees mijneziel, omdat gij alleen haar kunt genezen. Ik ben arm, ik lijd gebrek aan alles, en mijne ellende is zoo groot, dat ik uit mij zeiven niets goeds kan -willen, noch eenig goed verlangen, noch uwe hulp kanvolbrengen. Envervuldmetzoo groote zwakheid en zoo veel ellenden, durf ik mij nog verhoovaardigen! O mijn God, heb dan medelijdenmet mij ! Laat uw hart door mijne zuchten en tranen bewogen worden, dat deze liefde, die u aangezet heeft, om u voor mij aan het kruis te slagtoft\'eren, u ook bewegen om mij te verhoeren. Alles wat ik van u verzoek, is dat gij mij uwe liefde, de vergeving mijner zonden, de ootmoedigheid, den geest van gehoorzaamheid gelievet te verleenen.
O mijn Jesus, kom gij zelf in mijn hart; vestig daar uwe woonplaats, oefen daar uw oppergezag uit, en dat voor altijd, voor altijd! Kom, en gij zult mijn troost,mijne sterkte, mijn steun, mijn vriend, mijn broeder, mijn schat, mijn leven, mijn al zijn. Kom, en gij zult mij u altijd meer en meer leeren beminnen en mij van de schepselen onthechten. Kom en gij zult in mij een wonder, dat uwer waardig is, uitwerken; van eenen hoog-moedigen en zinnelijken zondaar, zult gij eenen oot-moedigen en verstorven boetvaardige maken. Ach! kom goede Jesus, o God mijner ziel! kom. Amen.
OEFENINGEN.
örer het verborgen leven en over de gehoorzaamheid.
Stel van heden alles in het werk, mijn lieve christen, om Jesus Christus in het binnenste van het verborgen leven en de gehoorzaamheid na te volgen.
1°. Het verborgen leven. Vermijd zooveel hetde wel-voegelijkheid van uwen staat toelaat van uin het midden derwereldschevergaderingentelatenvinden; (3) nooit
is een dienaar Gods meer in veiligheid, dan als hij in
(1) I, Esdras. IX. 6,\'(2) Ps.XXiV.6. (3) Thom. a Kemp. Excercit, spirit cap. X. cap. IV, N. «.
71
72 DE LIEFDEVLAMMEN
de eenzaamheid is. (1) Tracht altijd wat in u goed en deugdzaam is, te verbergen. Zoek nooit voor rijk en kundig aangezien te worden; wat zijn helaas al de schatten en al de kunde der wereld ? Zoek onbekend te leven en voor niets geacht te worden. (2) O! hoe gelukkig zult gij zijn als gij zonder tegenzin al de anderen in eer, in groote bedieningen en waardigheid zult verheven zien, terwijl men u zal vergeten, men op u niet zal denken, en men u zal schijnen te verachten. Ruk spoedig uit uw hart alle hoogmoedig verlangen; de hoogmoed verwijdert van Jesus Christus de ziel, die hem voedt, hij vervult haar met smarten en laat niets dan onrust achter. (3) Ach! zoo de men-schen wisten, dat de eer en waardigheden niet dan zware lasten zijn, dan zouden zij ze zoo driftig niet najagen. (4) Zoek in uwe goede werken de toejuichingen der menschen niet,maar houd u tevreden met God en uw geweten voor getuigen te hebben. Gij zult eens op uw sterfbed voor troost ontvangen van al tij din ootmoedigheid in uwe eigene oogen klein geacht, vergeten en aan eenieder onbekend geleefd te hebben; gij zult eens weten van hoe veel waarde het verborgen le ven in God is.
2o. De gehoorzaamheid. Wees gehoorzaam en zonder morren, aan al de personen, die over u eenig gezag hebben, en gewenuhunne geboden aantezienalsofhet die van Jesus Christus zeiven waren. Deware gehoorzaamheid bestaat in te doen, niet datonsbehaagt,maar dat daarenboven aan onze inborst en aan onze neiging meest tegenstrijdigis. (5)Hoor,watdeheilige Bernardus deswege zegt. Een mensch, die waarlijk ootmoedigis, zegt hij, kentgeen uitstel tot \'sanderdaags; hijisvijand van de traagheid, hij voorkomt de bevelen, welke men hem wil ge ven,en hij heeft eerder gehoorzaamd dan men het geboden heeft; hij is altijd bereid om te zieR,te zeggen te doen al wat men wil, en overal te gaan waar men hem zal zenden. (6) lyent gij daarin uw afbeeldselr! Neem dan heden het goed en edelmoedig besluit van de heilige oot-Hj Ibidem.(2) Thorn. A Komp. Deimit.(3)S. Bern.deconsid.Lib. XV, (6) S. Bern. de offlc, episc. cap. VII. (5) Thorn. U Kemp. Vita Gerard! magni. cap. XVII. N. 20. (6)S. Bern. du obedientia, serm.
VAN JESUS. -
moedigheid in hare volmaaktheid, volgens den staat waarin Gods voorzienigheid u gesteld heeft, uit te oefenen. Indien gij in eene gemeente leeft, zal ik u zeggen, dat gij uwen overste moet gehoorzamen in alles, waarin gij geene zonde ziet; doch gehoorzaam eenvoudig zonder tegenspreken, zonder onderzoeken, waarom menu dit gebiedt; zoek geene andere reden, om te gehoorzamen dan deze alleen van aan den Heer, uwen God te heilagen. — Leeft gij in de wereld, ik zal u zeggen, dat gij uwen zielbestuurder, gelijk God zeiven moet gehoorzamen. Dienaren, gehoorzaamt aan diegenen, welke uwe meesters zijn volgens het vleesch, met vrees, met eerbied en in de eenvoudigheid van uw hart, alsof gij aan Jesus Christus gehoorzaamdet (\\)-, gehoorzaamt niet alleen aan meesters, die goedertieren en zoetaardig, maar ook aan diegenen, welke moeijelijk en lastig zijn. (2)
Ik weetwel, lieve christenen, hoe veel moeite het kost, om zijnen wil te breken, ik weet hoe moeijelijk het is hem te bedwingen, hem te boeijen, hem aan den wil van een ander te onderwerpen; ik weet, dat men op het aanschouwen der moeijelijkheden, soms aangespoord wordt, om zijne onderneming te verlaten en in de onafhankelijkheid te leven. Maar mijn welbeminde broeder, verlies den moed niet, sla uwe oogen naar den schoonen hemel, naar dat eeuwig, glorierijk hof; het is daar, dat God u verwacht, om uwe pogingen waardig te beloonen; het is daar, dat hij u in het midden van den strijd aanmoedigt en zegt; Mijn kind, herinneru,datmijnZoon en uw Zaligmaker, Jesus Christus, gedurende dertig jaren, aan twee schepselenonderdanig is geweest, uit liefde tot u en om u een schoon voorbeeld ter navolging achter te laten; vergeet nooit, dat hij de gehoorzaamheid. zoovolmaakt heeft uitgeoefend tot zooverre, dat hij op het schandelijke hout des kruises heeft willen sterven; (3) vergeet eindelijk niet, dat de leerling niet boven zijnen meester moet zijn; indien uw Zaligmaker geheel zijn leven lang zijnen wil onderwor-(1) Ephes. V. 5. (2) 1 Petr, IF, 13. (3; Philipp. II, 8
73
DE LIEFDEVLAMMEN
pen heeft, (1) zoo is het clan ook billijk, dat gij den uwen onderwerpet. Welaan, dan, de hemel zal uw loon zijn.
Hoe zeer de goedheid en barmhartigheid, die JeinB ons in cynen werk-zamen levensloop getoond heeft, ons tot wederliefde moeten opwekken.
Pertrnusiil benefaciendo. Act. X. 88.
Hij is goed doende voorbijgegaan,
Ik wil hier tot stichting der godvruchtige zielen, al de menigvuldige trekken van goedheid, die Jesus Christus ons in zijn werkzaam leven getoond heeft, niet voorstellen ; om zulks te doen, zou ik geheel het Evangelie moeten uitschrijven. Ikheb alleen voorgenomen, mij tot eenige der voornaamste te bepalen, welke het onderwerp van dit Hoofdstuk zullen uitmaken.k wil hier tot stichting der godvruchtige zielen, al de menigvuldige trekken van goedheid, die Jesus Christus ons in zijn werkzaam leven getoond heeft, niet voorstellen ; om zulks te doen, zou ik geheel het Evangelie moeten uitschrijven. Ikheb alleen voorgenomen, mij tot eenige der voornaamste te bepalen, welke het onderwerp van dit Hoofdstuk zullen uitmaken.
1. De melaatsche. — Naauwelijks was onze Zaligmaker den berg, waarop hij den volkeren zulke wonderbare lessen had gegeven, afgekomen, of eene groote menigte volgde hem, en een melaatsche wiep zich plotseling voor zijne voeten, zeggende: Heer, indien gij wilt, kunt gij mij genezen, (\'ij Jesus had met dezen armen /.ieke medelijden, hij raakte hemaanenzeide: ik ivil, wees genezen; en aanstonds verdween demelaatschheid. (3) Heer Jesus, hier is een grooter melaatsche, dan die van het Evangelie, welke op dit oogenblik uwen bijstand komt afsmeeken: ikjben die melaatsche. Mijne melaatschheid, hoewel zij geneel geestelijk is, is daarom zooveel te afschuwelijker; en ik ben beschaamd u die te toonen. De melaatschheid mijner ziel zijn hare onvolmaaktheden, hare gedurige dagelijksche gebreken, hare laauwheid in uwen dienst. O Jesus!gelief mij te genezen, opdat mijne arme ziel rein en zuiver worde voor uwe oogen, opdat zij u met eenen aangroeijenden ijver gestadig diene. Wanneer gij door de heilige Communie in (i) Joan- VII, 39. (2) Matth. Viir, S. (lt;) Ibid. Vlll, 3.
74
VAN JESUS.
mijn hart zult komen, doe mij dan deze troostende woorden hooren; Mijn kind., ik wil, wees genezen.
II. De honderdste man. — Zeker hoofdman had eenen dienstknecht, die ziek was, en dien hij zeer beminde. Daar hij van Jesus en van zijne goedheid, waarmede hij de zieken genas, had hooren spreken, kwam hij tot hem op hetzelfde oogenhlik, dat hij in Gapharnaum aankwam, en zeide hem: Heer, ik heb in mijn huis eenen knecht, die lam is en veel lijdt. (1) Hij zeide hem verder niets; maar dit was genoeg om onzen goedertieren meester tot medelijden op te wekken, die aanstonds voor antwoord gaf: Troost u, want ik zal den zieke komen he-zoekenenhem genezen. (2)— Neen, Heer, antwoordde de honderdste man, geef u zoo veel moeite niet, ikben immers niet ivaardig, dat gij mijn huis binnentreedt; maar spreek alleen één woord, en mijn knecht zal gezond worden. (3) Jesus hechtte grooten prijs aan die woorden vol geloof, welke de heilige Kerk altijd aangezien en bewaard heeft, als zijnde eene allerootmoedigste uitdrukking, en hij zeide tot den honderdsten man: Ga, en dat u geschiede volgens hetgeen gij geloofd hebt; en op hetzelfde uur was de knecht genezen. (4) O goede Jesus! gij weet het, mijne ziel is ziek, ja zeer ziek, eene brandende koorts verteert en verzwakt haar allengskens; zij wordt verslonden door een vuur, dat niemand kan uitdooven: zij wordt door eene drin-I gende noodzakelijkheid aangedreven van te beminnen, quot; en zij vindt in de liefde der schepselen niets dan ellenden en smarten. Goedertieren Zaligmaker, Ileb medelijden met haar! zij wordt verrukt door uwe einde-looze beminnelijkheid, en dag en nacht zucht zij naar u; hoe onwaardig zij ook moge zijn uw bezoek te qntr quot; vange n, vertrouwt zij zich nogtans aan de troostende woorden: Ik zal tot u komen en u zegenen. Och! kom dan. Heer Jesus! kom, opdat ik uwe aangename tegenwoordigheid geniete; kom, opdat ik u, zoo veel het mij zal mogelijk zijn, bénunne: kom, opdat ik u omhelze,
75
(1) Matlb. Vlll, lt;!. (3) ibid. Vlii, 7. 0) Luc. VIM, 6. (4) Mattb. VII, 83.
DE LIEFDEVLAMMEN
om nooit meer van u gescheiden te worden; komomijn God, kom : want zonder u kan ik niet meer leven.
III. De Chananeeschevrouw.—Jesusging eens langs den kant van Tyrus en Sidon; zekere Chananeesche vrouw, die uit dat land gekomen ivas, riep tot hem, zeggende: Heer, Zoon van David, heb medelijden met mij: mijne dochter wordt ellendig door den duivel geplaagd. (1) Hartroerend gebed, dat wij zeiven dikwijls moeten herhalen: «Heer, heb medelijden met mij, mijne zielwordt zoo wreed gepijnigd. — Maar Jesusgaf haar geen antwoord, en zijne leerlingen, tot hemkomende, verzochten hem hare bede in te willigen, opdat zij zou weggaan, dewijl zij gedurig achter hen riep. (2) Jesus schijnt voor een zoo hartroerend gebed ongevoelig te zijn; hij antwoordt daar niet op, en slaat zijne oogen zelfs niet op haar, die hem met zoo bitter geklag aanroept ; hij toont in de weldaad, welke zij verzoekt, eene schijnbare onverschilligheid, meer geschikt, om haar te verstoeten dan haar te weigeren. Nogtans, deze bedrukte moeder laat haren moed niet zinken; zij blijft achter hem roepen en herhaalt gedurig; Heer, Zoon van David, heb medelijden met mijne dochter en met mij. De Apostelen, door het geschreeuw dezer vrouw vermoeid, of door haar standvastigheid en haar ongeluk geraakt, weerden hare voorsprekers, entot Jesus naderende, verzoeken zij hem, dat hij zou gelieven hare aanhoudende smeekingen en wenschen te verhoeren en ten minste voor haren overlastte wijken, omdat, zeiden zij,(zy niet ophoudt achter ons te roepen. Maar zij kregen ten antwoord: Ik ben niet gezond en dantot de verloren schapen van het huis van Israël. (3) Ongelukkige moeder, hebt gij Tesus Christus wel verstaan? Hij verklaart zichniet meer door zijne stilzwijgendheid, zijne woorden zjn klaar enbepaald, welke hoop kunt gij nog voeden? quot;Vertrek van hier, ga uw lot en dat uwer dochter beweeuen; er blijft u geen andere troost meer over dan geween en wanhoop!... Ach, wij zouden zoo veel niet noodig hebben, om dit rampzalig besluit te
(1) Matth. XV. SI, 22. (2) Matth. Xll, 23, (S) Ibid.
76
VAN JESUS.
nemen! Maar dusdanig is de meening niet van de Cha-naneesche vrouw: de vurigheid van hare wenschen en van haar geloof wordt door de beletsels op nieuw ontstoken : zij verdrijft al wat haar belet, om bij Jesus te geraken; zij werpt zich voor zijne voeten, en zij zal niet weggaan, vóór hij haar verzoekzal toegestaan hebben. Zij vernieuwt haar gesmeek met meer aandrang dan te voren en zegt hem: Heer, gij kent mijnen nood, gij kent mijnvertrouwen, wei(/er mij uv:e hulp niet. (1) Ach! konden wij u aldus bidden, met dit geloof, metdie vurigheid, met dit vertrouwen, met deze volharding, zouden wij dan niet alles kunnen verkrijgen? Jesus gaf haar voor antwoord: Laat eerst dekinderen verzadigd worden: want het is niet redelijk den kinderen hun brood te ontnemen, om het den honden voor te werpen. (2) Welk een antwoord in den mond van den besten aller meesters, den teedersten aller vaderen! Onze Heer, deze woorden uitsprekende, gedoogde evenwel, dat de Chananeesche vrouw voor zijne voeten bleef zitten: dit was voor haar eeneonwaardeerbare gunst,die zij aanzag als een zeker pand van het mirakel, dat zij verzocht. Het uitstel van Jesus Christus beleedigde haar niet: de ware ootmoedigheid wordt nergens door beleedigd, zij viel haar geenzins te moeijelijk, zij bekende, dat zij zijne gunst onwaardig was en vond daar zelfs eene reden te meer in, die zij zqude bijbrengen, om verhoord te worden ... Er is in de wegen des Heeren niets zoo verblind dan de hoogmoed, en niets zoo schrander dan de ootmoedigheid. Zij verstond misschienzelfsvantoenaf, dat onze Heer, onder dien schijn vanzu Ike harde woorden, haar met voordacht eénen weg opende en zelfs haar een zeker middel ingaf, om hem te ontwapenen. En inderdaad, de genade van dien God en Zaligmaker, met de zalving aan het hart, dat hij scheen te willen kwetsen, toe te brengen, gaf haar eene gunstige gelegenheid; de ootmoedige Chananeesche vrouw nam ze te baat, Heer,gij hebt gelijk, zeide zi], het is niet billijk,
(1) Matth, XV, 25. (2) Ibid. 26.
77
DE LIEFDEVLAMMEN
het brood der kinderen aan de honden te geven; maar dehondjes eten,wat van de tafelhunner meestersvalt: eenigebrokkelingen,diedekinderenlatenvallen,worden hun niet misgund. (1) Wel nu, Heer, in zulk en staat ben ik, dusdanig is mijne gesteltenis; dat is geheel het ■voorwerp van mijn verzoek. Stortovervloediguwe gunsten over uwe afstammelingen van Abraham: wat mij betreft, ik verlang naar de minste gunst van al degene, die gij over hen zult uitstorten... Hoe aangenaam moest dit antwoord niet zijn aan het hart van Jesus! Ach, zoo wij dit hart kenden, hoe zouden wij het beminnen! hoe zouden wij ons vertrouwen daarop stellen! het is de ootmoedigheid, welke het ons moet doen beminnen.
Ik zal dan in zijnen tempel voor de voeten van mijnen Zaligmaker blijven zitten,en daar hem dezaligheid mijner ziel verzoeken. Hetzij dat hij mij aanhoore of niet, zal ik echter mijne stem blijven verheffen; indien hij mij verstoot, zal ik volharden; indien hij mijne misdaden en trouwloosheden verwijt,zal ik dit bekennen; indien hij mij zegt, dat de hemel niet is voor zulke zondaren als ik ben, zal ik hem ten antwoord geven: gij hebt gelijk. Heer, maar gij zijt de zondaren komen opzoeken, de zieken komen genezen, de bezetenen komen verlossen; gij zijt heilig en zalig komen maken, die in u gelooven, die bekennen, dat zij u noodighebben, die hun vertrouwen op u stellen, die uwe hulp verzoeken, en dezelve van u verhopen. Ziedaar mijnen staat,ziedaar mijne gesteltenis, ziedaar het voorwerp van mijn verzoek. Geef uwe gunsten in overvloed aan die getrouwe zielen, die ze verdienen: zulke groote weldaden verlangt ik niet. Maar nadat gij de kinderen des huisgezins zult verzadigd hebben, zullen er dan voor mij niet eenige brokkelingen overblijven,welke ik vanuwe goedheid zal mogen verhopen?... Alsdan zeide Jesus haa^: O vrouw, hoe groot en levendig is uw geloof! O goddelijke Zaligmaker, wat groote voldoening voeldet gij inuwhart, als gij het geloof mogt roemen van deze vrouw, die gij zoo
(1) Mallh. XV. 27. (2) Ibid. 28,
78
VAN JESUS.
streng beproefd hadt! Wat groot geluk voor u o vrouw, geprezen te worden door hem, die het binnenste des harten kent! gij hebt hem wel beoordeeld, wanneer hij niet bekwaam was,om u af keeri g te maken, en als gij niet vreesdet hem al fe lastig te vallen noch van al te onvoor-zigtig te werk te gaan... Ach! het gaat met mij alzoo niet, alles maakt mij afkeerig, ik wijk voor de minste raoeijelijkheid; bij de minste dorheid en tegenspoed, welke mij overkomen, laat ik den moed zinken. — Dat u geschiede naar uwen wensch, antwoordt de Zaligmaker; en hare dochter was op denzelfden stond genezen.... Zij wenschte, dat hare dochter mogt verlost worden, en op hetzelfde oogenblik werd hare dochter verlost... De Heer geeft gewoonlijk zijne genade naar mate van onzen wil... De eerste hoedanigheid van een goed gebed, en die ons meest ontbreekt, is regt-zinnig te willen verkrijgen, wat wij verzoeken. (1)
Mijn zoete Zaligmaker, mijn vriend, mijn broeder, ik smeek u in mijnen uitersten nood, kom mij te hulp, ik verlang u vurig te beminnen, en ik word gewaar, da t ik zonder de hulp uwer genade u niet kanbeminnen. Ach! Jesus, schenk mij uw liefde. Geef mij eenen afkeer van alle aardsche zaken, onthecht mijn hart van de rijkdommen, de vermaken, de eer dezer wereld, en van al wat u niet toebehoort. Helaas! alles gaat in deze wereld voorbij ; gij alleen, o mijn God, blijft: mogt ik u dan voor altijd, voor eeuwig beminnen!
IV. De overspeelster. — De schriftgeleerden en de Pharizeërs bragten bij Jesus, terwijl hij bezig was in den tempel te onderwijzen, eene vrouw, die in overspel bevonden was; en na haar in het midden van het volk geplaatst te hebben, zeiden zij tot onzenHeer: «Meester wij hebben deze .vrouw in overspel bevonden. Wel nu, Mozes heeft ons in de wet geboden de overspelers te steenigen. Wat dunkt u daarvan? Dit zeiden zij, om hem fe beproeven, en hem alzoo te kunnen beschuldigen.quot; (2)
Hierdoor spanden zij als eenen dubbelen strik voor
(1) Evangelie médité. (2) Joan. VUl, 3, 4. 5, 6.
79
DE LIEFDEVLAMMEN.
de wijsheid des Zaligmakers, zegt de H. Augustinus; want bijaldien hij deze vrouw veroordeelde, zoo verloor hij zijnen naam van goedheiden zachtmoedigheid,dien hij bekomen had; of zoohij haar vrij liet gaan, dan stelde hij zich aan laster bloot, en zou voor een vijand der wet aangezien worden. Wat deed dan onze goede Meester in deze moeijelijke omstandigheid? Hij zegt niet: dat ■menkaar ter dood brenge; hij zegt ook niet: dat men haar vrij late c/aan; (ï) maar dewijl hij de inzigten zijner vijanden kende, en hun niet wilde antwoorden, deed hij eerst wat men gewoonlijk doet, als men eene moeijelijke en lastige vraag wil verijdelen: men neemt den schijn aan, dat men daarop geen acht slaat; omdat de geest door de een e of andere gedachte verstrooid is. Het was in deze houding, dat hij zich nederbuigende, met zijnen vinger eenige woorden op den grond schreef. Of zijne vijanden verstonden niet, of zij wilden hem een antwoord afpersen, waarin zij stof meenden te vinden, om hem te lasteren, en waarvan zijne goedheid hun de schande zocht te sparen. Dewijl zij voortgingen met hem te ondervragen, rigtte hij zich weder op en zeide hun: Dat diegene der omstanders, die zonder zondeis, den eersten steen op haar werpe; en zich andermaal nederbuigende, schreef hij wederom op den grond. Deze woorden waren voorde schriftgeleerden en Phari-zeërs als een donderslag; het scheen hun toe, dat zij al de misdaden van hun onzuiver geweten ontdekten; en daarom haastten zij zich, de een na den andere, weg te gaan, de ouderlingen eerst, zoodanig, dat Jesus en de vrouw, die daar altijd was blijven staan, eindelijk maar alleen meer overbleven. (2) Die ellendige vrouw bleef alleen over met Jesus Christus, dat is, gelijk wederom de H. Augustinus uitlegt, (3) de zieke bleef alleen met den geneesheer, de uiterste ellende met de opperste barmhartigheid. Ach! hoe groot moest de schaamte en de vrees dezer ongelukkige niet zijn! zij wist immers nog niet, hoe groot de meêdoogendheid was van hern, in
(1) S. Augustin. Enarrat. in Fs. 1. i2; Joan, Vill, 7-9. 3) S. Augustin. Enarr., in Ps. I.
80
VAN JESUS.
wiens tegenwoordigheid zij zich bevond. Maar zij werd dit weldra gewaar; want Jesus zich weder oprigtende, enhaar meteen goedertieren oog aanschouwende, zeide haar: «Vrouw, waar zijn degenen, die u beschuldigen! Heeft niemand u veroordeeld? Neen, Heer, antwoordde zij hem; waarop Jesus zeide: Wel nu, ik zal u ook niet veroordeelen; ga henen, en wil voortaan niet meer zondigen....» (1) Ach, goede Jesus! Jesus die zoo veel medelijden hebt met al onze zwakheden; Jesus die zoo genadig vergeeft; welk hart zou u de liefde kunnen weigeren? Wat mij betreft, o mijn Zaligmaker! ik wil aan u verkleefd zijn, u dienen en u uit al mijne krachten beminnen. Ontvang mij onder het getal dier beminde zielen, aan welke gij uwe uitgelezene gunsten schenkt, en maak, dat ik tot den laatsten adem mijns levens u getrouw blijve.
V. Kleine kinderen door Jesus gezegend. — Onze Zaligmaker was eens bezig met zijne Apostelen zeer ge-wigtige lessen te geven, wanneermenhemkleine kinderen kwam aanbieden, opdat hij ze geliefde te zegenenen voor hen te bidden. (2) Die goede kindertjes, iets zachts en vriendelijks, bekwaam om de harten tot zich te trekken op het aanschijn van den goddelijken Zaligmaker gewaar wordende, kwamen onbevreesd tóthem,en met die vrijmoedigheid, die hunne teederejaren kenmerkt. Maar de leerlingen weerden hen af met harde woorden; (3) omdat zij vreesden, dat zij Jesus zouden verveeld hebben. Doch zij kenden nog maar slecht dien goeden Meester; hij zeide hun dan: Laat de kindertjes gerust en belet hen niet tot mij te komen; want het rijk der hemelen is voor hen en die hun gelijk zijn (4) in eenvoudigheid, onschuld en gehoorzaamheid. Voorwaar ik zeg u, dat al wie het rijk van God als een kind niet zal ontvangen, er niet zal intreden. Na deze lesinhet voorb jgaan aan zijne Apostelen, en in hunnen persoon, aan alle Christenen gegeven te hebben, deed hij de kindertjes, die daar waren, tot zich komen, omhelsde
(1) Joan. VIII, -10, 11. (2; Matlh. XIX 13. (3) Marc. X. 13, (1) Luc. XV111, 16, 17.
50 5
81
DE LIEFDEVLAMMEN
ze allen, en gaf hun, met het opleggen zijner handen, zijnen zegen. (1) Gelukkige kinderen! welke eene overvloedige bron van genaden moest die zegen van Jesus voor hen niet geweest zijn!
VI. De blinde van Jericho. —Wanneer Jesus Jericho naderde, was er een blinde, die aan den weg zat om aalmoezen te vragen, en eene menigte volks hoorende voorbij gaan, vroeg hij wat er gebeurde. Men antwoordde hem, dat het Jesus van Nazareth was, die daar voorbijging.... (2) Jesus was door geheel het land bekend; de armen en zieken wisten, welk een groot medelijden hij met hen had, niemand twijfelde aan zijne magt, en die blinde zelfwist ongetwijfeldwel,datJesusin het bijzonder verscheidene blinden genezen had. Hoe groot was dus zijne blijdschap niet, als hij hoorde, dat Jesus van Nazareth voorbijging! Hij wist wel, dat het voor hem eene gunstige en de eenigste gelegenheid was, welke hij niet mogt laten voorbijgaan; en daarom begon hij vol vertrouwen te roepen: Jesus, zoon van David, h eb medelijden met mij!.... (3)Daarhijjuisthetoogenblikniet wist, waarop Jesus voorbijging, zoo hield hij niet op met roepen, zijn ootmoedig verzoek te herhalen, en met de barmhartigheid van hem, dien hij wist zoogoed en meêdoogendtezijn,af tesmeeken. En de voorbijgangers berispten hem, zeggende, dat hij moest zwijgen; maar dan riephij nog veelsterker: Zoon van TJavid, Jieh medelijdenmet ntij! (4) Immers, zij gevoelden den nood noch het vertrouwen van eenen ongelukkige, dio een mirakel verzocht; ook bleef de blinde doof voor hunne ■berispingen, en riep nog luider. Toen bleef Jesus stil staan, en deed hem bij zich brengen, en als hij bij hem gekomen was, vroeg, hij wat hij verlangde: Wat ivüt gij, dat ik u doen zal? (5) Jesus wist maar al te wel, wat de arme blinde verlangde; maar hij had redenen, om hem dit te vragen. Eene moeder,zegteengodvruchlige schrijver (6) kent volkomen wat haar zoon noodig heeft;
(1) Marc. X. 16, (5) Luc XVI!!. 32. 87. i8) Loc. XViU 88. l4) Luc. XVUl. 30. — Zie ook Evangelie médité. (5)Luc. XV]11;40, 41, (C) Pater de Ligny, leven van Jesus Christus.
82
VAN JESUS.
nogtans wil zij, dat hij haar dit zegge. Hetis niet alleen om haar gezag tedoen erkennen; maar ooknogmeer, om hem zijn verlangen te hooren uitstamelen, en hem haar zijn vertrouwen te zien betoonen; het is om zijne dankbaarheid op te wekken en staande te houden door het gemak, dat zij toont in zich naar zijnen wil te schikken. Zij bemint hem en wil van hem bemind worden. Dit zijn hare beweegredenen, welke ook dezelfde van God zijn, wanneer hij wil, dat wij hem onze noodwendigheden vertoonen, dia hij beter kent, dan wij zeiven.... Heer, antwoordde de blinde, maak dat ik zie! Jesus zeide hem, met dit zoo magtig gezag, dat de goedheid van zijn hart wonderlijk deed kennen: Zie uw geloof heeft u behouden. Hij zag op denzelfden stond, en hij volgde Jesus, de groothade)i van God verkondigende. (2)
VII. Jesus weent over Jerusalem. —Onze Heerging op zekeren dag naar Jerusalem, en zijne oogen op die stad geslagen hebbende, begon hij te weenen. (3) Hij begon te weenen! O, wat statige enplegtigezaak eenen God tranen te zien storten! de oorzaak dezer tranen was wel een hart waardig, zoo als dat van den Zaligmaker. Jerusalem moest vergaan, en ter oorzaak van deszelfs mismaden, welker maat het door het grootste der schelmstukken zou vervullen, moest het vernield worden. Na zich met hetbloedvanzijnen Messias bezoedeld te hebben, moest die koningin der steden voortaan nietmeerworden dan een hoop asch met hetbloedharer burgeren vermengd. Na weinige dagen zou de misdaad bedreven worden, de straf was maar voor eenige jaren verschoven: het eene zoo wel als het andere, was den Zaligmaker zoodanig bekend, alsof hij het voor zijne oogen dadelijk had zien gebeuren. Welk een voorwerp voor onzen goddelijken Zaligmaker, en wat diepe droefheid deed hem deze treurige en zielroerende woorden aan deze rampzalige slad niet uitroepen: Ach, haddel gij ten minste op dezen mven dag, die voor u nog een dag van genade is, die dingen gekend, welke
(1) Luc. XV11I, 41, 42, 4S. (2) Luc. XIX, 14.
83
DE LIEFDEVLAMMEN
u tot vrede zijn! maar nu zijn die dingen verborgen voor uwe oogen; want daar zullen dagen voor u komen, dat uwe vijanden uwe muren met eenen wal zullen omringen, zij zullen u insluiten en langs alle kanten benauwen; zij zullen u ter aarde werpen, u en uwe kinderen, die gij in uiven schoot draagt, en zij zullen den eenen steen op den anderen niet laten, omdat gij den tijd uwer bezoeking niet gekend hebt. (1) Jesus had nog eene andere zeer krachtige beweegreden, om bittere tranen te storten. Hij dacht op ons allen in persoon, en hij zag in die rampen van Jerusalem, al de zielen, welke verloren gaan. Er zal een ramspoedige tijd voor u komen, riep hij uit, waarop uwe vijanden u met wallen zullen omringen; zij zullenu langs alle zijden insluitenen benauwen. Alzooishetvan punt tot punt aan Jerusalem overkomen. Men kent die vervaarlijke werken, die de Romeinen daarstelden, en dien muur welken zij rondom die rampzalige stad opbouwden, waardoor zij dagelijks meerenmeeringeslo-tenwerd, dat, zooals iedereen weet, dienschrikkeliiken hongersnood veroorzaakte, waarin de moeders hare eigene kinderen opaten. Alzoo zal het gaan met de zondige ziel langs alle kanten door hare kwade gewoonten benauwd en ingesloten, zullen noch de genade, noch het brood des levens bij haar eenen ingang meer hebben; zij zal van honger sterven! zij zal door hare zonden overrompeld worden, en de eene steen zal daar op den anderen niet meer blijven. Vreemde en ongelukkige staat dezer ziel! Geheel het inwendige gebouw is omvergeworpen ! Geene rede noch verheven gedachte meer; alles is ligchamelijk, alles is vleeschelijk geworden,alles ligt overhoop en ter aarde geworpen. Waar is nu die schoone bouwkunst, in welke men de hand Gods zoo zag uitschijnen? Er is niets meer van te zien; de eene steen staat niet meer op den anderen, er is in de ziel noch aaneenschakeling, noch verband meer; het eene stuk houdt aan het andere niet meer, alles is daar verwoest en in volko-
(1) Luc. XIX, 42 43, 44. - Pater de Ligny leven van J. C.
84
VAN JESUS.
mene wanorde. En waarom ? Omdat de grondslag daar is weggenomen: God, de vrees, het geweten, die de eerste beginselen zijn,welke aan alle redelijke schepsels doen zien en gevoelen, dat er een Opperwezen is; wat kan er, dit grondwerk eens omvergeworpen zijnde, nog in zijn geheel blijven? Jesus kan op dit treurig gezigt zijne tranen niet weerhouden. Ach! dat gij wist, o ziel, ach! dat gij wist!... hij voleindigt zijne woorden niet; de zuchten breken zijne reden af; zijne tong kan de verblindheid dezer ziel niet uitdrukken: zoo gij wist, ten minste op dezen dag, dieunoggegevenis, en op welken God u door zijne genade nog komt bezoeken. Er is een dag van God gesteld, na welke ervoor de ziel geen reddingsmiddel meer zal overblijven, omdat gij zegt Jesus, den tijdiiwerbezoekingnietgekendheht.Wdwa.eeTeen inwendig licht u uwe misdaden vertoont, wanneer gij aangezocht word, om God glorie aan te bieden, en dat alles u inwendig toeroept, dat gij u aan hem zoudt moeten geven, gelijk op den dag der bezoeking van Jerusalem, (een ieder, zelfs de kinderen riepen den zoon van David toe,)indien gij niet luistert, de tijd gaat voorbij deze zoo vurige en krachtige genade zal niet meer terugkomen... Dit allesisvooruiveooyenverborgen. Uw hart is bezwaard; uwe oogen zijn gesloten en verduisterd,u we driften verblindenu,een donker floers is voor uwe oogen gespannen; eene schrikkelijke slaperigheid verzwaart ze. O ziel! Jesus weent er over, en gij beweent u zelve niet? Ween,weenogeestelijkJerusalem! beween uwen ondergang, ten minste op dien dag, dat de Heer u op zoo eene wonderbare wijze komt bezoeken. Zijt gij tot hiertoe voor uwen ondergang ongevoelig geweest, ween nu in tijds en gij zult leven. Laat niet één oogen-blik van genade voorbijgaan, omdat gij nooit kunt weten of het niet het laatste zal zijn, dat u zal verleend worden. (Bosstjet.)
VIII. Jesus verwekt Lazarus van den dood. — Zeker mensch met name Lazarus van Bethanie, waar zijne tweezustersMaria en Martha woonden, was ziek gewo-den... Zijne zusters lieten dan aan Jesus zeggen; Heer
85
«
DE LIEFDEVLAMMEN
hij, dien gij bemint ligt ziek. (1) Voortreffelijke wijze van bidden, zegt Bossuet na de heilige Vaders; zonder iets te verzoeken; vertoont men aan hem, dien men bemint, den nood van zijnen vriend. Laat ons ook zoo bidden; wij mogen verzekerd zij n, dat Jesus ons bemint; laten wij ons als zieken aan hem aanbieden, zonder iets te verzoeken ; laat onsalzoo voor anderen bidden... Het iseene allervoortre ffelijkste wijze van bidden... Men zegt dikwijlstot Jesus in zijn Evangelie; Kom, Heer, en genees; leg tiwe handen op; raak den zieke aam. Hier wordt slechts gezegd: Degene,diengijbemint,ligt ziel:. Jesus verhoort de stom der noodzakelijkheidzooveeltemeer; omdatdezewijzevanbiddennietalleenmetmeereerbied en onderwerping, maar ook met meerdere liefde en teerhartigheid geschiedt. Hoe minzaam is dit gebed! laa t ons dit in het werk stellen, vooral in geestelijke ziekten.— Nadat Jesus dit gehoord had,zeidehij: dezeziekteis niet Ier dood,maar zij strekt maar tot meerdere eer van God enopdatde Zoon Gods hierdoor verheerlijkt worde. (2) Lazarus stierf er nogtans van, doch de Zaligmaker wilde zeggen, dat de dood zou overwonnen worden, en dt.t de Zoon Gods door die zegepraal zou verheerlijkt zijn. — Welnu, Jesus beminde Martha, hare zuster Maria en Lazarus. (3)Een zooteederengevoelighart,als datvan Jesus was, moest noodzakelijk vrienden hebben; wel is waar, hij had er weinig, maar zij waren vroom, deugdzaam, liefdadig. (4) Laat ons Jesus in onze vriendschap ten voorbeeld nemen.—Jesus spreekt met zijne apostelen, en wanneer hij daar aankwam, bevondhij, dat Lazarus reeds vier dagenbegraven was. En dewijl Bethanie maar omtrent vijftien stadiën van Jerusalem gelegen was (dit is een weinig meer dan een half uur), zoo waren er verscheidene Joden Martha en Maria komen bezoeken, omhaaroverdendoodhaarsbroederstetroosten.Martha dus de aankomst van Jesus vernomen hebbende, ging hem te gemoet, enMaria bleeftehuis. Dan zeide Martha tot Jesus: Heer, waartgij hier geweest, mijn broeder zou
{Ij Joan, XI. 1.3. (2j Joan. XI. 4.1$) Joan. XI. 5, (4) Pater de Ligny.
86
VAN JESUS.
niet gestorven zijn. (1) Dit is het gebed eener vriendin, die spreekt aan eenen vriend, wiens magt en goedheid zij kent. Neen, Heer,waart gij hier getveest,mijnbroeder zou niet gestorven zijn; gij zoudt hem met een enkel woord genezen hebben.Want zoo groot is uwe goedheid, dat gij hem onder uwe oogen niet zoudt hebben laten sterven, zoo groot is uwe magt, dat gij hem van den dood zoudt bewaard hebben; doch gij hebt afwezig willen zijn. Ofschoon gij afwezig waart, was het nog in uwe magt hem te genezen; gijhebtnietgewilil,dathetaldus geschiedde; gij zijt daar meester van; wij onderwerpen ons aan uwe schikkingen, en hoe hard zij onsookmogen vallen, zullen zij echter noch onze liefde, die wij u toedragen, noch het geloof en vertrouwen, welke wij in u hebben, verminderen. Maar ik iveel, dat nu nog, al wat gij God zult verzoeken,hij u vergunnen zal: (2) gij hebt volle magt, niet alleen om don dood to voorkomen, maar omde prooi,diehij reeds vasthoudt,hem te ontrukken.— Jesus gaf ten antwoord: Uw broeder zal vandendood opstaan. Maar Martha zeide hem: Ik weet, dat hijten jong sten dage zal verrijzen. (2) Zij twijfelt geenszins,dat Jesus hem voor dien tijd kan doen verrijzen; maar zij acht zich die gunst onwaardig. Jesus antwoordde haar nogmaals: Ik hen de verrijzenis en het leven: die in mij gelooft, al ware hij dood, zal leven, en al wie in mij leeft en gelooft, zal nimmer sterven. (4) O troostrijke woorden! waarom zou ik, die in u geloof, den dood vreezen? Wantik geloof in Jesus Cristus, en geloof van ganscher harte, ik zal danniet sterven. Ik zal maar dit zwak en ziek ligchaam verlaten, om het onlijdelijk en heerlijkweder-om eens aan te trekken; maar in afwachting van dien grooten dag, en als ik dit ligchaam zal afleggen, zal ik blijvenleven, ik zal slechts van woonplaats veranderen, en in stede van in het midden der boosheden, die de aarde overstroomen, te leven, zal ik met Jesus in den schoot zijner heerlijkheid in den hemel leven.
Deze waarheid behooren wij wel te overdenken, om ons
(1) Joan. X!, 17, 21. (2) Joan. XI. 2J. 13) Joan. XI. 22. 14. (4) Joan, XL 25. 26.
87
DE LIEFDEVLAMMEN
88
tegen de vrees des doods te versterken,die zoouitneraend groot is onder de mcnschen, datzij alleen bekwaam is, om hun het verstand te doen verliezen, als men hun aankondigt, dat zij moeten sterven, zoo als de ondervinding dit genoegzaam leert. Het is ten hoogste noodzakelijk , zich tegen deze vrees te wapenen; hetgeen voornamelijk kan geschieden met de beloften van het Evangelie tegen den dood te overwegen, en zich met een vurig geloof aanhet toekomende leven vast te hechten. — Nadat Martha aldus de woorden vanJesus aanhoord had, ging zij iveg, en riep hare zuster Maria, om haar eindelijk te zeggen, dat de Meester gekomenivas en naar haar vroeg. Welk eene aangename tüding voor Maria! Aanstonds staat zij op, en gaat hij Jesus. (1) In ons verdriet, in onze zwarigheden roept Jesus ons inwendig in ons hart, hij vraagt naar ons, verzoekt ons bij hem te komen, en in hem alleen onzen troost te zoeken. Laat ons Maria\'s vlij t en naarstigheid navolgen; laten wij ons van demenschen scheiden, om ons hart en onze tranen voor de voeten van Jesas te gaan uitstorten.—Maria aan de plaats gekomen zijnde, waar Jesus was, werpt zich zoodra zij hem zag, neder voor zijne voeten, en zegt, gelijk hare zuster, met zeer veel vertrouwen en onderwerping,en met nog meer teederhartigheid : Heer,waart gij hier geweest, mijn broeder zou niet gestorven zijn. (2) Naauwel ij ks had zij deze woorden gesproken, of zij begon bitter te weenen, zoodanig, dat hare tranen en zuchten haar belettedennog verder tespreken. Ween, teêrhartige Maria, ween voor de voeten en onder de oogen van uwen goddelijken Zaligmaker. O, hoe troostend zijn deze tranen! O, hoe verschillen zij van degenen,diegijheimelijkofindetegenwoordigheid dergenen, welke u kwamen troosten, gestort hebt! Gij weent voor de voeten van uwen meester. Het was daar,datgij eertijdszijne stem vernaamt,en het is daar, dat hij uwe zuchten hoort. Uwhart werd alsdan door zijne woorden geraakt, ennuwordtzijnhartdoor uwe tranen getroffen. Ach! wie zal mij geven altoos (J) Joan. XI 28 29. (2) Joan. XI. 32.
VAN JESUS.
89
voor de voeten van mijnen Zaligmaker te weenen! mogt ik daar mijne zonden beweenen en mijne ellende betreuren ! Wel! waarom zou ik al mijne smarten en droefheden voor de öogen van dien goddelijken troosterniet vertoonen? Indien ik ze in mij houd, zullen zij nog meer en meer verbitteren, met mij daarrnedebezigte houden; indien ik die aan de menschen kenbaar maak, zij kunnen mij niet verligten, en dikwijls zullen hunne stree-lende woorden mijne pligten maar bezwaren, in plaats van mij er van te ontlasten. Gij alleen, o Jesus, zijt de goddelijke vertrooster, naar wien mijne ziel verlangt. Gij roept mij, gij vraagt naar mij, ik loop tot u. Gij verbiedt mij niet te weenen; maar mijne tranen in uwe tegenwoordigheid, aan den voet van uw kruis gestort, vloeijen daar zoetjes, en uwe liefde, het aanschouwen van uw lijden, genezen weldra de wonden van mijn hart, stillen mijne droef heden,verzachtenmijne pijnen, en doen mij dezelve beminnen. In alle gevallen van mijn leven zult gij dus mijne hulp, mijne hoop, mijn eenige troost zijn. — Jesus ziende, dat zij tranen stortte, en dat de Joden, die haar vergezelden ook iveenden, werd in den geest geraakt en zelfs ontsteld; alsdan vroeg hij hun, waar hebt gij hem hegraven? Zij antwoordden hem: Heer,komenzie. Banhegon Jesusteweenen. (1) Waar zijn nu die valsche wijzen,die groote verstanden van deze wereld,diewillendatmenongevoeligzij? Dusdanig is de wijsheid niet van Jesus, die over den dood van zijnen vriend tranen stort. Gij weent, o goddelijke Zaligmaker, o teederhartig en medelijdend hart, gij weent over eenen overledenen vriend, om ons te leeren, dat hoewel wij ons moeten onderwerpen, het in dusdanige gelegenheid niet verboden is tranen te storten. Gij weent, om onze tranen te verzachten, om ze te heiligen en ze af te droogen. Gij weent over ons, omdat het meerendeel zich in den eeuwigen dood gaat storten. Ach! goedertieren Jesus, gij beweent mijne zonden, en ik blijf er ongevoelig voor; Heer, laat niet toe, dat ik
(1) joan. XI. 33, 35.
DE LIEFDEVLAMMEN
90
zoo verhard blijve; geef mij de kracht van uwe tranen, opdat die de mijne mogen verwekken.— Nu, dé Joden zeiden onder elkander, zie,lioezeer /gt; ij liemheminde.(i) Wees geloofd, o Heer Jesus, dat gij de liefde hebt willen doen kennen, welke gij uwen vrienden toedraagt. Mog-ten wij uw voorbeeld van liefde navolgen! deonmeedoo-gendeen ongevoelige harten kunnen u immers niet behagen. Doch bestuur onze vriendschap,heilig dezelve en wees er het voorbeeld van. Maak, dat wij nooit onze vrienden vleijen, maak, dat wij, zooals gij, hunnen on-voorzigtigen ijver en andere gebreken, met zachtmoedigheid en voorzigtigheid verbeteren: maak, dat wij, even als gij, in onze vrienden al dat goed en standvastig is, beminnen. — Jesus, dan andermaal inwendig geroerd zijnde, kwamaanhet graf; het was eene spelonk met eenenzwarensteen bedekt. Jesuszeidehun: wentelt den steen af. Martha, de zuster van den overledene, sprak tot Jesus: Heer hij stinkt reeds, want hij is al vier dagen begraven. (2) Hier vertoont zich de dood met al hare schrikkelijkheid. Lazarus dood en begraven, hij stinkt reeds, hij is bedorven, men is verlegen, om den steen van het graf te wentelen, uit vreeze van door dien on-verdragelijken stank de plaats te besmetten en den persoon van Jesus daarvan aan te doen. Ziedaar een schrikkelijk schouwtooneel; ook was Jesus daarvan verschrikt, Jesus weende er over. Hij beweent in den dood van zijnen vriend Lazarus, de algemeene straf aller menschen; hij beschouwt den mensch als onsterfelijk geschapen, en om zijne zonde, als ter dood veroordeeld; hij heeft geheel het menschelijk geslacht lief; hij komt hetzelve in zijne voorregten herstellen; hij begint zijn ongeluk te beweenen en, op hel aanschouwen van zijn straf, wordt hij verschrikt en ontsteld. Hetgeen hem in dien nood zoo schrikkelijk voorkomt, is voornamelijk, dat hij door de zonden veroorzaakt is, en het is veeleer de zonde dan de dood, die oorzaak van al dien schrik, van die ontsteltenis, van die tranen is. Hij wordt met (1) Joan, xr, 3ö (2) Ibid. 38, 3».
VAN JESUS.
enen nieuwen schrik bevangen, naarmate hij het graf adert. Als men zulk eene vervaarlijke spelonk, waarin e doode lag, aanschouwt, zou men zeggen, dat er voor en zoo groot onheil geen hulpmiddel meer was; .ien zou geneigd worden te gelooven, dat Jesus niets anders dan tranen of eenen gruwelijken afkeer tegen zulk een ongeluk te stellen had; maar zijne vriendschap en magt gaan zich openlijk vertoonen, en weldra zal Lazarus zegepralende uit dearmendesdoodsverrijzen. «Zij wentelden dan den steen van het graf, en Jesus zijn oogen hemelwaarts slaande; sprak in dezer voege: Mijn Vader, ik bedank u, omdat gij mij verhoord hebt. Wat mij betreft, ik wist wel, dat gij mij altijd verhoort; maar dit zeg ik voor mijne omstanders, opdatzij zouden gelooven, dat gij mij gezonden hebt. Dit gezegd hebbende, riep hij met forsche stem: Lazarus,kom uit het graf. En zie op hetzelfde oogenblik stond de doode op.(l) Ik heb de verrijzenis van Lazarus wat wijdloopig verhaald, omdat het heilig Evangelie onzen goederlieren Meester ons hier voor oogen stelt, sprekende met de menschen, welke hij met zijne vriendschap vereerde, deel nemende in hunne droefheden, en al zijn vermogen inspannende, om ze te verzachten. Het is zeer zoet en troostend onzen God zoo gevoelig te zien voor onze smarten, en altijd bereid om onze ellenden te genezen. Mij dunkt, dat het onmogelijk is dezen trek van het leven onzes Zaligmakers ernstig te overwegen, zoo wel als de geschiedenis der heilige Maria Magdalena, die in het volgende Hoofdstuk te vinden is, zonder van liefde ontstoken te worden voor onzen God, die zoo teederhartig, zoo barmhartig, zoo mededoogend is. Ach! kenden wij Jesus, overwogen wij de minste omstandigheden van zijn sterfelijk leven, dan zouden wij hem met al de krachten van ons hart beminnen, en met Paulus uitroepen: «Hij, die Jesus niet bemint, zij vervloekt. (3)
(I.1 Joan. XJ. 41, 42, 43 44, (2j De gedachten van dit achtste verhaal zijn grootendwels getrokken uit Bossuet, en het evangelie médité. (3) 1. Corinth. XVI, 22.
91
UE LIEFDEVLAMMEN
O Heer, mijn God, in uwen naam en in den naam uwer heerlijkheid, ontsteekt mijn hart, bid ik u, door uwe liefdevlammen. Dat ik niet anders meer leve dan om u te beminnen! dat ik niet meer leve, dan om mijn ongeluk te beweeuen, van u vergramd en zoo laat bemind te hebben! O Mijn God! erbarm u over mij, en schenk mij uwe liefde. Ik tel de rijkdommen, de vermaken, de eer en den roem dezer wereld voor niets; hei, is uwe liefde, o Jesus, uwe liefde alleen, die mijn hart zoekt, begeert, verlangt. Uwe liefde en kruisen, uwe liefde en moeijelijkheden,uwe liefde en vernederingen, uwe liefde en het volbrengen van uwen heiligen wil, dit alles zal mijn hart hier vrede en voldoening kunnen ver-schaffen. Heb dan medelijden met mij, o Heer, en verleen mij, wat mij ontbreekt. Gij kent mijnen nood; ik geef mij geheel en voor eeuwig\' aan u over. Amen.
Niemand kaa twet heeren dienen*
Hoelang zult gij nog aan heidezoden mank gaan.(i) Niemand kan twee heeren dienen. (2) Men weet wel, zegt Fénelon, dat men God moet dienen en beminnen, om zalig te worden, maar men zou van dien dienstendio liefde afnemen al wat daarin lastig valt, en maar willen behouden al, wal aangenaam is. Men zouhem willen dienen onder voorwaarde van hem maar woorden en dienst-plegingen te geven, en daarenboven nog korte dienst-plegingen, die weldra lastig en verdrietig vallen. Men zou hem willen beminnen, op voorwaarde, dat men met hem, en mogelijk meer dan hem zeiven, zou beminnen, al dat hij niet bemint en dathij indiewereldscheeigen-schappen af keurt. Men zouhem willen beminnen, op voorwaarde van geenszins die blinde eigenliefde, die zoo ll) UI, Reg. XXIII. (2) Malth, VI, 24.
92
VAN JESUS.
93
ovenmatig en overtollig, is, niets te verminderen, en die maakt dat, in stede van ons zei ven aan God te onderwerpen, voor wien wij geschapen zijn, wij integendeel, God aan ons onderwerpen, enhemniaar willen zoeken \'als een troostmiddel, als wij van de schepselen verlaten worden. Men zou hem willen dienen en beminnen, onder beding, dat het geoorlóofd ware, zich over zijne liefde te schamen, deze alseene zwakheid te verbergen, over hem schaamrood te worden, als over eenen meester, wiens dienst eene oneer is, hem maar eene zekere uitwendige godsdienst te bewijzen, om geene ergernis te geven, en te leven naar den smaak der wereld, niets aan God gevende dan met toestemming van dezelfde wereld. O welke dienst en welke liefde! O hemel! is het dan aldus, dat Jesus ons bemind heeft! Leer dan eindelijk, geliefde christenen, God waarlijk beminnen, en gelijk hij van ons bemind wil worden. God beminnen is een afschrik hebben van de zonde, getrouw zijne heilige wet onderhouden, onzen wil aan den zijnen gelijkvormig maken. God beminnen, is beminnen, hetgeen Jesus Christus bemind heeft, dat is: de zuiverheid, de vernederingen; het is haten, wat Jesus Christus gehaat heeft, namelijk: de wereld, hare ijdelheid, onze ongeregelde neigingen. Zou men kunnen gelooven, dat men eenen God bemint, aan wien men niet zou willen gelijk zijn? God beminnen, is gaarne met hem handelen, en in gesprek zijn, is naar hem zuchten en verlangen! O! wat valscbe liefde van niet bezorgd te zijn, om het voorwerp te zien, dat men bemint. VerzoeK dan aan God zonder ophouden, heden en altijd de genade van zijne heilige liefde, en zeg hem; Heer, maak dat ik u beminne, en dat ik mijne liefde door mijne werken bewijze en waar make.
DE LIEFDEVLAMMEN
De Trienden van Jetus, of do gesehiedenSs Tan de H. Maria Slagdalena.
Remittunder ei peccata mulia quoniam dilexit mil Hum. Luc. VU, 47.
Veio zonden worden haar vergeven ; omdat zij veel bemind heeft.
Het Evangelie levert ons weinig geschiedenissen op, die ons een troostelijker voorbeeld geven van de barmhartigheid van Jesus, onzen goeden Meester, dan die van deH. Maria Magdalena. Men kan naar mijn inzien, deze geschiedenissen niet lezen, zonder door eene vurige begeerte aangedreven te worden, om eenen God le beminnen, die zoo mededoogend en steeds zoo zeer bereid is, om aan eenen armen zondaar, die hem zijn leedwezen toont, vergiffenis zijner zonden te verleenen. Laat ons dezelve zeer eenvoudig verhalen.et Evangelie levert ons weinig geschiedenissen op, die ons een troostelijker voorbeeld geven van de barmhartigheid van Jesus, onzen goeden Meester, dan die van deH. Maria Magdalena. Men kan naar mijn inzien, deze geschiedenissen niet lezen, zonder door eene vurige begeerte aangedreven te worden, om eenen God le beminnen, die zoo mededoogend en steeds zoo zeer bereid is, om aan eenen armen zondaar, die hem zijn leedwezen toont, vergiffenis zijner zonden te verleenen. Laat ons dezelve zeer eenvoudig verhalen.
Wanneer eens een Pharizeër Jesus ter maaltijd had genoodigd, en hij dit goedhartig had ingewilligd, kwam hij in zijn huis en zette zich aan tafel. Toen kwam er ook eene zondares, die in de stad voor dusdanig hekend was, en die wist, dat hij zich hij dien Pharizeër aan tafel bevond, met een albasten vat vol welriekenden balsem: en zich achter Jesus aan zijne voeten houdende, {\\) besproeide zij ze met hare tranen, droogde ze af met heur haar, kuste ze en bestreek dezelve met dit welriekende vocht. Arme zondares! zij zuchtte onder het zware pak harer zonden, haar hart werd verscheurd door wree-de knagingen, duizenden kwade driften, welke zij lang in:tiaar hart gevoeld had, deden er een schrikkelijk
(1) De wijze, waarop men in dien tijd aan tafel gezeten was, gat haar hiertoe een gemakkelijk middel. Men zat op kleine header, met voordacht gemaakt, liet hoofd naar de tafel en de voeten van achter bloot. (2) Luc. VII. 3P.
94
VAN JESUS.
onwedcr in ontstaan, zij wist niet meer wat te doen, wanneer zij vernam, dat Jesus bij den Pharizeër gekomen was. Jesus, hij, die den naam hoeft van zoo goed te zijn, hij die de zieken geneest, hij,diede bedrukten vertroost,hij, die iedereen weldadenbewijst, Jesus, ach! ik zal mij voor zijne voeten gaan werpen, zeide die ongelukkige zondares in zich zelve. Zij begaf zich bij hem, en smolt weg in tranen. O mijn God! hoe zoet, hoe troostend is het voor eenen zondaar, aan de voeten van Jesus tranen temogen storten! Hij zegt niets, hij verzoekt niets; hij doet niets, dan weenen en door zijne tranen zijn leedwezen en zijne liefde te kennen geven. Ach, Jesus! mijn goedertieren meester, geef mij de genade, dat ik aldus geheel mijn leven lang mijne zonden beweene.
De Pharizeër, die Jesus genoodigd had, dit bemerkende, zeide in zich zeiven: Was die mensch een profeet, hij zou ongetwijfeld weten, dat deze, die hem aanraakt, eene zondares is. (1) De Pharizeër wist geenszins, hoe goed en mededoogend onze goddelijke Zaligmaker was, die hem met deze woorden aansprak: Zeker schuldeischer had twee schuldenaren; de een was hem vijf honderd penningen schuldig en de andere vijftig. Dewijl zij hem niet konden betalen, schold hij aan beide de verschuldigde som kwijt. Wie van heide moet hem dan het meest beminnen\'? Ik geloof, antwoordde Simon, dat het die zal zijn, welken hij het meest heeft kwijtgescholden. Gij hebt zeer wel geoordeeld, zeide Jesus tot hem. Toen zich naar de vrouw keerende zeide hij: Ziet gij deze well Ik ben in mv huis gekomen, en gij hebt mij geen water gegeven, om mijne voetentewasschen ; maar zij integendeel, heeft ze met hare tranen bevochtigd en met heur haar afgedroogd. Gij hebt mij niet gekust; maar zij, sedert dat zij is binnengetreden, heeft niet opgehouden, mijne voeten te kussen. Gij hebt op mijn hoofd geen olie gestort, en zij heeft met ivelriekenden balsem mijne voeten bevochtigd. Om die reden verzeker ik u, dat haar vele zonden vergeven zijn. omdat zij veel bemind heeft; maar nan hem, die weinig 6e-(1, Luo. XII, 36, 37, M.
95
DE LIEFDEVLAMMEN
mint, wordt weinig vergeven. (1) O mijn Jesus, hoezeer moet ik u niet beminnen; ik, arme zondaar, aan wien gij zoo veie misdaden, zoo vele ondankbaarheden vergeven hebt ? Hoe zeer moet ik u niet beminnen ? Maar helaas! ik bemin u zoo weinig, ik dien u nog zoo slecht, dat ik er over beschaamd -word. Ik smeek u, o goede Jesus, heb medelijden met mij, en geef mij uwe liefde: ja, geef mij uwe liefde. Waarom blijft gij zoo lang ongevoelig voor mijne pijnen ? Ik wil u beminnen, ik gevoel, dat ik u bemin, maar helaas! ik bemin u te weinig. O God mijner ziel, wees minnelijk, of vermeerder in mij uwe liefde.
Alsdan zeide Jesus tot de vrouw: Uwe zonden zijn u vergeven. Gelukkige Maria Magdalena! zij had het hart van Jesus gekend; zij had zijne groote barmhartigheid, die hij voor de zondaars heeft, ontdekt, en zij verwachtte zonder twijfel antwoord: Uwe zonden zijn u vergeven. O! hoe zoet is het, dergelijke woorden uit den mond van Jesus te hooren. Goede Meester, teedere vriend mijner ziel, zie mij hier ook, gelijk Magdalena,-voor uwe voeten nedergeworpen: gelief op mijeenen goedertieren blik te slaan, en tot mij, zoo als tot haar te zeggen: Mijn zoon, uwe zonden zijn u vergeven.
Jesus zeide nog verder lot dezevrouw: uw geloof heeft u behouden; ga in vrede. (2) De heilige boetvaardige zondares, vol dankbaarheid voor die groote goedertierenheid en barmhartigheid, verbond zich aan Jesus en besloot hem met eenige andere heilige vrouwen overal te vol gen, en om, zoo veel het in haar vermogen was, deel te nemen ;n zijne ongemakken, vermoeidheden, en voor zijn onderhoud te zorgen. Zij verliet hem nietineer, en zoodra zij vernomen had, dat de Joden hem hadden vast gegrepen, volgde zij hem in zijn bloedig lijden. Wat groote moed! bijna al de Apostelen hadden hunnen Meester lafhartig ver laten; Petrus had hem tot driemaal verloochend, en ziet, deze vrouw ontziet noch descheld-woorden, noch de bedreigingen der soldaten, noch de bespottingen van alhet volk, om met haren Zaligmaker
(1) Luo. vn, 4-49, (2) Luc. VII, 60.
VAN JESUS.
te verblijven; zij beklom den Calvarie-berg, bleef geknield aan den voet van Jesus\' kruis,, en aldaar stortte zij overvloedige tranen van medelijden en liefde.... O mijn God! wie zal mij de genade verleenen, om, gelijk zij, tranen te storten! wie zal mij de genade geven, om gestadig aan den voet van Jesus\' kruis te blijven zitten, om hem mijne liefde te betoenen?.... Mijn zoete Zaligmaker, verhoor mijne bede en verleen mij uwe liefde, ik vraag u noch rijkdommen , noch vermaken, noch eer; al wat ik begeer, is uwe liefde; de genade van met u altijd aan uw kruis vastgehecht te blij ven, en van door eene overgroote liefde tot u te mogen sterven.
Op den eersten dag der week, kwam Maria Magdale-na, in den vroegen mor gen naar het graf, wanneer het nog donker was en bemerkte, dat de steen daarvan ivas afgewenteld (1). Zoodra Jesus gestorven was, werd zijn ligchaam in het graf gelegd, hetwelk uit eene steenrots gekapt was, het was daar, dat de heilige Maria Magdalena, door liefde geleid, \'s morgens vroeg naar toe kwam, daags na den Sabathdag, om hem te balsemen. Zij kwam nader bij, en werd welhaast gewaar, dat haar goddelijke Meester daar niet meer in was... Welk een lijden voor haar hartlZij loopt zeer bedroefd tot Simon-Pelrus en den leerling, dien Jesus lief had, en zeide hun; zij hebben mijnen Heer uitzijn graf weggenomen, en ik iveet niet, waar zij hem gelegd hebben. Hierop kwamen de twee Apostelen met haar tot het graf, en daar zij Jesus niet meer vonden, keerden zij terug.
97
Maar Maria Magdalena was niet voornemens hen te volgen, zij bleef aanhet graf intranen smeltende. Helaas! zij was gekomen, in de hoop van haren grooten Meester daar te vinden, en zij vindt hem niet! totwien zal zij haren toevlugt nemen? Zij wordt van iedereen verlaten, en haar blijft niets meer over, dan droefheid en tranen. Ach! hoe veel heeft zij er niet gestort! Hoe dikwijls heeft zij Jesus aangeroepen! hoe menig-
(1) Joan. XX. 1. 11-lfi. 50
6
DE LIEFDEVLAMMEN
maal heeft zij zijnen aanbiddelijken naam herhaald!... O mijn God! welk eene schoone les voor ons! Zoo wij Jesus, gelijk Maria Magdalena, zochten; zoo wij, na zijne genade door onze zonden, of den troost zijner liefde door onze laauwheid verloren te hebben, gelijk zij, het groot verlies gevoelden, dat wij geleden hebben; zoo wij, even als zij, volhardden in Jesus te zoeken; zoo wij hem smeekten door ons geroep en door onze tranen, wij zouden, zoo als zij, en dit met eene overvloedige blijdschap, die onze verwachting zou te boven gaan, hem wedervinden.
En ter wijl zij weende, zich nedergebukt hebbende,om in het graf hare blikken te werpen, zag zijtweeEngelen in het wit gekleed, die op de plaats zaten, waar het ligchaam gelegen had, de eene aan het hoofd,de andere aanhetvoeteneinde. Zij vroegen haar: vrouw,waarom weent gijl Zij gaf hunten antwoord: omdat zij mijnen Heer hebben weggenomen, en ik niet weet, waar zij hem gelegd hebben. JSadat zij dit gezegd had, keerde zij zich om, en zag Jesus staan, zonder nogtans te weten, dat hij het was. Aldus zeide Jesus tot haar; vrouw, waarom weent gij\'? Zij, inde meening, dat het de hovenier was, zeide hem: Heer, indien gij hem hebt weggenomen, zeg m ij dan, waar gij hem gelegd hebt, en ik zal hem mede-dragen. Ziehier hoe groot de liefde is, welke deze vrouw haren goddelijken Meester toedraagt; zij heeft hem verlorenen zie, zij vraagt aan hemel en aarde: Hebtgij hem niet gezien, dien mijn hart bemint? (1) Zij heeft geene rust, omdat zij haren Zaligmaker niet meer ziet en zij hem, door hare zorgen en aandacht vol eerbied, geene liefdeblijken meer geven kan, zij moet hem dan vinden, kost wat kost. O mijn welbeminde Zaligmaker, teedere vriend, geef mij, bid ik u, een hart, geschikt om u zoo veel gij het verdient, te beminnen. Wie zou ik beminnen indien ik u niet beminde? Ach, mijn God! ik bemin u. Ja, ik gevoel het, uwe liefde verteert mij langzaam, en ik sterf van droef heid, dat ik u nog niet meer kan beminnen. Mijn God, ik bemin u en wensch u altijd te mogen beminnen.
(1) Cant. II. S.
98
VAN JESUS.
Jesus zeidehaar: Maria! en zij keerde zich aanstonds om, en riep uit: Rabboni! dat is: Meester. Wie zal kunnen uitdrukken, hoezeer MariaMagdalena van blijdschap verrukt werd, zoodra zij Jesus herkende? Zij geeft eenen schreeuw en werpt zich voor zijne voetenneder; dit is alles, wat zij doen kan; hare stilzwijgendheid en hare tranen zeggen meer aan het hart van haren Meester, dan al de woorden der wereld te zamen.
O goede Jesus, vergun mij u mijn hart te openen , en u te bekennen, hoezeer uwe handelwijze, wegens Maria Magdalena mij treft en vertroost. Ik bemerk in uw Evangelie, dat het aan haar is, dat gij u, na uwe verrijzenis, het eerste vertoont; gij hebt dan vergeten, dat zij eertijds eene zondares was, die aan eene gansche stad door haar slecht gedrag ergernis gaf?— Ik weet, mijn kind, dat Maria Magdalena mij belee-digd had; maar zij wist door hare standvastigheid en vurige liefde hare schade te herstellen. O mijn kind, hoe velen zijn er niet, die eerst groote zondaren waren , en die daarna, door hun leedwezen en de vurigheid hunner liefde, mijne uitstekende gunstelingen geworden zijn! Ik vergeetligtelijkdemenigvuldigheid der zonden eenerziel, welke mij waarlijk bemint.
GEBED.
O mijn zoete Jesus, hoe dikwijls heb ik u niet vergramd, sedert dat ik in deze wereld ben? Wie zal de menigte mijner zonden kunnen optellen? Doch, mijn teedere vriend, mijn goede meester, heb deernis met mij, vergeef mijne zonden, omdat ik daarover bedroefd ben en ik u bemin. Ja, ik bemin u, o God van mijn hart, en ik zerzoek u de genade, om u, tot den laatsten adem van mijn leven en gedurende de geheele eeuwigheid, te mogen beminnen. Amen.
99
DE LIEFDEVliAMMEN
Zich tot leedwezen opwekken, met, tot het heUlg Sacramevt van boetvaardigheid te naderen»
100
Tracht eiken keer, als gij tot het heilig Sacrament van boetvaardigheid zult naderen, uw hart op te wekken tot eene groote droefheid over uwe zonden, bijzonder over de doodzonden van uw voorgaand leven. Dat deze zonden altijd voor uwe oogen zijn, liêve christen, lo. om u gestadig daarover te verootmoedigen, en om de hoogmoedige gedachten, die in uw hart zouden kunnen ontstaan, te verbannen; 2o. om daarover aan God vergeving te vragen. Niets is aangenamer aan het hart van onzenHeer,dan hetleedvvezen van een hart, dat reeds sedert lang gezuiverd is geweest, 3o. bovenal, om u tot liefde jegens onzen goedertieren Meester op te wekken; wanneer men ovei-weegt, dat hij zoo goed is geweest van ons zoo vele zonden te vergeven, is het onmogelijk hem niet te beminnen. Tracht, als gij de absolutie ontvangt, in uw hart een volmaakt vertrouwen in de barmhartigheid des Heeren te stellen, en zeg niet even als zoo vele wantrouwende zielen ivie weet, of mijne zonden mij vergeven zijn? Eene oefening van vertrouwen in de goedheid en barmhartigheid van Jesus, wanneer men niets verwaarloosd heeft, om wel te biechten, is beter dan alle mogelijke vrees, die slechts dient, om u te beletten in de liefde Gods voortgang te maken. Gewen u dan, na elke biecht, eene oefening van vertrouwen te verwekken, en al de vrees, welke de duivel u zou kunnen inblazen, af te weren.
VAN JESUS.
De gelQkealf van den verlorea coon,
Filius mens mortuus erat, el revixit; perierat; et inventus est. Luc. XV. 22.
Mijn zoon was dood, en hij is verrezen, nij was verloren, en hij is gevonden.
In deze gelijkenis stelt onze goede Zaligmaker ons voor oogen de beschrijving van onze dwalingen, en de levendige afbeelding der liefde, die hij aan eenen boetvaardigen zondaar betoont, welke zich in zijne armen van barmhartigheid werpt. Overwegen wij dit met aandacht; wij zullen daarin menigvuldige redenen vinden,omonzengoddelijken Zaligmaker meerenmeer te beminnen.n deze gelijkenis stelt onze goede Zaligmaker ons voor oogen de beschrijving van onze dwalingen, en de levendige afbeelding der liefde, die hij aan eenen boetvaardigen zondaar betoont, welke zich in zijne armen van barmhartigheid werpt. Overwegen wij dit met aandacht; wij zullen daarin menigvuldige redenen vinden,omonzengoddelijken Zaligmaker meerenmeer te beminnen.
Zeker man had twee zonen ; eens zeicle de jongstetot zijnenVader: Vader, geef mij mijner fdeclvantav goed. En de vader deed onder hen de verdeeling van zijne-goederen (1). quot;Welk een vreemd gedrag! ennogtans zoodanig is hetmijne, gedurende zoo vele jaren jegens God geweest. Naauwelijks hadik het gebruik der rede, om het goed van het kwaad te onderscheiden, of ik had reeds tot mijnen God gezegd: Heer, haast u, om mij gezondheid, wetenschap, rijkdommen, schoonheid te verleenen; want dit alles wil ik doen dienen, niet ter uwer eer, maar om ute vergrammen; niet tot mijne zaligheid, maar tot mijn verderf. O mijn God! ik beken het met schaamte, aldus heb ik tot ugesproken, welligt niet door mijne woorden, maar door mijne werken. Gelief mij mijne dwaasheid te vergeven.
Weinige dagen daarna, na alles, wat hij had, bijeen verzameld te hebben, vertrok de jongste zoon naar een vreemd afgelegen land, alwaar hij al zijn goed inoverdaaden ongebondenheden verkwistte (1).
(1) Luc. XV. 11, 12. (2) Luc. XV. 18.
50 6.
101
DE LIEFDEVLAMMEN
Tot hoe ver wordt eene ongelukkige ziel niet gebragt, zoodra zij haren God eens verloren heeft? Helaas! ik heb de droevige ondervinding hiervan gehad. Ik meende verre van hem het geluk te vinden, en ik heb hem schandelijk verlaten. Ik heb het pad der deugd bewandeld, en ik ben van den eenen afgrond in den anderen gevallen. Waar ging ik dan? Ach! eene inwendige stem zeide mij, dat ik mij te vergeefs van God zocht te verwijderen. Zij riep mij toe, dat ik, het ware mij lief of leed, tot hem ging; doch dat ik, na eenen God vol goedheid en barmhartigheid verlaten te hebben, eenen God van regtvaardigheid en gramschap zouont-moeten. Ik hoorde deze stem, die mij verschrikte, en\'iiogtans, o mijn God! vlugtte ik nog altijd, ik verwijderde mij nog altijd van u. Helaas! hoe vele genaden heb ik niet verkwist, met aldus ver van u te leven! genaden van mijn doopsel, genade van uwe goede inspraken, genade vangoedevoorbeelden,welke ik ontving, immers allerlei genaden; ik heb alles verloren, alles verkwist, alles onder de voeten getreden! O mijn God, mijn God! zal ik ooit zulk groot ongeluk genoeg kunnen beweenen.
Na alles verteerd te hebben, ontstond er een groote hongersnood in dat land, en hij begon tot armoede te geraken (l). O, wie zou kunnen uitdrukken in vat behoefte zioh een zondaar bevindt, die zijnen God niet meer bemint en die hem verlaten heeft! Hij wordt verslonden door eenen wreeden hongér, en hij heeft niets, om zich te verzaden, hij gaat overal vermaken, eer, menschelijken troost afbedelen; doch dit alles dient slechts, om zijn ongeluk te verergeren. Hij wordt gedurig door eene onrustige begeerte gedreven, om zijne voldoening te zoeken, en niets, volstrekt niets is in staat, om hem te geven wat hij zoekt. Hij is tot de schrikkelijks te armoede vervallen; wat zal die ongelukkige verrigten? hoor cn zie, wat hij doet.
Hij ging dan, en nam dienstbij eeninwoner van dat land ;dezezondhemnaar zijne hof stede, om de zwijnen
(1) Luc. XV, 14.
102
VAN JESUS.
te hoeden. (1) Arme zondaar, wat hebt gij nu gewonnen, met uwen God en uwen goeden vader te verlaten! Het geluk? Maar ik zie u gedurig in geween en droefheid. De rust en stilte ? Maar gij leeft gestadig in onrust en schrik; de gedachte des doods en der eeuwigheid ontstelt u, en uwe wroegingenwordendagelijks pijnlijker en onverdragelijker. Wat hebt gij dan hiermede gewonnen? Schaamte, ja niets anders dan schaamte. Gij waart een kind van God, en gij hebt dien roemrijken eernaam laten varen, om den dienst van den duivel aan te nemen; gij waart erfgenaam van een schoon koningrijk, en gij hebt u daar volkomen van beroofd. En wat hebt gij van dien nieuwen meester; dien gij boven uwen God gesteld hebt, ontvangen ? Ach! hij heeft u niets anders dan zwijnen te hoedengegeven. Hij heeft u met schanden overladen met u in vuile en schandelijke vermaken te dompelen; hij heeft uwe ziel door het slijk der wellusten gesleept, en, wat nog schrik-kelijker is, hij heeft u doen gelooven, dat dit uw laatste einde was; hij heeft u uwen hemelschen oorsprong weten te doen vergeten en u den modder en de onreinheid doen aankleven en beminnen. O zondaar, o zondig mensch! wat hebt gij met uwe onschuld, met uwe zuiverheid gedaan? Wat hebt gij met uwe ziel verrigt, deze ziel, die zoo schoon wasinharen onbevlek-ten staat, zoo gelukkig, toen zij haren God nog beminde?
En daar ware hij blijde geweest zich temogen verzaden met de schillen, die de zwijnen aten-, maar niemand gaf hem dezelve (2). Kan iemand meer vernederd worden? Schrikkelijk, doch waarachtig afbeeldsel van eenenzondaar, die hardnekkig in zonden blijft leven. Hij staat aan zijne hartstogten toe, al wat zij willen; hij valt van den eenen afgrond in den anderen; hij dompelt zich in alle vermaken, en wordt tot de schrikkelijkste noodzakelijkheid gebragt van, ais een verachtelijker! slaaf, aan de schandelijkste ingeving des duivels te gehoorzamen. Hij wenscht zich te mogen verzaden met de schillen, die \'de zwijnen aten. O mijn God! mijn ll) Luc. VV, 15. ..S)Luc. XV. 16.
103
DB LIEFDEVLAMMEN
God! doe mij wel verstaan de schande, tot welke een ongelukkige zondaar, die van u verwijderd leeft, zich veroordeelt; doe dit wel verstaan aan zoovele onge-lukk\'gen, die u niet beminnen.
Iindelijk tot zich zeiven gekomen zijnde, zeide hij: hoe vele huurknechten zijn er niet hij mijnen vader, die meer brood hebben dan hun noodig is, terwijl ik hier van honger en gebrek omkom (1). Een zondaar wordt somtijds in het midden zijner ongeregeldheden, het geluk indachtig, dat zijne ziel genoot, toen zij zuiver was, en de overvloedige genaden, die hij alsdan ontving. Dit aandenken wekt in hem een spijt op, en dit is het begin eener bekeering, eener wederkomst tot God. Helaas! zegt hij tot zich zeiven, ik ben hoogst ongelukkig! zulks moet ik bekennen. Langs welken kant ik mij ook wende, vind ik niets dan reden van leedwezen, droefheid en vrees. Te vergeefs zoek ik mijne gedachten daarvan af te trekken, zulks kan ik niet te weeg brengen. Altijd, altijd vervolgt en overvalt mij de gedachte van het geluk, dat ik eertijds genoot; de menigvuldige boosheden, die ik sedert verscheidene jaren overmijnhoofd getrokken heb, jagen mij schrik en angst aan; wroegingen kwellen mij dag en nacht, mijneonverzadelike hartstogten roepen met groot getier om voedsel; zij gebieden mij trotschelijk, ik moet gehoorzamen, en heb geen oogenblik rust. Ach! hoe ongelukkig ben ik! nogtans zie ik rondom mij zoo vele personen, die in vrede en in de rust van een goed geweten leven; en deze zijn mijne bloedverwanten, mijne vrienden, mijne goede kennissen. Ach, zij zijn te vreden, niets ontbreekt hun: zij beminnen God, en wat kan ik nog meer zeggen? Zij hebben diezelfde hartstogten, welke mij zoo geweldig beheerschen, vastgeketend; zij ontvangen in overvloed die uitverkorene genaden, waarvan ik nu zoo lang beroofd ben; zij verwachten met een troostend vertrouwen dien schoonen hemel, welke ik verloren en dien ik mij onwaardig gemaakt heb, en de (l)Luc. XIV 17.
104
VAN JESUS.
hoop, die zij hebben van hem eens te zullen bezitten, vervult hen met het reinste genoegen.
Ik moet vanhier ver trekken om totmijnen Vader te gaan, en hem te zeggen: Mijn Vader, ihheb tegen den hemel en tegen ugezondigd,iibenonwaardig noguw zoon genoemd te worden; behandel mij als eenen uivqr huurknechten. (1) Dusdanig is de taal van den zondaar, die, door Gods genade geraakt, voornemens is tot hem weder te keeren. Neen, neen, roept hij uit, het is mij onmogelijk nog langer in zulk eenen schrikkelijken staat teblijven. Surgam, ik zal opstaan, ik zal tot mijnen heme\'lschen Vader gaan, en hem vergeving vragen. O Jesus, mijn Zaligmaker, wie zal welsprekend genoeg zijn, om de verschillende gedachten uit te drukken, waardoor de zondaar ontroerd wordt, die over zijne langdurige buitensporigheid leedwezen begint te krijgen, en zich met u wil verzoenen! Zijne hartstogten, nog in hunne volle kracht, zeggen hem streelend: »Wel hoe! gij gaat ons dan verlaten? Zal er dan voortaan tusschen ons en u geene gemeenschap meer bestaan? Zal, van nu af, zulke en zulke zaak u voor altijd verboden zijn? Meent gij dus, dat gij zulk en zulk vermaak zult kunnen derven? (2) Ach! denk, wat gij gaat doenquot;\'... En de arme zondaar, gewoon naar al hare inblazingen te luisteren, weet bijna niet meer, wat hem te doen staat; hij aarzelt, hij wankelt. Maar uwe genade, o Jesus, verlaat hem niet; zij blijft naast hem, zij dringt, zij spoort hem aan, en zegt hem met eene onuitsprekelijke zachtmoedigheid; «Keer weder, keer weder tot uwen God, laat u door de moeielijk-heden niet afschrikken: ik zal u bijstaan. Zult gij dan niet kunnen doen, wat zoo vele anderen, die zwakker waren dan gij, vóór u gedaan hebben ? Luister naar de stem van uw zondig vleesch niet meer, zij belooft u zoetheden; maar zijn ze wel te vergelijken bij die, welke gij in het onderhouden der wet van uwen Heer en God zult vinden. »(3) Ach! hoe schrik-
(1) Luc. XV, 18, 19. (2) S. Aug, Confess. Lib. Xll), cap. 11. (8) Ibid.
105
DE LIEFDEVLAMMEN
kelijk is die inwendige strijd eener boetvaardige ziel! maar hoe grooten troost ontvangt deze ongelukkige ziel daarentegen niet, wanneer zij edelmoedig hare boeien verbrijzeld, en zich aan haren goddelijken Meester heeft overgegeven! »Hij vertrok dan en ging zijnen vader zoeken. Wanneer deze hem van verre zag aankomen, werd hij door medelijden getroffen, en hem te gemoet snellende, viel hij hem om den hals en kuste hem (1)...» Hier doen de goedheid en barmhartigheid van onzen God zich in haren vollen luister ontwaren. Zoodra hij eenen armen zondaar gewaar wordt, die de boeijen zijner kwade gewoonten zoekt te verbreken, komt hij hem te hulp, moedigt hij hem aan. Hij verstoot hem niet, als hij zich aanbiedt; maar ontvangt hem met goedheid, en geeft hem den kus van vrede en verzoening. Hij geeft hem het kleed van onschuld weder, en noodigt den hemel uit, deel te nemen in het geluk, dat hij geniet in het wedervinden van zijnen zoon : »hij was dood en hij is verrezen.quot;(2)
GEBED.
Heer Jesus, ik zal nooit het gelukkig oogenblik vergeten, waarop uwe genade mijne oogen opende, mij de diepe ellende deed zien, waarin ik mij bevond, wanneer ik leefde, zonder u te beminnen. Waar was ik dan, o mijn God, waar was ik, toen gij mij kwaamt zoeken? Helaas! ik was zoodanig van u verwijderd, dat ik dacht u nooit meer te kunnen naderen! Maar uwe barmhartigheid kwam mij bij de hand nemen, en bragt mij voor uwe voeten. O hemel! wees verbaasd; in plaats van verwijtingen, die ik zoo billijk verdiende, werd ik van u, o mijn God, zoo minnelijk onthaald, dat ikdaarover vurige tranen moet storten, zoo dikwijls als ik daaraan denk. Ik lag voor uwe voeten, ik was s zoo beschaamd over mijne ellende, dat ik mijne oogen ^ niet durfde opslaan; ik verwachtte alle oogenblikken veroordeeld te worden, en zie, gij rigt mij op, gij drukt mij tusschen uwe armen en tegen uw hart, en zegt
(1) Luc. XV, 20 (3) Luc. XV, 34,
106
VAN JESUS.
mij; mijn zoon, mijn lieve zoon, alles is vergeten, alles is vergeven!... O mijn God! hoe kan het zijn, dat ik het ongeluk gehad heb, van u te verlaten en u door menigvuldige zonden te bedroeven? Vergeving, vergeving, o mijn lieve Vader! ik vraag u duizendmaal vergeving! ik verfoei mijne ondankbaarheden, ik vervloek mijne veelvuldige zonden, en maak een vast voornemen van, zoo veelhetmijmogelijkzalzijn,densmaad te herstellen, dien ik u hierdoor hebaangedaan. Omijn God, ik bemin u, en stem toe, al de moeijelijkheden, welke men mij van uwent wege zal opleggen, om u te verdragen; ter uwer liefde, stem ik toe, verootmoedigd, veracht, als een ondeugend, onwetend en nutteloos schepsel aangezien te worden. Ter uwer liefde wil ik met in- en uitwendige kruisen overladen worden; ter uwer liefde wil ik doen al, wat uw goddelijke wil mij zal opleggen. Geef mij alleen uwe sterkte, o mijn God: want gij weet, dat ik uit mij zeiven tot niets bekwaam ben; geef mij dan uwe magtige genade, en ik zal alles vermogen. Geef mij de genade, van totheteindemijns levens mijne zonden te mogenbetreuren en boetvaardigheid te doen: opdat ik eens in den hemel uwe oneindige barmhartigheden voor alle eeuwigheid zinge. Amen.
OEFENINGEN.
De geett van bogtraardigbeid.
Eene enkele zonde, zoo als Tertullianus getuigt, verdient voor eeuwig beweend te worden. (1) Hoe zeer moet gij dan, lieve christen, al die zonden niet beweenen, die gij, sedert gij op de wereld zijt, bedreven hebt? Breng ten minste geheel dezen dag in heilige werken van boetvaardigheid door, onttrek aan uwe zinnen die kleine voldoeningen, die gij hun zonder zondigen moogt vergunnen; verdubbel uwen ijver in uwe godvruchtige oefeningen; span uwe krachten in, om met eene groote ingekeerdheid te leven.
(1) Semel peccasse. satis est ad fletus seternos. tTertull.)
■107
DE LIEFDEVLAMMEN
Wees dikwijls indachtig-, van den eenen kant uwe menigvuldige zonden: om ze te verzaken en daarvoor vergeving te vragen; en van den anderen kant het bijna oneindig getal van weldaden, die God u bewezen heeft\': om hem daarvoor te bedanken en u tot erkentenis en liefde op te wekken. Geef, zoo gij rijk zijt, eenige aalmoezen aan de armen, bovenal aan de arme zieken; indien gij zelf arm zijt, onderwerp u dan edelmoedig aan den wil van God, uit eenen geest van boetvaardigheid en versterving; spreek weinigen stiller dan naar gewoonten; toon, dat gij nog minzamer, spraakzamer, gedienstiger zijt dan te voren; leef eenzamer, en wacht u zelfs van eenig bezoek af te leggen, tot hetwelk gij uitliefde niet zoudt verbonden zijn; draag vreedzaam en zonder morren den last van uwen staat, de ziekten, den smaad en de mishandelingen, die gij zoudt kunnen ondergaan. Zeg dikwijls, om u aan te moedigen tot u zeiven; »Wat is ai. dat lijden, in vergelijking bij de eeuwige pijnen der hel, die ik zoo menigmaal verdiend heb! ik acht mij al te gelukkig den hemel voor dezen geringen prijs nog te kunnen koopen.quot; Indien men u versmaadt of ver acht, en gij gevoelt, dat uw hoovaardige geest opgehitst wordt, zoo haast u, om hem de tegenwoordigheid van God indachtig te maken, en zeg: mijn God, ik aanvaard dien smaad in den geestvan boetvaardigheid en ter uwer liefde. Wees daarna geheel stil. Hierdoor zult gij aan God een offer doen, dat hij nooit versmaadt, ik wil zeggen, het offer van een boetvaardig en ootmoedig hart. (1)
(!) Ps. L. 18.
108
van jesus.
gehesi het uren van onzen po^-delijtcn zal-\'guaker wai eeno gvdarlga annbidding.
l\'ircvm dolorum. isai. lui. 3.
.Icsus was een man van smarten.
Ja, Jesus was waarlijk een man van smarten: zijn leven is met in- en uitwendig lijden vervuld geweest; het was eene gedurige marteling, duizendmaal wreeder dan, alles wat wij ons kunnen inbeelden. Wat had hij al niet te lijden gedurende den tijd, dat hij in den zuiveren schoot zijner moeder gerust heeft! Het is zeker, dat hij alsdan volkomen het gebruik der rede bezat, en van al die pijnen een diep gevoel had. Welkeen schrikkelijke gesteltenis! O, hoe zwaar was het hart van dien goeden Meester met liefde vervuld,daar hij in zoo ongemakkelijke gevangenis zich heeft willen opsluiten, om ons zijne liefde te bewijzen! Wat had hij al niet te lijden in zijne geboorte! Hij wordt geboren in oenen stal, blootgesteld aan de guurheden van het weder, hij bibbert van koude en weent. Hij lijdt, overal, waar hij zich bevindt, en is geen oogenblik zonder lijden. Komt hij uit denstal van Bethlehem; het is om door de besnijdenis zijn eerste bloed te vergieten, en weinig later zal hij zich genoodzaakt vinden zij ii vaderland te verlaten, en in een vreemd land te vlugten, om de woede van eenen goddeloozen en bloeddorstigen koning te ontkomen. Hij zal geheel zijn leven lang de ongemakken derarmoedetelijdenhebben, en dit leven van lijden door eenen wreeden dood eindigen ! O mijn Jesus! ziedaar wat gij uitliefde tot mij geleden hebt; ach! het is vrij bi Hij k dat ik, ui 11 iefde tot u,ook wat lijde. Geef mij de genade, bid ik u, van ten minste met geduld en onderwerping al de pijnen en ongemakken van dit vergankelijk leven te mogen verdragen.a, Jesus was waarlijk een man van smarten: zijn leven is met in- en uitwendig lijden vervuld geweest; het was eene gedurige marteling, duizendmaal wreeder dan, alles wat wij ons kunnen inbeelden. Wat had hij al niet te lijden gedurende den tijd, dat hij in den zuiveren schoot zijner moeder gerust heeft! Het is zeker, dat hij alsdan volkomen het gebruik der rede bezat, en van al die pijnen een diep gevoel had. Welkeen schrikkelijke gesteltenis! O, hoe zwaar was het hart van dien goeden Meester met liefde vervuld,daar hij in zoo ongemakkelijke gevangenis zich heeft willen opsluiten, om ons zijne liefde te bewijzen! Wat had hij al niet te lijden in zijne geboorte! Hij wordt geboren in oenen stal, blootgesteld aan de guurheden van het weder, hij bibbert van koude en weent. Hij lijdt, overal, waar hij zich bevindt, en is geen oogenblik zonder lijden. Komt hij uit denstal van Bethlehem; het is om door de besnijdenis zijn eerste bloed te vergieten, en weinig later zal hij zich genoodzaakt vinden zij ii vaderland te verlaten, en in een vreemd land te vlugten, om de woede van eenen goddeloozen en bloeddorstigen koning te ontkomen. Hij zal geheel zijn leven lang de ongemakken derarmoedetelijdenhebben, en dit leven van lijden door eenen wreeden dood eindigen ! O mijn Jesus! ziedaar wat gij uitliefde tot mij geleden hebt; ach! het is vrij bi Hij k dat ik, ui 11 iefde tot u,ook wat lijde. Geef mij de genade, bid ik u, van ten minste met geduld en onderwerping al de pijnen en ongemakken van dit vergankelijk leven te mogen verdragen.
Het geheele leven van Jesus wasééne marteling ja, en de volmaakte kennis, die hij had van de pijnen en smar-50 7
•109
DE LIEFDEVLAMMEN
ten,welke hij in zijn lij den moest ondergaan,maakte deze martelingnog afgrijselijker. Van den eersten stond zijns levens, zag hij voor zijne oogen de roede, de doornen kroon, het kruis, den smaad van zijn lijden en den pijnlijken dood, die hem bereid was; zag hij een lammetje in het veld, of slagtoffers in den tempel, dan bragt dit gezigt hem in het geheugen, dat hij zelf het lam Gods was, en hij op het kruis moest geslagtofferd worden. Sloeg hij zijne oogen op de stad Jerusalem, dan dacht hij aan de beleedigingen en den sniaad,die hij in die ondankbare stad zou moeten ondergaan. Zag hijeenen berg, dit bragt hem den Calvarie-berg in de gedachte, op welken hij al zijn dierbaar bloed moeststorten. Met wat al droevige gedachten werd zijn hart niet vervuld, wanneer hij zijne oogen op zijne teedere moeder gevestigd hield. Helaas! hij verbeeldde zich reeds haar aan den voet van zijn kruis te zien staan, treurig, moedeloos en stervende van droefheid; hij dacht, dat het oogenblik reeds nakende was, op hetwelk hij zich zou genoodzaakt zien, haar aan zijnen welbeminden leerling te bevelen, en ongetwij feld keerde hij zich als dan af,om zijne ontsteltenis en zijne tranen te bedekken. Alles maakte hem dus zijn lijden en de pijnen, die hij daar zou ondergaan, indachtig, en al de oogenblikken van zijn leven werd-den door die wreede herinneringen als vergiftigd.
De gekruisigde Jesus verscheen eens aan zuster Magdalena Orsini, die sedert lang in lijden was, en wekte haar op, om hare pijnen met onderwerping te verdragen. »Ik wil wel. Heer, antwoordde deze heilige dochter, maar gedoog, dat ik u zeg, dat gij maar drie uren op het kruis geleden hebt, terwijl ik verscheidene jaren deze pijn doorsta. — Wat zegt gij, onwetend schepsel, zeide Jesus, haar berispende, gij, moet weten, dat ik van het eerste opgenblik van mijn leven in den schoot mijner moeder in mijn hart ïeed, hetgeen ik later op mijn kruis heb geleden.quot;
Doch hetgeen onzen goddelijken Zaligmaker meest bedroefde, was onze zondenen ondankbaarheden te zien, door welke wij de pijnen zouden vergeten, die hij voor
110
VAN JESUS.
ons met zoo groote liefde ging onderstaan. Dit gezigt veroorzaakte hem grooter en heviger inwendige pijnen, dan de menschen ooit op de aarde ondergaan hebben. Diensvolgens heb ik ooit door mijne zonden eenen zoo goeden meester helpen bedroeven! De heb ookmedege-werkt, om zijn lijden te vermeerderen, want liet is zeker, hadikmindergezondigdjhijzoumindergeleden hebben. Het is dan hoogst redelijk.dat ik zonder ophóuden mijne voorgaande zonden beweene, en ik gelijk de heilige Mar-garetha van Cortona spreke. Haar biechtvader had haar vermaand om gerust te zijn wegens hare zaligheid,en om hare tranen af te droogen, omdat zij van God vergiffenis harer zonden bekomen had. »Ach! mijn Vaderquot; antwoordde zij, nog overvloediger tranen stortende, hoe wilt gij, dat ik ophoude te weenen, terwijl ik weet dat mijne zonden oorzaak geweest zijn, dat mijn Zaligmaker geheel zijn leven heeft gezucht en geweend!quot;
O hemel! hoe veel verschilt ons gedrag met de gevoelens van die groote heilige! Wij brengen ons leven door in het midden der vreugd, zegt de heilige Ephrem (1), wij vinden dagelijks nieuwe vermaken uit, nieuw voedsel om onze eigenliefde te voldoen, en nogthans hooren wij zoo dikwijls het lijden en den smaad verhalen, die onze God uit liefde tot ons ondergaan heeft?.. Wij zijn opgeblazen van hoovaardij, wij zoeken ons gemak, wij werpen lafhartig het heilzame juk van boetvaardigheid af, hoewel wij ons onder het zware pak onzer zonden voelen bezwijken: en wij weten echter, dat onze Zaligmaker, uit liefde tot ons, heeft willen beleedigd, bespuwd, gegeeseld, versmaad worden: ja, dat hij zich aan den wreedsten dood onderworpen heeft! Wel hoe, de zondaar leeft in weelde, en de regtvaardige wordt aan een kruis genageld ! Welk een onderscheid! O! wat schrikkelijke rekening zullen wij over zulk een gedrag eens moeten geven!
Haast u,haast u,om die vreeselijke gevolgen door eene ware boetvaardigheid te voorkomen. Ga, werp u in de
(l) S. Ephrem, Serm. de Pass. Dom. Salvatoris.
m
DE LIEFDEVLAMMEN
armen van Jesus,dien inanvan smarten, en verzoek hem de genade om het voorgaande te herstellen en in het toekomende aan de liefde, die hij ons toedraagt, volkomen te beantwoorden; laat ons dan voor zijne voeten eene openbare boete doen, en hem vurig belijden, dat wij voortaan voor altijd hem willen toebehooren; ja, voor altijd, voor altijd! Laat ons, wanneer wij onze boosheden indachtig zijn, met den profeet Jeremias onophoudelijk uitroepen: ))Ach! wie zal water aan mijn hoofd, en aan mijne oogen eene beek van tranen geven, om dag en nacht te weenen? (1) Laat ons met koning David, of veeleer met de heilige Kerk uitroepen : »Heer, behandelt ons niet naar onze boosheden. Wees onze oude ongeregtigheden niet meer indachtig; haast u, om ons met mve barmhartigheden te voorkomen; want wij zijn zeer ellendig geworden! Heipons, o God, onze Zaligmaker, ter eere van uwen naam; verlos ons, vergeef ons om uwent wille onze zonden.quot; (2)
GEBED.
O mijn Jesus! mogt ik van droefheid sterven op de droevige gedachten van al de bitterheden, welké ik aan uw hart door laauwheid, en bovenal door de zonden van mijn voorgaand leven, heb aangedaan! Helaas! hoe dikwijls heb ik mij aan den slaap overgegeven, terwijl ik van uwe genade beroofd was! Hoe menigmaal heb ik den uitzinnigen moed gehad van te bed te gaan, zonder te denken, dat mijne ziel met doodzonden beladen was, die gelijk eene schrikkelijke slang, met hare afgrijselijke kronkels, mij het hart toegenepen hield. Hoe menigmaal heb ik de ondankbaarheid gehad, van u zoo snood en lafhartig nog eens te verlaten, nadat ik van u vergilfenis mijner zonden bekomen en gij mij in uwe vriendschap hersteld hadt! Ik ben bedroefd uit geheel mijn hart over zulk eenscban-delijk gedrag; ja, ik ben bedroefd u zulk eenen smaad
(1) Jei-em.quot;lX, 1. (2) Ps. CIl, 10 en Ps. LXXV1I1, 8, 9. 10 Ge-beden der heilige Kerk op Aschdag.
412
VAN JESUS.
aangedaan te hebben. Geliefmij vergiffenis te verleenen! O mijn God! ondanks al mijne lafhartigheid, ondanks al mijne zwakheden, durf ik u zeggen: ik bemin u uit al mijne krachten: ik bemin u uit geheel mijn hart. Och! ik smeek u, laat niet toe, dat ik nog ooit het ongeluk hebbe van door de zonde van u gescheiden te worden, Jesu dulcissime, ne permittasmeseparari a te.. Zoete Jesus, verhoor mij ; laat niet toe, dat ik ooit van u gescheiden worde., ne permittas me separaria te.. Ik zou liever sterven dan op nieuw u nog verraden. 0 Maria, moeder van volharding, verwerf mij de heilige volharding. Gij hebt ze voor zoo vele andere verworven, zou ik dan de eenigste zijn, voor wien gij deze deugd niet zoudt willen verwerven? O neen! mijne goede Moeder, het zal zoo niet gaan, gij zult mij de genade bekomen, van Jesus en u zelve in alle eeuwigheid te beminnen. Ik durt deze kostelijke genade van uwe goedheid verhopen. Ik verhoop die door de teedere liefde, welke gij mij altijd toegedragen hebt. Amen.
OEFENINGEN.
Orer dc terstorving des IlgobanmH,
Zouhet wel betamen, lieve christen,in het midden der wereldsche vermaken en vreugde te leven, ter wijl Jesus Christus geheel zijn leven in het lijden doorgebragt heeft? Neen zekerlijk, en gij zoudt niet willen gedoogen zoo weinig aan hem te gelij ken, die uw voorbeeld is. Dat uwe oefening van heden zij, voortgang te doen in de deugd van versterving, uit liefde tot uwen goedertieren Zaligmaker. Dat dit woord ver ster vinlt;/ u geenszins ver-schrikke. Want voor eene edelmoedige ziel, die God bemint, is het zoet, is het zeer aangenaam zich te versterven. Ja, mijn lieve christen, eene berooving, eene zelfopoffering, die men zich oplegt, om Jesus te behagen, brengt de ziel meer waar geluk bij, dan al de genoegens van de wereld. Wilt gij daar de proef van nemen, dan zult gij de waarheid van betgeen ik u hier zeg, moeten bekennen.
113
DE LIEFDEVLAMMEN
De versterving is tweederlei: 1°. De inwendige ver-sterving, die de moeijelijkste en noodzakelijkste is. 2°. De uitwendige versterving, die grootelijks bijdraagt, om de inwendige te verkrijgen. Vergenoeg u heden met de bijzondere oefening der uitwendige versterving; zie hiervan de voornaamste oefeningen.
1°. Verstervingdesligehaams in het algemeen-.Vfei-ger uw ligchaam, die al te gemakkelijke en verwijfde houding, welke eenen geest van onzuiverheid te kennen geven; indien uwe gezondheM het toelaat, zoo doe uwe gebeden knielende en zonder ergens op te leunen ; blijf in uw bed niet liggen over het uur, hetwelk tot het opstaan vastgesteld is, en zoo voorts.
2°. Versterving der oogen; Keer uwe oogen af, niet alleen van voorwerpen, die verboden zijn, maar ook nog van die, welke gij zonder gevaar niet kunt bezien. Keer zelfs uwe oogen af van die zaken, welke geoorloofd en onverschillig zijn, wanneer de nieuwsgierigheid alleen u aandrijft, om ze te beschouwen. O ! hoe aangenaam zal het aan God zijn, en hoe gemakkelijk voor u, indien gij, zoo veel het in u is, hem de gelegenheden opoffert, van schoone huizen, fraaie hoven, uitmuntende schilderijen te zien! Hoe zult gij u, ten kleinen koste voor - den hemel vérrijken! De gelegenheden van dusdanige opofferingen bieden zich menigvuldig aan!
3°. Versterving der tong :Zcg nooit een enkel woord, dat regelregtof heimelijk zou kunnen tegenstrijdigzijn aan den diepen eerbied,dien menGodeverschuldigdis, of dat de eer of faam van uwen evenmensch zou kunnen krenken; helaas, men vergeet maar al te veel,zelfs onder de godvruchtige personen dat de kostelijkste schat,dien de evenmensch bezit, zijne faam is. Wanneer de gelegenheid zich aanbiedt om uw verstand te doen uitschijnen, uwe kennissen te toonen, uwe bekwaamheid te doen blijken, leer dan, ter liefde van Jesus zwijgen, indien de liefde en welvoegelijkheid u niet noodzaken te spreken. Verzwijg een onnuttig woord, dat gij reeds op uwe tong hadt, om uit te spreken, of wel een woord, waardoor gij eenigen lof zoudt bekomen.
114
VAN JESUS.
4°. Versterving der oor en :• Luister naar geen gemor, achterklap, beschimpingen, al teligte of dubbelzinnige ■woorden, en in het algemeen naar geene dier gesprekken waardoor het geweten eenigzins zou kunnen bezwaard worden. Onttrek u somtijds het vermaak van nieuwstijdingen, eene fraaije stem,eene zoete welluidendheid te hooren, en verdraagmet geduld en onderwerping al, wat eenigzins voor uwe ooren onaangenaam zou kunnen wezen.
5°. Verst erving van den reuk: V erzaak gaarne het vermaak, dat gij,zelfs zonder erg, in denaangenamen geur enreukwerkenzoudt kunnen scheppen. Wanneer gij in eenen hot wandelt, zoo offer van tijd tot tijd onzen Heer het behagen op van eene roos of andere bloem te ruiken.
6°. Versterving van den smaak: Hetzij gij drinkt, hetzij gij eet, doe dit nimmer om het genoegen, dat gij daarin zoudt kunnen vinden. Zoek nooit de uitgezochte geregten, de lekkere beten, de kostelijke spijzen, die het voedsel van de pracht en van de wulpschheid zijn. Indien men u eene spijs opdischt, welke slecht toebereid is, zoo neem deze schoone gelegenheid waar, om u te versterven, en beklaag u niet, zoo gij hiertoe niet ver-pligt zijt. Onttrek u somtijds iets, dat gij gaarne eet,en neem iets anders, dat gij minder gaarne eet.
7°. Versterving van het gevoel: Verdraag met blijdschap, often minste met geduld, de koude, de hitte en de andere ongemakken der lucht en der jaargetijden: beklaag er u nooit over, hoe ongemakkelijk zij ook mogen wezen. Wees nooit bekommerd over de ziekten, die u overkomen, noch over al hetgeen uw ligchaam welligt zou moeten lijden; want gij weet, dat het middelen zijn, welke God u toezendt, om hetzelve meer en meer te zuiveren, om uwe hartstogten te verzwakken, om boetvaardigheid te doen en om God vaste tee-kens van liefde te geven.
Ziedaar lieve christen, eenigezeer eenvoudige middelen (1) van uitwendige versterving; bij aldien gij God
(1) Verscheidene dezer oefeningen zijn getrokken uit de Onderzoe\' kingen van Thronson , het zal hetzelfde zijo van bijna al de andere, welke wij in het volgende Hoofdstuk zullen geven.
115
DE LIEFDEVLAMMEN
De versterving is tweederlei; 1°. De inwendige ver-sterving, die de moeijelijkste en noodzakelijkste is. 2°. De uitwendige versterving, die grootelijks bijdraagt, om de inwendige te verkrijgen. Vergenoeg u heden met de bijzondere oefening der uitwendige versterving; zie hiervan de voornaamste oefeningen.
1°. Verstervingdesligchaams in het algemeen:Wei-ger uw ligchaam, die al te gemakkelijke en verwijfde houding, welke eenen geest van onzuiverheid te kennen geven; indien uwe gezondheid het toelaat, zoo doe uwe gebeden knielende en zonder ergens op te leunen ; blijf in uw bed niet liggen over het uur, hetwelk tot het opstaan vastgesteld is, en too voorts.
2°. Versterving der oogen; Keer uwe oogen af, niet alleen van voorwerpen, die verboden zijn, maar ooknog van die, welke gij zonder gevaar niet kunt bezien. Keer zelfs uwe oogen af van die zaken, welke geoorloofd en onverschillig zijn, wanneer de nieuwsgierigheid alleen u aandrijft, om ze te beschouwen. O! hoe aangenaam zal het aan God zijn, en hoe gemakkelijk voor u, indien gij, zoo veel het in u is, hem de gelegenheden opoffert, van schoone huizen, fraaie hoven, uitmuntende schilderijen te zien! Hoe zult gij u, ten kleinen koste voor - den hemel verrijken! De gelegenheden van dusdanige opofferingen bieden zich menigvuldig aan!
3°. Versterving rfe Wfm*/ :Zeg nooit een enkel woord, dat regelregtof heimelijkzoukunnen tegenstrijdig zijn aan den diepen eerbied,dien men Gode verschuldigd is, of dat de eer of faam van uwen evenmensch zou kunnen kreuken; helaas, men vergeet maar al te veel,zelfs onder de godvruchtige personen dat de kostelijkste schat,di0n de evenmensch bezit, zijne faam is. Wanneer de gelegenheid zich aanbiedt om uw verstand tequot;doen uitschijnen, uwe kennissen te toonen, uwe bekwaamheid te doen blijken, leer dan, ter liefde van Jesus zwijgen, indien de liefde en welvoegelijkheid u niet noodzaken te spreken. Verzwijg een onnuttig woord, dat gij reeds op uwe tong hadt, om uit te spreken, of wel een woord, waardoor gij eenigen lof zoudt bekomen.
114
VAN JESUS.
4°. Versterving der ooren: Luister naar geen gemor, achterklap, beschimpingen, al te ligte of dubbelzinnige woorden, eninhet algemeen naar geene dier gesprekken waardoor het geweten eenigzins zou kunnen bezwaard worden. Onttrek u somtijds het vermaak van nieuwstijdingen, eene fraaije stem,eene zoete welluidendheid te hooren, en verdraag met geduld en onderwerping al, wat eenigzins voor uwe ooren onaangenaam zou kunnen wezen.
5°. Versterving van denreuk: Verzaak jaarne het vermaak, dat gij, zelfs zonder erg, in den aangenamen geur en reukwerken zoudt kunnen scheppen. Wanneer gij in eenen hof wandelt, zoo offer van tijd tot tijd onzen Heer het behagen op van eene roos of andere bloem te ruiken.
6°. Versterving van den smaak: Hetzij gij drinkt, hetzij gij eet, doe dit nimmer om het genoegen, dat gij daarin zoudt kunnen vinden. Zoek nooit de uitgezochte geregten, de lekkere beten, de kostelijke spijzen, die het voedsel van de pracht en van de wulpschheid zijn. Indien men u eene spijs opdischt, welke slecht toebereid is, zoo neem deze schoone gelegenheid waar, om u te versterven, enbeklaagu niet,zoo gij hiertoe niet ver-pligt zijt. Onttrek u somtijds iets, dat gij gaarne eet,en neem iets anders, dat gij minder gaarne eet.
7°. Versterving van het gevoel: Verdraag met blijdschap, of ten minste met geduld, de koude, de hitte en de andere ongemakken der lucht en der jaargetijden: beklaag er u nooit over, hoe ongemakkelijk zij ook mogen wezen. Wees nooit bekommerd over de ziekten, die u overkomen, noch over al hetgeen uw ligchaam welligt zou moeten lijden; want gij weet, dat het middelen zijn, welke God u toezendt, om hetzelve meer en meer te zuiveren, om uwe hartstogten te verzwakken, om boetvaardigheid te doen en om God vaste tee-kens van liefde te geven.
Ziedaar lieve christen, eenigezeer eenvoudige middelen (l) van uitwendige versterving; bij aldien gij God
(1) Verscheidene dezer oefeningen zijn getrokken uit de Ondertoe-kingen van Thronson; het zal hetzelfde zijo van bijna al de andere, welke wij in het volgende Hoofdstuk zullen geven.
115
DE LIEFDEVLAMMEN
waarlijk bemint, zult gij er meer anderen vinden, zonder evenwel de palen der voorzigtigheid en gehoorzaamheid, welke gij uwen zielbestierder verschuldigd zijt, te buiten te gaan.
Orer het varig Ttrlangen, dat Jesav gehad beeft, om roor om te igden,
Bnpiismo kabeo laptizari, en quomodo courceor usque duin perficiaiur ? Luc. XJ, 50 — Desiderio desideravi hoe pascha vianducare vobiscum. Lucas XXU, 15.
Ik moet met een doopsel van bloed gedoopt worden, en hoe zeer word ik gedrongen, tot dat het volbragt worde.
Ik heb vurig verlangd dit Paasch-lam met u ie eten.
Wat al krachtige uitdrukkingen! O! hoe wel schilderen zij het onbegrijpelijke verlangen af, dat hij had, om voor ons te lijden en zich te slagtofferen! Men ziet, dat zij uit den overvloed des harten vloeijen van hem, die gezegd had: »Tk ben gekomen, om vuur op de aarde te brengen, en wat wil ik, dan dat het ontstoken worden!quot; (1) O kinderen van Adam, heb gij wel verstaan, hetgeen uw God hier gezegd heeft; sik ben het vuur mijner liefde op aarde komen brengen, en mijn vurigste wensch is, het in de harten der men-schen te zien ontstoken worden.at al krachtige uitdrukkingen! O! hoe wel schilderen zij het onbegrijpelijke verlangen af, dat hij had, om voor ons te lijden en zich te slagtofferen! Men ziet, dat zij uit den overvloed des harten vloeijen van hem, die gezegd had: »Tk ben gekomen, om vuur op de aarde te brengen, en wat wil ik, dan dat het ontstoken worden!quot; (1) O kinderen van Adam, heb gij wel verstaan, hetgeen uw God hier gezegd heeft; sik ben het vuur mijner liefde op aarde komen brengen, en mijn vurigste wensch is, het in de harten der men-schen te zien ontstoken worden.
O zoete Jesus! moet de liefde uwer schepselen u dan zoo groot goed bezorgen, dat gij hebt willen sterven, om hetzelve te bekomen en dat gij zoo vurig naar het oogenblik van uwen dood verlangd heb: »Ik moet met een doopsel van bloed gedoopt worden, zegt gij (1) Luc. XII, 49.
116
VAN JESUS.
tot de Apostelen. 0! wat hevige angst bevangt mij, tot dat het volbragt worde!quot; Ik vraag net u nog eens, wat groot goed moest onze liefde u dan toebrengen ? Ach! wanneer alle menschen u zullen beminnen, zult gij daarom grooter of magtiger zijn? Neen mijn kind, geeft Jesus Christus mij ten antwoord, ik zal daarom niet grooter, niet magtiger, niet gelukkiger zijn; mijn geluk, mijne magt, mijne grootheid hangen geenszins van de liefde mijner schepselen af; ook is het voor mij zeiven niet, dat ik mensch wordende, mij als vernietigd heb; het is voor mij zeiven niet, dat ik in eenen stal geboren ben; het is voor mij zelvenniet, dat ik dertigjaren lang in een arm werkhuis heb doorgebragt,; liet is met één woord voor mij niet, dat ik zoo vurig verlangd heb te lijden en aan het kruis to sterven; het is voor u, mijn kind, het is voor u geweest; ik wil u gelukkig maken met u mijne liefde te geven. Zult gij u nog durven schamen eenen God te beminnen, die alleen uw geluk kanuitmaken;eenen God, die umet weldaden overlaadt; eenen God die u zoo teedor bemint!...— Neen, zoete Jesus,neen, ik wilu integendeel liefde voor liefde geven, ik wil u uit geheel mijn hart beminnen; gelief mijne zwakheid te hulp te komen. O! wanneer zal ik zoo veel voor u kunnen doen, als ik voor\' de wereld gedaan heb? Wanneer zal ik zoo veel voor den hemel werken, als ik voor de aarde gewerkt heb ? Wanneer zal ik zoo veel aan de deugd t onstaan, als ik aan mijne ondeugden vergund heb? (i) Mijn God, verhoor het vurige verlangen mijner ziel, en geef mij uwe liefde.
Ik heb vurig verlangd dit Paaschlam niet u te eten. Het was daags voor het smartelijk lijden van onzen goedertieren Meester; hij nam het laatste avondmaal met zijne leerlingen, toen hij hun deze woorden toesprak. Alsof hij hun had willen zeggen: Mijne lieve kinderen, en gij allen, die tot het einde der wereld nog op aarde zult leven, ziet, het uur mijner offerande nadert; mijne vijanden zijn heden bezig met over mij te beraadslagen; zij maken mij een kruis gereed. Maar eer ik sterf,
(1) S. Petr. Chrysol. Serm. Ui.
117
7.
DE LIEFDEVLAMMEN
■wil ik u dezen nacht zelfs nieuwe blijken mijner liefde geven, en ik zal u die geven, met mij aan de wreedste pijnen, aan de beleedigendste oneer, aan de schandelijkste straf te onderwerpen. Ach! kondet gij weten, hoe vurig ik naar dezen nacht verlangd heb! kondet gij achterhalen, hoe dikwijls ik dien uit geheel mijn hart gewenscht heb! dan zoudt gij mijne vurige liefde tot u, en de uiterste begeerte, welke ik heb om uw hart te bezitten en het gelukkig te maken, kunnen bevatten.
GEBED.
Ik zie het, o mijn zoeté Jesus, mijn beminnelijke Zaligmaker, gij verlangt tot eiken prijs, mijn hart te bezitten. Ach! wat reden zou ik hebben, het u te weigeren! Doet gij mij niet reeds te veel eer aan, met mij hetzelve te verzoeken? Ja, mijn God, ik schenk u mijn hart; neem het geheel en al, opdat het u en niemand dan u alleen moge beminnen. O! mijn goede Meester mijn broeder, mijn vriend, mijne hoop, mijn al, wanneer zal ik waarlijk mogen zeggen, dat ik u uit geheel mijn hart en uit al mijne krachten bemin? Wanneer zal ik mijn hart door uwe zuivere liefdevlammen ten eenemale ontstoken gevoelen? De drift om u te beminnen, verteert mij, heb medelijden met mij, heb medelijden met uw arm schepsel, en verleen mij uwe liefde; ik verzoek noch rijkdommen, noch eer, noch vermaken, noch eenige andere vergankelijke zaak; dit alles zonder u is niets dan ijdelheid, dit alles kan mijn hart niet verzaden. Het is uwe liefde, welkeik begeer; hetisnaaruwe liefde dat ik verlang; o mijn Jesus! vergun mij uwe liefde; ja ik smeek u, vergun mij uwe liefde. Waarom wacht gij zoo lang, mij deze gunst te verleenen? Waarom blijft gij zoolang getuige van de bekommeringen, die ik dag en nacht uitsta, zonder mij te hulp te komen? Heer, hoe lang zult gij mij nog vergeten? Hoe lang zult gij uweoogen nog van mij afkeeren? (1) Mijn God, mijn God, ik herhaal het nog eens, en wil dit tot
(1) Ps. xu. i.
•H8
VAN JESUS.
mijnen laatste adem herhalen: verleen mij uwe liefde, geef mij uwe liefde. O Maria, Moeder der heilige deugd van liefde! verwerf mij de genade, van Jesus, zoo het mogelijk is, zoo veel te beminnen, als gij zelve hem bemint. Amen.
OEFENINGEN.
Ovor de inwendige tcrsterving.
Dewijl Jesus Christus zoo vurig verlangt naar zijn lijden; om u zijne liefde te bewijzen, zoek ook eene gelegenheid, om iets uit liefde tot hem te lijden. Ik heb u laatst van de uitwendige versterving gesproken, mijn lieve Christen, nu ga ik van de inwendige versterving gewagen. Wees indachtig, dat het zonder haar onmogelijk is in den weg van volmaaktheid waren voortgang te doen, en dat men ten hoogste indien ik mij al-zoo mag uitdrukken, maar eene soort van gemaakte en uitwendige heiligheid, doch nooit de ware heiligheid, kan verkrijgen. Deze versterving bestaat in zich zeiven te overwinnen, en wat strijd moet men niet leveren, om tot dien gelukkigen staat komen! Zie hier derzelver gewigtigste oefeningen; stel ze getrouw in het werk, en gij zult weldra in den weg der zaligheid en in de liefde van onzen goedertieren Moester grooten voortgang maken.
1°. «Versterving der eigenzinnigheid en natuurlijke neigingen:quot; Doe nooit een werk, alleen omdat het u behaagt, en met uwe genegenheid overeenkomt; daarentegen, verzuim nooit eenen pligt ofeeniggoedwerk, omdat gij daarin eenen afkeer vindt. Schik u altijd naar den zin en smaak van anderen, eiken keer als datgene, wat zij u zullen verzoeken, geene zonde is. Onthoud u somtijds van eene geoorloofde zaak te ver-rigten, en juist hierom, omdat uwe neiging u aandrijft, om die te doen. Bid dikwijls onzen Heer, dat hij u gelieve te helpen uwe zinnen te versterven, daar deze soort van versterving zeer moeijelijk is.
2C. «Versterving van den eigen wiltracht ni«t
119
DE LIEFDEVLAMMEN
uwen wil, maar dien van uwe oversten uit te werken, verkies nooit zelf uwe bedieningen, uwe bezigheden; maar laat de keus over aan de personen, welke u besturen. Wanneer gij u met een zeker inwendig geweld, om iets te doen, getrokken gevoelt, en dat uw wil daartoe geheel genegen is, versterf u dan daarin, of met do zaak, die gij begeert, niet te doen, of met dezelve eenigen tijd uit te slellen. Verdrijf gestadig ver van u alle gedachten van onafhankelijkheid, en wees wel overtuigd, dat het duizendwerf beter is te gehoorzamen dan te gebieden.
3°. «Versterving der eigenliefde:quot; Wie zijnen eigen wil niet versterft, dip is g-cdurig met zich zolven bezig, en werkt niet dan voor zich zeiven. Hij is ten eenemaal vervuld met goede meening van zich, hij vleit zich dui-zende hoedanigheden te bezitten, hij aanschouwt zich zeiven met welbehagen, en laat zich ligt voorstaan, dat iedereen op hem denkt en met hem moet bezig zijn. Hij acht zich zeer groot en meer dan anderen, en keurt niets anders goed, dan hetgeen hij zelf doet. Hij bemoeit zich met alles, hij tracht overal in deel te nemen, hij wil van alle dingen de eerste uitvinder zijn. Hij heeft alle moeite van de wereld, om zich te onderwerpen; hij meent dat anderen maar moeten gehoorzamen, hij kan niet verdragen, dat men hem tegenspreekt, hij wil, met hardnekkigheid al wat hij wil, hij beeldt zich in, dat hij eene groote bekwaamheid heeft om te gebieden, omdat hij dit vurig verlangt. Hij wordt verrukt, als men hem prijst, hij stelt alles in het werk, om geprezen te worden, ofschoon hij groote zorg draagt, 0111 dit verlangen te verbergen. Hij kan moeijelijk verdragen, dat men anderen prijst: hij prijst hen nogtans somtijds zelf, doch het is maar uit vlei-jerij of eigenbaat. Vermits hij niets zoo zeer vreest als de verachting, zoo is hij ook zeer bezorgd, om zijne gebreken te bedekken. Hij betracht overal het gemakkelijkst voor zich, weinig bekommerd zijnde, of hij een ander overlast aandoet of niet. Hij is zeer teederhartig en mededoogend voor zich zelvei-i om de minste onge-
420
VAN JESUS.
makken, die hem overkomen, maar hard en ongevoelig jegens zijne broeders. Overweeg, mijn lieve Christen, uil al deze kenteekenen, of gij eenigen voortgang in de versterving uwer eigenliefde hebt gedaan, en maak een vast besluit, om haar voortaan eenen doodelijken oorlog aan te doen.
4°. «Versterving der hartstogtenDie welken gij eerst\'moet aanranden, is uwe heerschende drift: wanneer gij deze zult onderworpen hebben, zullen al de andere driften zich alsvan zelve onderwerpen. (1) Let wel op van aan niets van alles, wat zij van u eischen, toe te geven, hoe klein en onderworpen zij ook schijnen mogen; mistrouw u altijd te hunnen opzigte, en geloof niet ligt, dat zij geheel uitgeroeid zijn; want geheel ons leven lang groeijen zij gedurig aan, en komen wederom schielijk op als men meent, dat zij sedert lang verstorven zijn. (2)
Gij zult mij welligt zeggen: Ach! wat al zaken te verrigten! w-at al kruisen! dit is alles waar, lieve Christen, maar gij moet denken, dat het leven kortstondig is; dat de dag van belooning nadert, en dat men de deugden niet dan met vele zorgen en met standvastige pogingen kan verkrijgen. Maar het is veel moeijelijker de ondeugden en hartstogten te bestrijden, dan de lasten des ligchaams te dragen. — Dit is ook waar. Wees nogtans indachtig, dat, bijaldien gij in uwe vurigheid en in den strijd, die aan de natuur zoo moeije-lijk is, volhardt, gij eenen grooten vrede zult vinden, en dat gij door de genade Cods, en door de liefde tót de deugd, uwen arbeid zult voelen verligten. (3) En ook God en de hemel verdienen zeer wel, dat wij iets voor hen lijden.
(I) Cas. Coüat. II, Cap. ■14. (3) S, Bern. Serm. 03 in Cant. l8) Thorn, a Kempis, Unit. Lil). 1 XX.V. N. 11
121
122 DE LIEFDEVLAMMEN
LIerdc door Jesns ons bewezen In do Instelling vau het heilig Sacrament des Altaars tot spy* en (roaost onzer zielen.
Sciens Jesus quia venit hora ejus, ut transeat ex hoe mundo ad Patrem, cum dilexisset suos qui eranl in mundo, in finem delcxit eos, Joan. Xlil. 1. — Accipite cl comedile: hoc est corpus meum. Matth. XXVI. 6.
Jesus wetende, dat zijn uur gekomen was, om vau de wereld \'tot zijnen Vader over te gaan, gelijit hij de zijnen, die in de wereld waren bemind had, zoo heeft hij hen tot het einde toe bemind. — Neemt en eet : dit is mijn ligchaam.
Op het oogenblik van den dood, wanneer men de personen, die men bemint, moet gaan verlaten, vermeerdert en verdubbelt de liefde der ware vrienden; het is hierom, dat zij dan, meer dan ooit, hun blijken zoeken te geven van hunne genegenheid, en zij ter harte nemen hun daarvan eenig bewijs na te laten. Jesus had geheel den tijd van zijn sterfelijk leven niet opgehouden ons blijken zijner liefde te geven, hij had ons op duizend verschillende wijzen getoond, hoe hij ons wist te beminnen: maar wanneer het uur om ons te verlaten, om tot zijnen hemelschen Vader weder te keeren, gekomen was, wilde hij nog meer doen; daar hij niet tevreden was met hetgeen hij reeds ter onzer liefde gedaan had; Ja, niet tevreden met tot den laatsten druppel van zijn bloed voor ons te storten, hij wilde ons nog een grooter teeken zijner brandende liefde tot ons achterlaten. Een krachtiger teeken!... Wel hoe! kan men meer dan zijn leven te.1 beste geven, om te toonen, dat men bemint?... Ach! wat den mensch onmogelijk schijnt, is niet onmogelijk voor de liefde van eenen God. Luister:p het oogenblik van den dood, wanneer men de personen, die men bemint, moet gaan verlaten, vermeerdert en verdubbelt de liefde der ware vrienden; het is hierom, dat zij dan, meer dan ooit, hun blijken zoeken te geven van hunne genegenheid, en zij ter harte nemen hun daarvan eenig bewijs na te laten. Jesus had geheel den tijd van zijn sterfelijk leven niet opgehouden ons blijken zijner liefde te geven, hij had ons op duizend verschillende wijzen getoond, hoe hij ons wist te beminnen: maar wanneer het uur om ons te verlaten, om tot zijnen hemelschen Vader weder te keeren, gekomen was, wilde hij nog meer doen; daar hij niet tevreden was met hetgeen hij reeds ter onzer liefde gedaan had; Ja, niet tevreden met tot den laatsten druppel van zijn bloed voor ons te storten, hij wilde ons nog een grooter teeken zijner brandende liefde tot ons achterlaten. Een krachtiger teeken!... Wel hoe! kan men meer dan zijn leven te.1 beste geven, om te toonen, dat men bemint?... Ach! wat den mensch onmogelijk schijnt, is niet onmogelijk voor de liefde van eenen God. Luister:
Het was op eenen donderdag-avond; Jesus had, na het laatste Paaschlam met zijne Apostelen gegeten te
VAN JESUS.
hebben, hunne voeten gewasschen: deze waren geheel ontsteld, als zij dachten aan dit ongehoorde voorbeeld van ootmoedigheid van hun goedertieren meester. Zij onderhielden dan ongetwijfeld eene diepe stilzwijgendheid; zij verwachtten gewis, dat eenig groot geheim ging volbragt worden; en bijaldien zij aandachtig waren, zagen zij zekerlijk op het gelaat van den Zaligmaker iets, dat verhevener, heerlijker en goddelijker was dan naar gewoonte... »Jesus nam het brood, sloeg zijne oogen met tranen overgoten, naar den hemel, en zijnen hemelschen Vader bedankende, zegende hij dit brood, brak het en gaf het zijne leerlingen: zeggende: neemt en eet, dit is mijn ligchaam (1).quot; En zie, o wonder! naauwelijks waren deze woorden uitgesproken, of het brood was wezenlijk veranderd; het was geen brood meer, maar Jesus Christus zelf, Jesus Christus, het vermaak der gelukzaligen, de schrik der duivelen, de Zaligmaker der wereld, Jesus Christus, /jRegter aangesteld der levenden en der dooden (2),quot; Jesus Christus in wiens naam zich alle knieën buigen van hen, die in den hemel, op de aarde en in den hel zijn. (3)quot;
Mijn zoete Zaligmaker, gedoog, dat uw arm schepsel u vrage, welk doelwit gij beoogt, met uwe godheid en menschheid onder de geringe gedaante van een stuk broods te doen schuilen ? Hebt gij u nog niet genoeg vernederd in uwe menschwording, met uit het hoogste des hemels neder te dalen, om u met eene mensche-lijke natuur en rnet al hare ellenden, uitgenomen de zonden, waarvan ze het droevig gevolg zijn, te beklee-den? Waartoe is het dan noodig van u nog zoodanig te vernietigen?
Mijn kind, de liefde, welke ik alle menschen toedraag, is zoo groot, dat ik mij niet heb kunnen bepalen, om u op de aarde ouderloos te laten. (4) Dewijl het u voordeelig was, dat ik naar den hemel wederkeerde, om u aldaar eene plaats bereid te maken (5), heb ik, eer ik u gingverlaten, mijne almagt voor uwe liefde te
(1) In den canon der mis. (9) Act. apost X, i3) Phi;. II, iO. (4) Joan. XIV. 18. (5; Joan. XVI. 2.
123
DE LIEFBKVLAMMEN
hulp geroepen, en dit middel uitgevonden, om altijd hier met u te verblijven en tenzelfden tijde aan de reg-terhand Gods faiijns Vaders in de heerlijkheid gezeten te zijn. Ja, ik zal steeds gestadig met u zijn tot het einde der eeuwen, om uw steun, uw troost en de spijs uwer zielen te wezen. Zoo lang er nog een druppel bloed van Adam op do aarde zal leven, zal de liefde mij daar gevangen houden, altijd zal ik zeggen tot al, wie mij wil hooren: Kom, kom, en eet het brood dat ik bereid; drink den wijn dien ik geschonken heb (Ij. Komt allen tot mij, gij die honger en dorst hebt naar de regtvaardigheid, gij die den vrede en hot geluk zoekt, gij die de liefde noodig hebt, komt, en ik zal u verzadigen.... «Neemt en eet, dit is mijn ligchaam,quot; het ligchaam van uwen God, van uwen besten vriend....
O goede Jesus, was het niet genoeg, van ons uwe liefde getoond, ons uit het niet getrokken, ons naar uw beeld geschapen, ons met den prijs van uw dierbaar bloed verlost te hebben? Moest gij dan nog na uw leven voor ons ten beste gegeven te hebben, (2^ u ons nog tot spijs schenken ? Wel hoe! roept de heilige Bo-naventura uit, (3) mijn God is mijne spijs geworden; het eeuwig Woord, de Wijsheid des Vaders, wil het voedsel mijner ziel zijn! Hij, dien de engelen niet dan bevend aanschouwen, degene, wiens glans en heerlijkheid zij niet kunnen verdragen, zie hoe hij in mijn hart nederdaalt, om zich op de naauwste wijze met mij te vereenigen.quot; (4) O wonderlijke zaak ! een armen verworpen schepsel voedt zich met het ligchaam van zijnen Schepper!\'\' (5) O allerzoetste Jesus! gedoog, dat ik het u zegge: uwe lieide tot ons heeft u te ver gebragt; want «wat is de mensch, dat gij u zoo met hem wilt bekommeren? (6) Is ieder mensch, die op de aarde leeft, iets anders dan ijdelheid, stof en asch?quot; (7) En nogtans, o mijn God, gij verwaardigt u uwe oogen van
(1) Pro/. IX, 5. (2; Abt Gueri\'icus op don feestdag van Pinksteren, 1 yenn. {3) S. Bonav. in zijn Buekw. de btnnulo amoris. (4i S. Joan. CLrys. hom CO ad po». Aiitioch. .,5; S. Thom. aa, G; Ps. Vlil, U) ps, XXVUl, 6.
124
VAN JESUS.
goedheid op hem te slaan, gij verwaardigt u hem aan uwe tafel te noodigen en hem met uw aanbiddelijk lig-chaam te voeden! Ach! gedoog, dat ik met verscheidene uwer dienaren herhale: uwe liefde tot ons is bovenmate geweest (1). Waarlijk, dusdanige overmaat betaamde, uwe heerlijkheid niet. — Buiten twijfel, mijn zoon, maar wanneer de liefde iemand weldaden wil bewijzen en zich met hem, dien zij bemint, wil vereenigen slaat zij geen acht op hetgene betaamt, zij gaat niet, waar de rede haar roept, maar alwaar zij door hare vurigheid -vervoerd wordt (2). Het is hierom, dat ik, weinig voor mijne eigene eer bezorgd zijnde, onder de nederige gedaante van een gering stuk brood, om tot spijs uwer ziel te dienen, heb willen schuilen. Helaas ! wat zou er van deze arme ziel, zoo zwak, zoo broos, zoo geneigd tot het kwaad, geworden zijn, had ik haar minder bemind, en mij niet geheel en al aan haar in het heilige Sacrament mijner liolde gegeven? — O mijn Jesus! als ik mijne ondankbaarheid aanschouw, overdekt de teedere liefde, welke gij mij toedraagt, mij met schaamte en schande. Ach! geef mij de genade, van nimmer meer ondankbaar te wezen; ontsteek mijn hart door uwe zuivere liefdevlammen, doch zoo geweldig, dat ik de wereld en mij zeiven vergete, om niets meer dan u alleen te beminnen en te behagen. Ik kom mijn ligchaam, mijne ziel, mijnen wil, mijne vrijheid, geheel mij zeiven u toewijden. Heb ik voorheen gezocht mijne zinnelijkheden te voldoen, door u duizendmaal te mishagen, het is mij zeer leed, o mijne liefde ! Voor het toekomende wil ik niets anders meer dan u alleen zoeken. O mijn God! gij zijt mijn al. Deus meus et omnia: ik wil niemand anders meer dan u alleen zoeken. Ach konde ik mij vooru vernietigen, gelijk gij u geheel voor mij vernietigd hebt! Ik bemin u, en geef mij geheel aan uwen heiligen wil over; maak dat ik u tot den laatsten adem mijns levens altijd meer en meer beminne.
»Hij, zegt onze goddelijke Zaligmaker, die mijn (1) S. Laur. Just. — S. August. (2) Joan, chrys.
125
DE LIEFDEVLAMMEN
vleesch eet, en mijn bloed drinkt blijft in mij en ik in hem.quot; (1) Wat een geluk, zulk een gast in zijn hart te bezitten! Wat een geluk voor eene ziel, die hem in de heilige communie ontvangen heeft, hem hare nood-\\vendigheden,hare ellendon voor oogen te stellen, hem hare vrees en hoop mede te deelen, hem hare liefde te kennen te geven! Wat een geluk, hem hare wonden te mogen vertoonen, en hem de genezing derzelve te mogen verzoeken ? Dit geluk heb ik menigmaal genoten; wat voordeel heb ik er mede gedaan? met welk geloof, liefde en ootmoed ben ik in dit Sacrament van liefde tot mijnen God genaderd ? Met welke gesteltenis ben ik tot de heilige Tafel gegaan? Wat vrucht heb ik er uit getrokken? Eene goede heilige communie is alléén genoeg, om van eenen grooten zondaar eenen groeten Heilige te maken! Ben ik beter, ben ik volmaakter geworden, na zoo dikwijls tot de heilige communie genaderd te zijn! Welke gebreken heb ik uitgeroeid? Welke deugden heb ik bekomen of doen aangroeijen? Wat groote reden van te vreezen! Hoe! alle maanden, alle acht dagen, mogelijk alle dagen tot de heilige communie gaan, en altijd een zoo onvolmaakt, een 200 onverstorven, een zoo verstrooid leven te leiden! Wat reden van vrees! eenen uit liefde tot ons vernederden, vernietigden God zoo dikwijls te ontvangen en nog altijd volhoogmoed,volijdelheid en eigenliefdezijn!
O Heer Jesus! ik smeek u, mij niet volgens mijne verdiensten te behandelen. Helaas! indien gij mijne boosheden, mijne ondankbaarheden, mijne oneerbiedigheden tot uw heilig Sacrament van liefde, oen voor een onderzoekt, zou ik zoodanig onderzoek kunnen uitstaan? Neen, mijn God, neen; ik belijd, dat het mij onmogelijk zou wezen u een enkel woord op duizend te antwoorden.quot; (2) Ik wil ook niet ondernemen mijne laauwheid, met welke ik u in de heilige communie ontvang, te regtvaardigen: want ik waet, dat zoo ik wilde betoogen, dat ik onschuldig ben, gij mij op hetzelfde oogenblik van leugentaal en (1) Joan VJ, 57. (2j Job. IX.
126
VAN JESUS.
dwaasheid zoudt overtuigen.quot; (1) Ik wil u dan liever mijne schuld bekennen, en voor uwe voeten zuchten, o zoete Zaligmaker mijner ziel! Ja, ik ben onverschoonbaar. Wel hoe! ik heb nu zoo menigwerf het heilig ligchaam van mijnen God genuttigd, en ik ben nog laauw en onverschillig in zijnen dienst, zoo weinig gevoelig voor zijne liefde! Ik heb zoo menigmaal dien God van oneindige zuiverheid en heiligheid ontvangen, en ben nog altijd zoo afschuwelijk besmet met duizende zonden en onvolmaaktheden! O hemel! Wanneer ik tot de heilige Tafel zal naderen, zou ik volgens den heiligen Chrysostomus, moeten gelijk zijn aan eonen leeuw, het vuur uitademende der goddelijke liefde; ik zou voor de machten der hel een voorwerp van schrik en afschuw moeten wezen; (2) en nogtans gebeurt het, dat ik door eene soort van duivelsch mirakel, na tot de heilige Tafel genaderd te zijn zoo onverschillig, zoo onvolmaakt, zoo onverstorven, zoo onverduldig ben als
te voren.....O mijn God! wat zal ik in den laatsten dag
des oordeels antwoorden ? Welke verschooning zal ik kunnen bijbrengen, wanneer gij mij voor oogen zult stellen, van den eenen kant de genaden, die ik uit ééne communie alleen kan ontvangen, en van den anderen kant de menigvuldige misslagen, waaraan ik mij zonder ophouden pliglig gemaakt heb. (3) Gij zult daar tegenwoordig zijn, mijn Jesus: het zal voor u wezen, dat ik mij zal zien voorstellen, maar helaas! gij zult niet meer de bruidegom mijner ziel, maar haar regter zijn; gij zult geen lam meer wezen vol zachtmoedigheid, maar een met regt en reden verbitterde leeuw. Och! welke harde verwij tingen zult gij mij dan niet toestieren!.....
Wat zal ik dan doen? Zal ik gaan wanhopen? Zal ik de heilige Communie verlaten! O gewis neen. Maar ik zal meer bezorgd zijn, om mij daartoe te bereiden; ik zal aan mijnen God geven, al wat hij mij zal vragen, en voor al het overige zal ik mij aan zijne barmhartigheid overlaten. (4) Ja mijn zoete Jesus, het is in de armen
(1) Job XI, 29. (2) S. Joan. Chrys. Iiom. G 1 ad pop. Antioch. (4) S. Joan. Chrysost. hom. 60 ad pop. Antioch. {3, Hebr. IV. 16.
127
IJE LIEFDEVLAMMEN
uwer barmhartigheid, dat ik mij wil werpen; het is in uw goddelijk hart, datik mij wil gaan verbergen. Sedert dat ik op de wereld ben, heb ik u menigmaal vergramd, ik heb u veel verdriet aangedaan; als een andere verloren zoon, heb ik u, met u te verlaten, en om mijne buitensporigheden, vele tranen doen storten; ondankbare en ontaarde mensch, ik heb u behandeld, alsof gij mijn wreedste vijand geweest waart, en zie, niettegenstaande dit alles, wilt gij mij nog onder het getal uwer kinderen ontvangen: gij doet mij aan uwe tafel zitten. Helaas! misschien heb ik deze uitstekende weldaad misbruikt. Misschien heb ik uwe eigene weldaden gebezigd, om u te vergrammen. O goede Jesus! heb ik het ongeluk gehad u zoo verre te beleedigen, gelief dan het leedwezen van mijn hart aan te nemen; gelief mij alles te vergeven. En dewijl gij, door eene overmaat van liefde, mij toelaat, u zoo dikwijls in het ellendige huis van mijn hart te ontvangen, zoo geef mij de genade u voortaan met eene brandende liefde, eene ware droefheid van u zoo slecht gediend te hebben, daarin te mogen ontvangen. Mogt ik, o goedertierene Meester, mijn teederhartige broeder, mijn beste vriend, mijne hoop, mogt ik door mijne vurigheid in het toekomende al de pijnen, die ik door mijne flaauwe Communiën uheb aangedaan, herstellen! O zoete Jesus, verhoor mijnen wehsch en heb medelijden met mij. Ik bemin u en wil u voor altijd beminnen. Ik bemin uwe goedheid, en omdat gij oneindig volmaakt zijt, om u zeiven.
»En ziet, ik ben met u tot het\'einde der eeuwen.quot; (1) Dusdanig was de belofte, die onze Heer zijnen Apostelen deed, wanneer hij ten hemel opklom, en deze belofte is niet vruchteloos geweest. De goede herder heeft zijne lieve schapen sedert achttien honderd jaren nooit verlaten; op de stem zijner priesters heeft hij zich ver-pligt voor hen uit den hemel neder te dalen; hij heeft zich voor hen aan de verachting, aan de oneerbiedigheden, aan den smaad der goddeloozen, aan de vergetelheid en verlatenheid der slechte christenen overge-
(1) Malth, XXVIII. 20.
128
VA.N JESUS.
laten. Gedurende zijn sterfelijk leven bewoonde Jesus Christus alleenlijk het Joodsche land, en weinig personen was het gegeven, hem te zien en te hoeren; doch heden is het zoo niet meer; ik behoef slechts in eene katholieke kerk,in eene eenvoudige kapeUegaan,daar zal ik mijnen God vinden. Hij wordt daar in tabernakelen, helaas! die dikwijls zeer slecht en weinig waard zijn, opgesloten. Hij bevindt zich daar alleen, verlaten en niemand denkt er aan hem te gaan bezoeken, niemand denkt er aan, hem voor zijne liefde eens te bedanken. Hij is daar tegenwoordig, hij wacht mij daar af, om over mij overvloedige genade uit te storten,
om mij zijne liefde te schenken..... O! gelukkig is de
ziel, welke getrouw is in dikwijls eenen zoo goeden Meester in het heilig Sacrament des Altaars te gaan bezoeken! Gelukkig is de ziel, die hem dikwijls hare ellende gaat vertoonen. O! hoe zoet zijn de tranen, welke een arme zondaar, bij het herdenken zijner voorgaande zonden, aan de voeten van Jesus stort! Ik herhaal het nog eens, en zal het zonder ophouden herhalen; gelukkig, ja duizendmaal gelukkig de ziel, die als het haar mogelijk is, geenen dag laat voorbijgaan, zonder dien God van liefde te gaan bezoeken? Zij zal dikwijls meer genaden verkrijgen met een kwartier uurs voor dit heilige Sacrament te bidden, dan met al hare dage-lijksche oefeningen.
GEBED.
O Jesus! wanneer i k de li efde overweeg, die gij ons bewijst met in het heilig SacramentdesAltaarsteblijven, om ons in dit dal der tranen en ballingschap te troosten, dan ben ik als buiten mij zeiven, ik kan geene voldoende uitdrukkingen vinden, om de gevoelens van mijn hart te kennen ie geven, en ik word schaamrood, van u zoo weinig liefde te bewijzen, en niet geheel door uwe liefde verslonden te worden. Op welk uur van den dag of van den nacht ik mij in eene kerk aanbied, vind ik u daar altijd bereid, om mijne gebeden te ontvangen en te verhooren. Gij hebt uwe woning in het raidden
129
DE LIEFDEVLAMMEN
van ons gevestigd, alsof gij ons gelijk waart, gij woont zoo lief in het kleinste dorp als in de bevolkte steden. Is er een van uwe schapen in droefheid gedompeld, dan brengt gij het weldra vertroostingen toe. Ligt het op een bed van smarten uitgestrekt gij gaat het zelf bezoeken en neemt deel in zijn lijden. Is het op het punt van zijn laatsten snik te geven, gij loopt er aanstonds naar toe, gij moedigt het aan om gewillig zijn leven op te offeren, en, door uwe tegenwoordigheid, verzacht gij voor hem den schrik des doods. O Jesus! hoe onuitsprekelijk is uwe liefde voor de menschen! quot;Wanneer zullen zij u dan genoegzame wederliefde betoonen ? Wanneer zullen wij u beminnen, gelijk het billijk is, dat wij u beminnen? O zoete Zaligmaker! verleen ons alleen deze genade, en aan mij in het bijzonder, die ze het meest van allen noodig heb. Fiat! fiat! dat het zonder uitstel alzoo geschiede. Amen.
OEFENINGEN.
Gij moetheden, mijn lieve christen, drie zaken van groot belang vaststellen, en er voortaan zeer getrouw aan blijven.
lo. Eiken keer, dat gij het geluk zult hebben tot de heilige Tafel te naderen, bereid u tot dat goede werk, gelijk gij doen zoudt, indien gij zeker waart, van terstond daarop te moeten sterven. Lees van tijd tot tijd met aandacht het korte onderrigt, dat de oefeningen voor en na de Communie voorafgaat, en welke gij op het einde van dit werk vinden zult.
2o. Neem de heilige gewoonte aan, van dikwijls, hetgeen men gewoonlijk noemt, «geestelijk» te communie te gaan, hetwelk bestaat in eenen/vurigen wensch, om Jesus Christus in zijn hart te ontvangen, en met hem in een gemeenzaam gesprek te zijn alsof men hem werkelijk ontvangen had. Men kan overvloedige genaden trekken uit deze uitmuntende, eenvoudige en gemakkelijke oefening. Men kan deze geestelijke communie zoo dikwijls door den dag herhalen, als men zulks verlangt.quot;
3o. Ga dagelijks, voor zoo veel gij zult kunnen, onzen
130
VAN JESUS.
Heer in het heilig Sacrament van liefde bezoeken. Gij zult op het einde van dit werkje de oefening vinden van: «bezoek tot het heilig Sacrament. «Maak daar een goed en gedurig gebruik van, gij zult er ontelbare geestelijke voordeelen uit trekken. Zijt gij rijk, ik zal u nog eene oefening, die aan het hart van onzen Heer zeer aangenaam zal zijn, voorstellen. Het is niet zeldzaam, vooral ten platte lande behoeftige kerken te vinden, welke bijnageenlijnwaadhebben,dat geschiktis tot den dienst des altaars; hierdoor komt het dat hetligchaam van onzengoeden Meester dikwijls op grove korporaaldoeken, somtijds gescheurd en versleten, moet rusten. Mijn lieve christen, uit liefde tot dien teederen vriend onzer zielen, leg u eenige opoffering op, en maak, dat hij ten minste op behoorlijke korporaaldoeken, en die minder onbetamelijk voorkomen, mag rusten. Waarom zoudtgij, die rijk zijt, niet doen, hetgene zoo vele ongegoede vrouwen doen, die verscheidene jaren lang zich bekommeren,om eenen altaardoek, behoorlijke kandelaars, kelkdoekjes, korporaaldoeken, en zoo voorts, te kunnen koopen? Welke wonderbare voorbeelden van deze soort zou ik kunnen aanhalen. Vergeef het mij, lieve christen, dat ik in deze bijzonderheden treed; niets is gering als het de dienst en de eer van onzen God aangaat.
Droefheid van Jesna in den hof van Olijven, z^n bloedig zweet, «yne onderwerping aan den wil van God.
Trislis est anima men usque ad mortem.
Matth. XXVI.
Mijne ziel is bedroefd tot den dood toe.
Het is hier, dat het bloedig tooneel van het lijden onzes goddelijken Zaligmakers gaat beginnen, en het is, dat wij dien goedertieren Meester aan duizenden pijnen en smarten, uit liefde tot ons, gaan blootgesteld zien.et is hier, dat het bloedig tooneel van het lijden onzes goddelijken Zaligmakers gaat beginnen, en het is, dat wij dien goedertieren Meester aan duizenden pijnen en smarten, uit liefde tot ons, gaan blootgesteld zien.
131
DE LIEFDEVLAMMEN
Na de instelling van het heilige Sacrament des Altaars, na zijne laatste onderwijzingen aan zijne lieve Apostelen gegeven te hebben, trok Jesus, aan wien niets meer in deze wereld overbleef te doen, danlijden en sterven «volgens zijne gewoonte, over de beek van Cedron, naar den berg van Olijven, in eene plaats met name Gethsemani, alwaar hij in eenen hof ging, vergezeld van zijne leerlingen.» (1).
Daar het oogenblik van zijnen strijd naderde, wilde hij tot ons onderrigt, door het gebed, zich daartoe bereiden. Ilij zeide dan tot zijne leerlingen: «Blijft hier, terwijl ik een weinig verder mijn gebed ga doen; bidt gij ook, opdat gij in geene bekoring vallet. Daarna nam hij in het bijzonder rnet zich Petrus, Jacobus en Joannes.» (2) Maar naauwelijks was hij op de eenzame plaats van den hof gekomen, of «hij begon van vrees te schudden en te beven, zijne ziel werd met eene onuitsprekelijke droefheid en verdriet overvallen,): en deze droefheid ging zoo ver, dat hij die nooit over iets geklaagd had, die het lijden zoo zeer beminde, tot zijne bevoorregte Apostelen genoodzaakt was te zeggen : «Mijne ziel is bedroefd tot den dood toe».....
Na hun deze vertrouwelijke mededeeling gedaan te hebben, verliet hij hen, ging een weinig verder en hervatte zijn gebed. Maar helaas! zijne droefheid, zijne vrees, zijn angst groeiden gedurig aan, en de strijd, dien hij moest ondergaan, was zoo geweldig, dat «een bloedig zweet hem van alle kanten afliep! Men zou gezegd hebben, dat zijne godheid hem verlaten had: ook deed de hevigheid van zijne droefheid en schrik «hem in eenen doodstrijd vallen.» (3)
Maar heer, waart gij het niet, die aan uwe Martelaren in hun lijden eene zoo groote blijdschap toebracht, dat deze hun de pijnen en den dood deed verachten? De heilige Agatha ging naar de gevangenis en ter dood als naar een bruiloltsfeest. De heilige Tibjirtius wandelde op gloeijende kolen, alsof het bloemen geweest waren.
(1) Joan. XV!1T, 1. - Luc. XXI\'. 89. (2) Malth. XXVI, 26 -Luc. XXII, 40. — Marc. XIV, 33 (3) Luo, XXII. U.
132
VAN JESUS.
Naauwelijks had de heilige Andreas het kruis, dat tot werking zijner lijfstraf moest dienen, aanschomvd.of hij riep met eene verrukking van troost en blijdschap uit: O kostelijk kruis! o kruis door het aanbiddelijkhgchaam van mijnen Zaligmaker vereerd en geheiligd! o voortref-felijk liruisl gij,waarnaar ik zoo langgewenscht,hetwelk ik zoo vurig bemind en gedurig betracht heb, ik vind u dan eindelijk bereid, om mijne vurige wenschen te voldoen! Ik kom met blijdschap en vrijmoedigheid tot u; ach! trek mij ellendige uit deze wereld, en geef mij aan mijnen lieven Meester Jesus Christus weder; dat hij mij uit uwe armen ontvange, dewijl het door u is, dat hij mij verlost heeft.quot; Als men hem van het kruis, na twee dagen levend daaraan gehangen te hebben, wilde afnemen, riep hij uit: »Gedoog niet, Heer, dat men mij hier losmake, noch dat ik de vernedering onderga, van elders dan op uw kruis te sterven.quot; (1) De heilige Vincentius werd in zijne marteling op de pijnbank gefolterd,met ijzeren haken verscheurd,op gloei-jende metalen platen verbrand; en nogtans, en zoo als de heilig Angustinus verhaalt,sprak hij zoo kloekmoedig tegen den dwingeland, dat het scheen, dat er een andere Vincentius leed en een ander sprak. (2) Terwijl de heilige Laurentius op den rooster gebraden werd, was het inwendig goddelijk liefdevuur, zegt de heilige Leo, krachtiger om zijne ziel te vertroosten, dan het uitwendig vuur, om zijn ligchaam te vernielen (3) Ook riep hij tot den dwingeland : «Wilt gij mijn vleesch eten, het is nu genoeg gebraden; neem het en eet.quot; (4) Ziedaar, o mijn Jesus! hoe gij uwe Martelaren,in het midden van hunnen strijd, door uwe zoete liefde hebt weten te versterken^ en gij behoudt voor u zei ven niets dan zwakheid en benaauwdheden! Waarom, terwijl gij uwe dienaren in het midden der geweldigste pijnen met zooveel blijdschap vervuldet, waarom wordt gij in de uwe met zoo groote droefheid bevangen? -— Ach, mijn zoon, heb ik gezucht, heb ik gebeefd, ben ik in
(1) Acta S. Andreas. (S; S, Aug. i3) S. Leo, in Kativ. S.Lau rent. (4) Ibidem.
133
DE LIEFDEVLAMMEN
den hof van Olijven met zoo geweldige droefheid overvallen geworden, dit heb ik ter uwer liefde en tot uwen troost gedaan. Heeft dat gezigt van den schandelijken dood, die mij bereid was, mij zoo geweldigen schrik aangejaagd, het was, dat ik al de zwakheden van den mensch op mij genomen had, en dat de dood zoo wel
voor mij zijne afschuwelijkheden had als voor hem.....
Maar helaas! ik had nog meer andere redenen, om bedroefd te zijn tot den dood toe. Vooreerst, ik zag mij met de zonden van alle menschen beladen. Ach! wie zou die zonden kunnen optellen! ik zag ze allen klaar voor mijne oogen, zonder eenige uitzondering, ik kende duidelijk al derzelver boosheid, ik wist wat smaad zij aan God doen, wat afschrik hij van dezelve heeft. En het was met dit schrikkelijk pak van al de misdaden, welke ooit bedreven zijn geweest en immer zullen bedreven worden, dat ik voor mijnen bemelschen Vader verscheen. De schaamte, die ik daardoor onderging, was zoo groot, en de droefheid, waarmede ik over zoo vele zonden bevangen werd, was zoo bovenmatig, dat er een mirakel mijner almagt noodig was, orn er niet van te sterven. Mijn zoon, zoo gij de heiligheid van God en de leelijkheid der zonde, welke hem beleedigt, kendet, dan zoudt gij over mijne droefheid niet meer verwonderd zijn, en wel beseffen, hoe het heeft kunnen zijn, dat er zoo een overvloedige stroom van bloed van alle kanten van mijn ligchaam is afgeloopen.
— Maar ik heb dan ook door mijne zonden in uwe droefheid deel genomen, o Heer! gij hebt dan ook het zware pak mijner zonden gedragen I
— Ja, mijn kind,het ongeregelde vermaak,dat gij in zoo vele zonden van uw voorgaand leven, zoo dikwijls verlangd,gezocht en zoo rampzalig gevonden hebt,heeft mijne ziel met eene doodelijkedroefheiddoordrongcn; ziedaar de oorzaak van mijnbloedig zweet; ziedaar wat mij tot dien wreeden doodstrijd gebragt heeft. Wel hoe! mijn zoon, ik vraag het u, die uw God en uw broeder ben, zoudt gij dit vermaak nu nog kunnen beminnen? Zoudt gij nog mijne droefheid willen vernieuwen?
134
quot;quot;VAN JESUS.
— Ach, Heer! ik val u te voet, beschaamd, vernederd, verootmoedigd, ik beken mijne ondankbaarheid, mijne trouweloosheid, gelief mij vergiffenis te verleenen. Helaas ! het zijn mijne vervloekte zonden, die ieder in het bijzonder, (1) uw hart met verdriet en droefheid overladen hebben. Is het dan alzoo, dat ik de liefde, welke gij mij bewezen hebt met voor mij uw leven ten beste te geven, heb vergolden?... O mijn God! maak mij de droefheid deelachtig, waarmede gij in den hof dei\'Olijven over mijne zonden overvallen waart, opdat deze droefheid mij, geheel mijn leven lang, in een opregt leedwezen doe volharden. Mijn zoete Zaligmaker! mogt ik voor het toekomende, door mijne tranen en liefde, u zoo veel troost toebrengen, als ik u tot hiertoe droefheid en verdriet veroorzaakt heb! Ik ben bedroefd uit geheel mijn hart van aan mijne rampzalige vermaken boven u de voorkeur gegeven te hebben, het is mij leed, en ik bemin u boven al, wat er is. Ja ik bemin u uit geheel mijn hart, uit geheel mijne ziel, maar ik bemin u nog niet genoeg. Geef mij dan eene zoo groote liefde als gij vanmij verlangt; trek mij dagelijks meer en meer tot uwe liefde, door den geur uwer welriekende reukwerken, die de zoete ingevingen uwer genade zijn, en maak, dat ik tot den laatsten adem van mijn leven in uwen dienst volharde.
«Mijne ziel is bedroefd tot den dood.quot; De grootste oorzaak van de diepe droefheid van Jesus was, te zien, dat al zijn arbeid, al zijn lijden en zijn dood, voor het meerendeel der menschen vruchteloos zoude zijn. Een oneindig getal van hen lag reeds in den helschen afgrond te branden, niettegenstaande zij aan de vruchten van zijnen dood reeds vooraf konden deelachtig geworden zijn; en hij voorzag, dat vele andere menschen, in het christendom zelfs, ondanks zoo vele genaden, nog-tans zouden verloren gaan. Hij zag, dat het getal der uitverkorenen verre het kleinste getal zoude zijn; dat men hem als slaven zou dienen; dat, na zoo vele teekenen van liefde, men hem evenwel zou vergrammen;
(1) S. Bern. Senens.
135
DE LIEFDEVLAMMEN
dat, om hem te dienen, men maar juist zoo veel zou doen, als er geboden was, en enkel uit vrees van zich te verdoemen; hij zag- dit alles, en, als ondanks zich zeiven, werd hij moedeloos.
Waar ging Jesus Christus in het midden van al die inwendige droefheden danverlichtingen troost zoeken? Nergens elders dan in en bij zijnen Vader. Ach wat schoon voorbeeld heeft hij ons hier ter navolging gegeven!
«Onze goddelijke Zaligmaker, zegt Pater Judde, laat het grootste deel zijner leerlingen aan den ingang van den hof. Waartoe dienen al die getuigen en al die vertrouwelingen van onze pijnen en verdriet? Dit dient slechts, om hen te vermoeijen en lastigte vallen; zij hebben hunne kruisen gelijk wij; is het heden niet, dan is het op eenen anderen keer; dit kan ons niet vertroosten of verligten. Na eenige oogenblikken opschorsing en na hun zijn hart geopend te hebben,keert men weder in zichzelven, bedroefd zoo als te voren, en met wroegingen beladen van verscheidene nieuw bedreven zonden.
«Jesus Christus neemt drie leerlingen met zich.» Men mag in de inwendige pijnen tot een uitverkoren vriend gaan en hem zeggen: «Ik bid u, geef mij uwen raad en bid voor mij; dit is slechts God in den mensch zoeken; maar tot onvolmaakte vrienden zijne toevlugt nemen, dit is de wereld zoeken.
«Jesus Christus verlaat een oogenblik daarna zelfs die drie vrienden.... De troost, dien men eerst uit inzigt van God gezocht heeft, zou kunnen natuurlijk worden, zoo hij te lang moest duren. Keeren wij dan weldra tot God weder.
«Maar hoedanig was zijn gebed? Toen hij zich ter aarde nedergebogen had, om beter zijnen eerbied te kennen te geven, of omdat hij de krachten niet meer had van zich te ondersteunen, sprak hij aldus: «Mijn vader is het mogelijk, dat dan deze kelk van mijn wegga; nogtans niet mijn maar uw wil geschiede.» (1) ■ «Wat schoon en edelmoedig gevoelen! hoe zeer is \'
(1) Matth. XXVI, 39.
436
VAN JESUS.
het den Zoon Gods en zijne navolgers waardig! Neen. niets is goddelijker, dan zoo veel tegenspoed met zoo veel onderwerping te ondergaan. Zoo Jesus Christus geschenen had minder moeite te hebben om zich te onderzoeken, zouden wij gezegd hebben: «Ik kan hem niet navolgen.» Laat ons dan voortaan, als wij in droefheid zijn, zuchten, laten wij ons hart voor God uitstorten, zulks is geoorloofd; doch laten wij ons ook aan den wil des Heeren onderwerpen.
Het gebed van Jesus was kort; «Mijn Vader, is het mogelijk; neem dan dezen kelk van mij weg; doch dat niet mijn, maar uw wil geschiede....» Hoe bedrukt wij ook mogen zijn, al waren wij op het punt van onzen laatsten adem uit te blazen, kunnen wij echter ook zoo bidden.
«Jesus herhaalde dit gebed, zoo lang zijne droefheid duurde, en tot dat een Engel hem kwam vertroosten. (1). Volgen wij hem na. Men verkrijgt slechts door de volharding.
«Zijn gebed was teederhartig «mijn Vader!....» Ach! hij is onze Vader, al zendt hij ons droefheid over. Dat hij mij dan vrij naar zijnen heiligen wil behandele; ik vrees slechts de slagen van eenen vergramden regter.
«Zijn gebed was onder voorwaarde: «Verlos mij, zoo het mogelijk is, indien gij het raadzaam vindt.» Had hij tot iemand anders dan tot eenen vader gesproken, dan zou hij gewis volstrekt gezegd hebben: «Verlos mij van den dood.» Maar hij spreekt anders. Mijn vader kent beter dan ik, wat mij dienstig is, hij vermag alles, hij bemint mij, dat hij mij dan op eene harde wijze behandele, indien het dus zijn welbehagen is. Hij is mijn Vader. Sceviat quantum vult, Pater est»
«Ach! hoe menigwerf zullen wij allen, wie wij ook zijn, in onzen levensloop deze gewigtige lessen moeten beoefenen?
187
Gaan wij tot God, daar zullen wij alles vinden; maar ik herhaal het nogmaals, gaan wij niet dan tot God alleen, of tot menschen, die met Gods geest bezield zijn.»
(1) Matth. XXVr, 44. Luc. XXII, 43 50
8.
DE LIEFDEVLAMMEN
GEBED.
Ik maak dit vast besluit, terwijl ik mij voor uwe voeten werp, o mijn Zaligmaker! Tot u wil ik mijne toevlugt nemen, bij u wil ik mijnen troost zoeken, wanneer het u zal believen mij eenig kruis, of eenig verdriet over te zenden. Gij zijt mijn Meester, mijn beste vriend; ik mag mij dus aan u in alles overgeven. Straf, o mijn Jesns! straf dien misdadige in dit leven, welke zoo menigmaal de hel verdiend heeft, en doe met mij al, wat u zal raadzaam schijnen: (1) mijn hart is bereid, om uit uwe hand den tegenspoed zoo wel als den voorspoed te ontvangen (2). Zie mij hier voor uwe voeten. Ik verlaat mij op uwe barmhartigheid; ik stel mij in uwe handen (3); immers ik weet, dat al wat gij met mij zult doen, niet dan tot mijn welzijn en voordeel zal strekken. Wilt gij, dat ik verheven worde, uw wil zij dan nog eens gezegend. Gelieft gij mij te troosten, wees geloofd, en wilt gij mij tegenspoed en verdriet overzenden, wees altijd gezegend (4). Ik zal gaarne voor u lijden al, wat gij mij zult gelieven over te zenden. Ik verlang met onverschilligheid van uwe hand te ontvangen goed en kwaad, zoetheden en bitterheden, blijdschap en droefheid, enu te bedanken voor alles, wat gij mij zult overzenden. Bewaar mij voor eeuwig van alle zonden, en dan zal ik noch dood, noch hel vreezen. Als gij mij maar niet verwerpt, en niet uit het boek des levens sluit, kan mij geen tegenspoed hinderen (5). Als ik u maar mag beminnen, dan is mij al het overige onverschillig. O zoete Jesus! geef mij uwe liefde en de genade van in mijn sterfuur te mogen zeggen: «Mijn Jesus! ik bemin u, en onderwerp mij aan uwen heiligen wil.» Amen.
(I) 1 Reg. 111. 18. (2) S. Aug. in Psalm 108. (3) De Imit. Lib. VI. cap. 9. (4) De Imit. Lib. Ill, Lib. cap. 17. (5j Ibid.
138
VAN JESUS.
Onderwerping aan den wll God»,
In het volbrengen van den wil Gods, bestaat de heiligheid, daarin is de volmaaktheid gelegen; buiten dit is alles ijdelheid en bedrog. Leer u dan aan dien heiligen wil altijd onderwerpen:
lo. Wat de gezondheid en de ziekte aangaat; indien gij in lijden zijt, of met een pijnlijke ziekte te bed ligt, zeg: «het is de wil van God, het is ook de mijne.»
2o. Voor de inwendige vertroostingen zoo wel als voor de mistroostigheden; God weet, beter dan gij, wat uwe ziel voordeelig is.
3o. Wat de armoede en rijkdommen betreft; zijt gij rijk, dan moet gij weten, dat de rijkdommen vele bekommeringen baren, dat zij dikwijls een ondragelijken last bijdragen, en zij u aan menigvuldige gevaren blootstellen ; onderwerp u dan aan den wil van God, die raadzaam gevonden heeft, niet van u meester en bezitter, maar alleen als bewaarder te stellen over de schatten, welke gij voor de armen, zoo wel als voor uzelven, ontvangen hebt. Zijt gij arm, zoo moet gij u gaarne aan de ontberingen van uwen staat onderwerpen, dewijl God ditalzoo toelaat. Dekoude,dehitte,dehonger,de dorst, de arbeid, de vermoeidheid, het zweet, de verachting en de versmadingen der rijken, ziedaar het lot van den arme. Volgens de wereld, is diteen zeer ongelukkiglot, maar zoo is het niet volgens de beoordeeiing van het geloof. O mijn God! welke verdiensten kon men niet verkrijgen, wanneermen,inhetmidden der armoede,in het midden zijner menigvuldige gebrekkei ij kheden, uit den grond zijns harten zegt: «Heer, uw wil geschiede.»
4o. Onderwerp u ook aan den wil van God, voor hetgeen de jaargetijden en het weder betreft; wil niet morren, omdat het te lang en te dikwijls regent, omdat de droogte uwe vruchten doet te niet gaan, en zoo voorts; al dit morren verandert den staat van zaken niet, en beleedigt God. Eindelijk, onderwerp u in al wat u aangaat, aan dien aanbiddelijken wil; vergenoeg
139
DE UEFDEYLAMMEN
u met de gezondheid, de begaafdheden, de heiligheid, die God u wel heeft willen vergunnen, en zeg steeds in deze, zoo als in alle andere zaken; «Heer, ik wil volstrekt niets anders, dan dat gij wilt.»
• GEBED.
Om Jesus , zieltogen\'! In dru hof van Olijven, de gnnade te rerzoeben , van oenen zaligen dood Ie mogen storten.
O Jesus! mijn Zaligmaker, ik smeek u door de bittere droefheid, waarmede uwe ziel in den hof van Olijven bevangen werd, kom mij te hulp, wanneer mijne ziel, op het punt van mijn ligchaam te verlaten, met schrik voor uwe vreeselijke oordeelen vervuld zal zijn. Gelief mij alsdan door de zoete hoop uwer genade en barm-harligheid te versterken; gewaardigmij uwen heiligen Engel alsdan toe te zenden, om mij tegen de aanvallen en bekoringen des duivels te beschermen. Dat de kracht van uw lijden mij dan de sterkte verleene, om met blijdschap, gewillig en met geduld de langdurigheid der ziekte en de hevigheid der pijnen te verdragen. Maak, dat mijne ziel altijd aan uwen wil volkomen onderworpen blijve, en dat zij, ter uwer liefce, de gezondheid en de ziekte, den tegenspoed, den dood en hot leven, met onverschilligheid aanvaarde, en dat zij gestadig in alles herhale. «Mijn God, uw wil, en niet de mijne geschiede.» (1)
Ik verzoek u niet, o Heer, dat gij mij eenen zachten dood, verdragelijke pijnen of ligte ziekten zoudt willen overzonden; dit alles laat ik aan uwe wijsheid over, opdat zij daarover niet volgens mijnen wensch, maar volgens mijne noodwendigheden, en volgens dat het mij voordeeligst zal zijn, zou gelieven te beschikken. Hetgeen ik u verzoek en smeek mij te willen vergunnen, is de genade van in mijnelaatste ziekte de heilige Sakra-menten der stervenden waardig te mogen ontvangen, en stervende uit den grond mijns harten, te mogen zeggen: «Jesus en Maria, ik geef mijne ziel in uwe handen over; Jesus en Maria, ik bemin u uit geheel mijn hart.» Amen.
(1) Marc. XIV 36.
140
VAN JESUS.
Jcsii? y door den troaweloozen Judas verraden gt; wordt als een dief gebonden»
Comprehenderunl Je sum et ligaterunt eum, Joan. XVI.I, 12.
Zij grepen Jesus vast en bonden Hem.
De trouwelooze Judas had besloten Jesus te verraden. Hij trok dan op naar den hof van Olijven, alwaar hij wist, dat zijn goddelijke meester gewoon was omtrent den avond te gaan bidden, vergezeld van eene bende Romeinsche soldaten en een hoop dienstknechten, die van lantaarnen en stokken voorzien waren. (1) Onderweg, zeide hij tot zijne bende: dewijl gij Jesus van Nazareth niet kent, bemerk wel dengene, welken door mij zal gekust worden; want deze is het, dien gij moet gevangen nemen; doch leidt hem voor-zigtig weg, uit vrees dat hij ontsnappe. (2) Dit teeken en deze raad waren eenen Judas waardig.e trouwelooze Judas had besloten Jesus te verraden. Hij trok dan op naar den hof van Olijven, alwaar hij wist, dat zijn goddelijke meester gewoon was omtrent den avond te gaan bidden, vergezeld van eene bende Romeinsche soldaten en een hoop dienstknechten, die van lantaarnen en stokken voorzien waren. (1) Onderweg, zeide hij tot zijne bende: dewijl gij Jesus van Nazareth niet kent, bemerk wel dengene, welken door mij zal gekust worden; want deze is het, dien gij moet gevangen nemen; doch leidt hem voor-zigtig weg, uit vrees dat hij ontsnappe. (2) Dit teeken en deze raad waren eenen Judas waardig.
Na aldus zijne maatregelen genomen te hebben, gaat hij in den hof; hij laat zijne bende een weinig achter, herkent Jesus zijnen Zaligmaker, loopt hem tegemoet, zeggende: Wees gegroet, Meester! hij vliegt hem om den hals en kust hem (3). Het Lam Gods weigerde dien kus niet, welke hem mogelijk smartelijker viel, dan al de andere pijnen van zijn lijden, dewijl het voornemen van dien ellendeling hem bekend was; met inzigt om hem te winnen en hem in zich zeiven te doen kee-ren, zeide hij hem met eene zachtmoedigheid, bekwaam \'om eenen tijger te bedaren en een\' gewonen booswicht te bekeeren: «Wel hoe! verraadt gij aldus uwen Meester met een kus?» (4).
Na deze woorden gezegd te hebben, naderde Jesus eenige schreden tot de vijandelijke bende, die hem af-
f!) Matth. XXV, 47 Joan. XVIII, 2. (2) Mare. 14, 44. (3) Matth. XXV, 49. (4) Luc. XVUI, 48.
141
DE LIEFDEVLAMMEN
■wachtte en vroeg hun: Wien zoekt gij? — Jesusvan Nazareth, ivas het antwoord.—Ik ben het, antwoordde Jesus. Dewijl het op mij is, dat gij het gemunt hebt, moogt gij mijnen personen gevangen nemen, dit sta ik u toe, maar laat dezen gaan, zeide hij, op zijnen leerlingen wijzende. (1)
O allerminnelijkste Jesus, het is alzoo, dat gij op u neemt, ons in alle gelegenheden al de liefde, welke gij ons toedraagt, to bewijzen? Uwe vijanden komen u boeijenen ter dood geleiden, en zonder eens te denken van hen te ontvlugtea of u te verdedigen, denkt gij niet dan op uw geliefde leerlingen; gij geeft uwe vijanden alle magt over u, en verbiedt eenig leed te doen aan hen, die u beminnen. 0 Jesus! wat groot geluk is het, eenen zoo goeden Meester als gij zijt, te mogen dienen; wat een geluk, zich op uwe liefde gerust te mogen verlaten voor de zorg van al, wat ons aangaat! Ik wil, ik wil voortaan mij volkomen op u vertrouwen en mij zonder eenige uitzondering aan u overgeven. Gij zijt mijn beschermer, en gij waakt gestadig over mij: wie zal mij kunnen doen vreezen, of waarvoor zal ik kunnen schromen? Wel hoe! een vorst is van zijne lijfwacht omringd, en hij vreest niet; een sterveling wordt door andere stervelingen, gelijk hij , bewaakt, en hij laat zich voorstaan, dat hij in veiligheid is! Zal ik dan vreezen, als mijn God voor mij bezorgd is! Neen, zeker neen. O Jesus! ik zal altijd mijn vertrouwen op u stellen. Al was geheel de hel tegen mij uitgelaten, dan nog zal mijn vertrouwen niet wankelen. Met u heb ik hare woede niet te vreezen, en zij kan mij met ontrukken, wat gij mij geschonken hebt (2). Ik zal dan altijd in vrede in uwen schoolrusten, en daar zal ik eene zoete rust genieten, die niemand zal kennen storen. (3).
Middelerwijl vielen de soldaten Jesus ophetlijf,bon-den hern sterk vast, en leidden hem met geweld weg (4).
O hemel! hoe, een God geboeid worden!!!.... Heilige
(I) Joan. XViil. 4. 5. 8. (2) s. Aug. enarraf. II. in Ps. XXVI. (3) Ps. IV, 9, (4) Joan. XVlll, 12.
142
VAN JESUS.
Engelen des hemels, welke teedere gevoelens moest gij niet hebben, wanneer gij uwen koning zaagt gaan met de handen achter op den rug gebonden, tusschen moedwillige soldaten; en dat gij hem in dien staat de straten van Jerusalem zaagt doortrekken! en gij, Jesus! hoe hebt gij u aldus, door de menschen, die gij zelf geschapen en met alle soort van weldaden vervuld had, laten binden (1).
Quid tibi et vinculisf roept de heilige Barnardus, met droefheid uit. Welke overeenkomst bestaat er tusschen u en de boeijen der booswichten, gij, die met goedheid en oneindige Majesteit vervuld zijt? Wij verdienen deze boeijen, wij ondankbaren, wij zondaren, tot de hel veroordeeld, en niet gij, die de Heilige, dei-
Heiligen, de onschuld zelve zijt.....Maar o goede Jesus!
ik heb u verstaan; gij hebt u als een slaaf willen laten binden, om ons nieuwe bewijzen uwer liefde te geven. Gij hebt deze schandelijke behandelingen willen ondergaan, om ons een wonder voorbeeld van zachtmoedigheid te geven, en om deze voorzegging van den profeet Isaïas te vervullen: «Hij is geslagtofferd geweest, omdat hij het gewild heeft.» (2).
O mijne ziel! aanschouw uwen God in ketenen geklonken, en door eene bende slecht volk naar Annas en Gaïphas gesleurd. Men neemt zijnen gezalfden persoon gevangen, en hij biedt geen den minsten wederstand ; men bindt zijne handen te zarnen, zonder dat hij een woord spreekt; men doet hem Jerusalem binnentrekken, en hij is gehoorzaam; de soldaten met hunne onbeschofte ongeduldigheid, om hem sneller te doen gaan, stooten en sleuren hem wreedelijk voort, en men hoort hem noch klagen, noch de minste bedreiging doen. Hij is altijd even bedaard en zachtmoedig; het is een onnoozel lam, dat men ter slagtbank leidt; hij zwijgt stil, en lijdt met ootmoedigheid. (3) Welk schoon voorbeeld voor mij! Zal het mij nu nog moeijelijk vallen mijnen wil te boeijen, om hem aan den wil mijner
(1) Thomas a Kempis. do Vit4 Ch. med. para II, C. s. (2; Is. 53. 7. iSj Is. 53. 7.
143
DE LIEFDEVLAMMEN
oversten te onderwerpen? Zal het mij nu nog veel kosten, om hun stipt te gehoorzamen; om te doen niet datmij behaagt,maar, hetgeen zij oordeelen mij nuttig te zijn; om te gaan, niet waar ik wil, maar waar zij het mij zullen gebieden? Zal ik mij nu nog moeijelijker, misschien zelfs weinig onderdanig, morrend, weder-spannig toonen?.... Neen mijn God, neen voor het toekomende wil ik u volmaakter gehoorzamen, om mij u aangenamer te maken. Gelief mijne zwakheid te hulp te komen.
GEBED.
Ik omhels, o mijn welbeminde Jesus, die koorden, welke u binden: zij zijn het, die mij van de eeuwige banden, welke ik verdiend heb, verlost hebben. Ellendige als ik ben! Hoe menigwerf heb ik uwe liefde ontzegd, uwe vriendschap geweigerd, met u door mijne zonden te onteeren! Ach! ik ben bedroefd uit geheel mijn hart, u dien grooten smaad aangedaan te hebben. O mijn God! heb ik u aldus beleedigd, het is, dat ik mijnen wil voor den uwen gesteld heb; vervloek te eigenwil ! neen, o Jesus, dien wederspannigen wil, neern hem, ik schenk hem u geheel en al. Hecht hem aan uwe voeten met uwe zoete en heilige liefdebanden, opoat hij niets anders begeere, dan hetgeen gij wilt en verlangt. Maak, dat ik zoo ijverig bezorgd zij, om u te behagen, als gij zorg draagt voor mijn geluk. Ik bemin u, o mijn Opperste God, ik bemin u, o eenig voorwerp mijner liefde! Ik beken, dat gij alleen mij waarlijk bemind hebt, en daarom wil ik ook u alleen liefhebben; ik verzaak alle aardsche zaken; gij alleen zijtmij genoegzaam. Ach! waarom heb ik u zoo laat gekend en bemind? Geef mij de genade van,doormijnevurige liefde al dien tijd, dien ik met het schepsel te beminnen,verloren heb, te herstellen verleen mij de genade, van u zoo zeer te beminnen als de heiligeMariaMagdalena, de heilige Aloysius de Gonzagua; zoo veel, kon zulks wezen, als de heilige Maagd u bemind heeft; verleen mij eindelijk de genade van in uwe liefde, tot den laat-sten stond mijns levens te mogen volharden. Amen.
144
VAN JESUS.
OEFENINGEN.
Over de zachtmoedigheid.
De zachtmoedigheid is eene deugd, die iedereen behaagt, doch die niet meer algemeen is. Velen beelden zich in, dezelve te bezitten, maar zij bedriegen zich grootelijks; zij zijn vol zachtmoedigheid en goedertierenheid, zoolang hen niemand beleedigt; maar zoo zij bij ongeluk een weinig verongelijkt worden, verandert deze gewaande zachtmoedigheid weldra in gramschap en wraakzucht. Werk moedig, om van dit getal niet te zijn, mijn lieve lezer; wees altijd en in alle omstandigheden even zachtmoedig. Veracht, beleedigt men u, of wordt u eenige smaad aangedaan, wacht u dan wel van u tot gramschap te laten vervoeren, maar volgt den raad van den Apostel, «en loon het kwaad met goed.quot; (1) Vermijd zorgvuldig alle geschillen en twist, en onderwerp u gaarne aan het oordeel van anderen, en spreek hen nooit tegen; offer uw oordeel, uwe genegenheden, uwe vermaken op, liever dan genoodzaakt te zijn met uwen evenmensch te twisten. Indien gij uit pligt of uit liefde, u somtijds genoodzaakt vindt anderen tegen te spreken, doe dit altijd met de grootste omzichtigheid. Wees ten allen tijde bereid om aan allen te vergeven, die u eenig verdriet aandoen, en toon hun steeds een vrolijk, regtzinnig en blijmoedig gelaat. Berisp nooit iemand, wie het ook zij, met ruwheid, en verwar nooit eene wijze standvastigheid met verbittering en norschheid. Wees van deze zonderlinge inborsten niet, die voor eene beuzelarij, voor eene ligte beschimping, voor eene nietigheid zich verstoren en in gramschap geraken. Maar gewen u, om de liefde van Jesus Christus, alles ten goede te nemen, en vrien delijk te zijn, zelfs als gij gevoelt, dat de gramschap in uw hart oprijst en woedt. Met één woord, wees altijd goedaardig, spraakzaam, gedienstig, beleefd, bereid om u te bedwingen, ten einde anderen geenen last aan te doen, ja, steeds gereed om hun allen dienst toe te
(11 Rom. XH, 17. 14. - 1 Pet. Ill, 9.
145
9
DE LIEFDEVLAMMEN
brengen. O! hoe gelukkig zoudt gij zijn, zoo gij die schoone deugd van zachtmoedigheid bezat! Zij was de deugd, die onze goede Zaligmaker bij voorkeur lief had. Hoe zeer hij de zachtmoedigheid beminde, heeft hij getoond, met den ondankbare weldadeii te bewijzen, met goedwillig dengene te antwoorden, die hem tegensprak, met zonder klagen, den smaad en de mishandeling te verdragen. (1) Volg zijn voorbeeld na, mijn lieve lezer, en vergeet niet, dat men zich meer kwaad toebrengt met toornig te worden over bet ongelijk, dat men ons aandoet, dan dit ongelijk ons kan veroorzaken. (2) Wees dan zachtmoedigjegens uwen naaste; ik zeg meer, wees zachtmoedig jegens u zeiven. Zekere menschen, zegt de heilige Franciscus de Sales, worden na eenen misslag begaan te hebben, boos tegen zich zeiven, verontrusten zich, en maken zich pligtig aan duizenden misslagen. De duivel vindt altijd in onklaar water iets te visschen. Wanneer gij uwen val, uwe ellende, uwe onvolmaaktheden gewaar wordt, wacht ud an wel van u te ontstellen; want deze ontsteltenis is niets anders dan het uitwerksel van den hoogmoed en van het goed gevoelen, dat gij van uwe deugdzaamheid hadt opgevat; maar verootmoedig u, verzaak zonder drift uwen misslag, en neem dadelijk uwe toevlugt tot God, met van zijne goedheid alleen de noodige hulp te verwachten, om niet meer te hervallen. (3)
(1) 1 Petr. 11 23. (2) Seneca. (3j Zie het boekdeel van den H. Liguori getiteld Silva, 2 Deel, Vli onderrigt.
146
VAN JESUS.
Jesna ontvanjt vaa «Qucn dicuaer des hoo^eprUsters eenen kaakslag.
Unus assisUns ministrorum dedit alapam
Jesu, Joan. XV1J1, 22.
Een der dienaren, die daar stond, gaf aan Jcsus c. nen kaakslag.
Naauwelijkshadmen .Tesus voor Gaïphas, die dit jaar opperpriester was, gebragt, ofaauwelijkshadmen .Tesus voor Gaïphas, die dit jaar opperpriester was, gebragt, of hij begon hem over zijne leerlingen en over zijne leer te ondervragen. Jesus gaf hem ten antwoord: Ik heb voor geheel de ivereld in het openbaar gesproken, ik heb altijd in de Synagoge en in den tempel, waar al de joden zich vergaderden, geleerd, en niets in het geheim gezegd. Waarom ondervraagt gij mij? ondervraagt degenen, die gehoord hebben, wat ik tot hen gezegd heb : Zij weten wat ik gesproken heb. (1) Dit woord was der wijsheid waardig van hem, die het uitsprak. Nogtans keerde een der dienaren van den hoogepriester die daar stond, zich om en zeide hem onbeschaamd. Antwoordt gij aldus den hoogepriester? En tevens gaf hij hem eenen kaakslag. (2) Hoe, een kaakslag! O hemel-sche Geesten, waar blijft gij? heilige Engelen, wat doet gij! hoe ! verdraagt gij dien uwen koning aange-danen smaad? Wel hoe, eenen kaakslag!!! \'
Die dienaar verdiende over de mishandeling, welke hij Jesus deed, streng gestraft te worden; maar de opperpriester keurde dit feit, ten minste door zijne stilzwijgendheid, goed. Helaas! het schijnt, dat de aarde haren schoot had moeten openen, om dien ellendeling in haren afgrond te verzwelgen; het schijnt, dat Jesus dien onbeschaamden slaaf had moeten doen zian, dat (1) Joan. XViil. 19-21. (2) Joann. X.VI11, 22.
147
148 DE LIEFDEVLAMMEN
hij zijn God was; maar neen; Jesus, immer vurig bezorgd om ons zijne liefde te bewijzen en ons heilzame voorbeelden ter navolging na te laten, ondergaat dien smaad met geduld, en geeft dengene, die hem geslagen heeft, geen antwoord dan om eene ergernis te vermijden, hem toonende, dat hij aan den eerbied voor den hoogepriester geenszins te kort gedaan heeft.
Daarna ging Caïphas voort met Jesus te ondervragen of hij waarlijk de Zoon Gods was. — Ja, antwoordde hij, ik ben het (1). Toen scheurde de opperpriester zijne kleederen, zeggende: hij heeft gelasterd; en al de omstanders begonnen alsuiteenenmondte roepen: Ja, hij heeft gelasterd; hij is des doods schuldig (2).
Zoodra de regters dit booze doodvonnis tegen Jesus hadden uitgesproken, werd onze goddelijke Zaligmaker onder de bewaring der huisbedienden en dienstknechten gesteld (3) Deze eerlooze lieden zouden gemeend hebben hunne meesters niet wel te dienen, hadden zij zich, met hem enkel te bewaren, te vreden gehouden; zij oordeelden dan, dat zij hem met smaad moesten overladen. Zij begonnen hem dus in het a%n-gezigt te spuwen , hem te bespotten en te slaan. Zij blinddoekten hem, en vroegen hem terwijl zij hem in het aangezigt sloegen: Christus, zeg ons, wie u geslagen heeft? (4)
Dit treurtooneel duurde geheel den nacht, terwijl al dien tijd, hij, dien de Engelen aanbidden, aan dit slecht gespuis ten spot diende. In geheel de geschiedenis van zijn lijden lezen wij niet, dat hij iets op zoo veel smaad en mishandelingen gezegd heeft, wanthij heeft werkelijk geen enkel woord gesproken; indien de evangelisten dit niet altijd uitdrukkelijk zeggen,verzekerenhetons de profeten, en dit wonder van geduld wordt door nie-man tegengesproken. Maar hetgeen dit nog wonderlijker maakt,en datwij hier zullen aanmerken vooral wat de Zaligmaker gedurende zijn lijden verduurd heeft, is,
(t) Marc. XIV, 62. (2) Matth. XXVI. 66, 68. (Sj De Ligny, leven van J. C. II Deel, XXV, (4) Marc. XVI, 65. - Luc. XXII. 63, 6*. — Matth. XXVI, 68.
VAN JESUS.
dat hij niets te lijden gehad heeft, of hij heeft het zoo zeer gevoeld, als het mogelijk was. Wij spreken niet slechts van zijne ligchamelijke pijnen, voor welke zijne volmaakte ligchaamsgesteltenis hem zoo gevoelig maakte: hij gevoelde in het binnenste zijner ziel, aide vernedering der verachting, al den smaad der beschimpingen, al de beleediging van het ongelijk, al de aanstootingen der versmaadheden, die hij moest ondergaan; hij smaakte er al de bitterheid van, en werd er ten volle mede verzadigd, volgens dat er geschreven staat, dat hij met schande zou overladen worden. Hieruit kan men oordeelen, wat hij dien schrikkelijken nacht, welks geheugen alleen in de godvruchtige zielen een zoo sterk medelijden en zoo overvloedige tranen heeft veroorzaakt, te lijden had. Daarom is de heilige Hieronymus van gevoelen, dat al de smaad, welke Jesus gedurende dien nacht verdragen heeft, op den laatsten dag van het algemeen oordeel maar alleen zullen bekend gemaakt worden.
GEBED.
O mijn Jesus! wanneer ik u ter mijner liefde de grootste mishandelingen zie ondergaan, heb ik dan geene reden, om beschaamd te worden, daar ik mij nog zoo zwak, zoo lafhartig, zoo kleinmoedig gevoel, als ik de minste oneer, den minsten smaad voor u zou moeten uitstaan? Ik vorm groote besluiten, ik maak schoo-ne voornemens van mij te beteren, en, op het minste smadelijk woord, word ik ontsteld en voel ik mij nog zwakker, dan ik het mij kan jinbeelden. Ach! goede Jesus! tot u neem ik mijne toevlugt; help mij al den smaad, al den tegenspoed, aide mishandelingen, welke men mij mag aandoen, met bedaardheid en zelfs met blijdschap aanvaarden. Leer mij, dat ik mij nooit met harde en bittere woorden verdedige, maar door mijne stilzwijgendheid, de slechte behandelingen, die mij door anderen aangedaan worden, overwinne: of wel indien de liefde vereischt, dat ik spreek, geef mij dan de genade mijne tegenstrevers te antwoorden met eene
149
DE LIEFDEVLAMMEN
zachtmoedigheid en goedheid, die geschikt zijn, om hen te bedaren en hunne harten te winnen. O mijn Zaligmaker! verleen mij uw geduld, uwe ootmoedigheid en boven al uwe heilige liefde. Met uwe liefde, o Jesus! zal ik al de andere deugden bezitten; weiger mij die dan niet, opdat ik met alle waarheid tot u zeggen kunne: Mijn God, ik bemin u. Amen.
OEFENINGEN.
Orcr de laehtmoedlghcfd*
Handelen wij heden nog over de zachtmoedigheid. Deze deugd bestaat wezenlijk in geduldig de verachting en de vernedering te verdragen. Het grootste deel, zegt de heilige Fi anciscus van Assise,doenhunne volmaaktheid bestaan in veel te bidden, in de versterving hunner zinnen, maar het minste schadelijk woord kunnen zij niet verdragen; zij kunnen niet begrijpen, dat een mensch meer verdiensten zal trekken door eene beleediging zachtmoedig te verdragen, dan hij, met tien dagen te water en te brood te vasten, zou kunnen verkrijgen (1).
De heilige Bernardus zegt, dat degene, die tol de volmaaktheid en zaligheid wil komen, drie zaken moet betrachten, namelijk; lo. hij mag niet zoeken teheer-schen; 2o. hij moet zich gaarne aan iedereen onderwerpen; 3o. hij moet den smaad en het ongelijk geduldig verdragen (2). Dat u,bij voorbeeld, datgene geweigerd worde, wat men anderen toestaat, mijn lieve Christen; dat men hunne redevoeringen in acht neme, terwijl men de uwe belagchelijk maakt; dat men hun lof, voorname plaatsen, gewigtige bedieningen geve, en dat gij niets dan onverschilligheid, vergetelheid, on-geregtigheid en hoon ontmoet: indien gij al deze vernederingen met zachtmoedigheid en onderwerping ontvangt, en God daarover bedankt, dan zult gij toonen dat gij waarlijk zachtmoedig en ootmoedig van harte zijt. Al wat u in die oogenblikken van inwendigen strijd te doen staat, is van u niet te vertoornen en deze
(I) S. Franc, assis. c--,1 S Bern.
150
VAN JESUS.
verachtingen als eene regtvaardige straf uwer zonden te aanvaarden. Hij,die God vergramd heeft verdient veel meer; ja hij verdient onder de klaamven des duivels vertrapt te worden. Vooral, mijn lieve christen, maak u niet boos, wanneer men u over eenenmisslagofeenig gebrek berispt. De hoogmoedigen, zegt Pater Rodriguez, doen gelijk de stekelvarkens, die zoodra men hen aanraakt, hunne scherpe stekels oprigten, dat is te zeggen, dat zij in gramschap geraken, in klagten,in verwijtingen en in verwenschingen uitvallen, zoodra zij berispt worden. De ootmoedigen integendeel, veroot-digen zich meer, bekennen hunne zwakheden, bedanken dengene, die hen berispt, en vallen in geene gramschap uit. Helaas! hij, die, zonder zich te ontstellen, geen verwijt kan verdragen, toont alzoo, dat hij nog een slaaf van den hoogmoed is (1); om deze twee deugden van zachtmoedigheid en ootmoedigheid te verkrijgen, lieve christen, zeg dikwijls tot den Heer: OJesus zachtmoedig en ootmoedig van hart, mao.k, dat mijn hart aan het uwe gelijk zij (2).
De heilige Petrm Terloochent, tot driemaal toe, zQnon g8«lde!flt»n Blecstfr.,o Zyn berouw.
Felrus capit anathematitare et jurare, quia non novit hominem istum. Marc. XIV, 7i.— Et eg res sus foras, flevit amare. Mattb. XXVI. 75
Petrus begon in verwenschingen uit te vallen, en bij eede te bevestigen, dat bij dien mensch niet kende. En uitgegaan zijnde, begon hij bitter te weenen.
Ach! hoezeer moest deze verloochening van den heiligen Petrus het hart van Jesus niet doorgrieven! Petrus, de prins der Apostelen, Petrus, opwien zijn Meester zijn bijzonder vertrouwen had gesteld, ver-ch! hoezeer moest deze verloochening van den heiligen Petrus het hart van Jesus niet doorgrieven! Petrus, de prins der Apostelen, Petrus, opwien zijn Meester zijn bijzonder vertrouwen had gesteld, ver-
(1) Ziequot;het boekw. Selva 2 dee!, 7 ondenv., 7 en 8 Hoofdst. (2; Preces Eoclcsi®. in officio. S. Cordis.
151
152 DE LIEFDEVLAMMEN
4-teSM
loochent lafhartig hem, wien hij weinig tijds tevoren beloofd had tot in den dood te zullen volgen!
O Jesus, aan de lijfstraf overgegeven en eerloos verklaard, reus est mortis, Jesus door het graauw bespuwd ; Jesus door eene goddelooze en woedende bende dienstknechten beschimpt en bespot; Jesus overladen met schande, smarten, smaad en oneer; Jesus reeds door uwe eigene leerlingen verlaten (1), waarom hebt gij gewild, dat de verloochening van Petrus uwe droefheden en pijnen nog kwam vermeerderen? Ach! het is, omdat uwe liefde ons eene groote les wilde geven. Gij hebt door den val van uwen Apostel ons willen leeren, de verwaandheid te vermijden, onze eigene krachten te mistrouwen en nooit op iemand anders ons vertrouwen te stellen, dan op u alleen. Gij hebtons onze zwakheidwillenleeren vreezen, eneenen langen tijd, in uwe dienst doorgebragt, niet aan te zien als eene beweegreden van zekerheid.
Wanneer de geest zich verheft, zegt de Wijze man, zal hij niet lang wachten te vallen (2). Wij zien hier deze waarheid in Petrus bevestigd; want, toen onze Heer, daags voor zijn lijden, tot zijne Apostelen zeide, dat hij voor allen eene oorzaak van ergernis ging warden, heeft hij hem geantwoord: Al waart gij voor al de anderen eene oorzaak van ergernis, zult gij het echter nooit voor mij wezen (3). Deze woorden werden hem ongetwijfeld door de liefde, welke hij zijnen Meester toedroeg, ingegeven; maar helaas! er schuilde eenige verwaandheid onder; hij steunde te veel op zijne eigene krachten. Wat gebeurde er dan? God, die den hoogmoed, zelfs in zijne vriendenniet kan verdragen, welke gedaante hij ook moge aannemen, liet hem aan zijne zwakheid over, en de ongelukkige Apostel viel.
Ach, mijn God! hoe schrikkelijk schijnt mij deze val! Hoe, een Apostel, de prins der Apostelen verloochent zijnen meester! O goede Jesus! heb medelijden met mij. Zijn de sterren des hemels (dat is de Engelen) ge-
(1) Marc. XIV. 50. (3)Prov. X Vr, 18. .3) Matth, XXVI,3».
vallen (1), wat zal er van mij, stof en asch, geworden? Menschen, wier werken loffelijk schijnen te wezen, zijn zoo diep gevallen als men vallen kan, en ik heb degenen, die zich met het brood der Engelen voedden, hun behagen zien nemen in zich met het voedsel der zwijnen te spijzen! Er is dan geene zaligheid, olïeer, zoo gij er uwe hand van aftrekt; geene vaste zuiverheid, tenzij gij deze onder uwe bescherming neemt; geene waakzaamheid, die ons voordeelig zij, zoo gij voor ons niet waakt. Aan ons zeiven overgelaten, zinken wij in de golven en vergaan; maar komt gij ons te hulp, dan staan wij op en leven. Want wij wankelen, maar gij versterkt ons: wij zijn laauw, maar gij ontvlamt ons. Ach! wat ootmoedige en nederige gevoelens moet ik van mij zeiven opvatten! welke minachting moet ik hebben voor hetgeen in mij goed schijnt! Ach! hoe diep moet ik mij voor uwe ondoorgrondelijke oor-deelen vernederen, o Heer! het is daar, dat ik, als in eenen afgrond, te gronde ga, en zie, dat ik niets anders dan nietigheid, ja een louter niet ben! O oneindig ge-wigt! o grenzelooze zee! alwaar ik niets van mij zeiven vind, waar ik als een niet in het midden van het heelal moet verdwijnen! Waar zal de hoogmoed zich dan verbergen? waar het vertrouwen in zijne eigene kracht? O mijn God! alle ijdelheid vergaat in uwe gron-delóozeoordeelen. En wanneer ik in den grond van mijn hart, al het vermogen bemerk, dat ik heb, om kwaad te doen, beef ik, ben ik met vrees en schrik bevangen, en begrijp ik, dat mijn vertrouwen, al mijne hoop op uwe barmhartigheid moet steunen (2). O Jesus! ik smeek u, heb deernis met mij, en wil mij aan mijne bedorven--beid niet overlaten. Helaas! ik zou u nog verraden!!!...
— Gij hebt gelijk, mijn zoon, voor uwe zwakheid te vreezen, en op uwe eigene krachten niet stoutmoedig te vertrouwen; doch ik wil niet, dat deze vrees uwe ziel ontstelle en mistroostig make. Stel uwe hoop op mij, en gij zult nimmer beschaamd worden (3). Weet gij niet, dat ik den regtvaardige mijnen zegen geef, en hem met
(l)Apoc. Vil, 13. — De Imit.Ch. Lib. UI, cap. XIV. (2) S. Aug. Confess. Lib. X, cap. 27. Eccii, II, 11.
50 9.
153
DE LIEFDEVLAMMEN
mijne liefde als met een schild bescherm (1) ? Rust dan in vrede op mijn hart. Ach! kendet gij dit hart, wist gij hoedanig het u bemint! was het u bewust hoe gestadig het over u waakt! met wat groot vertrouwen zoudt gij u onder mijne bescherming niet stellen? Met wat bedaardheid, met wat zalige rust zoudt gij onophoudelijk tot mij niet zeggen: Mijn God, ik stel mij in uwe handen, behandel mij, zoo als qij het qeraden zult vinden.
— 0 mijn Jesus, mijn teedere vriend, mijn goede meester! uwe woorden dalen in mijn hart als een heilzame balsem, en storten in hetzelve eenen onuitspre-kelijken toost. O mijn God! ik ben zoodanig overtuigd, dat gij waakt over degenen, die op u hopen, en dat ons niets ontbreekt, als men alles van u verwacht, dat ik voorgenomen heb, voortaan onbezorgd te leven, en mij, in al mijne ongerustheden, op u te verlaten (2). De menschen kunnen mij van goederen en eer berooven; de ziekten kunnen mij de krachten en middelen, om u te dienen, ontnemen; ik kan zelfs door de zonde, uwe genade verliezen, ongelukken, helaas! voor welke ik u smeek mij te willen behoeden: maar nooit zal ik mijne hoop verliezen. Ik zal zetothetlaatstejoogenblik mijns levens bewaren, en al de duivelen der hel zullen te vergeefs hunne krachten inspannen, om ze mij te ontrukken. Dat anderen hun geluk in hunne begaafdheden stellen: dat anderen steunen op de onschuld huns levens of op de strengheid hunner boetvaardigheid, of op de menigte hunner goede werken, of op de vurigheid hunner gebeden; wat mij betreft, ik stel al mijn vertrouwen op u, o Heer! nooit heeft iemand te vergeefs zijn vertrouwen op u gesteld. Ik ben dan op zekere wijze verzekerd voor eeuwig gelukkig te zullen zijn, omdat ik dit vast verhoop, en dat het van u is, o mijn God, dat ik dit geluk verwacht. Ik weet, hclias! ik weet maar al te wel, hoe ongestadig en veranderlijk .ik ben. Ik weet, wat de bekoringen op de sterkste deugden vermogen; doch dit alles kan mij niet versclirik-(1; Ps. IV 14. .6. (2) Ps. iV, 9. JO,
154
VA.N JESUS.
ken; zoo lang ik vertrouwen heb, ben ik vrij van alle ongelukken. Derhalve zeg ik voor hemel en aarde ik stel al mijne hoop op u, o mijn God (1). Ik weet, dat ik niet te veel in u mijne hoop en mijn vertrouwen stellen kan; ik weet, dat ik eens datgene zal bezitten, wat ik van u verwacht heb; ik hoop dan, o mijn geliefde Jesus! dat gij mij vergiffenis mijner zonden zult geven, dat gij mij altijd zult beminnen, en ik zonder ophouden u, in den tijd en de eeuwigheid, beminnen zal (2).
Middelerwijl deed een liefderijke oogslag, welken Jesus op Petrus had geslagen, dien ontrouwen leerling in zich zeiven treden. Met eene diepe droefheid doordrongen, verlaat hij aanstonds het gezelschap, waar hij zijnen goddolijken Meester verloochend had, en buiten gegaan zijnde, stortte hij bittere tranen, die uit een waar vermorzeld hart voortkwamen. Hij stelde geene palen aan zijne droefheid, en de H. Clemens van Alexan-drië verhaalt ons (3), dat zijne wangen uitgehold waren door de overvloedige tranen, welke hij, tot het einde zijns leven toe, onophoudelijk gestort heeft. Hij verhaalt ons insgelijks, dat het geheugen zijner misdaad hem alle nachten op het eerste hanengekraai deed opstaan, om zich tot het gebed te begeven, en hij daarna den geheelen nacht niet meer sliep, en hij deze oefening tot den dood toe trouw heeft onderhouden.... Laat ons dus dien grooten Apostel in zijne boetvaardigheid navolgen, indien wij hem ongelukkig in zijnen val nagevolgd hebben.
GEBED,
O! wie zal mij de genade verleenen om met den heiligen Petrus mijne zonden naar behooren te beweenen! wie zal mij de genade verleenen om ze te betreuren, tot dat ik eindelijk daarvoor vergiffenis bekomen heb! Maar hoe verschillend is zijne droetheid, zijne boetvaardigheid van de mijne! Petrus valt, en hij staat aanstonds op; en ik val alle oogenblikken, en ik sta traag
(1) Ps. LXX. 1. (2) Pater de Colombière. Sermoon over bet vertrouwen op God. (8) Gelmens, Lib. II. recognitionum.
155
DE LIEFDEVLAMMEN
en loom op. Hij beweent zijne zonden bitter; door zijne droevige ondervinding onderrigt, vlugt hij de gelegenheid zijner misdaad: hij gaat weg, en wischt met zijne tranen den misslag uit, dien hij zoo even heeft begaan; wat mij betreft, ik beween-zelden mijne ontelbare zonden, ik ben slecht waakzaam over mij zeiven, en ik vlugt niet genoeg de gevaarlijke gelegenheden (1).... O gelukzalige boeteling! wees mij indachtig en verwerf mij de yoiiudc, um van het zware pak mijner zonden te mogen verlost worden; verwerf mij de genade van mijne zwakheid te mogen kennen en vreezen en van eene ware droefheid des harten tebekomen; verkrijg mij de genade van met de zwakheden van mijnen evenmensch medelijden te hebben, en hem met zachtmoedigheid te berispen en op te helpen, wanneer hij zal gevallen zijn; verwerf mij eindelijk de genade van ware, boetvaardige tranen te storten.
En gij, o mijn Jesus! gij, dien ik niet eens, maar honderd en mogelijk duizendmaal verloochend heb, wees mij genadig. Ik wil, door mijne tranen en boetvaardigheid, den smaad gaan herstellen, die zoo menigvuldige bedrevene zonden u aangedaan hebben, en waarover ik nu, uit geheel mijn hart bedroefd ben. O mijn God! genees de wonden mijner ziel, met de olie uwerheil-zameliefde in dezelvete storten. Schenkmij uwe liefde, ik vraag u niets anders: geef mij uwe liefde, o mijn Zaligmaker! opdat ik u beminne zoo veel het mij mogelijk is, dat ik u tot den laatsten adem mijns levens en in alle eeuwigheid beminne. Amen.
OEFENINGEN.
Over het mistrouwen van rich zelven.
Mistrouw u zei ven, lieve christen, als uwen ergsten vijand, en indien gij regt staat, zie dan wel toe, dat gij niet vallet (2). Velen hebben eindelijk eenen zwa-ren val gedaan, omdat zij te veel op hunne eigene krachten steunden, en niet genoeg over zich zeiven waakten-(•Ij ïhom. a Kempis, Medit, pars U. cap. (2j 1 Curint. X. 12-
156
VAN JESUS.
Zie wel toe, dat gij in zulk ongeluk niet vallet, en wees om zulks te vermijden, mistrouwend van u zeiven. Vlugt de gelegenheden, en wil niet te veel op uwe ver-kregene deugden steunen. Vergeet nooit, dat hij, die zich zonder nood aan het gevaar blootstelt, eindelijk daarin vergaan zal. (1) Wacht u wel van u op uwe goede werken te verheffen, gij zoudt u in het gevaar stellen van alles te verliezen. Helaas! waarom willen wij ons verhoovaardigen over een goed, dat ons niet toebehoort? Het is van God alleen, dat wij onze deugden ontvangen, zegt de heilige Bernardus, (2) er behoort ons niets anders toe dan onze ondeugden en zonden. Onze liefde en onze zuiverheid komen van hem, de hoogmoed en de begeerlijkheid komen van ons. Zonder genade, zijn wij slaperig en tot alle soort van goed ongeschikt; met de genade zijn wij vol sterkte en vurigheid, om de deugd te oefenen. Uit ons zeiven vallen wij, waar de zonde ons henen sleept; en zouden wij, zonder Gods genade, daaruit niet kunnen opstaan ? Zijn wij magtig, rijk, wijs, dan zijn wij dit aan Gods genade verschuldigd, ja aan zijne genade alleen. De heiligheid, de regtvaardigheid, de goedheid behooren God alleen toe; en al wat de menschen daarvan kunnen bezitten, hebben zij van zijne loutere milddadigheid.
Vertrouw nooit stoutmoedig op uwe krachten, lieve christen; eigen nooit aan uwe verdiensten iets toe, en stel nimmer uw vertrouwen in uwe behendigheid, noch in uwen moed, noch in iets, wat het ook zou mogen wezen. Stel, in het midden der bekoringen, de zwarigheden en de ontelbare gevaren, waarmede gij overvallen wordt, uw vertrouwen in Jesus hart als in eene verzekerde schuilplaats. Want wie zich zei ven mistrouwt en zijn vertrouwen in God alleen stelt, die wordt beschermd en bedekt met het schild zijner barmhartigheid, en hij heeft voor geenen val te duchten, omdat zijne hand hem ondersteunt. Zeg dan dikwijls,gedurende den dag, tot onzen Heer deze woorden:
(1) Eccl. ill, 27. (2) s. Bern., Lib. ad Sororem de modoghene vi^endi, cap. 111. passim.
157
DE LIEFDEVLAMMEN
Mijn Jesics, ik stel mij onder uwe rnagt en vertrouw u mijn ligchaam, mijne ziel en mijne eeuwige zaligheid toe: gelief mij in mijne zwakheid te ondersteunen en mij iets van uwe sterkte mede te deelen, opdat ik nooit het ongeluk hebbe van uwen dienst te verlaten.
Jet*us irorilt roor Herodes gohragi, die hi«m versmaadt cu hem als ecaon dtraas bebaodult.
Sprevit illurn Eerodes cum exercUu suo, et illusit indutem veste alha, et rernisit ad Pilatum. LuC. XXIll, 11.
Herodes, met zijne lijfwacht, verachtte hem, en na hem beschimpt en een wit kleed aangedaan te hebben zond hij hem naar Pilatus terug.
Onze goedertieren Meester had dien droevigen nacht in het midden der snoode dienaren van den opperpriester doorgebragt; hij was aan alle soort van smaad, aan alle bedenkelijke mishandelingen blootgesteld geweest, hij had alles stilzwijgend, zonder eenige klagtte latenhooren,verdragen,allesaaiizijnenhem3l-sclica Vader, ter vergiffenis onzer zonden, opgedragen.nze goedertieren Meester had dien droevigen nacht in het midden der snoode dienaren van den opperpriester doorgebragt; hij was aan alle soort van smaad, aan alle bedenkelijke mishandelingen blootgesteld geweest, hij had alles stilzwijgend, zonder eenige klagtte latenhooren,verdragen,allesaaiizijnenhem3l-sclica Vader, ter vergiffenis onzer zonden, opgedragen.
Toen het dag werd (1), leidden de Joden Jesus voor Pilatus, om hem ter dood te doen veroorcleelen; doch Pilatus bekent, dathij in hem geene schuld vindt (2), en om zich van de Joden te ontdoen, welke hem lastig vielen en die aanhielden, om den dood van den Zaligmaker te verzoeken zond hij hem naar Herodes. Herodes was zeer verblijd van Jesus tot zich te zien leiden; hij hoopte hem eenige dier wonderen te zien uitwerken, waarvan hij had hooren spreken; opdat hij alzoo den dood zou ontgaan: en hierom stelde hij hem verscheidene vragen voor. Maar omdat onze Heer van den dood niet wilde bevrijd worden, en die booze mensch geen antwoord verdiende, zweeg Jesus stil, en antwoordde hem niet. Dan deed die trotsche koning, met ,1) H. Liguri, liefde van Jesus, VI) Hoofdstuk (2) Luc. XXIll, 4.
158
VAN JESUS.
zijne lijfwacht, hem den uitersten smaad en verachting ondergaan, en deed hem een ivit kleed aantrekken, om daardoor te kennen te geven, dat hij hem als een dom en dwaas mensch aanzag, en zond hem alzoo weder tot Pilatus. (1)
De heilige Bonaventura legt deze woorden aldus uit: »hij achtte hem als een magtelooze, omdat hij geen mirakel deed; ais een dwaas, omdat hij geen enkel woord antwoordde; als eenen lafhartige, omdat hij zich niet verdedigde.quot;
O mijn zaligmaker! waarom hebt gij toegelaten, dat die snoode koning u zoo verachtte ? Waarom hebt gij dien hoogmoedige niet beschaamd gemaakt. Waarom hebt gij aan een legioen Engelen geen gebod gegeven van hem, met geheel zijne lijfwacht, naar verdienste te straffen?
— Mijn zoon, het is do liefde, welke ik u toedraag, die mijne regtvaardige straffen heeft wederhouden. Wanneer ik met dit wit kleed omgeven was, en dooide menigte bespot werd, heb ik op u gedacht en bij mij zeiven gezegd: dit arme schepsel zal eens verachtingen, smaad, mishandelingen moeten verduren; danzalzijne ziel in droefheid en in angst zijn. Woi nu! het is, om u een schoon voorbeeld van onderwerping na te laten, en u de genade te verdienen,om alles met bedaardheid te verdragen, dat ik dien smaad en die schande, welke men mij aandoet, ga uitstaan, en dit zonder één woord te spreken, en zonder eenige klagt te laten hooren.
— O goede Jesus! hoe meer ik u ken, des te meer leer ik u beminnen. Dewijl gij, uit liefde tot mij, zoo vele mishandelingen hebt willen ondergaan, zoo geef mij de genade van mij meer te onderwerpen en aan uwen heiligen wil gelijkvormig te maken, wanneer ik mij aan de verachting van anderen blootgesteld zie. Kom mijne zwakheid te hulp, want ik ben, helaas! zeer zwak, als ik iets voor u moet lijden.
— Schep moed, mijn kind, en dat de moeijelijkheden u niet moedeloos maken. Ik weet, dat het der natuur
(1) Lucas XX UI 11.
159
DE LIEFDEVLA.MMEN
lastig valt, wanneer men als eenen schuldige aangezien en behandeld wordt: heden als een hoovaardig en ijdel mensch, morgen als een luiaard of gulzigaard, andermaal als een eerzuchtige, terwijl ons geweten ons niets van dit alles te verwijten heeft; ik weet, dat het den hoo-vaardigen mensch lastig valt, als ondeugend en dwaas aangezien te worden; ja, zulks weet ik. Evenwel, mijn zoon, ik zeg het u nogmaals, laat uwen moed niet zinken. Gewen u, de oordeelen der menschen, welke slechts wind en rook zijn, te verachten, zoek u aan mij aangenaam te maken, en mij alleen te behagen, en treed daarna edelmoedig alle menschelijk oordeel onder de voeten, dewijl dit u voor mijne oogennoch beter noch slechter kan maken. Als ik bij Herodes met een wit kleed bespot en voor een\' dwaas aangezien werd, was ik daarom minder de onsterfelijke Koning van heerlijkheid en de Schepper van hemel en aarde? Was ik daarom minder oen voorwerp van welbehagen voor mijnen hemelschen Vader? Neen, volstrekt niet. Even zoo, mijn kind, schoon de menschen u verachten en u als een slecht mensch aanzien, zult gij hierom niettemin voor mijne oogen alle liefde waardig zijn, als gij maar bezorgd zijt, om uwe ziel zuiver en vrij van alle doodzonden te bewaren. Heil hem, die mij bemint, en door zijne onderwerping te midden der verachtingen, in de voetstappen wandelt van zijn God, die als een dwaas veracht en bespot werd!
O eeuwige Wijsheid! o goddelijk Woord, kon u grooter smaad aangedaan worden, dan aangezien te worden als een uitzinnige ! Het verlangen naar onze zaligheid heeft u zoo sterk aangedrongen, dat gij, uit liefde tot ons, niet alleen aan alle oneer hebt willen blootgesteld zijn, maar ook met schande overladen wildet worden, zoo als Jeremias voorzegd had: Hij zal diengenen zijne wang aanbieden, die hem geslagen hebben, en hij zal met schande overdekt worden. (1)
(1) Türen. Ill, SO.
160
VA.N JESUS.
Hoe kunt gij de menschen, van welke gij niets anders dan ondankbaarheden en versmading ontvangen hebt, zoodanig beminnen? Helaas ik ben een dier menschen welke u meer smaad hebben aangedaan dan Herodes! Ach! mijn Jesus, straf mij niet gelijk gij Herodes ga-straft hebt, met mij van uwe stem te berooven. Herodes wist niet wie gij waart, ik erken u voor mijn God. Herodes beminde u niet, ik bemin u meer, dan mij zeiven. Ach! weiger mij uwe inspraken niet, zoo als ik het om mijne zonden zou verdienen. Zeg mij, wat gij van mij begeert; want met uwe genade, ben ik bereid om alles te doen... O mijn God! heb medelijden met mij, ellendige, en sla uwe barmhartige oogen op mij.
OEFENINGEN.
OTer de liefde der Ternedcrlngea en verachting*
Maak heden het voornemen, mijn lieve Christen, van onzen Heer in het hof van Herodes vernederd en veracht na te volgen. Neem niet kwalijk, dat. men u veracht. Nu zult gij om uwe armoede veracht worden, dan om eenig uitwendig gebrek, nu om uwe weinige kennis, dan zelfs om uwe deugden; doch ontstel u niet. Zeg dan uit den grond uws harten tot onzen Heer: Mijn Jesus, aanvaard de hulde van de versmading, waaraan ik heden blootgesteld hen. Bedrijf den misslag niet van hen, die zeggen, wanneer zij zien, dat zij veracht worden; Wisten zij wie ik ben, zij zouden aldus niet te werk gaan: gij zult het best doen stil te zwijgen. Wel is waar, het valt hard voor onzen hoog-moedigen geest beleedigd en versmaad te worden, zonder iets te zeggen en te antwoorden: maar het is juist hierin, namelijk in zich zeiven geweld aan te doen, dat de deugd bestaat. Wees niet bedroefd, omdat men u onvolmaakt, minder heilig bevindt, dan men eerst gemeend had; maar neem ras die schoone gelegenheid waar, om in de deugd van nederigheid grooten voortgang te maken. Heb dikwijls in uwen mond, en nog meer in uw hart, dit gebed van den heiligen Joannes van het kruis: Heer, verleen mij de genade van, uit liefde
161
DE LIEFDEVLAMMEN
tot u te lijden en veracht te worden: Domine, pati et contemniprote.
Do vernederingen, de smaad, de verachtingen, zijn dingen,\'waarvan de mensclien eenen schroom hebben, en die zij, zoo veel het in hen is, vermijden. Verootmoedigd, versmaad, veracht te zijn, wordt van een\' wereldgezinde als het grootste ongeluk aangezien. Geloof mij, lieve Christen, niets is zoo zoet als eene vernedering en verachting. Vraag het aan degenen, -welke •Tesus -waarlijk beminnen, en zij zullen bekennen, dat ik u de waarheid zeg. Ik wil niet zeggen, dat eene ziel. die Jesus bemint, voor de mishandelingen ongevoelig is, zeker neen; maar het natuurlijk verdriet, dat zij in do verachting ontmoet, verandert in eene zoo zoete blijdschap, dat men dit niet kan weten, voor aleer men het ondervonden heeft. Herhaal dan dikwijls onbevreesd dit schietgebed: Heer ik toil voor u lijden en veracht worden.
Over de geeselin^ van oozen Heer Jeins Christus.
Tune ergo apprehendit Pilatus Jesum ei Jlagellavit. Joan. XIV, 4.
Alsdan heeft Pilatus Jesus doen vastgrijpen en hem doen geeselen.
Pilatus had om zich te ontslaan van hot doodvonnis tegen den onschuldigen Jesus, zoo als het de Joden verzochten, uit te sproken, hem naar Herodes gezonden, en hem daarna aan hot volk nevens Barabbas voorgesteld; maar ziende,dat deze twee middelen mislukt waren, was hij voornemens hom eenige lijfstraf op te leggen, en daarna vrij te laten. Met deze mooning roept hij de Joden tot zich en zegt hun:ilatus had om zich te ontslaan van hot doodvonnis tegen den onschuldigen Jesus, zoo als het de Joden verzochten, uit te sproken, hem naar Herodes gezonden, en hem daarna aan hot volk nevens Barabbas voorgesteld; maar ziende,dat deze twee middelen mislukt waren, was hij voornemens hom eenige lijfstraf op te leggen, en daarna vrij te laten. Met deze mooning roept hij de Joden tot zich en zegt hun: Gij hebt dezen mensch tot mij gebragt, als het volk tot oproer verwekkende: ik heb hem in uwe tegenwoordigheid ondervraagd, en hem aan geene misdaad, van welke gij hem beschuldigd hebl, pligtig gevonden, noch ook
162
VAN JESUS.
Herodes. Evenwel, om u tevreden te stellen, ga ik hem straffen en daarna wegzenden (1). Groote God! welk eene onregtvaardigheid! hij verklaart hem geheel onschuldig, en nogtans wil hij hem straffen! 0 zoete Jesus! gij zijt onschuldig en zie, uit liefde tot mij wilt gij u aan de straf der slaven onderwerpen! Hoe heeft uwe liefde zoo ver kunnen gaan -voor een zoo gering en verachtelijk schepsel als ik ben? Middelerwijl leverde Pilatus Jesus aan zijne krijgsknechten, en gebood hun hem te geeselen. Aanschouw, o mijne ziel! hoe de wreede beulen zich, om dat on-regtvaardig gebod uit te voeren, met woede op dit lam van zachtmoedigheid werpen; hoe zij het met vreugdekreten, naar het geregtshof leiden, en aan eene kolom vastbinden. Wat doet Jesus ondertusschen? Altijd ootmoedig en onderdanig, aanvaardt hij voor onze zonden eene bittere en vernederende pijniging! Aanschouw die beulen, met roeden in de hand; zoodra het teeken gegeven is, heffen zij hunne armen op, en beginnen allen te gelijk dat gezegend vleesch met gee-selslagen te verscheuren. Slaat niet, beulen, gij vergrijpt u; op wien vallen uwe slagen? Hij, dien gij slaat is onschuldig, ik alleen ben de schuldige.
Dit teeder ligchaam werd eerst blaauw van slagen , daarna begon het bloed van alle zijdenuit te stroomen. Reeds hebben de beulen het geheel verscheurd, en evenwel gaan zij voort met op zijne wonden meedoo-genloos te slaan, en smarten op smarten te veroorzaken (2). O mijne ziel! zult gij ook zoo onmenschelijk zijn, van met een onverschillig oog eenen gegeeselden God te aanschouwen ? Overweeg de smart van uwen Zaligmaker, en nog meer de liefde, met welke hij voor u deze schandelijke pijn ondergaat. Ach! gewis dacht Jesus op u in zijne geeseling. Had hij uit liefde totu maar eenen geeselslag ontvangen, dan zoudt gij voor hem van liefde moeten ontstoken worden, zeggende; een God ivil voor mij gegeeseld worden ; maar hij lieel\'t niet éénen slag alleen ontvangen, hij heeft, voor uwe
(1) Luc. XXII], 14. (2) Ps. LXVUI, 27.
163
DE LIEFDEVLAMMEN
zonden geheel zijn ligchaam willen laten verscheuren, zoo als het de profeet Isaïas voorzegd had (3). Helaas! zegt dezelfde profeet, de schoonste aller menschen heeft zijne schoonheid verloren; de geesels hebben hem zoodanig mismaakt, dat hij niet meer kennelijk is; hij is tot zulken beweenlijken staat gebragt, dat hij voor onze oogen niets anders meer is, dan een melaat-sche die van het hoofd tot de voeten met wonden bedekt is. Aldus wordt Jesus mishandeld, aldus wordt hij vernederd; en waarom dat? Omdat hij de straffen, welke wij verdiend hadden, wil ondergaan. Geloofd zij dan, in alle eeuwigheid, uwe goedheid, omijn zoete Jesus, die aldus hebt willen gefolterd worden, om mij van de eeuwige en helsche pijnen te verlossen! O God van liefde! wee het hart, dat ongevoelig blijft en uniet bemint!
Wat doet onze minnelijke Zaligmaker, terwijl /.ijne beulen hem zoo wreed behandelen? Hij spreekt niet, hij laat geen woord, geen klagt, geen enkele zucht hoo-ren, maar vol geduld, offert hij alles aan God op, om zijne regtvaardigheid te ontwapenen en hem ons gunstig te maken. Hij doet zijnen mond niet open, gelijk een lam, dat stom blijft voor hem, die het scheert (1). Zij, die een lam scheeren, vergenoegen zich met het zijne overtollige wol weg te nemen; maar wat u betreft o Jesus! de wreedaards rukken nog het vleesch van uw ligchaam af, en het is maar ééne wonde meer. Dit is het doopsel van bloed, hetwelk gij zoo zeer verlangd hebt, wanneer gij zeidet; Ik moet met een doopsel gedoopt worden, en zoozeer word ik henaauwd tot dat het volbragt worde. Ga, mijne ziel, en wasch u in dat dierbaar bloed, waardoor deze gelukkige aarde besproeid wordt. Zou ik nog kunnen twijfelen, mijn zoete Zaligmaker, dat gij mij bemint, als ik u met wonden en bloed geheel overdekt zie? Neen, gewis, want iedere wonde is eene al te zekere waarborg van die liefde, welke gij mij toedraagt. Uit elke wonde laat zich eene stem hooren, die mij liefde voor liefde vraagi. Een druppel van uw bloed alleen was genoeg, om mij zalig
(1) Is, yu- 5. (2j Act. Viii, 31},
164
VAN JESUS.
te maken; maar gij wilt al uw bloed uitstorten, opdat ik mij geheel en al, zonder uitzondering, aan u zou geven. Mijn besluit is dan genomen, ik geef mij volkomen aan u, aanvaard mijn offer, en help mij om u getrouw te blijven.
O Jesus, met wonden overdekt! het is dan tot dien droevigen staat, dat onze zonden u gebragt hebben! O goede Jesus! roept de heilige Bernardus uit, wij hebben gezondigd, en gij wordt gestraft! dat uwe oneindige liefde altijd geloofd zij. Mogt gij van alle zondaren bemind worden, en van mij, in het bijzonder, die u meer dan alle anderen veracht heb!
De gegeeselde Jesus verscheen eens aan zuster Victoria Angelini, en zeide haar, zijn verscheurd ligchaam toonende: Al die wonden Victoria, verzoeken u uwe liefde. Laat ons den bruidegom beminnen, zegt minnelijk de heilige Augustinus; want hoe meer hij ons mismaakt schijnt, des te meer verdient hij de genegenheid en de liefde der bruid. (1) Ja mijn zoete Zaligmaker, ik zie u geheel doorwond; ik aanschouw uw bevallig gelaat, maar helaas! het schijnt mij schrikkelijk, blaauw en geheel met bloed en vuilnis overdekt. Doch hoe meer ik u mismaakt vindt, o Heer! des te schooner en minnelijker gij mij voorkomt. En inderdaad, wat zijn al die dingen, welke u zoo ontsieren, anders dan bewijzen der teedere liefde, die gij mij toedraagt?
GEBED.
Ik bemin u, o Jesus! gij, die voor mij met wonden hebt willen overdekt en verscheurd worden. Ik zou ook voor u even als zoo vele martelaren, welke dit geluk gehad hebben, willen verscheurd worden. Maar indien ik u heden noch wonden, noch bloed kan opofferen, offer ik u ten minste al de zwarigheden op, die mij zullen overkomen; ik offer u mijn hart op, en wil u zoo teeder, als het mij mogelijk zal zijn, beminnen. En wat moet mijne ziel voortaan met de meeste tee-derheid beminnen, dan wel eenen God, die voor mij
(1) S. Auc.
465
DE LIEFDEVLAMMEN
gegeeseld is, en al zijn bloed voor mij heeft uitgestort? Ik bemin u dan, o God van liefde! ik bemin u, oneindige goedheid! ik bemin u, en wil in dit en in het andere leven zonder ophouden zeggen; Ik bemin u, ik bemin u. Amen.
Over het gedold In bet i/jden va bijzonder in de zlektet
De liefde en de eenige bezigheid der Heiligen op aarde, is uit geheel hun hart te wenschen al de moeije-lijkheden, al de verachtingen en al de pijnen te mogen uitstaan, om God en onzen Heer Jesus Christus te behagen. Volg hen na, mijn lieve christen. Zoek heden en al de dagen uws levens de gelegenheid om iets te doen,dat dien goeden Meester aangenaam kan wezen, al moest het u eenige moeite kosten, eenige pijn of eenige ligte vernedering veroorzaken. Verdraag met geduld duizenden ligte pijnen, welke nooit missen van zich in het beste ligchaamsgestel te doen gevoelen; offer alles aan den gegeeselden Jesus op, en laat geene de minste klagt u ontsnappen. Zoo het onzen Heer behaagde, u eene zware ziekte over te zenden, ontvang dan dezelve van zijne goddelijke hand met onderwerping, en geef u in alles over aan zijnen wil. Ik zeg meer, bedank onzen goeden Meester voor de ziekte, die hij u toezendt als voor eene zeer groote gunst. Ja, lieve christen, ik zeg het u met eenen godvruchtigen schrijver, gij moet hem daarvoor bedanken, omdat de ziekten, door de voor-deelen, die haar vergezellen, groote redenen van vertroosting medebrengen.
Zij is voordeelig lo. voor hen, die u nijstaan; door hun liefdewerk verkrijgen zij oneindige verdiensten. O! hoe ben ik vertroost, zeidein zijne ziekte de heilige Franciscus de Sales, wanneer ik de moeite zie, die deze arme lieden, rondom mij, zich geven! voor hunne diensten en liefde verdienen zij den hemel.
2o. Zij is voordeelig tot boeting uwer zonden. Het is veel zachter en korteruwe zonden op een bed van smarten uit te wisschen, dan zeinhetvuurtemoetenboeten.
166
VAN JESUS.
Hoe vele jaren in het vagevuur kan men met eenige verduldige uren van ziekte en kwelling niet uitboeten! Ach! mijn lieve christen, wat zult gij u eens gelukkig achten,u van dit schrikkelijk vuur verlost te zien, waarin een enkel uur te lijden, onverdragelijker is dan verscheidene jaren lang de hevigste ziekten uit te staan!
3quot;. Zij is voordeelig voor uwe zaligheid. Er zijn weinig krachtiger middelen,oin eene ziel te zuiveren en ze zalig te maken, dan eene langdurige ziekte. Verscheidene groote Heiligen hebben geheel hun leven lang, in aanhoudende ziekelijkheden doorgebragt. Zij konden niet bidden, noch met verschillende andere godsdienstige werken zich bezig houden; zij waren God onderdanig; zij verdroegen dit tot zijne liefde: God verzocht niets anders, om hen zalig te maken. De heilige kluizenaar Alypius is veertien jaren met het vel van zijne eene zijde geheel afgestroopt te bed blijven liggen. In dezen pijnlijken staat bad hij aldus tot God: Ik aanbid uwen heiligen wil, o mijn God! Gij zijt regtvaardig en str aftmij met regtvaardigheid. De heilige Ludwina bad den Heer, dat hij haar hare schoonheid zou afnemen; zij werd verhoord. God zond haar eene buitengewone ziekte over, die acht en dertigjaren lang duurde. Zij klom door haar geduld tot eenen hoogen trap van heiligheid. O christen! hoe velen liggen er tegenwoordig in de hel te branden, die zouden zalig zijn, zoo zij door ziekten en kwellingen langdurig bezocht waren geweest! Kus dan minnelijk de hand van Jesus, als zij u zal treffen; die slagen zijn blikken zijner teedere liefde tot u. (1) Wees altijd bezorgd,dat gij in uwe ziekten uit liefde tot onzen Heer Jesus Christus, u nooit aan ongeduld,aan verdriet,aan droefheid overgeeft; (2) doeintegendeelugeweldaan,om eenen grooten vrede en eene diepe rust in uwe ziel te bewaren, en zeg dikwijls : Mijn God! uw ml geschiede! Mijn God,ik bemin u, en ik begeer uit liefde tot u te lijden! Heer Jesus, verleen mij een weinig van uw geduld. Gebruik met
(1) Apoc. III. 19.
(2_) S. Bern. Ub. ad sororem. de moJo bene vivendi, cap. XLlil.
•167
DK LIEFDEVLAMMEN
moed al de geneesmiddelen, welke men u zal voorschrijven; en overwin den walg, dien derzelver bitterheid u zou kunnen veroorzaken, met inzigt van Jesus Christus, die met gal en azijn gelaafd is, na te volgen, met de begeerte van in zijnen bitteren kelk deel te nemen. Wacht dan gerust van den zegen des Heeren den goeden uitval dezer geneesmiddelen af, en ontstel u niet, indien zij zoo spoedig, als gij wel zoudt wenschen, de genezing niet uitwerken. Hij, die u de ziekten toegezonden heeft, bemint u al te zeer, om u de gezondheid niet weder te geven, indien zij tot zijne verheerlijking, en tot uwe zaligheid noodzakelijk is. Laat hem dan begaan. Wanneer gij u aldus in zijne handen, gedurende uwe ziekte, zult overgeven, zult Gij voor God eene oefening van liefde doen, die u zeer verdienstelijk zal wezen, het is daarenboven het eenigste middel, om den vrede te bewaren.
Over de kroonln^ met doornsn.
Et flectentes coronam de spinus, posuerunl super caput ejus. Matth. XXVli. 29.
Daarna vlochten zij eene kroon van doornen, en stelden hem die op het hoofd.
Op de lijfstraf der geeseling volgde onmiddelijk eene andere of door den haat der Joden ingegeven, of door de wreedheid der soldaten uitgevonden. De krijgsknechten des stadhouders\'lei dd en:,Jesus naar het geregtshof, alwaar de geheele bende hem omringde. Zij trekken zijne kleederen uiten doen hem een scharlaken mantel voor koninklijk gewaad aan; zij geven hem voor koningsstaf een riet in zijn regterhand en zetten hem op het hoofd een van doornen gevlochten kroon, en daar die doornen niet diep genoeg in zijn gezegend hoofd, reeds door de geeselslagen doorwond, doordrongen, namen zij het riet, dat hij in zijne hand hield, en hem in het aangezigt spuwende, drijven zijp de lijfstraf der geeseling volgde onmiddelijk eene andere of door den haat der Joden ingegeven, of door de wreedheid der soldaten uitgevonden. De krijgsknechten des stadhouders\'lei dd en:,Jesus naar het geregtshof, alwaar de geheele bende hem omringde. Zij trekken zijne kleederen uiten doen hem een scharlaken mantel voor koninklijk gewaad aan; zij geven hem voor koningsstaf een riet in zijn regterhand en zetten hem op het hoofd een van doornen gevlochten kroon, en daar die doornen niet diep genoeg in zijn gezegend hoofd, reeds door de geeselslagen doorwond, doordrongen, namen zij het riet, dat hij in zijne hand hield, en hem in het aangezigt spuwende, drijven zij
(1) Matth. XXV11, 30.
168
VAN JESUS.
met alle geweld deze srnartvenvek kende kroon in zijn hoofd (1).
O doornen, o ondankbare schepselen! wat doet gij, waarom pijnigt gij alzoo uwen Schepper? Maar het is aan de doornen niet, dat ik deze verwijting moet doen. Gij zijt het zonden der menschen, welke het hoofd van mijnen Zaligmaker doorwond hebt; ja mijn zoete Jesus, ik ben het, die door mijne zondige gedachten en begeerten uwe doornen kroon gevlochten heb; u verzaak en verfoei ik meer dan alle ander kwaad, meer zelfs dan den dood. O doornen, door het bloed van den Zoon Gods geheiligd, ik keer mij met een vermorzeld en ootmoedig hart tot u; doorsteekt mijne ziel, en maakt, dat zij altijd van droefheid doordrongen zij, omdat zij eenen zoo goeden God vergramd heeft. Mijn minnelijke Zaligmaker, trek mij, dewijl gij zoo veel voor mij lijdt, van de schepselen en van mij zeiven af, opdat ik met waarheid moge zeggen, dat ik mij niet meer, maar u alleen, en u geheel en al toebehoore. O Koning der wereld! tot wat staat zie ik u gebragt! Gij hebt dan als een tooneelkoning u willen vertoonen, en tot spot van geheel de stad Jerusalem willen dienen? Helaas! het bloed stort van uw voorhoofd op uw aangezigt en op uwe borst af, en evenwel overladen de soldaten, niet tevreden met u van het hoofd tot de voeten doorwond te hebben, u nog met nieuwe pijnen en mishandelingen. O hemel! hoe ver kan de wreedheid der menschen zich uitstrekken! Maar hetgeen in dit alles meest mijne verwondering waardig is, is uwe liefde, uwe zachtmoedigheid, uw geduld, waarmede gij zoo vele versmaadheden voor de zaligheid der menschen ontvangt en lijdt. O Jesus! geef mij een hart bekwaam, om u naar verdiensten te beminnen.
Ondertusschen, wanneer de soldaten onzen zoeten Zaligmaker aldus gepijnigd hadden, hebben zij hem gekleed gelijk een tooneelkoning, zij vallen voor hem op hunne knieën, en bespotten hem, zeggende: wees gegroet,koning der Joden. (1) Daarna opstaande, gelijk
(1) Matth. XXVI\', 29.
169
DE LIEFDEVLAMMEN
de heilige Joannes er bijvoegt, beschimpen zij hem nog en geven hem kaakslagen (1). O God! dit gezegend hoofd met doornen doorstoken, voelde bij de minste beweging zeer groote pijnen; zoodanig, dat ieder9 kaakslag, iedere stoot, al\' deszelfs smarten vernieuwde. O mijne ziel! aanschouw in dien droevigen staat uwen God, erken hem ten minste als den Opperheer aller dingen, gelijk hij waarlijk is, bedank hem als een koning van smarten en liefde, en bemin hem, dewijl hij slechts lijdt, om uw hart en uwe liefde te winnen (2).
O gij christen, die dit boek leest, is het mogelijk zijne liefde te weigeren aan eenen God, die ons genoeg bemint, om zulke onwaardige behandelingen te verdragen? Is het mogelijk nog toe te stemmen in hem te vergrammen? Helaas! onze zonden zijn de pijnlijkste doornen, welke zijn gezegend hoofd konden doorsteken en men mag in waarheid zeggen, dat elke keer dat een christen in doodzonde toestemt, hij op zekere wdjze al den smaad der geeseling en doornen krocning van onzen Zaligmaker vernieuwt. Laat ons dan niet alleen de doodzonde, maar ook de dagelijksche zonde vlugten, dewijl zij onzen goeden meester beleedigt. Ik zeg meer, laat ons de schaduwe zelfs der zonde vermijden, en al onze krachten inspannen, om geheel aan Jesus Christus toe te behooren. Ach! zegt de heilige Bernardus, hij die niet voor Jesus Christus wil leven, verdient niet te leven, en is zelfs reeds dood; degene wiens gevoelens met de zijne niet overeenkomen, is een uitzinnige; die hier op de wereld niet leeft voor hem alleen, is onwaardig te leven. Het is enkel voor hem, dat God alles, wat in wezen is, geschapen heeft, en hij, die maar alleen voor zich zeiven en niet voor God op de wereld wil zijn, begin» met niets meer te wezen, en onder de schepselen niet meer gerekend te worden (3). Laat ons dan Jesus beminnen, laat ons zoo veel het aan arme schepselen mogelijk is, hem be-
(1) Joan. XIX. 3. (2) Verzuchtingen over het lijden van onzen Heer Jesus Christus. (3) S. Bern. 28, in Cant.
170
VAN JESUS,
minnen, laat ons hem, tot den laatsten adem van ons leven en gedurende alle eeuwigheid beminnen.
GEBED.
0 wonden van Jesus Christus, mijnen Zaligmaker! roept de H. Augustinus uit; (1) gij zijl vol barmhartigheid, goedheid, zachtmoedigheid en liefde! De Joden hebben u met eene ongelooflijke woede geopend, o heilzame wonden! maar gij zijt voor mij eene toevlugt, eene schuilplaats geworden: door u is het mij toegelaten te smaken hoe zoet de Heer is, door u kan ik smaken met wat zoetheid God degenen behandelt, die hem aanroepen, welke hem met een regtzinnighart zoeken, en die hem bovenal beminnen. Helaas! wat zoude er van mij worden, indien ik geene overvloedige verlossing, geene bron van zoetigheid in de ellende van deze ballingschap, geene troostende verzekering van de genade mijns Zaligmakers, en geene gedurige aanmoediging in den weg van volmaaktheid en van goddelijke liefde in u vinden moest! wat zoude er van mij worden! Geloofd iijt gij, o goede Jesus! over die teedereliefde, welke u bewogen heeft, u te laten doorwonden; en mij toe te laten in uwe wonden eene schuilplaats te vinden om de geweldige vervolgingen der vijanden mijner zaligheid te ontvlugten! Wees daarom eeuwig geprezen. Amen.
OEFENINGEN.
Orer Let vermijden der dageiyksrhe zonden.
Gij hebt daar zoo even, mijn lieve christen, den wreed-sten van alle doornen gezien, die het hoofd van onzen goeden Zaligmaker kunnen doorsteken; het is de zonde. Indien gij dan waarlijk dien teedersten vriend onzer zielen bemint, schuw dan zorgvuldig, ik zeg niet alleen de doodzonde, ach! zij is zoo een schromelijk wanschepsel, waarvan de gedachte alleen u grooten schrik moet inboezemen; eene doodzonde! o mijn lieve chris-
(I) S. Aug. Manual, cap. XXI.
171
* DE LIEFDE VLAMJIEN
ten, God behoede ons van er ooit eene te bedrijven! maar vermijd ook de dagelijksche zonden, hoe ligt en klein zij ook mogen schijnen. Waak met oplettendheid overuzelven, opdat gij nooit met opzet er eene bedrijft, en dat kunnen wij met Gods genade doen.
1°. Waak over uwe tong: houd u nooit op met kleine leugens, nooit met dien ligten achterklap, welke inden omgang des levens zoo gewoon is; veroorloof u nooit onvoorzichtige redeneringen, nooit woorden van eigen lof, nooit bespottingen van onzen evenmensch, zelfs geene nuttelooze woorden, dewijl gij eens rekenschap daarvan zult moeten geven (1).
2°. Waak over uwe oocjen: zie nooit nieuwsgierig-op de voorwerpen, welke ons omringen, voornamelijk als zij voor u gevaarlijk kunnen worden (2).
S0. TFaafe over uwen geest: oordeel nooit iemand, tenzij uw pligt u dit oplegt; heb niet ligtelijk kwaad vermoeden van iemand, voed nooit in uw hart eenige hoogachting voor u zeiven,nochvooral watgijdoetenz.
4quot;. Waak over uw hart: heb geene te driftige en te natuurlijke genegenheden voor de schepselen, hoeda-nig zij ook mogen wezen, geene jaloerschheden, hoe klein zij ook zijn, enz., met één woord, waak onophou-delijk, waak op alles, veroorloof u geene ligte verstrooidheden, noch kleine ongeduldigheden, noch tijdverlies, noch onmatig lagchen, noodelooze bezoeken, noch kleine overdaad in eten en drinken, in het slapen, enz. Vooral zeg nooit in uw hart, het zijn maar geringe gebreken; ik bekommer mij niet om mij daarvan te heieren (3) helaas dit Avare onzen goeden Meester zeer groote pijn veroorzaken, het ware slechts de liefde miskennen, welke hij voor u heeft. Welaan dan mijn lieve christen, maak van heden af dit vast voornemen: geene vrijwillige dagelijksche zonden meer. Bid den Heer, dat hij u gelieve te helpen,;en hij zal dit voorzeker doen.
(1) Malth. XII. 30. (2) Malth. VII, !. (.$gt; Hern. scrm. 1, in Convers. S. Pauü.
172
VAN JESUS.
liet Is ter onzer liefde en voor onze zonden, dat Jesus Chrlatns me^ wonden Is overdekt geworden.
Ipse aultfti vulnerutus est propter iniquitutes nostra?,
attritus est propter see Ier a nostra. Is. LUI. 5.
flij is voor onze zonden met wonden overdekt, tiij is verbrijzeld om onze misdaden.
| 1 et minste lijden, dat onze Zaligmaker zou onder-|-| gaan hebben, was zeker meer dan genoeg, om aan 1- 8 de regtvaardigheid Gods te voldoen, en de zonden der wereld weg te nemen; maar de liefde, welke die goedertierene Jesus ons toedroeg, heeft zich daarmede niet kunnen te vreden houden. Om voor onze misdaden te voldoen, en ons tevens de groothied van zijne liefde te toonen, heeft onze Verlosser volgens de uitdrukking van Isaïas, van het hoofd tot do voeten willen door-wond worden, hetwelk deze woorden beteekenen,igt;MZ-neratus et attritus, zoodanig, dat geheel zijn aanbiddelijk ligchaam maar ééne wonde meer was. (1) Ook vergelijkt dezelfde profeet hem bij eenen melaatsche; et nos putavimus eum quasi leprosum, et percussum a Deo et humiliatum. Isa. LIII, 4. Wij hebben hem aangezien als eenen melaatsche, en van God geslagen en vernederd.
Wanneer men met de oogen des geloofs Jesus aanschouwt, met wonden overdekt, als men zijn ligchaam schrikkelijk verscheurd en geheel bebloed in stukken ziet vallen, kan men gemakkelijk begrijpen, hoe groot de liefde van dien goddehjken Zaligmaker tot ons is geweest. O mensch, roept de heilige Augustinus uit, (2) leer uwe waarde kennen; leer wat groote dankbaarheid gij God schuldig zijt; leer beseffen uit den prijs, dien het hem gekost heeft, om u vrij te koopen, welke uwe waardigheid is; leer eindelijk, hoe schan-
(1) Isa I, (2) S. Aug. de Pass. Domini, serm. 1.
50 10
173
l)E LIEFDEVIAMMEN
clelijk het voor u zou zijn, hem door uwe zonden te beleedigen, en weet uwe driften te beteugelen en aan uwe ongeregeldheden een einde te stellen.
Jesus is ter boeting onzer zonden vermorzeld geworden. Jesus, die schuldelooze Jesus, had maar den uiterlijke schijn der zonden; niettemin de regtvaar-digheid van zijnen hemelschen Vader liet al haar gewicht op hem drukken en hij wordt met geeselslagen verscheurd,mot doorueu gekroond,aan eenenschandelijken galgenboom genageld! O hemel! indien men zoo met het groene hout handelt, wat zal dan het lot van het dorre zijn? Wat zal er van mij armen zondaar, geworden; van mij wiens ontelbare zonden dagelijks op mijn hoofd gestapeld worden, van mij, die tot hiertoe maar geleefd heb, om mijnen God te vergrammen! O Jesus! barmhartige Jesus! heb medelijden met mij!
Jesusis om onze zonden vermorzeld geworden. Die goede Meester heeft mij eene voortreffelijke les gegeven : met zich aan zulke afgrijselijke pijnigingen te onderwerpen, heeft hij mij geleerd, dat de zonde niet ongestraft blijven mag; zij moet door den zondaar, of door God zeiven gestraft worden. Beween ik mijne be-drevene zonden, doe ik voor dezelve boetvaardigheid, werk ik tegen mij zeiven eene heilige gramschap uit, dan straf ik ze naar verdiensten; wil ik ze zelf aldus niet stralfen, dan zal God, die mijnRegter is, ze straffen. Doch wee mij alsdan! (2) het is schrikkelijk in de hen-den van den levenden God te vallen. (3)
Om het ongeluk te ontgaan van voor dien vreeselij-ken regter, met eene ziel, met zonden besmeurd, te moeten verschijnen, moet ik dan, van heden af, beginnen te werken, om ze door eene ware boetvaardigheid uit te wisschen, en de voetstappen van mijnen Zaligmaker na te volgen. Maar, o schande! het leven van Jesus Christus is een gedurig lijden geweest, en het
(1) Luc. XX.!!, SI, !2) Aug. in haac. verba psalm; Qaoniam ini-qiütatem ego coynosco, serm. 19 Peccatum tuum judicem te habeat, non palromim, Idem in hmc verba; Cor mmtdim etc. Serm. 20. (3) ilebr. X. 31.
174
VAN JESUS.
mijne gaat voorbij in de vergenoegingen en in de zoet-tigheden der rust! Had ik dan, tot hier toe, de noodzakelijkheid niet gekend, waarin ik ben van boetvaardigheid te doen in dit leven, of in het andere in het raidden derhelsche vlammen (i). Wist ik dan niet, dat een zondaar langs geenen anderen weg dan dien van lijden en tegenspoed tot den hemel kan komen (2)? Wel hoe! Jesus heeft mijne zonden beweend, en ik zelf zal ze niet beweenen! Ach! zoo zal het niet gaan! ik zal over zoo veel zonden, van mijne teederekindsch-heid af bedreven, zuchten; ik zal mijn ligchaam kastijden, ik zal mij zonder ophouden versterven, en mij tot boetvaardigheid aanmoedigen, door het aandachtig-overdenken van de boetvaardigheid van Jesus en van al de Heiligen. Ik zal David navolgen, die hoewel hij verzekerd was, dat zijne zonden hem vergeven waren, evenwel onophoudelijk daarover gezucht heeft; het overdenken van de genade van mijnen God verloren te hebben, zal mij, even als hem, dag en nacht beken van tranen doen storten: ik zal,altijd, gelijk hij, mijne voorgaande zondenvoor oogen hebben (3); gelijk hij, met één woord, zal ik ieder oogenblik zeggen: Heer, r/e-lief de zonden mijner jeugd te, vergeten. (4)
Mijn God! wat verschil vind ik niet tusschen mijne handelwijze en het gedrag der Heiligen: Petrus heeft, maar eenmaal gezondigd, en hij heeft geheel zijn leven geweend; ik zondig menig werf, en ik ween nooit. (5) Een heilige kluizenaar zeide; Op wat plaats ik mij ook bevinde, ik zie niets anders dan mijne zonden: ik beschouw mij als een slagtoffer der hel, alwaar ik een oneindig getal zielen gewaar wordt, die minder plig-tig zijn dan ik; alsdan werp ik mij met het aangezigt ter aarde, ik zucht en ween voor mijnen Regter... En wat mij betreft, naauwelijks denk ik op deze hel, welke ik verdiend heb, en doe bijna niets, om daar niet in te vallen. Al de Heiligen hebben, door alle mogelijke strengheden van boetvaardigheid getracht hunne zon-
(1) Aut pccnitonrtnm aut urendum. \'2) Act. XIV, 21. (3i Ps. L (4) Ps XXIV. 7. t,5j s. Aug.
175
DE LIEFDEVLAMMEN
den te boeten: sommigen hebben zich onderworpen aan de bespotting, aan de geeselslagen, aan de gevangenissen-, andere zijn in stukken gezaagd en ge-steenigd, onthoofd, verbrand, ter dood gehragt; weder andere hebben zich in schrikkelijke wildernissen begeven (1) en ik doe niets, ik lijd niets. Arme en ellendige als ik benl welk is dan het doel, dat ik mij ■voorstel te bereiken? Is het ook naar den schoonen hemel, welken zij zoo duur betaald hebben, dat ik mijne schreden wend? Ja gewis... Welnu! ik moet dan, gelijk zij, den waren weg volgen; hij is smal. Mijn goddelijke Meester heeft liet mij gewaarschuwd; Arcta via est, quae ducit ad vitam. Ik moet, gelijk zij, mijne voorgaande zonden beweenen, ik moet om vergiffenis smeeken, niet gedurende eenige weken of eenige maanden, maar geheel mijn leven lang. Helsias! hoe kan ik weten, of mijn God mij vergiffenis verleend heeft? Hoe kan ik weten, of mijn hemelsche Vader mij het kleed van onschuld heeft wedergegeven? E\'it hoop ik van zijne barmhartigheid, doch ik ben daar niet ten eenenmale van verzekerd, ik moet dan steeds boetvaardigheid doen, steeds weenen; en al kwam een engel van Gods weg:e, uit den hemel mij aankondigen, dal mijne zonden mij vergeven zijn, zou ik nog moeten weenen, als ik de wonden, waarmede mijn goddelijke Zaligmaker overdekt is geweest, aanschouw.
Maar deze wonden van mijnen Zaligmaker zullen mij niet alleen bewegen, om boetvaardigheid te doen en mijne zonden te beweenen; zij zullen mij ook tot vertrouwen en liefde opwekken. Het is tot deze wonden, dat ik mijne toevlugt zal nemen, om daarin eenen zoeten vrede te genieten. Ik zal daar zoo veel te meer van alle gevaar bevrijd zijn hoe meer Jesus mag-tiger is, om zalig te maken. Woelt de wereld rondom mij, doet mijn ligchaam mij eenen doodelijken oorlog aan, omringt de duivel mij met zijne strikken, ik zal niet vallen, want ik steun op Jesus Christus. Heb ik het ongeluk gehad eenige groote zonden te bedrijven, (O Ad Hebr. XI. 36, S7, 38.
•176
VAN JESUS.
en is mijn geweten ontsteld, ik zal mij daarom aan geene wanhoop overgeven,omdat ik de wonden van mijnen Heer Jesus zal gedenken. Welk kwaad zal zoo ongeneeslijk zijn, dat het door den dood van eenen God niet zal kunnen weggenomen worden (1)1? Ik zal inliet midden van al mijne ellenden, op de wonden van Jesus eenen blik werpen, en het gezigt van zulk een krachtig geneesmiddel zal mij rust en vertrouwen wedergeven.
O mijne ziel! gij, die zwak, zoo arm zoo krachteloos en van alles zoo ontbloot zijt, ga, werp u in de armen van uwen goeden Meester; want hij is alles voor u en in hem bezit gij alles. Wilt gij de diepe wonde genezen, die de zonde u heeft toegebragt, hij is uw geneesmeester. Zijt gij overladen door het zwaarwigtige pak uwer zonden, hij is de regtvaardigheid en de heiligheid zelf; hebt gij versterking noodig tegen uwe vijanden, hij is de sterkte en de magt; vreest gij den dood, hij is het leven; wilt gij naar den hemel gaan, hij is de weg; vlugt gij do duisternissen, hij is het licht; zoekt gij voedsel, hij alleen kan u het leven behouden (2). Ja, mijne ziel, in Jesus Christus zult gij alles vinden; hij zal uw steun en uwe sterkte wezen, en indien gij getrouw zijt, om u in zijne wonden te verbergen, wanneer de helsche wolf u zal komen aanvallen, zal hij u voorzeker tegen hem beschermen, en zegepralende zult gij uit den strijd komen. (3)
GEBED.
O mijn welbeminde Jesus! waarom zijt gij dus met loodverwige en bloedige wonden bedekt? Wie heeft u dan tot eenen zoo medelijdenswaardigen staat kunnen brengen?... Ach, ik versta het, het zijn mijne zonden, welke uw aanbiddelijk ligchaam verscheurd hebben; zij zijn het, die dezen doornen kroon op uw hoofd hebben gedrukt. O goede Jesus, hoe ver heeft de liefde, welke gij mij toedraagt, u gebragt! ik ben het, die om mijne zonden verdiend heb gestraft te worden en gij
(1) S. Bern., in Cant, Serm. LX1 12)8. Amb. do Virg. Ub. Ui. (S) S. Amb. EXiun. lib. V. Cap. IV.
177
DE LIEFDEVLAMMEN
draagt de straf. (1) Verleen mij de genade van iets op deze wereld te mogen lijden, om u voor uwe bovenmatige liefde te danken; geef mij de genade van mij te versterven, mij te verachten, mij in alle voorvallen te verootmoedigen, en niets te verwaarloozen om u te toonen, dat ik niet ondankbaar ben. Ik kan niet leven zonder lijden, sedert dat gij zoo veel uit liefde voor mij geleden hebt (2). Straf, Heer, straf mij hierin den tijd, opdat gij mij in eeuwigheid sparet (3). Wond mijn arm hart, wond het met uwe liefdeschichten; dat het lijde, maar dat het u beminnë. Ja mijn God, dat het u beminne, dat het uwe liefde immer doe aangroeijen; immer! immer! Amen.
Liefde in de eenzanmlieid.
Lieve Christen, neem hedendeheilige gewoonteaan, van dikwijls in den geest tot de bloedige wonden van onzen lieer Jesus Christus en voornamelijk tot zijn heilig hart te gaan en bewaar die geheel uw leven. Maak u daar een eenzame plaats bereid, om u ten tijde van bekoringen daarin te verschuilen. Begin daarom met u van het gewoel der wereld af te scheiden, voor zoo veel uwe pligten u dit zullen toelaten, en bemin het verborgen en stil leven. O mijn God! hoe vele zielen zijn er niet, die geen den minsten voortgang in de liefde van Jesus doen, omdat zij die zoete rust der eenzaamheid niet kennen! Deze zielen zeggen wel, dat zij in de bespiegeling, in de vereeniging van onzen Heer wel zouden willen leven, en zij doen juist datgene, wat hen van dit oogwit moet verwijderen: zijz oeken de talrijke gezelschappen, de wereldsche vermakeu, de al te groote uitstortingen van het menschelijk hart, en zij vlugten de eenzaamheid. Men zou zeggen, dat zij bevreesd zijn, van zich met God alleen te bevinden. Mijn lieve Christen, volg hun voorbeeld niet; wilt gij God vinden, zoek hem dan in de eenzaamheid, ik ben
(1\' S. Hern, in Cant. (2) s. Bonav. de stimuiis amoris, pars. 1. Cap. II passim. (8) Aug.
178
VAN JESUS.
nooit minder alleen, zeide de heilige Bernadus, dan als ik alleen hen. (1)
O, hoe waar is dit! in de eenzaamheid vindt men God, in de eenzaamheid denkt men op zijne pligten, men is zijne zonden indachtig, men beweent, men verzaakt ze; in de eenzaamheid overweegt en begrijpt men de kortheid van den tijd, de langdurigheid der eeuwigheid, de ijdelheid van de aardsche zaken, van de eer, de vermaken, de rijkdommen; in de eenzaamheid spreekt men tot God, en God spreekt tot ons (2). Men spreekt met hem aan het hart, men verheft zijne grootheden, men looft zijne barmhartigheden, men smaakt de zoetheden zijner liefde; in de eenzaamheid denkt men op den hemel (3), men scheidt zich af van al het geschapene. 0 eenzaamheid! o zoete eenzaamheid! gelukkig is hij, die u kent en bemint! vooral gelukkig hij, welke het middel gevonden heeft, van, zelfs in het midden der talrijke gezelschappen, altijd met amp;od alleen te zijn! Bid den Heer, mijn lieve Christen! dat hij u deze eenzaamheid des harten gelieve te ver-leenen, waardoor men, zelfs in het midden van het gerucht der wereld en der moeijelijkheden, altijd ingetogen is, altijd vereenigd met God, altijd aandachtig op zijne tegenwoordigheid: bid hem, dat hij u deze gelieve te geven; maar vergeet niet, dat om die te bekomen, gij zoo veel het u doenlijk is, afgezonderd en in eene uitwendige eenzaamheid moet leven, zonder nogtans aan de welvoegelijkheden, welke uw staat vereischt, daarom te kort te blijven. Het is onmogelijk van zonder noodzakelijkheid en voordeel van den evenmensch, zich gaarne uitwendig te vertoonen en tevens ingetogen en met God vereenigd te zijn.
(1) S. Bern. — sed non erat solus, cum quo erat Deus-, dat is : maar hij was niet alleen, met welken God gedurig was. In vUa S. Bern. scripta h Guiüeimo. Lib. 1 Cap.. VU. (2 Oseae II, 14 — S, Hieron. t3) S. Uern.
179
OE LIEFDEVLAMMEN
Jehus ter dood veroordoeld, draagt zyu krats let op den Calvnrle-berg
Et hajulans sibi crucem, exivit in eum qui decilur Calvarix locum. Joon. XIX, 17.
En zijn kruis dragende, is hij gekomen tot de plaats, die Gaivarie genoemd wordt.
Nadat onze Heer Jesus Christus gegeeseld was, meende Pilatus, hem in eenen zoo mededoogens-waardigen staat steeds ziende, dat liet genoeg zou geweest zijn, om zijne vijanden te bedaren, met hern aan liet volk te vertoonen. Hij leidde hem dan op eene soort van balkon en hem aan de Joden vertoonende, zeide hij hun:adat onze Heer Jesus Christus gegeeseld was, meende Pilatus, hem in eenen zoo mededoogens-waardigen staat steeds ziende, dat liet genoeg zou geweest zijn, om zijne vijanden te bedaren, met hern aan liet volk te vertoonen. Hij leidde hem dan op eene soort van balkon en hem aan de Joden vertoonende, zeide hij hun: ziet den mensch! (1) Het volk zweeg stil, en mogelijk begon het tot medelijden bewogen te worde; maar zoodra de opperpriester en hunne dienaren hem aanschouwden, riepen zij uit: kruis hem, kruis hem (2)! Pilatus in zijne hoop te leur gesteld, zeide hun met misnoegen: Wel nul neemt gij hem zeiven en kruis hem; want ik vind in hem niets veroordeelenswaardig. De Joden antwoordden hem: wij hebben eene wet, en volgens deze wet is hij des doods schuldig, omdat hij gezegd Jieeft, dat hij de Zoon Gods is (3) Ten andere, veroordeelt gij hem niet ter dood, dan zult gij de vriend des keizers niet meer zijn. (4). De laatste woorden verschrikten Pila-tus,hijhadde schandelijke lafhartigheid van te wijken, liet hun Jesus over om gekruisigd te worden (5).
Welk onregt! hoe heeft men u dan, o mijn goddelijke Zaligmaker, tot eenen zoo schandelijken en wreeden dood kunnen veroordeelen! welke mogt de oorzaak van zoodanig vonnis wezen ? Ach! het zijn mijne zonden, o zoete Jesus! welke u aldus hebben doen lijden; het zijn mijne eigene misdaden, die u hebben doen
(I) Joan XIX, 4, 5. (2) Joan. SIX, 6. (3; Joan. 6. 7. (4) Joan. XIX, 12. (5) Matth. XXVII, ii6.
180
VAN JESUS.
sterven. Ik ben het eenigste werktuig uwer pijnen en wreedste straffen! Wat een ongehoord wonder! de regtvaardigheid wordt met den dood, dien de zondaar verdiend heeft, gestraft! Een God sterft om het leven aan zijn schepsel, aan een\' geringen slaaf weer te schenken... Wat vergelding kan ik u geven, o Jesus! Voor zulk eene groote liefde? Kan er wel iets in het menschelijke hart gevonden worden, dat waardig zijn zou, om u voor zoo bovenmatige liefde aangeboden te worden ? Helaas! ik vind in het mijne niets dan een vurig verlangen, om u te beminnen; neem dit verlangen in dank, o mijn God, en maak, dat het vervuld worde. Maak, dat ik in u niet dan aantrekkelijkheden \\inde: dat er buiten u mij niets moge behagen, noch schoon schijne; dat mij, integendeel, alles gering en verachtelijk voorkome; dat ik hate hetgeen gij quot;haat, en dat niets mij behage dan wat u behaagt; dat, ver van genoegen te vinden in al wat gij niet zijt, ik daarin niets anders vinde dan ongenoegen; dat ik er zelfs mijn vermaak in scheppe, om uwentwil te lijden; dat de glorie alleen van uwen naam mij ondersteune en aanmoedige; dat het aandenken aan u, mijn eenigste troost zij, dat ik mij moge spijzen met brood door mijne tranen doorweekt; dat al mijn vermaak zij onophoudelijk uwe heilige en regtvaardige wet te overwegen (l i. Eindelijk, maak, dat ik u altijd meer en meer beminne, o Jesus! ik weet, dat ik zeer onwaardig ben van u bemind te worden, maar gij zijt mijne liefde waardig, ik smeek u, maak mijvoortaan u zoo waardig, als ik tot hiertoe onwaardig geweest ben. O Jesus! maak, dat ik u beminne.
Zoodra de Joden door hun geschreeuw en hunne bedreigingen het doodvonnis van hunnen zwakken stadhouder hadden afgeperst, waren zij op niets anders meer bedacht dan om het spoedig ten uitvoer te brengenden einde aan Pilatus den tijd niet te laten van het te overwegen en te herroepen. Het kruis was reeds te voren bereid geworden; zij doen het aanstonds naar
(1) S. Aug. Mcditationes, cap. VII.
181
flE LIEFDEVLAMMEN
liet geregtshof brengen, om onzen Heer Jesus Christus de smart en de schande aan te doen van het zelf op zijne schouderen naar de strafplaats te dragen. Maar opdat men hem voor geen anderen zoude aanzien, en hij van een ieder zou gekend worden, rukten zij hem den ouden purperen mantel af, waarmede zij hem bekleed hadden, en doen hem wederom zijn oud kleed aan. Dewijl het zonder naad en van voren niet open was, moesten zij het hem over het hoofd trekken; hot kon maar moeijelijk aangedaan worden, om dat het in de doornen verwarde; de doornen kroon werd hierdoor hard geschokt; de pijnlijke wonden werden hierdoor vernieuwd en begonnen op nieuw te bloeden fl). Alsdan nam Jesus het werktuig zijner doodstraf op, en het op zijne doorwonde schouders leggende, ging hij naar den Calvarieberg, voorgegaan door twee moordenaren, die met hem tenzelf-den tijde moesten gekruist worden.
Ondertusschen moest onze goede Zaligmaker, door de pijnen van den voorgaanden nacht reeds ui-geput, de krachten welke hem nog overbleven, verzamelen, om den zwaren last, waarmede hij beladen was, te kunnen dragen. Het zweet liep langs zijn ligchaam af, hij kon geen adem meer halen, en zijne wonden werden vernieuwd, door het geweld, dat hij moest doen, om het kruis op zijne schouders te houden en voort te gaan. Eindelijk,in liet uitgaan der stad niet meer kunnende, bezweek hij onder het zwaar gewigt, en viel met zijn aanschijn plat ter aarde!... De soldaten, die hem geleidden, overlaadden hem toen met slagen, en braakten duizeuden smaadwoorden tegen hem uit, om hem tot opstaan te dwingen; maar de Joden, die zagen dat de krachten hem ontbraken, en vreezende dat hij zou sterven, eer hij kon gekruist worden, dwongen eenen man van Cyrenen met name Simon, die van zijne landerijen terugkwam, om het kruis te helpen dragen en Jesus te volgen (2). Het is te denken, dat Simon
(l) Matlh. XXVU, 21. [ uc. XXUl, 26. — Zie ook het lijden van Jesus JV deel.
182
VAN JESUS.
dit maar uit dwang en met grooten tegenzin gedaan heelt. Maar wanneer hij daarna door het geloof verlicht zijnde, zag, dat hij de eer gehad had zijnen Zaligmaker te verlichten, aan de zaligheid der wereld mede te werken, en het voorbeeld te zijn dergenen, welke na Jesus Christus het kruis moeten dragen en hem volgen, dat is der uitverkorenen van alle eeuwen, dan begrijpt men, dat zijn lot hem benijdenswaardig scheen, zooals het altijd heeft geschenen aan de godvruchtige zielen, die wel zouden gewild hebben met hom deelachtig te mogen zijn geweest aan eene zoo roemwaardige behulpzaamheid (1). O gelukkige mensch, welke het kruis draagt, dat God hem overzendt! die mensch is waarlijk de leerling van Jesus Christus, maar wat zeg ik, hij kan het maar op deze voorwaarde wezen. (\'2) Ja ieder onzer moet zijn kruis dragen, hoe zwaar het ook moge wezen, ik zelf moet het mijne dragen, en achter mijn meester gaan. O mijn J esus! gelief mij het, uit liefde tot u, met blijdschap of ten minste met bedaardheid en onderwerping te lee-ren dragen.
— Mijn zoon, weet vooreerst dat een christen, welke dien schoonen naam wil verdienen, zich op deze wereld moet bereiden tot een leven van ontberingen en opofferingen (3). Hij moet noodzakelijk dagelijks zijn kruis dragen, en door zijne eigene ondervinding leeren, dat er geen andere weg is, die ons tot het leven en tot _ den waren vrede dos harten kan brengen, dan de weg van het kruis en de gedurige versterving. Zoo dan mijn kind, uw kruisis altijd bereid; het verwacht u overal; gij kunt het niet ontvlugten, waar gij u ook mogt begeven.
— Heer, het schijnt mij toe, dat ik bereid ben al de kruisen te dragen, die gij mij zult gelieven over te zenden; ik zal geen enkol kruis weigeren; integendeel, bedank ik u vooraf voor al degenen, welke uwe hand mij zal opleggen.
(1) Zie het leven van Jesus Christus, door Pater ile Ligny 11 deel, eap. XXVIII, (2gt; Luc. IX S8 (3) S. Maxim. Senn. uitim. de Sanctie — S. Leo. serm. IX, de Qnadrag.
d83
DE LIEFDEVLAMMEN
— Deze gesteltenissen ■van uw hart zijn voortreffelijk, deze gevoelens zijn edelmoedig; maar wees altijd bevreesd, mijn zoon, voor uwe eigene zwakheid. Heden lieot gij maar een ligt en gewoon kruis te dragen, en niets schijnt u onmogelijk; maar helaas! hoevele zijn er, die, even als gij, over mij roemden, zoo lang zij mijnen troost ontvingen, hoe velen zij er niet gevonden, die mij dankten en duizenden beloften deden van getrouw te zijn in mijnen dienst; en die mij nogtans verlaten hebben, of ten minste mij maar van verre meer gevolgd zijn, over mijn gedrag ten hunnen opzigte gemord hebben, uiterst moedeloos geworden zijn, omdat ik raadzaam gevonden had hun eenigen tegenspoed, eenige vernedering, eenigen smaad of ziekte over te zenden; gelijk zij gehandeld hebben, zoo kunt gij ook zelf te werk gaan; vrees dan uwe zwakheid en reken nooit dan op mijnen onderstand.
— Wees geloofd, o mijn God! omdat gij mij met zoo vele toegevendheid mijne zwakheid, welke ik zoo ligt vergeet, indachtig hebt gemaakt, en )eer m j, bid ik u, wat ik moet doen om mijn kruis te dragen.
— Al de kruisen, al de kwellingen komen van God, zij zijn eene gaaf van zijne hand; zij zijn een toeken van voorbeschikking. Ja, mijn kind, hoe meer kwellingen ik eene ziel toezend, des te meer liefdebewijzen ik haar geef. Het zijn juist mijne grootste Heiligen, die op aarde het meest geleden hebben. Tracht u dan van deze waarheid wel te overtuigen, en dan zult gij het middel kennen, om wel te lijden. Ik lijd ; het is God, die het zoo ivil, zijn heilige naam zij geloofd! ziedaar de volmaaktheid.... O mijn zoon! kendet gij den prijs der kwellingen, dan zouclt gij gedurig tot mij zeggen: Heer, of lijden of sterven. Gij zoudt dag en nacht met Joannes van het kruis herhalen: mijn God, ik hegeer uit liefde tot u te mogen lijden en veracht te ivor-den (1); gij zoudt met den heiligen Augustinus uitroepen. Ach! wat een kruis, geene kruisen te hebben!
(1) Pali et contemni pro te! Pali et contcmni pro to.
184
VAN JESUS.
Nulla crux, quanta crux! Gij zoudt alle oogenblik-ken tot mij roepen; Mijn Jesus, verleen mij een ivei-nig sterkte en zend mij alsdan kruisen over.
— Leer mij ook, o goede meester, wat mij ten tijde der bekoringen te doen staat. De booze geesten brengen mijne ziel geweldige schokken toe, en bestormen haar schrikkelijk; alsdan meen ik alle oogenblikken, dat ik eene ongelukkige schipbreuk galijden. ikword somtijds met zulke afgrijselijke gedachten overvallen, die mij dunken maar geschikt to zijn, om in het hart van eenen verdoemde te komen. Ik span al mijne krachten in, om ze te verwerpen, en desniettegenstaande blijven zij als aan mijne ziel gekleefd. Hoe moet ik mij dan in die stonden van inwendigen strijd gedragen.
— Gij moet trachten gerust en onveranderlijk te zijn, en dit kruis zonder morren dragen. Laat unooit den moed benemen door eenige bekoring, hoe geweldig zij ook moge wezen, stel altijd uw vertrouwen op mij. Denk, dat al deze moeijelijkheden in de inzigten mijner barmhartigheid beproevingen zijn, om uwe liefde tot mij in al haren luister te doen uitschijnen, dat het lessen zijn, om u medelijden te loeren hebben met hen, die gelijk gij, aan de schichten des duivels blootgesteld worden, middelen om uwe zonden te booten, en u te bevrijden van in nieuwe te vallen; gesteltenissen, om overvloedige genaden te bekomen; eindelijk behoedmiddelen tegen den hoogmoed, die u doen zien, dat gij zonder mijne genade niets vermoogt. Het is dan door een uitwerksel mijner liefde, dat ik toelaat, dat gij bekoord wordet; het is uit goedheid, dat ik op zekere wijze voor eenige.n tijd uwe ziel schijn te verlaten, hoewel ik, meer dan ooit alsdan nabij haar ben. Vrees niet, ik ben met u; bestrijd moedig al de inblazingen des duivels, en wees nimmer verlegen. Hij maakt veel gedruisch; doch hij kan hem, die op mij vertrouwt, geen leed doen. Hoe meer hij u kwelt, hoe meer hij u mishandelt, des te meer gelegenheid geeft hij u, om uwe verdiensten en uwe heerlijkheid in den hemel te vermeerderen. Wees dus moedig en beveel
185
DE LIEFDEVLAMMEN
u altijd aan mij. Ik heb hein door mijn vermogen verplet, gij zult hem op uwe beurt door de hulp mijner genade, welke ik u nooit zal weigeren, verpletteren.
— Mijn God! er is nog een kruis, dat ik met veel moeite draag,en hetwelk mij zeerzwaarschijnttezijn.
— Welk is dat kruis, mijn kind?
— Wanneer ik de zoetheden en den geestelijken troost overdenk, welken ik eertijds genoot, en ik ze vergelijk met mijne hedendaagsche dorheden, dan ben ik zeer bedroefd, omdat het mij voorkomt, dat, in plaats van in uwe liefde voortgang te doen,ik achteruit ga. Eertijds scheen alles mij licht in uwe dienst, en heden schijnt alles mij moeijelijk. O mijn Jesus, heb ik dan geene reden van te gelooven, dat gij mij verlaat en uwe hulp onttrekt, omdat mijne ondankbaarheden en mijr.elaauwheid u vervelen?
— Mijn kind, wacht u wel van zoo te denken, want daarmede zoudt gij mijne liefde verongelijken. Ziet gij daarin het gewone gedrag niet, dat ik doorgaans volg met eene ziel, die ik bemin? In den aanvang als deze door eene ware bekeering zich nog maar aan mij heeft gegeven, bezoek ik ze, en met haar niet dan vreugd in mijnen dienst te doen vinden, win ik haar hart; ik wek haar hiertoe op door de zoetheid mijner bevalligheden; ik vertoon mij gedurig aan haar, om ze door de aantrekkelijkheden mijner tegenwoordigheid op te houden; met één woord, om hare zwakheid met inschikkelijkheid te behandelen, laat ik haar niet dan vermaken genieten. Maar later ontneem ik haar de melk, en spijs haar mot het sterke voedsel der kwellingen. Ik spreek, en zie, do hemel, de aarde, de hel staan tegen haar op; uitwendig ontmoet zij slechts vijanden, inwendig niet dan bekoringen. Uitwendig, ellenden en duisternissen; inwendig, dorheden en mistroostigheden. Nu laat ik haar eens in schaduwen en akeligheden des doods, dan doe ik haar wederom eens het licht zien en herleven. Doch ik behandel haar altoos om haar te beproeven, om ze te zuiveren, om ze te verootmoedigen, om ze te onderrigten, om ze aan mijnen wil buigzaam
•186
VAN JESUS.
te maken, om haar de kleine fouten, de ligte onver-storvenheden te verwijten, en zoo voorts (1), Gij ziet dan wel, mijn kind, dat ik er verre af ben u te verlaten, wanneer ik u dus behandel.
— En zult gij mij niets zeggen van mijne gedurigequot; verstrooidheden? O mijn God! welkeen zwaar kruis is het mijne ziel te willen tegenhouden, als zij mij ontsnapt, en haar niet tot reden te kunnen brengen. Die omzwervende dochter dwaalt altijd af, en ik heb de grootste moeite van de wereld, om ze in zich zeiven te doen wederkeeren en haar eenige oogenblikken voor uwe voeten te vestigen.
— Mijn zoon, ik wil niet, dat de verstrooidheden u cene twijfelmoedige rust baren, welk u zoude kunnen ongerust en moedeloos maken. Indien uw hart u uws ondanks ontsnapt, ontstel u dan niet; tracht het zachtjes weder tot zijnen pligt te brengen, en doe, zonder u te ontstellen en verlegen te zijn, wat in uw vermogen is, en laat het overige aan mijnen wil over. Bemin mij uit gansch uw hart, en de gebreken, waarvan gij uniet hebt kunnen ontdoen, zullen voor u eene beweegreden tot de deugd, eene gelegenheid van verdiensten, eene bron van vertroosting worden. Eene welgeschikte grond vindt, tot in den mest toe, eene overmaat van vruchtbaarheid, en de mensch die met goeden wil is, geniet op tijd de vrucht van zijne onvolmaaktheid en ellenden, iii het midden zelfs van zijne ellende. Bid met eerbied en hebt een opregt verlangen van met aandacht te bidden: er wordt niets anders gevorderd. Ondanks al de verstrooidheden, welke u beletten al de aandacht te gebruiken, zoo als gij dit wel zoudt wen-schen, ben ik over u tevreden, lli zal u nooit de dwalingen eencr zwakke natuur tot zonde aanrekenen, als gij maar niet vrijwillig daarin blijft, wanneer zij u overkomen, en gij daartoe te voren geene oorzaak gesteld hebt, met over uwe zinnen niet te waken (2). Doch, verberg met vertrouwen al uwe ellenden in den af-
(1) Bloaus, speculum religios. cap. VI. (2) Ibid. cap. 11.
•187
DE LIEFDEVLAMMEN
grond mijner barmhartigheid, daar zullen zij verdwijnen gelijk men een glimster, die in het midden dei-zee valt, verdwijnen ziet.
Heer Jesus! ik bedank u voor de lessen, die uwe goedheid mij hier heeft gelieven te geven, mogt ik ze nakomen! Ik verzoek u de genade, om zonder klagen en met onderwerping al de kruisen, welk gij mij zult overzenden, te mogen dragen; ik verzoek u ook, om altijd, overal en in alles uwen heiligen wil te mogen volbrengen; eindelijk al mijn verzoek is u te mogen beminnen. Wat kan ik nog meer vragen? Indien ik u bemin, zal ik ootmoedig, verduldig, zachtmoedig, liefdadig en onderworpen zijn; indien ik u lief heb,quot; zal ik naar uwen wil, een heilige zijn. Ach! ik smeek u, mijn God, geef mij uwe liefdewonden, eene wonde die mij pijn veroorzaakt, opdat ik voor u en met u moge lijden, ü mijne liefde! verlaat mij niet, want zonder u kan ik geen oogenblik leven. Ach! mogt ik uit liefde tot u sterven, o mijn God! gij weet, dat ik, om uwen wil al de moeijelijkheden en wederwaardigheden der wereld, ja zelfs de pijn der hel zou wenschen te lijden. Hoe ben ik, uit erkentenis voor al uwe weldaden, van liefde niet gestorven! waar zal ik zulk eene oneindige liefde vinden, gelijk gij verdient? O mijn God! kom mij te hulp; ik wil leven en sterven met deze woorden in mijnen mond: ik bemin u, ik bemin u. Amen.
Men moet z||n kruis m^t gedold dragen.
Indien iemand mij wil navolgen, zegt Jesus Christus, dat hij zich verloochene, dagelijks zijn kruis opneme, en mij volge. Beminde christen, geeft wel acht op die woorden van onzen god-delijken Meester: Men moet zijn kruis dragen. Zij schijnen hard te zijn en tegen de natuur te strijden; nogtans, wat liet ook kosten moge, gij moet uw kruis met geduld dragen, gelijk Jesus Christus het zijne
188
VAN JESUS.
gedragen heeft; want aan het kruis is gehecht onze zaligheid, onze sterkte tegen debekoringenendeware liefde tot God. Ja, gij moet het dragen, niet uit dwang zoo als het al de zondaars dragen, waarom zij ook daarvan geene verdiensten hebben; maar gij moet het met onderwerping dragen en uit liefde tot Jesus Christus. Eenigen wanneer zij geestelijke vertroostingen ontvangen, bieden zich aan, om alles te lijden wat de Martelaars geleden hebben: de pijnbanken, de boeijen, de gloeijende tangen; doch na die schoone en edelmoedige beloften aan God gedaan te hebben, kunnen zij zonder klagen, en somtijds zonder morren eene hoofdpijn, een klein ongemak, de onverschilligheid van eenen vriend, een woord, dat een weinig hard is, niet verdragen. Beminde christen, God wil niet, dat gij de pijnen van eene bloedige marteling zoudt lijden; hij vraagt enkel, dat gij dit kwaad, die onverschilligheid, dit harde woord met geduld zoudt verdragen. Draag dagelijks uw kruis, en wees niet gelijk aan hen, welke het wel willen dragen gedurende eenigen tijd, maar die het weldra afschudden, wanneer het hen blijft drukken. Uitzinnigen, die het weten, dat zij, met het kruis te verwerpen, hetwelk Jesus hen oplegt, een ander opnemen, dat nog zwaarder en moeijelijker te dragen is! Wat u aangaat, wanneer het gewigt van dit kruis u te zwaar zal schijnen, en gij u daaronder zult voelen bezwijken, neem dan aanstonds uwe toevlugt tot Jesus in het gebed, en vraag hem de sterkte, om het met onderwerping en verdiensten te dragen. Herinner u dan, wat de heilige Paulus zegt, dat al het lijden van deze aarde, hoe pijnlijk het ook zij, in geene evenredigheid is, met de heerlijkheid, welke God ons hereidt in den hemel (1), en gij zult u vol moed gevoelen.
Vele zielen beminnen Jesus Christus, zegt de heilige Alphonsus de Liguori, zoo lang als de wind der geestelijke zoetheden blijft waaijen; maar wanneer hij ophoudt, wanneer er eenige tegenspoed of mistroostigheid overkomt, gedurende welke de Heer zich verbergt, (1) Lom. vin, M.
50 11.
189
DE LIEFDEVLAMMEN
190
om hen te beproeven; eindelijk, wanneer Jesus Christus de zielen berooft van hunne gewone vertroostingen, dan verlaten zij het gebed, de communiën, do verstervingen, geven zich over aan droefheid en laauwheid, en zoeken de vermaken der aarde. Maar die zielen beminnen meer zich zeiven dan Jesus Christus; integendeel, zij, die God beminnen, niet met eene baatzuchtige liefde en voor de vertroostingen, welke hij geeft, maar met eene zuivere liefde, en alleen, omdat hij waardig is bemind te worden, laten nooit hunne gewone oefeningen van godsvrucht acliter, welke dorheid en verveling zij daarin ook gevoelen; het is hun genoeg te weten, dat God zijnen roem vindt in hen op dergelijke wijze te beproeven: ook bieden zij zich aan om die verveling tot den dood toe te lijden, indien zulks de wil van den oppersten Meester is. Zij weten, dat Jesus even zoo beminnelijk is, wanneer het hem behaagt hen in de mistroostigheid te laten, als wanneer hij gewaar-digt eenige vertroostingen te verleenen, en zij vinden hun geluk en vermaak in het lijden, wanneer zij denken, dat zij zulks ter liefde van Jesus verdragen: dan roepcfe zij uit: Iloet zoet is het, mijn beminnelijke Zaligmaker! aan hem, die u bem int, voor u te lijden! Jesus! die voor mij gestorven zijt, waarom kan ik voor uwe liefde niet sterven! En wat is het toch, eenige pijnen in het ligchaam of in den geest, eenige inwendige smarten te lijden ? Zijn wij niet verpligt een weinig te lijden voor Jesus Christus, die, uit liefde tot ons, het smartelijkste leven en den wreedsten dood verkozen heeft,zonder zich de minste verzachting te verschaffen, om ons te toonen, dat wij, indien wij zijne liefde betrachten, hem moeten beminnen, gelijk hij zelf ons bemind heeft! O christen, hoe aangenaam is aan Jesus de ziel, die lijdt en hem bemint I O goddelijke gaaf, gaaf, die alle andere overtreft, te weten de gaaf van te beminnen, terwijl men lijdt, en te lijden terwijl men bemint I Bid onzen goeden Meester, dat hij ze u verleene.
VA.N JESUS.
Jesus wordt aan het krais gebeohif
Crucifixerv.nt eum, et cum eo alios duos hinc et hinc, medium auten Jestim. Joan. XIX, 18.
Zij hebben Hem gekruisigd, en twee anderen met Hem, van weêrskanten eenen, en Jesus in het midden.
Wanneer de Zaligmaker op den Calvarieberg gekomen was, waar hij zijn offer moest voltrekken, om ons het klaarblijkendste teeken zijner üefde te geven, liet men hem zelfs den tijd niet, om adem te scheppen of een weinig te rusten. Men rukte hem zijn kleed af, dat in zijne wonden geplakt was, en men vernieuwde nog eens al zijne smarten. Daarna gebood men hem, zich op het kruis neder te leggen, om hem er aan te hechten. Die goede Jesus gehoorzaamde dadelijk en zonder den minsten tegenstand; hij strekte zich uit op dit bed van smarten, hebbende tot hoofdkussen niets anders dan de doornen, met welke hij gekroond was. Zijne beulen wierpen zich dan op hem met eene zekere woede; zij namen eerst zijne linkerhand zoo als men algemeen gelooft, en doorboorden ze met eenen grooten nagel in het midden dei-zenuwen. Daar de zenuwen door de hevigheid der pijn zamengetrokken waren, en de regterhand zich niet meer kon uitrekken tot aan het gat, dat men bereid had in den anderen arm van het kruis, moest men die hand met koorden trekken (1); men moest hetzelfde doen met de voeten^ zoodat het geheele ligchaam van den Heer daardoor ontwricht werd; welke schrikkelijke pijnen!!!anneer de Zaligmaker op den Calvarieberg gekomen was, waar hij zijn offer moest voltrekken, om ons het klaarblijkendste teeken zijner üefde te geven, liet men hem zelfs den tijd niet, om adem te scheppen of een weinig te rusten. Men rukte hem zijn kleed af, dat in zijne wonden geplakt was, en men vernieuwde nog eens al zijne smarten. Daarna gebood men hem, zich op het kruis neder te leggen, om hem er aan te hechten. Die goede Jesus gehoorzaamde dadelijk en zonder den minsten tegenstand; hij strekte zich uit op dit bed van smarten, hebbende tot hoofdkussen niets anders dan de doornen, met welke hij gekroond was. Zijne beulen wierpen zich dan op hem met eene zekere woede; zij namen eerst zijne linkerhand zoo als men algemeen gelooft, en doorboorden ze met eenen grooten nagel in het midden dei-zenuwen. Daar de zenuwen door de hevigheid der pijn zamengetrokken waren, en de regterhand zich niet meer kon uitrekken tot aan het gat, dat men bereid had in den anderen arm van het kruis, moest men die hand met koorden trekken (1); men moest hetzelfde doen met de voeten^ zoodat het geheele ligchaam van den Heer daardoor ontwricht werd; welke schrikkelijke pijnen!!!
Ondertusschen zweeg dit onschuldige Lam, en liet de
(1) Revelat. S. Brigitt. Zie het lijden van Jesus, IV Deel.
191
DE LIEFDEVLAMMEN
minste klacht niet hooren: lüj hield de oogen hemel-waarts gevestigd en offerde aan God voor onze zaligheid zijn lijden en leven op... Wanneerhij op hetkruisgena-geld was, begon men het voor t te sleuren, tot aanden put, waarin het moest geplant worden. Daar rigtte men het op met koorden, en men liet het met eenen geweldigen schok in den put nedervallen. O God! wie zou kunnen begrijpen, wie zou kunnenzeggen, hoe vele smarten en pijnen die schok van het kruis aan onzen goeden Meester veroorzaakte! Ach! welke bittere smarten en hart-grievende pijnen in al de deelendesligchaamsmoesten daarvan het gevolg zijn! En het is voor mij, die hem zoo weinig bemin en zoo slecht dien! voor mij, die hem zoo dikwijls vergramd en beleedigd heb in mijn voorgaand leven! voor mij, die hem nog alle dagen bedroef door mijne laauwheid en gebrek aan ijver in zijnen dienst, ü mijn God! mijn God, mijn Jesus! ik werp mij neder aan den voet van uw kruis, en roep tot u: Barmhartigheid ! barmhartigheid voor eenen ondankbare!
Mijne ziel, aanschouw nu uwen Heer, aanschouw uw leven hangende aan dit hout (1): zie hoe hij genageld aan die schandelijke galg, noch plaats noch rust vindt. Nu steunt hij op zijne handen, dan op zijne voeten: maar de pijn wordt overal ondragelijk. Hij keert zijn hoofd nu langs den eene dan langs den anderen kant; laat hij het op zijne borst vallen, dan scheuren de handen nog meer door het gewigt; legt hij hel op zijne schouderen, dan worden zij doorstoken door de doornen; laat hij het op het kruis rusten, dan gaan de doornen dieper in zijn gezegend hoofd (2).
Ach! mijn Jesus! hoe wreed is de dood, welken gij lijdt! verwaardig u mij te zeggen, wat u heeft kunnen aansporen, om u aan die ijselijke pijnigingen te onderwerpen.
Het is mijne liefde tot u, mijn kind, welke mij aan het kruis genageld heeft. Ik lijd, ach! ik lijd onbegrijpelijke smarten; doch indien het noodig was voor uwe
(1) Deut. XXVIIJ. (2) Homelie van het lijden.
192
VAN JESUS.
zaligheid, ze tot het einde der wereld te lijden, zou ik zulks zeer gaarne doen, zoo zeer bemin ik uwe ziel! zoo dierbaar is uwe ziel in mijne oogen!
— O mijn God! uwe woorden overladen mij met schande en schaamte! uw hart is geheel liefde voor mij, en het mijne!!!... Mijn Jesus, leer mij, wat ik moet doen, om dankbaar te zijn voor eene dergelijke teederheid van uwen kant?
— Bemin mij, en ik zal tevreden zijn; bemin mij, en ik zal genoeg voor al mijn lijden beloond wezen. Onthecht uw hart van alle geschapene voorwerpen, en verwek in uwe ziel het verlangen, om mijne tegenwoordigheid in den hemel te genieten.
GEBED.
lieer, gij ziet den grond van mijn hart; gij ziet hoezeer ik verlang u te beminnen. Ja, dit verlangen verteert en verslindt mij; het volgt mij gedurig op, en laat mij noch dag noch nacht rusten. Ik heb uwe liefde noodig, mijn hart heelt eenen brandenden dorst daar naar, en het komt mij voor, dat mij niemand te hulp komt. Ik bezwijk, en mij dunkt, dat mij niemand komt ondersteunen. Ik wil u beminnen, en mij dunkt, dat het mij als onmogelijk is, zoo zeer ontbreekt mij de moed. Mijn God! ik weet niet of ik wel de gevoelens mijner ziel uitdruk, maar dewijl gij zo kent, ach! ik bid u heb medelijden met mij! Geet mij uwe liefde, zonder haar kan ik niet leven, zonder haar vrees ik te sterven; ik herhaal het, geef mij uwe liefde, Goede Jesus, teedere Herder, mijn geliefde Meest er, wanneer zal ik zonder vlek en waarlijk ootmoedig voor u verschijnen ? wanneer zal ik, ter uwer liefde, waarlijk al de zinnelijke zaken verachten, wanneer zal ik u volmaakt beminnen? Wanneer zal ik mij door teedere en vurige verlangens tot u verheffen? Wanneer zal mijne laauwheid en onvolmaaktheid in de onmeetbaarheid uwer liefde verslonden worden ? O mijn God! o zoetheid mijner ziel! o mijn vertroosting, mijn leven mijne
193
DE LIEFDEVLAMMEN
liefde, mijn verlangen! o mijn schat, o al mijn goed! mijne ziel verzucht naar uwe liefelijke omhelzingen; zij kwijnt, zij bezwijkt in het vurige verlangen van zich met u te vereenigen, van innerlijk door den zoeten band eener onbreekbare liefde aan u gehecht te zijn. O! wanneer zal liet gewoel der wereld voor mij geheel ophouden? Wanneer zal ik geheel ontslagen zijn van de bekommeringen en de wisselvalligheden dezer wereld! Wanneer zal mijne pelgrimschap en de droevige gevangenis dezer plaats van ballingschap eindigen? Wanneer zal ik de schaduw der onsterfelijkheid zien dalen en den morgenstond van den eeuwigen dag zien schijnen! Wanneer zal ik uw aanschijn genietenden u eeuwig en zonder beletsel met uwe Heiligen loven! Ü mijn God! o mijne helde, o geheel mijn verlangen! o al mijn goed (Ij l Ik smeek u, voldoe aan mijne verlangens en geef mij uwe liefde; geef mij uwen hemel, opdat ik u nog meer moge beminnen. Maria, verkrijg mij de genade, om eindelijk mijnen God te beminnen, gelijk hij het verdient, en gelijk ik het verlang. Amen.
OEFENINGEN.
Liefde tot God alleeu.
Beminde christen, Jesus vraagt u heden tot dankbaarheid voor de liefde, die hij u bewezen heeft, met zich aan het kruis te laten hechten, dat gij hem zoudt beminnen uit geheel uw hart, en daarin geene andere liefde dan de zijne zoudt gedoogen. Doorgrond dit hart en zie of het waarlijk geheel aan God toebehoort. Helaas! het bemint de schepselen nog, het is er als aan vastgenageld en misschien wil het er zich niet van onthechten. En evenwel staat het vast, dat niets zoo een groot beletsel stelt aan onze vereeniging met God dan de verkleefdheid aan het aardsche. Ach! beminde christen, mijn God, bemin God alleen, of zoo gij eenig schepsel bemint, bemin het in God; verkleef er u niet
(1) Blosius, speculum, religois. dap. IV, K, 2.
194
VAN JESUS.
aan, en wees altijd bereid om het te verlaten, wanneer het den Heer zal behagen. De liefde tot hot schepsel, die op zekere wijze niet vermengd is met de liefde tot God, is gevaarlijk. Bid, bid den Heer, dat hij u een zuiver hart geve, een hart, dat ledig is van alles, wat niet voor hem is. Werk opregt, om uit uw hart alle ongeregelde geneigdheid, hoe klein zij ook wezen moge, te rukken. — Gij zult mij misschien vragen, mag ik dan mijne vrienden niet beminnen? — Hierop antwoord ik u: Heb vrienden, bemin hen zoo veel gij wilt, maar dat het altijd in God en voor God zij (1); bemin hen, maar dat het zij, om hen tot den dienst van Jesus Christus op te wekken, en den hemel te winnen, en niet om het vermaak, dat gij zoudt kunnen vinden in hen te beminnen; bemin hen, maar vraag gedurig van onzen goeden Meester de genade, om hen op eene christelijke wijze te beminnen. Gewen a niet hen aan te zien als personen, die noodzakelijk zijn voor uw aardsche geluk ; want beminde christen. God, en God alleen moet u genoeg zijn: buiten hem is er niet dan ellende. Zeg dan dikwerf uit den grond van uw hart: Mijn zoete Jcsus, -geef mij de genade, van u altijd boven al de schepselen te beminnen, en van mijne vrienden te beminnen, gelijk gij wilt dat ik ze bemin. Onthecht mijn hart van alles, wat gij niet zijt.
(1 S. Aug. Enarrat, in Ps. XX. No. 5.
195
^96^
DE LIEFDEVLAMMEN
Oter de ïtilzwytjcndbetd van Jefus . ie midden van de verachting, smaad en lijden.
Sicut ovis ad êecinonem ducetur, et quasi ag-nus coram tondente se obmutescet, et non aperiet os suutn. Js. LUI, 8.
Hij zal gelijk een lam ter slaglbank geleid worden, en den mond niet openen, even a!s een schaap dat stom blijft voor hem die scheert.
Wij hebben reeds gesproken van de stilzwijgendheid van Jesus in het midden van zijn lijden; doch het is zoo zielroerend dit onschuldige Lam aan de woede zijner beulente zien beantwoorden, door eene onvergelijkelijke zoetaardigheid en geduld, dat wij ons nog eenige oogenblikken zullen bezighouden met dit onderwerp te overwegen.ij hebben reeds gesproken van de stilzwijgendheid van Jesus in het midden van zijn lijden; doch het is zoo zielroerend dit onschuldige Lam aan de woede zijner beulente zien beantwoorden, door eene onvergelijkelijke zoetaardigheid en geduld, dat wij ons nog eenige oogenblikken zullen bezighouden met dit onderwerp te overwegen.
Laat ons hem eerst bij Caïphaszien; men beschuldigt hem, in de tegenwoordigheid van dien opperpriester, van verscheidene misdaden, en hij bewaart een diep stilzwijgen; Jesus autemtacebat. Men beschimpt en veracht hem in den hof van Herodes; hij verdraagt alles zonder een enkel woord te spreken. Men geeselt hem op eene wreede en onmenschelijke wijze; hij brengt niets in tegen de onregtvaardigheid dier kastijding. De beulen in hunne woede geven hem veel meer slagen dan de wet voorschrijft en hij klaagt er niet over. Ue soldaten, waarschijnlijk zonder het bevel van Pila-tus, en alleen om de aanhitsing van hunne onbeschofte onredelijkheid in te volgen, vlechten eene kroon van lange scherpe doornen, drukken die in z\'jn hoofd, overladen hem met slagen en overdekken zijn aangezigt met speeksel; en hij bewaart altijd hetzelfde stilzwijgen. Men gebiedt hem op zijne schouders te nemen een zwaar en ruw kruis, en welks lengte, volgens het verhaal van den H.BunaventuraenAnselinus, ir eer
196
VAN JESUS.
dan vijftien voeten was; en hij gehoorzaamde dadelijk en zonder het minste tegenspreken. Hij klaagt noch over zijne zwakheid, noch over zijne wonden, noch over de zwaarte van zijne last, noch over de langdurigheid van den weg: neen, hij belaadt zich met zijn kruis, en gaat naar den Calvarieberg, Menigmaal bezwijkt hij op den weg onder den last, evenwel rigt hij zich zoo goed mogelijk, op, belaadt zich weder stilzwijgend met zijn kruis, en gaat voort.
Welke wonderbare lessen voor mij! Helaas! wanneer ik eenige ziekte, een enkel oogenblik te lijden heb, dan klaag ik daarover bij iedereen. Heb ik eenige ongunst ondervonden, eene kleine beleediging ontvangen, dan moet ik uitvallen en misschien in gemor tegen den hemel! Helaas! hoe zeer is mijn gedrag van dat van mijnen goddelijken Meester verwijderd!... O Lam Gods! schenk mij de genade, om uwe voorbeelden na te volgen, en geef mij de sterkte, om ter uwer liefde, de stilzwijgendheid te behouden in hel midden der verachtingen, verongelijkingen en slechte behandelingen; geeft mij de genade, om alles te lijden en en met een geduld gelijk het uwe.
— Mijn zoon, het beste, dat u te doen staat, wanneer u eene van die ontelbare wederwaardigheden overkomt, waarvan het sterfelijk leven geheel vervuld is, dat is; uwe ziel bezitten in de verduldigheid (1). De ziel ontsnapt aan zich zelve, wanneer zij ongeduldig wordt; en integendeel,wanneer zij zich zondermon-en onderwerpt aan alles wat ik toelaat, dan bezit zij zich zelve in vrede en zij bezit mij zeiven. Ongeduldig worden, is willen hetgeenmenmetheeft,ofnietwillenhet-geen men heeft. Éeneongeduldigezieliseeneziel overgegeven aan haren hartstogt, welke de rede of het geloof niet wederhoudt. Welke zwakheid, welke dwaling! zoo lang als men het kwaad wil, dat men lijdt,is hetgeen kwaad; waarom er dan een waar kwaad van gemaakt met het niet te willen (2) ?
Vergeet de volgende woorden niet, welke ik eertijds
(1) Luc. XXI. (2) Fénelon.
197
DE LIEFDEVLAMMEN
tot mijne apostelen heb gezegd, en die ik u in dit oogenblik lierliaal: Voorwaar, voorwaar, ik zeg het u, gij zult loeenen en zuchten... maar mve droefheid zal in blijdschap veranderen (1). Ja mijn zoon, het verdriet is het lot mijner uitverkorenen op aarde, maar hunne vergelding is heerlijk.
— Heer, ik heb bet u reeds gezegd, het schijnt mij toe, dat ik bereid ben, om alles uit liefde tot u te lijden ; hoe komt het dan, dat ik evenwel daarin zoo veel afkeer gevoel?
— Mijn kind, zoo gij met onderwerping en zonder klagen al de verdrukkingen aanvaardt die ik u overzend, dan maakt de afkeer u niet minder onderworpen, maar integendeel, hij vermeerdert uwe verdiensten; bij is een uitwerksel van de zwakheid uwer natuur, en gij moet u daarover verootmoedigen, maar geenzins u verontrusten, en er een voorwerp van droefheid van maken. Verdraag met geduld en kalmte de verachtingen, de vernederingen, de ziekte en zelfs den dood, hierdoor zult gij mij uwe dankbaarheid en liefde be-toonen.
GEBED.
O Jesus! barmhartige Jesus! ik heb u tot nu toe zeer weinig bemind: Ja, mijn God, ik heb u zeer weinig en kwalijk bemind! maar nu wil ik u beminnen uit geheel mijn hart, ik wil ualtijd beminnen. Helaas! ik was eertijds verblind door mijnehartstogten; maaruwebarm-hartigheid heeft heden mijne oogen geopend en mij verlicht. Gij hebt mij de grootheid doen kennen van het kwaad, dat ik gedaan heb met u lafhartig te verlaten; gij hebt mij doen begrijpen, dat gij eene oneindige liefde waardig zijt ter oorzake uwer goedheid, en liefde, welke gij mij bewezen hebt. Het bequot;ouwt mij dus uit geheel mijn hart, dat ik u vergramd heb, en ik bemin u meer dan alles, wat er in de wereld is. O wonden, o bloed van mijnen Verlosser, gij die zoo vele heilige zielen door liefde ontstoken hebt, ontsteek
(1) Joan. XVf, 20.
198
VAN JESUS
ook mijne arme ziel door dit heilige vuur. Ach! mijn Jesus! geef mij de genade, om altijd te denken aan uw lijden, aan de smarten en versmadingen, die gij voor mij geleden hebt, opdat ik mijne genegenheden onthechte van de aardsche goederen, en ze alleen in u stelle, die mijn eenig en oneindig goed zijt. Ik bemin u, Lam Gods, tot mijne liefde geslagtofferd op het kruis. Gij hebt niet geweigerd voor mij te lijden; op mijne beurt weiger ik ook niet voor u te lijden al wat gij wilt. Ik wil niet meer klagen over de kruisen, die gij mij toezendt; helaas! hoe kan ik klagen over het lijden, ik, die sedert zoo vele jaren de hel verdiend heb; vergun mij de genade om u te beminnen, handel dan met mij volgens uw welbehagen. Ach! wie zal mij ooit van de liefde van Jesus scheiden? 0 mijn Jesus! de zonde alleen kan mij van uwe liefde berooven; gedoog niet, smeek ik u, dat mij zulk een ongeluk over-kome. Liever sterven, liever duizendraaal sterven, dan door eene doodzonde van u gescheiden te worden! Ik verzoek u die gunst uit naam van uw lijden; o Maria, ik bid u, uit naam van al uwe smarten, verlos mij van den dood der zonde. Amen.
OEFENINGEN.
Men moet zijn hart In alle gelegenheden In rust en vrede behouden.
Beminde Christen, leer heden, door het voorbeeld van Jesus Christus, eenen diepen vrede en eene onveranderlijke rust behouden, in het midden der verachtingen, der tegenstrijdigheden en slechte behandelingen, want waar de vrede is, daar komt God zijn verblijfplaats vestigen (1). Zoo gij dan wilt, dat hij met u blijve, laat dan de onrust in uwe ziel niet komen (2). Wanneer gij aangerand wordt door eene onvrijwillige bekoring, wanneer gij in u zeiven den strijd der harts-togten gevoelt, wanneer gij uwe gebreken, uwe hervallingen, uwe ongetrouwheden en ellenden ziet, wacht u wel u over te geven aan de moedeloosheid
(1; Ps. LXXX. (2) S. Bern., Epist. 385,
199
DE LIEFDEVLAMMEN
200
en de onrust, maar werp alleen een liefdevollen blik op den gekruisigden Jesus, en bid hem om dien vrede, welken hij alleen kan geven. Word niet gram, wanneer men u te lang laat wachten, wanneer men u tegenspreekt, u verpligt dezelfde zaak meermalen te herhalen of kwalijk uwe bevelen volbrengt, maar behoud altijd dezelfde kalmte en vrede des harten. Dat die groote rust u niet verlate, wanneer u eenige ziekte, eenige vernedering, eenig verlies van goederen of eenige onverwachte ongunst overkomt; denk dan, dat God, die gedurig over u waakt, al die dingen tot uw grootste voordeel toegelaten heeft; behoud vooral zorgvuldig dien zoeten vrede, die de eigenschap van Gods kinderen is (1); in het midden der verdrukkingen en inwendige smarten, der smakeloosheid, der dorheid, der bekoringen van droefheid, van zwaarmoedigheid, van mistrouwen op de barmhartigheid Gods; behoud hem in het midden der pijnlijkste kruisen en drukkendste kwellingen. O! welk een heerlijk schouwspel is een dienaar Gods, die, in al de gebeurtenissen des levens, altijd dezelfde schijnt, zoetaardig, bedaard, vreedzaam, geheel onderworpen aan den aanbiddelijken wil van hem, die alles bestuurt! zijn hart wordt niet opgeblazen door hoogmoed, wanneer men hern prijst; hij belooft beterschap, wanneer men hem berispt; hij lijdt stilzwijgend en vergeeft, wanneer men hem veracht, vernedert en beschimpt. De vrede is altijd in zijn hart, hij blinkt op zijn gelaat en in geheel zijn ligchaam uit, en dikwijls is zijne tegenwoordigheid alleen, een enkel woord uit zijnen mond genoeg, om eene bedrukte ziel te troosten en haar den vrede, dien zij sedert lang verloren had weder te geven. Arbeid dan, beminde Christen, om zelf dien zoo wenschelijken vrede te bekomen; vraag hem aan den Heer, en neem de heilige gewoonte aan van u te onderwerpen aan alles, wat u overkomt, zeggende; God wil dit of laat het toe, hij iveet waci,rom: zijn heilige naam zij geloofd.
(1) Matth. v.
VAN JESUS.
Klaagwoordeo, welke Jeans tad 2^n kruip lot alle mentehen rlgt.
O vos omnes qui iransitis per viam, altendite, et vdele, si est dolor sicut dolor m$us. Tren. 1. 15.
Gij alien, die langs dezen weg gaat, aanschouwt en ziet, of er eene smart is gelijk de mijne.
Deze zijn de woorden, welke Jesus Christus tot ons rigt, tot ons, arme ballingen op deze aarde van zonde. O gij allen, roept hij ons toe van af zijn kruis, o gij allen, die langs den weg des levens gaat, blijft eenige oogenblikken staan, werpt eenen blik op dat kruis, waaraan ik gehecht ben, en ziet, ofer eene smart is, die met de mijne kan vergeleken worden. Mijn hoofd is gekroond met scherpe doornen, die mij geene rust laten: mijne handen en voeten zijn doorboord met overgroote nagelen; mijn ligchaam is slechts ééne wonde, en mijn bloed vloeit uit alle mijne ledematen. eze zijn de woorden, welke Jesus Christus tot ons rigt, tot ons, arme ballingen op deze aarde van zonde. O gij allen, roept hij ons toe van af zijn kruis, o gij allen, die langs den weg des levens gaat, blijft eenige oogenblikken staan, werpt eenen blik op dat kruis, waaraan ik gehecht ben, en ziet, ofer eene smart is, die met de mijne kan vergeleken worden. Mijn hoofd is gekroond met scherpe doornen, die mij geene rust laten: mijne handen en voeten zijn doorboord met overgroote nagelen; mijn ligchaam is slechts ééne wonde, en mijn bloed vloeit uit alle mijne ledematen. De smarten des doods hebben mij van alle kanten omrinqd (1), en mijne ziel is in de afgriiseliikste droefheid gedompeld.
Ongelukkige kinderen van Adam, die de straf der zonde van uwen eersten vader draagt, en die zucht onder het gewigt der smarten, welke uwe misdaden verdiend hebben, ziet mijne smarten en vergelijkt ze met de uwe. Gij klaagt over uw lijden, maar hebt gij dan vergeten, dat gij schuldig zijt en de hel verdient hebt? hebt gij dan vergeten, dat ik, die uw God ben, het eerst geleden heb ter uwe liefde en om u de onderwerping te leeren.
Gij mort, omdat gij de ongemakken moet lijden van den honger, van den dorst, van de armoede, van den arbeid, van de koude en van de hitte; maar heb ik die
201
DE LIEFDEVLAMMEN
niet vóór u en meer dan gij gevoeld ? Ben ik niet géborén in eenen stal in het midden van den winter? heb ik niet altijd in armoede geleefd? heb ik mijn brood in het zweet mijns aanschijns niet gewonnen\'?
Gij wilt mijnen dienst verlaten , omdat gij daarin eenige doprnen ontmoet, omdat gij daarin eenig verdriet gevoelt, omdat gij gekweld wordt door eenige inwendige smarten, omdat gij eenige opofferingen moet doen, die voor de natuur pijnlijk zijn. Maar heb ik in het midden der vermaken geleefd? heeft het mij niets gekost, om niet mijne, maar uwe zaligheid te verzekeren? Gij gevoelt verdriet: maar kan het vergeleken worden bij dat, hetwelk ik ter uwer liefde in den hof der Olijven geleden heb? zijt gij wel ooit, zoo als ik, droevig geweest tot den dood toe? hebben uwe inwendige smarten u ooit eenen grooten overvloed van bloed doen zweeten? wanneer hebben zij u in doodstrijd gebracht?
Gij verwondert u, dat uwe vrienden u verraden en verlaten; gij bedroeft u, wanneer men uwe weldaden met ondankbaarheid beloont. Maar ben ik niet verlaten geworden door mijne eigene leerlingen, zelfs in het oogenblik, wanneer ik hun het grootste bewijs mijner liefde gegeven had, door hen met mijn eigen ligehaam te spijzen? ben ik niet onwaardig behandeld geweest door die zelfde Joden, wier zieken ik genezen, wier dooden ik verwekt en die ik met weldaden overladen had?
Gij wordt boos, wanneer men weinig acht op u geeft, wanneer men u vernedert of veracht, wanneer men uwe gewaande diensten ontkent, en diegenen, welke minder begaafdheden en deugden bezitten dan gij, boven u stelt! Maar ben ik zelfs, alhoewel God, niet veracht geweest? Werd ik in de straten van Jerusalem niet uitgejouwd door het slechtste volk? heeft Herodes mij niet als een dwaas behandeld? Heeft men mij niet vergeleken bij eenen moordenaar ? heeft men Barabbas niet voor mij gesteld?
Gij geeft u over aan de gramschap, wanneer men
202
VAN JESUS.
uwe faam benadeelt, wanneer men u beschimpt of mishandelt. Maar heeft men van mij niet gezegd, dat ik van den duivel bezeten was, dat ik een gulzigaard, een lasteraar en een oproermaker was? Heeft men mij niet in het aangezigt gespuwd? heeft men mij geene kaak- en andere slagen gegeven? heeft men mij niet eenen ganschen nacht aan de bespottingen en de onredelijkheid van losbandige soldaten overgelaten?
Gij klaagt, wanneer u eene kleine ziekte overkomt; wordt zij erger en duurt zij lang, dan verliest gij het geduld. Maar ben ik niet wreedelijk gegeeseld geworden? Werd ik niet met doornen gekroond? en ziet gij mij nu niet aan een kruis genageld? In uw lijden, in uwe ziekte, ontvangt gij ten minste eenige verlichting door de tegenwoordigheid van uwe vrienden, door de geneesmiddelen, welke men u geeft, en de zorg, die men voor u draagt. Gaat het ook zoo met mij, die uw God ben? Waar zijn mijne vertroostingen (1)? Waar zijn de vrienden, die mijn lijden verligten en er deel in nemen? waar zijn de geneesmiddelen, om mijne pijnen te verzachten? Ik ben alleen en verlaten; in stede van troostende woorden, hoor ik lasteringen (2); men bespot mij; men geeft mij gal en azijn... Hebt gij wel reden om te klagen en te morren, omdat gij eenige druppelen van den bitteren kelk moet drinken, welke ik tot den bodem uitgedronken heb? is het tegendeel niet zeer regtvaardig, dat gij, ter mijner liefde, een klein deel van het kruis draagt, dat ik, ter uwer liefde, niet geweigerd heb geheel en alleen te dragen? Antwoord....
O Christenen! zoo gij wist wat al smarten, lijden en inwendige pijnen het mij kost, om u aan de hel te onttrekken, dan zoudt gij geheel de uitgestrektheid mijner liefde tot u beseffen, gij zoudt begrijpen, welk ijselijk ongeluk het is voor eene eeuwigheid in de hel te vallen; gij zoudt eindelijk begrijpen, dat de eenige zaak, welke gij op de aarde te verrigten hebt, is mij te dienen en te beminnen. Ach! mijne kinderen, in den naam van uw eigen geluk, geeft mij uw hart en bemint mij.
(1) Ps. LXIH. 21. Thren. i, 2 (2J Ps. XXXIV. 16.
203
204 DE LIEFDEVLAMMEN
GEBED.
»lk bemin u, o mijn Jesus (1)! ja, ik bemin u, en ik wil u altijd meer en meer beminnen. O mijn goddelijke Meester! geef mij ten uwen opzigte al de teederlieid, welke ik wensch te hebben, en zoo mijne verlangens nog niet al de kracht en de uitgestrektheid hebben, welke zij moeten bezitten, geef aan mij, dit arm schepsel, dat gij met uwe gunsten overladen,datgijzoo overvloedig bemind, dat gij door zoo vele pijnen en smarten gered hebt, geef dan toch aan hetzelve al de liefde, met welke gij wenscht, dat het u zou beminnen.
»0 liefde, die altijd ontstoken en altijd vurig zijt! o goddelijk vuur, dat nooit uitgedoofd wordt! o mijn lieve Jesus! o liefde! o mijn God, ontsteek al mijne zielsvermogens door het heilig vuur uwer liefde. Maak dat zij al de vlammen, al de zoetheid , al de genoegens, al de vreugden, al de verrukkingen en al de teederlieid van hetzelve gevoele; maak dat zij u beminne met al de kracht en de vurigheid van haren wil, dat zij u omhelze met al de vermogens van haar verstand, dat zij u beminne niet eene liefde vergezeld van hevige droefheid over hare voorgaande ongetrouwheden; dat zij u beminne, en niets meer beminne dan u, niets dan in u, niets dan voor uquot;. O mijn God! konde ik u tot mijn laatste oogenblik en gedurende geheel de eeuwigheid beminnen! dit verhoop ik van uwe barmhartigheid. Amen.
OEFENINGEN.
Over de drift.
In het voorgaande Hoofdstuk heb ik u van den vrede des harten gesproken, nu ga ik gewagen van een zeer algemeen gebrek, zelfs bij menschen, die godvruchtig willen zijn; van een gebrek, dat alleen bekwaam is om
(i) S. Aug. Manual., Cap. X,
VAN JESUS.
een onoverwinnelijk beletsel aan het rijk van dien iiiwendigen vrede fe stellen; dit is de drift. Dus, zoo gij den inwendigen vrede bekomen en behouden wilt, dan moet gij de drift vlugten;
lo. In uwe bezigheden. Tracht niet alles te doen en te zolfder tijd alles te ondernemen; besteed aan iedere zaak den tijd, dien zij vereischt, en wensch niet haar reeds geëindigd te zien, wanneer zij naauwelijks begonnen is; want niets ontstelt en verstrooit zoo zeer eene ziel, als wel dc hevige en driftige verlangens. Belaad u niet met te menigvuldige bezigheden, welke gij niet zoudt kunnen volbrengen.
2o. In uwe goede iverken. Doe het goede, maar doe het met gewigt en maat, en het zal des te beter zijn. Wanneer gij besloten hebt eene zaak te ondernemen, die gij voordeelig gelooft voor Gods verheerlijking en de zaligheid des naasten, beweeg dan hemel en aarde niet, indien ik mij zoo mag uitdrukken, om in eens uw doel te bereiken; maar handel altijd bedaard. Volg hierin het voorbeeld van Jesus Christus zelf, die dertig jaren gewacht heeft, eer hij zijn Evangelie aan de wereld verkondigde en onmiddelijk aan de zaligheid der zielen begon te werken. Wanneer gij iemand goede vermaningen geeft en oordeelt, dat hij er geen nut uit trekt, verlies daarom den vrede niet, maar ga voort, met hem altijd liefdadig denzelfden dienst te bewijzen; God zal het overige doen. De ijver voor onzen voortgang in de godsvrucht, voor de bekeering des naasten, is eene deugd zoo lang zij bedaard en aan Gods wil onderworpen is; maar het is een driftige ijver, zonder geduld, de ijver, die op eenen dag van eenen grooten zondaar eenen volmaakten Heilige wil maken, die ijver die het door de wijsheid van den Allerhoogste bestemd oogenblik niet wil afwachten; helaas! zulke ij ver is een valsche ijver, en gij moot daar mistrouwen in hebben, omdat hij de ontsteltenis in de ziel veroorzaakt. Wees ook niet driftig in uwe godvruchtige oefeningen, verlangende dezelve te zeer te vermenigvuldigen; volg daarin, zoo als in het overige, den raad van uwen 50 12
205
DE LIEFDEVLAMMEN
zielbestierder, en prent wel in uw geheugen de woorden van den H. Franciscus de Sales: Het is niet door de menigvuldige zaken ivelke tvij verrigten, dat wij voortgang inde volmaaktheden doen, maar door den ijver en het zuivere inzigt, met welke ivij zeverr igten.
Jesas bidt voor zijne v^anden.
Paler dimilti illis; non enim sciunt quid faciunt. Luc. XXIII. 84.
Mijn vader vergeef het hun; want zij weten niet wat zij doen.
Jesus was nu aan het kruis gehecht; rondom zich zag hij die menschen zwerven, die de oorzaak van zijne marteling en zijne beulen waren. Hij werpt eenen oogslag op hen, verheft zijne oogen ten hemel en roept uit:esus was nu aan het kruis gehecht; rondom zich zag hij die menschen zwerven, die de oorzaak van zijne marteling en zijne beulen waren. Hij werpt eenen oogslag op hen, verheft zijne oogen ten hemel en roept uit: Mijn Vader! Hij had gezwegen, terwijl men hem kruisigde; nu breekt hij zijn stilzwijgen af en roept zijnen Vader aan; laat onshooren wat hij hem gaat vragen. Zal hij hem zeggen: Fader, gij zijt getuige van mijn lijden, gij zijt getuige van de schandelijke heleedigingen, met welke men mij overlaadt; doe dan op dit goddeloos volk al het gewigt uwer ivraakneming nederdalen. Neen, neen; zulk een gebed zal dat van mijnen goeden Jesus niet zijn. Christen ziel, die dit overweegt, wees aandachtig, en leer hier de oneindige barmhartigheid van onzen Zaligmaker kennen; Vader, roept hij uit, Vader, vergeef het hun: want zij weten niet, wat zij doen.
O hoe groot was de vlam van liefde, die het hart van dien geliefden Zaligmaker verslond, wijl in het bitterste zijner pijnen, wanneer de hevigheid zijner smarten hem, om zoo te zeggen, zelfs belette voor zich te bidden, de kracht zijner liefde tot de menschen maakt, dat hij voor zijne vijanden bidt, en met eene sterke
206
VAN JESUS.
stem uitroept; Pater, dimitte illis ; Vader vergeef het hun! Hij heeft aldus gehandeld, om ons te leeren, dat zijne liefde tot ons zoo vurig was, dat zij door geene hoegenaamde pijn of smart kon verminderd worden, en om ons ook te leeren, hoe wij moeten bereid zijn, om aan onzen evenmensch te vergeven (1).
O mijn zoete Jesus! hoe rijk zijt gij in barmhartigheid! en wie is de zondaar, die na een zoo schoon voorbeeld van goedheid en barmhartigheid nog zal wanhopen, vergiffenis van zijne zonden te bekomen? 0 mijne ziel heb vertrouwen en laat u niet ontmoedigen door de menigvuldigheid uwer ongeregtigheden. Gij wordt geslingerd door duizenden en duizenden verschillende hartstogten, gij wordt gekweld door duizenden bekoringen; daar is niets aan gelegen: schep moed en heb vertrouwen. Gij hebt nog eene verzekerde schuilplaats in de wonden van Jesus; ga u daarin verbergen, want zij zijn het onderpand zijner liefde tot u. Wat moogt gij met regt niet verhopen van uwen Zaligmaker, gij die nu uwe zonden beweent, daar gij weet, dat hij vergeven heeft aan hen, die hem kruisigden; en met zoo veel goedheid voor hen gebeden beeft? (2)
Doch, zoo gij des te eerder wilt verhoord worden, (3) zoo gij des te zekerder de gunst van Jesus wilt bekomen, zoo gij zijne liefde wilt genieten, vergeef gelijk hij, en zoo opregt als hij, aan uwen broeder, wanneer hij u beleedigd heefd. Vergeef hem kleine fouten, opdat God u groote vergeve. Bid voor zijne zaligheid, zoo als gij voor de uwe bidt, en gij zult de liefde waardig worden van Jesus, die u geboden heeft uwe vijanden te beminnen en voor hen te bidden. O! hoe groot zal uw vertrouwen zijn bij uw afsterven, zoo gij de troostende overtuiging hebt, dat gij altijd verduldig het ongelijk, den smaad en de verachting verdragen en altijd vergeven hebt.
(I) H. Franoiscus de Sales, sermoon van den goeden Vrijdas. (Sj Thomas a Kempis, de vita Christi. medit., Part. If, can. XX, (3) Ibid passim.
207
\'208 DE LIEFDEVLAMMEN
Heer Jesus, gij die ons gezegd hebt: Vergeef, en u zal vergeven ivorden: (1) gewaardig mij aldebclee-digingen te vergeven, aan welke ik mij ten uwen opzigte heb schuldig gemaakt, omdat ik uit geheel mijn hart vergeef aan hen, die mij beleedigd hebben. Ja, ik vergeef hun, gelijk ik u smeek hun ook te vergeven! en ik ben bereid hun alle mogelijk goed te doen, wanneer ik daartoe gelegenheid heb. O mijn Zaligmaker, geef mij tot vergelding uwe liefde. O! met uwe liefde zal mij niets moer ontbreken dan het aanschouwen uwer heerlijkheid in den hemel, met uwe liefde zal ik noch het ongelijk, noch den smaad, noch de verachting, noch de tegenspraak hier op aarde vreezen: met uwe liefde zal de arbeid, de kruisen, de vernederingen, alles mij zoet en aangenaam worden: met uwe liefde, o mijn Jesus! zal de armoede in rijkdommen veranderen, do tranen in blijdschap, de verdrukkingen in geluk, en do beproevingen in genietingen; met uwe iietde zal het pijnlijke loven voor mij niets meer hebben dan aangenaamheden, en de dood zelfs zal geheel zijnen afschrik verloren hebben. O goddelijke Jesus! gelukkig, duizendmaal gelukkig is de mensch, die u bemint! Mogt ik zelf u altijd, altijd beminnen. O Maria! verkrijg mij die genade. Amen.
Het vergeven vnn Iicl ongeiyk. *
ic—
Dat de zon niet onderga, over uwe gramschap, (9) zegt de Apostel, maar vergeef zonder uitstel aan uwen vijand, die u beleedigd heeft, zoo gij verlangt, dat God u vergeve. Beminde Christen, voed geenen haat tegen uwen naaste, welk kwaad hij u ook gedaan hebbe; integendeel, vergeef hem, naar het voorbeeld van Jesus Christus, uit den grond van uw hart, en bid voor hem. Verdoof bij het opkomen alle wraakzucht, anders (l Luc. VI, 87. Matin. VI. 14. (2) Ephes. IV, 55.
VA.N JESUS.
stelt gij u bloot aan vele feilen. — Doch, ïult gij mij misschien zeggen, ik kan zoo aanstonds aan mijnen vijand niet vergeven; hij heeft mij verraden, hij heeft mij beschimpt en smaad aangedaan; hij heeft mij alle mogelijk kwaad gedaan, ik moet mij wreken. — Gij wilt u dan wreken? Welaan? kom met mij aan den voet van het kruis, aanschouw den gekruisigden Jesus, luister naar de woorden, die hij spreekt; Mijn Vader, vergeef het hun; en durf gij nog eens zeggen; Ik zal niet vergeven, ik zal mijne wraakzucht voldoend (1)
— quot;Was het een ander, ik zou hem gaarne vergeven; maar het is een ellendige, die mijne vriendschap niet verdient. — En gij, beminde Christen, gedoog, dat ik het u vraag, verdient gij die van Jesus Christus, na zoo vele zonden bedreven te hebben? Wil ten minste eene kleine fout vergeven, opdat Godugroote vergeve.
— Ben ik dan verpligt eenen mensch te beminnen, die mij niet bemint en die mij vervolgt? — Ja, gij zijt daartoe verpligt; bemint mvevijanden, zegt onze goede Meester, doet goed aan hen, die u haten, en bidt voor hen, die u vervolgen en lasteren, want zoo gij niet bemint dan degenendieu beminnen, welke belooning zult gij daarvoor ontvangen? Doendetollenaren! dit ook niet? (2) — Welnu! ik vergeef aan mijnen vijand voor dezen keer, doch dat hij het voortaan niet meer doe.
— Beminde Christen; gij moet niet eenmaal vergeven, maar zeventig maal zevenmaal, (3) zegt Jesus Christus, dat is altijd. Gij hebt altijd de barmhartigheid Gods noodig; gij moet dan altijd de uwe oefenen, en gij moet zulks doen ten aanzien van iedereen. — Ik vergeef het hem, maar ik heb een goed geheugen, ik zal nooit vergeten, wat hij mij gedaan heeft. — Gij wilt dan niet, dat God uwe zonden zal vergeten, want hij zal met u handelen, gelijk gij met uwen naasten zult gehandeld hebben. — Ik vergeef hem, maar hij mag onder mijne oogen niet meer komen, ik wil hem niet meer zien. — Ach! wat zegt gij, beminde Christen? Gij wilt uwen vijand niet zien, gij wendt uwe oogen
(l) S. August. (2) Matth. V, 44. 4h. (8) Mattb. XVI11, 82.
50 12.
209
DE LIEFDEVLAMMEN
van hem wanneer gij hem ontmoet! Zult gij dan nog ilen Heer durven bidden, dat liij eenen blik van barmhartigheid op u werpe! Antwoord. — Ik wensch hem geen kwaad. — Dit is niet genoeg, gij moet hem goed wenschen, hem beminnen als u zelven, bedroefd zijn, wanneer men hem eenig leed doet, hem wederhouden in de gelegenheid, enz. (1) Ruk zonder mededoogen uit uw hart de minste verbittering tegen den naaste, en bid met meer vurigheid voor dengene, dieu eenig verdriet zou kunnen veroorzaken; vergeef hun naar het voorbeeld van onzen Heer Josus Christus en verontschuldig hen, want zij handelen meestal zonder voornemen te hebben van u tebcleedigen. Zoo gij altijd vergeeft, dan zult gij met verzekering tot God kunnen zeggen, en zonder eene weigering te moeten vreezen: Mijn Vader! vergeef mij mijne schulden, gelijk ik vergeef mijnen schuldenaren.
De goede moordenaar.
Domine memento mei, cum veneris in
regnum tuum. Luc. XXXUI, 42. lieer, wees mij gedachtig, wanneer gij in uw rijk zult gekomen zijn,
Dusdanig was het korte gebed van den goeden moordenaar, die, door zijn geloof en zijn vertrouwen, verdiende, dat Jesus hem in dezer voege antwoordde :usdanig was het korte gebed van den goeden moordenaar, die, door zijn geloof en zijn vertrouwen, verdiende, dat Jesus hem in dezer voege antwoordde : Heden zult gij met mij in het paradijs zijn. (2) Hij had maar eene gedachtenis gevraagd, en Jesus belooft hem zijn rijk; zoo milddadig is die goede Meester, zoo zeer is hij genegen, om altijd veel meer goed te geven, dan men hem vraagt!
Doch wie zal niet verwonderd zijn, denkende aan de (1) Zie gedachten van Pater Humbertus. (2) Luc. XX1I1, 4S.
210
VAN JESUS. 211
verborgenheden van Gods oordeelen? Op het oogen-blik, wanneer de goede moordenaar tot Jesus zeide : Heer, wees mij gedachtig, wanneer gij in uw rijk zult zijn, was die goddelijke Zaligmaker in eenen onver-gelijkelijken staat van verdrukking en vernedering. Zijne leerlingen hadden hem verlaten, een van hen had hem verraden en verkocht, een ander had hem tot driemaal verloochend, de Joden braakten lasteringen tegen hem uit, de JJeidenen bespotteden hem, en er was bijna niemand meer, die hem geloofde. Het is dan in dat oogenblik, wanneer Jesus al zijn gezag verloor bij het grootste deel dergenen, die hem gekend hadden, dat die goede moordenaar, inwendig verlicht door de goddelijke genade, hem voor zijnen koningen God erkende.... De leerlingen van Jesus hadden sedert lang mot hem verkeerd, zij hadden zijne wonderbare leer gehoord, zij hadden eene volmaakte kennis van zijn leven en van zijne mirakelen, evenwel werd hun geloof zeer wankelbaar, wanneer zij hunnen Meester aan het kruis genageld zagen ; de goede moordenaar, integendeel, had nooit de stem van Jesus gehoord, dan wanneer hij voor zijne beulen bad; hij kende noch zijne leer, noch zijne mirakelen en hij overtreftnog-tans de Apostelen in kloekmoedigheid en doet eene openbare belijdenis van zijn geloof.... Welk voorwerp van ernstige overweging. O! hoe zeer doet dit voorbeeld ons leeren, dat de minste der menschen veel vermag met de genade, en dat de grootste van hen zonder dezelve zwak is.
O goede Jesus, gedoog, dat ik u met den goeden moordenaar zegge; Wees mij gedachtig, wanneer gij in uw rijk zult zijn. Wees rnij gedachtig, dat ik een van die arme dolende schapen ben, voor welke gij gevast, gebeden, gezweet, geheel uw leven in arbeid doorgebragt hebt, voor welke gij op dit oogenblik sterft. (1). Gedenk, dat ik het werk uwer handen ben (2), en dat gij het licht van uvj aanschijn op mijn voorhoofd
(Ij Preces Eccles. (2) Ps. CXVIII.
DE LIEFDEVLAMMEN
geprent heht. (1) Wees mij gedachtig, o goede Jesus, verwerp mijn gebed niet, en verleen mij uwe liefde met de vergiffenis mijner zonden.
— Mijn zoon, ik zal uw gebed verhooren, zoowel als dat van den goeden moordenaar, zoo gij u, gelijk hij op het kruis plaatst. Door het kruis alleen kan men tot den hemel gaan; men kan die groote belooning der uitverkorenen niet bekomen, zonder te voren grooten arbeid en moeite ondergaan te hebben. (2). Ja, ik herhaal het, door het kruis alleen kan men tot den hemel gaan. Neem dan dit kruis op, en draag het kloekmoedig, ootmoedig en met liefde.
Voorwaar ik zeg het u, heden zult gij met mij in het paradijs zijn. O! hoe zoet zijn die woorden van Jesus! Gelukkige moordenaar, uw hart moest eene onuitsprekelijke vertroosting gevoelen; gij moest den dood met eene zeer groote gerustheid zien naderen! Mogt ik ook eens die woorden hooren, wanneer ik op mijn doodsbed uitgestrekt zal liggen! Men sterft in vrede, wanneer Jesus eene dergelijke belofte doet.
GEBED.
Mijn God! hoeveel vertrouwen op uwe barmhartigheid boezemt mij de gelukzalige dood van den goeden moordenaar in! ik wil daarom niet met meer gerustheid zondigen, of het oogenblik mijner opregte bekeering uitstellen; neen, zeker neen, verre van mij eene dergelijke laatdunkendheid. (3) Maar die gedachte doet mij tot mij zei ven zeggen; daar God met zoo veel goedheid aan dien moordenaar op het kruis vergeven^ en hem het paradijs beloofd heeft, waarom zou ik, arme zondaar, vreezen verstooten te worden? O mijn Jesus, het overwegen mijner zonden bedroeft mij, en ik beken, dat derzelver menigvuldigheid mij tot wanhoop zoude vervoeren, zoo ik de grootheid uwer barmhartigheid niet kende, en ik niet zoo vele voorbeelden van berouwhebbende zondaars voor mij had, welke
(1) Ps. IV. 7. (2) S. Greg., Uosa. S7 in Evang. \',3) S. Aug.
212
VAN JESUS.
gij met goedheid ontvangen hebt. Want Magdalena werpt zich neder voor uwe voeten, welke zij met hare tranen bevochtigt, en gij vergeeft haar dadelijk al hare zonden. Petrus verloochent u driemaal, maar hij beweent zijné zonden, en op het oogenklik geeft gij hem uwe genade weder. Men biedt u eene vrouw aan, die in overspel bevonden was, en gij wilt haar niet veroor-deelen, maar gij zendt haar weg met zoetaardigheid, haar vermanende niet meer te zondigen. O mijn allerzoetste Jesus mijne barmhartigheid, mijne toevlugt, mijn beschermer, mijne liefde, mijn leven, mijn al, ontferm u ook over mij, want ik ben een groot zondaar. Wees mij gedachtig, nu gij in uw rijk zijt, en verlaat mij niet in het uur van mijnen doocl. Wanneer mijne krachten zullen beginnen te verzwakken en mijne stem te verdooven, wanneer mijne oogen zullen verduisteren, en mijne ooren niets meer zullen kunnen hooren, o barmhartige Jesus! kom mij dan te hulp in dit schrikkelijk oogenblik, van hetwelk mijne gelukkige of ongelukkige eeuwigheid afhangt. O Jesus! ik laat aan u de zorg van mijne laatste oogenblikken over. Amen.
OEFENINGEN.
Khuleloos vertrouwen op Guds biirmhanlghoiil»
Gelukkig, en duizendwerf gelukkig is de getrouwe ziel, die onophoudelijk de liefde van God tot ons en de grootheid zijner barmhartigheden overweegt! O beminde Christen, welk verheven denkbeeld zou ik u wenschen te geven van de teederheid, goedheid en zachtmoedigheid van onzen God! welk vertrouwen zou ik u willen inboezemen op de barmhartigheid van Jesus, onzen roeten Zaligmaker! Helaas! het is zeer zeker, dat vele zielen belet worden grooten voortgang te doen in de liefde van Jesus, door eene slaafsche vreesachtigheid, welke zij inwendig voeden, en waardoor zij in hunnen besten vriend eenen strengen meester zien, die altijd bereid is, om hen hard te behandelen.
213
DE LIEFDEVLAMMEN
214
Neen, neen, Jesus is geen strenge meester;hij is een tee\'1 are en mededoogende Vader; Mj is vol zachtmoedigheid en medelijden: hij is langzaam, om zich te vergrammen en milddadig in barmhartigheid: hij is goed voor allen: en zijn medelijden schijnt uit al zijne werken. (1) Beminde Christen, tracht in uwe zie! op te wekken en te voeden een eindeloos vertrouwen op de barmhartigheid des Heeren, en wees verzekerd, dat gij eene gevoelige blijdschap zalt veroorzaken aan dien goeden en teederen vriend, met u geheel en al aan ziji.e liefde over te geven. — Gij zult misschien zeggen dat gij vreest Jer oorzake van uwe voorgaande zonden. — Het is waar, dat gij dezelve gedurig moet beweenen; maar aangezien gij ze beleden hebt en ze verfoeit, waarom doetgij aan Jesus het ongelijk van te gelooven, dat hij ze niet vergeven heeft ? Doe nog beter, werp u in zijne armen gelijk een kind zich in de armen werpt van zijne moeder, en zeg hem: Mijn goede Meester, ik bemin u, en ik stel mijn vertrouwen op uwe barmhartigheid... Mijn God! hoevele getrouwezielenzijner, die zich kwellen door vruchtelooze twijfelmoedigheden ten opzichte van hare biechten, van hare communiën, van hare godvruchtige oefeningen, die hartzeer veroorzaken aan onzen Heer, door haar gedurig mistrouwen, en die veel eerder en met meer zekerheid zouden vorderen door eene enkele daad van vertrouwen op God. O mijn goede Jesus! ik ivil altijd vertrouwen opu hebben, zelfs in het midden der grootste inwendige dorheden, omdat ik weet, dat gij mij bemint en gij mijn eeuwig geluk meer verlangt dan ik zelf. Ja, goede Jesus! ik wil vertrouwen op u hebben, wat mij ook overkome; ik begeef mij inuw hart, en wil daarin verblijventot mijn laatste oogenblik! daar heb ik niets te vreezen. Dusdanig moet in alle omstandigheden uw gebed zijn. Bijzonder ten tijde der walgingen, dorheden en bekoringen.
(!■ Ps, CXL1V. 8. 9.
VAN JESUS.
GEBED TOT MARIA,
om haar te tragen, dat zij onn do genade van eencn goeden dood bekome (1).
O mijne allerzoetste Moeder! hoedanig-zal mijn dood zijn, van mij, die een ellendige zondaar ben! Wanneer ik denk aan het schrikkelijk oogenblik, op hetwelk ik voor den regterstoel van God zal moeten verschijnen; wanneer ik mij herinner, dat ik zelf zoo dikwijls door mijne ongeregtigheden, het vonnis van veroordeeling geschreven heb, dan vrees ik, dan vernietig ik mij, dan wanhoop ik aan mijne eeuwige zaligheid. O Maria! het is in het bloed van Jesus Christus en in uwe voorspraak, dat ik mijne hoop stel. Gij zijt de koningin des hemels, de oppervorstin van het heelal, en om alles te zeggen, de Moeder van God, gij zijt zeer groot; maar die grootheid, in plaats vanu te verwijderen van onze ellenden, brengt u nog nader bij dezelve, en beweegt u tot medelijden. Wanneer de wereldsche vrienden tot eenige waardigheid verheven worden, vlugten en verachten zij hunne oude vrienden, die tot het ongeluk vervallen zijn; uw edel en teeder hart handelt zoo niet; hoe grooter onze ellenden zijn, des te meer gij dezelve tracht te verligten. Zoodra men u aanroept, komt gij spoedig; gij voorkomt zelts onze gebeden door uwe gunsten; gij vertroost ons in onze kwellingen, gij verdrijft de stormen, gij werpt onze vijanden omver; met één woord, gij verwaarloost geene gelegenheid, om ons geluk te bezorgen. Gezegend zij voor altijd de hand Gods, die in u zoo veel majesteit en teederheid, zoo veel goedheid en liefde vereenigd heeft! Ik zal den Heer daarvoor in eeuwigheid danken; ik verheug mij daar over in mij zeiven, omdat ik mijn geluk in het uwe vind en mijn lot niet het uwe vereenig. O troosteres der bedrukten, vertroost den bedrukte, die u aanroept! Ik gevoel, dat
(I) H. Liguori, Glorie van llaria.
215
216 DE LIEFDEVLAMMEN
de wroegingen van mijn geweten, met zoo vele zonden beladen, mij bezwaren; ik weetniet, of ik ze naar behooren beween; al mijne werken schijnen mij bevlekt en onvolmaakt; de hel verwacht mijnen dood om mijn beschuldiger te worden; de vergramde goddelijke regtvaardigheid wil gewroken zijn. ü mijne Moeder! wat zal er van mij geworden? zeg mij eens: zult gij u gewaardigen mij te hulp te komen? O medelijdende Maagd! vertroost mij; verkrijg mij de sterkte om mij te beteren, en aan God gedurende het overige mijns levens getrouw te zijn. En wanneer ik mij in de laatste benaauwdheden des doods zal bevinden, o Maria! mijne hoop! verlaat mij dan niet; sta mij dan bij, versterk mij, opdat ik, op het aanschouwen mijner fouten, welke de duivel mij zal voor oogen stellen, niet in wanhoop valle. O mijne vorstin, vergeef mij deze vraag, maar kom zelve mij door uwe tegenwoordigheid vertroosten. Deze genade, welke gij aan zoo vele anderen bewezen hebt, vraag ik voor mij. Al is mijne vermetelheid groot, zij is evenwel zoo groot niet als uwe goedheid, die de ellendigsten gaat opzoeken om hen te vertroosten; dit is de beweegreden van mijn vertrouwen. Uwe eeuwige heerlijkheid zal bestaan in eenen ongelukkigen verworpeling gered en in uw rijk geleid te hebben, waar ik hoop mij eens voor uwe voeten te bevinden, om u daar te danken, u te zegenen en eeuwig te beminnen. 0 Maria! ik verwacht; laat mij niet zonder vertroosting. Fiat, fiat. Dat het zoo zij.
VAN JESUS.
Jesns geeft oub, eer hfl sterft, Haria tot Moeder.
Cum vidisset Jesus matrem et discipulum stantem quern diligebat, dixit matri suoe: Mulier ecce filius tuus, deinde dixit disci-pulo: Ecce mater tua. Joan XIX, 26, 27.
Als Jesns zijne Moeder, en bij haar den leerling, dien hij beminde, zag, zeide hij tot zijne Moeder. «Vrouw ziedaar uwen zoon;quot; daarna zeide hij tot den leerling: «Ziedaar uwe Moeder.quot;
Het oogenblik, waarop Jesus besloten had zijnen geest te geven, naderde; die goddelijke Zaligmaker ging zijn leven voor ons ten beste geven. Hij had ons reeds zijne onderrigtingen, zijne voorheelden en verdiensten achtergelaten; hij had zich zeiven reeds aan ons gegeven, om het voedsel onzer zielen te zijn: het scheen, dat er ons niets meer ontbrak, en Jesus kon zijnen geest geven met de overtuiging, dat hij voor ons al de schatten zijner teederheiduitgeputhad. Maar het minnelijk hart van dien goeden Meester wist, dat hij ons nog geene Moeder gegeven had. O zoete Jesus, gij, die zoo teederen gevoelig zijt,gij wist wat eene Moeder is! gij wist, hoe zoet het is, de zorg van al wat ons aangaat, op haar te laten rusten! gij wist, welke kostbare schat, eene teedere moeder is; en gij wildet er ons eene geven.et oogenblik, waarop Jesus besloten had zijnen geest te geven, naderde; die goddelijke Zaligmaker ging zijn leven voor ons ten beste geven. Hij had ons reeds zijne onderrigtingen, zijne voorheelden en verdiensten achtergelaten; hij had zich zeiven reeds aan ons gegeven, om het voedsel onzer zielen te zijn: het scheen, dat er ons niets meer ontbrak, en Jesus kon zijnen geest geven met de overtuiging, dat hij voor ons al de schatten zijner teederheiduitgeputhad. Maar het minnelijk hart van dien goeden Meester wist, dat hij ons nog geene Moeder gegeven had. O zoete Jesus, gij, die zoo teederen gevoelig zijt,gij wist wat eene Moeder is! gij wist, hoe zoet het is, de zorg van al wat ons aangaat, op haar te laten rusten! gij wist, welke kostbare schat, eene teedere moeder is; en gij wildet er ons eene geven.
Ziehier op welke wijze zulks geschiedde : de heilige Maagd en de heilige Joannes stonden onder het kruis, Jesus liet\'zijne oogen op hem vallen, en zeide tot zijne heilige Moeder: « Vrouw ziedaar uwen Zoonquot;, daarna zeide hij tot Joannes: «Ziedaar uwe Moeder\'quot;. Hij sprak deze woorden niet alleen tot Joannes, maar ook tot al de Christenen, tot u, die dit leest, tot mij die dit geschreven heb, ons Maria aantoonende, zegt hij ons: 50 13
217
DE LIEFDEVLAMMEN
«Zie daar uwe Moederquot;! Welk geluk voor ons, zulk eene Moeder te hebben.
Maria is Gods Moeder. Maria is tevens mijne Moeder de Moeder van mij, armen zondaar. O hoe groot moet mijn vertrouwen op haar zijn! zij is almogend bij haren Zoon; een enkel gebed van haar, is op zekere wijze een bevel voor haren Jesus, die haar niets weigert. Zij is mijne Moeder! zij bemint mij, zij verlangt mijne zaligheid! O! ik herhaal het, hoe groot moet mijn vertrouwen op haar zijn!
Mariais onze Moeder!Maria isonze Moeder! Laat ons gedurig die zoeteen troostendewoordenherhalen: Maria is onze Moeder! Welk geluk voor degenen, die onder de bescherming van eene zoo leedere enmagtige Moeder leven! Wie zou van den schoot van Maria de kinderen durven komen trekken, die daar eene schuilplaats gezocht hebben tegen de woede hunner vijanden? welke hartstogt, welke bekoring is zoo hevig, dat zij hen zal kunnen overwinnen, zoo zij hun vertrouwen op de bescherming van zulk eene Moeder stellen? (1)
O allerbeminnelijkste Moeder! modelijdende Moeder, wees altoos gezegend, en gezegend zij ook de God, die u ons tot Moeder gegeven heeft! De heilige Maagd heeft aan de heilige Brigitta veropenbaard dat, evenals eene moeder, indien zij haren zoon op het punt zagom het slagtoffer van een vijandelijk zwaard te worden, haar leven zou in gevaar stellen, om hem te redden; insgelijks zegt zij, handel ik, en zal ik altijd handelen met mijne kinderen, alhoewel zij zondaars zijn, zoo dikwijls zij hunne toevlugt tot mijne barmhartigheid zullen nemen. Laat er ons dus niet aan twijfelen, in al onze strijden met de hel, zullen wij altijd de overwinning behalen, zoo wij onze toevlugt tot Maria, onze Moeder, nemen, zeggende met de U. Kerk uit den grond des harten; Sub tuum prcesidium confugimus, sancta Bei Genitrix. O! hoe vele overwinningen zijn er op de hel door middel van dit kort, doch krachtig gebed, (1) Bellarm, in Sept. Verbis.
218
VAN JESUS.
behaald? Eene groote dienares Gods, zuster Maria van het kruis, van de Benedictijner-orde, bediende zien van geen ander, om den duivel op de vlugt te jagen.
Verheugt u dan, o gij, die kinderen van Maria zijt! weet dat zij voor hare kinderen al diegenen aanneemt, die het willen worden. Verheugt u, en weest vol vertrouwen, wie die zoete Maria bemint, en zich op hare bescherming verlaat, die moet weder moed scheppen eif zeggen: O mijne ziel, wat vreest gijl De zaak uwer eeuwige zaligheid moet noodzakelijk eenen goeden iiitslag hehhen, aangezien de uitspraak tusschen de handen van Jesus uwen broeder, en van Maria uwe Moeder is. Wanneer deze gedachte in den geest kwam van den heiligen Ansehnus sprong hij van blijdschap op. O gelukkig vertrouwen! riep hij uit: o verzekerde toevlugt! De Moeder Gods is ook mijne Moeder! Met welke zekerheid moeten wij niet hopen, aangezien de zaligheid van den hesten der broeders en van de tee-derste aller moeders a/ytawgrf. (2) Ziedaar onze Moeder die ons roept en zegt: Zoo er een kind is dat het tot mij kome. (3) De kinderen hebben altijd den naam van hunne moeder in den mond, en bij het minste gevaar, bij den minsten schrik, verheffen zij eensklaps de stem, om te roepen: Moeder! Moeder! O zoete en teedere Maria! dit is het, wat gij van ons vraagt; gij wilt dat wij als kinderen u altijd aanroepen in de gevaren, en dat wij altijd onze toevlugt tot u nemen. Ik maak het besluit dit voortaan te doen; kom mij te hulp.
Maria is ons licht, onze fakkel, onze ster, onze geleidster op de onstuimige zee dezer wereld. O mensch! roept de heilige Bernardus uit, (4) wilt gij eene droevige schipbreuk ontkomen, wend uwe oogen tot Maria, vestig uwe blikken op die weldadige ster, aanschouw in de bekoringen, in de gevaren die ster, aanroep Maria. In al de gevaren, in al den tegenspoed, in de uiterste noodwendigheden des levens, denk aan Maria, roep Maria aan; dat haar heilige naam altijd
(1) S, Bonav. (2) Anselmus. in depr. ad Virg.^Z) S. Sapient. JV. (4) S. Bern., hom. 1, super Missus est, sub un.
[
219
1 r
DE LIEFDEVLAMMEN
in uwen mond en in uw hart zij. Als gij haar volgt, zult gij niet dwalen, als gij haar bidt, zult gij u aan de wanhoop niet overgeven. Zoo zij u ondersteunt, zult gij niet vallen; zoo zij u beschermt, zult gij niets te vreezen hebben: zoo zij u gunstig is, zult gij tot de haven der zaligheid komen.
O zoete Maria, mijne teedere Moeder, ik wil altijd mijne toevlugt tot u nemen; ik wil u altijd beminnen; ik wil altijd uwen heiligen Naam aanroepen. O mijne goede Moeder, mijne beminnelijke meesteres! kom,tot verheerlijking van uwen naam mijne ziel te gemoet, wanneer zij uit deze wereld zal scheiden, engewaardig haar, in uwe armen te ontvangen. Kom haar dan vertroosten door uwe zoete tegenwoordigheid; wees voor haar de ladder en de weg tot het paradijs. Verkrijg mij de genade der vergiffenis en van het eeuwig geluk. (1)
MariaHs onze Moeder! Mijn God! hoe liefelijk is die naam van Moeder! hoe zoet, hoe hartroerend is hij ! Het is genoeg dien uit te te spreken, om het hart te doen zwellen. O ja! Maria is onze Moeder; zij heeft ons allen op den Calvarieberg, aan den voet van het kruis voortgebragt, wanneer zij in de bitterheid van haar hart, het leven van haren welbeminden zoon tot onze zaligheid aan den hemelschen Vader opofferde: ja, zij is onze Moeder, niet door het vleesch, maar door de liefde die zij ons toedraagt. En waar of welke is toch de moeder, die hare kinderen zoo zeer bemint als Maria ons bemint? Wie zou bekwaam zijn, om de vurigheid van hare teederheid tot ons, armeellendigen,te verklaren? De liefde, die al de moeders voor hare kinderen hebben, is slechts eene schaduw in vergelijking met degene,welke Maria vooreenen van ons heeft. Zij alleen bemint ons meer dan al de Engelen en Heiligen te za-men ons beminnen, en zij bemint ons aldus niextegen-staande onze zonden en lafhartigheid in hare dienst. De grootste zondaars worden zelfs niet buitenbare liefde gesloten, en zij is altijd bereid om hen te helpen.
Daar Maria ons met eene vurige teederheid bemint,
(1) S. Bern. hom. 1 super Missus est, sub fin.
220
VAN JESUS.
zullen wij dan ongevoelig blijven voor hare liefde? Zekerlijk neen: verre, zeer verre zij van ons deze ondankbaarheid.
«Liefde dan voor Maria, liefde voor onze Moeder, maar onsterfelijke liefde!
«Liefde voor altijd! omdat wij altijd ellendig zijn en Maria altijd medelijdend is.
«Liefde voor altijd, omdat wij altijd zwak zullen zijn, altijd blootgesteld aan de aanvallen der hel en dor wereld, en Maria altijd sterk door hem, die de hel en de wereld overwonnen heeft; altijd onze bescherming.
«Liefde voor altijd! omdat Maria altijd beminnelijk zal zijn, en omdat zij, ondanks onze onwaardigheid, nooit zal ophouden, ons met hare moederlijke zorg te omringen.
«Laat ons nog beter doen, opdat Maria ons allen door eene ware en vurige liefde tot Jesus ontsteke, laat ons de bewaring onzer harten aan hare teederheid toevertrouwen, en hopende,dat die onvergelijkelijke Moeder dezelve zal versieren, gelijk het betaamt voor de liefde van den hemelschen bruidegom, moet ieder van ons zichgelukkigachteninleven endood te kunnen zeggen:
«Mijn hart behoort mij niet toe, maar aan Maria.quot;
221
GEBED.
O Jesus, de beste van al mijne vrienden, wat kan ik doen om u waardig voor de goedheid te danken, met welke gij mij Maria tot \'Moeder hebt willen geven? En gij, o Maria, hoe zal ik ooit dankbaar genoeg zijn voor zoovele teekens van teederheid, welke gij mij bewezen hebt! Ach! ik zal u beiden uit geheel mijn hart beminnen. Maar helaas! wat is toch de liefde van een arm en gering schepsel als ik ben? is zij waardig u aangeboden te worden? Ongetwijfeld neen; evenwel, o Jesus en Maria, vol vertrouwen op uwe medelijdende barmhartigheid , die niemand verstoot, zal ik u uit geheel mijn hart beminnen. Ja, ja, ik zal u beminnen o Jesus! Doe uwe liefde in mijne ziel dalen; maak haar dronken
DE LIEFDEVLAMMEN
van de zuivere liefde: vergun mij de genade van het leven niet te verlaten, dan nadat ik van u alleen mijn verlangen zal gemaakt hebben; en het mij onmogelijk zal geworden zijn, iets anders te beminnen danu alleen. Maar zelfs, o mijn God, dat mijn mond dit woor beminnen nooit uitspreke dan voor u alleen, aangezien buiten u alles vergaat, alles als niet is. O allerzuiverste Maria, maak dat uw naam voortaan als de ziel mijns levens zij. Haast u om mij te helpen zoo dikwijlsik u zal aanroepen. Ü Jesus, o Maria! mijne welbeminde! dat uw zoete naam altijd in mijn en in al de harten leve. Ach! ik smeek u, wanneer het uur des doods zal aanbreken, op het oogenblik, wanneer mijne ziel uit dit leven zal moeten scheiden, verleen mij dan degena-de, door uwe verdiensten, om met mijne laatste woorden te herhalen: Jesus en Maria! ik bemin u! Jesus en Maria! ik cjeef u mijn hart en mijne ziel! Amen.
Goilsvrachl tot Uarta.
Beminde Cliristen,de godsvrucht tot Maria is de godsvrucht der Heiligen. Daai\' er geene boeken zijn of ze handelen van dezelve, zal ik mij hier tevreden houden met u de eenvoudigste en voordeeligste oefeningen, ter eere van die goede Moeder, aan te wijzen.
lo. Het Rozenhoedje. Onderhoud liet getrouw, en laat nooit eenen dag voorbijgaan zonder ten minste twee tientjes te lezen. Hang, wanneer gij te bed gaat, een rozenhoedje aan uwen hals, en bid Maria, u onder hare bescherming te nemen.
2o. Het Wees gegroet. Lees alle dagen \'s morgens en \'s avonds, nederknielende, driemaal Weesgegroet, voegende bij elk het volgende; O Maria; zuiver mijn ligchaam en heilig mijne ziel door uwe zuivere en onbevlekte ontvangenis. Yraagdaarna aanMariaharen moederlijken zegen, en stel u voor den beginnenden dag of nacht onder hare bijzonderebescherming. Wanneer gij het uur hoort slaan, wanneer gij uit of in huis gaat, en voor en na ieder werk, bid een Wees gegroet.
222
VAN JESUS.
Wanneer gij des morgens wakker wordt, of des avonds uwe oogen sluit, om te slapen; bid bij iedere bekoring, in alle gevaar, bij elke beweging van ongeduld, enz., altijd een Wees gegroet. Beminde Christen, oefen die godsvrucht, en gij zult ondervinden hoe voordeelig dit is.
3o. De Angelus. Tracht nooit na te laten den Engel des Heeren te bidden des morgens, des namiddags en des avonds, wanneer de bedeklok klept, en verzuim zulks niet uit menschelijk opzigt. Daarenboven is het genoeg dit gebed alle dagen ééns te bidden, om op het einde der maand den vollen aflaat te winnen.
io.De negendaagsche oefeningen of novenen. De godsvrucht, die het aangenaamste is aan de heilige Maagd is de navolging harer deugden. Besluit dan bij iedere negendaagsche oefening,eene bijzondere deugd van Maria te verkrijgen, die het best met het mysterie overeenkomt. Dus op den feestdag der onbevlekte Ontvangenis, de zuiverheid van meening; op dien der Geboorte, vernieuwing des geesles; op de Presentatie, de onthechting van de zaak, aan welke gij het meest gehecht zijt; op de Boodschap, de ootmoedigheid en de liefde der verachting; op de Visitatie, de liefde tot den evenmensch, met aalmoezen te geven, of ten minste voor de zondaars te bidden; op Lichtmis, de gehoorzaamheid aan zijne oversten; eindelijk op hare Hemelvaart de onthechting en de bedreiging tot den dood, trachtende te leven even alsof iedere dag de laatste uws levens ware. Op dergelijke wijze zullen de negendaagsche oefeningen in u goede gevolgen en zalige vruchten van heiligheid voortbrengen.
5o. Het vasten. Vast alle zaturdagen ter eere van Maria, indien uw biechtvader bet u toelaat; zoo niet, oefen eenige versterving.
Co. Draag met eerbied het heilig schapulier, of de medal je der onbevlekte ontvangenis bij u.
7o. Gewen u dikwijls uwe toevlugt tot de heilige Maagd te nemen, en met liefde haren heiligen naam uit te spreken: Jcsus en Maria! Jesus en Maria! Deze
223
DE LIEFDEVLAMMEN
twee H. namen hebben zooveel kracht, dat zij de hel op de-vlugt jagen, zoodra men ze met geloof en vertrouwen uitspreekt. (1) Bemerk wel, beminde Christen, dat de oefeningen, welke ik u hier voorstel, geene voorschriften zijn, die u op straf van zonde verbinden; het zijn enkel raadgevingen, opdat gij des te gemakkelijker Maria zoudt kunnen eeren, en door dit middel hare krachtdadige bescherming verdienen. Ik zeg u ook niet, dat gij u met al die godvi-uchtige oefeningen moet belasten; ik vergenoeg mij met ze u voor te stellen, en het is uwe zaak met bescheidenheid de zulke te kiezen, die u het voordeeligste kunnen zijn. Doch er is ééne zaak, welke ik u grootelijks aanprijs, namelijk u te laten inschrijven in eene vergadering of broederschap van de heilige Maagd, en er naauwkeurig de oefeningen van te volbrengen. Daardoor zult gij vele kostbare genaden bekomen en vele zonden vermijden, want volgens het gevoelen van den H. Alphonsus de Liguori, zijn er, in hot algemeen gesproken, meer zonden in eenen mensch, die de oefeningen van eene vergadering niet volgt, dan in twintig, die ze bijwonen. Ik beveel u ook de godsvrucht van den levenden rozenkrans, omdat die overal, waar men ze ingevoerd heeft, overvloedige vruchten van zaligheid voortbrengt. Beminde Christen, bemin Maria, bemin haar altijd, gelijk een kind zijne moeder bemint, verzuim niets om haar aangenaam te zijn, vertrouw altijd op hare goedheid en barmhartigheid en zij zal u de vergeving uwer zonden verwerven. Bemin Maria, en zij zal u beschermen tegen al de gevaren, welke gij op deze aarde van ballingschap ontmoet. Bemin Maria, en zij zal van haren zoon voor u al de genaden vragen, welke gij noodig hebt. Bemin Maria, in het oogenblik van uwen dood, zij zal u in uwe pijnen komen troosten, en u tegen de aanvallen der vijanden van uwe zaligheid beschermen. Bemin Maria, en zij zal u eens de deurdeshemels openen.
(1) Zie het werk van den II. Alplionsusde Liguori, getiteld: Be glorie van Maria, gij zult daarin een groot getal andere god vruchtigs oefeningen ter eere van de heilige Maagd Maria vinden.
224
VAN JESUS.
GEBED TOT MARIA, ONZE MOEDER. (1)
O Maria! allerheiligste Moeder! hoe is liet mogelijk, dat ik, zulk eene heilige Moeder hebbende, zoo boos ben; dat ik, eene Moeder hebbende, die altijd ontvlamd is door de liefde Gods, niets bemin dan het schepsel? Dat ik, hebbende eene in deugden zoo rijke Moeder, zoo ontbloot van deugden ben! Omijneallerminnelijk-ste Moeder! het is waar, dat ik niet verdien uw zoon te zijn, mijne slechte levenswijze heeft mij daartoe al te onwaardig gemaakt. Ik vraag u alleen mij voor uwen dienaar te aanvaarden; en om aangenomen te worden onder het getal der slechtste, welke gij hebt, ben ik bereid afstand te doen van de koningrijken der aarde. Ik ben tevreden met uw dienaar te zijn, doch verbied mij niet u mijne Moeder te noemen. Die naam vertroost, beweegt mij, en herinnert mij de verpligting welke ik heb, om u te beminnen; die naam wekt mij op, om vertrouwen op u te hebben. Wanneer mijne zonden en de goddelijke regtvaardigheid mij het meest verschrikken, word ik versterkt, denkende, dat gij mijne Moeder zijt. Laat mij dan toe te zeggen: O mijne Moeder! o mijneallerminnelijksteMoeder!aldusnoem ik u, aldus zal ik u altijd noemen. Na God, zult gij altijd mijne hoop, mijne toevlugt, mijne liefde in dit tranendal z\'jn. Ik hoop dan te sterven, terwijl, ik in dit aller-gewigtigsteoogenblik mijne ziel in uwe handen beveel, en zeggende: Mijne Moeder! o Maria, mijne goede Moeder! kom mij te hulp; heb deernis met mij. Ik bemin u, o mijne Moeder, ik wenschte een hart te hebben, dat ukon beminnen vooral de ongelukkigen, die u niet beminnen. Zoo ik rijkdommen bezat; zou ik ze alleen gebruiken, om u te eeren: zoo ik onderdanen had, zou ik hen allen dienaars van Maria maken, eindelijk, voor u, voor uwe glorie zou ik mijn leven slagt-offeren, indien het noodigwas. Ik beminu dan, o mijne Moeder! maar tevens vrees ik u niet te beminnen, omdat men zegt dat de liefde degenen, die beminnen,
(1) De Glorie van Maria, door den H. Alphonsus de Licruorie.
225
DE LIEFDEVLAMMEN
gelijkvormig maakt aan den persoon, dien zij beminnen. Zie, dat ik u zoo weinig gelijk, is dan een teeken dat iku niet bemin; gij, zoo zuiver, en ik zoo bevlekt; gij zoo ootmoedig en ik zoo hoovaardig; gij zoo heilig, en ik zoo boos! Doch gij moet daarin voorzien, o Maria! aangezien gij mij bemint, maak mij gelijkvormig aan u. Gij hebt do magt om de harten te veranderen, neem dan het mijne en bewaar het. Toon aan de wereld, wat gij vermoogt ten voordeele van degenen , welke gij bemint; maak mij heilig, maak mij aan uwen Zoon behagelijk. Zulks hoop ik. Amen.
JesuB wordt van God zyquot;611 Vader Terlaten.
Deus meus. Deus meus, ut quid derelinuisti me? Marc. XV, 84.
Mijn God, mijn God, waarom hebt gfj mij verlaten ?
Dikke duisternissen overdekten op eene wonderbare wijze de oppervlakte der aarde; geheel de natuur was ontsteld en verschrikt op het gezigt van haren stervenden God. Ondertusschen had Jesus sedert drie uren eene diepe stilzwijgendheid bewaard. Eensklaps roept hij met eene sterke stem uit;ikke duisternissen overdekten op eene wonderbare wijze de oppervlakte der aarde; geheel de natuur was ontsteld en verschrikt op het gezigt van haren stervenden God. Ondertusschen had Jesus sedert drie uren eene diepe stilzwijgendheid bewaard. Eensklaps roept hij met eene sterke stem uit; Mijn God, mijn God, ivaarom hebt gij mij verlaten....! O mijn Jesus, hoe hevig moesten toch uwe pijnen zijn, aangezien zij u, die zoo zoetaardig, zoo onderworpen, zoo geduldig waart, op zekere wijze gedwongen hebben, om bij God, uwen Vader, te klagen!
— Mijn kind deze woorden zijn geene klagten, maar eene les, welke ik u gegeven heb (1). Ik heb u willen doen verstaan, hoeveel het mij gekost heeft, om uwe liefde te bekomen, en voor u de genade te verdienen van eens met mij in den hemel te komen heerschen. De pijnen, welke ik in mijn hart leed, waren bovenma-
(1) Vox ista non querela, sed doclrina est. S. Leo.
226
VAN JESUS.
tig, en ik kon mij in het minste niet bewegen op mijn kruis, zonder dezelve zeer te vermeerderen; doch wat waren die pijnen in vergelijking met die, waarmede mijne ziel vervuld was! Helaas! ik zag mij verlaten van mijne leerlingen, overladen met lasteringen door mijne eigene schepselen, verzadigd van versmaadheden door diegenen zelfs welke ik met weldaden overladen had; ik voorzag in het verloop der eeuwen zoo vele Christenen, die de verdiensten van mijn lijden met voeten zouden treden; gij zelf, mijn kind, gij zelf waart tegenwoordig voor mijnen geest. Ach! wist gij eens, hoe vele tranen gij alsdan uit mijne oogen hebt doen vloeijen! wist gij eens, hoe vele verzuchtingen gij uit mijn hart gerukt hebt! Ik zag u op het oogenblik, wanneer gij deze en die zonde bedreeft, ik heb u zien we-derstaan aan mijne inspraken, door mijne teederheid (e verstoeten, die ik u eerst bewezen had, door aan de liefde tot het schepsel dat hart te geven, dat ik u voor mij alleen gegeven had, dat hart welks bezitting ik zoo duur kocht; ik heb u verre van mij zien leven zonder op mij te denken en blijgeestig hebt gij u in de eeuwige afgronden geworpen; ik heb u gezien en ik heb geween ,i; ikhebu gezien, en mijn lijden is daardoor verdubbeld.
— O mijn Jesus! konik uit het getal mijner levensdagen die uitwisschen, welke ik doorgebragt heb met u op eene zoo onwaardige wijze te vergrammen! Helaas! mijn God dit is onmogelijk; en het zal altijd waar zijn te zeggen, dat ik vermetel tegen u ben opgestaan; het zal altijd waar zijn te zeggen, dat ik de pijnen van uw lijden veel vermeerderd en de hel verdiend heb/ Nog-tlians, o mijn Zaligmaker! vertrouw ik op uwe barmhartigheid, aan welke ik mij sedert lang overgegeven heb. Ik hoop dat gij mij die zonden vergeven hebt, welke ik uit geheel mij hart verfoei; ik hoop, dat al die pijnigingen, welke gij verdragen hebt, voor mij niet vruchteloos zullen zijn.
— Mijn kind, gij hebt nog niet alles gehoord, wat ik uit liefde tot u heb moeten lijden. Aangezien ik besloten had den kelk van bitterheid tot den laatsten drup-
227
DE LIEFDEVLAMMEN
pel te ledigen, wilde ik mij aan eene foltering, die al de andere overtrof, onderwerpen. Mijn hemelsche Yader verliet mij. Ach! mijn zoon, de afgrijselijkste pijnigingen verdragen, is op zekere wijze niets, wanneer de hemel de zwakheid door inwendige vertroostingen ondersteunt; maar lijden, en lijden zonder vertroosting, in eene gansche verlatenheid dat is eene naamlooze marteling. Het is om u die marteling, aan welke ik mij onderworpen heb, te duen kennen, dat ik uitriep: Mijn God! mijn God! waarom hebt gij mij verlaten? Ik zal u nu en dan, om goede redenen, wel eens een zeer klein deel van de smarten mijner verlatenheid geven; in die oogenblikken zult gij in mijne dienst niet gevoelen dan walging en dorheden : gij zult u verbeelden, dat alles voor u verloren is, dat gij een verdoemde zijt, dat God u verlaten en zijne handen van u afgetrokken heeft. Dan is het, mijn zoon, dat gij mijn voorbeeld moet navolgen; en met gerustheid en liefde tot den Heer zeggen: Mijn God! mijn God! waarom hebt gij mij verlaten? Dan is liet, dat gij u ootmoedig aan alles moet onderwerpen, wat God over u zal beschikken. Weet, dat gij nooit met meer zekerheid noch spoediger voortgaat op den weg der volmaaktheid, dan wanneer gij gelooft dat alles verloren is (1); weet, dat ik nooit digter bij u ben, dan wanneer gij mij zeer verre van u waant (2): weet ook, dat gij mij nooit eene aangenamere offerande zult doen, dan met u in die omstandigheden geheel aan mijne voorzienigheid over te geven, door afstand te doen van allegevoelige vertroosting in mijne dienst, en door niets te willen dan hetgeen ik zelf wil. Laat de zorg van de vertroostingen en de kruisen uit te deelen, aan mijne liefde over. en bewaar altijd in uw hart de gedachtenis van de inwendige mistroostigheid in welke ik, uit liefde tot u heb willen sterven. Gij zult daardoor eene groote sterkte bekomen, om uwe smarten te verdragen, en gij zult mij met eene meer volmaakte onderwerping kunnen zeggen; Mijn God, uw wil, niet de mijne geschiede.
(1)S. Bern. Serm.delordin. (2j Deimil. Christ.lib. llf.cap.XXX.
228
VAN JESUS.
— O mijn Jesus, er is eene kwelling, aan welke ik mij dikwijls met veel moeite kan onderwerpen, wreede, afgrijselijke, schrikkelijke kwellingen voldoende, om mij te doen sterven. Alhoewel gij alles weet, wat in mijn hart omgaat, zal ik u nogthans zeggen wat het voorwerp van die kwelling is; ik weet niet of ik uwe genade bezit, en ben niet verzekerd, of mijne zonden mij vergeven zijn, en of ik aangenaam benin uwe oogen. De gedachte dat ik wel eens verdoemd zou kunnen zijn, dat ik gedurende de gansche eeuwigheid u zou moeten verfoeijen en haten, u mijn God en mijn al; de gedachte van mijn eeuwig verderf is voor mij zoo afgrijselijk, dat ik mij voel bezwijken, wanneer zij mij voor den geest komt en ik dezelve ernstig overweeg. O mijn goede Meester, mijn teedere Vader! vergeef mijne stoutmoedigheid, indien ik u een dergelijk gebed toezend; doch zoudtgij mij niet kunnen verlossen van die zoo pijnlijke benaauwdheid? het zou mij zoo aangenaam en vertroostend zijn, verzekerd te wezen dat ik u bemin, en dat gij mij bemint!
— Uwe vraag is onvoorzigtig; gij zult daarvan wel-ligt overtuigd zijn. Wees aandachtig. EeneRomeinsche dame schreef eens aan eenen mijner bedienaars (1), om hem te bidden van haar door veropenbaring te bekomen dezelfde guust, welke gij mij daar even vraagt; zij zou, gelijk gij, hebben willen verzekerd zijn van de vergiffenis harer zonden.Wel nu, zie hier het antwoord, hetwelk haar de Paus gaf, aan wien zij dit vroeg; .Gij vraagt mij eene zaak, die tevens moeijelijk en nadee-lig is (2) ■, moeijelijk omdat ik onwaardighen veropenbaringen tehebben: onvoordeelig, omdat gij nietzon-der onrust moogt zijn ten opzigte van uwe zonden, tot het einde uivs levens toe, dat is tot op den tijd, wanneer gij niet meer zult kunnen weenen. Gij moet altijd vreezen voor dezelve, en ze onophoudelijk uitwisschen door uive tranen. Paulus ivas opgenomen geweest tot in den derden hemel; hij had daar geheimen verno-
(l) De Paus Gregorius deGr roto. De dame welke hem schreef, wasGregoria, staatsj, me iler keizerin. (.2) St. Greg. Epist.8U.
229
DE LIEFDEVLAMMEN
men, welke de mond des menschen niet moet openbaren, en nogthans zeide hij bevende: Ik behandel mijn ligchaam streng, brenghel totslavernij, uit vrees, dat ik, na aan anderen gepredikt te hebben, zeil\'verworpen worde. Paulus vreesde en gij zoudt niet willen vreezen\'! Vergeet niet dat de zekerheid de moedor der onachtzaamheid is. Het zou u dan nadeelig zijn in dit leven eene zekerheid te hebben, die de zorg van over u zeiven te waken, zou doen verivaarloozen; want er staat geschreven: Gelukkig is de menseh, die altijd in vrees is, en op eene andere plaats: Dient God met eene heilige vrees. Dus is het noodzakelijk, dat uwe ziel, gedurende den weinigen tijd, dien gij op de aarde moet doorbrengen, niet vrij van vreeze zij.... Gij ziet, mijn lief kind, door dit ant woord, hoe voordee-lig het voor u is in de twijfeling en onzekerheid te blijven, ten opzigte van de vergiffenis uwer zonden. Zoo gij eene volkomene verzekering had, dat ik door mijne genade met u ben, zoudt gij u veel minder bevlijtigen om mij te zoeken; gij zoudt veel minder verlangen om mij te behagen; gij zoudt minder de gelegenheid vlugten van mij te vergrammen, en misschien zoudt gij eindelijk geheel mijne dienst verlaten.... Wees dan voortaan geduldig en aan mijnen wil onderworpen; doe het goede, wees getrouw aan uwe pligten enhoop; uwe belooning is in mijne handen, ik zal u dezelve niet ontnemen.
GEBED.
O mijn God! men moet dan lijden, en gelijk gij, in de kruisen en den tegenspoed leven. Wel nu! ik wil zulks teruwer liefde, want hetisbillijkdatiklijde voor u die voor mij zoo veel geleden hebt. Ik verdien niet van u vertroost en bezocht te worden, dus handelt gij regtvaardig met mij, wanneer gij mij arm en troosteloos laat. Er komt mij niets toe, dan de roede en de kastijding; want ik heb u dikwijls en zeer vergramd. (1) (1) De Imit. lib. Ill, c. Lil.
230
VAN JESUS.
Sla, sla, mijn God! zie, ik ben in uwe handen, en ik buig mij onder de roede, die mij kastijdt; want het is beter gekastijd te worden in deze wereld, dan in de andere. Gij weet, wat voordeelig is tot mijnen voortgang, en hoe zeer de tegenspoed nuttig is, om den roest der ondeugden te vernietigen (1). Sla dan, mijn God, indien zulks uw welbehagen is, beroof mij van alle vertroosting in deze wereld, maar gedoog niet, dat ik ooit hot ongeluk hebbe, van u gescheiden te worden. Ik wil niet meer trachten op mijn gemak te leven; ik aanvaard integendeel al de kwellingen en rampen, welke het u zal behagen mij toe te zenden, ik verdien geene vertroosting, daar ik zoo dikwijls, met u te vergrammen, de pijnen der hel verdiend heb; het is mij genoeg u te beminnen en in uwe genade te leven. Dat alle menschen mij verlaten, o dit stem ik toe, als gij, o mijn God! mij maar niet verlaat. Helaas! hoe zou ik kunnen leven, verre van u verwijderd, en zonder u te beminnen! Ik bemin u, o mijn Jesus! u, die voor mij in de verlatenheid gestorven zijt; ik bemin u, omijn cenig goed, mijn eenige hoop, mijn eenige liefde; ik bemin u, en wil u beminnen zoo veel het aan een arm schepsel mogelijk is u te beminnen. Aanvaard o goede Jesus! dit verlangen van mijn hart, en verhoor hetzelve. Amen.
OEFENINGEN.
Over don meed in de inwendige m*ftroost!gheld»
Beminde Christen! onderzoek hoe gij u in uwe inwendige kwellingen gedraagt,en vergelijk uwehandel-wijze met de lessen, welke Jesus, zoowel doorzijn voorbeeld als door zijne woorden, u gegeven heeft. Spreek eens ronduit; is het niet waar, dat gij, wanneer u de goddelijke vertroostingen onthouden worden, uwe godsdienstige oefeningen achterlaat, of dezelve maar ilaauw en als gedwongen volbrengt? En inderdaad, hoe menigmaal is het niet gebeurd, dat gij Jesus niet meer gevolgd hebt, dan van verre en als tegen dank,
(1) Dc Imit, Chrisii. lib. Ill, c. I.
231
DE LIEFDEVLAMMEN
232
omdat gij de gevoelige vertroostingen niet meer ont-vingt, welke hij geeft, bijzonder aan hen, die hem beginnen te dienen, om hen te helpen en aan te moedigen? Verootmoedig u dan over uwe lafhartigheid en maak het voornemen van Jesus voortaan op eene onveranderlijke wijze te dienen. In het midden uwer inwendige mistroostigheden, moet gij aan dien goeden Zaligmaker denken, stervende op het kruis in deschrik-kelijkste verlatenheid; en de gedachte zal u verkwikken en vertroosten; en gij zult u zelfs gelukkig achten uw lijden met dat van Jesus te mogen vereenigen. Schep dan moed, beminde Christen! dien God in de droefheden, in de walgingen, de verlatenheden, de verachtingen, het lijdenen de vernederingen; schep moed en verhef de oogen hemelwaarts; daar verwacht u eene zeer glorierijke kroon. Schep moed! want al de pijnen en kwellingen zullen weldra voorbijgaan, terwijl de he-melsche geneugten eeuwig zijn. Schep moed, Jesus telt al uwe zuchten, en niet eene zal zonder belooning blijven. Schep moed, schep moed! O hoe gelukkig zult gij eens zijn, wanneer gij zult zien, dat de tijd voor u gaat eindigen, en gij deze aarde van ballingschap gaat verlaten! hoe gelukkig zult gij zijn, denkende, dat gij gedurende tien, twintig dertig, jaren steeds getrouw geweest zijt in de dienst van Jesus, niet tegenstaande het lijden, de kwellingen, de dorheden en walgingen, welke gij ondergaan hebt! Hoe gelukkig zult gij zijn te gevoelen, dat het uur der wedervergelding eindelijk gekomen is! O! hoe gelukkig zult gij zijn! Ue dood, welke zoo verschrikkelijk is voor den wereldminnaar en den zondaar, zal voor u vol zoetheid zijn; gij zult dien zonder schrik, zonder ontsteltenis, met onderwerping, met bedaardheid, met blijdschap zien naderen; hij zal u zijnen slag toebrengen met eenen zekeren eerbied, en u aan Jesus Christus aanbieden. Dan zal die goede Meester u welwillend ontvangen, en u zeggen; Mijn kind, gij hebt op de aarde ter mijner liefde veel gearbeid, gij zijt nogthans altijd onderworpen, altijd getrouw in mijne dienst geweest: welnu! nader, kom,
VAN JESUS.
opdat ik u omhelze en eene kroon van heerlijkheid op uw hoofd plaatse,kom, mijn paradijs enaldeszelfs geneugten zijn voor alle eeuivigheid de uwe!!! O beminde Christen, welk aangenaam en zalig onthaal! dit zal eens het uwe, het zal eens het mijne zijn, Ja, ja, hopen wij dit van de liefderijke en oneindige barmhartigheid van onzen God. Schep dan moed, en altijd moed!
De dorst vaa Jeans aan bet krais.
Si Ho. Joan. XIX, 28. Ik heb dorst.
Het laatste oogenblik van onzen goddelijken Zaligmaker naderde; hij moest eerlang het werk onzer verlossing geheel voltrekken, met voor ons aan het kruis te sterven, toen hij inwendig eenen hevigen en brandenden dorst gevoelende, veroorzaakt door de ijsselijke smarten, welke hij sedert omtrent twintig uren leed, uitriep:et laatste oogenblik van onzen goddelijken Zaligmaker naderde; hij moest eerlang het werk onzer verlossing geheel voltrekken, met voor ons aan het kruis te sterven, toen hij inwendig eenen hevigen en brandenden dorst gevoelende, veroorzaakt door de ijsselijke smarten, welke hij sedert omtrent twintig uren leed, uitriep: Ik heb dorst.
Wel hoe, Heer, veroorzaakte de dorst u meer smarten en pijnen dan uw kruis? Gij klaagt over het eene en gij spreekt van het andere niet. Watis toch de dorst, die u zoo geweldig pijnigt? Ach! ik versta u; het is uw vurig verlangen naar mijne zaligheid; naar mijnen geestelijken voortgang(d) Gij zegt mij goedhartig; Mijn kind, ik heb dorst naar uwe liefde; kom,kom mij ver-ligten.... O mijn Jesus! hoe heb ik tot nu toe aan die teedere uitnoodiging, aan die vaderlijke smeeking beantwoord? Helaas! ik volg de Joden na, die oniute laven, zoo wreed waren, dat zij u gal en azijn aanboden. In plaats van u uit geheel mijn hart te beminnen, geef ik u misschien onwaardige vermaken te drinken. Ten minste, o mijn God, verdeel ik tusschen u enhetschep-sel een hart, dat gij geheel wilt bezitten; ik weiger u
(Ij S. LJern, in tract.de vitamystica, cap.Xlll. (2) Joan. XIX; 29.
233
DE LIEFDEVLAMMEN
het geringe offer, hetwelk gij mij vraagt, ik leid een gemakkelijk en onverstorven leven. O mijn God! ik vraag u vergiffenis over het voorgaande, en smeek u mij te helpen, om voortaan beter te handelen.
Gelijk een dorstig hert naar bronwater verlangt, aldus verlangt mijne ziel naar u, o mijn God! Mijne ziel dorst naar God! wanneer zal zij voor hem verschijnen\'? (1) O mijn Jesus! o bron des levens! wanneer zal het oogenblik komen, waarop de dorst die haar verslindt, zal kunnen gelescht worden? wanneer zal zij zich kunnen ververschen in de genoegelijke wateren uwer wijsheid? Mijn God,mijn God,ik zoek uvan den morgenstond af (\'2); mijne ziel dorst naar u, mijn vleesch verteert voor u in deze onbebouwde, dorre en woeste aarde ; ach! wanneer zal ik in den hem el uwe magt en heerlijkheid aanschouwen! Uwe barmhartigheid is zoeter dan het leven: mijne lippen zullen daarom onophoudelijk uwen lof verkondigen. Zoo lang ik zal leven, zal ik u loven, en mijne handen in uwen naam opheffen; mijne ziel zal, op zekere wijze, vet gemaakt worden door uwe zegeningen, en mijn mond zal zich openen, om vreugdegezangen tiit te galmen. O mijn God! opmijne legerstede denk ik aan tc, en in het midden van den nacht overweeg ik uwe wonderheden. 0! dit is omdat mijne ziel zich aan u gehecht heeft, en dat zij zonder u niet kan leven. Heer Jesus, ik heb dorst; gewaardig u mij te laven, aangezien gij do bron des levens zijt; ik heb dorst naar uwe liefde; ik heb een overgroot verlangen, om u te zien en te bezitten; wanneer zult gij mij de genade verleenen, om mijne wenschen te volbrengen ? Ach! wanneer zal die heerlijke dag komen, op welken gij mij met eene stem vol teederheid zult zeggen: Mijn kind, treed in de blijdschap des Heeren, (3) en neem bezit van mijn eeuwig rijk, geniet nu een onverderfelijk geluk! Hier is geene droefheid, geen lijden, geen arbeid meer; hier worden de tranen afgedroogd en de wenschen geheel voldaan!....
(1) lgt;s. XLI, 1. (2) Ps. XL!I, Passim, (3; Malth. XXV. 23.
234
VAN JESUS.
GEBED.
Helaas! mijn zoete Jesus, gij wilt, dat ik nog op deze aarde van ballingschap verblijve; gij wilt, dat ik de eeuwige rust door verstervingen, door kruisen en ge-durigen arbeid verdiene. Ik stem daarin toe; maar ge-waardig mijn gebed te verhoeren, o mijn God. Mijne ziel verzucht, dorst naar u,en zij kwijnt; gewaardig u harer te erbarmen. Gij alleen kunt haar verzadigen, ja, mijn God, gij kunt dit. Schatten, eer, vermaken, we-reldsche voldoeningen, dit alles is niet geschikt om den dorst te lesschen, die haar verslindt; gij alleen vermoogt dit. Ach! geef mij uwe liefde, en ik zal vergenoegd zijn. Dat ik u uit geheel mijn hart, uit al mijne krachten meer dan mij zeiven beminno, en ik zal niets meer te verlangen hebben. Geef mij uwe liefde, o mijn Jesus! ik smeek er u om; maar geef mij eene zoo zuivere, zoo levendige, zoo vurige liefde, dat mijn grootste geluk, mijne zoetste vertroosting op aarde zij, voor u te arbeiden en mij geheel voor u te besteden. Ja, mijn God, dit is het regtzinnigste verlangen mijns harten. Leven, lijden en sterven voor u. Amen.
OEFENINGEN.
Orer het geweteusonderzoek.
Beminde christen gij hebt gezien dat Jesus vuriguwe zaligheid en uwen geestelijken voortgang verlangt. Het schijnt mij toe, dat het zeer billijk is, dat gij zoudt trachten in u ook een dusdanig verlangen op te wekken en te arbeiden om hetzelve te voldoen. quot;\\Velnu, zegt een geleerde religieus, (1) een der voornaamste en krachtdadigste middelen, welke wij tot onzen geestelijken voortgang hebben, ,13 het gewetensonderzoek Ik hen gegaan, zegt de Wijze man, langs den akker van den luijaard en door den wijngaard van den uitzinnigen; de distels en doornen hadden alles gevuld, alles was
(1) Pater Rodriguez, van de Societeit van Jesus.
235
DE LIEFDEVLAMMEN
overdekt met doornen en de muur was omver gevallen (1). Zoodanig is liet geweten van hen, die zich niet onderzoeken; het is een wijngaard, die braak ligt en vervuld is met distels en doornen, omdat hij niet bewerkt wordt. Helaas! onze bedorven natuur is eene slechte aarde, die uit zich zelve niets dan onkruiden voortbrengt, wij moeten altijd het snoeimes in de hand hebben, om te snijden of uit te rukken, en wij doen zulks, door middel van het onderzoek. Het is het onderzoek, dat de ondeugd aan den wortel afsnijdt, dat de slechte neigingen uitrukt, zoodra zij beginnen uit te schieten, en dat de kwade gewoonten belet wortel te schieten. Er zijn twee soorten van onderzoek, het bijzonder en het algemeen onderzoek. Ik zal u de oefening van beide aantoonen.
lo. Het bijzonder onderzoek; dit bestaat in zich alle dagen te onderzoeken over eene deugd, welks men voorgenomen heeft te bekomen, of wel over een gebrek van hetwelk men zich wil beteren, om te weten of men voortgang doet of niet. Ik veronderstel, bij voorbeeld, dat ik met mijnen biecht vadei- besloten heb te arbeiden, om de ootmoedigheid te bekomen, ziehier wat ik zal moeten doen. Des morgens zal ik een vast besluit, maken niets te zeggen of te doen, dat, hoe weinig het ook zij, mijnen hoogmoed kan voeden, en ik zal den Heer bidden mijn voornemen te zegenen; omtrent den middag zal ik mijn geweten onderzoeken om te weten, hoe dikwijls ik aan mijn voornemen te kort gebleven ben ; dan zal ik het getal mijner feiten opschrijven, ik zal mij daarover verootmoedigen, ik zal een nieuw besluit maken om gedurende het overige van den dag beter te doen, en mij den Heere aanbevelen. Des avonds zal ik hetzelfde onderzoek verrigten en het getal mijner misslagen sedert het laatste onderzoek opschrijven. A.ldus door dagelijks het getal mijner hervallingen, op Ie teekenen, zal ik, na eenigen tijd, den eenen dag met den anderen, de eene week met de andere, de eene maand met de andere kunnen vergelijken, en op eene stellige (1) Prov. XXIV, 30, 31.
236
van jesus.
•wijze weten, of ik voortgang doe of achteruit ga in het bekomen der ootmoedigheid. Ik zal in het onderzoek van die deugd volharden, zoo lang ik zal gevoelen, dat het mij nog moeijelijk is eene vernedering, eene berisping, eene verachting, of eene dergelijke zaak te verdragen, en ik zal niet ophouden, ofschoon ik gedurende verscheidene jaren moest arbeiden, zoo lang ik mijn oogwit niet zal bereikt hebben. Gij zult mij misschien zeggen, dat gij, terwijl gij ter bekoming der ootmoedigheid al uwe krachten inspant, die der andere deugden zult veronachtzamen. Neen, beminde christen,het zal zoo niet zijn, want al de deugdenhangen van elkan-af, en zich ernstig en op eene bijzondere wijze toeleggen om ééne alleen te bekomen, is werken ter verkrijging van alle. Verwaarloos dan de oefening niet van dit bijzonder onderzoek, en gij zult weldra zijne kostbare voordeden erkennen.
2o. Het algemeen onderzoek: hel bestaat in zich alle avonden te onderzoeken, eer men zich ter ruste begeeft, over de fouten, welke men gedurende den dag heeft kunnen bedrijven, en bijzonder in zich op te wekken tot leedwezen en een goed voornemen. Laat nooit dit algemeen onderzoek, zoo min als het bijzonder achter, maar hetgeen ik u aanbeveel, is, in het gebrek niet te vallen van dezulken, die gelooven alles gedaan te hebben wanneer zij naauwkeurig hunne zonden hebben onderzocht, en die weinig belang stellen daarover aan God vergiffenis te vragen, en zich te bevlijtigen om er niet meer in te hervallen. Dit is nogthans het wezenlijke doel van het onderzoek, dit is het waarop gij u het meest moet toeleggen.
Laat mij toe, geliefde christen, u hier een voorbeeld van gewetensonderzoek te geven. Gij zult gemakkelijk ontwaren, dat ik niet getreden ben in al de omstandigheden der zonden, van gedachten, van woorden, van daden, van verzuim, welke men in gevaar is alle dagen te bedrijven: mijn doel is, u eenvoudig den weg aan te toonen, dien gij volgen moet; gij zult het overige doen.
237
DE LIEFDEVLAMMEN
VOORBEELD VAN GEWETENS-ONDERZOEK.
Onze Vader... Wees gegroet, Maria... — Welke is heden mijne eerste gedachte geweest?... Helaas zij is voor God niet geweest, ik heb mij bezig gehouden met liet vermaak, datik zou vinden in ditofdattedoen, in dezen of genen persoon te zien... Daaruit is gesproten dat ik met verstrooidheden en afkeer gebeden heb... Van daar dat ik het gebed uitgesteld en kwalijk heb gedaan. Hieruit zijn gevolgd verstrooidheden van gedachten gedurende den gebeden dag en allerhande fouten. O mijn God! zoo is het dan, dat ik u dien, ik stel de wereld, de schepselen en mij zeiven altijd voor u. Vergiffenis, o Heer, vergiffenis, ik beloof u, dat het morgen zoo niet meer zal zijn; met de hulp uwer genade zal ik meer over mij waken, en mijne eerste gedachte zal voor u wezen... — Heb ik heden mijn gebed gedaan? Ja... mijn God, ik dank u voor de genade... Neen... Ach! ziedaar hoe ik ben, ik beloof altijd en volbreng mijne belofte niet; mijn God, heb medelijden met mijne zwakheid en vergeef- mijne gedurige ongetrouwheden. Ik heb waarlijk berouw- over deze in het bijzonder, en om ze te herstellen, beloof ik u, morgen mijne overweging te doen, eer ik mijne kamer verlaat. — Welke voor^ nemens heb ik dezen morgen gemaakt?.. Heb ik daaraan gedurende den dag gedacht; ben ik daaraan getrouw gebleven?... Ja.. (hier behooren dankzeggingen)... Neen., (vernedering, berouw en goed voornemen)... Onderzoek u op dezelfde wijze aangaande het bijwonen der H. Mis, aangaande de H. Communie en uwe biechten.— Heb ik in mijne maaltijden niet getracht mijne zinnelijkheid te voldoen? Heb ik mij verstorven? enz... Mijn God, mijn God, hoezeer schaam ik mij u vergramd te hebben, zelfs dan, wanneer gij mij met weidaden overlaadt... Hoe vele behoeftige menschen zijn er, die u met meer ijver dienen dan ik, en aan welke gij maar een stuk droog brood geeft, om hunnen verslindenden honger te verzaden? Zijloven en zegenen unogthans en zij sten dit brood met dankbaarheid... Mijne tafel is
238
VAN JESUS,
239
alle dagen met vele voedzame spijzen opgedischt; misschien ontbreekt er niets aan mijne wenschen, en ik denknaauwelijks, om u voor al uwe gaven te danken!... en ik doe het met zoo veel onverschilligheid!... O Mijn God, o mijn Vader,heb nog eensdeernismetdeellende uws kinds... Morgen, bij dergelijken maaltijd, zal ik mij, ter uwer liefde indien ik zulks zonder ijdelheid kan doen, en om mij zeiven te straffen, van deze of die spijsberooven, welke ik gaarne eet... Heb ik mij nergens aan schuldig gemaakt in mijne gesprekken met anderen? Hier eene kleine leugen, een weinig achterklap, eene spotternij, eene bedilzucht, misschien een weinig-uit jaloerschheid... daar een ijdol woord, oen woord vol bitterheid, vol ongeduld, vol eigenliefde... ik heb zonder noodzakelijkheid in deze of die omstandigheid van mij zeiven gesproken... Ik ben in deze of in die omstandigheid te zeer openhartig geweest; God heeft mij daarover berispt... ik heb een weinig te bits gesproken tot de dienstboden; wat heb ik daarbij gewonnen? Had ik in dergelijke omstandigheid gezwegen, of had ik met bedaardheid en zachtmoedigheid gesproken, dan zou God niet vergramd geweest zij ..., enz., enz.. (Oefening van leedwezen en goed voornemen. — Hoe vele ongeduldigheid, kleine oploopcndheid gramschap met mijne dienstboden, mijne kinderen en de personen, die mij omringen! O mijn God, o mijn God... en ik communiceer zoo dikwijls! ach! ik wil mij waarlijk beteren... — En de pligten van mijnen staat?... En die getrouwheid aan mijne levenswijze ? En mijne godsvrucht oefeningen?... (Overloop dit alles snel,oordeel u zeiven streng, en maak het voornemen deze of die zaak in het bijzonder beter te verrigten)... enz.—Verwek eindelijk eene algemeene oefening van leedwezen, en begeef u tot de rust in den vrede des Heeren.— Dit onderzoek moet niet meer dan vijf of zes minuten duren.
DE LIEFDEVLAMMEN
Oyer hot zesde -nroord. dat Jesns , aan het kruis hangende, gesproken heeft.
Cum accepisset Jesus acetum dixit: Consummalum JoanXlX, 30.
Nadat Jesus azijn genomen had, zeide bij: Het\'is voibragt.
Toen onze Jesus het oogenblik naderde, waarin liij zijnen laatsten snik zoude geven, zeide hij met eene stervende stem:oen onze Jesus het oogenblik naderde, waarin liij zijnen laatsten snik zoude geven, zeide hij met eene stervende stem: Het is voibragt. Onder het uitspreken van dit woord, overdacht hij geheel zijn leven, zag hij al de moeijelijkheden, die hij ondergaan,de armoede, de smarten, den smaad, dien hij geleden had en offerde dit alles wederom aan zijnen Vader tot zaligheid der wereld. Terwijl hij zich daarna tot ons wendde, herhaalde hij: Consummatum est, alsof hij gezegd had: Menschen alles is volhragt, alles is uitgevoerd; het werk uwer verlossing is voltooid, de goddelijke regtvaardigheid voldaan, het parad:js geopend, en nu is uw tijd gekomen, de tijd van hen, die beminnen. (1) O menschen, het is eindelijk tijd, dat gij denkt om mij te beminnen. Bemint mij, want ik moet niets meer doen, om van u bemind te worden. Ziet, wat ik gedaan heb om uwe liefde te verwerven: voor u heb ik een leven geleid, dat vol van allerlei kwellingenwas; opheteinde mijner dagen, eer ikstierf, heb ik toegelaten mijn bloed uit te putten, in mijn aangezigt te spuwen, mijn ligchaam te verscheuren, mijn hoofd met doornen te kroonen, eindelijk de smarten van den doodsangst te lijden aan dit hout, waarop gij mij genageld ziet. Er blijft mij nog slechts ééne zaak meer te doen: dat ik voor u sterve; welnu! ik wil sterven! Kom o dood! ik laat het u toe,
240
VAN JESUS.
ontneem mij het leven voor de zaligheid mijner schapen. En gij, mijne schapen, bemint mij, bemint mij, want het is mij onmogelijk verder te gaan, om mij te doen beminnen. Alles is volbragt, zegt de godvruchtige Taulerus, alles, wat de regtvaardigheid vereischte, alles wat de liefde vroeg, alles wat de liefde kan doen uitschijnen. (1)
GEBED.
Mijn welbeminde Jesus! ach! kon ik bij mijn afsterven ook eens zeggen: Heer, alles is volbragt; ik heb alles gedaan, wat gij mij geboden hebt, ik heb mijn kruis met geduld gedragen, ik heb mijn uiterste best gedaan, om u in dit alles te behagen!... Ach mijn God! zoo ik nu moest sterven, dan zou ik zeer ontevreden met mij zelven sterven,dewijl ik niets van dit alles met waarheid zou kunnen zeggen. Maar zal ik dan altijd zoo ondankbaar jegens u leven. Ik smeek u, geef mij de genade, om u gedurende de nog overige jaren mijns levens te beminnen, opdat ik, bij het naderen des doods kunne zeggen, dat ik ten minste van heden af uwen heiligen wil volbragt heb. Ofschoon ik u voorheen vergramd heb, stelt echter uw dood mij gerust, in het vervolg wil ik u niet meer verraden. Doch het is van u, dat ik mijne volharding verwacht; o mijn Jesus, ik vraag u die, en ik hoop ze door uwe verdiensten te bekomen. Amen.
OEFENINGEN.
Slen moet do volharding tot het elude toe Terzoelten.
Do volharding, lieve christen, is de genade der genaden, en het is aan haar alleen, dat de kroon van heerlijkheid gegeven wordt (2). Het is eene genade, die gij niet verdienen kunt, maar welke God bereid is u te
(11 De H. Liguori, Horlogie van het lijden, 6 S. Bonavcnt. — Matth. XX!V, 83. — 8 Bern. Liber ad sororem de modo ijene vivendi, cap. VI.
241
DE LIEFDEVLAMMEN
geven, zoo gij ze hem vraagt. Neem dan van heden af de gewoonte aan, van ze dikwijls te vragen aan onzen goeden Zaligmaker door Maria\'s voorspraak. Het gaat vast, dat zij u zal gegeven worden, zoo gij ze onophoudelijk vraagt (1); de belofte van Jesus Christus is uitdrukkelijk : Petite et accipietis. Doch houd u niet tevreden met enkele gebeden, voeg daarbij heilige werken en een vroom leven, anders zoudt gij God tergen. Verdient een lafhartig christen, die ijverloos leeft die geen acht geeft op kleine gebreken of zonden, verhoord te worden, wanneer hij de volharding vraagt? Ik herhaal het, beminde christen, leef heilig, en verwacht dan met een ootmoedig vertrouwen de genade van volharding tot het einde toe; Jesus zal u die zeker niet weigeren. \'Vlugt de gelegenheden van zonde, nader dikwijls tot de heilige Sacramenten van boetvaardigheid en des Altaars, bezoek onzen Zaligmaker, verborgen in onze tabernakelen, wees getrouw om naauwkeurig al de pligten van uwen staat te volbrengen, draag uw kruis met geduld, en God zal het overige doen. Houd u nooit op met de treurige gedachten, dat gij misschien eens zult verdoemd zijn, dat gij vroeg of laat wel de dienst des Heeren zoudt kunnen verlaten, enz.; die gedachten beangstigen het hart en brengen niets voort. Heb vertrouwen op God; ik zal het steeds herhalen, omdat het dit is, wat die goede Vader ons vraagt. Hij bemint ons meer dan wij ons zeiven kunnen beminnen; laten wij dan in vrede op zijne liefde rusten. Heb een groot vertrouwen op Maria, en vraag baai-dikwijls de gave van volharding; zij zal u die gewis door hare magtige voorspraak bezorgen.
(1) Quotidie petenda est, ut quotidie obtineatur. (Kardinaal Bellarm). Gij moet ze dageiijks vragen. om ze dagelijks te verkrijgen.
242
243
De lieer beveelt zjjne ilel aan zijnen Vader.
Pater in manus tuas comme7ido spirilum meum.
Luc. XIIT, 56.
Vader, in uwe handen beveel ik mijnen geest.
1 wat onze Heer, gedurende zijn sterfelijk leven ge
zegd en gedaan heeft, was niet alleen, om ons zijne
liefde te bewijzen, maar ook om ons te onderrigten. Dus heeft hij niet één woord gesproken, dat, wel overwogen, niet kan dienen, om ons tot eene grootere volmaaktheid te geleiden. Laat ons dan de bede eens overwegen, die hij thans tot zijnen hemelschen Vader opzendt; Vader, zeglhij, in uive handen beveel ik m ijnen geest. Het is alsof hij zeide: Vader! ik geef mij geheel en gansch aan u over. Ik heb op aarde al datgene volbragt, wat gij van mij gevraagd hebt, en er blijft niets meer over dan te sterven; nogthans zoo gij wilt, dat mijne ziel nog in mijn ligchaam blijve om nog te lijden, ik geef mij aan uw welbehagen over; zoo gij wilt, dat ik dit leven met het andere verwissele, om in de eeuwige heerlijkheid binnen te gaan, en de vergelding mijner werken te ontvangen, geef ik mij insgelijks aan uwen heiligen wil over; zie ik ben bereid, alles te doen, wat gij over mij zult beschikken.
O! welk een treffend voorbeeld van verlatenheid op God, en van volkomene onderwerping aan zijnen wil! o! welke wonderbare bereiding tot den dood! Mijn God! ik wil leven, zoo het uw ivil is: en ik wil ook sterven, zoo gij dit liever hebt; Heer Jesus, geef mij de genade, om uit den grond des harten deze schoone woorden uit te spreken, eer ik mijnen laatsten snik geef, geef mij de genade om,gelijk gij, te zeggen; Vader, in uwe handen beveel ik mijnen geest: geef mij de genade, om wanneer ik sterf, met de grootste vurig-
DE LIEFDEVLAMMEN
heid te zeggen: Jesus en Maria, ik bemin u! Jesus en Maria, ik bemin u.
«Hoe gelukkig zouden wij zijn, roept de H. Francis-cus de Sales uit, indien wij, ons aan de dienst van God toewijdende, begonnen met onzen geest op eene volmaakte wijze in de handen zijner goddelijke goedheid te bevelen! want al de vertraging van onze volmaaktheid komt slechts voort uit gebrek aan overgeving. Nogthans is het waar, dat, zoo wij in de volmaaktheid voortgang willen doen, het geestelijk leven moeten beginnen,voortzetten en eindigen met de beoefening dezer deugd en hierin den lieer navolgen, die ze altijd op eene zoo wonderbare en volmaakte wij ze beoefend heeft.
Men treft somtijds Christenen aan, die, als zij in de dienst van God treden, hem wel zeggen: Heer, in uwe handen beveel ik mijnen cjeest, maar op voorwaarde, dat gij mij altijd vertroostingen en geen lijden zult geven, én mij ook oversten zult verleenen, die volgens mijne neiging zullen zijn, en dat niets tegenstrijdig aan mijnen wil zal wezen. Helaas! wat doet gij? Ziet gij niet dat zulks zijnen geest niet bevelen is in de handen van God, gelijk de Heer deed? Weet gij niet dat uit die uitzonderingen, welke wij maken, gemeenlijk al onze ontsteltenissen, al onze ongerustheden en andere dergelijke onvolmaaktheden voortspruiten. Want zoo de dingen niet uitvallen, gelijk wij ze verwachten, dan komt aanstonds de mistroostigheidonzen armen geest aanranden. En van waar komt dit, tenzij, omdat wij ons met geene onverschilligheid in de handen van God bevolen hebben? O! hoe gelukkig zouden wij zijn, zoo wij getrouw die deugd beoefenden! Zonder twijfel zouden wij door haar tot de hooge volmaaktheid geraken van eene heilige Gatharina van Senen, van een heiligen Franciscus, van eene heilige Angela de Foligny, en van verscheidene andere heilige zielen,welke doordieonverschilligheiden de volmaakte overgevingvan zich zeiven, gelijk wassen bollen zijn in dehanden deslleeren en van hare oversten, door al dein-drukkingente ontvangen, welke men haar wilde geven!
244
VAN JESUS.
»Laat ons dan zoo zijn, en zeggen wij metonzen goeden Meester,in alles en in alle voorvallen: Mijn God, in uwe handen beveel ik geheel en al mijnen geest; in manus tuas, Domine, commendo spiritum meum. Wilt gij dat ik in de mistroostigheid of in de vertroosting zij; dat ik tegengesproken worde of afkeer en moeijelijkheden ontmoete; dat ik bemind worde of niet; dat ik gehoorzame in groote of kleine, in gemakkelijke of moeijelijke dingen; ik beveel mijnen geest in uwe handen. Wilt gij dat ik het werkende of beschouwende leven aanvaarde? ik beveel mijnen geest in uwe handen.
»Dat dan zij, die het werkende leven aangenomen hebben,hetnietwenschente verlaten, omhetbeschou-wende leven te aanvaarden, en dat zij, die in beschouwing leven, die niet verlaten, zoo lang God zulks niet gebiedt. Dat men zwijge, wanneer het noodig is, en spreke, wanneer het tijd is.
«Indien wij zoo handelen, dan zullen wij in het uur des doods, naar het voorbeeld van den Heer, kunnen zeggen: Mijn God, alles is volbragt.Consummatum est. Ik heb altijd uwen goddelijken wil vervuld in de voorvallen die mij dooruweVoorzienigheid overkomen zijn. Wat blijft er mij nu nog te doen, tenzij mijnen geest in uwe handen te bevelen, op het einde mijns levens, gelijk ik hem u van het begin af bevolen heb (1)?quot;
Ja, mijn God, in uwe handen beveel ik mijnen geest, mijn hart, mijne ziel, al wat ik ben, en al wat ik bezit, opdat gij daarover volgens uw welbehagen zoudt beschikken. Dat men mij vernedere ofverheffe, dat men mij verachte of achte, dat men mij vergete of aan mij denke, dat ik in droefheid of blijdschap zij; dit alles, o Heer is mij onverschillig, als ik maar uwen wil volbreng en u bemin. O Jesus! ik bemin u, en geef mij aan uwe barmhartigheid voor den tijd en de eeuwigheid over. Ja, ja, ik geef mij over, arme zondaar, als ik ben, ik geef mij over aan uwe barmhartigheid voor tijd en voor eeuwigheid.
lij H. Franciscus de Sales, Sermoon op het lijden van Christus.
245
DE LIEFDEVLAMMEN
OEFENINGEN.
Orerwcgiiig van ons zolveu aan de Ucfdo van cnion God*
Beminde christenen, gij hebt dikwijls een klein kind gezien in de armen zijner moeder: ongetwijfeld hebt gij de overgeving bewonderd, met welke het daar eene aangename rust geniet. In welk gevaar het zich ook bevindt, altijd is het gerust en zijn slaap wordt daardoor niet gestoord; maakt men het wakker en dreigt men het, het slaat zijne armpjes rondom den hals zijner moeder, verbergt zijn hoofdje in haren schoot en het is in veiligheid. Ach! dit is, omdat hel gevoelt dat het bij zijne moeder is, en dat zij het te zeer bemint, om het niet tegen alle gevaren te beschermen. Wel nu! beminde christen, ziedaar het afbeeldsel van hetgeen gij ten opzigte van Jesusmoet wezen. Nooit is er eene moeder geweest, die zoo veel teederheid gehad heeft voor haren eenigen Zoon, als die goede Zaligmaker voor u heeft. Ga u dan met vertrouwen in zijne armen werpen, leg in zijn medelijdend hart neder al uwe zonden, ellenden en onvolmaaktheden, nader nog digterbij hem, wanneer de duivel al zijne krachten inspant, om u van hem af te trekken: zeg hem in het midden der bekoringen; Mijn goede Meester, heb medelijden met mij, Kant ik lijd geweld. (1) Gewen u in al de voorvallen des levens, de hand van den almogenden God te zien, die dezelve bestuurt, en zeg altijd tot u zeiven: Zoo er zonder Gods toelating geen haar van mijn hoofd valt (1), met hoe veel te meer reden is mij deze en die zaak met overkomen, zonder dat hij het ge wild heeft. Welnu, ik hen zijn kind, hij bemint mij, hij is de alwijze Vader, dat hij dan volgens zijn ivelbe/iage handele, ik geef mij ten eenemale op nieuw en zonder uitzondering aan hem over, omdat ik onder de schaduw zijner vleugelen zal blijven. O! hoe vele christenen zijn er, die vele smarten en kwellingen zouden ontvlugten, en zich niet zouden pligtig maken aan zoo vele zonden, indien zij
(l) Isa. XXXVUt (S) Luc. XX. 16.
246
VAN JESUS.
in alle voorvallen zoo wilden spreken? Wat u betreft, geliefde christen, zeg met Jesus Christus, gedurende uw leven en in het uur van uwen dood: Mijn God, in uive handen beveel ik mijnen geest. Zeg niet meer gelijk voormaals ten tijde der bekoringen en der inwendige smarten : De Heer heeft mij verlaten, mijn God heeft mij verlaten; maar herinner u deze woorden van onzen goeden enbarmhartigen Zaligmaker: Kan eene moeder haar kind vergeten1} Zonzij nietbewogemvor-den door den zoon harer ingewanden 9 En ofschoon zij hem vergat, ik zal echter u nooit vergeten, ik draag u in mijne handen geprent, mijne oogenwaken gedurig overuiveziel. (1) Wat er u clan ookmogeoverkomen, beminde Christen, heb steeds vertrouwen op Jesus. Zijt gij in dorheden en inwendige duisternissen, heb vertrouwen op Jesus, nader tot hem en hij zal u den troost en het liclit zijner genade hergeven. (2) Wordt gij overvallen met duizende bekoringen, vertrouw op Jesus, en hij zal niet toelaten, dat gij boven uwe krachten, zoudt bekoord worden; hij zal u ondersteunen, en gij zult de vruchten van de zegepraal genieten. (3) Vallen de duivel, de wereld, het vleesch u van alle kanten aan, vertrouw op Jesus, en welhaast zullen er duizend van uwe vijanden aan mve linkerzijde vallen en tien duizend aan uwe regter. (4) Ik heb het u gezegd, en zal het steeds tot u zeggen: heb vertrouwen op Jesus. Plaats al uwe angstvalligheden in zijn goddelijk hart, wanl hij zorgt voor u, (5) en bemint u. Nooit, nooit is iemand beschaamd gemaakt na op hem gehoopt te hebben. (0) O beminde christen, herhaal gedurig met hart en mond deze en andere dergelijke woorden: Leve Jesus, hij is mijn Vader en mijn beste vriend: alhoewel hij al mijne ellende kent, bemint hij mij echter en wil mijn ecuwig geluk. Wel nu, leve Jesus! ik wil hem ook altijd beminnen en op zijne barmhartigheid vertrouwen stellen.
(li Is. XUX, 14, 15, 16. -s. Ps. XXXIi), li. (3i Corinth. X, 13 \'.4) Ps. XC, 7- (5) Omnern sollicitudinem vestram projicientes in eum, quoniam ipsi cura est d?. vobis. 1 Pelr. V, 7. (U; Eecl. 11,13.
247
248 DE LIEFDEVLAMMEN
Jesns sterft»
Et inclinato capiie tradidit spiritum. Joan. XIX, 87.
En zijn hoofd buigende gaf hij zijnen geest.
Reeds had de Heer bijna al zijn bloed verloren; hij was afgemat door de folteringen, welke hij ondergaan had. Zijne borst kromp ineen, zijne ademhaling werd moeijelijk; en daar hij op geen bed lag, maar tusschen hemel en aarde hing, op nagelen, die hem handen en voeten doorscheurden, en geen oogen-blik rust had, waren zijne smarten veel grooter dan alles, wat de menschen gewoonlijk in den doodstrijd lijden. Want daar de hevigheid der pijn in ons al lengs-kens bij het naderen des doods vermindert, zoo vermindert ook ons gevoel naarmate onze kennis vermindert; maar de Zaligmaker behield altoos zijn verstand tot zijnen laatsten zucht toe, en hij hield niet op te lijden, dan na het lozen van zijnen laatsten zucht. (1) Eenige oogenblikken voor dat hij zijnen geest gal, viel zijn hoofd neder, zijne oogen begonnen zich te sluiten, en zijne lippen werden koud en loodverwig Weinig tijds daarna hief hij weder het hoofd en de oogen hemelwaarts, riep met luider stemme, en voor de tweedemaal zijn hoofd op zijne borst hangende,eeds had de Heer bijna al zijn bloed verloren; hij was afgemat door de folteringen, welke hij ondergaan had. Zijne borst kromp ineen, zijne ademhaling werd moeijelijk; en daar hij op geen bed lag, maar tusschen hemel en aarde hing, op nagelen, die hem handen en voeten doorscheurden, en geen oogen-blik rust had, waren zijne smarten veel grooter dan alles, wat de menschen gewoonlijk in den doodstrijd lijden. Want daar de hevigheid der pijn in ons al lengs-kens bij het naderen des doods vermindert, zoo vermindert ook ons gevoel naarmate onze kennis vermindert; maar de Zaligmaker behield altoos zijn verstand tot zijnen laatsten zucht toe, en hij hield niet op te lijden, dan na het lozen van zijnen laatsten zucht. (1) Eenige oogenblikken voor dat hij zijnen geest gal, viel zijn hoofd neder, zijne oogen begonnen zich te sluiten, en zijne lippen werden koud en loodverwig Weinig tijds daarna hief hij weder het hoofd en de oogen hemelwaarts, riep met luider stemme, en voor de tweedemaal zijn hoofd op zijne borst hangende, sterft hij!!!
Mijne ziel, nader tot het kruis; aanschouw uwen Jesus en uwen God; hij is gestorven uit liefde tot u!... Wees dan aandachtig en overweeg; wees aandachtig en ween.
lieer Jesus! nadat ik u, uit liefde tot mij, op het kruis heb zien stervet., dunkt het mij van n aide genaden die tot mijne zaligheid noodig zijn, temogen verhopen; het
(1) Hit lijden van Jesus. V deel.
VAN JESUS.
schijnt mij, dat ik mag verwachten die vrees van eeuwige verdoemenis, welke de duivel mij somtijds voor den geest brengt. O Jesus! hoe schrikkelijk is het, te denken, dat ik voor altijd van u zou kunnen gescheiden worden! Hoeafgrijselijkishel lotvaneenenarmen zondaar, die u vergramd heeft, en die niet weet ofgij hem barmhartigheid bewezen hebt! Hij ziet dehelhalfopen voor zich; en weet niet, of hij op uwe goedheid moet hopen of voor uwe regtvaardigheid vreezen!...
— Mijn zoon, mijn beminde zoon, waarom spreekt gij aldus ? waarin heb ik verdiend door uaangezien te worden als een strenge en wreede Meester? Zie ik sterf uit liefde tot u, en gij durft uw vertrouwen niet op mijne tecderlieid stellen! Ik weet, dat gij mij vergramd hebt, maar kent gij dan mijn hart niet ? weet gij dan nog niet hoe gemakkelijk het aan den berouwhebbenden zondaar vergeeft? Ach! mijn kind, ik smeek u, werp u met meer overgeving in de armen mijner barmhartigheid.
— Ja, Heer, ik begrijp, dat ik nooit meer in\'vrede zal zijn, dan wanneer ik de zorg mijner eeuwige zaligheid geheel aan uwe barmhartigheid zal toevertrouwen; verleen mij dan de genade, om altijd verre van mij die slaafsche vrees te verdrijven, die u aan mijnen geest voorstelt als eenen God, bereid om de meeste beleedi-gingen te straffen, alhoewel gij een Vader vol teeder-heid voor uwe kinderen en vol medelijden voor hunne zwakheden zijt... Maar, o mijn God! goede Jesus! dat het mij toegelaten zij geheel mijn hart in het uwe uit te storten. Dikwijls gevoel ik in uwe dienst zeer pijnlijke, inwendige duisternissen, dan wordt mijne ziel ontsteld; het schijnt mij, dat ik u niet meer bemin, dat ik u niet getrouw geweest ben, dat ik eenige doode-lijke zonde bedreven heb, en ik word als bekoord, om mij aan de droefgeestigheid over te geven, om mij verworpen tegeloovenenuwedienstteverlaten. Wat moet ik dan in die omstandigheden doen?
— Mijn kind, laat uwe oogen op mijn kruis vallen, en begin met eene goede oefening van onderwerping aan mijnen wil te verwekken; tracht daarna u tot het
249
DE LIEFDEVLAMMEN
vertrouwen op mijne liefde op te wekken. Wel hoe! mijn kind, gelooft gij dan, dat ik op een kruis zou gestorven zijn in het midden van zoo vele pijnen, zoo ik u had willen verdoemen? Vrees niet, mijn liefkind, vrees niet, ik bemin u zoo zeer als heteenenGod mogelijk is u te beminnen. Wanneer ik die ontsteltenissen, die duisternissen uwer ziel toelaat, dan is zulkstotuw welzijn; vrees niet, want ik waak over u, gelijk over mijnen oogappel. O ! wist gij eens, met welke teeder-heid ik eene getrouwe ziel bemin, die ondanks hare ellendenen onvolmaaktheden, zich niet aan de ontsteltenis overgeeft en mij onophoudelijk zegt: Mijn goede Meester, ik vertrouw op «, en ik zal niet beschaamd gemaakt worden! Wist gij eens, met hoe vele kostbare genaden ik haar verrijk; welke pogingen zoudt gij niet aanwenden, om u grondig in dit minnelijk vertrouwen op mijne goedheid te vestigen?
•— O goede Jesus! gij kent den grond van mijn hart, gij weet, hoe zeer ik u bemin, en hoe vurig ik wensch u in den hemel te aanschouwen; hoe komt het dan, dat ik den dood en uw oordeel vrees?
250
— Mijn oordeelisongetwijfeldvreeselijk voorde versteende en onboetvaardige zondaars, maar het is zoet en vol barmhartigheid voor hen, die mij beminnen. Ik wil dan, dat gij, zoo dikwijls als de gedachte van het oordeel u in den geest zal komen, aanstonds eene oefening van overgevingaan uw eeuwig lot aan mijne vaderlijke goedheid verwekt; dit teeken van uw vertrouwen zal mij zeer aangenaam en aan u zeer voordeelig zijn, omdat nooit iemand op mij gehoopt heeften zijnehoop bedrogenis geweest. (•!) Wat de vrees voor den dood aangaat, dit is eene natuurlijke vrees; ik zelf heb die gevoeld, omdat ik mensch was, en daarenboven,omdat, ik voor u degenadevanonderwerping-wilde verdienen. Zij komt in u ook voort uit de verkleefdheid, welke gij nog aan de schepselen hebt; tracht u van alles te onthechten, en de dood zal u eene wenschelijke zaak schij-
(1) Eccl. 11,11.
VAN JESUS.
nen. Onthecht u van uwe schatten, van uwe kleine genietingen, van uwe vrienden, van uwe familie, van uwe kinderen, vertrouw aan mijn hart de zorgtoe uwer belangen, de zorg voor al de personen die u dierbaar zijn, en dan zult gij mij kunnen zeggen: Heernu zal uw dienaar in vrede sterven, zoo het u behaagt hem tot u te roepen.
— Heer Jesus, ziehier uw arm kind aan den voet van uw kruis; werp op mij eenen liefderijken oogslag en zegen mij. Ik offer u mijn leven op, en ben bereid te sterven, zoo haastalshetuwenheiligenwilzalbehagen. Wilt gij mij nog eenigen tijd in het leven laten, wees daarvoor geloofd, verleen mij alleen de genade van hem te besteden om u te behagen. Wilt gij, dat ik weldra sterve, wees insgelijks geloofd. Ik onderwerp mij aan den dood, omdat het uw wil is dat ik sterve.
Ik wil sterven om door de bonaauwdheden en de smarten des doods aanuwegoddelijkeregtvaardigheid voor de zonden te voldoen, waardoor ik de hel verdiend heb.
Ik wil sterven, om u in dit leven niet meer te vergrammen en te mishagen.
Ik wil sterven, om umijnedankbaarheidtebetoonen voor al de weldaden en goedheden, waarmede gij mij, niettegenstaande mijne onwaardigheid overladen hebt.
Ik wil sterven, om u te bewijzen, dat ik meer uwen wil dan den mijnen bemin.
Ik wil voornamelijk sterven, om u in den hemel eeuwig en uit al mijne krachten te gaan beminnen; want ik hoop in die verblijfplaats van geluk te komen, waar ik zal verzekerd zijn, gedurende geheel de eeuwigheid niet op te houden van u te beminnen.
GEBED.
Ik smeek u dan, o mijn Zaligmaker, mijne liefde en mijneenig goed; ik smeek u, door uwe heilige wonden, door de smarten van uwen dood,laatmijinuwegenade en in uwe liefde sterven. Gij hebt mij afgekocht ten prijze van uw bloed, laat niet toe, dat ik zou verloren
251
DE LIEFDEVLAMMEN
gaan allerzoetste Jesus, gedoog niet, dat ik van u gescheiden worde. Wanneer mijne zielmijnligchaam zal verlaten, ontvang haar dan zelf uit de handen van Maria, uwe en mijne Moeder,engewaardighaarmetgoedheid te ontvangen, zeggende: Mijnkind, al uwe zondemijn vergeven en vergeten: kom met mij in het paradijs: waar ik u zal beminnen, waar gij mij gedurende geheel de eeuwigheid zrdt beminnen.
Mijn welbeminde Zaligmaker, ogij,dievoormijhebt willen sterven en die mij, ondanks mijne zonden, nog in uwe genade ontvangt, ik omarm uw kruis en omhels uwe met nagelen doorboorde voeten. Ach, ik smeek u, om de liefde, welke gij mij bewezen hebt, vereenig mij zoo naauw met u, dat mij niets meer van u kan verwijderen Maak, dat ik voortaan gedurig met u wandele; maak dat al mijne gedachten voor u zijn; met één woord,, maak dat ik al de genegenheden mijns harten tot u stiere, en dat ik in alles niets zoeke dan u. 0! verleen mij de genade, om altijd bedroefd te zijn, dat ik u zoo zeer vergramd heb, verleen mij de genade om altijd ontstoken te zijn door liefde tot u, die uw leven uit liefde tot mij gegeven hebt. 0 Jesus! ik bemin u; ik beminu,
0 gij die oneindig bemint; ik bemin u, Maria, bid Jesus voor mij, en verkrijg mij de genade, om in zijne heilige genade te sterven. Amen.
OEFENINGEN.
Bereiding tot den dood.
Lieve Christen, wij moeten sterven; Jesus is gestorven , de heilige Maagdis gestorven, al de Heiligen zijn gestorven, gij ook zult eens sterven. Ik zeg dit niet om u schrik aan te jagen, wantik weet, dat de regtvaardige met geduld leeit en met vermaak sterft; (1) ik spreek tot u op die wijze, om u met Jesus Christus te kunnen zeggen: Wees bereid, omdat gij 7ioch den dag noch het uur van uwen dood weet. (^i) Voor het algemeen
(1) S. Aug. Expos, in Epist. i Joan. XI, 9. — S. Aug. in Epis.
1 Joan, Tract. 7. (2) Matth. XXIV, 51.
252
VAN JESUS.
der Christenen is bereid zijn; vrij wezen van doodzonden. Maar voor eene get rouwe ziel, is bereid zijn geene verkleefdheid hebben aan de dagelijksche zonden, aan niets, wat er op aarde is, gehecht zijn op eene mensche-lijke en ongeregelde wijze, of ten minste arbeiden om daartoe te komen; bereid zijn is voor zulk eenezielon-derworpen zijn aan Gods wil, in gezondheid en in ziekte,inlevenofdood.Antwoord nu, beminde Christen dunkt het u, dat gij bereid zijt ? zoo uw geweten u antwoordt: Ja, loof daarvoor den Heer, hij heeft u eene groote en kostbare genade bewezen; zoo het integendeel antwoordt: Neen, sla dan spoedig de hand aan het werk, want, helaas! de Meester kan komen, en hij zal inderdaad komen op het oogenblik, wanneer gij er het minste aan zult denken (i). Ziehier eenige beweegredenen , welke u veel zullen helpen, om uw oogmerk te bereiken.
lquot;. Onderzoek uw geweten tot in deszelfs verborgenste boeken, en zie, of het u met regt niets te verwijten heeft, zoo het u eenige smart veroorzaakt, spreek des-aangaande eenvoudig met uwen biechtvader, verberg hem niets; doo eene goede biecht, en wees daarna gerust, laat al het overige aan Gods barmhartigheid over.
2°. Maak uw testament of uitersten wil, indien gij er een te maken hebt, behoudens alle jaren weder te beginnen, zoo het noodzakelijk is. Beschik zoodanig uwe tijdelijke zaken, dat gij altijd bereid zijt eene naauw-keurige rekening te doen aan al degenen, die regt hebben u dezelve af te eischen. Door dit middel zult gij vele bekommeringen vermijden, zoo de dood u plotseling kwame overvallen, gelijk hij er zoo vele anderen, die zich daarop niet in het minste verwachtten, getroffen heeft.
3°. Betaal al uwe schulden, zoo gij er hebt, en herstel de schade, welke gij uwen evenmenschin zijne goederen zoudt kunnentoegebragt hebben, en zoo voorts.
4°. Onderzoek aan svelke zaken gij nog verkleefd zijt en trek edelmoedig uw hart daarvan af; gij zult toch al
(1) Luc. XII. 40.
50 15
253
DE LIEFDEVLAMMEN
die rijkdommen, die schoone landerijen, die kostelijke huizen, die kinderen, die vrienden eens moeten verlaten ; leer ze van nu af verlaten, en gij zult groote verdiensten verkrijgen.
5°. Merk op, wat gij in liet uur van uwen dood zoudt willen gedaan hebben, en doe dit zonder uitstel: denk ter zelider tijd, wat gij zoudt wenschen niet gedaan te hebben, en onthoud u daarvan.
6°. Denk dikwijls op den dood:deze gedachteschijnt u in het eerst schrikkelijk: maar weldra wordt zij zoet en troostend, behalve dat ze wonderlijk bijdraagt, om ons van al het aardsche af te trekken.
7°. Verwek dikwijls oefeningen van onderwerping aan den dood, zooals die, welke gij in het 37ste hoofdstuk van dit werk gelezen hebt; deze oefeningen zijn aangenaam aan God, zij bezorgen ons groote gunsten en genaden, en maken ons met het overdenken van ons laatste oogenblik gemeenzaam.
Onze goede Zaligmaker klaagt over de ondankbaarheid der zondaren , en noodlgt hen nit om zich in zj]ne barmhartige armen te komenireri.en
Nunc ergo, habitatores Jerusalem et viri Juda, judicate inter me. et vi-neam meam. Quid est quod debui ultra facer e vinice meae, et non feci ei? Is. V, 4.
Inwoners van Jerusalem en pij, mannen van Juda, weest gij nu regters tusschen mijnen wijngaard en mij. Wat heb ik meer voor hem kunnen doen dan ik gedaan heb ?
Tot wien spreekt Jesus hier, wien zendt hij deze woorden toe? Het is tot mij armen zondaar, het is tot mij, dat hij spreekt; het is tot mij, dat hij mét de teederste liefde zegt:ot wien spreekt Jesus hier, wien zendt hij deze woorden toe? Het is tot mij armen zondaar, het is tot mij, dat hij spreekt; het is tot mij, dat hij mét de teederste liefde zegt: Mijnkind,wat zaliknogmeer voor u doen! Zult gij mij nu uit geheel mijn hart beminnen? Zult gij nu ophouden van mij door uwe zonden
254
VAN JESUS.
op nieuw te kruisigen ? Ach! mijn zoon, mijnlievezoon waarom hebt gij zoo lang van mij verwijderd geleefd, nadat ik u zoo vele blijken van liefde gegeven heb? Wat kwaad heb ik n gedaan\'! Waarin heh ik u bedroefd*! Antivoord mij (quot;1).
Mijn God, mijn God! ik kan niet antwoorden. Ik ben pligtig, en zucht over de menigte mijner zonden; zij maken mij beschaamd, o mijn Jesus! verleen eenen smeekenden zondaar vergeving(2) Ik ben schuldig, ik heb geene verontschuldiging bij te brengen; maar ik ben bedroefd...
— Mijn zoon, wat onregt hebt gij in mij gevonden, om mij aldus te verlaten en de ijdelheid na te jagen (3)?Met hoevele weldaden heb ik u niet overladen?Ik heb mij immers aan oenen pijnlijken dood ter uwer liefde overgeleverd: het is om uwentwille, AdX ik allen smaad heb verdragen, en dat mijn aanschijn met schande overdekt is (4). Om u aan de helsche vlammen te ontrukken, heb ik mij arm gemaakt en van alles ontbloot: ik heb willen aangezien worden als de veraehtelijkste der menschen, ik heb mij op zekere wijze vernietigd (6). Van het hóófd tot de voeten ben ik doorwond geworden: ik ben met smarten, met vernederingen met smaad overladen geweest, en dit alles heb ik voor u ondergaan, mijn kind! omdat uwe ziel kostbaar voor mijne oogen ivas (6); voor u, omdat ik u wilde zalig maken, voor u, omdat ik u bemin. O mijn zoon, hebt gij tot hiertoe aan eene zoo groote liefde beantwoord? Spreek.
— Heer, ik herhaal het nog eens, ik heb geene ver-, ontschuldiging bij te brengen, er blijft mij niets over dan te zuchten en mij met vertrouwen in de armen uwer barmhartigheid te werpen.
— Sedert dat ik u uit het niet getrokken heb om u het aanzijn te geven, hebt gij mij zonder ophouden vergramd, gij hebt mij duizendmaal door uwe zonden schandelijk onteerd, ik hadhetteekenmijnergoedheid
(1) Mich, V, 8. (2) Preces Ecclesiae. (8) Jerem. II. 5. (4) Ps. LXX11I. X. 4 Ibid, passim. (5) 1, Keg. XXVI. 21.
255
HE LIEFDEVLAMMEN
in uwe ziel geprent, gij hebt gepoogd hetzelve uit te wisschen: ik had ze met mijne heiligheid bekleed, en gij hebt ze besmeurd; ik had u met genaden vervuld, en gij hebt ze veracht! Is het dan alzoo dat gij uwe erkentenis aan uwen Heer betoont? Wel hoe! ben ik uw Vader, uw Schepper, uw Zaligmaker niet? Heb ik niet \'altijd voor u gezoryd als voor den appel van mijn oog? En zie, gij verlaat en vergeet mij (1). Gij verlaat mij voor een ellendig vermaak, om deijdeleeer na te jagen !... O mijn zoon, ik vraag het u, zijt gij gelukkig geweest, zoo lang gij aan mijne liefde ontrouw zijt gebleven? Hebt gij dien zoeten vrede genoten, die het hart overstroomt van hen, die mij met ij ver dienen? Ach! begrijp dan eindelijk, hoe rampzalig en bitter het u heeft gevallen, den Heer uwen God verlaten te hebben (2), en keer tot mij weder; kom, ik rijk u de handen toe; ik zal uw Vader zijn, en gij zult nog mijn welbemind kind wezen.
GEBED.
Mijn Jesus, gij behaalt de overwinning, ja, gij behaalt de overwinning; ik leg voor u de wapens af. Ik beloof het u, ik zal niet meer ondankbaar zijn; maar ik smeek u, o mijn God, houd op, van mij mijne voorgaande zonden te verwijten, en gewaardigu ze mij te vergeven. Ik zal al de dagen mijns levens erboetvaardigheid over doen: ik begeer u uit geheel mijn hart meer dan alle schepselen, meer dan mijn leven, meer dan mij zeiven te beminnen. Mogt ik duizend harten bezitten, om ze allen tot uwe liefde te besteden? Maar wat zeg ik? God gave, dat ik uit geheel de uitgestrektheid van het hart, dat gij mij gegeven hebt, u mogt beminnen! Het is helaas! zeer koud, zeer hard, zeer ongevoelig! ISbgthans, o mijn Jesus! hoe gering ik ben, schijnt het mij echter toe, dat ik u bemin ;ja, mijn God! ik bemin u. Ik bemin u; niet opdat gij mij in den hemel zoudt gelukkigmaken, niet opdat gij mij van de hel zoudt verlossen, niet omdat ik van u eene vergelding verwacht, maar ik be-
(1) Deuter. XXXII, 6. 10. (2) Jerem. 11. 19.
256
VA.N JESUS.
min u, omdat gij mijn koning, mijn God zijt; ik bemin u, en zal u altijd beminnen, omdat gij mijne liefde oneindig waardig zijt. (1) Amen.
OEFENINGEN.
Men mftet dikwijls op Gods bArmhartigheid Jegens ons denken.
Ik zal de harmhartighe id des lieer en indachtig zijn, ik zal zijnen lof zingen over alles wat hij voor mij gedaan heeft, over al de weldaden, waarmede hij mijne ziel volgens de uitgestrektheidzijner goedertierenheid en de grootheid zijner barmhartigheden heeft willen overladen (2). Dank den Heer, o mijne ziel, en dat al wat in u is, zijnen naam love, dank den Heer, en vergeet nimmer zijne vjeldaden. (3) Zoodanig moeten de gevoelens zijn van een christen, voorwiendeerken-tenis niet lastig valt. Maar helaas, waar zijn die opregt dankbare zielen, welke God voor al de genaden, met welke hij hen overladen heeft, weten te bedanken? Waar zijn zij? O hemel! wij zouden ons schamen ondankbaar te zijn jegens de menschen, en ten aanzien van God, denken wij daar niet op? Wij verzoeken hem met luider stemme gunsten en genaden, wij ontvangen ze dagelijks in overvloed, en wij denken zelfs niet tot hem te zeggen: Mijn God! ik bedank u daarvoor1. Wat schandelijk gedrag! o lieve christen! wacht u wel van ooit in die zonde van ondankbaarheidjegens onzen goeden Meester te vallen, want deze ondeugd is alleen genoeg, om alle bronnen der goddelijke genade uit te putten, gelijk de heilige Bernardus op twintig verschillende plaatsen zijner schriften ons vermaant. (4) Integendeel, herinner u dikwijls de algemeene en bijzondere weldaden, welke gij van God ontvangen hebt. Behalve de gunsten van de schspping, verlossing en behoudenis, welke uitstekende weldaden heeft hij u niet bewezen? Gij hadt hem beleedigd, en die goede
(1) H. Franciscus Xaverius. (2) Isaias LXI, 3 Psalm. CU. 1.2. (4) S. Bern: Serm de sept misericordüs. 11. in Domin. VI. post Pentec. — Idem in Cantic. serm. Li. — Et alibi: in plunmis locis a S. Bernai\'do proferuntur de ingratitudine sententiae.
257
DE LIEFDEVLAMMEN
Vader heeft u volgens uwe misdaden niet behandeld. Hij heeft uw ongeluk gezien, hij is er door bewogen geworden, en heeft medelijden met u gehad. Hij heeft u al uwe zonden vergeven, al uwe zonden genezen, u van de hel verlost, en omdat hij vol liefde en goedertierenheid is, heeft hij u het kleed der onschuld wedergegeven (1). Gij hadtuwe arme ziel veracht, onteerd en met schandvlekken overladen; de duivel trad haar onder de voeten en deed ze dagelijks meer en meer in het vuilste slijk zinken; en zie, uw God heeft zich ge-waardigd haar daaruit te trekken,hij heeft ze met zijn dierbaar bloed gezuiverd, met duizende kostelijke genaden verrijkt, en met zijne liefdeblijken vervuld. Ach! wat groote reden hebt gij, om met David uit te roepen: Wie is er gelijk aan God onzen Heer? Hij trekt den armen uit het stof,en denhehoeftigeuit de vuiligheid om hen onder de vorsten van zijn volk te doen zitten (2), dat is in het midden der Engelen en Heiligen . quot;Vergelijk nu uwen vorigen staat, wanneer gij in zonde leefdet, met dien, in welken Godu door zijne barmhartigheid nu gesteld heeft, en zeg ieder oogenblik, in de gevoelens uwer erkentenis; Wat zal ik den Heer wedergeven voor al de weldaden, die hij mij bewezen heeft (3). Ach! ik zal hem immer loven, zijnen lef zal altijd in mijnen mond zijn (4), en de eeuwigheid zal niet te lang wezen, om mijne barmhartighedsn te zingen (5). O geliefde Jesus! gedoog niet, dat ik ondankbaar zij\', laat niet toe, dat ik ooit hetvenvijtver-diene, hetwelk gij eertijds aan het joodsche volk deedt, gij hebt mijne weldaden vergeten ,engijzijt de menig-vuldigheid mijner barmhartigheden niet indachlig gebleven (6).
(1) Ps. CM. passim. (2, I\'s. CXI!, 6. 6. 7. (3) Ps.CXV, 3.(4) Ps, XXVUl, (5; Ps. LXXVll. 1. (6) Ps. CV. 7.
258
VAN JESUS.
Jesui Christus heeft aich vr^willig, ait liefde voor odb ten beste gegeren.
Oblalus est, quia ipse voluit. Is, III, 7
Hij is geslagtofferd, omdat hij zulks gewild heeft.
Het mensch geworden Woord zagzicli vanhet eerste oogenblik zijner ontvangenis, al de zielen der kinderen van Adam aanbieden; hij zag tevens voor zijne oogen het schrikkelijke schouwspel van het lijden dat de prijs hunner verlossing wezen moest. Aldus kende en zag Jesus Christus, van zijnen eersten levensstond af, volmaakt de zielen van alle menschen, die reeds van het begin der wereld de aarde bevolkt hadden zoo wel als die van alle menschen, welke tot het einde der eeuwen moesten geboren worden. Gewoonlijk zag en kende hij ook mijne ziel, en hij zag ze met zonden overladen, in akelige duisternissen gedompeld en van alles ontbloot. Dit gezigt verre van hem te bewegen , om mij als een voorwerp van afschrik te verstoeten , bewoog zijne vaderliefde, en hij nam van toen af uit liefde tot mij, al de pijnen op zich, welke hij later in zijn leven en voornamelijk in zijnen dood ondergaan heeft. Hij had geen het minste eigenbelang, dat hem kon aanzetten, om aldus te handelen en om zoo vele smarten en pijnen op zich te nemen; de liefde, ja de liefde, die hij mijne arme ziel toedroeg, was alleen zijne beweegreden, de liefde deed hem in eenen stal geboren worden, en de liefde deed hem op een kruis sterven. Ik was tot de hel veroordeeld, en hij heeft zich aangeboden om mijn losgeld te wezen; ik was in den haat van God geboren, en hij heeft zich aangeboden om dien haat weg\' te nemen; ik dacht aan zijne liefdeniet; in mijne rampzalige verblindheid leefde ik slechts om hem te belee-digen,en hij heeft mij eerst bemind en zich geslagtofferdet mensch geworden Woord zagzicli vanhet eerste oogenblik zijner ontvangenis, al de zielen der kinderen van Adam aanbieden; hij zag tevens voor zijne oogen het schrikkelijke schouwspel van het lijden dat de prijs hunner verlossing wezen moest. Aldus kende en zag Jesus Christus, van zijnen eersten levensstond af, volmaakt de zielen van alle menschen, die reeds van het begin der wereld de aarde bevolkt hadden zoo wel als die van alle menschen, welke tot het einde der eeuwen moesten geboren worden. Gewoonlijk zag en kende hij ook mijne ziel, en hij zag ze met zonden overladen, in akelige duisternissen gedompeld en van alles ontbloot. Dit gezigt verre van hem te bewegen , om mij als een voorwerp van afschrik te verstoeten , bewoog zijne vaderliefde, en hij nam van toen af uit liefde tot mij, al de pijnen op zich, welke hij later in zijn leven en voornamelijk in zijnen dood ondergaan heeft. Hij had geen het minste eigenbelang, dat hem kon aanzetten, om aldus te handelen en om zoo vele smarten en pijnen op zich te nemen; de liefde, ja de liefde, die hij mijne arme ziel toedroeg, was alleen zijne beweegreden, de liefde deed hem in eenen stal geboren worden, en de liefde deed hem op een kruis sterven. Ik was tot de hel veroordeeld, en hij heeft zich aangeboden om mijn losgeld te wezen; ik was in den haat van God geboren, en hij heeft zich aangeboden om dien haat weg\' te nemen; ik dacht aan zijne liefdeniet; in mijne rampzalige verblindheid leefde ik slechts om hem te belee-digen,en hij heeft mij eerst bemind en zich geslagtofferd
259
DE LIEFDEVLAMMEN
om mij een uitstekend blijk zijner liefde te geven (1), en mij uit te noodigen, om hem te beminnen. Zou ik voor zoo bovenmatige liefde van mijnen God ongevoelig zijn ? Zou ik,daar Jesus mij zoo vurigbemint,hem eene opregte wederliefde kunnen weigeren (2) ?
Volstrekt niet.
Wat zal ik dan dien goeden Jesus wedergeven, wat zal ik hem voor alles, wat ik van hem ontvangen heb, aanbieden? Mij heeft voor mij het kostbaarste slagtoffer, dat hij bezat, opgeofferd, ja, hij heeft zich zeiven geslagtofferd; het is dan billijk, dat ik hem op mijne beurt het beste, wat ik heb, al wat ik bezit, opoffer. Wel hoe! wanneer God zich geheel en al aan mij geeft, zou ik dan durven aarzelen mij geheel aan hem te geven? Ach! Heer! gewaardig u de offerande, welke ik u van mij zeiven doe, goedgunstig te aanvaarden. Ik heb u maar twee penningen, mijn ligchaam en mijne ziel op te offeren: vergun mij de genade, van ze met edelmoedigheid aan te bieden (3). De offerande van mijn ligchaam door de verstervingen, het lijden, de moeite en de ontberingen; de offerande mijner ziel met voor uwe voeten neder teleggen mijnen eigen wil, mijn zucht om boven anderen uit te munten, mijnen hoogmoed en al wat u kan mishagen. Ik weet het o mijn God! deze offerande valt lastig, moeilijk en hard aan de bedorvene natuur; doch kom mij te hulp, ik zal u die volkomen en voor geheel mijn leven zonder eenige uitzondering opdragen.
GEBED.
O Jesus! die u aan het lijden en den dood, uit liefde tot mij hebt overgegeven, ik kom mij voor uwe voeten nederwerpen, en u verzoeken mij als eene brandoffe-rande, om voor u geslagtofferd te worden, te willen ontvangen. Ontvang mijne vrijheid, mijn geheugen, mijn verstand, mijnen wil, met al wat ik ben Indien ik iets bezit, zoo is het van u, dat ik het ontvangen heb; ik geef het u dan weder, opdat gij daaroverbeschikken (1) S. Aug., de Catechisandis rudibus N. S. (ï) S. Aug. ibid. N. 7. (3) S, Bern. in Purific. B. Mariie, serm. 111.
260
VAN JESUS.
zoudt naar uw welbehagen. Geef mij alleen uwe liefde en uwe genade; en ik zal rijk genoeg zijn(\'l). 0 mijn God! welke grootereden heb ik niet omuvan ganscherharte te beminnen, arme zondaar als ik ben? Gij hebt mijne ziel verlostenzeheletverlorentegaan;gij hehtahnijne zonden achter uwen rug geworpen (2) en ze vergeten. En aldus in plaats van mij voor den menigvuldigen smaad, dien ik uheb aangedaan; te straffen, hebt gij uwe weldaden en genaden voor mij vermenigvuldigd, om mij eens tot uwe liefde te kunnen winnen.
Ach! die dag, welke gij zoo vurig gewenscht hebt, is eindelijk aangebroken; Ja, hij is gekomen, want, mij dunkt, dat ik u uit geheel mijn hart en ziel bemin. O! beminde ik u niet, wien zou ik dan moeten beminnen! O mijn Jesus! de voornaamste zonde, dieikzou moeten beweenen, is deze van lange jaren geleefd te hebben, zonder u te dienen en te beminnen, doch voortaan wil ik doen al wat mogelijk is, om u te behagen. Ik gevoel, dat uwe genade een groot verlangen, om voor u alleen te leven, en mij van al het aardsche af te trekken, in mijn hart gestort heeft; ik gevoel tevens eene groote droefheid over al de smarten, welke ik u aangedaan heb: deze gunsten, o mijn (Jud! waarvoor iku bedank, komen van uwe goedheid. Voltooi uw werk en wil mij getrouw in uwe liefde bewaren. Helaas! gij kent mijne zwakheid; maak dan dat ik voortaan geheel leve voor u, gelijk gij geheel voor mij zijt geweest. Ik bemin u mijn eenig goed! ik bemin u,o mijn eenige liefde! ik bemin u, o mijn schat en mijn al! mijn zoete Jesus! versta mij wel, ik bemin u! O liefderijke Maria! kom uw kind te hulp, en leer mij Jesus meer en meer beminnen. Amen.
OEFENINGEN.
Over deu geest van zclfopoff^riug, uil liefde lot God.
Mijn lieve Christen, gisterenheb ik u van ondankbaar-
(i) S. Ignat. (2) Is, XX1I1, 17.
261
15.
DE LIEFDEVLAMMEN
262
heid gesproken en u opgewekt, om deze afschuwelijke ondeugd te vlugten, waarvan God en de menschen eenen afschrik hebben. Gij kunt heden den Heer blijken geven, dat gij zijne weldaden naar waarde weet te schatten en te erkennen, met toe te stemmen van tot zijne verheerlijking te doen, wat hij tot uwe liefde gedaan heeft. Die goede Meester heeft zich tot een slagtoffer aan God, zijnen hemelschen Vader opgedragen, om u aan dehel te ontrukken en voor u den hemel te verdienen ; doe ook zoo. Beschouw u voortaan als een slagtoffer, dat bestemd is, om naar Gods welbehagen ge-slagtofferd te worden. Wees wel overtuigd dat gij u zeiven niet meer, maar geheel aan God alleen toebehoort. Dus moet gij, wanneer het hem zal believen, u een kruis, eenige vernedering, eenige ziekte toe te zenden, u onderwerpen en zeggen; Ik heb mij zijn slagtoffer gemaakt, hij mag mij slagtofferen. Wanneer uwe oversten u iets van hunnentwege zullen gebieden, waaraan gij u met moeite zult kunnen onderwerpen, als gij uit eigen wil zult opstaan tegen den wil van hen die u besturen, haast u dan, om u deze gedachte te binnen te roepen: Ik behoor mij zeiven niet toe, ik ben het slagtoffer van mijnen God, ik moet mij dan laten slagtofferen. Indien er gemor in uw hart ent-staat, indien gij eenen grooten afkeer, om u aldus op te offeren, gevoelt, indien uw hoogmoed zich er tegen verzet en eenigen wederstand biedt, zoo denk op Jesus, die zich zeiven ter uwer liefde geslagtofferd heeft, en, als een onnoozel lam zonder eens te klagen, zich heeft laten slagtofferen. Eindelijk, wanneer gij den dood zult bereid zien, om u te treffen, sla dan uwe oogen hemelwaarts, en zeg: Mijn God, ik ben uw slagtoffer, een offer van liefde: sla, geeft den laatsten slag, en vol-i rek mijne offerande. Ik verlang gedurende de geheele eeuwigheid u toe te behooren, om u te beminnen, te loven, u voor al moe aan mij bewezene weldaden te bedanken en uwe aangename tegenwoordigheid te genieten.
VAN JESUS.
Jesus Christus heeft rich ter onzer liefde laten xertloeken, om ons aan d® eeuwige vortloeklng, die wy Terdiend hadden, te onttrekken#
Deus Filium suum mittens in simililudinem carnis peccati et de peccato damnavit fec~ eatum in came. Rom. VIII, 4.
God heeft zijnen Zoon gezonden, omgeven met een vleesch, gelijk aan een vleesch der zonde, en om de zonde heeft hij in het vleesch de zonde veroordeeld.
God haat volkomen de zonde, hij straft ze meedoo-genloos overal, waar hij ze gewaar wordt; zulks vereischtzijne regtvaardigheid en heiligheid. Jesus Christus werd door zijnen hemelschen Vader gelast, ons vrij te koopen, hij bekleedde zich met een vleesch gelijk aan het zondige vleesch, dat wij dragen; en al had hij maar den schijn der zonde op zich genomen, werd hij evenwel de vloek van God;od haat volkomen de zonde, hij straft ze meedoo-genloos overal, waar hij ze gewaar wordt; zulks vereischtzijne regtvaardigheid en heiligheid. Jesus Christus werd door zijnen hemelschen Vader gelast, ons vrij te koopen, hij bekleedde zich met een vleesch gelijk aan het zondige vleesch, dat wij dragen; en al had hij maar den schijn der zonde op zich genomen, werd hij evenwel de vloek van God; Factus pro nobis maledictum. (1) Ja, dewijl onze Goddelijke Zaligmaker ons aan de eeuwige vervloeking, die wij verdiend hadden, wilde onttrekken, stemde hij toe, dat hij zelf vervloekt werd, met toe te laten dat hij, als een misdadiger en boosdoener, dien iedereen verfoeit, aan een kruis gehangen werd. Welkeliefde,o mijn Jesus! mijn zoete \'Zaligmaker! gij, die mij door uwen dood, van de slavernij der erfzonde en van alle zonden welke ik sedert mijn doopsel heb bedreven, verlost hebt, verander die rampzalige kluisters, die mij zoo lang onder de magt en slavernij des duivels geboeid gehouden hebben, in gouden ketenen, die mij met uwe heilige liefde naauw vereenigen. Ik smeek u, doe mij het vermogen van uwe genade en de kracht uwer verdiensten gevoelen, met van mij, die een ellendig zondaar ben, een heilige te maken.
(1) Gai. Ui, is.
263
DE LIEFDEVLAMMEN
Het is een geloofspunt, dat Jesus om mijne zonden vervloekt is geworden. Welk eene gedachte moet ik dan hebben van een kwaad, dat God maar te dien koste heeft kunnen uitroeijen? Dit kwaad is het grootste en schrikkelijkste aller ongelukken. O! hoe zeer moet ik het vreezen en waken, opdat het in mijn hart niet zou heerschen (quot;1)! Helaas! deze vervloekte zonde heeft mij eenigen tijd de wet gegeven; maar door de genade des doopsels ben ik van hare schandelijke slavernij verlost; mijne ziel is door het bloed van Jesus afgewasschen, en die goedertieren Meester heeft zich gewaardigd haar schoon en rein voor zijne oogen te maken.
GEBED.
O mijn God! duld niet, dat ik het ongeluk hebbevan haar nog ooit met nieuwe zonden te bezoedelen; ik smeek u, gedoog dit nimmer meer. Gij hebt mij in uwe genade hersteld, laat niet toe, dat ik zoo ongelukkig zij van ze nog op nieuw te verliezen. Wat zou er zonder haar van mij geworden? Helaas! ik kan niet toestemmen eene gansche eeuwigheid in de hel te verblijven zonder u te beminnen; neen, mijn God, hierin kan ik niet bewilligen; ik moet u beminnen en in de hel kan men u niet beminnen!
In de hel!... verwijderd van mijnen God!... verwijderd van Jesus Christus en van Maria!... verwijderd van die heilige zielen, welke ik op aarde gekend en bemind heb!... Ach! wat groot ongeluk! Heer, Heer, trek mij daarvan af. Het is echter waar, o Jesus! dat ik sedert lang in de hel zou moeten branden! het is echter waar, dat ik sedert lang onder het gewigt uwer eeuwige vervloeking zou verdienen verplet te liggen! Maar ik hoop door uwe barmhartigheid en ter wille van uwen smar-telijken dood, voor eeuwig door uwe heilige liefde te zuHen branden en u altijd toe te bebooren Ik verlang, dat mijn hart van heden af, niemand anders be-(1) Rom. VI, 13.
264
VA.N JKSUS.
minne dan u alleen: ik zal u, o mijn God! om u zei ven beminnen; mijne -vrienden iri u, mijne vijanden, om u. (l)Ach! beheersch, beheersch geheel mijne ziel; maak, dat zij maar aan u alleen gehoorzame, dat zij u maar alleen zoeke, en dat zij maar naar u alleen verzuchte. Verlaat mijn hart, gij aardsche neigingen, die niet uit God en voor God zijt, en gij, goddelijke liefdevlam, kom in mij. Kom en neem bezit van mijn hart; kom en ontsteek het.
Ik bemin u, om mijn Jesus! ik bemin u, o gij die oneindig beminnelijk zijt! o gij, die mij alleen waarlijk bemint. Ik ken niemand, die mij meer bemind heeft dan gij; het is uit erkentenis, dat ik mij geheel en al aan u, die mijn schat en mijn al zijt, geef en toewijd. Amen.
OEFENINGEN.
Over de knisehheid.
Laat mij toe, geliefde Christen, dat ik heden van de heerlijkste en kostbaarste der deugden spreke van eene deugd, die den mensch aan God zeiven gelijk maakt (2) van die deugd, bij welker kostbaarheid al de rijkdommen, al de schatten, al de waardigheden niet te vergelijken zijn (3), ik wil zeggen van de zuiverheid. Zij is eene zoo schoone deugd dat hare vijanden zelfs niet kunnen nalaten haar te bewonderen. Onze Heer heeft ze altijd groot geacht, en hoe zuiverder en kui-scher eene ziel is, des te meer neemt hij behagen om haar met zijne uitstekende gunsten te overladen. Maar hoe kostbaar deze deugd is, des te moeijehjker is het, om haar te bewaren. Het vleesch en de duivel spannen al hunne krachten in, om ons die te doen verliezen, en het is niet gemakkelijk, om in die schrikkelijke worsteling de zegepraal te behalen (4). Nogthans, mijn lieve Christen, stel uw vertrouwen op God, hij kent onze
(I) S.\'Aug. Confess, lib. IV, Gap. 9. (2).S. Ras., lib de Virgin, (3) Eccii. XXVil, 20. (4) S. Aug., Tract do honor, muiier.
265
266 de liefdevlammen
zwakheid en het slijk waaruit wij gemaakt zijn (1) en hij wacht zich wel van zijne kinderen in het midden van het gevaar te verlaten. Verzoek dikwijls van Jesus en Maria de deugd van zuiverheid, want God alleen is bekwaam om u zulke kostbare gaven te schenken (2); en wees daarom getrouw aan al wat ik u ga voorhouden, om in de handen van uwen vijand niet te vallen.
1 o. Vermijd de gelegenh eden. (3): want in den strij d van het vleesch blijft de overhand aan de lathartigsten dat is, aan hen, die de gelegenheden vlugten. Stelt gij u daaraan bloot, dan valt ge gewis (4). Hoe vele rampzaligen, zeide de Heilige Hieronymus op zijn sterfbed, zijn er in den modderpoel van onkuischheid gevallen om de verwaandheid, waarmede ze meenden zeker te zijn de overhand te behalen (5)! Welke langdurige ondervinding gij van uwe voorgaande getrouwheid ook moogt hebben wees immer op uwe hoede, en geloof u nooit in veiligheid voor het toekomende. (6).
2o. Waak over uwe zinnen. Vestig nooit uwe oogen op gevaarlijke voorwerpen; spreek nooit een enkel woord dat eenigzins de zuiverheid zou kunnen kwetsen, en zoo voorts.
3o. Vlugt de gelegenheid. De heilige Geest leert ons dat zij tot menigvuldige zonden aanleiding geeft (7) zij is de oorzaak geweest van al de gruweldaden dei-inwoners van Sodoma en Gomorrha (8), en zij doodt er dagelijks eene groote hoeveelheid. Vlugt dan de luiheid; en dat de duivel u altijd bezig vinde (9). Wees indachtig, dat vele menschen nadat zij zich in den arbeid geheiligd hadden, zich ongelukkig in de luiheid verdoemd hebben (10), en dat, terwijl maar één duivel eenen persoon, die arbeidt, bekoort er honderd zijn, die een, werkeloos persoon kwellen (11). Ik herhaal het u nog eens: vlugt, vlugt de ledigheid.
4o. Versterf u. De versterving is het zout, dat alle
(1) Ps. 11. 14.(2) Sap, Vin. 21. (3 S. Hiei-ODym. s. Aug. serm, 358 de tempore. Petr.Bes.in Ps.4Ü. (4)Eccl. 111,27. (5)S. Ilieron.apud Euseb. (6) S. Hieron.adNepotianum.i7) Eccli.XXViIl,26.f8)Ezech. XVI 49. (9j S. Hieron. ad Rustic..^(lO; S. Aug., ad fratres in erem serm. 5. (U) Gas. lib. X, inst. 7, cap. 32.
VAN JESUS.
deugden bewaart, maar bijzonder de zuiverheid, die zonder haar niet lang kan staande blijven (1). Vermijd alle overdaad in eten en drinken; want de goede sier, de overvloed van vleesch en de kostelijke wijn, zijn de grootste vijanden der zuiverheid (2). Of drink nooit wijn, of drink er zeer weinig of zelden van, want die bovenmatig wijn drinkt, zal gewis aan de onstuimige driften der zinnen blootgesteld worden, en slechts met de grootste moeite de zuiverheid kunnen bewaren (3).
5o. Wees ootmoedig. Ue ootmoedigheid is de bewaarster der zuiverheid, terwijl de hoovaardigheid eentee-ken is, dat men spoedig in zonde zal vallen. Ja, mijn lieve Christen, God straft dikwijls de hoovaardigen, met toe te -laten, dat zij in de schande van eenige zonden van onzuiverheid vallen. Heb dan nooit een al te goed gevoelen van u zeiven, van uwe kunde, van uwe verdiensten, uit vrees van Gods gramschap op u te trekken, en wees deze les van den heiligen Bernardus altijd indachtig (4): Men kan de zuiverheid niet bekomen, noch beivaren, dan door de ootmoedigheid.
6o. Begeef u dikwerf tot het gebed. Het is slechts God alleen, die onze zwakheid kan ondersteunen, en ons in het midden van den strijd des vleesches tegen den geest, de overwinning kan doen behalen. Wanneer gij dus de eerste aanvallen van uwen vijand gevoelt, neem dan spoedig uwe toevlugt tot Jesus, en zeg hem : Mijn goedertieren Meester, kom mij spoedig te hulp, of ik verga. Maak het teeken des heiligen kruises over uw hart, zeggende: Mijn God liever sterven, dan in deze oneerbare gedachte, in deze slechte begeerte toe te stemmen; heb medelijden met mij. Neem bijzonder uwe toevlugt tot Maria, spreek haren heiligen naam eerbiedig uit, bid een Wees gegroet; druk tegen uw hart een harer beelden, of uw schapulier, indien gij er een hebt, en herhaal gedurig zoo lang de bekoring zal duren: Mijne lieve teedere Moeder, ik smeek ^verlaat uw arm kind niet. 0 Maria! 0 Maria! kom mij
(1) S. Hieron. lib. 1 contra .lovin. — lt;2) S. Ephraim deCastitats (3) S. Hieron. Epist. 83, ab Occit. (4) S. Kern. Epist. 48.
267
268 DK LIEFDEVLAMMEN
te hulp! Zeg na de bekoring: O Jssus en Maria! geliefde voorwerpen mijner liefde, wees voor eeuwig geloofd, omdat gij u geivaardigd hebt mij uit deze hekoring te verlossen, en mij niet aan mijne zwakheid over te laten. Gedoog niet, dat ik ooit ?oo ongelukkig zij mij door de zonden van u gescheiden te zien. O Jesus en Maria! ik bemin u en verlang u altijd te beminnen.
De liefde welke Jesus Christus ons toegedragen heeft, terplieht ons ten hoogste hem te beminucn*
Charitas Chrisli urget nos.W Corinth. V, 14, De liefde van Jesus Christus noodzaakt ons.
Niets zet meer het hart van den mensch aan, zegt de H. Franciscus de Sales dan de liefde. Zoo een mensch weet, dat hij van eenen anderen, wie hij ook zij, bemind wordt, gevoelt hij zich aanstonds aangedreven, om liefde voor liefde te geven; is het het een eenvoudig landbouwer, die van eenen voornamen heer bemind wordt, dan gevoelt hij zich zeker veel meer aangedreven, maar wordt hij gewaar dat een groot monarch hem bemint, o hoe zeer en met nog hoe veel meer kracht gevoelt hij zich dan niet aangedrongen? Derhalve weten, dat Jesus Christus, onze God, ons zoodanig bemind heeft, dat hij voor ons aan het kruis heeft willen sterven, is dit niet onze harten onder eene pers hebben, die de hefde daar hevig uitperst, met een des te grooter geweld, omdat het minzamer is (1).iets zet meer het hart van den mensch aan, zegt de H. Franciscus de Sales dan de liefde. Zoo een mensch weet, dat hij van eenen anderen, wie hij ook zij, bemind wordt, gevoelt hij zich aanstonds aangedreven, om liefde voor liefde te geven; is het het een eenvoudig landbouwer, die van eenen voornamen heer bemind wordt, dan gevoelt hij zich zeker veel meer aangedreven, maar wordt hij gewaar dat een groot monarch hem bemint, o hoe zeer en met nog hoe veel meer kracht gevoelt hij zich dan niet aangedrongen? Derhalve weten, dat Jesus Christus, onze God, ons zoodanig bemind heeft, dat hij voor ons aan het kruis heeft willen sterven, is dit niet onze harten onder eene pers hebben, die de hefde daar hevig uitperst, met een des te grooter geweld, omdat het minzamer is (1).
Jesus Christus bemint ons; o wie zou daaraan kunnen twijfelen, nadat hij ons al die liefdeblijken gage-
(l) Verhandeling over de liefde Gods, Vil boek, 8 hoofdstuk.
VAN JESUS.
269
ven heeft ? Ja, hij bemint ons, en hij wil dat wij hem wederliefde betoonen. Het is daarom, dat hij mensch geworden is, dat hij aan het kruis gestorven is, en het heilig Sacrament des Altaars heeft ingesteld. Hij heeft zich geheel en al, en zonder uitzondering aan ons gegeven. Wordt hij mensch, zegt een godvruchtige schrijver komt hij ter wereld, het is voor ons ; wordt hij geboren in eenen stal, wordt hij in eene krib op stroo gelegd, het is voor ons; wordt hij aan de guurheid der lucht blootgesteld, lijdt hij koude, verdraagt hij de ongemakken der armoede het is voor ons; vreest en weent hij, het is voor ons; heeft hij zich met eenligchaam omgeven, het is om voor ons te kuunen lijden, en zich te kunnen slagtolferen; heeft hij een hart, het is om ons te beminnen: met één woord al de bewegingen van zijne ziel, al de gedachten van zijnen geest zijn op en voor ons. Zijn leven is voor ons; zijne heilige menschheid met al hare deugden en verdiensten, is voor ons. Wat zeg ik? Zijne godheid zelve, met al hare volmaaktheden is voor ons. Hij heeft voor ons in het heilig Sacrament zijner liefde alles gegeven, zoodanig, dat het hem onmogelijk is, om nog meer te geven: want kan hij ons iets grooter en kostelijker geven dan zich zeiven? (1) Ja, Jesus heeft, door de oneindige liefde, welke hij ons toedraagt, aangedreven, zich geheel aan ons gegeven; hij heeft zijne liefde voor ons uitgeput; hij heeft zich geheel aan onze dienst toegewijd (2), en men mag met regt zeggen, dat niets ter wereld ons zoo volmaakt, zoo algemeen, zoo eenig toebehoort, als Jesus Christus.
O God! zou mijn hart voor zulke groote liefde ongevoelig kunnen blijven! zou het mogelijk zijn hem niet te beminnen, die mij zoo zeer bemind heeft? Neen, neen, ik wil niet ondankbaar zijn, Jesus heeft mij bemind, wel nu! ik zal hem op mijne beurt beminnen. Wat is er zoeter, billijker en loffelijker, dan Jesus te beminnen ? Zoo die goedertieren Meester mij verbood hem te beminnen, dan zou zoodanig verbod mij on-
(1) S, Bern. (2) Ibid.
270 DE LIEFDEVLAMMEN
dragelijk schijnen, en ik zou mij daaraan niet kunnen onderwerpen. O Jesus! u niet beminnen! deze gedachte alleen verschrikt mij meer dan al de pijnen der hel. O mijn God, mogt ik liever sterven, dan ooit ophouden u te beminnen! Ach dat het vuur uwer liefde mijn behoeftig hart geheel verteere; dat er niets meer van mij zeiven aan mij blijve, maar dat al wat ik ben al wat ik heb, u voor eeuwig moge toebehooren (1). Helaas! ik heb u zoo laat bemind! het is hoogst redelijk, dat ik zoo veel mogelijk den tijd herstelle, dien ik, van u verwijderd, verloren heb; het is wel redelijk, dat ik u nu uit geheel mijn hart beminne, gij, die mijn God zijt, en die zoo vurig w.enscht van mij bemind te worden.
Zoete Jesus! Zaligmaker mijner ziel! eenigst voorwerp mijner verlangens en liefde, kom uwen dienaar te hulp. Ik roep tot u, en roep u aan uit het diepste mijns harten. Kom in dit arm hart, dat ik u geheel verlang op te offeren, kom uw verblijf daarin vestigen en uwe heilige liefde in hetzelve storten. Onuitput-bare bron van zachtmoedigheid, liefde en goedheid, minzaam en dierbaar voorwerp van al mijne verlangens,-kan er wel iets bij uwe goddelijke schoonheid vergeleken worden? Heeft de zoete honig, de kostelijke nectar wel eenige gelijkenis met uwe zoetheid? Mag de sneeuw en de zuivere melk, bij uwe zuiverheid vergeleken worden? Al de schatten der wereld, het goud, het zilver, de kostelijke gesteenten, de eereambten zelfs en de vermaken, zou dat alles mij kunnen bekoren nadat ik uwe aantrekkelijkheden gesmaakt heb (2). Neen ik verlang u alleen. Ik wil u voor altijd toebehooren; ik wil, gedurendede geheele eeuwigheid uw kind zijn! O Jesus! blijf altijd mijn Jesus!
Dewijl Jesus Christus zich geheel en al aan ons gegeven heeft zoo is het ook billijk, dat wij ons op onze beurt, zonder uitzondering aan hem geven. Moest het ons zwaren arbeid, zware moeijelijkheden kosten, er
(1) S. Aug. Sermon. 305. (2j S. Aug. Meditat. Cap, XXXV.
VAN JESUS.
is niets aan gelegen, laat ons geheel aan God toebe-hooren, zulks is billijk. Moest het ons het verlies van al onze goederen, van onze rust, van onze eer kosten, wat is er aan gelegen! Laat ons geheel en al aan God toebehoren zulks is redelijk. Moest het ons, met één woord, het verlies van het liefste, dat wij op de wereld bezitten, van ons leven zelfs kosten, is er weinig, zeer weinig aan gelegen! Laat ons geheel aan God toebe-hooren, het is regtvaardig. Wel hoe! moet men zich dan zoo lang beraden, om vast te stellen God liefde voor liefde te geven? Zou het dan geen groot ongeluk zijn niet geheel aan Jesus toe te behooren? Helaas! hem niet toe te behooren is het grootste, het schrik-kelijkste aller onheilen.
Dit is nogthans al te lang mijn ongeluk geweest, o goede Jesus! Ach! hoe vele jaren heb ik van u verwijderd geleefd, toen was ik verblind, en wist niet, wat gij tot mijne liefde gedaan hadt. Mijn Zaligmaker, herinner mij steeds uw bitter lijden, dat gij, om mij, uwe teedere liefde te betoonen, hebt willen ondergaan: maak, dat ik dit aandenken nooit uit mijne gedachten verlieze, opdat ik moge begrijpen, hoe zeer gij mij bemind hebt. Heb ik eertijds een ongeregeld en zondig leven geleid, zulks is, omdat ik, o Jesus, de liefde niet overwogen heb, die gij mij hebt toegedragen Ik wist nogthans, hoe zeer mijne zonden u mishaagden; maar helaas! al was mij dit bekend, ik liet daarom toch niet na menigvuldige zonden te bedrijven. Mogt ik nu van droefheid sterven, omdat ik ze bedreven heb! Ach! ik zou den moed niet hebben om mijne vergeving af te smeeken, indien ik niet wist, dat gij tot vergeving mijner zonden gestorven zijt. Ja, gij hebt uw leven aan het kruis ten beste gegeven, omdat gij mijne liefde verlangdet. En ik, o Jesus! haak zoo weinig naar de uwe! Vergun mij de genade, van ze nu meer dan al de we-reldsche goederen te begeeren ... O mijn opperste en eenigste schat! ik bemin u en bemin u meer dan alles; ik bemin u meer dan mij zeiven; ik bemin u uit ge-
271
DB LIEFDEVLAMMEN
heel mijn hart en wensch niets anders dan u te beminnen en van u bemind te worden. Vergeet, o mijn Jesus! vergeet de zonden, waaraan ik mij jegens u pligtig heb gemaakt, en bemin mij nog, ondanksmijne ondankbaarheden; betoon mij groote liefde, ogpdat ik u zoo zeer moge beminnen: Gij zijt mijne liefde, gij zijt mijne hoop; gij weet hoe zwak ik ben ; kom mij nu te hulp, o Jesus, mijne liefde, kom mij te hulp. Maak dat ik, in dit leven, in den dood, en gedurende de geheele eeuwigheid zonder ophouden tot u roepe; Mijn God! mijn God! gij zijt mijne liefde en mijn al! gij zijt mijne liefde en mijn al!
Wij moeten ons zonder voorbehoud aan God ge\\en, wij geven hem echter altijd zeer weinig, zoo weinig zelfs dat men het voor niets moet rekenen. Ik arbeid, ik versterf mij, ik draag mijn kruis, ik geef mijn leven ter liefde Gods ten beste; doch wat is dat alles, wanneer ik de grootheid van God met mijne geringheid vergelijk? Kan hetsiofzoo groote dienst bewijzen aan het Wezen bij uitnemendheid? Ik bcr een niet, en vermag niets uit mij zeiven; al wat ik bezit, komt\' van God. Och! met wat regt zou ik hem willen ontnemen, hetgeen hem toebehoort! Alshij geheel mijn hart vraagt, vraagt hij mij maar wat het zijne is; wat groote verdiensten dan trek ik van mijnen kant daaruit, indien ik het hem geef! Daarenboven, al wat ik ter liefde Gods kon doen, is zoo gering, dat het eene schande zou zijn daar het minste deeltje van af te houden, vooral wanneer ik denk op al wat hij zelf gedaan heeft en nu voor mij doet. Hoe, Jesus bemint mij zoo veel hij kan, en ik zou hem op mijne beurt, zoo veel in mijne magt is, niet beminnen! Groote God! verwijder van mij zulke ondankbaarheid! .Ach! kan ik niet veel wedergeven voor al uwe weldaden, maak dan toch, dat ik ten minste zonder uitzondering u het weinige geve dat ik bezit.
272
VAN JESUS.
GEBED.
Heer Jesus, die alles, -wat in hemel en aarde is, hoe verholen het moge wezen, volmaakt kent, gij weet dat gij mij oneindig dierbaarder zijt, dan hemel en aarde, en duizendmaal minnelijker zijt dan alles wat zij in zich besluiten (1). Gij weet dat ik verlang mij aan u te geven, dat ik mij aan u gegeven heb, en niets voor mij heb behouden. Mijn hart is het mijne niet meer; ik heb het u opgeofferd, het behoort u toe; maak het uwer waardig. Genees al deszelfs onvolmaaktheden , en gedoog niet dat het nog daarin her-valle. O Jesus! vergun mij de genade, dat ik mijne opoffering al de dagen mijns levens vernieuwe, en gedurende de geheele eeuwigheid moge zeggen: Ik behoor Jesus toe! ik behoor Jesus toe! ik ben de slaaf zijner liefde! Ja, ik roep hier hemel, aarde en hel tot getuigen ik behoor Jesus toe, en met zijne genade, welke ik verhoop en die mij niet zal ontbreken, zal ik altijd Jesus blijven toebehooren, ik zal altijd de dienaar de vriend, het kind van Jesus zijn. Amen.
OEFENINGEN.
Over de voimaakte\'verbetering van zich zelven.
Treed heden ernstig in u zeiven, mijn lieve Christen, en vraag of gij waarlijk van u zoudt mogen zeggen, dat gij geheel aan God toebehoort. Onderzoek, wat gij doet, om hem te behagen, en hoe gij hierin te werk gaat. Overzie al uwe werken, en zie, of gij reden hebt om te gelooven, dat Jesus daarover tevreden is. Met wat eerbied met wat aandacht doet gij uwe gebeden? zijt gij dagelijks getrouw aan het gebed? Zijn uwe meeningen altijd opregt, zuiver en heilig? Volbrengt gij naauwkeurig de pligten van uwen staat (2)? Hoe ver zijt gij gevorderd in de ootmoedigheid en ge-
(1) S. Aug. Medit. cap. XXXV. No. 2. (2) Thomas a Kempis atia exercil. spiritual, opusc. X. Cap. VIII. No. 2.
273
DE LIEFDEVLAMMEN
hoorzaamheid, die gij uwen overste, of uwen ziels-bestuurder verschuldigd zijt? Hoe bestrijdt gij uwen hartstogt! Blijft gij het onderzoek van uw geweten uitoefenen? Vlugt gij zeer zorgvuldig de wereld en hare ijdele vermaken\'? Verwaarloost gij niets, om u te bereiden tot de heilige Sacramenten van boetvaardigheid en des altaars? Gaat uwe ongetrouwheid zelfs zoo verre niet, dat gij het dikwijls communiceeren verwaarloost uit vrees van naauwkeurig over u zeiven te moeten waken? O mijn lieve Christen! hier vindt gij stof om te overwegen, en mogelijk zult gij er menigvuldige reden in vinden, om u te verootmoedigen. Wat zal het zijn, zoo ik u spreek van zoo vele kleine leugens beschimpingen, ijdele woorden, en vooral achterklap, waaraan gij u elk oogenblik pligtig maakt? Ach,maak heden het edelmoedigste voornemen, om u te beteren; begin het een of ander gebrek te verbeteren, bij voorbeeld dit, van uwen naaste gedurig te berispen, achterklap te spreken, en zoo voorts. Bid God , dat hij u gelieve te helpen, en verzoek hem vurig de genade van eindelijk geheel aan hem toe te behooren, wat het u ook moge kosten.
. TerhefBng des harten tot Jet» Christus, om hem te Tcrzoekenj dat hg gelieve ons door zQne liefde tot zieh te trekken.
Ego si exaltatus fuero a terra, omnia traham ad meipsum. Joan XII, 82,
Wanneer ik van de aarde zal verheven zijn, zal ik alles lot noy trekken.
Dit zijn uwe woorden, o mijn goddelijke Zaligmaker, gij hebt ze uitgesproken, toen gij nog op aarde in dit sterfelijk leven wandeldet. Gij hebt gezegd, dat wanneer gij op het kruis zoudt verheven zijn, gij deit zijn uwe woorden, o mijn goddelijke Zaligmaker, gij hebt ze uitgesproken, toen gij nog op aarde in dit sterfelijk leven wandeldet. Gij hebt gezegd, dat wanneer gij op het kruis zoudt verheven zijn, gij de
274
VAN JESUS.
harten der menschen totu zoudt trekken; gij zijt de onfeilbare waarheid, en ik kan aan het volbrengen van uw woord geenzins twijfelen: vergun mij dan te vragen, waarom mijn arm hart zoo vele jaren van u verwijderd geleefd heeft?.... Ach! het is niet aan u, dat ik dit te wijten heb! hoe menigmaal hebt gij mij niet in den schoot uwer liefde teruggeroepen, en heb ik niet geweigerd naar uwe stem te luisteren! hoe dikwijls hebt gij mij mijne zonden niet vergeven! hoe menigwerf hebt gij mij door de wroegingen van mijn geweten nietmin-nelijk vermaand, om u niet meer te vergrammen! en niettegenstaande zoo vele genaden, hoemenigwerfben ik in mijne zonden niet hervallen! O mijn Jesus! doe mij in den helschen afgrond niet zinken, zoo als ik het zou verdienen, want ik zou in de hel genoodzaakt zijn al die genaden, die gij mij in overvloed vergund hebt, voor eeuwig te vervloeken. Ja, al die gunsten, al die inwendige verlichtingen, welke gij mij verleend hebt, al die teedere uitnoodigingen, die gij mij gedaan hebt ten einde ik mij aan u zou geven, dat geduld, met hetwelk gij mij verdragen hebt, dat bloed dat gij voor mijne zaligheid hebt vergoten, dat alles zou mij eene meer schrikkelijke en wreede pijn veroorzaken, dan al de andere folteringen der hel.
Ik weet het, o mijn God! gij roept mij nog heden met eene zoo teedere en vurige liefde tot u, alsof ik u nooit vergramd had, en gij zegt tot mij: gij zult den Heer, uwen God uit geheel uw hart liefhebben. Ikbe-min u, o Heer, uit geheel mijn hart, dewijl gij het mij gebiedt; ja, ik bemin u, omdat gij eene oneindige liefde waardig zijt; ik bemin u, en mijne vurigste wenschen zijn u te mogen beminnen, gelijk mijne grootste vrees is, van u gescheiden te worden en zonder uwe liefde te leven. Ik verzoek u deze gunst, o mijn gekruiste Zaligmaker! gedoog niet, dat ik ooit een enkel oogenblik ophoude u te beminnen. Doe mij steeds den dood herinneren, dien gij voor mij uitgestaan hebt, maak mij indachtig al die liefdebewijzen, welke gij mij gegeven hebt, en dat dit aandenken mij meer en meer met de
275
DE LIEFDEVLAMMEN
vurigheid uwer liefde ontsteke, om daardoor voor u verteerd te worden, voor u, die zich voor mij geslagt-offerd heeft.
Wanneer ik van de aarde zal verheven zijn, zal ik alles tot mij trekken. Ik smeek u, o Heer Jesus! volbreng heden uwe belofte, en trek mij geheel tot u. Teedere bruidegom mijner ziel (i), zuiver voorwerp mijner liefde, o mijn Jesus! koning aller schepselen! wie zal mij van mijne banden verlossen, wie zal mij vleugelen geven, om tot u te vliegen en in u te rusten\'? Och ! wanneer zal ik van de aarde genoeg afgetrokken worden, om u, mijn Heer en God te aanschouwen, en om te smaken, hoe zoet en aangenaam gij zijt? Wanneer zal ik zoodanig in u verslonden worden, zoodanig van uwe liefde doordrongen zijn, dat ik mij zelve niet meer gevoele, en ik niet meer leve dan in u, in die onuitsprekelijke en onbegrijpelijke vereeniging, die van iedereen niet gekend is. Nu kan ik slechts zuchten, en verdraag met droefheid mijne ellende; want in dit tranendal ontmoet ik vele rampen, die mij ontstellen, mij bedroeven en mijne ziel als met eene duistere wolk bedekken. Zij vermoeijen mij dikwijls en doen mij vertragen, zij maken zich meester van mijn hart, zij aouden mij tegen en berooven mij van de liefderijke omhelzingen, welke de hemelsche geesten altijdonverhinderd genieten, met mij te beletten tot u een vrijen toegang-te hebben. Wees dan bewogen door mijne zuchten en tranen op aarde.
GEBED.
U Jesus! glans der eeuwige zaligheid! troost der verbannen ziel! ik sta verstomd voor u, en mijne stilzwijgendheid spreekt tot u. Hoe lang zal mijn Heer nog vertoeven tot mij te komen? Dat hij kome tot dien behoeftige, die hem toebehoort, en hemde blijdschap wedergeve; dat hij zijne handen uitsteke, om eenen ongelukkige die in angst en droefheid gedompeld ligt op te rigten, kom, kom, want alle dagen en uren breng
(1) De Imatatione Christi lib. 111. cap. XXI. No, 3. 4. 5\',
276
VAN JESUS.
ik in droefheid door omdat gij alleen mijne vreugde uitmaakt, en alleen in staat zijt, om mijn hart met blijdschap te vervullen. Ik ben met ellenden overladen en als een gevangene in ketenen geklonken, tot gij mij, door het licht uwer tegenwoordigheid verlevendigt, de vrijheid wedergeeft en eene liefdeblik op mij werpt.
Dat anderen zoeken wat zij willen, in plaats van u; wat mij betreft, niets kan, niets zal mij ooit anders behagen dan gij alleen, o mijn God ! o mijne hoop! mijn eeuwig heil! O! trek mij altijd meer en meer totu. Mijne ziel zucht naar u: helaas! die arme ziel heeft de vermaken dezer wereld geproefd, en zij heeft er niets dan bitterheid in gevonden: de roem en de eer ver-moeijen haar, zonder haar tevreden te stellen; de rijkdommen maken haar arm en immer ongerust; de geheele wereld kan haar niet vergenoegen; zij verlangt altijd iets, dat grooter en beter is. Gij alleen, o Heer, mijn God, kunt al hare verlangens bevredigen, trek haar dan voor altijd tot u. Amen.
OEFENINGEN.
Oter de Schietgebeden.
Er zijn twee oefeningen, die van al de godvruchtige zielen wel gekend zijn, en ik verzoek u dringend, lieve christen, om u aan dezelve te gewennen. Vooreerst de geestelijke Communie, waarvan ik u in het volgende hoofdstuk zal spreken, en daarna de gewoonte van dikwijls zijn hart tot God te verheffen, door hetgeen men gemeenlijk schielf/ehedjes noemt. Het is zeker, dat er weinige oefeningen bestaan, die zoo nuttig zijn om eene ziel met God vereenigd te houden en gedurig op hem te doen denken, als deze twee.
Begin met u te gewennen. God altijd voor uwe oogen te hebben, en met hem gemeenzaam in gesprek te zijn Open hem uw hart, spreek hem over al uwe kleine moeijelijkheden, van uwe blijdschap en vrees. Gij moet hem daarom niet ver gaan zoeken; dewijl hij altijd bij u tegenwoordig is, als gij gaat, als gij zit, hij verlaat u geen oogenblik: als gij werkt, als gij slaapt, 50 16
277
278
zet hij zich neven u, hij is op zekere wijze aan uw hoofdeinde nedergezeten, omu beter te kunnenbewa-ken (1). Zeg dan dikwijls tot hem: o mijn God!ik bemin u uit geheel mijn hart! Neem alle gelegenheden waar, om uw hart tot dien goeden quot;Vader te verheffen, en u tot zijne liefde op te wekken. Wanneer gij, bij voorbeeld, een heerlijk veld, eene aangename ligging ziet, zeg: Mijn God hoe schoon, hoe schoon moet gij zelve dan niet zijn! Als gij een kasteel, een prachtig paleis ontwaart, zeg totu zeiven: Helaas! het is doorgaans in deze paleizen niet dat het ware geluk heerscht; het is slechts in de harten van hen, die u beminnen, o mijn God! dat het te vinden is. Of wel: toat zijn die paleizen, bij den hemel! 0 mijn God! schenk mij uwen hemel, dien gij voor ons hebt bereid. — Wanneer men in uwe tegenwoordigheid van schatten, van roem, van eer spreekt, zeg: O mijn God! gij alleen zijt mij genoeg, gij zijt al mijn goed en al mijn roem. — Ziet gij eenen armen zondaar, die God vergramt, spreek aldus: O Jesus heb medelijden met dien mensch! daarna totu zeiven wederkeerende Helaas! mogelijk zou ik nog erger dan hij te werk gaan, zoo gij mij aan mijne zwakheid overliet. Dank zij in alle eeuwigheid aan uwe genade. — Wanneer u eenig ongeluk of verdriet overkomt, zeg: Mijn lieve Jesus! gelief in mijne pijn deel te nemen en mij te vérligten, gij ziet wat ik verdraag. Even zoo ook als gij in blijdschap, zijt verzoek onzen Heer van daarin met u deel te nemen. — Mijnlieve christen, ik zou nog ontelbare voorbeelden kunnenbijbrengen; dochindien gij Jesus bemint, zal het niet noodig zijn u in te geven, wat gij hem moet zeggen: uw hart zal het u weten in te boezemen. Maar gij moet voornamelijk uw hart tot God verheffen, als gij eenige zonden bedreven hebt, om aldus de ontsteltenis en bekommering te vermijden, die nooit anders dan van den duivel voortkomen: val Jesus dan slechts te voet, beken hem uwe schuld met dezelfde eenvoudigheid als een kind voor zijne moeder (1) Prov. Ill, 24, 27.
VAN JESUS.
die bekent, en spreek tot hem: Ziedaar, o teederhartige Meester, o mijn beste vriend, ziedaar, waartoe ik gekomen hen; ik beloof tl Jgelrouw te blijven, en alle oogenblikken beleedig ik u. Ach! vergeef mij nog deze zonden, want daarooer ben ik bedroefd, en ik bemin u; sta mij bij, omdat ik in het toekomende u geene smart meer ver oor zake. Stel u na dit kort gebed gerust alsof gij niet gezondigd hadt. Herhaal honderdmaal hetzelfde gebed, al mogt gij daarna honderd malen nog in dezelfde zonde hervallen. Verootmoedig u, sta op en spreek gedurig dezelfde woorden; Mijn Jesus, ik wil niet ophouden, u te beminnen en mijn vertrouwen op u te stellen, niettegenstaande ik gedurig herval; ja, mijn God, ik bemin u!
tfesns, de goede herder.
Ego sum pastor bonus; bonus pastor aninam suntn dat pro ovtbus suis. Joan. X. 11.
jk ben de goede herder: de goede herder geeft zijn leven voorzijno schapen ten beste.
Ja, roept de heilige Augustinus uit, ja, Jesus is waarlijk een goede herder,want hij bemintzijne schapen meer dan zich zeiven (1), meer dan zijne rust, meer dan zijn leven. Hij is voor hen van zijnen glansrijken Toon nedergedaald, hij heeft zich voor hen met onze wakke, menschelijke natuur bekleed: hij heeft zich tot sen streng, moeijelijk en zeer lijdend en pijnlijk leven ■eroordeeld; hij heeft voor hen al de schatten zijner iefde uitgeput; hij is ten laatste voor hen aan een truis gestorven.a, roept de heilige Augustinus uit, ja, Jesus is waarlijk een goede herder,want hij bemintzijne schapen meer dan zich zeiven (1), meer dan zijne rust, meer dan zijn leven. Hij is voor hen van zijnen glansrijken Toon nedergedaald, hij heeft zich voor hen met onze wakke, menschelijke natuur bekleed: hij heeft zich tot sen streng, moeijelijk en zeer lijdend en pijnlijk leven ■eroordeeld; hij heeft voor hen al de schatten zijner iefde uitgeput; hij is ten laatste voor hen aan een truis gestorven.
(1) S. August. Serm. 97.
279
DE LIEFDEVLAMMEN
Jesus is de goede herder: al zijne oogenblikken, al zijne zuchten, al zijn arbeid, geheel zijn leven, geheel zijn persoon, dit alles werd aan het geluk zijner schapen toegewijd. Hij was God, en al was hij almagtig, heeft hij echter niet meer kunnen doen, om hun zijne liefde te bewijzen.
Jesus is de goede herder: beschouw, hoe zijn hart tot medelij den bewogen wordt over al die arme, dolende en verstrooide schapen van het huis van Israël. Uit liefde tot hen, heeft hij noch dag noch nacht eenige rust; hij doorloopt de dorpen, de gehuchten,de steden, de woestijnen, om daar eenige zijner schapen weder te vinden; hij bidt, hij zucht; hij vraagt met gejammer hunne zaligheid, en om zulks te bekomen, geeft hij eindelijk zijn leven ten beste. Aanschouw hem op het kruis, zijne liefde ontrukt den duivel een zijner schapen, den goeden moordenaar namelijk, welke van dien helschen leeuw ging verslonden worden, ophetoogen-blik zelf, dat hij onder de schrikkelijkste pijnen gaat sterven. Beschouw hem nog eens, hoe hij uit den hemel nederdaalt, om een ander verloren schaap, den heiligen Paulus, tot zijnen schaapstal over te brengen. Wat zeg ik?ZiediengoedenHerder,aanschouw hem nevensieder onzer, terwijl hij ons zonder ophouden zegt: Mijn kind, ontvlujt mij niet: kom, steek uwe armen uit; kom en ik zal u in eene veilige weide brengen ; kom, en ik zal u mijne genade en liefde wedergeven.
Jesus is de goede herder, hij kent zijne schapen, en zij kennen hem. (\'1)0! hoe aangenaam is het met den goeden herder, die zijne schapen zulke groote liefde toedraagt, te leven. O! hoe gelukkig is de ziel, welke hem geen oogenblik verlaat, zij ontvangt van zijne eigene hand de teederste liefkozingen en de allerkostbaarste genaden. Doch eene ziel blijft gestadig bij Jesus, haren goeden herder, wanneer zij in de diepste ingekeerdheid, ootmoedigheid en leedwezen tracht te leven. Men verkrijgt de ingekeerdheid dcor het gebed
(1) Joan. Xll. 14.
280
VAN JESUS.
en door eene stipte en naauwkeurige getrouwheid aan al zijne pligten; men komt tot de ootmoedigheid door het gedenken zijner ellenden enmagteloosheid,omhet goede te verrigten, en vooral door de vrijwillige vernederingen ; eindelijk het leedwezen wordt in het hart gevoed door het overwegen van de liefde Gods tot ons, en van de zonden, die wij tegen hem bedreven hebben.
Jesus is de goede herder; hij heeft altijd een wakend oog over zijne schapen. Zoo een hunner verdoolt, gaat hij het overal zoeken, hij achtervolgt het met de grootste bekommering, en hij is niet gerust, voor hij het gevonden en tot denschaapstal wedergebragtheeft. O goede Jesus! hoe vrijmoedig mag ik tot alle schepselen niet roepen, dat gij de goede herder zijt, ik, die op eene zoo uitstekende wijze uwe genadige liefde gevoeld hebt! Helaas! ik heb gedoold gelijk een arm schaap, dat in zijn verderf loopt (1), ik ben van doling tot doling gevallen, ik heb mij tot de ongeregelde neigingen van mijn hart laten vervoeren; ikheb den weg der onschuld verlaten; om dien der ondeugd te bewandelen, ik heb mij vermoeid in de wegen des verderfs (2).
Gij nogthans, mijn Jesus, hebt mij niet verlaten; ik verwijderde mij meer en meer van u, en gij hebt uwe wakende oogen op mij gevestigd gehouden; al mijne voetstappen en geheel mijne handelwijze waren zoo vele nederstortingen in nieuwe afgronden: ik gaf mij onmatig over aan mijne booze driften, en gij bewaardet eene diepe stilzwijgendheid (3)! O tortuosas vias! o kronkelende wegen! wee mij, die mij heb kunnen lat en voorstaan, dat met mijnen God te verlaten, ik iets beters dan hij is, zou ontmoet hebben. Helaas! o mijn zoete Jesus! hoe ongelukkig heb ik maar al te lang onder vonden, hoe een ondankbaar hart, dat elders, dau in u, de rust wil zoeken, gepijnigd enbeangstigdwordt (4). Ach! hoe vele jaren heb ik geleefd, zonder u te beminnen! hoe veel tijd heb ik verloren in den dienst van den duivel, van de wereld en mijne hartstogten in
(1) Ps. XXV1I1. 170. (2) 8=1. LUI. 6. - Sap. v. 7. (3) £. Aug. confess. lib. 2. i4 Avg. confess, lib. VI. cap. 16.
50 16.
281
DE LIEFDEVLAMMEN
te volgen! hoe vele jaren heb ik doorgebragt om uwe liefdeblijken te versmaden en aan uwe inspraken we-derspannig te zijn! Wat u betreft, o mijn God,gijhadt geduld met mij! mijne ellenden groeiden aan, en ongevoelig kwaamt gij mij nader; gij reiktet mij uwe vaderhand toe, zonder dat ik zulks gewaar werd, om mij uit den modderpoel te trekken, en mij te zuiveren (1). Hoe zal ik u, o Jesns! goede herder, genoeg voor eene zoo groote liefde kunnen bedanken!
Jesus is de goede herder ;enhij bemint zijne schapen dermate, dat hij hen met zijn eigen vleesch en bloed spijst. Ach! welke herder heeft zich ooit aldus voor zijne kudde geslagtofferd? Het is Jesus alleen, die tot zoo eene overgroote liefde in staat was. Vele moeders weigeren hare kinderen op te voeden, en geven ze aan vreemde vrouwen te voedsteren: doch aldus handelt onze goede Zaligmaker niet; hij is niet tevreden met voor ons zijn leven ten beste te geven en om zijnever-diensten toe te voegen, maar wil nog daarenboven ons voedsel worden. (2)
GEBED.
Heer Jesus! hoe is het mogelijk, dat ik eenen zoo teederhartigen en liefde vollen Meester heb kunnen verlaten? Ach! hoe gelukkig zou ik niet geweest zijn, zoo ik altijd, als een trouwe dienaar,bij u gebleven ware!.. Maar helaas! de misslag is begaan; ik ben ondankbaar geweest, en heb mij van mijnen besten vriend verwijderd. Goedertieren Jesus! heb medelijden met mij; zie ik keer tot u weder, nog geheel met wonden,die ik ontvangen heb, overdekt, en geheel beschaamd, omdat ik van u ben weggevlugt; ik smeek u verstoot mij niet; gedenk, o mijn welbeminde Zaligmaker! dat ik van die ellendige schapen ben, waarvoor gij uw leven ten beste gegeven hebt Aanschouw mij nog eens met die goedheid en barmhartigheid, waarmede gij eertijds van af uw kruis op de zondaars nederzaagt, toen gij voor
(1) S. Aug. Confess, lib. V. cap. i6. (2; S, Chryst, hom. (6) ad pop. Antioch.
282
VAN JESUS.
mijne zaligheid den laatsten adem uitbliest! Ja, mijn Jesus! aanzie mij nog eens zoo teederlijk, verander mij in eenen deugdzamen mensch en maak mij zalig. We) hoe! Zijt gij dan niet de liefdevolle herder, die na een zijner schaapjes verloren te hebben (1), de negen en negentig andere in de woestijn laat, om datgene, hetwelk hij verloren had, te gaan zoeken, totdat hij het vindt? Zijt gij het niet, die het met blijdschap op uwe schouderen neemt, wanneer gij het gevonden hebt, en daarna uive vrienden en geburen bijeen roept, dat is de Engelen en Heiligen, ën tot hen zegt: Verblijdt u met mij, want ik héb mijn schaapje, dat ik verloren had, ivedergevonden! Ja, mijn Jesus! gij zijt de zelfde, en ik ben dat ellendig schaapje. Zie mij hier voor uwe voeten nedergeworpen en ik verwacht dat gij mij in uwe armen zult opnemen, om mij tot den schaapstal weder te brengen. O Jesus! o goede Jesus! onttrek den hemelbewoners de blijdschap niet, die zij zullen gevoelen, wanneer zij u zullen zien wederkomen met eenen zondaar, van wien ge een\' heilige gemaakt hebt. Ontvang mij nog eenmaal onder uwe geliefde schapen.
Ach! indien gij mij, door mijne schuld, sedert gij mij met zoo groote liefde zoekt, nog niet hadt kunnen vinden, neem mij op uwe schouderen, nu ik mij voor uwe voeten kom nederwerpen, en verbind mij naauw aan u, opdat ik niet meer in mijn verderf wederkeere Uwe liefde moet de band zijn, die mij aan u vastgehecht houdt, want indien gij mij met dien zoeten keten niet vastgebonden houdt, zal ik u op nieuw ontsnappen. Ach! Heer, het heeft van u niet afgehangen, dat ik nie» altijd door den band uwer heilige liefde met u vereenigd bleef; maar, ondankbare als ik was, ik ben altijd van u weggevlugt. Nu smeek ik u; door de oneindige barmhartigheid , welke u op aardo heeft doen nederdalen, om mij te komen opzoeken; hecht mij vast aan u,maagt;-bind mij met eenen dubbelen liefdeband, ten eindewij elkander niet meer mogen verliezen Mijn welbeminde Zaligmaker! ik wil nooit meer van u gescheiden worden; (l) Luc. 15. 4. 7.
283
DE LIEFDEVLAMMEN
ik verzaak aan al de aardsche goederen en vermaken, en bied mij aan, om allen aard van pijnen en dooden te ondergaan, als ik maar in leven en dood aan u verbonden blijve. Ik bemin u,liefdewaardige Jesus, ik bemin u, o goede herder, die voor uw verloren schaap gestorven zijt. O! moge het u welbekend zijn; dit schaapje bemint u meer dan zich zeiven, en heeft geen ander verlangen dan u te beminnen en voor uwe liefde te sterven. Heb medelijden met hetzelve, o Jesus! bemin het en laat niet toe, dat het in het toekomende nog ooit van u gescheiden worde. Amen.
OEFENINGEN.
Over de geestel^ke Commnnle.
In het voorgaande hoofdstuk heb ik beloofd over de geestelijke communie te handelen, ik wil heden hieraan voldoen. Het is voordeelig te weten, mijn lieve christen, dat volgens de leering der heilige kerkvergaderingvan Trente,men op drie verschillende wijzen kan communiceren; de eerste, waardoor men op eene sacramentele ofwezenlijke wijze alleen communiceert; de tweede op eene geestelijke wijze alleen, er. de derde op eene sacramentele en geestelijke wijze te zamen. Hier wordt geen gewag gemaakt van de eerste, welke dezulken doen, die in staat van doodzonde, zooals de verrader Judas, te communie gaan, noch van de derde, die gemeen is aan al degenen, die Jesus Christus in staat van genade ontvangen, maar enkel van de tweede, die naar de woorden van dezelfde heiligekerkvergadering: bestaat in een vurig verlangen om dithemelschbrood te nuttigen,met eenlevendig geloof,dat door de liefde werkt en welk ons aan de vruchten en genaden van dit heilig Sacrament deelachtig maakt (1) Het isdan volgens deze leering, dat zij, die met de daad of wezenlijk het heilige Sacrament des Altaars niet kunnen ontvangen, hetzelve ontvangen op eene geestelijke
(1) Sess. XIII. cap. VU1.
284
VAN JESUS.
wijze, met zich tot de oefeningen van een levend geloof, eene brandende liefde en een vurig verlangen om zich met het opperste Goed te vereenigen, op te wekken; het is aldus, dat ze zich in staat stellen om aan de vruchten van dit goddelijk Sacrament deelachtig te zijn.
Overweeg wel, mijn lieve Christen, om zulke voor-deelige oefening voor u gemakkelijk te maken, wat ik u ga voorstellen. Wanneer gij de heilige Mis bijwoont, en de priester de Communie gaat nutten, en gij zelf met een zedig gelaat en de diepste aandacht daar tegenwoordig zijt, verwek dan uit geheel uw hart een waar berouw, en, terwijl gij met ootmoedigheid op uwe borst slaat, om te bekennen, dat gij zoo groote genade onwaardig zijt doe aide oefeningen van liefde, van opoffering, van ootmoedigheid en andere,die gij gewoon zijt te verwekken, als gij tot de heilige Tafel nadert. Voeg daarbij het vurigste verlangen van Jesus Christus, die onder de sacramentele gedaante wil schuilen, in uw hart te ontvangen; en beeld u in, om uwe godsvrucht op te wekken, dat de heilige Maagd of iemand van uwe heilige beschermers,u de heilige hostie komt aanbieden, verbeeld u, dat gij die wezenlijk ontvangt; en herhaal, terwijl gij Jesus naauw in uw hart vereenigd houdt, dikwijls en meermaals, met uitdrukkingen door de liefde voorgeschreven als volgt: Kom, mijn Jesus, liefde en leven mijner ziel, treed binnen in dit behoeftig en ellendig hart; kom en heilig mijne ziel, kom, o allerzoetste Jesus, kom! Houdt u daarna stil en aanschouw uwen God inwendig; en alsof gij de communie wezenlijk genuthadt, aanbid hem, en verwek aide oefeningen welke gewoonlijk na de communie geschieden.
Nu, mijn lieve christen! wees wel overtuigd, dat deze geestelijke communie, welke van onze hedendaagsche christenen zoo verwaarloosd wordt, evenwel een warn schat is, die de ziel met oneindige geestelijke goederen vervult; en volgens verscheidene schrijvers, onder anderen pater Rodriguez (1) is zij zoo nuttig, dat zij
(li Oefening der Christelijke Volmaaktheid, Vil verhandeling 15 hoofdstuk.
285
DE LIEFDEVLAMMEN
dezelfde genaden als de sacramentele communie, en zelfs grootere kan voortbrengen; want al is de sacramentele communie uit hare natuur zeer vruchtbaar, omdatzij eensacramentzijnde, door hare eigene kracht-werkt , zoo kan nogthans eene ziel die, naar hare volt maaktheid verlangt, met zoo veel ootmoedigheid, liefde en godsvrucht geestelijk communiceren, dat zij eene grootere genade verdient, dan die, welke zich eene ziel verschaft, die op eene sacramentele wijze communiceert, maar die dit met minder vurigheiden bereiding doet. Zou het nu wel mogelijk zijn dat zoo groote voor-deelen op u geenen indruk zouden maken? Indien gij nu nog een zoo heilige en nuttige oefening verwaarloost, welke verschooning zult gij dan kunnen bijbrengen? Maak een vast voornemen van deze communie, dikwijls te gebruiken, en bedenk wel, dat de geestelijke communie dit voordeel boven de sacramentele heeft, dat deze laatste maar eens daags mag gebeuren in plaats dat de eerste niet alleen onder al de missen, welke gij bijwoont, maar ook ten allen tijde van den dag mag geschieden: \'s morgens, \'s avonds, op den dag, in den nacht, in de kerk, in uwe kamer zonder zelfs daartoe van uwen biechtvader de toelating te moeten hebben. Met één woord, zoo dikwijls gij al datgene zult oefenen wat ik u hier heb voorgeschreven, zoo dikwijls zult gij geestelijk communiceren, en aldus zult gij uwe ziel met genaden, met verdiensten en allerlei geestelijke goederen verrijken, Hoe veel zielen zijn er, door deze vrijwillige oefening, dikwijls door den dag herhaald, tot eene verhevene heiligheid gekomen (1)!
(1) Getrokken uit het godvruchtige handboek ten gebruike der seminariën.
286
VAN JESUS.
Orer de Uefd* Gods «n de voornaamste middelen om «e te verkregen.
Nos ergo diligamus Deum, quoniam ipse prior dilexit nos. IJoan. VI. 19.
Laat ons dan onzen God beminnen, dewijl hij ons eerst bemind beeft.
God bemint ons, wij kunnen er niet meer aan twij-rfelen, na gezien te hebben al wat hij voor ons gedaan heeft. Hij bemint ons met de vurigste tceder-hartigheid, en alsof wij noodzakelijk zijn geluk uit-maakten.Hij bemint ons, in weerwil van onze gedurige wederspannigheden, van onze ondankbaarheden, van onze ellenden; hij bemint ons en wil van ons bemind worden: «Mijn zoon,quot; zegt hij tot eiken mensch in het bijzonder: «Mijn zoon,quot; geef uw hart aan mij, die u geschapen, verlost en met weldaden overladen hebt; ik verzoek u maar ééne zaak, namelijk, dat gij mij zoudt beminnenod bemint ons, wij kunnen er niet meer aan twij-rfelen, na gezien te hebben al wat hij voor ons gedaan heeft. Hij bemint ons met de vurigste tceder-hartigheid, en alsof wij noodzakelijk zijn geluk uit-maakten.Hij bemint ons, in weerwil van onze gedurige wederspannigheden, van onze ondankbaarheden, van onze ellenden; hij bemint ons en wil van ons bemind worden: «Mijn zoon,quot; zegt hij tot eiken mensch in het bijzonder: «Mijn zoon,quot; geef uw hart aan mij, die u geschapen, verlost en met weldaden overladen hebt; ik verzoek u maar ééne zaak, namelijk, dat gij mij zoudt beminnen (i). Doch niet tevreden met ons door zijne menigvuldige weldaden tot zijne liefde op te wekken, niet tevreden met onsdooropbeurendewoor-den hiertoe aan te sporen, geeft hij ons hiervan nog een uitdrukkelijk gebod: «Gij zult den Heer uwen God beminnen uit geheel uw hart, uit geheel uwe ziel en uit al uwe krachtenquot; (2). O mijn God! wat ben ik dan in uwe oogen, en hoe vindt gij mij waardig, om mij een gebod te geven van u te beminnen? Evenwel gebiedt gij het mij; blijf ik daaraan nalatig, dan wordt gij op mij vergramd, en bedreigt mij met schrikkelijke rampen , alsof het, helaas! niet ellendig genoeg ware u niet te beminnen. (3)
Gelukkig, ja duizend maal gelukkig; is die ziel, welke met waarheid zeggen mag: «Ik bemin God; hij behoort
(1) Deut, X, 12. (2) Deut. Vl.5. (3j S. Aug. Confess.lib. 1, Cap. 5.
287
DE UEFnEVLAMMEN
aan mij, en ik aan hem!quot; (1) Gelukkig, duizendmaal gelukkig is hij, die den schat der goddelijke liefde bezit! 0! wat kostbare schat! met welke waardeal de schatten van honderd millioenen werelden niet te ver-lijken zijn. Dat hij, die hem nog niet bezit, al zijne krachten inspanne, om dien te verkrijgen, en dat de zulke, die hem bekomen heeft, al zijne zorg aanwende om hem te bewaren en te doen aangroeijen Ziehier nu de nuttigste en geschiktste midden, om deze twee zoo wenschelijke doeleinden te bereiken.
1. Het eerste middel bestaat, in zich aan de aardsche genegenheden te onttrekken; want de liefde Gods kan geene \'plaats vinden in een hart dat vol van het aardsche is. Willen wij dan, dat ons hart met de goddelijke liefde vervuld worde, dan moeten wij ons best doen, om al het aardsche er uit te bannen, omdat hoe meer wij de schepselen beminnen, des te minder wij den Schepper liefhebben. Laat ons het schoone voorbeeld van den heiligen Apostel Paulus navolgen, die, om de liefde van Jesus Christus te winnen, al de goederen van deze wereld als slijk verachtte (1). Bidden wij deu heiligen Geest, opdat hij inonshartzijnezuivereliefde ontsteke, omdat wij alsdan de rijkdommen, de eer, de waardigheden van deze aarde,waarinhetgrootstedeel der menschen zoo rampzalighun verderf vindt, als ijdel-heid, als onreinheid en slijkzullen aanzienenverachten
Zoodra een Christen ditkostbaarpandder goddelijke liefde in zijn hart ontvangen heeft, acht hij datgene niet meer, wat de wereld hoogacht. Voor hem is de liefde Gods alles, en volgens de heilige Schrift, al had hij al de rijkdommen van zijn huis besteed, om dezelve te verkrijgen, zou hij die echter aanzien, also fjiij niets gegeven had; de waarde der liefde van zijnen God schijnt hem oneindig al het geschapene te overtreffen (3)! O Jesus, mijn Zaligmaker! ik smeek u prent in mijn behoeftig harteene zoo zuivere, zoo teedere liefde tot u, dat niets ter wereld mij behage buiten u alleen
(1) Cant. U. 16. (2) Philipp. VI. (3) Cant. VU. 7.
288
VAN JESUS.
Doe mij beseffen, dat ik op aarde slechts ben, om u te beminnen en dat niet een schepsel het minste gedeelte van dit hart, dat gij maar voor u alleen geschapen hebt, mag bezitten. Doe mij begrijpen, hoe liefdewaardig gij zijt, o zoete Jesus! dan zal ik u uit geheel mijn hart, meer dan mij zeiven, meer dan geheel de wereld beminnen; ik zal u alleen en onverdeeld beminnen; ik zal u beminnen en met ijver werken om u te doen beminnen; ik zal u van nu af en altijd beminnen.
Een Christen, die God waarlijk bemint,spant alzijne krachten in, om niets anders,danhem alleen te beminnen (1). Hij weet, volgens de uitdrukking der heilige Schrift, dat hij een jaloersche God is (2); dat hij in een hart, hetwelk hem bemint, geen mèdedinger kan dulden ; dat hij dit hart geheel en al wil bezitten en hij legt zich toe, om uit zijne ziel zelfs tot de minste wortels van eene genegenheid, die in of om God niet zijn zou, uit te rukken. Maar iemand zal mogelijk tegenwerpen: verzoekt God niet te veel, met te willen, dat een mensch niets anders bemint dan hem alleen? Volstrekt niet, antwoordt de heilige Bonaventura (3); want eene goedheid, eene oneindige beminnelijkheid, een God, die waardig is om oneindig bemind te worden, mag met alle regt eischen alleen en het eenige voorwerp van liefde te zijn van een hart, dat hij slechts voor zijne liefde geschapen heeft; hij mag vorderen van dit hart eeniglijk bemind te worden, dewijl hij alles voor hetzelve gedaan heeft om deze liefde te verkrijgen, en omdat, volgens den heiligen Bernardus,hij zich geheel voor hetzelve heeft geslagtolferd (4).
Neen, mijn God! gij vergist niet teveel met geheel mijn hart te vragen. Ik geef het u zonder uitzondering en voor altijd: verwaardig u hetzelve goedgunstig te aanvaarden.
Helaas! waarom kan ik umaar een zoo versteend, een zoo ongevoelig, een zoo van alles ontbloot en zoo
(1) Gillibert. serm. il. in Cant. (2) Exod. XX. 5. Exod. XXXI 14. (S) Summa diligihilitas uuice amari dobtt. S. Bonav. (4) Totus in meos «sus expensus. S. Bern.
289
DE LIEFDEVLAMMEN
ellendig hart opofferen? Maak hetzelve u waardig, dewijl het u heden toebehoort; stort daarin eenige uwer uitgelezene genaden, of beter, kom daar zelf uw verblijf in vestigen. Ja, mijn zoete Jesus: kom, kom; dit behoeftig hart verwacht u; het wenscht vurig u en u maar alleen te beminnen; het haakt naar uwe tegenwoordigheid, het wenscht niets anders danuweliefde, want de liefde der schepselen heeft dit hart nooit kunnen tevreden stellen. O! ik bid u, kom, kom!
Gelukkig is de ziel, die tot zulk eenen trap van liefde lot God geklommen is, dat zij geene rust kan vinden in al wat God niet aangaat! willen wij tot die volmaaktheid geraken, dan moeten wij ons wachten van onze genegenheid in de schepselen te stellen, uit vreeze van God een deel van de liefde te onttrekken, welke hij geheel en al verlangt; welnu, hoewel deze genegenheden deugdzaam zijn, zoo als die,welke men voor zijne ouders en vrienden heeft, moet men echter acht geven op hetgeen de heilige Philippus Nerius zegt: Wij onttrekken God zooveel liefde, alswijeraandeschepselcnschen-ken. Wanneer dan een schepsel in ons hart wil treden om zich daar meester van te maken, moeten wij het den ingang daartoe volkomen beletten en daarom moeten wij ons tot Jesus Christus wenden en hem zeggen: Mijn Jesus! gij alleen zult mij yenoec; zijn,ik verlang u maar alleen te beminnen (1); o mijn God, gij alleen zult de eenige meester vanmijn harttvezen, gij die mijne eenigste liefde zijt. Och I hoo gelukkitj; is de mensch, die zoo ver gekomen is van zich van alle schepselen te kunnen aftrekken! Laat ons van den Heer de gave van zijne reine liefde afsmeeken, omdat, volgens de uitdrukking van den heiligen Franciscus de Sales, de zuivere liefde van God in ons al datgene vernietigt, ivat God niet aangaat, en alles in hem verandert. Laat ons hem bidden van ons hart van alle ongeregelde neigingen tot het schepsel te willen zuiveren , opdat wij tot zijnen schoot mogen vliegen en daarin rusten. O! hoe vele zielen zijn er, hoewel rijk in (1gt; Ps. L\\XII. 20.
290
VAN JESUS.
deugden en genaden, die, omdat zij de sterkte en den moed niet hebben om aan deze of gene kleine ongeregelde neiging te verzaken, tot de goddelijke vereeniging niet geraken kunnen, terwijl eene edelmoedige beweging alleen genoeg zou zijn, om den draad, welke hen wederhoudt en aan de aarde hecht, te verbreken! Door dit middel zouden zij oneindige schatten van kostbare genaden verkrijgen, omdat God alsdan geheel met haar gemeenzaam worden zou. Helaas! ik ben welligt van het getal dier ongelukkige zielen! O mijn God! wiezal mij vlenyelen geven gelijk eene duif; wie zal mij een zuiver hart verleenen, dat van alle aardsche genegenheden vrij is: en ik zal tot uwen schopt vliegen, en daar eene gewenschte en stille rust genieten! Mijn Jesus! help mij, om mij van al het vergankelijke te onthechten; dit verlang en wensch ik. O! kom mij te hulp; ja, ik stel u vóór al wat er is, vóór de gezondheid, de rijkdommen, de eerambten, den lof, de kundigheden, de vertroostingen, en zelfs voor al de genaden en weldaden, die ik van u zou kunnen ontvangen. Ik stelu vóór al wat gij niet zijt,o mijn God! Al wat gij mij buiten u zelvenzoudt kunnen geven,kan mij niet vergenoegen, o God van mijn hart! u alleen wil ik en niets anders. Verlicht mij, opdat ik zou mogen weten, wat gij verlangt, dat ik mijn hart onttrekke, en geef mij de sterkte, om uw verlangen uit te werken; want ik wil u in alles gehoorzamen Kom, o mijn Jesus! kom in mijn behoeftig hart; kom en neem van hetzelve volkomen bezit, voor den tijd en voor de eeuwigheid.
II. Het tweede middel, om tot de volmaakte liefde Gods te komen, is van zich in alles naar den heiligen wil van God te schikken. De volmaakte liefde kan niet anders willen, dan wat God wil (1). Velen zeggen met den mond, dat zij zich aan den wil des Heeren overgeven ; maar wanneer hun eenige zwarigheid, eene ernstige ziekte overkomt, kunnen zij zich niet meer in vrede houden. Zoo gaat het niet met die zielen, welke waarlijk aan den goddelijken wil onderworpen zijn; zij (1) Non potest veile, nisi quod vult Deus. fS Donav. Ad fratr.)
291
DE LIEFDEVLAMMEN
zeggen immers: Dit behaagt aldus, of dit heeft aldus behaagd aan het voorwerp mijner liefde, en aanstonds zijn ze in rust Het is, dat deze zielen weten, dat al, wat op de wereld gebeurt, door God geboden of toegelaten wordt; zoodat zij, ootmoedig het hoofd buigen, en altijd tevreden zijn met alles, wat de Heer belieft te beschikken, wat er ook moge voorvallen.
Had God mij in het diepste der hel gedompeld,nav eertijds de heilige Gatharina vanGenuauit, zoo zou ik toch niet laten te zeggen: Ik ben hier wel (1): het is mij genoeg, dat ik rn ij hier door den wil van God bevind, die mij meer dan alle menschen lief heeft, en die weet, wat voor mij het nuttigste is. Men is zeer in veiligheid wanneer men tusschen de armen van zijnen goddelijken wil rust.
Do heilige Theresia leert ons, dat hij, die zich in het gebed oefent, niets anders moet doen dan zich naar den wil Gods schikken, waarin de grootste volmaaktheid bestaat. Daarom moet men altijd het gebed van David tot God stieren. Dewijl gij wilt, Heer, dat ik zalig worde, zoo leer mij steeds uwen heiligen wihiit-werkcn (2). De volmaaktste oefening van liefde welke eene ziel kan doen, is deze, die de heilige Paulus op hetoogenblik zijner bekeering deed, wanneer hij zeide: Heer, wat wilt gij van mijl want ik ben bereid om het te doen (3). Deze oefening van liefde is verdienstelijker dan duizendmaal te vasten en duizende gestrengheden te oefenen. Den wil van God uit te werken, dit moeten wij begeeren, daarom moeten wij bidden. Laat ons dan onze goddelijke Moeder, onze heilige patronen, onze heilige beschermengelen smeeken , opdat zij ons de genade verwerven van altijd Gods wil temogen volbrengen en, als erietsvoorvalt,datmetonzeneigingen of eigenliefde strijdig is, zoo laat ons eene zoo schoone gelegenheid waarnemen, om, door eene oefening van onderwerping, schatten van verdiensten te verzamelen en laat ons de heilige gewoonte aannemen, da woorden
(1) Donum est nos Mq esse. Matth. XXV. 4. (\'2) TPs. CXTJ.20. (ö) Act. IX. 5.
292
VAN JESUS.
te herhalen,- die Jesus zelf ons doorzijn voorbeeld heeft geleerd; Heer, dewijl het alzoo uw wil is, zoo zal het ook de mijne zijn {\\). Zeggen wij niet den heiligenman Job; God heeft het zoo (jewild: zijn heilige wil zij geloofd (2)! De eerwaardige Pater Avila verzekert, dat in den tegenspoed, do uitdrukking; Godzij geloofd, meer waard is, dan duizend dankzeggingen in den tijd van voorspoed. Hier mogen wij herhalen, wat wij hierboven gezegd hebben, namelijk dat men in veiligheid is , als men in de handen van Gods goedheid rust, omdat alsdan deze spreuk van den heiligen Geest wordt bewaarheid : Niets kan den regtvaardigen ontrusten of bedroeven, ivat hem ook moge wedervarenhij is altijd in vrede (3).
III. Het derde middel, om de liefde Gods te verkrijgen is het inwendig gebed (4). Men kan do eeuwige waarheden met de oogen des vleesches niet bespeuren, gelijk men de zigtbare dingen dezer wereld ziet; men wordt dezelve slechts door de gedachten en door de overweging gewaar; zoodanig dat, indien wij ons niet eenigen tijd ophouden om ze allen te overwegen en voornamelijk die, welke den pligt betreffen, dien wij hebben van God te beminnen, omdat hij zulks verdient voor al de weldaden, waarmede hij ons overladen heeft, en om zijne liefde, welke hij voor ons gehad heeft, het alsdan zeer moeijelijk valt aan onze ziel, om zich van de schepselen ai\' te scheiden, en hare liefde in God te stellen. De Heer doet ons, in het gebed, de ijdelheid van het aardsche en de waarde van het hemelsuhe kennen; het is in het gebed, dat hij de harten, die aan zijne inspraken niet wederstaan, ontsteekt, en hun kostbare en overvloedige genaden mededeelt. Velen beklagen zich, dat zij, wanneer zij bidden. God daar niet vinden; zulks is, omdat zij dit doen met eenhart, dat metal wat wereldsch is, is vervuld Trekt uwe harten van de
(1) Joan. XVIII. 11. _ Matth. XI. 6. (2i Job. I. 31. (Si Pi-ov. XIL 21. \'41 Zie de oefening van het itmig gebeds in een werkje getiteld: Godvruchtige gedachten van eetie Ziel, die geheel aan Jesus Christus wil toebehnoren, door den Eerw. Heer Lgt;, Pinal, in So tweede druk, bladzijde S7.
293
UE LIEFDEVLAMMEN
schepselen af, zegt de heilige Theresia, zoeht God en gij zult hem vinden. Ja, gij zult hem vinden, want God is vol goedheid tenopzigtevanhen, die hem zoeken (1). Om God in het gebed te vinden, moet de ziel zich daar ontdoen van alle aardsche genegenheden, en alsdan zal God tot haar spreken. Ik zal ze in de eenzaamheid leiden, zegt de Heer, en daar zal ik tot haar hart spreken (2). Het is van de uitwendige eenzaamheid niet, dat hier gehandeld wordt; zij is wel zeer nuttig, doch niet toereikend, de eenzaamheid desharten moet er nog wezen, welke bestaat in zich van de schepselen te onthechten en in zijne driften te beteugelen. De Heer zeide eens aan de heilige Theresia: Ik zou gaarne tot verscheidene zielen spreken, maar de wereld maakt zooveel gedruisch in hare hart en, dat zij mijne stem niet hoor en. Ach! wanneer eene ziel, die van de wereid onthecht is, zich to t het gebed begeeft, hoe klaar spreekt. God haar dan toe en hoe zeer doet hij haar de liefde, welke gij haar toedraagt, kennen! en alsdan zegt een schrijver: „met eenen heiligen liefdebrand ontstoken, „spreekt de ziel niet meer, doch hare stilzwijgendheid „is zeer krachtig! De stilzwijgendheid der liefde zegt „meer tot God, dan al de welsprekendheid: de zuchten „geven te kennen al wat er in deze ziel omgaat:quot; dan kan zij niet genoeg deze woorden herhalen: „Mijn welbeminde hoort aan mij, en ik aan hem (3).quot;
Het is waar, dat de heilige zielen en die meest van de wereld afgescheiden zijn, dikwijls maar dorheid in het gebed gevoelen; maar hetisGod, die zewilbeproeven. Ik zeg dan aan deze zielen: wilt niet moedeloos worden om de dorheden, die gij in uw gebed moogt gevoelen, en beeldt u niet in, dat het nutteloos geweest is, omdat het vol verstrooidheden was. Wanneerudeze verstrooidheden overkomen, verdrijft dan dezelve zonder u er mede op te houden; stelt u daarna zachtjes zonder ontsteltenis weder in Gods tegenwoordigheid, en zegt zonder ophouden: Mijn God, heb medelijden met mij\', mijn God, heb medelijden met mijl Heer ik
(1) Thren. 111. 25. (!) Osese X. 14. (8) Cant. 11. 16.
294
VAN JESUS.
verdien geen troost van u te ontvangen Helaas! ik heb zoo menigmaal de hel en uwen eeuwigen vloek verdiend!... Mijn Jesus!geef mij uwe liefde.
„De heilige gave van het gebed, zegt de heilige Fran-ciscus de Sales, is in de regterhand van den Zaligmaker geheel gereed en vaardig; hij zal, zoodra gij van u zei ven, dat is van de liefde van uw ligchaam en van uwen eigenwil, zult vrij zijn, als gij behoorlijk ootmoedig zult wezen, dezelve in uw hart storten! Heb het geduld om, voetje voor voetje voort te gaan, tot dat uwe beenen de noodige kracht hebben om te loopen, of liever vleugelen, om te vliegen. God zal uw schip met zijnen balsem vervullen, als hij zal zien, dat het vanhet reukwerk dezer wereld ledig is (1).!. — rrij doet niets in het gebed, zegt gij mij. Maar wat zoudt gij daar willen doen, tenzij hetgeen gij daar doet, te weten: uwe ellenden aan God vertoonen en voor oogen stellen; de aan doenlijks te woorden, welk ede bedelaars ons toespreken zijn, hunne diepe noodwendigheid ons voor oogen stellen. Doch somwijlen doet gij nog niets van dat alles, gelijk gij mij zegt; maar gij zit daar als eene schim en als een standbeeld. Wel nu! dit is niet weinig. In de hoven der vorsten en koningen immers, stelt men standbeelden, die tot niets anders dienen, dan om de oogen van den vorst te verlustigen. Bevredig u, om daarvoor in Gods tegenwoordigheid te dienen, en hij zal dit stand-beeldlevendmaken, wanneer het hem zal believen (2)... „Men is somtijds, inderdaad, gelijkeen waar standbeeld in het gebed; het schijnt, dat men noch denken, noch spx-eken, noch overwegen, noch bidden kan. Wat staat er dan te doen? moet men deze heilige oefening verlaten? zeker neen. Moeten wij meenen dat ons gebed aan God niet aangenaam is? nog veel minder. Wij moeten enkel blijven daar, waar God ons gesteld heeft; wil hij, dat wij voor hem standbeelden zijn, dan is zulks, dat hij daarin zijnen roem schept. Waarom zouden wij het tegenstrijdige willen? „Indieneenstandbeeld, datmen in eene nis, in het midden eener zaal zou geplaatst hebei; Brieven van den heiligen Franclscus de Sales. (3) Idem.
295
DE LIEFDEVLAMMEN
ben, spreken kon, en dat men aan hetzelve vroeg: Waarom staat gij daar? — liet zou antwoorden, omdat de beeldhouwer, mijn meester, mij hier gesteld heeft.— Waarom verroert gij u niet.—Omdat hij wil dat ik onbewegelijk bhjve. —-Waartoe dient gij daar? wat nut trekt gij daaruit met in dien stand teblijven?—Ik ben daarniettenmijnendienste,maartendienstevanmijnen meester en om aan zijnen wil te gehoorzamen.—Maar gij ziet hem niet! — Zulks is waar zal het mij zeggen, doch hij ziet mij en hij neemt zijn vermaak in mij daar te zien staan, waar hij mij gesteld heeft. — Maarzoudt gij niet willen, dat gij u kondet bewegen, om nader bij hem te komen? — In het geheel niet, ten ware hij mij zulks gebood. — Verlangt gij dan niets? — Neen, want ik sta op de plaats, waar mijn meester mij gezet heeft en zijn wil is het eenige genoegen van mijn aanzijn. Mijn God! wat is dit een schoon een nuttig gebed en wat is dit eene goede wijze van bidden, zich in Gods tegenwoordigheid te houden, zich te houden in zijnen wil en in zijn welbehagen! Het dunkt mij, dat de hei 1 ige Maria Magdalena een standbeeld in eene nis was, wanneer zij zonder spreken, zonder zich te roeren en mogelijk zonder hem te zien, aan zijne voeten gezeten was aanhoorende wat onze Heer zeide; als hij ophield met spreken,hield zij op met luisteren;en evenwel was zij daar altijd tegenwoordig.Een wichtje, dat op den schoot zijner moeder ligt te slapen, is waarlijk op zijne goede en gewenschte plaats, hoewel zij tot hetzelve, noch het kind tot haar een woord spreekt. (1).quot;
Laat ons nooit de heilige oefening van het in- en uitwendige gebed verwaarloozen. Helaas! alles ontbreekt ons; doch, zoo wij bidden, worden wij rijk, omdatGod belootd heeft, dat al wie hem bidt, zal verhoord worden. Hij heeft het ons verzekerd: Vraagt en gij zult verkrijgen (2), Welk grooter liefdebewijskan een vriend aan zijnen vriend betoonen, dan te zeggen: Vraagt mij al wat gij verlangt en ik zal het u geven ? Welnu! aldus spreekt de Heer tot ieder onzer; God is de meester van (l) Brieven van den heiligen Franciscus de Sales. i2) Joan. X\\quot;.2l t
296
VA.N JESUS.
al wat in wezen is en hij belooft al les te geven, wat men hem verzoekt. Zijn wij dan arm, het is onze schuld ; het is, omdat wij hem de genade niet vragen, wat wij noodig hebben. Ook mag men waarlijk zeggen, dat het inwendig gebed, zedelijker wijze, voor alle menschen noodzakelijk is, omdat wij, zonder dit gebed, te veel met de wereldsche zorg belemmerd zijnde, weinig op onze ziel denken, in stede dat wij, wanneer wij ons tot het gebed begeven, onze noodwendigheden ontdekken , genaden vragen en die verkrijgen.
Het leven der Heiligen is een leven van in- en uitwendig gebed geweest; aide genaden, die hen tot de zaligheid geholpen hebben, hebben zij door het gebed bekomen. Willen wij dan onze zaligheid verzekeren en heilig worden, dan moeten wij altijd voor de deur der goddelijke barmhartigheid blijven staan, om te bidden en af te smeeken, al wat wij noodig hebben. Wij behoeven de ootmoedigheid; laat ons die vragen en wij zullen ootmoedig worden; in den tegenspoed hebben wij geduld noodig; laat ons deze deugd verzoeken en wij zullen verduldig zijn; verlangen wij Gods liefde; laat ons dezelve van den hemel afsmeek en en wij zullen ze verkrijgen: Petite et dabitur voois ; vraagt en u zal gegeven worden; het is eene uitdrukkelijke belofte van onzen Zaligmaker en hij zal zijn woord gestand doen. Die goedertierene Meester heeft, oin ons eengrooter vertrouwen in het gebed in te boezemen, ons verzekerd, dat, welke genaden en gunsten wij in zijnen naam ook mogen verzoeken, hetzij door zijne liefde, hetzij door zijne verdiensten, zijn Vader ons dezelve zal vergunnen (1); en op eene andere plaats zegt hij: Al wat gij aan mij in mijnen naam en door mijne verdiensten zult verzoeken, zal ik u geven (2). Wat moet hij nog meer doen dan zulke belofte? Laten wij het ons dan tot eene gewoonte maken, om zonder ophouden te bidden; gewennen wij ons, van zelfs in het midden onzer bezigheden alle oogenblikken onze harten door vurige schietgebeden tot God te verheffen (3); laat ons
(•I) Joan. XVI, (2) Joan. XIV, 14 (3) Discamus jaculari corda in Deum. S, Hrrtiprd.
50 17.
297
DE LIEFDEVLAMMEN
dikwijls de vergiffenis onzer zonden de genaden van tot het einde te mogen volharden en bovenal, zijne heilige liefde afsmeeken. Laat ons op alle uren van den dag en van den nacht zeggen: Deus meus et omnia! Mijn God, ik wil u maar alleen en niets anders; Heer, ik geef mij geheel aan u en ik kan mij aan u niet geven gelijk het behoort, neemt gij dan zelf mij.
O! wie zou ik dan beminnen, o mijn Jesus, indien ik u niet bemin, die voor mij uw leven ten beste gegeven hebt?
tralie me post te. Mijn Zaligmaker! trek mij uit den modderpoel mijner zonden, en trek mij tot u. Bind mij lieer, zeernaauw met de banden uwer liefde opdat ik u niet meer verlate.
Ik wil u geheel toehehooren ; Heer, hebt gij mij verstaan ? Ik verlang geheel en al u toe te behoor en; vergun mij deze genade, smeek ik w? Wat wil ik anders dan ut Dewijl gij mij tot uwe lief de geroepen hebt, zoo verleen mij de sterkte, om mij aan u aangenaam te maken, gelijk gij het verlangt.
En ivie wil ik anders dan u, beminnen, o mijn God! die, oneindig goed,oneindige liefde waardig zijt? Gij hebt mij het verlangen, van uiv te behoor en ingeboezemd, voltooi dan uw werk. Wat kan ik anders dan u, die mijn grootstegoed zijt, op deze wereldwenschen (1).
IV. Het vierde middel om de goddelijke liefde te verkrijgen, is het lijden van onzen Heer Jesus Christus te overwegen. Het is zeker, dat de oorzaak, dat Jesus Christus zoo weinig op de wereld bemind wordt, de zorgeloosheid en de ondankbaarheid der menschen is, die, ten minste van tijd tot tijd niet willen overwegen, wat hij al voor ons geleden heeft en de groote liefde, waarmede hij voor ons al dat lijden heeft willen verduren. Het schijnt eene dwaasheid te wezen, schrijft de heilige Gregorius, dat een God voor onze zaligheid heeft willen sterven, voor ons, ellendige slaven (2);
(1) Zie het werkje getiteld. Godvruchtige ych^den, bladz. 78 c-n volgende. (2) Stultum visum est horniirbus Deum pro nobis mor . S. Greg. (3) Ephes V. — Apoc. 1, ^4) Bonav., in Stimulo amoris.
298
VAN JESUS.
maar nogthans is het een geloofspunt, dat hij zulks heeft gedaan en dat hij, tot den laatsten druppel bloed vergoten heeft, om ons van onze zonden te zuiveren (3).
O mijn God! roept de heilige Bonaventura uit (4), gij hebt mij zoo zeer bemind, dat men zou zeggen, dat gij u zeiven gehaat hebt! Gij hebt niet alleen in het midden der grievendste pijnen, op een kruis willen sterven, maar uwe liefde tot mij is zoo verre gegaan, dat gij mij u zelvo;: in de heilige communie tot voedsel hebt willen geven; met dit licfdebewijs nog niet tevreden, wilt gij nog met ons in het heilig Sacrament des Altaars tot het einde der eeuwen verblijven, om onze toevlugt en troost te zijn in de ellenden dezes levens. O Jesus! ja, ik herhaal het, gij hebt ons zoodanig bemind, dat gij u zeiven schijnt gehaat te hebben. Ik zeg nog meer, met den heiligen Thomas, gij hebt u vernederd met ons, alsof gij onze slaaf geweest waart en alsof ieder onzer uw God zou geweest zijn (1). O Jesus! hoe groot is uwe liefde!
Laat ons gestadig de geheimen van het lijden onzes goeden Meesters overwegen en weldra zullen wij onze ziel door de liefde tot hem ontstoken gevoelen. O hemel! wat doen de menschen niet uit liefde tol een gering schepsel, wanneer zij er voor genegen zijn? En wij zouden eenen God, wiens goedheid en schoonheid oneindig zijn, eenen God, die voor ieder onzer gestorven is, eenen God, die voor ons geluk alles gedaan heeft niet beminnen ? Laat ons dan onze oogen op het kruisbeeld werpen, laat ons daar onzen Jesus aanschouwen, die ons zijne armen toereikt; en zouden wij hem dan nog onze liefde durven weigeren! O mijn gekruiste Jesus! heb medelijden met mij, wees mij genadig, verzacht mijn verhard gemoed en verander mijne oogen in twee bronnen van tranen, opdat ik uwe bovenmatige pijnen en mijne zonden, welke dezelve veroorzaakt hebben, zonder ophouden beweene. Jesus! Jesus! heb medelijden met mij en maak mij door uwe zuivere liefde dronken.
(1) S. Thom, Opus. de sacra Euchar.
299
DE LIEFDEVLAMMEN
300
De heilige Bonaventura zegt, dat er niets geschikter is, om eene ziel zalig te maken, dan het overwegen van het lijden onzes Zaligmakers; ook raadt hij ons aan van het alle dagen te overwegen, indien wij in de liefde Gods voortgang willen doen. De heilige Augustinus verzekert ons, van zijnen kant, dat een traan alleen, dien men in het overdenken van het lijden van Jesus stort, aangenamer aan Ond en verdienstelijker voor eene ziel is, dan gedurig vasten en iijl\'kastijdingen. Het is om deze reden, dat de Heiligen met het overdenken van het lijden des Zaligmakers zich altijd bezig hielden. Het is door het gedurig overwegen van het lijden van Jesus, dat de H. Franciscus van Assisië een serafijn geworden is. Op zekeren dag, dat hij overvloedige tranen stortte, vroeg hem iemand, waarom hij zoo weende: Helaas! mijn broeder, antwoordde hij, ik 6e-ween het lijden en den smaad van mijnen Zaligmaker en wat mij nog het meest van alles bedroeft, is, van te zien, dat de mensehen, voor welke hij zooveel geleden heeft, iv-eiiiig of niet daaraan denken. En onder het uitspreken dezer woorden, weende hij zoo sterk, dat degene, die hem ondervraagd had, zich niet kon wederhouden van zelf tranen te storten. Het geblaat van een lammetje of elk ander voorwerp, dat hem het lijden des Zaligmakers in de gedachten bracht, was voor dien Heilige genoeg, om overvloedige tranen te storten. Eens, dat hij ziek was en dat degene, die hem oppaste, hem| aanraadde zich iets uit eenig godvruchtig boek te doen voorlezen, antwoordde hij. Mijn hoek is de gekruiste Jesus. Dat het ook het onze zij en weldra zullen wij daaruit leeren. God uit al onze krachten te beminnen. O mijne ziel, bemin uwen God, vooruwe zaligheid bespot,beschimpt, gegeeseld en aan een kruis genageld. Ja, mijn zoete Zaligmaker! ik bemin u, en ik verlang u voor altijd te beminnen. Maak mij alle oogenblikken indachtig, wat gij voor mij geleden hebt, opdat ik nooit vergete u te beminnen. Heilige banden, waarmede mijn goddelijke Meester geboeid is geweest, doornen, die dat aanbiddelijk hoofd gekroond hebt,
VAN JESUS.
doorwondt mij met de liefde tot Jesus; eerbiedwaardige nagelen, welke de handen en voeten van mijnen Zaligmaker doorboord hebt, nagelt mij vast, opdat ik met Jesus moge leven ensterven; dierbaar bloed, maak mij dronken van Jesus\'liefde; Jesus, om mijne liefde gestorven, maak, dat ik alle aardsche genegenheden afsterve, opdat ik niet meer dan voor u a Heen leve. Amen.
OEFENINGEN.
Men moet In alle» niet onzen flod in al!e eenTOndlghold en Tertronwen handelen, gelijk een kind met den besten aller vaderen bandelt.
Mijn lieve Christen, geeft uw geweten u de getuigenis , dat gij God uit geheel uwe ziel en meer dan al waf er in de wereld is, bemint?
Helaas! mijn vader, ik gevoel, dat ik hem nog zoo zeer niet bemin, als hij wel verdient; maar het schijnt mij toe, dat mijn vurigst verlangen is, van hem altijd meer en meer te beminnen; hoe meer ik hem bemin,, des te meer ik hem wil beminnen; hoe meer ik hem leer kennen, des te meer zie ik, dat hij al mijne liefde waardig is.
— Gij zijt gelukkig en uw lot is voorzeker benij denswaardig; want hij is aangenaam aan God, aan wien God behaagt; (1) en het is een teeken van liefde, wanneer men hem verlangt te beminnen
— Mijn Vader, gij zoudt niet kunnen gelooven, hoe zeer uw antwoord mij vertroost; het is zoo aangenaam te mogen denken, dat men aan God behaagt! Doch, gelief mij te zeggen, bid ik u, wat mij te doen staat, om dien goeden Vader al de liefde te bewijzen, waarmede mijn hart tot hem ontstoken is. Reeds ben ik door zijne barmhartigheid, getrouw aan al zijne geboden en aan die van zijne heilige Kerk; ik nader dikwijls tot de heilige Sacramenten van boetvaardigheid en des altaars; ik volbreng naauwkeurig al de pligten van mijnen staat, ik zou voor alles, wat ter wereld is, met volle toestemming, geene enkele dagelijksche zonde willen bedrijven en ik werk om mijn hart van (Dille placet Deo, cui p\'acet Deus, S. Ang.Enarrat. In Ps. XXXII.
301
DE LIEFDEVLAMMEN
het aardsche af te trekken Dunkt het u, mijn Vader, dat ik nog meer moet doen, om hem te behagen ?
— Eene zaak blijft u nog over te doen, mijn lieve christen, namelijk van een kinderlijk en onbepaald vertrouwen op zijne goedheid en barmhartigheid te stellen en u geheel en al aan zijnen goddelijken wil over te geven. Jesus, onze Meester, wil, dat wij in de ziekten, in de inwendige droefheid, in de vertroostingen en goede uitkomsten, in de twijfelmoedigheden, rnet hem als met onzen besten vriend zouden handelen ; hij wil, dat wij hem alles aanbevelen, wat ons aangaat, zoo wel als alles wat onze vrienden raakt; hij wil dat wij hem kennis geven van onze vrees en nood, en dit alles met de volmaaktste eenvoudigheid. Wees dan voortaan naauwkeurig oplettend inu met, vertrouwen op de liefde en barmhartigheid van onzen goedertieren Meester te verlaten.
lo. In de ziekten. Wanneer gij ziek zijt, zoo gij ter oorzaak van eenige zwakheid pijn lijdt, nader tot Jesus en zeg hem; Teedereboezemvriend, zie, hoeveel ik lijd (1), haast u om mij te helpen. Ik onderwerp mij aan uw welbehagen, wilt gij, dat deze ziekte langdurig zij. dan is zulks ook mijn wil; wilt gij, dat ik daarvan geneze, dan wil ik zulks ook. Doe uwen wil, o mijn God, ik ben tot alles bereid. Ik offer u mijn lijden op en ik verzoek u geduld en onderwerping. Verbeeld u dat gij onzen Heer in persoon ziet, dat hij u komt bezoeken, dat hij bij uw bod zit en dat hij aldus tot u spreekt; Mijn hind, zie, ik kom u gezelschap houden enu genade brengen ; gij lijdt veel niet waar? Och! ja, mijn God, ik verdraag veel. — Zoudt gij gaarne van deze ziekte hersteld wordenquot;! — Ja, ongetwijfeld, Heer; doch ik wil maar hetgeen gij zelf wilt.— Gij eert mij en verschaft mij glorie door deze ziekte, die ik u heb toegezonden: gij voldoet voor deze en die zonden van uw voorgaand leven; gij verkrijgt hierdoor zulke en zulke verdiensten; evenwel, indien gij verlangt daarvan genezen te zijn, moet gij mij maar (1gt; Thren. I, 20. Luc. XXH, 43.
302
VAN JESUS.
spreken en ik zal u genezen. — O neen, voortvaar, mijn lieve Jesus! dat uw wil en niet de mijne volbragt wordel Ik geef mij geheel aan u over, gij weel beter dan ik, wat mij dienstig is.
2o. In de inwendige mistroostigheden. Er zijn zekere dagen, waarop zelfs de heiligste zielen in zooda-nigen staat van dorheid, verdriet, duisternissen en mistroostigheid vallen, dat zij bijna zouden gelooven, dat God hen verlaten had; dikwijls zelfs is dien toestand zeer langdurig voor de ziel, welke hij wil zuiveren. Alsdan wordt men met duizonde bekoringen van hoogmoed, van gramschap, van onzuiverheid, van wanhoop gekweld; het schijnt, dat men God geene liefde meer toedraagt, dat men noch hoop, noch geloof meer heeft; allesquot; schijnt verloren te zijn. Wat zult gij doen, mijn lieve christen, wanneer gij aan dusdanige mistroostigheid zult blootgesteld zijn?Neem spoedig uwe toevlugt tot Jesus. Mijn God, mijn God zult gij zeggen; waar zijt gij dan? Waarom hebt gij mij verlaten1! Waarom verbergt gij u voor mij (1)\'? Gij weet, dat ik u bemin en dat mijn grootste verlangen is u altijd meer en meer te beminnen; Ach! ik bid u, heb medelijden met mij. Ik beu met vertrouwen in uwe armen gevlugt, verlaat mij niet, bid ik\\u, o mijn God! Na alzoo uw hart in dat van Jesus uitgestort te hebben, stel u gerust en zeg gedurig, ondanks uw verdriet en uwe dorheden: Mijn goede meester en beste vriend, dat uw wil geschiede ; ik bemin u en zal u altijd beminnen. Verder moet gij met geduld het oogenblik afwachten, op hetwelk het God zal believen u den troost zijner genade weder te geven. Zoo die gelukkige stond lang vertoeft te komen, wees dan daardoor niet ontsteld, en verliest nooit uwe hoop; want God laat de regtvaardige aan geene altijddurende mistroostigheid over (2). Verbergt hij zich bij wijlen, dan is zulks tot ons grooter voordeel. Eene goede moeder ging eens met haar kind, dat nog zeer
(l) Ps. XXI, 2. — Ps. X, Eecunda ad Hebraeos. Ps. XII 1 (2; Ps. LtV, 25 Js. LVil. lü.
303
DE MEFDEVLAMMEN
304
jong was, wandelen; zij hield het bij de hand, uit vrees dat het zou gevallen hebben en droeghet in hare armen als zij eenen moeijelijken doortogt ontmoette. Onder-tusschen zag dit kind eene bloem; ijlings laat het de hand los, die zijnen weg verzekerde, loopt naar de bloem, plukt ze af en komt weder terug om zijne moeder weer te vinden. Maar helaas! het ziet niemand meer; te vergeefs werpt het langs alle kanten zijne oogen, het wordt niemand meer gewaar, het roept met luider stemme en het krijgt geen antwoord. Het arm kindje begint te weenen en te kermen. Alsdan komt zijne moeder te voorschijn; zij had zich verborgen om te zien, wat haar kind zou gedaan hebben, als het zich alleen zou bevinden. Zij neemt het in hare handen, drukt het tegen haar hart, omhelst het herhaalde malen, en vertroost het, zeggende: Nu zie ik, mijn lieveling hoezeer gij m ij bemint. Het is aldus, lieve christen, dat God handelt met de zielen, welke hij liefheeft. Hij verbergt zich eenigen tijd voor hen, om hunne liefde te beproeven en om gelegenheid te vinden, van haar met kostbare genaden te overladen. Wees dan nooit bevreesd voor deze inwendige verlatenheid, her, is een teeken, dat God u bemint, dewijl hij met Jesus Christus en met al zijne uitverkorenen aldus te werk heeft gegaan. Stel u, om u aan te moedigen, dikwijls voor oogen hoe de heilige Gatharina v. Genua, in het midden harer kwellingen, zich gedroeg. Zij waren soms zoo groot en geweldig, dat het haar scheen dat zij niets meer te verhopen had en dat zij geheel van God verlaten was. Welnu! niettegenstaande dit alles, was zij meer dan ooit getrouw aan hare godvruchtige oefeningen; zij verzuimde geene enkele en verkortte dezelve in het minste niet. In hare uiterste mistroostigheden riep zij uit: Hoe gelukkig hen ik, van mij in zulken beween-lijken staat te bevinden! dat mijn hart in volle he-naauwdheid ■zij, ik ben tevreden, als Jesus maar verheerlijkt wordt. O Jesus mijne liefde! indien mijn inwendig lijden u den minsten trap van verheerlijking bezorgen kan, dat dan deze smarten mij ge-
VAN JESUS.
durende de gansche eeuwigheid bijblijven (1). En op deze wijze sprekende, had zij zulk een levendig gevoel van hare pijnen, dat zij bitter begon te weenen. Het is door aldus, met onderwerping en liefde te lijden , dat zij tot eenen zeer verheven trap van heiligheid en volmaaktheid gekomen is. — Er is nog iets, mijn lieve christen, dat gij niet moogt nalaten, wanneer gij u in inwendige mistroostigheid bevindt, te weten: van dikwijls de volgende woorden te herhalen, die in zich eene volmaakte oefening van liefde besluiten : Mijn zoete Jesus! hoe groeten afkeer ik heden in uwen dienst ook ontmoet, hoe groote zivarigheid ik ook gevoel, ik bemin u daarom nietemin van gan-scher harte; ik ben verblijd te weten, dat gij in den hemel een zuiver en onveranderlijk geluk geniet; u komt de blijdschap, aan mij de droefheid toe.
3°. In de vertroostingen en goede uitkomsten. Wanneer uwe zaken wel uitvallen en dat dit u blijdschap veroorzaakt; wanneer gij geestelijke vertroostingen geniet, en uwe ziel vergenoegd is, verzuim dan nooit uw geluk met Jesus te deelen Dewijl gij hem verzoekt in uw verdriet, als gij dat hebt, deel te nemen en hem om troost smeekt is het dan niet allerredelijkst, dat gij hem uitnoodigt om Je el te nemen in al wat u eenige blijdschap zou kunnen veroorzaken? Zeg dan tot hem: O Jesus het is aan u, dat ik deze gelukkige tijding, den goeden uitslag dezer zaak verschuldigd ben; wees voor altijd geloofd voor uwe barmhartigheid. Ik kom u de blijdschap opofferen, die ik hierdoor gevoel, om u daarvoor eer te bewijzen. Neem mijn o/fergocdgitn-stig aan en zegen mij. Ik ben uw kind en bemin u uit geheel mijne ziel.
4°. In de twijfelmoedigheden. Indien hot gebeurt, dat gij twijfelmoedigzijt over uwe biechten ; over uwe communiën; gij zijt in verlegenheid, om te weten, of gij in deze of gene bekoringen toegestemd hebt of niet; vreest gij, door eenige heimelijke zonden, welke gij be-
(1) Loven van de H Ca.harina van Genua, in het Italiaansch beschreven.
305
DE LIEFDEVLAMMEN
dreven hebt, zonder het bijna gewaar te worden, of door eenige merkelijke nalatigheid van uwe pligten van staat Gods genade verloren te hebben, wacht u dan wel wanhopig te worden. Onze Heer verzoekt alleen, tot bewijs van uwe liefde, die gij hem toedraagt, dat gij uwe twijfelachtigheden, uwe vrees, uwe schroomvalligheid aan uwen geestelij ken bestuurder vertoont en hem gehoorzaamt gelijk aan liem zeiven (1); want in zijnen biechtvader geen vertrouwen stellen\', is zich aan God niet vertrouwen; en hem niet willen gehoorzaam zijn, is weigeren den Heer te gehoorzamen (2).
— Maar mijn vader, zult gij mij mogelijk zeggen, ik vrees van hem mijne zonden niet behoorlijk uitgelegd te hebben en dat hij mij niet wel verstaan hebbe.
— Mijn lieve christen, stel uw vertrouwen op Jesus en wees uwen biechtvader onderdanig. Nooil, zegt de heilige Franciscus deSales,iseewmewsc/j, diewaarlijk gehoorzaam was. verlorengegaan. Overweeg met aandacht deze woorden van den heiligen PhilippusNerius: Wilt gij voortgang in de deugd en in de liefde van Jesus maken, geef u.over aan het bestuur van eenen godvruchligen en ervaren biechtvader, en wees hem onderdanig gelijk aan God zeiven. Met aldus tewerk te gaan, kunt gij verzekerd zijn dat gij over uwe werken o.an God geene rekening zult moeten geven. (3)
— Maar indien mijn biechtvader zich misgreep ?
— Gij zoudt u geenzins misgrijpen met hem te gehoorzamen, antwoordt Pater Aivarez en de heilige Philippus Nerius voegt er bij: Stel uw vertrouwen op uiven biech tvader, want de Heer zal niet toelaten, dat hij zich misgrijpe. (4) Zekere persoon,met twijfelmoedigheden gekweld, kwam eens bij den heiligen Ber-nardus en bekende hem, dat hij tot de heilige tafel niet durfde naderen. — Ga mijn kind, tot de heilige Communie, zeide de heilige,ikblijf voor alles verc,ntwoor-delijk.U ij gehoorzaamde eenvoudig en zonder de minst e
(1) Matth. X. /10. - Luc. X. 15. - Joan. Xlll. 20. (Sj Rom. Xlll. 2, (8] Leven van den H. Philip. Ner. 1 boek 10 Hoofdstuk, in het italiaansch geschreven. (4) Leven van den heiligen Philip. Ner. in het italiaansch.
30G
VAN JESUS. 307
tegenspraak en werd goed beloond voor zijne gehoorzaamheid, want al zijne twijfelmoedigheden waren weldra verdwenen.
O mijn vader! zult gij mij zeggen, indien ik den hei-ligenBernardus voor zielbestuurder had,het dunkt mij, dat ik veel gemakkelijker zou gehoorzamen: want hij was zeker deervarensteen geleerdste man zijner eeuw.
— Gij bedriegt u,gij, die aldus spreekt, antwoordt de godvruchtige Gerson, gij d waalt; want gij hebt uw vertrouwen aan uwen biechtvader niet gegeven, omdat hij een geleerd man is, maar omdat hij de plaats van God hekleedt.Diensvolfjens,wees hem gehoorzaam, niet als eenen mensch, maar als aan God zeiven (1).
—■ Moet ik hem dan altijd onderdanig zijn?
—Ja, ten ware hij iets gebood,dat wezenlijk slecht zou wezen; dusdanig is de leer van den heiligen Bernar-dus, Ignatius, Bonaventura en van andere leeraren (2).
— Maar mijn vader, ik ben bevreesd over mijne voorgaande biechten en communiën, ik heb verscheidene malen mijnen biechtvader daarover gesproken en hij wil daar niet meer van hooren.
— Gehoorzaam eenvoudig en geef u aan de barmhartigheid van Jesus over.
— Wegens deze twee punten stem ik toe; maar hij wil zelfs niet, dat ik zoo vele slechte gedachten, die mij in den geest opkomen, biecht, tenzij dat ik aanstonds mst eed en zekerheid kan verklaren, dat ik daaraan heb toegestemd. Moet ik hem daarin ookgehoorzaarnzijn?
— Gewis ja; en de heilige Joannes van het Kruis zegt, dat gij zeer hoogmoedig zoudt handelen met het niet te doen (3).
—Ishetzoo,dan zalik gehoorzamen, welken inwendi-genafkeerikhierinookmogegevoelen. Maarmeent gij, mijn Yader, dat Jesus daar niet over zal vergramd zijn?
[1] Joannes Gerson , tractatus de proep. ad missam (2 S. Bern. de pracept. el discs Cap. XII. — S. Ijnat. de Loyola, in Canet. Soc. Jesu. in declaiat. — Humbert Generaal P. 1J. Preepicat, in Lib. de erud relig. Cap. I — IFigundi.. — S. Bonav. Speculi disciplina ad. novit. Part. I. Cap, IV. — Oionys Cant, in 3 dist. quoest $ (8) Verhandeling over de doornen kroon. 111 deel, 4 zamenspi\'aak § 2. No. 4.
DE LIEFDEVLAMMEN
— Verre van daar, hij zal integendeel over uwe eenvoudigheid en onderdanigheid verheerlijkt zijn en u dank wijten voor die blijken van liefde tothem en voor het betrouwen, dat gij in zijnen dienaar stelt.
— Vergun mij, mijn Vader, dat ik nu nog eens geheel mijn hart opene. Het gebeurt dikwijls, dat ik in doodsbenaauwdheid ben, omdat ik vreesin eenigezware zonden toegestemd te hebben, al kan ik niet zeggen , wanneer en hoe dit geschied is. Alsdan word ik droefgeestig, omdat het mij dunkt, dat ik hierdoor verdiend heb van God verlaten te worden, en dat ik voor hem een voorwerp van haat geworden ben.
— Wat zegt gij daar, mijn lieve Christen? gij, een voorwerp van Gods haat! Antwoord mij: zoudt gij willen toestemmen op dit oogenblik eene zonde te bedrijven, die zeker doodelijk zijn zou en die u alzoo de genade Gods zou doen verliezen?
— Och! nooit, mijn Vader! liever sterven! ik zou zelfs aan eene geheel vrijwillige en voorbedachte dage-lijksche zonde mij niet willen pligtig maken.
—Gij bemint dan zeer onzen goddelijkenZaligmaker?
— Ja, zeer: mijn grootste geluk op deze wereld is, van te werken, om hem mijne liefde te betoonen.
— Wel nu, mijn lieve Christen, stel u gerust, want God heeft gezegd; Ik bemin, die mij beminnen (1). Wat de vrees aangaat, die gij somtijds gevoelt, van in eenige zware zonden toegestemd to hebben, sla daar geen acht op en let op hetgeen ik u ga zeggen: De doodzonde is een zoo schrikkelijk wangedrogt, dat haaron-mogelijk is in eene ziel te treden en te verblijven, zonder dat deze ziel die gewaarwordt. Het is hierom, dat al de godgeleerden eenparigleeren, dat wanneer eene god-vreezende ziel twijfelt of zij de goddelijke genade heeft verloren, hetzeker is, dat zij dezelve geenszins verloren heeft, omdat niemand die genade verliest zonder daarvan volle kennis te hebben (2) Zoo dan, mijn lieve Christen, zoo lang uw geweten u niet zeker kan over-
(1) Prov. Vlll. 17. (2) Zie den heiligen Alphonsus de Liguoii m zijne verhandeling over de zedelijke Godgeleerdheid.
308
VAN JESUS.
tuigen, dat gij eene doodelijko zonde bedreven hebt, zoo lang gij maar in eene losse en ongegronde vrees zult zijn van God verloren te hebben, moogt gij verzekerd zijn, dat gij hem nog bezit en dat zijne genade in uw hart woont (1).
— Waarom dan, heb ik geen betrouwen op God en geene liefde tot hem,in dien tijd vanlwijfelmoedigheid en van vrees? Waarom blijft mijn hart dor cn or ver-schillig?
Het betrouwen en de liefde bestaan niet in hel gevoel , maar zij zijn in den wil gelegen. Zoodra gij op-regt betrouwen op God wilt hebben en hem beminnen, dan is het zeker, dat gij hem bemint cn op hem vertrouwt. (2). Herhaal dan gestadig: Mijn God! ik bemin u m ijn God, ik verlang gedurig mijn betrouioen op uwe harmliM tigheid te stellen.— O Jesus, ik hoop in u, zelfs tegen alle hoop. — Al zag ik zelfs dat ik half in de hel was, dan zou ik nog op u hopen (3). O Jesus! mijn goedertierenemeester,maak dat ik mij ten volle aan uwen heiligen wil ondcrwerpe, en op uwe barmhartigheden een onbepaald betrouwen hebbe.
5Ü. Jesus wil, dat ivij hem met eene liefderijke overgeving aanspreken over al wat ons aangaat, zoo als over al wat onze vrienden betreft. — Gij hebt ongetwijfeld, mijn lieve Christen, eenen vriend, dien gij in en voor God bemint, eenen vriend, die waarlijk dien naam verdient; hoe zeldzaam ook dusdanige vrienden zijn, hebt gij toch zulk eenen niet waar? Welnu! zie, hoe gij u jegens hem gedraagt, en gij zult weten, hoe gij u omtrent Jesus moet gedragen, die u toch meer dan iemand ter wereld bemint.
— Maar, mijn vader, het dunkt mij, dat ik zou tekort blijven aan de hoogachting, die hem toekomt, indien ik, in mijne betrekkingen met hem, dezelfde eenvoudigheid en gelatenheid moest gebruiken, die ik jegens mijnen besten vriend bezig. Voor dezen houd ik niets heel) H. Liguori in een itaiiaansch werkje: Cmsigli disoüemedic
conftden super un anima de.olata. \'1} S. Liguori. ibidem. (3i Job. XIII. 15,
309
DE LIEFDEVLAMMEN
dekt, spreek hem van alles openhartig; ik verhaal hem dikwijls de minste omstandigheden van mijne blijdschap, van mijne vrees, \\ an mijne hoop. Erzijnduizende kleinigheden, waarvan ik aan anderen niet zou mogen spreken, en waarvan ikhemmetvoordeelspreek: want het schijnt mij toe, dat ik hem niet beter mijne vriendschap kan bewijzen, dan dat ik met hem met een kinderlijk betrouwen spreek. Dikwerf zelfs, al heb ik niets meer te zeggen verblijf ik gaarne met hem, omdat ik gevoel, dat zijne tegenwoordigheid mij aangenaam en nuttig is,mij vertroosten dat ik daaruitaltijd tof mijnen voortgang in de deugd eenig voordeel trek. Meent gij dan, mijn Vader dat ik met mijnen goddelijken Meester aldus moet handelen ?
— Ja, voorzeker, mijn lieve Christen,vrees niet, spreek hem van alles wat u aangaat, zoo dikwijls dit noodig is, want gij zult hem niet vermoeijen.0! indien gij hem bemint, zult gij hem altijdiets te zeggen hebben. Hij is zoo goed, dat hij zijn vermaak neemt met ons, als met zijne gelijken te handelen, en hij is zeer tevreden, wanneer hij ziet, dat wij hem van onze geringste en nietigste zaken kennis geven (1). Besef dit wel, beminde Christen, Jesus bemint u, en draagt zorg voor u, alsof, hij waarlijk op u maar alleen te denken had. Hij neemt zoo veel aandacht op uwe belangen, dat men zou zeggen, dat zijne Voorzienigheid zich metnietsanders bezig houdt, dan met u te helpen; zijne almagt, met u te beschermen, zijne barmhartigheid en goedheid met medelijden met u te hebben, u wel te doen! en doorallerlei niiddelen,uw vertrouwen enuwe liefde te winnen. Ontdek hem dan vrij geheel uw inwendige; verzoek hem, u tot leidsman te-willen dienen, om zijnen heiligen wil volkomen te volbrengen, en spreek tot hem : Mijn ie,SMS, heb medelijden met mij; ik geef mij geheel aan u over voor den tijd en voor de eeuwigheid.
Bid hem voor de volharding derregtvaardigen: Heer Jesus, verlaat uwe dienaren niet in het midd en derge-
rl) H. Liguori, in zijn it^liaansch werkje: . om mei Goi gedurig gemeenzaam te handelen. No. 13.
310
VAN JESUS.
varen, waarin zij zichhevinden; stort over hen deover-vloedigste genaden, en verleen hun het eeuwige leven.
Smeek hem voor de bekeering der zondaren. Mijn God, hoeveel ongelukkigen zijn er niet, die zich dagelijks verdoemen? hoeveel zijn er niet, die aan de inspraken der genaden, aan de tranen, aan den raad, aan het smeeken hunner biechtvaders wederstaan en die in staat van zonde leven ! hoeveel zijn er, die op dit oogen-blik op hun sterfbed liggen, aan welke mogelijk maar een uur meer overblijft, om zich te bereiden, om voor den oppersten Regter te gaan verschijnen, die hardnekkig blijven en het niet willen waarnemen! Bid en smeek voor hen Christen, en gij zult de genade hunner bekeering verwerven;bid voor hen,want een ootmoedig, vertrouwend en standvastig gebed is dikwijls voordee-liger voor de bekeering eener ziel, dan menigvuldige onderrigtingen. Bid dan!
Bid God voor de Kerk— Smeek hem, van haar altijd heilige priesters te verleenen, priesters volgens zijn hart, priesters vol ijver voor zijne verheerlijking: mijn lieve Christen, dat uwe liefde mij somwijlen ookin uwe gebeden indachtig zij: ik zal van mijnen kant niet ondankbaar wezen.
Smeek hem voor de bekeering derongeloovigen en der ketters. — Welk eene reden van droefheid en van bit tere tranen voor eene ziel, die Jesusbemint, wanneer zij zoo veel milioenen menschen temerkt, die hem niet of maar slecht kennen! Mijn God! mijn God ! zult gij dan nooit met uwe arme schepselen medelijden hebben! O mijn lieve Christen! laat ons Jesus, onzen Zaligmaker smeeken, van genadig te willen nederzien op zoo vele zielen, die hem zoo veel gekost hebben. Laat ons voor die ijverige priesters, die hun leven ten offer stellen, om het licht des geloofs lot de uiterste palen der aarde te gaan brengen, aanhoudende gebeden storten. Laat ons bidden, en hun arbeid door onze gebeden verlevendigd, zal overvloedige vruchten van zaligheid voortbrengen; laat ons bidden, en alzoo zullen wij aan de hel eene groote menigte zielen ontrukken, in ge-
311
DE LIEFDEVLAMMEN
vaar van daarin gedompeld te worden.Laatons bijzonder voor onze broeders bidden, die het ongeluk gehad hebben zich van de Katholieke Kerk af te scheiden. O! laat ons dikwijls en vurig voor hen bidden, en onze gebeden zullen hun de genade verwerven, van aan de stem des Heeren, die hen gedurig toeroept, van in den schoot der ware Kerk weder te keeren, niet meer te wederstaal!; laat ons voor hen bidden, en onze gebeden zullen den dag van hunne volmaakte terugkomst tot de eenheid verhaasten; laat ons voor hen bidden, en wij zullen het hart van onzen goeden meester, die wil, dat alle menschen zaligworden,grootelijks verheugen.
Bid Jesus voor al de personen, die gij lief hebt; gij kunt hun geen beter bewijs uwer genegenheid geven.
Bid hem eindelijk voorde zielen desvagevuurs.— Het zijn zijne welbeminde bruiden, en hij zal met innige voldoening bemerken, dat gij werkt, om hare pijnen te verligten.
Laat ons onophoudelijk bidden, eu voor zinspreuk nemen; Gebed, vertrouwen en liefde.
Uoe toet en minnelQk het jnk des Heeren is, wjj kunnen zone er het te dragen , niet gelukkig z)]b.
Venite ad me omnes, qui lahoratis ft onerati estis, et ego reficiam vos.Tollte jugemmeum super vos, et invenetii requiem animabus vestris? jugum enim meum suave est, et onus meum leve. AJatth. XI. 28. 29. 1U.
Komt allen tot raij, die belast en beladen zijt en ik zal u verkwikken. Neemt mijn juk op, en gij zult de rust uwer zielen vinden: want mijn juk is zoet en mijn last is ligt.
De menschen zoeken natuurlijk hun geluk; zij offe-en dikwijls hunne rust en gezondheid op, om het te vinden; om het na te jagen, stellen zij hun leven zelfs in het grootste gevaar; maar hoeveel zijn er, die het vinden? Helaas! naauwelijks zijn er eenigen, die, ondanks hunne pogingen, tot hetzelve geraken.e menschen zoeken natuurlijk hun geluk; zij offe-en dikwijls hunne rust en gezondheid op, om het te vinden; om het na te jagen, stellen zij hun leven zelfs in het grootste gevaar; maar hoeveel zijn er, die het vinden? Helaas! naauwelijks zijn er eenigen, die, ondanks hunne pogingen, tot hetzelve geraken.
312
VAN JESUS. 313
En waardoor komt dit? het is, dat zij het zoeken waar het niet te vinden is (1); men wil gelukkig zijn, maar men wil het geluk niet gaan zoeken waar het gelegen is. Men wilhet in de rijkdommen,in de zinnelijke vermaken , in de eer, in de wetenschap aantreffen, maar vroeg of laat is men overtuigd, dat dit alles het hart niet kan bevredigen.
Aanschouw dien mensch; hij heeft geheel zijn leven gezwoegd, om schatten te vergaderen; het geluk dat zij hem moesten bijbrengen, heeft hem in het midden van zijn zorgen en zwoegen, van zijne vermoeidheden en waken ondersteund. Nu zwemthij in den schoot van den overvloed, hij leeft in het midden zijner schatten, alles schijnt hem toe te lagchen Hij is zonder twijfel gelukkig en tevreden? Helaas! hij bemerkt, dat de rijkdommen beneden hem zijn, en dat hij voor dezelve niet geschapen is (2); hij ziet dat verre van hem gelukkig te maken, zij hem niet anders dan onrust en bekommering bijbrengen! niets ontbreekt hem en hij wordt immer met nieuwe begeerten gekweld (3), hij zou wenschen te rusten, en gestadig is hij in beweging ter zake van diezelfde rijkdommen. Arm en rampzalig schepsel! hij heeft groote moeijelijkheden, zorg en angst ondergaan om zijne schatten te verkrijgen, en nu ziet hij dat men ze met vrees bezit en met droefheid verliest. (4)
De wulpsche mensch dompelt zich in zijne schandelijke driften; hij weigert niets aan zijneslempzucht, hij zoekt in de zinnelijke vermaken een geluk, waarnaar hij haakt. Pijnlijk bedrog! hij vindt niets dan scherpstekende doornen daar, waar hij rozen meende te plukken (5). Zijn hartstogt vraagt zonder ophouden voedsel; de rampzalige geeft hem dit! en hij gevoelt dat niets in staat is om dien te verzaden (6); hij gevoelt
(1) Seata geui Ps. 52 — S. Ang. Enarrat. 11. in Ps. XXX111. — Ejusd, Enarrat, 1 in Ps. CXVIII. i2\'S. Bern., Serm. — Sinadv. Dom. — s. Aug. Ennarat. II in ps. XXXVIil. (3; S. Ang. Ennarat. 11, in Ps. XXIX No. 17. (4) S. Bern. Serm. 48 de diversis. (5) S. Aug. in fs, XXXV. (6) S. Bern. De conUmpi mundi, cap. 11. — Ejus-dem tract. 7)e rita et moribus clericorum cap. X.
50 18
DE LIEFDEVLAMMEN
(Jat hij hem gedurig toeroept: Geef,geef mij nog meer. Het geluk is dan in de zinnelijke vermaken niet gelegen... Ik hoor den wulpschen mensch mij antwoorden: neen, neen, ik heb gemeend het daar te vinden, ik heb het daar gezocht en ik heb het ondervonden, dat die schijnvermaken maar één oogenblik duren, terwijl de wroegingen, die het gevolg daarvan zijn, van eenen eeuwigen duur zijn (1).
De hoogmoedige mensch heeft hemel en aarde bewogen om tot eereambten te geraken, hij heeft ze gevonden, en is daarvan verzadigd geworden. Iedereen roemt zijn geluk en benijdt zijn lot; maar hij is ongelukkig, hij wenschte iets, dat door zijnen hoogmoed te streelen, zijn hart kon vervullen en hij wordt gewaar, maar helaas, te laat, dat hij zich bedrogen heeft, en dat hij maar eenen ijdelen rook heeft opgevangen.
Een geleerde voegt dagelijks nieuwe kennis bij die, welke hij reeds bezit: hij leert alle dagen, hij ontdekt dagelijks nieuwe waarheden. Is hij met dit alles gelukkig? Ach! zijn hart blijft dikwijls zeer onverzadigd en hij wordt eindelijk gewaar, dat al de wetenschappen nietig en ijdelzijn en onbekwaam om hem waarlijk gelukkig te maken.
O mijn God! waar is dan het geluk! waar zal ik het op deze aarde gaan zoeken? Is het in de.paieizen der koningen en der grooten dezer wereld ? Doch deze zijn de verblijfplaats der knagende zorgen en verdriet, die des te bitterder vallen, omdat men ze dikwijls onder den uitwendigen schijn van vergenoegen vermomt. Is het in de woningen der rijken? Maar ik ontdek daar niets dan tranen en droefheid. Is het in het verblijf der zondaren? ik vind daar niets dan grievende knagingen. O mijn God! waar zal ik dan dit geluk, dat ik niet kan missen, vinden, waar zal ik dit zwaarwigtig pak van ellenden, waarmede ik overladen ben, kunnen afleggen?.. Ach! ik hoor u antwoorden, o ^oete Jesus! komt tot mij, zegt gij en ik zal u verkwikken. Ja, mijn
(1) Ejusdem: De conversione ad clericost cap. V. — De amote Dei. )ib. III. cap. II.
VAN JESUS.
Jesus! gij alleen kunt mij de rust, den vrede, het ge-wenschte geluk geven, zonder welk ik niet meer kan leven. Te vergeefs zal ik het in de rijkdommen, in de vermaken of in eenig hoegenaamd schepsel gaan zoeken nooit zal ik tot mijn oogmerk geraken. Mijn hart zal immer ziek, immer ongerust, immer misnoegd zijn. Gij zijt het, o mijn God! die dit alzoo toelaat, omdat dit hart voor u alleen geschapen zijnde, nooit eenige rust heeft, zoo lang het u niet geheel en al toebehoort (1); alle andere voorwerpen buiten u, kan het wel bezitten, doch niet vervullen en gelukkig maken (2).
Neem mijn juk op. O rampzalige Adamskinderen! daar is het eenige middel, dat gij hebt om tot het ware geluk te komen. Laat uwe hartstogten daar, veracht het menschelijk opzigt, dit gebrek der flaauwe en krachtelooze harten, versmaad de oordeelen eener verachtelijke wereld en neemt het juk van Jesus Christus op... Dat dit woord: juk, u niet verschrikke; het juk toch, dat de Heer ons oplegt, gelijkt geenszins naar het juk van den duivel en van de wereld, hetis eenjuk, dat uitermate ligt is. O gelukkig is hij, duizend en duizendmaal gelukkig, die dit heiligjuk draagt! gelukkig is hij, die Jesus bemint! hij begrijpt, hoe zoet zijne dienst en hoe onuitsprekelijk zijne liefde is.
Naauwelijks heeft de groote Apostel ondervonden hoe zoet het juk van Jesus Christus is, of hij roept uit: Ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch angsten, noch de overheden noch magten, noch de menschelijke magt noch eenig ander schepsel mij van de liefde van God en \'Jesus Christus, onzen Heer, zullen kunnen afscheiden (3). In liet midden van de moeijelijkheden, den arbeid, de gedurige beproevingen en gevaren van zijn apostelschap, was hij zoo gelukkig dat hij den geloovigen van Corinthe deze merkwaardige woorden schreef; In het midden van al mijn lijden, ben ik met troost vervuld en met blijdschap overladen (4)
(1) S. Aug. Confess., lib. 1. cap. 1. (2) S, Bern. Tract, de vita et morib. Clericorum, cap. (3) Rom. Vlll 38— 30.(4) I!. Cor. Vll.
315
316 BE LIEFDEVLAMMEN
Wanneer heeft men ooiteen\' mensch van de wereld-sche vermaken dronken, aldus hooren spreken? wanneer heeft men hem, in het midden zijner grootste vreugde zelve ooit hooren zeggen: Ik hen gelukkig1? Nooit! nooit! Zijne dagelijksche droevige ondervinding heeft hem integendeel dikwijls doen getuigen, hetgeen in zijnen mond van groot gewigt is en met Salomon doen zeggen: dat hij overal daarin niets anders dan nietigheid en droefheid vond; en dat alles hier op aarde, ijdelheid en bedrog is (1).
Men spoorde den heiligen Polycarpus aan, om de dienst van Jesus Christus te verlaten en men hedireg-de hem met den dood, zoo hij niet gehoorzaamde. Wel hoe! antwoordde hij gansch verontwaardigd, Aeiis nu zes en tachtig jaren, dat ik hem dien, hij heeft mij gelukkig gemaakt, door mij met alle soortvangenaden te vervullen, en gij zoudt mij hem willen doen verlaten ! Neen, neen, liever sterven (2).
De heilige Augustinus had voor zijne bekeering een zeer zinnelijk leven geleid, hij had vele jaren in de vergetelheid van God en in de ongeregtigheiol der driften doorgebragt. Eindelijk tot de deugd wedergekeerd zijnde en van eene heilige blijdschap verrukt, omdat hij uit zijne boeijen verlost was, maakte hij zijne dankbaarheid ruchtbaar in dezer voege; O mijn God! gij hebt mijne banden verbroken (3). Dat mijn hart en mijne tong u eeuwig loven, omdat gij uw zoo minnelijk juk en het zoo ligte pak van uwe wet hebt doen ontvangen ! Wat groot vermaak vond ik eensklaps niet in mij te berooven van dezulke die slechts ijdele vermaken waren, en welker berooving, die eerst mijne vrees veroorzaakt had, in vermaak veranderd werd! Gij zelf verdreeft ze uit mijn hart, gij, opregte en opperste zoetheid, gij verjoegt ze, en naamthunne plaatsin; gij liefelijkheid, die alle genoegens overtreft, maar die den vleeschelijken en wulpschen mensch onbekend is!... Alsdan was de geest bevrijd van de pijnlijke zor-
(1) Eccli I, 2. (2) Ex. Epist. Eccles. Smyrnensis ad Ecolesias Ponti. (3; S. Aug. Confess. lib. X, cap. 1.
VAN JESUS.
gen, die het hart verscheuren van hen, die de eer de vergankelijke goederen en de minnelijke vermaken dezer wereld najagen, en ik schiep mijn genoegen met tot u, mijne toevlugt te nemen, gij, die mijn roem, mijn Zaligmaker, mijn Heer en mijn God zijt... Ach! te laat ben ik begonnen u te beminnen, herhaalde hij dikwerf (1); o onvergankelijke schoonheid! te laat ben ik begonnen! Doch gij hebt mij eindelijk uwen hemel-schen geur laten toekomen; ik .heb dien ingeademd, en van dat oogenblik af, haak ik naar u. Gij hebt mij uwe onuitsprekelijke zoetheden doen smaken, en zij hebben mij eenen honger en dorst, die mij verslinden, naar u doen hebben... O mijn Jesus! (2), het is u niet genoeg beminnen, iets, hoegenaamd te beminnen, dat men om uwentwil niet bemint. O liefde, welker vuur altijd brandt en nooit uitgedoofd wordt, o liefde, die mijn God zijt, ontsteek mij.
De heilige Franciscus Xaverius bevond zich in de dienst van Jesus zoo gelukkig, dat hij dikwijls, den uitwendigen stroom van blijdschap niet meer kunnende verdragen, uitriep: Heer, lieer, het is genoeg, ik kan het niet meer verdragen.
Ik zou deswege nog tallooze voorbeelden kunnen aanhalen; maar ik bepaal mij bij deze vier, die ik als bij toeval uit de jaarboeken der Heiligen heb genomen. Zij die God beminnen, hebben mij genoeg verstaan en zij weten, hoe zoet en aangenaam zijne dienst is. O ja, ik zeg en herhaal het en mogten alle menschen mijn stem hooren; gelukkig, duizendwerf gelukkig is hij, die Jesus, onzen goeden Meester, bemint en dient! een diepe vrede zal hem toekomen: Pax multa diligenti-l/us legem tuam. Hij zal op deze wereld een geluk genieten, dat Jesus hem alleen kan geven, hij zal die zoo zalige rust van een goed geweten smaken; zijn liart zal van reine vermaken, van onuitsprekelijke vertroostingen overgoten worden; hij zal met eene heilige onderwerping de ongemakken dezes levens verdragen
317
(I\'S. Aug. ibid. lib. X cap. 23. (2) S. Aug. Confess, Lib. X POi.p XXXIX.
18
50
DE LIEFDEVLAMMEN
en den dood zal hij zonder ontsteltenis en wees zien naderen, omdat zijne ziel zonder vlek en wroegingen zal zija. Pax mullet diligentibus legem tuam. Ja, mijn lieve Jesus. Pax multa diligentibus legem tuam. De vrees is het erfdeel van hen, die u beminnen! buiten u is deze vrede niet te vinden! Dat anderen de vermaken, de eerambten, de rijkdommen tot hun erfdeel verkiezen, voor mij o Tesus! ik verkies u voor den God van mijn hart. Gij zijtmijn erfdeel, mijn geluk, mijn schat, mijn al, gij alleen zijt mij genoeg (1).
Ik gevoal, dat ik niet leven kan zonder de rust en den vrede, die uit een goed geweten voortkomen, dat ik zonder Jesus niet kan leven. Ik moet dan, wat het mij ook moge kosten, dien goeden Meester toebehooren. Wat een geluk voor mij, wanneer ik mij niets meer zal te verwijten hebben! wat een geluk wanneer ik, mijne oogen hemelwaarts slaande, zal mogen zeggen : Bieschoone hemel, in welken met glans honderd mil-lioen sterren glinsteren, is het huis van mijnenvader, van mijnen hesten vriend, van mijnen God; hij bemint mij, en ik bemin hem ook!
Wat groot geluk! wereldsche en vleeschelijke men-schen, gij beseft dit geluk niet, maar zuivert uwe harten, en weldra zult ge begrijpen, hoe groot het is.
Mijn zoete Zaligmaker, gelief mij onder uwe trouwe dienaren en onder uwe lievelingen aan te namen! ik weet dat ik, op verre na, dusdanige gunst niet verdien; de ontelbare zonden van mijn voorgaand leven maken mij die onwaardig, ik weet maar al te wel, dat ik uwe gramschap verdiend heb. Helaas! ik ondankbare en ontaarde zoon, ik heb u schandelijk verlaten, om uwen wreedsten vijand na te jagen: O mijn Vader,ik hen niet meer waardig uw zoon genoemd te worden ; (2) maar evenwel wil ik altijd mijne hoop op uwe goedheid stellen. Zie, ik bevind mij thans geheel bedrukt op het aanschouwen uwer barmhartigheid, en geheel beschaamd van, door u zoo schandelijk te verlaten, te kort te zijn gebleven aan den eerbied dien ik u ver-
(1) S Anjr. Ennrat. in Ps. XV (2^ Luc. XV, 21.
318
VAN JESUS.
schuldigd was; verwaardig u, mij in uwe genegenheid te herstellen, en ontsteek mij door uwe heilige liefde, opdat ik u nooit meer verlate. O Jesus! waarom kan ik u zoo zeer niet beminnen, gelijk gij het verdient! Ach! ik bemin u ten minste uit geheel mijn hart meer dan andere zaken, meer dan mij zeiven en ik verlang uwen hemel, ten einde u aldaar voor eeuwig te mogen beminnen, zonder te moeten vreezen, van u ooit te kunnen verliezen. Wat kan ik voor mij in den hemel en op de aarde anders wenschen, dan u alleen, o God van mijn hart, en mijn erfdeel voor de eeuwigheid\'! (1) 0 Jesus! gij zijt mijn eenige schat, mijne eenige liefde; gij alleen zijt mij genoeg. O Maria! al mijne hoop na Jesus! trek mij geheel en al tot God door uwe gebeden, en verwerf mij dat ik tot het einde toe volharde. Amen.
OEFENINGEN.
Hen mag niet altstellen van zich geheel aan God te geven.
Mijn lieve Christen, hier zijn wij bijna op het einde van ons werk gekomen; ik heb zoo veel het in mijn vermogen was, u trachten te doen verstaan al de uitgestrektheid van Jesus liefde tot u; ik heb mijne krachten ingespannen om u tot dankbaarheid jegens hem op te wekken, en ik heb gewerkt om u te bewegen tot alle gevoelen van een kinderlijk betrouwen, welke die goddelijke meester in al de harten van hen, die hem dienen, wenscht te vinden. Heb ik nu mijn doel bereikt? Kunt gij mij antwoorden: Ik heminmijnen God met geheel mijn hart, en ik heb een vast betrouwen op zijne barmhartigheid, welk niets bekwaam is mij te ontroovenl Ach! ik hoop dat Jesus mijne pogingen zal gezegend hebben, en dat uwe ziel door de aantrekkelijkheden der goddelijke liefde, zich zal hebben laten onderwerpen. Leef dan gelukkig en in vrede, en verbind u meer en meer aan onzen goeden en tee-derhartigen Meester, tot de dood u kome vinden en u
(1) Ps. LXXIT. 34 25.
319
DE LIEFDEVLAMMEN
voor zijne voeten brengen, om de onsterfelijke kroon van heerlijkheid, en de belooning, die hij zijnen getrouwen dienaren beloofd heeft, te gaan ontvangen.
Maar van waar komt deze schielijke droefheid, waarmede mijne ziel overvallen wordt! Helaas! mijn lieve christen, ik zal u met eenvoudigheid bekend maken wat er in mij omgaat. Het dunkt mij dat ik onder hen, die zich de moeite zullen geven van dit werkje te lezen, een ellendigen christen bemerk, die er geen nut uit zal willen trekken, en die, alhoewel hij misschien wel overtuigd is van de noodzakelijkheid om aan zijne zaligheid te werken en Jesus liefde voor liefde te geven, nogthans in zijn hart zal zeggen: Morgen, morgen, morgen zal ik mij hekeeren ; morgen zal ik mijne ondankbaarheid staken en Jesus beginnen te beminnen.
Ik smeek u, wie gij ook zijn moogt, die aldus redeneert, wil uw gemoed niet verharden, (1) en keer weder tot God die u roept; uw geluk in deze en in de andere wereld hangt er van af. Zeg het regtuit, is het niet waar, dat gij een ongelukkig leven leidt, metu alzoo van God te verwijderen? Gelijkt uwe ziel niet waarlijk aan eene zee, welker baren gedurig onstuimig zijn? (2) Is het niet waar, dat uwe hartstogten uwe wreedste beulen worden? (3) Moet gij niet bekennen, dat de wroegingen zonder ophouden uwe schijnvermaken komen storen? Antwoord mij, antwoord. ïe vergeefs tracht gij u te verblinden; te vergeefs werkt gij om u te overtuigen, dat gij gelukkig zijt, gij draagt in uw hart twee getuigen, wier gezigt noch verwijtingen gij kunt ontvlugten: ik wil zeggen. God en uw geweten. Ga waar gij wilt, hetzij in den hemel, hetzij in de hel, hetzij in het hart der aarde; verberg u in de dikste duisternissen, altijd zult gij deze twee getuigen bij u hebben, zij zullen u altijd herhalen: (4) Het leven is kort, de dood nadert en de eeuwige afgronden ontsluiten zich onder uwe voeten ; in het midden uwer vreugdefeesten en verma-
(l) Ps XG V, S. Ill Isa. LVIi.3031. (3) Aug. CowföM.iib.I. cap. Xil (4.) S. Aug. Ennarr. II. in Ps. XXX, No. 8.
320
VAN JESUS. 321
ken, zullen zij u gedurig toeroepen: Rampzalige, zijt gij hierom op de wereid? Werkt gij zoo aan uwe zaligheid1?
— Het is waar zult gij mij zeggen, dat deze twee getuigen mij overal volgen, maar ik word hunne verwijtingen gewoon, die maar weinig indruk op mijn hart meer maken; ik leef gerust en intusschen voedt gij de zonde in uw hart! gij bemint God niet! ach! wee! wee uwe rust! zij isduizendmaalschrikkelijker dan de storm.
— Doch met dat alles bemerk ik niet, dat er mij, na mijne zonde en na den Heer niet gediend te hebben, een groot ongeluk is overkomen; (1) mijne zaken zijn voorspoedig en vallen wel uit, mijne rijkdommen nemen toe, ik zwem in de eer en hoogachting bij de men-schen; (2) wat zou er mij beter overkomen, zoo ik God moest dienen?
O dwaze! weet gij niet, dat dit geluk, waarover gij u zoo beroemt, eene diepe kolk is, waarin gij weldra zult vallen (3)? Weet ge niet dat God, op zekere wijze, de boozen laat geworden, om hen daarin te zwaarder te straffen? Ach! uwe blijdschap is gelijk, aan die van eenen visch, die gretig den haak vastgrijpt, waarmede hij gaat gevangen worden (4); uw geluk zal slechtskort-stondig zijn en weldra zult gij anderen uwe schatten en waardigheden overlaten. (5) Weet gij niet, dat God nooit meer vergramd is tegen den zondaar, dan wanneer hij hem in het midden zijner boosheden voorspoed laat overkomen (6)? Ach, mijnbroeder! ik smeek u, begrijp beter uwe ware belangen en zoek voor alles het rijk Gods en zijne regtvaardigheid (7). Helaas, indien gij in de ondeugd zaait zult gij spoedig onheilen maaijen.(8) In den dood zal uwe hoop verijdeld envernietigd worden, (9) zij zal als kaf zijn, dat door den ivind weggevoerd wordt; zij zal gelijk zijn aan het schuim der zee, dat in het midden der woestebarenverdwijnt,of aan den rook, die zichin de lucht verliest,of eindelijk aan
(1) Eccl. V. 4. (2) Job. XVI. 7. 9. 13. (3) S. Aug. En ar rat in Ps. XXX, No. 8. (4) S. Aug. Enarrat in Ps, XIC. No. 8. (5) Ps-XLVI1I. 18. (6) Aug. Enarrat in Ps. IX. Eo. 11 (7) Luc. XI!. 31. (8) Prov. XII. 8. Job. IV, 8. Prov. XI, 7.
DK LIEKDEVLAMMEN
de indrukken, welke de voorvjerpen in het geheugen eens reizigers laten, die ze maar in het voorbijgaan gewaar ivordt. (1) Gij zult eensklaps, als gij het minste daaraan denkt, door den adem des Heer en neder-geveld en door denstroom zijner gramschap viegge-nomen worden (2)
— Maar deze zijn maar ijdele bedreigingen?
— Wel hoe! ijdele bedreigingen! hoor wat de heilige Geest in het boek Job antwoordt: Sedert dat demensch op aarde gesteld is, zegt hij, heeft men altijd opgemerkt dat de zegepraal van den booze niet lang duurt, en dat zijne blijdschap kortstondig is. Te vergeefs verheft hij zijn trotsch hoofdtotdewolken,hij zal als drek vergaan en die hem in zijnen luister zullen gezien hebben, zullen vragen waar ts hij nul Als een ijdele droom zal hij verdwijnen, hij zal verdwijnen gelijk eene schim. Zijne kinderen zidlen vergaan van armoede en zijne eigene handen zullen hem het kwaad toebrengen, dat hij gedaan heeft. (1)
— Ik zou mij gaarne bekeeren; doch ik vrees het gepraat der menschen.
— Laat de menschen praten en betracht uwen pligt. Wel hoe! als het er op aan komt, om eene geringe som geld te winnen, of tot eene verlievene plaats te geraken, of eene winstaanbrengende bediening te bekomen, werkt gij openlijk en stoutelijk, zonder u veel te bekommeren met hetgeen anderen mogen denken of zeggen; en wanneer gij God moet dienen en den hemel winnen, o, dan durf ge niets doen uit vrees van aan dezen ofdien persoontemishagen!Ach,gij moettoonen dat gij een ware Christen zijl; maakt gij u een\' slaaf van anderen! O lafhartigheid! wordtrood van schaamte, onwaardige Christen! gij hebt moed en kracht voor alles, uitgenomen om God te dienen. Spreek! zeg mij eens, als gij u zult verdoemd hebben, om de menschen te believen, zullen zij u dan uit den afgrond der hel kunnen verlossen ? Zij zullen met uwe lafhartigheid den spot drijven en u verachten.
(1) Sap. V, 15. (2) Job. IV. 9. 9. (8; Job. XX. 4. 5. 6. 7. 8.
322
VAN JESUS.
— Wat moet ik dan doen?
— Hetgeen gij doen moet, is alle menschelijk op-zigt -versmaden, is voor hemel en aarde belijden en toonen wie gij zijt, namenlijk een Christen, die dezen glorierijken eernaam waarlijk verdient en naauwkeu-rig al de pligten volbrengen, die hij u oplegt.
— Maar men zal van mij spreken!...
— Ja gewis; en men zal zeggen, dat gij manhaftig, dat gij grootmoedig zijt en tegen één mensch, die uw gedrag zal afkeuren, zullen er honderd zijn, aan wie het ten voorbeeld zal kunnen strekken. Doch dat de wereld zegge wat ze wil, het is niet minder waar, dat gij Jesus toebehoort en u geheel aan hem moet geven. Is Jesus dan een meester van wien men zich moet schamen de dienaar te zijn? Is het eene schande te bekennen, dat men zijn leerling is ?
— De biecht maakt mij bevreesd.
— Ach! het is omdat gij ze niet kent. Gij weet niet welken onuitsprekelijken troost zij bezorgt aan eene ziel, die door wroegingen verteerd wordt; gij weetniet, welken vrede zij in een hart stort, dat hare aantrekkelijkheden niet gevoeld heeft; gij kent de gelukkige verandering niet welke zij in al de arme zondaren die tot haar hunne toevlugt nemen, uiiwerkt. Mijn lieve broeder, geloof wat ik er u van zeg; Ik ben de bedienaar van den God der waarheid, ik heb geen het minste belang om u te bedriegen, ik wensch integendeel uw geluk, zoo als ik het mijne verlang. Welnu, ik mag u verzekeren, dat niets ter wereld kan vergeleken worden, met liet geluk, dat een waarlijk tot God bekeerde ziel geniet, wanneer zij, na al haar wonden aan den priester ontdekt te hebben, uit zijnen mond dezelroost-volle woorden hoort: Ga in vrede, ik verklaar het u van wege God, uwe zonden zijn u vergeven, alles is vergeten. Ga en zondig voortaan niet meer. Ik weet, dat het somtijds veel kost, om al zijne gebreken aan eenen anderen mensch te openbaren. Maar kan eene oogen-blikkelijke schaamte vergeleken worden bij de zalige vruchten, die zij voortbrengt ? Is het niet beter zich
323
DE LIEFDEVLAMMEN
eenige stonden voor de voeten van zijnen evenmensch te verootmoedigen en alzoo de vergiffenis zijner zonden te bekomen, dan te wachten tot dat God het op zich neemt ons te verootmoedigen? Ach indien gij u niet wilt vernederen door eene ootmoedige belijdenis uwer zonden, dan zal u God zelf door de kracht zijner hand, welke u verpletten zal, verlagen. Zult gij zijne schrikkelijke slagen kunnen ontvlugten? besef ditwel, zoo zacht en zoo ligt die hand is, om den ootmoedige op te rigten, zoo sterk en zwaar is zij, om den hoovaar-dige te vernederen (1). Ga, mijn lieve broeder, ga u voor de voeten van eenen priester van Jesus Christus werpen, vertoon hem al de wonden uwer ziel en God zal ze genezen; geefhemaluwe ongeregtigheden te kennen en God zal ze uitwisschen (2). Schep moed! doe u eenig geweld aan, God zal het overige doen. Ga tot Jesus en Maria; smeek hen u te willen te hulp komen, en leer door u zeiven ondervinden, hoe troostend en aangenaam het is den Heer te dienen. Kloek aan! het leven is kortstondig, het vervliegt als een droom en weldra zal de dood u komen treffen. Och! hoe troostend zal het u in die laatste oogenblikken zijn, eene goede biecht gesproken te hebben, toen gij nog in volle gezondheid waart! hoe gelukkig zult gij zijn, uw geweten in goeden staat gesteld te hebben! wijd u dan aan den Heer toe, niet morgen, van heden af, aanstonds, kost wat het kost! wees aan hem, gelijk zijn kind, zoo gij hem niet later als slaaf wilt foebehooren. Wijd u aan hem toe, dien hem ongedwongen, bemin hem tot uwen laatsten snik, en de hemel zal uw loon zijn.
Ach! mijn God! hoevele rampzalige zondaars zijn er niet, aan welke men honderde malen in hun leven gezegd heeft; Beieer u, en spreek eene goede biecht, en die, met altijd tot \'s anderendaags uit te stellen, door den dood zijn verrast geworden! Waar zijn ze nu? Helaas zij liggen in de hel om hun ongelukkig lot te beweenen, hunne lafhartigheid te vervloeken, en zij
(1) S. Aupr. Ëuarral, II in Ps. XXXII. (3) S. Aug. Emrtat. 11 in Ps. XNX, No, 12. 10. passimt
324
VAN JESUS.
zijn daar voor alle eeuwigheid! O mijn broeder! dat hun voorbeeld u leere wijs te zijn om uwe bekeering niet meer uit te stellen. Indien het u heden pijnlijk valt, om dien gevaarlijken omgang af te breken, om deze slechte gewoonte uit te roeijen, om het-mensche-lijkopzigt te overwinnen, om eene zalige biechtte spreken, dan zal het u morgen nog lastiger en pijnlijker vallen. Keer dan tot God weder zonder langer uit te stellen. Werp u in de armen van Jesus; hij is de goedheid en barmhartigheid zelve, en nooit heeft hij eenen boetvaardigen zondaar verstooten. Gelukkig is de mensch die hem zoekt! gelukkiger degene, die hem gevonden heeft! en duizendmaal gelukkiger hij, die hem bemint! hij geniet een geluk, dat geene mensche-lijke tong kan uitspreken (1).
Re Hemel.
Oculus non vidit nee auris audivit nee in cor hominis ascendit quee praepa-ravit Deus Us qui diligunt ilium 1. Corinth. JI. 9.
Noch oog heeft ooit gezien, noch oor gehoord, noch \'s meoschen hart heeft ooit kunnen bevatten, wat God bereid heeft voor hen, die hem beminnen.
De hemel! de hemel! o mijn God! mijne ziel stroomt over van vertroosting, mijn hart bezwijkt van blijdschap en liefde, en mijne oogen veranderen als in een\' tranenvloed, wanneer ik alleen op dit heerlijk verblijf denk.e hemel! de hemel! o mijn God! mijne ziel stroomt over van vertroosting, mijn hart bezwijkt van blijdschap en liefde, en mijne oogen veranderen als in een\' tranenvloed, wanneer ik alleen op dit heerlijk verblijf denk.
ik begrijp, hoe zalig het is, den Heer te dienen, als ik op den hemel denk; ik besef, dat er geene evenredigheid is tusschen de wederwaardigheden van dit leven, en het loon, dat ons in het toekomendebereid is.
Al mijn druk, al mijn lijden verandert in vermaken, bij de gedachte aan den hemel; de vernederingen en (1) S. Bernard.
325
DE LIEFDEVLAMMEN
verachtingen verrukken mij, en het schijnt mij toe, dat de zwaarste kruisen voor mij zeer ligt worden (l),
O hemelsch paradijs! wie zal ons leeren,watgijzijt? David roept uit: Siad Gods, men ver haalt van u roein-rijke dingen\'! (2) O, hoe wonderbaar zijn uwe tabernakelen, (3) en hij zegt er niets meer van. De heilige Paulus wordt tot in den hemel opgenomen! hij zal ons ongetwijfeld eene verhevene beschrijving geven van alles, wat hij gezien heeft? volstrekt niet. „Het is onmogelijk te beschrijven wat ik gezien heb, zegt hij in een\' zijner brieven; geen menschelijke tong kan de schoonheid des hemels, noch de genoegens, die men er geniet uitleggen (4). Al wat ik daarvan kan zeggen, is dat geen oog ooit gezien heeft, noch oor ooit gehoord, noch dal\'srnenschenhartooilbegrepenheefl, wat God bereid heeft voor hen, die hem beminnen.
Aldus spreekt de grooteApostel. Wei hoe! ben ik dan niet zeer vermetel van de beschrijving van de heerlijkheden en wellusten des hemels te durven ondernemen? Is dit niet gelijk zijn aan eenkind,hetwelk in het midden der woeste bosschen is opgevoed, en dat, een denkbeeld willende geven van de pracht onzer koninglijke hoven dezelve met de arme hut, waarin het geboren is, zou vergelijken?....
Ja, mijn God, ik beken mijne vermetelheid en al mijn onvermogen; desniettegenstaande zal ik spreken. Een ongelukkige balling spreekt altijd gaarne van zijn vaderland, alhoewel hij zeer wel weet, dat alles, wat hij daarvan zegt, op verre na inderdaad zoo niet is. Ik zal dan spreken.
Och! wat een verrukkend verblijf is het hemelsche Jerusalem! deszelfs muren zijn van de kostelijkste gesteenten gemaakt; zijne poorten blinken van den glans der fijnste paarlen; zijne straten en markten zijn met het zuiverste goud gevloerd; zijne hoven mat bloemen versierd, vertoonen het heerlijkste gezichi (5). Daar
(!) s. Hieronym., Epishln ad Vemilrium. {-2) Ps. LXXXV/. 4. (S) Ps. LXXX1II. 3. (4, 11 Corinth. XI. 4. (5; Apoc. XXI. 18. 19. ü -Tob. XIII. 22.
326
VAN JESUS.
\' hoort men gedurig het aangenaamste vreugdegejuich, daar zingt men zonder ophouden vreugde- en lotliede-reli, daar hoort men niets anders dan een hartverruk-kend gejuich en het eenstemmig zoete geluid der gelukzalige geesten (1). Daar verspreiden de balsemen de reukwerken den aangenaamsten geur; daarheerscht eene vrede, eene rust, die alle gedachten te boven gaat, eene stilte boven alles wat men zich kan inbeelden, een I eeuwige dag, eene eendragt door een\'en denzell\'den geest gevormd, die alles levend maakt, eene ongestoorde veiligheid, eene verzekerde eeuwigheid, eene altijddurende gerustheid, een behagelijk geluk, eeneonuit-sprekelijke hemelzaligheid, een wellustige aantrekkelijkheid: het is daar, dat de regtvaardigen in het koningrijk van hunnen hemelschen Vader gelijk de zon zullen blinken (2) O! wat voorregt bij de kooren der Engelen te mogen wezen en voor eeuwig in het gezelschap der patriarchen en profeten, der apostelen en der martelaren, der belijders en der maagden te zijn, en bovenal van de glorierijkeMaagdMaria,deMoedervan God! wat groot geluk voor allen, vrij te zijn van vrees, droefheid, verdriet, smart, ongenoegen, arbeid, zwarigheden, ongerustheden, met één woord, van alle gebrek en noodwendigheid (3)! Maar welke overvloed van vertroostingen! wat menigte wellusten! wat overmaat vanblijdschaplwatgroote uitgestrektheid en wat afgrond van vermaak, de onuitsprekelijke schoonheid en luister der heilige Drievuldigheid te aanschouwen, dit oneindig wezen, dat men niet kan begrijpen, dit ■j minzaam en bekoorlijk licht, dat men niet genoeg zou kunnen beminnen; van het hemelsche Sion den God der goden, den Heer der heeren te aanschouwen; van hem te zien, niet in eenen spiegel en als een raadsel, maar van aanschijn tot aanschijn (4), met één woord, van de heilige menschheid te zien van Jesus Christus in den staat zijner heerlijkheid.
Indien men zoo veel genoegen vindt op de aarde, in , de grootheid, de verscheidenheid, denloop,denluister 1) Tob. Xlll. 22. (2) Matth, Xlll. 12. (3) Apoc. XXI. (4) li Corinth. Xll.12.
327
ÜB LIEFDEVLAMMEN
der sterren, den glans en de stralen der zon, de schitterende witheid der maan, de klaarheid, die door de lucht verspreid is, te aanschouwen; in de verschillende vogelen, bloemen, landschappen, kleuren te bewonderen ; in de verrukkende stemmen en het streelend geluid der speeltuigen te hooren; in den aangenamen geur dér bloemen en de reukwerken te rieken, in zich met lekkere spijzen te voeden; indien dit alleshetharf verrukt en met blijdschap doordringt, hoe groot zal dan die stroom van vermaken niet zijn, waarmede de ziel verzadigd wordt, wanneer zij hem zal mogen zien, hooren, voelen,smaken,tenvollebezitten,diede schoonheid en de goedheid zelve is, de oorsprong, waaruit alles voortkomt wat op deze wereld schoon en goed is, de vruchtbare bron van al devolmaaktheden, van welke al het overige maar een klein uitvloeisel is ? Ach! nu besef ik, welk de staat is van een verrezen mensch, wanneer hij zijne gelukzalige eeuwigheid binnentreedt. Het is, even ais de lente, op eenen strengen winter volgende , de natuur komt vernieuwen, hemel en aarde komt versieren, en aller harten verblijden. Maar wat zeg ik ? er is meer verschil tusschen deze twee zalven, dan tusschen de dikke duisternissen van den akeligsten nacht en den glans der middagzon. Hoe liefelijk is dan het verblijf van dit hemelsche Jerusalem, dewijl men aldaar in overvloed vindt al wat kan behagen, en dat al wat zou kunnen mishagen daaruit verbannen is! (1) O! hoe verukkend is het, het geluk te hebben den Almogende in alle eeuwen der eeuwen daartemogenloven!(2) O gelukzalig verblijf, geheel en al blinkende vanluister ! hoe zeer bemin ik uwe schoonheid! hoe lief heb ik u, gelukkige en heerlijke verblijfplaats van mijnen Heer en mijnen God (3). Mijn hart wenscht vurig u te bezitten, het haakt zonder ophouden naar u. Heilig Jerusalem, schitterende woning, ik vind mijn hoogste geluk er in, op u te denken; ik ben verliefd op u, omdat gij alleen bekwaam zijt, om mij mijnen God van aan ■
(1) S. Bern. (2) Blosius, Speculum rc lig los cap. V. No. 2. (3) 9. Aug. Soliloquia.
328
VA.N JESUS.
Kchijn tot aanschijn, en zoo als hij is, te laten aan-üchouwen. Waarom mag ik heden binnen uwe muren niet komen, om aldaar mijnenZaligmaker, zooveelhet in mijne magtis, te beminnen (1)? Wanneer zalikdeze droevige pelgrimsreis,die maar al t e lang geduurd heef I, zien eindigen? Wanneer zal ik uit deze ballingschap, welke mij zoo lang van mijnen Heer en God gescheiden houdt, verlost worden? O Jesus! ik heb lang als een verloren schaap zeer ver van u gedwaald; maar gij hebt medelijden met mij gehad, en mij tot den schaapstal wedergebragt. Ik smeek u, in den naam uwer barmhartigheid, heb mededoogen met mijne ellenden en met mijne tranen , en vergun mij uwen hemel, opdat ik u daar moge beminnen zooals gij het verdient. Helaas! ik verlang u grootelijks te beminnen, en ik verga van spijt dat ik u nog zoo weinig bemin.
Mijne ziel heb geduld. De stem van den Zaligmaker heeft zich laten hooren, hij heeft ons gezegd, dat onze ballingschap niet langdurig zal zijn, dat ons pelgrimschap eens zal eindigen Laat ons dandeellenden dezes levens moedig verdragen; laat ons altijd aan al onze pligten getrouw zijn; Iaat ons gestadigde deugden oefenen, en laat ons, tot aan het einde van ons leven, met kloekmoedigheid uw kruis dragen; daar is ons loon. En welk loon? Daar staat onze goede Zaligmaker met eene glansrijke kroon in de hand gereed; wathart-verheugend en aangenaam onthaalzalhij ons niet doen!
Poorten des hemels, opent u! laat mij voor eenige oogenblikken zien, wat er in den schoot van Sion omgaat. Ik verlang de zegepralende intrede van eene geloovige ziel te aanschouwen, ik wensch hare krooning bij te wonen. Poorten des hemels , opent u!
Ziet hier eene reine ziel met het kleed van onschuld omgeven, aankomen; zij draagt glorierijke lid-teekenen, die getuigen zijn van hare kloekmoedigheid in het strijden, zij is versierd met edelgesteenten, die de verdiensten zijn, welke zij op de aarde door haar lijden,door hare onderwerping aan Gods wil en door
(1) S. Greg. mag. hom. 37 in Evaug. *
329
-DE LIEFDEVLAMMEN
hare getrouwheid aan al hare pligten verdiend heeft. De zonden, die zij bedreven, doch die zij door boetvaardigheid zoo moedig hersteld heeft, dragen zelfs nogbij, om den luister harer schoonheid te verheffen. Zij wordt geleid door haren engelbewaarder, die tot haar zegt; Ga binnen, geliefde ziel, van den oppersten Meester bemind-, hier is uwe eeinvige rustplaats.
O mijn God! hoe wordt deze ziel niet verrukt, wanneer zij dit gelukzalige vaderland, naar hetwelk zij zoo lang verzucht heeft, aanschouwt, en hare oogen slaat op al die verrukkende voorwerpen, waarmede het is versierd! Wat rijkdom! wat luister! wat grootheid en pracht!
De Engelen en Heiligen komen haar te gemoet, en zeggen haar; Wees welkom. Weldra ziet zij zich omringd van hare ouders, vrienden en kennissen, die haar geluk wenschen; zij erkent eenen vader, eene zuster, eenen echtgenoot, eenen vriend, welkehaarindezegelukkige stad zijn voorgegaan; zij erkent de Patronen, die haar op deze wereld beschermd hebben; zij erkent de Heiligen tot welke zij eenige bijzondere godsvrucht gehad heeft; zij erkent ze, en geniet eene vreugd, die geene menschelijke tong kan uitspreken.
Middelerwijl dringt zij door de ontelbare menigte gelukzaligen, altijd vergezeld vanharen engelbewaarder, die haar tot de heilige Maagd geleidt! O! wie zou kunnen uitdrukken de verwondering, de blijdschap, de teederhartigheid, die deze arme ziel gevoelt, wanneer zij de verhevene Moeder Gods, die zoete MaagdMaria, die zij op aarde zoo zeer bemind heeft, en die zij zoo dikwijls hare Moeder, hare beschermster,hare minnelijke meesteres genoemd heeft, voor de eerste maal aanschouwt? wie zou kunnen uitspreken, hoezeer zij door erkentenis vervoerd wordt, alszij Maria aide gunsten en gaven hoort verhalen, welke zij voor haar verkregen heeft ? Zij valt neder aan hare voeten, en kust ze met verrukking. Maar de heiligeMaagdrigthaar op, drukt ze teederlijk aanhaar1 hart, en biedt ze Jesus aan.
Jesus is opeenen^lansrijken troon gezeten. Naauwe-
330
VAN JESUS.
lijks heeft hij de nieuw aangekomen heilige gezien, of hij spreekt haar met eene verrukkende vriendelij kheid deze woorden toe: Mi/we welbeminde, wier schoonheid mij behaagt, sta spoedig op. kom, spoed u. De winter is voorbij; de verdrietige regen heeft plaats gemaakt voor den verkwikkenden daauw, de bloemen beginnen zich te vertooneh; de snoeitijd is aangekomen, de tortelduif laat zich reeds in onze velden hooren, de vijgeboom heeft nu zijne botten en bladeren uitgeschoten, I de wijngaard bloeit en begint zijnen aangenamer! geur te verspreiden, haast u dan, kom nader, mijne welbeminde ! uwe bevalligheden verrukken mij. O mijnelieve duif! gij zijt eindelijk uit dat oud vervallen huis gekomen waarin gij u eertijds ophieldt. Vertoon u voor mijne oogen, en laat mij uwe stem hooren: uwe stem behaagt mij, zoo wei als uwe schoonheid. Kom dan, nog eens gelegd, kom mijne onbevlekte duif, gij, dieikvoormijne welbeminde bruid verkoren heb; kom, dat ik mijnen troon in uw hart oprigte; kom, bezit het opperste geluk, dat ik u beloofd heb; kom, na zoo vele gevaren, moeijelijkheden en arbeid, kom in de genoegens van den Heer, uwen God met mijne Engelen deel nemen; kom met éénwoord,komhemonbewolktvanaansclujn tot aanschijn aanschouwen, en hem in alle eeuwigheid beminnen. (1)quot;
Alsdan omhelst Jesus haar, zegenten stelt haar eene kroon op het hoofd, en leidt haar op den troon, dien hij voor haar bereid heeft. De Engelen en de Heiligen juichen bij hare zegepraal, en roepen uit: Aldus zal ieder menscfi, die Jesus tot den dood toe getrouw is i geweesti gekroond worden! (2) Zegen, heerlijkheid, wijsheid, dankzeggingen, eer, magt en sterkte zijn aan onzen God: in alle eeu wen der eeuwen. Amenfö).
Verdwijnt, ijdele zegepraal van deze wereld, valsche eer, bedriegelijke lof van deze ballingschap, verdwijnt. Nimmermeer zult gij het voorwerp mijner wenschen en verlangens zijn; alzoo verhoop ik het van de barmhartigheid mijns Zaligmakers, nimmermeer zult gij in • (1) S. Aug iMedit, Cap. XXU. No. 2. (,2j Apoc. 11.10 (3) Apoc. Vll.32.
33i
DE LIEFDEVLAMMEN
mijn hart de minste plaats vindefl. Verdwijnt; sedert dat ik de vaste, ware en eeuwige eer, die mij in den hemel wacht, ontdekt heb; zijt gij mij een last geworden. Verdwijnt; uwe aantrekkelijkheden zijn bedriege-lijk, uwe vermaken zijn met bitterheid vermengd. Ik verlang niets anders dan den hemel,omdatikdaar met mijnen Jesus zal zijn, omdat ik mijnen Jesus daar zal beminnen, en daar van mijnen Jesus zal gekroond worden.
O hoe aangenaam en zalig is het in den hemel met Jesus en Maria te zijn! daar is het hart ten volle verzadigd: al deszelfs wenschen zijn vervuld. Daar treft men geen geween, geen droefheid, geenverdrietmeer aan; daar zijn geene ziekten, geen dood meer te vreezen. God zelf zal de tranenzijneruitverkorenenal\'droogen{1)
Daar zal ik in het gezelschap der Engelen en dei-Heiligen leven. O hemel! indien het zoo aangenaamis hier op aarde met eenige ware vrienden van God te spreken, indien het zoo aangenaam is te handelen van de hoop van hem eens voor eeuwig in den hemel te beminnen, indien het zoo hartverheugend is elkander de vreugd, die men in dedienst van Jesus gevoelt, kenbaar te maken enelkander op te wekken om hem steeds meer en meer te beminnen; wat zal het dan zijn, zich in het midden van dit glorierijk gezelschap der Heiligen te bevinden, met elkeen gemeenzaam te handelen, te spreken met God zeiven, zich teherinneren de voorgaande gevaren, de gunsten en genaden, die men ontvangen heeft, en tot elkander te mogen zeggen; Wij zijn voor eeuwig gelukkig! Indien het zoo aangenaam is, na een jaar afwezigheid cene moeder wedertezien, wat zal het dan zijn van ze dan terug te zien, zonder te moeten vreezen er nogooit van gescheiden te worden? Is het zoo zalig op aarde, deel te nemen in de pijnen van eenen vriend, wat zal het dan zijn deel te mogennemen in zijne vermaken in den hemel? O luisterrijk gezelschap der Heiligen, wanneer zal ik in het midden van u opgenomen worden!!!
U) Apoo. XXI.
332
VAN JESUS.
Daar zal ik mijnen God zien zoo als hij is. (1) Is er wel iets, dat bij dit geluk kan vergeleken worden? O mijn God! doe mij begrijpen wat gij zijt, en dan zal ik bevatten wat gelukzaligheid men smaakt met uwe schoonheid te aanschouwen.
Ik heb de heerlijkste bloemen gezien; ik heb ze in haren luister en sieraad beschouwd; ik heb de fijnheid van derzelver zamenstel en de verscheidenheid harer ivleurenbewonderd;vol verrukking lieb ik tot mij zeiven gezegd; De dochters van de lente zijn schoon!! imaar o mijn God! is dit uwe schoonheid\'\'?
De aarde, die ons tot woonplaats is gegeven, is schoon, is heerlijk. Hare weiden zijn met bloemen versierd, hare bergen zijn met heerlijk groen overdekt, hetwelk met lange bloemranken afhangt, hare heuveltjes zijn met wijngaarden beladen, en hare wegen zijn aan beide kanten met welriekende planten omzoomd. Boomen van alle soort versieren en verrijken haar met hunne vruchten; groote rivieren en waterstroomen, uit haren schoot gesproten, verspreiden overal de vruchtbaarheid en den overvloed. Ja, schoon is de aarde welke wij bewonen!!! maar, o mijn God is dit uwe schoonheid?
Schoon is een woud met zijne bladrijke boomen en zijn verkwikkenden lommer. Alles is daar stil, alles is daar vreedzaam; daar hoort men niets dan het gezang der vogelen, ol het gemurmel van een\'waterstroom, die van den top eens bergs valt, of een ligt geritsel der Waderen; welke door eenen zachten en aangenamen wind bewogen worden. Schoon is een woud met deszelfs eenzaamheid!., maar o mijn God! is dit uwe schoonheid?
Schoon is een vruchtbaar veld, hetzij dat de lente het met een groen tapijt, met duizende ontluikende bloemen bedekt, hetzij dat de zomer de korenaren doet rijpen, die de streelende hoop des landbouwers zijn, hetzij dat de herfst daar de druiven met purper kleurt hetzij, in één woord, dat, de winter hetzelve met een, door zijne witheid schitterend kl ed overdekt, en dat
(1) 1 Joan. UI. 2.
333
19.
DE LIEFDEVLAMMEN
de rijp, aan de boomen klevende, hem in zoo vele vederbossen verandert, die zich statig tot aan de wolken verheffen!.. maar, o mijn God! is dituwe schoonheid?
Schoon is de ruime zee, onder welk oogpunt zij zich ook aan ons vertoont. Nu zijn hare baren stil en rollen zachtjes over elkander, dan is zij gelijk een spiegel, die den weerschijn vaneen oogbekorend hemelschblaauw oplevert. Nu zwellen zij op en worden met woede tot aan de wolken gedreven; de zonnestralen doordringen en spelen dartelend in die opeengestapelde golven en men zou zeggen, dat het vuurbergen zijn, die zich tegen de rotsen van den zeeoever komen verbrijzelen. O! hoe majestueus is de ruime zee!... maar, o mijn God! is dit uwe schoonheid?
Schoon is de dageraad, wanneer hij verschijnt om de rijzende zon aan te kondigen; wanneer hij het oosten met de vurigste en schoonste kleuren versiert, en zich als geheel in vuur vertoont. Schoon is de opkomende dageraad!... Maar, o mijn God! is dat uwe schoonheid?
Schoon is het zonnelicht, hetwelk als een reus alle dagen in zijnen loop te voorschijn komt, en den lof van zijnen Sleester, door het geheele wereldrond, gaat verkondigen? Maar is dat uwe schoonheid, o mijn God?
Bekoorlijk en aangenaam is de zomeravond; van den eenen kant ziet men de zon hare laatste stralen achter goudgele en hemelsblauwe wolken verbergen; van den anderen kant de maan, die statig aan den gezigteinder oprijst; door geheel de uitgestrektheid van het hemelgewelf ziet men duizende sterren flikkeren. Welk too-neel! hoe menigmaal heeft het mijne ziel getroffen en mij overvloedige tranen doen storten! hoe menigmaal heeft het mijn hart, met den profeet, niet doen uitroepen : lieer hoe prachtvol zijn mve werken (1)! Maar nog eens, o mijn God! is dat uwe schoonheid?
Neen, gewis; uwe schoonheid is volkomen geestelijk en niets ter wereld kan er mij een behoorlijk denkbeeld van geven. O mijn God! zijn uwe werken zoo schoon, zoo wonderbaar, zoo verrukkend; hoe schoon (1) Ps. cm. 24.
334
VAN JESUS.
moet gij zelf dan niet zijn! Indien men zulke reine vreugd gevoelt, door de wonderen der natuur, in welke gij maar de schaduw uwer grootheid en volmaaktheden getoond hebt, te aanschouwen, wat zal het dan zijn u aanschijn aan aanschijn te zien?... Hier wederhoud, ik mij; mijne pen kan het geluk van u te aanschouwen te beminnen niet beschrijven.
O gelukzalige woning van het hemelsche Jerusalem! heldere dag der eeuwigheid, die door den nacht niet kan verduisterd worden, en dien de opperste Waarheid met hare stralen altijd verlicht; dag van onveranderlijke vreugde en rust, welke door geen de minste wisselvalligheden kan gestoord worden, wanneer zult gij voor mij schijnen? wanneer zal ik mijne ellende mijne rampen zien eindigen? wanneer zal ik uit dit ellendig leven verlost worden? O goede Jesus! wanneer zal ik het geluk hebben van u te zien en de heerlijkheid van uw rijk te aanschouwen? wanneer zal ik met u zijn in het rijk, dat gij van alle eeuwigheid voor uwe uitverkorenen bereid hebt (1)? Ik ben verlaten, behoeftig, in een vijandig land verbannen, alwaar het een gedurige oorlog is, en waar slechts groote rampspoeden te vinden zijn. Vertroost mij in mijne ellendige ballingschap; verzacht den druk van mijn hart, want het smacht naar u met het vurigste verlangen; al wat de wereld mij tot troost kan geven, bezwaart mij (2). O Jesus! ik verlang niets buiten u; schenk mij uwen hemel, opdat ik u daar volmaakt en gedurende de geheele eeuwigheid beminne. Schenk hem aan mijne ouders en vrienden; schenk hem aan zoo vele tallooze zielen, welke op het punt zijn van in de hel neder te storten, en wij zullen u allen loven, danken, en u in alle eeuwen der eeuwen beminnen. Amen.
OEFENINGEN.
Illcu moet elkauder, dour de gedachte van den hemel, tot de dienst van üod aanmuedigeu.
Wat zal ik nu zeggen, mijn lieve christen, dan dat
(1) üe Imitat. lib. UI. cap. XLVUl. (2) ILidtm.
335
DE LIEFDEVLAMMEN
gij moedig moet werken, om den hemel te verdienen ? Onze Heer heeft ons verklaard, dat de hemel voor de lafhartigen niet is, en dat men zich geweld moet aandoen, om denzelven te verkrijgen. (1) Benuttig deze waarschuwing. Daal tot in het diepste van uw geweten en zie, of gij daar geen de minste doodzonde vindt. — Neen, door de barmhartigheid Gods. — Welnu? gij zijt op den weg des lv m.quot;ls; blijf dien bewandelen en wees indachtig dat diegene alleen zal gekroond worden, welke tot het einde toe zal gestreden hebben (2).
Lijd met geduld en onderwerping de smart, de verliezen, het verdriet, den tegenspoed van dit vergankelijke leven; wedersta aan de gevaarlijke inblazingen van den vijand uwer zaligheid; werk om ootmoedig, geduldig, verstorven te worden; al uw lijden zal weldra voorbijgaan, maar de gelukzaligheid, die er het loon van zal zijn, zal eeuwig duren (3).
Ach, mijn lieve christen, in wat moeijelijke omstandigheid gij u ook bevindt, sla uwe oogen hemelwaarts en gij zult versterkt worden. Indien de duivel u kwelt en strikken legt, aanschouw den hemel, en gij zult over hem zegepralen. Indien de wereld, door hare aanlokkelijkheden en schijnvermaken, u zoekt te winnen, sla uwe oogen hemelwaarts, en zij zal u niet kunnen hinderen. Houd moed! gij zult hier niet langinmoeijelijk-heid, noch altijd in droefheid zijn. Wacht nog een weinig, en gij zult eerlang het einde van uwen druk en uw lijden zien; want al wat met den tijd voorbijgaat, is zeer gering en heeft geenen duur. Schrijf, lees, zing de lofzangen des Heeren: onderhoud de stilzwijgendheid, bid, lijd met kloekmoedigheid; het eeuwige is al die strijden en nog geweldigere waard (4). Onthecht u van al het wereldsche, scheid u van u zeiven, en herhaal zonder ophouden; Mijn Jesus dat uw rijk ons toekome.
Vaarwel, mijn lieve christen, vaarwel; doch niet voor altijd. Al zucht ik sedert lang onder het zware juk mijner veelvuldige zonden, ik stel echter mijn vertrou-
(li Malth., XI. 12, |2) II. Timoth. Ill, 5. ,3j II. Corinth.IV, 17. (4) üe lm Ut. Christ. UI. cap. XLV11I. No. 1, 2.
336
VA.N JESUS.
wen op de barmhartigheid van mijn Zaligmaker en ik hoop van zijne goedheid den hemel, dien hij voor ons heeft verdiend, te bekomen. Daar zal onze bijeenkomst zijn; daar zullen wij elkander zien. Ondertusschen,bid voor mij, beveel mij van tijd tot tijd, door de liefde aan onzen goddelijken Meester, opdat hij mij gelieve te zegenen, en mij gewaardige het eeuwige loon, dat ik zoo weinig verdien, te geven.
Vaarwel! tot wij in den hemel, voorde voeten van Jesus en Maria, ons gezamenlijk onledig houden, met gestadig hunne barmhartigheid en liefde te zingen; vaarwel!
337
Vdör de 11. Mis.
1 k vertoon mij, o mijn aanbiddelijke Zaligmaker, voor 1 uwe heilige altaren, om tegenwoordig te zijn in uw -■ goddelijk sacrificie! Maak, dat ik er door mijne aandacht en mijnen ijver al de vrucht uit trekke, die gij verlangt. Gewaardig u, door uwe genade de gesteltenissen te vergoeden, die mij ontbreken. Wisch door de verdiensten van uw lijden, dat op dit altaar gaat vernieuwd worden, al de zonden en derzelver vlekken uit, die gij in mij ziet.
Gedoog, o goddelijke Jesus, dat ik mijne meeningen met de uwe vereenig. Geef mij de gevoelens, waarmede ik zoude moeten bezield geweest zijn, indien ik getuige geweest ware van uwe slagtofferingop het kruis.
Heilige Drieëenheid, Vader, Zoon en heilige Geest, één God in drie personen, ik offer u dit heilig sacrificie, op, 1°. om aan uwe opperste Majesteit de eer te bewijzen, die haar toekomt; \'2°, om u voor al uwe weldaden te danken 3°, tot boeting mijner zonden en van al de zonden der wereld 4°, om al de voor mij noodzakelijke genaden te bekomen.
het begin tier II mis.
wanneer de priester hel altaar beklimt.
Mijn God,ik verdien niet in uwe heiligen tegen woor-digheidte verschijnen; wat ik zoude verdienen, is, van voor altoos van u gescheiden te worden uit hoofde
GEBEDEN, ENZ.
mijner tallooze ongeregtigheden. Dat ik in uwen heiligen tempel durf komen, is alleen om dezelve te be--weenen, en om u gelijk de tollenaar van het Evangelie te smeeken, mij vergeving te/schenken.
CoDÜteor.
Het is niet noodig, o mijn God, dat ik u mijne zonden veropenbaar, om ze te kennen: gij kent ze veel beter dan ik dezelve ooit zal kennen; gij leest in mijn hart al mijne ongeregtigheden. Desniettegenstaande, om mij meer te verootmoedigen, belijd ik u dezelve allen in de tegenwoordigheid van hemel en aarde. Ik beken, dat ik u zwaar vergramd heb door gedachten, door woorden en door werken en dat ik uwe verontwaardiging verdiend heb door mijne schuld, door mijne schuld, door mijne allergrootste schuld. Heb medelijden met mijne ellende, volgens uwe groote barmhartigheid. Gedenk, dat ik liet werk uwer handen en de prijs van uw bloed ben.
Liefdadige Maria, toevlugt der zondaars, bid voor mij; Engelen en Heiligen des Hemels en van het paradijs vraagt genade voor mij en bekomt voor mij vergeving en barmhartigheid.
lutruïtas on Kyrio elelstm.
Ik gevoel in mij, o mijn God, eene zoete hoop mijner zaligheid ontstaan ziende uwen dienaar met betrouwen het heilig altaar naderen en met eerbied de plaats kussen waar de reliquiën uwer Heiligen rusten. Geef mij, door hunne voorspraak eene kinderlijke vrees, van u te mishagen, en een opregt verlangen, om in alles uwen wil te volbrengen.
Gloria iu exeelsls.
. Goddelijke Jesus, gezegend zij voor altijd het gelukkige oogenbhk, op hetwelk gij u gewaardigd hebt in de wereld te verschijnen. Dat geheel het hemelsch hof u eeuwig love en verheerlijke, omdat gij wel een lig-
339
GEBEDEN
chaam en eene ziel, gelijk aan de onze, hebt willen aannemen iii den onbevlekten schoot uwer gelukzalige Moeder, Helaas! zonder die overmaat van liefde zouden wij voor altoos verloren geweest zijn. Maak, o goddelijke Zaligmaker der zielen, dat wij op de aarde den vrede genieten, dien gij er gebragt hebt, en dat wij verdienen u in den hemel te zien, u te loven, u te beminnen zonder einde, gij, die de eenige zijt, de eenige Heer de eenige Allerhoogste, met den Vader en den heiligen Geest, in al de eeuwen der eeuwen. Amen.
De Coüecft\'n.
Geef ons, Heer, door de voorspraak derheiligeMaagd en der Heiligen, die wij eeren, al de genaden, welke uw dienaar u voor zich en voor ons vraagt. Mij met hem vereenigende, doe ik u hetzelfde gebed voor hen en haar, voor welke ik vei\'pligt ben te bidden; en ik vraag u, Heer voor hen en voor mij, al de hulpmiddelen, die gij weet, dat ons noodig zijn, om het eeuwige leven te bekomen, in den naam van Jesus Christus, onzen Heer. Amen.
Epistel.
Mijn God, gij hebt mij boven zoo vele volkeren, die in de onwetendheid uwer geheimen leven, tot de kennis van uwe heilige wet geroepen. Ik ontvang uit geheel mijn hart die goddelijke wet, en ik hoor met eerbied de heilige godspraken aan, welke gij door den mond uwer profeten verkondigd hebt. Ik eerbiedig dezelve met al de onderwerping, die men aan het woord van eenen God schuldig is, ik zie er de voltrekking van met al de blijdschap mijner ziel. O mijn God, waarom heb ik voor u geen hart gelijk dat der heiligen uwer oude wet? Waarom kan ik naar u niei verlangen met de vurigheid der patriarchen, u kennen en eeren gelijk de profeten, u beminnen en mij alleen aan u hechten gelijk de apostelen?
340
ONDER DE H. MIS.
Terwijl de priester zich bereidt om het Evangelie te lezen.
Bereid mijn hart, o mijn God, om voordeel uit de waarheden te trekken, die uw heilig Evangelie bevat. Gij hebt de woorden van het eeuwige leven. Wee mij, indien het menschelijk opzigt ooit bekwaam ware, mij uwe heilige wetten te doen overtreden. Gij hebt gedreigd van u voor uwen Vader te schamen over hem, die zich over u geschaamd heeft voor de menschen. Plaats dus, o Heer, uw heilig Evangelie op mijn voorhoofd, opdat ik mijnen roem stelle in het te beoefenen; plaats het op mijne lippen, opdat ik er het voorwerp mijner zoetste onderhandelingen van make; plaats het in mijn hart, opdat ik het uit liefde beoefene.
Evangelie.
Zie mij hier opgestaan, o mijn opperste Meester, om u te bewijzen, dat ik bereid ben u te gehoorzamen in al wat gij mij zult gebieden. Spreek, Heer, uw dienaar luistert. Wat wilt gij van mij ? Dat ik zachtmoedig en ootmoedig van harte zij,. dat ik mij zeiven verloo-chene,... dat ik het rijk van God en zijne regtvaardig-heid zoeke, en gij verzekert mij, dat het overige mij tot overmaat zal gegeven worden,... dat ik uit goeder harte vergeve, uit liefde tot u mij geweld zou aandoen, om in het rijk der hemelen te komen... Ziedaar hetgeen gij mij leert; ziedaar hetgeen ik geloof. Doch hoe ver is mijne levenswijze van mijn geloof verwijderd ! Ik geloof, en leef alsof ik niet geloofde, en alsof ik een Evangelie geloofde, dat tegenstrijdig is aan het uwe. Boezem mij in, mijn God! de kloekmoedigheid, om te beoefenen hetgeen ik geloof: Gij, Heer, zult er al de eer van ontvangen.
Credo.
Ja mijn God, ik geloof al de waarheden, die gij aan onze moeder de heilige, Katholieke Apostolische en Roomsche Kerk geopenbaard hebt. Er is geene waar-
341
GEBEDEN
voor ik niet bereid ben mijn leven te geven. Het is met deze gansche onderwerping van hart en geest, dat ik vooru dezelfde geloofsbelijdenis doe, welke uw dienaar inden naam aller geloovigen uitspreekt. Ik dank u voor de onwaardeerbare genade, die gij mij bewezen hebt, met mij tot het wonderbare licht van uw heilig Evangelie te roepen. Ik vernieuw het plegtig verbond, dat ik met u gemaakt heb in het heilig doopsel, en ik verzaak op nieuw aan den duivel aan zijne ijdelheden en werken.
Clferande
Oneindige, heilige Vader, alvermogende en eeuwige God, hoe onwaardig ik ook ben voor u te verschijnen, ik durf u door de handen van den priester dit brood en dezen wijn aanbieden, welke in het ligchaam en bloed van Jesus Christus zullen veranderd worden, met de meening, welke die goddelijke Zaligmaker gehad heeft, wanneer hij die offerande\'instelde en die hij nog gehad heeft op het oogenblik, wanneer hij zich voor ons heeft geslagtofferd aan het kruis.
Ik offer het u tot erkentenis uwer opperste heerschappij voor mij en voor al de schepselen, ik offer het u tot boeting mijner zonden, tot dankzegging voor al de weldaden, waarmede gij mij overladen hebt.
Ik offer u eindelijk op, o mijn God, dit verheven sacrificie, om van uwe oneindige goedheid voor mij, voor mijne ouders, voor mijne weldoeners, mijne vrienden en mijne vijanden, die kostbare genaden der zaligheid te bekomen, welke ons niet kunnen gegeven worden dan door de verdienste van hem, die de regt-vaardige bij uitnemendheid is en die zich vooronshet slagtoffer van verzoening gemaakt heeft.
Het waascben d«r handen.
Wasch mij Heer, in het bloed van het goddelijk Lam dat men u gaat opofferen, en zuiver mijne ziel zelfs van de minste smetten, opdat ik, uw heilig altaar nade-
342
ONDER DE H. MIS.
rende, zuivere en schuldelooze handen totu moge opheffen, gelijk gij het gebiedt.
Pe Prcfatlo.
Zie, het gelukkige oogenblik nadert, waarop de koning der Engelen en menschen gaat verschijnen; Heer, vervul mij met uwen geest, datmijnhart,onthecbtvan de aarde, niet denke dan op u Welke verpligting heb ik niet, om u ten allen tijde en in alle plaatsen te prijzen en te loven, o God van hemel en aarde, oneindig groote meester, almogende en eeuwige Vader!
Niets is er regtvaardiger, niets voordeeliger dan ons met Jesus Christus te vereenigen, om u gedurig te aanbidden. Het is door hem, dat al de gelukzalige geesten hunnen eerbied aanuwemajesteit bewijzen: het is door hem, dat al dehemelschekrachten, bevangen met eene eerbiedige vrees, zich vereenigen om u te verheerlijken. Gedoog Heer, dat wij onze zwakke stemmen bij die der heilige geesten voegen, en dat wij eenparigmet hen zeggenen eene verrukking van blijdschap enverwondering:
Sanctns.
Heilig, heilig, heilig, is de Heer, de God der heerkrachten. Geheel de wereld is vervuld van zijnen luister. Dat de gelukzaligen hem loven in den hemel! Gezegend zij hij die op de aarde tot ons komt. God de Heer, gelijk degene, die hem zendt!
ücdurende (I«n Canou
Ik smeek u , in den naam van uwen Zoon en onzen Heer Jesus Christus, o oneinige barmhartige Vader! van goedgunstig aan te nemen en de olferande te zegenen, die ik u opdraag,opdat het U behage,uwe heilige Katholieke Kerk te behouden, te beschermen en te bestieren, alsookhare lidmaten, den paus, onzen bisschop en in het algemeen al degenen, die uw heilig geloof belijden.
Ik beveel u in het bijzonder, o Heer, hen voor welke
343
GEBEDEN
de regtvaardigheid, de dankbaarheid en de liefde, mij verpligten te bidden, al degene,-welke in dit aanbiddelijke sacrificie tegenwoordig zijn en voornamelijkNN. En opdat, groote God, mijne eerbewijzingenu aangenamer zouden zijn, vereenig ik mij met de glorierijke Maria, altijd maagd, moeder van onzen God en Heer Jesns Christus, met al uwe apostelen, al de gelukzalige martelaars en al de heiligen van het paradijs.
Och, dat ik, o mijn God, in dit oogenblik maar de vurige verlangens had, met welke de heilige patriarchen de komst van den Messias verlangden! och, datik maar hun geloof en hunne liefde had! Kom, lieer Jesus, kom, beminnelijke Zaligmaker derwereld, kom een geheim voltrekken, dat een kort begrip is van al uwe v/onderwerken. Het komt, dit Lam Gods, zie hier het aanbiddelijke slagtoffer, door hetwelk al de zonden der wereld vergeven worden.
De opheffing *ler II. Hostie.
Vleeschgeworden Woord, goddelijke Jesus, waarachtig God en waarachtig mensch, ik geloof dat gij hier tegenwoordig zijt; ik aanbid u met ootmoedigheid, ik bemin u uit geheel mijn hart, en, dewijl gij hier komt uit liefde tot mij offer ik mij, geheel aan u op.
Ik aanbid dit kostbaar bloed, dat gij voor alle men-schen gestort hebt en ik hoop, o mijn God, dat gij het voor mij niet vruchteloos zult vergoten hebben. Doe mij de genade, van er mij de verdiensten van toe te I eigenen. Ik offer u mijn leven, beminnelijke Jesus, tot I erkentenis van die oneindige liefde, welke gij gehad ; hebt van het uwe uit liefde voor mij te geven.
Vervolg *ao den Caaon.
Beschouw eerbiedig uwen Zaligmaker op het altaar; overweeg de geheimen, die hij daar vernieuwt; vereenig het sacrificie van uw hart met dat van zijn lig-chaam, offer het aan God zijnen Vader; smeek hem van
344
ONDER DE H. MIS.
de gebeden aan te nemen, welke die beminde Zoon voor ons doet en bid gij zelf voor de anderen.
Hoedanig zouden voortaan mijne boosheid en ondankbaarheid zijn, indien ik, na gezien te hebben, hetgeen ik aanschouw, u wederom vergramde! Neen, mijn God, ik zal nooit vergeten, wat gij mij voor oogenstelt in die hoogwaardige ceremonie: de smarten van uw lijden, den luister uwer verrijzenis,uw ligchaam geheel verscheurd, uw bloed voor ons uitgestort, waarlijk tegenwoordig voor mijne oogen op dit altaar.
Hel is nu, eeuwige majesteit, dat ik u waarlijk en eigenlijk kan offeren, het zuiver, heiligen onbevlekt slagtoffer, hetwelk gij zeil\' ons hebt willen geven en waarvan al de anderen maar een afbeeldsel waren! Ja groote God, ik durf het u zeggen, er is hier meer dan al de offeranden van Abel, van Abraham en Melchise-dech, het eenige slagtofferuw altaar waardig, onze Heer Jesus Christus uw\' Zoon, het eenige voorwerp van uw eeuwig welbehagen.
Datal degenen, die het geluk hebben deel te nemen in dit heilige slagtoffer, vervuld worden met zijnen zegen.
Dat deze zegen zich uitstorte, o mijn God, over de zielen der geloovigen, die in den vrede der Kerk gestorven zijii en bijzonder over de ziel van N. en N. Geef haar. Heer, ten aanzien van dit sacrififcie, de volle verlossing harer pijnen.
Gewaardig u, oneindig goede Vader, mij ook eens die genade toe te staan en doe mij het gezelschap genieten der heilige apostelen, der martelaars en van al de Heiligen, opdat wij eens te zamen met hen u mogen beminnen en eeuwig verheerlijken.
Pater Noster.
Hoe gelukkig ben ik, o mijn God, u tot Vader te hebben; hoe verblijd ben ik, denkende, dat de hemel, waar gij zijt, eens mijn verblijf zal wezen! Dat uw heilige naam verheerlijkt zij door geheel de aarde. Heersch volkomen over al de harten en al de willen. Geef aan uwe kinderen het geestelijke en tijdelijke voedsel. Wij
345
GEBEDEN
vergeven van ganscher harte, vergeef ons ook. Ondersteun ons in de bekoringen en in de onheilen van dit ellendig leven, maar bewaar ons van de zonde, het grootste van alle kwaad. Amen.
Agnns Dei.
Lam Gods, dat zich wel heeft willen beladen met de zonden der wereld, heb medelijden metmij. Aanbiddelijk slagtoffer mijner zaligheid, behoud mij.Goddelijke-en alvermogende beminnaar, verkrijg voor mij den vrede met uwen Vader, met mij zeiven en met mijne naasten.
Cummnnle.
Om op eene geestelijke wijze te communiceren, moet gij door eene oefening van geloof, het gevoelen vernieuwen, dat gij gehad hebt van de tegenwoordigheid van Jesus Christus, eene oefening van berouw doen,in uw hart een vurig verlangen verwekken, om Hem met den priester te ontvangen; hem bidden dat hij dit verlangen zou willen aannemen en zich metu vereenigen door u aan zijne genade deelachtig te maken..
Hoe aangenaam zou hetmij zijn, o mijnbeminnelijke Zaligmaker, van het getal dier gelukkige Christenen te wezen, aan wie de zuiverheid van geweten en eene teedere godsvrucht toelaten, alle dagen uwe heilige tafel te naderen.
Welk een voordeel voor mij, indien ik u op ditoogenblik in dit hart mogt bezitten, u mijnen eerbied bewijzen, u mijne noodwendigheden voorstellen en deel hebben aan de genade, die gij bewijst aan hen, die u wezenlijk ontvangen! Doch gewaardig u, o mijn God, wijl ik daartoe zeer onwaardig ben, de onwaardigheid mijner ziel te ontvangen; vergeef mij al mijne zonden; ik verfoei dezelve uit geheel mijn hart, omdat zij u mishagen. Ontvang de opregte meening, die ik heb, om mij met u te vereenigen. Zuiver mij door éénen uwer
346
ONDER rfE H. MIS.
oogslagen en stel mij in staat, u ten spoedigste te ontvangen.
In afwachting van dien gelukkigen dag, bid ik u, o Heer, mij deelachtig te maken aan de vruchten, welke de communie des priesters moet uitwerken in het ge-loovig volk, dat er tegenwoordig is. Vermeerder mijn geloof door de kracht van dit goddelijk Sacrament; versterk mijne hoop, zuiver mijne liefde, vervul mijn hart met uwe\'liefde, opdat liet niets meer diene dan u en dat hot niet meer leve dan voor u.
De laatste Collecten.
Gij komt om u te slagtofferen voor mijne zaligheid, o mijn God, ik wil mij slagtofferen ter eere van u. Ik ben uw slagtoffer, spaar mij niet. Ik neem uit geheel mijn hart al de kruisen aan, die het u zal behagen mij toe te zenden en ik zegen dezelve; ik ontvang ze uit uwe hand en ik voeg ze bij het uwe.
O mijn Zaligmaker, ik ben tegenwoordig geweest bij uw goddelijk sacrificie gij hebt er mij met uwewelda-den overladen. Ik zal met afschrik de minste vlek der zonde vlugten, vooral die, waartoe mijne neiging mij het geweldigste trekt; ik zal aan uwe wet getrouw zijn en ik heb vastgesteld liever alles te verliezen en te lijden dan dezelve te overtreden.
De zegen.
Zegen, o mijn God, deze heilige voornemens! Zegen ons allen door de hand van uwen dienaar en dat de uitwerksels van uwen zegen eeuwig over ons blijven. In den naam des Vaders en des Zoons en des heiligen Geestes. Amen.
Laatste Kvangelie,
Goddelijk Woord, eenige Zoon des Vaders, licht der wereld, uit den hemel gekomen, om er ons den weg van te toonen, gedoog niet, dat ik zou gelijken aan dat ongeloovig volk, dat u niet voor den Messias heeft
347
GEBEDEN ONDER DE H. MIS.
willen erkennen; laat niet toe, dat ik in dezelfde verblinding van die ongelukkigen zou vallen, die liever gehad hebben slaven van den duivel te worden, dan deel te hebben in de glorierijke aanneming van kinderen Gods, welke gij hun kwaamt bezorgen.
Vleescli geworden Woord, ik aanbidu metden diep-sten eerbied, ik stel al mijn vertrouwen op u alleen, vastelijk hopende, dat gij, aangezien gij mijn God zijt, en een God, die rnensch geworden is, om de menschen zalig te maken, mij de genaden zult geven, welke mij noodig zijn om mij te heiligen en u eeuwiglijk in den hemel te bézitten.
Gebed na de Mis-
Heer, ik bedank u voor de genade, die gij mij bewezen hebt, met heden te gedoogen, dat ik tegenwoordig ben geweest in het sacrificie der heilige Mis, bij voorkeur van zoo vele anderen, die hetzelfde geluk niet gehad hebben en ik vraag u vergiffenis voor al de misslagen, welke ik bedreven heb door de verstrooidheid van gedachten en de laauwheid, waarmede ik in uwe tegenwoordigheid geweest ben. O mijn God! dat dit Sacrificie mij zuivere van het verledene en mij ver-sterke voor het toekomende. Amên.
348
o mijn God! in uw aanbiddelijk hart het geneesmiddel zoeken voor de wonden mijner ziel. Gewaardig u mij de heilige gesteltenissen en gevoelens te verlee-nen, met welke ik tot dit Sacrament moet naderen, om er de heilzame uitwerkselen van te genieten.
Helaas! ik kan u slechts een misdadig hart aanbieden. Zoo menigwerfheb ik uinmijnebiechtenbeloofd te veranderen en mij te beterenen steeds ben ik schier dezelfde in uwe oogen; telken reize breng ik aan de voeten van uwen bedienaar dezelfde beschuldigingen, dezelfde fouten.
an droefheid en schaamte doordrongen, beiaden
met het gewigt mijner ellenden en zonden, kom ik,
Vorm eindelijk, o mijn God, in mijn hartdiewareen inwendige droefheid, die uit het hart komt en er de dwalingen van betreurt; die bovennatuurlijke droefheid, die slechts u en uwe liefde voor beweegredenen doel heeft, die algemeene droefheid, die zich over al de zonden uitstrekt, omdat elke zonde u mishaagt; die droefheid bovenal, die alle droefheid overtreft, omdat het kwaad der zonde boven alle kwaad is Ik smeek u om die opregte droefheid, die het hart verandert, hervormt en vermurwt, en het bereidt om liever duizendmaal te sterven dan u te mishagen. In deze heilige gesteltenissen zal ik tot de heilige vierschaar naderen, ik zal de ootmoedige belijdenis mijner misdaden doen, over mijne ongetrouwheden zuchten en er u vergiffenis van vragen; ik verhoop die van uwe eindelooze barmhartigheid; ik zal de uitstorting van uw aanbiddelijk bloed over mijne ziel ontvangen en mijn hart, van al zijne vlekken gereinigd, zal beter in staat zijn om u vurig te beminnen, getrouw te dienen en zich innigmet u te vereenigen.
20
. OEFENINGEN
GEBEDEN VÓÓR HET ONDERZOEK.
Ik kom voor u, o mijn God ! de wonden beschouwen welke de zonde aan mijne ziel heeft toegebragt. Kom mij te hulp. Heer, zonder u zou ik die niet kunnen ontdekken. O eeuwig licht, doe mijne duisternissen verdwijnen ! Hart van Jesus, verlicht mij omtrent al mijne zwakheden, toon mij al mijne ongetrouwheden aan, maak dat ik al mijne zonden zie, gelijk gij die zelf ziet. Heilige Maagd, mijn heilige Beschermengel, mijnehei-lige Patronen, helpt mij door uwe gebeden in dit onderzoek, hetwelk ik ga doen, om mijn hart te zuiveren, en hetzelve aan het Hart van Jesus, uw eeuwig genoegen en geluk, minder onwaardig te maken.
Doe met aandacht en opregtheidhet onderzoek van uw gedrag en vraag aan u zeiven, zonder u te vleijen, wat gij tegen God, tegen uive naasten en tegsn u zeiven misdaan hebt.
Wanneer gij die menigte van gebreken, van onachtzaamheden , van onvolmaaktheden, van zonden, en misschien van gruweldaden, die uwe ziel ontsieren en mismaken zult ontdekt hebben, ween dan bitterl ijk voor den Heer, en lees om u tot een waar berouw op te wekken, de volgende overdenkingen met eene ernstige aandacht.
OVERDENKINGEN OM ZICH TOT HET BEROUW OP TE WEKKEN.
Gevoelens van afgrijzen van de zonde om hare afschuwelijkheid.
Wat heb ik gedaan, o mijn God! door de zonde te bedrijven? Helaas! ik heb mij aan den duivel overgeleverd, ik heb mijne ziel bezoedeld, ik heb, o God! aan een ellendig schepsel de voorkeur gegeven boven u. Ach! ik gevoel eenen gruwel van hetgeen ik gedaan heb: ik vraagu daarvoor vergiffenis. Help mij,mijnGod!uit eenen zoo j ammerlijken en schandelij ken staat opstaan.
350
VOOR DE BIECHT.
VERFOEIJING DER ZONDE OP HET ZIEN DER RAMPEN WELKE ZIJ ONS DOET ONDERGAAN.
O God! wat is mij wedervaren, wanneer ik door het grootste der ongelukken, de zonde begaan heb! Helaas! ik weet het nu: in mijn hart dat wangedrogt doende geboren worden, heeft het mij dendoodtoegebragt,en mij den onwaardeerbaren schat der genade, dien ik bezat, ontroofd. Ach! ik verfoei den -vijand mijner zaligheid; ik heb vast besloten, hem voortaan te vlugten als eene slang, die door hare venijnige steken de zielen doodt.
GEVOELENS OP HET ZIEN VAN JESUS, STERVENDE AAN HET KRUIS.
Ziedaar,o mijn Zaligmaker!ziedaar,waartoedeliefde, welke gij mij toedraagt, u heeft gebragt, ziedaar trouwelooze, die ik ben, ondankbaar hart, wat ik heb durven hernieuwen door mijne zonden, door mijnen Verlosser te beleedigen, en door hem op nieuw in mij te kruisigen! O droefheid! o bittere tranen! Heer, zie die uit mijn hart vloeijen, en dat uw bloed, tot mijne zaligmaking vergoten, nog strekke om mijne laatste ondankbaarheden uit te wisschen.
OEFENING VANBEROUW OPHET ZIEN VAN GODS GOEDHEID.
Gij zijtmijn Vader, o mijn God, en gij zijt voor mij steeds een vader van goedheid geweest. Hoe heb ik ondankbaar genoeg kunnen zijn om u te beleedigen? Hoe hebben zoo menigvuldige weldaden de versteendheid van mijn hart niet vermorzeld. Ik heb tegen u gezondigd, o mijn God! ik heb het kwaad voor uw aanschijn bedreven: het is onder uwe oogen, dat ik mij tegen u heb durven verzetten, na alvorens met uwe weldaden en gunsten overladen te zijn geweest. Ontferm u mijner, Heer! volgens uwe groote barmhartigheid en wisch mijne zonden uit, volgens de menigte
351
OEFENINGEN
uwer goedheden. Reinig mij van mijne zonden, ik ken die, o mijn God! door het licht uwer genade. Mijnhart bukt onder derzelver drukkend gewigt, uwe goedheid zelve beschaamt het, en maakt zijn leedwezen bitterder. Hoe beminnenswaardiger gij zijt, des te misdadiger is mijn gevoel. De beleediging, de smaad, dien ik u heb aangedaan, treffen mij meer dan al de rampen, welke mijne ongeregtigheden over mijzoudenkunnen halen. Mijn bedroefd hart zegt mij, dat hetunietmeer wil beleedigen; maar helaas! o mijn God! gij kent hetzelve, o mijn eenige Geneesheer! verlos het van zijne boosheid, zwakheid en onstandvastigheid.
GEVOELENS VAN HOOP.
O mijn God! ondanks het diepe gevoel mijner ellende, kan ik, op het zien van het kruis, mijn hart geen zoete hoop weigeren. Jesus heeft zich voor mij geslagt-offerd, hij heeft voor mijne ongeregtigheden geboet, het kruis verwerft mij barmhartigheid. Ik bedrieg mij niet, ik laat mij door geene dwaze hoop vervoeren, neen, mijn God! ik vraag en verbeid uwe genade; ik verwacht haar, reeds is zij mij vooraf vergund. Mijn hart is vervuld met feeder vertrouwen; neen, liet is niet vermetel Helaas! zoo de ondankbare alleen u aanriep, zoo hij U niets opte dragen hadde, dan de zuchten van zijn uitgeput hart, dan de snikken van eonen mond, zoo lang door de zonde bezoedeld, dan de tranen zijner oogen, zoo lang misdadig, helaas! dan zoude ongelukkige kunnen mismoedig worden en met reden in wanhoop vervallen. Maar neen, mijn goede Meester, de verloren zoon,geplaatsttusschen de krib vanBethlehem en het kruis des Calvarie-bergs, bidt niet, smeekt niet alleen.Zijne verzuchtingen, zijn gejammer,zijne tranen alles is met dien goddelijken balsem ovevgoten.
OEFENING VAN EEN GOED VOORNEMEN.
Maar, ik weet ook, dat ik om mijne hoop niet ijdel
352
VOOR DE BIECHT.
te zien, mijne wegen moet hervormen; mijne getrouwheid aan uwe heilige wet moet voortaan de plaals innemen van die tegenstrijdigheid, welke ik zoo lang tusschen mij en uw gebod gesteld heb, en het is ook daarheen, dat ik, met de hulp uwer heilige genade, die ik dringend afsmeek, o mijn God, van heden af, al mijne pogingen zal aanwenden. Neen, Heer, ik wil u niet meer beleedigen; van dezen stond af, begin ik u te beminnen. Ja, gij zijt de God van mijn hart, heersch in hetzelve als Opperheer. Ik bemin u uit geheel mijne ziel. Ik verzaak voor altoos aan de zonde, omdat zij u beleedigt. Ik verfoei al degenen, welke ik bedreven heb, en ik verfoei die uit liefde tot u, omdat zij u mishagen, en gij eindeloos heilig, eindeloos goed eindeloos beminnelijk zijt. Ikhebhetonwrikbare voornemen van die niet meer te bedrijven: ach, mijn God! gewaardig u, mij nu tegen al de aanvallen mijner hartstogten te versterken. O mijn lieve Jesus! die mij eenen goeden wil inboezemt, zegen dien, versterk hem zoodanig,datik mij, welke gelegenheden erzichmogten opdoen, welke bekoringen mij ook mogten overvallen, nimmer van u, nimmer van uwe liefde scheide.
GEBED TOT DE ALLERHEILIGSTE MAAGD, ZIJNEN BE-SCHERMEiNGEL EN ZIJNE PATRONEN.
Moeder van mijnen Zaligmaker, Moeder der genade en barmhartigheid, veilige toevlugt der zondaren, bid voor mij inzonderheid in dit oogenblik; ik smeek u van mij te verwerven, dat de biecht, welke ik ga spreken, mij niet misdadiger make, maar dat ik in dezelve, integendeel, de vergiffenis vinde van het ver-ledene, en de noodige genade om voortaan niet meer te zondigen.
Mijn goede Engel,trouweenijverigebewaardermij-ner ziel, gij, die getuige zijt geweest van mijnen val, die daarover zoo diep bedrukt waart, heb medelijden met mijne uiterste ellende, help mij om op te staan, en maak, bid ik u, door uwe veelvermogende voor-50 20.
353
OEFENINGEN
spraak, dat ik uit die heilige bron geheel gezuiverd kome, en dat ik voortaan het kleed der onschuld niet meer verlieze, door de hulp der genade, aan uwe inspraken getrouw blijvende.
En ook gij groote Heiligen, wier naam ik het geluk heb te dragen, ik beveel mij dringend in uwe bescherming, zijt mijne voorsprekers, opdat ik, doordrongen van het groote gewigt der zaak, welke ik gaverrigten, die gesteltenis hebbe, waurmedegij bezield waart, toen gij ons tot voorbeeld op aarde verstrektet! Verwerf mij de onuitsprekelijke weldaad, dat ik in het diepste van mijn hart, zoo als weleer de melaatsche, deze troostvolle woorden van Jesus Christus moge hooren; Ga, uwe zonden worden u vergeven: ik bekrachtig het vonnis van vrijspraak mijns dienaars: de vrede zij met u.
GEBED VOOR DA.T MEN DEN BIECHTSTOEL INGAAT.
Ik aanbid u, o mijn Zaligmaker! verschijnende voor uwen Vader, gebukt onder het gewigt mijner zonden, en de schaamte derzelve dragende, alsof gij zelf die bedreven haddet. Ik ben het, mijn God, ik ben het, die de misdaad begaan heb: is het niet billijk, dat ik de schande er van drage, de bitterheid er van onder vinde? Maar onderschraag mij, stel in mijn hart zoodanige inwendige gevoelens van vernietiging, vanhartzeer en ijver, om de verheerlijkingvan uwen Vader te handhaven, als gij die zelf aan hem in den hof der Olijven, hebt opgedragen. Geef mij den moed van al mijne zonden, zonder verschooning, noch bewimpeling, te belijden, opdat ik aan de goddelijke regtvaardigheid voldoen en de eeuwige verwerping ontgaan moge.
Helaas! mijn God! gij ziet mijne ziel, door de leelijk-heid der zonde, geheel misvormd. Herschep uw beeld in mij door de kracht van het Sacrament van boetvaardigheid; maak dat ik in hetzelve vinde de vergiffenis van al mijne zonden, en de kracht om daarin niet meer te hervallen. Amen.
354
VOOR DE BIECHT.
GEBEDEN
Voor de biecht, voor die personen, welke hun geweten aan geene doodelijke zonden schuldig kennen, maar slechts aan dagelijksche zonden, die geheel vrijwillig en herhaalde malen bedreven zijn.
GEVOELENS VAN BEROUW; GOED VOORNEMEN; AANROEPING VAN DE GODDELIJKE HULP; VERTROUWEN OP GOD.
Ach ! welke schaamte en welk ongeluk voor mij, o mijn God! van u nog zoo menigwerf en met eene zoo volkomene toestemming en vaste bepaling van mijnen wil, te vergrammen,nau zoo menigmaal beloofd te hebben van alles te vermijden, wat u kan mishagen. Ik verdien, dat gij mij uwe genade, uwen bijstand onttrekt, en mij aan al het geweld van de vijanden mijner zaligheid overlaat. Ja, indien gij mij steeds laauw en kwijnend ziende in uwe dienst, alleen gehoor moest geven aan uwe verontwaardig ing, zoudt gij u van mij verwijderen, en reeds lang zou ik ongelukkig de waarheid bewezen hebben van de godspraak, door u eens uitgesproken: Dat hij, die ontrouw is in kleine zaken, dat ook in groote ivordt; maar neen, gij hebt nog medelijden met mij, Gij hebt u bevredigd met mij te bedreigen, om mij de oogen te openen voor de gevaren, en gij hebt u gewaardigd mij te behoeden voor het ongeluk van uwe vriendschap te verliezen en op nieuw in de slavernij des duivels te vallen, waaruit gij mij door uwe groote barmhartigheid, getrokken hebt; ik dank u daarvoor met al de dankbaarheid, eene gunst waardig, die grooter is, naar mate zij minder verdiend wordt. Nogthans, o mijn God! bedriegt mij misschien de eigenliefde niet, altoos zoo behendig om ons te misleiden, terwijl ik aldus mijne fouten beoordeel, en hoop, dat zij zoodanig nooit zijn, dat zij uwe eeuwige wraaknemingen verdiend hebben? Zoodanige daad schijnt ons slechts eene dagelijksche zonde, diemaar al te dikwijls doodelijk is in de oogen uwer eindelooze heiligheid.
355
OEFENINGEN
Maar eindelijk, wanneer ik zeker zou zijn van mij niet te vergissen, ben ik nogthans ook zeker, van een kwaad bedreven te hebben, dat gij boven alles haat, hetwelk gij straft met folteringen, welker strengheid mijn begrip overtreft, en welker duurzaamheid geheele eeuwen in het vagevuur kan bevatten, zoo ik daarvoor niet in deze wereld boet. Dwaze, die ik ben, van mij aan zoodanige kastijdingen bloot te stellen, voor een ijdel vermaak, voor eene geringe voldoening, waardoor ik den overvloed uwer genaden verminder, en mij al-zoo aan die zonden blootstel, die de eeuwige afgronden openen.
Maar ik heb niet slechts eene dwaasheid begaan, ik heb mij nog aan de uiterste ondankbaarheid jegens u schuldig gevnaakt, jegensu, die mij met weldaden overlaadt in den tijd zelfs, dat ik uwen toorn zou verdienen. Ik heb niet gevreesd u te mishagen en uwe heiligheid te béleedigen,metdevoorkeuraanhetschepsel boven u te geven. Hoe! het is mij onverschillig geweest u te bedroeven, u mijnen teederen Vader, u, die mij met zoo veel edelmoedigheid bemint. Ik heb niet gevreesd mijne beleedigingen tegen u zelfs te vermenigvuldigen , die nogthans al onze Itefde zoo waardig zijt, door uwe eindeloos beminnelijke hoedanigheden, die u het genoegen uwer Engelen en Heiligen maken.
O God aller goedheid! o mijn Vader! o de beste, de verduldigste aller vaderen, laat u bewegen door de gevoelens van een opregt rouwig hart, van een hart, dat meer getroffen is over zijne misdrijven, door het ongenoegen, hetwelk zij u hebben aangedaan, dan door de straffen, welke zij verdiend, en het vagevuur, waaraan zij mij blootgesteld hebben.
Vergeving, o mijn God! voor het kwaad, dat ik bedreven heb en heb doen bedrijven; vergeving voor het goede, dat gij van mij verwachtet en hetwelk ik niet gedaan heb; vergeving voor al de zonden, die mij bekend, voor alle, die onbekend zijn; vergeving voor al de fouten, waarover ik slechts als een blinde geoordeeld heb, maar waarvan gij al de grootheid ziet: ik
356
VOOR DE\' BIECHT.
verfoei, ik verzaak die, en er zijn geene pogingen, welke ik voortaan niet zal aanwenden, om u mijn leedwezen, mijne onderwerping en mijne liefde te betuigen, door eene naauwkeurige getrouwheid aan uwe wet, door het vlugten van al wat u het minste zou kunnen mishagen door de opoffering van al mijne begeerlijkheden eindelijk door eene ware en aanhoudende boetvaardigheid, want gij zijt waardig, zonder verdeeldheid en quot;met al de vurigheid, waarvoor eene ziel vatbaar is, gediend en be\'mind te worden.
Maar helaas! hoezeer vrees ik, ondanks al deze heilige voornemens, welke gij mij inboezemt, van u nog ontrouw te worden! Ach! wanneer zal dan mijn hervallen eens een einde nemen? Wanneer zal ik dan gestadig het goed oefenen, hetwelk ik in mijn hart goedkeur, en wanneer zal ik het kwaad, dat ik verfoei, geheel vermijden?
O mijn goede Vader! gij, die mijne zwakheid kent, ontferm u mijner, ondersteun mij, maak mij sterk tegen de noodlottige neigingen mijner bedorvcne natuur, gij kunt mij al hare aanvallen doen overwinnen, en gij. wilt het: ach! ik smeek u, maak, dat ik door mijn laauw en kwijnend leven in uwe dienst geene hinderpalen meer stelle aan de volbrenging van uwen wil, die altoos zoo opregt en vaderlijk voor mij is.
O gij, die de zware boeijen verbrijzeld hebt, welke mij weleer den slaaf mijner hartstogten maakten, voltrek in mij hetgene gij begonnen hebt! wek mijne verdoofde ziel op, verlevendig mijngeloof, doe mijneliefde ontvlammen: gij hebt aan de deur van mijn hart geklopt, om het tebekeeren; bepaal uwe barmhartigheid daarbij niet, klop nogmaals, tot dat het getroffen dooi1 uwe goedheid en zijiie ellende, u in niets meer weder-sta, maar zich zonder voorbehouding aan u geve, om u dagelijks meer en meer te beminnen.
Ik verwacht deze genade en de vergeving mijner zonden van u, met een vast vertrouwen; niet omdat ik steun op mijne gebeden, die nietwaardigzijnverhoord te worden, daar ik een groot zondaar ben; maar om-
357
OEFENINGEN
dat ik uwe barmhartigheid aanroep, door u de einde-looze verdiensten van Jesus Christus, uwen goddelij-ken Zoon, aan te bieden, en omdat gij beloofd hebt niets te weigeren van hetgene men u in zijnen naam zal vragen.
OEFENING TOT EEN VOLMAAKT BEROUW.
Heer, heb medelijden met mij, ontferm u mijner; God hemelsche Vader, God Zoon Verlosser der wereld. God Heilige Geest, Heiligmaker der zielen, ontferm u mijner volgens uwe groote barmhartigheid. Wees mij genadig, o God, gij, die den dood des zondaars niet wilt, maar dat hij zich bekeere en leve. Ziehier een armen zondaar, dien gij met zoo veel langmoedigheid hebt gewacht , en met zoo veel liefde uitgenoodigd om tot u weder te keeren Met vertrouwen werp ik mij voor uwe voeten, hoewel ik u dikwijls vergramd heb, want gij zijt een goede Vader, die uw verloren, uw ondankbaar kind met vaderlijke teederheid ontvar gt; gij zijt de goede herder, die het verloren schaap met blijdschap op zijne schouderen neemt en tot uwen schaapstal terug brengt; gij zijt de medelijdende Samaritaan, die de olie uwer barmhartigheid stort in de wonden onzer ziel. O, ontferm u mijner, mijn God, ontferm u mijner!
liet is mij uit geheel mijn hart leed.
Dat ik gezondigd heb;
Dat ik zoo langen tijd, zoo dikwijls, zoo zwaar gezondigd heb:
Dat ik gezondigd heb door gedachten woorden en werken;
Dat ik gezondigd heb door al de zintuigen van mijn ligchaam;
Dat ik gezondigd heb door al mijne geestvermogens; Dat ik gezondigd heb met zoo groote stoutmoedigheid
van mijnen wil en kennis mijner boosaardigheid; Dat ik de voorkeur aan het schepsel bo ven u gegevenheb;
358
VOOR DE BIECHT.
Dat ik u verzaakt heb, om de ijdelheid aan te kleven; Dat ik uwe eindelooze vermaken veracht heb;
Dat ik de smarten en het lij den van Jesus hernieuwd heb; Dat ik uwe gunsten en uwe vriendschap versmaad heb; O mijn God! het is mij leed uit geheel mijn hart, en
louter om u.
Omdat ik u mishaagd heb;
Omdat ik u beleedigd heb;
Niet uit vrees der straffen,
Niet uit hoop der belooning\',
Niet uit noodzakelijkheid,
Maar uit liefde tot u.
Uit eerbied voor uwe oppermajesteit;
Omdat gij eindeloos heilig, eindeloos beminnenswaardig zijt en de zonde u boven alles mishaagt;
Het is mij leed, Heer! en ik gevoel dezelfde droefheid,
welke uwe Heiligen hadden over hunne zonden; Omdat ik u bemin, o mijn God! wil ik mij met uwe
genade beteren;
U, van nu af niet meer beleedigen;
Alle gelegenheden van zonde vlugten;
Miine kwade gewoonten eenen aanhoudenden oorlog
aandoen;
Aan alle bekoringen wederstaan;
Alle slechte gedachten in mij uitdooven;
Verkiezen liever te verliezen al wat ik bezit, eerder
dan u nog te beleedigen;
Verkiezen alles te lijden, den dood zelfs te ondergaan,
liever dan voortaan nog te zondigen.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Onze Vader, enz.
GEBED.
O mijn God! bron der goede voornemens en der goede werken, verleen mij dekrachtomeenlevendigberouw over mijne zonden te gevoelen, om mij krachtdadig te beteren,opdat het mij moge gelukken van uwe eindelooze barmhartigheid, door de verdiensten van Jesus Christus; vergevingmijnerzonden te mogenverwerven. Am.
359
Gevoelcna van vreugde, dankbnnrheld en vernlenwlng van het goede voornemen.
Ohoe goed is de Heer, hoe onbegrijpelijk is hij in zijne barmhartigheden! Mijne ziel dompel u nö in do troostvolle overdenking der gunsten, die uw God u heeft bewezen.hoe goed is de Heer, hoe onbegrijpelijk is hij in zijne barmhartigheden! Mijne ziel dompel u nö in do troostvolle overdenking der gunsten, die uw God u heeft bewezen.
Gij hebt mij dan vergeving geschonken, o mijn God! Ja, ik durf het hopen, ik durf het gelooven, ik ben in uwe gunst hersteld... Uw dienaar heeft mij in uwen naam gezegd; Ga in vrede. O mijn hart! smaak de zoetheid van dit troostvolle woord en geniet de aangenaamheden van dezen kostbaren vrede.
Verwijdert u van mij, aardsche voorwerpen! dat niets mij in dit zoete gevoelen kome verstoren.
O mijn God! uwe barmhartigheid is grenzeloos: gij hebt ten mijnen voordeele wonderen uitgewerkt. Al de dagen mijns levens zal ik u loven; ik zal niet meer leven dan voor u; ik zal u mijn geheel leven toewijden; ik zal de zonden vlugten; ik zal alles opofferen om u te behagen, ik zalu uit geheel mijn hart, uit geheel mijne ziel, boven al beminnen. Gij alleen zult mija hart bezitten, ja zonder verdeeling, zonder wederhouding bezitten... Maar gewaardig u, door uwe genade, het voornemen te versterken, dat ik maak, van u dit hart niet meer te ontrukken, dat ik zoo even aan uheb toegewijd. Maak het besluit krachtdadig, hetwelk ik neem, van alle gelegenheden der zonden te vlugten, vooral van die zonde, die u in mij sedert zoo lang mishaagt; ach! gewaardig u, o Jesus! uw werk in mij te voltrekken, door mij de heilige volharding te schenken; er is voor uwe verheerlijking aan gelegen; toen in mijnen persoon aan de zondaars de magt uwer genade, die niet slechts eene ziel uit het graf, waarin zij gedompeld was, kan doen opstaan, maar ook kan doen beletten, dat zij daarin nog immer nederdale; het is
OEFENINGEN NA DE BIECHT. 361
alzoo, o goede Jesus! dat ik, na u op aarde gediend en bemind te hebben, even als zoo vele andere boetvaardige zondaars, het geluk zal smaken van uwe einde-looze barmhartigheden in de gelukzalige eeuwigheid te bezingen.
AANNEMING ÜER OPGELEGDE BOETEN.
O geregtigheid van mijnen God, ik ben niet in staat voor mijne beleedigingen te voldoen; maar ik biedude eindelooze verdiensten aan van eenen God. Ik bied u aan, Heer, liet heilig Hart van uwen goddelijken Zoon: zoo ik al de droefheid niet gevoel, welke mijne zonden vorderen, zie dan op degenen, die dit aanbiddelijk hart overstelpt hebben, üiediepe wonden, al dat bloed spreken voor mij; zij getuigen, dat deze goddelijke Zaligmaker voor al mijne beleedigingen voldaan heeft.
O mijn God! vergeef mij dan al mijne ijdelheden en mijnen hoogmoed, uit hoofde der ootmoedigheid van uwen Zoon; vergeef mij mijne vijandschappen en mijnen haat, om zijne overgroote liefde; vergeef mijne oploopendheden en gramschap, uit. aanmerking zijner zachtmoedigheid en de ongeregeldheid mijner zinnen, uit hoofde van zijn voor mij verscheurd maagdelijk vleesch; vergeef mijne on verstorvenheden, uit aanmerking van den honger en dorst, die uw Zoon, stervendeaanhetkruis, geledenheeft. O Hart van Jesus! aanzie uwe voldoening, want gij zijt mijn Verlosser.
Maar, mijn God! gij wilt ook, dat ik boetvaardigheid doe, om te verwerven, dat ik mij de voldoening van uwen Goddelijken Zoon zie toevoegen: ik neem dan zonder uitzondering de geheele boete aan, waartoe gij mij hebt veroordeeld. Ja, Heer! tot kastijding mijner ongeregtigheden, aanvaard ik, van heden af, en maak ik het voornemen, om met geduld te verdragen, al de beproevingen, smarten en pijnlijkheden, al de ziekten en vervolgingen, en eindelijk al do rampen, die mij in dit leven kunnen wedervaren. Dat zij van uwentwege komen, of mij door de schepselen worden aangedaan, 50 21
OEFENINGEN
dit zij voor. mij om het even, ik neem alles aan volgens de beschikkingen uwer Voorzienigheid. Ik verdien zekerlijk wel, dat de schepselen zamenspannen om mij te straffen, omdat ik den Schepper zoo Onwaardig beleedigd heb.
Ik aanvaard, o mijn God! met denzelfden geest van boetvaardigheid de voldoening, mij door uwen bedienaar opgelegd, ik aanvaard die met het opregte verlangen van uwe eer, welke ik beleedigd heb, te wreken; ik vereenig die, o mijn Zaligmaker! met de smarten van uw lijden en van uwen dood. Dat de overvloed uwer verdiensten en de eindelooze liefde van uw hart voorzien in de onvolmaaktheid en de ongenoegzaamheid mijner werken. Amen.
GEBED NA. DE BIECHT, WANNEER DE BIECHTVADER DE ABSOLUTIE HEEFT UITGESTELD.
Hoe droevig, Heer, hoe smartvol is het mij, van eene gegronde vrees te moeten hebben, dat iknoguw vijand ben! Ik laat echter niet na uit goeder harte toe te stemmen in het vonnis van uwen bedienaar. Eene overhaaste vrijspraak zou mij waarschijnlijk in het ver -derf hebben gestort, eenwijsuitstelzalmijversterken. Maar tot hoelang zal die smartvolle afscheiding vanu, die noodlottige banvloek duren? Men zegt mij, dat mijn lot in mijne handen is en men den boom niet kan be-oordeelen dan volgens zijne vruchten. Ach, Heer! plant gij zelf, besproei en geef den wasdom; ik ga mij met u vereenigen. Eene eerste, eene tweede beproeving zullen mij niet afschrikken. Dag en nacht zal ik hem zoeken, welken mijne ziel begint te beminnen. Ik zal ontsteld en in eene doodelijke ongerustheid zijn, tot dat ik hem zal hebben gevonden. Daar het zijne liefde is, die hem voor eenigen tijd aan mij onttrekt, zal ik hem afwachten in het volle vertrouwen, dat hij zich eindelijk zal gewaardigen zich aan mij te geven.
O mijn God! o mijn Vader! spaar mij: behoed mij ten minste tot den dag, op welke gij mij, als den
362
NA DE BIECHT.
verloren doch rouwmoedigen zoon, in de armen uwer barmhartigheid ontvangen, en de vriendschap wedergeven zult, naar welke ik verzucht. Ik ga, ten einde die te verdienen, met de hulp uwer genade, de wijze raadgevingen volgen, welke uw dienaar mij gegeven heeft, om mij van de naaste gelegenheden der zonde te ontmaken, om eindelijk al de hinderpalen uit den weg te ruimen, die mij herooven van de mededeeling in het geluk van zoo veel godvreezende geloovigen, die tot uwe H. Tafel toegelaten worden. Ik ben zeker deze gunst zeer onwaardig, welke gij alle regt hebt mij voor altoos te wei geren: maar zoo als deGhananeesche vrouw u zulks met ootmoed vroeg, smeek ik u, geef mij de hrokkelingen, die van uwe tafel vcdlen. Ik verdien uwe bevoorregte gunsten niet, ik durf die niet vragen; be-handel mij slechts zoo als men een huurling bejegent, geef mij het versterkende brood uwer genade, opdat ik, zegevierende over de zonde, uit mijne boeijen verlost, van mijne vlekken gezuiverd, u zelf moge ontvangen, u in mijn hart plaatsen, om mij nimmermeer van u te scheiden O mijn Vader, help mij ! o mijn Vader, schenk mij vergiffenis!
En gij, o liefderijke Maria! zekere toevlugt van den berouwhebbenden zondaar, wees mijne beschermster en mijne voorspraak, verwerf mij barmhartigheid.
Ook gij, o heilige engel, mijn trouwe bewaarder, bid voor mij; mijne heilige patronen, bid voor mij, o gij alle hemellingen! weest mijne voorsprekers bij Jesus Christus, mijnen Zaligmaker. Amen,
363
Er zijn drie zaken, nooitg om. eene vurige communie te doen, te weten: 1. E)E VERRE BEREIDING, 2. DE NAASTE BEREIDING. 3. DE DANKZEGGING.
Dcc verre bereiding. Zij bestaat: 1°. in zuiver te zijn van doodzonde, zonder hetwelk de communie eene schromelijke heiligschennis zou zijn. Beproef udan alvorens gij tot de heilige tafel nadert (1), doch dat dit zonder ontsteltenis en twijfelmoedigheid zij. Herinner u, dat, indien uw geweten met eene doodzonde Ijesmet ware, zonder dat gij dit weet hetgeen bijna onmogelijk is, gij geene heiligschennis zoudt bedrijven met het heilige Sacrament des Altaars te ontvangen (2), maar dat het Sacrament in uwe ziel de heiligmakende genade zou voortbrengen. Echter, mijn Vader, ben ik beducht eiken keer, dat ik tot dc heilige communie ga, omdat ik vrees, van niet in staat van genade te zijn, en de vergiffenis mijner zonden, niet verkregen te hebben. — Luister, mijn lieve Christen, naar hetgeen de godvruchtige en geleerde Gerson zegt en volg den wijzen raad, dien hij u geeft; «Wanneereenchristen,zegthij, voorgenomen heeft bet heilig Sacrament des Altaars te ontvangen en dat hij ontsteld en bevreesd wordt, omdat hij zich inbeeldt van geene goede biecht gesproken te hebben, dan moet hij deze vrees aanzien als eene bekoring van den duivel, die hem alzoo zou willen berooven van het groote geestelijke goed der heilige communie en zich op de volgende wijze gedragen: Hij denke, dat, al was hij honderd jaren bezig met zich waardig te maken, om JesusGhristusteo.itvangen, hij, onder eene bijzondere hulp van God, daarin nooit zal slagen^ doch hij zij indachtig, dat God zoo wel heden
(gt;) l Corinlb. XI. 28. (2) Zie liet Concilie van Trente en alle godgeleerden.
OMDKHPJGTING, ENZ.
als na honderd jaren hem deze genade kan vergunnen. Verder merke hij op, dat. niemand in dit leven niet volle zekerheid weten kan, of hij in staat van genade is, zonder eene bijzondere openbaring; maar dat er eene menschelijke en zedelijke zekerheid noodigis,en die toereikendisvoordestoli\'e,diewij verhandelen Om deze te bekomen, moet men in zich zeiven keeren, zijn geweten onderzoeken en doenwatdevoorzigtigheiden onze bestuurders ons bevoelen. Wanneer men, na dit onderzoek niet weet aan eene doodelijke zonde pligtig te zijn, mag men tot de communie naderen, zonder te vreezen een nieuwe zonde te bedrijven. Indien er ons nog kleine twijfelingen overkomen, moet men die verachten en voortgaan.quot;
2°. De verre bereiding bestaat in zuiver te zijn, niet van alle dagelijksche zonden, aangezien onze groote zwakheid, maar van de genegenheid tot de dagelijksche zonden, hetwelk zonder de gewone beoefeningdesge-beds, en zonder de wereld te vlug ten voor zoo veel hot de welvoegelijkheid van onzen staat toelaat, niet kan geschieden. Wel is waar, de dagelijksche zonden doo-ven in ons het vuur der liefde niet uit, zij beroovenons niet van de genade en van de liefde Gods; maar zij verkoelen de vurigheid van de godsvrucht, enberooven ons van dien overvloed van genaden, welke zij, die met eene groote zuiverheid des harten te communie gaan, genieten.
3°. Deze verre bereiding bestaat ook in een vurig verlangen om Jesus Christus te ontvangen, daar deze geestelijke spijs maar voordeelig is voor diegenen, welke er hongerig naar zijn: God wil begeerd worden (1), doch bijzonder van diegenen, welke tot de heilige Tafel naderen.
Eindelijk 4°. zij bestaat in eene zuivere meening. Wacht u wel, christen, van ooit uit eigenliefde, uit verwaandheid, uit menschelijk opzigt de communie te ontvangen: helaas! de hoogmoed sluipt overal binnen. God behoede u, dat gij ooit gelijk zijt aan diepersonen, (l) Deus sitit sitiri. S. Greg Nyss.
305
ONDERRIGTING
•welke dikwijls -willen communiceren, nietzoozeerom beter, ingekeerder, zachtmoediger, ootmoediger en meer -verstorven te worden, dan om godvruchtiger te schijnen dan zij inderdaad zijn! Dat uwe meening altijd zuiver en opregt zij; dat zijbeoogedeeer vanGod.uwe eigene zaligheid, de uitroeijing van eenige ondeugd, uwe versterking in de oefening van de eene of andere deugd, de bevrijding van deze of gene bekoring, indien het onzen Heer aldus behaagt, of eindelijk om eenige andere gunst ol genade voor u zei ven, uwe bloedverwanten, uwe kinderen, kennissen, en zoo voorts, te verzoeken, of om de zielen des vagevuurs te verlossen.
Er is eene andere soort van verre bereiding, die bestaat in de volgende oefeningen : Eenige dagen voor de communie en ten laatste daags te voren, doe uwe werken en gebeden met het inzigt, van de noodige genaden om wel te communiceren te verkrijgen: voeg daarbij eenige aalmoes, eenige kleine versterving, enz. Tracht u in eene groote ingekeerdheid te houden, dikwijls denkende op het geluk, dat gij gaat genieten, van uwen God te ontvangen. Tracht met deze gedachten, die ook uwe eerste moeten zijn, wanneer gij zult ontwaken, in te slapen. Zeg alsdan tot u zeiven: Welke gelukkige dag voor mij! Jesus gaat aanstonds in mijn hart komen! o mijn goedertieren Meester! kom, bezit nemen van het hart vanuw arm schepsel, enz.
II. De naaste bereiding. — Zij bestaat in, uit den grond zijns harten, de verschillende oefeningen voor de communie te verwekken Achter dit onderrigtzult gij deswege voorbeelden aantreffen; maar dewijl het te vreezen is, dat, met dezelve dikwijls te herhalen, gij eindelijk er de gewoonte van zoudt aannemen, ga ik, volgens Lodewijk van Grenada en pater Alphonsus de Rodriguez (i), u de wijze aantoonen, om deze oefeningen uit eigen beweging te verwekken. De Heiligen en de meesters van het geestelijke leven zeggen, dat
(ll Rodriguez, Chrhlelijh Volmaaktheid2gdce\',8üvcrhandoliri^ geheel — Lodewijk van Grenada, Gedenkschrift van hei christelijke leven, le deel, 8e boek en verder.
366
OVER DE H. COMMUNIEi
om OTervloedige vruchten uit de heilige communie te trekken, men tot dezelve moet naderen: 10. met veel ootmoedigheid en eerbied; 2°. met veel liefde en betrouwen: 3°. met groote vurigheid en verlangen, om dit hemelsche brood te nutten.
1°, Men moet tot dit aanbiddelijk Sacrament met grooten eerbied en ootmoedigheid naderen. Om dit gevoelen in uw hart op te wekken, kunt gij u vooreerst de opperste grootheiden oneindige majesteit van God, die waarlijk in het heilige Sacrament des Altaars tegenwoordig is, voor oogen stellen; overwegen, dat het diegene is, welke door zijnen wil alleen hemel en aarde geschapen heeft, die hen door zijnen enkelen wil in stand houdt en ze door zijnen wil kan vernietigen; en eindelijk overdenken, dat de engelen, uit eerbied voor hem beven en dat, op het minste teeken dat hij geeft, de kolommen des hemels uit vrees schokken en daveren (1).
Daarna moet gij uwe oogen op u zeiven slaan, om uwe ellenden en uwe nietigheid aan te zien. Nu eens zult gij, in gedachten, voor den tollenaar van het Evangelie treden, die het altaar niet durfde naderen, noch zelfs de oogen ten hemel slaan; maar terwijl hij zich in eenen hoek van den tempel hield, op zijne borst sloeg, zeggende: Heer, heb medelijden met mij, die een zondaar hen (2). Dan zult gij weer met den verloren zoon zeggen: Heer, ik heb tegen den hemel en tegen u gezondigd, ik ben niet waardig mv zoon genoemd te worden: aanvaard mij alleenlijk als eenen der dienstknechten van uw huis. (3). Endaarnazult gij verscheidene malen met hart en mond herhalen, wat de heilige Elisabeth tot de heilige Maagd zeide: En van waar komt mij deze genade (4)? Van waar komt mij dat uitnemend geluk, dat de Heer der Engelen en geheel de heerlijkheid des hemels tot mij gewaardigt te komen!.. O mijn Vader! o mijn Herder! mijn Heer, mijn God, mijn Al! Gij hebt u niet bevredigd met mij naar uw
(1) Job. XXV!. 11. i2) Luc XVIII. 18. (3) Luc. XV. 18. 19. (4) Luc. 1. 43.
367
ONDERRIGTING
eigen beeld geschapen en mij door uw dierbaar bloed verlost te hebben, maar gij wilt nog, door een weergaloos liefdewonder in mij komen wofien, mij in u hervormen en een en dezelfde gedaante met mij aannemen, alsof gij van mij afhingt en illt; niet van u!.... Van waai\' komt mij dit geluk, o mijn God? Is het om mijne verdiensten, of wel, omdat gij, door met mij te zijn, eenig voordeel geniet? Neen, volstrekt niet, het is een leuter uitwerksel uwer goedheid en barmhartigheid, hetwelk maakt, dat gij meer met mij tevreden zijt, dan ik n,et u. Ik wensch slechts naar u; omdat ik een ellendeling ben en uwe hulp uoodig heb: en gij verlangt met m ij te wezen uit loutere barmhartigheid, enz. Het zou u zeer nuttig zijn, mijn lieve christen, de woorden, die de H. Kerk ten tijde der Communie gebruikt, en die uit het Evangelie getrokken zijn, wel te overwegen: Heer,ik ben niet waardig dat gij kom t onder mijn dak-, maar spreek slechts één woord en mijne ziel zal gezond worden (1). Heer, ik ben niet waardig u te ontvangen; maar ik kom tot u, opdat gij mij waardig zoudt maken. Heer ik ben zwak en ziek en ik nader tot u, om dooru, genezen en versterkt te worden, enz.
1quot;. Gij moet met groote liefde en betrouwen tot dit heilige Sacrament naderen. Ach! mijn God wien zullen wij dan beminnen, indien wij Jesus op het oogenblik, dat hij zich geheel aan ons geeft, niet beminnen? Overweeg, om in u deze zoo gewenschte gevoelens van liefde en betrouwen op te wekken, dikwijls wat die goede Herder onzer zielen van den stal van Bethlehem af tot op den calvarie-berg voor u g edaan heeft, volg hem dan stap voor stap in al de bijzonderheden van zijn leven en verbeeld u, dat hij, bij elke schrede, die hij doet, eenen liefdeblik op u werpt en tot u zegt ■. Mijn kind het is tot uwe liefde, dat ik dit doe het is om uiv hart te winnen; dat ik zoo veel smaad onderga, dat ik mij heb opgesloten in het heilige Sacrament des Altaars zovdt gij mij ivel uiv hart kunnen weigeren ?..,. Wat zult gij hem antwoorden?
(I) Ecc. Preces.
368
OVEH DE H. COMMUNIE.
3quot;. Het derde, wat God in dit hoogwaardige Sacrament van u verzoekt, is, dat gij met een vurig verlangen tot hetzelve nadert. Dit brood, zegt de H. Augustinus, wil van den innigen mensch met eenen gretigen honger gegeten worden (1); en even als datgene, wat men met smaak eet, gewoonlijk aan het ligchaam goed doet al-zoo zal ook dit hemelsche brood een wonderlijk goed bewerken aan eene ziel, zoo zij met grooten honger, met een uitnemend ongeduld, om zich met God t e vereenigen en met een vurig verlangen, om eenige bijzondere genaden van hem te verkrijgen, hetzelve nuttigt. Tracht dan christen, dien zoo noodzakelijken honger, om uit dit Sacrament voordeel te trekken, in u tedoen ontstaan en overweeg hierom van deneenenkant,uwe uiterste ellende en behoefte en de uiterste noodwendigheid, waarin gij zijt, dat Jesus u met zijne genaden kome verrijken; overdenk, van den anderen kant de wonderbare uitwerksels, welke dit heilige Sacrament in elke welbereide ziel voortbrengt, en die het zeker in u zal voortbrengen zoo gij geene beletselen daaraan stelt. Zijt gij zwak, het zal u versterken en moed geven. Dient ge God mot eene zekere Innuwheid, het zal u oenen vurigen ijver instorten. Wordt uwe ziel door drukkende kruisen overladen, het zal u dit pak ligt en gemakkelijk maken, enz. Hoe veel redenen, om dit vurig verlangen tot de heilige communie in u op te wekken! Bid onzen Heer, dat hij u dit verlangen gelieve te verleenen en nooit meer gedooge, dat daaronder iets menschehjks en hom onwaardigs gezegd worde.
De maat der genaden en gunsten, welke gij in do heilige communie zult ontvangen, zal afgemeten worden volgens het vurige verlangen, dat gij zult hebben, om te communiceren: open uw /«art, zegt Jesus Christus, en ik zal het vervullen (2), breid het uit, want gij zult ontvangen naarmate gij het zult openen. Wilt gij dus, christen, Jesus Christus met den overvloed zijner genade ontvangen, heb dan daartoe een vurig verlangen. De maat der genaden, die gij in het heilige
(1) S. Aug. Serm. 3 de verbis, aposl. {2; LXXX. 11.
ONDERRIGTING
Sacrament zult ont-vangen, hangt van u af (1). Wanneer men geen den minsten ijver heeft, om tot de heilige communie te naderen, is zulks een teeken dat men in eene zware slaapziekte ligt, zegt de heilige Bonaventura (2). Met wat ijver, met wat volharding moet gij , tot de heilige communie naderende, dien geestelijken dorst, welke alle getrouwe zielen gehad hebben, van God dan niet verzoeken! Ach wees niet van het getal dier laauwe en onwaardige Christenen, welke het voor eene beuzeling houden, beroofd te zijn van het geluk van Jesus Christus in het Sacrament van liefde te ontvangen, of die hem slechts ontvangen met zekeren walg en afkeer. Helaas! zij hebben dien geestelijken honger tot de heilige communie niet, zij naderen tot dezelve met onverschilligheid en uit gewoonte ook trekken zij daaruit bijna hoegenaamd geen nut. Mijn lieve Christen, dat uw verlangen om Jesus Christus te ontvangen vurig zij, dat uwe aangenaamste voldoening zij dit verlangen te mogen vervullen, met dikwijls tot dien heiligen maaltijd te naderen en dat uwe grootste droefheid zij, u beroofd te zien vanhetgeluk van Jesus Christus in de heilige Communie te ontvangen (3).
Wanneer gij de vurige godsvrucht en de verlangens, welke gij zoudt moeten hebben, in u niet zult gevoelen en dat het billijk zou zijn, dat gij die hebt, om zulk eenen verheven meester te ontvangen, denk echter niet, dat alles verloren is; ziehier eene oefening, welke ualsdan zeernuttig zal zijn. Oefenuin deze godsvrucht en in deze verlangens te wenschen, en daardoor zult gij voorzien in hetgene u ontbreekt, want God, die het hart aanziet, zal uwen goeden wil aannemen, volgens deze woorden van den profeet: De Heer heeft de wenschen der armen verhoord; gij, Heer, hebt de bereiding van hun hart aanhoord (4). Ludovicus Blosius verhaalt (5), dat onze Heer zelf die soort van godsvrucht enbe-
(1) S. Hierotiyin. in Ps. LXXX, U. 12) Bon. praiparat ad. missam. (3i Unus sit nobis dolor hac esca privari. S. Chrys. ad pop. Antich. bom. 60. (4J Ps. Xf, 19. (5) Blosius, Lomit spirit cap. VJ,
370
OVER DE H. COMMUNIE.
reiding aan de.heilig Mechtildis geleerd heeft, en dat hij haar eens zeide: Wanneer gij mijn ligchaam en mijn bloed zult moeten ontvangen, wensch voor de heerlijkheid van mijnen naam al de vurigheid en ij ver te hebben, die het vurigst hart ooit voor mij gehad heeft, en dan zult gij vol betrouwen, met bereiding, mij kunnen naderen; want ik zal de vurigheid welke gij zoudt wenschen te hebben, aanzien en u die aanrekenen, alsof gij dezelve inderdaad bezat. Hij verhaalt iets dergelijks van de heilige Gertrudis. Op zekeren dag, dat zij tot de heilige tafel ging naderen en dat zij hoogst bedroefd was, omdat zij niet genoegzaam daartoe was bereid, zoo smeekte zij de heilige Maagd en alle Heiligen voor haar aan God te willen opofferen, wat zij ooit het \'verdienstelijkste gedaan hadden, ten einde zich te bereiden, om hem te ontvangen; waarop de Heer, haar alsdan verschijnende, zeide: Nu schijnt gij voor de oogen der hemelbewoners waarlijk bereid, zoo als gij het gewenscht hebt. Zoodat het eene zeer nuttige wijze van bereiden is tot de heilige Communie, te verlangen tot dezelve te naderen met dezelfde vurigheid, die de grootste Heiligen gehad hebben, wanneer zij dit heilige Sacrament ontvingen en God te verzoeken, dat hij de gesteltenissen, welke ons ontbreken, door de verdiensten van zijnen Zoon zou willen vergoeden
III. De dankzegging. — Er is niets van grooter aanbelang, dan de dankzeggingnade communie. Hetishet geschkitste oogenblik, om van onzen Heer al watwij noodig hebben te verkrijgen. Span dan al uwe krachten in, mijn lieve Christen, om dezelve naar eisch te doen; om hierin te geluk ken,;nadat gij de heilige Hostie ontvangen hebt, ga naar uwe plaats; toon door uwe uitwendige houding, dat gij van den grootsten eerbied doordrongen zijt; boud uwe oogen nederwaarts geslagen en vergeet al de schepselen, om op niets anders meer te denken, dan op hem alleen, dien gij inuw hart bezit. Verwek dan dikwijls oefeningen van liefde, van berouw, van dankzegging, met een vast voornemen
371
ONDERRIGTING
van geheel en al aan God te behooren: olfer hem honderd en hondermaal uw hart op, smeek hem hetzelve goedgunsting aan te nemen, het te verbeteren en daar alles uit te bannen wat hem mishaagt. Verbeeld u dat gij, gelijk Maria Magdalena, voor de voeten van Jesus zijt nedergeknield, dat hij u aanspreekt, dat hij dergelijke opoffering van u verzoekt; spreek hem, op uwe beurt met betrouwen aan, vertoon hem uwe noodwendigheden, uwe ellende, toon hem de wonden uwer ziel zeg hem met kinderlijke eenvoudigheid al wat in uw hart omgaat, hetzij goed, hetzij kwaad en verzoek hem zijne hulp, zijne genade, zijne liefde, de vurigheid, do volharding tot het einde toe; de vergiffenis uwer zonden, enz. enz. Verzoek ook de bekeering der zondaren de verlossing der arme zielen uit het vagevuur, bid voor uwen echtgenoot, voor uwe kinderen, enz.
Eene andere uitmuntende wijze om zijne dankzegging te doen, is na elke Communie aan God de opoffering aan te bieden van een gebrek of van eene onvolmaaktheid. Ik ga u hiertoe eene beknopte oefening aanwijzen. Wanneer gij al de oefeningen van liefde, van verzoek, enz., waarvan ik aanstonds zal spreken, zult gedaan hebben, keer dan in u zeiven en zie, welke do fouten zijn, die gij het meest bedrijft, onvolmaaktheden waaraan gij vooral onderworpen zijt, tracht daarvan éenige aan God op te offeren tellen male, dat gij communiceert en offer hem die tot dankzegging op. Ik zal mij opzigtens deze stoffe geenzins uitbreiden, want het zal u zeer gemakkelijk vallen, aan te vullen al wat ik u hier niet zeg, om niet te langdradig te zijn. \'len andere, gij zelf ziet gemakkelijk, hoe nuttig die soort van dankzegging is, en welke vruchten gij in weinig tijds uit uwe Communiën zult trekken, indien gij eiken keer, als gij het geluk hebt van te Communie te gaan, bezorgd zijt, om u in iets te versterven, en u nu van het eene en dan van het ander gebrek te beteren.
Over het dikwijls communiceren. ■— ïlier biedt zich natuurlijk eene vraag aan. Van waar komt het, zult gij mij vragen, dat ik, daar ik het geluk heb van zoo dik-
372
O-VER DE H. COMMUNIE.
wijls te communie te gaan, niet ondervind, datikbeter word? Van waar komt het, dat ik, zoo als het mij toeschijnt, geenen voortgang doe in de deugd en altijd dezelfde blijf? Ik vrees van laauwe communiën te doen, ik vrees van te dikwijls te communiceren, enz.
Vooreerst antwoord ik u, dat, als gij met verlof van uwen biechtvader en uit gehoorzaamheid communiceert, gij over het getal uwer communiën moet gerust zijn; als liet getal derzolve moet verminderd worden, dan zou het aan hem toekomen, als regter zijnde van uwen voortgang in de deugd, dit te doen. Wijder zeg ik u met pater Rodriguez, dat, indienhet menigvuldige gebruik der heilige communie in ons niet altijd de vruchten uitwerkt, die het zou schijnen te moeten uitwerken, dit dikwijls uit onze eigene schuld voortkomt. Het is somtijds, omdat wij ons er niet toe bereiden zoo als het behoort, en wij to t het altaar naderen bijna uit gewoonte en met eene soort van onachtzaamheid. Men gaat te communie, omdat anderen zulks doen en omdat men gewoon is te communiceren: men denkt te voren niet wat men gaat doen, of men neemt er geene genoegzame acht op; en daaruit komt het dat men er zoo weinig vrucht uit trekt.
2°. Het kwaad komt, ook somtijds hieruit voort, dat men zich vrij willig tot de dagelijksche zonden laat overhalen; immers er zijn twee soorten van dagelijksche zonden: de eene, waarin men door onbedachtzaamheid valt, hoewel nogthans daar altijd onachtzaamheid en verzuim onder vermengd is, en de andere, die men vrijwillig en met voordacht bedrijft. Do zonden door onbedachtheid gedaan, stellen geen beletsel aan de genade van het Sacrament; maar de dagelijksche zonden, die men vrijwillig bedrijft, stellen daar een zeer groot beletsel aan. Dat godvreezende zielen hier wel aclit op nemen.
3°. Ik zeg, dat het dikwijls kan gebeuren, dat wij de wonderbare uitwerkselen der heilig Communie in ons niet gevoelen, zonder dat dit onze schuld is en wij daarom in onze ziel toch wel de vrucht daarvan ontvangen, hoewel wij op eene gevoelige wijze dit niet gewaar
373
ONDERRIOTING
worden. Het is hier hetzelfde, gelijk in het gebed, waarover verscheidene personen dezelfde vraag voorstellen. Want al gevoeltmen de zoetheden envertroostingener geenzins in, die men zou wenschen, en die men er mogelijk eertijds in gevoeld heeft, zoo belet dit toch niet, dat men er altijd eene groote vrucht uit trekt. Een zieke vindt geen smaak in de spijs, welke hij nut, en nogthans versterkt zij hem en doet zijhemgoed. De gevoelige zoetheden en vertroostingen zijn gunsten en genaden, die God verleent gelijk het hem belieft, en wanneer hij zijne dienaren daarvan berooft, is zulks om hen te beproeven, te verootmoedigen en daaruit nadere voordeelen en ander goed te trekken, dat aan hem alleen bekend is. Voeg daarbij, dat dit goddelijk Sacra-crament somtijds op zulk eene heimelijke wijze zijne uitwerkselen heeft, die men naauwelijks gewaar wordt, want de genade werkt doorgaans ongevoelig-lijk, zoo als de natuur; men ziet eene plant niet groei-jen, doch men bemerkt wel, dat zij gegroeid is ..
4°. Eindelijk, antwoord ik, dat men het als een voordeel moet rekenen, niet alleen van voortgang te doen, maar ook van niet te vallen en van niet achteruit te gaan. De geneesmiddelen, welke de ziekte beletten, zijn niet minder te achten dan die welke de gezondheid versterken ; men merke dit wel op, want het is eene groote reden van vertroosting voor hen, die zoo gevoelig de vrucht, die dit H. Sacrament in hen voortbrengt, niet gewaar worden. Wij zien gewoonlijk dat zij, die zoo dikwijls tot hetzelve naderen, in de vreeze Gods leven, en geheele jaren doorbrengen;ja sommigen geheelhun leven, zonder eene doodzonde te bedrijven. Het is een van de heilzame uitwerkselen van dit Sacrament, te beletten, dat wij in eene doodelijke zonde hervallen... zoodat, ofschoon, met hetzelve te ontvangen, men die vurige godvrucht niet gevoelt, noch de onu.tsprekelijke zoetheden smaakt, die men misschien eertijds gewaar werd, en vervolgens, dat men in plaats van deze vurigheid en van deze drift, welke eenigen alsdan voor het goede hebben, menernietsinontmoetdan dorheden en laauwheid,men nogthans daarom niet laat van er vrucht
374
OVER DE H. COMMUNIE.
uit te trekken. Indien men, met dikwijls tot de heilige Communie te gaan nog in eenige ligte zonde valt, zal men niet missen, van zich in grootere te storten, met zich van de Communie te onthouden, enz.
Gij zult mij mogelijk vragen: maar mogen de onvolmaakte zielen dikwijls tot de heilige Tafel naderen!
Hoor, christen, hetantwoord, dat een godvruchtig en geleerd schrijver u hierop geeft (l). Men onderscheidt tweederlei soort van onvolmaakte chistenen. Deze willen in hunne onvolmaaktheden blijven steken, de genen willen dezelve verbeteren. Ik durf vrij zeggen, dat de neerste zich blootstellen, om voor hunne traagheid gestraft te worden; want volgens Taulerus, moet het verlangen, om God te behagen en volgens den heiligen Franciscus de Sales de zucht om hem te beminnen, deugdzamer te worden, krachtdadigde onvolmaaktheid te betrachten, de voornaamste beweegredenen van al onze communiën zijn. En waarom zich tot den genees-heerwenden,alsmenniet\\vil genezen worden? Doch zij, die opregt uit hunne onvolmaaktheden willen geraken, en die daartoe allesdoen, wat zij vermogen,zoudenniet te veel te communie kunnen gaan; als zij eiken keer de dadelijke gesteltenissen hebben, waartoe zij bekwaam zijn, en welkedit Sacrament vereischt. De redenhiervan is klaar; want, eindelijk, men mag volgens de heilige Vaders, communiceren, eiken keer, dat de communie ons nuttig kan zijn. Gebruik alle dagen, zeggen zij, datgene, wat u alle dagen kan nuttig zijn (2). Nu, een christen, die in staat van genade is en welke naar zijn vermogen zich bereidt, zonder dat dit menigvuldig gebruik van het heilig Sacrament des Altaars in iets den eerbied en de godsvrucht, waarmede hij tot hetzelve moet naderen, vermindert; een christen, zeg ik, die alzoo gesteld is, doet voordeel met de communieenhet onfeilbaarste van alle middelen , om de volmaaktheid, welke wij veronderstellen, dat die christen betracht,te bereiken. Hij moet dan dikwijls communiceren, en zelfs dagelijks, zoo zijn biechtvader hom zulks toelaat (3).
(1) Paler Vaubert, van de Societeit van Jesus, i2) S. A.mbro5. lib. IV, de Sacram., cap. 6. — S. Aug. lib. P. de Sacram. [fyThom* 4 Sent. dist. 12.
375-
OVER DE H. COMMUNIE.
Hoorwatdehcilig-eFranciscusde Sales hierover zegt; „Indien de wereldsgezinden u vragen, waarom gij zoo dikwijls te communie gaat, antwoordt hun, dat er twee soorten van personen zijn, die meermalen moeten communiceren ; de volmaakten, omdat zij welgesteld zijnde, groot ongelijk zouden hebben, van tot do bron van volmaaktheid niet te naderen; en de onvolmaakten, om met regtnaarde volmaaktheid te mogen dingen; desterken, opdat zij niet zouden verzwakken, de zwakken, opdat zij zouden versterkt worden; de zieken, om genezen te worden, en de gezonden, omdat zij niet zouden ziek worden: en dat gij, als onvolmaakt, zwak en ziek, noodig hebt, veel om te gaan mot uwe volmaaktheid, uwe sterkte en uwen geneesheer. Zeg Iran, dat zij, die niet veel wereldsche zaken te verrigten hebben, dikwijls tot de heilige communie moeten naderen, omdat zij dit gemakkelijk kunnen doen, en degenen, welke met vele wereldsche dingen belast zijn, opdat zij de communie hoogst noodig hebben; dewijl hij, die veel arbeidt, ook voedzaam vleescb raoet eten, en dikwijls. Zeg hun, dat gij het heilige Sacrament ontvangt, om het wel te leeren ontvangen, omdat men een werk, waarin men zich niet meermaals oefent, zelden weldoet. Ga dikwijls te communie, godminnende ziel, en zoo menigmaal gij van uwen zielbestuurder hiertoe verlof zult hebben; en even gelijk de hazen in den winter op onze gebergten wit worden, omdat zij niets anders zien en eten dan sneeuw: zoo ook,door meermaals de schoonheid en zuiverheid zelve in dit goddelijk Sacrament te aanbidden en te nuttigen, zult gij geheel schoon, goed en zuiver worden (1).quot; Kanmen weiiets vertroostender zeggen voor de zielen, welke nog onvolmaakt zijn,maar die eenc groote begeerte hebben, om tot de volmaaktheid te komen? Kan men wel iets dringender aanhalen om hen op te wekken, om met een ootmoediger vertrouwen meermaals tot de heilige Tafel te naderen? Echter moeten zij in ditpuntden raad van eenen wijzen zielbestuurder volgcn,gelijk het die groote Heilige uitdrukkelijk zegt: en zoo als Paus InnocentiusXI geboden heeft.
(1) Inleiding toi het godvruchtige leven 1 deel, I. 2.
376
I. OEFENING VA.N ÜELOOF.
Gij zijt het, mijn Jesus! ja gij zijt het, dien ik op dit .-altaar ontdek. Mijne zinnen bedriegen mij en ver-I toonen mij slechts de gedaanten van hrooden wijn; doch hierom geloof ik niet minder vastelijk, dat gij hier ■wezenlijk en waarlijk tegenwoordig zijt. O Jesus, waarachtig God en mensch, Jesus, Koning van hemel en aarde, Jesus, Zoon van den levenden God, Jesus, Zoon van do heilige Maagd Maria, ik werp mij voor uwe voeten neder en aanbid u uit het diepste mijns harten. Gij zijt mijn Heer en mijn God en ik ben uw schepsel, gij zijt mijn Zaligmaker, mijn Vader, mijn beste vriend en ik ben uw kind. Aanvaard mijnen eerbied goedgunstig en vermeerder mijn geloof.ij zijt het, mijn Jesus! ja gij zijt het, dien ik op dit .-altaar ontdek. Mijne zinnen bedriegen mij en ver-I toonen mij slechts de gedaanten van hrooden wijn; doch hierom geloof ik niet minder vastelijk, dat gij hier ■wezenlijk en waarlijk tegenwoordig zijt. O Jesus, waarachtig God en mensch, Jesus, Koning van hemel en aarde, Jesus, Zoon van den levenden God, Jesus, Zoon van do heilige Maagd Maria, ik werp mij voor uwe voeten neder en aanbid u uit het diepste mijns harten. Gij zijt mijn Heer en mijn God en ik ben uw schepsel, gij zijt mijn Zaligmaker, mijn Vader, mijn beste vriend en ik ben uw kind. Aanvaard mijnen eerbied goedgunstig en vermeerder mijn geloof.
II. OEFENING VAN VERTROUWEN.
liet is dan waar, o mijn Hoer en mijn God! datgij mij zult komen bezoeken? het is dan waar, dat gij bereid zijt, om in mijn hart te komen? Ja, nog eenige oogen-blikken en gij zult zoo waarlijk inmijnhartzijn,alsdat gij in den hemel zijt. Moet ik uw bezoek vreezen, o mijn Jesus! Moet ik voor uwe komst beducht zijn? Moet ik uwe tegenwoordigheid duchten?.... Neen, neen, ik verlang, integendeel, mij met vertrouwenop uwe liefde te verlaten, ik wil mij in uwe armen werpen gelijk een kindje zich in de armen werpt van zijne moeder. Goedertieren Jesus! komt gij in mijn zondig hart, dan is zulks niet om mij m ij ne voorgaande ond ank baarheden te verwijten, het is niet om mij te veroordeelen, noch te verdoemen; gij komt daar, o mijn teedere vriend,om
OEFENINGEN
mij in mijne droefheden en in mijnen druk te vertroosten, om mijne zwakheid te ondersteunen, om mij met uwe genade te verrijken, en om mij heilig te maken. Wat zou ik dan te vreezen hebben ? Ach! kom, kom, o Heer, kom. Ik ben zeer arm, ik ben uwer niet waardig. Ik heb u voorheen door mijne zoude beleedigd; heden heb ik mij nog vele gebreken en ellenden te verwijten; niettemin kan niets van dit alles mij beletten in uwe oneindige barmhartigheid een onbepaald vertrouwen te stellen; kom dan, Heer, en genees mij.
III. OEFENING VAN OOTMOEDIGHEID.
Maar wat zeg ik, van waar komt mij deze onbeschaamdheid, van alzoo den magtigsten monarch der gansche wereld te durven verzoeken, om van zijnen verheven troon neder te dalen, en in mijn hart te komen ? Heb ik dan vergeten, dat hij mijn God is, en dat ik zijn ondankbaar schepsel ben ? Heb ik vergeten dat hij de Heilige der Heiligen is, enik een verworpen zondaar? Ik ben in zonde ontvangen, mijne boosheden zijn tot boven mijn hoofd gestegen, zij zijn mij tot overlast geworden, en ik durf tot mijnen God naderen! o Jesus! de hemelen zijn niet rein voor uwe c ogen enik durf op uwe zuivere omhelzingen aanspraak maken! Ach! ik smeek u, vergeef mij mijne onbeschaamdheid; want ik durf het zeggen, hoe groot en hoe vermetel zij ook wezen moge, verdien ik echter, dat men die vergeve, dewijl gij zelf mij die ingeeft. Komt, komt allen tot mij, arme zondaren, roept gij tot ons, en ik zal u verkwikken, u genezen, met mijn eigen vleesch voeden. O mijn geliefde Zaligmaker! dewijl gij ugewaar-digt mij tot u te roepen, zie, hier ben ik, ik kom tot u, niettegenstaande mijne nietigheid en mijne menigvuldige ellende. Ik ben ziek, ik kom tot den geneesheer; ik ben hongerig en dorstig, ik kom tot de bron des levens; ik ben arm,kom tot den Koning des hemels; ik ben slaaf, ik kom tot mijnen Meester; ik ben een schepsel ik kom tot mijnen Schepper, ik ben mistroostig
378
VÓÓR DE H. COMMUNIE.
ik kom tot mijnen teederen vertrooster. Ik ben slechts een arme zondaar, die verdient van u weggejaagd te worden; doch ik kom,omijnGod, niet om u te heiligen, maar om van u geheiligd te worden. O! gelief mij met uwe gewone goedheid en met medelijden te ontvangen.
IV. OEFENING VAN LIEFDE.
O mijn liefderijke Jesus! wanneer ik al de blijken van liefde, welke gij mij gegeven hebt, overdenk, bloos ik van schaamte, dat ik u zoo weinig bemin. Gij zijt voor mij mensch geworden, gij hebt voor mij in eenen stal willen geboren worden, in armoede, in beroovin-gen, in alle soort van moeijelijkhaden, druk en lijden leven. Alzoo zijt gij, uit liefde tot mij in den hof der Olijven overgoten geweest van droefheid en gij hebt aldaar eenen doodstrijd ondergaan; gij zijt gebonden en met smaad overladen; men heeft in uw minnelijk gelaat gespuwd en u kaakslagen toegebragt, gij zijt ge-geeseld en met doornen gekroond geweest. Het is uit liefde voor mij, dat gij met den z waren last van uw kruis zijt beladen geworden en met groote nagelen daaraan gehecht zijt geweest, en dat gij na drie uren lang onuitsprekelijke pijnen geleden te hebben, daaraan gestorven zijt.Eindelijk, het is omdat gij mij zoo zeer be-mindet, dat gij dit aanbiddelijk Sacrament hebt ingesteld, om ualzoo geheel enai aan mij te geven, en de steun, de troost, de spijs mijner ziel te worden, eiken keer als ik tot u zal willen naderen. Ach mijn God! waartoe was het noodig zoo vele wonderen uit tewer-ken, om mij tot uwe liefde op te wekken? Zijt gij niet de wezenlijke goedheid zelve? Ik bemin,ik bemin u. O goedertieren en teedcrharlige Jesus! gelief liet gezucht mijns harten te verhooren: ik bemin u meer dan mij zeiven, meer dan al wat ter wereld is: ja, ik bemin u. Maar helaas! gij weet het, ik bemin u niet genoeg, vermeerder dan mijne liefde tot u en zuiver dezelve. Mogt ik u beminnen, o Jesus, zoo veel het mijn hart mogelijk is u te beminnen!
379
OEFENINGEN
V. OEFENING VAN BEROUW.
Mijn God! mijn God! ik ben met schaamte en schande overdekt: ik durf mijne oogen niet naar uwen troon opslaan, omdat ik tegen u gezondigd heb. Gij hadt mij het leven gegeven, om u te kunnen dienen en beminnen, en ik heb slechts gelee fd om u te beleedigen! Naau-welijks was ik tot de jaren van verstand gekomen, of ik was reeds een groote zondaar! Ik heb mij overgegeven aan mijne hartstogten: ik heb mijne hartstogten, ik heb mijnejOngeregeldheden vermenigvuldigd, zij hebben het getal van de zandkorrels der zee overtroffen en ik heb honderd- en honderdmaal de hel en het eeuwige vuur verdiénd. O Jesus!watzalikzeggen,beladen als ik ben met zoovele ongeregtigheden? Ach! ik zal in de bitterheid mijns harten zeggen: Jesus! Jesus! ontferm u mijner volgens de grootheiduwerbarmhartigheid! Jesus! Jesus! ondersteun, help, vergeef mij! Zie, ik bezwijk onder het gewigt mijner zonden, hef mij weder op, zie, ik zal in den afgrond vallen, reik mij de hand tue; ik ben bevlekt met duizende misdaden, zuiver mij; ik ben vol wonden, genees mij; ik kwijn en ik ben zwak, versterk mij; ik ben op het punt van door mijne zonden in de hol te zinken, maak mij zalig. Het is waar, ik verdien, dat de aarde zich onder nijne voe ten ontsluite, om mij in hare afgronden te begraven; doch ik vraag u genade en barmhartigheid. Heb medelijden met mij. Heer! en wisch uit mijne ziel al de zonden, welke haar bevlekken. Ik verfoei ze uit geheel mijn hart, niet omdat ik daardoorde hel verdiend heb, maar omdat zij u beleedigd hebben. Vergiffenis, o mijn God, vergiffenis! ik offer mij, tot herstelling van zoo veel smaa.d, waarmede ik u beleedigd heb, om alle pijnen te lijden, welke gij mij zoudt willen toezenden en zelfs den dood, indien zulks uw welbehagen is. Zuiver mijn hart van de minste vlekken, van al wat uwè heiligheid zou kunnen beleedigen en maak het waardiger om u te ontvangen. Bijzonderlijk, o mijn minnelijke Meester, laat niet toe, dat de doodzonde er ooit ingang in vinde: liever duizendmaal sterven!
380
VÓÓR DE H. COMMUNIE.
VI. OEFENINfi VAN LIEFDE.
Mijn hart, spring op van blijdschap: het gelukkige oogenblik is genaderd, waarop uw God in u zalkomen. Nog eenige oogenblikken, en gij zult hem bezitten! O Jesus, mijn Zaligmaker, mijne hoop, mijn troost,mijne liefde, mijn al! kom spoedig. Mijn hart kwijnt van liefde tot u, het verzucht naar u, het wil, het vraagt niets anders dan u: kom dan en vertoef niet langer. Kom dien dorst lesschen, welke mij verslindt en mij geene rust laat: kom dien honger verzadigen, die mij kwelt; kom mij uwe liefde geven. Mijn lieve Jesus! het is mij niet meer mogelijk zonder u te leven;ach! kom, ik smeek u, kom, opdat ik van u leere u nog meer te beminnen: kom, opdat ik door uwe tegenwoordigheid gezuiverd en geheiligd worde: opdat ik steeds één met u. zij. Ik zou u willen ontvangen metde brandende liefde waarmede de vurigste zielen u ontvangen hebben; maar ik ben zoo koud, zoo laauw, dat al wat ik doen kan is, mijne gevoelens te vereenigen met die, waardoor zij ontstoken waren. Gewaardig u, o Jesus, dit olfer van mijnen goeden wil te aanvaarden.
Heilige Maagd, Moeder van mijnen God, hoe gelukkig zou ik zijn, in dit oogenblik een hart zoo zuiver als het uwe te hebben ! hoe gelukkig zou ik zijn, Jesus te kunnen beminnen gelijk gij hem bemint! O! dit is toch het vurigste verlangen mijner zie). Ja, o Maria! mijne zoete en goede Meesteres! ja, mijn vurigste verlangen is, Jesus zoo zeer te beminnen als ik hem kan beminnen verkrijg mij de genade van geheel aan Jesus tóe te behooren, en nooit van hem gescheiden te worden.... O Jesus! mijn welbeminde Jesus, kom, kom, en ontsteek mijn hart met het vuur uwer liefde! kom, blijf altijd, altijd met mij.
381
I. OEFENING VAN GELOOF EN AA.NBIDDING.
Mijn Heer cn mijn God! liet is dan waar; dat gij nu werkelijk in mijn hart zijt! liet is dan waar , dat gij mij zijt komen bezoeken! Ja, o mijn geliefde Jesus! ik bezit u nu in mij ; gij zijt aan mij! is het mogelijk, dat gij eene zoo groote eer hebt willenbewijzen aan eenen zondaar zoo als ik! O! ik werp mij voor u neder en aanbid u mijn Meester; gij zijt mijn God en mijn al.ijn Heer cn mijn God! liet is dan waar; dat gij nu werkelijk in mijn hart zijt! liet is dan waar , dat gij mij zijt komen bezoeken! Ja, o mijn geliefde Jesus! ik bezit u nu in mij ; gij zijt aan mij! is het mogelijk, dat gij eene zoo groote eer hebt willenbewijzen aan eenen zondaar zoo als ik! O! ik werp mij voor u neder en aanbid u mijn Meester; gij zijt mijn God en mijn al. Deus meus et omnia. Ik beken, dat ik maar
een weinig stof en asch en zelfs nog minder ben..... O
mijn Jesus, mijn goede Meester, mijn teedere vriend! doe mij de uitwerkselen uwer tegenwoordigheid gevoelen. Daar gij in de schamele woning mijns harten hebt willen treden, zegen ze, vervul haar met de kostbaarste gaven uwer genade.
II. OEFENING YA.N DANKZEGGING.
Hoe zal ik u waardig bedanken, o mijn God! voor uw bezoek en de genade en gunsten, die gij mij toebrengt? Wat kan ik doen, om mijne dankbaarheid te bewijzen voor zoovele gunsten, waarmede gij mij overladen hebt sedert dat ik op de aarde ben? niets, o mijn Jesus, tenzij ik mij voor uwe heilige voeten werpe, dezelve met mijne tranen besproeije en ze onophoudelijk omhelze. Mijn lieve Zaligmaker! wat was ik voor eenige jaren? Helaas! gij weet het, ik was uw vijand, ik overlaadde u met smaad, ik poogde het uitdruksel van uw beeld uit mijne ziel te wisschen, ik vlugtte verre van u en zie, niet tevreden met uwe liefderijke hand tot mij uit te reiken, om mij uit den afgrond te trekken, waarin ik mij geworpen had, niet tevreden met mijne ziel te zuiveren van al hare vlekken, niet tevreden met mij nog onder het getal Uwer dienaars te aanvaarden, drijft gij uwe barmhartigheid en uwe liefde zoo ver,
OEFENINGEN NA DE H. COMMUNIE. 383
dat gij zelf mij komtbezoeken! Gij zijtzooevenin mijne ziel gekomen en bij uwe intrede zegt gij mij met eene onuitsprekelijke teederheid: Mijn kind, ik kom om u te vertroosten om u te helpen, om u aan mij gelijk te maken! Eindelijk, gij laat mij toe met u openhartig te spreken,zoo als de eene vriend met den anderen spreekt! Mijn God! wat zal ik u voor zoo veel goedheid wedergeven! Gij zijt de Koning van Hemel en aarde; het heelal en al deszelfs rijkdommen behooren u toe; mil-lioenen Engelen haasten zich om uwe minste verlangens te volbrengen: wat kan ik doen, ik, arm ongering schepsel? Ach! ik zal u beminnen, ja, ik zal u al de dagen mijns levens beminnen.jlkzalmij bevlijtigen, om u te doen kennen, om -u van al de menschen te doen beminnen. In alle plaatsen, ten allen tijde, in gezondheid, in ziekte, in leven, in dood, gedurende geheel de eeuwigheid, zal ik zeggen: Lieve Jesus! wees altijdge-dankt en geloofd! zoete Jesus! ik bemin u! ik bemin u!
III. OEFENING VAN VERZOEK.
O mijn God, hoe vurighebik gew-enscht naar dat gelukkige oogenblik, waarop ik u in mijn hart zou kunnen ontvangen, met u alleen zijn, u geheel mijn hart openen en uwe aangename tegenwoordigheid genieten! Hoe zeer heb ik dit oogenblik verlangt! hetiseindelijk gekomen en nu kan ik metu spreken: ikkanualmijne ellenden voorstellen. O mijn Jesus! de ellenden mijner ziel zijn menigvuldig! Zie, hoe zij van alle kanten overdekt is met kwalijk geheelde wonden; zie, hoe krank en zwak zij nog is; zie, welke verwoesting er de hoogmoed, de eigenliefde en duizend andere hartstogten nog in veroorzaken; zie en wil mij genezen. Ik gevoel, dat iku geheel moet toebehooren; ik wil het, ik verlang het; en evenwel dien ik u met eene onachtzaamheid, die mij schaamrood doet worden: o Jesus, geef mij de genade, om u voortaan met meer getrouwheid te dienen. Ik beloof u alle dagen te arbeiden om dien hoogmoed uit mijn hart te rukken, welke er zoo diepe wortelen ingeschoten heeft, en alle dagen gevoel ik, dat
OEFENINGEN
ik hem vlei, dat ik hem streel en in mij voed: o Jesus, geef mij de heilige ootmoedigheid. Duizendmaal heb ik gezegd: Mijn God ik zal mijne tong, mijne oogen en al mijne zinnen verstorven, ik zal mijne hartstogten en voornamelijk mijnen eigen wil versterven, en zie: ik weiger bijna niets aan mijne zinnen, ik beteugel naau-welijks de driften, welke u het bezit van mijn hart betwisten en ik volbreng bijna altijd mijnen wil, in weerwil van den uwen. O Jesus, ontferm u mijner en geef mij den waren geest van versterving. Doch, o mnnöod, is het noodig u mijne ellenden voor te stellen? Gij kent ze beter dan ik; gij weet hoe arm ik ben; gij weet, dat mij alles ontbreekt. Geef mij dan uwe genade en uwe liefde, geef mij de deugden van mijnen staat, en dehei-lige volharding; geef mij oenen goeden dooden uw paradijs. Ik vraag u noch vermaken, noch eer, noch rijkdommen; ik wil uwe liefde alleen; ach! weiger ze mij niet! Vergun mij de genade om volkomen ontstoken te worden door die zuivere en heilige liefde, van u de zielen mijner ouders, mijner vrienden, kennissen, van al de menschen te winnen en te sterven onder het uitspreken van deze woorden: Jesus en Maria! Jesus en Maria, ik bemin u! Jesus en Maria, gij zijt de eenige voorwerpen mijner liefde!
IV. OEFENING VAN OPOFFERING.
Heer Jesus! o gij, die u geheel en al aan mij in de heilige Communie gegeven hebt, gedoog, dat ik mij ook geheel aan u geve. Ik offer mij heden aan u, in de eenvoudigheid mijns harten, om u altijd te dienen, om u te gehoorzamen, om mij onophoudelijk voor uwe verheerlijking te slagtofferen. Ik offer u mijn verstand, ten einde het niet meer te gebruiken, dan om uwe oneindige grootheden en volmaaktheden te overwegen. Ik offer u mijn geheugen, om mij alle ooge iblikken uwe weldaden te herinneren. Ik offer u mijnen wil, opdat hij voortaan zich altijd naar den uwen zou schikken. Ik offer u mijn hart opdat het u zou beminnen, en niets beminnen, dan.u of om u. Ik offer u mijn ligchaam en mijne zinnen, om er zoo vele slagtoffers van te maken.
384
NA DE H. COMMUNIE.
verkleefd aan uwe dienst en uw welbehagen. Ik offer u al de zonden, welke ik heb kunnen bedrijven, sedert den eersten dag, waarop ik begonnen heb u te belee-digen, tot nu toe, opdat gij, door uwe vaderliefde, die mij volkomen zoudet vergeven en verslinden door het vuur uwer liefde. Ik offer u al de ellenden mijns lig-chaams en mijner ziel, opdat gij ze zoudt doen strekken tot uwe meerdere verheerlijking en mijne zaligheid. Ik offer u ook het weinige goed, dat ik gedaan heb, hoe onvolmaakt het ook zij, opdat gij, het zuiverende en gedurig volmakende, uwer zoudt waardig maken. Ik offer u ook nog al de godvruchtige verlangens der getrouwe zielen,denoodwendigheden vanmijne ouders,van mijne broeders en zusters, van mijne bloedverwanten, van mijne vrienden; van al degenen, die ik bemin, bijzonderlijk van dezen en dien; van degenen, die mij of anderen uit liefde totu eenig goed gedaan hebben; van hen, welke gevraagd of gewenscht hebben, dat ik voor hen en de hunnen zou bidden, hetzij die nog leven of reeds overleden zijn. Dat zij al de hulp uwer genade en het vermogen uwer vertroostingen gevoelen! O mijn Godldatwij allen eensvereenigd worden inuwenschoot, om u gedurende de eeuwigheid te beminnen en te loven! Eindelijk, ik offer u gebeden voor al degenen, welke mij in het eene of andere beleedigd hebben, en voor al degenen, welke ik zelf beleedigd heb, bij mijn weten, of buiten mijn weten, ten einde gij ons allen onze zonden en onzewederzijdschebeleedigingen zoudet vergeven. O Jesus! ik offer u zonder uitzondering, al wat ik ben, al wat ik bezit; gewaardig u mij daarvoor uwe liefde en genade te verleenen.
V. VOORNEMENS.
Ik ga heen, o mijn God! om mijneberoepsbezighedén te verrigten en mijn werk te hervatten; doch ik zal dit niet doen voor ik eenige voornemens, welke geschikt zijn, om mij in de deugd en in uwe heilige liefde voortgang te doen maken, genomen heb. Vooreerst beloof ik u van altijd al de pligten van den staat, waarin uwe 50 22 ,
385
OEFENING NA-DE H. COMMUNIE.
Voorzienigheid mij gesteld heeft, zeer getrouw te volbrengen. Hoemoeijelijk, hoé menigvuldigzij ook mogen wezen, ik zal echter altijd zoodanig te werk gaan, om nooit eene enkele vrijwillig te verzuimen; kom mijne zwakheid te hulp. 20.lk zal,zoo veel als het mij mogelijk is, op uwe heilige tegenwoordigheid denken on zal door vurige schietgebedenmeermaalsmijn harttotu verheffen. 3°. Ik zal ij verigalle gelegenheden vanu te vergrammen, vlugten en ik zal niets zoo zeer vreezen dan u, waarinhetook zou mogen wezen,te mishagen. O Jesus! geef mij de genade van nooit op mijne voorgaande overwinningen te steunen, van gestadig mijne zwakheid te vreezen en van mijne hoop in u alleen te stellen.40. Met uwe genade wil ik gerust met onderwerping en zonder klagen, de ziekten, de ongemakken der jaargetijden, de verachting, de vernedering en al het lijden, dat u zal believen mij toe te zenden, verdragen. Ik zal in alle geval zeggen: Mijn God, uw wil geschiede. Eindelijk, maak ik een vast besluit gestadig te werken, om u in alles te behagen. Jesus, mijn goede Meester, ga van mij niet weg, alvorens gij deze voornemens, welke ik hier voor u maak, gezegend hebt en zonder mij uwen zegen gegeven te hebben. O Maria, allerliefste Moeder! neem mij onder uwe bescherming en trek mij tot u in den hemel. Amen.
Bemerking. Ik beveel den godvruchtige zielen aan, om nooit te verwaarloozen van in elke communie die zij zullen doen, het voornemen te maken, van zich voornamelijk op de oefening van deze of gene deugd, die hun ontbreekt, toe te leggen, of dit ofdat gebrekafte breken. Zij zullen liet groot e nut dezer voornemens, zoo zij daaraan getrouw zijn, weldra gewaarworden. — Datzij voor de volharding der regtvaardigen, vooi de bekeering der zondaren, der ketters, der béidenen vurige en menigvuldige gebeden storten en dat zij de arme zielen des vage-vuurs niet vergeten. O gij allen, die Jesus bemint, wilt gij wetem waardoor gij eene groote blijdschap aan het hart van Jesus zult veroorzaken 1 Bidveelvoor anderen. — Ik verzoek u ook eenig deel in uwe gebeden te mogen hebben; wil mij deze liefdedaad niet weigeren.
886
VOOR DE
~Mlt;SEiw
Wanneer gij leest wat het Evangelie van onzen goeden meester verhaalt, en ziet dat hij het volk, dat hem in menigte volgt, onderrigt, de zieken geneest, de dooden verwekt, met de zondaren verkeert, om ze tot hem te trekken, vergiffenis verleent aanMaria Magdalena, aan de overspeelster, aan den goeden moordenaar, en zoo voorts, is liet u dan niet gebeurd, mijn lieve Christen, van inwendig tot u zeiven te zeggen: Gelukkig zijn dezulken, welke het geluk gehad hebben den liefdewaardigen Zaligmaker te zien en te hooren!... Ja, gewis, mijn lieve Christen, zij waren gelukkig. Maar, luister naar mij; gelukkiger, duizendmaal gelukkiger zijn zij, die hem thans in het Sacrament zijner liefde bezitten.anneer gij leest wat het Evangelie van onzen goeden meester verhaalt, en ziet dat hij het volk, dat hem in menigte volgt, onderrigt, de zieken geneest, de dooden verwekt, met de zondaren verkeert, om ze tot hem te trekken, vergiffenis verleent aanMaria Magdalena, aan de overspeelster, aan den goeden moordenaar, en zoo voorts, is liet u dan niet gebeurd, mijn lieve Christen, van inwendig tot u zeiven te zeggen: Gelukkig zijn dezulken, welke het geluk gehad hebben den liefdewaardigen Zaligmaker te zien en te hooren!... Ja, gewis, mijn lieve Christen, zij waren gelukkig. Maar, luister naar mij; gelukkiger, duizendmaal gelukkiger zijn zij, die hem thans in het Sacrament zijner liefde bezitten.
Toen Jesus Christus het Joodsche land doorliep en hij de gaven zijner barmhartigheid en liefde overal uitstortte, meent gij , Christen, dat hot zoo gemakkelijk was, om hem aan te spreken? Meent gij, dat iedereen, in het bijzonder met hem, hart aan hart, mogt spreken? Voorzeker neen. Dewijl hij bijna altijd van eene menigte menschen omringd was, kon men hem dikwijls maar van verre zien, en liet waren slechts zijne Apostelen en een klein getal uitverkorene vrienden, welke het geluk hadden, van tijd tot tijd alleen tot hem te spreken.
Hoe veel gelukkiger zijn wij, o mijn God! dienzelfden Jesus Christus, welke eertijds het Joodsche land met zijne tranen, met zijn zweet en zijn bloed besproeide, bezitten wij in onze kerken. Het is daar, dat hij ons verwacht; daar kunnen wij hem, zoo dikwijls wij dit verlangen, bezoeken, en, en zoo lang wij willen, aan-
vol-
388 OEFENINGEN VOOR DE BEZOEKEN
spreken, en dit met het grootste vertrouwen. Daar zegt hij tot een ieder: Mijn kind, kom mij genade en gunsten verzoeken.
De Christenen begeven zich ongetwijfeld, op zijne minnelijke uitnoodiging bij hem: men ziet ze zonder twijfel rond de tabernakelen van hunnen Meester dringen. Buiten twijfel stellen zij hun grootste geluk in hunnen Zaligmaker gezelschap te gaan houden?... O mijn God wat een schande voor ons! wij vinden altoos tijd genoeg, om dikwijls nuttelooze bezoeken te gaan afleggen en wij vinden geenen tijd om eenige oogeblik-ken bij onzen Heer te verblijven! O lieve Jesus! wie zal niet zuchten, wanneer wij zien dat de oppervorsten der aarde van zoo veel volk omringd zijn, dat hunne paleizen zoo bezocht worden, dat hun hof zoo talrijk is, terwijl uwe kerken en uwe altaren verlaten zijn en dat uw geheiligde persoon alleen,ja, gansch alleen is!
O hemel! waar is dan ons geloof? Jesus is met ons, en wij denken op hem niet! wij gewaardigen ons zelfs niet eenige oogenblikken bij hem te ga an doorbrengen! Jesus is met ons, hij is daar uit liefde tot ons, en wij laten hem in tabernakelen vol stof en onrein en gescheurd linnen, dat men op eene voortreffelijke tafel niet zou durven gebruiken, dikwijls rusten! Rijken en magtigen dezer aarde! het is tot u, dat ik spreek, niet om u te verwijten, maar om u, in naam van mijnen god-delijken Meester, iets te verzoeken. Hebt medelijden met onzen goedertieren Zaligmaker, en onttrekt u iets van uwe pracht, om heilige vaten aan behoeftige kerken te bezorgen, en linnen, waarmede men het heilige Misoffer behoorlijk zou kunnen doen. Moeder des huis-gezins, dat uwe dochters van u leeren, dat het grootste en edelste gebruik, dat zij van hare begaafdheden kunnen maken, is, van ze tot het maken-van kleederen voor de armen en linnen voor de altaren te gebruiken! Dat zij van u ter eere van Jesus Christus, en voor de verzachting zijner lijdende lidmaten leeren werken! Ik zal u, uit naam van mijnen God zeggen: Gelukkige dochters! gelukkige moeders! dat de zegen des Hee-ren over u ruste!
BIJ HET H. SACRAMENT.
Jesus is met ons. Laat ons hem dikwijls gaan bezoeken, en daarin de voorbeelden der heiligen navolgen. Hoe meer wij hem zullen bezoeken, des te meer genaden wij uit deze heilige oefeningen zullen trekken. Mijn lieve Christen! wees van het getal dergenen niet, die den tijd als verloren aanzien, welken zij voor het heilige Sacrament doorbrengen, en wees verzekerd dat gij met een kwartier uurs voor de voeten van Jesus in het heilige Sacrament zijner liefde verborgen, in het gebed door te brengen, meer genaden zult verkrijgen, dan met al uwe dagelijksche geestelijke oefeningen, behalve de heilige Communie. Neem ten tijde van kwellingen, van inwendige mistroostigheden, van ongenoegen en moedeloosheden, van kruisen en tegenspoed, aanstonds uwe toevlugt tot Jesus, die u hiertoe door deze woorden aanzoekt: Koml allen tot mij, die in druk en lijden zijt en ik zal u verkwikken.
Ziehier in het kort de wijze om dit bezoek af te leggen; vooreerst verkies in de kerk een plaats, waar gij, door het in- en uitgaan, aan verstrooidheden het minst blootgesteld zijt. Houd u dan in eene eerbiedige gesteltenis en begin met eene oefening van gelooi\' en aanbidding. Houd u, na deze verrigting, diep ingekeerd, en vergeet alles wat u omringt en wat op de geheele wereld is en treed in een gemeenzaam gesprek met onzen Hoer, verzoek hem vergiffenis uwer zonden; vertoon hem al uwe noodwendigheden, spreek hem van uwe wederwaardigheden, van uw verdriet, van uwe vermaken. Smeek hem u die en deze genaden te verleenen, u zijne hulp te bieden, u van zulk een gebrek te beteren, enz. Bovenal verwek zoo veel gij kunt, de oefeningen van liefde, betrouwen leedwezen, enz. Doe dit of ten naastenbij op deze wijze; Jesus, mijn Zaligmaker, het is nogthans waar, dat ik eertijds deze en die zonde bedreven heb! het is nog thans waar, dat ik zoo vele jaren uwvijand beu geweest!... O mijn God! mijn God! ik verzoek vergiffenis, enz. Mijn Jesus! het dunkt mij, dat ik u uit geheel mijn hart verlang te beminnen, enkan dit niet ten uitvoer brengen. \'Ach!
389
390 OEFENINGEN VOOR DE BEZOEKEN
gelief mij te hulp te komen... Welke groote bekoring heb ik daar aanstonds niet gehad l waar waart gij dan, o Heer! terwijl ik mijnen vijand bestreed? O! gij waart bij mij en het is aan u, dat ik de overwinning verschuldigd ben; wees daarvoor gedankt!
Deze gevoelens, welke ik u hier slechts aanwijs, moet gij in uw hart doorloopen en overwegen, tot dat zij eenen diepen indruk in hetzelve gemaakt hebben. Het is dikwijls beter maar op één alleen te blijven staan om dit dieper in zijn hart te prenten en daar beter van doordrongen te worden. Sommige menschen, wanneer zij hunne voorgaande zonden indachtig worden en hunne tegenwoordige gebreken inzien, zullen een kwartier uurs.en meer het heilige Sacrament blijven aanbidden, zonder jets te zeggen dan deze woorden; Mijn Jesus! mijn Jesus!... Jesus mijne liefde!... mijn welbeminde Jesus, zult gij geen medelijden hebben met eene arme zondares, doch die een opregt leedwezen heeft!... Jesus! Jesus! heb medelijden met mij! erbarm u over mijne ouders en mijne vrienden! over de regtvaardigen en de zondaren! over zoo vele zielen, die u niet beminnen.
Somtijds zult gij uals onbekwaam gevoelen, om eene oefening van liefde en leedwezen te verwekken, om den naam van Jesus uit te spreken: gij zult bij dien goddelijken Zaligmaker somtijd niets dan verveling en ongenoegen vinden; gij zult uw bezoek willen verkorten, wacht u dan wel van u door de kwelling te laten overwinnen. Val integendeel uwen goeden Meester te voet en en zeg; Mijn Jesus, gij iveet, wie en wat ik ben ik weet tvat mij ontbreekt: mijne ellenden zijn zoo groot; ik ben zoodanig ontbloot, dat ik onbekwaam ben, om u dit te vertoonen. Ik zal dan bij u blijven, en uwe hulp afwachten, gelijk een bedelaar voor de deur van eenen rijken blijft zuchten, tot dat men hem een stuk brood geeft om zijnen honger, die hem kwelt, te stillen. O Christen, hoe zeer neemt Jesus Christur zijn behagen niet, om uitmuntende genade aan die getrouwe ziel te verleenen, welke, niettegen-
BIJ HET SACEAMENT.
staande den afkeer, dien zij daarin -vindt evenwel bij hem verblijft, om hem gezelschap te houden!
Tracht alle dagen omtrent hetzelfde uur, in den namiddag uw bezoek aan Jesus, in het H. Sacrament af te leggen en daar ten minste een kwartier uurs door te brengen.
Zekere Jonkvrouw, die van eenen zeer verhevenen stand was geweest in de wereld en welke daarna in eene strenge geestelijke orde non was geworden, bleef zeer lang het H. Sacrament aanbidden; en wanneer men haar eens vroeg wat zij bijna geheele dagen, die zij aan den voet des altaars doorbragt, deed en zeide, antwoordde zij: Ik zou daar eene geheele eeuwigheid verblijven; vindt men daar immers het goddelijk wezen niet, welk het voedsel en de bezigheid der gelukzaligen in het hemelrijk is? O hemel! men vraagt, wat men in Gods tegenwoordigheid doet. Wat men daar doet ? men looft men bemint, men bidt, men verzoekt hem. En wat doet eene arme bedelaar bij eenen rijke? wat doet een zieke bij een geneesheer? wat doet een dorstige bij eene heldere waterbron?
Mijn God! wat verhevene gedachten! mogten het ook de mijne en die van alle menschen zijn.
die men gedurencte de bezoeken tot het heilig Sacrament lean doen, wanneer men zich in droefheid bevindt en als men onbekwaam is om te bidden. (1)
Aanbiddelijke Jesus! aangezien gij hierdagen nacht in uwe heilige tabernakelen verblijft, om daar de gebeden te ontvangen en de wenschen te verhoeren van al de ellendigen en bedrukten, die u gehoor komen (l) Gelrokken uit de Bezothn tot helquot;B, Sacrament.
391
392 OEFENINGEN VOOR DE BEZOEKEN
vragen, verwaardig u heden gunstig aan te hooren het ootmoedig gebed, dat u de ondankbaarste mensch der wereld doet. Ik kom voor uwe voeten, doordrongen van droefheid, en de grootheid erkennende van het kwaad, dat ik gedaan heb, met toe te stemmen in u te beleedigen. Hetgeen ik u eerst vuriglijk vraag, is, dat gij u zoudt gewaardigen, mij mijne zonden te vergeven. O mijn God! hoe ben ik zoo ongelukkig geweest, van u te mishagen? Ik durf u nogeene zaak vragen, namelijk: ik heb uwe oneindige beminnelijkheden erkend, mijn hart is er van ingenomen en verrukt geweest en ik gevoel in mij het vurigste verlangen onïu te beminnen en te behagen. Maar, helaas! ik kan dit niet, zoo gij mij niet te hulp komt: verkondig dan, o oneindig magtige God! verkondig dan geheel de aarde uwe oneindige magt en goedheid. Maak, dat ik van we-derspannigen slaaf, die ik zoo lang geweest ben een getrouwe en standvastige minnaar uwer aanbiddelijke volmaaktheden worde. Gij kunt dit doen, voorzie dan in al wat mij ontbreekt, opdat ik voortaan het geluk hebbe, van u zoo zeer te beminnen, als ik u vergramd heb. Kon ik u beminnen gelijk de Heiligen ubeminnen in den hemel! O Jesus, ik bemin u, ik bemin u boven alles, o mijn God! mijne liefde en mijn al.
O vlekkeloos Lam, voor ons op het kruis geslagtof-ferd, gedenk, dat ik een van die zielen ben, welke gij vrijgekocht hebt met den prijs van uw bloed en van uwen dood; maak, dat gij mij altijd toebehooretendat ik u nooit verlieze! Aangezien gij u geheel aan mij gegeven hebt, en u nog alle dagen geeft, met u uit liefde tot mij, op onze altaren op te offeren, maak, dat ik u geheel toebehoore.
Ja, mijn beminnelijke Zaligmakeiylk gcefmij geheel en al in uwe handen over; ik offer u mijnen wil: bind hem met de minnelijke banden uwer liefde, opdat hij voor altijd de gelukkige slaaf zij van uwen heiligen wil. Ik wil niet meer leven om mijne verlangens te voldoen.
BIJ HET H. SACRAMENT.
maar alleenlijk om te doen hetgeen gij verlangt en wat u kan behagen. Vernietig in mij al waf u mishaagt; verleen mij de genade van geene andere gedachte meer te hebben, dan die van u te behagen, geen ander verlangen dan dat van u te dienen.
Ik bemin u, o mijn goddelijke Zaligmaker, uit geheel mijn hart, om de liefde van u zeiven; ik bemin u omdat gij verlangt van mij bemind te worden; ik bemin u, omdat gij oneindig verdient bemind te worden, al mijn leedwezen is, dat ik u niet altijd bemind heb en u nog niet zoo zeer bemin als ik dit verschuldigd ben en gij het verdient. Ik zou willen sterven uitliefde tot u, o mijn God! aanvaard mijn verlangen, geef mij uwe liefde en dan heb ik niets meer te betrachten op de aarde.
III.
O opperste Majesteit! o oneindige goedheid! gij bemint de menschen zoo teederlijk, gij hebt zoo veel gedaan om van alle menschen bemind te worden! En hoe komt het dan, dat er zoo weinigen zijn, van welke gij waarlijk bemind wordt ? Neon, neen, ik wil van het getal dier ondankbaren niet meer zijn. Ik heb besloten uit geheel mijn hart u te beminnen, en voortaan u alleen te beminnen Gij verdient het, en gij gebiedt het mij uitdrukkelijk! O! het is dan gedaan, ik wil u gehoorzamen en u vergenoegen; maak, o Godmijner ziel, dat ik u volkomen vergenoege. Ik smeek het u door de verdiensten van uw lijden, ik hoop het te bekomen van uwe goedheid. Ik smeek het u, door uwe liefde zelve, maak dat ik u beminne, en dat ik nooit ophoude u te beminnen. Geef, mijn God, geef de goederen der aarde aan degenen, die ze beminnen en verlangen; wat mij aangaat, ik verlang en vraag u alleen den on-uitsprekelijken schat uwer liefde. Ja, ik bemin u _, o aanbiddelijke Jesus! ik beminu, o opperste goedheid! ik bemin u, o oneindige liefde! en tot belooning voor mijne liefde, vraag ik de genade om u altijd meer en
393
OEFENINGEN VOOR DE BEZOEKEN
meer te beminnen. Gij zijt geheel mijn rijkdom, geheel mijne vreugd, geheel mijne vertroosting, geheelmijne liefde: mijn hart wil geene gevoelens hebben dan voor u; mijne ziel wil niet leven nog ademen dan voor u; leef gij zelf in mij , en geef mij een geheel leven van liefde en vurigheid voor u. Indien gij u verwaardigt mij die genade te verleenen, acht ik mij gelukkiger, dan als ik al de schatten der wereld bezat; deze zullen voorbijgaan, doch uwe liefde zal, zoo ik hoop, altijd in mij blijven.
IV.
O mijn goddelijke en altijd minnelijke Zaligmaker! dewijl gij gezegd hebt; dat hij,die u bemint, van u zal bemind worden en dat gij ih hem zult komen wonen, om lr«in nooit meer te verlaten , ad eumvenie-nms, et mansionem apud eum faciemus: ik beminu boven alles: gewaardig u, mij ook uw hart en uwe liefde te geven; ik acht het geluk, van door u bemind te worden, meer dan het bezit van al de schatten der aarde. Kom en vestig uwe woning in mijne arme ziel op zulk eene wijze, dat gij ze nooit meer verlaat, of, om beter te zeggen, dat ik u nooit dwing u er uit te verwijderen. Neen, gij zult er u nooit uit verwijderen, tenzij menu vrijwillig verwijdere door de zonde. Helaas! aangezien ik u eertijds gedwongen heb mij te verlaten, kan ik in het vervolg nog hetzelfde doen; ach, laat nooit toe, dat ik aan de wereld eene zoo groote ondankbaarheid en zoo verfoeijclijke misdaad verloone; laat nooit toe, dat mij, na zoo vele genaden van u ontvangen te hebben, nog het ongeluk overkome van mij door mijne ongetrouwheden van u te verwijderen. Ik weet, dat dit ongeluk mij nog kan overkomen ; daarom smeek ik u vurig mij do genade te verleenen van te sterven, liever dan u te vergrammen, opdat ik stervende met uvereenigd, met u nog zou kunnen leven gedurende de eeuwigheid. Ja, mijn goddelijke Jesus, ik hoop het aldus, ik vereenig mij met u voor altijd; mijne arme ziel omhelst uwe heilige voeten; o!
394
BIJ HET H. SACRAMENT.
maak, dat ik u altijd beminne, en dat ikaltijdvanube-mind worde. Ja, ik hoop van mve goedheid, dat do liefde mij altijd met u zal vereenigen en u met mij zal vereenigen, om nooit meer van elkander te scheiden.
V.
O oneindige liefde van mijnen God, eene oneindige liefde waardig! hoe hebt gij u zoo zeer kunnen vernederen, dat gij, om met de menschen te handelen, om hun hart te winnen, u als onder het deksel van hetH. Sacrament vernietigd hebt? O Goden Zaligmaker! uwe vernederingen hebben geene palen gehad, omdat uwe liefde er geene heeft. Hoe! zal ik u niet beminnen uit al mijne krachten, wetende al wat gij gedaan hebt, om mijne liefde te winnen! Moetik niet, gelijkde bruid in het boek der Gezangen,eenenheiligenijvertoonen,om met u te zijn? Ja, mijn goddelijke Zaligmaker! ik bemin u; om u die liefde te bewijzen, stel ik uwwelbeha-gen voor almijnebelangen, vooral mijne voldoeningen, voor alle andere vertroosting. Mijn vermaak zal zijn, in alles uw welbehagen te zoeken. Verwek in mij een vurig verlangen om mij gedurig, zoo veel het mij mogelijk zal zijn, voor uwe heilige altaren te houden, u daar te aanbidden, en nog meer, u daar te ontvangen, om mij naauwer met u te vereenigen, gij, die zelf mij daartoe gewaardigt uit tenoodigon.Zouik niet ondankbaar zijn, indien ik weigerde mij aan eene zoo zoete uitnoodiging over te geven? Gij wilt alleen het voorwerp en het doel van al mijne verlangens en van al mijne genegenheden zijn. Ik wil het ook, uit geheel mijn hart, o mijn God! Neen, ik wil geene voldoening dan de uwe, geene andere zoetheid, dan die van met u te zijn, geen ander geluk dan dat van u te beminnen. Maar helaas! wat kan ik zonder u? En indien uwe genade mij niet helpt en ondersteunt, zullen de wereld, de duivel, mijne eigene hartstogten mij dan niet medeslepen, om mij voor altijd van u te verwijderen? O liefde van mijn hart! duizendmaal sterven, ja, duizendmaal sterven, liever dan u te verlaten, liever dan u niet meer te be-
395
396 OEFENINGEN VOOR DE BEZOEKEN
minnen! Dit is de genade, welke ik u vraag, weiger ze niet aan eene ziel, die niets verlangt dan uwe liefde, en die niets vreest dan ze te verliezen.
O liefdevolle Herder! die, om de vurige liefde, welke gij uwe schapen toedraagt, niet tevreden met u eens geslagtofferd te hebben op het kruis, u nog op de altaren hebt willen opsluiten in uw Sacrament, om des te gemakkelijker aan de deur onzer harten te kunnen kloppen en er u den ingang van te openen. Welke goedheid, welke teederheid! Was er wel ooit een dergelijke in de wereld? Ach! mogtikuwegoddelijketegenwoor-digheid genieten gelijk de bruid van het boek der Gezangen die genoot, wanneer zij zeide: ik heb gerust in de schaduw van dengenen, die het voorwerp van al mijn verlangen is. Welnu, indien ik u regtzinnig bemin, o liefdewaardige Zaligmaker! zal ik nacht en dag niet ophouden te verlangen voor uwe voeten te zijn, en daar bij uwe opperste Majesteit, verborgen onder de schaduw der sacramentele gedaante, zal ik die goddelijke wellusten en die onuitsprekelijke vergenoeging vinden, welke uwe getrouwe minnaars er smaken.
Trek mij tot u, o mijn lieve Jesus! door den aange-namen geur uwer goddelijke aanlokkingen, en doorde bekoorlijkheden van die oneindige liefde, welke gij ons bewijst in dit Sacrament. Trahe me post te, curremus in odorem unyuentorum tuorum. Dan, aanbiddelijke Zaligmaker! dan zal ik al de schepselen verlaten om tot u te komen. O! welke vruchten van deugden geven zij aan God niet gelijk nieuwe planten, die gelukkige zielen, welke de liefde geleidt en rondom uwe heilige tabernakels brengt! Wat mij aangaat, o mijn God, ik ben met schaamte overdekt, wanneer ik voor u verschijn, ontbloot van alle deugden. Gij hebt geboden aan het altaar niet te komen zonder u eene gift teofferen; wat zal ik dan doen? Zal ik besluiten u niet meer te komen bezoeken?Neen, mijn God, dit zouunogmeer mishagen; ik zal dan komen, hoe arm ik ook ben; maar
BIJ HET H. SACRAMENT,
gij Heer! gij zult u verwaardigen mij de deugden te verleenen, waarmede gij mij wilt versierd zien. Verleen ze mij dan, aangezien gij wilt, dat ik tot u kome.
Van dit oogenblik af en in uwe tegenwoordigheid zijnde, aanbid ik u, o koning van mijn hart, o herder, die uwe schapen zoo teeder bemint. Ik nader tot den troon uwer liefde endaar ik u niets kan aanbieden dan mijn ellendig hart, zoo offer ik u hetzelve, opdat het geheel aan uwe liefde zou toegeheiligd zijn. Met dit hart, hoe ellendig het ookis, kan ik ubeminnen, o mijn God, en ik wil u beminnen; trek het tot u, vereenig het zoo naauw aan uwenheiligen wil, datik u met uwen Apostel kan zeggen: Ego vinctus in Domino. Vereenig mij geheel en al aan u en maak, dat ik mij zeiven vergete, om niets meer te vinden dan u, wienikalleen en standvastig wensch te beminnen.
VIL
Ach, mijn Jesus! wie is zwakker en zieker dan ik? Gij weet, hoe dikwijls ik mij overgegeven heb aan mijne vijanden, hoe dikwijls zij zich meester gemaakt hebben van de deuren mijner ziel, dat is van mij nen wil, langs welke zij binnen gekomen zijn om mij te verderven en mij den kostbaren schat uwer vriendschap te ontnemen. Ach! versterk mij. Heer, door uw licht en uwe sterkte, opdat ik zoo ongelukkig niet meer zij van u te verliezen en uit mijn hart te bannen. Zoo ik u nog ooit moest vergrammen, o mijn Heer en mijn Zaligmaker! laat mij dan liever sterven in dit oogenblik, omdat ik hoop op uwe heilige genade, en met u vereenigdte zijn door uwe heilige liefde. Ik wil niet meer leven zonder u, o mijn welbeminde! Maar ik kan op.mij zeiven niet rekenen; helaas! zoo lang ik zal leven, kan ik nog van wil veranderen en u weder verraden, gelijk ik voorheen gedaan heb. Heer! Gij, die niet verandert, help mij dan om ook niet meer te veranderen! Allerheiligste Maagd heb medelijden met mij, gij, die de moeder der volharding zijt, verkrijg mij die kostbare gave van uwen zoon Jesus. Ik vraag ze door u, en het is door 50 23
397
398 OEFENING VOOR DE BEZOEKEN
uwe voorspraak, dat ik ze durf verhopen en verwachten.
VIII.
Prent mij als een zegel op uw hart. Ja, goddelijke Jesus! eenig voorwerp mijner liefde, aangezien ik u mijn hart toegeheiligd heb, zoo is het ook billijk, dat ik u op hetzelve plaats, gelijk het zegel der liefde, om er den ingang van te sluiten voor elke andere neiging en dat ik daardoor aan allen doe kennen, dat mijn hart het uwe is en gij alleen er het bezit van hebt. Maar, mijn Zaligmaker, wat is er van mij te verwachten, indien gij het zelf niet doet? Ik kan niet anders geven dan mijn hart, opdat gij er over beschikket volgens uw goeddunken. Ik geef het u dan, ik heilig het u toe, ik offer het u. Neem er voor altijd bezit van, ik wil er niets van terugnemen of achterhouden. Indien gij het bemint, behoud het. Ach, laat het aan mij niet meer over, want ik zou het u op nieuw oatnemen. O oneindig beminnelijke God! o oneindige liefde! aangezien gij mij door zoo vele beweegredenen verpligthebt u te beminnen, ik smeek u doe u beminnen, ja doe u van mij beminnen. Ik wil alleen leven om u te beminnen en ik wil u alleen beminnen, om u en om uw welbehagen. Gij, die zoo veel mirakelen doet, om door dit Sacrament in mijn hart te kunnen komen, doe nog het volgende: maak, dat mijn hart u geheel toebehoort, maar zo ader verdeeling, zonder uitzondering, zonder verandering, zoodat ik in dit en in het andere leven moge zeggen, dat gij de eenige Heer zijt van mijn hart, en mijn eenige rijkdom. Deus cordis mei et pars mea, Deus in aeternum.
Allerheiligste Maagd, mijne Moeder en mijne hoop, kom mij te hulp en ik zal zeker verhoord worden. Dit is dus mijne hoop. Amen.
BIJ HET H. SACRAMENT.
IX.
O mijn Verlosser! thans tegenwoordig op dit altaar! zie mij hier bij u; ik vraag u geene andere genade, dan den ijver in uwe dienst, en de volharding in uwe heilige liefde.
O heilig geloof, goddelijk geloof, hoe veel ben ik u niet verschuldigd! Gij leert mij, dat ik in dit goddelijk Sacrament des altaar, in dit hemelsche brood, niets meer van het gewone brood gevonden wordt dan de schijn, het is Jesus Christus zelf, het waarachtige brood des levens, die er uit liefde tot mij geheel en al is en er verblijft. Mijn Heer en mijn God! ik geloof vastelijk, dat gij hier in dit Sacrament tegenwoordig zijt: en alhoewel gij onbekend zijt aan de oogen des vleesches, erken ik u echter hier door het licht des geloofs, voor mijn Zaligmaker en mijn God, en voor den oppersten Meester van hemel en aarde. O liefste Jesus! aangezien gij de behoudenis, de sterkte, de vertroosting van mijn leven zijt, wil ik ook dat gij het eenige voorwerp van mijne gedachten, van mijne verlangens en van de neigingen mijns harten zijt. Ik heb meer behagen in het hoogste geluk, dat gij geniet en altijd zult genieten, dan in al de goederen welke ik zou kunnen genieten in den tijd en in de eeuwigheid; mijne grootste vreugde is, dat gij, o welbeminde mijns harten! volkomen tevreden zijt, en dat uw geluk oneindig is.
Heersch, heersch mijn goddelijke Zaligmaker! over al mijne zielsvermogens; ik geef ze u geheel en al, neem er voor altijd bezit van; dat mijn wil, mijne vrijheid, mijn hart, mijn geest de slaven uwer liefde zijn, en in deze wereld niet zijn, dan om u te behagen en om u te loven. Zoodanig waren uwe gevoelens gedurende geheel uw leven, o Moeder van mijnen God! Help mij, bid ik u, om diezelfde gevoelens te behouden, om door de liefde te leven gelijk gij geleefd hebt en om al mijn geluk te vinden in dat van mijnen God. Is er een ander geluk, dat onzer waardig is?
399
398 OEFENING VOOR DE BEZOEKEN
uwe voorspraak, dat ik ze durf verhopen én verwachten.
Prent mij als een zegel op uw hart. Ja, goddelijke Jesus! eenig voorwerp mijner liefde, aangezien ik u mijn hart toegeheiligd heb, zoo is het ook billijk, dat ik u op hetzelve plaats, gelijk het zegel der liefde, om er den ingang van te sluiten voor elke andere neiging en dat ik daardoor aan allen doe kennen, dat mijn hart het uwe is en gij alleen er het bezit van hebt. Maar, mijn Zaligmaker, wat is er van mij te verwachten, indien gij het zelf niet doet? Ik kan niet anders geven dan mijn hart, opdat gij er over beschikket volgens uw goeddunken. Ik geef het u dan, ik heilig het u toe, ik offer het u. Neem er voor altijd bezit van, ik wil er niets van terugnemen of achterhouden. Indien gij het bemint, behoud het. Ach, laat het aan mij niet meer over, wantik zou het u op nieuw ontnemen. O oneindig beminnelijke God! o oneindige liefde! aangezien gij mij door zoo vele beweegredenen verpligt hebt u te beminnen, ik smeek u doe u beminnen, ja doe u van mij beminnen. Ik wil alleen leven om u te beminnen en ik wil u alleen beminnen, om u en om uw welbehagen. Gij, die zoo veel mirakelen doet, om door dit Sacrament in mijn hart te kunnen komen, doe nog het volgende: maak, dat mijn hart u geheel toebehoort, maar zonder verdeeling, zonder uitzondering, zonder verandering, zoodat ik in dit en in het andere leven moge zeggen, dat gij de eenige Heer zijt van mijn hart, en mijn eenige rijkdom. I)eus cordis mei et pars mea, Deus in aeternum.
Allerheiligste Maagd, mijne Moeder en mijne hoop, kom mij te hulp en ik zal zeker verhoord worden. Dit is dus mijne hoop. Amen.
BIJ HET II. SACRAMENT.
IX.
O mijn Verlosser! thans tegenwoordig op dit altaar! zie mij hier bij u; ik vraag u geene andere genade, dan den ijver in uwe dienst, en de volharding in uwe heilige liefde.
O heilig geloof, goddelijk geloof, hoe veel ben ik u niet verschuldigd! Gij leert mij, dat ik in dit goddelijk Sacrament des altaar, in dit hemelsche brood, niets meer van het gewone brood gevonden wordt dan de schijn, het is Jesus Christus zelf, het waarachtige brood des levens, die er uit liefde tot mij geheel en al is en er verblijft. Mijn Heer en mijn God! ik geloof vastelijk, dat gij hier in dit Sacrament tegenwoordig zijt: en alhoewel gij onbekend zijt aan de oogen des vleesches, erken ik u echter hier door het licht des geloofs, voor mijn Zaligmaker en mijn God, en voor den oppersten Meester van hemel en aarde. O liefste Jesus! aangezien gij de behoudenis, de sterkte, de vertroosting van mijn leven zijt, wil ik ook dat gij het eenige voorwerp van mijne gedachten, van mijne verlangens en van de neigingen mijns harten zijt. Ik heb meer behagen in het hoogste geluk, dat gij geniet en altijd zult genieten, dan in al de goederen welke ik zou kunnen genieten in den tijd en in de eeuwigheid; mijne grootste vreugde is, dat gij, o welbeminde mijns harten! volkomen tevreden zijt, en dat uw geluk oneindig is.
Heersch, heersch mijn goddelijke Zaligmaker! over al mijne zielsvermogens; ik geef ze u geheel en al, neem er voor altijd bezit van; dat mijn wil, mijne vrijheid, mijn hart, mijn geest de slaven uwer liefde zijn, en in deze wereld niet zijn, dan om u te behagen en om u te loven. Zoodanig waren uwe gevoelens gedurende geheel uw leven, o Moeder van mijnen God! Help mij, bid ik u, om diezelfde gevoelens te behouden, om door de liefde te leven gelijk gij geleefd hebt en om al mijn geluk te vinden in dat van mijnen God. Is er een ander geluk, dat onzer waardig is?
399
Voor de bezoeken lot de H. Maagd Maria. (I)
O Moeder van mijnen God, o Maria! gelijk een arme bedelaar zicli vertoont aan eene groote vorstin, zoo vertoon ik mij aan u, die Koningin van hemel en aarde zijt. Verwaardig u, smeek ik u, van uwen verheven troon neder te zien op eenen ellendigen zondaar. God heeft u zoo rijk gemaakt, om de armen te helpen: hij heeft u als Koningin van barmhartigheid aangesteld, om de lijdenden te vertroosten. Zie mij dan aan en heb medelijden met mij. Zie mij a:in en verlaat mij niet, zonder dat gij van eenen zondaar penen heilige gemaakt hebt. Ik weet, dat ik, ter oorzake mijner ondankbaarheid niets verdien, tenzij beroofd te worden van al de genaden, welke ik door uwe voorspraak van den Heer ontvangen heb. Maar gij, die de Koningin van barmhartigheid zijt, zoekt, meer de ellenden dan de verdiensten, om de nood-druftigen te helpen. Wel nu, wie is er armer on nooddruftiger dan ik?
O verhevene Maagd! ik weet dat gij, Koningin van het heelal zijnde, bij gevolg mijne Koningin zijt; maar ik wil mij meer bijzonder aan uwe dienst toeheiligen, opdat gij over mij zoudt beschikken volgens uw welbehagen. Ik herhaal u dan, met den H. Bonaventura: bestuur mij, o mijne Koningin! an laat mij niet aan mij zeiven over. Gebied mij, beschik over mij, volgens uwen wil; kastijd mij ook, wanneer ik u niet ge- | hoorzaam; de kastijdingen, die van uwe hand komen, |
(1) Getrokken uit de Glorie van Maria.
GEBEDEN TOT MARIA-.
zullen mij heilzaam zijn. Ik wil liever uw dienaar zijn, dan de meester der wereld. Reus sum ego,sal-vum me fac. Aanvaard mij voor den uwen, o Maria! on gelijk den uwen, denk op mijne zaligheid. Ik wil aan mij zeiven niet toebehooren, ik geef mij aan u. Indien ik u voorheen niet behoorlijk gediend heb, verwaarloozende zoo vele schoone gelegenheden, om xi te eeren, zoo zal ik voortaan met uwe ijverigste on getrouwste dienaars mij vereenigen. Neen, ik wil, dat in het toekomende u niemand meer eere en meer heminne danik, o mijne minnelijkste Koningin! Hetgeen ik beloof, hoop ik door uwe hulp te volbrengen. . Amen.
II.
O mijne Meesteres, mijne Koningin, waardige Moeder van mijnen God, allerheiligste Maagd! zou ik mij bij u moeten aanbieden, en u mijne Moeder noemen, zoo ellendig en met zoo vele zonden beladen? Doch ik wil niet dat mijne ellenden mij berooven van de vertroosting en het vertrouwen, dat ik gevoel, wanneer ik u dien zoeten naam geef. Ik weet, dat ik verdiend heb van u te verstooten te worden: maar ik smeek u te overwegen , wat uw Zoon Jesus Christus voor mij gedaan en geleden heeft; verwerp mij daarna, indien het mogelijk is. Ik ben een arme zondaar, die meer dan een ander de goddelijke Majesteit vergramd heb. Helaas! het kwaad is bedreven. Ik neem mijne toevlugt tot u, kom mij te hulp, o mijne Moeder! kom mij te hulp. Zeg niet, dat gij mij niet kunt helpen; want ik weet, dat gij alles vermoogt en dat gij van God verkrijgt al wat gij verlangt. Indien gij mij antwoordt, dat gij mij niet wilt helpen, zeg mij dan ten minste totwien ik moet gaan, om ir. mijn ongeluk ondersteund te worden. Ontferm u mijner, gij, mijn Verlosser! met mij mijne zonden te vergeven, en gij, mijne Moeder, met voor mij te spreken , of wijs mij iemand aan, die barmhartiger is dan gij en op wien ik meer betrou-
401quot;
GEBEDEN TOT MARIA.
wen mag stellen. Neen, men zal noch op de aarde, noch in den hemel iemand vinden, die barmhartiger is en die mij beter kan helpen. Gij, Jesus, wees mijn Vader en gij, Maria, wees mijne Moeder! Gij bemint de ellendigsten, gij gaat hen opzoeken, om hen zalig te maken. Ik heb de hel verdiend, ik ben de onwaardigste der menschen; maar gij hebt niet noodig mij op te zoeken, ik verlang niet, dat gij mij zoekt, ik kom van zelf tot u, met de hoop, dat gij mij niet zult verlaten. Ik lig thans aan uwe voeten, o Jesus, vergeef mij! o Maria, help mij!
III.
O Moeder van mijnen God, o Maria! mijne eenigste hoop, zie hier voor uwe voeten nedergeworpen eenen ellendigen zondaar, die u om genade smeekt. Geheel de Kerk, al de geloovigen roepen u aan en eeren u als de toevlugt der zondaars; wees dan mijne toevlugt, maak mij zalig. Gij weet, hoezeer uw Zoon onze zaligheid behartigt. Gij weet aan welke pijnen en smarten Jesus Christus zich tot onze zaligheid heeft willen onderwerpen. Ik offer u, o mijne Moeder! de smarten van Jesus Christus, de koude, welke hij verdroeg in zijne krib, de ongemakken van zijne vlugt naar Egypte, zijnen arbeid, zijn zweet, zijn vergoten bloed, den pijnlijken dood, welken hij voor uwe oogen op het kruis stierf. Toon dat gij uwen Zoon bemint.
Ik smeek u door zijne liefde mij te hulp te komen. Steek de hand uit tot eenen zwakken zondaar, die uw medelijden afsmeekt. Indien ik een heilige ware, zou ik geene barmhartigheid vragen; maar omdat ik een zondaar ben, neem ik mijne toevlugt tot ju, die do Moeder van barmhartigheid zij t. Ik weet, dat uw medelijdend hart vreugde vindt in de ellendigen te helpen, wanneer gij hen kunt helpen en zij niet hardnekkig in het kwaad volharden. Bezorg nu die vreugde aan uw barmhartig hart, met aan mij vertroostingen te bezorgen; de gelegenheid biedt zich voor u aan, om mij
402
GEBEDEN TOT MARIA.
zalig te maken, mij, die een ongelukkige en tot de hel veroordeelde ben en gij kunt mij helpen, dewijl ik er geen beletsel aan stel door mijne hardnekkigheid, ik stel mij onder uwe handen; zeg mij wat ik moet doen en verkrijg mij de genade, om liet uit te voeren, want ik neem voor, alles te doen, wat in mijn vermogen is, om de goddelijke genade weder te bekomen Ik begeef mij onder uwen mantel. Jesus, wil dat ik tot u mijne toevlugt neem, opdat tot uwe verheerlijking en tot de zijne (want gij zijt mijne Moeder), niet alleen zijn bloed, maar uwe voorspraak mij helpe, om de zaligheid te bekomen. Hij zendt mij tot u, opdat gij mij zoudt helpen. O Maria, ik roep u aan, ik stel op u mijn betrouwen. Gij bidt voor zoo vele anderen, bid, spreek nog een woord voor mij, en zeg aan God, dat gij mijne zaligheid verlangt, en God zal mij zonder twijfel zalig maken. Zeg hem, dat ik u toebehoor; meer vraag ik niet.
IV.
Ziehier voor uwe voeten, o Maria, mijne hoop! eenen armen zondaar, die door zijne zonden zich zoo dikwijls de slaaf der hel heeft gemaakt. Ik heb mij dooide duivels niet laten overwinnen, dan omdat ik mij tot u, mijne toevlugt, niet begeven heb. Zoo ik het altijd gedaan, zoo ik u aangeroepen had, neen, dan zou ik niet bezweken zijn. Ik hoop, o mijne beminnelijke Meesteres! dat ik, door uwe tusschenkomst, reeds uit de handen des duivels ontsnapt ben, en dat God mij vergeven heeft. Maar ik vrees in het toekomende in hunne boeijen te hervallen. Ik weet, dat die vijanden de hoop niet verloren hebben van mij te overwinnen, zij bereiden mij nieuwe aanvallen, nieuwe bekoringen. O, mijne Koningin en mijne toevlugt, kom mij te hulp; dek mij met uwen mantel, laat niet toe, dat ik nog hun slaaf worde. Ik weet, dat gij mij zult helpen, dat gij mij de overwinning zult verleenen, indien ik u aanroep ; maar ik vrees op u niet te denken in de be-
403
GEBEDEN TOT MARIA.
koringen, en u niet te hulp te roepen. De genade, welke ik u vraag en van u verlang, o allerheiligste Maagd ! is, dat gij altijd zult tegenwoordig zijn in mijn geheugen, bijzonder in de bekoringen. Verleen mij u dikwijls aan te roepen en deze woorden te herhalen: o Maria, help mij! En wanneer eindelijk de dag van mijnen laatsten strijd met de hel zal aanbreken, in het uur des doods, ach! mijne Koningin, sta mij dan krachtdadig bij, maak gij zelve mij indachtig, u gedurig aan te roepen met den mond en met het hart, opdat ik, den geest gevende, met uwe liefderijken naam en dien van uwen Zoon, Jesus Christus op mijne lippen, mij voor uwe voeten in het paradijs vinde, om u daar eeuwig te loven en te zegenen.
V.
O Maria, mijne welbeminde Maria! in welken afgrond van rampen en ellenden zou ik mij niet bevinden, indien uwe barmhartige hand mij zoo dikwijls daar niet van bevrijd had. Sedert hoe vele jaren zou ik reeds in de hel gedompeld zijn, indien gij mij door uwe magtige gebeden daarvan niet verlost hadt ? De grootheid mijner zonden stortte mij daarin neder; de goddelijke regtvaardigheid veroordeelde mij daartoe, de duivels waren reeds verblijd van dit vonnis te kunnen uitvoeren. Gij zijt spoedig gekomen, o mijne Moeder! zonder dat ik daartoe gebeden, zonder dat ik u tot mijne hulp geroepen had, en gij hebt mij gered. O mijne beminde Verlosseres! welken dank zal ik u voor zoo groote liefde betuigen? gij hebt de versteendheid van mijn hart overwonnen, gij trekt mij totu, opdat ik u zou beminnen en mijn betrouwen in u stellen. Helaas! in welken afgrond van onheilen zou ik nog gevallen zijn, zoo uwe barmhartige hand mij zoo dikwijls niet ondersteund had in de gevaren, waaraan ik mij blootgesteld heb! Volhard, o mijne hoop! volhard in mij te bevrijden van de hel, en vooreerst van de zonde, waarin ik zoo gemakkelijk kan vallen. Gedoog
404
GEBEDEN TOT MARIA.
405
50
niot, dat ik u met de duivels zou vervloeken. Mijne geliefde Koningin! ik bemin u. Zou uwe goedheid kunnen overeenkomen met het eeuwige verlies van eenen dienaar, die u bemint? Maak, dat ik niet meer ondankbaar zij jegens u en jegens God, die mij ten aanzien van u zoo vele genaden verleend heeft. O Maria, wat zegt gij? zalik verdoemd zijn? Ja, indien ik u verlaat. Maar zal ik de vermetelheid hebben u te verlaten? Zal ik de teederheid kunnen vergeten waarvan gij mij bewijzen gegeven hebt? Gij zijt, na God, het voorwerp mijner liefde. Ik zou niet kunnen leven zonder u te beminnen. Ik bemin u dan, en ik hoopu altijd te beminnen, in den tijd en in de eeuwigheid, o het schoonste, het heiligste, het liefdewaardigste schepsel dat in het heelal is! Amen.
TOT DK ALLERHEILIGSTE DRIEVIILDIGflEID,
VOOR DEN ZONDAG.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God hemelsche Vader, ontferm u onzer. God Zooii; Verlosser der wereld,
God H. Geest,
H. Drievuldigheid, één God,
Heer, die een geest zijt, en in geest en waarheid
wilt aangebeden worden.
Heer, wiens godheid noch goud, noch zilver, noch
steen, of iets anders gelijk is,
Heer, aan wien niemand gelijk is, en buiten wien
er geen God is,
Koning der eeuwen, die alleen uit uwe natuur
de onsterfelijkheid hebt,
Groote God, uit wien alles voortkomt en door
wien alles behouden wordt.
Heer, in wien wij leven, ons bewegen en zijn. Heer, die overal zijt, en wiens voorzienigheid
boven alles is.
Heer, die zoo groot zijt, dat u geene gedachten i
kunnen begrijpen.
Heer, wien geheel het aardrijk, noch de hemelen
kunnen bevatten.
Heer, wien geen mensch gezien heef t,noch zien kan. Heer, wiens oordeelen ondoorgrondelijk en wiens
wegen onnaspeurlijk zijn.
Heer, voor wiens majesteitwij maarstcfenasch zijn,
LITANIE TOT DE ALLERH. DRIEVULDIGHEID.
Heer, die doet al wat u belieft in den hemel, op
de aarde, in de zee nn in de afgronden,
Heer, die de harten der menschen in uwe hand
hebt, en die neigt daar gij wilt,
Heer, die een verteerend vuur zijt, wiens gramschap niemand kan wederstaan,
Heer, die een ieder naar zijne werken vergeldt, Heer, die alles in getal, gewigt en maat schikt, Heer, die onze harten onderzoekt en onze nieren doorgrondt,
Heer, die bemint al wat er is en niets haat van
al wat gij geschapen hebt.
Heer, die de zonde der menschen om hunne boetvaardigheid kwijtscheldt.
Heer, die in uwe woorden waarachtig en in uwe
beloften getrouw zijt.
Heer, die niet wilt, dat wij zullen vreezen, omdat
gij, onze God en helper, met ons zijt. Allerheiligste God, door wiens glorie geheel de
aarde vervuld is.
Heer, wien alle eer en heerlijkheid toekomt. Heer, die zelf het loon zijt uwer dienaars, Wees genadig, spaar ons Heer!
Wees genadig, verhoor ons Heer!
Van alle hoovaardigheid en opgeblazenheid des
geestes, verlos ons. Heer!
Van alle onmatigheid en onzuiverheid.
Van alle gramschap, nijd en kwaden wil tegen
onzen evennaaste,
Van traagheid en van aardsche en ongeregelde droefheid,
Van gierigheid, die de wortel van alle kwaad is, Door uwe onbegrensde almogendheid.
Door uwe oneindige wijsheid.
Door uwe overvloedige goedheid,
Door uweondoorgrondelijkealwetendheid en voorzienigheid ,
Door den diepen afgrond van de oordeelen uwer regt vaardigheid,
408 LITANIE TOT DE AXLERII. DRIEVULDIGHEID.
Door uwe volmaakte, onveranderlijke gelukzaligheid, verlos ons. Heer!
In den dag des oordeels, verlos ons, Heer! Wij zondaars, wij bidden u, verhoor ons.
Dat gij ons de genade wil t verlecnen, om u uit geheel ons verstand enuitalonzekrachtentebeminnen, Dat wij uwen H. Naam nooit ligt vaardig gebruiken. Dat wij de Zondagen en Heiligdagen, die u zijn ^ toegewijd, in godsdienstige en andere goede wer- ^ ken mogen doorbrengen en heiligen, gt
Dat wij aan onze ouders en alle overheid, eer en g;
gehoorzaamheid om uwent wil bewijzen, g Dat wij nooit het leven of de eer van onzen even- ^
mensch krenken,
Dat onze zielen nimmermeer door onzuivere werken g woorden, begeerten of gedachten besmet worden, g-Dat wij nooit iemand door onregtvaardigheid be- g scliadigen, ~
Dat wij onze zonden van valsche getuigenis en alle g leugentaal zorgvuldig bewaren, \'f
Dat wij de goederen der wereld niet ongeregeld
begeeren of beminnen.
Dat gij onze harten tot het onderhouden uwer geboden wilt neigen.
Lam Gods, dat wegneemt, enz.
Allerheiligste Drievuldigheid, hoor ons. Allerheiligste Drievuldigheid, verhoor ons.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Onze Vader, enz.
LAAT ONS BIDDEN.
Almagtige en eeuwige God! die uwe dienaren door de belijdenis van het ware geloof, de heerlijkheid der eeuwige Drievuldigheid hebt doen kennen en in de oppermagtige Majesteit geleerd hebt, één wezen te aanbidden; wij bidden u, dat wij door de standvastigheid van hetzelfde geloof, bevrijd mogen wórden van allen.tegenspoed Door Jesus Christus, onzen Heer.Am.
VOOR DEN MAA.1NDA.G.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God hemelsche Vader, ontferm u onzer. God Zoon, Verlosser der wereld.
God, H. Geest,
H. Drievuldigheid, één God,
H. Geest, die vanden Vaderenden Zoon voortkomt, Geest der eeuwige waarheid,
Geest van wijsheid en verstand,
Geest van raad en sterkte,
Geest van de vreeze des Heeren,
Geest van Heiligmaking,
Geest van kracht, liefde en matigheid,
Geest, door wiens ingeving de profeten gesproken hebben,
H. Geest, wiens zalving ons alle dingen leert, H. Geest, die de dolende zondaren bekeert, H. Geest, die uwe ware geloovigen maakt van
één hart en ééne ziel.
H. Geest, die aan uwe kinderen den waren vrijdom verleent,
H. Geest, die de dubbelhartigen en de geveinsden
ontvlugt, . TT tï- l.
H.Geest,diedezielzijtvan het ligchaam der H. Kerk, H. Geest, die ons de duisternissen vandeH.Schnt-tuur door uwe H. Kerk verklaart,
H. Geest, die de Apostelen vervuld enin hunnen
mond uwe woorden gesteld hebt.
LITANIE
H. Geest, die alleen ons Gods wet kunt doen volbrengen, H. Geest, die zelf de gever van het bidden zijt, H. Geest, die zelf in ons en voor ons bidt, door
onuitsprekelijke verzuchtingen,
H. Geest, die onze harten van droefheid verlost,
en met liefde, blijdschap en vrede vervult, H. Geest, die ons verduldigheid, goedertierenheid
en goedheid geeft,
H. Geest, die onze zielen met zachtmoedigheid en
H. Geest, die ons de onthouding en kuischheid g.
H. Geest, die de liefde Gods in onze harten uitstort, 3 H. Geest, die in uwe geloovigen, als in uwe -
tempels woont,
H. Geest, die uit uwe geloovigen stroomen van le- § vende wateren doet voortvloeijen, S
H. Geest, doorwien wij nu niet meer slaven zijn, quot;
maar kinderen en erfgenamen Gods,
H. Geest, door wien de slafelijke vreesachtigheid is weggenomen, en Gods kinderen met liefde en betrouwen roepen tot hunnen Vader,
H. Geest, die ons naar de voltrekking onzer aanneming en verlossing doet zuchten en verlangen, H. Geest, die in ons wonende, onze sterfelijke lig-
chamen zult levend maken,
Wees genadig, spaar ons. Heer!
Wees genadig, verhoor ons, Heer!
Van alle zonden, verlos ons. Heer! Van vermetelheid en wanhoop,
Van ongeloovigheid en hardnekkigheid tegen de lt; bekende waarheid, ~
Van allen geest die aan u tegenstrijdig is, —
410
TOT DEN H. GEEST.
Door uwe altijddurende voortkomst van den Vader g en den Zoon, . r*
Door de wonderbare werking, door welkeChristus in o
hetligchaam van de zuivere Maagd ontvangen is, « Door uwe nederdaling over Christus ten tijde zijns hq doopsels, , to
Door uwe komst over de Discipelen van Christus, ^ In den dag des oordeels,
Wij zondaars, wij bidden u, verhoor ons.
Dat wij nooit de begeerte des vleesches volbrengen, Dat gij den geest der regtvaardigheid in onze harten wilt vernieuwen,
Dat gij van ons nooit weggaat.
Dat gij ons wilt versterken, om krachtig het
goede uit te werken,
Dat wij u nooit bedroeven.
Dat wij u nooit wederstaan,
Dat gij onze harten zoo wilt vervullen, datdeverma-
kelijkhedenderwereldinonsgeeneplaatsvinden, ^ Dat wij alle geesten niet gelooven, maar wijsselijk ^ onderscheiden of zij van God zijn, amp;
Dat wij door uwe genade in den geest van zacht- g* moedigheid de zondaren onderrigte u cn vermanen, ^ Dat wij altijd mogen arm van geest zijn, _ amp; Dat gij ons de christelijke en heilige droefheid wilt „ leeren ^
Dat gij ons hongerig en dorstig naar de regtvaar-
digheid wilt maken, • i j ^
Dat gij ons de zachtmoedigheid en barmhartigheid 0 omtrent alle menschen wilt instorten, p
Dat wij denvrede met onzen naaste zoo onderhouden
dat wij kinderen Gods mogen genoemd worden. Dat gij ons zuiver van harte wilt maken, opdat wij
God mogen zien.
Dat wij de vervolging om de regtvaardigheid als
een bijzonder geluk achten,
Dat gij ons tot het einde, toe in het goede leven
wil bevestigen,
Lam Gods, dat wegneemt, enz.
4-11
litanie tot, den h. geest.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Heer, ontferm u onzer.
Christus ontferm u onzer.
lïeer, ontferm u onzer.
Onze Vader, enz.
v. De genade des H. Geestes.
r. Verlichte onze zinnen en harten.
laat ons bidden.
O God! die de harten der geloorigen door de verlichting van den H. Geest hebt onderwezen, geef ons, dat wij in denzelfden Geest de ware wijsheid bezitten, en ons altijd over zijne vertroosting mogen verblijden. Door onzen Heer Jesus Christus, uwen Zoon. Amen.
412
VAN DEN
VOOR DEN DINGSDAG.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Jesus, hoor ons.
Jesus, verhoor ons.
God hemelsche Vader, ontferm u onzer.
God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm u onzer. God, H. Geest, ontferm u onzer. H. Drievuldigheid, één God, ontferm u onzer. Jesus, Zoon van den levenden God,
Jesus, glans des Vaders,
Jesus, klaarheid van het eeuwige licht,
Jesus, koning der heerlijkheid,
Jesus, zon van regtvaardigheid,
Jesus, Zoon van de Maagd Maria,
Jesus, Vader der toekomende eeuwen,
Jesus, engel van den grooten raad,
Allergehoorzaamste Jesus, quot;J
Jesus, zachtmoedig en nederig van harte,
Jesus, minnaar der zuiverheid,
Jesus, onze minnaar,
Jesus, God des vredes,
\\ Jesus, oorsprong des levens,
Jesus, voorbeeld der deugden.
Jesus, ij veraar der zielen,
LITANIE
Jesus, onze God ,
Jesus, onze toevlugt,
Jesus, Vader der armen,
Jesus, schat der geloovigen,
Jesus, eeuwige wijsheid, §quot;
Jesus, onze weg en ons leven, c
Jesus, blijdschap der engelen, o
Jesus, koning der oud vaders , 5
Jesus, meester der apostelen, £?
Jesus, leeraar der evangelisten,
Jesus, sterkte der martelaren,
Jesus, licht der belijders,
Jesus, reinheid der maagden,
Jesus, kroon van alle Heiligen,
Wees genadig, spaar ons Jesus!
Wees genadig, verhoor ons, Jesus!
Van alle kwaad, verlos ons, Jesus!
Van alle zonde,
Van uwe gramschap.
Van de lagen des duivels.
Van den geest der onkuischheid, lt;
Van het veronachtzamen uwer inspraken, S
Door het geheim uwer heilige menschwording,. S Door uwe geboorte, S
Door uwe kindschheid,
Door uw geheel goddelijk leven, ^
Door uwen doodsangst en uw lijden, S
Door uw kruis en uwe verlatenheid.
Door uwe smarten.
Door uwen dood en uwe begrafenis,
Door uwe verrijzenis.
Door uwe hemelvaart.
Door uwe vreugde.
Door uwe heerlijkheid,
414
TOT DEN ALLERH NAA.M JESUS. 415
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
spaar ons, Jesus!
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
verhoor ons, Jesus!
Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
ontferm u onzer, Jesus!
Jesus, hoor ons.
Jesus, verhoor ons.
LAAT ONS BIDDEN.
Heer Jesus Christus, die gezegd hebt: vraagt en gij zult verkrijgen, zoekt en gij zult vinden, klopt en u zal worden opengedaan; geef ons, bidden wij u, het gevoel uwer goddelijke liefde, opdat wij u uit geheel ons hart, met woorden en werken beminnen en nooit ophouden u te loven.
Geef ons, o Heer, dat wij altijd uwen H. Naam te gelijk vreezen en beminnen , omdat gij nooit van uwe besturing berooft degenen, die gij hecht in uwe liefde vestigt. Door onzen Heer, enz. (1)
(l) Deze Litanie is goedaekem-d door de Congregatie der Hilussen, den 21 Augustus 1803.
TER EEHE
VOOR DEN WOENSDAG.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God hemelsche Vader, ontferm u onzer.
God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm u onzer. God H. Geest, ontferm u onzer.
•H. Maria, bid voor ons.
H. Michael, bid voor ons.
H. Gabriël,
H. Engelbewaarder,
Alle HH. Engelen en Aartsengelen,
Die uwen Schepper altijd met eene uitnemende
liefde bemind hebt.
Die nooit in eenige de minste zonde zijt gevallen. Goddelijke dienaars, die altijd bereid zijt tot de
dienst van Gods opperste Majesteit, gr
Die u met allen eerbied in zijne tegenwoordigheid ^ houdt, §
Die in alles zijnen H. Wil volbrengt,
Zuivere geesten, aan wie God de bewaring der g menschen heeft aanbevolen, ®
Die gesteld zijt, om de raagt des duivels van ons
af te weren.
Die, door het ingeven van goede gedachten, van
ons de kwade invallen verdrijft.
Die ons door goede bewegingen de kwade driften doet overwinnen,
LITANIE TER EERE VAN DE H. ENGELEN. 417
H. Bestierders, die ons van de gelegenheden tot
Die ons gedurig door goede ingevingen tot de amp; deugd vermaant, c
Die niets dan onze zaligheid zoekt, o
Die u in ons deugdzaam leven verheugt,
Die te zamen met ons om Gods genade bidt en 3
ons tot bidden opwekt.
Die onze gebeden en goede -werken aan God op-\'draagt,
Wees genadig, spaar ons. Heer!
Wees genadig, verhoor ons, Heer!
Yan alle gelegenheden tot de zonde, door uwe
H. Engelen, verlos ons. Heer!
Van hel misbruik uwer genade, door uwe heilige Engelen,
Van alle gevaar naar ziel en ligchaam, door uwe g heilige Engelen, g-
Van alle kwade gezelschappen, door uwe heilige ® Engelen, g
Van alle onzuiverheid, door uwe heilige Engelen, « Van alle kwade bekoringen, door uwe H. Engelen, H Van alle kwaadwilligheid ten opzigte van onze g oversten, door uwe heilige Engelen, tl
Van alle onachtzaamheid ten opzigte van onze onderdanen, door uwe heilige Engelen,
Van alle traagheid in u te dienen, door uwe heilige
Dat wij de goede gedachten, welke zij ons inge- 2 ven, waarnemen, p
Dat wij altijd hunne bewegingen tot de deugden ^ volgen, g.
Dat wij door onze traagheid en onachtzaamheid o hen niet bedroeven en vanonsnietvervreemden, ° Dat wij hen mogen navolgen in u te beminnen en g onderdanig te zijn, V
418 LITANIE TER EERE VAN DE H. ENGELEN.
Dat wij naar hun voorbeeld onzen evennaaste, ook
die minder is dan wij, gaarne dienen, ^
Dat wij geduldig mogen verdragende gebreken van
andere menschen, gelijk zij de onze verdragen, ££ Dat wij onzen evenaaste door geene kwade voor- a.
Dat wij hem, zoo veel het in ons is, van alle c
kwaad bevrijden.
Dat wij door woorden en werken zijne zaligheid
Dat uwe H. Engelen ons in ons sterfuur willen o bijstaan, 0
Dat wij in eeuwigheid met hen u mogen loven » en danken,
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
spaar ons. Heer!
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
verhoor ons. Heer!
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
ontferm u onzer!
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Onze Vader, enz.
LAAT ONS BIDDEN.
O God, die door eene onuitsprekelijke voorzienigheid uwe H. Engelen tot onze bewaring gewaardigt te zenden, verleen ons, die u smeeken, dat wij door hunne hulp altijd beschermd worden, en hun gezelschap eeuwig mogen genieten, door Christus, onzen Heer. Amen.
TOT ME IN HET ALLERHEILIGSTE SACRAMENT,
VOOR DEN DONDERDAG.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God hemelsche Vader, ontferm u onzer. God Zoon, Verlosser der wereld,
God H. Geest,
H. Drievuldigheid, één God,
Levend Brood, dat uit den hemel gedaald is,
Verborgen God en Zaligmaker,
Wijn, die maagden voortbrengt,
Voedzaam brood en vermaak der koningen.
Altijddurende offerande.
Zuivere opdragt,
Lam zonder vlek.
Allerzuiverste maaltijd.
Spijs der engelen,
Verborgen hemelsch brood.
Gedachtenis van Gods wonderen,
Bovennatuurlijk Brood,
Woord,dat vleesch geworden zijt en onder ons woont, H. Hostie,
Gezegende drinkbeker,
Geheim des geloofs,
Hoogwaardig en uitmuntend Sacrament,
Allerheiligste offerande.
Offerande van verzoening voor levenden en dooden, Hemelsch behoedmiddel tegen de zonden, Wonder mirakel boven alle andere,
420 LITANIE TOT JESUS
Allerheiligste gedachtenis van hetlijden des Heeren, Gave, die alle volheid te boven gaat,
Voortreffelijk gedenkteeken der goddelijke liefde, Overvloeijende bron van Gods milddadigheid, Overheilig en wonderbaar geheim.
Krachtige spijs der onsterfelijkheid, g
Allerzoetste maaltijd, bij welken deEngelentegen- g woordig zijn en dienen, P
Teeken van genade.
Band van liefde,
Offeraar en offerande,
Geestelijke zoetheid, die in haren eigen oorsprong
gesmaakt wordt.
Verkwikking der H. Zielen,
Versterking dergenen, die in den Heersterven, Pand der toekomende glorie,
Wees genadig, spaar ons. Heer !
Wees genadig, verhoor ons. Heer!
Van het ofiwaardig nutten uws ligchaams en
bloeds, verlos ons. Heer!
Van de begeerlijkheid des vleesches,
Van de begeerlijkheid der oogen.
Van de hoovaardij des levens.
Van alle gevaren der zonde,
■Door de groote begeerte, die gij gehad hebt, om
dit Paaschlam met uwe discipelen te eten.
Door de diepe ootmoedigheid, waarmede gij de
voeten der apostelen gewasschen hebt,
Door de vurigste liefde, waarmede gij dit heilig
Sacrament hebt ingesteld,
Door uw dierbaar bloed, dat gij ons op het altaar
hebt nagelaten,
Door de vijf H. wonden, die gij in uw allerheiligst ligchaam voor ons ontvangen hebt,
i 1 |
C |
•S ^ O |
de |
bid | |
73 |
ligt |
1 |
vru |
Heer |
Die |
en |
IN HET ALLERHEILIGSTE feACRAMENT. 421
Wij zondaren, wij bidden u, verhoor ons.
Dat het u believe het geloof, den eerbied en de ^ begeerte tot dit wonderbare Sacrament in ons te vermeerderen en te bewaren, gr
Dat het u believe, ons door eene ware belijdenis g; onzer zonden, tot het dikwijls nuttigen dezer 2 geestelijke spijs te bereiden,
Dat gij ons van alle ketterij, ongeloovigheid en
verblindheid des harten wilt bevrijden, c
Dat het u believe, ons aan de kostelijke en he- §. melsdhe vruchten van dit H. Sacrament deelach- o tige maken, °
Dat het u believe, ons in het uur des doods met g deze hemelsche spijs te versterken en te bescher-men.
Zoon Gods,
Lam Gods, dat wegneemt de zonden
spaar ons, Heer !
Lam Gods, dat wegneemt de zonden
verhoor ons, Heer!
Lam Gods, dat wegneemt de zonden
ontferm u onzer!
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Onze Vader, enz.
LAAT ONS BIDDEN.
der wereld, der wereld, der wereld,
O God! die ons onder dit wonderbaar Sacrament de gedachtenis van uw lijden hebt nagelaten, wij bidden u, geef dat wij de heilige geheimen van uw ligchaam en bloed zoo eerbiedig eeren, dat wij de vrucht uwer verlossinggedurigin ons mogen gevoelen Die met den Vader in de eenheid des H. Geestes leeft en heerscht, God in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
24
OP HET LIJDEN VAN
VOOR DEN VRIJDAG.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God, hemelsche Vader, ontferm u onzer. God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm u onzer. God H. Geest, ontferm u onzer.
H. Drievuldigheid, één God, ontferm u onzer. Jesus, om onze zonden in denhof van Olijven benaauwd
en bedroefd tot den dood toe, ontferm u onzer. Jesus, door eenen Engel versterkt,, opdat wij onze hulp in allen nood van den hemel zouden leeren verwachten,
Jesus, die uwen verrader met minzaamheid hebt ontvangen om ons de zachtmoedigheid te leeren, Jesus, van uwe discipelen verlaten, opdat wij op g God zouden leeren betrouwen, 5;
Jesus, van de Joden gebonden, om ons van de 2 zonden te ontbinden, 3
Jesus, door Annas en Gaïphas valschelijk beschul- a digd, opdat wij alle ongelijk zouden leeren o verdragen, S
Jesus, door Petrus verloochend, opdat wij onze ? krankheid zouden leeren kennen en ons zeiven mistrouwen,
Jesus, door Herodes met een wit kleed bespot, omdat wij het kleed der onschuld verloren hadden, Jesus, achter Barabbas gesteld, opdat wij ons nooit boven anderen zouden verheffen,
LITANIE OP HET LIJDEN ENZ. 423
Jesus, wreedelijk gegeeseld en met doornen gekroond, opdat wij de gemakken en alle eerzucht zouden verfoeijen,
Jesus, gelasterd, bespogen en geslagen, opdat wij
onze zinnen zouden versterven,
Jesus, aan het volk ten toon gesteld, opdat wij uw voorbeeld zouden voor oogen hebben en naar hetzelve leven,
Jesus, door Pilatus aan uwe vijanden geleverd, om
ons van onze vijanden te verlossen,
Jesus, met het kruis beladen, om ons te leeren
ons kruis met vlijt te dragen,
Jesus, aan het kruis genageld, opdat wij hetvleesch met zijn driften en begeerlijkheden zouden kruisigen, g
Jesus, tusschen twee moordenaars gekruist, om ^ ons de vernedering te leeren beminnen, ?
Jesus, die den goeden moordenaar in genade hebt 3 ontvangen, opdat wij nooit zouden wanhopen, c Jesus, die aan het kruis hangende, voor uwe o vijanden hebt gebeden, om ons te leeren onze vijanden te beminnen,
J esus, met gal en mirre gelaafd, opdat wij onze
tong van alle zonden zouden bewaren,
Jesus, die stervende uwen geest in de handen uws Vaders bevolen hebt, opdat wij stervende onzen geest ook in uwe en zijne handen zouden bevelen, Jesus, die voor ons den bitteren dood gestorven zijt, om ons de boosheid onzer zonden te doenkennen, Jesus, die door uwen dood ons het leven gegeven hebt, opdat wij niet voor ons maar voor u zouden leven,
Jesus, wiens zijde na uwen dood geopend is, om in dezelve onze zondenen krankheden te verbergen, Jesus, begraven en den derden dag verrezen, opdat wij gestorven en begraven aan de zonden, tot een deugdzaam leven zouden verrijzen.
Wees genadig, spaar ons. Heer!
B
Wees genadig, verhoor ons, Heer!
LITANIE OP HET LIJDEN
Van alle kwaad, verlos ons. Heer!
Van alle zonden, verlos ons, Heer!
Door uw bloedig zweet, verlos ons. Heer!
Door uwe geeseling, verlos ons. Heer.
Door uwe doornen kroon.
Door uw kruis en lijden,
Door uwe allerheiligste vijf wonden,
Door uwen dood en uwe begrafenis,
Door uwe H. verrijzenis.
Door uwe wonderbare hemelvaart,
In den dag des oordeels.
Wij zondaren, wij bidden u, verhoor ons. Dat uw H. Lijden ons leere, hoe zwaar en schrikkelijk de zonde is, om welke gij zoo veel geleden hebt.
Dat wij door het overdenken van uwe pijnen en smarten, elke ziekte en tegenspoed geduldig mogen verdragen.
Dat wij in allen angst, droefheid en nood ons
tot u keeren, en uwe hulp afsmeeken, Dat wij alle schade, verachting en tegenspoed met overgeving aan Gods wil mogen ontvangen ,
Dat wij de valsche beschuldigingen en onregt-vaardige oordeelen, naar uw voorbeeld mogen verdragen,
Dat gij de vruchten van uw kruis ons wilt me-dedeelen,
Dat wij door de kracht van uw kruis, den duivel, de wereld en het vleesch mogen overwinnen. Dat wij in uw bloed van alle zonden mogen gereinigd worden.
Dat gij ons wilt verleenen, ons kruis dagelijks
op te nemen, en u gaarne na te volgen. Dat wij eene genegenheid mogen verkrijgen, om uw H. Lijden, met liefde en dankbaarheid dikwijls te overdenken.
Dat wij dagelijks bemerkende, dat gij uit liefde voor ons gestorven zijt, door wederliefde ont-
424
VAN ONZEN HEER JESUS CHRISTUS. 425
stoken worden, om niet voor ons zeiven, maar ^ tot uwe dienst te levan, ^
Dat wij onzen troost in uwe H. wonden mogen 5;
Dat gij ons door uw kruis en uwen bitteren dood 1= in het uur onzes doods wilt versterken. ■?
Dat gij ons door uw kruis in uwe glorie wilt g brengen, ^
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
spaar ons. Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
verhoor ons. Heer.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
ontferm u onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Heer, ontferm u onzer.
Onze Vader, enz.
LAAT ONS BIDDEN.
Almagtige en eeuwige God, die onzen Zaligmaker het vleesch hebt doen aannemen en den dood des kruises doen lijden, opdat de mensch het voorbeeld van zijne ootmoedigheid zou navolgen; geef genadiglijk, dat wij leven naar delessen zijner lijdzaamheid en deel verkrijgen in zijne verrijzenis. Door denzelfden Jesus Christus onzen Heer. Amen.
50
TER EERE
VOOR DEN ZATURDAG.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
lieer, ontferm u onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God henielsche Vader, ontferm u onzer.
God Zoon, quot;Verlosser der wereld, ontferm u 01
God H. Geest, ontferm u onzer.
H. Drievuldigheid, één God, ontferm u onzer.
H. Maria, bid voor ons.
H. Moeder Gods,
H. Maagd der Maagden,
Moeder, van Christus,
Moeder der goddelijke genade.
Allerreinste Moeder,
Allerzuiverste Moeder,
Ongeschondene Moeder,
Onbevlekte Moeder,
Minnelijke Moeder,
Wonderlijke Moeder,
Moeder des Scheppers,
Moeder des Zaligmakers,
Allervoorzigtigste Maagd,
Eerwaardige Maagd,
Lofwaardige Maagd,
Magtige Maagd,
Goedertierene Maagd,
Getrouwe Maagd,
Spiegel der regtvaardigheid,
Zetel der wijsheid.
litanie ter eere enz,
Oorzaak onzer blijdschap,
Geestelijk vat,
Eerwaardig vat.
Schoon vat van devotie.
Geestelijke roos,
Toren van David,
Ivoren toren.
Gulden huis,
Ark des Verhonds,
Morgenster,
Koningin der Engelen,
Koningin der Patriarchen,
Koningin der Profeten,
Koningin der Apostelen,
Koningin der Martelaren,
Koningin der Belijders,
Koningin der Maagden,
Koningin van alle Heiligen,
Koningin zonder vlek ontvangen,
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
spaar ons, Heer!
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
verhoor ons. Heer!
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
ontferm u onzer!
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
Heer, ontferm u onzer. .
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
427
Onze Vader, enz.
Antiph. Onder uwe bescherming nemen wij onze toevlugt, o H. Moeder Gods! verstoot onze gebeden
IiITA.ME TER EERE, ENZ.
niet in onzen nood, maar verlos ons altijd van alle gevaren, o glorierijke en gezegende Maagd, onze Meesteres, onze Middelares, onze Voorspreekster, verzoen ons met uwen Zoon, vertoon ons aan uwen Zoon, beveel ons aan uwen Zoon.
v. Bid voor ons, H. Moeder Gods.
r. Opdat wij waardig worden der beloften van Christus.
LAAT ONS BIDDEN.
O Heer God, wij bidden u, stort uwe genade in onze harten, opdat wij, die door de boodschap des Engels, de Menschwording van Christus, uwen Zoon, gekend hebben, door zijn lijden en kruis gebragt worden tot de glorie der verrijzenis. Door denzelfden Jesus Christus, onzen Heer. Amen.
428
VAN DE ONBEVLEKTE ONTVANGENIS
DER ALLERHEILIGSTE
(Deze Litanie is getrokken uit de Bulle der dogmaverklaring van de Onbevlekte Ontvangenis der H. Maagd Maria, «egeven door Z. H. Paus Pius IX.) s s
Heer, ontferm u onzer.
Jesus Christus, ontferm u onzer.
Heer ontferm u onzer.
Jesus Christus, hoor ons.
Jesus Christus, verhoor ons.
Eeuwige Vader, die in de Hemelen zijt, ontferm u onzer. God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm u onzer. H. Geest, waarachtig God, ontferm u onzer. H. Drievuldigheid één God, ontferm u onzer. H. Maria, bid voor ons.
Maria, van af het begin en van alle eeuwen uitverkoren en voorbereid, om de Moeder van Gods eenigen Zoon te worden,
Maria, meer dan alle schepselen door God bemind, Maria, in wie God door eene geheel buitengewone
voorliefde zijn grootste welbehagen vond, t-
Maria, onvergelijkelijk boven alle Engelen en Hei-
ligen verheven,
Maria, zoo wondervol begiftigd met den overvloed o der hemelsche gunsten, dat gij altijd geheel vrij 0 bleeft van elke zondevlek, s
Maria, gansch schoon en volmaakt, verrijkt met \'
de volheid van onschuld en heiligheid,
Maria, wier heiligheid de grootste is, die men zich beneden God kan voorstellen, en welke niemand behalve God, kan begrijpen,
LITANIE VAN DE
Maria, zonder erfsmet ontvangen,
Maria, die de volslagene overwinning op het oud
serpent hebt behaald,
Maria, aan wie God de Vader zijnen eenigen Zoon, aan Hem gelijken uit Hem zeiven voortgekomen, geschonken heeft,
Maria, door Gods Zoon zelf uitgekozen om wezenlijk zijne Moeder te zijn,
Maria, van wien de H. Geest gewild heeft, dat door zijne medewerking ontvangen en geboren werd diegene van wieh Hij zelf voortkomt,
Maria, van af den eersten stond uwer Ontvangenis onbevlekt,
Maria, door genade en een bijzonder voorregt, om den wille van de verdiensten van Jesus Christus vrijbewaard van de smet der erfzonde,
Maria, van het eerste oogenblikuwer schepping af
met de genade van den H. Geest toegerust, Maria, op eene meer wonderbare wijze vrijgekocht,
dan alle andere menschen,
Maria, die met uwen goddelijken Zoon in die onverzoenbare vijandschap tegen den duivel hebt gedeeld,
Maria, die met uwen besmeurden voet den kop
der helleslang verplet.
Gij, de arke van Noë, die zonder letsel aan het
algemeen bederf der wereld ontkomen zijt, Gij, het braambosch , dat Mozes geheel vlammend zag, en tegelijk met groen en bloesem bedekt. Gij, die gesloten tuin, waarin geen bederf kan
binnensluipen,
Gij het huis, wat zich de eeuwige wijsheid bouwde , versierd met zeven pilaren , het zinnebeeld der zeven gaven van den H. Geest,
Gij, dat onbederfelijke hout, waar de worm der
zonde nooit aan knaagde,
Gij , die altijd heldere bron, door de kracht van
den H. Geest verzegeld.
Gij, die volmaakter dan Judith of Esther, uw
430
ONBEVLEKTE ONTVANGENIS.
geslacht hersteld hebt en eene levensbron voor geheel het menscMom zijt,
Gij, die nooit duisternis gekend hebt,
Gij, het eigen kunstgewrocht der heilige Drievuldigheid,
Gij,de onbevlekte onder alle opzigten,de onschuld zelve, de volkomen e reinheid, het beeld zelve van oorspronkelijke zuiverheid, de eenig Heilige, de woonstede van alle genaden des heiligen Geestes, K Gij, die God alleen boven u en alle schepselen ^ beneden u hebt, ■ g
Gij, wier lof door geene tong op aarde noch in den i hemel naar waarde kan verkondigd worden, o Gij, de lofspraak der Profeten en Apostelen, m Gij, de eer der Martelaren, de vreugde en kroon
van alle Heiligen,
Gij, de zekere schuilplaats en onverwonnen hulp
van allen die in nood zijn,
O alvermogende middelares, die de aarde met uwen
Zoon verzoent,
O roem, luister, bolwerk der H. Kerk, O uitdelgster van alle ketterijen.
Gij, die het geloovig volk, die alle natiën aan de grootste ellenden, aan rampen van allen aard hebt onttrokken,
O Maria, ruim door uwe magtige bescherming alle hinderpalen uit den weg, zegevier over alle dwalingen, maak dat onze Moeder de H. Kerk onder alle volkeren en op alle plaatsen dagelijks in kracht en bloei toeneme.
Door uwe Onbevlekte Ontvangenis, verkrijg voor ons
een groot berouw over onze zonden.
Door uwe Onbevlekte Ontvangenis, verkrijg voor ons
eene ware bekeering.
Door uwe Onbevlekte Ontvangenis, verkrijg voor ons
de genade om altijd goede biechten te spreken. Door uwe Onbevlekte Ontvangenis, verkrijg voor ons het geluk om in dit leven aan de goddelijke gereg-tigheid voor alle zonden te voldoen.
431
litanie van de
Door uwe Onbevlekte Ontvangenis, verkrijg voor ons de uitstekende gunst van onze ziel zuiver en zonder smet te wasschen in het bloed van uwen Zoon Jesus Christus eninde werkeneenerheiligeboetedoening. Door uwe Onbevlekte Ontvangenis, verkrijg voor ons eene heldhaftige liefde voor de zuiverheid, en eenen grooten afschrik voor de tegenovergestelde ondeugd. Door uwe Onbevlekte Ontvangenis, verkrijg voor ons eene steeds toenemende liefde tot God en eenen onverzoenbaren haat tegen de zondequot;;
Door uwe Onbevlekte Ontvangenis, help ons, troost
ons in alle noodwendigheden en smarten.
Door uwe Onbevlekte Ontvangenisi, verkrijg ons de
genade in Gods liefde te sterven.
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
ontferm u onzer!
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
ontferm u onzer!
Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld,
verhoor ons!
Jesus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
vr. Het is (heden) de Onbevlekte Ontvangenis der Allerheiligste Maagd Maria.
ant. Van haar, wier glorievol leven alle kerken opluistert.
laten wij bidden.
O God, die door de Onbevlekte Ontvangenis der Allerheiligste Maagd Maria, voor uwen Zoon eene Hem waardige woonplaats hebt bereid, geef ons door hare voorspraak, dat wij met zorg ons hartenonsligchaam vlekkeloos in uwe oogen bewaren, die haar van alle smet gevrijwaard hebt. Doordenzelfden Jesus Christus, onzen Heer. Amen.
432
ONBEVLEKTE ONTVANGENIS.
SCHIETGEBEDEN.
Gezegend zij de Heilige en onbevlekte Ontvangenis der H. Maagd Maria.
O Maria, zonder smet ontvangen, bid voor ons die tot u onze toevlugt nemen.
Vidimus et approbavimus bas litanias, casque recitantibus concedimus quadraginta dies indulgentiarum in forma ecclesiae consueta.
Datum Harlemi die 8 Junii 1855.
433
f Franciscus, Epus Harlemens.
25
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Christus, hoor ons.
Christus, verhoor ons.
God, hemelsche Vader, ontferm u onzer.
God Zoon, Verlosser der wereld, ontferm
God H. Geest, ontferm u onzer.
Hl Drievuldigheid, één God! ontferm u 011
H. Maria, bid voor ons.
H. Moeder Gods,
H. Maagd der Maagden,
H. Michaël,
H. Gabriël,
Alle H. Engelen en Aartsengelen,
Alle H. kooren der zalige Geesten, H. Joannes de Dooper,
H. Josef,
Alle H. Patriarchen en Profeten,
H. Petrus,
H. Paulus,
H. Andreas,
H. Jacobus,
H. Joannes,
H. Thomas,
H. Jacobus,
H. Philippus,
H. Bartholomeus,
H. Mattheus,
H. Sirnon,
H. Thadeus,
H. Matthias,
H. Barnabas,
LITANIE ENZ.
H. Lucas,
H. MarcuSj
Alle H. Apostelen cn Evangelisten,
Alle H. Discipelen des Heeren,
Alle II. Onnoozele Kinderen,
H. Stephanus,
H. Laurentius,
H. Vincentius,
H. Fabianus en Sebastianus,
H. Joannes en Paulus,
H. Cosmas en Damianus,
H. Gervasius en Protasius,
Alle H. Martelaren,
H. Sylvester,
H. Gregorius,
H. Ambrosius,
H. Augustinus,
Alle H. Bisschoppen en Belijders, g
H. Barnabas,
H. Dominicus,
H. Franciscus,
Alle H. Priesters en Levieten,
Alle H. Monniken en iduizenaars,
H. Maria Magdalena,
H. Agatha,
H. Lucia,
H. Agnes,
H. Cecilia,
H. Gatharina,
H. Anastasia,
Alle H. Maagden en quot;Weduwen, bidt voor ons. Alle Gods lieve Heiligen, bidt voor ons.
Wees genadig, spaar ons. Heer!
435
LITANIE
Wees genadig, verhoor ons, Heer!
Van alle kwaad, verlos ons. Heer.
Van alle zonden.
Van uwe gramschap.
Van eenen haastigen en onvoorzienen dood. Van de listen des duivels.
Van gramschap, haal en allen kwaden wil, g Van den geest der onkuischheid, ü
Door het geheim uwer menschwording, y
Door uwe komst,
Door uw doopsel en H. vasten, p
Door uw kruis en lijden,
Door uwen dood en uwe begrafenis,
Door uwe H. Verrijzenis,
Door uwe wonderbare Hemelvaart,
Door de genade van den H. Geest den vertrooster,
In den dag des oordeels,
Wij zondaren, wij bidden u, verhoor ons.
Dat gij ons wilt sparen.
Dat gij onze zonden kwijtscheldt,
Dat gij u gewaardigt ons tot eene ware boelvaar-
digheid te geleiden, J;-
Dat gij u gewaardigt den Roomschen Paus en alle _ geestelijkheid in de heilige godsdienst te bewaren, £ Dat gij u gewaardigt de vijanden der H. Kerk g* te vernederen, 13
Dat gij u gewaardigt aan de christen koningen P
en vorsten vrede en ware eendragt te geven, Dat gij u gewaardigt aan alle christen volkeren 2 vrede en eendragt te verleenen, gquot;
Dat gij u gewaardigt ons in awe H. Dienst te 2 versterken en te bewaren, 0
Dat gij onze gemoederen tot hemelsche begeer- g
ten wilt opwekken.
Dat gij u gewaardigt al onze weldoeners met de eeuwige goederen te vergelden,.
43Ö
VAN iVLLE HEILIGEN.
Dat gij. u gewaardigt onze zielen en de zielen van onze broeders, vrienden en weldoeners van de eeuwige verdoemenis te bewaren, wij bidden u, verhoor ons. Dat gij u gewaardigt de vruchten der aarde te geven
en te bewaren, wij bidden u, verhoor ons. Dat gij u gewaardigt aan alle geloovige overledenen de eeuwige rust te geven, wij bidden u, verhoor ons. Dat gij u gewaardigt ons gebed te veihooren, wij
bidden u, verhoor ons.
Zoon Gods, wij bidden u, verhoor ons. Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt,
spaar ons Heer!
Lam Gods, -dat de zonden dor wereld wegneemt,
verhoor ons. Heer!
Lam Gods, dat^ de zonden der wereld wegneemt,
ontferm u onzer!
Heer, ontferm u onzer.
Christus, ontferm u onzer.
Heer, ontferm u onzer.
Onze Vader, enz.
LAAT ONS BIDDEN.
O God, wien het eigen is, altijd barmhartig te zijn eh te sparen, ontvang ons gebed, opdat uwe goeder-tierene barmhartigheid ons en al uwe dienaren, die met de ketenen der zonden geboeid zijn,genadigontbii)de.
Wij bidden u, o lieer! verhoor de gebeden der oot-moedigen en spaar degenen, die hunne zonden belijden, opdat wij te zamen vergiffenis en vrede van uwe goedertierenheid verwerven.
Toon ons genadig, o Heer! uwe onuitsprekelijke barmhartigheid, en verlos ons van de zonden en tevens van de straffen, die wij daardoor verdiend hebben.
O God! die door de zonden vergramd en door de boetvaardigheid verzoend wordt, zie genadig neder op de gebeden uws volks, hetwelk zich nederwerpt voor uwe grootheid, en wend de geesels uwer gramschap van ons af, welke wij door onze zonden verdienen.
437
litanie van alle heiligen.
Almagtige, eeuwige God! ontferm u over uwen dienaar, onzen Paus N., en bestier hem volgens uwe goedertierenheid op den weg des eeuwigen levens, opdat hij door uwe gunst begeere, hetgeen u behaagt en hetzelve met alle kracht volbrenge.
O God, van wien de heilige begeerten, de goede voornemens en de regtvaardige werken voortkomen, geef aan uwe dienaren dien vrede, welke de wereld niet geven kan, opdat onze harten genegen zijn tot het volbrengen uwer geboden en wij van de vrees der vijanden ontslagen, door uwe bescherming in rust mogen leven. Ontvonk, o Heer! onze nieren en harten door het vuur van den H. Geest, opdat wij u met een zuiver ligchaam dienen en met een rein hart behagen.
O God, Schepper en Verlosser van alle geloovigen! verleen aan de zielen van uwe dienaren en dienaressen vergiffenis van allo zonden, opdat zij de kwijtschelding naar welke zij altijd verlangd hebben, door godvruchtige smeekingen mogen verwerven.
Wij bidden u, o Heer, voorkom onze smeekingen dooiden in vloed uwer genade, en voltrek die dooruwemede-werking, opdat al onze gebeden en werken altijd metu
beginnen,enalzoobegonnen,dooru voltrokken worden.
Almagtige, eeuwige God! die over levenden en doo-dcn heerscht, enu ontfermt over alien, die gij te voren weet, dat door het geloof en de werken de uwen zullen zijn, wij bidden u ootmoedig, dat zij, voor welke wij ons voorgenomen hebben onze gebeden te storten, hetzij die nog in de wereld leven of reeds overleden zijn, op de voorspraak van al uwe Heiligen, door uwe genade, vergiffenis van al hunne zonden mogen ver-knjgen, door onzen Heer Jesus Christus, enz. v. Heer, verhoor mijn gebed.
a. En mijn geroep kome tot u.
v. De almagtige en barmhartige Heer verhoore ons a. Amen.
v. Dat de geloovige zielen door Gods barmhartigheid rusten in vrede.
a. Amen.
438
I. VOORBEREIDING.
Denk bij u zeiven, dat Jesus waarlijk en wezenlijk in dit H. Sacrament des Altaars tegenwoordig is Verbeeld u, dat Jesus, in het tabernakel, even als in den hemel op eenen verheven troon gezeten en van Engelen omgeven is, die zich uit eerbied voor hemneder-werpen en hem aanbidden. Verneder u voor God, u zeiven onwaardig kennende voor hem te verschijnen.
II. ZELFVERNEDERING EN AANROEPING VAN GOD.
O mijne ziel! werp u voor Jesus neder, en verbeeld u, dat gij hem te zamen met de Engelen aanbidt... Dierbare Jesus! ik sta voor uw aanschijn beschaamd... Zal ik, stof en asch, mij onder de Engelen durven stellen, om u, mijn Jesus, te aanbidden? Helaas! ik ben niet waardig mijne oogen tot u te verheffen... Neen, lieve Jesus ! dé Engelen zeiven erkennen zich niet waardig u te aanschouwen, en bedekken uit eerbied hun aangezigt met hunne vleugelen, veel meer ben ik onwaardig voor u te verschijnen. Ik, helaas! ben een zondige aardworm, en toch goddelijke Zaligmaker! wilt gij, dat ik tot u kome,enuaan-bidde, en de nood, waarin ik ben, dwingt mij tot u te komen; daarom nader ik met vertrouwen tot u, om u met den grootsten eerbied te aanbidden.
O Jesus! ach, of ik u opregt aanbidden en loven konde! Gij verdient allen lof, en nooit kan men u genoeg loven, want gij gaat allen lof oneindig te boven... daarom vereenig ik mij met de Engelen en Heiligen en zelfs met u, lieve Jesus! toen gij nog op aarde leefdet en nu gij in-den hemel zijt.
GEBEDEN
III. LOF AA.N JESUS, RUSTENDE IN HET H. SACRAMENT.
O mijne ziel! laat ons alle schepselen uitnoodigen God te loven: laat ons hun zeggen: looft den Heer met mij (Psalm 53)... Al hadden wij zoo vele tongen, als er schepselen op aarde zijn, om God dag en nacht te loven, dan zouden wij hem nog te weinig lo ven, want hij gaat allen lof te boven, quia major omni laude.
Lieve Jesus! ik werp mij vol eerbied voor u neder, en aanbid u rustende in het H. Sacrament. Heer Jesus, onze God en al! Gij zijt waardig te ontvangen den lof, de glorie, de eer, de magt en de zegening: want gij hebt alles geschapen: en alles volgens uwen wil gemaakt. (Apoc. 5). Ja, lieve Jesus! gij zijt allen lof waardig; gij blijft uit liefde tot mij op het altaar, opdat ik u aanbidden en loven zoude — O zoete Jesus! hoe hebt gij mij zoo bemind? en hoe blijft gij zoo, uit liefde voor mij, boos mensch, in het heilige tabernakel dag en nacht tegenwoordig?... Goddelijke Zaligmaker! ik geloof, dat gij hier waarlijk en wezenlijk tegenwoordig zijt, en ben bereid, ter bevestiging van deze waarheid , mijn bloed te vergieten en uit liefde voor u te sterven. O Jesus, versterk mijn geloof, opdat hetzelve op mijn gedrag werke en uit de eerbiedige houding van mijn ligchaam zigtbaar worde. Amen.
iv. liefde verzuchtingen.
Pius Vil, 10 Augustus \'1818, veiieent aan hen, die ze met een rouwmoedig hart bidden, 300 dagen aflaat.
1. O mijn God, mijn opperste goed! Ach, of ik u altijd bemind hadde!
2. Mijn God! ik verfoei den tijd, waarop ik u niet beminde.
3. Hoe heb ik zoo lang zonder uwe liefde kunnen leven ?
4. En gij, o mijn God! hoe hebt gij mij zoo lang kunnen verdragen?
5. Mijn God! ik bedank u voor ?ulke lijdzaamheid.
440
ONDER HET LOF.
6. Nu wil ik u altijd beminnen.
7. Ik wil liever sterven, dan u niet te beminnen.
. 8. Mijn God, ruk mij liever uit het leven, dan toe te laten, dat ik zou ophouden, u te beminnen.
9. De genade, die ik vraag-, is, u altijd te beminnen.
10. Met uwe liefde zal ik gelukkig zijn.
Glorie zij den Vader, enz.
1. Ik wensch, o mijn God! u van alle menschen bemind te zien.
2. Ik zou mij gelukkig achten mijn bloed te vergieten, opdat alle menschen u beminnen.
3. Zij, die u niet beminnen zijn blind.
4. Verlicht hen, o mijn God!
5. U niet te beminnen, o opperste goed, is het eenige onheil, dat wij vreezen moeten.
6. O mijn God! ik wil niet onder het getal dier blinden zijn, welke u niet beminnen.
7. Gij, o mijn God! zijt mijne blijdschap en al mijn goed.
8. Ik wil geheel en altijd aan u zijn,
9. Wie zou mij van uwe H. liefde kunnen scheiden?
10. Komt gij, schepselen! komt gij allen mijnen God beminnen.
Glorie zij den Vader, enz.
1. Mijn God, ik zou duizend harten wenschen te hebben, om u te beminnen.
2. Ik zou de harten van alle menschen willen hebben, om u te beminnen.
3. Ik zou mij verheugen, dat er vele werelden waren die u alleen beminden.
4. Ik zou gelukkig zijn, indien ik u met de harten van alle mogelijke schepselen beminnen konde.
5. Gij verdient het, o mijn God.
6. Mijn hart is al te schuldig en al te koud om u te beminnen.
7. O rampzalige ongevoeligheid der menschen ten opzigte van het opperste goed!
8. O verblindheid der wereldlingen, welke de ware liefde niet kennen!
50 25.
441
GEBEDEN
9. Gelukkige hemelbewoners, welke hem kennen en beminnen!
10. 0 gelukkige noodzakelijkheid, van God te beminnen.
Glorie zij den Vader, enz.
1. Wanneer zal het zijn, o mijn God! dat ik van liefde voor u branden zal?
2. O hoe gelukkig zou dit voor mij zijn !
3. Maar hoewel ik u niet beminnen kan, gelijk gij verdient door mij bemind te worden, zal ik ten minste mij verblijden, dat zoo vele anderen u van ganscher harte beminnen.
4. Ik zal mij bijzonder verblijden, omdatde Engelen en de Heiligen u in den hemel beminnen.
5. Ik zal mijn laauw hart met hunne vlammende harten vereenigen.
6. Ik zou u op dezelfde wijze wenschen te beminnen, gelijk de Heiligen, die het meest in uwe liefde ontstoken waren, u bemind hebben.
7. Ik zou eene liefde voor u wenschen te hebben, gelijk aan die, welke de H. Maria Magdalena, de H. Catharina en de H. Theresia voor u gehad hebben.
8. üf gelijk aan de liefde, waai mede de heilige Augustinus, de H. Dominicus, de II. Franciscus, de H. Ignatius, de H. Franciscus Xaverius, de H. Philippus, Nerius, en de H. Aloysius van Gonzagua, u bemind hebben.
9. Of gelijk aan die liefde, welke de IIH. Apostelen bijzonder de H. Petrus, de 11. Paulus en do beminde leerling voor u gehad hebben.
10. Of eindelijk gelijk aan die liefde, waarmede de groote Patriarch, de II. Josef, u beminde.
Glorie zij den Vader, enz.
1. Daarenboven zou ik wenschen u te beminnen, gelijk de allerheiligste Maagd u op aarde bemind heeft.
2. Gelijk zij u beminde, toen zij uwen goddelijken Zoon in haren heiligen schoot ontving, toen zij hem met de moedermelk voedde, toen zij hem zag sterven.
3. Gelijk zij u thans bemint, en gelijk zij u eeuwig-beminnen zal.
442
ONDER HET LOF.
4. Maar dit zou\'nog niet genoeg zijn, om u, o oneindig goede God! waardig te beminnen.
5. Ik zou u daarenboven willen beminnen, gelijk het goddelijk Woord, Mensch geworden, u bemind heeft.
6 Gelijk hij u in zijne geboorte beminde.
7. Gelijk hij u, aan het kruis stervende, beminde.
8. Gelijk hij u onophoudelijk bemint in de Tabernakelen, waar hij verborgen blijft.
9. Gelijk hij u in den hemel bemint, en eeuwig beminnen zal.
10. Eindelijk, o mijn God, ik zou u zoo zeer wenschen te beminnen, als gij u zeiven bemint; maar dewijl dit onmogelijk is, maak door uwe goedheid, dat ik u zoo zeer beminne, als ik u beminnen kan en gij het verlangt. Amen.
Glorie zij den Vader, enz.
LAAT ONS BIDDEN.
O God! die onzigtbare goederen bereid hebt voor hen, die u beminnen, stort de uitwerkselen uwer liefde in onze harten, opdat wij , u in alles beminnende, de vervulling uwer beloften, die alle verlangens te boven gaan, bekomen, door Jesus Christus, onzen Heer. Amen.
V. SLUITGEBED.
Hartelijk dank, lieve Jesus! dat gij mij zoo lang in uwe tegenwoordigheid toegelaten hebt. Vergeef mij mijne oneerbiedigheid, laauwheid en onachtzaamheid, waarmede ik in uwe tegenwoordigheid verschenen ben. O minnelijke Jesus! ik heilig mij geheel aan u toe, dat ik nooit van u gescheiden worde. O Jesus! geefmij uwen H. zegen. Blijf bij mij, en vereenig u geheel met mij, opdat ik met uwen Apostel zeggen moge, ik leef niet, maar Jesus leeft in mij.
O Maria! toon, dat gij mijne moeder zijt, en draag altijd zorg voor mij, ik stel mij geheel onder uwe moederlijke bescherming. Amen.
443
Deze oefening heeft ten doel 1°. aan Jesus in het H. Sacrament eene onophoudelijke eer te bewijzen; om op de aarde eenigzins, hoewel onvolmaakt na te volgen hetgeen in den Hemel op de volmaaktste wijs wordt geoefend, waar de Engelen enheitige denzelfden Jesus onophoudelijk eeren en aanbidden ;20. de ontee-ringen en heiligschennissen te herstellen, -welke ketters en booze christenen zich niet ontzien te begaan tegen den aanbiddelijken Zaligmaker in zijn H. Sacrament, en om Hem, ware het mogelijk, te vergoeden en op zekere wijze te troosten over de goddeloosheid der boozen, die de onwaardeerbare weldaad, waarmede deze menschgeworden God ons heeft bejegend, instellende dit onuitsprekelijke geheim, ontkennen of verachten.
Zijne Hoogw., Carolus, Prins-Bisschop van Luik, stelde den 4 Augustus 1765 de broederschap in, onder den titel van gedurige aanbidding: welke Z. H. Clemens XIII, den 4 December van hetzelfde jaar goedkeurde, en tot alle christenen uitstrekte.
AAN DE LEDEN VAN DE BROEDERSCHAP DER GEDURIGE AANBIDDING VERGUND DOOR Z. H. CLEMENS XIII.
*Zij, die zich zullen laten inschrijven in hunne pa-rochie- of andere kerk, en daar op oen verkozen uur op den gestelden dag voorliet allerheiligste Sacrament zullen bidden, of door vergeter.heid, ziekte of bezigheden op het verkozen uur belet zijnde , op een ander uur, zelfs te huis of op hun werk een geheel uur zullen bidden, kunnen de volgende volle aflaten verdienen:
\'1. Op den dag dat zij zich laten inschrijven. 2. In het uur des doods. 3. Eens \'s jaars op den dag van hun
GEDURIGE AANBIDDING.
verkozen uur of op eenen anderen dag van dezelfde week. 4. Eens in elke maand op dien dag dat men een geheel uur voor het allerheiligste Sacrament zal bidden. 5. Op den eersten zondag van den Advent. H. drie Koningen, eersten zondag van den Vasten, Witten donderdag, eersten zondag van Mei, O. H. Hemelvaart, den zondag onder het octaaf van het allerheiligste Sacrament en op den feestdag van. den H. Laraber-tus, den 17 September.
Bemerk dat de Biechtende H. Communie niet worden vereischt om den vollen aflaat maand elijkste verdienen; \'t is genoeg dat men in staat van genade zij.
Het voornaamste oogwit dor instelling en oprigting van deze broederschap bestaat wezenlijkhierin, datde aangewezene biduren, zoo bij dagen als bij nachten, getrouw van een ieder onderhouden worden, hoewel dit niet verbindt op zonde; doch de heilige ijver, die de ware aanbidders bezielt en gestadigopwekkenmoet om Jesus in het allerheiligste Sacrament schuilende, met goddelijke eerbewijzing te verheerlijken, zal hen buiten twijfel ook bovendien aanmoedigen, om verscheidene andere middelen tot hetzelfde heilig einde ter hand te nemen, als; dikwijls het allerheiligste Sacrament met godvruchtigheid bezoeken, hetzelve in procession of tot zieken gedragen wordende, met stichting vergezellen; dikwijls en bijzonder op de dagen, op welke een aflaat aan de leden van de broederschap vergund is, met eene heilige voorbereiding tot de Tafel des Heeren naderen; dikwijls, ja dagelijks zich in den geest vervoegen bij de medebroeders en zusters, die in de gedurige aanbidding op hunne gestelde uren bezig zijn; de altaren, op welke Jesus als op een troon zijner liefde tot ons rust, behoorlijk helpenversieren; dikwijls bij dag en nacht, of voorbij eenc kerk gaande, of \'s morgens of \'s avonds zijn gebed eindigende , met een levendig geloof, met eene diepe eerbiedigheid en vlammende liefde zeggen: Geloofden gedankt zij ten allen tijde het allerheiligste en goddelijke Sacrament!
445
GEDURIGE AANBIDDING.
Eindelijk moet ieder lidmaat van deze heilige broederschap zijnen christelijker! ijver inootmoedigegebeden en stichtende voorbeelden zoo doen uitschijnen, dat hij anderen verlichte en aanmoedige,ominsgelijks aan dien verborgen God den diepen eerbied en de hoogachting, die hem zoo regtvaardig toekomen, te bewijzen.
GEBED OP DEN DAG DER INSCHRIJVING IN DE BROEDERSCHAP DER GEDURIGE AANBIDDING.
Mijn Heer en mijn God! mijn lieve Zaligmaker Jesus Christus, die in het allerheiligste Sacrament des Altaars wezenlijk tegenwoordig zijt! zie ik N. N. ben heden in het gezelschap uwer gedurige aanbidders aangenomen, mijne ziel is door uwe genade geraakt, en mijn hart door vurige begeerte ontstoken, om u in het toekomende mijnen diepsten eerbied te betoonen, en, zoo veel in mij is, de oneer en den smaad te herstellen, die U in uw Sacrament van liefde, zoo door ketters en ongeloovigen, als doorbooze christenen wordt aangedaan. Daarom, o Jesus Christus! neem ik mij voor, in uwe tegenwoordigheid en die van al de hemelsche Geesten, die uwe tabernakelen hier omringen, U met alle mogelijke eerbiedigheid in het allerheiligste Sacrament een vol uur, jaarlijks op heden... van... ure tot., ure, te aanbidden. O opperste Majesteit, oorsprong mijns levens, fontein mijner zaligheid en mijn opperste goed! gewaardig u uwe genadige oogen op mij te slaan; en daar gij mij de genade gegeven hebt dit goed voornemen te maken, geef mij ook de hulp om dit tot het einde mijns levens ten uitvoer te brengen, opdat ik, na U hier onder de gedaante van brood aanbeden te hebben, U eens van aangezigt tot aangezigt aanschouwen en met alle zalige Geesten U aanbidden, loven en danken moge in eeuwigheid. Amen.
OEFENINGEN GEDURENDE HET UUR VAN AANBIDDING.
1. Tracht een weinig voor uw gesteld uur in de
446
GEDURIGE AANBIDDING.
kerk of in uwe bidplaats te zijn; onderzoek uw geweten en zoo gij bevindt \'dat het niet doodzonden besmet is, belijd ze met ootmoedigheid aan Jesus Christus, alsmede uwe bijzondere dagelijksche gebreken, en verwek een-regtzinnig berouw, omdat gij daardoor de oneindige goedheid Gods een zoo groot ongelijk hebt aangedaan; vraag Hem vergiffenis en maak een vast voornemen van Hem nooit meer te vergrammen.... Is het eenigzins mogelijk, verzoen u met God door eene waardige biecht.
2. Begin uw uurgebed met het lezen van den lofzang Veni Creator Spiritus, en vraag God ootmoedig genade om dit uur naar zijn welbehagen door te brengen; neem hiertoe uwe toevlugt tot de allerheiligste Maagd, lezende het gebed van den H. Bernardus.
3. Verwek een levend geloof over de wezenlijke tegenwoordigheid van Jesus Christus in het allerheiligste Sacrament: hiertoe kan de oefening van geloof, dienen.
4. Beween al de oneer en den smaad, welke gij of anderen ooit JesusinhetaanbiddelijkeSacramenthebt aangedaan; vraag Hem hierover vergiffenis, hiertoe kan men gebruiken; Gebed tot het li. Sacrament des Altaars, bladz. 387, en oefening van eereboete, waarna men kan lezen de litanie van den allerheiligsten naam Jesus, bladz. 412, litanie tot Jesus in het allerheiligste Sacrament, bladz. 418, litanie tot het H. Hart van Jesus, de gebeden tot de heilige vijf wonden.
5. Bid voor de verheffing van onze Moeder de H. Kerk, voor de uitroeping der ketterijen, voor den vrede en eendragt der christene gt;orsten. Bid voor Z. H. den Paus van Home en alle geestelijke overheid, voor vrienden en vijanden, voor levenden en dooden, lees hiertoe de litanie van alle Heiligen en de volgende gebeden van bladz. 434, tot 438, gebed voor geheel het christendom; de litanie tot lafenis der geloovige zielen, voorts kunt gij de gebeden lezen, die op den staat en omstandigheden, in welke gij u bevindt, toepasselijk zijn.
447
GEDURIGE AANBIDDING.
6. Eindig uw uurgebed met den lofzang Te Deurn laudamus, en met de -volgende :
DANKZEGGING.
Goedertierene Jesus! die uit liefde van den mensch dit allerheiligste Sacrament hebt ingesteld, ik dank U, dat gij mij versterkt hebt om dit uurgebed te voleindigen, door hetwelk ik u volgens mijnen pligt wederliefde tracht te betoonen; geef mij en allen, die deze godvruchtigheid aanvaard hebben, gezondheid naar ziel en ligchaam, opdat wij hetzelve dikwijls mogen oefenen; en hiernamaals U aanschouwende aan de regterhand des Vaders, U met de gelukzaligen in eeuwigheid mogen aanbidden, die leeft en heerscht met den Vader in de eenheid des H. Geestes, in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
448
I. STATIE.
Jesus wordt tot den dood, des kruises verwezen.
Wij aanbidden en loven U, Christus!
Omdat Gij door uw heilig kruis de wereld verlost hebt.
O Jesus! mijne misdaden hebben het onregtvaardige doodvonnis tegen u uitgeroepen... Ik zou van droefheid over mijne zonden moeten sterven... Geef derhalve, liefderijke Zaligmaker! mij de genade, opdat ik niet opboude van dezelve te beweenen.
Onze Vader, Wees gegroet, enz.
Ontferm u onzer, Heer! ontferm u onzer.
God, wees ons, zondaren, genadig.
II. STATIE.
Jesus neemt het kruis op zijne schouders.
Wij aanbidden en loven U, Christus, enz.
O Jesus, die u gewaardigd hebt den zwaren boom des kruises op uwe verscheurde schouders te nemen, verleen mij de genade, om met verduldigheid de kruisen, welke uwe Voorzienigheid mij overzendt, te dragen.
Onze Vader, Wees gegroet, enz.
III. STATIE.
De eerste val van Jesus onder het kruis.
Wij aanbidden en loven U, Christus, enz.
O Jesus! die beladen met den zwaren last mijner zonden, vermoeid onder uw kruis ter aarde zijt neergevallen! ach! laat niet toe, bid ik U, dat ik in dezelve nog hervalle!\'
Onze Vader, Wees gegroet, enz.
H. KRUISWEG.
Jesus ontmoet zijne Moeder.
Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.
O allerbedruktste Moeder, verkrijg mij van uwen lieven Zoon tranen van eene ware boetvaardigheid over mijne zonden, die de oorzaak zijn geweest van zijn en uw lijden.... Sta mij bij in de ellenden van dit leven ... Verlaat mij niet in het uur van mijnen dood.
Onze Vader, Wees gegroet, enz.
V. STATIE.
Simon van Cyrene helpt Jesus het kruis dragen.
Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.
O Jesus! geef mij sterkte, om met liefde het kruis miins lijdens op te nemen en met kloekmoedigheid U na te volgen... Ik zal mij gelukkig achten, u in iets te gelijken en uwe smarten door de mijne te eeren.
Onze Vader, Wees gegroet, enz.
VI. STATIE.
Veronica droogt het aangezigt van Jesus af.
Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.
O Jesus! druk de gedachtenis van uw smartelijk lijden zoo levendig in mijn hart, dat ik hetzelve gedurig overwege en aangemoedigd worde om uwe bloedige voetstappen op te volgen.
Onze Vader, Wees gegroet, enz.
Tweede val van Jesus onder het kruis.
Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.
O Jesus! mijne hoovaardigheid heeft U nederge-worpen onder den last des kruises.... Ach, leer mij
450
H. KRUISWEG.
zoetaardig en ootmoedig van hart zijn.... Ik wil alle vernederingen en versmadingen geduldig lijden, opdat ik, U navolgende in uwe vernederingen, met u deel moge hebben in de glorie.
Onze Vader, Wees gegroet, enz.
VUL STATIE.
Jesus troost de weenende vrouwen.
Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.
O Jesus! geef eene bron van tranen aan mijne oogen, opdat ik dag en nacht mijne zonden beweene.... Ach, gewaardig u mij meer en meer van mijne on-geregtigheden af te wasschen, en mij van mijne zonden te reinigen.
Onze Vader. Wees gegroet, enz.
IX. STATIE.
Berde val van Jesus onder het kruis.
Wij aanbiddeu en loven U, Christus! enz.
O Jesus! reik mij eene helpende hand toe in het midden der gevaren aan welke ik blootgesteld ben, opdat ik in de zonde niet valle. Verdedig mij tegen de vijanden mijner zaligheid, opdat ik onder het geweld hunner bekoringen niet bezwijke.
Onze Vader, Wees gegroet, enz.
X. STATIE.
Jesus wordt van zijne kleederen ontbloot en met edik en gal gelaafd.
Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.
O Jesus! geef dat ik mijne booze gewoonten aflegge, mijn hart onthechte van al wat aardsch en vergankelijk is; mijn vleesch kastijde , mijne zinnen versterve, en gaarne met U uit den bitteren kelk des lijdensdrinke.
Onze Vader, Wees gegroet, enz.
451
H. KRUISWEG.
Jesus wordt aan het kruis gehecht.
quot;Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.
O Jesus! hecht mij met U aan het kruis, ik wil met U, gelijk Gij en om U lijden, opdat ik levende, lijdende en stervende in uwe liefde, eeuwig metU en door U moge gelukkig zijn.
Onze Vader, Wees gegroet, enz.
XII. STATIE.
Jesus sterft aan het kruis.
Wij aanbidden en loven U, Christus, enz.
O Jesus! door de bittere smarten, welke gij voor mij aan het kruis geleden hebt, vooral toen uwe ziel uit uw gezegend ligchaam is gescheiden, ontferm u over mijne ziel als zij van deze wereld zal scheiden.
Onze Vader, Wees gegroet, enz.
Jesus wordt van het kruis afgenomen.
Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.
,0 Maria, laat mij toe, dat ik tusschen uwe armen mijnen gekruisten Zaligmaker uwen lieven Zoon aan-bidde, en mijne tranen met de uwe menge... Door uwe magtige voorspraak, bewaar mij van het ongeluk, uwen Jesus door mijne zonden wederom te kruisigen, en dus met een nieuw zwaard uw moederlijk hart te doorsteken.
Onze Vader, Wees gegroet, enz.
Jesus wordt in het graf gelegd..
Wij aanbidden en loven U, Christus! enz.
Ik zal eens sterven en begraven worden, gelijk
452
H. KRUISWEG.
gij-, o mijn Zaligmaker, gewaardig U, in mijn sterfuur, mij door uwen kruisdood te vertroosten, en mijn ligchaam, wanneer gij het weder zult opwekken, met uwe glorie te verheerlijken.
Onze Vader, Wees gegroet, enz.
Hierna zal men bidden vijfmaal het Onze Vader, vijfmaal het Wees gegroet en zoo veel maal Glorie zij den Vader, ter eere van de vijf wonden van Jesus, en één Onze Vader en Wees gegroet met Glorie zij den Vader, ter intentie van Z. H. den Paus van Rome.
453
MANIER OM DEN RÖZEKRASS TI BIDDEN.
In den naam des Vaders, enz.
Ik geloof in God den Vader, enz.
Glorie zij den Vader, enz. Onze Vader, enz.
Ik groet u, Doeliter van God den Vader! wees gegroet, enz.
Ik groet u. Moeder van God den Zoon! weesgegroet, enz.
Ik groet u. Bruid van Godden H. Geestl weesgegroet, enz.
Glorie zij den Vader, enz.
DE V. BLIJDE GEHEIMEN.
I. DE BOODSCHAP DES ENGELS.
De namen van Jesus en Maria moeten zijn gezegend, van nu af tot in eeuwigheid. Onze Vader, enz.
1. De H. Drievuldigheid heeft toegestemd in demenseh-wording van Christus, wees gegroet, enz.
2. Maria is tot Moeder van Christus verkoren,
3. De Engel Gabriëlbrengt Maria de blijde boodschap, ^
4. Maria was in de eenzaamheid in hamp;ar gebed, g
5. De Engel zeide; Wees gegroet, vol van genade, 01 de Heer is met u, \'g
6. Maria was verbaasd, als zij den Engel hoorde, ^
7. De Engel zeide: Maria, wil niet vreezen, want § gij zult ontvangen van den H. Geest,
8. Maria zeide: Zie de dienstmaagd des Heeren: mij g geschiede naar uw woord, ^
9. Maria is van den H. Geest overlomiuerd geworden,
10. En het Woord is vleeseh geworden, en het heeft onder ons gewoond.
Glorie zij den Vader, enz.
II. HET BEZOEK VAN MARIA AAN HARE NICHI ELISABETH.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
H, ROZEKRANS.
1. Maria gaat uit ootmoedigheid hare nicht Elisabet h bezoeken,
2. Maria bestuurd door den H. Geest,
3. Maria met haast opstaande, gaat over het gebergte,
i. Maria werd met veel liefde door hare nicht Elizabeth ontvangen, 3
5. J oannes is gezuiverd en van blijdschap opgespron- g gen in zijns Moeders ligcliaam, co
6. Elisabeth zeide; gezegend is de vrucht uws oq ligchaams, o
7. Maria heeft uitgeroepen: Mijne ziel maakt groot •Tquot; den Heer! g
8. Elisabeth zeide: Welk geluk geschiedt mij, dat P dc Moeder des Heeren tot mij komt,
9. Het huis van Zacharias is door dc komst van Jesus en Maria gezegend,
10. Maria heeft hare nicht drie maanden met veel liefde gediend.
Glorie zij den Vader, enz.
UI. DE GEBOOKTE VAN CHRISTUS.
Ue namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1. Maria heeft gebaard en zij is Maagd gebleven,
3. Maria heeft Jesus in eenen stal gebaard en iu doeken gewonden,
3. Maria heeft Jesus met veel liefde en verwondering g aanschouwd, g
4. Maria heeft Jesusomhelsd en aanhaar hartgedrukt, ^
5. Maria heeft Jesus met hare H. borsten gevoed, os
6. Maria heeft Jesus in eene krib gelegd, 5
7. Jesus lag op hooi en stroo, tusschen os en ezel, ,f
8. De Engelen hebben gezongen: Glorie zij God g in het allerhoogste, en vrede op de aarde aan de n menschen, die van goeden wil zijn,
9. De herders zijn het Kind komen bezoeken,
10. De drie Koningen zijn het Kind komen aanbidden en hebben het hunne giften geofferd,
Glorie zij den Vader, enz.
455
H. ROZEKRA.NS.
IV. DE OPDRAGT VAN CHRISTUS IN DEN TEMPEL.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader enz.
1. Maria gaat orn haar H. Kind te offeren ,
2. Jesus en Maria onderwerpen zich aan de wet van Mozes,
3. Marit-vgaat door moeijelijke wegen naar Jerusalem, ^
4. Maria heeft Jesus op hare armen gedragen, g
5. Maria vervolgt al biddende haren weg,
R, Maria heeft Jesus in den Tempel geofferd, \'S
7. Maria heeft aan de wet voldaan, met de offer- a2. gift der arme menschen, g_
8. Anna de Profetes loofde God voor de verlossing quot; van Israël, §
9. De oude Simeon heeft Jesus omhelsd en op zijne ^ armen genomen,
10. Simeon zeide: Heer, laat nu uwen dienaar gaan in vrede naar uw woord,
Glorie zij den Vader, enz.
V. DE VINDING VAN HET VERLOREN KIND JESÜS.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1. Maria heeft haar lief Kind verloren,
2. Maria heeft haren schat gemist,
3. \'Maria heeft hem al wcencnde gezocht, ^
4. Maria heeft Jesus langs alle wegen en straten ^ gaan zoeken, a?
5. Maria heeft Jesus na drie dagen gevonden, a™
6. Maria vindt Jesus in den Tempel, o
7. Jesus, twaalf jaren oud zijnde, leerde de Leeraren, .f
8. Maria zeide: Zoon, waarom hebt gij ons bedroefd, a
9. Jesus is met hen afgegaan en was hun onderdanig, n
10. Maria bewaarde in haar hart, al de woorden, die Jesus tot haar sprak.
Glorie zij den Vader, enz.
GEBED.
O Maria, allergoedertierenste Moeder! verkrijg voor
4,56
H. ROZEKRANS.
mijn hart eone ware droefheid, en voor mijne oogen tranen van berouw, om, te beweenen, dat ik Jesus door de zonden zoo dikwijls heb verloren, vergun mij Hem weder te vinden en altijd te behouden. Amen.
DE V. DROEVIGE GEHEIMEN.- ;
I. BE BENAAUWDUEID VAN CI1RISTÜS IN HET BOFJK.
Jgt;e namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader , enz. \\
1. Jesus gaat naar liet hofje van Olijven,
2. Jesus valt plat ter aarde neder,
3. Jesus volhardt in het gebed,
4. Jesus is bedroefd tot den dood toe,
5. Jesus zweet water en bloed,
6. Jesus stelt zijnen wil in den wil van zijnen g hemelsehen Vader, cm
7. Jesus vermaant zijne Leerlingen om te waken en era te bidden, o
8. Jesus wordt door zijnen Apostel met eenen kus f verraden, a
9. Jesus wordt door zijn bemind volk gevangen, S
10. Jesus wordt vreeselijk gebonden en gesleurd van den eenen regter tot den anderen,
Hoe lief heeft God den niensch gehad^ dat hij zijnen eenigen Zoon niet gespaard heeft, maar hem geleverd heeft tot den dood, ja tot den dood des kruises.
H. DE GEESELING VAN CHRISTUS.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1. Jesus wordt door de Joden aan de Heidenen ^ overgeleverd, g
2. Jesus wordt bij Pilatus valschelijk beschuldigd, aquot;
3. Jesus wordt door zijn volk achter Barabbas gesteld, ^
4. Jesus, alhoewel onschuldig verklaard, werd ge- g leverd om gegeeseld te worden, Jt-
5. Jesus kleederen werden uitgerukt, re
6. Jesus stond daar naakt en bloot, §
7. Jesus aan eene kolom gebonden,
457
H. ROZEKRANS.
8. Jesus wordt wreedelijk gegeeaeld, wees gegr., enz.
9. Jesus bloed vloeit langs de aarde, wees gegr., enz.
10. Jesus is gewond om onze zonden, wees gegr., enz. Hoe lief heeft God den mensch, enz.
III. DE KRONING VAN CHRISTUS.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1. De soldaten hebben Jesus eene doornen kroon bereid,
2. Zij hebbende doornen kroon in Jesus hoofd gedrukt,
3. Jesus hoofd langs alle kanten doorwond, =|
4. Jesus hoofd druipende van het bloed, g
5. Jesus met een\' purperen mantel bespot, 05
6. Zij hebben Jesus een riet voor schepter in de 0® hand gegeven, o
7. Zij hebben met het riet op het gekroonde hoofd van Jesus geslagen, a
8. Zij hebben in Jesus geheiligd aangezigt gespuwd, S
9. Jesus overladen met versmaadheden,
10. Pilatus heeft Jesus aan het volk vertoond, zeggende: Ziet den mensch,
Hoe lief heeft God den mensch, enz.
IV. DE KRUISDRAGING VAN CHH1STUS.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader enz.
1. Jesus wordt veroordeeld om gekruisigd te worden,
2. Jesus heeft zijn kruis met liefde omhelsd,
11. Jesus heeft zijn kruis op zijne doorwonde sehou- g deren gedragen, g
4. Jesus wordt tusschen twee moordenaars opgeleid, 05
5. Jesus bezwijkt onder het kruis om onze zonden, 09
6. Jesus beladen met zijn kruis, ontmoet zijne be- o droefde Moeder,
7. Jesus wordt beweend door de godvruchtige vrou- a wen van Jerusalem, §
8. Jesus zeide haar: handelt men zoo met het groene hout, wat zal er dan met het dorre geschieden P
9. Niemand wilde Jesus zijn kruis helpen dragen,
10. Jesus klimt voor ons op den berg van Calvarië, Hoe lief heeft God den mensch, enz.
458
H. ROZEKRANS.
V. DE KRUISIGING VAN CIIHISTUS.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader enz.
1. Jesus werd onmensehelijk op het kruis uitgerekt,
2. Jesus handen en voeten doornageld,
3. Jesus werd aan het kruis opgerigt, en zijne won- ^ den vloeiden van het bloed , ®
4. Jesus bidt voor zijne vijanden, a,
5. Jesus belooft den moordenaar het Paradijs, a®
6. Jesus beveelt den H. Joannes aan zijneMoeder, o
7. Jesus, dorst hebbende, is met gal en edik gelaafd, S-
8. Jesus heeft uitgeroepen: Mijn God, waarom hebt a gij mij verlaten F S
9. Jesus zcide; Het is volbragt,
10. Jesus heeft zijnen geest gegeven, en zijn hart voor ons laten openen,
Hoe lief heeft God den mensch, enz.
GEBED,
O Jesüs! ik bid u door uwe smaitenen uwen bitteren dood, door uwe doornagelde handen, doorboorde voeten, doorstokene zijde en al uwe gezegende wonden, ontferm u mijner en druk uw heilig lijden zóó in mijn hart, dat mij niets andersbehage dan gij, mijn Jesus! die voor mij gekruist zijt. Amen.
DE V. GLORIERIJKE GEHEIMEN.
I. DE VERRIJZENIS VAN CHRISTCS.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz. 1 Jesus is den derden dag heerlijk verrezen,
2. Jesus heeft dood en hel overwonnen, 3
3. Jesus heeft de oudvaders getroost en verlost, m i. Jesus verblijdt zijne H. Moeder, t*!
5. Jesus verschijnt als een hovenier aan Maria j* Magdalena,
6. Jesus vertoont zich aan Petrus, •
459
H. ROZEKRANS.
7. Ue Leerlingen van Emaus zeiden: waren onze har- f, ten niet brandende van liefde, als hij tot ons sprak ? ^
8. Jesus staat in het midden van zijne Leerlingen cS en wenscht hun allen den vrede,
9. Jesus toont zijne heerlijke wonden aan den H. agt; Thomas, §
10. Thomas roept uit: O mijn Heer en mijn God! Geloofd en gedankt zij ten allen tijde het allerheiligste
Sacrament des Altaars, de voorstander van hetzelve, de H. Vader Dominieus, met zoo veel lofzangen en eer als hij waardig is.
11, DE HEMELVAART VAN CHRISTUS.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1. Jesus vaart heerlijk ten hemel,
2. Jesus klimt op door zijne eigene magt,
3. Jesus scheidt van zijne lieve vrienden,
4. Jesus belooft met hen te blijven tot het einde der wereld,
5. Jesus belooft hun den H. Geest, § 0. De Leerlingen hebben Jesus aanschouwd, en hij ot
heeft hen allen gezegend, oq
7. Jesus heeft voor ons den Hemel geopend, g
8. Jesus zit aan de regterhand van zijnen hemel- ^ schen Vader, g
9. Jesus toont zijne H. Wonden voor ons aan ? zijnen hemelschen Vader,
10. Jesus is onze middelaar in den hemel.
Geloofd en gedankt, enz.
IH. DE ZENDING VAN DEN H. GEEST.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1. Jesus heeft den H. Geest gezonden, 5a
2. Jesus heeft den Trooster gezonden, o?
3. Jesus heeft het vuur op de wereid gezonden, M
4. De H. Geest heeft de harten met liefde ontstoken, a
5. De H. Geest heeft de verstanden verlicht, n
460
H. ROZEKRANS.
6. De H. Geest heeft de harten versterkt,
7. De H. Geest heeft verschillende talen doen spreken, ^
8. De H. Geest heeft zijne gaven uitgedeeld,
9. Kom, H. Geest, bezoek de harten uwer geloovigen, \'S
10. Kom, II. Geest, ontsteek in ons het vuur uwerliefde,1-? Geloofd en gedankt, enz.
IV. DE HEMELVAART VAN MARIA.
De namen van Jesus en Maria, enz. Onze Vader, enz.
1. Maria is opgenomen ten hemel,
2. De hcmelsche Vader ontvangt zijne beminde | Dochter, S
3. Jesus omhelst zijne lieve Moeder, aq
4. De II. Geest verwelkomt zijne lieve Bruid, oquot;
5. De Serafijnen groeten Maria, o
6. De Engelen dienen Maria,
7. Geheel de hemel is verblijd door Maria, a
8. Maria zit het naast bij Jesus, _ S
9. Maria is onze Moeder en Middelares in den hemel,
10. Maria is onze voorspreekster bij haren lievenZoon, Geloofd en gedankt, enz.
V. DE KRONING VAN MARIA.
De namen van J esus en Maria , enz. Onze Vader, enz.
1. Maria is heerlijk gekroond in den hemel,
2. Maria, gekroond om hare Serafljnsche liefde,
3. Maria, gekroond om hare engelachtige zuiverheid, §
4. Maria, gekroond om hare groote ootmoedigheid, g
5. Maria, gekroond om hare volmaakte gehoor- cg
6. Maria, gekroond om hare heilige voorzigtigheid, o
7. Maria, gekroond om hare groote verduldigheid, quot;
8. Maria, gekroond om hare ijverige dankbaarheid, g
9. Maria, gekroond om hare volharding in alle n deugden,
10. Maria, boven alle Engelen en Heiligen in den Hemel gekroond, gelijk het deMoeder Gods toekomt.
Geloofd en gedankt, enz.
461
H. ROZEKRANS.
GrEBKD.
In de vereeniging van al uwe deugden, verdiensten en volmaaktheden, draag ik u, zuivere Maagd en verheer-1 ijkte Moeder Gods, Maria! deze geestelijke kroon van gebeden en groetenissen op; gewaardig ze met al de lofzangen, die op do aarde en in den Hemel gezongen worden, aan te nemen, en vraag voor mij en allen, voor welke ik verpligt ben te bidden, van uwen beminden Zoon de genade om wel te leven en de eeuwige zaligheid te verwerven. Amen.
Een Onze Vader, tot dankbaarheid, dat God ons de genade verleend heeft den Rozekrans te bidden.
Onze Vader, enz.
Een Wees gegroet, opdat Maria ons verstand opdrage aan den hemelsehen Vader en wij in eeuwigheid zijner barmhartigheid mogen gedenken. Wees gegroet, enz.
Eeu Wees gegroet, opdat Maria ons geheugen op-offere aan haren Zoon, en wij geduri? zijn leven en bitter lijden indachtig mogen wezen. Wees gegroet, enz.
Een Wees gegroet, opdat Maria onzen wil moge toeëigenen aan den H. Geest en deze gedurig in ons van liefde moge branden. Wees gegroet, enz.
Het Geloof zullen wij bidden, opdat ons gebed aan God moge aangenaam zijn , dat het moge strekken tot zijne meerdere eer en glorie, tot welzijn der H. Kerk, tot bekeering der zondaren en afgevallen Christenen, en tot welzijn der gemeenten. Ik Geloof in Gód den Vader, enz.
De almogendheid des Vaders beware ons.
De wijsheid des Zoons onderwijze ons.
De liefde des H. Geestcs ontsteke ons.
462
In den naam dos Vaders, enz.
BLADZ.
Een woord aan den lezer........5
Inleiding............... 7
Oefeningen. Men moet zich zei ven overwinnen . 7
1. Hoofdstuk. JesusChristusismenschgeworden, om ons de liefde, die hij ons toedraagt, te doen verstaan, om ons tot wederliefde op te wekken. 11
Oefeningen. De zaligheid is de eenigste noodzakelijke zaak.............14
2. Hoofdstuk. Over de liefde, die God ons getoond heeft met ons zijnen eenigen Zoon te geven , . 16
Oefeningen. Men moet de kleine misslagen vreezen..............19
3. Hoofdstuk. Jesus Christus heeft, door het vergieten van al zijn bloed, de vergiffenis onzer zonden verdiend...........20
Oefeningen. De zuivere meening.....24
4. Hoofdstuk De liefde en barmhartigheid van Jesus Christus tot ons, hebben bijzonder in zijne menschwording uitgeschenen .... 26
Oefeningen. Denijdelen lofonzerwerken vlugten. 28
5. Hoofdstuk. God de Vader heeft zijnen Zoon op aarde gezonden, om ons het leven, dat wij door
do zonde verloren hadden, weder te geven . . 30
Oefeningen. Gelukkig zij, die weenon ... 33
6. Hoofdstuk. Onze Zaligmaker is uit den hemel op de aarde nedei\'gedaald, niet uit noodzakelijkheid of eigenbelang, maar uit liefde tot ons. . 34
Oefeningen. De ingetogenheid......38
7. Hoofdstuk. Over den vurigen wensch en het verlangen , dat de Heiligen der oude wet naar
de komst van den Messias hadden .... 39
Oefeningen. Over de zucht tot de volmaaktheid. 42
INHOUDS-TAFEL.
8. Hoofdstuk. De menschwording van onzen Heer Jesus Christus.............ff
Oefeningen. Over de ootmoedigheid . . . . 01
9. Hoofdstuk. Geboorte van onzen Heer Jesus Christus in den stal van Bethlehem. ... 53
Oefeningen. Over de verachting der rijkdommen,
liefde tot de armoede.........•*quot;
10. Hoofdstuk. Jesus Christus heeft een kind willen worden, om ons alzoo tot grooter vertrouwen en
tot meerdere liefde jegens hem op te wekken. 59 Oefeningen. Liefde tot den evenmensch. . . oi
11. Hoofdstuk Over het verborgen leven van Jesus Christus en zijne ootmoedige onderdanigheid aan Maria en Josef.......... \'
Oefeningen. Over het verborgen leven en over de
fö.Hoofdstuk.lioezeer de goedheid enbarmhartig-heid, jdie Jesus ons in zijnen werkzamenlevens-• loop getoond heeft ons tot wederliefde moeten
Oefeningen. Niemand kan twee heeren dienen.
13. Hoofdstuk De minnaars van Jesus, of geschiedenis van de H. Maria Magdalena .... 94
Oefeningen. Zich tot leedwezen opwekken, met tot hetH.Sacrament van boetvaardigheid te naderen. 100
14. Hoofdstuk. De gelijkenis van den verloren zoon. 101 Oefeningen. De geest van boetvaardigheid . . 107
15. Hoofdstuk. Geheel het leven van onzen god-delijkenZaligmaker was eene gedurige marteling. 109 Oefeningen. Over de versterving des ligchaams. 113
16. Hoofdstuk. Over het vurige verlangen, dat Jesus gehad heeft, om voor ons te lijden. . . . 116
Oefeningen. Over de inwendige versterving. . 119
17. Hoofdstuk. Liefde door Jesus ons bewezen in de instelling van het heilige Sacrament des altaars tot spijs en troost onzer zielen. . . 122
Oefeningen.....
18. Hoofdstuk. Droefheid van Jesus in den hot yan Olijven, zijn bloedig zweet, zijne onder-
464
INHOUDS-TAFEL.
werping aan den wil van God......131
Oejenincjen. Onderwerping aan den wil Gods. . 139 Gebed, om Jesus, zieltogend in den hof der Olijven de genade te verzoeken, van een zaligen dood te mogen sterven..........140
19. Hoofdstuk. Jesus door dentrouweloozen Judas verraden, wordt als een dief gebonden . . 141
Oefeningen. Over de zachtmoedigheid. . . . 145
20. Hoofdstuk. Jesus ontvangt van een der dienaars des Hoogepriesters eenen kaakslag . . 147
Oefeningen. Over de zachtmoedigheid . . . 150
21.Hoofdstuk DeH.Petrusverloochenttotdriemaal toe, zijnen goddelijkenMeester. — Zijnberouw. 151
Oefeningen. Over het mistrouwen van zichzelven. 156
22. Hoofdstuk. Jesus wordt voor Herodesgebragt, die hem versmaadt en hem als eenen dwaas behandelt.............158
Oefeningen. Over de liefde tot de vernedering en verachting............161
23. Hoofdstuk. Over de geeseling van Onzen Heer Jesus Christus...........162
Oefeningen. Over het geduld in het lijden en bijzonder in de ziekten.........166
24. Hoofdstuk. Over de krooning met doornen. 168 Oefeningen. Over het vermijden der daeeliiksche
25. Hoofdstuk. Het is ter onzer liefde, en voor onze zonden, dat Jesus Christus met wonden overdekt is geworden.........173
Oefeningen. Liefde tot de eenzaamheid . . . 178
26. Hoofdstuk. Jesus, ter-dood veroordeeld, draagt zijn kruis tot op den Calvarieberg .... 180
Oefening. Menmoetzijn kruis met geduld dragen. 188 11. Hoofdstuk. Jesus wordt aan het kruis gehecht. 191
Oefeningen. Liefde tot God alleen.....194
28. Hoofdstuk. Over de stilzwijgendheid van Jesus
te midden van verachtingen, smaad en lijden . 196 Oefeningen. Men moetzijnhartinallegelegenheden in rust en vrede behouden.....199
465
INHOUDS-TAFEL.
29. Hoofdstuk. Klaagwoorden, welke Jesus van zijn kruis tot alle menschen rigt.....201
Oefeningen. Over de drift........204
30. Hoofdstuk Jesus bidt voor zijne beulen . . 206
Oefeningen. Het vergeven van het ongelijk . . 208
31. Hoofdstuk De goede moordenaar .... 210
Oefeningen. Eindeloos vertrouwen op Gods barmhartigheid ........... . . 213
Gebed tot Maria. Om haar te vragen, dat zij ons de genade van eenen goeden dood bekome . . 215
32. Hoofdstuk. Jesus geeft ons, eer hij sterft Maria tot Moeder.......... 217
Oefeningen. Godsvrucht tot Maria.....222
Gebed tot Maria, onze Moeder......224
33. Hoofdstuk. Jesus wordt van God,, zijnen Vader verlaten..............226
Oefeningen. Over den moed in de inwendige mistroostigheid............231
34. Hoofdstuk. De dorst van Jesus aan het kruis. 233
Oefeningen. Over het gewetens-onderzoek . . 235
Voorbeeld van het gewetens-onderzoek . . . 237
35. Hoofdstuk. Over het zesde woord, dat Jesus, aan het kruis hangende, gesproken heeft . . 240
Oefeningen. Men moet de volharding tot het einde toe verzoeken.........241
36. Hoofdstuk. De Heer beveelt zijne ziel aan zijnen Vader............243
Oefeningen. Overgeving van ons zeiven aan de liefde van onzen God.........246
37. Hoofdstick. Jesus sterft........248
Oefeningen. Bereiding tot den dood.....252
38. Hoofdstuk. Onze goede Zaligmaker doet zijne klagten over de ondankbaarheid der zondaren, en noodigt hen uit, om zich in zrjne barmhartige armen te komen werpen......254
Oefeningen. Men moet dikwijls op Gods barmhartigheid jegens ons denken...... 257
39. Hoofdstuk. Jesus Christus heeft zich vrijwillig, uit liefde voor ons ten beste gegeven. . 259
466
INHOUDS-TAFEL.
Oefeningen. Over den geest van zelfopoffering uit liefde tot God..........
40. Hoofdstuk. Jesus Christus heeft zich ter onzer liefde, laten vervloeken om ons aan de eeuwige vervloeking, die wij verdiend hadden, te onttrekken............
Oefeningen. Over de kuischheid......
41. Hoofdstuk. De liefde, welke Jesus Christus ons toegedragen heeft, verpligt ons ten hoogste hem te beminnen..........
Oefeningen. Over de volmaakte verbetering van zich zeiven.............
42. Hoofdstuk. Verheffing des harten tot Jesus Christus, om hem te verzoeken, dat hij ons door zijne liefde zou gelieven tot zich te trekken. .
Oefeningen. Over de schietgebeden ....
43. Hoofdstuk. Jesus, de goede Herder . . .
Oefeningen. Over de geestelijke Communie. .
44. Hoofdstuk. Over de liefde Gods en de voornaamste middelen om ze te verkrijgen. . .
Oefeningen. Men moet in alles met onzen God in alle eenvoudigheid en vertrouwen handelen gelijk een kind met den besten aller vaderen handelt..............
45. Hoofdstuk. Hoe zoet en minnelijk het juk des Heeren is; wij kunnen, zonder het te dra-
, gen, niet gelukkig zijn........
; Oefeningen. Men mag niet uitstellen van zich geheel aan God te geven........
46. Hoofdstuk. De hemel........
Oefeningen. Men moet elkander door de gedachte van den hemel tot den dienst van God aanmoedigen..........
BIJVOEGSEL.
Gebeden onder .de H. Mis........338
Oefeningen voor de biecht .........349
Oefeningen na de biecht. ... .... 360
467
1NH0UDS-TAFEL.
Onderrigting wegens de H. Communie .... 364
Oefeningen voor de H. Communie.....377
Oefeningen na de H. Communie......382
Oefeningen voor debezoeken van hetH. Sacrament. 387 Eenige gebeden, die men gedurende de bezoeken van het H. Sacrament kan doen, wanneer men zich in dorheid bevindt en als onbekwaam is,
om te bidden............391
Gebeden voor de bezoeken tot de H. Maagd Maria. 400 Litanie tot de Allerheiligste Drievuldigheid. . 406
Litanie tot den H. Geest . . .....409
Litanie tot den Allerheiligsten Naam Jesus. . 413 Litanie ter eere van de Heilige Engelen. . . 416 Litanie tot Jesus in het Allerheiligste Sacrament. 419 Litanie op het lijden van onzen Heer Jesus Christus 422 Litanie ter eere der Allerheiligste Maagd Maria . 426 Litanie van de Onbevlekte Ontvangenis . . . 429
Litanie van alle Heiligen.........434
Gebeden onder het Lof.........439
Gedurige aanbidding..........444
468
Oefening van den H. Kruisweg......449
Manier om den Rozekrans te bidden .... 454
I