-ocr page 1-

L. oct.

207

;7

-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-

DE INDISCHE SECRETARIS.

-ocr page 5-
-ocr page 6-

DE INDISCHE

SECRETARIS.

UAKDBOEK VOOR DEN NOTARIS, DEN AMBTENAAR VAN DEN BURGERLIJKEN STAND, DEN KOOPMAN, DEN VOOGD, DEN CURATOR, DEN UITVOERDER VAN UITERSTE WILSBESCHIKKINGEN, DEN LANDHEER EN IN HET ALGEMEEN VOOR ALLEN, DIE ZICH,

OP EENE GEMAKKELIJKE WIJZE, MET DE HIER TE LANDE VIGERENDE WETTEN EN BESLUITEN WENSCHEN BEKEND TE MAKEN ;

V E R R IJ K T M E T

VOOIIBEELDEN VAN NOTARIËLE EN OMIEHHADSCHE ACTEN, 1IE0UESTEN: ENZ. ENZ.

BENEVENS:

INSTRUKTIE VOOR DE WEESKAMERS IN NEDERLANDSCH INDIË. TARIEVEN VAN IN-, UIT- EN DOORVOER. REGELING DER HEFFING VAN DEN ACCIJNS OP HET INLANDSCH GEDISTILLEERD OP JAVA EN MADURA. ALGEMEEN REGLEMENT OP DE HEFFING EN VERZEKERING VAN IN- EN UITVOERREGTEN EN ACCIJNSEN. TOEKENNING VAN REISKOSTEN AAN DE AMBTENAREN DER POSTEN TELEGRAAFDIENSTEN. DIE IN HET EXAMEN ZIJN GESLAAGD.

DOOR

Mr. L. J. A. TOLLENS,

Derde verbeterde en teel vermeerderde druk.

BATAVIA, B R U 1 N I N G amp; W IJ T 18 7 4.

\\

-ocr page 7-

.

-ocr page 8-

DE INDISCHE SECRETARIS.

EERSTE AFDEELING.

HANDBOEK VOOR DEN NOTARIS.

-ocr page 9-
-ocr page 10-

I N H O U I).

EERSTE AEDEELING

Handboek voor den Notaris.

Eerste Deel.

Blz.

Over de verpligtingen , die op den notaris rusten..... 3

Reglement op het Notarisambt in Nederlandsch-Indië ... 4 I. Van de ambtsbediening en het ressort der notarissen . . „ 11. Van de vereischten om tot notaris benoemd te worden en

over de wijze van benoeming.............18

III. Van de acten, derzei ver vorm, van de minuten, afschriften

en repertoria................. 23

IV. Van het toezigt over de notarissen en over hunne acten . 46 V. Van het bewaren en overnemen van minuten, registers en

repertoria, ingeval van overlijden, ontslag of verplaatsing

van notarissen................ 51

Ordonnancie op de heffing van het regt van het kleinzegel in Nederlandsch-Indië, vastgesteld bij publicatie van 16 October 1817 (staatsblad no. 50)...........55

Eerste afdeeling. — Eequesten, memorien en andere verzoekschriften ............. ... 64

Tweede afdeeling. — Brieven, acten of resolutien, houdende dispositie op gepresenteerde requesten, memorien en andere verzoekschriften.............. 65

Derde afdeelin g.— Schrifturen en documenten in geregtsza-

ken en wat daartoe relatie heeft.......... 68

Vierde afdeeling. — Commissien of acten van aanstelling. 69 Voor de inlandsehe en chinesche hoofden en officieren . . 70 Vijfde afdeeling. — Licentiën, concession, certifioaten, enz. 71

-ocr page 11-

INHOUD

Blz,

Zesde afdeeling. — Zeebrieven, scheepspassen, uitklarin-

gen, enz.................. 71

De scheepspassen............... 72

De acten van uitklaring van alle schepen en vaartuigen . u De jaarlijksche passen van inlandsche vaartuigen .... 73 Zevende afdeeling. — Obligatien en schuldbrieven. . . „

Achtste afdeeling. — Hypotheekbrieven...... 74

Negende afdeeling. — Koop-, eigendoms- en overdragts-

brieven.................. ,/

Tiende afdeeling. — Huurcedelen, charterpartijen, enz. . 75 Elfde afdeeling. — Huwelijksche voorwaarden, mitsgaders de inventarissen, memoriën en specificatiën daartoe be-

hoorende.................. 76

Twaalfde afdeeling. — Testamenten, codicillen en andere

acten van uitersten wil............. 78

Dertiende afdeeling. — Purgatieve rekeningen en verantwoordingen ................. 79

Veertiende afdeeling. — Contracten van koop,levering,

aanbesteding en aanneming............ 80

Vijftiende afdeeling. — Contracten vansocieteit,associatie en compagnieschap............. 81

Zestiende afdeeling. — Acten van cessie, transport, enz, 82 Zeventiende afdeeling. — Donatiën inter vivos ... 83 Achttiende afdeeling. — Staten en inventarissen mitsgaders acten van schifting en scheiding........ „

Negentiende afdeelin g.—Acten van cautie, guarand enz. 84 Twintigste afdeeling. — Acten van voogdij, procuratiën

commissiën, enz................ 85

Een en twintigste afdeeling. — Acten van assumtie

surrogatie en substitutie............. „

Twee en twintigste afdeelin g.— Transporten van lijfeigenen .................. „

Drie en twintigste afdeeling. — Polissen van assuran- v

tic en bodemarijen............. . „

Vier en twintigste afdeeling.—Protesten,insinuatien

enz.................., . 83

Vijf en twintigste afdeeling.—Billetten, advertentiën,

enz.................... „

Zes en twintigste afdeeling. — Wissels, quitantien,

rekeningen, enz................ 87

Zeven en twintigste afdeelin g.—Copijen en extracten 88 Acht en twintigste afdeeling. — Acten en schrifturen

in deze niet genoemd.............. 89

Verdere bepalingen op dat stuk voor den notaris van belang. , 90

II

-ocr page 12-

INHOUD III

Blz.

Bepalingen van verschillenden aard. 92 Tarief tot bepaling der hoegrootheid en van den vorm van taxatie van het honorarium der notarissen in Ned.-Indië}

gelijk \'m^de van de voorschotten, welke aan hen in rekening worden geleden.............117

Tweede Deel.

Van de wet, in zooverre hare kennis voor den notaris noodzakelijk is.................126

I. Van de afschaffing van vroegere wetten en dealgemeene bepalingen van wetgeving..........„

II. Van het burgerlijk regt...........134

Van het genot en het verlies der burgerlijke regten ... /,

Van woonplaats of domicilie...........135

Van het huwelijk..............136

Van de regten en verpligtingen der echtgenooten .... 140

Van de wettelijke gemeenschap van goederen en derzelver beheer, zoo in eerste als tweede en verder huwelijk .... 142

Van huwelijksche voorwaarden...........145

§ 1. Algetneene bepalingen..........................//

§ 2. Bijzondere bepalingen.............148

§ 3. Van giften................150

Van de scheiding van goederen. ..........153

Van de ontbinding des huwelijks..........154

Van scheiding van tafel en bed..........156

Van het vaderschap en de afstamming der kinderen . . . . 157

Van bloedverwantschap en zwagerschap........160

Van de vaderlijke magt en van het vruchtgenot der ouders . 161

r Van minderjarigheid en voogdij. \'...............163

Van handligting................182

Van curatele.................183

Van afwezigheid en vermoedelijk overlijden.......185

Van zaken en derzelver onderscheiding........190

Van bezit..................194

Van eigendom.................

Van erfdienstbaarheden.............196

Van het regt van opstal ....*........197

Van het erfpachtsregt..............198

Van grondrenten en tienden............200

-ocr page 13-

INHOUD

Van vruchtgebruik....... ......

Van het gebruik en de bewoning.........

Van erfopvolging bij versterf..........

Van uiterste willen..............

§ 1. Algemecne bepalingen..........

§ 2. Van de bekwaamheid om bij uitersten wil tebesehikkei

of daaruit voordeel te genieten.......

§ 3. Van de legitime portie of het wettelijk erfdeel.

§ 4, Vau den vorm der uiterste willen......

§ 5. Van erfstellingen............

§ 6. Van legaten..............

§ 7. Van de geoorloofde erfstellingen over de hand . . § 8. Van het herroepen van uiterste ^vilsbescbikkingen en he

vervallen van dezelve............

Van uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen en van be

wind voerders..............*

Van het regt van beraad en het voorregt van boedelbeschrijvino Van het aanvaarden en verwerpen van erfenissen .... Van verzegeling, ontzegeling en boedelbeschrijving

§ 1. Van verzegeling..... ........

§ 2. Van het verzet tegen de ontzegeling......

§ 3. Van ontzegeling.............

:: 4. Van inventarisatie of boedelbeschrijving.....

Van boedelscheiding . .............

§ 1. Van boedelscheiding en hare gevolgen . . . •

§ 2. Van inbreng............

§ 3. Van de betaling der schulden . . • • • § 4. Van de vernietiging van aangegane boedelscheiding . § 5. Van boedel verdeeling, door den vader, de moeder of ai dere bloedverwanten in de opgaande linie, tusschen a

komelingen gemaakt.........

Van bevoorregte schulden..........

Van pand ...............

Van onderzetting of hypotheek.........

Van verbindtenissen in het algemeen.......

Van verbindtenissen, die uit contract of overeenkomst geb

ren worden..............

Van het te niet gaan van verbindtenissen.....

Van betaling.......... . . • .

Van subrogatie..............

Van aanbod van gereede betaling, gevolgd van consignatie ot bewaargeving,...............

JV

■294

-ocr page 14-

inhoud. v

Blz.

Van schuldvernieuwing.............396

Van compensatie of vergelijking van schuld.......207

Van schuldvermenging en de overige wijzen van te niet gaan 298

Van koop en verkoop.............299

§ 1. Van koop en verkoop in het algemeen......

§ 2. Van het regt van wed erin koop........303

§ 3. Van verkoop eener iaschuld of erfenis.......

Van ruiling.................304

Van huur en verhuur..............305

§ 1. Algemeene bepalingen..........o

§ 2. Van de regelen betrekkelijk huur van goederen . . .

§ 3. Van aanneming van werk.........309

Van maatschap of vennootschap..........310

Van zedelijke ligchamen.............314

Van schenkingen.......... ....316

Van bewaargeving...............321

Van bruikleening...............323

Van verbruikleening..............325

Van gevestigde of altijddurende renten........327

Van lijfrente, *........:......328

Van lastgeving................330

Van borgtogt................336

Van dading.................340

Van compromis................342

Van bewijs.................344

§ 1. Van bewijs in het algemeen..........

§ 2. Van schriftelijk bewijs............

Van verjaring................349

IIT. Van het handelsregt...........353

Van vennootschap van koophandel.........

§ 1. Algemeene bepalingen...........

§ 2. Van vennootschap onder eene firma, en die bij wijze

van geldschieting of en commandite genaamd . 354

§ 3. Van de naamlooze vennootschap van koophandel. . 356

Van wisselbrieven...............358

Van orderbriefjes of promessen aan toonder en assignatien . 366

Van schepen en vaartuigen............369

Van bodemerij..................

Van assurantie of verzekering...........372

IV. Van voorzieningen, in geval van onvermogen . . .376

-ocr page 15-

INHOUD

Blz.

Van boedelafstand...............^76

Van faillissement...............8

Van surséance van betaling............379

Van den staat van kennelijk onvermogen.......381

Derde Deel

Voorbeelden van notariële acten..........383

Algemeene vorm der notariële acten...........

Hoofd en slot eener gewone acte voor notaris en getuigen te passeren............quot;

Hoofd en slot eener acte in brevet.........384

Woordelijk uittreksel uit eene notariële acte......

Zakelijk uittreksel eeuer notariële acte....... • 385

Hoofd en slot van een proces-verbaal........386

Verklaring door den notaris op handelspapier en onder-handsche verbindtenissen, betrekkelijk zaken van koophandel, tussclien Europeanen of daarmede gelijkgestelde personen en inlanders of daarmede gelijk gestelde

personen, te plaatsen (art. 229 W. v. K.).....387

Visum van eene onderhandsche acte (art. 1880 B, W. en

art. 99 Transit. Bep.)............ quot;

Verklaringen op grossen te stellen......... //

Aanteekening op de minuten, waarvan grossen zijn afgegeven (art. 38 van het reglement).......388

Acten, den staat en de bekwaamheid van personen betreffende ...................

Toestemming door de beide ouders, tot het aangaan van

een huwelijk gegeven............ *

Toestemming door den vader, met vermelding dat de toestemming van de moeder is gevraagd......389

Magtiging eener getrouwde vronw door haren man . . . 390 Magtiging eener getrouwde vrouw in de acte-zelve ... // Erkenning van een natuurlijk kind door de moeder ... // Erkenning van een natuurlijk kind door den vader . . . 391 Benoeming van een voogd door den langstlevende der

ouders................. quot;

Benoeming van een raadsman...........392

Huwelijksche voorwaarden.............. //

Algeheele gemeenschap, onder bepaling, dat de onroerende goederen, door de vrouw aangebragt, niet zullen mogen worden vervreemd, en gifte ter zake des huwelijks /,

vi

-ocr page 16-

I N H O ü 1).

BLZ.

Beperkte gemeenschap, met uitsluiting der schulden vóór het huwelijk aangegaan, en onder bepaling dat de vrouw zekere goederen zal vooruit of terugnemen, enz. 393

Gemeenschap van winst en verlies, enz........394

Gemeenschap van vruchten en inkomsten, enz.....395

Uitsluiting van gemeenschap, enz..........396

Eeschrijving van aan te brengen goederen......398

Acte van onderwerping aan het europeesch burgerlijk en

handelsregt (Art. 15 Transit, bep.)....... „

Acten, betreffende scheiding van tafel en bed......399

Acte, waarbij de echtgenooten de bepalingen vaststellen,

waarop zij scheiding van tafel en bed aan den regter

willen verzoeken.............. „

Herstel der gemeenschap, na plaats gevonden hebbende

scheiding.............. . 402

Acten, tot daarstelling van eeuige zakelijke regten .... 403

Vestiging van een regt van opstal......... ,

Uitgifte in erfpacht..............404

Inpandgeving van roerende goederen, aan eene schuldbekentenis toegevoegd.............405

Inpandgeving van inschulden door een derde.....406

Koop en verkoop...............407

Verkoop van roerende goederen bij het gewigt, getal of

maat.................. „

Overdragt eener schuldvordering..........408

Acceptatie der overdragt door den debiteur, vóór het slot

der acte in te voegen............409

Acceptatie door den debiteur bij afzonderlijke akte ... „ Overdragt van een gedeelte in eene grooter» schuldvor-dering, met vrijwaring voor de gegoedheid van den

schuldenaar...............410

Verkoop van erfregt.............. „

Verkoop van een huis en erve, met regt van werderinkoop. 411

Wederinkoop....................

Verkoop van goed, zonder verhaal wegens over- of ondermaat, en met subrogatie van een geldschieter in de

regten van den verkooper........... „

In betaling geving..................

Eenvoudige in betaling geving van onroerende goederen . „ In betaling geving van onroerende goederen door een man

aan zijae vrouw..............41G

Aanbod van betaling en consignatie . . ......417

VII

-ocr page 17-

INHOUD

Blz.

Aanbod van betaling eu bevel...... . . 417

Bewaargeving of consignatie..........418

Ruiling .... .............419

Ruiling van vaste goederen...........

Huur en verhuuquot;...............421

Huur van een huis, met bevoegdheid tot onderverhuring

en afstand var huur.............

Huur en verhuur van landerijen.........422

Aanneming van werk, zonder leverantie van bouwstoffen. 424

Maatschap........•........425

Burgerlijke maatschap.............

Vennootschap onder eene firma.........42S

Verlenging eener maatschap..........431

Vennootschap bij wijze van geldschieting........

Naamlooze vennootschap............434

Bewaargeving.....................438

Eigenlijk gezegde bewaargeving..........n

Erkentenis van bewaarneming..............439

Vrijwillige sequestratie............*

Leening..................440

Bruikleening................................u

Verbruikleening...............441

Eenvoudige geldleening met interest........

Geldleening met hoofdelijke verbindtenis en betaling in

termijnen................

Renten..................443

Vestiging eener altijddurende rente.........

Aflossing eener altijddurende rente........444

Vestiging eener lijfrente, onder bezwarenden titel, op het

lijf van den rentheffer............

Vestiging eener lijfrente ten behoeve van den geldschieter, op het hoofd van een derde.......445

Vestiging eener lijfrente ten behoeve en op het hoofd

van een derde.............446

Assurantie...................

Eenvoudige assurantie van een huis tegen brandgevaar . * Verzekering eener bouwhoeve tegen brandgevaar, met

beding van herbouw ..........

Levensverzekering..............

Verzekering van het leven van een derde, voor een bepaalden tijd, tegen eene jaarUjksche premie . . . 450

VIII

-ocr page 18-

INHOUD

Blz.

Lastgeving.....................451

Algemeene volmagt..............

Bijzondere volmagt tot verkoop.........452

Volmagt tot geldopneming...........453

Volmagt om eene schenking aan te nemen.....454

Volmagt om in een huwelijk toe te stemmen en eene

schenking bij huwelijksche voorwaarden te doen . . „

Substitutie van volmagt............455

Herroeping van volmagt............//

Dading..................456

Gewone dading...............*

Compromis . . . . .............457

Gewoon compromis, met afziening van hooger beroep,

enz. . . ................

Compromis om naar billijkheid te beslissen.....459

Beding om toekomstige geschillen aan scheidsmannen te

onderwerpen..............4GU

Borgtogt....................................i,

Eenvoudige borgtogt..............

Solidaire borgtogt..............401

Gewone borgtogt door twee personen, onder afstand der voorregten van uitwinning en schuld splitsing, en met

onderborgtogt...............

Uiterste wilsbeschikking.............4G2

Algemeene vorm bij openbare acte.........

\\ Olographische uiterste wilsbeschikking 403 Acie van bewaargeving van een aan den notaris open

ter hand gestelden uitersten wil.......

Opschrift en acte van bewaargeving van een verzegelden

olographischcn uitersten wil.........404

Besloten of geheim testament...........405

Acte van superscriptie............405

Opschrift en acte van superscriptie, wanneer de erllater

niet spreken kan..............

Boedelbeschrijving of inventarisatie.........400

Vervolg van de boedelbeschrijving.............470

Boedelscheiding............. ... 474

Willige boedelscheiding, waarbij minderjarigen belang

hebben.................

Geregtelijke scheiding............478

Proces-verbaal ..............480

ix

-ocr page 19-

INHOUD

Blz

Hervatting der werkzaamheden..........4S1\'

Boedel verdeeling van een vader tussehen zijn kinderen . . 48 3

Schenking onder de levenden............

Schenking met aanneming............

Aanneming voor een minderjarige .... ... 484

Wisselprotest. . ..............485

Bodcmerij........... .....

Acte van openbare bekendheid . . .........487

Insinuatien.................488

Afvrage, bekomen antwoord, protest en relaas ... quot;

Bekendstelling . ......-......489

Procuratie bij art. 2 van het reglement op do overschrijving van ingeschreven kapit len in het grootboek der nationale schuld, in dato 22 december \' 1814 no. 25 gevorderd, tot

overschrijving eener bepaalde som..............490

Personele borgtogt door landskomptabelen..............n

Volmagt om iemand als vader van een minderjarig kind in

Nederland, te vertegenwoordigen...... . . . 491

Herroeping van een testament bij notariële akte.....492

Akte waarbij een olographisch testament teruggenomen wordt ,, Akte waarbij uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen benoemd worden....... .......49]

Akte waarbij aan de aangestelde executeuren het bezit wordt

gegeven van de nalatenschap.............

Indien de comparanten den notaris niet bekend zijn ....

Akte door een lasthebber verleden, . ........494

Gemeenschap van vruchten er» inkomsten ............n

Generale volmagt ad lites. . . , . ......490

Beteekening eener akte van cessie . 497

X

-ocr page 20-

HANDBOEK VOOR DEN NOTARIS.

E E R S T E D E E L.

Over de Verpligtingen, die op den Notaris rusten.

Reglement op het Notarisambt. — Het reglement op het notarisambt in Nederlandseh-Indië is vastgesteld bij ordonnantie van 11 Januarij 1860 (staatsblad no. 3).

Dit reglement luidt als volgt;

IN NAAM DES KONINGS! DE GOÜVERNETJR-GENERAAL VAN NEDERLANDSCH-INDIÈ, Den Raad van Nederlandsch-Indië gehoord;

Allen, die deze zullen zien of hooien lezen, Salut! doet te weten:

Dat Hij, in overweging genomen hebbende de noodzakelijkheid, om de bepalingen op de uitoefening van het notarisambt in Nederlandsch-Indië, meer in verband te brengen met de thans aldaar vigerende wetgeving; en het wenschelijk achtende om dezelve zoo veel mogelijk in overeenstemming te doen zijn met de op dat stuk in Nederland vastgestelde bepalingen.

Lettende op de artikelen 20, 29, 31 en 33 van het reglement op het beleid der Regering van Nederlandsch-Indië;

Heeft goedgevonden en verstaan t

-ocr page 21-

4

Artikel I. Wordt vastgesteld het navolgende: Reglement op het Notarisambt in Nederlandscli-Indië.

Hoofdstuk I.

Van de (tmlsthecliening en het ressort der notarissen.

Art. 1. De notarissen zijn openbare ambtenaren, uitsluitend 1 bevoegd, om authentieke acten 2 op te maken wegens alle handelingen 3, overeenkomsten 4 en beschikkingen5, waarvan eene algemeene verordening gebiedt 6of de belanghebbenden verlangen, dat bij authentiek geschrift blijken zal, daarvan de dagteekening te verzekeren quot;, de acten in bewaring te houden en daarvan grossen s , afschriften en uittreksels uit ie geven; alles voor zoo ver het opmaken dier acten door eene algemeene verordening niet ook aan andere ambtenaren of personen 7 opgedragen of voorbehouden is8.

1

TJitsluiiend of bij uitsluiting vestigt den regel, dat alle andere ambtenaren slechts bevoegdheid bezitten, die zich niet verder uitstrekt dan tot de acten, wier opmaking hun bij de wet uitdrukkelijk is opgedragen.

2

1 Volgens art. 186S van het Burgerlijk Wetboek is eene authentieke acte eene zoodanige, welke in den wettelijken vorm is verleden, door of ten overstaan van openbare ambtenaren, die daartoe bevoegd zijn, ter plaatse alwaar zulks is geschied.

3

Onder handelingen begrijpt men acten van eedsaflegging, enkele verklaringen, inventarissen, processen-verbaal en in het algemeen alle acten, waarbij iets geconstateerd wordt.

4

^ Volgens art. 1313 B. W. is eene overeenkomst eene handeling, waarbij een of meer personen zich jegens een of meer andere verbinden.

5

s Door beschikkingen verstaat men giften, schenkingen en uiterste willen.

6

* Zoo als b. v. toestemmingen tot het aangaan van huwelijk, huwe-lijksche voorwaarden, enz., welke men lager zal opgesomd vinden

7

Zoo als: de geregtelijke acten, die van den burgerlijken stand enz.

8

Als een der eerste pligten van een notaris beschouwen wij dien, om partijen omtrent den aard, de vereischten en de gevolgen der door hen

-ocr page 22-

Art. :2. Het notarisambt wordt uitgeoefend:

1. door daartoe in het bijzonder aangestelde personen; \'Z. door ambtenaren, aan wier ambt het wettelijk verbonden is l.

De gouvernenr-generaal bepaalt afzonderlijk:

a. het getal der hierboven sub 1 bedoelde notarissen, hnnne standplaatsen en het gebied, binnen hetwelk zij hun ambt uitoefenen;

Z-. de plaatsen, waar het notariaat verbonden is aan het ambt van assistent-resident of secretaris eener residentie of eenig ander ambt of bediening \'2.

aan te gane verbindtenissen of te maken beschikkingen in te lichten. Men leze hierover een klein opstel in het tijdschrift: Het ragt in Ned. Indie, deel XI, bladz. Ii3 en volgende.

1 De bepaling, waarbij gouvernements ambtenaren tot de uitoefening van het notariaat worden geroepen, verdient alleszins afkeuring. Die ambtenaren toch zijn dikwerf in de verpligting, om de inlandsche regtbanken voor te zitten, ten gevolge waarvan zij niet zeldzaam zullen kunnen worden geroepen, om zeiven over de wolligheid van door hen verleden acten te oordeelen. Ook leggen zij, als hoofden van policie, soms het eene oogenblik straffen op aan hen, die hun hulp als notaris in het volgende oogenblik kunnen eischen.

3 Bij ordonnantie van 9 December 1863 (stblad no. 170) is bepaald:

Pat Hij, (de Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indié) het noodig achtende uitvoering te geven aan de artikelen 2 en 53, en wijziging te brengen in art. 4 § 3 van het reglement op het notaris-ambt in Nederquot; landsch-Indie (staatsblad 1860 no. 3);

Lettende op de artikelen 20, 29, 31 en 33 van het Reglement op het b leid der Regering van Nederlun dach - In d i e ;

Heeft goedgevonden en verstaan:

Met intrekking van alle daarmede strijdige verordeningen, te bepalen :

Art. 1. Het getal notarissen, die ingevolge artikel 2 no. 1 van het reglement op het notarisambt in Neder landsch-Indie worden aangesteld, wordt bepaald als volgt:

In Batavia: te Batavia vier notarissen.

te Meester-Cornelia één notaris.

te Tangerang één notaris.

In Buitenzorg: te Buitenzorg één notaris.

In Cheribon: te Cheribon één notaris.

In Pekalongan: te Pekalongan één notaris.

In Samarang: te Samarang twee notarissen.

In Soerabaija: te Soerabaija drie notarissen.

-ocr page 23-

6

Art. 3. De notarissen, die dit niet reeds zijn uit kracht van hun ambt, worden door den gouverneur-generaal benoemd.

In Pasoeroean: t,e Pasoeroean één notaris.

In Soerakarta: te Soerakarta één notaris.

In de Padangsche benedenlanden: te Padang één notaris.

In Celebes en onderhoorigheden: te Makassar één notaris.

Art. 2, De notarissen, in artikel 1 vermeld, oefenen hunne ambtsbediening uit in den geheelen omtrek van het gewest, waarin hunne standplaats is gevestigd.

Art. 3. Het notaris-ambt wordt, ingevolge art. 2 no. 2 van het reglement op het notaris-ambt in Nederlandsch-Indie, op de ondervolgende plaatsen door de daarbij vermelde ambtenaren uitgeoefend binnen den omtrek der afdeeling, waarin zij geplaatst zijn.

In Bantam: te Sevang, door den sekretaris der residentie Bantam; te Pandeglang, door den assistent-resident aldaar; te Tjiringin, door den assistent-resident aldaar; te Pangkas-Betoeng, door den assistent-resident aldaar; te Anjer, door den assistent-resident aldaar.

Tn Krawang: te Poerwakarta, door den kommies op het assistent-rc-sidentie-kantoor aldaar.

in de Preanger-Regentschappen: te Tjiandjoer, door den sekretaris der residentie Preanger-Regentschappcn; te Bandong door den assistent-resident aldaar; te Soemedanggt; door den assistent resident aldaar; te Manon-djaja, door den assistent-resident aldaar.

In Cheribon: te Indramaijoe, door den assistent-resident aldaar; te Tjiamies, door den assistent-resident aldaar; te Madjalenglca, door den assistent-resident aldaar.

Iu Tagal: te Tagul, door den sekretaris der residentie Tagal; te Pa-malftvg, door den assistent-resident aldaar.

In Samarang: te Salatiga, door den assistent-resident aldaar; te door den assistent-resident aldaar; te Poerwodadi, door den assistent-resident aldaar.

In Japara; te Patli, door den sekretaris der residentie Japara; it Japara, door den assistent-resident aldaar; te Koedoes, door den assistentresident aldaar.

In Rembang: te Rembang, door den sekretaris der residentie te Toeban, door den assistent-resident aldaar; te Bodjo?iegoro, door den assistent-resident aldaar.

In Soerabaja te Gris see, door den assistent-resident aldaar; te Modjokerto, door den assistent-resident aldaar; te Sidho-Ardjo, door den assistentresident aldaar; te Buwean, door den assistent-resident aldaar.

In Madura: te Pamakassan, door sekretaris der residentie Madura; te Bangkallang, door den assistent-resident aldaar; te Sumanap, door den

-ocr page 24-

7

Deze benoeming geschiedt niet voor het leven 1).

assistent-resident aldaar.

In Pasoeroe an te Malang, door den assistent-resident aldaar.

In Frobolinggo: te Probolinggo door den sekretaris der residentie Pro-bolinggo.

In Bezoeki: te Bezoeki, door den sekretaris der residentie .Bezoekt; te Sitoehondo, door den assistent-resident aldaar; te Bondowossogt; door den assistent-resident aldaar.

In Bavjoeicangi: te Banjoewangit door den kommies op het assistentresidentie kantoor aldaar; te Boeleleng (Bali) door den assistent-resident aldaar, (f)

In Banjoemas: te Bavjoemas) door den secretaris der residentie Ban-joemas; te Poerbolintjo, door den assistent-resident aldaar; te Bandjar-Ne-gara, door den assistent-resident aldaar; te Tjilatjap, door den assistentresident aldaar.

In Ba gelen-, te Poerworedjo, door den sekretaris der residentie te Keboemen, door den assistent-resident aldaar; te Amhal, door den assistent-resident aldaar; te Wonosobo, door den assistent-resident aldaar.

In Kadee: te Magelang, door den sekretaris der residentie Kadee.

In Djokdjokarta: te Djokdjokaria, door dcu assistent-resident der residentie Djokdjokarta.

In Madioen: te Madioen, door den sekretaris der residentie Madioen; te Ngawi, door den assistent-resident aldaar; te Ponorogo, door den assistent-resident aldaar.

In Patjilan: te Patjitan, door den kommies op het assistent-residentie kantoor aldaar. (§)

In Kediri: te Kediri, door den secretaris der residentie Kediri\\ te Ngrotco, door den assistent-resident aldaar; te Blitar, door den assistent-resident al daar.

In de Padangschie benedenlanden: te Priaman, door den assistent-resident aldaar; te Ajer-Bangies, door den assistent-resident aldaar. ^

In de Padangache bovenlanden-, te Fort de Koek, door den sekretaris der residentie Padangsche bovenlanden; te Fort van der Capellen, door den assistent-resident aldaar; te Pajakombo, door den assistent-resident aldaar; te Solok, door den assistent-resident aldaar.

1

In Nederland worden de notarissen voor hun leven aangesteld. Art. 2 der wet van 9 Julij 1842 (Ned. stsbl. no. 20).

-ocr page 25-

Art. 1. Wanneer een notaris door ziekte of andere oin-

In Tapauoli: te Si hog a, door den sekretaris der residentie Tapanoli; te Mandhéling ^ door den assistent-resident aldaar.

In Benkoeleu; te Benkoelen, door den Isten kommies op het assistent-residentie kantoor aldaar.

In de lampongsche districten-, te Telok-Belong, door den sekretaris der residentie Lampongsche districten.

In Palemhang: te Palembang, door den secretaris der residentie Pulem-bang: te Tebing-Tinggi, door den assistent-resident aldaar.

In Bank a: te Munloky door den sekretaris der residentie Bunka.

In Billiton: te Billilon, door den kommies op het assistent-residentie kantoor aldaar.

In Riouw en onderhoorigieden: te Riouw, door den sekretaris der residentie Riouw; te Siak Sri Indrapoera, door den assistent-resident aldaar.

In de JFester-afdeeling van Borneo-, te Pontianak, door den sekretaris der residentie Wester-afdeeling van Borneo-, i\\i Sin tang, doordeu assistent-resident aldrctr; te Montrado, door den assistent-resident aldaar; is Samba1, door den assistent-resident aldaar.

In de Zuvler- cn Ooster-afdeeling van Borneo-, te Bandjer ma sin, door den secretaris der residentie Zuid er- en Ooamp;ier-afdeelmg van Borneo-, te Koetei, door den assistent-resident aldaar; te Amoenthaij, door den assis-tciii resident aldaar; te Martapoera, door den assistent-resident aldaar.

In Celebes en onderhoorighieden: te Maros, door den assistent-resident aldaar; te Sindjai, door den assistent-resident aldaar.

In Amboina: te Jmboina, door den sekretaris van het gouvernement der Ifoluksche eilanden-, te Saparoea, door den assistent resident aldaar; te Ilila, door den assistent-resident aldaar.

In Band a; te bteira, door den sekretaris der residentie Banda. *)

In Tern ate -. te Tervate, door den sekretaris der residentie Ternate.

In Menado: te Menado, door den sekretaris der residentie Menado-, te Gorontalo, door den assistent-resident aldaar.

In Timor m onderhoorigheden -. te Koepang, door den sekretaris der residentie Timor.

1

liij ordonnantie van 9 Maart 1807 (staatsblad no. 26) is de uitoefening van het notaris-ambt opgedragen:

te Sapoeroeu, voor de afdeeling Saparoea en Haroekoe aan den in die afdeeling met het burgerlijk gezag belasten kontroleur bij het, binnen-landsch bestuur;

te Ilila, voor de afdeeling Ilila en Larike aan den in die afdeeling met het burgerlijk gezag belasten kontroleur bij het binnenlandsch bestuur;

te Neira, voor de assistent-residentie Banda, aan den assistent-resi-dent aldaar.

-ocr page 26-

9

standilt;j;hedeii tijdelijk verhinderd, wordt om zijn ambt uit te oefenen, wordt op daartoe door hem, zijne echtgenoot.

Art. 4. In regentschappen, die niet onder het beheer van een assistent-resident geplaatst zijn, wordt het notaris-ambt uitgeoefend door den sekretaris der residentie, waarin die regentschappen gelegen zijn.

Art. 5. De artikelen 1 en 3 treden inet opzigt tot Meester-Cornells, Tangerang y Buitenzorg, Cleribon, Pe/calongan, Soeraharta en Amboinu eerst 1 nawerking, wanneer die ambtenaren, aan wier ambt thans het notarisambt te dier plaatsen wettelijk verbonden is, in hunne betrekking worden vervangen.

Voor zooveel ia de afdeelingen Krawang, Fafjitan, Banjoeivangi, Ben-koelen , Bi 11 Hon, Boelekomba en Bonthain, Sale ij er en Bi ma de functiën van notaris tot hiertoe mogen zijn uitgeoefend door de ambtenaren met het hoogste gewestelijk of plaatselijk gezag belast, brengt, zoo lang die ambtenaren niet door anderen zijn vervangen, de tegenwoordige verordening daarin geene verandering.

Art. 0. Iu de assistent-residentiën, die later mogten worden gecreëerd, is, tenzij het tegendeel uitdrukkelijk bepaald worde, ook de assistent-resident belast met de uitoefening van het notaris-ambt.

Art. 7. Het derde lid van artikel 4 van het reglement op het notarisambt in Neder latidxchi-In die (staatsblad J S60 no. 3), wordt gelezen als volgt:

//Bijaldien ter residentie van den te vervangen notaris meer dan twee notarissen gevestigd zijn, wordt een der notarissen aangewezen; zoo er niet meer dan twee gevestigd zijn, een ander geschikt persoon.quot;

Art. 8. Met de inspectie van de protokollen der notarissen, bij artikel 5.°) van het reglement op het notarisambt in Nederlandsch-bidië (staats-ISi 0 no. 3) bedoeld, zijn op de bezittingen buiten Java en Madura belast: op plaatsen, waar raden van justitie gevestigd zijn, de officieren van justitie bij die regtbanken, en overal elders; de hoofden van gewestelijk bestuur.

Bij ordonnantie van 12 February lb65 (stblad no. 16) is bepaald:

Dat Hij, (de Gouverneur-Generaal van Neder la n dsch ■ Indie) tot bevordering van \'slands dienst en ten nutte van het algemeen, de sekretaris-sen en de assistent-residenten in de verschillende gewesten van Ntder-landsch• Indie zooveel mogelijk, wenschende te ontheffen van de hun opgedragen funktiën van notaris, en het mitsdien noodig achtende het getal der ingevolge artikel 2 no. 1, van het reglement op het notaris-ambt in Nederlandsch-Indie (staatsblad 1860 no. 3), aangestelde notarissen uit te breiden, des noods ook door opdragt aan deze der funktiën van vendumeester.

Lettende op de artikelen 20, 29, 31 en 33 van het Regerings-reglement;

Heeft goedgevonden en verstaan:

Onder nadere goedkeuring des Konings, te bepalen:

-ocr page 27-

10

bloedverwanten of aangeliuwdeu te doen verzoek, of ambtshalve, een persoon aangewezen om tijdelijk al datgene te

Artikel 1.

Behalve op de plaatsen, vermeld in artikel 1 der ordonnancie van 9 December 1863 (staatsblad no. 170), worden nog, met wijziging in zoo ver van artikel 3 dierzelfde ordonnancie, op de volgende plaatsen afzonderlijke notarissen, ingevolge artikel 2 no. 1 van het reglement op het notaris-ambt in Nederlundsch-Indie (staatsblad 1860 no. 3), aangesteld: In Bantam :

te Seravg, één notaris.

In Kraioang:

te Foencakaria, één notaris.

In de Fr ea7iger-Regent schappen:

te Bandong, één notaris.

te Tjiandjoer, één notaris. (1)

In Cheribon:

te Indramaijoe, één notaris.

In Ta gal:

te Ta gal, één notaris.

In Samarang:

te Salatiga, écn notaris.

In Japara:

te Patii, één notaris.

te Japara, één notaris.

In Rembang:

te Rembang, één notaris.

te Toeban, één notaris,

te Bodjonegoro, één notaris.

In Soerabaija:

te Gr is see, één notaris.

te Modjokerio, één notaris.

te Sidho-Ardjo, één notaris.

In Pasoeroean:

te Malang, één notaris.

In Probolingo:

te Probolingo, één notaris.

In Bezoeki:

te Bezoeki, één notaris.

In Banjoemas:

te Banjoemas, één notaris.

1

Bij ordonnantie van 25 Mei 1S66 (staatsblad no. 49), is die standplaats weder ingetrokken.

-ocr page 28-

11

verrigten, waartoe deze anders bevoegd en verpligt zou zijn 1.

Deze aanwijzing geschiedt op de hoofdplaatsen, waar raden van justitie gevestigd zijn2, door deze regterlijke col-legien na raadpleging met het hoofd van gewestelijk bestuur; elders door de hoofden van gewestelijk bestuur 3.

In Ba gelen:

te Poerworedjo, één notaris.

Ia Ka doe :

te Mugelang, één notaris.

In Djokrfjokarta:

te Djokdjokarta, één notaris.

In Madioen:

te Madioen, één notaris.

1

Zie de aanteekening op art. 2 en op art. 36.

2

De hoofden van gewestelijk bestuur zijn alleen bevoegd, om, voor elk voorkomend geval, in de tijdelijke opdragt tot de uitoefening van het notariaat te voorzien. Besl. 13 Jan. en 7 Pebr. 1858 no. 19 en 9. Zie Bijbl. no. 423. Zie ook art. 4 van dit reglement.

-ocr page 29-

12

Bijaldien ter residentie van den te vervangen notaris meer dan twee notarissen gevestigd zijn, wordt een der notarissen aangewezen; zoo er niet meer dan twee gevestigd zijn, een ander persoon, die aan de bij art. 13 gestelde ver-eischten voldoet.

Zoodi a de redenen der verhindering vervallen zijn, wordt die aanwijzing, op verzoek van den vervangen notaris, of ambtshalve, ingetrokken.

te Xgaiciy één notaris.

In Kediri:

te Kediri, één notaris.

In Palembany:

te Palembang, één notaris.

Artikel 2.

De notarissen in artikel 1 vermeld en allen, die later ingevolge artikel 2 no. 1 van het reglement op het notaris-ambt (staatsblad 1S60 no. 3), op andere plaatsen mogten worden aangesteld, oefenen hunne ambts-be-diening uit in den geheelen omtrek van het gewest, waarin hunne standplaats is gevestigd.

Artikel 3.

De notarissen in de bij artikel 1 bedoelde plaatsen, met uitzondering van die te Grissee en te Palembany zijn, zoo lang niet ter plaatse, waar zij gevestigd zijn tot de oprigting van een afzonderlijk vendu-departement besloten wordt, van ambtswege belast met de funktiën van vendu-meester binnen den kring van het plaatselijk vendu-kantoor, zonder dat hieruit regt verkregen wordt op de voorregten, aan de vendu-meesters op de drie hoofdplaatsen van Java, als burgerlijke ambtenaren, toegekend.

De instruktie voor de vendu-kantoren in Nederlandseh-Indie, die te Batavia, Samarang en Soerabaija uitgezonderd (staatsblad 1822 no. 29), is met de daarin gebragte of nader te brengen wijzigingen op die notarissen van toepassing.

Artikel 4.

In de uitoefening van het vendu-meesterschap te Tangerang, Buitenzorg, Pakalongan en Palembang wordt voorloopig geene verandering gebragt.

Op de hoofdplaatsen Cherihon, Pasoeroean, Soera kart a en te Grissee worden afzonderlijke vendu-departementen opgerigt, op welke de instruktie voor de vendu-kantoren te Samarang en Soerabaija (staatsblad 1822 no. 29), met de daarin gebragte of nader te brengen wijzigingen van toepassing is.

Artikel 5.

De artikelen 1, 3 en 4 §2 treden eerst inwerking, wanneer de ambtenaren, op de daarbij bedoelde plaatsen thans nog met het notaris-ambt

-ocr page 30-

Art. 5. De in de uitoefening van zijn ambt wettiglijk verhindei-de notaris is op verbeur!e van zijn ambt ol\' van eene boete van ƒ 10O0 tot ƒ 5000 verpligt, aan zijnen vervanger den vrijen toegang tot zijne minuten en tot de aan hem in bewaring gegevene stukken te verleenen.

De autoriteit, welke den vervanger aanwijst, bepaalt den termijn, binnen welken bet protocol, hetzij door den ver-vangene bij de optreding van zijnen vervanger, hetzij door dezen bij zijne aftreding moet worden overgegeven, en wijst tevens den persoon aan ten overstaan van wien de overname moet geschieden, wanneer de notaris de overgave niet in persoon kan bewerkstelligen.

Art. 6. leder notaris is verpligt, niet alleen zijn kantoor te houden en zijne acten te bewaren op de hem aangewezen standplaats, maar ook binnen de vijf palen van die plaats woonachtig te zijn en zijn werkelijk gestadig verblijf te houden 1).

Bij overtreding hiervan wordt hij voor den tijd van drie tot zes maanden in zijn ambt geschorst.

De notaris mag zich niet zonder verlof buiten zijn ressort begeven.

De verloven worden verleend;

a. voor eene maand of korter op plaatsen, waar raden van justitie gevestigd zijn, door deze regter-lijke collegien, elders door het hoofd van hot bestuur van het gewest, waar de notaris zijne standplaats heeft;

b. voor langer dan ééne maand door den gouverneur-generaal ,

1

Boor werkelijk en gestadig verblijl\' houden kan men wel niet naders verstaan, dan het tot vaste woonplaats houden van de aangewezene standplaats.

-ocr page 31-

14

onder dezelfde omstandigheden en op dezelfde wijze, als bij de betrekkelijke reglementen voor ambtenaren is vastgesteld.

De verloven kunnen worden verlengd, wegens ziekte tot drie jaren, wegens andere redenen tot twee jaren.

De gouverneur-generaal benoemt een tijdelijken vervanger 1.

De overname van het protocol bij het vertrek en de terugkomst van den verlofganger moet geschieden bij procesverbaal. Indien de verlofganger of de vervanger verhinderd is zelf de overgave te bewerkstelligen, dan moet de overname geschieden ten overstaan van eenen door de raden van justitie op de plaatsen, waar deze gevestigd zijn, en elders door de hoofden van gewestelijk bestuur aan te wijzen persoon; bij terugkomst van den verlofganger moet de overgave en overname plaats hebben binnen acht dagen; zoodra die termijn verstreken is, houdt de aan den vervanger toegekende bevoegdheid op.

De vervanger zet het protocol van den verlofganger voort.

Art. 7. Buiten gegronde redenen mogen de notarissen hunne dienst niet weigeren, wanneer zij tot het verlee-nen daarvan worden verzocht 1).

1

Gegronde redenen kunnen dit echter den notaris doen weigeren, b. v. wanneer de te verlijden acte strijdig is met de wet, de goede zeden of de openbare orde; wanneer de verschijnende personen onbekwaam zijn, om zich te verbinden; wanneer zij niet aan den notaris bekend zijn of bekend kannen worden gemaakt, enz.

Geene exploicten (protesten) zullen op een zondag mogen gedaan worden, ten ware uit kruchte vau de vergunning van den voorzitter van het regterlijk collegie. Indien de laatste dag van den termijn, binnen welken het exploict geschieden kan, op een zondag invalt, zal liet den volgenden dag kunnen gedaan worden (art. 17 Burgerlijke Regtsvordcring). Geenerlei exploict (protest) zal kunnen geschieden vóór zes uren des morgens en na zes uren des namiddags, ten ware met gelijk verlof (art. lb B. R.).

Ingevolge art. 5 der publicatie, dd. 1 April ! 840 (stsbi. no. 11), is de notaris bevoegd tot de daarin opgenoemde verpachtingen, verhuringen en verkoopingen zijn ministerie te verleenen, mits hij daartoe vooraf de vergunning van het plaatselijk bestuur bekomen hehbe; van die bevoegdheid nu gebruik makende, wordt die publieke verpachting gehouden en

-ocr page 32-

15

Wanneer de notaris vermeent, dat er gegronde redenen van weigering bestaan, geeft hij die sclirii\'telijk op aan dengene, door wien zijne dienst is ingeroepen.

Deze kan zich, zoo hij de dienst blijft verlangen, onder overlegging van het hem door den notaris ter hand gestelde stuk, met zijne daartoe strekkende vordering tot den burgerlijken regter wenden.

Wanneer de notaris, niettegenstaande het kracht van ge-

zou de notaris het proces-verbaal van verpachting dienen op te maken en aan den verpachter en pachter ter teekening voor te leggen, ten einde hun daardoor hunne wederzijdsche regten te verzekeren; doch nu verbiedt art. 6 dierzelfde publicatie den notaris, eene wederzijdsch verbindende acte op te maken, daar het vendu-salaris nog niet voldaan is en ook onmogelijk konde voldaan zijn, dewijl men nog niet wist, hoeveel dat salaris zoude bedragen. Dit kan ook eerst na den afloop der verpachting blijken; doch welk bewijs zal er nu bestaan, dat er eene verpachting heeft plaats gehad en hoe dezelve geëindigd is? Geen ander dan het proces-verbaal van den notaris, door den pachter niét viedege-teeke7id, (want dan had de notaris een contract opgemaakt en de wet overtreden) en dus ook niet voor hem verbindend.

Om deze zwarigheid zooveel mogelijk uit den weg te ruimen, hebben vele notarissen de gewoonte, een proces-verbaal van de publieke opvei-ling op te maken en daarop het vendu-salaris te laten betalen; hierna maken zij met elk pachter een notarieel contract op, waarin weder alle voorwaarden der publieke verpachting worden opgenomen. Dit hulpmiddel is echter zeer kostbaar voor partijen, daar er nu, in stede van ééne acte, somwijlen tien verleden worden, en het bevat daarenboven zwarigheden in de uitvoering, die het geheel doelloos kunnen maken. Onderstel slechts dat een publiek pachter, die geen proces-verbaal medegeteekend heeft, weigert zijn bod gestand te doen en een onderhandsch contract op te maken, of wel dat hij het vendu-salaris niet voldoet, welke middelen kunnen dan de verpachter en het vendu-kantoor tegen zoodanigen onwillige aanwenden?

Geene! want hij heeft zich niet verbonden en er kan dus geene grosse tegen hem ter executie worden gelegd; of wel, men keere de zaak om en neme aan, dat de pachter het vendu-salaris betaalt en het nadere contract wenscht op te maken, doch dat de verpachter nu weigerachtig is, hoe zal dan de pachter hem daartoe noodzaken? Hij, pachter, was zelf geen partij bij de acte en kan dus ook geen grossen erlangen.

Of ook zoodanige nadere contracten wel aan de bedoeling, om een zekeren datum aan de overeenkomsten te geven, beantwoorden, mag mede betwijfeld worden.

-ocr page 33-

16

wijsde zaak bezittend vonnis van den regter, bij zijne weigering volhardt, wordt liij, of uit zijn ambt ontzet, of verwezen in eene boete van ƒ\'11)00 tot/\'5000, alles onverminderd de vergoeding van kosten, schaden en intressen jegens de belanghebbenden 1).

Art. 8. De notarissen zijn verpligt hunne dienst kosteloos te verleenen;

a. aan zoodanige personen, welke van hun onvermogen doen blijken op de wijze, vermeld in art. 875 van het reglement op de Burgerlijke Regtsvordering voor de raden van justitie op .lava en hef, hoog-geregtshof van Ned.-Iudië, en bij art. 234, derde lid, van bet Reglement op de uitoefening der po-lioie, de burgerlijke regtspleging en de strafvordering onder de inlanders en de daarmede gelijk gestelde personen op Java en Madura;

b. aan de, wees- en boedelkamers, armen-inrigfingen , besturen van gods- en gasthuizen, benevens de kerkbesturen der verschillende godsdienstige gezindheden binnen Ned. Indië t).

Wat betreft de wees-en boedelkamers echter, alleen dan wanneer de boedel, voor welken zij opkomen, of de middelen van den persoon, dien zij vertegenwoordigen, blijkens eenen door haar aan den notaris te vertoonen sum-

1

De nütïirissen zijn verpligt, des gercquiceerd, hun ministerie tegen regenten tc verleenen. Besl. 17 Maart 1858 no. 61. Bijbl. no. 450.

-p Uit artikel IS der Zegeloi\'donnantie, lager medegedeeld, valt, op te maken, dat de notarissen alsdan van het gebruik van zegels zullen zijn vrijgesteld.

De ten dezen aangehaalde artikelen S75 B. Tt. en art. 234, 3de lid van het Regl. op de uitoefening der policie enz. bepalen: het eerstgenoemde, dat het, certificaat van onvermogen moet worden afgegeven door het hoofd des hestunrs der woonplaats van den onvermogende, op de getuigenis, hetzij van wijk- of buurtineesteren, hetzij van ten minste twee bekende en geloofwaardige manspersonen; het laatstgenoemde, dat het schriftelijk bewijs van onvermogen moet worden afgegeven door een policiehoofd der woonplaats van den onvermogende, inhoudende de verklaring van dien beambte, dat hem, na gedaan onderzoek, volkomen van het geldelijk onvermogen is gebleken.

-ocr page 34-

17

mieren staat van den betrokken boedel of van de middelen van den betrokken persoon, niet toereikend zijn om de kosten der acte te bestrijden.

In het in het eerste lid van dit art. bedoelde certüicaat van onvermogen moet worden uitgedrukt, welke acte de belanghebbende kosteloos wenscht te verlijden.

De notaris moet dat certificaat hechten aan de minuut der acte.

Art. 9. Het is den notarissen verboden buiten hun ressort hnn ambt uit te oefenen 1).

Bij overtreding worden zij voor den tijd van drie tot zes maanden in hun ambt geschorst, of verwezen tot eene boete van ƒ 100 lot /\'300, en zulks onverminderd hunne gehoudenheid tot vergoeding van kosten, schaden en interessen jegens de belanghebbenden.

Art. 10. Het notarisambt mag niet worden uitgeoefend door hoofden van gewestelijk bestuur, leden der regterlijke magt, presidenten, leden of secretarissen van wees- en boedelkamers, noch door advocaten, procureurs, solliciteurs en deurwaarders.

Van deze bepaling zijn echter de ambtenaren uitgezonderd, aan wier ambt bet notarisambt verbonden is, overeenkomstig § 2 van art. 2 van dit reglement.

Art. 11. De notaris, die eene der met zijn ambt onver-eenigbare betrekkingen aanneemt, met uitzondering van het geval bij het tweede lid van het vorige artikel vermeld, wordt geacht van het notarisambt afstand te hebben gedaan en op de bij art. 63 beschrevene wijze vervangen.

Wanneer daarentegen iemand, zoodanige betrekking be-kleedende, tot notaris wordt benoemd, wordt hij door de overneming van het notarisambt geacht van zijne vroegere betrekking afstand te hebben gedaan.

Art. 12. De notarissen mogen, op verbeurte van hun

1

De door een notaris buiten zijn ressort verleden acte bezit geene authentieke kracht. Art. 1S68 B. W. Zij heeft echter kracht van onder-handsch geschrift, wanneer zij door alle verschijnende personen onderteekend is. Art. 1S69 B. W.

-ocr page 35-

18

ambt, geene maatschap aangaan tot uitoefening van hun ambt.

Hoofdstuk II.

Vau de vereischten om tot notaris lenoemd te worden en over de wijze van benoeming.

Art. 13. Om tot notaris, of, op den voet van art. 6, door den gouverneur-generaal tot tijdelijk vervanger van eenen notaris, te worden benoemd moet men:

1°. den ouderdom van 25 jaren hebben bereikt;

2°. Nederlander zijn;

3°. doen blijken, door overlegging van eene verklaring van het hoofd des bestuurs zijner woonplaats,

a. van een goed zedelijk gedrag,

l. dat men de Maleische taal magtig is *).

4°. het hierna te melden examen hebben afgelegd.

Het is aan den gouverneur-generaal voorbehouden om dispensatie van den gevorderden ouderdom te verleenen, mits de ouderdom van 23 jaren bereikt zij.

Zij, die in Nederland voor de kommissie, bedoeld in art. 11 der wet van 9 Jnlij 18\'12 (Ned. stsbl. no. 20), het examen hebben afgelegd, zijn in Nederlandsch-Indië van een nader onderzoek vrijgesteld.

Art. 1-A. Het examen wordt afgelegd voor eene kommissie van twee door den voorzitter aan te wijzen raadshee-ren van liet hoog-geregtshof.

De aspirant moet •zich daartoe bij rekest aanmelden bij dien voorzitter, onder overlegging van:

1°. de bewijsstukken bedoeld onder no. 1, 2 en 3 vau liet vorige artikel1;

1

Bij ordonnantie van 25 April 1865 (stblad no. 41) is bepaald, dat het tweede lid no. 1 van art. 14 moet worden gelezen als volgt:

lo. De bewijsstukken, bedoeld onder nos. 2 en 3 van het vorig artikel en het bewijs, dat de aspirant deu ouderdom van 23 jaren bereikt heeft.

-ocr page 36-

10

2°. eene kwitanlie van den griffier van het hoog-geregts-hof, ten blijke dat ter griffie eene som van ƒ200, is gedeponeerd om te worden verrekend.

Zij, die den graad van doctor of licenciaat in de regten aan eene van \'s rijks liooge scholen hebben verkregen, moeten bovendien nog het bewijs van den verkregen graad overleggen.

Be raadsheeren, leden der commissie, kiezen een of twee notarissen, om, onder hunne leiding, liet examen af te nemen.

Deze notarissen hebben een raadgevende stem.

Voor hunne vacatie wordt aan elk hunner ƒ 100 betaald, van de ƒ a00 welke door den griffier in ontvangst genomen is.

Het examen duurt tenminste twee uren, waarvan niet minder dan één uur wordt besteed tot een onderzoek naaide theoretische en insgelijks ten minste één uur naar de practische kundigheden van den aspirant. Voor hen, die den in het 3do lid van dit artikel vermelden graad hebben verkregen, moet het examen ten minste één uur duren en zich alleen bepalen tot een onderzoek naar hunne practische kundigheden.

Elk aspirant wordt afzonderlijk geëxamineerd.

Indien de commissie oordeelt, dal. de aspirant de kundigheden, welke in een notaris worden gevorderd, in genoegzame mate bezit, wordt hem daarvan een getuigschrift overhandigd, waardoor hij de bevoegdheid erlangt, om in de geheele uitgestrektheid van Nedeiiandsch-lndië tot notaris te worden benoemd.

Be procureur-gene raai bij het hoog-geregtshof of eender advocaten-generaal woont het examen bij en adviseert over de al of niet toelating van den geëxamineerde.

Art. 15. Ook zij, die geroepen worden tot het vervullen van het notarisambt, krachtens de betrekking welke hun is opgedragen, moeten alvorens hunne functiën te aanvaarden een examen afleggen, wanneer zij dit niet reeds vroeger deden, behoudens het bepaalde bij het laatste lid van art. 16

; Bi] besluit van 5 October 1S66 no. S (stblad ne. 106) is bepaald;

Met aanvulling van artikel 2 van het besluit van 24 December 1852

-ocr page 37-

Bij de afneming van dit examen en de beoordeeling van de geschiktheid van den kandidaat, moet worden in acht genomen, dat hij slechts geroepen zal worden tot de uitoefening van liet notariaat, als eene door de wet aan zijn ambt verbondene bijbetrekking.

Dit examen wordt afgelegd voor eene commissie uit eenen der raden van justitie in Nederlandsch-Indië.

De aanvrage om toelating tot het examen wordt gedaan aan den voorzitter van dien raad.

De bepalingen van het voorgaand artikel zijn op dit examen toepasselijk, met dien verstande echter, dat de kandidaat slechts /\' 100 ter griflie stort om te worden verrekend, en dat de notaris of de notarissen, die aldus het examen bijwonen, voor hunne vacatie slechts ƒ 50 elk genieten.

Art. 16. De geboorte-acte of het bewijs van het verkregen Nederlandsch burgerregt, het certificaat van goed gedrag, het bewijs dat men de maleische taal inagtig is, mitsgaders het getuigschrift van bekwaamheid, worden bij het verzoekschrift om plaatsing overgelegd.

Op hen, die krachtens hunne betrekking geroepen zijn tot het notarisambt, is het eerste lid van dit artikel niet toepasselijk, maar zij worden niet toegelaten tot het afleggen van hunnen ambts-eed, wanneer zij niet het bewijs leveren, dat zij het in art. 15 bedoelde examen met goed gevolg hebben afgelegd,

In dringende omstandigheden kan evenwel de gouverneur-generaal eenig uitstel geven voor het afleggen van het examen, en inmiddels de aanvaarding der fur.ctien, waaraan de uitoefening vau het notarisambt verbonden is, toestaan; met dien verstande, dat de betrokken ambtenaar tot na de inlevering van het bewijs, dat het examen door

no. 5 (staatsblad no. 81), te bepalen, dat bij de voordragten tot vervulling van ambten, waaraan de uitoefening van bet notariaat is verbonden, in het bijzonder zal worden gelet op ben, die bet bij artikel 15 van bet reglement op bet notaris-ambt in Nederlanisch-Indie (staatsblad 1SG0 no. 3), bedoelde examen met goed gevolg hebben afgelegd.

-ocr page 38-

hern met goed gevolg is afgelegJ, van de uitoefening van het notarisambt blijft uitgesloten.

Art. 17. De notarissen leggen, in handen van het hoofd van het bestuur van het gewest binnen hetwelk hunne standplaats gevestigd is, den volgenden eed (belofte) af;

z/lk zweer (beloof), dat ik houw en getrouw zal zijn aan z/den koning en aan deu gouverneur-generaal van Neder-//landsch-Indië, als des konings vertegenwoordiger;

,/dat ik de regterlijke en administratieve autoriteiten z/zal eerbiedigen;

«dat ik mijnen post met eerlijkheid, naauwkeurigheid jen onzijdigheid zal waarnemen; — de verordeningen op z/het notarisambt, gemaakt of nog te maken, met de meeste //naauwgezetheid zal opvolgen;

//dat ik de meest mogelijke geheimhouding omtrent den //inhoud der acten. overeenkomstig de voorschriften dier //verordeningen, zal in acht nemen;

//Ik zweer (verklaar), dat ik middelijk noch onmiddellijk, //onder eenigen naam of voorwendsel, tot het verkrijgen //mijner aanstelling aan iemand, wie hij ook zij, iets heb „gegeven of beloofd, noch zal geven of belooven.quot;

//Zoo waarlijk helpe mij God Almagtig! (Dat beloof en //verklaar ik).quot;

De bij artt. 4 en 03 bedoelde vervangers 1 leggen, alvorens als zoodanig in functie te mogen treden, in handen van het hoofd van het gewestelijk bestuur den navolgenden eed (belofte) af:

//Ik zweer (beloof), dat ik houw en getrouw zal zijn //aan den koning en aan den gouverneur-generaal van //Nederlandsch-Indië, als des konings vertegenwoordiger;

//dat ik de regterlijke en administratieve autoriteiten zal //eerbiedigen;

z/dat ik mijnen post met eerlijkheid, naauwgezetheid en //onzijdigheid zal waarnemen;

«dat ik zal trachten de verordeningen op het notaris-

Zie de aanteekening op art. 36.

-ocr page 39-

,/ainbt gemaakt of nog te maken, met de meeste naauw-,/gezetheid op te volgen;

,/dat ik de meest m»gelijke geheimhouding omtrent den ,/inhoud der acteu overeenkomstig de voorschriften dier //verordeningen zal in acht nemen, en eindelijk dat ik, //wanneer mij door mijne bediening de toegang tot de acten «en de verdere stukken, welke onder hem dien ik vervang //berusten, wordt verleend of wanneer ik dezelve onder //inijne bewaring zal moeten nemen, voor die stukken //behoorlijk zorg dragen zal en ook derzelve inhoud go-,/heim zal houden.quot;

,/Zoo waarlijk helpe mij God Almagtig! (Dat beloof ik).quot;

Art. 18. Voor de eeds-aflegging mogen de benoemde notarissen en hunne vervangers geenerlei werkzaamheden verrigten tot hun ambt belioorende, op straffe eener boete van f 100 tot ƒ 3U0, onverminderd hunne gehoudenheid tot vergoeding van kosten, schaden en interessen.

Art. 19. De notarissen eu de bij artt. 4 en H3 bedoelde vervangers 1 zenden binnen eene maand, nadat zij hun ambt hebben aanvaard, hunne handteekening en paraaf benevens een afdruksel in rooden inkt van het door hen te bezigen cachet op, ter algemeene secretarie ter griffie 2 van het hoog-geregtshof van \'Ned.-Indie, ter griffie van den raad van justitie, waaronder zij ressorteren, en ten kantore van het hoofd van gewestelijk bestuur

De overtreding van deze bepaling wordt gestraft met eene boete van f 50 voor elke maand verzuim.

Ieder notaris moet een zegel hebben, bevattende het koninklijk wapen en in omschrift de eerste letters der voornamen, den naam, -het ambt en de standplaats van den notaris.

De bij artt. 4 en 63 bedoelde vervangers gebruiken hun eigen cachet.

1

Zie de aanteekening op art. 3G.

2

ïen einde voor stukken vau vergelijking, ingeval eone acte van valscheid beticht wordt, te kunnen dienen.

-ocr page 40-

23

iv- Hoofdstuk III.

Van de acten, derzeher vorm, van de minuten, af self if-en •

ten en repertoria,

iei*

1^ Art. 20. De notarissen mogen geene acten opmaken,

en waarin zij zeiven, hunne vrouwen, hunne bloedverwan-

ng ten of aargehuwden *) in de regte linie zonder onderscheid

[ei. van graden, en in de zijdlinie tot den derden graad in-

en gesloten t), hetzij in persoon, hetzij door gemagtigden, als

re- partij voorkomen §).

Dit verbod is echter niet toepasselijk in het geval dat de gemelde vrouwen, bloedverwanten of aangehuwden, ,0. als koopers, huurders, pachters, aannemers of borgen

en verschijnen in acten, waarbij in het openbaar gehouden

,te verkoopingen, voor zoo verre die ten overstaan van no-

tarissen mogen worden gehouden, verhuringen, verpachtingen of aanbestedingen worden geconstateerd, of als leden rï(; van vergaderingen, waarin van het verhandelde door eenen

m

^ *) Door aangehuwden worden hier bedoeld de echtgenooten van die

genen, welke den notaris in de verboden graden bestaan. Artt. 295 en 29G B. quot;VV. De zwagerschap of aanhuwelijking tussehen den eenen eclit-genoot en de bloedverwanten van den anderen wordt door de ontbinding fie des huwelijks niet opgeheven. Art. 297 B. W.

an f) Volgens art, 294 B. W. worden de graden berekend door het getal

der geboorten, eerst tussehen den eenen bloedverwant en den naasten gemeenen stamvader, en vervolgens tussehen dezen en den andere bloed-11 verwant. Zoo bestaan twee broeders elkander in den tweeden graad,

ooms en neven in den derden, volle neven in den vierden en zoo ver-et volgens.

§) Die in persoon voorkomt is iemand, die zelf in de acte compareert; door gemugtigde iemand, die de lastgever is bij eene volmagt, krachtens welke in de acte wordt gehandeld. De in Nederland vigerende wet op het notarisambt heeft daarenboven: hetzij in hoedanigheid als partij voor* komen. Bij vergissing schijnen de drie eerste dezer woorden niet in het Ind. regl. opgenomen, daar toch door de woorden: in hoedanigheid als partij diegene verstaan wordt, die wel is waar niet in de acte compareert of vertegenwoordigd wordt, maar daarbij toch, zoo als b. v. de schuld-eischer bij eene eenvoudige schuldbekentenis, belang heeft of betrokken is. Dat de opmaking eener dergelijke acte voor bloedverwanten of aangehuwden den notarissen zoude geoorloofd zijn, betwijfelen wij ten zeerste.

-ocr page 41-

24

notaris proces-verbaal wordt opgemaakt 1).

In geval van overtreding heeft de acte alleen kracht van onderhandsch geschrift, mits zij door de verschijnende partijen onderteekend zij, en is hij, ten wiens overstaan zij is verleden, tot vergoeding van kosten, schaden en interessen jegens de belanghebbenden gehouden.

Art. 2i. De notariele acten mogen geene beschikkingen of bepalingen inhouden ten voordeele van den notaris, ten wiens overstaan zij zijn verleden, van de getuigen, van zijne of hunne vrouwen, zijne of hunne bloedverwanten of aangehuwden, in de regte linie zonderonderscheid van graden, en in de zijdlinie tot den derden graad ingesloten t).

Hetgeen hiertegen strijdig is, wordt voor niet geschreven gehouden, blijvende overigens de acten in haar gebeel.

Door de bepaling van dit artikel wordt geene verandering gebragt in de voorschriften van het B. W. omtrent uiterste willen §).

Art. 22. De acten worden, behoudens de bestaande of later te geven voorschriften omtrent den vorm van sommige der zelve, verleden voor eenen notaris in te^en woor-

1

Bij diergelijke acten toch doet de notaris niet anders dan het feit constateren, wie het hoogste bod gedaan heeft, welk feit evenzeer bestaat, wanneer het door een der in dit artikel genoemde personen gedaan is. als dat het door een ander geschied ware.

Art 934 B. W. bevat mede eene uitzondering op dit artikel, daarliet den notarissen toestaat, om, in geval zij bewaarders van olographische testamenten zijn, welke teruggevorderd worden, zeiven de authentieke acten ter hunner verantwoording op te maken.

-ocr page 42-

digheid van twee getuigen *).

De getuigen moeten aan den notaris bekend zijn of derzei ver identiteit en bevoegdheid aan hem door een of meer der verschijnende personen verklaard en daarvan, op straffe eener boete van ƒ 35 , in de acte melding gemaakt worden.

Behoudens de gevallen, waarin het B. W. in de getuigen speciale, afzonderlijk opgegevene hoedanigheden vordert, worden als getuigen toegelaten allen t), die volgens de voorschriften van het B. W., bekwaam zijn, om in regten onder eede getuigenis der waarheid af te leggen, de taal verstaan waarin de acte wordt verleden en hunnen naam kunnen teekenen §).

Art. 23. Behoudens de in het B. W. gemaakte bepalingen **}, mogen bloedverwanten of aangehuwden , hetzij van den notaris, hetzij van de verschijnende personen tot en den derden graad ingesloten, alsmede de huisbedienden

*) De uitzonderingen in dit art. bedoeld betreffen b. v. de acten van superscriptie van een besloten of geheim testament, waartoe vier getuigen noodig zijn. Art. 940 B. TV.

f) Dierhalve ook vrouwelijke ingezetenen. Zie Indisch weekblad van het regt. no. 289.

Het teekenen door de getuigen met een merk is dus verboden. Dit artikel strekt lot aanvulling van art. 944 B. W., waarbij niet bepaald is, dat de getuigen moeten kunnen schrijven of ten minste hun naam teekenen. Ook bij genoenid art. 944 is toegelaten, dat uiterste willen in vreemde talen verleden worden. Bij overtreding van dit artikel heeft de acte alleen kracht van onderhandsch bewijs. Zie art. 23. Hoe deze bepaling over een te brengen is met die van art. 28 § 4 valt niet te begrijpen.

**) Art. 944 B. TVquot;, zegt: De getuigen, die bij het maken van uiterste willen tegenwoordig zijn, moeten zijn van het mannelijk geslacht, meerderjarig en ingezetenen van Ned.-Indië. Zij moeten de taal verstaan waarin de uiterste wil is opgesteld, of die, waarin de acte van superscriptie of van bewaargeving is geschreven.

Tot getuigen van een uitersten wil, bij openbare acte op te maken, kunnen niet genomen worden de erfgenamen of de legatarissen, noch derzelver bloedverwanten of aangehuwden, tot in den vierden graad ingesloten, noch de zoons of kleinzoons, of bloedverwanten in denzelfden graad, noch de huisbedienden der notarissen, voor welke de uiterste wil verleden wordt, noch eindelijk de zoodanigen, die tot eene lijf-en ont-eerende straf zijn veroordeeld. Zie wijders artt. 1895—1914 B. W.

-ocr page 43-

26

van den notaris, niet tot getuigen worden genomen 1).

Bij overtreding van dit of van het vorig artikel heeft de acte, voor zoo verre die geene uiterste wilsbeschikking inhoudt t), alleen kracht van onderhandsch geschrift, mits zij door de verschijnende personen onderteekend zij, onverminderd de verpligting van den notaris tot vergoeding van kosten, schaden en interessen jegens de belanghebbenden, indien daartoe termen zijn.

Bloedverwanten of aangehuwden tot in den derden graad ingesloten van koopers, huurders, pachters of aannemers of borgen bij openbare verkoopingen, verhuringen, verpachtingen of uitbestedingen, mitsgaders van leden van vergaderingen, waarin van het verhandelde door eenen notaris proces-verbaal wordt opgemaakt, kunnen daarbij echter als getuigen worden genomen §)

Art. 24. De verschijnende personen moeten den notaris bekend zijn of worden bekend gemaakt door twee getuigen welke de vereischten moeten bezitten bij het bur-

1

Vergelijk de twee eerste aanteekeningen op art. 20.

-ocr page 44-

27

gerlijk wetboek gevorderd, om in regten getuigenis der waarheid af te leggen, met dien verstande echter dat bloedof aanverwantschap geene reden is van uitsluiting 1),

Van een en ander wordt in de acte uitdrukkelijk melding gemaakt t).

Art. 25. Alle acten moeten de voornamen, den naam en de standplaats §) van den notaris uitdrukken, benevens, ingeval de acte vooreenen waarnemenden of krachtens zijn ambt als zoodanig fungerenden notaris wordt verleden, de beschikking krachtens welke, of het ambt krachtens hetwelk zij het notarisambt uitoefenen.

De acten moeten daarenboven inhouden :

a. de voornamen, den naam, het beroep of de maat-

1

Het is in Nederland nog steeds een onopgelost vraagstuk, of er attesterende getuigen noodig zijn, bijaldien de, den notaris onbekende, comparanten aan de instrumentaire getuigen bekend zijn. Men zal dus voorzigtig handelen met voor de attesterende getuigen niet dezelfde personen als voor de instrumentaire getuigen te gebruiken.

Overigens moet men vaststellen, dat de attesterende getuigen aan den notaris moeten bekend zijn, ofschoon de wet ten hunnen aanzien slechts dezelfde vereischten vordert als ten aanzien der instrumentaire getuigen, die de notaris niet behoeft te kennen, als zij slechts bijeen of meer der comparanten bekend zijn. Zie art. 22 van dit regl. alinea 2.

Hier te lande zijn vele notarissen gewoon, geene attesterende getuigen voor zich te doen verschijnen, in het geval de voor hen comparerende partijen slechts aan de instrumentaire getuigen bekend zijn. Tiet zal wel geen betoog behoeven, dat de notaris ter zijner vertegenwoording wel doet, slechts bekende personen tot instrumentaire en attesterende getuigen te nemen, te meer daar het anders onmogelijk wezen zal te weten, of zij geloofbaar zijn, iets dat de wet uitdrukkelijk voorschrijft.

f) In elke acte moet dus de notaris verklaren, dat hij de comparanten kent, of wel is hij verpligt, zich van twee attesterende getuigen te bedienen. Dit vereischte betreft echter alleen de personen, die in de acte verschijnen, en geenszins hen, die daarin vertegenwoordigd of slechts genoemd worden.

§i Deze bepaling heeft alleen ten doel, om zeker te zijn, dat de acte binnen den kring van des notaris bevoegdheid is opgemaakt.

-ocr page 45-

schappelijke betrekking 1) en de woonplaats t) van ieder der verschijnende personen, en der door hen vertegenwoordigden, voor zooverre het beroep of de maatschappelijke betrekking en woonplaats door hen kan worden opgegeven;

b. de betrekkingen in (of) hoedanigheden waarin en de vermelding der volmagten of beschikkingen, krachtens welke wordt gehandeld §);

c. de voornamen, den naam, het beroep of de maatschappelijke betrekking en de woonplaats van ieder der getuigen, ook van die in het vorig artikel bedoeld;

cl. de plaats waar en den dag der week, der maand en van liet jaar, op welken de acten verleden zijn x*).

Bij overtreding van een of meer der bij dit en het vorige artikel vastgestelde bepalingen, verbeurt de notaris voor elke derzelve eene boete van ƒ 25 en heeft bovendien de acte, bijaldien de plaats, het jaar, de maand of de dag daarin niet inogt vermeld zijn, alleen kracht van

1

Kan men een persoon geene bepaalde betrekking toeschrijven, alsdan zal de vermelding zonder beroep of particulier voldoende zijn. Zelfs is bij verschillende arresten uitgemaakt, dat, in dit geval geene vermelding hoegenaamd noodzakeliik is.

-ocr page 46-

onderhaudsch geschrift, mits zij door de verschijnende personen geteekend zij.

Art. 26. De notariele acten moeten leesbaar, in onafgebroken zamenhang *), zonder verkortingen t), witte vakken of tusschenruimte worden geschreven, ten ware voor sommige door eenige autoriteit vastgestelde gedrukte formulieren 1 mogten bestaan; de noodzakelijk overgebleven onbeschreven vakken in het ligchaam der acte, moeten vóór de onderteekening, door een of meer duidelijke inktstrepen, voor verdere beschrijving onbruikbaar gemaakt worden; alle getallen ter bepaling van de hoeveelheid of hoegrootheid 2 der zaken, welke in de acten worden vermeld, mitsgaders de dagteekeningen moeten in schrijfletters worden uitgedrukt, doch kunnen in cijfers worden herhaald of voorafgegaan.

De notaris verbeurt voor iedere overtreding van dit artikel eene boete van ƒ 25.

De bepalingen van dit artikel zijn in zoo verre niet toepasselijk op volniagten, dat het geoorloofd is in dezelve den naam, dan wel de voornamen van den gevolmagtigde, zijne

Dat is, de acte moet een doorgaand geheel uitmaken, zonder door invoegingen en vermeldingen, die niet tot haar onderwerp behooren, te worden afgebroken.

f) In Nederland werd, bij circulaires van 7 Maart 1S29 en 12 Maart 1832, door den minister van justitie kennis gegeven, dat, zijns bedunkens, als geene overtreding der wet kon worden besehouwd het schrijven van Mr. voor Meester, St. voor Sint, Z. M. voor Zijne Majesteit, 1°. 2o. voor primo en seeundo, No. voor numero, Comp. voor Compagnie» Z. Ex. voor Zijne Execilentie, voorn, voor voornoemd, vol. voor volume, enz. voor en zoo voorts, blad:, voor bladzijde en eenige dergelijken meer. Bij inventarissen, publieke verpachtingen, enz. wordt toegelaten het trekken eener kolom tot het vermelden van guldens en duiten in cijfers, dewijl dusdanige kolom, behoorlijk met inktstrepen afgetrokken zijnde, kan beschouwd worden, als niet behoorende tot, of afgesoheideu van het ligchaam der acte.

r) Zooals procuratiën tot verrigtingen bij het grootboek der nationale schuld.

2) Dus niet de getallen, enkel tot aanwijzing dienende, zooals ver-pondings-noramers.

-ocr page 47-

30

hoedanigheid en woonplaats, geheel oningevuld te laten 1).

Art. 27. De acten kunnen worden verleden in de taal welke partijen verkiezen, mits de notaris dezelve versta1.

De uiterste wil bij openbare acte, de acte van bewaargeving van eenen olographischen uitersten wil en de acte van superscriptie van een besloten testament moeten, wanneer de erflater een Europeaan of daarmede gelijk gestelde is, opgemaakt worden in de taal, waarin de erflater zijnen wil verklaard, de bewaarneming verzocht of het besloten testament aangeboden zal hebben t).

Art. 28. De acten moeten door elk der verschijnende personen §), onmiddelijk na voorlezing worden onderteekend 2), ten ware zij mogten verklaren hunnen naam niet te kunnen teekenen of daarin verhinderd worden; in welke gevallen van deze hunne verklaring, alsmede van de reden van verhindering, uitdrukkelijk melding moet worden gemaakt tt).

1

Deze bepaling kan alleen op de acten, die in \\hrevet of in originah worden uitgegeven, zien. Zie art. 35 van dit reglement.

2

Eene teekening met een merk zal dus onvoldoende zijn.

ff) Bij resolutie van den minister van finantiën, dd. 21 Jan. 184-3 no. 25, werd in Nederland bepaald, dat de notaris in de acte moet opnemen de verklaring, dat partijen niet kunnen teekenen, (waaronder verstaan moet worden, dat zij geen schrijven geleerd hebben) doch dat hij

-ocr page 48-

31

Bijaldien echter een of meer verschijnende personen alleen bij een bijzonder gedeelte der acte belang hebben, of alleen bij zulk een gedeelte als gehandeld hebbende voorkomen, is het voldoende, dat dit gedeelte aan de zooda-nigen voorgelezen en door hem of hen geteekend worde, en dat die voorlezing en onderteekening bij dit gedeelte der acte uitdrukkelijk worde vermeld 1).

Bovendien moeten de accen door de getuigen, waaronder echter die in artikel 24 opgenoemd niet begrepen zijn t), mitsgaders door den notaris worden onderteekend.

Bijaldien een of meer der getuigen mogten verklaren hunnen naam niet te kunnen teekenen of daarin verhinderd worden, wordt van deze hunne verklaring alsmede van de reden van verhindering uitdrukkelijk melding gemaakt §).

Bij overtreding van elke der genoemde bepalingen, heeft de acte alleen kracht van onderhandsch geschrift 2), voor zoo verre dezelve door de verschijnende personen geteekend is.

Van de voorlezing en onderteekening moet uitdrukkelijk in het slot der acte worden melding gemaakt, op straffe eener boete van ƒ 25.

Art. 29. Bijaldien bij acten van boedelbeschrijving of processen-verbaal wegens handelingen of daadzaken op te maken tt), een of meer verschijnende personen zijnen of

1

B. v. bij verklaringen, protesten, contra-protesten, schatting van

2

Zie art. 1S69 B. W.

jf) Alleen bij zoodanige acten of processen-verbaal kau de in dit artikel bedoelde omstandigheid voorkomen, daar toch, bij het verlijden van acten.

-ocr page 49-

hunnen naam weigeren te teekenen, of zich bij sluiting dei-acte verwijderd hebben; zonder die te hebben geteekend *), is het voldoende dat van deze omstandigheid in de acte uitdrukkelijk melding worde gemaakt t).

Indien de verschijnende persoon of personen, die zijnen of hunnen naam weigeren te teekenen, daarvoor redenen opgeven, moeten die in de acte worden vermeid §).

Art. 30. De onderhandsche vohnagten zoomede de authentieke, welke in original! zijn uitgegeven, worden aan de minuten vastgehecht **).

die overeenkomsten, beschikkingen of verklaringen ten onderwerp hebben, de teekening van alle partijen een stellige voorwaarde van haar bestaan is.

*) Indien alle verschenen personen weigeren te teekenen, bestaat er geene reden, om de handeling te constateren en blijft de gelieele acte achterwege. Zijn er echter qpn of meer personen, die onderteekenen, dan kunnen deze vorderen, dat de acte, op de in dit artikel vermelde wijze ge-öiolen, en ook door de getuigen en den notaris onderteekend worde.

f) Die vermelding wordt vereischt in de acte-zelve. Het zoude dus niet voldoende zijn, om, wanneer er reeds, b. v. een of twee personen ge-Icckend hadden en de derde dit weigerde, onder de reeds gestelde hand-teekeningen de weigering, met of zonder redenen, te vermelden en daaronder met het teekenen voort te gaan. De bepaling der 2,le alinea van art. 28 is hier buiten toepassing, omdat deze alleen spreekt van een bijzonder credeelte der acte. Voor zulk een geval kan men de vermelding der onderteekening en de gestelde handteekeningen doorhalen, die doorhaling op den kant aanwijzen en doen parapheren, cn vervolgens de vermelding op nieuw beginnen met opgave der gedane weigering en de reden daarvan, wanneer die namelijk opgegeven is.

§) Worden er geene redenen voor de weigering bijgebragt, dan is het voldoende in de acte te vermelden door wie onderteekend is en door wie zulks geweigerd wordt. De bepaling van dit artikel, (lat het voldoende is, wanneer iemand weigert te teekenen, daarvan in de acte melding tc maken, kan daarom nog geene regten op of tegen den weigerachtige doen geboren worden, even alsoi hij werkelijk had geteekend. Zij betreft kennelijk alleen den notaris, ten einde deze van alle verantwoordelijkheid te ontheffen, die anders, ingevolge art. 2S van dit reglement, op hem zoude rusten.

**) De wet bepaalt niet, op welke wijze de vasthechting moet geschieden^ men handeie hiermede dus naar den aard der vast te hechten atukken. In alle gevallen moeten de einden of liamp;sen aan de acten of het aangehechU\' stuk. met luk of eenen met papier overdekten ouwel, gehecht en daarop

-ocr page 50-

33

De authentieke, waarvan minuten zijn opgemaakt, worden in de acte omschreven.

Indien partijen krachtens mondelinge volmagt handelen, moet zulks in de acte worden vermeld.

Voor iedere overtreding van eene dezer bepalingen verbeurt de notaris eene boete van ƒ 25.

Art. 31. Van de aanhechting bij het vorig artikel omschreven, worden vrijgesteld volmagten, welke reeds zijn vastgehecht aan acten voor denzelfden notaris of ambtenaar verleden en onder zijne minuten verbleven, mits hiervan in de acte worde melding gemaakt; bij verzuim waarvan de notaris in ieder geval eene boete van ƒ25 verbeurt.

Art. 32. Alle veranderingen t) en bijvoegingen §) moeten op den kant der acte geschreven worden, doch zijn alleen geldig voor zoo verre die ieder afzonderlijk door de verschijnende personen, welke de acte geteekend hebben, door den notaris en door de getuigen onderteekend of gewaarmerkt zijn.

Ingeval eene verandering of bijvoeging te wijdloopig is om op den kant der acte te worden geschreven, wordt die achteraan, doch voor het slot der acte geplaatst, mits de bladzijde cn de regel worden aangeduid, waartoe dezelve behoort, op straffe van nietigheid van elke op eene andere wijze of zonder deze aanduiding gedane verandering of bijvoeging.

liet zetel des notaris afgedrukt worden. Vergelijk art. 43 van dit reglement.

In de Nedrrlandsehe wet op liet notarisambt (art. 39) is bepaald, dat de onderhandsehe en buiten het rijk verleden volmagten, vooraf door de lasthebbers, in tegenwoordigheid van den notaris en van de getuigen, voor echt erkend en ten blijke daarvan door heu allen moeten worden geteekend enz. Het valt te bejammeren, dat deze bepaling, die alle misleiding der partijen voorkwam, niet in dit reglement is opgenomen.

f) Door veranderingen wordt niet slechts bedoeld, dat in eene acte een of meer woorden of letters moeten worden doorgehaald, maar meer bijzonder, dat die doorgehaalde woorden of letters door andere moeten worden vervangen.

§) Het woord bijvoegingen voorziet in het geval, dat er in eene acte eenige letters, woorden of eene zinsnede zijn weggebleven, welke daarin moeten worden bijgevoegd, zonder tot eene doorhaling aanleiding te geven.

-ocr page 51-

34

Art. 33. Het is niet geoorloofd om in eene acte of in de veranderingen en bijvoegingen, welke op den \'kant of vóór het slot derzelve zijn gesteld, eenige overselirijving 1), tusschenvoeging of bijvoeging t) van woorden of letters te doen, of die op de eene of andere wijze uit te sclirappen of te doen verdwijnen en andere in derzel ver plaats te stellen , op straffe van nietigheid der voor of in de plaats geschrevene en der tusschen of bijgevoegde woorden of letters.

Are. 04. Indien de doorhaling van woorden of letters in eene acte noodig mogt zijn, moet zulks geschieden met eene dunne streep, zoodanig dat leesbaar blijt\'i wat er gestaan heeft; het getal der doorgehaalde woorden rnoet op den kant der acte opgegeven en de doorhalingen goedgekeurd worden.

In geval van uitlating of veranderingen en in de plaatsstelling van het goedgekeurd doorgestreepte, zal dit bij wijze van renvooi of apostil 1, evenzeer op den kant, moeten geschieden, en ook daarvan het getal woorden moeten worden goedgekeurd.

Aan het slot van elke acte moet worden vermeld of zij al dan niet met renvooijen, doorhalingen of bijvoegingen is verleden, en zoo ja, met hoevele §).

Art. 35. De notarissen zijn verpligt minuut op te maken van alle te hunnen overstaan verledene acten, bij gebreke

1

Overschrijving beteekent over een woord heeiisohrijven, om er op die wijze een ander van te willen maken.

i Door tusschenvoeging of bijvoeging wordt verstaan liet naderhand nog letters aan een woord bij te schrijven, tusschen twee woorden een ander te plaats™, of een nieuwen regel tusschen twee anderen in te brengen.

-ocr page 52-

35

waarvan dezelve geene kracht van authentieke acte bezitten en de notaris gehouden is tot vergoeding van kosten, schaden en interessen jegens de belanghebbenden.

Van deze verpligting zijn uitgezonderd 1) acten van hu-welijkstoesteniming, van bekendheid, volmagten, verklaringen van eigendom of van in leven zijnde personen t), quitan tien van sommen beneden de ƒ 300 1, alle quitantien van huur- en pacht penningen, loon, renten of pensioenen, protesten, aanbiedingen van betalingen, toestemming tot doorhaling of vermindering van hypothecaire acten en andere eenvoudige acten, waarvan de uitgifte in originaü bij de wetten is toegestaan §).

1

Deze uitzondering is geheel facultatief, zoodat de hier opgenoemde acten ock, des verkiezende, in minuut kunnen worden verleden.

-ocr page 53-

36

Het is geoorloofd van deze alzoo in originali uit te geven acten , met uitzondering der volmagten, waarin de naam van den gevolmagtigde oningevuld is gebleven, twee, drie of meer gelijkluidende op hetzelfde oogenblik te verlijden en te doen teekenen, doch wordt, op straffe eener boete van ƒ25 door den notaris voor elke overtreding hiervan te verbeuren, in elk der gelijkluidenden van derzelver getal melding gemaakt, zullende allen slechts voor een, en een voor allen in regten gelden 1.

Art. 86. De minuten, welke in elke maand voor de notarissen verleden zijn, moeten in een boekdeel worden te zamen gevoegd, op welks omslag de hoeveelheid der daarin vervatte minuten benevens de maand en het jaar moeten worden bekend gesteld.

Deze aanteekening wordt onverwijld door den notaris en, bij de inspectie in art. 53 bedoeld, door den hiermede belasten ambtenaar, na verificatie onderteekend.

Ambtenaren, die krachtens de betrekking welke hun is opgedragen tot het notaris ambt geroepen zijn, behoeven slechts elk half jaar de voor hen verledene acten in een boekdeel te verzamelen.

De bij art. t en 63 bedoelde vervangers zijn gehouden de voor hen verledene acten op gelijke wijze bij die der notarissen, voor welke zij tijdelijk in plaats treden, te verzamelen, met dien verstande, dat wanneer hij, voor wien zij in de plaats treden, in de maand waarin de waarneming aanvangt reeds een of meer acten verleden heeft, de vervanger aan zijne eerste acte het nummer geeft vol-

lioegenaumd onderworpen zijn, als zeer gevaarlijk besciiouwd worden, daar toch, bij het in het ongereede raken van zulk eene acte, alle bewijs, dat zij eens bestaan heeft, verloren gaat.

1 Ook bij het verlijden van acten in originali uit te geven, zal de notaris wel doen de volmagten, krachtons welke partijen handelen, aan de acte-zelve te hechten. Wordt cene acte, waarbij een der verschijnende personen, krachtens eene volinagt handelt, in meerdere exemplaren in originali uitgegeven, dan moet de overgelegde volmagt-zelve aan eendier exemplaren en een gelijkluidend aatheutiek afschrift daarvan aan de andere worden gehecht.

-ocr page 54-

37

gende op dat van de laatste acte van den vervangene l.

Art. 37. De notarissen zijn gehouden om, in geval van overlijden of afwezigverklaring van een persoon, wiens uiterste wilsbeschikkingen onder hen berusten, de belanghebbenden binnen den kortst mogelijken tijd1) te verwittigen, dat zoodanige beschikkingen door hen worden bewaard en tevens, onverminderd het bij artt. 937 en 942 van het Burgerlijk Wetboek bepaalde, verpligt binnen den tijd van eene maand, nadat zij van het overlijden of de afwezigverklaring kennis dragen, van die beschikking een volledig afschrift te doen toekomen aan de wees- of boedelkamer, onder wier ressort, de erfenis is opengevallen,

Is de wees- ot\' boedelkanjer gevestigd op een ander eiland als dat, waar de standplaats van den notaris is gelegen, dan is de notaris verpligt het afschrift met de eerst komende gelegenheid te verzenden t).

Hetzelfde is van toepassing op acten, waarbij een uiterste wil is herroepen en op huwelijks-contracten, voor zoo verre zij beschikkingen ter zake des doods bevatten.

1

Men had hier de woorden: nadat zij daarvan kennis dragen, be-hooren bij te voegen.

f) Het ware te wenschen geweest, dat men hier bepaald had. hoede notaris moet handelen, wanneer eene erfenis buiten zijn ressort openvalt en hij bezitter is van een gesloten olographische of geheime uiterste ■wilsbeschikking. Het onbesUst laten daarvan heeft in Nederland reeds vele moeijelijkheden verwekt, die ook hier te lande wel niet zullen uitblijven.

-ocr page 55-

3 S

De notarissen zijn verpligt elke maand aan de wees- ot boedelkamer, onder welke hunne standplaats ressorteert, een staat in te zenden, aanwijzende door welke personen te hunnen overstaan testamenten zijn verleden.

Art. 33. Alleen de notaris voor wien eene acte is verleden, zijn tijdelijke vervanger of de wettige houder der minuut, zijn bevoegd daarvan grossen, afschriften en uittreksels te verleenen *).

Ieder notaris heeft echter het regt om afschriften en uittreksels af te geven van alle acten, welke aan eene andere acte vastgehecht, ten zijnen kantore zijn nedergelegd.

De notarissen mogen ook afschriften en uittreksels maken van alle acten en stukken, welke ten dien einde aan hen vertoond en na met het afschrift of uittreksel vergeleken t) te zijn teruggegeven worden.

Beliondens de bij de algemeene verordeningen daaromtrent bepaalde uitzonderingen §), moeten de uiltreksels gelijkluidend zijn met de overgenomen gedeelten, en moet altijd het hoofd en slot 1 der acte alsmede de vermelding van al de handelende personen, derzelver betrekkingen of hoedanigheden in het uittreksel voorkomen.

Aan het slot moeten worden gesteld de woorden: uitgegeven voor woordelijk gelijkluidend uittreksel, alles op eene boete van ƒ 25 tot ƒ 100.

Bij het uitgeven eener eerste grosse 2 moet, op verbeurte van eene boete ƒ 100 tot ƒ 200, de naam van den-

•*) Een grosse is de uitgifte of expeditie det acte in execuloiren vorm opgemaakt, om zonder geregtelijke tusschenkomst tot eenu gedwongen ten uitvoerlegging te geraken (zie art. 410 B. R.). Een afsrhriJL is de letterlijke copij der oorspronkelijke acte of van eene expeditie of vau ecu onderhandsch gesclirift, dat bij den notaris gedeponeerd is (art. 1889 B. W.). Het uittreksel is het afsclirift van ecu gedeelte der acte.

f) Zie de aanteekening op art. 48 hierboven.

§) Zie b. v. art. 26 quot;Wetboek van Koophandel.

t. Hoofd en slot: d. i. tijd en plaats, wanneer en waar de acte verleden is, naam en kwaliteit van den notaris eu der getuigen, en de vermelding van de voorlezing der acte en der veranderingen en bijvoegingen.

2 In verband met art. 41.

-ocr page 56-

39

gene, ten wiens verzoeke de uitgifte geschiedt, door de notarissen op de minuut gesteld en die aanteekening door hen gewaarmerkt worden.

Art. 39. De notarissen mogen, met uitzondering van eenen aan hen in bewaring gegeven olographischen uitersten wil, geene minute hoegenaamd uit hunne handen geven, anders dan in de gevallen bij de algemeene verordeningen voorzien en krachtens een vonnis of bevelschrift van den regter, met inachtneming der bepalingen hij het reglement op de burgerlijke regtsvordering en dat van strafvordering voorgeschreven 1).

De overtreding dezer bepalingen wordt gestraft voor de perste reize met schorsing voor den lijd van drie tot zes maanden, of met eene boete van ƒ 100U tot ƒ 5000, en bij herhaling met verbeurte van het ambt.

Art. 40. Uitgezonderd in de bij de algemeene verordeningen voorziene gevallen t), mogen de notarissen geene grossen, afschriften of uittreksels, noch inzage of mededeeling van den inhoud der acten geven, anders dan aan de onmiddellijk belanghebbende personen §), hunne erfgenamen of regtverkrijgenden, op straffe van eene boele van ƒ100 tot ƒ 200, en in geval van herhaalde overtreding op straffe van schorsing in hunne bediening gedurende drie of zes maanden, — alles behoudens vergoeding van kosten, schaden en interessen.

1

Zie art. 157 en volgende B. R. en artt. 231—237 Regl. op de

-ocr page 57-

40

Art. 41. Aan ieder onmiddellijk belanghebbende bij eene notariële acte, zijne erfgenamen of regtverkrijgenden kan daarvan een grosse worden uitgereikt.

Deze moet even als de arresten en vonnissen tot hoofd hebben, de woorden „In Kaam des Konings!quot; en tot slot nmtgegeven voor eerste grusse\' met vermelding van den naam van dengene, ten wiens verzoeke de uitgifte is geschied, alles op eene boete van ƒ 25 tot ƒ 100*).

Uittreksels of gedeelten van acten mogen niet als grossen worden uitgegeven, met uitzondering nogtans van boedel— scheidiogen en van processen-verbaal van openbare vei— koopingen , verhuringen, verpachtingen en aanbestedingen, waarvan het geoorloofd is voor iedere afzonderlijke toedee-ling, koop, huur, pacht of aanneming of voor al de door een en denzelfden persoon of personen gezamenlijk gedane koopen, huren, pachten of aannemingen een uittreksel als grosse uit te geven, voor zoo verre die personen het proces-verbaal medegeteekend of bij verhindering verklaard hebben door daarin opgenoemde beletselen niet te hebben kunnen teekenen; de voorwaarden van verkooping, verhuring, verpachting of aanbesteding moeten echter, voor zoo verre de betrokkene koopen, huren, pachten of aannemingen aangaat, in derzei ver geheel in zoodanig uittreksel worden opgenomen.

Art. 42. Het afgeven van eene tweede of van verdere grossen aan denzelfden belanghebbende, mag niet anders geschieden dan op de wijze bij het reglement op de burgerlijke regtsvordering bepaald t), en zulks op straffe van

») Art. 440 van het lleglem. op de B. R. en art. 221 vau het Regiem, op de uitoefening der policie, enz. onder de inlanders en c,e daarmede gelijk gestelde personen op Java en Madura kennen aan de quot;•rossen van acten van hypotheek en van notariële schuldbrieven, binnen Ned.-Indië verleden en aan het hoofd voerende de woorden : In Naam des Konings, eene gelijke kraeht toe als aan de vonnissen is toegekend.

Art. 91 van de bepalingen omtrent de invoering van- en den overgang tot de nieuwe wetgeving kent ook die kracht toe aan zoodanige acten, die vóór de invoering der nieuwe wetgeving (1 Mei 1S4S} verleden z;jn.

f) Art. 856 B. R. Inidt: De partij, welke zich eene tweede of verdere

-ocr page 58-

41

schorsing in de bediening, gedurende drie tot zes maanden, of eene boete van ƒ 500 tot ƒ 1000.

Art. 43. Alle door de notarissen uit te geven acten, grossen, afschriften en uittreksels moeten een afdruksel dragen van het bij art. 19 bedoeld zegel of cachet , waarmede tevens alle aanhechting van stukken behoort plaats te hebben, alles op eene boete van fia voor iedere overtreding.

Art. 44. De handteekening van den notaris op de door hem uitgegevene acten, grossen, afschriften en uittreksels zal, indien de belanghebbenden zulks verlangen, wanneer van het stuk moet worden gebruikt gemaakt binnen Ne-derlandsch-Indië, door het hoofd van gewestelijk bestuur, en wanneer daarvan moet worden gebruik gemaakt buiten Nederlandsch-lndië, door den algemeenen secretaris of een der gouvernements secretarissen worden gelegaliseerd.

Art. 45. De notarissen zijn verpligt om, behalve de registers vermeld in art. 99 der bepalingen omtrent de invoering van-en den overgang tot de nieuwe wetgeving*) en in art.

grosse wil doen afgeven, zul tot dat einde een verzoekschrift indienen aan den raad van justitie, binnen welks regtsgebiod de bewaarder zijne woonplaats heeft; zij moet, krachtens het bevelschrift, d:.t. daarop vallen zal, bevel doen geworden aan den bewaarder, om op een bepaalden dag en uur de afgifte te doen, en aan de belanghebbende partijen, om bij de afgifte tegenwoordig te zijn; aan den voet van de tweede of verdere grosse moet melding gemaakt worden van dat bevelschrift, mitsgaders van de som, voor welke het stuk ten uitvoer k;in worden gelegd, indien de schuldvordering gedeeltelijk is voldaan of afgestaan.

*) Dit artikel luidt; In afwachting der nadere regeling van dit onderwerp, zal de bij art. 1880 B. W. vermelde formaliteit (te weten de visering van onderhandsche acten) wórden vervuld door de notarissen, die het door hen aan den voer der acte te stellen gezien zullen onderteekenen, met vermelding van den dag, waarop deze verrigting heeft plaats gehad en van het nommer, onder hetwelk dezelve is geboekt in een afzonderlijk door hen daartoe aan te leggen register, hetwelk, op gelijke wijze als de répertoires, zal worden gekantteekend en gewaarmerkt. Indien de acte meerdere bladzijden beslaat , zullen deze, ieder afzonderlijk, door den notaris genonunerd en geparapheerji worden. Voor deze werkzaamheid, aan welke de notarissen zieli niet mogen onttrekken, wordt hun- een salaris van twee gulden toegekend.

Men lette wel op. dat de handteekeningen niet worden gelegaliseerd.

-ocr page 59-

42

132 van het wetboek van koophandel *), een repertonum aan te houden, waarop dag voor dag alle act en 1, welke

maar dat hier alleen sprake is van de verzekering der dagteekening.

Ook houde men in liet oog, dat bij deze aan de notarissen opgedragen verrigtingen gecne getuigen noodig zijn; mogten echter de onderteekenaars van eenig handelspapier den notaris onbekend wezen, alsdan zal deze verpligt zijn, zich genen door twee geloofbare getuigen te doen bekend maken.

*) Dit artikel luidt, dat de notarissen verpligt zijn de protesten, naar orde des tijds, in te schrijven in een bijzonder register, genummerd en gewaarmerkt door den president van den raad van justitie, indien zij woonachtig zijn binnen de residentie waar die raad gevestigd is, en elders door het hoofd van het plaatselijk bestuur, of, op diens last, door een anderen Europeschen ambtenaar.

1 Eij ordonnantie van 14 Maart 1867 (staatsblad no. 29), zijn, met intrekking van alle daarmede strijdige bepalingen, en inzonderheid van:

a. het plakkaat van de Hooge Regering van den 29sten Mei 1690;

b. de voorschriften, betreffende schriftelijk bewijs, gegeven in de artikelen 171 en 172 van het Reglement op de uitoefening der policie, de burgerlijke regtspleging en de strafvordering onder de inlanders en met hen gelijkgestelde personen op Java en Madura;

c. artikel 229 van het wetboek van koophandel;

d. artikel 3 der bepalingen, houdende toepasselijk verklaring van de Eu-ropescbe wetgeving op de met de inlandsche gelijkgestelde bevolking (vreemde oosterlingen), afgekondigd bij artikel 1 der ordonnancie van den Ssten December 1855 (staatsblad no 79),

met opzigt tot de inlandsche en met haar gelijkgestelde bevolking in Nederlundsch hidie vastgesteld de navolgende bepalingen: Art. 1. Onderhaudsche geschriften, afkomstig van inlanders of met hen gelijkgestelde personen, welke erkend zijn door hen, tegen wie men zich daarop beroept, of welke op eene wettige wijze voor erkend worden gehouden, leveren ten aanzien van de onderteekenaars en hunne erfgenamen en regtverkrijgenden, hetzelfde volledig bewijs op als eene authentieke akte.

Art. 2. Hij, tegen wien men zich op een onderhandsch geschrift beroept, is verpligt zijn schrift of zijne handteekening stellig te erkennen of te ontkennen, doch zijne erfgenamen of regtverkrijgenden kunnen volstaan met te verklaren , dat zij die niet erkennen als het schrift of de handteekening van dengene, wien zij vertegenwoordigen.

Art. •gt;. Ingeval iemand zijn schrift of zijne handteekening ontkent, of indien zijne erfgenüinen of regtverkrijgenden verklaren deze niet te erkennen, moet de regter bevelen, dat de echtheid daarvan geregtelijk onderzocht worde.

Art. 4. Onderhaudsche eenzijdige schuldverbindtenissen tot voldoening van gereed geld, of van eene zaak, welke op eene bepaalde waarde kan

-ocr page 60-

43

ten hunnen overstaan worden verleden, onverschillig of daarvan al dan niet minuten zijn opgemaakt, zonder eenige tusschenruimte, elk in een door eene inktstreep af te sluiten vak en onder een doorgaand nummer 1 worden vermeld, met aanduiding van haren datum, van haren aard 2, de namen

worden gesteld, moeten geheel geschreven worden met de hand van den-gene, die ze onderteekend heeft, of ten minste moet daaronder, behalve de haudteekening, met de hand des onderteekenaars geschreven worden eene goedkeuring, houdende in voluit geschrevene letters de som of de hoegrootheid of de hoeveelheid der verschuldigde zaak.

Bij gebreke hiervan, kan de geteekende akte, indien de verbindtenis wordt ontkend, slechts als een begin van schriftelijk bewijs worden aangenomen.

De bepalingen van dit artikel zijn niet toepasselijk op zaken van koophandel.

Art. 5. Indien de som, welke hij de akte zelve vermeld is, verschilt van die, welke bij de goedkeuring uifgedrukt staat, wordt de verbindtenis gerekend voor de minste som te zijn aangegaan, zeifs dan ook, wanneer de akte, mitsgaders de goedkeuring, geheel en al door de hand van dengene, die zich verbonden heeft, geschreven zijn, ten ware men kunne bewijzen in welk van beide gedeelten van het stuk de misslag heeft plaats gehad.

Art. G. Onderhandsche akten, hebben ten aanzien harer dagteekening tegen derden geene kracht, dan van den dag dat zij, op de wijze door den Gouverneur-Generaal te bepalen, door eenen openbaren ambtenaar zijn geviseerd en geboekt, of van den dag waarop degenen, of een van degenen, die ze onderteekend hebben, overleden zijn, of van dien waarop haar bestaan bewezen wordt bij akten, door openbare ambtenaren opgemaakt, of wel van den dag waarop de derde, tegen wien men zich van de akte bedient, haar bestaan schriftelijk heeft erkend.

Art. 99quot;. der bepalingen omtrent de invoering van en den overgang tot de nieuwe wetgeving is ten deze vaii toepassing.

Art. 7. Wisselbrieven, orderbrief,cs, assignatiën, kassiers papier en ander papier aan toonder, mitsgaders de daarop gestelde acceptatiën en endossementen, tusschen \'Europeanen of met dezen gelijkgestelde personen en Inlanders of met dezen gelijkgestelde personen verleden, worden, indien de onderteekenaar een inlander of met dezen gelijkgesteld persoon is, en indien belanghebbenden zulks verlangen, voorzien van de verklaring van eenen notaris of anderen door den Gouverneur-Generaal daartoe gemagtigden Europeschen beambte, waaruit blijkt, dat die ambtenaar den onderteekenaar kent, dat de inhoud der akte aan laatstgemelden duidelijk is voorgehouden en dat daarna de onderteekening in tegenwoordigheid van dien ambtenaar heeft plaats gehad.

1 Dat is: het nommer van het protocol.

2 Dat is: of de acte is een obligatie, testament, enz.

-ocr page 61-

44

der bij die acten veischijnende personen, en van liet nummer 1 herwelk elke minuut in de minuten-bundels voert.

De in originali uitgegeven acten, waarvan twee, drie of vier gelijkluidende op hetzelfde oogenblik zijn verleden, worden op dit repertorium onder één nummer vermeld ^

De bladzijden der repertoria moeten zijn genummerd en worden geparapbeerd door den resident *) of een der leden van den raad van justitie, binnen wiens ressort de notaris zijn ambt uitoefent.

Art. 46. Op dit repertorium en de verder aan te leggen registers moeten de notarissen eenen alphabetischen klapper aanhouden, welke van maand tot maand moet worden bijgehouden , bevattende de namen van al degenen, welke bij de voor hen verledene acten, hetzij in persoon, hetzij door ge-magtigden als belanghebbenden zijn opgetreden, dan wel anderen vertegenwoordigd hebben, met vermelding achter eiken naam van den aard der verledene acte, waarin die persoon opgetreden is, en van het nummer, waaronder de acte in het repertorium is opgenomen.

Art. 47. De acten voor de bij artt. 4 en 63 bedoelde vervangers 2 verleden, worden in de repertoria en verdere registers van den vervangen notaris opgeteekend.

Art. 48. De notarissen zijn verpligt om, hetzij zeiven, hetzij door een schriftelijk gemagtigde, binnen de twee eerste maanden van ieder jaar ter griffie van den raad van

1

Dat is; het maand- of zes maandelijkscli Hommer, art. 3G.

- Omdat allen voor een en een voor allen in regteti gelden . art. 35.

Er wordt dus geene vermelding van het getal der uitgegeven gelijkluidende acten op het repertorium gevorderd. Men zal niettemin wel doen, dit daarbij aan te teekenen, dewijl anders bij den notaris op geene andere wijze van dit getal kan blijken.

Voorts worden de acten, die meer din eene dagteekening hebben, op den dag der eerste vacatie ingeschreven. Acten die nog niet voltooid zijn, dat is: waaraan de bekrachtiging van een of meer der partijen ontbreekt, worden mede ingesehrèven, zoodra zij seelits door de getuigen en den notaris geteekend zijn.

2

s Zie de atmteekening op art. 35.

-ocr page 62-

■45

justitie huiinei\' standplaats over te brengen, eeu door hen echt verklaard dubbel van het repertorium en verdere registers der acten, welke gedurende het afgeloopen jaar ten hunnen overstaan zijn verleden, op verbeurte eener boete van ƒ\' 25 voor de eerste, ƒ 50 voor de tweede en f 75 voor de derde ingegane maand verzuim.

In geval een notaris in den loop van een jaar geene acten opgemaakt, noch afschriften of uittreksels *) van aan hem vertoonde acten of stukken vervaardigd heeft, moet hij binnen denzelfden termijn, op gelijke boeten, daarvan eene verklaring ter griffie overleggen, of door eenen schriftelijk gemagtigdè doen overleggen.

Indien de overbrenging van het dubbel der repertoria en verdere registers of Vim de verklaring niet voor den Isten Junlj van ieder jaar heeft, plaats gehad, kan de notaris, onverminderd zijne gehoudenheid tot betaling der boete in het eerste lid vernield, voor den tijd van drie maanden in zijne bediening worden geschorst en, indien zuMcs voor het eindigen derzelve nog niet is geschied, daarvan worden ontzet.

Wanneer de laatste dag der maand (Februarij) op eenen zondag invalt, wordt die niet in den termijn begrepen, en moet de overbrenging alzoo uiterlijk den vorigen dag geschieden 1.

Art. 49. Van deze overbrenging moet blijken uit eene acte van bewaarneming door den griffier opgemaakt en door den notaris of zijnen gemagtigde mede onderteekend.

Deze acte wordt door den griffier ingeschreven in een afzonderlijk register, gekantteekend door den voorzitter van den raad van justitie.

*) Waarom te dezer plaatse van afschriften en nittreksels gesproken wordt is duister. Volgens art. 47 der in Nederland vigerende wet np het notarisambt, moeten de afschriften en uittreksels van vertoonde acten of stukken op het repertorium worden ingeschreven, doch het Indisch reglement vordert de inschrijving daarvan nergens.

1 De strekking van dit artikel is om, wanneer het protocol van den notaris mogt verloren gaan, in het dubbel van liet repertorium een middel te bezitten, om het bestaan van acten te bewijzen.

-ocr page 63-

4-1.

der bij die acten verschijnende personen, en van het nummer 1 herwelk elke minuut in de minuten-bundels voert.

De in originali uitgegeven acten, waarvan twee, drie of vier gelijkluidende op hetzelfde oogenblik zijn verleden, worden op dit repertorium onder één nummer vermeld 2.

De bladzijden der repertoria moeten zijn genummerd en worden geparaplieerd door den resident *) of een der leden van den raad van justitie, binnen wiens ressort de notaris zijn ambt uitoefent.

Art. 40. Op dit repertorium en de verder aan te leggen registers moeten de notarissen eenen alphabetischen klapper aanhouden, welke van maand tot maand moet worden bijgehouden , bevattende de namen van al degenen, welke bij de voor hen verledene acten, hetzij in persoon, hetzij door ge-magtigden als belanghebbenden zijn opgetreden, dan wel anderen vertegenwoordigd hebben, met vermelding achter eiken naam van den aard der verledene acte, waarin die persoon opgetreden is, en van het nummer, waaronder de acte in het repertorium is opgenomen.

Art. 47. De acten voor de bij artt. 4 en 63 bedoelde vervangers 3 verleden, worden in de repertoria en verdere registers van den vervangen notaris opgeteekend.

Art. 4S. De notarissen zijn verpligt om, hetzij zeiven, hetzij door een schriftelijk gemagtigde, binnen de twee eerste maanden van ieder jaar ter griffie van den raad van

1

Dat is: het maand- of zes maaudelijkscli nommer, art. SG.

2

Er wordt dus geene vermelding van het getal der uitgegeven gelijkluidende acten op liet repertorium gevorderd. Men zal niettemin wel doen, dit daarbij aan te teekenen, dewijl anders bij den notaris op geene andere wijze van dit getal kan blijken.

Voorts worden de acten, die meer dan eene dagteekening hebben, op den dag der eerste vacatie ingeschreven. Aeten die nog niet voltooid zijn, dat is; waaraan de bekrachtiging van een of meer der partijen ontbreekt, worden mede ingeschreven, zoodra zij sechts door de getuigen en den notaris geteekend zijn.

Zoude hier niet president moeten worden gelezen!\'

ü Zie de aanteekening oo art. 36.

-ocr page 64-

45

justitie hunner siandpiaats over te brengen, een dour hen echt verklaard dubbel van het repertorium en verdere registers der acten, welke gedurende het at\'geloopen jaar ten hunnen overstaan zijn verleden, op verbeurte eener boete van ƒ 25 voor de eerste, ƒ 50 voor de tweede en ƒ 75 voor de derde ingegane maand verzuim.

In geval een notaris in den loop van een jaar geene acten opgemaakt, noch afschriften of uittreksels *) van aan hem vertoonde acten of stukken vervaardigd heeft, moet hij binnen denzelfden termijn, op gelijke boeten, daarvan eene verklaring ter griffie overleggen, of door eenen schriftelijk geinagtigdê doen overleggen.

Indien de. overbrenging van het dubbel der repertoria en verdere registers of van de verklaring niet voor den Isten Junij van ieder jaar heeft, plaats gehad, kan de notaris, onverminderd zijne gehoudenheid tot betaling der boete in het eerste lid vermeld, voor den tijd van drie maanden in zijne bediening worden geschorst en, indien zuMcs voor liet eindigen derzelve nog niet is geschied, daarvan worden ontzet.

Wanneer de laatste dag der maand (Februarij) op eenen zondag invalt, wordt die niet in den termijn begrepen, en moet de overbrenging alzoo uiterlijk den vorigen dag geschieden 1.

Art. 49. Van deze overbrenging moet blijken uit eene acte van bewaarneming door den griflier opgemaakt en door den notaris of zijnen gemagtigde mede onderteekend.

Deze acte wordt door den griflier ingeschreven in een afzonderlijk register, gekantteekend door den voorzitter van den raad van justitie.

*) Waarom te dezer plaatse van afscliriftc-u en uittreksels gesproken wordt is duister. Volgens art. 47 der in Nederland vigerende wet op het notarisambt, moeten de afschriften en uittreksels van vertoonde aden of stukken op het repertorium worden ingeschreven, doch het Indisch reglement vordert de inschrijving daarvan nergens.

1 De strekking van dit artikel is om, wanneer het protocol van den notaris mogt verloren gaun, in het dubbel van het repertorium een middel tc bezitten, om het bestaan van acten te bewijzen.

-ocr page 65-

46

De volmagten 1) worden aan het register vastgehecht.

Hoofdstuk IV.

fan hel toezigt over de nüarissen en over hunne aden.

Art. 50. Indien een notaris, de waardigheid van zijn karakter of zijne ambtsbezigheden mogt verwaarioozen of zich aan inbreuk op de algemeene verordeningen of aan andere misslagen hetzij in, hetzij buiten de uitoefening van het notarisambt mogt schuldig maken, wordt zulks door het openbaar ministerie bij den raad van justitie, in welks regtsgebied zijne standplaats is gevestigd, ter kennis van dien raad gebragt.

Wanneer de raad daarvan op eenige andere wijze mogt kennis bekomen, wordt de officier van justitie ter zake gehoord.

Buiten de gevallen waarin bij dit reglement bepaalde straffen zijn vastgesteld, zijnde raden van justitie in raadkamer vergaderd, bevoegd tot het doen van enkele waarschuwing of berisping, na verhoor van den belanghebbenden notaris, of deze behoorlijk opgeroepen zijnde.

Wanneer de notaris bereids twee malen mogt zijn berispt en daartoe ten derden male aanleiding mogt geven, kan hij door den raad van justitie voor drie tot zes maanden in zijne bediening worden geschorst, met aanwijzing van eenen tijdelijken vervanger volgens art. 4.

Bij eene vierde aanleiding tot berisping moet de schorsing worden uitgesproken.

Wanneer een notaris, na in zijne bediening op voorschreven wijze geschorst te zijn, zich op nieuw aan eenige handeling schuldig maakt, welke den raad van justitie, na verhoor van dien notaris en na raadpleging van het openbaar ministerie, voorkomt tot berisping te moeten leiden, geeft die raad bij een met redenen omkleed rapport kennis aan den gouverneur-generaal, die hiertoe termen vindende, na raadpleging van het hoog-geregtshof, den

1

Namelijk de volmagten, bij de eerste alinea van art. 48 bedoeld.

-ocr page 66-

47

notaris uit zijne betrekking ontzet.

Art. 51. De notaris, tegen vvien een bevel tot voorloopige gevangenneming of een vonnis houdende veroordeeling tot gevangenisstraf ter zake van overtreding, in kracht van gewijsde is gegaan, wordt van regtswage in de uitoefening zijner functiën geschorst, totdat hij zich weder op vrije voeten bevindt.

De notaris, die wegens overtreding tot gevangenisstraf is veroordeeld, kan, op voorstel van den raad van justitie en na het boog geregtshof van Nederlandsch-Indie te hebben gehoord, door den gouverneur-generaal uit zijn ambt worden ontzet.

Bij elk uiterlijk gewijsde1), waarbij een notaris wegens misdrijf wordt veroordeeld, wordt ook zijne afzetting uitgesproken.

Art. 52. Indien de in liet volgend artikel bedoelde ambtenaren, bij de inspectie der notariële protocollen bevinden, dat een notaris in de door hem opgemaakte acte blijken geeft, de tot uitoefening van het notarisambt noodige geschiktheid te missen, geven zij daarvan, bij een met redenen omkleed berigt, kennis aan den raad van justitie, welke gehoudenis dit berigt, door tusschenkomst van het hoofd van gewestelijk bestuur, den gouverneur-generaal aan te bieden, onder aanwijzing van eenen persoon, welke in plaats van den ongeschikt bevondene tot vervanger zoude kunnen worden aangesteld t).

1

Deze vreemde uitdrukking zal zonder twijfel gewijsde in het hoogste ressort geslagen moeten beteekenen.

f) Deze bepaling is ten hoogste onbillijk; immers, de aspiranten tot het notariaat leggen, voor hunne benoeming, een examen ten overstaan vau een regterlijk collegie, bijgestaan door in de praetijk ervaren notarissen, af en ontvangen, bij voldoend gebleken kundigheden, een getuigschrift, dat hun de bevoegdheid schenkt, om in de geheele uitgestrektheid van Nederlandsch-Indië tot notaris te worden benoemd. Na die benoeming kan er, onzes inziens, geen verder onderzoek naar hun bekwaamheid meer te pas komen en mag deze, allerminst door een cm-gaanden regter en nog veel minder door een niet regterlijk ambtenaar, beoordeeld en veroordeeld worden. Zoo doende toch keuren die op zich-

-ocr page 67-

4-8

Art. 53. Op Java en Madura zijn de ommegaande reg-ters, en op de buitenbezittingen, de daartoe door den gouverneur-generaal aan te wijzen ambtenaren, verpligt zich ten kantore der notarissen te vervoegen tot de inspectie der verledene acten en de vergelijking derzelve met de repertoria en klappers, ten einde na te gaan of de verschillende wetsbepalingen op het notarisambt en de heffing van het regt van het klein zegel behoorlijk door de notarissen zijn nageleefd. .

Deze inspectiën geschieden zoo dikwijls de inspecteurs zulks noodig achten, maar minstens op de hoofdplaatsen tweemalen, elders eenmaal \'sjaars.

De inspecteurs zijn verpligt tot geheimhouding van hetgeen in de door hen geëxamineerde acten is vervat, voor zoo verre namelijk de opname van een gedeelte ot van het geheel dier acten in het proces-verbaal van inspectie niet tot de vervolging, ter zake van de bij de inspectie ontdekte overtreding, noodzakelijk is 1.

zeiven staande inspecteurs een persoon af, die door een formeel zanien-«restelde commissie was goedgekeurd en geven deze laatste een niet passend démenti. Docli het ergst van alles is, dat, bij het inkomen van een rapport van ongeschiktheid, door een zoodanig inspecteur ingediend, op den raad van justitie, zonder nader onderzoek, de verpligting rust, dat berigt aan den gouverneur-generaal op te zenden, onder aanwijzing van een vervanger voor den ongeschikt bevonden notaris. Alzoo wordt een openbaar ambtenaar, die een dor gewigtigste betrekkingen in de maatschappij bekleedt en die, vóór het aanva.-.rden van zijn ambt, door bevoegde personen geëxamineerd en kundig bovenden was, door een per se weinig op de hoogte der notariële wetenschap staanden persoon voor ongeschikt verklaard en, zonder zich in het minste te kunnen verantwoorden , ja zelfs zonder iets van liet ingezonden berigt te weten, ontslagen. Bijaldien dit alles niet met duidelijke woorden in het reglement te lezen stond, zouden wij aarzelen aan zoo iets irrationeels en onbillijks eenig geloof te hechten.

l Zie de aanteekening op art. 2.

Bij ordonnantie van 1 October 1864 (Stblad no. 14Ü) is bepaald: Dat Hij, (de Gouverneur-Generaal van Xedei-landsck■ Ta li\'-J willende wegnemen de bezwaren, welke bij de toepassing van het reglement op hst notaris-ambt (staatsblad 18G0 no. 3), voornamelijk met betrekking tot de inspectie der protocollen van de notarissen, worden ondervonden, en het

-ocr page 68-

49

Art. 54. De notarissen zijn gehouden aan de in art. 53 bedoelde inspecteurs hunne acten en repertoria met de klappers, mitsgaders de bij art,. 99 der bepalingen omtrent de invoering van- en den overgang tot de nieuwe wetgeving, en bij art. 183 van het wetboek van koophandel bedoelde registers te vertoonen.

Hieraan niet kunnende of weigerende te voldoen, worden zij met schorsing in hun ambt voor drie tot zes maanden of met eene boete van f 2011 tot f 1000 gestraft.

Art. 55. Bij ontdekking van eenig verzuim of overtreding, maakt de inspecteur daarvan proces-verbaal op en houdt tevens op de minute der acte, waarop liet verzuim of de overtreding betrekking heeft, aanteekening.

Van dit proces-verbaal wordt den notaris een afschrift ter hand gesteld.

Het proces-verbaal wordt door den met de inspectie belasten ambtenaar opgezonden aan den officier van justitie bij den raad van justitie, onder welken de in overtreding bevonden notaris ressorteert.

Art. 56. Op de repertoria en de bij art. 182 van het

overigens nuttig aciitende, dat de gouverneurs der bezittingen huiten Jat a en Madura bevoegd worden verklaard, tot uitvoering der hun als hoofden van gewestelijk bestuur opgedragene werkzaamheden, voor zoover die niet vallen onder het bereik der artikelen 72, 8i, 92 en 105 van het Regeringsreglement, de medewerking der hun ondergeschikte residenten in te roepen;

Lettende op de artikelen 20, 29, 31 en 33 van het Reglement op het beleid der Regering van Nederlandsch-Indië-,

Heeft goedgevonden en verstaan:

Te bepalen;

I. In de residentiën, behoorende tot het gebied van eenen gouverneur op de bezittingen buiten Java en Madura, zijn de residenten gereg-tigd tot uitoefening der bevoegdheden en pligten, welke bij het reglement op het notaris-ambt (staatsblad 1860 no. 3), aan de hoofden van gewestelijk bestuur zijn verleend en opgedragen ;

II De gouverneurs der bezittingen buiten Java en Madura zijn bevoegd, de werkzaamheden hun als hoofden van gewestelijk bestuur, bij de algemeene verordeningen opgedragen, voor zoover deze niet vallen onder het bereik der artikelen 72, 84, 92 en 105 van het Regeringsreglement, over te dragen op de hun ondergeschikte residenten.

s

-ocr page 69-

48

Art. 53. Op Java en Madura zijn de ommegaande reg-ters, en op de buitenbezittingen, de daartoe door den gouverneur-generaal aan te wijzen ambtenaren, verpligt zicli ten kantore der notarissen te vervoegen tot de inspectie der verledene acten en de vergelijking derzelve met de repertoria en klappers, ten einde na te gaan of de verschillende wetsbepalingen op het notarisambt en de heffing van het regt van het klein zegel behoorlijk door de notarissen zijn nageleefd. .

Deze inspectiën geschieden zoo dikwijls de inspecteurs zulks noodig achten, maar minstens op de hoofdplaatsen tweemalen, elders eenmaal \'sjaars.

De inspecteurs zijn verpligt tot geheimhouding van hetgeen in de door hen geëxamineerde acten is vervat, voor zoo verre namelijk de opname van een gedeelte of van het geheel dier acten in het proces-verbaal van inspectie niet tot de vervolging, ter zake van de bij de inspectie ontdekte overtreding, noodzakelijk is 1.

zeiven staande inspecteurs een persoon af, die door een formeel zamen-gestelde commissie was goedgekeurd en geven deze laatste een niet passend démenti. Doch het ergst van alles is, dat, bij het inkomen van een rapport van ongeschiktheid, door een zoodanig inspecteur ingediend, op den raad van justitie, zonder nader onderzoek, de verpligting rust, dat berigt aan den gouverneur-generaal op te zenden, onder aanwijzing van een vervanger voor den ongeschikt bevonden notaris. Alzoo wordt een openbaar ambtenaar, die een der gewigtigste betrekkingen in de maatschappij bekleedt en die, voor het aanvar.rden van zijn ambt, door bevoegde personen geëxamineerd en kundig bovenden was, door eamp;n per se weinig op de hoogte der notariële wetenschap staanden persoon voor ongeschikt verklaard en, zonder zich in het minste te kunnen verantwoorden, ja zelfs zonder iets van liet ingezonden berigt te weten, ontslagen. Bijaldien dit alles niet met duidelijke woorden in het reglement te lezen stond, zouden wij aarzelen aan zoo iets irrationeels en onbillijks eenig geloof te hechten.

l Zie de aanteekening op art. 2.

Bij ordonnantie van 1 October 1861- (Stblad no. 1\'iÜ) is bepaald: Dat Hij, (de Gouverneur-Generaal van Nederlandsch• hiilu\') willende wegnemen de bezwaren, welke bij de toepassing van het reglement op het notaris-ambt «staatsblad 18G0 no. 3), voornamelijk met betrekking tot de inspectie der protocollen van de notarissen, worden ondervonden, en liet

-ocr page 70-

49

Art. 54. De notarissen zijn gehouden aan de in art. 53 bedoelde inspecteurs hunne acten en repertoria met de klappers, mitsgaders de bij art. 99 der bepalingen omtrent de invoering van- en den overgang tot de nieuwe wetgeving, en bij art. 182 van het wetboek van koophandel bedoelde registers te vertoonen.

Hieraan niet kunnende of weigerende te voldoen, worden zij met schorsing in hun ambt voor drie tot zes maanden of met eene boete van ƒ 200 tot ƒ 1000 gestraft.

Art. 55. Bij ontdekking van eenig verzuim of overtreding, maakt de inspecteur daarvan proces-verbaal op en houdt tevens op de minute der acte, waarop het verzuim of de overtreding betrekking heeft, aanteekening.

Van dit proces-verbaal wordt den notaris een afschrift ter hand gesteld.

Het proces-verbaal wordt door den met de inspectie belasten ambtenaar opgezonden aan den officier van justitie bij den raad van justitie, onder welken de in overtreding bevonden notaris ressorteert.

Art. 56. Op de repertoria en de bij art. 1S2 van het

overigens nuttig achtende, dat de gouverneurs der bezittingen buiten Jat a en Mui ara bevoegd worden verklaard, tot uitvoering der hun als hoofden van gewestelijk bestuur opgedragene werkzaamheden, voor zoover die niet vallen onder het bereik der artikelen 72, 84. 92 en 105 van het Regeringsreglement, de medewerking der hun ondergeschikte residenten in te roepen;

Lettende op de artikelen 20, 29, 31 en 33 van het Reglement op het beleid der Regering van Nederlanisch-Indïi-,

Heeft goedgevonden en verstaan:

Te bepalen:

I. In de residentiën, behoorende tot het gebied van eenen gouverneur op de bezittingen buiten Java en Madura, zijn de residenten gereg-tigd tot uitoefening der bevoegdheden en pligten, welke bij het reglement op het notaris-ambt (staatsblad 1860 no. 3), aan de hoofden van gewestelijk bestuur zijn verleend en opgedragen ;

II De gouverneurs der bezittingen buiten Java en Madura zijn bevoegd, de werkzaamheden hun als hoofden van gewestelijk bestuur, bij de algemeene verordeningen opgedragen, voor zoover deze niet vallen onder het bereik der artikelen 72, 84, 92 en 105 van het Regeringsreglement, over te dragen op de hun ondergeschikte residenten.

s

-ocr page 71-

60

wetboek van koophandel en art. 99 der bepalingen omtrent de invoering van- en den overgang tot de nieuwe wetgeving bedoelde registers, wordt aanteekening gehouden der gedane inspectie, met vermelding van het getal der daarop, sedert de laatste aanteekening van de inspectie, vermelde acten.

Art. 57. De vervolgingen ter zake van overtreding van dit reglement vervallen door den termijn, vermeld in art. 403 § 1 van het reglement op de strafvordering voor de raden van justitie op Java en het hoog-geregtshof van Nederlandsch-Indië, mitsgaders voor de residenten op Java en Madura, regt sprekende in zaken van overtreding tegen Europeanen en daar mede gelijkgestelde personen 1).

Art. 58. De eenmaal krachtens de bepalingen van dit reglement ter zake van overtreding geschorste notaris kan door den bevoegden regter uit zijn ambt worden ontzet, wanneer hij andermaal schuldig wordt geoordeeld aan eene overtreding, welke zijne schorsing ten gevolge zou kunnen hebben.

Bij eene derde overtreding van zoodanigen aard moet de afzetting uitgesproken worden.

Art. 59. De bij artt. 4 en 63 bedoelde vervangers 1 zijn onderworpen aan de straflen voor notarissen vastgesteld.

Het staat echter aan den regter vrij, om den vervanger eene boete op te leggen, waarvan het bedrag minder is dan het minimum der boete, tot welke de notaris zoude moeten zijn veroordeeld.

Art. (30. Alle overtredingen van dit reglement, waarop geene bepaalde straf is gesteld, worden met eene boete van ƒ 10 tot ƒ 50 gestraft.

1

Dit art. luidt: Door verloop van drie jaren vervallen alle vervolgingen ter zake van overtredingen, uitgezonderd die tegen de reglementen en keuren op liet stuK van policie; deze laatsten vervallen door verloop van één jaar. De straffen, bij vonnis opgelegd, verjaren door het verloop van het dubbel getal jaren, hetwelk tot verjaring der vervolging zou worden gevorderd, te rekenen van den dag, waarop de veroordeeling kracht van gewijsde heeft bekomen. Art. 405 strafv.

-ocr page 72-

51

Behalve in de gevallen, waarin zulks uitdrukkelijk bij dit reglement is bepaald, kunnen de notarissen, indien daartoe termen zijn, tot vergoeding van kosten, schaden en interessen jegens de belanghebbenden worden veroordeeld, indien de acten voor hen verleden uithoofde van gebrek in den vorm in regten worden vernietigd of geoordeeld worden slechts als onderhandsche acten te kunnen gelden, onverminderd gelijke vergoeding, zoo dikwijls zij bedrog gepleegd of list gebezigd hebben 1).

Hoofdstuk V.

Van he\' bewaren en overnemen van minuten, registers en repertoria, ingeval van overlijden, ontslag of verplaatsing van notarissen.

Art. 61. üe notarissen bewaren hunne minuten, registers, repertoria en klappers zorgvuldig en sluiten die steeds weg op eene voegzame en veilige plaats.

Art. 62. Bij overlijden van eenen notaris, is de be-windvoerende in den boedel verpligt daarvan binnen 24 uren kennis te geven aan den raad van justitie of, in geval ter woonplaats van den overleden notaris geen raad van justitie gevestigd is, aan het hoofd van gewestelijk bestuur.

Ieder notaris is, bij ontslag uit zijne betrekking dan wel bij verplaatsing, verpligt tot eene gelijke kennisgeving binnen gelijken termijn, nadat zijn ontslag of verplaatsing langs offlciëlen weg is bekend geworden.

Voor ieder 25 palen of minder, welke de standplaats van den notaris van de plaats, waar de kennisgeving geschieden moet, verwijderd is, wordt de hierboven bepaalde termijn met 24 uren verlengd.

1

De vonnissen, waarbij notarissen, wegens overtreding, tot een boete beneden de ƒ 500 veroordeeld zijn, moeten als niet voor hooger beroep vatbaar worden beschouwd. Arrest van het hoog-geregtshof van Ned.-Indië, dd. :il Mei ISöS. Zie ïijds. Het Rcgt in Ned. Ind. dl. XI, bladz. J26 en volgg.

-ocr page 73-

52

Art. 63. De autoriteit, bij welke de kennisgeving moet wórden gedaan, benoemt na ontvan-gst van die kennisgeving of bij gebreke van dezelve ambtshalve, ten spoedigste eenen vervanger 1, met last\'om zich onverwijld te begeven ter plaatse, waar het protocol wordt bewaard, ten einde aldaar ten overstaan, hetzij van den bewind-voerende in den boedel, hetzij van den ontslagen of verplaatsten notaris, de minuten, registers, repertoria en klappers over te nemen.

Hij zorgt dat onverwijld voldaan worde aan artikel l-l-l van het reglement op de regterlijke organisatie en het beleid dér justitie 1).

JJe vervanger is bevoegd en Verpligt al die werkzaamheden te verrigten, waartoe de Overièden, ontslagen, afgezette of verplaatste notaris, indien hij in leven of in betrekking ware, bevoegd en verpligt zoude geweest zijn.

Van de overname van het protocol wordt een procesverbaal opgemaakt, hetwelk doof den tijdelijken notaris en den bewindvoerende in den boedel, dan wel door den verplaatsten of ontslagen notaris wordt geteekend en waarvan aan elk der onderteekenaren een exemplaar moet uitgereikt worden.

Van de overbrenging ter griffie van den raad van justitie of ten kantore van het hoofd van gewestelijk bestuur, bedoeld bij artikel 141 van het reglement op de regterlijke organisatie en het beleid der justitie, wordt mede een proces-verbaal opgemaakt en door den tijdelijken notaris en den griffier of het hoofd van gewestelijk bestuur on-

1

Dit artikel luidt: Bij overlijden, ontslag of afzetting van een notaris, aangesteld in een residentie, binnen welke een raad van justitie gevestigd is, worden zijne protocollen, répertoires en registers ter griffie van dien raad overgebragt. Bij overlijden, ontslag of afzetting van elders gevestigde notarissen, geschiedt de overbrenging naar het residentiekantoor. De gouverneur-generaal bepaalt, na welk tijdsverloop, de aldus op de residentiekantoren nedergelegde stukken naar de griffie van den raad Tan justitie zullen worden overgebragt. Bij art. 65 van dit reglement wordt die termijn op tien jaren bepaald.

-ocr page 74-

53

derteekend; van dit proces-verbaal wordt mede aan eiken onderteekenaar een exemplaar uitgereikt.

Art. öt De nieuw benoemde notaris, zijn ambt willende aanvaarden, is gehouden hiervan kennis te geven aan het hoofd van gewestelijk bestuur en aan den in artikel 63 bedoelden vervanger.

De vervanger geeft onverwijld zijn protocol over aan den nieuw benoemden notaris.

Van deze overgave wordt een proces-verbaal in duplo opgemaakt, hetwelk door den vervanger en door den nieuw benoemden notaris wordt geteekend, en waarvan exemplaren ten kantore van het hoofd van gewestelijk bestuur en ter griffie van den raad van justitie van het ressort worden nedergelegd.

Art. 65. De nieuw benoemde notaris geeft, onder overlegging van het in het vorige artikel bedoeld proces-verbaal, van (de) bewerkstelligde overgave van het protocol, ten spoedigste kennis aan den officier van justitie bij den raad van justitie van zijn ressort.

Art. 66. De bij de derde alinea van artikel 141 van het reglement op de regteilijke organisatie en het beleid der justitie bedoelde termijn, wordt bepaald op tien jaren.

Aktikel II. Het bovenvermeld reglement treedt in geheel Ned.-Indië in werking op den eersten Julij achttien honderd zestig.

Op dat tijdstip houden op van kracht te zijn alle vroegere bepalingen op het notarisambt, welke niet bestaanbaar zijn met dit reglement.

Artikel III. Zij, die op het oogenblik van de invoering van bovenvermeld reglement, bet- notariaat, hetzij krachtens eene speciale benoeming, hetzij krachtens hun ambt, vervullen, kunnen die functien blijven uitoefenen, met inachtneming der bepalingen van het reglement.

En opdat niemand hiervan onwetendheid voorwende, zal deze in het staatsblad van Ned.-Indië geplaatst en, voor zooveel noodig, in de Inlandsche en Chinesche talen aangeplakt worden.

-ocr page 75-

54

Gelast en beveelt voorts, dat alle hooge en lage colle-giën en ambtenaren, officieren en justicieren, ieder voor zooveel hem aangaat, aan de stipte naleving dezer de hand zullen houden, zonder oogluiking of aanzien des persoons.

Gedaan te Batavia, den llden Januarij 1860.

Cts. F. PAHUD.

D? Algen\'.ene Sekretarh, A. Loudon.

-ocr page 76-

55

Kuiten de thans afgehandelde instructie voor de notarissen, bevat het staatsblad nog eene menigte bepalingen, op welke de notaris verpligt is naauwkeurig het oog te houden.

Vooral bedoelen wij hier de wetten op het klein zegel uitgevaardigd en wel, in de eerste plaats, de ordonnantie op dat stuk, den 16den October 1817 gepubliceerd, welke wij, als van algemeen belang zijnde, in haar geheel mededeelen.

Ordonnantie op de heffing van het regt van het klein zegel in Nederlandsch-Indië, vastgesteld bij publicatie van 16 October 1817 (stsbl. no. 50)

Art. 1. Van den dag der introductie dezer ordonnantie, welke gesteld wordt te Batavia en in de overige residentiën van het eiland Java, op 1 Jan. 1818, en op de buiten Java gelegen gouvernementen en residentiën, eene maand nadat dezelve aldaar zal zijn gepubliceerd, wordt nu voor alsdan vernietigd en buiten effect gesteld de ordonnantie van 29 Sept. 1767, zooals mede vernietigd en buiten effect, gesteld worden alle andure wetten, uidounantiëu en reglementen, krachtens welke het regt van het klein zegel tot dus verre in Nederlandsch-Indië is geheven geworden.

Art. 2. Het gezegeld papier zal voeren het wapen van het Koningrijk der Nederlanden, met het omschrift; Ne-derlandsch-lmdië; het jaargetal en de som zullen tevens daarin duidelijk worden uitgedrukt.

Art. 3. De zegels zullen zijn van de navolgende stempels:

V». Vs. 1, 2,4, 6, », 10, 12, 16, 20, 24, 30, 40, 50, 60, 80, 100, 150, 200, 300 gxddens.

Art. 4. Alle zegels, tot die van veertig guldens ingesloten, zullen worden betaald met een vijfde, en van vijftig guldens en daarboven, met een tiende verhooging, zonder dat voor het papier iets verder zal worden gevorderd.

Art. 5. Het regt van het klein zegel zal geheven worden van alle acten, schrifturen, requesten, documenten, munimenten, bewijs- en alle andere stukken, van welken aard of benaming ook, hoedanig, bij, en door wien, op welk eene wijze, mitsgaders aan, en voor hoedanige auto-

-ocr page 77-

54

Gelast en beveelt voorts, dat alle hooge en lage colle-gien en ambtenaren, officieren en justicieren, ieder voor zooveel hem aangaat, aan de stipte naleving dezer de hand zullen houden, zonder oogluiking of aanzien des persoons.

Gedaan te Batavia, den llden Januarij 1860.

Cts. F. PAHUD.

De Algemeene Sekretaris,

A. Loudon.

-ocr page 78-

55

Ruiten de thans afgehandelde instructie voor de notarissen, bevat het staatsblad nog eene menigte bepalingen, op welke de notaris verpligt is naauwkeurig het oog te houden.

Vooral bedoelen wij hier de wetten op het klein zegel uitgevaardigd en wel, in de eerste plaats, de ordonnantie op dat stuk, den 16den October 1817 gepubliceerd, welke wij, als van algemeen belang zijnde, in haar geheel mededeelen.

Ordonnantie op de heffing van het regt van het klein zegel in Nederlandsch-Indië, vastgesteld bij publicatie van 16 October 1817 (stsbl. no 50)

Art. 1. Van den dag der introductie dezer ordonnantie, welke gesteld wordt te Batavia en in de overige residentiën van het eiland Java, op 1 Jan. 1818, en op de buiten Java gelegen gouvernementen en residentiën, eene maand nadat dezelve aldaar zal zijn gepubliceerd, wordt nu voor alsdan vernietigd en buiten effect gesteld de ordonnantie van 29 Sept. 1767, zooals mede vernietigd en buiten effect, gesteld worden alle andere wetten, uidonnantiën en reglementen, krachtens welke het regt van het klein zegel tot dus verre in Nederlandsch-Indië is geheven geworden.

Art. 2. Het gezegeld papier zal voeren het wapen van het Koningrijk der Nederlanden, met het omschrift: Nederlandsch-Indië-, het jaargetal en de som zullen tevens daarin duidelijk worden uitgedrukt.

Art. 3. De zegels zullen zijn van de navolgende stempels:

\'/o Va, 1, 2,4, 6,8, 10, 12, 16, 20, 24, 30, 40, 50, 60, 80, 100, 150, 200, 300 guldens.

Art. 1. Alle zegels, tot die van veertig guldens ingesloten, zullen worden betaald met een vijfde, en van vijftig guldens en daarboven, met een tiende verhooging, zonder dat voor het papier iets verder zal worden gevorderd.

Art. 5. Het regt van het klein zegel zal geheven worden van alle acten, schrifturen, requesten, documenten, mununenten, bewijs- en alle andere stukken, van welken aard of benaming ook, hoedanig, bij, en door wien , op welk eene wijze, mitsgaders aan, en voor hoedanige auto-

-ocr page 79-

56

riteiten, vergaderingen, collegien, regters, regtbanken, ambtenaren en andere publieke personen, dan wel bij, met, oftussehen hoedanige private personen, dezelve zullen mogen verleend, gepresenteerd, ingediend of verleden worden, mitsgaders van alle afschriften, copijen of extracten derzelve, in deze ordonnantie vermeld 1).

Art. 6. Mitsdien zullen geene van de gedachte acten, schrifturen, requesten, documenten, munimenten, bewijzen of andere stukken, mogen verleend, gepresenteerd, ingediend of gepasseerd worden, dan geschreven of gedrukt op papier, behoorlijk geparapheerd en gezegeld, ten bedrage als in het hierachter volgende tarief staat uitgedrukt, sub poene eener boete van vijftig guldens voor iedere acte, request, muniment, bewijs of ander stuk, dat geheel ongezegeld, of niet op het daartoe geordonneerde zegel geschreven of gedrukt zal bevonden worden, te verbeuren door den secretaris, griffier, advocaat, notaris, procureur, deurwaarder, bode of andere, zoowel publieke als private personen , geene uitgezonderd, die al zulke ongezegelde of gebrekkig gezegelde acten, schrifturen, requesten, munimenten, bewijzen of andere stukken, zullen hebben verleend, gepresenteerd, ingediend, gemaakt of verleden niet alleen, maar ook door degenen .die dezelve zullen hebben aangenomen en goedgekeurd.

Art. 7. En zullen alle collegien en ambtenaren, en bijzonder de secretarissen, griffiers en commiesen, gehouden en verpligt zijn, van het zegel van alle acten, schrifturen, requesten, bewijzen en andere stukken, hetzij dezelve in zakken of bundels bijeen gedaan, dan wel afzonderlijk overgegeven, ingediend of gefourneerd worden, behoorlijk kennis te nemen, en bij bevinding, dat de voorschreven stukken of eenige van dien, in het geheel niet, of gebrekkig gezegeld zijn, daarvan dadelijk kennis te geven aan den regter of den officier van justitie, tot de calange com-

1

De correspondentie van particulieren met Wees- en Boedelkamers is vrijgesteld van het gebruik van zegels. Besl. 14 Nor. 1857 no. 9. Bijbl. no. 313.

-ocr page 80-

petent, ten einde tegen den scbuldige, tot verhaal van de boete bij deze ordonnantie gesteld, geprocedeerd worde.

Wordende aan den regter de keuze overgelaten, om bij ontdekking van fraude of con traven tie ten aanzien van het zegel, in dingpligtige of judiciële zaken, de fraudeurs of contraventeurs ex ofiicio, dadelijk te condemneren in de boete daartegen bij deze ordonnantie gesteld, en dezelve daarvoor te laten executeren, dan wel de begane fraude of contraventie te stellen in handen van den officier van justitie, die tot de calange zal competent zijn, om tegen den schuldige te procederen als naar behooren.

Art. 8. Op plaatsen, alwaar bepaaldelijk geene officieren van justitie gevonden worden, zal de aangifte, in het voorgaand artikel bevolen, gedaan worden aan den resident of andere eerstaanwezige civiele autoriteit, die gemag-tigd zal wezen, de boete bij deze ordonnantie bepaald, in te vorderen, niet alleen op de voorschreven aangifte hem gedaan wordende, maar ook op alle frauden en contraven-tien, welke hij door zich-zelven ontdekken en te weten komen zal.

Art. 9. En wordt, tot beter verstand van artt. 5 en 6, hierboven speciaal nog bepaald, dat voort aan geene verzoeken of adressen, van welken aard of benaming ook, aan eenige der geconstitueerde autoriteiten, regters, collegien of ambtenaren, tot het ontvangen van verzoeken of adressen bevoegd, meer zullen mogen gedaan of aangenomen worden, bij vorme van missive of memorie, maar dezelve zullen moeten ingerigt zijn, bij vorme van request, geschreven op een behoorlijk zegel.

Art. 10. Bij geene vergaderingen, collegien, kamers, ambtenaren of andere geconstitueerde autoriteiten, hoe ook genaamd, zal op ongezegelde of niet behoorlijk gezegelde acten, requesten, schrifturen, instrumenten, bewijs- of andere stukken en munimenten, eenig regard hoegenaamd, geslagen, maar alle dezelve gehouden worden, als niet verleend, gepresenteerd, ingediend, overgelegd of verleden, gelijk mede op ongezegelde acten of instrumenten, hoe ook

-ocr page 81-

58

genaamd, bij de respective raden van justitie, of bij eeinge andere collegien, banken of subalterne regters, eenige judicature uitoefenende, noch ook bij eenige arbiters of goede mannen, in cas van submissie of compromis, dan wel bij eenige regterlijke commissien of commissarissen, geene reflexie hoegenaamd zal vallen, en zal dus veel min daarop eenige condemnatie verleend, uitspraken gedaan, provisien of appoiniemeuten gedeoerneerd of anders daarop eenig regt of justitie, ten welken einde of effecte ook, mogen gedaan of geadministreerd worden, als zullende van de introductie van deze ordonnantie af, alle ongezegelde of kwalijk gezegelde acten, requesten, schrifturen, bewijs-of andere stukken en munimenten, worden beschouwd te zijn nul en van geene waarde.

Art. 11. Nogtans zal, blijvende altijd de boete bij art. ö bepaald, in haar geheel, het effect van de bij het voorgaande artikel bepaalde nulliteit mogen gerediineerd en afgekocht worden, met een tiende gedeelte van het beloop of den inhoud van het instrument, mits dit tiende gedeelte niet excedere de somma van vier duizend en niet minder zij dan vier honderd guldens, tenzij de making of de inhoud van het instrument niet mogt bedragen een duizend guldens, in welk geval de redemtie zal kunnen geschieden, met een geregt vierde gedeelte van het gemaakt voordeel of beloop van het instrument; en in geval het instrument geene zekere of bepaalde sommen inhoudt, of tot geene zekere of bepaalde sommen kan gebragt worden, zal het redemtie-geld staan tot taxatie van den regter, bij wien de redemtie verzocht wordt, welke in alle gevallen niet zal moger excederen de voorschreven somma van vier duizend, of minder zijn dan een honderd guldens.

Art. 12. En wordt alhier al verder gestafueerd en bepaald, dat wanneer de behandeling van eenige zaken, hetzij tot het instellen, overleveren of passeren van eenige acten of instrumenten, aan publieke, daartoe gestelde personen, is opgedragen geweest, dan wel eenige publieke personen uit relatie van derzelver ambt of bediening, tot het maken,

-ocr page 82-

59

indienen, passeren of uitgeven van eenige acten of instrumenten geroepen en gesteld zijn, de boete van alle deze acten en instrumenten, die bevonden zullen worden in contraventie dezer ordonnantie, ongezegeld of kwalijk gezegeld te zijn, dadelijk op zoodanige publieke personen zal worden verhaald, die daarenboven aansprakelijk en tot vergoeding gehouden zullen zijn, voor alle kosten, schaden en interessen, die uit hoofde van de daaruit veroorzaakte nulliteit dier acten of instrumenten geresulteerd, en bij wien het ook zij, gehad en geleden zullen zijn.

Art. 13. Bijaldien er geene zegels gevonden worden van de juiste grootte, of van de stempels, ingevolge de bepalingen bij deze ordonnantie voorkomende, te gebruiken, zoo zal geëmploijeerd moeten worden het naast daaraanvolgend hooger zegel, tenzij door te zamenvoeging van twee zegels de juiste som gevoegelijk kan worden gevonden, met welke men alsdan zal kunnen volstaan.

Art. 14. De secretarissen, notarissen en andere beambt-schrijvers zullen van de minuten van wederzijdsche en onderling verbindende acten en instrumenten, gehouden zijn, aanstonds na het passeren derzelve, op te maken en uit te vaardigen, zoo veel grossen of eerste afschriften, als er contracterende partijen zijn, op een zegel bedragende het een vierde gedeelte van hetgeen, waarop de minute of het principaal instrument zal zijn geëxtendeerd, en van de acten en instrumenten, welke niet wederzijds of onderling verbindende zijn, slechts een gros of eerste afschrift op een zegel, bedragende de helft van hetgeen op hetwelk de minute gesteld zal wezen, tenzij meerdere grossen gerequireerd werden, wanneer echter dezelfde bepaling van het zegel zal moeten worden gevolgd; geene gros echter zal behoeven geschreven te worden op een zegel, hooger dan vijf en twintig guldens, noch geschreven mogen worden op een zegel minder dan een halven gulden.

Art. 15. De secretarissen, notarissen en andere beambt-schrijvers zullen bij de grossen en afschriften door hen uit-tegeven, duidelijk vermelden de hoegrootheid van hetzegel

-ocr page 83-

60

waarop de minute is geschreven en den naam van den persoon, aan welken de grosse of het afschrift wordt verleend; zij zullen in de minute almede duidelijk vermelden, hoe vele grossen daarvan zijn opgemaakt, en aan welke personen dezelve zijn uitgegeven.

Art. 16. In zeiver voege zal, bij het passeren van on-derhandsclie acten, schrifturen of instrumenten, aan het regt van het klein-zegel onderhevig, in elk afschrift worden bekend gesteld de persoon, voor welken het afschrift dient.

Art. 17. Het omslaan van zegels om eenige acten of instrumenten is volstrekt verboden, op eene boete van een duizend guldens, met uitzondering echter in de drie onderstaande gevallen:

1°. Een omslag van zegel zal mogen gebruikt worden voor zoodanige stukken en schrifturen, die anders volgens deze ordonnantie vrij van het zegelregt zijn, dan die, voor eenige regters, goede mannen of arbiters zullende dienen, van een zegel moeten voorzien zijn, zooals brieven, private rekeningen-courant, enz.

2°. Een omslag van zegel zal mogen gebruikt worden voor acten en instrumenten, die gemakshalve gedrukt zijn of worden, en tot -welke de grootte van het zegel zich regelt naar de hoegrootheid der geldsomme in dezelve begrepen, zooals polissen van assurantie, obligatiën, enz.

3°. Een omslag van zegel zal mogen gebruikt worden voor acten en instrumenten, tot het passeren van welke gevaar in het uitstellen is geweest 1), en dat geen behoorlijk zegel daartoe op het oogenblik was te bekomen, mits in dat geval de reden bij de acte worde bekend gesteld, In beide de laatste gevallen, zal het zegel, tot zoodanige acten en instrumenten gerequireerd, uiterlijk binnen den tijd van driemaal vier en twintig uren, nadat de acte of het instrument zal wezen gemaakt, gepasseerd of geteekend, omgeslagen worden, op poene van nulliteit

1

Bij voorbeeld, bij het opmaken van uiterste willen, wanneer de testateurs ernstig ziek zijn, enz. euz.

-ocr page 84-

61

en de boete, hierboven ten aanzien van ongezegelde of kwalijk gezegelde acten en instrumenten bepaald.

In elk geval zonder uitzondering, zal het zegel tot eenig omslag dienende, op de zijde waar het zegel gedrukt staat, moeten beschreven worden, met den naam van het instrument, waartoe het omslag dient, met bijvoeging van den precisen datum, ea voorts door den omslager onderteekend worden, terwijl overigens de zegels zoodanig zullen moeten zijn beschreven, dat door het afsnijden of afscheuren van het papier, dan wel anderzins, het zegel ten tweede maal niet zal kunnen gebruikt worden, alles op eene boete van twee honderd guldens, door den omslager te verbeuren.

Art. 18. Van het gebruik van het klein-zegel zullen zijn geëximeerd arme personen, die eenige processen zullen hebben, hetzij als aanleggers, hetzij als verweerders in civiele en criminele zaken, mits zij alvorens, op behoorlijke attestatieu van armoede, en op de requesteu daartoe te presenteren, van de raden of collegien van justitie, voor welke zij derzelver zaken aanleggen of verweren moeten, acte pro deo zullen verkregen hebben, gelijk mede van het gebruik van het klein-zegel vrij zijn zullen, alle zaken beneden de vijftig guldens, voor zoo verre speciaal geene uitzondering bij het onderstaand tarief deswege is gemaakt; en voorts alle kerken, diakonijen, godshuizen en andere piense gestichten, onder de sanctie van het gouvernement opgerigt en bestaande, en eindelijk alle zaken, die behandeld worden ten dienste van den lande en van de justitie 1).

1

Bij ordonnantie van 29 Aug. 1S56 (stbld. no. 51) zijn araie personen van het zegelregt vrijgesteld. Bij art. 8 der publicatie vau 10 Nov. 1S4S (sthld. no. 49) is bepaald, dat alle stukken, gediend ter verlossing uit de slavernij van slaaf gemaakte schepelingen, vrij zijn van zegelregt. Zie ook besl. 20 April 1855 (stsbl. no. 27), waarbij is bepaald, dat al de, bij het aangaan van een huwelijk over te leggen en op te maken , acten op ongezegeld papier geschreven en kosteloos uitgereikt worden, op de verklaring van de belanghebbenden, dat zij onvermogend zijn, om het zegel of de kosten van die acten te dragen; zullende hiervan, ter zijde van iedere aldus uitgereikte acte, korte aanteekening gehouden worden.

-ocr page 85-

62

Art. 19. Echter zal, wanneer personen, die pro deo hebben geprocedeerd, in derzei ver zaken triumpheren met de kosten, de griffier of secretaris van den raad of liet collegie van justitie, alwaar het proces zal uitgesproken zijn, gehouden en verpligt wezen, terstond al de zegels bij het proces te doen voegen en omslaan, die uithoofde van de acte pro deo niet zijn gebezigd, en zal de succumbant voor de kosten van die zegels, even als voor de kosten van den processe, executabel wezen als naar regten.

Art. 20. In zeiver voege zal in de processen, waarin de officieren van justitie, ratione officii zullen geageerd en getriumpheerd hebben met de kosten, de zegels gefourneerd en omgeslagen worden, voor alle requesten, schrifturen en memorien, die vrij van het zegel, door de officieren van justitie zullen zijn gediend en overgeleverd, om, gelijk in het voorgaande artikel is gezegd, door den succumbant te worden voldaan, tenzij de succumbant ware een onvermogend persoon, en van den regter voor wien zijne zaak gediend heeft, hetzij op zijn daartoe gedaan verzoek, hetzij met eigen kennis en wetenschap van den regter, verkreeg acte van armoede, van welke acte in margine van de originele sententie zal worden aanteekening gehouden.

Art. 21. En hoewel bij art. If* hierboven is gezegd, dat van het gebruik van het klein-zegel vrij zullen zijn alle kerken, diakonijen, godshuizen en andere pieuse gestichten, mitsgaders alle zaken , die behandeld worden ten dienste van den lande, zoo wordt echter tot beter verstand van dit artikel alhier bepaald, dat alle bilaterale acten of contracten, die door of van wege het gouvernement, dan wel door of van wege eenige der voorschreven pieuse gestichten worden aangegaan, zullen moeten geschreven zijn op een zegel, tot zoodanige acten of contracten gerequireerd, om bekostigd en gedragen te worden, bij de contracterende partij, die van het gebruik van het klein-zegel niet is geëximeerd.

Art. 22. De notarissen en beambtschrijvers zullen verpligt zijn, nevens of onder het zegel der minute, van de

-ocr page 86-

63

voor hen gepasseerd wordende acte bekend te stellen, den naam der acte, met zoodanige korte omschrijving, dat bij de maandelijksche examinatie der protocollen, door commissarissen daaruit kan nagegaan worden, of het behoorlijke zegel conform deze ordonnantie is gebruikt, op eene boete van twee honderd guldens, telken reize en voor ieder acte te verbeuren, ten aanzien van welke het vorenstaande niet zal wezen geobserveerd.

Art. 23. De voorschreven examinatie der protocollen van de notarissen en beambtschrijvers, voornamelijk geschiedende, om tegen alle fraudes op het stuk van het klein-zegel zooveel mogelijk te waken, en niet door die examinatie goed te keuren de zegels tot de acten geëm-ploijeerd, zoo zullen de notarissen en beambtschrijvers, overeenkomstig de bepalingen, bij deze ordonnantie gemaakt, aansprakelijk en te bekeuren blijver, voor alle fraudes en contravention, die zelfs na de examinatien van derzelver protocollen, zullen mogen ontdekt worden.

Art. 24. Eenige collegien, ambtenaren of ingezetenen, verlangende eenige boeken of gedrukte papieren te hebben gezegeld, zullen daartoe door middel van de plaatselijke ambtenaren, met het debiet van het zegel belast, aanvrage doen aan president en raden van financien.

Art. 25. Geene overjarige zegels zullen mogen gebruikt worden, dat is, zegels van het eene jaar zullen niet mogen dienen tot eenige acten, instrumenten of schrifturen, van welke benaming ook, dan uiterlijk tot den laatsten Januarij van het eerstvolgende jaar.

Art. 26. Alle overjarige zegels, welke in handen van eenige collegien, ambtenaren of ingezetenen zijn mogen, zullen van primo tot ultimo Januarij van elk jaar, tegen nieuwe zegels van gelijke grootte, zonder eenige betaling kunnen verwisseld worden *)

*} De artt. 25 eu 26 kunnen thans als vervallen beschouwd worden. Verkladde zegels zullen echter, mits in hun geheel zijnde, ter verwisseling kunnen worden aangenomen. Desniettegenstaande staat het den belanghebbenden en speciaal den notarissen vrij, om in het reeds geschrevene

-ocr page 87-

64

Art. 27. Onder alle voorschreven bepalingen, zal het regt van het klein-zegel betaald, en mitsdien de requesten, actcn en munimenten aan hetzelve onderhevig, moeten geschreven of gedrukt worden overeenkomstig het navolgende tarief.

Art. 28. Eerste Afdeel in g.

Requesten, memorien en andere verzoekschriften.

Om remissie t), gratie of pardon, \\

v legitimatie,

u venia fetalis,

i/ sureté de corps of continuatie van dien, i, afdoening of conversie van fidei-commissaire verbanden,

u dispensatie van wetten, regten of placaten,

of van resolutien in zaken van groote im- | portantie,

z, inductie, respijt of atterminatie,

n het beneficie van inventaris,

// // // // cessie,

// relief substantieel,

uitstel van betaling voor vervallen pacht-penningen,

,/ permissie tot het maken van zitstijgers of

speelhuizen aan de rivierkanten,

// permissie tot het leggen van bruggen, het optrekken van muren en het zetten van hekken, // permissie tot liet maken van riolen en waterleidingen.

zoodanige doorhalingen te doen, als hnn noodzakelijk zal voorkomen, met dien verstande nogtans, dat de verkladde zegels de kenmerken dragen van nooit tot eenig gebruik te hebben gediend. Zie verzainelmg van wetten en besluiten, welke niet in het stsbl. van Ned.-Indie zijn opgenomen, verzameld door Mr. L. J. A. Tollens, dl. I, bladz. 244 en 245, Batavia Likge amp; Co.

f) Onder remissie wordt, krachtens besl. 22. Nov. 1S44 no. 4 (stsbl. no. 38), alleen begrepen, outhelfing of vermindering van straf bij crimineel vonnis opgelegd.

-ocr page 88-

65

Om permissie tot het zetten van sluizen en wa-tersehuttingen,

,/ permissie tot het afbreken en weder optimmeren, of alleen afbreken en optimmeren van I huizen en andere gebouwen, f |

I/ vergunning of consent tot het oprigten van l gt; suikermolens , arak- en kalkbranderijen ,

steen-, potten- en pannenbakkerijen, mitsgaders continuatie van dien, I g „ vergunning tot het aanleggen en houden van 0 bazaars of markten, mitsgaders continuatie van dien, 1 Alle andere requesten of verzoekschriften, van welken aard ook, wanneer dezelve gepresenteerd, of ingediend worden aan de hooge regering dezer landen, president en raden van financien 1), de algemeene rekenkamer, de hoogere en lagere colle-gieu van justitie, de magistraten, weesmeesters, en voorts de gouverneurs, residenten en andere plaatselijke autoriteiten in geheel Nederlandsch-In-dië op een zegel va,n . . . . . . ƒ 0,50

Dan gepresenteerd of ingediend wordende bij de kerkenraden, diakonijen, de collegien van boedel-meesteren der onchristen-sterfhuizen, commissarissen van kleine geregtszaken: en de verdere collegien en ambtenaren, hierboven niet genoemd, aan welke schriftelijke verzoeken gedaan of adressen gemaakt worden, op een zegel van half zooveel of u 0,25

Art. 29. Tweede Afdeeling.

Brieven, aden of resolutien, houdende dispositie op gepresenteerde requesten, memorien etn andere verzoekschriften.

De brieven van remissie, gratie, of pardon, op een zegel

van ƒ 100.

» u n legitimatie, // » n n

1

Men zie ten dezea het besluit van 20 Febr. 1327 (Stsbl. no. 23j.

-ocr page 89-

fifi

De brieven van venia fet.atis,

n tf ii sureté de corps of continuatie van dien,

ii u u toelating, om zich in deze kolo- I c nie met der woon neder te zetten, wanneer I g de verzoekers vreemdelingen zijn, welke in Nederland, noch in een der koloniën van den Nederlandsehen staat zijn geboren 1), ï § ,/ acten of resolutien van afdoening of con- 1 ® versie van fldei-commissaire verbanden, / 0 Zoo echter het kapitaal of de waarde van het fideicommissair verbondene, minder bedraagt dan / 5000, als dan op een zegel van. . . . ƒ 13,— De acten of resolutien, verleenende dispensatie van wetten, regten of placaten of dergelijke,

n t, verleenende het beneficie van inventaris,

// verleenende het beneficie van cessie, ,/ // verleenende relief substantieel.

S

s

ff verleenende vergunning of consent tot \\ gt; het oprigten van suikermolens, arak- en kalkbranderijen, steen-en pannen bakkerijen, dan wel dezelve continuerende, ,/ ,/ verleenende vergunning of consent tot

het aanleggen en houden van een ba- | §■ zaar of markt, dan wel dezelve continuerende, I Brieven van venia agendi — j De acten of resolutien, verleenende uitstel van- i |r\'

betaling van vervallene pachtpennin- l q ^ gen, i quot; §

„ /; verleenende permissie tot het maken \' §* gt;

1

De acte vau toelating ten handel, welke, volgens § 6 van de publicatie van 9 Sept. 1846 (stsbl. no. 27), aan vreemdelingen wordt uitgereikt, moet op een zegel van ƒ 1 worden geschreven. Bijblad op het stsb!., no. 88.

-ocr page 90-

67

van zitstijgers of speeUmizen, aan de kanten der rivieren,

De acten verleenende permissie tot het leggen j | van bruggen, het optrekken van muren en het zetten van hekken, I ^ „ i, of resolutien, verleenende permissie tot het maken van riolen en waterleidingen,

i, i, verleenende permissie tot het zetten

van sluizen of waterschuttingen, i, // verleenende permissie tot het afbreken en weder optimmeren of alleen het afbreken ot optimnieren van huizen en andere gebouwen.

Brieven van inductie, respijt of at terminatie op

een zegel van........./12.

Alle verdere favorabele dispositien of andere re-questen of verzoekschriften, gepresenteerd of ingediend aan de hooge regering dezer landen, president eu raden van financiën, de algemeene rekenkamer , de hoogere en lagere collegien van justitie, de magistraten, weesmeesteren, en voorts de gouverneurs, residenten en andere plaatselijke autoriteiten, hetzij dezelve uitgegeven worden in den vorm van acte, resolutie, mandainent, commissie of appointement, op een zegel van . ■ ƒ 1 •

Dan gepresenteerd of ingediend zijnde aan kerkenraden, diakonijen, collegien van boedelmeeste-ren der onchristen sterfhuizen, commissarissen van kleine geregtszaken en de verdere collegien of ambtenaren, hierboven niet genoemd, alsdan op een zegel van half zooveel of van . . . . 0,

Alle declinatoire dispositien, vallende op requester! of verzoekschriften, gepresenteerd aan de hooge regering dezer landen, president en raden van financien, de algemeene rekenkamer, de hoogere en lagere collegien van justitie, de magistraten, de weesmees-

-ocr page 91-

68

teren en de residenten, wanneer deze door de be-langhebhenden geligt worden, doch anders niet, op

een zegel van........./ 0,50

Op een gelijk zegel kunnen geschreven worden alle disgositien of besluiten, waarbij de requestran-ten aan\' andere autoriteiten worden gerenvoijeerd,

zonder dat op hunne verzoeken finaal wordt gedisponeerd.

En vallende op de requesten of verzoekschriften, gepresenteerd aan de kerkeraden, diakonijen, colle-gien van boedelmeesteren der onchristen sterfhuizen, commissarissen van kleine geregtszaken, en de verdere collegien en ambtenaren, hierboven niet genoemd, insgelijks wanneer deze door de belanghebbenden geligt worden, doch anders niet, op een zegel van........../0,25

Art. 30. Derde Afdeeling.

Schriften en documenten in geregtszaken en wat daartoe relatie heeft.

Alle schrifturen en documenten in regten overgegeven wordende, van welke benaming ook, tot bewering van der partijen zaken, tot adstructie van dezelve, en tot informatie van den regter, op

een zegel van..........f 0,50

Alle registers van stukken en inventarissen, mits dezelve niet zijn mutueel, op een zegel van . . u 0,25 Mutueel zijnde op een zegel van . ... u 0,50 Alle citatien of presentatien, door welke eenige zaak ter rolle gebragt wordt, zoo lang geene litis-contestatie is gevallen of geïntroduceerd, op een

zegel van . .......... 0,50

Alle verdere citatien of presentatien voor de gewone termijnen, na de litiscontestatie vallende,

op een zegel van.........„ 0,25

Alle citatien van getuigen en acten van intimatie,

op een zegel van.........,/ 0,25

-ocr page 92-

«9

Alle libellen en contra-libellen, de zaak ten principale niet rakende, maar betrekking hebbende tot

eenig incident, op een zegel van.....f 0,25

Alle libellen en contra-libellen, dienende om te proponeren en adstrueren eenige exceptie, dan wel om dezelve tegen te spreken, zoo dezelve exceptie is declinatoir, of peremtoir, op een zegel van . . u 0,50 Doch zoo de exceptie bloot is dilatoir, op een

zegel van...........//0,25

Alle relazen, acten van interpellatie, sommatien en wat van dien aard meer zij, van de deurwaarders of geregtsboden, op een zegel van . . . 0,25

Alle billetten tot dagvaarding bij edicte en andere \'bekendmakingen, die op regterlijk bevel gepubliceerd en geaffigeerd worden, ieder exemplaar op

een zegel van..........//0,25

Alle notulen wegens dictamen ter rolle.gehouden,

hetzij dezelve aan partijen uitgegeven worden, of dienende zijn om het proces te fourneren, op een

zegel van............«0,2 5

Alle rapporten-verbaal , zoo van comparitien, informatica, inspectien enz., op een zegel van. . ,/ 0,50

De minuten van alle interlocutoire sententien, daaronder begrepen condemnatien tot namptisse-ment, of andere provisien, op een zegel van . . „ 0,50

De minuten van alle definitieve sententien, vonnissen of uitspraken, op een zegel van . . . , // 1.—

De afschriften, copijen en extracten van alle voorschreven schrifturen en documenten, op een zegel van................. 0,25

Art. SI. Vierde Afdeeling.

Commissien of acten van aanstelling.

Alle commissien of acten van aanstelling zullen moeten worden geschréven op de navolgende zegels:

Voor éen ambtenaar, wiens tractement en emolumenten, of een van beide bedraagt jaarlijks,

-ocr page 93-

70

ƒ 30,000 en daarboven, op een zegel van . ƒ ^00

„ 25,000 .......- 200

„ 20,000 .......- 150

„ 15,000 .......-100

„ 10,000 .......- 80

„ 8,000 .......- 60

„ 7,000 .......- 50

, 6,000 .......- 4.0

,/ 5,000 .......- 30

„ 4,000 .......- 24

„ 3,000 .......- 20

„ 2,000 .......- 16

„ 1,500 .......- 12

„ 1,000 .......- 10

» 800 .......- S

„ 700 .......- 7

t, 600 . . . . . . - 6

„ 500 ........ 5

tl 400 4

„ 300 .......- 2

En alle andere aanstellingen, beneden de 300 guldens \'sjaars, op een zegel van......f 1

Voor hilamische en Chinesche hoofden en oj/icieren 1).

Voor een pangeiang op een zegel van .... - 300

I/ u radeen adipaitie en toemmengong . . - 150

u n ingebij, demang en ranga.....- 100

tl a jaksa en panghoeloe.......- 50

// i, kapitein der Chinezen te Batavia . . - 300

1

De commissiën en acten van aanstelling van inlandsche hoofden en officiereu zijn niet meer aan het zegelregt onderworpen. Ordonn. 13 Jan. 1858 {atabl. no. 8).

De bewijzen van afgelegd examen aan hen, die voldaan hebben aan het examen voor machinisten of stokers, benevens de acten van vergunning tot het bezigen van stoomwerktuigen moeten op een zegel van een halven gulden worden geschreven. Apostillaire dispositie dd. 26 Oct. 1853, no. XIII. Wetten en Besluiten, dl. II, blad/. 394 en volg.

-ocr page 94-

71

Voor een kapitein der Chinezen te Samarang en

Soerabaija..........ƒ 200

u „ kapitein der Chinezen op andere plaatsen - 150 n ,/ luitenant der Chinezen te Batavia. . - 150 // „ luitenant der Chinezen te Samarang en

Soerabaija..........-100

;/ ,/ luitenant der Chinezen op andere plaatsen - 80

n „ secretaris der Chinezen......- 50

// ;/ Inlandschen kommandant.....- 30

,/ »/ Inlandschen luitenant......- 20

// ,/ officieren van minderen rang. . . . - 10 Eindelijk voor de acte van admissie van eenen

advocaat, op een zegel van........- 50

Van eenen notaris...........- 50

n n procureur..........- 24

Art. 32. Vijfde Afdeeling.

Licentiën, concessiën, certificaten, enz. De concessiën door weesmeesteren te verleenen aan derzelver pupillen, om te trouwen, op een zegel van . - 0,50

De acten of attestatiën, wegens het afkondigen dei-drie huwelijks geboden, voor elk gebod, op een

zegel van............../ 1,—

Meer dan een gebod op eenen dag gaande, elk

gebod op een zegel van..........- 2,—

Alle extracten of bewijzen uit het doop-, trouw-of doodboek, mitsgaders de certificaten van lidmaatschap, op een zegel van........- 1,—

De licentiën, verleend wordende aan Chinezen en Inlanders, om naar derzelver costume te trouwen: Aan een Chineesch officier, op een zegel van . - S,— Geen officier zijnde, op een zegel van .... - 0,50 Aan een Inlandsch officier op een zegel van. . - 4,— Geen officier zijnde, op een zegel van .... - 0,25 Art. 33. Zesde Afdeeling.

Zeebrieren, scheepspassen, niiklaringen, enz. De zeebrieven voor schepen en andere vaartuigen, toe

J

-ocr page 95-

72

behoorende aan onderdanen van Zijne Majesteit den Koning, in Indië, welke nieuw aangebouwd of voor de eerste maal voor rekening derzelve ondferdanen in zee gaan, zullen geschreven worden:

Voor een scliip of vaartuig van 500 ton en daarboven op een zegel van....../1 50,—

Van -tOO ton en daarboven .... - 100,—

350 ...........- 80,—

300 ...........- 60,—

250 ...........- 40,—

200 ...........- 30,—

150 ...........- 24,— ,

100 ...........- 20,— \'

75...........- 16,—

50...........- 12,—

De Scheepspassen.

Tot eene reize naar eenige der havens of plaatsen van Zijner Majesteit bezittingen in Indië, mits het traject, zij boven de 100 mijlen, van 15 op eenen graad, voor een schip van 500 ton en daarboven, op een zegel van . f 12,— Van 400 ton en daarboven .... - S,—

300 ...........- 4,—

200 ...........- 2,—

100...........- 1,—

50...........- 0,50

Het traject niet boven de 100 mijlen zijnde, op een zegel van half zoo veel. Tot eene reize naar eenige andere plaats, voor een schip van 500 ton en daarboven, op een

zegel van............f 50,—

Van 400 ton en daarboven .... - 40,—

300 ...........- 30,—

200 ...........- 20,—

100...........- 10,—

50...........- 6,—

De aden van uitklaring van alle tchepen en vaartuigen. Van 300 ton en daarboven, op een zegel van ƒ 2,—

-ocr page 96-

73

Beneden de 300 ton.......ƒ 1,—

De jaarlijkache passen van Inlandsche vaartuigen.

Van 50 kojangs en daarboven, op een zegel van/100, —

„40............ - S0,—

„ 30 ............- 00,—

„25............- 50,—

„ 20 ............ - 40,—

„15............- 30,—

//12............- 24,—

,/10............- 20,-

„ 5............— 0,

Beneden de 5 kojangs, voor lederen kojang, op

een zegel van.........- 1,—

Art. 3t. Zevende Afdeel! ng.

Obliyatiën en Schuldbrieven.

De imniiten van alle obligatiën en schuldbrieven, hetzij met of zonder cautie, die voor een secretaris, notaris of andere publiek persoon worden gepasseerd, alsmede alle onderhandsche obligatiën en schuldbrieven, zullen geschreven worden:

Beneden en tot ƒ 500 opeen zegel van ƒ 0^50

- 500 tot

1,000

- 1-

O O O

1

2,000

_ o_

- 2,000 „

5,000

- i-

- 5,000 ii

7,000

- 8,-

- 7,(100 „

10,000

- 12,-

- 10,000 „

15,000

- 16,-

- 15,000 „

20,000

- 24,-

- 20,000 „

30,000

- 30,—

- 30,000 „

40,000

- 40,-

- 40,000 „

50,000

- 60,—

- 50,000 „

60,000

- 80,-

en zal voor elke ƒ 10,000 daarboven, het z-gel moeten verhoogd worden met twintig guldens.

-ocr page 97-

74

Art. 35. Achtste Afdeeling.

Hypotheek-brieven.

De minute der hypotheek-brieven, hetzij dezelve voor de raden van justitie, de magistraten, weesmeesteren of andere daartoe bevoegde collegiën of ambtenaren verleden worden, zullen moeten geschreven zijn op een zegel als volgt;

/

100 op een zegel van

/ 0,50

-

100 tot

200

- 1—

-

200 „

500

- 2,—

-

500 ,/

700

- 4,—

-

700 „

1,000

- 6,-

-

1,000 „

1,500

- 8,-

-

1,500 „

2,000

- 10,-

-

2,000 „

3,000

- 12,-

-

3,000 „

4,000

- 16,—

-

4,000 „

5,000

- 20,-

-

5,000 //

7,000

- 30,—

-

7,000 „

10,000

- 40,—

-

10,000 „

12,000

- 50,—

-

12,000 „

15,000

- 60,—

-

15,000 „

20,000

- 80,—

-

20,000 „

25,001)

- 100,—

-

25,000 „

30,000

- 150,—

-

30,000 //

50,000

- 200,—

-

50,000 „

70,000

- 250,—

en zal voor elke ƒ 20,000 daarboven, het zegel moeten verhoogd worden met vijftig guldens.

Art. 36. Negende Afdeeling.

Koop-, eigendoms- en overdragtslrieven.

De minuten der koop-, eigendoms- en overdragtsbrieven van vaste goederen, zullen geschreven moeten zijn op een zegel als volgt:

Van een perceel, waardig beneden en tot de 200 guldens, op een zegel van........f 0,25

-ocr page 98-

Boven ƒ 200

tot ƒ 500

0,50

500

//

1,000

- 1-

- 1,000

//

2,000

- 2,-

- 2,000

//

5,000

i.—

- 5,000

u

- 10,000

- 8,-

- 10,000

n

- 15,000

- 16,-

- 15,000

n

- 20,000

- 24,—

- 20,000

u

- 30,000

- 30,—

- 30,000

n

- 40,000

- 40,-

- 40,000

u

- 50,000

- 50,—

- 50,000

//

- 00,000

- 60,—

- 6-0,000

ff

- 70,000

- 80,—

- 70,000

ff

- 80,000

- 100,—

- 80,000

ff

- 90,000

- 150,—

- 90,000

ff

- 100,000

- 200.—

en zal voor elke f 10,000 daarenboven.

het zegel moeten

verhoogd worden met vijftig

guldens.

Art. 37. Tiende Afdeeling.

Huurcedelen, charterpartij en, enz.

De huur- of pachtcedelen voor huizen, tuinen, landen en andere onroerende goederen, mitsgaders de charterpartijen voor schepen en vaartuigen, die voor een secretaris, notaris of ander publiek-persoon worden verleden, wanneer de jaren of maanden huur, dan wel de vruchten of togten daarin begrepen, te zamen getrokken, beloopen de som van 300 guldens of daar beneden op een zegel van ƒ 0,511.

Boven ƒ 300 tot, ƒ 500 ƒ 1,—

500

- 1,000

_ o_

1,000

- 2,000

- 4,—

2,000

- 5,000

- 8,-

5,000

- 10,000

- 16,-

10,000

- 20,000

- 24,—

20,000

- 30,000

- 40,-

30,000

- 40,000

- 60,—

40,000

- 50,000

-• 80,—

-ocr page 99-

76

en zal voor elke / 10,000 daarenboven, het zegel moeten verhoogd worden met twintig guldens *),

De huurcedelen of charterpartijen, onder de hand verleden wordende, zal elk afschrift, hetwelk daarvan tusschen partijen gemaakt wordt, geschreven zijn op een zegel van gelijke grootte, als voor de minuten der secretariële en notariële huurcedelen en charterpartijen is bepaald.

De contracten van verpachtingen van Js lands middelen en domeinen zullen geschreven worden op gelijke zegels, als hiervoven voor de publieke en onderhandsche acten van verhuring is bepaald.

irt. 3S. Elfde Afdeeling.

Hmoelijksc7ie voorwaarden, mitsgaders de Inventarissen, Memoriën en Specificatiën, daartoe hehoorende.

De minuten van alle huwelijksche voorwaarden, die voor een secretaris, notaris of ander publiek\' persoon worden gepasseerd, indien een van beiden de contractanten of de contractanten wederkeerig, daarbij een eigendom of vruchtgebruik verkrijgen, dan wel op eenige andere wijze bevoordeeld worden met, gelden, goederen of effecten de waarde hebbende of bedragende van ƒ ],000 of daar beneden, op een zegel van . . .ƒ2 van ƒ 1,000 tot / 3,000 - 4

- 3,000 „ - 10,000 - 12

- 10,000 „ - 20,000 - 24

- 20,000 „ - 30,000 - 40

- 30,000 „ - 50,000 - 80

en zal voor elke ƒ 20,000 daarenboven, het zegel moeten verhoogd worden met veertig guldens.

De minuten van alle inventarissen, memorien, specificatiën en andere acten tot de huwelijksche voorwaarden

quot;*) Over de questie, welke verhooging het zegel voor sommen beneden de / 10,000 moet ondergaan, zie men twee tegenstrijdige vonnissen,.in deel Vil, bladz. 496 en volg. en deel XV, bladz. 224 en volg. van het tijds. Het regt in Ned.-Indië opgenomen.

-ocr page 100-

77

relatief, en insgelijks voor eenen secretaris, notaris of anderen publieken persoon gepasseerd, op een zegel vaii/2.

Dan wanneer de voordeelen, welke de conthoralen 1) bedingen, niet in de huvvelijksche voorwaarden zelve, maar in eene afzonderlijke acte, tot de huwelijksche voorwaarden relatief, worden uitgedrukt, zoo zullen de minuten der huwelijksche voorwaarden, die voor een secretaris, notaris of anderen publieken persoon gepasseerd, worden, géschreven zijn op een zegel van ƒ 2.

En de inventarissen, memorien, specificatiën en andere acten, tot de huwelijksche voorwaarden relatief, en insgelijks voor een secretaris, notaris of ander publiek persoon gepasseerd wordende, op een zegel van gelijke grootte, als naar evenredigheid van het gemaakt voordeel, voor de huwelijksche voorwaarden hierboven is bepaald.

En wanneer, noch bij de huwelijksche voorwaarden, noch bij de inventarissen, memorien, specificatiën, of andere acten daartoe relatief, een bepaald voordeel aan een van beide de contractanten of aan de contractanten wederkeerig gemaakt, maar bij de huwelijksche voorwaarden iemand eene filiale portie of kindsgedeelte of anders eene onzekere somme toegevoegd wordt, zuilen de huwelijksche voorwaarden geschreven worden op een zegel van / 12.

De huwelijksche voorwaarden, mitsgaders de inventarissen, memorien, specificatiën en andere acten, onder de hand verleden wordende, zal elk afschrift hetwelk van dezelve tusschen de contractanten gemaakt wordt op een zegel van gelijke grootte als voor de minuten der secretariële en notariële huwelijksche voorwaarden, mitsgaders inventarissen, memorien, specificatiën en andere acten, tot de huwelijksche voorwaarden relatief, hierboven is bepaald, met inachtneming van de gemaakte distinctie of namelijk de voordeelen, welke de conthoralen bedingen in de huwelijksche voorwaarden zelve staan uitgedrukt,

1

Dat is: De aanstaande echtgenooten

-ocr page 101-

78

dan wel daarbij bloot gerefereerd wordt aan de inventarissen, memorien, specificatiën of andere acten, deswegens gemaakt of te maken.

Art 39. Twaalfde Afdeeling.

Testamenten, codicillen en andere acten van uitersten wil.

De minuten van alle testamenten en andere acten van uitersten wil, zonder onderscheid, zullen geschreven worden op een zegel van ƒ 1.

De besloten of verzegelde testamenten zullen van het zegelregt vrij zijn, doch de acten van superscriptie geschreven zijn, insgelijks op een zegel van ƒ 1.

De acten van opening van besloten of verzegelde testamenten, op een zegel van ƒ 1.

De codicillen of andere acten, waarbij uit krachte van de clausule reservatoir, in de testamenten eenige bijvoeging of veranderingen buiten de erfstelling worden gemaakt, op een zegel van / 0,50.

Onder de hand gemaakt wordende, op een zegel van / 1.

En zullen de hierboven gemelde acten van uitersten wille, gedurende het leven van den testateur, aan geene hoogere belasting onderworpen zijn; doch met den dood van den testateur bekrachtigd zijnde, zullen dezelve nader moeten worden voorzien van een omslagzegel, berekend naar de waarde van de nalatenschappen, als volgt:

Wanneer des testateurs boedel geene / 2,000 bedraagt, zal boven en behalve het zegel, hiervoren voor de acte bepaald, een omslagzegel moeten genomen worden van ƒ 1.

/ 2,000 tot beneden ƒ 10,000 bedragende, ƒ 10; en zal voor elke ƒ 10,000, welke de boedel meerder bedraagt, het omslagzegel telkens moeten verhoogd worden met tien guldens.

Dit regt zal worden voldaan door de erfgenamen, legatarissen, gedonateerden, derzei ver voogden en curatoren, en door de testamentaire executeuren, die gehouden zijn tot dat einde, de acten aan dit regt subject, met en be-

-ocr page 102-

79

nevens eene verklaring van het uiterlijke bedragen des boedels, te presenteren aan den ontvanger van de belastingen op de successien, ter plaatse, alwaar het sterfhuis gevallen is; zullende de laatstgemelde verpligt zijn, om het vereischt omslagzegel behoorlijk te superscriberen, te teekenen en aan de acte vast te hechten; alsmede om bij de superscriptie van het hierboven gemeld declaratoir melding te maken. De ontvanger van de successie echter gegronde redenen vermeenende te hebben, om de waarheid van de gedane opgave in twijfel te trekken, zal verpligt zijn daarvan dadelijk aan het gouvernement kennis te geven.

En zal, alvorens het gerequireerde zegel, in voege voorschreven, zal zijn omgeslagen, op geene der bij dit artikel bedoelde acten, eenig regt mogen worden gedaan, noch dezelve eenig effect mogen sorteren, en de nalatige daarenboven vervallen in de boete en verdere poenaliteiten, bij deze ordonnantie gestatueerd.

Art. 40. Dertiende Afdeeling.

Purgatieve Rekeningen of Ver antto oor ding en.

Alle originele rekeningen van weesmeesteren, executeuren, administrateuren, voogden, curators en van alle anderen, bij welke eenige administratie, ontvang en uitgaaf wordt verantwoord, hetzij zulks geschiedt voor een openbaar persoon, hetzij onder de hand, wanneer die rekeningen hebben een batig saldo, beneden en tot de 200 guldens, op een Boven ƒ

zegel van

ƒ

0,50

200 tot /

500

-

1,-

500

n —

1,000

-

2,_

1,000

n -

3,000

-

4,-

3,000

//

6,000

-

8,-

5,000

//

10,000

-

16,-

10,000

n ~

20,000

-

40,—

20,000

i ~

30,000

-

60,—

30,000

H —

50,000

-

80,—

-ocr page 103-

so

/ 50,000 „ - 70,000 - 100,—

- 70,000 „ - 100,000 - 150,—

- 100,000 „ - 150,000 - 200,—

En zal voor elke ƒ 50,000 daarboven, het zegel moeten verhoogd worden met vijftig guldens.

Onder de voorz. rekeningen worden ook begrepen de zoodanige, welke nadat de gansche staat van eenen boedel of eenige andere gemeene administratie van ontvang en uitgaven verantwoord is, op nieuw geformeerd worden; en zullen deze derhalve, naar evenredigheid van het daarin begrepen batig saldo, moeten geschreven worden op zegels als hierboven bepaald is.

Dan wanneer verscheidene personen bij eenen boedel of administratie geïnteresseerd zijn, en iemand derzelver rekening vordert en verkrijgt, van het montant waarvoor hij in den boedel of administratie participeert, zoo zal deze bijzondere rekening niet behoeven geschreven te worden op een zegel, hooger dan geproportioneerd aan het daarin begrepen aandeel van denzelve.

Rekeningen en verantwoordingen, rakende insolvente boedels, zullen vrij zijn van de bovengeniaakte bepaling, en zonder onderscheid geschreven worden op een zegel van ƒ 0,50.

Terwijl van het zegelregt geheel vrij zijn zullen alle rekeningen, welke gedaan worden wegens reederijen, schepen, vaartuigen, societeiten, associatien en compagnieschappen van kooplieden onderling en van private ge-magtigden of procuratie-houders, tenzij over de rekening questie was, en de zaak dingpligtig wierd, als wanneer bij de productie derzelve voor eenige regtbank, daar omgeslagen zal worden, het zegel voor de exhibitie van schrifturen en documenten in regten, hierboven bepaald.

Art. 41. Veertiende Afdeeling.

Contracten van koop, levering, aanbesteclmg en aanneming.

De minuten van alle contracten van koop, levering of aanbesteding voor eenige effecten, koopmanschappen of

-ocr page 104-

81

andere losse goederen, dan wel tot eenig werk, hoe ook genaamd, die voor een secretaris, notaris of ander publiek persoon gepasseerd worden, en loopen over eene som van ƒ 1,000 of daarbeneden, op een zegel van . ƒ 1 Boven / 1,000 tot ƒ 2,000 - 2

- 2,000 „ - 5,000 - 4

- 5,000 „ - 10,000 - 8

- 10,000 „ - 20,000 - 16

- 20,000 „ - 50,000 - 24

- 50,000 „ - 70,000 - 40

En zal voor elke ƒ 30,000 daarenboven, het zegel moeten verhoogd worden met tien guldens.

De voorschreven contracten van koop, levering, aanbesteding of aanneming, onder de hand verleden wordende, zal elk afschrift, hetwelk tusschen partijen gemaakt wordt, geschreven zijn op een zegel van gelijke grootte, als hierboven voor de minuten derzelve contracten, voor een publiek persoon gepasseerd, is bepaald.

De minuten van alle contracten van koop van vaste goederen, voor een publiek persoon gepasseerd, beloopen-de minder dan en tot 500 guldens, op een zegel van ƒ 0,50.

Boven de 500 guldens op een zegel van ƒ 1.

Contracten van koop van vaste goederen, onder dé hand verleden wordende, zal elk afschrift, hetwelk van dezelve tussohen partijen wordt gemaakt, geschreven zijn op een zegel van gelijke grootte, als voor de minuten derzelve voor een publiek persoon gepasseerd, hierboven bepaald is.

Art. 42. Vijftiende Afdeeling.

Cuntraden van Societeié, Associatie en Compagviesc/iap.

De minuten van alle contracten van societeit, associatie en compagnieschap, die voor een publiek persoon gepasseerd worden, wanneer het fonds, door de gezamenlijke deelliebbers bijeengebragt, of waarover de handelingen der geassocieerden loopen zullen, niet surpasseert de som van 2000 gulden, op een zegel van ƒ 1

-ocr page 105-

82

Boven ƒ 2,000 tot / 5,000 ƒ 2

- 5,000 „ - 10,000 - i

- 10,000 „ - 20,000 - 8

- 20,000 „ - 50,000 - 16

- 50,000 - 70,000 - 24

- 70,000 „ - 100,000 - 40

en zal vooi\' elke f 20,000 daarenboven, het zegel moeten verhoogd worden met tien guldens.

De minuten van alle contracten van societeit, associatie en compagnieschap, die voor een publiek persoon gepasseerd worden, en zaken ten onderwerp hebben, welke tot geene of geeue bepaalde geldswaarde te brengen zijn, zonder onderscheid, op een zegel van / 16.

Contracten van societeit, associatie en compagnieschap, onder de hand verleden wordende, zal elk afschrift daarvan, tusschen partijen te maken, geschreven zijn: zoo daar zijn twee of drie geassocieerden, op een zegel van gelijke grootte, en zoo daar zijn meer dan drie geassocieerden, op een zegel van half zoo veel, als het zegel voor de minuten der contracten van societeit, voor een publigk persoon gepasseerd.

Art 43. Zestiende Afdeeling.

Aden van Cessie, Transport, enz.

De minuten van alle acten van cessie, dan wel transport of overgifte van eenige roerende goederen, actiën of credieten, die voor een publiek persoon gepasseerd worden, en bedragen eene som van 1000 guldens of daar beneden, op een zegel van ƒ 1.

Boven de 1000 guldens op een zegel van „ 2.

Onder de hand verleden wordende, op een zegel van gelijke grootte, als het zegel der minuten van de secretariële of notariële acten van cessie 1).

1

Eene acte van renunciatie of afstand is niet aan het zegelregt van dit, maar aan dat van art. 55 onderwerpen. Zie vonnis van den raad van justitie te Batavia, dd. 9 Mei 1856 in het tijds. Het regt in Ned. Indië, dl. XIII, bladz. 41 en volg.

-ocr page 106-

83

Art. ■14. Zeventiende Afdeeling.

Donatien inter vivos.

De minuten van alle acten, begrijpende eenige donatien inter vivos van roerende goederen, dan wel van eenige actien, oredieten of effecten, die voor een publiek persoon gepasseerd worden, zoo de donatie daarin begrepen, beloopt eene somma van 500 guldens of daar beneden, op een

van . . .

■ ■ ■ f

0,50

Boven f

500 tot/

2,000 -

1,-

-

2,000

// -

4,000 -

v_

-

4,000

// -

6,000 -

4,—

-

6,000

// —

10,000 -

8,—

-

10,000

n —

20,000 -

24,—

-

20,000

n —

40,000 -

40,-

-

40,000

// —

70,0011 -

80,—

-

70,000

// —

100,—

Onder de hand verleden wordende, op een zegel van gelijke grootte, als het zegel der minuten van de acten van donatie voor een publiek persoon gepasseerd.

De minuten van alle acten, begrijpende eenige donatien inter vivos van vaste of onroerende goederen, voor een publiek persoon gepasseerd, de waarde hebbende minder dan en tot 500 guldens, op een zegel van, . ƒ 0,50 Boven de ƒ 500 .... - 1,—

Onder de hand verleden wordende, op een zegel van gelijke grootte, als het zegel der minuten van de acten van donatie van vaste goederen, voor een publiek persoon gepasseerd.

Art. 45. Achttiende Afdeeling.

Staten en Inventarissen, mitsgaders Acten van Schifting en Scheiding.

De minuten van alle staten en inventarissen, mitsgaders van alle acten van schifting, scheiding of verdeeling van eenige boedels en sterfhuizen, of van goederen hoe ook genaamd, hetzij dezelve gemaakt of gedaan worden, door of tus-

-ocr page 107-

Si

schen erfgenamen, voogden, executeuren en curators, dan wel door of tusschen private personen, genootschappen of associatien (uitgenomen de inventarissen, betrekkelijk tot huwelijksche voorwaarden), en gemaakt of gepasseerd worden voor een publiek persoon, wanneer de boedel te inventariseren of te verdeelen, bedraagt 500 guldens of daar beneden op een zegel van . . . ƒ 0,50 Van / 500 tot ƒ 5,000 - 1,—

Boven - 5,000 „ - 10,000 - 2,—

en zal voor elke / 5,000 daarenboven, het zegel moeten verhoogd worden met één gulden.

Onder de hand verleden en niet meer dan één afschrift van dezelve gemaakt wordende, op een zegel van gelijke grootte, als voor de publieke inventarissen of acten van scheidingen is bepaald, doch twee of meerdere afschriften van dezelve gemaakt wordende, alsdan op een zegel van slechts half zoo veel.

De inventarissen, gemaakt wordende van notoir insolvente boedels, zullen van de bovenstaande bepalingen vrij zijn, en zonder onderscheid worden geschreven op een zegel van f 0,50.

Art. 4G. Negentiende Afdeeling.

Aden van Cautie, Guar and, enz.

De minuten van alle acten van cautie, guarand, indemniteit, acquit, décharge, mitsgaders van aditie of repudiatie eener erfenis, en wijders van compromis of transactie, die voor een publiek persoon worden gepasseerd, op een zegel van . . . . . . . ■ f - gt;—

Onder de hand verleden wordende, insgelijks op een zegel van . . . . . . . - 1)—

Alle acten van cautie, guarand, indemniteit en wat dies meer, ten behoeve van het gouvernement gepasseerd, zullen voor eenen notaris of anderen daartoe bevoegden persoon moeten verleden worden, en de minuten geschreven zijn op het zegel, hierboven bepaald.

-ocr page 108-

85

Ait. 47. Twintigste Afdeeling.

Aden van Voogdij, Procuralien, Conmissien, enz. De minuten van alle acten van voogdij, op een

zegel van........ƒ1,—

De minuten van alle codicillaire procuratien, op

een zegel van . . . . . . . - 1,—

Alle generale procuratien ad lites en ad negotia,

op een zegel van . . . . . . - 4,—

Alle generale procuratien ad lites, op een zegel

van .......... 2,—

Alle generale procuratien ad negotia, op een zegel

van .......... 2,—

Alle speciale procuratien ad lites, op een zegel

van.........- 0,50

Alle speciale procuratien ad negotia, op een zegel

van.........- 0,50

Alle com missiën of autorisatien tot voogdijen en curatelen, door de daartoe bevoegde autoriteiten verleend wordende, op een zegel van . . . / ],—

Dan, zoo de voorschreven commissien of autorisatien, raken insolvente boedels, alsdan op een zegel

van.........- 0,50

Art. 48. Een en Twintigste Afdeeling.

Aden van Assnmlie, Snrrogatie en Substitutie.

De minuten van alle acten van assumtie^ surro-gatie en substitutie, op een zegel van . . - 0,50

Art. 49. Twee en Twintigste Afdeeling.

Transporten van Lijfeigenen.

De minuten van alle transporten van lijfeigenen,

op een zegel van . . . . . . - 0,50

Art. 50. Drie en Twintigste Afdeeling.

Polissen van Assurantie en Bodemarijen.

Alle polissen van assurantie en bodemarijen, inhoudende

-ocr page 109-

S6

guldens of daar beneden, öp een zegel van ƒ

l

Boven f 1,000 tot

ƒ 5,000 -

3

- 5,000 f,

1 0,000 -

4

- 10,000 „

- 10,000 -

6

- 20,000 „

- 50,000 -

10

- 50,000 //

- 70,000 -

24

En zal, voor elke ƒ 10,000 daarenboven, het zegel moeten verhoogd worden met vijf guldens *).

Art. 51. Vier en Twintigste Afdeeling.

Protesten, Indnuatiën, enz.

De minuten van alle protesten, insinnatiën en declara-toiren, mitsgaders van alle acten van zegelingen ontzegeling, op een zegel van ƒ 0,50.

Art. 52. Vijf en Twintigste Afdeeling.

Billetten, Advertentiën, enz.

Van alle billetten, advertentiën, vendu-annoncen, en van alle bekendmakingen, van welken aard ook, die door middel van de courant, dan wel bij afzonderlijke billetten, worden publiek gemaakt, zal het eerste exemplaar ter drukkerij blijven gedeponeerd en afgedrukt moeten zijn;

minder inhoudende dan 10 regels, op een zegel van . ƒ 0,25 20 // ,/ ,/ u u . - 0,50 20 regels, en daarboven op een zegel van . - 1,—

Van de advertentiën, die niet door middel van de drukpers, maar door geschreven billetten worden publiek gemaakt, zal degene, die de advertentie doet, gehouden zijn, binnen den tijd van vier en twintig uren, nadat dezelve

*) De hoegrootheid van het zegel is afhankelijk van de waarde van het verzekerde voorwerp en niet van het bedrag der premie. Bij periodieke verlenging der bestaande assurantie, moet, voor het geval daarvan een nieuwe polis wordt opgemaakt, telken male het gerequireerd zegel worden gebruikt; bij verlenging echter van behoorlijk gezegelde polissen van assurantie, wordt de voldoening der premie op de polis aangeteekend, dan wel daarvan eene afzonderlijke quitantie opgemaakt^ als wanneer art. 53 dezer ordonn. van toepassing is. Missive vau den direeteurder middelen en domeinen, dd. 31 Juli; 1853 no. 2GS7. Bijblad no. 679.

;

-ocr page 110-

87

zal zijn rondgezonden, een afschrift op het hierboven bepaalde zegel te bezorgen ten kantore van den magistraat of van de eerst aanwezige civiele autoriteit.

Art. 53. Zes en Twintigste Afdeeling.

Wissels, Quitantiën, Rekeningen, enz.

Alle wisselbrieven, assignatiën en acceptatiën, en voorts

alle quitantiën en rekeningen tusohen wie dezelve worden ve somma boven de / 100 op e

Boven /

500 1,()00 1,500 2,00(1 4,000 10,000 15,000 20,000 25,000 30,»00 40,0ii0 50,000

zonder onderscheid, door of nandeld, en loepen de overeen

zegel van ƒ

i —

8,— 12,—

16,— 24,— 30,-40,— 50,— 60,—

0,25 0,50


En zal voor elke f 10,000 daarenboven het zegel moeten verhoogd worden met tien guldens.

Quitantiën echter geschreven wordende onder een behoorlijk gezegelden wisselbrief, assignatie of acceptatie, mitsgaders onder eene behoorlijk gezegelde obligatie, rekening of ander document, zullen vrij van het zegelregt zijn.

Gelijk mede van de bovenstaande bepaling vrij zijn zullen alle quitantiën, rakende insolvente boedels, welke zonder onderscheid geschreven zullen worden;

Voor eene som tot /100 inclusive, op een zegel van ƒ0,25.

Boven de f 100 op een zegel van . . f 0,50 1).

1

Volgens resol. 29 Julij 1823 no. 5 (stsbl. no. 31) kunnen alle rekeningen, ten laste van insolvente boedels, op een zegel van ƒ 0,25 worden geschreven, waarvan het kostende ten laste van den crediteur zal komen.

-ocr page 111-

88

Art. öi. Zeven en Twintigste Afdeeling.

Copyen en Extracten.

Alle authentieke copijen of extracten van gezegelde stukken, wanneer liet zegel van het origineel instrument bedraagt ƒ 1 of minder, op een zegel van een kwart gulden, en wanneer het meerder dan ƒ 1 bedraagt, op een zegel, ten beloope van een achtste van het principale zegel; zóó echter, dat eene authentieke copij of extract van een gezegeld instrument, nooit op een hooger zegel dan van ƒ 10 zal behooren gebragt te worden.

Hiervan echter zullen uitgezonderd wezen de eerste extracten uit de vendurollen, welke door vendu meesteren, wegens den gedanen publieken verkoop van eenige goederen, aan de daartoe belanghebbenden worden uitgereikt, welke zullen moeten geschreven worden op een zegel, volgens de bepaling voor de wisselbrieven, quitantiën en rekeningen, hierboven gemaakt, met dezen verstande echter, dat wanneer een zoodanig gezegeld extract zal wezen uitgereikt, de quitantie wegens de ontvangst van het provenu van het zegelregt zal vrij zijn, gelijk mede de quitantie voor het provenu van liet zegelregt zal vrij zijn, wanneer door den belanghebbende van vendumeesteren voor het provenu der verkooping genomen is eene acceptatie van betaling op den vervaltijd, eu welke acceptatie alsdan zal moeten geschreven zijn op een zegel, als voor de acceptatiën hierboven is bepaald.

Wijders zullen van de bovenstaande bepalingen vrij zijn, alle extracten uit de vendurollen, rakende insolvente boedels, welke zonder onderscheid zullen geschreven worden: beloopende 200 guldens of daar beneden, op een zegel van.......f 0,25

Boven de 20(1 guldens, op een zegel van . - 0,50

Copijen en extracten van ongezegelde instrumenten, geauthentiseerd wordende tot eenig gebruik hoegenaamd, op een zegel van . . . • - 0,25

-ocr page 112-

89

Art. 55. Acht en Twintigste Afdeeling.

Aden en Schrifturen in deze niet genoemd.

Van alle acten, schrifturen, documenten en instrumenten, van welke benaming ook , die in deze niet genoemd of onder geene meerdere of mindere zegels explicite begrepen zijn, en die voor een openbaar persoon gepasseerd worden, zal de minuut geschreven worden op een zegel van , ƒ 0,50

Onder de hand verleden wordende, elk afschrift insgelijks op een zegel van . . . . . - 0,50

Hiervan worden echter speciaal uitgezonderd, de acten van emancipatie van lijfeigenen, welke van nu voortaan vaii het zegelregt geheel vrij zullen zijn.

Art. 56. Bijaldien tusschen de belanghebbenden, ten aanzien van de betaling van het bij deze ordonnantie bepaalde zegelregt, geene overeenkomst zal zijn gemaakt, zal men in alle gevallen, waarin zulks niet uit den aard der zake-zelve voorvloeit, daaromtrent de navolgende regelen in acht nemen;

Dat de kosten van het zegel van alle acten of contracten, welke geene wederzijdsche verbindtenis opleveren, zullen worden voldaan door den debiteur.

Dat de kosten van het zegel van contracten van huur, verpachting en dergelijke, zullen komen ten laste van den huurder en verhuurder gezamenlijk, en door dezelve gelijkelijk zullen worden gedragen.

Dat de kosten van het zegel van contracten van verkoop, donatiën en dergelijke, zullen worden voldaan door den kooper of den gedonateerde of gebeniliceerde.

En eindelijk, dat in alle andere bilaterale contracten, het zegelregt door alle de contractanten gelijkelijk zal moeten worden gedragen, met dien verstande nogtans, dat, wanneer het gouvernement een der contracterende partijen is, het geheele zegelregt door den anderen contractant of contractanten zal moeten worden betaald, zonder dat deswege iets ten laste van het gouvernement zal mogen worden gebragt.

Art. 57. Alle overtredingen van de bepalingen bij deze

-ocr page 113-

90

ordonnantie voorkomende, en waaromtrent geene bijzondere poenaliteiten, bij dezelve zijn gestatueerd, zullen worden gestraft met eene geldboete, niet te boven gaande de som van één honderd guldens.

Art. 58. Hij, die zal bevonden worden den datum van eenig omslagzegel te hebben geantidateerd, het jaartal of den stempel van het zegel, of wel den daarop uitgedrukten prijs veranderd of onduidelijk gemaakt, alsmede hij, die een en hetzelfde zegel ten tweeden male zal hebben gebruikt, zal verbeuren eene boete van één duizend guldens, en daarenboven als falsaris worden gestraft.

Art. 59. Alle boeten, ingevolge de tegenwoordige ordonnantie te verbeuren, zullen genoten worden: één derde door den aanbrenger, één derde door den ambtenaar, die de calange doen zal, en liet resterende een derde blijven voor de armen, ter nadere dispositie van het gouvernement 1).

Buiten deze wijdloopige verordening bestaan er nog eene menigte wetten op dit stuk, waarvan wij, voor zooverre zij van algemeen belang zijn, alleen den korten inhoud zullen mededeelen met aanwijzing tevens, waar ze in haar geheel te vinden zijn t).

1°. Besl. 19 Jan. 1818 no. 13, bepalende, dat requesten, welke niet behoorlijk gezegeld zijn, zullen moeten worden gehouden buiten dispositie (stsbl. no. 5).

2°. Besl. 20 Julij 1818 no. 4, waarbij bepaald wordt, op welk zegel de contracten moeten geschreven worden, waarbij de huurders der koffijtninen aannemen, om aide vruchten van die tuinen te leveren (stsbl. no. 52).

3°. Resol. 18 Mei 1824 no. 27, waarbij bepaald wordt, dat alle acten of contracten, tusschen de hoofdpachters van \'s lands middelen en derzelver onderpachters, voortaan zullen moeten worden gepasseerd op zegels, berekend naar de bepalingen, omtrent huurcontracten, vastgesteld bij art. 37

1

Zie Besluit van 18 September 1853 no. 5 (stblad no. 73).

f) De overige bepalingen omtrent de zegelwet zoeke men in liet, door ons uitgegeven, Repertorium op de staatsbladen van Ned. Indie en des-zelfs vervolgen. Batavia, Lange 8c Co.

-ocr page 114-

91

der Ordonn. op het regt van het klein-zegel (stsbl. no. 26).

4°. Resol. 29 Julij 1823 no. 5, houdende bepalingen op het stuk van rekeningen, betalingen en quitantien in desolate boedels (stsbl. no. 31).

5°. Besl. 20 Feb. 1827, waarbij wordt bepaald, dat de verzoekschriften aan den directeur-generaal of aan een der directeuren ingediend, zullen geschreven worden op een zegel van dubbele waarde (stsbl. no. 23).

6°. Besl. 18 Junij 1828, bepalende de hoegrootheid van de zegels, waarop de acten van den burgerlijken stand zullen moeten worden geschreven, (stsbl. no. 50, art. 4i.)

7°. Besl. 14 Deo. 1841 no. 1, bepalende het zegelregt, waaraan de minuten van acten, betrekkelijk landbouwkundige ondernemingen met het gouvernement gesloten, zullen onderworpen zijn (stsbl. no. 44).

8°. Resol. 7 Jan. 1820 no. 9, waarbij alle rekeningen, acten en instrumenten ten laste van den lande, worden vrijgesteld van het gebruik van het klein-zegel (stsbl. no. 3).

9°. Resol. 15 Junij 1836 nq. 5, wegens de inwisseling van verkladde zegels (stsbl. no. 34).

10°. Resol. 25 Feb. 1820 no. 8 (stsbl. no. 10) en resol. 5 Feb. 1831 no. 4 (stsbl. no. 12), omtrent de zegeling der contracten van leverancie.

11°. Besl. 26 Dec. 1843 no. 1, omtrent de berekening van het zegel, over het aantal guldens, onverschillig koper of zilver (stsbl. no. 33).

12°. Resol. 10 Jan. 1831 no. 32, bepalende het zegelregt voor de hypotheekbrieven, ten behoeve der Javasche bank verleden (stsbl. no. 2).

13°. Resolutie van 17 Julij 1822 no. 7. Reglement op het stempelen, parapheren en verkoopen van het klein-zegel. (stsblad no. 34).

14°. Ordonnantie van 29 Junij 1859. Aanvulling van de artt. 17, 18 en 19 der zegel ordonnantie, (stsblad no. 39.)

15°. Ordonnantie van 27 Julij 1860. Zegel voor de uitoefening van sommige bedrijven, (stsblad no. 72.)

16°. Ordonnantie van 16 Januarij 1862. Zegelregt voor de minuten van overeenkomsten van levensverzekering en lijfrenten, (stsblad no. 7.)

-ocr page 115-

92

17°. Ordonnantie van 19 October 1863. Zegelregt voor contracten voor den verhuur van woeste gronden, (stsblad no. 136.)

18°. Ordonnantie van 10 October 1S65. Vergunning om blanco of gedrukt papier, hetwelk nog niet is beschreven, te doen stempelen met\'s lands zegel, (stsblad no. 114).

19°. Over het zegelregt van buitenlandsche wissels en requesten, zie men het Besluit van 5 Maart 1863 no. 21, opgenomen in het Bijblad no. 1628.

Ook houde de notaris het oog op de nu volgende, in de de staatsbladen voorkomende bepalingen :

Maandel jhsche opgave van koopcontracten van vaste goederen.-^

Bij art. 35 van de Ordonn. op de overschrijving van den eigendom van vaste goederen en liet inschrijven van hypotheken op dezelve in Ned.-Indië (stsbl. 1834 no. 27), is bepaald, dat de notarissen, overal waar raden van justitie gevestigd zijn, op verbeurte eener boete van ƒ 25 tot ƒ 100 ter bepaling van den regter, vóór den tienden dag van elke maand, aan den griffier bij den raad van justitie van hun ressort, eene opgave zullen indienen van de koopcontracten van vaste goederen voor hen, gedurende de afgeloopen maand, verleden.

Verbod om contracten op te maken, wegens onderpachten of verhiringen. — Bij publicatie van 1 April 1840 (stsbl. no. 11) is het aan alle notarissen of als zoodanig fungerende personen, op verbeurte eener boete vau ƒ 1000, verboden van verhuringen of verpachtingen van landerijen, suikermolens of andere fabrieken, van bazaars, vischvijvers, houtgewassen, of andere voortbrengselen van landbouw en nijverheid, zoo mede van den afstand of verkoop van onderpachten van \'s lands middelen, die bij openbare mededinging en niet voor rekening van het gouvernement plaats vinden, eenig contract te mogen opmaken, dan nadat hun door vertoon der venduquitantie zal zijn gebleken, dat het vendusalaris betaald is, zullende daarvan door hen in de acte melding worden gemaakt 1).

1

Men vergelijke hier het op bladz. li en 13 voorkomende.

-ocr page 116-

93

Het maliën van fidei-conmissaire disposition ten behoeve van onchristenen en vreemdelingen verloden. — Bij besl. 13 Dec. 1838 no. 3 (stsbl. no. 45) zijn de bepalingen der publicatie van 27 Sept. 1757 , omtrent het bezwaren van vaste goederen met den band van fidei-commies, alsnog van al-gemeene toepassing verklaard.

Bij die publicatie wordt, op poene van een duizend rijksdaalders, ten behoeve der stadswerken, verboden om testamenten dan wel eenige andere uiterste willen te verlijden, waarin de testateur voornemens is, eene fidei-com-missaire dispositie te laten invloeijen, ten voordeele van Inlanders, hetzij Maleijers, Chinezen, Mooren, Javanen, Balinezen of andere onchristen ingezetenen dezer kolonie; waaronder ook verstaan en begrepen worden, alle vreemdelingen zonder onderscheid en vrijgegeven slaven t).

Verhod om aden van scheiding, enz. op te maliën. — Bij art. 39 van de Ordonn. op het regt van successie en overgang in Ned.-Indië (stsbl. 1836 no. 17) 1), is het den notarissen verboden te staan over scheidingen, deelingen, transporten of alienatien van boedels of goederen, aan gemeld regt onderworpen, tenzij hun alvorens door eene quitantie van den ontvanger gebleken is, dat de betaling heeft plaats gevonden, en zulks op poene van aansprakelijk te zijn voor het regt en daarenboven te verbeuren eene boete van ƒ 150 voor elke contraventie t).

Afvrage door vjien het collateraal zal worden gedragen. — Bij art. 8 der Ordonn. van 3 Lentemaand 1810, gearresteerd bij publicatie van 20 Dec. 1852 (stsbl. no. 79) is bepaald,

1

Aten zie ook art, 36 der lager opgenomen Ordonn. op de belasting op alle legaten en collaterale successien, door alle met Inlanders gelijkgestelde personen te voldoen. Zie ook besl 29 Mei 1769. Wetten en Besluiten, Deel I, bladz. 24.

j) Ook deze bepaling verdient noodzakelijk eene wijziging. Tot het doen van aangifte staat de Ordonnantie op het regt van successie en overgang zes maanden toe; nu moet men echter, ten gevolge van dit verbod, of vroeger betalen of in een onverdeelden boedel blijven, iets, dat met art. 1066 B. W. strijdig is.

-ocr page 117-

94

dat de notarissen aan de testateurs moeten afvragen, door wien het collateraal zal worden voldaan.

Afvragè of de testateur genegen is eenige vermakingen aan christelijke gezindheden te doen. —Bij besl. 17 Junij 1809 is bepaald, dat de notarissen, bij het verlijden van uiterste willen, den testateurs zullen afvragen, of zij genegen zijn eenige vermakingen ten voordeele der christelijke gezindheden te doen. Zie Wetten en Besluiten deel I, bladz. 15.

Over de gehoudenheid of bevoegdheid van de Notarissen tot deelgenootschap aan het Civiel Weduwen en Weezen-fonds, zie men de Publicatie van 22 Mei 1867. (stsblad no. 72).

Buiten de reeds in de aanteekeningen aangehaalde en daar omschreven bepalingen, die in het Bijblad op het Staatsblad voorkomen, vindt men daarin nog de volgende besluiten, waarop de notaris het oog gelieve te houden:

No. 356. NOTARISSEN.— Bij welke autoriteit moeten klagten tegen notarissen worden ingebragt.

Missive van den 1quot; gouverneraents secretaris van 1 December 1856 No. 2364, aan een der hoofden van gewestelijk bestuur op ds buitenbezittingen.

In uwe missive van 24. October jl. No. 2471 wordt in overweging gegeven, te bepalen door wiens tusschenkomst de notarissen in uw gewest moeten voldoen aan art. 18 der

instructie voor de notarissen in Nederlandsch-Indie (staatsblad 1822 No. 11).

Mij is opgedragen UwEdG. dienaangaande te kennen te geven, dat bijaldien ook artikel 18 der voormelde instructie, uws inziens de vereischte duidelijkheid mogt missen, — het toezigt over de uitoefening van het notariaat is opgedragen aan den raad van justitie, aan wien derhalve de beslissing van dergelijke ondergeschikte punten gevoegelijk kan worden overgelaten.

Voor het geval dat de door UwEdG. geopperde bedenkingen hierdoor niet worden opgelost, zal de officier

-ocr page 118-

van justitie bij meer genoemden raad die welligt kunnen ophelderen, aan welken ambtenaar alle klagten tegen notarissen hehooren te worden gerigt.

Be goxwernenvints secretaris, (w. g.) A. LOUDON.

No. 665. NOTARIELE contracten voor leveringen of

aannemingen, enz.

CIRCULAIRE aan do gewestelijke autoriteiten ia Ned. Indie,

No. 1Ü62. Batavia, tien W Mei 1S59.

Meermalen is het gebleken, dat de ter goedkeuring aan de regering aangeboden wordende notariele contracten voor leveringen of aannemingen, enz., niet met die zorg en naauwkeurigheid zijn opgemaakt, als wel met regt verwacht mag worden.

Op grond daarvan heb ik in last bekomen, UwEdG. uit te noodigen, voortaan te willen doen zorgen, dat de acten van zoodanige notarieel gesloten wordende contracten behoorlijk worden opgemaakt;

onder opmerking, dat alle zulke contracten, welke bevonden zullen worden niet behoorlijk te zijn opgemaakt, door den gouyerneur-generaal niet zullen worden goedgekeurd, doch terug gezonden, terwijl de schade welke daaruit mogt voort-vloeijen, zal worden gelaten voor rekening van de autoriteit, die aan hare verpligting in deze niet heeft voldaan.

De \\ste gouvernements secretaris, (w. g.) L. J. W. DE WAAL.

-ocr page 119-

N0. 757. NOTARIELE ACTEN betrekkelijk landbouw

ondernemingen met het gouvernement in contract staande.

CIRCULAIRE «an de hoofden vim gewestelijke bestuur op Java.

No. 3508/12. Batavia, den 3quot; September 1859.

Herhaaldelijk worden bij mijne directie grossen ontvangen van notariele acten, betrekkelijk landbouwondernemingen met het gouvernement in contract staande, die, zoo wat vorm als naauwkeuvigheid betreft, veel te wen-schen overlaten; terwijl het ook meermalen gebeurt, dat van die grossen niet het vereischte aantal wordt overgelegd.

Het gevolg hiervan is dat dezelve dikwijls ter verbetering, soms zelfs ter vernieuwing moeten worden teruggezonden.

Hierdoor gaat, buiten vele noodelooze kosten, ook veel tijd verloren en worden de belangen der contracterende partijen ongetwijfeld benadeeld.

Het heeft van de zijde dezer directie, daar waar zulks te pas kwam, niet aan teregtwijzingen ten deze ontbroken.

Met het oog op de circulaire van den eersten gouverne-ments secretaris, dd. 14 Mei jl. no. 10G:J is het mij dringend noodig voorgekomen, de aandacht van UEdG, nogmaals te vestigen op de hieronder volgende door de regering te dezen aanzien gegevene voorschriften, met nitnoodiging te willen doen waken, dat daaraan voortaan stiptelijk de hand worde gehouden; onder opmerking tevens, dat bij niet opvolging, de ingezondene grossen ter verbetering of vernieuwing zullen worden geretourneerd, en de schade, die daaruit mogt voortvloeijen, worden gelaten voor rekening van dengene, die er de oorzaak van is.

De regering verlangt uitdrukkelijk:

1. dat van alle notariele acten voor landbouwondernemingen met het gouvernement in contract staande, vijf grossen zullen worden aangeboden, ter verdeeling als volgt;

-ocr page 120-

97

één gros aan de algemeene sekretarie,

één n n // algemeene rekenkamer,

één ;/ // ,/ directie der kultures,

één „ u het betrokken hoofd van gewestelijk bestuur,

één // ;/ den betrokken fabriekant.

2. dat die grossen niet zorg en naaawkeurigheid, en casu quo overeenkomstig de verstrekt wordende gearresteerd coneeptvoorwaarden opgemaakt, en goed van taai-, schrijffouten, etc. gezuiverd worden, alvorens dezelve ter goedkeuring worden ingezonden;

3. dat bij overscbrijvingen van contracten als de hier-bedoelden, door het betrokken hoofd van gewestelijk bestuur slechts worde gecompareerd, om te verklaren; dat het. gonvernement voor zooveel noodig, of als comparant ter eenre daarbij betrokken (behoudens de nadere goedkeuring van hetzelve) in de overdragt toestemt, doch niet, zoo als dit meermalen plaats vond, om namens het gouvernement de overschrijving te doen of aan te nemen, waartoe het geene bevoegdheid heeft: en

4. dat uit de notariele acte casn quo steeds blijke, de overdragt op het betrokken hoofd van gewestelijk bestuur, van de op den directeur der kultures verleende magtiging tot sluiting der overeenkomst.

Ik leeken hierbij ten slotte aan, dat voor het geval bij het verlijden eener notariele acte, omtrent het een of ander twijfel mogt bestaan, deswege ter voorkoming van latere kwestiën, inlichting behoort te worden gevraagd, alvorens tot de definitieve sluiting worde overgegaan.

De directeur der Tcultmes, (w, g.) UMBGROVE.

-ocr page 121-

98

No. 929. NOTARIAAT [staatsbladno. 3). — Be-

voegdheid van residenten om als waarnemende notarissen op ie treden.

BESLUIT. No. 16. Buitenzorg, denn September 1860.

Gelezen de missives:

a. van den resident van N. N. van 18 Junij 1860 no. 2173, daarbij mededeelende:

dat ingevolge art. 10, in verband tot art. 3 van het reglement op het notarisambt in Nederlavdsch-Indië (staatsblad 1860 no. 3), met 1 Julij 1SG0, te N. N. slechts één notaris aanwezig zal zijn;

dat wegens de ongezondheid der hoofdplaats, aldaar meer dan elders een tweede notaris noodig is, en de opdragt van het notarisambt aan eenen tweeden persoon te dier plaatse velerlei belemmering zal ondervinden;

gevende de resident, op grond van het vorenstaande in overweging om, met wijziging van het aangehaalde reglement, de hoofden van gewestelijk bestuur, bij afwezigheid of wettige verhindering van den notaris, vooreerst met de uitoefening van de functien van dien openbaren ambtenaar belast te laten;

b. van het hoog-geregtshof van Nederlandsch-Indië, van 30 Augustus 18611 no. 605, naar aanleiding der missive van den Isten gouvernements secretaris, van 31 Julij 1860 no. 1686, en het daarbij overgelegd rapport van den procureur generaal bij dat hof, van 6 Augustus te voren no. 853/212.

Overwegende:

dat art. Ill der ordonnantie van 11 Januarij 1860 (staatsblad no. 3), in het algemeen bedoeld heelt de bij de invoering van het reglement op het notarisambt in Nederlandsch-Indië gevestigde notarissen in hun ambt te bevestigen, en hiermede alle omstandigheden, welke hun de uitoefening van dat ambt volgens dat nieuwe reglement zouden verbieden of onmogelijk maken, zijn gedekt;

-ocr page 122-

.19

dat mitsdien de administratieve ambtenaren, aan welke krachtens de resolutie van den gouverneur-generaal in rade van 7 Maart 1832 no. 8 (staatsblad no. 11), eene hetzij regtstreeksche, hetzij voorwaardelijke bevoegdheid tot de uitoefening van het notariaat was toegekend, die bevoegdheid bij de in werking treding van het reglement op het nolarisamit in Nederlandsch-Indië (staatsblad 1860 no. 3) niet hebben verloren;

dat voorts de woorden aan het slot van gemeld artikel III, met in achtnemin\'j der bepalingen van het reglement, alleen de verpligting medebrengen voor de in hunne bediening bevestigde notarissen, om zich voortaan in de uitoefening hunner dienstverrigtingen aan het nieuwe reglement te gedragen.

Gelet op het besluit van 19 Augustus 1860 no. 7.

Is goedgevonden en verstaan:

Aan den resident van ST. N. te kennen te geven, dat hij krachtens art. III der ordonnantie van 11 Januarij 1860 (staatsblad no. 3) bevoegd is de hem, bij ontstentenis van den secretaris zijner residentie, onder vigueur der vorige instructie op het notarisambt, opgedragen notariële functiën, ook na de invoering der gezegde ordonnantie vooralsnog tijdelijk uit te oefenen, mits zich overigens gedragende naar de voorschriften van het nieuwe reglement.

Afschrift, enz.

De algemeene vraag is deze :

hebben de administratieve ambtenaren, aan welke krachtens de resolutie van den gouverneur-generaal in rade van 7 Maart 1822 no. 8 (staatsblad no. 11), eene hetzij regtstreeksche, hetzij voorwaardelijke bevoegdheid tot de uitoefening van het notariaat was toegekend, die bij de in werking treding van het reglement op het notarisambt infle-derlandsch-Indië (staatsblad 1860 no. 3) behouden of verloren?

Hiervan is afhankelijk de vraag, of de resident bevoegd blijft in het bij evengemelde resolutie omschreven geval, al dan niet als waarnemend notaris op te treden.

Ter beantwoording dezer vraag vergelijke men art.

-ocr page 123-

100

2 van het reglement met art. Ill der ordonnantie van 11 Januarij 1860, waarbij dat reglement in art I is vastgesteld.

Art. 2 van het reglement bepaalt in het algemeen, dat het notarisambt wordt uitgeoefend 1°. door daartoe in het bijzonder aangestelde personen; 2°. door ambtenaren, aan wier ambt het wettelijk verbonden is, doch beslist niet wie die ambtenaren zijn zullen, en laat zulks in § h aan eene nadere regeling van den gouverneur-generaal over.

Zoo lang die regeling niet is tot stand gebragt, voorziet art. III der resolutie in die leemte.

Dit artikel toch behelst eene overgangsbepaling, waarvan de strekking is de bestaande opdragten van het notariaat te behouden, tot dat de nieuwe regeling bedoeld in art. 2 van het reglement, door den gouverneur-generaal zal zijn vastgesteld.

Die instandhouding was noodig om het grootste gedeelte der ingezetenen van Nederlandsch-Indië niet van de gelegenheid te versteken om testamenten te verlijden, van aangegane overeenkomsten te doen blijken, wissels te protesteren , de bij de wet vereischte in gebreke stellingen te doen geschieden, enz.; in het kort, om geene stagnatie te brengen in den handel, de nijverheid, liet maatschappelijke verkeer, de onbelemmerde uitoefening van burgerlijke regten.

Doch, beweert men, de instandhouding bij art. Ill van het bestaande is niet onvoorwaardelijk. Zij is afhankelijk gesteld van de bepalingen van het reglement.

Het bedoelde art. III luidt als volgt:

„zij die op het oogenblik van de invoering van boven-//vermeld reglement, het notariaat, hetzij krachtens eene «speciale benoeming, hetzij krachtens hun ambt vervul-z/len, kunnen die functiën blijven uitoefenen, met inacht-,/neming der bepalingen van het reglement.quot;

De woorden „met inachtneming der bepalingen van het reglementquot; volgen onmiddelijk op „uitoefenenquot; en maken daarvan de omschrijving uit.

-ocr page 124-

101

Hun zin kan bij eene behoorlijke ontleding van den geheelen volzin bezwaarlijk eene ander geacht worden te zijn dan: umits in acht nemende de bepalingen van dit reglement.quot; Er staat derhalve met andere woorden, dat zij, die voor de invoering van het nieuwe reglement bevoegd waren op eenigerlei wijze, hetzij krachtens eene speciale benoeming, hetzij krachtens hun ambt het notariaat uit te oefenen, daarmede kunnen voortgaan, mits zij zich in de vitoefening dier functiën naar de voorschriften van het nieuwe reglement (en niet van hunne vroegere instructie, waaronder zij hunne aanstelling ontvingen) gedragen. Deze laatste bijvoeging was met der daad niet noodzakelijk: zij bevestigt dan ook slechts wat reeds uit de invoering van het reglement op een bepaald tijdperk volgde.

Eene geheel andere opvatting toch is die, waarbij men het artikel leest als of er geschreven stond, dat de personen , die het notariaat uitoefenen, hij de invoering van hel niemve reglement daarmede kunnen voortgaan, voor zooveel zulks is overeen te brengen met de bepalingen van hel i jhvient.

Deze opvatting is echter geheel willekeurig. Zij is met den letterlijken zin der woorden niet over een te brengen. De zinsnede umel inachtneming jhr bepalingen van hei reglement!\' hechten zich dan niet aan hetgeen Mien in de zins-ontleding het onderwerp noemt, zoodat de vraag rijst, wie dan de bedoelde personen zijn, die de bepalingen van het reglement in acht moeten nemen.

Anders ware het, indien er te lezen stond, behoudens de bepalingen van het reglement.

Dit staat er echter niet en men mag in eene wet of wettelijke verordening niet lezen wat er niet staat.

Wil men echter de letterlijke opvatting van art. III niet aannemen, wil men in dit artikel lezen wat er niet in staat, namelijk, dat de personen die het notarisambt tot dus verre hebben uitgeoefend slechts daarmede kunnen voortgaan, voor zooveel zulks met de bepalingen van het nieuwe reglement is overeentebrengen, dan stuit men op eene reeks van zwarigheden, die de uitvoering volstrekt onmo-

-ocr page 125-

lOi

gelijk maken, zonder stagnatiën te vei-wekken. Men zal dan ten aanzien van ieder ambteuaar, die tot dus verre ingevolge de resolutie van 7 Maart 182i no. 8 wettiglijk met de uitoefening van liet notarisambt is belast geweest, een onderzoek moeten instellen, of hij in den geest dei-nieuwe bepalingen wel de vereischten in zich vereenigt om het notarisambt te blijven bekleeden.

Om dit onderzoek naar behooren over geheel Neder-landsch-Indië te bewerkstelligen, zal dan wel eene speciale kommissie dienen benoemd te worden, die daarmede uithoofde der met verwijderde plaatsen te voeren correspon-dentiën, ettelijke maanden bezig zal zijn, en de vraag rijst,-wie inmiddels het notariaat zullen uitoefenen. Tot eene geheele uitsluiting der hoofden van gewestelijk bestuur als waarnemende notarissen, zal inen wel is waar, ook dan niet behoeven te komen, want het eerste lid van art. 10 van het reglement, heeft zoc men het met de tweede zinsnede vergelijkt, blijkbaar alleen betrekking op de eigenlijke notarissen, dat is op de daartoe in het bijzonder aangestelde personen; doch men zal in ieder geval de zoodanige moeten weren, die geen examen als notaris hebben afgelegd, en dit zijn met der daad, daar van de residenten volgens de resolutie van 1822 geen examen werd gevorderd, verreweg de meeste.

De bepalingen, omtrent de vervanging in art. 4 van het reglement, welker toepassing in de meeste residentiën van Java en in nagenoeg al de buitenbezittingen, door het voor-loopig aanblijven van een aantal waarnemende notarissen anderzins tijdelijk eenigermate geschorst zou blijven, treden ook daar terstond in volle werking, doch kunnen volstrekt niet worden nageleefd, want bijkans nergens dan op de drie hoofdplaatsen van Jaya zijn personen te vinden, die aan het vereischte bij art. 15 voldoen; in het kort, men komt dan in de verpligting om, ter voorkoming van groots verwarringen en schromelijke verkorting van de regten der justitiabelen, de verordening onverwijld te wijzigen.

Al deze bezwaren vallen echter weg, indien men zich

-ocr page 126-

103

aan de ietter van art. III houdt, en in de woorden nmet imchtneminy der bepalingen van het rerjlementquot; niets anders wil zoeken, dan eene met der daad overbodige, doch overigens in geen opzigt schadelijke vermelding, dat ook de aanblijvende met de uitoefening van het notariaat belaste personen, zich voortaan bij de uitoefening hunner functiën naar het nieuwe reglement moeten regelen.

Immers in dat geval blijven alle personen, die vroeger het. notarisambt, hetzij regtstreeks, hetzij als plaatsvervangers, wettiglijk bekleedden, hunne vroegere bevoegdheden behouden, en er blijft genoegzame tijd en gelegenheid over, om de regeling bij art. 2 van het reglement voorgeschreven tot stand te brengen en vooraf maatregelen te nemen, om de invoering, zonder tot verwarringen aanleiding te geven, voor te bereiden. (*)

No. 1131. NOTARISSEN. — Verlof.

Volgens art, (i van het reglement op het notaris-ambt in Nederlandschi-lndie (staatsblad ISfiO no. 3) kan het verlof van eenen notaris worden verlengd, wegens ziekte tot drie jaren, wegens andere redenen tot twee jaren.

Deze bepaling moet echter in dien zin worden opgevat, dat bevoegdheid bestaat om het verlof, voor eenigen tijd boven dezen termijn te verlengen, indien de verlofganger, overigens geschikt en geneigd zijne betrekking weder te aanvaarden , ten genoege der regering bewijst daartoe, door eenig onvoorzien ongeval, voor korten tijd buiten staat te zijn.

Zoo is onlangs aan eenen notaris, die zich met verlof in Nederland bevond, eene verlofsverlenging voor zes maanden toegestaan, op grond dat hij zich aan eene heelkundige operatie moest onderwerpen, welke niet zonder levensgevaar kon worden uitgesteld.

Daarbij werd overwogen :

dat bijaldien een ambtenaar, tot herstel van gezondheid met een tweejarig verlof in Nederland aanwezig, wiens verlof

(*) Besluit van 20 September 1860 no. 17-

-ocr page 127-

104

wegens voortdurende ziekte twee iiialeu telkens voor den tijd van zes maanden, met behoud van verlofstractement, was verlengd geworden, verzocht om eene nadere verlenging van verlof, op grond dat een of ander bijzonder ongeval, (b. v. liet breken van een arm of been) hem tijdelijk verhinderde om naar Nederlan\'hch-Inriie terug te keeren, hem dan de verzochte verlofsverlenging, mits buiten bezwaar van den lande, in redelijkheid niet zou kunnen worden geweigerd, vermits \'net onverantwoordelijk zou zijn, hem onder dusdanige bijzondere omstandigheden, tot terugkeer of tot het vragen van eervol ontslag uit \'slands dienst te noodzaken;

dat evenmin aan eenen ambtenaar, aan wien, wegens meer dan 12 of !5 jaren onafgebroken dienst in Nederlamhch— Indie, een tweejarig verlof naar Nederland was verleend, in gelijke omstandigheden, eene nadere verlenging van verlof, buiten bezwaar van den lande, zou worden geweigerd ;

dat eerst dan, wanneer ziekte of eenig ongeval den ambtenaar voor verdere active dienst finaal ongeschikt maakte, nadat daarvan door een geneeskundig onderzoek zou zijn gebleken, hij tot het vragen van zijn eervol ontslag zou kunnen worden genoodzaakt;

dat de heer N. N. zich niet in het laatst genoemde geval bevindende, verlangt naar Indie terug te keeren, en daartoe reeds toebereidselen gemaakt had, toen hem zulks door genees- en heelkundigen voor het oogenblik ten sterkste werd ontraden. (*)

(*) Besluit v»u 23 November 1861 no. 10.

-ocr page 128-

105

No. Hol. NOTARIS-AMBT. Tijdelijke voorziening. Toepasselijkheid van het reglement op ken, die reeds voor de invoering eene betrekking bekleedden, waaraan het notariaat verbonden is.

MISSIVE aan een der hoofden van gewestelijk bestuur op de buiteu-bezittingen.

No. ii85(K Batavia, den 13a November 1861.

Bij missive van 26 Januarij 1861 no. 261 en bijlagen worden door UWEdGr. eenige vragen geopperd en eenige moeije-lijkheden aangetoond, welke zich bij de toepassing van het reglement op het notaris-ambt in Nederlandsch-Indie (staatsblad 1860 no. 3) in uw gouvernement hebben voorgedaan.

Die vragen vinden gedeeltelijk hare oplossing in de besluiten van 20 September 1860 no. 16 (1) en 10 Junij 1861 no. 16, waarvan extracten hiernevens gaan, — en in die moeijelijkheden wordt, voor zooveel de assistent-residenten der afdeelingen A. en B, Z. en L. B. van P. betreft, voorzien door het mede hiernevensgaand besluit van heden no. 8, waarbij aan die ambtenaren een uitstel van drie maanden voor liet afleggen van het examen als notaris wordt verleend, met dien verstande, dat zij inmiddels hunne functiën als assistent-resident kunnen blijven uitoefenen, doch, tot na de inlevering van het bewijs, dat zij het examen met gunstig gevolg hebben afgelegd, van de uitoefening van het notaris ambt blijven uitgesloten.

Tot verdere oplossing der bedoelde vragen en moeijelijkheden heb ik de eer, daartoe gelast, UWEdG. mede te deelen: dat de bedoeling van het bepaalde bij art. III der ordon-nancie van 11 Januarij 1S60 (staatsblad no. 3) is, dat zij, die vóór de invoering van het daarbij vastgestelde reglement op het notaris-ambt bevoegd waren op eenigerlei wijze, hetzij krachtens eene speciale benoeming, hetzij krachtens hun ambt, het notariaat uit te oefenen, daarmede kunnen voor-

1

Bijblad no. 929.

Zie het hierachter volgend Besluit, van 10 Junij 1361, no. 16.

-ocr page 129-

106

gaan, mits zij zich in de uitoefening dier functiën naaide voorschriften van liet nieuwe reglement gedragen;

dat van de vorenbedoelde notarissen en ambtenaren voor de voortzetting hunner notarieele fanotiën op hunne vroegere standplaatsen, niets anders wordt gevorderd, dan de inzending van hun cachet, ingerigt overeenkomstig artikel 19 van genoemd reglement;

dat het bepaalde bij artikel 13 §§ 1, 2 en 3 van dat reglement, niet van toepassing is op hen, aan wier betrekking de uitoefening van het notaris-ambt verbonden is;

dat de vervanging dergenen, die krachtens hun ambt het notaris-ambt uitoefenen, voor zooveel daaromtrent niet reeds door het bepaalde bij artikel 111 der genoemde or-donnancie of bij andere verordeningen anders voorzien is, behoort te geschieden overeenkomstig de artikelen 4 en 63 van het reglement;

dat, in geval dat geene personen, die aan de vereisehten van artikel 13 van het reglement voldoen, als de vervangers van eenen notaris, bij ziekte, afwezigheid of overlijden, kunnen worden aangewezen, alsdan ten behoeve van andere personen, welke voor de waarneming van het notariaat geschikt worden geacht, het middel van dispensatie kan worden ingeroepen;

en eindelijk:

dat de aflegging van den ambtseed, aan de aanvaarding der aan het ambt verbonden functiën van notaris, steeds behoort vooraf te gaan.

De \\üe gouvernements secretaris, (w. g.) WATTEN DOU FF.

BESLUI T.

No. 16. Builenzorg, den 10quot; Junij 1861.

Gelezen de missives:

1°. van den resident der......van 4 Maart 1861,

no. 154/23, houdende verzoek, hem van inlichtingen te

-ocr page 130-

107

voorzien, betrekkelijk de toepassing van art. 17, 18 en 19 van het reglement op het Notaris-ambt in Neder!andsch-Indie (staatsblad 1860 no. 3), bij welke bepalingen den notarissen in het algemeen is voorgeschreven, om den vastgestelden eed af te leggen en een zegel te bezigen, bevattende het Koninklijk wapen en in omschrift de eerste letters der voornamen, den naam, het ambt en de standplaats van den notaris.

Gevende de resident als zijne zienswijze te kennen, dat ambtenaren het aan hun ambt wettelijk verbonden notariaat op hunnen ambtseed kunnen uitoefenen, en dat zij kunnen gerangschikt worden onder de in art. 4 en 6-\'5 van het reglement aangeduide vervangers, en alzoo krachtens het 4e lid van art. 19 hun eigen cachet kunnen gebruiken;

2°. van den procureur-generaal bij het hoog-geregtshof van Nederlandsch-Indie, van 23 Maart 1861 no. 445/181;

3°. van bet hoog-geregtshof van Nederlandscl-Indie, van 11 April 1861 no. 184.

Overwegende dat, zoo als art. 17 van het reglement in staatsblad 1860 no. 3 luidt, die bepaling, even als de bepaling van art. 19, betreffende het door notarissen te bezigen zegel of cachet, op alle notarissen, zonder onderscheid, van toepassing is.

De raad van Nederlandsch-Indie gehoord;

Is goedgevonden en verstaan:

Aan den resident der.....te kennen te geven, dat de

naleving van de art. 17 en 19 van het reglement op het notarisambt in Nederlandsch-Indie (staatsblad 1860 no. 3), ook ver— pligtend is voor degenen, die,krachtenseenighun opgedragen administratief ambt, de functiën van notaris uitoefenen.

Afschrift, enz.

No. 1218 BEVORUEKING. Een afgelegd notaris-ex

amen is eene aanleveling,

CIRCULAIRE aan de chefs der dcparlcTT enten van algemeen cn de hoofden van gewestelijk bestuur.

-ocr page 131-

108

No. 1695. Batama , den 1211 Julij 1862.

Meermalen zijn moeijelijkheden ondervonden ten gevolge van gedane benoemingen van personen, die nog niet hadden afgelegd het examen, bedoeld bij art. 15 van het regiement op het notaris-ambt in Nederlandsch-Indie (staatsblad 1800 no. 3) r.oc ambten, waaraan de uitoefeningen vau de fanc-tiën van notaris is verbonden.

Zonder nu daarom, waar er sprake is van de vervulling van zoodanige betrekkingen, voor den vervolge, direct uittesluiten alle ambtenaren, die nog niet in de gelegenheid zijn geweest aan het vereischte examen te voldoen, doch die overigens door geschiktheid en langdurigen diensttijd voor bevordering in aanmerking komen, ligt het evenwel — ook met het oog op het voorkomende in staatsblad 1852, no.. 81, — in de bedoeling der regering, om bij het openvallen van een der hier bedoelde ambten, in het bijzonder te letten op hen, die dat examen met goed gevolg hebben afgelegd; in dien zin namelijk, dat zij, bij gelijkheid van aanspraken, aan anderen zullen voorgaan.

In voldoening aan daartoe ontvangen bevelen, heb ik de eer UwEdG. te verzoeken, van het vorenstaande nota te willen nemen, en hierop de aandacht te vestigen van de onder uwe leiding dienende ambtenaren, die daarbij belang kunnen hebben, ten einde zij zich, voor zoo veel mogelijk, den gegeven wenk ten nuite maken, door zich bij tijds, en vóór dat zij voor eenig arnbt, waaraan de uitoefening van het notariaat verbonden is, in aanmerking komen, aan liet voorgeschreven examen te onderwerpen.

De gouvernement secretaris, (vv. g.) VAN DEINSE. \'

No. 1278. NOTARIAAT- Vermelden of candid aten

voor de vervvlling van betrekkin-yen waaraan de vitoefening ran hetquot; — ver-boriilev is, al dan niet examen hehhen afgelegd.

-ocr page 132-

109

G[RCÜLA.1RE aan de departementen van algemeen bestuur.

No. 2539quot;, Batavia, 20quot; October 1862.

Ten vervolge van de dezerzijdsche circulaire van 12 Julij 1862 no. 1695, (*) heb ik de eer, op daartoe bekomen last, UWEdG. te verzoeken, in den vervolge bij liet doen van voordragten voor de vervulling van ambten, waaraan de uitoefening van de functiën van notaris is verbonden, te willen bekend stellen, of de candidaten al dan niet hebben afgelegd het examen, bedoeld bij artikel 15 van het reglement op het notaris-ambt in NederlandscA-Indie, (staatsblad 1860 no. 3).

De \\ste govvernements secretaris, (w. g) WaTTENüORFF.

No. 1563. NOTARIAAT. Inzending aan de regering

van het bewijs van afgelegd examen.

No. 1488. Batavia, 17 Julij 1864.

Ten vervolge van de dezerzijdsche circulaires van 12 Julij en 20 October 1862 Nos. 1695 en 2539a (t); heb ik de eer, op bekomen last, UwEdG. te verzoeken, om ter kennis van de onder uwe bevelen dienende ambtenaren te willen brengen, dat het bewijs, dat door hen, hetzij onder vroegere bepalingen, hetzij onder de werking van het reglement in

I staatsblad 1860 no. 3, met goed gevolg is afgelegd het

examen, vereischt voor de uitoefening van het notarisambt, aan de regering behoort te worden ingezonden, opdat daarvan ter algemeene secretarie aanteekening gehouden en daarop bij voorkomende gelegenheid gelet kunne worden.

De \\ste gouvememerJs secretaris, (w. g.) L. J. W. DE WAAL.

Nquot;. 1745. WEDUWEN- EN WEKZENFONDS {Ci-

vtet) — Contribvticn van notarissen.

(•) no. 1213.

(t) Bijblad no. 1278.

-ocr page 133-

110

CIRCULAIRE aan de betrokken residenten en

notarissen.

No. 1540. Balavm, 11 December 1865.

Ter voorkoming van verkeerde heffingen der bijdragen aan het weduwen- en wcezenfonds van burgerlijke ambtenaren in Nederlandsch-Indiè verschuldigd door de notarissen, bedoeld bij staatsbladen 1863 no. 170 en 1865 no. 16, achten wij liet raadzaam het volgende onder uwe aandacht te brengen :

De notarissen zijn, wat betreft hunne betrekking tot het fonds, bij art. 2 van het reglement in staatsblad 185-1 no. 93 met burgerlijke ambtenaren gelijk gesteld en, gevestigd op plaatsen bniten de drie hoofdplaatsen op Java, ingevolge het bepaalde bij staatsblad 1860 no. 114 sub Lt. D. verpligt, contributie te voldoen over het werkelijk bedrag der als zoodanig genoten wordende inkomsten, voor zoo verre over d;j inkomsten niet wordt bijgedragen, volgens de tarieven bedoeld bij art. 13 van het reglement (staatsblad 1854 no. 93).

Als notarissen deelgeregtigden van het fonds en opgenomen op het tarief, gearresteerd bij staatsblad 1865 no. 90, zijn zij gehouden over het bij dat tarief aangegeven cijfer gewoon en buitengewoon bijtedragen.

Waren zij niet laatstelijk voor hunne benoeming tot notaris uit anderen hoofde deelgeregtigden van het fonds, zoo moet, afgescheiden van de gewone bijdrage, van en met de maand volgende op die, waarin zij de functiën van notaris hebben aanvaard, ingevolge art. 13 van het reglement, in voege als aangegeven bij art. 20 worden aangezuiverd het Yis van het bedrag, waarop hunne inkomsten jaarlijks zijn aangeslagen.

Zijn zij gehuwd bij indiensttreding, dan strekt ook dat Vis grondslag voor de berekening der buitengewone bijdragen, bedoeld bij art. 18.

Huwen zij als notaris, dan worden mede hunne buitengewone bijdragen (art. 16 en 17) geheven naar rede van dat \'/12 van den jaarlijkschen aanslag.

-ocr page 134-

Ill

Waren zij laatstelijk vóór hunne benoeming tot notaris uit anderen hoofde deelgeregtigden van het fonds, dan behoort c. q. krachtens art. 14 invoege als bedoeld bij art. 20 te worden ingehouden het meerder bedrag over ééne maand van het cijfer, waarop hunne inkomsten als notarissen bij het tarief zijn aangeslagen, in vergelijk met het laatstelijk genoten inkomen, en de gewone bijdrage over de eerste maand berekend te worden over dat laatstelijk genoten inkomen en, ingeval zij gehuwd zijn, art. 19 mede te worden toegepast.

De notarissen, die tevens met de functiën van vendumeesters zijn belast, verkrijgen, luidens art. 3 van staatsblad 1865 no. 16, daardoor geene regten als burgerlijke ambtenaren.

Behalve de boven omschreven bijdragen als notaris, zijn zij ingevolge art. 10 van het reglement als deelgeregtigden verpligt over hunne wisselvallige inkomsten als vendumeesters aan het fonds bijtedragen en wel de gewone contributie bedoeld bij art. 10 en de buitengewone aangegeven bij art. 13 en 14.

De bepaling der bijdrage art. 13 over die wisselvallige venduprocenten kan niet onmiddelijk plaats hebben.

Daarmede zal in den geest als vervat in de laatste alinea van art. 14 behooren te worden verwijld tot ultimo December en als dan de genoten venduprocenten moeten worden gedeeld door het getal maanden, waarin ze zijn te goed gemaakt en het quotient het cijfer aangeven, waarop de bijdrage art. 13 over die venduprocenten moet worden bepaald.

Ieder volgend jaar zal op ultimo December, of bij mu-tatiën op ultimo van de maand, waarin de notaris vendumeester heeft gedefungeerd, eene gelijke berekening van de in dat jaar of in dat tijdperk genoten venduprocenten moeten plaats hebben en worden nagegaan, of art. 14 van meermeld reglement al dan niet van toepassing is.

Mogten er bereids met het bovenstaande niet overeenstemmende berekeningen hebben plaats gehad, zoo zal het noodige tot redres dienen te worden verrigt.

Het lestunr over hef weduwen— en weezevfonds van bvrgertifte ambtenaren in Nederfandsch—Indie.

-ocr page 135-

112

N0. 1755. NOTARIAAT. — Bevoegdheid van notaris

sen , hijzonder als zoodanig aangesteld, tol uitoefening van het notariaat in de afdee-lingen, waar ambtenaren ah zoodanig met het notarisambt belast zijn.

MISSIVE aan een resident op Java.

N0. Ifi95. Batavia, 2 September 1865.

Bij missive van i Augustus jl. no. 1964, gerigt aan den algemeenen secretaris, verzoekt UwEdG. toelichting omtrent de bepaling, vervat in art. 2 der ordonnantie van den 12 Februari] 1865 (staatsblad no. 16); kunnende, naar uw inzien, van eene uitoefening door den tegenwoordigen notaris te K. van zijne ambtsbediening in de gebeele residentie geen sprake zijn, zoo lang de tegenwoordige adsis-tent-residenten van B. en T., die in hunne afdeelingen het notaris-ambt uitoefenen, niet in hunne betrekkingen vervangen zijn.

Naar aanleiding hiervan heb ik de eer, ingevolge bekomen last, UwEdG, het volgende mede te deelen :

UwEdG. schijnt in de meening te verkeeren, dat binnen de bovengenoemde afdeelingen slechts één persoon als nolaris kan optreden.

Die ineening is echter onjuist.

De in het bijzonder als zoodanig aangestelde notarissen oefenen, krachtens art. 2 der ordonnantie van 9 December 1863 (staatsblad no. 170), hunne ambtsbediening uit in den geheelen omtrek van het gewest, waarin hunne standplaats gevestigd is.

Deze bepaling is mede bij art. 2 van de ordonnancie van 12 Februarij 1865 (staatsblad no. 16) van toepassing gemaakt op de nieuwelings aangewezene, afzonderlijk als zoodanig benoemde notarissen.

Ambtenaren, als zoodanig met de uitoefening van het notaris-ambt belast, oefenen het notariaat, ingevolgd art 3 der voren aangehaalde ordonnancie van 9 December 1863, uit binnen den omtrek der afdeeling, waarin zij geplaatst zijn.

-ocr page 136-

113

Het bovenstaande is overal regel; de afzonderlijk als zoodanig aangestelde notarissen treden op in het geheele gewest; nevens lien treden in de afdeeiingen, waar ambtenaren met de uitoefening van het notariaat belast zijn, deze mede als notarissen op, en de ingezetenen dier afdeeiingen kunnen alzoo gebruik maken van het ministerie van den ambtenaar, als notaris optredende, of van de in het gewest aanwezige, afzonderlijk als zoodanig aangestelde notarissen.

I)e ffouvernements-secrelaris, (w. g.) VAN HARENCARSPEL.

N0. 1766. KONTRAKTEN VAN VERPACHTINGEN

moeien zooveel doenlijk morden verleden ter plaatse waar belanghebbenden gevestigd zijn.

BESLUIT. No. 35. Batavia, 2S December 1865.

Gelezen:

lquot;. het rekest, gedagteekend Ngawie (residentie Madioen), 25 November 1S65, van B., notaris aldaar, houdende verzoek om de residenten te magtigen tot delegatie (voor zooveel daartegen bij lien geene gegronde redenen zullen bestaan) van deu hun opgedragen last tot vertegenwoordiging van het Nederlandsch—Indisch gouvernement bij het passeren en teekenen der kontrakten van verpachting van s lands middelen op de assistent-residenten van zoodanige hunner afdeeiingen, waar notarissen gevestigd zijn en de persoon woonachtig is, aan wien bij de uitbesteding de pacht of aanneming voorloopig is gegund;

2e. de missives;

a. van den direkteur der middelen en domeinen, van 12 December 1865, no. 3679;

b. van den prokureur-generaal, van 14 December 1865, no. 1912/813;

Overwegende;

-ocr page 137-

114

dat het wensohelijk is de koatrakten zooveel doenlijk daar te doea opmaken, waar de belangliebbenden gevestigd zijn, ten einde aan dezen de reis naar de hoofdplaats der residentie te basparen ;

dat hierdoor kosten voor dezen bespaard worden, die ten slotte toch bij de aannemingen niet buiten rekening gelaten en door den staat gedragen worden;

dat de billijkheid mede vordert den over het algemeen beter gestelden notaris ter hoofdplaats niet te bevoordee-len ten koste van zijnen minder voordeelig geplaatsten ambtgenoot;

Gelet op art. S van de instruktie voor de hoofden van gewestelijk bestuur (staatsblad 1859 no. 112), krachtens hetwelk zij geregtigd zijn het sluiten van de bovenbedoelde overeenkomsten op de dragen aan een der hen ondergeschikte ambtenaren;

Is goedgevonden en verstaan;

Eerstelijk: De hoofden van gewestelijk bestuur op Java en Madura aan te echriiven, bij voorkomende gelegenheid op het vorenstaande te letten.

Ten tweede: Aan den adressant te kennen te geven, dat op zijn verzoek in den vervolge bij het doen opmaken van kontrakten zal worden gelet.

Afschrift, enz.

No. 1901. AMBTENAREN, benoemd tot betrekkingen,

maar aan het notaris-ambt verhonden is, maar die* het daarvoor vereischt examen niet hebben afgelegd, niet toe te laten tot-het afleggen van den ambtseed.

BESLUI T. No. 6. Buitenzorg, 21 Augustus 1866.

Gelezen, enz.

Is goedgevonden en verstaan:

Herstelijk: Enz.

Ten vierde: De hoofden van gewestelijk bestuur op- en

-ocr page 138-

115

huilen Java aan te schrijven, om er naauvvkeurig op te letten, dat geen ambtenaar, aan wiens betrekking- de uitoefening van het notaris-ambt is verbonden, ingevolge art. 16 alinea \'2 van het reglement op het notaris-ambt in. INederlandsch Indie (staatsblad 1860 no. 3), tot het afleggen van zijnen ambtseed worde toegelaten, zoolang niet blijkt, dat hij het in art. 15 van dat reglement voorgeschreven examen met goed gevolg heeft afgelegd; tenzij hem dooiden Gouverneur-Generaal, krachtens de laatste alinea van gemeld art. Ifi, daarvoor eenig uitstel verleend zij.

Afschrift, enz.

No. 2075. NOTARIS-AMBT.— Voorziening in ambten,

waaraan de vitoefening van het — verhanden is.

CIRCÜLA.IRE aan de hoofden van gewestelijk bo-stnur op en buiten Java.

No. 2492. Batavia, 20 November 1S67.

Bij artikel 15 van het reglement op het notarisambt in Nederlandsch-Indte (staatsblad 1860 no. 3) is bepaald, dat ook zij, die geroepen worden tot het vervullen van dat ambt, krachtens de betrekking, welke hun is opgedragen, alvorens hunne funktiën te aanvaarden, een examen moeten atleggen.

Ingevolge art. 16 van het reglement worden\' zij niet toegelaten tot het afleggen van hunnen ambtseed, wanneer zij niet het bewijs leveren, het in voormeld artikel 15 bedoelde examen met goed gevolg te hebben afgelegd.

Alleen in dringende omstaudigbeden kan eenig uitstel voor het afleggen van het examen verleend en inmiddels de aanvaarding der funktiën, waaraan de uitoefening van het notariaat verbonden is, worden toegestaan.

Herhaaldelijk is zoodanig uitstel gegeven, meer uit kon-sideratie voor den ambtenaar, die verklaarde nog niet met voldoende kennis te zijn toegerust , om zich aan het voorgeschreven examen te onderwerpen, dan om redenen van openbaar belang.

-ocr page 139-

116

De regering wenscht op dien weg niet langer voort te gaan en heeft mij mitsdien opgedragen UwEdG, te verzoeken, gelijk ik de eer lieb te doen bij deze, de onder UwEdG. dienende ambtenaren bij het büinenlandsch bestuur te doen kennis dragen :

dat voortaan df bepalingen van de artikelen 15 en 16 van het staatsblad 1^60 no. 3 met gestrengheid zullen worden gehandhaafd;

dat alleen in dringende omstandigheden in het openbaar belang, en niet om redenen van persoonlijken aard, uitstel voor hetaileggen van het notaris-examen zal worden verleend;

dat uit dien hoofde en ten einde bezwaren en nadeelen voor \'s lands dienst te voorkomen, in den regel tot ambten, waaraan het vervullen van het notarisambt verbonden is, alleen zullen benoemd worden personen, die het daartoe vereischte examen voldoende hebben afgelegd;

dat mitsdien de ambtenaren , die wenschen in aanmerking te komen voor de ambten, waaraan het vervullen van het, notarisambt verbonden is, in hun eigen belang zullen handelen door tijdig het daartoe vereischt examen af te leggen en twee door hen voor euht geteekende afschriften van het daarvan ontvangen bewijs door tusschen-komst van het hoofd van gewestelijk bestuur, onder wien zij dienen, in te zenden, één aan den algemeenen sekreta— ris en één aan den direkteur van binnenlandsch bestuur.

De \\ste gouvernement^ sekre/aris, VAN HARENCARSPBL. De overige verpligtingeu, die op de notarissen nisten, zullen wij, bij de behandeling der Burgerlijke en Handelswet, leeren kennen, en verineenen wij dus dit eerste gedeelte te kunnen besluiten met de mededeeling van het, bij publicatie van 10 Mei 1851 (stsbl. no 27) vastgestelde:

(1) Bij niissive van gelijken datum no. 249] is de direkteur van hinnen-landseii bestuur aangeschreven, cm bij het doen van voordragten tot voorziening in ambten, waaraan het vervullen van het notarisambt is verbonden, in den regel alleen personen in aanmerking te brengen, die het daartoe vereischt examen hebben afgelegd.

-ocr page 140-

117

Tarief tot bepaling der hoegrootheid en van den vorm van taxatie van h.et honorarium der notarissen in Ned. Indië , gelijk mede van de voorschotten ,

welke aan hen in rekening zullen worden geleden.

Art. 1. De notarissen zijn verpligt miuut op te maken van alle te hunnen overstaan verledene acten, bij gebreke waarvan dezelve geene kracht van authentieke acte bezitten, en de notaris gehouden is, tot versioeding van kosten, schaden en interessen jegens .de belanghebbenden.

Van deze verpligting zijn uitgezonderd acten van huwelijkstoestemming, van bekendheid, volmagten, verklaringen van eigendom, of van het in leven zijn van personen, quitantien van sommen, beneden de drie honderd guldens, alle quitantieu voor huur- of pachtpenningen, loon, renten of pensioenen, protesten, aanbiedingen van betaling, toestemming tot doorhaling of vermindering van hypothecaire inschrijvingen en andere eenvoudige acten, waarvan de uitgifte in originali bij de wetten is toegestaan.

Het zal geoorloofd zijn van deze alzoo in originali uit te geven acten, met uitzondering der volmagten, waarin de naam van den gevoltnagtigde oningevuld is gebleven, twee, drie of meer gelijkluidende, op hetzelfde oogenblik te verlijden en te doen teekenen, doch zal, op straffe eener boete van twintig guldens, door den notaris te verbeuren, in elk der gelijk luidenden, van derzelver getal uitdrukkelijk worden melding gemaakt; terwijl allen slechts voor één en één voor allen, in regten zullen geiden. (])

2. Voor alle acten, waarvan den notarissen de uitgifte in originali is toegestaan, onverschillig of daarvan al dan niet {-) eene minuut wordt opgemaakt, wordt door hen een vast loon bekend.

(1) Dit artikel is door art. 35 van liet reglement op het notaris-ambt vervangen.

(2) Onverschillig of er van die acte minuut wordt opgemaakt, als nl. uit de cle.zelve blijkt, dat partijen de opmaking in minuut verzocht hebben, kan het afschrift ook in rekening worden gebragt.

-ocr page 141-

IIS

Hetzelve bedraagt voor al de werkzaamheden, tot liet voorbereiden, het opmaken, het minuteren en het verlijden van zoodanige acten , ƒ ö.

Wanneer deze acten van eenen buitengewonen omvang of tot belangrijke zaken betrekkelijk zijn, kan het loon tot f 10, en wanneer dezelve levens van eenen buiten-gewonen omvang en tot belangrijke (/) zaken betrekkelijk zijn, tot ƒ 15 worden verhoogd.

Indien van deze acten twee of meer gelijkluidenden op hetzelfde oogenblik worden verleden en onderteekend, wordt voor de eerste het volle en voor ieder der volgende het halve loon berekend.

Wanneer van deze acten eene minuut is opgemaakt, zonder dat daarbij uitdrukkelijk van het verlangen der verschijnende personen, tot het opmaken van zoodanige. minuut, blijkt, kunnen geene kosten voor de eerste afschriften of uittreksels berekend worden.

3. Ten aanzien van protesten van non-acceptatie of non-betaling van wissels, orderbriefjes en dergelijk papier, vatbaar om bij endossement te worden overgedragen, zoo mede ten aanzien van acten, inhoudende aanbod van betaling of consignatie van aangebodene, doch niet aange-nomene gelden, rekenen de notarissen, in alles op den voet als aan de deurwaarders is toegekend.

Oe bepalingen, vervat in artt. 6 en 9 van dit tarief, zijn op deze acten niet van toepassing.

(1) Het valt te betreuren, dat de wetgever niet heeft bepaald, welke acten al dan niet tot belangrijke zaken betrekkelijk zijn. Dit beginsel is niet toegepast op de acten, die in minuut worden verleden , dewijl daar alleen de omvang of lengte als maatstaf voor de berekening is genomen.

(2) Het tarief voor de deurwaarders is mede bij de onderwerpelijke publicatie van 10 Mei 1851 art. 38—47 vastgesteld. Ingevolge § a van art. 40 is aan de deurwaarders verschuldigd:

Voor protesten van non-acceptatie of non-betaling van wissels, order-billetten of dergelijke (kopij en overscbrijving op het register daaronder begrepen) ƒ 6,—. quot;Voor acten van interventie aan deu voet der protesten ƒ 2,—; voor iederen getuige bij een protest f 1,—.

-ocr page 142-

119

4. Als vacatieloon wordt wegens alle acten, waarvan minuut moet worden opgemaakt, berekend ƒ 3 voor elk uur of gedeelte van dien, besteed tot het voorbereiden, het opmaken, het mini-,teren, het verlijden der acten en de verdere werkzaamheden daaraan verbonden; doch dit vacatieloon mag nimmer hooger worden berekend dan driemaal het bedrag van hetgeen volgens art. 6 litt. c. voor een afschrift der acte verschuldigd is. (\')

5. Onverminderd het vacatieloon, bij het vorige artikel vermeld, wordt aan de notarissen nog toegekend, bij openbare verhuring, verpachting of aanbesteding;

Tot en met ƒ 500 .......ƒ 10

boven ƒ 500 en met ƒ 1,000. ... - lö „ 1,000 „ ,/ - 5,000. . . . - -25 „ - 5,000 „ , - 10,000. . . . - 50 „ - 10,000 , „ - 20,000. . . . - 66

voor elke ƒ 10,000 of gedeelte daarvan, daarboven, zal het honorarium verhoogd worden met f 16, zonder dat het evenwel in eenig geval meer dan / 400 mag bedragen.

In geval van verhuring of verpachting voor meer dan één jaar, wordt dit evenredig loon over het bedrag van den huur of pachtprijs der twee eerste jaren, ten volle, en over dat der volgende jaren, voor de helft berekend.

De bepalingen van dit artikel maken geene inbreuk op de bestaande of later vast te stellen voorschriften, omtrent het vendu-departement en het daaraan uit te keeren salaris. (*)

(1) De kosten, veroorzaakt door de benoeming van een notaris, ten wiens overstaan eene scheiding en deeling plaats heeft, komen ten gezamenlijke laste der helanghebbende partijen. Zie het Regt in Ned. Indië, deel XII, bladz. 2S0.

Als beginsel is in dit tarief aangenomen, dat het salaris zich regelt naar de lengte dor acten, onverschillig welke daarvan de inhoud is. Een fraaije maatstaf voorwaar!!! In Nederland, waar dit tarief een korten tijd van toepassing was, werd het aldra onbruikbaar bevonden en vervangen door meer rationele bepalingen.

(2) Een sekretaria eener residentie, tevens notaris, die, overeenkomstig art. 7 en 32 § b van het reglement op de uitbestedingen (Staatblad 1S29

No. 67), bij eene uitbesteding fungeert, mag daarvoor geen honorarium in

rekening brengen. Zie Besluit van 2 February 1S62 No. 15 (Bijblad op het Staatsblad No. 1177).

-ocr page 143-

120

6. Aan de notarissen is, behalve het bovenvermeld honorarium, ter zake van acten, te hunnen overstaan verleden, verschuldigd:

a. Voor belooningen aan getuigen, te betalen voor iedere vacatie bij het verlijden eener acte, of bij andere werkzaamheden, ten kantore van den notaris, voor elk uur of gedeelte daarvan, f \'1/2 voor iederen getuige.

Wanneer de acte wordt verleden of de werkzaamheid verrigt buiten het kantoor, doch binnen den afstand van drie palen van hetzelve, f 1 voor iederen getuige.

Het vacatieloon mag nimmer meer bedragen dan f 4 voor iederen getuige op eenen dag, bij eene en dezelfde acte of verrigting.

Wanneer de nota-issen acten verlijden of werkzaamheden verrigten, op eenen afstand van meer dan drie palen van huu kantoor, zullen in de gevallen, waarin zij ver-pligt zijn of het noodzakelijk achten zich door getuigen te doen vergezellen, aan dezen, boven hun vacatieloon, reis-en verblijfkosten worden te goed gedaan, ten bedrage van f 4 voor eiken dag. (l)

h. Voor het doen legaliseren, overschrijven of inschrijven van acten of andere stukken, op de kantoren of plaatsen bij de wet aangewezen, f 1 voor elke dezer verrigtingen.

c. Voor regt van uitgifte der grossen, afschriften of uittreksels van acten, te hunnen overstaan verleden, mitsgaders voor afschriften of uittreksels van acten en stukken, welke onder hnnne minuten berusten, of aan hen worden vertoond,/3^ voor elke geheel of gedeeltelijk beschreven bladzijde, houdende twintig regels, elk van twaalf lettergrepen.

7. Aan de notarissen wordt toegekend:

a. Voor het viseren en boeken van eene onderhandsche acte f 2.

1

Onder de reis- en verblijfkosten zijn de voorschotten aan wagenhuur

-ocr page 144-

121

h. Voor- de veriücatie van eeue naamteekening, onder wissels, orderbriefjes en andere onderhandsche schuldbekentenissen of ve.rbindtenissen, in de gevallen waarin dit bij de wet gevorderd wordt, ƒ l\'/o. (1)

8. Voor de werkzaamheden, welke, zonder tot het verlijden van eenige acte te behooren, nogtans eigenaardig-lijk door iiotarisseu wórden verrigt, wordt door hen va-catieloon berekend.

Hetzelve bedraagt ƒ 3, voor elk uur of gedeelte van dien.

Voor bet stellen van memorien van aangifte voor het regt van successie of overgang, en in het algemeen voor de niet door de notarissen als zoodanig geteekende stukken, wordt door hen geen ander honorarium berekend dan ƒ 1 voor elke geheel of gedeeltelijk beschrevene bladzijde, houdende twintig regels, elk van twaalf lettergrepen.

Voor het oversclirijven dezer stukken, mitsgaders voor ongeteekende afschriften van ontworpen acten, waarop de goedkeuring van eeuige autoriteit kan of moet worden gevraagd, wordt de helft van het zoo evengenoemd honorarium berekend.

9. De notaris, die zich tot het doen van eenige werkzaamheden, hetzij op de vordering van belanghebbenden, hetzij krachtens de voorschriften der wettelijke bepalingen, buiten zijne standplaats begeeft, berekent voor gang, boven het honorarium voor die werkzaamheden, en behalve reis- en verblijf- en andere kosten, ƒ 3, indien de plaats, alwaar de verrigting of werkzaamheid moet geschieden, slechts 3 palen of minder verwijderd is van het kantoor van den notaris;

Voor eiken paal verder ƒ 1.

Voor de terugreis wordt niets gerekend.

Overeenkomstig het artikel 95 van de bepalingen omtrent de invoering van- en den overgang tot de nieuwe wetgeving, zullen, tot aan de vaststelling van nieuwe tarieven, ten aanzien der reis-, verblijf- en andere kos-

6

1

Zie art. 99 alinea 3 der Overgangsbepalingen en art. 7 der Publicatie van 14. Maart 1S67 («taatsblad No. i9).

-ocr page 145-

122

ten, de tlians op dat stuk bestaande verordeningen van kracht blijven, f)

10. Wanneer in het geval, dat de notaris zich buiten zijne standplaats begeeft, tot het vemgten van eenige werkzaamlieden, hij daarenboven verpligt is om op de plaats, alwaar de werkzaamheden geschieden moeten, één dag of meer te vertoeven, wordt hem als schadevergoeding voor zijn tijdverlies, behalve reis- en verblijfkosten voor elk etmaal of gedeelte daarvan, ƒ25 toegekend, gerekend van af het oogenblik, dat de notaris op de plaats, alwaar hij werkzaam moet zijn, aangekomen is.

Deze schadevergoeding kan niet in rekening gebragt worden, wanneer de notaris op denzelfden dag zijner aankomst geschiktelijk weder kan terugkeeren.

11. Wanneer de notaris geroepen wordt, om zijn ministerie des nachts, dat is tusschen 6 uren des avonds en 6 des morgens, te vevleenen, zal het honorarium voor de bij die gelegenheid te verlijden acte of te verrigten werkzaamheid , gelijk mede de belooning van de getuigen, verdubbeld worden.

12. Alle noodzakelijke reis- en verblijfkosten moeten door den notaris gespecificeerd en, des gevorderd, door quitantien bewezen, in rekening gebragt worden.

13. De notarissen zijn verpligt, indien zulks gevorderd wordt, te geven gespecificeerde declaratiën, en dezelve, bij weigering of verzuim van betaling, aan taxatie te onderwerpen, op de wijze hierna bepaald.

Voor de werkzaamheden, ten behoeve van personen, die het vrije beheer over hunne goederen niet bezitten, alsmede van onbeheerde of onder het voorregt van boedelbeschrijving aanvaarde nalatenschappen, hebben deze specificatie en taxatie altoos plaats.

(1) Bij dwanguitgifte van afschriften of uittreksels eener acte, moeten de kosten van de reis of verplaatsing van den notaris, benevens die van het afschrift of uittreksel, door den eischer worden voorgeschoten. Zie art. 852 alinea 3 van het Regl. op de Burg. regtsvordering.

-ocr page 146-

14. De taxatie van het aan de notarissen verschuldigde honorarium en der door hen in rekening gebragte voorschotten, geschiedt door den voorzitter van den raad van justitie, in wiens ressort de standplaats van den notaris is gevestigd, ol\' door een der leden, daartoe door hem benoemd, op gezegelde en zooveel mogelijk met bewijzen gestaafde rekeningen (\'), waarop iedere post, zoo van honorarium als van verschot, behoorlijk is omschreven, en het bedrag daarvan afzonderlijk uitgedrukt, en waarop naast de uitgetrokkene som, een wit vlak is opengelaten. Onder de rekening wordt gesteld: ter taxatie ingediend door

....... Notaris te......, met onderteekening

en dagteekening, zonder dat er eenige andere vorm bij de indiening der taxatie behoeft in acht genomen te worden.

15. quot;Wanneer in de rekeningen als verschot worden gebragt posten, die uit eigen hoofde (1) aan begrooting onderworpen, doch niet begroot zijn, zijn deze posten nog steeds voor vermindering vatbaar, en worden alleen geleden tot zoodanig bedrag, als waarop de regter dezelve begroot, onverminderd het verhaal tegen hem, die aldus blijken mogt te veel te hebben ontvangen.

Posten, wegens betaalde regten, mits van derzei ver voldoening behoorlijk blijke, zijn niet aan vermindering onderworpen. (2)

16. Alvorens tot de taxatie over te gaan, stelt de voorzitter der regtbank, of het daartoe door hem benoemd lid, de ingediende rekening in handen van het openbaar ministerie, ten einde deszelfs bedenkingen, daaromtrent schriftelijk mede te deelen.

1

Bij voorbeeld, die van een taxateur of deskundige; deze bepaling is billijk, daar de notaris, vóór dat hij deze uitschotten betaalt, kan onderzoeken, of ze niet te hoog berekend zijn geworden.

2

Door de notarissen mag voor zegelgelden of andere voorschotten niet meer in rekening worden gebragt dan werkelijk door hen betaald is.

Zie Besluit van 12 November 1834- No. 13 (Stblad No, 55),

-ocr page 147-

124

Bij de taxatie wordt het bedrag der te hoog gestelde of onaaimemelijke postea doorgehaald en, in het daarvoor opengelaten wit vak, de verschuldigde som of wel nihil gesteld.

Aan het slot der rekening wordt door den reuter gesteld: goedijekeurd ter somma van........ met

uitdrukking in letters van het geheel bedrag, waarop dezelve is begroot; en daaronder een bevelschrift van tenuitvoerlegging, hetwelk op de minuut ten uitvoer wordt gelegd.

17. De notaris kan de herziening der taxatie van de regtbank, wier voorzitter of benoemd lid dezelve heeft gedaan, vorderen, bij een verzoekschrift, waarop niet wordt beschikt, dan nadat de belanghebbende voor een regter-commissaris of, in geval van verwijderde woonplaats, voor het hoofd van het plaatselijk bestuur, door de regtbank aan te wijzen, in zijne belangen zal zijn gehoord, waarna de stukken zullen gesteld worden in handen van hef openbaar ministerie om te dienen van deszelfs conclusie.

Van de getaxeerde rekening wordt door den notaris een ongezegeld, voor gelijkluidend geteekend afschrift, aan den cliënt of de belanghebbenden uitgereikt.

18. De begrootingen van den regter zijn aan geene regten onderworpen.

19. De schuldenaar wordt tot betaling genoodzaakt, hetzij krachtens het bevelschrift van tenuitvoerlegging van den voorzitter of benoemden regter, hetzij krachtens de beschikking, door het collegie op verzoek om herziening genomen.

20. Degene, ten wiens laste zoodanig bevelschrift is afgegeven, kan daar tegen verzet doen.

Dit verzet wordt gebragt voor het collegie, welks voorzitter of benoemd lid het bevelschrift heeft afgegeven, en wordt als eene summiere zaak behandeld.

De uitspraak op het verzet en de beschikking op een verzoek om herziening, zijn niet vatbaar voor hooger beroep of voorziening in cassatie.

-ocr page 148-

125

Ten tweede; Te bepalen dat deze tarieven over gehee! Nederlandsch-Indie verbindende zullen zijn , op den eersten Januarij achttien honderd twee en vijftig.

En opdat enz. enz. enz.

-ocr page 149-

HANDBOEK VOOR DEN NOTARIS.

ï W E E D E DEEL.

Van de wet, in zoo verre hare kennis voor den Notaris noodzakelijk is,

EERSTE HOOFDSTUK.

Van de afschaffing van vroegere wetten en de algemeene bepalingen van wetgeving.

Het wettelijk gezag van liet Oud-Hollandsch en R.e-meinsch regt in Ned.-Indië is, ten gevolge der plaats gevonden hebbende invoering van de nieuwe wetgeving op den Isten Mei 184-8, afgeschaft. Voorts zijn op dat tijdstip, ten aanzien van het burgerlijk en handelsregt en van de overige onderwerpen, welke bij de wetgeving zijn geregeld, voor zoo veel hen betreft, op wie die wetgeving van toepassing is, vervallen alle verordeningen, reglementen, publicatien, ordonnantiën, instructien, placaten, statuten, costnmen en in het algemeen alle geschrevene en ongeschrevene regten. waaraan in Ned.-Indië kracht van wet was toegekend, voor zoover die niet uitdrukkelijk voor geheel Ned.-Indië of een gedeelte daarvan zijn in stand gehouden.

De voor de invoering der nieuwe wet bestaande straf-

-ocr page 150-

127

wetgeving is ecliter, met eenige wijzigingen, voorloopig in stand gehouden. (Artt. 1 en 2 der bepalingen omtrent de invoering van en den overgang tot de nieuwe wetgeving). P).

De algemeene bepalingen van wetgeving, vastgesteld bij Z. M. besl. 16 Mei 1846 no. 1 en in Ned.-Indië afgekondigd bij public. 3 Dec. 1847 (stsbl. no. 57), luiden als volgt;

Art. 1. De bepalingen door den Koning ot\', in zijnen naam, door den gouverneur-generaal vastgesteld, verkrijgen in Ned.-Indië kracht van wet door hare afkondiging, in den vorm (1), bepaald bij het reglement op het beleid der regering.

\'Z. De wet verbindt alleen voor het toekomende, en heeft geene terugwerkende kracht.

3. Zoo lang de wet niet bepaaldelijk het tegendeel vaststelt, is het burgerlijk en het handelsregt hetzelfde voor hen, die geene ingezetenen zijn, als voor de ingezetenen van Ned.-Indie.

4. Onder de benaming van ingezetenen van Hed.-Indië verstaat de wet alle. Nederlanders, inwoners zijnde van Ned.-Indië; voorts de landzaten of inboorlingen van de eilanden van den Indischen Archipel, voor zoo ver deze tot Ned.-Indië behooren; en eindelijk alle personen onverschillig van welken landaard, die, met toestemming der regering, hunne woning binnen Ned.-Indië gevestigd hebben.

De wijze, waarop de toelating om zich in Ned.-Indië te vestigen, ook door Nederlanders, wordt verkregen, wordt bij afzonderlijke bepalingen geregeld.

5. Vreemdelingen zijn dezulken, die geene ingezetenen zijn van Ned.-Indië, uitgezonderd de Nederlanders, en zij, die, volgens de Nederlandsche wetten, als zoodanig zijn te beschouwen.

1

Deze is bepaald bij art. 31 van het Reglement op de regering alsmede bij de Publikatie van 16 Julij 1854, Stbl. 55.

-ocr page 151-

6. De ingezetenen van Ned.-Indië zijn onderscheiden in Europeanen en daarmede gelijk gestelde personen, en Inlanders en met deze gelijk gestelde personen.

7. Met Europeanen worden gelijk gesteld:

1°. alle Christenen, daaronder begrepen die, welke tot de Iniandsche bevolking behooren;

2°. alle andere personen van waar ook afkomstig, die niet in de omschrijving vallen van het volgende artikel.

8. Met Inlanders worden gelijk gesteld de Arabieren, Mooren, Chinezen, en alle anderen, die Mahomedanen of Heidenen zijn.

9. Het burgerlijk en bet handelsregt, in Ned.-Indië ingevoerd of in te voeren, is toepasselijk op alle Europesche en daarmede gelijk gestelde ingezetenen van Ned.-Indië*)-

10. I)c Gouverneur-Generaal is bevoegd om, ten aanzien van de Iniandsche Christenen in het algemeen, of van enkele hunner gemeenten, tijdelijk \'zoodanige uitzondering op de bepaling van het voorgaande artikel te maken, als hij noodzakelijk zal oordeelen t).

11. Behoudens de gevallen, in welke Inlanders of met deze gelijk gestelde personen zich vrijwillig hebben onderworpen aan de Europesche bepalingen betrekkelijk het burgerlijk en het handelsregt, of waarin zoodanige of andere wettelijke bepalingen op hen zijn toepasselijk verklaard, blijven ten aanzien van die personen van kracht, en worden door den Inlandschen regtertoegepast, derzei ver godsdienstige wetten, volksinstellingen en gebruiken, voor zoo

») Zie Ordonn. 8 Dec. 1855 (stsbl. no. 79) en Ordonn. van 20 Junii 1865, Stbl. no. 60, waarbij de vreemde Oosterlingen gedeeltelijk a»n dc Europesche wetgeving worden onderworpen.

f) Bij art. 3 der bepalingen omtrent de invoering, enz. wordt bepaal , dat, totdat dien aangaande nader zal zijn voorzien, de tot de Iniandsche bevolking behoorende Christenen over geheel Ned.-Indie, met opzigt tDt het burgerlijk en handelsregt, alsmede tot de strafwetgeving enderegts-bedeeling in het algemeen, geheel en al zullen blijven in hunnen vroe-geren toestand, en zulks met dien gevolge, dat, voor zoo ver zij thans met de Inlanders zijn gelijk gesteld, alle de in de nieuwe wetgeving omtrent deze laatsten gemaakte bepalingen ook op hen zullen toepasselijk zijn.

-ocr page 152-

129

ver die niet in stiijd zijn met algemeen erkende beginselen van billijkheid en regtvaardigheid 1).

12. Naar die wetten, instellingen en gebruiken wordt ook door den Europeschen regter gevonnisd in de zaken der aan zijne regtspraak onderworpen Inlandsche hoofden, en bij de kennisneming in hooger beroep van door Inlandsche regterlijke eollegien in burgerlijke zaken gedane uitspraken.

Overigens wordt door de Europesche vegtbanken, gelijk mede door de residenten of andere hoogste gezaghebbers, bij de uitoefening hunner regtsmagt in burgerlijke zaken, naar de Europesche wetten regt gedaan; met dien verstande dat, wanneer Inlanders of daarmede gelijk gestelde personen, zonder dat zij krachtens bepaalde wettelijke voorschriften, of ten gevolge van vrijwillige overeenkomst, aan de Europesche wetgeving zijn onderworpen, als verweerders in burgerlijke zaken, voor den Europeschen regter te regt staan, in de gevallen, waarin zulks volgens de wettelijke bepalingen kan of moet plaats hebben, alsdan ook door dien regter zoo veel mogelijk op de hiervoren bedoelde godsdienstige wetten, volksinstellingen en gebruiken zal worden acht gegeven t).

13. De bij art. 11 bedoelde vrijwillige onderwerping aan Europesche wettelijke bepalingen geschiedt bij dezelfde acte, welke van de gedane handeling of aangegane verbindtenis wordt opgemaakt, of wel bij eene afzonderlijke authentieke of onderhandsche acte.

Zoodanige onderhandsche acte zal, om in regten te kunnen gelden, moeten voorzien zijn van de verklaring van eenen notaris, waaruit blijkt dat deze den onderteekenaar

1

Zie de aanteekcning op art. 18.

f) In (ie gevallen, voorzien bij art. 11 en het 1ste lid van art. 12, zal de regter, bij de beoordeeling en beslissing van zaken, die niet geregeld zijn door de godsdienstige wetten, volksinstellingen en gebruiken, naar welke bij die artikelen wordt verwezen, de algemeen e beginselen vau de Europesche wetgeving tot rigtsnoer nemen. Men vergelijke ten dezen de ondervolgende artt. 13 en 20, benevens art. 7 R. O.

-ocr page 153-

i:iO

kent, dat de inhoud der acte aan den laatstgemelde duidelijk is voorgehouden, en dat daarna de onderteekening, in tegenwoordigheid van hem notaris, heeft plaats gehad.

14. De eedsaflegging, waar die, hetzij in, hetzij buiten regten gevorderd wordt, geschiedt overeenkomstig de godsdienstige wetten en gebruiken van elks bijzondereu landaard of gezindte.

Wanneer die wetten of gebruiken meer dan ééne wijze van eedsaflegging als verbindend erkennen, staat, het, voor zoo veel den geregtelijken eed betreft, ter beslissing van den regter op welke dier wijzen dezelve zal worden afgenomen.

15. Behoudens de uitzonderingen omtrent de Inlanders en daarmede gelijkgestelde, personen vastgesteld geeft gewoontegeen regt, dan alleen wanneer de wet daarop verwijst.

16. De wettelijke bepalingen, betreffende den staat en de bevoegdheid der .personen blijven verbindende voor ingezetenen van Ned.-Indië, wanneer zij zich buiten \'s lands bevinden.

17. Ten opzigte van onroerende goederen geldt de wet van het land of de plaats, alwaar die goederen gelegen zijn.

18. De vorm van elke handeling wordt beoordeeld naar de wetten van het land of de plaats alwaar, die handeling is verrigt.

Bij de toepassing van dit en van het voorgaande artikel moet steeds worden acht gegeven op het verschil, hetwelk de wetgeving daarstelt tusschen Europeanen en Inlanders.

19. Alle authentieke acten, ten overstaan van Europesche openbare ambtenaren, ten behoeve of ten verzoeke van wien ook verleden, zijn , wat den vorm betreft, onderworpen aan de wettelijke bepalingen door het Ned. gezag daargesteld.

20. De regter moet volgens de wet regtspreken. Behoudens bet bepaalde bij art. 11, mag hij in geen geval de innerlijke waarde of billijkheid der wet beoordeelen.

21. Geen regter mag, bij wege van algemeene verordening, dispositie of reglement, uitspraak doen in zaken, welke aan zijne beslissing zijn onderworpen.

22. De regter, die weigert regt te spreken, onder voor-

-ocr page 154-

131

wendsel van stilzwijgen, duisterheid of onvolledigheid dei-wet, kan uithoofde van regtsweigering vervolgd worden.

23. Door geene handelingen of overeenkomsten kan aan de wetten, die op de publieke orde of de goede zeden betrekking hebben, hare kracht ontnomen worden.

2-t. Lijfeigenschap en pandelingschap worden in Ned.-Indie slechts in zoo ver geduld, als uitdrukkelijk bepaald is of zal worden in de daaromtrent bestaande, of nader door den gouverneur-generaal, onder \'skonings goedkeuring, in te voeren verordeningen.

Lijfeigenen kunnen, zoo wel in burgerlijke als in strafzaken, getuigenis der waarheid afleggen.

De beperkingen van dien regel, en de verdere bijzondere voorschriften aangaande dit onderwerp, worden bij de wettelijke bepalingen op de burgerlijke regtspleging en op de strafvordering vastgesteld.

De aan de lijfeigenschap en pandelingschap verknochte regten en verpligtingen worden beoordeeld naar de bijzondere daaromtrent beslaande wettelijke bepalingen 1)

25. De strafbepalingen tegen misdrijven en overtredingen, mitgaders de verordeningen van policie, zijn verbindende voor allen, die zich in Ned.-Indië bevinden.

Bij de toepassing van dit artikel zal worden acht gegeven op het verschil, hetwelk de wetgeving daarstelt tus-schen Europeanen en Inlanders.

De laatstgeinelde zullen naar de Inlandsche wetten worden gestraft, wanneer hei geene misdrijven of overtredingen geldt, ter zake waarvan zij aan de Europesche strafbepalingen zijn onderworpen.

26. Niemand mag tot straf vervolgd of daartoe veroordeeld worden, dan op de wijze en in de gevallen bij de wet voorzien.

1

Zie het Reglement op het pandelingschfip, Ordonnantie van 7 Julij 1859, stsbl. no. 43 en de Regeling van de afschaffing der slavernij, Publicatie van 14 Julij 1859, stsbl. no. 40.

-ocr page 155-

132

27. Tot strafvordering zijn alleen geregtigd de ambteïia-ren, welke bij de wettelijke bepalingen daartoe bevoegd zijn verklaard.

28. Behalve in de gevallen bij de wettelijke bepalingen voorzien, kan de vergoeding van schade, door eenig misdrijf veroorzaakt, alleenlijk bij een afzonderlijke burgerlijke regtsvorderhig vervolgd worden.

\'iit. Gedurende den loop van de regtsvervolging tot straf, blijft de regtsvordering tot vergoeding van schade voor den burgerlijken regter geschorst, onverminderd de behoedmiddelen bij de wettelijke bepalingen veroorloofd.

30. Geene regtsvervolging tot straf kan gestuit ol geschorst worden door het afzien van de burgerlijke regtsvordering, tenzij in de gevallen bij de wettelijke bepalingen voorzien.

31. Het regt tot strafvordering vervalt:

1°. door den dood van den beklaagde;

2°. door verjaring.

De nadere regeling van dit onderwerp geschiedt bij de wettelijke bepalingen op de strafvordering.

3~. Een ingezetene van Ned.-Indie zich, terwijl hij uit-landig is, schuldig of medepligtig makende aan misdrijven, door welke, volgens de bijzondere bepalingen op het straf-regt, de rust en veiligheid van het land in gevaar gebragt of benadeeld worden, of aan eenig bij de wettelijke bepalingen voorzien misdrijf, ten aanzien van de in Ned-Indii\' wettig gangbare muntspecien, of aan het bedriegelijk namaken of vervalschen, of wel des bewust in omloop brengen van nagemaakt of vervalscht bankpapier, of op boog gezag in omloop gebragt papieren geld, gelijk ook aan het namaken of vervalschen van zegels, stempels of merken, welke op openbaar gezag gebruikt worden, zal naar de wettelijke bepalingen, die aldaar van kracht zijn, vervolgd en gestraft worden, en zulks zonder onderscheid of de wetten van het land, alwaar zoodanig misdrijf is gepleegd, eene zwaardere of eene ligtere, of wel in het geheel geene straf op hetzelfde misdrijf stellen mogten.

De bepalingen van dit artikel zijn mede toepasselijk op

-ocr page 156-

153

hen, die, geene ingezetenen van Ned.-Indië zijnde, zich aan zoodanige misdrijven schuldig of medepligtig hebben gemaakt, en binnen Ned.-Indië mogten worden gevat, of ten verzoeke van de regering zijn uitgeleverd.

33. Insgelijks zullen, na aanhouding binnen Ned.-Indië of verkregen uitlevering, volgens de aldaar bestaande wettelijke bepalingen worden vervolgd en gestraft;

1°. ingezetenen van Ned.-Indië, welke zich buiten \'s lands schuldig of medepligtig hebben gemaakt aan eenig misdrijf hoe ook genaamd tegen ingezetenen van die bezittingen;

2°. ingezetenen van Ned.-Indië, welke zich buiten \'s lands onverschillig tegen wien, en zoo ook omgekeerd allen, wie zij ook zijn mogen, die zich buiten Ned.-Indië tegen ingezetenen van die bezittingen hebben schuldig of medepligtig gemaakt aan moord, brandstichting, diefstal, gepaard met braak of met mishandeling, gewapenderhand, of bij vereeniging van meer dan twee personen, en met verzwarende omstandigheden gepleegd, mitsgaders aan het maken en in omloop brengen van in- of uitlandsche valsche of vervalschte wisselbrieven.

34. In de gevallen, bij het voorgaande artikel vermeld, zal er geene vervolging of veroordeeling tegen de beklaagden kunnen plaats grijpen, indien zij, ter zake dier misdrijven, bij een vonnis door den buitenlandschen regter zijn vrijgesproken of veroordeeld en gestraft geworden.

35. Niemand mag in hechtenis worden genomen, dan op bevel van het daartoe, ingevolge de wettelijke bepalingen op de strafvordering, bevoegd gezag, en op den voet en de wijze bij die bepaling omschreven.

36. Het bepaalde bij de artikelen 26 en -quot;.5 maakt geene inbreuk op de bevoegdheid van den gouverneur-generaal tot het nemen van zoodanige politieke maatregelen van bedwang en voorzorg, als waartoe hij door den koning is of zal worden eemaartigd.

-ocr page 157-

134.

Slotbepaling.

37. Wanneer de gouverneur-generaal de wijziging of opheffing eener van den Koning uitgegane wettelijke bepaling noodig oordeelt, zal hij daartoe kunnen overgaan, doch niet anders dan onder \'s koiüngs nadere goedkeuring; behoudens de bijzondere gevallen, waarin de bevoegdheid tot wijziging of opheffing uitdrukkelijk aan den gouverneur-generaal is opdragen.

De aldus door den gouverneur-generaal, onder \'s konings nadere goedkeuring, vastgestelde bepalingen hebben inmiddels in Ned.-Iudië kracht van wet, tot dat hare intrekking, op de bij art. 1 omschreven wijze, door afkondiging is openbaar gemaakt.

TWEEDE HOOFDSTUK.

Van het burgerlijk regt.

Van het genot en hel verlies der burgerlijke regten.

Het genot van burgerlijke regten is onafhankelijk van staatkundige regten 1).

Het kind, van hetwelk eene vrouw zwanger is, wordt als reeds geboren aangemerkt, zoo dikwijls zijn belang zulks vordert Dood ter wereld komende, wordt het geacht nooit te hebben bestaan.

Geene straf kan den burgerlijken dood of het verlies van alle burgerlijke regten ten gevolge hebben (artt. 1—3

B. W.) t). ;

1

Be voorwerpen van het burgerlijk regt, en waartoe alzoo alle burgerlijke regten kunnen worden gebragt, bestaan in deze drie: de personen, de zaken eu de regtsvorderingen.

Het bestaan van staatkundige regten in Indië is ons ten eenenmale onbekend, alhoewel men in art. 41 van het octrooi en reglement voor de Javasche bank, vastgesteld bij besl. 3 Haart 184S no. 5 (stsbl no. 12) leest, dat men, om tot president en secretaris der bank te worden verkozen, ondi-r meer anderen, in het genot van zijne burgerlijke eu staatkundige regten wezen moet.

f) Al de in dit hoofdstuk aangehaalde artikelen, waarbij het tegendeel niet bekend gesteld is, verwijzen naar het Burgerlijk Wetboek.

-ocr page 158-

135

Van woonplaats of domicilie.

Men wordt geacht tot woonplaats te hebben :

1°. De plaats, waai- men zijn hoofdverblijf heeft gevestigd (art. 17).

2°. Bij gebreke van zoodanige woonplaats, de plaats des werkelijken verblijfs (art. 17).

3°. Zij, die tot openbare bedieningen geroepen worden, ter plaatse, waar zij die bedieningen uitoefenen (art. ~ü).

4°. De getrouwde vrouw, welke niet van tafel en bed is gescheiden, de woonplaats van haren man (art. 21).

5°. De minderjarigen, die van luinue ouders of voogdèn (art. 2Ij.

6°. De onder curatele gestelde, die van zijnen curator (art. 21).

7quot;. Meerderjarige dienstboden of werklieden, ten huize van diegenen, bij welke zij dienen of werken, indien zij bij dezelve inwonen (art. 23).

Het sterfhuis van een overledene wordt geacht daar te zijn, alwaar hij zijne woonplaats gehad heeft.

De verandering van woonplaats grijpt stand, door de werkelijke woning in eene andere plaats, gevoegd bij het voornemen om aldaar zijn hoofdverblijf te vestigen, hetwelk wordt bewezen door eene gedane verklaring, zoowel bij het hoofd van het bestuur der plaats, welke men verlaat, als bij dat der plaats, waar de woning wordt over-gebragt, terwijl, bij gebreke van verklaring, het bewijs van het voornemen uit de omstandigheden wordt opgemaakt fartt. 18 en 19).

Bij eene acte, kunnen partijen of eene van haar tot eene bepaalde zaak eene andere woonplaats dan hare werkelijke kiezen. Die keuze kan zijn algemeen, en strekt zicli dan zelfs uit tot de executie, of worden beperkt in voege als de partijen of eene van haar zal goed vinden (art. 24).

Indien het tegendeel niet bij beding is overeengekomen, kan men de voor zich gekozene woonplaats veranderen, mits die nieuwe woonplaats-niet verder dan tien palen van

-ocr page 159-

1:36

de vroegere zij gelegen, en de verandering aan de wederpartij worde beteekend (art. 25).

Ka» het Huwelijk.

De wet bescliouwt liet huwelijk alleen in deszelfs burgerlijke betrekkingen (art,. 26).

Het huwelijk is verboden;

1°. Tussehen alle personen, die elkander bestaan in de opgaande en nederdalende linie, hetzij door wettige, hetzij door onwettige geboorte of aanhuwelijking (art. 30).

2quot;. In de zijdlinie tussehen broeder en zuster, wettige of onwettige (art. 30).

3°. Tussehen schoonbroeder en schoonzuster, wettige of onwettige (art. 31).

4°. Tussehen oom of oudoom en nicht of achternicht, mitsgaders tussehen moei of oudmoei en neef of\' achterneef, wettige of onwetige (art. 31).

De gouverneur-generaal kan, om gewigtige redenen, het verbod, in no. 3 en 4 vervat, door het verleenen van dispensatie, opheffen (art. 31) 1).

5°. Tussehen een persoon, die, bij regterlijk vonnis, van overspel is overtuigd en den raedepligtige aan dat overspel (art. 32).

6°. Tussehen personen, wier huwelijk, om welke reden ook, door echtscheiding is ontbonden (art. 33).

Tot het aangaan van een huwelijk wordt vereiseht: 1°. Dat men is ongetrouwd, alzoo de man te gelijker tijd slechts met ééne vrouw, en de vrouw slechts met éénen man door het huwelijk kan verbonden zijn (art. 27).

1

Bij besl. 2 Mei 1S51 no. 108 is bepaald, dat dc aan den gouverneur-generaal gerigte verzoeken, om dispensatie van voorschriften van het B. W., door belanghebbenden zullen moeten worden ingediend bij de hoofden van gewestelijk bestuur van hunne woonplaatsen, die gehouden zijn deze verzoekschriften, vergezeld van hun berigt en hunne considera-fien en advies, door middel van het hoog-geregtshof van Ked-Indie, ter beschikking aan drn gouverneur-generaal op te zenden.

-ocr page 160-

137

De vrouw kan geen nieuw huwelijk aangaan, dan na verloop van drie honderd dagen na de ontbinding\' vun het vorige huwelijk (art. 34).

Indien, buiten het geval van kwaadwillige verlating, een der eclitgenooten gedurende tien volle jaren, van zijne woonplaats afwezig is, zonder dat eenige tijding van des-zelfs leven of dood is ingekomen, is de achter gebleven echtgenoot bevoegd, op daartoe bekomen verlof van den raad van justitie der gerneene woonplaats, een ander huwelijk aan te gaan; deze vergunning vervalt van regts-wege, indien de afwezige vóór het aangaan van het huwelijk mogt opkomen, of wel iemand het behoorlijk bewijs van deszelfs leven inbragt; zij houdt echter stand, bijaldien de afwezige, na de voltrekking van het huwelijk, blijken mogt nog in leven te zijn, zijnde het. dezen alsdan vergund ook van zijne zijde een ander huwelijk aan te gaan (artt. 493, 491 en 495) 1).

2°. De vrije toestemming der aanstaande eclitgenooten (art. 28).

Geene toestemming tot eene overeenkomst is van waarde, indien dezelve door dwaling is gegeven, door geweld afgeperst of door bedrog verkregen (art. 1321).

3°. Dat de jongman den vollen ouderdom van achttien en de jonge dochter dien van vijftien jaren hebbe bereikt (art. 29).

De gouverneur-generaal kan echter, om gewigtige redenen , dit verbod door het verleenen van dispensatie opheffen (art. 29).

4°. De toestemming dergenen, onder wier gezag men, ten opzigte van het huwelijk, is geplaatst.

Echte kinderen moeten, tot het aangaan van een hu-

1

Art. 65 der Transitoire bepalingen verklaart deze bepalingen ook toepasselijk op het geval, dat de afwezigheid reeds geheel of ten deele, onder de werking der vroegere wetgeving, heeft plaats gehad.

Zie ook de wijzigingen bij de Ordonnantie van 16 December 1356, atsbl. no. 82, daargesteld.

-ocr page 161-

134

Slotbepaling.

37. Wanneer de gouverneur-generaal de wijziging of opheffing eener van den Koning uitgegane wettelijke bepaling noodig oordeelt, zal hij daartoe kunnen overgaan, doch niet anders dan onder :s konings nadere goedkeuring; behoudens de bijzondere gevallen, waarin de bevoegdheid tot wijziging of opheffing uitdrukkelijk aan den gouverneur-generaal is opdragen.

De aldus door den gouverneur-generaal, onder \'s konings nadere goedkeuring, vastgestelde bepalingen hebben inmiddels in Ned.-Indië kracht van wet, tot dat hare intrekking, op de bij art. 1 omschreven wijze, door afkondiging is openbaar gemaakt.

TWEEDE HOOFDSTUK.

Van het burgerlijk regt.

Van het fjenot en het verlies der burgerlijke r eg ten.

Het genot van burgerlijke regten is onafhankelijk van staatkundige regten 1).

Het kind, van hetwelk eene vrouw zwanger is, wordt als reeds geboren aangemerkt, zoo dikwijls zijn belang zulks vordert. Dood ter wereld komende, wordt het geacht nooit te hebben bestaan.

Geene straf kan den burgerlijken dood of het verlies van alle burgerlijke regten ten gevolge hebben (artt. 1—3 B. W.) t). \'

1

De voorwerpen van het burgerlijk regt, en waartoe alzoo alle burgerlijke regtm kunnen worden gebragt, bestaan in deze drie: de personen, de zaken en de regtsvorderingeu.

Het bestaan van staatkundige regten in Indië is ons ten eenenmale onbekend, alhoewel men in art. 41 van het. octrooi en reglement voor de Javasche bank, vastgesteld bij besl. 3 Maart 184S no. 5 (stsbl no. 12) leest, dat men, om tot president en secretaris der bank te worden verkozen. onder meer anderen, in liet genot, van zijne burgerlijke en staatkundige regten wezi-n moet.

f) Ai de in dit hoofdstuk aangehaalde artikelen, waarbij het tegendeel niet bekend gesteld is, verwijzen naar het Burgerlijk Wetboek.

-ocr page 162-

135

Van woonplaats nf domicilie.

Men wordt geacht tot woonplaats te hebben ;

1°. De plaats, waar men zijn hoofdverblijf heeft gevestigd (art. 17).

2°. Bij gebreke van zoodanige woonplaats, de plaats des werkelijken verblijfs (art. i7).

3°. Zij, die tot openbare bedieningen geroepen worden, ter plaatse, waar zij die bedieningen uitoefenen (art. -O).

4°. De getrouwde vrouw, welke niet van tafel en bed is gescheiden, de woonplaats van haren mau (art. 21).

5°. De minderjarigen, die van hunne ouders of voogden (art. 21j.

6°. De onder curatele gestelde, die van zijnen curator (art. 21).

7°, Meerderjarige dienstboden of werklieden, ten huize van diegenen, bij welke zij dienen of werken, indien zij bij dezelve inwonen (art. 23).

Het sterfhuis van een overledene wordt geacht daar te zijn, alwaar hij zijne woonplaats gehad heeft.

De verandering van woonplaats grijpt stand, door de werkelijke woning in eene andere plaats, gevoegd bij het voornemen om aldaar zijn hoofdverblijf te vestigen, hetwelk wordt bewezen door eene gedane verklaring, zoowel bij het hoofd van het bestuur der plaats, welke men verlaat, als bij dat der plaats, waar de woning wordt over-gebragt, terwijl, bij gebreke van verklaring, het bewijs van het voornemen uit de omstandigheden wordt opgemaakt (artt. 18 en 19).

Bij eene acte, kunnen partijen of eene van liaav tot eene bepaalde zaak eene andere woonplaats dan hare werkelijke kiezen. Die keuze kan zijn algemeen, en strekt zich dan zelfs uit tot de executie, of worden beperkt in voege als de partijen of eene van haar zal goed vinden (art. 24).

Indien het tegendeel niet bij beding is overeengekomen, kan men de voor zich gekozene woonplaats veranderen, mits die nieuwe woonplaats-niet verder dan tien palen van

-ocr page 163-

136

de vroegere zij gelegen, en de verandering aan de wederpartij worde beteekend (art. 2ó).

Van het Hnvieljk.

De wet bescliouwt het huwelijk alleen in deszelfs burgerlijke betrekkingen (art. 26).

Het huwelijk is verboden:

1°. Tusschen alle personen, die elkander bestaan in de opgaande en nederdalende linie, hetzij door wettige, hetzij door onwettige geboorte of aanhuwelijking (art. 30).

2quot;. In de zijdlinie tusschen broeder en zuster, wettige of onwettige (art. 30).

3°. Tusschen schoonbi\'oeder en schoonzuster, wettige of onwettige (art. 31).

4°. Tusschen oom of oudoom en nicht of achternicht, mitsgaders tusschen moei of oudmoei en neef of achterneef, wettige of onwetige (art. 31).

üe gouverneur-generaal kan, om gewigtige redenen, het verbod, in no. 3 en 4 vervat, door het verleenen van dispensatie, opheffen (art. 31) 1).

5°. Tusschen een persoon, die, bij regterlijk vonnis, van ovei-spel is overtuigd en den medepligtige aan dat overspel (avt. 33).

6°. Tusschen personen, wier huwelijk, om welkereden ook, door echtscheiding is ontbonden (art. 33).

Tot het aangaan van een huwelijk wordt vereischt:

1°. Dat men is ongetrouwd, alzoo de man te gelijker tijd slechts met ééne vrouw, en de vrouw slechts met éenen man door het huwelijk kan verbonden zijn (art. 27).

1

Bij besl. 2 Mei 1S51 no. 108 is bepaald, dat dc aan den gouverneur-generaal gerigte verzoeken, om dispensatie van voorschriften van het B. W.. door belanghebbenden zullen moeten worden ingediend bi] de hoofden van gewestelijk bestuur van hunne woonplaatsen, die gehouden zijn deze verzoekschriften, vergezeld van hun berigt en hunne considera-tien en advies, door middel van het hoog-geregtshof van Ned-Indie, ter beschikking aan den gouverneur-generaal op te zenden.

-ocr page 164-

137

De vrouw kan geen nieuw huwelijk aangaan, dan na verloop van drie honderd dagen na de ontbinding van liet vorige huwelijk (art. 34).

Indien, buiten het geval van kwaadwillige verlating, een der eclitgenooten gedurende tien volle jaren, van zijne woonplaats afwezig is, zonder dat eenige tijding van des-zelfs leven of dood is ingekomen, is de achter gebleven echtgenoot bevoegd, op daartoe bekomen verlof van den raad van justitie der gemeene woonplaats, een ander huwelijk aan te gaan; deze vergunning vervalt van regts-wege, indien de afwezige vóór het aangaan van bet huwelijk mogt opkomen, ofwel iemand het behoorlijk bewijs van deszelfs leven inbragt; zij houdt echter stand, bijaldien de afwezige, na de voltrekking van liet huwelijk, blijken mogt nog in leven te zijn, zijnde het dezen alsdan vergund ook van zijne zijde een ander huwelijk aan te gaan (artt. 493, 494. en 495) 1).

2°. De vrije toestemming der aanstaande eclitgenooten (art. 28).

Geene toestemming tot eeue overeenkomst is van waarde, indien dezelve door dwaling is gegeven, door geweld afgeperst of door bedrog verkregen (art. 1321).

3°. Dat de jongman den vollen ouderdom van achttien en de jonge dochter dien van vijftien jaren hebbe bereikt (art. 29).

De gouverneur-generaal kan echter, om gewigtige redenen, dit verbod door het verleenen van dispensatie opheffen (art. 29).

4°. De toestemming dergenen, onder wier gezag men, ten opzigte van het huwelijk, is geplaatst.

Echte kinderen moeten, tot het aangaan van een hu-

1

Art. 65 der Transitoire bepalingen verklaart deze bepalingen ook toepasselijk op het geval, dat de afwezigheid reeds geheel of ten deele, onder de werking der vroegere wetgeving, heeft plaats gehad.

Zie ook de wijzigingen bij de Ordonnantie van 16 December 1856, stsbl. no. 89, daargesteld.

-ocr page 165-

138

welijk vóór hunne meerderjariglieid, de toestemming verzocht en verkregen hebben, te weten:

1°. Van hunne ouders;

2°. Van hunnen vader, met zijne verklaring, dat de toestemming van de moeder is gevraagd, in geval de moeder zich niet verklaart, of met den vader in gevoelen verschilt;

3°. Van de moeder, indien de vader overleden is, of zich in de onmogelijkheid bevindt, om zijnen wil te verklaren (art. 35).

4°. Van de grootouders, in geval de ouders overleden of in de onmogelijkheid zijn om hunnen wil te verklaren, te weten:

a. Van den grootvader van vaders-zijde;

h. Van den grootvader van moeders-zijde, indien die van

vaders-zijde ontbreekt;

c. Van de grootmoeder van vaders-zijde, in geval er geene grootvaders aanwezig zijn;

\' (l. Van de grootmoeder van moeders-zijde, bij ontstentenis van die van vaders-zijde (artt. 36 en 37). 5°. Van den voogd en de weeskamer, bij ontbreken van ouders en grootouders, of wanneer die allen zich in de onmogelijkheid bevinden, om hunnen wil te verklaren (artt. 38) 1).

Natuurlijke kinderen, wettiglijk door den vader erkend, kunnen, zoo lang zij minderjarig zijn, geen huwelijk aangaan, zonder de toestemming van hunnen vader. Bij gebreke van den vader, wordt de toestemming der moeder vereischt; wanneer de moeder behoort tot de inlandsche of daarmede gelijk gestelde bevolking, moet de toestemming van den raad van justitie worden verkregen (artt. 39 en 40). Natuurlijke doch niet erkende kinderen, ol\'degenen die,

1

Indien partijen buiten de mogelijkheid zijn, om de acten van overlijden van al degenen, wier toestemming tot het huwelijk vereischt wordt, over te leggen, zullen zij met eene acte van bekendheid of eene beëedig-de verklaring kunnen volstaan (art. 72 en 73).

Men zie ook ten dezen art. 49.

-ocr page 166-

139

na de erkenning hunnen vader en moeder hebben verloren, of wier ouders buiten de mogelijklieid zijn hunnen wil te verklaren, kunnen, zoolang zij minderjarig zijn, geen huwelijk aangaan, zonder toestemming van hunnen voogd en de weeskamer. In geval van weigering van beide of van een hunner, zal de raad van justitie bet verlof daartoe kunnen verleenen (art. 41).

De meerderjarig-verklaarde wordt, zoolang hij den ouderdom van drie-en-twintig jaren niet beeft bereikt, beschouwd als minderjarig opzigtens zijne verpligting om, tot het aangaan van een huwelijk, de toestemming zijner ouders of grootouders te verkrijgen (art. 424-).

Meerderjarige kinderen , hetzij wettige, hetzij natuurlijke wettiglijk erkende, die den vollen ouderdom van dertig jaren nog niet hebben bereikt, zijn verpligt, om, tot het aangaan van een huwelijk, de toestemming aan hunne ouders te vragen. In geval van weigering, kunnen zij de tusschen-komst van den raad van justitie, binnen wiens gebied de vader of de moeder met der woon gevestigd zijn, inroepen en, bij volharding in de weigering, zal het huwelijk niet kunnen worden voltrokken, dan na verloop van drie volle maanden, te rekenen van den dag, waarop partijen voor den regter zijn verschenen, terwijl bij niet verschijning van den vader of, bij gebreke van dien, van de moeder, tot het huwelijk kan worden overgegaan, op de vertooning der acte, waaruit van die niet verschijning blijkt (artt. 42 en 47).

In geval de vader of, bij gebreke van dezen, de moeder zich niet in Ned. Indie mogt bevinden, zal de gouverneur-generaal van de vervulling der, bij bovenaangehaalde artikelen opgelegde, verpligting dispensatie kunnen verleenen (art. 4-8).

Degeen, die, ter zake van verkwisting, onder curatele is gesteld, heeft de toestemming tot een huwelijk van zijn curator en de weeskamer, in geval zijne ouders of grootouders ontbreken, of zich in de onmogelijkheid bevinden om hunnen wil te verklaren, noodig. Bij weigering kan bij

-ocr page 167-

140

het verlof tot liet aangaan van een huwelijk aan den raad van justitie verzoeken (art. 452).

De toestemming moet, zoo zij niet bij de huwelijks-acte zelve wordt verleend, bij authentieke acte worden gegeven (art. 71 no. 2).

Personen, behoorende tot de Inlandsche of daarmede gelijk gestelde bevolking, zullen met Europeanen of daarmede gelijk gestelde personen in het huwelijk mogen treden, mits zij zich vooraf hebben onderworpen aan de geheele Europesche wetgeving, aangaande het burgerlijk en het handelsregt. Die onderwerping zal geschieden bij authentieke acte, waarvan een geauthentiseerd afschrift zal worden ter hand gesteld aan den ambtenaar van den burgerlijken stand, die van deze overgave melding zal maken in de huwelijksacte, en het afschrift als bijlage bij die acte zal overleggen (art. i5 der Transitoire bepalingen).

Alle personen, die met elkander een huwelijk willen aangaan, moeten daarvan, hetzij in persoon, hetzij bij zoodanige geschriften, waaruit van hun voornemen met genoegzame zekerheid kan blijken, aangifte doen bij den ambtenaar van den burgerlijken stand der woonplaats van eene der partijen, die daarvan eene acte moet opmaken (artt. 50 en 61) 1).

Fan de regten en verpligtingen der eehtgenooten.

De eehtgenooten zijn elkander wederkeerig getrouwheid, hulp en bijstand verschuldigd en zij verbinden zich door de enkele daad des huwelijks, over en weder hunne kinde ren te onderhouden en op te voeden (artt. 103 en 104).

De vrouw is aan haren man gehoorzaamheid verschuldigd en verpligt met hem zamen te wonen en overal te volgen, waar hij dienstig oordeelt zijn verblijf te houden (art. 106).

1

Omtrent de formaliteiten, welke de voltrekking van het huwelijk moeten voorafgaan, de voltrekking van het huwelijk-zelve,.euz. zie men lager het Handboek voor den Ambtenaar van den burgerlijken stand.

-ocr page 168-

141

De man is verpligt zijne vrouw bij zich te ontvangen in het door hem bewoonde huis, en gehouden haar te beschermen, en haar, al hetgeen noodigis, volgens zijn staat en zijn vermogen, te verschaffen (art. 107).

De man is het hoofd der echtvereeniging en bestuurt de goederen aan de vrouw persoonlijk toebehoorende, zoo het tegendeel niet bedongen is. Hare onroerende goederen vermag hij, zonder hare medewerking, niet vervreemden of bezwaren (art. 105).

De vrouw, al is zij zelfs buiten gemeenschap van goederen getrouwd of van goederen gescheiden, kan, zonder bijstand van haren man, niet in regten verschijnen, of, zonder dien bijstand in de acte of zonder zijne schriftelijke toestemming, niets geven, vervreemden, verpanden, verkrijgen, hetzij voor niet, hetzij onder eenen bezwarenden titel (artt. 108 en 110) 1).

De vrouw heeft den bijstand van haren man niet noodig:

1°. Tot het aangaan van verbindtenissen in en omtrent alles, wat de koopmanschap betreft, welke zij, afzonderlijk van haren man, met zijne uitdrukkelijke of stilzwijgende toestemming als openbare koopvrouw drijft. De man is door die handelingen verbonden, wanneer hij in gemeenschap is getrouwd, en is verpligt, indien hij zijne toestemming intrekt, die intrekking openlijk bekend te maken (art. 113).

oo. Tot het maken van uiterste wilsbeschikkingen (art. 11S).

3°, In eene regtsvordering tot echscheiding, tot scheiding van tafel en bed, of van goederen (art. 111).

4,°. Wanneer de vrouw in strafzaken vervolgd wordt (art. 111).

1

De vrouw heeft dus een van beide, of den bijstand in de acte, of de schriftelijke toestemming noodig. Het is alzoo overbodig, dat de man, zijne vrouw bijstaande in de uitbrenging eener acte, bovendien verklaart, haar zijne toestemming tot het uitbrengen dier acte te verleenen, en voldoende haar in dat geval Ie doen verschijnen als echtgenoot van- en bijgestaan door haren man.

-ocr page 169-

142

Do wet vooi-onderstelt, dat de vrouw de bewilliging van haren man heeft bekomen, ten opzigte van handelingen of verbindtenissen door haar aangegaan, betreffende alles wat tot de gewone en dagelijksche uitgaven der huishouding behoort (art. 109).

De vrouw kan van den raad vau justitie der gemeene woonplaats verzoeken te worden gemagtigd;

1°. Om een acte aan te gaan of in regten te verschijnen, indien de man haar zijne magtiging weigert (art. 113).

2°. Om in regten te verschijnen, verbindtenissen aan te gaan, de goederen der gemeetischap te verbinden of te vervreemden, beheer te voeren en alle andere acten te verrigten, wanneer de man ouder curatele is gesteld of, uithoofde van afwezigheid of andere redenen, wordt verhinderd of zich in de onmogelijkheid bevindt, om zijne vrouw bij te staan of te magtigen, of indien hij een tegenstrijdig belang heeft fart. 114\' en 125 B. W. en art 813 B. R.)

3°. Om over hare roerende goederen te beschikken, in geval zij van tafel en bed of van goederen gescheiden is. Door die scheiding bekomt zij het vrije beheer barer goederen terug (artt. 194 en 214).

4°. Tot in het werk stellen van verzegeling, boedelbeschrijving en waardering van goederen, in geval zij echtscheiding, scheiding van tafel en bed, uithoofde van eene bepaalde oorzaak, en scheiding van goederen in regten vraagt (artt. 190, 215 en 346 b?. W. en artt. 823 en 840 B. R.).

Alle verbindtenissen, aangegaan door getrouwde vrouwen zijn slechts, van regtswege, nietig, voor zoo verre die verbindtenissen hare bevoegdheid te boven gaan (art. 1446).

Van de wettelijke gemeenschap van goederen en derzelver beheer, zoo in eerste als tweede en verder huwelijk.

Van het oogenblik der voltrekking des huwelijks, bestaat, van regtswege, algeheele gemeenschap van goederen tusschen de echtgenooten, voor zoo verre daaromtrent

-ocr page 170-

bij huwelijks-voorwaarden geene andere bepalingen zijn gemaakt

Ook in tweede en verder huwelijk bestaat van regts-wege algeheele gemeenschap van goederen, doch de voorkinderen ol\' derzelver afkomelingen hebben, bij het openvallen der nalatenschap van den hertrouwden echtgenoot, eene regtsvordering, om, indien de nieuwe echtgenoot door die gemeenschap (buiten hetgeen door aanwinst mogt zijn verkregen), voor meer dan het minste gedeelte, hetwelk een dier kinderen, of, bij vooroverlijden, deszelfs afkomelingen bij plaatsvervulling genieten, of voor meer dan een vierde gedeelte mogt zijn bevoordeeld, die bevoordeeling tot op het gedeelte, waarover kon zijn beschikt, te doen inkorten (artt. 180, 181, 185 en 902).\'

De wettelijke gemeenschap kan, staande huwelijk, niet door onderlinge overeenkomst der eohtgenooten worden opgeheven of gewijzigd (art. 119).

De gemeenschap omvat:

1°. Wat hare baten betreft:

a. Alle roerende en onroerende goederen der echtge-nooten, zoowel tegenwoordige als toekomende en ook die, welke zij om niet verkrijgen, tenzij de erflater of schenker uitdrukkelijk het tegendeel mogt hebben bepaald (art. 120).

b. Alle vruchten en inkomsten (art. 122).

c. De winst, staande huwelijk gemaakt (art. 122).

2°. Wat hare lasten betreft:

u. Alle schulden, door ieder der echtgenooten, hetzij vóór het huwelijk, hetzij staande hetzelve gemaakt (art. 121).

b. Het verlies, staande huwelijk geleden (art. 122).

*) Bij art. 63 der Transitoire wet is bepaald, dat de regtcn van echte lieden, vóói- de invoering van het B. W. (1 Mei 1S48) getrouwd, wat hunne goederen betreft, zullen geregeld worden, volgens de wet die op het oogenblik van hun huwelijk in werking was, of volgens hunne niet bij die wet verboden huwelijksche voorwaarden , om het even op welk tijdstip het huwelijk is ontbonden.

-ocr page 171-

H4.

De doodschulden, na het overlijden vallende, worden door des overledenen erfgenaam alleen gedragen (art. U8).

De man alleen beheert de goederen der gemeenschap. Hij kan dezelve verkoopen, vervreemden en bezwaren, zonder de tussehenkomst van de vrouw; doch hij mag over dezelve niet, bij wege van schenking onder de levenden, beschikken, dan alleen om aan kinderen, uit hun huwe-liik o-esproten, een stand te bezorgen, en overeen bijzonder It uk goed, mits hij het vruchtgebruik van dat stuk

zich niet voorbehoude art. 1\'JJ) quot;).

De gemeenschap wordt, van regtswege, ontbonden: K Door den dood (art. 126). Indien de langstlevende echtgenoot, in geval er minderjarige kinderen overblijven, verzuimt de vereischte boedelbeschrijving te laten opmaken, duurt de gemeenschap voort, teu voordeele van de minderjarigen, doch nimmer ten hunnen uadeele (art. 127) Bijaldien een der echtgenooten verklaard is vermoedelijk te\' zijn overleden, kan de andere de gemeenschap doen voortduren, gedurende tien jaren, te rekenen van den dag van het vermoedelijk overlijden, bij het vonnis uitgedrukt

(art. 4-83). ,

oo. Door het aangaan van een huwelijk, op verlof van

den refter, na afwezigheid van den echtgenoot, gedurende tien jaren (art. 126 en 193 B. W. en art. 65 der Tran-sitoire bepalingen), t).

So. Door echtscheiding (art. 126).

40. Door scheiding van tafel en bed (art. 126).

50. Door scheiding van goederen (art. 126).

Na de ontbinding der gemeenschap, wordt de gemeene

Door deze bepaling heeft men trachten voor te komen, dat de man, door het doen van giften, waarvan hij zich. gedurende zijn lever, het vruchtgebruik voorbehield, de goederen der gemeenschap wegmaakte I en gevolge van deze bepaling toch, zoude hij ook zich-zelven door het doen van zoodanige giften benadeelen en dit zal voor hem reden genoeg zyn, niet roekeloos de goederen der gemeenschap weg te schenken.

) \'Zie de wijzigingen van de artt, 4W, 470 en 493 van het Burg Wetboek, bij Ordonnantie van 16 December 1856 (stsbl. Si) daargesteld.

-ocr page 172-

145

boedel bij helfte veideeld tusschen den man en de vrouw of hunne erfgenamen, zonder aanzien der zijde, waarvan de goederen zijn voorgekomen. Overigens zijn de regelen, vastgesteld voor boedelscheiding, toepasselijk op de verdeeling der wettelijke gemeenschap (art. 128).

De vrouw en hare erfgenamen hebben bet regt otn van de gemeenschap afstand te doen, mits zij, binn.en den tijd van ééne maand na de ontbinding der gemeenschap of nadat het overlijden van den man ter kennisse van de vrouw of het overlijden van deze ter kennisse van de erfgenamen zal zijn gekomen, ter griffie van den raad van justitie ter laatste geineene woonplaats, eene acte van afstand uitbrengen. Indien de vrouw binnen dien tijd overlijdt, zonder acte van afstand te hebben uitgebragt, hebben bare erfgenamen een nieuwen termijn van ééne maand om afstand te doen, te rekenen van haar overlijden, of van den dag, dat zij van haar overlijden hebben kennis gedragen. Indien de erfgenamen van de vrouw niet een-pariglijk hebben gehandeld, zoodat de eene de gemeenschap aanvaard en de andere daarvan afstand gedaan beeft kan degene, die dezelve aanvaard heeft, niet meer genieten dan bet erfdeel, hetwelk hem voor zijn hoofd toekomt; het overschot, batig of schadelijk, blijft aan den man (art. 132—135, 138 en 1023 B. W. en art. 40 der Transitoire bepalingen).

De vrouw, wier man verklaard is vermoedelijk te zijn overleden, kan, de voorloopige inbezitneming door de vermoedelijke erfgenamen tegenhoudende door de bestaande gemeenschap te laten voortduren, bij vervolg van tijd, van die gemeenschap afstand doen (art. 483).

Van huwelijksche voorwaarden.

§1. Algemeen e Bepalingen.

Aanstaande echtgenooten kunnen door hnwelijksche voorwaarden afwijken van de regelen, opzigtelijk de wettelijke gemeenschap vastgesteld; doch voor zoover zij zulks,

7

-ocr page 173-

146

hetzij uitdrukkelijk, hetzij uit den aard der bedingen niet doen bliiven die regelen steeds van toepassing (artt. 139, IBS en 1023 B. W. en art. 40 Transitoire bepalingen).

De invoering van eenige gemeenschap van goederen of schulden, ingeval van tweede of verder huwelijk, kan cene rcgtsvordering tot . inkorting of vermindering doen ontstaan, indien de nieuwe echtgenoot daardoor, meei dan geoorloofd is, mogt zijn bevoordeeld (art. 181).

Bij huwelijksche voorwaarden vermogen de aanstaande

pchtf enoötèn: ^

10° Niet af te wijken van de regten, die uit de magt

van\'den man, als zoodanig, en uit de vaderlijke magt voortspruiten, noch van die, welke aan hem, als ie hoofd der echtverbindtenis, toekomen, behoudens echtei het vermogen der vrouw, om voor zich te bedingen het beheer barer roerende en onroerende goederen, mitsgaders het vrije genot harer inkomsten (art. 140).

2». Niet af te wijken van de regten, die de wet aan de~ betrekking van langstlevenden echtgenoot heelt ver-

honden (art. 140). , j

30 Geen afstand te doen van hetgeen hun de wet

de\' nalatenschap hunner afkomelingen toekent noch do nalatenschap dier afkomelingen te regelen (art. 141).

40. Niet te bedingen, dat de een tot een grooter aandeel in de schulden zal gehouden zijn dan deszelfs aan deel in de baten der gemeenschap beloopt, (art. 11:\'.).

50, Niet, in algemeene bewoordingen, te bedingen, dat hunne verbindtenis zal geregeld worden door buiten-landsche wetten of door eenige. gewoonten, wetten wet boeken of plaatselijke keuren, die te voren 111 Ned.-Indie of het Koningrijk der Nederlanden en deszelts andere over-zecsche bezittingen, zijn van kracht geweest (art. o.i.

6°. Geene bepalingen te maken, die strijdig zijn met de goede zeden of openbare orde (art. 139/.

7». Niet te bepalen, dat de voorwaarden op een ander tijdstip zullen beginnen te werken, dan op het oogen-blik der voltrekking van het huwelijk (art. 147).

-ocr page 174-

147

8quot;. Niet te bedingen, dat de vrouw of liaie erfgenamen geen regt zullen hebben, om van de ingevoerde gemeenschap afstand te doen (artt. 132, 138 en 153).

9quot;. Niet te bedingen , dat de vrouw, zonder niagtiging van haren man, alles opzigtens hare eigene goederen zal kunnen verrigten; alzoo de algemeene magtiging niet verder geldig is, dan met betrekking tot het beheer der goederen van de vrouw (art. 115).

.Ook is het verboden, zelfs bij huwelijksche voorwaarden, afstand te doen van eene erfenis van iemand, die nog in leven is, en do regten te vervreemden, die men bij vervolg van tijd op zoodanige erfenis mogt kunnen verkrijgen lart. 1063).

De huwelijksche voorwaarden moeten, op straffe van nietigheid, vóór het aangaan des huwelijks, bij notariële acte worden verleden (art. 147).

He veranderingen, die in dezelve, vóór het voltrekken des huwelijks, zouden mogen worden gemaakt, kunnen op geene andere wijze worden tot stand gebragt dan door eei.e acte, verleden in denzelfden vorm, als de huwelijksche voorwaarden, in de tegenwoordigheid en met de gelijktijdige toestemming van al de personen, die in dezelve partij zijn geweest. Na de voltrekking des huwelijks, kunnen de huwelijksche voorwaarden op geenerlei wijze worden veranderd (artt. 118 en 1 19).

Minderjarigen, die de vereischten bezitten, om een huwelijk aan te gaan, en zij, die, uithoofde van verkwisting, onder curatele zijn gesteld, zijn bekwaam om toe te stemmen in al de overeenkomsten, welke de huwelijksche voorwaarden bevatten mogen, mits zij daarin worden bijgestaan van diegenen, wier toestemming tot het aangaan van het huwelijk noodzakelijk is. Indien echter hun huwelijk zal plaats hebben uit krachte van verlof, in de bij de wet bepaalde gevallen, aan den raad van justitie te vragen, moet, bij het verzoek om verlof, het ontwerp der huwelijksche voorwaarden worden gevoegd, ten einde daaromtrent gelijktijdig worde beschikt.

-ocr page 175-

148

Geene bepalingen, in huwelijksche voorwaarden voorkomende, waarbij van de wettelijke gemeenschap geheel of gedeeltelijk wordt afgeweken, zullen ten aanzien van derden vroeger kunnen werken, dan van den dag der overschrijving dier bepalingen in een openbaar register, hetwelk daarvan zal worden gehouden ter griffie van den raad van justitie, binnen welks regtsgebied het huwelijk is voltrokken of de huwelijksacte is overgeschreven, bijaldien het huwelijk buiten \'s lands is aangegaan (art. 152) 1).

Hoedanig en op welke wijze gemeenschap van goederen zij bedongen, heeft de vrouw of hebben hare erfgenamen de bevoegdheid om daarvan afstand te doen (artt. lo:3, 483 en 102:5 B. W. en art. 14 Transit, bep.).

De huwelijksche voorwaarden vervallen, wanneei dezelve niet door een huwelijk zijn opgevolgd (art. 154).

§ 2. Bijzondere bepalingen.

Niettegenstaande de wettelijke gemeenschap van goederen kan bedongen worden, dat de onroerende goederen, de inschrijvingen op het grootboek der openbare schuld, en de andere effecten en inschulden, ten name der vrouw staande en door haar aangebragt, of die, staande huwelijk van hare zijde in de gemeenschap mogten vallen, buiten hare medewerking, niet door haren echtgenoot zullen mogen worden vervreemd of bezwaard (art. 140).

Bij uitsluiting of beperking der gemeenschap, kan de som bepaald worden, welke de vrouw jaarlijks, tot de huishouding en de opvoeding der kinderen, uit hare goederen zal moeten bijdragen. Bij gebreke van bedingen daaromtrent, zijn alle vruchten en inkomsten dier goederen ter beschikking van den man (artt. 145 en 146).

1

Ook de huwelijksche voorwaarden in een vreerad land verleden moeten worden ingeschreven. Zie tijdschrift: Het regt in Ned.Indie, deel XV, bladz. 300 en volg.

-ocr page 176-

149

De uitsluiting der gemeenschap van goederen brengt geene uitsluiting van winst en verlies mede, ten ware ook deze uitdrukkelijk mogt zijn uitgesloten (art. 144).

Het beding van gemefenschap van winst en verlies sluit de wettelijke algeheele gemeenschap van goederen uit, en brengt mede, dat, bij de ontbinding dier gemeenschap, de winsten en verliezen, staande huwelijk verkregen of geleden, door de echtgenooten, elk voor de helft worden genoten of gedragen, indien omtrent elks aandeel daarin geene andere bepalingen bij de huwelijksohe voorwaarden gemaakt zijn (artt. 155 en 156).

Voor winst wordt gehouden de vermeerdering van der echtgenooten bezittingen, staande huwelijk, opgekomen uit de vruchten en opbrengsten van elks goederen, arbeid en vlijt, en uit den opleg van onverteerde inkomsten, wordende jaarlijksche, maandelijksche, wekelijksche en andere dergelijke makingen, schenkingen of uitkeeringeu, gelijk ook lijfrenten, onder winst begrepen (artt. 157 en 167).

Voor verlies wordt gehouden de vermindering van der echtgenooten bezittingen, veroorzaakt door uitgaven boven de inkomsten, of door schulden, de echtgenooten te zamen betreffende eu staande huwelijk gemaakt. Wat een der echtgenooten door misdrijf verbeurt, is niet daaronder begrepen (artt. 157 en 163) 1).

Het beding, dat tussclien de echtgenooten slechts eene gemeenschap van vruchten en inkomsten zal bestaan, houdt eene stilzwijgende uitsluiting in, zoo van de wettelijke algeheele gemeenschap van goederen, als van die van winst en verlies (art. 164).

Bij uitsluiting der gemeenschap van goederen, kan de aanbrengst der roerende goederen, met uitzondering van inschrijvingen op het grootboek der openbare schuld en andere op naam staande effecten en inschulden, op geene andere wijze worden bewezen, dan door derzelver ver-

1

Men zie verder, ten opzigte van winst en verlies, het lager op boedelscheiding voorkomende.

-ocr page 177-

150

melding bij de huvvelijksche voorwaarden of door eene beschrijving, door deu notaris en de partijen onderteekend en vastgeliecht aan de minuut van de huwelijksohe voorwaarden, in welke daarvan melding moet worden gemaakt (artt. 150 en quot;105) x).

Van de aanbrengst van roerende goederen, staande huwelijk , bij erfenis, legaat of schenking, aan ieder der echt-genooten opkomende, moet tloor beschrijving blijken t). Bij gemis daarvan is de man onbevoegd, om zoodanige goederen als de zijne terug te nemen; de vrouw en hare erfgenamen echter zijn bevoegd, om van het bestaan en do waarde dier goederen door getuigen, en des noods door de algedieene bekendheid te doen blijven (art. IfiG).

De vrouw kan, bij huwelijkscbe voorwaarden, onderzetting bedingen op de tegenwoordige goederen van haren innn, als ook op die, welke hij nader inogt. verkrijgen. Zij kan de hypothecaire inschrijvingen zonder zijnen bijstand bewerkstelligen en haren man noodzaken, om de nader door hem verkregene goederen tot bet bekomen van onderzetting aan te wijzen (artt. 1171 en 1175).

§3. Van giften.

De aanstaande echtgenooten (ook in geval zij minderjarig zijn) mogen aan elkander wederkeerig, of een van beide aan den anderen, gelijk ook derden aan die echigenon-ten of aan een hunner, bij huwelijksche voorwaarden, zoodanige giften doen als zij voegzaam zullen oordeelen, behoudens de inkorting dier giften, voor zoo verre daardoor de regten zouden zijn benadeeld van diegenen , aan wie een wettelijk aandeel toekomt (artt. IBS, 17u, 151 en 1677).

De echtgenoot, die voorkinderen heeft, mag den twee-

-ocr page 178-

151

den of verderen echtgenoot, ook niet door zydelingsche wegen, meerdere voordeelen bespreken dan liet minste gedeelte, hetwelk een der kinderen of, bij vooroverlijden, de.szelfs afkomelingen bij plaatsvervulling genieten, welk gedeelte voor den tweeden of verderen echtgenoot, nimmer een vierde gedeelte der goederen van den hertrouwden echtgenoot zal mogen te boven gaan, terwijl alle giften door den echtgenoot, die voorkinderen heeft, onder een verdichten titel of aan tusschen beide komende personen gedaan, nietig zijn; wordende voor tusschen beide komende personen gehouden, de voorkinderen van den anderen echtgenoot, alsmede de bloedverwanten, van wie die echtgenoot, ten tijde der gift, de vermoedelijke erfgenaam zou zijn (artt. 181—184).

Die giften bij huwelijksche voorwaarden kunnen worden gedaan:

1°. Van tegenwoordige en bij de acte bepaaldelijk omschreven goederen, of van de geheele of gedeeltelijke nalatenschap van den schenker (art. 169).

2quot;. Onder voorwaarden, welker uitvoering van den wil des schenkers afhangt (art. 171).

Gemelde giften zijn van waarde zonder uitdrukkelijke aanneming door den begiftigde; voorts zijn zij onherroepelijk, behalve in geval van niet voldoening aan de voorwaarden, onder welke zij gemaakt zijn. Die onherroepelijkheid moet, ten opzigte van giften van do geheele of gedeeltelijke nalatenschap des schenkers, zoodanig verstaan worden, dat de schenker niet meer over de goederen, in die gift begrepen, om niet mag beschikken, behalve over geringe sommen tot belooning, of om andere redenen, dooiden regter te beoordeelen (artt. 170, 172, ] 73, 177 en 179).

Geene giften van tegenwoordige en bepaaldelijk omschre-vene goederen, tusschen echtgenooten bij huwelijksche voorwaarden gemaakt, worden geacht te zijn onderworpen aan de voorwaarden van overleving van den begiftigde, ten ware die voorwaarde uitdrukkelijk mogt zijn gemaakt (art. 174).

-ocr page 179-

\\ógt;

Giften van de geheele of gedeeltelijke nalatensoliap des schenkers, tusschen echtgenootén bij huwelijksohe voorwaarden gemaakt, gaan niet over op de kinderen, wanneer de begiftigde vóór den schenker overlijdt; doch dergelijke giften, door derden aan echtgenooten of aan een hunner gedaan, worden geacht, ten behoeve van de kinderenen afkomelingen uit het huwelijk geboren, te hebben plaats gehad, in geval de schenker den begiftigde overleeft en het tegendeel niet uitdrukkelijk bij de acte is bepaald (artt. 175 en 178).

Giften door derden aan aanstaande echtgenooten of aan een hunner, vóór het aangaan des huwelijks en terzake van hetzelve, kunnen bij afzonderlijke notariële acte worden gedaan, op gelijke wijze en met hetzelfde gevolg als bij huwelijksche voorwaarden, doch zijn in dat geval niet ontheven van de vereischte van aanneming (artt. 176 en 177).

Schenkingen, ter zake van een huwelijk gedaan, vervallen, wanneer dezelve niet door een huwelijk zijn opgevolgd (art. 154).

In geval van echtscheiding of scheiding van tafel en bed, door den eenen echtgenoot tegen den anderen gevraagd, behoudt de echtgenoot, aan wien de eisch tot scheiding is toegewezen, al de voordeden, hem door den anderen echtgenoot ter zake des huwelijks toegezegd, om die, na het overlijden van denzelven, te doen gelden. Daarentegen verliest de echtgenoot, tegen wien de scheiding is uitgesproken, al de voordeelen, welke de andere echtgenoot, ter zake des huwelijks, aan hem had toegezegd, terwijl de kinderen van geene der voordeelen worden verstoken, die hun, door de wetten of door de huwelijksbedingen van hunne ouders, verzekerd waren. Ook blijven de uit-keeringen door derden, bij huwelijksche voorwaarden besproken , bij voortduring verschuldigd aan dengene der gescheiden echtgenooten, ten wiens behoeve dezelve beloofd waren (artt. 222—224, 228, 231 en 246).

-ocr page 180-

153

Van de scheiding van goederen.

Scheiding van goéderen bij onderlinge toestemming is nietig (art. 186).

De vrouw kan, staande huwelijk, bij den regter scheiding van goederen vragen, doch alleen in de volgende gevallen:

1°. Wanneer de man, door een kennelijk wangedrag, de goederen der gemeenschap verspilt en het huisgezin aan ondergang blootstelt.

3°. Wanneer, door de wanorde en het slecht beheer zijner zaken, de waarborg voor het huwelijksgoed der vrouw en voor hetgeen haar naar regten toekomt zoude verloren gaan, of ook, door grol\' verzuim in het beheer van het huwelijksgoed, hetzelve zoude worden in gevaar gebragt (art. 1SB).

Het vonnis, waarbij de scheiding van goederen is toegewezen, heefr, wat deszelfs gevolgen betreft, eene achter-uitwerkende kracht, te rekenen van den dag der regts-vordering (art. 189).

Gedurende het geding kan de vrouw, met bewilliging van den regter, behoedmiddelen in het werk stellen, ten einde te voorkomen dat de goederen worden weggemaakt en verspild (art. 190).

De scheiding van goederen moet, vóór het ten uitvoer leggen van het vonnis, openlijk worden bekend gemaakt (art. 189).

Het vonnis, waarbij de scheiding van goederen is toegestaan, vervalt van regtswege, indien hetzelve niet, blijkens eene daarvan op te maken authentieke acte, vrijwillig is ten uitvoer gelegd door de werkelijke verdeeling der goederen; of wanneer, binnen den tijd van ééne maand nadat het vonnis kracht van gewijsde heeft bekomen, geene regterlijke vervolgingen daartoe door de vrouw zijn begonnen en regelmatig worden voortgezet (art. 191).

De vrouw, welke van goederen gescheiden is bekomt de vrije beheering daarvan terug, en kan van den regter

-ocr page 181-

151

eene algeheele bewilliging bekomen, om over bare roerende goederen te bescliikken. Ook heeft zij de bevoegdheid, oui van de bestaan hebbende gemeenschap van goederen afstand te doen (art. 191 en 1:32 B. W. en art. S29 B. R,.).

Niettegenstaande de scheiding van goederen, is de vrouw verpligt om, naar evenredigheid van haar vermogen en dat van haren man, bij te dragen tot de kosten der huishouding en der opvoeding der kinderen, door haren man bij haar verwekt. Bij onvermogen van den man, komen die kosten ten laste van de vrouw alleen (art. 193).

De geinoenschap, door scheiding van goederen ontbonden zijnde, kan met toestemming der echtgenooten, docii niet anders dan bij authentieke acte eu op dezelfde voorwaarden, waarop zij bevorens geregeld was, worden hersteld (artt. 19d en 197).

Wanneer de gemeenschap hersteld is, worden do zaker; in denzelfden staat teruggebragt alsof er geene scheiding had plaats gehad, onverminderd de nakoming der handelingen, welke, gedurende het tusschenvak sedert de scheiding lot op het herstel der gemeenschap, door de vrouw verrigt zijn (art. 197).

Dc echtgenooten zijn verpligt het herstel der gemeenschap openlijk bekend te maken, kunnende, zoo lang die bekendmaking geene plaats heeft gehad, de gevolgen der herstelde gemeenschap niet aan derden worden tegengeworpen (art. 193) 1).

Van de onthindinj des Imwelijks.

Het huwelijk wordt ontbonden:

1°. Door den dood van een der echtgenooten.

2°. Door afwezigheid van een der echtgenooten gedurende tien jaren, en een daarop gevolgd nieuw huwelijk van den anderen echtgenoot.

1

ileu zie omtrent de openbaarmaking van de plaats gevonden hebbende scheiding van goederen en het herstel der gemeenschap artt. 82G en 830 JB. R.

-ocr page 182-

155

3°. Dooi- regterlijk vonnis, na scheiding van tafel en bed uitgesproken.

4°. Door echtscheiding (art. 199).

De ontbinding des huwelijks, na scheiding van tafel en bed, kan in regten gevorderd worden, indien die scheiding gedurende vijf volle jaren, zonder verzoening, heeft stand gehouden (art. iOO).

Echtscheiding kan nimmer door onderlinge tocsteuimin plaats hebben (art. i07).

De gronden, waarop echtscheiding kan gewaagd worden, bestaan alleen in de navolgende:

1°. Overspel.

2quot;. Kwaadwillige verlating.

•3°. Veroordeeliag tot eene onteerende straf, na het huwelijk uitgesproken.

4°. Zware verwondingen of zoodanige mishandelingen, door den eeneu echtgenoot jegens den anderen gepleegd, waardoor diens leven wordt in gevaar gebragt, of waardoor hem gevaarlijke verwondingen zijn toegebragt (art. 209 B. W. en H3 Transit, bep.)

Echtscheiding, in geval van kwaadwillige verlating, kan niet vroeger gevraagd worden dan na verloop van vijfjaren, te rekenen van het tijdstip, waarop de echtgenoot de ge-meene woonplaats verlaten heeft, ot\', in geval de verwijdering eene wettelijke oorzaak beeft tot grond gehad, van het oogenblik, waarop die oorzaak heeftopgehouden (art. 211).

De regten van den man, opzigtelijk het beheer der goederen van de vrouw, worden gedurende het geding niet geschorst, behoudens de bevoegdheid der vrouw om, ter bewaring van haar regt, verzegeling te vorderen, eene boedelbeschrijving te doen opmaken en de waardering der goederen te eischen (art. 215 B. W. en art. S40 B. R).

Buiten de reeds hierboven vermelde gevolgen der echtscheiding ten opzigte der echtgenooten, bepaalt de wet:

1quot;. Dat bij gebreke van genoegzame inkomsten tot levensonderhoud, de raad van justitie aan den echtgenoot.

-ocr page 183-

156

op wiens verzoek de echtsclieiding uitgespiokeu is, eene uitkeering tot onderhoud mag toeleggen uit de goederen van den anderen echtgenoot (art. 223).

2°. Dat diegene der echtgenooten, tegen wien de eclit-scheiding uitgesproken is, liet vruchtgenot van de goederen zijner minderjarige kinderen verliest iart. 317).

Van scheiding van tafel en bed.

Echtgenooten kunnen in regten scheiding van tafel en bed vragen :

1°. Om de gevallen, welke grond tot echtscheiding opleveren (artt. 209 en 233).

2°. Ter zake van buitensporigheden , mishandelingen en grove beleedigingen, door den eenen echtgenoot jegens den anderen begaan (art. 233).

3°. Op beider verzoek, zonder opgave van eene bepaalde oorzaak, mits zij twee jaren zijn getrouwd geweest (art. 23lt;ï B. W. en art. 64 Transit, bep.).

Scheiding van tafel en bed heeft altijd de scheiding van goederen ten gevolge (art. 243).

Alvorens scheiding van tafel en bed te vragen, ziju de echtgenooten verpligt, bij eene authentieke acte ai de voorwaarden dier scheiding te regelen, zoowel ten hunnen op-zigre, als met betrekking tot hunne kinderen, welke voorwaarden gevolg hebben, wanneer de regter de scheiding van tafel en bed heeft toegestaan (artt. 237 en 247;.

De schikkingen tusschen de echtgenooten beraamd, om plaats te hebben gedurende het regterlijk onderzoek, moeten aan de bekrachtiging van den raad van justitie worden onderworpen (art. 237).

Ter zake van scheidingen tusschen echtgenooten mag geen compromis worden aangegaan iart. 616 B. R.).

De scheiding van\'tafel en bed gaat, van regtswege, te niet door de verzoening der echtgenooten, en doet al de gevolgen van het huwelijk herleven 1), behoudens nogtans

1

Bij aandachtige lezing zal men bespeuren, dat deze zinsnede letter-•lijken onzin bevat. Er moet noodwendig gelezen worden; welke (verzoening) al de gevolgen van het huwelijk doet herleven.

-ocr page 184-

157

jegens derden de voortdurende kracht van de handelingen, die gedurende het tijdvak tusschen de scheiding en de verzoening mogten hebben plaats gehad. Alle hiermede strijdende bedingen tusschen de echtgenooten zijn nietig (art. 21 8).

Het vonnis, waarbij de echtgenooten van tafel en bed worden gescheiden, moet, zal het tegen derden werken, openlijk worden bekend gemaakt, en, zoo deze bekendmaking heeft plaats gehad, moet de verzoening, indien de gevolgen daarvan mede tegen derden zullen werken, insgelijks en op dezelfde wijze openlijk worden bekend gemaakt (art. a48 B. W. en artt. 843 en 826 B. R,.).

Van het vaderschap en de afstamming der kinderen.

Kinderen worden verdeeld;

1°. In wettige en

2°. In onwettige.

Een wettig kind is, dat staande huwelijk of vóór den drie honderdsten dag na de ontbinding van het huwelijk, is geboren of verwekt en den man tot vader heeft (artt. 250 en 255) 1).

Een onwettig kind is, dat buiten huwelijk of drie honderd dagen na de ontbinding van een huwelijk is geboren of verwekt (art. 255).

Onwettige kinderen worden verdeeld:

1°. In natuurlijke,

Squot;. Overspelige en

•\'5quot;. Bloedschendige kinderen.

Een natuurlijk kind is, dat vei wekt is door ouders, die te zamen een huwelijk konden aangaan. Een overspelig kind is, dat verwekt is door ouders, welke beide of een van hen, met een ander in het huwelijk verbonden waren.

Een bloedschendig kind is, dat verwekt is door ouders, tusschen welke de wet, uithoofde van bloed- of aanverwantschap, het huwelijk verboden heeft.

1

Bij art. 251 en volgg. B. W. worden de gevallen opgesomd, in welke de wettigheid van een kind kan worden ontkend, alsmede de wijze waarop die ontkenning moet gescliieden.

-ocr page 185-

15S

Van deze onwettige kinderen kunnen worden erkend en gewettigd;

1°. Natuurlijke kinderen en

2quot;. Bloedschendige kinderen, wier ouders ten gevolge van dispensatie hun huwelijk kunnen voltrekken (artt.

272 en 27:5).

Door het erkennen van een natuurlijk kind worden burgerlijke betrekkingen geboren, tusschen het kind, hetwelk erkend is en doszelfs vader of moeder, die hetzelve erkend heeft (art. 2V0).

Deze erkenning kan geschieden;

1°. Bij de geboorte acte;

2°. Bij de huwelijks acte;

3°. Bij eene acte, opgemaakt bij den ambtenaar van den burgerlijken stand;

4°. Bij alle andere authentieke acten (art. 2S1).

Geene erkenning van een natuurlijk kind zal, gedurende het leven van de moeder, worden aangenomen, wanneer zij niet in die erkenning heeft toegestemd. Wanneer zij plaats heeft, na het overlijden der moeder, heeft zij geen ander gevolg dan alleen met opzigt tot den vader (art. 2S4).

De aangifte van een natuurlijk kind, waarvan de moeder tot de inlandsche of daarmede gelijk gestelde bevolking behoort, zal slechts dan door de ambtenaren van den burgerlijken stand worden aangenomen, wanneer zoodanig kind een Europeaan of daarmede gelijk gestelden persoon tot vader heeft, en de aangifte door dezen, met gelijktijdige erkenning van het kind, geschiedt. Deze aangifte kan op eiken leeftijd van het kind gedaan worden (art. 42 van het Reglement op het houden der registers van den burgerlijken stand. Stbl. 1849 no. 25) 1).

De erkenning door de moeder zal, op welken leeftijd ook, kunnen plaats vinden; de vader ecliter moet, zal die erkenning van waaide zijn, den vollen ouderdom van ne-

1

Dit artikel is voorloopig buiten werking gebleven. Zie de aantee-kening op dit artikel in het Handboek voor den ambtenaar van den burgerlijken stand.

-ocr page 186-

159

gentien jaren hebben bereikt, terwijl die erkenning nimmer het gevolg van dwang, dwaling, bedrog of verleiding mag wezen (art. 2S2).

De erkenning, staande huwelijk, door een der eohtge-nooton gedaan, ten voordeele van een natuurlijk kind, hetwelk hij, vóór zijn huwelijk, bij een anderen persoon dan ziju echtgenoot verwekt heeft, kan noch aan dien echtgenoot, noch ook aan de kinderen uit dat huwelijk geboren schade toebrengen. Niettemin zal die erkenning hare gevolgen hebben na de ontbinding van dat huwelijk, wanneer daaruit geene afkomelingen overblijven (art. iS5).

Door wettiging verkrijgen de kinderen dezelfde regten, als of zij sedert het huwelijk waren geboren (art. 277).

De wettiging geschiedt, hetzij door het opvolgend huwe-lijk der ouders, wanneer deze hen vóór of bij het aangaan van het huwelijk wettig hebben erkend, hetzij bij brieven van wettiging (avtt. 272—278.)

Op gelijke wijze kunnen ook reeds overleden kinderen, die nakomelingen hebben nagelaten, gewettigd worden, in welk geval de wettiging ten voordeele van die afkomelingen strekt (art, 279).

Het onderzoek naar het vaderschap is, buiten het\'geval van verkrachting of schaking, verboden; dat naar het moederschap wordt echter toegelaten, uitgezonderd in de gevallen, dat er geene erkenning heeft mogen plaats vinden (artt. 287—289).

Do adoptie, tot stand gebragt vóór de invoering der nieuwe wetgeving, wordt naar de voorschriften der vroegere geregeld. Hetzelve geldt ten aanzien der inschrijvingen in de registers van den burgerlijken stand, gedaan krachtens het bepaalde bij resol. 31 Julij 1830 no. 8 (stbl. no. 31).

De bepalingen dier resolutie zullen stand houden tot dat dienaangaande nader zal zijn voorzien; met dien verstande evenwel, dat wanneer gehuwde lieden verlangen de inschrijving van eenig buiten huwelijk verwekt kind te verkrijgen, en zich tot de verzorging en opvoeding van hetzelve te verbinden, de ambtenaar van den burgerlijken

-ocr page 187-

160

stand de daartoe strekkende acte niet zal mogen verlijden, tenzij het kind, waarvan de inschrijving verlangd wordt, vóór het huwelijk dier echtgenooten geboren zij. De kinderen, die aldus zijn ingeschreven, worden geacht tot de Europesche bevolking te behooren (art. 61 Transit, bep.).

Van hloedverwantschup en zwagerschap.

Bloedverwantschap bestaat in de betrekking tusschen personen, welke de een van den anderen afstaninien of een gemeenen stamvader hebben. Deze betrekking wordt berekend door het getal der geboorten, en elke geboorte wordt graail genoemd (art. 290).

De opvolging van graden maakt de linie. De linie wordt verdeeld in de regte en de zijdlinie.

De regte linie is de opvolging van graden, tusschen personen, die de een van den anderen afstammen; de zijdlime is de opvolging van graden, tusschen personen, die niet van elkander afstammen, maar een gemeenen stamvader hebben (art. 291).

De regte linie wordt onderscheiden in regte nederdalende en regte opgaande linie. De eerste maakt het verband tusschen den stamvader en die van hem afstammen, de laatste verbindt een persoon met diegenen, van welke hij afstamt (art. 293).

In de reate linie rekent men, dat er tusschen de personen zóó vele graden zijn als er geboorten bestaan 1), en in de zijdlinie berekent men de graden door het getal der geboorten, eerst tusschen den eenen bloedverwant en den naasten gemeenen stamvader, en vervolgens tusschen dezen en den anderen bloedverwant Urtt. en 293 en 291) t).

1

Zoo staat, in de nederdalende linie, de zoon met betrekking tot den vader in den eersten graad, de kleinzoon in den tweeden enz.; en weder-keerig staan, in de opgaande linie, de vader en grootvader, met betrekking tot den zoon en kleinzoon, in den eersten of tweeden graad, en zoo vervolgens (art. 293).

(f Zoo bestaan twee broeders elkander in den tweeden graad, ooms en neven in den derden, volle neven in den vierden, en zoo vervolgens (art. 294).

-ocr page 188-

161

Zwagerschap bestaat in de betrekking, welke door aan-huwelijking geboren wordt tusschen den eenen der echtge-nooten en de bloedverwanten van den anderen *).

Tusschen de wederzijdsché bloedverwanten der echtge-nooten bestaat geene zwagerschap (art. 295).

De zwagerschap wordt door de ontbinding van het huwelijk niet opgeheven, terwijl de graden van zwagerschap op dezelfde wijze, als die der bloedverwantschap worden gerekend (artt. 296 en 297).

Van de vaderlijke mayt en van het vruchtgenot der oudera.

L)e vader heeft, gedurende het huwelijk, het bewind over de goederen aan zijne minderjarige kindereu toebehoorende. Hij kan over die goederen niet beschikken, dan met inachtneming der regelen, voorgeschreven ten opzigte vau het vervreemden van goederen, aan minderjarigen toebehoorende (artt. 307 en 309).

Beschikkers bij giften onder de levenden of bij uitersten wil, ten behoeve van kinderen, kunnen bepalen, dat niet de vader, maar de door hen aangestelde bewindvoeders het beheer over de door hen geschonken of gemaakte goederen zullen hebben. Om welke reden ook het beheer van zoodanige bewindvoerders mogt vervallen, gaat hetzelve over op den vader, die het regt heeft, om, gedurende de min-derjaiigiieid zijner kinderen, van die bewindvoerders rekening en verantwoording te vragen (art. 307).

In geval de vader een tegenstrijdig belang met dat zijner minderjarige kinderen mogt hebben, moeten laatstgemelden worden vertegenwoordigd door een bijzonderen curator, daartoe door den raad van justitie te benoemen {art. 310).

Indien de vader zijne woonplaats verlaat, zonder orde

De wet spreekt alleen van de eigenlijke zwagerschap of die van de eerste klasse, doch er bestaat ook nog eene oneigenlijke zwagerschap of die van de tweede klasse, welke plaats heeft tusschen den eenen echtgenoot en de aanverwanten, die aan den anderen echtgenoot bestaan in eigenlijke zwagerschap. Zie Mr. G. J. de Martini , de Nedcrlandsche Wetgeving, deel I, folio 231, in de noot no. 2.

-ocr page 189-

162

op zijne zaken te hebben gesteld, kan de moeder al de regten van den man uitoefenen, zoowel met betrekking tot de opvoeding der kinderen, als tot het beheer van hunne goederen fart. 496).

Gedurende het huwelijk heeft de vader en, na de ontbinding van hetzelve, de langstlevende vader of moeder het vruchtgenot van de goederen, welke aan hunne wettige kinderen toebehooren onder den last, waartoe vruchtgebruikers verpligt zijn, mitsgaders:

a. Van het onderbond en de opvoeding der kinderen, overeenkomstig derzelver vermogen;

l. Van de betaling van renten, en van interessen van hoofdsommen, door de kinderen verschuldigd, en

c. Van de begrafeniskosten der kinderen (art. 311 en 312). Het vruchtgenot heeft geen plaats:

1°. Ten opzigte van goederen, welke de kinderen, door afzonderlijken arbeid en vlijt mogten hebben verkregen.

2°. Ten opzigte van de goederen, welke aan hen bij acte onder de levenden of bij uiterste wilsbêschikking zijn geschonken of gemaakt, onder uitdrukkelijke voorwaarde, dat de ouders daarvan het vruchtgenot, niet zonden hebben (art. 313).

3°. Ten opzigte van zoodanige goederen, welke de kinderen uit eigen hoofde mogten erven, en waarvan hun vader of hunne moedor, als onwaardig verklaard.persojn, zouden zijn uitgesloten (art. SJ-0).

4.°, Ten opzigte der goederen, aan hunne natuurlijke en wettelijk erkende kinderen toebehoorende (art. 319). Het vruchtgenot houdt op:

1°. Wanneer de kinderen den vollen ouderdom van twintig jaren hebben bereikt, of eerder mogten zijn gehuwd of overleden (artt. 311 en 314).

2°. Wanneer de langstlevende echtgenoot, mogt hebben verzuimd, binnen drie maanden na het overlijden van zijnen echtgenoot, eeue beschrijving van de goederen der gemeenschap te doen opmaken (art. 315).

3°. Voor de\'moeder, wanneer zij een tweede huwelijk mogt aangaan (art. 31.6).

-ocr page 190-

16:i

l0. Wanneer het huwelijk door echtscheiding is ontbonden, of wanneer er scheiding van tafel en bed, om eene der redenen, welke grond tot echtscheiding zouden hebben kunnen opleveren , heeft plaats gehad, ten opzigte van den echtgenoot, tegen wien de scheiding is uitsproken. Indiende scheiding tegen den vader is uitgesproken, treedt de moeder niet vroeger iu het vruchtgenot, dan na het overlijden van den vader (artt. 317 en i-lG.) 1).

Van minderjarigheid en voogdij.

Minderjarigen zijn de zoodanigen, die den vollen ouderdom van drie en twintig jaren niet hebben bereikt, geene brieven van meerderjarigverklaring hebben erlangd of niet vroeger zijn in den echt getreden.

Wanneer het huwelijk vóór hunnen vollen ouderdom van 2-3 jaren is ontbonden, keeren zij niet tot den staat van minderjarigheid terug.

Minderjarigen, wier ouders beide of een van beide zijn overleden, staan onder voogdij (art. 330).

In iedere voogdij is slechts één voogd, behoudens:

1°. De bevoegdheid des vaders, om aan de langstlevende moeder een bijzonderen raadsman toe te voegen (art. 346).

iquot;. In geval dat de moeder, voogdesse zijnde, een volgend huwelijk aangaat, als wanneer haar man van regtswege medevoogd wordt (art. 851).

3°. In het geval de minderjarige, binnen Nederlandsch-Indie gevestigd zijnde, goederen in het konigrijk der Nederlanden of in eene of meerdere van deszelfs overzeesche bezittingen buiten Nederlandsch-Indië bezit, als wanneer het beheer over die goederen aan een bewindvoerder in het

1

Dc vader blijft, uit kracht der wet, bestuurder van de goederen, die zijnen kinderen toebehoereu, niettegenstaande er eclitsebeiding tegen hem mogt zijn uitgesproken. Hij behoeft in dat geval de vruchten niet aan de moeder af te geven, maar mag ze evenmin zelf genieten, en moet ze alzoo, bij het eiude van zijn bestuur, aan liet meerderjarig geworden kind verantwoorden. Zie .AIabi:, Handboek voor Notarissen, deel 1, folio 329.

-ocr page 191-

164

Koningrijk en in iedere dier koloniën, op verzoek van den voogd, zal kunnen worden toevertrouwd (art. 361).

4°. Bijaldien eene voogdij, waarin twee of meer voogden benoemd zijn, vóór de invoering der nieuwe wetgeving aanvaard is (art. 66 Transit, bep.).

Indien bij eene uiterste wilsbeschikking, welke vóór de invoering der nieuwe wetgeving opgemaakt, doch eerst na die invoering met den dood bekrachtigd is, door den langstlevende der ouders, meer dan één voogd over zijne minderjarige kinderen is benoemd, zal de voogdij door den eerst-benoemde worden waargenomen. Bij diens ontstentenis vervalt de voogdij van regtswege aan hem, die de tweede genoemd is en zoo vervolgens (art. 67 Transit, bep.).

Een ieder, die niet van de voogdij is verschoond of uitgesloten, is verpligt dezelve aan te nemen (art. 332).

Van de voogdij kunnen zich verschoonen :

1°. Ieder, die den minderjarige niet als bloedverwant of aangehuwde bestaat, wanneer zich binnen het regtsgebied van den raad van justitie, alwaar dezelve is opgedragen, bloedverwanten of aangehuwden bevinden, die in staat zijn de voogdij uit te oefenen (art. 376).

2°. Zij, die zich in dienst van den lande buiten Neder-landsch-Indie bevinden.

3°. Krijgslieden in werkelijke land- of zeedienst.

4°. Zij, die buiten hunne residentie met openbare ambten bekleed zijn, of ook wel de zulken , die ter oorzake van die ambten verpligt zijn, zicli op bepaalde tijdstippen buiten de residentie te begeven.

De personen, bij de drie vorige nommers vermeld, kunnen zich van de voogdij doen ontslaan, indien de daarbij vermelde redenen van verschooning na hunne benoeming zijn ontstaan.

5°. Zij, die den vollen ouderdom van zestig jaren hebben bereikt; wanneer zij vroeger benoemd zijn, kunnen zij zich op hun vijf-en-zestigste jaar van de voogdij doen ontslaan.

6°. Zij, die door eene zware en behoorlijk bewezene ziekelijkheid of ongemak gekweld zijn.

Deze kunnen hun ontslag verzoeken, wanneer de zie-

-ocr page 192-

165

kelijkheid of het ongemak, na hunne benoeming als voogd, is ontstaan.

7°. Zij, die, kinderloos zijnde, met twee voogdijen belast zijn.

8°. Zij, die, één of meer kinderen hebbende, met eene voogdij zijn belast.

9°. Zij, die op den dag hunner benoeming vijf wettige kinderen hebben, daaronder begrepen die, welke in \'s lands krijgsdienst gestorven zijn.

De vader kan, om geene der redenen hierboven vermeld, zich van de voogdij over zijne eigene kinderen doen ontslaan (art. 377).

Hij, die van eene voogdij wenscht ontslagen te worden, is, op straffe van het verlies zijner bevoegdheid daartoe, verpligt, zich bij verzoekschrift en ten zijnen koste, tot den raad van justitie te wenden, en zulks binnen den tijd van acht dagen, te rekenen van den dag zijner benoeming, wanneer hij daarbij is tegenwoordig geweest, of wel van de gedane beteekening, en zal de raad, zonder vorm van proces 1), maar behoudens beroep aan den hoogeren reg-ter, de voorgedragen redenen van verschooning aannemelijk verklaren of wel verwerpen.

Niettegenstaande het aanvoeren van redenen tot verschooning, is de voogd verpligt bij voorraad de voogdij waar te nemen, tot dat deswege definitief zal zijn beslist (art. 578).

Tot het aannemen der voogdij zijn onbevoegd;

1°. Minderjarigen;

2°. Zij, die onder curatele zijn gesteld;

3°. Vrouwen, behalve de moeder;

4°. Allen, die in persoon, of wier vader, moeder, echtgenoot of kinderen, tegen den minderjarige een regtsgeding voeren, waarin de staat van den minderjarige, zijn fortuin of een aanmerkelijk gedeelte zijner goederen betrokken is.

1

Dus bij wege Tan eenvoudige beschikking op het ingediende verzoekschrift.

-ocr page 193-

16f.

5°. De leden, agenten en secretarissen of griffiers der weeskamers, behalve die over hunne kinderen of stiefkinderen (art. 379).

6°. Europesclie rogtcrlijke ambtenaren (art. 9 R. O.).

De personen, bij de twee laatst voorgaande nornmers vermeld, zijn niet aan deze verbodsbepalingen onderworpen, wanneer hun de voogdij vóór de invoering der nieuwe wetgeving wettiglijk is opgedragen en door hen aanvaard (art. 69 Transit, bep.).

Van de voogdij zijn uitgesloten en kunnen zelfs worden ontzet, wanneer zij reeds werkzaam zijn:

1°. Zij, die tot eene onteerende straf zijn veroordeeld;

Een zoodanig persoon zal geen voogd of curator mogen wezen, dan alleen over zijne kinderen en dan nog slechts met goedvinden van den raad van justitie, na verhoor der bloedverwanten, aangewezen bij art. 333 B. W. (art. IS der bepalingen ter regeling van eenige onderwerpen van strafwetgeving).

2°. Zij, die een bekend slecht levensgedrag houden;

3°. Zij, die inde waarneming der voogdij onbekwaamheid of ontrouw aan den dag leggen;

4°. Zij, die van eene andere voogdij zijn ontzet geworden;

5°. Zij, die in staat van faillissement of kennelijk onvermogen verkeeren (art. 380).

Wanneer de benoemde voogd weigerachtig of in gebreke is de voogdij uit te oefenen, zal daarin door de weeskamer worden voorzien, in de plaats en ten koste van den voogd, in voege als bij het 2de lid van art. 360 B. W. is voorgeschreven. In dat geval is de voogd verantwoordelijk .voor de verrigtingen van de weeskamer, behoudens zijn verhaal jegens deze (art. 332).

Men onderscheidt de voogdij;

1*. In wetielijke voogdij;

2°. In voogdij, welke door den langstlevende der ouders wordt opgedragen;

3. In voogdij, welke door den raad van justitie is opgedragen ;

-ocr page 194-

167

4°. In voogdij over kinderen, die in eenig gesticht zijn opgenomen.

Wettelijke voogdij is de zoodanige, welke, na de ontbinding des huwelijks door den dood van een der echt-genoóten, van regtswege aan den langstlevende • der ouders behoort (art. 345).

De vader kan zich nimmer van die voogdij doen ontslaan, doch de moeder kan dezelve weigeren, in welk geval zij een anderen voogd moet doen benoemen en inmiddels, op hare verantwoordelijkheid, de pligten van voogdesse waarnemen (art. 319).

Zooals wij boven reeds zagen, heeft de vader hot regt der langstlevende moeder een Ijzondercn raadsman toe te voegen; zonder de toestemming van dezen, zal zij geenedaad, de voogdij betreffende, kunnen verrigtcn, behoudens haar beklag aan den raad van justitie, wanneer zij vermeent, dat de weigering van den raadsman de belangen der minderjarigen benadeelt. Indien de vader bijzonderlijk de handelingen beeft vermeld, waartoe de raadsman benoemd is, zal de voogdesse het vermogen hebben, om de verdere handelingen zonder zijnen bijstand te verrigtcn (art. 346).

De benoeming van zoodanigen raadsman moet, hetzij bij uiterste wilsbeschikking, hetzij bij alle andere anthen-■tieke en bijzonderlijk daartoe iugerigte aeten, geschieden (art. 347) *).

Indien, naliet overlijden van den man, de vrouw verklaart of, daartoe wettig opgeroepen, erkent zwanger te zijn, zal de weeskamer de curatele over de ongeboren vracht aanvaarden en verpligt zijn, oin alle noodige en dringende maatregelen in het werk te stellen, welke tot het behoud en het beheer der goederen vereischt worden, en zulks zoowel ten bate van het kind, indien hetzelve levend ter wereld komt, als van alle andere belangheb-

Men lette wel op dat de benoeming van onwaarde zoude zijn , indien dezelve geschiedde bij eenc authentieke acte, die tevens eene andere strekking had dan die benoeming; testamenten alleen zijn daarvan uitgezonderd.

-ocr page 195-

168

bende personen. Wanneer het kind levend ter wereld komt, zullen de gewone voorschriften omtrent de voogdij worden in acht genomen (art. 318).

Indien de moeder, voogdesse zijnde, tot een volgend huwelijk wil overgaan, zal zij, vóór het aangaan van dat huwelijk, zich tot den raad van justitie moeten wenden, die, na de bloedverwanten of aangehuwden van den minderjarige te hebben gehoord of behoorlijk opgeroepen, in het hoogste ressort zal beslissen of de moeder de voogdij zal kunnen behouden. Wanneer zij in gebreke blijft, aan dit voorschrift te voldoen, verliest zij van regtswege de voogdij, en haar man is hoofdelijk voor het geheel aansprakelijk, wegens alle gevolgen der voogdij, welke zijne vrouw onbevoegdelijk behouden heeft. Het verlies der voogdij, in voege voorschreven, belet niet dat de moeder, zoo daartoe gronden zijn, door den raad van justitie weder als voogdesse kan worden aangesteld (art. 350, 359 en 360).

Wanneer de moeder in de voogdij bevestigd, of op nieuw als voogdesse benoemd is, wordt zooals wij reeds zagen, haar man van regtswege medevoogd, en benevens zijne vrouw hoofdelijk voor het geheel aansprakelijk, wegens alle handelingen, na het aangaan des huwelijks verrigt, uitgezonderd in het geval, dat duor den overledenen echtgenoot aan de moeder een raadsman mogt zijn toegevoegd geworden. De medevoogdij van den man vervalt, zoodra de vrouw ophoudt voogdesse te zijn; terwijl zulks met de voogdij der vrouw plaats heeft, indien de medevoogd tot de voogdij onbevoegd is of daarvan ontzet wordt, ten ware die ontzetting geschied zij ter zake van onnoozelheid, krankzinnigheid of razernij.

Bij ontbinding van het tweede huwelijk treedt de moeder in de voogdij terug (art. 351).

Alvorens een nieuw huwelijk aan te gaan, is de vader of moeder, op straf van verlies der voodij, verpligt aan de weeskamer aan te bieden een behooi\'lijken staat der goederen, welke het vermogen van den minderjarige uitmaken (art. 352).

-ocr page 196-

]6fl

De voogdij over natuurlijke, wettelijk erkende kinderen behoort aan den vader of, bij gebreke van dien, aan de moeder; wordende, in geval deze laatste nog minderjarig zijn, inmiddels door den raad van justitie in de voogdij voorzien (art. 353).

Evenzeer wordt door den raad van justitie, bij ontstentenis van den vader of wanneer deze de voogdij niet kan uitoefenen, voorzien in de voogdij van natuurlijke, door enropeanen of daarmede gelijk gestelde personen, wettelijk erkende kinderen, welker moeder behoort tot de inlandsche of daarmede gelijk gestelde bevolking (art. 354).

Wie na overlijden der zoogenaamde adoptanten, de voogdij zullen uitoefenen over de kinderen, tot wier verzorging en opvoeding men zich verbonden heeft, zie bladz. 159), is nergens bij de wet bepaald.

Alleen de langstlevende der ouders heeft het regt, om een voogd over zijne minderjarige kinderen te benoemen; hij zal zelfs verscheiden personen kunnen benoemen, ten einde, bij ontstentenis, elkander in de voogdij op te volgen en ook aan een benoemden voogd de. magt van substitutie en subrogatie kunnen verleenen (art. 355).

De benoeming van den voogd geschiedt bij uiterste wilsbeschikking, of bij elke andere authentieke en bijzonderlijk daartoe ingerigte acte (art. 356).

De bevoegdheid tot het benoemen van een voogd door den langstlevende der ouders wordt verloren:

1°. Wanneer de moeder, hertrouwd zijnde, niet in da voogdij is gehandhaafd of op nieuw benoemd;

2°. Wanneer de vader of moeder verzuimd heeft, vóór het aangaan van een huwelijk, aan de weeskamer een staat der goederen, aan de minderjarige kinderen toebe-hoorende, aan te bieden (art. 357).

Wanneer de moeder hertrouwd is en, in de voogdij gebleven zijnde, een voogd over de kinderen van haar vroeger huwelijk benoemd heeft, zal die benoeming niet van waarde zijn, vóór dat die door den raad van justitie, na verhoor of behoorlijke oproeping der bloedverwanten

8

-ocr page 197-

168

bende personen. Wanneer het kind levend ter wereld komt, zullen de gewone voorschriften omtrent de voogdij worden in acht genomen (art. 348).

Indien de moeder, voogdesse zijnde, tot een volgend huwelijk wil overgaan, zal zij, vóór het aangaan van dat huwelijk, zich tot den raad van justitie moeten wenden, die, na de bloedverwanten of aangehnwden van den minderjarige te hebben gehoord of behoorlijk opgeroepen, in het hoogste ressort zal beslissen of de moeder de voogdij zal kunnen behouden. Wanneer zij in gebreke blijft, aan dit voorschrift te voldoen, verliest zij van regtswege de voogdij, en haar man is hoofdelijk voor het geheel aansprakelijk, wegens alle gevolgen der voogdij, welke zijne vrouw onbevoegdelijk behouden heeft. Het verlies der voogdij, in voege voorschreven, belet niet dat de moeder, zoo daartoe gronden zijn, door den raad van justitie weder als voogdesse kan worden aangesteld (art. 350, 359 en 360).

Wanneer de moeder in de voogdij bevestigd, of op nieuw als voogdesse benoemd is, wordt zooals wij reeds zagen, haar man van regtswege medevoogd, en benevens zijne vrouw hoofdelijk voor het geheel aansprakelijk, wegens alle handelingen, na het aangaan des huwelijks verrigt, uitgezonderd in het geval, dat door den overledenen echtgenoot aan de moeder een raadsman mogt zijn toegevoegd geworden. De medevoogdij van den man vervalt, zoodra de vrouw ophoudt voogdesse te zijn; terwijl zulks met de voogdij der vrouw plaats heeft, indien de medevoogd tot de voogdij onbevoegd is of daarvan ontzet wordt, tenware die ontzetting geschied zij ter zake van onnoozelheid, krankzinnigheid of razernij.

Bij ontbinding van het tweede huwelijk treedt de moeder in de voogdij terug (art. 351).

Alvorens een nieuw huwelijk aan te gaan, is de vader of moeder, op straf van verlies der voodij, verpligt aan de weeskamer aan te bieden een behoorlijken staat der goederen, welke het vermogen van den minderjarige uitmaken (art. 353).

-ocr page 198-

16ft

De voogdij over natuurlijke, wettelijk erkende kinderen behoort aan den vader of, bij gebreke van dien, aan de moeder: wordende, in geval deze laatste nog minderjarig zijn, inmiddels door den raad van justitie in de voogdij voorzien (art. 353).

Evenzeer wordt door den raad van justitie, bij ontstentenis van den vader of wanneer deze de voogdij niet kan uitoefenen, voorzien in de voogdij van natuurlijke, door enropeaneu of daarmede gelijk gestelde personen, wettelijk erkende kinderen, welker moeder behoort tot de inlandsehe of daarmede gelijk gestelde bevolking (art. 354).

Wie na overlijden der zoogenaamde adoptanten, de voogdij zullen uitoefenen over de kinderen, tot wier verzorging en opvoeding men zich verbonden heeft, zie bladz. 159), is nergens bij de wet bepaald.

Alleen de langstlevende der ouders heeft het regt, om een voogd over zijne minderjarige kinderen te benoemen; hij zal zelfs verscheiden personen kunnen benoemen, ten einde, bij ontstentenis, elkander in de voogdij op te volgen en ook aan een benoemden voogd de magfc van substitutie en subrogatie kunnen verleenen (art. 355).

De benoeming van den voogd geschiedt bij uiterste wilsbeschikking, of bij elke andere authentieke en bijzonderlijk daartoe ingerigte acte (art. 356).

De bevoegdheid tot het benoemen van een voogd door den langstlevende der ouders wordt verloren;

1°. Wanneer de moeder, hertrouwd zijnde, niet in de voogdij is gehandhaafd of op nieuw benoemd;

2°. Wanneer de vader of moeder verzuimd heeft, vóór her aangaan van een huwelijk, aan de weeskamer een staat der goederen, aan de minderjarige kinderen toebe-hoorende, aan te bieden (art. 357).

Wanneer de moeder hertrouwd is en, in de voogdij gebleven zijnde, een voogd over de kinderen van haar vroeger huwelijk benoemd heeft, zal die benoeming niet van waarde zijn, vóór dat die door den raad van justitie, na verhoor of behoorlijke oproeping der bloedverwanten

8

-ocr page 199-

17U

ol\' aaageliuwiien van den niindeijarige, zal zijn bekrachtigd (art. Sö^).

Wanneer een minderjarig kind overblijft, zonder vader, moeder of voogd, door den vader of de moeder benoemd, gelijk ook wanneer de benoemde voogd uitgesloten of vrijgesteld is, zal in de voogdij door den raad van justitie worden voorzien (art. 359).

Deze benoeming geschiedt:

1quot;. Op verzoek van de bloedverwanten van den minderjarige;

2quot;. Van zijne schuldeischers of andere belanghebbende partijen;

\'iquot;. Van de weeskamer;

4quot;. Op vordering van iiet openbaar ministerie;

5°. Ambtshalve door den raad vau justitie, binnen wiens regtsgebied de minderjarige woonachtig is (art. ;!t)0).

De voogdij zal door den voogd moeten worden aanvaard op den dag zijner benoeming, wanneer deze in zijne tegenwoordigheid heeft plaats gehad, of anders op den dag, waarop de benoeming aan hein zal zijn beteekend geworden, na alvorens door de weeskamer beëedigd te zijn (art. 302) 1).

lu de voogdij over natuurlijke kinderen wordt door den raad van justitie, zonder eenig voorafgaand verhoor, voorzien (art. 363).

Zoo lang minderjarigen in eenig gesticht van weldadigheid verblijven, staan zij onder voogdij van de regenten van dat geslicht (art. 365).

Alle voogden, uitgezonderd regenten van een gesticht van weldadigheid, zijn verpligt om, binnen één maand na aanvaarding der voogdij, ten genoege der weeskamer, of borgtogt te stellen of hypotheek te geven t). Deze hypo-

1

Art. -21 Transit, bep. houdt in, dat deze beëediging vcor het hoofd van het bestuur der woonplaats vau den voogd zal kunnen geschieden , wanneer ter zijner woonplaats, of binnen vijftien palen afstands van dezelve, geeuc weeskamer noch een agentschap van dezelve gevestigd is.

f) Voogden, die vóór de invoering der nieuwe wetgeving zijn aangesteld en de hun opgedragen voogdij hebben aanvaard, zullen aan die zekerheidstelling niet onderworpen zijn (art. 68 Transit, bep.).

-ocr page 200-

171

tli\'.iek wordt op vordering der weeskamer ingeschreven. In geval van verschil, ontstaan tusschen den voogd en de weeskamer, over het voldoende van den borg of de hypotheek, beslist de raad van justitie, op verzoek van de meest gereede partij 1). Bijaldien de voogd in gebreke blijft, binnen den boven bepaalden termijn, de vereischte zeker-kerheid te stellen, zal door de weeskamer tegen denzei ven eene hypothecaire inschrijving worden genomen.

De voogd, zich door die inschrijving, als zijnde genomen voor een te hoog bedrag of op meerder goederen dan tot zekerheid van den minderjarige vereischt wordt, bezwaard achtende, kan deswege de beslisiing van den raad van justitie inroepen (art. 335 en 336) t).

Zoowel de voogd, ten wiens laste dusdanige inschrijving is genomen, als die, welke vrijwillig hypoteek heeft gesteld, is ten allen tijde bevoegd, om het gevolg daarvan te doen ophouden, door het stellen van borgtogt, ten genoege dei-weeskamer, of in geval van verschil met deze over het voldoende der aangeboden zekerheid, op beslissing van den raad van justitie.

Indien de zaak geregeld wordt buiten tusschenkomst van dei. regter, geschiedt de doorhaling op vordering van de weeskamer; in het tegenovergesteld geval, wordt zij door den regter bevolen en, op vertoon van het regterlijk bevel, ambtshalve bewerkstelligd door den bewaarder der hypotheken (art. 337).

1

Art. 35 Transit, bep. lioudt in, dat de hier bedoelde hypot,lineaire in-sclirijvingcu, zullen worden vervangen door geregtelijke actcn, houdende vestiging der hypotheek, welke, op schriftelijke aanvrage der weeskamer, zullen worden opgemaakt.

f) Art. -J)G Transit bep. beveelt, dat de, krachtens vonnis te nemen, hypothecaire inschrijvingen mede zullen worden vervangen door eene geregtelijke acte, houdende vestiging van hypotheek, welke op de, daartoe strekkende schriftelijke, aanvrage van den belanghebbende, zal worden opgemaakt, Op plaatsen, waar geene raden van justitie gevestigd zijn, zal de opmaking dier geregtelijke aeten (ook die van de in de voorgaande aanteekening bedoelde) dooriie betrokken residenten en assistenl-residenten geschieden.

-ocr page 201-

172

Wanneer de voogd in gebreke blijft, binnen den daartoe gazetten termijn, borgtogt te stellen, en geene voldoende vaste eigendommen bezit, wordt hem het beheerder goederen van den minderjarige door den raad van justitie ontnomen, op vordering der weeskamer, aan welke in dit geval het beheer zal worden opgedragen, tot dat door den voogd de noodige zekerheid zal zijn gesteld, als wanneer hij, op zijn verzoek en na verhoor der weeskamer, door den raad van justitie in het beheer zal worden hersteld (art. -SöS).

Echter zal de voogd met de voogdij over den persoon des minderjarigen, op de wijze door den raad van justitie te bepalen, belast blijven. Ook kan, wanneer het beheer dei-onroerende goederen van den minderjarige een doorgaand toezigt vereischt, door den raad van justitie bepaald worden, dat ook dit beheer aan den voogd zal verblijven, mits deze ter weeskamer overbrenge alle gelden, kostbaarheden, schuldbrieven en andere geldswaarde hebbende papieren, den minderjarige toebehoorende, zullende in dat geval dooide weeskamer aan deu voogd de noodige i;eldeii worden uitgekeerd, om zoowel in het onderhoud en de opvoeding van den minderjarige, als in het dagelijksch beheer der onroerende goederen te voorzien, onder verpligting aan de zijde van den voogd, om van het gebruik dier gelden rekening en verantwoording te doeu (art. 17 Transit, bep.).

Ook kan den voogd, die met den minderjarige uit Ned.-Indie vertrekt, op zijn verzoek, door den raad van justitie het hem, krachtens bovengemelde bepaling, ontnomen beheer geheel ot\' ten deele worden teruggegeven (art. 339).

De borgstelling houdt op en de geregtelijke acten, houdende vestiging van hypotheek, worden doorgehaald, zoodra het beheer van den voogd is geëindigd en, door het afleggen der rekening, de overgifte der bescheiden en de betaling der slotsom, de verantwoordelijkheid heeft opgehouden (art. 342).

In elke voogdij in Ned.—Indie opgedragen, met uitzondering van die over kinderen, welke, in eenig gesticht zijn opgenomen , is de weeskamer met de toeziende voogdij be-

-ocr page 202-

173

e last (art. ;j66). Deze bepaling brengt geene verandering

e te weeg in de toeziende voogdijen, in Nederland opge-1 dragen over minderjarigen, die zich later in Xcd.-Indië

e I mogten bevinden (art. 35 7).

t | De langstlevende vader of moeder met de voogdij belast

n \' wordende en de door hen benoemde voogden zijn verpligt

ir om, alvorens de voogdij te aanvaarden, aan de weeskamer

n kennis te geven van het ontstaan der voogdij. Bij gebreke

). * van dien kunnen zij van deze voogdij worden ontzet.

!s onverminderd de schadevergoeding aan den minderjarige

.e * toekomende (art. 368).

!r De weeskamer zal van den voogd (behalve vader en

d i moeder) jaarlijks eene summiere rekening en verantwoording

i, i vorderen, en zich doen vertoonen de eflecten en beschei-

x den aan den minderjarige toebelioorende. Deze rekening

i, 1 zal worden opgemaakt op ougezegeld papier en overgegeven

i, zonder eenige kosten of geregtelijken vorm (art. 372).

)i- Wanneer de voogd weigerachtig is, om aan deze

in bepalingen tc voldoen, )f wanneer de weeskamer in ire

ig summiere rekening sporen van ontrouw oi\' grove naia-

sr tigheid ontdekt, zal zij de afzetting van den voogd moetei;

le vorderen (art. o7o).

i— De voogd, die voornemens is Ned.—Indië te verlaten ,

.). zal zich bij verzoekschrift kunnen wenden tot den raad van

.- | justitie, om de opheffing te verkrijgen van de door hem

;ie gegeven of ten zijnen laste genomen hypotheek. Dit ver-

e- zoek moet worden voorafgegaan door eene volledige aan

(■ • de weeskamer gedane rekening en verantwoording, ter-

n, ; wijl bij het verzoekschrift moet worden overgelegd eene

d, schriftelijke verklaring van de weeskamer, dat zij de aan

\'Oi\' haar gedane verantwoording heeft goedgekeurd. Wanneer

en j ten gevolge van het verzoek de opheffing dei- hypotheek

eft j wordt toegestaan, zal dezelve vervangen worden door het stellen van borgtogt en, indien deze niet kan worden

11 - gesteld, zal gehandeld worden in voege als boven gezegd

ijn is (art. 19 Transit, bep.)

ie~ De voogd zal voor den persoon van den minderjarige

-ocr page 203-

174

zorg dragen en denzelven iu alle burgerlijke handelingen vertegenwoordigen (art. 383).

Hij is verpligt de goederen van den minderjarige als een goed huisvader te besturen en blijft verantwoordelijk voorde kosten, schaden en interessen, die uit zijn slecht beheer zouden kunnen voortvloeijen (art. 3S5).

Hij zal, binnen tien dagen nadat luj de voogdij beeft aanvaard, de ontzegeling vorderen, indien de. verzegeling heeft plaats gehad*); en dadelijk, in tegenwoordigheid van de weeskamer t), overgaan of doen overgaan tot het inventariseren der goederen van den minderjarige. Deze inventaris of boedelbeschrijving zal ook onderhands (in welk geval dezelve bij de weeskamer moet worden overgebi agt) kunnen worden opgemaakt, doch in elk geval, ten overstaan van de weeskamer, door den voogd met eede worden bevestigd (art. 386).

Indien de minderjarige iets aan don voogd verschuldigd is, za\' leze dit bij den inventaris moeten opgeven; bij gebreke van die opgave, kan de voogd hetgeen aan hem mogt verschuldigd zijn, niet vorderen, vóór dat de minderjarige meerderjarig geworden zal zijn; en zal hij bovendien de acliter—

*quot;) Mftt liet doen van verzegelingen worden, behoudens eene nadere regeling van dit onderwerp, belast:

1°. ïer plaatse, waar een raad van justitie gevestigd is, de griffier bij dat collegie, of wel, doch alleen in geval van ontstentenis of wettige verhindering, de substituut-griffier.

2°. Overal elders de secretaris der residentie, of bij diens ontstentenis of wettige verhindering, een ander Europeeseh beiinibte, daartoe door den resident aan te wijzen.

De ambtenaar met de verzegeling belast zal daarbij, gelijk mede bij de ontzegeling, worden bijgestaan door twee getuigen (art. 100 Trans. bep.).

De ambtenaar, door wien de verzegeling is geschied, zal, indien hij buitendien met de waarneming der funotien van notaris belast is, ook als zoodanig in den boedel werkzaam kunnen zijn, en met name ook de acte van boedelbeschrijving kunnen opmaken (art. 101 Transit, bep.).

f) De weeskamers kunnen zich door een of meer barer leden, of wel door een barer agenten, doen vervangen of vertegenwoordigen, in de gevallen waarin zij, als collegie, buiten het gebouw voor hare vergaderingen bestemd, moeten werkzaam zijn (art. 417).

-ocr page 204-

175

stallige renten en interessen der hoofdsom , — vervallen sedert het opmaken van den inventaris tot op het tijdstip, dat de minderjarige zal zijn meerderjarig geworden, — verliezen, loopende er echter gedurende dat tusschenvak tegen den voogd geene verjaring (art. 387).

Bij het aanvaarden van elke voogdij, met uitzondering van die, welke door den vader of de moeder gevoerd wordt, zal de weeskamer, na oproeping der bloedverwanten of aangehuwden van den minderjarige, bij raming en naar gelang der goederen, die bestuurd moeten worden, het beloop der som bepalen, welke de minderjarige jaarlijks zal kunnen verteren, gelijk mede de kosten, welke op het. beheer der goederen kunnen vallen. Bij dezelfde acte zal ook worden bepaald, of de voogd gemagtigd is, om zich in zijn beheer te bedienen van eenen of meer bijzondere loontrekkende bewindvoerders, onder zijne verantwoordelijkheid de zaken waarnemende (art. 3SS).

De voogd is verpligt al de meubelen of huisraad, die den minderjarige bij de opening der voogdij, of gedurende derzelver loop, te beurt vallen, mitsgaders de roerende goederen, welke geene vruchten, inkomsten of voordeelen opleveren, te doen verknopen, met uitzondering van de zoodanige, welke, met bewilliging van de weeskamer en na verhoor of behoorlijke oproeping van de bloedverwanten of aangehuwden van den minderjarige, )\'?! »;«/«)•« mogen bewaard blijven.

Die verkoop moet geschieden in het openbaar en door eenen bevoegden ambtenaar, niet inachtneming der plaatselijke gebruiken, ten ware de raad van justitie, na verhoor of oproeping als voren en na de wees kamer te hebben geraadpleegd, mogt bevelen, dat deze of gene bepaaldelijk aan te wijzen voorwerpen, in het belang van den minderjarige onder de hand worden verkocht, voor of boven den prijs, waarop dezelve door daartoe te benoemen deskundigen mogten geschat zijn.

De raad van justitie kan ook, na verhoor en raadpleging als voren, den openbaren of onderhandschen verkoop toe-

-ocr page 205-

178

staan van roerende goederen, welke rn natura bewaard zijn, indien het belang van den minderjarige zulks vordert.

Koopmanschappen kunnen door den voogd onder de hand, door middel van makelaars, commissionairs ofdaaimede gelijkstaande personen, tegen den koers, en vruchten van landgoederen, ter markt of anderzins, tegen den marktprijs, worden verkocht (art. 3S9).

De vader en de moeder, voor zoo verre zij het wettelijk vruchtgenot hebben van de goederen aan den minderjarige toebehoorende, zijn vrijgesteld van de verpligting, om de meubelen of andere roerende goederen te verkoopen, zoo zij verkiezen dezelve te bewaren, ten einde die naderhand in nalvra terug te geven (art. 390).

In dat geval, zullen zij, te hunnen koste, die goederen naar derzei ver opregte waarde doen schatten door eenen deskundige, die door de weeskamer zal worden benoemd, «.■a bij het hoofd van het plaatselijk bestuur den eed zal afleggen. Zij zullen de begroote waarde van zoodanige goederen moeten opleggen, welke zij niet hi natura mog-ten kunnen opleveren (art. 390).

De voogden zijn verpligt hetgeen van de inkomsten, na aftrek der vertering, overschiet te beleggen, zoodra het batig slot het vierde gedeelte der gewone inkomsten van den minderjarige te boven gaat.

Zij mogen de penningen van den minderjarige op geene andere wijze beleggen, dan door den aankoop van inschrijvingen op hef grootboek der werkelijke schuld van het Koningrijk der Nederlanden, van schuldbrieven ten laste van Ned. Indië, op naam van den minderjarige ingeschreven, van onroerende goederen, of in rentegevende schuldbrieven, gehypotheceerd op vaste goederen, welker onbezwaarde waarde ten minste een derde boven de te beleggen som bedraagt.

Wanneer de voogden, gedurende den tijd van één jaar, zijn iu gebreke gebleven om eenige geldsommen, overeenkomstig deze bepaling, te beleggen, zijn zij daarvan de wettelijke interessen verschuldigd (art. 39J).

-ocr page 206-

Indien zich onder de goederen van den minderjarige bevinden certificaten van de nationale schuld, zijn de voogden verpligt de overschrijving daarvan op het grootboek, ter: name van den minderjarige, te doen bewerkstelligen.

De schuldbrieven ten laste van Ned.-Indië moeten mede door den voogd ten name van den minderjarige worden gesteld. De weeskamer zal voor de uitvoering van dezen maatregel zorg dragen, op straffe van vergoeding van kosten, schaden en interessen (art, 392).

De voogd zal ten behoeve van den minderjarige geen geld mogen opnemen, noch diens onroerende goederen vervreemden of verpanden, deszelfs effecten, schuldvorderingen en actiën verkoopen of overdragen, zonder daartoe dooiden raad van justitie te zijn gemagtigd. De raad van justitie zal deze magt niet verleenen, dan uithoofde eener volstrekte noodzakelijkheid of van een klaarblijkelijk voordeel, en na verhoor of na behoorlijke oproeping van de bloedverwanten of aangehuwden van den minderjarige, en nadat de weeskamer zal zijn geraadpleegd, mitsgaders op de conclusien van het openbaar ministerie (art. 393),

Deze formaliteiten zijn niet toepasselijk, wanneer bij een vonnis, op verzoek van een der medeëigenaars van een onverdeeld stuk goed, de verkoop daarvan bevolen mogt zijn, behoudens echter, dat die verkoop steeds in het openbaar zal moeten geschieden (art. 397).

In geval van verkoop van onroerende goederen, za! de voogd bij zijn verzoekschrift moeten overleggen eenen staat van al de goederen van den minderjarige, met opgave van de zoodanige, welke hij zoude wenschen te vervreemden.

De raad van justitie is bevoegd, om den verkoop toe te staan, hetzij van de aangewezen goederen, hetzij van zoodanige anderen, wier vervreemding aan hem min bezwarend in het belang des minderjarigen mogt toeschijnen (art. 394.).

De verkoop moet geschieden in liet openbaar, ten overstaan van de weeskamer, door middel van eenen bevoegden ambtenaar en volgens de plaatselijke gebruiken.

-ocr page 207-

ITS

Ook is de raad van justirie bevoegd om, ia buitengewone gevallen, en wanneer liet belang van eenen minderjarige zulks vordert, verlof te verleenen tot den onder-haudschen verkoop van een onroerend goed.

Dat verlof zal echter niet worden toegestaan, dan opeen met redenen bekleed verzoek van den voogd, en met eenparig goedvinden van de weeskamer en van de bloedverwanten of aangeluiwden van den minderjarige.

Indien de opgeroepen bloedverwanten of aangehuwden niet allen verschijnen, zal het eenparig goedvinden van degenen, die opkomen, voldoende zijn.

liet onroerend goed zal voor geenen iageren prijs mogen worden verkocht, dan waarop hetzelve, vóór het verleend verlof, zal zijn geschat geworden door drie deskundigen, door den raad van justitie te benoemen (art. ö\'Jfi).

Indien de regter, op verzoek van den voogd, verlofver-leent tot den verkoop van effecten, aan den minderjarige toebehoorende, kan hij tevens Ijepalen dat die verkoop onder de hand geschiede, mits de effecten van dien aard zijn dat derzelver waarde , op den dag des verkoops, door gewone prijscouranten, of soortgelijke in Ned.-lndië gebruikelijke opgaven, kan worden aangetoond (art. oflS).

Üe voogd mag geen onroerend goed van den minderjarige op eene andere wijze dan in openbare veiling koopen; echter za! in dat geval de koop niet. van kracht zijn, dan ten gevolge der goedkeuring van den raad van justitie (art. 399).

De voogd mag de goederen van den minderjarige niet voor zich zelven buren of in pacht nemen, tenzij de voorwaarden door den raad van justitie, na verhoor of behoorlijke oproeping van de bloedverwanten of aangehuwden van den minderjarige, mitsgaders van de weeskamer, zullen zijn goedgekeurd, in welk geval laatstgemelde bevoegd is, om de overeenkomst niet den voogd te sluiten.

Ook mag hij, zonder dezelfde goedkeuring, geene opdragt aannemen van regten of schuldvorderingen jegens den onder zijne voogdij staanden persoon (art. 4-00).

-ocr page 208-

170

De voogd mag eene erfenis, aan den minderjarige opgekomen, niet anders aanvaarden dan onder het voorregt van boedelbeschrijving.

Hij mag geene erfenis verwerpen, zonder daartoe verlof bekomen te hebben van den raad van justitie.

Hetzelfde verlof wordt vereischt tot het aannemen eener gift aan eenen minderjarige gedaan; deze zal ten opzigte van den minderjarige dezelfde gevolgen hebben als ten opzigte van een meerderjarig persoon (art. 402).

Alvorens eene regtsvordering voor den minderjarige in te stellen, of zich op regtsvordering, tegen denzelven ingesteld, te verdedigen, kan do voogd, ter zijner verantwoording, zich daartoe doen magtigen door de weeskamer, die daarop het gevoelen der bloedverwanten ofaangehnw-den van den minderjarige inneemt.

üe voogd, die, niet voorzien van dit verlof, eene regtsvordering heeft ingesteld, of zich daartegen verdedigt, kan door den regter tot de betaling der proces-kosten uir eigene beurs worden verwezen, indien wordt bevonden, dat hij zonder redelijken grond het regtsgeding aangevangen of volgehouden heeft; onverminderd zijne gebondenheid tot verdere vergoeding van kosten, schaden en interessen, zoo daartoe gronden zijn.

Hetzelfde kan plaats hebben, indien mogt blijken, dat de voogd, door valsehe voorgevens of verberging der waarheid, zoodanig verlof mogt hebben verkregen (art. 403).

Het staat aan den voogd niet vrij in eene regtsvordering, tegen den minderjarige ingesteld, te berusten, zonder daartoe gemagtigd te zijn door de weeskamer, op de wijze als hierboven vermeld is (art. 404).

Hetzelfde verlof wordt vereischt, wanneer de voogd eene scheiding of verdeeling wil vragen, doch kan hij, zonder dat verlof, antwoorden op eenen eisch tot seiieiding of ver-deeling tegen den minderjarige gedaan (art. 405).

De voogd kan, zonder verlof van den raad van justitie, in den naam van den minderjarige, geene dading aangaan, of de beslissing van eene zaak aan scheidsmannen opdragen (art. 407).

-ocr page 209-

IS1)

Indien de vader of de inoedei mei den vooroverleden echtgenoot in algeheele of in beperkte gemeenschap is getrouwd geweest, kan dezelve, na verhoor of behoorlijke oproeping van de bloedverwanten of aangehuwden, nadat de weeskamer zal zijn geraadpleegd, en op de conclusien van het openbaar ministerie, door den raad van justitie worden gemagtigd, om de goederen, de nering, het bedrijt, den handel, de fabriek of dergelijke, gedurende eenen bepaalden tijd, en zelfs tot de meerderjarigheid, in gemeenschap met de minderjarigen, te mogen aanhouden.

Dit verlof kan niet. worden toegestaan, tenzij aan den raad van justitie, na inzage van de boedelbeschrijving, zij gebleken van het aanmerkelijk belang dei minderjarigen, en van den waarborg, dien de voogd of voogdesse oplevert. Hetzelve zal, op verzoek van den voogd of van de weeskamer, na verhoor als voren, kunnen worden ingetrokken, en zal die intrekking ook door het openbaar ministerie ambtshalve kunnen worden gevorderd (art. 108). \'■\')

Ieder voogd is, bij bet eindigen van zijn beheer, tot het doen van eene slotvekening en verantwoording \\ er— pligt. Dezelve zal aan en ten koste van den minderjarige, zoodra deze zijne meerderjarigheid heeft bereikt, dan wel aan zijne erfgenamen, zoodra de minderjarige is overleden, gedaan worden. De kosten daarvoor zullen worden voorgeschoten door den voogd, aan wien alle noodzakelijke, betamelijke en behoorlijk geregtvaardigde uitgaven zullen worden te goed gedaan (artt. 109 en 10).

Alle voogden en ook de weeskamer t), met uitzondering

*) Bij art. 333 B. W, is bepaald, dat gecuc bloedverwanten of aange-kuwden van den minderjarige, (telkens wanneer daarvan in dat wetboek sprake is) zullen worden opgeroepen dan die zijn manspersonen, meerderjarig en in Ned.-Indie woonachtig.

Deze zullen zieh ook door eenen bijzonderen gevohnagtigde \'amnen la ten vertegenwoordifren (quot;art. 334)

f) Aan de wees- en boedelkamers is een ander beneerloon roesfelegd

(stsbl. 1S54 no. 79)

-ocr page 210-

ISI

van den vader, de moeder en den medevoogd, moujen als belooning in rekening brengen drie ten honderd van de inkomsten, twee ten honderd van de uitgaven en een en half ten honderd van de kapitalen, welke door hen worden ontvangen; ten ware zij verkiezen het loon te genieten, hetwelk hun, bij uitersten wil of bij andere authentieke en bijzonderlijk daartoe ingevigte acte, mogt zijn toegelegd, in welk geval zij geen verder loon mogen in rekening brengen (art. Ill B. W. en art. 2:i Transit, bep.).

Elke overeenkomst, rakende de voogdij of de voogdij-rekening, welke tusschen den voogd en den minderjarige, meerderjarig geworden zijnde, mogt plaats hebben, is nietig en van onwaarde, wanneer dezelve niet is voorafgegaan van eene behoorlijke rekening en verantwoording, met overlegging der noodige bewijsstukken-, van welk alles zal moeten blijken door eene schriftelijke erkentenis van dengene, aan wien de rekening gedaan is, len minste tien dagen vóór de overeenkomst afgegeven (art. 4-12).

Het slot van rekening, door den voogd verschuldigd, zal ook zonder dat. zulks geëischt wordt, renten dragen van den dag al\', dat de rekening gesloten is, terwijl de renten van hetgeen de minderjarige aan deu voogd schuldig blijft slechts van den dag der aanmaning tot betaling, na het sluiten der rekening en verantwoording gedaan , zullen kunnen geëischt worden (art. Ho).

De regtsvorderingen van den minderjarige tegen zijn voogd, betrekkelijk de verrigting der voogdij, verjaren binnen tien jaren, te rekenen van den dag der meerderjarigheid (art. 114),

Ten slotte zij hier nog aangeteekend, dat de weeskamers, door geene bepalingen hoegenaamd ook, mogen worden uitgesloten van de bemoeijenissen, welke haar hij de wettelijke voorschriften zijn opgedragen, zullende alle hiermede strijdige handelingen en bedingen nietig en van onwaarde zijn (art. 418). 1)

1

Zie urt. 70 v;m de Overganafswet nis nok de Ordonnantie v;irt quot;1 December XS55 (sthlad no. 70)

-ocr page 211-

1S2

Vu\'fi IlancUii/tivg.

De minderjarige, die den ouderdom van aclittien jaren bereikt heeft, kan duor den vader, en hij gebreke van den-zelven, door de moeder, bij eene enkele verklaring voor het hoofd van het plaatselijk bestuur hunner woonplaats afgelegd, handligting bekomen tot het uitoefenen van regten, waartoe meerderjarigen bevoegd zijn (art. 426).

Deze regten moeten uitdrukkelijk worden bepaald en inogeu zich niet uitstrekken dan tot de gedeeltelijke of ge-heele ontvangst, de uitgave van, en de beschikking over zijne inkomsten, het sluiten van verhuringen, het bebouwen zijner landerijen en bet uitoefenen van zoodanige bedrijven, als daartoe noodzakelijk zijn, het uitoefenen van eenig handwerk, het oprigteu van, of deelnemen in eenige fabriek, en eindelijk tot het drijven van handel. Inde heide laatste gevallen, is de minderjarige bevoegd, om; even als een meerderjarige, alle verbindtenissen te sluiten tot die fabriek, neringen handel betrekkelijk, met uitzondering alleen van de vervreemding en de bezwaring zijner vaste goederen (artt. 428 en 430).

Indien de ouders van den minderjarige beide zijn overleden , of zich in de onmogelijkheid mogten bevinden, om hunnen wil te kennen te geven, kan, op verzoek van den minderjarige, door den raad van justitie, na verhoor of behoorlijke oproeping van de bloedverwanten of aangehuw-den, mitsgaders van den voogd en de weeskamer, gelijke handligting worden verleend (art. 427).

Gemelde handligting kan, indien de minderjarige daarvan misbruik maakt, of indien daarvoor billijke vrees mogt bestaan, weder worden ingetrokken (art. 431).

De minderjarige, die den ouderdom van twintig jaren heeft bereikt, kan door den gouverneur-generaal, na raadpleging van het hoog-geregtshof, ten gevolge van venia aeta/is of brieven van meerderjarigverhlarinij, handligting bekomen, waardoor hij, buiten de toestemming tot het aangaan van een huwelijk van zijne ouders en grootouders te verkrijgen, in alles gelijk staat met den meerderjarige, ten

-ocr page 212-

183

ware de gouverneur-generaal, in liet belang van den minderjarige, in de brieven van meerderjarigverklaring, de bepaling voegen mogt, dat hij, aan wien dezelve verleend wordt, desniettegenstaande tot dat hij den vollen ouderdom van drie en twintig jaren liebbe bereikt, zijne onroerende goederen niet anders zal mogen vervreemden of bezwaren, dan met toestemming van den raad van justitie zijner woonplaats (artt. 42 0, 421, 424 en 425).

Om de bekomen handligting of de intrekking daarvan *) tegen derden te kunnen doen werken, moet daarvan alvorens openbare afkondiging worden gedaan in liet officiële nieuwsblad, met naauwkeurige bijvoeging, hoedanig en tot welk einde dezelve is verleend.

Ue zorg voor deze bekendmaking is, bij besl. S October IbSl no. 7 (stsbl. no. 51), geheel aan de belanghebbenden overgelaten.

De regten van minderjarigen, die onder de vroegere wetgeving ve.ria aetatis of handligting hebben verkregen, worden naar die wetgeving geregeld (art. 60 Transit, bep.).

Vuu Curatele.

De meerderjarige, die zich in een gedurigen staat van onnoozelheid, krankzimiiglieid of razernij bevindt, moet onder curatele worden gesteld, al is het dat bij bij tusschen-poozing liet gebruik zijner verstandelijke vermogens bezit (art. 433).

Een meerderjarig persoon han, ook uit hoofde van verkwisting, onder curatele gesteld worden; zoo han ook aan ben, die gevoelen door zwakheid van vermogens niet in staat te zijn hunne eigene belangen waar te nemen, op hun eigen verzoek, een curator worden toegevoegd (artt. 433 en 434).

Tot het verzoeken van curatele, uithoofde van onnoozelheid of razernij, zijn bevoegd:

Meu merke wel op, dat de handligting, ten gevolge van venia aetatis of brieven van meerderjarigverklaiing verkregen, onherroepelijk is.

-ocr page 213-

17 U

of aaiiijeliu wden van den minderjarige, zal zijn bekrachtigd (art. So11).

Wanneer een minderjarig kind overblijft, zonder vader, moeder of voogd, door den vader of de moeder benoemd, gelijk ook wanneer de benoemde voogd uitgesloten of vrijgesteld is, zal in de voogdij door den raad van justitie worden voorzien (art. 359).

Deze benoeming geschiedt:

1°. Op verzoek van de bloedverwanten van den minderjarige;

2quot;. Van zijne schuldeischers of andere belanghebbende partijen;

3°. Van dc weeskamer;

4quot;. Op vordering van het openbaar ministerie;

5°. Ambtshalve door den raad van justitie, binnen wiens regtsgebied de minderjarige woonachtig is (art. 3t)0).

De voogdij zal door den voogd moeten worden aanvaard op den dag zijner benoeming, wanneer deze in zijne tegenwoordigheid heeft plaats gehad, of anders op den dag, waarop de benoeming aan hem zal zijn beteekend geworden, na alvorens door de weeskamer beëedigd te zijn (art. 362) *).

In de voogdij over natuurlijke kinderen wordt door den raad van justitie, zonder eenig voorafgaand verhoor, voorzien (art. 363).

Zoo lang minderjarigen in eenig gesticht van weldadigheid verblijven, staan zij onder voogdij van de regenten van dat gesticht (art. 365).

Alle voogden, uitgezonderd regenten van een gesticht van weldadigheid, zijn verpligt om, binnen één maandna aanvaarding der voogdij, ten genoege der weeskamer, of borgtogt te stellen of hypotheek te geven t). Deze hypo-

1

Art. 21 Transit, bep. houdt in, dat deze beëedigiug voor het, hooft! van het bestuur der woonplaats van den voogd zal kunnen geschieden, wanneer ter zijner woonplaats, of binnen vijftien palen afstands van dezelve, geene weeskamer nock een agentschap van dezelve gevestigd is.

) Voogden, die vóór de invoering der nieuwe wetgeving zijn aangesteld en de hun opgedragen voogdij hebben aanvaard, znllen aan dir zekerheidstelling niet onderworpen zijn (art. CS Transit, bep.).

-ocr page 214-

171

th«ek wordt op vordering der weeskamer ingeschreven. In geval van verschil, ontstaan tusschen den voogd en de weeskamer, over het voldoende van den borg of de hypotheek, beslist de raad van justitie, op verzoek van de meest gereede partij *). Bijaldien de voogd in gebreke blijft, binnen den boven bepaalden termijn, de vereischte zeker-kerheid te stellen, zal door de weeskamer tegen denzei ven eene hypothecaire inschrijving worden genomen.

De voogd, zich door die inschrijving, als zijnde genomen voor een te hoog bedrag of op meerder goederen dan tot zekerheid van den minderjarige verelscht wordt, bezwaard achtende, kan deswege de beslissing van den raad van justitie inroepen (art. .3.\'!5 en 336) t).

Zoowel de voogd, ten wiens laste dusdanige inschrijving is genomen, als die, welke vrijwillig hypoteek heeft gesteld, is ten allen tijde bevoegd, om het gevolg daarvan te doen ophouden, door het stellen van borgtogt, ten genoege dei-weeskamer, of in geval van verschil met deze over het voldoende der aangeboden zekerheid, op beslissing van den raad van justitie.

Indien de zaak geregeld wordt buiten tusschenkomst van den regter, geschiedt de doorhaling op vordering van de weeskamer; in het tegenovergesteld geval, wordt zij dooiden regter bevolen en, op vertoon van het regterlijk bevel, ambtshalve bewerkstelligd door den bewaarder der hvpo-theken (art. 337).

■*) Art. 35 Transit, bep. Iiondt. in, dat de hier bedoelde liypotheciiire in-sohrijvingcn, zullen worden vervfingen door geregtelijke iicten, houdende vestiging der hypotheek, welke, op schriftelijke annvraïe der weeskamer, zullen worden opgemaakt.

t) Art. oG Transit bep. beveelt, dat de, krachtens vonnis ie nemen, hypothecaire inschrijvingen mede zullen worden vervangen door eene geregtelijke acte, houdende vestiging van hypotheek, welke op de, daartoe strekkende schriftelijke, aanvrage van den belanghebbende, zal worden opgemaakt. Op plaatsen, waar geene raden van justitie gevestigd zijn, za! de opmaking dier geregtelijke aeten (ook die van de in de voorgaande aanteekening bedoelde) dooriie betrokken resident™ en assistei.t-residentt n geschieden.

-ocr page 215-

172

Wanneer de voogd in gebreke blijft, binnen den daartoe gezetten termijn, bovgtogt te stellen, en geene voldoende vaste eigendommen bezit, wordt hem het beheer der goederen van den minderjarige door den raad van justitie ontnomen, op vordering der weeskamer, aan welke in dit geval het beheer zal worden opgedragen, tot dat door den voogd de noodige zekerheid zal zijn gesteld, als wanneer hij, op zijn verzoek en na verhoor der weeskamer, door den raad van justitie in het beheer zal worden hersteld (art. 338).

Echter zal de voogd met de voogdij over den persoon des minderjarigen, op de wijze door den raad van justitie te bepalen, belast blijven. Ook kan, wanneer het beheer dei-onroerende goederen van den minderjarige een doorgaand toeziat vereischt, door den raad van justitie bepaald worden, dat ook dit beheer aan den voogd zal verblijven, mits deze ter weeskamer overbrenge alle gelden, kostbaarheden, schuldbrieven en andere geldswaarde hebbende papieren, den minderjarige toebehoorende, zullende in dat geval door de weeskamer aan den voogd de noodige gelden worden uitgekeerd, om zoowel in het onderhoud en de opvoeding van den minderjarige, als in het dagelijksch beheer der onroerende goederen te voorzien, onder verpligting aan de zijde van den voogd, om van het gebruik dier gelden rekening en verantwoording te doen (art. 17 Transit, bep.).

Ook kan den voogd, die met den minderjarige uit Ned.-Indie vertrekt, op zijn verzoek, door den raad van justitie het hem, krachtens bovengemelde bepaling, ontnomen beheer geheel of ten deele worden teruggegeven (art. 339).

De borgstelling houdt op en de geregtelijke acten, houdende vestiging van hypotheek, worden doorgehaald, zoodra het beheer van den voogd is geëindigd en, door het afleggen der rekening, de overgifte der bescheiden en de betaling der slotsom, de verantwoordelijkheid heeft opgehouden (art. 342).

In elke voogdij in Ned.-Indie opgedragen, met uitzondering van die over kinderen, welke in eenig gesticht zijn opgenomen . is de weeskamer met de toeziende voogdij be-

-ocr page 216-

last (art. 066). Deze bepaling brengt geene verandering te weeg in de toeziende voogdijen, in Nederland opgedragen over minderjarigen, die zich later in Xed.-Indie mogten bevinden (art. 367).

De langstlevende vader of moeder met de voogdij belast wordende en de door ben benoemde voogden zijn verpligt om, alvorens de voogdij te aanvaarden, aan de weeskamer kennis te geven van liet ontstaan der voogdij. Bij gebreke van dien kunnen zij van deze voogdij worden ontzet, onverminderd de schadevergoeding ami den minderjarige toekomende (art. 36S).

De weeskamer zal van den voogd (behalve vader en moeder) jaarlijks eene summiere rekeningen verantwoording vorderen, en zich doen vertoonen de effecten en bescheiden aan den minderjarige toebehoorende. Deze rekening zal worden opgemaakt op ongezegeld pnpieren overgegeven zonder eenige kosten of geregtelijken vorm (art. 372).

Wanneer de voogd weigerachtig is, om aan deze bepalingen te voldoen, gt;f wanneer do weeskamer in d:e summiere rekening sporen van ontrouw of grove nalatigheid ontdekt, zal zij de afzetting van den voogd moeten vorderen (art. o7y).

De voogd, die voornemens is Ned.-lndië te verlaten, zal zich bij verzoekschrift kunnen wenden tot den raad van justitie, om de opheffing te verkrijgen van de door hem gegeven of ten zijnen laste genomen hypotheek. Dit var-zoek moet worden voorafgegaan door eene volledige aan de weeskamer gedane rekening en verantwoording, terwijl bij het verzoekschrift moet worden overgelegd eene schriftelijke verklaring van do weeskamer, dat zij de aan haar gedane verantwoording heelt goedgekeurd. Wanneer ten gevolge van het verzoek de opheffing der hypotheek wordt toegestaan, zal dezelve vervangen worden door het stellen van borgtogt en, indien deze niet kan worden gesteld, zal gehandeld worden in voege als boven gezegd is (art. 19 Transit, bep.)

De voogd zal voor den persoon van den minderjarige

-ocr page 217-

174

zorg dragen on denzelven in alle burgerlijke liandelingeu vertegenwoordigen (art. 383).

Hij is verpligt de goederen van den minderjarige als een goed huisvader te besturen en blijft verantwoordelijk voor de kosten, schaden en interessen, die uit zijn slecht beheer zouden kunnen voortvloeijen (art. 3S5).

Hij zal, binnen tien dagen nadat hij de voogdij heeft aanvaard, de ontzegeling vorderen, indien de verzegeling heeft plaats gehad1); en dadelijk, in tegenwoordigheid van de weeskamer t), overgaan of doen overgaan tot het inventariseren der goederen van den minderjarige. Deze inventaris of boedelbeschrijving zal ook onderhands (in welk geval dezelve bij de weeskamer moet worden overgebragt) kunnen worden opgemaakt, doch in elk geval, ten overstaan van de weeskamer, door den voogd met eede worden bevestigd (art. 386).

Indien de minderjarige iets aan den voogd verschuldigd is, za1 leze dit bij den inventaris moeten opgeven ; bij gebreke v::u die opgave, kan de voogd hetgeen aan hem mogt verschuldigd zijn, niet vorderen, vóór dat de minderjarige meerderjarig geworden zal zijn; en zal hij bovendien de achter-

1

Met het doen van verzegelingen worden, behoudens eene nadere regeling van dit, onderwerp, belaft:

1quot;. ïer plsatse, waar een raad van justitie gevestigd is, de griffier bij dat collegie, of wel, doch alleen in geval van ontstentenis of wettige verhindering, de substituut-grilfier.

2quot;. Overal elders de secretaris der residentie, of bij diens ontstentenis of wettige verhindering, een ander Europeesch beambte, daartoe door den resident aan te wijzen.

De ambtenaar met de verzegeling belast zal daarbij, gelijk mede bij de ontzegeling, worden bijgestaan door twee getuigen (art.TOO Trans. bep.).

De ambtenaar, door wien de verzegeling is geschied, zal, indien hij buitendien met de waarneming der functien van notaris belast if., ook als zoodanig in den boedel werkzaam kunnen zijn, en met name ook de acte van boedelbeschrijving kunnen opmaken (art. 101 Transit, bep.).

f) De weeskamers kunnen zich door een of meer barer leden, of wel door een harer agenten, doen vervangen of vertegenwoordigen, in de gevallen waarin zij, als collegie, buiten het gebouw voor hare vergaderingen bestemd, moeten werkzaam zijn (art. 417).

-ocr page 218-

175

stallige renten en interessen der hoofdsom, — vervallen sedert het opmaken van den inventaris tot op liet tijdstip, dat de minderjarige zal zijn meerderjarig geworden, — verliezen, loopende er echter gedurende dat tusschenvak tegen den voogd geene verjaring (art. 387).

Bij het aanvaarden van elke voogdij, met uitzondering van die, welke door den vader of de moeder gevoerd wordt, zal de weeskamer, na oproeping der bloedverwanten of aangehuwden van den minderjarige, bij raming en naar gelang der goederen, die bestuurd moeten worden, het beloop der som bepalen, welke de minderjarige jaarlijks zal kunnen verteren, gelijk mede de kosten, welke op het beheer der goederen kunnen vallen. Bij dezelfde acte zal ook worden bepaald, of de voogd gemagtigd is, om zich in zijn beheer te bedienen van eenen of meer bijzondere loontrekkende bewindvoerders, onder zijne verantwoordelijkheid de zaken waarnemende (art. 388).

De voogd is verpligt al de meubelen of huisraad, die den minderjarige bij de opening der voogdij, of gedurende derzelver loop, te beurt vallen, mitsgaders de roerende goederen, welke geene vruchten, inkomsten of voordeden opleveren, te doen verkoopen, met uitzondering van de zoodanige, welke, met bewilliging van de weeskamer en na verhoor of behoorlijke oproeping van de bloedverwanten of aangehuwden van den minderjarige, in vafvra mogen bewaard blijven.

Die verkoop moet geschieden in het openbaar en door eenen bevoegden ambtenaar, met inachtneming der plaatselijke gebruiken, ten ware de raad van justitie, na verhoor of oproeping als voren en na de wees kamer te hebben geraadpleegd, mogt bevelen, dat deze of gene bepaaldelijk aan te wijzen voorwerpen, in het belang van den minderjarige onder de hand worden verkocht, voor of boven den prijs, waarop dezelve door daartoe te benoemen deskundigen mogten geschat zijn.

De raad van justitie kan ook, na verhoor en raadpleging als voren, den openbaren of onderhandschen verkoop toe-

-ocr page 219-

178

staan van roerende goederen, welke tn natura bewaard zijn, indien het belang van den minderjarige zulks vordert.

Koopmanschappen kunnen door den voogd onder de hand, door middel van makelaars, commissionairs of daai mede gelijkstaande personen, tegen den koers, en vruchten van landgoederen, ter markt of andevzins, tegen den marktprijs, worden verkocht (art. 389).

De vader en de moeder, voor zoo verre zij het wettelijk vruchtgenot hebben van de goederen aan den minderjarige toebehoorende, zijn vrijgesteld van de verpligting, om de meubelen ol\' andere roerende goederen te verkoopeu, zoo zij verkiezen dezelve te bewaren, ten einde die naderhand in natma terug te geven (art. 390).

In dat geval, zullen zij, te hunnen koste, die goederen naar derzelver opregte waarde doen schatten door eeuen deskundige, die door de weeskamer zal worden benoemd, vu bij het hoofd van het plaatselijk bestuur den eed zal afleggen. Zij zullen de begroote waarde van zoodanige

•■•deren moeten opleggen, welke zij niet »» natnra mog-ten kunnen opleveren (art. 390).

De voogden zijn verpligt hetgeen van de inkomsten, na aftrek der vertering, overschiet te beleggen, zoodra het batig slot het vierde gedeelte der gewone inkomsten van den minderjarige te boven gaat.

Zij mogen de penningen van den minderjarige op geene andere wijze beleggen, dan door den aankoop van inschrijvingen op het grootboek der werkelijke schuld van het Koningrijk der Nederlanden, van schuldbrieven ten laste van Ned. Indië, op naam van den minderjarige ingeschreven, van onroerende goederen, of in rentegevende schuldbrieven, gehypotheceerd op vaste goederen, welker onbezwaarde waarde ten minste een derde boven de te beleggen som bedraagt.

Wanneer de voogden, gedurende den tijd van één jaar, zijn in gebreke gebleven om eenige geldsommen, overeenkomstig deze bepaling, te beleggen, zijn zij daarvan de wettelijke interessen verschuldigd (art. 391).

-ocr page 220-

indien zich onder de goederen van den miuderjange bevinden certificaten van de nationale schuld, zijnde voogden verpligt de overschrijving daarvan op het grootboek, \'en name van den minderjarige, te doen bewerkstelligen.

De schuldbrieven ten laste van Ned.-Indië moeten mede door den voogd ten name van den minderjarige worden gesteld. De weeskamer zal voor de uitvoering van dezen maatregel zorg dragen, op straffe van vergoeding van kosten, schaden en interessen (art. 392).

De voogd zal ten behoeve van deu minderjarige geen geld mogen opnemen, noch diens onroerende goederen vervreemden of verpanden, deszelfs effecten, schuldvorderingen en actiën verkoopen of overdragen, zonder daartoe door den raad van justitie te zijn gemagtigd. De raad van justitie zal deze magt niet verleenen, dan uithoofde eener volstrekte noodzakelijkheid of van een klaarblijkelijk voordeel, en na verhoor of na behoorlijke oproeping van de bloedverwanten of aangehuwden van den minderjarige, en nadat de weeskamer zal zijn geraadpleegd, mitsgaders op de conclusien van het openbaar ministerie (art. 393).

Deze formaliteiten zijn niet toepasselijk, wanneer bij een vonnis, op verzoek van een der medeëigenaars van een onverdeeld stuk goed, de verkoop daarvan bevolen mogt zijn, behoudens echter, dat die verkoop steeds in het openbaar zal moeten geschieden (art. 397).

In geval van verkoop van onroerende goederen, zal de voogd bij zijn verzoekschrift moeten overleggen eenen staat van al de goederen van den minderjarige, met opgave van de zoodanige, welke hij zoude wenschen te vervreemden.

De raad van justitie is bevoegd, om den verkoop toe te staan, hetzij van de aangewezen goederen, hetzij van zoodanige anderen, wier vervreemding aan hem min bezwarend in het belang des minderjarigen mogt toeschijnen (art. 394.).

De verkoop moet geschieden in het openbaar, ten overstaan van de weeskamer, door middel van eenen bevoegden ambtenaar en volgens de plaatselijke gebruiken.

-ocr page 221-

Ook is de raad van jnstirie bevoegd om, in buitengewone gevallen, en wanneer bot belang van eenen minderjarige zulks vordert, verlof te verleenen tot den onder-handschen verkoop van een onroerend goed.

Dat verlof zal ecbter niet worden toegestaan, dan op een met redenen hekleed verzoek van den voogd, en met eenparig goedvinden van de weeskamer en van de bloedverwanten ol\' aangehnwden van den minderjarige.

Indien de opgeroepen bloedverwanten ot\' aangehnwden niet. allen verschijnen, zal het eenparig goedvinden van degenen, die opkomen, voldoende zijn.

Het onroerend goed zal voor geein\'n lageren prijs mogen worden verkocht, dan waarop hetzelve, vóórhel verleend verlof, zal zijn geschat geworden door drie deskundigen, door den raad van justitie te benoemen (art. o96).

Indien de regter, op verzoek van den voogd, verlof verleent tot den verkoop van effecten, aan den minderjarige toebehoorende, kan bij tevens bepalen dat die verkoop onder de band geschiede, mits de effecten van dien aard zijl. dut derzelver waarde, op den dag des verkoops, door gewone prijscouranten, of soortgelijke in Ned.-Indië gebruikelijke opgaven, kan worden aangetoond (art. o!18).

De voogd mag geen onroerend goed van den minderjarige op eene andere wijze dan in openbare veiling koopen; echter zal in dat geval de koop niet van kracht zijn, dan ten gevolge der goedkeuring van den raad van justitie (art. 399).

De voogd mag de goederen van den minderjarige niet voor zich zelven huren of in pacht nemen, tenzij de voorwaarden door den raad van justitie, na verhoor of behoorlijke oproeping van de bloedverwanten of aangehuwden van den minderjarige, mitsgaders van de weeskamer, zullen zijn goedgekeurd, in welk geval laatstgemelde bevoegd is, om de overeenkomst met den voogd te sluiten.

Ook mag hij, zonder dezelfde goedkeuring, geene opdragt aannemen van regten of schuldvorderingen jegens den onder zijne voogdij staanden persoon (art. 400).

-ocr page 222-

De voogd mag eene erfenis, aan den minderjarige opgekomen, niet anders aanvaarden dan onder liet voorregt van boedelbeschrijving.

Hij mag geene erfenis verwerpen, zonder daartoe verlof bekomen te liebben van den raad van justitie.

Hetzelfde verlof wordt vereischt tot het aannemen eener gift aan eenen minderjarige gedaan; deze zal ten opzigte van den minderjarige dezelfde gevolgen hebben als ten opzigte van een meerderjarig persoon (art. 402).

Alvorens eene regtsvordering voor den minderjarige in te stellen, of zich op regtsvordering, tegen denzelven ingesteld, te verdedigen, kan de voogd, ter zijner verantwoording, zich daartoe doen magtigen door de weeskamer, die daarop het gevoelen der bloedverwanten of aangehuw-den van den minderjarige inneemt.

De voogd, die, niet voorzien van dit verlof, eene regtsvordering heeft ingesteld, of zich daartegen verdedigt, kan door den regter tot de betaling der proces-kosten uit. eigene beurs worden verwezen, indien wordt bevonden, dat hij zonder redelijken grond het regtsgeding aangevangen of volgehouden heeft; onverminderd zijne gehoudenheid tot verdere vergoeding van kosten, schaden en interessen, zoo daartoe gronden zijn.

Hetzelfde kan plaats hebben, indien mogt blijken, dat de voogd, door valsche voorgevens of verberging der waarheid, zoodanig verlof mogt hebben verkregen (art. 403).

Het. staat aan den voogd niet vrij in eene regtsvordering, tegen den minderjarige ingesteld, te berusten, zonder daartoe gemagtigd te zijn door de weeskamer, op de wijze als hierboven vermeld is (art. 404).

Hetzelfde verlof wordt vereischt, wanneer de voogd eene scheiding of verdeeling wil vragen, doeh kan hij, zonder dat verlof, antwoorden op eenen eisch tot scheiding of verdeeling tegen den minderjarige gedaan (art. 405).

l)e voogd kan, zonder verlof van den raad van justitie, in den naam van den minderjarige, geene dading aangaan, of de beslissing van eene zaak aan scheidsmannen opdragen (art. 407).

-ocr page 223-

ISO

Indien de vader ot\' de moeder inel den vooroverleden echtgenoot in algeheele oC in beperkte gemeenschap is getrouwd geweest, kan dezelve, na verhoor of behoorlijke oproeping van de bloedverwanten of aangehuwden, nadat de weeskamer zal zijn geraadpleegd, en op de conclusien van het openbaar ministerie, door den raad van justitie worden gemagtigd, om de goederen, de nering, liet bedrijf, den handel, de fabriek of dergelijke, gedurende eenen bepaalden tijd, en zelfs tot de meerderjarigheid, in gemeenschap met de minderjarigen, te mogen aanhouden.

Dit verlof kan niet worden toegestaan, tenzij aan den raad van justitie, ua inzage van de boedelbeschrijving, zij gebleken van het aanmerkelijk belang dei minderjarigen, en van den waarborg, dien de voogd of voogdesse oplevert. Hetzelve zal, op verzoek van den voogd of van de weeskamer, na verhoor als voren, kunnen worden ingetrokken, en zal die intrekking ook door bet openbaar ministerie ambtshalve kunnen worden gevorderd (art. (OS).

ieder voogd is, bij het eindigen van zijn beheer, tot het doen van eene slotrekening en verantwoording ver— pligt. Dezelve zal aan en ten koste van den minderjarige, zoodra deze zijne meerderjarigheid heett bereikt, dan wel aan zijne erfgenamen, zoodra de minderjarige is overleden, gedaan worden. De kosten daarvoor zullen worden voorgeschoten door den voogd, aan wien alle noodzakelijke, betamelijke en behoorlijk geregtvaardigde uitgaven zullen worden te goed gedaan (artt. t09 en -HO).

Alle voogden en ook de weeskamer t), met uitzondering

») Bij art. 333 B. W. is bepaald, dat geeue bloedverwanten of aangehuwden vau deu minderjarige, (telkens wanneer daarvan in dat wetboek sprake is) zullen worden opgeroepen dan die zijn manspersonen, meerderjarig en in Ned.-Indie woonachtig.

Deze zullen zich ook door eenen hijzondereu gevolmagtigde kunnen laten vertegenwoordigen (art. 334).

■j*) Aan de wees- en boedelkamers is een anner beneerioon roegeiegd (stsbl. 1354 no. 79).

-ocr page 224-

181

van den vader, de moeder en den medevoogd, mogen als belooning in relcenüig brengen drie ten honderd van de inkomsten, twee ten honderd van de uitgaven en een en half ten honderd van de kapitalen, welke door hen worden ontvangen; ten ware zij verkiezen het loon te genieten, hetwelk hun, bij uitersten wil of bij andere authentieke en bijzonderlijk daartoe ingerigte acte, mogt zijn toegelegd, in welk geval zij geen verder loon mogen in rekening brengen (art. UI B. W. en art. 2:3 Transit, bep.).

Elke overeenkomst, rakende de voogdij of de voogdij-rekening, welke tusschen den voogd en den minderjarige, meerderjarig geworden zijnde, mogt plaats hebben, is nietig en van onwaarde, wanneer dezelve niet is voorafgegaan van eene behoorlijke rekening en verantwoording, met overlegging der noodige bewijsstukken; van welk alles zal moeten blijken door eenn schriftelijke erkentenis van dengene, aan wien de rekening gedaan is, len minste tien dagen vóór de overeenkomst afgegeven (art. 112).

Het slot van rekening, door den voogd verschuldigd, zal ook zonder dat. zulks geëischt wordt, renten dragen van den dag af, dat de rekening gesloten is, terwijl de renten van hetgeen de minderjarige aan den voogd schuldig blijft slechts van den dag der aanmaning tot betaling, na het sluiten der rekening en verantwoording gedaan , zullen kunnen geëischt worden (art. US).

De regtsvorderingen van den minderjarige tegen zijn voogd, betrekkelijk de verrigting der voogdij, verjaren binnen tien jaren, te rekenen van den dag der meerderjarigheid (art. 414).

Ten slotte zij hier nog aangeteekend, dat de weeskamers, door geene bepalingen hoegenaamd ook, mogen worden uitgesloten van de bemoeijenissen , welke haar bij de wettelijke voorschriften zijn opgedragen, zullende alle hiermede strijdige handelingen en bedingen nietig en van onwaarde zijn (art. 11S). *)

•■) £ie art, 70 van de Overgangswet rils afgt;k de Ordonnantie van 3 December 1S55 (.«.tbiad ;in. 70),

-ocr page 225-

1S2

Fan Handliijlhig.

De minderjarige, die den ouderdom van aclittien jaren bereikt heeft, kan door den vader, en hij gebreke van den-zelven, door de moeder, bij eene enkele verklaring voor het hoofd van het plaatselijk bestuur hunner woonplaats afgelegd, handligting bekomen tot het uitoefenen van regten, waartoe meerderjarigen bevoegd zijn (art. 426).

Üeze regten moeten uitdrukkelijk worden bepaald en mogen zich niet uitstrekken dan tot de gedeeltelijke of ge-heele ontvangst, de uitgave van, en de beschikking over zijne inkomsten, bet sluiten van verhuringen, het bebouwen zijner landerijen en het uitoefenen van zoodanige bedrijven, als daartoe noodzakelijk zijn, het uitoefenen van eenig handwerk, het oprigten van, ot\'deelnemen i;i eealge fabriek, en eindelijk tot het drijven van handel. Inde beide laatste gevallen, is de minderjarige bevoegd, om even als een meerderjarige, alle verbindtenissen te sluiten tot die fabriek, neringen handel betrekkelijk, met uitzondering alleen van de vervreemding en de bezwaring zijner vaste goederen (art.t. 428 en 430).

Indien de ouders van den minderjarige beide zijn overleden, of zich in de onmogelijkheid mogten bevinden, oiu bunnen wil te kennen te geven, kan, op verzoek van den minderjarige, door den raad van justitie, na verhoor of behoorlijke oproeping van de bloedverwanten of aangehuw-den, mitsgaders van den voogd en de weeskamer, gelijke bandligting worden verleend (art. 4:i7).

Gemelde bandligting kan, indien de minderjarige daarvan misbruik maakt, of indien daarvoor billijke vrees mogt bestaan, weder worden ingetrokken (art. 431).

De minderjarige, die den ouderdom van twintig jaren beeft bereikt, kan door den gouverneur-generaal, na raadpleging van het boog-geregtshof, ten gevolge van ven\'m aeluth of brieven van meerderjarigverklaring, bandligting bekomen, waardoor hij, buiten de toestemming tot liet aangaan van een huwelijk van zijne ouders en grootouders te verkrijgen, in alles gelijk staat met den meerderjarige, ten

-ocr page 226-

133

ware de gouverneur-generaal, in liet belang van den minderjarige, in de brieven van meerderjarigverklaring, de bepaling voegen mogt, dat hij, aan wien dezelve verleend wordt, desniettegenstaande tot dat hij den vollen ouderdom van drie en twintig jaren hebbe bereikt, zijne onroerende goederen niet anders zal mogen vervreemden of bezwaren, dan met toestemming van den raad van justitie zijner woonplaats (artt. 4^0, 421, 434 en 425).

Om de bekomen liandligting of de intrekking daarvan *) tegen derden te kunnen doen werken, moet daarvan alvorens openbare afkondiging worden gedaan in het ol\'li-ciële nieuwsblad, met naauwkeurige bijvoeging, hoedanig en tot welk einde dezelve is verleend.

Üe zorg voor deze bekendmaking is, bij besl. •quot; October 1851 no. 7 (stsbl. no. 51), geheel aan de belanghebbenden overgelaten.

De regten van minderjarigen, die onder de vroegere wetgeving venia aetatis of handligting hebben verkregen, worden naar die wetgeving geregeld (art. 60 Transit, hep.).

Van Curatele.

De meerderjarige, die zich in een gednrigen staat van onnoozelheid, krankzinnigbeid of razernij bevindt, moet onder curatele worden gesteld, al is het dat hij bij tusscben-poozing het gebruik zijner verstandelijke vermogens bezit (art. 433).

Eeu meerderjarig persoon kan, ook uit hoofde van verkwisting, onder curatele gesteld worden; zoo kan ook aan hen, die gevoelen door zwakheid van vermogens niet in staat te zijn hunne eigene belangen waar te nemen, op hun eigen verzoek, eeu curator worden toegevoegd (artt. 433 en 434).

Tot het verzoeken van curatele, uithoofde van onnoozelheid of razernij, zijn bevoegd:

Meu merkc wel op. dat de handligting, ten gevolge van venia aetatis of brieven van meerderjarigverklaring verkregen, onherroepelijk is.

-ocr page 227-

m

1quot;. Elk bloedverwant, zonder onderscheid van a;raad;

iquot;. Ue echtgenoot;

■3°. Het openbaar ministerie, in geval er noch echtgenoot, noch bekende bloedverwanten in Ned.-lndië aanwezig zijn, terwijl .hetzelve verpligt is de curatele, in geval van razernij te vragen, indien de bloedverwanten of echtgenoot dezelve niet verzocht hebben (avtt. 134 en 435).

Tot het verzoeken van curatele, uithoofde van verkwisting, zijn alleen bevoegd:

1°. De bloedverwanten in de regte linie;

2°. De bloedverwanten in de zijdlinie tot den vierden graad ingesloten;

3°. Ue echtgenoot (art. 434).

Alle verzoeken tot curatele moeten worden ingediend bij den raad van justitie, binnen wiens regtsgebied degene gevestigd is, tegen wien het verzoek gerigt wordt (art. 4301).

De persoon, die onder curatele gesteld is, wordt daardoor gelijk gesteld met een minderjarige, en is van den dat; af, dat het vonnis of arrest zal zijn uitgesproken, onbevoegd tot, het verrigten van eenige handeling, op straffe dal dezelve van regtswege nietig is. Nogtans behoudt, degene, die uithoofde van verkwisting onder curatele gesteld is, het vermogen om uiterste wilsbeschikkingen te maken (art. 446 en 452).

Alle handelingen, welke mogten hebben plaats gehad vóór het verleenen der curatele, op grond van onnoozel-heid, krankzinnigheid. of razernij uitgesproken, zuilen kunnen worden vernietigd, indien de oorzaak der curatele blijkbaar bestond, op hef tijdstip waarop die handelit,-gen verrigt zijn (art. 147).

De raad van justitie zal, zoodra de uitspraak tot curatele kracht van gewijsde bekomen heeft, een curator benoemen en die benoeming ter kennisse van de wees-kanier brengen, aan welke collegie tevens de toeziende curatele zal worden opgedragen (art. 449).

De mau wordt van regtswege curator over zijne onder

-ocr page 228-

1S5

curatele gestelde vrouw, terwijl de vrouw tot curatrice over haren onder curatele gestelden man kan worden benoemd, in welk laatste geval de weeskamer mede met de toeziende curatele belast wordt (art. 450 en 451) 1).

De curators zijn aan dezelfde verpligtingen onderworpen, als welke omtrent de voogdij over minderjarigen zijn voorgeschreven, met uitzondering, dat de curator niet verpligt is, de roerende goederen van den onder curatele gestelde, welke geene vruchten, inkomsten of voordeelen opleveren, te verkoopen (art. 45:!).

Indien de onder curatele gestelde persoon minderjarige kinderen heeft, en de andere echtgenoot overleden is, of zich buiten de mogelijkheid bevindt om de voogdij te kunnen waarnemen, zal de curator van den onder curatele gestelde tevens voogd van die minderjarigen zijn (art. 453).

Niemand, uitgezonderd echtgenooten en bloedverwanten in de opgaande of nederdalende linie, is verpligt eene curatele langer dan acht jaren te behouden (art. 459).

De curatele eindigt, wanneer de oorzaken ophouden, die daartoe hebben aanleiding gegeven (art. 4fi0).

Alle vonnissen en arresten, waarbij curatele verleend dan we! opgeheven wordt, moeten, op strafte van vergoeding van kosten, schaden en interessen, zoo daartoe gronden zijn, in het officieel nieuwsblad worden bekend gemaakt (art. 441 en 401).

Minderjarigen, die zich in staat van onnoozelheid, krankzinnigheid of razernij bevinden, worden niet onder curatele gesteld, maar blijven onder het opzigt van hunnen vader, moeder of voogd.

Fa» afwezigheid en vermoedelijk overlijden.

Indien iemand zijne woonplaats verlaten heeft, zouder volmagt tot bet waarnemen zijner zaken en belangen ge-

1

Wanneer dus de curatele door den man over zijne vrouw wordt uitgeoefend, is er geene toeziende curatele noodig en de weeskamerover mits in dat geval daarvan uitgesloten.

-ocr page 229-

ISC

geven, of orde op liet beheer derzeive gesteld Ie hebben, of wel indien de door hem gegeven volmagt is vervallen, en indien er noodzakelijkheid is in dat beheer, geheel of gedeeltelijk, te voorzien of hem te doen vertegenwoordigen, zal, op verzoek van belanghebbenden, of ook op vordering van het openbaar ministerie, door den raad van justitie van de woonplaats des afwezigen, aan de weeskamer worden opgedragen, om zijne goederen en belangen, geheel of gedeeltelijk, te beheeren en waar te nemen, voor zijne regten op te komen en hem daarbij te vertegenwoordigen, alles onverminderd de bijzondere wetsbepalingen voor het geval van faillissement of van kennelijk onvermogen (art. 463).

Indien iemand zijne woonplaats heeft verlaten, zonder volmagt tot het waarnemen van zijne zaken gegeven of orde op het beheer van dezelve gesteld te hebben, en wanneer vijfjaren zijn verloopen, of, indien iemand, bij het verlaten van zijne woonplaats, eene volmagt tot het waarnemen van zijne zaken gegeven, of orde op het beheer derzelve gesteld heeft, en er tien jaren zijn verloopen na zijn vertrek of na de laatste tijding, waaruit kon blijken dat hij in leven was, zonder dat in die vijf of tien jaren bewijs is ingekomen van zijn aanwezen of van zijn overlijden, zal zoodanige afwezige, ten verzoeke van belanghebbenden . op daartoe bekomen verlof van den raad van justitie zijner verlatene woonplaats, voor dienzelfden raad, bij openbare dagvaardingen, kunnen worden opgeroepen, en bij niet opkoming de raad kunnen verklaren, dat er regtsvermoeden van overlijden bestaat, ten gevolge waarvan degenen, die op don dag van het vermoedelijk overlijden, in het vonnis uitgedrukt, vermoedelijke erfgenamen waren, mitsgaders de legatarissen en alle anderen, die op de goederen van den afwezige of der gemeenschap, die tusschen hem en zijne echtgenoot bestaat, na zijn overlijden, eenig regt zouden gehad hebben, de goederen van den afwezige of der gemeenschap, ieder voor zoo veel hem aangaat, voorloopig in bezit kunnen nemen, onverminderd het regt

-ocr page 230-

] 87

van den eclitgeiiont des afwezigen oin, indien hij in getneei!-scliap van goederen, of van winsten verlies, of van vrucliteii en inkomsfen, is getrouwd, dat voorloopig bezit, gedurende tien jaren, te rekenen van den dag van liet vermoedelijk overlijden, bij liet vonnis uitgedrukt, tegen Ie houden, door gedurende dien tijd, dc bestaande gemeenschap te lalen voortduren, en het beheer der goederen op zich te nemen ol te behouden. Wanneer er dertig jaren na den dag van het vermoedelijk overlijden, in het vonnis uitgedrukt, of vroeger honderd jaren sedert de geboorte van den afwezige zijn verloopen, kunnen de regten op zijn nalatenschap de-finitivelijk worden uitgeoefend (artt. 467, t6S, -UO, 472, 475, 4S3 en 4S4}.

De vermoedelijke erfgenamen en legalarissen, die in he( voorloopig bezit der goederen des afwezigen gesteld zijn, zijn verpligt:

1°. Persoonlijke of zakelijke, geregtelijk goegdgekeurde zekerheid te stellen, ten behoeve van den afwezige of van andere erfgenamen, van wier beter regt mogt blijken, bij gebreke waarvan dc goederen ouder het beheer van een derde gesteld worden (art. 472 en 473).

2quot;. Dadelijk, bij het in bezit nemen, eene behoorlijke beschrijving te maken van al de goederen, door den afwezige achtergelaten (art. 477).

3°. De acte, waarbij zekerheid is gesleld, de beschrijving en de acte van verdeeling over te brengen ter griffie van den raad van justitie, die het vonnis gewezen heeft (art.479).

4°. Rekening, verantwoording en afgifte te doen van de goederen, welke zij onder hun bezit of beheer verkregen hebben, aan den afwezige, wanneer hij terug mogt komen, of aan andere erfgenamen of regthebbenden, die mogten opkomen en van hun beter regt doen blijken (art. 476).

5°. Even als andere, die vruchten en inkomsten van de goederen des afwezigen hebben getrokken, aan laatstgemelde die vruchten en inkomsten terug te geven:

a. Voor de hel//, wanneer de terugkomst plaats beeft, of bet bewijs van leven inkomt binnen rijf tien jaren na den

-ocr page 231-

1H8

dag van het vermoedelijk overlijden, in het vonnis uitgedrukt, en

b. Voor een vierde, wanneer zulks later, doch vóór het verloop van dertig jaren na dat tijdstip plaats heeft, tenzii bij het vonnis daaromtrent anders bepaald is (art. 482).

6°, Voorts zijn zij onderworpen aan dezelfde verpligtingen, welke ten aanzien van vruchtgebruikers door de wet zijn voorgeschreven, immers voor zoo verre die toepasselijk zijn (art. i74).

Bijaldien de afwezige ua het verloop van dertig jaren, sedert den dag van zijn vermoedelijk overlijden, in het vonnis uitgedrukt, mogt terugkomen of van zijn leven doen blijken, heeft hij alleen het regt zijne goederen terug te vorderen in den staat, waarin zij zich alsdan bevinden, mitsgaders den prijs van die goederen , welke vervreemd zijn, of wel de zoodanige, die uit de opbrengst zijner vervreemde goederen zijn aangekocht, alles echter zonder eenige vruchten of inkomsten (art. 4^).

Ue kinderen en verdere afkomelingen van den afwezige zullen zijne goederen terug ontvangen, voor zoo ver zij mogten opkomen, binnen dertig jaar na het definitief bezit (artt. 4S4 en 487).

Elk, die aanspraak maakt op een regt, hetwelk van een afwezige op hem zoude zijn overgegaan, doch hetwelk eerst aan den afwezige is opgekomen nadat zijn bestaan onzeker is geworden, is verpligt het bewijs te leveren, dat de afwezige heeft geleefd op het tijdstip, dat het regt aan dezen is opgekomen (art. 489).

Indien aan een afwezige, wiens bestaan onzeker is, eene nalatenschap of legaat opkomt, waartoe, indien hij niet in leven ware, anderen zouden geregtigd zijn, of waarin anderen met hem zouden moeten deelen, kan, na vooraf verkregen vergunning van den raad van justitie, waar het sterfhuis gevallen is, zoodanige nalatenschap of legaat, of liet gedeelte daarvan, door die anderen in bezit worden sjenomen , even alsof zoodaniï iemand overleden

-ocr page 232-

189

ware, zonder dat zij verpligt zijn detzelfs overlijden te bewijzen.

Hiertoe moet echter vooraf de vergunning worden verkregen van den raad van justitie waar het sterfhuis gevallen is, welke raad openbare oproepingen moet bevelen en ten behoeve der belanghebbenden de noodige behoedmiddelen voorschrijven (art. -IDO).

De beide voorgaande bepalingen sluiten de bevoegdheid niet uit tot het opvorderen van erfenissen en alle andere regten, die aan den afwezige of aan zijne regthebbenden nader mogten blijken toe te komen, daar die bevoegdheid en die regten alleen te niet gaan door het tijdsverloop, tot de verjaring vereischt (art. 491).

Bijaldien daarna de afwezige terugkomt, of zijn regt op zijnen naam wordt vervolgd, kan de teruggave van vruchten en inkomsten worden gevorderd, te rekenen van den dag dat aan den afwezige het regt is opgekomen, en zulk op den voer. en onder de bepalingen als boven (zie de twee voorgaande bladzijden) ten opzigte der vermoedelijke erfgenamen en legatarissen, die in het voorloopig bezit der goederen des afwezigen treden, zijn voorgeschreven (artt. 482 en 492).

Omtrent de gevolgen der afwezigheid, met betrekking tot het huwelijk en de kinderen, zie men het deswege hier boven aangeteekende en artt. 493—498. 1)

1

Bij ordonnantie, dd. 16 December 1S56 (stblad. no. S2), werd de navolgende wijziging in de artt. 467, 470 en 493 gebragt;

Art. 1. Het tijdsverloop van vijf of tien jaren, in de artikelen 467,470 en 493 van burgerlijk wetboek voor Nederlandsch-Indiè gevorderd, wordt beperkt tot drie jaren, wanneer do afwezige tot de bemanning of passagiers blijkt behoord te hebben van een schip, waarvan gedurende dien tijd geene berigten zijn ingekomen.

De termijn van drie jaren vangt aan mot de laatste tijding van het schip, en, zoo er van geene tijding blijkt, met den dag van het laatst in zee steken van het schip.

Art. 2. Hetzelfde tijdsverloop van vijf of tien jaren wordt tot één jaar ingekort, wanneer de afwezige vermist is, ter gelegenheid eener noodlottige gebeurtenis op \'s lands kusten, binnenlaudsche rivieren of wateren.

-ocr page 233-

190

Van zaken en derzehe onderscheiding.

Ue wet verstaat door zaken alle goederen en regten, welke het voorwerp van eigendom kunnen zijn (art. 499).

Onder vruchten verstaat men al datgene, wat men ter gelegenheid der zaken verkrijgt.

Men onderscheidt de vruchten in drie soorten:

1°. Natuurlijke vruchten;

i0. Vruchten van nijverheid.

3quot;. Burgerlijke vruchten.

Natuurlijke vruchten zijn;

1°. Die, welke de aarde uit haar-zelve voortbrengt, zoo als gras, kreupelhout, enz.

2°. Al hetgeen de lieesten opleveren ut\' uit de beesten getrokken wordt, zoo als kalveren, veulens, wol, enz.

Vruchten van nijverheid zijn, die uit den grond getrokken en door bebouwing verkregen worden, zoo als rijst, tabak, suiker enz.

Burgerlijke vruchten zijn huur-en pachtpenningen, in-teressen van geldsommen en verschuldigde renten (art. 503).

De natuurlijke vruchten en vruchten van nijverheid maken een gedeelte der zaak uit, zoo lang dezelve tak-ot\' wortelvast, ot\' aan den grond gehecht zijn, en de burgerlijke vruchten, zoo lang dezelve niet opeischbaar zijn, behoudens de bijzondere wetsbepalingen en overeenkomsten ,\'artt. 500 en 501).

Zaken zijn l\'njchameljk ut\' onligchamelijk; zij zijn ook ruerend of onroerend (art. 50:J en 501).

Roerende zaken worden verdeeld;

1°. In roerende zaken uit haren aard, en

2°. iu roerende zaken door wetsbepaling (artt. 509 en 511).

Ook worden roerende zaken, met betrekking tot der-

aau eenig vaartuig, aan een deel zijner bemanning of zijner passagiers overkomen.

De termijn van één jaar vangt aan met iiet tijdstip, waarop de gebeurtenis geacht moet worden te hebben plaats gegrepen.

-ocr page 234-

lamp;i

zei ver aard, nog onderscheiden in vtr bruikbare of uuver-bruikbare, naar gelang dezelve door liet gebruik al of niet verloren gaan (art. 505).

Roerende zaken uit haren aard zijn ;

1°. De zoodanige, die zich-zelven kunnen verplaatsen of die verplaatst kunnen worden.

2°. Scliepen, schuiten, ponten, op vaartuigen geplaatste ot\' andere losse molens en baden en dergelijke voorwerpen (artt. 509 en 510).

Als roerende zaken dour welsbepaling worden beschouwd;

1°. Het vruchtgebruik van roerende zaken;

2°. Gevestigde renten, hetzij altijddurende of lijfrente;

a0. Verbindtenissen en vorderingen, die opeischbare geldsommen of roerende goederen tot onderwerp hebben;

■1°. Actiën of aandeeleu in maatschappijen van geldhandel, koophandeld of nijverheid, zelfs wanneer onroerende goederen, tor, die ondernemingen betrekkelijk, aan die maatschappij toebehooren. üeze actiën of aandeelen worden geacht roerende goederen te zijn, doch ten opzigte van ieder der deelgenooten alleenlijk zoo lang de gemeenschap duurt;

5quot;. Aandeelen in \'s rijks schuld en in die ten laste van Ned.-Indië, hetzij dezelve bestaan in inschrijvingen op het grootboek , hetzij in certilicaien, schuldbekentenissen , obligatieu of andere effecten, met de daartoe behoorende coupons of rentebewijzen;

6°. Actiën in of coupons van obligatien van alle andere geldleeningen, daaronder begrepen die, welke door vreemde mogendheden zijn aangegaan (art. 511).

Door de uitdrukking roerende goederen wordt verstaan, zonder uitzondering, alles, wat uit den aard der zaak of ten gevolge van wetsbepaling, voor roerend wordt gehouden (art. 513).

De uitdrukking inboedel bevat alles, wat in voege voorschreven voor roerend wordt gehouden, met uitzondering van het gereed geld, van actiën, effeclen, schuldvorderingen en andere reeds boven vermelde dergelijke regten,

-ocr page 235-

van koopmanschappen en grondstoffen, van werktuigen tot fabrieken, trafieken of den landbouw behoorende, mitsgaders van bouwstoffen tot liet opbouwen bestemd, of van afbraak afkomstig (art. 514).

De uitdrukking meubelen of hdsracul bevat al hetgeen onder de uitdrukking inboedel verstaan wordt, met uitzondering van paarden en levende have, van rijtuigen met hun toebehooren, van edelgesteenten, boeken en handschriften, teekeningen, prenten, schilderijen, ^beelden , gedenkpenningen, natuurkundige en wetenschappelijke werktuigen en andere kostbaarheden en zeldzaamheden, van lijüinnen, wapens, granen, wijnen en andere levensmiddelen (art. 515).

De uitdrukking een huis met al hetgeen zich daarin bevindt, bevat alles, wat onder de uitdrukking roerende goederen verstaan en in het huis gevonden wordt, met uitzondering van het gereede geld en van de inschulden en andere regten, waarvan de bescheiden zich in het huis rnogten bevinden (art. 516).

De uitdrukking stoffering bevat alleen die meubelen , welke tot gebruik en versiering der vertrekken dienen , als: behangsels en tapijten, bedden, stoelen, spiegels, pendules, tafels, porseleinen, schilderijen, beelden en andere voorwerpen van dien aard, doch geenszins de verzamelingen van schilderijen, prenten, beelden en porseleinen, die op galerijen en in bijzondere vertrekken geplaatst zijn (art. 517).

De uitdrukking een gemeubeleerd huis of een huis met zijne meubeleu, bevat alleen de stoffering (art. 518).

Onroerende zaken worden verdeeld:

1°. In onroerende zaken uit haren aard;

lquot;. In onroerende zaken door bestemming;

3°. In onroerende zaken door wetsbepaling.

Onroerende zaken uit haren aard zijn ;

1°. Gronderven en hetgeen daarop gebouwd is;

2°. Molens, met uitzondering der zoodanige, die hierboven als roerende zaken genoemd zijn;

-ocr page 236-

193

3°. Boomen cn veldgewassen, die met hunne wortels in den grond rast zijn, onafgeplukte boomvmehten , mitsgaders delfstoffen, als: steenkolen, veen en dergelijke, zoolang deze voorwerpen nog niet van den grond gescheiden en uitgedolven zijn;

4°. Schaarhout van kapbosschen en hout van hoog-stamraige boomen zoo lang hetzelve niet gekapt is;

ó0. Buizen ot\' goten, die tot waterleiding in een huis of op een erf dienen; \'

6°. In het algemeen, alles, wat aan een erf of een gebouw aard- of nagelvast is (art. 506).

___iür—Sohopmi. i4.\' quot;80«- \'W-;- v^-K.). /V\'-

Door bedemminy worden onder onroerende zaken begrepen :

1°. Bij fabrieken, tralieken, molens, smederijen en dergelijke onroerende zaken, de persen, disteleerketels, ovens, kuipen, vaten en verdere gei\'eedschappen, bepaaldelijk tot derzelver wezen behoorende, al waren die voorwerpen niet aard- of nagelvast;

2°. Bij woonhuizen, de spiegels, schilderijen en andere sieraden, wanneer het hout of muurwerk, waarop dezelve zijn vastgemaakt, een gedeelte is van het beschot, den muur of het pleisterwerk vair het vertrek, al waren die voorwerpen overigens niet nagelvast;

3°. Bij landelijke eigendommen, de mesthoop of mestvaalt tot bemesting der landen bestemd, de duiven tot eene duivenvlugt behoorende, de eetbare vogelnestjes, zoo lang dezelve niet ingezameld zijn en de visschen, die zicii in de vijvers bevinden;

4°. De bouwstoffen, welke van de afbraak van een gebouw voortkomen, indien zij bestemd zijn om het gebouw weder op te trekken, en

5°. In het algemeen, alle zoodanige voorwerpen, welke de eigenaar tot een blijvend gebruik aan zijne onroerende zaak verbonden heeft (art. 507).

Door wetsbepaling worden onder onroerende goederen gerekend, de navolgende regten:

9

-ocr page 237-

194

1°. Het vruchtgebruik en gebruik van onroerende zaken;

2°. JJe erfdienstbaarheden;

\'iquot;. Het regt van opstal;

i0. Het erfpachtsregt;

5°. Grondrenten, hetzij in geld of in natura verschuldigd;

6°. Het tiendregt;

7°. De bazaars ol\' markten, door de regering erkend en de daaraan verknochte privilegiën;

8°. Ue regtsvorderingen, dienende om onroerende zaken terug te eischen of te doen leveren (art. 50S.)

i\\Ieu kan op zaken hebben, hetzij een regt van bezit, hetzij een regt van eigendom, hetzij een vege van erfge-naamschap, hetzij een vruchtgenot, hetzij een regt van erfdienstbaarheid, hetzij een regt van pand of hypotheek (art. 328).

Van Bezit.

Door bezit wordt verstaan het houden of genieten eener zaak, welke iemand, of in persoon of door een ander, in zijne magt heeft, alsof zij hem toebehoorde (art. 529) *).

Het bezit wordt onderscheiden:

1°. In bezit ter goeder trouw, hetwelk altijd voorondersteld wordt, en

2°. In bezit ter header trouw, hetwelk altijd bewezen moet worden (artt. 530 en 533).

Het bezit is ter goeder trouw, wanneer de bezitter de zaak bezit nit kracht eener wijze van eigendoms-verkrijging, waarvan de gebreken aan hem onbekend zijn (art. 5-31).

Het bezit is ter kwader trouw, wanneer de bezitter kennis draagt dat de zaak, welke hij bezit, aan hem niet in eigendom toebehoort (art. 532).

Van Eigendom.

Eigendom is het regt om van eene zaak het vrij genot

\'*) Het bezitregt brengt geen eijendomsregt, maar wel eigendomsregt uitdrukkelijk bezitregt mede.

-ocr page 238-

195

te hebben, en daarover op de volstrekste wijze te beschikken (art. 570).

Eigendom van zaken kan op geene andere wijze worden verkregen dan door:

1°. Toeëigemng;

i°. Natrekking;

3quot;. Verjaring;

4quot;. Wettelijke of testamentaire erfopvolging;

ó0. Opdragt of levering ten gevolge van een regtstitei van eigendoms-overgang, afkomstig van dengene, die ge-regtigd was over den eigendom te beschikken (art. SS-t).

Door toeëigening verkrijgt men den eigendom van roerende zaken, die niemand toebehooren, door zich dezelve het eerst toe te eigenen (art. 585).

Door natrekking verkrijgt men den eigendom van al hetgeen aan eene ons toebehoorende zaak vereenigd is, of met dezelve één ligchaam uitmaakt (art. 58?).

Door verjaring verkrijgt men den eigendom, nadat men eene zaak heeft bezeten, gedurende den tijd, welken de wet bepaalt en overeenkomstig de voorwaarden en onderscheidingen bij de wet vastgesteld, die wij lager zullen beschouwen (art. filO).

Door wettelijke of testamentaire erfopvolging wordt de eigendom verkregen, op de wijze, als lager onder de hoofden van erfopvolging bij versterf en van uiterste willen, zal worden aangeduid (art. 611).

De levering van roerende zaken, onligchamelijke uitgezonderd, geschiedt dooi\' de enkele overgave door of van wege den eigenaar, of door de overgave der sleutels van het gebouw, waarin zich die zaken bevinden (art. 612).

De levering van schuldvorderingen, die niet aan iuund r luiden, en andere onligchamelijke zaken geschiedt door middel van eene authentieke of onderhansche acte, waarbij de regten op die voorwerpen aan een ander worden overgedragen. Die overdragt heeft ten aanzien van den schuldenaar geen gevolg dan van het oogenbük, dat, dezelve aan hem is beteekend geworden, of dat hij de overdragt schriftelijk heeft aangenomen of erkend.

-ocr page 239-

196

Ten opzigte van effecten en schuldvorderingen aan toonder wordt de overgave voor levering gehouden (art. 613).

De levering van inschrijvingen op het grootboek dei-nationale schuld, mitsgaders van andere op naam staande openbare schuldbrieven, geschiedt ingevolge de voorschriften en verordeningen op dat stuk bestaande.

De levering van op naam staande aandeelen in maatschappijen geschiedt overeenkomstig derzelver statuten en, bij gebreke van bepalingen daaromtrent, op de wijze als bij het wetboek van koophandel op dat stuk is voorgeven , makende in geen geval deze en de voorgaande bepaling inbreuk op de wetten en gebruiken in zaken van koophandel (art. 614 en 615).

De levering of opdragt van onroerende zaken geschiedt in den vorm, omschreven bij de Ordonnantie op de overschrijving van den eigendom van vaste goederen, en het inschrijven van hypotheken op dezelve in Ned.-Indië, van 21\' April 1834 (stsbl. no. 27) (art. 24 Transit, bep.) 1) Van Erfdienstbaarheden.

Erfdienstbaarheid is een last, waarmede een erf bezwaard is, tot gebruik en ten nutte van een erf, hetwelk aan een anderen eigenaar toebehoort (art. 674).

Alle erfdienstbaarheden bestaan in de verpligting, om iets te dulden of iets niet te doen (art. 675).

Erfdienstbaarheden worden onderscheiden:

1°. In voortdurende of niet voortdurende;

2°. In zigtbare of onzigtbare (art. 677 en 678).

Voortdurende erfdienstbaarheden zijn de zoodanige, welker gebruik voortduurt of kan voortduren, zonder dat daartoe des menschen toedoen noodig zij; van dien aard zijn de waterloopen, het gootregt, het uitzigt en andere dergelijke (art. 6 77).

Niet voortdurende erfdienstbaarheden zijn dezulke, welke tot derzelver uitoefening \'s menschen toedoen noodig

1

Deze ordonnantie zal, als Tan algemeen belang zijnde, lager in haar geheel worden medegedeeld.

-ocr page 240-

197

hebben, als daar zijn: het regt van overgang, van water te halen, beesten te weiden en andere soortgelijke (art. 677).

Zigtbare erfdienstbaarheden zijn de zoodanige, waarvan door uitwendige werken blijkt, gelijk eene deur, een venster, eene waterleiding en soortgelijke (art. 678).

Onzigtbare zijn dezulke, welke geen uitwendig teeken van haar bestaan hebben, gelijk het verbod om op een erf te bouwen, of om niet dan tot op eene bepaalde hoogte te mogen bouwen, het regt om beesten te weiden, en andere waartoe \'s menschen toedoen noodig is (art. 67S).

Erfdienstbaarheden worden daargesteld:

1°. Door eenen titel, welke door de opmaking eener geregtelijke acte in den vorm, omschreven bij de Ordonnantie op den overgang van den eigendom van vaste goederen, enz. van 21 April 1834 (stsbl. no. 27), zal worden openbaar gemaakt (art. 695 B. W. en art. 26 Transit, bep).

2°. Door verjaring (art. 695).

De voortdurende en zigtbare erfdienstbaarheden kunnen, zoowel door verjaring nis door titel, verkregen worden (art. 697).

De voortdurende en te gelijker tijd onzigtbare erfdienstbaarheden, zoo als ook de niet voortdurende, hetzij dezelve zigtbaar of onzigtbaar zijn, kunnen slechts bij eenen titel worden daargesteld (art. 699) 1).

Fatt het regt van opstal.

Het regt van opstal is een zakelijk regt om gebouwen, werken of beplantingen op eens anders grond te hebben (art. 711).

Hij, die het regt van. opstal heeft, kan;

1°. Hetzelve vervreemden en met hypotheek belasten;

2°. De aan het regt van opstal onderworpen goederen met erfdienstbaarheden bezwaren, doch alleen voor het tijdvak van zijn genot, en

3°. G-edurende dien tijd de door hem betaalde, gestelde of gemaakte gebouwen, werken of beplantingen, sloopeu

1

Hoe erfdienstbaarheden te niet gaan, zie men artt. 703—710 B. TV.

-ocr page 241-

198

en rooijen, en een en ander wegnemen, mits de grond herstellende in dien staat, waarin dezelve zich vóór het opbouwen bevond (art. 712 en 714).

De grondeigenaar heeft het regt:

1°. Om, bij het. eindigen van het regt van opstal, te treden in den eigendom van de gebouwen, werken en quot;beplantingen, onder gehoudenlieid om de waarde op dien tijd te betalen van zoodanige, welke door dengene, die het regt van opstal bezeten heel\'t, zei ven zijn gesteld, gemaakt en betaald, en

2°. Om, indien geene bijzondere bedingen of bepalingen omtrent liet eindigen van het regt van opstal gemaakt zijn, hetzelve te doen opbonden, na verloop van dertig jaren, mits een jaar te voren daarvan, hij behoorlijk exploit, aanzegging doende.

Alles voor zoo verre daarvan door de overeekoinst der partijen niet is afgeweken (arlt. 715—Ï17 en 719).

i)e titel van aankomst van het regt van opstal moet ■worden openbaar gemaakt, op dezelfde wijze als voor het regt va;i erfdienstbaarheden is voorgeschreven (art. 713 B, W. en art. Ü6 Transit, bep.)

Het regt van opstal gaat, onder anderen, verloren;

1°. Door vermenging;

2°. Door het te niet gaan van don grond;

ö0. Door de verjaring van dertig jaren;

■t0. Na verloop van den tijd, welke bij de vestiging van het regt bedongen of bepaald is (art. 718).

Van het Erfpachtsregt.

Erfpaditsregt is een zakelijk regt, om het vol genot te hebben van een aan een ander toebehoorend onroerend goed, onder gehoudenis om aan laatstgemelde, als eene erkentenis van deszelfs eigendom, eene jaarlijksche pacht te voldoen, hetzij in geld, hetzij in voortbrengselen of vruchten.

De titel van aankomst moet worden openbaar gemaakt door de opmaking eener geregtelijke acte in den vorm, omschreven bij de Ordonn. 21 April 1834 (stsbl. no. 27) (art. 720 B. W. en art. 26 Transit, bep).

-ocr page 242-

199

De erfpachter is bevoegd:

1°. Om alle vegf.en uit te oefenen, welke aan den eigendom van het erf verknocht zijn, mits de waarde van den. grond niet verminderende (art. 721).

2°. Om de hoornen, welke gedurende het erfpachtsregt sterven of door een toeval worden omgeworpen, naar zich te nemen, mits andere in de plaats stellende [art. 722],

8°. Om vrijelijk te beschikken over de beplantingen, door hem-zelven aangelegd [art. 722].

4°. Om, door het stellen van gebouwen of door liet ontginnen of beplanten van gronden, het erf te verbeteren [art. 733].

5°. Om zijn regt te vervreemden, rnet hypotheek te belasten en den erfpachtsgrond, gedurende het tijdvak van zijn genot, met erfdienstbaarheden te bezwaren [art. 724].

6». Om, bij het eindigen van zijn regt, alle door hem gestelde gebouwen of gemaakte beplantingen weg te nemen, tot het stellen of maken waarvan hij uit kracht der overeenkomst niet gehouden was, en tot welker overnemins; de grondeigenaar door hem niet kan genoodzaakt worden [artt. 725 en 726].

7°. Om, voor den tijd van zijn gemis, vrijstelling van betaling der pacht te vorderen, wanneer hij gedurende vijf achtereenvolgende jaren van het genot is beroofd geweest [art. 729].

De erfpachter is verpligt:

1°. Om het in erfpacht uitgegeven goed te onderhouden en daaraan de gewone reparation te doen [art. 723].

2°. Om de bedongen jaarlijksche erfpacht te voldoen [art. 728],

3°. Om alle belastingen te betalen, welke op het erf zijn gelegd [art. 727].

4°. Om de schade te vergoeden, die door grovelijk misbruik, gebrek aan onderhoud als anderzins, door hem veroorzaakt is [artt. 731 en 733],

Alles voor zoo verre daarvan door de overeenkomsten der partijen niet is afgew:eken fart. 7S5].

-ocr page 243-

200

De grondeigenaar heeft het regt:

lquot;. Om, wanneer geene bijzondere bedingen of bepalingen omtrent het eindigen van het erfpachtsregt gemaakt zijn, hetzelve te doen ophouden na verloop van dertig jaren, mits één jaar te voren, bij behoorlijk expioict, daarvan aanzegging doende (artt. 719 en 736).

2° Om den erfpachter van zijn regt te doen vervallen verklaren:

a. ïer zake van merkelijke aan het goed toegebragte schade of van liet grovelijk mits bruiken daarvan;

l. Ter zake van wanbetaling der erfpacht, gedurende vijf op elkander volgende jaren, en nadat de erfpachter vruchteloos tot de betaling, bij behoorlijk expioict, zal zijn aangemaand, ten minste zes weken vóór het aanvangen der regtsvordering (art. 733).

3°. Om, bij het eindigen van het erfpachtsregt, alle ge-bouwt.., werken en beplantingen, tot welker terugneming de erfpachter bevoegd is, terug te houden, tot dat deze hem h(^ verschuldige ten volle voldaan heeft (art. 725).

Erfpachtsregt gaat te niet op dezelfde wijze, als opzig-telijk het regt van opstal bepaald is (art. 736).

Van Gondreulen en Tienden.

Door grondrenten wordt verstaan eene schuldpligtigheid. hetzij in geld, hetzij in voortbrengselen of vruchten, welke de eigenaar van een stuk onroerend goed daarop vestigt of, bij de vervreemding of vermaking van hetzelve, ten zijnen vóordeele of ten voordeele van een derde, voorbehoudt.

De titel van aankomst moet op dezelfde wijze, als die waarbij het erfpachtsregt verkregen wordt, worden openbaar gemaakt (art. 737 B. W. en art. 26 Transit. bep.J.

Tiendregt bestaat in het regt, om een tiende gedeelte (of zoodanig gedeelte als bij de vestiging of voorbehouding van hetzelve bepaald is) te heffen, van iedere inzameling van zoodanige vruchten, welke, volgens het gebruik der plaats, aan tiendpligtigheid onderworpen zijn; of zoodanige uitkeering in geld als, volgens dat gebruik, we-

-ocr page 244-

201

gens sommige vruchten, in plaats van tienden in naLura voldaan wordt (artt. 740 en 741).

Grondrenten, mitsgaders tienden en andere dergelijke scnuldpligtigheden kunnen altijd worden afgekocht, al ware ook het tegendeel uitdrukkelijk bedongen ; echter zijn grondrenten en tienden, aan den lande op te brengen, zonder uitdrukkelijke bewilliging der regering, niet afkoopbaar (artt. 751 en 755).

Het regt van grondrenten en van alle andere dergelijke schuldpligtigheden gaat verloren;

1°. Door vermenging, wanneer derenten of schuldpligtig-heid en de eigendom van den grond in dezelfde hand komen;

2°. Door onderlinge overeenkomst;

3°. Door afkoop;

4°. Door verjaring,

5°. Door het niet te gaan van den grond (art. 754).

De bovenstaande bepalingen zijn alleen toepasselijk op grondrenten, tienden en andere schuldpligtigheden, welke na de invoering van het B. W. zijn gevestigd of voorbehouden (art. 755).

Van Vruchtgebruik.

Vruchtgebruik is een zakelijk regt, om van eens anders goed de vruchten te trekken, alsof men zelf eigenaar daarvan was, mits zorgende, dat de zaak-zelve in stand blijve (art. 756).

De titel van aankomst, moet, wanneer het vruchtgebruik van een onroerend goed geldt, op dezelfde wijze, als die waarbij het erfpachtsregt verkregen wordt, worden openbaar gemaakt; wanneer het een roerend goed geldt, wordt door de levering het zakelijk regt geboren (art. 760 B. W. en art. 20 Transit bep.)

Vruchtgebruik wordt verkregen:

lp. Door de wet;

2°. Door den wil des eigenaars (art. 759).

Vruchtgebruik kan gevestigd worden ten behoeve van een of meerdere bepaalde personen, ten einde daarvan het

-ocr page 245-

202

genot te hebben, hetzij gezamenlijk, hetzij bij opvolging, in welk laatste geval het vruchtgebruik alleen genoten wordt door de personen, welke in leven zijn op het oogen-blik dat het regt van den eersten vruchtgebruiker zijn aanvang neemt (art. 758).

De voornaamste regten van een vruchtgebruiker bestaan: 1°. Om alle soorten van vruchten te genieten, die van het goed, waarvan hij het vruchtgebruik heeft, voortkomen (art. 761).

2quot;. Om de loopende renten te ontvangen, wanneer het een vruchtgebruik is vau eene lijfrente (art. 7B1).

3». Om, of in persoon zijn regt uit te. oefenen, of het aan vruchtgebruik onderworpen goed te verhuren of te verpachten, volgens het plaatselijk gebruik en de gewoonte der eigenaars en, bij gebreke van dien, huizen voor geen langeren tijd dan voor vier. en landerijen dan voor zeven jaren (art. 772).

4.°. Om het genot van zijn vruchtgebruik te verkoopen,

te bezwaren of om niet af te staan (art. 772).

5°. Even , alsof hij zelf eigenaar was, het genot te hebben vau alle regten, die den eigenaar toekomen (art. 774). Op den vruchtgebruiker rust de verpligting, 1». Om, ten zijnen koste en in tegenwoordigheid van den eigenaar, of deze ten minste behoorlijk opgeroepen zijnde, eene beschrijving der voerende en een staat der onroerende goederen, welke aan het vruchtgebruik onderworpen zijn, te doen opmaken (ait. 7S.3) \')

2- Om persoonlijke of zakelijke, geregtelijk goedgekeurde zekerheid te stellen, dat bij als een goed huisvader van de zaak gebruik zal maken . en dezelve m nalura of m waarde zal teruggeven (artt. 757 eu 784) t).

*) De beschrijving en staat, kunnen onderhands worden opgemaakt, indien de eigenaar tegenwoordig is (art. 783). , ■ ,

) Alleen dan, wanneer dc eigenaar met dc gestelde zekerheid geen genoegen neemt, /.al dezelve geregtelijk moeten worden goedgekeurd. Alhoewel de wet den tijd hiertoe niet bepaalt, is liet duidelijk, dat aan deze verpligtingon, hij den aanvang van het genot, moet worden voldaan.

-ocr page 246-

2Ü3

De vruchtgebruiker kan, bij de acte, waarbij het vruchtgebruik wordt daargesteld, van de verpligting om zekerheid te stellen, worden ontheven; doch tot het maken van de beschrijving en den staat der goederen is hij altijd verpligt (artt. 7S3 en 785).

Zoo lang de vruchtgebruiker geenezekerheid stelt, heeft de eigenaar het regt om het aan het vruchtgebruik onderworpen goed, mits van zijne zijde zekerheid stellende, zelf te besturen, en zulks onder de verpligting om jaarlijks, en bij het eindigen van zijn beheer, aan den vruchtgebruiker rekening en verantwoording te doen en het slot van rekening uit te keeren (artt. 780 en 790).

In geval noch de vruchtgebruiker, noch de eigenaarde gevorderde zekerheid kan stellen, moeten de onroerende goederen worden verhuurd, verpacht of onder het beheer van een derde gesteld, de eetwaren en andere zaken, waarvan men geen gebruik kan maken , zonder die te verteren, moeten verkocht en de prijs daarvan , even als de geldsommen, onder het, vruchtgebruik begrepen, belegd worden. Derenten dezer geldsommen, mitsgaders de huur- en paclnpen-ningen, behooren aan den vruchtgebruiker (art. 78fi).

Behalve zij, die bij de acte-zelve, waarbij het vruchtgenot is daargesteld, van het stellen van zekerheid zijn vrijgesteld, zijn mede niet aan die verpligting onderworpen :

1°. De vruchtgebruiker eener lijfrente;

i0. De ouders, die het wettelijk vruchtgenot van de goederen hunner kinderen hebben;

3°. Degenen, welke hun goed, onder voorbehoud van vruchtgebruik, hebben verkocht of ten geschenke gegeven;

1°. De vruchtgebruiker van zaken , die onder het beheer van andere personen zijn gesteld;

5°. De vruchtgebruiker van roerende zaken, die onder het gebruik verminderen, mits hij onder eede verklare, dat hij geene zekerheid heeft kunnen vinden, cu belove, dat bij de goederen, bij het einde des vruchtgebruiks, zal terugleveren (artt. 764, 785 en 7S7).

Gedurende den tijd van zijn genot, rusten op den vruchtgebruiker de volgende verpligtingen:

-ocr page 247-

204

1°, Om de gevjouG repsiratiön tot onderhoud te doen en ook de grove, bijaldien die door verzuim van gewoon onderhoud veroorzaakt zijn (art. 793).

2°. Om alle jaarlijksche eu gewone lasten van het erf te voldoen, gelijk grondrenten, belastingen en andere, die gewoonlijk als lasten der vruchten worden beschouwd art. 796).

3°. Om aan den eigenaar interessen te betalen van de door dezen betaalde buitengewone lasten (art. 797).

4°. Om, indien hij een algemeen vruchtgebruik onder aigemeeneu titel heeft 1), met en benevens de eigenaar de schulden te betalen, welke door het goed moeten worden opgebragt (art. 798).

5°. Om aan den eigenaar kennis te geven, wanneer een derde zich eenige onwettige aanmatiging op het erf veroorlooft, of op e.ene andere wijze de regten van den eigenaar tracht te verkorten (art. 802).

6°. Om, wanneer hij het vruchtgebruik van een schip heeft, hetzelve, in geval eener buitenlandsche reis, te doen

verzekeren (art. 806).

7°. Om, bij het eindigen van zijn vruchtgebruik, de zeiken, van welke hij het genot gehad heelt, over te geven in den staat, waarin die zich alsdan bevinden, of wel, indien onder het vruchtgebruik verbruikbare zaken zijn begrepen geweest, eene gelijke hoeveelheid, hoedanigheid en waarde, of den prijs, waarop dezelve zijn of worden geschat

(artt. 782 en 757).

8°. Om te vergoeden de door hem aangebragte schade, met het regt echter om daarbij in rekening te brengen de door hem aanbragte verbeteringen (art. 782 en 779).

Zij, die benoemd zijn om als bewindvoerders de aan vruchtgebruik onderworpen goederen te besturen, zijn gehouden :

1°. Om, alvorens hun bewind te aanvaarden, persoon-

1

Een vruchtgebruik onder algemeenen titel is van een zeker aandeel in den geheelen boedel.

Een algemeen vruobtgebruik is van den geheelen boedel.

-ocr page 248-

ijüa

lijke of zakelijke, geregtelijk goedgekeurde zekerheid te stellen (art. 789).

2°. Om te waken voor de regten des eigenaars en voor die van den vruchtgebruiker (art. 803).

3°. Om jaarlijks aan den vruchtgebruiker rekening en verantwoording te doen, mitsgaders het slot van rekening uit te keeren.

4°, Om, bij het eindigen van hun beheer, rekening en verantwoording af te leggen, zoowel aan den eigenaar als aan den vruchtgebruiker (art. 790).

Het vruchtgebruik eindigt:

1°. Door den dood van den vruchtgebruiker ;

3°. Wanneer de tijd tot welken, of de voorwaarden, waaronder hetzelve is toegestaan , verloopen of vervuld zijn;

3°. Door vermenging, wanneer de bloote eigendom en bet vruchtgebruik zijn gekomen in dezelfde hand;

4°. Door afstand van den vruchtgebruiker, ten behoeve van den eigenaar;

5°. Door verjaring, wanneer de vruchtgebruiker gedurende dertig jaren van zijn regt geen gebruik heeft gemaakt:

6°. Door den geheelen ondergang der zaak, waarop het vruchtgebruik is gevestigd (art. S07).

Het vruchtgebruik, teu voordeele van verscheiden personen gezamenlijk gegeven, houdt eerst op met den dood van den laatste, terwijl het vruchtgebruik aan een zedelijk ligchaam (welk vruchtgebruik nimmer langer dan dertig jaren duren kan) door de ontbinding van hetzelve te niet gaat (artt. 808 en 110).

Van het Gébruik en de Beiooning.

Het regt van gebruik en dat van bewoning zijn zakelijke regten, welke verkregen worden en te niet gaan op dezelfde wijze als het vruchtgebruik (art. 818).

Het regt van gebruik wordt verleend op erven en onver-bruikbare roerende zaken; dat van l)ewoning op gebouwen. Zaken, welke door het gebruik verloren gaan, kunnen geen onderwerp uitmaken van het regt van gebruik, doch in-

-ocr page 249-

•206

dien dat regt op soortgelijke zaken is toegestaan, wordt hetzelve als vruchtgebruik beschouwd (art. 822).

Het regt van gebruik en dat van bewoning worden geregeld naar den titel, waarbij dezelve zijn daargesteld; indien bij dien titel geene bepalingen omtrent de uitgestrektheid dier regten gemaakt zijn, worden dezelve geregeld als volgt: 1°. Wanneer het gebruik is toegestaan op een erf, heeit de gebruiker het regt, om daarvan zoo vele vruchten te trekken, als hij voor zich en zijn huisgezin noodig heeft; in dat geval heeft hij ook het genot der erfdienstbaarheden , doch niet van de jagt en de visscherij (artt. 821 en 825).

2°. Wanneer het gebruik op beesten is toegestaan, heeft de gebruiker het regt, om daarmede zijn werk te doen, en de melk, voor zoo verre de behoefte van hem en zijn huisgezin vordert. alsmede den mest te gebruiken, doch hij heeft geenszins het genot van de wol of de jongen der beesten (art. 824).

3°. Wanneer een huis ten gebruike of ter bewoning is gegeven, heeft dc gebruiker het regt, om daarvan met zijn huisgezin (zelfs al ware hij op het tijdstip van de verkrijging van dit regt ongehuwd geweest) zoodanig gedeelte te bewonen, als noodzakelijk is (art. 826).

-i.0. Wanneer het gebruik van bosschen en beplantingen is toegestaan, heeft de gebruiker het regt, om zich van het doode hout te bedienen en om van het hakhout te. nemen, hetgeen voor hem en zijn huisgezin noodig is (art. 829).

De regten van gebruik en bewoning mogen niet aan derden worden afgestaan of verhuurd (artt. 823 en 827 . De gebruiker of bewoner is verpligt ■

;o. Om, indien hij daarvan bij de acte niet is vrijgesteld, zekerheid te stellen;

2°. Om een staat of beschrijving op te maken; 3°. Om de zaak te genieten als een goed huisvader, 1°. Om geheel, of naar evenredigheid van zijn genot, de kosten van bebouwing, de herstellingen tot onderhoud, mitsgaders de belastingen en andere lasten te dragen, naar

-ocr page 250-

20?

gelang hij geheel of gedeeltelijk \'net regt van gebruik of bewoning heeft;

5°. Om, bij het eindigen van zijn regt, de zaak terug te geven (artt. 812 en 828).

Van Erfopvolgin;/ hj versterf.

Erfopvolging bestaat in het regt, om een overleden persoon van regtswege op te volgen in al zijne goederen, regteii en regtsvorderingen, onder verpligting om, in evenredigheid van het erfdeel, zijne schulden, legaten en andere lasten te betalen (artt. 830, 833 en 1100).

Men onderscheidt erfopvolging:

1°. In erfopvolging bij versterf, wanneer men, uit kracht der wet, tot iemands erfenis geroepen wordt (art. 832).

2°. In erfopvolging bij uitersten wil, wanneer de overledene, bij uiterste wilsbeschikking, wettigüjk over zijne goederen beschikt heeft (art. S7-t).

Indien verscheiden personen, van welke de een tot des anders erfenis geroepen is, door een en hetzelfde ongeval of on denzelfden dag omkomen, zonder dat men weten kunne, wie het eerst gestorven zij, worden zij vermoed op hetzelfde oogenblik gestorven te zijn, en heeft er geen overgang van erfenis van den eenen ten behoeve van den anderen plaats (art. ^3i).

Tot de erfenis worden door de wet geroepen:

1°. !)e wettige en de natuurlijke bloedverwanten;

2°. Bij gebreke van dezen, de langstlevende echtgenoot (art. 832).

Bij gebreke van bloedverwanten en van een overblij-venden echtgenoot, vervallen de goederen aan den lande, onder den last om de schulden te voldoen, voor zoover de waarde dier goederen toereikende is. Het land treedt niet gelijk de erfgenamen van regtswege in het bezit der goederen, maar moet zich daarin door den regter doen stellerquot; (artt. 832 en 833).

Als erfgenamen kunnen niet optreden zij, die op het

-ocr page 251-

208

oo^eubhk, dat de erfenis openvalt, niet bestaan of nog niet ontvangen zijn artt. 2 en 836).

Bij artt. 837 en 910 van \'het B. W, was, in overeenstemming met artt. 884 en 957 der Nederlandsche wetgeving, de onbevoegdheid aangenomen van den vreemdeling, om als erfgenaam op te treden in de goederen, welke zijn bloedverwant, hetzij die ingezetene van Ned.-Indië ware of niet, in Ned.-Indië bezit, dan alleen in de gevallen, waarin een ingezetene van Ned.-Indië van zijnen bloedverwant, goederen in het land van dien vreemdeling bezittende, zoude kunnen erven, en op dezelfde wijze. Art. I-O der Transit, bepalingen heeft echter bepaald, dat genoemde artikelen buiten werking zonden blijven, zoodat vreemdelingen in Ned.-Indië even als Nederlandsche ingezetenen bevoegd zijn, om tot erfgenamen te worden benoemd en als zoodanig op te treden.

Als onwaardig om erfgenamen te zijn, worden beschouwd en als zoodanig van de erfenis uitgesloten:

1°. Hij, die veroordeeld is ter zake, dat hij den overledene heeft omgebragt of getracht heeft om te brengen;

2°. Hij, die bij regterlijke uitspraak overtuigd is, tegen den erflater lasterlijk te hebben ingebragt eene beschuldiging van een misdrijf, waartegen eene onteerende straf is bedreigd;

3°. Hij, die den overledene door geweld of feitelijkheid belet heeft, zijn uitersten wil te maken of te herroepen;

4°. Hij, die den uitersten wil van den overledene heeft verduisterd, vernietigd of vervalscht (art. S38).

Kinderen van een onwaardig verklaarden persoon, uit eigen hoofde 1) tot de erfenis komende, zijn door de schuld hunner ouders niet uitgesloten (art. 840).

Plaatsvervulling geeft, aan den vertegenwoordigenden persoon het regt om te treden in de plaats, in den graad en

1

Vit eigen hoof Je beteekent, wanneer zij, als naaste bloedverwanten van den erflater, alleen tot de erfenis geroepen worden, dewijl er, in dat geval, ten hunnen behoeve nimmer plaatsvervulling mag plaats hebben.

-ocr page 252-

209

in de vegten van dengene, die vertegenwoordigd wordt. Niemand kan echter voor een levenden persoon bij plaatsvervulling optreden (art. SU en 847).

Plaatsvervulling wordt toegelaten:

1°. In de regte nedergaande linie in het oneindige (art. 843).

2°. In de zijdlinie, ten voordeele van kinderen en nakomelingen van des overledenen broeders en zusters (art. S-J4).

3°. In iedere erfopvolging van zijdmagen, wanneer nevens dengene die den erflater het naast in den bloede bestaat, er nog kinderen of nakomelingen aanwezig zijn van vooroverleden broeders of zusters van den naasten bloedverwant (art. 845).

Ten opzigte van naastbestaanden in de opgaande linie bestaat er geene plaatsvervulling. De naaste in ieder dei-beide liniën sluit ten allen tijde dengene uit, die in eenen verderen graad is (art. 843).

Een kind ontleent niet van zijne ouders het regt, om hen te vertegenwoordigen, en men kan zelfs dengene vertegenwoordigen, wiens boedel men niet heeft willen aanvaarden (art. 848) 1).

In al de gevallen, waarin plaatsvervulling wordt toegelaten , heeft de verdeeling bij staken plaats; indien dezelfde staak verscheidene takken heeft voortgebragt, geschiedt de onderverdeeling in iederen tak wederom bij staken, en onder de personen in denzelfdeu tak geschiedt de verdeeling bij hoofden (art. 8\'46).

Alle erfenissen, welke, hetzij geheel, hetzij voor een gedeelte, aan bloedverwanten in de opgaande of zijdlinie te beurt vallen, worden in twee gelijke deelen gekloofd, waarvan het eene aan de nabestaanden in de vaderlijke, en het andere aan die in de moederlijke linie te beurt valt, behoudens de bepalingen van erfopvolging, ten aanzien van

1

Zoo kan een kind, dat de nalatenschap zijns vaders verworpen heeft, echter naderhand zijn vader vertegenwoordigen en alzoo dc erfenissen beuren, waartoe deze, nog in leven zijnde, zoude geregtigd geweest zijn.

-ocr page 253-

210

ouders in de nalatenschappen hunner, zonder nakomelingschap, overleden kinderen (artt. 850, 8Ö4-, 855 en 859).

Tot eene erfenis worden, bij uitsluiting van alle andere bloedverwanten, door de wet geroepen:

1°. Des overledenen kinderen of hunne afstammelingen, zonder onderscheid van kunne of eerstgeboorte, en zelfs wanneer zij uit verschillende huwelijken verwekt zijn \'art. 852).

2°. Bij gemis van nakomelingen, des overledenen ouders alleen, of gezamelijk met deazelfs broeders en zuster» of der-zeiver afstammelingen, indien hij die heeft nagelaten (art, 854).

3°. Wanneer noch nakomelingen, noch ouders aanwezig zijn, des overledenen broeders en zusters of derzelver afstammelingen (art. 85fi).

-tquot;. Bij gebreke van nakomelingen, ouders, broeders en zusters of hunne afstammelingen, des overledenen bloedverwanten in de opgaande linie (art. 853).

5°. Zoo de overledene geene nakomelingen, ouders en broeders en zusters of hunne afstammelingen, en ook geene bloedverwanten in ééne der beide opgaande liniën heeft nagelaten, deszelfs in leven zijnde bloedverwanten in de eene opgaande linie voor de eene helft en deszelfs zijdmagen in de andere linie voor de wederhelft (art. 858).

B0. Bij gebreke van nakomelingen, ouders, broeders en zusters of hunne afstammelingen en van nabestaanden in beide opgaande liniën, des overledenen naaste bloedverwanten in iedere zijdlinie (art. 858).

De verdeeling eener nalatenschap tusschen kinderen of hunne afstammelingen geschiedt:

1°. Voor gelijke deelen bij hoofden, wanneer zij allen in den eersten graad zijn en uit eigen hoofde geroepen worden.

iquot;. Bij staken, wanneer allen of een gedeelte hunner bij plaatsvervulling opkomen (art. 852).

Wanneer beide de ouders gezamenlijk met des overledenen broeders en zusters of hunne afstammelingen erven, geschiedt de verdeeling:

1°. Een derde gedeelte voor iedere der ouders, indien de

-ocr page 254-

211

overledene slechts éénen broeder ol\' éétie zuster heeft achtergelaten, welke tot het overblijvende derde gedeelte ge-regtigd is;

2°. Een vierde gedeelte voor ieder der ouders, indien er twee of meer zijn achtergelaten, aan welken alsdan de overige twee vierde gedeelten te beurt vallen (art. S55).

Wanneer slechts één der ouders, gezamenlijk niet des overledenen broeders en zusters of hunne afstamnielingen, overblijft, bekomt de langstlevende vader of moeder :

1°. De helft der nalatenschap, indien de overledene slechts één broeder of ééne zuster achterlaat;

2°. Een derde derzelve, indien hij er twee achtergelaten heeft, en

3°. Ken vierde derzelve, indien er meerdere broeders of zusters achtergebleven ziju.

De overige deelen vallen aan de broeders en zusters te beurt (art. 855).

De nalatenschap van iemand, die noch afkomelingen, noch broeders en zusters of hunne afstammelingen heeft achtergelaten, behoort aan den vader en de moeder, ieder voor de helft, wanneer beiden nog in leven zijn, en aan den langstlevende van hen voor het geheel , indien één hunner vóóroverleden is (artt. 853 en 859).

l)e verdeeling eener nalatenschap tnsschen broeders en zusters geschiedt volgender wijze:

Indien zij allen van hetzelfde bed zijn, voor gelijke deelen;

Indien zij uit verschillende huwelijken zijn voortgesproten, wordt hetgeen zij erven in twee gelijke deelen, tus-scben de vaderlijke en de moederlijke liniën des overledenen verdeelt; de volle broeders en zusters bekomen hun deel in beide de liniën, en die van halven bedde slechts in de linie, tot welke zij behooren.

Indien er niet dan halve broeders of zusters, van éénen kant slechts, zijn achtergebleven, bekomen zij de geheele nalatenschap, met uitsluiting van alle andere bloedverwanten in de andere linie (art. 857).

-ocr page 255-

212

Tusschen bloedverwanten in de opgaande linie, wordt de erfenis verdeeld in twee gelijke deelen, één deel voor den naaste in graad in de vaderlijke, en één deel voor den naaste in graad in de moederlijke linie.

Bloedverwanten in de opgaande linie, van denzelfden graad, erven bij hoofde (art. 853).

Tusschen bloedverwanten in de zijdlinie, worden de naaste bloedverwanten in iedere zijdlinie, ieder voor de helft, tot de erfenis geroepen (art. 858).

Indien er in dezelfde zijdlinie bloedverwanten van denzelfden graad gevonden worden, deelen zij onder elkander bij hoofden, behoudens het geval, dat er afkomelingen van vóór-overledene broeders of zusters van die naaste bloedverwanten aanwezig zijn, ten wiens behoeve de wet plaatsvervulling toelaat, in welk geval de verdeeling bij staken plaats heeft (artt. 845, 846 en 858).

Bloedverwanten, welke den overledene vorder dan in den twaalfden graad bestaan, erven niet.

Indien in de eene linie geene bloedverwanten van den graad, waarin men erven kan, gevonden worden, bekomen de bloedverwanten in de andere linie de geheele erfenis (art. 861).

Wettelijk erkende natuurlijke kinderen erven van hunne ouders:

1°. Een derde van het aandeel, hetwelk zij zouden gehad hebben, indien zij wettig waren geweest, wanneer de overledene wettige afstammelingen heeft achtergelaten 1).

2°. De helft der nalatenschap, indien do overledene geene afstammelingen, maar wel bloedverwanten in de opgaande linie, of broeders en zusters of derzelver afstammelingen heeft achtergelaten.

1

]3. v. Iemand laat na eene erfenis van ƒ 12000, welke tusschen één overblijvend wettig en één wettelijk erkend natuurlijk kind moet worden verdeeld. Nu zoude het natuurlijk kind, wettig geweest zijnde, de helft der nalatenschap of ƒ 6000 gebeurd hebben, doch thans kan hij daarin slechts vooras off 2000 opkomen.

-ocr page 256-

213

3°. JDrie vierden, indien er slechts nabestaanden in eenen verderen graad zijn overgebleven.

In deze gevallen wordt het overschot der nalatenschap tusschen de wettige erfgenamen verdeeld.

Indien de wettige erfgenamen den overledene in ongelijke graden bestaan, bepaalt de naaste in de eene linie, zelf ten aanzien dergenen, die zich in de andere linie bevinden, de hoegrootheid van het aandeel, hetwelk aan het natuurlijk kind verschuldigd is 1)•

4°. üe geheele nalatenschap, indien de overledene goenen bloedverwant in den graad, waarin men erven kan, heeft nagelaten (art. Sö3—S(i5).

In geval een natuurlijk kind vooroverleden is, zijn des-zelfs wettige kinderen en afstammelingen bevoegd de boven aan hunne ouders toegekende voordeden te vorderen (art. 866).

De wet kent aan een natuurlijk kind geen regt hoege-genaamd toe op de goederen der bloedverwanten van zijne ouders, tenzij een dier bloedverwanten kwam te overlijden, zonder nabestaanden in den erfelijken graad of langstlevenden echtgenoot achter te laten, in welk geval het erkende natuurlijke kind, met uitsluiting van den lande, de nalatenschap vermag te vorderen (artt. 872 en 873).

Aan in overspel of in bloedschande verwekte kinderen verleent de wet alleen het noodige levensonderhoud, hetwelk overeenkomstig de gegoedheid des vaders of dei-moeder, en naar het getal en de hoedanigheid der wettelijke erfgenamen, geregeld wordt. Bijaldien de vader of moeder, bij hun leven, aan een zoodanig kind het noodige levensonderhoud heeft verzekerd, kan hetzelve geene ver-dere aanspraak hoegenaamd op de nalatenschap van des-zelfs vader of moeder maken (artt. 867—869).

1

B. v. De erflater laat achter één wettelijk erkend natuurlijk kind, een grootvader van moederszijde en eene oud-moei van vaderszijde. Nu bepaalt de grootvader van moederszijde, als de naaste bloedverwant, de hoegrootheid van het erfdeel van het natuurlijk kind, hetwelk alzoo de helft der nalatenschap bedraagt.

-ocr page 257-

De nalatensclinp van een natuurlijk kind, zonder na-komelingichap overleden, vervalt:

quot;1°. Aan den vader of aan de moeder, die hetzelve erkend heeft, of aan ieder hunner voor de helft, indien het, door beide is erkend geweest (art. 870).

2°. In geval van vóó roverlij den van deszelfs ouders, keeren de goederen, welke het natuurlijke kind uit de nalatenschap zijner ouders verkregen heeft, indien zij nog in natura in den boedel aanwezig zijn, terug tot de wettige afstammelingen van zijnen vader of zijne moeder 1}, even als de actiën tot terugvordering, zoo die bestaan , en de koopprijs der goederen, welke vervreemd zijn, indien die nog verschuldigd is: de overige goederen gaan over tot zijne natuurlijke broeders en zusters, of tot hunne wettige nakomelingen (art. 87]).

3°. Bij gebreke, van deze, aan den langstlevenden echtgenoot (art. 873).

4°. Wanneer ook deze niet bestaat, aan de naaste bloedverwanten van zijnen vader of van zijne moeder, welke hetzelve erkend heeft, of van beide zijne ouder», ieder voor de helft, indien hetzelve door beiden erkend is (art. 873). 5°. Bij gemis van die allen, aan den lande (art. 873].

Tan uiterste willen.

§ 1. Algemeene bepalingen.

Een testament of uiterste wil is eene acte, houdende de verklaring van hetgeen iemand wenscht, dat na zijnen dood zal geschieden, en welke acte door hem kan worden herroepen (art. 875).

Uiterste wilsbeschikkingen ten aanzien van goederen zijn: i0. Algemeen.

1

Men lette wel op, dat deze terugvordering alleen door de wettige afstammelingen, en geenszins ook door bloedverwanten in de opgaande of zijdlinie van de ouders van het natuurlijk kind. kan geschiedeu.

-ocr page 258-

215

2°. Onder eenen algenieenen titel.

3°. Onder eenen bijzonderen titel (art. S76).

Eene algetneene bescliikking is die, waarbij iemand tot algeheelen erfgenaam, of verscheidene personen tot gezamenlijke, eenige en algeheele erfgenamen benoemd worden.

Eene beschikking onder algenieenen titel is die, waarbij iemand tot erfgenaam voor een bepaald gedeelte der nalatenschap wordt gesteld.

Eene beschikking onder een bijzonderen titel is die, waarbij aan iemand een legaat vermaakt wordt.

Een uiterste wilsbeschikking ten voordeele van de naaste bloedverwanten of liet naaste hloed van den erflater, zonder verdere aanduiding, wordt geacht te zijn gemaakt ten voordeele van zijne door de wet geroepen erfgenamen (art.

877).

De uiterste wilsbeschikking ten voordeele van de armen, zonder andere aanduiding, wordt geacht gemaakt te zijn ten behoeve van al de noodlijdenden, zonder onderscheid van godsdienst, welke in de plaats, alwaar de erfenis is opengevallen, door armen-inrigtingen bedeeld worden (art.

878).

Aan eene uiterste wilsbeschikking zullen ook voorwaarden, mits niet onverstaanbaar, onmogelijk of strijdende met de wetten of goede zeden, (welke voor niet geschreven moeten worden gehouden), kunnen verbonden worden (art. 888).

De vermelding van eene valsche beweegreden wordt voor niet geschreven gehouden, tenzij uit den uitersten wil blijken mogt, dat ds erflater de beschikking niet zoude hebben gemaakt, indien hij van de valschheid der beweegreden had kennis gedragen (art. 890).

De vermelding van eene, hetzij ware, hetzij valsche beweegreden, die echter met de wetten of de goede zeden strijdt, maakt de erfstelling of het legaat nietig (art. 891).

Uiterste willen, gemaakt ten gevolge van dwang, bedrog of arglist, zijn nietig (art. 893).

-ocr page 259-

216

§ 3. Van de b e k w a a m h e i d. o in b ij uitersten wil te beschikken of daaruit voordeel te genieten.

Tot het maken of herroepen van een uitersten wil moet men zijne verstandelijke vermogens bezitten (art. 895).

Minderjarigen, die den vollen ouderdom van achttien jaren niet hebben ber-eikt, mogen geen uitersten wil maken (art. 897).

Als ongeoorloofde beschikkingen beschouwt de wet de zoodanigen, welke gemaakt zijn:

1°. Door een minderjarige, ten voordeele van deszelfs voogd, geen bloedverwant in de opgaande linie zijnde.

3quot;. Door een meerderjarige, ten behoeve van zijn voogd, geen bloedverwant in de opgaande linie zijnde, wanneer de beschikking is gemaakt vóór het afleggen en sluiten der voogdijrekening (art. 004).

3°. Door minderjarigen, ten voordeele van hunne leermeesters, gouverneurs of gouvernanten, welke met hen Ie zamen wonen, of van hunne onderwijzers of onderwijzeressen, bij welke zij in den kost zijn besteed, uitgezonderd beschikkingen tot vergelding van gedane diensten , bij wijze van legaat gemaakt (art, 905).

-1°. Ten behoeve van zoodanige geneesheeren, heelmeesters, apothecars en andere personen de geneeskunde uitoefenende, alsmede bedienaars van de godsdienst, welke den erflater gedurende de ziekte, waaraan hij overleden is, hebben bediend of bijgeitaan, in geval de beschikkingea gedurende den loop dier ziekte zijn gemaakt, uitgezondeid beschikkingen :

a. Tot vergelding van gedane diensten, bij wijze van legaat gemaakt;

h. Ten voordeele van den echtgenoot van den erflater; c. Ten voordeele van des erflaters bloedverwanten tot in den vierden graad, wanneer hij geene erfgenamen in de regte linie heeft nagelaten, ten ware de hevoordeel-de-zelf onder het getal dier erfgenamen mogt behoo-ren (art. 906).

-ocr page 260-

217

5°. Ten voordeele van den notaris, die den uitersten wil, bij welken die beschikkingen zijn gemaakt, bij openbare acte heeft verleden, en de getuigen, die daarbij zijn tegenwoordig geweest (art. 907).

Indien ouders wettige en ook natuurlijke, docli wettig-lijk erkende, kinderen nalaten, zullen deze laatsten uit de uiterste wilsbeichikkingen hunner ouders niet meer mogen genieten dan hun, zoo als wij boven op bladz. 212 gezien hebben, bij de wet is toegekend 1).

Overspelers of overspeelsters en hunne medepligtigen kunnen uit elkanders uitersten wil geen voordcel genieten, mits van het overspel, vóór het overlijden van den erflater, door een regterlijk gewijsde gebleken zij (art. 909).

Eene uiterste wilsbeschikking, gemaakt ten voordeeie van iemand, die onbekwaam is om te erven, i» nietig, zelfs wanneer de beschikking mogt zijn gemaakt op den naam vau een tusschenbeide komenden persoon, als hoedanig beschouwd worden, de vader en de moeder, de kinderen en de afstammelingen, benevens de echtgenoot van dengene, die onbekwaam is om te erven (art. 911).

Uit den uitersten wil zullen alsmede geen voordeel kunnen genieten:

1°. Hij, die veroordeeld is, omdat hij dan erflater heeft omgebragt;

2°. Hij, die den uitersten wil des erflaters heeft verdonkerd. vernietigd of vervalscht;

3°. Hij, die den erflater door geweld of dadelijkheden belet heeft, zijn uitenten wil te herroepen of te veranderen;

1°. De mede-echtgenoot en kinderen van de hierbovenge-noemde personen (art. 912).

Makingen bij uiterste wilsbeschikking, ten behoeve van openbare instellingen, godsdienstige geitichten, kerken of

10

1

Uit deze bepaling vloeit dus voort, dat de erflater, bijaldien hij geene wettige afstammelingen achterlaat, zijn natuurlijk wettelijk erkend kind, des verkiezende, zijne geheele nalatenschap, behoudens het wettelijk erfdeel, den bloedverwanten in de opgaande linie toekomende, kan vermaken.

-ocr page 261-

218

armeninrigfcingen, hebben geen gevolg dan voor zoo ver de gouverneur-generaa! aan bewindvoerders dier gestichten de magt zal hebben verleend, om die aan te nemen (art, 000).

Een echtgenoot kan geen voordeel genieten door de uiterste wilsbeschikking van zijne mode-echtgenoot, indien het huwelijk zonder behoorlijke toestemming mogt zijn aangegaan , en de erflater gestorven is op een tijdstip, waarop de wettigheid van dat huwelijk te dier oorzake nog in regten kon worden betwist, (artt. 91 en 901).

De man of de vrouw, die, kinderen uit een vroeger bed hebbende, een tweede of verder huwelijk heeft aangegaan, kan bij uitersten wil aan zijnen lateren echtgenoot niet meer geven dan het minste gedeelte, hetwelk één der wettige kimleren geniet, en zonder dat, in eenig geval, de beschikking het vierde deel van zijne goederen mag te boven gaan (art. 90^).

Echtgenooten kunnen, ten opzigte van de goederen, welke in gemeenschap zijn, niet verder beschikken dan over het aandeel, dat ieder hunner in de gemeenschap heeft. Indien echter eenig goed uit de gemeenschap is gemaakt, kan de legataris hetzelve niet in natura vorderen, indien dat goed niet aan de erfgenamen van den erflater is aan-bedeeld. In dat geval, wordt de legataris schadeloos gesteld uit het aandeel in de gemeenschap, aan de erfgenamen van den erflater aangekomen en, bij ongenoegzaamheid, uit de goederen aan die erfgenamen persoonlijk toe-behoorende (art. 903).

Zoo als wij reeds boven op bladz. 20S gezien hebben, zijn vreemdelingen in Ned.-lndië bevoegd, voordeel uit uiterste willen te genieten.

§ -\'5. Van de legitime portie of het wet te\'ijk e r fd ee 1.

üe legitime portie of het wettelijk erfdeel is een gedeelte der goederen, hetwelk aan de bij de wet geroepen erfgenamen in de regte linie wordt toegekend, en waarover

-ocr page 262-

219

de overledene, noch bij gifte onder de levende», noch bij uitersten wil. heeft mogen beschikken (art. 913).

Alle zoodanige, giften of schenkingen , welke aan het wettelijk erfdeel mogten te kort doen, zullen, op vordering van de legitimarissen en derzei ver erfgenamen of regthebbenden, kunnen worden verminderd (art. 920).

In de nederdalende linie bestaat het wettelijke erfdeel:

1°. Indien de erflater slechts één wettig kind nalaat, in de helft va» de goederen, welke het kind bij versterf zou geërfd hebben;

2°. Indien er twee kinderen overblijven, in twee derde gedeelten van dezelve;

Squot;. In geval de overledene drie of meer kinderen nalaat, in drie vierden daarvan.

Onder den naam van kinderen worden begrepen afstam-lingen, in welken graad zij ook zijn; echter worden deze alleen gerekend in plaats van het kind, hetwelk zij in de nalatenschap van den erflater vertegenwoordigen (art. 914).

In de opgaande linie bedraagt het wettelijk erfdeel altijd de helft van hetgeen, volgens de wet, aan eiken bloedverwant in die linie bij versterf toekomt (art. 915) *).

Het wettelijk erfdeel van een natuurlijk, doch wettiglijk erkend kind, bestaat uit de helft van dat gedeelte, hetwelk de wet aan hetzelve in de nalatenschap bij versterf toekent (art. 916).

Bij gebreke, van bloedverwanten in de opgaande en nederdalende linie en van natuurlijke, wettiglijk erkende kinderen, mogen de giften, bij acte onder de levenden of bij uitersten wil gedaan, het geheele beloop der goederen van de nalatenschap bevatten (art. 917).

*) Men lette wel op, dat aan de bloedverwanten in de opgaande linie slechts dan een wettelijk erfdeel toekomt, wanneer zij door de wet als erfgenamen tot de nalatenschap worden geroepen, zoodat b. v-, wanneer de erflater slechts een grootvader er een broeder achterliet, eerstgenoemde geen aanspraak op eene legitime zoude kunnen maken, daar hij als erfgenaam door den broeder, aan wien geen wettelijk erfdeel wordt toegekend, zoude zijn uitgesloten. De erflater zoude dus in dat geval over zijne geheele nalateascltap kunnen beschikken (art, 856).

-ocr page 263-

220

Wanneer de beschikking, bij acte onder de levenden of bij uitersten wil gedaan, bestaat in een vruchtgebruik of eene lijfrente, waarvan het beloop het wettelijk erfdeel benadeelt, hebben de erfgenamen, aan welke dat erfdeel is toegekend, de keus of om deze beschikking uit te voeren, of wel om aan den begiftigde of legatarissen den eigendom van het beschikbaar gedeelte af te staan (art. 918).

Over de wijze van berekening van het wettelijk erfdeel en van inkorting en teruggave van giften, enz., welke het wettelijk erfdeel te kort doen, wordt bij artt. 920—926 van het B. W. gehandeld.

§ 4. Van den vo r rn der uiterste willen.

Geen uiterste wil kan bij dezelfde acte door twee of meer personen gemaakt worden, hetzij ten voordeele van een derde, hetzij onder den titel van eene wederkeerige of onderlinge beschikking (art. 980) 1)

1

De bepalingen omtrent de invoering van- en den overgang tot de nieuwe wetgeving, bepalen het navolgende:

1°. De regten, uit uiterste wilsbeschikkingen voortvloeijende, welke vóór de invoering van het B. \\V. (I Mei 184S) zijn gemaakt, worden naar dat wetboek geregeld, indien na deszelfs in werking brenging de erflater is overleden (art. 57 Transit, bep.-

2°. Testamenten, eene vaste dagteekening hebbende en door twee of meerdere personen in dezelve acte, onder de vroegere wetgeving, wettig-lijk gemaakt en, na de invoering der nieuwe wetgeving, met den dood bekrachtigd, blijven ten aanzien van dien vorm van kracht (art. 73 Transitbep.).

3°. De, vóór het tijdstip der invoering van de nieuwe wetgeving gemaakte, nuncupatieve testamenten houden slechts in zoo ver stand, als zij vóór dat tijdstip met den dood zijn bekrachtigd (art. 74 Transit, bep.j.

4C. Allen, die, overeenkomstig de bepalingen der vroegere wetgev.ng, onderhandsche beschikkingen van uitersten wil of codicillen hebben gemaakt vóór de invoering van het B. W., en mogten verlangen, dat dezelve van kracht blijven, zijn verpligt dezelve, binnen het jaar na de invosring der nieuwe wetgeving, aan eenen notaris in bewaring te geven , met inachtneming der bepalingen bij het B. W. omtrent do bewaargeving van olo-graphische testamenten voorgeschreven. Bij gebreke van dien zullen zoodanige beschikkingen alleen van kracht zijn, indien de erflater overleden is binnen het jaar na die invoering.

-ocr page 264-

aai

Een uiterste wil kan alleen worden gemaakt:

1°. Bij eene olographische of eigen handig geschreven acte;

2°. Bij eene openbare acte, of

3°. Bij eene geheime of gesloten beschikking (art. 9;il).

Een olographische uiterste wil moet met de hand des erflaters geheel geschreven en geteekend zijn, en door den erflater bij eenen notaris in bewaring worden gegeven.

De notaris, bijgestaan door twee getuigen, zal daarvan onmiddelijk eene , door hem met den erflater en de getuigen geteekende, acte van bewaargeving opmaken, hetzij aan den voet van den uitersten wil, indien dezelve open aan hem is ter hand gesteld, hetzij afzonderlijk, indien het stuk aan liein verzegeld mogt zijn aangeboden; in welk laatste geval de erflater, in tegenwoordigheid van den notaris en de getuigen, op den omslag moet aanteekenen en door zijne onderteekening bekrachtigen , dat hetzelve zijn uitersten wil bevat.

In geval de erflater door eenige verhindering, die na de onderteekening van den uitersten wil of van den omslag is opgekomen, den omslag of de acte v; bewaargeving, of wel beide, niet, kan teckenen, moet dc notaris daarvan, even als van de oorzaak des beletsels, melding maken (art. 932).

Zoodanig olographische uiterste wil, üuor den notaris zijnde in bewaring genomen, heeft dezelfde kracht als een

Zoodanige onderhandsche bcschikkingeu van uitersten wil of codicillen, welke onder de vroegere wetgeving gemaakt, doch niet op de voorschrevene wijze onder bewaring gesteld zijn, zullen daardoor nogtans niet krachteloos worden, wanneer de personen, door welke dezelve zijn gemaakt, bij de invoering der nieuwe wetgeving, of binnen het jaar na die invoering, door krankzinnigheid of andere overmagt, tot de vereisehte bewaargeving buiten staat geraakt zijn. Van deze bepalingen zijn uitgezonderd de beschikkingen, vermeld bij art. 935 van het B. W. (art. 75 Transit, bep.).

5°. De op het tijdstip van de invoering der nieuwe wetgeving met den dood bekrachtigde erfstelling over de hand, van den aard dergene, welk-bij het B. W. zijn verboden, zullen stand houden en afloopen overeen-van derzelver instelling (art. 76 Transit, bep,).

m

1 t*

iifa

If

li

I

II \'

w: ü

fis iü

-ocr page 265-

222

hij openbare acte gemaakt, en wordt gerekend gemaakt te zijn op den dag der acte van bewaargeving, zonder aanzien der dagteekening, welke zich in den uitersten wil-zelveii mogt bevinden (art, 93-\'5).

De olographische uiterste wil kan ten allen tijde door den erflater worden teruggevorderd, mits hij, ter verantwoording van den notaris, bij eene authentieke acte, van de teruggave doe. blijken. Door deze teruggave wordt het olographiscli testament als herroepen beschouwd (art. 9:i4).

Een olographische uiterste wil, welke gesloten aan den notaris is ter hand gesteld, zal, na den dood des erflaters, aan de weeskamer, binnen wier ressort de erfenis is opengevallen, worden aangeboden; deze kamer zal dien uitersten wil openen en proces-verbaal van de aanbieding en opening, mitsgaders van den staat, waarin zich dezelve bevindt, opmaken, en dit stuk daarna aan den notaris, die de aanbieding gedaan heeft, terug geven (artt 9:!7 en 9421.

Ken torste wil bij openbare acte moet, ten overstaan van een notaris en in tegenwoordigheid van twee getuigen, worden verleden (art. 938).

De furmaiiteiten, welke ten aanzien van een uitersten wil bij openbare acte moeten worden in acht genomen, zijn de volgende;

1°. De notaris moet den wil des erflaters , zooals die zakelijk aan hern door den erflater is opgegeven, in duidelijke bewoordingen schrijven of doen schrijven;

2°. Indien de opgave, buiten de tegen woordigheid der getuigen is gedaan en het opstel door den notaris is gereed gemaakt, moet de erflater, alvorens de voorlezing daarvan geschiede, zijnen wil nader zakelijk, in tegenwoordigheid der getuigen, opgeven;

3°, Daarna zal, in tegenwoordigheid der getuigen, de uiterste wil door den notaris worden voorgelezen , en na die voorlezing door hem aan den erflater worden afgevraagd, of het voorgelezene zijnen uitersten wil bevat;

4°, Indien de uiterste wil in tegenwoordigheid der getuigen is opgegeven en terstond in geschrift gebragt, zal gelijke

-ocr page 266-

228

voorlezing en afvraging in tegen woordigtieid der getuigen geschieden.

5°. Daarna moet de acte door den erflater, den notaris en de getuigen worden onderteekend;

6°. Ingeval de erflater verklaart niet te kunnen onder-teekenen of daarin verhinderd te worden, moet ook die verklaring en de oorzaak der verliindering in de acte worden vermeld.

7°. Van de nakoming van al deze formaliteiten moet uitdrukkelijk in de acte van uitersten wil melding worden gemaakt (art. 939).

Een besloten of geheim testament kan, hetzij door den erflater-zelven, hetzij door een ander geschreven worden, doeh moet in beide gevallen door den erflater worden onderteekend. Het papier, hetwelk zijne beschikkingen bevat of het papier, hetwelk tot omslag gebruikt wordt, zal gesloten en verzegeld aan den notaris, in tegenwoordigheid van vier getuigen, worden aangeboden, of wel zal hij hetzelve in hunne tegenwoordigheid moeten doen sluiten en verzegelen, en verklaren, dat in hel ■knielde papier zijn uiterste wil begrepen is, en dat die uiteme wil, hetzij door hem-zelven geschr-even en door hem geteekend is, of door een ander geschreven en door hem is geteekend. De notaris zal daarvan eene acte van superscriptie opmaken, die op dat papier, of op het papier tot omslag dienende, zal geschreven worden; deze acte zal, zoowel door den erflater, als door deu notaris, benevens de getuigen onderteekend worden en, in geval de erflater door eenige verhindering, die na de on-derteekening van den uitersten wil is opgekomen. de acte van superscriptie niet kan onderteekenen , zal van de oorzaak van bet beletsel melding gemaakt worden.

Al de iu tegenwoordigheid van den notaris en de getuigen in acht te nemen formaliteiten moeten worden vervuld, zonder intusschen tot eenige andere acte over te gaan.

De besloten of geheime uiterste wil moet onder de minuten vau den notaris, die dat stuk ontvangen heeft, blijven berusten lart, 940).

-ocr page 267-

In geval de erflater niet kan spreken, maar wel schrijven , zal hij een besloten uitersten wil kunnen maken, mits dezelve met zijne hand geheel geschreven, gedagtee-kend en onderteekend worde, hij denzelven aan den notaris en de getuigen aanbiede, en boven de acte van superscriptie in hunne tegenwoordigheid schrijve en ondertee-kene, dat het papier, hetwelk hij bun aanbiedt, zijn uiterste wil is; waarna de notaris, met inachtneming der formaliteiten voor een gewoon geheim testament voorgeschreven, de acte van superscriptie zal schrijven en daarin melding maken, dat de erflater die verklaring, in tegenwoordigheid van den notaris en de getuigen, geschreven heeft (art. 941).

Na den dood van den erflater, moet de besloten of geheime uiterste wil worden aangeboden aan de weeskamer, binnen wier ressort de erfenis is opengevallen; deze kamer za) dien uitersten wil openen en proces-verbaal opmaken van de -ifinbieding en de opening van den uitersten wil, aismede van den staat, waarin zich dezelve bevindt, en dit stuk daarna aan den notaris, die de aanbieding heeft gedaan, terug geven art. 942).

Bij een enkel onderhandsch, door den erflater geheel ge-•chreven, gedagteekend en onderteekend stuk, kunnen, zonder verdere formaliteiten, beschikkingen na doode worden gemaakt, doch, alleen en bij uitsluiting, ter aanstelling van executeuren , ter bestelling van begrafenis, tot het maken van legaten van kleederen, van lijfstoebehooren, van bepaalde lijfsieraden en van bijzondere meubelen. De herroeping van een zoodanig stuk kan op dezelfde wijze onder de hand geschieden (art. 935) *).

Zoodanig stuk , na het overlijden van den erflater gevon-

Bijaldien een zoodanig stuk onder den erflater is berustende gebleven, ligt het in de reden, dat de vernietiging van hetzelve op alle wijzen, zoo als door verscheuring, kan plaats vinden. De schriftelijke herroeping is slechts dan noodig, wanneer het stuk bij een notaris of derden gedeponeerd , of anderzins niet meer in het bezit of de magt des erflaters is.

-ocr page 268-

225

den wordende, moet aan de weeskamer, binnen wier ressort de erfenis is opengevallen, worden aangeboden; deze zal, indien bet stuk verzegeld is, hetzelve openen, en, in allen gevalle, een proces-verbaal van de aanbieding, alsmede van den staat waarin hetzelve zicb bevindt, opmaken; zij zal eindelijk dat stuk aan eenen notaris ter hand stellen, ten einde hetzelve onder zijne minuten te bewaren (art, 936).

De notaris, die onder zijne minuten eenen uitersten wil, van welken aard ook, heeft, moet daarvan, na den dood van den erflater, aan de belanghebbende personen kennis geven en daarvan een volledig afschrift doen toekomen aan de weeskamer-, binnen wier ressort de erfenis is opengevallen (art. 043 B. W. en art. 1 I Transit, bep.).

Over de vereischten, welke de wet in de getuigen, die bij het maken van uiterste willen tegenwoordig zijn, vordert en welke personen zij daarbij uitsluit, vergelijke men art, 944 B, VV.

Ingezetenen van Nederlandscli-I ndië, die zich in een vreemd land bevinden, zullen geenen anderen uitersten wil, uitgezonderd het op de voorgaande bladzijde bedoeld onderhandsch stuk, kunnen maken, dan bij authentieke acte en met inachtneming van de formaliteiten, welke in het land, alwaar de acte verleden wordt, gebruikelijk zijn (art, 945).

In tijd van oorlog, kunnen krijgslieden en andere personen tot de legers behoorendc, en zich in bet veld of wel in eene belegerde plaats bevindende, bunnen uitersten wil maken ten overstaan van eenen officier, welke ten minste den graad van luitenant beeft, of, zoo er geen officier aanwezig is, van den persoon, die op de plaats het hoogste militair gezag uitoefent, mitsgaders in tegenwoordigheid van twee getuigen (art. 946).

Personen, die zich op zee bevinden, kunnen, gedurende den loop eener reis, hun uitersten wil ten overstaan van den kapitein of stuurman van het vaartuig of, bij gebreke van dezelve, voor dengene, die hunne plaats vervult, en in tegenwoordigheid van twee getuigen, maken (art. 947).

In plaatsen, met welke alle gemeenschap, uit hoofde van

\'i

ii

-ocr page 269-

226

de pest of andere besmettelijke ziekte,verboden is, of waar geene mogelijkheid bestaat om zich van het ministérie van eenen notaris te bedienen, kunnen de uiterste willen gemaakt worden voor elk openbaar ambtenaar, mede in tegenwoordigheid van twee getuigen (art. 948,.

De uiterste willen, waarvan bij de drie bovenstaande bepalingen sprake is, zullen door de erflaters, alsmede door degenen, voor wie zij verleden zijn, en ten minste door een der getuigen moeten onderteekend worden en, in geval de erflater of een der getuigen verklaart, dat hij niet schrijven kan of belet wordt te teekenen, zal van die verklaring, alsmede van de oorzaak van liet beletsel, in de acte uitdrukkelijk melding worden gemaakt (art. 949,.

Deze uiterste willen zullen krachteloos zijn, indien de erflater komt te sterven zes maanden nadat de oorzaak, waarom dezelve in dien vorm gemaakt, zijn, heeft opgehouden te bestaan (art. 950).

Ook zal het krijgslieden, zeereizigers en inwoners eener met eene besmettelijke ziekte bezochte plaats, in de bovengenoemde gevallen, geoorloold zijn bij een onderhandsah stuk, mits geheel door de hand des erflaters geschreven, gedagteekend en onderteekend, hun uitersten wil te maken. Deze uiterste wil zal echter krachteloos wezen, indien de erflater is overleden drie maanden, nadat de oorzaken bovengemeld hebben opgehouden te bestaan, ten ware dal stuk, op de wijze als voor een olograpischen wil is voorgeschreven, aan een notaris mogt in bewaring gegeven zijn (artt. 951 en 952).

Al de formaliteiten, waaraan de onderscheidene uitevste willen, volgens de bepalingen dezer paragraaf, onderworpen zijn, moeten, op straffe van nietigheid, worden in acht genomen (art. 953).

§ 5. Van erfstellingen.

Erfstelling is eene uiterste wilsbeschikking, waarbij de erflater aan een of meer personen de goederen geeft, welke hij hij zijn overlijden zal nalaten, hetzij in het

-ocr page 270-

Ü27

geheel, iietzij voor een gedeelte, zoo als de helft, een derde (art. 954).

Bij het overlijden van den ertlater, treden van regtswege in het bezit van de nagelaten goederen, zoowel de bij uitersten wil benoemde erfgenamen, als degenen, aan wie de wet een gedeelte in de nalatenschap toekent (artt. 831, 835 en S55).

§ 6. Van legaten.

Een legaat is eene bijzondere beschikking, waarbij de erflater aan een of meer personen zekere bepaalde goederen geeft, of wel alle zijne goederen van eene zekere soort.; ais b. v. alle zijne roerende of onroerende goederen of het vruchtgebruik van alle of van een gedeelte zijner goederen (art. 957).

Alle zuivere en onvoorwaardelijke legaten geven, van den dag van bet overlijden des erflaters af, aan den legataris het regt, oin de gelegateerde zaak te vorderen met al hetgeen daartoe behoort, en in den staat, waarin dezelve zich op den dag van het overlijden des erflaters bevindt, welk regt op zijne erfgenamen of regtverkrijgenden overgaat (artt. 958 en 9fi3).

De interessen of vruchten van de gelegateerde zaak loopen te voordeele van den legataris, van den dag van het oveilijden, welk ook het tijdstip zij, waarop hij de afgifte heeft geëischt:

1°. Wanneer de ertlater zijne begeerte daaromtrent iti den uitersten wil verklaard heeft;

2°. Wanneer eene lijfrente of een jaar-, maand-of weekgeld, onder den titel van levensonderhoud, is gelegateerd;

3°. In alle andere gevallen, indien de eisch tot afgifte is gedaan binnen het jaar, of de afgifte binnen hetzelfde tijdvak vrijwillig plaats beeft.

Indien die eisch later geschiedt, heeft de legataris slechts regt op de vruchten en interessen, te rekenen van den dag, dat de eisch is gedaan (artt. 959 en 960).

De belastingen, die, onder welke benaming ook, op legaten ten behoeve van den lande gelegd zijn, komen ten

-ocr page 271-

228

laste van den legataris, tenzij de erflater het tegbndeel hebbe bevolen (art. 961).

Een legaat, aan eenen schuldeischer gemaakt, wordt niet gerekend tot afdoening der schuld te zijn nagelaten, zoo min als een legaat. aan dienstboden gemaakt, kan geacht worden tot betaling van verdiend loon gegeven te zijn (art. 971).

Indien blootelijk de vruchten of inkomsten zijn gelegateerd, zonder dat de erflater liet woord vmcMgebruik of gelmak heeft gebezigd, blijft het goed onder het beheer van den erfgenaam, die verpligt is de vruchten en inkomsten aan den legataris uit te keeren (art. 970,.

Wanneer de nalatenschap niet voor het geheel of een gedeelte is aanvaard, of wanneer dezelve is aanvaard onder het voorregt van boedelbeschrijving, en de nagelaten goederen niet. voldoende zijn om de legaten in hun geheel te voldoen, zullen al delegaten, in evenredigheid van hunne hoegrootheid, worden verminderd, ten ware de erflaler daaromtrent anders raogt hebben beschikt (art. 972).

§ 7. Van de geoorloofde erfstellingen over de ha n d.

Eene erfstelling over de hand is eene beschikking, waarbij de benoemde erfgenaam of legataris belast wordt de erfenis of het legaat te bewaren, en aan eenen derde, voor het geheel of voor een gedeelte, uit te keeren.

Zoodanige erfstellingen of lidei-commissaire substitutien zijn verboden, en worden, ten aanzien van den met de uit-keering belasten erfgenaam of legataris, nietig en van onwaarde verklaard, uitgezonderd:

lc\'. De erfstellingen over de hand, ten behoeve van kleinkinderen en van afstammelingen van broeders en zusters;

2°. De erfstellingen over de hand, in hetgeen de erfgenaam of legataris onvervreemd en onverteerd zal nalaten;

Terwijl de beschikkingen, waardoor een derde tot eene erfenis of een legaat geroepen wordt, in het geval, dat de geroepen erfgenaam of legataris dezelve niet geniet, of waarbij het vruchtgebruik aan den eenen en de bloote

-ocr page 272-

329

eigendom aan den anderen gegeven wordt, almede van waarde zijn (artt. 879—883) 1).

De wet laat toe, dat de lasl tot uitkeering door den erflater worde opgelegd:

1°. Aan een of meer van des erflaters kinderen;

2». Bij vóóroverlijden van een kind, aan een ol meer zijner kleinkinderen;

;iquot;. Aan een ol\' meer zijner broeders en zusters;

4«. Bij vóóroverlijden van broeders of zusters, aan een of meer hunner kinderen.

Doch alleen ten aanzien van die goederen, waarover de erflater de vrije beschikking heeft (art. n7;5 en 974).

Deze erfstellingen over de hand zullen niet anders gelden dan voor zoo verre dezelve zullen zijn gemaakt voor éénen graad, en ten voordeele van al de kinderen van den bezwaarden persoon, die reeds geboren zijn en nog geboren zullen worden, zonder uitzondering of\' voorrang van ouderdom of\' kunne (art. 97fi).

Indien de bezwaarde erfgenaam sterft, niet achterlating van kinderen in den eersten graad, en afkomelingen van een vooroverleden kind, zullen deze laatsten, bij plaatsvervulling, het aandeel van het vooroverleden kind genieten, terwijl hetzelfde zal plaats hebben, indien, al de kinderen in den eersten graad vooroverleden zijnde, degene, die met de overgave belast is, niet dan kleinkinderen nalaat (art. 975).

De regten van de bij erfstelling over de hand geroepen erfgenamen nemen aanvang op het tijdstip, dat het genot van den bezwaarde ophoudt (art. 977).

De erflater, die de genoemde geoorloofde erfstellingen over de hand maakt, mag bij uitersten wil of bij eene latere nota-riele acte, het goed-zelf, gedurende den tijd van het bezwaar, onder het beheer stellen van een of meer bewindvoerders, die alsdan aan dezelfde verpligtingen onderworpen zijn als de bewindvoerders van aan vruchtgebruik onderworpen goederen, en die voor hunne moeite hetzelfde loon mogen in rekening

1

Men zie ten deze Uet, op bladz. 221 aangehaalde, art. 76Transit, bep.

-ocr page 273-

230

brengen, als ten aanzien dei1 uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen bepaald is (artt. ■iöS, 789, 790, 791,975 en 1021).

Hij overlijden, of bij gebreke van den gestelden bewindvoerder, benoemt de regter, op verzoek van den bezwaarde of van andere belanghebbenden, ot\' ook op vordering van het openbaar ministerie, eenen anderen in de plaats van den ontbrekende lart. 979).

Binnen eene maand na liet overlijden van dengeue, die, onder den last van nitkeering, over de goederen beschikt heeft, zal, op verzoek van den bewindvoerder, van den belanghebbende, of van het openbaar ministerie, eene boedelbeschrijving worden gemaakt van al de goederen, die de nalatenschap uitmaken. Indien het gemaakte slechts in een legaat bestaat, zal er eene bijzondere lijst worden gemaakt van alle de daaronder begrepen voorwerpen. Deze boedelbeschrijving of lijst zal de begrooting der roerende goederen bevatten, en moet gemaakt worden in tegenwoordigheid van den benoemden bewindvoerder en andere belanghebbenden, of deze behoorlijk opgeroepen zijnde.

Indien deze bij de boedelbeschrijving tegenwoordig zijn, kan dezelve onder de hand geschieden; in welk geval dat, stuk, binnen den tijd van veertien dagen na het voleindigen van de boedelbeschrijving, ter griffie van den raad van justitie moet worden overgebragt of ter overbrenging zijn opgezonden.

Dc kosten, daarop vallende, komen ten laste der goederen, in de beschikking over de hand begrepen (artt. 980 en 9S1).

Indien de erflater geen bewindvoerder heeft benoemd, worden de goederen door den bezwaarden erfgenaam beheerd, onder verpligting;

1°. Om zekerheid te stellen voor de bewaring, het behoorlijk gebruik en de wederoplevering der goederen, ten ware de erflater hem uitdrukkelijk van alle verpligting tot het stellen van zekerheid hadde vrijgesteld;

iquot;. Om het bezwaarde goed als een goed huisvader te gebruiken, ten welken aanzien, alsmede ten aanzien van het dragen van kosten en lasten en het doen van reparatiën, hij gelijk staat met een vruchtgebruiker (art. 982 en 984).

-ocr page 274-

231

if

De bezwaarde erfgenaam, die, geene zekerheid ka» stelleu, moet gedongen, dat de goederen, op verzoek van belang-heblienden, of op vordering van het openbaar ministerie, worden gesteld onder het beheer van een bewindvoerder, door den raad van justitie te benoemen, ten wiens aanzien zullen gelden al de regten en verpligtingen, ten opzigte van voogden over minderjarigen vastgesteld, terwijl zij voor hunne moeite hetzelfde loon mogen in rekening brengen, als ten aanzien van uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen bepaald is (art. 983).

De fidei commissaire onroerende goederen, alsmede de renten en schuldvorderingen mogen, niet dan op verlof van den raad van justitie, na verhoor van den verwachter en vau het openbaar ministerie, worden vervreemd ofbezwaard, mits: 1°. Daartoe een volstrekte noodzakelijkheid of blijkbaar voordeel besta, zoowel voor den verwachter als voor de bezwaarde erfgenamen;

aquot;. Ingeval van vervreemding, de bezwaarde erfgenaam, indien hij-zelf het beheer heeft, zekerheid geve van we-derbelegging onder het fidei-commissaire verband; terwijl, ■iquot;. Indien de goederen onder bewind gesteld zijn, de bewindvoerders verpligt zijn, de opbrengst te beleggen op denzelfden voet als de voogden (art. 9S5).

Ten einde tegen derden te kunnen werken, moeten de erfstellingen over de hand worden openbaar gemaakt (art. 986).

Deze openbaarmaking geschiedt door de woordelijke overschrijving der erfstelling over de hand, aan Jen voet der geregtelijke acte van eigendom der onder dezelve begrepen onroerende goederen, op de schriftelijke aanvrage van belanghebbenden, te bewerkstelligen door den betrokken griffier bij den raad justitie, of anderen dezen vervangenden beambte, aan het slot van het eerste lid van art. 1 der Ordonnantie op den overgang van den eigendom van vaste goederen enz. van 21 April 1834 (stsbl. no. 27) vermeld.

De inschrijving op de verbonden goederen en de vermelding ter zijde van reeds bestaande inschrijvingen, zullen geschieden , ile eerst* door eene aanteekening aan den voet

1 l\'Sn

11

■ipii ■iï:vi

IH :

Mlili lèm

KM

i

1

f

ü

I

-ocr page 275-

332

der geregtelijke acte van eigendom van de goederen, welke voor de gehypotheceerde schuldvordering verbonden zijn, He luatsle, door een aanteekening aan den voet der geregtelijke acte van de reeds bestaande hypotheken.

Deze aanteekeningen zullen geschieden door den boven-genoemden betrokken ambtenaar, die daartoe schriftelijk zal worden aangezocht, onder overlegging van een afschrift der acte van uiterste wilsbeschikking, waarbij de erfstelling is gemaakt (art. 28 Transit, bep.).

De bewindvoerders zijn veipligt, op straffe van vergoeding van kosten, schaden en interessen, vooreen en ander te waken, terwijl de belanghebbenden het regt hebben te vorderen, dat aan de gezegde voorschriften worde voldaan (art. 988).

In geval van erfstelling over de hand in hetgeen de erfgenaam of legataris onvervreemd en onverteerd zal nalaten, is zoodanige erfgenaam of legataris bevoegd, om het aan hem gemaakte te vervreemden en te verteren, en zelfs bij schenking onder de levenden daarover te beschikken, tenzij dit laatste door den erflater, voor het geheel often deele, mogt zijn verboden (art. 9S9).

In geval van zoodanige erfstelling is de bezwaarde erfgenaam of legataris mede verpligt om, na het overlijden van den erflater, eene boedelbeschrijving of lijst op te maken en die stukken ter griflie van den raad van justitie over te brengen, doch hij is niet gehouden om eenige zekerheid te stellen (artt. 980, 981 en 990).

Na het overlijden van den bezwaarden erfgenaam of legataris, heeft de verwachter het regt, om de dadelijke afgifte te vorderen van hetgeen van de erfenis of van het legaat in natnra mogt zijn overgebleven (art 991).

§ 8. Van het herroepen van uiterste wilsbeschikkingen en het vervallen van dezelve.

Een uiterste wil kan, noch in zijn geheel, noch ten deele, worden herroepen, dan bij:

lquot;. Bene latere uiterste wilsbeschikking;

2°. Eene bijzondere notariële acte, waarbij de erflater de

-ocr page 276-

geheele of gedeeltelijke intrekking van zijnen vroegeren uitersten wil te kennen geelt, terwijl

3°. Tot herroepen van een olographisch testament de terugname van hetzelve voldoende is (ant. 934 en 992).

Indien een latere uiterste wil, welke de uitdrukkelijke herroeping van den vorigen bevat, niet is voorzien van de fonnaliteiten, welke tot de deugdelijkheid van eenen uitersten wil worden vereischt, maar wel van die, welke gevorderd worden tot de deugdelijkheid van eene notariële acte, zullen de vroegere beschikkingen, welke in de latere acte mogten zijn herhaald, niet als herroepen worden beschouwd (art. 993).

Een latere uiterste wil, waarbij de voorgaande niet op eene uitdrukkelijke wijze herroepen wordt, vernietigt alleen de beschikkingen, in dien vroegeren uitersten wil vervat, welke met de nieuwe beschikkingen niet overeen zijn te brengen of daarmede strijden. Deze bepaling is echter niet van toepassing, wanneer de latere uiterste wil nietig is, uithoofde van gebrek in den vorm, al ware dezelve ook geldig als notariële acte (art. 991).

De herroepii.g, hetzij uitdrukkelijk, hetzij stilzwijgend, bij eenen lateren uitersten wil gedaan, zal volkomen van kracht zijn, ofschoon die nieuwe acte buiten gevolg blijve, door de onbevoegdheid van den gestelden erfgenaam of legataris, of door hunne weigering om de erfenis te aanvaarden (art. 995) 1).

Alle vervreemding, zelfs bij verkoop, niet vermogen van wederinkoop of bij verruiling, welke de erflater van het gelegateerde goed geheel of gedeeltelijk doet, brengt de herroeping van het legaat, ten aanzien van al wat vervreemd of verruild is met zich, ten ware het vervreemde goed in des erllaters boedel mogt zijn teruggekeerd (art. 996).

Alle beschikkingen bij uitersten wil gedaan, onder eene

1

Tot de onbevoegdheid vaa den, bij den laatsten uitersten wil gestelden, erfgenaam, behoort ook diens overlijden (art. 836 B. W.^l. Zie Mr. G. J. de Martini, de Nederlandsehe wetgeving , in de aantseke-ning op art. 1042 B. W. bladz. 517.

-ocr page 277-

234

voorwaarde van eene onzekere gebeurtenis afhangende eu van zoodanigen aard, dat de erflater gerekend moet worden aan het al of niet voorvallen dier gebeurtenis de uitvoering zijner beschikking verbonden te hebben, vervallen, indien de gestelde erfgenaam of legataris vóór de vervulling der voorsvaarde komt te overlijden. Wanneer echter de voorwaarde, volgens de bedoeling van den erflater, alleen de uitvoering der beschikking opschort, belet zulks niet dal de gestelde erfgenaam of legataris een verkregen regt hebbe, hetwelk hij aan zijne erfgenamen overdraagt (artt. 997 en 998).

Bene beschikking, hij uitersten wil gedaan, vervalt:

1°. Wanneer de gestelde erfgenaam of legataris de erfenis of het legaat verwerpt, of onbekwaam gevonden wordt, om dezelve te genieten (art. 1001).

2». Ten aanzien van een legaat, wanneer het gelegateerde goed geheel is te niet gegaan (art. 999);

3°. Ten aanzien van een legaat van eene rente, in-schuld of andere schuldvordering op eenen derde, voor zoo veel daarop gedurende het leven van den erflater is betaald (art. 1000).

Aanwas heeft plaats ten voordeele van de gestelde erfgenamen of legatarissen, in geval de erfstelling of het legaat aan verscheiden personen gezamenlijk gemaakt is, en de. beschikking ten opzigte van eenige der mede-erfgenamen of mede-legatarissen geen gevolg kan hebben (art. 1(102).

De erfstelling of het legaat zal geacht worden gezamenlijk gemaakt te zijn:

1». Wanneer het gemaakt is bij eene en dezelfde beschikking, en de erflater niet aan elk der mede-erfgenamen of mede-legatarissen zijn bepaald aandeel in het goed heeft aangewezen, zoo als de helft, een derde, enz.

De uitdrukking voor gelijke aamleelen of gedeelten wordt niet geacht eene aanwijzing te zijn van een zoodanig bepaald aundeel.

iquot;. Wanneer eene zaak, die zonder schade te lijden, niet

-ocr page 278-

235

toot verdeeling vatbaar is, bij dezelfde acte aan onderscheidene personen, al ware het ook afzonderlijk, is gemaakt geworden (artt. 1002 en 1003).

De vervallenverklaring van uiterste wilsbeschikkingen kan ua den doud des erflaters worden gevraagd, ter zake van het niet ten uitvoer brengen der voorwaarden. In dit geval kunnen zij, te wier behoeve de vervallenverklaring zal zijn gedaan, de goederen terugnemen, vrij vau alle lasten en hypotheken, duor den vervallen verklaarden erfgenaam of legataris daarop gelegd, welk regt van terugname zelfs tegen derde houders der onroerende kan worden uitgeoefend (art. 1004).

Fan mtvoerden van uiterste wilsbeschikkingen en van bewindvoerders.

Een erflater mag een of meer uitvoerders van zijne uiterste wilsbeschikkingen aanstellen, ja zelfs, verscheiden personen benoemen, ten einde bij ontstentenis elkander als uitvoeders op te volgen.

De benoeming kan geschieden:

1°. Bij uitersten wil;

2°. Bij onderhandsche, door den erflater geheel geschreven, gedagteekende en onderteekende acte;

3°. Bij eene bijzondere notariële acte (artt. 935 en 1005.)

Als uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen kunnen niet werkzaam zijn:

1°. Getrouwde vrouwen;

2°. Minderjarigen, zelfs wanneer deze handligting hebben bekomen 1);

3°. Onder curatele gestelde personen;

1

i De man mag ecliter wel zijne vrouw tot uitvoerster van zijnen uitersten wil benoemen, om reden deze benoeming eerst werkt bij zijn overlijden, en dus op een tijdstip, dat zijne vrouw ophoudt getrouwd te zijn. Zoo ook kunnen minderjarigen worden benoemd en zal die benoeming effect sortereu, wanneer zij op bet tijdstip van Uet overlijden des erflaters meerderjarig geworden zijn.

-ocr page 279-

236

4°. Allen, die onbevoegd zijn om verbindtenissen aan te gaan (art. 1006).

Aan de uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen kan door den erflater de bezitneming van al de goederen der nalatenschap, of van een bepaald gedeelte daarvan, worden gegeven.

In het eerste geval strekt zich die inbezitneming uit, zoo wel tot de onroerende als tot de roerende zaken (art. 1007).

Het bezit van regtswege 1) duurt niet langer dan één jaar, te rekenen van den dag, waarop de uitvoerders zich in het bezit hebben kunnen stellen, ten ware de erfgenamen, allen het daaromtrent eens zijnde, verkiezen hetzelve vroeger te doen ophouden, mits zij de uitvoerders in staaf, stellen tot de betaling of afgifte der zuivere en onvoorwaardelijke legaten, of doen blijken, dat die legaten reeds zijn voldaan (artt. 1007 en 1008).

De raad van justitie is bevoegd, om, op het daartoe strekkend verzoekschrift van de uitvoerders, den termijn van bezit, voor een bepaalden tijd, doch niet langer dan voor een jaar, te verlengen.

Ue aanvrage zal worden gedaan Lij een met redenen omkleed verzoekschrift, na verhoor of behoorlijke oproeping van de binnen het ressort van den raad van justitie woonachtige erfgenamen, of derzelver gemagtigden, en op de conclusie van het openbaar ministerie (art. 43 Transit bep.).

De uitvoerders der uiterste wilsbeschikkingen zijn ver— pligt;

1°. De nalatenschap te doen verzegelen, indien er minderjarige of onder curatele gestelde erfgenamen zijn, welke op het overlijden van den erflater van geene voogden of curators zijn voorzien, of zoodanige erfgenamen, welke noch in persoon, noch bij gemagtigden, tegenwoordig zijn (art. 1009).

2°. Eene boedelbeschrijving te doen opmaken van de goederen der nalatenschap in tegenwoordigheid, of na bij be-

1

Vermits (ie wet bepaalt, dat liet bezit ,van regtswegequot; niet langer duren kan dan een jaar, volgt hieruit, dat de erflater den tijd voor dat bezit, hetzij korter, hetzij langer dan één jaar bepalen kan.

-ocr page 280-

237

^oorlijk exploit gedane oproeping der erfgenamen, welke zich binnen Nederlandsch-Indie bevinden art. 1010).

3°. Zorg te dragen, dat des overledenen uiterste wil worde ten uitvoer gelegd (art. 1011).

1°. Bij het, eindigen van hun beheer, aan de belanghebbenden 1) rekening en verantwoording te doen, met uit-keering van al de goederen en effecten des boedels, benevens het slot der rekening, ten einde tusschen de erfgenamen gescheiden en gedeeld te worden.

5°. Do erfgenamen in het maken der scheiding behulpzaam te zijn, indien deze zulks vorderen iart. 1014).

6°. Binnen veertien dagen na het overlijden, iedere acte van uitersten wil, welke zij in den boedel mogten vinden , ter registratie aan de weeskamer aan te bieden (art. 42 Transit, bep. en art. 15 Regl. Boedelmeesters. Stbl. 1828 no. 46) t).

De, bij afzonderlijke besluiten aan uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen opgelegde verpligtingen, zullen lager in liet Handboek voorden voogd, den curator en den uitvoerder van uiterste wilsbeschikkingen worden medegedeeld.

Elke bepaling, waarbij de erflater bevolen heeft, dat de uitvoerder zijns uitersten wils van het opmaken eener boedelbeschrijving of van het afleggen van rekening en verantwoording zal zijn ontheven, is van regtswege nietig (art. 1018).

De uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen zijn bevoegd :

1°. In geval van geschil, in regten op te treden, ten einde de geldigheid van den uitersten wil staande te houden (art. 1011).

1

Onder de benaming van belanghebbenden, zullen moeten worden verstaan erfgenamen, en niet selmldeiseliers, voor het geval, dat de boedel onder het voorregt van boedelbesehrijving mogt zijn aanvaard. Zie Mr. J. C. Voorduin, Geschiedenis en beginselen der Nederlandsehe wetboeken, deel IV, bladz. 219 art. 1055.

f) Deze verpligting berust ook op de erfgenamen van den overledene en hunne voogden, gemagtigden of andere vertegenwoordigers.

-ocr page 281-

238

i0. Indien de vereischte penningen niet voorhanden zijn tot het uitkeeren der legaten , en de erfgenamen niet goedvinden liet noodige voorschot van penningen te doen, de roerende en, des noods, een ot\' meer der vaste goederen des boedels te verkoopen, de laatste echter niet anders dan met toestemming der erfgenamen ot\', bij gebreke daarvan, niet verlof van den regter 1), in her, openbaar en volgens de plaatselijke gebruiken.

Behoudens de bepalingen, ten opzigte van minderjarigen en onder curatele gestelde personen, zal die verkoop, indien al de erfgenamen het daaromtrent eens zijn, ook onder de hand kunnen geschieden (art. 1012).

De bevoegdheid tot het verkoopen van roerende goederen strekt zich ook uit tot den verkoop van alle zoodanige goederen, die aan bederf onderhevig zijn, of uit anderen hoofde, niet zonder schade, voor den boedel kunnen worden aangehouden (art. 44 Transit, bep.).

3°. Indien zij het bezit der nalatenschap hebben, in reg-ten de schulden in te vorderen, welke gedurende dat bezit vervallen en opeischbaar zijn (art. 1013).

4°. Indien de erllater aan den uitvoerder voor de waarneming zijner werkzaamheden geene bepaalde belooning heeft toegekend, of geen bijzonder legaat daarvoor aan denzei ven gemaakt heeft, als loon iri rekening te brengen drin ten honderd van de ontvangst, twee ten honderd van de uitgaven en een en een half ten honderd van de kapitalen, welke door hen worden ontvangen, behalve de onkosten van verzegeling, boedelbeschrijving, rekening en verantwoording en overige tot hunne werkzaamheden betrekkelijke zaken, welke ten laste der nalatenschap komen (artt. 1021 , 466 en 1017 B. W. en art. 83 Transit, bep.) t).

Niemand is gehouden den last van uitvoerder eener uiterste wilsbeschikking op zich te nemen, doch hij, diezoo-

1

Door deu regter, wordt hier zonder twijfel de raad van justitie bedoeld, •f) Meer dan een uitvoerder beaoemd zijnde, zullen zij te zamen dat loon in rekening mogen brengen.

-ocr page 282-

289

danigen last heeft aanvaard, is verpligt denzelven te voleindigen (art. 1031).

De magt van den uitvoerder des uitersten wils gaat niet tot zijne erfgenamen over (art. 1015).

Indien er verscheidene uitvoerders van eene uiterste wilsbeschikking zijn, die dezen last aangenomen hebben, kan één hunner, bij gebreke van de anderen, alleen werkzaam zijn, en zijn zij, ieder voor het geheel, ter zake van hun beheer aansprakelijk, ten ware de erflater hunne werkzaamheden mogt hebben verdeeld, en dat ieder zich binnen den kring der hem opgedragen hemoeijenissen hebbe gehouden art 1016) *).

De uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen kunnen, om dezelfde redenen als de voogden, worden afgezet lart. J022).

De erflater mag, bij uitersten wil of bij eene bijzondere notariële acte, een of meer bewindvoerders aanstellen, ten einde de goederen, aan zijne erfgenamen of legatarissen nagelaten, gedurendederzelver leven, of gedurende een bepaalden tijd, te beheeren, mits hierdoor geene inbreuk worde gemaakt op de vrije uitkeering van het wettelijke aandeel der erfgenamen. Indien er verscheiden bewindvoerders benoemd zijn, kan, bij gebreke van de anderen, één hunner, op den voet als voor de uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen is voorgeschreven, alleen werkzaam zijn (art. 1019).

Indien de erflater geene personen heeft aangewezen, welke in de plaats van de ontbrekende bewindvoerders zullen optreden, wordt daarin door den raad van justitie, op verhoor van het openbaar ministerie, voorzien (art. XOrJO).

Niemand is gehouden den last van bewindvoerder eener erfenis of eens legaats op zich te nemen, doch is verpligt,

*quot;) Bijaldien, vóór de algeheeie ten uitvoerlegging van het testument, al de benoemde uitvoerders mogten komen te overlijden, vervalt daardoor de opdragt, en treden de erfgenamen in al hunne regten en verplig-tingen terug, zonder dat er tonnen zijn, om, hetzij door tussehenkomst des regters, hetzij op een anderen voet, de plaats der overledenen aan te vullen. Zie Mr. J. J. Loke, Handboek voor Notarissen, bladz. 745.

-ocr page 283-

240

denzei ven eenmaal aanvaard lieb bende, dien ten uitvoer te brengen (art. 1021).

Bewindvoerders zullen om dezelfde redenen als voogden kunnen worden afgezet (art. 1022).

Van het regt van beraad en het voorregt van boedelbeschrijving.

Alle personen, aan wie eene erfenis is opgekomen en die verkiezen mogten, om de gesteldheid der nalatenschap te onderzoeken, ten einde te kunnen beoordeelen of het van hun belang is, dezelve, hetzij zuiver, hetzij onder het voorregt van boedelbeschrijving, te aanvaarden of wel te verwerpen, zullen het regt hebben om zich te beraden, en daarvan eene verklaring moeten afleggen ter griffie van den raad van justitie, binnen welks regtsgebied de erfenis is opengevallün; zullende die verklaring in het daartoe bestemde register worden ingeschreven.

Op plaatsen, die door de zee zijn afgesneden van de dadelijke gemeenschap met den zetel van den raad van justitie, kan deze verklaring worden afgelegd bij het hoofd van het. plaatselijk bestuur, welk ambtenaar daarvan aan-teekening zal houden en berigt inzenden aan den raad van justitie, die alsdan de inschrijving zal doen bewerkstelligen (art. 102S B. W. en art. 45 Transit, bep. *).

Aan den erfgenaam wordt, te rekenen van den dag dei-afgelegde verklaring, een tijdvak van vier maanden vergund, ten einde den boedel te doen beschrijven en zich te beraden. Niettemin is de raad van justitie bevoegd om, wanneer de erfgenaam in regten vervolgd wordt, uithoofde van dringende redenen, dieu termijn te verlengen (art. 1024).

•) Bij art. 4B Transit, hep. is bepaald, dat ia de gevallen, waarin door de nieuwe wetgeving de persoonlijke verschijning voor den regter in burgerlijke zaken wordt bevolen, die verschijning, op plaatsen, die door de zee zijn afgesneden van de dadelijke gemeenschap met den zetel van den raad van justitie, zal kunnen geschieden voor het hoofd van het plaatselijk bestuur der woonplaats van den betrokken persoon, en dat die ambtenaar een authentiek afschrift, van het deswege door hem op te maken procesverbaal, met de daartoe betrekkelijke stukken, zoo die er zijn, zoodra mogelijk zal toezenden aan den regter, bij wien de zaak behoort.

-ocr page 284-

341

Gedurende den bovengemelden termijn, kan de erfgenaam, die zich beraadt, niet worden genoodzaakt de hoedanigheid van erfgenaam aan te nemen, terwijl geene regterlijke veroordeeling tegen hem kan worden verkregen, en de nitvoering van de vonnissen, die ten laste van den overledene zijn uitgesproken, blijft opgeschort.

Ook is hij bevoegd, om van den regter verlof te quot;vragen, ten einde al zoodanige voorwerpen, welke niet behoeven of niet kunnen worden bewaard, op de door den regter te bepalen wijze, te verkoopen, mitsgaders om al zulke daden te verrigten, die geen uitstel lijden (artt. 1025 en 1026 B. W. en artt. 694 en 695 B. R.).

Zij, die de nalatenschap aanvaarden onder het voorregt van boedelbeschrijving, moeten daarvan almede eene verklaring ter griffie van den raad van justitie, binnen welks regtsgehied de erfenis is opengevallen, afleggen en zij behouden, zelfs na verloop van den gemelden termijn, en ook zonder zich van het regt van beraad bediend te hebben, het vermogen om den boedel te doen beschrijven, en denzelven onder het voorregt van boedelbeschrijving te aanvaarden, tenzij zij zich. als zuivere erfgenamen gedragen hebben (artt. 1023, 1029, 1030 en 1042).

Het voorregt van boedelbeschrijving heeft ten gevolge:

1°. Dat de erfgenaam niet verder tot de betaling der schulden en lasten der nalatenschap gehouden is, dan ten beloope der waarde van de goederen, welke dezelve beval, en dat hij zich zelfs van die betaling kan ontslaan, door al de goederen, tot de nalatenschap toebehoorende, aan de beschikking der schuldeischers en legatarissen over te laten;

2°. Dat de eigen goederen van den erfgenaam niet met die der nalatenschap worden vermengd, en dat hij het regt behoudt, om zijne schulden tegen de nalatenschap te doen gelden (art. 1032 B. W. en art. 697 B. RJ.

De erfgenaam verliest het voorregt van boedelbeschrijving en wordt als zuiver erfgenaam beschouwd:

1°, Indien hij, willens en wetens en ter kwader trouw,

11

-ocr page 285-

242

eenige goederen tot de nalatenschap behoorendej niet op de boedelbesohnjving heeft gebragt;

2°. Indien hij zich aan verduistering van goederen, tot de erfenis behoorende, heeft schuldig gemaakt (art. 1031).

Erfgenamen, die de nalatenschap onder het voorregt van boedelbeschrijving hebben aanvaard, zijn verpligt;

1°. De goederen, welke tot de nalatenschap behooren, als een goed huisvader te besturen en de nalatenschap, zoodra mogelijk tot effenheid te brengen, zijnde zij aan de schuldeischers en legatarissen verantwoording verschuldigd (art. 1033).

2°. In geval van verkoop van onroerende goederen, (welke, even als die van roerende, in het openbaar en volgens plaatselijk gebruik geschieden moet) *), de npgeito-men hypothecaire schuldeischers te voldoen, door middel eener overwijzing op den kooper van het onroerend goed, ten bedrage van hetgeen die schuldeischers te vorderen hebben (art. lOSéj.

3°. Indien de schuldeischers of andere belanghebbenden zulks vorderen, voldoende zekerheid te stellen voor de waarde der roerende goederen in de boedelbeschrijving begrepen, en voor dat gedeelte van de waarde der onroerende goederen, hetwelk niet aan de hypothecaire schuldeischers is overgewezen (art. 1035 K. W. en art. 696 B. R.).

4quot;. Binnen den tijd van drie maanden, na verloop van den termijn van beraad, door middel van eene aankondiging in het officieel nieuwsblad, de onbekende schuldeischers op te roepen, ten einde zoowel aan deze als aan degene, die bekend zijn, en aan de legatarissen, dadelijk rekening en verantwoording van het gehouden beheer af te leggen, en hunne schuldvorderingen en legaten te voldoen, voor zoo verre het bedrag der nalatenschap toereikende zal zijn (art. 1036).

*) Indien onder de beneficiaire erfgenamen minderjarigen behooren, kan tot dien verkoop niet worden overireijaati, dan nadat de voogd daartoe magtiging van den regter heeft bekomen. Zie het. tijdschrift voor het Notarisambt, deel 5 bladz. 33.

-ocr page 286-

us

Indien er eenig verzet plaats heeft, kunnen deschuld-eiscliers niet worden voldaan, dan ten gevolge eener rangschikking, door den regter te regelen (art. U)-i8).

De kosten van verzegeling, van boedelbeschrijving, van het opmaken der rekening, mitsgaders alle andere, die op eene wettige wijze gemaakt zijn, komen ten laste der nalatenschap fart. 1041).

Eene bepaling, waarbij de erflater zoude hebben verboden, om van het regt van beraad en van het voorregt vaa boedelbeschrijving gebruik te maken, is nietig en van onwaarde, (art. 1043).

Van het aanvaarden en verwerpen van erfenissen.

Niemand is gehouden eene hem opgekomene erfenis te aanvaarden (art. 1044).

Eene erfenis kan of zuiver, of onder het voorregt van boedelbeschrijving worden aanvaard (art. 1043).

Ouder liet voorregt van boedelbeschrijving moeten worden aanvaard de erfenissen, die opkomen:

1°. Aan minderjarige of onder curatele gestelde personen;

iquot;. Aan openbare instellingen, godsdienstige gestichten, kerken of armeninrigtingen ,art. 1046).

3°. Aan erfgenamen, die verschillen omtrent de wijze van aanvaarding (art. 1050).

Hel aanvaarden eener erfenis heeft eene terugwerkende kracht tot op den dag, waarop dezelve is opengevallen (art. 1047).

Indien erfgenamen verschillen omtrent het al of niet aanvaarden eener erfenis, kan de een dezelve aanvaarden en de andere die verwerpen (art. 1050).

De erfgenaam, die de erfenis verworpen heeft, kan dezelve nog aanvaarden, zoo lang zij nog niet door degenen, welke door de wet of door eenen uitersten wil geroepen worden aanvaard is, onverminderd echter de regten van derden op de nalatenschap, door eenigen wettigen titel verkregen (artt. 1055 en 1056}.

De aanvaarding eener erfenis geschiedt uitdrukkelijk of

-ocr page 287-

244

stilzwijgend; dezelve geschiedt, uitdrukkelijk, wanneer men in een authentiek of onderhandsch geschrift den titel of de hoedanigheid van erfgenaam aanneemt; de aanvaarding geschiedt stilzwijgend, wanneer de erfgenaam eene daad verrigt, welke zijne meening om de erfenis te aanvaarden, noodzakelijk aan den dag legt, en waartoe hij slechts in zijne hoedanigheid als erfgenaam zoude zijn bevoegd geweest (art. 104S).

Als daden, welke eene stilzwijgende aanvaarding kenschetsen, kunnen niet worden gerekend:

1°. Alle, die tot de begrafenis betrekking hebben;

2°. Daden, alleen dienende tot bewaring;

3°. Daden van toezigt;

4°. Daden van voorloopig beheer (art. 1049).

Een meerderjarige kan tegen eene door hem gedane aanvaarding eener erfenis niet in zijn geheel worden hersteld, dan alleen in het geval, dat die aanvaarding inogt geschied zijn ten gevolge van dwang of van een ten zijnen opzigte gepleegd bedrog. Hij kan niet tegen zijne aanvaarding opkomen, onder voorgeven van daardoor benadeeld te zijn, dan alleen in geval de erfenis meer dan de helft is verminderd, ten gevolge der ontdekking van eene, op het oogenblik dei-aanvaarding onbekende, uiterste wilsbeschikking (art. 1053).

Het verwerpen eener erfenis moet uitdrukkelijk geschieden en moet plaats vinden door middel eener verklaring, afgelegd ter griffie van den raad van justitie, onder welks regtsgebied de erfenis opengevallen is (artt. 1057 en 1023).

De erfgenaam, die de nalatenschap verwerpt, wordt geacht nooit erfgenaam te zijn geweest, terwijl zijn erfdeel, door regt van aanwas, door zijne mede erfgenamen verkregen wordt; indien hij alleen erfgenaam is, vervalt hetzelve:

1°. Aan de nabestaanden in den volgenden graad;

2°. Hij gebreke van bloedverwanten in den erfelijken graad, aan den overgebleven echtgenoot;

3°. Indien deze allen de nalatenschap verwerpen, aan den lande (artt. 1058 en 1059).

Degene, die eene erfenis verworpen heeft, kan nimmer bij plaatsvervulling worden vertegenwoordigd; indien hij de

-ocr page 288-

245

eenige erfgenaam in zijnen graad is, of indien al de erfgenamen de erfenis verwerpen, komen de kinderen uit eigen hoofde en erven bij gelijke deelen (art. 1060).

De schuldeischers van dengene, die ten nadeele hunner regten eene erfenis heeft verworpen, kunnen zich door den regter doen magtigen, om de nalatenschap in naam van hunnen schuldenaar, in zijne plaats en voor hem, te aanvaarden.

In dat geval wordt de verwerping der erfenis niet verder dan ten voordeele der schuldeischers, en ten beloope van hunne schuldvorderingen, vernietigd, maar dezelve is geenszins nietig ten voordeele van den erfgenaam, die de erfenis heeft verworpen (art. lOfU).

Zelfs bij huwelijksche voorwaarden mag men geen afstand doen van de erfenis van iemand, die nog in leven is, noch de regten vervreemden, welke men, bij vervolg van tijd, op zoodanige erfenis mogt kunnen verkrijgen (art. 1068).

Erfgenamen, die goederen, tot eenr nalantenschap be-hoorendt, hebben te zoek gemaakt of verborgen gehouden, verliezen de bevoegdheid om de erfenis te verwerpen; zij blijven zuivere erfgenamen, niettegenstaande hunne verwerping, zonder dat zij eenig deel in het te zoek gemaakte of verborgene mogen vorderen (art. 106-J-).

Niemand kan tegen de verwerping eener nalatenschap in zijn geheel worden hersteld, dan in geval die verwerping heeft plaats gehad ten gevolge van bedrog of dwang (art. 1065).

De bevoegdheid om eene erfenis te aanvaarden verjaart door verloop van dertig jaren, te rekenen van den dag, waarop dezelve is opengevallen, mits vóór of na het verloop van dat tijdvak de nalatenschap aanvaard zij door een van degenen, die door de wet of door eenen uitersten wil daartoe geroepen zijn; onverminderd echter de regten van derden op de nalatenschap, dooreenigen wettigen titel verkregen (art. 10551.

De bevoegdheid om eene erfenis te verwerpen, kan door geene verjaring verloren gaan (art. 1062).

-ocr page 289-

246

Wanneer, bij het openvallen eener nalatenschap, zich niemand opdoet, die daarop aanspraak maakt, of wanneer de bekende erfgenamen dezelve verwerpen, wordt de nalatenschap als onbeheerd beschouwd, en is de weeskamer van regtswege belast met het beheer derzelve, op den voet als bij artt. 1126—1130 bepaald is.

Van verzegeling, ontzegeliny en boedelbeschrijving.

§ 1. Van verzegeling.

In de gevallen, waarin na overlijden verzegeling moet plaats hebben, geschiedt zulks ter plaatse, waar de werkzaamheid moet worden verrigt, door den met de verzegelingen belasten ambtenaar, welke zich ten dien einde van een daartoe bestemd zegel zal bedienen 1).

Hij stolt een bewaarder van de gelegde zegels aan en benoemt daartoe bij voorkeur den persoon, door de bels.ng-iiebbenuen aangeboden, indien deze hem toeschijnt de vereischten daartoe te bezitten (art. 652 B. R.).

De \' quot;rzejrsling kan worden gevorderd door:

1°. Den overgebleven echtgenoot en door alle degenen, welke mogten beweren eenig regt te hebben tot de nalatenschap of de gemeenschap;

2°. De schuldeischers der nalatenschap, voorzien van een executoiialen titel, of anders na summier onderzoek van de gegrondheid hunner vorderingen en van hun belang bij eene verzegeling, op een verlof van den president van den raad van justitie.

•3°. Ingeval de overblijvende echtgenoot of regthebben-den tot de nalatenschap niet tegenwoordig zijn, diegenen, welke in dienst waren van den overledene of met hein te zamen woonden;

4quot;. De uitvoerders van den uitersten wil;

5°. De naastbestaanden van belanghebbende minderjarigen of onder curatele gestelden, indien deze, buiten het

1

Wie met het doen van verzegelingen belast zijn, zie men in de aan-teekening op bladz. 171 van dit Handboek.

-ocr page 290-

24.7

geval, voorzien bij het 2Jc lid van art. 360 B. W. 1), van geene voogden of curators zijn voorzien, gelijk mede indien hunne voogden of curators niet tegenwoordig zijn (art. 653 B. R.).

De verzegeling heeft ambtshalve plaats:

1°. Ingeval de minderjarige of onder curatele gestelde belang- of medebelanghebbenden in eene nalatenschap geenen voogd of curator hebben, of niet vertegenwoordigd worden, ingevolge het bepaalde bij het 2ie lid van art. 360 B. W.

2°. Indien de voogd of curator niet tegenwoordig is;

3°. Indien de echtgenoot of een der erfgenamen niet tegenwoordig is, tenzij hij, bij schriftelijke volmagt, eenen gemagtigde hebbe aangesteld, ten einde hem in de hem te beurt vallende nalatenschappen te vertegenwoordigen, en deze zich niet tegen de verzegeling verzot;

4-0. Indien de overledene is openbare bewaarder van eenige zaken, zullende in dat geval de verzegeling alleen plaats vinden, ten aanzien der voorwerken in deze bewaar-houding begrepen (art. 654 B. R.).

Van de verzegeling moet door een proces-verbaal blijken, hetwelk zal inhouden:

1quot;. De vermelding van den dag en het uur, mitsgaders van de beweegredenen der verzegeling;

2°. Den voornaam, den naam en de woonplaats van hem, op wiens vordering de verzegeling gedaan mogt zijn, en de keuze van woonplaats in de hoofdplaats der resi-dentie-afdeeling, binnen welke de verzegeling gedaan is, indien hij niet in die afdeeling woont;

3°. De magtiging van den president van den raad van justitie, indien dezelve verleend is, of wel de vermelding van den executorialen titel, uit kracht waarvan de vordering is gedaan;

1

Dit artikel luidt: In afwachting der beuoemiug en tot aan de aanvaarding der voogden, zorgt de weeskamer, dat in het beheer over den persoon en de goederen der minderjarigen voorloopig worde voorzien, ia voege als bij de instructie voor de weeskamer is voorgeschreven.

-ocr page 291-

248

1,. De verschijning en de vordenugen der partijen;

5°. De opgave der plaatsen en der voorwerpen waarop het zegel gezet is, en eene korte beschrijving der goederen, welke buiten verzegeling zijn gebleven;

6°. De namen, de woonplaats en het beroep van den bewaarder;

7». Den eed bij de sluiting der verzegeling, welke in handen van den daarmede belasten ambtenaar moet worden algelegd door degenen, die het huis bewonen, alwaar de verzegeling is gedaan, dat zij niets verduisterd hebben, noch gezien hebben, noch weten, dat er iets verduisterd is, hetzij middelijk of onmiddelijk (art. 635 B. R.).

Indien bij de verzegeling eenige niet verzegelde uiterste wi! mogt worden gevonden, zal daarvan in het procesverbaal melding worden gemaakt, terwijl, bij liet vinden van eene zoodanige onderhandsche beschikking, als waarvan op bladz. 224 en 325 sprake is, daarmede bovendien /.al woiuen gehandeld, als te dier plaatse is opgegeven (art. 656 B. R.).

\'lijal\'1 i^n or bij de verzegeling verzegelde papieren gevonden zijn, zal de gemelde ambtenaar van den uitwendigen toestand daarvan doen blijken, gelijk mede van het zegel en van het opschrift, zoo er een is; hij zal voorts den omslag met de tegenwoordige partijen waarmerken, bijaldien dezelve kunnen schrijven, en dag en uur opgeven, waarop het pakket door hem zal worden geopend. Van dit alles zal melding worden gemaakt in het proces-verbaal, hetwelk door de partijen zal worden geteekend, en, bij derzei ver weigering of onvermogen, zal daarvan melding gemaakt worden.

Indien uit het opschrift of anderziiis blijkt, dat de papieren niet tot de nalatenschap behooren, dat derzelver opening is verboden , of dat de overledene deswege eene bijzondere bestemming heeft aangeduid, za! de gemelde ambtenaar, na oproeping der belanghebbenden, die papieren gesloten aan hen overgeven, indien niemand zich daartegen verzet; of anderzins bevelen, dat dezelve ongeopend

-ocr page 292-

249

op het residentie-kantoor zullen worden overgelegd, ten einde naderhand te worden uitgereikt, aan vvien zal bevonden worden te behooren (art. 657 B. R.).

Ten bepaalden dage en zonder dat er eenige dagvaarding noodig is, zal de ambtenaar, met de verzegeling belast, de paketten openen, welke niet behooren tot degene, waarvan onmiddelijk hier boven sprake was; hij zal van den staat daarvan doen blijken en de voorloopige overlegging daarvan op het residentie-kantoor ter beschikking van belanghebbenden bevelen, alles onverminderd de formaliteiten, ten aanzien van liet openen van geheime uiterste willen voorgeschreven (art. 658 B. R.).

Indien iemand zich tegen de verzegeling verzet, of indien men bij dezelve beletselen ontmoet, of ook indien zich hetzij vóór, hetzij gedurende de verzegeling zwarigheden opdoen, zal daarover door den president van den raad van justitie in kort geding worden beslist, indien de verzegeling plaats heeft binnen de residentie-afdeeling, in welke de raad van justitie gevestigd is. Indien echter de verzegeling elders plaats heeft, zal de daarmede belaste amb—\' tenaar de zaak onverwijld, met toezending van een door hem geauthentiseerd afschrift van zijn pi-oces-verbaal, aan de beslissing van genoemden president onderwerpen. In alle gevallen zal de verzegeling worden gestaakt, en zullen door den ambtenaar met de verzegeling belast, buiten of, naar gelang van omstandigheden, zelfs binnen het huis bewaarders worden gesteld. De gemelde ambtenaar kan echter, indien de zaak geen uitstel gedoogt, bij voorraad daarover beschikken, behoudens zijne verpligting, om dezelve daarna onverwijld aan de beslissing van de president te onderwerpen (art. 659 B. R.).

Indien er in den boedel geene roerende goederen hoegenaamd worden gevondeiij zal de ambtenaar met de verzegeling belast daarvan, bij eene op te maken acte, doen blijken en, wanneer er zich in den boedel roerende goederen bevinden, welker gebruik noodzakelijk is voor de huisgenoo-ten of die niet gevoegelijk kunnen worden verzegeld, zal

-ocr page 293-

250

hij daarvan proces-verbaal opmaken, bevattende een summiere beschrijving dier niet verzegelde voorwerpen.

Indien handelspapier in den boedel gevonden wordt, hetwelk niet buiten schade zoude kunnen worden verzegeld, zal de voormelde ambtenaar daarvan eene beschrijving geven in zijn proces-verbaal, en hetzelve aan de belanghebbenden uitreiken (art. 6(50 B. R.).

§ 2. Van het verzet tegen de ontzegeling.

Alle diegenen, welke het regt hebben om tegenwoordig te zijn bij liet opmaken van den inventaris 1), kunnen tegen het ligten der zegels in hunne afwezigheid verzet doen, bij eene geschrevene of mondelinge verklaring, welke zij op het proces-verbaal van verzegeling zullen doen inschrijven.

Deze verklaring moet bevatten de redenen van verzeten de keus van woonplaats in de hoofdplaats der residentie-afdeeling, binnen welke de verzegeling gesciiiedt, zoo de opposant niet in die afdeeling woonachtig is (artt. 6til en 662 B. Rv.

§ 3. Van ontzegeling.

Het zegel mag, behalve in het geval van dringende noodzakelijkheid, waaromtrent de met de verzegeling belaste ambtenaar beslist, niet worden opgeheven, dan na drie volle dagen sedert dat hetzelve gelegd is (art. 663 B. II..).

Indien de erfgenamen of eenigen van hen minderjarig en zonder voogden zijn, en niet namens de weeskamer vertegenwoordigd worden, zal er tot de ontzegeling niet .no-gen worden overgegaan, alvorens in hunne voogdij is voorzien geworden (art. 66J B. R.) t).

Alle degenen, die het regt hebben om verzegeling te laten doen, kunnen ook de ontzegeling vorderen, met uitzon-

1

Zie lager op inventarisatie of boedelbeschrijving.

f) Onder de minderjarigen moeten ook gerangschikt worden zij, die voor bepaalde verrigtingeu handligting hebben bekomen, maar voor de overige handelingen de magtiging van hun voogd behoeven. Zie de Makiini in liet aangehaalde werk op art. 670 B. R.

-ocr page 294-

deiing echter van de personen, die in dienst zijn geweest van, of zamen hebben gewoond met den overledene (art. 665 B. R.).

De formaliteiten om tot ontzegeling te kunnen overgaan zijn:

1°. De vordering daarvan, op het verbaal van verzegeling aangeteekend, met keuze van woonplaats in de hoofdplaats der residentie-afdeeling, binnen welke de verzegeling gedaan is, indien de verzoeker niet in die afdeeling woont en zulks niet reeds geschied is;

2°. Een bevel van den ambtenaar met de verzegeling belast, den dag en het uur voor de onlzegeling bepalende;

3°. Eene aanmaning om bij de outzegeling tegenwoordig te zijn, welke ten minste vieren-twintig uren vóór de ontzegeling gedaan muet worden aan den overgebleven echtgenoot, aan de vermoedelijke erfgenamen, voor zoo ver die bekend zijn, aan de uitvoerders van den uitersten wil, aan de schuldeischers, op wier vordering de verzegeling gedaan is, en aan allen, welke tegen eene ontzegeling buiten hunne tegenwoordigheid zijn opgekomen.

De aanmaning zal gedaan worden aan de gekozen woonplaats voor de laatstgenoemde schuldeischers en opposanten, en het zal overigens niet noodig zijn, dezelve te laten doen aan de overige opgenoemde personen, indien zij buiten de residentie-afdeeling, waar de ontzegeling moet geschieden, woonachtig zijn; doch de ambtenaar met de verzegeling belast, zal voor hen, ten hunnen koste, eenen notaris of ander vertrouwd persoon stellen, om hen, bij hunne afwezigheid, bij de opheffing der zegels en bij de beschrijving des boedels te vertegenwoordigen (art. 666 B. R.).

De overgebleven echtgenoot, de vermoedelijke erfgenamen, of degenen, die hen vertegenwoordigen en de uitvoerders van den uitersten wil, kunnen bij al de zittingen van ontzegeling en boedelbeschrijving tegenwoordig zijn, staande het echter aan den met de verzegeling belasten ambtenaar vrij om, na de eerste zitting, de overige bovengemelde geroepenen bij de volgende zittingen niet anders toe te la-

-ocr page 295-

ten, dan gezamenlijk en ten hunnen koste vertegenwoordigd door éénen gemagtigde, omtrent wien zij zonder uitstel zullen overeenkomen, of die anders door den gemelden ambtenaar zal worden benoemd.

Indien een dezer belangliebbenden echter bijzondere of tegenstrijdige belangen mogt beweren, kan hij, op vergunning van gezegden ambtenaar, in persoon blijven verschijnen, of wel zich ten zijnen koste door een bijzonderen gemagtigde doen vertegenwoordigen (art. 667 B. R. .

Indien de met de verzegeling belaste ambtenaar, na daartoe gedane vordering, mogt weigeren de zegels op te heffen, zal dit verschil door den voorzitter van den raad van justitie in kort geding worden beslist (artt. 659 en 668 B. R.).

Het proces-verbaal van ontzegeling moet bevatten;

1°. De vermelding van dag en uur, waarop die gedaan wordt;

2°. Den naam en de woonplaats of gekozen woonplaats van hem, die de ontzegeling gevorderd heeft;

3°. De vermelding van het bevel tot ontzegeling;

4°. De vermelding der bovenbedoelde aanmaning, om tegenwoordig te zijn;

5°. De verschijning en al de vorderingen of beweringen van partijen;

6°. De herkenning van de zegels en de bevinding der-zelve als gaaf en ongeschonden; indien zij dit niet mogten zijn, de vermelding van den toestand, waarin zij worden gevonden, en van de maatregelen, welke door den met de verzegeling belasten ambtenaar dien ten gevolge noodig geoordeeld en genomen mogten zijn;

7°. De benoeming van een notaris en van schatters, \'.n-dien daartoe gronden zijn, door de belanghebbenden te kiezen, of bij verschil door den gemelden ambtenaar te benoemen, mitsgaders de eedsaflegging der schatters in handen van dien ambtenaar;

8°. De opgave der zwarigheden en verschillen bij de ontzegeling tusschen de belanghebbenden ontstaan, waarop eens uitspraak muet vallen; in welk geval wordt gehandeld al» boven op bladz. 249 is medegedeeld.

-ocr page 296-

253

Het bevelschrift, houdende de beslissing van den president van den raad van justitie, wordt op het proces-verbaal van ontzegeling ter neder geschreven (art. 669 13. R.).

Indien bij opheffing der zegels de reden van derzelver legging niet is vervallen, en bij die opheffing eene boedelbeschrijving moet plaats vinden, worden de zegels opgeheven naar gelang deze beschrijving gedaan wordt; aan het einde van elke zitting, worden dezelve weder op het nog niet beschrevene, doch reeds ontzegelde gelegd. In geval echter de reden der verzegeling vervalt eer de ontzegeling is geschied of terwijl deze geschiedt, worden de zegels in eens opgeheven, en houdt de verdere tegenwoordigheid op van den met de verzegeling belasten ambtenaar bij de boedelbeschrijving, indien deze gedaan mogt worden (artt. 670 en 671 B. R. 1 .

§4. Van inventarisatie of boedelbeschrijving.

Boedelbeschrijving zal, na de opheffing der zegels, indien de belanghebbenden daaromtrent eenstemmig zijn, onderhands kunnen worden gemaakt in al de gevallen, waarin de wet niet uitdrukkelijk het tegendeel mogt hebben bepaald t).

De acte van boedelbeschrijving, door partijen onder-teekend, moet bij de weeskamer der plaats, waar het sterfhuis gevallen is, overgebragt en, ten overstaan derzeive,

1

De reden der verzegeling vervalt onder anderen, zoodra afwezigen tegenwoordig of behoorlijk vertegenwoordigd zijn; zoodra aan een minderjarigen of onder curatele gestelden erfgenaam een voogd of curator is toegevoegd en deze laatste tegenwoordig is, of wel de minderjarige meerderjarig is geworden, of door venia aetatis de regten van meerderjarigheid heeft bekomen, wanneer het gedaan verzet is opgeheven, enz.

f) De boedelbeschrijving moet notarieel worden opgemaakt:

1°. Wanneer dezelve te gelijk wordt opgemaakt met de ontzegeling;

2quot;. Indien de belanghebbenden niet eenstemmig goedvinden dezelve onderhands op te maken (art. C72 B. R.);

3°. Wanneer liet goederen betreft aan vruchtgebruik of het regt van gebruik onderworpen, in geval de eigenaar niet tegenwoordig is (art. 783 en 819);

-ocr page 297-

254

door partijen worden beëedigd (arl. 67.i B. R. en art. 386 B. W.).

Tot het doen opmaken van boedelbeschrijving zijn verpligt:

1°. De langstlevende echtgenoot, van de goederen der gemeenschap, indien er minderjarige kinderen overblijven, binnen drie maanden na het overlijden van den eerstge-storvene. Die boedelbeschrijving kan onderhands, doch muet in tegenwoordigheid van de weeskamer worden op-gemaakt. Bij ontbreken van zoodanige beschrijving, duurt de gemeenschap voort ten voordeele van de minderjarigen, doch ninunei\' ten hunne nadeele, en verliest de langstlevende echtgenoot het vruchtgenot der goederen, welke aan de minderjarigen toebehooren (artt. 1^7 en öló. Zie ook de noot op bladz. 162 van dit Handboek).

2°. Kchtgenooten, wanneer de te beschrijven goederen, niet in de tusschen hen bestaande gemeenschap van goederen vallen; of wanneer zij buiten gemeenschap van goederen zijn getrouwd, ten einde van de aankomst dier goederen, tot terugneming derzelve, kunne blijken (art. 166).

;30. De voogd en curator, binnen tien dagen na de aanvaarding Imnner voogdij of curatele, in tegenwoordigheid van de weeskamer. De deugdelijkheid van den inventaris moet onder eede, ten overstaan van de weeskamer, worden bevestigd en, in geval de inventaris onderhands is opgemaakt, moet dezelve bij de weeskamer worden overge-bragt (artt. 386 en 152);

1°. De voogd en curator van alle nalatenschappen, welke aan de minderjarigen of onder curatele gestelden zijn opgekomen (artt. 371 en 452).

4o. In geval van geoorloofde erfstelling over de hand, wanneer dezelve plaats heeft bniten tegenwoordigheid van deu benoemden bewin-voerder of andere belanghebbenden (nrt. 9S1);

5o. In oenen f.-allieten of iusolventen boedel, waarvan geene verzegeling bevolen is geweest, ten ware do regter-commissaris de weeskamer, uithoofde van bijzondere omstandigheden des boedels, toesta dezelve onderhands op te makeu (art. 78G W. v K. en art. 909 B. R.).

-ocr page 298-

255

5°. De weeskamer, benoemd lot vertegenwoordiging van vermoedelijk afwezigen (art. 464);

6°. De vermoedelijke erfgenamen of de echtgenoot van den vermoedelijk overledene, dadelijk bij het in bezit nemen van de goederen des afwezigen (artt. 177 en 4S3);

7°. De echtgenoot van den afwezige, wanneer hij verkiest, de gemeenschap van goederen, of die van winst en verlies, of van vruchten en inkomsten, welke tusschen hem en den afwezige bestaat, te doen voortduren (art. 483);

S0. De vruchtgebruiker en hij, die het regt van gebruik heeft van goederen, in tegenwoordigheid van den eigenaar of deze ten minste behoorlijk opgeroepen zijnde(art. 783 en S19);

9°. De gestelde bewindvoerder van- of de belanghebbenden bij- of het openbaar ministerie opzigtens goederen, met last van uitkeering bezwaard, of bij erfstelling over de hand in hetgeen onvervreemd en onverteerd zal worden nagelaten, en zulks binnen eene maand na het overlijden van den erflater, in tegenwoordigheid van de andere belanghebbenden dan de verzoeker, of na hen behoorlijk te hebben opgeroepen. Indien de belanghebbenden tegenwoordig zijn, kan de beschrijving onder de hand geschieden, en moet dezelve, binnen den tijd van veertien dagen na het voleindigen, ter grilïïe van den raad van justitie worden overgebragt ^artt. 980, 981, 990 en 16751;

10°. Uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen, in tegenwoordigheid , of na bij behoorlijk exploict gedane oproeping der erfgenamen, die, zich binnen Ned.-Indië bevinden (art. 1010);

11°. De erfgenaam, die zich omtrent de wijze van aanvaarding of verwerping der nalatenschap wil beraden, of die, zonder beraad, de nalatenschap onder het voorregt van boedelbeschrijving heeft aanvaard, en zulks binnen vier maanden na de verklaring van beraad, oi\'van aanvaarding onder het voorregt van boedelbeschrijving, zonder beraad, ter griffie van den raad van justitie te doen, welke termijn door den regter kan worden verlengd (artt. 1023, 1024 en 1042).

-ocr page 299-

256

12°. De weeskamer, eene onbeheerde nalatenschap aanvaardende (art. 112S).

13°. Het land, in geval hetzelve, bij ontbreken van erfgenamen, tot eene nalatenschap geregtigd wordt [art. 833).

14°. De weeskamer in een faillieten boedel, in geval van verklaring van kennelijk onvermogen en bij geregtelij-ken boedelafstand, de gefailleerde, onvermogende of afstand gedaan hebbende, daarbij behoorlijk opgeroepen zijnde. Indien er geene verzegeling is bevolen, moet de beschrijving notarieel worden opgemaakt, tenzij de regter-commissaris mogt toestaan, dit bij onderhandsche acte te doen, welke acte ter griffie van den raad van justitie moet worden nedergelegd. De regter kan de waardering der voorwerpen, uithoofde van derzelver geringheid, aan de weeskamer-zelve overlaten.

Indien eene verzegeling heeft plaats gehad, wordt de boedelbeschrijving door de weeskamer opgemaakt naar mate de ontzegeling geschiedt, ten overstaan van den ambtenaar met de verzegelingen belast, en door dezen mede onderteekend (artt. 78i—786 W. v. K. en 713 en 909 B. R.).

Alle degenen, die geregtigd zijn de verzegeling te vorderen, (zie bladz. 2-16 en 247\') hebben het regt, om bij ontzegeling de inventarisatie of boedelbeschrijving te eischen, uitgezonderd zij, die in dienst waren van den overledene of met hem te zamen woonden (art. 673 B. R.).

Indien bij de opheffing der zegels 1) tot eene boedelbeschrijving wordt overgegaan, zal dit in de tegenwoordigheid geschieden van de personen, opgenoemd bij no. 3 der formaliteiten, gevorderd wordende om tot de ontzegeling te kunnen overgaan, en op den voet aldaar voor de ontzegeling bepaald (Zie bladz. 250 en art. 674 B. R.).

In de gevallen, waarin ook, buiten verzegeling, eene

1

De wet spreekt van boedelbeschrijving bij en van boedelbeschrijving «« ontzegeling. Door de eerste zal moeten worden verstaan, de beschrijving, die naar mate van do opheffing der zegels geschiedt, en door de laatste de beschrijving, die plaats heeft, nadat de zegels, uit hoofde de reden der verzegeling is vervallen, in eens zijn opgeheven. Zie J. C. Dwaks, Handleiding tot het Notarisambt, bladz. 1SC.

-ocr page 300-

257

boedelbeschrijving bij de wet wordt voorgeschreven, of waarin eene boedelbeschrijving op eene ontzegeling volgt, zal de boedelbeichrijving, behalve de formaliteiten van alle openbare en onderhandscbe acten 1), moeten bevatten:

1°. De voornamen, namen en woonplaatsen van de tegenwoordige of vertegenwoordigde personen en van hunne vertegenwoordigers; van de niet tegemvoordigen, indien zij bekend en daartoe opgeroepen zijn t) en van de schatters;

2°. De opgave der plaats, waar de beschrijving gedaan is en de goederen zijn gevonden;

3°. De korte beschrijving der goederen met de vermelding der waardering van de roerende goederen;

4°. De opgave van de muntspecien, alsmede van de hoedanigheden en het gewigt van het goud- en zilverwerk;

5°. De opgave van aanteekenings-boeken of registers, zoo die er zijn. Deze znllen, indien de beschrijving notarieel wordt opgemaakt , op de eerste en laatste bladzijde dooiden notaris worden gewaarmerkt en, indien de boedelbeschrijving onderhands is, zal dit door een der belanghebbenden, bij oven nkomst daartoe te kiezen, worden gedaan;

6° , De vermelding der gevonden titels en der schriftelijke verbindtenissen ten laste of bate des boedels;

7°. De vermelding van den eed hij het sluiten der boedelbeschrijving, hetzij in handen van den notaris, hetzij in handen van den ambtenaar met de verzegeling belast, afgelegd door hen, die vóór dezelve in het bezit der goederen zijn geweest, of liet huis bewoond hebben, waarin dezelve zich bevinden, dat zij niets hebben verduisterd, noch gezien hebben, noch weten dat iets verduisterd is;

1

De formaliteiten van openbare acten zijn in de instructie voor de notarissen beschreven. De formaliteiten van onderhandsche acten bestaan:

1°. In het gebruiken van gezegeld papier;

2°. In liet onderteekenen door partijen;

3». In het viseren en boeken derzelven door een openbaar ambtenaar.

f) In geval van gedane oproeping der afwezige belanghebbenden, dient van het exploiet, waarbij die oproeping is geschied, in de boedelbeschrijving melding gemaakt te worden.

-ocr page 301-

S0. Dat gehandeld is met in den boedel gevonden testamenten en met papieren, niet tot de nalatenschap behoo-rende, overeenkomstig de voorschriften op bladz. 248 en 249 medegedeeld, en de vermelding aan wien de effecten en papieren des boedels zijn overgegeven, hetzij krachtens de wet, hetzij volgens overeenkomst der belanghebbenden (art. 675 B. R.).

9°. Indien de minderjarige of onder curatele gestelde belanghebbende iets aan zijn voogd of curator verschuldigd is, opgave van het verschuldigde artt. 387 en 452).

Indien bij de boedelbeschrijving zwarigheden of verschillen ontstaan, zullen de partijen, henevens de notaris, die dezelve, mogt opmaken, zich vervoegen tot den voorzitter van den raad van justitie, onder wiens regtsgebied de boedelbeschrijving gedaan wordt, om daarop in kort geding bij voorraad te beslissen.

Wanneer de boedelbeschrijving wordt opgemaakt buiten de residentie-afdeeling, in welke de raad van justitie zitting houdt, zal de notaris de opgekomen bezwaren en verschillen duidelijk beschrijven in een deswege ip te maken prcgt;;:8s-verbaal, hetwelk door partijen, na voorlezing, mede za! worden onderteekend, tenzij deze dit niet mogten kunnen ol\' willen doen, waarvan melding moet worden gemaakt. Dit proces-verbaal zal onverwijld door den notaris, bij request, worden ingediend aan den gemelden voorzitter, die daarop, zonder verdere formaliteit, bij voorraad zal beslissen (art. 670 B. RA

Van hoedehcheidiny.

§ 1. Van boedelscheiding en hare gevolgen.

Niemand is genoodzaakt in eenen onverdeelden boedel te blijven. De boedelscheiding kan, niettegenstaande eenig daarmede strijdig verbod, ten allen tijde worden gevorderd 1). Niettemin is de overeenkomst van waarde.

1

Boedelscheic\'ing vindt plaats, wanneer meerdere dan één persoon tot eeue en dezelfde nalatenschap geroepen worden. Hieruit ontstaat

-ocr page 302-

259

waarbij de boedelscheiding voor euu bepaalden tijd wordt opgeschort, welk beding voor niet langer dan vijf jaren van verbindende kracht is, kunnende hetzelve echter telkens, na alloop van den termijn, vernieuwd worden (art. 1066) *).

De schuldeischers van den erflater, mitsgaders de legatarissen zijn bevoegd zich tegen de boedelscheiding te verzetten, zoo lang aan hen niet is voldaan, hetgeen ten tijde van dat verzet verschenen en op vorderbaar is, in welk geval de boedelscheiding ten hunnen opzigte nietig is, wanneer zij na dat verzet is verleden (art. 1007quot;;.

Indien al de erfgenamen het vrije beheer over hunne goederen hebben en tegenwoordig zijn, kan de boedelscheiding plaats hebben op zoodanige wijze en door middel van zoodanige acte als zij goed vinden (art. 1096).

Namens hen, die het vrije beheer over hunne goederen niet bezitten, kan de boedelscheiding niet gevorderd worden , dan met inachtneming der omtrent zoodanige personen bij de wettelijke bepalingen gestelde voorschriften.

De man kan, zonder medewerking zijner vrouw, de boedelscheiding vorderen of mede tot stand brengen van al de goederen, welke in de gemeenschap vallen.

De vrouw kan de boedelscheiding vorderen of mede tot stand brengen, ten aanzien van goederen, welke aan

eeue deelgeuootschap, onderscheiden van idle andere maatschap of vennootschap. Deze deelgenootschap wordt geboren uit de wet hij versterf, of uit den wil van een derde door erfstelling, en brengt verpligtingeu en vcrbindtcnissen voort, zoo van de deelgenooten te zamen en individueel onderling, als ook tegen derden. Zij betretien den inbreng, de schulden en de scheiding en toewijzing van afzonderlijk eigendom. Zie dk Martini, in het aangehaalde werk op art. 1112.

*) Artt. 408 en 452 maken hierop eene uitzondering, als kunnende de, in algeheele of beperkte gemeenschap van goederen gehuwd geweest zijnde, langstlevende vader of moeder van den regter magtiging erlangen om de goederen, de nering, het bedrijf, den handel, de fibriek of dergelijke, gedurende een bepaalden tijd en zelfs tot de meerderjarigheid, in gemeenschap niet de minderjarigen of onder curatele gestelden, te mogen aanhouden.

-ocr page 303-

26Ü

haar zijn opgekomen en niet tot de gemeenschap behoo-ren, gelijk mede, indien er scheiding van goederen plaats heeft, mits zij daartoe door den man bijgestaan of gemag-tigd, of door den regter gemagtigd zij (art. 1070).

Indien een of meer der belanghebbenden weigeren of nalatig blijven tot de boedelscheiding mede te werken, nadat die bij regterlijk vonnis is bevolen geworden 1), wordt doov den raad van justitie, indien zulks niet reeds bij het vonnis heef plaats gehad, op het verzoekschrift dei- meest gereede belanghebbenden, aan de weeskamer opgedragen, zoodanige weigerachtige of nalatige erfgenamen bij de boedelscheiding te vertegenwoordigen en hetgeen zij ontvangen te beheeren, alles op den voet als in geval van afwezigheid is voorgeschreven (artt. 463—466 en 1071).

In bovengenoemd geval, gelijk mede, indien zich onder de erfgenamen personen bevinden, die het vrije beheer over hunne goederen niet bezitten, kan de boedelscheiding, en zulks op straffe van nietigheid in geval van overtreding, geene plaats vinden dan met inachtneming der ondervolgende bepalingen:

1°. Dat de weeskamer bij de boedelscheiding tegenwoordig, dan wel door een of meer harer leden of wel door een barer agenten vertegenwoordigd zij;

2°. Dat de boedelscheiding worde verleden bij acte, ten overstaan van een notaris door partijen verkozen of, in geval van verschil, benoemd door den raad van justitie op bet verzoekschrift van de meest gereede belanghebbenden (artt. 417, 1072 en 1074 B. W. en art. 690 B. R.).

Eene boedelscheiding moet worden voorafgegaan van eene boedelbeschrijving, hetzij bij afzonderlijke acte, hetzij te gelijk met de boedelscheiding en bij eene en dezelfde acte opgemaakt, overeenkomstig de voorschriften der wet t).

1

Men zie ten deze artt. 689—693 B. R., handelende over de verdeeling.

t) iMen vergelijke liet boven omtrent boedelbeschrijving opgeteekende.

-ocr page 304-

261

Indien echter al de erfgenamen, tijdens het overlijden van den erflater tegenwoordig zijnde en het vrije beheer over hunne goederen hebbende, geene boedelbeschrijving hebben opgemaakt, en later voorgevallen veranderingen in den staat des boedels de naleving der wettelijke bepalingen omtrent de boedelbeschrijving onmogelijk maken, vangt de boedelscheiding aan met eene zoo naauwkeurig mogelijke opgave van den boedel, zoodanig als die door den erflater is nagelaten, van de daarin sedert voorgevallen veranderingen en van deszelfs tegenwoordigen staat. De deugdelijkheid van die opgave wordt daarbij in handen van den notaris beëedigd door degenen, die in het bezit der onverdeelde nalatenschap zijn gebleven. Bij weigering van het afleggen van dien eed, zal de notaris daarvan, zooveel mogelijk met opgave der redenen van weigering, in de acte melding maken (art. 1073).

Indien de weeskamer hare goedkeuring aan de ontworpen boedelscheiding weigert, en de gezamenlijke erfgenamen en hunne vertegenwoordigers (voor zoo ver die vertegenwoordiging niet aan de weeskamer is opgedragen) mogten vermeenen, dat die weigering niet gegrond is, geeft de weeskamer de redenen harer weigering op, en worden dezelve opgenomen in een door den notaris op te maken proces-verbaal. De ontworpen boedelscheiding, door de weeskamer en den notaris gewaarmerkt, wordt, met een afschrift van dit proces-verbaal, door den notaris ter griffie van den raad van justitie gebragt, of in besloten omslag aldaar bezorgd, in geval die ambtenaar woont op meer dan twintig palen afstands van den zetel van den raad van justitie 1).

De erfgenamen kunnen alsdan hunne bezwaren, bij een met redenen bekleed verzoekschrift, inbrengen bij den raad van justitie, die daarop in het hoogste ressort uitspraak doet. In geval van goedkeuring, wordt de boedelscheiding

1

Het proces-verbaal van deu notaris en de ontworpen boedelscheiding zijn vrij van zegel. Zie art. 1075, alinea 3.

-ocr page 305-

i62

ten overstaan van den notaris verleden, overeenkomstig het ontwerp, hetwelk, na door den president en den griffier gewaarmerkt te zijn, aan den notaris wordt terugegeven en door dezen aan de minuut vastgeliecht (art. 1076).

Indien de erfgenamen, of een of meer hunner van oordeel zijn, dat de onroerende goederen des boedels of sommige daarvan , hetzij in het belang van den boedel, tot betaling van schulden als anderzins, hetzij om eene behoorlijke verdeeling te kunnen tot stand brengen, behoo-ren verkocht te worden, kan de raad van justitie, na verhoor der andere belanghebbenden, of deze behoorlijk opgeroepen zijnde, den verkoop bevelen , overeenkomstig de wettelijke bepalingen 1), des echter dat, indien de verkoop in het openbaar geschiedt, de tegenwoordigheid, immers de behoorlijke oproeping der weeskamer wordt gevorderd (art. 1076) t).

Wanneer al de belanghebbenden er in toestemmen zal, ook in geval dat minderjarigen of onder curatele gestelden onder die belanghebbenden zijn, de raad van justitie, kunnen toelaten, dat de verkoop der onroerende goederen onderhands geschiede, in welk geval echter die verkoop voorgeenen legeren prijs geschieden mag, dan waarop het onroerend goed, vóór het verleend verlof, door drie, door den raad van justitie te benoemen, deskundigen is geschat (.art. 685 B. R, en art. 396 B. W.).

De waardering der op het tijdstip der boedelscheiding in den boedel aanwezige goederen geschiedt, als volgt:

1°. Effecten, schuldvorderingen en aandeelen in maatschappijen, welke vermeld zijn op prijscouranten, op openbaar gezag opgemaakt en uitgegeven, volgens die prijscouranten;

1

Over den verkoop van roerende goederen, zie men artt. 677—682 en over dien van onroerende goederen artt. 683—688 B. R.

-f) Indien een der erfgenamen een stuk onroerend goed koopt, heeft zulks ten zijnen opzigte hetzelfde gevolg, als of hij het in de scheiding verkregen had (art. 1076 , alinea 2).

-ocr page 306-

■zus

2°. Aiidete roerende goederen, tegen de waarde, waarop zij bij de boedelbeschrijving geschat zijn, ten ware een of meer erfgenamen eene nadere schatting door eenen deskundige mogten verlangen;

3°. Onroerende goederen, tegen den prijs door drie deskundigen te bepalen (art. 1077;.

De deskundigen worden benoemd door de belanghebbenden of, in geval van verschil, op het verzoekschrift van de meest gereede dier belanghebbenden, door den raad van justitie binnen wiens regtsgebied de erfenis is opengevallen en, voor zoo veel betreft de waardering van onroerende goederen, door den raad van justitie, binnen wiens regtsgebied die goederen gelegen zijn.

De deskundigen worden, vóór de waardering, beëedigd door het hoofd van het bestuur der plaats, waar de erfenis is opengevallen of, voor zoo veel betreft de waardering van onroerende goederen, door het hoofd van het bestuur der plaats, waar die goederen gelegen zijn.

Indien partijen, ten aanzien van onroerende goederen buiten Ned.-Indië gelegen, omtrent de benoeming van deskundigen niet kunnen overeenkomen, regelt de raad van justitie de wijze, waarop de waardering kan worden bewerkstelligd (.art. 1078\'.

Na de regeling van den inbreng (zie lager) en van hetgeen door den boedel aan één of meer der erfgenamen, uit welken hoofde ook, verschuldigd is, wordt het overschot van den boedel en het aandeel van iederen erfgenaam of staak bepaald.

Vervolgens wordt, met onderling goedvinden der belanghebbenden, bij toebedeeling aangewezen, welke goederen in ieders aandeel vallen en, zoo daartoe gronden zijn, welke geldsom, wegens één of meer aandeelen, ter gelijkmaking, moet uitbetaald worden. Zoo de belang hebbenden zich wegens zoodanige toebedeeling niet kunnen verstaan, worden er zoo vele kavelingen gemaakt als er erfgenamen of staken zijn, en bepaalt het lot de toedeeling der kavelingen.

-ocr page 307-

264

De onderverdeeling van de aan eenen staak toebedeelde goederen geschiedt op gelijke wijze.

Alle verschil over het maken dier kavelingen en onderverdeeling ontstaan, wordt, op verzoekschrift der meest gereede belanghebbenden, door den raad van justitie beslist (art. 1079).

De erfgenamen zijn bevoegd de hun bij het lot toebedeelde kavelingen geheel en, indien zij het vrije beheer over hunne goederen hebben, ook gedeeltelijk te ruilen, mits zulks geschiede vóór het sluiten der acte van scheiding, en die ruiling daarin worde opgenomen, als wanneer dezelve hetzelfde gevolg heeft, alsof de over en weder geruilde goederen waren toegescheiden (art. 1080)

De papieren en bewijzen van eigendom, tot de toebedeelde goederen behoorende, worden overgegeven aan hem, aan wien de goederen zijn toebedeeld. Indien die stukken betrekking hebben op een aan meer dan één erfgenaam toebedeeld goed, verblijven zij bij dengene, aan wien het voornaamste gedeelte van zoodanig goed is toegescheiden, die verpligt is om daarvan aan de mede-erfgenamen inzage en, zoo een hunner zulks begeert, afschriften of uittreksels ten diens koste te geven.

De algemeene boedelpapieren blijven in bewaring van hem, wien de meerderheid der erfgenamen, of, in geval van verschil, de raad van justitie, op verzoekschrift van de meest gereede belanghebbenden, daartoe benoemd heeft, rustende almede op dezen de bovenvermelde verpligting tot het geven van inzage en uittreksels of afschriften (artt. 1081 en 1082!.

Ieder der erfgenamen wordt geacht onmiddelijk te zijn opgevolgd in de hem toebedeelde goederen, wordende geen hunner immer gerekend, den eigendom van de andere

*) Uit deze bepaling vloeit dus voort, dat ook voogden en curators, mits voor het geheel, die ruiling kunnen doen. De gedeeltelijke ruiling wordt slechts aan die erfgenamen toegestaan, welke het vrije beheer over hunne goederen hebben.

-ocr page 308-

265

i

goederen der nalatenschap gehad te hebben (artt. 1076 en 1083).

De mede-erfgenamen zijn verpligt, ieder in evenredigheid van zijn aandeel, elkander over en weder te vrijwaren;

1°. Tegen alle stoornis en uitwinning, welke uit eene oorzaak, vóór de verdeeling ontstaan, voortkomen, en

2°. Voor de gegoedheid van schuldenaren, van renten of andere schuldvorderingen, mits:

a. De vordering worde ingesteld binnen drie jaren na de boedelscheiding;

b. De schuldvordering voor het volle bedrag zij toebedeeld; en

c. Bewezen worde, dat de schuldenaar reeds ten tijde van het verlijden der acte van boedelscheiding onvermogend was.

Vrijwaring heeft echter geene plaats, wanneer die bepaaldelijk, bij een bijzonder en uitdrukkelijk beding, in de acte van boedelscheiding is uitgesloten, en zij houdt op, wanneer de mede-erfgenaam door zijne schuld de uitwinning ondergaat (art. 1084).

Indien één of meer erfgenamen zich buiten staat bevinden, oui hun aandeel in de, ter zake van eenige vrijwaring van hunnen mede-erfgenaam, verschuldigde schadeloosstelling te voldoen, wordt het door hem of hen verschuldigde aandeel, naar evenredigheid van ieders erfdeel, omgeslagen over den gewaarborgde en de mede-erfgenamen, die in staat zijn om te betalen (art. 1085).

\'VS..!

1

ill

m

s fel

Bijaldien in den loop der werkzaamheden van de scheiding zwarigheden ontstaan, zal de notaris daarvan een afzonderlijk proces-verbaal, behelzende de beweringen van partijen opmaken, en daarvan een afschrift inzenden ter griffie van den raad van justitie (art. 691 B. R.). 1).

3il M\'

ifèÉ

i

f fS\'

\'•li

12

1

Bij art, 693 B. R. is den notarissen de verpligting opgelegd, ^an elke der partijen zoodanige afschriften of extracten van de acte van scheiding af te geven, als de belanghebbenden zullen vorderen.

-ocr page 309-

266

§ 2. Van inbreng.

Onverminderd de verpligting van alle erfgenamen tot voldoening aan, of verrekening met hunne mede-erfgenamen, van alles wat zij aan de nalatenschap schuldig ziji^ moeten alle schenkingen onder de levenden, welke zij van den erflater hebben genoten, worden ingebragt;

1°. Door de erfgenamen in de nederdalende linie, wettige of natuurlijke, hetzij dezelve de nalatenschap zuiver, of onder het voorregt van boedelschrijving, hebben aanvaard, en hetzij dezelve slechts tot het wettelijk erfdeel of tot meerder zijn geroepen; ten ware de giften met uitdrukkelijke vrijstelling van inbreng zijn gedaan, of de begiftigden, bij eene authentieke acte of bij uitersten wil, van de verpligting van inbreng zijn ontheven;

2°. Door alle andere erfgenamen, hetzij bij versterf, hetzij bij uitersten wil, doch alleen in het geval, dat de erflater of schenker den inbreng uitdrukkelijk heeft bevoler, of bedongen (art. 10S6).

De erfgenaam, die de erfenis verwerpt, is niet gehouden in te brengen, hetgeen aan hem geschonken is, al bedroeg die inbreng ook meer dan het hem toekomend erfdeel, dan alleen ter aanvulling van zoodanige gedeelte, als waardoor het wettelijk erfdeel zijner mede-erfgenamen mogt verkort zijn (artt. 1087 en 1088).

De ouders behoeven de giften niet in te brengen, die aan hun kind door deszelfs grootouders gedaan zijn; op gelijke wijze is een kind, dat uit eigen hoofde de erfenis zijner grootouders beurt, niet verpligt de door deze aan zijne ouders gedane gift in te brengen.

Daarentegen moet het kind, dat slechts bij plaatsvervulling die erfenis beurt, de giften inbrengen, welke aan zijne ouders gedaan zijn, zelfs indien het kind de nalatenschap zijner ouders mogt hebben verworpen. In geval van zoodanige verwerping, is echter het kind, jegens zijne mede-erfgenamen in de grootouderlijke nalatenschap, voor

-ocr page 310-

■ li

267

de schulden zijner ouders niet aansprakelijk (art. 1089)1).

Giften, welke aan den eenen echtgenoot door een der ouders van den anderen echtgenoot gedaan zijn, zijn zelfs voor de helft niet aan inbreng onderworpen, al ware het ook dat de geschonken voorwerpen in de gemeenschap vielen.

Indien de giften gezamenlijk aan de beide echtgenooten door den vader of de moeder van een hunner gedaan zijn, moet de inbreng voor de helft en, wanneer die giften aan den echtgenoot door zijn eigen vader of zijne eigene moeder gedaan zijn, voor het geheel plaats hebben (art. 1090).

De inbreng geschiedt alleen in de nalatenschap des schenkers, ten behoeve van erfgenamen; ten behoeve van legatarissen of schuldeischers des boedels is geen inbreng verschuldigd (art. 1091).

Behalve de schenkingen onder de levenden moet ook worden ingebragt;

1°. Al hetgeen is verstrekt, om aan den erfgenaam een stand, een beroep of bedrijf te verschaffen;

2». Al hetgeen verstrekt is ter betaling van deszelfs schulden;

3°. Al hetgeen ten huwelijk is gegeven (art. 1096).

Aan inbreng zijn niet onderworpen:

1quot;. De kosten van onderhoud en opvoeding;

2°. De uitkeeringen tot noodzakelijk levensonderhoud;

3°. De uitgaven tot het aanleeren van eenigen tak van koophandel, kunst, handwerk of bedrijf;

4°. De kosten van studie;

5°. De kosten tot plaatsvervanging of nummerverwisseling in \'s lands gewapende dienst;

811 f li

tetlï

A

V4VT; |

n

I

;■ f If ,i: f

iili

Pil Ést,

IÉ ü

\'cïl

\'lij

6°. De bruiloftskosten, kleederen en kleinooden, tot huwelijks-uitzet gegeven;

lil ■r:. „i

■Mi |

iv-\'i

ii

1

Het zijn dus alleen de giften, welke jegens de erfgenamen in dat geval verzekerd worden en geenszins de schulden. Het Is daarom, in het belang van al de kinderen, raadzaam, dat ouders, in geval zij aan sommigen van hen gelden voorschieten, een bewijs nemen, dat die gelden hun gegeven of geschonken zijn. Zie hieromtrent djs Maktini, in het aangehaalde werk, op art. 1135.

-ocr page 311-

268

7». Al hetgeen door toeval en zonder schuld van den begiftigde is verloren gegaan (artt. 1097 en 1099).

Inbreng geschiedt, hetzij door het genotene m nalura in den boedel terug te brengen, hetzij door zooveel minder dan de andere deelgenooten te ontvangen (art. 1092).

De interessen en vruchten van hetgeen aan inbreng is onderworpen , worden eerst, verschuldigd van den dag, dat eene erfenis is opengevallen (art. 1098).

Over de wijze van inbreng van roerende en onroerende goederen en gereed geld, zie men artt. 109\'!—1095.

§ 3. Van de betaling der schulden,

üe erfgenamen, die eene erfenis hebben aanvaard, moeten in de betaling der schulden, legaten en andere lasten, zoo veel dragen als in evenredigheid staat met hetgeen ieder uit de nalatenschap ontvangt fart, 1100),

Zoolang de nalatenschap nog niet is verdeeld, hebben de schuldeischers het regt op de geheele nalatenschap, en kunnen zij, even als de legatarissen des overledenen, van de schuldeischers des erfgenaams vorderen, dat de boedel van den overledene worde afgescheiden van dien des erfgenaams, mits die vordering geschiede binnen het tijdsverloop van drie jaren, en er geene schuldvernieuwing in de schuldvordering tegen den overledene plaats hebbe,door den erfgenaam als schuldenaar aan te nemen {artt, 1101, 1107, 1109 en 1110).

Indien de schuldeischers of legatarissen hunne regtsvor-dering tot afscheiding hebben aangevangen binnen den tijd van zes maanden, nadat de nalatenschap is opengevallen, hebben zij de bevoegdheid, om hunnen eisch aan den voet der geregtelijke acte van eigendom van elk stuk onroerend goed, tot de nalatenschap behoorende, te doen overschrijven.

Die overschrijving wordt bewerkstelligd door den betrokken griffier bij den raad van justitie of anderen dezen vervangenden ambtenaar, aan her slot van het l3te lid van art, 1 der Ordonnantie op den overgang van den eigendom van vaste goederen, enz., dd, 21 April 1834 (stsbl.

-ocr page 312-

269

no. 27) genoemd, eu zulks op de schriftelijke aanvrage der schuldeischers of legatarissen en onder overlegging van:

1°. Een authentiek afschrift van den eisch tot afscheiding der goederen;

2°. De dood-acte van den overledene, of eeu ander deugdelijk bewijs, dat de regtsvordering is aangevangen, binnen zes maanden na het openvallen der nalatenschap (artt. 1108 en 1188 B. W. en art. 39 Transit, bep.).

Na die aanteekening mag de erfgenaam het goed niet meer vervreemden of bezwaren, ten nadeele van de regten dier eischers ten laste der nalatenschap (art. 1108).

Een legataris is niet voor de schulden en lasten der nalatenschap verbonden, onverminderd echter het verhaal van den hypothecairen schuldeischer op het gelegateerde onroerend goed (art. 1105).

Indien de legataris de schuld heeft gekweten, waarmede het. gelegateerde onroerend goed bezwaard was, treedt hij daardoor van regtswege in de regten van den schuldeischer, ten laste der erfgenamen (art. 1106).

Indien onroerende en tot de nalatenschap behoorenue goederen met hypotheken bezwaard zijn, heeft ieder der mede-erfgenamen het regt om te vorderen, dat die iasten uit den boedel worden gekweten, en de goederen van het verband bevrijd, alvorens er tot het vormen der kavelingen worde overgegaan (artt. 1102—1104).

§4. Van de vernietiging van aangegane boedelscheiding.

Boedelscheidingen, om het even of dezelve ook, onder den naam van koop en verkoop, ruiling, dading of anderzins verleden zijn, kunnen te niet gedaan worden :

1°. Ter zake van dwang;

2». Ter zake van bedrog, door een of meer deelgenoo-ten gepleegd;

■i0. Ter zake van benadeeling, meer dan een vierde gedeelte bedragende,

Mits de regtsvordering daartoe ingesteld worde binnen

-ocr page 313-

270

driejaren, na den dag der boedelscheiding (artt. 1112, 1116 en 1117).

Degene, tegen wien, ter zake van benadeeling, eisch tot vernietiging gedaan is, kan de herscheiding beletten, door aan den eischer, hetzij in gereed geld, hetzij in natvra op te leggen, hetgeen aan diens erfdeel ontbreekt tart. 1114).

De regtsvordering tot vernietiging der boedelscheiding wordt niet toegelaten:

1°. Tegen den verkoop van erfregt, zonder bedrog, aan een of meerder mede-erfgenamen, ten hunnen bate of schade, door de mede-erfgenamen of door een hunner gedaan ;

2°. Tegen eene dading, welke gemaakt is, om de wezenlijke zwarigheden, in de boedelscheiding voorkomende, uit den weg te ruimen (artt. 1117 en 1118).

Ook kan de mede-erfgenaam, die het aan hein toebedeelde geheel of gedeeltelijk heeft vervreemd, geene vernietiging der boedelscheiding vragen, indien de vervreemding heeft plaats gehad na het ophouden van den dwang of hut ontdekken des bedrogs (art. 1113).

Het enkel overslaan van een of meer voorwerpen, tot den boedel behoorende, geeft alleen regt, om deswege eene nadere scheiding te vorderen (art. 1112).

Geene herscheiding, na de vernietiging der boedelscheiding gedaan, kan nadeel toebrengen aan de regten, bevorens wettiglijk door derden verkregen (art. 1119).

Alle afstand van het regt, om vernietiging eener scheiding te vragen, is van onwaarde (art. 1120).

§ 5. Van boedelverdeeling, door den vader, de moeder of andere bloedverwanten in de opgaande linie, tus-schen afkomelingen gemaakt.

De vader, de moeder en andere bloedverwanten in de opgaande linie mogen, bij uiterste wilsbeschikking, of bij notariële acte, tusschen hunne kinderen en afkomelingen de

-ocr page 314-

271

Ü

verdeeling en scheiding hunner goederen maken (art. 1121).

Indien al de goederen, welke de bloedverwant in de opgaande linie op den dag van zijn overlijden nalaat, niet in de verdeeling zijn begrepen geweest, zullen die niet verdeelde goederen volgens de wet worden verdeeld (art. 1122).

Indien de verdeeling niet gemaakt is tusschen al de kinderen, die ten tijde van het overlijden in leven zijn, en de afkomelingen der overledenen, zal de verdeeling geheel en al nietig zijn en kan er eene nieuwe verdeeling in den wettelijken vorm worden gevorderd, hetzij door de kinderen of afkomelingen, die daarbij geen aandeel gekregen hebben, hetzij zelfs door degenen, tusschen welke de verdeeling gemaakt is (art. 1123).

De verdeeling, door eenen bloedverwant in de opgaande linie gedaan, kan worden betwist;

1°. Uithoofde van benadeeling, meer dan een vierde bedragende;

2°. Indien de verdeeling, en hetgeen met vrijstelling van inbreng is vooruit gemaakt, het wettelijk erfdeel vim den een of ander der afkomelingen mogt hebben verkort; mits de regtsvordering daartoe binnen drie jaren, na den dag van het overlijden des erflaters, worde ingesteld (art. 1124).

Van bevoorregte scJmlden.

ill

ulJI

il

*

■ i

I-

É

Al de roerende en onroerende goederen van den schuldenaar, zoowel tegenwoordige als toekomstige, zijn voor deszelfs persoonlijke verbindtenissen aansprakelijk, en strekken tot gemeenschappelijken waarborg voor zijne schuld-eischers 1); derzelver opbrengst wordt onder hen, ponds-ponds gelijk, naar evenredigheid van ieders inschuld verdeeld, ten ware er tusschen de schuldeischers wettige redenen

li

1

Over de gevallen, waarin lijfsdwang tegen den schuldenaar wordt toegelaten, zie men art. 5S0 en volgende B. R.

-ocr page 315-

272

van voorrang mogten bestaan (artt. 1131 en 1132). 1) De voorrang tussohen schuldeischers spruit voort: 1°. Uit privilegie;

2°. Uit pand:

3°. Uit onderzetting of hypotheek (art. 1133).

Privilegie is een regt door de wet toegekend aan den eenen schuldeischer boven den anderen, alleen uithoofde van den aard der schuld.

Pand en hypotheek gaan boven privilegie, behalve in de gevallen, waarin de wet uitdrukkelijk het tegendeel bepaalt (art. 1134).

De pvivilegien hebben tot onderwerp:

1°. Zekere bepaalde goederen, of

2°. Al de roerende en onroerende goederen in het algemeen. De eerstgenoemde hebben den voorrang boven laatst-gemelde (art. 1138).

De bevoorregte schulden op zekere bepaalde goederen zijn: 1°. De geregtskosten uitsluitend veroorzaakt door de uitwinning van eene roerende of onroerende zaak. Dene m ordei, uit. Je opbrengst van het uitgewonnen goed boven alle andere bevoorregte schulden, en zelfs boven pand en hypotheek, gekweten;

2°. De huurpenningen van onroerende goederen , gedurende de drie laatste jaren en het loopende jaar, de kosten van reparatie, waartoe de huurder verpligt is, mitsgaders alles wat tot de nakoming van de huur-overeenkomst betrekking heeft:

3°. De nog onbetaalde koopprijs van roerende goederen; 4°. De kosten tot behoud eener zaak gemaakt; 5°. De kosten tot bearbeiding eener zaak, aan den werkman verschuldigd;

1

Bij art. 77 Transit, bep. is vastgesteld, dat door de invoering van de nieuwe wet geene inbreuk gemaakt wordt op de regten van die schuldeischers, wier privilegiën gehecht zijn aan schulden, welke reeds vóór die invoering bestonden. De voorrang dier privilegien, zoowel onderling, als tegen over pand en hypotheek, wordt naar de vroegere wetgeving geregeld.

-ocr page 316-

273

6°. Hetgeen door een heibergier, als zoodanig, aan eenen reiziger is geleverd;

7°. De vrachtloonen en bijkomende onkosten;

8». Hetgeen aan metselaars, timmerlieden en werkbazen is verschuldigd wegens den opbouw, aanbouw en repara-tien van onroerende goederen, mits de schuldvordering niet ouder zij dan drie jaren, en de eigendom van het perceel aan de schuldenaar zij verbleven;

9°. De vergoedingen en betalingen, waartoe openbare ambtenaren, uithoofde van verzuim, misslagen, overtredingen eu misdrijven, in de uitoefening hunner bediening gepleegd, gehouden zijn (artt. 1139 en 1143).

De verhuurder kan zijn voorregt doen gelden:

1°. Op de vruchten, welke door takken aan de boomen, of door wortels aan den grond, nog zijn vastgehecht;

2°. Op de ingeoogste en nog niet ingeoogste vruchten, die zich op deu bodem bevinden;

3°. Op al hetgeen op den bodem is, zoo tot stoffering van het gehuurde huis of der landhoeve, als tot bebouwing of gebruik van het land, zoo als het vee, de bouwgereedschappen en dergelijke, onverschillig of de hier boven gemelde voorwerpen, al dan niet aan den huurder toebe. hooren; maar zulks niet eerder, dan nadat de koopprijs van gekochte zaden en de kosten van den oogst van het loopende jaar zijn afbetaald, dewelke, bij voorrang boven den verhuurder, moeten worden betaald uit de opbrengst van den oogst, en de koopprijs van gereedschappen uit de. opbrengst van die gereedschappen (artt. 1140 en 1141).

Indien de huurder een gedeelte van het verhuurde goed aan een ander wettig in huur heeft afgestaan, kan de verhuurder zijn voorregt op de voorwerpen, die zich in of op dat gedeelte bevinden, niet verder doen gelden, dan alleen in evenredigheid van het door den tweeden huurder overgenomen gedeelte, en voor zoo verre de laatstge-melde niet mogt kunnen aantoonen, zijne huurpenningen volgens de overeenkomst te hebben voldaan (art. 1140).

De verhuurder kan de roerende goederen, waarop hem

n

vt.S

F;

:3 ï

vi l ■\' (

pa

pil

fel# ü ili rö\'!

\' iH\'ll

iJ

;i it

ill \'j|

;;ig

m ;-te ,\' ?lt; M];

il

til i- ii

-ocr page 317-

274

het gemelde voorregt is toegekend, indien dezelve buiten zijne toestemming vervoerd zijn, in beslag nemen, en hij behoudt daarop zijn voorregt, al waren dezelve ook aan een derde, door in pandgeving of op eene andere wijze, verbonden, mits hij die voorwerpen geregtelijk hebbe op-geëischt binnen den tijd van veertig dagen na het vervoeren der roerende goederen tot eene landhoeve behoorende, en binnen den tijd van veertien dagen, indien het zaken betreft, welke tot de stoffering van een huis hebben verstrek! (1142).

De overige voorregten worden uitgeoefend;

1°. Het voorregt van den nog onbetaalden koopprijs van roerende goederen, op den koopprijs dier goederen;

2°. De kosten, tot behoud eener zaak gemaakt, op de zaak, tot welker behoud die kosten gedaan zijn;

3quot;, De kosten van bearbeiding, op de zaak, die bearbeid is;

4». Hetgeen door een herbergier, als zoodanig, aan eenen reiziger is geleverd, op de goederen, die door den reiziger in de herberg zijn gebragt;

De vrachtloonen en bijkomende onkosten, op het vervoerde goed;

6°. Hel verschuldigde aan werkbazen, op de opbrengst van liet opgebouwde, aangebouwde of herstelde perceel;

7°. Het verschuldigde door openbare ambtenaren, op het bedrag der door hen gestelde zekerheid en de daarop verschuldigde renten (artt. 1144—1147 en 11 \'iïl).

Indien onderscheidene bevoorregte schuldeischers, waarvan hier sprake is, mogten te zamen loopen, hebben de onkosten, die gemaakt zijn tot behoud van het goed, den voorrang, indien dezelve gemaakt zijn na het tijdstip, waarop de overige bevoorregte schulden zijn geboren (art. 114,8).

De bevoorregte insohulden op al de roerende en onroerende goederen in het algemeen zijn de hierna vermelde, en worden in de volgende orde verhaald;

1°. De geregtskosten, uitsluitend veroorzaakt door uit-

-ocr page 318-

winning en boedelredding; deze hebben voorrang boven pand en hypotheek:*

2°. De begrafeniskosten, behoudens de bevoegdheid des regters, om dezelve te verminderen, indien zij bovenmatig zijn;

3°. Alle kosten van de laatste ziekte;

4°. Het loon van dienst- en werkboden over het verschenen jaar, en hetgeen over het loopende jaar verschuldigd is;

5°. De schuldvordering wegens levering van levensmiddelen , gedaan aan den schuldenaar en deszelfs huisgezin, gedurende de laatste zes maanden;

6°. De schuldvordering van kostschoolhouders voor het laatste jaar;

7°. De schuldvordering van minderjarigen of onder curatele geslelden ten laste van hunne voogden of curators, ter zake van derzelver beheer, voor zoo verre dezelve niet kunnen worden verhaald uit de hypotheken of andere zekerheid, welke, naar aanleiding der wet, mogt gesteld zijn (art. 1149).

De voorrang van \'s lands kas, van de vendu kantoren en andere op hoog gezag daargestelde openbare instellingen, de orde, waarin dezelve worden uitgeoefend, en de tijd van deszelfs duur, worden geregeld door de bijzondere wettelijke verordeningen daartoe betrekkelijk.

Die van gemeenschappen of zedelijke ligchamen, welke tot het heffen van lasten mogteo geregtigd zijn of nader geregtigd worden, wordt geregeld door de op dat stuk reeds bestaande of nader vast te stellen verordeningen (art. 1137) *).

Van Pand.

Pand is een ondeelbaar regt, hetwelk de schuldeischer verkrijgt op eene roerende zaak, die hem door den schul-

*) In sommige gevallen heeft de wet ook het regt van terughouding, hetwelk omtrent roerende en onroerende goederen bestaan kan, toegekend. Zie hiervan voorbeelden in artt. 575, 576, 715, 737, 1159, 1616, 1729 en 1812 B. W. en art. S5 W. v. K.

-ocr page 319-

276

denaar of door een ander in deszeifs naam, tot zekerheid dei- schuld is ter hand gesteld, en dat aan den schuldei-scher de bevoegdheid geeft, om zich bij voorkeur, boven de andere schuldeisohers, uit die zaak te doen betalen; met uitzondering van de kosten van uitwinning en van de onkosten, die, na de inpandgeving, tot behoud van de zaak gemaakt zijn, en welke den voorrang zullen hebben (art. 1150) 1).

Pandregt kan slechts stand grijpen, voor zoo verre het verpande goed gesteld en gebleven is in het bezit van den schuldeischer, of van eenen derde, omtrent wien partijen zijn overeengekomen (art. 1153) t).

Pandregt, krachtens mondelinge overeenkomst, is slechts dan bestaanbaar, wanneer de schuld, tot zekerheid van welke pandregt plaats heeft, niet meer bedraagt dan honderd gulden; ten opzigte van schulden, meer dan honderd gulden bedragende, en in alle gevallen, wanneer panl-rest plaats heeft betrekkelijk inschulden, welke op naam staan §), wordt eene schriftelijke acte, van eene zekere dagteekening voorzien en , in het laatste geval, daarenboven

1

Bij de voorwaarden en bepalingen, waarop \'s lands gewone of kleine middelen op Java en Madura worden verpacht, is bepaald, dat het nie

-ocr page 320-

277

aan den schuldenaar der in pand gegeven insohulden be-teekend, vereiseht.

De acte van pandgeving moet almede inhouden de opgave der verschuldigde som, aismede die der in pand gegeven voorwerpen (artt. 1151, 1152 en 18S0\\

tgt;e schuldeischer mag, bij niet voldoening des schuldenaars aan zijne verpligtingen, zicli het pand niet toeëige-neu, zijnde alle hiermede strijdige bepalingen nietig. Hij heeft echter het vermogen om in regten te vorderen, dat het pand hem in betaling zal verblijven tot het beloop der schuld, volgens eene door deskundigen te doene begrooting, of wel dat hetzelve bij openbare veiling zal worden verkocht (quot;art. 1154).

Het staat aan de partijen vrij om, zelfs ook bij beleening of inpandgeving van effecten of obligatien, bij een uitdrukkelijk beding, overeen te komen, dat, bij gebreke van voldoening der schuld, de pandhouder onherroepelijk zal zijn gemagtigd, om, na eene aan den schuldenaar gedane sommatie tot voldoening, het pand, in het openbaar, naar plaatselijke gewoonten en op de gebruikelijke voorwaarden, te doen verkoopen, ten einde uit de opbrengst te verhalen het beloop der op het pand geschoten penningen, met de renten en kosten (artt. 1155 en 1156).

Indien eene interessen opbrengende inschnld in pand gegeven is, heeft de schuldeischer het regt, om die interessen te ontvangen, en te verrekenen met die, welke aan hem verschuldigd zijn, of met de hoofdsom (art. 1158).

Zoo lang de houder het in pand gegeven goed niet misbruikt, is de schuldenaar onbevoegd om daarvan de teruggave te vorderen, vóór dat hij ten volle betaald hebbe, zoowel de hoofdsom, als de interessen en kosten der schuld, voor welker zekerheid het pand gegeven is, alsmede de onkosten, die tot behoud van het pand gedaan zijn.

Indien er tusschen denzelfden schuldenaar en denzelfden schuldeischer eene tweede schuld mogt bestaan, tusschen henzelven aangegaan na het tijdstip der pandgeving, en opeischbaar vóór de betaling, of op den dag-zelven van

-ocr page 321-

278

de betaling der eerste schuld, is de schuldeischer niet gehouden zich van het pand te ontdoen, vóórdat hem beide schulden ten volle voldaan zijn, al mogt er zelfs geen beding zijn gemaakt, om het pand voor de betaling der tweede schuld te verbinden (art. 1159).

Fan Onderzetting of Hypotheek.

Onderzetting of hypotheek is een ondeelbaar zakelijk regt op onroerende goederen, hetwelk kan worden uitgeoefend op al de verbonden goederen in hun geheel, op elk van die goederen en op ieder gedeelte van dezelve, in welke handen dezelve ook overgaan, strekkende om daaraan de voldoening eener verbindtenis te verhalen (artt. 1162 en 1163).

Voor hypotheek zijn alleen vatbaar:

1°. Onroerende goederen, welke in den handel zijn, met derzei ver toebehooren, voor zoo verre dat laatste als onroerend goed beschouwd wordt;

2°. Het vruchtgebruik dier goederen en hun toebehooren;

!50. De regten van opstal en erfpacht;

t0. De grondrenten, hetzij in geld, hetzij ïm »;lt;?/?\'»•« verschuldigd;

5». Het tiendregt;

6°. De bazaars of markten, door de regering erkend, met de daaraan verknochte privilegiën (art. 1164);

7quot;. Schepen en vaartuigen, eene grootte hebbende van vier lasten of kojangs en daarboven, met derzelver toebehooren en inventaris (art. 30 Transit, bep.).

L)e hypotheken strekken zich uit tot al de latere verbeteringen van het bezwaarde goed, en ook tot hetgeen, door aanwas of opbouw, met hetzelve vereenigd is (art. 1165).

Het onverdeeld\' aandeel in een gemeen onroerend goed kan met hypotheek worden bezwaard, blijvende dezelve, ua de verdeeling, alleen gevestigd op het deel, dat aan den schuldenaar, die de onderzetting heeft verleend, is toebedeeld (artt. 1106 en 1341).

-ocr page 322-

279

Hypotheek kan alleen op tegenwoordige goederen worden gevestigd, zijnde eene hypotheek op toekomstige goederen nietig. Indien echter de vrouw bij huwelijksche voorwaarden het vestigen van hypotheek heeft bedongen, of, in het algemeen, een schuldenaar zich heeft verpligt aan den schuldeischer hypotheek te geven, kan de rnan of de schuldenaar worden genoodzaakt aan zijne verpligting te voldoen, door aanwijzing ook van goederen, welke hij, na het ontstaan der verbindtenis, mogt hebben verkregen (art. 1175).

Hypotheek kan niet worden gevestigd dan door hem, die de bevoegdheid heeft het bezwaarde goed te vervreemden.

Hypotheek, gevestigd door iemand, die in staat van faillissement of van kennelijk onvermogen is verklaard, wordt door de wet nietig verklaard, indien dezelve is verleend binnen den tijd van veertig dagen, vóór den aanvang van het faillissement, of vóór den dag van de uitspraak van het vonnis van kennelijk onvermogen:

1°. Tot waarborg van vóór dien tijd aangegane ver-bindtenissen, of

2°. Tot waarborg van binnen dien termijn aangegane verbindtenissen, zoo dezelve niet dadelijk bij de oorspronkelijke overeenkomst gevestigd is.

Onroerende goederen, welke in beslag zijn genomen, kunnen van den dag af, dat het proces-verbaal van inbeslagneming in de daartoe bestemde registers is overgeschreven, niet worden gehypotheceerd, ten nadeele van den inbeslagnemer.

Goederen van minderjarigen, onder curatele gestelden en afwezigen kunnen niet anders met hypotheek worden bezwaard, dan om redenen, en overeenkomstig de formaliteiten, bij de wet vastgesteld (artt. 1168 en 1170 B. W., art. 759 W. v. K., artt. 507 en 907 B. R. en artt. 50—53 Transit, bep.).

Hypotheek kan, uitgezonderd in de gevallen bij de wet uitdrukkelijk aangewezen, alleen worden verleend bij ge-

-ocr page 323-

280

regtelijke acie, opgemaakt in den vorm, omschreven bij de Ordonnantie op den overgang van eigendom, enz. van 21 April 1834- (stsbl. no. 27).

Ieder, die, uit kracht der wet of eener overeenkomst, verpligt is hypotheek te geven, kan bij vonnis daartoe genoodzaakt worden, hetwelk dezelfde kracht heeft, alsof hij in de hypotheek had toegestemd.

De volmagt tot het verleenen van hypotheek moet bij authentieke acte worden verleden (art. 1171 B. W. en art. 31 Transit, bep.).

Ook de verkoop, cessie en toedeeling eener hypothecaire schuld kan alleen bij de bovengemelde geregte-lijke acte geschieden (art. 1172 B. W. en art. 31 Transit, bep.).

De acte, waarbij hypotheek wordt gevestigd, moet bevatten eene bijzondere opgave van het bezwaarde goed en van deszelfs aard en ligging, zoo veel mogelijk naar aanleiding der opmetingen, op gezag van de regering gedaan. Ten aanzien van tienden en grondrenten, waaromtrent niet bepaaldelijk kan worden opgegeven welke bijzondere perceelen daarmede belast zijn, zal men met de juiste omschrijving en aanwijzing der schuldpligtige streek in de acte kunnen volstaan (art. 1174).

Eene hypotheek is slechts van waarde, in zooverrede som, waarvoor dezelve is toegestaan, zeker en bij de acte bepaald is. Indien de schuld voorwaardelijk of derzelver hoegrootheid onbepaald is, zal de vestiging der hypotheek slechts kracht hebben tot het beloop der geschatte waarde, welke partijen gehouden zijn in de acte op te geven (art. 1176).

De schuldeischer kan, in geen geval, eene vermeerdering van hypotheek vorderen, ten ware het tegendeel bedongen of bij de wet bepaald zij (art. 1177).

Alle bedingen, bij welke de schuldeischer gemagtigd zoude worden, om zich het gehypotheceerde goed toe te eigenen, zijn nietig (art. 1178).

Bij het vestigen van hypotheek kan, behalve de te ma-

-ocr page 324-

281

!|Wf Sf-f;

ken bepalingen, omtrent de opeischbaarheid der schuld, bedongen worden ;

1°. Dat de suhuldenaar tiet bezwaarde ?^oed, buiten toestemming des schuldeischers, niet zal mogen verhuren, of slechts op en gedurende de, door hen vast te stellen wijze en tijd, alsmede dat er geene vooruitbetaling der huurpenningen zal mogen plaats hebben;

2°. Dat de schuldenaar de verbonden gebouwen voor brandschade zal moeten verzekeren en verzekerd houden, en de assurantie-penningen, in geval van schade aan het bezwaarde perceel, in de plaats van de onderzetting zullen treden, in welk geval de verzekeraar verpligt is, de verschuldigde schadevergoeding met den hypothecairen schuldeischer te verrekenen, mits dat beding aan den verzekeraar beteekend zij (art. 1185 B. W. en art. 297 W. v. K.).

Door den eersten hypothecairen schuldeischer kan bovendien nog worden bedongen:

1°. Dat, bij gebreke van behoorlijke voldoening der hoofdsom, of van de betaling der verschuldigde renten, hij onherroepelijk zal zijn gemagtigd, iiet verbonden perceel in het openbaar te doen verkoopen, ten einde uit de. opbrengst, zoowel de hoofdsom, als de renten en de kosten te verhalen.

•2°. Dat, bij willigen verkoop van het bezwaarde goed, geene zuivering van hypotheek zal kunnen plaats hebben (artt. 1178 en 1210).

Deze beide bedingen zullen moeten worden vermeld in de geregtelijke acte van hypotheek {art. 32 Transit, bep.).

De inschrijving der hypothecaire verbanden geschiedt in de daartoe bestemde openbare registers. Bij gebreke van die inschrijving heeft de hypotheek geene kracht hoegenaamd, zelfs niet ten opzigte van schuldeischers, die geen hijpothecair verband hebben (art. 1179).

De inschrijving van eene hypotheek is van onwaarde. Indien dezelve gedaan is op een tijd, waarop de eigendom van het goed aan eenen derde was overgegaan en de schuldenaar daarop zijn eigendomsregt verloren had (art. 1180).

1

\'m

■iM

P 1

■ \'■■ÈréS

n (. ê

■if

ill iKlli

C\'J\'

m

li ^1!

mm

a

: ï-M li

if

-ocr page 325-

282

De rang der hypothecaire schuldeischers wordt bepaald naar de dagteekening hunner inschrijving; zij, die op denzelfden dag zijn ingeschreven, hebben gelijke regten (art. 1181) 1).

De schuldeischer, die ingeschreven is voor eene hoofdsom, welke interessen of renten voortbrengt, is geregtigd om, uiterlijk voor twee jaren en voor het loopende jaar, wegens interessen of renten in denzelfden rang van hypotheek geplaatst te worden als voor zijne hoofdsom; onverminderd zijn regt om, ten aanzien van andere renten dan bij eerste inschrijving verzekerd waren, bijzondere inschrijvingen te nemen, welke sedert derzelver dagteekening hypotheek zullen te weeg brengen (art. 1184).

De wijze van inschrijving van hypotheken, voor zoo veel betreft diegene, welke vrijwillig worden toegestaan, geschiedt op de wijze, als bij de meergemelde ordonnantie op den overgang van vaste goederen, en het inschrijven van hypotheken op dezelve, is voorgeschreven; zulks evenwel met dien verstande, dat de geregtelijke acten van hypotheekstelling zullen moeten bevatten keuze van woim-plaats binnen den kring van de ambtenaren, door wie de acten van hypotheekstelling worden opgemaakt (art. 34 Transit, bep.) t).

De geregtelijke acten, houdende vestiging van hypotheek, als waarvan bij minderjarigheid en voogdij sprake is, zullen worden opgemaakt door de betrokken commissarissen uit de raden van justitie, en in de residentien, waar zoodanige raden niet gevestigd zijn, door de be-

1

Men houde iu het oog, dat de bepalingen, bij artt. 1182 en 1183 van het B. W. vastgesteld, krachtens art. 33 Transit, bep. voorloopig buiten werking zijn gebleven.

f) Bij art. 78 Transit, bep. is vastgesteld, dat de aanzeggingen, betee-keuingen en andere exploiten, welke volgens de bepalingen der nieuwe wetgeving moeten of kunnen geschieden aan de door de hypothecaire schuldeischers, ter zake hunner hypotheek, gekozen woonplaats, ten aanzien der vóór de invoering der nieuwe wetgeving gevestigde hypotheken, zullen moeten of kunnen gedaan worden aan de hypothecaire schuldeischers ir persoon, of ter hunner werkelijke woonplaats.

-ocr page 326-

283

11

trokken residenten of assistent-residenten, en zulks op eene daartoe strekkende schriftelijke aanvrage der weeskamer , behelzende:

1°. De namen en de woonplaats van den voogd, en de aanduiding der minderjarigen, ter wier behoeve de hypotheek zal worden gevestigd;

2°. De begrooting der regten, welke verzekerd moeten worden;

3°. De aanduiding van den aard en de ligging der goederen, waarop de hypotheek zal worden gevestigd, zoo veel mogelijk naar aanleiding der opmetingen op gezag der regering gedaan;

4°. De keuze van woonplaats binnen den kring van de ambtenaren, voor wie de geregtelijke acte moet worden opgemaakt, indien namelijk noch de weeskamer, noch een harer agenten, binnen dien kring is gevestigd. Indien de weeskamer of een harer agenten binnen dien kring gevestigd is, wordt zij geacht woonplaats te hebben gekozen ten haren kantore of bij haren agent (art. 35 Transit, bep.).

De geregtelijke acten, houdende vestiging van krachtens vonnis te nemen hypothecaire inschrijvingen, worden in gelijker voege opgemaakt, op de daartoe strekkende schriftelijke aanvrage van den belanghebbende, behelzende:

1°. De namen en woonplaatsen van den schuldeischer en van den schuldenaar, en de opgave der woonplaats, door eerstgemelde binnen den kring van de betrokken ambtenaren gekozen 1).

3°. De vermelding van het vonnis, krachtens hetwelk de hypotheek zal gevestigd worden;

3°. Het beloop der inschuld, of de begrooting der voorwaardelijke en onbepaalde regten, welke verzekerd moeten worden, mitsgaders den tijd, waarop de schuld opeisch-baar is;

ulU^I

\' I f

!

ilpl

lit i ■

11 li

1

üi ; fjmi

\' 1

i\'i

\' \'■ /\'i;\'

jii f: V!

fl-i

i i

•Pt

M

gt; «Miü

■m

■r i ff

rti

sbli

4°. De aanduiding van den aard en de ligging der goede-

1

In geval bij eeue inschrijving is verzuimd geworden, woonplaats te kiezen binnen den kring van bewaring der hypotkeken, zal die van regts-wege geacht worden bij den bewaarder te zijn gekozen (art. 1192).

-ocr page 327-

2S4

ren, waarop de hypotheek zal worden gevestigd, zooveel mogelijk naar aanleiding der opmetingen op gezag van de regering gedaan (art. -\'56 Transit, bep.).

De gekozene woonplaats zal kunnen worden veranderd, injts eene andere in denzelfden kring gekozen en aangewezen worde, welke verandering zal geschieden door middel van eene aanteekening, door den betrokken ambtenaar te stellen aan den voet der acte van hypotheek (art. 1189 B. W. en art, 37 Transit, bep.).

De inschrijving kan, ter zake van verzuim der hierboven vonrgeschrevene formaliteiten, niet worden vernietigd, dan alleen in geval zij den schuldeischer, den schuldenaar, de schuld, of het bezwaarde goed, niet op eene voldoende wijze kenbaar maken. Echter zal de inschrijving op of betrekkelijk goederen, buiten den kring van den bewaarder der hypotheken gelegen, nietig zijn (artt. 1190 en 11!)1).

De kosten der inschrijving zijn voor rekening van den schuldenaar, indien het tegendeel niet bedongen is (art. 1193).

De inschrijvingen gaan te niet door derzelver doo; Iia-ling in de registers.

De doorhaling geschiedt ten koste van jden schuldenaar, met toestemming der daartoe bevoegde belanghebbende partijen , of ten gevolge van een vonnis, hetzij in het hoogste ressort gewezen, hetzij in kracht van gewijsde gegaan. In beide gevallen leggen degenen, die de doorhaling verzoeken, ten kantore van den bewaarder over eene authentieke acte, waarbij tot de doorhaling wordt gemagtigd, of een authentiek afschrift van zoodanige acte of van het vonnis daartoe strekkende (artt. 1195 en 1196).

De schuldeischer, die eene ingeschrevene hypotheek heeft, vervolgt zijn regt op het verbonden onroerend goed, in welke handen zich dat ook bevinde, om gerangschikt en betaald te worden, volgens de orde van inschrijving. Na gedaan bevel aan den schuldenaar, heeft de schuldeischer het regt, het verbonden onroerende goed onder den dei\'den bezitter in beslag te nemen en bij geregtelijke uitwinning

-ocr page 328-

285

te doen verkoopen, behoudens verhaal van laatstgemelde op den schuldenaar (artt. 1198, 1199 en 1208i 1).

De hypotheken gaan te niet;

1°. Door het te niet gaan der hootdverhindtenis;

2°. Door des schuldeischers afstand van de hypotheek;

3°. Door geregtelijke rangschikking (art. 1209).

Degene, die het bezwaarde goed heeft gekocht, kan vorderen, dat hetzelve worde ontlast van alle hypothecaire lasten, die den koopprijs te boven gaan, mits:

1°. Die verkooping zij geschied bij geregtelijke uitwinning;

2°. Ingeval van willige verkooping, de verkoop hebbe plaats gehad:

a. In het openbaar, volgens de plaatselijke gebruiken en ten overstaan van eenen openbaren ambtenaar;

b. Na de ingeschreven schuldeischers daarvan te hebben verwittigd, ten minste dertig dagen vóór de toewijzing, bij een exploict, hetwelk zal moeten worden beteekend aan hunne bij de inschrijving gekozen woonsteden;

c. Bij het vestigen der hypotheek door den eersten hy-pothecairen schuldeischer niet bedongen zij, dat die zuivering geene plaats zal hebben, en dat beding op de geregtelijke acte van hypotheek vermeld zij (artt. 1210 en 1211 B. W. en art. 32 Transit, bep.).

De ambtenaren belast met de bewaring der hypotheken zijn:

a. Voor zoo verre de goederen gelegen zijn in de resi-dentien, binnen welke de zetels der raden van justitie zijn gevestigd, de griffiers bij die raden;

h. Voor zoo verre de goederen elders gelegen zijn, de secretarissen der residentien, of zoodanige andere ambtenaren, als de gouverneur-generaal daartoe zal aanwijzen.

In elke residentie is eene bewaring, welker omtrek

1

Over de verdere gevolgen tegen derde bezitters, zie men art. 1200 tot 1306 B. W. en art. 39 Transit, bep.

-ocr page 329-

286

bepaald wordt dooi\' dien der residentie, en genaamd wordt lering van leioarimg.

De gouverneur-generaal is evenwel bevoegd om daar, waar de plaatselijke gesteldheid zulks veroorlooft, meer dan ééne residentie, hetzij geheel of gedeeltelijk, onder denzelfden kring van bewaring te brengen (art. 1221) 1).

De bewaarders der hypotheken zijn gehouden om aan alle degenen, die zulks verlangen, inzage te verleenen van hunne registers, mitsgaders van de acten ter openbaarmaking geboekt, alsmede schriftelijke opgaven van de bestaande hypotheken af te geven, of wel een getuigschrift dat er geene bestaan (art. 1224 B. W. en art. 38 Transit, bep.).

Van verbincttenissen in het algemeen.

Bene verbindtenis bestaat in de verpligting, om iets te geven, te doen of niet te doen (art. 1234) t).

Alle verbindtenissen ontstaan:

1°. Uit overeenkomst;

2°. Uit de wet (art. 1233) §).

De wet spreekt van:

1°. Voorwaardelijke verbindtenissen;

2°. Verbindtenissen met tijdsbepaling;

3°. Alternatieve verbindtenissen;

4°. Solidaire of hoofdelijke verbindtenissen;

5°. Deelbare en ondeelbare verbindtenissen;

6°. Verbindtenissen onder beding van straf of poenaliteit.

Eene verbindtenis is voorwaardelijk, wanneer men dezelve doet afhangen van eene toekomstige en onzekere ge-

1

Bij besl. 13 Febr. 1839 no. 13 (stsbl. no. 8) is de raad van justitie te Batavia bevoegd en geregtigd verklaard tot het (passeren der acten, bedoeld bij art. 1 der Ordonnantie op de overschrijving van vaste goederen en de inschrijving van hypotheken op dezelve, zoowel in de residentie,

-ocr page 330-

287

beurtenis, hetzij door de verbindtenis op te schorten, tot zoodanige gebeurtenis plaats hebbe, hetzij door de verbindtenis te doen vervallen, naar mate de gebeurtenis al of niet voorvalt (art. 1253).

Eene verbindtenis onder eene opschortende voorwaarde is de zoodanige, welke afhangt, of van eene toekomstige en onzekere gebeurtenis, of van eene reeds gebeurde, doch aan partijen nog onbekende zaak (art. 1236).

Eene ontbindende voorwaarde is de zoodanige, welke, na hare vervulling, de verbindtenis doet ophouden, en de zaken weder tot den vorigen stand doet terugkeeren, even als of er geene verbindtenis bestaan had. Eene ontbindende voorwaarde wordt in wederkeerige overeenkomsten altijd voorondersteld, ingeval eene der partijen aan hare verpligting niet voldoet (artt. 1265 en 1266) *).

Een verbindtenis met tijdsbepaling is die, waarvan de tijd van hare uitvoering bij de overeenkomst wordt vastgesteld. Tijdsbepaling schort de verbindtenis niet op, maar slechts hare uitvoering (art. 1268) t).

Eene alternatieve verbindtenis is de zoodanige, die lei-keuze van eene der partijen staat, en waarvan de schuldenaar zich bevrijdt door de levering, het doen of nalaten van eene der ter keuze gestelde zaken of daden (artt. 1272 en 1277).

*) Het is lu liet belang van den soknldeisclier de ontbindende voorwaarde in de overeenkomst uit te drukken, aangezien, wanneer deze niet is uitgedrukt en de ontbinding der overeenkomst in regten wordt aangevraagd, de regter alsnog aan den schuldenaar een termijn kan gunnen, om aan zijne verpligting te voldoen, hetgeen het geval niet is, wanneer de ontbindende voorwaarde is uitgedrukt, als wanneer de ontbinding ook wel in regten moet worden gevraagd, doeh dan ook, daartoe gronden zijnde, moet worden uitgesproken, zonder dat aan den schuldenaar eenige termijn tot nakoming door den regter kan worden verleend. Zie art. 12G6.

f) De tijdsbepaling, tenzij het tegendeel blijkt\', wordt altijd voorondersteld ten voordeele van den schuldenaar bepaald te zijn; dat voorregt kan echter niet meer door den schuldenaar worden ingeroepen, wanneer hij in staat van faillissement of van kennelijk onvermogen verklaard is, of door zijn toedoen de door hem ten behoeve van den schuldeischer gestelde zekerheid is verminderd. Zie artt. 1270 en 1271.

-ocr page 331-

288

Solidaire of hoofdelijke verbindtenissen worden onderscheiden^ in de zotidanigen, die bestaan;

1°. Tusschen verscheiden schuldeischers;

2°. Tusschen verscheiden schuldenaren (artt. 127 8 en ISSSO).

Kene hoofdelijke of solidaire verbindtenis heeft tusschen verscheiden schuldeischers plaats, wanneer de titel uitdrukkelijk aan ieder van hen het regt geeft, om de voldoening der geheele schuld te eischen, in dier voege dat de betaling, aan een hunner gedaan, den schuldenaar bevrijdt, ofschoon ook de verbindtenis uit haren aard tusschen de onderscheidene schuldeischers splitsbaar en deelbaar mogt zijn (art. 1278).

Eene hoofdelijke of solidaire verbindtenis heeft van de zijde der schuldenaren plaats, wanneer zij allen ver-pligt zijn tot ééne en dezelfde zaak, zoodat elk hunner voor het geheel kan worden aangesproken, en de voldoening, door een van hen gedaan, de overige schuldenaars ten aanzien van den schuldeischer bevrijdt, doch jegens den betaald hebbenden schuldenaar voor hun aandeel in de schuld verbonden doet blijven (artt. 1280, 1292 en 1293).

Geene verbindtenis wordt voorondersteld hoofdelijk te zijn, tenzij zulks uitdrukkelijk bepaald zij, of door de wet daarvoor gehouden worde (art. 1282) *).

Eene verbindtenis is deelbaar of ondeelbaar, naar mate dezelve tot onderwerp heeft, of eene zaak, die in de levering, of eene daad. die in de uitvoering al of niet vatbaar is, hetzij voor ligchamelijke, hetzij voor onligchamelijke verdeeling (art. 1296).

Een iegelijk dergenen, die gezamenlijk tot eene ondeelbare schuld verpligt zijn, is voor het geheel derzelve aansprakelijk, al ware het ook, dat de verbindtenis niet hoofdelijk mogt zijn aangegaan (art. 1301),

liet beding van straf is zoodanige bepaling, waarbij

*) Over verbindtemssuii, die uit kracht der wet voor Hoofdelijk gehouden worden, zie men iirtt. 35U, 351, 1016, 1749, 1811 en 1836 B. W. en ftrtt. 18. 45 en 145 W. v. K.

-ocr page 332-

289

iemand, tot zekerheid van de uitvoering eener verbindte-nis, tot iets bepaalds verpligt is, in gev.al dezelve niet nagekomen wordt (art. 1304).

De nietigheid der hoofdverbindtenis maakt het beding van straf nietig. De nietigheid van het beding van straf heeft echter geenszins die der hoofdverbindtenis ten gevolge (art. 1305).

Van verhindtenüsen, die uit contract of overeenkomst geboren worden.

Eene overeenkomst is eene handeling, waarbij een of meer personen zich jegens een of meer andere verbinden (art. 1313).

In het algemeen, kan niemand zich op zijnen eigen naam verbinden of iets bedingen dan voor zich-zelven (art. 1315).

Niettemin kan men zich voor eenen derde sterk maken of instaan, door te beloven, dat dezelve iets doen zal, behoudens de vordering tot schadevergoeding tegen dengene, die voor een derde ingestaan of beloofd heeft, denzelven iets te doen bekrachtigen, indien deze derde weigert om de verbindtenis na te komen (art. 1316).

Men kan ook ten behoeve van een derde iets bedingen, wanneer een beding, hetwelk men voor zich-zelven maakt, of eene gift, die men aan een ander doet, zulk eene voorwaarde bevat.

Hij, die zoodanig beding gemaakt heeft, kan hetzelve niet meer herroepen, indien die derde verklaard heeft, daarvan te willen gebruik maken (art. 1317).

Men wordt voorondersteld bedongen te hebben voor zich-zelven en voor zijne erfgenamen en regtverkrij-genden, ten ware het tegendeel uitdrukkelijk bepaald zij, of uit den aard der overeenkomst mogt voortvloeijen (art. 1318)1).

13

1

Men zie ten dezen art. 1743 B. W.

-ocr page 333-

200

Eene overeenkomst wordt aangegaan om niet, of oiule.r eenen hezwarenden titel.

De overeenkomst om niet, is de zoodanige, waarbij de eene partij aan de andere, zonder eenige baat, een voordeel toekent.

Eene overeenkomst onder eenen. hezwarenden titel is eene zoodanige, welke ieder der partijen in de verpligting brengt, om iets te doen of niet te doen (art, 1314).

Tot de bestaanbaarheid der overeenkomsten worden de volgende voorwaarden vcreisclit:

1De toestemming van degenen, die zich verbinden;

2°. De bekwaamheid om eene verbindtenis aan te gaan;

.\'5°. Een bepaald onderwerp;

4°. Een geoorloofde oorzaak (art. 1330).

Geene toestemming is van waarde, indien dezelve door dwaling is gegeven, door geweld afgeperst, of door bedrog verkregen (artt. 1321 — 1328 .

Een ieder is bevoegd om verbindtenissen aan te gaan, indien hij daartoe door de wet niet onbekwaam is verklaard (art. 1329).

Onbekwaam om overeenkomsten te treffen, zijn;

1°. Minderjarigen;

2°. Onder curatele gestelden;

3quot;. Getrouwde vrouwen, in de gevallen bij de wet voorzien;

4°. In het algemeen, alle degenen aan wie de wet liet aangaan van zekere overeenkomsten verboden heeft (art. 1330).

Deze personen kunnen tegen hunne verbindtenissen opkomen in alle gevallen, waarin dat vermogen niet bij de wet is uitgesloten, terwijl degenen, die bekwaam zijn om zich te verbinden, zich nooit op de onbekwaamheid van de personen, met welke zij gehandeld hebben, kunnen beroepen (art. 1331).

Alle tegenwoordige en toekomstige zaken, die in den handel zijn, uitgezonderd erfenissen, die nog niet zijn opengevallen, kunnen het onderwerp eener overeenkomst uitmaken (artt. 1332 en 1334).

-ocr page 334-

igt;91

Bene overeenkomst zonder oorzaak, of uit eene valsche of ongeoorloofcle oorzaak aangegaan, is krachteloos. Indien er geene oorzaak is uitgedrukt, en er echter eene geoorloofde aanwezig is, of ook indien er eene andere geoorloofde oorzaak dan de uitgedrukte bestaat, is niettemin de overeenkomst, van kracht (artt. 1335 en 1336).

Eene oorzaak is ongeoorloofd, wanneer dezelve bij de wet verboden is, of wanneer dezelve strijdig is met de goede zeden, of met de openbare orde (art. 1337).

Alle wettiglijk gemaakte overeenkomsten sti-ekken dengenen, die dezelve hebben aangegaan tot wet, doch zijn alleen van kracht tusschen de handelende partijen (artt. 1338 en 1340).

Zij kunnen niet herroepen worden dan met wederzijd-sche toestemming, of uithoofde der redenen, welke de wet\' daartoe voldoende verklaart (art. 1338).

Van het te niet gaan van verhindtenissen.

Verbindtenissen gaan re niet:

1° Door betaling;

2°, Door aanbod van gereede betaling, gevolgd van consignatie of bewaargeving;

3°. Door schuldvernieuwing;

équot;. Door vergelijking of compensatie;

5°. Door schuldvermenging;

6°. Dooi- kwijtschelding\' der schuld;

7°. Door het vergaan der verschuldigde zaak;

8°. Door de nietigheid of de te nietdoening;

9°. Door de werking eener ontbindende voorwaarde;

10°. Door verjaring, en eindelijk, zoo als wij reeds boven zagen,

11° Door herroeping (art. 13SI).

Van Betaling.

Eene verbindtenis kan worden gekweten door een ieder, die daarbij belang heeft, gelijk een mede-schuldenaar of borg.

-ocr page 335-

292

Zij kan zelfs gekweten worden door een derde, die daarbij geen belang heeft, mits die derde handele in naam en tot kwijting van den schuldenaar, of, indien hij in zijn eigen naam handelt, hij niet in de regten van den schuid-eischer gesteld worde. Echter kan eene verbindtenis om iets te doen niet door een derde, in weerwil van den schuld-eischer, worden gekweten, indien deze belang heeft, dat de daad door den schuldenaar-zelven verrigt worde (artt. 1382 en 1383).

De betaling *) moet gedaan worden aan den schuldei-scher, of aan iemand, die vol magt van hem heeft, of die dooiden regter of door de wet gemagtigd is, om voor denzel-ven te ontvangen (art. 1385).

De betaling moet gedaan worden ter plaatse, welke bij de overeenkomst bepaald is; indien geene plaats daarbij vastgesteld is, moet de betaling, ten aanzien van eene zekere en bepaalde zaak, geschieden ter plaatse alwaar, tijdens het aangaan der verbindtenis, de zaak, die daarvan het onderwerp uitmaakt, zich bevond. Buiten deze twee gevallen, moet de betaling geschieden ter woonplaatse van den schuldeischer, zoolang deze bij voortduring blijft wonen in de residentie, alwaar hij, ten tijde van het aangaan der verbindtenis, woonachtig was, en anderzins ter woonplaatse van den schuldenaar (art. 1393).

Van Subrogatie.

Subrogatie is de in de plaatsstelling in de regten van den schuldeischer, ten behoeve van eenen derden persoon, die denzelven betaalt; zij geschiedt of bij overeenkomst, of uit kracht der wet (art. 1400).

Subrogatie bij overeenkomst geschiedt:

1°. Wanneer de schuldeischer, de betaling van een derden persoon ontvangende, denzelven doet treden in de reg-

*) Betaling moet hier niet alleen worden begrepen in den zin van voldoening door geldsicaarde, maar ook in dien van voldoening of kwijting van datgeen, waartoe men, betzij uit kraehte der wet of eener overeenkomst, verbonden is.

-ocr page 336-

293

ten, regtsvorderingen, voorregten en hypotheken, welke hij ten laste van den schuldenaar heeft.

Deze subrogatie moet uitdrukkelijk en gelijktijdig met de betaling geschieden;

3°. Wanneer de schuldenaar eene som gelds ter leen opneemt, ten einde zijne schuld te betalen, en den geldschieter in de regten van den schuldeischer te doen treden.

Deze subrogatie wordt, zonder de medewerking van den schuldeischer bewerkstelligd, en moet, om van waarde te zijn, bij authentieke acte, zoowel wat betreft de acte van geldopneming als die van kwijting 1), worden verleden, terwijl de acte van geldopneming tevens de verklaring-moet inhouden, dat de som geleend is, om daarmede de betaling te doen, moetende tevens de acte van kwijting inhouden, dat de betaling gedaan is uit de penningen, die tot dat einde door den nieuwen schuldeischer zijn voorgeschoten (art. 14.01quot;).

Subrogatie heeft plaats uit kracht der wet;

1°. Ten behoeve van dengene die, zelf schuldeischer zijnde, een nnderen scuuldeischer, die, uithoofde van deszeM\'s bevoorregte schuld of hypotheek, een beter regt heeft, voldoet;

2°. Ten behoeve van den kooper van eenig onroerend goed, die den koopprijs daarvan besteedt tot betaling der schuldeischers, aan welke dat goed door hypotheek verbonden was;

3°. Ten behoeve van dengene, die met anderen of voor anderen, gehouden zijnde tot voldoening van eene schuld, belang had, om dezelve te voldoen;

4°. Ten behoeve van den erfgenaam, die, eenen boedel onder het voorregt van boedelbeschrijving aanvaard hebbende, de schulden der nalatenschap met zijne eigene penningen betaald heeft (art. 1402).

1

Men make hieruit niet op, dat deze subrogatie altijd bij twee afzonderlijke acten zoude moeten plaats vinden; dit is slechts dan noodig, b. v. wanneer de schuldeischer elders woonachtig is, enz.

-ocr page 337-

294

fan aanbod van gereeae betaling, gevolgd van consignatie of bewaargeving.

Aanbod van gerecde betaling is strekkende, om, wanneer de schuldeischer weigert zijne betaling te ontvangen, don schuldenaar van deszelt\'s verbindtenis, te bevrijden, mits dat aanbod geschiede op eene wettige wijze en gevolgd worde door de geregtelijke in bewaargeving vau liet verschuldigde (art. 1404).

Om zoodanig aanbod van waarde te doen zijn, is het noodig:

1°. Uat hetzelve gedaan worde aan eenen schuldeischer, die bevoegd is om te ontvangen, ol\' aan dengene, die de magt heeft, om voor hem te ontvangen;

2°. Uat hel gedaan worde door iemand, die bevoegd is om te betalen;

^0. Pat het loope over de geheele opeischbare som en de interessen, mitsgaders over de kosten, die vereffend zijn, en over eene som gelds voor de kosten, die nog niet ver— f.Tend ja, onder voorbehoud van nadere vereffening;

4°. Dat de tijdsbepaling verschenen zij, indien dezelve ten behoeve van den schuldeischer bedongen is;

5°. Dat de voorwaarde, waaronder de schuld is aangegaan, vervuld zij;

6quot;. Dat hel aanbod gedaan worde op de plaats, alwaar de betaling volgens de overeenkomst zoude moeten geschieden, en indien er geene bijzondere overeenkomst deswege bestaat, hetzij aan den persoon van den schuldeischer, hetzij ter zijner werkelijke of gekozene woonplaats;

7°. Dat hel aanbod gedaan worde door eenen notaris of door eenen deurwaarder, beide met twee getuigen (art. 1405).

Hel aanbod van betaling moet, op straffe van nietigheid, geschieden aan den peisoon of de woonplaats van den schuldeischer, en inhouden;

1°. De zaken of den aard der geldspecien, welke men aanbiedt;

-ocr page 338-

295

2°. Het antwoord van den schuldeischer of, indien hij afwezig is, van den persoon, aan vvien het aanbod is gedaan, welk antwoord moet worden onderteekend door hem, die hetzelve gegeven heeft; wanneer deze weigert te teekenen, of verklaart zulks niet te kunnen doen, moet daarvan melding worden gemaakt;

3°. In geval het gedane aanbod wordt geweigerd, eeno kennisgeving, houdende aanwijzing van den dag, het uur en de plaats, waarop de aangeboden zaak in bewaring zal worden gesteld;

4°. De dagteekening, waarop het aanbod wordt gedaan;

5°. De vermelding, dat aan den persoon of aan de woonplaats van den schuldeischer afschrift van hetzelve is gelaten, terwijl

6°. Hetzelve door den notaris of deurwaarder moet worden onderteekend (art. 809 B. U.).

[n geval de notaris of deurwaarder, noch den schuldeischer, noch iemand van diens huisgenooten aan zijne woonplaats vindt, zal hij het afschrift onverwijld ter hand stellen cf, in geval van eene verwijdering van meer d; u tien palen van her, residentie-kantoor, zoo spoedig mogelijk, doen toekomen aan het hoofd van het plaatselijk bestuur, of aan dengene, die dezen vervangt, die op het oorspronkelijke stuk kosteloos eene door hem onderteekende verklaring zal stellen, houdende vermelding van den dag der overgave of ontvangst van dat exploict, welks oorspronkelijk hij dadelijk aan den notaris of deurwaarder teruggeeft, of zoodra mogelijk aan dezen terugzendt. Van deze ter handsfcelling of inzending moet op het oorspronkelijk stuk en het afschrift melding worden gemaakt fartt. 3 en 809 B. R.).

Om eene consignatie van waarde te doen zijn, wordt geene rnagtiging van den regter vereischt; het is genoegzaam:

1°. Dat dezelve zij voorafgegaan van eene aan den schuldeischer beteekende kennisgeving, houdende aanwijzing van den dag, het uur en de plaats, waarop de aangebodene zaak in bewaring zal gesteld worden;

-ocr page 339-

396

2°. Dat de schuldenaar zich vau de aaugebodeue zaak ontdaan hebbe, door dezelve in bewaring te stellen in de consignatie- of bewaarkas ter griffie van het regterlijk collegie, hetwelk in geval van verschil daarvan kennis rnoet nemen, met de interessen tot den dag der bewaar-stelling toe;

;i0. Dat er door den notaris ol deurwaarder, beide met twee getuigen, een proces-verbaal worde opgemaakt, behelzende den aard der aangebodene muntspecien, de weigering van den schuldeischer om dezelve te ontvangen, of dat bij tot die ontvangst niet verschenen is, en eindelijk het doen van de consignatie-zelve;

4°. Dat, bijaldien de schuldeischer tot de ontvangst niet verschenen is, het proces-verbaal der consignatie hem be~ teekend zij. met aanmaning om het in bewaring gebragte te ligten (art. 1406).

De onkosten, gevallen op het aanbod van gereede betaling en op de consignatie, zijn voor rekening van den schuldeischer, indien dezelve wettiglijk zijn geschied (art. 1407).

Van Schuldvernieuwing.

Schuldvernieuwing wordt op driederlei wijze te weeg gebragt;

1°. Wanneer een schuldenaar, ten behoeve van zijnen schuldeischer, eene nieuwe schuldverbindtenis aangaat, welke in de plaats gesteld wordt van de oude, die daardoor vernietigd wordt;

2°. Wanneer een nieuwe schuldenaar wordt gesteld in de plaats van den vorigen, die door den schuldeischer van zijne verbindtenis ontslagen wordt;

3°. Wanneer, ten gevolge eener nieuwe overeenkomst, een nieuwe schuldeischer gesteld wordt in de plaats van den vorigen, ten wiens opzigte de schuldenaar van zijne verbindtenis ontslagen wordt (art. 1413).

Schuldvernieuwing wordt niet voorondersteld; de wil om dezelve daar te stellen moet duidelijk uit de acte blijken (art. 1415).

-ocr page 340-

297

De voorregten en hypotheken, aan de oude schuldvordering verbonden, gaan niet over tot die, welke in der-zelver plaats is gesteld, ten ware de schuldeischer zich zulks uitdrukkelijk mogt hebben voorbehouden (art. 1421).

Vau Compensatie of Vergelijking vm schuld.

Compensatie of vergelijking van schuld heeft plaats, wanneer twee personen vvederkeerig elkanders schuldenaren zijn; zij heeft vau regtswege plaats, zelfs buiten weten der schuldenaren, en vernietigt de heide schulden over en weder, op het oogenblik dat zij te gelijk bestaan, ten beloope van derzelver vvederkeerig bedrag (artt. 1425 en 1426).

Vergelijking heeft alleen plaats tusschen twee schulden, die beide tot onderwerp hebben eene geldsom, of eene zekere hoeveelheid van zaken, die door het gebruik te niet gaan, van dezelfde soort, en die wederzijds voor eene dadelijke vereffening eu opeisching vatbaar zijn (art. 1437).

De vergelijking heeft plaats uit welke oorzaak ook de wederzijdsche schulden voortspruiten, uitgezonderd;

1°. Wanneer de teruggave geëischt wordt van eene zaak, waarvan de eigenaar wederregtelijk ontzet is;

2°. Wanneer geëischt wordt de teruggave van iets, hetwelk in bewaring of ter bruikleen gegeven is;

3°. Ten aanzien eener schuld, spruitende uithoofde van levensonderhoud, hetwelk verklaard is niet in beslag te kunnen worden genomen (art. 1429).

Een borg kan in vergelijking brengen hetgeen de schuldeischer aan den hoofdschuldenaar verschuldigd is, maar de hoofdschuldenaar niet hetgeen de schuldeischer aan den borg, noch ook de hoofdelijke schuldenaar hetgeen de schuldeischer aan zijnen mede-schuldenaar is verschuldigd (art. 1430),

-ocr page 341-

298

Fun Schuldvermenging en de overige wijzen van te niet gaar,.

Wanneer de hoedanigheden van schuldeischer en schuldenaar zich in deuzelfden persoon vereenigen, heeft van regtswege eene schuld vermenging plaats, waardoor de schuldvordering vernietigd wordt (art. 1436,.

Kwijtschelding van schuld heeft plaats, wanneer de schuldeischer den schuldenaar vrijwillig van al zijne ver-pligtingen, welke uit eene verbindtenis voortvloeijen, ontslaat; dezelve wordt niet voorondersteld, maar moet bewezen worden art. 1438 .

De vrijwillige teruggave van een oorspronkelijk onder-handsch schuldbewijs, door den schuldeischer aan den schuldenaar gedaan, bewijst de kwijtschelding der schuld, zelfs ten aanzien der hoofdelijke mede-schuldenaren (art. 1439)1).

De kwijtschelding eener schuld, of het ontslag bij overeenkomst, aan den hoofdschuldenaar toegestaan, bevrijdt de borgen.

De kwijtschelding, aan den borg toegestaan, bevrijdt den hoofdschuldenaar niet.

De kwijtschelding, aan eenen der borgen toegestaan, ontslaat de overige niet (art. 1442).

In geval eene zekere en bepaalde zaak, welke het onderwerp eener overeenkomst uitmaakt, vergaat, buiten den handel der menschen geraakt of verloren gaat, zoodanig dat men van derzelver bestaan ten eenenmale onkundig is, vervalt de verbindtenis, mits de zaak vergaan of verloren zij buiten de schuld van den schuldenaar, en vóór dat hij in de levering daarvan nalatig gebleven was (art. 1444).

Eene verbindtenis gaat te niet door nietigheid of te niet-doening ten gevolge eener nietigverklaring, welke altijd door den regter moet worden uitgesproken, en ten gevolge heeft:

1

De enkele teruggave van een authentiek schuldbewijs levert geen wettelijk vermoeden van kwijtschelding op; een zoodanig t-tnk zoude in dat geval voor voldaan moeten geteekend zijn.

-ocr page 342-

599

1°. Dat de zaak en partijen worden hersteld in dea staat, waarin zij zich vóór het aangaan der verbindtenis bevonden; en

2°. Toewijzing van vergoeding, kosten, schaden en interessen, indien daartoe gronden zijn (artt. 1451—1453).

Door verjaring kan men van eene verbindtenis bevrijd worden, na verloop van de verschillende bij de wet vastgestelde termijnen (art. 1946).

Pan Koop en Verkuop.

§ 1. Van koop en verkoop in het algemeen.

Koop en verkoop is eene overeenkomst, waarbij de eene zich verbindt, om eene zaak te leveren, en de andere, om daarvoor den bedongen prijs te betalen (art. 1457).

Zij wordt gehouden tusschen de partijen voltrokken te zijn, zoodra deze het eens zijn geworden over de zaak en den prijs, hoewel ook de zaak nog niet mogt geleverd, noch de prijs betaald zijn (art. 145S).

De eigendom van het verkochte goed gaar niet eer tot den kooper over, dan nadat de levering daarvan geschied is, overeenkomstig de wijze op bladz. 195 en 196 van dit Handboek medegedeeld.

Het verkochte is, van het oogenblik van den koop af, alhoewel de levering nog niet hebbe plaats gehad, voor rekening van den kooper, mits de zaak in een zeker en bepaald voorwerp besta, en uitgezonderd:

10. Goederen, die bij het gewigt, het getal of de maat zijn verkocht, welke voor rekening van den verkooper blijven, totdat dezelve gewogen, geteld of gemeten zijn;

•1quot;. Wanneer de koop en verkoop op de proef is aangegaan, of van goederen, welke men gewoon is vooraf te proeven, welke koop altijd wordt voorondersteld onder eene opschortende voorwaarde te hebben plaats gehad (artt. 1460, 1461 en 1463).

De koopprijs moet worden bepaald door partijen, doch dezelve kan ook aan de hegrooting van eenen derde wor-

-ocr page 343-

300

den overgelaten , onder dien verstande echter dat, wanneer die derde de begrooting niet wil of niet kan doen, er geen koop plaats heeft (art. 1465) 1).

De kosten der acten van koop en verkoop, en andere bijkomende onkosten, komen ten laste van den kooper, indien het tegendeel niet bedongen is lart. 14.66 B. W. en art. 5fi Zegelwet).

Tusschen echtgenooten kan geen koop of verkoop plaats hebben, dan in de drie volgende gevallen:

1°. Wanneer een der echtgenooten aan den anderen, van wien hij geregtelijk gescheiden is, goederen overdraagt tot voldoening van hetgeen aan denzelmi naarregten toekomt;

2°. Wanneer de overdragt, die de man doet aan zijne vrouw, zelfs van welke hij niet gescheiden is, eenige wettige oorzaak heeft, als daar is tot wederbelegging van hare vervreemde goederen, of van penningen, die haar toebe-hooren, indien namelijk die goederen of die penningen van de gemeenschap zijn uitgesloten;

3°. In geval de vrouw aan haren man goederen overdraagt tot betaling eener som, wélke zij hem als huwelijksgoed heeft beloofd, voor zoo ver die goederen van de gemeenschap zijn uitgesloten;

Behoudens echter, in deze drie gevallen, de regten der erfgenamen van de handelende partijen, wanneer eene van laatstgemelde alzoo eenig zijdelingsch voordeel mogt hebben bekomen (art. 1467).

Door de wet wordt koop en verkoop van sommige goederen verboden:

1°. Aan regters, leden van het openbaar ministerie, griffiers, advocaten, procureurs, deurwaarders en notarissen: Van regten en regtsvorderingen, waarover gedingen aanhangig zijn voor den raad van justitie t), onder wiens

1

Hieruit vloeit voort, dat de bepaling van den koopprijs niet aan eeue der partijen, hetzij kooper of verkooper, kan worden overgelaten.

quot;tquot;) In stede van; voor den raad van justitie zoude het beter zijn hier te lezen: mor de regtbank, en zulks om reden het onderwerpelijk verbod ook wel degelijk op de beambten bij andere regtbanken slaan moet.

-ocr page 344-

301

M

regtsgebied zij hunne bedieningen uitoefenen (art. H68);

2°. Aan openbare ambtenaren, zelfs niet door tusschen-komende personen:

Van zaken, die door hen of ten hunnen overstaan verkocht worden (art. 1469);

•S0. Aan lasthebbers, zelfs niet door tusschenkomende personen, bij onderhandschen verkoop:

Van zaken, met welker verkoop zij beiast zijn;

4°. Aan bewindvoerders, zelfs niet door tusschenkomende personen, bij onderhandschen verkoop;

Van zaken aan den lande en aan openbare instellingen toebehoorende, welke aan hunne zorg en beheer zijn toevertrouwd ;

5°. Aan voogden, bij onderhandschen verkoop;

Van de onroerende goederen hunner pupillen 1) (art.

1470);

6°. Aan personen, wier onroerende goederen zijn in beslag genomen;

Te rekenen van den dag der overschrijving van het procesverbaal in het daartoe bestemde i\'egister, in geval die verkoop ten nadeele van den inbeslagnemer geschiedt (.art. 507 B. R. en art. 50 Transit, bep.).

Koop en verkoop van eens anders goed is nietig, en kan tegen den verkooper grond opleveren tot vergoeding van kosten, schaden en interessen, indien de kooper niet geweten heeft, dat de zaak aan een ander toebehoorde (art,

1471).

Indien, op het oogenblik der verkooping, het verkochte goed geheel mogt zijn vergaan, is de koop nietig. Bijaldien echter slechts een gedeelte daarvan vergaan is, staat het aan den kooper vrij om den koop te laten varen, of het behouden gedeelte te vorderen, en den koopprijs daarvoor bij vergelijkende waardering te doen bepalen (art. 1472).

Op den verkooper rusten twee. hoofdverpligtingen;

i » «0»

I

\'S

■ km JèM

1

Ook op curators moet dit verbod, naar aanleiding van art. 452, worden toegepast.

-ocr page 345-

302

1°. Om de verkochte zaak te leveren;

i°. Om dezelve te vrijwaren (art. 1474).

De levering is eene overdragt van het verkochte goed met al wat daartoe behoort en tot deszelfs bestendig gebruik bestemd is, mitsgaders de bewijzen van eigendom, indien die aanwezig zijn, in de magt en het bezit van den kooper (artt. 1475 en 14S2).

De verkooper is niet verpligt het goed te leveren:

1°. Indien de kooper den koopprijs niet betaalt en de verkooper hem geen uitstel van betaling heeft toegestaan;

li0. Indien de kooper, na den koop, in staat van faillissement ol\' van kennelijk onvermogen is geraakt, teu ware hij een borg stelle, om op den bepaalden tijd te betalen (artt. 147S en 1479).

De kosten der levering zijn ten laste van den verkooper, en die der weghaling ten laste van den kooper, zoo niet het tegendeel bedongen is (art. 1470).

De vrijwaring, waartoe de verkooper jegens den kooper gehouden is, heeft twee strekkingen, namelijk;

1°. Het rustig en vreedzaam bezit van de verkochte zaak 1);

2°. De verborgen gebreken dier zaak, of de zoodanige, die aanleiding geven tot vernietiging van den koop (art. 1491) t).

Partijen kunnen echter, bij bijzondere overeenkomsten, de vrijwaring uitbreiden of inkorten , ja zelfs bejjalen, dat de verkooper tot geene vrijwaring hoegenaamd zal gehouden zijn, blijvende hij nogtans aansprakelijk voor de zoodanige, welke uit eene daad door hem-zelveu verrigt, voortspruit (artt. 1498 en 1494).

De hoofdverpligting van den kooper bestaat;

1°. In het betalen van den koopprijs, ten tijde en ter plaats bij de overeenkomst bepaald, of anderzins ter plaatse en op den tijd, waarop de levering geschieden moet;

2U. Zelfs zonder uitdrukkelijk beding, in het betalen

1

Over vrijwaring ter zake van uitwinning, zie men artt. 1492—1503.

f ) Over vrijwaring ter zake van gebreken, zie men artt. 1504—1512.

-ocr page 346-

:50:j

van interessen van den koopprijs, indien de verkochte en geleverde zaak vruchten of andere inkomsten oplevert (artt. 1615 — 151s).

Indien de kooper door eene hypothecaire regtsvordering tot reclame in zijn bezit gestoord is, of gegronde reden heeft om te vreezen, dat hij daarin zal gestoord worden, kan hij de betaling van den koopprijs opschorten, totdat de verkooper de stoornis heeft doen ophouden, ten ware deze liever verkoos zekerheid te stellen, of er bedongen tnogt zijn, dat de kooper niettegenstaande alle stoornis tot de betaling verpligt is (art. lölfi).

Indien de kooper den koopprijs niet betaalt, kan de verkooper de vernietiging van den koop vorderen (art. 1516).

5 Van het regt van wederin koop.

Het regt van wederinkoop spruit voort uit een beding, waarbij de verkooper zich voorbehoudt, om het verkochte terug te nemen, vrij van alle lasten en hypotheken, door den kooper daarop gelegd, en zulks tegen teruggave van den oorspronkelijken koopprijs en de vergoeding door de wet aangewezen (artt. 1519 en 1532).

Het regt van wederinkoop mag voor geen langeren tijd dan vijfjaren worden bedongen. Indien hetzelve voor een langer tijdvak bedongen is, wordt die tijd tot de gsme 1de vijf jaren ingekort (art. 1520).

De kooper blijft onherroepelijk eigenaar van het gekochte, wanneer de verkooper verzuimt, om zijne regtsvordering tot wederinkoop binnen den voorschreven termijn, te doen gelden (art. 1521).

§. Van verkoop een er inschuld of erfenis.

De verkoop eener inschuld bevat al wat daartoe behoort, als borgtogten, voorregten en hypotheken (art. 15-33).

De verkooper van een inschuld of ander onligchainelijk regt moet instaan:

!Voor het aanwezen daarvan ten tijde van de leve-

-ocr page 347-

■304

ring, hoewel ook de verkoop zonder belofte van vrijwaring geschied zij;

2°. Indien hij zich daartoe verbonden heeft, voor de genoegzame tegenwoordige, doch niet toekomstige (ten ware, het tegendeel uitdrukkelijk bedongen zij) gegoedheid van den schuldenaar, en zulks ten beloope van den voor de insohuld ontvangen koopprijs (artt. 1534—1536).

Degene, die eene erfenis verkoopt, zonder dat hij, stuk voor stuk, opgeeft waarin dezelve bestaat, is niet verder gehouden, dan tot vrijwaring van zijne hoedanigheid van erfgenaam (art. 1537).

Indien, vóór de levering van eeiie verkochte insohuld of van een ander onligchamelijk regt, de schuldenaar aan den verkooper de schuld voldaan heeft, is hij op eene voldoende wijze bevrijd. Daar echter, zooals wij boven op bladz. 195 zagen, de levering niet geschiedt dan voor zoo verre de verkoop aan den schuldenaar is betcekend, of door hem schriftelijk aangenomen of erkend, is het noodig:

1°. Of dat de schuldenaar in de acte van overdragt mede verschijne, en daarbij verklare van den gedanen verkoop kennis te dragen en denzclven aan te nemen;

■10. Of dat de schuldenaar vrijwillig eene verklaring teekene, dat hij de overdragt aanneemt en erkent;

3°. Of wel dat, in geval van weigering, de gedane overdragt aan den schuldenaar zoo spoedig mogelijk worde beteekend (artt. 1540 en 613) 1).

Van Ruiling.

Ruiling is eene overeenkomst, waarbij partijen zich verbinden, om aan elkander wederkeerig eene zaak in de plaats van eene andere te geven (art. 1541).

1

Bij art. 79 Transit, hep. is vastgesteld, dat de regtsvordering tot teniet doening ter zake van bcnadeeling in eenen verkoop, welke vóór de invoering der nieuwe wetgeving beeft plaats gehad, zal worden beoordeeld overeenkomstig de wettelijke bepalingen, welke van kraeht waren op het tijdstip, waarop de verkoop gesloten is.

-ocr page 348-

•■505

Al hetgeen voor verkoop vatbaar is, kan ook het onderwerp van ruiling uitmaken (art. 1342).

De regelen van de overeenkomst van koop en verkoop zijn ook op die ruiling toepasselijk (art. 154\'6) *).

Van Hnwr en Verlmnr.

§ 1. Alge mee ne bepalingen.

Er bestaan tweederlei soorten van overeenkomst van huur en verhuur:

1°. huur van goederen;

2». huur van diensten, werk en nijverheid (art. 1547).

Huur van goederen is eene overeenkomst, waarbij de eene partij \'ih verbindt, om de andere het genot eener roerende of onroerende zaak te doen hebben, gedurende eenen bepaalden tijd en tegen eeuen bepaalden prijs, welken de laatste aanneemt te betalen (art. 1548).

Huur van diensten, van werk en van nijverheid is eene overeenkomst, waarbij de eene partij zich verbindt, om iets voor de andere, tegen betaling van eenen tusschen haar bepaalden prijs of loon, te verrigten (art. 1549).

§ 2. Van de regelen betrekkelijk huur van goederen.

De verhuurder is, uit den aard der overeenkomst, en zonder dat daartoe eenig bijzonder beding vereischt wordt, verpligt:

1°. Om het verhuurde aan den huurder te leveren;

■2». Om hetzelve te onderhouden in zoodanigen staat, dat het tot het gebruik, waartoe het verhuurd is, dienen

kan;

3°. Om den huurder het rustig genot daarvan te doen hebben, zoolang de huur duurt (art. 1550).

De verhuurder moet het verhuurde in alle opzigten in goeden staat van onderhoud leveren, en daaraan gedurende den huurtijd alle reparatien laten doen, welke

*) Zie uitzondering hierop in art. 1545,

-ocr page 349-

3Ü6

noodzakelijk inogten wordeu, met uitzondering van de geringe en dagelijksche repavatieu, welke voor rekening van den huurder zijn (art.. 1551) *).

De verhuurder mag, gedurende den huurtijd, de gedaante of inrigting van het verhuurde goed niet veranderen (art. 1554).

De huurder is tot twee hoofdverpligtingen gehouden:

1°. Om het gehuurde als een goed huisvader te gebruiken en overeenkomstig de bestemming, welke daaraau bij de huurovereenkomst gegeven is, oi\'volgens die, welke, bij gebreke van overeenkomst daaromtrent, naar gelang der omstandigheden voorondersteld wordt;

2quot;. Om den huurprijs op de bepaalde termijnen te voldoen (art. 1560).

Indien er tusschen den verhuurder en den huurder eene beschrijving van het verhuurde is opgemaakt, is laatst-genielde gehouden het goed in dien staat weder op te leveren, waarin hij hetzelve, volgens die beschrijving, beeft aanvaard, met uitzondering van hetgeen door ouderdom of d\'jijr onvermijdelijke toevallen vergaan of in waarde verminderd is. Indien er geeue beschrijving is opgemaakt, wordt hij, behoudens tegenbewijs, voorondersteld het gehuurde in goeden staat te hebben aanvaard, en moet hij hetzelve in dien staal teruggeven vartt. 1562 en 15631.

De huurder is aansprakelijk voor alle schaden, gedurende den huurtijd aan het gehuurde toegebragt, ten ware

*) Als geringe en dagelijksche reparatien somt art.. 1583 de navolgende op;

1°. Reparatien aan winkelkasten.

2». De sluiting der luiken en blinden.

3°. De binnensloten.

4°. De vensterglazen, zoo binnen als buiten \'s huis.

5quot;. Al hetgeen door plaatselijk gebruik daaronder begrepen wordx.

Niettemin komen die reparatien ten laste van den verhuurder, indien zij door den vervallen toestand van het verhuurde of door overmagt zijn noodzakelijk geworden.

Het. schoonhouden van putten, regenbakken en secreten komt ten laste van den verhuurder, en het schoonhouden der scboorsteenen ten laste vau den huurder, tenzij het tegendeel bedongen zij (art, 1584^.

-ocr page 350-

307

hij bewees, dat dezelve huiten zijue scliuki hebben plaat» gehad; voor brand is hij echter niet verantwoordelijk, ten-zij de verhuurder bewees, dal dezelve door zijue schuld veroorzaakt is (artt. lóGi en 1565).

De huurder mag, indien hem dit vermogen niet is toegestaan, het goed niet weder verhuren, noch zijne huur aau een ander afstaan; indien echter het gehuurde in een huis of in eene woning bestaat, welke de huurder-zelf bewoont, kan hij een gedeelte daarvan, onder zijne verantwoordelijkheid, aan eeu ander verhuren, indien hem dat. vermogen niet bij de overeenkomst is ontzegd geworden (art. 1559).

De huurder is verantwoordelijk voor alle schaden of verliezen, door zijne huisgenooten, of door degenen, aan wie hij de huur mogt hebben overgedaan, aan het gehuurde toegebragt (art. 156u).

De huurder mag, bij ontruiming van het gehuurde goed, afbreken en naar zich nemen al hetgeen hij daaraan, op zijne kosten, heeft doen maken, mits zulks zonder beschadiging van het goed ged; :in worde (art. 1567).

De huurder is geregtigd vermindering van den huurprijs te vragen:

1°. Wanneer gedurende den huurtijd een gedeelte van het goed is vergaan art. 1553);

•2°. Wanneer de reparatlen, waartoe de verhuurder ver-pligt is, langer duren dan veertig dagen (art. 1555);

3°. Indien het goed is verhuurd met vermelding vau deszelfs uitgestrektheid, tegen bepaling van eenen zekeren prijs voor de maat, naar evenredigheid dat het goed minder dan de opgegevene. maat inhoudt (artt. 1484- en 1588);

4°. Indien, in alle andere gevallen, de maat meer dan een twintigste gedeelte minder bedraagt, dan opgegeven is, tenzij het tegendeel bedongen ware (artt. 1486 en 1588);

5°, Wanneer, bij eene huur vooi- verscheidene jaren, door onvermijdelijke toevallen, de geheele of halve oogst van een jaar is verloren gegaan, en de huurder door vorige of volgende jaren niet is schadeloos gesteld; indien

-ocr page 351-

308

de huur sleciits voor een jaar is aangegaan, en de oogst voor het geheel of voor de helft verloren ging, is de huurder ontheven van de betaling van den geheelen huurprijs of van een evenredig gedeelte van denzelven (artt. 1592 en 1593);

6°. Indien hij in zijn genot is gestoord geworden, ten gevolge eener regtsvordering (art. 1557).

De huur en verhuur vervalt van regtswegè:

1°. Indien gedurende den huurtijd het verhuurde goed door eenig toeval geheel en al is vergaan (art. 1553);

2°. Wanneer de bepaalde tijd verstreken is, mits de overeenkomst bij geschrifte is aangegaan, en de huurder na het eindigen der verhuring niet in het bezit is gebleven en gelaten (artt. 1570 en 1573) *).

Indien de huur zonder geschrift is aangegaan houdt dezelve op den bepaalden tijd niet op, dan voor zoo verre de eene partij aan de andere de huur heeft opgezegd, met inachtneming der termijnen, welke het plaatselijk gebruik medebrengt (art. 1571).

Door verkoop van het verhuurde wordt eene te voren aangegane huur niet verbroken, ten ware dit bij de verhuring niogt voorbehouden zijn (art. 1576).

De huurovereenkomst gaat geenszins te niet door den dood van den verhuurder, noch door dien van den huurder. Ook kan de verhuurder de huur niet doen ophouden door te verklaren, dat hij het verhuurde goed zelf wil betrekken, ten ware het tegendeel mogt bedongen zijn (artt. 1575 en 1576).

De huurder heeft het regt de huur te doen vernietigen:

1°. Indien het verhuurde goed, gedurende den huurtijd, ten deele is vergaan;

2°. Indien de aan het verhuurde verrigt wordende dringende reparatien van dien aard zijn, dat daardoor van het gehuurde, hetgeen den huurder en zijn huisgezin ter bewoning noodzakelijk is, onbewoonbaar wordt (art. 1565).

*) In dat geval ontstaat eene nieuwe huur, waarvan de gevolgen geregeld worden als van mondelinge huur (art. 1573).

-ocr page 352-

■m

De vertiuurder heelt het regt de huur te doen vernietigen :

1». Indien de huurder, zonder dat hem dit. vermogen is toegestaan, het goed weder verhuurt of zijne huur aan een ander afstaat (art. 1559);

■Z». Indien de huurder het gehuurde tot een ander gebruik bezigt, dan waartoe het bestemd is, of tot een zoodanig gebruik, waardoor aan den verhuurder eenig nadeel kan veroorzaakt worden (art. 1561);

En bovendien ;

•\'S°. Indien de huurder het gehuurde huis van geen genoegzaam huisraad voorziet, tenzij hij voldoende zekerheid geve voor de betaling der huurpenningen (art. 1581);

4°. Indien de huurder van landerijen:

a. Dezelve niet van de tot beweiding of bebouwing noodzakelijke beesten en bouwgereedschappen voorziet; of

b. Met de beweiding of bebouwing ophoudt, of ten dien opzigte niet als een goed huisvader handelt (art. 1589).

§ 3. Van aanneming va» werk.

Aanneming van werk is eene overeenkomst tot het maken van een werk, waarbij men kan overeenkomen, dat de werkman alleen zijnen arbeid of zijne nijverheid, of wel, dat hij ook de stof leveren zat, en weiketen allen tijde door den aanbesteder kan worden opgezegd, al mogt hel werk reeds begonnen zijn, mits hij den aannemer, wegens al deszelfs gemaakte kosten, arbeid en winstderving, volkomen schadeloos stelle (artt. 160i en 1G11).

Huur van werk houdt op door den dood van den werkman, bouwmeester of aannemer. Echter is de eigenaar gehouden aan de erfgenamen, naar evenredigheid van den bij de overeenkomst bedongen prijs, te betalen de waarde van het gedane werk en die der in gereedheid gebragte bouwstoffen, mits dat werk of die bouwstoffen hem tot eenig nut kunnen strekken (art. 1612).

Indien een gebouw, voor een bepaalden prijs aangenomen en gemaakt, geheel of gedeeltelijk vergaat door een

il\' li

11

iii

il

::i$|

Mi ■ -i l

p i

ii ■ ■

Vf\'; If pi

II

I «■: %

i,ife

ir

II

iili H

ü Pil il

-ocr page 353-

MO

gebrek in lt;ie zamenstelling, of zelfs uithoofde van de ongeschiktheid van den grond, zijn de bouwmeesters en aannemers daarvoor gedurende tien jaren aansprakelijk (art. 16(19).

Van Maatschap of Vennootschap.

Maatsohap is eene overeenkomst, waarbij twee of meerdere personen zich verbinden om iets in gemeenschap te brengen, met het oogmerk om het daaruit ontstane voordeel met elkander te deelen (art. 1618) 1).

Tot de bestaanbaarheid van maatschap wordt vereischt, dat;

lquot;. Alle maatschap een geoorloofd onderwerp hehbe en tot het gemeenschappelijk belang der partijen worde aangegaan ;

2°. Ieder der vennooten of geld of andere goederen, of zijne nijverheid in de maatschap inbrenge (art. 1619).

Maatschappen zijn;

1°. Algeheel;

2°. Bijzonder (art. 1620).

De wet kent slechts de algeheels maatschap van winst. Zij verbiedt alle maatschappen, hetzij van al de goederen, hetzij van een bepaald gedeelte van dezelve, onder eenen algeineenen titel, uitgezonderd de gemeenschap van goederen tusschen echtgenooten, volgens de wet of huwelijksche voorwaarden (art. 16211.

Do algeheele maatschap van winst bevat hetgeen partijen, onder welke benaming ook, gedurende den loop oer maatschap door hare vlijt zullen verkrijgen (art. 1622).

De bijzondere maatschap is de zoodanige, welke slechts betrekking heeft:

1°. Tot zekere bepaalde zaken ;

2°. Tot derzelver gebruik;

3°. Tot de vruchten, die daarvan zullen getrokken worden;

4°. Tot eene bepaalde onderneming;

1

Men ondetscheide deze burgerlijke maatschap of vennootsehap wel »an die van koophuudel, welke lager door ons zal beschouwd worden.

-ocr page 354-

811

5°. Tot de uitoefening van eenig bedrijf of beroep (art 1628).

De maatschap begint van het oogenblik der overeenkomst, indien daarbij geen ander tijdstip bepaald is (art. 1624*.

Ieder vennoot is aan de maatschap verschuldigd:

1°. Al hetgene hij beloofd heeft daarin te zullen brengen, en, indien deze inbrengst in een bepaald voorwerp bestaat, is hij tot vrijwaring gehouden, op gelijke wijze als bij koop en verkoop plaats vindt (art 1625);

2°. Van regtswege, en zonder daartoe aangesproken te worden, interessen der geldsommen:

a. Welke hij beloofd heeft te zullen inbrengen van den dag, waarop dezelve hadden behooren te zijn ingebragt;

b. Welke hij uit de gemeene kas genomen heeft, te rekenen van den dag, waai\'op hij dezelve tot zijn bijzonder voordeel daaruit heeft, getrokken; alles onverminderd de vergoeding van meerdere kosten, schaden en interessen, indien daartoe gronden zijn (art. 1626);

3°. Wanneer hij zich verbonden heeft om zijnen arbeid en zijne vlijt in te brengen: rekenschap van alle winsten, welke hij door zoodanige soort van nijverheid, als welke het onderwerp der maatschap uitmaakt, verkregen heeft (art. 1627);

4°. Vergoeding der schaden aan de maatschap door zijne schuld toegebragt; zonder die in vergelijking te mogen brengen met de voordeelen, welke hij, door zijnen arbeid en zijne vlijt, in andere zaken, aan de maatschap heeft aan-gebragt (art. 1630).

Indien de zaken, waarvan slechts het genot in de maatschap is ingebragt, in zekere en bepaalde voorwerpen bestaan, welke niet door het gebruik te niet gaan, zijn dezelve voor rekening van den vennoot, aan wien zij in eigendom toebehooren.

Die zaken zijn voor rekening der maatschap:

1°. Indien zij door het gebruik vergaan;

-ocr page 355-

•■512

2». Indien zij in waarde verminderen door dezelve te behouden;

3°. Indien zij bestemd zijn geweest om verkocht te worden;

4.°. Indien zij zijn ingebragt volgens eene begrooting, bij eene besclirijving of een inventaris bepaald;

En zulks, indien het goed geschat is, ten beloope van die schatting (art. ItiSl).

Indien bij de overeenkomst van maatschap het aandeel van ieder vennoot in de winsten en verliezen niet is bepaald, is elks aandeel geëvenredigd aan hetgeen hij in de maatschap heeft ingebragt.

Ten aanzien van dengene, die slechts zijne nijverheid heeft ingebragt, wordt het aandeel in de winsten en verliezen berekend gelijk te staan met het aandeel van den-gene der vennooten, die het minst heeft ingebragt (art. 1633).

Het beding, dat de vennooten de regeling der hoegrootheid van hun aandeel aan een hunner of aan een derde zullen overlaten, wordt voorondersteld niet geschreven te zijn (art. 163*1),

Het beding, waarbij aan een der vennooten al de voor-deelen mogten toegezegd zijn, is nietig; doch het is geoorloofd te bepalen, dat al de verliezen bij uitsluiting door een of meer der vennooten zullen worden gedragen (art. 1635).

De vennooten zijn niet ieder voor het geheel voor de schulden der maatschap verbonden, en een hunner kan de overigen niet verbinden, indien deze hem daartoe geene volmagt gegeven hebben (art. 1642).

De vennoot die, bij een hijzonder beding van de overeenkomst van maatschap, met het beheer belast is, kan, zelfs in weerwil der overige vennooten, alle daden ver-rigten, welke tot zijn beheer betrekkelijk zijn, mits hierin ter goeder trouw te werk gaande. Deze magt kan, zoo lang de maatschap duurt, niet zonder wettige redenen herroepen worden; maar, indien dezelve niet bij de overeenkomst der maatschap, maar bij eene latere acte is ge-

-ocr page 356-

1

313

geven, is zij, even als eene eenvoudige lastgeving, herroepelijk (art. 1636).

De vennooten, die geen Heheer hebben, mogen zelfs de roerende goederen, tot de maatschap behoorende, noch vervreemden, noch verpanden, noch bezwaren (art, IK O).

Kik der vennooten mag, zelfs zonder toestemming der overigen, een derden persoon aannemen als deelgenoot in het aandeel, hetwelk hij in de maatschap heeft: doch hij kan denzelven, zonder zoodanige toestemming, niet ais medelid der maatschap toelaten, al mogt hij ook met het beheer der zaken van de maatschap belast zijn (art. 1041).

Bij gebreke van bijzondere bedingen omtrent de wijze van beheer, moeten de volgende regelen worden in acht genomen:

1°. De vennooten worden geacht elkander over en weder de magt te hebben verleend, om de een voor den anderen te beheeren.

Hetgeen ieder van hen verrigt, is ook verbindende voor het aandeel der overige vennooten, zonder dat hij hunne toestemming hebbe bekomen; onverminderd het regt van deze laatstgèmelden of van een hunner, om zich tegen de handeling, zoolang die. nog niet gesloten is, te verzetten:

2°. leder der vennooten mag gebruik maken van de zaken aan de gemeenschap toebehoorende, mits hij dezelve tot zoodanige einden gebruike, als waartoe zij gewoonlijk bestemd zijn, en mits hij zich van dezelve niet bediene tegen het belang der maatschap, of op zoodanige wijze, dat de overige vennooten daardoor verhinderd worden om van die zaken, volgens hun regt, mede gebruik te maken;

3°. Ieder vennoot heeft de bevoegdheid, om de overige vennooten te verpligten in de onkosten te dragen, welke tot behoud der aan de maatschap behoorende zaken noodzakelijk zijn;

1°. Geen der vennooten kan, zonder toestemming der overigen, eenige nieuwigheden daarstellen ten aanzien der onroerende goederen, welke tot de maatschap behooren,

14

3 8 u 3

i\' ;\'\'i

i; a

1

i Vm.V

I

m

I

M

v-iT.

■ I

K!

y : ■

I

-ocr page 357-

312

2°. Indien zij in waarde verminderen door dezelve te behouden;

3°. Indien zij bestemd zijn geweest om verkocht te worden;

-1°. Indien zij zijn ingebragt volgens eene begrooting, bij eene beschrijving of een inventaris bepaald;

En zulks, indien het goed geschat is, ten beloope van die schatting (art. 1631).

Indien bij de overeenkomst van maatschap het aandeel van ieder vennoot in de winsten en verliezen niet is bepaald, is elks aandeel geevenredigd aan hetgeen hij in de maatschap heeft ingebragt.

Ten aanzien van dengene, die slechts zijne nijverheid heeft ingebragt, wordt het aandeel in de winsten en verliezen berekend gelijk te staan met het aandeel van den-gene der vennooten, die het minst heeft ingebragt (ar;, 1633).

Het beding, dat de vennooten de regeling der hoegrootheid van hun aandeel aan een hunner of aan een derde zullen overlaten, wordt voorondersteld niet geschreven te zijn (art. 1634).

Het beding, waarbij aan een der vennooten al de voor-deelen mogten toegezegd zijn, is nietig; doch het is geoorloofd te bepalen, dat al de verliezen bij uitsluiting door een of meer der vennooten zullen worden gedragen (art. 1635).

De vennooten zijn niet ieder voor het geheel voor de schulden der maatschap verbonden, en een hunner kan de overigen niet verbinden, indien deze hem daartoe geene volmagt gegeven hebben (art. 1642).

De vennoot die, bij een hijzonder beding van de overeenkomst van maatschap, met het beheer belast is, kan, zelfs in weerwil der overige vennooten, alle daden ver-rigten, welke tot zijn beheer betrekkelijk zijn, mits hierin ter goeder trouw te werk gaande. Deze magt kan, zoo lang de maatschap duurt, niet zonder wettige redenen herroepen worden; maar, indien dezelve niet bij de overeenkomst der maatschap, maar bij eene latere acte is ge-

-ocr page 358-

313

geven, is zij, even als eene eenvoudige lastgeving, herroepelijk (art. 1636).

De vennooten, die geen beheer hebben, mogen zelfs de roerende goederen, tut de maatschap behoorende, noch vervreemden, noch verpanden, noch bezwaren (art. IH fl).

Kik der vennooten mag, zelfs zonder toestemming der overigen, een derden persoon aannemen als deelgenoot in het aandeel, hetwelk hij in de maatschap heeft; doch hij kan de ii zei ven, zonder zoodanige toestemming, niet als medelid der maatschap toelaten, al mogt hij ook met het beheer der zaken van de maatschap belast zijn (art, 11)41).

Bij gebreke van bijzondere bedingen omtrent de wijze van beheer, moeten de volgende regelen worden in acht genomen:

1°. De vennooten worden geacht elkander over en weder de magt te hebben verleend, om de een voor den anderen te beheeren.

Hetgeen ieder van hen verrigt, is ook verbindende voor het aandeel der overige vennooten, zonder dat hij hunne toestemniing hebbe bekomen; onverminderd het regt van deze laatstgemelden of van een hunner, om zich tegen de handeling, zoolang die nog niet gesloten is, te verzetten;

2°. leder der vennooten mag gebruik maken van de zaken aan de gemeenschap toebehoorende, mits hij dezelve tot zoodanige einden gebmike, als waartoe zij gewoonlijk bestemd zijn, en mits hij zich van dezelve niet bediene tegen het belang der maatschap, of op zoodanige wijze, dat de overige vennooten daardoor verhinderd worden om van die zaken, volgens hun regt, mede gebruik te maken;

3°. leder vennoot heeft de bevoegdheid, om de overige vennooten te verpligten in de onkosten te dragen, welke tot behoud der aan de maatschap behoorende zaken noodzakelijk zijn;

1° Geen der vennooten kan, zonder toestemming der overigen, eenige nieuwigheden daarstellen ten aanzien der onroerende goederen, welke tot de maatschap beboeren,

14

-ocr page 359-

314.

al beweerde hij ook, dat dezelve voor de maatschap voor-deelig waren (art. 16-59).

Maatschap eindigt;

1». Door verloop van den tijd, voor welken dezelve is aangegaan;

2°. Door ontbinding derzelve, vóór den bepaalden tijd, om wettige redenen;

3°. Door de vernietiging der zaak of de volbrenging dei-handeling, die het onderwerp der maatschap uitmaakt *);

iquot;. In geval dezelve voor geenen bepaalden tijd is aangegaan, door den enkelen wil van eenige. of van slechts eeneu der vennooten;

5quot;. Door den dood van eeu der vennooten, zoo het tegendeel niet is bedongen;

6°. Door de curatele, staat van faillissement of van kennelijk onvermogen van een der vennooten (artt. 1646, 1647, 1649 en 1651).

De regelen omtrent de verdeeling der nalatenschappen, de wijze dier verdeeling, en de verpligtingen, die daaruit tusschen de mede-erfgenamen voortspruiten, zijn ook toepasselijk op de verdeeling tusschen vennooten (art. 1652).

Van zedelijke Ugchanien.

Behalve de eigenlijke maatschap, erkent de wet ook vereenigingen van personen ais zedelijke ligchamen, hetzij dezelve op openbaar gezag als zoodanig zijn ingesteld of erkend, hetzij als geoorloofd zijn toegelaten, of alleen tot een bepaald oogmerk, niet strijdig met de wetten of met de goede zeden, zijn zamengesteld (art. 16ö3j.

Alle wettig bestaande zedelijke ligchamen zijn, even als particuliere personen, bevoegd tot het aangaan van burgerlijke handelingen, behoudens de openbare verordeningen, waarbij die bevoegdheid mogt zijn gewijzigd, beperkt of aan zekere formaliteiten onderworpen (art. 1654).

*) De maatschap wordt echter niet verbroken door het vergaan der 2aak, waarvan de eigendom reeds in de maatschap is ingehragt. Zie art. 164S.

-ocr page 360-

i)e zedelijke ligchamen worden vertegenwoordigd door bestuurders, die, voor zoo verre daaromtrent niet anders bij de instellingen, de overeenkomsten en de reglementen is bepaald, geregtigd zijn, om:

K In naam van het ligchaam te handelen;

iquot;. Hetzelve aan derden en derden aan hetzelve te verbinden ;

3°. Zoo eischeude als verwerende in regten op te treden {art. 1655).

De bestuurders zijn verpligt, voor zoo verre daaromtrent niet op eene andere wijze bij de reglementen is voorzien, aan de gezamenlijke leden van het zedelijk ligchaam rekening en verantwoording af te leggen, waartoe eik lid bevoegd is hen in regteu op te roepen (art. 1658).

De leden van een zedelijk ligchaam zijn niet persoonlijk aansprakelijk voor de verbindtenissen van hetzelve; op de goederen van dat ligchaam alleen kunnen de schulden verhaald worden (art. 1661).

Het zedelijk ligchaam, op openbaar gezag ingesteld, wordt niet vernietigd door den dood of\' den afstand van het lidmaatschap van al de leden, maar blijft als zoodanig bestaan, tot zoo lang hetzelve wettiglijk ontbonden is (art. 1662).

Alle andere zedelijke ligchamen blijven bestaan tot dat zij uitdrukkelijk zijn ontbonden, volgens hunne instellingen, reglementen of overeenkomsten, of tot dat het doel of het voorwerp der vereeniging ophoudt (art. 1663).

Bij de ontbinding van zoodanig zedelijk ligchaam, zijn de overblijvende leden, of wel het laatst overblijvend lid verpligt;

1°. De schulden van het ligchaam te voldoen, ten bedrage der baten, kunnende zij het voordeelig slot onderling deelen of zich persoonlijk toeëigenen en al zoo op hunne erfgenamen overdragen ;

2°. ïeo opzigte van de oproeping der schuldeischers, het aanzuiveren der rekening en verantwoording, en het uitbetalen der schulden, op straffe van persoonlijk, elk

-ocr page 361-

316

voor het geheel, aansprakelijk te zijn voor de schulden, na te komen de, verpligtingen van erfgenamen, die eene erfenis onder het. voor regt van boedelbeschrijving hebben aanvaard (art. 1Ö63).

Va» ikhenkinge n.

Schenking is eene overeenkomst, waarbij de schenker, bij zijn leven, om niet en onherroepelijk eenig goed afstaat ten behoeve van den begiftigde, die hetzelve aanneemt (art. 1666).

De wet verklaart eene schenking nietig:

1». Voor zoo veel dezelve toekomstige goederen bevat vermits schenking alleen de tegenwoordige goederen van den schenker bevatten mag tirt. 1667) 1);

2°. Van een voorwerp, waarvan de schenker zicli de bevoegdheid voorbehoud! om over te beschikken (art. 1668);

3°. Wanneer dezelve is gemaakt onder voorwaarde, om andere schulden of lasten te voldoen dan die, welke uitgedrukt staan in de acte van schenking-zelve, of in eenen staat, welke daaraan moet worden vastgehecht ■ art. 1670);

Verklaart de wet, ten aanzien van schuldeischers. van regtswege nietig alle schenking van roerende of onroerende goederen, door eenen in staat van faillissement of Van kennelijk onvermogen verklaarden schuldenaar gedaan, binnen den termijn van zestig dagen vóór den aanvang van het faillissement, ot\' vóór den dag van de uitspraak van het vonnis, welke termijn verdubbeld wordt, indien de begiftigde den schenker door bloedverwantschap of aanhuwelijking bestaat, in de regte linie onbepaald en in de zijdlinie tot den vierden graad ingesloten, al mogt ook de schenking door middel van tusschen beide komende personen gedaan zijn (art, 760 W. v. K. en art. 907 B. R.t:

1

Bij tmwelijk.sche voonvrisr:! kun echter illt; gelieelf of gedeelte lijke nalatenschap worden geso) ,\'k^n. Zie bladz. 151 van dit Handhoek.

-ocr page 362-

3)7

5°. Verbiedt de wet alle ïi vreemding, en diensvolgens ook alle schenking van inbeslag genomen onroerende goederen, te rekenen van den dag af, dat het proces-verbaal van inbeslagneming in de daartoe bestemde registers is overgeschreven (art. 507 B. R. en artt. 50—53 Transit, bep.).

Het is den schenker geoorloofd, zich het genot of vruchtgebruik van geschonkene, roerende of onroerende goederen ten zijnen eigenen voordeele voor te behouden, of daarover ten behoeve van een ander te beschikken; in welke gevallen de regelen, door de wet voor vruchtgebruik voorgeschreven, vast toepassing zijn (art. 1669).

Ook mag de schenker zich voorbehouden, om over eene bepaalde geldsom uit de geschonken goederen te beschikken, doch, indien hij overlijdt zonder over die geldsom-men te hebben beschikt, blijft het geschonkene in het geheel aan den begiftigde art. 1671).

Nog vermag hij zich het regt voor behouden, om de gegeven goederen tot zich te doen terugkecren, hetzij in geval de begiftigde, alleen, of deze en zijne afkomelingcn, vóór den schenker kwamen te overlijden; maar dit kan niet anders bedongen worden, dan ten behoeve van den schenker alleen (art. 1672).

Het gevolg van het regt van terugkeering zal daarin bestaan, dat alle vervreemdingen der geschonken goederen worden vernietigd, en die goederen tot den schenker terugkeeren, vrij en ontheven van alle lasten en hypotheken, welke daarop sedert het tijdstip der schenking rnogten gelegd zijn (art. 1673).

In geval van uitwinning is de schenker tot geene vrijwaring gehouden (art. 1674).

Op schenkingen moeten worden toegepast de bepalingen. welke de wet voor makingen bij uitersten wil heeft voorgeschreven, betrekkelijk;

1quot;. De verbodene erfstellingen over de hand;

2°. De geoorloofde erfstellingen over de hand, ten behoeve van kleinkinderen en afstammelingen van broeders

ïjl

\';s

g: # -

-ocr page 363-

olS

Pu zusters, en in hetgeen de erfgenaam of legataris onvervreemd en onverteerd zal nalaten ;

3°. De geoorloofde beschikking, waardoor een derde tot eene erfenis of legaat wordt geroepen, in het geval de geroepene erfgenaam of legataris niet geniet;

iquot;. Het verbod om de nalatenschap of het legaat geheel of gedeeltelijk onvervreemdbaar te verklaren;

5». De voorzieningen in geval de erflater en de erfgenaam of legataris omkomen, zonder dat men weten kunne, wie het eerst overleden zij (art. 10175).

Minderjarigen mogen niet bij wege van schenking beschikken, behoudens het hun door de wet toegekend vermogen, om dit bij huwelijksche voorwaarden te doen (art. 1677).

Schenkingen tusschen echtgenooten, staande huwelijk gedaan, zijn verboden, uitgezonderd geschenken of handgiften van roerende, ligchanielijke voorwerpen, waarvan de waarde niet bovemnatig is, in aanmerking van de gegoedheid des schenkers (art. Jfi78).

Ten einde bekwaam te zijn, om bij wege van scheuking voordcel te genieten, moet de begiftigde, op het tijdstip waarop de schenking heeft plaats gehad, bestaan of ontvangen zijn, en in het laatste geval levend ter wereld komen (art. Ifi79l.

Schenkingen aan openbare of godsdienstige gestichten gedaan, hebben geen gevolg, dan voor zoo verre de Gouverneur-Generaal aan de bewindvoerders dier gestichten de magt zal hebben verleend, om die giften aan te nemen (art. 1680) *)•

Schenkingen zijn verboden in al de gevallen, waarin de wet de makingen bij uitersten wil verbiedt (art. 16S1).

Geene schenking kan, op straffe van nietigheid, anders gedaan worden dan bij notariële acte, waarvan de minuut onder den notaris is verbleven (art. 16S2).

(* Indien de schenker, voor de verkregen magtifring van den Gouverneur-Generaal sterft, heeft de schenking geen gevolg. Vergelijk art. 1633 en 1685, alinea 3.

-ocr page 364-

319

Hiervan zijn echter uitgezonderd de giften van hand tot hand van roerende, ligchamelijke voorwerpen, of\' van schuldvorderingen aan toonder, welke geene acte verei-schen en van kracht zijn door de enkele overlevering aan den begiftigde, of van eenen derde, die het gegevene vroor hem aanneemt (art. 1687\'.

öeene schenking is voor den schenker verbindende, of brengt eenig gevolg hoegenaamd te weeg, dan van den dag, waarop dezelve in uitdrukkelijke bewoordingen is aangenomen, hetzij door den hegiftigde-zelven, hetzij door eenen daartoe bij authentieke acte gevolmagtigden persoon.

Die aanneming moet gedaan worden:

1°. Rij de acte van schenking;

ü0. Bij eene latere authentieke acte, waarvan eene minuut moet worden gehouden, mits

«. Dit plaats hebbe gedurende het leven van den schenker; en

h. Die aanneming aan den schenker beteekend worde, van welken thijj af dezelve ten zijiicn opzigte eerst van kracht wordt (art. l(iS4) t).

Schenkingen aan eene getrouwde vrouw gedaan, kunnen door haar niet anders worden aangenomen, dan met bijstand of magtiging van haren man of, in geval van weigering of afwezigheid van dezen, met magtiging van den raad van justitie, en zulks al inogt zij zelfs huiten gemeenschap van goederen getrouwd of van goederen gescheiden zijn (artt. IDS, 111- en 1684).

Schenkingen aan minderjarigen gedaan, kunnen, gedurende het leven der beide ouders, worden aangenomen door den vader *).

Schenkingen aan onder voogdij staande minderjarigen

f) De beteekening der acte van aanneming kan nu het overlijden des schenkers geschieden. Zie ïijdschrift voor het Notarisambt, deel 5, bladz, 128.

*) Eeue schenking, door een vader aan zijn minderjarig kind gedaan, moet donr eenen bijzonderen , door den raad van justitie te benoemen curator worden aangenomen. Zie art. 310.

-ocr page 365-

320

of under curatele gesteiden gedaan, worden door den voogd of curator, daartoe door den raad van justitie gemagtigd, aangenomen.

fndien de raad de magtiging verleent, blijft de isohen-king van kracht, al inogt de schenker vóór het verlee-neii der magtiging zijn overleden (art. 1685).

De eigendom der in de schenking begrepen goederen wordt, zelfs wanneer de schenking behoorlijk is aangenomen, niet door den begiftigde verkregen, dan door middel van de overdragt, gedaan overeenkomstig de bepalingen, op bladz. 195 en 196 van dit Handboek medegedeeld art. I 6S6).

Kene schenking kan niet worden herroepen, noch dien ten gevolge worden te niet gedaan, tenzij in de volgende gevallen:

1°. Uuhoofde van de niet vervulling der voorwaarden, waarorrtrr zij gedaan is:

2°. Indien de begiftigde zich schuldig of inedepligtig heelt gemaakt aan een aanslag oji het leven van den schenk:\', of aan een ander misdrijf tegen denzei ven;

3°. Indien hij weigert aan den schenker, nadat deze in armoede is vervallen, levensonderhoud te verschaffen (art. 1688).

In bet eerste geval, blijft het geschonkene aan den schenker, of kan hij hetzelve zelfs van derde houdors terugvorderen, vrij van alle lasten en hypotheken, welke daarop door den begiftigde mogten gelegd zijn, niet de vruchten en inkomsten door denzelven sedert zijne nalatigheid genoten (art. 1689;.

In de twee laatste gevallen, wordt geen hinder toege-bragt aan de vervreemding van de geschonkene zaak, of aan de hypotheken of andere zakelijke lasten, welke de begiftigde op dezelve inogt gelegd hebben, vóór dat de eisch tot tenietdoening der gift was ingeschreven naast de geregtelijke acte, houdende vestiging van hypotheek; doch alle vervreemdingen, hypotheken, of andere zakelijke lasten, welke later dan de voorzeide inschrijving door den

-ocr page 366-

321

begiftigde mogten zijn gedaan, zijn nietig, indien de eisch ten gevolge der herroeping wordt toegewezen ; alsdan moet de begiftigde de geschonkene zaak of, in geval van vervreemding, de waarde, die dezelve op het tijdstip der regto-vordering heeft, teruggeven met de vruchten en inkomsten, te rekenen van den dag der regtsvordering, onverminderd zijne verpligt.ing tot schadeloosstelling voor de vroeger daarop gevestigde hypotheken of lasten (artt. 11)90 en lfl91).

Van Beioaargeving.

Bewaargeving heeft plaats, wanneer men het goed van een ander aanneemt, onder de voorwaarde van hetzelve te bewaren en in nalura terug t.e geven (art. IfiOl).

Er zijn twee soorten van bewaargeving:

1quot;. De eigenlijke gezegde;

2°. De sequestratie (art. 1095).

De eigenlijk gezegde bewaargeving is die, welke geacht wordt om niet te zijn aangegaan, zoo niet hel tegendeel bedongen is; — alleen roerende goederen tut, onderwerp kan hebben en niet voltrokken is dan door de wezenlijke of vooronderstelde 1) overgave der zaak (artt. 1690 en 1697).

Dezelve geschiedt:

1°. Vrijwillig, ten gevolge van de wederkeerige toestemming van den bewaargever en bewaarnemer; of

2°. Uit noodzaak, wanneer men door eenig toeval tot dezelve gedwongen wordt (artt. 169S, 1699 cn 1703).

De bewaarnemer is verpligt:

1°. Omtrent de bewaring der aan hem toevertrouwde zaak dezelfde, zorg aan te wenden, welke hij omtrent de bewaring zijner eigene zaken aanwendt (ortt. 1706 en 1707);

2°. Dezelfde zaak terug te geven, welke hij ontvangen heeft (art, 17 H);

1

B, v, In geval van bewaargeving van mcuhclcn, doorde overgave van de sleutels van het gebouw, waarin dezelve zieli bevinden. Vergelijk art, 012 B, W.

-ocr page 367-

322

■iquot;. De vrucliteu terug te geven, welke het in bewaring gegeven goed heeft opgeleverd en door hem geïnd of ontvangen zijn (art. 1718).

De bewaarnemer mag zich van het in bewaring gegeven goed niet bedienen, zonder het uitdrukkelijk of voorondersteld verlof van den bewaargever (art. 1712).

De bewaarnemer mag het bewaarde goed niet teruggeven , dan:

1quot;. Aan dengenen, die hein hetzelve heeft toevertrouwd 1);

2°. Aan hem, in wiens naam de bewaargeving gedaan is;

3°. Aan hem, die aangewezen is om hetzelve terug te ontvangen;

40. In geval van overlijden van den bewaargever, aan deszelfs erfgenamen gezamenlijk, of aan elk van hen, voor zijn aandeel (artt. 1719 en 1721).

Do teruggave der in bewaring gegeven zaak moet geschieden ter plaatse bij de overeenkomst aangewezen, ol bij gebreke van dien, op de plaats-zelve, waar de bewaring is geschied (art. 1724-).

De in bewaring gegeven zaak moet aan den bewaargever teruggegeven worden, zoodra hij zulks vordert, al ware het ook, dal bij de overeenkomst een bepaalde tijd voor de teruggave mogt zijn vastgesteld; tenzij onder de handen van den bewaarnemer beslag mogt gelegd zijn (art. 1725 B. W. en art. 728 en volg. B. R.).

De bewaargever is verpligt:

1

Indien degene, die de zaak in bewaring gegeven iiecft van staat veranderd is, b. v. indien eene op liet tijdstip der bewaargeving niet gehuwde vrouw naderhand getrouwd is, cn zicli alzoo onder de magt van haren man bevindt: indien een meerderjarige bewaargever onder curatele gesteld is, enz. mag het in bewaring gegeven goed niet teruggegeven worden, dan aan dengene, die bet beheer heeft over de regten en goederen van den bewaargever ten ware de bewaarnemer wettige gronden mogt hebben, om do verandering van staat niet te weten. Zie artt. 1722 en J733 en ook art. 17^0 B. W.

-ocr page 368-

^ m

o\'Z3

1°. Aan den bewaarnemer te vergoeden al de onkosten lot behoud of teruggave van het in bewaring gestelde goed gemaakt;

iquot;. Hem schadeloos te stellen, wegens al de schaden, welke hem door de bewaring zijn veroorzaakt (artt. 17^4\' en 17 2b).

üe bewaarnemer is geregtigd, om het goed onder zich te houden, tot de volle voldoening van hetgeen hem, ter zake der bewaring, verschuldigd is (art. 1729).

Sequestratie is de bewaargeving van eene zaak, waarover geschil is, in de handen van een derde, die zich verbindt om dezelve, nadat het geschil zal zijn uitgemaakt, met de vruchten terug te geven aan dengene, die daartoe zal worden geregtigd verklaard (art- 1730).

Deze bewaargeving heelt plaats:

1°. Ten gevolge van overeenkomst;

iquot;. Up regterüjk bevel (art. 1730).

De sequestiatie bij overeenkomst heeft plaats, wanneer het betwiste goed door een of meer personen vrijwillig in handen van een derde is gesteld (art. 1731).

De sequestratie op regterüjk bevel heeft plaats, wanneer de regter gelast, dat eene zaak, waarover geschil is, in bewaring gesteld worde (art. 1736).

Sequestratie is aan dezelfde regelen onderworpen, als de eigenlijk gezegde bewaargeving, met uitzondering:

Jquot;. Dat dezelve ook onroerende zaken tot onderwerp kan hebben ; en

2°. Dat de bewaarnemer niet van de bewaring dei-zaak kan worden ontslagen vóór dat het geschil is uitgemaakt, ten ware al de belanghebbende partijen daarin mogten toestemmen, of er eene andere wettige reden mogt bestaan (artt. 1733—1735).

.p|i

r

: . |||

Van BrviMeening.

Bruikleening is eene overeenkomst, waarbij de eene partij aan de andere eene zaak om niet ten gebruike geeft.

-ocr page 369-

324

onder voorwaarde, dat degene, die deze zaak ontvangt, dezelve, na daarvan gebruik te hebben gemaakt, of na een bepaalden lijd, zal teruggeven (art. 1740).

Al hetgeen tot den handel der raenschen behoort en niet door het gebruik verloren gaat, kan het onderwerp dezer overeenkomst zijn (art. 1742).

De uitleener blijft eigenaar van de geleende zaak (art. 1741).

De verbindtenissen, welke uit de bruikleening voortspruiten, gaan over tot de erfgenamen van dengene, die ter leen geeft, en van hem, die tor leen ontvangt, uitgezonderd, wanneer men de uitleening heeft gedann, alleen uit aanmerking van dengene, die ter leen ontvangt, en aan deszelfs persoon in het bijzonder (art. 1743).

Hij, die iets ter leen ontvangt, is gehouden:

1°. Als een goed huisvader voor de bewaring en het behoud van het geleende goed te zorgen, en daarvan geen ander gebruik te maken dan hetwelk de aard der zaak medebrengt of bij de overeenkomst bepaald is, alles op straffe van vergoeding van kosten, schaden en interessen, indien daartoe gronden zijn;

2°. Het verlies daarvan te vergoeden al liadde dU ook door een bloot toeval plaats:

a. Indien hij het geleende goed gebruikt tot eeu ander einde of gedurende een langeren tijd, dan hij zulks behoorde te doen;

b. Wanneer hij door zijne eigene zaak te gebruiken, dat verlies had kunnen voorkomen, of indien hij, slechts eene van beide kunnende behouden, aan de zijne den voorrang heeft gegeven;

c. Indien de zaak bij het r.er leen geven geschat is, ten ware het tegendeel mogt bedongen zijn (artt. 1744—1746).

De uitleener is verpligt aan den gebruiker te vergoeden :

1°. De buitengewone noodzakelijke onkosten, gedurende de bruikleening tot behoud der zaak gemaakt, wanneer

-ocr page 370-

3\';5

die zoo dringende waren dat de gebruiker daarvan te voren ann den uitlecner geen kennis heeft kunnen geven;

2°. De nadeelen ten gevolge van gebreken, welke de uitleener gekend, doch aan den gebruiker niet medegedeeld heeft. (artt. 1752 en 1753).

De uitleener kan de geleende zaak niet terugvorderen dan na verloop van den bepaalden tijd, of bij gebreke eener dusdanige bepaling, nadat dezelve tot het gebruik, waartoe zij was uitgeleend, gediend heeft of heeft kunnen dienen ; — ten ware de uitleener de geleende zaak, om dringende cn onverwachts opkomende redenen zelf benoo-digd hebbe, in welk geval de regter den gebruiker tot teruggave kan noodzaken (artt. 1750 en J751).

Fax Verhni Udeming.

Verbrnikleening is cene overeenkomst, waarbij dc eene partij aan de andere eene zekere hoeveelheid van verbruik-bare zaken afgeeft, onder voorwaarde, dat de laatstgemelde haar even zoo veel, van gelijke soort en hoedanigheid, ta-ruggeve (art. 175).).

Uit kraehte dezer verbrnikleening, wordt degene, die ter leen omvangt, eigenaar van het geleende goed, zoodal, op welke wijze hetzelve ook vergaat, het verlies voor zijne rekening komt (art 1755).

Die iets ter leen ontvangt, is verpligt hetzelve, in gelijke hoeveelheid en hoedanigheid, en op den bepaalden tijd terug te geven; — indien hij daartoe niet in de mogelijkheid is, is hij gehouden de waarde van het geleende te betalen, daarbij in aanmerking nemende den tijd en de plaats, waarop het, goed, ten gevolge der overeenkomst, iiad moeien worden teruggegeven, en wanneer die lijd en plaats niet bepaald zijn, overeenkomstig de waarde, welke de geleende zaak gehad heeft, ten tijde waarop en ter plaatse al waaide leening is geschied (artt. 1763 en I7fi4).

De schuld, uit leening van geld voortspruitende, bestaat alleen in de geldsom, die bij de overeenkomst is uitgedrukt, de teruggave moet geschieden :

-ocr page 371-

326

1°. Indien er, vóór het tijdstip der voldoening, vermeerdering of vermindering van de waarde der geldspecie, of verandering in de gangbaarheid plaats heeft, in zoodanige specie als ten tijde der voldoening gangbaar is, berekend naar derzei ver gangbare waaide op dat tijdstip; en

2°. Ten opzigte der leening van een zeker getal stukken van eene bepaalde munt, waaromtrent partijen uitdrukkelijk zijn overeengekomen, in hetzelfde getal en dezelfde soort als overeengekomen is;

-3quot;. Ten opzigte van staven goud of zilver of wel andere waren, in eene gelijke hoeveelheid en hoedanigheid, onverschillig of de waarde vermeerderd of verminderd moge zijn (artt. i75ö —1758;.

L)e uitleener kan het ter leen gegevene niet terugei-schen, voordat de tijd, bij de overeenkomst bepaald, verstreken is; geene tijdsbepaling gemaakt zijnde, kan de regter, wanneer de uitleener de teruggave vordert, naai gelang der omstandigheden, aan den leener eenig uitstel toestaan, en, indien men overeengekomen is, dat de leener de teruggave zal doen, wanneer hij daartoe in staat zal zijn, wordt de tijd der teruggave door den regter, naar gelang der omstandigheden, bepaald lartt. 1759—1761).

Het is geoorloofd, voor leening van geld of andere ver-bruikbare zaken, interessen te bedingen tart. 1765).

Interessen zijn wettelijk of bij overeenkomst bedongen, in welk laatste geval de hoegrootheid in geschrifte moet bepaald worden (art. 1767) *).

Indien de uitleener interessen bedongen heeft, zonder dai het beloop daarvan bepaald zij, is degene, die ter

*\') Bij publicatie van 30 M.ei 184S (stsbi. uo. 22) is bepaald:

1°. Dat de wettelijke interessen zuilen zijn van % ten honderd in de maand, of 6 ten honderd \'s jaars, behoudens de gevallen, waarin de wettelijke bepalingen een hooger of ander bedrag hebben vastgesteld;

2(». Dat de hoegrootheid der bij overeenkomst te bedingen interessen voortaan aan geeue wettelijke beperking meer zal onderworpen zijn.

-ocr page 372-

327

• ?rfl

!:Vs! }:}

li ii

leen ontvangen heeft, gehouden het. heioop der wettelijke interessen te voldoen lart. 176 n,.

Hij, die gelden ter leen ontvangen en daarvoor interessen betaald heeft, die niet, bedongen waren, kan dezelve niet terugeischen ol\' in mindering der hoofdsom doen strekken, ten ware dezelve de wettelijke interessen te boven gingen; doch de betaling van onbedongene interessen verpligt den schuldenaar niet, dezelve in het vervolg te betalen (art. 176ö).

\' li iifll

\'.J

T , \'

lil I ïl

til

Fan gevesliyde of altijddurende raden.

Het vestigen eener altijddurende rente is eene overeenkomst, waarbij de uitleener interessen bedingt, tegen betaling eener hoofdsom, welke hij aanneemt niet te zullen terugvorderen (art. 1 770).

Deze rente is uit haren aard aflosbaar; echter kan men overeenkomen, dat de allossing niet geschieden zal dan na verloop Van een zekeren tijd, welke niet langer dan voor tien jaren mag gesteld worden; of wel dat de aflossing niet geschieden zal, zonder den schuldeischer vooraf verwittigd te hebben op een zekeren, door partijen vastgestelden termijn , welke echter den tijd \\\'an een jaar niet mag te boven gaan (art. 1771).

De schuldenaar eener altijddurende rente kan tot de allossing genoodzaakt worden :

1». Indien hij niets betaald heeft op de gedurende twee achtereenvolgende jaren verschuldigde renten;

2°. Indien hij verzuimt aan den geldschieter de bij de overeenkomst beloofde zekerheid te bezorgen;

o°. Indien hij in staat van faillissement of van kennelijk onvermogen is verklaard (art. 1772).

In de twee eerste gevallen, kan de scliuldenaar zich van de verpligtiug van aflossing ontheffen, indien hij binnen twintig dagen, te rekenen van de gereglelijke aanmaning af, al de verschenen termijnen betaald of de beloofde zekerheid stelt (art. 177-3).

S li ]

-ocr page 373-

sas

Van Lijfrente.

LijTrBiite is eene kansovereenkomst *), bij welke iemand zicli verbindt orn, gedurende het leven van een ander, zekere jaarlijkse,\\ie rente te betalen.

Lijfrente kan worden geveBtisjd:

1°. Bij eenen bezwarenden titel, b. v. tegen betaling eener zekere geldsom, of tegen afstand van roerend of onroerend goed;

2°. Bij acte van schenking;

3°, Bij uiterste wilsbeschikking.

Zijnde dezelve in de twee laatste gevallen aan inkorting onderworpen, wanneer de beschikking aan liet wettelijk erfdeel te kort doet (artfc. 9!8 en 1775).

Lijfrente kan gevestigd worden:

J0, Op het lijf des geldschieters;

2quot;. Op dat van hem, wien men daarvan het genot geeft;

3°. Op dat van een derde, ofschoon deze daarvan geen genot hebbe (art. 17 76).

Lijfrente kan worden gevestigd op het lijf van een of meer personen (art. 1 777).

Alle lijfrente, gevestigd op het lijf van iemand, die overleden was op den dag, waarop de overeenkomst is aangegaan, is krachteloos (art. 17 7 3).

Lijfrente kan ook worden gevestigd ten behoeve van eene derde, hoewel het geld door een ander persoon geschoten zij; zij is in dat geval niet onderworpen aau de formalilpiten, welke tot schenkingen vereischt worden (art. 17 7S).

\'*) Eene knnsovereciTlvomst is eene handeling, waarvan de uitkomsten, met betrekking tot voordeel en nadeel, hetzij voor al de partijen, hetzij voor eenige derzelve, van eene onzekere gebenrtenis afhangen. Van dien aard zijn onder anderen: do overeenkomst van verzekering, bode-marij, lijfrente, spel en weddingsehap, ter zake van welke twee laatstgenoemde de wet geene regtsvordering toestaat en welke bepaling door geenc schuldvernieuwing mag worden ontweken. In geen geval kan eeliter het vrijwillig betaalde worden ternggeëischt, tenzij er bedrog, list of opligting hebbö plaats gehad. Zie artt. 1774, 1778, 1790 en 1791.

-ocr page 374-

329

Lijfrente kan tot zoodanig beloop van renten gesteld worden, als partijen goedvinden te bepalen (art. 1780).

Degene, ten wiens behoeve eene lijfrente bij bezwa-renden titel is gevestigd, kan de vernietiging van de overeenkomst vorderen, indien de scluildenaar hem de bedongen zekerheid voor derzelver nakoming niet bezorgt; blijvende echter de schuldenaar, in geval van vernietiging, gebonden de achterstallige bedongen renten te betalen tot den dag toe, waarop de hoofdsom wordt afgelost. tart. 1781).

Wanbetaling der verschenen lijfrente geeft den rent-heffer geen regt om aflossing van de hoofdsom , of teruggave van bet door hem afgestane goed te vorderen : hij heeft alleen het regt om zijn schuldenaar voor de verschuldigde renten aan te spreken en uit te winnen . en om zekerheid te vragen voor de te vervallen renten (art. 1782).

In geval de schuldenaar in staat van faillissement of van kennelijk onvermogen is verklaard, wordt de lijfrente verminderd naar evenredigheid der overige schulden, en is de boedel verpligt aan den renthefter het genot der alzoo verminderde lijfrente te verzekeren (art. 1783).

De schuldenaar kan zich niet van de betaling der lijfrente ontheffen door de teruggave der hoofdsom aan te bieden, ew door af te zien van de terugvordering der betaalde renten; hij is gehouden met de betaling der lijfrente voort te gaan, gedurende het geheele leven van den persoon of der personen, op wier lijf de rente gevestigd is, hoe bezwarend ook de betaling dier rente voor hem worden moge; mits de rent,heffer van dat leven doe blijken (artt. 1784 en 1787).

De eigenaar eener lijfrente heeft slechts een verkregen regt op de lijfrente, naar evenredigheid van het getal der dagen, welke degene geleefd heeft, op wiens lijf de rente is gevestigd; doch, indien er bedongen is, dat de rente vooruit moet worden betaald, is het regt op den termijn, die betaald had behooren te zijn, verkregen van den dag, waarop de betaling had moeten geschieden (art. 17S5).

-ocr page 375-

330

Geen beding, dal eene lijfrente aan geene inbeslagne-ming zal onderworpen zijn, is geldig, ten ware dezelve om niet inogt zijn gevestigd (art. 17J56).

Van Lastgeving.

Lastgeving is eene overeenkomst, waarbij iemand aan een ander de magt geeft, en deze aanneemt, om eene zaak voor den lastgever, in deszelfs naam, te verrigten (art. 179-2).

Last kan worden gegeven:

1°. Bij openbare acte *);

*) Lastgeving- moet geschieden bij openbare (authentieke) acte:

1°. Tot het verleenen van hypotheek (art. 1171);

2°. Tot het aannemen eener schenking (nri. 1683);

So. Tot het afleggen van eenen geregtelijken eed, in welk geval de volniagt den af te leggen eed naauwkeurig moet inhouden (\'art. 1945);

4r\'. Tot vertegenwoordiging van personen voor den ambtenaar vati den burgerlijken stand (artt. 12 en 41 van hel Reglement op het houden der registers van den burgerlijken stand en art. 79 J3. W.).

In ji! de gevallen, waarin de belanghebbende partijen niet verpligt zijn in persoon te verschijnen, zal de .magtiging ook bij onderhandsche, op ongezegeld papier geschreven acte kunnen geschieden, wanneer de woning des lastgevers meer dan tien palen verwijderd is van de plaats, waar de naastbij wonende notaris gevestigd is, doch de acte zal in dat geval door een Europeesch beambte voor yezien moeten zijn geteekend (art. 12 van bovengenoemd Reglement);

5°. Tot hel teekenen der vereiamp;ehte stukken in geval van wraking, bewering van valschheid of vervalsching van stukken en regtsvordering uithoofde van regtsweigering (artt. 38, 150 en 860 B. li.);

In geval van bewering van valschheid of vervalsching, moet de vol-magt inhouden de stellige verklaring, dat het bewuste stuk door partij voor valseh of vervalscht gehouden wordt, mitsgaders de daadzaken om-standigiieden en bewijsmiddelen, door welke zij zich voorstelt, die valschheid of vervalsching te zullen bewijzen fart. 150 B. R.);

6°. Tot verklaring van het ophouden van betaling (art. 750 W, v. K.);

7°. Tot beëediging eener schuldvordering in eenen faillieten of in staat van kennelijk onvermogen verklaarden boedel, in welk geval de volmagt den af te leggen eed omstandig en naauwkeurig moet inhouden (art. 809 en 8J0 W. v. K. en art. 911 B. R.);

8o. Tot nederlegging der minuut van de uitspraak der scheidsmannen ter griffie van den raad van justitie (art, 634 B. R.);

-ocr page 376-

aai

2°. Bij onderhaudsch geschrift;

3°. Bij brief;

tquot;. Bij moude (art. 1793;.

De aanneming eeuer lastgeving kau geschieden: 1°. Uitdrukkelijk, up gelijke wijze als de lastgeving geschiedt;

■Zquot;. Stilzwijgend, door de volvoering van den last dooiden lasthebber (art. i793).

Lastgeving geschiedt om niet, ten ware het tegendeel bedongen zij (art 1794! *).

Lastgeving is;

1°. Bijzonder, dat is: slechts tot eene of meerdere bepaalde zaken, of

^0. Algemeen, dat is: die tot al de zaken van den lastgever betrekkelijk is (art. 1795).

Lastgeving, in algemeene bewoordingen vervat, strekt zich alleen uit tot daden van beheer (art. 1796).

Eene uitdrukkelijke lastgeving wordt vereischt: lquot;. Om goederen te vervreemden;

■2°. Om goederen met hypotheek te bezwaren; 3°. Om eene dading aan te gaan;

9o. Tot vertegenwoordiging in eene nalatenschap (\'art. 654 B. li ): 10°. Tot vertegenwoordiging in regten in zaken niet te boven gaande de som van twee honderd guldens; kunnende daarvoor geene andere ge-niagtigden worden verkozen, dan bij het regterlijk collegie aangest eldc praeti/ijns (art. 78S B, R.):

I!0. Tot tiet afleggen van de verklaring voor den griffier van den landraad, dat uien in hooger beroep of cassatie wil komen (artt. 192, 198, 346. 349 eu 359 Inlandsche Rcgtspleging);

12o. Tot vertegenwoordiging in zake van overtreding (quot;artt. 180 en 189 Reglement op de Strafvordering en art. 340 Inlandsche Regtspleging);

13». Tot verklaring, in geval van beletsel door ziekte of andere verhindering van den hypotheekhouder, dat de schuld voldaan is (art. 32 van de Ordonnantie op de overschrijving van den eigendom van vaste goederen, enz. (stsbl. 1834 no. 27);

14°. Tot het doen afleggen der verklaring, dat men eene toegestane naturalisatie aanneemt (stsbl. .1854 no. 56).

*) Wanneer het loon niet uitdrukkelijk bepaald is, zal de lasthebber niet meer in rekening mogen brengen, dan aan de voogden is toegekend (art. 1794 en bladz. 180 en 181 van dit Handboek, benevens art. 80 Transit, bep.).

-ocr page 377-

332

-I0. Om eenige andere daad van eigendom, als b. v. het aannemen of verwerpen eener erfenis, vestiging van het regt van opstal, erfpacht, enz., te verrigten (art. 1796 *).

Vrouwen en minderjarigen kunnen tot zaakgelastigden gekozen worden, maar de lastgever heeft geene andere regtsvordering tegen hen, dan die in liet algemeen tegen dezelve door de wet wordt toegelaten (art. 1798] t).

*) Behalve tot deze handelingen, en die vervat in de aanteekeniiig op blad/.. 330, wordt nog een bijzondere lastgeving vereisclit;

1». Tot vertegenwoordiging van bloed- of aanverwanten van minderjarigen, kunnende de gevolmagtigde slechts in naam van één persoon optreden (art. 334);

2quot;. Tot liet ontvangen van eenige betaling of tot het geven van kwijting, door een getrouwde vrouw, als gemagtigde van haren man. om zekere acte of verbindtenis aan te gaan (art. 108):

3*. Om de vrouw, opzigtens hare eigene goederen, eenige bijzondere daad te doen verrigten, die een bloot beheer te boven gaat, alzoo eene algemeene magtiging, zelfs bij huwelijksche voorwaarden bedongen, niet verder geldig is dan met betrekking tot het beheer hruvr eigene goederen (art. 115):

4fgt;. Tol het afleggen eener geregtelijke bekentenis (art. 1925^:

5°. Tot opdragt, terugwijzing of aanneming van eenen eed (art. 1934); . Oo Tot benoeming van een procureur door den aanlegger van een regts-geding (art. 106 B, K.).

7°. Tot het doen van afstand eener instantie, en tot het aannemen van dien afstand (art 272 B. R.):

8°. Tot ten uitvoerlegging van lijfsdwang (art. 439 B. 11.);

9°. Om een schuldeischer, bij eene boedelbeschrijving, waarbij hij bijzondere of, ten opzigte tot zijne mede-schuldeischers, tegenstrijdige belangen inogt beweren, te vertegenwoordigen (art. 607 B. R.);

10°. Tot het beëedigen eener gedane aangifte voor het regt van successie, in geval men door ziekte of afwezigheid buiten Nederlandsch-In-dië, daartoe zelf niet in staat is (art. 20 van de Ordonnantie op het regt van Successie en Overgang) (stsbl. 1836 no. 17).

f) Minderjarigen en getrouwde vrouwen kunnen alzoo alle acten, tot de op hen verstrekte lastgeving betrekkelijk, teekenen en verlijden, zonder den bijstand van den voogd of den man. Zie Voorduijn, Geschiedenis en beginselen der Nedcrlandsche Wetboeken, deel 5, bladz 494 en volg. en Mr. .ï. S. Veknede, Handleiding tot de Ned. Wetboeken, op art. JS35.

De vennoot en commandite mag echter geene daden van beheer verrigten of in de zaken van de vennootschap werkzaam zijn, zelfs niet uit kracht eener volmagt (\'art. 20 W. v. K.).

-ocr page 378-

333

De lasthebbec is:

1°. /00 lang lüj daarvan uiet onlheve.ii is, gehouden den last te volvoeren, en verantwoordelijk voor de kosten, schaden en interessen, welke uit het niet ten uitvoer brengen van den last ontslaan 1).

iquot;. Verpligt aan den lastgever rekenschap en verantwoording te doen ;

3°. Interessen verschuldigd:

a. Van de hoofdsommen, welke hij tot zijn eigen gebruik besteed heeft; te rekenen van het tijdstip, waarop hij daarvan heeft gebruik gemaakt;

/gt;. Van de sommen, welke hij bij het slot van rekening moet uitkeereu, van den dag, waarop hij in verzuim is gesteld artt. 1800, ISOi en 1805).

De lasthebber is verantwoordelijk voor dengenen, dien hij tot de uitvoering van dien lasl in zijne plaats gesteld heel t:

1quot;. Indien hij geene magt heeft bekomen, om een ander in zijne plaats te stellen;

■i0. Indien hem die magt verleend is, zonder aaudui-ding van een bepaalden persoon, en de in plaats gestelde blijkbaar onbekwaam of onvermogend is.

De lastgever wordt steeds voorondersteld aan den lasthebber liet vermogen te hebben gegeven, om een ander in zijne plaats te stellen tot het beheer der goederen, welke iiniten het grondgebied van Nederlandsch-Indië of op een ander eiland dan dat, waar de lasthebber is gevestigd, gelegen zijn.

In alle gevallen, kan de lastgever den persoon, welken de lasthebber in zijn plaats heeft gesteld, onmiddelijk aanspreken art. 1803).

Indien, bij dezelfde acte, verscheidene gevolmagtigden of zaakgelastigden zijn aangesteld, heelt ten hunnen aan-

1

Art. 21) van hel Tarief van justitiekosten m salarissen in burger-lijlto zaken fstsbl. 1851 no. -17) maakt hierop, ten behoeve der practi-zijns, etme uitzondering, in geval de gevraagde of bevoleno storting, ter bestrijding der door lien te doene uitschotten, niet is geschied.

-ocr page 379-

334.

zien geene hoofdelijke verbindtenis plaats, dan voor zoo verre zulks uitdrukkelijk bepaald is art. 1S0 \'.

De lastgever is verpligt:

1°. Na te komen de verbindtenissen door den lasthebber, overeenkomstig de door hem verleende magt aangegaan, en ook datgene, hetwelk boven de gegevene magt geschied is, wanneer hij zulks uitdrukkelijk of stilzwijgend heeft bekrachtigd;

2°. Aan den lasthebber terug te geven de door hem gedane, voorschotten en onkosten, met de interessen sedert den dag, waarop zij zijn gedaan, alsmede om aan hem het bedongen loon te betalen;

3°. Den lasthebber schadeloos te stellen, wegens de verliezen door dezen, ter gelegenheid der uitvoering van zijnen last, geleden, mits niet uit onvoorzigtigheid voort-spruitende (artt. 1807—1810).

De lasthebber heeft het regt, om hetgeen hij van den lastgever in handen heelt zoo lang terug te houden, tot dat hem alles betaald is, hetwelk hij ten gevolge der lastgeving te vorderen heeft (art. 181:2).

Indien een lasthebber door verscheiden personen is aangesteld tot het waarnemen eener zaak, die aan hen allen gemeen is, is elk hunner jegens hem, voor het geheel, aansprakelijk voor de gevolgen van de lastgeving (.art. 1811).

Lastgeving eindigt:

1°. Door herroeping der vohnagt van den lasthebber, wanneer de lastgever zulks goedvindt (artt. 1813 en 181-1.)1].

1

Lastgcviug is onherroepelijk:

1°. Wanneer dezelve is gegeven aan eenen pandhouder, en strekkende is tot verkoop van het in pand gegeven goed (art. 1155);

2°. Wanneer dezelve is verleend aan eenen eersten hypothecairen schnld-eischer, en strekkende is tot verkoop van het bezwaarde goed (art. 1178).

. Wanneer dezelve bij eene acte van maatschap is gegeven aan een der vennooten, om dezen het beheer dor maatschap op te dragen (art. 1636);

4°. Wanneer de lastgever zich verbonden heeft, om de volmagt, welke strekt in het belang of tot voordeel van den lasthebber of van een der-

-ocr page 380-

385

2°. Door aanstelling van een nieuwen lasthebber, tot het verrigten van dezelfde zaak, te rekenen van den dag, waarop die aanstelling aan den eerstbenoeinden lasthebber is kenbaar gemaakt (art. 3S16).

;5quot;. Door opzegging van den last door den lasthebber, mits deze niet ontijdig geschiede of den lastgever tot nadeel verstrekke, in welk geval de lastgever door den lasthebber moet worden schadeloos gesteld, tenzij laatst-gemelde zich in de onmogelijkheid bevond, om den last verder te volbrengen, zonder daardoor zelf eene aanmerkelijke schade te lijden art. I.SI7).

Iquot;. Door den dood, de curatele, den staat van faillissement of van kennelijk onvermogen :

a. Van den lastgever; zijnde de lasthebber niettemin verpligt de zaak, waarmede hij een aanvang heeft gemaakt, ten einde te brengen, indien door het niet onmiddelijk afdoen van dezelve eenig nadeel zoude knnnen ontstaan. Bijaldien de lasthebber onbewust is van de oorzaak, die den last doet eindigen, is hetgeen hij in die onwetendheid beeft verrigt van waarde (artt. 1S00, 181^ en 1S18).

b. Van den lasthebber; zijnde zijne erfgenamen verpligt) indien hun de lastgeving bekend is, van zijn overlijden aan den lastgever kennis te geven, en inmiddels zorg te dragen voor hetgeen de omstandigheden, in het belang van den lastgever, mogten vereischen (artt. 1813 en 1819).

5°. Door het huwelijk der vrouw, die den last gegeven of ontvangen heeft (art. 1813).

De herroeping, alleen aan den lasthebber kenbaar gemaakt zijnde, kan aan derden, die, daarvan onkundig, met hem gehandeld hebben, niet worden tegengeworpen , behoudens het verhaal van den lasthebber (art. 18)5).

de en tot zekcrheifl void- de nakomiug van zekere verpligtingen, waartoe tie lastgever zich verbonden heeft, niet te zullen herroepen.

De onherroepelijkiieid eener lastgeving kan ook als voorwaarde eener overeenkomst bedongen worden. Zie Dwars, in het aangehaalde werk, bladz. en Veunede art. 1850.

-ocr page 381-

336

Wanneer iemand vrijwillig, zonder daartne last te hebben bekomen, eens anders zaak mei of zonder deszeit\'s weten, waarneemt, verbindt hij zieh daardoor stilzwijgend, om de waarneming voort te zetten en te voltooi jen, tiit dat degeen, wiens belangen hij waarneemt , in staat is om zelf in die zaak te voorzien; waartegen hij, wiens belangen door een ander behoorlijk zijn waargenomen, ver-pligt is de verbindtenissen, door den waarnemer in zijnen naam aangegaan, na te komen, denzelven schadeloos te stellen wegens alle persoonlijke door hem aangegane verbindtenissen, en aan hem alle nuttige of noodzakelijke gedane uitgaven te vergoeden (artt. 1354 en 1357).

Van Borgtogt.

Borgtogt is eene overeenkomst, waarbij een derde zich, ten behoeve van den schuldeischer, verbindt om aan de verbindtenis van den schuldenaar te voldoen, indien deze niet zelf daaraan voldoet tart. 1820).

(reen borgtogt kan bestaan, of er moet eene wettige hoofdverbindtenis zijn. Men kan zich niettemin borg stellen voor eene verbindtenis, al mogt die ook kunnen vernietigd worden door eene exceptie, welke alleen den ver-bondene in persoon betreft, bijvoorbeeld in geval van minderjarigheid (art. 1S31).

hien borg kan zich tot niets meeider, noch onder meer bezwarende voorwaarden verbinden, dan waartoe de hoofdschuldenaar verbonden is. Indien dit nogtans het geval mogt zijn, bepaalt, de borgtogt zich slechts tot datgene, hetwelk in de hoofdverbindtenis is begrepen. Borgtogt kan echter worden aangegaan voor een gedeelte der schuld of onder minder bezwarende voorwaarden (art, 1822].

Men kan zich borg stellen zonder daartoe aangezocht te zijn door dengene, voor wien men zich verbindt, en zelfs buiten zijn weten. Ook kan men zich borgstellen, niet alleen voor den hoofdschuldenaar, maar ook voor des-zelfs reeds gestelden borg (art, 1823),

-ocr page 382-

337

Onbepaalde borgtogt voor eene hoofdverbindtenis strekt zicli uit tot al de gevolgen der schuld, zelfs tot de kosten der tegen den schuldenaar gedane regtsvordering, en tot alle zoodanige, welke gemaakt zijn nadat de borg deswege is aangemaand [art. 1825).

De verbindtenissea der borgen gaan over op hunne erfgenamen Cart. 1S26).

Borgtogt ontstaat:

1°. Ten gevolge van overeenkomst;

2°. Door verpligting uit kraehte van de wet;

3°. Ten gevolge van een regterlijk gewijsde.

Dezelve wordt niet voorondersteld, maar moet uitdrukkelijk worden aangegaan (artt. 1829, 1830 en 1824).

De schuldenaar, die verpjgt is borg te stellen, moet daartoe zoodanigen persoon aanbieden, die

1°. De bekwaamheid heeft zich te verbinden *).

2°. Genoegzaam gegoed is om aan de verbindtenis te kunnen voldoen.

3°. Binnen Nederlandsch-Indië woonachtig is (art. 1827).

De gegoedheid van een borg wordt alleen beoordeeld naar zijn vaste goederen of inschrijvingen op het grootboek der nationale werkelijke schuld, of op naam staande schuldbrieven ten laste vau Nederlandsch-Indië, uitgezonderd in zaken van koophandel, en wanneer de schuld eene geringe som bedraagt. Men kan geen acht slaan op onroerende goederen, waarover geschil in regten bestaat, of waarvan de uitwinning, wegens derzei ver verren afstand, moeijelijk zoude zijn (art. 1828).

Wanneer de borg, die. door den schuldsischer, vrijwillig of op regterlijke uitspraak, is aangenomen, naderhand onvermogend is geworden, moet er een nieuwe borg gesteld worden, tenzij de borg gesteld is, ten gevolge eener overeenkomst, waarbij de schuldeischer een bepaalden persoon tot borg gevorderd heeft (art. 1829).

*) Over de onbekwaamheid om zich te verbinden, zie men bladz. 290 en 291 van dit Handboek. Makelaars mogen geene borgen zijn voor de handelingen, door hunne tusschenkomst aangegaan in het vak, Waarin zij makelaars zijn (art. 65 W. v. K.J.

15

-ocr page 383-

338

Hij, die door de wet of ten gevolge van een regterlijk gewijsde, verpligt is een borg te stellen en dien niet inogt kunnen vinden, kan volstaan met, in deszelfs plaats, een pand of hypotheek te geven (art. 1830).

De borg is jegens den sohuldeischer niet tot betaling gehouden, dan bij gebreke van den schuldenaar, wiens goederen vooraf moeten worden uitgewonnen (art. 1831).

De borg kan die uitwinning niet vorderen:

1°. Wanneer hij van het voorregt van uitwinning heeft afstand gedaan ;

2°. Wanneer hij zich hoofdelijk met den hoofdschuldenaar verbonden heeft; in welk geval de gevolgen van deszelfs verbindtenis geregeld worden naar de beginselen, welke ten opzigte van hoofdelijke schulden zijn vastgesteld 1);

3°. Indien de schuldenaar eene exceptie kan in het midden brengen, welke hem alleen en persoonlijk betreft t);

4°. Indien de schuldenaar zich in staat van faillissement of van kennelijk onvermogen bevindt;

5°. In geval van geregtelijken borgtogt (art. 1832).

Het voorregt van uitwinning geeft aan den borg, immers wanneer hij daarvan geen afstand heeft gedaan, het regt, om, op de eerste geregtelijke, tegen hem gerigte aanspraak van den schuldeischer, te vorderen, dat de hoofdschuldenaar eerst worde uitgewonnen (art 1833).

Wanneer verscheiden personen zich tot borgen hebben gesteld, voor denzelfden schuldenaar en dezelfde schuld, en zij van het voorregt van schuldsplitsing geen afstand hebben gedaan, is elk hunner bevoegd, op de eerste geregtelijke

1

Iemand zich als borg gesteld hebbende, en wel met de uitdrukking tot horg ten primipttle, moet geacht worden zich hoofdelijk met den hoofdschuldenaar te hebben yerbonden. en alzoo te hebben afgezien van het voorregt van uitwinning en schuldsplitsing. Zie de MiRTiNI in het aan-gehaalde werk op art, 1869.

B. v. Onbevoegdheid tot liet aangaau der verbindtenis uithoofde van minderjarigheid, enz.

-ocr page 384-

339

aanspraak, te vorderen, dat de schuldeischer zijne vordering bevorens verdeele, en dezelve vermindere tot het aandeel van alken deugdelijken borg (artt. 1836 en 1837).

De betaald hebbende borg heeft:

1°. Zijn verhaal op den hoofdschuldenaar, zoowel ten aanzien vaa de hoofdsom, als van de interessen en de kosten; ten aanzien van deze laatsten echter slechts in zoo verre hij tijdig aan den hoofdschuldenaar heeft kennis gegeven van de tegen hem gerigte vervolgingen;

2°. Zoo daartoe gronden zijn, ook verhaal tot vergoeding van kosten, schaden en interessen;

3°. Hij treedt van regtswege in al de re.gten, welke de schuldeischer tegen den schuldenaar gehad heeft \'artt. 1839 en J8é0;.

De borg kan, zelfs vóór dat hij betaald heeft, den schuldenaar aanspreken, om door denzelven schadeloos gesteld of van zijne verbindtenis ontheven te worden :

1°. Indien hij tot betaling in regten vervolgd wordt;

:i». Indien de schuldenaar is verklaard in staat van faillissement of van kennelijk onvermogen;

3°. Indien de schuldenaar zich verbonden heeft, om hem binnen zekeren tijd het ontslag van zijnen borgtogt te bezorgen ;

1°. Indien de schuld opeischbaar is geworden, door het verschijnen van den termijn, op welken zij betaalbaar was gesteld ;

5°. Na verloop van tien jaren, indien de hoofdverbind-tenis geenen bepaalden vervaltijd heeft, ten ware de hoofdyerbindtenis van dien aard zij, dat zij niet vóór een bepaalden tijd kan vervallen, zoo als b. v. een voogdij (art. 184 3).

Indien verscheiden personen zich tot borgen hebben gesteld van denzelfden schuldenaar en ter zake van dezelfde schuld, heeft de borg, die de schuld voldaan heeft, in geval:

1°. Hij daartoe in regten is vervolgd geworden, of

2°. De schuldenaar verklaard is, in staat van faillissement of van kennelijk onvermogen.

-ocr page 385-

340

Zijn verhaal op de overige borgen, ieder voor zijn aandeel (art. 1844).

De verbindtenis, uit borgtogt voortspruitende, gaat te niet door dezelfde oorzaken, waardoor de overige ver-bindtenissen eindigen (art. 1845 en bladz. 291 van dit Handboek).

De borg is mede ontslagen:

p. Wanneer hij, door toedoen van den schuldeischer, niet meer treden kan in de regten, hypotheken en voor-regten van dien schuldeischer;

2°. Door de vrijwillige aanneming van eenig onroerend of ander goed, door den schuldeischer in betaling der hoofdschuld gedaan, al mogt ook dat goed naderhand van den schuldeischer uitgewonnen worden (artt. 1848 en 1849).

Van Dading.

Dading is eene overeenkomst, waarbij partijen, tegen, overgave, belofte of terughouding eener zaak, een aanhangig geding ten einde brengen of een te voeren geding voorkomen.

Deze overeenkomst is slechts\' van waarde, indien zij schriftelijk is aangegaan, al mogt zij ook eene zaak betreffen, waaromtrent het bewijs door getuigen zoude kunnen worden toegelaten (art. 1851).

Om eene dading te treffen, moet men de bevoegdheid hebben om over de onderwerpen, in de dading begrepen, te kunnen beschikken.

Voogden en curators, hoofden van plaatselijk bestuur, als zoodanig handelende, en openbare instellingen of gestichten kunnen geene dading treffen, dan met inachtneming der formaliteiten, bij de wetten voorgeschreven (art. 1852).

Dading maakt slechts een einde aan die verschillen, welke in de overeenkomst begrepen zijn; de daarbij gedane afstand van alle regten, actiën en vorderingen moet slechts verstaan worden, voor zoo verre die betrekking hebben

-ocr page 386-

341

tot het verschil, hetwelk tot de dading heeft aanleiding gegeven (artt. 1854 en 1855).

Dadingen hebben tusschen partijen kracht van gewijsde in het hoogste ressort; men kan tegen dezelve niet opkomen, hetzij uithoofde van dwaling in het regt, hetzij uithoofde van benadeeling (art. 1858).

Niettemin kan eene dading worden vernietigd:

1°. Wanneer er dwaling heeft plaats gehad, omtrent den persoon, of omtrent het onderwerp van het geschil;

2°. In al de gevallen, waarin bedrog of geweld heeft plaats gehad;

3°. Wanneer dezelve, ten gevolge eener dwaling in de feiten, aangegaan is ten aanzien van een titel, die nietig was, mits door partijen niet uitdrukkelijk over die nietigheid eene dading gesloten zij;

4°. Indien dezelve in het algemeen is aangegaan over alle zaken, welke partijen met elkander uitstaande hebben en door toedoen van ééne der partijen bescheiden zijn achtergehouden, welke aan de andere nartij onbekend waren, doch door deze naderhand ontdekt worden (artt. 1859, 1860 en 1863).

Eene dading, aangegaan op grond van stukken, die naderhand zijn bevonden valsch te zijn, is ten eenenmale nietig (art. 1861).

Nog verklaart de wet nietig:

1°. Eene dading over een geschil, waaraan reeds een einde is gemaakt door een vonnis, hetwelk in kracht van gewijsde is gegaan, doch waarvan partijen of eene der-zelve geene kennis droegen;

2°. Bene dading, welke slechts eene enkele zaak tot onderwerp heeft, en waarop door de naderhand ontdekte bescheiden blijkt, dat eene der partijen geen het minste regt had (art. 1863).

Een misslag van berekening, bij eene dading begaan, inoet hersteld worden (art. 1864).

-ocr page 387-

342

Van Compromis.

Compromis is eene acte, waarbij partijen hare geschillen omtrent de regten, waarover zij de vrije beschikking hebben, aan de uitspraak van scheidsmannen onderwerpen.

Allen, die op vegterlijk gezag zijn aangesteld, of die, overeenkomstig de bepalingen van het burgerlijk wetboek of dat van koophandel, geregtelijke magtiging tot het aangaan eener dading of tot den verkoop van goederen behoeven, mogen, zonder dergelijke magtiging, in hunne betrekking geene zaken aan de beslissing van scheidsmannen onderwerpen.

Men kan zich zelfs vooraf verbinden om geschillen, welke in het vervolg mogten kunnen opkomen, aan de uitspraak van scheidsmannen te onderwerpen; in welk geval deze door den regter kunnen benoemd worden, wanneer partijen, bij het ontstaan van het geschil, omtrent ue keuze niet kunnen overeenkomen (artt. 615 en 619 B. lï.).

Men an. op straffe van nietigheid, geen compromis aangaan ter zake van:

1°. Giften en legaten tot levensonderhoud;

2°. Huisvesting of kleeding;

3°. Scheidingen tusschen echtgenooten, hetzij uit den echt, hetzij van tafel en bed, hetzij van goederen;

4°. Geschilpunten, die den staat van een persoon aangaan;

5°. Van eenige andere geschillen, waarover de wet geene dading toestaai (art. 616 B. R.).

Compromis moet worden aangegaan bij eene schriftelijke, door partijen geteekende acte, terwijl, indien de partijen niet teekenen kunnen, de acte voor een notaris en getuigen moet worden opgemaakt; alles op strafte van nietigheid (art. 618 B. R.)

De acte van compromis moet, op straffe van nietigheid, bevatten:

1°. De onderwerpen van geschil;

2°. De voornamen, namen en woonplaatsen van partijen;

-ocr page 388-

343

3°. De namen en woonplaats van den scheidsman of der scheidsmannen, welke steeds in oneffen getale moeten ziju.

Dezelve kan bovendien nog inhouden;

4°. Den termijn, binnen welken de uitspraak zal moeten geschieden ;

5°. De wijze waarop en de termijnen binnen welke het geding zal worden gevoerd;

6°. De bepaling, of naai- de regelen des regts.dan wel naar billijkheid zal worden uitspraak gedaan;

7°. De uitdrukkelijke bepaling, dat men van het hooger beroep afziet (artt. 618, 620, 624, 631 en 641 B. R.).

Tot scheidslieden mogen niet worden benoemd: regters, ambtenaren van het openbaar ministerie, griffiers of hunne substituten, noch vrouwen of minderjarigen (artt. 34 en 617 B. R.J.

De aanneming van den last der scheidsmannen geschiedt schriftelijk; dezelve kan op de acte van hunne benoeming worden gesteld (avt. 622 B. R.).

Het compromis zal dt u termijn bepalen, binnen welken de zaak, aan de scheidsmannen onderworpen, zal moeten beslist zijn; bij gebreke van bepaling daaromtrent, zal die last zes maanden voortduren, te rekenen van den dag, dal zij hunne benoeming hebben aangenomen. Gedurende dien termijn, kunnen de scheidsmannen niet herroepen worden dan met eenstemmig overleg van partijen (art. 6*0 B. R.).

Tegen de uitspraken van scheidsmannen, in eersten aanleg gedaan, wordt hooger beroep aan het hoog-geregtshof toegelaten, indien het onderwerp van het geschil meer dan ƒ 500 bedraagt, ten ware men bij het compromis uitdrukkelijk van het hooger beroep had afgezien (art. 641 B. R.).

De last der scheidsmannen houdt op;

1°. Door derzelver beslissing;

2°. Door verloop van den termijn, bij het compromis bepaald of hangende het geding door partijen verlengd;

-ocr page 389-

344

3°. Na verloop van zes maanden, te rekenen van de dagteekening der acte van aanneming, indien geen andere termijn bepaald is;

4°. Door de herroeping der scheidsmannen, eenstemmig door partijen gedaan;

5°. Door den dood, de aangenomen wraking of het ontslag van een of meer hunner (artt. 649—651 B. R.).

Over de voorziening tegen de beslissing van scheidsmannen, zie men artt. 641—647 B. R.

Van Bewijs.

§ 1. Van bewijs in het algemeen.

Een iegelijk, die beweert eenig regt te hebben, of zich op eenig feit tot staving van zijn regt, of tot tegenspraak van eens anders regt beroept, moet het bestaan van dat regt of van dat feit bewijzen (art. 1865).

De bewijsmiddelen bestaan in:

1°. Het schriftelijk bewijs;

.2°. i- t bewijs door getuigen;

8°. De vermoedens;

4°. De bekentenis;

5°. Den eed (art. 1866) *).

§ i. Van schriftelijk bewijs.

Schriftelijk bewijs geschiedt door:

1°. Authentieke acten, of

2°. Onderhandsche geschriften (art. 1867).

Eene authentieke acte is de zoodanige, welke in dea wettelijken vorm is verleden, door of ten overstaan van openbare ambtenaren, die daartoe bevoegd zijn ter plaatse, alwaar zulks is geschied (art. 868) t).

•) Bij art. SI Transit, bep is Tastgcsteld, dat de bewijsmiddelen iu burgerlijke zaken zullen worden aangenomen of niet toegelaten, naarmate der bepalingen, welke van kraclit waren op het tijdstip, dat de regten en verpligtingen zouden zijn ontstaan.

f) Zoo als: acten opgemaakt door den ambtenaar van den burgerlijken

-ocr page 390-

345

Eene authentieke acte levert tusschen partijen en der-zelver erfgenamen of regtverkrijgenden een volledig bewijs op van hetgeen daarin vermeld staat, zoo lang dezelve niet van valschheid beticht en diensvolgens hare uitvoering geschorst wordt, overeenkomstig de bepalingen van het reglement op de B. R. artt. 1870 en 1872).

stand, acten verleden door of ten overstaan van notarissen, regtbanken , enz., exploicten van deurwaarders, enz.

Bij authentieke of openbare acte moeten, behalve de reeds op bladz. 330 en 331 van dit Handboek genoemde lastgevingen, nog worden opgemaakt:

lo. Huwelijks-consenten (art. 71. alinea 2 B. W.).

2o. Huwelijks-voorwaarden (147 en 148 11. W.).

3o. Giften bij huwelijk (art. 170 B. W.).

4o. Scheiding van goederen (art. i91 B. W.).

5o. Herstelling der gemeenschap (art. 196 B. W.).

fio. Voorwaarden tot scheiding van tafel en bed (art. 237 B. W.)

7o. Erkenning van een natuurlijk kind (art. 281 B. VV.).

8o. Benoeming van een raadsman (art. 347 B. WV).

9°. Benoeming van voogden (art. 356 B. W.).

IÜO. Alle vervreemding, toescheiding, verdeeling, bezwaring of over-dragt van onroerende goederen (artt. 617 en 018 B. W.).

11°. Openbaarmaking van den titel van aankomst van erfdienstbaarheden (art. 696 B. W.).

12°. Openbaarmaking van den titel van aankomst van het regt van opstal (art. 713 B. W.).

13°. Openbaarmaking van den titel van aankomst van het erfpaohtsregt (art. 720 B. W.).

14o. Openbaarmaking van den titel van aankomst van grondrenten en tienden (art. 737 B. W.).

15o. Openbaarmaking van den titel van aankomst van het vruchtgebruik en gebruik van een onroerend goed (artt. 7(10 en 818 B. W.).

16°. Uiterste willen of de acten van depot van dezelve (artt. 931, 932, 938 en 940 B. W.).

17quot;. Kwijting voor de teruggave van «en olographisch testament (art 934 B. W.).

18°. Herroeping van uiterste willen (art. 992 B. W.).

19°. Aanstelling van bewindvoerders (artt. 978 en 1010 H. W.).

20°. Boedelscheiding in de gevallen opgenoemd bij artt. 618, 1071, 1074 en 1121 B. W. en 690 B. R.).

21°. Vestiging van hypotheek (art. 1171 B. W.).

22°. Verkoop, cessie en toedeelins1 van hypothecaire schuld (art. 1172 B. W.).

23*. Doorhaling van hypotheken (art. 1196 B. W ).

-ocr page 391-

346

Eene acte, welke uithoofde van onbevoegdheid of onbekwaamheid van den ambtenaar, of uithoofde van een gebrek in den vorm, niet voor authentiek kan gehouden worden, heeft echter kracht van een onderhandsch geschrift, indien dezelve door partijen onderteekend is (art. 1869).

Nadere overeenkomsten, aangegaan bij eene afzonderlijke acte, in strijd met de oorspronkelijke, leveren alleen bewijs op tusschen de partijen, die tot zoodanige acte zijn toegetreden, en hunne erfgenamen of regthebbenden, doch zij kunnen niet tegen derden werken (art. 1873).

24°. De acie van geldopneming en die van kwijting, ingeval van subrogatie, bedoeld bij no. 2 van art. 1401 B. W.

25\'gt;, Tol het doen van consignatie (art. 1400 B. W. en 809 B. R.).

2Go, Ruiling van onroerend goed (artt. 1541, 1546 en fil7 B. W.).

27°. Schenkingen en het aannemen daarvan (artt. 1682 en 1683 B. W.).

28°. Vennootschap onder een firma (art. 22 W. v. K.).

29o. Ontbinding, opzegging, verlenging der vennootschap onder eene firma, benevens alle veranderingen in de oorspronkelijke overeenkomst gemaakt (art. 31 W. v. K.).

:30o, Naamlooze vennootschap benevens derzelver ontbinding, opzegging en verlenging, mitsgaders alle veranderingen in de oorspronkelijke overeenkomst gemaakt (art. 38 W. v. K.).

3Jo. Protesten van wissels, orderbriefjes ot\' promessen en assignatien (artt. 181, 20S, 213 en 214 W. v. K.).

32°. Ontslag door den verzekerde aan den verzekeraar gegeven, wat betreft deszelfs verpligtingen voor het toekomende (art. 272 quot;W. v. K.)

33°. Eigendomsovergang van schepen, ter grootte van tien of meerdere lasten (art. 309 VV. v. K.).

34°, Afstand van schip of vracht door reeders (artt. 321 en 335 W. v. K.).

35°. Aanmaning tot bijdragen voor de uitrusting van een schip (art. 580 W. v. K.).

36°. Boedelscheiding buiten verzegeling bij faillissement (art. 786 W.v. JC.)»

37°. Verzet tegen rehabilitatie (art. 853 W. v. K.).

38°. Compromis, in geval partijen niet kunnen teekenen (art. 618 B. R.).

39°. Afschrift der acte van benoeming van scheidsmannen (art. 635 B. R.).

40°. Verzet tegen huwelijk (art. 816 B. R.).

41°. Onderwerping aan het Europeesch burgerlijk en handelsregt (art. 15 Transit, bep.).

42°. Alle acten van cautie, guarand, indemniteit en wat dies meer zij, ten behoeve van het gouvernement gepasseerd (art. 46 der zegelwet).

-ocr page 392-

347

Als onderhandsche geschriften worden aangemerkt: on-derhandsch geteekende acten, brieven, registers, huiselijke papieren en andere schriften, welke zonder tusschenkorast van een openbaar ambtenaar zijn opgemaakt (art. 1874) 1).

Een onderhandsch geschrift levert hetzelfde volledig bewijs op als eene authentieke acte, mits hetzelve door dengene, tegen wien men zich daarop beroept, erkend zij of op eene wettige wijze voor erkend gehouden worde (art. 1873).

Onderhandsche eenzijdige schuldverbindtenissen tot voldoening van gereed geld of van eene zaak, welke op eene bepaalde waarde kan worden gesteld, moeten, uitgezonderd in zaken van koophandel, geheel geschreven worden met de hand van dengene, die dezelve onderteekend heeft; of ten minste moet daaronder, behalve de handteekening, met de hand des onderteekenaars geschreven worden eene goedkeuring, houdende in voluitgeschrevene letters de som, of de hoegrootheid of de hoeveelheid der verschuldigde zaak (art. 1S78).

Onderhandsche acten hebben, ten aanzien harer dagteè-kening, tegen derden geene kracht dan van den dag:

1°. Dat dezelve door eeuen notaris zijn geviseerd en geboekt (art. 1S80 B. W. en art. 99 Transit, bep ).

2°. Waarop degenen, of één van degenen, die dezelve onderteekend hebben, overleden zijn;

:i0. Waarop derzei ver bestaan bewezen wordt bij acten, door openbare ambtenaren opgemaakt;

4°. Waarop de derde, tegen wien men zich van de acte bedient, derzelver bestaan schriftelijk heeft erkend (art. 1SS0).

De eigenaar van eenen titel kan daarvan, ten zijnen koste, de vernieuwing vorderen, indien het schrift wegens ouderdom of eenige andere reden onleesbaar wordt \'art. 1S84\'.

1

Een merk of teeken ran personen, die niet kunnen schrijven, ofschoon voor echt erkend, geldt niet voor onderteekening. Zie het regt in Nederland, deel M, bladz. 31.

-ocr page 393-

34»

Indien een titel gemeen is tusscheu verscheiden personen, is ieder derzelve bevoegd te vorderen, dat die op eene derde plaats in bewaring worde gebragt, mitsgaders om daarvan, ten zijnen koste, een afschrift ot\' uittreksel te laten maken {art. 1885).

Eene acte, waarbij eene verbindtenis, tegen welke de wet eene vordering tot nietigverklaring of tenietdoening toelaat, bevestigd of bekrachtigd wordt, is slechts van waarde, indien zij melding maakt:

1°. Van den hoofdinhoud der verbindtenis;

2°. Van de redenen, waarom de tenietdoening zou kunnen gevraagd worden;

3°. Van het oogmerk om het gebrek, waarop die vordering zoude kunnen berusten, te verbeteren (art. 1892).

Een schenker kan echter door geene acte van bevestiging de gebreken eener schenking verhelpen; om geldig te zijn, moet dezelve op nieuw in wettigen vorm worden gebragt (art. 1893).

Registers en huiselijke papieren leveren geen bewijs op ten voordeele van dengene, die dezelve geschreven heeft; zij strekken tot bewijs tegen hein ;

1°. In al de gevallen, waarin die stukken stellig melding maken van eene ontvangene betaling.

■Z°. Wanneer zij uitdrukkelijke melding maken, dat de aanteekening geschied is, om een gebrek in den titel aan te vullen, ten behoeve van dengene, ten wiens voordeele zij eene verbindtenis aanduiden (art. 188 Ij.

Koopmansboeken leveren een bewijs op tegen personen, die geen handel drijven, ten aanzien der hoedanigheid en der hoeveelheid van de leverancien, welke daarop gebragt zijn, mits het van elders bewezen zij:

1quot;. Dat de koopman gewoon was, aan de tegenpartij dergelijke leveringen op crediet te doen;

2°. Dat de boeken overeenkomstig de bij het W. v. K. voorgeschrevene formaliteiten gehouden zijn; en eindelijk

3°. Dat de koopman de echtheid zijner vordering onder eede bevestige.

-ocr page 394-

349

Indien de koopman overleden is, moeien zijne erfgenamen onder eede verklaren, dat zij ter goeder trouw ge-looven, dat de schuld bestaat en onvoldaan is.

Koopmansboeken, niet rigtig gehouden, kunnen echter tot bewijs strekken tegen den koopman (art. 1882).

Aanteekeningen, door eenen schuldeischer gesteld op eenen titel, die altijd in deszelfs bezit is gebleven, verdienen geloof, alhoewel dezelve door hem noch onderteekend, noch gedagteekend zijn, wanneer het geschrevene strekt tot bevrijding van den schuldenaar.

Hetzelfde geldt omtrent de aanteekeningen, welke de schuldeischer op het dubbel van eenen titel of op eene kwijting gesteld heeft, mits dit dubbel of deze kwijting in het bezit van den schuldenaar zij (art. 1883).

Kerfstokken, met hun dubbel overeenkomende verdienen geloof tusschen degenen, die gewoon zijn om de leverancien, welke zij in het klein doen of ontvangen, op dusdanige wijze te bewijzen (art. 1887).

Ten aanzien der overige bewijsmiddelen, zie men art. 1895 tot 1945.

Fan Verjaring.

Verjaring is een middel om, door het verloop van een zekeren bepaalden tijd, en onder de voorwaarden bij de wet bepaald:

1°. Iets te verkrijgen, of

2°. Van eene verbindtenis bevrijd te worden (art. 1946).

Men kan vooraf geen afstand doen van de verjaring, maar wel kan men zulks doen van eene verjaring, welke reeds verkregen is; behoudens nogtans het regt van schuld-eischers of andere belanghebbenden, om daartegen op te komen, wanneer die afstand is geschied ter bedriegelijke verkorting hunner regten (artt. 1947 en 1952).

De afstand van verjaring geschiedt;

1°. Uitdrukkelijk;

2°. Stilzwijgende.

-ocr page 395-

350

De stilzwijgende afstand wordt afgeleid uit eeue daad, welke doet vooronderstellen, dat men zijn verkregen regt heeft laten varen (art. 194S,.

Hij, die niet mag vervreemden, mag ook geen afstand doen van eene verkregene verjaring (.art. 19J.9).

Om door middel van verjaring den eigendom eener zaak te verkrijgen, wordt vereischt een voortdurend en onafgebroken, ongestoord, openbaar en niet dubbelzinnig bezit, als eigenaar (art. 1955).

Die ter goeder trouw en uit kracht van een wettigen titel, een onroerend goed, eene rente of eenige andere, aan toonder niet betaalbare, inschuld verkrijgt, bekomt daarvan den eigendom, bij wege van verjaring, door een bezit van twintig jaren, terwijl hij, die ter goeder trouw het bezit heeft, gedurende dertig jaren, den eigendom verkrijgt, zonder dat hij kan worden genoodzaakt zijn titel te toonen (art. 1963).

Om den tot verjaring vereischten tijd te vervullen, kan men bij zijn eigen bezit dat van den vorigen bezitter, van wien men de zaak verkregen heeft, voegen, op welke wijze men dezen ook zij opgevolgd, hetzij onder een al-gemeenen of bijzonderen titel, hetzij om niet, hetzij onder een bezwarenden titel (art. 1958).

Alle regtsvorderingen, zoowel zakelijke als persoonlijke, verjaren door dertig jaren, zonder dat hij, die zich op de verjaring beroept, verpligt zij eenigen titel aan te toonen of dat men hem eenige exceptie, uit zijne kwade trouw ontleend, kunne tegenwerpen (art. 1967).

Door verloop van één jaar verjaren de regtsvorderingen:

1°. Van meesters en onderwijzers in kunsten en wetenschappen, wegens de lessen, welke zij bij de maand of voor korter tijd geven;

2°. Van herbergiers en tafelhouders, wegens het verschaffen van woning en kost;

3°. Van arbeiders en handwerkslieden, wegens hun loou (art. 1968).

Door verloop van twee jaren verjaren de regtsvorderingen:

-ocr page 396-

o51

1°. Van artsen, heelmeesters en apothekers, wegens hunne bezoeken, heelkundige diensten en geneesmiddelen;

2°. Van deurwaarders, wegens hun loon voor het be-teekenen van acten en het ten uitvoer brengen van de hun opgedragene werkzaamheden;

3». Van kostschoolhouders, wegens het kost-en schoolgeld voor derzelver leerlingen, en van andere meesters, voor het loon van hun onderwijs;

4.°. Van dienstboden, wegens de betaling van hun loon;

5°. Van advocaten tot de betaling hunner verdiensten, en van procureurs tot de betaling van hunne voorschotten en loon, te rekenen van den dag, dat het geding is uitgewezen of dat de partijen eene schikking hebben getroffen, of de volmagt op die procureurs is ingetrokken.

Ten aanzien van onafgedane zaken kunnen zij geene voldoening vorderen van voorschotten en verdiensten, die meer dan tien jaren mogten ten achteren zijn;

ö». Van notarissen tot betaling hunner voorschotten en loon, te rekenen van den dag, waarop de acten zijn verleden (artt. 1969 en 1970).

Door verloop van vijf jaren verjaren de regtsvorde-ringen:

1°. Van timmerlieden, metselaars en andere werkbazen tot betaling hunner leverancien en loonen;

2°. Van kooplieden, voor de koopwaren aan bijzondere, geene handeldrijvende personen, of aan kuoplieden, die denzelfden handel niet drijven, geleverd (art. J971).

De verjaring, uitgezonderd die van dertig jaren, heeft plaats, ofschoon men met het doen van leverancien, diensten en arbeid zij voortgegaan. Dezelve houdt slechts dan op te loopen, wanneer eene schriftelijke schuldbekentenis opgemaakt of de verjaring gestuit is (art. 1972).

Niettemin kunnen degenen, aan wie de verjaring, die van dertig jaren uitgezonderd, wordt tegengeworpen, van hen, die zich daarvan bedienen, den eed vorderen, dat de schuld werkelijk is betaald geworden. Ook kan de eed worden opgelegd aan de weduwen en de erfgenamen, of

-ocr page 397-

352

aan de voogden van laatstgemelde, indien zij minderjarig zijn, ten einde te verklaren, dat zij niet weten dat de zaak verschuldigd is (quot;art. 1973).

Nog verjaren, na verloop van vijfjaren:

1quot;. De interessen van altijddurende renten of van lijfrenten ;

2°. Die van jaarwedden, tot onderhoud verstrekkende;

3°. De huurprijzen van huizen en van landgoederen;

i». De interessen van geleende geldsommen en, in het algemeen, al hetgeen betaalbaar is bij het jaar, of bij kortere vastgestelde termijnen (art. 1975).

Met betrekking tot roerende goederen, die noch in renten bestaan, noch in inschnlden, welke niet aan toonder betaalbaar zijn, geldt het bezit als volkomen titel (art. 1977).

De verjaring wordt gestuit:

1°. Wanneer de bezitter, gedurende meer dan een jaar, van het genot der zaak beroofd is, hetzij door den vorigen eigenaar, hetzij zelfs door een derde;

2°. Door aanmaning, dagvaarding, ook voor een onbevoegden regter en elke daad van regtsvervolging, alle in den vereischten vorm beteekend, door een daartoe bevoegden ambtenaar uit naam van den regthebbende, aan de.ngene, dien men beletten wil de verjaring te verkrijgen ;

De verjaring is echter niet gestuit, indien de aanmaning of dagvaarding wordt ingetrokken of nietig verklaard, of de aanlegger van zijn eisch afstand doet of dezelve wordt ontzegd, of de aanleg, uithoofde van het tijdsverloop, is vervallen verklaard.

3°. Door de erkentenis, door woorden of door daden van liet regt van dengene, tegen wien de verjaring loopt, door den bezitter of den schuldenaar gedaan (artt. 1978 tot 1982).

De verjaringen, welke reeds vóór de afkondiging van het B. W. een aanvang hadden genomen, zullen overeenkomstig de wetten, op dat tijdstip in Ned.-lndië van kracht, worden geregeld; terwijl de alzoo begonnen verjaringen, tot welke, volgens de oude wetten, nog meer

-ocr page 398-

o 5 3

dan dertig jaren, te rekenen van liet tijdstip der afkondiging van het B. W., mogten vereisclit worden, door dit tijdsverloop van dertig jaren zullen zijn voleind (art. 1993) 1).

DERDE HOOFDSTUK.

Van het Handelsregt.

Vati Vennootschap van Koophandel.

§ 1. Algemeene bepalingen.

Ue wet erkent drie soorten van vennootschappen van koophandel:

1°. De vennootschap onder eene firma;

2°. De vennootschap bij wijze van geldschieting, anders compagnieschap en commandite genaamd;

3°. De naamlooze vennootschap (art. 14) t).

De verbindtenissen van vennootschappen van koophandel worden geregeerd door:

1°. De overeenkomsten der partijen;

•2°. De bijzondere wetten van koophandel;

3°. Het burgerlijk regt (artt. 1 en 15.)

1

Bij art. 47 Transit, bep. is vastgesteld, dat de voorschriften der nieuwe wetgeving omtrent de verjaring, geene inbreuk maken op de bestaande of later uit te vaardigen verordeningen, aangaande den duur der verantwoordelijkheid van rekenpligtige ambtenaren en hunne erfgenamen of regtverkrijgendeu, voor de door eerstgenoemden gehouden administratie.

■]•) Bovendien erkent de wet nog handelingen voor gemeene rekening, welke betrekkelijke zijn tot ééne of meer bijzondere handelsondernemingen.

Deze handelingen vereisehen echter geene schriftelijke acte, en zijn niet aan de formaliteiten en bepalingen van vennootschap onderworpen.

Zij geven aan derden geene regtsvorderiug dan tegen dengene der deel-genooten, met wien die derden gehandeld hebben. Zie artt. 67 en 58 W. v. K.

Al de in dit hoofdstuk aangehaalde artikelen, waarbij het tegendeel niet is bekend gesteld, verwijzen naar het W. v. K. *

Bij art. 6 ürdonn. S Dee. 1855 (stsbl. no. 79), worden ook de bij dc Chinezen in zwang zijnde kongsies als vennootschappen van handel erkend.

-ocr page 399-

354

§ Z. Van vennootschap onder eene firma, en die bij wijze van geldschieting

of commandite genaamd.

De vennootschap onder eene firma is de zoodanige, welke twee of meer personen aangaan, ten einde onder een ge-meenschappelijken naam koophandel te drijven (art. 16).

Elk der vennooten, die daarvan niet is uitgesloten, is bevoegd in naam der vennootschap te handelen, gelden uit te geven en te ontvangen, en de vennootschap aan derden en derden aan de vennootschap te verbinden (art. 17).

In vennootschappen onder eene firma is elk der vennooten, wegens de verbindtenissen der vennootschap, hoofdelijk voor het geheel aansprakelijk (art. 18).

De vennootschap bij wijze van geldschieting, anders

commandite genaamd, is de zoodanige, welke wordt aangegaan tusschen eenen persoon of tusschen meerdere, hoofdelijk voor het geheel aansprakelijke, vennooten, en één of meer andere personen als geldschieters.

Dez \' vennootschap kan alzoo te geMjker tijd zijn f \'iie vennootschap onder eene firma, ten aanzien van de vennooten onder de firma, en eene vennootschap bij wijze van geldschieting, ten aanzien van den geldschieter (art. J9).

De vennoot bij wijze van geldschieting draagt niet verder in de schade dan ten belnope der gelden, welke hij in de vennootschap heeft ingebragt of lieert moeten inbrengen, zonder dat hij immer tot teruggave van genotene winsten verpligt zij.

De naam van den vennoot bij wijze van geldschieting mag niet in de firma worden gebezigd, behoudens het geval, dat een aftredende vennoot onder eene firma vennoot bij wijze van geldschieting is geworden.

De vennoot bij wijze van geldschieting mag geene daad van beheer verrigten of in de zaken van de vennootschap werkzaam zijn, zelfs niet uit kracht eener volmagt. Wanneer hij deze bepaling overtreedt dan wel zijn naam in de firma gebezigd wordt, is hij wegens alle schulden en ver-

-ocr page 400-

ass

bindtenissen van de vennootschap hoofdelijk voor het geheel aansprakelijk (artt. 20, 21 en -ÏO).

Eene vennootschap ouder eene firma moet worden aangegaan bij authentieke acte, zonder dat het gemis eener acte aan derden kan worden tegengeworpen (art. 22) *).

De vennooten onder eene firma zijn verpligt:

1°. De acte van vennootschap in derzelver geheel of bij uittreksel in de daartoe bestemde registers te doeu inschrijven, ter griffie van den raad van justitie, binnen wiens regtsgebied de vennootschap gevestigd is;

2°. Bij uittreksel de acte te doen bekend maken in het officieel nieuwsblad (artt. 24 en 28).

Het in de registers in te schrijven uittreksel moet vervat zijn in authentieken vorm, en inhouden:

lo. Den naam, voornaam, het beroep en de woonplaats der vennooten ouder de firma;

2°. De opgave der lirma, met aanduiding of de vennootschap is algemeen, dan wel of zij zich tot eenigen bijzon-deren tak van koophandel bepaalt en, in het laatste geval» met aanduiding van dien bijzonderen tak;

3o. De aanwijzing der vennooten, die van de teekening der firma zijn uitgesloten;

4°. Het tijdstip, waarop de vennootschap begint en zal eindigen;

5°. Voorts, in het algemeen, zoodanige gedeelten der overeenkomst, welke ter bepaling van de regten van derden omtrent de vennooten moeten dienen (artt. 24 en 26).

Zoo lang die inschrijving en de bekendmaking niet zijn geschied, zal de vennootschap onder eene firma, ten aanzien van derden, worden aangemerkt als algemeen voor alle handelszaken, als aangegaan voor eenen on bepaalden tijd, en als geenen der vennooten uitsluitende van het regt, om voor de firma te handelen en te teekenen.

In geval van verschil tusschen het ingeschrevene en het

f* Bij vennootschap tn\' commandite vordert de wet dus niet, dat eene acte worde opgemaakt.

-ocr page 401-

.356

bekend gemaakte, werken alleen tegen derden zoodanige bepalingen , welke in het oflicieel nieuwsblad zijn vermeld (art. 29) 1).

De firma van eene ontbondene vennootschap kan door een ot\' meer personen worden aangehouden, mits;

1°. Daaromtrent worde overeengekomen, of

2°. De gewezen vennoot, wiens naam in de firma voorkwam, daarin uitdrukkelijk toestemme, of, bij overlijden, deszelfs erfgenamen zich daartegen niet verzetten;

3°. Ten blijke daarvan eene acte worde uitgebragt; en

4°. Deze, in de daartoe bestemde registers, worde ingeschreven en in het officieel nieuwsblad bekend gemaakt, op den voet en de wijze, als ten aanzien der acte van oprigting is voorgeschreven (art. 30).

De ontbinding eener vennootschap onder eene firma, vóór den tijd bij de overeenkomst bepaald of door afstand of opzegging tot stand gebragt, derzelver verlenging na verloop van het bepaalde tijdstip, mitsgaders alle veranderingen in de oorspronkelijke overeenkomst gemaakt, welke derden aangaan, geschieden mede bij authentieke acte, en zijn aan de voormelde inschrijving en bekendmaking in het officieel nieuwsblad onderworpen art. 31.

§ 3. Van de naamlooze vennootschap van koophandel.

De naamlooze vennootschap heeft geene firma, noch draagt den naam van een of meer der vennooten, maar zij ontleent hare benaming alleen van het voorwerp barer handelsonderneming t).

Alvorens dezelve tot stand kan worden gebragt, moet de acte barer oprigting, of een ontwerp daarvan, aan den

1

Onder de benaming van officieel nieuwsblad, waar die in de nieuwe wetgeving voorkomt, wordt verstaan de Jarasehe Courant. Zie art. 105 Transit. bep.

■f) Zoo als de maatschappijen van levens- en brandverzekering, enz.

-ocr page 402-

gouvevneui-generaal worden ingezonden, ten einde daarop zijne bewilliging te erlangen; gelijke bewilliging wordt vereischt bij elke verandering in de voorwaarden en de verlenging der vennootschap (art. 30).

De acte van naamlooze vennootschap moet in authen-tieken vorm worden verleden, op straffe van nietigheid (art. 38).

Dezelve moet, even als de bewilliging van den gou-verneur-generaal, in haar geheel:

1°. Worden ingeschreven op de daartoe bestemde registers ;

2°. Openbaar gemaakt door middel van het officieel dagblad, welk laatste kosteloos geschiedt.

Zoo lang die inschrijving en openbaarmaking niet hebben plaats gehad, zijn de bestuurders voor hunne handelingen, persoonlijk en elk voor het geheel, aan derden verbonden (artt. 38 en 39).

De naamlooze vennootschap moet voor een bepaalden tijd worden aangegaan, behoudens derzelver verlenging, telken reize, na het verloopen van dien tijd (art. 46).

Het kapitaal der vennootschap wordt verdeeld in actiën of aandeelen op naam of in blanco. De vennooten of houdo.;3 dier actiën of aandeelen zijn niet verder aansprakelijk dan voor bet volle beloop derzelve (art. 40).

Geene actiën of aandeelen in blanco kunnen worden uitgegeven, zoo lang derzelver volle bedrag niet in de kas der vennootschap is gestort (art. 41).

Bij de acte van oprigting moet worden bepaald, op welke wijze de overdragt der op naam staande, actiën zal geschieden; zij kan plaats hebben door eene verklaring van den vennoot en den verkrijger aan de bestuurders be-teekend, of door eene gelijke verklaring in de boeken der vennootschap ingeschreven en door of van wege beiden geteekend (art. 42).

De vennootschap wordt beheerd door daartoe door de vennooten aangestelde bestuurders, deelgenooten of anderen, al dan niet loon trekkende, met of zonder toezigt van

-ocr page 403-

358

commissarissen. Deze bestuurders mogen niet onherroepelijk worden aangesteld (art 44).

Bij de acte inogen geene vaste renten worden bedongen; de uitdeelingen geschieden uit de inkomsten, na aftrek van al de uitgaven. Men kau echter overeenkomen, dat die uitdeelingen niet meer dan zekere hoeveelheid zullen bedragen (art. 4-9).

De vennootschap zal geen aanvang kunnen nemen, vóór dat ten minste tien ten honderd van het gemeenschappelijk kapitaal gestort zij (art. 51).

De acte van vennootschap kan mede inhouden: 1°. Bij vennootschap van verzekering op bepaalde goederen, het maximum, boven hetwelk, op een en hetzelfde voorwerp, niet zal mogen worden verzekerd, ten ware Je vennooten, hij een uitdrukkelijk beding, zulks aan de beschikking der bestuurders, met of zonder de commissarissen, hadden overgelaten;

3°. Bepaling der wijze, waarop het stemregt door de vennooten zal worden uitgeoefend;

•\'l0. Regeling betrekkelijk het doen der jaarlijksche rekening en verantwoording door de bestuurders; en

t0. Des verkiezende, de wijze van vereffening, ingeval van ontbinding der vennootschap (artt. 52—56).

De vennootschap is van regtswege ontbonden, zoodra het verlies vijf-en-zeventig ten honderd van het maatschappelijk kapitaal beloopt (art. 47).

Vmi IVinselbrieven.

Een wisselbrief is een geschrift, uit eene plaats gedag--teekend, waarbij de onderteekenaar iemand last geeft, om eene daarin uitgedrukte geldsom, in eene andere plaats, op of na zigt, of op een bepaalden tijd, aan een aangewezen persoon of aan deszelfs order te betalen, met erkenning van ontvangene waarde of van waarde in rekening (art. 99).

Een wisselbrief kan ook worden getrokken;

-ocr page 404-

559

1°. Aan de order van den trekker;

2°. Op zekeren persoon, en betaalbaar aan de woonplaats van een derde;

3°, Voor rekening van een derde;

4°. Bij prima, secunda, tertia, enz., wamp;arvan in ieder der wisselbrieven moet worden melding gemaakt, en welke allen voor één en één voor allen gelden artt. 100 en 10-2).

De trekker is verpligt, ter keuze van den nemer, den wisselbrief betaalbaar te stellen aan den neiner-zelven, of aan eenigen anderen persoon, in beide gevallen aan order of zonder bijvoeging van order (art. 104).

Ben wisselbrief moet bij de vertooning, of uiterlijk vier-en-twintig uren daarna, zonder onderscheid van zon- of andere dagen, worden geaccepteerd (art. 111).

De acceptatie moet:

1°. Duidelijk door den betrokkene op den vertoonden wisselbrief gesteld en door hem onderteekend worden;

2°. Gedagteekend zijn, indien de wisselbrief op eenigen tijd na zigt getrokken is, bij gebreke waarvan de houder de betaling vorderen kan op den termijn daarbij uitgedrukt, te rekenen van den dag der trekking;

3°. De woonplaats aanwijzen, waar de betaling ontvangen of het protest gedaan moet worden, indien de wisselbrief betaalbaar is op eene andere plaats, dan die, waar de acceptant zich ophoudt (artt. 114 eu 116).

De acceptatie mag niet onder eene voorwaarde gedaan worden, maar wel met eenige bepaling ten aanzien van de som (art. 119).

In geval de betrokkene weigert den wisselbrief te accepteren of wel de acceptatie slechts voorwaardelijk of gedeeltelijk wil doen, is de houder in de beide eerste gevallen verpligt, een protest van non-acceptatie te laten opmaken, en in het laatste geval de gedeeltelijke acceptatie aan te nemen en voor het meerdere te protesteren (artt. 119 en 174).

De acceptatie van wisselbrieven moet gevraagd worden aan den betrokkene ter zijner woonplaats, en niet ter

-ocr page 405-

360

plaatse alwaar de wisselbrief betaalbaar is gesteld (art. 175) 1).

Indien een wisselbrief van non-acceptatie geprotesteerd wordt, kan dezelve geaccepteerd worden door een ander, ter eere van den trekker of van een der endossanten, hetzij dezelve hem daartoe gelast hebben dan niet; deze acceptatie moet op den wisselbrief gesteld en in of achter de acte van protest van dezelve melding gemaakt worden (artt. 120 en 125).

De betaling van een wisselbrief kan, onverminderd de acceptatie van den betrokkene, bovendien verzekerd worden door eenen borgtogt, aval genaamd. Deze borgtogt wordt gesteld op den wisselbrief-zelven, of bij een afzonderlijk geschrift en zelfs bij eenen brief (artt. 129 en 130).

Op vertooning van het protest van non-acceptatie, zijn de endossanten en de trekker respectivelijk verpligfc borg te stellen, dat de wisselbrief ten vervaldage zal worden voldaan, of denzei ven dadelijk, met de protestkosten en herwissel, in te trekken (art. 176).

In geval de acceptant vóór den vervaldag is gefailleerd, kan de houder protest doen opmaken en, zoo als hierboven gezegd is, borgtogt of voldoening vorderen (art. 177).

De eigendom van wisselbrieven, betaalbaar aan order, kan, zoolang dezelve niet vervallen zijn, aan anderen door endossement worden overgedragen; doch na den vervaldag kan dezelve even als van die, welke niet betaalbaar zijn gesteld aan order, niet overgaan dan door eene afzonderlijke acte van cessie, overeenkomstig de voorschriften van het B. W. (artt. 132 en 138 en bladz. 195 van dit Handboek).

1

Het protest van non-acceptatie moet dierhalve ook ter woonplaats van den betrokkene, en niet (laar, waar de betaling moet plaats vinden, geschieden .

Protesten mogen niet op zondag, noch des morgens vodr of des na-«ttiddags na G uren gedaan worden, dan met vergunning van den president van het regterlijk eollegie (artt. 17 en 18 B. R.).

Aan wie, ten aanzien van sommige personen, de protesten moeten gedaan worden, zie men artt. 6 en 7 B. R.

-ocr page 406-

361

Het endossement moet:

1°. Op den wisselbrief ot\' deszelfs secunda, tertia , enz. worden gesteld;

2°. Gedagteekend en ondert.eekend worden;

3°. Behelzen den naam van den persoon, aan wien of aan wiens order de betaling gescliieden moet, met bijvoeging van: gemtene waarde, of van: vxiardu in rekening.

1-quot;. Melding maken, indien de waarde van een derde afkomstig is, met aanduiding van dien derde.

Een dier vereischten missende, wordt het endossement voor eene volmagt gehouden, strekkende om den inhoud des wissel briefs, zelfs in regteii, te vorderen (artt. 133 en 134).

Het endossement kan ook i.n blanco geschieden, dooi\' de bloote naamteekening van den eudossant op den wisselbrief gesteld; zoodanig endossement wordt gerekend de erkenning van genotene waarde te bevatten, en draagt den eigendom des wisselbriefs aan den houder over (art. 135).

Bij gebreke van betaling op den vervaldag, is de houder, zonder aanzien of de wisselbrief al dan niet geaccepteerd zij, verpligt denzei ven op den volgenden dag te laten protesteren.

Indien de vervaldag op zaturdag invalt, moet het protest op maandag daaraanvolgende en indien dezelve op zondag invalt, op dingsdag daaraanvolgende geschieden; in geval de betrokkene bereid is tot eene gedeeltelijke betaling, is de houder verpligt, die gedeeltelijke betaling aan te nemen en wegens het overige protest te laten doen (artt. 167 en 178).

De betaling van een wisselbrief moet gevraagd en het daarop volgend protest gedaan worden;

1°. Ter woonplaats van den betrokkene 1);

2°. Ter aangewezene woonplaats of aan den aangewezen persoon, indien zoodanige aanwijzing geschied is;

16

1

In geval men aan de woonplaats van deu betrokkene of ter aangewezene woonplaats noch dengeue, die den wisselbrief betalen moet, nocli iemand van diens huisgenooten vindt, zal gehandeld moeten worden, in voege als op bladz. 295 en \'296 van dit Handboek is opgegeven.

-ocr page 407-

362

3°. Aan het postkantoor, of bij gebreke van dien, aan het hoofd van het plaatselijk bestuur van de ter betaling aangewezen plaats, indien:

a. Degene, die den wisselbrief moet betalen, geheel onbekend of\' niet te vinden is;

b. De wisselbrief is getrokken, om in eene andere residentie te worden betaald, dan die, waar de betrokkene woont, en de woonplaats, waar de betaling geschieden moet, niet is aangewezen;

4°. Bij weigering van den betrokkene, aan dengenen , die ter eere heeft geaccepteerd of aan wien de wisselbrief, in geval van nood, ter acceptatie of betaling is aanbevolen; kunnende dit alles bij ééne en dezelfde acte geschieden (artt. 17fl en 180).

De protesten, zoo van non-acceptatie als van non-betaling, moeten worden gedaan door een notaris of door een deurwaarder, vergezeld van twee getuigen, en behelzen:

1°. Een letterlijk afschrift van den wisselbrief, van de acceptatie, van de endossementen, van den borgtogt genaamd ava/, en van de adressen daarop gesteld;

2°. Vermelding, dat zij de acceptatie of de betaling aan de hiervoren aangewezen personen en plaatsen hebben afgevraagd, doch niet bekomen;

3°. De opgegeven redenen van non-acceptatie of nonbetaling ;

4°. De aanmaning om het protest te teekenen en de redenen van weigering;

5°. Vermelding, dat hij, notaris of deurwaarder, wegens die non-acceptatie of non-betaling, heeft geprotesteerd;

6°. Vermelding, dat aan den geprotesteerde afschrift is gelaten;

7°. Indien zulks plaats heeft, dat de wisselbrief ter eere is geaccepteerd of betaald, welke vermelding ook achter de acte kan gesteld worden (artt. 125, 169, 181 en 182).

De ambtenaar, die geprotesteerd heeft, is verpligt;

1°. Het protest, naar de orde des tijds, in te schrijven in

-ocr page 408-

een bijzonder register, genommevd en gewaarmerkt door den president van den raad van justitie, indien hij woonachtig is binnen de residentie, waar die raad gevestigd is, en elders door het hoofd van het plaatselijk bestuur of, op diens last, door een anderen europeschen ambtenaar;

3°. Zulks begeerd wordende, een of meer afschriften van het protest aan de belanghebbenden te leveren (art. 18-2).

De houder van een van non-acceptatie of van non-betaling geprotesteerden .wisselbrief, is, op strafte van vergoeding van kosten, schaden en interessen, verpligt, uiterlijk binnen tien dagen na het gedaan protest, hetzelve te doen beteekenen aan dengene, van wien hij den wisselbrief heeft bekomen, indien beiden in dezelfde residentie woonachtig zijn. Indien beiden niet in dezelfde residentie woonachtig zijn, is de houder, op gelijke straf, verpligt eeu afschrift van het protest, voor waar geteekend door den-gene, die hetzelve heeft opgemaakt, toe te zenden aan hern, van wien hij de wisselbrief heeft bekomen, en zulks uiterlijk op den gewonen postdag na bovengemelde tien dagen of, zoo er geene regelmatige post bestaat, met de eerste openlijk bekende gelegenheid ter verzending, na gezegde tien dagen.

Ieder endossant is, onder gelijke verantwoordelijkheid, verpligt, uiterlijk binnen denzelfden termijn, te rekenen van den dag van het ontvangen protest, hetzelve op gelijke wijze te doen beteekenen of toe te zenden aan den-gene, van wien hij den wisselbrief bekomen heeft (artt. 18\'3 en 184.).

De houder van een van non-betaling geprotesteerden wisselbrief, is geregtigd de vergoeding van denzelven te vorderen :

1°. Van den acceptant;

3°. Tan den trekker;

3°. quot;Van al de endossanten, als ieder voor hel geheel verbonden zijnde.

Hij heeft de keus hen gezamenlijk of afzonderlijk in regten aan te spreken; indien hij den trekker alleen aan-

-ocr page 409-

36

spreekt, zijn al de endossanten bevrijd, terwijl, indien hij een der endossanten aanspreekt, de lateren bevrijd worden.

De vergoeding, waarvan onmiddelijk hierboven sprake was, kan, in geen geval, zijn beneden de som, die werkelijk voor den wisselbrief is verstrekt of waarvoor dezelve in betaling is gegeven met de renten 1), en twee en een halt\' ten honderd voor onkosten (art. 185).

De houder van een van non-betaling geprotesteerden wisselbrief, kan zich insgelijks de vergoeding bezorgen door middel van herwissel.

Herwissel is eene hertrekking van den houder eens wis-selbriefs op den trekker of op een der endossanten, wegens de hoofdsom van den geprotesteerden wisselbrief en de kosten, volgens den wisselkoers ten tijde der hertrekking. Dezelve doet, in geval van niet voldoening, het regt ter vervolging tegen geenen der mede-schuldenaren verloren gaan (art. 186).

De hertrekking gaat vergezeld van de retour-rekening (art. 190).

De retour-rekening bevat:

1°. De hoofdsom van den geprotesteerden wisselbrief;

i0. De protestkosten;

o0. Alle andere wettige onkosten, als de provisie van den bankier en makelaar, de zegels en briefporten;

lo. Den naam van dengene, op wien de hertrekking gedaan is.

5o. Den wisselkoers, tot welken dezelve vernegotieerd is.

Derzelver juistheid wordt door eene verklaring van een makelaar in wissels, of, waar geene makelaars in wissels zijn, van twee kooplieden bevestigd.

Zij gaat vergezeld van den geprotesteerden wisselbrief

1

De interessen van de hoofdsimi zijn verschuldigd van den dag van het protest, en de interessen van de protestkosten, den herwissel en andere wettige onkosten van dien der geregtelijke dagvaarding. Deze interessen worden berekend tegen negen ten honderd in liet jaar. Zie art 194 en 195.

-ocr page 410-

365

eu van het protest, of een voor waar geteekend afschrift van hetzelve, terwijl, in geval van hertrekking op een der endossanten, dezelve bovendien moet vergezeld gaan van eene verklaring tot bewijs van den Avisselkoers der plaats, waar de wisselbrief betaalbaar gesteld was, op de plaats van waar de wisselbrief getrokken is geweest, of waaide terugbetaling gedaan wordt (art. 191).

Men kan over één en denzelfden wisselbrief niet meer dan ééue retour-rekening maken, welke door den eenen endossant aan den anderen respectivelijk, en eindelijk dooiden trekker betaald wordt. Ook kan men geene herwissels op elkander stapelen; ieder endossant draagt er slechts één, gelijk ook de trekker (artt. 192 en 193).

lie houder van een geprotesteerden wisselbrief heeft mede eene regts vordering tot vergoeding tegen derden, voor wier rekening de wisselbrief getrokken is, indien dezelve de waarde daarvoor genoten hebben.

De houder van een wisselbrief, die rienzelve te laat heeft doen protesteren, heeft geen regt van vergoeding tegen de endossanten, en moet zich met zijne aanspraak tegen den acceptant tevreden stellen; behoudens de verpligting van den trekker:

1°. Om aan ie toonen, dat de betrokkene op den vervaldag het uoodige fonds tot betaling des wisselbriefs in handen had: eu

2°. Om aan den houder af te staan en over te dragen de vordering op het fonds, dat de bétrokkene van hem ten vervaldage in handen heeft en zulks ten beloope van den wisselbrief, moetende hij tevens aan den houder, ten diens koste, de uoodige bewijzen verschaffen, om die vordering te doen gelden (artt. 107, 108 en 200).

Indien een wisselbrief zoo tijdig is verzonden, dat hij wel vóór den vervaldag had kunnen aankomen in handen van dengene, aan wien dezelve luidt, en door dezen ter betaling had kunnen worden aangeboden, doch niettemin, door onvoorzien toeval of door ovennagt, eerst na den vervaldag aankomt, moet dezelve daags na de ontvangst

-ocr page 411-

366

worden aangeboden en bij niet voldoening geprotesteerd, indien de betrokkene in dezelfde plaats als de houder woonachtig is. Indien deze elders woont of de wisselbrief op eene andere plaats is gedomicilieerd of betaalbaar gesteld, moet het aanbod en protest geschieden binnen drie weken na de ontvangst en, indien de posten gestremd zijn, moet de wisselbrief worden verzonden langs den meest zekeren buitengewonen weg, behoudende de houder zijn regt, indien de wisselbrief, in voege voorschreven, ter betaling is aangeboden en bij non-betaling geprotesteerd (art. 201).

I)e houder van een geprotesteerden en vermisten wisselbrief beeft regt van den trekker de vergoeding te. vorderen, tegen bewijs van zijn regt en het stellen van borgtogt (art. 202).

AW Orderbriefjes of\' 1\'romessen aan toonder en Assignadeti,

-Ki ii orderbriefje of promesse aan order is een gedag-teeVcnd en onderteekend geschrift, bij hetwelk iemand zich verbindt om, ter zijner woonplaats of\'ter woonplaats van een ander binnen dezelfde residentie of elders, en niet of zonder tijdsbepaling, de daarbij uitgedrukte geldsom aan de order van den nemer te voldoen, niet erkenning van genoten waarde of van waarde in rekening (art. 207).

Alle wettelijke bepalingen omtrent wisselbrieven, betreffende:

1°. Den vervaldag;

iquot;. Het endossement;

8°. De hoofdelijke verpligting voor het geheel,

4-quot;. Den borgtogt, genaamd ava/;

5°. Het protest,

6°. De regten en verpligtingen van den houder:

7°. Den herwissel en de interessen en kosten;

8°. De betaling en die ter eere;

9°. De verjaring en andere wijzen van schuldvernietiging zijn ook toepasselijk op orderbriefjes (art. L\'08).

-ocr page 412-

36 T

i!)ene assignatie is een gedagteekend en oudeiteekend geschrift, waarbij door den uitgever een bepaald persoon wordt aangewezen, om de daarbij uitgedrukte geldsom aan een anderen bepaalden persoon of deszelfs order te voldoen, in dezelfde residentie, waar het geschrift is uitgegeven, zonder onderscheid of daarbij al dan niet de erkenning van genoten waarde of van waarde in rekening is uitgedrukt.

In geval liet geschrift betaalbaar is gesteld op eene andere plaats dan waar liet is uitgegeven, wordt het insgelijks voor eene assignatie gehouden, bijaldien daarbij geene erkenning van genoten waarde of van waarde in rekening is uitgedrukt (art. 209 en Ü10) *).

Assignatien aan order kunnen, op dezelfde wijze als wisselbrieven, worden geëndosseerd (art. 211).

De betaling eener assignatie zonder tijdsbepaling moet gevraagd en, bij ontstentenis, het protest van non-betaling opgemaakt worden, uiterlijk binnen den tijd van twee maanden na de dagteekemng, indien de tot de voldoening-aangewezen persoon binnen dezelfde residentie woont waaide assignatie is uitgegeven, en uiterlijk binnen den tijd van zes maanden, indien dezelve elders woonachtig is (art. 212).

üe assignatie, betaalbaar op eenigen tijd nazigt, moet, met inachtneming der bovengezegde onderscheiding omtrent de woonplaats, uiterlijk binnen den tijd van twee of zes maanden aan den aangewezen persoon worden aangeboden, ten einde door dezen, met bijvoeging der dagteekening, voor gezien te worden geteekend. Zoodanige aanteekening op zich-zelve, zonder uitdrukkelijk bijgevoegde acceptatie, wordt voor geene acceptatie gehouden. Bij weigering om die aanteekening te doen , wordt de assignatie geprotesteerd alsof de betaling ware geweigerd, zonder dat er verder protest van non-betaling behoeft gedaan te worden (art. 213).

Üe assignatie, die, ten gevolge der bovengemelde aanteekening dan wel volgens haren inhoud , op een bepaalden

K) Deze erkenning inhoudende, wordt een dusdanig geamp;ehril\'t een wissel.

-ocr page 413-

368

tijd vervalt, is betaalbaar op dezelfde wijze als wisselbrieven van dien aard, en moet bij wanbetaling het protest op gelijke wijze worden opgemaakt (art. 211).

De houder eener geprotesteerde assignatie moet daarvan . uiterlijk binnen vijf dagen na den dag van het protest, kennis geven aan dengene, van wien hij dezelve heeftin betaling genomen, terwijl hij tevens, op straffe van vergoeding van kosten, schaden en interessen, verpligt is, voor zoo ver de assignatie aan order luidt en geëndosseerd is, van het protest aan den norspronkelijken uitgever kennis te geven (artt. 215 en i216).

De houder. die verzuimd heeft de bovengemelde voorschriften na te komen, verliest, indien hij de waarde heeft, voldaan, zijn verhaal op dengene, van wien hij de assignatie heeft ontvangen en, zoo die voldoening geene plaats heeft gehad, is hij tot de betaling van den inhond dcv assignatie verpligt; in het een en ander geval, moet ecliier de uitgever aan hem afstaan en overdragen de vord\' ;ing, welke hij ten laste van den ter betaling aan-gt .özen persoon heeft, tot het beloop der assignatie toe, en •,evens aan denzelve, ten diens koste, de noodige bewijsstukken verschaffen om de vordering te doen gelden.

Indien de persoon, die tot betaling is aangewezen, aan den uitgever niets of niet zoo veel verschuldigd was als de assignatie bedraagt, is de uitgever jegens den houder tot schadevergoeding verpligt (art. 217).

Behalve het verhaal op den uitgever der assignatie, heeft ieder houder slechts zijn verhaal op deu onmiddelijk voor-afgaanden endossant, zonder den vroegeren te mogen aanspreken fart. 2IS) 1).

1

Omtrent de verpligte legalisatie van handelspapier, mitgaders van de daarop geamp;telde acceptatien en endossementen en, in het algemeen, van alle onderhandscbe verbindtenissen betrekkelijk zaken van koophandel, tusschen Europeanen of daarmede gelijkgestelde personen en Inlanders of daarmede gelijkgestelde personen, zie men bet op blrtdz. 43 van dit Handboek aangeteekende.

-ocr page 414-

369

Van Schepen en Vaarlmgen.

Schepen zijn roerende zaken. Echter kan de eigendomsovergang en de levering van schepen en vaartuigen, de grootte hebbende van vier lasten of kojangs en daarboven, met derzelver toebehooren en inventaris, niet anders geschieden dan bij authentieke acte op de wijze, als zulks bij de ordonnantie op de overschrijving van den eigendom van vaste goederen, enz. (stsbl. 1834 no. 37) is vastgesteld. zullende de inschrijving van hypothecaire verbanden op dezelve mede plaats vinden op de wijze als bij die ordonnantie bepaald is.

De eigendomsovergang en de levering van kleinere schepen en vaartuigen geschieden even als die van andere roerende zaken (art. -\'iO!! W. v. K. en art. 48 Transit, bep.).

Van Bodemerij.

Bodemerij is eene kansovereenkomst tusschen een geldschieter en een geldopneraer, waarbij eene som gelds wordt opgeschoten, met beding van premie en onder verband van schip of. goed of van beide; met dat gevolg dat, indien het verbondene, geheel of gedeeltelijk door toevallen op zee vergaat of vermindert, de geldschieter zijn regt op de opgeschoten penningen en op de premie verliest , voor zoo verre dit een en ander niet op hetgeen overblijft kan worden verhaald, maar, indien het verbondene behouden ter plaatse zijner bestemming aankomt, de hoofdsom benevens de premie moeten betaald worden (art. 569 AV. v. K. en art. 1774 B. W.).

De schipper is bevoegd, bij vvege van bodemerij. geld op te nemen;

1°. Indien een of meer van de mede-reeders, na behoorlijk te zijn aangemaand, in gebreke blijven, hun aandeel aan de noodige kosten ter uitrusting bij te dragen, doch niet dan vier-en-twintig uren na gedane aanmaning, mitgaders na bekomen autorisatie van den raad van justitie;

-ocr page 415-

370

ïquot;. lodiei! er gedurende de reis noodzakelijkheid beslaat orn te vertimmeren, zeilen, touwen of ander scheepstoe-behooren of levensmiddelen aan te koopen of in andere dringende behoeften te voorzien, en de omstandigheden of de afstand der woonplaats van de eigenaars van het schip of de lading niet gedongen, om deswege derzelver order af te wachten; mits na, tot bewijs van die noodzakelijkheid, eene verklaring door de voornaamsten van liet sclieepsvolk te hebben doen teekenen, en bekomen autorisatie van den Nederlandschen consul of, deze ontbrekende, van de plaatselijke overheid (artt. .\'S42 en 372).

T)e overeenkomst van bodemerij moet schriftelijk worden opgemaakt en bevatten;

1°. Den naam van den geldschieter en van. den geldop-nemer:

Squot;. De ter leen verstrekte hoofdsom en de premie, die men overeenkomt, om voor het gevaar van de zee te betalen;

3°. De voorwerpen, die voor degeldleening bijzonderlijk verbonden zijn;

4quot;. De namen van het schip en den schipper;

5°. Of de geldleening plaats heeft voor ééne of meerdere reizen; voor welke reis en voor welken tijd;

6°. Den tijd der teruggave van het opgenomen geld;

7°. De plaats alwaar en den dag, op welken de bodemerij is aangegaan (art. 570).

De geldleeningen up bodemerij kunnen gedaan worden onder verband;

1°. Van het casco en de kiel van het schip;

■lquot;. Van de takelaadje en het verder scheepstuig;

8°. Van het oorlogstuig en de victualie;

4°. Van de lading;

f)». Hetzij van ieder dezer voorwerpen afzonderlijk voor het geheel of voor een bepaald gedeelte, hetzij van deze voorwerpen gezamenlijk;

6°. Van de vrachtpenningen en de Verwacht wordende winst; deze beiden echter niet uitsluitend alleen (artt. 574 en 578).

-ocr page 416-

371

Aai! matrozen of zeelieden mag geen geld op bodemerij geschoten worden op hunne soldijen of reisgelden (art. 577).

Alle bodemerijen, binnen Nederlaiidseh-Indie aangegaan op schepen aldaar uitgerust, moeten, binnen twintig dagen na dei zeiver onderteekening, worden ingeschreven ter griffie van den raad van justitie, tot wiens regtsgebied de plaats der uitrusting behoort, wanneer die plaats en de zetel van den raad van justitie op hetzelfde eiland gelegen zijn. Zou dit niet het geval is, geschiedt de inschrijving op het kantoor der residentie, tot welke de plaats der uitrusting behoort.

Indien de bodemerij binnen Ned.-lndie is aangegaan op een schip, hetwelk aldaar niet is uitgerust, geschiedt de inschrijving, binnen denzelfdeu tijd, ter griffie van den raad van justitie, wanneer die raad gevestigd is op het eiland, alwaar de acte is opgemaakt, of op het residentiekantoor, indien de overeenkomst is gesloten in eene residentie, op een ander eiland gelegen.

Ue griffier van den raad van justitie of de secretaris der residentie zal, aan den voet der ingeschreven overeenkomst van bodemerij, de dagteekening en hetnominer der inschrijving vernielden en die vermelding onderteekenen (art. 571).

Indien, na liet sluiien van een bodemerij-contract, de reis van het verbonden schip en goederen niet voortgaat, kan de geldschieter zijn opgeschoten geld, benevens de wettelijke interessen bij voorregt *\') terngeischen, zonder de premie: ten ware het gevaar reeds vóór deszelfs rekening was begonnen, in welk geval hij regt op de premie heeft (art. 586;.

Alle bodemerij brieven kunnen, indien zij aan order luiden, aan derden worden overgedragen door middel van endossement, in denzelfden vorm als wisselbrieven. In dit geval treedt de geëndosseerde in de plaats van den en-dossaut, zoo in baten als schaden, zonder dat de. endossant

®) I). i. boven andere scliuldeiscliers, die geene hevoprregte sclmld be/itteo.

-ocr page 417-

372

tot eenigeii verderen of andereu waarborg gehouden is dan dieft van het bestaan der bodemerij (art. 573).

Van Assurantie of Verzekering.

Assurantie of verzekering is eene kansovereenkouist, bij welke de verzekeraar zich aan den verzekerde, tegen genot eeuer premie, verbindt om denzelven schadeloos te stellen wegens een verlies, schade of gemis van verwacht voordeel, welke deze, door een onzeker voorval, zoude kuuiien lijden (art. ^4!i W. v. K. en art, 1771 B. W.).

De verzekeringen kunnen, onder anderen, ten onderwerp hebben:

1quot;. De gevaren van üraud;

\'iquot;. De gevaren, waaraan de voortbrengselen van den landbouw te velde onderhevig zijn;

3°. Het leven van één of meer personen;

4°. De gevaren der zee en die. der slavernij;

5°. De gevaren van vervoer te lande en op rivieren en de binnenwateren {art. 247).

L)e verzekering moet schriftelijk worden aangegaan bij eene acte, welke den naam van \'jiolis draagt (art. 255).

Ue polis moet door eiken verzekeraar worden onderteekend.

Alle polissen, met uitzondering van die der levensverzekeringen, moeten uitdrukken:

lquot;. Den dag, waarop de verzekering is gesloten;

2°. Den naam van dengene, die de verzekering voor eigen rekening ol\' voor die van een derde sluit;

3quot;. Kene genoegzaam duifielijke omschrijving van het verzekerde voorwerp;

4°. Het bedrag der som, waarvoor verzekerd wordt;

5°. De gevaren, welke de verzekeraar voor zijne rekening neemt:

S0. Den tijd, op welken het gevaar voor rekening van den verzekeraar begint te loepen en eindigt;

7°. De premie van verzekering;

-ocr page 418-

;i73

Squot;. In het algemeen, alle oinstaiidigiiedeii, welker kennis van wezenlijk belang voor den verzekeraar kan zijn, en alle andere tusschen de partijen gemaakte bedingen (art. 256).

Boven en behalve deze algemeene vereischten, zal bovendien moeten worden uitgedrukt;

a. Bij de brandpolis, d. i. die, bij welke tegen de gevaren van brand verzekerd wordt:

1°. üe ligging en belending der verzekerde vaste goederen:

2°. Derzelver gebruik;

3°. De aard en het gebruik der belendende gebouwen, voor zoo verre zulks invloed op de verzekering kan hebben;

1°. De waarde der verzekerde goederen;

5°. De ligging en belending der gebouwen en plaatsen, waar de verzekerde roerende goederen zich bevinden, zijn geborgen of opgeslagen (art. 287).

h. Bij de polis, waarbij legen de gevaren, waaraan de voortbrengselen van den landbouw te velde onderhevig zijn , verzekerd wordt:

1quot;, De ligging en belending der landerijen, welker voortbrengselen zijn verzekerd;

2°. Derzelver gebruik (art. 299).

c. Bij de polis, waarbij tegen de gevaren der zee en die der slavernij verzekerd wordt;

1quot;. De naam van den schipper, die van het schip met veriMelding van deszelt\'s soort en, bij verzekering van het schip, de opgave of hetzelve van vurenhout is ol\'de verklaring, dat de verzekerde van die omstandigheid onkundig is;

3». De plaats, waar de goederen zijn ingeladen of moeten ingeladen worden ;

3°. De haven, van waar het schip heeft moeten vertrekken of moet vertrekken;

4Ü. De havens of de reeden, waar het moet laden of ontladen ;

5°. Die waar het moet inloopen;

6°. De plaats, van waar het gevaar voor rekening van den verzekeraar begint te loopen;

7quot;. De waarde van het verzekerde schip.

-ocr page 419-

374

Alles behoudens de uitzonderingen bij de wet voorkomende (art. 592).

Üe zee-assurantie heeft bijzonderlijk tot onderwerp:

1quot;. Het casco en de kiel van het schip, ledig of geladen, gewapend uf niet, alleen of te zamen met andere schepen varende;

2°. Het luig en de takelaadje;

3°. Het oorlogstuig;

\'J0. De mondbehoeften en, in het algemeen, alles wat het schip tot het in zee brengen toe gekost heeft;

5°. De op bodemerij geschoten penningen en de premie;

6°. De ingeladen goederen;

7°. De verwacht wordende winst;

8°. De te verdienen vrachtpenningen;

9°. Het gevaar der slavernij.

Kij eene verzekering van het schip, zonder verdere aanduiding, wordt verstaan het casco en de kiel, het tuig, de takelaadje en het oorlogstuig (art. 593).

Deze verzekering kan gedaan worden;

1°. Op het geheel of een gedeelte der voorwerpen gezamenlijk of afzonderlijk ;

2°. In tijd van vrede of in tijd van oorlog; voor of gedurende de reis van het schip;

3°. Voor de heen- en terugreis; voor een van beide; voor de geheele reis of voor een bepaalden tijd;

4°. Voor alle zeegevaren;

5°. Op goede of kwade tijdingen (art. 594).

Verzekeringen zijn nietig, wanneer zij gedaan zijn;

1°. Op de soldijen of gagien van het scheepsvolk;

2°. Op de preinien of het kaplaken des schippers;

3°. Op schepen of goederen, waarop de volle waaide vroeger op bodemerij is geschoten;

40. Op voorwerpen waarin, volgens de wetten en verordeningen, geen handel mag worden gedreven;

5°. Op de schepen, hetzij Nederlandsch-Indische of Ne-derlandsche, hetzij vreemde, welke tot vervoer der voorwerpen, in no. 4 vermeld, zijn gebruikt (art. 599).

-ocr page 420-

375

In eene verzekering op bodemerij, moet dc lioeveelheid der geleende geldsommen en van de bodemerijprernie, ieder afzonderlijk, in de polis vermeld worden. Zulks niet geschied zijnde, wordt het daarvoor gehouden, dat de bodernerij-pretnie niet verzekerd is (art. 607).

Verzekering op bodemerij is niet bestaanbaar, wanneer de polis niet inhoudt:

1°. Den naam van den geldopnemer, al ware deze ook de schipper.

2°. Den naam van het schip, waarmede de reis gedaan zal worden en dien van den schipper;

:iu. De plaats der bestennning;

4°. De vermelding of het geld, in eene ladiugsplaats of in eene noodhaven, voor noodige reparatien of andere noodzakelijke onkosten verstrekt is (art. ti08).

Verzekering op verwacht wordende winst moet afzonderlijk bij dc polis begroot worden . met bijzondere opgave op welke goederen dezelve wordt gedaan. Bij gebreke hiervan is de verzekering nietig (art. 615).

Ingeladen goederen en vrachtpenningen kunnen voor hun vot beloop worden verzekerd (artt. 612 en 616).

Verzekering tegen slavernij wordt gedaan lot eene bepaalde som , voor welke de persoon, die in slavernij gebragt en wiens vrijheid verzekerd is, mag vrijgekocht worden. Het onderscheid tusschen den rantsoenprijs en de verzekerde som komt ten voordeele van den verzekeraar; en, in geval eene grootere som, dan die bij de overeenkomst bepaald, tot het vrijkoopen vereischt wordt, volstaat hij met de voldoening der in dc polis uitgedrukte som (art. 618}.

il. Bij de polis, waarbij tegen de gevaren van vervoer te lande en op rivieren en binnenwateren verzekerd wordt;

1quot;. De tijd, binnen welken de reis moet zijn afgeloopen, indien dezelve bij den vrachtbrief is bepaald;

2°. Of dezelve al of niet onafgebroken moet worden voortgezet;

3°. De naam van den schipper, den voerman of den expediteur, welke de vervoering heeft aangenomen (art. 686).

-ocr page 421-

De polis van levensverzekering bevat:

1°. Den dag, waarop de verzekering is gesloten;

2°. Den naam van den verzekerde;

3°. Den naam van den persoon, wiens leven is verzekerd ;

l0. Den tijd, waarop liet gevaar voor den verzekeraar begint te loopen en eindigt;

5°. De som waarvoor is verzekerd;

6°. De premie der verzekering (art. ■■501).

VIERDE HOOFDSTUK.

Van voorzieningen, in geval van onvermogen

Vav Hov/lelofsta\'iid.

Boedelaf\'stand geschiedt, wanneer een schuldenaar, die zich buiten staat bevindt zijn schulden te betalen, al zijne goederen aan zijne schuldeischers overlaat; dezelve geschiedt vrijwillig of geregtelijk fart. 609 B. II.).

De vrijwillige boedelafstand is die, welken de schuldeischers vrijwillig aannemen, en die geen ander gevolg heeft dan hetgeen voortspruit uit de bepalingen van de overeenkomst-zelve, tusschen hen en tusschen den schuldenaar aangegaan (arl. 70(1 H. R.).

üe geregtelijke boedelafstand is eene gunst, welke de wet aan den ongebikkigen en ter goeder trouw gehandeld hebbenden schuldenaar toekent, aan wien het veroorloofd wordt, tot behoud van zijne persoonlijke vrijheid, al zijne goederen geregtelijk aan zijne schuldeischers af te staan, niettegenstaande ook het tegendeel mogt zijn bedongen (art. 701 B. R).

Boedelafstand, heizij vrijwillig, hetzij geregtelijk, draagt den eigendom aan de schuldeischers niet over; dezelve geeft hun het regt, om de goederen len hunne voordeele te doen verkoopeu en er dc vruchten van te trekken tot

-ocr page 422-

377

de verkoopiug toe; hetgeen, na, de voldoening van al de schuldeischers, inogt overschieten van de opbrengst van den verkoop moet aan den schuldenaar worden uitgekeerd (art. 702 B. R.).

De schuldenaar, die den geregtelijken boedelafstand wil doen, is gehouden alvorens oen inventaris der baten en lasten zijns boedels, door de vereisclite bescheiden gestaafd, benevens eene door hem opgemaakte waardering zijner goederen en baten, ter griffie van den raad van justitie, binnen wiens regtsgebied hij woont, ter inzage zijner schuldeischers neder te leggen. Hij zal vervolgens aan gemelden raad een verzoekschrift indienen om tot den boedelafstand te worden toegelaten, tevens met verzoek om zijne schuldeischers te mogen oproepen (artt. 70!) en 706 B. R..).

In geval de verzoeker tot den boedelafstand wordt toegelaten, draagt de raad van justitie bij het vonnis, waarbij de boedelafstand toegelaten is, aan de weeskamer den last op, om de roerende en onroerende goederen van den schuldenaar te verkoopen en den boedel tot effenheid te brengen. Indien de schuldenaar tot den handelstand behoort, worden ten dien aanzien de voorschriften betrekkelijk den verkoop bij faillissement, en, indien hij geen koopman is, die betrekkelijk den verkoop bij in staat van kennelijk onvermogen verklaring, opgevolgd (art. 713 B, R.).

Boedelafstand brengt ontslag van lijfsdwang mede, doch bevrijdt den schuldenaar niet verder dan tot het beloop van de waarde der afgestane goederen , en, wanneer deze onvoldoende mogten zijn, is bij verpligt diegene, welke hem daarna mogten aankomen, aan zijne schuldeischers over te laten tot de volle betaling toe; echter kan hij, in het laalste geval, het noodige levensonderhoud voor zich en zijn huisgezin eischen (art. 703 B. R.).

lot het voorregt van boedelafstand worden niet toegelaten :

1°. De vreemdelingen , bedoeld bij art. 5 der algenieene bepalingen van wetgeving (zie bladz, 127 van dit Handboek);

-ocr page 423-

.\'17 (5

De polis van levensverzekering bevat:

J0. Den dag, waarop de verzekering is gesloten ;

2°. Den naam van den verzekerde:

•3°. Den naam van den persoon, wiens leven is verzekerd :

4°. Den tijd, waarop het gevaar voor den verzekeraar begint te loopevi en eindigt;

5°. De som waarvoor is verzekerd;

6°. De premie der verzekering (art. 30i).

VIERDE HOOFDSTUK.

Van voorzieningen, in geval van onvermogen.

l\'o\'ii Hoedelofstand.

Boedelafstand geschiedt, wanneer een schuldenaar, die zich buiten staat bevindt zijn schulden te betalen, al zijne goederen aan zijne schuldeischers overlaat; dezelve geschiedt vrijwillig of geregtelijk (art. 699 B. R.).

Ue vrijwillige boedelafstand is die, welken de schuldeischers vrijwillig aannemen, en die geen ander gevolg heeft dan hetgeen voortspruit uit de bepalingen van de overeenkomst-zelve, tusschen hen en tusschen den schuldenaar aangegaan (art. 790 ö. R.).

L)e geregtelijke boedelafstand is eene gunst, welke de wet aan den ongelukkigen en ter goeder trouw gehandeld hebbenden schuldenaar toekent, aan wien het veroorloofd wordt, tot behoud van zijne persoonlijke vrijheid, al zijne goederen geregtelijk aan zijne schuldeischers af te staan, niettegenstaande ook het tegendeel mogt zijn bedongen (art. 701 B. R).

Boedelafstand, hetzij vrijwillig, hetzij geregtelijk, draagt den eigendom aan de schuldeischers niet over: dezelve geeft hun het regt, om de goederen ten hunne voordeele te doen verkoopen en er de vruchten van te trekken tot

-ocr page 424-

377

de verkoopiug loe; hetgeen , na de voldoening van al de schuldeischers, mogt overschieten van de opbrengst van den verkoop moet aan den schuldenaar worden uitgekeerd (art. 702 B. R.).

De schuldenaar, die den geregtelijken boedelafstand wil doen, is gehouden alvorens een inventaris der baten en lasten zijns boedels, door de vereischto bescheiden gestaafd, benevens eene door hem opgemaakte waardering zijner goederen en baten, ter griffie van den raad van justitie, binnen wiens regtsgebied hij woont, ter inzage zijner schuldeischers neder te leggen. Hij zal vervolgens aan gernelden raad een verzoekschrift indienen om tot den boedelafstand te worden toegelaten, tevens niet verzoek om zijne schuldeischers te mogen oproepen (artt. 705 en 706 B. R..).

In geval de verzoeker tot den boedelafstand wordt toegelaten, draagt de raad van justitie bij het vonnis, waarbij de boedelafstand toegelaten is, aan de weeskamer den last op, om de roerende en onroerende goederen van den schuldenaar te verkoopen en den boedel tot effenheid te brengen. Indien de schuldenaar tot den handelstand behoort , worden ten dien aanzien de voorschriften betrekkelijk den verkoop bij faillissement, en, indien hij geen koopman is, die betrekkelijk den verkoop bij in staat van kennelijk onvermogen verklaring, opgevolgd (art. 713 B. R.).

Boedelafstand brengt ontslag van lijfsdwang mede, doch bevrijdt den schuldenaar niet verder dan tot het beloop van de waarde der afgestane goederen, en, wanneer deze onvoldoende inogten zijn, is hij verpligt diegene, welke hem daarna inogten aankomen, aan zijne schuldeischers over te laten tot de volle betaling toe: echter kan hij, in het laatste geval, het noodige levensonderhoud voor zich en zijn huisgezin eischen (art. 703 B. R.).

Tot het voorregt van boedelafstand worden niet toegelaten ;

1°. De vreemdelingen, bedoeld bij art. 5 der algemeene bepalingen van wetgeving (zie bladz. 127 vau dit Handboek);

-ocr page 425-

378

2°. Die als bankbteukigen veroordeeld zijn;

3°. Voogden, bestuurders, bewaarders en andere reken-pliglige personen, indien zij in hunne verantwoording als zoodanig te kort komen:

4°. Die schuldig zijn aan stellionaat, indien hetzelve gepleegd is ten nadeele van een der zich verzettende schuldeischers (art. 704 B. R.( 1).

Fan Faillissement.

Elk koopman, die oplioudt te betalen, wordt bij regterlijk vonnis verklaard te zijn in staat van faillissement, hetzij op zijne eigen aangifte hetzij ten verzoeke van een of meer schuldeischers, hetzij op requisitoir van het openbaar ministerie (art. 749 W. v. K.).

Het vonnis van faillietverklaring heeft ten gevolge;

1°. Dat de schuldenaar van regtswege de beschikkingen het beheer over ziji r goederen verliest;

3°. Dal, behoudens ue regten van pand- of hypotheekhouders, welke in hun geheel blijven, alle geregtelijke ten uitvoerlegging op roerende of onroerende goederen van den schuldenaar, vóór deszelfs faillissement aangevangen, dadelijk wordt gestaakt;

3°. Dat ook, van dat oogenblik al, geen vonnis van lijfsdwang kan worden ten uitvoer gelegd;

4°. L)at alle nog niet vervallen schulden, ten laste van den schuldenaar loopende, voor zoo veel hem betreft, op-eischbaar worden (artt. 755, 756 en 763 W. v. K.).

De boedel van een in staat van faillissement verklaarden

1

Er bestaat stellionaat (iiagedisserij):

j o. Wanneer men een onroerend goed, waarvan men weet geen eigenaar te zijn, als eigenaar verkocht of met hypotheek bezwaard heeft:

2o. Wanneer men ter kwader trouw, bij verkoop of bij vestiging van hypotheek, bezwaarde goederen als onbezwaard, of de daarop gevestigde hypotheken, derzelver bedrag of voorwaarden, slechts gedeeltelijk of in strijd met de waarheid heeft opgegeven (art. 32 der Bepalingen ter regeling van eeuige onderwerpen van Strafwetgeving).

-ocr page 426-

persoon wordt onder de curatele van de weefkamer gesteld, hebbende de raad van justitie de bevoegdheid om, des geraden oordeelende, in boedels, welker actief meer dan ƒ 10.000 beloopt, als raadsman of\' raadslieden aan de weeskamer toe te voegen één of meer personen, te kiezen uit de voornaamste schuldeischers of wel uit ter goeder naam staande en met de handelszaken van den schuldenaar bekende ingezetenen (artt. 772 en \'V.i W. v. K.).

De roerende en onroerende goederen tot den boedel behoorende worden door de weeskamer iu het openbaar, overeenkomstig de wettelijke bepalingen op het houden van openbare verkoopingen en met inachtneming der plaatselijke gebruiken, verkocht, ten ware de raad van justitie mogt bepalen, dat deze of gene bepaaldelijk aan te wijzen voorwerpen, in het belang van de gezamenlijke schuldeischers, onder de hand zullen worden verkocht of bij verkoop der onroerende goederen overgenomen, in beide gevallen echter voor of boven den prijs, waarop dezelve door daartoe te benoemen deskundigen zullen worden geschat.

Indien de onroerende goederen met hypothecaire inschrijvingen zijn bezwaard, moeten de ingeschreven schuldeischers van den verkoop verwittigd worden, ten minste dertig dagen voor de toewijzing, bij een exploit, aan hunne bij de inschrijving gekozen woonsteden lieteekend (artt. 839 en 843 B. R. en art. 1211 B. W.).

De gefailleerde kan tot de rehabilitatie worden toegelaten, uitgezonderd in het geval, dat hij:

1°. Is schuldig verklaard aan stellionaat, of 2°. Is veroordeeld ter zake van bankbreuk, diefstal, op-ligting of misbruik van in bewaring gegeven gelden of goederen artt. 836, S7S en 879 W. v. K.).

Fo« Surseance van betaling.

Surseance van betaling wordt bij uitsluiting toegestaan aan kooplieden, welke, hetzij door buitengewone omstandigheden van oorlog, hetzij door andere onvoorziene

-ocr page 427-

380

rampen, buiten staat zijn geraakt, otn zich op het oogenbük jegens hunne schuldeischers te kunnen kwijten, doch die, volgens hun staat of balans, door deugdelijke bescheiden gestaafd, aantoonen dat zij, door het te verleenen uitstel, hen ten volle zullen kunnen voldoen (art. S80 W. v. K.).

Surseance van betaling wordt verleend door den raad van justitie, onder wiens regtsgebied de schuldenaar of het gemeenschappelijk kantoor gevestigd is (art. bS7 W. v. K.).

ïer erlanging van surseance van betaling is de schuldenaar verpligt zich bij een, door hem-zeiven onderteekend, request aan den raad van justitie te wenden, en zulks onder overlegging van:

1°. Het bewijs van de onvoorziene rampen , waarop hij zich beroept;

2°. Een staat of balans, door de vereischie bescheiden gestaafd, benevens eene door hem opgemaakte waardering zijner goederen en baten;

3°. De opgaven van V namen en woonplaatsen zijner schuldeisciiers, en hel uedrag hunner schuldvorderingen;

4°. Eene bijzondere lijst, bevattende de opgave der namen en woonplaatsen van zoodanige schuldeischers, welke woonachtig zijn of zich bevinden, binnen het regtsgebied van den raad van justitie (art. S80 W. v. K.].

Na het erlangen van surseance van betaling kan de schuldenaar, zonder medewerking, magtiging of bijstand der door den raad van justitie, bij voorkeur uit de voornaamste schuldeischers benoemde, bewindvoerders, van het oogenbük, dat hunne benoeming openlijk volgens de wet is aangekondigd, zijne roerende of onroerende goederen niet vervreemden, verpanden of bezwaren, noch gelden ontvangen of betalen, of eenige daden van beheer uitoefenen (artt. S92 en 903 W. v. K.).

De surseance werkt niet ten aanzien van;

1°. De invorderingen van openbare lands-of plaatselijke belastingen;

2°. Onderzetting, pand, reclame en andere zakelijk regten;

3°. Levensonderhoud;

-ocr page 428-

381

1°. Huren en pachten;

5°. Loon van dienstboden, werklieden fn andere bedienden ;

6°. Schulden voor noodwendigheden tot gewoon onderhoud van den schuldenaar en zijn huisgezin, geleverd gedurende zes maanden vóór de surseance:

7°. Ook niet ten voordeele van mede-schuldenaren of van borgen, welke van het voorregt van uitwinning hebben afstand gedaan (artt. 907 en 008 W. v. K.).

I an iIkh staal van kennelijk onvermogen.

Wanneer iemand, niet tot den handelstand behoorende, blijkbaar buiten staat is om zijne schulden te betalen, kan hij, hetzij op zijne eigene vordering, hetzij op die van één of meerdere zijner schuldeischers, bij regterlijk vonnis worden verklaard in staat, van kennelijk onvermogen (art. 890 B. R.).

Van zoodanig kennelijk onvermogen kan alleen blijken in een der volgende gevallen:

1°. Wanneer de schuldenaar wegens schulden is gegijzeld uit krachte van een eindvonnis, en hij zich langer dan eene maand in gijzeling heeft bevonden;

2°. Wanneer hij door onderscheidene zijner schuldeischers gelijktijdig tot betaling van schulden wordt vervolgd, en door beslag in executie met den verkoop en de slooping zijns boedels wordt bedreigd;

3°. Wanneer hij, door onderscheidene zijner schuldeischers gelijktijdig tot betaling van schulden zijnde aangesproken, heimelijk en zonder orde op zijne zaken gesteld te hebben, zijne woonplaats heeft verlaten (art. 900 B. R,.).

liet vonnis, waarbij iemand in staat van kennelijk onvermogen verklaard wordt, heeft ten gevolge:

1°. Dat de schuldenaar, dadelijk na de uitspraak van hetzelve, indien het op zijn eigen verzoek is gewezen, en anders dadelijk nadat hem hetzelve zal zijn beteekend, het beheer over zijne goederen verliest;

-ocr page 429-

382

;i0. Dat, behoudens de regten van pand ot\' hypotheekhouders, welke in hun geheel blijven, alle geregtelijke ten uitvoerlegging, op roerende of onroerende goederen van den schuldenaar aangevangen, dadelijk wordt gestaakt;

3°. Hat alle nog niet vervallen schulden, ten laste van den schuldenaar loopende, voor zoo veel hem betreft, op. eischbaar worden (artt. 90-t, 905 en 907 B. R.).

De ten uitvoer gelegde lijfsdwang blijft stand houden en de vroeger, in de gevallen van art. 580 B. R. verkregen, doch nog niet ten uitvoer gelegde lijfsdwang, kan worden uitgevoerd, even als ware de schuldenaar niet in staat van kennelijk onvermogen verklaard (art. 906 R. R.).

De boedel van een in staat van kennelijk onvermogen verklaard persoon wordt onder de curatele van de weeskamer \'gesteld. Uit collegie is belast met de vereffening des boedels, welke vereffening geschiedt overeenkomstig de bepalingen, welke in geval van faillissement zijn voorgeschreven (artt. 90-2 en 913 B. R.).

De schuldenaar kan ten allen tijde aan deu raad vau justitie verzoeken, dat de staat van kennelijk onvermogen worde opgeheven, mits overleggende eene lijst zijner schuld-eischers, met de verklaring van elk hunner, dat hij ten zijnen genoegen voldaan is.

Indien de schuldenaar met zijne schuldeischers een ac-coord getroffen heeft, wordt bij de homologatie van hetzelve tevens verklaard, dat de staat van kennelijk onvermogen opgeheven is (artt. 912 en 915 B. R.).

-ocr page 430-

HANDBOEK VOOR J)M NOTARIS.

DERDE DEEL. Voorbeelden van Notariële acten.

Algemeene vorm der Notariële acten.

Hoofd en dol eener ijemone Mie roor ttofarii en, getuigen te. passeren.

Donderdag, den zestienden Augustus des jaais achttien honderd en vier en vijftig;

Verscheen voor mij, Johannes Lamensch, openbaar notaris, gevestigd te Batavia 1), in bijwezen der nagemelde getuigen :

De Heer Arnold Batlieu, handelaar woonachtig alhier ter stede, mij notaris bekend;

Die verklaarde, enz.

Waarvan acte, welke in mijne bewaring verblijft, en wordt daarvan eene grosse aan den comparant verleend.

Gedaan en verleden te Batavia, ten mijnen kantore, op dag en datum voorschreven, in bijwezen van Pieter N eel sen,

1

JBijaldieu de ambtenaar, voor wien de uctc wordt verleden, de betrekking van notaris, in zijne boedamglieid van assistent-resident, secretaris eener residentie of anderzins waarneemt, zal daarvan aan bet hoofd der acte melding worden gemaakt, en zal de aanhaling, krachtens welk besluit hij tot de uitoefening dier betrekking bevoegd is, niet als overbodig kunnen worden beschouwd. Zie art. 25 van bet reglement.

-ocr page 431-

■■584

klerk, eu Carolus Pieterselie, ronder beroep, beiden alhier woonachtig als getuigen, die, na gedane voorlezing, deze, op de minute, met den comparant eu mij hebben geteekend.

Aldus gepasseerd zonder eenig renvooi, doorschrapping ol\' apostil.

Hoofd en dot aener acte in brevet.

Donderdag, den zestienden Augustus des jaars achttien honderd en vier en vijftig;

Verscheen voor mij, Cornelis Ter Degen, openbaar notaris, gevestigd te Batavia, in tegenwoordigheid der na te noemen getuigen:

De Heer Barend Staken, slagter, wonende te Buitenzorg, mij notaris bekend;

Die verklaarde, enz.

Waarvan acte, welke in origiuali zal worden uitgegeven eu waarvan twee gelijkluidenden op hetzelfde oogenblik zijn verleden, geteekend en aan den Heer comparant afgegeven.

Gedaan en verleden te Batavia ten mijnen kantore, op dag en datum voorschreven, in tegenwoordigheid van Lo-dewijk Flink, koopman, en Pieter Eiken, klerk, beiden alhier woonachtig, als getuigen, die, na gedane voorlezing, deze met den comparant en mij hebben geteekend.

Aldus gepasseerd zonder eenig renvooi, doorschrapping of apostil.

Woordelijk uittreksel uit eene notariële aote.

Zaturdag, den.....enz.

Verscheen voor....enz.

De Heer Cornelis Bilsen, koopman, wonende te...enz.

Die verklaarde: ten eerste, te hebben ontvangen van den Chinees Tan Assie, handelaar te Tangerang, in de residentie Batavia woonachtig, de somma van twee duizend guldens, tot kwijting eener schuldvordering van gelijk

-ocr page 432-

3S5

bedrag, hem toegekomen hebbende ten laste van den Heer Lambert Bonte, particulier wonende te Batavia, ingevoleg acte voor den notaris Michiei Basten en getuigen te Sa-marang, den tienden Julij achttien honderd en veertig onder no. zestien verleden, voor de betaling van welke schuldvordering de Chinees Tan Assie voornoemd zich als solidaire borg had verbonden.

Ten tweede, enz.

Waarvan acte, enz.

Uitgegeven voor woordelijk gelijkluidend uittreksel.

Gedaan en verleden te Batavia ten kantore van mij notaris, op dag en datum voorschreven, in tegenwoordigheid van Gerrit Endes, timmerman, en Willem Nicot, particulier, beiden alhier woonachtig als getuigen, die, na gedane voorlezing, deze met den comparant en mij hebben geteekend.

Aldus gepasseerd zonder eenig renvooi, doorschrapping of apostil.

Het bovenstaande afschrift (pf uittreksel) is door mij ondergeteekende Johan Lieber, openbaar notaris, gevestigd te Batavia, woordelijk genomen van en gecollationeerd met het oorspronkelijke stuk, mij ten dien einde vertoond door den Heer Meester Anthonie Mansen, advocaat te Batavia, en door mij aan denzelve, na vergelijking teruggegeven.

J. LIEBER,

Notaris.

Zakelijk uittreksel efiner notariële acte.

Bij acte, op den zestienden Augustus achttien honderd en vier en vijftig, onder numero tien, voor den onder-geteekenden Abraham Niksel, openbaar notaris, gevestigd te Batavia, en getuigen verleden, is tusschen de Heeren Hendrik Balsen en Pieter Kramers, kooplieden te Batavia, een vennootschap aangegaan tot het drijven van handel,

17

-ocr page 433-

386

comvnissiezaken en ondernemingen voor eigene rekening, onder de (irma Balsen amp; Co., waarvan de eerstgenoemde als gererend iid alleen de teekening heeft, terwijl de laatstgenoemde daarin alleen als commanditair vennoot deelen zal; zijnde deze vennootschap aangegaan voor een onbe-paalden tijd en aangevangen op den eersten Augustus achttien honderd en vier en vijftig.

Aldus naar waarheid uit de minuut der voorschreven acte, die onder mij berustende is, geëxtraheerd.

Geschiedende deze bekendmaking ter voldoening aan het bepaalde hij artikel van het Wetboek van Koophandel.

Uitgegeven voor woordelijk gelijkluidend uittreksel.

A. NIKSEL,

Notaris.

Hoofd en slot van een proces-verbaal.

In den jare achttien honderd en vier en vijftig, op zaturdag den zeventienden Augustus, des voor (of na) middags ten vijf uren, is door mij Cornelis Kraaken, openbaar notaris, gevestigd te liatavia, in tegenwoordigheid der na te melden getuigen, ten verzoeke van den Heer Rudolph Minde, koopman te Batavia woonachtig, mij notaris hekend en bij deze tegenwoordig, ten huize van____ te____

Overgegaan tot, enz.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden te Batavia, ter plaatse voornoemd en op dag en datum voorschreven, in tegenwoordigheid, van Franciscus Kalff, koopman, en Pieter Seltsen, particulier, beiden alhier woonachtig, als getuigen, die, na gedane voorlezing, dit proces-ver baal met den comparant en mij notaris hebben geteekend.

Aldus gepasseerd zonder eenig renvooi, doorschrapping of apostil.

-ocr page 434-

3S7

Verklaring rhor den notaris op handelspapier en onderhandsche

verbindtenissen, betrekkelijk zakken van koophandel, titsschen Europeanen of daarmede gelijk nestelde personen en Inlanders of daarmede gelijk gestelde personen, te plaatsen \'art. 329 W. v K.)

Nquot;. 7.

Bovenstaand geschrift is duidelijk door mij Gerrit van Eiken, openbaar notaris, gevestigd te Batavia, op za-turdag den achttienden Mei des jaars achttien honderd en vier en vijftig, aan den endossant The Kng Boen, handelaar woonachtig te Batavia, mij notaris bekend, voorgehouden en na goedkeuring met zijne naamteekening ten mijnen overstaan bekrachtigd.

G. VAN EIKEN,

Notaris.

Visum van eene onderhandsche acte (art. ISHfl B. W. en art. 99 Transit, bep.).

Nquot;. 10.

Maandag, den veertienden Mei achttien honderd en vier en vijftig, is door mij Gerard Velsen, openbaar notaris, gevestigd te Batavia, gezien de bovenstaande onderhandsche volmagt, gedagteekend: Batavia, den tweeden Mei achttien honderd en vier en vijftig, door Cornelis Baler, particulier, op Philip Lamberts verleden, ten einde eene geldleening te sluiten tot een bedrag van tweeduizend guldens, houdende deze. volmagt drie bladzijden en twee door den lastgever geteekende renvooijen op de eerste bladzijde.

G. VELSEN,

Notaris.

Verklaringen op grossen te stellen.

Aan het hoofd der grossen. In naam des Konings!

Aan den voet. De minute dezer is behoorlijk getee-kend en geschreven op een zegel van een halven gulden.

-ocr page 435-

388

Uitaegeven voor eerste grosse aan en ten verzoeke van ..... op den.....

Hetwelk geluigt.

N. N.

Notaris,

Of. in sjeval van afgifte eener tweede of verdere grosse;

Uitgegeven voor tweede grosse aan...... krachtens bevelschrift van den raad van justitie te Batavia, in dato tien Julij achttien honderd en vier en vijftig, zullende deze tweede grosse, volgens dat bevelschrift, kunnen worden ten uitvoer gelegd voor eene som van vijfduizend guldens recepis.

Hetwelk aetuigt.

N. N.

Notaris.

Aanteekeniny op de Minuten, ivaarvccn (/rossen zijn afgegeven. (art. 38 van het reglement).

Eerste grosse uitgegeven op den..... aan en ten verzoeke van...... of eerste grosse bij uittreksel voor zooveel

betreft [Itet af geschrevene gedeelte\'), uitgegeven op den.....,

aan en ten verzoeke van......

Acten, den staat en de bekwaamheid van personen betreffende.

Toestemtïiwig door de beide ouders, tot het aangaan van een huwelijk gegeven.

Zaturdag, den..... enz.

Verschenen voor..... enz.

De Heer A,, koopman, en vrouwe C., echtelieden, wonende te.....;

Die verklaarden bij deze toe te stemmen in het huwe-

-ocr page 436-

as9

lijk, hetwelk hunne minderjarige dochter ü., particuliere, wonende te____, voornemens is met den Heer F., landhuurder, wonende te K...., aan te gaan.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden te Batavia, ten mijnen kantore, op dag en datum voorschreven, in bijwezen van P., particulier, en Z. zadelmaker, beiden alhier woonachtig als getuigen, die, na gedane voorlezing, deze, op de minute, met den eersten comparant en mij notaris hebben getee-kend, verklarende de vrouwe comparante haren naam niet te kunnen teekenen, als daarin door eene verlamming aan hare regterhand verhinderd wordende.

Aldus gepasseerd, enz.

Toestemming door den vader, net vermelding dat de toestemming van de moeder is gevraagd.

Maandag, den.....enz.

Verscheen voor. .. enz.

De H ar C., koopman te D. woonachtig, wiens idcir-titeit. aan mij notaris is bevestigd, door de mij bekende Heeren Willem C. en Johannes D., beiden particulieren, wonende te 1\'..

Die verklaarde zijn toestemming te geven^ tot het voorgenomen huwelijk van zijn zoon, den Heer D., schrijnwerker te E. woonachtig, met...., enz.

Voorts verklaarde de comparant, dat de toestemming tot het gemelde huwelijk door zijn genoemden zoon van deszelfs moeder G. is gevraagd, doch dat zij met den comparant, haren echtgenoot, omtrent dat huwelijk in gevoelen verschilt en overmits zwarigheid maakt hare toestemming te geven.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden te Batavia, ten mijnen kantore, op dag en datum voorschreven, in bijwezen van M. en Z., beiden kooplieden te D. woonachtig, als getuigen, die na gedane voorlezing, deze op de minute, met den com-

-ocr page 437-

388

Uitgegeven voor eerste grosse aan en ten verzoeke van ..... op den.....

Hetwelk getuigr.

N. N.

Notaris,

Of, in geval van afgifte eener tweede of verdere grosse;

Uitgegeven voor tweede grosse aan....., krachtens bevelschrift van den raad van justitie te Batavia, in dato tien Julij achttien honderd en vier en vijftig, zullende deze tweede grosse, volgens dat bevelschrift, kunnen worden ten uitvoer gelegd voor eene som van vijfduizend guldens recepis.

Hetwelk getuigt.

N. N.

Notaris.

Aanteekeniny op de minuten, waarvan grossen zijn afgegeven. (art. 38 van het reglement).

Eerste grosse uitgegeven op den..... aan en ten verzoeke van...... of eerste grosse bij uittreksel voor zooveel

betreft [liet af geschrevene gedeelte), uitgegeven op den......

aan en ten verzoeke van......

Acten, den staat en de bekwaamheid van personen betreffende.

Toesietnining door de beide ouders, tot het aangaan van een huwelijk gegeven.

Zaturdag, den..... enz.

Verschenen voor..... enz.

De Heer A., koopman, en vrouwe C., echtelieden, wonende te.....;

Die verklaarden bij deze toe te stemmen in het huwe-

-ocr page 438-

389

lijk, hetwelk hunne minderjarige dochter IJ., particuliere, wonende te____, voornemens is met den Heer F., landhuurder, wonende te K...., aan te gaan.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden te Batavia, ten mijnen kantore, op dag en datum voorschreven, in bijwezen van P., particulier, en Z. zadelmaker, beiden alhier woonachtig als getuigen, die, na gedane voorlezing, deze, op de minute, met den eersten comparant en mij notaris hebben getee-kend, verklarende de vrouwe comparante haren naam niet te kunnen teekenen, als daarin door eene verlamming aan hare regterhand verhinderd wordende.

Aldus gepasseerd , enz.

Toestemming door den vader, met vermelding dal de toe-stemming van de moeder is gevraagd.

Maandag, den..... enz.

Verscheen voor. .. enz.

De H er C., koopman te D. woonachtig, wiens identiteit. aan mij notaris is bevestigd, door de mij bekende Heeren Willem C. en Johannes D., beiden particulieren, wonende te B.

Die verklaarde zijn toestemming te geven tot het voorgenomen huwelijk van zijn zoon, den Heer D., schrijnwerker te E. woonachtig, met...., enz.

Voorts verklaarde de comparant, dat de toestemming tot het gemelde huwelijk door zijn genoemden zoon van deszelfs moeder G. is gevraagd, doch dat zij met den comparant, haren echtgenoot, omtrent dat huwelijk in gevoelen verschilt en overmits zwarigheid maakt hare toestemming te geven.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden te Batavia, ten mijnen kantore, op dag en datum voorschreven, in bijwezen van M. en Z., beiden kooplieden te D. woonachtig, als getuigen, die na gedane voorlezing, deze op de minute, met den com-

-ocr page 439-

;590

jKu-ant en de bovengenoemde attesterende getuigen, bene-vf.ns mij notaris hebben geteekeud.

Aldus gepasseerd, enz.

Magliging eener yetrouwde vrouw door haren man.

Woensdag, den.... enz.

Versoheen voor____ enz.

De Heer H., koopman, wonende te.... enz.

i)ie verklaarde bij deze zijne echtgénootp, vrouwe IS., zonder beroep te C. woonachtig, te magtigen, om, op zoodanige wijze en tegen zoodanigen prijs en voorwaarden, als zij geraden zal oordeelen, te verkoopen een huis en erve, staande en gelegen te...., enz., ingevolge huwe-lijksche voorwaarden, tusschen genoemde echtgenooten,

op den.,.., voor den notaris G. en getuigen te____, onder

no. honderd verleden, van de gemeenschap uitgesloten, en naar alzoo in bijzonderen eigendom toebehoorende.

Waarvan acte, enz.

Magüging eener getrouwde vrouw in de acte-zelve.

Vrijdag, den____enz.

Verschenen voor----enz.

De Heer O., landhuurder wonende te...., en vrouwe D., zonder beroep, te.... woonachtig, zijne echtgenoote, die hij tot liet verlijden en teekenen dezer tegenwoordige acte verklaarde te magtigen, of-, als echtgenoote van- en bijgestaan door haren man.

Die verklaarden, enz.

Erkenning van een natuurlijk kind door de moeder.

Dingsdag, den .... enz.

Verscheen voor____ euz.

Mejufvrouw P., zonder beroep wonende te.... enz.

Die verklaarde als hare natuurlijke dochter te erkennen het kind, hetwelk in dc registers van den burgerlijken

-ocr page 440-

stand te Batavia is mgesciireveii, als, op den____, door

haar curapavante ter wereld gebragt en aan hetwelk de voornamen____zijn gegeven.

Waarvan acte, enz.

Erkenning van een ndtmirlijk kind door den vader.

Donderdag, den .... enz.

Verscheen voor.... enz.

De Heer 8., koopman, wonende te____ enz.

Die verklaarde als zijn natuurlijken zoon te erkennen het kind, hetwelk in de. registers van den burgerlijken stand te Samarang is ingeschreven, als, op den ..., te..., geboren uit R., particuliere, wonende te..., en aan hetwelk de voornaam____ is gegeven.

Waarop mede is verschenen genoemde R., die verklaarde in de bovenstaande erkenning genoegen te nemen en daarin toe te stemmen.

Waarvan acte, enz.

Benoeming van ecigt; voogd door den lam. : levende der ouders.

Dingsdag, den.....enz.

Verscheen voor.....enz.

De lioog WelGeboren Heer Jonkheer F., landeigenaar, wonende te.....enz.

Die verklaarde, voor het geval, dat een oi meer zijner vier kinderen, bij wijlen zijne echtgenoote C. in huwelijk verwekt, met name M, N, Ü en P, bij zijn overlijden minderjarig niogteu zijn, tot hun voogd te benoemen, den Heer X, procureur bij den raad van justitie te.....en aldaar woonachtig, wien hij verzoekt zich deze benoeming te laten welgevallen, ouder toekenning van het regt, om bij de voogdij-rekening, ten zijnen voordeele, in uitgaaf te mogen brengen: een hall\'ten honderd van alle aflossingen van kapitalen of andere als kapitaal bij hem te ontvangen gelden; twee ten honderd van alle interessen en inkomsten, en een ten honderd van alle uitgaven.

Waarvan acte, enz.

-ocr page 441-

392

Benoeming van een raadsman.

Vrijdag, den.....enz.

Verscheen voor.....enz.

De Heer W., particulier, wonende te.....enz.

Die verklaarde, voor het geval, dat hij vóór zijne tegenwoordige echtgenoote, vrouwe V., inogt komen te overlijden, en er alsdan van de, bij haar in huwelijk verwekte of nog te verwekken, en door hem na te laten kinderen, minderjarig mogten zijn, aan genoemde zijne echtgenoote, in de uitoefening der wettige voogdij over die kinderen, als raadsman toe te voegen den Heer N., notaris te...., woonachtig, wien hij verzoekt zich deze benoeming te laten welgevallen.

(Of in de uitoefening der wettige voogdij over die kinderen, voor zoo veel de vervreemding hunner vaste goederen, \'.c aflossing en invordering van kapitalen en de belegging of wederbelegging van gelden betreft, als raadsman toe te voegen, enz.)

Wak. van acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Aldus gepasseerd met eene goedgekeurde doorschrapping van vier woorden op de eerste bladzijde, doch zonder renvooi of apostil.

Hnwelijksche Voorwaardeu.

Algeheele gemeenschap, onder bepaling dat de onroerende goederen, door de vrouw aangehragt, niet zullen mogen worden vervreemd, en gifte ter zake des luweüjks.

Alaandag, den.....enz.

Verschenen voor.....enz.

De Heer A., meerderjarig, koopman, wonende te......

ter eenre; en Mejufvrouw B., minderjarige dochter van.

-ocr page 442-

39«

en als zoodanig ten deze bijgestaan door den Heer C., particulier, en Vrouwe D., echtelieden, wonende te....., ter

andere zijde.

Welke comparanten, aan mij notaris bekend, verklaarden voornemens te zijn, een wettig huwelijk aan te gaan en ten aanzien hunner goederen te zijn overeengekomen:

Dat er tusschen de comparanten, aanstaande echtgenooten, eene wettelijke of algeheele gemeenschap van goederen zal bestaan;

Dat echter de onroerende goederen, door de comparante ter andere zijde, ten huwelijk aangebragfc en ten haren name staande, of die haar staande huwelijk, bij schenking of erfopvolging, mogten aankomen, door den comparant ter eenre, als hoofd der gemeenschap, zonder hare uitdrukkelijke toestemming of medewerking, niet zullen mogen worden vervreemd of bezwaard;

Dat eindelijk zij comparanten elkander wederkeerig, en dus de eerststervende den langstlevende, bespreken den vollen eigendom van al de roerende en onroerende goederen, welke de eerste met den dood zal nalaten, zonder andere uitzondering dan het wettelijk erfdeel, waarop de door de comparanten te verwekken kinderen of andere bloedverwanten alsdan aanspraak mogten hebben.

Waarvan acte, enz.

Beperkte rjemeensclap, met uitsluiting der schvMen vóór het ImwelyTc aangegaan, en. onrter bepaling dat de vrouw zekere goederen zal vooruit- of terugnemen, enz.

Woensdag, den.....enz.

Verscheen voor... .enz.

De Heer A., meerderjarig, particulier, wonende te____,

ter eenre; en Mejufvrouw B., minderjarige dochter van, en als zoodanig bijgestaan door Vrouwe C., weduwe van den Heer D., particulier, wonende te____, ter andere zijde;

Welke comparanten, aan mij notaris bekend, verklaarden voornemens te zijn, een wettig huwelijk aan te gaan en ten aanzien hunner goederen te zijn overeengekomen:

-ocr page 443-

;39\'i

Dat er tusschen de comparanten, aanstaande echtge-nuuteu, gemeenschap van goederen zal bestaan;

Hat echter van die gemeenschap zullen zijn uitgesloten, en dus den comparanten respectivelijk eigen zulleu blijven al de onroerende goederen, welke zij ten huwelijk aanbrengen;

Dat de gedachte gemeenschap almede niet zal gehouden zijn voor de schulden, welke de comparanten, vóór de voltrekking van het aan te gaan huwelijk, respectivelijk hebben gemaakt;

Dat de comparante ter andere zijde, indien de gemeenschap bij haar leven wordt ontbonden, hetzij dat zij dezelve aanvaardt, hetzij dat dié door haar wordt verworpen, bevoegd zal zijn, om daaruit, vrij en zuiver, zonder eenige vergoeding, vooruit en terug te nemen, alle hare kleederen, lijfsieraden en wat daartoe in den ruiinscen zin behoort;

Dat de comparanten elkander wederkeerig, en dus de. eerststervende den langstlevende, (Voor het geval dat zij geene kinderen uit hun huwelijk verwekt of geene af-stammelingen van dezelve mogten nalaten, bespreken het vruchtgebruik hunner gansche nalatenschap, terwijl dat vruchtgebruik, indien er kinderen of afstam inelingen mogten zijn, een vierde van de door den eerststervende nagelatene goederen zal omvatten.

Voorts is nog, in tegenwoordigheid als boven, gecompareerd de Heer E., koopman, wonende te.....die, almede

aan mij notaris bekend, na van de bovenstaande buwe-lijksche voorwaarden mededeeling te hebben ontvangen, verklaarde aan de comparante B., zijne nicht, ter zake van het voorgenomen huwelijk, ten geschenke te geven een huis en erve, staande en gelegen in de...., te_____ enz.

Waarvan acte, enz.

(iemeevsvhap ran winst en verlies, enz.

i)onderdag, den.....enz.

Verschenen voor.....enz.

-ocr page 444-

395

De Heer A., meerderjarig, koopman, wonende te-----

ter eenre; en Mejufvrouw B., minderjarige dochter van wijlen C. eu J)., in leven echtelieden, gewoond hebbende te.... en ten deze bijgestaan door haren voogd den Heer

E., particulier, wonende te____, ter andere zijde; alle welke

comparanten aan mij notaris persoonlijk bekend zijn.

En verklaarden de comparanten, aanstaande echtgenooten, onder goedkeuring van den mede-comparant, voornemens te zijn, een wettig huwelijk aan te gaan en ten aanzien hunner goederen te zijn overeengekomen;

Dat er tusschen hen, aanstaande echtgenooten, eene genieenschap van winst en verlies zal bestaan, en dus alle goederen, roerende en onroerende, die zij ten huwelijk aanbrengen, of die hun, staande huwelijk, bij erfopvolging of\'anderzins om niet mogten aankomen, even als de schulden, welke vóór het huwelijk zijn of staande huwelijk, in het bijzonder belang van een der comparanten, zullen worden aangegaan, eigen en voor rekening zullen blijven aan en van dengene, die dezelve heeft aangebragt, uien dezelve zijn toegekomen of aangaan;

Weshalve van de roerende goederen en schulden, welke ieder der comparanten op dit oogenblik bezit en te zijnen laste heeft, eene beschrijving is opgemaakt, en door hen, benevens door mij notaris, onderteekend, aan de minuut dezer acte is vastgehecht.

Voorts verklaarde de comparant ter eenre, aan de eom-parante ter andere zijde, ter gelegenheid van het tusschen hen voorgenomen huwelijk, ten geschenke te geven, een landgoed, genaamd____, liggende...., groot____, enz.

Waarvan acte, enz.

Gemeenschap van vrvchten en inkomsten enz.

Vrijdag, den.....enz.

Verschenen voor.....enz.

De Heer A., meerderjarig, particulier, wonende te...., ter eenre; en Mejufvrouw B., minderjarige dochter van

-ocr page 445-

••!96

den Heer D., particulier, wonende te...., ten deze mede comparerende, en van wijlen diens echtgenoote, vrouwe C., ter andere zijde, alle welke comparanten mij persoonlijk zijn bekend.

En verklaarden de comparanten, aanstaandeechtgenooten, onder goedkeuring van den mede-comparant D., voornemens te zijn, een wettig huwelijk aan te gaan en ten aanzien der goederen overeengekomen te zijn:

Dat er tusschen hen geene andere gemeenschap dan die van vruchten en inkomsten zal bestaan, en dat alzoo hunne tegenwoordige en toekomstige goederen, benevens de schulden, vóór hun huwelijk aangegaan, oi die staande huwelijk, in het bijzonder belang van een der comparanten, zullen worden aangegaan, voor rekening zullen blijven van dengene, wien dezelve toebehooren, aankomen en betreffen.

En opdat ter gelegener tijd zou blijken, welke goederen de comparanten, bij het aangaan van hun huwelijk, hebben bezeten, verklaarden zij, dat als zoodanig, wat de roerende goederen betreft, zullen worden aangebragt:

1°. Door den comparant .ter eenre;

Eene onderhandsche obligatie, ten laste van.....enz.

Eene boekerij, bestaande in enz., gewaardeerd op eene somma van.....enz.

2°. Door de comparante ter andere zijde:

Aan gereed geld eene somma van....;

Twaalf zilveren lepels en vorken, wegende — ,enz.

Wijders verklaarden de comparanten, enz.

Waarvan acte, enz.

Uitsluiting van gemeenschap, enz.

Zatnrdag, den.....enz.

Verschenen voor.....enz.

De Heer A., particulier, wonende te .. ., ter eenre, en Me-jufvrouw B., particuliere, wonende te ...., ter andere zijde;

Welke comparanten, beiden meerderjarig en aan mij

-ocr page 446-

397

notaris bekend, verklaarden voornemens te zijn, een wettig huwelijk aan te gaan en ten aanzien der goederen te zijn overeengekomen:

fiat er tusschen hen geene gemeenschap, hetzij van goederen, hetzij van winst en verlies, of van vruchten en inkomsten zal bestaan, en dat alzoo, de goederen, die de comparanten ten huwelijk aanbrengen, of staande huwelijk verkrijgen, alsmede de schulden door hen aangegaan, eigen en voor rekening zullen blijven van dengene, wien dezelve toebebooren, aankomen en betreffen;

Dat de comparante ter andere zijde hare goederen zelve zal beheeren eu het vrije genot van derzelver inkomsten hebben, doch zich verbindt, tot onderhoud en instandhouding van het huisgezin, jaarlijks bij te dragen en aan den comparant ter eenre uit te keeren eene somma van ...

En opdat ter gelegener tijd zoude blijken, welke roerende goederen de comparante ter andere zijde ten huwelijk heeft aangebragt, is daarvan eene beschrijving opgemaakt en, na door de comparanten en mij notaris onderteekend te zijn, aan deze minute vastgehecht.

Wijders is mede gecompareerd, vrouw C., weduwe van

den Heer D., particuliere, wonende te_____ mede aan mij

notaris bekend;

Die, na van de bovenstaande huwelijksche voorwaarden mededeeling te hebben ontvangen, verklaarde, ter gelegenheid van het daarbij voorgenomen huwelijk, aan de comparante ter andere zijde ten geschenke te geven een huis, tuin, enz., gelegen te ....; alsmede dezelfde comparante, ter gelegenheid als vo^en, te benoemen tot hare eenige en universele erfgename in alles, wat zij met den dood zal ontruimen, onder uitdrukkelijke bepaling dat deze contractuëele erfstelling, indien de comparante ter andere zijde vóór de comparante ten deze mogt komen te overlijden, bij uitsluiting zal overgaan en genoten worden op en door het oudste der kinderen, die uit het voorgenomen huwelijk zullen worden verwekt.

Waarvan acte, enz.

-ocr page 447-

:59S

Beschrijving van aan te brengen goederen.

Beschrijving der goederen, die door den Heer A., landhuurder, wonende te...., en door Mejuffrouw N., zonder

beroep te____ woonachtig, in eigendom worden bezeten

en door hen zullen worden aangebragt bij de voltrekking van liet huwelijk, hetwelk zij voornemens zijn met elkander aan te gaan.

Goederen van den Heer A.

Een.....enz.

fioederen van Mejufvrouw N.

Ken.....euz.

Van welke goederen de ondergeteekenden elkander over en weder hebben doen blijken en verklaren daarmede volkomen genoegen te nemen.

Opgemaakt en geteekend te —, den.....

(Volgen de handteekeningen der partijen in de huwe-lijksche voorwaarden voorkomende.)

üe vorenstaande beschrijving is, in tegenwoordigheid van den ondergeteekenden notaris, lt;lt;eteekend, mitsgaders vastgehecht aan de minute van de huwelijksche voorwaarden tusschen de voormelde aanstaande echtgenooten, op beden voor hem verleden, en, ten blijke daarvan, door hem onderteekend, op dag en plaatse als bovengenoemd.

Arte van Omlenoerping aan het Ewropeesch burgerlijk en landelsregt.

(art. 15 Transit, bep.).

Woensdag , den.....enz.

Verscheen voor.....enz.

De Inlandscbe vrouw Sarima, enz.

Die, naar aanleiding van het tusschen haar en den Heer C., postopziener te....., in de residentie Batavia woonachtig, voorgenomen huwelijk, en met het oog op artikel

-ocr page 448-

399

vijftien van de bepalingen omtrent de invoering van en den overgang tot de nieuwe wetgeving, verklaarde, dat zij zich bij deze acte onderwerpt aan al de bepalingen der europesche wetgeving aangaande het burgerlijk en lian-delsregt, aannemende om zich geheel en al daar naar te gedragen.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden te Batavia, ten mijnen kantore, op dag en datum voorschreven, in bijwezen van K. en L., beiden mijne klerken alhier woonachtig als getuigen, die, na gedane voorlezing en uitlegging in de Maleische taal, deze op de minute, met de comparante en mij notaris hebben geteekend.

Aldus verleden, enz.

Acten, betreffende scheiding van tafel en bed

Acte, waarbij de echtgenooten de bepalingen vaststellen, waarop zij scheiding van tafel en bed nan den regter willen verzoeken

Maandag , den.....enz.

Verschenen voor.....enz.

De Heer B., koopman, wonende te . . .., ter eenre, en vrouwe G., zonder beroep, echtgenoote van en inwonende bij den comparant B., t,er andere zijde, zijnde beide comparanten mij notaris bekend;

Die verklaarden, voornemens te zijn, niet onderling goedvinden, scheiding van tafel en bed bij den regter te verzoeken en daartoe vooral\', tot regeling van de voorwaarden dier scheiding, zoowel ten hunnen opzigte als met betrekking tot hunne kinderen, te zijn overeengekomen, zoo als volgt:

Artikel een. Binnen acht dagen, nadat deze overeenkomst, voor zoo veel betreft de schikkingen tusschen de comparanten beraamd, om plaats te hebben gedurende het re.gterlijk onderzoek, ten einde tot scheiding van tafel en

-ocr page 449-

1.00

bed te geraken, door den raad van justitie zal zijn l:e-kraclitigd, zal er een aanvang worden gemaakt met de beschrijving der goederen, papieren, vordei\'ingen en schulden , behoorende en betrekking hebbende tot de gemeenschap van goederen, die tusschen hen bestaat, krachtens het Oud-Hollandsche, hier te lande van kracht geweest zijnde, burgerlijk regt, onder hetwelk zij, zonder oprig-ting van huwelijksche voorwaarden, zijn gehuwd.

Artikel twee. Nadat de voormelde beschrijving zal zijn voltrokken , zal de comparante ter andere zijde de gemeenschappelijke woning kunnen verlaten en eene andere woning tot haar verblijf, gedurende het regterlijk onderzoek, kunnen betrekken.

Artikel drie. De kinderen , uit der comparanten huwelijk geboren ,■ zijnde: Maria, geboren te ...., den .. .., en Josef, geboren te ...., den . . . ., zullen hunne moeder volgen en door haar moeten worden verpleegd.

Artikel vier. De comparante ter andere zijde zal, bij haar vertrek uit de gemeenschappelijke, woning, met zich kunnen nemen het linnen en de kleederen tof haar gebruik behoorende en al hetgeen haar, tot het afzonderlijk wonen voor haar-zelve en de kinderen , verder benoodigd mogt zijn.

Artikel vijf. Te rekenen van den dag af, dat de comparante ter andere zijde en de kinderen de gemeenscliap-pelijke woning zullen hebben verlaten , zal de comparant ter eenre aan baar, tot barer en der kinderen verzorging,

maandelijks doen geworden eene som van.....en zulks

tot den eersten dag der rnaa\'id, volgende op die, waarin de scheiding der goederen zal plaats hebben.

Artikel zes. Indien de comparante ter andere zijde van haar regt op de gemeenschap afstand mogt doen, zal binnen eene maand, nadat zij daarvan de vereischte verklaring zal hebben uitgebragt, door haar echtgenoot aan haar worden afgestaan, oin onder haar vrij beheer terug te keeren of te komen:

1quot;. Het linnen eu de kleederen tot. baar gebruik behoorende ;

-ocr page 450-

4(11

2°. De onroerende goederen haar toebelioorende;

\'■i0. Uit de gereedste schuldbrieven of gelden der gemeenschap zijns boedels, hetgeen aan haar voor goederen, die van haar in de gemeenschap zijn gekomen, zal moeten worden vergoed, van welke vergoedingen echter zal moeten worden afgetrokken de waarde van hetgeen door haar, bij haar vertrek uit de gemeenschappelijke woning, boven het linnen en de kleederen tot haar gebruik, zal zijn medegenomen, — doch blijven, in het geval van afstand , de gelden, die door haar echtgenoot aan haar, volgens artikel vijf, mogten zijn betaald, voor zijne rekening;

Zullende de comparante ter andere zijde de vruchten van hetgeen aan haar zal zijn afgestaan kunnen ontvangen en genieten, te rekenen van den eersten dag der maand; waarin de afstand zal hebben plaats gehad, terwijl zij overigens met de goederen zal kunnen doen en handelen en over dezelve beschikken als met en over zaken, aan haar in vollen eigendom toebehoorende, te rekenen van den dag, dat dezelve aan haar zullen zijn afgestaan.

Artikel zevlt; n. In geval de comparante tei- andere zijde de gemeenschap mogt aanvaarden, zal, binnen den tijd van eene maand, nadat de scheiding van tafel en bed zal zijn toegestaan , de scheiding der goederen worden opgemaakt en verleden, waarvan de voormelde beschrijving tot grondslag zal strekken.

Artikel acht. Bij die scheiding zal worden aangetoond, welke vergoedingen er aan en buiten de gemeenschap zullen behooren te worden gedaan , en van welke vergoedingen geene renten zullen worden berekend;

Voorts zullen de goederen der gemeenschap in massa worden gebragt, te weten:

De onroerende goederen , naar de begrooting daarvan te doen door twee deskundigen, door ieder der comparanten een te benoemen; en de roerende goederen, volgens de schatting bij de beschrijving derzelven gedaan.

Artikel negen. Van de massa van baten zullen, als gemeene schuld, worden afgetrokken de betalingen door

-ocr page 451-

402

den comparant ter eenre, volgens artikel vijf, aan zijne echtgenoote te doen, mitsgaders de totalen der bij slot te doene vergoedingen.

Artikel tien. Van de goederen der gemeenschap zullen worden gemaakt twee kavelingen, die met onderling goedvinden zullen worden toegescheiden.

Artikel elf. De kosten van onderhoud en opvoeding van der comparanten kinderen, zullen door de compa-ranten, ieder voor de helft, worden gedragen en betaald.

Op deze wijze zijn de comparanten overeengekomen, kiezende zij tot alle gevolgen, welke uit de tegenwoordige acte zouden kunnen voortvloeijen, woonplaats ten kantore van den ondergeteekenden notaris, staande te....

Waarvan acte, enz.

Herstel der gemeensctiap, na plaats gevonden hebbende scheiding.

Dingsdag, den.....enz.

Verscheen voor.....enz.

De ;ieer B., koopirum, wonende te . .. ., ter eenre; en vrouwe C., zonder beroep, echtgenoote van en inwonende bij den comparant B., ter andere zijde, beiden mij notaris bekend;

Die verklaarden te herstellen de algeheele gemeenschap van goederen, welke tusschen hen heeft plaats gehad, krachtens het Oud-Hollandsch, hier te lande van kracht geweest zijnde, burgerlijk regt, onder hetwelk zij, zonder oprigting van huwelijksche voorwaarden, zijn getrouwd; doch welke gemeenschap, op aanvraag van de coniparante ter andere zijde, is gescheiden geworden, krachtens vonnis

van den raad van justitie te Batavia, de dato.....en

daarop gevolgde acte van verdeeling, op den.....voor

den notaris.....te.....en getuigen onder nummer twaalf

verleden; zullende mitsdien door de herstelling der gemeenschap van nu af aai. ophouden ai de gevolgen, die de scheiding, krachtens het vonnis en de acte van verdeeling, nog zoude kunnen hebben, en de zaken in denzelfden staat

-ocr page 452-

103

zijii teruggebragt, alsol\' ei\' geene scheiding had plaats gehad; echter zullen de handelingen, die, gedurende de scheiding door de couiparante ter andere zijde, op eene wettelijke wijze zijn verrigt, ook door haar echtgenoot worden nagekomen, voor zooveel hij uit kracht der gemeenschap daartoe gehouden is.

Waar van acte, enz.

Acten tot daarstelling van eeuige zakelijke regten.

Vestiging van een rerjt van opsial.

Maandag, den.....enz.

Verscheen voor.....enz.

De Heer A., particulier, wonende te.....;

Die verklaarde bij deze aan den Heer B., koopman, wonende te ...., die, alhier mede tegenwoordig, verklaart zulks aan te nemen, te verleunen het regt van opstal van een stuk grond, groot...., gelegen te . .. ., den eersten comparant in eigendom toekomende, krachtens enz.; welk

regt van opstal wordt gevestigd voor den tijd van.....

achtereen volgende jaren, in te gaan den . . . ., ten einde de tweede comparant op den voormelden grond zal kunnen doen bouwen een steenen woonhuis met daartoe behoo-rende bijgebouwen en stalling, en wijders onder de volgende voorwaarden:

Ten eerde. Dat de tweede comparant, zonder eenige vergoeding, onmiddelijk zal kunnen doen afbreken de schuren , die zich thans op den uitgegeven grond bevinden.

Ten tweede. Dat de tweede comparant, uiterlijk binnen een jaar na de aanvaarding, de gebouwen, tot wier op-rigting hem het regt van opstal wordt verleend, zal moeten daarstellen, en die tot aan het einde van zijn regt in behoorlijken staat onderhouden, terwijl dezelven alsdan door drie deskundigen, bij partijen of degenen, die hen

-ocr page 453-

404

zullen vertegenwoordigen, met onderling goedvinden, of bij gebreke door den regter te benoemen zullen worden gewaardeerd, en de eerste comparant of zijne regtverkrij-genden alsdan de helft der aldus bepaalde waarde tot vergoeding zullen betalen, en daartegen in den volkomen eigendom dier gebouwen treden.

Ten derde. Dat de tweede comparant, gedurende den tijd, waarvoor het regt is gevestigd, zal betalen alle lands-of andere belastingen van welken aard ook, die, hetzij op gezette tijden, hetzij op eenmaal, van den hiervoren vermelden grond en van den opstal zullen worden geheven.

Ten vierde. Dat, indien het verleende regt, hetzij door verkoop, schenking, erflating of op eenige andere wijze, in andere handen mogt overgaan, van dezen overgang, binnen den tijd van eene maand, aan den grondeigenaar zal worden kennis gegeven, en bij deze kennisgeving door den nieuwen regtverkrijgende aan hem, voor eiken overgang, zal worden betaald eene somma van.....

Ten vijfde. Dat, bij eventuëlen verkoop of andere over-dragt onder bezwarenden titel van het verkregen reg!,de grondeigenaar telkens de bevoegdheid zal hebben, hetzelve onder gelijke voorwaarden, als waarvoor de overdragt is bedongen, te naasten, mits zich deswege, binnen veertien dagen na de zoo evengemelde kennisgeving, verklarende, en alsdan teruggevende de uitkeering zoo even vastgesteld, wanneer die reeds mogt zijn betaald.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Uitgifte in erfpacht.

Woensdag, den.....enz.

Verscheen voor.....enz.

De Heer A., particulier, wonende te ....;

Die verklaarde bij deze aan 13., landbouwer, wonende te ...., die, alhier mede tegenwoordig, verklaart zulks aan te nemen, voor den tijd van.....achtereenvolgende jaren,

-ocr page 454-

105

in te gaan den_____ in ei-fpacht uit te geven, een stuk grond,

groot.....roeden en.....ellen, gelegen te____, den eersten

comparant in vollen eigendom toekomende krachtens enz., gescliiedende deze uitgifte op de volgende voorwaarden:

Teu eerste. Dat de tweede comparant en zijne regtver-krijgendeu jaarlijks, op den....., voor erfpacht zullen betalen eene somma van...., ten woonhuize van den eigenaar, en, bij gebreke dier betaling gedurende drie achtereenvolgende Jaren, van het erfpachtsregt vervallen zullen zijn.

Ten tweede. Dat zoo dikwerf dit erfpachtsregt, door verkoop, schenking, erflating of op andere wijzen, aan anderen mogt overgaan, van dezen overgang binnen twee maanden aan den grondeigenaar kennis moet worden gegeven, en door den nieuwen erfpachter telken rei ze zal worden betaald het bedrag van een half jaar erfpacht, ter summa van.....

Teu derde. Dat de erfpachter het goed behoorlijk zal moeten onderhouden, bemesten, beplanten, en bij het einde van zijn vegt. in goeden staat aan den eigenaar opleveren; terwijl de gehouwen, betimmeringen en beplantingen, die daarop mogten worden opgerigt of aangelegd, alsdan niet zullen kunnen worden gesloopt of weggenomen, maar zonder eenige schadeloosstelling aan den grondeigenaar zullen overgaan.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Inpamdgeving van roerende goederen, aan eene schuldbekentenis loegeroegd.

Maandag, den.....enz.

Verscheen voor.....enz.

De Heer A., particulier, wonende te....;

Die verklaarde schuldig te zijn aan den Heer B., enz.

Tot waarborg van welke betaling, zoo van hoofdsom als interessen, de comparant voornoemd, in tegenwoordig-

-ocr page 455-

Vflfi

heid van den notaris en getuigen, aan den Heer B., die, alhier mede tegenwoordig, verklaart zulks aan te nemen, als pand heeft ter hand gesteld, de volgende roerende goederen :

Ten eerste. Een gouden horlogie, vervaardigd door .. . -en gemerkt . . .

Ten tweede. Ben.....enz.

Welke goederen onder den crediteur zullen verblijven, tot de voormelde schuldvordering geheel en volkomen aan hem is gekweten, onder uitdrukkelijk beding, dat, mogt de eerste comparant met die kwijting op den hiervoren bepaalden tijd in gebreke blijven, de pandhouder bevoegd zal zijn, dezelve goederen, na eene enkele sommatie, in het openbaar, naar plaatselijk gebruik, te doen verkoopen, en zich uit de opbrengst, voor hoofdsom, interessen en kosten, schadeloos te stellen.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Inpawlgeving van insehulden door een derde.

Zaturdag, den.....enz.

Verscheen voor.....enz.

De Heer A., particulier wonende te....;

Die verklaarde, aan den Heer B., koopman, wonende te...., die, alhier tegenwoordig, zulks aanneemt en erkent, tot zekerheid en waarborg eener schuldvordering, groot —, welke laatstgenoemde heeft ten laste van C., winkelier,

wonende te ...., ingevolge acte, op den ...., te----- voor

den notaris Mr. N. en getuigen onder nummer drie verleden, in pand te hebben gegeven:

De grosse eener schuldbekentenis, groot in kapitaal....,

rentende____, los en vorderbaar ...., op den—, voor den

notaris Mr. h. en getuigen te...., onder nummer zes,

door ü., landeigenaar, wonende te_____ ten behoeve van

den eersten comparant verleden.

Welk schuldbewijs onder den tweeden comparant B.

-ocr page 456-

1.07

berustende zal blijven, (ot dat de voonneide gewaarliorgde schuldvordering geheel zal zijn gekweten, niet het uitdrukkelijk beding, dal dezelve tweede comparant, indien de oorspronkelijke schuldenaar C. met die kwijting op den bepaalden tijd in gebreke mogt blijven, bevoegd zal zijn na eene enkele sommatie aan den eersten comparant, de aldus in pand gegeven inschuld te verknopen, in het openbaar, volgens plaatselijk gebruik, en onder de gebruikelijke voorwaarden, ten einde uit de opbrengst, zoo hoofdsom, als interessen en kosten, te verhalen; terwijl voorts de tweede comparant almede is gemagtigd, om, tot aan den vervaldag der gewaarborgde schuld, de interessen der verpande obligatie te ontvangen, en zich daaruit telkens de renten zijner schuldvordering, wanneer de principale debiteur met de betaling derzelve achterlijk mogt zijn, te voldoen; zullende dezelve anders, of voor wat na die voldoening overig blijft, aan den eersten comparant worden uitgekeerd.

Eindelijk is nog verschenen de hiervoren genoemde debiteur der in pand gegeven, op naam staande inschuld, te weten D., landeigenaar, wonende te... , die heeft verklaard de voorschreven inpandstelling te erkennen, en mitsdien, zoo lang dezelve niet wettig is opgehevèn, alleen aan den pandhouder betaling te zullen doen.

AVaarvan acte , enz.

Gedaan en verleden, enz.

Koop en Verkoop.

Verhoop van roerende goederen by het gewigt, getal of maal\'

Maandag, den.....enz.

Verscheen voor.....enz.

De heer A., koopman, wonende te.....enz.

Die verklaarde, onder vrijwaring als naar regten, te

-ocr page 457-

408

verkoopen aan den Heer B., winkelier, wonende te......

die, mede tegenwoordig , verklaarde in koop aan te nemen, tien balen Java-koffij, uit eene grootere hoeveelheid, den verkoopev met liet schip.....aangebragt, en thans liggende in zijn pakhuis.....alhier; welke tien balen, na

door de beide comparanten gemerkt te zijn , aldaar voor rekening en risico van den verkooper zullen liggende blijven, om op den.....deu kooper te worden geleverd,

tegen betaling, hetzij in geld, hetzij in korten wissel

op . ..., van .....gulden, voor elke honderd ponden

Nederlandsch gevvigt; zullende eindelijk de verkooper, wanneer de kooper op den voormelden dag in gebreke mogt blijven betaling te doen en levering te vorderen, ter zijner keuze geregtigd zijn, hetzij den koop en verkoop voor ontbonden en verbroken te houden, hetzij de verkochte goederen , behoudens vergoeding van kosten, schaden en interessen , voor rekening en ten laste van den kooper te laten.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Overdraft eener schuldvordering.

Dingsdag, den .....enz.

Verscheen voor.....enz.

De Heer A., koopman, wonende te....;

Die verklaarde, onder vrijwaring als naar regten, over te dragen aan den Heer B., particulier, wonende te . . . , die, alhier mede tegenwoordig, verklaarde deze overdragt aan te nemen, eene schuldvordering, groot in kapitaal zes duizend guldens, rentende negen ten honderd in het jaar, en telken reize op den vervaldag dier interessen vorderbaar, ten laste van C., suikerfakriekant, wonende te blijkens acte van schuldbekentenis, onder nummer zes, verleden ten overstaan van den notaris Mr. D. en getuigen, te .... , den . .. ,,

Geschiedende deze overdragt voor eene somma van vijf-

-ocr page 458-

409

duizend guldens, welke de kooper in onze tegenwoordigheid aan den verkooper heeft toegeteld, en waarvoor deze hem mitsdien, met overgave van voormelde schuldbekentenis, quitantie verleent, hem wijders subrogerende in al de regten, die daaruit, zoo voor het kapitaal, als voor de te goed zijnde en nog te verschijnen interessen, voortspruiten.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden enz.

Acceptatie der overdragt door den debiteur, vóór hel dot der acte in te voegen.

En is mede verschenen de Heer C., suikerfabriekant, wonende te...., voornoemd, die, nadat hem van deze overdragt was kennis gegeven, heeft verklaard dezelve te erkennen, en mitsdien den comparant B. als zijn sehuld-eischer aan te nemen.

Acceptatie door den debiteur bij afzonderlijke acte.

Maandag, den.....enz.

Verscheen voor .... enz.

De Heer C., suikerfabriekant, wonende te .. . .;

Die verklaarde te erkennen de overdragt eener schuldvordering ten zijnen laste, groot in kapitaal zes duizend guldens, rentende negen ten honderd in het jaar, voortspruitende uit geleende gelden, blijkens acte, verleden voor den notaris Mr. D. en getuigen te...., onder nummer zes. den . .. .; gelijk die overdragt, door den oorspon kei ijken schuldeischer, den Heer A., koopman, wonende te...., aan den Heer B., particulier, wonende te . . ., bij eene acte onder nummer, op den .. .., te . ..., voor den notaris F. en getuigen verleden, heeft plaats gehad; weshalve hij van nu af laatstgenoemde als zijn crediteur aanneemt.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

is

-ocr page 459-

4.10

Overdraft van een gedeelte in eene grootere scJmldvordering, met

vrijwaring voor de gegoedheid van den scJmldenaar.

Vrijdag, den ... ., enz.

Verscheen voor . . . ., enz.

De Heer A., winkelier, wonende te ....;

Die verklaarde bij deze over te dragen aan den Heer B., particulier, wonende te ...., die, alhier mede tegenwoordig, verklaarde die overdragt aan te nemen, de heltt in eene schuldvordering, groot in kapitaal tien duizend gulden, rentende negen ten honderd in het jaar, vorderbaar tegen den .. .. , en voorts telken jare op den vervaldag der interessen, mits drie maanden te voren opzegging doende, ten laste van C., koopman, wonende te----^blijkens acte verleden voor den notaris Mr. D. en getuigen,

te ...., onder nummer zes, den----; geschiedende deze

overdragt voor eene somma van vijf duizend gulden, welke de eerste comparant verklaart ten zijnen genoegen van den knoper ontvangen te hebben, en waartegen hij hem subrogeert in al de regten, die hem verkooper, uit krachte der zoo evengemelde acte, tegen den debiteur toekomen, onder uitdrukkelijk beding, dat de kooper ten allen tijde, zoo wegens kapitaal als interessen, zijn aandeel in de genoemde schuldvordering, vóór dat van den verkooper of van degenen, die later in zijne plaats mogten treden, zal vooruitnemen, en dat wijders de verkooper zich ten zijnen behoeve, tot en met den dag, waarop de schuld voor het eerst opvorderbaar zal zijn, voor de gegoedheid van den debiteur verantwoordelijk stelt en deswege vrijwaring belooft.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Verkoop van erfregt.

Dingsdag, den ...., enz.

Verscheen voor .... enz.

De Heer A., particulier, wonende te ....;

-ocr page 460-

411

Die verklaarde, onder vrijwaring als naar regten, te ver-koopen aan den Heer B., koopman wonende te , die, mede alhier tegenwoordig, verklaart dezen verkoop aan te nemen, al de regten, welke hem als erfgenaam bij versterf, voor een vierde gedeelte, van wijlen zijne moeder vrouwe C., in leven particuliere, gewoond hebbende en op den ..., overleden te . . . ., in de nalatenschap van deze erflaatster toekomen, zonder uitzondering hoe ook genaamd; onder bepaling, dat. de kooper van dit oogenblik in al die regten zal zijn gesubrogeerd, en wederkeerig de verpligtingen hebben na te komen, waartoe de verkooper, in zijne voormelde betrekking, mogt gehouden zijn, of, bij gebreke daarvan, aan dezen alle kosten, schaden en interessen zal moeten vergoeden.

Verklarende wijders de verkooper tot, heden uit de gezegde nalatenschap niets te hebben genoten, alsmede van den verkooper ontvangen te hebben en denzelven quitan-tie te verleenen voor eene somma van zes duizend gulden, welke hij als koopprijs der voorschrevene erfregten heeft bedongen.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Verkoop van een hns en erve, met regt van loederinkoop.

Zaturdag, den .... enz.

Verscheen voor ... enz.

lgt;e Heer A., boekhandelaar, wonende te....;

Die verklaarde bij deze te verknopen aan den Heer B., particulier, wonende te...., die, alhier mede tegenwoordig, verklaarde in koop aan te nemen een huis en erf,

staande en gelegen in de.....straat, te...., met al

wat daartoe behoort, of daarin aard- of nagelvast is, alsmede met al de regten aan den eigendom van dit goed verbonden, bepaaldelijk met dat van uitweg over het aangrenzend erf, thans aan den Chinees Louw Tjengan, scheepsleveranciers wonende te...., toebehoorende, gelijk

-ocr page 461-

412

dit ten allen tijde ten behoeve van het verkochte is uitgeoefend en al hetwelk den verkooper is aangekomen, krachtens enz.

Geschiedende deze verkoop voor eene som van zes duizend gulden, welke de eerste comparant erkent ten zijnen genoegen van den kooper ontvangen te hebben, en voorts onder de navolgende voorwaarden ;

Ten eerde. Dat de kooper, verklarende dat het voorschreven goed, naar zijn beste weten, met geene andere lasten dan eene rente van honderd gulden, jaarlijks op

den.....te betalen aan den Heer D,, koopman te ,

welke de kooper voor zijne rekening neemt, is bezwaard, tot geene vrijwaring, hetzij wegens verborgene gebreken, hetzij wegens andere hem onbekende lasten of erfdienstbaarheden , zal gehouden zijn.

Ten tweede. Dat de verkooper, zich gedurende drie jaren, te rekenen van de dagieekening dezer, het vegt van we-derinkoop voorbehoudt, en dus tot zoo lang de bevoegdheid heeft, om het verkochte goed terug te nemen, tegen betaling van den voormelden koopprijs, benevens van de kosten op dezen verkoop gevallen, en van die, welke aan noodzakelijke reparation zijn besteed, ot waardoor het goed in waarde zal zijn vermeerderd; de laatste ten be-loope dier vermeerdering, welke des noods door twee door hen te kiezen deskundigen, of, bij gebreke, door den reg-ter te benoemen, zal worden begroot.

Ten derde. Dat de kooper, te rekenen van den dag dei-aanvaarding, zal betalen alle, hetzij gewone, hetzij buitengewone belastingen, die van het verkochte zullen worden geheven, terwijl de verkooper verpligt is daarin tot zoo lang te voorzien.

Ten vierde. Dat de kooper, met den ... ., in het bezit en genot van het verkochte zal treden, en daarover naar goedvinden zal kunnen beschikken.

Eindelijk heeft de verkooper in onze tegenwoordigheid de bewijzen van eigendom en andere bescheiden, tot het verkochte betrekking hebbende, den kooper ter hand ge-

-ocr page 462-

413

steld, verklarende hem, onder de bovenvermelde voorwaar, den, in al zijne regten daarin te subrogeren.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Wederinkoop.

Maandag, den.....enz.

Versoheen voor.....enz.

De Heer B., particulier, wonende te.....

Die verklaarde van den Heer A., boekhandelaar, wonende te...., mede alhier tegenwoordig, ten zijnen genoegen te hebben ontvangen eene som van zeven duizend gulden, te weten :

Zes duizend gulden, als terugbetaling van den koopprijs

van een huis en erve, staande en gelegen in de.....straat,

te....., door gezegden Heer A., bij acte gepasseerd onder

nummer tien voor den notaris Mr. G. en getuigen, te......

den....., aan hem, onder voorbehoud van het regt van

wederinkoop, overgedragen;

Vier honderd gulden voor de kosten op die overdraft gevallen en door den Heer B. betaald; en eindelijk:

Zes honderd gulden voor de kosten aan reparatie der gezegde goederen besteed;

Mits welke betaling, gedaan binnen de drie jaren, gedurende welke het regt van wederinkoop was voorbehouden, de tweede comparant in den eigendom van het voorschreven huis en erve terugtreedt, even alsof hetzelve door hem niet ware vervreemd.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Verkoop van goed, zonder verhaal wegens over- of ondermaat, en met subrogatie van een gehUcldeter in de regten van den verkooper.

Dingsdag, den.....enz.

Verscheen voor.....enz.

-ocr page 463-

414

De Heer A., landhuurder, wonende te....;

Die verklaarde bij deze te verkoopen aan den Heer B., particulier, wonende te....., die alhier mede tegenwoordig, verklaarde in koop aan te nemen een landgoed, bestaande in heerenhuis en bijgebouwen, met eene hoeveel-lieid van twee en twintig bouws padivelden en weiland, gelegen onder de gemeente ...., den verkooper aangekomen bij, enz.

Zijnde deze verkoop aangegaan onder voorwaarde:

1°. Dat de kooper, te rekenen van . , zal betalen alle lasten, enz.;

2°. Dat de kooper, het gekochte onmiddelijk aanvaardende, zich echter zal gedragen naar het contract van huur en verhuur, enz.;

3°. Dat de verkooper geene vermeerdering en de kooper geeno vermindering van den na te melden koopprijs zal kunnen vorderen, al mogt ook, bij nadere opmeting, tusscheu de wezenlijke grootte der verkochte goederen, en die, welke hiervoren is opgegeven, eenig verschil worden bevonden.

4°. Dat de verkooper, verklarende dat de verkochte goederen zijn belast met eenen uitweg, ten behoeve van twee daarachter gelegen perceelen bouwland, thans toe-behoorcnde aan...., benevens met eene rente van...., aan . ..., welke de kooper voor zijne rekening neemt, overigens tot geene vrijwaring wegens hem onbekende lasten of dienstbaarheden zal gehouden zijn.

Wijders is de koopprijs bepaald op eene som van twaalf duizend gulden . welke bij het verlijden dezer den verkooper is toegeteld, uit de penningen, welke tot dat einde aan den kooper door den Heer C., particulier, wonende te...., mede alhier tegenwoordig, zijn voorgeschoten, onder beding, dat deze in al de regten en regtsvorderingen van den verkooper zal zijn gesubrogeerd, en de verkochte goederen, tot zekerheid dier schuld benevens van de daarop te verschijnen interessen, hypothecair zullen worden verbonden, even en in dier voege, alsof zulks

-ocr page 464-

as

door den veikooper ware bedongen; belovende de kooper de voormelde som van twaalf duizend gulden, in zes gelijke termijnen, waarvan de eerste zal vervallen den...., en de volgende van jaar tot jaar op denzelfden dag, te zullen aflossen, telkens met bijbetaling der alsdan verschenen renten, a zeven ten honderd in het jaar.

(Of wel wanneer de geldschieter niet tegenwoordig is ;

Wijders is de koopprijs bepaald op eene som van twaalf duizend gulden, welke bij het verlijden dezer den verhooper is toe-geteld uit de penningen, welke tot dat einde door den Heer C., particulier wonende te...., den kooper zijn voorgeschoten, blijkens acte van schuldbekentenis, onder nummer twee, verleden

den.....voor den notaris Mr. N. en getuigen te ...., welke

geldschieter, rjeljk in die acte uitdmkkeUjk is bedongen, in al de regten en regtsvorderi/ngen van den ver kooper zal zijn gesub-rogeerd, en speciaal tot zekerheid, zoo van de hoofdsom, ah van de daarop te verschijnen interessen, op de verkochte goederen een regt van hypotheek, zal erlangen, even en in dier voege, alsof zulks door den verkooper ware bedongen).

Eindelijk heeft de kooper verklaard, enz.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

In betaling geving.

Eenvoudige in betaling geving van onroerende goederen.

Maandag, den.....enz.

Verscheen voor.....enz.

De Heer 6., winkelier, wonende te . . . .;

Die verklaarde, onder vrijwaring als naar regten, over te dragen aan den Heer B., koopman wonende te...., die, mede alhier tegenwoordig, verklaarde deze overdragt aan te nemen, een huis, tuin en erf, enz.

Al hetwelk den eersten comparant is aangekomen, enz.

-ocr page 465-

416

Geschiedende deze overdragt in voldoening eener som van . .. ., welke de eerste comparant aan den tweeden schuldig is, wegens in den jare.....geleverde koopwaren, en waarvoor de laatstgenoemde derhalve kwijting verleent; en wijders onder de volgende voorwaarden:

Ten eerste. Dat de eerste comparant , enz.

Ten tweede, enz.

Eindelijk heeft de eerste comparant in onze tegenwoordigheid de bewijzen van eigendom en andere bescheiden, tot liet overgedragen goed betrekkelijk, den tweeden comparant ter hand gesteld, verklarende hem, onder de bovenvermelde voorwaarden, in al zijne regten daarin te sabrogeren.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

In betaling yeving van onroerende goederen door een man aan zijne vrouw.^

Woensdag, den.....enz.

Vers; lienen voor.....enz.

De Heer A., koopman, wonende te...., ter eenre; en vrouwe B,, zijne huisvrouw, mede wonende aldaar, tot het verlijden dezer acte, voor zoo veel noodig, door ge-melden haren echtgenoot gemagtigd, ter andere zijde;

Welke comparanten hebben verklaard, dat, bij vonnis van der raad van justitie te ..... op den ...., ten verzoeke der tweede comparante gewezen, tusschen hen eene geregtelijke scheiding van goederen is uitgesproken en dat dien ten

gevolge, bij acte op den.....daaraanvolgende, en alzoo

binnen den tijd van eene maand, nadat het genoemde vonnis kracht van gewijsde had bekomen, voor den notaris Mr. D.....en getuigen sub nummer .... verleden,

de gemeenschap ter zake des huwelijks, tusschen hen comparanten bestaan hebbende, is verdeeld;

Dat intusschen de eerste comparant, na die verdeeling, alsnog aan de tweede couiparante schuldig is eene somma van . . .., zijnde:

-ocr page 466-

4.17

Ten eerste. Het bedrag van den koopprijs van een landgoed, gelegen te...., door de tweede compa-rante bij huwelijksche voorwaarden van de gemeenschap uitgesloten, en op den ... ., te. . . ., in het openbaar verkocht, welke koopprijs door den eersten comparant ontvangen, en zonder wederbelegging verbruikt, bedraagt..........................................f.......

Ten tweede, enz......................................... //.......

uitmakende een geheel van............................ f.......

En heeft de eerste comparant verklaard, in voldoening dier schuld, aan de tweede comparante, die zulks aanneemt, en daartegen voor dezelve kwijting verleent, over te dragen de volgende onroerende goederen, als:

Ten eerste. Een huis met erf, staande en gelegen le ..., enz.;

Ten tweede, enz.

Welke goederen den eersten comparant zijn aangekomen, enz.

Geschiedende voorts deze overdragt onder de volgende voorwaai den:

Te,i eerste. Dat de tweede comparante van heden afin het bezit en genot der voormelde goederen zal treden, en wederkeerig zal beta jen de lands-, plaatselijke en andere belastingen, daarvan geheven wordende.

Ten tweede, enz.

Eindelijk heelï de eerste comparant, enz.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Aanbod van betaling en consignatie.

Aanbod van betaling en bevel.

In den jare achttien honderd en vier en vijftig, pp maandag den elfden September, des voorniiddugs te tjen uren.

-ocr page 467-

418

heb ik Pieter Hansen, openbaar notaris, gevestigd te Batavia, in tegenwoordigheid der na te melden getuigen, ten verzoeke van den Arabier Said Ali bin Abdnlla Moechtada, koopman te Batavia woonachtig, mij notaris bekend, aan den Heer Kriedrich Schülter, rijtuigfabriekant, mede alhier

woonachtig, persoonlijk ter ontvangst aangeboden.....

[stuksgewijze vermelding der geldstukken), tc zamen uitmakende

eene som van.....en zulks in voldoening van.....

Op welk aanbod door den Heer Fridrich Schülterj is

geantwoord.....

Aangemaand zijnde dit antwoord te onderteekenen, zoo heeft voormelde Heer Friedrich Schülter daaraan, na gedane voorlezing, voldaan.

Uithoofde van welk bekomen antwoord, heb ik notaris aan weimeiden Heer Friedrich Schülter kennis gegeven, dat, aangezien hij geweigerd heeft, de aangebodene som te ontvangen, dezelve door mijn requirant op maandag den des namiddags ten ...nren, ter griffie van den raad vau juslitie te Batavia, hetzij in zijne tegenwoordigheid, hetzij in zijn afwezen, in bewaring zal worden gesteld.

Waarvan acte, welke in mijne bewaring verblijft, en wordt daarvan eene grosse aan den comparant verleend, terwijl afschrift van dezelve aan den Heer Friedrich Schülter is gelaten.

Gedaan en verleden, enz.

Bewaargeving of Consignatie.

tn den jare .. .. , enz. heb ik. Pieter Mansen, openbaar notaris, gevestigd te Batavia, in tegenwoordigheid der na te melden getuigen, ten verzoeke en in tegenwoordigheid van den Arabier Said Ali hin Abdnlla Moechtada, koopman te Batavia woonachtig, mij notaris bekend, mij vervoegd ter griffie van den raad van justitie te Batavia, alwaar de Heer Friedrich Schülter, rijtuigfabriekant hier ter stede woonachtig, niet verschenen is, en genoemde Arabier Said Ali bin Ahdulla Moechtada. in tegenwoor-

-ocr page 468-

4)9

diglieid van mij notaris en getuigen, aan den Heer Meester Gerrit Palen, griflier bij den raad van justitie voornoemd, in bewaring heeft gegeven .. . {stuksgewijze vermel-tl\'mg iler geldstukken], tezamen uitmakende eene som van . ., welke door mij notaris, namens meermelden Said Ali bin A bdulla Mocclitada, aan jen Heer Priedrich Sehülfcer ter ontvangst is aangeboden in voldoening van ... ; doch heeft de Heer Priedrich Schülter geweigerd die sum aan te nemen, weshalve aan hem is beteekend, dat dezelve, hetzij in zijne tegenwoordigheid, hetzij in zijn afwezen, zoude worden in bewaring gesteld, ten tijde en ter plaatse, waar zulks nu is geschied, blijkens acte van aanbieding en kennisgeving, opgemaakt en beteekend door mij notaris, in tegenwoordigheid van getuigen onder nummer zeven, den .., en aan den tegenwoordige vastgehecht.

Waarvan acte, welke in mijne bewaring verblijft, en wordt daarvan eene grosse aan den Arabier Said Ali bin Abdulla Moechtada verleend, terwijl afschrift van dezelve en van de daaraan gehechte acte van aanbieding en kennisgeving gelaten is aan den Heer Meester Gerrit Palen voornoemd.

Gedaan en verleden, enz. in tegenwoordigheid van.... enz. als getuigen, die na gedane voorlezing dif proces-ver-bnal met deu Arabier baid Ali bin Abdulla Moechtada en den Heer Meester Gerrit Palen en mij notaris hebben ge-teekend.

Aldus gepasseerd, enz. 1).

Kniling.

Ruiling van vaste goederen.

Vrijdag, den.... enz.

Verschenen voor .... enz.

1

Indien de sclmldeisclier niet verschijnt, moet het proces-verbaal van bewaargeving aan hem beteekend worden, met aanmaning, om het in bewaring gebragte te Ugten. Zie bladz. 296 van dit Handboek.

-ocr page 469-

420

De Heer A., particulier wonende, te.. .tereene zijde; en

De Heer B., koopman, wonende te. . .ter andere zijde;

Die verklaarden overeengekomen te zijn, dat de comparant ter eene, aan den comparant ter andere zijde, bij deze overdraagt, een huis en erf, staande en gelegen in de.... enz., hem eersten comparant aangekomen uit de nalatenschap zijns vaders, wijlen den Heer D., in leven koopman, gewoond hebbende en overleden te...., blijkens acte van scheiding, op den...., voor den notaris Mr. N. en getuigen te...., onder nummer,.. .verleden, welke acte, voor zoo ver hem comparant bekend is, niet is overgeschreven; terwijl de comparant ter andere zijde, in ruiling van hetzelve goed, wederkeerig aan den eersten comparant overdraagt eu afstaat eene landhoeve, bestaande in land, stal, schuur, tuin en erf, met alles tezamen groot...., gelegen in de gemeente...., enz.; en zulks onder de volgende voorwaarden:

Ten eerste. Dat de beide contractanten, verklai-ende, dat de voorschreven goederen, naar hun beste welen, met gee-ne hypotheken of erfdienstbaarheden zijn bezwaard, wederkeerig, voor hun onbekende lasten en verborgen gebreken, tot geene vrijwaring zullen gehouden zijn.

Ten tweede. Dat de comparant ter eene zijde dadelijk in het volkomen bezit en genot van het hein overgedragen goed zal treden, doch de comparant ter andere zijde ziclx zal moeten gedragen, naar het contract van huur en verhuur, hetwelk op den...., voor ons notaris en getuigen onder nummer..., tusschen den eersten comparant en F., landeigenaar, wonende te...., is aangegaan, en waarbij het voorschreven huis en erf voor een termijn van. .. jaren, welke zal eindigen den...., aan dezen in huur is gegeven, tegen een jaarlijkschen huurprijs van...; zullende deze huurprijs, te rekenen van den eerstkomenden verschijndag, en alzoo van den...., ten voordeele van den comparant ter andere zijde komen.

Ten derde. Dat de beide contractanten, van den dag van het verlijden dezer, overigens over de hun overgedragen

-ocr page 470-

421

goederen, als over vrij en eigen goed, zullen kunnen beschikken, en daarvan alle belastingen, van welken aard ook, die daarvan mogten worden geheven, zullen betalen.

Ten. vierde. Dat de kosten dezer wederkeerige overdragt, de regten van overschrijving daaronder begrepen, door den comparant ter andere zijde zullen gedragen worden.

Ten vijfde, enz.

Eindelijk hebben de beide contractanten elkander weder-keerig de bewijzen van eigendom der voorschrevene goederen ter hand gesteld.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Huur en Verhuur.

Huur van een huis, met bevoegdheid tot onderverhuring en afstand van huur.

Vrijdag, den... .enz.

Veischeen voor....enz.

De Heer A., particulier, wonende te....;

Die verklaarde in huur te geven aan den Heer B., koopman wonende te...., die, mede alhier tegenwoordig, verklaart deze verhuur aan te nemen;

Een huis, met tuin en erf, staande en gelegen te...., en aan den huurder wel bekend;

Zijnde deze huur en verhuur aangegaan voor den tijd van....jaren te rekenen van den...., en waarvan alzoo het laatste zal verschijnen den....

De jaarlijksche huurprijs is bepaald op eene somma van . . ., door den huurder in twee gelijke termijnen, op den .... en ... . van ieder jaar, ten huize van den verhuurder te betalen; zijnde partijen voorts overeengekomen omtrent de navolgende bedingen:

1°. Dat de huurder het voormelde huis, tuin en erf, geheel of gedeeltelijk, zal kunnen onderverhuren, alsmede

-ocr page 471-

122

zijne huur aan derden overdragen, mits ook in het laatste geval voor de rigtige betaling der huurpenningen verantwoordelijk blijvende.

2°. Dat de huurder, behalve tot de geringe en dagelijk. sche reparatien, hem bij de wet opgelegd, zal verpligt zijn, de daken te onderhouden, waterputten, regenbakken en secreten ten zijnen koste tc doen reinigen, en de geleverde goederen ook ten dien aanzien, bij het einde van den huur-tijd, in behoorlijken staat weder op te leveren.

:3Ü. Dat de huurder zal betalen alle gewone opbrengsten of belastingen, daarvan gedurende den huurtijd verschuldigd, en de kosten van dit contract, de regten van zegel daaronder begrepen.

4quot;. Dat deze overeenkomst, indien de huurder in gebreke mogt blijven, den bedongen huurprijs uiterlijk binnen veer. tien dagen na den verschijndag te voldoen, of in andere opzigten aan de verpligtingen hem bij de wet of bij dit contract opgelegd, ipogt te kort komen, daardoor regtens zal ontbonden zijn, zoodat de verhuurder die ontbinding, met vergoeding van kosten, schaden en interessen, kan doen uitspreken, zonder den huurder alvorens bij sonuna-tie in gebreke te hebben gesteld.

5quot;. Dat enz.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Hvnr en verhnvr vat) landerijen.

Maandag, den.... enz.

Verscheen voor. .. .enz.

De Heer A., particulier, wonende te....;

Die verklaarde in huur te geven aan den Heer B., landhuurder, wonende te ....,die, mede alhier tegenwoordig, verklaarde in huur aan te nemen:

Een landgoed, bestaande in heerenhuis, enz., alles aan elkander gelegen in de gemeente. . . . , en den huurder bekend;

-ocr page 472-

42:?

Welke huur en verhuur wordt aangegaan voor den tijd

van.....achtereenvolgende jaren, die ten aanzien der

landerijen met den ....en, ten aanzien der gebouwen, met den .... aanvang zullen nemen, voor pene som van .... in het jaar, door den huurder, ten huize van den verhuurder, in twee gelijke termijnen, op den .... en den . .. ., te betalen; en voorts onder de volgende voorwaarden:

1°. Dat de contractanten geene vermeerdering of vermindering van den huurprijs zullen vorderen, indien de opgegeven maat der voorschreven landerijen met derzei ver wezenlijke grootte mogt verschillen.

2quot;. Dat de huurder almede op geene vermindering of gelieele kwijtschelding van den huurprijs aanspraak hebben zal, indien de oogst door gewone of\'buitengewone onvoorziene toevallen, gedurende, een of meer jaren, geheel of gedeeltelijk mogt verloren gaan; alle welke toevallen de huurder zonder onderscheid voor zijne rekening neemt.

8°. Dat de huurder zal verpligt zijn, aan den tiendhef-fer de hem verschuldigde tienden te laten volgen, zonder deswege iets op den huurprijs te mogen korten en, zich voorts onderwerpende aan al de verpligtingen, die te dier zake. op den eigenaar of gebruiker van het land rusten, den verhuurder daaromtrent in allen deele schadeloos zal houden.

•i0. Dat de huurder zal betalen alle grond- en andere lasten, enz.

5quot; Dat hij daarentegen het houtgewas, op riet gehuurde staande, alleen de opgaande en vruchtboomen daarvan uitgezonderd, ter bekwamer tijd en naar plaatselijk gebruik, ten \'zijnen voordeele zal mogen kappen, onder ver-pligting om hetzelve geregeld te onderhouden, en voor de gestorvene of op andere wijs te niet gegane planten, andere in de plaats te stellen.

H0. Dat de huurder het land niet alleen ia behoorlijken staat zal moeten houden, hetzelve ter bekwamer tijd greppelen en van onkruid zuiveren, maar inzonderheid al den triest en het stroo, op het geiiuurde goed vallende,

-ocr page 473-

424.

daarop zal moeten verbruiken, en die van het laatste jaar bij zijn vertrek, zonder eenige schadeloosstelling, zal moeten achterlaten, al ware \'t ook dat er alsdan meer voorhanden was, dan hij bij den aanvang van de huur zal gevonden hebben.

7°. Dat de huurder, enz.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Aanneming van werk, zonder leverantie van louwstoffen.

Zaturdag, den.....enz.

Verschenen voor.....enz.

De Heer A., particulier, wonende te.....ter eenre; en

De Chinees Tjo Long, metselaar en tim merman, wonende te ... ., ter andere zijde;

Die verklaarden te zijn overeengekomen, dat de comparant ter andere zijde, voor en ten behoeve van den comparant ter eenre, op zeker erf, aan dezen toebehoorende, gelegen in de gemeente...., enz., zal bouwen of doen

bouwen, een woonhuis, ter breedte van.....en ter diepte

van......, hebbende twee verdiepingen, elk van .... ramen in liet front, enz., alles volgens de teekening daarvan opgemaakt, welke door partijen gewaarmerkt en aan dezo minute vastgehecht, onder mij notaris zal blijven berusten.

(Wanneer er geen bestek is opgemaakt, zal men bij de bovenstaande omschrijving alle bedingen, de zamenstelling van het gebouw en de wijze van bewerking betreffende, moeten invoegen; bestaat er daarentegen een bestek, alsdan kan men deze bijzonderheden, even als de omschrijving zelve, achterlaten, en enkel en eenvoudig, na de vermelding van het uit te voeren werk, tot dat bestek en de teekening, beiden aan de acte te annexeren, verwijzen).

De comparant ter eenre zal aan dien ter andere zijde, binnen veertien dagen na het verlijden dezer, aanwijzen, en overgeven de bouwstoffen tot het voorschreven werk

-ocr page 474-

425

benoodigd, en zal de comparant ter andere zijde die on-middelijk opnemen en, dezelve goedgekeurd hebbende, voor derzelver goede hoedanigheid verantwoordelijk zijn.

De comparant ter andere zijde daarentegen zal de noo-dige gereedschappen leveren, en voorts al het werk, zonder uitzondering, dat tot liet daarstellen van het vooromschreven gebouw gevorderd wordt, ten zijnen koste laten rerrigten, zich uitdrukkelijk verbindende, om hetzelve gebouw uiterlijk binnen den tijd van .... , na het verlijden dezer, voltooid op te leveren, terwijl het werk onmidde-lijk na die voltooijing, door twee deskundigen, door partijen, en bij verschil of weigering, door den regter te benoemen, zal worden opgenomen, om te onderzoeken of hetzelve aan den inhoud dezer overeenkomst voldoet, alles onverminderd de wettelijke verpligting van den comparant ter andere zijde, om dien ter eenre, gedurende tien jaren na de oplevering, voor het geheel of gedeeltelijk vergaan van het gebouw, door gebreken in de zamenstelling of ongeschiktheid van den grond, te vrijwaren.

Eindelijk geschiedt deze annneming voor ^ene somma van .. . ., welke de comparant ter eene zijde, onmiddelijk na de opneming en goedkeuring van het werk, door de voormelde deskundigen, aan dien ter andere zijde zal betalen; doch waarvan hij, indien onverhoopt het gebouw op den hiervoren bepaalden tijd niet mogt zijn voltooid, voor elke week verwijl, eene som van .... zal mogen korten.

Waarvan acte enz.

Gedaan en verleden, enz.

Maatschap.

Burgerlijke Maatschap.

Dingsdag, den.....enz.

Verschenen voor.....enz.

De Heer A., particulier, wonende, te . . . De Heer B., koopman, wonende te ....; De Heer C., rentenier, enz.

-ocr page 475-

t26

Die verklaarden, op den hierna te melden voet en wijze, eene bijzondere maatschap aan te gaan:

De contractanten, respectivelijk eigenaars zijnde van onderscheidene huizen, pakhuizen eu erven, alle staande en gelegen enz. te , brengen die in gemeenschap, ten einde de gebouwen ten gemeeiien koste en voordeele te doen afbreken, en op de alsdan ledig gewordene plaats, eene doorgaande rij van burgerwoonhuizen te stichten, naar het. plan deswege tusschen hen beraamd en in schrift gebragt, hetwelk, door hen contractanten gewaarmerkt, aan de tegenwoordige acte is vastgehecht.

Ten einde in de kosten van dezen opbouw te voorzien, zullen de contractanten daarenboven onnüddelijk ieder eene somma van.....in de gemeene kas storten, en vervolgens, naarmate er meerdere penningen zullen benoodigd zijn, steeds gelijkelijk daartoe bijdragen.

Deze gelden, en alle andere tot de gemeenschap behoo-rende, zullen worden bewaard in een ijzeren kist, met drie verschillend werkende sloten, waarvan ieder der contractanten een sleutel zal hebben, terwijl de gezegde kist zal berusten ten huize van A.

Al wat het inwendig bestuur der maatschap betreft, bijzonder het houden der boeken en briefwisseling en het ontvangen en het uitgeven van penningen, is aan dezen contractant opgedragen, met dien verstande, dat hij geene betalingen van leverantien of anderen zal kunnen doen, dan op declaratien, door een zijner mede-contractanten gezien en goedgekeurd.

De contractanten B. en C. zijn met de uitvoering der maatschappelijke onderneming belast, en zullen als zoodanig materialen en gereedschappen aankoopen, werklieden aannemen, beiden tegen zoodanigen prijs en voorwaarden, als zij in het gemeen belang geraden zullen achten, alsmede het te verrigten werk besturen, zonder andere beperking, dan dat zij zich daarin naar het hiervoren vermeld plan zullen behooren te gedragen.

Zoodra de op te rigten gebouwen zullen voltooid zijn.

-ocr page 476-

127

zal men trachten dezelve voor gemeene rekening te verhuren, en daartoe, ten aanzien van de wijze dier verhuring en den te bedingen prijs, met meerderheid van stemmen besluiten; terwijl andere beschikkingen, als daar zijn, om dezelve gebouwen bij gunstige gelegenheid te verkoo-pen, niet anders dan met eenparig goedvinden van al de contractanten of alsdan belanghebbenden zullen worden genomen.

Te rekenen van de voltooijing der gebouwen, zal er jaarlijks een staat van de maatschappelijke bezittingen worden opgemaakt, benevens de rekening van ontvangst en uitgaven worden gesloten, en het saldo, voor zoo ver daarover niet ter uitbreiding of verbetering der gemeenschappelijke onderneming, met eenparig goedvinden, anders is beschikt tusschen de belanghebbenden worden verdeeld.

Voorts wordt deze maatschap voor een onbepaalden tijd aangegaan, met dien verstande, dat geen der contractanten dezelve binnen tien jaren, na de dagteekening dezes, zal mogen opzeggen, en dat de alsdan belanghebbenden op dat tijdstip zullen beraadslagen en bij meerderheid van stemmen zullen besluiten, of zij voortdurend in gemeenschap willen blijven, dan wel het geraden achten, de maatschappelijke goederen in natura te verdeelen of ten ge-meenen nutte te verkoopen; terwijl, bij overlijden van een der contractanten, de maatschap in allen gevalle tusschen de overigen zal voortduren, en deze, even als de erfgenamen van den overledene, het in hunne keuze zullen hebben, en de eerste bepaaldelijk bij meerderheid van stemmen zullen beslissen, of de laatste deelgenooten zullen blijven, dan wel of aan hen, hetzij uit de maatschappelijke kas, hetzij uit eigene beurs, de waarde van hun gei egt aandeel in de gemeene goederen, te bepalen naar den laatst opgemaakten jaarlijkschen staat en onder korting van de maatschappelijke schulden, zal worden uitgekeerd.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

-ocr page 477-

428

Vennootschap onder eene firma.

Donderdag, de....enz.

Verschenen voor....enz.

De Heer A., koopman, wonende te....;

De Heer B., koopman, wonende te....; en

De Heer C., koopman, wonende te... ;

Die verklaarden bij deze op den navolgenden voet en wijze, eene vennootschap aan te gaan ;

De comparanten zullen gemeenschappelijk, onder de firma A. en B., handel drijven, in houtwaren, teer, pik en andere doorgaans met dien handel verwante voorwerpen.

De zetel der vennootschap wordt gevestigd te....

Dezelve zal een aanvang nemen met den . ... , en wordt aangegaan voor een tijd van ....

Het maatschappelijk fonds zal groot zijn . .. ., waarvan ieder der contractanten een gelijk derde deel zal inbrengen, en wel voor de helft op den dag, waarop de maatschap begint, en de wederhelft binnen zes maanden daarna.

De contractanten A, en B. zullen alleen en uitsluitend geregtigd zijn, onder de iirma te teekenen en alzoo de vennootschap te verbinden.

Uit de gemeenschappelijke kas zullen worden betaald alle schulden, de handelingen der vennootschap betreffende, daaronder begrepen, de huur van huizen en pakhuizen, het loon van bedienden, enz.

Bij het einde van ieder jaar, en wel binnen de tien eerste, dagen der maand Januarij, zal door de gezamenlijke ven-nooten van den toestand der vennootschap een staat en balans worden opgemaakt, in een afzonderlijk daartoe bestemd register ingeschreven, en door de gezamenlijke ven-nooten onderteekend.

Onmiddelijk na het opmaken van die balans, zullen uit de gemeenschappelijke winsten aan ieder der vennooten worden uitgekeerd de interessen van het door hen inge-bragt kapitaal, benevens van de gelden, die zij daarboven.

-ocr page 478-

429

gedurende een vol jaar, in de maatschappelijke kas hebben gelaten, tegen zes ten honderd in het jaar.

Van hetgeen na die uitkeering van de winst mogt overblijven, zal steeds een derde deel tot stijving van het maatschappelijk fonds in de kas worden gelaten, terwijl de twee overige derden, voor gelijke aandeelen, ter beschikking van ieder der contractanten zullen worden gesteld, en alzoo op hunne bijzondere rekeningen-courant in credit aangeschreven.

Indien bij het opmaken der balans blijken mogt, dat de vennootschap in het afgeloopen jaar heeft verloren, en dit verlies door de winst, die in vorige jaren bij het fonds is gevoegd, niet wordt opgewogen, of wel de omstandigheden het, naar het oordeel van de meerderheid der vennoo-ten, noodzakelijk maken, het maatschappelijk fonds niet te verminderen, zal ieder hunner gehouden zijn, zijn geregt aandeel in het ontbrekende, uiterlijk liinnen drie maanden, op te leggen.

In geen geval zal een der vennooten meer kunnen nemen dan hem als aandeel in de winst toekomt ; terwijl, bij overtreding dier bepaling, of bij te late aanzuivering van het geleden verlies, de interessen regtens a zes ren honderd in het jaar zullen verloopen.

De werkzaamheden, het beheer en de behandelingen der vennootschap betreffende, zullen tusschen de contractanten met onderling goedvinden worden geregeld en verdeeld; echter zal de contractant C. meer bijzonder belast zijn met het houden der boeken.

De handelingen door de contractanten A. en B., ten name der vennootschap of ten haren behoeve aangegaan, zullen als naar regten ieder der vennooten hoofdelijk verbinden; met dien verstande, dat zij geene gelden ter leen zullen mogen nemen of geven, noch vaste goederen koopen of verkoopen, dan met schriftelijke toestemming hunner mede-vennooten.

Geen der contractanten zal, zoolang deze maatschap duurt, voor eigene rekening in dezelfde artikelen handel

-ocr page 479-

430

mogen drijven, op straffe eener boete van .. .. . ten behoeve van het, maatschappelijk fonds.

Indien een der contractanten vóór de ontbinding dezer maatschap mogt komen te overlijden, zal dezelve in allen gevalle tusschen de beide overigen voortduren; terwijl de erfgenamen van den overledene, mits daarbij eenstemmig handelende, het regt zullen hebben om als eenvoudige geldschieters in de gemeenschap te blijven. Wanneer zij zich echter, binnen drie maanden na het overlijden, deswege niet uitdrukkelijk verklaren, zal de maatschap ten hunnen aanzien als ontbonden worden beschouwd, en zal hun al-zoo het aandeel van den overledene in het maatschappelijk fonds, te bepalen naar de laatst opgemaakte jaarlijksche balans, worden uitgekeerd, en wel voor de helft zes maanden en voor de wederhelft een jaar na het overlijden van den erflater; telkens met bijbetaling van interessen sints hetzelfde tijdstip, a zes ten honderd in het jaar.

Zes maanden vóór het einde van den tijd, waarvoor deze maatschap is aangegaan, zullen de contractanten elkander wederkeerig kenbaar maken, of zij dezelve langer willen doen voortduren en, daartoe met eenparig goedvinden besluitende, de noodige maatregelen nemen; terwijl, in het tegenovergesteld geval, van dat oogenblik geene ondernemingen zullen worden gedaan, die niet binnen den bepaalden tijd zouden kunnen afloopen en dus de verevening vertragen.

Voorts zal met die verevening, onmiddeujk na verloop van den bepaalden tijd, een begin worden gemaakt, en dezelve uiterlijk binnen het jaar tot stand worden gebragt.

Indien zich ter zake der tegenwoordige maatschap, tus schen de vennooten onderling of tusschen hunne erfgenamen en regt verkrijgen den, eenige moeijelijkheden mogten opdoen, verbinden de contractanten zich en hunne regt-verkrijgenden, de beslissing in het hoogste ressort aan drie scheidsmannen op te dragen, waarvan ieder der contractanten, of bij overlijden hunne erfgenamen, eenen zullen benoemen; terwijl die benoeming, indien eene der belang-

-ocr page 480-

431

hebbende partijen, binnen acht dagen na de geregtelijke sommatie, daaraan niet mogt voldoen, door den raad van justitie zal geschieden.

De contractant A. is in het bijzonder belast, met deze overeenkomst, op de bij de wet voorschrevene wijze, te doen bekend maken.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Verlenging eener maatschap.

Maandag den .... enz.

Verschenen voor.... enz.

De heeren A., B. en C., particulieren enz.

Die verklaarden de vennootschap onder eene firma, welke op den . .. ., bij acte voor den notaris S. en getuigen, te ...., onder nummer ...., tusschen hen is aangegaan, om gemeenschappelijken handel te drijven in .. .., en die naar den inhoud dier acte op den .... zoude komen op te houden, voor den tijd van .... jaren, te rekenen van dat-tijdstip, te verlengen, en zulks op denzelfden voet en wijze, als waaromtrent zij destijds zijn overeengekomen.

Ten einde intusschen aan de gemeenschappelijke hande-lingpn eenige meerdere uitbreiding te geven, zal het maatschappelijk fonds met.... worden vergroot, en verbinden zich de contractanten, uiterlijk binnen drie maanden na de. dagteekening dezer, ieder hun geregt derde deel in deze som in de maatschappelijke kas te storten.

Aan den contractant A. is opgedragen deze acte, in den vorm der wet, openbaar te maken.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Vennootschap hij wijze van geldschieting.

üingsdag, den .... enz.

Verschenen voor .... enz.

De Heer A., koopman, wonende te . .. .; en

-ocr page 481-

43i

De Heer B., particulier, wonende te ;

Die, eene vennootschap bij wijze van geldschieting willende aangaan, zijn overeengekomen als volgt;

De contractanten zullen voor gemeene rekening oprigien en drijven eene pannen- en steenbakkerij, waartoe de eerste comparant in gemeenschap brengt, een huis met de daarbij behoorende schuren en loodsen, benevens vier per-ceelen tuin- en grasland, alles bij elkander gelegen aan de rivier . . . ., onder de gemeente .... enz., benevens het regt aan denzelt\'den contractant toekomende om van eene plaats, in gezegde rivier liggende, leem en kleiaarde te halen, en eindelijk eene som van .... in contanten, terwijl de contractant B. van zijne zijde zal inbrengen eene som van .. .

De helft der aldus van weerszijde in te brengen penningen zal, uiterlijk binnen eene maand na de dagteekening dezer, in de gemeenschappelijke kas worden gestort, en onmiddelijk worden aangewend, om de voorschrevene gebouwen tot het voorgenomen doel in te rigten, en de ontbrekende ovens als anderzins op te bouwen; alles volgens het deswege tusschen partijen opgemaakt, en door dezelve gewaarmerkt, aan deze acte geannexeerd bestek.

Deze werkzaamheden, onder de leiding en het bestuur van den contractant A. uit te voeren, zullen uiterlijk, binnen zes maanden na dato dezes, moeten zijn voltooid, en onmiddelijk na die voltooijing de wederhelft van het in te brengen kapitaal worden gestort, om ten spoedigste met het fabrikaat een begin te maken.

Het beheer der gemeenschappelijke onderneming wordt geheel door den contractant A. gevoerd, die alzoo de fabriek naar zijn beste weten zal besturen, en uitsluitend geregtigd is voor de maatschap verbindtenissen of overeenkomsten aan te gaan; terwijl de comparant B., als eenvoudig geldschieter, zich met al deze handelingen niet zal inlaten, doch ook voor de schulden der maatschap persoonlijk niet verder dan tot het bedrag van zijnen inbreng zal gehouden zijn.

Intusschen zal de comparant A. verpligt zijn, behalve

-ocr page 482-

433

het gewoon dag- en copijboek, een grootboek te houden, waarop de rekeningen van alle debiteuren en crediteuren der maatschap zijn aangeschreven, en staat het den comparant B. vrij, ten alle tijde van deze boeken, benevens van de briefwisseling, inzage en afschrift te nemen.

Voorts zal, binnen de drie eerste maanden van elk jaar, een staat en balans van de maatschappelijke fondsen worden opgemaakt, in een register ingeschreven, en bij afschrift door den eersten comparant A. aan den comparant B. medegedeeld.

Mogt het uit deze balans blijken, dat de maatschap in het afgeloopen jaar winsten heeft behaald, alsdan zal

daarvan een____deel bij het maatschappelijk fonds gevoegd,

en het overige, in gelijke deelen, aan de beide contractanten worden uitgekeerd, terwijl, in geval van verlies, een gelijk aandeel voor ieder der comparanten op de door hem iugebragte fondsen zal worden afgeschreven, om hetzelve uit de later te doene winsten weder aan te vullen, ten gevolge dat van deze geene uitkeering zal geschieden, alvorens het maatschappelijk kapitaal tot het oorspronkelijk bedrag, na aftrek van de kosten der eerste inrigting, zal zijn leruggebragt.

De beide contractanten verbinden zich, zoo lang deze maatschap duurt, geene soortgelijke fabriek, hetzij voor bijzondere rekening, hetzij in gemeenschap met derden, op te rigten of te drijven.

Deze maatschap wordt aangegaan voor den tijd van.... jaren en zal, bij overlijden van een der vennooten, niet ontbonden worden; terwijl de erfgenamen of regtver-krijgenden van den contractant A., bij diens overlijden, onder goedkeuring van den contractant B., of van zijne regtverkrijgenden, ten spoedigste een bekwaam persoon zullen aanstellen, die het maatschappelijk beheer zal voeren.

Zes maanden vóór het einde van den tijd, waarvoor deze maatschap is aangegaan, zullen de contractanten enz. (ats bij de vennootschap onder eene firma).

is

-ocr page 483-

434

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Naamlooze vennootschap.

Dingsdag, den.....enz.

Verschenen voor.....enz.

De Heer A., particulier, wonende te____, en

De Heer B., koopman, wonende te____, enz.

Welke comparanten, zoo voor zich-zelven, als namens hunne lastgevers, verklaarden met elkander te zijn overeengekomen, om onder nader te bekomen vergunning van den gouverneur-generaal van Nederlandsch-Indië, eene naamlooze vennootschap op te rigten, in voege als volgt:

Artikel een. De op te rigten vennootschap zal den naam voeren van : Maatschappij van brandassurantie te , en ten doel hebben de verzekering van gebouwen, meubelen, koopmanschappen en alle andere roerende voorwerpen (effecten, schuldbrieven en gereede penningen alleen uitgezonderd) tegen brandschade.

Artikel twee. Dezelve maatschappij zal gevestigd zijn te . .. ., en wordt aangegaan voor den tijd van . .. , jaren, te rekenen van den dag, waarop !de bekrachtiging door den gouverneur-generaal zal zijn verleend.

Artikel drie. Het kapitaal dezer maatschappij wordt bepaald op ...., verdeeld in .... aandeelen, van .... ieder, van welke de comparanten en hunne lastgevers vertegenwoordigen een kapitaal van . ..., alzoo zij hebben deelgenomen :

De Heer A. voor .... aandeelen;

De Heer B. voor enz.

terwijl de overige aandeelen binnen den tijd van . . .., nadat de bekrachtiging zal zijn verleend, zullen moeten geplaatst zijn.

Artikel vier. Onmiddelijk na de bekrachtiging, zullen de comparanten en hunne lastgevers vijf-en-twintig ten honderd van de som, waarvoor zij deel hebben genomen, in de maatschappelijke kas storten, terwijl de resterende

-ocr page 484-

485

vijf-en-zeventig ten honderd in drie gelijke termijnen, van drie tot drie maanden, na deze eerste storting zullen vorderbaar wezen.

Artikel vijf. Bij elke dezer betalingen, zullen de deelhebbers voor het bedrag daarvan op de boeken der maatschap worden ingeschreven, en hun daarenboven door directeuren eene voorloopige qnitantie worden uitgereikt, welke quitantien, wanneer de ingeschrevene som geheel zal zijn aanbetaald, zullen verwisseld worden voor eene acte van aandeel, ter keuze van den belanghebbende, hetzij ten zijnen naam, hetzij in blanco.

Artikel zes. De op naam staande aandeelen zullen, ten aanzien der vennootschap, niet anders kunnen worden overgedragen, dan bij eene authentieke of onderhandsche acte, de laatste door den eedent en cessionaris behoorlijk onderteekend, welke aan de bestuurders moet worden overgelegd, met vertooning van de acte van aandeel, waarop door deze van de overdragt zal worden melding gemaakt, terwijl tevens van dit alles op de boeken der maatschappij aanteekening zal worden gedaan.

Artikel zeven. Indien het kapitaal dezer maatschappij te eeniger tijd, door onverhoopte verliezen, tot vijftig ten honderd van deszelfs oorspronkelijk bedrag mogt zijn verminderd, zullen de gezamenlijke deelhebbers tot eene al-gemeene vergadering worden opgeroepen, om te beraadslagen, of zij de vennootschap willen ontbinden, dan wel het verlorene weder aanvullen.

Evenzoo zal in den loop van het laatste jaar van den termijn, waarvoor deze vennootschap thans wordt aangegaan, in eene algemeene vergadering beslist worden, of men, onder bewilliging door den gouverneur-generaal te verleenen, de maatschappij voor eenen nieuwen termijn wil doen voortduren.

In beide gevallen wordt het besluit bij meerderheid van stemmen opgemaakt.

Artikel acht. Het bestuur dezer maatschappij wordt opgedragen aan twee directeuren en vijf commissarissen.

-ocr page 485-

436

welke ieder, ten minste voor.....aandeelen, deelhebbers

moeten zijn.

Artikel negen. Tot directeuren worden benoemd de Heeren A. en H., particulieren, wonende te — ;tot commissarissen de Heeren B., C., D., E. en P., allen kooplieden , wonende te.....

Bij overlijden, ontslag, vertrek naar elders, of andere reden van ontstentenis van een of meer dezer benoemden, zal in derzelver vervanging, op voordragt der overblijvende bestuurders, door eene algemeene vergadering van deelhebbers, worden voorzien.

Artikel tien. De directeuren zijn met de geheele administratie van de zaken der maatschappij belast.

Zij zorgen dat het oorspronkelijk kapitaal der maatschappij, naar mate dat hetzelve ter hunner beschikking komt, onmiddelijk in inschrijvingen op vaste eigendommen, rentende minstens zes ten honderd, worde belegd, en ver-toonen daarvan telken reize, uiterlijk binnen veertien dagen, de bewijzen aan Heeren commissarissen.

Alle overige maatschappelijke fondsen worden mede door hen, zoo voordeelig en zeker mogelijk, hetzij door verkoop van elfecten, hetzij door discontering en beleening op effecten en koopmansgoederen, belegd, zonder dat daarmede eenige handel hoe ook genaamd mag gedreven worden.

Voorts zullen de directeuren de aanvragen tot verzekering aannemen, dezelve regelen tegen zoodanige vaste pre-mien, als bij een algemeen reglement tusschen hen en com-missarisssn vast te stellen, zal worden bepaald, de polissen teekeuea, de schaden nazien of doen nazien, derzelver bedrag aan de regthebbenden uitkeeren, de te ontstane geschillen aan do beslissing van scheidslieden onderwerpen en tegen onwillige of nalatige debiteuren in regten ageren.

De hoegrootheid der som, waarvoor een en hetzelfde voorwerp zal kunnen worden verzekerd, wordt door directeuren, in overleg met commissarissen, bepaald.

Zij zullen van al de handelingen der maatschappij behoorlijk boek houden.

-ocr page 486-

437

Artikel elf. De commissarissen hebben een algemeen toezigt over al wat tot de bemoeijingen der directeuren behoort, en kunnen zich tot dat einde ten allen tijde ten hunnen kantore vervoegen, en aldaar inzage vorderen van de boeken der maatschappij, gelijk mede den staat der kas opnemen, en zich de effecten, schuldbewijzen of andere bezittingen der vennootschap doen vertoonen.

Artikel twaalf. Bij het einde van elke drie maanden zullen commissarissen met directeuren vergaderen, en den staat der maatschappij opnemen; terwijl bij het einde van elk jaar, ten hunnen overstaan, de winsten en verliezen zoo naauwkeurig mogelijk zullen worden opgemaakt en daarvan eene behoorlijke balans geformeerd.

Artikel dertien. Deze balans, door directeuren en commissarissen goedgekeurd, zal vervolgens in eene jaarlijk-sche algemeene vergadering van deelhebbers ter tafel worden gebragt, en daarbij eene voordragt worden gevoegd, om het bedrag der uitdeelingen te regelen.

Artikel veertien. Van de winsten der maatschappij zal aanvankelijk jaarlijks een vijfde gedeelte worden afgezonderd om eene reserve-kas daar te stellen, en hiermede voortgegaan, tot dat deze kas tot het bedrag van het oorspronkelijk kapitaal zal zijn geklommen. Van dit oogen-blik zullen deelhebbers jaarlijks over de geheele winst kunnen beschikken, ten ware het reserve-fonds weder beneden dat bedrag mogt komen te vallen, als wanneer het op nieuw en op gelijke wijze zal worden aangevuld.

Artikel vijftien. In de jaarlijksche algemeene vergadering van deelhebbers, zullen, zoo door het bestuur, als door de deelhebbers-zelven, alle voorstellen worden ter tafel gebragt, die zij in het algemeen belang noodig of dienstig achten, en zal het besluit, ook ten aanzien dier voorstellen, bij meerderheid van stemmen worden opgemaakt; behoudens de bij de wet bepaalde goedkeuring, indien de gezegde besluiten tot eenige verandering of wijziging in de statuten mogten leiden.

Artikel zestien. Het bestuur heeft daarenboven de be-

-ocr page 487-

438

voegdheid, in buitengewone omstandigheden, de algemeene vergadering ten allen tijde bijeen te roepen.

Artikel zeventien. De oproeping der deelhebbers tot de gewone en buitengewone vergaderingen geschiedt door directeuren, voor zoo veel de houders van op naam staande aandeelen betreft, bij brieven, en voor de houders van actiën in blanco, door de dagbladen.

Artikel achttien. Aan directeuren wordt voor hunne werkzaamheden een vijfde deel van de jaarlijksche zuivere winsten, en bij onverhoopt verlies of mindere opbrengst, eene som van .... toegelegd; onverminderd de kosten van administratie, waarvoor jaarlijks.... zal worden uitgetrokken.

Artikel negentien. Indien er tusschen de directeuren en commissarissen, of tusschen eerstgenoemden en de deellieb-bers eeni-f verschil mogt ontstaan, zal de beslissing wor-deti opgedragen aan drie scheidsmannen, eenen door de directeuren, de beide andere door commissarissen of deelhebbers en, bij onstentenis, door den raad van justitie te be-noemen.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Bewaargeving.

Eigenlijk gezegde bewaargeving■

Maandag, den .... enz.

Verscheen voor .... enz.

De Heer A., particulier wonende te....;

Die, in tegenwoordigheid van ons notaris en getuigen, heefr. ter hand gesteld en in bewaring gegeven aan den Heer B., koopman, wonende te ...., die, mede alhier verschijnende, verklaarde van denzelven in bewaring te nemen, de volgende goederen:

Een zilver tafelservies, bestaande in enz.;

Zestig zilveren lepels en vorken, enz.

-ocr page 488-

439

Alle welke goederen de bewaarnemer beloofde onder zich te zullen houden, tot dat de eerste comparant van de bui-tenlandsche reis, welke hij voornemens is eerstdaags te ondernemen, zal zijn teruggekeerd, om dezelve alsdan, op de eerste aanvrage aan hem eersten comparant of aan zijne wettige regthebbenden, in behoorlijken staat weder op te leveren.

Daarentegen heeft de eerste comparant zich verbonden aan den tweeden, bij de terugneming der voormelde goederen, voor zijne in deze te nemen moeite, te betalen eene som van ....

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Er leent enis van beivaarneming.

Woensdag, den.... enz.

Verscheen voor .... enz.

De Heer C., particulier, wonende te ....;

Die verklaarde, dat de Heer B., particulier, wonende te . .. . en mede alhier tegenwoordig, aan hem in bewaring heeft gegeven eene som van ...., in contante gelden, bestaande in .... stuks goud van tien guldens ieder, . .. stuk pilaar matten, enz.

Belovende de eerste comparant deze penningen behoorlijk te zullen bewaren en, op de eerste aanvrage, aan den Heer B., zijn gemagtigden, erfgenamen of regtverknjgeii-den, terug te geven.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Vrijwillige sequestraiie.

Zaturdag, den .... enz.

Verscheen voor.... enz.

De Heer A., koopman, wonende te . ...; en

De Heer B., particulier, wonende te ....;

Die verklaarden, dat tusschen hen comparanten, voor

-ocr page 489-

440

den raad van justitie te , aanhangig is, een geding over den eigendom van den te velde staanden oogst, op twee perceelen bouwland, gelegen onder de gemeente.., enz. en dat zij comparanten zijn overeengekomen, dezen oogst, hangende dit geding, te stellen onder de bewaring en het beheer van een onpartijdig persoon, die denzelven zal gadeslaan, inzamelen en, bij het einde des gedingsj aan dengene, die alsdan blijken zal daarop regt te hebben» uitleveren, verklarende zij comparanten alzoo die bewaring en dat beheer op te dragen aan den Heer C., landhuurder, wonende te ...., die, mede alhier tegenwoordig, verklaarde deze opdragt aan te nemen.

Eindelijk hebben de twee eerste comparanten aan den aldus gestelden bewaarder, als eene belooning voor zijne te nemen moeite, en als schadeloosstelling voor zijn tijdverzuim, toegezegd eene som van .. .., voor iedere maand, dat zijne bewaring duren zal, te betalen door degene der partijei., aan wie de uitlevering wettig zal geschieden.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Woensdag, den .... enz.

Verscheen voor .... enz.

De Heer A., particulier, wonende te ....;

Die verklaarde, dat de Heer B., koopman, wonende te .., mede alhier tegenwoordig, hem ter leen heeft, gegeven:

Twaalf mahoniehouten stoelen, met zwarte trijpen zittingen ;

Eene uittrektafel van hetzelfde hout, met zes bladen;

Een spiegel met vergulde lijst, lang eene el veertig palmen, en breed 55 palmen, enz.

Alles gezamenlijk uitmakende de stoffering van twee kamers.

-ocr page 490-

441

Voorts verklaarden de beide comparanten, dat deze leening is gedaan voor den tijd van zes maanden ol\' zoo veel korter, als de eerste comparant, in zijne betrekking van . ., zal gehouden zijn te .. . ., te verblijven; belovende hij eerste comparant, gedurende dien tijd, voor de genoemde voorwerpen behoorlijk zorg te dragen, en dezelve daarna in goeden staat aan den tweeden comparant terug te geven, zonder zich echter voor de schade, daaraan door onvoorziene toevallen overkomen, verantwoordelijk te stellen.

(Of wel, en dezelve daarna in goeden Maat aan den tweeden comparant terug te geven, of bij gebreke van dien, aan hem te beta/en den prijs, waarop ieder derzelve hierboven is gevmardeerd, daar hij alle schade, zelfs door onvoorziene toevallen veroorzaakt, voor zijne rekening neemf).

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Verbmikleeuing.

Dingsdag, den .... enz.

Verscheen voor ... enz.

De Heer A., koopman, wonende te....;

Die verklaarde van den Heer B., particulier, wonende te ...., mede alhier tegenwoordig, ter leen te hebben ontvangen, zestig vaten klapperolie, van goede en in den handel leverbare qualiteit; belovende hij eerste comparant, heden over zes maanden, aan denzelven Heer B.eene gelijke hoeveeUieid van dezelfde waar terug te geven of, bij gebreke van dien, hem de waarde daarvan te betalen, tegen den prijs, welke de klapperolie, volgens de laatste prijs courant, alsdan te ... . gelden zal.

Waarvan acte, enz. f

Gedaan en verleden, enz.

Eenvoudige geldleening met interest.

Donderdag, den .... enz.

Verscheen voor .... enz.

-ocr page 491-

442

Ue Heer A., koopman, wonende te ;

Die verklaarde van den Heer B., particulier, wonende té .. .., ter leeu te hebben ontvangen, en aan denzelve alzoo te dier zake schuldig te zijn, eene som van . .. .; welk bedrag hij belootd heeft en zich bij deze verbindt, aan den geldschieter, zijne erven of regtverkrijgenden, terug te geven, heden over vier jaren, en inmiddels daarvan interessen te betalen, gerekend tegen zeven ten honderd in het jaar; zullende deze interessen met het einde van ieder jaar vorderbaar zijn, en ten huize van den schuld-eischer moeten worden voldaan, terwijl deze bij gebreke van dieu geregtigd zal wezen, de voorschreven hoofdsom dadelijk op te eischen.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Geldleening, met hoofdelijke verlindteuis en betaling in termijnen.

Donderdag, den .... enz.

Verscheen voor .... enz.

De Heer A., particulier, en vrouwe li., zijne echtge-noote, beiden wonende te...., en de laatste tot het verlijden deze behoorlijk gemagtigd;

Die verklaarden van den Heer C., koopman, wonende

te____, ter leen te hebben ontvangen, en alzoo aan den-

zelve ter dier zake schuldig te zijn, een som van....; welk bedrag zij comparanten beloven en zich hoofdelijk verbinden, aan den geldschieter, zijne erven of regtverkrijgenden, terug te geven, in vier gelijke termijnen, van

welke de eerste vorderbaar zal zijn op den____, de tweede

zes maanden daarna, en zoo vervolgens; zullende al deze betalingen moeten geschieden in handen en ten huize van

den- crediteur of zijne regtverkrijgenden te____; terwijl deze,

bij gebreke van naauwkeurige naleving dezer verbindtenis, het regt zullen hebben, de geheele som of wat alsdan daarop nog verschuldigd mag zijn, in eens te vorderen.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

-ocr page 492-

443

Renten.

Vestiging eener allijddurende rente.

Vrijdag, den.....enz.

Verscheen voor.....enz.

De Heer A., particulier^ wonende te....;

Die verklaarde van der; Heer B., fabrikant, wonende te ...., die mede alhier tegenwoordig, deze verklaring aanneemt, ontvangen te hebben eene som van acht duizend gulden, onder verbindtenis om daarvoor aan den geldschieter, zijne erven of regtverkrijgenden, te zullen betalen eene jaarlijksche altijddurende rente, groot acht honderd gulden, vorderbaar in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste zal vervallen op den eersten Mei, de tweede op den eersten November van Leder jaar, te beginnen met den eersten Mei eerstkomende, alles onder beding:

Ten eerste. Dat de gezegde hoofdsom door den rent heller niet zal kunnen worden teruggevorderd, dan in de gevallen, waarin de schuldenaar eener altijddurende rente, naar de wet, tot aflossing kan worden genoodzaakt.

Ten tweede. Dat de rentpligtige van zijne zijde, ondanks den rentheffer, tot geene aflossing zal worden toegelaten, dan na verloop van zes jaren , sinds de dagteekening dezer acte, en dat in allen gevalle die aflossing door eene. waarschuwing, minstens zes maanden te voren te doen, zal worden voorafgegaan.

Ten derde. Dat de betaling, zoo van de achterstallen, als van de hoofdsom zal geschieden ten huize van den rentheffer te .. .., en dat deze, zijne erven of regtverkrijgenden , zich naar elders verplaatsende of elders gevestigd zijnde, in die stad eene plaats van betaling zullen moeten aanwijzen, ten ware zij mogten verkiezen rente en hoofdsom bij den rentpligtige te komen ontvangen.

Ten vierde. Dat de eerste comparant, tot waarborg der betaling, zoo van achterstallen als van hoofdsom, hijpo-thecair zal verbinden een huis, enz.

-ocr page 493-

444

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Aflossing eener altijddurende rente.

Maandag, den.....enz.

Verscheen voor.....enz.

De Heer A., particulier, wonende te ....;

Die verklaarde van den Heer B., particulier, wonende

te....., op heden ontvangen te heb ben eene som van acht

duizend guldens, tot aflossing eener altijddurende rente, welke gezegde Heer B., krachtens eene acte, onder nummer ... gepasseerd voor den notaris N. en getuigen, te..., den .. . ., ten bedrage van acht honderd guldens, aan hem schuldig was; verklarende hij comparant mits deze betaling voor die aflossing te quiteren, en mitsdien van alle regt en aanspraak op gezegde rente af te zien, en te gelijk toe te stemmen in de doorhaling der inschrijving, tot waarborg der betaling, zoo van achterstallen als van de hoofdsom derzelve rente, ten zijnen verzoeke en behoeve genomen.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Vestiging eener lijfrente, onder bezwarenden titel, op het lijf van den renthejfer.

Dingsdag, den.....enz.

Verscheen voor.....enz.

De Heer A., particulier, wonende te . .. .;

Die verklaarde van den Heer B., particulier, wonende te...., die, mede alhier tegenwoordig, deze verklaring aanneemt, ontvangen te hebben eene somma van zes duizend guldens, onder verbindtenis van daarvoor aan den-zelven Heer B., zijn leven lang, te betalen eene jaarlijk-sche rente van zes honderd guldens, vorderbaar in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste zal vervallen op den eersten Januarij, de tweede op den eersten Julij van ieder

-ocr page 494-

445

jaar, te beginnen met den eersten Januarij eerstkomende; zullende deze betalingen moeten geschieden ten woon-huize van den rentheffer te.... of, wanneer deze zich naar elders mogt verplaatsen, aan zoodanige plaats, als hij in dezelve stad daartoe zal aanwijzen.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Vestiging eener lijfrente ten behoeve van den geldschieter, op het hoofd van een derde.

Donderdag, den.....enz.

Verscheen voor.....enz.

De Heer A., particulier, wonende te....,

Die verklaarde van den Heer B., koopman, wonende te...., die, mede alhier tegenwoordig, deze verklaring aanneemt, te hebben ontvangen eene som van . . . ., onder verbindtenis van daartegen aan denzelven Heer B. te zullen betalen eene jaarlijksche lijfrente, groot twee honderd guldens, gevestigd op het hoofd van den Heer C., rentenier, wonende te . . . ., bij wiens overlijden, doch eerder niet, dezelve rente alzoo zal komen te vervallen; alles onder beding:

Ten eerste. Dat de gedachte rente zal betaalbaar zijn in twee gelijke termijnen, de eene op den eersten Mei, de andere op den eersten November van ieder jaar, te beginnen met den eersten Mei eerstkomende, ten woon-huize van den rentheffer te.... of, wanneer deze zijne erven of regtverkrijgenden, zich naar elders mogten verplaatsen, op zoodanige plaats in dezelve stad, als zij daartoe zullen aanwijzen.

Ten tweede, enz.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

-ocr page 495-

446

Vestiging eener lijfrente ten lehoeve en op het hoofd van een derde.

Zatui-dag, den.....enz.

Verscheen voor.....enz.

De Heer A., koopman, wonende te____,

Die verklaarde van den Heer B., particulier, wonende te____,dic, mede alhier tegenwoordig, deze vei\'klaring aanneemt, ontvangen te hebben eene som van drie duizend guldens, onder verbindtenis, om daartegen aan den Heer

C., particulier, wonende te____, eene jaarlijksche lijfrente

te betalen, groot zes honderd guldens, gevestigd op het

hoofd van den Heer D., landhuurder, wonende te_____

bij wiens overlijden, doch eerder niet, dezelve rente alzoo zal komen te vervallen; alles onder beding:

Ten eerste, dat enz.

En is mede verschenen de Heer C., particulier, wonende te____, voornoemd, verklarende en aldus ten zijnen behoeve, door den eersten comparant gevestigde lijfrente, dankbaar aan te nemen.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Assurantie.

Eenvoudige assurantie van een huis tegen brandgevaar.

Woensdag, den.....enz.

Verschenen voor.....enz.

De Heer A., koopman, wonende te....;

Die verklaarden overeengekomen te zijn, dat de eerstgenoemde comparant den tweeden, voor een tijdvak van____

jaren, te rekenen van heden, verzekert voor alle schade, welke, deze, ter zake van brand of ander daarmede bij de wet gelijk gesteld onheil, mogt komen te lijden, aan een

hem toebehoorend huis, staande te____, enz., welk huis,

gebouwd van steen en met pannen gedekt, door den verzekerde wordt bewoond, en gedeeltelijk tot eenen winkel

-ocr page 496-

447

van.....wordt gebruikt, en belend is, voor of ten noorden aan de straat, zuid aan een eigen tuin of erf, west aan een woonhuis, thans toebehoorende aan, en in gebruik bij den Heer D., en oost aan een pakhuis of bergplaats van verwwaren, gebouwd in hout en met pannen gedekt, thans in eigendom en gebruik bij den Heer F.

Wijders verklaarden de comparanten het aldus verzekerd huis te schatten op eene waarde van____

(Of, dat het aldv.s verzekerd iïuis door drie deskundigen, in gemeen overleg door hen benoemd, blijkens het verslag door deze uitgebragt en geteekend den____, enz., is geschat op eene zakelijke waarde van.....).

Weshalve de eerste comparant, bij eventueel onheil, nimmer meer dan tot vergoeding dier som zal gehouden zijn, en deze ook bij gedeeltelijke schade, door vergelijking met de waarde van het alsdan overgeblevene, tot bepaling van het geleden verlies zal strekken.

Terwijl de comparanten al vei der zijn overeengekomen: Dat de betaling der verzekerings-penningen door den eersten comparant zal geschieden, uiterlijk binnen zes weken, nadat hem van het onheil is kennis gegeven, en nadat het bedrag der schade, hetzij in der minne, hetzij door deskundigen, zal zijn bepaald.

Dat die deskundigen na eene enkele sommatie, ten verzoeke der meest gereede partij, door den raad van justitie te .... zullen worden benoemd.

Dat alle geschillen, welke overigens uit dit contract mogten voortspruiten, door drie scheidsmannen, door partijen, en bij verschil of weigering, door den regter te benoemen, zullen worden beslist.

Dat de tweede comparant als premie aan den eersten comparant zal betalen, in eens eene som van.....[oijaarlijks eene som van....) vorderbaar op den.....

Waarvan acte, enz.

Gedaaa en verleden, enz.

-ocr page 497-

448

Verzekering eetier bouwhoeve tegen hrandf/evaar, met beding van herhovw.

Diiigsdag, den.....enz.

Verschenen voor.....enz.

De Heer A., particulier, wonende te....; en

De Heer B., landhuurder, wonende te----;

Die verklaarden overeengekomen te zijn, dat de eerstgenoemde comparant den tweeden, gedurende een tijdvak van driejaren, te rekenen van lieden , verzekert voor alle schade, welke deze, ter zake van brand, of ander daarmede bij de wet gelijk gesteld onheil, mogt komen te

lijden aan eene bouwhoeve, gelegen onder degemeente----,

enz., no.....; welke bouwhoeve, bij den verzekerde in

gebruik, bestaat in een woonhuis, met daaraan verbonden stal, beiden in steen gebouwd en met pannen gedekt, alles gelegen op en omringd door een eigen door water afgesloten erf.

Wijders verklaarden de comparanten, dat deze verzekering is aangegaan onder beding van wederopbouwing, eu tot een bedrag van ...., zijnde drie vierden van de som, waarop de kosten van herbouw voor het geheel worden geschat; weshalve dc eerste comparant, bij eventueel onheil, nimmer meer dan tot vergoeding der eerstgemelde som zal gehouden zijn en, bij gedeeltelijke schade, met de betaling van een evenredig deel of drie vierden in de kosten van herstel zal kunnen volstaan;

Terwijl de comparanten a) verder zijn overeengekomen:

Dat de verzekerde zal gehouden zijn, onmiddelijk na het onheil, daarvan aan den verzekeraar kennis te geven, en partijen, binnen veertien dagen na die kennisgeving, zullen overgaan tot de benoeming van drie deskundigen, welke de kosten van wederopbouwing of van herstel zullen begrooten; terwijl die benoeming, bij verschil of weigering van eene der partijen, ten verzoeke van de meest gereed zijnde, door den regter zal geschieden.

Dat de verzekerde uiterlijk binnen twee maanden, nadat

-ocr page 498-

449

de begrooting heeft plaats gehad, met den herbouw of het herstel een begin zal moeten maken, en dezelve binnen den kortst mogelijken tijd zal behooren te voltooijen.

Dat de verzekeringspenningen, binnen dezelfde twee maanden na de begronting (of binnen eeve maand nadat met het vierk een begin zal zijn gemaakt), aan den verzekerde zullen worden betaald, mits deze, des gevorderd, voldoende zekerheid stelle, dat dezelve werkelijk tot den herbouw of het herstel zullen worden besteed; terwijl de betaling, indien de verzekerde met het stellen dier zekerheid in gebreke mogt blijven, eerst na de voltooijing vau het werk en nadat de verzekeraar in staat zal zijn gesteld hetzelve op te nemen, van dezen zal mogen gevorderd worden.

Dat de tweede comparant, als premie, aan den eersten

zal betalen eene som van.....jaarlijks, vorderbaar op den

eersten Mei van ieder jaar.

Waarvan acte, enz.

Aldus gedaan en verleden, enz,

Leoensvamp;i zekering.

Woensdag, den.....enz.

Verscheen voor.....enz.

De Heer A., particulier, wonende te. .. .;en

De Heer B., particulier, wonende te....;

Die verklaarden overeengekomen te zijn, dat de eerstgenoemde comparant, tegen betaling eener som van...., welke hij verklaart vóór het verlijden dezer acte ten zijnen genoegen ontvangen te hebben, zich verbindt, om,bij het overlijden van den tweeden comparant, aan de wettige erfgenamen van dezen,

(of, aan diens ec/Ugenoote, vrouwe C., ea \'jij vooroverlijden van deze, aan de kinderen uit hun huwelijk venoekt, of aan hunne verdere afstammelingen staaksgewijze).

Te voldoen eene som van...., en zulks uiterlijk binnen drie maanden, nadat de eerste comparant v?n het overlijden op eene wettige wijze kennis zal dragen.

-ocr page 499-

450

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Verzekering van het leven van een derde, voor een bepaalden tijd, tegen eene jaarlijksche premie.

Dingsdag, den .... enz.

Verschenen voor .... enz.

De Heer A., koopman, wonende te . . . .; en

De Heer B., particulier, wonende te ;

Die verklaarden overeengekomen te zijn, dat de eerstgenoemde comparant, gedurende zes jaren, te rekenen van den dag waarop deze acte wordt gepasseerd, ten behoeve van den tweeden comparant, verzekert het leven van diens broeder, den Heer C., koopman, wonende te. . ., en zich alzoo verbindt, wanneer gemelde Heer C. binnen den gezegden tijd mogt komen te overlijden, binnen drie maanden , nadat hij eerste comparant van dat overlijden op eene wettige wijze kennis zal hebben bekomen, aan den tweeden comparant te betalen eene som vanzijnde deze verzekering overigens gesloten onder beding eener premie

van......jaarlijks, welke de eerste comparant erkent voor

het eerste jaar, bij het verlijden dezer, ten zijnen genoegen ontvangen te hebben, en die voorts door den verzekerde op den.. . .van ieder volgend jaar, zoo lang de verzekering duurt, aan hem zal worden voldaan, terwijl dit contract, bij gebreke dier voldoening, uiterlijk binnen veertien dagen na den daarvoor bepaalden tijd, regtens zal zijn verbroken, zoodat de verzekeraar van alle verpligting, om daaraan gestand te doen, is ontslagen, zonder gehouden te zijn, het bedrag der reeds bij hem genotene premie terug te geven.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

-ocr page 500-

151 Lastgeving

Algemeene volmagt.

Maandag, den.....enz.

Verscheen voor.....enz.

De Heer A., particulier, wonende te....;

Die, gereed zijnde om eene buitenlandsche reis te ondernemen, verklaarde bij deze tot zijnen algemeenen gelastigde te benoemen den Heer B., advocaat, wonende te..., wien hij alzoo magtig maakt, om, voor hem en in zijnen naam, al zijne goederen, zoo roerende als onroerende, welke hij op dit oogenblik bezit, of bij vervolg mogt verkrijgen , te beheeren, zijne regten uit te oefenen, en al zijne overige belangen waar te nemen; tot dat einde de gezegde goederen, zoo roerende als onroerende, te verknopen, te ruilen en over te dragen, op al zulke voorwaarden, als hij gemagtigde raadzaam zal oordeelen; uitstaande kapitalen ter aflossing op te eischen , derzelver bedrag te ontvangen, daarvoor quitantie, benevens handligting van de daaraan verbondene hypotheken te geven; alle andere gelden den comparant, hetzij als hoofdsom, hetzij als interessen, renten of andere inkomsten toekomende, mede in ontvang te nemen; de penningen uit het een en ander voortkomende weder te beleggen, daarvoor roerende of onroerende goederen, effecten of andere schuldvorderingen aan te koopen; gelden ter leen op te nemen, en tot zekerheid daarvan des comparants goederen in pand te geven en hypothecair te verbinden; schenkingen onder de levenden , heteij zuiver, hetzij onder voorwaarden, den comparant gedaan , aan te nemen; legaten op te vorderen en te ontvangen; in alle nalatenschappen, waartoe hij comparant geroepen wordt, hem te vertegenwoordigen; dezelve zuiver of onder voorregt van boedelbeschrijving te aanvaarden, en te verwerpen; verzegeling of ontzegeling te vorderen, zich daartegen te verzetten, boedelbeschrijvingen op te ma-

-ocr page 501-

452

ken of te doen opmaken; schatters, deskundigen en bewaarders, te benoemen; memorien van aangifte voor het regt van successie op te maken, in te leveren en met eede te bevestigen; met andere mede-geregtigden tot scheidingen verdeeling, alsmede tot den verkoop, te concurreren, dezelve desnoodig daartoe in regten te noodzaken, rekeningen aan te hooren, op te nemen en te sluiten; in het algemeen alle des comparants regten en actiën in regten te doen gelden; daartoe eischende en verwerende op te treden , practizijns aan te stellen; beslissende eeden op te dragen, terug te wijzen en aan te nemen; vonnissen te ligten, daarin te berusten of daarvan in honger beroep of cassatie te komen; dezelve ten uitvoer te leggen en daartoe in geval van lijfsdwang bijzondere volmagt te geven; alle dadingen aan te gaan en de beslissing aam scheidsmannen op te dragen; huur-cohtracten en alle andere overeenkomsten omtrent des comparants goederen te sluiten; en, in het algemeen, zoo wat het beheer ala de beschikking over die goederen en de uitoefening van dés comparants regten betreft, al datgene verder en meer te doen, wat de gemagtigde nuttig of noodig zal oor-deelen, en wat hij comparant-zelf zoude kunnen, mogen of moeten doen, al ware het dat daartoe eene bijzondere volmagt werd vereischt; gevende de comparant eindelijk aan zijnen gelastigde de magt, om, door substitutie, voor de uitvoering van dezen last, geheel of gedeeltelijk, een of meer andere personen in zijne plaats te stellen; alles onder bepaling, dat de gemagtigde, bij zijne rekening en verantwoording, boven zijne voorschotten, een honorarium van drie ten honderd van de door hem te doene ontvangsten in uitgaaf zal mogen brengen.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Bijzondere volmagt tot verkoop.

Woensdag, den .... enz.

Verscheen voor .... enz.

-ocr page 502-

153

De Heer A., koopman, wonende te ;

Die verklaarde bij deze te magtigen den Heer B., particulier, wonende te ...., om voor hem en in zijnen naam, op zoodanige wijze, tot zoodanigen prijs en onder zoodanige voorwaarden, als hij het meest geraden zal oordeelen, te verkoopen een landgoed, den comparant toebehoorende, genaamd .. .., gelegen te ..., enz., en bestaande uit: een heerenhuis, met stalling, koetshuis, enz.

Om bij gevolg, ten aanzien van dien verkoop, alle overeenkomsten aan te gaan, den comparant tot vrijwaring te verbinden, den kooper in het bezit te stellen, de termijnen van betaling te regelen, den bedongen prijs te ontvangen, daarvoor te quiteren en handligting van de bedongen hypotheken te geven; bij gebreke van betaling, of wanneer er, uit anderen hoofde, over de uitvoering der gedachte overeenkomst, verschil mogt ontstaan, den kooper, of wien het mogt aangaan, in regten te vervolgen, of verwerende des comparants belangen waar te nemen, daartoe practizijns aan te stellen, vonnissen te ligten en ten uitvoer te leggen, enz.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Volmagl tot gddopneming.

Donderdag, den .... enz.

Verscheen voor .... enz.

De Heer A., koopman, wonende te ....;

Die verklaarde bij deze te magtigen den Heer B., notaris, wonende te ...., om, voor hem en in zijnen naam, van zoodanige personen, als hij daartoe genegen zal vinden, en onder zoodanige voorwaarden, als hij geraden zal oordeelen, ter leen te nemen eene som van twintig duizend gulden; den comparant diensvolgens tot teruggave dier som, op den bepaalden tijd, benevens tot betaling van de te bedingen interessen, te verbinden, en tot zekerheid dier verbindtenis aan den geldschieter te verleenen hypotheek op des comparants huis, staande en gelegen te ....

-ocr page 503-

454

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Volmagl om eene schenking aan te nemen.

Dingsdag, den .... enz.

Verscheen voor .... enz.

De Heer A., particulier, wonende te ;

Die verklaarde bij deze te magtigen den Heer B., advocaat, wonende te ...., om voor hem en in zijnen naam aan te nemen de schenking onder de levenden, welke des comparants vaderlijke oom, de Heer C., particulier, wonende te ...., voornemens is aan hem te doen, van een buitengoed, genaamd . . . ., gelegen onder de gemeente .. ., en bestaande uit .. . .; tot dat einde den comparant te verbinden tot nakoming der voorwaarden, door den schenker te bedingen, en voorts de noodige acten te passeren.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Volmagt om in een huwelijk toe te stemmen, en eene schenking hij Imwelijksehe voorxoaarden te doen.

Vrijdag, den .... enz.

Verschenen voor .... enz.

De Heer A., particulier, wonende te . . ..; en

Vrouwe B., zijne echtgenoote, welke tot het verlijden dezer door den eersten comparant wordt geautoriseerd;

Die verklaarden te magtigen den Heer C., particulier wonende te ...., om, voor hen en in hunnen naam, tegenwoordig te zijn bij het opmaken van, en toe te stemmen in de Imwelijksehe voorwaarden, waaronder hun minderjarige zoon D., advocaat, wonende te ...., voornemens is met Mejufvrouw B., particulier, wonende te .... een huwelijk aan te gaan; voorts ter zake van gezegd huwelijk aan gemelden hunnen minderjarigen zoon te schenken en in vollen eigendom over te dragen een huis met tuin en

-ocr page 504-

455

erf, staande en gelegen in .. .., te . . .., enz. den comparanten toebehoorende; en eindelijk, bij de voltrekking van het huwelijk voor den ambtenaar van den burgerlijken stand, voor hen en in hunnen naam, daartoe de vereischte toestemming te geven.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Substitutie van volmagt.

Maandag, den.....enz.

Verscheen voor.....enz.

Ue Heer A., particulier, wonende te....;

Die, als gemagtigde van den Heer B., koopman, wonende

te____,bij acte verleden ouder nummer twee voor den notaris

C. en getuigen te_____ den —, verklaarde, krachtens de bevoegdheid hem daartoe bij die acte verleend, in zijne plaats

te stellen den Heer C., advocaat, wonende te____, en dezen

alzoo op zijne beurt te magtigen, om de belangen van zijnen lastgever waar te nemen, zoo en in dier voege als hem zulks bij meergemelde acte is opgedragen.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Herroeping van volmagt.

Woensdag, den.....enz.

Verscheen voor.....enz.

De Heer A., koopman, wonende te;

Die verklaarde bij deze te herroepen de volmagt, door hem, bij acte verleden voor den notaris B. en getuigen te----,den —,onder nummer____,aan den Heer C., particulier, wonende te...., gegeven, die zich alzoo van alle verdere bemoeijingen, krachtens die volmagt, zal hebben te onthouden.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz

-ocr page 505-

4gt;5lt;)

Dading.

Qewone dading.

Donderdag, den.....enz.

Verschenen voor......enz.

De Heer A., particulier, wonende te....; en De Heer B., particulier, wonende te....; Die, overeengekomen zijnde om de tusschen hen bestaande geschillen in der minne te beëindigen, hebben te kennen gegeven:

Dat des eersten cornparants vader, wijlen de Heer C., in leven advocaat, gewoond hebbende en overleden te...., den...., op den tienden .Tulij achttien honderd vier en dertig, heeft aangegaan een tweede huwelijk met mede nu wijlen vrouwe D., na vooraf met deze zijne aanstaande echtgenoote, bij acte verleden voor den notaris E. en getuigen te...., onder nummer twee, te zijn overeengekomen , dat er tusschen hen eene algeheele gemeenschap van goederen zoude bestaan:

Dat gezegde Heer C., al verder, bij eene andere acte, verleden voor denzelfden notaris, den achtsten Augustus achttien honderd vijf en dertig, aan den tweeden comparant, welke was de volle broeder van genoemde zijne huisvrouw, onder de levenden heeft geschonken een huis,

tuin en erf, staande en gelegen te____,enz.

Dat de eerste comparant, na het overlijden van gezegden zijnen vader, vermeenende, dat hij door deze onderscheidene beschikkingen in zijne regten was verkort, te. dier zake tegen den tweeden comparant eene regtsvor-dering heeft ingesteld, strekkende vooreerst, om de voor-deelen, door zijne vooroverledene zuster bij huwelijksche voorwaarden genoten, te doen inkorten en ten andere, om de voormelde schenking, als aan een tusschen beiden komend persoon gedaan, te doen vernietigen.

Dat deze regtsvordering voor den raad van justitie te____

aanhangig gemaakt, zoo verre was voldongen geworden, dat partijen over en weder conclusien hadden genomen, toen zij te rade zijn geworden de zaak in der minne af te

-ocr page 506-

457

doen, en, na . deswege onderhandeld te hebben, hebben bepaald :

Ten eerste. Dat de tweede comparant B. zal blijven in het ongestoord bezit en den eigendom van het huis, met tuin en erf, biervoren omschreven, hem door den Heer C, onder de levenden geschonken.

Ten tweede. Dat hij uit de gemeenschap, tusschen gemel-den Heer C. en zijne tweede echtgenoote, vrouwe D,, bestaan hebbende, zal genieten eene som van twintig duizend guldens in contanten, uiterlijk binnen den tijd van een jaar na het verlijden dezer, te betalen, en voorts zal hebben het vruchtgebruik van de buitenplaats, door de overledene echtgenooten bewoond geweest zijnde, genaamd

bestaande in heerenhuis, enz., gelegen te.....enz.,

welke buitenplaats wijlen den Heer C. is aangekomen enz,

Ten derde. Dat de tweede comparant, mits deze voordeden, van alle regten, welke hem, als eenige erfgenaam bij versterf van wijlen zijne zuster, vrouwe D., in of op de gemeenschap, tusschen deze en baren echtgenoot bestaan hebbende, afziet.

Ten vierde. Dat de kosten tot dus verre gemaakt, zullen zijn en blijven gecompenseerd, terwijl die van de tegenwoordige acte, met de gevolgen van dien, de overschrijving daaronder begrepen, door den eersten comparant zullen worden gedragen.

Waarvan acte; enz.

Gedaan en verleden , enz.

Compromis.

Gewoon compromis, met afziening van hooger beroep enz.

Woensdag, den..... enz.

Verschenen voor.... enz.

De Heer A., particulier, wonende te____, ter eenre, en

De Heer B., koopman, wonende te____, ter andere zijde;

20

-ocr page 507-

458

üie verklaarden, dat zij comparanten, tot de liquidatie en verevening zullende overgaan eener vennootschap, welke

op den_____ bij acte voor den notaris L, en getuigen,

te_____ onder nummer ,.., verleden, voor den tijd van

drie jaren tusschen hen werd opgeiigfc, zich niet hebben knnnen verstaan, omtrent de navolgende punten : 1°. enz.

2U. enz.

Dat zij comparanten, verlangende den omslag en de kosten eener gewone regtsvordering te vermijden, zijn overeengekomen, deze hunne verschillen door scheidsmanhen te doen uitwijzen, en als zoodanig hebben verkozen: De Heer C., advocaat.

De Heer D., koopman , en De Heer E., particulier,

allen wonende te.....

Dat zij comparanten respectivelijk aannemen, binnen veertien dagen na het verlijden dezer, bij gezegde scheidsmannen in te leveren de stukken en bescheiden, welke tot de bovenstaande verschillen betrekking hebben, benevens hunne beweringen daaromtrent, in den vorm eener behoorlijk gemotiveerde conclusie gebragt.

Dat zij vervolgens wederkeerig van die stukken zullen mogen kennis nemen, en vier weken zullen hebben om daarop te antwoorden, na verloop van welke de Heeren arbiters, na van het een en ander kennis te hebben genomen, den dag zullen bepalen, waarop, partijen zullen worden toegelaten, om hunne vorderingen en beweringen nader mondeling uiteen te zetten.

Dat, in geval eene der partijen met deze productie, tegenspraak of nadere ontwikkeling, in gebreke mogt blijven, Heeren arbiters des noods op die van de wederpartij uitspraak zullen doen, en zulks uiterlijk binnen vier maanden na de dagteekening dezer acte, met welk tijdstip hun last zal zijn vervallen.

Dat de comparanten wederkeerig uitdrukkelijk afzien van alle regt van hooger beroep; zullende overmits het

-ocr page 508-

459

door de scheidsmannen te vellen vonnis worden beschouwd kracht van gewijsde te bezitten en als in het hoogste ressort geslagen te zijn.

Dat, in geval een of meer der hiervoren benoemde scheidsmannen zich aan den hun opgedragen last mogten onttrekken, zij comparanten niettemin gehouden zullen zijn hunne verschillen langs dien weg te doen uitwijzen en tot dat einde, uiterlijk binnen drie dagen, nadat hun de weigering is kenbaar geworden, anderen zullen kiezen, of wel, omtrent die keuze niet kunnende overeenkomeDj door den raad van justitie te .... zullen doen benoemen^ waartoe des noods de méést gereede partij bij deze wo ut gemagtigd.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Compromis om naar billijkheid te beslissen.

Vrijdag, den .... enz.

Verschenen voor , , , , enz.

De Heer A., particulier,\' wonende te , , , , ter eenre; en De Heer B,, koopman, wonende te ter andere zijde; L)ie verklaarden, dat zij comparanten, sinds eenigen tijd een handel voor gemeene rekening gedreven hebbende ia houtwaren, bij de liquidatie daarvan, zich niet hebben kunnen verslaan omtrent de navolgende punten;

1°. enz.

2°. enz.

Dat zij comparanten zijn overeengekomen, deze hunne verschillen aan de beslissing van drie onzijdige personen te onderwerpen, die daarover als goede mannen, meer naar billijkheid dan naar streng regt, uitspraak zullen doen, en dat zij als zoodanig hebben verkozen:

Den Heer C., koopman.

Den Heer I)., particulier, en Den Heer HJ,, procureur,

allen wonende te ...., welke, alhier tegenwoordig, verklaarden dien last aan te nemen.

-ocr page 509-

4fi0

Verklarende voorts de twee eerste comparanten, dat zij, binnen veertien dagen na het verlijden dezer, respective-lijk aan Heeren arbiters zullen inleveren de stukken en bescheiden, tot de vorenbedoelde geschilpunten betrekking hebbende, benevens hunne beweringen daaromtrent in schrift gebragt; na welke inlevering het aan Heeren arbiters zal zijn overgelaten, om op zoodanigen voet en binnen zoodanigen tijd, als zij zullen goedvinden te bepalen, van dezelve comparanten nadere inlichtingen te vragen, en des noods eene instructie te bevelen; welk een en ander intusschen met den meesten spoed zal behooren plaats te hebben, opdat de beslissing zoodra mogelijk volge.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Beding om toelcomslige geschillen aan scheidsmannen te onderwerpen.

Vrijdag, den .... enz.

Verschenen voor .... enz.

De Heer A., enz.

Die verklaarden, enz.

Eindelijk verklaarden de comparanten overeengekomen te zijn, dat zij al de geschillen, welke bij vervolg uit deze overeenkomst tusschen hen mogten onlstaan, door scheidsmannen zullen doen uitwijzen.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Borgtogt.

Eenvoudige borgtogt.

Maandag, den .... enz.

Verscheen voor .... enz.

De. Heer A., koopman, wonende te ....;

-ocr page 510-

4.61

Die, kennis genomen hebbende van eene obligatoire acte, op den . ..., voor den notaris B. en getuigen, onder nummer . .., te . .. . verleden, waarbij zijn schoonbroeder, de Heer D., koopman, wonende te , erkent schuldig te zijn aan den Heer C., particulier, wonende te . . ., eene som van vijf duizend guldens, met belofte van daarvan elk jaar op den . . ., te beginnen met den . . . ., eene som van duizend guldens af te doen, en inmiddels van het verschuldigde interest a zeven ten honderd in het jaar te betalen;

Verklaarde zich bij deze tot borg te stellen voorgezegden zijn schoonbroeder, voor de rigtige vervulling dier ver-bindtenis, en alzoo te beloven, dat hij, bij gebreke dier vervulling door den principalen debiteur, de gezegde hoofdsom en interessen, op den daarvoor bepaalden tijd en op de wijze bij de meergenoemde acte bedongen, zal voldoen.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Solidaire iorgtogl.

Zaturuag, den .... enz.

Verscheen voor .... enz.

De Heer A., particulier, wonende te ... . enz.

Die, na kennis te hebben genomen enz.

V erklaarde zich bij deze tot solidairen borg te stellen vau gezegden zijnen broeder voor de rigtige vervulling dier verbindtenis, en zich alzoo tot de voldoening van de voorzegde hoofdsom en interessen, op den daarvoor bepaalden tijd en op de wijze bij meergenoemde acte bedongen, solidair niet hem te verbinden.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Gewone borgtogt door twee personen, onder afstand der voorregten van uitwinning en sclmldsplitsing, en met onderborgtogt.

Dingsdag, den .... enz.

Verschenen voor .... enz.

-ocr page 511-

462

De Heer A., particulier, wonende te . ., .; en

De Heer B., advocaat, wonende te.;

Die, na kennis te hebben genomen van eene obligatoire acte, enz.

Verklaarden zich gezamenlijk te stellen tot borgen van gezegden Heer C. voor de rigtige vervulling dier verbind-tenis, onder afstand der voorregten van uitwinning en schuldsplitsing, belovende alzoo, bij gebreke dier vervulling door den principalen debiteur en op de eerste aanmaning, waaruit blijken zal, dat hij behoorlijk in mora is gesteld, de alsdan door hem verschuldigde hoofdsom en interessen, op den tijd en de wijze, bij bovengenoemde acte bepaald, aan den schuldeischer te voldoen.

Eindelijk is nog verschenen de Heer N., koopman, wonende te....; die, na kennis te hebben genomen van de voorschreven bedingen, heeft verklaard zich tot onder-hnrg t.p stellen voor den tweeden comparant B., voor de rigtige vervulling der verbindtenis door dezen aangegaan, belovende alzoo, bij gebreke dier vervulling door gezegden tv. oeden comparant, in zijne plaats, aan de verplig-ting van den hoofdschuldenaar jegens den principalen crediteur, zoo wat de betaling van hoofdsom als die van interessen betreft, te voldoen.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Uiterste Wilsbeschikking.

Algemeene vorm bij openbare acte.

Maandag, den vierden Januaiij achttien honderd zes en veertig;

Verscheen voor Mr. A., notaris gevestigd te...., in tegenwoordigheid van B., particulier, en C., schoenmaker, beiden wonende te. . . ., als getuigen; •

-ocr page 512-

468

De Heer D., koopman, wonende teaan mij notaris bekend;

Die, verlangende over zijne na te laten goederen te beschikken, in tegenwoordigheid der getuigen voornoemd *), aan mij notaris zijn uitersten wil zakelijk heeft opgegeven, naar welke opgave ik denzelven onmiddelijk, almede in tegenwoordigheid der getuigen, in de volgende bewoordingen heb in schrift gebragt (of (hen brengen):

,;Ik benoem tot mijn eenigen en universelen erfgenaam, mijne echtgenoote, vrouwe B.;

„Ik legateer aan mijn broeder, den Heer F, koopman, wonende te. ..., eene som van twee duizend guldens, enz.quot;

Vervolgens heb ik notaris deze beschikkingen den erflater voorgelezen en hem afgevraagd, of het voorgelezene zijn uitersten wil bevat, hetwelk door hem toestemmend is • beantwoord; hebbende ook deze voorlezing, afvraging en beantwoording, in tegenwoordigheid der getuigen plaatsgehad.

Eindelijk heeft de erflater, in tegenwoordigheid als voren, deze acte, na geheele voorlezing, met de getuigen en mij notaris, onderteekend, en is de minuut onder laatstgenoemde blijven berusten.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Olographische uiterste Wilsbeschikking.

Acte van bewaargeving van een aan den notaris open ter hand gestelden uitersten wil.

Vrijdag, den.....enz.

Verscheen voor.....enz.

De Heer A., particulier, wonende te....;

*) Indien de opgave builen de tegenwoordigheid der getuigen gedaan en het opstel door den notaris is gereed gemaakt, moet de erflater, alvorens de voorlezing daarvan geschiede, zijn wil nader zakelijk, in tegenwoordigheid der getuigen, opgeven. Zie bladz. 232 van dit Handboek.

-ocr page 513-

464

Welke comparant, aan mij notaris bekend, in tegen-

(pordigheid der voornoemde getuigen, aan mij heeft ter hand gesteld, om onder mijne minuten te blijven berusten, de bovenstaande, eigenhandig door hem geschrevene en onderteekende uiterste wilsbeschikking, beginnende met de woorden: Ik ondergeteekende A., en eindigende inet de woorden bevattende zeven-en-twintig regels, zonder doorhalingen of tusschenruimten, doch met een renvooi in den derden regel van de tweede bladzijde.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Opschrift en acle van hewaanjeving van eenen verzegelden olugraphischen uitersten wil.

Ik ondergeteekeiide A. verklaar, dat het tegenwoordig verzege\'\' papier mijn eigenhandig geschrevenen en getee-kenden uitersten wil bevat.

Vrijdag, den.....enz.

Verscheen voor.....enz.

De Heer A., particulier, wonende te____;

Welke comparant, aan mij notaris bekend, in tegenwoordigheid der getuigen voornoemd, mij heeft aangeboden een verzegeld papier, met twee afdrukken in rood lak van zijn gewoon cachet toegemaakt, waarop hij comparant, in tegenwoordigheid als voren en van mij notaris, heeft geschreven en onderteekend de verklaring, dat het zijn eigenhandig geschrevenen en onderteekenden uitersten wil bevat, en hetwelk ik onmiddelijk daarop, op zijn verzoek, heb in bewaring genomen, om met deze acte van dépot onder mijne minuten te blijven berusten.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

-ocr page 514-

465

Besloten of geheim testament

Acte van superscriptie.

Donderdag, den...... enz.

Verscheen voor.....,enz.

De Heer A., koopman, wonende te....;

Welke comparant, aan mij notaris bekend, mij, in tegenwoordigheid der vier voornoemde getuigen, heel\'t aangeboden het tegenwoordig, gesloten en met twee afdrukken van des comparants cachet verzegeld, papier;

(of, het tegenwoordig papier, dat in hunne tegenwoordigheid, op aanwijzing van den comparant en in zijn hijzijn, door mij notaris is gesloten, en met twee afdrulcJcen van des comparant» cachet is verzegeld).

Verklarende, dat in dit papier zijn uiterste wil, door hem-zelven geschreven en geteekend (of door een ander geschreven, maar door hem comparant onderteekend), is begrepen, en verzoekende hetzelve, als zoodanig, onder mijne minuten te bewaren.

Van welke aanbieding, verklaring en verzoek, door mij notaris deze acte is opgemaakt, zonder intusschen tot eenige andere acte over te gaan.

Gedaan en verleden, enz.

Opschrift en acte van superscriptie, wanneer de erflater niet spreken kan.

Ik ondergeteekende A., verklaar, dat het tegenwoordig gesloten en verzegeld papier, hetwelk ik den nötaris B.,

gevestigd te____,in tegenwoordigheid van C., D., E. en P.,

als getuigen, aanbiede, mijn, door mij eigenhandig geschreven, gedagteekend en onderteekend, geheim testament bevat, hetwelk ik onder de minuten van genoemden notaris verlang te hebben nedergelegd.

-ocr page 515-

1.66

Dingsdag, den.....enz.

Verscheen voor.....enz.

De Heer A., particulier, wonende te____;

Welke comparant aan mij notaris bekend, niet kunnende spreken, in tegenwoordigheid der vier voornoemde getuigen, op het tegenwoordig gesloten, en met vier afdrukken van des comparants cachet verzegeld papier, heeft geschreven en onderteekend de bovenstaande verklaring, dat hetzelve papier zijn, door hein eigenhandig geschreven, gedagteekend en onderteekend, geheim testament herat, hetwelk hij verlangt onder de minuten van mij notaris te hebben nedergelegd; en heeft de comparant, na het schrijven en onderteekenen dier verklaring, mij het gedachte papier , in tegen woordigheid als voren , aangeboden.

Van welke verklaring en aanbieding deze acte door mij is opgemaakt, zonder intusschen tot eenige andere acte over te gaan.

Gedaan en verleden, enz.

Boedelbeschrijving of Inventarisatie.

In den jare....,op maandag, den....,des voormiddags te tien uren, heb ik Jan Creelsen, openbaar notaris, gevestigd te Batavia, in tegenwoordigheid van ...., beiden mijne klerken ter dezer stede woonachtig, mij vervoegd naar

het woonhuis, staande te____, alwaar woonachtig is vrouwe

A,, weduwe van den Heer B., in leven koopman, aldaar

gewoond hebbende en op den.....overleden, en zulks om,

te dier plaatse, tot behoud der regten van allen, die daarbij belang zouden mogen hebben, over te gaan tot de beschrijving der goederen, behoorende tot de gemeenschap van winst en verlies, die tusschen gemelde vrouwe A. en haren overleden echtgenoot heeft bestaan, als mede tot de bijzondere nalatenschap van denzelven haren echtgenoot.

-ocr page 516-

4.67

en die gevonden zullen worden in het gemelde huis en deszelfs aanbehooren;

Welke beschrijving zal geschieden ten verzoeke en in tegenwoordigheid:

1°. Van den Heer C., adviserend advocaat, wonende

te____, in hoedanigheid als door nu wijlen den Heer

B. benoeuid tot uitvoerder van zijn uitersten wil en beredderaar zijner nalatenschap, bij zijn testament,

op den____, voor den notaris...., te, onder

nummer_____ verleden.

2°. Van voornoemde vrouwe A., weduwe van den Heer B., zonder beroep, zoo in haar eigen naam als in hoedanigheid van moeder en wettige voogdesse over hare twee minderjarige kinderen, genaamd Jan, oud...., en Ernest, oud. . . .jaren; zijnde de vrouwe weduwe ten dezen bijgestaan door den Heer Q., landeigenaar, wonende te, .. ., als door haar echtgenoot, bij zijn aangehaald testament, haar toegevoegd en benoemd tot raadsman iu zake van de door haar uitgeoefend wordende voogdijschap.

3°. Van. . . ., enz.

Mitsgaders nog in tegenwoordigheid:

lc. Van de Heeren X. en Z., beiden kooplieden, wonende te.. .., op wier vordering als schuldeischers de boedel-verzegeling is gedaan; en 2°. Van den Heer M., koopman, wonende te. ..., die als schuldeischer des boedels, tegen de ontzegeling buiten zijne tegenwoordigheid is opgekomen, bij acte van .., enz.

De aanwijzing en de opgave van hetgeen behoort te worden opgeschreven, zal gedaan worden door Mevrouw de weduwe A., die beloofd heeft alles getrouw te zullen aanwijzen en opgeven, zonder iets daarvan te verbergen of achter te houden.

!)e beschrijving zal geschieden, naar mate de zegels door den griffier bij den raad van justitie te. ... gelegd, blijkens proces-verbaal van den...., zullen worden opgeheven.

-ocr page 517-

468

De waardering der roerende goederen zal gedaan worden, voor zoo veel betreft de voorhanden zijnde kooptnan-scliappen door den Heer R., makelaar, wonende te...., en wat verder de roerende goederen aangaat door den Heer S., tauxateur van roerende goederen, mede te...., woonachtig, en als zoodanig door het hoofd van het bestuur der plaats beëedigd.

(Indien verscheidene stukken moeten worden vastgehecht, of aan den notaris vertoond, zoude, ter voorkoming van herhalingen, van de vasthechting of vertooning derzel-ve, alhier melding kunnen worden gemaakt).

En hebben al de comparanten, met de getuigen en den notaris, deze inleiding, na gedane voorlezing, onderteekend.

Waarna is overgegaan tot de besclirijving, zoo als volgt:

Huwelïjksclie voorwaarden.

Een afschrift der huwelijksche voorwaarden, tusschen den Heer B. en vrouwe A., op den.. .voor den notaris..

te...., onder no.....verleden, waarbij onder anderen is

bepaald:

(N. B. Alhier te vermelden al die bepalingen, welke onvoorwaardelijk van kracht zijn, en die, welke door de vervulling der voorwaarden, kracht gekregen hebben, of die nog kracht kunnen krijgen, vooral ook de aanbrengingen ten huwelijk).

Testament.

Een afschrift van de voren aangehaalde uiterste beschikking van den Heer B., waarbij hij enz\'.

(Zie hoe omtrent gevonden uiterste willen en verzegelde papieren moet worden gehandeld op bladz. 248 en 249 van dit Handboek).

Bewijzen van eigendom van vaste goederen, behoorende tol de gemeenschap van winst en verlies.

1°. Betrekkelijk een huis, enz.

a. Een afschrift der koopacte, tusschen... .em.

-ocr page 518-

169

b. Een pakket vroegere eigendomsbewijzen... .enz.

c. Een bewijs van deelneming in de brandwaarborgmaatschappij te.... enz.

d. Eene huurovereenkomst tussohen. . .. enz.

Zijnde de huur te goed sedert. .. .enz.

2quot;. Betrekkelijk een huis. . . .enz.

Bewijzen van eigendom van vaste goederen, hehourende tot de bijzondere nalatenschap van den overledene.

1°. Betrekkelijk, enz.

Schuldbrieven, hehourende tot. . . .enz.

1°. De grosse eener schuldbekentenis, verleden... .enz.

De renten op het overlijden te goed, sedert... .enz. 2°.....enz.

Wisselbrieven, behoorende tot. . . .enz.

Een wisselbrief, groot.., , enz. en door den betrokkene, op den . . . ., aangenomen.

Boehen.

1°. Een dagboek, waarin staan aangeteekend alle zaken) die tot den handel, door den Heer B. gedreven, betrekkelijk zijn; loopende hetzelve van den...., tot den. . ., welk boek door den ondergeteekenden no. taris, op de eerst- en laatstbeschrevene bladzijde, is gewaarmerkt;

2°. Een copijboek der door den Heer B. verzonden brieven, loopende...., enz. gewaarmerkt door en ter plaatse als voren;

3°. Een lias met.....stuks brieven, waarvan de oudste

is gedagteekend den....,en de jongste den. ..., enz.

4°. Een kasboek. . .. enz., gewaarmerkt____,enz., den____

5°. Een grootboek, houdende den staat van zaken van den Heer B. en gewaarmerkt.... enz.

-ocr page 519-

170

Volgens welk boek de, op het overlijden van den Heer B. openstaande rekeningen zouden behooren te worden gesloten, te weten ;

1°. Bladzijde. rekening van...., met eene somma van. . . ., ten behoeve van de gemeenschap van winst en verlies;

2°. Bladzijde. .. .enz.

Met voorschreven werkzaamheden is men van des voormiddags te. . . .tot des namiddags te,. . .uren, zonder oponthoud bezig geweest; zijnde al het opgeschrevene gesteld (of gelaten onder de bewaring van. ..., die zulks erkende en zich daarmede belast, heeft, under belofte van al hetzelve te voorschijn te zullen brengen, ten tijde en aan wie dat behooren zal. En is de voortzetting der beschrijving, met onderling goedvinden, uitgesteld tot en bepaald op..

En hebben de comparanten, met de getuigen en den notaris, het procesverbaal dezer zitting, na gedane voorlezing, onderteekend.

Vervolg van de Boedelbeschrijving.

Tweede Vacatie.

Op dingsdag, den. . .des voormiddags te ... . uren, ingevolge de bepaling bij het sluiten der vorige zitting gemaakt, is door N....., openbaar notaris, gevestigd te ...,

in tegenwoordigheid van de ten dezen verzochte getuigen .. .., terzelver verzoeke en bijwezen als voren en ter plaatse voorschreven, overgegaan tot de voortzetting der beschrijving van de goederen, behoorende tot de voormelde gemeenschap van winst en verlies en tot de voorzegde nalatenschap, zoo als volgt:

Geldpapier en gereede gelden, be/mrende tot... .enz.

1°. Een bankbillet, no....., groot... .enz.

2°, Twintig stuks recepissen, ieder groot,/ 100, no....

-ocr page 520-

m

3°. Vijftig stuks pilaar matten;

4°. enz.

Koopmanschappen, behoorende tot. . . .enz.

Waarvan de waardering is gedaan door. . zoo als volgt: Honderd pikols java-suiker, wegende. is. ...

Veertig kisten, dito thee, enz.

En heeft de makelaar R., al zoo zijne werkzaamheden zijn geëindigd, alhier, na gedane voorlezing, onderteekend.

Meubelen als anders, behoorende tot. . . .enz.

Waarvan de waardering is gedaan door.. , zoo als volgt:

Op den zolder.

1°. Eene tafel, gewaardeerd op....

2°. Enz.

In de slaapkamer.

Huis-, hed- en tafellinnen.

Twee tafellakens en vier-en-twintig servetten van damast, gemerkt B., op....enz.

Goud- en zilverwerk en kleiiiooden. 1°. Een gouden zakhorologie.. .., op. . . .

•lquot;. Twee dozijn zilveren lepels en vorken, wegende...,

op... .

3°, Enz.

Kleederen van den overledene. 1°. Een zwart laken rok, broek en vest, op. . . . iquot;. Enz.

Boekerij.

1°. Een exemplaar Oud en Nieuw Oost-Indië, doorVa-

lentijn, 5 deelen, op. . . .

2°. Een exemplaar Indisch Leeskabinet Biang-Lala, door W. h. Ritter en Mr. L. J. A. Tollens, 8 deelen, op.. 3°. Enz.

En heeft de tauxateur, alzoo zijne werkzaamheden zijn afgeloopen, alhier, na gedane voorlezing, onderteekend.

-ocr page 521-

472

(N. B. Vervolgens bij verklanngen te vermelden al wat de gemeenschap van winst en verlies of de nalatenschap, buiten het opgeschrevene, op het overlijden nog te vorderen had of\' verschuldigd was).

Ook te denken :

1°. Aan vergoedingen, die, opzigtens de aangebragte of, staande huwelijk, door erfenis, making of schenking, verkregen goederen, mogten behoeven te geschieden.

2°. Aan te doene inbrengingen.

3°. Aan de vermelding van door den overledene gedane schenkingen onder de levenden, opdat kunne worden beoordeeld, of er ook over meerder is beschikt dan geoorloofd was.

4°. Aan de verklaring van den voogd of curator, of hij ook iets van den minderjarige of onder curatele gestelde te vorderen heeft.

5°. Aan de verklaring, door den langstlevenden echtgenoot te doen. omtrent den staat der gemeenschap, of deze namelijk bij de beschrijving (indien dezelve lang na het overlijden mogt geschieden) verschilt van den staat, zoo als die was op het overlijden.

Indien er zwarigheden rijzen of verschillen ontstaan, na de vermelding daarvan, te stellen:

En aangezien partijen het onderling op dat punt niet konden eens worden en van de beslissing van hetzelve de geregelde vervolging der beschrijving afhangt, is men overeengekomen , om zich, met den ondergeteekenden notaris, te vervoegen tot den voorzitter van den raad van justitie te...., om daarop in kort geding bij voorraad te beslissen.

Met voorschreven werkzaamheden, enz.; zijnde al het opgeschrevene gelaten, enz. En is de voortzetting der beschrijving uitgesteld tot den, na de beslissing des geschüs, nader overeen te komen en te bepalen tijd.

En hebben de comparanten, enz.

(Het is gebruikelijk, dat, wanneer eene der partijen bij de verdere beschrijving niet kan tegenwoordig zijn, deze, bij het sluiten der zitting verklaart, volmagt te verleenen

-ocr page 522-

473

op een der belanghebbenden, om zijn persoon bij de verdere beschrijving te vertegenwoordigen, van welke vol-magt, bij de opening der volgende zitting, wordt melding gemaakt).

Indien men de beschrijving op eene andere plaats of in een ander huis, dan waar men werkzaam is, gaat voortzetten, omdat aldaar goederen tot deu boedel behoorende aanwezig zijn, maakt men daarvan melding in het slot van het proces-verbaal der zitting, alwaar men het laatst is werkzaam geweest en, bij de opening der eerste zitting, alwaar men de werkzaamheden zal beginnen.

Slot.

Met voorschreven werkzaamheden is men van des voormiddags te. ...tot des namiddags te....,zonder oponthoud bezig geweest; zijnde al het opgeschrevene gesteld (of

gelaten) onder de bewaring van.....die zulks erkende en

zich daarmede belast heeft, onder belofte van al hetzelve te voorschijn ie zullen brengen, ten tijde en aan wie dat behooren zal. En niets meer gevonden zijnde of bedacht kunnende worden, om onder de vorenstaande beschrijving te worden begrepen, heeft....., als de goederen onder bewaring gehad hebbende, vóór dat dezelve waren opgeschreven (of: als het huis bewoond hebbende, waarin de goederen gevonden zijn), verklaard, dat hij (of zij) niets verduisterd heeft, noch gezien noch geweten heeft, dat iets verduisterd is geworden van hetgeen tot de gemeenschap en tot de nalatenschap, in deze behandeld, behoort, welke verklaring door hem (of haar) met den eed, afgelegd in handen van den ondergeteekenden notaris, is bevestigd, waarna deze boedelbeschrijving is gesloten.

\'Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Aldus gepasseerd, enz.

-ocr page 523-

4.74

Boedelscheiding.

WilUqe boedelsclieidinp, waarbij minderjarigen belang hebben.

Vrijdag, den.....enz.

Verschenen voor.....enz.

en in tegenwoordigheid van den Heer N., lid in en als zoodanig vertegenwoordigende de weeskamer te____;

De Heer A. koopman, wonende te____;

Vrouwe B., echtgenoote van, en ten deze bijgestaan en gemagtigd door den Heer C., advocaat, wonende te

De Heer IJ,, particulier, wonende te...., als voogd van de twee minderjarige kinderen van wijlen de Heeren F. en G., in leven echtelieden, gewoond hebbende en overleden te____, met name M. en N.

Welke comparanten, allen aan mij notaris bekend, willende overgaan tot de scheiding en verdeeling der nalatenschap van wijlen den Heer H., in leven particulier,

gewoond hebbende te____, en aldaar overleden den____,

vooraf hebben te kennen gegeven:

Dat gemelde Heer H., der twee eerste comparanten oom en der voornoemde minderjarigen oud oom, bij acte onder nummer. .. ., verleden te.. .., voor den aldaar gevestigden notaris X. en getuigen, den. . .., aan den eersten comparant, onder de levenden, doch met verpligting van inbreng in zijne nalatenschap, heeft geschonken een huis en erf, staande en gelegen enz.

Dat dezelfde erflater, bij huwelijksche voorwaarden, verleden den...., voor den notaris Y en getuigen te..., onder nummer...., de tweede comparante li., ter zane des huwelijks, voor de helft als erfgename in zijne na te laten goederen heeft aangesteld, en eindelijk bij openbaar testament, verleden voor mij notaris en getuigen, onder nummer. .. ., te..., den. . ., tot zijne erfgenamen heeft benoemd, voor een vierde den eersten comparant A,, en voor een ander vierde de minderjarigen M. en N.

Dat de comparante B,, blijkens acte verleden voor den

-ocr page 524-

4.75

notaris Y. en getuigen, onder nummer.te. den aan den erflater, en bij gevolg aan zijne nalatenschap, wegens aan haar ter leen verstrekte gelden, schuldig is eene som van vier duizend guldens, welke schuld de comparanten gezamenlijk overeengekomen zijn hij deze scheiding t,e verrekenen.

Dat van de te verdeelen nalatenschap door mij notaris, bij proces-verbaal van den. ...een behoorlijke inventaris is opgemaakt, doch dat het meerendeel der roerende goederen, speciaal het huisraad en de kleederen. naar de voorschriften der wet, in het openbaar zijn verkocht.

Dat de overige onroerende goederen, de schuldvorderingen uitgezonderd, in deeling zullen worden gebragt, naar de waarde, waarop dezelve bij evengemelden inventaris zijn geschat.

Dat de waardering der onroerende goederen is gedaan door de Heeren R., timmerman, S., metselaar, en T., goudsmid, allen wonende te...., door de comparanten, als deskundigen, daartoe verzocht, en die, alvorens tot deze waardering over te gaan, in handen van het hoofd van het plaatselijk bestuur te...., onder wiens ressort de gedachte goederen gelegen zijn, den vereischten eed hebben afgelegd, en voorts van hunne bevinding, onder dagteekening van den...., een verslag hebben uitgebragt, hetwelk door de comparanten aan mij notaris is overhandigd en aan deze minuut zal blijven vastgehecht.

Na dit een en ander te hebben te kennen gegeven, hebben de comparanten verklaard, dat de massa der te verdeelen nalatenschap bestaat uit de volgende:

Onroerende Goederen.

J0. Een huis en erf, staande en gelegen in de ....straat, te...., enz., en door de hierboven genoemde deskundigen gewaardeerd op eene som van.....................ƒ......

2°. Enz.

-ocr page 525-

476

Effecten en schuldvorderingen.

1°. Eene obligatie, ten laste van Q., verleden vooi\' den notaris Y. en getuigen te...., onder nummer. . .., den. .. ., groot in kapitaal twee duizend gulden, met de interessen daarop sinds den laatsten verschijndag verschuldigd, bedragende eene som van......f

2°. Enz.

Roerende goederen en Contanten.

1°. De boekerij van den erflater, bij den voor-aangetmalden inventaris breeder omschreven, en aldaar gewaardeerd op eene som

van...................................

2°. Enz.

Totaal.......

Weshalve de gezamenlijke baten der te verdee-

len nalatenschap bedragen de som van........

Daarentegen verklaarden de comparanten, dat dezelve nalatenschap is bezwaard met de volgende.

Schulden.

1°. Eene obligatie, ten behoeve van Z.. . .enz.. . . f 2°. Enz.

Totaal.......f

Weshalve de gezamenlijke lasten des boedels

bedragen eene som van................................,/

Welke som, van het bedrag der baten afgetrokken, een zuiver saldo overlaat van................. «

In welk saldo competeert:

Aan den comparant A,, erfgenaam voor een

vierde, eene som van.................................... //

Aan de comparante B., als erfgename voor de

helft, eene som van................................... quot;

En aan de minderjarigen M. en N., als geza-

-ocr page 526-

477

menlijk erfgenamen voor het laatste vierde, eene

som van................................................... u......

Totaal..........ƒ......

En alsnu tot eene verdeeling van de in den boedel voorhandene baten zullende overgaan, verklaarden de comparanten te zijn overeengekomen, dat zullen worden toegewezen:

Aan den comparant A;

1°. Het huis en erf, hiervoren onder de onroerende goederen onder nummer twee vermeld, gewaardeerd op............................ƒ......

2°, Enz. -----

Totaal............/......

Zijnde alzoo een bedrag van hetwelk

overeenkomt met het erfdeel des comparants in het zuiver saldo der nalatenschap.

Aan de comparante B.:

1°. Het huis en erf, onder de onroerende goederen der nalatenschap onder nummer een vermeld, gewaardeerd op.......................ƒ.........

iquot;. Enz. -----

Totaal............ƒ.........

Makende te zamen het aan deze comparante toekomend erfdeel in het zuiver saldo der nalatenschap.

Aan de minderjarigen M. en N.:

1°. De landhoeve, hiervoren onder nummer vier der onroerende goederen vermeld, gewaardeerd op eene som van.........................f.........

2°. Enz.

te zamen uitmakende het erfdeel dezer deelgenooten.

De Heer N., als vertegenwoordigende de weeskamer te...., van dit plan van verdeeling kennis genomen en hetzelve goedgekeurd hebbende, zoo verklaarden de comparanten daarbij te volharden, en mitsdien de nalatenschap

-ocr page 527-

478

van den Heer H. op dien voet voor gescheiden en verdeeld te houden, de onroerende en andere goederen daarin begrepen, aan elkander in vollen eigendom over te dragen, gelijk zulks hiervoren is bepaald, en bekennende, ieder voor zijn aandeel, te hebben overgenomen de titels en bewijzen van eigendom, welke van die goederen voorhanden zijn, alsmede de effecten en titels van schuldvorderingen, in ieders aandeel begrepen.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Geregtelijke scheiding.

Maandag, den .... enz.

Verscheen voor .... enz.

De Heer A., particulier, wonende te ....;

Welke comparant, aan mij notaris bekend, te kennen gaf, dat, bij vonnis van den raad van justitie te. . ., van den . . . ., waarvan eene grosse door den comparant werd overgelegd, is bevolen, dat, ten overstaan van mij notaris, tusschen hem comparant, en B., C. en D., zal worden overgegaan tot de scheiding en verdeeling der nalatenschap van wijlen den Heer O., in leven koopman, gewoond hebbende en overleden te ...., den .. .. , onder bepaling, dat met de werkzaamheden dier scheiding en verdeeling op heden ten mijnen kantore een aanvang zal worden gemaakt, en dat partijen gehouden zullen zijn tot dat einde aldaar, zonder andere oproeping dan de beteekening van voormeld vonnis, te verschijnen;

Dat hij comparant alzoo dat vonnis aan voormelde B., C. en !gt;., heeft doen beteekenen, en dien ten gevolge verlangt, dat alsnu tot de voormelde scheiding en verdeelinj zal worden overgegaan.

Eu zijn mede verschenen :

De Heeren B., C. en D., voornoemd, allen bij mij notaris bekend, die verklaarden bereid te zijn, tot de gevorderde scheiding en verdeeling mede te werken.

-ocr page 528-

479

De gezamenlijke comparanten hebben vervolgens te kennen gegeven.

Dat de erflater O. zonder testament is overleden, en dat zij comparanten tot zijnen nalatenschap geregtigd zijn :

De comparant A., voor een derde deel, als volle broeder;

De comparant B., voor een ander derde deel, als in de plaats tredende voor zijnen vader G., mede vollen broeder van den erflater; en

De comparanten C. en D., ieder voor een zesde, als vertegenwoordigende hunne moeder H., zijne volle zuster.

Dat voorts van de te verdeden nalatenschap geene boedelbeschrijving is opgemaakt, en dit gebrek thans niet meer kan worden aangevuld, vermits dezelve, door den verkoop van een gedeelte der roerende goederen, door betaling van schulden als anderzins, te groote veranderingen heeft ondergaan.

Dat zij intusschen bereid zijn, ieder naar zijn beste weten, omtrent de bestanddeelen des boedels de noodige inlichtingen te geven, ten einde zoo doende tot eene zaïnen-stelling der massa te kunnen geraken.

Hiertoe dan zullende overgaan, verklaarden de comparanten gezamenlijk wel te weten, dat tot de verdeelen nala tenscliap behooren de volgende:

Onroerende goederen.

1°. Een huis en erf, enz.

2°. Bene bouwhoeve, enz.

benevens de volgende:

Effecten en Schuldvorderingen.

1°. Vier certificaten , enz.

iquot;. Eene schuldbekentenis, enz.

Nadat partijen zich omtrent deze opgave hadden verstaan, verklaarde de comparant A., dat, naar zijne meening, insgelijks tot den te verdeelen boedel moet gerekend worden te behooren:

-ocr page 529-

478

van den Heer H. op dien voet voor gescheiden en verdeeld te houden, de onroerende en andere goederen daarin begrepen, aan elkander in vollen eigendom over te dragen, gelijk zulks hiervoren is bepaald, en bekennende, ieder voor zijn aandeel, te hebben overgenomen de titels en bewijzen van eigendom, welke van die goederen voorhanden zijn, alsmede de effecten en titels van schuldvorderingen, in ieders aandeel begrepen.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Geregtelijke scheiding.

Maandag, den .... enz.

Verscheen voor .... enz.

De Heer A., particulier, wonende te ....;

Welke comparant, aan mij notaris bekend, te kennen gaf, dat, bij vonnis van den raad van justitie te..., van den . . . ., waarvan eene grosse door den comparant werd overgelegd, is bevolen, dat, ten overstaan van mij notaris, tusschen hem comparant, en B., C. en D., zal worden overgegaan tot de scheiding en verdeeling der nalatenschap van wijlen den Heer O., in leven koopman, gewoond beb-bende en overleden te ...., den . . . ., onder bepaling, dat met de werkzaamheden dier scheiding en verdeeling op heden ten mijnen kantore een aanvang zal worden gemaakt, en dat partijen gehouden zullen zijn tot dat einde aldaar, zonder andere oproeping dan de beteekening van voormeld vonnis, te verschijnen;

Dat, hij comparant alzoo dat vonnis aan voormelde B., C. en !gt;., beeft doen beteekenen, en dien ten gevolge verlangt, dat alsnu tot de voormelde scheiding en verdeeling zal worden overgegaan.

En zijn mede verschenen :

De Heeren B., C. en D., voornoemd, allen bij mij notaris bekend, die verklaarden bereid te zijn, tot de gevorderde scheiding en verdeeling mede te werken.

-ocr page 530-

479

De gezamenlijke comparanten hebben vervolgens te kennen gegeven.

Dat de erflater O. zonder testament is overleden, en dat zij comparanten tot zijnen nalatenschap geregtigd zijn:

De comparant A., voor een derde deel, als volle broeder;

De comparant B., voor een ander derde deel, als in de plaats tredende voor zijnen vader G., mede vollen broeder van den erflater; en

De comparanten C. en D., ieder voor een zesde, als vertegenwoordigende hunne moeder H., zijne volle zuster.

Dat voorts van de te verdeelen nalatenschap geene boedelbeschrijving is opgemaakt, en dit gebrek thans niet meer kan worden aangevuld, vermits dezelve, door den verkoop van een gedeelte der roerende goederen, door betaling van schulden als anderzins, te groote veranderingen heeft ondergaan.

Dat zij intusschen bereid zijn, ieder naar zijn beste weten, omtrent de bestanddeelen des boedels de noodige inlichtingen te geven, ten einde zoo doende tot eene zamen-stelling der massa te kunnen geraken.

Hiertoe dan zullende overgaan, verklaarden de comparanten gezamenlijk wel te weten, dat tot, de verdeelen nala tenschap behooren de volgende:

Onroerende goederen.

1°. Een huis en erf, enz.

2°. Eene bouwhoeve, enz.

benevens de volgende:

Effecten en Schuldvorderingen.

1°. Vier certificaten , enz.

i°. Eene schuldbekentenis, enz.

Nadat partijen zich omtrent deze opgave hadden verstaan, verklaarde de comparant A., dat, naar zijne meening, insgelijks tot den te verdeelen boedel moet gerekend worden te behooren:

-ocr page 531-

4.80

Bene schuldvordering, groot in kapitaal zes duizend guldens, rentende zes ten honderd, voortspruitende uit door den erflater aan den comparant B. ter leen verstrekte gelden, blijkens acte verleden enz.

Alsmede dat ten titel van inbreng, tot de te verdeelen massa zal moeten worden gebragt, een huis en erf, staande en gelegen te, hetwelk door den erflater aan den comparant B., bij acte verleden enz., onder de levenden is geschonken.

De comparant B. daarentegen verklaarde zich met deze meening niet te kunnen vereenigen, en vermits de beide comparanten bij hun gevoelen zijn blijven volharden, heb ik notaris mij genoodzaakt gezien, de werkzaamheden dezer scheiding te schorsen, tot dat over het gerezen geschil door den bevoegden regter uitspraak zal zijn gedaan; tot welk einde van de beweringen van partijen door mij een afzonderlijk procesverbaal zal worden opgemaakt.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Proces—verhaal.

Dingsdag, den.....enz.

Verschenen voor.....enz.

De Heeren A., B,, C., en D.;

Welke comparanten, naar aanleiding van een vonnis van den raad van justitie te...., van den...., ten mijnen overstaan zullende overgaan tot de scheiding en v.;rdee-ling der nalatenschap van wijlen den Heer O., zich omtrent de zamenstelling der deelbare massa van die nalatenschap niet hebben kunnen verstaan.

Bepaaldelijk heeft de comparant A. beweerd, dat tot die massa moest gerekend worden te beboeren, eene schuldvordering enz.

Wordende door den comparant tot staving van dit beweren aangevoerd:

Dat enz.

De comparant B. daarentegen hield vol:

Dat enz.

-ocr page 532-

48 J

Van welke beweringen door mij notaris dit proces-verbaal is opgemaakt, waarvan een afschrift door mij ter grifiie van den raad van justitie te....,zal worden over-gebragt, en hetwelk de gezamenlijke comparanten, benevens de getuigen, met mij, ua voorlezing, hebben ge-teekend.

Hervatting der werkzaamheden.

Woensdag, den.....enz.

Verscheen voor.....enz.

De Heer A., particulier, wonende te____;

Welke comparant, aan mij notaris hekend, te kennen gaf, dat bij vonnis van den raad van justitie te. . . .,van den. . . .,waarvan eene grosse door hem wordt overgelegd, is bevolen, dat de werkzaamheden der scheiding en verdeeling van de nalatenschap van wijlen den Heer O., ten overstaan van mij notaris geopend bij proces-verbaal van den. .. ., weder zullen worden opgevat; en dat partijen in die scheiding zijn gelast, tot dat einde op heden ten mijnen kantore te verschijnen, zonder andere oproeping dan de beteekening van hetzelve vonnis; dat hij comparant dien ten gevolge dat vonnis aan B., C. en D. heeft doen betee-kenen en alzoo verzoekt, dat de werkzaamheden der gedachte scheiding en verdeeling zullen worden voortgezet.

En zijn mede verschenen de Heeren B., C. en D. voornoemd, mede aan mij notaris bekend, die verklaarden van hunne zijde bereid te zijn, de door den comparant verlangde werkzaamheden te hervatten

Wijders verklaarden de gezamenlijke comparanten, dat, vermits de tusschen hen gerezen geschillen, over de zamen-stelling der massa van de te verdeelen nalatenschap, bij het meer vermelden vonnis zijn uitgewezen, het alsnu als uitgemaakt moet worden beschouwd, dat tot die massa behooren de volgende:

Onroerende goederen.

1°. Een huis en erf, enz.

2°. Een landgoed, enz.

ai

-ocr page 533-

482

Effecten eu Schutdvordèrmgen.

1°. Vier certificaten, enz.

2°. Eene schuldbekentenis, enz.

En hebben alzoo de gezamenlijke baten des te verdeelen

boedels eene waarde van.....................,/......

In welk bedrag competeert:

Aan den comparant A............................

Aan den comparant B.............................

Aan de comparanten C. en 1). te zamen.....,/......

En hebben de comparanten alsnn van de voorschreven baten, in tegenwoordigheid van mij notaris, gemaakt de

drie volgonde kavels;

Eerste kavel.

Een hnis en er)\', enz.......................,/

Tweede kavel.

Eene bouwhoeve, enz......................ƒ

Derde kavel.

Vier certificaten, enz./\'.....................,/\'

Eene schuldbekentenis, enz..................

Eindelijk zijn de comparanten, ten mijnen overstaan, overgegaan tot de toedeeling dier kavels bij het lot, zijnde daartoe de nummers 1, 2 en :5, ieder op een afzonderlijk toegevouwen papier geschreven, in eene bus gedaan en, na wel doorgeschud te zijn, getrokken als volgt;

Door den comparant A., het lot nummer drie;

Door den comparant B., het lot nummer een;

Door den comparant C., voor hem-zelven en den comparant D., het. lot nummer twee.

Weshalve de nalatenschap van den Heer O. tusschen de comparanten wordt verdeeld in diervoege, dat de comparant A. daaruit zal nemen den voorzeiden derde kavel.

bestaande in:

Vier .certificaten, enz....................../

Eene schuldbekentenis, enz.................//

Te zamen......ƒ

-ocr page 534-

483

de comparant B., den voorzeiden eersten kavel, bestaande in:

Een huis en erf, enz..................ƒ......

de comparanten C. en D., den tweeden kavel, bestaande in:

Eene bouwhoeve, enz..................j\'......

En verklaarden de comparanten met deze scheiding en verdeeling genoegen te nemen, de daarbij aangewezen goederen elkander in vollen eigendom over te dragen, en de titels en bescheiden daartoe behoorende te hebben overgenomen.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Boedelverdeeling van een vader tusschen zijne kinderen.

Vrijdag, den. . . .enz.

Verscheen voor. . . .enz.

De Heer A., particulier, wonende te. .

Welke comparant, aan mij notaris bekend, verklaarde, ter vermijding van alle moeijelijkheden bij de verdeeling zijner nalatenschap, de hem toehehoorende goederen, tusschen zijne vier kinderen en vermoedelijke erfgenamen, te verdeelen, als volgt:

Aan zijn zoon A. wordt toegescheiden het buis en erf door den comparant bewoond, staande en gelegen enz.

Aan zijn zoon B. wordt toegescheiden de bouwhoeve enz.

Aan zijne dochter C. wordt toegescheiden een kapitaal, op grootboek ingeschreven enz.

Aan zijne dochter D. wordt toegescheiden eene schuldvordering, ten laste van enz.

Waarvan acte, enz.

Gedaan en verleden, enz.

Schenking onder de levenden.

Schenking met aanneming.

Zaturdag, den. . . .enz.

Verscheen voor. . . . enz.

-ocr page 535-

484.

De Heer B., particulier, wonende te.....ter eenre; en

De Heer B., advocaat, wonende te. . . , ter andere zijde; beide comparanten aan mij notaris bekend;

En verklaarde de comparant ter eenre, ten blijke zijner genegenheid jegens dien ter andere zijde, aan dezen, bij schenking onder de levenden, in vollen eigendom over te dragen, een huis en erf, staande en gelegen in de ... • straat te. . . .enz.; welk huis en erf den schenker is aangekomen enz.

Geschiedende deze schenking onder de navolgende voorwaarden ;

Ten eerste. Dat de begiftigde, binnen zes weken na de dagteekening dezer acte, aan zijn broeder C. zal uitkeeren eene som van duizend gulden.

Ten tweede. Dat de begiftigde zal betalen alle lands- of andere belastingen, die van het geschonkene geheven worden , te rekenen van den.. . .

Ten derde. Dat de begiftigde het geschonken goed in gebruik zal aanvaarden op den. . . .eerstkomende, hoezeer da schenker zich, gedurende een jaar na dat tijdstip, het gebruik van eene der kamers in het voormelde huis, waarin zijne boekerij is geplaatst, voorbehoudt; en

Ten vierde. Dat het geschonken goed, indien de begif tigde vóór den schenker mogt komen te overlijden, tot dezen zal terugkeeren.

Eindelijk verklaarde de comparant, ter andere zijde, na van het vorenstaande kennis te hebben genomen, de hein gedane schenking, onder de daarbij gestelde voorwaarden, dankbaar aan te nemen, alsmede de titels en bewijzen van eigendom, tot het geschonken goed betrekking hebbende, van den schenker te hebben overgenomen.

Waarvan acte, enz.

lindaan en verleden, enz.

Aanneming voor eeu minderjarige.

Donderdag, den.....enz.

Verscheen voor.....enz.

-ocr page 536-

De Heer A____enz.,

Welke comparant, in lioedanigheid van voogd over den minderjarigen B,, bij vonnis van den raad van justitie

te____, waarvan eene grosse door hem is overgelegd en

aan deze zal worden vastgehecht, is gemagtigd tot het aannemen eener schenking onder de levenden van een huis en erf, staande en gelegen enz., door den Heer C., bij acte

verleden voor den notaris X. en getuigen, te____, den____,

onder nummer_____ aan voornoemden minderjarige gedaan.

En verklaarde de comparant, naar aanleiding dier mag-tiging, de gemelde schenking, onder de daarbij gevoegde voorwaarden, voor den meergenoemden minderjarige dankbaar aan te nemen.

Wisselprotest.

(Vooraf stelt men een letterlijk afschrift van den wisselbrief of van het orderbriefje, van de acceptatie, zoo die geschied is van de endossementen, van den borgtogt, genaamd aval, zoo die bestaat, en van de adressen daarop gesteld).

Op maandag, den — enz.

Heb ik____, openbaar notaris, gevestigd te____, vergezeld van de na te noemen getuigen;

Ten verzoeke van den Heer A., koopman, wonende buiten deze stad op Molenvliet, mij vervoegd ten huize van den Heer B., koopman, wonende buiten deze stad op Goe-noeng Sari, en aldaar betaling (of acceptatie) gevraagd van den wisselbrief (of het orderbriefje), waarvan behoorlijk afschrift aan het hoofd dezer gesteld is; en is het oorspronkelijke door mij vertoond aan en sprekende met.... (den naam en voornaam van den persoon, met wien de notaris spreekt, en zijne betrekking tot den betrokkene, of wel sprekende met den betrokkene in persoon) die mij tot antwoord gaf____

-ocr page 537-

486

Weshalve ik notaris heb geprotesteerd, en protesteer bij deze van non-betaling (of non-acceptatie) van den voormelden wisselbrief (of het orderbriefje) mitsgaders van wissel en herwissel, kosten, schaden en interessen, reeds geleden en nog verder te lijden, en voorts van alles, waarvan naar regten kan en vermag te worden geprotesteerd.

Waarvan acte, welke in mijne bewaring verblijft, en wordt daarvan eene grosse aan den requirant verleend.

Gedaan en geprotesteerd te____, ten dage en plaatse

voormeld, in tegenwoordigheid van ... ., als getuigen, mij notaris bekend, die deze acte met mij notaris na gedane voorlezing op de minute hebben onderteekend, na overgifte van afschrift aan voornoemden . .. ., die, op de daartoe door mij notaris gedane aanmaning, mede geteekend heeft (of die geweigerd heeft te teekenen, voor reden gevende ....)

Aldus gepasseerd zonder eenig renvooi, doorschrapping of apostil.

Bodemerij.

Dingsdag, den .... enz.

Verschenen voor .... enz.

De mij bekende Heeren A. en B., kooplieden, handelende onder de firma . . . ., te dezer stede gevestigd en aldaar woonachtig, eigenaren van het barkschip Christina Elisaheth, thans liggende ter reede van Bezoekie, gevoerd door kapitein C., en eerstdaags eene reis zullende doen naar Australië ;

Die verklaarden ter leen te hebben ontvangen uitbanden van den mij mede bekenden Heer D., zonder beroep, te Rembang woonachtig, die mede verschijnende, die erkentenis aannam, eene som van achttien duizend guldens, welke de gemelde Heeren A. en B. verklaarden te hebben gebruikt tot uitrusting van het voormelde schip, en welke de Heer D. hun geleend heeft op bodemerij voor het gevaar van de zee, brand, oorlog en andere rampen, welke op zee en gedurende de voormelde reis naar Australië gemeld schip mogt ondergaan.

-ocr page 538-

4.87

De gevaren zullen voor den geldschieter een aanvang nemen op het oogenblik, dat het schip zeil zal maken en van de reede van Bezoekie vertrekken, en zullen ophouden zoodia het schip op de plaats zijner bestemming, zijnde de reede van Melbourn in Australië, zal zijn aangekomen, of wel op elke zoodanige plaats, alwaar het, door omstandigheden genoodzaakt, in stede van te Melbourn, zal ontladen.

De voormelde geldleening geschiedt tegen twaalf ten honderd van voormelde hoofdsom, zonder eenige korting hoegenaamd, bij wijze van bodemerij, welke interest zoowel als de hoofdsom de geldopnemers aan den geldschieter of aan diens order beloven te zullen teruggeven binnen veertien dagen, nadat het bewezen zal zijn, dat het gemelde schip behouden ter reede van Melbourn, of op zoodanige andere plaats, alwaar het zijne lading, uithoofde van gedwongene verandering van bestemming, mogt lossen, zal zijn aangekomen; waarvoor de geldopnemers verklaren te verbinden het voormelde schip, deszelfs kiel, de takelaadje en verder scheeps- en oorlogstuig, en alles wat daartoe behoort, zonder eenige uitzondering hoegenaamd, al hetwelk de geldopnemers verklaarden met geene be-voorregte schulden te zijn belast.

De kosten van deze acte, van welke drie grossen zullen worden afgegeven, van welke een voldaan zijnde, de twee anderen zullen vervallen zijn, zullen komen voor rekening van de geldopnemers.

Voor de rigtige nakoming dezer verklaarden partijen domicilie te kiezen ter hunner tegenwoordige woonplaatsen.

Ade van openbare heleendherd.

Zaturdag, den .... enz.

Verschenen voor mij .... enz.

De Heeren Q. en R. enz.

Die voor openbare bekendheid verklaarden, dat de Heer D., op den . . .., te ... . overleden, geene meerdere of andere erfgenamen bij versterf zijner nalatenschap heeft achter-

-ocr page 539-

m

gelaten, dan...... als----- voor.....gedeelte, en.....;

van welke nalatenschap van den Heer D. geene beschrijving is opgemaakt; gevende zij tot reden hunner wetenschap hunne veeljarige bekendheid en vertrouwelijken omgang met voornoemden Heer D. *).

Insinuatien.

Afvrage, bekomen antwoord, protest en relaas.

(Vooraf stelt men een letterlijk afschrift van het requisitoir aan het hoofd der acte).

Vrijdag, den.. .. enz.

Heb ik N., openbaar notaris, gevestigd te Batavia, vergezeld van de na te melden getuigen, ten verzoeke van den fleer Meester (i., adviserend advocaat alhier ter stede woonachtig, als speciaal geniagtigde van den Heer J., scheepsgezagvoerder zonder vaste woonplaats, doch thans hier aanwezig, blijkens acte voor mij notaris en getuigen op den. ..., onder nummer... . verleden, krachtens het in hoofde dezer geplaatst geschrift, mij vervoegd ten woon-huize van den Chinees Njo Ago, reeder van het Neder-landsch-Indisch barkschip Me dor a, woonachtig alhier op Pekodjan, en aldaar sprekende met denzelven, heb ik hem voorgehouden al hetgeen in hovenstaand geschrift vervat is, waarop hij mij geantwoord heeft, zoo als in margine van hetzelve is bekend gesteld §).

ï)- Als bewijs wie iemands erfgenamen bij versterf zijn, wordt, doorgaans geleverd en aangenomen de inleiding der beschrijving zijner na.a-tenschap; doch, in geval zoodanige beschrijving niet is gemaakt, vervaardigt men eene verklaring, afgelegd door twee getuigen of personen, die den overledene gekend hebben en weten wie de erfgenamen zijn. Zie J. C. Dwaks, in het bovenaangehaalde werk, bladz. 5ii.

(§ Het antwoord door den geïnsinueerde gegeven, wordt op den kant van het requisitoir aangeteekend, bij het afgeven van grossen moet, on-middelijk na het woordelijk afschrift van bet requisitoir, aan den voet van hetzelve gesteld worden b. v.:

(In margine van bovengemeld geschrift stond\'/;

Dat hij bereid is daaraan onmiddelijk, ten kantore van...,te voldoen. (Volgen eenige Chinesche karakters, waar naast stond: geteekenddoor Njo Ago. (lager stond): In onze tegenwoordiglieid, de getuigen X, en Y.

-ocr page 540-

411

En mitsdien hel) ik, namens den requivant, voornoemden Njo Ago aangezegd, dat, bijaldien hij in gebreke blijft aan het daarbij gevraagde te voldoen, er alsdan tegen hein protest aangeteekend wordt, zoo als geschiedt bij deze, van alle kosten, schaden, interessen en verliezen, welke door zijne nalatigheid, ter zake als voren, zullen worden veroorzaakt, en voorts van alles, waarvan ten deze naar regten kan en mag worden geprotesteerd en inzonderheid van de kosten dezer.

Waarvan deze acte opmakende, doe ik notaris dezelve dienen tot bewijs der gedane afvrage, bekomen antwoord, protest en relaas van wedervaren, en zal daarvan eene grosse aan den requirant en een afschrift aan gezegden Njo Ago worden verleend, terwijl de minute in mijne bewaring zat verblijven.

Bekendutelling.

Maandag, den. .. .enz.

Heb ik enz.

Ten verzoeke van enz.

Beteekend en kennis gegeven aan den Heer.....wonende te.....doende exploit ten zijnen huize en aan hem

in persoon;

Dat mijn requirant, krachtens acte van cessie, voor mij notaris en getuigen op heden, ondernummer. . . .verleden en copijelijk overgegeven, is eigenaar en wettige houder der grosse eener schuldbekentenis, door den geïnsinueerde, onder borgtogt van den Heer. ...,ten behoeve der erven van...., bij acte opiM\'uiaakt voor den notaris .1. alhier en getuigen, den. ..., onder nummer .... verleden, groot aan kapitaal. .. .rentende, negen ten honderd\'sjaars, en waarvan de renten verschuldigd zijn van den eersten Jul ij van het loopende jaar af, welke almede aan mijn requirant zijn overgedragen.

Geschiedende deze aanzegging, updat de geïnsinueerde geene onwetendheid zoude kunnen voorwenden en het hem

-ocr page 541-

490

bekend zijn, aan wien hij kapitaal en renten van voormelde schuld zal moeten kwijten.

Waarvan acte, welke in mijne bewaring verblijft en wordt daarvan aan den geïnsinueerde eene copij en aan den requirant eene grosse verleend.

Gedaan en verleden, enz.

Procuratie bij art. 2 van het reglement op de overschrijving van ingeschreven kapitalen in het Grootboek der Nationale schuld, in dato 22 December 1814 No. 25 gevorderd, tot over-chrijving eener bepaalde soui

Op den____

Compareerde voor mij enz.

De Heer A., koopman, wonende te B.

Die verklaarde bij deze te magtigen de herren C. en l». zoo te zamen als ieder in het bijzonder:

Om uit zijnen naam er. van zijnentwege bij de Direktie van de Grootboeken der Nationale Schuld, gevestigd te Amsterdam, te teekenen en in te leveren de billetten, be-

noodigd tot het overschrijven eener kapitale som van____,

ingeschreven in de grootboeken ^\'/o percent Nationale Schuld ten name van (letterlijk in te vullen de inschrijving zoo als die in het Grootboek bekend staat).

En voorts alles te verrigten wat ten voorschreven einde vereisclit mogt worden, met belofte van goedkeuring onder verband als naar re.gl.en.

Waarvan akte.

Personele borgtogt door landskomptabelen.

Op Maandag den.... en/.

Verschenen enz.

De Heeren A., en B., enz.

Die verklaarden zich voor E., bij gouvernemenls besluit

van den.... tot.....benoemd, hoofdelijk en onder afstand

van het voorregt van schuldsplitsing te stellen als borgen

-ocr page 542-

491

bij het Gouvernement van Nederlandsch-Indië, voor de som van —, welke als borgtogt vooi- genoemde betrekking van----is bepaald:

Eu zulks tot dat door de Algetneene Rekenkamer zal zijn verklaard, dat genoemde komptabele C ontheven is van alle verantwoordelijkheid ter zake van het door hem in zijne voorschre.vene betrekking gehouden beheer,

of

en zulks tot dat voor het bedrag van dezen personelen borgtogt reëele waarde in de plaats is gesteld.

Volmagt om iemand ala vader van een minderjarig kind in Nederland, te vertegenwoordigen

Dingsdag, den.

Verscheen enz.

De Heer A., enz.

Die bij deze verklaarde te constitueren en volmagtig te maken, de heer B.

Speciaal om hem comparant als vader van den minderjarige C., geboren te — den — , te vertegenwoordigen en namens hem en in zijne plaats, gedurende het verblijf in Nederland van genoemden mihderjarige, zoo omtrent zijn persoon als omtrent de beheering van zoodanige goederen en gelden, als voor gezegden minderjarige benoodigd of vereischt, voor zijne behoorlijke opvoeding, op te treden;

Te dien einde hem comparant, daar en waar zulks mogt worden gevorderd, bij alle omstandigheden en gelegenheden, op de wijze als mogt worden vereischt, te vertegenwoordigen en zijne regten uit te oefenen, en wel bijzonder om meergenoemden minderjarige zoo met raad bij te staan als om het toezigt en de verdere leiding omtrent zijne verzorging en opvoeding op zich te nemen; de minderjarige in inrigtingen voor ouderwijs en beoefening van kunstenen wetenschappen (e plaatsen, hem te leiden in zijne keuze voor den vervolge van een ambt, beroep of betrekking in de maatschappij, alles zoo als het den gemagtigde volgens zijn beleid en oordeel zal geraden en dienstig voorkomen.

-ocr page 543-

En voorts ter zake voorschreven al datgene te doen en aan te wenden wat de comparant in Nederland tegen, woordig zijnde, zelf in het belang van zijnen genoemden zoon zou kunnen, mogen en moeten doen, alles met de magt van substitutie, onder belofte van goedkeuring en bekrachtiging, kost- en schadeloosstelling alsmede onder verband als ingevolge de wet.

Waarvan akte.

Herroeping van een testament bij uotariele akte

Maandag, den.... enz.

Verscheen ... .enz.

T)e Heer A., particulier enz.

Die verklaarde te herroepen zijn testament, op den.... ten overstaan van den notaris X. en getuigen, te.... verleden, zijnde hij comparant, volgens zijne verklaring, van wil veranderd.

Waarvan akte.

Akte waarbij een olographiesch testament teruggenomen wordt

Dingsdag, den____enz.

Verscheen enz.

De Heer A., koopman, enz.

Die aan mij notaris verzocht heeft de teruggave van zijn gesloten olographiesch testament, met drie zwarte

lakkeu verzegeld, op den____door hem aan mij notaris

in bewaring gegeven, aan welk verzoek ik dadelijk heb voldaan, gelijk de comparant erkent, dat testament in be-hoorlijken staat, en alzoo ongeschonden, te hebben teruggenomen en mij daarvan alzoo bij deze te déchargeren.

Waarvan akte.

-ocr page 544-

4.93

Akte waarbij uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen benoemd worden.

Woensdag, den.

Verscheen enz.

l)e Heer C., timnierman, enz.

Die verklaarde bij deze te benoemen tot uitvoerder van de uiterste wilsbeschikkingen, die hij reeds gemaakt heeft of nog maken, en met den dood bevestigen zal, de heer... Waarvan akte.

Akte waarbij aan de aangestelde executeuren het bezit wordt gegeven van de nalatenschap.

Heden Donderdag enz.

Verscheen enz.

De Heer B., makelaar____enz.

Die verklaarde bij deze te benoemen tot uitvoerder van zijne uiterste wilsbeschikkingen, vervat in zijn testament,

den____voor mij notaris en getuigen verleden, de heer..,

hem, met uitsluiting van alle bemoeijenissen van weeskamers, tevens het regt gevende tot inbezitname van al de goederen zijner nalatenschap en zulks met de magt van substitutie.

Waarvan akte.

Indien de comparanten den notaris niet bekend zijn.

Op heden, den____enz.

Verscheen voor mij____enz.

De Heer A., particulier, wonende te X, die aan mij is bekend gemaakt door (namen, voornamen, beroep en woonplaats van twee getuigen, die bloedverwanten mogen zijn) mij notaris bekend, die verklaarden den comparant te kennen als degene te zijn, die hij zich in deze akte noemt.

-ocr page 545-

494

Akte door eenen lasthebber verleden.

Op heden den....enz.

Verscheen voor mij____enz.

De Heer A., koopman, wonende te Z. en mij notaris bekend, handelende ten deze in hoedanigheid als gemag-

tigde van den heer X, landeigenaar, wonende te_____

krachtens onderhandsche akte van lastgeving, geteekend te..., den_____ welke aan de minute^dez^r akte is vastgehecht.

of;

blijkens lastgeving, verleend bij akte den....in minute verleden voor den notaris IJ, en getuigen, te...., van welke akte een afschrift aan mij is vertoond en, na inzage, aan den comparant teruggegeven.

Gemeenschap yan vrachten en inkomsten.

Op heden den____enz.

Verschenen voor mij....enz.

t)e Heer A., partikulier, wonende te B., minderjarige zoou van wijlen de echte lieden C., en D., en kleinzoon van wijlen de echte lieden E. en F., allen gewoond hebbende en overleden te X, tot het aangaan van na te melden huwelijk, onder de voorwaarden, vervat in de hieraan vastgehechte en goedgekeurde concept-akte, toestemming

bekomen hebbende van den Raad van Justitie te_____

blijkens vonnis van den_____ en zulks ten gevolge van de

weigering van zijnen voogd G. en do weeskamer te..., ter eenre, en.

Mejufvrouw H. particuliere wonende te Z. meerderjarig, doch den ouderdom van dertig jaren nog niet bereikt hebbende, en als zoodanig bijgestaan door hare moeder J, partikuliere, wonende te IJ. weduwe van K, uit welk huwelijk zij is geboren, ter andere zijde.

De comparanten zijn mij bekend.

-ocr page 546-

495

En verklaarden de comparanten, aanstaande eclitgenoo-ten, onder goedkeuring van de mede comparante, J, voornemens te zijn een wettig huwelijk aan te gaan, en ten dien aanzien overeengekomen te zijn:

Dat er tusschen hen geene andere gemeenschap dan die van vruchten en inkomsten, zooals die bij artikel 164 en volgende van het burgerlijk wetboek is geregeld, zal bestaan, en dat alzoo hunne tegenwoordige en toekomstige goederen, benevens de schulden, vóór hun huwelijk aangegaan of die staande hetzelve, in het bijzonder belang van een der aanstaande echtgenooten, mogten worden aangegaan, voor rekening zullen blijven van dengene, die dezelve heeft gemaakt,

En opdat ter gelegener tijd zoude blijken welke goederen de comparanten, aanstaande echtgenooten, bij het aangaan van hun huwelijk hebben bezeten, verklaarden zij dat als zoodanig, wat de roerende goederen betreft, zullen worden aangebragt:

Door den comparant ter eenre.

1. Eene boekerij, bestaande uit____gewaardeerd op....

2. Tien certificaten, nationale werkelijke schuld, rentende S1/;) percent, ieder groot____

Door de comparante ter- andere zijde.

1. Twaalf zilveren lepels en vorken, waardig geschat op,

2. Twintig servetten, tien tafellakens en twee bedden, te zamen geschat op....

3. Enz....

Dat zij comparanten, aanstaande echtgenooten, elkander wederkeerig, en alzoo de eerst stervende den langst levende legateert den vollen eigendom van zijnen na te laten inboedel, zooals die is omschreven bij artikel 514 van het burgerlijk wetboek, alles voor zoover die making geen nadeel mogt toebrengen aan de legitime portie van hen, die hierop aanspraak mogten hebben.

Voorts is nog, in tegenwoordigheid als boven, voor mij verschenen de heer M, die, alsmede aan mij notaris bekend, na van de bovenstaande huwelijksche voorwaarden

-ocr page 547-

i96

inededeeling te hebben ontvangen, verklaarde aan den comparant A,, terzake van het voorgenomen huwelijk, ten geschenke te geven:

Eene hijpothecaire schuldvordering, wegens geleend geld, groot tien duizend gulden, ten behoeve van den heer M, en ten laste van N, gepasseerd bij akte, verleden voor den Resident van O, bijgestaan door den Secretaris der

Residentie O, den____

Waarvan akte enz.

Generale volmagt ad Lites,

Op heden den enz.

Verscheen voor mij enz.

De Heer A., enz.

Die verklaarde bij deze te magtigen, den heer B, makelaar, wonende te_____ en bij diens overlijden of ontstentenis, den Heer C, advocaat, wonende te —

Speciaal om alle aan hem comparant verschuldigde gelden en zaken in te vorderen, in ontvangst te nemen eu daarvoor kwijting te geven; bij weigering tot voldoening van het verschuldigde, zoo noodig, de vernietiging te vorderen van de daartoe betrekkelijke contracten en andere verbindtenissen; rekeningen verantwoording te vragen,die na te zien, goed of af te keuren, die te doen verbeteren en debatteren, het saldo vast te stellen en te ontvangen; doorhaling van hypothecaire inschrijvingen en verbanden te vorderen en te verkenen.

Verder in het algemeen om tegen een ieder en betrekkelijk alle zaken, zoowel ten civiele als in geval van overtreding, voor alle regters en autoriteiten te verschijnen en te procederen; daartoe eischende en verwerende op te treden; advocaten en procureurs aan te stellen, weder te ontslaan en andere in hunne plaats te benoemen; beslissende eeden op te dragen, terug te wijzen en aan te nemen ; vonnissen te ligten, daarin te berusten, dan wel in

-ocr page 548-

497

hooger beroep of cassatie te komen, dezelve ten uitvoer te leggen en daartoe, ingeval van lijfsdwang, bijzondere volmagt te geven ; alle dadingen aan te gaan, en de beslissing van geschillen aan scheidsmannen op te dragen, hen daartoe te benoemen en de akte van compromis op te maken en te teekenen; woonplaats en domicilie te kiezen, en verder al datgene ter behartiging van des compaiants belangen, in het vóórkomen, voortzetten of beeindigen van geschillen, te verrigten wat hij gemagtigde nuttig ea noodig zal oordeelen, belovende de comparant op alles goedkeuring en bekrachtiging, met de inagt van substitutie er» onder verband als in gevolge de wet.

Waarvan akte.

Beteekening eener akte van Cessie.

Heden enz.

Heb ik enz.

Vergezeld van de mij bekende getuigen____enz.

Ten verzoeke van den Heer A,, enz.

Mij begeven bij den Heer B., en heb ik, sprekende

met----genoemden Heer B., met overgifte van een afschrift^

beteekend eene cessie, blijkens akte op den.... verleden

voor____, door den Heer C, op den rekwirant A,, van eene

vordering groot.., met de nog verschuldigde renten groot.., blijkende van die vordering bij akte op den____, onder nummer----verleden voor den notaris..., enz.

Waarvan akte.

Wordende daarvan aan den Heer B., copij gelaten.

-ocr page 549-

.

.

• .

.

-ocr page 550-

DE INDISCHE SECRETARIS.

TWEEDE AEDBBLINÜ.

HANDBOEK VOOR BEN AMBTENAAB VAN BEN BUECtEKLIJKEH STANB.

-ocr page 551-
-ocr page 552-

TWEEDE AFDEELING.

Handboek voor den Ambtenaar van den burgerlijke stand

Eerste Deel

Blz.

Van de acten van den burgerlijken stand..............3

Van de registers van den burgerlijken stand in het algemeen. „

Van naams- en voornaams veranperingen..............4

Van de verbeteringen der acten van de burgerlijken stand en van derzei ver aanvulling............ 5

Tweede Deel

Van het reglement op het houden van de register van den

burgerlijken stand..........................7

Reglement op het houden der registers van den burgerlijken stand voor de Europesche en daarmede gelijk gestelde bevolking in Nederlandsch-Indie.......... 10

Eerste afdeeling. — Van de registers van den burgerlijken stand in het algemeen........ H

Tweede afdeeling. — Van de acten van geboorte. 28 Derde afdeeling.-- Van de huwelijksaangiften en

afkondigingen............... 4-2

Vierde afdeeling. — Van de acten van huwelijk en

van echtscheiding................49

Vijfde afdeeling.— Van de acte van overlijden . 57

Slotbepalingen ................66

Verzameling modellen van acten van den burgerlijken stand . 70 Aanwijzing van eenige leemten en overtolligheden in de modellen gevoegd bij het reglement op den burgerlijken stand

(staatsblad 1849 no. 25)............107

Overtreding van artikel 83 van het reglement in staatsblad

1849 no. 25....................109

Behandeling van verzoekschriften van buitenlandsche personen

om extracte uit de registers van den burgerlijken stand. . 110

-ocr page 553-

; ; . odb,C?«H ■

-ocr page 554-

HANDBOEK VOOR DEN AMBTENAAR VAN DEN BURGERLIJKEN STAND.

EERSTE DEEL.

Van de aden van den burgerlijken stand.

Van de registers van den burgerlijken stand in het algemeen.

In geheel Nederlandsch-Indië bestaan er voor Europeanen en daarmede gelijk gestelde personen (1) vijf afzonderlijke registers van den burgerlijken stand, bestemd tot inschrijving der acten van:

1°. Geboorte;

2quot;. Huwelijks-aangifte;

3°. Huwelijks-afkondiging;

4°. Huwelijk en echtscheiding; en

5°. Overlijden.

De ambtenaren, met het houden dier registers belast, worden genaamd ambtenaren van den burgerlijken stand (art. 4 Burg. Wetb. en art. 6 Regiem. Burg. stand).

1

Art. 10 der algemeen bepalingen van wetgeving verleent den Gouverneur-generaal de bevoegdheid om, ten aanzien der Inlandsohe christenen of vau enkele hunner gemeenten, tijdelijk zoodanige uitzonderingen op deze bepaling te maken, als hij zal noodzakelijk oordeelen.

Naar aanleiding hiervan is bij art. 3 der Transitoire bepalingen vastgesteld, dat de tot de Inlandsohe bevolking behoorende christenen over geheel Nederlandsch-Indië, met opzigt tot het burgerlijk- en handelsregt, \'alsmede tot de strafwetgeving en de regtsbedeeling in het algemeen, geheel en al zullen blijven in hun tegenwoordigen regtstoestand.

-ocr page 555-

1

4

Van naams- en voornaamsveranderingen.

Niemand mag zijn geslachtsnaam veranderen of een anderen naam bij den zijnen voegen, zonder toestemming van den Gouverneur-geneiaa!.

Het verzoek daartoe kan niet worden toegestaan dan na verloop van drie jaren, te rekenen van den dag, waarop van hetzelve in het officieel nieuwsblad zal zijn melding gemaakt.

Gedurende deu loop van gezegde drie jaren kunnen de belanghebbende partijen, bij een verzoekschrift aan den Gouverneur-generaal in te dienen, de gronden doen gelden, waarop zij vermeenen zich tegen het verzoek te kunnen verzetten.

Indien het verzoek wordt toegestaan, zal het besluit worden overhandigd aan deu ambtenaar vau den burgerlijken stand van de geboorteplaats van den verzoeker, welke ambtenaar hetzelve in de loopende registers zal inschrijven, en daarvan aanteekeuing doen op den kant der geboorte-acte (art. 6—9 Burg. Wetb.).

Aanleekening. Volgens § 3o der Memorie van Toelichting tot de verzameling modellen van acten van den burgerlijken stand, wordt, onder de loopende registers, alhier bedoeld het register, waarin de acten van geboorten voorkomen. De inschrijving kan geschieden volgens model La. G. (Zie deze modellen lager) terwijl de aanteekening, die daarvan op den kant der geboorte-acte moet worden gesteld, kan luiden als volgt:

Bij hes/uil run den Gouveruenr-Generaal van den...onder dagleelenuuj ran den...,, in hei loopende register van gcloorle ingeschreven, is aan den in nereusstaande acte ovr.nelden... .toe.

gestaan, om zich toortaan te meuten en te schrijven----; toaarvan deze aanteekening is gehenden

door wj...., ambtenaar van den burgerlijken stand (grijfier hj den raad ran justitie) le. .{2).

». N.

Het is aan een ieder verboden zijn voornaam te veranderen of voornamen bij de zijnen te voegen, zonder toestemming van den raad van justitie zijner woonplaats, op

-ocr page 556-

5

daartoe gedaan verzoek, na verhoor van het openbaar ministerie, te verleenen.

Wanneer de raad de verandering of bijvoeging van voornamen toestaat, zal de uitspraak worden ter hand gesteld aan den ambtenaar van den burgerlijken stand van de geboorteplaats van den verzoeker, welke ambtenaar dezelve in de loopende registers zal inschrijven, en daarvan aan-teekening doen op den kant cler geboorte-acte (art. 11—12 Burg. Wetb.).

Janteekening. Volgens § 3i der Toelichting wordt ook hier, onder de,loopende registers, het register van geboorte verstaan. De inschrijving kan geschieden volgens model La. G, terwijl de aanteekening op den kant der geboorte-acte kan luiden als die in de vorige aanteekening vervat, met. verandering van de woorden besluit van den Gower-veiir-Qeveraal in niUpraalc van den raad van justitie te....

Van de verbeteringen der acten van den burgerlijken stand en van derzelver aanvulling.

Wanneer geene registers hebben bestaan of dezelve zijn verloren geraakt, vervalscht, veranderd, verscheurd, vernietigd, verdonkerd of verminkt; wanneer élcten daaraan ontbreken of wauneer in de ingeschreven acten, dwalingen of andere, misslagen hebben plaats gehad, zal zulks grond opleveren tot aanvulling of tot verbetering der registers (*).

Het verzoek daartoe zal alleen kunnen worden ingeleverd bij den raad van justitie, binnen wiens regtsgebied de registers zijn of hadden behooren te worden gehouden, dewelke behoudens hooger beroep, na verhoor van het openbaar ministerie, en, wanneer daartoe gronden zijn, van de belanghebbende partijen, desvvege zal uitspraak doen. Deze uitspraak zal alleen geldig zijn tusschen de

(*) Bij besluit vau 28 Mei 1854 (staatsblad No. 40) is bepaald, dat bij gebreke van aanwezige belanghebbenden, de officieren van justitie ambtshalve de opname van ontbrekende of de aanvulling en verbetering van onvolledige of onjuiste aangiften van overlijden in de registers van den burgerlijken sta^d mogen verzoeken.

-ocr page 557-

6

partijen, welke dezelve hebben verzocht of te dier gelegenheid zijn opgeroepen.

Alle uitspraken tot verbetering of tot aanvulling van acten, welke in kracht van gewijsde (*) zijn gegaan, zullen door den ambtenaar van den burgerlijken stand, dadelijk na derzelver vertoon, in de loopende registers worden ingeschreven, en zal, in geval van verbetering, daarvan worden melding gemaakt op den kant der verbeterde acte, overeenkomstig de wettelijke bepalingen op het houden der registers van den burgerlijken stand (art. 13—16 Burg. Wetb.)

Aanteekening. § 35 der Toelichting behelst hieromtrent het volgende:

Wordt het verzoek tot verbetering of aanvulling toegestaan, dan moet de uitspraak aan den ambtenaar van den burgerlijken stand der plaats, waar de registers zijn, of hadden behooren te worden aangehouden, ter hand worden gesteld, die daarvan de inschrijving in de loopende registers (van geboorte, huwelijk of overlijden) naar omstandigheden doet; en hiermede is de zaak afgeloopeiii wanneer het eene aanvulling geldt.

Heeft daarentegen de verbetering eener acte plaats dan moet daarvan buiten de inschrijving der uitspraak, melding worden gemaakt op den kant der verbeterde acte.

De uitspraak kan worden overgeschreven volgens model Litta. G. (zie lager de modellen) en de aanteekening dei-verbetering geschiedt overeenkomstig artikel 26 van het reglement, waaromtrent het noodige in § 10 (zie lager de aanteekening op art. 26) gezegd wordt.

Het geval vooronderstellende, dat de verbetering is toegestaan van eene acte van overlijden, waarin de geboortedag van den overledene verkeerd is opgegeven, zoude eene zoodanige kantteekening kunnen luiden als volgt;

Bij vonnis van den raad van justitie te.....van den

.....is de geboortedag van den in deze acte vermelden

{*) Een gewijsde is oen zoodanig vonnis of uitspraak, waar tegen geen liooger beroep, cassatie of verzet meerder wordt toegelaten.

-ocr page 558-

7

. . . . , welke op den.....is gesteld, verbeterd in ,

waarvan deze aanteekening is gehouden door mij......

ambtenaar van den burgerlijken stand (griffier bij den raad van justitie) te..........N. N.

En zoo, met de noodige wijzigingen, voor alle mogelijke gevallen.

Over de wijze van regtsvordering tot de aanvulling of verbetering van de acten van den burgerlijken stand, vergelijke men art. 844—847 van het Reglement op de Burg. Regtsv.

TWEEDE DEEL.

Van het reglement op hel ho uden van de registers van den burgerlijken stand.

Bij publicatie van 10 Mei 1849 No. 4 (Staatsblad No. 25) is vastgesteld het Reglement op het houden van de registers van den burgerlijken stand voor de Europesche en daarmede gelijk gestelde bevolking in Nederlandsch-Indie.

Genoemde publicatie luidt als volgt:

PUBLICATIE.

VAN WEGE EN IN NAAM DES KONINGS.

De Minister van Staat, Gouverneur Generaal van Nederlandseh-Indié.

De Raad van Nederlandseh Indië gehoord;

Allen, die deze zullen\'zien of hoor en lezen, Salut! doet te roeten\'.

Dat hij, naar aanleidin g van het bepaalde bij artikel 5 van het Burgerlijk Wetboek voor Nederlandsch-Indiê-,

Heeft goedgevonden en verstaan;

Vast te stellen, bij Besluit van heden No. 4, Reglement op het hoiulen van de registers van\'de burgerlijken stand voor de Europesche en daarmede gelijk gestelde personen in Nederlandsch-Indie, in voege als dit Reglement mits deze wordt afgekondigd en wijders ter kennis gebragt van het algemeen, door opneming op heden in het Staatsblad van Nederlandseh-Indië-

-ocr page 559-

8

Zullende hetzelve in geheel Nederlandsek Indië in werking treden op 1 Januarij 1850.

En opdat niemand hiervan onwetendheid voorwende, zal deze alom worden gepubliceerd, waar zulks te doen gebruikelijk is, en voorts geplaatst worden in de Javasche Courant \'en in het staatsblad van Nederlandsch-Indië.

Gelast en beveelt, dat alle hoogere en lagere collegien, ambtenaren, justicieren en officieren, ieder voor zoo veel hem aangaat, aan de stipte nakoming dezer de hand zullen houden, zonder eenige oogluiking of aanzien des persoons.

Gegeven te Batavia, 10 Mei JS49.

(get.) ROCHUSSEN. Ter ordonnantie van den Minister, van Staat, Gouverneur-generaal van Nederlandschlndië.

De Algemeene Sekretaris, (get.) C. VI88CHER.

Ten tweede: Te bepalen;

a. Dat de aan dit besluit gehechte Verzameling modellen van aden van den hurgerUjieen stand en de bijbehoorende Toelichting, zal worden gedrukt en, door middel van de plaatselijke autoriteiten worden toegezonden aan de ambtenaren, die, ingevolge het thans vastgesteld Reglement, met het houden van de registers van den burgerlijken stand zijn belast.

Zullende die stukken evenwel niet worden beschouwd als verbindende voorschriften, maar alleen als een leiddraad bij de door die ambtenaren te verrigten werkzaamheden;

b. Dat de formulieren van de schriftelijke aangiften van geboorten en sterfgevallen, bedoeld bij artikel 15 van het Reglement, en in de verzameling modellen te vinden, onder No. Ill en XV, bij de onderscheidene ambtenaren van den burgerlijken stand verkrijgbaar gesteld en tevens door middel van de Javasche Courant algemeen bekend gemaakt zullen worden.

Ten derde: Het marine departement aan te schrijven, om aan de havenmeesters en verdere, bij het tweede lid van artikel 46 van het Reglement bedoelde ambtenaren

-ocr page 560-

uit te reiken een voldoend aantal van de aan dat departement, bij extract dezes, toe te zenden gedrukte formulieren No. V en XVII van inschrijvingen van geboorten en sterfgevallen, aan boord van Nederlandschlndische schepen, en zulks ten einde die ambtenaren in staat te stellen, om, in voldoening aan het voorgeschrevenebij artikels 46 en 76 van het Reglement, een exemplaar van elk dier formulieren, tegelijk met den monsterrol, ter hand te stellen aan de gezagvoerders van Nederlandsch-Indische schepen.

Ten vierde; Het militair departement, alsmede de betrokkene plaatselijke autoriteiten aan te schrijven, om ieder voor zoo veel hem aangaat, aan de bestuurders van de burgerlijke en militaire gasthuizen, uit te reiken de hun tot dat einde, bij extract dezes toe te zenden gedrukte exemplaren van het, bij artikel 71 van het Reglement, bedoeld, formulier Ko. XVI van schriftelijke aangifte van overlijden in een gasthuis.

Ten vijfde; Enz.

Ten zesde: In verband met het vastgestelde bij de Resolutie van S Mei 1833 Xo. 5 (Staatsblad No. 24), en bij het besluit van 26 April 1847 No. 1 (Staatsblad No. 20), te bepalen .-

Dat de commandanten van het fort Erfprins [Oranje) en van het fort te Beliling, bij voortduring zullen zijn ambtenaren van den burgerlijken stand;

En dat beide zullen blijven ressorteren onder de jurisdictie van den Raad van Justitie te Soerabaija.

Ten zevende; Met terugzigt op de missive van den Procureur-generaal bij het Hoog Geregtshof van Neder-landsch-Indië, van 4 Augustus 1848 No. ^7/^/1610 en op de tot die missive betrekkelijke rapporten, ten overvloede te verklaren, dat als vervallen moet worden beschouwd het besluit van 5 September 1837 No. 15, bij hetwelk aan den hoofd-administrateur der marine voorschriften zijn gegeven omtrent de behandeling van acten van overlijden van personen, laatstelijk in Nederland gevestigd, opgemaakt aan boord van schepen op reis herwaarts;

-ocr page 561-

10

Zijnde dit onderwerp in \'t algemeen geregeld bij artikel 46—52 en artikel 76—81 van het tegenwoordig Reglement en bij artikel 36—60 van het Nederlandsch Wetboek. Afschrift, enz.

Accordeert met het register der besluiten van den Minister van Staat, Gouverneur-generaal van Nederlandsch-Indie.

Be Algemeene Sehretaris, C. VISSCHER.

REGLEMENT op het /muien der registers van den burgerlijken stand voor de Europesohe en daarmede gelijk gestelde bevolking in Nederlandsch-Indie.

EERSTE AFDEELING.

Van de registers van den burgerlijken stand in het algemeen.

Art. 1. Er bestaan in Nederlandsch-lndië, voor de Europeanen en daarmede gelijk gestelde personen, registers voor de inschrijving van geboorten, van huwelijks-aangiften en afkondigingen, van huwelijken en echtscheidingen, en van overlijden.

Deze registers worden gehouden door ambtenaren van den burgerlijken stand, welke betrekking, tenzij de Gouverneur-generaal daartoe, bij wijze van uitzondering, op deze of gene plaats eenen afzonderlijken of eenen anderen beambte aanwijze of bereids hebbe aangewezen, vervuld zal worden door de buiten de hoofdplaatsen gevestigde adsistent-residenten, in de afdeelingen over welke zij gesteld zijn; en overal elders door de secretarissen bij de plaatselijke besturen of, waar deze ambtenaren ontbreken, door den administratieven ambtenaar, onmiddelijk in rang volgende op het hoofd van het plaatselijk bestuur.

De gouverneurs en andere hoogste gezaghebbers in de bezittingen buiten Java en Madura, zijn bevoegd om, in

-ocr page 562-

11

geval van daartoe bestaande noodzakelijkheid, onder nadere goedkeuring van den Gouverneur-generaal, op bepaalde plaatsen, het houden van registers van den burgerlijken stand, aan anderen dan de hiervoren vermelde, daarmede uit de kracht van\'hunne ambtsbetrekking belaste personen, op te dragen.

Aanteelening. § 1 en 2 der Toelichting bevatten de volgende algemeene aanmerking: Door de invoering der nieuwe wetgeving en van het daarmede in een onafscheidelijk verband staande reglement op het houden der registers van den burgerlijken stand, zijn alle vroegere voorschriften omtrent dit onderwerp, behoudens enkele tijdelijk in stand gehoudene bepalingen, zoo geheel komen te vervallen, dat, behalve in die enkele uitdrukkelijk vermelde gevallen, (1) geen der ambtenaren, aan wie de uitvoering der nieuwe verordeningen is opgedragen, zich met de vroegere behoeft op te houden.

De nieuwe bepalingen wijken daarenboven in zoovele opzigten van de oude af, dat zelfs eene uitlegging te beproeven, door vergelijking tusschen het oude en nieuwe reglement, tot verkeerde begrippen en daardoor tot misvatting aanleiding zoude geven.

In het oude reglement weiden vele bepalingen van burgerlijk regt aangetroffen, die in het nieuwe niet voorkomen, aangezien hetgeen tot het burgerlijk regt betrekking heeft, te vinden is in het Burgerlijk Wetboek (t), terwijl het reglement hoofdzakelijk den uiterlijken vorm der acten regelt. In de Nederlandsche Wetgeving maken de onderwerpen, thans in het reglement vervat, een deel van het Burgerlijk Wetboek uit; doch men heeft te regt begrepen, voor deze gewesten, waar plaatselijke omstandigheden zoo Vele wijzigingen noodzakelijk kunnen maken, het reglement afzonderlijk te moeten daarstellen, om niet in de noodzakelijkheid te geraken van het Burgerlijk

1

Zoo als de adoptie enz., ^oo als wij lager zullen zien

(f) De betrekkelijke bepalingen van het burgerlijk regt worden bij da artikelen van het reglement opgegeven.

-ocr page 563-

12

Wetboek zelf te moeten wijzigen. Echter wachtte men zich wel om het reglement op zich zelf en dus zonder inzage van het Burgerlijk Wetboek toe te passen; het reglement en het wetboek, ofschoon afzonderlijk uitgegeven, vormen een ten naauwste zamenhangend geheel.

Art. 3. De residenten en andere hoofden van plaatselijk bestuur zullen, bij acte waarvan afschrift zal worden gezonden aan den ambtenaar van het openbaar ministerie bij den raad van justitie, ten einde ter griffie van dat collegie te worden nedergelegd en bewaard, de beambten aanwijzen, welke, bij tijdelijke ontstentenis of opkomende verhindering van de bij het vorige artikel aangeduide ambtenaren, als buitengewone ambtenaren van den burgerlijken stand zullen optreden.

De ontstentenis, of de oorzaak der verhindering zal in elke acte, welke door den aldus aangewezen ambtenaar wordt opgemaakt, bepaaldelijk vermeld worden.

Aanleekcning. § 3 der Toelichting zegt: Tot de uitvoering van het voorkomende bij art. 2 is, voor zooveel betreft de benoeming van een buitengewonen ambtenaar van den burgerlijken stand, van toepassing model La. A, en tot de uitvoering van art. 4, model La. B, welke beide geene toelichting behoeven.

Art. 3. Behalve de hierboven aangeduide beambten, worden met de betrekking van ambtenaar van den burgerlijken stand, ter plaatse waar zij gevestigd zijn, belast het opperhoofd van den japanschen handel en de consul in China.

Art. 4!. De residenten en andere hoofden van plaatselijk bestuur zullen de handteekeningen der ambtenaren van den burgerlijken stand, zoowel buitengewone als gewone, binnen den,kring van hun bestuur gevestigd, doen toekomen aan den ambtenaar van het openbaar ministerie bij den raad van justitie, die dezelve ter griffie van dat collegie zal nederleggen, om aldaar te worden bewaard.

Art. 5. Geen ambtenaar van den burgerlijken stand

-ocr page 564-

13

vermag te staan over acten, welke hen zeiven, zijne vrouw, zijne ouders of zijne kinderen betreffen (1).

Art. 6. Er worden vijf afzonderlijke registers van den burgerlijken stand gehouden, bestemd tot inschrijving der acten van geboorte, huwelijks-aangifte, huwelijksafkondiging, huwelijk en echtscheiding, en overlijden.

Voor de inschrijving der schriftelijke aangiften van ge-boorten en sterfgevallen, in de gevallen waarin die bij dit reglement worden toegelaten, en van andere acten, die in vorm en inhoud van de gewoonlijk voorkomende verschillen, kunnen bijregisters worden aangehouden, mits die, gelijktijdig met de gewone, ter kantteekening, nom-mering en waarmerking, worden ter hand gesteld aan den met deze werkzaamheid belasten beambte, die gehouden zal zijn van het bestaan van elk bijregister uitdrukkelijk melding te maken op het titelblad van het gewone register, waarbij het behoort.

Art. 7. Alle registers van den burgerlijken stand, die der huwelijks-aangiften en afkondigingen alleen uitgezonderd, zullen dubbel worden gehouden.

Art. 8. Het eerste en het laatste blad van de registers moeten gekantteekend, en alle de overige genommerd en gewaarmerkt worden door den president van den raad

1

Verder dan deze vermaagschapping strekt de onbevoegdheid van den ambtenaar zieli echter niet uit; ofschoon hij derhalve niet vermag te staan over zijne eigene hnwelijksacte, de geboorte-, huwelijks- of over-lijdensaeten zijner vrouw, ouders of kinderen, zoo is hij daarom niet verstoken van de bevoegdheid, om de acten op te maken, welke zijne broeders of zusters, of hunne kinderen, of ook meer verwijderde bloedverwanten betreffen, gelijk die, welke zijne kindskinderen aangaan, mits in het laatste geval, b. v. bij huwelijk, hij, bij ontstentenis van ouders, niet geroepen moge zijn, om zijne toestemming tot hun huwelijk te verleenen. Evenmin kan de ambtenaar van de burgerlijken stand in eenige acte als getuige optreden; in één woord, zijne onbevoegdheid bestaat, zoo dikwijls als hij zelf zonde moeien optreden als een dergenen, wier verklaring toestemming of getuigenis tot de wettigheid der acte vereischt wordt^ want hij kan in dezelve niet in twee verschillende hoedanigheden voorkomen. Zie Mr. C. E. Taillant, Handboek voor den ambtenaar van den burgerlijken stand, bladz. 22.

-ocr page 565-

14

van justitie, of eenen door dezen daartoe te delegeren regter.

In de residentien buiten Java en Madura, binnen welke geen raad van justitie gevestigd is, geschieden de kantteek ening nommering en waarmerking door de respectieve hoofden van plaatselijk bestuur.

AanleeTcening. § 4 der Toelichting zegt; Tot de inschrijving der acten van den burgerlijken stand moet worden gebruikt goed, deugdzaam Europeescli papier in folio, niet te klein van formaat (het zoogenaamde mediaan is het beste), om ter linkerzijde van de acten eenen breeden rand te kunnen laten, bestemd tot inschrijving der kant-teekeningen, die ter zijde der acte kunnen geschieden. De ambtenaren worden hierop indachtig gemaakt, want het is anders moeijelijk, zoo niet onmogelijk, op den kant van bestaande acten, melding te maken van andere acten tot de eerste betrekkelijk, zoo als verbetering van namen, erkenning van natuurlijke kinderen, enz. Het ligohaam der acten moet, voor zooveel hetzelve niet gedrukt is, met eene duidelijke niet te kleine letter worden geschreven.

Dewijl, volgens art. 3, de registers door den president van den raad van justitie moeten worden gekantteekeud en gewaarmerkt, behoudens de uitzondering in het tweede lid van dat artikel voorkomende, zoude het wenschelijk zijn, dat de griffiers zich met hel aanschaffen van het papier en het doen binden der registers, tegen teruggave van het kostende, wilden belasten; dit toch zoude het over- en vvederzenden der registers, zoo als thans plaats heeft, voorkomen. De ambtenaren van den burgerlijken stand zoude dan alleen hebben op te geven, naar aanleiding van het gemiddeld getal van de acten in de \'aatste tien jaren verleden, uit hoeveel bladen hunne registers moeten bestaan. De griffiers kunnen dan, deze opgave erlangd hebbende, de registers doen vervaardigen en het titelblad plaatsen, waarvan een model onder No. 1 is gegeven, om daarna de registers aan den president of aan den regter daartoe aangewezen, ter hand te stellen, ten einde te worden gekantteekeud en gewaarmerkt.

-ocr page 566-

] 5

De ambtenaren moeten zorg dragen om, bij het opmaken der acten, niet te digt aan den rand te schrijven, want dit is hinderlijk voor de duidelijkheid en voor de conservatie der acte zelve. Het verdient aanbeveling om nimmer buiten eene vierkante lijst te schrijven, welke met potlood of inkt kan worden getrokken, en zelfs gedrukt, zoo als uit de modellen te zien is.

Art. 9. De acten zullen achter elkander in de registers worden ingeschreven, zonder dat eenig wit vak tusschen beide mag worden opengelaten.

Al hetgeen bij de opmaking der acte daarin mogt worden doorgehaald, tusschen beide of op den kant geschreven, zal moeten worden goedgekeurd, en, even als de acte zelve, geteekend worden; zullende niets bij verkorting of met cijfers mogen worden uitgedrukt.

Na de voltooijing der acten mag daarin geenerhande verandering plaats hebben, dan ten gevolge van een daartoe strekkend vonnis, hetwelk kracht van gewijsde heeft bekomen.

AanteeTcening. § 5 der Toelichting behelst; Het tweede lid van artikel 9 zegt; ,/bij de opmalcing der actequot;, en dus mag nimmer, onder welk voorwendsel ook m dat opmaken, in de acte iets worden doorgehaald, of op den kant geschreven, hetgeen nog duidelijker blijkt uit het derde lid. Ontdekt men na de ieekening der acte, en dus na de voltooijing waardoor de acte haar volledig bestaan heeft verkregen, dat er eene vergissing is begaan, zoo moeten de partijen naar den regter worden verwezen, die alleen de verbetering kan gelasten. Heeft de vergissing plaats onder het opmaken, dan moeten de doorhalingen of renvooi-jen worden goedgekeurd, en even als de acte zelve geteekend, weshalve er geene zoogenaamde paraphen of verkorte handteekeningen mogen worden gebezigd. Dat niets bij verkorting of cijfers mag worden uitgedrukt, moet, wat het laatste betreft, zoo niet worden opgenomen, dat b. v. de volgnummers der acten in letters behoeven te worden geschreven; dit is in tegendeel af te keuren.

-ocr page 567-

16

Ook in het geval dat eene acte, aan welker redactie de ambtenaar van den burgerlijken stand geen deel heeft genomen, in de loopende registers moet worden overgeschreven, is het niet twijfelachtig, dat, aangezien deze overschrijving woordelijk moet geschieden, hetgeen in cijfers is uitgedrukt, ook in cijfers moet worden overgeschreven. Dit is trouwens de algemeene regel voor alle overschrijvingen, die woordelijk geschieden.

Op welke wijze doorhalingen en kantteekeningen kunnen geschieden, is te zien uit de modellen IX en XVIII (1).

Art. 10. De ambtenaren van den burgerlijken stand zullen in de door hen op te maken acten, hetzij in der-zelver ligchaam, hetzij bij wijze van kantteekening of in-lassching, niets mogen vermelden buiten hetgeen door de verschijnende partijen, overeenkomstig de wet, moet worden verklaard.

Art. 11. Bij de acten van den burgerlijken stand zullen worden uitgedrukt het. jaar, de maand en de dag barer inschrijving, mitsgaders de voornamen, de namen, het beroep en de woonplaats, zoowel der verschijnende partijen als der getuigen.

Art. 13. In al de gevallen, waarin de belanghebbende partijen niet verpligt zijn in persoon te verschijnen, zullen zij zich mogen laten vertegenwoordigen door eenen gemagtigde, bepaaldelijk tot die verrigting bij authentieke acte aangesteld.

De magtiging zal evenwel bij onderhandsche, op ongezegeld papier geschrevene acte kunnen geschieden, wanneer de woning des lastgevers meer dan tien palen verwijderd is van de plaats, waar de naastbij wonende Notaris gevestigd is; doch zal in dat geval de volmagt door een Europeesch beambte voor gezien moeten zijn geteekend.

Art. 13. De getuigen, van welke men bij de acten van den burgerlijken stand gebruik maakt, zullen daartoe door de belanghebbenden, en wel bij voorkeur uit de Europesche

1

Men zie ten deze ook de laatste zinsnede van de aanteekening op artikel 3C.

-ocr page 568-

17

en daarmede gelijkgestelde bevolking worden gekozen; dezelve moeten zijn manspersonen, ingezetenen van Ne-derlandsch-Indië, en den vollen ouderdom van drie en twintig jaren bereikt hebben.

Ook naastbestaanden zullen als getuigen worden toegelaten.

Indien de getuigen tot de Inlandsche of daarmede gelijk gestelde bevolking behooren, en den ambtenaar van den burgerlijken stand niet bekend zijn, zal deze kunnen vorderen, dat derzelver bevoegdheid bevestigd worde door de verklaring van den wijkmeester der wijk of het hoofd van het dorp, waarin zij wonen.

Art. 14. De ambtenaren van den burgerlijken stand zullen aan de verschijnende partijen, mitsgaders aan de getuigen, de acten voorlezen, en daarin vermelden, dat aan die formaliteit voldaan is.

Wanneer een of meer der verschijnende partijen of getuigen de Nederlandsohe taal niet verstaan, zal hun eene vertolking der acte door den ambtenaar van den burgerlijken stand worden voorgehouden, en indien die ambtenaar daar niet toe in staat is, zal de voorhouding door eenen tolk geschieden. Van het vervullen dier formaliteit zal ingelijks melding worden gemaakt.

Iedere acte moet door den ambtenaar van den burgerlijken stand, de verschijnende partijen, de getuigen en, in het bij het vorige lid voorziene geval, door den tolk worden geteekend. Wanneer de eene of andere der partijen of der getuigen, of de tolk niet mogten kunnen teekenen, moet van de oorzaak des beletsels in de acte melding worden gemaakt.

Aanteekening. § 7 der Toelichting merkt, ten aanzien van liet gebruik van eenen tolk, in het tweede lid van dit artikel, op, dat geenzins daartoe wordt gevorderd een tolk als zoodanig officieel aangesteld en beeedigd, maar dat het voldoende is, dat daartoe worde gebruikt iemand, die de Nederlandsche taal en de taal, waarin moet worden vertolkt, genoegzaam verstaat.

-ocr page 569-

18

Op welke wijze van de vertolking kan blijken, is uit de modellen te zien.

Art. 15. Wanneer er eene geboorte of een sterfgeval heeft plaats gehad op een afstand van meer dan tien palen van het gebouw, waar de acten van den burgerlijken stand worden opgemaakt, kan de aangifte van geboorte of van overlijden, binnen de daartoe gestelde termijnen, schriftelijk op ongezegeld papier geschieden, mits tot dat einde worde gevolgd het formulier, hetwelk algemeen zal worden bekend gemaakt, en tevens bij de ambtenaren van den burgerlijken stand verkrijgbaar zal zijn.

Deze ambtenaren zullen die aangiften dadelijk overschrijven, alleen op het register teekenen, en met de stukken handelen overeenkomstig het bepaalde bij artikel 24.

Wanneer zij evenwel aan de echtheid der aangifte twijfelen, zullen zij daarvan kennis geven aan het hoofd van het plaatselijk bestuur, ten einde daaromtrent onderzoek-te doen, en de overschrijving zal in dit geval geen plaats hebben, voor dat van de deugdelijkheid der aangifte zal zijn gebleken (1).

Aanteekening. § 6 der Toelichting houdt in; De modellen der schriftelijke aangiften, in dit artikel bedoeld, zijn te vinden onder No. Ill en XV.

De ambtenaren van den burgerlijken stand moeten hier-

1

quot;Wanneer er echter twijfel bestaat omtrent de waarheid van den opgegeven naam, het beroep en de woonplaats der moeder, alsdan zal daarnaar geen onderzoek mogen gedaan worden. Het kan gebeuren, dat eene moeder, om hare schande te verbergen, ouder een verdichten naam, in een gasthuis of ander dergelijk gesticht, een kind ter wereid brengt; niemand heeft alsdan het regt, om, hetgeen de moeder verbergen wil, aan den dag te brengen; terwijl het onderzoek, wie zijne eigenlijke moeder is, alleen aan het kind is veroorloofd, ingevolge art, 2S8, behoudens de nitzondering, vjrmeld in art. 2S9 van het Burgerlijk Wetboek.

De ambtenaar van den burgerlijken stand houde zich dan ook, zonder verder onderzoek, aan de opgave, welke hem door het hoofd of den bediende van zoodanig gesticht gedaan wordt. Zie Mr. Vaillant, bladzijde 141 eu 142.

-ocr page 570-

] 9

l)ij niet uit het oog verliezen, dat zoodanige aangiften alleen kunnen geschieden door personen, die de Neder-landsche taal verstaan en hunne handteekening kunnen stellen. Dit is eveneens het geval met de getuigen, en iedere .andere opvatting der wet zoude met de bedoeling des wetgevers in strijd zijn. Bij het verleenen der bevoegdheid om schriftelijke aangifte te doen van eene geboorte of een sterfgeval, welke gewoonlijk mondeling moet geschieden, is het wel het minste, dat de kennis der Ne-derlandsche taal en het teekenen worden gevorderd, want tuiten die vereischten aouden de schriftelijke aangiften alle zekerheid missen. Verstaan de partijen, die anders eene schriftelijke aangifte hadden kunnen doen, alsmede de getuigen de Nederlandsche taal niet, of kunnen zij niet teekenen, zoo moeten de aangiften waartoe zij zijn ver-pligt, mondeling geschieden, waartoe in het gegeven geval eene tijdruimte van tien dagen is verleend, (art. 37 en 65) hetgeen allezins voldoende is. Eene vergissing in eene schriftelijke aangifte begaan zijnde, zal een tijdvak-van tien dagen, mits de aangifte dadelijk is gedaan, hetgeen zeer aan te bevelen is, in de meeste gevallen voldoende zijn, om eene verbeterde aangifte te kunnen indienen.

Het doen eener schriftelijke aangifte is eene uitbreiding van het gewone regt, welke streng binnen hare grenzen moet worden gehóuden. Beantwoordt de aangifte niet aan de voorschriften der wet, dan moet dezelve onverwijld door den ambtenaar worden teruggezonden; buitendien zijn de formulieren bij den ambtenaar te verkrijgen, en geene verschooning moet dus aangenomen worden.

Art. 16. Bij aankomst van een Nederlandsch-Indisch of ander schip in eene plaats van Nederlandsch-Indië, waar zich een havenmeester of ander daartoe gesteld beambte bevindt, is deze verpligt aan den scheepskapitein of gezagvoerder af te vragen, of hij eenige opzendingen of aangiften betrekkelijk den burgerlijken stand te doen heeft, en, dit het geval zijnde, te zorgen dat daaraan worde voldaan.

Art. 17. De registers zullen door den ambtenaar van

-ocr page 571-

20

den burgerlijken stand op het einde van ieder jaar worden afgesloten.

In de maand Januarij daaraanvolgende zal, door tus-schenkomst van het hoofd van het plaatselijk bestuur, een der dubbelen van de registers van geboorten, van huwelijken en echtscheidingen, en van overlijden, tegen afgifte van een schriftelijk bewijs van ontvangst, ter bewaring worden overgebragt ter griffie van den raad van justitie; terwijl het andere dubbel ten kantore van den ambtenaar van den burgerlijken stand, onder diens bewaring zal blijven .berusten; alles behoudens het bepaalde bij artikel 30.

AanUekening. § S der Toelichting bepaalt, dat bij het sluiten der registers, aan het einde van het jaar, bij dit artikel voorschreven, moet worden gevolgd het model La. C.

Art. 18. De registers van huwelijks-aangiften en afkondigingen zullen op gelijke wijze ter griffie van den raad van justitie worden overgebragt.

Wanneer dezelve evenwel aangiften of afkondigingen behelzen van huwelijken, welke op het tijdstip dier overbrenging nog niet zijn voltrokken, zullen deze registers ten kantore van den ambtenaar van den burgerlijken stand blijven berusten lot na de voltrekking van die huwelijken, doch in geen geval langer mogen worden aangehouden, dan één jaar na derzelver afsluiting.

Art. 19. Wanneer bij het einde van het jaar in eenig register geene acten mogten zijn ingeschreven, zal zoodanig register niettemin, niet vermelding van deze omstandigheid, worden afgesloten en opgezonden, in voege als bij de twee voorgaande artikelen is bepaald.

Art. 20. Behoudens de voorschriften van de drie vorigo artikelen, mogen de registers van den burgerlijken stand zonder regterlijk bevel niet worden verplaatst.

Wanneer de regter de verplaatsing der loopende registers gelast, zal de ambtenaar van den burgerlijken stand, na de béteekening van het bevel, verpligt zijn zich onmid-delijk van vervolgregisters te voorzien.

Aanieehemng. In § 8 der Toelichting leest men : Ten

-ocr page 572-

21

aanzien van de vervolgi-egisters, waarvan in art. 20, 21 en 23 melding wordt gemaakt, valt aan te merken, dat de ambtenaar van den burgerlijken stand, de registers zelve niet moet afsluiten, voor en aleer hij de vervolgregisters, behoorlijk gekantteekend en gewaarmerkt, van den griffier bij den raad van justitie heeft ontvangen.

Onder geeu voorwendsel kan en mag het register worden afgesloten, en dus ook niet verzonden, voordat de ambtenaar in staat is de opkomende acten in het vervolg-register te schrijven.

Uit de bepaling, dat de vervolgregisters steeds moeten worden beschouwd één geheel met de afgesloten registers uit te maken, volgt dat de nommers der acten moeten doorloopen, even alsof er slechts één register was gehouden, hetgeen ook geldt voor het geval van art. 2:3. De afsluiting aan het einde van liet jaar kan dan geschieden volgens model La. E.

Art. 21. Nadat de ambtenaar van den burgerlijken stand de vervolgregisters, ingevolge artikel 8, zal hebben doen kantteekenen en waarmerken, zal iiij de registers, waarvan de verplaatsing is gelast, afsluiten, met veiinel-ding der reden, waarom die afsluiting vóór het einde des jaars is geschied, en daarna onverwijld aan het regterlijk bevel voldoen.

De vervolgregisters zullen steeds in alle opzigten worden beschouwd één geheel met de registers, waarvan zij het vervolg zijn, uit te maken, en zal dus ook de afsluiting aan het einde van het jaar geschieden, alsof er slechts één register bestond.

Aanteekening. § 8 der Toelichting beveelt dat de afsluiting, in het geval van dit artikel, zal geschieden volgens het model La. D.

Art. 22. Wanneer de zaak, waarin de registers hebben moeten dienen, is afgeloopen, zullen dezelve worden over-gebragt in de bewaarplaatsen in de artikelen 17 en 18 aangewezen.

Art. 28. Indien het te voorzien is, dat de loopende re-

-ocr page 573-

22

gisters geene genoegzame ruimte aanbieden om de acten, die gedurende het loopende jaar nog te verwachten zijn, in te schrijven, is de ambtenaar van den burgerlijken stand verpligt zich in tijds van vervolgregisters te voorzien, en dezelve, overeenkomstig artikel 8, te doen kant-teekenen en waarmerken.

Het tweede lid van artikel 31 is ook op deze vervolgregisters. van toepassing.

Aanteekening. In § 8 der Toelichting wordt het model La. C met bijvoeging van het slot onder No. 5 van dat model aangeteekend, ten dezen van toepassing verklaard (Zie ook de aanteekening op artikel 20).

Art. 24. De volmagten en andere stukken, welke bij de acten van den burgerlijken stand gevorderd worden, zullen aangehecht blijven aan de registers, welke ter griffie van den raad van justitie moeten worden overgebragt.

Art. 25. Een ieder is bevoegd om zich door de be waar-ders der registers van den burgerlijken stand uittreksels uit die registers te doen geven, alsmede afschriften der volmagten en andere stukken, welke aan de acten zijn gehecht. De uittreksels, wanneer zij met de registers overeenstemmen en door den president van den raad van justitie, of door den regter die dezen vervangt, zijn \'gelegaliseerd, zullen geloof verdienen tot op het oogenblik, dat de valschheid daarvan, hetzij langs den weg van strafvordering, hetzij op de wijze bij de wettelijke bepalingen op de burgerlijke regtsvordering voorgeschreven, zal zijn beweerd.

Op de plaatsen, bedoeld bij het t weede lid van artikel 8, kan de legalisatie geschieden door het hoofd van hei plaatselijk bestuur.

Aanteekening. § 9 der toelichting zegt: Volgens artikel 25 is een ieder bevoegd zich uittreksels uit de registers te doen geven, en dus iedereen zonder onderscheid, onverschillig of hij al dan niet tot de partijen, waarvan in de acte melding wordt gemaakt, in eenige betrekking staat. Men lette hier voorts wel op, dat de wet zegt, uiltreksels uit de

-ocr page 574-

23

registers en niet uil de aden. Een uittreksel uit het register is dus de acten zelve, volledig en naauwkeurig in haar geheel afgeschreven, met vermelding der onder de acte voorkomende handteekeningen, en voorts met bijvoeging van een hoofd en slot, zoo als in model La. F. wordt gegeven. Wanneer slechts een afschrift van een, bij de acte overgelegd stuk, wordt verlangd, wordt het stuk zelf afgeschreven, zonder daarboven eenig hoofd te stellen, alleen moet het slot dan luiden, zoo als in model La. F onder No. 3 is opgegeven.

De legalisatie der handteekening van iederen gewonen of buitengewonen ambtenaar van den burgerlijken stand moet, in den regel, geschieden door den president van den raad van justitie, zijnde hiervan alleen uitgezonderd het geval in het tweede lid van artikel 25 vermeld.

Artikel 25 is ook van toepassing op uittreksels uit registers, vóór de invoering van het nieuwe reglement gehouden.

Art. 26. Wanneer op den kant van eene reeds ingeschrevene acte moet worden melding gemaakt van eene andere acte, tot den burgerlijken stand betrekkelijk, wordt zulks gedaan door den ambtenaar van den burgerlijken stand in de loopende of in de ten zijnen kantore bewaard wordende registers, en door den griffier van den raad van justitie in die, welke ter griffie zijn overgebragt.

De zorg voor de eenvormige inschrijving is opgedragen aan het openbaar ministerie bij den raad van justitie, aan hetwelk de ambtenaar van den burgerlijken stand of de griffier van den raad van justitie, op Java en Madura binnen tien dagen na de aanteekening, en in de buitenbezittingen zoodra mogelijk, daarvan een woordelijk afschrift zendt.

Geene uittreksels uit de registers van den burgerlijken stand mogen worden afgegeven, tenzij daarbij worden gevoegd de aanteekeningen, welke zich op den kant van de acte bevinden.

Aanteekening. § 10 der Toelichting zegt: Volgens artikel 26 kunnen zich twee gevallen voordoen:

-ocr page 575-

24

1°. Dat het register, met deszelfs dnbbel, zich nog onder den ambtenaar van den burgerlijken stand bevindt; hij doet dan alleen de inschrijving in beide de registers, en is niet, gehouden tot de tnededeeling aan het open baai-ministerie, waarvan in het tweede lid van het artikel wordt gesproken;

2°. Dat het eene register ter grifiie en het andere in de archieven van den burgerlijken stand is overgebragt, en dan kan de belanghebbende zich, ter zijner keuze, vervoegen, ot\' bij den griffier of bij den ambtenaar van den burgerlijken stand, ten einde de inschrijving te doen bewerkstelligen.

Degene, bij wien de belanghebbende zich vervoegt, doet de inschrijving, en zendt een naauwkeurig afschrift, door hem geieekend aan het openbaar ministerie, hetwelk alsdan dat afschrift aan den ambtenaar, of den griffier, bij wien de belanghebbende zich niet heeft vervoegd, doet geworden, met last om de inschrijving woordelijk volgens het gezunden afschrift, te doen plaats hebben. Een voorbeeld van eene zoodanige inschrijving kan worden gezien in model No. XV1I1, waar eene erkenning van een natuurlijk kind wordt voorondersteld. Wanneer een uittreksel uit het register, deze acte behelzende, wordt gevraagd, moet men, na de afschrijving der acte zelve, en na vermelding der daaronder gestelde handteekeningen, laten volgen:

Op den leant stond ■.

en vervolgens insereren den woordelijken inhoud van de zich op den kant der acte bevindende inschrijving.

Het is hier tevens de plaats om op te merken, dat wanneer, in het geval van artikel 0, bij de opmaking der acte, eene doorhaling of kantteekening is geschied, en naderhand een uittreksel uit het register, die acte behelzende, wordt verzocht, van die doorhaling of kantteekening geene melding moet worden gemaakt, en het uittreksel alleen moet luiden, als of de acte van den beginne of aan goed

-ocr page 576-

25

gesteld ware. Bij voorbeeld in model No. XVIII, waar het woord twintigsten met eene dunne streep is doorgehaald, (hetgeen aldus moet geschieden, opdat men steeds kunne lezen wat er eerst heeft gestaan) en vervangen door de drie woorden een en twintigsten, moet het uittreksel luiden alsof er van den beginne had gestaan, die mij heeft verklaard, dat te Rijswijk, op den een en twintigsten Junij achttien honderd vier en veertig, enz. Evenzeer is dit het geval met de bijvoeging der woorden wonende te Kramat; moetende dus het uittreksel luiden en de tweede zonder leroep, wonende te Kramat, vun xoelke aangifte, enz.

Art. 27. Men kan, zoowel door getuigen, als door bescheiden bewijzen, dat registers van den burgerlijken stand nooit hebben bestaan of verloren zijn geraakt, of wel dat eene ingeschrevene acte daaraan ontbreekt.

In geval van vervalsching, verandering, verscheuring, vernietiging of verdonkering eener acte van den burgerlijken stand, zal het vonnis, v/aardoor van het misdrijf blijkt, de kracht hebben, welke aan gewijsden in strafzaken, ten aanzien van burgerlijke regtsgedingen, bij het Burgerlijk Wetboek is toegekend.

Art. 28. De ambtenaar van den burgerlijken stand en andere bewaarders zijn, ieder voor zoo veel hem aangaat,, aansprakelijk voor het rigtig houden en bewaren der registers.

Elke verandering, elke vervalsching in de acten, elke inschrijving op een los blad, mitsgaders alle overtreding tegen de voorschriften van dit reglement begaan, kunnen aan de partijen grond opleveren, om tegen die ambtenaren of bewaarders schadevergoeding te eischen.

In geval van overtreding tegen de voorschriften van dit reglement begaan, kunnen die ambtenaren en bewaarders, voor zoo verre daar tegen niet bij de wettelijke bepalingen op het strafregt is voorzien, door den raad van justitie worden verwezen in eene geldboete niet te bovengaande de som van honderd gulden.

Bij de wettelijke bepalingen op de burgerlijke regts-

-ocr page 577-

vordering wordt de proces-orde op dat stuk voorgeschreven (gt;:\').

Art. 29. Het openbaar ministerie bij de radeu van justitie is veipligt, de ter griffie overgebragte registers en da daaraan gehechte stukken te onderzoeken, en van deszelfs bevinding, binnen de zes eerste maanden van elk jaar, proces-verbaal op te maken. Het is bevoegd om inzage te nemen van de dubbelen welke niet ter griffie berusten, doch zonder dezelve te mogen verplaatsen of doen verplaatsen.

In geval van overtreding of misdrijf, zullen zij de daaraan schuldigen ambtshalve vervolgen.

Een geauthentiseerd afschrift van het bovengemeld proces-verbaal van bevinding wordt door hen, binnen acht dagen na de opmaking, ingezonden aan den procureur-generaal bij het hoog-geregtshof:

Art. 30. Op die plaatsen, wasr de griffie van den raad van justitie en het kantoor van den ambtenaar van den burgerlijken stand zich in hetzelfde gebouw bevinden, zullen de, overeenkomstig artikel 17 en 18, te dier griffie ingekomen registers, dadelijk na de opmaking van het proces-N verbaal, bij het vorig artikel bedoeld, worden overgebragt naar eene andere, buiten dat gebouw, door het hoofd van Jiet plaatselijk bestuur aan te wijzen bewaarplaats.

Art. 31. De acten van den burgerlijken stand en de aanteekeningen welke in de registers moeten geschieden) zullen kosteloos worden ingeschreven.

Art. 32. Het opperhoofd van den japanschen handel en de consul in China zijn niet onderworpen aan de veiplig-ting tot het houden van registers.

Zij zullen van de voor hen verleden wordende acten van den burgerlijken stand drie eensluidenden opmaken, waarvan het eene bij hun archief zal worden nedsrgelegd, terwijl de beide anderen bij verschillende scheepsgelegenheden zullen worden toegezonden aan den ambtenaar van den burgerlijken stand te Batavia, die dezelve in de loo-pende registers zal inschrijven.

-ocr page 578-

De oorspronkelijke volmagten en andere stukken, bedoeld bij artikel 24, zullen gehecht worden aan datgene der drie eensluidenden, hetwelk bestemd is om in het archief te worden nedergelegd. Bij de andere eensluidenden zullen geauthentiseerde afschriften dier volmagten en verdere bijlagen gevoegd worden.

Overigens zullen, behoudens het voorgeschvevene bij artikel 165 van het reglement op de regterlijke organisatie en het beleid der justitie, door het opperhoofd van den japanschen handel en den consul in China worden opgevolgd, en te hunnen aanzien geldig zijn, de voor de ambtenaren van den burgerlijken stand in het algemeen verbindende bepalingen, voor zoo ver die op hen toepasselijk kunnen zijn.

Art. 33. De ambtenaren van den burgerlijken stand en andere bewaarders, zijn geregtigd om, boven de kosten van het zegel, de volgende regten te heffen voor de uitgifte van acten van den burgerlijken stand:

Voor de uitgifte van eene acte van geboorte, erkenning, naams- of vóórnaams-verandering, overlijden of huwelijksafkondiging, ƒ 2.

Voor die van eene huwelijks-acte en Van eene acte van echtscheiding, ƒ 8.

Uit het bedrag dezer regten zullen door de ambtenaren van den burgerlijken stand worden goedgemaakt de kosten van het benoodigde tot het houden der registers.

Aan alle tot de land- en zeemagt behoorende personen, beneden den rang van onder-officier, mitsgaders aan be-hoeftigen, zullen de afgiften en uittreksels der acten van den burgerlijken stand kosteloos en vrij van zegel worden uitgereikt (1).

Art. 34. Inschrijvingen en aanteekeningen van geboor

1

Van die behoeftigheid, zal kunnen blijken, door een certificaat van onvermogen, afgegeven door het hoofd van het plaatselijk bestuur der woonplaats van den behoeftige, op de getuigenis, hetzij van wijk- of buurt-meesteren, hetzij van ten minste twee bekende en geloofwaardige manspersonen. Vergelijk artikel 875 van het Reglement op de Burg. Eegtsv.

-ocr page 579-

28

ten, huwelijken en sterfgevallen, vóór de invoering van de registers van den burgerlijken stand, ingevolge de destijds bestaan hebbende wetten of vaste gebruiken gedaan , blijven, ten aanzien van derzelver bewijskracht, met de inschrijvingen in de registers van den burgerlijken stand gelijk gesteld.

Art. 35. Overeenkomstig het vroeger te dien opzigte verordende, zullen de boeken , registers en andere bescheiden, waarin de bij het vorige artikel vermelde inschrijvingen en aanteekeningen van geboorten, huwelijken en sterfgevallen vervat zijn, bewaard worden ter griffie van den raad van justitie, onder wiens regtsgebied dezelve gehouden of opgemaakt zijn, behoudens de gevallen, waarin de Gouverneur-generaal, uithoofde van bijzondere plaatselijke omstandigheden, voor de bedoelde boeken, registers en bescheiden eene andere bewaarplaats heeft aangewezen, of zal aanwijzen.

De griffiers bij de raden van justitie of andere door den Gouverneur-generaal bereids aangewezen of later aan te wijzen bewaarders, zullen uitsluitend bevoegd zijn tot het afgeven van uittreksels uit de meerbedoelde boeken, registers en andere bescheiden.

Art. 36. De wettelijke bepalingen omtrent de verbetering der acten van den burgerlijken stand zullen mede toepasselijk zijn ten aanzien van de inschrijvingen en aanteekeningen bij de twee voorgaande artikelen bedoeld; — zulks evenwel met dien verstande, dat die verbeteringen zich zullen moeten bepalen tot werkelijke bestaande inschrijvingen en aanteekeningen en alzoo geenzins zullen mogen worden uitgestrekt tot de aanvulling van ontbrekende acten.

TWEEDE AFDEELING.

Van de acten van geboorte.

Art. 37. De aangifte van geboorte zal binnen drie da-

-ocr page 580-

gen, of, wanneer de geboorte heeft plaats gehad op eenen afstand van meer dan tien palen van het gebouw, waaide aeten van den burgerlijken stand worden opgemaakt, uiterlijk op den tienden dag na dien (Jer bevalling moeten worden gedaan aan den plaatselijken ambtenaar van den burgerlijken stand, in tegenwoordigheid, of, in het geval voorzien bij art. 15, op schriftelijke bevestiging van twee getuigen. — Die ambtenaar zal daarvan dadelijk eene acte opmaken.

Hij is bevoegd om zich ter plaatse der geboorte te begeven, en te vorderen dat het kind aan hem worde vertoond.

Aanteehening. De termijnen van drie of tifen dagen mogen niet overschreden worden ; de dag der bevalling wordt echter niet medegerekend, zoodat eene geboorte, welke binnen een afstand van minder dan tien palen van het gebouw waar de acten worden opgemaakt, bij voorbeeld des zaturdags heeft plaats gehad, uiterlijk op Dingsdag daaraanvolgende moet worden ingeschreven. De vraag of de ambtenaar van den burgerlijken stand ook des zondags verpligt zoude zijn eene acte op te maken, vermeenen wij toestemmend te moeten beantwoorden.

Bijaldien eene aangifte gedaan wordt, wanneer drie dagen na de bevalling reeds verstreken zijn, moet de ambtenaar van den burgerlijken stand den aangever verwijzen naar den raad van justitie, en diens autorisatie afwachten om de gevorderde acte op te maken.

Het verzuim eener aangifte van geboorte is een wanbedrijf, waarop bij het in stand gehouden artikel 66 van het reglement op den burgerlijken stand van 18 Junij 1828 No. 35 (Staatsblad No. 50) eene straf gesteldis, en, krachtens artikel 6 van het Reglement op de Strafvordering, zal dus de ambtenaar van den burgerlijken stand, die weet dat een kind geboren is, waarvan hem geene tijdige aangifte gedaan werd, verpligt zijn daarvan aan liet openbaar ministerie kennis te geven (Zie ook ten dezen artikel 86).

Art. 38. quot;Wanneer de geboorte heeft plaats gehad op een ander eiland, dan dat op hetwelk de ambtenaar van

-ocr page 581-

30

den burgerlijken stand is gevestigd, gelijk mede wanneer het gebrek aan middelen van gemeenschap tusschen de plaats der geboorte en die waar de aangifte moet geschieden, ofschoon beide op hetzelfde eiland gelegen zijn, de opvolging der in het vorige artikel vervatte bepalingen onmogelijk maakt, zullen de betrokken personen kunnen volstaan met de toezending der bij art. 15 bedoelde schriftelijke aangifte bij de eersten zich daartoe voordoende gelegenheid.

Deze aangifte moet echter uiterlijk op den tienden dag na dien der bevalling in geschrifte zijn gesteld.

Art. 39. De aangifte der geboorte van een kind zal door den vader moeten worden gedaan of, bij gebreke van dien, door de geneesheeren, heelmeesters, vroedmees-ters, vroedvrouwen of andere personen, welke bij de bevalling zijn tegenwoordig geweest, of wel, wanneer de moeder buiten hare woning bevallen is, door den persoon ten wiens huize het kind geboren is.

Indien de bevalling heeft plaats gehad in een gasthuis of in eene gevangenis, zal de aangifte, bij gebreke van den vader, gedaan worden door het hoofd of door een be-c lenden van zoodanig gesticht.

Aanteekening. § 11 der Toelichting merkt op dit artikel aan, dat onder de woorden: hij gebreke van den vader, zoo wel verstaan wordt het geval dat de vader afwezig of overleden is, als het geval, dat hij, in eenen wettelijken zin, niet bekend is (1). Wanneer de moeder buiten hare woning is bevallen, rust op den vader, zoo als in ieder ander geval, wanneer hij aanwezig is, in de eerste plaats de verpligting tot het doen der aangifte, doch, bij gebreke van dien, moet de aangifte geschieden door den persoon, ten wiens huize de bevalling heeft plaats gehad.

Art. 40. De acte van geboorte zal vermelden:

1°. Het jaar, de maand, den dag, het uur en de plaats der geboorte;

1

Dit is dan het geval, wanneer het kind buiten huwelijk verwekt is. Vergelijk art. 250 en 287 van het Burgerlijk Wetboek en ook bladzijde 159 van het Handboek voor den Notaris.

-ocr page 582-

31

3°.

De kunne van het kind, en de voornamen, welke aan hetzelve zullen worden gegeven; De voornamen, namen, het beroep en de woonplaats der ouders;

De voornamen , namen, den ouderdom , het beroep en de woonplaats des aangevers en der getuigen.

Geene namen van bestaande geslachten zullen als voor-namen aan het kind mogen gegeven worden, ten ware die geslachtnamen tevens gebruikelijke voornamen mog-ten zijn.

Aanteekening. In § 11, 12, 13 en 15 der Toelichting komt het navolgende, op de acten van geboorte betrekking hebbende, voor:

Een algemeen model eener acte van geboorte wordt gegeven onder No. II, waarin verschillende gevallen zijn opgenomen, die zich kunnen voordoen.

Een model van eene schriftelijke aangifte van geboorte, waarvan reeds in de aanteekening op artikel 15 is gesproken, wordt gegeven onder Nö. Ill; waarbij -wel in het oog moet worden gehouden, dat in eene aangifte van geboorte, welke schriftelijk geschiedt, geene erkenning van een natuurlijk kind kan plaats hebben. Op welke wijze de aanhef eener overschrijving in het register van den burgerlijken stand moet luiden, is te zien uit model La. Gr.

Bij de opgave van het uur der geboorte, behoort vermeld te worden, of het is van den dag of van den nacht, des morgens of des avonds, voor of na den middag, voor of na middernacht. Dit \'geldt in het algemeen voor alle gevallen, waarin de acten van den burgerlijken stand de opgave van het uur moeten behelzen.

Wanneer tweelingen worden geboren, is het niet twijfelachtig dat voor ieder hind eene afzonderlijke acte van geboorte moet worden opgemaakt. Immers de wet vordert niet de opmaking eener acte, om de daad der bevalling te constateren, maar het- doel der wet is, om dadelijk bij zijne intrede in de wereld, de regterlijke eenzelvigheid van den mensch te verzekeren, tot welk einde zijne ge-

H

4:°.

| ■1

I

1

II

■ V

i I

-ocr page 583-

32

boorte in een openbaar register wordt ingeschreven; iedere geboorte is dus eene zaak op zich zelve, die eene afzonderlijke acte vereischt. Buiten deze allezins afdoende reden, denke men eens na, tot welke verwarring de opneming van twee geboorten in ééne acte aanleiding kan geven. Voor een der kinderen, en naderhand voor het andere, wordt eene rectificatie van namen geboden; dit alles wordt in dezelfde acte door elkander op den kant geschreven, en er wordt een uittreksel geligt, ten einde in regteu te dienen. Nu moet de regter eerst onderzoek doen naar de eenzelvigheid van den persoon, die zich als een der kinderen in de acte vermeld voordoet, enz. enz. Is de andere overleden, dan kan de langstlevende geen gebruik maken van zijne acte van geboorte, zonder daar tevens aan te hechten de acte van overlijden van zijnen broeder of zuster. Deze en meer andere ongelegenheden en belemmeringen, welke kunnen plaats hebben, leveren, het beginsel zelfs nog eens daargelaten, genoegzame gronden op, om van iedere geboorte eene afzonderlijke acte op te maken.

Ten aanzien van het geven van voornamen, moeten de r.aibtenaren van den burgerlijken stand in het oog houden, dat, zonder den vrijen wil der aangevers te belemmeren, het geven van bespottelijke voornamen zoo veel mogelijk moet worden tegengegaan.- Het geven van bekende geslachtsnamen, als voornamen aan kinderen moet bepaaldelijk worden geweigerd, en vooral niet worden toegestaan, tot. voornaam aan een natuurlijk kind te geven den geslachtsnaam van den vernioedelijken vader, die hetzelve niet heeft erkend (1).

1

De voornamen worden gestold, zoo als dezelven door den aangever worden opgegeven; het is den ambtenaar van den burgerlijken stand niet geoorloofd daarm eenige verandering te maken, tenzij het hem blijken mogt, dat, door onkunde van den Sangever of van de ouders, de spelling dier voornamen zoodanig gebrekkig is, dat eene verbeterde spelling noodzakelijk wordt; hij zal echter ooi: die verbeterde spelling niet mogen bezigen, dan met voorkennis en goedvinden van den aangever. Zie Mr. Vaillant, in het aangehaalde werk, bladzijde 135.

-ocr page 584-

33

Art. 41. Wanneer het kind buiten echt geboren is, mag de naam des quot;vaders niet bij de acte worden vermeld, ten ware hij het kind, hetzij in persoon, hetzij door eenen gemagtigde bijzonderlijk daartoe bij authentieke acte aangesteld, erkenne.

Aanleekining. § 12 en 36 der Toelichting zegt op dit artikel; Met artikel 41 moet worden vergeleken, al hetgeen ten aanzien der erkenning van natuurlijke kinderen in het Burg. Wetboek (art. 280-281) voorkomt.

Deze artikelen luiden als volgt;

Door het erkennen van een natuurlijk kind worden burgerlijke betrekkingen geboren tusschen dat kind en zijnen vader of zijne moeder, (art. 280).

Het erkennen van een natuurlijk kind kan door alle authentieke acten geschieden, wanneer zulks niet reeds in de acte van geboorte, of ter gelegenheid van het aangaan des huwelijks, gedaan is.

Zoodanige erkenning kan ook plaats hebben door eene acte, bij den ambtenaar van den burgerlijken stand opgemaakt, en in het register van geboorte, volgens hare dag-teekening, ingeschreven. Van die erkenning moet worden melding gemaakt op den kant van de acte van geboorte, zoo die aanwezig is.

Indien de erkenning van het kind bij eene andere authentieke acte is gedaan, kan ieder belanghebbende vorderen , dat daarvan worde melding gemaakt op den kant der acte van geboorte.

In geen geval kan het verzuim der aanteekening van eene erkenning op den kant der geboorte-acte aan het erkende kind worden tegengeworpen, ten einde zijn verkregen staat te betwisten (art. 281).

De erkenning van een natuurlijk kind door eenen minderjarige gedaan, zal niet van waarde zijn, tenzij de minderjarige den vollen ouderdom van negentien jaren hebbe bereikt, en de erkenning niet het gevolg zij van dwang, dwaling, bedrog of verleiding.

Eene minderjarige dochter nogtans zal die erkenning

-ocr page 585-

, 04

kunnen doen, voor dat zij den ouderdom van negentien jaren vervuld heeft (art. 282).

Kinderen in overspel of in bloedschande geteeld, kunnen niet worden erkend, behoudens, ten opzigte van laatst-gemelde, de bepaling van artikel 273. (1) (art. 2S3).

ö-eene erkenning van een natuurlijk kind zal, gedurende het leven van de moeder, worden aangenomen, wanneer zij niet in die erkenning heeft toegestemd.

Wanneer zoodanig kind, na het overlijden der moeder, erkend is, heeft de erkenning geen ander gevolg, dan alleen met opzigt tot den vader (art. 2S4).

Men vergelijke ook wat hieromtrent in het Handboek voor den Notaris (bladzijden 157—-160) is opgeteekend.

Volgens artikel 281 van het Burgerlijk Wetboek, - gaan de bovengenoemde §§ 13 en 86 der Toelichting voort, -kan de erkenning van een natuurlijk kind reeds geschieden bij de acte van geboorte of ter gelegenheid van het aangaan des huwelijks, en voorts door alle andere authentieke acten. Wat eene authentieke acte is, kan men zien uit art. 1S68 van het Burgerlijk Wetboek (Handboek voor den Notaris, bladzijde 258).

Zoodanige erkenning kan ook plaats hebben door eene acte bij den ambtenaar van den burgerlijken stand opgemaakt. Op welke wijze eene erkenning bij de acte van geboorte kan geschieden, is te zien in model II, noot 14. Het model eener acte van erkenning, na de inschrijving der geboorte, naar aanleiding van artikel 53 van het reglement, opgemaakt, wordt gegeven onder No. XIX, waaruit men zal ontwaren, dat er geen ander bepaald onderscheid tusschen eene zoodanige acte, en eene acte van geboorte, waarbij een natuurlijk kind is erkend, bestaat, (ofschoon men deze beide acten opzettelijk op eene verschillende wijze heeft geredigeerd) dan alleen, dat de acte van

1

Dit artikel zegt: Kinderen, uit ouders geboren, tusscheu welke, zonder bekomen dispensatie vau den Gouverneur-generaal, geen huwelijk mogt bestaan, kunnen op geene andere wijze worden gewettigd, dan door derzelver erkenning bij de Imwclijks-acte,

-ocr page 586-

geboorte, behoudens de, bij het reglement voorziene uit-zonderingen, steeds binnen drie of tién dagen moet zijn opgemaakt, terwijl eene acte van erkenning kan geschieden op iederen leeftijd van het kind.

Nadat de erkenning is geschiedt, wordt daarvan melding gemaakt op den kant der acte van geboorte, zoo als te zien is uit model No. XVIII (*).

Heeft de erkenning bij eene andere authentieke acte plaats gehad, dan blijft het model der aanteekening op den kant der acte van geboorte hetzelfde, wordende alleen de woorden: blijkens acte van erkenning voor den ami-tenaar van den burgerlijken stand enz. opgemaakt, vervangen door: blijkens notariële acte, enz. enz.; maar, in dat geval, moet die acte aan het register worden gehecht.

Art. 42. De aangifte van een natuurlijk kind, waarvan de moeder tot de Inlandsche of daarmede gelijkgestelde bevolking behoort, zal slechts dan door de ambtenaren van den burgerlijken stand worden aangenomen, wanneer zoodanig kind een Europeaan of daarmede gelijk^estelden persoon tot vader heeft, en de aangifte door dezen, met gelijktijdige erkenning van het kind, geschiedt.

Deze aangifte kan op eiken leeftijd van het kind gedaan worden, doch dezelve zal in geen geval mogen plaats hebben in strijd met het bepaalde bij de art. 282, 1ste lid en 2S3 van het Burgerlijk Wetboek.

Aanteekening. Bij art. 85 van dit reglement is bepaald, dat art. 42 niet zal in werking treden, zoo lang niet is ingetrokken het verordende bij het derde en vierde lid van.

{_*) Als een staaltje van ouervarenlieid van sommige ambtenaren van den burgerlijken stand, deelen wij mede, dat een der met die betrekking bekleede secretarissen geweigerd heeft, de notariële erkenning van haar natuurlijk kind door eene moeder gedaan op den kant der geboorte-acte aan te teekenen op grond, dat het duidelijk zoude zijn, dat de moeder de moeder, was en er slechts van erkenning door den vader sprake koude zijn. Deze ambtenaar verwarde de aangifte van geboorte, welke de wet vordert, met de erkenning, die .steeds vrijwillig is en waardoor burgerlijke betrekkingen tusschen het kind, hetwelk erkend is en deszelfs vader of moeder, die hetzelve erkend heeft, worden geboren.

-ocr page 587-

36

art. 61 der bepalingen omtrent de invoering van, en den overgang tot de nieuwe wetgeving.

Dat artikel luidt:

De gevolgen der hier aldus genaamde adoptie, tot stand gebragt vóór de invoering der nieuwe wetgeving, worden naar de voorschriften der vroegere geregeld.

Hetzelfde geldt ten aanzien der inschrijvingen in de registers van den burgerlijken stand, gedaan krachtens het bepaalde bij resolutie van den Sisten Julij 1830 No. 8 (Staatsblad No. 31) (1).

De bepalingen dier resolutie zullen stand houden tot dat dien aangaande nader zal zijn voorzien; met dien verstande evenwel, dat wanneer gehuwde lieden verlangen de inschrijving van eenig buiten huwelijk verwekt kind te

1

Deze Resolutie is van den navolgenden inhoud;

Resolutie van den Gouverneur-generaal in Rade, van 31 Julij 1830 No. 8.

Gelezen, enz.

Is na deliberatie goed gevonden en verstaan:

lo. Met alteratie en ampliatie in zoo verre van art. 71 van het reglement voor den burgerlijken stand, en van § 7 en 8 van het Besluit van den Commissaris-generaal van 23 September 1829 (Staatsbl. No. 93) te bepalen:

a. Dat de ambtenaren van den burgerlijken stand gehouden en ver-pligt zullen zijn, om bij de registers van geboorte, kinderen in te schrijven, welke buiten huwelijk verwekt zijn en waarvan de aangifte door Christenen, hetzij deze zich al of niet als vader bekend maken, gedaan wordt, mits de aangever verklare, de verpligting op zich te nemen, om zoodanige kinderen te verzorgen en in de Christelijke godsdienst op te voeden, en de moeder, zoo zij in leven is, dat zij toestemme, dat haar kind of kinderen zoodanig worden verzorgd en opgevoed; zullende gemelds ambtenaren behoorlijk aanteekening van deze verklaringen moeten hcuden.

b. Dat dc bovenbedoelde inschrijving, in het belang der kinderen, zai kunnen plaats hebben op eiken leeftijd van dezelve, en dat in de acte de dag der geboorte van het kind, of zoo die niet bekend mogt zijn, de vermoedelijke ouderdom van hetzelve zal moeten worden vermeld.

c. Dat een gehuwd man niet, dan gezamelijk met zijne vrouw, de inschrijving van zoodanig kind kan verkrijgen, en bij die inschrijving zich tot de verzorging en opvoeding van hetzelve zal kunnen verbinden.

2o. Enz.

Extract, enz.

-ocr page 588-

37

verkrijgen, en zich tot de verzorging en opvoeding van hetzelve te verbinden, de ambtenaar van den burgerlijken stand de daartoe strekkende acte niet zal mogen verlijden, tenzij het kind, waarvan de inschrijving verlangd wordt, vóór het huwelijk der echtgenooten zij geboren.

De kinderen welke, op de bij dit artikel bedoelde wijze zijn ingeschreven, worden geacht tot de europesche bevolking te behooren.

Art. 43. Die een pas geboren kind gevonden heeft, is gehouden daarvan zoodra mogelijk aangifte te doen aan den ambtenaar van den burgerlijken stand der plaats, alwaar hetzelve is ontdekt, mitsgaders de kleederen en andere voorwerpen aan te duiden en te vertoonen, welke nevens het kind mogten zijn gevonden, en eindelijk op te geven al de omstandigheden opzigtelijk den tijd wanneer en de plaats waar het kind gevonden is. Het daarvan door den ambtenaar van den burgerlijken stand op te maken proces-verbaal moet eene naauwkeurige omschrijving behelzen van de in |iet vorige lid bedoelde omstandigheden en voorwerpen, en daarenboven vermelden den vermoedelijken ouderdom des kinds, zijne kunne, de bijzondere kenteekenen, welke hetzelve mogt hebben, den voor- en geslachtnaam, welke hetzelve zal voeren, en die, in overleg met den aangever, door den ambtenaar van den burgerlijken stand zullen worden bepaald, ten ware bij het kind eene aanwijzing werd gevonden van namen, welke men het verlangde te doen dragen, en die alsdan, wanneer daartegen geene bedenkingen bestaan, aan hetzelve zullen gegeven worden; eindelijk het gesticht waarin, of den persoon bij wien het kind is verbleven.

Aan het te vondeling gelegde kind zal geen zoodanige naam worden gegeven, welke aan die omstandigheid is ontleend, of die anderzins tot deszelfs vernedering zoude kunnen strekken.

Het bepaalde bij het laatste lid van artikel 40 is ten dezen toepasselijk.

Aanteekening. Ook het verzuim van het doen der aan-

-ocr page 589-

38

gifte van het vinden van een pas gebpren kind is een wanbedrijf, waarop eene straffe gesteld is. (Zie de aanteeke-ning op art. 3T en 86).

§ 14 der Toelichting zegt op dit artikel: Het model van een proces-verbaal, in het geval van het vinden van een kind, wordt gegeven onder No. IV. Men heeft vermeend in dat model eenige bijzonderheden te moeten opnemen, ten einde regt duidelijk te doen zien, hoe een zoodanig proces-verbaal kan worden opgemaakt. Het vinden van kinderen is in deze gewesten zeldzaam, doch wanneer dit plaats heeft, zoo behoeft geen onderzoek voor af te gaan, of de vader al dan niet een Europeaan of daarmede gelijk gesteld persoon is. Vooreerst kan dit niet met eenige zekerheid worden bepaald, en, in de tweede plaats, kan het opmaken van het proces-verbaal en de inschrijving in het register van den burgerlijken stand, in geen opzigt nadeelig zijn. In tegendeel kan dit voor den vader of de moeder, al behooren zij niet tot de Europesche of daarmede gelijk gestelde bevolking, een middel worden om hun kind terug te vinden.

De wijze, waarop een zoodanig proces-verbaal i.i het register moet worden ingeschreven, is te zien in model La. G. De ambtenaar van den burgerlijken stand moet hierbij tevens zorg dragen, om, naar aanleiding van art. 45 van het Reglement een afschrift van liet proces-verbaal aan het openbaar ministerie toe te zenden.

Art. 44. Wanneer het kind dadelijk in een gesticht is opgenomen, zal de in het bovenstaande artikel vermelde verklaring moeten worden gedaan door het hoofd of een der bedienden van dat gesticht.

Art. 45. Het ingevolge art. 43 op te maken procesverbaal moet in de registers van geboorte worden ingeschreven ; een afschrift van hetzelve zal door den ambtenaar van den burgerlijken stand worden toegezonden aan den ambtenaar van het openbaar ministerie bij den raad van justitie.

Art. 46. Wanneer een kind gedurende eene zeereis geboren wordt aan boord van een in Nederlandsch-Indië te

-ocr page 590-

39

huis behoovend schip, moet de acte van geboorte, binnen vier en twintig uren door den kapitein of gezagvoerder in het dagregister van het schip worden ingeschreven, in tegenwoordigheid van den vader, wanneer deze aanboord is, en van twee getuigen zich op het schip bevindende.

Deze inschrijving zal geschieden volgens zoodanig formulier, als door den havenmeester of anderen daartoe gestelden ambtenaar, tegelijk met de monsterrol aan den scheepskapitein of gezagvoerder zal worden ter hand gesteld.

Aanteekemng, § 16 der Toelichting zegt: Het formulier in het tweede lid van dit artikel bedoeld, wordt gegeven onder No. V.

Hetzelve is onder den vorm van uittreksel uit het dagregister gesteld, ten einde te gelijk te doen zien, hoe en de inschrijving zelve, en de uittreksels moeten worden ingerigt.

Het ligchaam van het formulier moet, even als dat van een sterfgeval op zee voorvallende (zie lager op art. 76), aan de gezagvoerders, te gelijk met de monsterrol, worden ter hand gesteld, met bekendstelling tevens, in hoe-danigen vorm de uittreksels moeten worden afgegeven. Het een en ander kan ook op de monsterrol worden gedrukt.

Het ware voorts wenschelijk, daar bij te voegen een extract uit het reglement, ten einde de gezagvoerders dei-schepen volledig omtrent hunne verpligtingen in te lichten.

Art. 47. In de eerste haven, welke het schip zal aandoen, wanneer die binnen Nederlandsch-Indië gelegen is, zal de scheepskapitein of gezagvoerder verpligt zijn twee uitreksels uit het dag-register van het schip, bevattende de aanteekening der geboorte, aan het hoofd van het plaatselijk bestuur te overhandigen.

Deze ambtenaar zal van den dag dier ter handstelling melding maken aan den voet dier uittreksels en, na dezelve te hebben gelegaliseerd, het eene in zijn archief bewaren, en het andere ter inschrijving in de registers toe

-ocr page 591-

40

zenden aan den ambtenaar van den burgerlijken stand der woonplaats van den vader, of van de moeder, indien de vader onbekend is, mits die woonplaats binnen Neder-landsch-Indië gelegen zij.

Wanneer die woonplaats buiten Nederlandsch-Indië gelegen is, zal het tweede uittreksel worden opgezonden aan den Gouverneur-generaal, die hetzelve aan den Minister van koloniën zal doen toekomen.

Indien de vader, of, die onbekend zijnde, de moeder geene bekende woonplaats heeft, zal het tweede uittreksel worden toegezonden aan den ambtenaar van den burgerlijken stand te Batavia, die hetzelve op de loopende ge-boorte-registei\'s zal overschrijven.

Aanteekening. Het slot van § 16 der Toelichting houdt in, dat de overschrijving in de registers moet geschieden op de wijze, als uit model La. G. te zien is.

Art. 48. Wanneer het vaartuig is ingeloopen, hetzij in eene Nederlandsche haven, hetzij in eene haven van eene der overzeesche bezittingen van het rijk buiten Nederlandsch-Indië, zullen de hiervoren vermelde uittreksels worden toegezonden, in het eerste geval aan het departement van koloniën, en in het laatste geval aan het hoofd der Kederlandsche regering in de overzeesche bezitting. Indien het vaartuig in eene vreemde haven is ingeloopen, geschiedt de toezending aan den consul, in die haven of in de naastbij gelegene plaats gevestigd.

Dien onverminderd blijft de scheepskapitein of gezagvoerder gehouden, bij de terugkomst van het vaartuig binnen Nederlandsch-Indië, te handelen zooals bij het eerste lid van het vorige artikel is bepaald.

Art. 49. Wanneer op een zeereis, uit ouders die ingezetenen zijn van Nederlandsch-Indië, een kind geboren is aan boord van een nederlaudsch schip, hetwelk daarna eene nederlandsch-indische haven aandoet, wordt van wege den Gouverneur-generaal, een tweede, door hem of op zijnen last gelegaliseerd afschrift van het, ingevolge artikel 36 van het nederlandsch Burgerlijk Wetboek, aan hem

-ocr page 592-

41

toegezonden uittreksel uit het dagregister van het schip, ter inschrijving in de registers, toegezonden aan den ambtenaar van den burgerlijken stand der woonplaats van den vader des kinds, of van de moeder, indien de vader onbekend is.

Art.- 50. Wanneer een kind gedurende eene zeereis geboren is aan boord van een nederlandsch-indisch vaartuig waarvan noch de gezagvoerder, noch een der officieren tot de europesche of daarmede gelijkgestelde bevolking behoort, zal de aangifte der geboorte door den vader, wanneer deze zich aan boord bevindt, en, indien zulks niet het geval is, dooi- den gezagvoerder gedaan worden aan den ambtenaar van den burgerlijken stand van de eerste plaats, welke hij in Nederlandsch-Indië zal aandoen.

Deze ambtenaar zal een uittreksel uit zijne registers, bevattende de acte van geboorte, ter inschrijving doen toekomen aan den ambtenaar van den burgerlijken stand der woonplaats van den vader, of van de moeder, indien de vader onbekend is.

In de gevallen voorzien bij het derde en vierde lid van art, 47, zal het uittreksel door den betrokken ambtenaar van den burgerlijken stand worden ter hand gesteld aan het hoofd van het plaatselijk bestuur en zullen wijders de aldaar gegeven voorschriften worden opgevolgd.

Aanteekeninff. § 17 der Toelichting zegt; In het geval van artikel 50, moet eene acte worden opgemaakt, waartoe kan dienen het model No. 11, met inachtneming der wijzigingen, onder dat model opgegeven. Het zoude doelmatig zijn, de, verpligting van den gezagvoerder, op den rug of aan het einde der monsterrol, in druk te vermelden,

Art. 51, Indien eene bevalling plaats heeft na eene geleden schipbreuk, zal de aangifte kunnen gedaan worden aan den ambtenaar van den burgerlijken stand van de eerste plaats van Hederlandsch-Indië, welke door de schipbreukelingen bereikt wordt.

Het tweede en derde lid van het vorige artikel zijn ten dezen toepasselijk.

-ocr page 593-

42

Art. 52. Indien een kind geboren wordt aan boord van een nederlandsch-indisch schip, hetwelk in eene haven of op eene reede van Nederlandsch-Indië ligt, zal de aangifte van zoqdanige geboorte op de gewone wijze geschieden aan den plaatselijken ambtenaar van den burgerlijken stand; tenzij er geene mogelijkheid mogt bestaan om het schip tot het doen der aangifte te verlaten; in welk geval gehandeld zal worden in voege bij de artikel 46, 47 en 48 is bepaald.

De plaatselijke ambtenaren van den burgerlijken stand zullen voorts verpligt zijn om, daartoe aangezocht wordende, ook de aangifte te ontvangen en acten op te maken van geboorten, aan boord van andere dan nederlandsch-itidische schepen voorvallende, terwijl deze in eene haven of op eene reede van Nederlandsch-Indië liggen (1).

Art. 53. Wanneer de erkenning van een natuurlijk kind, na de opmaking van deszelfs geboorte-acte, ten overstaan van den ambtenaar van den burgerlijken stand geschiedt, zal deze daarvan eene acte opmaken in tegenwoordigheid van twee getuigen, en wijders handelen overeenkomstig het voorgeschrevene bij art. 381 van het Burgerlijk Wetboek.

Aanteekenmy. Men zie ten dezen het op art. 41 aange-teekende § 18 der toelichting zegt, dat tot nakoming van het bij dit artikel bepaalde model XIX moet dienen.

DERDE AFDEELING.

Van de huwelijks-aangiften en afkondigingen

Art. 54. De ambtenaren van den burgerlijken stand

1

Hieruit vloeit voort, dat de ambtenaar van deu burgerlijken stand geene aangifte van geboorte op vreemde bodems, gedurende eene zeereis voorgevallen, vermag in te schrijven; strekkende, naar luid van dit artikel, zich die \'bevoegdheid slechts uit, wanneer eene zoodanige geboorte, bij het in eene haven of op eene reede van Nederlandsoh-Indië liggen, plaats vindt.

-ocr page 594-

43

zullen in het daartoe bestemde register de huwelijks-aangiften inschrijven, welke overeenkomstig de artikelen 50 en 51 van het Burgerlijk Wetboek gedaan worden.

Aanteekenmrj. Deze artikelen van het Burgerlijk Wetboek luiden:

Alle personen, die met elkander een huwelijk willen aangaan (1), moeten daarvan aangifte doen bij den ambtenaar van den burgerlijken stand der woonplaats van eene der partijen (art. 50).

Deze aangifte zal, hetzij in persoon, hetzij bij zoodanige geschriften geschieden, waaruit van het voornemen der aanstaande echtgenooten met genoegzame zekerheid kan blijken, waarvan eene acte door den ambtenaar van den burgerlijken stand zal worden opgemaakt (art. 51).

§ 19 der Toelichting behelst: Volgens art. 51 van het Burgerlijk Wetboek, kan de aangifte van een huwelijk zoo wel mondeling als schriftelijk geschieden. Wat eene zoodanige aangifte moet behelzen, wordt in art. 55 van het reglement opgegeven. Op welke wijze de schriftelijke aangifte geschiede, hetzij bij brief, hetzij bij opgave, verklaring, enz., de ambtenaar van den burgerlijken stand heeft slechts te zorgen, dat hij al de opgaven erlangt die noodig zijn, om de acte volgens art. 55 te kunnen opmaken. Een model van mondelinge aangifte wordt gegeven onder No. VI, en van schriftelijke aangifte onder No. VII.

Men lette wel op, dat, bij eene aangifte ten huwelijk, niet de minste overlegging van stukken wordt gevorderd; zijnde dit juist het tegendeel van hetgeen bij het oude reglement was voorgeschreven.

Blijkt het aan den ambtenaar van den burgerlijken stand dat er wettige beletselen tegen het huwelijk bestaan, dan

1

Men zie omtrent de hoedanigheden en voorwaarden, die vereischt ■wroden om een huwelijk te kunnen aangaan, het Handboek voor den Notaris, bladz. 136—140.

-ocr page 595-

44

moet hij, naar aanleiding van het tweede lid van art. 56 vau het reglement, de aangifte weigeren, eu daarvan een schriftelijk bewijs geven, waarvan de modellen, bij wege van wijziging der modellen No. VI en quot;Vil, ach\'ter dezelve te vinden zijn.

Art. 55. Die aangifte zal vermelden de voornamen, de namen, den ouderdom, het beroep en de woonplaats dei-aanstaande echtgenooten, mitsgaders hun voornemen om met elkander in den echt te treden; en of zij bevorens al of niet, en, zoo ja, met wien zij het laatst zijn gehuwd geweest.

Wanneer die aangifte in geschrifte is gedaan , zal de ambtenaar van den burgerlijken stand dezelve overschrijven, alleen op het register teekenen, en het stuk daaraan vasthechten.

Art. 56. Wanneer aan den ambtenaar van dec burgerlijken stand niet blijkt, dat voor de aangevende personen eenig wettig beletsel bestaat, om met elkander in den echt te treden, zal hij dadelijk de afkondigingen doen, welke bij de artikels 52, 53 en 54 van het Burgerlijk Wetboek vermeld zijn.

Wanneer het aan den ambtenaar van den burgerlijken stand blijkt, dat er eeuig wettig beletsel bestaat, dan zal hij eene acte opmaken, inhoudende de redenen om het doen der afkondigingen te weigeren; van welke acte aan de aangevende personen een afschrift, in den vorm van uittreksel uit het register, zal worden afgegeven.

Aanteekening. Art. 52, 53 en 54 van het Burgerlijk Wetboek behelzen:

Vóór het voltrekken van het huwelijk, zal de ambtenaar van den burgerlijken stand twee afkondigingen doen voor het gebouw, waar de acten van den burgerlijken stand worden opgemaakt, en wel op twee volgende zondagen.

Deze huwelijks-afkondigingen, en de acte die daarvan moet worden opgemaakt, zullen bevatten:

1°. De voornamen, namen , den ouderdom, het beroep en de woonplaats der aanstaande echtgenooten, en, indien

-ocr page 596-

43

dezelve reeds vroeger getrouwd zijn geweest, de namen van hunne vorige eohtgenooten;

2°. De voornamen, namen, het beroep en de woonplaats van hunne ouders;

3°. Den dag, de plaats en het uur, waarop de afkondigingen zijn geschiedt, met vermelding of zulks de eerste of de tweede zij (art. 52}.

Wanneer de aanstaande echtgenooten hunne woonplaats niet hebben binnen het ressort van denzelfden ambtenaar van den burgerlijken stand, zullen de beide afkondigingen moeten geschieden door de ambtenaren van den burgerlijken stand, binnen welker ressort ieder der partijen gevestigd is. (art. 53).

Indien de aanstaande eohtgenooten geene volle zes maanden hunne woonplaats in het ressort van een ambtenaar van den burgerlijken stand gehad hebben, zullen de huwelijksafkondigingen daarenboven moeten gedaan worden door den ambtenaar van den burgerlijken stand, in wiens ressort zij laats.telijk zijn gevestigd geweest. Van deze verpligting kan door den Gouverneur-generaal dispensatie worden verleend (art. 54).

§ 20 der Toelichting zegt; Volgens art. 53 van het Burgerlijk wetboek moeten van het aangegeven huwelijk twee afkondigingen worden gedaan, en wel op twee achtereenvolgende zondagen. De vereischten eener zoodanige afkondiging worden opgegeven in art. 53 van het Burgerlijk Wetboek, en de acte zelve wordt gemakkelijk opgemaakt, naar aanleiding van de aangifte ten huwelijk.

Het model eener huwelijks-afkondiging is te vinden onder No. VIII.

Wanneer de echtgenooten niet gevestigd zijn binnen het. ressort van denzelfden ambtenaar van den burgerlijken stand, of nog niet gedurende zes volle maanden in dat ressort hebben gewoond, moet gehandeld worden overeenkomstig het bepaalde bij artikels 53 en 54 van het Burgerlijk Wetboek. Tot dat einde moet de ambtenaar van den burgerlijken stand die de aangifte ten huwelijk heeft

-ocr page 597-

46

ontvangen, een uittreksel uit óet register, die acte behelzende, zenden aan zijnen ambtgenoot, die dan de bij de wet gevorderde afkondigingen doet. Is er dispensatie verleend van de tweede afkondiging, dan moet de ambtenaar, die de aangifte ten huwelijk heeft ontvangen, en aan wien dus de dispensatie ter hand is gesteld, een afschrift van die dispensatie aan zijnen ambtgenoot toezenden. Dadelijk na de afkondiging moet worden aangeplakt het uittreksel, waarvan in art. 55 van het Burgerlijk Wetboek wordt gesproken, en waarvan een model onder La. H wordt gegeven. De aanplakking geschiedt slechts eens, onverschillig of er een of twee afkondigingen geschieden, omdat, volgens art. 55 van het Burgerlijk.Wetboek , het aangeplakt zijn van het uittreksel alleen gevorderd wordtj gedurende den tijd, die tnsschen de eerste en tweede afkmdiginj verloopt. Er moet dus zorg worden gedragen, dat het uittreksel aangeplakt blijve gedurende den tijd van zeven dagen. Heeft er slechts eene afkondiging plaats, dan behoeft het uittreksel uit den aard der zaak, ofschoon de wet van dit geval zwijgt, niet langer aangeplakt te blijven , dan tot den derden dag na de afkondiging, als op welken de voltrekking van het huwelijk, volgens art. 75 van het Burgerlijk Wetboek, kan plaats hebben.

Tot dus verre de Toelichting; het is hier de geschikte plaats, de art. 55, 56 en 57 van het Burgerlijk Wetboek) als ten dezen toepasselijk, op te nemen. Zij luiden.-

Een uittreksel van de acte van afkondiging moet, gedurende den tijd, die tusschen de eerste en tweede afkondiging verloopt, aangeplakt worden en aangeplakt blijven aan de deur van het gebouw, waar de acten van den burgerlijken stand worden opgemaakt (art. 55).

De Gouverneur-generaal of de ambtenaren, welke hij daartoe zal aanwijzen, (zie art. 58 van het reglement hieronder) zijn bevoegd om, uit hoofde van gewigtige redenen, dispensatie te verkenen van de tweede afkondiging (art. 56).

Wanneer het huwelijk binnen een jaar, te rekenen van

-ocr page 598-

47

de eerste huvvelijks\'-afkondiging, niet is voltrokken, zal hetzelve niet voltrokken mogen worden, dan nadat alvorens wederom nieuwe afkondigingen zullen gedaan zijn (art. 57).

Art. 57. De acten waaruit zal moeten blijken, dat de afkondigingen overeenkomstig artikel 52, 53 en 54 van het Burgerlijk Wetboek hebben plaats gehad, zullen in het register, volgens de orde hater dagteekening, ingeschreven en door den ambtenaar van den burgerlijken stand onderteekend worden.

Art. 58. Tot het verleenen van dispensatie van de tweede afkondiging, ingevolge art. 56 van het Burgerlijk Wetboek, worden bevoegd verklaard de residenten en andere, een gelijk gezag als deze uitoefenende, ambtenaren, binnen wier kring van bestuur de afkondigingen moeten plaats hebben; zullende de genoemde ambtenaren verpligt zijn, op Java binnen acht dagen, en in de buitenbezittingen zoo spoedig doenlijk, den Gou-verneur-generaal en den procureur-generaal bij het hoog-geregtshof toe te zenden een afschrift der acte van dispensatie, onder opgave der gronden, welke tot het verleenen derzelve hebben geleid.

Art. 59. Van de acten van stuiting des huwelijks, welke aan den ambtenaar van den burgerlijken stand beteekend zijn, zal op den kant der acte van afkondiging eene aanteekening worden gesteld.

Hetzelfde zal plaats hebben ten opzigte van vonnissen of acten, waarbij de stuiting wordt opgeheven.

Ten aanzien van de acten en vonnissen betrekking hebbende tot de stuiting des huwelijks, zal gehandeld worden overeenkomstig het bepaalde bij artikel 24.

Aanteekening. Art. 70 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat, wanneer er stuiting van een huwelijk plaats heeft, het den ambtenaar van den burgerlijken stand niet geoorloofd zal zijn hetzelve te voltrekken, dan nadat aan hem zal zijn ter hand gesteld een vonnis in kracht van gewijsde gegaan of eene authentieke acte,

-ocr page 599-

48

waarbij de stuiting is opgeheven, op straffe van vergoeding van kosten, schaden en intressen.

§ 21 de Toelichting teekent ten dezen aan: Onder de stukken, waarvan de overlegging bij No. 6 van art. 71 van het Burgerlijk Wetboek wordt gevorderd, behoort ook een bewijs dat de huwelijksafkondigingen zonder stuiting zijn afgeloopeu. Van een zoodanig bewijs vindt men een model onder La. I.

Is er daarentegen stuiting geschiedt en dezelve aan den ambtenaar van den burgerlijken stand, onder wiens ressort het huwelijk moet worden voltrokken, beteekend, dan stelt hij daarvan, naar aanleiding van art. 59 van het reglement, eene aanteekening op den kant der acte van afkondiging, zooals te zien is uit model No. IX. Is de stuiting geschiedt bij den ambtenaar van den burgerlijken stand, in wiens ressort de afkondigingen ook geschieden moeten, ofschoon het huwelijk in dat ressort niet wordt voltrokken, dan geeft deze, in plaats van het bewijs, model La. I, een uittreksel uit het register, bevattende de acte van afkondiging, benevens de op den kant gestelde aanteekening. Op het zien van die stuiting weigert de ambtenaar het huwelijk te voltrekken, en stelt hij op den kant der acte van afkondiging eene gelijksoortige aanteekening; als die in het model voorkomt, doch in volgender voege gewijzigd:

Heden den .... is mij uit een uittreksel uit het register van den burgerlijken stand te .... gebleken, dat er stuiting heeft plaats gehad tegen het huwelijk van . .. met .. ., waarvan deze aanteekening is gehouden, door mij ambtenaar van den burgerlijken stand.

N. N.

Nu wacht in beide de gevallen, de ambtenaar van den burgerlijken stand af, dat hem eene acte van opheffing wordt beteekend, welke opheffing naar omstandigheden, kan geschieden bij regterlijk gewijsde of andere authentieke acte. Het gegeven model veronderstelt het eerste, doch het is duidelijk dat hetzelfde model met eene kleine

-ocr page 600-

49

wijziging kan dienen, wanneer de opheffing bij eene andere authentieke acte geschiedt (1).

VIERDE AFDEELING.

Van de acten van huwelijk en van echtscheiding.

Art. 60. Nadat bij den ambtenaar van den burgerlijken stand zal zijn afgelegd de verklaring der partijen, waarvan bij art. 80 van het Burgerlijk Wetboek gesproken wordt, zal hij in naam der wet verklaren, dat dezelve door den echt aan elkander verbonden zijn, en daarvan dadelijk in het daartoe bestemde register eene acte opmaken.

Aanleekeniny. In de artikelen 71—82 van het Burgerlijk Wetboek komen de volgende bepalingen omtrent de voltrekking des huwelijks voor:

Alvorens tot de voltrekking des huwelijks over te gaan, zal de ambtenaar van den burgerlijken stand zich doen ter hand stellen:

1°. De geboorte-acte van ieder der aanstaande echtge-nooten;

2°. Eene authentieke acte, houdende de toestemming van den vader, de moeder, (t) den grootvader of de grootmoeder, den voogd en de weeskamer, of wel het bij den regter verkregen verlof, in de gevallen, waarin hetzelve vereischt wordt:

r

M

m

1

Men bemerkte, dat de stuiting nimmer op eeniee andere, nietan-tiientieke wijze, noch ook in persoon kan geschieden, omdat liet bewijs der opheffing bij het hawelijk moet worden overgelégd, en het voldoende moet blijken, dat hij, die de stuiting opheft, dezelfde is als degene, die het verzet pedaan heeft. Zie Yaillant, in het aangeh. werk bladz. 268 en 269,

(f) Men heeft ons de vraag gesteld, of kinderen beneden de 30 jaren, ia de ontbinding van een vroeger huwelijk, nogmaals de toestemming tot net aangaan eener tweede of volgende echtverbindtenis aan hunne ouders moesten vragen; de wet ten dezen geen onderscheid hoegenaamd tusschen vroeger gehuwd geweest zijnde of ongehuwden gemaakt hebbènde, moeit deze vraag toestemmend worden beantwoord.

-ocr page 601-

50

De toestemming kan ook bij de huwelijks-acte gegeven worden;

3°. De acte, waaruit blijkt van de tusschenkomst van den raad van justitie, in de gevallen waarin die vereischt wordt;

4°. In geval van tweede of volgend huwelijk, de acte van overlijden van den vorigen echtgenoot, of de acte van echtscheiding, of wel afschrift van het verlof van den reg-ter, bij afwezigheid van den anderen echtgenoot verleend;

5°. De acte van overlijden van al de zoodanigen, die hunne toestemming tot het huwelijk zouden hebben moeten geven:

6°. Het bewijs dat de huwelijks-afkondigingen zonder stuiting zijn afgeloopen, ter plaatse alwaar wij boven gezien hebben, dat die afkondigingen vereischt worden, of wel dat eene gedane stuiting is opgeheven;

7°. De verleende dispensatien;

8°. De toestemming voor officieren en militairen van minderen rang tot het aangaan van een huwelijk vereischt (art. 71).

9°. (In het geval personen tot de Inlandsche of daarmede gelijkgestelde bevolking behoorende met Europeanen of daarmede gelijkgestelde personen in het huwelijk treden).

Een geauthentiseerd afschrift van de authentieke acte, waarbij zij zich onderworpen hebben aan degeheele Euro-pesche wetgeving, aangaande het burgerlijk en-handelsregt. (Zie bladzijde 140 van het Handboek voor den Notaris) (1).

1

Dezelfde ambtenaar van den burgerlijken stand, van wiens onervarenheid in de aanteekening op bladz. 450 sprake was, vorderde geheel ten onregte van eene, krachtens de resolutie van 31 Julij 1830 No. 8 (Staatsblad No. 31) geadopteerde persoon, welke, ingevolge art. 61 der Transiteire bepalingen, geacht wordt tot de Europesche bevolking te be-hooren, bij het aangaan van een huwelijk met een Europeaan, eene zoodanige acte van onderwerping, en deed die persoon, op grond van art. 72 Tan het Burgerlijk Wetboek, eene beëedigde verklaring afleggen, dat zij lich geene geboorte-acte of acte van bekendheid had kunnen verschaffen, alhoewel het duidelijk is, dat de acte harer adoptie in de geboorteregisterf, op de Tfijze zoo als zulks bij de bovengenoemde resolutie bepaald is, was ingeschreven en dus de gewone geboorteacte ten volle verving.

-ocr page 602-

51

Degene der aanstaande echtgenooten, die buiten de mogelijkheid mogt zijn om zijne geboorte-acte, bij het eerste lid van het vorige artikel vereischt, te vertoonen, zal zuiks kunnen aanvullen door eene acte van bekendheid, afgegeven door het hoofd van het plaatselijk bestuur van zijne geboorteplaats of woonplaats, op de verklaring\' van twee getuigen van het mannelijk of vrouwelijk geslacht, bloed verwanten of geene bloedverwanten zijnde.

Deze verklaring zal inhouden de vermelding van de plaats en, zoo na mogelijk, van het tijdstip der geboorte, mitsgaders de oorzaken die beletten om eene acte daarvan over te leggen.

Het gebrek eener geboorte-acte zal ook kunnen worden verholpen, hetzij door eene dergelijke, doch beëedigde verklaring, afgelegd door de getuigen, welke bij de voltrekking des huwelijks moeten tegenwoordig zijn, of wel door eene bij den ambtenaar van den burgerlijken stand afgelegde beëedigde verklaring van den aanstaanden echtgenoot, houdende, dat hij zich geene geboorte-acte of acte van bekendheid kan verschaffen.

In de huwelijks-acte zal van de eene of andere dier verklaringen worden melding gemaakt (art. 72).

Indien partijen buiten de mogelijkheid zijn om de acten van overlijden, hierboven onder No. 5 vermeld, in te leveren, zal dat gebrek, op dezelfde wijze als bij het gemis eener geboorte-acte, kunnen worden verholpen, (art. 73).

Indien de ambtenaar van den burgerlijken stand weigert om een huwelijk te voltrekken, op grond van de ongenoegzaamheid der stukken en verklaringen, hierboven gevorderd, zullen partijen de bevoegdheid hebben zich bij verzoekschrift tot den raad van justitie te keeren; welke raad, na verhoor van het openbaar ministerie, mitsgaders, wanneer daartoe gronden zijn, van den ambtenaar van den burgerlijken stand, summier en zonder hooger beroep, over de genoegzaamheid of ongenoegzaamheid der stukken zal uitspraak doen (art. 74).

Het huwelijk zal niet mogen worden voltrokken, vóór

-ocr page 603-

52

den derden dag na dien der laatste afkondiging, die dag zelf niet daaronder begrepen (art. 75).

Het huwelijk zal in het openbaar, in het gebouw, waar de acten van den burgerlijken stand worden opgemaakt, ten overstaan van den ambtenaar van den burgerlijken stand der woonplaats van eene der beide partijen, worden voltrokken, en in tegenwoordigheid van twee getuigen, hetzij nabestaanden of vreemden, manspersonen, den ouderdom van drie en twintig jaren bereikt hebbende (1) en in Ïfederlandsch-Indië gevestigd (art. 76).

Indien eene der partijen, uit hoofde van een behoorlijk bewezen wettig beletsel, verhinderd wordt zich naar het gemelde gebouw te begeven, zal het huwelijk kunnen worden voltrokken in een bijzonder huis binnen het ressort van den ambtenaar van den burgerlijken stand.

Bij de huwelijks-acte zal, in dat geval, worden melding gemaakt van de oorzaak, welke daartoe heeft aanleiding gegeven.

Pe beoordeeling der wettigheid van het beletsel wordt aan den ambtenaar van den burgerlijken stand overgelaten (art. 77).

De aanstaande echtgenooten zijn verpligt bij de voltrekking van hun huwelijk in persoon voor den ambtenaar van den burgerlijken stand te verschijnen (art. 78).

Het zal echter aan den Gouverneur-generaal vrijstaan om, uit hoofde Van gewigtige redenen, aan partijen te ver-

1

Men lette wel op, dat de wet hier niet zegt: meerderjarig, naar den ouderdom van drie en twintig jaren bereikt hebbende. Een gehuwd pettoon, alhoewel door zijn huwelijk meerderjarig geworden, kan dus, al-Torens hij den ouderdom van drie en twintig jaren bereikt heeft, geen getuige bij een huwelijk zijn. Ditzelfde geldt van hen, die brieven van meerderjarigverklaring hebben bekomen.

De in Nederland vigerende wet eiseht slechts den staat van meerdeija-righeid en niet een bepaalden ouderdom. Welke gronden den neder-Undsch-indischen wetgever bewogen hebben tot het Fransohe beginsel, dat een bepaalden ouderdom eiseht, terug te keeren, is ons een raadsel.

Men zie ten dezen ook de noot op artikel 65.

/

-ocr page 604-

53

gunnen het huwelijk door eenen bijzonderen bij authea-tieke acte gemagtigde te mogen voltrekken.

Indien de lastgever, vóór dat het huwelijk voltrokken is, wettiglijk met een anderen persoon mogt zijn in den echt getreden, zal het huwelijk, bij een gevolmagtigde voltrokken, als niet geschied worden beschouwd (art. 79).

De aanstaande echtgenooten zullen, ten overstaan van den ambtenaar van den burgerlijken stand, en in tegenwoordigheid der getuigen, moeten verklaren, dat zij elkander aannemen tot echtgenooten, en dat tzij getrouwelijk al de pligten zullen vervullen, welke door de wet aan den huwelijken staat zijn verbonden (art. 80).

Geene godsdienstige plegtigheden zullen vermogen plaats te hebben, voor dat de partijen aan den bedienaar van hunne eeredienst zullen hebben doen blijken, dat het huwelijk ten overstaan van den ambtenaar van den burgerlijken stand is voltrokken (art. 81).

In geval van overtreding. door de ambtenaren van den burgerlijken stand, tegen de in deze aanteekening hierboven opgenoemde bepalingen begaan, kunnen die ambtenaren, voor zoo ver daartegen niet bij de wettelijke bepalingen op het Strafregt is voorzien, door den raad van justitie worden gestraft met eene geldboete, de som van honderd gulden niet te boven gaande, behoudens de regts-vordering der belanghebbende partijen tot schadevergoeding, indien daartoe gronden zijn (art. 82).

Art. 61. De huwelijks-acte zal vermelden:

1°. De voornamen, de namen, den ouderdom, de geboorteplaats, het beroep en de woonplaats der echtgenooten, en, wanneer zij te voren gehuwd waren, de voornamen en namen van de vroegere echtgenooten ;

i0. Hunnen staat van meerderjarigheid of minderjarigheid;

3°. De voornamen en namen, het beroep en de woonplaats hunner ouders;

4°. De toestemming van de ouders, van de grootouders

-ocr page 605-

54

of van de voogden en de weeskamer, of wel het verlof van den regter, in de gevallen waarin hetzelve gevorderd wordt;

5e. De tusschenspraak van den regter, zoo die heeft plaats gehad;

6°. De verleende dispensatien;

7°. De gedane huwelijks-afkondigingen ter plaatse, alwaar die vereischt worden, en, in geval van stuiting, de opheffing daarvan;

8°. De verklaring der partijen om elkander tot echt-genooten te nemen, en de uitspraak van hunne echtvereeniging (door den openbaren ambtenaar;

9°. De erkenning van natuurlijke kinderen, zoo die plaats heeft;

10°. De toestemming voor officieren en militairen van minderen rang, tot het aangaan van een huwelijk vereischt.

11°. De voornamen, de namen, den ouderdom, het beroep en de woonplaats der getuigen, mitsgaders de graden van bloedverwantschap of aanhuwelijking, welke tusschen hen en de partijen mogteu bestaan; en

12°. (In liet geval personen tot de Inlandsche of daarmede gelijkgestelde bevolking behoorende, met Europeanen of daarmede gelijkgestelde personen in het huwelijk treden). De vermelding van de overgave van een geauthentiseerd afschrift der acte van onderwerping aan het Europeesch burgerlijk en het handelsregt. Zie bladzijde 140 van het Handboek voor den Notaris.

Aanteekening. § 22 der Toelichting zegt: Een model van eene acte van huwelijk, waarvan de vereischten in artikel 61 van het reglement worden opgegeven, is te vinden onder No. X. De stukken die de vereischten, in art. 61 gevorderd, moeten bewijzen, behooren in dezelfde orde in de acte onder No. 1, 2 en 3, enz., te worden opgenoemd, terwijl deze nommers 1, 2, 3, enz. ook in cijfers, gelijk in het model, behooren gesteld te worden, dewijl

-ocr page 606-

55

daardoor beter de afscheiding der verschillende stukken uitkomt.

In No. 5 van dit model wordt opgegeven, hoe gehandeld moet worden in geval de aanstaande echtgenoot geene geboorte-acte, noch acte van bekendheid kan overleggen.

De stukken behoeven niet eerder dan onmiddelijk voor de voltrekking van het huwelijk te worden overgelegd, doch daar het nazien eenen geruimen tijd kan vorderen, en soms eenige der stukken onvoldoende kunnen worden bevonden, is het zeer aan te raden, dat de aanstaande echtgenooten zich niet tot de voltrekking van het huwelijk voor den ambtenaar van den burgerlijken stand begeven, dan na vooraf hunne stukken door dien ambtenaar te hebben laten onderzoeken.

De ambtenaren van den burgerlij-ken stand behooren de partijen hierop opmerkzaam te maken, doch deze kunnen er nimmer toe worden gedwongen; heeft er echter oponthoud plaats, dan hebben zij het zich zeiven te wijten, s

Art. 62. Wanneer een huwelijk bij gevolmagtigde, of wel in een bijzonder huis voltrokken wordt, zal van die omstandigheid uitdrukkelijk melding in de acte worden gemaakt.

Aanteeheninrj. Men zie ten dezen het aangeteekende op artikel 60. De Toelichting zegt: Een model van eene acte van huwelijk, bij gevolmagtigde voltrokken, wordt gegeven in No. XI.

Art. 62. De overschrijving van de acten van huwelijk buiten \'s lands, overeenkomstig de bepalingen van art. 83 van het Burgerlijk Wetboek aangegaan, zal in de loopen-de registers van de woonplaats der echtgenooten plaats hebben.

Aanieehemng. Art. 83 en 84 van het Burgerlijk Wetboek behelzen het volgende:

De buiten \'s lands, hetzij tusschen ingezetenen van Ne-derlandsch-Indië onderling, hetzij tusschen deze en anderen aangegane huwelijken zijn van waarde, indien dezelve voltrokken zijn naar den vorm, welke gebruikelijk is in

-ocr page 607-

58

het land, waar de voltrekking heeft plaats gehad, en de echtgenooten, die ingezetenen van Nederlandsch-Indië zijn, niet hebben gehandeld tegen de bepalingen, behelzende de vereischten om een huwelijk te kunnen aangaan, (art. 27-40 Burgerlijk Wetboek en bladzijden 136-140 van het Handhoek voor den Notaris) (art. S3).

Binnen het jaar na de terugkomst der echtgenooten op het grondgebied van Nederlandsch-Indië, zal de acte van huwelijksvoltrekking, buiten \'s lands aangegaan, in het openbaar huwelijks-register van hunne woonplaats moetei) worden overgeschreven (art. 84).

§ 23 der Toelichting zegt: Het model van de overschrijving der acte van een huwelijk, in een vreemd land aangegaan, wordt gegeven onder La. K, welke overschrijving naar aanleiding van art. 63 van het reglement in de loo-pende registers moet geschieden.

Art. 64. De acte van inschrijving eener echtscheiding zal bevatten:

li. De voornamen, de namen, het beroep en de woonplaats der gescheiden echtgenooten, met vermelding wie hunner de inschrijving vordert;

2°. De vermelding van het vonnis waarbij de echtscheiding is uitgesproken, van hetwelk een afschrift aan het register zal blijven gehecht;

S0. De vermelding van het getuigschrift van den griffier, strekkende tot bewijs dat tegen het vonnis door geen wettig middel kan worden opgekomen.

Die acte zal, volgens hare dagteekening, in het huwe-lijks-register worden ingeschreven, en zal daarenboven de partij die de echtscheiding heeft verkregen, verpligt zijn te zorgen, en de andere bevoegd zijn te vorderen, dat daarvan aanteekening worde gedaan op den kant dei huwelijks-acte.

Amteékenmg. Het burgerlijk regt maakt onderscheid tusschen eene echtscheiding en eene ontbinding des huwelijks, na de scheiding van tafel en bed. Dit onderscheid is bij het onderhavig reglement geheel over het hoofd ge-

-ocr page 608-

57

zien en hetzelve spreekt alleen van echtscheiding. Er bestaat echter geen de minste twijfel of de inschrijving van eene ontbinding des huwelijks, na de scheiding van tafel en bed moet op dezelfde wijze plaats vinden als dieeener echtscheiding; immers artikel 205 van het Burgerlijk Wetboek stelt vast, dat het vonnis waarbij de ontbinding is uitgesproken in de registers van den burgerlijken stand moet worden ingeschreven, op dezelfde wijze en op dezelfde straffen als ten aanzien der echtscheiding, bij art. 221, bepaald is. Dit wordt ook nog duidelijker door het slot van § 23 der Toelichting bevestigd, welke § aldus luidt; De overschrijving der acten van ontbinding van huwelijk, waarvan een model onder No. XII wordt gegeven, geschiedt in de loopende registers. De partij, die de echtscheiding heeft verkregen, is verpligt te zorgen en de andere bevoegd te vorderen, dat daarvan aanteekening worde gedaan op den kant der huwelijks-acte, hetwelk op de volgende wijze kan geschieden;

Bij vonnis van den raad van justitie te...., van den...., in hooger beroep bekrachtigd bij arrest van het hoog-geregtshof van den.... en -maarvan onder dagteekening ran.... in de registers van den burgerlijken stand te.... inschrijving is gedaan, is hel in deze acte vermelde huwelijk tusschen {voornamen en namen der gescheiden echtgenooten) ontbonden; icaartan deze aanteekening is gehouden door mij, ambtenaar van den burgerlijken stand, {griffier bij den raad var. justitie) te.

Is\'. N.

Bij het doen der inschrijving van de ontbinding eens huwelijks, worde niet vergeten dat, volgens art. 205 en 221 van het Burgerlijk Wetboek, deze inschrijving alleen kan geschieden binnen den tijd van zes maanden, te rekenen van den dag, waarop dat vonnis voor geen wettelijk beroep vatbaar is. Blijkt het dat die tijd verloopen is, dan moet de ambtenaar van den burgerlijken stand de inschrijving weigeren.

■i -I O ij-w -

VIJFDE AFDEELING.

Van de acten van overlijden.

Art. 65. De aangifte van overlijden zal binnen drie dagen, of, wanneer hetzelve heeft plaats gehad op eenen

-ocr page 609-

58

afstand van meer dan tien palen van het gebouw, waar de acten van den burgerlijken stand worden opgemaakt, uiterlijk op den tienden dag na het sterfgeval, worden gedaan aan den ambtenaar van den burgerlijken stand der plaats, alwaar de persoon overleden is; welke ambtenaar op de verklaring of, in het geval van art. 15, op schriftelijke bevesting van twee getuigen, (1) de acte van overlijden zal opmaken.

Wanneer het blijkt, dat de overledene elders zijne woonplaats heeft gehad, zal de ambtenaar van den burgerlijken stand een uittreksel uit het register, houdende de acte van overlijden, doen toekomen aan dien van de laatstbekende woonplaats van den overledene, ten einde ingelijks in de registers aldaar te worden ingeschreven.

Indien het blijkt, dat de overledene zijne woonplaats buiten Nederlandsch-Indië had gevestigd, zal het uittreksel, door tusschenkomst van het hoofd van het plaatselijk bestuur, worden opgezonden aan den Gouverneur-generaal,

1

Men lette wel op, dat de aangevers van het overlijden bij het opmaken der daartoe betrekkelijke acte, tevens tot getuigen dienen, of beter gezegd, dat er, buiten de aangevers, geene getuigen daarbij gevorderd worden. Bij het verlijden van alle andere acten mogen de partijen of aangevers geene getuigen zijn. De vader, die de geboorte van zijn kind aangeeft, of de persoon, welke bij ontstentenis van dien vader dc aangifte der geboorte doet, verschijnen voor den ambtenaar van den burgerlijken stand als aangever of verklaarder van ééne daadzaak; de getuigen bevestigen het verlijden der acte. Evenzoo bij een huwelijk zijn de partijen, zoowel zij, die zich verbinden als degene, welke hare toestemming geven, ieder voor zich voor datgene, wat de wet van haar vordert, bij de acte tegenwoordig; zij kunnen niet één en dezelfde persoon zijn met de getuigen, welke de huwelijksvoltrekking, met de daarbij vereischte formaliteiten, bevestigen. Echter moet wel onderscheiden worden, dat alleen zij geene getuigen zijn kunnen, die reeds in een ander opzigt bij het verlijden der acte tegenwoordig zijn; doeh dat, b. v. bij eene huwelijks-acte, de vader van diegene der partijen, welke boven de dertig jaren oud is, een der getuigen zijn kan, omdat in dit geval zijne toestemming niet ver-eischt wordt. Voor het overige houde men steeds in het oog, dat de ■wet voor iedere acte een bepaald aantal personen vordert; een dier per sonen daarvan af te laten, zoude den wettigen vorm der acte verminken. Zie Mn Vaillant, in liet aangehaalde werk, bladzijde 53 en 54.

-ocr page 610-

59

door wien hetzelve zal worden overgemaakt aan den Minister van koloniën.

Indien de overledene geene bekende woonplaats gehad heeft, zal het uittreksel worden toegezonden aan den ambtenaar van den burgerlijken stand te Batavia, die het in de loopende registers zal overschrijven.

Bij art. 15 van de ordonnantie op het regt van successie en overgang dd. 23 Februarij 1836 No. 10 (Staatsblad No. 16) is bepaald, dat de ambtenaren, belast met het houden der registers van den burgerlijken stand, wekelijks, ten kantore van de ontvangers van het successieregt zullen zenden een nominatieve lijst van alle sterfgevallen, waarvan binnen die week aangifte is gedaan, met vermelding van de aangevers.

Bij publicatie van 19 Januarij 1853 (Staatsblad No. 6) is verordend, dat, indien de overledene behoorde tot het Nederlandsche zeewezen, de ambtenaar van den burgerlijken stand een uittreksel uit het register, houdende de acte van overlijden, zal doen toekomen aan het marinedepartement te Batavia, hetwelk zorgen zal voor de doorzending aan het ministerie van marine in Nederland (1).

§ 24 der Toelichting zegt; Het model eener gewone acte van overlijden wordt gegeven onder No. XIII, en een model van schriftelijke aangifte onder No. XV.

Wanneer het overlijden heeft plaats gehad op een ander eiland, dan dat op hetwelk de ambtenaar van den burgerlijken stand is gevestigd, gelijk mede wanneer gebrek aan middelen van gemeenschap tusschen de plaats van het overlijden en die waar de aangifte moet geschieden, ofschoon beide op hetzelfde eiland gelegen, de opvolging der in het vorig artikel vervatte bepalingen onmogelijk maakt, zullen de betrokken personen kunnen volstaan met de toezending der bij artikel 15 bedoelde schriftelijke aangifte te doen plaats hebben bij de eerste zich daartoe aanbiedende gelegenheid.

1

Men houde ten dezen ook het bij art. 33 van dit regleiaeui bepaalde in het oog.

-ocr page 611-

60

Deze aangifte moet echter uiterlijk op den tienden dag na dien van het overlijden in geschrifte zijn gesteld.

Art. 67. De acten van overlijden zullen bevatten;

1°. De voornamen, den naam, den ouderdom, het beroep en de woonplaats van den overledene, mitsgaders den dag en het uur des overlijdens;

2°. De voornamen en den naam van den anderen echtgenoot, indien de overledene getrouwd, dan wel weduwenaar of weduwe wasj]

3°. De voornamen, den naam, den ouderdom, het beroep en de woonplaats der aangevers, en, wanneer zij bloed- of aanverwanten zijn, den graad van verwantschap.

De acten van overlijden zullen daarenboven bevatten, voor zoo verre men zulks kan te weten komen, de voornamen, namen, het beroep en de woonplaats der ouders van den overledene, mitsgaders deszelfs geboorteplaats.

Aanleehemng. Men vergelijke ten dezen wat in de aan-teekening op art. 40 omtrent de opgave van het uur dei-geboorte gezegd is.

Art. 68. De ambtenaar van den burgerlijken stand zal geene acte van overlijden van een pas geboren kind mogen opmaken, dan voor zoo verre aan hem zal gebleken zijn, dat de geboorte van het kind in het daartoe bestemde register is ingeschreven.

Bij ontstentenis van dien, zal die ambtenaar niet vermogen uit te drukken, dat het kind overleden is, maar alleen dat hetzelve als levenloos is aangegeven. Hij kan in een zoodanig geval, bij twijfeling omtrent de deugdelijkheid der aangifte, vorderen dat het kind aan hem worde vertoond.

Hij zal daarenboven de verklaring der getuigen ontvangen opzigtelijk de voornamen, namen, het beroep en de ■woonplaats van de ouders van het kind, met aanduiding van het jaar en de maand waarin, en den dag en het uur waarop het kind is ter wereld gebragt.

De acte zal, overeenkomstig hare dagteekeuing, in de

-ocr page 612-

61

sterfregisters worden ingeschreven, zonder dat daardoor eenigermate zal zijn beslist, of het kind levend, dan wel dood is ter wereld gekomen.

Aanteekening. § 24 der Toelichting zegt, dat een model van eene zoodanige acte van overlijden onder No. XIV gegeven wordt, terwijl, bij het model van schriftelijke aangifte No. XV, de wijziging geplaatst is, welke dat model in geval van dit artikel moet ondergaan.

Art. 69. Binnen den afstand van tien palen van het gebouw waar de acten van den burgerlijken stand worden opgemaakt, mag geene begraving geschieden zonder het verlof, vrij van zegel en kosteloos, door den ambtenaar van den burgerlijken stand af te geven, nadat hij zich, indien hij zulks noodig acht, van het overlijden zal hebben verzekerd.

Buiten het geval, dat eene vroegere begraving door de policie mogt zijn toegelaten of bevolen, zal dat verlof door den ambtenaar van den burgerlijken, stand niet vroeger worden verleend dan twaalf uren na het overlijden.

Aanteekening. § 25 der Toelichting zegt: Het model van een verlof van begraving, naar aanleiding van art. 69 van het reglement, wordt gegeven onder La. L.

Art. 70. Wanneer de plaats, waar de begraving moet geschieden meer dan tien palen verwijderd is van het gebouw, waar de acten van den burgerlijken stand worden opgemaakt, zal de begraving zonder verlof, doch niet vroeger dan vier en twintig uren na het overlijden, en niet anders dan in tegenwoordigheid van twee getuigen, aan wie het lijk zal zijn vertoond, mogen bewerkstelligd worden.

Bij het doen der aangifte van overlijden zal moeten worden overgelegd eene door die getuigen geteekende verklaring, op ongezegeld papier geschreven, ten blijke dat de begraving volgens de bepalingen van dit artikel heeft plaats gehad.

De overlegging van zoodanige verklaring is onnoodig, wanneer de aangifte geschiedt door dezelfde personen, die als getuigen bij de begraving zijn tegenwoordig geweest, mits zulks uit de acte blijke.

-ocr page 613-

62

Indien bij schriftelijke aangifte van overlijden, de begraving tevens moet plaats hebben op den in het eerste lid bepaalden afstand, zullen de aangevers ook getuigen der begraving moeten zijn.

Aanteekening. § 25 der Toelichting zegt; Het model der verklaring, gevorderd bij art. 70, wordt onder La. M gegeven, terwijl uit de modellen der acten van ovérlijden blijkt, hoe in het geval van dit artikel, van het een en ander aanteekening moet worden gehouden.

Art. 71. Wanneer een sterfgeval heeft plaats gehad in een burgerlijk of militair gasthuis, is het hoofd of de bestuurder, benevens een der dienstdoende geneesheeren of officieren van gezondheid, verpligt daarvan, binnen vier en twintig uren, eene schriftelijke aangifte, ingerigt naar een bepaald formulier, aan den ambtenaar van den burgerlijken stand te doen, welke ambtenaar die aangifte zal overschrijven op de wijze in het tweede lid van artikel 13 vermeld.

In een zoodanig geval is geen verlof tot begraving of eene daartoe strekkende verklaring noodig.

Aanteekening. § 26 der Toelichting zegt: Waar de hospitalen ook mogen gelegen zijn, in geen geval behoeft de aangifte van aldaar voorvallende sterfgevallen anders dan schriftelijk te geschieden; wordende het model van eene zoodanige aangifte gegeven onder No. XVI.

Art. 72. Wanneer er teekenen of aanduidingen van een geweldigen dood aanwezig zijn, of andere omstandigheden bestaan, die reden geven om dien te vermoeden, zal de begraving niet mogen geschieden, dan nadat het lijk geregtelijk zal zijn geschouwd. Bij het verbaal dei-schouwing zullen, zoo veel mogelijk, worden opgegeven de voornamen, de naam, de ouderdom, de geboorteplaats, het beroep en de woonplaats van den overledene.

Aanteekening. § 27 der Memorie zegt; In de gevallen bij dit artikel omschreven, moet, volgens art. 73, de ambtenaar, die het verbaal van schouwing heeft opgemaakt, vergezeld van een tweeden persoon als medegetuige, op

-ocr page 614-

de gewone wijze de aangifte doen. Heeft de schouwing plaats gehad op eenen afstand van meer dan tien palen, dan kan die aangifte schriftelijk geschieden, mits men daarbij volge het formulier onder No. XV gegeven.

Art. 73. De ambtenaar, die het verbaal van schouwing zal hebben opgemaakt, is verpligt, vergezeld van eenen tweeden persoon als medegetuige, aan dien van den burgerlijken stand, dadelijk na de schouwing, aangifte te doen van al hetgeen vereischt zal worden om de acte van overlijden op te maken.

Het tweede, derde en vierde lid van art. 65 zijn ten dezen toepasselijk.

Art. 74. De griffiers bij de regtbanken, of de ambtenaren die dezelve vervangen, zijn verpligt, vergezeld als boven, binnen vier en twintig uren na het ten uitvoer leggen van een doodvonnis, aan den ambtenaar van den burgerlijken stand der plaats, alwaar het vonnis is ten uitvoer gelegd, van het overlijden aangifte te doen, en alle aanduidingen op te geven, welke vereischt worden om de acte overeenkomstig artikel 67 te kunnen opmaken.

Wanneer een sterfgeval heeft plaats gehad in gevangenhuizen of andere gestichten van dien aard, zijn de cipiers of gezagvoerders tot eene gelijke aangifte verpligt.

Het tweede, derde en vierde lid van art. 65 zijn hier mede van toepassing.

Aanteekening. Het tweede lid van § 27 zegt met ver-wyzing tot het eerste lid dier § (Zie de aanteekening op art. 73): Dezelfde verpligting rust op de griffiers en cipiers in het geval van art. 74 van dit reglement. Vergezeld van een ander persoon, doen zij naarmate van den afstand waarop het overlijden heeft plaats gehad, mondeling of schriftelijk de bij de wet gevorderde aangifte. Het is alleen op die wijze, dat behoorlijk gevolg kan worden gegeven aan het voorschrift van artikel 75.

Art. 75. In geval van een geweldigen dood, van het ter dood brengen van een veroordeelde, of van het overlijden in gevangenhuizen, zal van die omstandigheden in

-ocr page 615-

64

de registers geene melding worden gemaakt, en de acte van overlijden eenvoudig worden ingerigt naar den vorm bij artikel 67 voorgeschreven.

Art. 76. Wanneer een sterfgeval gedurende eene zeereis heeft plaats gehad, aan boord van een in Nederlandsch-Indië te huis behoorend schip, moet de acte van overlijden binnen vier en twintig uren door den kapitein of gezagvoerder in het dagregister van het schip worden ingeschreven, in tegenwoordigheid van twee getuigen zich aan boord van het schip bevindende.

Op deze inschrijving is toepasselijk het tweede lid van art. 46.

Aanteekening. § 28 van de Toelichting zegt: Het formulier der inschrijving van een sterfgeval op zee voorvallende, wordt gegeven onder No. XVII, onder welk model tevens is geplaatst de wijziging, die het model in het geval van art. 68 moet ondergaan.

Art. 77. Ten aanzien der bij het vorige artikel bedoelde sterfgevallen, zullen worden opgevolgd de voorschriften, welke bij de artikelen 47 en 48 ten aanzien der acteu van geboorte zijn gegeven, met dien verstande, dat hec aldaar bepaalde met opzigt tot de woonplaats der ouders van het kind, zal worden toegepast op de woonplaats van den overledene.

Art. 78. Wanneer op eene zeereis, een ingezetene van Nederlandsch-Indië is overleden, aan boord van een Neder-landsch schip, hetwelk daarna eene haven van Neder-landsch-Indië aandoet, wordt gehandeld overeenkomstig art. 49, met dien verstande, dat het aldaar bedoelde tweede afschrift, zal worden toegezonden aan den ambtenaar van den burgerlijken stand van de woonplaats van den overledene.

Art. 79. Wanneer een sterfgeval gedurende eene zeereis heeft plaats gehad aan boord van een nederlandsch-indisch vaartuig, waarvan noch de gezagvoerder, noch een der officieren tot de europesche of daarmede gelijkgestelde bevolking behoort, zal de aangifte van het overlijden op

-ocr page 616-

65

de gewone wijze geschieden aan den ambtenaar van den burgerlijken stand van de eerste plaats, welke het schip in Nederlandsch-Indlë zal aandoen.

Aanleekening. Het tweede, derde en vierde lid van artikel 65 zijn in de, bij dit artikel voorziene, gevallen van toepassing.

§ 29 der Toelichting zegt: Voor de opmaking der ac-ten in de gevallen bij dit en het volgend artikel voorzien, kan tot leiddraad dienen het model No. XIII, met inachtneming der wijziging onder dat model, voor die gevallen aangegeven.

Art. 80. Wanneer een sterfgeval na geleden schipbreuk heeft plaats gehad, zal de aangifte van overlijden kunnen gedaan worden aan den ambtenaar van den burgerlijken stand van de eerste plaats van Nederlandsch-Indië, welke door de schipbreukelingen bereikt wordt.

Het tweede, derde en vierde lid van art. 65 zijn in de bij dit en het vorig artikel voorziene gevallen van toepassing.

Art. 81. Indien een sterfgeval plaats heeft aan boord van een nederlandsch-indisch schip, hetwelk in eene haven of op eene reede van Nederlandsch-Indië ligt, zal de aangifte van zoodanig sterfgeval op de gewone wijze geschieden aan den plaatselijken ambtenaar van den burgerlijken stand, tenzij er geene mogelijkheid mogt bestaan om het schip tot het doen der aangifte te verlaten, in welk geval gehandeld zal worden, zoo als bij de artikels 76 en 77 is bepaald.

De plaatselijke ambtenaren van den burgerlijken stand zullen voorts verpligt zijn om, daartoe aangezocht wordende, ook de aangiften te ontvangen en acten op te maken van sterfgevallen aan boord van andere dan neder-landsch-indische schepen voorvallende, terwijl deze in eene haven of op eene reede van Nederlandsch-Indië liggen.

Aanleekening. Men zie ten dezen wat wij boven, in de noot op artikel 52, hebben opgeteekend.

Art. 82. De uit Nederland van regeringswege aan den

-ocr page 617-

66

Gouverneur-generaal toegezonden afschriften van overlij-dens-acten, van aan boord van nederlandsche schepen of in Nederland overledene ingezetenen van Nederlandsch-Indië, zullen van wege den Gouverneur-generaal, ter inschrijving in de loopende registers, worden toegezonden aan den ambtenaar van den burgerlijken stand der laatste woonplaats van den overledene.

Art. 83. De bij het laatste lid van art. 360 van het Burgerlijk Wetboek voorgeschreven kennisgeving, moet geschieden binnen vier en twintig uren na de aangifte van het overlijden.

Aanteelening. De in dit artikel bedoelde 3de alinea van art. 360 van het Burgerlijk Wetboek luidt: De ambtenaar van den burgerlijken stand zal verpligt zijn om aan de Weeskamer kennis te geven van het overlijden van alle personen, met opgave tevens of dezelve minderjarigen nalaten, en van alle tweede of volgende huwelijken van ouders, die minderjarige kinderen\' hebben.

Art. 81. De inschrijving in de gewone registers van den burgerlijken stand, van het overlijden van krijgslieden, welke op marsch, te velde, in den slag, bij het over zee reizen van troepen, of in \'s lands dienst buiten Neder-landsch-Indië zijn gestorven, geschiedt overeenkomstig de afzonderlijke daaromtrent reeds bestaande, of later uit te vaardigen bepalingen.

Aaiiteekening. § 30 der Toelichting zegt, dat de aangifte van overlijden van militairen, buiten de bij dit artikel voorziene gevallen, op de gewone wijze, even als van burgerlijke personen, moet geschieden.

Slotbepaling en.

Art. 85. Artikel 42 van dit reglement zal niet in werking treden, zoo lang niet is ingetrokken het verordende bij het 3de en 4de lid van art. 61 der bepalingen omtrent de invoering van en den overgang tot de nieuwe wetgeving.

-ocr page 618-

67

Aanteekening. Men vergelijke ten dezen het op art. 42 hier boven aangeteekende.

Art. 86. De strafbepalingen vervat in de artikels 56, 59, 60, 66, 73 en 80 van het reglement op het houden van de registers van den burgerlijken stand, vastgesteld bij besluit van den Commissaris-generaal van 18 Junij 1828 No. 35 (Staatsblad No. 50) blijven van kracht tot aan de invoering van een Wetboek van Strafregt in Nederlandsch-Indië.

Aanteekening. De hier genoemde artikelen luiden als volgt;

Art. 56. De ambtenaren van den burgerlijken stand, welke hunne acten enkel zullen geschreven hebben op losse vellen, zullen met eene gevangenzetting van ten minste één en niet meer dan drie maanden en bovendien met eene boete van één honderd tot twee honderd gulden gestraft worden.

Art. 59. Elk ambtenaar van den burgerlijken stand, welke zich mogt schuldig maken geld te vorderen, geschenken te ontvangen of beloften aan te nemen voor het doen van inschrijvingen of opmaken van acten, aan zijne ambtsbetrekking verbonden, voor welke ingevolge de wet geene regten mogen geheven worden, zal met eerloos verklaring gestraft en tot eene boete verwezen worden ten bedrage van de dubbelde waarde der aangenomen belofte, of reeds ontvangen gelden of geschenken.

In geval nogtans de omkooping eene misdaad ten gevol-,ge gehad heeft waarop door de wet eene zwaardere straf is gesteld, zooals, bij voorbeeld indien er valschheid bedreven was, zal den schuldigen die straf worden opgelegd.

Art. 60. Dezelfde strafbepaling is van toepassing op een ambtenaar van den burgerlijken stand, welke zich door dezelfde middelen laat overhalen tot het niet inschrijven van aangiften of acten tot deu burgerlijken stand betrekkelijk.

Art. 66. Elk en een iegelijk, die bij de verlossing tegenwoordig geweest is en de aangifte, waartoe hij verpligt

-ocr page 619-

68

was, in het geheel of binnen den vastgestelden tijd niet gedaan heeft, zal met eene gevangeniszetting van drie dagen tot drie maanden en eene boete van zestig tot drie honderd gulden gestraft worden, tenzij van de onmogelijkheid om hieraan binnen den bepaalden tijd te hebben kunnen voldoen, genoegzaam mogt blijken.

Art. 73.

1°. Hij die kinderen, bij eene bijzit verwekt, op de registers van den burgerlijken stand doet inschrijven als geboren uit zijne wettige nog levende vrouw, begaat valschheid.

2°. Die in de geboorte-acte van eenen natuurlijken zoon, bedriegelijk den naam van zijnen vader aanneemt, begaat insgelijks valschheid.

3°. Hij, die in de geboorte-acte van een kind, valsche-lijk den naam aangenomen en geteekend heeft van den wettigen man der moeder van het kind, kan dadelijk ter zake van begane valschheid crimineel vervolgd worden.

4°. Zij, die zich schuldig maken aan het rooven, heelen, verzwijgen of ondersteken van kinderen, mitsgaders aan het ruilen van het eene kind met het andere, of het val-schelijk voorwenden van de geboorte eens kinds, begaan valschheid, en zullen met gevangenzetting gestraft worden.

5°. Dezelfde straf zal aan hen opgelegd worden, die een kind aan hunne zorg toevertrouwd, op de vordering der daartoe bevoegde personen niet overgeven.

Art. 80, alinea 2 en 3. Een ieder, die, een kind gevonden hebbende, hetzelve niet zoodra mogelijk aan den ambtenaar, belast met den burgerlijken stand ter hand stelt, zal gestraft worden met eene boete van niet minder dan vijftig en niet hooger dan twee honderd guldens.

Bovenstaande bepaling is niet toepasselijk op hem, die aangenomen hebbende voor het kind te zorgen, te dier zake eene verklaring afgelegd heeft voor het bestuur der plaats, waar het kind gevonden is.

Art. 87. Alle overtredingen van de voorschriften van dit reglement, begaan door bijzondere personen, en waar-

-ocr page 620-

69

tégen bij dit reglement geene straffen zijn bedreigd, worden gestraft met eene geldboete van vijf en twintig tot honderd gulden terwijl bij onvermogen tot de betaling der boete, als lijfsdwang wordt ondergaan eene gevangenisstraf van éénen dag voor elke verschuldigde vijf en twin -tig gulden.

Aanteehening. Dit artikel komt niet voor in het reglement, doch is eerst later daaraan toegevoegd bij Publicatie van 2 November 1851, (Staatsblad No. 64).

§ 37 der Toelichting behelst ten slotte: Thans deze toelichting hebbende afgehandeld, blijft nog alleen over, aan de ambtenaren van den burgerlijken stand aan te bevelen, om alphabetische lijsten op hunne registers van geboorte, huwelijk en echtscheiding, en overlijden zamen te stellen, ten einde daardoor het zoeken der acten gemakkelijk te maken, hetgeen vooral van veel nut zal zijn in volkrijke plaatsen, zooals Batavia, Samarang en Soerabaija en ook elders.

Op het register van huwelijks-aangifte en afkondiging, is eene alphabetische lijst minder noodzakelijk. De modellen van de bedoelde alphabetische lijsten zijn te vinden onder No. XX, en daarbij valt niets anders op te merken, dan dat de geslacllnamen alphabetisch moeten worden gerangschikt: dat, bij huwelijken, voor die rangschikking alleen in aanmerking komt de geslachtnaam van den man ; dat, bij eene erkenning, verandering van naam, of echtscheiding, daarvan bij wege van N. B. moet worden melding gemaakt; dat een pas geboren kind levenloos aangegeven, en dus nog geene namen bezittende, als zijnde niet in het geboorte-register ingeschreven, en waarvan het overlijden in de alphabetische lijst der sterfgevallen moet worden opgenomen, op den naam van den vader en de moeder moet staan, zoo als uit het model te zien is, of bij gebreke van den vader, op naam van de moeder alleen.

-ocr page 621-

68

was, in het geheel of binnen den vastgestelden tijd niet gedaan heeft, zal met eene gevangeniszetting van drie dagen tot drie maanden en eene boete van zestig tot drie honderd gulden gestraft worden, tenzij van de onmogelijkheid om hieraan binnen den bepaalden tijd te hebben kunnen voldoen, genoegzaam mogt blijken.

Art. 73.

1°. Hij die kinderen, bij eene bijzit verwekt, op de registers van den burgerlijken stand doet inschrijven a!s geboren uit zijne wettige nog levende vrouw, begaat valschheid.

2°. Die in de geboorte-acte van eenen natuurlijken zoon, bedriegelijk den naam van zijnen vader aanneemt, begaat insgelijks valschheid.

3°. Hij, die in de geboorte-acte van een kind, valsche-lijk den naam aangenomen en geteekend heeft van den wettigen man der moeder van het kind, kan dadelijk ter zake van begane valschheid crimineel vervolgd worden.

4°. Zij, die zich schuldig maken aan het rooven, heelen, verzwijgen of ondersteken van kinderen, mitsgaders aan het ruilen van het eene kind met het andere, of het val-schelijk voorwenden van de geboorte eens kinds, begaan valschheid, en zullen met gevangenzetting gestraft worden.

5°. Dezelfde straf zal aan hen opgelegd worden, die een kind aan hunne zorg toevertrouwd, op de vordering der daartoe bevoegde personen niet overgeven.

Art. 80, alinea 3 en 3. Een ieder, die, een kind gevonden hebbende, hetzelve niet zoodra mogelijk aan den ambtenaar, belast met den burgerlijken stand ter hand stelt, zal gestraft worden met eene boete van niet minder dan vijftig en niet hooger dan twee honderd guldens.

Bovenstaande bepaling is niet toepasselijk op hem, die aangenomen hebbende voor het kind te zorgen, te dier zake eene verklaring afgelegd heeft voor het bestuur der plaats, waar het kind gevonden is.

Art. 87. Alle overtredingen van de voorschriften van dit reglement, begaan door bijzondere personen, en waar-

-ocr page 622-

69

tégen bij dit reglement geene straffen zijn bedreigd, worden gestraft met eene geldboete van vijf en twintig tot honderd gulden terwijl bij onvermogen tot de betaling der boete, als lijfsdwang wordt ondergaan eene gevangenisstraf van éénen dag voor elke verschuldigde vijf en twintig gulden.

Aanteekening. Dit artikel komt niet voor in het reglement, doch is eerst later daaraan toegevoegd bij Publicatie van 2 November 1851, (Staatsblad No. 64).

§ 37 der Toelichting behelst ten slotte: Thans deze toelichting hebbende afgehandeld, blijft nog alleen over, aan de ambtenaren van den burgerlijken stand aan te bevelen, om alphabetische lijsten op hunne registers van geboorte, huwelijk en echtscheiding, en overlijden zamen te stellen, ten einde daardoor het zoeken der acten gemakkelijk te maken, hetgeen vooral van veel nut zal zijn in volkrijke plaatsen, zooals Batavia, Samarang en Soerabaija en ook elders.

Op het register van huwelijks-aangifte en afkondiging, is eene alphabetische lijst minder noodzakelijk. De modellen van de bedoelde alphabetische lijsten zijn te vinden onder No. XX, en daarbij valt niets anders op te merken, dan dat de geslachlnamen alphabetisch moeten worden gerangschikt: dat, bij huwelijken, voor die rangschikking alleen in aanmerking komt de geslachtnaam van den man ; dat, bij eene erkenning, verandering van naam, of echtscheiding, daarvan bij wege van N. B. moet worden melding gemaakt; dat een pas geboren kind levenloos aangegeven, en dus nog geene namen bezittende, als zijnde niet in het geboorte-register ingeschreven, en waarvan het overlijden in de alphabetische lijst der sterfgevallen moet worden opgenomen, op den naam van den vader en de moeder moet staan, zoo als uit het model te zien is, of bij gebreke van den vader, op naam van de moeder alleen.

-ocr page 623-

70

VERZAMELING MODELLEN VAN ACTEN VAN DEN BURGERLIJKEN STAND.

No.

I.

Titelblad voor de registers.

H

II.

Gewone acte van geboorte.

H

III.

Schriftelijke aangifte van geboorte.

II

IV.

Proces-verbaal van het vinden van een kind.

H

V.

Inschrijving eener geboorte op zee.

II

VI.

Gewone aangifte van huwelijk.

II

VII.

Schriftelijke aangifte van huwelijk.

II

VUL

Afkondiging van huwelijk.

II

IX.

Stuiting van huwelijk en opheffing daarvan.

II

X.

Acte van huwelijk.

II

XL

Acte van huwelijk bij gemagtigde.

II

XII.

Acte van ontbinding eens huwelijks.

II

XIII.

Acte van overlijden.

n

XIV.

Acte van overlijden van een pas geboren kind.

H

XV.

Schriftelijke aangifte van overlijden.

U

XVI.

Schriftelijke aangifte van overlijden in een

hospitaal.

II

XVII.

Inschrijving van een sterfgeval op zee.

n

XVIII.

Acte van geboorte van een natuurlijk kind

met aanteekening van erkenning.

u

XIX.

Acte van erkenning.

u

XX.

Alphabetische lijsten op de acten.

Voorts de modellen Lis- A, B, C. D, E, F, G; H, I, K, L en M.

-ocr page 624-

n

Model No. 1.

BURGERLIJKE STAND.

Residentie.

Admtent Residentie.

Hoofdplaats.

REGISTER tot inschrijving der acten van geboorte (t).

Heden den is dit register, met het titelblad inhoudende bladen (§) op het eerste en laatste blad gekantteekend, en zijn de overige bladen genommerd en gewaarmerkt door mij.

President van den raad van justitie te

(1)■

1

In het geval van het tweede lid van artikel 8 van het reglement, moeten de woorden: President, van den raad van jtistitie te

worden vervangen door Resident van

Het titelblad der bijregisters en vervolgregisters is in alles gelijk aan het bovenstaande, met uitzondering dat het woord Register vervangen wordt door Bijregister of y enolgregister.

-ocr page 625-

72

Model No. II.

No.

Heden den (1) verscheen voor mij

(2) ambtenaar van den burgerlijken stand te (3) (4) oud (5)

van beroep (6) wonende te (7)

die mij heeft verklaard, dat te (8) den (9) is geboren een kind van de

(10) kunne, uit (11) van be

roep (6) wonende te (7) zijne

echtgenoot (12) aan welk kind zjijn gegeven de voornamen (13) (14)

Deze aangifte is geschied in tegenwoordigheid van (15) oud (5) en (15)

oud (5) de eerste van beroep (6)

wonende te (7) en de tweede van beroep (6) wonende te (7) van welke

aangifte deze acte is opgemaakt, en na voorlezing (16) onderteekend (17).

N. N.

N. N. N. N.

N. N.

(1) Dagteekening voluit in letters.

(2) Voornamen en naam van den ambtenaar van den burgerlijken stand, voluit geschreven, met vermelding of\' hij is gewoon of buitengewoon. In het laatste geval moet, naar aanleiding van het tweede lid van artikel 2 van het reglement, na de woorden buitengewoon ambtenaar van den burgerlij leen stand te worden gesteld lij overlijden, of lij ziekte (of welke ook de oorzaak der verhindering moge zijn) van den gewonen ambtenaar, zoo als te zien is in model No. XVIII

(S) Naam van de plaats waar de registers worden gehouden.

(4) Voornamen en naam van den aangever, voluit geschreven. In geval de vader gebruik maakt van de bevoegdheid, toegekend bij artikel 12 van het reglement, moet, na vermelding van de voornamen, naam, ouderdom, beroep en woonplaats van den gemagtigde worden gesteld: daartoe bij acte voor den notaris N. N. te op den

-ocr page 626-

73

onder No. verleden door

gemagügd, welk sink aan deze acte is gehecht, of in geval dat gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid toegekend bij het laatste lid van gemeld artikel 13; daartoe hij onder-handsehe acte, op den verleden ie

op eenen afstand van meer dan tien palen van door gemagügd, en welk stuk aan deze acte is

gehecht; moetende dan in plaats van de woorden zijne echtgenoot, vermeld bij No. 12, en dus na de voornamen en naam en de vermelding van het beroep en de woonplaats van de moeder, volgen de woorden echtgenoot van (voornamen en naam, beroep en woonplaats van den lastgever) voormeld.

Dewijl bij gebreke van den vader, de aangifte niuet geschieden door den geneesheer, heelmeester, vroedmeester, vroedvrouw of ander persoon, die bij de bevalling is tegenwoordig geweest, zoo moet, in een zoodanig geval, in plaats van de woorden zijne echtgenoot, vermeld bij No. 13, worden gesteld echtgenoot van of ivechme van

om daarop te doen volgen de voornamen, naam van den man, en, in leven zijnde, ook zijn beroep en zijne woonplaats. Is de moeder ongehuwd, zoo worden de woorden zijne echtgenoot weggelaten, en door niets vervangen. Is de moeder buiten hare woning bevallen, en geschiedt de aangifte door den persoon ten wiens huize zij bevallen is, zoo moet, na de vermelding der plaats bij No. S, worden gevoegd de woorden: ten huize van hem aangever of haar aangeej\'ster.

(5) Ouderdom voluit geschreven.

(6) Duidelijke vermelding van den aard van het beroep, ambt, of van den militairen rang, dan wel, omstandigheden, de woorden va/n heroep, vervangen door die van zo.uler beroep.

(7) Vermelding van woonplaats.

(S) Plaats waar de bevalling is geschied.

(9) Dag, maand, jaar en uur der bevalling, voluit in letters.

(10) Vermelding van mannelijke of vrouwelijke.

(11) Voornamen en naam der moeder, voluit geschreven.

(12) Zie het gezegde in noot 4.

i

I i:

is

II É

iffi

ijP

J

§ tl

-ocr page 627-

74

(13) Voornamen, die men het kind wil doen dragen, voluit geschreven.

(14) Wanneer de moeder ongehuwd is, en de vader aangever zijnde, het kind als het zijne kan en wil erkennen, moeten achter de voornamen van het kind worden gesteld de woorden: hebbende gemelde (de naam van den vader) verklaard dat kind voor het zijne te erkennen. Wanneer de erkenning, naar aanleiding van art. 12 van het reglement, door eenen gemagtigde geschiedt, moet de vermelding van die omstandigheid worden omschreven, zoo als in noot 4 is gezegd, en voorts na de voornamen van het kind moeten worden gevoegd de woorden; hebbende vermelde (de namen van den vader) blijkens de notariële acte, in hoofde dezes vermeld, verklaard, dat kind voor het zijne te erkennen. Dewijl eene zoodanige vohnagt eene ware erkenning is, waartoe, volgens art. 2S1 van het Burgerlijk AVetboek eene authentieke acte wordt vereischt, zoo is het niet twijfelachtig, dat in het gegeven geval, eene onderhandsche volmagt niet voldoenife is.

(15) Voornamen en namen van de getuigen voluit geschreven, en wanneer zij nabestaanden zijn, de graad van bloed- of aanverwantschap.

(16) Het kan gebeuren, dat de aangever, een der, of beide getuigen, de Nederlandsche taal niet verstaan, alsdan moet men op de woorden: na voorlezing, onmiddelijk doen volgen: en voorhouding in de (Maleische, Javaansche, En-gelsche, enz.) taal. Wanneer de ambtenaar van den burgerlijken stand die taal niet magtig is, en dus eenen tolk gebruikt, moeten op de woorden: na voorlezing volgen de woorden: en voorhouding in de taal door (voornamen en naam van den tolk voluit geschreven). De acte moei dan ook door den tolk worden geteekend.

(17) Wanneer de aangever, een der, of beide getuigen niet kunnen teekenen, moet op het woord onderteekeni onmiddelijk volgen: met uitzondering van die verklaard heeft of verklaard hebben niet ie kunnen teekenen, of wanneer het een tijdelijk beletsel is, de vermelding daar-

-ocr page 628-

75

van, b. v. die verklaard heeft, door eene verwonding aan de hand voor het tegenwoordige niet te hinnen teehenen, enz., enz.

Dit model kan ook dienen in het geval van artikel 50 en 51 van reglement, moetende het model dan de volgende wijzigingen ondergaan:

(4) Voornamen en naam van den vader voluit geschreven, wanneer deze tijdens de bevalling aanwezig was, of anders, voornamen en naam van den gezagvoerder van het vaartuig.

(5) Hier vermelden de plaats der geboorte, in dier voege:

dat aan boord van het vaartnij genaamd zeilende in de

zee of op de hoogte van met bijvoeging der

lengte en breedte, zoo daarvan aan boord aanteekening is gehouden. Wanneer in het geval van art. 51, de bevalling na eene geleden schipbreuk heeft plaats gehad, moet de acte luiden; dat na geleden schijolreuk van het vaartuig genaamd welke op den is voorgevallen te (hier

laten volgen den naam der plaats waar de schipbreukelingen zich bevonden) op den is geloren enz.

(12) Geschiedt de aangifte niet door den vader maar dooiden gezagvoerder, zoo worden de woorden zijne echtgenoot, vervangen door die van echtgenoot van of wedmoe van

waarop men doet volgen de voornamen, naam en, in leven zijnde, ook het beroep en de woonplaats van den man. Is de moeder ongehuwd, zoo worden de woorden: zijne echtgenoot weggelaten, zoo als reeds is gezegd.

Model No. UI. _

Heden den (I) wordt door mij ondergeteekende (2)

oud (3) van beroep (4) wonende te (5)

ter inschrijving in het register van den burgerlijken stand, aangifte gedaan, dat te (6) op eenen afstand

van meer dan tien palen van (7) op den (8)

is geboren een kind van de (9) kunne uit (10) van beroep (4) wonende te (5) mijne echtgenoot

(11) aan welk kind zijn gegeven de voornamen (12)

Deze aangifte is na voorlezing, behalve door mij, ook nog onderteekend door (13) oud (3) en (13)

oud (3) de eerste van beroep (4) wonende te (5)

en de tweede van beroep (4) wonende te (5) N. N. N. N. N. N.

-ocr page 629-

76

(1) Dagteekening voluit in letters.

(2) Voornamen en naam van den aangever, voluit ge-.schreven.

(3) Ouderdom, voluit geschreven.

(4) Duidelijke vermelding van den aard van het beroep, ambt, of van den militairen rang; dan wel, naar omstandigheden, de woorden van heroep, vervangen door die van zonder heroep.

(5) Vermelding van woonplaats.

(fi) Plaats waar de bevalling is geschied.

(7) Vermelding der plaats waar zich het gebouw bevindt, alwaar de registers van den burgerlijken stand worden gehouden.

(8) Dag, maand, jaar en uur der bevalling, voluit in letters.

(9) Vermelding van mannelijke of vrov.vielijke.

(10) Voornamen en naam der moeder, voluit geschreven,

(11) Dewijl, bij gebreke van den vader, de aangifte moet seschieden door den geneesheer, heelmeester, vroedmeester, vroedvrouw, of ander persoon, die bij de bevalling is tegenwoordig geweest, zoo moet, in een zoodanig geval, in plaats van de woorden mijne echtgenoot worden gesteld echtgenoot van of weduwe van om daarop te doen volgen de voornamen en namen van den man, en, in leven zijnde, ook zijn beroep en zijne woonplaats. Is da moeder ongehuwd, zoo worden de woorden mijne echt-genoot weggelaten, en door niets vervangen. Is de moeder buiten hare woning bevallen, en geschiedt de aangifte door den persoon, ten wiens huize zij bevallen is, zoo moet, na de vermelding der plaats bij No. 6 omschreven, worden gevoegd de woorden: ten huize van mij aangever of mij

(12) Voornamen die men het kind wil doen dragen, voluit geschreven,

(13) Voornamen en namen van de getuigen, voluit geschreven, en wanneer zij nabestaanden zijn, de graad van bloed- of aanverwantschap.

-ocr page 630-

Model No. IV.

PROCES-VERBAAL.

Heden den (1) verscheen voor mij (2)

ambtenaar van den burgerlijken stand te (3) (4)

oud (5) van beroep (6) wonende te (7)

die mij heeft verklaard dat hij op den (8)

gaande naar Dmstreeks op palen afstand van

deze plaats, op den grooten weg heeft zien liggen een kind, gewikkeld in een blaauwe sarong zonder eenig merk, hebbende om den hals een snoer van roode glazen koralen; waarna dat kind, benevens de sarong en de snoer roode glazen koralen, aan mij zijn vertoond. En is het mij alstoen gebleken, dat het kind van de (9) kunne is, naar gissing acht dagen oud, hebbende op de regterdij eene roodachtige langwerpige vlek, zoo het schijnt door eene kneuzing veroorzaakt, aan welk kind door mij zijn gegeven de voornamen

en de geslachtsnaam hebbende (10)

hier ter plaatse, zich bereid verklaard, om de verzorging van dat kind op zicli te nemen.

Deze aangifte is geschied in tegenwoordigheid van (4) oud (5) en (4) oud (5)

de eerste van beroep (6) wonende te (7)

en de tweede van beroep (6) wonende te (7) van welke aangifte dit proces-verbaal is opgemaakt, en na voorlezing, onderteekend:

• N. N. N. N. N, N. -N. N.

(1) Dagteekening voluit in letters.

(2) Voornamen en naam van den ambtenaar van den burgerlijken stand, voluit geschreven, met vermelding of hij is gewoon of luitengewoon. In het laatste geval, moet, naar aanleiding van liet tweede lid van artikel 2 van hefc Reglement, na de. woorden: huitengeiooon amhtenaar van den burgerlijken stand te volgen : hij overljden of bij ziekte (of welke ook de oorzaak der verhindering moge zijn) van den gewonen amhtenaar, zoo als te zien is uit model no. XVIIL

(3) Naam van de plaats, waar de ambtenaar van den burgerlijken stand woonachtig is.

(4) Voornamen en namen van den persoon die het kind gevonden heeft en (aan het slot der acte) van de getuigen.

(5) Ouderdom voluit geschreven.

■ (6) Duidelijke vermelding van den aard, van het beroep, ambt, of van den militairen rang, dan wei, naar om-

-ocr page 631-

78

standiglieden, de woorden: van beroep, vervangen door die van; zonder leroep.

(7) Vermelding van woonplaats.

(8) Dag, maand, jaar en uur, dat het kind gevonden is.

(9) Vermelding van mannelijke of vromveljke.

(10) Voornamen en naam van den persoon, die de verzorging van het kind op zich neemt. Wanneer het kind dadelijk in het eeu of ander gesticht van weldadigheid is nedergelegd, moet de aangifte geschieden door het hoofd of een der bedienden van dat gesticht: wordende dan, na opgave van de voornamen en den naam van het kind, gesteld: hebbende gemelde (naam van het hoofd of van den bediende) verklaard dat Uet kind \'ter verdere verzorging in het door hem [1) bestuurd wordende gesticht is verhieven. Is het kind niet in een gesticht nedergelegd, en heeft zich niemand bereid verklaard om de verzorging van dat kind op zich te nemen, zoo moet, na vermelding van de voornamen en den naam, ■welke aan het kind zijn gegeven, gesteld worden: zijnde vervolgens door mij.dat kind ter verdere verzorging overgegeven aan het geslicht (naam van hetzelve) gevestigd te , enz.

1

quot;Wanneer de aangifte door een der bedienden geschiedt, moet het woordje hem worden vervangen door de voornamen en naam van het hoofd. __Model No. V._\'

Uittreksel uit het dagregister van het schip Gezagvoerder

Op den (1) zeilende (2) is geboren een

kind van de (3) kunne uit (i) van beroep (6)

wonende te (7) echtgenoot van (5)

van beroep (5) wonende te (7) aan welk kind

zijn gegeven de voornamen (8)

Deze inschrijving is geschied door mij (voornamen, en naam van den gezagvoerder) in tegenwoordigheid van gemeldcn (9)

en van (10) oud (11) van beroep (6)

wonende te (7) en (10) ond (11) van be

roep (0) wonende te (7) waarna deze acte, na

voorlezing (12) is onderleekend.

(geteekend) K. N. — N. N. — N. N.—N. N.

Voor eensluidend uittreksel,

De gezagvoerder van liet schip,

N. N.

Gezien voor legalisatie der handteekening zan (voornamen en naam) gezagvoerder van het schip zijnde dit uittreksel mij op den ter hand gesteld. | __De (13)______N. N.__

-ocr page 632-

79

(I) Dag, maand, jaar en uur der bevalling, voluit in letters.

(3) Vermelding van den naam der zee, waar zich het schip bevindt, met opgave van lengte en breedte, of, wanneer men in het gezigt \\\'an land is, de naam daarvan.

(3) Vermelding van mannelijke of vrouwelijke.

(4) Voornamen en naam der moeder, voluit geschreven.

(5) Voornamen en naam van den man. Is de moeder ongehuwd, zoo worden de woorden echtgenoot van

run beroep wonende te weggelaten, en

door niets vervangen, moetende men dan op den naam dei-moeder en op de opgave van haar beroep en woonplaats onmiddelijk doen volgen de woorden: aon welk kind zijn gegeven de voornamen enz.

(6) Duidelijke vermelding van den aard van het beroep, ambt, of van den militairen rang, dan wel, naar omstandigheden, de woorden van beroep, vervangen door die van; zonder beroep.

(7) Vermelding van de woonplaats.

(8) Voornamen die men het kind wil doen dragen, voluit geschreven.

(9) Herhaling der voornamen en naam van den man, indien deze zich aan boord bevindt, en dit het geval niet zijnde, moeten op de woorden: in tegemooordigheid van, on-middelijk volgen de voornamen, namen enz. der getuigen.

(10) Voornamen en namen der getuigen, voluit geschreven.

(II) Ouderdom voluit geschreven.

(11) Het kan gebeuren, dat de vader, een der, of beide getuigen de Nederlandsche taal niet verstaan, alsdan moet op de woorden na voorlezing onmiddelijk volgen: en voorhouding in de (Maleische, Javaansche, Engelsche enz.)

(13) Officiële titel des hoofds van het plaatselijke bestuur, door wien de legalisatie geschiedt.

-ocr page 633-

78

standighcdeii, de woorden: van beroep, vervangen door die van: zonder beroep.

(7) Vermelding van woonplaats.

(8) Dag, maand, jaar en uur, dat het kind gevonden is.

(9) Vermelding van mannelijke of vrouwelijke.

(10) Voornamen en naam van den persoon, die de verzorging van het kind op zich neemt. Wanneer het kind dadelijk in het een of ander gesticht van weldadigheid is nedergelegd, moet de aangifte geschieden door het hoofd of een der bedienden van dat gesticht: wordende dan, na opgave van de voornamen en den naam van het kind, gesteld: hebbende gemelde (naam van het hoofd of van den bediende) verklaard dat het kind \'ter verdere verzorging in het door hem (1) bestuurd wordende geslicht is verbleven. Is het kind niet in een gesticht nedergelegd, en heeft zich niemand bereid verklaard om de verzorging van dat kind op zich te nemen, zoo moet, na vermelding van de voornamen en den naam, welke aan het kind zijn gegeven, gesteld worden: zijnde vervolgens door mij.dat kind ter verdere verzorging overgegeven aan het geslicht (naam van hetzelve) gevestigd te . . . , enz.

1

Wanneer de aangifte door een der bedienden geselüedt, moet het woordje hem worden vervangen door de voornamen eu naam van het hoofd.

__Model No. V._

Uittreksel uit het dagregister van het schip Gezagvoerder

Op den (1) zeilende (2) is geboren een

kind van de (3) kunne uit (4) van beroep (6)

wonende te (7) echtgenoot vau (5 i

van beroep (li) wonende te (7) aan welk kind

zijn gegeven de voornamen (8)

Deze insehrijving is geschied door mij (voornamen en naam van \'den gezagvoerder) in tegenwoordigheid van gemeldcn (9)

en van (10) oud (11) van beroep £6)

wonende te (7) en (10) oud (11) van be

roep (C) wonende te (7) waarna deze acte, na

voorlezing (12) is onderteekend.

(geteekend) N. N. — N. N. — N. N. — N. N.

Voor eensluidend uittreksel.

De gezagvoerder van het schip,

N. N.

Gezien voor legalisatie der haudteekening zan (voornamen en naam) gezagvoerder van het schip zijnde dit uittreksel mij op\'den ter hand gesteld. I __De (13)_____N. N.__

-ocr page 634-

79

(1) Dag, maand, jaav en uur der bevalling, voluit in letters.

(2) Vermelding van den naam der zee, waar zich het schip bevindt, met opgave van lengte en breedte, of, wanneer men in het gezigt van land is, de naam daarvan.

(3) Vermelding van mavnelïjlce of vrouwelijke.

(4) Voornamen en naam der moeder, voluit geschreven.

(5) Voornamen en naam van den man. Is de moeder ongehuwd, zoo worden de woorden echtgenoot van

van leroep vionende ie weggelaten, en

door niets vervangen, moetende men dan op den naam dei-moeder en op de opgave van haar beroep en woonplaats onmiddelijk doen volgen de woorden; aan welk kind zijn gegeven de voornamen enz.

(6) Duidelijke vermelding van den aard van het beroep, ambt, of van den militairen rang, dan wel, naar omstandigheden , de woorden van beroep, vervangen dcor die van: zonder beroep.

(7) Vermelding van de woonplaats.

(8) Voornamen die men het kind wil doen dragen, voluit geschreven.

(9) Herhaling der voornamen en naam van den man, indien deze zich aan boord bevindt, en dit het geval niet zijnde, moeten op de woorden; in tegenwoordigheid van, on-middelijk volgen de voornamen, namen enz. der getuigen.

(10) Voornamen en namen der getuigen, voluit geschreven.

(11) Ouderdom voluit geschreven.

(12) Het kan gebeuren, dat de vader, een der, of beide getuigen de Nederlandsche taal niet verstaan, alsdan moet op de woorden na voorlezing onmiddelijk volgen: en voorhouding in de (Maleische, Javaansche, Engelsche enz.)

(13) Officiële titel des hoofds van het plaatselijke bestuur, door wien de legalisatie geschiedt.

-ocr page 635-

80

Model No. VI.

No.

Heden den (1) vcrsclieen voor mij (2)

ambtenaar van den burgerlijken stand te (3)

oud (5)

zoon van (8) van beroep (6) van (S) (9)

van voornemen te zijn.

W

van beroep (G) wonende te (7) (9) en (4) oud (5)

wonende te (7) dochter welke mij hebben verklaard, met elkander in den echt te treden, van welke aangifte deze acte is opgemaakt, en, ua voorlezing (10) onderteekend (11).

N. N. N. N.

N. N.

(1) dagteekenmg voluit in letters.

(i) Voornamen en naam van den ambtenaar van den burgerlijken stand, voluit geschreven, met vermelding of hij is gewoon of lidtengezooon. In het laatste geval, moet, naar aanleiding van het tweede lid van artikel 2 van het Reglement, na de woorden: luitengevioon amltenuar randen hnrgerlijlcen stand te worden gesteld; bij overlijden

of lij ziekte (of welke ook de oorzaak der verhindering moge zijn) van den gewonen amltenaar,

(3) Naam van de plaats waar de registers worden gehouden.

(4) Voornamen en namen van de aanstaande echtge-nooten voluit geschreven.

(5) Ouderdom voluit geschreven.

(6) Duidelijke vermelding van den aard van het beroep, ambt, of van den militairen rang, dan wel, naar omstandigheden, de woorden van ieroeji vervangen door die van zonder heroep.

(7) Vermelding van woonplaats.

(8) Voornamen en namen der ouders, met vermelding of dezelve al dan niet overleden zijn, en, in het laatste geval, ook hun beroep en hunne woonplaats.

(9) Indien de aanstaande echtgenooten vroeger gehuwd zijn geweest, moet men op de namen enz. der ouders laten volgen: vroeger gehuwd geweest met (voornamen en naam van den vorigen echtgenoot).

(10) Het kan gebeuren dat een der, of beide de aan-

-ocr page 636-

81

staande eclitgenooten, de Nederlandsche taal niet verstaan, alsdan moet op de woorden: na voorlezing onmiddelijk volgen: en voorhouding in de (Maleische, Javaansche, Engelsche enz.) taal. Wanneer de ambtenaar van den burgerlijken stand die taal niet magtig is, en dus eenen tolk gebruikt, moeten op de woorden: na voorlezing volgen de woorden: en voorhouding in de taal door (voornamen en naam

van den tolk, voluit geschreven). De acte moet dan ook door den tolk worden geteekend.

(11) Wanneer een der, of beide de aanstaande echtge-nooten niet kunnen teekenen, moet op het woord onder-teekend onmiddelijk volgen: met uitzondering van die verklaard heeft, of verklaard hebben niet te kunnen teekenen, met bijvoeging van den aard des beletsels, indien het slechts tijdelijk is.

Dit model kan ook dienen in het geval van het tweede lid van art. 56, moetende dan het slot op de volgende wijze worden veranderd:

Welke mij hebben verklaard, van voornemen te zijn met elkander in den echt te treden, doch aangezien [hier duidelijk de redenen der weigering omschrijven) zoo heb ik geweigerd de, bij de wet, bevolen afkondigingen te doen, van welke aangifte deze acte is opgemaakt en na voorlezing (10) onderteekend (11).

N.N. N. N.

N. N.

Model No. VII. \'

No. |

Heden den (1) heb ik (2) ambtenaar\'!

Tan den burgerlijken stand te (3) ontvangen

(hier omschrijven den aard van het geschrift, brief, opgave! enz.), -waaruit mij is gebleken dat ,4) oud (5) van beroep (6) wonende te (7) zoon van (8

(9) en (4) oud (5) van beroep (6)

wonende te (7) doebter van (8) (9j[

van voornemen zijn met elkander in den echt te treden, vaul welke aangifte deze acte is opgemaakt, en na daaraan deji [aard van het geschrift), in hoofde dezer gemeld, te hebben ;

_gehecht door mij is onderteekend. _N. N._||

-ocr page 637-

82

Al de opgaven in No. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 als die in modél No. VT.

Wanneer acne der partijen de aangifte in persoon en de andere dezelve schriftelijk doet, zal de acle daarnaar moeten worden ingerigt, met opvolging van model No. VI, ten aanzien van den in persoon verschijnende.

Dit model kan ook dienen in het geval van het tweede lid van artikel 55, moetende dan het slot op de volgende wijze worden veranderd;

Van voornemen zijn met elkander in den echt te treden, doch aangezien {liïer duidelijh de redenen der weigering omschrijven), zoo heb ik geweigerd de, bij de wet, bevolen afkondigingen te doen, van welke aangifte deze acte is opgemaakt, en na daaraan de (aard van het geschift) in hoofde dezer gemeld, te hebben gehecht, door mij is onderteekend.

N. N.

Model No. VUT.

Nol

Heden den (1) heb ik (2) ambtenaar van den burgerlijken stand te (3) voor de maal afgekondigd het voorgenomen huwelijk tusschen (4) oud (ö) van beroep (6) wonende te (7) zoon van (S) (9) cn (4) oud (5) van beroep (6) wonende te (7) dochter van (8) (9) en welk huwelijk te zal worden voltrokken, van welke afkondiging deze acte is opgemaakt en door mij ondertee-kend.__N. N;_

Al de opgaven in No. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en d, als die in model No. VI; met uitzondering dat bij de opgave in No. 1 vermeld, ook moet worden gevoegd het uur, waarop de afkondiging heeft plaats gehad. Is naar aanleiding van art. 56 van het Burgerlijk Wetboek, van de tweede , afkondiging dispensatie verleend, zoo moet na den naam van de plaats waar de registers worden gehouden, worden\' gesteld; naar aanleiding van eene dispensatie verleend door (hier vermelden den naam van den ambtenaar) op den in eens afgekondigd het voorgenomen huwelijk enz.

-ocr page 638-

83

Model No. IX,

de deurwaarder Pieter Claes, mij eene acte van stuiting tegen liet huwelijk van Isaac de Wendt en Isabella van de Wetering, beteckend, aan deze acte gehecht, waarvan deze aanteekening is gehouden, door mij ambtenaar van den burgerlijken stand.

P. Koen.

Heden den tienden Januarij achttien honderd zes en veertig is mij door den deurwaarder Jan Brouwer, een vonnis van den raad van justitie te Batacia, van den tweeden December achttien honderd vijf en veertig beteekend, waaruit blijkt, dat de stuiting tegen het huwelijk van Isaac de Wendt en Isabella van de Wetering is opgeheven; welk vonnis aan deze acte is gehecht, waarvan deze aanteekening is gehouden, door mij ambtenaar van den burgerlijken stand.

P. Koen.

ten twaalf uur, heb ik Pieter Koen, gewoon ambtenaar van den burgerlijken stand te Batavia, voor de eerste maal afgekondigd het voorgenomen huwelijk tusschen Isaac de Wendt, oud dertig jaren, van beroep rijtuigmaker, wonende op Molenvliet, zoon van Willem Frederik de Wendt, van beroep zadelmaker, wonende te Amsterdam en Catharina Milius, overleden

Isabella van de Wetering, oud vier en twintig jaar, zonder beroep, wonende op Parapattan, dochter van Jan van de Wetering en Eugenia Vos, beiden overleden, vroeger gehuwd geweest met Jan Willem van der Molen, en welk huwelijk te Batavia zal worden voltrokken, van welke afkondiging deze acte is opgemaakt en door mij onderteekend.

P. Koen.

I No.

Heden den veertienden .Tulij acht-i Heden den dertienden Julij achtien tien honderd vijf en veertig, heeftjlionderd vijf en veertig, des middags


Model No. X.

\' No.

Heden den (1) verschenen voor mij (2)

ambtenaar van den burgerlijken stand te (3) (4)

oud (5) van beroep (6) wonenden te (7)

meerderjarige (8) zoon van (9) (10) en (4) oud (5) van beroep (6) wonende te

(7) meerderjarige (8) dochter van (9) (10)

welke personen mij verzochten tot de voltrekking van hun voorgenomen huwelijk over te gaan, tot welke einde mij de volgende stukken zijn ter hand gesteld, welke aan deze acte zijn gehecht, als;

lo. enz.

2o. enz.

3o. enz.

enz. enz. (\'*)

Eu hebben vervolgens de beide gemelde personen (4)

en (4) verklaard, dat zij elkander aannemen tot

echtgenooten, en dat zij getrouwelijk al de pligten zullen vervullen, welke door de wet aan den huwelijken staat ver-

-ocr page 639-

84

bonden zijn, waarna gemelde personen door mij, ia naam der wet, zijn verklaard door den echt te zijn vereenigd (11).

Gedaan (12) in tegenwoordigheid van (13)

oud (6) van beroep (G) wonende te (7)

en (13) oud (5) van beroep (6)

wonende te (7).

En is hiervan deze acte opgemaakt, en, na .voorlezing (14) onderteekend (15). N. N. N. N.

N. N. N. N. N. N.

(1) Dagteekeuiug voluit in letters.

(2) Voornamen en naam van den ambtenaar van den burgerlijken stand, voluit geschreven, met vermelding of hij is gewoon of hnitengewoon. In het laatste geval, moet, naar aanleiding van het tweede lid van artikel 3 van het reglement, na de woorden; buitengewoon ambtenaar van den burgerlijken stand te worden gesteld: bij overlijden of bij ziekte (of welke ook de oorzaak der verhindering moge zijn) van den gewonen, ambtenaar, zoo als te zien is nit model No. XVIII.

(3) Naam van de plaats, waar de registers worden gehouden.

(4) Voornamen en namen van de aanstaande echtgenooten.

(5) Ouderdom, voluit geschreven. De ouderdom van den aanstaanden echtgenoot moet uit de door hem over te leggen geboorte-acte blijken. Bevindt hij zich buiten de mogelijkheid om zich die te verschaffen, dan kan hij het gebrek daarvan aanvullen door eene acte van bekendheid, opgemaakt volgens het voorschrift van het eerste en tweede lid van artikel 73 van het Burgerlijk Wetboek; of wel, volgens het derde lid van hetzelfde artikel, door eene be-ëedigde verklaring, afgelegd door de getuigen, welke bij de voltrekking des huwelijks tegenwoordig zijn, inhoudende de vermelding van de plaats, en, zoo na mogelijk, het tijdstip der geboorte, mitsgaders de oorzaken die beletten om eene acte daarvan over te leggen, en welke beëedigde verklaring in de huwelijks-acte wordt opgenomen. Indien de aanstaande echtgenoot, die geene geboorte-acte kan overleggen, ook geene behoorlijke getuigen kan

-ocr page 640-

85

bijbrengen, die van de zoo evengemelde daadzaken kennis dragen, zoodat daarvan eene acte van bekendheid opgemaakt, of eene beëedigde verklaring bij de voltrekking des huwelijks afgelegd kan worden, zal hij worden toegelaten om het ontbrekende aan te vullen, door onder eede te verklaren, dat hij zich geene geboorte-acte, noch acte van bekendheid kan verschaffen. De vermelding daarvan kan na de opnoeming der overgelegde stukken geschieden door de volgende vermelding; Daarna verklaarde de bruidegom onder eede, dat Mj luiten staat is eene acte van geboorte of, ter vervanging derzelve, eene acte van bekendheid over te leggen.

(6) Duidelijke vermelding van den aard van het beroep, ambt of van den militairen rang, dan wel, naar omstandigheden, de woorden van beroep, vervangen door die van zonder beroep.

(7) Vermelding van woonplaats.

(8) Of minderjarige.

(9) Voornamen en namen der ouders, met vermelding of dezelve al dan niet overleden zijn, en, in het laatste geval, ook hun beroep en hunne woonplaats.

(10) Indien de aanstaande echtgenooten vroeger getrouwd zijn geweest, moet men op de namen enz. der ouders laten volgen: vroeger gehuwd geweest met (voornamen en naam van den vorigen echtgenoot).

(11) Indien de aanstaande echtgenooten kinderen buiten huwelijk te zamen verwekt, bij gelegenheid van hun huwelijk, willen wettigen, kan zulks op de volgende wijze geschieden : Be echtgenooten hebben mij vervolgens overgegeven

vittrehseh uit de registers van den burgerlijien stand te welke aan deze acte zijn gehecht, waaruit blijkt

dat op den zijn geboren kinderen, aan

welke zijn gegeven de voornamen en ivaarvdn de

moeder is de in hoofde dezer vermelde hehiende de

mede in hoofde dezer vermelde verklaard deze

kinderen voor de zijne te erkennen, van welke erkenning deze aanteekening is gehouden.

-ocr page 641-

86

{1:2) Wanneer het huwelijk, naar aanleiding van artikel 77 van het Burgerlijk Wetboek, in een bijzonder huis voltrokken wordt, moet daarvan, volgens art. 62 van het reglement, melding worden gemaakt, hetgeen op de volgenden wijze kan geschieden: gedaan ien huize van en zulks uit hoofde van (aard des beletsels) welke gemelde lelet zich naar het gebouw waar de aden van den burgerlijken stand worden opgemaakt te legeven, en in tegenwoordigheid van enz.

(13) Yoornamen en namen der getuigen, en, wanneer zij nabestaanden zijn, de graad van bloed- of aanverwantschap.

(14) Het kan gebeuren, dat een der, of beide de echt-genooten, een der, of beide de getuigen de Nederlandsche taal niet verstaan, alsdan moet op de woorden: na voorlezing onmiddelijk volgen: en voorlmuling in de (Maleische, Javaansohe, Engelsche enz.) taal. Wanneer de ambtenaar van den burgerlijken stand die taal niet magtig is, en dus eenen tolk gebruikt, moeten op de woorden: na voorlezing volgen de woorden: en voorhouding in de taal door (voornamen en naam van den tolk, voluit geschreven).

(15) Wanneer een der, of beide de echtgenooten, een der, of beide de getuigen niet kunnen teekenen, moet op het woord onderteekend onmiddelijk volgen: w,et uitzondering van die verklaard heeft (of verklaard heiben] niet te kunnen teekenen, met bijvoeging van den aard des beletsels, indien het slechts tijdelijk is.

{*) Na de opnoeming der stukken onder 1, 2, 3, enz. indien de toestemming tot het huwelijk, bij de acte zelve wordt gegeven, kan daarvan, op de volgende wijze, melding worden gemaakt: Voorts is {zijn) voor mij verschenen, (voornamen, namen, ouderdom, beroep en woonplaats, voluit geschreven), die in hoedanigheid van zijne

{Imnné) toestemming tot het aangaan van dit huwelijk heeft [hebben) verleend.

En hebben vervolgens enz.

-ocr page 642-

87

Model No. XL

No.

Heden den (1) verschenen voor mij (2) ambtenaar

van den burgerlijken stand te (3) (3 bis) oud (5)

van beroep (6) wonende te (7) als daartoe, blijkens volmagt door den notaris te opgemaakt, en aan deze acte gehecht, bijzonderlijk gemagtigd door (4) oud (5) _ van jberoep (5) wonende te (7)

meerderjarige (8) zoon van (9) (10) en (4) oud (5) van beroep (6) wonende te (7)

meerderjarige (8) dochter van (9^ (10)

welke personen, naar aanleiding van een besluit van den Gouverneur-generaal van den No. aan deze acte

gehecht, mij verzochten tot de voltrekking van hettusschen (10 bis) en haar voorgenomen huwelijk over te gaan,

tot welk einde mij de volgende stukken zijn ter hand gesteld, welke aan deze acte zijn gehecht, als:

1 enz.

2 enz.

3 enz.

Enz., enz.

En heeft vervolgens {voornamen en naam van de aanwezige echtgenoot) verklaard den gemelden (10 bis) tot eclit-

genoot aan te nemen, en getrouwelijk al de pligten te zullen vervullen, welke door de wet aan den huwelijken staat verbonden zijn, welke verklaring in naam van dezen laatste door (3 bis) wederkeerig is gedaan, waarna {voornamen

en namen der beide ec.htgenooten) door mij, in naam der wet, zijn verklaard door den echt te zijn vereenigd (11).

Gedaan (12) in tegenwoordigheid van (13) oud (5) van beroep (6) wonende te (7)

en (13) oud (5) van beroep (6)

wonende te (7).

En is hiervan deze acte opgemaakt, en na voorlezing (14) onderteekend (15). N. N. N. N.

N. N. N. N.

N. N.

(3 bis) Voornamen en naam van den gemagtigde.

(10 bis) Voornamen en naam van den echtgenoot, die zich door eenen gemagtigde heeft laten vertegenwoordigen.

Voor het overige, al de opgave in No. 1, toten met 15, als in model No. X, ofschoon het van zelf spreekt, dat bij erkenning van natuurlijke kinderen, het voorkomende, in No. 11, eene wijziging moet ondergaan. Het model is opgemaakt in de vooronderstelling, dat de man door eenen gemagtigde. wordt vertegenwoordigd. — Wanneer dit met de vrouw het geval is, heeft er eene geringe verandering -

-ocr page 643-

88

van redactie plaats, zoo als ook in het geval dat, en man en vrouw, zich laten vertegenwoordigen, doch, naar aanleiding van het gegeven model, is de redactie voor die verschillende gevallen niet moeijelijk.

Model No. XII. „

Heden deu (1) verscheen voor mij (2) ambtenaar van den burgerlijken stand te (3) (1) oud (5)

van beroep (6) wonende te (7) echtgenoot

van (8) oud (5) • van beroep (G) wo

nende te (7) dewelke de inschrijving vorderde der

ontbinding van het tusschen gemelde echtgenooten bestaande huwelijk, en mij, tot dat einde, overgaf een afschrift van een vonnis van den raad van justitie te van den

benevens een getuigschrift van den griffier bij ge-melden raad, ten bewijze dat tegen de uitspraak des regters door geen wettig middel kan worden opgekomen, welk vonnis en getuigschrift aan deze acte zijn gehecht, waarbij de ontbinding is uitgesproken van het tusschen (4) en (8) bestaande huwelijk.

En is hiervan deze acte opgemaakt, en, na voorlezing onderteekend. N. N, ___N. N.

(1) Dagteekening voluit in letters.

(2) Voornamen en naam van den ambtenaar van den burgerlijken stand, met vermelding of hij is gewoon of huitengewoon. In het laatste geval, moet, naar aanleiding van het tweede lid van artikel 2 van het reglement, na de woorden luitenyewoon ambtenaar van den burgerlijken stand te worden gesteld: hij overlijden of hij ziekte, (of welke ook de oorzaak der verhindering moge zijn) van den ge-wonen ambtenaar, zoo als te zien is uit model No. X VUL

(3) Naam van de plaats waar de registers worden gehouden.

(4) Voornamen en naam van den echtgenoot, die de inschrijving vordert.

(5) Ouderdom voluit geschreven.

(6) Duidelijke vermelding van den aard van het beroep, ambt, of van den militairen rang, dan wel; naar omstandigheden, de woorden: van beroep vervangen door die van : zonder beroep.

(7) Vermelding van woonplaats.

-ocr page 644-

89

(S) Voornamen en naam van den anderen echtgenoot.

N, B. De inschrijving eener echtscheiding kan ook op verzoek van eenen gemagtigde geschieden. Het model moet dan eene kleine wijziging ondergaan , alsmede in het geval, dat de inschrijving geschiedt op vordering der beide partijen te gelijk, doch het zal wel niet noodig zijn die wijzigingen op te geven, welke, naar hetgeen in andere modellen voorkomt, gemakkelijk te ontwerpen zijn.

Moid No. .1777.

No.

Heden den (1) Tersclicnen voor mij (2)

ambtenaar van den burgerlijken stand te (3) (4) ond (5) van beroep (6) wonende

te (7) en (4) ond (5) die mij hebben

verklaard, dat op den (S) te (9) is overleden

(10) geboren te (11) ond (5) van beroep

(6) laatst (12) echtgenoot van (13)

zoon van (14) wonende te (15).

Tan bovenstaande verklaring is deze acte opgemaakt, en, na voorlezing (1G) onderteekend (17).

N. N. N. N.

N- N.

(1) Dagteekenlng voluit in letters.

(2) .Voornamen en naam van den ambtenaar van den burgerlijken stand, voluit geschreven, met vermelding of

hij is gewoon of iuitengewoon. In het laatste geval moet, naar aanleiding van het tweede lid van artikel 3 van het reglement, na de woorden: hdtengewoon ambtenaar van den burgerlijken stand te ■worden gesteld: hij overlijden

of hij ziekte (of welke pok de oorzaak der verhindering moge zijn) van den geioonen ambtenaar, zoo als te zien is uit model Igt;To. XVIII.

(3) Naam van de plaats, waar de registers worden gehouden.

(1) Voornamen en namen van de aangevers, voluit geschreven, en wanneer zij nabestaanden zijn, de graad van bloed- of aanverwantschap.

(5) Ouderdom voluit geschreven.

-ocr page 645-

90

(6) Duidelijke vermelding van den aard van het beroep, ambt, of van den militairen rang, dan wel, naar omstandigheden , de woorden van heroeji vervangen door die van zonder beroep.

(7) Vermelding van woonplaats.

(8) Dag, maand, jaar en uur van het overlijden, voluit in letters.

(9) Plaats waar het overlijden is voorgevallen\'.

(10) Voornamen en naam van den overledene,, voluit geschreven.

(11) Vermelding der geboorteplaats, of, zulks onbekend zijnde, stellen: geboorteplaats onbekend.

(12) Vermelding van laatst geiooond hebbende te of laatst in garnizoen te

(13) Voornamen en naam van den anderen echtgenoot, en deze namen onbekend zijnde, stellen: gehuwd, doch de namen van zijne echtgenoot onbekend, of ongehuwd, of weduwenaar van of roeduwe van Niets vaa dit al bekend zijnde, alsdan stellen, in plaats van de woorden: echtgenoot van de woorden: zijnde het niet bekend, of de overledene al dan niet gehuwd is geweest.

(14) Voornamen en namen der ouders, en indien zij nog in leven zijn, ook hun beroep. Wanneer een van beide de ouders niet bekend is, alsdan de namen van den vader of de moeder alleen. Beide onbekend zijnde, stellen: ouders onbekend.

(15) Woonplaats der ouders, of van een van hen, of die onbekend .zijnde, stellen: woonplaats onbekend. Wanneer de begraving ingevolge art. 70 van het reglement heeft plaats gehad, moet, van de ^verklaring naar aanleiding van het tweede lid van dat artikel opgemaakt, melding worden gemaakt, als volgt: voorts toerei mij overgelegd eegt;ie verklaring, aan deze acte gehecht, opgemaakt naar aanleiding van artikel 7 0 van het reglement, geteekend door waaruit blijkt, dat aangezien de begraving op eenen afstand van meer dan tien palen heeft plaats gehad, dezelve, zonder mijn verlof is geschied. In het geval van het derde lid .van artikel 7 0

-ocr page 646-

Ö1

moet de vermelding geschieden als volgt: En lellen de aangevers mij voorts verklaard, dat, aangezien de legraving op eenen afstand van neer dan tien palen heeft plaats gehad, dezelve zonder mijn verlof, doch in hunne tegenwoordigheid met inachtneming van hel voorschrevene bij art. 7 0 van het reglement, is geschied.

(16) Het kan gebeuren, dat een der, of beide de aangevers de Nederlaiidsche taal niet verstaan, alsdan moet op de woorden: na voorlezing onmiddelijk volgen; en voorhouding in de (Maleische, Javaansclie, Engelsche, enz.) taal. Wanneer de ambtenaar van den burgerlijken stand die taal niet magtig is, en dus eenen tolk gebruikt, moeten op de woorden: na voorlezing, volgen de woorden ; en voorhouding in de taal door (voornamen en naam van den tolk voluit geschreven). De acte moet dan ook door den tolk worden geteekend.

(17) Wanneer een der, of beide de aangevers niet kunnen teekenen, moet op het woord onderteelcend, onmiddelijk volgen: met uitzondering van die verklaard heeft, of nerldaard hellen niet te hxnnen teelenen, met bijvoeging van den aard des beletsels, indien het slechts tijdelijk is.

Dit model kan ook dienen, in het geval van artikel 78 van het reglement, moetende het dan de volgende wijzigingen ondergaan.

(9) Hier vermelden de plaats waar het overlijden is geschied in dier voege: aan boord van het vaartuig genaamd zeilende in de zee, of op de hoogte van

met bijvoeging der lengte en breedte, zoo daarvan aan boord aanteekening is gehouden. Wanneer in het geval van artikel 80, een sterfgeval na een geleden schipbreuk heeft plaats gehad, moet de acte luiden: na geleden schiphreuh van het vaartuig genaamd welke

op den is voorgevallen te (hier laten

volgen den naam der plaats waar de schipbreukelingen zich bevonden) is overleden enz.

ig

-ocr page 647-

92

Model Nó. XIV.

No.

Heden den (1) verscheneu voor mij (2)

ambtenaar van den burgerlijken stand te i3) (4) oud (5) van beroep (6) -wonende te (7) en (4) oud (5) van beroep (6) -wonende te (7) die mij als levenloos hebben aangegeven een pas geboren kind van de (8) kunne, hetwelk zij hebben verklaard op den (9) te zijn geboren uit (10) van beroep (0) wonende te (15) echtgenoot van (11) van beroep (6) wonende te (15) Tan bovenstaande aangifte is deze acte opgemaakt, en, na voorlezing (1G) onderteekend (17)

N. N. N. N.

N. N.

(S) Vermelding van mannelijke of vroimelijke.

(9) Dag, maand, jaar en uiu der bevalling voluit in letters geschreven.

(10) Voornamen en naam der moeder voluit geschreven.

(11) Of tvedmoe van om daarop te doen volgende voornamen en naam van den man, voluit geschreven, met opgave van zijn beroep, indien hij in leven is.

Is de moeder ongehuwd, zoo worden de woorden echt-(jenoot van van beroep wonende te

weggelaten en door niets vervangen.

N. B. Al de overige opgaven in No. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 15, 16 en 17, als die onder dezelfde nommers in model No. XIII voorkomende.

Model No. XV.

\\ lieden den (1) wordt door ons ondergeteekendun (2)j oud (3) van beroep (4) wonende te (5)i

en (2) oud (3) van beroep (i)

\'wonende te (5) ter inschrijving in het register van denj Iburgerlijken stand aangifte gedaan, dat te (6) op

eenen afstand van meer dan tien palen van (7) \' op den (S) is overleden (9) geboren te (10)

[oud (3) van beroep (4) laatst (11) echt-

jgenoot van (12) zoon van (13) wonende te (14 1 N. N.

N. N.

(1) Uagteekening voluit in letters,

(3) Voornamen en namen van de aangevers voluit ge-

-ocr page 648-

93

schreven en, wanneer zij nabestaanden zijn, de graad van bloed- of aanverwantschap.

(3) Ouderdom voluit geschreven.

(4) Duidelijke vermelding van den aard van het beroep, ambt, of van den militairen rang, dan wel, naar omstandigheden, de woorden: ran leroep vervangen door die van; zonder leroep.

(5) Vermelding van woonplaats.

(6) Plaats waar het overTijden is voorgevallen.

(7) Vermelding der plaats waar zich het gebouw bevindt, alwaar de registers van den burgerlijken stand worden gehouden.

(8) Dag, maand, jaar en uur van het overlijden voluit in letters.

(9) Voornamen en naam van den overledene voluit geschreven.

(10) Vermelding der geboorteplaats, of zulks onbekend zijnde, stellen; geboorteplaats onbekend.

(11) Vermelding van laatst gewoond hebbende te of laatst in garnizoen te

(12) Voornamen en naam van den anderen echtgenoot, en deze namen onbekend zijnde, stellen; gehuwd, doch de namen van zijnen echtgenoot onbekend, of wel\' ongehuwd, weduwenaar van [wedmve van ); niets van dit al bekend zijnde, alsdan stellen in plaats van de woorden: echtgenoot van de woorden; zijnde het niet bekend, of de overledene al dan niet gehnod is geweest.

(13) Voornamen en namen der ouders, en, indien zij nog in leven zijn, ook hun beroep. Wanneer een van beide de ouders niet bekend is, alsdan de namen van den vader of de moeder alleen. Beide onbekend zijnde, alsdan stellen; ouders onbekend.

(14) Woonplaats der ouders, of van een van hen, of de woonplaats van beide onbekend zijnde, alsdan stellen; woonplaats onbekend. Wanneer van de begraving, ingevolge het vierde lid van artikel 70 van het reglement, moet worden melding gemaakt, geschiedt zulks als volgt: En

-ocr page 649-

94

wordt voorts door om ondergeteekenden verklaard, dat aangezien de begraving op eenen afstand van meer dan tien palen heeft plaats gehad, dezelve met inachtneming der voorschriften van artikel 7 O van het reglement op het honden der registers van den hnrgerlijhen stand, zonder verlof van den amhtenaar met het Imiden dier registers lelast, doch in onze tegenwoordigheid is, geschied.

Wanneer een kind levenloos is ter wereld gekomen, dadelijk bij, of na de geboorte is overleden, voor dat van de geboorte aangifte is geschied, zoo wordt die aangifte vervangen door eene aangifte van overlijden, welke met weglating van al hetgeen op de woorden : ter inschrijving in het register van den amhtenaar van den hnrgerlijhen stand volgt, in dier voege moet luiden :

ter inschrijving in het register van den burgerlijken stand als levenloos aangegeven een pasgeboren kind van de kunne, hetwelk te (6)

op een afstand van meer dan tien palen van (7)

op den (8) is geboren uit (9)

van beroep (4) wonende te (14)

echtgenoot van (10) van beroep (4)

wonende te (14)

(6) Plaats waar de bevalling is geschied.

(8) Dag, maand, jaar en uur der bevalling voluit in letters.

(9) Voornamen en naam der moeder voluit geschreven.

(10) Of weduwe van om daarop te doen volgen de voornamen en naam van den man, voluit geschreven; met opgave van zijn beroep, indien hij in leven is.

Is de moeder ongehuwd, zoo worden de woorden echt-genoot van van heroep wonende te

weggelaten en door niets vervangen.

Voor het overige, de opgaven onder No. 4, 7 en 14 als in dit model No. XV.

-ocr page 650-

95

Model No. Xn.

(1) Uospitaul te

Hcden den (31 wordt door ons ondergeteekenden (4) van het (1) hospitaal te (2) en i5) geneesheer (officier van gezondheid der klasse) bij datzelfde hospitaal dienst doende, ter inschrijving iü het register van den burgerlijken stand te (6) aangifte gedaan, dat op den (7) in het hospitaal, in hoofde dezer vermeld, is overleden (8) geboren te (9) oad (10) (11) laatst (12) echtgenoot van (13) zoon van (14) wonende te (15) N. N. __N. N.__

(1) Burgerlijk of militair.

(2) Plaats waar het hospitaal gelegen is.

(3) Dagteekening voluit in letters.

(4) Voornamen en naam voluit geschreven, mitsgaders de officiële benaming van het hoofd of den bestuurder van het hospitaal.

(5) Voornamen en naam, voluit geschreven, van den geneesheer of van ..den officier van gezondheid bij het hospitaal dienst doende.

(6) Plaats waar de registers worden gehouden.

(7) Dag, maand, jaar en uur van het overlijden voluit in letters.

(8) Voornamen en naam van den overledene, voluit geschreven.

(9) Vermelding der geboorteplaats, of zulks onbekend •zijnde, stellen: géboorteplaats onieketid.

(10) Ouderdom voluit geschreven.

(11) Wanneer het een burger is, zijn beroep of ambt, en wanneer het een militair is, de graad waarin, de compagnie en het corps waarbij, of het schip waarop hij het laatst heeft gediend.

(12) Vermelding van: laatst gewoon heibende te of laatst in garnizoen te

(13) Voornamen en naam van den anderen echtgenoot, en deze namen onbekend zijnde, stellen: geluwd, doch de namen van zijnen echtgenoot onbekend, of wel de vermelding ongehuwd, weduwenaar van of weduwe van ;

-ocr page 651-

96

niets van dit al bekend zijnde, alsdan stellen in plaats van de woorden echtgenoot van de woorden; zijnde

het niet hekend, of de overledene al aan niet gehmd is geweest.

(14) Voornamen, namen en het beroep der ouders, of van den vader of de moeder alleen, wanneer een van beide niet bekend is. Beide onbekend zijnde, alsdan stellen; ouders onhehend.

(15) woonplaats der ouders, of van een van hen, ofdie onbekend zijde, stellen; woonplaats onbelcend.

In geval de persoon, wiens overlijdens-acte wordt opgemaakt, reeds overleden was toen hij in het hospitaal gebragt werd (gelijk dit meermalen plaats vindt) moeten de woorden in het hospitaal m hoofde dezer vernield is overleden, vervangen worden door; is overleden en ter begraving in het in hoofde dezer vermelde hospitaal opgenomen.

Model No. XVII.

Op den (1) zeileude (2) is overleden (3)

geboren te (4) oud (5) van beroep (G)

laatst (7) eehtgeuoot van (8) zoon van (9) wonende te (10)

Deze inselirijving is geschied door mij (voornamen en naam, van den gezagvoerder) in tegenwoordigheid van (11) oud (5) van beroep (G) wonende te (12) en (11) oud (5) van beroep (S) wonende te (12)

waarna deze acte, na voorlezing (13) is onderteekend.

N. K. N. N.

. I

(1) Dag, maand, jaar en uur van hfet overlijden, voluit in letters.

(3) Vermelding van den naam der zee, waar zich het schip bevindt, met opgave van lengte en breedte, of, wanneer men in het gezigt van land is, de naam daarvan.

(3) Voornamen en naam van den overledene, voluit geschreven.

(4) Vermelding der geboorteplaats, of zulks onbekend zijnde, stellen r geboorteplaats onbekend.

(5) Ouderdom, voluit geschreven.

(6) Duidelijke vermelding van den aard van het beroep, ambt of van den militairen rang, dan wel naar omstan-

-ocr page 652-

97

digheden, de woorden: van beroep vervangen door die van; zonder beroep.

(7) Vermelding van laatst gevjoond hebbende te of laatst in garnizoen te

(8) Voornamen en naam van den anderen echtgenoot, en deze namen onbekend zijnde, stellen: gehuwd, doch de namen van zijnen echtqemot onbekend, of wel: ongehuwd, weduwenaar van of weduwe van . niets van dit al bekend zijnde, alsdan stellen, in plaats van de woorden: echtgenoot van (le woorden: zijnde het niet bekend of de overledene al dan niet gehmod is geweest.

(9i Voornamen, namen en beroep der ouders, of van den vader, of de moeder alleen, wanneer een van beide niet bekend is. Beide onbekend zijnde, alsdan stellen: ouders onbekend.

(10) Woonplaats der ouders, of van een van hen, of die onbekend zijnde stellen: woonplaats onbekend.

(11) Voornamen en namen van de getuigen, voluit geschreven, en wanneer zij nabestaanden zijn, de graad van bloed- of aanverwantschap.

(12) Vermelding van de woonplaats.

(13) Het kan gebeuren, dat een der of beide de getuigen de Nederlandsche taal niet verstaan, alsdan moet op de woorden, na voorlezing omniddelijk volgen, en voorhouding in de (Maleische, Javaansche, Engelsche, enz.) taal.

N. B. Wanneer uittreksels uit het dagregister van het schip, in de gevallen bij het reglement voorzien, door den gezagvoerder moeten worden afgegeven, behooren die uittreksels te worden ingerigt als uit het model no. V te ïien is. Dit geldt ook ten aanzien van de legalisatie door het hoofd van het plaatselijk bestuur.

Wanneer een kind levenloos is ter wereld gekomen, dadelijk bij of na de geboorte is overleden, voor dat de geboorte heeft kunnen worden ingeschreven, zoo wordt, diequot; inschrijving vervangen, door eene inschrijving van overlijden, luidende als volgt:

20

-ocr page 653-

98

Op den (1) zeilende (2) is le

venloos aangegeven een kind van de (3)

kunne, hetwelk op den (1) is geboren uit (5j

van beroep (5a) wonende te (6)

echtgenoot van (7j van beroep (5quot;)

wonende te (6)

Deze inschrijving is geschied enz. (8)

(1) üag, maand, jaar en uur der aangifte, voluit in letters.

(2) Als in no. i van dit model no. XVII.

(3) Vermelding van mannelijke of vrouwelijke.

(4) Dag, maand, jaar en uur der bevalling, voluit in letters.

(5) Voornamen en naam der moeder, voluit geschreven, met opgave van haar beroep.

(5a) Vermelding van het beroep.

(6) Vermelding van de woonplaats.

(7) Of weduwe van om daarop te doen volgen de voornamen en naam van den man, voluit geschreven, niet opgave van zijn beroep en woonplaats, indien hij nog in leven is.

Is de moeder ongehuwd, zoo worden de woorden, echtgenoot van van beroep monenile te weggelaten en door niets vervangen.

(8) Het overige als in dit model no. XVII.

Model So. XVIII.

jNo. 2i.

^Goedgekeurd de doorhaling; Heden den twee en twiutigsten Junij van het woord twintig sten enlachttien honderd vier en veertig, ver-de vervanging door de drie woor-jscheen voor mij Gej\'anl Blok y buitenden en twintig sten. jgewoon ambtenaar van den burgerlijken aS\'. Burgerhardt. \'stand te Batavia, bij afwezigheid met d. Wilken*. verlof van den gewonen ambtenaar, Sara

W. C. van der Furra, G. Blok. ^Goedgekeurd de bijvoeging van de drie woorden; wonende ie Kramat.

S. Burg er har dl. A. Wilkem.

Burgerharde, oud vijftig jaar, vr.n beroep vroedvrouw, wonende t-c Weltevreden, die mij heeft verklaard, dat te Rijswijk, op den quot;^twiutigsten Junij achttien honderd vier en veertig, des middags ten vijf uur, is geboren een kind van de vrouwelijke kunne, van J gal he Frits, TV. C. van der Tarra, .zonder beroep, aan welk kind zijn ge-G. Blok. geven de voornamen Maria Elizabeth.

-ocr page 654-

99

Het in deze acte vermeld kind Maria Elizabeth, is op den twintigsten April achttien honderd vijf en veertig, door William Burnes voor het zijne erkend blijkens acte van erkenning, voor den ambtenaar van den burgerlijken stand te Batavia, onder No. 31 opgemaakt, van welke erkenning deze aanteekening is! jesteld door mij Piel er Koen, ambtenaar van den burgerlijken; stand te Batavia

P. Koen. i

Deze aangifte is geschied in tegenwoordigheid van Abraham Wilkens, oud vijf en twintig jaar, en Willem Cornel is van der Parra, oud drie en twintig jaar, de eerste van beroep koop-mans-bediendc, wonende op het Koningsplein, en de tweede zonder beroep, f van welke aangifie deze acteisopge-maakt, en, na vdorlezing onderteekend.

S. Burg er hardt, A. Wilkens.

W. C. van der Parra.

G Blok.


De aanteekening der erkenning in het register ter griffie berustende moet volmaakt eensluidend zijn, met uitzondering, dat de woorden van het slot; worden vervangen door de volgende, door mij (voornamen en naam) griffier lij den raad aan justitie te Batavia.

Model No. XIX.

No. 31.

Heden den twintigsten April achttien honderd vijf en veertig, verscheen voor mij Pi eter Koen, gewoon ambrenaar van den burgerlijken stand te Batavia, William Burnes, oi:d dertig \'jaar, van beroep sergeant bij het bataülon infanterie No. \'ó, in garnizoen te Batavia, die mij heeft verklaard, dat hij voor het zijne erkende het kind van de vrouwelijke kunne, waarvan op den twintigsten Junij achttien honderd vier en veertig, des middags ten vijf uur, is bevallen Agatha Frits, en aan welk Kind zijn gegeven de voornamen Maria Elizabeth.

Verscheen voorts voor mij de gemelde Agatha Frits, oud vier en twintig jaar, zonder beroep, wonende te Rijswijk, die, naar aanleiding van artikel 284 van het Burgerlijk Wetboek, mij heeft verklaard in die erkening toe te stemmen.

Deze verklaringen zijn geschied, in tegenwoordigheid van Bernard Helsenford, oud drie en twintig jaar, en Gustaaf Erichson, oud veertig jaar, beide van beroep korporaals bij het bataülon infanterie No. 3, in garnizoen te Batavia, van welke erkenning deze acte is opgemaakt en, na voorlezing, onderteek end.

W. BÜRNES. A. FRITS.

B. HELSENFORD. G. ERICHSON. P. KOEN.

-ocr page 655-

100

Model No. XX.

ALPHABETISCHE LIJST der Geboorten, Erkenningen en Ver-cindering en van Namen, voorkomende in het register van den burgerlijken stand, gehouden te Batavia, in het jaar 1844.

Dagteeke-ning.

Namen.

Doorl. no. van het register.

4 November

Alherda (Willem F re de rik).

94

3 Januarij

Bakhoven (Jan Daniel). N. B. erkenning.

8

4 Julii 1 Cornelissen (Ernst Jacob Jan).

1 N. B. Verandering van naam.

52

Model No. XXdis.

ALPHABETISCHE LIJST der Hutoelijken en Echtscheidingen, voorkomende in het register van den burgerlijken stand, gehouden te Batavia, in het jaar 1841.

. Dagteeke-ning.

Namen,

Doorl. no. van het ■ register.

13 Maart

Ahrends (Gustaaf).

en

Van Zwol (Catharina Maria).

33

21 December

Burmann [Isaac Gottlieb). en

Prinsen (Maria).

N. B. Echtscheiding.

102

14 Februarij

Ehrenberg (August Wilhelm). en

Schalmen (Agatha Carolina).

28

-ocr page 656-

101

Model No. XXter.

ALPHABETISCHE LIJST der Sterfgevallen, voorkomende in het register van den bier gei\'lij ken stand, gehouden te Batavia, in het jaar 1S44.

Dagteeke-ning.

Namen.

Doorl. .no. van het register.

12 Augustus

Duchatel {Francois Joseph).

61

31 December

Milius {Andries). Kind van en

Grim {Engellina).

118

7 November

Vader onbekend. Kind van en

Rijnberg ( Wilhelmina).

98

1 Januarij

Zorab {Gesina Alexandrimi)

1

Model La A.

i)e resident, van

Gezien artikel 2 van het reglement op het houden der registers van den burgerlijken stand voor de Europesche en daarmede gelijkgestelde bevolking in Nederlandscli Indië.

Heeft goedgevonden:

Te benoemen tot buiten gewonen ambtenaar van den burgerlijken stand te den Heer N. N.

Aldus gedaan te op heden den N. N.

Model La B.

Heden den (1) verscheen voor mij (2) (3)i

oud (4) (5) bij besluit van den Gouverneur-generaal,!

van den benoemd tot secretaris der residentie (6)

en als zoodanig gewoon ambtenaar van den burgerlijken stand te wiens gewone handteekening is

{handteeïcening).

Verklarende ik wijders dat de bovenstaande voornamen, naam, ouderdom en handteekening in mijne tegenwoordigheid zijn gesteld. N. N.

(1) Dagteekening voluit in letters.

(\'I) Voornamen en naam van den resident of ander hoofd van plaatselijk bestuur voluit geschreven.

(3) Voornamen en naam van den benoemden ambtenaar, door hem zeiven naauwkeurig en duidelijk voluit te schrijven.

(4) Ouderdom voluit in letters, ingelijks door den benoemden ambtenaar zei ven te schrijven.

-ocr page 657-

102

(5) Wanneer het een buitengewoon ambtenaar van den burgerlijken stand is, onverschillig door den resident of ander hoofd van plaatselijk bestuur benoemd, moeten dc woorden: lij leduit van den Qomerneur-generaal van den

benoemd tot secretaris der residentie en als zoodanig gewoon amhtenaar van den

burgerlijken stand te vervallen en vervangen wor

den door de volgende: bij acte van den door mij

benoemd tot buitengewoon amhtenaar van den burgerlijken stand te wiens gewone landteeicening is, enz,

(6) Of adsistent-resident te

Model la C.

Heden den (1) is door mij ondergeteekenden (2)

ambtenaar van den burgerlijken stand te (3) - dit register inlioiidende (i) acten, afgesloten (5). N. N.

(2) gt; Als in no. 1, 2, :3, van model no. II.

(3) I

(4) Getal der acten voluit in letters. In het geval van artikel 19 van het reglement moet liet slot luiden: dié register, inhoudende geene aden, afgesloten.

(5) Wanneer het register afgesloten wordt uit gebrek aan ruimte, moét men hier laten volgen: uithoofde tot inschrijving van meerdere acten geene genoegzame ruimte aanwezig was.

__.We/ La 1).__

Heden den (1) is door mij ondergeteekende (2) ambtenaar van den burgerlijken stand te (3) in voldoening van een bevelschrift (vonnis, arrest) van den raad van justitie te (Hoog-geregtshof) Van den (1) dit register inhoudende (4) -acten, afgesloten, ten einde ter plaatse door het bevelschrift (vonnis, arrest) bepa-tid te worden overgebragt. ____________N. N._

De opgave onder No. 1, 2, 3 en 4 als in model C.

______Model Ta E._____

Heden den (1) is door mij ondergeteekende (-\')

ambtenaar van den burgerlijken stand te (3) dit register!

afgesloten, inhoudende met het register, waarvan de afsluiting op den (1) heeft plaats gehad (4) acten.

N. N. |

-ocr page 658-

103

De opgave onder No. ), 2, 3 en 4 als in model C.

Moiel La F.

Uittreksel uit het register tot inschrijving der aeten van gehouden te (1) in het jaar (2).

Heden den enz. {hier laten volgen het naauwkeurig afschrift der acte, waarvan de uitgifte wordt verlangd).

Voor eensluidend uittreksel (3) uitgegeven den (4)

door mij, griffier bij den raad van justitie (5) • (ambtenaar van den burgerlijken staud) te N. N.

Gezien voor legalisatie der handteekening vau (6)

griffier bij den raad van justitie ( ambtenaar

van den burgerlijken stand) te de president van den raad van justitie te (7) N. N.

(1) Naam van de plaats waar het register is gehouden.

(2) Jaar waarover het register is gehouden, voluit in letters.

(3) Wanneer het slechts geldt een afschrift van het een of ander stuk, bij eene acté gevoegd, wordt het hoofd: Uittreksel uit het register\' enz. geheel weggelaten, en moet alleen, na afschrijving van het stuk, het slot luiden als volgt; Voor eensluidend afschrift van het stuk, behoorende tot de acte No. voorkomende in het register tot inschrijving der aeten van gehouden te in het jaar uitgegeven den door mij enz.

(4) Dagteekening voluit in letters.

(5) Vermelding of het een gewoon of buitengewoon ambtenaar is. In het laatste geval, moet, naar aanleiding van het tweede lid van artikel 2 van het reglement, na de woorden: buitengewoon ambtenaar van den burgerijken stand te worden gesteld; bij overlijden of bij ziekte (of welke ook de oorzaak der verhindering moge zijn) van den gewonen ambtenaar, zoo als uit het model No. XVIII te zien is.

(6) Voornamen en naam voluit geschreven.

(7) In het geval van het tweede lid van artikel 25 van het reglement worden de woorden: de president van den raad van justitie te vervangen door die van: de resident van

-ocr page 659-

m

Model La G.

Heden den (1) heb ik (2) ambtenaar van den bur

gerlijken stand te (3) ontvangen eene schriftelijke aangifte van geboorte [eene schriftelijke aangifte van overlijden een proces-verhaal, een uittreksel uit het dagregister van het schip een besluit van den Gouverneur-generaal, béne

uitspraak) van den raad van justitie te enz. enz. aan

deze acte gehecht, luidende van woord tot woord, als volgt: [fiat inscrtid).

En is, na inschrijving van gemelde aangifte, {proces-verbaal, uittreksel, besluit, uitspraak enz.) deze acte door mij onderteekend. N. N.

(2) [ Als in No. 1, 2, 3 van model No. II.

(3)1

Model La TI.

■*Is er dispensatie verleend van de tweede afkondiging, zoo moet het model luiden, dat, krachtens eene verleende dispensatie, in eens de afkondiging heeft plaats gehad enz.

De opgave onder No. 4, 5, 6, 7, 8 en 9 als die in model No. VI.

Model La I.

Heden den (1) verklaar ik (2) ambtenaar van den burgerlijken stand te (3) dat de afkondigingen (afkondiging) van het voorgenomen huwelijk tusschen (4) oud (5) van beroep (6) wonende te (7) en (4) oud (5) van beroep (6) wonende te (7) op den (8) hebben plaats gehad _en zonder stuiting zijn afgeloopen. N. IS1.

De opgave onder No. 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 als die in model No. VI.

-ocr page 660-

105

l)ag, maand, jaar en uur, waarop de beide afkondigingen hebben plaats gehad, en zoo er slechts eene afkondiging is geschied, moet worden gesteld: op den

krachtens eene verleende dispensatie, in eens heeft plaats gehad, en zonder stuiting is afgeloopen.

Model la K.

Heden den (1) verscheen voor mij (2) ambte

naar van den burgerlijken stand te (3) (i) oud (5) van beroep (6) wonende te (7) welke

mij de inschrijving verzocht der acte van huwelijk tusschen hem (haar) en (voornamen en naam van den anderen eeltige-noot) op den te aangegaan en (8)

aan deze acte gehecht, luidende van woord tot woord (9) als volgt:

fiat insertie

En is, na inschrijving vau gemeld huwelijk, deze acte, na voorlezing, onderteekend. N. N. ________N. N.

Al de opgaven in No. 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 als die in model No. X, moetende echter, ten aanzien van het voorkomende bij No. 4, worden opgemerkt, dat de inschrijving, zoowel door den man als door de vrouw kan worden verzocht.

(8) Wanneer het huwelijk in een vreemd land is aangegaan , en de acte in eene vreemde taal is gesteld, moet daarvan eene authentieke vertaling worden overgelegd, als wanneer men op de woorden: aangegaan en, laat volgen: benevens derzeher vertaling aan deze acte gehecht enz.

(9) Hierbij voegen in het geval, bij no. 8 omschreven: luidende van woord tot woord in het oorspronkelijk (Fransch, Engelsch, enz.) en in de Nederduitscle taal als volgt:

Model la 1.

Residentie (1)

Heden den (2) wordt door mij ondergeteekende (3) ambtenaar van den burgerlijken stand te (4) verlof ver

leend tot de begraving van het lijk van (5) overleden

te (C) N. N.

(1) Of adsistent-residentie.

(2) Dagteekening, voluit in letters.

-ocr page 661-

106

(3) Vermelding of het een gemoon of luitengewoon ambtenaar is. In het laatste geval, moet na de woorden:

buitengewoon ambtenaar van den burgerlijken stand te

worden gesteld; lij overlijden, oi, hij ziekte, (of wélke ook de oorzaak der verhindering moge zijn) van den gewonen ambtenaar.

(4) Plaats waar de registers worden gehouden.

(5) Voornamen en naam van den overledene, voluit geschreven.

(6) Plaats waar het overlijden is voorgevallen.

Model la M.

De ondergeteekenden (1) en (1) de eerste oud

van beroep wonende te en de tweede oud

van beroep wonende te verklaren, dat, op heden den (2) te op eenen afstand van meer dan tien palen van (3) zonder verlof van den ambtenaar van den

burgerlijken stand, doeh in tegenwoordigheid van de ondergeteekenden , de begraving heeft plaats gehad van het lijk van (4) overleden te (5) en dat daarbij in acht zijn geno

men de voorschriften van artikel 70 van bet reglement op het houden der registers van den burgerlijken stand.

N. N.

===========__N. N._

(1) Voornamen en namen der getuigen, voluit geschreven,

(2) Dag, maand, jaar en uur der begraving.

(3) Plaats waar de registers worden gehouden.

(4) Voornamen en naam van den overledene, voluit geschreven.

(5) Plaats waar het overlijden is voorgevallen.

Wanneer de begraving plaats moet hebben van een pas geboren kind dan behoort, met weglating van al hetgeen volgt op de woorden: de begraving heeft plaats geJtad van het lijk van het overige der verklaring te luiden

als volgt:

de begraving heeft plaats gehad van het lijk van een pas geboren kind, van de kunne, hetwelk hun is opgegeven als te zijn geboren te (3) uit (5) wonende te echtgenoot van

-ocr page 662-

107

(6) wonende te en dat daarbij in acht zijn

genomen de voorschriften van artikel 70 van liet reglement op het houden der registers van den burgerlijken stand.

(4; Plaats waar de bevalling heeft plaats gehad.

(5) Voornamen en naam der moeder, voluit geschreven.

(6) Of weduwe van om daarop te doen volgen de voornamen en naam van den man, voluit geschreven.

Is de moeder ongehuwd, zoo worden de woorden; ec/U-genoot van weggelaten en door niets vervangen.

. BURGERLIJKE STAND. Aanwijzing van

eenige leemten en overtoUighedeu in de modellen gevoegd bij het reglement op den lurgerljken statui [staatsblad ISiQ no. 25).

CIRCULATIIE aan de offieiereu van justitie bij de raden van justitie op en buiten Java.

No. 1105/2303. Batavia, 30 Junij 1869.

De bij het reglement op het houden der registers van den burgerlijken stand voor de Europesohe en daarmede gelijkgestelde bevolking in Nederl. Indië (staatsblad 1849 no. 2a) gevoegde modellen hebben geen wettelijk verbindende kracht.

Hel gevolg daarvan is, dat daar, waar zij niet alles teruggeven wat de wet in de acte vordert, de ambtenaren van den burgerlijken stand, ze opvolgende, dikwerf overtredingen begaan.

Ten einde hiertegen te waken heb ik de eer UEdG. te verzoeken de aandacht der ambtenaren van den burgerlijken stand binnen uw ressort te vestigen op eenige omissien in de «modellen, welke reeds meermalen tot overtreding der wet en dientengevolge tot veroordeeling hebben aanleiding gegqven.

-ocr page 663-

108

Zij zijn de navolgende:

le. Art. 55 van het reglement vordert onder anderen dat de huwelijks-aangifte zal vermelden of de aanstaande echtgenooten bevorens al of niet, en, zoo ja, met wien zij het laatst gehuwd zijn geweest.

Model VI maakt hiervan volstrekt geen melding en daardoor verzuimt menig ambtenaar van den burgerlijken stand zulks in de acte op te nemen.

2e. De tweede zinsnede van art. 55 van het reglement schrijft voor dat, wanneer de huwelijks-aangifte in geschrifte is gedaan, de ambtenaar van den burgerlijken stand haar moet overschrijven, alleen op het register teekenen en het stuk daaraan vasthechten.

Het model VII is als voorbeeld gegeven van de acte van eene zoodanige aangifte.

Het is echter geheel verkeerd geredigeerd, want als de ambtenaar het volgt schrijft hij de aangifte niet over zooals de wet gebiedt.

Daarom zal hij verstandig doen door liever te volgen het model la G., dat geheel en al de eischen van het wettelijk voorschrift teruggeeft;

3e. Art. 61 no. 1 van het reglement vordert onder anderen dat in de huwelijksacte zal worden vermeld de geboorteplaats der aanstaande echtgenooten.

Model X zwijgt daarvan echter verkeerdelijk geheel en heeft dientengevolge menig ambtenaar van den burgerlijken stand het wettelijk voorschrift doen overtreden.

4e. In art. 40 wordt onder de vereischten der acte van geboorte opgesomd de vermelding der geboorteplaats van de ouders.

Dit voorschrift is evenwel verzuimd bij de zamenstel-ling van model XVIII, want daarin wordt tenonregtein het geheel niet van de woonplaats der moeder gesproken.

Ten slotte zal het mij ook aangenaam zijn wanneer de ambtenaren van den burgerlijken stand binnen uw ressort tevens worden gewezen op een superfluum in de modellen VIII en IX.

-ocr page 664-

109

In dezen is namelijk eene ruimte opengelaten ter vermelding van de plaats, waar het huwelijk zal worden voltrokken, niettegenstaande art. 52 van het burgerlijk wetboek zulks niet heeft gerangschikt onder de vereisch-ten der acte en liet ook niet in het reglement op het houden der registers is voorgeschreven.

Ik acht het wenscheiijk dat deze vermelding in het vervolg uit de acten van huwelijks-afkondiging worde weggelaten, omdat het mij gebleken is dat zij tot moeije-lijkheden aanleiding geven kan, wanneer de aanstaande echtgenooten hunne woonplaats niet hebben binnen het ressort van denzelfden ambtenaar, en zij óf bij de huwelijksafkondiging nog niet kunnen bepalen ter wier woonplaats het huwelijk zal worden voltrokken, of wel daarin, wanneer de afkondigingen reeds zijn geschied, verandering komt.

Be procureur-yeneraal Vij Jiet hoog-geregtslof van N. I.

T. H. DER KINDEREN.

BURGERLIJKE STAND. — Overtreding van artikel 83 van het reglement iu staatsblad 1S49 no. 25.

CIRCULA.IEE aan de wees- en boedelkamers te Saniarang, Soerahaija, Vadang, Makasser, Amhoina, Banda, Ternate en Menado.

No. 339. Batavia, 20 Mei 1870.

Het is mij gebleken dat vele ambtenaren van den burgerlijken stand zeer slecht voldoen aan de verpligting, hun opgelegd bij artikel S3 van het reglement op het houden der registers van den burgerlijken stand, zoodat zij de daar bedoelde kennisgeving dikwijls eerst ecu maand of langer, instede van binnen 24. uren na de aangifte inzenden. Zulks leidt er mij toe, voor zoozeel noodig, uwe aan-

-ocr page 665-

no

dacht er op te vestigen, dat dit verzuim eene overtreding daarstelfc, die straf baar is volgens de tweede zinsnede van artikel 28 van het reglement, en het te verwachten is dat aan de nalatigheid spoedig een einde zal komen, wanneer Uw collegie voortdurend den officier van justitie van elke begane overtreding mededeeling doet.

Be directeur van justitie, -T. H. DER KINDEREN.

BURGERLIJKEN STAND. Behandeling van verzoekschriften van huitenlandsche personen om extrakten uit de registers van den —

BESLUIT. No. 37. Buitenzorg, 16 Junij 1870.

Gelezen, enz.

Is goedgevonden en verstaan:

Eerstelijlc: Als regel voor den vervolge aan te nemen,-dat verzoekschriften van personen, buiten NederlandscJt-Indië gevestigd, om door tussohenkomst van het gouvernement extracten uit de registers van den burgerlijken stand te bekomen , worden gerenvoijeerd aan den betrokken ambtenaar van den burgerlijken stand, ten einde aan het verzoek zoodanig gevolg te geven, als hij zal vermeenen te behooren.

Ten tweede: Enz.

Afschrift, enz.

-ocr page 666-

DE INDISCHE SECRETARIS.

DERDE APDEELING. HANDBOEK VOOR DEN KOOPMAN.

-ocr page 667-

1

-ocr page 668-

DERUE AFDEELING

Handboek voor den Koopman.

Eerste Deel.

Blz.

Van het handelsregt............................3

Van kooplieden en daden van koophandel..............«

Van koopmansboeken............................5

Van eommissionairs............................6

Van expediteurs................................8

Van voerlieden en schippers, rivieren en binnenwateren bevarende 9 Van reclame of terugvordering in zaken van koophandel . . 12

Tweede Deel.

Wetten, besluiten en bepalingen, betreffende den handel, de scheep\'

vaart en de nijverheid in Nedvrlandsch-Indië.

Regeling der belangen van dt- Nederlandsche scheepvaart, voor zooveel aangaat de bezittingen van het rijk in Nederlandsch

Oost-Indie................................10

Havens in Ned.-Indie, welke voor den algemeenen in- emdt-

voerhandel zijn opengesteld...........31

Havens in Ned.-Indie, welke slechts voor den algemeenen ««7-

voerhandel zijn opengesteld............

Vrijhavens in Ned.-Indie...............

Verordeningen betreffende de vrijhavens in Ned.-Tndie ... ^3

In- en uitvoer van oorlogsbehoeften te Riouw niet toegestaan. 24 Vrijstelling van inkomende en uitgaande regten voor de havens

te Pontianak en Sambas............25

Nieuw Brussel (Succadana)............26

Celebes (Makasser)...............28

Reglement voor den handel en de haven te Makasser ... 29

Menado en Kema...............37

Havenreglement voor Menado en Kema........38

Molukko\'s. ................43

-ocr page 669-

INHOUD

BIZ.

Reglement voor de havens van Araboina, Banda, Ternate en Kajeli 46 Bepaling voor de taxatie van goederen ... .... 55

Inkomende reg ten op Java en Madura.

Tarief no. 1. Inkomende regten op wijnen, dranken enz. . 56 Tarief no. 2. I nkomende regten op wollen en katoenen ooederen 61 Tarief no. 3. Inkomende regten op diverse goederen, zijnde voortbrengselen van Europa, Amerika en de Kaap de Goede

Hoop................... 63

Tarief no. 4. Inkomende regten op voortbrengselen van den

Indischen Archipel..............75

Tarief no. 5. Inkomende regten op diverse goederen, zijnde voortbrengselen van landen beoosten de Kaap de Goede Hoop

en niet begrepen in het voorgaande........77

Uitgaande regten op Java en Madura.

Tarief no. 6................. 82

Bepaling omtrent borgtogt op koftij, suiker en andere artikelen

met model Borgtogt.............88

Inkomende regten op de Westkust van Sumatra.

Tarief no. 7, lett. A. Inkomende regten op wijnen, dranken, enz. 90 Tarief no. 7, lett. B. Inkomende regten op wollen en katoenen goederen.....................„

Tarief no. 7, lett. C. Inkomende regten op diverse goederen,

zijnde voortbrengselen van Europa en Amerika en de Kaap

de Goede Hoop............... „

Tarief no. 7, lett. D. Inkomende regten op voortbrengselen

van den Indischen archipel........... 91

Tarief no. 7, lett. E. Inkomende regten op diverse goederen,

zijnde voortbrengselen van landen beoosten de Kaap de Goede

Hoop en niet begrepen in het voorgaande...... „

Uitgaande regten op de Westkust van Sumatra.

Tarief no. 8................. ^2

In- en uitgaande regten. Lampongs.........94

Inkomende regten te Palembang, Muntok, Banjermassing en

Timor Koepang...............

Uitgaande regten voor idem............101

In- en uitgaande regten. Sumatra\'s Oostkust (Moeara-Kompeh,

rijk van Djambi)..............105

Keglement voor de heffing van inkomende en uitgaande regten te

Moeara-Kcunpi h, in liet rijk van Pjambi (Sumatra\'s Oostkust) 106

II

-ocr page 670-

INHOUD.

Tarief van régten op den Bnitenlandschen handel niet China.

Uitvoer...................

Invoer...................

Entrepots in Nederlandsch-Indië..........

Tarief voor de heffing van pakhuishuur in de entrepots van

Nederlandsch-Indië..............

Ampliatie op idem ...............

Lijst van goederen, waarvan bij den invoer één ten honderd

waaggelden zullen worden geheven.........

Reglement op het berekenen, valideren en afschrijven van spil-lagien, mitsgaders op het vergoeden van onderwigten en minderheden, voor en door de bewaarders en vervoerders

van \'s lands goederen in Nederlandsch-Indië.....

Tarief van spillage...............

Vervolg tarief van spillage............

Aanvoer en opslag van vuurwapenen en buskruid.....

Instructie voor den magazijnmeester en het beheer van het

kruidraagazijn voor particulieren te Batavia......

Reglement op het lossen en laden van goederen voor rekening van het gouvernement, in Nederlandsch-Indië aangebragt,

of naar elders vervoerd wordende.........

Openstelling der entrepots op Java voor den opslag van opium Haven-reglement op het in- en uitgaan, ankeren, liggen en vertrekken der schepen op de reeden en de verpligtingen

der havenmeesters en gezaghebbers.........

Bepalingen van de grenzen der reeden.........

Java...................

Sumatra\'s Westkust.............

Makassar.................

Muntok..................

Timor Koepang...............

Scheepvaart. Algemeene bepalingen omtrent veiligheidsmaatregelen ter voorkoming van aanvaringen.......

Over het voeren van lichten............

Bepalingen nopens het uitwijken bij ontmoeting of voorbij varen

Strafbepaling................ .

Reglement op de zeebrieven cn jaarpassen in Ned.-Tndië . Eerste afdeeling. — Algemeene bepalingen . . Tweede afdeeling. — Van de zeebrieven.... Derde afdeeling. — Van de jaarpassen ....

-ocr page 671-

INHOUD.

B]

Bepaling der scheepsruimte bij reizen in Indië voor militairen

en troepenpaarden..............1

Tarief voor het transport van militairen en gouvernements

goederen met schepen, varende onder Nederl. vlag . . . 1 Tarief voor de berekening van het gewigt of van de maat van

een kojang scheepsruimte............1

Algemeene bepalingen -.............2

Reglement voor het drijvend droogdok te Onrust.....2

Bepalingen betrekkelijk de certificaten van Nederl. oorsprong of bewerking wegens goederen, ter uitvoer naar Ned.-Indië

bestemd.................2

Vendu-kantoren................^

Muntwezen in Ned.Tndië.............2

Octrooijen............. .... 2

Reglement op het verleenen van uitsluitende regten op uitvindingen, invoeringen en verbeteringen van voorwerpen van

kunst en volksvlijt in Ned.-Indië.........

Ontginning van delfstoffen in Ned.-Indië.......2

Concessie tot den aanleg van spoorwegen in Ned.-Indië . . 2 Vergelijkingstafel van het handelsgewigt der voornaamste landen en plaatsen met het nieuwe Nederlandsch gewigt . 2 Vergelijkingstafel pan ellematen der voornaamste landen en

plaatsen met de Nederlandsche maat........2

Opgave van gebruikelijke oude maten en gewigten te Batavia, vergeleken met het nieuw ingevoerde tiendeelige stelsel . . S

Muntsoorten.................^

Munten..................^

I. Gouden munten..............

II. Zilveren munten.............*

Tarief voor de berekening van commissie-penningen, als usance

aangenomen door de kooplieden te Batavia, dd. 15 Maart 184-8 2 Inkomende en uitgaande regten. Wet van den 3den Julij 1865, houdende vaststelling der tarieven van in- uil- en doorvoer in Nederlandsch-Indië. . ..........

IV

-ocr page 672-

1

HANDBOEK VOOR DEN KOOPMAN.

EERSTE DEEL.

quot;Van het iiandelskegt.

i

In het Handboek voor den Hotaris hebben wij bereids de voornaamste punten van het handelsregt, zoo als de bepalingen omtrent de vennootschappen, de wisselbrieven, de orderbriefjes of promessen aan toonder en assignatien, de schepen en vaartuigen, de bodemerij, de assurantie oE verzekering, het faillissement en de surceance van betaling behandeld. Wij vermeenen dan ook te kunnen volstaan met in dit handboek, wat betreft de verordeningen in het Wetboek van Koophandel voorkomende, op te nemen de bepalingen, handelende over kooplieden en daden van koophandel, koopmansboeken, commissionairs, expediteurs, voerlieden, en van schippers, rivieren en binnenwateren bevarende , benevens\' de reclame of terugvordering in zaken van koophandel.

Van kooplieden en daden van koophandel (1).

Kooplieden zijn diegenen, welke daden van koophandel uitoefenen en daarvan hun gewoon beroep maken (art. 3 W. v. K.)

Door daden van koophandel verstaat de wet, in het alge-

1

Het Burgerlijk Wetboek is, voor zoo verre daarvan bij het Wetboek van Koophandel niet bijzonderlijk is afgeweken, ook op zaken van koophandel toepasselijk.

Behalve de bewijsmiddelen bij het Wetboek van Koophandel en bij het Burgerlijk Wetboek aangewezen, zal, in zaken van koophandel, het bewijs door getuigen, in alle gevallen en zonder aanzien van den aard of het bedrag des onderwerps, worden toegelaten, ten ware bij het Wetboek van Koophandel een bepaald middel van bewijs bij uitsluiting is voorgesehre* eva (art. 1 W. v. K.)

-ocr page 673-

INHOUD.

liLZ.

Bepaling der scheepsruimte bij reizen in Indië voor militairen

en troepenpaarden..............

Tarief voor het transport van militairen en gouverneraents

goederen met schepen, varende onder Nederl. vlag . . . 193 Tarief voor de berekening van liet gewigt ol van de maat van

een kojang scheepsruimte............195

Algemeene bepalingen .............

Reglement voor het drijvend droogdok te Onrust.....212

Bepalingen betrekkelijk de certificaten van Nederl. oorsprong of bewerking wegens goederen, ter uitvoer naar Ned.-Indië

bestemd.................

Vend u-kantore ..................

Muntwezen in Ned.Indie.............249

Octrooijen............. .... 267

Reglement op het verleenen van uitsluitende regten op uitvindingen, invoeringen en verbeteringen van voorwerpen van

kunst en volksvlijt, in Ned.-Indië..........

Ontginning van delfstoften in Ned.-lndic.......27(5

Concessie tot, den aanleg van spoorwegen in Ned.-Indiè . . 273 Vergelijkingstafel van liet handelsgewigt der voornaamste landen en plaatsen met liet nieuwe Nederlandsch gewigt . 280 Vergelijkingstafel van cllematen der voornaamste landen en

plaatsen met de Nederlandsche maat........28G

Opgave van gebruikelijke oude maten en gewigten te Batavia,

vergeleken met het nieuw ingevoerde tiendeelige stelsel . . 290

Muntsoorten.................

Munten..................

I. Gouden munten.............. quot;

II. Zilveren munten.............

Tarief voor de berekening van commissie-penningen, als usance

aangenomen door de kooplieden te Batavia, dd. 1 5 Maart 18^8 299 Inkomende en uitgaande regten. Wet van den 3d en -lulij houdende vaststelling der tarieven van in- uit- «-n doorvoer in Nederlandsch-lndië. . ..........

-ocr page 674-

HANDBOEK VOOR DENquot; KOOPMA

EERSTE DEEL.

Van het handelsregt.

In het Handboek voor den ^Notaris hebben wij bereids de voornaamste punten van het handelsregt, zoo als de bepalingen omtrent de vennootschappen, de wisselbrieven, de orderbriefjes of promessen aan toonder en assignatien, de schepen en vaartuigen, de bodemerij, de assurantie o£ verzekering, het faillissement en de surceance van betaling behandeld. Wij vermeenen dan ook te kunnen volstaan met in dit, handboek, wat betreft de verordeningen in het Wetboek van Koophandel voorkomende, op te nemen de bepalingen, handelende over kooplieden en daden van koophandel, koopmansboeken, commissionairs, expediteurs, voerlieden, en van schippers, rivieren en binnenwateren bevarende, benevens\' de reclame of terugvordering in zaken van koophandel.

Van kooplieden en daden van koophandel (1).

Kooplieden zijn diegenen, welke daden van koophandel uitoefenen en daarvan hun gewoon beroep maken (art. 3 W. v. K.)

Door daden van koophandel verstaat de wet, in het alge-

1

Het Burgerlijk Wetboek is, voor zoo verre daarvan bij het Wetboek van Koophandel niet bijzonderlijk is afgeweken, ook op zaken van koophandel toepasselijk.

Behalve de bewijsmiddelen bij het Wetboek van Koophandel en bij het Burgerlijk Wetboek aangewezen, zal, in zakeu van koophandel, het bewijs door getuigen, in alle gevallen en zonder aanzien van den aard of het bedrag des onderwerps, worden toegelaten, ten ware bij het Wetboek van Koophandel een bepaald middel van bewijs bij uitsluiting is voorgesehre-evn (art. 1 W. v. K.)

-ocr page 675-

meen, het koopen van waren, om dezelve weder te ver-koopen, in het groot of in het klein, hetzij ruw, hetzij bewerkt, of om alleen het gebruik daarvan te verhuren (art. 2 \\V. v, K.)

De wet verstaat onder daden van koophandel insgelijks:

1°. Den commissiehandel;

2°. Alles wat tot den wisselhandel betrekking heeft, zonder onderscheid welke personen zulks ook moge aangaan, en hetgeen orderbriefjes betreft, alleenlijk ten op-zigte van kooplieden;

3°. De handelingen van kooplieden, bankiers, kassiers, makelaars, houders van administratiekantoren van publieke fondsen, zoo ten laste van Nederlandsch-Indië en van het Koningrijk der Nederlanden als van vreemde mogendheden, allen in hunne betrekking als zoodanig;

4°. Alles wat betrekking heeft tot aannemingen, tot het bouwen, herstellen en uitrusten van schepen, voor de vaart, zoo binnen als buiten Nederlandsch-Indië;

5°. Alle expeditien en vervoer van koopmanschappen;

6°. Het koopen en verkoopen van scheepstuigagie en scheepsmondbehoeften;

7°. Alle reederijen, verhuringen of bevrachtingen van schepen, mitsgaders bodemerijen en andere overeenkomsten betreffende den zeehandel;

8°. Het aangaan van huur van schippers, stuurlieden en scheepsgezellen, en derzelver verbindtenissen, ten dienste van koopvaardijschepen;

9°. De handelingen van factoors, cargadoors, convooi-loopers, boekhouders en andere bedienden van kooplieden, ter zake van den handel van den koopman, in wiens dienst zij werkzaam zijn;

10°. Alle assurantiën {1).

1

De assurantiën of verzekeringen van de zijde der verzekeraars worden als daden van koophandel beschouwd; terwijl de verzekeringen van de zijde der verzekerden onder die daden al dan niet behooren gerangschikt te worden, naar gelang deze, kooplieden zijnde, verzekeren hetgeen tot hun handel behoort.

-ocr page 676-

11°. De verpligtingen, ontstaan uit het aanzeilen, overzeilen, aanvaren of aandrijven, — uit hulp of redding en berging bij schipbreuk, stranding of zeevonden,— uit werping en uit avarij (artt. 4 en 5 W. v. K.).

Van Koopmansboeken.

Elk koopman is verpligt dagboek te houden, waarin van dag tot dag, naar orde des tijds, zonder witte vakken, lusschenregels of kantteekeningen, moeten worden aange-teekend zijne inschulden en schulden, de ondernemingen in zijnen handel, de trekkingen, acceptatiën, of endossementen van wissels en andere handelspapieren, zijne ver-bindtenissen, en, in het algemeen, alles wat hij ontvangt en uitgeeft, van welken aaid het ook zij; alles onverminderd zoodanige verdere boeken als in den koophandel gebruikelijk zijn, doch waarvan het houden door de wettelijke bepalingen niet geboden wordt (art. 6 W. v. K.)

Hij is verpligt de brieven, welke hij ontvangt, te bewaren, en van diegene, welke hij afzendt, een copij-bnek te houden (art. 7 W. v. K.),

Hij is verpligt alle jaren, binnen de zes eerste maanden van elk jaar, een staat en balans te maken, dezen in een afzonderlijk daartoe bestemd register in te schrijven en eigen handig te onderteekenen, terwijl hij gehouden is zijne boeken dertig jaren lang te bewaren (artt. 8 en 10 W. v. K.)

De balans moet inhouden de opgave en waardering van a,l de roerende en onroerende goederen, den staat der schulden en inschulden, met vermelding der namen van de sclmldenaren en schuldeischers, en bijvoeging van zoodanige aanwijzingen, als waaruit de staat zijner zaken kan worden beoordeeld (vergelijk art. 788 W. v. K.)

Rigtig gehouden koopmansboeken, leveren, bijaldien de handeling niet geheel ontkend, of het bestaan derzelve in liet algemeen bewezen wordt, des gevorderd met eede gesterkt of door den dood bevestigd, het bewijs op tusschen kooplieden wegens zaken hunnen handel betreffende, ten

-ocr page 677-

6

aanzien van den tijd der handeling en der levering, de hoedanigheid, de hoeveelheid en den prijs der goederen, behoudens tegenbewijs. Ook de copijboeken van brieven, rigtig gehouden, kunnen door den regter als middel van bewijs worden aangenomen (art. 11 W. v. K.) {1).

Van Commissionairs.

Een coinnussiouair is iemand, die op zijn eigen naam of iirnia, en tegen het genot van zeker ióon of provisie, op order en voor rekening van een ander, zaken van koophandel verrigt (art. 76 W. v. K.)

De commissionair is jegens dengene, met wien hij handelt, niet gehouden den persoon op te geven, voor wiens rekening hij de handeling verrigt heeft. Hij iquot;s, even als ware het zijne eigene zaak, regtstreeks jegens zijnen, mede-uontractant verhonden (art. 77 W. v. K.j.

De commissiegever heeft geen regt van vordering tegen hem, met wien de cominissionair gehandeld heeft, evenmin ais hij, die met den commissionair heeft gehandeld, dén commissiegever kan aanspreken (art. 78 W. v. K..;.

Inuien echter een commissionair in den naam van zijnen lastgever heeft gehandeld, worden zijne regteu en ver-pligtingen, ook ten aanzien van derden, geregeld door de hepaiingen van het Burgerlijk Wetboek, onder den titel van lushjeviiuj (art. 7 9 W. v. K. . Men vergelijke ten dezen iirtt. 1792—i8 9 B. W. en bladz. 330—335 van liet Handhoek voor den Notaris (t).

Een commissionair is voor de vorderingen, welke hij als zoodanig ten laste van den commissiegever heeft, zoo ter

1

Over het bewijs, dat koopnumsboeken tegen personen, die geen handel drijven, opleveren, zie men bladzijde 348 van het Handboek voor den Notaris.

(f) Uit de hierboven staande Wetsbepalingen vloeit dus voort, dat een commissionair op zijnen eigen naam handelende, tegen zekere provisie, de schade moet dragen wegens wanbetaling des koopers en dezelve niet op zijn eigen committent kan verhalen. Hierin is hij dus onderacheiden van den commissionair, die in naam van zijn lastgever handelt. Vergelijk De Martini, De Nederlandsche Wetgeving, bladz. 908 ea 909 in de aanteekeningeu.

-ocr page 678-

7

zake zijner voorgeschoten gelden, interessen en kosten, als van de nog loopende verbindtenissen, welke hij voor den-zelven heeft aangegaan, bevoorregt op de waarde der goederen of effecten, die de cotnmissiegever hem, van buiten Nederlandsch-Indië, heeft toegezonden om voor deszelfs rekening te worden verkocht, indien zij in zijne pakhuizen, of in eene openbare bewaarplaats, te zijner beschikking liggen, of zich op eenige andere wijze in zijn bezit bevinden, of indien hij, vóór derzelver aankomst, door een cognossement of vrachtbrief de aan hem gedane afzending kan bewijzen (art. 80 \\V. v. K.).

Een gelijk voorregt komt den commissionair toe, aan wien goederen of effecten tot hetzelfde einde van eene andere. doch binnen Nederlandsch-Indië gelegene plaats zijn toegezonden, doch alleen en bij uitsluiting, voor de penningen, die hij heeft voorgeschoten, de interessen en kosten die verschuldigd zijn, of de verbindtenissen die hij heeft aangegaan, ten aanzien der goederen of effecten, waarop hij zijn voorregt wil uitoefenen (art. 81 W. v. K.).

Indien de goederen of effecten voor rekening van den cotnmissiegever verkocht en geleverd zijn, betaalt de commissionair aan zich zeiven, uit de opbrengst van den verkoop, het beloop zijner voorgeschoten gelden, interessen en kosten, en zulks bij voorrang boven de andere scbuld-eischers van den commissiegever (art. 82 W. v. K.).

Indien de commissiegever aan den commissionair van buiten Nederlandsch-Indië goederen of effecten heeft toegezonden, met last om die tot nadere beschikking onder zich te houden, of hem heeft beperkt in het vermogen om dezelve te verkoopeu, en eerstgemelde in gebreke is gebleven om te voldoen aan de vorderingen, welke de commissionair ten laste vau denzelven heeft en waarvoor, bij art. 80 hierboven, voorregt is toegekend, kan de commissionair, met overlegging van de noodige bewijsstukken, en op een eenvoudig verzoekschrift, bij den raad van justitie zijner woonplaats verlof bekomen om de goederen of effecten, waarop hij. uit voormelden hoofde, bevoorregt is.

-ocr page 679-

8

in het openbaar, of door twee door den raad benoemde makelaars, volgens beurs- of marktprijs of soortgelijken in Nederlandsch-Indië gebruikelijken maatstaf, te doen verkoopen, en wel, hetzij al de goederen of effecten, hetzij zoodanig gedeelte als de regter, naar gelang van het verschuldigde zal bepalen (art. 83 W. v. K.).

Een commissionair, die voor rekening van een buiten Nederlandsch-lndië gevestigden commissiegever goederen of effecten heeft gekocht, en zich in het bezit van dezelve bevindt, kan, behalve het regt van terughouding hem bij artikel 1812 B. W. (zie het Handboek voor den Notaris op bladzijde 334) toegekend, indien de commissiegever in gebreke blijft aan hem te voldoen de ter zake van dien inkoop voorgeschoten penningen, met de interessen en kosten, door den raad van justitie zijner woonplaats, op gelijke wijze en ten zelfden einde, tot den verkoop dezer goederen of effecten worden gemagtigd, als in het vorig artikel is bepaald (art. 84 W. v. K.).

Terleengeving, voorschot of betaling, door eenen commissionair of geconsigneerde gedaan op goederen of effecten, aan hem in bewaring of consignatie gegeven door iemand, die met hem op dezelfde plaats woonachtig is, geven aan den commissionair of geconsigneerde geenen voorrang boven andere schuldeischers, ten ware hem die goederen of effecten bij behoorlijke acte in onderpand waren gegeven, overeenkomstig de beschikkingen van het B. W. (art. 85 W. v. K.). Men vergelijke ten dezen het Handboek voor den Notaris, bladz. 275.

Van Expediteurs.

Een expediteur is iemand, die zich met het doen vervoeren van koopmanschappen en goederen te land of te water bezig houdt.

Hij is verpligt in een dagregister onderscheidelijk aan te teekenen den aard en de hoeveelheid der te vervoeren goederen of koopmanschappen, alsmede, zulks gevorderd wordende, derzei ver waarde (art. 86 W. v. K.).

-ocr page 680-

9

Hij moet instaan voor de behoorlijke, zoo spoedig mogelijke verzending van de bij hem tot dat einde ontvangen koopmanschappen en goederen, met inachtneming van al die middelen van zekerheid, welke hij tot eene goede bezorging kan bij de hand nemen (art. 87 W. v. amp;.)•

Hij moet ook na de verzending instaan voor de beschadiging of het verlies van koopmanschappen en goederen, welke aan zijne schuld of onvoorzigtigheid kunnen worden toegeschreven (art. 88 W. v. K.).

Hij staat ook in voor de tusschen-expediteurs door hem gebruikt (art. 89 W. v. K.).

De vrachtbrief maakt de overeenkomst uit tusschen den afzender of expediteur en den voerman of den schipper, en behelst, behalve hetgeen tusschen partijen mogt zijn overeengekomen, zoo omtrent den tijd binnen welken de vervoering moet volbragt zijn, en de schadeloosstelling in geval van vertraging, als anderzins;

1°. De benaming en het gewigt of de maat der te vervoeren goederen, benevens derzelver merken en getallen;

3°. Den naam van dengene, aan wien het goed gezonden wordt;

3°. Den naam en de woonplaats van den voerman of den schipper;

4°. Het bedrag van het vrachtloon;

5°. De dagteekening;

5°. De onderteekening van den afzender of expediteur.

De vrachtbrief moet door den expediteur in zijn dagregister worden ingeschreven (art. 90 \\V. v. K.).

Van voerlieden en schippers, rivieren en binnenwateren bevarende.

De voerlieden en schippers moeten instaan voor alle schaden aan de ter vervoering overgenomene koopmanschappen of goederen overgekomen, uitgezonderd dezulke, die uit een gebrek van het goed zelf, door overmagt, of door schuld of nalatigheid van den afzender of expediteur, veroorzaakt zijn (art. 91 W. v. K.).

-ocr page 681-

10

Ue voerman of de schipper is niet ter zake van vertraging aansprakelijk , indien dezelve door overmagt is veroorzaakt (art. 92 W. v, K,).

Ue vervoerde koopmanschappen of goederen besteld en aangenomen, en het vrachtloon betaald zijne, is daardoor alle regtsvordering ter zake van beschadiging of vermindering tegen den voerman of den schipper vernietigd, indien het gebrek uiterlijk zigtbaar was.

De beschadiging of vermindering niet uiterlijk zigtbaar zijnde, kan de geregtelijke bezigtiging gedaan worden nadat de goederen zijn aangenomen, om het even of de vracht nl dan niet voldaan zij, mits die bezigtiging gevraagd worde binnen twee maal vier en twintig uren na de ontvangst, en van de eenzelvigheid der goéderen blijke (art! 93 W. v. K.).

Indien de aanneming der koopmanschappen of goederen wordt geweigerd, of daarover geschil valt, doet de president v;in den raad van justitie, of, ter plaatse waar deze niet gevestigd is, het hoofd van het plaatselijk bestuur, op een eenvoudig verzoekschrift, waarop de wederpartij, zoo zij zich daar ter plaatse bevindt, zal worden gehoord, de Jioodige voorziening tot het opnemen van het goed door deskundigen, en zal hij insgelijks kunnen bevelen, dat de goederen in e?iie behoorlijke bewaarplaats worden opgeslagen, om daaruit aan den voerman of den schipper liet beloop van zijn vrachtloon en onkosten te voldoen.

De raad van justitie, of het hoofd van het plaatselijk bestuur, is bevoegd om, op gelijke wijze als hierboven is bepaald, magtiging te verleenen tot den openbaren verkoop van bederfelijke waren, of van zoodanig gedeelte der goederen als tot voldoening van vrachtloon en kosten zal vereischt worden (art. 9i W. v. K.).

Alle regtsvordering tegen den expediteur, voerman of schipper, uithoofde, van een geheel verlies, vertraging der bezorging, of geledene schade aan koopmanschappen of goederen, verjaart met den tijd van een jaar, ten aanzien van verzendingen binnen Kederlandsch-Indie gedaan,

-ocr page 682-

11

en met het verloop van twee jaren, ten aanzien van verzendingen uit Nederlandsch-Indië naar elders, te rekenen, in liet geval van verlies, van den dag dat de vervoering der koopmanschappen of goederen had moeten volbragt zijn, en, in het\' geval van beschadiging of te late bezorging, van den dag dat het goed ter plaatse van deszelfs bestemming zal zijn aangekomen.

Deze verjaring is niet toepasselijk in geval van bedrog of ontrouw (art. 95 W. v. K.)

Onverminderd hetgeen bij bijzondere reglementen mogt zijn voorgeschreven, zijn de bepalingen van deze afdee-ling ook toepasselijk op de ondernemers van openbare rijtuigen en vaartuigen. Zij zijn verpligt een register te houden van de door hen aangenomen voorwerpen.

Indien dezelve bestaan in geld, goud, zilver, juweelen, paarlen, edelgesteenten, kleinooden, effecten, coupons of andere papieren, van dien aard, geldswaarde hebbende, is de afzender verpligt om de waarde daarvan op te geven, en kan hij vorderen, dat daarvan aanteckening in liet register worde gehouden.

Bij gebreke dier opgave zal hij, in geval van vermissing of schade, alleen tot het bewijs der waarde, naar het uiterlijk aanzien van het verzondene, worden toegelaten.

In geval van opgave der waarde, kan dezelve door alle bewijsmiddelen worden gestaafd, en heeft de regter zelfs de bevoegdheid, om aan de opgave van den afzender, met eede gesterkt, volkomen geloof te hechten, en daarnaar de schadevergoeding te schatten eu toe te wijzen (art. 96 W. v. K.).

De beurtvaart en alle andere middelen van vervoer blijven onderworpen aan de op dit stuk bestaande verordeningen en reglementen, voor zoo verre dezelve niet met de bepalingen van dezen titel strijden (art. 97 W. v. K.).

De bepalingen van dezen titel zijn niet toepasselijk op de regteu en verpligtingen tusscheu den kooper en ver-kooper (art. 98 W. v. K.).

-ocr page 683-

12

Van reclame of terugvordering in zaken van koophandel.

In geval koopmanschappen zijn verkocht en geleverd, en de koopprijs niet ten volle is gekweten, is de verkoo-per, bij faillissement van den kooper, geregtigd om de koopmanschappen terug te vorderen, onder de volgende bepalingen (art. 230 W. v. K.).

Tot de uitoefening van het regt van terugvordering wordt vereischt, dat de koop manschappen, zonder vermenging met andere, dezelfde zijn welke zijn \'verkocht en geleverd.

Het bewijs daarvan wordt toegelaten, al waren zij ook uitgepakt, verpakt, of verminderd (art. 231 W. v. K.).

Koopmanschappen, hetzij op tijd, hetzij zonder tijdsbepaling verkocht, kunnen worden teruggevorderd, indien dezelve nog onder weg zijn, hetzij te land, hetzij te water, of indien dezelve zich nog in nalnra bevinden onder den uefailleerde, of onder eenen derde, die de koopmanschap-pen voor hem bezit of bewaart.

In beide gevallen, kan deze terugvordering slechts worden gedaan binnen den tijd van zestig dagen, te rekenen van den dag, waarop de koopmanschappen onder den gefailleerde, of onder den derde, zijn opgeslagen (arc. 232 W. v. K.) (1).

Indien de kooper de kooppenningen gedeeltelijk heeft voldaan, is de verkooper, bij terugvordering van het geheel, verpligt om de reeds ontvangen penningen aan den boedel terug te geven (art. 233 W. v. K.).

In geval de verkochte koopmanschappen slechts gedeeltelijk in den boedel worden gevonden, geschiedt de teruggave naar evenredigheid en in verhouding met den koop-prijs van het geheel (art. 234 W. v. K.)

De verkooper, die zijne koopmanschappen terug ontvangt , is verpligt den boedel des gefailleerden schadeloos te houden voor al het reeds betaalde of nog verschuldigde

1

Deze zestig dagen beginnen dus niet te loopeu van den dag van den koop en verkoop, maar eerst van dien der levering.

-ocr page 684-

13

wegens regten, vracht, commissie, verzekering, ayarij-grosse, en al hetgeen verder tot behoud der koopman-scliappen is aangewend (art. 235 W. v. K.).

Indien de kooper bij een wisselbrief of ander handelspapier heeft geaccepteerd voor het volle bedrag der verkochte en geleverde koopmanschappen, heeft er geene terugvordering plaats.

Bijaldien de acceptatie slechts voor een gedeelte van de verschuldigde kooppenningen is geschied, kan de terugvordering plaats hebben , mits ten behoeve van den boedel des gefailleerden worde zekerheid gesteld voor hetgeen van denzelven, ten gevolge der acceptatie, mogt kunnen gevorderd worden (art. 236 W. v. K.).

Indien de teruggevorderde koopmanschappen door eenen derde, te goeder trouw, zijn in beleening genomen, behoudt de verkooper zijn regt van terugvordering, maar is daarentegen verpligt aan den geldschieter te voldoen het bedrag van het daarop geschoten geld, met de verschuldigde interessen en kosten (art. 237 W. v. K.).

De terugvordering der koopmanschappen vervalt, indien dezelve, gedurende de reis, op facturen en op cognossementen of vrachtbrieven te goeder trouw door eenen derde zijn gekocht.

Niettemin is de oorspronkelijke verkooper, in dat geval, bevoegd den koopprijs, zoo lang dezelve nog niet is gekweten, tot het beloop zijner inschuld, bij den koopei in te vorderen, en tevens bevoorregt op die penningen, zonder dat dezelve met den boedel van den gefailleerde mogen worden vermengd.

De bepalingen van het vorige lid zijn ook toepasselijk op het geval dat de koopmanschappen, na zich in het bezit van den gefailleerde, of van iemand van zijnentwege, te hebben bevonden, door koop en levering te goeder trouw, de eigendom van eenen derde zijn geworden (art. 23S VV. v. K.).

De bewindvoerders in eenen gefailleerden boedel hebben het vermogen om de teruggevorderde koopmanschappen voor den boedel te behouden, mits aan den verkooper

-ocr page 685-

14

voldoende den koopprijs, welken deze van den gefailleerde had bedongen (art. 239 VV. v. K.).

Zoo lang in commissie gegeven konpmanschappen zich nog in naiura bevinden onder den gefailleerden commissionair, of onder éenen derde, die dezelve voor laatstgenoemde bezit of bewaart, kunnen dezelve door den commissiegever worden teruggevorderd, onder gebondenheid als bij art. 235 hierboven is uitgedrukt.

Hetzelfde regt van terugvordering heeft plaats ten aanzien van den koopprijs van in commissie gegeven en door den commissionair verkochte en geleverde goederen, voor zoo ver de koopprijs niet vóór diens faillissement mogt zijn gekweten, al ware het dat de commissionair eenig voordeel had berekend als waarborg voor den kooper, of voor het zoogenaamd del credere (art. 240 W. v. K.).

In geval de in commissie gegeven koopmanschappen door eenen derde te goeder trouw zijn in beleeni ig genomen, gelden de voorschriften van artikel 2.37 hierboven aangehaald (art. 241 W. v. K.).

Indien in een gefailleerden boedel worden gevonden nog niet vervallen, of vervallen en nog niet betaalde wisselbrieven, handels- en ander papier, aan den gefailleerde ter hand gesteld, alleenlijk met last om dezelve in te vorderen en het beloop daarvan ter beschikking van den zender te houden, of om daaruit bepaaldelijk aangewezene betalingen te doen; of, indien zij bijzonderlijk bestemd waren om daarmede te dekken wisselbrieven, op den gefailleerde getrokken en door dezen geaccepteerd, of biljetten aan zijne woonplaats betaalbaar, kunnen die wisselbrieven, dat handels- en ander papier, worden teruggevorderd, zoo lang dezelve zich in natura bevinden onder den gefailleerde, of onder eenen derde die dezelve voor dezen bezit of bewaart; alles echter behoudens hét regt van den boedel om daartegen zekerheid te vragen voor hetgeen van denzelven, ten gevolge der acceptatien van een gefailleerde, mogt kunnen gevorderd worden (art. 242 W. v. K.).

Ook buiten het geval van bestemming of acceptatie.

-ocr page 686-

15

bijquot; het vorig artikel vermeld, kunnen de aan den gefailleerde overgemaakte wisselbrieven, of het handels- of ander papier, worden teruggevorderd, al ware een of ander op eene rekeningcourant gebragt, mits de zender, ten tijde der overmaking, of daarna, voor geenerlei som hoegenaamd schuldenaar van den gefailleerde zij geweest, daaronder niet begrepen de onkosten, welke op de overmaking gevallen zijn (art. 2-13 W, v. K.).

Buiten het geval van faillissement, kunnen zonder tijdsbepaling verkochte en onbetaalde koopmanschappen worden teruggevorderd, overeenkomstig de voorschriften van art. 1145 B. W. en met inachtneming der bepalingen van de artt. 231, 233, 23i, 236 en 237 W. v. K. (art. 244 W. v. K.). (1).

De terugvordering van die koopmanschappen vervalt, indien dezelve, na zich in het bezit van den oorsprpnke-lijken kooper, of van iemand van zijnentwege, te hebben bevonden, door eenen derde te goeder trouw zijn gekocht en aan denzelven afgeleverd.

In geval echter de koopprijs nog niet door dien derde betaald is, kan de oorspronkelijke verkooper de gelden, tot aan het beloop zijner rekening, voor zich vorderen, mits de vordering geschiede binnen den tijd van zestig dagen na de oorspronkelijke levering (art. 245 W. v. K.).

1

Aangehaald artikel uit het Burgerlijk Wetboek luidt als volgt: Indien de verkoop zonder tijdsbepaling gedaan is, heeft de verkooper zelfs de bevoegdheid om de goederen terug te eiachen, zoolang deze zich in handën van den kooper bevinden, en het wederverkoopeu te beletten, mits de terugeisching geschiede binnen dertig dagen na de aflevering, en de goederen zich nog bevinden in denzelfden staat, waarin zij geleverd zijn geworden.

Behalve dit voorrcgt tot terugvordering van goederen in natura bestaat er nog een ander, dat alleen uitgeoefend kan worden op den koopprijs van die goederen, overeenkomstig art. 114i B. W. welk artikel ook in koopmanszaken van toepassing is, aangezien daaraan niet is gederogeerd. Zie Be Martini, bladz. 972.

-ocr page 687-

HANDBOEK VOOE DEN KOOPMAN.

TWEEDE DEEL.

Wetten, besluiten en bepalisges, betreffende den handel, de

SCHEEPTAiM EN DE NIJVERHEID IN NEDEKLANDSCH-ISD1Ë.

Regeling der belangen van de Nederlandsche icheepvaart, voor zoo veel aangaat de bezittingen van het rijk in Nederlandsch Oost-Indië (staatsblad 1850 no. 42).

PUBLICATIE.

van wege en in naam des konings.

De minister vau staat, gouverneur-generaal van Ne-derlandsch-Indië.

De raad van Nederlandsch Indië gehoord;

Allen, die dezen zullen zien of hoeren lezen, Salut! doet te weten:

Nademaal bij de wet van den 8stc Augustus 1850 (Ned.-stsbl. no. 47), bepalingen zijn daargesteld, betreffende den handel en de scheepvaart in de koloniën en bezittingen van het rijk in andere werelddeelen;

Zoo is goedgevonden en verstaan, te bepalen als volgt;

Eerste artikel. Bij deze wordt openlijk afkondiging gedaan;

1°. Van de artt. 5 en 6 der wet van 1 Augustus 1850, luidende als volgt:

//Art. 5. In de bestaande koloniale tarieven der regten ,/van In-, Uit- en Doorvoer, wordt geene verandering „gebragt, dan bij de wet.

-ocr page 688-

17

//Alleen in dringende omstandigheden, is de gouverneur-z/generaal bevoegd, die tarieven tijdelijk te wijzigen.

z/Van zoodanige wijziging wordt aan de beide kamers z/der staten generaal onverwijld kennis gegeven.

//Art. 6. De vlaggen van zoodanige staten, die voldoen //aan de voorwaarden in art. 1 dezer wet gesteld, worden //door Ons in de koloniën en bezittingen van het Rijk in //andere werelddeelen, met de Nederlandsche vlag gelijk //gesteld (*). Deze gelijkstelling strekt zich niet uit tot z/de kustvaart in Nederlandsch Oost-Indië. (t)

//Alleen de Nederlandsche schepen, de schepen in Ne-//derlandsch Oost-Indië te huis behoorende, en de inland-//sche vaartuigen, aan deze schepen gelijk gesteld, zijn

(*) De staten, wier vlaggen in Nederlandsch-Indië met de Nederlandsche vlag, met uitzondering van de kustvaart, zijn gelijkgesteld, bestaan uit:

Oostenrijk (1)...........stsbl. 1851 no. 5.

Hamburg..... ......// 1851 // 5.

Pruissen en de overige staten van het Duitsche Tolverbond (2).............1851 ,/ 7.

Lubeck...............1851 „ 11.

Bremen.................1851 # 12.

Mecklenburg-Schwerin.........u 1851 „ 18.

Sardinië.............1851 , 35.

Groot-Brittanië...........// 1851 u \'10.

Noorwegen............* 1852 „ 2.

Kerkelijke Staat............1852 „ 32.

Griekenland..............1852 ^ 76.

Ionische eilanden..........u 1852 // 76.

Zweden.......... . . n 1852 * 82.

Vereenigde staten van Noord-Amerika .... ,/ 1853 „ 54.

Toskanen...............1853 u 92.

Denemarken..............1858 # 91.

(f) Schepen, wier vlaggen met de Nederlandsche nog niet zijn gelijk gesteld, zijn de volgende; Spaansche, Frausche, Portugesche, Ameri-kaansche (Zuid-) en Belgische.

(1) Tractaat van handel en sclicepvaart tusschen Kcderland en Oostenrijk (stsbl. 1856 no. 78).

(2) Hannover, Oldenburg en Schauburg-Lippe bebooren ook tot de overige staten van het quot;Duitsche Tolverbond (Ned. stsbl. 1854, no. 144, besl. gouv. gen. 27 Sept. 1855 no. 23).

Perzië, Tractaat van handel en Scheepvaart (stsbl. 1858 no. 70), Dominicaansche republiek idem (stsbl. 1858 no. 90), Guatemala (Republiek van) (stsbl. 1859 no. 50).

-ocr page 689-

HANDBOEK VOOR DEN KOOPMAN.

TWEEDE DEEL.

Wetten, beslüiten en bepalingen, beikefpende den handel, de

scheeptaakt en de nijverheid in kedeblandsch-indië.

Regeling der belangen van de Nederlandsche icheepvaart, voor zoo veel aangaat de bezittingen van het rijk in Nederlaudsch Oost-Indië {staatsblad 1850 no. 42).

PUBLICATIE.

van wege en in naam des konings.

De minister vau staat, gouverneur-generaal van Ne-derlandsch-Indië.

De raad van Nederlandsch Indië gehoord;

Allen, die dezen zullen zien of hoeren lezen, Salut! doet te weten:

Nademaal bij de wet vau den S8\'0 Augustus 1850 {Ned.-stsbl. no. 47), bepalingen zijn daargesteld, betreffende den handel en de scheepvaart in de koloniën en bezittingen van het rijk in andere werelddeelen;

Zoo is goedgevonden en verstaan, te bepalen als volgt: Eerste artikel. Bij deze wordt openlijk afkondiging gedaan:

1°. Van de artt. 5 en 6 der wet van 1 Augustus 1850, luidende als volgt:

«Art. 5. In de bestaande koloniale tarieven der regten «van In-, Uit- en Doorvoer, wordt geene verandering ,/gebragt, dan bij de wet.

-ocr page 690-

17

/./Alleen in dringende omstandigheden, is de gouverneur-,/generaal bevoegd, die tarieven tijdelijk te wijzigen.

z/Van zoodanige wijziging wordt aan de beide kamers ,/der staten generaal onverwijld kennis gegeven.

//Art. 6. De vlaggen van zoodanige staten, die voldoen //aan de voorwaarden in art. 1 dezer wet gesteld, worden //door Ons in de koloniën en bezittingen van het Rijk in //andere werelddeelen, met de Nederlandsche vlag gelijk //gesteld (*). Deze gelijkstelling strekt zich niet uit tot z/de kustvaart in Kederlandsch Oost-Indië. (t)

//Alleen de Nederlandsche schepen, de schepen in Ne-//derlandsch Oost-Indië te huis behoorende, en de inland-//sche vaartuigen, aan deze schepen gelijk gesteld, zijn

(*) De staten, wier vlaggen in Nederlandscli-Indië met de Nederlandsche vlag, met uitzondering van de kustvaart, zijn gelijkgesteld, bestaan uit:

Oostenrijk (1)...........stsbl. 1851 no. 5.

Hamburg............„ 1851 „ 5,

Pruissen en de overige staten van het Duitsehe Tolverbond (2).............1851 „ 7.

Lubeek.............„ 1851 „ 11.

Bremen.............„ 1851 , 12.

Meeklenburg-Sohwerin...........1851 „ 18.

Sardinië . ..........., 1851 » 35.

Groot-Brittauië...........„ 1851 ,, 40.

Noorwegen..............1852 » 2.

Kerkelijke Staat..............1852 /, 32.

Griekenland..............1852 » 76.

Ionische eilanden..........i, 1832 „ 76.

Zweden.......... . . „ 1852 , 82.

Vereenigde staten van Noord-Amerika . „ 1853 « 54.

Toskanen...............1853 „ 92.

Denemarken..............1858 * 91.

(f) Schepen, wier vlaggen met de Nederlandsche nog niet zijn gelijk gesteld, zijn de volgende; Spaansche, Fransche, Portugesche, Ameri-kaanscbc (Zuid-) en Belgische.

(1) Tractaat van hundel en scliccpvaart Uisschcn Nrüerland en Oostenrijk (stsbl. 1856 no. 78).

(2) Hannover, Oldenburg en Schauburg-Lippe behooren ook tot de overige staten van het Thiitsclie Tolverbond (Ned. stsbl. ISSi, no. 144, besl. gouv. gen. 27 Sept. 1855 no. 23)-

Perzie, Tractaat van handel en Scheepvaart (stsbl. 1858 no. 70), Dominicaansche republiek idem (stsbl. 1858 no. 90), Guatemala (Republiek van) (stsbl. 1859 no. 50).

-ocr page 691-

IS

,/geregtigd tot de kustvaart in Nederlandscli Oost-lndie, //zoo als die volgens de bestaande, verordening mag wor-,/ilen uitgeoefend (*).

2°. Van de voorwaarden in art. 1 darwet van 8 Augustus 1S50, omschreven, luidende:

,/Gelijke vrijdom wordt mede door ons verleendy wan-//neer die aanvoer geschiedt door schepen van die staten, v welke:

a. //De Nederlandsohe vlag, bij de vaart op en van //hunne eigene havens, gelijkstellen met hun eigen //vlag (de kustvaart en visscherij uitgezonderd).

b. //De Nederlandsche vlag met hun eigen vlag ge-//lijkstellen bij de vaart op en van hunne koloniën, //zoo zij koloniën bezitten; en

c. //Geene differentiëele regten heffen, ten nadeele van „de voortbrengselen der Mederlandsche koloniën, of //ten nadeele van den aanvoer van voortbrengselen z/van andere wereldd elen uit Kederlandsche havens, //andere dan die, welke ter begunstiging der voort-//brengselen van eigene koloniën en van bun regt-//streekscben aanvoer dienen.quot;

3°. Van art. 2 van het koninklijk besluit van 21 Au-

{*) Het wezen der kustvaart is bij art. 2 der publicatie van 31 December 1825 (stsbl. no. 4S) aldus bepaald:

Dat het, met uitsluiting van alle andere, alleen aan scliepeu in Ned.-Indië te huis belioorende en daarmede gelijkstaande Indische schepen en vaartuigen, zal geoorloofd zijn:

a. Om goederen, welke in eene der Nederlandsch-Indische havens geladen zijn, en van daar worden uitgevoerd, in eene der andere havens in Ned.-lndië gelegen te lossen en in te voeren, alsmede:

b. Om goederen van het eene entrepot in Ned.-Indië naar een ander entrepot aldaar gelegen, over te brengen.

Bij stsbl. 1157 no. 75 is verder bepaald; Het is aan schepen en vaartuigen, tot de kustvaart in Ned.-Indië geregtigd, toegelaten die vaart uit te oefenen, ook dan, wanneer zij goedtren aan boord hebben, buiten Ned.-Indiê ingeladen, of bestemd om door die schepen naar buiten Ned.-Indië te worden uitgevoerd, en zij dus niet de geheele ladi..g innemen ter plaatse, van waar zij aanvankelijk wenschen uit te klaren.

-ocr page 692-

19

gustus 1S50, no. 32 (Ned. stsbl. no. 53), luidende als volgt:

. „De bepalingen van art. 6 der wet ran 8 Augustus ,;1850 (stsbl. no. 47), tot regeling van de belangen der ,/Nederlandsche sclieepraart, zullen in de. koloniën en be-,/zittingen van het rijk in andere werelddeelen in wer-,/king treden met 1 Januarij 1851.quot;

Tweede artikel. De gelijkstelling der vlaggen van vreemde staten met de Nederlandsche vlag, bedoeld bij art. 6 der Wet van 8 Augustus 1850, zal in Ned. Oost-Indië eerst ingaan, bij erlangde aanwijzing dezerzijds, van die staten, welke voldoen aan de voorwaarden, gesteld in art. 1 van die Wet.

Berde artikel. Van af 1 Januarij 1851 zullen, met wijziging van art. 2 der publicatie van 31 December 1825 (stsbl. no. 48), de Nederlanilsche schepen geregtigd zijn tot de kustvaart in Ned Oost-Indië, op denzelfden voet en onder dezelfde verordeningen, als de schepen, in Ked.-Oost-Indië te huis behoorende, eu de inlandsche vaartuigen, aan deze schepen gelijk gesteld (1).

Vierde, artikel. De ankeragegelden, welke, krachtens art. 9 van het havenreglement, op het in- en uitgaan, ankeren, liggen en voltrekken der schepen op de reeden, en de verpligtingen der havenmeesters en gezaghebbers, gearresteerd bij publicatie van commissarissen-generaal, van 28 Augustus 1818, no. .32 (stsbl. no. 6i), in de voor den grooten handel opengestelde havens van He-derlandsch Oost-Indië geheven worden van schepen, niet te huis behoorende in Neder Indië, zullen in die havens, te rekenen van 1 Januarij 1851, mede verschuldigd zijn door schepen in Ned. Indië te huis behooren-

1

Bij stsbl. 1S58 no. 12S is verklaard, dat de bepalingen omtrent de kustvaart, vervat in art. 2 der publicatie van 31 Dec. 1S25 (stsbl. no. 4ö) en gewijzigd bij art. 3 der publicatie vati\'23 Dec. 1850 (stsbl. no. 42), niet toepasselijk zijn op de vaart van- en op havens van inlandsche vorsten eu volken, wier landen niet onder regtstreeksch beheer vau het Ned.-ndisch gouvernement staan.

-ocr page 693-

de, en inlandsche vaartuigen, aan deze schepen gelijk gesteld (1).

Vijfde artikel. Met wijziging van art. 9 van het haven--reglement op het in- en uitgaan, ankeren, liggen en vertrekken der schepen op de reeden, en de verpligtingen der havenmeesters en gezaghebbers, gearresteerd bij publicatie van commissarissen-generaal van 28 Augustus 1818 no. 32 (stsbl. no. 61), zullen, van af 1 Januarij 1851, van de betaling van ankeragegelden zijn vrijgesteld, de schepen en vaartuigen metende twintig last of minder, zoowel Nederlandsehe schepen en schepen in Ned. Indië te huis behoorende, en inlandsche vaartuigen, aan deze schepen gelijk gesteld, als schepen behoorende aan vreemde staten, welke voldoen aan de voorwaarden, gesteld in art. 1 der wet van 8 Augustus 1850.

Zesde artikel. Met 1 Januarij 1851 wordt, zoowel voor Nederlandsehe schepen, als voor schepen behoorende aan vreemde staten, welke voldoen aan de voorwaarden, gesteld in art. 1 der wet van 8 Augustus 1850, buiten werking gesteld het bepaalde bij art. 21 van het haven-reglement, op het in- en uitgaan, ankeren, liggen en vertrekken der schepen op de reeden, en de verpligtingen der havenmeesters en gezaghebbers, gearresteerd bij publicatie van commissarissen-generaal van 28 Augustus 1818, nquot;. 32 (stsbl. n0. 61), dat voor het verleenen van uitklavingen, door schepen, niet in Ned. Indië te huis behoorende, zal worden betaald vijf gulden, boven het zegel.

En opdat niemand, enz.

Gelast en beveelt, enz.

Gegeven te Batavia, 23 December 1850.

1

Bij stsbl. ]S53 no. 93 is verklaard dat de gelijkstelling, bij resolutie van 16 December 1819 no. 18 (stsbl. no. 84) van de daarbij aangewezene vaartuigen met Nederlandsehe schepen, voor zoo veel betreft de bepalingen op de inkomende en uitgaande regten, ook van toepassing moet worden geacht met betrekking tot de heffing der haven-, ankeraadje- en loodsgelden.

-ocr page 694-

21

Havens in Ned.-Indië, welke voor den algemeenen In- en Uitvoer-handel zijn opengesteld (1).

Op Java — Batavia, Samaiang en Soerabaija, (stsbl. 1825, no. 48), Cheribon, Passoeroeang en Tjilatjap (stsbl. 1859 no. 79).

Ter Westhmt van-Sumatra. — Padang, Tapanoelie en Ben-koelen, (stsbl. 1825, no. *18), Aijer Bangies, (stsbl. 1839 no. 5), Singkel en Baros, (stsbl. 1841 no. 40), Natal en Priaman (stsbl. 1859 no. 79).

Ter Oostkust van Sumatra. — Palembang, (stsbl. 1825, no. 48) en Moeara Kompeh, (stsbl. 1847, no. 19.

Op Borneo — Banjermassin, (stsbl. 1825 no. 48) en Sampit (stsbl. 1859 no. 79).

Op Banka. — Muntok, (stsbl. 1825 no. 48).

Op Timor Koepang (stsbl. 1825 N0. 48).

Op Telok-Betonff (stsbl. 1865 no. 137).

Op Tancjong-Pandan (stsbl. 1865 no. 139).

De havens van Kroë en Mokko-Mokko (Residentie Benkoelen) zijn open gesteld voor de kustvaart binnen het tolgebied van Nederlandsch-Indië (stsbl. 1867 no. 86).

Havens in Ned.-Indië, welke slechts voor den algemeenen üitvoer-handel zijn opengesteld.

Op Java. — Anjer, Bantam, Indramaijoe, Tagal, Pek4-longan. Rembang, Probolingo, Bezoekie, Panaroekan, Banjoewangie, Pangooi, Patjitan en de Wijnkoopsbaai (stsbl. 1858 no. 65 en 1859 no. 79).

Vrijhavens in Ned.-Indië

Riouw (stsbl. 1828 no. 89).

1

Bali en Lombok. — Bij stsbl. 1857 no. 17 is bepaald, dat het aan a).le vaartuigen, hetzij die al dan niet in Ned. Indie te huis behooren, is toegestaan, om goederen van de eilanden Balie en Lombok over te brengen naar eene der andere Ned. Indische bezittingen, waar die vaartuigen wettelijk kunnen toegelaten worden, of van die bezittingen naar de eilanden Balie en Lombok uit te voeren.

-ocr page 695-

22

Borneo. — Pcmtianak en aam bas (stsbl. 1S8;J 110. 8), Nieuw Brussel (Succadaiia 1) (stsbl. 1337 no. 40).

Celehes. — Jlakassar (stsbl. 18iC uo. 27), Al en ado en Kerna (stsbl. 1S18 no. 42), Sindjai (art. 4 stsbl. 1860 no. 44).

Moluhjcos. — Arnboina, Banda, Ternate en Kajeli (stsbl. 1854 no. 46).

Verordeningen betreffende de Vrijhavens in Ned. Indië. liiouw (stsbl. 1828, no. 89).

(Besluit no. 26). Buitenzorg, 22 December 182S.

De minister van staat, gouverneur-gcnevaal van Ned.-Indië;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 April 11. no. 104, houdende verklaring van de Nederlandsclie haven van Riouw, met 1 Januarij aanstaande, tot eene vrijhaven;

Gelet, enz.

Heeft goedgevonden en verstaan:

1°. Te bepalen, dat, met intrekking van alle bestaande weiten en bepalingen, op het middel der inkomende en uitgaande regten in de residentie Riouw, en speciaal die, voorkomende bij de publication van 9 Julij 1822, van 14 February 1824, van 25 Juiiijl825 en de resolutie van 23 Mei 1826 no. 3, te rekenen van 1 Januarij 1829, te Riouw zullen mogen worden in- en uitgevoerd, dan wel ter reede overgescheept, vrij van inkomende en uitgaande of overscheepsregten, alle goederen, zonder onderscheid, en mitsdien mede oorlogsbehoeften, van waar ook komende, door wien aangebragt wordende, en werwaarts ook bestemd, behoudens zoodanige tijdelijke bepalingen, op het in- en uitvoeren en overschepen van oorlogsbehoeften, als het gouvernement mogt oorbaar achten te maken of te doen maken.

2°. ïe bepalen, dat te Riouw niet zullen gevorderd worden eenige haven-, aukerage- of liglhuisgelden.

3°. Te bepalen, dat te Riouw alle scheepspassen voor

1

De invoer op deze plaats van opium, zout en wollen en katoenen goederen zal alleen mogen gescliieden regtstreeks van Foutianak en Sambas.

-ocr page 696-

bepaalde reizen, kuslelous ïullea worden verleend en vrij van zegels.

4°. Te bepalen, dat alle te Riouw aankomende of van daar vertrekkende schepen of vaartuigen, aan geene andere formaliteiten zullen zijn onderworpen, dan aan eene bloote, hetzij schriftelijke of mondelinge aaiigifte van de aange-bragte of uitgevoerd wordende lading, zonder meer; waarmede, met betrekking tot Inlaiiders, moet worden verstaan, eene aangifte, zoo als zij die op hunne eigene wijze zullen doen. Zullende daartoe ten kantore van den haven meester van zonsopgang tot zonsondergang worden gevaceerd.

5°. Te bepalen, dat alle goederen van Riouw uitgevoerd, en van daar in eene der Ued.-Indische havens aangebragt wordende, zullen worden beschouwd, als komende uit entrepot, en mitsdien zullen onderworpen zijn aan alle bepalingen omtrent goederen, komende uit entrepot, reeds bestaande of nader vast te stellen, met dien verstande nogtans, dat, bijaldien niet voldoende kan bewezen worden, van waar en onder welke vlag, de goederen te Riouw zijn aangebragt, dezelve alsdan zullen onderworpen zijn aan de volle inkomende regten, vastgesteld of nader te bepalen, voor goederen, komende van vreemde havens en aangebragt ouder vreemde vlag (1).

6°. Te bepalen, dat van de bovenstaande bepaling zullen zijn uitgezonderd voortbrengselen van den Oosterschen Archipel; welke mitsdien vrij zullen zijn van inkomende regten, voor zoo ver van dezelve over het algemeen geene dusdanige regten worden geheven; zullende nogtans van al zoodanige voortbrengselen van den Oosterschen Archipel, als aan regten subject zijn, dezelfde inkomendeen verdere regten worden geheven, als voor schepen, varende onder Nederlandsche vlag, en daarmede gelijkgestelde inlandsche vaartuigen is bepaald, of nader zal worden vastgesteld.

1

Goederen van Riouw, in eene der Nederl:indsoh-Indisclie bezittingen ingevoerd wordende, zullen onderworpen zijn aan de betaling der inkomende regten voor Nederlandsche en vreemde schepen van vreemde havens komende, respeetivdijk vastgesteld (stsbl. 1S32 no. 3S).

-ocr page 697-

24

7°. Te bepalen, dat goederen, uit eene der Ned.-In-dische bezittingen naar Riouw uitgevoerd wordende, zullen onderworpen zijn aan de betaling der uitgaande regten, enz. voor goederen, naar vreemde havens bestemd, vastgesteld.

8°. Met intrekking van het tweede lid der publicatie van \'61 December 1825 (stsbl. no. 48), provisioneel te bepalen, dat het aan alle schepen en vaartuigen, hetzij dezelve al dan niet in Ned.-Indië te huis behooren, zal zijn toegestaan, om goederen van Riouw, naar eene der andere Ned.-Indische bezittingen, over te brengen, of van daar derwaarts uit te voeren.

9°. Te enz.

In- en uitvoer van oorlogsbehoeften te Eiouw niet toegestaan.

(stsbl. 1828 no. 90).

(Besluit no. 27) Buitenzorg, 22 December 1828.

De minister van staat, commissaris-generaal over Sed.-Indië.

Gelet op art. 1 van deszelfs besluit van heden no, 26, houdende bepalingen omtrent de verklaring van Riouw tot eene vrijhaven.

Heeft goedgevonden en verstaan:

Te bepalen, dat provisioneel, en tot dat deswege anders zal zijn beschikt, oorlogsbehoeften niet zullen worden begrepen, onder die goederen, welke te Riouw, met 1 Ja-nuarij aanstaande, vrij van inkomende, uitgaande en andere regten mogen worden in- en uitgevoerd of overgescheept; blijvende alzoo de tegen den invoer van buskruid en vuurwapenen in Ned.-Indië bestaande bepalingen, ook met betrekking tot Riouw, in volle kracht.

N. B. Dit verbod is vervallen door de bepalingen, voorkomende in het stsbl. 1848, no. 44, luidende als volgt:

Art. i. Dat de aanvoer en opslag van vuurwapenen en buskruid in de entrepóts op Java, met bestemming tot wederuitvoer, wordt toegestaan, en zulks, ten

-ocr page 698-

aanzien van liet buskruid, met inachtneming van zoodanige voorzorgen en bepalingen, als daaromtrent door het bestuur zijn of zullen worden genomen.

Art. 2. Dat de invoer van vuurwapenen en buskruid in de voor den grooteu handel opengestelde havens van Ked.-Indië, met uitzondering van Java, Banka en de Molukken, zal kunnen plaats hebben, tegen voldoening van een inkomend regt van twaalf ten honderd der waarde, en van Nederland komende, regtstreeks in Kederlandsche schepen, van zes ten honderd der waarde (1).

Borneo.

%

Pontianak en Sambas, (stsbl. 1833, no. S).

Resolutie van den gouverneur-generaal in rade van 18 Februarij 1833, no. 39.

Na, enz.

Zoo\' is na rijpe deliberatie goedgevonden en verstaan :

Eenteliji, enz.

Ten achtste. Te verklaren, (lat te rekenen van 1 Januarij 1834 de havens van Pontianak en Sambas zullen zijn vrijgesteld van alle inkomende en uitgaande regten, en dat op de handelaren alleenlijk de verpligting zal rusten, om aangifte te doen van de door hen in- en uitgeveerd wordende goederen, en om telkenmale een matig ankerage-geld te betalen, als volgt:

van alle vaartuigen, hoe ook getuigd, groot van 1 tot 5 kojangs........ƒ 1,— per kojang.

ir o // -10 // .....*•■•// j \' 5 n u

u 10 kojangs en daarboven. . . . „—,50 „ „

28

1

De resident van Riouw zal aan vreemdelingen kunnen toestaan zich in die vrijhaven tot het drijven van handel, tot wederopzeggeiis, op te houden, welke vergunning hij niet mag intrekken dan om redenen van overwegend belang en op bijzondere magtiging van den gouverneur-generaal.

Hij zal aan handelaren, aan wien het tijdelijk verblijf te Riouw is toegestaan, tot wederopzeggens toe, kunnen vergunnen op de hoofdplaatsen in de afdeelingen van die residentie zieh op te houden, mits zich onderwerpende aan alle plaatselijke verordeningen (stsbl. 1853 no. 60).

-ocr page 699-

26

zullende de vaartuigen van vreemde mogendlieden hefc dubbele van dien betalen; terwijl het verder aan de plaat, selijke autoriteiten zal zijn overgelaten om, ten aanzien van den invoer van opium, zoodanige maatregelen te nemen, als vereischt zullen zijn, ten einde den pachter van dit middel in zijne regten te verzekeren.

Ten negende. Te verklaren, dat, na 1 Januarij 18S4, aan geene vaartuigen, niet te huis behoorende onder de jurisdictie der Nederlandsche autoriteiten ter westkust van Borneo, veroorloofd zal zijn, behalve te Pontianak en Sambas, op eenige andere haven van het grondgebied van die kust, onder welk^voorwendsel ook, handel te drijven, of binnen te loopen, tenzij bij bewezen volstrekte noodzakelijkheid, op poene van confiscatie van schip en lading.

Ten tiende. Al verder te bepalen, dat ook de zoogenaamde kusthandel tusschen Pontianak, Sambas en de overige zeehavens, sorterende onder de jurisdictie der Nederlandsche autoriteiten, op Borneo\'s westkust, door geene andere vaartuigen zal mogen worden gedreven, dan de zoodanige, welke daartoe van genoemde autoriteiten eene speciale vergunning zullen hebben bekomen, op poene van confiscatie van schip en lading (*).

Ten elfde, enz.

Nieuw Brussel (Succadana).

(stsbl. 1837 no. 40).

Besluit van den gouverneur-generaal van Ned.-Indië, van 31 Augustus 1837, no. 1.

Gelezen, enz.

Is goedgevonden en verstaan:

Ten eerste. Te bepalen, dat het 4de artikel van het door

(4) Bij resolutie van 2 Ueeember 1835 no. 12, (stsbl- 1835 no. 55j is bepaald, dat de bier bedoelde speciale vergunnicg voortaan niet slechts aan de op Pontianak en Sambas te huis behoorende schepen en vaartuigen zal kunnen worden verleend, maar ook aan alle andere, welke van Ncd.-lndische zeebrieven of jaarpassen lijn voordien.

-ocr page 700-

■27

den commissaris voor Borneo\'s westkust, J. B. de Lisüb, met den sultan vau Nieuw Brussel (Succadana), gesloten contract, zoo als hetzelve bij het 1ste lid van het besluit van :J1 Julij jl., no. 2, is gewijzigd geworden, in het staatsblad van Ned.-Indië zal worden opgenomen, luidende hetzelve als volgt;

z/De haven van Nieuw Brussel (Succadana) tot dusver, „krachtens de bevelen der Hooge Regering van Ned.-//Indië, gesloten geweest zijnde voor alle vaartuigen, niet ,/behoorende onder het regtsgebied der Nederlandsehe auto-//riteiten ter westkust van Borneo, tenzij eene speciale //vergunning tot handelen van die autoriteiten bekomen //hebbende, welke beperking nadeelig wordt beschouwd //voor de welvaart van Nieuw Brussel (Succadana , zoo //wordt die beperking, op verzoek van zijne Hoogheid ,/den sultan, door het gouvernement bij deze inge-,/trokken.

//Ten gevolge daarvan, wordt de haven van Nieuw ,/Brussel (Succadana), voor den vervolge, in alle opzigten, „gelijkgesteld, ten aanzien der bepalingen, gemaakt en „nog te maken, op den handel en de scheepvaart, met z/de havens van Pontianak en Sambas; zullende deze z/drie havens op dezelfde wijze beschouwd en beheerd //worden, behoudens de volgende uitzondering, evenwel:

//Dat de invoer te Nieuw Brussel (Succadana) van opium, ,/Zout, wollen en katoenen goederen, (geene voortbreng-//selen van den Indischen Archipel zijnde), alleen zal //mogen geschieden regtstreeks van Pontianak en Sambas.

,/En met bepaling voorts, dat geene vuurwapenen, //geschut, buskruid, of andere oorlogsbehoeften, zullen //mogen worden ingevoerd te Nieuw Brussel (Succadana), //van waar ook komende, tenzij niet bijzondere vergunning „van de eerste Nederlandsehe autoriteit ter westkust //van Borneo.quot;

Ten iweeile, enz.

-ocr page 701-

2S

Celebes.

Makassek (stsbl. 1846 no. 27).

De minister van staat, gouverneur-generaal van Ned-Indië.

Heeft goedgevonden en verstaan:

Te bepalen:

1°. Dat, te rekenen vjui 1 January 1847 de stad Ma-kasser eene vrijhaven zal zijn, alwaar alle goederen zonder onderscheid, en om heï even onder welke vlag, vrijelijk zullen kunnen worden in- en uitgevoerd, zonder betaling, hetzij van regten op de lading, hetzij van tonnen-, haven-oi\' ankerage-gelden op de schepen, en zonder dat de handelaren aan eenige formaliteit ter zake van in- of uitgaande regten zullen onderworpen zijn.

•2°. Dat, dien ten gevolge het reglement op den invoer, den verkoop en het bezit van vuurwapenen en buskruid, gearresteerd bij besluit van 8 Aug. 1828 no. 26 (stsbl. no. 58), voor de haven en stad van Makasser, buiten werking wordt gesteld, en mitsdien aldaar de vrije in- en uitvoer ook van oorlogsbehoeften wordt toegestaan.

3°. Dat ook de in- en uitvoer van opium aldaar aan geene regten of restrictieve bepalingen onderhevig zal zijn, met dien verstande nogtans, dat de handelaren in opium zich zullen moeten onderwerpen aan de plaatselijke verordeningen, in het belang der amfloenpacht daar-gesteld.

4°. Dat van de Chinesche jonken, welke te Makasser worden gelost, niet meer gevorderd zullen worden de recognitiegelden, bedoeld bij art. 20 van de publicatie van 28 Aug. 1818 (stsbl. no. 58), en de resolutie vau 4 Oct. 1819 no. 20 (stsbl. no. 76), noch ook de belasting ten behoeve van het Chineesch hospitaal, voorgeschreven bij resolutie van 5 Maart 1882 no. 1 (stsbl. no. 11\',.

5°. Dat op de overige plaatsen, gelegen in de gouver-nements-distrikten nabij Makasser, geene inkomende en uitgaande regten moer geheven zuilen worden van goe-

-ocr page 702-

89

deren, welke met inlandsche vaartuigen te of van Makasser worden in- of uitgevoerd; zullende aldaar geene op Europesche wijze getuigde schepen worden toegelaten (1).

6°. Dar, door den gouverneur van Makassor aan vreemdelingen zal kunnen worden toegestaan zicli daar ter stede, tot liet drijven van handel, tot wederopzeggens toe, op te houden (t).

Reglement voor den handel en de haven te Makasser. (stsbl. 184.7 no. 22).

Art. 1. Alle schepen en vaartuigen de reede opzei-lende, zullen, vóór zij ten anker komen hunne vlag vertoo-nen; hetzelfde zal geschieden bij het verlaten van de reede.

Voor schepen, welke razeilen voeren, zal de vlag van den wal geheschen worden.

De havenmeester zal naar boord van elk opzeilend schip zenden, een verpraaibrief van den volgenden inhoud:

nDe levelhebber van liet ter reede gekomen vaartuig wordt nuitgenoodigd het volgende in ie vullen:

Makasser, den

Be havenmeester,

N. N.

Vlag van het schip?

Naam?

Kaam van den bevelhebber?

Grootte van het schip in lasten of tonnen?

Hoe bemand?

Hoe gewapend?

Van waar gekomen?

Wanneer gezeild?

1

§ 3 van toepassing verklaard op de afdeeling Sindjaij. (btsbl. 1860 no. 44).

(f) Deze vergunning kan worden uitgestrekt tot de hoofdplaatsen der afdeelingeu in het Gouvernement Celebes. Besl. 25 April 1853 no. 3 (stsbl. no 33).

-ocr page 703-

.\'iO

Welke plaatsen aangedaan?

Wervvaarts bestemd?

Welke lading?

Namen, landaard, beroep, ouderdom en laatste woonplaats der passagiers ?

Gezondheidstoestand?

Belangrijke tijdingen?

Reede Makasser, den

(Handteekenimj van den gezaghebber).

Art. 2. De gezaghebbers en superearga\'s der schepen zullen, binnen 24 uren na hunne aankomst, hetzij in persoon, dan wel door hunne agenten, ten kantore van den havenmeester doen overbrengen hunne zeebrieven en passen, om aldaar tot hun vertrek te blijven berusten.

Brieven en pakketten moeten onmiddelijk nadat het schip frn anker is gekomen, aan den havenmeester afgeleverd worden.

Art. 3. Alle matrozen ol\', zeelieden, die met verlof aan den wal komen, zullen moeten voorzien zijn van een verlofsbriefje, geteekend door den scheepsbevelhebber of zijnen plaatsvervanger, zijnde hieronder niet begrepen, zoodanige matrozen of zeelieden, die voor een korten tijd en zonder te overnachten tot het verrigten van bepaalde bezigheden ten behoeve van het vaartuig, waartoe zij behonren, aan den wal gezonden worden.

De havenmeester is geregtigd, om ingevallen, in welke hij vermeent, dat het belang van den lande znlks vordert, zich aan boord van de schepen of vaartuigen te begeven, de daarop bevonden wordende manschappen te monsteren en met de monsterrol te vergelijken, en speciaal op in-landsche vaartuigen, tegen welke vermoeden mogt bestaan, dat zij tot roof op zee of tot het drijven van slavenhandel zijn uitgerust, zoodanig meerder onderzoek te doen, als strekken kan om zich van de waarheid te overtuigen.

Hij is gehouden van alle belangrijke omstandigheden aan den gouverneur kennis te geven.

-ocr page 704-

SI

Art. 4. Met intrekking der bepalingen, voorkomende in het stsbl. vati 1838 no. 24, worden de grenzen der reede van Makasser bepaald als volgt: om den noord, van het noordelijk gedeelte der zuidbank Boni dwars over in eene oostelijke rigting naar den wal, en om de zuid, van het zuidelijkst gedeelte der zandplaat Groot Lely, en wel van de baak op de zuidpunt van die bank geplaatst, mede dwars over in eene oostelijke rigting naar den wal.

Art. 5. De ge.zaghebbers der snhepen en vaartuigen zijn gehouden te ankeren binnen de alzoo bepaalde grenzen, terwijl alle, omtrent ligplaatsen ter reede, voorkomende geschillen zullen zijn onderworpen aan de beslissing van den havenmeester, wiens uitspraak door de gezaghebbers onverwijld moet worden opgevolgd.

Art. 6. Jn het bijzonder zullen schepen, welke kruid en amunitien in lading hebben, bij aankomst gehouden zijn te ankeren, ten oosten van en onder de zandplaat Groot Lely, en eerst dan naar de koopvaardij-reede mogen verhalen, wanneer dit kruid of deze amunitien in het daarvoor bestemde kruidhnis zullen zijn overgebragt. De gezagvoerders of supercarga\'s van zoodanige schepen zullen gehouden wezen, hetzij in persoon, dan wel door hunne agenten, van bet in lading hebben van dit buskruid en deze amunitien, binnen 21 uren na aankomst, aan den havenmeester aangifte te doen. Bij verzuim hiervan zal het niet aangegeven buskruid verbeurd zijn, onverminderd de aansprakelijkheid van den scheepsbevelhebber tot vergoeding, indien door het verzuim ongelukken mögten ziju ontstaan.

Wanneer zij mogten verlangen het buskruid en deze amunitien te lossen, zal hun op hun verzoek kosteloos worden uitgereikt, eene vergunning tot overbrengst van het kruid en de amunitien in het kruidhuis, waarin het, ten geheele, dan wel gedeeltelijke beschikking van de eigenaren of gezagvoerders, zonder eenige risico voor het gouvernement wegens die berging, tot den wederuitvoer zal blijven bewaard.

-ocr page 705-

32

Dagelijks, zon- en feestdagen uitgezonderd, van des nior-8 tot des namiddags 2 uren, zullen ten kantore van den havenmeester, zonder eenige kosten, door de daarop regt-hebbenden, de schriftelijke bewijzen kunnen worden erlangd, benoodigd voor de wederafgifte door den bewaarder van het geheele of een gedeelte van het aldus in het kruidhuis opgeborgen buskruid en de amunitien; terwijl ook die bewaarder, gedurende .dezelfde uren, zal vaceren tot het ontvangen en weder afgeven van buskruid en amunitien.

Eenige aldus uit het kruidhuis ontvangen buskruid of amunitien, zullen binnen de limieten der stad Makasser zonder speciale vergunning van den gouverneur, niet mogen worden geland, maar met inachtneming der vereischte voorzorgen, onverwijld over zee en zonder het doorvaren der koopvaardij-reede tot buiten de limieten van de reede Makasser, hierboven bij artikel 4 aangegeven, worden vervoerd.

Schepen, welke onder de lelij geankerd, begeeren mogten het in lading hebbende kruid, enz. aan boord te behouden, ■..uilen verpligt zijn zich te onderwerpen aan alle zoodanige in het algemeen belang en ter voorkoming van onheilen te nemen voorzorgen, als door den gouverneur zullen worden noodig geoordeeld en telkens verordend. (1)

1

Bij stsbl. 1861 no. 39 is, met wijziging van alle daarmede strijdige verordeningen bepaald:

I. dat de stoomschepen, ingeval zij buskruid of andere ontvlambare oorlogsamunitie aan boord hebben, terstond op de gewone reedeu kunnen ankeren, mits bij aankomst onmiddelijk aan den havenmeester van het aanwezen dier amunitie kennis gevende, ten einde die overeenkomstig de deswege bestaande voorschriften zoo noodig kunne gelost worden.

Op het verzuim dier aangifte binnen den tijd van zes uren, nadat het anker gevallen is, wordt bij bestaande gemeenschap met den wal, eene boete van ƒ 25,— tot f 100,—• gesteld.

H, dat, waaneer het zich aan boord van stoomschepen bevindende buskruid of andere ontvlambare oorlogsamunitie voor elders bestemd is, die artikelen niet behoeven te worden gelost, maar aan boord kunnen blijven, om onmiddelijk verder te worden vervoerd, wanneer dat

-ocr page 706-

38

Art. 7. Geen ballast zal mogen geworpen weiden van boord van eenig ter reede zeilend of liggend schip, op verbeurte van ƒ 10,— voor elk last op welken het schip gemeten is. Ook is het aan een iegelijk verboden, van de droogten groot en klein Lely, Boni, Gossong, Panjo en van de in eene noordelijke rigting, in de nabijheid van deze laatste liggende overige droogten, alle beschermende de reede van Makasser, zand te halen, hetzij voor ballast, dan wel voor welk einde ook, en zulks op verbeurte eener boete van f 25,— tot ƒ 100,— voor elke overtreding, ter beoordeeling van den magistraat.

Art. 8. De havenmeester is verpligt verloren ankers te doen opvissohen, doch hiervoor zal hein door de eigenaars, behalve teruggave der gemaakte onkosten, betaald worden 1/3 der waarde van het anker.

Art. 9. Ankers, wier eigenaars onbekend zijn, zullen, nadat daarvan in de Javasche Courant driemaal openlijke aankondiging gedaan is, en nadat de ankers zelve, een jaar openlijk ten toon hebben gelegen, aan de meestbiedenden publiek worden verkocht, ten voordeele van den lande, na aftrek van hetgeen den havenmeester, volgens het vorige artikel, toekomt.

Art. 10. De gezagvoerders van schepen en vaartuigen zullen niet mogen vertrekken, alvorens zij van den havenmeester hebben terug erlangd hunne scheepspapieren en passen en eene behoorlijke uitklaring en ladingslijst.

Voor inlandsche vaartuigen op passen van inlandsche vorsten varende, en voor die, welke op jaarpassen van het Indisch gouvernement varen, zaj geene afzonderlijke uitklaring gegeven, maar de vergunning tot vertrek op de passen geschreven worden.

stoomschip zonder belangrijke vertraging, ter beoordeeling van den betrokken havenmeester, zijne reis vervolgt.

De liavenmcestxra zullen van de bij art. I bedoelde kennisgave van de aanbrengst met éen stoomschip van buskruid en amunitie, onverwijld mededeeling doen aan de betrokken-burgerlijke, militaire of marine autoriteit. (stsbl. 1:64 no. 40).

-ocr page 707-

Art;. 11. De haven meester zal geen bewijs van nitkla-riug geven, tenzij \'24 nreu te voren van liet voorgenomen vertrek zij kennis gegeven, en hem voorts vertoond worde :

1°. Een certificaat van den magistraat, dat aan alle plaatselijke wetten is voldaan, en

2°. De scheepsrolle.

Deze certificaten, alsook de uitklaringen, zullen kosteloos en op ongezegeld papier worden verleend.

Kleinere iulandsclie vaartuigen behoeven van hun voornemen tot vertrek slechts i uren te voren te doen blijken, door het vertoonen van een blaauw sein.

Art. 12. Gezaghebbers, die zonder uitklaring van den havenmeester vertrekken, zullen worden gestopt, en in geval van dadelijke aanhouding betalen eene boete van ƒ 10 voor elk last op welken het schip gemeten is.

Wanneer de bevelheijber zonder aangehouden te zijn, vertrekt, zal daarvan aan alle autoriteiten in Ned.-lndië worden kennis gegeven, ten einde bij zijne eventuëele terugkomst met het.zelfde of eenlg ander schip, tot betaling der boeten te worden genoodzaakt.

Art. 13. Door de gezagvoerders, supercarga\'s ol\' correspondenten van op de Europesche wijze getuigde schepen, zal onder hunne handteekening, ten kantore van den havenmeester, schriftelijk opgave worden gedaan van de hoeveelheid, soort en waarde der handelsgoederen door hen ingevoerd, overgescheept of uit te voeren, met vermelding der plaats van waar de ingevoerde goederen aan-gebragt en voor welke plaatsen de uit te voeren goederen bestemd zijn.

De aangifte zal, voor zooveel inlandsche en daaraan gelijk gestelde handelaren betreft, bij monde\', ten kantore van den havenmeester kunnen geschieden, en aldaar kosteloos kunnen worden ontvangen en geregistreerd.

Art. 14. Van allen aan, in- of uitvoer van opium op gouvernements grondgebied, waar de pacht van het regt tot den verkoop van opium werkt, zal aan den magistraat en aan den pachter, door den handelaar, wien

-ocr page 708-

35

zulks aangaat, worden kennis gegeven, opdat overeenkomstig de paehtvoorwaarden, de pachter in zijne regten beschermd, en tegen de overtreders geprocedeerd worde.

Art. 15. De in- en uitvoer van opium, anders dan bij volle kisten, waaronder echter niet is begrepen de geprepareerde opium, waarvan de invoer, bij welke hoeheelheid ooli, volstrekt verboden blijft, zal onderworpen worden aan verzegeling, en zoodanige verdere maatregelen van voorzorg tegen inbreuk op de. pacht, als door den gouverneur noodig zullen worden geacht.

Alle overtredingen, zoowel van het bepaalde hij art. 14., als van dat bij het onderwerpelijk artikel, zullen gestraft worden met verbeurdverklaring en eene geldboete van ƒ\' 500,— tot ƒ 5000,—, door den regter te bepalen.

Art. 16. Goederen van Makasser in eene der Ned-Indische bezittingen, ingevoerd wordende, zullen beschouwd worden als komende van eene vreemde haven en mitsdien over het algemeen onderworpen zijn aan de heffing van regten, welke in dat geval volgens de in de overige Ned.-Indische bezittingen aangenomene wijze van regtsheffing behoort te worden toegepast.

Deze bepaling is echter niet van toepassing op de voortbrengselen van den Oosterschen Archipel, omtrent welke in het tot dusver bestaande, geene verandering wordt gebragt.

Goederen, uit eene der Ned.-Indische bezittingen naar Makasser uitgevoerd wordende, zullen onderworpen zijn aan de betaling der uitgaande regten enz., voor goederen naar vreemde havens bestemd, vastgesteld.

Art. 17. Met afwijking van het bepaalde bij het 2dc lid der publicatie van 31 Decembfquot; 182£ (stsbl. no. 4*) zal het aan alle schepen en vaartuigen, hetzij die al dan niet in Ned.-Indië te huis behooren, zijn toegestaan om goederen van Makasser naar eene der andere Ned.-Indische bezittingen, waar dezelve wettiglijk toegelaten kunnen worden, over te brengen of van die bezittingen naar Makasser uit tft voeren.

-ocr page 709-

56

(Stsbl. 1849 no. 54.)

De minister van staat, gouverneur-generaal van Ned.-Indië.

Heeft goedgevonden en verstaan:

I. De, enz.

II. De, enz.

III. Dat de steenen loods, gelegen vóór het haven-kantoor te Makasser, ter plaatse waar vroeger de koopwaren tot het betalen der inkomende- en uitgaande regten werden gebragt, te rekenen van 1 Januarij 1850, niet meer in de pacht voor het marktgeld zal zijn begrepen, maar door den havenmeester kosteloos ten gebruike aan den handel zal kunnen worden aangewezen , tot kortstondige nederlage van geloste of ter inlading bestemde koopwaren.

IV. Dat de jaarpassen van de te Makasser en omstreken te huis behoorende praauwen, even als die, te huis behoorende in de nabij gelegen vorstenlanden, zullen zijn vrijgesteld van zegelregt.

V. Dat niet zal worden overgegaan tot de intrekking van eene, krachtens art. 6 der publicatie van 9 September 1846 (stsbl. no. 27), door den gouverneur van Celebes, en onderhoorigheden verleende toestemming, tot oponthoud van vreemdelingen te Makasser, als om redenen van overwegend belang en op speciale magtiging van den gouverneur-generaal.

(Stsbl. 1853 no. 33).

Den gouverneur van Celebes en onderhoorigheden te magtigen, om aan de Europesche handelaren, aan wie, krachtens het bepaalde bij art. 6 der publicatie van 9 September 1846 (stsbl. no. 27), het tijdelijk verblijf te Makasser is toegestaan, te vergunnen zich ook, tot we-deropzeggens, op de hoofdplaatsen in de afdeelingen van

-ocr page 710-

37

zijn gouvernement op te houden, mits zich onderwerpende aan alle plaatselijke verordeningen en restriotien, welke ten hunnen aanzien, mogten noodig bevonden worden. {1)

Menado en Kema (stsbl. 1848 no. 42).

De minister van staat, gouverneur-generaal van Ned.-Indië.

Heeft goedgevonden en verstaan;

Te bepalen:

Art. 1. Dat te rekenen van 1 Januarij 1849, de havens van Menado en Kema, op het eiland Celebes vrijhavens zullen zijn, alwaar alle goederen, zonder onderscheid, en om het even onder welke vlag, vrijelijk zullen kunnen worden in- en uitgevoerd, zonder betaling) hetzij van regten op de lading, hetzij van tonnen, haven-of ankerage-gelden op de schepen, en zonder dat de handelaren aan eenige formaliteit ter zake van in- en uitgaande rêgten zullen onderworpen zijn.

Art. 2. Dat dien ten gevolge het reglement op den invoer, den verkoop en het bezit van vuurwapenen en buskruid, gearresteerd bij besl. van 8 Augustus 1828 no. 26 (stsbl. no. 58), voor de haven en stad vanMe-nado en van Kema, buiten werking wordt gesteld, en mitsdien aldaar de vrije in- en uitvoer ook van oorlogsbehoeften wordt toegestaan.

Art. 3. Dat ook de in- en uitvoer van opium aldaar aan geene regten of restrictieve bepalingen onderhevig zal zijn, met dien verstande nogtans, dat elk en een iegelijk zich zal moeten onderwerpen aan de plaatselijke

1

Door stsbl. 1S46 no. 27, 1848 no. 42, en 1854 n. 46, is, behalve de daarbij uitdrukkelijk voorgesohrevene, geene verandering gebragt in de vroegere verordeningen, omtrent het heffen van in- en uitgaande regten in de kleine havens van Celebes en de Molukken, waar tolkantoren zijn, (stsbl. 1357 no. 46).

-ocr page 711-

\'38

verordeningen, in het belang der amfioen-pacht daargesteld of daar te stellen.

Art. 4. Dat van de Clünesche jonken, welke te Menado en te Kenia worden gelost, niet gevorderd zullen worden de recognitie-gelden, bedoeld bij art. 20 van de publicatie van 28 Augustus 1818 (stsbl. no. 58) en de resolutie van 4 October 1810 no. 20 (stsbl. no. K), noch ook de belasting ten behoeve van het Chinesche hospitaal, voorgeschreven bij resolutie van 5 Maart 1832 no. 1 (stsbl. no. 11).

Art. 5. Dat op de overige plaatsen in de residentie Menado, geene inkomende en uitgaande regten meer geheven zullen worden van goederen, welke met inlandsche vaartuigen te- of van Menado en Kenia worden in- of uitgevoerd; — zullende op die plaatsen geenerhande op Europesche wijze geti^igde schepen worden toegelaten.

Art. 6. Dat door den resident van Menado aan vreemdelingen zal kunnen worden toegestaan, zich ter hoofdplaats Menado of te Keuia, tot het drijven van handel, tot vvederopzeggens toe, op te houden (1).

Havenreglement voor Menado en Kema.

(stsbl. 1854 no. 53).

Art. 1. Vaartuigen de reede van Menado of\'Kema op-zeilende, moeten, vóór zij ten anker komen, hunne vlag vertoonen; hetzelfde moet geschieden bij het verlaten van de reede.

Voor vaartuigen, welke ra-zeilen voeren, wordt de vlag van den wal geheschen.

1

De resident van Menado zal deze vergunning niet mogen intrekkea dan om redenen van overwegend belang en op bijzondere rr.agtiging Tan den gonverneur-generaal.

Hij zal aan handelaren, aan wien het tijdelijk verblijf te Menado is toegestaan, kunnen vergunnen op de hoofdplaatsen in deafdeelingen van die residentie zich op te houden, mits zich onderwerpende aan alle plaatselijke verordeningen (stsbl. 1853 no. 60 .

-ocr page 712-

39

De havenmeester te Men ado of de ouderhaviuuneester te Kema zendt naar boord van elk opzeilend vaartuig een verpraaibrief van den volgenden inhoud:

Be gezagvoerder van het ter reede gekomen vaartuig wordt uitgenoodigd het, onderstaande in te vullen:

....., den......

Be havenmeester N.N.

Vlag van het vaartuig?

Naam ?

Naam van den gezagvoerder?

Grootte van het vaartuig in lasten of tonnen?

Hoe bemand?

Hoe gewapend?

Van waar gekomen?

Wanneer gezeild?

Welke plaatsen aangedaan?

Werwaarts bestemd?

Welke lading?

Namen, landaard en beroep der passagiers? Gezondheidstoestand ?

Bel an gr ij k e tij din ge n ?

Reede...... den.....

[Handteekening van den gezagvoerder.)

Art. 2. De gezagvoerders van vaartuigen moeten binnen 24 uren na hunne aankomst ter reede, hetzij in persoon, dan wel door hunne agenten, op het havenkantoor doen overbrengen hunne zeebrieven, passen en verdere scheepspapieren, welke aldaar tot hun vertrek worden aangehouden.

Brieven en pakketten moeten terstond, nadat het vaartuig ten anker is gekomen, aan het havenkantoor afgeleverd worden. ^

-ocr page 713-

40

Art. 3. Alle matrozen of zeelieden van particuliere vaartuigen, die met verlof aan wal komen, moeten zijn voorzien van een verlofsbriefje, geteekend door den gezagvoerder of zijnen plaaisvervanger; hiervan zijn uitgezonderd zoodanige matrozen of zeelieden, die, voor korten tijd en zonder te vernachten, aan wal gezonden worden tot het verrigten van bepaalde bezigheden, ten behoeve van het vaartuig waartoe zij behooren.

Ieder matroos of zeevarende, die aan wal gevonden wordt, zonder voorzien te zijn van het gevorderd verlofs briefje, zal verbeuren eene boete van drie gulden, voor welke boete de gezagvoerder aansprakelijk is.

Art. 4. I)e havenmeester te Menado en de onderhavenmeester te Kema, zijn geregtigd, wanneer zij vermeenen dat het belang van den lande zulks vordert, zich aan boord van de ter reede liggende vaartuigen te begeven, de daarop bevonden wordende manschappen te monsteren en met de monsterrol te vergelijken, en speciaal op inlandsche vaartuigen, tegen welke vermoeden mogt bestaan, dat zij tot roof op zee, of tot het drijven van slavenhandel zijn uitgerust, zoodanig nader onderzoek te doen, als strekken kan om zich van de waarheid te overtuigen.

De onderhavenmeester te Kema is gehouden van alle belangrijke omstandigheden onverwijld kennis te geven aan den havenmeester te Menado, die zoowel van die be-rigten, als van hetgeen hem zeiven ten aanzien van de ter reede van Menado aangekomen vaartuigen zal kennelijk worden, ten spoedigste mededeeling moet doen aan den resident.

Art. 5. De grenzen van de reede van Menado worden bepaald als volgt:

Om den noord, de rivier van Menado:

Om de zuid, het baken op het strand; en Om de west een engelsche mijl uit den wal,

en van Kema:

Om den noord, Tandjong Kokolie;

-ocr page 714-

41

Om de zuid, het eiland Koboeroekan;

Om de oost, van den zuidhoek van het eiland Lembe, dwars om de zuid.

Art. 6. Alle vaartuigen zijn gehouden te ankeren binnen de bij art. 5 bepaalde grenzen.

Vaartuigen, kruid en amunitie in lading hebbende, zijn echter gehouden te ankeren,

te Menado:

benoorden de rivier van Menado.

\' te Kema:

benoorden Tandjong Kokolie.

Zij mogen zonder vooraf erlangde vergunning van den betrokken havenmeester niet verhalen binnen de grenzen der reede.

Geschillen omtrent ligplaatsen ter reede zijn onderworpen aan de beslissing van den betrokkenen havenmeester, wiens uitspraak door de gezagvoerders moet worden opgevolgd.

Art. 7. Gezagvoerders van vaartuigen, kruid en amu-nitien in lading hebbende, welke vergunning erlangen om binnen de grenzen der reede te verhalen, zijn gehouden het kruid en de amunilie, met inachtneming der noodige voorzorgen terstond te lossen, hetzij voor den invoer, hetzij om te worden geborgen tot den wederuitvoer.

Geene vaartuigen worden ter reede toegelaten, welke ingeladen kruiid en amunitie aan boord houden.

Nadat kruid en amunitie weder aan boord zijn teiug-gebragt, moeten de vaartuigen onverwijld verzeilen buiten de grenzen van de reede, dan wel ankeren op de bij art. 6 aangewezen plaatsen. (1)

Art. 8. Geen ballast mag geworpen worden van hoord van eenig ter reede van Kema zeilend of liggend vaartuig, op verbeurte eener boete van tien yuhlen voor eiken last, op welken het vaartuig gemeten is.

i

I

1

De artikelen 6 en 7 zijn gewijzigd bij stsbl. 1864 no. 39 (zie de noot op blz. 32).

-ocr page 715-

42

Art. 9. Het is verboden om touwen of kettingen van vaartuigen ter reede van Menado, liggende, te bevestigen aan houten palen, waarop \'s gouvernements of andere gebouwen rusten, op verbeurte eener boete, honderd gulden niet te boven gaande, ter beroordeeling van den resident van Menado, ongerekend vergoeding van alle schade door overtreding van deze bepaling veroorzaakt.

Art. 10. Gezagvoerders van vaartuigen zijn gehouden alvorens te vertrekken, bij het havenkantoor te ligten hunne zeebrieven, passen en verdere papieren, bij hunne komst, overeenkomstig art. 2, aldaar overgebragt, en voorts eene uitklaving en ladinglijst.

Voor inlandsche vaartuigen, op passen van Inlandsche vorsten of Ned.-Indische jaarpassen varende, wordt geene afzonderlijke uitklaring gegeven, maar de vergunning tot vertrek op de passen gesteld.

Geene uitklaring noch vergunning tot vertrek wordt vgrleend, dan na vertoon der scheepsrolle en van een bewijs van de plaatselijke autoriteit, dat aan alle plaatselijke wetten voldaan is.

Die bewijzen worden even als de uitklaringen kosteloos en op ongezegeld papier verleend.

Art. 11. Door de gezagvoerders of agenten van op de Europesche wijze getuigde vaartuigen moet onder hunne handteekening aan het havenkantoor schriftelijk opgave worden gedaan van de hoeveelheid, soort en waarde dei-goederen, door hen ingevoerd, overgescheept of uit te voeren, met vermelding der plaats, van waar de ingevoerde goederen aangebragt en waarheen de uit te, voeren goederen bestemd zijn.

Deze aangifte kan voor zoo veel Inlandsche en daaraan gelijkgestelde handelaren betreft, bij monde ten kantore van den havenmeester geschieden, en wordt aldaar kosteloos ontvangen en aangeteokeud.

-ocr page 716-

13

(Stsbl. 1860 no. -U, art. 4).

In de afdeeling Sindjai worden voorloopig geene inkomende of uitgaande regten op handelswaren geheven e» wordt mitsdien op die afdeeling van toepassing verklaard het bepaalde bij § 5 van de publicatie van 9 September 1816 \'stsbl. no. 27).

iVIuLU K KOS.

(stsbl. 1851 no. 16).

P U15 L1 C A T1 E,

van roege en in naam des heiningt. De gouverneur-generaal van Ned.-Indië;

Den raad van Ned.-Indië gehoord;

Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, Salut! doet te weten;

Dat Hij,

overwegende;

dat bij de wet van den 8sten September 1853 (Ked. stsbl. no. 98), wijzigingen zijn gebragt in de beperkende bepalingen, welke in den Molnkschen Archipel, met opzigt tot den handel en de scheepsvaart, bestaan:

dat de afkondiging dezer wet tot dusverre is vertraagd door onderzoekingen, vereisciif in verband met het slot van art. 1 en met art. 3;

dat er echter geene overwegende bezwaren tegen bestaan om, in afwachting van den uitslag dier onderzoekingen, de belanghebbenden zoo spoedig mogelijk in het genot, te stellen van de bepalingen, in-genoemde wet vervat.

Heeft goedgevonden en verstaan: ■

Te.v eerste: Bij deze openlijke afkondiging te doen van de wet van den Sen September 1853 (Ned. stsbl. no. 98), luidende als volgt:

Wij Wri.lkm III, bij de Gratie Gods, Koning der \'Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, Salut! doen te weten:

-ocr page 717-

44

Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het, ter bevordering van den handel in den Molukschen Archipel en in het belang van de ingezetenen aldaar, wenschelijk is, te wijzigen de beperkende bepalingen, welke aldaar, met opzigt tot den handel en de scheepvaart bestaan.

Zoo is het dat wij, den raad van state gehoord, en met gemeen overleg der staten-generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk wij goedvinden en verstaan bij deze:

Art. 1. De havens van Amboina, Banda, ïernate en Ka-jeli worden, te rekenen van den dag der afkondiging dezer wet aldaar, behoudens het bepaalde bij art. 3 en de plaatselijke verordeningen omtrent de opium-pacht, opengesteld voor den vrijen in- en uitvoer van alle goederen, zonder onderscheid, onverschillig onder welke vlag, zonder betaling, hetzij van inkomende of uitgaande regten, hetzij van tonnen-, haven- en ankerage- gelden, cn zonder dat de handelaren aan eenige andere formaliteiten zijn onderworpen, dan die welke onvermijdelijk worden geacht tegen ontvoering van gouvernements specerijen, namelijk te Amboina de nagelen, en te Bandade notenmuskaat en de foelie.

Art. 2. In de niet vrij verklaarde of kleine havens van de Molukken, worden geene inkomende of uitgaande regten geheven van goederen, met inlandsche vaartuigen, van of naar Amboina, Banda, Tern ate en Kajeli bestemd.

Art. 3. Aan onzen gouverneur-generaal van Ned-Indië wordt vrijgelaten, de voor de Molukken bestaande verbodsbepalingen, omtrent den invoer van vuurwapenen en buskruid, in een of meer der opgemelde havens, naar omstandigheden, te bestendigen, op te heffen en te herstellen.

Lasten en bevelen, dat deze in het staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, collegiën en ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

-ocr page 718-

45\'

Gegeven in het Kamp bij Zeis!, den 8Cquot; September quot;1853.

WILLEM.

De minister van koloniën,

Chs. F. Pahud.

Uitgegeven den 15cri September 1853.

Be staatsraad, directeur van het kabinet des konings, A. G. A. van Rappaed. Ten tweede: Te bepalen, dat restitutie zal worden verleend van alle inkomende of uitgaande regten, tonnen-haven- of ankerage-gelden, welke op de bedoelde plaatsen, krachtens de tot dus verre- bestaan hebbende bepalingen, verschuldigd zijn geworden na den öl*1quot; December 1853.

Ten derde: Te verklaren, dat in afwachting van nader door den gouverneur-generaal vast te stellen verordeningen:

a. vaartuigen, te Aniboina en Banda ten handel komende, onderworpen zullen zijn aan al zoodanige maatregelen van voorzorg, tegen heimelijke ontvoering van gou-vernements specerijen, als door den gouverneur der Moluksche eilanden zullen worden noodig geacht en bekend gemaakt.

b. de bepalingen, ten aanzien van den invoer, het bezit, den verkoop en het verbruik van opium op Banda, vastgesteld bij publicatie van 10 Mei 1851 (stsbl. no. 24), door het bepaalde bij art. 1 der hierboven geïnsei\'eerde wet geene verandering ondergaan.

En opdat niemand, enz.

Gelast en beveelt, enz.

Gegeven te Batania, den 33en .Tunij 1854.

(Stsbl, 1855 no. SSquot;). P U 13 L I C A T I B, van weye en in naam des konings. De gouverneur-generaal van Ned.-Indië; Den raad van Ned.-Indië gehoord;

-ocr page 719-

46

Allen, die deze zullen zien of\' hooien lezen, Salut! doet te weten ;

dat Hij,

alnu weuscheude over te gaan tot liet vaststellen van verordeningen, noodig ten gevolge van het bepaalde bij de publicatie van 23 Junij 1854 (stshl. no. 46);

Heeft goedgevonden en verstaan;

Ten eerste: Ten vervolge op de publicatie van 23 Junij 18ö4 (stsbl. no. 46) en uit kracht van art. 3 van de daarbij afgekondigde wet van 8 September 1853 (Ned. stsbl. no. 9S), art. 2 van de publicatie van 19 Augustus 1848 (stsbl. no. 4J) in dier voege uit te breiden, dat de invoer van vuurwapenen en buskruid in de voor den algemeenen handel opengestelde havens van de Mo-luksche eilanden zal kunnen plaats hebben.

Ten tweede: Te bepalen, dat van de Chinesche jonken te Amboina, Banda, Ternate en Kajeli, niet meer zal worden gevorderd de belasting ten behoeve van het Chinesche hospitaal, voorgeschreven bij de resolutie van 5 Maart 1832\'no. 1 (stsbl. no. 11).

Ten denk: Te bepalen, dat de gouverneur der Moluksche eilanden en de residenten van Banda en Ternate, ieder voor zoo ver hem aangaat, zullen vergunnen aan vreemdelingen om zich te Amboina, Kajeli, Banda en Ternate te vestigen, en zicli op de hoofdplaatsen in de afdeelingen, tot wederopzeggens, voor het drijven van handel op te houden; met dien verstande, dat deze vergunning alleen zal kunnen worden ingetrokken door den gouverneur-generaal.

Ten vierde: Vast te stellen het volgende

Reglement voor de havens van \'■ Amboina, Banda, Ternate en Kajeli.

Art. 1. Vaartuigen, de reede van Amboina, Banda, Ternate of Kajeli opzeilende, moeten, vóór zij ten anker komen, hunne vlag vertoonen, hetzelfde moet geschieden bij het verlaten van de reede.

-ocr page 720-

-17

Voor vaartuigen, welke razeilen voeren, wordt de vlag van den wal gehesclien.

De betrokken liavenmeester zendt naar boord van elk opzeilend vaartuig een verpraaibrief van den volgenden inhoud:

l)e gezagvoerder van het ter reede gelcomen vaartuig wordt uitgenoodigd het onderstaande in te vullen:

..... , den .....

De haveutneesler, N. N.

Vlag van het vaartuig?

Naam?

Naam van den gezagvoerder?

Grootte van het vaartuig in lasten of tonnen ?

Hoe bemand?

Hoe gewapend?

Van waar gekomen?

Wanneer gezeild?

Welke plaatsen aangedaan ?

Werwaarts bestemd?

Welke lading?

Namen, landaard en beroep der passagiers?

Gezondlieidstoestand?

Belangrijke tijdingen?

Reede....... den.....

(Handteekening van den gezagvoerder}.

Art. 2. De gezagvoerders van vaartuigen moeten binnen 24 uren na hunne aankomst ter reede, hetzij in persoon, hetzij door hunne agenten, op het havenkantoor doen overbrengen hunne zeebrieven, passen en verdere scheepspapieren, welke aldaar tot hun vertrek worden aangehouden.

Brieven en pakketten moeten, terstond nadat het vaartuig ten anker is gekomen, aan het havenkantoor afgeleverd worden.

-ocr page 721-

48

Art. 3. Allo matrozen of zeelieden van particuliere vaartuigen, die met verlof aan wal komen, moeten zijn voorzien van een verlofsbriefje, geteekend door den gezagvoerder of zijnen plaatsvervanger; hiervan zijn uitgezonderd zoodanige matrozen of zeelieden, die voor korten tijd en zonder to vernachten aan wal gezonden worden tot het verrigten van bepaalde bezigheden, ten behoeve van hel vaartuig, waartoe zij behooren.

Ieder matroos of zeevarende, die aan wal gevonden wordt, zonder voorzien te zijn van het gevorderd verlofsbriefje, zal verbeuren eene boete van drie gulden, voor welke boete de gezagvoerder aansprakelijk is.

Art. 4. De havenmeesters zijn geregtigd, wanneer zij vermeenen dat het belang van den lande zulks vordert, zieh aan boord van dc ter reede liggende vaartuigen te begeven, de daarop bevonden wordende manschappen te monsteren en met de monsterrol te vergelijken, en speciaal op inlandsche vaartuigen, tegen welke vermoeden mogt bestaan, dat zij tot roof op zee of tot het drijven van slavenhandel zijn uitgerust, zoodanig nader onderzoek te doen, als strekken kan om zich van de waarheid te overtuigen.

Art. 5. De grenzen der reeden worden bepaald;

voor Amloina.

om de oost of naar de binnenzijde der baai, door den hoek van Batoe Mera, en

om de west of naar de buitenzijde der baai, door de monding der rivier van Batoe Gadja of door de daaraan gelegen waterbatterij.

voor Banda.

van den zuid-oosthoek van Goenoeng Api, dwars over in eene zuidelijke rigting naar den wal van het park Baija Auer, en om de oost van de gesloopte batterij quot;Wantrouwen in eene zuidelijke rigting van het perk Keizersto-ren, uitmakende de binnenbaai tusschen jN\'eira en Groot Banda.

-ocr page 722-

49

voor Ternate.

tot op eenen afstand van Vs Duitsche mijl van het Fort Oranje, op eene diepte van hoogstens 24 vadem waters.

voor Kajeli.

om de oost van de monding der rivier Waijerlessi (paal I), en om de west van de monding der rivier Waijsal-boeta (paal II).

Art. 6. Alle vaartuigen zijn gehouden te ankeren binnen de bij art. 5 bepaalde grenzen.

Vaartuigen, kruid en amunitie in lading hebbende, zijn echter gehouden te ankeren:

te Amboina.

achter den hoek van Waijnitoe.

te Ternate.

in de nabijheid van het fortje Kajoe Mera, gelegen op 1/2 Duitsche mijl ten zuiden van het fort Oranje.

te Kajeli. 1

ten westen van de monding der rivier Waij Bara (paal UI); zij mogen zonder vooraf erlangde vergunning van den betrokken havenmeester, niet verhalen binnen de grenzen der reeden.

Geschillen omtrent ligplaatsen ter reede, zijn onderworpen aan de beslissing van den betrokken havenmeester, wiens uitspraak door de gezagvoerders moet worden opgevolgd.

Art. 7. Gezagvoerders van vaartuigen, kruid en amunitie in lading hebbende, welke te Amboina, Kajeli en Ternate vergunning erlangen om binnen de grenzen der reede te verhalen, zijn gehouden het kruid en de amunitie, met inachtneming der noodige voorzorgen, terstond te lossen, hetzij voor den invoer, hetzij om te worden geborgen tot den wederuitvoer, in daartoe bestemde kruid-huizen of andere door het hoofd van gewestelijk of plaatselijk bestuur goedgekeurde bergplaatsen.

29

-ocr page 723-

48

Art. 3. Alle mali\'ozen of zeelieden van particuliere vaartuigen, die met verlof aan wal komen, moeten zijn voorzien van een verlofsbriefje, geteekend door den gezagvoerder of zijnen plaatsvervanger; liiervan zijn uitgezonderd zoodanige matrozen of zeelieden, die voor korten tijd en zonder te vernachten aan wal gezonden worden tot het verrigten van bepaalde bezigheden, ten behoeve van het vaartuig, waartoe zij behooren.

Ieder matroos of zeevarende, die aan wal gevonden wordt, zonder voorzien te zijn van hot gevorderd verlofsbriefje, zal verbeuren eene boete van drie gulden, voor welke boete de gezagvoerder aansprakelijk is.

Art. 4. De havenmeesters zijn geregtigd, wanneer zij vermeenen dat het belang van den lande zulks vordert, zich aap boord van do ter reede liggende vaartuigen te begeven, de daarop bevonden wordende manschappen te monsteren en met de monsterrol te vergelijken, en speciaal op inlandsche vaartuigen, tegen welke vermoeden mogt bestaan, dat zij tot roof op zee of tot het drijven van slavenhandel zijn uitgerust, zoodanig nader onderzoek te doen, als strekken kan om zich van de waarheid te overtuigen.

Art. 5. De grenzen der reeden worden bepaald:

voor Amlmna.

om de oost of naar de binnenzijde der baai, door den hoek van Batoe Mera, en

om de west of naar de buitenzijde der baai, door de monding der rivier van Batoe Gadja of door de daaraan gelegen waterbaiterij.

voor Banda.

van den zuid-oosthoek van Goenoeng Api, dwars over in eene zuidelijke rigting naar den wal van het perk Baija Auer, en om de oost van de gesloopte batterij \'Wantrouwen in eene zuidelijke rigting van het perk Keizersto-ren, uitmakende de binnenbaai tusschen Neira en Groot Banda.

-ocr page 724-

49

voor Ternate.

tot op eenen afstand van \'/s Duitsche mijl van het Fort Oranje, op eene diepte van hoogstens 24 vadem waters.

voor Kajeli.

om de oost van de monding der rivier Waijerlessi (paal I), en om de west van de monding der rivier Waijsal-boeta (paal II).

Art. 6. Alle vaartuigen zijn gehouden te ankeren binnen de bij art. 5 bepaalde grenzen.

Vaartuigen, kruid en amunitie in lading hebbende, zijn echter gehouden te ankeren:

te Amboina.

achter den hoek van Waijnitoe.

te Ternate.

in de nabijheid van het fortje Kajoe Mera, gelegen op 1/2 Duitsche mijl ten zuiden van het fort Oranje.

te Kajeli. \'

ten westen van de monding der rivier Waij Bara (paal UI); zij mogen zonder vooraf erlangde vergunning van den betrokken havenmeester, niet verhalen binnen de grenzen der reeden.

Geschillen omtrent ligplaatsen ter reede, zijn onderworpen aan de beslissing van den betrokken havenmeester, wiens uitspraak door de gezagvoerders moet worden opgevolgd.

Art. 7. Gezagvoerders van vaartuigen, kruid en amunitie in lading hebbende, welke te Amboina, Kajeli en Ternate vergunning erlangen om binnen de grenzen der reede te verhalen, zijn gehouden het kruid en de amunitie, met inachtneming der noodige voorzorgen, terstond te lossen, hetzij voor den invoer, hetzij om te worden geborgen tot den wederuitvoer, in daartoe bestemde kruid-huizen of andere door het hoofd van gewestelijk of plaatselijk bestuur goedgekeurde bergplaatsen.

29

-ocr page 725-

50

Geene vaartuigen worden ter reede toegelaten, welke ingeladen kruid en amunitie aan boord houden.

Nadat kruid en amunitie weder aan boord zijn terug-gebragt, moeten de vaartuigen onverwijld verzeilen buiten de grenzen van de reede, of ankeren op de bij art. 6 aangewezen plaatsen (1) (t).

1

De artikelen 6 en 7 zijn gewijzigd bij stsbl. 1S64: no. 39 (zie-de noot op blz. 32).

(f) In verband tot art. 7, is bij stsbl. 1S57 no.64, het navolgende bedaald :

Art. I. Gezaghebbers van vaartuigen die verlangen crepee- of jagt-kruid en buskruid en amunitie te lossen, geven hiervan kennis aan den havenmeester, welke ambtenaar daarvan me-dedeeling doet aan den plaatselij ken artillerie-koramandant.

Art. II. Bij het lossen worden steeds de noodige voorzigtigheids-maatregelen genomen.

Art. III. De magazijnmeester der artillerie mag geen crepee- ofjagt-kru d en buskruid of amunitie in ontvangst nemen, of Jian belanghebbenden afleveren, zonder schriftelijke vergunning van den havenmeester. Deze vergunning moet gespecificeerd vermelden de in ontvangst te nemen of af te leveren hoeveelheid crepee- of jagtkruid of buskruid, of amunitie, de namen der eigenaren enz., en voor //fiat inname in, of afgifte uit, het buskruidmagazijnquot; door de ter plaatse aanwezige eerste militaire autoriteit onderteekend zijn.

Art. IV. Bij regenachtig weder wordt geen crepée- of jagtkruid of buskruid of amunitie gelost. quot;Wanneer gedurende het lossen het weder verandert of ongunstig wordt, wordt het buskruidmagazijn gesloten en het lossen gestaakt.

Art. V. Door de zorg van den magazijnmeester der artillerie wordt een boek aangelegd, inhoudende de hoeveelheden gedeponeerde en weder afgehaalde buskruid-soorten en amunitie, en waarin voor de verantwoording van het kruid voor eiken partikulier een of meerdere bladzijden zijn aangewezen. Alle ontvangsten en afleveringen worden daarin naauv/keurigaan geteekend, opdat uit dat boek te allen tijde de voorraad blijke, welke aan iederen partikulier afzonderlijk toebehoort.

Art. VI. De schriftelijke vergunningen, bedoeld bij art. 3, strekken den magazijnmeester tot bewijzen.

Art. VII. De in ontvangstname of afgifte van crepée- of jagtkruid of buskruid of amunitie, kan dagelijks, uitgezonderd op zonen feestdagen, plaats hebben van des morgens 8 tot des namiddags 2 ure.

-ocr page 726-

51

Art. 8. Geen ballast mag worden geworpen van boord van eenig ter reede van Banda, Kajeli of Ternatez eilend of liggend vaartuig, op verbeurte eener boete van tien gulden voor eiken last, op welken het vaartuig gemeten is.

Art. VIII. Crepée- of jagtkruid of buskruid of amunitie, \\raarvan de emballage niet in voldoende staat is, ter beoordeeling van den plaatselijken artillerie-kornmandant, ^rordt in het bus-kruidmagazija niet opgenomen.

Geraakt de emballage van eenig geborgen jagt- of crepée, kruid of buskruid of amunitie in zoodanigen staat, dat dezelve voorziening vordert, dan wordt daarvan kennis gegeven aan den havenmeester, die den eigenaar daarmede in wetenschap stelt, ten einde daarin ten spoedigste te voorzien. Blijft deze bij gebreke hieraan gevolg te geven, dan geschiedt de herstelling voor zijne kosten.

Wanneer het gebrek van dien aard is, dat hetzelve aanleiding tot ongelukken kan geven, en niet onmiddelijk door den eigenaar van het kruid wordt hersteld, en nadat de noodzakelijkheid daartoe is verklaard aanwezig te zijn door eene door den magazijnmeester der artillerie aangevraagde en door de eerste civiele en eerste militaire overheden, in gemeenschappelijk overleg, benoemde kommissie van deskundigen, is de magazijnmeester der artillerie verpligt het kruid, ten overstaan van die kommissie, onschadelijk te maken en op te ruimen.

De eigenaar heeft evenmin verhaal op het opgeruimde, als op het geborgen kruid, hetwelk bedorven is geworden door lekkage als anderzins, dan wel door ontploffing weggeraakt is, tenzij hij bewijze, dat de schade moedwillig is veroorzaakt.

Art. IX. Wanneer bij aanzienlijken aanvoer van kruid, het buskruidmagazijn geene bergruimte meer aanbiedt, wordt de havenmeester daarvan verwittigd, opdat het geven van magtiging tot het lossen van crepée- of jagtkruid en van buskruid en amunitie tijdelijk worde gestaakt en de noodige maatregelen van voorziening kunnen worden genomen.

Art. X. Het kruid, door partikulieren in bewaring gegeven, wordt nimmer gelucht of gekeerd, dan met schriftelijke vergunning van het hoofd van het plaatselijk bestuur.

Voor het luchten of kceren van het (dat) kruid, worden aan de artilleristen, welke dien arbeid verrigt hebben, uit de bij art. XI bedoelde fondsen betaald de, bij § 3 van tarief

-ocr page 727-

52

Op verbeurte eener gelijke boete is het verboden ballast over boord te werpen op de reede te Amboina, op eene mindere diepte dan van 25 vadem.

Art. 9. Te Amboina en Banda mogen, zonder daartoe erlangd schriftelijk verlof van den betrokken havenmeester vóór zes ure des morgens en na zes ure des avond s geene goederen worden gelost of geladen.

Alle aldaar in en uit, van en naar boord varende sloe-

no. 45 van het algemeene reglement voor de administratie der landmagt, aangeduide laboreergelden.

Art XI. Toor elke opening der krnidmagazijijen, hetzij tot berging dan wel tot uitneming van aan belanghebbenden toe behoo-rend erepée- of jagtkrnid ot buskruid of amnnitie, wordt door denzelveu betaald:

voor hoeveelheden van meer dan 100 Amst. ponden. .ƒ2.— „„u 100 Amst. ponden en minder . - 1.— Het in ontvangst nemen tot berging en de weder afgifte van het kruid of de amunitie, hebben plaats aan de poorten der buskruidmagazijnen.

De belanghebbenden zorgen voor het transport van- en naar de pootten, door eigen middelen.

Art. XII. Voor het toezigt bij het openen der buskruidmagazijnen hetzij tot berging dan wel tot uitneming van kruid of amu-nitie, genieten:

lo. De conducteurs of tijdelijke conducteurs der artillerie; a. voor eene hoeveelheid van 100 Amst. ponden of daarboven opgeborgen en uitgeleverd kruid f 1, per dag.

h. voor eene hoeveelheid van minder dan 100 Amst. ponden, de voor hunnen graad bij tarief no. 46 van het reglement op de administratie der landmagt aan-gegevene laboreergelden.

2o. De manschappen, die daarbij behulpzaam zijn, de bij voormeld tarief voor hunnen graad vastgestelde laboreergelden.

Art. XTÏT. De betrokken kommandanten der artillerie verantwoorden de in art. XI bedoelde gelden, overeenkomstig de hun daartoe door den chef van dat wapen te geven voorschriften.

Zij zijn gehouden het restant dies gelden jaarlijks in s lands kas te storteu.

Afschrift, enz.

-ocr page 728-

53

pen en andere vaartuigen zijn gehouden, aan het havenkantoor aan te leggen en van wege den havenmeester onderworpen aan visitatie, een en ander op verbeurte eener boete van vijf-en-iwinti// tot een honderd (julclen.

Art. 10. Gezagvoerders van vaartuigen zijn gehouden, alvorens te vertrekken, bij het havenkantoor te ligten hunne zeebrieven, passen en verdere papieren, bij hunne komst, overeenkomstig art. 2 aldaar overgebragt, en voorts eene uitklaring en ladingslijst.

Voor inlandsche vaartuigen, op passen van Inlandsche vorsten of op Ned.-Indische jaarpassen varende, wordt geene afzonderlijke uitklaring gegeven, maar de vergunning tot vertrek op de passen gesteld.

Geene uitklaring noch vergunning tot vertrek wordt verleend, dan na vertoon der scheepsrolle en van een bewijs van de plaatselijke autoriteit, dat aan alle plaatselijke wetten voldaan is.

Die bewijzen worden even als de uitklaringen- kosteloos en op ongezegeld papier verleend.

Art. 11. Door de gezagvoerders of agenten van op de Europesche wijze getuigde vaartuigen, moet onder hunne handteekening aan het havenkantoor schriftelijk opgave worden gedaan van de hoeveelheid, soort en waarde der goederen door hen ingevoerd, overgescheept of uit te voeren, met vermelding der plaats, waar de ingevoerde goederen aangebragt en waarheen de uit te voeren goederen bestemd zijn.

Deze aangifte kan, voor zoo veel Inlandsche en daaraan gelijkgestelde handelaren betreft, bij monde ten kantore

Toepasselijk op Pad:ui r, Besluit van 13 Dec. 1861 no. 13 stsbl. no. 116, idem op de voor den groeten handel opengestelde havens van Sumatra\'s Westkust, benoorden Padang gelegen. Besluit van 10 Sept. 1863 no. 7 stsbl. no. 108.

Toepasselijk op Banka. Besluit Tan 6 Sept. 1S66 no. 1 stsbl. no. 96.

-ocr page 729-

54.

van den havenmeester geschieden, en wordt aldaar kos teloos ontvangen en aangeteekend (1).

En opdat, enz.

1

Bij besluit van den 6 Juli] 1S57 stsbl. no, 58, is goedgevonden

^Ari^Ten vervolge op de ordonnantie van den 30 April 1855 (stsbl.

no. 28) wordt bepaald, dat het aan alle vaartuigen, hetzij die al dan niet in Nederlandsch-Indiö te huis bebooren, is toegestaan, om goederen van Aniboina. Banda, Ternate en Ka-jelie naar eene der andere Nederlandseh-IndiscUe bezittingen, waar zij wettelijk kunnen toegelaten worden, over te brengen of van die bezittingen naar de even genoemde vrijhavens uit te voeren.

-ocr page 730-

55

Bepaling voor de taxatie van goederen.

Bij resolutie van den gouverneur-generaal van 21 Maart 1832 no. 12 (stsbl. 1882 no. 13) is bepaald:

1°. Dat voortaan de taxatie der goederen, wanneer \'s lands regten bij den invoer worden geheven, te Batavia, Samarang en Soerabaija, zal geschieden, gemeensohappe-lijk, door den controleur en den ontvanger der inkomende en uitgaande regten.

2°. Dat de ambtenaren, die, krachtens het hierboven bepaalde, de taxatiën der goederen volbrengen, daarvan door hunne handteekeningen zullen moeten doen blijken, en 3°. Dat het aan de ontvangers der inkomende en uitgaande regten zal zijn vrijgelaten, om taxatiën, tot voorschreven einde, van facturen of van partijen goederen, niet te bovengaande eene waarde van ƒ 5000, alleen te bewerkstelligen, behoudens nogtans de verificatie door de controleurs van dat middel, ingevolge het dienaangaande gestatueerde.

-ocr page 731-

56

JAVA en MADURA.

In het algemeen moet als regtstreeksche aanvoer van goederen in Nederlandsch-Indië worden beschouwd, de zoodanige, welke geschiedt met het schip, waarin de goederen oorspronkelijk geladen zijn, zonder dat dezelve gedurende de reis zijn gelost; onder dien verstande, dat overtuigend blijke, dat de goederen met bestemming voor havens in Nederlandsch-Indië, ter plaatse van afscheept, zijn geladen (Gouv. besluit 28 Augustus 1882 no. 3).

Tarief No. 1 Dit tarief is van toepassing op al de

huitenbezittingen, icaar regten worden (Stsbl. 1837 no. 47 en 1847 no. 33). geheven (stsbl. 1842 no. 6).

Inkomende regten op Wijnen, Dranken, enz.

BENAMING der

GOEDEREN.

Maatstaf

van Belastine;.

Inkomend Eegt (1).

Bijzondere Bepal\'


Azijn, Wijn- op fust....

„ „ flesschen Rozijn- ,/ fust....

„ „ flcsschen Bier- „ fust....

z, „ flesschen Kunst- „ fust....

// „ flesschen JBier, (3) ,f fust.... // //

„ flesschen

per oksh. de 100 fl. per oksh. de 100 fl. per oksh. de 100 fl per oksh. de 100 fl. per oksh.

per Va pijp-

de 100 fl.

ƒ 12-12,-9.-9,-ö)-4,-36,-30,-24,-18.-12,-

Met bewijs van Ned, oorsprong Oi bewer-^ king, in Ned. schepen de helft van deze reg-iten (2).


(1) Op de bepaalde regten wordt geheven 5 pCt. ten behoeve van de zeehoofden, enz.

(2) Door Nederlandsche schepen worden bedoeld de in Nederland te huis behoorende en de daarmede gelijk gestelde schepen. Zie stsbl. no. 42.

(3) Bij de berekening der regten op Bier, wordt de halve pijp, zonder onderscheid van oorsprong van dat fust, gerekend gelijk te staan met 3/4 okshoofd (stsbl. 1840 no. 5 en 1843 no. 31).

Voor schade op bier in vaten zal toegestaan worden, wanneer het uit Europa ingevoeru wordt, 4 pCt., van elders komende 3 pCt; voor schade van bier op flesschen 8 pCt., wanneer he\'zelve aan boord niet aangevuld wordt; doch, wanneer dit mogt geschieden, zullen de regten betaald worden van al hetgene wordt geland, en het overige aangegevene moe-

-ocr page 732-

57

BENAMING der

GOEDEREN.

Maatstaf

van Belastin».

Bijzondere Bep alingen.


Brandetoijni

Vruchten Genever, (2)

fust.. .

flesschen

Likeuren^ in soorten (3) Likeur-wijn, roode witte............

Minerale wateren, op kruiken of flesschen

Run , Arak en Ago Ardent e,

{vreemd) op fust....

„ flesschen

Siropen (4) „ „

op kruiken fust.. .. flesschen

(1) per pijp. de 100 fl,

n 12 u

per aam „ anker, keld. van [15 fless.

de 12 fl.

als boven.

de 100 kr. of fless.

Vruchten op Brandewijn,

(zie Brandewijn).

Wijnen,, (5)

Bourgogne en andere fijne, roode en witté

ten verantwoord worden ten genoege van den waterfiskaal (stsbl. 1822 no. 7 en 1884- no. 50).

Bij invoer van bier met certificaat van oorsprong, hetwelk bevonden wordt zuur te zijn, kan dat certificaat als voor Azipi worden aangenomen (Bijzondere bepaling).

(I,) Een kruik gewone flesch (Bijzondere bepaling).

(2) Alle jenever, ingevoerd met vreemde schepen, van vreemde havens komende, zal worden beschouwd als vreemde. Wanneergenever met vreemde schepen in Nederland uitgeklaard en ingevoerd wordt, zal bewezen moeten worden, dat dezelve Nederlandsche genever is; bij gebrek jian welk bewijs, dezelve voor vreemde zal gehouden worden (stsbl. 1822 no. 7 en 1834 no. 50).

(3) Bitter (als eetwaren). Cherry Brandij als Likeur.

(4) Keuken-Siroop, als eetwaren. Tarief no. 3 besl. gouverneur-generaal van 8 Februari] 1839 no. 13, en Siroop de Punch als Siroop.

(5) Alle wijn, aangegeven onder de benaming vau Ordinaire icijn,

per pijp. de 100 fl.

de 12 fl.

(1 of V2).

ƒ 90,-

/, 40,-

// —

// 12,-

/, 3-

/, 3,-

// 6,-

// 5,-

/, 12-

„120,-// 40,—

I Met bewijs van Ned. f oorsprong of bewer-/king, in Ned. schepen, \\ de helft van dezereo-ten.

I

Met bewijs van Ned. I bewerking, in Ned. schepen, de helft van jdeze regten. , Van Ned. rcgtstreeks, (in Ned. schepen, de | helft van deze resten.

( Als boven.

i Met bewijs van Ned. (oorsprong of bewer-

Sking, in Ned. schepen, clc helft\'king, in Ned. schepen, clc helft\'

j Met bewijs van Ned. J. he werking, i n N ed Ischepen, de helft van jdeze regten.

2 helft van deze ren ten.


-ocr page 733-

58

BENAMING der

GOEDEREN.

Maatstaf

van Belasting.

Inkomend liegt.

Bijzondere B ep aling en.


Wijnen (Eransche) .. Wijnen i

Champagne en andere mousserende wijnen(1) Madera. ... op fust....

„ flesschen Sherry als Madera. Ordinaire roode en witte Wijnen (Fransche)

op fust ;2).

// flesschen

de 12 fl.

/ 1-

80,-5,-

per oksh. // 20,

10,-

de\'13 fl. per pijn. de 12 fl.

de 100 fl.

^ Van Ned. regtst reeks, ■ in Ned. schepen, de helft van deze regten,

! Als boven.

\\ Als boven.

Met bewijs van Ne-1 derlandsche bewerking, ; in Ned. schepen, de : helft van deze regten.


zal bij den invoer, door de respective ontvangers en controleurs der inkomende en uitgaande regten worden onderzocht en geproefd , op monster uit de partij-zelve te kiezen, naar aanwijzing der administratie; zoodanige wijn, welke in den handel uit de eerste hand op J\' 1,- of meer per flesch kan worden waardig geschat, of wel daarvoor verkocht, zal worden gerangschikt, onder de fijne wijnsoorten, en mitsdien ook alleen daarvan dien overeenkomstig de regten worden geheven (stsbl. 1839 no. 9).

Alle bedorven wijn zal als zoodanig moeten aangegeven zijn, voordat dezelve den boom zal zijn doorgevoerd, wanneer daarvan proces-verbaal zal worden opgemaakt; en zullen alsdan voor zulken zuur geworden wijn de minste regten, welke op den azijn gesteld zijn, worden betaald.

De wijn eenmaal den boom doorgevoerd zijnde, zullen-geene reclames, over hetgeen zuur geworden is, aangenomen worden.

Alle wijnen, bij dit tarief niet genoemd, zullen worden gerangschikt onder zoodanige, waarmede zij in hoedanigheid en prijs het meest overeenkomen, en zullen voor dezelve de regten in gelijker voege worden berekend.

quot;Wanneer wijn op vaten wordt ingevoerd, overeenkomstig de aangegeven hoeveelheid, zonder dat de vaten zijn aangevuld, zal op dezelve voor lekkage worden toegekend: komende uit Europa 3 pCt. en voor alle andere landen 2 pCt.; zullende voor wijnen in flesschen voor schade toegerekend worden 2 pCt., zonder onderscheid van welke plaats dezelve worden aangebragt.

quot;Wanneer verkozen wordt de vaten aan boord te vullen, zal geene vergoeding voor lekkage worden toegestaan, in welk geval de mindfer ingevoerde vaten, ten genoege van den waterfiskaal, zullen worden verrekend (stsbl. 1822 no. 7 en 1834 no. 50).

(1) Voor schade op Champagne wijn zal toegekend worden 8 pCt., wanneer de volle aangegevene hoeveelheid ijigevoerd wordt, doch in geen geval wanneer de kisten of manden aangevuld zijn (stsbl. 1822 no. 7 en 1834 no. 50),

(2) Stsbl. 1842 no. 6.

-ocr page 734-

59

BENAMING der

GOEDEREN.

Maatstaf

van Belasting.

Inkomend Regt.

Bijzondere Bepalingen,


Portngesche,

ord, op fust.. ..

per pijp.

ƒ 120,-

„ „ fless. (1) fijne // // (//*

de ]00fl.

1 9

// //

,/ 20,-„ 5,-

Rhijnsche, ord, op fust.. .

per oksli.

„ 20,-

ord. op fless. (3) fijne „ „

de 100 fl.

/, 13 „

,/ 10,-» 5,—

Spaansche, ord. op fust.. .

per pijp.

„ 120,-

: bewerkiii!

/schepen, de helft van ) deze regten.

Van Ned. regtstreeks, in Ned. schepen, de . helft van deze rekten.

(1) Zie stsbl. 1842 no. 35.

(2) Wijnen van alle soort uit het tolverbond betalen gelijke regten als dc Eransehe wijnen. (Zie § 14 van het protocol, (stsbl. 18ü2 no. 75) en. gouv. besl. 8 Febr. 1855 no. 20. Zie ook noot 4 bladz. 57 hiervoren en stsbl. 1S42 no.-6.

Algemeens bepaling. Devbepaling bij het bier, hiervoren bladzijde 56 noot 3, 2de alinea gemaakt, zal ook toepasselijk zijn op den cider, perry en azijn, met uitzondering van wijnazijn in flesschen, waarop slechts 2 pCt. voor schade zal worden toegerekend, zonder onderscheid van plaats, vau waar dezelve wordt aangevoerd.

Op al het gedisteleerde, ingevoerd op fusten, welke niet aan boord aangevuld zijn, zal, wanneer het van Europa of Amerika komt, voor lekkage toegestaan worden 3 pCt., en van elders komende 2 pCt. In flesschen ingevoer.i wordende, zal zonder onderscheid worden toegerekend 2 pCt.

In geval de volle aangegevene hoeveelheid niet ingevoerd wordt, zal geene lekkage worden toegestaan, en zal de eigenaar het minder aangevoerde moeten verantwoorden ten genoege van den water-fiskaal.

Op alle ingevoerde likeuren, siropen, vruchten op brandewijn en minerale wateren, van waar ook ingevoerd, zal voor schade worden toegestaan 3 pCt. voor zoo verre de aangegevene hoeveelheid is geland, zullende in het tegenovergestelde geval gehandeld worden als hierboven bij het gedisteleerde is bepaald

Dranken in andere vaten, dan de bij dit tarief genoemde, ingevoerd wordende zal de inhoud van eerstgemelde worden berekend en gebragt tot, die van de laatste, ten einde daarna de regten te bepalen (stsbl. 1822 uo. 7 en 1834 no. 50).

Van Ned. regtstreeks, {in Ned. schepen, de j helft van deze regten. 1 Met bewijs van Ne-i derla ndsche bewerk i ng, /in Ned: schepen, de 1 helft van deze regten.

Van Ned. regtstreeks, {in Ned. schepen, de j helft van deze regten. Met bewijs van Ned.

Ned.

-ocr page 735-
-ocr page 736-

61

Tarief No. 2. (Stsbl. 1837 no. 47).

Inkomende regten op Wollen en Katoenen Goederen (1).

OORSPEONG der

GOEDEREN.

Grondslag

van Belasting.

Inkomend Eegt.

Bijzondere Bepj. ling en.

Nederland............

In Ned. schepen, met een bewijs van Ned.

Europa en Amerika, mits van landen, waarmede het Koningrijk der Ned. in vriendschappelijke betrekking staat........

Landen, met welke het Koningrijk der Ned. in vriendschappelijke betrekking staat........

Nederlandsch\'Indië en bevriende inlandsche Staten in den Indischen

Archipel............

Met Ned, Ind. en daarmede gelijk srestelde

Taxatie volgens het tarief van minste prijzen, om de 3

maanden herzien wordende.

Idem.

Idem.

Idem. Taxatie door de beambten naar den marktprijs van den dag.

ad valorem

25 pCt. 124 pCt.

25 pCt. 50 pCt.

25 pCt.

| Den oorsprong te be-| wijzen, volgens het In-lt; disch Staatsblad van 11834 no. 32. [ Ziestsbl. 1839 no.36.

Mits geene vreemde haven aangedaan hebbende.

(1) Tulle en kant als manufacturen (besl. gouv.-gen 23 Januarij 3S39 no. 7).

Bij art. 2 van het gouv. besl. 25 Januarij ] 832 no. 7 is bepaald, dat van iedere soort getaxeerde goederen een monster zal worden gevorderd, van een streep van 3 a 4 duim, bevattende de volle breedte van het stuk, en van ieder stuk laken een staal van 2 duim breed en 5 a 6 duim lang.

Bij geverwde katoenen garens wordt bij de taxatie slechts in aanmerking genomen het gewigt van het ongeverwde {Bijzondere bepaling).

Voor de heffing der regten wegens bedorven, kan de venduwaarde tot grondslag worden genomen (besl, gouv.-gen. IS Julij 1839 no. 6).

De bepaling, dat van goederen, voorzien van certificaten van Neder-landscben oorsprong, minder inkomende regten zullen worden geheven, is alleen toepasselijk op de aanvoeren te Batavia, Samarang, Suerabaija en Ptadang (stsbl. 1841 no, 46).

Bij stsbl. J859 no. 79 is verder bepaald, dat de certificaten van oorsprong ook geldig zijn in alle voor den algemeenen invoer opengestelde havens op Java en ter westkust van Sumatra.

-ocr page 737-

60

BENAMING der

GOEDEREN.

1 Maatstaf

Jnko-mend Regt,

van 1 Belasting:.

Bijzondere Bepalingen.


Spaansche, ord. op fless.

fijne „ „

Teneriffe... op fust....

„ flesschen

Diverse Dranken,

niet hierboven vermeld als:

Cyder of Appeldrank,. . Perry of Peerensap ....

Be\'ssensap, enz.......

Gina:erwijn of Ginger Cordial..............

Kaapsche Wijn op fust.

de 100 fi,

20,-5,-

50,-20,-

24.-

50,-20,-

// 12 »

per pijp, de 100 fl.

l\'cr ƒ 100,-

lactuuts waarde verhoogd niet 30 j.Ct.

per pijp. de 100 fl. | j Met bewijs van Ned. I bewerking, in Ned. i schepen, de helft van \'deze regten.

j Van Ned. regt streek s (in Ned. schepen, de ! helft van deze regten.

Met bewijs van Neder-landschen oorsprong of, bewerking, in Ned. schepen, de helft van deze regten.

Onder Ned. vlag van de Kaap regtstreeks, de helft van deze reeten.


-ocr page 738-

61

(Stsbl. 1837 no. 47).

Tarief No. 2.

Inkomende regten op Wollen en Katoenen Goederen (1).

OORSPRONG der

GOEDEREN.

Nederland.

een bewijs van Ned.

oorsprong1............

Europa en Amerika., mits van landen, waarmede het Koningrijk der Ned. in vriendschappelijke betrekking staat.... Landen, met welke het Koningrijk der Ned. niet in vriendschappelijke betrekking staat........

NederlandseJi-Indië en bevriende inlandsche Staten in den Indischen

Archipel............

Met Ned. Ind. en daarmede gelijk gestelde

Grondslag

van Belasting.

Inkomend Regt.

Bijzondere BepM ling en.

Taxatie volgens het tarief van minste prijzen, om de 2

maanden herzien wordende.

ad valorem

Idem.

25 pCt. 12£ pCt.

Idem.

25 pCt.

i\' Den oorsprong te be-1 wijzen, volgens het In-lt; disch Staatsblad van 1 1834 no. 32. [ Ziestsbl. 1839 no.36.

Idem.

Taxatie door de be-ambten naar den markt

50 pCt.

prijs van den dag.

25 pCt. j Mits geene vreemde 1 haven aangedaan heb-| bende.


1

Tulle en kant als manufacturen (besl. gouv.-gen 23 Januari] 1839 no. 7).

Bij art. 2 van bet gouv. besl. 25 Jauuarij 1832 no. 7 is bepaald, dat van iedere soort getaxeerde goederen een monster zal worden gevorderd, van een streep van 3 a 4 duim, bevattende de volle breedte van het stuk, en van ieder stuk laken een staal van 2 duim breed en 5 a 6 duim lang.

Bij geverwde katoenen garens wordt bij de taxatie slechts in aanmerking genomen het gewigt van het ongeverwde {Bijzondere bepaling).

quot;Voor de heffing der regten wegens bedorven, kan de vendu waarde tot grondslag worden genomen (besl, gouv.-gen. 18 Julij 1839 no. 6).

De bepaling, dat van goederen, voorzien van certificaten van Nederlandsehen oorsprong, minder inkomende regten zullen worden geheven, is alleen toepasselijk op de aanvoeren te Batavia, Samarang, Suerqbaija en Padang (stsbl. 1841 no. 46).

Bij stsbl. J859 no. 79 is verder bepaald, dat de certificaten van oorsprong ook geldig zijn in alle voor den algemecnen invoer opengestelde havens op Java en ter westkust van Sumatra.

-ocr page 739-

62

OORSPfiONG der

GOEDEREN.

Grondslag

van Balastinj*.

Inkomend Rest

Bijzondere £ epalin gen.


vaartuigen, koraende van Ned. cn bevriende in-landsnlie havens in den Indischen Archipel... .

China. Op alle Chinesche goederen van Wol, Katoen en Vlas vervaardigd, worden geheven de daarvoor in het algemeen bepaalde inkomeiide reg-ten. boven en behalve de voor de Chineschejon-ken bepaalde vaste reg-ten of recognitien voor de geheele lading. {Zie Tarief no. B) (1)......

Alle andere landen le-ooxten de Kaap de Goede Hoop...............

Taxatie door de hc-ambtcn naar den markt-

12i pCt.

Factuurs-waardc, {-) verhoogd niet aO i.Ct. dan wel taxatie door de beambten, naaiden marktprijs, van den dag.

25 pCt.

Mits geene vreemde haven aangedaaa hebbende.


(1) Slsbl. 184.2 no. 35.

(2) Bij dc berekening der inkomende regten naar factunr-waarde, worden tot basis genomen, de werkelijk op het factuur aangegeven prijzen, zonder rabat, disconto of premie, enz. (stsbl. 1840 no 1).

-ocr page 740-

63

(Stsbl. 1837 no. 47).

Taiuep No. 3.

Inkomende regten op diverse Goederen.

Zijnde voortbrengselen van Europa, Amerika en de Kaap de Goede Hoop.

BENAMING der

GOEDEREN.

Maatstaf

van Belasting.

Inkomend Regt (1).

Bijzondere Bepaling en


In Ned. schepen, met bewijs van Ned. oor-l sprong, 12 pCt.

ƒ 24,-

j Met Ned. schepen, van Als boven. „ 0,— iNed. vrij van regten, Iraits eene verklaring op 1 zegel, onder aanbod van 1 eede, overleggende (2).

(1) Wanneer de prijzen der goederen, zooals zij op de factuuren zijn aan-geteekend , uit vergelijking met die van andere ingekomen ladingen of van bekomen prijs-courant.en, of van elders bekende omslandigbedcn, te laag berekend zijn, staat liet den aangever vrij, alsnog eene verbeterde en meer juiste opgave der waarde over tequot; leggen (stsbl. 1818 no. 58, art. 17).

Wanneer de belanghebbende het overleggen van zoodanige verbeterde opgave weigert of ingeval hij verklaart geene factuur te bezitten, moeten de inkomende en uitgaande regten berekend en betaald worden naar den marktprijs van den dag, op welken de aangifte volgens de wet moet gedaan worden (stsbl. 1818 no. 58, art. 18;

De heffing der inkomende regten , welke ad valorem moet plaats hebben, zal geschieden, hetzij volgens taxatie der waarde naar den marktprijs van den dag, hetzij volgens de factuurs-waarde verhoogd worden met 30 pCt., naar verkiezing van de beambten (stsbl. 1845 no. 24).

Het pond, in dit tarief bedoeld, is het oud Amsterdamsche.

Bij de berekening der inkomende regten naar factuurs-waarde ■worden tot basis genomen de werkelijk in het factuur aangegeven prijzen, /.onder rabat, disconto of premie, enz., (stsbl. 1840 no. 1).

Voor de heffing van regten wegens bedorven goederen, kan de ven-duwaarde tot grondslag worden genomen (besl. gouv. gen. van 18 Julij 1839 no. G).

(2) Gouv. besluit van 20 Dec. 1838 no. 14. Zie verder rubriek Meubelen.

Per ƒ 100,—

factuurs-waardc, verhoogd met 30 pCt.; bij ont-tentenis van factuur of twijfel omtrent deszelfs juistheid, den marktprijs tot rondslag te nemen.

Aardewerken en Force-

leinen,..........

(Alle voorwerpen van Gips, als aardewerk).

Amfioen, (zie Opium).

Ankers, (als Uzer).

Bagngien en Goederen, reeds in Europa door de invoerders gebruikt en bestemd voor eigen gebruik alhier.

-ocr page 741-

64

BENAMING

der

GOEDEREN.

Maatstaf

van Belasting.

Inkomend Eegt.

Bijzondere Bepalinge n.

Vrij (1). ƒ 24,-,/ 6,-

„ 6,-„ 34,-

Onvoorwaardelijk.

Als boven.

j In Ned. schepen met (bewijs van Ned. oor-jsprong vrij.

j yan Nederland ko-f mende, vrij van reg-jten (2).

)

i In Ned. schepen, met bewijs van Ned. oorsprong 12 pCt. i Wordt alleen in entre-fpot toegelaten, met be-/steinming toquot;, wederuitvoer.

j Van Nederl. komen-\' de, regtstreeks, in Ned. 1 schepen, 6 pCt.

Bitter, (als Eetwaren). Biik en Blikwerken.... Boeken, Muzyk, Land-

Als boven. Als boven.

Als boven Als boven.

Boeken, (Bijbels, psalm-, gezang- en andere boeken ter bevordering van de Christenleer, uit Nederland, ten behoeve van

zendelingen).........

Boeken \\hlant6) als Schrijfbehoeften.

Boter................

Buskruid, (verboden) (8)

Crepé of fijn Jagtlcruid in blikken bussen, wegende 2 oude ponden of minder, met verlof van hetplaatselijkbestuur(4]

Als boven.

ƒ 12,—

-ocr page 742-

65

BENAMING der

GOEDEKEN.

Maatstaf

van Belasting.

Inkomend Regt.

Bijzondere Bepalingen,


Bakpannen, (als Metsel-

steenen) (1).........

Broogerijen en Medicijnen Eetwaren, behalve dies welke afzonderlijk in dit tarief zijn genoemd

Galanterie waren.......Als boven.

Galon, Passement, Braad, en Militaire Versierselen (2).............

Gereedschappen voor den Landbouw, zie Machi nerien.

Geweren, zie Vuurwape nen.

Gips (voorwerpen van). quot;Zie Aardewerk.

Als boven,

ƒ 12,-

Als boven

/, 24,-// 24,-

// 24,-

Als boven 6 pCt.

Als boven 12 pCt. Als boven 12 pCt. \\ In Ned. schepen, met gt;bewijs van Ned. oorsprong, 12 pCt.


Glas- en Kristalwerken,.

Goederen (gebruikte). Zie

Meubelen,

Goud- en Zilverwerken,. Gouden en Zilveren Munt. Goud en Zilver in staven

en stukken.........

Guano, (Zie Meststoffen).

Hoeden en Petten.......

Ilorologien, Pendules en

Klokken............

Hout en Houtwerken,

[vaatwerk uitgezonderd.) Juweelen, Paarlenamp;w Edelgesteenten, gezet of on-g^zet (3)...........

Per ƒ100, waarde, als boven.

ƒ 24,—

Vrij.

Vrij.

n 24,-n 24,-

// 24,-

/, 12-

Vrij.

Als boven.

Als boven. Als boven.

Als boven. Als boven.

j In Ned. schepen, met bewijs van Ned. oorsprong, 12 pCt.

Als boven, 12 pCt.

Als boven, 12 pCt. Als boven, 12 pCt.

Als boven, 12 pCt. 1 Van Ned. komende, gt;regtstreeks, in Ned. ^schepen, 6 pCt.

Mits echt zijnde.


(1) Besl. gouv.-^en. 28 Junij 1838 no. 13.

(2) Militaire versierselen van valsch goud of zilver, dito passement galon, draad, als Kramerijen. (Besl. gouv.-gen. 28 Sept. 1838 no. 15)

(3) De vrijstelling van rerten bij den invoer van juweelen en edelge steenten , hetzij gezet of ongezet, is niet van toepassing op het goud- of zil verwerk, waarin dezelve zijn gevat (gouv. apost disp. 19 Maart 1852 no. 21)

-ocr page 743-

64

BENAMING der

GOEDEREN.

Maatstaf

van Belasting.

Inkomend Regt.

Bijzondere B epalingen.

Beenzwart............

Vrij (1). ƒ 24,— . 6,-

// 6,— ,/ 34,-

Onvoorwaardelijk.

Als boven.

\\ In Ned. schepen met (bewijs van Ned. oor-jsprong vrij.

f Van Nederland ko-i mende, vrij van reg-£ten (2).

)

i In Ned. schepen, met bewijs van Ned. oor-\' sprong 13 pCt. , Wordt alleen in entre-fpot toegelaten, met be-/steinmiiig tor, wederuitvoer.

} Van Nederl. komen-^.de, regtstreeks, in Ned. 1 schepen, 6 pCt.

Bitter, (als Eetwaren). Biik en BlikwerJceu.... Boeken, Muzijk, Land-

Als boven. Als boven.

Als boven Als boven.

Boeken, (Bijbels, psalm-, gezang- en andere boeken ter bevordering van de Christenleer, uit Nederland, ten behoeve van

zendelingen).........

Boeken [blanco] als Schrijfbehoeften,

Boter................

Buskruid, (verboden) (S)

Crepe of fijn Jaytkruid in blikken bussen, wegende 3 oude ponden of minder, met verlof van hetplaatselijk bestuur(4)

Als boven.

ƒ 12,—

-ocr page 744-

65

Maatstaf

Inko

van

mend

Belasting.

Eegt.

Bijzondere Bepalingen,

BENAMING der

GOEDEREN.

Bakpannen, (als Metsel-

steenen) (1).........

Br oog er ij en en Medicijnen Eetwaren, behalve die, welke afzonderlijk in dit tarief zijn genoemd.. .

Galanterie waren.......

Galon, Passement, Braad, en Militaire Ver sier se-

len (2).........

Gereedschappen voor den Landbouw, zie Machi-nerien.

Geweren, zie Vmme ape-nen.

Gips (voorwerpen van). quot;Zie Aardewerk.

Glas- en Kristalwerken

Goederen (gebruikte). Zie

Meubelen,

Goud- en Zilverwerken, . Gouden en Zilveren Munt. Goud en Zilver in staven

en stukkeu.........

Guano, (Zie Meststoffen).

Hammen.............

Hoeden en Betten.......

Horologien, Pendules en

Klokken............

Hout en Houtwerken,

[vaatwerk uitgezonderd.) Juweelen, Paarlen en Edelgesteenten, gezet of on-gf-zet (3)...........

Als boven.

ƒ 12,-

„ 24,-,/ 24,-

// 24,-

ƒ 24,-

Vrij.

Vrij.

u 24,-// 24,-

v 24,-

// 12,-

Vrij.

Als boven, Als boven,

Per ƒ 100,— waarde, als boven.

Als boven,

Als boven. Als boven,

Als boven. Als boven.

Als boven 6 pCt.

Als boven 12 pCt. Als boven 12 pCt. I In Ned. schepen, met ►bewijs van Ned. oor-isprong, 12 pCt.

^ In Ned. schepen, met bewijs van Ned. oorsprong, 12 pCt.

Als boven, 12 pCt.

Als boven, 12 pCt. Als boven, 12 pCt.

Als boven, 12 pCt. 1 Van Ned. komende, gt;regtstreeks, in Ned. ^schepen, 6 pCt.

Mits echt zijnde.


(1) Besl. gouv.-^en. 28 Junij 1838 no. 13.

(2) Militaire versierselen van valsch goud of zilver, dito passement, galon, draad, als Kramerijen. (Besl. gouv.-gen. 28 Sept. 1838 no. 15).

(3) De vrijstelling van rerten bij den invoer van juweelen en edelgesteenten, hetzij gezet of ongezet, is niet van toepassing op het goud-of zilverwerk, waarin dezelve zijn gevat (gouv. apost disp. 19 Maart 1852 no. 21).

-ocr page 745-

66

BENAMING der

GOEDEREN.

Maatstaf

van Belasting.

Inkomend Eegt.

Bijzondere Bepalingen.


Kaar sen gt; (Was-

het pond.

Als boven.

Per ƒ 100,—

waarde, als boveu.

Als boven,

Als boven

(van spermacetie en compositie, enz.).......

(van talk en vet).

Kaarten {Speel-).

Kaas .

Katoenen Stoffen en Garen

(Zie Tarief No. 2.) Ketting, ijzeren Anher-(als SchecpsbeJioefteri)

Per ƒ100,-waarde als voren.

Kleeding stukken, gemaakt van Wol en Katoen (1) j In Ned. schepen met (bewijs van Ned. oorsprong, 12 cents het Jpond.

\\ Van Ned. komende, f regtstreeks, in Ned. (schepen, 12 cents het jpond.

r Van Ned. komende, /regtstreeks in Ned. ^schepen, 6 pCt. \\ In Ned. schepen met (bewijs van Ned. oor-ïsprong 12 pCt. i In Ned. scbepen, met bewijs van Ned. oorsprong, 12 pCt.

In Ned. schepen, met [bewijs van Ned, oorsprong, betrefiende stof en bewerking 10 pCt.

20,— { In Ned. schepen, met i bewijs van Ned oor-\\ sprong, alleen van de |bewerking, niet der \'stof, 12 pCt.

ƒ

// 13,-// 24,— /, 24,—


(1) Stsbl. 1847 no. 12.

Onder de gemaakte kleedingstukken, bij dit tarief bedoeld, worden alleen gerangschikt zoodanige voorwerpen van kleeding, welke cene bewerking hebben ondergaan van kleermaker of modemaakster, zooals b. v. hemden, rokken, broeken, vesten, dames japonnen, kragen, enz., terwijl alle andere kleedingstukken die niet door kleermaker of modemaakster gefatsoeneerd of met de naald bewerkt zijn, zooals wollen mutsen, kousen, broeken, sokken, ongezoomde doeken, handschoenen, bretels en alle overige geweven voorwerpen, als ongemaakte moeten worden beschouwd en daarop mitsdien het regt, als voor wollen en katoenen goederen is bepaald, wordt toegepast (Bijzondere bepaling).

-ocr page 746-

BENAMING der

GOEDEKEN.

Maatstaf

van Belasting,

Bijzondere Bepalinge n.


Kleeding stukken.

Van Zijde en Linnen..

Kolen. [Steen-) (1).....

Koper en Koperwerken ^2) Koralen, echte bloed- (als

Kramer yen]. Kramerijen, waaronder valsche Bijouterien, Kralen enz. (3)......

Per ƒ100,— waarde als boven.

ƒ 12,-

Vrij. // 24,-

12,—

A.ls boven,

Ais boven.

In Ned. schepen, met bewijs van Ned. oor-isprong, 6 pCt.

Als boven, 12 pCt.

) Van Ned. komende, Jregtstreeks, in Ned. ^schepen, 6 dCt.


(1) Wet van 3 Mei 1851 (stsbl. 1851 no. 41).

(2) Koperwerken, blijkbaar op Java of elders in den Indischen Archipel eene bewerking of vervaardiging ondergaan hebbende, en die niet kunnen geacht worden in eenen zoodanigen staat oorspronkelijk uit Europa, Amerika of van de Kaap de Goede Hoop afkomstig te zijn, vallen in de termen van Tarief no. 4. (Besl. gouv.-gen. 8 Augustus 1835 no. 15j.

Koper in bladen, als niet uitsluitend bestemd voor machinerien en dergelijken, maar ook tot andere einden ingevoerd wordende, vallen niet in de termen van stsbl. 1851 no. 41 (Bijzondere bepaling).

Koper ruw en gaar, geslagen of geplet koper, daaronder begrepen platen en bladen voor het koperen der schepen, muntzmetaal, bouten en spijkers, vrij (stsbl. 1863 no. 105).

(3) Volgens stsbl. 1853 no. 53 worden in het algemeen als Kramerij beschouwd, de volgende artikelen:

De zoogenaamde Neurenburger werken.

Het Neurenburger poppen- of ander speelgoed van alle soort, voor zoover goud en zilver niet als het hoofdbestanddeel in de zamenstelling voorkomen.

De kleine wagens of calèches, al of niet op veren, bestemd om kinderen te rijden, in zoo verre dezelve met de hand kunnen worden voortgetrokken.

De kleine spiegels in eene papieren of houten lijst gezet.

De zoogenaamde Neurenburgen schilderijen, op glas geschilderd, al dan niet in eene lijst gezet

De kleine werken, zamengesteld of vervaardigd van papier, hout en glas.

De schrijfleijen, met of zonder lijsten.

De nécessaires van hout en papier-maché.

Snuifdoozen van hout, papier-maché, hoorn of blik.

Pijpenroeren (élastieke en andere) en pijpen.

Brillen.

Leonisch draadwerk en piano-snartm.

Parels van glas

Schellen, klokjes en belletjes.

Kammen.

Kaarden.

-ocr page 747-

68

BENAMING der

GOEDEREN.

Grondslag

van Belastins:.

Inkomend Ilest.

Bijzondere B ep alingen.


Kruid, (Zie Buskruid).

Kurken-proppen.....

Lukens en ff\'Alen Goederen, (Zie Tarief no. 2.) Li-der en Lederwerken (1). Lood (bewerkt en onbewerkt) ..............

Lood, {Thee-) of Jjood, geplet voor inpakkino; van

Thee (2)..\'..........

Lijm:aden en Linnen. (Gemaakt van Hennip en Vlas.)..............

Als boven.

ƒ 12,-

Als boven.

/, 24,—

Als boven.

// 24,-

Als boven.

/, 6,-

Als boven.

/, 24,—

\\ In Ned. schepen met /bewijs van Ned. oor-/sprong. 6 pCt.

Als boven, 12 pCt.

Als boven, 12 pCt.

Als boven, vrij. Als boven, 12 pCt.


Speldenkokers.

Nachtlichtjes.

Sigarenkokers.

Peperhuizen en perkamenten.

Optische voorwerpen, daaronder begrepen kleine verrekijkers van pa-pier-maché en van tin.

Schaak- en domino-spellen van hout en van been.

Allerhande soort van voorwerpen in been.

De zoogenaamde Schwarzwalder klok werken.

Gewone horologiesleutels,

Kleeder-, paarden-, tand- en hoofdborstels.

Rozenkransen van hout, been of glas.

Bladgoud en zilver, klatergoud of zilver, gouden en zilveren pailletten, alles valsch.

Ornamenten van blik, tin of zink, verguld of gebronsd, genaamd valsch brons van Iserlohn.

Geel en wit metalen haken en slootjes.

Nagemaakte boordsels in zijde, valsch goud of valsch zilver, en de galons van die soort.

Allerlei soort van knoopen, behalve gouden, zilveren, koperen of stalen.

Ornamenten en andere gedeelten van rijtuigen in metaal, genaamd Neusilber.

Visch-angels.

Brieveubusschen, portemonnaies, zakken, nécessaires, en andere gelijksoortige voorwerpen van bewerkt leder.

Parapluien {Bijzondere bepaling).

x (1) Jagt- en bendie-zweepen worden voor de berekening van inkomende regten gerangschikt onder de rubriek Leder- en Lederwerk of onder de rubriek Rijtuigbehoeften {Bijzondere bepaling)*

(2) Zie stsbl. 1848 no. 21.

Lood ruw en geplet, vrij (stsbl. 1863 no. 105).

-ocr page 748-

69

Inkomend Eegt.

Maatstaf

van Belasting,

Bepalingen.

BENAMING

der

GOEDEREN.

Als boven, 12 pCt.

Als boven,

ƒ 24,-Vrij. // 24-

Als boven, 12 pCt.

Als boven

S Wordt alleen in entrepot toegelaten. Wordt alleen in entrepot toegelaten.

Vrij.

Machinerim en Gereedschappen voor den Land-louw gt; (Zie Werktuigen en IJzertcei\'lc.)

Meel (Tarwe-).,.......

Meststoffen, (Guano en andere, ten diensten van den Landbouw) (1). . .

Metselsteeneu (Zie Stee-nen.)

Meubelen (2)..........

Modewaren, als Kleeding-stukken.

Muziekinstrumenten, als Muzijk. (Zie Boeken.)

Opium, (Verboden) (3)

Paarden en Muilezels.

Pannen {Bak-), als Meisels teenen..........

Pleetwerken, als Krame-rijen.

Provisien, (Zie Eetwa ren.) ) In Ned. schepen, met •bewijs van Ned. oorsprong, 12 pCt.

Als boven,

// 34,—


(1) Wet 15 April 1854 (stsbl. no. 44).

(2) Goederen, welke door de invoerders reeds in Nederland gebruikt zijn, en met Nederlandsclie schepen voor huiselijk gebruik worden ingevoerd, zijn niet onderworpen aan de betaling van inkomende regten.

Van zoodanige goederen, met vreemde schepen ingevoerd, en in vreemde landen reeds gebruikt zijnde, wordt 6 pCt. der waarde geheven.

In beide gevallen wordt afgegaan op schriftelijke, door de belanghebbenden, onder aanbod van eede af te geven, verklaringen, onverminderd het regt der beambten, om, in geval van twijfel, te verifieren of de goederen al dan niet vroeger gebruikt zijn, (besl. gouv.-gen. dd. 20 Deo. 1838 no. 14).

(3) Stsbl. 1854 no. 94. Zie hierachter Openstelling der Entrepots op Java voor den opslag van opium.

-ocr page 749-

70

Reukwerken en Farfu-merien............

Rijtuigen.............

Scheepshehoeften, uitgezonderd. Touwwerk en Zeildoek (2).........

Schilden jen, Vlaten en Fr enten..............

Schrijf- en Teekenbeltoef-ten (3). (Uitgezonderd Papier.)

Siroop {Keuken\') als Eet\'

waren............

Speelkaarten........

Spek. (Gezouten, gerookt,

enz.)..............

Spiatiier. (Zie Zink.)

Staal, (in Staven, Platen, enz.) (4)...........

Staalwerken..........

Steenkolen. Zie Kolen.

rVls boven.

Als boven.

Als boven.

Per ƒ 100,-waurde als

Als boven.

A Is boven. Als boven.

Als boven. Als boven,

ƒ 24-// 24,—

/,12.-/,12-

„ 12-

„ 24,— /, 24,—

//12;-„ 24,-

I In Ned, schepen, met bewijs van Ned. oorsprong en voorzien van Ned. fabriekmerk, 13 pCt. (1).

In Ned. schepen, met ;be\\vijs van Ned, oor-(sprong, 12 pCt.

iVan Necl. komende, regstreeks, in Ned. schepen , 6 pCt.Van Necl. komende, regstreeks, in Ned. schepen , 6 pCt.

In Ned. schepen, met bewijs van Ned, oor-isprong, 6 pCt.

Als boven, 6 pCt.

Als boven, 12 pCt.

Als boven, 12 pCt.

J Van Ned. komende, ■regtstreeksin Ned. schelpen, 6 pCt.

i In Ned. schepen, met \'bewijs van Ned. oor-\' sprong, 12 pCt.


(1) Stsbl. 1848 no. 40.

(2) Onder Scheepshehoeften zijn mede begrepen: Werk, ijzeren komen {gewelde of ongeweide) en ijzeren anker-kettingen {Bijzondere bemaling).

Schcepsbehoeften afkomstig van de afbraak van schepen, welke op een der reeden van Ned. Indie worden gesloopt, vrij (stsbl. 1830 no. 46).

Sclieepsbehoeften van schepen, welke op een der reeden van Ned. Indië in reparatie liggen, vrij (gouv. besl. 3 Mei IS\'iO no. 2).

Voor sclieepsbehoeften en inventaris goederen van schepen, welke verkocht zijn om te worden gesloopt, terwijl door den kooper aan de slooping geen gevolg wordt gegeven, kan ook vrijstelling van regten worden verleend {Bijzondere bepaling).

(3) Onder Schrijfbehoejten zijn mede begrepen alle blanco-hoeken {Bijzondere bepaling).

(4) Staal in staven, bladen en platen, vrij (stsbl. 1863 no. 105).

-ocr page 750-

71

BENAMING der

GOEDEREN

Steen: Metselsteenen.. . Tegels en Dakpanen.

Marmeren Vloerstee-nen..............

Als boven.

Als boven,

Het pond, Per ƒ 100,— waarde als voren.

,16

Als boven. „ —,50 Als boven. // —,40

Als boven. Als boven. Als boven.

// 24,— // 24,-// 12,-

Vrij. //24,-

Als boven.

Vunrsteenen. (Verboden tenzij met bijzondere vergunning). . . Tabak : In bladen en bewerkt...............

Sigaren: Havanasche. Alle andere soorten (Eu-ropesche en Ameri-

kaansche)..........

Snuif, van alle soorten.. Tapijttn. (Zie tarief no. 2.) Teer, als ScheepsbeJioeften Tegels, als Metselstee^

nen {1)............

Theelood, Zie Lood.

Tamme 2i\'k...........

Vaatwerk, (Nieuw en Ie-

(lig-l..........■■----

Vaatwerk (oud), als Houtwerken..............

Verwwaren, Lijnolie, enz. Vee. (levend, als :

Koeijen, Schapen, enz.) Vleesch. (Gezouten, gerookt, ingelegd, enz.. .

Vuurwapenen, (2). Zie Buskruid.. ........

r S0,-

Jagtgeweren, in kistjes.

mits ter waarde van ƒ 100 of meer elk. . iHet stuk.

Maatstaf-

van Belasting.

Inkomend Regt.

Als boven.

ƒ J2,-/, 12-„ 12,-

Bijzondere B ep aling en

Als boven, 6 pCt.

| Van Ned. komende, regtstreeks, in Ned. schepen, 6 pCt.

Als boven, 6 pCt.

Als boven, 8 pCt. Als boven, ƒ 1—. \\ In Ned. schepen, met (bewijs van Ned. oorsprong, 25 cents. Als boven, 20 ceuts.

Ais boven, 12 pCt. Als boven, 12 pCt. Als boven, 6 pCt.

Als boven, 12 pCt. | Worden alleen iu entrepot toegelaten, met bestemming tot wederuitvoer.

In Ned. schepen, met •bewijs van Ned. oorsprong, /15—.


(1) Besl. gouv.-gen., 21 Junij 1838 no. 13.

(2) Stsbl. J84S no. 44,

Op gebruikte vuurwapenen is van toepassing het besl. van 20 December 1838 no. 14. (Zie toelichting op het artikel Meubelen (stsbl. 1849 no. 28 en 47).

-ocr page 751-

72

BENAMING Grondslag

der van

GOEDEREN. Belasting.

Pistolen, en kistjes, mits ter waarde van ƒ 100 of meer. . . . Werh als Scheepshehoef~ ten.

Werktuigen. (Zie Ijzerwerk) ..........

Wijn en Dranken. (Zie

Tarief no. 1)......

IJS, (1)..........

/30,-

Per ƒ 100. -waarde als

ƒ 12,-

Als boven.

24.—

Als boven.

6,—

IJzer in staven, stukken . roeden, platen, enz. (2).

IJzeren Anker-Kettingen, als Scheep she Jweften.

Ijzerwerk en Machinerien.

Werktuigen, toestellen en gereedschappen ten dienste van landbouw, fabriekwezen, stoomwezen en mijnontgin-ningen, alsmede ijze^ ren laadbooten of praauwen, spoorstaven, asen en wielen voor voertuigen, ijzeren geraamten van pakhuizen of loodsen. (Ook gedeelten van die voorwerpen) (3)

Van Ned. komende, .regtstreeks, in Ned. \\schepeii 6 pCt.

I In Ned. schepen, met .bewijs van Ned. oor-Lsprong, ƒ 12,—.

In Ned. schepen, jmet bewijs van Ned. oorsprong, vrij.

Als boven, ƒ 15.

Bèp alingen.

Onder vuurwapenen zijn mede begrepen geweer- en pistoolsloten en ia het algemeen op alles wat tot de remonte dier wapens behoort (stsbl. 1829 no. 62).

(1) Stsbl. 1847 no. 43. Met premie van / 10 per ton, onverschillig onder welke vlag de aanvoer geschiedt. Eesl. 1 Julij 1854, Javasehe Courant no. 53.

(2) IJzer in staven, stukken, roeden of platen, spoorstaven, lasch-en verbindings-platen voor spoorwegen, bouten en spijkers, vrij (stsbl. 18G3 no. 105).

(3) Wet van 3 Mei 1851 (stsbl, 1851 no. 41).

-ocr page 752-

73

BENAMING der

GOEDEREN.

Maatstaf i Inko-vau \' mend Belastins-.! Heart.

Bijzondere B ej) al in (j e n.


Zakken. (Linnen voor k o ff ij enz.) als Linnen. Zadels en Paardentuig ^

ais Lederwerk.

rVls boven. •Vis boven.

heep (l)..........

/ 12,-

24,

Zeildoek (2) . .

^ Van Ned. komende , ,regtstreeks, in Ned. Jschepen, 6 pCt. \\ In Ned. schepen, met |}bewijs van Ned. oor-l -sprong, 12 pCt.


Onder de toestellen en werktuigen voor het fabriekwezen zijn mede begrepen: Steenmachinerien om steenen te maken en oliepersen (Bijzondere bepaling).

Onder de gereedschappen voor den landbouw worden geene andere verstaan dan voor de cultures van suiker, arak, rijst, indigo, zijde, katoen en koffij, als: ijzeren wielen en assen voor suikerkarren, ijzeren, hoepels en bouten voor idem, tuingereedschappen, arak-stookketels, smeltovens en andere toestellen voor suikerfabrieken, ijzerwerk, bestemd voor toestellen ter vervaardiging van beenzwart, ij/.eren spoorweg- en toestellen voor sluizen en waterleidingen, kerfbanken, patjols (Bijzondere bepaling).

Onder gereedschappen en werktuigen voor den landbouw kunnen niet gerangschikt worden: werk, hennip, menie, loodwit, borax, kopersoldeersel, vitriool, thermometers, bliksemalleiders (Bijzondere bepaling). Zie ook Koperwerk.

De aannemer der stoompakketvaart is vrijgesteld van de betaling van regten voor den invoer van machinerien en scheepsbehoeften, benoodi?d voor den aanbouw of de eerste uitrusting zijner schepen, bijaldien hij mogt verkiezen die op Java te doen bouwen (art. 2 van de door het gouvernement met den aannemer gesloten overeenkomst, in-oflicieel £re-deelte der Jav. Cour. 22 Julij 1854 no. 58).

Bliksemafleiders kunnen niet onder do gereedschappen voor den landbouw gerangschikt worden (Bijzondere bepaling).

Vijlen benooren tot de gereedschappen van fabrieken en stoomwezen (Bijzondere bepaling).

Steenmachinerien en oliepers als boven (Bijzondere bepaling).

De te Singapore ten behoeve van het praauwenveer aangebouwde en op zich-zelve varende praauwen zijn, bij aanbreng alhier of elders, vrij van inkomende regten, gouv. besl. 3 April 1858 no. 8.

Zie verdere explicatie van het artikel ijzerwerk en machinerien, bij advertentie van den directeur der middelen en domeinen, Javasche Courant 15 Oct. 1853 no. 83.

(1) Ruikende of geparfumeerde is hier onder mede begrepen (Bijzondere bepaling).

(2) Stsbl. 1842 no. 35.

30

-ocr page 753-

74-

BENAMING der

GOEDEREN.

Maatstaf

van Belasting.

Inkomend Eegt.

Bijzondere Bep alin g en*

Zilver. (Zie Goud).

Zink (1)..........

Zijden en Zijden Stoffen.

Zont. (Verboden) (2).

Alle goederen in dit tarief niet verméld, voort-hrengselen van Europa, Amerika en de Kaap de Goede Hoop.

Alsboven. Alsboven.

Alsboven.

ƒ 24,-„ 12-

„ 12,-

Als boven, 12 pCt. / Van Nederl. komeifr-\'de, regtstreeks, in Ned. schepen, 6 pCt.

Als boven, 6 pCi.

fl) Stsbl 1842 no. 35.

Zink ruw, geplet daaronder begrepen, platen en bladen voor het hamp;~ kleeden van schepen, bouten en spijkers, (stsbl. 1863 no. 105).

(•2) Zie stsbl. 1830 no. 23. In entrepot toegelaten (Bijzondere amp;?-paling).

-ocr page 754-

75

JAVA en MADURA.

Takiep No. 4. (Stsbl. 1837 no. 47).

Inkomende regten op voortbrengselen v an den Indisohen Archipel.

Zie de bepaling voor de vrijhavens Riouw, Sambas en Pontianak (stsbl. 1828 no. 89, 1832 no. 38 en 1833 no. 65).

Zie de bepaling voor de vrijhaven Makasser (stsbl. 1846 no. 27 en 1847 no. 22 en 41).

Zie de bepaling voor de vrijhavens Menado en Kema (stsbl. 1848 no. 4quot;) en die voor de vrijhaven Succadana (Nieuw Brussel) op de westkust van Borneo (besl. 31 Aug. 1837 no. 1).

Het pond, in dit tarief bedoeld, is het oude Amsterdamsche.

BENAMING der

GOEDEREN.

Maatstaf

van Belasting.

Inkomend Uegt.

Bijzondere Bepulinye».


Gamhier, (1).,

Talak : ia bladen of bewerkt.............

Sikuren, (Soloksclie of ïernataansche).., .

Was en Waskaarsen, (2),

De pikol van 125 ponden.

Als boven. Het pond.

De pikol van 1^5 ponden.

ƒ 18,-

» 10,- 1-// 30,-

I Met N. 1. schepen of daar-\'mede gelijk gestelde vaartuigen, komende TanN. I. bezittingen of daarmede gelijkgestelde havens, zonder eene vreemde ihaven te hebben aangedaan, \' ƒ 13,— de pikol

i Als boven de helft van deze reeten.


(1) Het minder regt op de gambier wordt alleen geheven op vertoon van bewijs van oorsprong, verleend door den resident van Riouw of andere Ned. bezitting.

Met Coehin-Chinesche schepen / 18,— (besl. gouv.-gen. 1 Julij 1841 no. 12^.

Bij invoer van gambier wordt voor elke krandjang 10 katties tarra berekend {Bijzondere bepaling).

(2) Bij invoer onder Ned. vlag van eene der Ned Oost-Indische bezittingen, worden de aldaar betaalde uitgaande regten terug betaald (stsbl. 1841 no. 21).

Consumptie-regt van /10 per pikol op de ruwe en gefabriceerde was (waskaarsen daaronder begrepen) afgeschaft (gouv. besl. 16 Oct. 1839 no. 18).

-ocr page 755-

76

BENAMING der

GOEDEKEN.

Maatstaf i Inko-

mend Eegt.

van 1 Belasting.

Bijzondere Bepalinye n.


Lijmcaden en (Zie Tarief no.

Katoenen Garem.

Kokos of klappers van de Kokos-eilanden.....

Koperwerken (1)....

Goud en zilver (Onge munt ook Stofgoud).. Juweelen, Faarlen en E

delgesteenten.........

Paarden, Rundvee, Scha pen. Geiten, enz.....

Alle andere voortbrengamp;e len van den Indischen Archipel, uitgezonderd Zout (2) .........

Als boven,

/13-

;; —

Vrij. Vrij. Vrij.

// —

Per ƒ 100,-waarde.

Per ƒ 100.-waartlc. vol-pens taxatie door de beambten

Als boven de helft van (leze regten. \\ Met N. I. scliepeu of daarme-/de gelijkgestelde vaartuigen, \'komende van N. I. bezittingen, .of daarmede gelijkgestelde havens, zonder eene vreemde ha-^en te hebben aangedaan, trij regten.

Mits echt zijnde.

, Met I. schepen of daarmede [gelijk gestelde vaartuigen, komende van K. I. bezittingen, of daarmede gelijkgestelde havens, zonder eene vreemde haven te [hebben aangedaan, try van \\regten.


Zout (Verboden).

(1) Zie bladz. G7 noot 2.

(2) Zie stsbl. 1857 no. 17 over den aanbreng van goederen van Bali en Lombok.

-ocr page 756-

77

(Stsbl. 1837 no. 57).

Inkomende regten op diverse Goederen.

Zijnde voortbrengselen van landen beoosten de Kaap de Goede Hoop,

en niet begrepen in de voorgaande taneven (1). Dit tarief kan worden gevolgd voor de berekening van inkomende regten op voortbrengselen van Australië

[Bijzondere Bepaling).

Tarief No. 5.

BENAMING, der

GOEDEREN.

Maatstaf i Inko-van ! mend Belasting. Eeo-t.

Bijzondere Bepalinge n.


Aardeiberktn en Force-leinen...............

Amfioen. (Zie Opium). ChinescJe goederen regt streeks van Macao aan-

gebragt.............

Idem, met Chinesehe jonken, komende van China: Voor eene groote jonk-

van Numpho.......

Voor eene kleine dito

dito............

Voor eene groote jonk

van Canton......

Voor eene kleine dito

dito...............

Voor eene groote jonk

van Eymoey.......

Voor eene kleine dito

dito..............

Voor eene groote jonk

van Tjinglien......

Voor eene kleine dito dito..............

Per ƒ ]00(-

factuurs-vvaarde, verhoogd met 30 pCt., bij ontstentenis van factuur of twijfel omtrent deszelfs juistheid, den marktprijs tot grondslag te jiemen.

/ 12.—» /, 12,-

„ G000, „ 4000, „ 5000, „ 3000, „ 4000, „ 2000, „ 4000, „ 2000,

Als boven

Voor de ge-heelc lading

Als boven. Als boven. Als boven. Als boven. Als boven. Als boven. Als boven.

I Onder Ned. of daarmede gelijk gestelde vlag, regtstreeks van de plaats van oorsprong, }ƒ 6 per ƒ 100.

T

1

j Als boven.

Mits de lading geheel bestaat uit goederen van Chineschen oorsprong. Van andere \\goederen, met Chinesehe jonken aange-bragt, worden geheven de hoogste regten voor die goederen bepaald (2).


(1) Het pond, in dit tarief bedoeld, is het oude Amsterdamsehe.

(2) Hieronder zijn niet begrepen Chinesehe goederen van wol, katoenen en vlas vervaardigd, waarop zullen worden geheven 25 en 12 pCt. per ƒ 100 waarde (stsbl. 1842 no. 35).

-ocr page 757-

78

BENAMING der

GOEDEREN,

Maatstaf

van Belastin?.

Inkomend Beet.

Bijzondere Bepalingen,


Chinesche goederen, met andere vaartuigen aan-gebragt, en niet afzonderlijk vermeld.....

Droog en jen en Medicijnen Ëdwareu, behalve die welke in dit tarief afzonderlijk genoemd zijn...

Gaas en Ki\'ip.......

Goud- en Zilverwerken, (1) Goud- en Zilverdraad,

enz................

Gouden en Zilveren Munt. Goud en Zilvery in staven, stukken, enz.........

Guano, (Zie Meststoffen).

Harst en Dammar.....

Jwceelen, Paarlen, Edelgesteenten, gezet of on gezet (2)...........

Kaarsen, (Was-) Zie Was.

Idem (van talk en vet)..

Per ƒ 100,-waarde als voren.

ƒ 12,-„ 12-

ƒ 12- 12,-

// 24,-Vrij.

Vrij.

Vrij.

„ 20,-

12,—

Als boven

Als boven Als boven

Als boven,

Per ƒ 100.-waar als voren.

De |.ikol van 125 ponden.

Per ƒ 100,-waarde als boven.

Onder Ned. of daarmede gelijk gestelde .vlag, regtstreeks van de plaats van oorsprong, |de helft van dezeregten.

Als boven.

Als boven. Als boven.

Als boven.

Onder Ned. of daarmede gelijk gestelde vlag, regtstreeks van de plaats van oorsprong,

nrij.

Mits echt zijnde.

Onder Ned. of daar-\'mede gelijk gestelde vlag, regtstreeks van de plaats van oorsprong, !ƒ 10 per pikol.

Onder Ned. of daarmede gelijk gestelde vlag, regtstreeks van de plaats van oorsprong 16%.


Als boven.

Als boven

• 13,—

Idem (Japansehe) zamen gesteld van was en boom-was.

Katoenen Goederen. (Zie Tarief no. 2).

(1) Valsche gouden en zilveren passement, draad, verguldsels, enz., betalen als kramerijen (Bijlandere bepaling).

(2) Zie hiervoren, tarief no. 3, bladz. 05, noot 1.

-ocr page 758-

79

BENAMING der

GOEDEREN.

Maatstaf.

van Belasting

Inkomend Reo;t.

Bijzondere bepaling en.


Klappers van de Kokos Ei landen. Zie Kokos.

Kleedih g stukken, (gemaakte) van Wol en Katoen, van Zijde en Linnen. .

Koper en Koperteer hen, (l).

Koperen Munt Qn Plaatjes, (Verboden) (2).

Ksdeit, {Steen-) (3). ..

Kramer ij en..........

Lakwerken..........

Leder en Ledenoerken.. .

Litmen, (zoogen. Gras lianen).............

Lamp;jd en Spiauter......

Lood- {Thee) (4)......

Majid- en Matwerken.

Per ƒ 100,— waarde als

voren. Als boven Als boven

Als boven,

Als boven. Als boven.

ƒ 25,-„ 13,-„ 12,-

Vrij.

// 13,-

„ 13-„13-

/, 24,-„ 34,-// ö,-

13,-

Als boven. Als boven Per ƒ 100,— waarde.

Als boven.

Als boven,/6 per/100. Als boven.

^ Als boven, de helft )van deze regten. Als boven. ^ Als boven.

Als boven.

Als boven.

Onder Ned. of daarmede gelijk gestelde vlag, regtstreeks van de plaats van oorsprong, vrij van regten,

Als boven, de helft vau deze regten.


Meststoffen, (Guano en andere, ten dienste van den Landbouw) (5) ,

Meubelen.............

Olie, {Klapper* of Kokos

xoot]...............

•OU/u ntstanden........

Opütm. (Verboden).. .

Paarden.............

Als boven

Vrij. // 24,-

„ 6,-

,/ 12-

Vrij.

Als boven Als boven

Als boven.

Als boven, vrij. Als boven,/6 por/100. ) Wordt alleen in entrt-jpöt toegelaten (6).


lt;1) Zie bladz. 67 hiervoren, noot 2.

(2) Zie stsbl. 1827 no. 24 en 1848 no. 31.

(3) Wet van 3 Mei 1851 (stsbl. 1S51, no. 41).

lt;4) Zie stsbl. 1848 no. 21.

(5) Stsbl. IS54 no. 44.

(6) Zie sisbl. JS54 no. 94 en Openstelling der Entrepots op Javavcor amp;*. opslag van opium.

-ocr page 759-

80

BENAMING der

GOEDEREN.

Maatstaf

van Belastino;.

Inkomend Keot.

Bijzondere Bepalingen.


J*ojongs of Zonneschermen, (van Papier).......

Papier, (Schrijf-, Behang-

nel—, enz.).........

Offer pup i er.......

Pitjis {Chhmchë) (1). Rmi en Arak, (Zie Tarief no. 1).........

lüjtidyen en Toebehoor en. SaHe en Soja, (Japansche).

Salpeter..............

Scleepsbehoejten, (uitgezonderd Zeildoek).. . ., Stalen Pannen of Kwalles. Steen, Marmeren, Vloer, en zoogenaamde Knst-

steenen............

Suiker.............

Tabak in bladen.....

Bewerkt............

Sigaren, Manilla......

Alle andere soorten..

Snuif.

Tapijten, (Zie Tarief no. 2). Tarwe...............

Thee................

Tin (van het eiland Salan-ga of junk-Seijlon)....

Vee, (levend).........

Vemicaren...........

Vieesch, (Gezouten).. .. Vuurwerken........... :Us boven.

Per ƒ 100,-w aarde als

voren. Als boven.

Als boven. Als boven. Als boven.

Als boven. Als boven

Als boven. Als boven.

De pikol vau 125 ponden.

Als boven. Het pond. Als boven Als boven

Per ƒ 100.— waarde als voren.

Als boven

ƒ 12,-

/, 24,-,/ 12,-

„ 24 _ „ 12,-u 12-

u 12 — „ 12,-

„ 12,-„ 12,-„ 20,-

„ 20,-,, 2,-

1,-

»

n 2^,— // 12,—

„ 12,-

Vrij. /, 12,-/, 24,-// 12,—

Per ƒ100,— waarde, als boven.

Als boven. Als boven. Als boven.

Onder Ned. of daarme-\'de gelijk gestelde vlag, regtstreeks van de plaats ivan oorsprong, de helft )van deze regten.

. Onder Ned. of daarmede gelijk • gestelde vlag, regtstreeks van de plaats van oorsprong, de \'helft van deze regten. \\ Als boven.

Als boven. Als boven. Als boven.

Als boven. Als boven.

Als boven, Als boven. Als boven.

Als boven.

Als boven.

Als boven.

Als boven.

Als boven.

Als boven.

Als boven.

Als boven. Als boven. Als boven.


(1^ Pitjis kunnen in den vervolge voor wederuitvoer in het entrepot worden opgeslagen zonder voorafgaande magtiging van den directeur. Vau zoodanigen aanvoer wordt door den controleur aan de directie alleen kennis gegeven. {Bijzondere bepaling).

-ocr page 760-

81

BENAMING der

GOEDEREN.

Maatstaf

van Belastinquot;:.

Inkomend Eest.

Bijzondere Bej) olingen.


Als boven.

Was.

„ 12-

Per ƒ 100,-avaarde als bovcu.

Wollen yoederen, (Zie Tarief no. 2).

Zakken, {Goeni \') (!).••

Zeep................

Zeildoek, \\van Linnen) (è).

Zilver (Zie Goud)......

Zout, (Verboden).

Zijde en Zijden Sloffen.. Diverse Goederen ^ niet hierboven vermeld, zijn-de voortbrengselen van landen, gelegen beoosten de Kaap de Goede Hoop en buiten den Ooster-schen Archipel (3). .

Als boven. Als boven. Als boven.

// 24,-// 12,-// 24.-

// 12,-

// 12,-

Als boven.

Als boven.

Als boven. Als boven. Als boven.

Als boven.

Als boven.


(1) Goeni-garen is hieronder mede begrepen.

(2) Zie stsbl. 1S42 no. 35.

(3) Hieronder zijn mede begrepen kaarsen van Japan, vervaardigd van was en boom was (Bijzondere bepaling).

-ocr page 761-

82

Tarief No. 6. (Stsbl. 1837 no. 57).

Uitgaande regten (1).

Bij uitvoer van goederen naar de Buitenbezittingen (vrije havens daaronder begrepen) zal aan belanghebbenden een certificaat worden verleend, ten einde later, bij wederinvoer van het onverkochte, vrijdom van regten te kunnen genieten (stsbl. 1822 no. 30a art. 5 en gouv. besl. 15 Februarij 1856 no. 4).

BENAMING der

GOEDEREN.

Maatstaf

van Belasting.

Inkomend Kegt.

Bijzondere Bepalingen.

Per ƒ 100,-w aarde.

ƒ 6,-Vrij.

„ 20,- 4-Vrij.

Onder Ned. vlag, vrij. j Verzonden wordende (door het N. I.bijbelge-fnootschap naar de N. J1. buitenbezittingen, j Naar Ned. in Ned; (schepen, ƒ 10 de pikol jmet borgstelling voor Jhet verschil.

Onder Ned. vla;r, ƒ 2.—

Bijbels, Psalm\' en Gezang\'

Per pikol (van 125 pond).

Per ƒ 100,-

waarde.

Idem, (wilde) (2) (2a).. Gouden en Zilveren Munt,

(3).................

(1) Het pond, in dit tarief bedoeld, is het Amsterdamsche.

I)oor Ned. schepen worden bedoeld, schepen in Nederland te huis be-hoorende.

Onder Nel. vlag worden ook begrepen de vlaggen van Aziatische volken en vorsten, welke aan de Ned. vlag zijn gelijkgesteld.

(2) Stsbl. 1£42 no. 35.

(2^) Art. 1 van stsbl. 1842 no. 35 is gewijzigd bij stsbl. 1817 no. 13.

(3) Alle gezagvoerders van schepen of vaartuigen zullen, bij debeëe-diging van het manifest, daarbij tevens uitdrukkelijk onder cede moeten verklaren, dat door hen geene andere gouden of zilveren muntspecien zijn aan boord genomen dan die, welke met voorkennis van het, departement der inkomende en uitgaande regten op het manifest bekend gesteld, en waarvan mitsdien de uitgaande regten betaald zijn.

Alle ter sluik uitgevoerd wordende gouden en zilveren muntspecien zullen worden verbeurd verklaard, terwijl de zoodanigen, die aan dezen verboden uitvoer schuldig zijn, daarenboven nog zullen verbeuren eene boete van / 100 tot ƒ 3000 ter beoordeeling van den regter.

Van de belasting zijn uitgesloten de muntspecien, welke van de eene plaats naar de andere op Java en Madura worden verzonden, behoudens consignatie der rogten, om ter plaatse van wederinvoer te\'worden terugbetaald, mits de terugvordering geschiede binnen vier maanden na de consignatie.

-ocr page 762-

83

BENAMING der

GOEDEREN.

Maatstaf

van Belastino-.

Inkomend Reort.

Bijzondere Bepalingen


Goud en Zilver. (Ongemunt , alsmede Japan-sche Kobangs) (1). . Hout: Sandelhout....

Sapanliout............

Ruiden: Koehuiden....

Buffelhuiden.. . Indigo...............

Juweelen, Faarlen

Edelgesteenten......

Kamfer, (Japansche) (2). Katoenen goederen, (Ja-vasche) ...........

XoffiJ, (3)..........

Per pikol (van 125

Vrij. 1,—

,—,20 ,, 8,-/ ö}— / —,10

Vrij. 7 7,—

! -

. 12,-

/

Als boven. Ter 100 stuks, Als boven. Het pond.

Per balie of

tobbe. Per ƒ 100,-waarde.

Als boven, ^ Onder Ned. vlag, de ^ hel ft van deze regten. \\ Naar Ntd., in Ned. /schepen, de helft van \\deze regten, met borg-

Sstelling voor het verschil.stelling voor het verschil.

Als boven.

Onder Ned. vlag,/2.— ) Kaar Ned., in Ned. scbepeu.. de lielft van deze regten (4) n.et V borgstelling voor liet verschil.


Van alle gelden, zonder onderscheid, welke worden verzonden naar de vrijhavens Riouw, Pontianak en Sambas, is de belasting verschuldigd, zonder restitutie.

Zie stshl. 1855 no. 44.

(1) Zie stsbl. 1855 no. 44.

(2) De uitgaande regten te berekenen de halve als halve, de hcelo als heele.

(3) Nederlandsche schepen naar Ned. uitklarende zullen, behalve de uitbetaling van voorschreven regt, van ƒ 6 de/100, nog borgtogt moeten stellen voor het meerdere regt f G per /100, hetwelk voor alle schepen naar elders bestemd moet worden voldaan. Deze borgen moeten goedgekeurd zijn te Batavia, door den directeur van \'s lands middelen en domeinen en te Samarang, Soerabaija en Padang door de residenten aldaar. De acte van borgtogt ter zake voorschreven zal onderhands, op een zegel van een gulden, kunnen worden verleden, onder uitdrukkelijke renunciatie nogtans aan alle in regten bekende exceptieu en beneficien {Zie Model Borgtogt, hierachter onder de algemeene bepalingen).

Deze borgtogt vervalt nadat de lading ongebroken in Ned. aangebragt en aldaar behoorlijk gelost zal zijn, doch wanneer hier te lande, binnen twaalf maanden na het vertrek van het schip, niet hiervan is ingediend een behoorlijk door het departement van koloniën geauthentiseerd bewijs, zal het meerdere regt (/ 6 per / 100) benevens 50, 0 voor dezeewerken, dadelijk bij de verschijning van dit tijdvak moeten worden voldaan, en die betaling insgelijks dadelijk plaats hebben, wanneer vroeger mogt blijken, dat de lading geheel of gedeeltelijk elders dan in Ned. is ingevoerd.

(4) Stsbl. 1848 no. 20.

Bij de publicatie vun 19 April 1853 (stsbl. no. 29), is, bij aanvulling van het vastgestelde omtrent de borgstelling bij den uitvoer van Kofpj en

-ocr page 763-

84

BENAMING der

GOEDEREN

Maatstaf

van Belasting.

Inkomend Regt.

Bijzondere B epalinyen


Koper, (Japanscli).... Koperen Munt, (Ned.).

Kogelen.............

KotenmusJcaat.......

Idem, wilde of mannetjes noten.......

Oliet (Klapper of Katjang).

Oudheden van Java (Verboden)............

JP aar den, (1).

Perpikol(van 125 pond).

Als boven.

Als boven

Per ƒ 100,-

/ 7-Vrij.

//19,-

//19,-

// 4,-// 3,-

// 40,-

waarde Per pikol(van 125 pond).

Het stuk,

Onder Ned. vlag, ƒ 3| de pikol.

] Naar Ned. in Ned. (schepen, ƒ 9| de pikol, l\'met borgstelling voor jhet verschil.

) Onder Ned. vlag de Jhelft van deze regten. ? Onder Ned. vlag, de ^helft van deze regten.

I Tenzij een eigenhandige toestemming van den gouv.-gen. overleggende (bs. 29 Dec.1841 no. 13). i Onder Ned. vlag de ^lielft van deze regten. Tenzij een eigenhandige toestemming van den gouv.-gen. overleggende (bs. 29 Dec.1841 no. 13). i Onder Ned. vlag de ^lielft van deze regten.


Suiker, bepaald, dat die borgstelling zal geschieden, bij den uitvoernaar Nederiand onder Ned. en daarmede gelijk gestelde vlag, van alle andere artikelen; voorts, dat de betaling der meerdere regten moet geschieden, 3 2 maanden na den uitvoer, stsbl. 1860 no. 22, wanneer alsdan niet gebleken is, dat de uitgevoerde goederen in eeneNed. haven onaangebroken zijn aangebragt, dan wel aanstonds, wanneer het bewijs is verkregen, dat de goederen in eene vreemde haven zijn aangebragt; dat wijders de borgtogt vervalt door ontvangst\', binnen den bepaalden tijd, van het bewijs van onaangebroken aan- en invoer in eene Ned. haven, en eindelijk dat, wanneer goederen aangegeven voor den uitvoer naar elders^ dan Ned., onder Ned. of daarmede gelijkgestelde vlag, onaange broken in eene Ned. haven worden aan- en ingevoerd, op vertoon van het bewijs daarvan, terugbetaling zal geschieden van het meerdere betaalde uitgaande regt.

Bij uitvoer van 5 pikols of minder, geene borgstelling (besl. gouv.-gen. 12 Mei 1838 no. 10, stsbl. 1851 no. J5).

Door het departement van koloniën wordt van den aanvoer der lading in Nederland aan het bestuur in Indië, per landpost,^ kennis gegeven, waarna de borgtogt vervalt. (Zie de aankondiging in de Ned. staat-cou-rant van 8 Eebruarij 1850, op bladz. 49).

(1) Paarden, bestemd voor eigen gebruik van kavallerie- en andere officieren, vrij van uitgaande regten, mits dezelve in ie marschorder worden uitgedrukt; moetende het duplicaat van dat stuk aan den ontvanger der inkomende en uitgaande regten ter plaatse van uitvoer worden afgegeven (stsbl. 1836 no. 42).

Paarden door ambtenaren, bestemd voor het binnenlandsch bestuur te Palembang, voor eigen gebruik medegenomen of derwaarts verzonden wordende, kunnen vrij van regten worden uitgevoerd (Apostill, disp. 17 November Jl 852 no. IX).

-ocr page 764-

85

BENAMING der

GOEDEREN.

Bijzondere Bepaling én.

Peper (1), Zwarte.

Witte (2)......

Tromden en Victualiën voor scheepsgebruik (3). Rantsoenen en Levemhe-hoeft en , door den aannemer of leverancier uitgevoerd wordende, tot onderhond van de landmagt besterad...........

Hotting, (Bind-), ifom, (Javasche).. Jivjst...........

Schildpad........

Suiker, le en 2e soort (4),

Per pikol(van 125 pond).

Als boven.

Ais boven. Per legger.

Per pikol van

ƒ 2,-

// 3, Vrij.

Vrij. /, -.30 „ 12-/,-,10

// — // 6,-

125 pond. Per ƒ 100,-waarde.

Als boven.

i Naar Ned., in Ned. /schepen, ƒ 1 de pikol,

(met borgstelling voor het verschil.met borgstelling voor het verschil.

Als boven, ƒ 1,50 de • pikol, met borgstelling (voor het verschil.

) Onder Ned. vlag, de (helft van deze regten.

Onder Ned. vlag, ƒ 2 Iper f 100.

j Naar Nederland, in Nederl. schepen, vrij, \'met borgstelling voor )de regten (5) en (6).


(1) Staartpeper: als diverse goederen (besl. gouv.-gen. 19 December 3838 no. 9).

(2) Stsbl. 1849 no. 9.

(3) Provisien, uit het entrepot of overgescheept van een ander schip, en bestemd voor scheepsgebruik, zijn onderworpen aan de betaling van inkomende regten.

(4) De bepaling omtrent den borgtogt voor de uitgaande regten op uitgevoerd wordende suiker naar Nederland, is gelijk als voor koffij, hierboven vermeld (stsbl. 1850 no. 11), doch voor suiker van 5 pikols of daar beneden vrij van borgstelling.

(5) Zie stsbl. 1850 no. 11.

(6) De minister van koloniën brengt ter kennis van de belanghebbenden.

Dat door bet gouvernement maatregelen zijn genomen, om het bestuur

in Ned. Oost-Indië tijdig te onderrigten van den ongebroken aanvoer en lossing in Ned. havens, van uit de gemelde bezittingen aangebragte ladingen Koffij en Suiker, ter zake waarvan, bij den uitvoer aldaar, overeenkomstig de bestaande bepalingen, vermeld in de Ned. Staats-Couranten van 26 Februarij 1834 en 11 Junij J850, borgtogt is gesteld wegens de meerdere uitgaande regten, welke zouden verschuldigd zijn, in geval de uitvoer van de genoemde producten had plaats gehad met andere dan Ned. of daarmede gelijkgestelde schepen, of bij den uitvoer naar elders dan naar Nederland.

-ocr page 765-

86

BENAMING der

GOEDEREN.

Maatstaf

van Belasting.

Bijzondere Bepalingen.


Suikery {alle bruine) zonder onderscheid te beschouwen als geschikt voor Eur. markt (1).. Kaudy of Klontjes (3).

Suiker, Ar eng.........

Idem. Meiassen als di-

Per ƒ 100,-w aarde,

Per pikol.

/ 6,-// 0.50

j Naar Ned., onder Ned. vlag, vrij van regten, \'mits borg stellende voor |de regten (2).

Onder Ned. vlag m/.

Onder Ned. vlag, ƒ 2 per ƒ 100.


Tabak, (Javasche).....Per ƒ ino,—

waarde.

Idem Idem (4).

Per kodie van 8 pikol.

Tin .

4,-

Per pikol van 125 pond.

) Naar Ned., in Ned. t schepen, ƒ 2 de pikol, \'met borgstelling over jhet verschil.

Cousuuitie regt ƒ 20,—

Dat mitsdien de voor die meerdere regten in Indië gestelde borgtogten zullen worden opgeheven, dadelijk na de ontvangst van de voren bedoelde officiele opgaven.

Dat alzoo daartoe niet meer zullen worden gevorderd, de bewijzen van ongebroken aanvoer en lossing, welke tot hiertoe door het ministerie van koloniën zijn uitgereikt geworden; en

Dat deze maatregelen van toepassing zijn op de betrokken ladingen Kojpj en Suiker, welke op of na den Isten Februarij 1851 in eere der havens van dit Rijk, uit Ned. Oost-Indië ongebroken zijn aaugebragt of gelost.

Zullende mitsdien, wegens zoodanige ladingen, welke vóór het even-gemeld tijdstip waren aaugebragt en gelost, alsnog de gebruikelijke bewijzen van ongebroken aanvoer en lossing bij het genoemde ministerie Ier bekoming van opheffing der deswege in Indië gestelde borgtogten, behooren te worden aangevraagd.

De Minister voornoemd, (get.) Chs. E. PAHUD.

(1) Alle suiker, welke niet tot de eerste soort kan worden gerangschikt, met betrekking tot de regten, behoort tot de tweede soort (gouv. besl. 2-1. Eebr. 1853 no. 3).

(2) Zie stsbl. 1850 no. 11.

(3) Het uitgaand regt voor Kandy-suiker of klontjes wordt geheven als van alle andere goederen. Zie het laatste artikel van dit tarief.

(4) Alle Jav. tabak, over zee van eeïie residentie op Java en Madura miet uitzondering van de residentie Batavia, (stsbl. 1828 no. 3) naar eene andere op die eilanden gelegene residentie vervoerd wordende, is onderworpen aan deze consumptie regten (stsbl. 1826 no. 73).

-ocr page 766-

87

BENAMING der

GOEDEREN.

Maatstaf

van Belasting.

Inkomend Kegt,

Bijzondere Bepalingen.

Thee, (Javasche) (1)....

Vogelnestjes gt; (2).......

Was................

Per ƒ lofwaarde.

Ais boven. Als boven.

// 4,—

// 4.-

/, 12-„ 4-Vrij.

„ 4,-n 4,—

1 Na:ir Nederl., in Ned. ^schepen, vrij vanregten, \\daarvoor borg stellende, j Onder Ned. vlag, de (helft van deze regten. Als boven.

Als boven.

/ Onder Ned. vlag, ƒ 2 jper ƒ 100.

1 Onder Nederlandsche ^vlag, vrij,

Alsboven,/2[]er/100.

Diverse goederen, niet hier boven vermeld, zijnde voortbrengselen van den Indischen Archipel (3).

Alle andere goederen, waarvan het maximum van het algemeen inkomend regt bepaald is op 25 en 24 ten honderd.

Alle andere goederen (4).

Als boven.

Als boven. Ais boven.

(1) Stsbl. 1848 no. 21.

(2) Bij taxatie van vogelnestjes, door een of twee deskundige Chinezen, bij voorkeur uit officieren dier natie, te doen assisteren, wanneer die meer dan één pikol bedragen (stsbl. 1831 no. 40).

(3) Even als bepaald is voor Koffij en Suiker, moet, bij den uitvoer naar Nederland onder Nfd. en daarmede gelijkgestelde vluggen, ook voor alle andere artikelen borg worden gesteld voor de betaling van de meerdere regten, welke daarop, volgens de tarieven no. C en 8, van uitgaande regten voor Java en Madura en voor Sumatra\'s Westkust (stsbl. 1837 no. 57 en 1838 no. 1), verschuldigd zouden zijn, bijaldien de uitvoer aangegeven ware onder andere vlaggen of voor elders dan Nederland (stsbl. ib53 no. 29).

(4) Zie stsbl. 1S57 no. 17 omtrent den uitvoer van goederen naar Balie en Lombok.

Voor zoo veel inkomende en uitgaande regten betreft, bestaat er geen onderscheid tussclien Nederlandsche en Nederlandsch-Indische schepen {Bijzondere bepaling\').

Onder Ned. vlag worden ook begrepen de vlaggen van Aziatische vorsten en volken, welke aan de Ned. vlag zijn gelijkgesteld (stsbl. 1819 no. 34, 1829 no. 85 en 1851 no. 14).

Cochin-Chinesche schepen, naar Cochin-China uitklarende, betalen dezelfde regten als Ned. schepen, doch naar elders als vreemde schepen (stsbl. 1829 no. 83).

Trenganoesche schepen naar Trengauoe, idem als boven (stsbl. 1851 no. 14).

-ocr page 767-

88

Borgtogt op Koffij, Suiker en andere artikelen.

Publicatie 19 April 1853, stsbl. no. 29.

Eersteljk: De voorschriften, vervat in de resolutie van SO Sept. 1833 no. 4 (stsbl. no. 64) en liet besluit van 17 Maart 1850 no. 1 (stsbl. no. 11), worden aangevuld en gewijzigd in dezer voege;

a. Even als thans ia bepaald voor koffij en suiker, moet, bij den uitvoer naar Nederland onder Ned. en daarmede gelijkgestelde vlaggen, ook van alle andere artikelen borg worden gesteld voor de betaling van de meerdere regten, welke daarop, volgens de tarieven no. 6 en 8 van Uitgaande regten voor Java en Madura en voor Sumatriïs Westkust (stsbl. 1837 no. 57 en 1838 no. 4), verschuldigd zouden zijn, bijaldien de uitvoer aangegeven ware onder andere vlaggen of voor elders dan Nederland,

b. De betaling der meerder regten waarvoor borg is gesteld, moet geschieden;

1°. Twaalf maanden na den uitvoer, wanneer ter plaatse van den uitvoer niet is gebleken, dat de uitgevoerde goederen in eene Nederiandsche haven onaangebroken zijn aangebragt en ingevoerd;

2°. Aanstonds wanneer het bewijs is verkregen, dat de goederen in eene vreemde haven zijn aangebragt.

c. De gestelde borgtogt vervalt, door ontvangst binnen den boven bepaalden tijd, van het bewijs van onaangebroken aanbreng en invoer in eene Neder!, haven.

d. liet voorgeschrevene bij §§ h en c, is geheel van toepassing op de borgtogten voor koffij en suiker.

e. De hierbedoelde borgtogten , zoo voor koffij en suiker als voor alle andere goederen, moeten worden goedgekeurd te Batavia door den directeur der middelen en domeinen, en elders door de hoofden van gewestelijk bestuur.

ƒ. De acten voor deze borgtogten kunnen onderhands worden verleden, geschreven op een zegel van «

-ocr page 768-

89

Ten Uoeeite: Wanneer goederen, aangegeven voor den uitvoer naar elders dan Kederland, ondej.\' Neder!, of daarmede gelijkgestelde vlaggen, onaangebroken in eene Nederl. haven worden aangebragt en ingevoerd, wordt, op vertoon van het bewijs hiervan, door den directeur der middelen en domeinen gezorgd voor de terugbetaling aan de uitvoerders, van hetgeen voor den uitvoer van regten meer is geheven dan verschuldigd zoude zijn, wanneer de uitvcer, onder Nederl. of daarmede gelijk gestelde vlaggen, onmid-delijk voor Nederland ware aangegeven.

En opdat, enz.

Model Borgtogt.

(op een zegel van Ken gulden).

Wij (of ik) ondergeteekenden.....verklaren, onder renunciatie aan alle in regten bekende exceptien en beniiicien, ons te stellen tot borgen en principale debiteuren, ten behoeve van het departement der inkomende en uitgaande

regten alhier voor eene som van.....recepissen, zijnde het

bedrag der meerdere uitgaande en additionele regten op.....

pikol, alhier uitgevoerd per Ned. schip.....gezagvoerder

.....naar.....

Belovende en aannemende genoemde som van.....aan

het departement voornoemd te zullen voldoen heden over

twaalf maanden, dat is op den...... met bij berekening van

6% renten, bijaldien binnen dat tijdvak , niet hier te lande zal zijn ingediend een behoorlijk door het departement van koloniën geauthentiseerd bewijs, dat de lading van bovengenoemd schip ongebroken in Nederland is gelost, dan wel zooveel vroeger als zoude mogen blijken, dat de lading geheel of gedeeltelijk elders dan in Nederland ware ingevoerd.

Geschiedende deze borgstelling naar aanleiding der publicatie van den gouv.-gen. van 19 April ] 853 (stsbl. no. 29).

Zie ook stsbl. 1860 no. 22.

-ocr page 769-

90

WESTKUST van SUMATRA.

Tarief No. 7. Lett. .A. {Stsbl. 1838 no. 1).

Inkomende regten op Wijnen\', Dranken, enz.

Zie het tarief No. 1 van Java en Madura, waarmede dit tarief overeenkomt.

Tarief No. 7. Lett. B.

Inkomende regten op Wollen en Katoenen Goederen.

Zie het tarief No. 3 van Java en Madura, waarmede dit tarief overeenkomt, behoudens de volgende bijvoeging: Katoenen stoffen en Garens, vervaardigd op Java en van daar aangebragt met Nederlandsch-Indische en daarmede gelijkgestelde vaartuigen, zijn vrij van regten, mits de betaling van uitgaande regten op Java bewezen wordt.

Tarief No. 7. Lett. C.

Inkomende regten op diverse Goederen.

Zijnde voortbrengselen van Europa, Amentia en de Kaap de Goede Koop.

Zie het tarief No. 3 van Java en Madura, waarmede dit tarief overeenkomt, met de volgende uitzondering.

BENAMING

der

GOEDEREN.

Maatstaf

van Belastin?.

Inkomend liegt.

Bijzondere B ep aling en.


De pikol vau 125 pond.

Opium, (Levautsclie).. .

/300,-

Per ƒ 100,— waarde.

„ 12,-

Beenzwart, (1)

Buskruid en nen, (2). ..

Lood, (S)...

J Komende van Ned. fmet Ned. schepen, of /van Java onder Ned. jvlag, ƒ 300 per pikol.

) Komende van Ned., quot;regtstreeks, in Ned. ♦schepen, 6 pCt.

(1) Is op Java vnj\'. — Zal ter Sumatra\'s Westkust worden gerangschikt onder de niet vermelde goederen.

(2) Stsbl. 1848 no. 44.

(3) Voor Theelood is ter Westkust van Sumatra niet van ioepassing de onderscheiding met bewerkt lood op Java (stsbl. 1848 no. 21).

Zie stsbl. 1865 no. 99.

-ocr page 770-

91

Tarief No. 7 Lett. D.

Inkomende regten op voortbrengselen van den Indischen Archipel.

Zie het tarief No. 4 van Java en Madura, waarmede dit tarief overeenkomt, met de volgende bijvoeging:

Alle producten van Sumatra en der langs de westkust gelegen eilanden, vrij. Als tijdelijke maatregel de invoer van Javasoli en vreemd Zout te Tapanolie en meer noordelijke havens toegestaan;

het eerste vrij van regten, en vreemd Zout tegen ƒ 1,— de pikol.

Tarief No. 7. Lett. E.

Inkomende regten op diverse Goederen.

Zijnde voortbrengselen van landen beoosten de Kaap de Goede Hoop en niet begrepen in het voorgaande.

Zie het tarief No. 5 van Java en Madura, met de volgende uitzondering en bijvoeging:

BENAMING der

GOEDEREN.

Maatstaf

van Belasting.

Bijzondere Bemalingen.


Opium: Patna en Benares.

Malva.............

Perzische...........

De kist vau 125 pond of daaromtrent.

ƒ525,—

A.ls boven

„ 375,—

De kist van onn 125 pond.

Onder Ned. of daarmede gelijkgestelde vlag,

(regtstreeks van de plaats van oorsprong, ƒ350(1). Als boven, ƒ 250.regtstreeks van de plaats van oorsprong, ƒ350(1). Als boven, ƒ 250.

Als boven,/ 200.


(1) Alle goederen, zonder onderscheid, komende van Java of Madura (\'s gouvernements grondgebied) of van Nederlandsehe havens ter Westkust van Sumatra, zijn vrij van inkomende regten, bij den invoer met Neder-landsch-Indische of daarmede gelijkgestelde schepen, mits de betaling der volle regten, ter plaatse van uitvoer, bewezen wordt.

ssing

-ocr page 771-

92

ÏARTEF No. 8.

Uitgaande regten (1).

BENAMING der

GOEDEREN.

Maatstaf

van Belastino*.

Uitgaand Eest,

Bijzondere Bepalingen.


Arak, (Suraatrasclie). .. Benzoin: le soort.....

2e dito . 3° dito.

Foelie..

Gambler, (Suraatrasclie).

Gouden en Zilveren Munt, door Cliinezeii naar

China...............

In alle andere gevallen. Goud en Zilver, (Onge-•munfc, waaronder Stofgoud) ..............

Goud- en Zilverwerken.. Hidden: Koehuiden.... Buffelhuiden...

Idjoe of Gemoetie......

Jmoeelen, Faarlen en Edelgesteenten........

Kamfer, (Baros).......

Kasaia...............

Katoenen Goederen, (Su-matrasche)...........

Koffii.

Koperen Munt, (Ncder-landsche]..........

Per ƒ 100,-

waardc.

\'er pikol van 125 pond.

Ms boven. A.ls boven.

Als boven.

Als boven.

Per ƒ 100,—

waarde. Als boven. Per 100 stuks. Als boven.

\' G— S,—

, 6.— \' 4,—

, 20,—

Vrij. Vrij.

4,-4,-

Vrij. „100,-// 2,-

;/ 4,-„ 12,-

Vrij.

Per pikol van 125 pond.

Per pikol van

125 pond. Als boven.

Per ƒ 100, -waarde.

Als boven.

Onder Ned. vlag, vrij jvan regten.

j Onder Ned. of daarme-)de gelijkgestelde vlag, de jhelft van deze regten (2).

) Naar Ned. in Neder-Uandsche schepen, ƒ10 )de pikol.

) Onder Ned. vlag, j/ 1,— de pikol. I Behoudens het be-Jpaalde voor Java en i-.Iadura (3).

Als boven (3).

Onder Ned. vlag, de \'helft van deze regten.

Als boven. Als boven. Als boven.

Als boven.

Als boven.

Als boven.

Als boven.

j Met Ned. schepen naar jNed. ƒ 6, met borg-istelling voor het ver-jschil (3).


(1) Het pond, in dit Tarief bedoeld, is het oude Amsterdamsche.

(2) Stsbl. 1841 no. 40.

(3) Zie Tarief no. 6, van Java en Madura.

-ocr page 772-

93

BENAMING der

G0EDE11ENquot;.

Maatstaf

van Belasting.

Uitgaand Eeo-t

Bijzondere B ep aling e n.


Nagelen............

Notenmuskaat.......

Olie, {Klapper of Katjang], Baarden............

Peper: Zwarte......

Witte.......

Botting,

Rijst...............

Schildpad............

Suiker) (Sumatrasche). Tabak, (Als boven)...

Tripang.............

Vogelnestjes..........

Was...............

Zout, (Javascb).......

Zwavel..............

{Bind)..

Diverse Goederen, niet hierboven vermeld, zijnde voortbrengselen van Sumatra .............

Alle Goederen, geene voortbrengselen van Sumatra zijnde, en waarvan de inkomende regten volgens tarief no. 7 voldaan zijn.

Alle Goederen, zijnde voortbrengselen van den . Ind. Archipel, naar Java uitgevoerd wordende, met Ned.-Ind. en daarmede gelijkgestelde schepen.. Alle Goederen y zonder onderscheid, vervoerd wordende met vaartuigen als boven vermeld, naar plaatsen. gelegen binnen het gebied van het Ned. gouvernement, ter Westkust van Sumatra. ...

Per pikol ran 1Ü5 pond.

Ais boven.

Ais boven.

Het stuk.

Per ƒ 100, waarde.

Per pikol van 125 pond.

Als boven.

Als boven.

Per ƒ 100,—j waarde.

Als boven.

Als boven.

Als boven.

Als boven.

/ 19/

.7 -19, 3,-40,-

6,—

--,30 —,10 4,-6,— 4,-4,— 12,— 4,— Vrij, 1,—

4

Als boven.

Per pikol van 125 pond.

Per ƒ 100,— waarde.

) Met Ned.schepen naar )Ned. de helft van deze Jregten.

j Onder Ned. vlag, de jhelft van deze regten. ^ Met Ned. schepen, naar yNed. vrij.

Als boven, ƒ 1,50.

f Onder Ned. vlag, de /helft van deze regten.

Als boven, vrij.

f Als boven, de helft van /deze resrten.

t Onder Ned. vlag\', \\f 0,50 de pikol.

Als boven, ƒ 2 per ƒ 100.

Vrij van regten, mits zulks behoorlijk belwijzende, onverschillig i waarheen de uitvoer ge» jschiedt.

Vrij van regten, mits fborg stellende voor den fwerkelijken invoer op Java; te bewijzen binnen één jaar.

| Vrij van regten, mits borg stellende voor den .werkelijken invoer ter plaatse van bestem— iming; te bewijzen binnen 3 maanden.


-ocr page 773-

94

LAMPONGS.

(Stsbl. 1839 no. I).

Besluit van den gonv.-gen. van Ned. Indië van 1 Ja-nuarij 1839 no. 2.

EerstelijJc. Met. betrekking tot de handelsaangelegenlie-den in de Lampongsche distrikten, de ondervolgende bepalingen daar te stellen:

1°. Er zullen vooreerst bij voortduring in de Lampongsche distrikten geene inkomende noch uitgaande regten geheven worden.

2°. Met referte tot het besluit van den commissaris-generaal, dd. 31 Januarij 1828 no. 13 (stsbl. no. 2), en tot de publicatie van 15 October 1835 (stsbl. no. 45), voor de Lampongsche distrikten ten overvloede te vernieuwen, het bij de voorschreven wetten uitgevaardigd verbod tegen den invoer van vreemde koperen munt, van onwigtige duiten of andere koperen muntspecien en van ongestempelde duitenplaatjes.

De invoer van wettige koperen munt zal, overeenkomstig het besluit van den commissaris-generaal, dd. 25 Augustus 1827 no, 12 (stsbl. no. 28), niet anders kunnen geschieden dan onder geleide van een schriftelijk certificaat van den resident ter plaatse van den uitvoer, ten blijke, dat de in te voeren duiten, inderdaad van Keder-landschen muntslag zijn.

3°. De invoer in de Lampongs van de navolgende goederen is verboden , te weten :

! volgens stsbl. 1848 no. 44 is de invoer toegestaan tegen een inkomend regt van 12% der waarde, of 6% komende van Ned. regt-streeks in Ned. schepen volgens stsbl. 1848 no. 44 is de invoer toegestaan tegen een inkomend regt van 12% der waarde, of 6% komende van Ned. regt-streeks in Ned. schepen

Zout,.........niet op Java vervaardigd.

Opium,.......anders dan door den pachter in de eerste

afdeeling, en wel van Bantam of Batavia aangebragt.

-ocr page 774-

95

Wollen en Katoenen Goederen, vervaardigd bewesten de Kaap de Goede Hoop, welke niet voorzien zijn van een bewijs, dat dezelve in eene der havens van Java of te Padang zijn in- en weder uitgevoerd, en dat de regten daarvan aldaar betaald zijn; en

Gmhier,......niet komende van Java en niet voorzien

van het certificaat, voorgeschreven bij stsbl. 1826 no. 21 met bepaling, dat de hiervoren vermelde goederen, bij aanvoer, zullen worden afgewezen, met last om die buiten Ned. Indië te vervoeren, en dat dezelve, bij nadere poging tot invoer, zullen worden geconfisceerd (1).

(Stsbl. 1839 no. 34).

Besluit van den gouv.-gen. van Ked. Indië van 22 October 1839 no. 7.

Met betrekking tot de goederen, welke op Java en Madura van de Lampongsche distrikten worden ingevoerd, dan wel derwaarts van genoemde eilanden worden uitgevoerd, en als een gevolg van het voorgeschrevene bij resolutie van 24 October 1828 no. 26, en bij besluit van 1 Januarij 1839 no. 2 (stsbl. no. 1) (zie hierboven), de na te melden verordeningen daar te stellen:

le. Met intrekking van § 1 van het besluit van den comtnissaris-generaal van 4 Augustus 1828 no. 12 (stsbl. no. 56), te bepalen, dat de goederen afkomstig uit de Lampongsche distrikten, wat betreft het stelsel van inkomende en uitgaande regten, zullen beschouwd worden niet te vallen in de kathegorie der tarieven voor Sumatra\'s Westkust uitgevaardigd, maar dat de heffing der regten op goederen , zoowel uit de Lampongs aangebragt, als derwaarts

(1) Be in overtreding van het Besluit van 1 Januarij 1839 no. 2, stsbl. no. 1 aangevoerd wordende goederen, zullen, op magtiging van den civielen gezaghebber, onder nadere goedkeuring van het Gouvernement, ■worden aangeslagen en, zoo mogelijk, in het openbaar verkocht. (Stsbl. 1851 no. 17).

-ocr page 775-

96

uitgevoerd wordende, zal plaats hebben op Java en Madura, overeenkomstig de tarieven voor die eilanden, gearresteerd bij publicatien van 25 September en 10 November 1837 (stsbl. no. 47 en 57).

2°. «Dat mitsdien, bij den invoer van goederen uit de Lampongs aangebragt, en voor zoover die goederen als voortbrengselen van den Indischen archipel te beschouwen zijn, zullen geheven worden de inkomenderegten, bepaald bij het tarief no. 4.

3quot;. Dat voor zoover de bedoelde, goederen geene voortbrengselen van den Indischen archipel en afkomstig mogten zijn van eene vreemde bezitting beoosten de Kaap de Goede Hoop, de daarop verschuldigde regten zullen geheven worden, overeenkomstig het tarief no. 5, en, voor zooveel betreft Katoenen Goederen, van landen beoosten de Kaap de Goede Hoop, naar volgens het tarief no. 2.

4°. Dat voor alle goederen, op Java en Madura naar de Lampongs uitgevoerd wordende, zullen worden geheven de uitgaande regten, overeenkomstig het algemeen tarief no. 6.

-ocr page 776-

97

FALEMBANG, MUNTOK, BANJERMASSING en T1MOR-KOEPANG.

Inkomende regten.

BENAMING der

GOEDEKEN.

Maatstaf

van Belasting.

Inkomend liegt.

Bijzondere Bepaling en.

Amfwen,

Patna en Benares (1).

Mal va, (2).........

Levantsche en Perzi-

Kist Tan 125 pd.

Als boven. Als boven.

Per pikol.

Per ƒ 100,-waarde.

Per pond.

Per 1000 stuks.

Per pond.

Als boven. Als boven.

Per pikol.

Als boven.

ƒ250,— ff 250,—

n 200,— // 18,—

« 12-

ff 3,—

// 4,—

„ -60

// 1gt;— „ -.40

// 15,-„ 20,-

Gambier, (3)..........

Meel................

Sigaren,

Havana en Manilla (4).

Soloksclie of Ternataan-sche (5)...........

Nederlandsche.......

Andere soorten......

Snuif t (6)............

Tabak, in bladen (7)...

bewerkt (7)....

\\ Bij invoer, met Ned. llndisclie of daarmede (gelijk gestelde vaartuigen , komende van Ned. \\Ind, bezittingen ofdaar-j mede gelijk gestelde ha-i vens, zonder eene vreem-1de haven te hebben aan-Jgedaan, ƒ 12 per pikol. i In Ned. schepen, met ieertificaten van Ned. \\oorsprong, vrij.

Onder Ned. vlag,/1 per pond.

) Onder Ned. vlag, de (helft van deze regten.

Als boven.

Als boven.

Onder Ned. vlag,/10 per pikol.

Als boven.

(1) Stsbl. 1822 no. 7.

(2) Stsbl. 1831 no. 14.

(3) Stsbl. 1826 no. 16 en 1837 no. 2.

(4) Stsbl. 1828 no. 93.

(5) Stsbl. 1827 no. 103.

(6) Stsbl. 1822 no. 7.

(7) Stsbl. 1831 no. 62.

-ocr page 777-

OS

BENAMING der

GOEDEREN.

Maatstaf

van Belastinquot;:.

Inkomend Keert.

Bijzondere Bep aliny en.


Wollen en Katoenen Goederen ..............

Landen, gelegen bewesten de Kaap de Goede Hoop, (Ned. daaronder begre-pen).

Bus-

Neêrlandscli-Indie en bevriende Inlandsche sta-sten in den Indischen archipel.............

Alle andere landen, gelegen beoosten de Kaap de Goede Hoop.......

Wijnen en Ster Jee Dranken ^ (1)...........

Vuurwapenen en kruid, (2).....

Alfe andere, niet hiervo-ren genoemde goederen.

Taxatie volgens de tarieven van minste prijzen, telken drie maanden voor Java en Madura vastgesteld wordende; zullende tot maatstaf worden genomen het laatst bekende tarief.

25 pCt.

25 pCt.

25 pCt.

ƒ 12,-„12,-

Taxatie dooide beambten naar den marktprijs van den dag.

Taxatie door de beambten naar den marktprijs van den dag.

Per ƒ 100,— waarde.

Als boven, 1 De helft, of 12£ pCt. bij aanvoer met Ned.-|lnd. en daarmede gelijkgestelde vaartuigen, ko-i mende van Ned. en be-/vriende Inlandsche havens in den I nd. archipel, zonder eene vreemde haven te hebben aangedaan (stsbl. 1843 no. 35).

Chinesche Wollen en Katoenen goederen van China aangebragt met Chinesche jonken, zijn hiervan niet uitgezonderd, moetende daarvoor deze regten betaald wor-Iden, afgescheiden van de recognitie (stsbl. 1842 \'no. 35).

Uit Ned., onder Ned. gt;vlag, de helft van deze ƒ eg ten.

!Onder Ned. vlag, de helft van deze regten.Onder Ned. vlag, de helft van deze regten.


(1) Het tarief voor Java en Madura óp deze artikelen voor de buitenbezittingen van toepassing verklaard (stsbl. 1842 no. 6).

(2) Op Banka is de invoer verboden (stsbl. 1848 no. 44).

Idem tijdelijk te Paleinbang (stsbl. 1852 no. 54, 1853 no. 55a, 1854 no. 47 en 1855 no. 37).

-ocr page 778-

99

Algemeene hepalingen.

Voor de Chinesohe jonken worden de invoerregten berekend naar den voor Java vastgestelden maatstaf.

Goederen, te Muntok aangebragt met Chinesohe wan-kangs, en niet onderworpen aan een vast regt, betalen 6 pCt., behoudens goederen niet herkomstig uit China en met jonken aangebragt (stsbl. 1831 no. 62).

wordt nog geheven; consumtie-regt op de onderstaande tabaksoorten, ongerekend het inkomende regt of bewijs van elders betaalde regten op

Java-Tabak, per kodie èi 10 pikols........./50,—

Ka-Topong-Tabak, per kodie è, 10 pikols..... ,/ 50,—

Balinesche Tabak, per pikol............... ;/ 3,—

Cheribonsche Rood-Tabak (Kimtok) per pikol. // S,— Chinesche-Tabak, per pikol................ „ 4,—

Vrijstelling van Regten.

Goederen, voortbrengselen zijnde van Ned. grond en nijverheid, met Ned. bodems aangebragt en voorzien van certificaten van Ned. oorsprong, behoudens wollen en katoenen goederen en mondbehoeften (stsbl. 1825 no. 48 en 1841 no. 46).

Goederen van Java en Madura, voorzien van een bewijs, dat de regten aldaar zijn betaald (stsbl. 1822 no. 30a).

Vcor Muntok en Palemhang.

Goederen op Banka ingevoerd van Palemhang en omgekeerd, wanneer het blijkt, dat van die goederen bij den uitvoer de regten zijn betaald (stsbl. 1831 no. 62).

Voor Banjermassing en Timor-Koepang.

Goederen, voortbrengselen van den grond of de nijverheid der inwoners vau deze bezittingen respectievelijk, en komende van plaatsen binnen het ressort derzelve.

-ocr page 779-

100

Voor Timor Koepang.

Sandelhout, Was, Tripaiig, Agar-Agar, Karet, Paarl-moer. Haaivinnen, Paarden en Hoornvee.

Overigens algemeens vrijstelling voor goederen, die ook op Java vrijstelling van regten erlangen,\'krachtens alge-meene bepalingen.

-ocr page 780-

101

Uitgaande regten.

BENAMING der

GOEDEREN.

Maatstaf

Bijzondere Bep aling en.

[Agar-Agar .

Dammar, fijne..

ruwe . FMenlmd......

Koflij.

jj/fcWöi, dubbele ..

enkele. grove..

^Paarden.

Sjoecerye», Nagelen (5).

Foelie.....

Noten.....

Tripang, gezuiv. le)

quot;. 2is

ongezuiv. 1\'. o /, 2«)

Was..............

Alle andere niet hiervoren genoem\' \\ de goederen. ... Palembang Kapas......

Per pikol.

Als boven Als boven. Als boven.

Als boven.

Per kongie.

Als boven. Als boven. Per stuk. Per pikol Als boven, Als boven, Als boven. Als boven Als boven, Als boven. Als boven, Als boven,

u 12,— t/ 2,—

Per ƒ 130,-

w aarde. Per pikol.

ƒ 1-

„ 1-„ -.50 „ 2,-

// Ij —

,/ -.60 „ -.30 „ 20,(3) /, 2 .-„ 19,-„ 20,- 19-

u

u ■!,— „ 2,-,, 1,50 „13,20

\\ Onder Ned. vlag, naar JNed. havens, de helft jvan deze regteu.

Als boven.

Als boven.

Als boven.

) Onder Ned. vlag, naar /Ned. ƒ 2 per pikol, ,onder vreemde vlag, naar Ned. ƒ 4 per pi-ikol (2).

Onder Ned. vlag, naar Ned. havens de helft van deze regten.

Als boven.

Als boven.

:1)-7)-

Ais boven (4). Als boven. Als boven Als boven Als boven. Als boven. Als boven. Als boven. Als boven (8).

Als boven Als boven.


1

(2) Stsbl. 1833 no. 10.—(3) Stsbl. 1818 no. 58.—(4) Als boven.

-ocr page 781-

102

BENAMING der

GOEDERENquot;.

Bijzondere Bepa ling en.

\\KoJjij.

Olifantstanden, le

3C

Vaarden........

.Peper..........

..........

Rotting.........

Alle andere, niet hiervoren genoemde goederen (2).

Mgt;j............

Vaarden .

Rotting.

\\Specerijen, Nagelen.. Poelie . Noten . Vogelnestjes, zwarte

witte .

Was............

Garoelout........

Hertenzenuwen. ...

a \\

lt;

cc

h-H

Pi lt;

PH

Per pikol.

Als boven. Als boven. Als boven Per stuk. Per pikol. Per kojan. Per pikol.

Per ƒ 100,— vaarde.

Per pikol.

Per stuk,

Per 100 boisen.

Per pikol Als boven. Als boven Als boven Per kattie (.i* pik.) Per pikol Per ƒ 10»,—

waarde. Als boven ] Onder N ed. vlag, naar Ned., ƒ 2 per pikol;

ƒ 5.-

24,— . 18,— , 12,-, 20,-, 2,-. 6,-,—,50

/, 5,-

„ 20,-

/, 6,-

„ 19,-// 20,-./19,-„20,-

/, 4,— ,/ 6,-// 12,-„ 12,-

(onder vreemde vlag, naar Ned. ƒ 4 per pikol (1).onder vreemde vlag, naar Ned. ƒ 4 per pikol (1).

Onder Neó, vlag, naar Ned. havens, de helft van deze regten.

Als boven.

Als boven. \'

Als boven.

Als boven.

Als boven.

Als boven.

\\ Onder Ned. vlag, naar \'Ned.,/2 per pikol; on-/der vreemde vlag, naar NNed., ƒ 4 per pikol.

\\ Onder Ned. vlag, naar \\Ncd. havens, de helft )van deze regten, Als boven. Als boven. Als boven. Als boven.

Als boven.

Als boven.

Als boven.

Als boven.


(1) Stsbl. 1833 no. J0.

(2) De regten op Gambier worden terugbetaald bij vertoon van het bewijs van wederinvoer in eene der Ned. Indische bezittingen, vrijhavens uitgezonderd (stsbl. 1835 no. 52).

Als boven op Was, bij den invoer op Java (stsbl 1S37 no. 9).

Van algemeene toepassing verklaard op den aanbreng en invoer op Java van was en waskaarsen van alle Nederlandsehe Oost-Indische bezittingen (stsbl. 1S41 no. 21).

-ocr page 782-

103

BENAMING der

GOEDEREN.

Maatstaf

van Belastin s;.

Uitgaand Kegt.

Bijzondere Bepalingen,


Roode Katjang....

Hoofddeksels.......

IBajahscJie Mafjes... Gedroogde KaJcap,BajahscJie Mafjes... Gedroogde KaJcap,

(visch)..........

Jar ang Giegie.....

. Biatig Oetang.....

2 Joempoel, Kuit....

t—t Joempoel..........

m \\Gaboes... ;.......

^ jPakat Tahat......

\\Petis.............

Alle 1 andere, niet hiervoren genoem de goederen.... Goederen van den grond of de nijverheid der inwoners van Borneo\'s Zuiden Oostkust, uitgevoerd naar plaatsen onder het gebied dier kust..

Rout, (Sandel)lcsoort.

2e t. 3= , 4e /

Paarden........

Vogelnestjes, lquot; soort.

2= h l\' ,

ITas...........

Waskaarsen.....

Alle andere, niet hiervoren genoemde goederen, .

Per ƒ 100,-waurde.

Als boven Als boven.

Per 100 stuks. A Is boven. Als boven, Als boven. A Is boven. Als boven.

Per 100 gunt.

Per flesch.

Per ƒ 100,-\\raarde.

Per pikol

Als boven iMs boven Als boven Per stuk. Per ƒ 100,-

„13,-

„13,-/,12-

13— „13,— //13,-„ 4,-,/ 3,-„ - ,40 //12,-„ -,13:

// 13,-

Vrij,

„ 6-n 3,quot; „ 3,-

e-„ 12,-,, 12,-,, 12,-/, 20,-„2G,-

waarde. Als boven A Is boven, Per pikol Als boven,

Per ƒ 100,-waarde.

) Onder Ned. vlag, naar Ned. havens, de helft ^van deze regten. Als boven.

Als boven.

Als boven. Als boven. Als boven. Als boven. Als boven. Als boven. Als boven. Als boven.

„ 12,— Als boven.

Als boven.

| Onder Ned. vlag, de (helft van deze regten. Als boven. Als boven. Als boven. Als boven. Als boven. Als boven-Als boven.

Als boven (1). Als boven (2).


1

De regten worden terugbetaald bij don invoer op Java.

-ocr page 783-

104

BENAMING der

GOEDEREN.

Maatstaf

van Belasting.

Uitgaand Regt.

Bijzondere Bepalingen.

Algemeene hepalingen.

Gouden en Zilveren Munt.

Chinesche jonken zijn voor de betaling der uitgaande regten gelijk gesteld aan Ned. schepen.

Per ƒ 100,— waarde.

/ —

\\ Door Chinezen naar rChina uitgevoerd wor-mende, ƒ 5 per ƒ 100 ) waarde.

Vrijstelling van uitgaande regten.

Alle goederen, welke zijn vrijgesteld bij den uitvoer op Java en Madura,

-ocr page 784-

105

SUMATRA (OOSTKUST).

Moeara Kompeli (Rijk van Djambi).

(stsbl. 1847 110. 19).

Besluit van den gouv.-gen. van Ned. Indië van 23 April 1847 no. 4.

Eersteljk enz.

Ten tweede. Autorisatie ,te verkenen, om op de haven te Moeara Kompeh (Oostkust van Sumatra) te blijven toepassen art. 1 der publicatie van 31 December 1825 (stsbl. no. 48), waarbij is bepaald; dat het aan alle schepen en vaartuigen van alle natiën, van waar ook komende, en werwaarts ook bestemd, zal vrijstaan, om in de bij dat artikel genoemde havens van Nederlandsch Indië binnen te loepen en aldaar in en uit te klaren, te lossen en te laden, mits zich oiiderwérpende aan de wetten van den lande, aan de reglementen op de vaart en handel, en bijzonder aan die op de inkomende en uitgaande regten, bestaande of nader vast te stellen.

Ten derde. Met intrekking van alle daarmede strijdige bepalingen, te arresteren het aan dit besluit geannexeerde reglement voor de heffing van inkomende en uitgaande regten, te Moeara Kompeh in het rijk van Djambi (Sumatra\'s Oostkust).

Ten vierde. Te bepalen, dat van de betaling van inkomende regten bij den invoer op Java en de buitenbezittingen zullen zijn vrijgesteld, alle goederen zonder onderscheid van het Rijk van Djambi aangebragt wordende met schepen en vaartuigen in Nederlandsch-Indië te huis be-hoorende en daarmede gelijkgestelde inlandsche schepen en vaartuigen, voorzien van Nederlandsch-Indische zeebrieven of jaarpassen, mits vertoond worde een certificaat van den betrokken ambtenaar te Djambi, ten blijke dat de regten op die goederen aldaar voldaan zijn, welk certificaat door de plaatselijke autoriteit zal moeten zijn getee-

-ocr page 785-

106

kend voor gezien, en mits blijkt, dat te Djambi, van de goederen geene mindere regten zijn geheven, dan van dezelve bij den invoer op Java en de buitenbezittingen zouden hebben moeten worden voldaan, daar in het tegenovergestelde geval, de betrokken ambtenaren op laatsbedoelde plaatsen, het meer verschuldigde zullen moeten doen bijbetalen, alvorens den invoer der goederen toe te staan, met aanschrijving op den directeur der middelen en domeinen om aan de betrokkene ambtenaren, op te geven den vorm van het bovenbedoelde certificaat en van de certificaten in het reglement bedoeld.

Ten vijfde enz.

Seglement voor de fieffing van inlomende en uitgaande regten te Moeara Kompeh, in het rijk van Djamhi.

{Sumatra\'s Oostkust).

Art. 1. Schepen en vaartuigen, van welke natie ook, mogen in de haven van Moeara Kompeh binnen vallen en uitgaan, mits zich aan de bestaande verordeningen onderwerpende.

Art. 2. Van de betaling van inkomende regten worden vrijgesteld:

a. Gemunt goud en zilver.

h. Onbewerkte gouden en zilveren staven en baren.

c. Paarden, rundvee, schapen, geiten en pluimvee.

d. Juweelen en edelgesteenten.

e. Goederen, waren en koopmanschappen, welke van eene Ned.—Indische bezitting worden aaugebragt, mits voorzien zijnde van een certificaat van den ontvanger der plaats, alwaar dezelve zijn uitgeklaard, ten bewijze, dat aldaar de volle regten zijn betaald geworden.

ƒ. Materialen van gesloopte schepen en, in het billijke, goederen, tot derzei ver inventaris behoorende.

g. Bagage van militairen, zeevarenden, passagiers en andere personen, mits daaronder geene goederen zijn,

-ocr page 786-

107

welke beschouwd kunnen worden als voorwerpen van liandel.

Art. 3. De invoer of aanbreng van koperen duiten is, behalve voor rekening van het gouvernement, verboden onder de poenaliteiten, bedreigd bij besl. 31 Januarij 1828 no. 13 (stsbl. no. 2) en public. 15 October 1835 (stsbl. no. 45).

Art. 4. Alle goederen, zonder onderscheid, wier invoer bij dit reglement niet is vrijgesteld of verboden, zullen bij den invoer belast worden met eene heffing van 6 pCt. aan inkomende regten, van de waarde der goederen.

Hieronder zijn echter niet begrepen de volgende artikelen, waarvan een inkomend regt zal worden geheven, achter elk artikel uitgedrukt, als;

Amfioen v _

Zout van Siam

125 Amst. \'ffi.

Art. 5. Op de inkomende regten zal bovendien worden geheven een additioneel regt van 5 pCt. ten behoeve dei-zee werken.

Art. 6. Van de betaling van uitgaande regten worden vrijgesteld:

а. Goud en zilver, gemunt en in baren.

б. Juweelen en edelgesteenten.

c. Bagage van militairen, zeevarenden, passagiers en andere personen, onder de bepalingen echter van § r/ van art. 2 hiervoren.

d. Rantsoenen en levensbehoeften tot onderhoud van de landmagt, en ten gebruike van het scheepsvolk aan boord van oorlogsvaartuigen, onverschillig van welke natie.

e. Gambier naar eene der Ned.-Indische bezittingen, met uitzondering der vrijhavens, uitgevoerd wordende, met inachtneming echter van het bepaalde bij resol. 19 Nov. 1835 no. 4 (stsbl. no. 52).

-ocr page 787-

108

f. Alle goederen, voor welke op andere plaatsen in Ned. Indië de volle regten eenmaal betaald zijn, mits zulks blijke uit behoorlijke certiflcaten.

g. Alle goederen van den sultan.

h. Alle goederen, zonder onderscheid, welke bij den invoer volgens art. 4 van dit reglement aan een inkomend regt zijn onderworpen geweest.

Art. 7. De natemelden artikelen zijn bij den uitvoer onderworpen aan het achter ieder artikel uitgetrokken vaste uitgaand regt, als:

Peper, de pikol van 135 Amst. quot;ül. . . . ƒ 1,— Olifantstanden van 2 in den pikol. . . . „ 12,— Idem u 3 ,/ ;/ n .... n 9,— Idem // 4 ,/ u .... n 6,—

Rotting, den pikol.............. —,30

Koffij, „ ............... 2,—

Rijst, „ kojang............. 3,—

Kapas, „ pikol.............. 1,—

Art. S. Insgelijks zal bij den uitvoer een uitgaand regt worden geheven, als:

Van alle bij het voorgaande art. 7 niet genoemde goederen, 4 pCt.

Art. 9. Op de uitgaande regten zal bovendien worden geheven een additioneel regt van 5 pCt. ten behoeve der zeewerken.

Art. 10. Ten einde den handel en den handelaren alle mogelijke hulp toe te brengen, wordt aan hen vergund, om alle abuizen, welke zij mogten begaan hebben, te verbeteren, zoo lang de geligte los- of laadcedullen niet zijn overgegeven, of eenige aanhaling op de goederen heeft plaats gehad.

Art. 11. Ter voorkoming van abuizen wordt hun wijders vrijgelaten, om de door hen aangegeven goederen, door daartoe bevoegde en beëedigde personen te doen tellen , meten, rooijen of wegen, mits de kosten daarop vallende, voor hunne rekening nemende.

-ocr page 788-

109

Tarief van Regten op den Bnitenlandschen handel met China.

(Overgenomen uit de Jav. Cour. van 30 Sept. 1843 no. 78).

UITVOER.

r. M. C. C.

N. GI.

per 100 kitties

—1--

—,485

Anijszaad, (star-).............

u

—5--

3,43

Idem (olie)...............

n

5—•

34,30

Arsenicum...................

-7 5

S.Öé5

Armbanden, (glazen)...........

//

—5--

3,43

Bamboes, (huisraad van) van aller

lei aard...................

—2--

— 97

Bomomateridlen...............

Beenen en Hoornen waren, enz . ..

per 100 katties

4,86

Camfer......................

//

1 5--

7,39

Cassia .....................

—7 5—

3,645

Idem (matjes)...............

//

1---

4,86

Idem (olie).................

//

5---

34,30

Cubeben .....................

l 5--

7,39

Confituren, enz...............

rr

— 5--

3,43

—2--

—.97

Capoor Cutchery..............

if

—3--

1,46

Galanga, (radix)..............

ff

—1--

—,485

2---

9,72

Glas en Glaswaren............

—5--

3,43

Glaskoralen...................

— 5--

3,43

Graslinnens, (fijne en grove)....

ff

W--

4,86

Hartall......................

— 5--

3,43

Ivoorwerken..................

5___

34,30

Kurkuma....................

—3--

—,97

Koperbladen, (geel)............

u

1 5--

7,39

Koper en Fiouterwerk..........

-5--

3,43

Koralen (valsche).............

— 5--

2,43

Kleederen., (gemaakte).........

—5--

3,43

Koffers, (van leder)...........

u

—2--

-.97

Lakwerk .....................

1---

4,86

Lijm, (visch en andere)........

—5--

3,43

Lood (loodwit)................

ff

-3 5—

1,31s

Idem (menie).................

—5--

2 43

Marmeren Platen..............

_2--

—,97

Matten, (van stroo, rotting, bam

boes enz.).................

—3--

—,97

Muskus.....................

per kattie

_5--

2,43

Nanking en Katoenstoffen, (van alle

soort).....................

per 100 katties

1---

4,86

Porselein....................

ii

— 5--

2,43

-ocr page 789-

110

U IT V OE E.

Pajongs.....................

Paarlemoerwerken..............

Papier , (alle soorten)..........

Paarlen, (valsche).............

Rottingen (alle soorten)........

Itottingwerk..................

Rhuharher...................

Schrijfbehoeften...............

Schilderijen, (groote)...........

Idem (op rijstpapier)......

Schoenen en Laarzen, (van leder,

satijn, enz.)................

Sandelhouten.................

Soja........................

Suiker, (witte en bruine).......

Idem (kandij)................

Schildpadwerken...............

Speciën, (gemunte)............

Thee.....................■..

Tabak, (alle soorten)...........

Tinblik.......................

Vermillioen..................

Vuurwerken ..................

quot;Waaijers, (van vederen)........

Idem (papieren)...........

Zijde, (half zijde en katoen of half

zijde en wol)...............

Zilver- en Goudwerken.........

Zijden stoffen. als: ruwe zijde van Chekiang, Canton of elders ...

Gemeene dito of uitschot.......

Organ z ijn....................

Lint, braad, enz............

Zijden Stukgoederen. als ; lijde. satijn, fluweel, pongees, krip, enz.

NB. Het additioneel regt van zoo veel per stuk, tot heden geheven, is vernietigd.

Alle artikelen in dit Tarief niet vermeld, betalen een hiku-mend regt van 5 pCt. der waarde.

T. M. C. C. —2--

—4--

—2 5 — —3 6—

10---

vrij V. regten

2 5--

3----

—7 5—

N. Ül. 2.43 4,68 2,43 2,43 2,43 —,97 4,8« -,97

—,485 —,48°

—,97 4,86 1,94 1,21 1,70 48,60

12,15 —,97 2,43 14,58 3,64 4,86 2,43

14,58 48,60

48,CO 12,15 48,60 48,60

58,32

per lOOkatties

per 1000 stuks per lOOkatties

per stuk per 100 stuks

per lOOkatties

per lOOkatties

10---

10---

2 5--

10----

10---

12---

-ocr page 790-

Ill

INVOER.

Assa-foetida..................per 100 katties\'

Betelnoten

Bicho deMar, 1ste kwaliteit, zwarte.

Idem 2de „ witte Boomwol.

Bezoar

Camfer, (raaleid.) 1c kwal. schoone Idem 2c ,, uitschot Cochenille

Cornalijnen...................per 100 stuks

Idem koralen...........per 100 katties

Cutch .

Doek, 30 a 40 yards lang en 24 a ? 1

duira breed................ per stuk

Foelie.......................per 100 katties

Glas- en Kristalwerk

Gambier.....................per 100 katties

Censing, 1ste kwaliteit.......

Idem 2de „ uitschot Gouden Zilverdraad VtVwdX.oiechX per kattie Idem 2e „ of nagem.

Gom Benzoin..................per 100 katties

Gom Olihanum.

Gom Myrrhe

Alle andere Gorasoorten

Hoornen (Ossen en Buffel)......per 100 katties

Idem (llhenoceros).......

Houtsoorten, als: Ebbenhout.

Sandelhout,

Sapanhout

Alle andere houtsoorten.

Huiden en Vellen, als: Koe- en Ossenhuiden, getaand of ongetaand, per 100 katties

Zee-Ottervellen................ per stuk

Vossenvellen, (groote)

Idem (kleine)

Tij ff er-. Luipaard- en Martervellen Landotter- en Haaienvellen ..... per 100 stuks Bevervellen

Hazen\', Konijnen-, Hermelijmellen Haaijenvinnen, le kwaliteit, witte, per 100 katties

Idem 2e „ zwarte.

Kruidnagelen, lc soort..

Idem 2° // . •

Klokken, Uurwerken, Spiegels, allo

5 —

10--

— 3--

5%d. waarde

— 15 — 38---

3 5---

— 1 3— --3—

10% d • waarde]

3---

— 1 5—

10% (1, waarde

— .73

184,68 17,01 —.63 --,U5 4,86 2,43 3.43

9,72 14,58 —,73 2,43 —,48»

— 5———

2,43

— 1 5 —

—.73

— 1 5 —

—.73

--7 5

—,365

— 1 5 —

—,73

2---

9,7 2

5----

24,30

— 5--

2,43

1---

• 4,86

— 5--

2,43

1 5--

7,29

— 5—--

2,43


-ocr page 791-

112 INVOER.

soorten van Schrijf- en Toiletdoo*

zen, Tarfumtrien.......

Katoenen Manufacturen, als: long-cloths, van 30 a 40 yds. lan^

10 a 36 d. breed...........

Cambriclcs, Mousselinesvan 20 a 24

yds. lang en 40 a 46 d. breed Ongebleekte Katoenen gt; longcloths, doraesticks enz. 30 a 40 yds. lang

en 28 a 40 d. breed........

Grijze Katoenen..............

Chit sen en Gedrukte Katoenen, 20 a 30 yds lang op 26 a 31 d. breed. Doeken, beneden de vierk. yard. .

Idem daarboven........

Ginghams, Katoen Fluweel, Zijden en Katoenen Weefsels en andere niet in doorgaande consumptie Katoenen draad, (gesponnen) . . , Linnens, als lersche en Schotsche. Idem, grove en met zijde gemengde enz...............

Metalen, als;

Koper, onbewerkt iu blok ... Idem bewerkt in bl. en staafjes IJzer, onbewerkt in blok .... Idem bewerkt in staven en baren. Lood, bewerkt of in blokken..

Kwikzilver.............

Staal, onbewerkt........

Tin...................

Tin, (blad)...»........

Ongenoemde Metalen .... Notenmuskaat, le kwaliteit.

Idem 2eOlifants-tanden, geheele,. ..

Idem 2® kwaliteit, gebroken.

Paarlemoer schelpen........

Feper....................

Putchuk..................

Rijst, Paddi en andere Granen .,,

Rottings.................

Rose Maloes ..............

Salpeter, slechts aan gouvernementsambtenaren te verkoopen .

per stuk

per 100 katties per stuk

per 100 katties

per 100 katties

per 100 katties

T. M. C. C, 5% d. waarde

— 1 5—

— 1 5—

1--

— 15

5% d. waarde

5% d. v/aarde

1 5--

— 1 5—

— 4--

_ 4--

N. Gl.

10% tl» waarde

— 7 5 — vrij v. regten


-ocr page 792-

113

INVOER.

Stokvisch, enz................

Specien, (gemunte)............

Vogelnesten i le kwaliteit schoone . Idem 2e „ goede middelsoort...........

Idem 3e kwaliteit..;.....

Vuur steenen..................

Vischkuit.....................

per 100 bott

//

per 100 katties per chang-. van 141 d.

per cliang. per stuk per chang.

Van alle andere artikelen in dit Ta esteld op 5 pCt. der waarde.

NB. Bovenstaand Tarief is overgenomen van dat der Canton-Press, die hetzelve volgens eene exacte cop ij van het British Agency-Office te Macao heeft uitgegeven. De eenige daarin gebragte bijvoeging is die der reductie der muntspeciën in Ned. Ind. munt, tot gemakkelijker begrip der regten. — De verhouding van 720 tails tot 1000 dollars en van 1 dollar tot ƒ 3,50 is hierin gevolgd, waardoor de waarde van 1 tail gelijk is aan f 4,86 Ned. Ind. Courant.

Walvisch-tanden............

TVijn, Bier en üerhe Dranken, in

1U fless..................

Wijn, Bier en sterke Drank, pints fl.

Idem Idem Idem op fust, Wuilen Manufacturen, als; broad-clots, laken van 15 a 64 d. breed, Longells, eassimire, flanel en

diergelijke..............

Blankets, (alle soorten)......

Soil. Camlots Polimiten,.....

Camlots...................

Idem nagemaakt, bombazetten.

Bunting (smalle)...........

Wollen goederen, idem met Zijde doorweven en hier niet uitgedrukt..................

Wollen draad,..............

per 100 katties u

per 100 katties

per 100 katties

ï. M. C. C. — 4--

vrij v. regten

N. Gl. 19.44 1.945

24.30

2 5--

1 5——

12,15 2,43 —.246 7,29 4,S6 9,72

quot; 1--

4.86 2,43 2,43

5-15-

-73

1 5—

—,34 —,4Ss -73

--3 5

--1 6

—.17 —,075

5% d. waarde 3---

14,58


-ocr page 793-

114

Entrepots In IVederlaEidsch ludie.

Anjer^ \' \' 13 van onderstaand reglement.

Soerabaija. jgtaatsb!ad 1825 no ;jg_

Samarang. \\

— Het kruidmagaziju aan het Jaagpad te Batavia te beschouwen als een onderdeel van het entrepot (stsbl. 1S51 no. 19).

Reglement op entreputs-reglen, mitsgaders op de overscheping van goederen op de reeden in Ned. Indiê.

(stsbl. 1825 no. 28) \').

Art. 1. Van den dag der afkondiging dezer publicatie worden ingetrokken en buiten werking gesteld alle vroegere wetten, reglementen, orders en bepalingen op het stuk der entreputsregten, zoowel als op dat der overschepingen op de reeden in Ned.-Indië bestaande, en speciaal die, voorkomende bij het reglement van 28 Augustus ISIS, op het heffen der inkomende en uitgaande regten, bij de instructien van 30 October daaraanvolgende voor de wa-terüscaals en ontvangers van hetzelfde middel, bij publicatie van 13 October 1821, 8 Pebruarij en 9 Julij 1822, en bij resolutien van 7 October 1823 no. 11 en 2 November 1824 no. 16, met de daartoe behoorende tarieven, en alle andere opgevolgde verordeningen en wijzigingen, hoe ook genaamd, thans nog in Tfed.-Indie in vigeur zijnde.

Art. 2. Op alle plaatsen in Ned.-Indië, alwaar het belang van den handel zulks zal vorderen, en geene andere redenen van gewigt daartegen zullen bevonden worden te bestaan, zullen entrepots worden opgerigt. 1)

1

zal worden opgerigt;

-ocr page 794-

115

Art. 3. In deze entrepots zullen, onder de hierna te melden bepalingen, worden toegelaten alle goederen 1), zonder onderscheid, en van waar ook aangebragt wordende, met uitzondering alleen van buskrnid, schietgeweer en andere vuurwapenen, voor zoover de invoer daarvan bij publicatie van 28 Mei 1822 is verboden 2).

Art. 4. Voor entrepótregt zal worden betaald één ten honderd van den oorspronkelijken factuursprijs der goederen, of bij ontstentenis van zoodanige facturen, volgens de waarde, op welke gelijke goederen, het laatst in het entrepot zijn ontvangen, dan wel, wanneer de berekening ook op dien voet niet kan geschieden, volgens de waarde van het kostende der goederen, op eene verklaring, door den eigenaar der goederen, of, in zijnen naam, onder presentatie van eede te doen. Het entrepótregt zal dadelijk, nadat de goederen in het entrepot zijn gekomen, moeten worden voldaan 3)..

Art. 5. Bovendien zal voor de geëntreposeerde goede-deren eene billijke pakhuishuur worden betaald, welke nader zal worden geregeld; zullende behalve zoodanige huur, in geen geval, eenige kosten van toezigt van die goederen aan de belanghebbenden mogen worden in rekening gebragt 4).

1) Koffij, waarvan de uitgaande regten op eene der plaatsen in Ned. Indië reeds betaald zijn, kan in entrepot opgeslagen worden tegen enkele betaling van pakhuishuur; bij uitvoer naar vreemde havens wordt het verschil gesuppleerd (stsbl. 1822 no. 18).

Specerijen idem als boven (Bijzondere bepaling).

2) Bij stsbl. 1848 no. 44 is het opslaan van buskruid en vuurwapenen in het entrepot, bestemd voor wederuitvoer, toegelaten.

Ook chinesehe pitjies kunnen in het entrepot voor wederuitvoer opgeslagen worden (Bijzondere bepaling).

3) Bij stsbl. 1823 no. 44 art. 4 is bepaald, dat de tijd. gedurende welken de goederen in het entrepot mogen verblijven, zal gerekend worden van het tijdstip, dat zij aldaar zijn ingebragt of opgeslagen.

41 Bij stsbl. 1823 no. 44 art. 5 is bepaald, dat de pakhuishuur van geëntreposeerde goederen zal moeten worden voldaan door dengeen, die dezelve uit het entrepot zal voeren, berekend van den dag, waarop die goederen aldaar zijn ingebragt ot opgeslagen geworden.

-ocr page 795-

116

Art. 6. De ambtenaren, met het op- en toezigt over de entrepots belast, zijn in geenen dcele verantwoordelijk voor de goederen, welke in het entrepot worden gelegd» ten ware die, door bewezen verzuim, nalatigheid of slordigheid van die ambtenaren, mogten zijn vermist, bedorven of in waarde verminderd.

Art. 7. Geene goederen zullen in het entrepot, anders dan op behoorlijke aangifte worden genomen, noch zonder zoodanige aangifte daaruit worden ontslagen. Deze aangiften zullen moeten geschieden op dezelfde wijze als voor de inkomende en uitgaande goederen bij de wetten en reglementen is bepaald.

Art. 8. Er zullen geene goederen in het entrepot worden ontvangen, noch uit hetzelve worden vervoerd of afgegeven, anders, dan bij geheele balen, pakken, vaten, tonnen of andere fust, manden, kisten of kasten; en zal bovendien uit de entrepots geen invoer mogen geschieden van goederen beneden de waarde van een duizend Indische guldens 1).

Art. 9. Geëntreposeerde goederen kunnen ten alle tijde in hetzelfde entrepot, op naam van een ander worden overgeboekt; zij kunnen mede ten allen tijde, van het eene entrepót naar het andere, onder de vereischte zekerheid , worden overgebragt, hetzij op naam van den entreposeur of van den nieuwen verkrijger; in beide gevallen zal geen nieuw entrepötregt gevorderd mogen worden, hetwelk slechts eenmaal zal behoeven te worden voldaan, zoolang de goederen in entrepót blijven, en niet in- noch uitgevoerd worden 2).

1) Bij stsbl. 1857 no. 2 is de invoer van goederen uit het entrepót, beneden de waarde van /1000, toegestaan.

2) Goederen in het entrepüt, bestemd om te worden ingevoerd op plaatsen voor alle schepen opengesteld, kunnen ook met vreemde schepen naar die plaatsen uitgevoerd worden (Bijzondere lepcling).

Bij stsbl. 1823 no. H art. 1 is bepaald, dat tot het doen plaats hebben der overschrijving van goederen, de eigenaar derzelve zal gehouden zijn, om eene schriftelijke aanvrage aan den ontvanger in te leveren; zullende de kooplieden, op wier naam de overschrijving geschiedt, op de hoofdplaats moeten gevestigd zijn.

-ocr page 796-

117

Art. 10. Bij den invoer van geëntreposeerde goederen zullen dezelve goederen beschouwd worden, onmiddelijk uit zee komende, en als zoodanig aan de voldoening der volle inkomende regten onderworpen zijn.

Br zal geen invoer van geëntreposeerde goederen mogen geschieden in havens op andere plaatsen, alwaar de schepen of vaartuigen, met welke die goederen zijn aange-,bragt, slechts tot het entreposeren van goederen, en niet tot den invoer, volgens de bestaande wetten, zijn geregtigd.

Art. 11. Het entrepot is, onder toezigt van de ambtenaren der inkomende en uitgaande regten, voor de belanghebbenden toegankelijk op alle dagen, waarop en gedurende al den tijd, dat het kantoor van den ontvanger, volgens de plaatselijke reglementen, geopend moet zijn.

Art. 12. Op alle plaatsen, waar een entrepot nu reeds bestaat, of in het vervolg zal worden opgerigt, zal Ixet aan de schepen of vaartuigen van alle volkeren en natiën, van waar komende en werwaarts ook bestemd, vrijstaan, tot het lossen van goederen in entrepot, binnen te loo-pen en in te klaren, gelijk het ook aan alle schepen en vaartuigen, zonder onderscheid, van nu af aan geoorloofd zal zijn, om op gemelde plaatsen, zoowel uit het entrepot, als daar buiten, ladingen in te nemen en van daar uit te klaren; wordende mitsdien bij deze het reglement van 28 Augustus 1818, op het heffen der inkomende en uitgaande regten, mitsgaders alle andere bestaande, met het hierboven gestatueerde strijdige bepalingen, en speciaal die, voorkomende bij de publicatie van 11 February 1823, in zoover ingetrokken en buiten werking gesteld.

Art. 13. Behalve de entrepots, welke nu reeds te Batavia en Riouw bestaan, zal er onverwijld een entrepot te Anjer, in de residentie Bantam, worden opgerigt.

Art. 14. Van de thans geëntreposeerde en nog in entrepot liggende goederen, zal aan de belanghebbenden worden terug betaald het verschil, hetwelk er bestaat tusschen de vroeger betaalde entrepótregten en het regt van één ten honderd bij deze publicatie bepaald.

-ocr page 797-

118

Art. 15. De wetten eu verordeningen, thans bestaande op de overscheping van goederen, uit het eene schip of vaartuig in het andere op de reeden, en speciaal de bepalingen te dien aanzien, voorkomende bij het reglement van 28 Augustus 1818, op de heffing der inkomende en uitgaande regten, müsgaders bij de publicatie van 13 October 1821, worden bij deze ingetrokken en buiten werking gesteld.

Art. 16. Voortaan zal het een ieder vrijstaan, op de reede goederen uit het eene schip of vaartuig in het andere over te schepen, onder de volgende bepalingen;

». Dat de overscheep niet begonnen, veel min gedaan worde, anders dan op uitdrukkelijke schriftelijke vergunning van den ontvanger der inkomende en uitgaande regten, aan wien belanghebbenden tot dat einde eene schriftelijke aanvrage zullen moeten doen, houdende de namen en vlaggen der schepen of vaartuigen, tusschen welke de overscheping ge-• schieden zal, de namen der gezagvoerders, de plaatsen, van waar de schepen of vaartuigen gekomen, en die, werwaarts die schepen respectievelijk bestemd zijn; de benaming, hoedanigheid en waarde der o veile schepen goederen, alsmede de merken, nommers, het gewigt en de hoeveelheid der balen, pakken, fusten enz., der over te schepen goederen, de plaats van waar die goederen zijn aangebragt, en die van derzelver oorspronkelijke bestemming.

I. Dat de overscheping niet geschiede dan onder het noodige toezigt van de ambtenaren der inkomende en uitgaande regten, zullende tot dat einde altijd één der beëedigde beambten vai dat middel bij elke overscheping tegenwoordig moeten zijn, aan wien daarvoor een daggeld van tien Indische guldens zal worden toegelegd, door de belanghebbenden te voïdoen.

c. Dat alvorens de overscheping geschiedt, de wegens den overscheep verschuldigde regten, ten kantore

-ocr page 798-

119

van den ontvanger der inkomende en uitgaande reg-ten voldaan zijn, of daarvoor voldoende borgtogt gesteld worde.

Art. 17. De goederen, welke op de reeden worden overgescheept, zullen onderworpen zijn aan de navolgende regten en bepalingen ;

EEGTENquot;,

te voldoen van de overgescheept wordende goederen.

Bepaalde waarde, beneden welke gcene oversclie-ping wordt toegestaan.

GOEDEKEiNf.

De overscheep geschiedende in

Minimum.

Ned. schepen. Vreemde schepen

Onbepaald.

Entrepótsregt,

Entrepótsregt.

Entrepótsregt.

/ 2000,—

Entrepótsregt.

Verschil van Uitgaande regten

Onbepaald.

Vrij.

Onbepaald.

Oorspronkelijk bestemd voor, en geconsigneerd aan andere

plaatsen ............

Oorspronkelijk bestemd en geconsigneerd, om te worden ingevoerd of geëntreposeerd ter plaatse, alwaar het schip of vaartuig, die goederen in hebbende,

ter reede ligt.......

Vergezeld van een certificaat van betaalde regten, bij derzelver invoer van Batavia.....

Komende uit eene der Nederlandsch Indische bezittingen of havens, en waarvan de uitgaande regten te dier plaatse, onder borgstelling voor dezelve regten, niet zijn voldaan.

-ocr page 799-

120

Tarief voor de heffing van Pakhuishuur in de Entrepdts van Ned. Indië (1).

(Stsbl. 1833 no. 27 en 1838 no. 49).

BENAMING der

GOEDEREN.

Voor welke Hoeveelheid.

Pakhuishuur per Maand.


^ Patna.......

j Benares.....

Amfioen, lt; Mal va.......

i Levantsche... f Perzische.. ..

Arak en Rum..

Azijn.

Bier.......

Blik.......

Brandeioijn. Gambier,...

Geneoer.

Goenie zakken..........

Goud- en Zilverwerk en

Bijouterien..........

Indigo...............

Kaarsen, (Was en Sper-macetie)............

Kamfer.

Kist.

Pikol.

ffijp of Legg. ) Okshoofd. ) 100 fiessch. \'Pijp of Legg. Okshoofd. 100 llessch. Pijp of Legg. Okshoofd. 100 fiessch.

Pikol. Tijp of Legg. Okshoofd. 100 flessch, Pikol. \\Pijp of Legg. ) Leider. )Halve Kelder. Baal.

ƒ 1000 waarde

Kist,

Pikol. Balie, Tobbe, of Kist.

ƒ 1-

-75

,/ 1.— li — // -.40 // -.76 // -,30 „ —.30 ,/ —.75 /, —.30 // —30 „ —,05 „ 1 -// —.40 /, -.40 // -.07 // 1,„ —,05 ,/ -.021 /, -.20

» 1,-„ -,50

ff -.20

„ -.60


(1) Bij besluit van den 29 Augs. 1870 no. 2, stsbl. no. 106 is goedgevonden en verstaan:

met aanvulling van het tarief voor de heffing van pakhuishuur in de entrepots van Nederlandsch-Indië, gearresteerd bij art. 2 van de Eesolutie van 14 Mei 1833 no. 1 (stsbl. no. 27) te bepalen, dat van alle goederen en artikelen, geëmballeerd ^in kisten, balen, enz. niet genoemd in bedoeld tarief, de pakhuishunr zal worden berekend tegen vijf cents per kubieken Voet.

-ocr page 800-

121

BENAMING der

GOEDEREN.

Aan mirking en.

i Voor welke I Hoeveelheid.

Pakhuishuur I per Maand. I


^Havanna.......(

Pikol,

ƒ

—,05

[dein.

//

—,05

[vubieke

Voet.

//

—,05

Pikol.

//

,07

Idem.

//

—,05

130 Flessch.

u

—,40

Pikol.

u

—,02i

Vat.

II

-,20quot;

ƒ 1000 waarde.

n

l,—

Pikol.

//

--,07

//

ii

—,05

//

ii

-,07

V

li

—,05

100 Pond.

li

J -

Idem.

a

-,75

Pikol.

ii

—.20

//

li

—,05

//

ii

—,05

//

ii

-,07

//

ii

—,20

//

1/

—,05

//

li

-,02i

//

li

—,04

n

li

—,10

Kubieke

Voet.

jy

-,05

Pijp of Legg.

—,73

) Okshoofd.

//

— ,30

^100 Flessch.

ii

—,30

Idem.

ii

—,40

gt;Pijp of Legg.

it

J,—

§ Okshoofd.

li

-,40

Pikol.

»

-,02*

Rol.

u

—,04

Vat.

n

—,20

i Kist.

u

— ,50

//

l //

—,50

Kapas...............

Katoen, (IIuwe).......

Katoenen goederen, (iu balen of kisten).......

Kojjij................

Koper...............

Likeuren.............

Lood................

Meet................

Muntspeciën...........

Peper...............

Rijst...............

Salpeter.............

Sandel- en Sapanlwut. . \\Majiilla........(

Slyc\'

Specerijen...........

Spianter..............

Staal................

Suiker...............

Tabak, (Rook- en Pruim-\'.

Tarwe...............

Tin..................

Touwwerk............

Was (Eu we)..........

Wollen Goederen, (in balen of kisten)......

frijn. .

Fijne

User... Zeildoek.

„..j (Ruwe....

^ e \' (Goederen .

Goederen, iu mindere hoeveelheid dan één pikol, één vat, enz., zullen niet worden aangenomen, maar slechts bij geheele pakkage enz.

-ocr page 801-

122

üe pakhuishuur kan voor niet minder dan «ene halve maand berekend worden, en een tijdvak van meer dan 15, doch minder dan 30 dagen, wordt voor ééne maand gerekend 1).

De goederen zullen uiet, afgegeven worden, dan uu voldoening der pakhuishuur.

Voor goederen, die in het entrepot blijven, moet de pakhuishuur geregeld om de drie maanden betaald worden, zullende dezelve evenwel niet langer dan één jaar in het pakhuis mogen verblijven. zonder verlof van den directeur 2).

Voor breuken van minder dan een halve pikol, zai niets berekend worden, voor een halve pikol of meereen geheele pikol.

Vloeibare goederen, in kleinere fustagedan een okshoofd, zullen betalen naar rato van den inhoud van het vaatwerk.

Dranken in mindere hoeveelheid dan 100 flessc\'hen, betalen als volgt.

voor .quot;55 of minder, als voor 25. 00 // ;/ // f, 50. 8 5 // // // // 75.

boven S5....... „ „ IOC.

Ampliatie van hel reglement op de entrepots en enlrepuis-reyten , van het tarief voor kefliny van pakhnis/iimr [beiden hierboven).

(stsbl. 183S no. 31).

Art. 1. Overjarige, in het- entrepot opgeslagen goederen, voor welker langer verblijf in hetzelve, door den

I) Bij gouv. besl. 7 Mei IS-W no. 5, is deze alinen gewijzigd als volgt;

,De pakhuishuur kan voor niet minder berekend worden dan voor ,ecne haloe maand, gerekend op zestien dagen, terwijl een tijdvak van fineer dan zestien dagen, doch minder dan een-en-dertig dagen, voor «eene volle maand gelden zal.quot;

3quot;! De ontvanger der inkomende en uitgaande regten is gemagtigd. unt de goederen in de entrepots langer dan een jaar aldaar te doen verblijven, wanneer daartegen bij bem geenc bedenkingen bestaan [Bijzonder r l/epalwt/).

-ocr page 802-

123

directeur der middelen en domeinen, geen verlof is gegeven, alsmede alle geëntreposeerde goederen, hetzij dezelve al dan nial overjarig zijn, en die, volgens verklaring van den entreposeur en den ontvanger, uithoofde van derzel-ver toestand voor de reinheid en zuiverheid van \'s lands pakhuizen als hinderlijk of schadelijk worden geoordeeld, zuilen, op de schriftelijke aanmaning der administratie, binnen ééne maand na de ontvangst derzelve, behooren ingevoerd, dan wel uit het entrepot uitgevoerd te worden .

Art. i. De voormelde goederen, na verloop van gemeld tijdvak van de belanghebbenden niet uit de pakhuizen verwijderd zijnde, zullen de entrepositarissen, dooreenen deurwaarder van eene der piaatselijke regtbanken, namens den ontvanger, worden gesommeerd, om alsnog binnen 14 dagen den in- of uitvoer der bedoelde goederen te bewerkstelligen , met geregtelijke aanzegging en op staffe, dat, daaraan niet voldaan wordende, de goederen in liet openbaar op de gewone wijze zullen worden verkocht, en het provenu daarvan, na aftrek der inkomende regten, verschuldigde pakhuishuur en kosten, bij het vendu-kantoor ter hunner beschikking zal verblijven.

Art. 3. Na verloop van dien tijd zal de ontvanger, op bekomen autorisatie van den regter, welke op een simpel rekwest en summier onderzoek zai worden verleend, doen overgaan tor. den publieken verkoop der alsdan nog in de pakhuizen onwettig verbleven goederen, waarna met het provenu derzelve zal worden gehandeld, zooals bij het voorgaande artikel is gezegd.

Art. 4. Met betrekking tot geheel bedorvene en mitsdien onbruikbare geëntreposeerde provisien en dranken, zal moeten gehandeld worden overeenkomstig het bepaalde bij art. 1, 2 en 3 van het regiement op den verkoop van bedorvene goederen (stsbl. 1818 no. 9) en zal de vernietiging van zoodanige goederen immer, en zoo spoedig doenlijk, plaats moeten vinden.

Art. 5. De voor geëntreposeerde goederen versoliuldigde driemaandelijksche pakhuishuur, niet binnen den lijd van

ii i ll

ir

f

:: i\' P

i Hf

li it

ii ;

1

0

li

-ocr page 803-

122

De pakhuishiuu\' kan voor niet minder dan eene halve maand berekend worden, en een tijdvak van meer dan 15, doch minder dan 30 dagen, wordt voor ééne maand gerekend 1),

De goederen zullen niet afgegeven worden, dan na voldoening der pakhuishuur.

Voor goederen, die in het entrepot blijven, moet de pakhuishuur geregeld om de drie masnden betaald worden, zullende dezelve evenwel niet langer dan één jaar in liet pakhuis mogen verblijven, zonder verlof van den directeur 2).

Voor breuken van minder dan een halve pi kol, zal niets berekend worden, voor een halve pikol of meereen geheele pikol.

Vloeibare goederen, in kleinere fustagedan een okshoofd, zullen betalen naar rato van den inhoud van het vaatwerk.

Dranken in mindere hoeveelheid dan 100 flessc\'hen , betalen als volgt.

voor 35 of minder, als voor 25.

60 „ j, u n 50.

85// // n // 75.

boven 85....... ,/ ,/ 100.

Ampliatie van het reglement op de entrepots en entreputs-regte» . van het tarief voor heffing van paklmifshuur [beiden hierboven].

(stsbl. 1838 no. 31).

Art. 1. Overjarige, in het entrepot opgeslagen goederen, voor welker langer verblijf in hetzelve, door den

i) Bij gouv. besl. 7 Mei 1840 no. 5, is deze alinsa gewijzigd als volgt;

,De pakhuishuur kau vooi- niet minder berekend worden dan voor ,ecnc halve maand, gerekend op zestien dagen, terwijl een tijdvak van yineer dan zestien dagen, doeh minder dan een-en-dertig dagen, voor «eene volle maand gelden zal.quot;

9quot;1 De ontvanger der inkomende en uitgaande regten is gemagtigd. om de goederen in de entrepots langer dan een jaar aldaar te doen verblijven, wanneer daartegen bij bem geene bedenkingen bestaan [Bijzojt-derf bepaling).

-ocr page 804-

128

directeur der middelen en (ioraeinen, geen verlof is gegeven, alsmede alle geëntreposeerde goederen, hetzij dezelve cl dan niet overjarig zijn, en die, volgens verklaring van den entreposeur en den ontvanger, uithoofde van derzel-ver toestand voor de reinheid en zuiverheid van \'s latids pakhuizen als hinderlijk of schadelijk worden geoordeeld, zullen, op (Je schriftelijke aanmaning der administratie, binnen ééne maand na de ontvangst derzelve, behaoren ingevoerd, dan wel uit het entrepot uitgevoerd te worden .

Art. i. De voormelde goederen, na verloop van gemeld tijdvak van de helanghebbenden niet uit de pakhuizen verwijderd zijnde, zullen de entrepusitarissen, dooreenen deurwaarder van eene der plaatselijke regtbanken, namens den ontvanger, worden gesommeerd, om alsnog binnen 14 dagen den in- of uitvoer der bedoelde goederen te bewerkstelligen, met geregtelijke aanzegging en op staffe, dat, daaraan niet voldaan wordende, de goederen in het openbaar op de gewone wijze zullen worden verkocht, en het provenu daarvan, na aftrek der inkomende regten, verschuldigde pakhuishuur en kosten, bij het vendu-kau-toor ter hunner beschikking zal verblijven.

Art. 3. Na verloop van dien tijd zal de ontvanger, op bekomen autorisatie van den regter, welke op een simpel rekwest en summier onderzoek zal worden verleend, doen overgaan tot den publieken verkoop der alsdan nog in de pakhuizen onwettig verbleven goederen, waarna met het provenu derzelve zal worden gehandeld, zooals bij het voorgaande artikel is gezegd.

Art. 4. Met betrekking tot geheel bedorvene en mitsdien onbruikbare geëntreposeerde provisieu en dranken, zal moeten gehandeld worden overeenkomstig het bepaalde bij art. 1, 2 en \'i van het reglement op den verkoop van bedorvene goederen (stsbl. 181S no. 9) en zal de vernietiging van zoodanige goederen immer, en zou spoedig doenlijk, plaats moeten vinden.

Art. 5. De voor geëntreposeerde goederen versclmldigde driemaandelijksche pakhuishuur, niet binnen den tijd van

-ocr page 805-

124

éénc maand, na het cimie van ieder kwartaal aangezuiverd zijnde, zaL de entrepositaris door ol\' namens den ontvanger, door eenen deurwaarder worden gesomraeerd, om die betaling binnen den tijd van l t dagen te doen plaats vinden, met geregteüjke aanzegging, dat, bij niet voldoening daaraan, zooveel van de geëntreposeerde goederen, waarvoor pakhuishuur verschuldigd is, des verlangende ter keuze van den entrepositaris, in het openbaar zullen worden verkocht, als noodig zal worden bevonden voor de voldoening dor pakhuishuur, inkomepde regteu en kosten.

Art. 8. De autorisatie tot zoodanigeu geregtelijken verkoop zal op dezelfde wijze, als bij art. 3 is bepaald , van den regter gevraagd en door denzelven verleend moeten worden , en het meerdere provenu van dien verkoop ter beschikking der belanghebbenden verblijven.

Art. 7. De opveiling der goederen, in de twee hier-voren bedoelde gevallen, zal niet andere kunnen plaats vinden dan bij geheele balen, pakken, vaten, tonnen of andere fust, manden, kisten of kasten.

Art. 8. De bovenvermelde bepalingen zijn ook toepasselijk op zoodanige goederen ,, welke uithoofde van derzel-ver onbekendheid, of om eenige andere reden, door de administratie in bewarende hand moeten genomen, en mitsdien in de tolpakhuizen gedeponeerd worden, met dien verstande nogtans, dat indien de eigenaren of con sign atari ssen onbekend zijn, de bij artt. 1, 2 en 5 bedoelde aanmaningen en sommatien zullen geschieden door middel eener oproeping in de Javasche Courant, terwijl ook voor zoodanige goederen de bij art. 5 bepaalde termijn voor de betaling der pakhuishuur uiterlijk op zes maande. wordt gesteld.

-ocr page 806-

125

llijst der goederen, waarvan lij den invoer één ten honderd waaggelden zullen worden geheven 1).

(stsbl. 1818 no. 41).

Brood. (Scheeps-) Brillonten. Blanketsel. Balansen. (IJzeren Koperen).

A.

Agai-alt;r:ir. (Zeegewas)

Aloë (Medicijn)

Aluin.

Amandelen.

Ambalo.

Ankers (Scheeps-) Appelen. (Gedroogde) Assa-foetida. Aardappelen.

Aders (Hartebeesten). Aanbeelden. (Smids-)

R.

Bij outer iën.

Benzuin.

Bilstukken. (Prov.Eur.j Blaauw. (Berlijnseli)-Blatjang. Prov. Inl.) Bloed. (Draken-)

Boter.

Bouten. (IJzerenenKo-

peren)

Balsem. (Medicijn) Bloedsteen. (Idem). Bloemen. (Chinesclie). Ballast. (IJzer). Bloemkool.

Beschuit.

C\'.

Gram. (Provisie) Gaboes, (Visch.) Gadong. (inl. Prov.) Garen. (G oen ie-) (,\'. Garen. (Huw)

Garen. (Zeilmakers ) Camillen. (Medicijn). Garen. (Zijden) Cardamon. Garnalen. (Prov. inl.)

Cement. Garst. (Parel-)

IChampioen. (Prov. Inl.) Gember.

Chocolade, Ghie. (Prov. Inl.)

Confituren. (Alle «oor- Gom. (Medicijn) ten van) iGalon. (Goud of Zilver)

Gomelastiek. D. IGoudleer.

Goudwerken (Alle^oor-

Dadels.

Draad. (Goudei. Zilver-) Draad. (Koper-)

Draad. (IJzer-) Dreggen. (Chaloep) Drop. (Medicijn). Dommekrachten. Drogerijen.

Diamanten.

Dammers.

K

ton van)

Goud (Klater-)

Glam. (Prov. lu).) Gewigteu. (Kopen-;, « u IJzeren)

II

Hageis.

Haken. (IJzeren en Koperen Visch) Hammen.

Erwten. Harpuis.

1) Bij resol. 5 December 1832 no. (stsbl. no. 61) is bij alinea 1». K. bepaald, dat, bij de aangifte van goederen tot vokloening der verschuldigde regten, de beambten bij het departement der inkomende en uitgaande regten, vrijheid zullen hebben, om de uit-en ingevoerd wordende goederen, waarvan de regten naar het gewigt worden geheven, hetzij geheel of voor een gedeelte, bij het passeren van den boom of van het kantoor, te doen nawegen, ter verzekering dat de aangegevene hoeveelheid werkelijk met de los- of laadeedul overeenkomt; zullende nogtans moeten worden gezorgd, dat hierdoor de handel zoo min mogelijk worde bemoeijelijkt.

-ocr page 807-

126

Harst.

L.

Olieverw.

Hoorn, (llartcbecste.n)

Hout. (Garoe)

Laxa (Chineschc) Prov.

P.

Hout. (Sanelel-)

Inl.

Hout. (Sapan-)

Leder. (Goud)

Paifumerien.

Hout. (lübben )

Leder. (Pomp)

Paterstukken.

Hout. (Massoey-)

Lenkeng. (Prov. Inl.)

Peeren.

Hout. (Wortel-)

Lengvisch. (Prov. Eu-

Peper.

Honiof.

rop.)

Pek.

Lood.

Poetjoek. (Med. Inl.)

1

Loodwit

Pruimedanten.

Lij m.

Poela Sarin. (Med. Tnl.)

Inkt (Schrijf- en Chiue-

Lijnen.

Pitten. (Offer-)

schc)

Linzen.

Pitten, (Lump-)

Pens. (Gezouten Inl.

K.

M.

Prov)

Peper ment.

Kaarsen. (Was-, Sper-

Magnesia. (Medicijn)

Princessenboontjes.

raacetie- en Smeer-)

Malam Soendap. (Prov

Pruimen.

Kabels. (IJzeren Ket

Inl.)

Papier (Chincesch)

ting-)

Meel.

Papier. (Bord-)

Kamfer.

Medicijnen.

Poi.lood. (Stukken)

Ka pas.

Meni. (Verwwaren)

quot;assia. (Medicijn)

Mizoa. (Prov Tnl.)

Tl.

Jvassoemba.

Macaronie.

Katjang.

Mostaard.

Radus. (Prov. Inl.)

Kazen.

Macreel.

Sassamala. (Medicijn)

Ketels.

Rensel.

Kina.

N.

Rhnbarber.

Klabat. (Medicijn)

Ribben. (Gezouten)

Kolen. (Steen-)

Noten. (Gal-)

Rolpens.

Kombong. (Viscli)

Noten. (Okker-)

Rozijnen.

Koper, (Japansch)

Notenmuskaat.

Rijst. (Roode)

Koralen.

N\'abelen. (Kruid-)

Rijst. (Java)

Kreeftoogcn. (Medicijn)

Naalden.

Hotting. (Bind-)

Kruid. (Amunitie)

Roggevelien.

Knrkcma

0.

Kalembak. (Medicijn)

S.

Kadjoe. (Medicijn)

Okker. (Geele-)

Koeken. (Peper- en an

Olba. (Med Inl)

Spek.

dere soorten)

Olie (Klapper-)

Soja.

Kool. (Roocle)

Oleum Succini. (Medi

Snaren. (Viool-en-Pia-

Kool. (Witte)

cijn)

1I0-)

Kool.(Zuur-en Bloem-)

On welen.

Saffloer. ( V erw waren)

Koffij.

Olifantstanden.

Saffraan.

Knoflook.

Offerpitten.

Sairo.

OfiFerpapier. (Ohineesch)

Salmoniak. (Meelicijn)

Snip Sclui V Sclu Schi O Schi Schi Siroi Sane Spin Sclu Spijl Staa Stok Stijf Snik Sper Snik Sane Sarei Snijl Spoi Solel

Tan Teei The

Ton G Ton Tok ter Tru

-ocr page 808-

127

Tripanji

Wierook.

Takkoraal. (Zeegewas.) Worst.

Tarwe. Wortel. (Chincsohe)

Trate. (Gedroogde) jWol. (Boom)

Tjoemi Tjoemi (Viscli)Werk.

y.

(Staven) (Hoepel-, Staaf-

Yzer, Yzer.

eti Yzer

Bond) (Geldkist)

Z.

Vellen. (Roggen-) Verwwaren.

Vermicellie.

j Vernis. (Chineesch-) \'Vet. (Varken-)

j Visch.

i Vleesch [Vleesch Vlier.

i Vogelnestjes.

Vruchten. (Chinesche)

/ w «-J rnn rv/i riV

Zaad. (Vogel-)

Zaad. Anijs-)

Zaad. (Komijn-) Zaad. (Koriander-) Zv.ad. (Radijs-) Zaden. (Tuin-)

• Zalm.

jZeep.

\'Zenuwen. !Hartebees-J ten) Prov. Inl Gedroogde) Zink.

(Gerookt) (Gezouten)

1 Vruchten Vijgen.

V uursteenen. (Ruwe) Vuurwerken. Verguldsel.

Verguld, (Chin. Papier Vitriool.

\'Zwartsel.

Zwavel.

Zijde. (Ruwe) Zout. (ICngelsch) Zeilgaren. Zilverwerken.

VV.

Wasch.

Snipeter.

Scharretjes. (Prov. Inl

Visch)

Schellak of Stek lak.

Schijven. (Ingelegde

Oss) Tin.

Schil pad-schillen. Toelie. Schilpad-nagelen.

Siroop.

Saucijzen.

Spiauter. iUijen.

Schoensmeer.

Spijkers.

Staal.

Stokvisch.

Stijfsel.

Suiker.

Spermacetie kaarsen Suikergoed.

Sandelhout.

Sardijntjes.

Snijboonen.

Sponsen.

Soldeersel.

Tanden. (Olilants-)

Teer.

Thee.

Tongen. (Gerookte en

Gezouten.

Toutjou. (Inl Prov.) Touwwerk. (x\\llc soorten van)

Traasie. (Prov. Tnl.i

T.

-ocr page 809-

128

Regiment op het berekenen, valideren en afschrijven van Sp\'dlagien, mitsgaders op het vergoeden van onder-trigten en minderheden. voor en door de bewaarders en vervoerders van \'t lands goederen in Nederlandsch Judië.

(Besl. van den commissaris—generaal over Ned. Indië, dd. 1-1 Mei 1S27 no. IS).

Art. 1. De spillagien, bij het na te melden tarief bepaald, worden alleen toegestaan, om de pakhuismeesters en scVieepsoverheden, mitsgaders andere bewaarders en overbrengers van van\'s lands goederen, hoe ook genaamd , te dekken tegen tekortkomingen, welke werkelijk on zonder hunne schuld ot\' toedoen zijn ontstaan.

Art. 2. Elk minder verlies, dan de spillagie, alsmede alle overwigten en ovcrbevindinglsn op bewaarde of overgevoerde goederen, blijven het eigendom van den lande.

Art. 3. Alle bederf of verlies, hoe ook genaamd, aan \' of van de bewaarde of overgevoerde goederen ontstaan, zullen ten laste van de pakhuismeesters of scheepsover-i ^den worden gebragt, en zij alleen aanspraak (ot vergoeding van zoodanige schaden kunnen maken, wanneer zij zullen aantoouen en bewijzen, dat het bederf of liet verlies niet door verzuim of verkeerde behandeling van henzeive of van hunne onderhoorigen, maar door buitengewone en onvoorziene omstandigheden, waartegen zij zich door geene middelen van hunne zijde, hetzij geheel of ten deele, hebben kunnen verzetten, is veroorzaakt.

Art. 1. De aangebragt wordende ladingen zullen volgens de facturen. en ten volle door de bewaarders bij hunne boeken moeten worden opgenomen, maar ingeval op de ladingen minderheden worden bevonden, hetzij beneden dan wol hoven de toegestane .spillagie, zal de bewaarder die O]) het rapport van uitlevering der lading, waarin de minderheden moeten zijn opgegeven, en welk rapport door den afleveraar en den ontvanger beide rnoet zijn geteekend, mogen afsehrijven, mits van de minderheden, boven de toegestane spillagie bevonden, onrnidde-

-ocr page 810-

129

lijk keunis gevende aan den directeur over \'s lauds pro-duoten en civiele magazijnen , en welke minderheden dooiden afleveraar zullen moeten worden gedragen; meerdci-heden zullen dadelijk bij de bevinding derzelve moeten ingenomen worden.

Art. 5. quot;Wanneer bij de pakhuismeesters goederen ontvangen worden in kasten, balen, soekels, balies en diergelijken, welker inhoud aan stukken, maat, elofgewigt niet zuiver kan worden ingenomen, zullen zij kunnen volstaan met dezelve kasten, balen, soekels, balies eu diergelijken, bij het bruto-gewigt, bij hunne boeken te verhandelen en te verantwoorden, mits dat bruto-gewigt, met een onderscheidend nummer of merk op elk derzel-ven worden bekend gesteld, en overigens de kasten, balen, soekels, balies en diergelijken, zich bevinden in eenen wel geconditioneerden en ongehavenden staat.

Art. 6. Ingeval een of meer kasten, balen, soekels, balies en diergelijken, bij de ontvangst niet wel geconditioneerd zijn, of dat er verschil is in het bekend gestelde bruto-gewigt, zullen de pakhuismeesters tot het nettowegen, tellen of meten overgaan, doch niet anders dan in tegenwoordigheid van gecommitteerden, de benoeming van welken, door de pakhuismeesters, dadelijk na de bevinding in geschrifte zal worden verzocht van de autoriteit, onder welke zij onmiddelijk staan, zullende zoodanige commissie nimmer komen ten laste van \'s lands kas maar dezelve ten koste van ongelijk worden gedragen.

Art. 7. Van elke opening, naweging, natelling of nameting, in tegenwoordigheid van gecommitteerden, zal worden opgemaakt behoorlijk proces-verbaal, om te dienen waar het behoort.

Art. 8. De pakhuismeesters, zoowel als de scheeps-overheden, zijn verantwoordelijk voor alle fusten, kasten, balen, soekels, zakken en voor alles wat tot inpakking, berging of emballage gediend heeft, en nevens de goederen is ontvangen.

Art. 9. Specerijen, vogelnestjes en amfioen in kisten.

-ocr page 811-

130

vaten, balen, soekels, zakken en diergelijken ontvangen zullen niet mogen worden geopend, of afgeleverd en afgescheept, dan in tegenwoordigheid van eene commissie, nonder bezwaar van den lande te benoemen.

Art. 10. Opdat de bovenstaande bepalingen naauwkeu-rig zonden gevolgd kunnen worden, zal voortaan bij den afscheep van gouvernernents goederen, op elke kist, kast, vat, pak, baal, kanasser en diergelijken, terwijl het ge-wogene nog op de schaal ligt, liet bruto gewigt gemerkt, en de hoeveelheid of het gewigt op het factuur en cognossement van lading duidelijk en naauwkeurig bekend gesteld worden.

In zeiver voege zal worden bekend gesteld het getal der kisten, zakken, pakken, vaten en diergelijken, waarin l de goederen zijn bevat, alsook het merk of nummer, waarvan dezelve zijn voorzien, terwijl voorts de scheeps-overheden, voor rekening van het gouvernement op vracht varende, verpligt zullen zijn bij het cognossement van lading, behalve voor het getal, ook nog te teekenen voor de hoeveelheid, mitsgaders voor de soort of kwaliteit dei-bij hen ter vervoer ontvangen wordende goederen, mot vrijheid echter, oin daarbij te voegen zoodanige aanmerkingen, als zij, ter verzekering hunner eigene belangen, zullen vermeenen te belmoren.

Art. 11. Bij den afscheep zal naauwkeuriglijk aange-teekend, en bij het cognossement speciaal genoteerd worden, of de scheepsoverheden het goed bruto of netto, bij de maat, ontvangen hebben, dan wel of hetzelve hun is voorgeteld, het getal der schuitjes, de groote van de kleine stukken onderscheidende, en bij het overbrengen van suiker, enz., het tarra der kanassers, zakken en diergelijken , alsmede hoeveel aan gewigt te gelijk op de schaal is ge-woest, ten einde daarop bij de uitlevaring te kunnen acht slaan, en het goed op dezelfde wijze te kunnen doen alleveren, waarop hetzelve ontvangen is.

Art. 12. Een weegsel zal nimmer meer dan vijf of zes honderd ponden mogen bedragen, en om de tien wee^.

-ocr page 812-

131

seis zal het goed en de gewigteu van schaal moeten verwisselen.

Art. 13. l)e sclieepsoverheden zullen verpligt zijn alle goederen, door hen ter vervoer ontvangen, getrouwelijk in \'s gouvernements pakhuizen over te brengen, en beginnen moeten te verantwoorden de stukken, kisten, zakken pakken, vaten en diergelijken, gemerkt zooals bij het cognossement vara lading is bekend gesteld, waarna eerst tot het verifioren van het getal, gewigt of de maat zal worden overgegaan.

Art. 14. Wanneer echter eenige kisten, kasten, balen en diergelijken met stuk- of poudgoederen, aan de soheops-overheden behoorlijk gesloten, goed geconditioneerd en verzegeld afgeleverd s-.ijn, zullen zij kunnen volstaan, niet zoodanige kisten, kasten, balen of andere pakken ongeopend, gaaf, ongeschonden en goed geconditioneerd en verzegeld, wederom te verantwoorden, zonder in dat geval voor den inhoud aansprakelijk te zijn, mits in allen geval liet bruto-gewigt overeenkomt.

Art. 15. Bij het overbrengen van suiker en tin, zullen de sclieepsoverheden kunnen volstaan, üi het eerste geval met de uitlevering van het bruto-gewigt, in het laatste met dat van het aantal schuitjes door hen ontvangen, mits dezelve gaaf en ongeschonden zijn.

Art. 10. Ten aanzien van de suiker en het tin wordt nog bepaald, dal, nadat de kanassers suiker en de schuitjes tin rigtig en ongeschonden uitgeleverd zijn, en de schuitjes tin overeenkomen met het ingeladen getal, dezelve, in presentie van de sclieepsoverheden, naauwkeurig zullen nagewogen en de kanassers getard worden, ten einde aldus het juiste gewigt te constateren.

Art. 17. Geene afschepingen uit, of ontvangsten in \'s gouvernements pakhuizen, hoegenaamd, zullen in den vervolge mogen gedaan worden, anders dan ten overstaan van beide partijen, namelijk den alleveraar en den ontvanger, dan wel van iemand hunnentwege, welke echter schriftelijk daartoe door hen zal moeten geautoriseerd eu

-ocr page 813-

132

gemagtigd zijn. In het bijzonder zalleu de scheepsoverheden gehouden zijn, bij de ontvangst en de weging, door hunne persoonlijke tegenwoordigheid en door pertinente aanteekening van gewigt, voor hunne belangen te waken, en zij zullen zich nimmer kunnen beroepen op ontvangsten en afleveringen ter goeder trouw en buiten hunne tegenwoordigheid gedaan.

Art. 18. De pakhuismeesters, zoowel als de scheeps— overheden, die zullen bevonden worden schuldig te zijn aan het ter kwader trouw achterhouden of verduisteren van goederen , hun ter bewaring of tot den vervoer toevertrouwd, zullen deswege criminelijk actionabel en behalve de vergoeding der schade, onderworpen zijn aan zoodanige straffen , als bij de wetten daartegen zijn bepaald.

Art. 10. Alle minderheden, boven de bij het onderga-noemde tarief toegestane spillagien, bevonden wordende, zullen moeten worden vergoed, door den bewaarder of door den vervoerder, ieder voor zoo veel hem aangaat; ingeval echter die minderheden, boven de toegestane spillagien bevonden, waren veroorzaakt door buitengewone en niet te verhoeden toevallen, als zeeschade, brand en dergel ijken , en de belanghebbende zich tegen de voldoening der vergoeding mogt willen bezwaren, zal hij, met overlegging van de. daartoe strekkende bewijsstukken, zich deswege kunnen wenden tot de eerste plaatselijke civiele autoriteit, die daarop de zaak zal onderzoeken, en van zijne bevinding verslag doen aan den directeur over \'s lands producten en civiele magazijnen.

Art. 20. Minderheden in de pakhuizen bevonden wordende, en de toegestane spillagie niet te bovengaande, zullen dadelijk kunnen worden afgeschreven.

Art. 21. De spillagie zal worden berekend naar het volgende

I

-ocr page 814-

133

BENAMING der

GOEDEREN en

ARTIKELEN.

O

pCt,

dliiin..............

Amaril.............

Awfioen in het klein...

Arak..............

Azijn (Zie natte waren)

Beschuit...........

Bindrottings, (Zie rotting.3]............

Borax..............

Boter..............

Brood (har/f).......

Dammersi (los)......

Idem. (ingepakt).. .

Ding ding............

Dranken in flessehen. Idem „ fusten. ..

Erwten............

Foelie.............

GJde...............

Gommen...........

Gort...............

Harpuis (in vaten ingepakt).........

Idem, (los).....

Hoepels, (Zie oud ijzer] Hout, (Sandel-) . ., Idem, (Sapan-).. Idem, (Pok-)... .

Indigo............

IJzer............

Idem, (oud).... Idem, (Plaat) . . .

IJzerdraad........

Kaaij er draad.......

rer- j

ing.

jrti— i te i op liten

;ps-zijn eren toe-be-aan laid. !rge-nde, door eval i be-it te lt;cn , ver-ging vege tori-lijne mds

.vor-nde,

hefc

r-

S «2

quot;71; s I

Tarief van Spillagie.

Voor de Pakhuismeesters.

.ÏP c

\' S- CJ « bf.

Aamnerkinnen,

O ^

2

1

5

5

\\

H

2

1

5

5

5

2

3

2

5

5

3

2

2

2

3

3

1

3

JL

1

ï 3

5

5

2

2

1

1

2

3.

3

3

H

1

1 a

1

ï

1

_

1

\'I

11

1

4.

3

2

1

l

1

quot;2

2

I

Tot het doen van kleine verstrekkingen

Zie Srtpanhouf.


-ocr page 815-

134

BENAMING der

GOIiDEREN. en

ARTIKELEN.

pCt.

Kaarsen, (Smeer-) bij

het gewigt.......

Kamfer............

Ka pas.............

Kapok..............

Katjang. ..........

Katoen............

Katoenen garens.....

Xquot;£u...............

Koper.............

Idem, (Ja pan sch)..

Idem, (Idem)......

Lood...............|

Meel...............;

Nagelen............[

Natte to ar en gt; op flt-ss. . Idem. „ fusten.\'

Nolenrnuskaat.......

Olie, op flessohen....

Idem ,, fusten......

Padie..............

Peper, (geharpte).....

Idem, (ongeharpte) .

Pik................

PoetjoeJc............

Radiv China........

Rijst (nieuwe).......

Idem, (overjarige). . Roet, (Zie Smeer) . . Rotting , (hij den hos)

Sago..............

Salainoniac..........

Salpeter...........

SupanlioutXZieHout) (i)

Aanmerkingen.

Voor de Pak

huismeesters,

ï- -3

fco =

_r s 3

«•— tu

S = i,\'-

H ^ tl.

^ gt; amp;.

cL. _ x

s. ° =

^ 2: s-

~Jè t

O.ii

0I|

2

2

1

1

4

6

2

4

6

2

2

2

1

1

1

_

i

1

H

ï 3

1

,

TT

6\'

S

-

U pc

X

A

.1, s

O

_

1

i

___

a

2

2

2

4

_

4

1

1_

2

2

2

5

4

5

5

x

_

i

1

3

2

1

2

1

2

_

2

O

3

1

2

4

2

1

2

1

iher 1829 no

27 is


-ocr page 816-

135

BENAMING-der

GOEDEREN en

ARTIKELEN.

Voor de Pakhuismeester.

gt; 9 o C

ylanmerkinqen.

O g -r

;c =-6


Smeer of Talk.......

Specerijen..........

Spek, (Gezouten).....

Spijkers [7Av. JJcencerk

Staal...............

Sf een kolen...........

Suiker..............

Idem (poeder)....

Tabak .............

Tamarinde..........

Teer................

Terpenfijn...........

Thee...............

Tin...............

Tomowerlc, (bij den tros) Idem, (bij het gewigt) Fdera, (Europeesch), Idem, (Inlandsch).. ,

Traan.............

Wjeu, (Gedroogde).. . Idem, (Ingelegde),.

Varkensvet.........

Venchant en.........

Vertoizaren, (drooge)..

Idem, (nalte)......

Vermillioen.........

Vet, (Zie Var kern A.. Vüch, (Gedroogde)...! Vleesth , (Dingding).. Idem, (Gezouten) . .

Was..............

Zeep, (Harde).......

Zeil- en Lijkf/aren. (bij

het gewigt).......

Zont...............

Idem, (hoofd dépot)

li 1 5

u

i ;

H i t» \\ i

2

i !

i

5

i

1 !

_

i

5

5 j

H-

1 |

i i

3 1

S 1

2

2 i

j.

\'» 1

s !

5

2i i

4

6

3

3

2

4

i 1 \'

i IJ

i !

5

i 3

5

i :1

5

! 24

2 3

l l I I

O

1

1 7

6

j J_


-ocr page 817-

136

BENAMING der

GOEDEREN

ARTIKELEN

Zout, verkooppakhui\'

zen).............

Zwavel............

4

3

o

n

u

D

NB. Op de artikelen, welke over het jaar hebben gelegen, en waarvoor in de kolom van overjarige spillagie thans niets is bekend gesteld noch loegestaan, de helft boven het reeds bepaalde in de kolom van binnen het jaar afgeleverde goederen, namelijk voor elk ingetreden halfjaar, dat dezelve langer dan een jaar zullen hebben gelegen.

Art. 22. Alle vergoedingen zullen worden berekend naar den uitkoops- of marktprijs, voor de bewaarders ter plaatse alwaar de goederen zijn liggende, en voor de vervoerders ter plaatse van de aflevering; ingeval geen marktprijs mogt bekend zijn, zal worden vergoed naar den factuursprijs, vehoogd met 25 pCt., en zullen de vergoedingen dadelijk worden gelegd en verhaald door de plaatselijke civiele autoriteit.

-ocr page 818-

3 87

Vervolg-tiirief vau Spillagie. (Stsbl. 1854 no. 41).

BEN AM TNG der

(lOEDERKN en

AETiKELEN.

pCt.

Hoofdstuk VII B. i Alcoholy in flesschcn. . Chloor, icatei\'stoj-zuiir. Harst. Europ. product.)

Kwik .............^

Salpeter-zuur....... . \\

Stijfsel (drooge).....1

Zink...............i

Hoofdstuk XIV C. I Aarde, gele Banka.. . I dcm jG risseescb blaauw \\ Idem, idem roode.

Tdcm, Triepel......

Alconet bruineersel..

Ammoniah. . .......

.Irrorcroot.........

Asphalti vloeijonde..

idem, gewone. .. . Belvne, mineraal . .. Gov,i-elastiek. ver nis. Kalk, Geblusohte . .(I) Idem. steen-......

Koke............

! Voor de Pak- j | huismeester, i

tr | be -\' |

cz s- ^ •— r ■ Ï= iH

.r^s gt; I = es b£\'

cj \'ZT\'Jz c? quot;S (\'R1 pj quot;S i

o jr cL gt;

i ^ JLCI

o- - - |

Aanmerkingen.

s c |

CL. c

CJ O ;

3

-■gt;

2

2

2

3 2

O ~

2

v

2

2

3

l

i

9

\'2

,v

5

5

ii

5

5

O

5

5

O

5

5

O

O

2

2

3

3

1 O

l

2

1 3.

5

7

5

ó

r

i \'2

2

2

2

2

3

i o

2

3

l

4

4

i 4

1/ Als dammar ;( ingepakt.

Deze beide artikc-ilcn ook bekend on -fdcr de benamingen /van aardpik, aard -lof bergharst, sUe.n-\'harst, enz.


1

(Stsbl. 1805 no. 5).

-ocr page 819-

13S

AannierHnye.n.

Verstuift teer sterk en is liet toegestane voor drooge vcrwa-rcu uiet voldoende.

-a

Voor de Pak

RENAMING

br; c

huismeester.

der

J

bp g

GOEDEREN

£ SP

QJ

^ 0-

S , ^ óS

g .g. £\'•

en

i ^

S S quot;

o- - K

O- c

ARTIKELEN.

lt;u

^

_ oj — -o

O i-ë

g

Kryt no. 1, rood. .. .

pCt.

2

.

Idem, ,, 2, wit ge

malen............

4

6

Idem, „ 3, wit on-

gemnlen........

quot;

9

2

Lijm, (visch-, vleesch,

marine)...... ...

//

1

2

Mercuriaal zalf......

o

1

1

Murius ferri liquidmu.

H

3

2

Puimsteen..........

H

2

3

Fyp-aardc..........

If

5

5

Potascït itt flessclien. .

U

4

4.

Sal larlari in flessclien.

n

4

4

Soda..............

n

Ol

34

Sublimaat corrosdef. .

//

2\'

2

Sulphas ferri........

//

3

Zand, metsd........

//

4

5

Idem, vorm Sidaijoe.

//

4

5

Idem, vuurvast....

»

4

5

Zeep, no. 1, groene..

//

3

3

Zwartsel...........

//

3

5

Hoofdstuk XV.

Reactief............

|

2

2

OJ \'p

t* ij O) O

o C,

VI OJ Cl- gt;

-ocr page 820-

139

Aanvoer en ojislay can vuurwapenen en buskruid.

Public. 19 Sept. 1S4S (stsbl. no. 44).

De minister van staat, gouveineiir-generaal van Ned.-Indië;

He raad van Nederlandsch-Indië gehoord;

Allen die deze \'/uilen zien of hooren lezen, Saint! doet te weten:

Dat hij, willende, door opheffing der verbods-maatrege-len op den aan- en invoer van vuunvapenen en kruid, voor zooverre zulhs met de veiligheid dezer overzeesche bezittingen voor alsnog vereenigbaar is, aan den handel en het verkeer in den Indischen Archipel meer gelegenheid tot vrije ontwikkeling geven; heeft goedgevonden en verstaan, met intrekking en buiten werking stelling van alle daarmede strijdige verordeningen, te bepalen:

Art. 1. Dat de aanvoer en opslag ran vuurwapenen en buskruid in de entrepots op Java, niet bestemming tot wederuitvoer, wordt toegestaan, en zulks ten aanzien van het buskruid, met inachtname van zoodanige voorzorgen en bepalingen, als daaromtrent door het bestuur zijn of zullen worden genomen.

Art i. Dal de. invoer van vuurwapenen en buskruid in de voor den grooten handel opengestelde havens van Ned.-Indië, met uiizondering van Java, Banka en de Mo-lukko\'s, zal kunnen plaats hebben, tegen voldoening van een inkomend regt van twaalf ten honderd der waarde, en van Nederland komende, regtstreeks in Nederlandsohe schepen, van zes ten honderd der waarde.

1

I

li lil

ï|! .■gt;?

i

i

al

|1 nS

Bij gouvernements besluit, dd. 10 Februarij JSöj uo. 9 (Javasche Courant no. 17), is gearresteerd de ondervolgende Tnstructie vour den wigazjnweesler en het heïeer van het kruid— magazijn voor particv.deren le Batavia. Hierdoor is buiten werking gesteld het besluit van i Augustus 1851 no. 1, arresterende ecn« Instructie voor den magazijnmeester van het Irnidmagazijn voor parlicuheren te lialavia, waarvan noglaus

■!

iis1

pil

I

■ li ■

■\'■i\'

i

-ocr page 821-

140

art. S, bij gouv. besluit, dd. 6 Junij 1x57 no. 50, gewijzigd is. Men mag dus aannemen, dat «leze wijziging toepasselijk is op liet betrekkelijk artikel van besluit 1855 no. 9.

Instructie voor den magazijnmeester en het beheer van hel kruid-magazijn voor partieulieren te Batavia.

Art. 1. De magazijnmeester is ondergeschikt aan den ontvanger der inkomende en uitgaande regten te Batavia.

Art. 2. De magazijnmeester begint zijn beheer door, ten overstaan van eene kommissie van twee personen, overtenenien al hetgeen in het magazijn voorhanden is. Een der kommissarissen moet zijn een artillerie-officier, daartoe op aanvraag van den ontvanger der inkomende en uitgaande regten, dooi\' den kommandant der artillerie in de 1ste militaire afdeeling aantewijzen.

Het tweede lid der kommissie wordt door den ontvanger uit zijne ondergeschikte ambtenaren benoemd.

Art. 8. Van de overgaven en overnamen worden opgemaakt processen-verbaal in viervoud, geteekend door den overgever, den overnemer en de kommissie, waarvan eene expeditie bestemd is voor den overgever, eene voor den overnemer, eene voor het bureau van het ws-pen der artillerie en eene voor den ontvanger der inkomende en uitgaande regten.

Het proces-verbaal moet ingerigfc en het overgenomene bekend gesteld worden , als voor het magazijnboek is voorgeschreven in art. 7.

Art. 4. Bij overlijden van den inagazijnmeester wordt door eene commissie, te benoemen als bij art. 2 is bepaald, de hoeveelheid en de toestand van het in het magazijn voorhandene opgenomen, en bij proces-verbaal geconstateerd, en wordt door den ontvanger, in overleg met den artillerie-kommandant, zonder verwijl voorzien in het tijdelijk beheer van hel magazijn, in afwachting dat een nieuwe magazijnmeester is aangesteld.

Art. 5. Van af den afloop der overname, is de magazijnmeester verantwoordelijk voor het.behoorlijk onderhoud

-ocr page 822-

141

Oer zich in het magazijn bevindende en daarin vervolgens opgenomene artikelen.

Hij i.s overigens in zoo verre verantwoordelijk voor de in het magazijn gedeponeerde goederen, als zij door bewezen verzuim, nalatigheid of slordigheid, zijn vermist, bedorven of in waarde verminderd.

Art. G. Onder het toezigt van don ontvanger der inkomende en uitgiiande regten, houdt de magazijnmeester een boek aan, waarin voor de verantwoording van het kruid van elk particulier eene of meer bladzijden zijn aangewezen.

Ifij vermeldt op bedoelde bladzijde liet restant, hetwelk is overgenomen en houdt vervolgens van alle ontvangsten en verstrekkingen na?.u\\vkeurig en dadelijk aanteekening, zoodat door dat boek ten allen tijde kunne blijken, hoe groot de voorraad is, aan lederen particulier afzonderlijk toebehoorende.

Art. 7. Bedoeld boek, aanteleggen ten kantore van den ontvangér der inkomende en uitgaande regten, behoorlijk gefolieerd en de bladzijden geparapheerd, overeenkomstig de algemeene bepalingen, wordt ingerigt volgens het onderstaand model.

Do Heeren iV. iV.

Datum. SPEC1F1CA.T1E.

Tonnen van

Kisten van

Merk.

! 50 ■ 25 j100!

1854 20 Mei.

:) Jnnij.

ID

ru; I ie l

___J

Restant . . .

65

j j

1 B. D. amp; Co.

Afgegeven aan

I

Heeren boven

! {

genoemd v. b.

no. 9.

li

— i — 1 —

Blijft . . .

54

; 2 i —

Aangebragt per

schip Hendrika

|

v. b. no. 21 .

_

— . 10 j —

B. L. amp; Co.j

Blijft . . .

54.

- ! 13 I -

-ocr page 823-

143

Art. S. De magazijnmeester raag geen kruid hoegenaamd in ontvangst nemen of aan belanghebbenden afleveren, dan in bijwezen van eenen beambte der recherche en op eene door den ontvanger der inkomende en uitgaande regten te Batavia aftegeven los- of laadcednl, waarbij de partijen kruid zijn gespecificeerd en waarop bovendien moeten voorkomen de woorden ,/fiat afleveren (of innemen) uit het kruidmagazijn.quot;

De onlvanger der inkomende en uitgaande regten.

(Get.)

Hij houdt op zoodanige los- of laadcedul aanteekeiiing van de ontvangene of afgegevene hoeveelheid, terwijl die stukken door hem, bij de inlevering der sleutels ten bn-rcele van den ontvanger, moeten worden afgegeven.

Art. 9. Tot. het innemen en uitgeven van het kruid is de magazijnmeester gehouden tweemaal\'s weeks, en wel des dingsdags en zaturdags, \'s morgens ten 9 ure, het magazijn te openen on tot. 2 ure des namiddags daarbij te vertoeven.

Gedurende deze uren zorgt, de magazijnmeester, dat het magazijn behoorlijk schoon gemaakt en gelucht worde.

Dagelijks mag geenegrootere hoeveelheid kruidde haven binnen komen, dan gedurende de werkuren kan gelost, en geborgen worden; hetgeen binnen gebragt is moet ook denzelfden dag in het magazijn worden opgenomen.

Dien ten gevolge moet zooveel mogelijk worden vermeden het binnenbrengen en lossen van kruid, bij eenig-zins twijfelachtig weder, terwijl, bij plotseling en onverwachts invallenden regen, de vaten zorgvuldig r.iet geteerde persenningen moeten worden gedekt, om met de lossing te wachten tot het weder opgehelderd is, naarmate van de omstandigheden; op den voorgrond stellende, dat in den regel hetgeen binnen gebragt is, denzelfden dag behoort gelost te worden.

Art. 10. In spoed vcreischende omstandigheden, ter beoordeeling van den onlvanger der inkomende en uit-

-ocr page 824-

143

gaande regten, kan het magazijn ook tnsschentijds tot inname of afgifte van kruid geopend en gesloten worden.

Art. il. De sleutels van het magazijn worden telkens, na gemaakt gebruik, ten kantore van den ontvanger der inkomende en uitgaande regten gedeponeerd.

Art. 12. Omtrent liet innemen, opleggen, bewaren en verstrekken van liet aan de zorg van den magazijnmeester toevertrouwde kruid en aangaande het toevoorzigt over het magazijnsgebouw, zal hij de voovzorgs- en voorzig-tigheidsniaatregelen, voorgeschreveu bij het wapen dei-artillerie, in acht nemen en ten stipste opvolgen.

De komniandant der artillerie in de eerste militaire afdeeling geeft hem daartoe schriftelijk de noodigc instructie en moet zich van tijd tot tijd overtuigen, dat, dezelve behoorlijk wordt nagekomen.

Art. 13. Wanneer de emballage van eenig kruid in zoodanigen slaat geraakt, dat dezelve voorziening vordert, geeft de magazijnmeester daarvan kennis a.sn den ontvanger der inkomende en uitgaande regten, die daarop het noodige verrigt, opdat door den eigenaar van het kruid of den belanghebbende ten spoedigste daarin voorzien worde; deze in gebreke blijvende daarin te voorzien, geschiedt zulks voor zijne rekening; ook is de ontvanger voornoemd bevoegd naar omstandigheden het kruid onschadelijk te maken en opteruimen. De noodzakelijkheid daartoe moet echter vooraf beoordeeld worden door eeue kommissie, zamengesteld als in art. 2 omschreven, in wier tegenwoordigheid casu quo ook liet onschadelijk maken en opruimen geschiedt. Van een en ander wordt door de kommissie proces-verbaal opgemaakt en aan den ontvanger der inkomende en uitgaande regten ingediend.

In verband hiermede mag ook geen kruid in het magazijn worden opgenomen, waarvan de emballage niet in voldoenden staat verkeert.

Art. 14. Als, ten gevolge van langdurig opleggen, eenig kruid in onbruikbaren staat, geraakt, verwittigt de

-ocr page 825-

14i4

magazijnineester daarvan den havenilieestcr en deze den eigenaar of belanghebbende.

Art. 15. Ue bij dit kruidmagazijn benoodigde hairen en linnen kleedeu, magazijnsschoenen, knipersgereedschap-pen enz. worden door de artillerie op aanvraag van het civiel departement tegen regnlarisatie verstrekt.

De magazijnmeester zorgt, dat er steeds genoeg dek-kiugsmiddelea voorhanden zijn ter behoorlijke opvolging van liet deswege bij art. 17 bepaalde.

Art. 16. Wanneer, ten gevolge van aanzienlijke aanvoer van kruid, het magazijn nagenoeg geene bergruimte meer oplevert, verwittigt de magazijnmeester daarvan den ontvanger der inkomenne er. uitgaande regten bij tijds, opdat door dezen, in overleg met den kommandant der artillerie, ter zake de noodige maatregelen kunnen worden genomen. *

Geene vergunning tot lossing van kruid wordt gegeven, wanneer de noodige bergruimte niet aanhanden is.

Kruid voor particulieren aaugebragfc, bestemd orn in bet magazijn te worden gedeponeerd, al is ook door den ontvanger der inkomende en uitgaande regten daarvoor eene loscedul afgegeven, mag niet wurdeu gelost zonder voorkennis en kosteloos geleide der policie.

Evenmin mag eenig kruid worden vervoerd anders dan niet voorkennis en geleide der policie.

Art. 17. In geen geval mogen de praauwen met kruid beladen, zich in de rivier ophouden; zij moeten zoowel bij aanbreng als uitvoer van kruid onmiddélijk naar de bestemmingsplaats doorvaren, onder vei toon van eene duidelijke groote roode vlag, terwijl het kruid behoorlijk eerst met hairen kleederen en daarover heen met geteerde persenningen moet gedekt zijn (I).

(1) T)e bedoelde roode vlag, hairen kleederen en geteerde pertienniiigeii /.uilen, op verzoek daartoe aan den magazijnmeester van het kruidma-gazijn, aa5i belanghebbenden kosteloos ten gebruike worden afgestaan. Bekendmaking van den directeur der middelen en domeinen, dd. ?, April 1S55.

-ocr page 826-

145

Een en ander op verbeurte van het kruid en van zoodanige straffen, als in verband tot de omstandigheden en algemeene wetten gevorderd worden.

Reglement op het lossen en laden van goederen voor rekening van het gouvernement, in NederlandscJt Indië aangebragt, of naar elders vervoerd viordende {\\).

(stsbl. 1S27 no. 35).

Art. 1. Alle ontschepingen van gelden en goederen, van welken aard die ook zijn mogen , zullen onmiddelijk door de havenmeesters geschieden.

Art. 2. Bij aankomst van schepen met gouvernements goederen of gelden beladen, zullen de havenmeesters aan de gezaghebbers en supercarga\'s, welke, krachtens art. 4-van het haven-reglement, zich tot hen moeten vervoegen, te kennen geven, dat de ontlossing derzelve ten hunnen overstaan moet geschieden, en hun alzoo afvragen, op welken dag met de ontlossing een aanvang kan worden gemaakt, welke artikelen zij iederen dag zullen ontschepen ea welk getal van losvaartuigen de gezaghebbers oordeelen telken dage daartoe te zullen noodig hebben.

De havenmeesters geven onmiddelijk hiervan bij nota kennis aan de pakhuismeesters of ontvangers.

Art. 3. Het is der zorg van de havenmeesters aanbevolen, dat het aangevraagde getal losvaartuigen, op den dag voor de ontlossing bepaald, zich vroegtijdig aan boord der schepen bevinde, ten einde alle stremmingen in aan-gevangene ontlossing voortekomen.

Art. 4. Daarentegen zullen de gezaghebbers gehouden

(1) Het lossen en laden van praauwen en andere vaartuigen in de rivieren, kanalen of grachten in de stad en voorsteden mag alleen plaats vinden:

in de stad en in de Cliinesche kamp, overal waar steeneu of houten beschoeijingen bestaan; en.

in de voorsteden, waar steenen of bouten trappen worden aangetroffen (Zie Javasche Courant van 13 Mei 1855).

-ocr page 827-

U(i

zijn tot de voldoening dev praauwloonen vnn zoodanig getal praauwen, als welke, solioon door hen aangevraagd, echter niet ten dienste van den lande gebruikt geworden en alzoo zonder lading teruggekeerd zijn, hetgeen aan de bijzondere zorg van de havenmeesters blijft aanbevolen. Insgelijks komen de e.xlra-loonen der praauwen, welke voor iederen dag zijn opgegeven, ten laste van de gezagvoerders.

Art. 5. Alle voerders van schepen en vaartuigen zijn verpligt, bij hunne aankomst, zich onmiddelijk te vervoegen tot. de residenten, en zullen, in geval zij gelden of goederen, voor rekening van het gouvernement aanbrengen, de papieren dezer ladingen aan dezelve overhandigen.

Art. 6. Om de havenmeesters in staat te stellen, de aan hen opgedragen ontlossing met het minste verwijl te doen plaats hebben, zal hun door de residenten worden ter hand gesteld een uittreksel van de facturen, houdende de hoeveelheid fusten of goederen en ge.\'den, op welk uittreksel de havenmeesters, tot bespoediging van de lossing, dadelijk zelf het gewone consentbillet van het departement der in- en uitgaande regten zullen aanviagen; zij verwittigen hiervan de pakhuismeesters en de ontvangers.

Art. 7. De facturen, de ladingen betreffende, zullen, voor zooveel noodig, door de autoriteiten aan welke hec aangebragte is geconsigneerd, aan de residenten worden gezonden, die daaruit het opgenoemd uittreksel zonder verwijl doen vervaardigen. Ingeval de originele facturen van andere departementen het eerst bij de residenten komen, dan zullen zij dezelve aan die departementen zenden.

Art. 8. Zoodra ter kennis van de havenmeesters zal zijn gebragt, dat de beladene praauwen z;jn aangekomen, zullen zij daarvan kennis geven aan zoodanige autoriteiten , als daarmede eenige bcmoeijing hebben, zullende zij, in allen gevalle, zonder oponthoud, voortgaan met de gelden en goederen uit de schepen te doen lossen en overbrengen naar zoodanige departementen en bergplaatsen, als waartoe dezelve behooren.

-ocr page 828-

147

Art. 9. De respective autoriteiten, hierboven bij art. 8 bedoeld, zullen op de kennisgave, hun, door de havenmeesters, van de geheele of gedeeltelijke ontlossing gedaan, verpligt zijn, het geloste dadelijk in ontvang te doen nemen, en daarvan een bewijs aan den schipper af te geven.

Art. 10. Alzoo de ontlossing meerdere dagen zal kunnen duren, zal van elke partij, dagelijks aangebragt wordende, het hierboven bedoelde bewijs van ontvangst aan den schipper moeten worden verleend.

Art. 11. Wanneer al de goederen en gelden in de magazijnen of bergplaatsen, waartoe zij beliooren, zullen zijn gebragt, en onbeschadigd, onverminderd rnet ongeschon-dene plombs of zegels, en dus in denzelfden staat, als waarin dezelve zijn ontvangen, door den schipper zullen zijn uitgeleverd, zullen de onderscheidene aan hem verleende dagelijksche bewijzen van ontvangst worden ingetrokken , en daarentegen aan hem verleend een generaal bewijs, geteekend door dengene, die de ontvangst gedaan heeft en voor conform door den gezagvoerder; en zal met de afgifte van hetzelve de meeste spoed behooren te worden gemaakt; te welken einde de sclhppers verpligt zullen zijn, zich na de gelieele ontlossing, dadelijk te wenden aan dengene, aan wien de aflevering heeft plaats gehad; zullende in allen gevalle de departementen , dan wel de respective pakhuismeesters, wanneer de schipper in gebreke blijft zich aan te melden, desniettemin gehouden zijn denzelve te ontbieden.

Art. 12. Met deze bewijzen van goede uitlevering voorzien, zal de schipper of wel de agent of agenten van des-zelfs bodem, zich wenden tot den resident van de plaats, om van denzelve, of wel door diens tusschenkomst, binnen deu tijd bepaald bij het contract met de reedcrs aangegaan, voldoening te erlangen van de vracht of van het generaal bedrag der facturen; zullende, wanneer van de zijde der gouvernements ambtenaren hieruit eenig nadeel mogt voort,vloeijen, dit nadeel worden verhaald op den-

-ocr page 829-

140

zijn tot de voldoening\' der praauwloonen van zoodanig getal praauwen, als welke, schoon door hen aangevraagd, echter niet ten dienste van den lande gebruikt geworden en alzoo zonder lading teruggekeerd zijn, hetgeen aan de bijzondere zorg van de havenmeesters blijft aanbevolen. Insgelijks komen de exira-loonen der praauwen, welke voor lederen dag zijn opgegeven, ten laste vau de gezagvoerders.

Art. 5. Alle voerders van schepen en vaartuigen zijn verpligt, bij hunne aankomst, zich onmlddelijk te vervoegen lor. de residenten, en zullen, in geval zij gelden of goederen, voor rekening van het gouvernement aanbrengen, de papieren dezer ladingen aan dezelve overhandigen.

Art. 6. Om de havenmeesters in staat te stellen, de aan hen opgedragen ontlossing met liet minste verwijl te doen plaats hebben, zal hun door de residenten worden ter hand gesteld een uittreksel van de facturen, houdende de hoeveelheid fusten of goederen en gelden, op welk uittreksel de havenmeesters, tot bespoediging van de lossing, dadelijk zelf het gewone consentbillet van het departement der in- en uitgaande regten zullen aanvragen; zij verwittigen hiervan de pakhuismeesters en de ontvangers.

Art. 7. De facturen, de ladingen betreffende, zullen, voor zooveel uoodig, door de autoriteiten aan welke het aangebragte is geconsigneerd, aan de residenten worden gezonden, die daaruit het opgenoemd uittreksel zonder verwijl doen vervaardigen. Ingeval de originele facturen van andere departementen het eerst bij de residenten komen, dan zullen zij dezelve aan die departementen zenden.

Art. 8. Zoodra ter kennis van de havenmeesters zal zijn gebragt, dat de beladene praauwen zijn aangekomen, zullen zij daarvan kennis geven aan zoodanige autoriteiten, als daarmede eenige bemoeijing hebben, zullende zij, in allen gevalle, zonder oponthoud, voortgaan met de gelden en goederen uit de schepen te doen lossen en overbrengen naar zoodanige departementen en bergplaatsen, als waartoe dezelve behooren.

-ocr page 830-

147

Art. 9. De respective autoriteiten, hierboven bij art. 8 bedoeld, zullen op de kennisgave, hun, door de havenmeesters, van de geheele of gedeeltelijke ontlossing gedaan, verpligt zijn, het geloste dadelijk in ontvang te doen nemen, en daarvan een bewijs aan den schipper af te geven.

Art. 10. Alzoo de ontlossing meerdere dagen zal kunnen duren, zal van elke partij, dagelijks aangebragt wordende, het hierboven bedoelde bewijs van ontvangst aan den schipper moeten worden verleend.

Art. 11. Wanneer al de goederen en gelden in de magazijnen of bergplaatsen, waartoe zij behooren, zullen zijn gebragt, en onbeschadigd, on verminderd met ongeschon-dene plombs of zegels, en dus in denzelfden staat, als waarin dezelve zijn ontvangen, door den schipper zullen zijn uitgeleverd, zullen de onderscheidene aan hem verleende dagelijksche bewijzen van ontvangst worden ingetrokken , en daarentegen aan hem verleend een generaal bewijs, geteekend door dengene, die de ontvangst gedaan heeft en voor conform door den gezagvoerder; en zal met de afgifte vau hetzelve de meeste spoed behooren te worden gemaakt; te welken einde de sclüppers verpligt zullen zijn, zich na de geheele ontlossing, dadelijk te wenden aan dengene, aan wien de alleveiing heeft plaats gehad; zullende in allen gevalle de departementen , dan wel de respective pakhuismeesters, wanneer de schipper in gebreke blijft zich aan te melden, desniettemin gehouden zijn denzelve te ontbieden.

Art. 12. Met deze bewijzen van goede uitlevering voorzien, zal de schipper of wel de agent of agenten van des-zelfs bodem, zich wenden tot den resident van de plaats, om van denzelve, of wel door diens tusschenkomst, binnen den tijd bepaald bij het contract met de reeders aangegaan, voldoening te erlangen van de vracht of van het generaal bedrag der facturen; zullende, wanneer van de zijde der gouvernements ambtenaren hieruit eenig nadeel mogt voort,vloeijen, dit nadeel worden verhaald op den-

-ocr page 831-

148

gene, die hiervan de oorzaak is en, ten einde deze bepaling op eene meer zekere wijze te doen werken, zal door den resident aan den schipper worden verleend een repu, waaruit blijkt, wanneer en welke bewijzen van goede uitlevering enz. door hem, aan den resident zijn overhandigd.

De resident, ontwarende dat eenige bewijzen tot de ge-heele afrekening ontbreken, zal zulks den gezagvoerder of agent bekend maken , en geen repu afgeven, vóór dat a! de stukken compleet zijn, waarin hij alle hulp en assistentie zal moeten vevleenen..

Art. 13. Wanneer schepen ambtenaren of militairen overgevoerd hebben, zullen deze ambtenaren en de kom mandant van het detachement militairen, vóór hun vertrek van boord, aan den schipper eene schriftelijke verklaring ter hand stellen, houdende of hij at dan niet aan het eon tract, voor derzelver overvoer, heeft voldaan en, zoo Nulles het geval niet inogt blijken geweest te zijn, waarin hij in gebreke is gebleven; en zullen de havenmeesters, bij aankomst van zoodanige schepen, dadelijk aan de ambtenaren en komrnandanten der detachementen van deze bepaling kennis geven.

Art. l i. Ingeval onder de aangehragte kisten of vaten zich eenige mogten bevinden, wier uiterlijke staat beschadiging aanduidt, zal door den chef van het. departement, voor hetwelk de goederen zijn aangebragt■ of wel voor zooveel zulks het civiele departement betreft, op aanvrage van de pakhuismeesters aan de residenten, door dezen eene kommissie (geene geldelijke belooning genietende) worden benoemd, om, ten overstaan van de schipper of van de agenten van het schip, over te gaan tot de opening van zoodanige kisten of vaten, ten einde de gesteldheid van den inhoud te onderzoeken, zullende naar gelang der innerlijke bevinding, ten aanzien van het al dan niet in ontvang nemen dezer goederen, gevolgd worden de bepalingen, (e dezen opzigte bij de contracten van overvoer voorkomende, hetwelk in allen gevalle met allen spoed

-ocr page 832-

149

geschieden moet, teu einde niet overschreden worde de tijd tot ontlossing en uetaling bij de contracten vastgesteld.

Ook zal, voor zooverre de militaire goederen betreft, de exarninatie daarvan in een der civiele pakliuizen moeten plaats hebben, speciaal tot gerief van den schipper.

Art. 15. De afscheep van gelden en goederen is, in derzelvcr voege als de ontlossing, ook aan de liavenmeestets opgedragen. Zij erlangen mitsdien van de residenten opgave van hetgene afgescheept moet worden, zij vragen de praaiuven aan, mitsgaders de consentbilletten van het departement der inkomende eu uitgaande regten; bepalen den tijd, in overleg met de geconcerneerden, en zorgen dat alles naar behooren geschiede.

Art. 16. Even als de gezaghebbers van schepen ver-pligt zijn, het praauwloon te voldoen, in de gevallen bij ar». 4 omschreven, zullen altoos de extra praauwlooneu blijven voor rekening van dengene, welke dezelve zal hebben veroorzaakt.

Art. 17. Voor de gelden en goederen, welke dadelijk naar boord worden gezonden, zullen door den schipper of diens vertegenwoordiger worden verleend voorloopige bewijzen van ontvangst. Zoodra de afscheep zal zijn voltooid, zullen deze bewijzen, tegen overgifte van beliooriijk door den schipper geteekende cognossementen; worden ingetrokken en vernietigd.

Art. 18. Wanneer, van wege het gouvernement, met een volgens de bestaande bepalingen geëxamineerd en goedgekeurd schip, betzij op vracht, dan wel met een expres daartoe ingehuurd vaartuig, gelden of goederen van welken aard die ook zijn, worden verzonden, zal daarvan den havenmeester door de autoriteit die zulks aangaat, zonder tijdverzuim, eene duidelijke en schriftelijke opgave moeten ■worden gedaan, ten einde denzelve in staat te stellen, de wijze van belading en de inname van den ballast gade te slaan, en dit met overleg van den gezagvoerder te regelen.

Art. 19. Wanner al liet tot den afscheep bestemde zal zijn ingescheept, zal de havenmeester, voor het vertrek van

-ocr page 833-

150

het schip, zich naar boord moeten begeven, ten einde zich te overtuigen, dat hetzelve behoorlijk op deszelfs last ligt, en de lading op eene solide wijze gestuwd is; zullende hij, wanneer hij mogt bevinden, dat zulks nog eeuige nadere voorziening mogt vereischen, daartoe onmiddelijk de noodige bevelen aan den schipper geven, die alsdan zal verpligt zijn, het gebrekkige, zonder verwijl, te herstellen. Van zijne verrigtingen in deze zendt de havenmeester een schriftelijk, door den gezagvoerder medegeteekend, rapport aan den resident, die hetzelve, met de verdere papieren tot het ingescheepte betrekking hebbende, aan de directie van \'s lands producten en civiele magazijnen zal inzenden.

Art. iO. üe bepalingen, voorkomende in de bijzondere instructiën voor de pakhuismeesters, en die voor het verzenden van militaire kleeding- en equipcmentstukken, mitsgaders voor den vervoer en de ontvangst van gelden, blijven overigens in derzelver volle kracht en werking.

Art. 21. Ten einde de gezagvoerders van schepen en Viuutuigen, speciaal die uit Nederland aankomen, niet zu: ii oukundig blijven van de bepalingen, omtrent het Jaden en lossen der door hen in te nemen of uit te leveren gelden of goederen gemaakt, zal hun door de havenmeesters, bij hunne aankomst, van dit reglement kennis worden gegeven, tot welk einde hetzelve bij de havenmeesters in de verschillende talen ter lezing zal liggen, of ter leen zal zijn te bekomen.

Zullende de gezagvoerders gehouden zijn, in een daartoe aangelegd boek te verklaren, dat zij met den inhoud van hetzelve bekend gemaakt zijn.

Art. 22. Ter voorkoming van alle onzekerheid en oponthoud, welke bij het departement der inkomende en uitgaande regten zouden kunnen ontstaan, met betrekking tot den in- en uitvoer van \'s lands goederen, zoo wordt bepaald, dat, bij den aanbreng van gelden en goederen, door de residenten aan den plaatselijkeu ontvanger der inkomende en uitgaande regten zal worden gezonden een extract uit al de facturen terwijl bij verzendingen, de

-ocr page 834-

151

autoriteit, die don afscheep ordonneert, den voormelden, ontvanger een kopij van liet project ter verzending zal mededeelen.

Art. 2-3. Het tegenwoordige reglement is in het bijzonder van toepassing voor allo plaatsen, waar zich afzonderlijke havenmeesters bevinden; hetzelve zal evenwel op andere plaatsen, waar geene zoodanige havenmeesters zijn, zooveel mogelijk worden nagekomen.

Afschrift dezes enz.

Openstelling iter entrepots op Java voor den opslag van ophm.

Public. 21 Dec. 1851 (stsbl. no. 91).

Uat hij heeft goedgevonden en verstaan:

Eersteljh: Krachtens magtigings des Konings op te heffen het bij publicatie van 27 October J811 (stsbl. no, 35) uitgevaardigd verbod, tegen den invoer van opium in entrepot op Java.

Ten tweede: Als een gevolg daarvan, buiten werking te stellen ;

a. De publicatie van 5 December 1851 (stsbl. no. 42), en h. Voor zooveel letrefl de havens op Java, viaar entrepots gevestigd zijn, de publicatie van 6 Januarij 1819 (stsbl. no. 8).

Ten derde: Te verklaren, dat de bepalingen tegen het bezit en het vervoer van opium, vervat in het reglement voor de opium-pacht op Java en Madura, afgekondigd bij publicatie van 16 October 1S53 (stsbl. no. 87), zooals die gewijzigd zijn bij publicatie vau 10 Oclober 1851 (stsbl. no. 76), niet van toepassing zijn op opium in entrepot opgeslagen, of derwaarts of van daar in- of uitgevoerd wordende van en naar boord van schepen.

Ten vierde: Te bepalen helgeen volgt: a. De pakhuishuur voor opium, bij opslag in entrepot, wordt berekend, als is bepaald bij besluit van 20 December 1838 no. 9 (stsbl; no. 49);

-ocr page 835-

152

ii. Alle opium, welke op Java, ter plaatse, waar een entrepot gevestigd is, wordt aangevoerd, voor zoo ver die niet bestemd is voor het gouvernement, moet, uiterlijk binnen tweemaal vier-en-twhitig uren na aankomst van het schip, worden gebragt in entrepot.

De directeur der middelen en domeinen en de hoofden van gewestelijk bestuur op plaatsen, waar entrepots zijn gevestigd, zijn echter bevoegd, ieder voor zoo veel hem aangaat, in enkele gevallen, wanneer een schip niet langer dan hoogstens vier dagen ter roede vertoeft, van deze verpligling dispensatie te ver-leenen, mits aan boord één of meer personen plaatsende ter bewaking, op kosten van den bodem.

Van dusdanige beschikkingen wordt kennis gegeven aan den plaatselijken hoofdpachter van het regt tot verkoop van opium i» het klein;

c. Van den opslag en wederuitvoer van opium in en uit entrepot, wordt door de zorg van den ambtenaar belast met de controln en recherche ter plaatse, kennis gegeven aan dien hoofdpachter.

d. Het is aan een ieder verboden, om in entrepot geplaatste kisten met opium te openen, anders dan in tegenwoordigheid van den oflieier van polioie, van eenen beambte der recherche en van deu hoofdpachter voornoemd of iemand zijnentwege.

e. De uitvoer van in entrepot opgeslagene opium mag niet vroeger geschieden, dan \'op den dag, op welken het manifest der lading van het schip gesloten wordt.

Tot bewaking der alzoo uitgevoerde opium zal, ten koste van den plaatselijken opiumpachter, een beambte der recherche aan boord worden gezonden en aldaar verblijven, tot dat het schip zee kiest.

-ocr page 836-

153

liavenreglement op het in- en uitgaan, ankeren., liggen, er. vertrekken der schepen op de reeden en verjdigtin-der havenmeesters en gezayhehhers.

(stsbl. 1818 no. 61). (*)

Art. 1. Alle schepen en vaartuigen, een reede opzeilende, zullen, vóór zij ten anker komen, hunne vlag vertoonen.

(1) Ontwerp van provisionele bepalingen voor de dienst van den havenmeester te Batavia, omtrent eenige punten, welke eene dadelijke voorziening eiselien.

Art. 1. De havenmeester te Batavia is belast met het doen overbrengen naar de reede en naar het eiland Onrust van alle dienstbrieven, welke ten bedoeld einde aan het havenkantoor worden afgegeven.

De otücieele brieven, welke van de reede of van het eiland Onrust aan de versehiilende te Batavia gevestigde autoriteiten worden gerigt, doet de havenmeester aan het postkantoor, ter verdere uitreiking aan belanghebbenden, bezorgen.

In spoed vereischende gevallen, waarvan op het adres der brieven moet blijken, zorgt de havenmeester voor de dadelijke bezorging door middel der rapportgangers.

De dienstbrieven voor de verschillende op de reede aanwezige Neder-landsche oorlogschepen worden, zonder onderscheid, aan het wachtschip afo-eo-even en van daar uit aan het adres bezorgd, op de wijze door den Kommandant van Z. M. Zeemagt te bepalan.

De dienstbrieven voor het etablissement Onrust, bestemd, worden verzonden ;

ff. met de zcilschuit van Onrust, welke dagelijks omstreeks zonsondergang het havenkanaal verlaat;

b. met elke andere zich voordoende gelegenheid.

Art. 2. De ter verzending naar het wachtschip bij het havenkantoor gereed liggende dienstbrieven worden door den havenmeester medegegeven met de eiken morgen van Z. M. wachtschip naar den wal komende sloep, bij terugkeer van dat vaartuig naar boord; zullende, van wege de marine, tot bedoeld einde aan één der opvarenden dier sloep worden opgedragen, die brieven eiken morgen bij het havenkantoor aftehaleu.

In spoed vereischende gevallen worden de dienstbrieven door eene der sloepen van het haven-departement ten 13 of 1 ure des namiddags naar het wachtschip gebragt, en zal zoo noodig, de havenmeester eene derde verzending doen plaats vinden met de sloep, welke tegen den avond naar Onrust terugkeert.

Art. 3. De havenmeester draagt zorg, dat spoed vereischende brieven welke na het sluiten van het havenkantoor en na het vertrek van de des

-ocr page 837-

154

Voor schepen, razeilen voerende, zal de vlag van den wal geheschen worden.

De havenmeesters of ambtenaren, die als zoodanig werk-

avonds naar Onrust terugkeercnde sloep, aan het havenkantoor ter bezorging worden afgegeven, onverwijld worden doorgezonden.

Art. 4. De toezending van de gewone havenrapporten, zoo als die tot na toe plaats vindt, krachtens 5s Gouvernements besluit van 30 December \'J837 no. 2J, is buitenwerking gesteld.

Daarentegen is de havenmeester verpligt kennis te geven:

a. va:i de aankomst ter reede en het ophanden zijnde vertrek van de mail stoomschepen;

b. van die der nationale en alle andere oorlog-schepen;

c. van die der transport-schepen;

d. bij bet ontstaan van brand in eenig ter reede liggend vaartuig.

van die, bedoeld in la. a.

Aan Zijne Exc. den Gouverneur-Generaal;

den Algemeenen Secretaris;

h Directeur der producten en civiele magazijnen;

u Resident van Batavia.

u Directeur der posterijen te Batavia;

0 Kommandant van het Indische Leger,

het militair departement;

den Kommandant van Z. M. Zeemagt;

het marine departement, en

den kommies expediteur ter algemeene sekretarie;

vau die, bedoeld in K b.

Aan Zijne Exc. den Gouverneur-Generaal;

den Algemeenen Sekretaris of den le. Gouvernements Sekretaris; w Directeur der producten en civiele magazijnen;

/• Resident van Batavia;

^ Kommandant van Z. M. Zeemagt;

het marine departement, en den kommies expediteur ter algemeene sekretarie.

van die, bedoeld in la. c.

Aan den Kommandant van het Indische Leger;

het militair departement;

den Directeur der producten en civiele magazijnen;

r Kommandant in de Ie. militaire afdeeling;

y plaatselijken Kommandant van Weltevreden en Rijswijk;

# Resident van Batavia, en

* kommies expediteur ter algemeene sekretarie.

van die, bedoeld in la. d.

Aan Zijne Exc. den Gouverneur-Generaal;

-ocr page 838-

155

zaam zijn, zullen naar boord van elk opzeilend schip zenden eenen verpraaibrief van den volgenden inhoud:

he bevelhelher van het ter reede gekomen vaartuig wordt uilgenoüdigd het onderstaande in ie vullens

.......den.......

De havenmeester

den Algemeenc Sekretaris of dea le. Gouvernements Sekretaris. den Directeur der producten en civiele magazijnen;

, Resident van Batavia;

de militaire en marine autoriteiten, aangeduid bij la. a; den ass.-resident voor de policie te Batavia, en

g kommies expediteur ter algemeenc sekretarie.

Bijaldien de Gouverneur Generaal zich, te Buitenzorg mogt bevinden, geschiedt de verpligte mededeeling per telegraaf.

Art. 5. De havenmeester is verpligt in elk nommer van de Javasche Courant eene aankondiging te plafitsen, houdende opgave van de schepen zeilklaar ter reede liggende, met bestemming naar ecnige haven in Eu-pa en Amerika, onder vermelding van den opgegeven datum van vertrek.

Art. 6. Wanneer bij het waaijen van de blaauwe vlag, de gemeenschap met de reede werkelijk gestremd is en bemande sloepen van de marine zich aau de landingsplaats bevinden, zorgt de havenmeester, op daartoe door den koramandant der sloep gedaan aanzoek, voor de voeding en verpleging der manschappen, voor rekening van het marine departement op de geschiktste wijze, in verband met de hem ten dienste staande hulpmiddelen.

De sloepen met toebehooreu worden intnaschen bij het havenkantoor in bewaring genomen.

Art. 7. De havenmeester is verpligt in goeden staat, voor rekening van het marine departement, te onderhouden, de sloepen, welke door dat departement, ten dienste van den Kommandant van Z. M. Zeemagt en de inspecterende officieren, aan hem ter bewaring worden toevertronwd.

Hij zorgt dat die sloepen, behoorlijk met roeijers van het havendepartement bemand, gereed liggen ter bepaalder ure, waarop die autoriteiten daarover wenschen te beschikken, waarvan steeds tijdig aan den havenmeester zal moeten worden kennis gegeven.

De fondsen voor het onderhoud der sloepen worden bij den hoofdadministrateur der marine aangevraagd en ten laste der marine begrooting aangewezen.

Art. 8. De aanvragen van werklieden voor het etablissement te Onrust geschiedt voortdurend door tussehenkomst van den havenmeester te Batavia, i\'p den voet van de daaromtrent met den aannemer aangegane overeenkomst.

-ocr page 839-

156

Vlag van het schip?

Naam ?

Naam van den bevelhebber?

Grootte van het schip in lasten of tonnen?

Hoe bemand?

Hoe gewapend?

Van waar gekomen?

Wanneer gezeild?

Welke plaatsen aangedaan?

Werwaarts bestemd?

Welke lading?

Namen, landaard, beroep, ouderdom en laatste woonplaats

der passagiers?

Welke de staat der gezondheid is van het scheepsvolken

de passagiers?

Belangrijke tijdingen?

.......den..............P)

[HandteeJcening van den gezaghehber).

De aannemer in gebreke blijvende aan zijne verpligting te voldoen, wordt daarvan door den havenmeester kennis gegeven aan den boofdadraini-strateur der marine.

Art. 9. De briefwisseling, over de onderv.erpen in dit regiement omschreven, geschiedt regtstreeks tusschen de betrokken autoriteiten en den havenmeester, zonder tusschenkomst van den resident.

Gearresteerd bij besluit van den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indie, van 10 Januarij 1862 no. 58 (stsbl. no. la).

Bij staatsblad van 1863 no. 181 is bepaald dat de havenmeester te Batavia verpligt is regtstreeks per telegram mededeeling te doen.

a. van alle meldenswaardige gebeurtenissen ter reede en belangrijke over zee uit Nederland, uit de havens van Nederlandsch-lndie en uit den vreemde aangebragt, aan den Gouverneur-Generaal van Neder-landsch-Indie, evenwel alleen voor het geval Hij zich niet ter hoofdplaats Batavia bevindt, en

b. van de aankomst en het vertrek van nederlandsche en vreemde oorlogbodems, aan den Kommandant van Zr. Ms. Zeemagt in Oost-Indië en inspecteur der marine.

(1) Het niet of niet volledig invullen van den bij art. 1 bedoelden verpraaibrief door den bevelhebber van het ter reede gekomen vaartuig, zal worden gestraft met eene geldboete van niet minder dan /25 en niet meer dan /100 (stsbl. 1860 no. 40).

-ocr page 840-

157

Art. 2. De havenmeester zal daarvan een schriftelijk, door hem onderteekend, verslag zenden aan den gouverneur-generaal, aan den resident of anderen hoogsten, plaatselijken burgerlijken ambtenaar, aan de generale secretarie, aan de baljuwen, aan den water-fiscaal, aan de ontvangers der in- en uitgaande regten onder hun ressort, aau president en raden van financien, en aan den fiscaal-generaal der in- en uitgaande regten.

Art. 3. De havenmeester zal, te gelijker tijd met liet zenden van het verpraaibillet naar boord, daarbij zenden een exemplaar van dit reglement, op de inkomende en uitgaande regten, en het verblijf van vreemdelingen op Java.

Art. 4. De gezaghebbers en supercarga\'s der schepen zullen, zoo spoedig hun mogelijk is, zich in persoon bij den havenmeester vervoegen, ten einde zoodanige nadere berigcen aan hem of aan die autoriteit, bij welke hij op last van den havenmeester gebragt wordt, te geven, als van hen zullen gevraagd worden.

Art. 5. De havenmeesters zijn verpligt, om in gevallen, waarin zij meenen dat het belang van den lande ;2ulks vordert, zich aan boord van de schepen te begeven, en de daarop bevonden wordende manschappen te monsteren en met de monsterrol te vergelijken; zij zijn gehouden van alle belangrijke omstandigheden aan den gouverneur-generaal kennis te geven \').

1) Geene afmonstering van Europesche schepelingen zal te Batavia mogen plaats hebben dan na vooraf bekomen autorisatie van den resident aldaar (gouv, besl. 22 Jan. 1860 no. 9).

De havenmeester moet zich overtuigen, dat door de gezagvoerders geeue manschappen eigendunkelijk worden achtergelaten, waarop eene boete van j 1000 is gesteld, te verhalen op de reederij of de agenten van het schip, en welke boete mede verbeurd zal zijn, indien de policic onkundig wordt gelaten, ingeval eenige schepeling buiten toestemming zich van boord verwijderd heeft (stsbl. 1837 no. 21).

Voor de verpleging van ziek achter blijvende schepelingen moet worden borg gesteld.

De gezagvoerders van Europesche of andere vreemde schepen, behooren eene monster- of scheepsrol te houden, welke, bij aankomst en tot het vertrek, in bewaring wordt gegeven aan den havenmeester of die hem

-ocr page 841-

158

Art. 6. Alle plaatselijke.regeringen, wie het zoude mogen aangaan, zijn gehouden, met overleg der havenmeesters, zoo duidelijk mogelijk te bepalen de grenzen der reeuen, onder de nadere goedkeuring van den gouverneur-generaal.

vervangt, en door wien de veranderingen, welke de equipage inmiddels ondergaat, worden bijgeschreven.

Geene zieken mogen naar ecu hospitaal worden gezonden, zonder schriftelijke toestemming van den havenmeester of aan wal gezet op eene boete van / !00 (stsbl. 1S27 no. 43).

Stuurlieden, die zich. wenschen te engageren op Ned. ïndische schepen welke ten dienste van den lande worden gebezigd, moeten voorzien zijn van de vereischte vergunning van vaste inwoning alhier (gouv. besl, 3 Pebr. 1850 no. 25).

Door alle schepen moet, bij vertrek van eene rcede, de vlag worden vertoond, op eene boete van ƒ 15, en van f 30 voor elk scherp schot, het welk door het wachtschip wordt gelost, om den nalatige aan zijn pligt te Lerinneren (stsbl. 1S27 no. 75 en 1835 no. IC).

De gezagvoerders van schepen, niet in Nederlandsch Indiö te huis be-hoorende, en bestemd voor plaatsen buiten Nederlandsch Indië, mogen geene inboorlingen als zeevarenden medenemen, dan op een engagement, ten overstaan van den havenmeester, en onder verband van terugzending des gevorderd., en zulks\' op eene boete van f 300 voor eiken schepeling.

Deze bepaling is ook van toepassing op schepen in Nederlandsch Indië te huis behoorende, bestemd naar landen bewesten de Kaap de Goede Hoop, het va-ste land van Azic of Afrika, Madagascar, Mauritius, Bourbon, Ceylon, Nieuw Holland en Van Diemensland (stsbl. 1835 no. 29).

Bij stsbl. 1SG2 no. 93 is bepaald dat het voorschrift van art. 2 van dc resolutie van 12 Junij 1835 no. 2 (stsbl. no. 29) voortaan zal luiden als volgt: «-De havenmeester zal daarbij voor de belangen der inlandsche schepe-xJingen waken. De schipper zal zich onder anderen moeten verbinden rtot het terugzenden dier schepelingen naar Java, na ommekomst van ,hun verband.quot;

Zie tevens Bijblad no. 901, waarbij is bepaald dat onder behoorlijke

voeding voor inlandsche schepelingen, moet verstaan worden.-

rijst van goede kwaliteit 5,25 nederl. pond.gt;

gedroogde visch 1,75 „ „ \\

of gezouten vleesch 2,80 * * 1

zout ^,14 // r \' ,

\' \' gt; per week.

spaansche peper *,01 * r

azijn *,30 kan

klapper-olie #,15 „

koffij 0,25 ned. pond.

-ocr page 842-

159

Art. 7. De gezaghebbers der schepen zijn gehouden te ankeren binnen de alzoo bepaalde grenzen. (Zie Handb. v. d. K. biz. 1G5 en volgende).

Art. 8. Geen ballast zal mogen geworpen worden van boord van een ter reede zeilend of liggend schip, op verbeurte van ƒ 10 voor elk last, waarop het schip gemeten is 1).

Art. 9. Alle schepen en vaartuigen, niet te huis be-hoorende in Nederlandsch Indië, zullen gehouden zijn de volgende ankerage-gelden te betalen:

Nederlandsche schepen vijftien stuivers voor elk last, waarop het schip gemeten is.

Vreemde schepen één gulden. (2)

Deze belasting, eenmaal door een schip voldaan zijnde, kan binnen do eerstvolgende zes maanden niet andermaal worden ingevorderd, al is het dat hetzelve op eene andere reede aankomt 3).

Art, 10. Geene schepen, door den lande ingehuurd, zijn van de betaling der liaven-geregtigheden vrij.

1

1) Op verbeurte derzelfde boete geen ballast over boord werpen, buiten de grenzen der reeden op eenige plaats langs de noordkust van Java in minder dan 10 vademen diepte (stabl. 1816 no. 13),

2

Bij stsbl. 1S65 no. 140 is het verschil in de beffing van ankerage-en loodsgelden, vervallen verklaard.

3

De ankerage gelden zijn, sedert 1 Januarij 1S51, ook verschuldigd door schepen in Nederlandsch Indië te huis behoorende, en inlandsche vaartuigen daarmede gelijkgesteld.

Alle Nederlandsche en daarmede gelijkgestelde schepen, metende 20 last of minder, zijn vrij van de betaling van ankerage-gelden (stsbl, 1850 no. 42).

Op de reede van Batavia worden geene ankerage-gclden gevorderd zoodra het blijkt, dat de schepen niet gekomen zijn om handel te drijven (stsbl. ]845 no. 6).

Van schepen, uit nood eene haven aandoende, worden geene ankerage-geiden geheven. Ouder nood wordt ook verstaan: gebrek aan levensmiddelen, water, geneeskundige hulp als anderzins, ter beoordeeling van den havenmeester ^stsbl. 1832 no. 58 en 1842 no. 26).

Van het behalen van haven- en ankerage gelden zijn vrijgesteld de schepen van maatschappijen voor maildiensten, doch alleen in de havens bestemd voor de eerste aflevering der mailpakketten, (stsbl. 1863 uo. 18).

-ocr page 843-

160

Art. II. IJe havenmeesters zijn verpligt, verloren ankers te doen upvisschen, doch hiervoor zal aan hen door de eigenaars, behalve de teruggave der gemaakte onkosten, betaald worden een derde der waarde van het anker.

Art. 12. Ankers, van welke de eigenaars onbekend zijn, nadat daarvan in de courant driemaal openlijk aankondiging gedaan is, en nadat de ankers-zelven een jaar openlijk ten toon hebben gelegen, aan de meestbiedenden publiek worden verkocht, ten voordeele van den lande, na aftrek van hetgeen aan de havenmeesters, volgens het vorige artikel, daarvan toekomt.

Art. 13. Aan de havenmeesters wordt bij deze toegekend het regt, om, bij uitsluiting van alle anderen, des verkiezende, de schepen van water en brandhout te voorzien, onverminderd echter de vrijheid, welke aan alle bevelhebbers wordt gelaten, om met eigen volk en cha-loepen die benoodigdhedeu af te halen (1) (2).

Art. 14. De havenmeesters, welke op zich nemen aan de schepen water en brandhout te leveren, zullen weder-keerig verpligt zijn de noodige schikkingen te maken, opdat daarin nimmer eenige vertraging kunne ontstaan.

Art. 15. De tarieven, naar welke deze leverancie zal plaats hebben, zullen nader worden bepaald, en zullen ten allen tijde, in het kantoor der havenmeesters, ter lezing moeten worden opgehangen.

Art. 16. Alle schepen, naar Nederland vertrekkende, zijn verpligt, op aanzoek van wege de Hooge Regering, een aantal beambten of manschappen voor de land- of zeemagt

1

Met 1 Jauuarij lS6i is art. 13 en de daarmede en verband staande

2

artikelen 14 en 15, buiten werking gestelde, (stsbl. 1863 no. 82).

-ocr page 844-

161

mede te nemen, en eene zekere scheepsruimte af te staan; de bevelhebbers zullen zich derhalve tijdig aangeven, opdat de regering, des goedvindende, daarvan gebruik zou kunnen maken 1).

Art. 17. Alle bevelhebbers zijn gehouden, ten minste driemaal 24 uren vóór hun voorgenomen vertrek, daarvan aan den havenmeester kennis te geven.

Art. 18. De schippers zullen niet mogen vertrekken, tenzij zij van den havenmeester hebben verkregen eene behoorlijke uitklaring.

Aan inlandsche vaartuigen, op jaarlijkschepassen varende, zal geene afzonderlijke uitklaring gegeven, maar de vergunning tot het vertrek op vertrek op den pas geschreven worden.

-ocr page 845-

162

Art. 19. De havenmeester zal geene uitklaring afgeven, tenzij aan hem vertoond zijn:

1°. Een certificaat van den magistraat of resident, dat aan alle plaatselijke wetten is voldaan.

2°. Een certificaat van den ontvanger der inkomende en uitgaande regten, dat aan alle \'s lands geregtigheden, op dat middel, is voldaan. Dit certificaat zal moeten worden voor gezien geteekend door den waterfiscaal.

3° De scheepsrolle 1).

Art. 20. De havenmeester is verpligt, zulks ten dienste van den lande noodig achtende, zich naar boord van de schepen, die zeilree liggen, te begeven, ten einde de manschappen met de scheepsrolle te vergelijken, en te onderzoeken, of zich ook aan boord bevinden, personen, in Hederlandsch Indië te huis behoorende en niet voorzien van de noodige passen tot hun vertrek.

Art. 21. Voor het verkenen van de uitklaringer, zal door schepen, niet in Nederlandsch Indië te huis behoorende, betaald worden vijf gulden boven het zegel s).

Art. 22. Wanneer een \'s lands uitlegger ter reede mogt gestationeerd zijn, zal deze uilklaring aan denzelvcn, op de vordering van den kommandant, moeten worden vertoond 2).

Art. 23. Gezaghebbers, die zonder uitklaring van de havenmeesters vertrekken, zullen worden gestopt en, in geval van dadelijke aanhouding, betalen eene boete van f 10 voor elk last, op welk het scliip gemeten is.

1

Schepen, die bij het eiland Onrust ter vertimmerirg ankeren, zijn aan dezelfde formaliteiten bij de in- en uitklaring onderworpen, als ter recde van Batavia (stsbl. 1832 no. ]i).

De havenmeesters zullen geene uitklaring verleenen aan vaartuigen, waarmede kinderen van Inlanders, beneden den ouderdom van 10 jaren ■worden vervoerd, zonder schriftelijke toestemming der plaatï-elijkebesturen (stsbl 1851 no. 37).

2

De uitklaring moet, ook zonder vordering, teu allen tijde, worden vertoond, op eene boete van / 15, en / 15 of /30 voor elk los of selierp schol (stsbl. 1838 no. li).

-ocr page 846-

163

Wanneer de bevelhebber, zonder aangehouden te zijr:, vertrekt, zal daarvan aan alle autoriteiten in Wederlandsch Indië worden kennis gegeven, ten einde bij zijne eventuele terugkomst, met hetzelfde of eenig ander schip, tot betaling der boeten te worden genoodzaakt ^ (1).

1

Lettende op de artikelen 21, 29, 31 en 33 van het reglement op het beleid der Hegeering van Nederlandsch Indië;

Heeft goed gevonden en verstaan:

-ocr page 847-

164

Onder nadere goedkeuring des Konings, te bepalen als volgt:

Eerstdijk: Op de stoomsleepbooten in Nederlandsch-Indië zijn niet van toepassing:

a. De bepalingen omschreven in de artikelen 99, 30, 48, 52, 53 en 54 van het reglement op het heffen der inkomende en uitgaande regten op Java en Madura, vastgesteld bij publikatie van Kommissarissen-Generaal over Nederlandsch-Indië, van den 28 Augustus 1818 no. 29 (stsbl. no. 58);

b. De bepalingen omschreven bij de artikelen 1, 2, 3, 4, 17 en volgende van het reglement op het in- en uitgaan, ankeren, liggen en vertrekken der schepen op de reeden en op de verpligtingen der havenmeesters en gezaghebbers vastgesteld bij publikatie van Kominis-sarissen-Generaal over Nederlandseh-Indie, van den 28 Augustus 1818 no. 32 (Stbl. no. 01).

Wordende de gezagvoerders dier booten ontheven van de verplig-ting van in- of uitklaren bij de havenkantoren en van het doen van aangifte ten kantore der inkomende en uitgaande regten.

Ten tweede:

a. De stoomsleepbooten in Nederlandseh-Indie worden niet gebezigd voor het in- en uitvoeren, of het overbrengen van handelsgoederen, of van passagiers, of passagiersgoederen, aan eigen boord.

Afwijking hiervan is veroorloofd bij hulp in nood of zeegevaar van eenig vaartuig.

De in artikel een hiervoreu niet toepasselijk verklaarde voorschriften zijn voor den tijd van duur dier hulp van toepassing.

Bij overtreding, buiten de gevallen van hulp in nood of zeegevaar, wordt verbeurd een boete van honderd tot duizend gulden.

h. Bij ket opstoomen van eene rcede, voeren de booten, op verbeurte eener boete van vijftig gulden, in top eene witte vlag, waarin het woord sleepboot en het nummer der boot en van zons-ondergang tot zons-opgang een lantaarn, die in het rond een helder rood licht verspreidt.

c. De booten zijn onderworpen aan de visitatie van de beambten van de recherche der inkomende en uitgaande regten.

d. Van het voornemen om een boot als sleepboot dienst te laten doen wordt aan het hoofd van gewestelijk bestuur mededeeling gedaan, die daarvan aanteekening houdt, bewijs van aangifte verleend, en kennis geeft aan den ontvanger en kontröleur der inkomende en uitgaande regten en den havenmeester.

e. Zoodra een stoomsleepboot niet meer uitsluitend voor die dienst bestemd is, wordt daarvan even zoo verklaring afgelegd bij het hoofd van het gewestelijk bestuur cu gehandeld als hiervoren bij d is bepaald, bij verzuim waarvan door betrokkenen wordt verbeurd eene boete van vijftig tot een honderd gulden.

En opdat niemand hiervan onwetendheid enz.

-ocr page 848-

165

Bepalingen van de grenzen der reeden.

JAVA.

(Stsbl. 1851 no. 28).

Met intrekking van de besluiten van 9 Dec. 1818 no. 7 (stsbl, no. 81) en Oct. 1819 no. 41 (stsbl. no. 73) worden de grenzen van de reeden der navolgende strandhoofd-plaatsen van Java, bepaald als volgt:

1°. Do reede van Anjer, tusschen de lijn van Brabands-lioedje, getrokken om de Z. O. naar den wal, en die tusschen dat eilandje en de vierde punt.

2°. De reede van Bantam, de gebeele baai zuidwaarts van de lijn, getrokken over Tandjoeng Pontang en de zuidpunt van Poeloe Pandjang.

3°. De reede van Batavia, overeenkomsti;; het bepaalde bij resolutie van 4 April 1834 no. 13 {stsbl. no. 24). Om den Noord:

binnen de lijn, gaande door de bakens van Rijnlands- en Neptunusdroogten.

Om de Oost:

binnen het baken op Neptanusdroogte, N. ten W.

Om de West:

binnen het baken op Rijnlandsdroogte, N. ten O.

4°. De reede van Indramayoe, de oostelijke reede, alwaar de schepen in den westmousson ten anker komen, tusschen de ruimte, gevormd door den hoek Indramayoe, te peilen W. N. W. en den berg Tjirmeh Z. | O.

Eu de westelijke reede, alwaar de schepen in den oost-mousson ankeren, tusschen de ruimte, gevormd door den hoek van Indramayoe, te peilen O. ten N. en den hoek van de rivier Tjantigie Z. Z. W.

S3. De reede van Cheribon, tusschen de lijnen Goenoeng Djattie W. en Oedjoeng Gebong Z. Z. O.

6°. De reede van Tagal, tusschen Goenoeng Brebes Z.

-ocr page 849-

16C

W. ten Z., Goenoeng Gadjah Z. O. ten Z., en de lijn tus-schen Goenoeng Djeroek en Oedjoeng Brebes, de eerste O. | Z. en de laatste VV. en 4 N.

7°. De reede van PeUalongan, tusschen den oosthoek van de rivier Pekalongan Z. W., den westhoek der Oeloe-djamirivier Z. O. en Oedjoeng Pamalang W. 4 Z.

8°. Dereede van Sarnarang, overeenkomstig het bepaalde bij besluit van 17 December 1848 no, I (stsbl. 110. 55.

Om den Noord:

Oedjoeng Lajaran O. J Z.

Om de IFest:

de grafkoepel op liet bergje Molodjok Z. i \\V.

Om de Oost:

de monding van de rivier Torbaia of kalie Gavveh Z. O. ten Z.

9°. De reede van Japara, tusschen de paralel van den zuidhoek van Poeloeh Kelloe en Oedjoeng Koemiran N.ten O.

10°. De reede van .loana, tusschen den westhoek der rivier van Joana Z. Z. W, en Poeloe Maroengang Z. O. ten Z.

U0. De reede van Rembang, tusschen de meridianen van Poeloe Soealang en Krayenburg (bet noordelijkste der eilandjes bewesten Rembang en de paralel van \'antstge-noemd eilandje.

12quot;. De reede van ïoeban, tusschen den oosthoek der rivier Loggong Z. en den noordelijksten van Goenoeng Toeban W.

13°. De reede van Grisseh, tusschen den hoek Gradon-gan Z. en den hoek even benoorden Kampong Podjo W.

14quot;. De reede van Soerabaya, binnen de lijnen. De vlag-gestok van het fort Prins Fredrik Hendrik Z. ten W., de Buffels N. N. W. en de Goenoeng Girie W. i N.

15°. De reede van Pamakassan of Tjandie, de bogt begrepen tusschen de lijn, welke Tandjong Gimian met de zuidpunt van Gilie Doea vereenigt, en die van Gilie Ketjiel tot de rivier ïalang met inbegrip van Gilie Doea en Gilie Ketjiel.

16°. De reede van Sumanap, tusschen den meridiaan van Tandjoeng Pedakie en de paralel van Tandjoeng.

-ocr page 850-

167

17°. De reede van Passoeroean, tusschen de Penanggoen-gan W. ^ Z. en Tandjoeng Rangan Z. O. ten O. ^ O.

18°. De reede van Probolingo, tusschcn den meridiaan van den oosthoek van Poeloe Ketapan en de paralel van den noordhoek van dat eiland. 1)

19°. De reede van Bezoekie, tusschen de Tempora Z. en Tandjoeng Katah O.

20°. De reede van Panaroekan, de bogt bezuiden de paralel van Goenoeng Pilaran.

21°. De reede van Banjoewangie, de ruimte tusschen de lijn van den hoogen boom naar de ton op de groote klip en die van de ton Z. W. naar den wal.

22°. De reede van Tjilatjap, tusschen de Karang Boe-roeng Z., den zuidhoek van Tjilatjap W., en den oosthoek van de Tjie Do man N. 2)

1

Met wijziging van liet besluit van .10. Mei 1851 no. 15 (stsbl. no. 28) de grenzen van de reede van Probolingo te bepalen als volgt.

De reede van Probolingo is besloten tusschen den meridiaan getrokken van de Westpunt van Poeloe-Ketapang naar den vasten wal, en aldaar aangeduid door een reede-merkteeken, bestaande uit een witte steenen piramide van 7 el hoogte, en voorts door de denkbeeldige lijn, getrokken van de Westpunt van Poeloe- Ketapang over Karang-Katon naaide dessa Ketapang, zijnde Karang-Katon aangeduid door een, zwart geschilderde Herbertsbakenton en het grenspunt aan den vasten wal, door een tweede steenen piramide van 7 el hoogte.

2

De grenzen van de reeden der ondergenoemde strandplaatsen ter Zuidkust van Java worden bepaald als volgt :

le. de reede van Pangooi, het binnendeel der baai van Jokotro, begrepen tusschen de kust en de denkbeeldige lijn, getrokken tusschen de reede-merkbaak en den N.-W.-hoek van het eilandje Noord Gialang of P. Kongetan in de rigting van N 47 %o Oost of Zuid 47%o West, 2e de reede van Patjitan, het binnendeel der baai van den naam tot aan de denkbeeldige lijn, getrokken tusschen de vlaggeseinpost op Ngamber-punt en de reede merkbaak op den heuvel van Karang Semondo in de rigting van N 67%o W. of Z. 67 Oost. 3e. de reede van Wijnkoopsbaai of Pclaboean-Ratoe, ter Noord zijde door den parallel van de reede-merkbaak ten Zuiden van de Gou-verncments-pakhuizen van Pelaboean-Rafcoe, ter Zuid-zijde door den parallel van de reede-merkbaak op Tandjong Kambang en ter Westzijde door de diepte-grenslijn van 12 Rhijnlandsche vademen, (staatsblad 1862 no. I\'jS).

-ocr page 851-

108

SUMATRA\'S WESTKUST.

(Stsbl. 185i no. 50).

1°. De reede van Padang.

Ten zuiden:

de lijn, getrokken van de zuidpunt van Poeloe Pisang Besaar naar den noordhoek der Brandewijnsbaai.

Ten westen:

de westhoek van Poeloe Pisang Besaar Z.

Ten noorden-.

de noordhoek der rivier van Padang Z. O., de buitenreede van Padang, tusschen diezelfde lijn W. ten \'L. en eene andere regtwijzens Z., insgelijks getrokken uit den noordelijken hoek van de Brandewijnsbaai.

2°. De reede van Priaman.

Ten zuiden ■.

de lijn, getrokken van uit Poeloe Anso (N. W. kant), langs den N. W. kant van het noordelijkste der drie reven, kort onder den wal.

Ten oosten:

de lijn, getrokken langs den buiten-of westkant der eilanden Anso, Tenga en Oedjod.

Ten westen;

de lijn, getrokken van uit Poeloe Oedjong (westkant) langs den oostkant van het zuidelijkste der drie bovengenoemde reven.

De buitenreede van Priaman, onder Poeloe Oedjong. 3°. De reede van Tikoe.

Ten zuiden:

de lijn, getrokken van uit Poeloe Tenga (noord westkant) naar de monding der rivier Tikoe.

Ten oosten:

de lijn, getrokken uit Poeloe Tenga (westkant) langs den oostkant van het daarbij bezuiden liggend rif.

Ten noorden:

de zuidkant van evengemeld rif, of de lijn getrokken van daar naar de Gossong Ketjiel.

De buitenreede van Tikoe, onder Poeloe Oedjong.

-ocr page 852-

169

4°. De reede van Aijer Bangies.

Ten zuiden :

de lijn, getrokken van uit Poeloe Kassie naar den hoogsten berg op Oedjong Laboeang.

Ten oosten:

de lijn, getrokken van uit Poeloe Kassie naar Oedjong Sawang Poeding.

Ten noordeu:

de lijn, getrokken langs Poeloe Bagaga (noordkant) Bq Poeloe Pandjang (zuidkant).

De buitenreede van Ayer Bangies, onder Poeloe Pandjang. 5°. De reede van Katal.

Ten oosten:

de lijn, getrokken uit Poeloe Karra Karra naar Oedjoeng Tello Brambang.

Ten zuiden :

het noordelijkste punt des tops van den Goenong Bandeira.

De buitenreede van Natal is fi a 7 vademen diepte, of onder Poeloe Karra Karra.

0°. De reede van Sibogha.

Ten zuiden :

de lijn, getrokken langs Pontjat Ketjiel (noordkant) en Oedjoeng Batoe Boeroe.

Ten oosten:

de lijn, getrokken uit Poeloe Babi naar PontjangGedang (oostkant).

Ten noorden:

de lijn, getrokken langs Pontjan Ketjiel (zuidkant) naar het noordelijkste en tevens hoogste punt der Goenoeng Batoe Boeroe.

De buitenreede van Sibogha, onder Pontjan Ketjiel. 7°. De reede van Baros.

Ten noorden:

de lijn, getrokken uit Oedjong Panné naar Oedjoeng Karang.

Ten westen:

de Kwalla Gadang.

-ocr page 853-

170

De buitenreede van Baros, onder Poeloe Karang.

S0. De reede van Singkel.

Teu noorden:

de lijn, getrokken uit den westhoek (zuidkant) van Oe-djonfr Bauwang.

Ten oosten ■■

de lunige boom.

Teu westen :

de Z. O. ten /. rigting eener paal, staande even beoosten don landweg naar Singkel, die tegenover de Bentinguitkomt.

MAKASSER.

/ie art. 4 van het Regleinent mor den handel, bladz. 355.

MUNTOK.

(Stsbl. 1822 no. 27).

Een halve hollaudsche mijl uit den wal, binnen of be noorden de volgende peilingen ;

Tandjong Kalian, ook genaamd Mintow Point\', W. i N. Tandjong Poenie, O. ten Z.

TIMOR KOEPANG.

(Stsbl. 1853 no. 81).

Westwaarts:

door de lijn, getrokken van Poeloe Kera naar Tandjong Tanot (Timor), in de rigting van Z. ten W. i W.

Noord- en Oostwaarts:

door de lijn getrokken van Poeloe Kera naar Tandjong Oesappa, in de rigting van Z. O. i O.

-ocr page 854-

171

Scheepvaart. Alyemeene. bepalingeu omtrent veiligheidsmaatregelen ter voorkoming van aanvaringen.

(Slsbi 1869 no. 12).

IN NAAM DES KONINGS!

De Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië,

Den Raad van Nederlandsch-Indië gehoord;

dat hij het noodig achtende, om met betrekking tot de veiligheidsmaatregelen strekkende tot voorkoming van aanvaringen nieuwe voorschriften uit te vaardigen ;

lettende op de artikelen -20, 20, 31 en -\'58 vim het reglement op liet beleid der Regering van Nederlandsch-Indië;

heeft goedgevonden en verstaan :

Met intrekking van de publicatie van 7 Februarij 18-19 (Stsbl. no. 11) en van de ordonnantie van den 28 Augustus 18fi8 (Stsbl. no. 104) vast Ie stellen de ondervol-gende algemeene bepalingen omtrent veiligheidsmaatregelen, welke ter voorkoming van aanvaringen door stoom- en andere schepen en vaartuigen, varende of ten anker liggende, moeten worden in acht genomen;

Art. 1. Ueze ordonnantie beschouwd ieder stoomschip, onder zeil en niet onder stoom, als zeilschip, en ieder stoomschip, onder stoom, al of niet zeil voerende, als stoomschip.

Over het voeren van lichten,.

Art. 2. Geene andere lichten worden van zonsondergang tot zonsopkomst gevoerd dan die, in de volgende artikelen vermeld.

Ait. 3. Stoomschepen onder stoom voeren de volgende lichten:

a. Aan den top van den fokkemast een helder wit licht, zóó ingerigt, dat het bij donkere nachten zonder mist, op een afstand van ten minste l1/^ dnitsche mijl zigtbaar is, en een gelijkmatig en onafgebroken licht doet schijnen over een boog van den horizon van 20 kompasstreken,

-ocr page 855-

172

en dat zóó is bevestigd, dat het licht werpt over 10 kompasstreken ter wederzijde van het schip, te weten van regt vooruit tot 2 streken achterlijker dan dwars aan elke zijde.

b. Aan stuurboordszijde een groen licht, zóó ingerigt, dat het bij donkere nachten, zonder mist, op eenen afstand van ten minste 1/2 Duitsche mijl zigtbaar is en een gelijkmatig en onafgebroken licht, doet schijnen over eenen boog van den horizon van 10 kompasstreken, en wel van regt vooruit tot twee streken achterlijker dan dwars aan die zijde.

c. Aan bakboordszijde een rood licht, zóó ingezigt, dat het bij donkere nachten, zonder mist, op eenen afstand van ten minste 1/2 Duitsche mijl zigtbaar is en een gelijkmatig en onafgebroken licht doet schijnen over eenen boog van den horizon van 10 kompasstreken, en wel van regt vooruit tot 2 streken achterlijker dan dwars aan die zijde.

(I. De lichten in de zijden moeten aan den binnenboordskant voorzien zijn van langscheeps geplaatste schermen, zich 0.90 Ned. el. verder dan het licht naav voren uitstrekkende, opdat niet van voren aan stuurboord het bakboords of roode licht, en van voren aan bakboord het stuurbeords of groene licht kunnen worden gezien.

Art. 4. Stoomschepen, andere schepen slepende, moeten behalve hunne zijde lichten, twee heldere witte toplichten boven elkander voeren tot onderscheiding van de andere stoomschepen. Elk dezer lichten zal ingerigt en bevestigd moeten zijn als het toplicht, dat de stoomschepen, niet slepende, voeren.

Art. 5. Zeilschepen, onder zeil zijnde, of gesleept wordende, voeren dezelfde lichten als voor stoomschepen onder stoom is bepaald, met uitzondering van het witte licht, aan den top der fokkemast, dat zij nimmei mogen voeren.

Art. 6. Wanneer bij slecht weder de roode en groene lichten niet blijvend bevestigd of gevoerd kunnen worden.

-ocr page 856-

173

zullen deze lichten van zons-ondergang tot zons- opkomst, elk aan de zijde van het schip, waar zij behooren op het dek gereed gehouden worden tot oogenblikkelijke vertooning en moeten zij bij het naderen van — of toteenig schip tijdig worden vertoond en wel zóódanig, dat aan stuurboord niet het bakboords of groene licht kan gezien worden.

Ter voorkoming van vergissingen bij het vertoonen dezer lichten, zullen de lantaarns uitwendiggeverwd moeten zijn met de kleur van het licht. Verder moeten de lantaarns voorzien zijn van doelmatige schermen.

Art. 7. Zeil- of stoomschepen op reeden, stroomen of in vaarwaters ten anker liggende, vertoonpn van zonsondergang tot zons-opkomst een helder licht in eene lantaarn met witte glazen, op eene plaats, waar dit het best kan worden gezien, maar niet hooger dan bellen boven het scheepsboord, zóódanig ingerigt dat het rondom een gelijkmatig en onafgebroken licht vertoont, langs den geheelen horizon, op den afstand van ten minste ljl Duitsche mijl.

Onoverdekte vaartuigen ten anker of voor hunne netten of vleet liggende, moeten een helder wit licht en kunnen bovendien met korte tusschenpozen een schitterend licht vertoonen indien zij dit noodig achten.

Art. 8. Zeil-loodsvaartuigen voeren geene lichten als voor de andere zeilschepen zijn voorgeschreven, maar zooals bij de afzonderlijke loodsreglementen is bepaald.

Art. 9. Zeilvaartuigen, welke volgens staatsblad 1858 no. 134 van jaarpassen behooren te worden voorzien, zijn vrijgesteld van de naleving der voorschriften van art. 5 en 6.

Op zeilvaartuigen onder vreemde vlag varende, is de voorafgaande alinea mede van toepassing, wanneer zij, de Nederlandsche vlag voerende, in de termen zouden vallen om van jaarpassen te worden voorzien.

Art. 10. In alle gevallen van mist, zoowel over dag als bij nacht, moeten de schepen ten minste eenmaal in de vijf minuten, de volgende signalen doen hooren;

-ocr page 857-

174

a. de stoomschepen ouder stoom: de stoomfluit geplaatst vóór den schoorsteen ter hoogte van a1/, Ned. el boven het dek;

b. zeilvaartuigen onder zeil; een misthoorn;

c. stoom— en zeilschepen niet varende: eene klok, gong of blok.

Bepaliiiyeii nopens hel uitwijken hj onliroeting of root— hij varen.

Art. 11. Twee zeilschepen elkander in tegenoverge-stelden koers ontmoetende, zoodat zij gevaar zouden loopen elkander aan te varen, moeten beiden, ter voorkoming daarvan, naar stuurboord houden om elkander dus aan bakboord voor bij te varen.

Art. 12. Wanneer twee zeilscbepeu elkander ontmoeten inverschillende koorsen, in dier voege dat zij, in die koersen voortsturende, gevaar zouden loopen elkander aan te varen, dan moet het schip over stuurboord liggende, afhouden of wijken voor het schip, dat over bakboord ligt.

Voor het geval echter dat het schip liggende over stuur-ImiMfl, bij den wind- en het andere met ruimen wind zeild, moet laatstgemeld voor den bij den wind zeilenden bodem wijken. Indien echter een der schepen vóór den wind zeild, of wel wanneer zij over denzelfden boeg met ruimen wind zeilen , alsdan moet het vóór den wind zeilende- of het loefwaartsche sclnp wijken voor het lijwaart-sche en vervolgt laatstgemelde bodem zijnen koers.

Art. 13. Wanneer twee schepen onder stoom elkander in tegenovergestelden koers ontmoeten, zoodat zij, in dien koers doorsturende, gevaar zouden loopen elkander aan te varen, moeten beiden, ter voorkoming daarvan, naar stuurboord houden, om elkander aan bakboord voor bij te varen.

Art. 14. Wanneer twee schepen onder stoom elkander ontmoeten in verschillende koersen, in dier voege dat zij in die koersen doorsturende, gevaar zouden loopen elkander aan te varen, dan moet het schip, hetwelk het andere aan stuurboord van zich peilt, voor laatstgemelden bodem wijken.

-ocr page 858-

175

Art. 15. Wanneer twee schepen, het eene zeilschip en het andere een schip onder stoom, elkander ontmoeten in verschillende koersen in dier voege, dat zij, in die koersen doorsturende, gevaar zouden loopen elkander aan te varen, dan moet het stoomschip voor het zeilschip wijken, «n blijft laatstgemelde bodem zijn koers vervolgen.

Art. 16. leder schip onder stoom, hetwelk een ander schip nadert, moet wanneer er kans van aanvaring bestaat, de vaart verminderen of zoo noodig stoppen en de ■werktuigen achter uit doen slaan.

Bij mistig weder zijn de schepen onder stoom verpligt met geringe vaart te loopen.

Art. 17. leder schip dat een ander scliip oploopt, moet wijken, terwijl het schip, dat opgeloopen wordt, zijn koers vervolgt.

Art. 18. In de gevallen, waarbij overeenkomstig de bovenstaande bepalingen een der twee schepen moet wijlen of afhouden, moet het andere evenwel manoeuvreren zooals de omstandigheden met inachtneming, der gewone ^eemanspraktijk vorderen.

Art. 19. Uitzonderingen op de in art. 12 en volgende gegeven voorschriften zijn toegelaten, wanneer de gevaren «Ier zee en bijzondere omstandigheden eene afwijking noodzakelijk maken tot het voorkomen van onmiddelijk gevaar.

Art. 20. De bovenvermelde bepalingen ontheffen noch den eigenaar of den gezagvoerder, noch de bemanning van eenig schip van de verantwoordelijkheid voor de na-deelige gevolgen, welke mogten voortvloeijen uit liet niet voeren der lichten, het niet doen der signalen, het niet behoorlijk uitkijken of het veronachtzamen van die maatregelen van voorzorg, welke volgens de gewone zeeman sprak tijk, behooren te worden genomen ook ten gevolge van bijzondere omstandigheden.

Strafbepaling.

Art. 21. De overtredingen van de bepalingen van dit reglement worden, voor zooverre zij niet als misdrijven

-ocr page 859-

176

moeten worden aangemerkt, naar gelang van haren aard en van de omstandigheden, waaronder zij zijn gepleegd, gestraft met geld-boeten van 25 tot 100 gulden, onverminderd de burgerregterlijke verantwoordelijkheid der overtreders.

En opdat niemand hiervan onwetendheid voorwende, zal deze in het staatsblad van Nederlandsch-lndië geplaatst en, voor zooveel noodig, in de Inlandsche en Chinesche talen aangeplakt worden.

Gelast en beveelt voorts, dat alle hooge en lage kol-legien en ambtenaren, officieren en justicieren, ieder voor zooveel hem aangaat, aan de stipte naleving dezer de hand zullen houden, zonder oogluiking of aanzien des persoons.

Reglement op de zeehrieven en jaarpassen in Ned.-Indie. (stsbl. 185S no. 13i).

Eerste Afdeeling.

Algemeene Bepalingen.

Art. 1, Schepen en vaartuigen, toebehoorende aau ingezetenen van Ned. Indië, mogen niet onder Ned. vlag in zee uitvaren, alvorens voor dezelve geligt, zijn zeebrieven of jaarpassen, door of van wege den gouverneur-generaal in naam des konings verleend, op verbeurte van eene boete door de eigenaren van twee gulden voor ieder last van twee zeetonnen, waarop zoodanig schip of vaartuig gemeten is of wordt.

Hiervan zijn uitgezonderd laadbooten en vissohersvaartuigen, waaronder die, gebezigd voor de tripang-visscherij.

Voor deze vaartuigen moeten, alvorens daarmede, mag worden uitgevaren in zee, worden geligt passen, verleend door het hoofd van gewestelijk bestuur van de plaats, waar die te huis behooren , op verbeurte van eene boete door de eigenaren, vijftig gulden niet te boven gaande.— Deze passen worden op ongezegeld papier en kosteloos uitgereikt en blijven van kracht, zoolang de vaartuigen

-ocr page 860-

177

niet van eigenaren of bestemming veranderen, doch in geen geval langer dan één jaar.

Art. 2. Zeebrieven worden verleend aan schepen en vaartuigen op de Europesche wijze getuigd; vaartuigen op de Inlandsohe wijze getuigd, worden van jaarpassen voorzien; schepen en vaartuigen, op de Europesche wijze getuigd doch minder dan Hen lasten metende, worden met vaartuigen, op de Inlandsche wijze getuigd, gelijkgesteld.

Art. 3. Voor ingezetenen van Ned. Indië worden, ten aanzien van het verkrijgen van zeebrieven en jaarpassen gehouden, behalve de inboorlingen -des lands, allen, hetzij Europeanen en daarmede gelijkgestelde personen, hetzij Oostersche vreemdelingen , die zich, na schriftelijke vergunning, binnen Ned. Indië hebben gevestigd en aldaar gedurende ten minste één jaar onafgebroken hunne woonplaats hebben gehad; latere tijdelijke afwezigheid doet de hoedanigheid van ingezetene niet verloren gaan.

Als eigenaar van Ned. Indische schepen of vaartuigen kunnen mede worden toegelaten:

a. Nederlandsche onderdanen buiten Ned. Indie gevestigd;

b. Naamlooze vennootschappen, in Ned. Indië gevestigd, of in Nederland, dan wel in eene van de koloniën of bezittingen van het rijk buiten Ned. Indië gevestigd.

In elk geval moeten de eigenaren in Ned. Indië behoorlijk vertegenwoordigd, en moet de boekhouder van het schip of vaartuig in Ned. Indië gevestigd zijn.

Art. 4. Schippers van schepen of vaartuigen, voorzien van Ned. Indische zeebrieven of jaarpassen, zijn gehouden, die ten allen tijde aan boord te hebben. Zij moeten die onverwijld vertoonen bij aankomst:

a. In eene Ned. Indische haven, aan den havenmeester of, hij ontstentenis van dezen, aan den ter plaatse gevestigden Ned. Indischen ambtenaar;

(1) Aar. vreemde ooslerlingen kunnen zeebrieven worden uitgereikt ingeval z:j slechts bewijzen kunnen één jaar op eene plaats te hebben gewoond, en alzoo iugezelene te zijn geweest, (Tsutt. 1. G. S. 21 .la-nuarij 1859 uo. 134 B. B. no. 626).

-ocr page 861-

178

b. In eene vreemde haven, waar een Ned. consul resideert, aan dezen.

Een en ander op verbeurte van eene boete van één gulden voor ieder last, waarop het schip gemeten is.

Tweede A f d e e 1 i n g.

Van de Zeehrieven.

Art. 5. De zeebrieven worden verleend door de gouverneur-generaal in naam des konings, volgens formulier, achter dit reglement gevoegd, en geregistreerd ten kantore van den directeur der middelen en domeinen.

Art. 6. Verzoeken ter verkrijging van zeebrieven worden schriftelijk gerigt aan den gouverneur-generaal en ingezonden aan den directeur der middelen en domeinen door tusschenkomst der hoofden van gewestelijk bestuur, ter plaatse waar de schepen, voor welke, zeebrieven worden aangevraagd, zich bevinden.

Art. T. Bij verzoekschriften, om eenen eersten zeebrief moeten worden overgelegd:

«. voor schepcn en vaartuigen, gebouwd binnen Ncd. Indië, voor iv elke nog geene Ned. huliseJie zeehrieven zijn verleend of welke vertimmerd zijn:

1°. de acte van eigendom, vestiging, overgang, levering

of opdragt van het schip of vaartuig;

2°. eene verklaring van het hoofd van gewestelijk bestuur van de plaats, waar het schip of vaartuig zich bevindt, dat de eigenaren van hetzelve, volgens artikel 3 van dit reglement, tot het verkrijgen van eenen zeebrief kunnen worden toegelaten ;

3°. de bijlbrief of verklaring van den scheepstim-merman;

40. een meetbrief, opgemaakt naar metingen binnen Ked. Indië, op openbaar gezag gedaan, vermeldende soort, grootte en inhoud van het schip of vaartuig in Ned. ellen, maat en lasten run twee zeetonnen iedere ton gelijk staande met duizend Ned. ponden.

-ocr page 862-

179

vertegenwoordigd door anderhalfmaal den leerling van de Nederlandsche el;

5°. eene opgave van den naam van het schip of vaartuig;

fi0. eene opgave van den naam van den schipper; 7°. eene verklaring van het hoofd van gewestelijk bestuur van de plaats, waar het schip of vaartuig zich bevindt, dat de schipper is inboorling des lands of ingezeten ivan Ned. Indië, met vermelding in het eerste geval van plaats en dag der gebooi te zoo mogelijk, en in het laatste geval van de dag-teekening der schriftelijke vergunning tot vestiging.

5. voor de schepen en vaartuigen, welke bereids gevaren heb— hen op Ned. Indische zeebrieven.

c. voor schepen en vaartuigen, voor welke reeds uit anderen hoofde de bevoegdheid tot het voeren der Ned. vlag verkregen was, al de stukken, gevorderd voor het geval a, met uitzondering van den bijlbrief, bedoeld in no. 3.

d. voor andere schepen en vaartuigen:

1°. al de stukken, gevorderd voor de b en c;

2°. de betaalde rekening van het vendu-departement, ingeval de eigendom van het schip of vaartuig verkregen is bij openbare veiling binnen Ned. Indië, of het procesverbaal van waardering door deskundigen op den voet van § C van art. 2 der publicatie van 28 Maart 1S54 (stsbl. no. 17);

\'3°. het bewijs dat de verschuldigde belasting over dezen koopschat of waardering voldaan is.

Art. 8. Slechts inboorlingen des lands, of zij, die verkregen hebben eene schriftelijke vergunning tot vestiging binnen Ned. Indië, mogen als schipper het bevel voeren over eenig schip of vaartuig, voor hetwelk een Ned. Indische zeebrief verleend is, op verbeurte van eene boete van twee gulden voor ieder last door de eigenaren, bij elke overtreding, onverminderd de intrekking van den zeebrief bij herhaling van dezelve.

Wanneer een schipper van een schip of vaartuig, voor

-ocr page 863-

180

hetwelk een Ned. Indisch zeebrief verleend is, in eene vreemde haven sterft of zijnen bodem verlaat, blijft de zeebrief van kracht, docli voor niet langer dan:

a. voor de voortzetting der reis;

l. voor eetie tusscbeureis uit zoodanige vreemde haven, bijaldien de bestemming dier tusschenreis is eene haven beoosten de Kaap de Goede Hoop of eene Ned. haven;

c. voor de terugreis naar eene der havens van Ned. Indië.

Art. 9. Bij het afgeven van een zeebrief moet de schipper van het schip of vaartuig, waarvoor dezelve is verleend, op den hant van dezelve zijne handteekening stellen, gewaarmerkt door het hoofd van gewestelijk of plaatselijk bestuur, ter plaatse waar de zeebrief wordt uitgereikt.

Bij verandering van schipper moet daarvan aanteekening worden gehouden op den zeebrief door de Ned. Indisclie autoriteit, ter plaatse waar die verandering geschiedt of waar het schip na die verandering het eerst binnen komt.

Elk optredend gezagvoerder stelt almede zijne handtee-kening op den zeebrief, invoege voorschreven.

Art. 10. De zeebrieven gelden voor den tijd van vier achtereen volgende jaren na den dag der uitgifte, behoudens het bepaalde bij art. 14 van dit reglement.

Art. 11. quot;Wanneer de tijd, voor welken zeebrieven verleend zijn, verstreken is, moeten nieuwe zeebrieven worden geligt.

Aanvragen daarvoor geschieden in voege, als is bepaald bij art. 6 van dit reglement, onder overlegging:

1°. van den vervallenen zeebrief;

2°. van eene voor het bestuur beëedigde verklaring, houdende aanwijzing van den eigenaar of de eigenaren, overeenkomstig art. 3 van dit reglement;

3°. van eene verklaring van het hoofd van gewestelijk bestuur, dat de schipper is ingezeten van Ned. Indië.

Art. 12. Eigenaars van schepen, voorzien van Ned.— Indische zeebrieven, zijn gehouden, de namen der schepen op den achtersteven derzelven te doen plaatsen; die namen mogen niet worden veranderd, ten ware voor het betrok-

-ocr page 864-

181

ken schip een nieuwe zeebrief zij geligt, op verbeurte eener boete van twee gulden voor ieder last, waarop het schip is gemeten.

Art. 13. Alvorens binnen het gebied der Ned.-Indische regering een schip, voorzien van eenen Ned.-Indischen zeebrief, mag worden gesloopt, moet de zeebrief, voor hetzelve verleend, zijn ingeleverd aan het hoofd van gewestelijk bestuur, ter plaatse, waar de slooping geschiedt, op verbeurte van eene boete, de som vau één duizendgttlden niet te bovengaande, te betalen door de eigenaren, aan wie de zeebrief verleend was.

Art. 14. De zeebrieven vervpllen, wanneer: 1°. een schip geheel of gedeeltelijk van eigenaar verandert, hetzij ten gevolge van overeenkomst door over-dragt of levering volgens de voorschriften der wet, hetzij ten gevolge van wettelijke erfopvolging of erfstelling bij uitersten wil door overschrijving; 2°. een schip door vertimmering of anderzins verandert

in grootte of soort; en 3°. een eigenaar ophoudt de hoedanigheden te bezitten,

voorgeschreven bij art. 3 van dit reglement. Art. 15. Zeebrieven, waarvan de termijn, voor welken zij zijn afgegeven, gedurende eene reis verloopen is, houden op van kracht te zijn terstond na aankomst der schepen in eene Ned. Indische haven, waar een Europeesch Ned. Indisch ambtenaar gevestigd is, en moeten alsdan binnen acht dagen worden uitgeleverd aan het bestuur aldaar, op verbeurte van eene boete, de som van één duizend gulden niet te bovengaande. Van die inlevering zijn uitgezonderd de zeebrieven, welke overeenkomstig art. 11 van dit reglement moeten worden overgelegd bij aanvragen om eenen nieuwen zeebrief. De in dit artikel vastgestelde boete is verschuldigd door de eigenaren, zoo het schip binnenvalt in de haven, waar de boekhouder gevestigd is en anders door den schipper.

Art. 16. Bij slooping of bij overgang van eigendom buiten Ned. Indië of op plaatsen, waar geen Europeesch

-ocr page 865-

Ned. Indisch ambtenaar gevestigd is, van schepen voorzien van Ned. Indische zeebricven, gelijk mede in geval van verofigelukking, wanneer de zeebrief rnogt worden behouden of gered, zijn de schippers verpligt, de zeebrieven dadelijk door te snijden en onbruikbaar te maken en in dien staat bij de eerste gelegenheid op te zenden aan de naaste autoriteit, of bij hunne aankomst op eene plaats, waar zoodanige autoriteit gevestigd is, denzelven terstond aan het aldaar gevestigd bestuur te overhandigen.

Art. 17. Bij overgang van eigendom van schepen binnen Ned. Indië, op plaatsen, waar een Europeesch Ned. Indisch ambtenaar gevestigd is, moet daarvan worden kennis gegeven aan het bestuur, gevestigd ter plaatse, waar de verandering geschiedt, en wel in geval van eigendomsovergang onder levenden uiterlijk binnen drie etmalen , en binnen drie maanden bij eigendomsverandering ter zake des doods, een en ander op verbeurte eener boete, vijf honderd gulden niet te bovengaande.

Degenen, ten wiens behoeve de zeebrieven zijn verleend, of zij, die met de bereddering hunner zaken zijn belast, zijn ieder, voor zoo veel hun aangaat, verantwoordelijk voor het doen der hier bedoelde kennisgave en bijgevolg ook aansprakelijk voor de op verzuim daarvan gestelde boete.

Op verbeurte van eene gelijke boete zijn zij voorts gehouden aan het bestuur ter plaatse van hunne vestiging kennis te geven van eigendomsovergang of van slooping van schepen, voorzien van Ned. Indische zeebrieven, op plaatsen buiten Ned. Indië of, waar geen Europeesch Ned. Indisch bestuur gevestigd is, zoodra zij daarvan kennis bekomen.

Het gouvernement is bevoegd, telkens wanneer hetzelve daarvoor redenen mogt hebben, zich door het vorderen van eene opgave van de namen der eigenaren te overtuigen, dat geen eigendomsovergang van een schip waarvoor een zeebrief is afgegeven, heeft plaats gehad.

Art. IS. De hoofden vau gewestelijk of plaatselijk be-

-ocr page 866-

183

stuur, aan wie vervallen en onbruikbaar gemaakte zeebrieven worden ingeleverd, verleenen daarvoor aan belanghebbenden schriftelijke verklaringen houdende duidelijke omschrijving van het nummer en de dagteekening van den ingeleverden zeebrief en van het schip of vaartuig, waarvoor dezelve was uitgereikt. De ingeleverde zeebrieven worden vervolgens, door de hoofden van gewestelijk bestuur of dour hunne tusschenkomst, opgezonden aan den directeur dei\'middelen en domeinen en door dezen aan den gouverneur-generaal ter vernietiging aangeboden.

De hoofden van gewestelijk bestuur doen voorts aan dien directeur mededeeling van de bij hen ingekomen kennisgaven, bedoeld bij het voorgaand artikel.

Art. 19. Geene overschrijving van eigendom van schepen, voor welke jNed. Indische zeebrieven zijn verleend, mag geschieden zonder overlegging de,r bewijzen, bedoeld bij het voorgaand artikel, ten blijke dat de overige zeebrieven zijn ingeleverd.

Art. 20. L)e directeur der middelen en domeinen te Batavia en elders de hoofden van gewestelijk bestuur zijn bevoegd, om, wanneer de stukken, volgens dit reglement gevorderd ter bekoming van zeebrieven, bij de daartoe bij hen ingediende verzoekschriften in orde zijn overgelegd, hangende de beslissing daarop van den gouverneur-ge-neraal, ten behoeve, van de schepen, voor welke aanvragen om zeebrievea worden gedaan, aftegeven certificaten voor bepaalde reizen naar eene of meer havens binnen Med. Indië.

Deze certificaten zijn slechts geldig voor reizen naar de aangeduide plaatsen, doch kunnen daar door de hoofden van gewestelijk bestuur door nieuwe worden vervangen, zoolang de aangevraagde zeebrieven niet verkregen zijn) telkens evenwel voor bepaalde reizen binnen Ked. In. die, zullende op verbeurte eener boete, één duizend gulden niet te bovengaande, buiten nood geene andere havens mogen worden aangedaan, dan bij de certificaten, zijn vermeld.

-ocr page 867-

184

De hoofden van gewestelijk bestuur zenden de certificaten, welke zijn vervallen, hetzij door uitgifte van zeebrieven, hetzij door het verleenen van nieuwe certificaten, terug aan de autoriteiten, die dezelve hebben uitgereikt.

Derde Afdeeling.

Van de Jaarpassen.

Art. 21. De jaarpassen worden verleend van wege den gouverneur-generaal door de hoofden van gewestelijk of plaatselijk bestuur, volgens formulier achter dit reglement gevoegd.

Art. 22. Verzoeken ter verkrijging van eenen eersten jaarpas worden schriftelijk gerigt aan de hoofden van gewestelijk bestuur, voor vaartuigen , metende vijf last en daar beneder, op ongezegeld papier. #)

Art. 23. Bij verzoekschriften ter verkrijging van eenen eersten jaarpas moeten worden overgelegd.

1°. de acte van eigendom of overschrijving van het vaartuig, voor hetwelk de jaarpas wordt gevraagd;

2°. eene verklaring van het hoofd van gewestelijk of plaatselijk bestuur, dat de eigenaren van het vaartuig in den zin van artikel 3 van dit reglement tot het verkrijgen van eenen jaarpas kunnen worden toegelaten;

3°. opgave der soort en benaming van het vaartuig;

4°. de meetbrief, opgemaakt naar metingen, op openbaar gezag gedaan, vermeldende de grootte in lasten van twee zeetonnen, overeenkomstig artikel 7 ietter a 4° van dit \'reglement:

5°. opgave van den naam van den gezagvoerder, met eene verklaring van het hoofd van gewestelijk bestuur, dat hij is ingezeten van Ned. Indië;

6°. opgave van het getal opvarenden, der bewapening en amunitie.

De assistent resident van Boelelcng beschouwd als hoofd van gewestelijke bestuur (stsbl. 1801 no. 47 en 48).

-ocr page 868-

185

Art. 24. De jaarpassen vervallen met den laatsten December van elk jaar en houden na dien tijd op van kracht te zijn, terstond na aankomst van het vaartuig in eene Ned. Indische haven, waar een Europeesch Ned. Indisch ambtenaar gevestigd is, waar de vervallene jaarpassen alsdan moeten worden ingeleverd en tegen nieuwe verwisseld, op verbeurte eener boete, de som van tén honderd gulden niet te boven gaande.

Geene nieuwe jaarpassen behoeven echter te worden ge-ligt, alvorens de vaartuigen uitvaren.

De hoofden van gewestelijk of plaatselijk bestuur zenden de bij hen ingeleverde jaarpassen terug aan dengene, die ze verleend heeft.

Art. 25. Verzoeken om nieuwe jaarpassen ter vervanging van die, welke zijn vervallen, kunnen bij monde worden gedaan \'aan de hoofden van gewestelijk of plaatselijk bestuur, die echter daaraan geen gevolg geven, zoo lang de vervallen jaarpassen niet zijn ingeleverd, en voorts niet dan na overlegging van het bewijs, dat de eigenaren de hoedanigheden behouden hebben, omschreven bij artikel 8 van dit reglement.

Art. 26. De zeebrieven, volgens de thans bestaande bepalingen afgegeven, blijven van kracht gedurende vier jaren na den dag der afkondiging van dit reglement, behoudens het bepaalde bij artikel 14.

En opdat enz.

-ocr page 869-

Model Jaarpas voor een op de Europesclie wijze getuigd vaartuig beneden 10 last.

IN NAAM VAN ZIJNE MAJESTEIT DEN KONING DER NEDERLANDEN, PRINS VAN ORANJE-NASSALT, GROOT-HERTOG VAN LUXEMBURG, eu-., enz., enz.

He gouverneur-generaal over Nederfandseh-lndië, enz., enz., enz.

Aan allen, die dezen zullen zien of hooren lezen, Salut!

Alzoo door , gezaghebber van het op de Euro-

pesche wijze getuigde vaartuig genaamd toebe-

boorende aan wonende te

vertoond is, dat hij zich is ernerende met dp vaart en den handel in de Indische Zeeën, en verlangt met eenen Pas voorzien te zijn, ten einde ongehinderd van en naar alle plaatsen in deze wateren gelegen , met zijne inhebbende lading te varen.

Zoo is het, dat hem is verleend deze Pas, ten einde hij met zijn boven vermeld vaartuig\', groot bemand met manscliappen, en gewa

pend met zijnen handel zou kunnen voort

zetten; met verzoek aau de vorsten en overheden der plaatsen, wenvaarts hij zich mogt begeven, alsmede aan de bevelhebbers der oorlogs- en andere vaartuigen welke hij mogt ontmoeten, denzelven gezaghebber als ingezeten

-ocr page 870-

187

van Ned. Indie, met z\\jn vaartuig te willen laten ongehinderd heen- en weder varen , hetwelk het Ned. Indisch gouvernement genegen is te vergelden.

Van wege den gouverneur-generaal, Geregistreerd ten kantore van Gerieven ander de hand-

teekeninff en hel zegel van den T)e Secretaris, te den IS

NB. Indien de Eigendom van het Vaartuig wordt veranderd binnen het jaar van de uitreiking van dezen Pas, blijft dezelve nogtans goed voor gemeld tijdvak, moetende slechts de naam van den nieuwen Eigenaar, in dat geval , op den Pas worden aangeteekend.

Behoort hij het Reglement op de zeehrieven en jaarpassen in Ned. Indië, vastgesteld bij de ordonnancie van den gouverneur-generaal van Ned. Indië, van 1 5 December 1858 (stsbl. no. 134).

Mij bekend

Ue algemeene secretaris, A. LotDON.

Üe gezagvoerder van het in deze vermeld Inlandsch vaartuig, varende onder Ned. vlag, is gehouden, om wanneer hij van eene vreemde haven in den Indischen Archipel gelegen, naar eene Ned. Indische haven uitklaart, alsdan dezen jaarpas door de autoriteit der vreemde plaats, te doen viseren, dan wel zich te voorzien van eene. behoorlijk door die autoriteit geteekende uitklaring, met vermelding onder welke vlag hij is uitgeklaard; zullende» bij gebreke hiervan, gezegd vaartuig, bij aankomst in eene Ned. Indische haven, beschouwd worden als varende onder vreemde vlag, en mitsdien onderhevig zijn, aan de betaling der hoogere regten, voor vreemde schepen vastgesteld 1).

1) Deze aanteekening is bij deu Model Jaarpas (stsbl. 1858 no. 134) ia de Maleiscbe taal met, Maleiseh en ook met Romeinsch karakter opgenomen .

-ocr page 871-

188

Model Zcebrief.

VAN WEGE EN IN NAAM DES KONINGS.

Be gouverneur-generaal over Nederlandsch-Indië.

Aan allen, die dezen zullen zien of hooren lezen, Salut!

Alzoo genoegzaam gebleken is, dat genaamd , thans gevoerd wordende door

groot last, hebbende

dek en masten, lang

zijnde ellen, palmen,

duimen, breed ellen, palmen,

duimen, en diep ellen,

palmen, duimen , behoort aan ingezetenen van

Ned. Indië; en willende den eigenaar gaarne in zijne regtvaardige zaak gevorderd zien, zoo wordt aan denzel-ven deze zeebrief verleend. Alle vorsten en magthebben-den worden verzocht, dit schip als Ned. eigendom te willen erkennen, en aan den gezaghebber alle hulp te verkenen, al hetwelk het Ned. Indisch gouvernement genegen is te vergelden.

De zeebrieven en jaarpassen door den Sultan van Linga, Riouw en onderboorigheden en door dien Tan Siak, Sri Indrapoera en onderhoorig-beden, in overeenstemming met den resident van Kiouw of diens vervanger te verleenen, zullen moeten worden ingerigt naar volgens de modellen, te vinden in stsbl. 1859 no. 104.

Modellen voor zeebrieven en jaarpassen door den Sultan van Koetei te geven, te vinden in stsbl. 1865 no. 87.

De regenten Bonerate en Kalaoe zijn bevoegd verklaard tot net afgeven van passen aan de door te buis beboorende praauwen (stsbl. 1863 no. 75, De zeebrieven en jaarpassen daar de vorsten ter Oostkust van Borneo aftegeven, moeten zijn ingerigt naar model stsbl. 1365 no. 87. (stsbl-1868 no. 49).

-ocr page 872-

189

Gegeven onder deszelfs landleehening en zegel, te , den des jaars acldlienhonderd

Geregistreerd ten kantore van de directie der middelen en domeinen.

Eigenaar Bij mij

Ter ordonnancie van den gouverneur-generaal ;

l)e algemeene secretaris, (Handteekening van den schipper).

NB. Van verandering van schipper ïlo.....

moet op dezen Zeebrief naauwkeurige aanteekening gehouden worden, geau-tentiseerd door de plaatselijke autoriteit,

alwaar de verwisseling voorvalt. Fo.....

Behoort bij het Reglement op de zeebrieven en jaarpassen in Ned. Indië, vastgesteld bij de ordonnancie van den gouverneur-generaal van Ned. Indië, van 15 December 1S58 (stsbl. no. 134).

Jlij bekend;

Se algemeene secretaris, A. Loudon.

-ocr page 873-

190

Model Jaarpas vuor een op de Inlandsche wijze getuigd vaartuig.

IN NAAM VAN ZIJNE MAJESTEIT DEN KONING DER NEDERLANDEN, PRINS VAN ORANJE-NASSA1J, GROOT-HERTOG VAN LUXEMBURG, enz., enz., enz..

De gouverneur-generaal van Nederlandseh-lndië, enz., enz., enz.

Aan allen, die dezen zullen zien of hooren lezen, Saint!

Alzoo dooi\' , gezaghebber van het Inlandsch ge

tuigde vaartuig genaamd toebehoo-

rende aan wonende te

vertoond is, dat hij zich is ernerende met de vaart en den handel in de Indische zeeën, en verlangt niet eenen Pas voorzien te zijn, ten einde ongehinderd van en naar alle plaatsen in deze wateren gelegen, met zijne inhebbende lading te varen.

Zoo is het, dat hem is verleend deze Pas, ten einde iiij met zijn boven vermeld vaartuig, groot bemand niet manschappen, en gewapend

met zijnen handel zou kunnen voortzet

ten; met verzoek aan de Vorsten en Overheden der plaatsen , werwaarts hij zich mogt begeven, alsmede aan de bevelhebbers der oorlogs- en andere vaartuigen, welke hij mogt ontmoeten, denzelven gezaghebber als ingezeten van Ned. Indië, met zijn vaartuig te willen laten ongehinderd heen- en weder varen, hetwelk het Ned. Indisch gouvernement genegen is te vergelden.

Van wege den gouverneur-generaal. Geregistreerd ten kantore van Gegeven onder de hand-

teekening en het zegel can den De Secretaris, ie den J S

-ocr page 874-

191

UB. Indien de Eigenduin van het Vaartuig wordt veranderd binnen het jaar van de uitreiking van dezen Pas, blijft dezelve nogtans goed voor gemeld tijdvak, moetende slechts de naam van deu nieuwen eigenaar, in dat geval, op den Pas worden aangeteekend.

Behoort bij het Reglement op de zeebrieven en jaarpassen in Ned. Indië, vastgesteld bij de ordonnancie van den gouverneur-generaal van Ned. Indië, van 15 December 1858 (stsbl. no. ISquot;!).

Mij bekend;

De alyemeene secretaris, A. Loudon.

De gezagvoerder van het in deze vermeld Inlandsch vaartuig, varende onder Ned. vlag, is gehouden, om wanneer hij van eene vreemde haven in den Indischen archipel gelegen, naar eene Ned. Indische haven uitklaart, alsdan dezen jaarpas door de autoriteit der vreemde plaats, te doen viseren , dan wel zich te voorzien van eene behoorlijk door die autoriteit geteekende uitklaring, met vermelding onder welke vlag hij is uitgeklaard; zullende, bij gebreke hiervan, gezegd vaartuig bij aankomst in eene Ned. Indische haven, beschouwd worden als varende onder vreemde vlag, en mitsdien onderhevig zijn aan de betaling der hoogere regten, voor vreemde schepgn vastgesteld *).

Bejpalhig der sckeepsruimte bij reizen in Indië, voor militaire en troepenpaarden.

(stsbl. IS-t? no. 46).

Besluit van den minister van staat gouverneur-generaal van Ned. Indië, van 7 October 1847 no. 2; 1)

Gelezen, enz.

*) Zie de noot op blz. 187 hier ïoren.

1) Ter aanvulling van de daaromtrent bestaande verordeningen is bij stsbl. 1852 no. 19 bepaald; dat het besluit van 7 October 1847 no. 2 (stsbl. no. 16) vaststellende de ruimte tussehendeks voor troepen en bannelingen, niet verhindert het vervoer van troepen en bannelingen op het dek der schepen, wanneer het traject kort is en het noodige gedaan wordt ter verschaffing van behoorlijkeruimtetot ligging en beschutting voor zou en regen.

-ocr page 875-

192

De raad van Indië gehoord;

Is goedgevonden en verstaan;

liersleljk. Ten vervolge van het besluit van S April 1842 no. 11 (stsbl. no. 13), en met ampliatie van het tarief no. 7 van het algemeen reglement van administratie der land-inagt, te bepalen:

a. Dat bij vervoer over zee van militairen, beneden den rang van adjudant-onderofficier, en van hunne vrouwen en kinderen, het verblijf tnsschendeks de volgende ruimte zal moeten hebben :

Voor eenen europeaan of daarmede gelijk staande\' eene lengte van zes, bij eene breedte van tv:ee voet.

Voor eenen inlander of eene inlaudsche vrouw, eene lengte van vijf en een half, bij eene breedte van ander half voet.

Voor een kind eene lengte van vier, bij eene breente van een en een hoarl voet.

Alles rijnlandsche maat en gerekend dat het tnsschendeks gemeten tot aan de onderzijde der balken, minstens vijf voet rijnlandsch hoog is; zullende, indien die hoogte minder dan vijf voet bedraagt, de voorschreven lengte en breedte evenredig vermeerderd worden. 4. Dat op gelijke wijze de ruimte voor de ingescheepte paarden zal bedragen, zeven voet in de lengte en twee en een hahe voet in de breedte.

Ten tweede. Alverder te bepalen, dat de voorschriften, vervat in artikel 1 § a, voor zoo veel betrekkelijk, van toepassing zullen zijn, op de over zee vervoerd wordende inlandsche gevangenen en gecondemneerden.

-ocr page 876-
-ocr page 877-
-ocr page 878-
-ocr page 879-