-ocr page 1-
-ocr page 2-

L. oct

2077

-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-

DE INDISCHE SECRETARIS.

vE.R,vquot;oLa- ode

DERDE AP DEELING.

HANDBOEK VOOR DEN KOOPMAN.

-ocr page 6-
-ocr page 7-

193

Tariff voor het transport van militairen en ffoiiveritemeuU goederen met schepen, varende onder Nederl. vlag. (stsbl. 1842 iio, 12),

Besluit van den vice-president, waarnemenden gouverneur generaal van Nederlaudsch Indië, van 8 April 1842 no. 11.

Gelet, enz,;

Nog gelet op het Koninklijk besluit van 4 Mei 1810 no. 50, bekend gemaakt bij besluit van 11 October 181(1 no. 36, (stsbl. no. 17);

De raad van Nederlaudsch Indië gehoord;

Is goedgevonden en verstaan:

Eerstelijk: ïe bepalen:

a. dat van alle schepen, bestemd tot het doen van reizen in Nederlandsch Indië en varende onder Nederlandsciie vlag, welke uithoofde van derzelver geschiktheid, ter beoordeeling van de havenmeesters, in aanmerking kunnen komen voor den overvoer van troepen, bannelingen en \'s lands gelden of goederen, des gevorderd wordende het Ys gedeelte van de ruimte dier vaartuigen aan het gouvernement zal worden afgestaan, tegen genot van het maximum der vracht volgens de bestaande gouvernements tarieven , — zullende die ruimte, voor het geval dat daarvan voor passagiers gebruikt iiiogt worden gemaakt, tusschendeks moeten worden aangewezen en voor logies geschikt moeten zijn.

b. dat alzoo alle reeders, agenten of gezagvoerders van de schepen hiervoren bedoeld, verpligt zullen zijn om de eerste civiele autoriteit van de plaats, tijdig van den bepaalden tijd van vertrek van het schip te verwittigen, — zullende hen binnen 24 uren, nadat die kennisgave ontvangen is, worden opgegeven, of al dan niet van de ruimte zal worden gebruik gemaakt.

Die mededeeling zal tevens strekken tot een bewijs, dat aan de hier bedoelde verpligting door den reeder, agent

-ocr page 8-

J 94

of schipper is voldaan en bij de uitklaring moeteu worden getoond; bij ontstentenis van dat bewijs, zal aan de uitklaring geen gevolg worden gegeven.

Ten tweede: Met wijziging der tarieven no. 7, 8 en 1» van het algemeen reglement van administratie der land-niagt, gearresteerd bij besluit van 11 October 1831 no. 4 (stsbl. no. 56), te bepalen:

a. dat zal worden in rekening geleden;

Voor eenen europeschen of daarmede

gelijkstandige!! militair..........3/i kojang.

Voor eenen inlandschen militair of voor

eene vrouw.................Va »

Voor een kind boven de 13 jaren. . . \'/s \'/ Voor een kind beneden de 12 jaren. . \'/4 « Voor een paard.............. 1 //

b. dat als maximum zal kunnen worden betaald :

Voor vracht.

per kojang:

in de oost- in de wesfc-

mousson. mousson.

Van Katavia naar Padang. ... ƒ 33 ƒ 49.

h Padang n Batavia . . . // 32 n 30.

„ Soerabaija u Padang . . . 38 // 55.

„ Padang „ Soerabaija. . „ 36 „ 34.

fonr voeding,

ƒ—,70 cents.

per hoofd daags

Van europesche ouderoiliciereu ol daar— medo gelijkstaande manschappen of

vrouwen.................

Van inlandsche onder-oflicieren, solda-

ten of vrouwen . . . Van kinderen.....

. . y —,25 //

. . ,/-,12V2 quot;


Alles gerekend half koper en half zilvergeld. Afschrift, enz.

-ocr page 9-

195

Tarief voor de hereJcening van het yewigt qf van de maat van een kojang scheepsruimte.

(stsbl. 1859 no. y)

Scheepsruimte

B E N A M I N G

per kojang

DER

A A V M K II K 1 N G E N.

G O E D E R E N.

=gt; p_ £ 3-6

3

~ — O

Aarde . .

Aardewerk en poree-lein......

Aardvruchten .

Affutage, (houten). .

Idem. (ijzeren) . .

(Levantsche Amlioen ,lt; Bengaalsche

(Perzische. Ankers, zrrare bov de 500 Ned. pd. Idem, ligte beneden\' de 500 Ned. pd.

1,800 j —

2,5

1,000

1,400

I 1,400 i 1.600

j Alle soorten van onbereide \'aarde, meestal voor kleur- of dck-stcf gebruikt, wordt verzonden ■in zakken, kisten of vaten, j Gepakt in kisten, manden, lenz. Hieronder zijn begrepen jalle soorten van grof en fijn aardewerk voor huiselijk gebruik, iservieseu, wasehstellen, kruiken, pijpen, potten, pannen, enz.

Zooals aardappelen, obies, jams, enz. worden verzonden tin manden of los.

; Alle soorten van rolpaarden, affuiten, sleden, enz. bestemd tot jhet dragen van en het manoeu-jvreren met geschut, neemt veel jplaats weg.

Idem van ijzeren.

Gepakt in kisten. De overvoer wordt bij afzonderlijke ,overeenkomst geregeld.

| Hiertoe behooren alle soorten van ijzeren scheepsankers, dreggen, enz.; zijn moeijelijk overte-nemen en nemen veel plaats weg. De overvoer van ankers boven jde 2000 Ned. pd. wordt bij afzonderlijke overeenkomst gere-\'preld.


B.

In ijzeren schuitjes, steen, \'.and, enz.

Ballast.

1,800

-ocr page 10-

196

B E N A M T N G

DEK

GOEDEREN

Scheepsruirate per kojang

AANMERKINGEN.

.r-, Cï O

IS lt;5

a c; quot;O

60.S § quot;g ^ ^

^.SP-d

•r-»

15


.Bamboe

Bindrotti

Beeldwerk

1,000 1,800

2,5 2,5 2,5

1,800 | 1,800 i

1.000

2,5

2,5 2,5

Beschuit . . . Blik in bladen Blikwerk. . . Blokwerk . . Boekwerken. .

Boonen, (zie katjang).

Borstelwerk.....

Boter in vaten . . . Idem in flesschen en

potten......\'

Brandspuiten . . . . Brood, (hard). . . . Buskruid......

1,800

2,5

Bijouterien, (echtequot;. .

Idem, valsche (zie kra-merijen.....

C.

Cement......

Chemicalien en geneesmiddelen. . . .

I

e gt;. . .

tting ) • • •

De overvoer wordt bij afzonderlijke overeenkomst geregeld.

Van marmer, steen, metaal,

ps, enz. De overvoer wordt bij afzonderlijke overeenkomst geregeld.

In vaten of zakken.

In kistjes.

In kisten.

In kisten.

Allerlei gedrukte stukken, kaarten globes, papier, schrijf-en teekenpapier in soorten, in kisten of pakken afgepakt.

In kisten.

Enkel of dubbel fust.

Meestal gepakt in kisten

In zakken of vaten.

Hieronder zijn begrepen alle soorten van amunitie, ernstvuurwerk, gevulde kardoesen, gevulde bommen en granaten, patronen, enz. De overvoer hiervan wordt bij afzonderlijke overeenkomst geregeld.

De overvoer hiervan bij afzonderlijke overeenkomst te regelen.

In kisten.

Hierbij behoord kalk, mortel, beton, enz.

Altijd in kisten gepakt. Hieronder behooren alle soorten van droogerijen, balsem, olie, zalven, zuren, zouten, enz. in de schei» en geneeskunde gebruikt.


-ocr page 11-

197

B E N A MING

Scheepsruimte per kojang

DER

6C.S g

■§-Q ^ S= Ö ^

AANMERKING E N .

GOEDEEEN.

— .fcp-d 3 ^

bij de: in k Ned.

Cochenille.....

1,350

_

D.

Dakpannen .....

Dingding. . . . . . Dranken ......

Droogerijen.....

Duigen, (zie houtwerk)

E.

Edelgesteenten en paar-len (echte) ....

Eetwaren......

Ertsen.......

Erwten, (zie katjang).

F.

Flesschen, (zie glaswerk) ......

Foelie.......

],800

2,5 2,5

2,5

2,5

Het gemiddeld gewigt van 100 stuks als basis genomen, worden los gestuwd.

Gepakt in kisten, vaten, manden enz.

Hieronder zijn begrepen, alle soorten van bier, wijn, sterke dranken, minerale wateren, azijn, enz. verzonden in flesschen, kruiken of fust.

Hieronder zijn begrepen alle soorten van gedroogde kruiden, bladeren, bloemen, vruchten, zaden, wortels, basten, in elk soort van inpakking.

1,800 1.800

2,5

De overvoer hiervan wordt bij afzonderlijke overeenkomst geregeld.

Hieronder zijn begrepen alle soorten van provisien, in blik, flesschen, potten, vaten, enz. op welke wijze ook geconserveerd, en welke niet afzonderlijk op dit tarief vermeld staan.

Hieronder zijn begrepen alle soorten van ertsen, steen en mineralen in onbereiden staat, behalve goud, platina en zilver.

1,000

2,5

Wordt verzonden in vaten.

-ocr page 12-

19S

BENAMING

DEK

Sclieepsruiime | per kojang i

A A N M E R K 1 N G E N.

S = i

lt;u • -a _ ts

G i

GO ED EK EN.

G.

Garen .

2,5

2,5

1,200

1,400 1,600

2,5

Geld en geldswaarde.

Geneesmiddelen . . .

Gereedschap- f metaal pen. ) hout .

Gesehenkgoederen, (kostbare) . .

„ i . i zwaar. Geschut, |ligt

Geweven stoften.

Hieronder zijn begrepen alle soorten van garens, katoenen, linnen, vlas, zijde, wol enz. in kisten afgepakt.

De overvoer van alle soorten van gouden, zilveren en koperen munt, alsmede van geldverte-genwoordigend papier wordt bij afzonderlijke overeenkomst geregeld.

Verschillende soorten worden meestal in flesscben. doozen, pakken kisten of fust gepakt.

Hieronder behooren al die soorten van werktuigen, welke door handwerkslieden tot het uitoefenen hunner beroepen gebezigd worden. Indien van ge-mengden aard, gedeeltelijk hout en gedeeltelijk metaal, zooals bijlen en hamers met steelen, dommekrachten enz. wordt de scheepsruimte daarvan bij ku-bieken inhoud berekend.

De overvoer hiervan wordt bij afzonderlijke overeenkomst geregeld.

Door zwaar geschut wordt verstaan alle vuurmonden van ijzer of metaal, boven de 500 Ned. pd.; door ligt geschut alle jbeneden die 500 Ned. pd. i De overvoer van geschut boven de 2000 Ned, pd. wordt bij afzonderlijke overeenkomst geregeld.

Hieronder zijn begrepen alle goederen van katoen, linnen.


-ocr page 13-

199

Geweren (zie wapenen). Glas en srlaswerk . .

2,5 2,5

1,000

1,800

1,800

Gommen en barsen.

Goud, (onbewerkt). .

Goud- en zilverwerk

Granen en peulvruch ten.......

Guano, (zie meststoffen) ....... hennip en vlas. hair, wol, zijde en andere stoffen, door middel van het weefgetouw vervaardigd; — worden verzonden in kisten, balen, pakken, enz.

Hieronder zijn begrepen alle soorten van flessehen, glaswerk, [spiegels, kristal, raamglazen» !glazen koralen, enz. I Hieronder zijn begrepen alle soorten van gommen, harsen, izooals gomelastiek, guttapertja, dammer, geta laboe, gom, kopal, Istiklak, schellak, benzoin, kam-jfer, harst, harpuis, enz. in onbe-reiden staat; worden verzonden in kisten, blokken, vaten, bamboe, enz.

Hiertoe behoort het goud in jbaren, staven, stofgoud, enz. ;De overvoer hiervan wordt bij [afzonderlijke overeenkomst ge-jregeld.

1 Hiertoe behoort al het bewerkte goud en zilver; ook de overvoer hiervan wordt bij afzonderlijke overeenkomst ge-jregeld.

Verzonden in zakken, balen. Hieronder zijn cok begrepen zaden, katjang, erwten, boonen, enz,

In zakken.


H.

Hennep, (zie vezelstoffen) .......

Hooi.......

2,5 2,5

In pakken, halen. Gepakt in bundels.


-ocr page 14-

200

BENAMING

DER

G O E D E 11E N.

Sclieepsruimte per kojang

A A N M E R K. IX GEN.

^3 ~a •2 ^ i *2 br

Hout en houtwerken,\\ zware, / middelsoort, \\ ligte, l

2,5

kromhouten,}

1.000

Huiden......i 1,050 i

Huisraad.

2,5

ld., (verw-).

Hieronder behooren alle balken, dolken, rondhouten, knieën, kromhouten, stijlen, palen, planken, duigen, enz. bewerkt of onbewerkt ; voorts al het hout bestemd voor huis-, water- of scheepsbouw. Hij het onbewerkte hout wordt 10 pCt. van den inbond van de berekening bijgevoegd.

Hieronder behooren alle ruwe houten, basten, wortels, enz. tot maken van verwstoffen bestemd.

Hieronder zijn begrepen alle soorten van gedroogde huiden en vellen.

Hieronder behooren alle soor-en van meubelen, tafels, banken, stoelen, kasten, kisten, bedden, kribben, kasernering- en hospitaal goederen.


Indigo......

1,150

Instrumenten, (fijne)

2,5

1,800

2,5

Instrumenten (gewone

Ivoor . . Ivoorwerk

In kisten.

Hieronder behooren alle phy-sische, meetkundige, scheikundige, sterrekundige, zeevaartkundige instrumenten, welke eene bijzondere zorgvuldige behandeling vereischen. De overvoer wordt bij afzonderlijke overeenkomst geregeld.

Hieronder zijn begrepen alle instrumenten, welke geene zorgvuldige behandeling vereischen, zooals distileer toestellen, weegschalen , unsters, enz.

Meestal in ruwen staat, als tanden verzonden.

In kisten.


-ocr page 15-

201

Scheepsruimte per kojang

BENAMING

D E It

GO EDEKEN.

^ .SJ-TS ■ -amp; rt-Ü

• -p p: ^ t-p.S quot; - 3_^

J.

Jnweelen (zie edelgesteenten) .....

— -

K.

Kaarsen......

2,5

Kalk, (zie cement). .

],SOO

Kaneel en kassia . .

soo

Kapok.......

700

Katjang in soorten. .

1,800

Katoen, (ruwe) . . . Ketels, (ijzeren en koperen) ......

700

2,5

Ketels, (stoom-). . .

Kettings, (ijzeren) . .

1,800

Kleedingstttkken . . . Kleinodien.....

2,5

Koffij.......

Kombuizen.....

Koper, (zie metaal). Koperwerk, (massief).

1,450

1,800 1,000

2.5

AAN MERKINGEN..

De overvoer hiervan wordt bij afzonderlijke overeenkomst geregeld.

In kistjes; hieronder behoo-ren alle smeer- ot\' vetkaarsen, waskaarsen, stearinekaarsen, enz.

Hieronder ook krijt, gips, enz. begrepen.

Wordt verzonden in fardee-len, kisten, pakken, enz.

In balen, manden of andere emballage.

Hieronder zijn begrepen alle \'soorten van erwten, boonen, enz, j In balen, krandjangs, enz.

Hieronder worden verstaan ketels besterad voor het koken, het bewaren van water, buskruid, enz.

De overvoer hiervan wordt bij afzonderlijke overeenkomst geregeld.

Worden meest altijd los mede gegeven.

In kisten.

De overvoer hiervan wordt bij afzonderlijke overeenkomst geregeld.

In balen.

Worden los mede gegeven. In staven, platen, bladen, enz. Het gegoten koperwerk als massief aantemerken.


-ocr page 16-

202

j Scheepsruinite R E N A M ING 1 per kojang

Sj.Sh aanmerkingen.

goederen. ! ^ \'

! 3 Z: 15 g

Koperwerk (hol). . .

2,5 2,5 2,5

900

Kramevijeu . , Kruidnagelen . Kruiwagens .

Hieronder zijn begrepen alle kisten, pannen, potten, enz. In kisten.

In vaten.


Laken en wollen stoffen (zie geweven stoffen) .......

Leder (zie huiden). .

Idem.......

Lederwerk.....

Lijnwaden, (zie geweven stoffen ....

Lood, (zie metaal). .

M.

Machine deelen, (zware)

Mand- en matwerk . 1 —

2,5 2,5

1,800 1,800

ld., (ligte) .

Maten in soorten . .

Marmer......

Meel.......

2,5

2.5 2,5 2,5

1,050

1,800

1,400

1.600

In kisten en halen.

Alle soorten van bereid leder, los geladen.

ld. als dezelve in kisten gepakt zijn.

In kisten.

In kisten en balen.

In rollen, platen, buizen, blokken, enz.

Hieronder zijn begrepen alle maoliine deelen van 500 tot 2000 Ned. pd.

Hieronder behooren die beneden de 500 Ned. pd. De overvoer van machine deelen, welke boven de 2000 Ned. pd. wegen of van bijzonder grooten omvang zijn, wordt bij afzonderlijke overeenkomst geregeld.

De grove soorten worden los mede gegeven; de andere in kis-of pakken.

Worden meestal afzonderlijk mede gegeven.

In platen, zerken, blokken, enz. ruw en bewerkt.

In vaten, blikken, enz.


-ocr page 17-

203

Scheepsruimte

BENAMING

D E II

GOEDEREN.

per kojang

55 T

^ - -a

AAN M E II KING E N .

In droogen staat, zooals guano, oliekoeken, poudrette, beenderen, meel, enz. in zakken, vaten ot\' kisten.

Hieronder behooren alle voorwerpen van liet een of ander metaal bewerkt, en welke niet spe-leiaal in dit tarief zijn genoemd.

Meststoffen .

1.800

Metaalwerk.

1,700

Metalen.....

1,800

Metselsteenen. . .

Mineralen

Munt en muntmate-riaien......

Muziekinstrumenten N.

kruid-

1.350 1,200 1,350

3,5

Nagelen , (zie nagelen) . . Notenmuskaat, (jjave). Idem, (geïnfecteerde) Nolenzeep ....

O.

Olie......

1,800

1,800

talen (behalve de edele) in natuurlijken staat dan wel in bla-j\'len, staven, blokken enz.

Hieronder zijn begrepen alle soorten van «rebakken steen bestemd voor den huisbouw. voor plaveisel, dekking, goten enz.

Hieronder behooren alle ertsen, steensoorten, aardsoorten, Ikristallen enz.

])t! overvoer hiervan wordt bij afzonderlijke overeenkomst geregeld.

lu kisten gepakt.

In vaten, kisten, enz. Id.

In kisten.

Hieronder zijn begrepen alle soorten van olie voor huiselijk en technisch gebruik, zooals: klapper-, katjang-, djarakboom-, patent-, lijn-, hout- verw-, terpentijnolie, enz. afgepakt in kisten, kelders, vaten, enz.


-ocr page 18-

1

201.

Scheepsruimte

BEN AMI N (}

per kojang__

DER

o -a

fcC= ET O

s ^ w

A A N M E R K 1 N G E N.

GOEDEREN.

cj a, ^3 tO • \'gt; \'a

OJ

13

15

Olieteiteii en reukwerk.

2,5

Hieronder zijn begrepen alle

soorten van reukolie in kisten,

P.

kelders of vaten.

Paarden ......

_

De overvoer hiervan wordt bij

afzonderlijke overeenkomst ge

regeld .

Paarlmoer.....

J.,800

Padie.......

1,400

In zaken.

Pannen, (zie dakpan-

Worden los ingenomen.

Id., (stalen of ijzeren)

,

zie ijzerwerk hol, en

staalwerk.....

2,5

Tn kisten.

Papier (zie boekwer

ken) .......

2,5

Peper, (ronde) . . .

1,200

Hieronder is begrepen zoowel

de zwarte als de witte peper en

afgepakt in balen.

Td., (staart-) zie ge

neesmiddelen . . .

2,5

Pik........

1,800: —

Wordt verzonden in vaten.

Planken, (zie houtwerk)

2,5

Projectielen.....

1,800

Hieronder bebooren alle ko

gels, ongevulde bommen, gra

naten, blikkedoozen, druiven,

enz., worden meest los mede

gegeven.

Provisien, (zie eetwa

ren .......

2,5

Hieronder zijn begrepen alle

soorten van geconserveerde eet

waren of vloeistoffen, bestemd

tot voedsel van menschen.

R.

Rijst.......

1,800

_

In balen.

Rondhouten, (zie hout

werken......

2,5

Ruw of bewerkt, voor het

ruwe hout wordt 10 pCt. van

den inhoud bijgevoegd.

\'1

11

-ocr page 19-

205

BENAMING

Scücepsruiiate per kojang |

DER

M.5g: |^-3j AANMERKINGEN. GOEDEREN, i

____: _____I 15 a

Rotting

Do overvoer hiervan wordt bij afzonderlijke overeenkomst

Sago.......! 1,350

Salpeter......1,800

Schelpen......1,800

2,5

9. S

1,800 1.350 1.S00

Schildpad in bladen . | ld., bewerkt . . . Sloepen .....

Suiker.......

Spek, (gezouten). . . Spijkers......

Staal.......1 1,800

Staalwerk, (massief) . | 1,700 ld., (hol)..... —

2,5

2,5

Steenen, (bak-). . . 1 1,800

Steeneu, (natuurlijke).! 1,800

Steenkolen

Stofgoud, (zie goud) onbewerkt .... Stroozakken, (zie zakken) .......

In kisten.

In vaten.

Worden los mede gegeven; kleine scheipen worden bij groote hoeveelheden in vaten afgepakt.

In kisten, pakken, enz. ld. Id.

De overvoer hiervan wordt bij afzonderlijke overeenkomst geregeld. Hieronder zijn begrepen alle soorten van vaartuigen, welke geheschen of ingezet worden.

In kannassers, balen, zakken.

Jn vaten.

Hieronder zijn begrepen alle ijzeren en koperen spijkers, nagels, enz.

in tobben , vaten of los.

Hieronder behooren alle soorten van stalen pannen, suikerpannen.

Hieronder behooren alle soorten van gebakken steen, zooals baksteen, dakpannen, vloerstee-nen, droogpijpen, buizen, goot-steenen, enz.

Hieronder begrepen alle soorten van gehouwen steen, zooals haardsteen, grafzerken, pilaren, vloersteenen.

De overvoer hiervan wordt bij afzonderlijke overeenkomst geregeld.

Id. Id.

In bundels.


-ocr page 20-

200

B E.N AMINO

I) E II

GOEDEREN. T.

Scheepsruimte | per kojang j

A AN ME RK I NG EN.

\'C --o

ZJ

Tabak ......

Talk........1,800

Teer.......

Terpentijn, (zie olie).I — !

Thee..............—

Tin........1 IjSOO

, ^Europeeschl 1,350

2 5 2,5 2,5

Touwwe,k!liidu\'ch^ j l!2uamp;

U.

Uurwerken . .

1.000

Uijen

V.

Vaartuigen .

8,5

Vaatwerk.

Ikarbouweu , .\'runderen

Vee, levend^

schapcn varkens

In pakken, vaten.

In vaten.

ld.

In kruiken, bussen.

In kisten.

In blokken.

In rollen, kluwen. De zware touwen {ifzonderlijk. Onder Eu-ropesche worden begrepen alle soorten van trossen, kabeltouwen, lijnen, schiemansiraren enz. en onder Indische, alle soorten van gemoetoe, Kaler-, Manilla-en andere touwsoorten.

De overvoer hiervan wordt bij afzonderlijke overeenkomst geregeld.

Hieronder zijn begrepen alle soorten, van uijen, knuP.ook,enz ; worden in manden verzonden.

De overvoer wordt hiervan bij afzonderlijke overeenkomst geregeld. Hieronder te begrijpen alle vaartuigen, welke niet aan boord kunnen worden ingezet of geheschen.

Hieronder is begrepen al hetgeen van gekuipte duigen is vervaardigd, zoo wel in geschaaf-iden staat. In h^t laatste geval de hoepels er bijzonder bij te rekenen, en vermeerdering van kojangsruimte.

Do overvoer hiervan wordt bij afzonderlijke overeenkomst geregeld.


-ocr page 21-

1

a 07

BENAMING

DEK

GO EDEKEN. Venv waren, (mineral.)

Idem, (andere) . . .

Vet en smeer, (zie talk) Vezelstoffen.....

Tr. . gezouten Visch, lt; ,

{gedroogd

Vla «ren,

:quot;OOg\'d

miicn, (zie geweven stoffen) ....

Vleesch , [-™uten;

(gedroogd

Vloeistoffen. . . .

Voertuigen ....

Vogelnesfjes . . .

Vruehten. (versehe) ïd., (ingelegd) zie pro-visien.....

W.

Wapens.....

Sdieepsruimte per kojang

■ r -ö ts - -ö

, O» ai

amp; \'-Q

1,350

1,800

2,5

1,800

2.5

1.35 0

2,5

2,5

2,5 2,5

2.5

A N M K UK IN G E N.

Hieronder zijn begrepen, loodwit, menie, vermiljoen, mine-Igeel, do groen do. blaanw, benevens alle verwen uit mineralen vervaardigd.

Hieronder zijn begrepen alle plantaardige en dierlijke venv-soorten, zooals zwartsel, beenzwart, dmkebloed, meekrap, behalve ehochenille en indigo.

In vaten.

Hieronder zijn begrepen alle soorten van hennip, vlas, koftb, enz; wordt meestal verzonden in gepreste balen.

In vaten.

In kisten, manden, pakken, enz.

Tn kisten, pakken, enz.

In vaten.

In pakken, kisten, enz.

Hieronder zijn begrepen alle vloeistoffen behalve kwikzilver, dranken, sterke en minerale wateren In ieder afpak middel afgepakt.

Hieronder zijn begrepen alle soorten van wagens, karren , kruiwagens sleden, rolpaarden 4 ffuiten.

De overvoer hiervan wordt bij afzonderlijke overeenkomst «reregeld.

^Id. Id. Id.

Hieronder zijn begrepen alle soorten van handwapens, gewe-


é

-ocr page 22-

208

BENAMING

D E ft

GOEDEREN.

Scheepsruimte i per kojaug__!

ègt;.a|. IjS?! AA.NMERK iNGEN.

— ■ ^3

is*quot;i iFquot;


Was.

ld........

Werk.......

Werktuigen, (zie ma-|

chinedeelen). . . Wijn, (zie dranken) .

Wol........

Wollen stoffen , (zie geweven stoften). . .

IJ.

1,800 I —

I

z o 3,5

2,5 2,5

2,5

ren, sabels, pieken, pistolen, klewangs, donderbussen, buksen, enz. In kisten of pakken afgepakt.

Alle soorten van boom- en bijenwas, stearine, enz. in blokken enz.

In kisten.

In pakken.

In kisten. In balen.


IJzer, (zie metalen) . j 1,800 j — Ijzerwerk, (massief).; 1,600 l —

2,5

ld., (hol)

Al het ijzer in staven, blokken, platen.

Massief alle soorten van gegoten , gesmeed ijzer, ijzer draad, enz.

Voor stukken, boven 2000 Ned. pd. zwaar, wordt de overvoer bij afzonderlijke overeenkomst geregeld. Onder holle ijzerwerken worden verstaan alle ijzeren pannen, kisten, ketels enz.


Z.

Zadels en zadel werk Zakken .....

2,5 2,5

2,5 2,5

Zeep. . Zeilen

In kisten of pakken. Hieronder zijn begrepen alle soorten van zakken van doek, goenie; stroo, enz.; worden verzonden in bundels. | In kisten.

i Los of in kisten.


-ocr page 23-

209

Scheepsruimte

BENAMING

per kojang

DEK

gein md.

quot;rt . — 5 quot;3

A A N M E R K I N G E N.

GOEDEREN.

quot;ë .ij o.! - 3

^ tn . | O

-

■ r-, pz a | agt;

2 ^ 1 ^ ^

Zilver.......

In staven, blokken, munt, enz. De overvoer hiervan wordt bij afzonderlijke overeenkomst geregeld.

Zilverwerk.....

De overvoer hiervan wordt bij afzonderlijke overeenkomst geregeld.

Zout.......

Id. ld.

Zwartsel......

2,5

In vaten.

Zwavel.......

1.800

Tn kisten of vaten.

Zwavelzuur, (vitriool).

Indien het alleen wordt ver

zonden wordt de overvoer daarvan bij afzonderlijke overeenkomst geregeld; anders zie geneesmiddelen .

Zijde, (ruwe)....

2,5

In balen, pakken, kisten, enz.

Zijden stoften. . . .

2,5

In kisten.

-ocr page 24-

210

Jlgemeene bepalingen.

Alle gelden, goederen en producten moeten in goede emballage afgepakt en in de kleinst mogelijke ruimte besloten zijn. Ter betrachting van dit laatste moeten van voorwerpen, uit verschillende gedeelten bestaande, de deelen zoo veel mogelijk in elkander worden geschoven en gepakt.

Bij de afpakking en verzending van gevaarlijke goederen, moeten de daarvoor bestaande of te geven voorschriften worden opgevolgd.

Van weeggoederen moet het gewigt uitgedrukt in Nederlandsche ponden, en van meetgoederen, derzelve grootste lengte, breedte en hoogte, uitgedrukt in Nederlandsche ellen, door de afzenders bij het factuur worden opgegeven; zullende bij de verzending van eene partij gelijksoortige goederen in gelijksoortig fus-tage of emballage afgepakt, het voldoende zijn de afmetingen van een dier fusten of balen op te geven, met vermelding van het getal fusten of balen, waarin dusdanige goederen besloten zijn.

Van goederen, waarvan de verzending zonder emballage geschiedt, als: gebakken steenen, dakpannen, marmeren en andere bewerkte steenen enz., waarvan de scheepsruimte bij het gewigt is berekend, moet door de afzenders het gewigt worden opgegeven van 100 stuks dier voorwerpen, voetstoots uit de massa genomen, welke gewigt de grondslag moet uitmaken voor de berekening der ruimte van de ge-heele partij.

Van goederen, niet bij het tarief voorkomende, moet zoowel het gewigt als de maat worden opgegeven. Voor het berekenen van de scheepsruimte van dusdanige goederen, moet het gewigt door den inhoud worden gedeeld; wanneer de uitkomst een gvooter cijfer aanwijst dan 720, dan moet het gewigt door 1800 en in het tegenovergesteld geval de inhoud door 2^5 worden gedeeld, ter verkrijging van de scheepsruimte in kojangs-

-ocr page 25-

il 1

ƒ. Voor liet berekenen der scheepsraiinte van een factuur in deszelfs geheel, moeten de meet- en weeggoederen respectivelijk door het getal in het tarief achter derzei ver benamingen gesteld, gedeeld, en de uitkomsten dezer bewerking uitgedrukt in honderdste deelen van eone kojang, bij elkander geteld worden , ter aantooning van de scheepsruimte in kqjangs van het geheele factuur; met uitzondering van de daarbij vermelde gelden, goederen of producten , voor welker vracht afzonderlijke overeenkomsten zijn aangegeven. Indien deze uitkomsten minder opleveren dan 0,01 (een honderdste) kojang, wordt echter niet minder dan 0,01 (een honderdste) kojang gerekend. ff. Die gelden, goederen en producten, welker vracht bij afzonderlijke overeenkomst is geregeld, moeten bij het daartoe betrekkelijk factuur, zonder vermenging met de overige goederen, en dus afzonderlijk, worden vermeld.

Bij het factuur moet overigens worden bekend gesteld, dat dusdanige gelden, goederen of producten niet begrepen zijn het vermelde cijfer der scheepsruimte van het factuur.

Vastgesteld bij besluit van den gouverneur-generaal van Nederlanrhch Indië van 3 Pebruarij 1859 no. 14.

Mij bekend;

De algemeene secretaris, A. Loudon.

-ocr page 26-

212

Reglement voor het Drijvend Droogdok te Onrust. (1)

(stsbl. 1850 no. 9).

Art. 1. Het drijvend droogdok te Onrust maakt een onderdeel uit van het marine-etablissement aldaar. Art. 2. Het personeel bij dat dok bestaat uit:

een dokmeester.....a(l ƒ 200 \'s maands.

een machinist.....n n 300 „

twee mandoors om dienst te doen als opzieners, ieder. ;/ „ 20 „

twee djoeroemoedies . u // 15 n

acht matrozen. . . u u u 10 n drie vuurstokers . . //.;/;/ 25 n Art. 3. De dokmeester is belast met het beheer van het dok en ontvangt als zoodanig de bevelen onmiddelijk van den directeur van het marine-etablissement. Voor zooveel betreft den aard en de wijze der reparatien aan gedokt staande of andere bodems, zoomede ten aanzien van de administratieve aangelegenheden, staat hij onmiddelijk ouder den constructeur der timmerwerf.

Art. 4. Oln van dok gebruik te kunnen maken, wordt eene schriftelijke toestemming vereischt van den komman-

(1) Dokgelden. Tarief, waarnaar geheven worden de dckgelden bij het gebruik maken van \'s lands drijvende drooge dokken te öoerabaija en te Onrust door Nederlandsehe of vreemde koopvaardijschepen.

Besluit 2S November 1SG0 no. 9 (stsbl. no. 1091.

lo. geene afmonstering van schepelingen van Nederlandsehe of vreemde vaartuigen zal mogen plaats vinden, dan met medeweten en goedkeuring van het hoofd van gewestelijk bestuur, hetwelk de magti-ging daartoe niet zal verleenen, dan nadat behoorlijke zekerheid voor verpleging en terugzending der af te monsteren schepelingen zal zijn gesteld, ten ware deze personen door de justitie alhier ter zake van misdrijf waren in hechtenis gosteld, of andere redenen van dringenden aard eene afwijking van het voorschrift noodzakelijk maken, op welke alsdan \'s Gouvernement^ goedkeuring behoort te worden gevraagd;

2o. dat als voldoende zekerheid steeds zal worden beschouwd de schriftelijke kennisgave van den Consul der natie, waartoe de at te monsteren schepelingen behooren, dat hij voor de rigtige terugbetaling der bedoelde kosten instaat.

-ocr page 27-

■213

dant van Z. M. zeemagt en inspecteur der marine. Bij liet daartoe strekkend verzoek moet de grootte van liet schip in tonnen, volgens den zeebrief opgegeven worden.

De directeur van het etablissement geeft van elke ver-lêende toestemming kennis aan den haven- en equipagemeester, die bij uitklaring hierop let.

Art 5. Alvorens in het dok te worden toegelaten, doet de kommanderende officier of gezagvoerder, wanneer het een partikulier schip geldt, eene opgave aan den directeur van liet etablissement, aantoonende, in Nederland-sche ellen, den diepgang vóór en achter van het vaartuig.

De directeur houdt een register aan naar het hieraan gehecht model A.

Art G, De dokgelden worden berekend overeenkomstig het hieraan gehecht tarief B.

Art. 7. Ten opzigte van de ontvangst of het verbruik van materialen en gereedschappen en van de administratie in het algemeen, gelden de voorschriften en tarieven, voor het marine-etablissement vastgesteld.

Art, 8. De aanvoer op Onrust, door partikuliere schepen, van artikelen voor hunne reparatie benoodigd, is verboden.

Art. !). De rekeningen der onkosten door partikuliere schepen worden, door den directeur geviseerd, aan den hoofd-administrateur der marine opgezonden, die daarvoor ordonnancien van storting in \'s lands kas uitreikt.

Art, 10. Alle schade aan het dok t.oegebragt door de schepen of derzelver bemanning, wordt ten laste dier schepen hersteld, behoudens het bepaalde bij art. 536 van liet wetboek van koophandel.

De geschillen te dier zake ontstaan worden, zonder vorm van proces, beslist door den kommandant van Zr. Ms. zeemagt in O. I., aan wiens beslissing alle partijen gehouden zijn onverwijld te voldoen, — onverminderd ieders bevoegdheid om daarna het geschil te onderwerpen aan den bevoegden regter.

Wanneer de schade in toegebragt door een partikulier

-ocr page 28-

214

schip, dal de reede van Batavia wenscht te verlaten vóór dat de schade hersteld is, worden de kosten daarvan begroot naar oenen billijken maatstaf en opgegeven aan den Itiiven- en equipagemeester, die daarop let bij de uitklaring.

Art. 11. De bepaling der volgorde , waarin de schepen tot het dok werden toegelaten, is aan den directeur van het «lablissenient overgelaten, die daarbij, zooveel mogelijk, tot maatstaf aanneemt den dag van aankomst bij het etablissement. Zr. Ms. schepen en vaartuigen van oorlog gaan immer voor; bij afwijking van dezen regel, rapporteert hij hiervan gemotiveerd aan den kommandant der zeemagt,

Art. 12. Op een in het dok staand schip mag geen vuur branden.

Art. 13. Wanneer een schip één ol\' meer nachten in het dok moet overstaan, kan het debarkeren der bemanning gevorderd worden.

Art. I 1-. Elk schip moet zijne eigene middelen bezigen lot het halen in- en uit- het dok.

Art. 15. Van geen schip mogen, onder welke omstandigheden ook, verhaal trossen als anderzins aan het dok vastgemaakt worden.

Art. 16. Het sloopen van stootwiggen als anderzins, ten behoeve van een in het dok staand schip, geschiedt ten laste van dien bodem.

Art. 17. Bij het in-en uithalen van schepen, wordt de zinking of rijzing van het dok door den dokmeester bestuurd.

Art. IS. De dokmeester zorgt, dat het drijvend droog-ihik en de bij hetzelve in gebruik zijnde goederen, steeds in eenen goeden staat verkeeren.

De machinist zorgt voor den goeden staat van het stoomwerktuig en al liet daartoe betrekkelijke.

Jiij het ontstaan van gebreken aaneen of ander, j-apporte-ren zij daarvan, ieder voor zooveel hem aangaat, onverwijld aan den directeur, die daarin ten spoedigste voorziet.

Art. 19. De directeur zorgt, dat iiet dok, vooral des nachts, behoorlijk wordt bewaakt door den dokmeester en het verder personeel.

-ocr page 29-

215

Art. 20. Bij kwestien, niet voorzien in dit reglement, wordt door den directeur de zienswijze van het mai\'ine-(iepartement gevraagd en opgevolgd.

MODEL A.

NAAM VA N

2

«1 ~

5J

1 ft

Vcrschul- I digdc dok-gelden in

Datum waarop men

.a i. O CJ ^

| U j U l

achter I \'

i-----1 I

l-IÏÜLt |

I .

I I i

| achter , | vquot;oor j

1 achter l

j_voorJ i achter|

Behooit bij art. 5 van het reglement voor het drijvend droogdok te Onrnaf (stsbl. 1856 no. 9N.

-ocr page 30-

216

B.

Tarief voor de onkosten van materialen, gereedschappen en werldoonen, welke in rekening worden gehragt aan schepen, die bij het marine-etablissement op het eiland Onrnst reparation ondergaan.

Houtwerken.

Het djatiehout wordt berekend volgens de bestaande tarieven, vastgesteld bij \'s gouvernements besluiten van 27 Junij 1S43 no. 9, voor regte houtwerken, en van 16 April 185-I. no. 6, voor kromhouten, met 50 pCt. ver-hooging.

Van alie houtsoorten, bestemd voor raast-en rondhouten , uit Europa ol\' van elders buiten de kolonie aangevoerd, wordt de geldswaarde, berekend volgens den inkoopsprijs, vermeerderd met al de daarop vallende kosten, en de alzoo verkregene som verhoogd met 39 pCt.

Materialen.

De materialen worden in rekening gebragt overeenkomstig de daardoor van gouvernementswege vastgestelde prijslijst.

Ingekochte materialen volgens den inkoopsprijs.

Voor het leggen aan de hoofden.

Van een vaartuig van 600 tonnen en daarboven,

per dag en nacht..........,ƒ\' 1 a,—

Van een vaartuig van 599 tot en met 300 tonnen. ,/ 10,—

Van een vaartuig beneden de 300 tonnen . . // 6,— Voor het leggen op de helling van een vaartuig van 200 tonnen en daarbeneden, voor de. 7

eerste dagen per dag en nacht, per ton . . // —,25

Voor de volgende dagen, per ton.....u —,30

Huurloonen van touw w e r k, gereedschappen, enz.

Touwwerk per Ned. duim dikte, per dag en nacht. ,/ —,40 Een kaapstander of spil, per dag en nacht . . » 2,—

\'i

-ocr page 31-

217

Een loefbak, per dag en nacht......f 1^

Een kielstut, per dag en nacht........1,50

De benoodigde dekstukken, per dag en nacht . „ —,50

Een kielvoet- of topblok, per dag en nacht. . ,/ 1,—

Alle andere blokken voor iedere schijf, per dag

en nacht...............—,20

Een vlot of vaartuig, per dag.......„ 4,—

Een mallejan wagen of andere vaartuigen, per dag. // 1,—

Pompen; voor eene pomp per dag.....„ 10,_

voor twee pompen per dag........ 15,_

voor iedare pomp meer per dag.........5,—

Stelling planken, per stelling van twee planken

met touwen, per dag en nacht.......—,30

Loopplanken, per dag en nacht.........._,50

Twee meertouwen, per etmaal....... 1,_

Ankers voor ieder 100 Ned. pd. zwaarte, per

dag en nacht..............__ 50

Voor het stokken van pik en het gebruik der

ketels, per dag.............3,_

Voor het uitnemen en weder inzetten van masten of boegspriet, daaronder begrepen het gebruik van het benoodigde touwwerk, de spillen , de mastbok en alle andere gereedschappen :

Voor een mast of boegspriet van een vaartuig

van 600 tonnen en daarboven....... 10O,_

Voor een mast of boegspriet van een vaartuig

van 599 tot en met 300 tonnen...... 75j_

Voor een mast of boegspriet van een vaartuig

beneden de 300 tonnen......... 40,_

Voor twee masten of voor een mast en boegspriet

van een vaartuig, vallende in de 1ste kategorie. „ 150,_

Voor twee masten of voor een mast en boegspriet

van een vaartuig, vallende in de 2de kategorie. „ 120,— Voor twee masten of voor een mast en boegspriet

van een vaartuig, vallende In de 3de kategorie. 85,_

Voor drie masten of twee masten en boegspriet

van een vaartuig, vallende in de 1ste kategorie. „ 180,—

3G

-ocr page 32-

218

Voor drie masten ol\' twee masten en boegspriet

van een vaartuig, vallende in de 2de kategorie. ƒ 150,— Voor drie masten of twee masten en boegspriet

van een vaartuig, vallende in de 3de kategorie. n 120,— Onder bepaling ecliter, dat de tot het uitnemen en weder inzetten dier masten benoodigde werklieden of koelies , buiten en behalve gemelde sommen, in rekening gebragt worden.

Voor het gebruik van dommekrachten, vijzels, kraan,-trek- of andere zagen, ringbouten, mastkrammen, sloep-nagels en van alle andere liandgereedschappen, wordt niets gerekend.

De huurloonen van de blokken, touwen of andere gereed-schappen, worden gerekend in te gaan met den dag dat die aan de schepen worden gebragt; en van den kaapstander, van den dag dat de touwen om de spillen worden gelegd.

Voor het gebruik van touwwerk en gereedschappen wordt nimmer miuder dan een geheelen dag in rekening gebragt.

W er k lieden.

De arbeidersloonen worden op de rekening gesteld, overeenkomstig met de aangegane contracten.

De arbeid door dwangarbeiders, aan in timmering liggende schepen verrigt, wordt bescliouwd als door vrije lieden te zijn geschied en mitsdien tegen de contractsprijzen berekend.

Des nachts toerkende wordt voor de loerklieden in rekening ge-Imqt hetgeen daarvoor bij overeenkomst aan den aannemer voor het leveren van Kerkvolk moet worden gevalideerd: voor de ie werk-t/estelde dwangarbeiders wordt naar denzel/den maatstaf gerekend.

Slechts een gedeelte van eenen dag of eenen nacht werkende, wordt daarvoor niets minder dan een halven dag-of nacht-, huur- of loon gerekend.

Ue pakhuishuur wordt berekend tegen ƒ 3 per dag; wordende het kruidmagazijn op Kuiper-eiland mede als zoodanig in aanmerking gebragt.

Bij het afsluiten van iedere onkostrekening, wordt het totaal bedrag derzelver niet tien ten honderd vermeerderd.

-ocr page 33-

219

BIJLAGE B.

Tarief der dohjelden.

Tonnemaat van het scliip volgens vertoonden zee-brief, elk last, onder wat benaming ook, voor twee tonnen tellende.

Centen per dag per ton.

fco ÓJ ; i

£

a

a,

-3 -Ö

0 O

r-i H


Van 600 ton en daar

beneden......31^

Boven 600 ton tot en

met 700 ton. . . . j 30 Boven 700 ton tot en

met 800 ton. . . . 28-\'-Boven 800 ton tot en met 900 ton. . . .

Boven 900 ton tot en met 1000 ton . . . 26i

Boven 1000 ton ... 25

311

30 28J 27 gt;

^\' a 26i 26

ISf I8i 17Ta ! 43 171 41} 17

46* 45

40

371

ie;


Behoort bij art. 6 van het Reglement voor het drijvend droogdok te Onrust (stsbl. 1856 no. 9).

-ocr page 34-

220

Reglement levaUende algemeene bepalingen, letreffende, dt Kamers van koophandel en nijverheid in Nederlandseh-Indië.

]. Op die plaatsen, waar de Gouverneur-Generaal het wenschelijk acht, worden Kamers van koophandel en nijverheid gevestigd.

De Gouverneur-Generaal wijst de kringen aan, waagt; binnen zich hare werkzaamheden bepalen.

2. De bestemming der Kamers is:

a. aan de regering, aan de hoofden der departementen van algemeen bestuur en aan de besturen der gewesten, binnen den aangewezen kring, hetzij op daartoe aan haar te kennen gegeven verlangen, hetzij uit zich zelve adviezen uit te brengen, inlichtingen te geven of voorstellen te doen over onderwerpen, die den landbouw, den handel, en het fabriekwezen betreffen.

b. aan landbouw ondernemers, handelaren in fabriekanten in het algemeen zoodanige mededeelingen te doen, als de Regering, de hoofden van departementeni en van gewestelijke besturen zullen verlangen of in het belang van landbouw, handel en fabriekwezen noodig achten.

3. De briefwisseling van de Kamers met de Regering en de hoofden der departementen van algemeen bestuur geschiedt door tusschenkomst van het hoofd des be-stuurs van het gewest, waarvan de belangen behar.deld worden.

In gevallen, die spoed vereischen, kan hiervan worden afgeweken. De Kamers zenden dan evenwel gelijktijdig, of zoo spoedig mogelijk afschrift der stukken aan het hoofd van gewestelijk bestuur, wien het aangaat.

4. Wanneer het tot het bekomen van inlichtingen of tot het doen van mededeelingen vereischt wordt, kunnen de Kamers zich onderling of met andere collegiën en personen in betrekking stellen.

-ocr page 35-

221

3, Om tot lid eener Kamer benoembaar te zijn wordt vereischt, dat men den ouderdom van 30 jaren hebbe vervuld en 3 jaren ingezeten van Nederlandsch-In-dië zij.

Bij voorkeur worden tot leden benoemd de bestuurders van ondernemingen van handel, landbouw of fabriekwezen of zij, die in eenige daarmede in verband staande betrekking zijn.

Ook consuls van vreemde natiën, mits Nederlanders zijnde, en die de vermelde vereischten bezitten, zijn benoembaar.

Twee o( meer leden van dezelfde firma en twee of meer bestuurders van dezelfde naamlooze vennootschap kunnen niet te gelijker tijd leden van dezelfde Kamer zijn.

De voorzitter en meer dan de helft der leden moeten Nederlanders zijn.

3. Het getal leden, steeds oneven, wordt voor iedere Kamer door den Gouverneur-Generaal bepaald.

Om da twee jaren treedt een derde der leden af.

De aftredende leden zijn op nieuw benoembaar.

Rij het vervullen eener tusschentijds opengevallene plaats wordt de nieuw benoemde geroepen om den diensttijd van zijnen voorganger aan te vullen.

De leden worden door den Gonverneur-Generaal benoemd uit eene voordragt van drie personen dooide Kamers opgemaakt.

De voorzitter wordt uit en door de leden gekozen.

De aftredende is weder benoembaar.

7. De Kamers benoemen eenen secretaris. Deze moet Nederlander zijn en den ouderdom van 23 jaren vervuld hebben.

De secretaris wordt benoemd voor den tijd van 3 jaren, maar is telkens weder benoembaar.

Bij de beraadslagingen van de Kamer heeft hij eene raadgevende stem.

-ocr page 36-

8. De voorzitter, de leden en de secretaris genieten geene bezoldiging uit \'s lands kas.

Tot het bestrijden van eene tegemoetkoming aan de secretaris voor zijne werkzaamheden, van de noodzakelijke kosten voor schrijfloon eu bureau-behoeften en voor andere kleine noodzakelijke uitgaven wordt maandelijks eene som ten behoeve der Kamers beschikbaar gesteld.

De Kamers doen daarvan jaarlijks, in de maand Februarij, rekening en verantwoording aan de alge-meene rekenkamer.

9. Elke kamer stelt haar reglement van orde vast, dat alvorens te worden ingevoerd, door den Gouverneur-Generaal moet goedgekeurd zijn.

Voorbijgaande bepalingen.

A. De eerste benoeming der leden van de Kamers geschiedt door den Gouverneur-Generaal.

B. De Kamers stellen een rooster van aftreding barer leden vast. Het lot bepaalt den tijd, waarop elk lid van de Kamer volgens dien rooster aftreedt.

Vastgesteld bij besluit van den Gouverneur-Generaaï. van Nederlandsch-Indie, van den 29cn October 1S63 no. 18.

Mij bekend: De Alyemeene Secretaris, A. Loudon.

Uitgegeven den 3 November 1863.

Be Algemeene Secretaris,

A. Loudon.

Bepalingen hetrehkelijk de eertificateu van Ned. oorsprong of bewerking, wegens goederen, ten uitvoer naar Ned.

Indië bestemd.

(Ned. staats-courant van 29 Junij 1849). De minister van binnenlandsche zaken brengt bij deze ter kennis van de belanghebbenden dat, ten gevolge eener koninklijke beschikking van 1 dezer, no. 187, de werkzaamheden betrekkelijk de certificaten van Ned. oorsprong ,

-ocr page 37-

223

wegens goederen ten uitvoer naar Ned. Indië bestemd, waarmede tot dusver het departement van hinnenlandschs zaken is belast geweest, te rekenen van 1 Jiüij aanstaande, zullen overgaan bij het departement van koloniën.

Van dat tijdstip af moeten de bedoelde certificaten, door de plaatselijke besturen, die ze hebben opgemaakt, met een geleidebrief regtstreeks worden gezonden aan het departement van koloniën.

Bij dat departement zal de inhoud dier stukken in een register worden ingeschreven, waaruit maandelijks een extract met den overlandpost aan den gouverneur-generaal in Ned. Indië zal worden gezonden.

Zoo veel mogelijk zullen de certificaten op den dag der ontvangst, na van een doorloopend register-nommer en van den stempel des departements van koloniën te zijn voorzien, onder bloot couvert (dus zonder geleidebriefj aan de plaatselijke besturen worden teruggezonden, ter uitreiking aan de belanghebbenden.

Van die besturen is echter een geleidebrief aan meergenoemd departement wenschelijk ter meerdere staving van de echtheid der ingekomen certificaten.

Bij de circulaire, over deze aangelegenheid aan de hee-ren provinciale gouverneurs uitgevaardigd, is de aandacht er op gevestigd, dat de plaatselijke besturen niet ligtvaar-dig hunne hulp behooren te verleenen in het verkrijgen van certificaten, omtrent de waarheid van welker inhoud zij redenen hebben te twijfelen; terwijl, indien genoemde besturen in getnoede overtuigd zijn, dat de declarant de vervaardiger van de door hem opgegeven voorwerpen niet is, zij hem tot den eed niet mogen toelaten, en dus ook geen certificaat voor hem behooren af te geven, mam-van\'hunne weigering en van de redenen, die daartoe hebben geleid, proces-verbaal moeten opmaken, en dit aan het departement van koloniën inzenden.

Mogten nopens de wijze van uitvoering van de in deze aankondiging vermelde schikkingen nadere inlichtingen worden verlangd, dan zullen de belanghebbenden zich

-ocr page 38-

224

daarover reeds van nu af regtstreeks aan het departement van koloniën behooren te wenden.

\'s Gravenhage, 2 Junij 1849.

De minister voornoemd, {get.) J. M. DE KEMPEN AER.

(Ned. staats-courant van 29 Junij 1849.) De minister van binnenlandsche zaken brengt, ten vervolge op de aankondiging van den 2cn dezer, ter kennis van de belanghebbenden, dat ten verzoeken van het departement van koloniën, aan de stedelijke besturen hier te lande zal worden opgedragen, om de aan het departement in te zenden certificaten van Ned. oorsprong, wegens goederen ten uitvoer naar Ned: Indië bestemd, steeds te doen vergezeld gaan van een duplicaat dier certificaten, geschreven of gedrukt op post- of ander dun papier. In dat geval stelt het departement van koloniën zich voor, de duplicaten eenvoudig tegen de originelen te doen col-lationneren, en de laatste daarna onmiddelijk geviseerd, rii de plaatselijke besturen te doen teruggaan.

De duplicaten zullen vervolgens, na in een hij dat departement berustend register te zijn ingeschreven, en voor zoover de inschrijving voor den SO0quot; van elke maand heeft plaats gehad, telkens met den overlandpost naar Indië gezonden worden, voorzien van hetzelfde doorloopende nommer, waaronder zij in het register zijn ingeschreven, en waarmede de originelen bij het viseren zijn gemerkt. \'s Gravenhage, 12 Junij 1849.

De minister voornoemd, {get.) J. M. DE KEMPENABR.

(Ned. staats-courant van 4/5 Augustus 1850). De minister van koloniën,

In aanmerking nemende, dat sedert de overbrenging bij zijn departement, van de werkzaamheden betrekkelijk de certificaten van Ned. oorsprong of bewerking wegens goederen ten uitvoer naar Ned, Indië bestemd, niet meer, zoo

-ocr page 39-

325

als vroeger, gevorderd wordt de bekendstelling van de soorten en de emballage dier goederen op het oogenblik der verzending, van de namen der afzenders, en van de scheepsgelegenheden waarmede de verzending plaats heeft: — dat de waarborg, welke de kennis van een en ander vroeger opleverde voor de identiteit der in de certificaten vermelde goederen en tegen het misbruik, hetwelk, ten nadeele van inlandsche nijverheid, van de certificaten van oorsprong kan worden gemaakt, door het gemis aan die kennis geheel en al verloren gaat, en dat het mitsdien, in het belang der nijverheid, wenschelijk is, met instandhouding overigens van de ten verleden jare ingevoerde regeling, de opgave van de bovenbedoelde bijzonderheden, even als zulks vroeger plaats had, te vorderen;

brengt ter kennis van de belanghebbenden;

dat de certificaten van Ned. oorsprong en bewerking, welke door de plaatselijke besturen worden afgegeven, voor goederen bestemd om naar Ned. Indië te worden uitgevoerd, door die besturen bij voortduring op den thans gebruikelrken en bij de aankondigingen van den minister van binnenlandsche zaken, van 2 en 12 Junij 1849, bekend gemaakten voet, in duplo aan het departement van koloniën zullen worden ingezonden, ten einde, wanneer dezelve aan geene overwegende bemerking, wat den vorm betreft, onderhevig worden bevonden, van den stempel des departements, en van een doorloopend register-nommer te worden voorzien, waarna de originelen zullen worden teruggezonden, ter uitreiking aan de belanghebbenden;

dat, in wederopvolging van het voorgeschrevene, bij aankondiging van den minister van binnenlandsche zaken, van 8 October 1842, die certificaten, vóór de verzending der goederen, door de betrokken reeders, cargadoors, kooplieden of andere afzenders, zullen moeten worden aangevuld met een door hen onderteekende verklaring, houdende eene duidelijke opgave van de kisten, balen, pakken of vaten, waarin de goederen worden verzonden, van de merken der emballage en van de soort, kleur, getal, el-

-ocr page 40-

226

lemaat, gewigt enz. der goederen, welke zich in iedere emballage bevinden;

dat de certificaten, voorzien van evengemelde verklaring, andermaal aan het departement van koloniën zullen moeten worden ingezonden, vergezeld van eene opgave van de namen van het schip en de gezagvoerder waarmede, en de haven van Ned. Indië, waarheen de goederen worden verzonden;

dat de certificaten alsdan bij gezegd departement zullen worden voorzien vau het volgende visum:

//Gezien en geregistreerd om bij lossing te........

//Uit het schip.............kapitein........

//de voorregten te genieten, aan de goederen van Ned oor-//sprong en bewerking toegekend.

ir\'s Gruvenhaye, den.........

,/Van wcge het departement van koloniën.quot; Dat de bovenbedoelde verklaring der betrokken reeders, cargadoors, kooplieden of andere afzenders, alsmede het evengemelde visum, bij het departement van koloniën zullen worden overgebragt op de aldaar berustende duplicaten;

Dat de originelen daarmede onmiddelijk aan de inzenders zullen worden teruggezonden, en de duplicaten met den eerstvertrekkenden laudpost verzonden aan het bestuur van Ned. Indië, ten einde bij aankomst der goederen in de haven van bestemming aanwezig te zijn eu met de originelen te kunnen worden vergeleken.

Wordende aan de belanghebbenden ten overvloede herinnerd, dat de certificaten van oorsprong of bewerking, steeds gelijktijdig met het goed waartoe zij hebben behoord, moeten worden afgezonder en daarmede in Ned. Indië aankomen; —dat de inhoud der kisten, balen, pakken, vaten enz., volkomen moeten overeenstemmen met de omschrijving, in de certificaten voorkomende; — dat in geen geval het bovenvermelde visum (zonder hetwelk de certificaten geene kracht hebben) wordt verleend, wanneer de schepen, waarin de goederen geladen zijn, reeds mogten zijn vertrokken ; — en dat zij mitsdien in hunne eigene belangen

-ocr page 41-

227

behooren te zorgen, dat de certificaten tijdig, vóór het vertrek der bodems, aan het departement van koloniën worden ingezonden, ten einde bij onverhoopte bevinding van gebreken de daaruit ontstaande vertraging niet tot hun nadeel strekke.

Het. vorenstaande zal worden toegepast op alle certificaten van Ned. oorsprong of bewerking, af te geven op of na den 15CI1 dezer, onverschillig wanneer de daarin vermelde goederen worden verzonden, voorts op alle certificaten, afgegeven vóór evengemelde dagteekening, wanneer de goederen, waartoe dezelve betrekking hebben, verzonden worden op of na den len September aanstaande; zullende mitsdien de goederen geladen in schepen, welke voor den l6quot; September aanstaande eene der havens van het rijk zullen hebben verlaten, vergezeld van certificaten, afgegeven voor den ISquot;quot; dezer, de voorregten aan den nationalen oorsprong of bewerking verbonden, nog genieten, al zijn die certificaten niet van het boven omschreven visum, maar alleen van den stempel van het departement van koloniën voorzien.

\'s Grawnlagt, 2 Augustus 1850.

De minister voornoemd, [get.) Chs. F. PAHÜD.

(Javasche Courant van 19 Februarij 1851 no. 15. De directeur der middelen en domeinen maakt bij deze bekend, dat ten gevolge der bepalingen, vervat in de dispositie van den minister van koloniën, dd. 2 Augustus 1850 no. 25, verhandeld bij besluit van den minister van staat, gouverneur generaal van Ned. Indië, dd. 10 November 1850 no. 36, opgenomen in de Javasche f-ourant van den 13cn dier maand no. 91, de certificaten van oorsprong niet kunnen worden geverifieerd, en bij gevolg ook niet als geldig kunnen worden aangenomen, dan ter plaatse, waar de goederen, volgens opgave bij de verzending uit Nederland, moeten worden ingevoerd.

-ocr page 42-

228

wordende mitsdien een ieder hierop indachtig gemaakt en aanbevolen, om, ter voorkoming van moeijelijkheden bij veranderde bestemming van goederen, de daartoe betrekkelijke certificaten van oorsprong vooraf te doen verifieren en waarmerken, ter plaatse aanvankelijk voor den invoer opgegeven en in Ned. bij het certificaat van oorsprong aangeteekend.

Batavia, 17 February 1851.

Be directeur voornoemd, [get) VAN DE GEAAFF.

(Ned. staats-courant van 28 Februarij 1852.)

De minister van koloniën brengt bij deze ter kennis van de belanghebbenden:

1°. dat, te rekenen van en met den 1quot; Julij 1852, alleen die certificaten van Ned. oorsprong wegens papier , bestemd om te worden verzonden naar Ned. Oost-Indië, bij het departement van koloniën zullen worden geviseerd, welke door de gemeente-besturen zijn afgegeven op de verklaringen van de falrielcaiiten; weshalve de certificaten van Ned. oorsprong, afgegeven op de verklaringen van Itan-delaren of afzenders van papier, na het opgemeld tijdstip, ongeviseerd, zullen worden teruggezonden;

2°. dat, ter bekoming van het visum, in de certificaten van oorsprong behooren te worden aangeduid, niet alleen de soorten van het ter verzending naar Ned. Indië bestemde papier; maar ook de watermerken en alle verdere bijzonderheden , welke kunnen dienen om de eenzelvigheid (identiteit) van de in de certificaten vermelde partijen papier aan te wijzen;

3°. dat, van de papiersoorten, welke niet zijn voorzien van watermerken, zulks in de certificaten van oorsprong bepaaldelijk behoort te worden vermeld, met opgave van de bijzondere merken, waarvan die papiersoorten mogten zijn voorzien, benevens de merken en nommers der emballage;

-ocr page 43-

329

4°. dat echter van kantnor- en andere soortgelijke boeken, certificaten van Ned, bewerking hunnen worden afgegeven op de beëedigde verklaring der fabriekanten van zoodanige boeken, houdende dat het tot dezelve gebezigde papier is van Ned. oorsprong, met vermelding van den naam des fabriekants, in wiens fabriek het papier is vervaardigd» mitsgaders van het watermerk of de andere bijzonderheden, waaraan dat papier te herkennen is.

Zullende aan zoodanige certificaten van bewerking almede het visum des departements van koloniën worden verleend.

\'s Gravenltage, 26 Februarij 1852.

De minister voornoemd, {get) Chs. F. PAHUD.

-ocr page 44-

230

Vend u k a n t o r e n.

Het algemeen beheer over de vendu-kantoren is opgedragen aan den directeur der middelen en domeinen.

De staatsbladen behelzen eene menigte bepalingen, betreffende de vendu-kantoren in Ned. Indië 1) Hieronder laten wij die volgen, welke geacht kunnen worden voor\' het algemeen, zoowel te Batavia als elders van belang te zijn.

Vele derzelve zijn niet in het staatsblad opgenomen, maar bepaald bij afzonderlijke gouvernements besluiten.

Alle openbare verkoopingen van roerende en onroerende goederen zullen niet anders mogen plaats vinden dan door tusschenkomst der vendu-kantoren, op verbeurte van het dubbele salaris voor zoodanige goederen bepaald (stsbl. 1S40 no. 11).

ïwee verkoopingen kunnen daags, met uitzondering van de zaturdagen, worden gehouden, terwijl van den Isten tot 15den Januarij van ieder jaar de vendutien stilstaan.

De 1ste en :3de woensdag in elke maand kan bestemd worden tot het houden van vendutien in het lokaal der beurs, ten gerieve van de kooplieden (stsbl. 1824. no. 41).

Twee maal \'s maands kan des avonds in een publiek lokaal de verkoop geschieden van vaste goederen, schepen en effecten (besl. comm. gen. dd. 22 December 1827 no. 27).

Eenmaal \'s weeks kan, in het lokaal der vendu-admi-nistratie of der beurs, verkooping worden gehouden van zoodanige geringe partijen meubelen en andere goederen, als welke geen afzonderlijke verkoop waard zijn (besl. comm. gen. dd. 22 December 1827 no. 21).

1

De instructien voor de ven du-kantoren zijn vastgesteld; voor Batavia bij stsbl. 1819 no. 81 -en voor Samarang, Soerabaija en de overige plaatsen op en buiten Java bij stsbl. 1822 no. 29. Die instructien zijn echter grootendeels bij latere bepalingen gewijzigd.

-ocr page 45-

231

De zatuidagen zijn bestemd tot het houden van verkoo-pingen voor gouvernements rekening of wel van losse goederen op regterlijk gezag (stsbl. 1820 no. 49).

In de westerafdeeling der Bataviasche ommelanden is een afzonderlijk vendu-kantoor gevestigd op den voet van stsbl. 1832 no. 29 (stsbl. 1858 no. 30).

De grens van het vendu-kantoor te Batavia strekt zich uit tot den lOden paal van den weg naar Buitenzorg (stsbl. 1859 no. 31.

Die personen, welke buiten de bovengemelde grens woonachtig zijn, zullen, wanneer zij hunne roerende goederen door tusschenkomst van het vendu-departement te Batavia wenschen te laten verkoopen, verpligt zijn dezelve, voor hunne rekening, in eenig binnen deszelfs ressort gelegen lokaal te doen overbrengen; het staat hun echter vrij, zonder tusschenkomst van het vendu-departement, hunne roerende goederen zeiven of door anderen in het openbaar te doen verkoopen, mits daartoe van de eerste plaatselijke autoriteit vooraf consent verzocht en verkregen zij, en zulks op verbeurte eener boete van f 1000.

De plaatselijke autoriteit zal nogtans die vergunning kunnen -weigeren.

Van iedere zoodanige vendutie zal, ten behoeve van den lande, worden geheven een vendu-salaris van 2 percent over het bedrag van het rendement, benevens een per mile voor de armen (stsbl. 1841 no. 11), waartoe belanghebbenden verpligt zijn, binnen drie maal 24 uren na de gehou-dene veiling, opgave te doen van het verkregen rendement, op verbeurte eener boete, ƒ 300 niet te bovengaande; zullende het verschuldigde salaris, linnen den tijd van acht dagen, moeten worden betaald aan het vendu-departement te Batavia op verbeurte eener boete van het dubbele van dat salaris.

Onroerende goederen, effecten en muntspecien mogen alleen verkocht worden door het vendu-departemeut te Batavia.

Ingeval buiten de jurisdictie van genoemd departement roerende goederen, hetzij bij wege van executie, hetzij als

-ocr page 46-

2S2

behoorende tot ah intestato boedels, moeten worden verkocht en die goederen de kosten van transport niet waard zijn, dan wel bestaan uit zoogenaamde opstallen {geene vastigheden zijnde), zullen deze op de plaats-zelve kunnen worden gevenduceerd. Deze verkoopingen zullen niet anders mogen geschieden dan tegen dadelijke betaling, vrijgesteld van alle vendu-salaris, procento\'s of recognitie ten behoeve van den lande of eenig beambte, behoudens nog-tans dat in rekening zullen geleden worden de onvermijdelijk daarop vallende ongelden van transport, beheer als anderzins (stsbl. 1859 no. 41). Gouv. besl. 9 Oct. 1840 no. 8. Zie Mr. Tollens, Wetten en Besluiten, Deel II, bladz. 377.

Voor vendutien boven de limieten van het district der stad en voorsteden van Batavia, zal ten koste van de ver-koopers in rekening mogen worden gebragt, voor onkosten voor wagenhuur, transportloon der vendu-tafel enz., eene som van ƒ 15 koper (als boven).

Op een en dezelfde vendutie kan, tegen gewoon en verminderd vendu-salaris, worden verkocht (apost. disp. 5 Dec. 1854 no. 3).

De verkoop geschiedt op een crediet van drie maanden na dato. en ook tegen contante letuling.

Voor verkoop op crediet wordt geheven vendu-salaris, het 1 per mille, opcenten voor de rekening en zegelgeld, ingeval de som boven de,/ 100 bedraagt; — tegen contante betaling wordt alleen berekend vendu-salaris en 1 per mille.

Onder een zes percent vendutie wordt verstaan de verkoop van boedels van vertrekkende of overleden personen, opstallen, rompen van schepen, vastigheden voor afbraak; diergelijke moeten opbrengen ƒ 3000 (artt. 4, 6 en 18 dei-instructie 1819 no. 81).

De kosten worden berekend als volgt:

De hoopers betalen: de koopsom, 6 pCt. vendu-salaris 1 per mille voor de armen, zegelgeld ingeval de rekening te^hoven gaat ƒ 100, 10 centen voor de rekening;

De verkoopers betalen: 1 pCt. van het verkoopbedrag,

-ocr page 47-

233

1 pCt. van het opgehoudene, 1 pCt. over de mindere opbrengst dan ƒ 3000.

Zegelgeld wordt berekend over het bruto bedrag der verkoopsom.

Onder een vier percent vendutie wordt verstaan de verkoop van objecten van handel uit de eerste hand (besl. comm. gen. dd. 22 December 1827 no. 21),\'door zeerampen beschadigde goederen, mits van die beschadiging blijke door een certificaat, verleend door de administratie der inkomende en uitgaande regten (besl. 4 Januarij 1842 no. 4). Deze moet opbrengen / 20,000. De kosten worden aldus berekend;

De /coopers betalen: de koopsom, 4 pCt. vendusalaris, 1 per mille voor de armen, zegelgeld, ingeval de rekening te boven gaat ƒ 100, en 10 centen voor de rekening.

De verkoopers betalen aan vendusalaris niets, indien zij meer verkoopen dan f 20,000; minder verkoopende moeten zij J pCt. betalen over de som, die de vendutie minder heeft opgebragt dan ƒ 20,000.

Zegelgeld wordt berekend over het bruto bedrag der verkoopsom.

Voor verkoopingen van gouvernements wege wordt geen vendu-salaris berekend op; Banka-tin, kamfer, peper, koffij, suiker en vogelnestjes; worden deze goederen van wege particulieren opgeveild, alsdan is het vendusalaris bepaald op 2 pCt., zoo als hier volgt.

Onder een hvee percent vendutie wordt verstaan verkoopingen van voorwerpen vran handel, voortbrengselen zijnde van Nederlandsch Indië (stsbl. 1829 no. 24). Deze moeten opbrengen ƒ 10,000.

De kosten worden aldus berekend:

De hoopers betalen; de koopsom, 2 pCt. vendu-salaris, 1 per mille voor de armen, zegelgeld, ingeval de rekening te boven gaat ƒ 100, en 10 centen voor de rekening.

De verkoopers betalen aan vendu-salaris niets, indien zij meer verkoopen dan ƒ 10,000; minder verkoopende moeten zij i pCt. betalen over de som, die de vendutie minder heeft opgebragt dan / 10,000.

-ocr page 48-

•234.

Zegelgeld wordt berekend over het bruto bedrag der verkoopsom.

De boeken {avond-vendutien] worden gehouden als de ^.s percent vendutien en zijn aide kosten hetzelfde; alleen wordt ƒ 20 als minimum en / 40 als maximum geheven, berekend ad 4 pCt. van het beloop van het vendu-rendement (resol. 15 April 1833 no. 7).

Voor onbewerkt goud of zilver, hetzij in staven, stof of anderzins, losse juweelen, ruwe diamanten en paarleo, alle soorten van vreemde muntspecien, alle nationale effecten of \'s lands schuldbrieven en bewijzen van aandeel of actiën van alle door het gouvernement erkende naamlooze maatschappijen, moeten de hoopers, ten genoege van het vendu-departement, stellen borgtogt voor de behoorlijke behoorlijke betaling van den koopschat en worden de kosten aldus berekent:

De hoopers betalen: de koopsom, 1 pCt. vendu-salaris, 1 per mille voor de armen, zegelgeld, 10 centen voor de rekening.

De vcrhoopers betalen: bij verhoop niets bij ophouding J pCt. vendu-salaris, en zegelgeld (stsbl. 1823 no. 47, 1829 no. 64, 1S31 no. 54, 1832 no. 44 en 1842 no. 54).

Aandeelen in geldleeningen, in maatschappijen in Nederland gevestigd en diergelijke actiën worden als losse goederen beschouwd en opgeveild tegen fi pCt. vendu-salaris.

Voor vaste goederen worden de kosten aldus berekend:

Ue hoopers betalen; de koopsom, 4 pCt. vendu-salaris, 1 per mille voor de armen, zegelgeld als boven, 10 centen voor de rekening.

De verkoopers betalen : 1 pCt. van het verkoopbedrag en J pCt. van het opgehoudene en zegelgeld over het bruto bedrag van het rendement (artt. 8—10 instructie, stsbl. 1819 no. 81).

Het verkoopbedrag wordt bij een zes percent vendutie in mindering gebragt voor het minimum van ƒ 3,000, maar bij een vier- of twee percent vendutie niet.

Schepen worden tegen 4 pCt. verkocht (artikel 18 instructie, stsbl. 1819 no. 81).

-ocr page 49-

285

Sterfboedels zonder onderscheid en verkoopingen op reg-terlijk gezag betalen geen minimum (stsbl. 1822 no. 20).

Zoo op een zes percent vendutie boedels of goederen op regterlijk gezag worden bijgebragt en verkocht, komt het verkoopbedrag iu het voordeel van het minimum van de vendutie van dien dag.

Van de geheele opbrengst van alle, bij openbare mededinging , hetzij al dan niet na voorafgaande oproeping dei-gegadigden , bewerkstelligd en niet voor rekening van het gouvernement plaats hebbende, verpachtingen of verhuringen van landerijen, suikermolens of andere fabrieken, van bazaars, vischvijvers, houtgewassen of van andere voortbrengselen van landbouw en nijverheid, zoo mede van den afstand of verkoop van onderpachten van \'s lands middelen door de daartoe bevoegde pachters, hetzij al deze door het vendukantoor dan wel door de notarissen of door eenig ander daartoe door de wet bevoegden persoon geschieden, zal aan het vendu-kantoor, binnen acht dagen door den kooper of pachter, op verbeurte eener boete van het duh-bele salaris, moeten betaald worden.

1 percent tot en met de som van. . . . / 25,000 f //van het meerdere boven ƒ 25,000 toten met// 50,000 « u // n u u // 50,000 ^ ff ff ff 100,000

f n if // // n i/100,000 ff ^ ff // 150,000

i // ft if if ff //150,000 ff ff ff //200,000

en J ff „ ff ff ff ff 2110,000

zegelgeld en ) per mille voor de armen (stsbl. 1841 no. 11).

Wanneer het in veiling gestelde wordt opgehouden moet i van het bepaald vendu-salaris worden betaald, gerekend over het, bedrslg, waarvoor het geveilde is opgehouden; zullende dat salaris nimmer minder mogen bedragen dan f 40.

Het vendu-kantoor belast zich niet noch is verantwoordelijk voor de inning en weder uitbetaling van eenig rendement of gelden hoe ook genaamd van dergelijke veilingen. Het staat belanghebbenden echter vrij dergelijke verpachtingen, verhuringen, afstanden of verkoopingen

-ocr page 50-

236

naar verkiezing te doen plaats vinden door hisschenkomst van het vendu-kantoor of van een notaris.

In het laatste geval moet, op verbeurte van eene boete van ƒ 100, daartoe aan het plaatselijk bestuur, met opgave van den dag der veiling, vooraf verlof gevraagd en bekomen zijn. Het plaatselijk bestuur geeft daarvan kennis aan het vendu-departement.

Het is aan alle notarissen of als zoodanig fungerende ambtenaren, op verbeurte eener boete van ƒ 1000, verboden van dergelijke veilingen enz. eenig contract op te maken dan nadat hun , door vertoon der vendu-kwitantie, zal zijn gebleken, dat het bovenvermelde vendu-salaris is betaald, zullende daarvan door hen in de acte melding moeten worden gemaakt (stsbl. 1.S40 no. 11).

Geene openbare loterijen zullen mogen worden aangekondigd en opengesteld, in welke een of mee.r prijzen in geld bestaan, dan na voorafgaande verkregen vergunning van het gouvernement, en staat het aan alle residenten en eerste plaatselijke autoriteiten vrij, om verzoeken tot het aankondigen en openstellen van loterijen voor roerende of onroerende goederen, niet toetestaan, bijaldien deze naar hun oordeel tot nadeel der gemeente zouden kunnen leiden (stsbl. 1811 no. 5).

Doot het vendu-kantoor wordt geheven 6 pCt. van het bedrag in geld van alle loterijen van roerende en onroerende goederen, die na verkregen consent zullen gespeeld worden, 1 per mille voor de armen en zegelgeld, alles te voldoen door dengene, door wien de loterij zal zijn aangelegd, en zulks vóór dat de loterij een aanvang zal mogen nemen, op eene boete van het dubbel van dat salaris (stsbl. 1819 no. 81 en 1841 no. 11).

De vendutien moeten worden gehouden van \'s morgens half negen tot. \'s namiddags één mn (stsbl. 1819 no. 81).

Van iedere verkooping zal een behoorlijke vendurol bij wege van proces-verbaal gehouden worden.

In de vendurollen mag niets doorgehaald, veranderd of bijgeschreven worden. Bij het ontdekken van eene fout.

-ocr page 51-

237

welke eene doorhaling, verandering of bijvoeging noodzakelijk maakt, zal de vendumeester daarvan in margine aanteekening houden en zulks dadelijk onderteekenen.

Niet dan hetgeen werkelijk verkocht is, mag in de vendu-rol worden geschreven; evenzoo moet gezorgd worden, dat alles wat opgeveild is, ofschoon het ook niet moge zijn verkocht, daarin worde opgeteekend.

Voor de vendurollen moeten de voornamen en namen behoorlijk opgegeven en daarin gesteld worden; de eene persoon kan voor rekening van een ander koopen, mits de namen van beiden worden opgeschreven en dat hij, die koopt door den vendumeester worde goedgekeurd om, bij wanbetaling van dengene, voor wien hij gekocht heeft, zelf het bedrag te kunnen voldoen (stsbl. 1S19 no. 81).

Vendutien van sterfboedels, van vertrekkende personen of op regterlijk gezag zullen aan alle andere voorgaan (stsbl. 1819 no. 81).

Vendu tien van vaste goederen op regterlijk gezag zullen worden gehouden te gelijk mzi andere vendutien (stsbl. 1820 no. 49).

Aan niemand zal meer dan één dag om de 14 dagen worden vergund, ten ware er geene andere verkoopingen mogten zijn aangevraagd (stsbl. 1819 no. 81).

Wanneer een aangevraagde en verkregen dag in het officieel nieuwsblad (de Java courant) is geannonceerd en de vendutie geen voortgang heeft, is men verpligt te betalen de volgende boete, als:

voor een 6 pCt. vendutie ƒ 30 // // 4 // ,/ n 1 GO

lf u 2 // ,/ ;/ 5 0

Bedorven of voor de gezondheid schadelijke provisien en dranken, paarden met kwaden droes of andere aanstekende ziekten mogen niet verkocht worden.

Wanneer iemand een paard heeft gekocht, hetwelk later blijkt ziek te zijn, kan hij, op vertoon van een geneeskundig certificaat, afgegeven door een erkend veearts, roija van den koop erlangen, mits hij daarvan aangifte doe linnen drie maul 24 nren.

-ocr page 52-

238

Voor den verkoop van oorlogsbehoeften is gouvernements vergunning noodig. Hieronder zijn niet begrepen jagtge-weren, pistolen (niet behoorende tot of gemaakt voor de militaire dienst), degens, sabels, pieken, krissen noch wapenen, welke behooren tot den inventaris van schepen en vaartuigen, en blijkbaar dienen moeten tot derzelver verdediging (stsbl. 1S19 no. 81.)

Ook mogen niet publiek worden verkocht, maar zullen door het gouvernement tegen taxatie worden overgenomen, verbeurd verklaarde wapenen en buskruid, met uitzondering nogtans van jagtkruid en kunstwapenen, welke na confiscatie publiek zullen mogen verkocht worden (stsbl. 1S34 no. 18). Goederen, naar monsters verkocht wordende, zullen deze monsters, verzegeld met de cachetten van het vendu-kantoor, van den verkooper en van een of twee uit de koopers, in bewaring blijven van het vendu-kantoor tot dat de levering zal geschied zijn.

Tot regeling van het vendu-salaris, zullen door vaste of onroerende goederen worden verstaan;

Landerijen en gebouwen, boomen en planten, die met hunne wortels in den grond vast zijn, alsmede vruchten en veldgewassen, die nog niet geplukt, afgesneden of in-geoogst zijn.

De beesten en de bouwgereedschappen, tot de bebouwing van een erf behoorende, de visschen, die zich in de vijvers bevinden, de persen, ketels, kuipen, vaten, gereedschappen tot eene fabriek of trafiek en dergelijke behoorende, en alle zoodanige roerende goederen, welke de eigenaar tot een blijvend gebruik bij zijn erf gevoegd heeft.

Bouwstoffen, afkomstig van de afbraak van eenig gebouw, of dezulke, die bestemd zijn voor de oprigting van een nieuw gebouw, zijn voor roerende goederen te houden: dezelve bouwstoffen, tot aanbouw zijnde gebruikt geworden, houden daardoor op als roerende goederen beschouwd ie worden.

Insgelijks schepen en schuiten, open of overdekt, van de grootte van vier lasten en daarboven.

-ocr page 53-

339

Geene onroerende goederen mogen verkocht worden, dan nadat de bewijzen van eigendom aan het vendu-departement zijn ingeleverd, en onderzocht is, of de verkooper geregtigd is tot den verkoop en of de grond- en andere lasten behoorlijk zijn aangezuiverd.

De stukken moeten, minstens drie dagen voor den verkoopdag, ter visie van (je.jadiyden ten vendu-kantoor ne-dergelegd worden.

Voor onroerende goederen zijn o. a. de navolgende inlichtingen en stukken noodig:

Magtiging van den eigenaar op den verkooper, met bekendstelling, of deze al dan niet geregtigd is liet rendement te ontvangen.

Is een pand bezwaard met hypotheek:

a. Opgave van het verschuldigde kapitaal en renten.

I. Bepaling aan wien de uitkeering van het bedrag der hypotheek en renten moet plaats hebben, zoo van den afstand van zijn regl door den hypotheekhouder blijkt.

Wordt een vast goed, met hypotheek bezwaard, door of namens den verbaudhouder bij executie verkocht, alsdan is de verbandhouder verpligt, om het verband te roijeren, alvorens hij uitbetaling van het hem aankomende bedrag kan erlangen.

Behoort een pand tot een boedel, waarin minderjarigen deelen, alsdan is voor Europeanen en vreemde Ooslerlingen het consent van den raad van justitie noodig, en voorde inlandsche bevolking van den landraad.

Bij verkoop op regterlijk gezag of bij wege van executie, behoort te worden overgelegd het vonnis van de betrokken regtbank, of de executoriale titel, krachtens welken wordt geageerd, alsmede opgave of er een huurcontract bestaat.

Voor Huizen.

De bewijzen van eigendom, ten einde het vendu-kantoor in staat te stellen te onderzoeken, of de verkooper geregtigd is tot den verkoop.

-ocr page 54-

240

De meetbrief, welke niet later mag gedagteekend zijn dan eene maand vóór den dag van verkoop, terwijl, bij de overlegging van eenen andereu meetbrief, volstaan kan worden met eene verklaring aan den voet van denzelven, aftegeven door den eerstaanwezenden gezworen landmeter dat bij het kadastraal bureau sedert geene mutatiën omtrent het bedoeld perceel bekend zijn (missive van den directeur der middelen en domeinen, dd. 3 Augustus 1853 no. 2116).

De verpondinythrief, ten blijke dat de grond- en andere lasten behoorlijk zijn aangezuiverd.

Als regel is echter aangenomen, dat, bij verkoop op regterlijk gezag of bij wege van executie, en voor het geval onroerende goederen worden verkocht, beboerende tot sterfboedels, waarin geene genoegzame gelden aanwezig zijn, om de grond en andere lasten te voldoen, de achterstallige belasting met de daarop verschuldigde boeten en kosten door den kooper behooren te worden aangezuiverd.

Voor Schepen.

Nederlanclsche: zeebrief, eigendoms-bewijs, wanneer de verkoop vrijwillig geschiedt; ter zake van onbevaarbaarheid, toestemming van het plaatselijk bestuur.

Nederlandsch-Indische: zeebrief, eigendoms-bewijs, meetbrief.

Varende onder vreemde vlag: zeebrief, (zie Nederlandsche), consent van den betrokken consul.

Pr aa u w e n.

Praauwen van de grootte van vier kojangs en daarboven worden als onroerende goederen beschouwd; minder metende dan vier kojangs, worden dezelve als roerende goederen verkocht. Benoodigd zijn : eigendoms-bewijs en meetbrief.

Contracten betreffende Landerijen.

Overeenkomsten, bewijs van opstals-regt—verleening, inventaris.

Bankactiën en andere effecten: magtiging van den eigenaar op den verkooper en consent tot overschrijving op den eventuelen kooper.

-ocr page 55-

241

De autorisatie van den resident is noodig voor den verkoop van wagenverhuurderijen.

Van verkoop op publieke veiling van tjunias moet, binnen li dagen, schriftelijk kennis worden gegeven aan het polioie-bureau (Javasche courant 1S60 no. 38).

De termijn van overschrijving van op publieke vendu-tiën gekochte onroerende goederen is bepaald binnen zeven en zes maanden na den dag van verkoop, al naar mate liet goed met hypotheek bezwaard is of niet (stsbi. 1834 no. 27).

Ingeval van geregtelijke uitwinning van roerende goederen, heeft de verkoop plaats door tusschenkomst van het vendu-kantoor der afdeeling, waarin het goed gelegen is (art. 497 B. K.)

De verkoop van goederen, binnen den kring van onderscheidene vendu-kantoren gelegen, kan niet gedaan worden, dan van het eene goed na het andere, behoudens nogtans, voor het geval de goederen aan den schuldeischer gehypothekeerd, en de niet gehypothekeerde goederen, of de goederen b\'nnen den kring van onderscheidene vendukantoren gelegen, gedeelten van eene en dezelfde bebouwing uitmaken, als wanneer, bijaldien de schuldenaar zich niet daartegen verzet, de verkoop van beiden to gelijk wordt vervolgd.

De verkoop heeft alsdan plaats door tusschenkomst van het vendu-kantoor, binnen welks kring de hoofdplaats der bebouwing of, bij gebreke van zulk eene hoofdplaats, dat gedeelte der goederen is gelegen, hetwelk in de grondlasten het hoogst is aangeslagen, en men berekent den prijs der gehypothekeerde en der niet gehypothekeerde goederen volgens den regel van art. 1220 B. W. (Zieartt. 498 en 499 B. R.).

Bij koop van onroerende goederen, boven de waarde van een duizend gulden, moet borgtogt worden gesteld.

Binnen drie maal vier en twintig uren kunnen koopers van onroerende of roerende goederen overschrijving erlangen op naam van een ander; bij die van onroerende goe-

37

-ocr page 56-

242

deren wordt het schriftelijk consent van de borgen vereischt, hetwelk echter vrij is van zegel.

De eerste koopers blijven aansprakelijk voor de betaling op den vervaldag (art. 22 stsbl. 1819 no. 81).

Gebouwen, verkocht wordende met concessie tot afbraak, na voorafgaande betaling van drie jaren verponding, worden gesorteerd onder losse of roerende goederen (resolutie 3 .Tulij 1835 no. 3).

Geene perceelen, voor eene som van ƒ 1000 of daarboven bij het middel der verponding aangeslagen, kunnen door het vendu-kantoor in de ommelanden worden verkocht; de verkoop van zoodanige vastigheden moet geschieden door liet vendu-kantoor te Batavia (stsbl. 1837 no. 25).

Vendu-extracten kunnen, op aanzoek van de verkoopers, binnen 14 dagen erlangd worden (art. 23 stsbl. 1819 no 81),

Wijders kan men bij het vendu-kantoor ook verkrijgen certiiicaten van slechts eenige der door verkoopers verkochte goederen, zooals van op publieke veilingen van de hand gezette beschadigde lijnwaden enz., welk een en ander kan erlangd worden tegen betaling van het, bij resolutie van den gouv.-gen., dd. 31 Jan. 1826 (stslil. no. 32), vastgestelde tarief.

Van alle boedels, waarvan de goederen bij verkoop niet meer dan ƒ 10 opbrengen, moeten gratis extracten uit de vendu-rollen worden uitgereikt, mits door de Wees- of Boedelkamer of door de Diakonie eene schrifteli jke verklaring worde gegeven, dat van deze boedels geene andere gelden onder derzelver beheer zijn en het saldo der nalatenschap mitsdien niet meer dan de som van ƒ 10 bedraagt; zullende, in het tegenovergestelde geval, de bepaalde leges voor de afgifte der extracten behooren te worden voldaan (stsbl. 1828 no. 22).

De vendu-meester heeft het regt, wanneer hij vermeent op grond zijner instructie aan iemand geen crediet te kunnen geven, dadelijke betaling te vorderen en, bij gebreke van dien of zoo geen bekend persoon voor hem te goed wil staan, het verkochte terstond wederom te doen op vei-

-ocr page 57-

243

len en andermaal te verkoopen; gelijk regt heeit hij, wanneer de kooper van vast goed staande de vendutie de ver-eischte borgen niet stellen kan; bij meerdere opbrengst zullen de eerste koopers geen voordeel genieten, maar gehouden zijn, om hetgeen de goederen bij tweeden verkoop minder renderen, te vergoeden (stsbl. 1819 no. SI).

De verkooper kan de som, welke de goederen bij tweeden verkoop minder dan bij eerste opveiling renderen, niet ontvangen dan nadat dezelve door liet vendu-kantoor zal zijn geïnd (stsbl. 1842 no. 16).

Geen crediet zal worden verleend dan aan ingezetenen op de plaats der verkooping gedomicilieerd en met wie het vendu-kantoor genoegen neemt. Vreemdelingen of personen aldaar niet gevestigd zullen van het crediet mogen gebruik maken, mits zij ten genoege van den vendu-meester een ingezetene vinden, die voor hen te goed staat.

Grediet wordt geweigerd aan personen, die aan het vendu-kantoor schuldig en in hunne betaling achterlijk zijn.

Hetzelve wordt almede geweigerd aan personen , die eene professie maken, van op de publieke vendutien te koopen anders dan onder borgtogt, ten genoege van het vendukantoor te stellen. Deze borgtogten zullen niet onbepaald mogen wezen, maar de som moeten uitdrukken tot welke dezelve loopen; boven het bedrag derzelve zal het crediet geweigerd worden (stsbl. 1820 no. 48).

Een ieder is verpligt, binnen den bepaalden tijd, voor op openbare verkooping gekochte goederen aan het vendu-kantoor te komen betalen den koopschat, ongelden en het zegel.

Voor verkoopingen, welke tegen dadelijke betaling gehouden zijn, zal de betaling, uiterlijk acht dagen naden dag van verkoop, op het vendu-kantoor moeten worden bewerkstelligd zonder eenige aanmaning.

Tot ontvangst van alle vendu-gelden zal de kassier dagelijks, met uitzondering van de zaturdagen, vaceren.

Betalingen, niet op de vastgestelde tijden geschiedende, zal eene boete van 2 pCt. voor ieder maand later worden verbeurd (stsbl. 1819 no. 81).

-ocr page 58-

244

Boete wordt niet langer berekend dan tot op het oogen-blik, waarop het regt van parate executie wordt verzocht, zoodat die boete in geen geval meer zal kunnen bedragen dan 6 pCt. van den verschuldigden koopschat stsbl. 1827 no. 27).

Boeten wegens te late voldoening van vendu-gelden worden niet meer gevorderd van diegenen, aan welke door het gouvernement uitstel van betaling is verleend en met wie, onder goedkeuring van het gouvernement, deswege schikkingen zijn gemaakt (stsbl. 1826 no. 23).

Betalingen, welke niet binnen den bepaalden tijd zijn voldaan, worden in handen gesteld van den deurwaarder, om de nalatigen te insinueren tot betaling binnen 14 dagen. Deze tijd verstreken zijnde, worden de nalatigen bij wege van renovatie andermaal aangesproken, om alsnog binnen 14 dagen, met bijbetaling der deurwaarders-knsten , aan het vendu-kantoor te betalen. Ook hieraan niet voldaan wordende, wordt verder op den weg van regten voortgegaan (stsbl. 1819 no. 81).

Wanneer een ambtenaar gelden aan den lande, bijv. wegens gekochte goederen op vendutien en dei-gelijken, mogt verschuldigd zijn, zullen dezelve altijd bij voorkeur worden ingehouden, al ware het ook dat er reeds kortingen len behoeve van particulieren mogten verleend zijn, welke dan zoolang zullen worden gestaakt tot dat de schuld aan den lande geheel zal /.ijn gekweten (stsbl. 1822 no. 49 art. 12).

Schulden van officieren aan het vendu-kantoor worden, binnen 6 maanden, aan den bevel voerenden generaal opgegeven en ingevorderd door korting op hun tractementen.

Bij overlijden van officieren, debiteuren, aan het vendudepartement, wordt daarvan opgave gedaan aan de commissarissen in de boedels, om uit de opbrengst derzelve, bij voorkeur van andere schulden, de vendn-schulden te voldoen; zulks is ook van toepassing op officieren der zeemagt, doch worden hunne schulden opgegeven aan het marine departement (besl. 30 October 1826 no, 12).

-ocr page 59-

245

en- l Zes maanden na den dag van verkoop, is het venclu-•ht, kantoor verpligt aan den verkooper of\'diens speciaal daar-ren i, toe gemagtigde betaling te doen. Voor verkoopingen, tegen 527 dadelijke betaling gehouden, zal die zes weken na den

dag van verkoop moeten volgen.

jen Tot gerief van belanghebbenden, worden verleend accep-

001. tatien tot betaling op den vervaldag.

net Wanneer evenwel de staat der kas zulks toelaat, kan

eo-e men ook vroeger den na zes maanden betaling erlangen, onder korting van dezelfde proceuto\'s, als de Javasche jiju Bank den koers van hare disconto ten aanzien der vendu\'s ter) ■ i, acceptatien heeft gesteld of verder stellen zal (stsbl. 1819

;:l no. 81 en 1828 no. 38).

ege Vendu-rendementen van nalatenschappen van officieren

leil .|i en manschappen der land- en zeemagt moeten, binnen lan \'■ 4 maanden nadat de verkoop der goederen heeft plaats aan -J gehad, worden uitgekeerd (stsbl. 1833 no. 64).

;ge- hi Voor verkoopingen, op regterlijk gezag gehouden; zal het vendu-kantoor, voor en aleer de betaling aan regt-ijv. I hebbenden te doen, aan den deurwaarder moeten uitbeen. i talen hetgeen hem aan voorschotten en salaris competeert eur («wt. 32 stsbl. 1819 no. 81).

gen ili Het gouvernement stelt zich civiliter aansprakelijk voor vel- ■ de uitkeering der door de vendu-kantoren in Nederlandscli ul,} Indië verkochte goederen (stsbl. 1847 no. 4). 49 In de instructie der veudu-kantoren voor Samarang en

Öoerabaija worden geene bijzondere, meldingswaardige be-[ell) palingen aangetroffen; de meeste steunen op deinstructieu 0p. voor het vendu-kanloor te Batavia (stsbl. 1819 no. 7),— ten. \'le,; besluit van den commissaris-generaal, dd. 22 Decein-(ju- ber 1827 no. 21 *) en stsbl. 1829 no. 24, hiervoren om--)m. I schreven.

|vej i: - Het bij de instructie (stsbl. 1822 no. 29) voor Samarang en te quot;rj: Soerabaija bepaalde minimum is gesteld op ƒ 1000.—(gouv.

der lij--

\'•et -■1) Zie Mr. L. J. A. Tollens, Verzameling van Wetteu en Besluiten welke niel in het staatsblad voorkomen. Deel I, blz. 262.

I

-ocr page 60-

246

besluit 24 Julij 1829 no. 1 en 19 September 1834 no. 6) 1).

Bij bovengenoemde kantoren kunnen mede vooruitbetalingen geschieden tegen dezelfde procento\'s, als waarvoor de Javasche bank den koers van hare disconto\'s ten aanzien der vendu-acceptatiën heeft gesteld of stellen zal (stsbl. 1830 no. 21).

Voor alle vendu-kantoren in Ned. [ndië, niet uitzondering van de drie hoofdplaatsen op Java, is bij stsbl. 1822 no. 29 eene instructie vastgesteld.

Het te heffen salaris is gelijk aan dat te Batavia, doch is omtrent de verdeeling, bij art. 11 der instructie voor de vendu-kantoren op de Kederlandsch Oost-Indische bezittingen buiten Java en Madura, (Batavia, Samarang en Soerabaija uitgezonderd), (stsbl. 1822 no. 29), het volgende bepaald;

Van de zeven percent, bij den verkoop van losse ofroe-rende goederen, bij den opslag, wordt genoten:

4 percent door den Vendumeester, 1 // ,/ n Venduschrijver, i i, n u Venduafslager, 1^ // // // Lande.

Als boven 7 percent.

Van de rijf percent, bij den verkoop van vaste of onroerende goederen, bij den opslag:

3 percent door den Vendumeester, i „ Venduschrijver,

i n n u Venduafslager, 1 n u h Lande.

Als boven 5 percent.

Van de zes percent, bij den verkoop van losse of roerende goederen, bij den afslag:

1 percent door den Vendumeester, i ,/ n n Venduschrijver,

1

Zie Mr. L. 3. K. Tollens, Verzameling van Wetten en Besluiten, welke niet in het staatsblad voorkomen. Deel I, blz. 326 en 415.

-ocr page 61-

247

i percent door den Venduafslagei\',

1 tt n n Lande.

Als boven 6 percent.

Van de vier percent, bij den verkoop van vaste of onroerende goederen, bij den afslag:

2 percent door den Vendumeester,

4 // n // Venduschrijver, i // u i, Venduafslager, l n n r Lande.

Als boven 4 percent.

Van een percent, op de losse of roerende goederen, die geveild, doch opgehouden worden:

i percent door den Vendumeester, ^ v u // Venduschrijver, i u tf t, Venduafslager,

1 u u n Lande.

Als boven ] pércent.

Van het een vierde percent op de vaste of onroerende goederen, dia geveild, doch opgehouden worden:

| percent door den Vendumeester, •sy n u ti Venduschrijver,

-jV tt n u Venduafslager, h tt u n Lande.

Ah boven i percent.

Van de zes percent, bij het uitspelen van loterijen:

2 percent door den Vendumeester,

1 n n n Venduschrijver,

1 ti n ti Venduafslager,

2 2 tt ti u Lande.

Ah boven 6 percent.

Bij verpachtingen, verhuringen, enz., die door middel van het vendu-departement geschieden, zal, indien het in veiling gestelde wordt opgehouden, een vierde gedeelte van het, bij art. 3 stsbl. 1840 no. 11 bepaalde, vendu-salaris moeten betaald worden, gerekend over het bedrag waarvoor het geveilde is opgehouden; zullende dat salaris echter nimmer minder mogen bedragen dan / 40.

-ocr page 62-

246

besluit 24 Julij 1829 no. 1 en 19 September 1834 no. 6) 1).

Bij bovengenoemde kantoren kunnen mede vooruitbetalingen geschieden tegen dezelfde procento\'s, als waarvoor de Javasche bank den koers van hare disconto\'s ten aanzien der vendu-acceptatiën heeft gesteld of stellen zal (stsbl. 1830 no. 21).

Voor alle vendu-kantoren in Ned. Indië, met uitzondering van de drie hoofdplaatsen op Java, is bij stsbl. 1822 no. eene instructie vastgesteld.

Het te heffen salaris is gelijk aan dat te Batavia, doch is omtrent de verdeeling, bij art. 11 der instructie voor de vendu-kantoren op de JSederlandsch Oost-Indische bezittingen buiten Java en Madura, (Batavia, Samarang en Soerabaija uitgezonderd), (stsbl. 1822 no. 29), het volgende bepaald:

Van de zeven percent, bij den verkoop van losse of roe-re) ide goederen, bij den opslag, wordt genoten:

4 percent door den Vendumeester, 1 ,/ ,/ ,/ Vendu schrijver, i ,/ n u Venduafslager, li // // // Lande.

Als boven 7 percent.

Van de vijf percent, bij don verkoop van vaste of onroerende goederen, bij den opslag;

3 percent door den Vendumeester, i „ n „ Venduschrijver, i // n u Venduafslager, 1 ,/ ,/ „ Lande.

Als boven 5 percent.

Van de zes percent, bij den verkoop van losse of roerende goederen, bij den afslag:

4 percent door den Vendumeester, h n n v Venduschrijver,

1

Zie Mr. L. J. A. Tollens, Verzameling van Wetten en Bes.uiten, welke niet in het staatsblad voorkomen, Deel I, blz. 326 en 415.

-ocr page 63-

247

i percent door den Venduafslager,

1 // // // Lande.

Ah hoven 6 percent.

Van de vier percent, bij den verkoop van vaste of onroerende goederen, bij den afslag:

2 percent door den Vendumeester,

■i ,/ n u Venduschrijver, i // ,/ Venduafslager,

1 n n r Lande.

Als boven 4 percent.

Van een percent, op de losse of roerende goederen, die geveild, doch opgehouden worden:

i percent door den Vendumeester, 4 ,/ t, n Venduschrijver, ^ ,/ n !, Venduafslager,

1 // u u Lande.

Ah boven ] percent.

Van het een vierde percent op de vaste of onroerende goederen, dia geveild, doch opgehouden worden:

J percent door den Vendumeester, A n n u Venduschrijver, -j\'j // // u Venduafslager, is n ft n Lande.

Als boven | percent.

Van de zes percent, bij het uitspelen van loterijen:

2 percent door den Vendumeester,

1 /, n n Venduschrijver, i u u ff Venduafslager, 2^ v n f[ Lande.

Ah boven 6 percent.

Bij verpachtingen, verhuringen, enz., die door middel van het vendu-departement geschieden, zal, indien het in veiling gestelde wordt opgehouden, een vierde gedeelte van het, bij art. 3 stsbl. 1840 no. 11 bepaalde, vendu-salaris moeten betaald worden, gerekend over het bedrag waarvoor het geveilde is opgehouden; zullende dat salaris echter nimmer minder mogen bedragen dan ƒ 40.

-ocr page 64-

248

Het bij artt. 3 en 7 stsbi. 1840 no. 11 bepaalde vendu-salaris zal, met uitzondering van Batavia, Samarang en Soerabaija, alwaar hetzelve geheel ten voordeele van den lande komt, worden verdeeld in volgende voege: \\ gedeelte voor den Vendumeester, u „ // Venduschrijver, J „ „ n Venduafslager, ^ „ n „ Lande, (stsbl. 1840 no. 11).

De Javasche Bank escompteert vendu-acceptatiën van de verschillende plaatsen op Java en van de Buitenbezittingen, die met Java eene geregelde stoomcommimicatie hebben. Zie advertentien van president en directeuren der Javasche Bank van 6 Mei 1851 en 21 November 1855, Javasche Couranten van 14 Mei 1851 en 21 November 1855 (Tollens, Verzameling van Wetten en Besluiten, Deel II, blz. 284 en 439).

-ocr page 65-

249

Muntwezen in Nederlandsch-Indië.

(Stsbl. 1854 no. 6;gt;).

PUBLICATIE.

Fan wege en in naam des konings.

De gouverneur generaal van Nederlandsch Indië.

Den raad van Nederlandsch Indië gehoord;

Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, SalutI\'doet te weten;

Dat hij heeft goedgevonden en verstaan:

Kerstelijk; Bij deze openlijke afkondiging te doen van;

1°. do wet van den lsten Mei 1854 (Ned. stsbl. no. 75), lot regeling van hèl muntwezen in Neclerlandseh-Tndië, luidende als volgt:

Wij WILLEM III, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemhurg, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:

Alzoo wij in overweging genomen hebben, dat art. 59 der grondwet bepaalt, dat het muntstelsel in de koloniën en bezittingen van het rijk in andere werelddeelen wordt geregeld door de wet;

dat bij koninklijk besluit van den I2d,!n Junij 1839 (stsbl. no. 37), de Nederlandsche gulden, zoo als dezelve bij de wet van den 22s\'cn Maart 1839 (stsbl. no. 6) voor dit rijk is bepaald, verklaard is te zijn de standpenning van Ned. Indië, en dat die penning uit kracht van de publicatie van onzen gouverneur-generaal van Ned. Indië, van 26 Maart 1846 (stsbl. no. 10), thans wordt vertegenwoordigd door den recepis;

Zoo is het, dat wij, den raad van state gehoord, en met gemeen overleg der staten-generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk wij goedvinden en verstaan bij deze:

Art. 1. \'s Rijks rauntspecien in Ned. Indië zijn zilveren standpenningen, zilveren en koperen pasmunt en gouden negotiepenningen.

-ocr page 66-

250

Art. 2. De standpenningen zijn de volgende zilveren muntstukken ;

de Nederlandsche yuUleu, zijnde ook de eenlieid van het muntstelsel voor Ked. Indië;

de rijksdaalder of het stuk van hoee en een halve yulden; de halve gulden;

zoo als zij zijn verordend bij de wet van 26 November 1847 (stsbl. no. 69).

Art. 3. Zilveren pasmunt zijn :

het stuk van J [een vierde) gulden,

het stuk van ^ [een tiende) gulden -,

het stuk van j\'-j (een twintigste) gulden.

Art. 4. Koperen pasmunt zijn:

de cent of het honderdste van den gulden

de halve cent.

De beeldenaar en middellijnen worden door ons bepaald bij een in het staatsblad te plaatsen besluit.

Het gewigt der muntstukken wordt, binnen een jaar na het in werking brengen dezer wet, door de wet geregeld en de uitgifte bepaald.

Art. 5. De negotiepenningen zijn de gouden Willem-,

de dubbele en halve Willem;

de gouden dukaat en de dubbele dukaat.

zoo als zij zijn verordend bij de wet van 26 November 1847 (stsbl. no. 69).

Art. 6. Het gewigt van het stuk van | gulden is dne

wigijes. honderd tachtig dnizendsten van een ivigtje;

van het stuk van T\'tt gulden, een wigtje, twee honderd vijftig dnizendsten van een wigtje;

van het stuk van zes honderd tien dnizendsten van een wigtje.

De ruimte in gewigt is: voor het stuk van i gulden, zes duizendste; voor het stuk van gulden, tien duizendste; en voor het van gulden, twaalf duizendste gedeelten van het gewigt voor elk stuk bepaald, zoowel boven als beneden dat gewigt.

-ocr page 67-

251

Art. 7. Het gehalte der zilveren pasmunt is zeven honderd twintig duizeudsteu (0,7120), met eene ruimte van twee duizeudsten, zoowel boven als beneden dat gehalte.

Art. S. De beeldenaar der zilveren pasmunt is: aan de voorzijde \'s rijks wapen tusschen de aanduiding der geldswaarde j.....GG, G, bene

vens liet jaartal en het omschrift: Nederlaudsch Indië met zoodanige verkortingen als de grootte van het stuk vereischt en aan de keerzijde de aanduiding der geldswaarde in de Maleiselie en Javaansche talen.

Oeze stukken worden in den ring gemunt, met eenen staanden kartelrand.

Art. 9. De middellijnen der zilveren pasmunt worden door ons bepaald bij een in het staatsblad te plaatsen besluit.

Art. 10. De aanmunting van pasmunt voor ISed. Indië geschiedt alleen voor rekening van den staat en krachtens eene, in elk geval door ons te verleenen magtiging, tevens bepalende het bedrag der aanmunting.

Dit bedrag wordt telken jare in de staatscourant medegedeeld.

Het maximum van elke soort uit te geven pasmunt wordt, binnen drie jaren na het in werking brengen van deze wet, door de wet bepaald.

Art. 11. De negotiepenningen zijn geen wettig betaalmiddel.

Niemand is verpligt zilveren pasmunt tot een hooger bedrag dan tien gulden o\'\' koperen pasmunt tot een hooger bedrag dan twee gulden in betaling aan te nemen.

Art. 12. Vreemde zilveren muntspecien, waarvan de koers, op de innerlijke waarde gegrond, door ons, op voorstel van het koloniaal bestuur is bepaald, worden in \'s lands kassen in Ned. Indië in betaling aangenomen.

Art. 13. Geene valsche, vervalschte, in waarde verminderde, verminkte of geschonden muntspecien worden in \'s lands kassen aangenomen, en is niemand gehouden dusdanige specien aan te nemen.

-ocr page 68-

252

Art. li. Alle thans in Ned. Indië wettig omloopende betaalmiddelen blijven voorloopig op den bestaanden voet gangbaar.

Art. 15. Het verbod van invoer van kopermunt, uit de buitenbezittingen in Ned. Indië naar Java en Madura,

wordt gehandhaafd.

Art. 16. Binnen drie jaren na het in werking treden dezer wet, wordt het bedrag van omloopende kopermunt verminderd tot op de hoeveelheid, die als koperen pasmunt zal blijken noodig te zijn.

Binnen een gelijk tijdsbestek worden de recepissen, uitgegeven krachtens de publicatie van don gouverneur-generaal van Ned. Indië, van den 4den Februarij (stsbl. van Ned. [ndië no. 3) buiten omloop gesteld, nadat aan de houders de gelegenheid tot inwisseling tegen zilveren munt, gulden om gulden, zal zijn verstrekt.

Art. 17. Oe. reoepissen verjaren twee jaren na alloop van den termijn , voor de geheele verwisseling te stellen.

Art. 18. Maandelijks wordt door den gouverneur-generaal openbaar gemaakt het bedrag der ingetrokken kopermunt en der ingewisselde en vernietigde, alsmede dat der nog niet ingewisselde recepissen.

Art. 19. Jaarlijks, te beginnen met 1 Januarij 1855, wordt door onzen minister van koloniën aan de staten-generaal gezonden een verslag omtrent de uitvoering aan de tegenwoordige wet gegeven.

Art. 20. De middelen tot dekking der uitgaven, noodig tot regeling van het muntwezen in Ned. Indië worden gt; door de wet vastgesteld.

Art. 21. Ten aanzien van de vervolging en bestraffing hier te lande der misdrijven, gepleegd met opzigt tot \'s rijks muntspecien, in de tegenwoordige wet vermeld, worden deze gelijk gesteld met de nationale gangbare muntspecien.

Art. 22. Op een nader door ons te bepalen tijdstip, zal deze wet in Ned. Indië afgekondigd en in werking ge-bragt worden.

-ocr page 69-

253

Alle vroegere, met de tegenwoordige wet strijdende, verordeningen zijn van dat tijdstip af vervallen.

Lasten en bevelen, dat deze in het staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, collegien en ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te Amsterdam, den Isten Mei 1854.

WILLEM.

2°, de wet van den Isten Mei 1854 (Ned. stsb!. no. 76),

tot aanwijzing der middelen tot herstel van het muntwezen in Ned. Tndi\'é, luidende als volgt:

Wij WILLEM 111, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of hoeren lezen, Salut! doen te weten:

Alzoo wij in overweging genomen hebben, dat het noo-dig is, om tot de volledige uitvoering dev wet tot regeling van het muntwezen in Ned. Indië, aan te wijzen, zoowel de vermoedelijk daartoe noodige uitgaven als de middelen, bestemd om in die uitgaven te voorzien;

Zoo is het, dat wij, den raad van state gehoord, en met gemeen overleg der staten generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk wij goedvinden en verstaan bij deze:

Art. 1. De begrooting der uitgaven, noodig tot regeling van het muntwezen in Ned. Indië, wordt vastgesteld tot een bedrag van ƒ 36,000,000.

Art. 2. Tot dekking der uitgaven , in art. I omschreven , worden aangewezen:

lquot;. uit de beschikbare middelen van het dienstjaar 1851, bij\'srijks schatkist voorhanden, eene som van/-\'S, 179,\'147:48;

2°. uit de opbrengst der veilingen van gouvernements producten in Nederland, over het jaar 1852, eene som van ƒ 5,564,098:33;

3°. uit de opbrengst der veilingen van gouvernements producten in Nederland, over het jaar 1853, eene som van f 9,500,000;

-ocr page 70-

254

■i0. de in Ned. Indië reeds aanwezige en voor uitgegeven recepissen gedeponeerde zilveren specie;

5°. de opbrengst van het kopergeld, thans reeds gedeponeerd of nader uit den omloop te trekken, en dat, na te zijn ongangbaar gemaakt, zal worden verkocht op zoodanige wijze en tijdstippen, als nader door ons zullen worden bepaald.

Art. 3. In de middelen tot verdere dekking van de in art. 1 toegestane uitgaven wordt nader door de wet voorzien.

Lasten en bevelen, dat deze in het staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, collegien en ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te Amsterdam, den lquot;0quot; Mei lS5i.

WILLEM.

3°. het koninklijk besluit van den 24-s\'en Mei 1S54 no. 64, luidende als volgt;

Wij WILLEM III, lij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nasiau, Groot Hertog van Luxemburg enz., enz., enz.

Gezien art. 22 van de wet van 1 Mei 1851 (stsbl. no. 75), tot regeling van het muntwezen van Ned. Indif\', houdende dat die wet op een nader door ons te bepalen tijdstip in Ned. Indië zal worden afgekondigd en in werking gebragt;

Op de voordragt van onzen minister van koloniën, van den 2Ü,lcn Mei 1S54 no. 14:

Hebben goedgevonden en verstaan;

Te bepalen, dat de voormelde wet tot regeling van het muntwezen van Ned. Indië, aldaar zal worden afgekondigd en in werking gebragt op den l5\'611 September aanstaande.

En is onze minister voornoemd belast met de uitvoering van het tegenwoordig besluit.

Het loo, den ii-i*4\'quot; Mei 1854.

(get.) WILLEM.

4°. Het koninklijk besluit van 3 Junij 1854 (Ned. stsbl. no. 83), luidende als volgt

-ocr page 71-

255

Wij WILLEM III, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje—Nassav, Groot-Hertog vau Luxemburg enz-, enz., enz.

Gezien art. 9 dei\' wet van den l5\'\'11 Mei 18faé (stsbl. no. 75), houdende, dat door ons zullen worden bepaald de middellijnen der zilveren pasmunt voor Ned, Indie, bij een in het staatsblad te plaatsen besluit;

Nog gezien de artt. 2 en 5 der voormelde wet, bij welke is bepaald, dat \'s rijks standpenningen en negotiepenningen voor Ned. Indië zijn ^de standpenningen en negotiepenningen, zoo als zij zijn verordend bij de wet van den 26s,cn November 1^47 (stsbl. no. 69), tot regeling van het Nederlandsohe muntwezen;

Gelet op liet koninklijk besluit van 29 Junij 1848 (stsbl, no. 27) tot bepaling van de middellijnen der verschillende bij de laatstvermelde wet verordende muntspecien;

Op de voordragt van onzen minister van koloniën van den •Ziquot;\' Junij 1854, lit, H. no. 15.

Hebben besloten en besluiten:

Art. 1. De middellijn der zilveren pasmunt voor Ned. Indië wordt bij deze bepaald als volgt:

voor het stuk van J gulden op negentien (19) strepen: voor het stuk van gulden op vijftien (15) strepen; voor liet stuk van gulden op twaalf en een halve (12^) strepen.

Art. 2. Het opgemeld koninklijk besluit van den 29ste,, Junij 1848, wordt bij deze toepasselijk verklaard voor Ned. Indiii, voor zooveel betreft de in dat besluit vervatte bepalingen omtrent de middellijnen der standpenningen en de negotiepenningen.

En is onze minister voornoemd belast met de uitvoering dezes, hetwelk in het staatsblad zal worden geplaatst. Het Loo, den S\'1®quot; Junij 1854.

WILLEM.

Ten tweede. Te bepalen, dat de in art. I hierboven bedoelde wetten koninklijke besluiten in werking treden met

den l5t0n September 1854.

-ocr page 72-

256

Ten derde. Bij deze gelegenheid tevens te brengen ter kennisse van het algemeen:

1°. de wet van 26 November 1847 (Ned. stsbl. no. 69), tot regeling van het Nederlandsch mnntwezen, luidende als volgt: Wij WILLEM II, hij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prims nan Oravje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of hooien lezen, salut! doen te weten :

Alzoo wij in overweging genomen hebben, dat op het standpunt, waarop de hermunting der oude zilveren geld-specien bereids is gekomen, bet wenschelijk moet geacht worden, in het Ned. muntwezen, het stelsel van den enkelen zilveren standaard aan te nemen, daarbij andere verbeteringen in te voeren en voorts al de bepalingen, dat muntwezen voor de toekomst betreffende, in ééne wette zamen te vatten;

Zoo is het, dat wij, den raad van state gehoord, en met gemeen overleg der staten-generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk wij goedvinden en verstaan bij deze;

Art. 1. \'s Rijks muntspecien zijn standpenningen, pasmunt, en negotiepenningen.

Art. 2. De standpenningen zijn de volgende, zilveren muntstukken:

de gulden, zijnde de eenheid van het Ned. muntstelsel.

de rijksdaalder of het stuk van twee en een halve gulden.

de halve gulden of het stuk van vijftig cents.

Art. 3. Zilveren pasmunt zijn:

het stuk van vijf en twintig cents.

het stuk vau tien cents.

het stuk van van vijf cents.

Art. 4 Koperen pasmunt zijn;

de cent of het honderdste gedeelte van den gulden;

de halve eent.

Art. 5. De negotiepenuingen zijn:

de gouden Willem,

-ocr page 73-

257

(k gouden dukaat;

van beide deze stukken kunnen dubbele geslagen worden en van het eerste stuk ook halve.

Art. 6. De gulden bevat negen wigtjes, vier honderd vijftig duizendsten van een wigtjes jijn zilver.

Het gewigt van den gulden is tien wigtjes, met eene ruimte van drie duizendsten van dat gewigt, zoowel boven als beneden hetzelve.

1 Het gehalte is negen honderd vijf en veertig dnizendsten (0.945), met eene ruimte van anderhalf duizendsten, zoowel boven als beneden dat gehalte.

Art. 7. Het gewigt van den rijksdaalder is vtjf en twintig wigtjes,

van den halven gulden vijf wigtjes,

van het stuk van vijf en twintig cents drie wigtjes, vijf honderd vijf en zeventig dnizendsten van een wig/je,

van het stuk van tien cents een en vier honderdduizend-sten van een wig/je,

van het stuk van vijf cents zes honderd vijf en tachtig dni-zendsten van een wigtje.

De ruimte in gewigt is, voor den rijksdaalder twee duizendsten, voor den hal ven gulden vijf duizendsten, voor-het stuk van vijf en twintig cents zes duizendsten, voor het stuk van tien cents tien duizendsten, en voor het stuk van vijf cents twaalf duizendsten gedeelten van het gewigt voor elk stuk bepaald, zoowel boven als beneden dat gewigt.

Art. 8. Het\' gehalte van den rijksdaalder en van den halven gulden is aan dat van den gulden gelijk en dezelfde ruimte wordt voor hetzelve toegestaan.

Het gehalte der zilveren pasmunt is zes honderd veertig dnizendsten (0,640), met eene ruimte van vier duizendste zoowel boven als beneden dat gehalte.

Art. 9. Het gewigt van de cent is drie wigtjes, acht honderd, vijf en veertig duizendsten van een wigtje, dat van de halve cent een wigtje, negen honderd twee en twintig, duizendsten van een wigtje; beiden worden vervaardigd uit zuiver koper.

-ocr page 74-

258

Op deze stukken wordt eene ruimte in het gewigt toegestaan van een vijftigste gedeelte van het gewigt van elk stuk, zoowel boven als beneden hetzelve.

Art. 10. De beeldenaar der standpenningen is als volgt;

op de voorzijde \'s konings borstbeeld, tot omschrift voerende den naam des konings, met de woorden: Koning der Nederlmuhn, Groot-liertog van Luxemburg, met zoodaijige verkortingen als de grootte der stukken vereischt;

op de keerzijde het wapen des rijks, tussoher. de aanduiding der geldswaarde: . . G, 1 . . G, en | . Gr, tot omschrift voerende : Muiii van het Koningrijk der Nederlanden, met de noodige verkortingen en het jaartal.

Op de stukken van eenen gulden en eenen halven gulden staat onder het wapen: 100 cents, en 50 cents met zoodanige verkortingen als rioodig wordt bevonden.

Gemelde stukken worden gemunt in den ring.

De rijksdaalder en de gulden hebben tot randschrift de woorden: God zij met ons.

De halve gulden wordt raet eenen staanden kartelrand gemunt.

Art. 11. De beeldenaar der zilveren pasmunt is aan de voorzijde \'s konings borstbeeld met een omschrift, gelijk aan dat der standpenningen, en aan de keerzijde 25,10 en 5 cents, tusschen twee eiken takken, benevens het jaartal.

Deze stukken worden in den ring gemunt, met een staanden kartelrand.

Art. 12. De beeldenaar der koperen pasmunt is: aan de voorzijde de gekroonde naamletter des konings, benevens het jaartal, en aan de keerzijde het wapen des rijks, tusschen cijfers 1 . . C en i . . . C.

Deze stukken worden in den ring gemunt.

Art. 13. De gouden Willem bevat zes wigtjes, zes en vijftig duizendsten van een wigtje fijn goud.

Het gewigt van den gouden Willem is zes wigtjes, zeven honderd negen en twintig duizendsten van een wigtje, met eene ruimte van ander half duizendste gedeelte van dat gewigt, zoowel boven als beneden hetzelve.

-ocr page 75-

259

Het gewigt van den dubbelen gouden Willem is dertien wigtjes, vier honderd acht en vijftig duizendsten van een wigtje, met eene ruimte van een duizendste van dat gewigt, zoowel boven als beneden hetzelve.

Het gewigt van den halven gouden Willem is drie wigtjes , drie honderd vier en zestig en een half duizendste van een wigtje, met eene ruimte van twee duizendsten van dat gewigt, zoowel boven als beneden hetzelve.

Het gehalte van den gouden Willem, alsmede dat van den dubbelen en halven, is negen honderd duizendsten (0,900), met eene ruimte van een lialf duizendste, zoowel boven als beneden hetzelve.

Art. 14. De beeldenaar van den gouden Willem is als volgt:

op de voorzijde quot;s konings borstbeeld, tot omschrift voerende den naam des konings, met de woorden: Koning der \'Nederlanden, Groot-Hertog van Luxemburg, met zoodanige verkortingen als de grootte van het stuk vereischt.

Op de keerzijde het wapen des rijks, tusschen twee eikentakken, hebbende tot omschrift, aan de eene zijde van het wapen de cijfers 6w729 en aan de andere zijde 0,900, met het jaartal boven het wapen.

De beeldenaar van den dubbelen en halven gouden Willem is aan dien van den enkelen gelijk, met dien verstande echter, dat op de wapenzijde de cijfere 6w729, voor het eerste stuk door 13w458, en voor het laatste door 3w3645 vervangen worden.

Deze stukken worden gemunt in den ring.

De enkele en dubbele gouden Willem hebben tot randschrift de woorden: God zij met ons.

De halve gouden Willem heeft eenen staanden kartelrand.

Art. 15. De gouden dukaat bevat drie wigtjes, vier honderd vier en dertig en een half duizendste van een wigtje fijn goud.

Het gewigt van den gouden dukaat is 3 wigtjes, vier honderd vier en negentig duizendsten van een wigtje, met

-ocr page 76-

200

met eene ruimte van anderhalf duizendste gedeelte van dat gewigt, zoowel boven als beneden hetzelve.

Het gewigt van den dubbelen dukaat is zes wigtjes, negen honderd acht en tachtig duizendsten van een wigtje, met eene ruimte van een duizendste van dat gewigt, zoowel boven als beneden hetzelve.

Het gehalte, zoowel van den enkelen als van den dubbelen gouden dukaat, is negen honderd drie en tachtig duizendsten (0,988), met eene ruimte van een half duizendste, zoowel boven als beneden hetzelve.

Avt. 16. De heeldenaar van den enkelen en dubbele gouden dukaat is;

op de voorzijde een geharnaste man, tusschen het jaartal, met het omschrift: Concordia res panae crescunt, en

op de keerzijde, binnen een vierkant; Mo. Anr. Be//. Belgii ad legem imperii.

Deze stukken worden op den vrijen stempel gemunt en hebben eenen kartelrand.

Art. 17. De middellijnen der verschillende muntspecien worden door ons bepaald bij een in het staatsblad te plaatsen besluit.

Art. 18. Het staat ieder vrij de zilveren standpenningen en de gouden negotiepenningen te doen n.unten in \'s rijks munt, wanneer geene werkzaamheden voor het rijk zulks verhinderen.

De muntmeester is niet verpligt partijen goud beneden de honderd Nederlandsche ponden, noch partijen zilver beneden de duizend Nederlandsche ponden aan te munten.

Door ons wordt het muntloon, hetwelk door bijzondere personen wordt voldaan, vastgesteld bij een in het staatsblad te plaatsen besluit.

De zilveren en koperen pasmunt wordt alleen voor rekening van het rijk geslagen.

Art. 19. In de staats-courant wordt jaarlijks medegedeeld hoeveel van elke muntspecie, in het laatstvoorgaande jaar, aan \'s rijks munt voor het rijk en hoeveel voor bijzondere personen is aangemunt geworden.

-ocr page 77-

261

Art. 20. De negotiejiejiningen zijn geen wettig betaalmiddel.

Niemand is verpligt zilveren pasmunt, tot een hooger bedrag dan van tien gulden, of koperen pasmunt tot een hooger bedrag dan van één gulden, in betaling aan te nemen.

Art. 21. Geene nagemaakte of valsche muntspeciën noch ook muntspecien, naai; deze wet of naar de wet van 2S September 18]6 (stsbl. no. 50) en latere wetten vervaardigd , wanneer die eenigzins vervalsoht, in waarde verminderd, verminkt of geschonden zijn, worden in s\' rijks schatkist aangenomen, en is niemand gehouden dusdanige muntspecien aan te nemen.

Art. 22. De muntspecien, in het vorige artikel vermeld, in vervalschten, in waarde verminderden, verminkten of geschonden toestand aan de landskautoren aangeboden, worden aldaar, evenzeer als alle nagemaakte en valsche muntspecien, aangehouden, en na het afgeven van bewijs der aanhouding, aan raden en generaal meesteren der munt opgezonden, om na onderzoek of, en na uitspraak dat dezelve zich werkelijk in zoodanigen toestand bevinden, te worden doorgesneden en alzoo aan de aanbieders te worden teruggegeven.

Op dezelfde wijze worden door raden en generaalmees-teren der munt gehandeld ten opzigte van alle muntspecien, welke aan hun onderzoek worden onderworpen, wanneer die in onvoldoenden toestand zijn bevonden.

Art, 23. Vóór den 31en December 1850 worden nadere wettelijke bepalingen gemaakt omtrent de gouden stukken van tien en vijf gulden, volgens de wetten van 28 September 1816 (stsbl. no. 50) en 22 December 1825 (stsbl. no. 80) gemunt.

De muntspecien blijven wettig betaalmiddel, zoolang de bij het vorige lid bedoelde wettelijke bepalingen niet tot stand zijn gebragt.

Art. 2i. Al de wetten tot regeling van het Nederland-sche muntwezen, van vroegere dagteekening dan de wet van 18 December 1815 (stsbl. no. 90), worden ingetrokken.

-ocr page 78-

263

De krachtens de ingetrokken wetten geslagen muntspeciën blijven echter op den voet der wet, waarbij zij werden ingesteld, gangbaar, voor zoover zij niet bij de wet zijn of worden buiten omloop gesteld.

Lasten en bevelen, dat deze in het staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten , collegien en ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te \'s Gr wc tallage, den 26stcn November 1847.

WILLEM,

20. het koninklijk besluit van 29 Junij 1848 (Ned. stsbl. no. 27), luidende als volgt:

Wij WILLEM II, hij de gratie Gcds, Koning der Nederlanden , Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Imxemberg enz., enz., enz.

Gezien artikel 17 der wet van 26 November 1847 (stsbl. no. 69), houdende «dat door ons zullen worden bepaald de middellijnen der verschillende muntspecien bij een in het staatsblad te plaatsen besluit.quot;

Gezien de voorstellen van het collegie van raden en generaalmeesteren der munt, van 19 Junij 1848 no. 1327/937.

Op de voordragt van onzen tijdelijken minister van financiën van 27 Junij 1847 no. 74/561 G. S.

Hebben besloten en besluiten;

De middellijnen der verschillende muntspecien te bepalen , als volgt:

a. Voor de standpenningen;

van den rijksdaalder of het stuk van twee en een halve gulden op acht-en-dertig (38) strepen;

van den gulden, op acht-en-twintig (28) strepen;

van den halven gulden of het stuk van vijftig cents, op twee-en-twintig (22) strepen.

b. Foor de zilveren pasmunt:

van het stuk van vijf-en-twintig cents, op negentien (19) strepen.

van het stuk van tien cents, op vijftien (15) strepen;

-ocr page 79-

263

van het stuk van vijf cents op twaalf en een halve {12-|) strepen.

c. Voor de koperen pasmunt:

van de cent of het honderdste gedeelte van den gulden op twee en twintig (22) strepen ;

van de halve cent, op zestien (16) strepen.

d. Voor de negoliepenmngei\'.:

van den dubbelen gouden Willem, op zes en twintig (26) strepen;

van den gouden Willem, op twee en twintig en een halve (22i) strepen;

van den halven gouden Willem, op achttien (18) strepen;

van den dubbelen gouden dukaat, op zes-en twintig (26) strepen;

van den gouden dukaat, op een-en-twintig (21) strepen;

Onze tijdelijke minister van financien en het collegie van raden en generaalmeesteren der munt, zijn belast met de uitvoering dezes, hetwelk in liet staatsblad zal Avorden geplaatst.

\'s Gravenhage, den 29sten Junij 1848.

WILLEM.

Verdere regeling van het Muntwezen in Ned. Indië. (stsbl. 1858 no. 47).

Wij WILLEM UI, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Grooi-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen weten:

Alzoo wij in overweging genomen hebben, dat, tot voldoening aan het laatste lid van art. 10 van de wet van 1 Mei 1854 (stsbl. no. 75), moet worden bepaald het maximum van elke soort der in Ned. Indië uit te geven nieuwe pasmunt, en dat de noodzakelijkheid is gebleken tot wijziging en aanvulling van artt. 15 en 19 dier wet;

Zoo is het, dat wij den raad van state gehoord, en met

-ocr page 80-

264,

gemeen overleg der staten-generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk wij goedvinden en verstaan bij deze;

Art. 1. Het maximum van de uitgifte van pasmunt voor Ned. Indie wordt voorloopig bepaald op een nominaal van ƒ 12,000,000 voor de zilveren, en van f 10,000,000 voor de koperen pasmunt.

Art. 2. Het 16de art. van die wet van 1 Mei 185-1 (stsbl. no. 75) wordt gelezen als volgt:

//Binnen zeven jaren na het in werking treden dezer z/wet worden de recepissen, uitgegeven krachtens de pu— „blicatie van den gouverneur-generaal van Ned. Indië, van »4, Februarij 184.6 (stsbl.. no. 3), buiten omloop gesteld, „nadat aan de houders de gelegenheid tot inwisseling te-,/gen zilveren munt, gulden om gulden, zal zijn verstrekt.

„Het buiten omloop stellen der recepissen geschiedt, voor „zooveel noodig, achtervolgens, in onderscheidene gedeel-,/ten van Ned. Indië.

//Wij behouden Ons voor op de door Ons ot van On— „zentwege te bepalen (tijdstippen en wijze, voor zooveel „noodig, buiten omloop te doen stellen de Mederlandsche z/en Nederlandsch-Indische zilveren muntspecien, krach-„tens vroegere met de tegenwoordige wet strijdende vei — //Ordeningen, vervaardigd of in Kcd. Indië in omloop ge— //bragt. Art. 13 dezer wet is inmiddels op deze munt-//specien toepasselijk.

Art. 3. Het 19de artikel van de wet van 1 Mei 1854 (stsbl. no. 75) wordt aangevuld met de volgende bepalingen: „Binnen acht jaren na het in werking treden dezer wet, //■wordt van alle ontvangsten en uitgaven, welke op hare //uitvoering betrekking hebben, verantwoording gedaan „aan de wetgevende magt, onder overlegging:

//«. van de rekening door onzen minister van koloniën

,/deswege op te maken;

„h. van de rekening door den gouverneur-generaal van //Nederlandsch—Indië, wegens de ontvangsten en uitgaven //Op zijnen last gedaan , aan ons at te leggen.

-ocr page 81-

265

//Het slot van eerstgenoemde rekening wordt door de //wet vastgesteld.quot;

Nadere aanwijzing van middelen tot regeling van het Muntwezen in Ned. Indie.

(stsbl. 1853 no. 48).

JPij WILLEM IIIj bj de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Vrina van Oranje—Natsan, Groot Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, Salut! doen te weten:

Alzoo wij in overweging genornen hebben, het noodig is, ten vervolge op de wetten van 1 Mei 1854 (stsbl. no. 76) en 20 April 1855 (stsbl. no. 13), aan te wijzen de verdere vermoedelijk noodige uitgaven tot regeling van het muntwezen in Nederlandsch-Indië, en de middelen, bestemd om in die uitgaven te voorzien, en dat de wen-schelijkheid is gebleken tot wijziging van art. 2 der eerstgenoemde wet;

Zoo is het, dat wij, den raad van state gehoord, en met gemeen overleg der staten-generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk wij goedvinden en verstaan bij deze:

Art. 1. De begrooting der uitgaven, noodig tot regeling van het muntwezen in Nederlandsch-Indië, vastgesteld in art. I van de wet van 1 Mei 1854 (stsbl. no. 76), en verhoogd in art. 1 van de wet van 20 April 1855 (stsbl. no. 13), wordt alsnog verhoogd met een bedrag van ƒ 550,000.

Art. 2. De middelen, in art. 2 van de wetten van 1 Mei 1854 (stsbl. no. 76) en 20 April 1855 (stsbl. no. 13) aangewezen tot dekking der uitgaven, noodig tot regeling van het muntwezen in Nederlandsch-Indië, worden vermeerderd met eene som van/2,000,000 uit de opbrengst der veilingen van gouvernements producten in Nederland, over het jaar 1855.

se

-ocr page 82-

266

Art. 8. Het 5de lid van art. 2 der wet van 1 Mei 1854 fstsbl. no. 76) wordt gelezen als volgt:

50. De opbrengst van het kopergeld, thans reeds gedeponeerd of nader uit den omloop te trekken, en dat

op de nader door ons of van onzentwege te bepalen wijze en tijdstippen zal worden verkocht, hetzij na vooraf te „zijn ongangbaar gemaakt, hetzij onder voorwaarde, dat , zulks door den kooper, onder toezigt van regeringswege,

quot;^ÏÏeifen bevelen, dat deze in het staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten collegien en ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauwkeurige uitvoering de hand zullen houdenR Gegeven te \'s Gravenhage, den 24sten Decer ^ \'

-ocr page 83-

Octro oij en.

Reglement op het verleenen van uitsluitende regten op uitvindingen, invoeringen en verheteringen van voorwerpen van kunst en volksvlijt in Nederlandseh Indië.

(Stsbl. 18« no. 28).

Art. I. Na daartoe aan den gouverneur-generaal gedaan verzoek , zullen door denzelven op nieuw, binnen het Koningrijk der Nederlanden of deszelfs overzeesche bezittingen, in eenigen tak van kunst of volksvlijt, gedane uitvindingen en wezenlijke verbeteringen, uitsluitende regten voor eenen bepaalden tijd kunnen worden verleend, en zulks bij opene brieven, onder den naam van octrooijen.

Art. 2. Gelijke uitsluitende regten zullen worden verleend op de eerste invoering of het in werking brengen in Nederlandseh [Indië van zoodanige buiten \'s lands gedane of in werking zijnde uitvindingen of verbeteringen.

Art. 3. Het, ter verkrijging van octrooi, aan den gouverneur-generaal in te leveren verzoekschrift, zal moeten bevatten eene algemeene opgave van het verzoek, voorts de vermelding van den naam, voornaam en de woonplaats van den verzoeker, alsmede van den tijd voor weikeu zoodanig octrooi verlangd wordt, en voor welken hetzelfde voorwerp reeds buiten \'s lands mogt gebrevetteerd zijn.

Art. 4. De verzoeker is gehouden, bij liet verzoekschrift te voegen, eene naauwkeurige, uitvoerige door hem eigenhandig geteekende, verzegelde beschrijving van de zaak of het geheim, het voorwerp van het octrooi uitmakende, met de daartoe behoorende[plans, teekeningen, enz. welke beschrijving, na den afloop van den tijd van oorspronkelijk of verlengd octrooi, of indien het vroeger, om eenige der in art. 5 of 20 van dit reglement op te geven redenen, mogt komen te vervallen, wereldkundig zal worden gemaakt, tenzij de gouverneur-generaal om gewigtige redenen, mogt vermeenen deze openbaarmaking te moeten uitstellen.

-ocr page 84-

268

Bij het verzoekschrift zal voorts worden overgelegd eene behoorlijke verbindtenis, dat de verzoeker binnen den tijd van twee jaren, na de verkrijging van het octrooi, in \'s rijks Oost-Indische bezittingen eene inrigting zal vestigen of doen vestigen, alwaar de toestellen of werktuigen, die het voorwerp van het octrooi zijn, en welker gebruik en aanschaffing voor het algemeen nuttig wordt geacht, steeds zullen verkrijgbaar zijn en kunnen worden herste . Art. 5. Bij het verzoekschrift om octrooi zal ook moeten

zijn gevoegd eene verklaring van den verzoeker, houdende:

„dat hij zich verpligt om, binnen drie maanden na de „dagteekemng van het octrooi, wanneer hetzelve mogt ,/worden verleend, dat octrooi te ligten en de regten te //betalen; terwijl ingeval hij aan die verpligting niet vol-z/doet, hij zich onderwerpt om het octrooi te zien vernie-//tigen, en openbaar maken de uitvindingen, die het on-

z/derwerp daarvan uitmaken.

De bovengestelde termijn van drie maanden zal,indien de verzoeker gezeten is in eene der builen Java gelegen Oost-Indische bezittingen, beginnen te loopen van den dag waarop aan dezen door het bestuur zijner woonplaats zal zijn kennis gegeven, dat de brieven van octrooi ter

ziiner beschikking liggen.

Art. 6. De verzoeker zal het aan den gouverneur-generaal gerigt request inleveren bij het plaatselijk bestuur zijner woonplaats, zoo hij in Nederlandsch Indië woonachtig is.

Elders woonachtig zijnde, zal het request moeten worden ingeleverd bij het plaatselijk bestuur te Batavia.

Buiten op het pakket, het request en de beschrijving of plannen, bij art. 4 bedoeld, bevattende, zal door het plaatselijk bestuur worden geschreven een proces-verbaal van overgifte, overeenkomstig model no. 1. Dit procesverbaal zal door het plaatselijk bestuur en den verzoeker of zijnen gemagtigde worden geteekend en laatstgemelde

een duplicaat daarvan worden afgegeven.

Het plaatselijk bestuur op Java zal, uiterlijk binnen 10

-ocr page 85-

269

dagen, en dat op de buiten Ja\\ragelegen bezittingen, met de eerste geschikte scheepsgelegenheid, de verzoeken, ter verkrijging van octrooi, aan den gouverneur-generaal inzenden.

Art. 7. De octrooijen zullen worden verleend, onverminderd een ieders regt ol\' bezit, en alzoo van geene kracht zijn, wanneer blijken mogt, dat de uitvinding of verbetering, het voorwerp van eenig octrooi uitmakende, reeds vóór het verleenen van hetzelve door een ander binnen de kolonie werd uitgeoefend, gebruikt of in het werk gesteld.

Art. 8. De octrooijen zullen worden verleend voor den tijd van 5, 10 of 15 jaren en alleen geldig zijn binnen het Nederlandsch Oost—Indisch gebied.

De termijn van duur van een verleend octrooi zal, wanneer daartoe zeer gewigtige redenen voorhanden zijn, bij het verstrijken van dien termijn, kunnen worden verlengd , doch zal hetzelve zich in het geheel nimmer langer dan over vijftien jaren mogen uitstrekken.

Zoodanige verlenging verlangd wordende, zal zulks schriftelijk aan den gouverneur-generaal moeten worden verzocht.

Art. 9. De octrooijen zullen aan de volgende regten onderworpen zijn:

Voor een octrooi van vijf jaren ... ƒ 150 quot; quot; // // tien „ . . . „ 300 of/ 400, naar evenredigheid van het gewigt der uitvinding of verbetering.

Voor een octrooi van 15 jaren / 600 of/ 750, naar evenredigheid van het gewigt der uitvinding.

Bij den afstand of het erven van een octrooi / 50.

Art. 10. Bijaldien in Nederland reeds voor hetzelfde voorwerp octrooi is verleend, en daarvoor de vastgestelde iegten zijn voldaan, zal het in Kederlandsch Indië verleend octrooi, aan geene andere kosten of regten onderworpen zijn, dan de gewone zegel-en leges-gelden.

Art. 11. Een octrooi om eene der redenen, bedoeld bij § ƒ van art. 20 vervallende, zullen de regten daarvoor betaald, geheel of ten deele worden teruggegeven, naarmate

-ocr page 86-

270

van den tijd tot het verstrijken van den termijn van liet octrooi nog te verloopen.

Art. 12. De octrooijen op de eerste invoering of het in werking brengen van buiten \'s lands gedane of in werking zijnde uitvindingen of wezenlijke verbeteringen, zullen, voor zoo ver zij daar reeds geoctvooijeerd of gebrevetteerd mogten zijn, voor geen langeren tijd worden verleend, dan waarvoor aan dezelve eenig uitsluitend regt buiten \'s lands mogt zijn toegekend, eu onder de uitdrukkelijke voorwaarde, dat de geoctrooijeerde voorwerpen binnen \'s rijks overzeesche bezittingen zullen worden vervaardigd.

Het gouvernement waarborgt door het verleenen van een, in dit artikel bedoeld, octrooi in geenen deele de opgaven van den verzoeker, aangaande den tijd van duur van het buitenlandsch octrooi.

Art. 13. Alle eigenaars van octrooijen, die door nieuwe uitvindingen het voorwerp van hun octrooi verbeteren, zullen voor zoodanige uitvindingen of verbeteringen, een nieuw octrooi kunnen verkrijgen, hetzij voor den tijd van hun oorspronkelijk octrooi, hetzij voor een der termijnen bij art. 8 bepaald.

Art. 14. Ter verkrijging van zoodanig octrooi, zullen dezelfde bepalingen moeten worden in acht genomen, als bij het vragen van andere octrooijen.

Art. 15. Indien iemand voorgeeft eene verbetering te hebben uitgevonden aan eene zaak, waarop reeds een octrooi is verleend geworden, zal hij een octrooi kunnen verkrijgen voor de afzonderlijke in werking brenging van zoodanige verbetering, zonder dat hij, onder eenig voorwendsel, de zaak zelf, waarop te voren octrooi is verleend, zal mogen vervaardigen, zoo lang als dit vroeger octrooi niet zal opgehouden hebben van kracht te zijn.

Ook zal wederkeerig de eerste uitvinder de later geoc-troijeerde verbetering eens anderen niet mogen in werking brengen.

Als zoodanige verbetering zullen niet beschouwd worden veranderingen van fatsoen of evenredigheid, noch aange-bragte versierselen, van welken aard ook.

-ocr page 87-

271

Ait. 16. De bezitters van octrooijen, welke zouden wensohen geheel of gedeeltelijk van hunne regten afstand te doen, ten behoeve van anderen, zullen gehouden zijn, daarop vooraf de goedkeuring te vragen van den gouverneur-generaal.

Zij zullen verpligt zijn, op poene van nulliteit, dezen afstand te doen aanteekenen bij het plaatselijk bestuur hunner woonplaats, of buiten Nederlandsch Indië woonachtig zijnde, bij dat van Batavia.

Daarvan zal proces-verbaal worden opgemaakt, overeenkomstig model no. 2, hetwelk onverwijld aan den gouverneur-generaal zal worden ingezonden.

Zoodanige afstand toegestaan zijnde, zal daarvan aan-teekening geschieden op het nader te vermelden register.

Art. 17. Degenen, welke in de regten van eenen overledene opvolgende, eigenaars van een octrooi worden, zullen gehouden zijn, alvorens van hun regt gebruik te maken , daarvan opgave te doen aan het plaatselijk bestuur hunner woonplaats, of buiten Nederlandsch Indië woonachtig zijnde, bij dat te Batavia, waarvan een procesverbaal zal worden opgemaakt, overeenkomstig model no. 3, hetwelk onverwijld aan den gouverneur-generaal zal worden ingezonden.

Van zoodanigen overgang zal aanteekening worden gehouden in het register, bij het voorgaande artikel bedoeld, terwijl daarvan aan de belanghebbenden zal worden kennis gegeven.

Art. 18. Bij het verzoek om goedkeuring van den afstand van een octrooi, of bij de kennisgeving van deu overgang van een octrooi bij erfopvolging, zal al dadelijk moeten worden overgelegd een bewijs, dat in s\'lands kas zijn gestort de regten, voor deze gevallen bij art. 9 bepaald.

Art. 19. Een octrooi, waarvan het model no. 4 aan dit reglement is gehecht, zal aan deszelfs bezitter of regt-verkregen hebbende, de bevoegdheid geven:

a. Om, bij uitsluiting, binnen geheel Nederlandsch In-Indië, gedurende den bepaalden tijd, de geoctrooi-

-ocr page 88-

272

jeerde voorwerpen alleen te mogen vervaardigen en verkoopen of, met hunne toestemming, te doen vervaardigen en verkoopen.

I. Om diegenen, welke op het aan hem verleend uitsluitend regt, zouden mogen inbreuk maken, in regten te vervolgen en tegen dezelve te procederen tot verbeurdverklaring, ten zijnen behoeve van de vervaardigde en nog onverkochte, en van den koopprijs der reeds verkochte geoctrooijeerde voorwerpen, alsmede tot zoodanige vergoeding van schade, winstderving of interessen, als waartoe termen mogten zijn.

Art. 30. Een octrooi zal, behoudens het bepaalde bij art. 5, vervallen worden verklaard, om de volgende redenen:

a. Wanneer blijken raogt, dat de verkrijger, in de door hem bij zijn verzoekschrift ingeleverde beschrijving, eenig gedeelte van de zaak, het voorwerp van het octrooi uitmakende, ter kwader trouw zoude hebben verzwegen of verkeerdelijk voorgedragen.

b. Wanneer blijken mogt, dat de zaak, het onderwerp van het octrooi uitmakende, reeds vóór het verlee-nen van hetzelve door den druk in eenig uitgegeven werk is beschreven.

c. Wanneer de bezitter, binnen den tijd van twee jaren , na de dagteekening van het aan hem verleend octrooi, geen gebruik van dezelve mogt hebben gemaakt, tenzij om gewigtige redenen, ter beoordeeling van den gouverneur-generaal; zullende de bezitter mitsdien, vóór de ommekomst van den in deze § bepaalden tijd, een behoorlijk bewijs moeten overleggen, dat hij zijne uitvinding, als anderzins, heeft in werking gebragt.

d. Wanneer de bezitter van een octrooi, na de verkrijging van hetzelve, voor hetzelfde voorwerp, in een ander land, buiten het koningrijk der Nederlanden, of deszelfs overzeesche bezittingen een uitsluitend regt mogt hebben verkregen.

-ocr page 89-

273

?. Wanneer de bezitter van een octrooi, in verband tot art. 4 van dit reglement, binnen den tijd van twee jaren, na de verkrijging van lietzelve, binnen \'s rijks Oost-Indische bezittingen, geene inrigting heeft gevestigd of doen vestigen, alwaar ten allen tijde de toestellen of werktuigen, die het voorwerp van het octrooi zijn, tot billijke prijzen verkrijgbaar zijn, of kunnen worden hersteld.

ƒ. Wanneer blijken mogt dat het voorwerp, waarop een octrooi is verleend, in deszelfs aard of aanwending, strijdig ware met de veiligheid en zekerheid, mitsgaders met de belangen van het gouvernement of van de ingezetenen van de kolonie.

ff. Wanneer blijken mogt, dat de geoctroijeerde uitvinding of verbetering, ten gevolge van vrijwilliger! afstand of door erfopvolging, op een ander overgegaan zijnde, dezelve door dezen wordt uitgeoefend, zonder te hebben opgevolgd de bepalingen, bij artt. 16 en 17 voor ieder dezer gevallen vastgesteld. Art. 21. Bij het verstrijken van den termijn van eenig octrooi, of wanneer hetzelve vervallen zal verklaard worden, wegens eene der in het voorgaand artikel opgegevene redenen, zal de gouverneur-generaal de noodige maatregelen nemen, om de uitvindingen en verbeteringen, voor welke octrooi is verleend, wereldkundig te maken, ten ware zulks, uithoofde van staatkundige of handelsbelangen, ongeraden mogt worden geacht, in welk geval zulks aan de beslissing van het opperbestuur in het moederland zal worden onderworpen.

Art, 22. De gouverneur-generaal zal van elk door hem verleend octrooi, of van iederen overgang van hetzelve op andere regtverkrijgenden, mededeeling doen aan het ministerie van koloniën.

Art. 23. Een register zal gehouden worden, in hetwelk de verleende en de afgestane, of bij regt van erfopvolging verkregene octrooijen zullen worden aange-teekend.

-ocr page 90-

274

Diegenen, welke octrooi willen vragen, zullen vooraf inzage in dit register kunnen bekomen.

Art. 24. Van de verleende octrooijen en van de namen dergenen, die dezelve verkregen hebben , zal melding worden gemaakt in de Javasche Courant.

Veranderingen van eenige artikelen van vorenstaand reglement.

1°. Aan het 4de artikel zal worden toegevoegd:

„Wanneer het te verleenen octrooi geene betrekking „heeft op de toestellen of werktuigen, in den zin van „het tweede lid van dit artikel, zal het daarbij behaalde achterwege worden gelaten, en de verzoeker „bij het verzoekschrift eene behoorlijke verbindtenis „moeten overleggen, dat hij, tegen eene billijke ver-„goeding, het gebruik maken, van de uitvinding, die „het voorwerp van octrooi is, ook aan andere persoden zal toestaan, telkens wanneer hij daartoe wordt „aangezocht.

2°. „Het 19de artikel zal voortaan luiden als volgt.

„Art. 19. Een octrooi, waarvan het model onder „no. 4 aan dit reglement is gehecht, zal aan deszelfs „bezitter of regtverkregen hebbende, de bevoegdheid „geven:

a. „Om bij uitsluiting binnen geheel Ned. Indië, ge-„durende deu bepaalden tijd, de geoctrooijeerde voor-„werpen alleen te mogen vervaardigen en verkoopen, „of te doen vervaardigen en verkoopen, dan wel „van de geoctrooijeerde uitvinding alleen te mogen „gebruik maken, of te doen gebruik maken. i. „Om diegenen, welke op het aan hem verleend uit-„sluitend regt zouden mogen inbreuk maken, in „regten te vervolgen en tegen dezelven te pro-„cederen tot verbeurdverklaring, ten zijnen behoeve, „hetzij van de vervaardigde en nog onverkochte, en „van den koopprijs der reeds verkochte geoctrooijeerde

-ocr page 91-

275

«voorwerpen, hetzij van het product, volgens de ge-,/Octrooijeerde uitvinding verkregen, en tot vernieti-ffging van de toestellen, ter verkrijging van dat pro-,/duct vervaardigd, alsmede tot zoodanige vergoeding «van schade, winstderving of interessen, als waartoe «termen mogten zijn,quot;

3°. Het 20ste artikel zal voortaan luiden als volgt:

,/Art. 20. Een octrooi zal, behoudens het bepaalde bij z/ai t. 5, vervallen worden verklaard om de volgende //redenen.

a. ,/Wanneer blijken mogt, dat de verkrijger, in de door «hem, bij zijn verzoekschrift ingeleverde, beschrij-//ving, eenig gedeelte van de zaak, het voorwerp van «het octrooi uitmakende, ter kwader trouw zouden //hebben verzwegen of verkeerdelijk voorgedragen. I. «Wanneer blijken mogt, dat de zaak, het onderwerp «van het octrooi uitmakende, reeds vóór het verlee-//nen van hetzelve, door den druk in eeniguitgege-//ven werk is beschreven.

c. //Wanneer de bezitter, binnen den tijd van twee jaren «na het aan hem verleend octrooi, geen gebruik van //hetzelve mogt hebben gemaakt, tenzij om gewig-//tige redenen, ter beoordeeling van den gouverneur-//generaal; zullende de bezitter mitsdien, voor de //ommekomst van den in deze § bepaalden tijd, een //behoorlijk bewijs moeten overleggen, dat hij zijne //Uitvinding als anderzins heeft in werking gebragt.

d. «Wanneer de bezitter van een octrooi, na de verkrijging «van hetzelfde voorwerp, in een ander land, buiten «het koningrijk der Nederlanden of deszelfs overzeesche «bezittingen, een uitsluitend regt mogt hebben ver-,/kregen.

e. «Wanneer de bezitter van een octrooi, in verband tot «het tweede lid van art. 4 van dit reglement, binnen «den tijd van 2 jaren na de verkrijging van hetzelve, «binnen \'s rijks Oost-Indische bezittingen, geene inrig-«ting heeft gevestigd of doen vestigen, alwaar ten allen

-ocr page 92-

276

z,tijde de toestellen of werktuigen, die het voorwerp „van liet octrooi zijn, tot billijke prijzen verkrijgbaar z/zijn of kunnen worden hersteld, — dan wel, wanneer, fde bezitter vau een octrooi, in vérband tot het derde „lid van art. 4. van dit reglement, aangezocht om het „gebruik maken van de uitvinding, die het voorwerp „van het octrooi is, toe te staan, aan iemand niet „mogt toestaan, tegen eene billijke vergoeding gebruik „te maken van die uitvinding.

f „Wanneer blijken mogt, dat het voorwerp, waarop een „octrooi is verleend, in deszelfs aard of aanwending, „strijdig ware met de veiligheid en zekerheid, mitsga-„ders met de belangen van het gouvernement of de //ingezetenen der kolonie.

g. „Wanneer blijken mogt, dat de geoctrooijeerdeuiU\'in-„ding of verbetering, ten gevolge van den vrij willigen „afstand of door erfopvolging, op een ander overgegaan „zijnde, dezelve door dezen wordt uitgeoefend, zonder „te hebben opgevolgd de bepalingen, bij artt. 16 en 17 „voor ieder dezer gevallen vastgesteld.

4. Het, enz.

Ontginning van delfstoffen in Nederlandsclt Indië.

(Stsbl. 1851 no. 6).

Overwegende dat het wenschlijk is, den delfstoffelijken rijkdom van den Oost-Indisohen archipel dienstbaar te maken aan de ontwikkeling van de Nederlandsche nijverheid; Hebben besloten en besluiten;

Art. 1. Aan Nederlanders in Nederland of in Ned. Indië gevestigd, en die, ten genoege van het gouvernement, bewijzen daartoe de middelen te bezitten, wordt toegestaan de ontginning van delfstoffen bevattende gronden in Ned. Indië, volgens de algemeene grondslagen in de volgende artikelen vastgesteld.

De eilanden Java en Banka blijven hiervan voorloopig uitgezonderd.

-ocr page 93-

277

Art. 2. De overeenkomsten, betreffende de te veileenen concessien, worden gesloten met den gouverneur-generaal van Ned. Indië, met wiens overleg de bijzondere voorwaarden der concessie worden geregeld.

De aanvrage wordt gerigt, hetzij aan den gouverneur-generaal, hetzij aan het departement van koloniën.

Art. 3. Voor het verleenen der concessie wordt steeds, wanneer dit niet reeds heer\'t plaats gehad, van gouverne-mentswege een grondig plaatselijk onderzoek ingesteld, alleen naar den mineralogischen rijkdom van , maar ook naar de regten van de bevolking op de aangevraagde gronden, en de daaruit volgende aanspraak op schadeloosstelling, alsmede naar liet bedrag van het kapitaal, dat voor de behoorlijke ontginning der in de concessie bedoelde gronden vereischt wordt.

Het staat den belanghebbende vrij, voor zijne rekening, eene deskundige te benoemen, ten einde dat onderzoek gemeenschappelijk te bewerkstelligen, niet den door het gouvernement daartoe aangewezene.

Art. 4. De ondernemingen worden door het koloniaal bestuur bevorderd en beschermd, door alle zoodanige middelen, als hetzelve, na overleg met de concessionarissen, het meest doelmatig oordeelt.

De daaruit voortvloeijende vermeerdering van uitgaven komt voor rekening der concessionarissen, die den ver-eischten waarborg voor de teruggave stellen. In geen geval worden geldelijke voorschotten door het gouvernement verleend.

Art. 5. üe afstand van de in art. 1 bedoelde gronden, geschiedt bij wijze van erfpacht of huur, doch geen langoren termijn dan veertig achtereenvolgende jaren.

Art. 6. Waar plaatselijke oorzaken de concessionarissen beletten, om op aannemelijke voorwaarden vrije werklieden voor hunne ondernemingen te bekomen, wordt, behoudens de noodige voorzorgen voor de openbare rust en veiligheid, aan hen vergund vrije werklieden van elders aan te voeren.

-ocr page 94-

273

Art. 7. De onderneming, waartoe concessie is verleend, moet binnen een te bepalen en in de acte van concessie vast te stellen termijn, in volle werking zijn, bij gebreke waarvan de gemaakte overeenkomst wordt beschouwd als vernietigd, behoudens de aansprakelijkheid van den concessionaris voor de restitutie van alle gemaakte kosten, ook ter zake van het plaatselijk onderzoek van gouverne-mentswege, in art. S bedoeld.

Art. 8. Wanneer de concessie wordt verleend aan een vennootschap, moet derzelver bestuur bestaan uit Nederlanders, in Nederland of Ned. Indië gevestigd, en in elk geval moet de concessionaris, hetzij vennootschap, hetzij bijzonder persoon, in Ned. Indië behoorlijk zijn vertegenwoordigd.

Art. 9. Geene concessie vermag geheel of gedeeltelijk aan andere te worden overgedaan, dan met toestemming van het Indisch bestuur. In geen geval mag dezelve, hetzij bij versterf of anderzins, overgaan dan op Nederlanders.

Concessie tot den aanleg van Spoorwegen in Ned. Indië.

(Stsbl. 1853 no. 4).

Art. 1. Aan Nederlanders, in Nederland of in Ned. Indië gevestigd, en die, ten genoege van onzen gouverneur-generaal van Ned. Indië, bewijzen daartoe de middelen te bezitten, kan concessie worden verleend tot den aanleg van spoorwegen in Ned. Indië.

Art. 2. Geene concessie tot den aanleg van eenen spoorweg in Ned. Indië zal worden verleend, dan nadat uit een speciaal onderzoek zal zijn gebleken, dat de aanleg van zoodanigen weg, op de aangewezene plaats, nuttig en uitvoerlijk is.

Art. 3. De voorwaarden, aan eene concessie verbonden, worden in elk voorkomend geval, tusschen onzen gouverneur-generaal voornoemd en de concessionarissen geregeld.

-ocr page 95-

279

De ovsreenkomsten, betreffende de te verleenen conces-sien, worden gesloten met onzen gouverneur-generaal voornoemd.

Art. 4. Alle onderzoekingen, welke aan zoodanige overeenkomst voorafgaan, geschieden geheel door of ten koste van de concessionarissen, onder toezigt van het gouvernement.

Art. 5. De aanleg van iederen spoorweg in Ned. Indie en de verdere werkzaamheden , daaraan verbonden, geschieden geheel door vrije werklieden.

Art. 6. De artt. 6, 7, 8 en 9 van ons besluit van 24 October 1850 no. 451), zijn bij het verleenen van conces-sien wegens spoorwegen in Ned. Indië van toepassing.

1

Zie het liiervoreu staand besluit omtrent de Ontginningen.

-ocr page 96-

280

Vergeljkinys-tafel van het Handels-gewikt der voornaamste Landen en Plaatsen met het nieuwe Neder!andsche gewigt.

Eenhedtn der

Buitenlandsche Gewigten.

LANDEN

EN

PLAATSEN.

Oke van 400 drams.. .

Pond...............

» (zwaar)..........

quot; C\'gt) ...........

1 Ton heeft 100 wuth of 80 quarters of 2240 pond. of 1 Hundred wuth heeft 4 quarters of 112 ponden of.

100 ouneen ............

100 ponden............

1 stone (steen) is 14 pond. Pond (waag gewigt).....

„ (zwaar). . .

n (ügt).....

Rottolo Forfori . „ Zaijdini , » Zauri . . „ Mine.. .

Aleppo .. Aken.... Alicante .

Amerika (Noord).

Ara sterdam. Antwerpen.. AussburGT..

Alexandria..

Algiers .

Bologna.............

Bergen (Noorwegen) ., // (Honegouwen),,

Berlijn.............

Bern..............

Bilbao.............

Bombay.,

Bremen. .. Breslau. .. Brugge.. .. Brunswijk . Brussel . ..

Libbra. Pond ..

z, (zwaar)..........

u (ligt)...........

Candy (handelsgewigt) heeft 20 maunds of een maund van 20 seers van 30 pice ieder of 28 Eng. ponden Pond ............


1) Een Nederl. pond. is gelijk aan 2,02392 Amsterd. pond.

-ocr page 97-

281

LANDEN

EN

PLAATSEN.

Eenhedeu der

Buitenlandsche Gewigten.

Nederl. Ponden.


Bassora. Calcutta

China. . . Cremona , Charleroi Corsica . Candia. . Cyprus .

Denemarken.

Dantzig . . Doornik. . Damascus .

Elseneur. . . Embden. . . Erfurt. . . . Engeland 1).

Flume. . Frankrijk

Vakia Tary...........

Maund (Factorij) houdt 74 j:

Eng. pond.

Maund (Bazar) houdt 82,13 Eng. pond.

Catty..........

Libbra.........

Pond..........

Eottolo

1 Cenlenaar heeft 100 pond, 1 Pond heeft 16 oneen of 32 lood.

1 Lood heeft 4 quentschen. 1 Schippond (Handelsge-wigt) heeft 20 Lijspond of

320 pond.......

Een Lijspond heeft 16 pond. Pond..........

Rottolo.

Pond.

Pound. (Handelsgewigt) Ton — 2240 Eng. pond.

Funti-gewigt Kilogramme.

5386

33,87

37,25 6047 3279 4671 4912 5276 2,3784

49,9309

159,7789 of 322^ A. quot;ffi. of 2,ij Java, pikols 4685 4306 1,7858

5002 4968 4720 4535 1016,060 Ned. IS of 2056,424 A. lt;8 of 16 .SI pikols.

5587 1,0000


1

Centenaar (of Hundred weight) heeft 4 quarters of 8 stones of 1127 pond of SO.JJJ Ned. pond of 102,Amst. pond of 82,katies.— 136 Eng. ponden ia een pikol.

-ocr page 98-

282

LANDENquot;

EN

PLAATSEN.

Eenheden der

Buitenlandsche Gewigten.

Nederl. Ponden.


Ferrara . . Florence. . Frankrijk . Frankfort.

Gallicië , . Genua. . . Genua. . . Gail (St.).

H ...

Genève . . // • • • Gend . . .

Hamburg .

Hanover. . . .

Japan .....

Keulen .... Koburg.... Koningsberg . Konstanz . . . Koppenhagen . Kaïro.....

Livorno....

Lucca.....

u .....

Lyon . . . : .

n ^.....

Leipzig .... Leuven ....

Libau .....

Luik.....

Libbra.........

n • • • . ......

Livre, Poids de marc Pond..........

Libbra.........

„ Pesso G rosso . .

Libbra Sottile.....

Pond (zwaar) . . . . ,

u (ligt).......

(zwaar)......

« (ligt).......

Centenaar houdt 113 pond a 32 lood, het pond weegt 484,4 Ned. wigtjes. 100 Hamb. ponden zijn dus. . Schippond heeft 20 Ijijs-pond a 14 pond of 2 80 pond. Pond............

Catty Pond.

Eottolo

Libbra.........

„ Pesso G rosso. . .

;/ Sottile......

Livre Poids de soie .

// ff I/ table. Pond..........

3459 3396 4893 4671

5761 3486 3170 5841 4649 5506 4588 4332

4844 of 97 A.

48,44

135,63 4866

5896

4675 5098 4685 4720 5002 4309

3395 3734 3378 4592 4386 4669 4692 4178 4749


-ocr page 99-

283

LANDEN

EN

PLA.ATSEN.

Eenheden der

Buitenlandsche Gewisrten.

Nederl. Ponden.


Lubeck . . . Luneburg. . Luxemburg .

Madera . . . Mantua . . . Milaan . . .

Pond.

Lib bra.

Pesso Grosso Sottile. . . Nuova. . .

Modena . . . . Marseille . . . Manheim . . . Marokko . . . Mecklemburg . Munchen . . . Munster. . . . Majorka. . . . Maltha . . . . Mecca. , . . .

Napels . , . .

Neufchatel . . // . ,

Nizza.....

Namen . . . . Neurenburg. .

Oviedo . . . . Oldenburg. . . Osnabruck . .

Oran.....

Ormus.....

Livre Poids de table Pond.....

Pond

Rottolo

Cantaro Grosso . .

// Picolo . . Livre Poids de mare // n // fer

Pond

Libbra. Pond .

Eotlolo Seer. .

1. Candy houdt 20 Maunds of 8 Vis.

I Mannd houdt 25 Eni^ pond, 14 oneen en drams.

Arratel......

Batman van Cherray .

Pondichery . ,

Portugal. Perzië. .

-ocr page 100-

284

LANDEN

EN

PLAATSEN,

Eenheden der

Buitenlandsche Gewigten.

Nederl. Ponden.


Perzië.....

Padua .....

n .....

Parma.....

Patras.....

Pernau.....

Praag ......

Pruissen.....

quot;Ravenna . . . .

Eeggio.....

Rome.....

Bouaan.....

Eagusa.....

Regensburg . . .

Eeval.....

Riga......

Rostock . . . . Rusland . . . . // (Petersburg).

Sardinië.....

Sicilië .....

Siena.....

Spanje.....

Straalsond . . . . Straatsburg. . . .

Smyrna.....

Salzburg . . . .

Stettin.....

Saida.....

// . . . . . Sicilië.....

Turin .... Tripoli (in Syrië) Triest .... Tripoli (in Afrika) Tunis ....

Batman van Taurus Libbra Pesso Grosso „ Sottile . .

Libbra.....

Pond.....

Libbra.

Livre Poids de Vicomte

Oke......

Pond ......

Libbra. it

Livre (oud)

Oke Pond

Rottolo van 600 drams

a van Acre . .

h Grosso . . .

2,8758 4787 3407 3264 399« 4166 5144 4G76

2995 3299 3391 5340 1,3393 5867 4310 4680 5387 4094 16.38

3968 3175 4473 3601 4833 4708 1,2848 5599 4667 1,8622 2,1861 8,7307 7,9370

3G88 3111 5597 5079 5037

ii Sottile . . .

Libbra. Oke . Pond . Rottolo Rotul .


-ocr page 101-

285

LANDEN PLAATSEN.

Eenheden der

Buitenlandsche Gewigten.

Nederl. Ponden.


Pond.....

Libbra Pesso Grosso

„ Sottile . .

a Nuova . .

„ Pesso Grosso

„ Sottile . .

Ulm. .

Venetie . //

// • Verona . // • Valencia.

4687

Pond (zwaar) . .

(\'ig\')

„ (zwaar) . . .

„ (ligt) .... „ (Victualie-gewigt) u (mijnwerk-gewigt) „ (Upstads of inlands stads-gcwigt.

Pond (metaal of stape stads-gewigt) . . .

Schippond (ijzergewigt)

1 Schippond (victualie-ge\'

wigt) heeft 20 Lijspond of 400 pond, gelijk aan 170, 1358 Ned. pond . .

Een Lijspond heeft 20 pond.

Een pond heeft 32 lood .

1 Schippond (ijzergewigt)

heeft 20 Lijspond of 400 pond of 275 A. quot;ffi of 2,1;! Jar- pikols.....il36,1088

Warschau . Weenen. . Wurtemberg Wismar. . Wurzburg .

Xanteb . .

Zeil . . .

Zurich . .

n

Zweden . .

Zweden ,

-ocr page 102-

286

Vergdijkings- Tafel van ellmalen der voornaamste landen en plaatsen met de Nederlandsche maat.

(Een Nederlandsche El is gelijk aan 1 Amsterdamschc El).

Abyssinië......

Pic........

0,685

Aken........

El......; .

0,668

Aleppo.......

Pic........

0,677

Alexandria......

.........

0,680

Algiers. (Moorsch) . . .

..........

0,467

Algiers. (Turksch) . . .

ii........

0,623

Alicante.......

Vara.......

0,760

Amsterdam......

El........

0,688

Ancona.......

Braccio......

0,G4ü

Antwerpen......

El . . ......

0,684

Arragon.......

Vara.......

0,767

A ugsburg......

El (lange)......

0,609

II ......

„ (korte)......

0,592

Barcelona......

Canna .......

0,535

Baijonne......

Aune

0,SS3

Bazel........

a .......

1,178

Bazel........

Brasse.......

0,544

Bergen. (Noorwegen) . .

El........

0,627

Bergen (Henegouwen) . .

..........

0,734

Berlijn......

..........

0,668

Bern.......

//.......

0,543

Bologna......

Braccio (wol) . . .

0,635

n .....

„ (zijde) . . .

0,595

Bombay.....

Covid......

0,457

Bourdeaux.....

Aune......

1,195

Braband......

El.......

0,700

Brazilië......

Vara ......

1,105

Bremen......

El.......

578

Brescia......

.........

467

Breslau......

.........

576

Brugge ......

.........

700

Brunswijk.....

.........

570

Brussel......

........

659

Candia......

Pik.......

637

Calcutta......

Guz.......

721

Charleroi.....

El.......

680

Cyprus......

Pik.......

671

Damascus.....

El.......

582

Dantzig ......

.........

573

-ocr page 103-

287

Doornik.......

El........1 619

Duinkerken......

A une.......

678

El........

566

Elberfeld......

566

670

914

El........

1,143

„ (lange).....

594

„ (korte).....

403

539

Frankrijk

Aune.......

1,188

Mêtre.......

1,000

Aune (usuelle) . . . .

1,200

669

„ (zijde_) . . . .

628

Gallen (St.).....

, El. (linneu).....

801

// (laken).....

615

Gend........

698

Geneve.......

Aune.......

1143

Braccio......

576

Camia Grosse . . . .

2,963

„ Piecola . . . .

2,223

« der tolbeambten .

2,469

Ganbron (Bend, Abissi) .

Guz........

682

Jactan.......

694

El.........

573

581

Hilderscheim.....

561

787

Kaïro.......

Pic........

680

El.........

581

561

575

Keulen.......

« (lange)......

694

1/ (korte)......

574

558

Kobun*.......

5 85

574

627

Kortrijk.......

710

Lisle........

Aune.......

703

Lijon........

// .......

1.174

La Roebelle.....

1,822

Lueca.......

Braccio (wol) . . . .

604

„ (zijde) . . . .

579

564

680

-ocr page 104-

288

Libau.......

El........

610

Lissabon......

Corada.......

1,097

Lubeck.......

El........

567

Luik........

.........

551

Lunenburg......

..........

581

Luxemburg......

......... . .

5 87

Lissabon......

..........

1,097

Malo (St.)......

Aune.......

1,347

Marseille......

.........

1,188

Majorka.......

Cana.......

1,713

Maltha.......

..........

2,079

Malacca.......

Covid.......

460

Maastricht......

El.........

683

Manheim......

..........

556

Memel.......

..........

574

Mentz......

..........

548

Minchem.....

..........

835

Munster.......

.........

808

Mocha.......

Gaz........

635

Montpellier.....

Canè.......

1,987

Namen......

El.........

668

Nancy......

Aune.....• .

639

Nantes......

........

1,416

Narva......

El........

598

Neutchatel.....

Aune......

1,112

Napels ......

Cama......

2,107

Nizza......

El.......

1,187

Neurenberg. . . • .

659

Oldenburg .....

578

Oostenrijk (van Opper-)-

a.......

800

Osnabruck.....

ii (lange).....

601

it .....

ii (korte).....

583

Ostende......

699

Padua ......

Braccio. (wol) ; . .

681

// ......

„ (zijde) . . .

643

Parma......

„ (idem) . . .

586

// ......

» (laken). • .

637

// ......

i, (landmeters) .

543

Pernau ......

El. (korte) ....

548

Polen.......

,, (•)■ ....

617

Praag ......

quot; (»).....

592

Pruissen. . . ; . ,

ii (//).....

667

Bagusa ......

513

Eegensburg.....

811

Beval.....:

II

535

Bhodus

Pic.......

756

Bio-Janeiro ....

Vara......

1105

Canna (handels). . .

1,990

-ocr page 105-

289

Kostock........ El

ftiga.......

Kouaan . Salzburg.

Sardinië . . Schafhausen Schoflancl . Siam. . . Sicilië . Siena •

Smyrna . . Spanje .\' . Stettin . . Straalsoncl • Straatsburg. Stutsrart . ,

Anne. (linnen) El (linnen) . „ (zijde). .

Voua . . . . Cama, (handels). Braccio (wol)

„ (linnen). Pic.....

Va:

El

A une El .


Suratte .

Thorn Toulouse Treute .

Trier. Triest

Tripoli (Barbarije) Tripoli (Syrië) Tunis ....

Turin . . Ulra . . . Valenciennes Vicenza . Venetie . .

Ve

Valencia. Weenen . Wismar, Wurzburg Zweden . Zante Zeil

Zittau . Zurich .

Guz. . . Covid . . El . . . Canna . . El. (laken) // (zijde).

(wol) . (zijde).

Pik.

„ (wol) , . „ (zijde). . „ (linnen) . Eosa . . . El ... . Aune . . . Braccio. (laken) // (wol) . // (zijde) . n Ovol) . // (zijde). Vara . . . EI (zijde)., . El.....

Braccio. (laken). El.....


-ocr page 106-

290

Opgave van gebruikelijke oude maten en gewigien te Batavia, verge— leken met het nieuw ingevoerde tiendeelige stelsel.

Soorten van Afmetingen.

Aanmerkingen*

Benamingen

oude maat. nieuwe ellen maat.

quot;Waarde.

Strep.

0 7

Ellen.

1506 3 0 0 0 0

Bund.

2 0

400 rhijnl. rd. 13 voeten, eirea 2G-|- dm. 12 duimen. 12 lijnen. 12 punten.

Afstandsmat.

Lengte maten,

Akk.

83 85 0

2000 D roed. f,00 □ roed. 144 □ voet. 144 □ duim.

s Fantjar.

Land- of vlak-) Een morgen, te maten . .VEeu □ rbijnl. rd.

\'Een □ rhijnl. rd.

Een paal. 1 roede of tomb. , Amsterd. el.

C-d C voet. .(:ÊH duim. (g ( lijn.

0 0

9 □ Palm. 85 □ Duim.

Palm.

9 7 6 3 0

1 2 0

□ Ell.

□Pal.

Duim

Kub.pal

354 177 30

Kannen

Kb. lt;lm.

696 348 943

Gedeelt

153 076 03 S 019 761 254 127 770 158 515 151

Wissen.

Vaten.

94 47 73 72

24 12

25 15

1 0

Inhoudsmaten

/vad. brandhout, halve vadem, kubiek voet.

1 legger.

è quot; 1 aam.

3 »

1 ton.

takker. kit.

kan. musje, kruik _

338 kan.

194 , 97 „ 48i , 48 , 16 „

8 , 17 , 10 , 10 musjes.

270 kubiek vt. 145 kubiek vt. 1728 kub. dm.

gewone flesch.

1976 pond 3 once 6 lood. / Bevrachting. 1852 „8,4, )

) 4000 pond. i 10 kanassers.

een last.

26 kub. el 735 kub. palm.

Gewigten... .jlast 1 bak 12 voet864 kub. voet. 1 vierkante bodem j f en 6 voet hoog. \'

-ocr page 107-

291

Soorten van Afmetingen.

Waarde.

Benamingen.

Aanmerkingen.

oude maat

nieuwe ellen maat.

Ge wigten____

\' last rijst.

230 gantangs.

kojang rijst.

27 pikols.

pikol.

10 gantangs.

gautang.

8 batoks.

batok.

kanasser.

375 pond.

kojang zout.

30 pikols.

pikol.

8 gantangs.

\' gantang.

10 batoks.

j batak.

10 bamboes.

v bamboes.

1 ton.

3 kub. voet

! katje.

1^ pond.

1 pond Amsterd.

16 once.

I once.

2 lood.

lood.

10 engels.

pond troisch. mark.

2 mark.

8 oneen.

reaal.

48 stuivers.

stuivers.

( pond troiscli. Juweelgewigt./ caraat.

(grem.

2500 caraden. 4 grein.

19 zakk. 3 schepels 5 kopp. 2,7,2 8 schep. 4 kopp 1 maatje. 8 koppen 4 maatjes. 1 u SjjL w 185 pond 2 oneen 8 lood. 18 zakk.4 schep kopp, 61 kopp. 3^ maatjes.

7 , 6^ ,

7 maatjes 6 vingerhoed, 7 vingerhoeden r§. 9 schepels 2 kopp 8 mt. 6 once 1 lood 7 wigtjes. 4 „ 9 , 4 „

3 lood 1 wi^tje.

1 lood 5 wigtj. 4 korrels

4 oneen.

2 oneen 4 lood. 6 wigtj, 2 lood 7 wigtj. 3 korrels

5 ^ t korrels.

4 oneen 9 lood. 2 wigt. 1 quot;korrels.

De kojang rijst houdt 3400 pd. of240gantang; de tjaing padi. weegt 4000 pd. Suiker.

Zout maat.

Kalk maat.

Voor kostbare waarde.


-ocr page 108-

■292

MUNTSOORTEN.

Bombay Ropy...........

/

h-

Bremer Rijks d\'or, S marks, 72 grossen. .

//

0 _

quot;3

Ceijlonsche Rijksdaalder........

//

0,85

Chinesche Thail, 10 katj. of 73—100 spaan-

sche matten,...........

//

3,50

Compagnie Ropij, 10 annas: 1 annas 12 ps.

//

1,15

Deensche Specie Daalder.......

//

2,50

Dollar (Mexicaansche)........

//

2,55

Doublon (Gouden)..........

II

40,—

Dukaton (gekartelde).........

//

8,15

Dukaat (Gouden) , . ........

//

5,50

Frankfort Florin (Aan de Main).....

//

1,—

Franc, 95 Centimes.........

//

0,474

Franc (5 Franc stuk) ,.......

II

2,39

Japansche Thail (nieuw) 10 Maas . . . .

II

1,60

Japansche Thail (oude) ........

II

1,90

Kaapsche Rijksdaalder........

\'I

—,90

//

0,734

Maas, 10 Coudrijn.........

n

0,16

Madras Ropij...........

u

1,15

Mare Courant, 16 Schellings: 1 schelling 13

penningen............

//

0,70

Marc Lubs Banco 16 idem......

//

0,874

Nieuwe Deensche Rijksdaalder.....

u

1,25

Oude id. id. .....

//

3,05

//

3,50

Persiaansche Ropij.........

u

1-

Pond sterling, 30 shilling, 13 penningen. .

u

12,-

//

0,60

u

0,05

Portugeesche Millerees........

u

2,50

Zweedsche Rijksdaalder Banco.....

u

1 -

Pruissisehe Thaler heeft 24 goede grossen of

u

1;80

H

2,55

u

1,-

-ocr page 109-

293

i Siarasche Thail...........

1 Sicca Ropij............

1 Spaansohe mat of pilaarmat......

1 Star Pagode ............

1 Stockholmer Ropij..........

1 Toscaansche Lier.........

1 Oostenrijksche gulden........

1 Rijksdaalder (van Frankfort aan de Main) houdt 90 Kreutzers of Batzen of 300 Penningen of..........

1 Genuesche Gouden Genovina doet 108 Lires ^ // // Doppia of Pistool doet

24 J Lires .... 1 // u Zechine doet 14 Lires

1 n Zilveren Genovina of Scudodoro

doet 9!/5 Lires . 1 u u Scudo d\'argeuto doet

Lires .....

r/ // Maddonnia . . .

Lier . ......

Gouden Souverein. . Russisch Roebel heeft Kopecken.....

10 Graven of 100

............ 2,10

1 Roebel staat gelijk met 1 Pruissisch Thai. en 4 goede grossen.

1,25 1,20 2,50 4,— 3 -0,39 1,20

1,78 4:2,—

10,-5,70

8,50

2.10 0,45 0,39 12,—

-ocr page 110-

294

MUNTEN,

De reden, waarom de waarde der gouden munten hieronder niet in Ned. guldens is uitgedrukt, ligt in het bestaan van éénen muntstandaard, (den zilveren) voor Nederland.

De prijs van het goud, gelijk die van elk handelsartikel, wisselt dus at\' naar de stemming der markt en wordt geregeld door de verhouding tusschen vraag en bod. De gouddelvingen in Californië eu Australië hebben het goud gedurende de laatste jaren, sterker doen dalen dan het zilver. Éen engelsche sovereign, vroeger ƒ 12,08 Ned. cour. waard, gold later slechts f J 1,66. De belangstellende lezer, die omtrent deze quaestie meer verlangt te weten, wordt verwezen tot Michel Chevalieu, La Momaie, p. 126 en volg., Sloet tot Oluliis, Tijdschrift voor Staathuishoudkunde, XIV, bl. 249—275 (1857) de Bosch Kemper, e»!

Staathuis/ioudkuudig Jaarboekje, jaarg. 1S55 enz.

Gewigt

I. GOUDEN MUNTEN.

1D

Gehalte.

Graram.

Amerika (Vereenigde Staten van); Dollar.

1,671

0,900

Baden: Duoaat.........

3,489

0,986

10 guldenstuk 1819—1827 . . . Ludwig d\'or van 10 Thaler na 1828.

6,875

0,903

5,729

0,903

Belgie; 20 frankstuk.......

6,452

0,900

Beijeren: Ducaat van 52/s gulden . . .

3,489

0 979 G. 0,771 Z. 0,153

Caroline — 11 gulden.....

9,740

Denemarken; Ducaat van 15 mark cour.

1671..........

3,489

0 979

Ducaat van 12 mark cour. 1757

3,117

0,875

Christian d\'or 1775 ......

6,679

0,903

Frederik d\'or 1827 ......

6,639

0,896

Frankfort aan den Main; Ducaat . .

3,489

0,986

Frankrijk; 10 frankstuk......

3,226

0 900

Griekenland; Stuk van 40 drachma\'s .

11,553

0,900

Groot-Brittanje: Guinea van 31 shül sterl.

8,202

0,917

Sovereign van 20 shül. sterl. 1816.

7,984

0,917

Hamburg: Ducaat, als Beijeren. . , .

3,489

0.979

-ocr page 111-

395

Gewigt

I. GOUDEN MUNTEN.

in

Gramm.

Gehalte,

Hannover: Ducaat.........

3,489

0,986

George d\'or, als Denemarken . . .

6,679

0.908

Pistole 1834, als Brunswijk . . .

6,647

0 896

Hessen-Cassel: Pistole of Wilhelm d\'or .

6,679

0,899

Hessen-Darmstad.- Tienguldenstuk 1836 .

6,746

0,900

Lombardije: Souverein v. 40 lire austria-

olie 1823.........

11,332

0,900

Scudo d\'oro (Venetie).....

41 907

0,994

Lubeck: Ducaat, als Beijeren ....

3,489

0,979

Mecklenburg-Sclnverin: Priedr.-Franz d\'or.

6,656

0,896

Mecklenb.-Strelitz: Pistole, als Denemar

ken. ..........

6,679

0,903

Napels; Pezzo van 10 oncette en 30 du-

cadi, 1818........

37,851

0.996

Nassau: Ducaat.........

3,489

0,986

Nederland: Gouden Willem.....

6,7 29

0,900

Dubbele Gouden Willem.....

13,458

0,900

Halve Gouden Willem.....

3gt;3645

0,900

Ducaat = B1/* gld. 1839 (vroeger =

674 g\'d-) ........

3.494

0,983

Gouden rijder van 14 gulden . . .

9,950

0,917

Oostenrijk: Ducaat........

3,489

0,986

Souverain d\'or........

11,000

0,955

Portugal: Dobraon = 5 Lisboninen of

Moëda d\'ouro = 24,000 reis, vóór

1835 ..........

53,756

0,917

Crusado = 480 reis. Dobra of Jo

hannes, vroeger = 12,800 reis la

ter = 15,000 reis = 8 escudo.

Coroa d\'ouro, van 5000 reis, 1835.

9,563

0.917

■Pruissen: Ducaat, tot 1790 .....

3,483

0,979

Friedrioh d\'or (oude|......

6,679

0,906

Friedrich d\'or 1821 = Denemarken .

6,679

0,903

Eome: Zecchine van Clemens XIII . .

3,426

0,9 Sfl

Doppia 1825 = 42/, scudi, van Leo

XII...........

7,639

0,955

Pezzo van 10 scudi, 1835 . . . .

17,336

0.900

Eusland: Imperiaal-dueaat van 5 roebels

1798 ..........

G,076

0,980

Imperiaal of Kuss. ducaat van 3 roe

bels 1834 ........

3,926

0,917

-ocr page 112-

296

Gewiji\'t

I. GOUDEN MUNTEN.

in

Gehalte.

Gramm

Saksen (koninsr.): Ducaut.....

3,489

0,986

Friedrich-August d\'or of Pistole =

6,079

0,903

Sardinië; Doppial 1831 en 1837 - 20 live

nuove = Bel».......

6 452

0,900

6,757

0,872

Scudillo de oro.......

1 745

0,846

Toskane: KusponesS zeccliiui 34 fio-

rini — 40 Tosk. lire.....

10,464

1,000

Pezzo i=: 80 fiorini, 1837 . . . .

32,615

1,000

Turkije- 100 Piasters.......

7,191

0,916

3,595

0,916

3 489

0,986

Caroline..........

9,559

0,771

Zweden: Dukaat.........

3,482

0,976

Zwitserland: Ludw. d\'or ~ 16 zwitser-

frank., 1818........

7,649

0,900

Amerika (Ver. St. v.); Dollar s

100 cent.......

Baden: S1/^ Guldenstuk p; 2 Pruis-sische Thaler. 1837 . . .

Gulden ;= 2 halve guldens nr 60 kreutzer, 1837 .... Belgie: 5 Fraukstuk 1832 t=21/2 2 frankstukken ^5.1 frankstuk-ken 10 halve frankstukken ï=;20 k\\vartfrankstukk.( ^ Frankrijk) Beijeren; Gulden, als Baden . . . Brunswijk: Thaler, als Pruissen. . Denemarken: Keichs-thaler 1813 tr: 2 halve Reichs-thalers =2 1 hee-le Eeichs-thaler =: 1 heele Beichs-bankthaler 192 Sehil-lingen......

Gewigt

Waard.

II. ZILVEREN MUNTEN.

in

Gehalte.

in

Gramm.

N. guld.

26,729

0,900

2,546

87,103

0,899

3,535

10,601

0,900

1,010

25.000 10,601 22,263

0,900 0,900 0,750

2,383

:,oio 1.767

28,880

0,875

2,675


-ocr page 113-

297

II. ZILVEREN MUNTEN.

Gewigt,

in Gramm.

Gehalte.

d. Main\'. Gulden, als Frankstuk, als Belgie Dragma ~ 100 lepta,

10,601

0,900

1,010

35,000

0,900

2,383

4,477

0,900

0,426

28 373

0,924

2,947

39,219 9,167 22,262 16,823 22,263

0,889 0,750 0,750 0,993 0.750

2,749 0 728 1,767 1,767 1.787

10,601

0,9u0

1 OIO

25,985 29,219

0,900 0,889

2.474 3,749

17,315

0.750

1,37 5

5,844

0,500

0 300

22,940 10.601 10,766 10 000

0,833 0,900 0,893 0,945

2,034 1,011 1,017 l.OOO

28,880

0,875

3,C7ö

7,793

0,625

9,516

28,050

0,833

2,47 4

0,917

2,S73

Frankfort a.

Baden Frankrijk; 5 verd.

Griekenland:

1833

Groot-Brittanje: Crown, 1816 ^ 2 halve cro. jir 5 shillings sterl. ^10 sixpenees 60

pence ........

Hamburg: Speciesthaler ^ 3 Mark banco 48 Shilllnge . . .

Mark.........

Hannover: Thaler, als Pruissen , Thaler uit Harz-zilver. . . Hessen-Cassel: Thaler, als Pruissen. Hessen-Darmstad: Gulden, als Baden,

1837 ........

Lombardije: Scudo nuovo tr 6 lire austriache 600 centesimi,

1823 ........

Lubeck; Speciesthaler. als IJaraburg. Mecklenburg-Schworin: Zweidrittel,

1789 ........

Mecklenburg-Strelitz: Vc Thalerstück 4 gute Groschen . . . Napels: Ducado ir; 10 carlinit=100 grani jr: 100 bajocchi (in Sicilië) 1818.......

Nassauw: Gulden, als Baden, 1837. Nederland: Gulden — 100 cents, 1816.

Gulden ^ 100 cents 1839 . . Noorwegen: Speciesthaler 120 Schillinge (tü Denemarken) . Oldenburg: Drittel-thalerstück of 24

grootstuk, 18IG.....

Oostenrijk: Conventions-Speciestha-ler 2 Conventions-Gulden-conrant — 120 Kreutzer (^

Lombardije)......

Portugal: Coróa 5 peca ^ 1000 reis 1835 ........

-ocr page 114-

j Waard. ; in 1 N. -Uld.

Gewigt in

Gram ra.

Gehalte.

11. ZILVEREN MUNTEN.

Pruissen: 2 Thalerstuk ^ S1^ Gulden Courant-ïhaler ^ 24 gute Gro schen tr 30 Silbergrosclien 1834. (muntvoet van 1764) Eome: Scudo nuovo Romano 100

bajoc......

ïestone tr= 30 bajocchi . Rusland: Zilver-roebel^ 100 kopekei

1810 en 18;j3 . . . Saksen (koningr.): Thaler, als Pruis

sen........

Sardinië; Scudo nuovo tzi 5 lire nuovo 1\' 16 en 1827 (^Frankrijk. Spanje; Zilverpiaster of Peso duro

8 reales de plata mexicana,

1772 ....... .

Toskane: Fiorino^lOO quattrini

Turkije; 20 Piasters......

Wurtemburg: Gulden, als Baden Zweden: Species-Rijksd. !=: 48 Schill.,

1830 ....... .

Zwitserland: Zwitserfrank, 1833.

37,103

0,899

3,535

22,262

0,750

1,767

26,898 8,966

\'0,900 0,900

2,563 0,769

20,731

0,868

1,905

22,262

0,750

1,767

25,000

0,900

2,382

26,958 6,*77 24.,058 10,601

0,399 0,617 0,833 0,900

2,566 0,667 2,20 1,010

34,010 6,426

0,750 1,000

2,700 0,680


-ocr page 115-

299

Tarief voor de herelcenmg van commissiepenningen, ah mance aangenomen door de hooplieden te Batavia, cld. 15 Maart 1S4S.

pOt.

Voor alle inkoopen van producten of andere goederen 2i

// alle verkoopen van goederen.......5

u alle inkoop of verkoop van spetie en effecten. 1

v guarantie van verkoopen........

v het inkoopen van producten op contract, met

inbegrip van afscheeps-commissie.....

u guarantie of voorschot voor elk jaar of minder. n remises in producten, of wissels van welken aard ook, met of zonder endossement . . . // het trekken en negotiëren van wissels. . . // incasseren van vracht, passage en huurpenningen van schepen...........ii-,

n bezorgen van vrachten voor schepen van onderscheidene In of bijladers.......5

,/ bevrachting en vervrachting van schepen, in

eens met of zonder charterpartij.....

n bezorgen van passagiers, over het bedrag der

passagegelden............

// behandeling van avarijzaken, over de factuurs-

waarde der geloste lading.......2^

u over voorschot van gelden bij avarijzaken. . 5 ;/ bezorgen van gelden op bodemerij .... 5 f, sluiten van assurantiën, op het verzekerde kapitaal ................^

// expeditie van goederen.........2i

;/ verleenen van crediet-brieven.......2i

n alle guarantien van welken aard ook, niet hierboven vermeld, per jaar of minder . . . . 2A // het incasseren van gelden van wees- en boedelkamers..............5

-ocr page 116-

300

Voor expertise van beschadigde goederen ter zake

van avarij, telkenmale voor ieder expert . ƒ ~5

„ lastgeld op schepen (per last)...... 1

Pakhuishuur te berekenen volgens gouvernements tarief voor het entrepot.

-ocr page 117-

301

(No. 99). Inkomende en uitgaande regten. Wet van den \'iden Julij 1865, houdende vaststelling der tarieven van in- uit- en doorvoor in Nederlandsch-Indië. -Wij Willem ui, bij db gratie gods, koning der nedeii-landen, prins van oranje—nassau, groot-hertog van luxemburg. enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, Salutl doen te weten:

Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat er noodzakelijkheid bestaat om de tarieven van in-, uit- en doorvoer in Nederlandsch■ Indie te herzien, en die tarieven, naar het voorschrift van art. 129 der wet van 2 September 1854 {staatsblad no. 129), beboeren te worden vastgesteld door de wet;

Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze;

Art. 1. Van alle goederen, welke:

op Java en iladura,

in het gouvernement van Sumatra\'s Westkust,

in de assistent^residentie Beiikoelen,

in de residentie J ampongsche distrikten,

in de residentie Palenibang,

in de residentie Banka en onderhooriglieden,

in de assistent-residentie Billiton, en in de residentiën Wester-afdeeling en Zuider- en Ooster-afdeeling van Borneo

ten verbruik worden ingevoerd en niet uitdrukkelijk zijn vrijgesteld, is invoerregt verschuldigd volgens dit tarief:

-ocr page 118-

300

Voor expertise van beschadigde goederen ter zake

van avarij, telkenmale voor ieder expert . f ^5

u lastgeld op schepen (per last).....n 1

Pakhuishuur te berekenen volgens gouvernements tarief voor het entrepot.

-ocr page 119-

301

(No. 99J. Inkomende en uitgaande ïegten. IKet van den\'iden July 1.S65, houdende vasistelling der tarieven van in- uit- en doorvoor in Nederlandsch-Indië. -Wij Willem ui, bij be gratie gods, koning der neder-landen, peins tan oranje—nassau, groot-hertog van luxemburg . enz., enz., enz.

Allen, die deze zullci zien of hooren lezen, Salut!

doen te iveicn:

Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat er nood-zakelijkheid bestaat om de tarieven van in-, uit- en doorvoer in Nederlandsch-Indie te herzien, en die tarieven, naar het voorschrift van art. 129 der wet van 2 September 1854 {staatsblad no. 129), beboeren te worden vastgesteld door de wet;

/oo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Statea-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Art. 1. Van alle goederen, welke:

op Java en Madura,

in het gouvernement van Sumatra\'s Westkust,

in de assistente-residentie Benkoelen,

in de residentie l.ampongsche distrikten,

in de residentie Palembang,

in de residentie Banka en onderhoorigheden,

in de assistent-residentie Bilüton, en in de residentiën Wester afdeeling en Zuider- en Ooster-afdeeling van Borneo

ten verbruik worden ingevoerd en niet uitdrukkelijk zijn vrijgesteld, is invoerregt verschuldigd volgens dit tarief:

-ocr page 120-

302

REGTEN.

A. Met bewijs van Kederlaudsclien oor-sprong of bewerking.

B. Anders.

In 18G6, 18G7 en 1868 In 1869 en vervolgens.

GOEDEREN.

AARDEWERK gebakken) eu jjorselein. » Dakpannen, tegels en metselsteeiien . . , AZIJN van alle soorten, op

fust......

„ van alle soorten, af-

getapt.......

BEENZWART.....

BIER, op fust.....

« afgetapt .

BOEKEN, land- eu zeekaarten, platen en prenten en muziek in bladen, ingenaaid of ingebonden (1) . , BUSKRUID (2) . . . EETWAREN, niet afzonderlijk genoemd. . EAlilllEK- en STOOM WERK TUIGEN, mnchinerien,! werktuigen, toestellen eu gcreedscbappen ten dienste van landljonw, fabriek- ei! stoomwezen eu mijnoutgiu-ningen. Alsmede gedeelten daarvan, mits als zoodanig door de ambtenaren erkend.

GAMB1EK (3).....

GAREN, katoenen en wollen,

„ ander\'. . ■ . GEDISTILLEERD:

Gene ver op fust .

lt;( in kelders . Brandewijn; van alle soorten , cognae, rbum en arak, op fust. Brandewijn van alle soorten , cognac, rbum en arak, afgetapt.

Likeuren, van alle soorten. GLAS- en GLASWERK, van

alle soorten .

GOUD en ZILVER: In staven, baren ofstukken

en stofgoud . . Gemunt Goud- eu zilverwerk, galon, passement en draad

HARS.....

flOUT, gezaagd of ongezaagd, scheeps-, bouw- en timmerhout, duaronder begrepen masten, spieren, riemen en ander rond hout . HOUTWERK (4) . .

IJS......

IJZER in staven, stukken, roeden of platen, spoorstaven, lasch- en verbindingsplaten voor spoorwegen, buizen voor waterleidingen, ijzeren gaspijpen, assen eu wielen (5) gegoten of getrokken, ijzeren laadbooten

Het Nederl. vat.

Het Nederl. vat.

Waarde. 100 Nederl, pond, Waarde.

Het Nederl. vat.

A. 10 pet. B. 20 pet. vrij

A, ƒ 2,00. B. ƒ 4,00.

A. ƒ 2,50. B. ƒ 5,00. vrij

A. ƒ 2,00. B. ƒ 4,00. A. ƒ 2,25. B. ƒ 4,50.

vrij 6 pet.

10 pet.

A. vrij. B. 5 i et, ƒ 20,00 .10 pet. li. 20 pet. 6 pet.

ƒ 20.00 ƒ 23,00

ƒ 27,00

ƒ 30,00 ƒ 40,00

A. 10 pet B. 20 pet.

vrij vrij

A. 10 pet. B. 20 pet vrij

vrij 6 pet. vrij

A. 10 pet. B. 10 pet. vrij

A. ƒ 2,00. B. ƒ 3.00.

A. ƒ 2,50. B. ƒ 4,00.

A. ƒ 2,00^0. ƒ 3,00. A. ƒ 2,25. B. ƒ 3,50.

vrij

0 pet.

10 pet.

A. vrtf. B. 4 pet. ƒ 2-\',00 A. 10 pet. B. IC pet. G pet.

ƒ 20,00 ƒ 23,00

ƒ 27,00

ƒ 30,00 ƒ 40,00

A. 10 pet. B. 16 pet.

vrij rrij

A. 10 pet. B. 16 pet,, vrij

vrij 6 pet. vrij


-ocr page 121-

303

REGTEN.

A.

Met bewijs van Nederlandschen oor

GOEDEREN.

j MAATSTAF.

B.

sprong of bewerking. Anders.

[In ISGfi, 1867 eu ISGS\'Iu 18G9 en vervolgen a.

vrij.

10 pet. B. 20 pet.

vrij.

vrij

ƒ20.

vrij.

10 pet.

vrij

vrij

A. 10 pet. B. 20 pet.

vrij.

vrij.

ƒ 20 vrij.

j0 pet.

vrij

Waarde

Waarde.

A. 10 pet. B. 20 pet.

A. 10 pet. B. 16 pet.

verboden [ verboden. 6 pet. I 6 pet

10 pet. B. 30 pet. A. 10 pet. B. 16 pet.

Waarde.

vrij

. 10 pet. B. 20 pet.

vrij

A. 10 pet. B. 16 pet.

Waarde.

A. 10 pet. B. 20 pet.

6 pet. A. 10 pet. B. 20 pet. vrij

A. 10 pet. B. 20 pet.

A. 10 pet. B. 16 pet.

6 pet. A. 10 pet, B. 16 pet. vrij

A. 10 pet. B. 16 pet.

Waarde.

100 kruiken of fl

| De kist van 62 i Ned. pd. of | minder (10J.

S,00

f

6,00

350,00 250,00 200,00

ƒ

„ 350,00 „ 250,00 „ 200,00

of praauwen, geraamten van ijzeren gebouwen, loodsen of pakhuizen, bouten en spijkers, ijzerdraad,

scheepsankcrs, sclieepsket-tingen en sclieepsspillen IJZER, ijzerwerk, gegoten of gesmeed, niet afzonderlijk,

genoemd .

INSTRU MEN TE X, matliema-thisclic, pliysische, chirur-gicale, optisclie en muziekinstrumenten JUAVEELEV, PAARLEN en EDELGESTEENTEN , -•.i!

of niet gezet KAARSEN, (was, spermaceti-

stearine- en compositie-)100 Nederl. pond. KLAPPERS en KLAPPER-1

OLIE.......

KLEEDERE.V, gemaakt, geweven of gebreid .

KOLEN, (steen-) en cokes.

KOPER, ruw en gaar, geslagen of geplet, daaronder begrepen platen en bladen voor het koperen der schepen, muntz-metaal,

bouten en spijkers.

Idem, opgemaakt koperwerk,

al dan niet verlakt of ge-scnilderd, pleet- en brons-werk en koperdraad .

Idem. plaatjes tot munt en

gemunt koper (6) . .

KRAMERIJ, (7) . .

LEDER eu LEDERWERK LOOD, ruw, geplet en ge

streken .....

Idem, bewerkt, niet afzonderlijk genoemd. . . . MANUrAKTüllEN, lijnwaden en stollen:

Idem, van katoen, ruw, wit of gebleekt, geverwd of gedrukt, van wol, van hennep, vlas en werk, linten en band, passementwerk en alle andere niet afzonderlijk genoemd . . .

Idem, waren en linten van

zyde (8).....

MEEL ....

MEST ....

MEUBELEN . . ! quot;

MLXEIIAA LWATI\'-R, brons-

of kunstwater ...

OPIUM, (9) Putna- en Benares- .

Idem, Mal va-,.....

Idem, Levantsche en Persi-

sche.....

PAARDEN. EZELS en MUIL-EZELS .....

-ocr page 122-

304

GOEDEREN.

MAATSTAF.

REGTEN.

A. Met bewijs van Nederlandscheu oorsprong of bewerking.

B. Anders.

In 1866, 1SG7 en 1868.

In 181)9 eu vervolgens.

PAPIER van alle soort eu. Meubel-, muziek-, chits-, kaart- en bordpapier, en registers wit of gelijnd

pi;k........

KEURWERKEN en PAREU

MER1 EN\'.....

RIJST, gepeld of ongepeld , RIJTUIGEN, alsmede gedeelten van rijtuigen (11). SCHILDERIJEN . . SCHRIJF- en TEEKENBEHOEFTE \\ (12). . . SPEKLKAARTE M . . ST \' AL in staven, bladen platen, spoorstaven, lasch-en verliindingsplatcn voor spoorwegen Idem staahverk, niet afzonderlijk genoemd STROOP, siropen uit vruchten

i, t met gedistil

leerd zamengesteld . TABAK. In rollen ofhladen, gekorven, karotti\'ii en andere gefabriceerde, niet afzonderlijk genoemd.

Idem Manilla eu Havanna

x Snuif.....

„ Cigaren, Manilla- en

II a va ana v k alle andere

TEER . .

TOUWWERK, kabels of geslagen want en alle ander touwwerk UURWERKEN , horologiën

klokken en pendules VAAT- en KUll\'WERK,

Nieuw en ledig. VEE. levend .

VERF WA KEN7, zoo drooge

als natte, en lijnolie VLEESCI1 van alle soorten, gezouten, gerookt of gedroogd .... WAPENS(vnur-), alsmede ge• dcelte van vuurwapens (13) WIJN, op fust afgetapt « clianipagne en andere mousserende wijnen ZEILDOEK .

ZIN K, ruw en geplet, daaronder begrepen platen en bladen voor liet bekleeden der schepen bouten en spijkers, Idem, werk van zink, al dan niet verlakt of gesciülderd ZOUT (14) . . . .

Waarde. Waarde.

Waarde. Waard e.

Waarde. 100 ilessehen.

100 Ned. pond

Het Ned. vat. t

De 100 fleaschen

A. 10 pet. 11. 16 pet. vry.

10 pet.

vrij.

A. 10 pet. Ü. 16 pet. vry.

A. 6 pet. B. 10 pet. 10 pet.

vrij. vrij.

A. 10 pet. B. 20 pet. A. 10 pet. b. 10 pet.

ƒ 20,00

Waarde. A. 6 pet. B. 10 pet,

0 pet.

ƒ 9,00

A ƒ 8,00. B. ƒ 10,50.! 30,50

ƒ 21,00 A. vrij. B. 5 pet.

„ 21,00 A. vrij. H. 4 pet.

A. 10 pet. B. 20 pet a. 10 pet. 15. 16 pet. verboden. • verboden.

ƒ 20,00

Als likeuren (zie gedistilleerd.)

Als likeuren (zie qc-disiilleerd).

ƒ 8,00

ƒ 8,00

„ 30,00

„ 30,00

„ 40,00

„ 40,00

.lt; 200,00

„ 200,00

„ 50,00

„ 50,00

vrij.

vrij.

vrij. B. 5 pet.

A, vrij. P. 4 pet.

10 pet.

10 pet.

10 pet. B. 20 pet.

A. 10 pet. B. 16 pet.

vrij.

vrij.

A. C pet. B. 10 pet.

A. 10 pet, B. 20 pet. A. 10 pet. IJ. 16 pet.

6 vet. I ƒ 9.00

A. 10 pet. b. 20 pet. vrij.

10 pet.

vrij.

A. 10 pet. B. 20 pet. vrij.

A. G pet. B. 10 pet 10 pet.


-ocr page 123-

305

GOEDEREN.

MAATSTAF.

REGTEN

A Met bewijs van Nederlandaclicn oorsprong en bewerking.

B. Anders

In 18GÖ, 1807 en 1808. In 1869 en vervolgens.

1

Alle andere goederen, niet byzoudcrlijk genoemd of niet onder de voorgaande begrei.eii......

Waarde.

6 pet.

0 pet.

VERWIJZINGEN.

AAMBEELDEN. Als ijzer in staven, enz.

AMPIOEN. Als opium.

ANKERS. Zie ijzei1.

ARAK. Zie gedistilleerd.

ASSEN en WIELEN. Zie ijzer.

BAND. Zie manufakturen.

BANDIJZER. Als ijzer in staven.

BAREN. Zie goud.

BATIST en KAMERDOEK. Als manufakturen van katoen. BEDDEN en MATRASSEN. Als meubelen. BKSSENSAP. Als eetwaren.

BIJOUTKR1ËN van geen goud of zilver. Als kramerij. BLADEN van KOPER. Zie koper.

// // STAAL. n staal.

;/ // ZINK. „ zink.

BORDPAPIER. Zie papier.

BORSTELMAKERSWERK. Als kramerij.

BOTER. Als eetwaren.

BOUTEN, (koperen) Zie koper.

BRANDEWIJN. Zie gedistilleerd.

BRANDSPÜITEN. Als fabriek- en stoomwerktuigen. BRILLENGLAZEN, glaskoralen en andere snuisterijen

van glas. Als kramerij.

BRONWATER. Zie mineraalwater.

BRONSWERK. Als koperwerk, zie koper. CHIRURGICALE INSTRUMENTEN. Zie instrumenten. CHITZPAPIER. Zie papier.

CIGAREN. Zie tabak.

-ocr page 124-

306

COGNAC. Zie gedistilleerd.

COKES. Zie kolen : (steen)

COMPOSITIE-KAARSEN. Zie kaarsen.

CIJDER of APPELDRANK. Als eetwaren. DAKGLAZEN. Als glas en glaswerk.

DAKPANNEN. Zie aardewerk.

DEKENS. Als maiiutakturen van katoen.

DOEKEN en SHAWLS. Als manufakturen van katoen. DRAAD, (goud) Zie goud en zilver.

„ (koper), „ koper.

,/ (staal), // staal.

if (zink) „ zink.

EDELGESTEENTEN. Zie juweelen.

EZELS en MUILEZELS. Zie paarden.

GAARKOPER. Zie koper, ruw en gaar. GALANTERIEWAREN, van geen goud of zilver. Als

kramerij.

GALON, (echt) Zie goud en zilver.

^ (valsch) Als passementwerk onder manufakturen. GASMETERS. Als fabriek- en stoomwerktuigen. GASPIJPEN. Zie ijzer.

GEFABRICEERDE TABAK. Zie tabak.

GEKORVEN TABAK. Zie tabak.

GEMUNT GOUD en ZILVER. Zie goud en zilver. GEMUNT KOPER. Zie koper.

GENEVEll. Zie gedistilleerd.

GERAAMTEN voor IJZEREN GEBOUWEN, loodsen en

pakhuizen. Zie ijzer.

GEREEDSCHAPPEN. Zie fabriek- en stoomwerktuigen. GESLAGEN WANT. Zie touwwerk.

GESLAGEN of GEPLET KOPER. Zie koper. GEWEVEN of GEBREIDE KLEEDINGSTUKKEN. Zie

kleederen.

GLASKORALEN. Zie brillenglazen.

GLASWERK. Zie glas en glaswerk.

GLASLINNEN. Als manufakturen van katoen.

GUANO. Als mest.

-ocr page 125-

307

HAMMEN. Als vleesch.

HANDSCHOENEN. Als kleederen, gemaakte, enz. HAVaNNA-TABAK en CIGAREN. Zie tabak. HENNEP—MANUFAKTUREN. Zie manufakturen van katoen.

HOEDEN en PETTEN. Als kleederen.

HOROLOGIEN. Zie uurwerken.

IJZERDRAAD. Zie ijzer.

IJZERWERK. ,/ ,/

JAGTGEWEREN. Zie wapens.

JENEVER. Zie gedistilleerd.

KAARTEN, (land- en zee-) Zie boeken. KAARTPAPIER. Zie papier.

KAAS. Als eetwaren.

KABELS. Zie touwwerk.

KAMERDOEK. Als manufakturen van katoen.

KANTEN en TULEN. Als manufakturen van katoen. , KAROTTEN. Zie tabak.

KASIM1EREN. Als manufakturen van katoen. KETTINGEN, (scheeps-) Zie ijzer.

KEUKENSIROOP. Als eetwaren.

KLAPPEROLIE. Zie klappers.

KLOKKEN. Zie uurwerken.

KOEIJEN. Als vee. (levend).

KOFFERMAKERSWERK. Als leder en lederwerk. KOPERDRAAD. Zie koper.

KOPEREN MUNT. ,, „

KOPERWERK „ „

KOUSEN. Als kleederen. (gemaakte)

KRISTAL. Als glas en glaswerk.

KUIPWERK. Zie vaat- en kuipwerk. KUNSTBLOEMEN. Als modewaren onder kleederen. KUNSTWATER. Zie mineraalwater.

LAADBOOTEN. Zie ijzer.

LAKENS. Als manufakturen van katoen.

LAND- en ZEEKAARTEN. Zie boeken. LANDBOUWWERKTUIGEN. Zie fabriek- en stoomwerktuigen.

-ocr page 126-

308

LEDERWERK. Zie leder eu lederwerk.

LIJNOLIE. Zie verfwaren.

LIJNWADEN. Zie manufakturen.

LIKEUREN. Zie gedistilleerd.

LINNEN. Als manufakturen van katoen.

LINT. Zie manufakturen.

MACHINER1ËN. Zie fabriek- en stoomwerktuigen. MANILLA-TABAK en CI6AREN. Zie tabak.

MASTEN. Zie hout.

MATHEMATISCHE INSTRUMENTEN. Zie instrumenten. MATRASSEN. Als meubelen.

MESSEN eu MESSEN MAK ER,S WERK. Als kramerij.

METAAL. Als koper.

METSELSTEENEN. Zie aardewerk.

MEUBELPAPIBR. Zie papier.

MODEWAREN. Als kleederen.

MUILEZELS. Zie paarden.

MUZIEK. Zie boeken.

MUZIEKINSTRUMENTEN. Zie instrumenten. MUZIKKPAPIER. Zie papier.

NIEUW ZILVER, (zoogenaamd) Als koper.

OLIE; (klapper-) Zie klappers.

\' „ (lijn) Zie verfwaren.

OPTISCHE INSTRUMENTEN. Zie instrumenten. OSSEN. Als vee. (levend)

PAARLEN. Zie juweelen.

PANNEN, (huis) Als dakpannen onder aardewerk.

// (glazen dak-) Als glas en glaswerk. PARAPLU IËN en PARASOLS. Als modewaren onder

kleederen.

PARASOLS. Zie parapluiën.

PARFUMERIËN. Zie reukwerken.

PASSEMENTWERK van echt goud en zilver. Zie goud.

Anders zie manufakturen.

PENDULES. Zie uurwerken.

PERRIJ of PERENSAP. Zie eetwaren.

PETTEN. Zie hoeden. Als kleederen.

-ocr page 127-

309

PHYSISCHE INSTRUMENTEN. Zie instrumenten. PIS\'IOLEN. Als wapens (vuur). Zie ook wapens van weelde. PLAATJES tot koperen munt. Zie koper.

PLATEN en PRENTEN. Zie boeken.

n (ijzeren) Zie ijzer.

// (koperen) koper.

// (stalen) staal.

u (zinken) „ zink.

PLEETVERK. Zie koperwerk onder koper. POLEMIETEN\'. Als manufakturen van katoen. PORSELEIN. Zie aardewerk.

PRAAUWEN. (ijzeren) Zie ijzer. *

PRENTEN. Zie boeken.

PROVISIEN. Als eetwaren.

REGISTERS, (wit of gelijnd) Zie papier.

RIEMEN, (houten) Zie hout.

ROEDEN, (ijzeren) Zie ijzer.

RONDHOUT. Zie hout.

RIIUM. Zie gedistilleerd.

RUW KOPEIl of ZINK. Zie koper of ziuk.

SCHAPEN en LAMMEREN. Als vee (levend). SCHEEPSKETTINGEN. Zie ijzer.

SCHEEPSSPILLEN. Zie ijzer.

SCHOENMAKERSWERK. Als leder en lederwerk. SIROPEN. Zie stroop.

SLAGTVEE. Als vee (levend).

SNUIF. Zie tabak.

SPEK. Zie vleesch.

SPERMACETI-KAARSEN. Zie kaarsen.

SPIAUTER.. Als zink.

SPIEREN. Zie hout.

SPIJKERS. Zie ijzer, koper of zink.

SPILLEN, (scheeps-) Zie ijzer.

SPOORSTAVEN. Zie ijzer.

STAALWERK. Zie staal.

STAVEN (ijzeren) Zie ijzer, (gouden) Zie\'goud. STEARINE-KAARSEN. Zie kaarsen.

-ocr page 128-

310

STEENKOLEN. Zie kolen.

STOFFEN van KATOEN, vvolle, vlas of hennep of zijde.

Zie manufakturen.

STOFGOUD. Zie goud.

STOOMWERKTUIGEN. Zie fabriek- en stoomwerktuigen. TAFELKLEEDEN. Zie tapijten.

TAPIJTEN, vloertapijten, tapijtenbehangsels en tafel-kleeden van alle soorten. Als manufakturen van katoen. TEEKENBEHOEFTEN. Zie schrijf- en teekenbehoeften. TEEKENINGEN. Als schilderijen.

TEGELS. Zie aardewerk.

THKELOOD. Als lood, ruw en geplet.

TIMMERHOUT. Zie hout.

TOESTELLEN (fabriek-). Zie fabriek en stoomwerktuigen. VENSTERGLAS. Als glas en glaswerk. VLOERTAPIJTEN. Zie tapijten.

VRUCHTEN op brandewijn of gedistilleerd. Als likeuren.

VUURWAPENS. Zie wapens.

WANT (geslagen). Zie touwwerk.

WAREN en linten van zijde. Zie manufakturen.

WASKAARSEN. Zie kaarsen.

WERKTUIGEN. Zie fabriek- en stoomwerktuigen. WIELEN, ASSEN. Zie ijzer.

WOLLEN MANUFAKTUREN. Zie manufakturen. WORST. Als vleesch.

ZADELMAKERSWERK. Als leder en lederwerk. ZAKKEN (linnen en andere). Als manufakturen van katoen.

ZEEKAARTEN. Zie boeken.

ZIJDEN MANUFAKTUREN, Zie manufakturen.

ZILVER. Zie goud en zilver.

BIJZONDERE BEPALINGEN.

(1) Tlaten en prenten in lijsten. Als meulelen.

(2) Behoudens de bestaande of nader door den Koning vast te stellen verbodsbepalingen. Het verbod strekt zich

-ocr page 129-

311

niet uit tot het zoogenaamd jagtkrind (crepé), ingevoerd in bussen van 1 Ned. pond of minder, en met toestemming van de plaatselijke autoriteit.

(3) Het regt is alleen verschuldigd bij invoer op Java en Madura. Elders is gambier vrij.

(4) Uitgezonderd vaat- en knipwerk.

(5; Assen en wielen, behoorende tot rijtuigen, worden bij den invoer belast als rijtuigen.

(6) Het verbod van invoer is niet toepasselijk op plaatjes tot koperen munt en gemunt koper, voor rekening of ten behoeve vm het Gouvernement ingevoerd.

(7) Zoo noodig wordt door den Gouverneur-Generaal nader aangewezen welke artikelen behooren tot Kramerj.

(5) Uitsluitend van zijde. Gemengde stoffen als manu-fakturen van katoen.

(9) Behoudens de bestaande of nader door den Koning vast te stellen verbodsbepalingen.

(10) In kisten van meer gewigt ingevoerd, wordt het i\'egt in evenredigheid verhoogd.

(11) Spoorwegrijtuigen en een gedeelte daarvan zijn vrij van regten.

(12) Uitgezonderd papier.

(13) Behoudens de bestaande of nader door den Koning vast te stellen verbodsbepalingen.

Het verbod van invoer van vuurwapens is niet van toepassing op wapenen van weelde. Als zoodanig worden alleen beschouwd dezulke, die, afzonderlijk geëmbal-leerd ingevoerd, als wapens van weelde door de ambtenaren worden erkend.

(14) Het verbod is niet van toepassing, wanneer de invoer geschiedt door of voor rekening van het Gouvernement; en bestaat niet in die bezittingen buiten Java en Madura, welke door den Gouverneur-Generaal reeds zijn of zullen worden uitgezonderd.

Art. 2. Behalve de goederen, bij het tarief zelf van invoerregt vrijgesteld, worden daarvan ontheven:

-ocr page 130-

312

1°. alle goederen, aangevoerd ten behoeve of voor rekening van het Gouvernement.

2°. a. alle voortbrengselen der Nederlandsch-Indische bezittingen, waar regten worden geheven van wege het Nederlandsch-Indiscli bestuur, mits, voor zooveel betreft katoenen goederen, tabak en cigaren, voorzien van een bewijs van uitvoer uit die bezittingen;

i. alle voortbrengselen van andere Nederlandsch-Indische bezittingen en van de inlandsche Staten van den Ooster-schen Archipel, in vriendschap met de Nederlandsche regering, met uitzondering van gambir op Java en Madura, voorts van geweven katoenen goederen, tabak en cigaren.

De verbodsbepalingen tegen den invoer van sommige artikelen zijn niettemin ook op deze voortbrengselen toepasselijk.

3°. alle goederen, waarvan bij een Nederlandsch-In-disch tolkantoor mvoerregt is geheven.

Is echter ter plaatse van tweeden aanvoer een hooger regt verschuldigd, dan worden de goederen niet toegelaten dan na bijbetaling van liet verschil.

4°. lijfsbenoodigdheden van reizigers, alsmede gebruikte meubelen en regalen door hen aangelJragt.

Art. 3. Rij den uitvoer uit de gewesten in art. 1 genoemd, is uitvoeriegt verschuldigd van de goederen, vermeld in het volgende tarief.

GOEDEREN.

Huiden . . ... Indigo, niet bereid voor de inlandsche mark!. .

Knffij.......

Suiker. ...

Tabak niet bereid voor de

inlandsche markt . Tin . . . . . Vogelnestjes

REGTEX BIJ UITVOER KAAR

i MAATSTAF.

Nederland.

Elders.

quot;Waarde.

3 pet.

2 pet.

Ned. pond. quot;Waarde.

/0,10 G pet. Vrij.

./quot; 0,15 0 pet. 3 pet.

100 Ned. p.

ICO Ned p. quot;Waarde

f 1

/ 3,50 6 pet

/1 / 5 6 pet .


-ocr page 131-

313

Art. 4,. Bij uitvoer naar Nederland van goederen, aan een differentieel regt onderworpen, wordt voor de betaling der hoogere regten borgtogt gesteld, overeenkomstig door den Gouverneur-Generaal bepaalde regelen.

Het lager regt wordt niet toegepast, dan wanneer binnen den door den Gouverneur-Generaal bepaalden termijn is gebleken, dat de aan een verschillend regt onderworpen goederen onverkort in eene Nederlandsche haven zijn gelost uit hetzelfde schip, waarin zij in Nederlandsch-lndië werden geladen.

Niettemin kan de Gouverneur-Generaal van de betaling van het hooger regt vrijstellen, wanneer hem blijkt dat de goederen geheel of gedeeltelijk ten gevolge van zeeramp verloren gingen, of wel dat de overlading in een ander schip uit dien hoofde onvermijdelijk was.

Ook kan de Gouverneur-Generaal, wanneer ten gevolge van zeeramp een gedeelte der goederen onder weg moest worden verkocht, vrijstelling verleenen van de betaling van het hoogere regt voor dat gedeelte der goederen, hetwelk in Nederland is gelost.

Art. 5. Van uitvoerregt zijn vrijgesteld:

1°. de goederen, uitgevoerd ten behoeve of voor rekening van het Gouvernement;

2°. de goederen, waarvan bij een Nederlandsch-Indisch tolkantoor uitvoerregt is geheven.

Is echter ter plaatse van tweeden uitvoer een hooger regt verschuldigd, dan worden de goederen niet uitgeklaard, dan na bijbetaling van het verschil.

Art. 6. Te iloeara-Kompeh, in het Rijk van Djambi, blijft, ten aanzien der in- en uitvoerregten en der vrijstellingen daarvan, gelden het Reglement, vastgesteld bij besluit van den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-lndië, van 23 April 1847 [Indisch staatsblad no. 19).

Onder Onze nadere goedkeuring is de Gouverneur-Generaal bevoegd in gedeelten van Nederlandsch-lndië, niet bedoeld bij art. 10, waar nog geene regten worden geheven van wege het Nederlandsch-Indisch Bestuur, die

40

-ocr page 132-

314

heffing in te voeren, mits zij geschiede naar een niet-

differentieel tarief.

Art. 7. Op de in- en uitvoenegten worden geen opcenten geheven.

Art. 8. De entrepot- en overscheepsregten en de waaggelden zijn afgeschaft.

De Gouverneur-Generaal regelt de tarieven van betaling wegens pakhuishuur, kosten van toezigt en andere

werkelijk bewezen diensten.

Art. 9. Op den doorvoer worden geen regten geheven.

Art. 10. In de residentie Tdouw, hare onderhoonghe-den ter Oostkust van Sumatra daaronder niet begrepen, het Gouvernement van Celebes en onderhoorigheden, het Gouvernement der Molul-ken en de residentiën Menado en Timor worden van wege het Nederlandsch-Indisch bestuur geen in-, noch uitvoerregten geheven.

Wij behouden Ons voor deze bepaling ook tot de Wester- en tot de Zuider- en Ooster-afdeeling van Borneo uit te strekken.

Art. 11. Tot uitvoering dezer wet en tot waarborg togen ontduiking der regten wordt door Ons of door den Gouverneur-Generaal het noodige geregeld.

Omtrent de certificaten van oorsprong of bewerking worden door Ons regels gesteld, die te gelijk met deze ,wet in werking treden.

Art. 13. Deze wet treedt in werking den Isten January 1»66.

Zij blijft van kracht tot 1 Januarij 1872.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staaishlad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Kollegiën en Ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauwkeurige uitvoering óe hand zullen houden.

Gegeven te Lucerne, den 3den Julij 1865.

WILLEM.

De Minister van Koloniën.

J. D. Fkansen van de Putte.

-ocr page 133-

315

En opdat niemand hiervan onwetendheid voorwende, beveelt de Gouverneur-Generaal van NederlandscJi-Indie, den Raad van Nederlandsch-Indie gehoord, dat deze in het staatsblad van Nederlandsch-Indie worde geplaatst, en dat daarvan, voor zooveel noodig, vertalingen va. fa Inlandsche en Chinesche talen worden aangeplakt.

Gelast verder alle hooge en lage kollegiën eu ambtenaren, officieren en justicieren, ieder voor zooveel hem aangaat, aan de stipte naleving van het bovenstaand Koninklijk besluit de hand te houden, zonder oogluiking of aanzien des persoons.

Gedaan te Buitenzorg, den 12den September 1865.

L. A. J. W. SLOET.

Tgt;e Algeneene Sekretaris, Wattendoefp. Uitgegeven den drie-en-twintigsten September 1865.

Le Algemeens Sekretaris,

quot;VVATTENDORPf.

-ocr page 134-
-ocr page 135-

DE INDISCHE SECRETARIS.

VIERDE AFDEEUNG.

HANDLOIK VOOR DEN VOOGD, DEN CURATOR EN DEN UITVOERDER VAN UITERSTE WILHSUHIKWEN.

-ocr page 136-
-ocr page 137-

VIERDE AFDEELING.

Handboek voor den Voogd, den Curator en den Uitvoerder van uiterste wilsbeschikkingen.

Wenken voor den uitvoerder van uiterste wilsbeschikkingen

en den bewindvoerder .......................2

Over het beheerloon aan voogden, curators, uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen, bewindvoerders en gemagtigden bij de wet toegekend ... , 10

Ordonnantie op de overschrijving van den eigendom van vaste

goederen ............. jg

Ordonnantie op het regt van successie en overgang in Neder-lamlsch-lndië. . . . 43

Titel I. Algemeene bepalingen......... „

» II. Van de aangifte en waardering van het gecrfde

of verkregene............ 44

» III. Van de hoegrootheid van het regt van successie, van deszelfs toepassing, van de betalingen en

vrijstellingen............ 55

» IV. Van de vervolgingen en verjaringen .... 60 Bepaling dat de belasting op alle legaten en collaterale sue-oessien, bedoeld bij de ordonnantie van 3 lentemaand 1810, voortaan in Ned.-Indië moet worden voldaan, ten behoeve van den lande, door alle met inlanders gelijk gestelde personen......... 65

Poumulierbn.

Eed voor de collecteurs . . . . . . 77

Eed voor de taxateurs. ... 78

Formulier van sommatie-cedullen . , „

Lijst van de taxatie der lijfrenten ... ... 79 Publicatie tegen het openbaar worden van stukkeu, bchoorende

tot de gouvernements archieven..........83

Verzekering van het gouvernements regt van eigendom op natuurkundige verzamelingen, instrumenten en dergelijken van personen, in dienst en bezoldiging van den lande. ... 85 I\'axatie................... 86

-ocr page 138-

INHOUD

BliZ.

Salarislijst voor de landmeters, ook als taxateurs van vaste

goederen.................86

Salarislijst voor taxateurs van losse goederen......89

Translateurs ...... .......90

Bepalingen omtrent translateurs . • n

Salaris voor de gezworen translateurs.........91

Voor schriftelijke vertaling . *

Voor mondelinge vertolking..................92

Instructie en tarief voor de Europcsche tolken voor de Chi-

neesche taal in Nederlandsch-Indië........93

Tarief voor de Europesche tolken voor de Chineesche (aal in

Nederlandsch-Indië..............94

Voor schriftelijke vertaling..................quot;

Voor mondelinge vertolking op denzelfden dag u

II

-ocr page 139-

HANDBOEK VOOR DEN VOOGD, DEN CURATOR EN DEN UITVOERDER VAN UITERSTE WILSBESCHIKKINGEN.

In het handboek voor den Notaris worden, op bladz. 163—183, de regten en verpligtingen van den voogd, op bladz. 183—185, die van den curator, en op bladz. 214— 218, die van uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen en bewindvoerders opgegeven. Wanneer tnen hierbij voegt al hetgeen, op bladz. 208—221, omtrent de verzegeling, ontzegeling en boedelbeschrijving is bekend gesteld, alsdan zal men gereedelijk inzien, dat het ten eenenmale overbodig zoude wezen, nogmaals die regten en verpligtingen op te sommen. In dit handboek zullen dan ook alleen worden opgegeven die verpligtingen, welke buiten het burgerlijk wetboek en het reglement op de burgerlijke regtsvordering, opgemelden personen, bij afzonderlijke bepalingen, zijn opgelegd en welke worden gevonden:

1°. In de ordonnantie op de overschrijving van den eigendom van vaste goederen en het inschrijven van hypotheken op dezelve in Ked.-Indië (stsbl. 1834 no. 27), met de daartoe betrekkelijk later uitgevaardigde bepalingen.

2°. In de ordonnantie op het regt van successie en overgang in Ned. Indië (stsbl. 1836 no. 17), met de daartoe betrekkelijk later uitgevaardigde bepalingen.

8°. In de publicatie tot voorziening tegen het openbaar worden van stukken, behoorende tot de gouvernements archieven (stsbl. 1854 no. 18).

-ocr page 140-

INHOUD

BLZ.

Salarislijst voor de landmeters, ook als taxateurs van vaste

goederen.................86

Salarislijst voor taxateurs van losse goederen......89

Translateurs ....... ... 90

Bepalingen omtrent translateurs • //

Salaris voor de gezworen translateurs. 91

Voor schriftelijke vertaling . *

Voor mondelinge vertolking................92

Instructie en tarief voor de Europesche tolken voor de Chi-

neesche taal in Nederlandsch-Indië........93

Tarief voor de Europesche tolken voor de Chineesche taal in

Nederlandsch-Indië .... ......9^

Voor schriftelijke vertaling..................»

Voor mondelinge vertolking op denzelfden dag . . u

11

-ocr page 141-

HANDBOEK VOOR DEN VOOGD, DEN CURATOR EN DEN UITVOERDER VAN UITERSTE WILSBESCHIKKINGEN.

In het handboek voor den Notaris worden, op bladz. 163—183, de regten en verpligtingen van den voogd, op bladz. 183—185, die van den curator, en op bladz. 214.— 218, die van uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen en bewindvoerders opgegeven. Wanneer men hierbij voegt al hetgeen, op bladz. 208—221, omtrent de verzegeling, ontzegeling en boedelbeschrijving is bekend gesteld, alsdan zal men gereedelijk inzien, dat het ten eenenmale overbodig zoude wezen, nogmaals die regten en verpligtingen op te sommen. In dit handboek zullen dan ook alleen worden opgegeven die verpligtingen, welke buiten het burgerlijk wetboek en het reglement op de burgerlijke regtsvordering, opgemelden personen, bij afzonderlijke bepalingen, zijn opgelegd en welke worden gevonden:

1°. In de ordonnamie op de overschrijving van den eigendom van vaste goederen en het inschrijven van hypotheken op dezelve in Ked.-Indië (stsbl. 1834 no. 27), met de daartoe betrekkelijk later uitgevaardigde bepalingen.

2°. In de ordonnantie op het regt van successie en overgang in Ned. Indië (stsbl. 1836 no. 17), met de daartoe betrekkelijk later uitgevaardigde bepalingen.

3°. In de publicatie tot voorziening tegen het openbaar worden van stukken, behoorende tot de gouvernements archieven (stsbl. 1854 no. 18).

I

-ocr page 142-

a

4°. In het besluit van 16 Junij 1857 no. 16, betreffende de verzekering van het gouvernements regt van eigendom op natuurkundige verzamelingen, instrumenten en dergelijke van personen, in dienst en bezoldiging van den lande (stsbl. 1857 no. 51).

5°. In de zegelordonnantie (reeds boven op bladz. 47— 83 medegedeeld, en op art. 39 van welke wel ten zeerste de aandacht gevestigd wordt).

Alvorens echter tot de volledige mededeeling dier, ook van algemeen belang zijnde, besluiten over te gaan, wen-schen wij nog een enkel woord over de verpligtingen van den uitvoerder van uiterste wilsbeschikkingen en den bewindvoerder, alsmede over hun beheerloon, en dat aan voogden en curators bij de wet toegekend, en waarover reeds veel geschreven en gesproken is, in het midden te brengen.

Wenken voor den uitvoerder van uiterste wilsbeschikkingen en van den bewindvoerder.

E( ii ieder, die de benoeming van uitvoerder eener uiterste wilsbeschikking aanvaardt, onderwerpt zich aan verpligtingen, die meesttijds eene groote verantwoordelijkheid in zich sluiten.

Indien zich onder de erfgenamen minderjarigen of onder curatele gestelde personen bevinden, die, tijdens hot overlijden van den erflater, van geene voogden of curators voorzien zijn, of wanneer een of tneer der erfgenamen, noch in persoon, noch bij gemagtigde, tegenwoordig zijn, moeten de uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen beginnen met de nalatenschap te doen verzegelen, en voorts in allen gevalle, hetzij in tegenwoordigheid der erfgenamen, hetzij nadat deze, voor zoo ver zij zich binnen Ned. Indië bevinden, behoorlijk bij exploict zijn opgeroepen, eene boedelbeschrijving doen opmaken (artt. 1009—1010 B. W.) 1).

1

In geval zich miaderjarigen of onder curatele gestelde personen

-ocr page 143-

Indien erfgenamen in persoon of bij gemagtigde tegenwoordig en daaromtrent eenstemmig zijn, kan de boedelbeschrijving onderhandsch worden opgemaakt en is de tus-schenkomst van een notaris niet noodig (art. 1069 B. W. en art. 673 B. R.) 1).

Het doel der benoeming is, dat de uitvoerders zorg zullen dragen, dat de uiterste wil behoorlijk worde ten uitvoer gelegd. Wordt dus die uiterste wil betwist, alsdan kunnen zij, hetzij tegen de wettelijke erfgenamen, hetzij tegen ieder ander belanghebbende, in regten optreden, om de quot;geldigheid van den zeiven staande te houden (art. 1011 B. W.j Zij zijn alsmede gehouden persoonlijk voor de uitvoering van die beschikkingen zorg te dragen, welke niet onder de gewone erfstellingen en legaten kunnen warden gerangschikt, noch bepaaldelijk aan deze als lasten zijn toegevoegd, zoo als, in het geval dat de erflater omtrent zijne begrafenis, omtrent het uitdeelen van liefdegaven, omtrent huishoudelijke belangen en dergelijken, eenige beschikkingen gemaakt heeft.

De voornaamste pligt des uitvoerders bestaat echter om voor de betaling en afgifte der legaten te zorgen, en om hun dezen pligt gemakkelijker te maken, kan hun door den erflater een zoogenaamd bezit van de geheele of wel van een bepaald gedeelte der nalatenschap worden toegekend (art. 1007).

Wij zeggen een zoogenaamd bezit, opdat men hetzelve niet verwarre met het bezit der erfgenamen, of met dat van ieder ander, die eene zaak, als eigenaar, in zijne magt heeft. De uitvoerder toch kan, noch voor zich-zelven noch in zijne qualiteit, op zoodanig bezit aanspraak maken; indien de daadzaak, dat hij de goederen

1

Zie de aanteekening op bladz. 215, in welke gevallen de boedelbeschrijving notarieel moet worden opgemaakt.

-ocr page 144-

4

onder zich heeft, ten aanzien van het eigenlijk bezit iets afdoet, dan is het ten voordeele der erfgenamen, wien zulks bij verjaring, of tot handhaving in het bezit tegen derden, zal worden toegerekend. Zijn bezit, afgescheiden van dat der erfgenamen, is dus eene bloote detentie, zonder eenig zakelijk regtsgevolg, even als dat van den lasthebber en hetwelk speciaal ten doel heeft, om hein tot de afgifte en uitkeering der legaten in staat te stellen. Zoodanig eene bezitneming kan door den erflater, hetzij voor al de goederen der nalatenschap, in welk geval zich dezelve zoowel tot de onroerende zaken uitstrekt, hetzij voor een bepaald gedeelte, als b. v. alleen de roerende goederen worden gegeven.

Die bezitneming sluit in zich de bevoegdheid om de goederen daaraan onderworpen te beheeren, dezelve des noodig van derden op te eischen en, wanneer het scliuld-vorderingen betreft, die gedurende het bezit vervallen en opeischbaar worden, ook deze, des noods iu regten, in te vorderen (artt. 1007 en 1013 B. W.)

Het staat geheel aan den erflater om te bepalen, hoe lang dat bezit zal duren, doch wanneer hij deswege geen beschikking mogt gemaakt hebben, zoo eindigt het regtens na verloop van één jaar, te rekenen van den dag, waarop de uitvoerders zich in het bezit hebben kunnen stellen.

Die tijd is doorgaans voldoende om den boedel in zoo verre te vereffenen, dat de legaten kunnen worden uitgekeerd, en indien buitengewone omstandigheden al soms een langeren termijn kunnen vorderen, mogt toch de wetgever de erfgenamen niet blootstellen, om, door de traagheid of slofheid van de uitvoerders van het genot der nalatenschap verstoken te blijven.

Wijders hebben de erfgenamen het steeds in hunne magt, het bezit der uitvoerders ook vóór den, hetzij bij de beschikking, hetzij bij de wet, bepaalden tijd te doen ophouden, wanneer zij namelijk, met onderling goedvinden, hetzij de uitvoerders tot de betaling en afgifte der

-ocr page 145-

zuivere en onvoorwaardelijke legaten in staat stellen, hetzij doen blijken, dat dezelve bereids door hen voldaan zijn (art. 1008 B. W.)

Het zijn vooral de legaten van geldsommen en derge lijken, tot wier kwijting de uitvoerders worden benoemd, en zulks opdat de legatarissen niet zouden genoodzaakt wezen, die, ieder voor zijn aandeel, op de erfgenamen te verhalen. Indien derhalve de vereisohte penningen tot het uitvoeren van die legaten niet in den boedel voorhanden zijn, hebben de uitvoerders de bevoegdheid, om de roerende goederen, en des noodig ook een of meer der vasle goederen, in het openbaar en volgens de gebruiken der plaats, te verkoopen; hoewel de vaste goederen niet eerder, dan na daartoe de toestemming der erfgenamen of, bij gebreke daarvan, eene magtiging van denregter (raad van justitie) te hebben verkregen; terwijl de erfgenainen altijd zoodanigen verkoop kunnen voorkomen, dooi de noodige penningen voor te schieten. Gemelde verkoop zal echter ook under de hand kunnen geschieden, indien al de erfgenamen het daaromtrent zijn eens geworden, behoudens de reeds vroeger medegedeelde bepalingen ten op-zigte van minderjarige en onder curatele gestelde personen (art. 1012 B. W.).

Deze bepaling is algemeen, en geldt dus ook voor het geval, dat de uitvoerders niet in het bezit der nagelaten goederen zijn gesteld; evenwel zal het alsdan doorgaans eenvoudiger zijn, dat de legatarissen onmiddelijk de erfgenamen aanspreken, die, door de benoeming van uitvoerders, geenszins van de verpligting om de legaten te kwijten, ontslagen zijn.

Bevinden zich daarentegen de uitvoerders in het bezit, zoo is de genoemde bepaling een gereed middel, om aan hunne hoofdverpligting, waarin de erfgenamen hen niet kunnen belemmeren, te voldoen.

Het spreekt dus van zelf, dat de uitvoerders in het be it zijnde, ook geregtigd zijn de bepaalde, in den boedel voorhanden zijnde, voorwerpen, waarover de erflater

-ocr page 146-

6

beschikt heeft, aan de belanghebbenden af te geven; alhoewel zij voorzigtig zullen doen, om, wanneer het legaat vaste goederen tot onderwerp heeft, de toestemming dei-erfgenamen tot die afgifte te vragen, opdat deze niet latei-de vruchten aan de legatarisseu betwisten (Vergelijk ten dezen art. 959 B. W.).

Met de uitvoering van het testament, houden de be-moeijingen van den uitvoerder als zoodanig op, en hij heeft dus met de verdere bereddering des boedels, b. v. met de betaling der schulden, niets te maken; en, alvorens zich daarmede in te laten, zal hij wel doen zich van eene lastgeving der erfgenamen te voorzien, opdat deze de wettigheid der betaling niet betwisten. Nog veel minder heeft hij de bevoegdheid om de goederen der nalatenschap te verkoopen, ten einde dezelve in staat van scheiding of deeling te brengen.

Bij het eindigen van zijn beheer is hij verpligt aan de belanghebbenden rekening en verantwoording te doen, met uitkeering van alle goederen en effecten des boedels, benevens het slot der rekening, ten einde tusschen de erfgenamen gescheiden en gedeeld te worden. In het maken dier scheiding moet hij, op vordering der erfgenamen, dezen daarin behulpzaam zijn (art. 1014 B. W.).

Bij het doen van rekening, worden in uitgaaf gebragt en geleden de kosten door de uitvoerders gemaakt, ter gelegenheid van de verzegeling, de boedelbeschrijving, de rekening en verantwoording of van andere zaken tot hunne werkzaamheden behoorende, alsmede de belooning die hun, hetzij door den erflater, hetzij bij de wet, is toegekend (art. 1017 B. W.).

Doorgaans wordt den uitvoerders, bij hunne benoeming, een legaat of eene bepaalde belooning voor de door hen te verrigten werkzaamheden besproken en de aanvaarding dier beschikking verpligt hen den hun opgedragen last te volbrengen, zonder op eenig ander loon aanspraak te kuji-nen maken. Zelfs in het geval, dat de erflater zich deswege niet speciaal verklaard heeft, beschouwt men veelal

-ocr page 147-

7

het legaat, den uitvoerder bij hetzelfde testament, waarin de benoeming geschied is, toegelegd, als met de benoeming in verband staande; zoodat hij, zonder aanvaarding van den hem opgedragen last, dat legaat niet kan vorderen en ook boven hetzelve tot geen loon hoegenaamd geregtigd is. Evenwel doen de omstandigheden hieromtrent veel af, en behooren deze in ieder geval in aanmerking te worden genomen 1).

Bijaldien echter de erflater den uitvoerder geene bepaalde belooning of eenig bijzonder legaat heeft toegelegd, dat daarvoor in de plaats treedt, zoo geeft de wet hem vrijheid om, even als de bewindvoerder, die de zaken van afwezigen waarnam, drie ten honderd van zijne ontvangsten, twee ten honderd van zijne uitgaven en een en een half ten honderd van de kapitalen, welke door hem worden ontvangen, in rekening te brengen (artt. 466 en 1021 B. W.) t).

Even als tot het opmaken eener boedelbeschrijving, zijn de uitvoerders ook tot het doen van rekening en verantwoording gehouden , en is de door den erflater geschrevene bepaling, welke hen daarvan vrijstelt, van regtswege nietig (art. 101S B. W.).

Indien er voorts onderscheidene uitvoerders zijn benoemd, zonder dat de erflater aan ieder hunner bepaalde werkzaamheden heeft opgedragen, kan de één, bij gebreke of verzuim van de anderen, alles verrigten, wat tot hunne bemoeijingen behoort, maar zulks belet niet dat allen, die den hun opgedragen last hebben aanvaard, voor het ver-rigte, en wel ieder voor het geheel aansprakelijk zijn. Hunne verantwoordelijkheid is te dien aanzien grooter, dan die van den gewonen lasthebber, omdat zij, hoezeer de zaken Van de erfgenamen waarnemende, hunne bevoegd-

1

Zie Mr. J. Loke, Handboek voor Notarissen, bladz. 741, uit welk Toortrefflelijk werk deze wenken hoofdzakelijk ziju overgenomen,

f) Zie hieronder over het beheerloon aan voogden, curators en uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen toegekend.

-ocr page 148-

heid van een ander ontleenen, en hun last-, door de eerst-genoeinden niet kan worden herroepen (art. 1016 B. W.).

Meer dan één uitvoerder benoemd zijnde en allen die last hebbende aangenomen, brengen zij te zamen het bovengemelde loon in rekening (art. 1021 B. W.).

Overigens is de benoeming van uitvoerders, even als de gewone lastgeving, eene zaak van persoonlijk vertrouwen in hunne bekwaamheid en eerlijkheid. Derhalve gaat de magt, welke zij uit de beschikking van den erflater ontleenen ^ niet op hunne erfgenamen over, en zijn deze wederkeerig alleen verantwoordelijk voor hetgeen, bij hun leven, door hen of door de gezamenlijke benoemden, is verrigt (art. 1015 B. W.).\' In het geval al de uitvoerders, vóór dat het testament geheel is ten uitvoer gelegd, mogtcn komen te overlijden, zoo vervalt daardoor de opdragt, en treden de erfgenamen in al hunne regten en verpligtingen terug, zonder dat er termen zijn, om, hetzij door tusschen-komst des regters of op een anderen voet, de plaats dei-overledenen aan te vullen.

Onafhankelijk van den algemeenen last, om voor de uitvoering van zijnen uitersten wil zorg te dragen, kan er de erflater aan gelegen zijn, ter hetere bereiking van Jiet doel, dat hij zich bij zekere beschikkingen voorstelt, het beheer over de goederen daarin begrepen aan speciaal daartoe benoemde personen op te dragen; en wanneer men de bepaling van art. 1019 B. W. letterlijk opvat, dan schijnt de Ned. Indische wetgever hem de bevoegdheid doartoe in ruime mate te hebben toegekend. Intusschen vermeenen wij, dat de algemeene beginselen der wetgeving zoodanige opvatting wraken; dat het bepaaldelijk niet kan geoorloofd zijn, dengenen, wien men den vollen eigendom eener zaak vermaakt, daarvan willekeurig het beheer te ontzeggen, en zoodoende de uitoefening van dat eigen-domsregt, zonder eenig niit\'voor derden, te beperken; welke beperking doorgaans een verbod om te vervreemden insluiten en dus met andere voorschriften lijnregt in strijd zoude zijn.

-ocr page 149-

9

Wij meenen alzoo, dat de gedachte bepaling, hoe algemeen ook gesteld, slechts behoort te worden toegepast, wanneer de opdragt van het beheer aan bewindvoerders, iietzij tot waarborg of in het belang van derden strekt, aan wie op de nagelaten goederen of derzelver inkomsten mede eenig regt is besproken; hetzij ten doel heeft, om, in het vermeend belang der erfgenamen of legatarissen ■ zeiven, die goederen te onttrekken aan het beheer hunner voogden, carators of andere wettelijke zaakwaarnemers, in wie de erflater geen genoegzaam vertrouwen stelt.

Zoo veel schijnt zeker, dat de geheel willekeurige benoeming van bewindvoerders over goederen, tot welke de erfgenaam of legataris, die de vrije beschikking over zijne goederen heeft, zonder eenige beperking, van welken aard ook, wordt geroepen, geen ander regtsgevolg hebben zal, dan dat hetwelk deze personen gezamenlijk aan dezelve gelieven te geven; want, indien de bewindvoerders het beheer aan den erfgenaam of legataris overlaten, en deze hetzelve aanvaardt, hebben noch de overige erfgenamen, noch derden eenig belang of eenig regt om daartegen op te komen, of zich daardoor in de gevolgen bezwaard te achten.

Overigens bepaalt art. 1019, dat zoodanige bewindvoerders bij uitersten wil of bij e.ene bijzondere notariële acte kunnen worden benoemd, en dat hun het beheerder nagelaten goederen, betzij gedurende het le\\jen der erfgenamen of legatarissen, hetzij gedurende een bepaalden tijd, kan worden opgedragen, altijd onder voorwaarden, dat door die opdragt geene inbreuk worde gemaakt op de vrije nitkeering van het wettelijk erfdeel. Voor het geval dat de eerstbenoemde bewindvoerders mogten ontbreken, kan de erflater andere personen aanwijzen, die in hunne plaats zullen optreden; mogt hij hierin echter niet hebben voorzien, alsdan zullen deze door den raad van justitie, op verzoek der belanghebbenden en na verhoor van het openbaar ministerie, worden benoemd (art. 1020 B. W.).

Zoowel de benoeming tot executeur, als die tot bewind-

-ocr page 150-

10

voerder, is eene soort van lastgeving, welke men niet gehouden is aan te nemen, maar hij, die den gedachten last eenmaal werkelijk heeft aangenomen, is verpligt dien te voleindigen; en, gelijk boven is gezegd, de aanvaarding van een legaat, dat als belooning voor de te bewijzen diensten is besproken, sluit zoodanige aanneming in zich (art. 1021 B. W.).

De uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen en bewindvoerders kunnen beiden, om dezelfde redenen als de voogden, worden afgezet. Zie art. 380 B. W. en bladz. 130 van het handboek voor den notaris.

Over het heheerloon. aan voopclen, curators, uitvoerders van uiterste wilshesclahlcmgen, lewindvoerders en gemagtigden bij de wet toegekend.

De artikelen bij de wetboeken, over het administra-tieloon van voogden, curators, uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen, bewindvoerders, lasthebbers en van de weeskamer als curatrice over den boedel van afwezigen, gefailleerden of in staat van kennelijk onvermogen verklaarden, handelende, zijn de navolgende;

a. Art. 411 B. W., luidende: De voogden, met uitzondering van den vader, de moeder en den medevoogd, mogen als belooning in rekening brengen drie ten honderd van de inkonjsten, twee ten honderd van de uitgaven, en een en een half ten honderd van de kapitalen, welke door hen worden ontvangen; ten ware zij verkiezen het loon te genieten, hetwelk hun bij uiterste wilsbeschikking, of bij de iii art. 355 vermelde authentieke acte, mogt zijn toegelegd; in welk geval zij geen verder loon mogen in rekening brengen.

h. Art. 452 3de lid B. W., waarbij bovengemeld art. 411 ook voor de curators wordt toepasselijk verklaard.

c. Art. 466 B. W., luidende: De weeskamer is bevoegd, om voor het beheer, in de voorgaande artikelen

-ocr page 151-

11

vermeld (handelende over de administratie der goederen van afwezigen), te berekenen, bij het doen der jaarlijk-sche rekening, drie ten honderd van de ontvangst, twee ten honderd van de uitgaven, en een en een half ten honderd van de kapitalen, welke door haar worden ontvangen. De gouverneur-generaal is niettemin gemagtigd om, na het hoog-gereglshof te hebben gehoord, omtrent de door de weeskamer voor het bedoeld bewind te rekenen provisien of salarissen, mitsgaders over het verder beheer, onder nadere goedkeuring des konings, zoodanige andere voorschriften vasttestellen, als hij zal vermeenen te behooren.

d. Art. 1021 2de lid B. W., waarbij het loon, aan bewindvoerders van goederen van afwezigen, bij art. 466 B. W. toegestaan, ook aan uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen wordt toegelegd.

e. Art. 179-1 B. W., waarbij aan lasthebbers, wanneer hun loon niet uitdrukkelijk is bepaald, voor hunne werkzaamheden wordt toegelegd datgene, wat bij art. 411 aan voogden is toegestaan.

ƒ. Art. 849 W. v. K., waarbij aan de weeskamer als curatrice over den boedel van een in staat van faillissement verklaarde, wordt toegelegd: drie ten honderd van de ontvangsten, twee ten honderd van de uitgaven en een en een half ten honderd van de kapitalen, welke door haar worden ontvangen.

g. Art. 913 van het reglement op de burgerlijke regts-vordering, waarbij art. 849 van het wetboek van koophandel ook van toepassing verklaard wordt voor de weeskamer, welke den boedel van een in staat van kennelijk onvermogen verklaarde beheert.

Nog vóór de in werkingtreding der nieuwe wet, wendden zich president en leden in de weeskamer te Batavia, bij missive van 22 Maart 1848 no. 166, tot de regering en vestigden de aandacht op den twijfel, welke huns inziens bestond omtrent de uitlegging van artt. 411, 466, 1021 en 1791 van het burgerlijk wetboek, betreffende

-ocr page 152-

12

het loon van voogden, weeskamers en verdere bij die artikelen genoemde personen, en stelden voor te dien aanzien eene verduidelijkende bepaling daar te stellen.

Bij besluit van 8 Februarij IS-W gaf de regering, naar aanleiding van opgemelde missive, aan de weeskamer te Batavia te kennen, dat bij haar voor als nog geene termen gevonden waren, om te treden in haar voorstel van 22 Maart 1848, strekkende tot vaststelling van eene bepaling tot verduidelijking van artt. 411, 4RG, 1021 en 1794 van het burgerlijk wetboek, en dat het derhalve den regter bleef vrijgelaten, om, bij deswege ontstane geschillen, omtrent- de strekking der onderwerpelijke artikelen uitspraak te doen.

Dat de regering intusschen aan de weeskamer eene handleiding wenschte te geven tot de berekening van het loon, haar bij de nieuwe wetgeving toegekend, voor zoo veel, blijkens de missive van 22 Maart 1848, bij haar omtrent dit punt twijfel bestond.

Dat het woord kapitalen, voorkomende in artt. 411 en 466 van het burgerlijk wetboek, naar het inzien der regering, in dier voege kon worden uitgelegd, dat onder hetzelve niet alleen worden begrepen gereede gelden, maar ook geldswaardige beseheiden en in het algemeen alle roerende en onroerende goederen, welke bij den aanvang van het beheer of staande hetzelve, door den administrateur worden overgenomen.

Dat de weeskamer zich mitsdien gemagtigd kon houden, de artikelen 411 en 465 van het burgerlijk wetboek in dien zin bij hare administratie toe te passen.

Niettegenstaande deze gezonde uitlegging der regering, vond het hoog-geregtshof van Ned. Indië goed, bij arrest van 17 Februarij 1853, gewezen in de zaak van de weeskamer te Batavia, als curatrice over den boedel van den in staat van kennelijk onvermogen verklaarden D. D. Arnadd van Boeckholtz, tegen de Oost-Indische Maatschappij van administratie en lijfrente, kantoor houdende te Batavia, te verklaren: //dat de weeskamer in geenen

-ocr page 153-

13

deele geregtigd was l1/^ pCt. voor de overname van alle in den boedel aanwezige waarden te berekenen, en dat de zin van art. 849 van het wetboek van koophandel geen andere wezen kon, dan dat voor de ontvangsten, welhe gedurende hel beheer der weeskamers, als curatrices in de boedels van gefailleerden, hebben plaats gehad, mogen worden in rekening gebragt drie of een en een half ten honderd, al naar mate die ontvangsten inkomsten of hoofdsommen zijn.quot;

Eindelijk ging de regering er toe over, bij publicatie van 13 October 1854 (stsbl, no. 79), een vast beheerloon voor de wees- en boedelkamers in Ned. Indië daar te stellen, en bleef daarbij te regt bij haar vroeger geuit gevoelen van 8 February 184-9 volharden.

Die publicatie luidt als volgt;

De gouverneur generaal van Ned. Indië,

Den raad van Ned. Indië gehoord;

Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, Salut! doet te weten:

Dat hij, na het hoog-geregtshof van Ned.-Indië te hebben gehoord, heeft goedgevonden en verstaan:

Ten eerste: Krachtens art. 466 van het burgerlijk wetboek en art. 37 van de algemeene bepalingen van wetgeving,

onder nadere goedkeuring des konings,

artt. 411 en 463 van het burgerlijk wetboek,

art. 849 van het wetboek van koophandel,

artt. 2J en 23 van de bepalingen omtrent de invoering van en den overgang tot de nieuwe wetgeving,

en alle verdere bepalingen, buiten die wettelijke verordeningen, zoodanig te wijzigen of uit te leggen,

dat de wees- en boedelkamers in Ned.-Indië, het col-legie van boedelmeesteren en het sequestraat te Batavia, zoowel als de agenten of gecommitteerden van die collegien, als éénige belooning voor het van den eersten Januarij 1853 gevoerd beheer, slechts zullen mogen genieten : Art. 1. Een en een half ten honderd over a.\\\\e gelden, weWm

-ocr page 154-

}jjj of na den aanvang van het beheer worden gevonden of overgenomen 1).

Art. 2. Hen en een half ten honderd over de waarde van alle roerende en onroerende goederen, effecten en geldswaardige papieren, welke bij of na den aanvang van het beheer worden gevonden of overgenomen, voor zooverre die voorde regthebbenden worden aangehouden.

Art. 3. Brie ten honderd over het zuiver bedrag van de lij of na den aanvang van het beheer gevonden of overgenomen wordende roerende of onroerende goederen, voor zoover deze verkocht worden; in welk geval de bij art. 2 omschrevene berekening geene plaats zal vinden of zal worden herroepen.

Art. 4. Drie ten honderd over het zuiver bedrag van de hij of na den aanvang van het beheer gevonden of overgenomen wordende effecten en geldswaardige papieren, voor zooverre die ingevorderd worden; in welk geval de bij art. 2 omschrevene berekening geene plaats zal vinden of zal worden herroepen.

Art. 5. Drie ten honderd over alle inkomsten, welke na het aangevangen beheer ontvangen worden.

Art. 6. Twee ten honderd van alle uitgaven, welke gedurende het beheer gedaan worden.

Ten hoeede: Den termijn\', voor den ingang der algemeene toepassing van dit voorschrift, vast te stellen op 1 Jann-arij 1855.

Alzoo zal, volgens onze meening, een voogd, curator en lasthebber op de volgende wijze zijn loon mogen berekenen :

a. Brie ten honderd over alle inkomsten, welke na het aangevangen beheer ontvangen worden, zoo als b. v. het innen van renten op uitgezette kapitalen, huurpenningen en diergelijken.

1

Ingeval kapitalen, waarvoor pCt. aan commissieloon is berekend, worden terug betaald, wordt daarvoor, even als voor de andere ontvangsten, 3 pCt. in rekening gebragt, en worden de vroeger berekende IJ pCt. terug geschreven.

-ocr page 155-

15

I. Tioee ten honderd van alle uitgaven, welke gedurende het beheer gedaan worden, zooals b. v. ter zake van het wederbeleggen en plaatsen der ontvangen gelden; over de voldoening van schulden, over de gelden\'ten behoeve der pupillen uitgegeven en diergelijken; wordende hier echter in geenen deele onder gerekend de uitkeeving van het batig saldo en de overgave der goederen bij de meerderjarigwording of het ophouden der voogdij, curatele of lastgeving, uit welke oorzaak dan ook.

c. Een en een half ten honderd over de kapitalen, welke door hem worden ontvangen, wordende door het woord kapitalen, blijkens boven medegedeelde publicatie, verstaan;

le. Alle gelden, welke lij of na den aanvang van het beheer, worden gevonden of overgenomen, mits geene inkomsten zijnde;

2°. Alle roerende en onroerende goederen , effecten en geldswaardige papieren, welke Kj of na den aanvang van het beheer, worden gevonden of overgenomen. De uitvoerder van uiterste wilsbeschikkingen zal, ons bedunkens, zijn loon op de navolgende wijze berekenen: a. Drie ten honderd van de ontvangst 1);

1°. Over het zuiver bedrag van de, bij of na den aanvang van het beheer, gevonden of overgenomen wordende roerende of onroerende goederen, voor zoo verre deze verlcoeht toorden;

2°. Over het zuiver bedrag van de, lij of na den aanvang van het beheer, gevonden of overgenomen wordende effecten en geldswaardige papieren, voor zoo verre

1

Aangezien uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen niet, even als voogden, de ontvangen gelden weder mogen uitzetten, laat bet zich zeer gemakkelijk verklaren, dat zij voor ontvangsten evenveel genieten als voogden, curators of gemagtigden alleen voor inkomsten, vooral wanneer men in het oog boudt, dat de voogd in Nederland, volgens art. 469 van het daar vigerend burgerlijk wetboek, niets voor zijn beheer in rekening brengen mag, en zulks in tegenoverstelling van den uitvoerder van uiterste wilsbeschikkingen, wien, volgens art. 1068 vau dat wetboek, een bepaald loon wordt toegekend.

-ocr page 156-

16

die ingevorderd worden, en dus b. v. ook over alle aflossingen van kapitalen.

h. Twee ten honderd van de uitgaven, welke gedurende het beheer gedaan worden, zooals b. v. de betaling dei-begrafeniskosten, het loon van dienstboden en ook de afbetaling van de schulden van den overledene, indien de uitvoerder der uiterste wilsbeschikking daartoe door de erfgenamen gemagtigd is; wordende echter onder uitgaven in geenen deele gerekend de overgave des boedels aan de erfgenamen, na het eindigen van het executeurschap *).

c. Een en een half ten honderd over alle kapitalen, welke door hem worden ontvangen, wordende, volgens de medegedeelde publicatie door kapitalen bedoeld:

1°. Alle gelden, welke bij of na den aanvang van het beheer worden gevonden of overgenomen;

2°. Alle roerende of onroerende goederen, effecten of geldswaardige papieren, welke, bij of na den aanvang van het beheer, worden gevonden of overgenomen, voor zoo verre die voor de regthebbenden worden aangehouden.

Bij artt. 3 en 4 der medegedeelde publicatie wordt bepaald , dat, ingeval de roerende of onroerende goederen, de effecten en geldswaardige papieren verkocht of ingevorderd worden en daarop dus drie ten honderd in rekening wordt gebragt, de berekening der vroeger, bij of na den aanvang van het beheer voor de overname in rekening gebragte, een en een half ten honderd geene plaats zal vinden of worden herroepen. Aangezien echter, zoo als reeds boven is opgemerkt, die publicatie alleen voor de wees-en boedelkamers is vastgesteld en wij daaruit dus alleen, wat betreft de particuliere voogden, uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen, lasthebbers enz., per analogiam kunnen redeneren, doch het boven allen twijfel verheven is, dat particuliere wel meer, maar nimmer minder dan reeds gesalarieerde ambtenaren mogen genieten, zoo ver-

t) Zie de aanteekening op blz. 812.

-ocr page 157-

17

ineeiien wij te mogen vaststellen, dat deze restrictieve bepaling geenszins op particuliere 1) voogden of executeurs enz. zien kan, en zij dus zoowel de een en een half ien honderd voor de overname, als de drie ten honderd voov verkoop of de invordering in rekening mogen brengen.

Een paar voorbeelden mogen de berekening ophelderen;

a. Een voogd aanvaardt zijn beheer en bevindt, dat de goederen van zijn pupil bestaan in: een huis ad ƒ20,000 waarde, voor ƒ 2,400 \'sjaars verhuurd, en in eene geldsom van ƒ 30,000, welke som tegen eene jaarlijksche rente ad 7 pCt. op hypotheek uitstaat.

Nu rekent de voogd:

Een en een half ten honderd voor de overname van eene waarde ad f 50,000;

Brie ten honderd over de ontvangst der huurpenningen van het huis en de renten van het uitgezette kapitaal;

Twee ten honderd over de uitgaven, welke jaarlijks ten behoeve van zijnen pupil, zoowel voor opvoeding als anderzins, en voor andere noodwendige zaken worden gedaan.

Wordt nu echter het kapitaal van f 30,000 afgelost, alsdan berekend de voogd voor de ontvangst daarvan niets, maar voor de wederbelegging, als uitgave, twee ten honderd t).

h. Een gemagtigde §) neemt het beheer over de goederen van zijn principaal op zich. Die goederen bestaan in: twee obligaties, ieder ad ƒ 20,000, tegen eene rente van negen ten honderd \'sjaars uitgezet, en een huis ter waarde van ƒ 10^000, waarop ƒ 6000 als hypotheek ad 7 pCt. jaarlijks gevestigd, en hetwelk voor/100 \'smaands verhuurd is.

Nu rekent de gemagtigde:

1

De woorden particuliere voogden of executeurs worden hier in tegenstelling met wees- en boedelkamers gebezigd.

-ocr page 158-

IS

Een en een half ten honderd over de overname der obligaties ad ƒ 40,000 en de waarde van hét huis;

Brie ten honderd over de jaarlijksche ontvangsten van de renten op de obligaties en de huurpenningen van het huis;

Twee ten honderd over de afbetaling der renten op de hypotheek verschuldigd en over de uitgaven tot de reparatie van het verhuurde benoodigd.

c. Een uitvoerder eener uiterste wilsbeschikking vindt in den boedel eene som van ƒ 1000 benevens drie obligaties, ieder ad f 30,000, gedurende den tijd van zijn beheer aflosbaar.

Nu rekent de uitvoerder:

Een en een half ten honderd over de ƒ 1000 contant gevonden gelden en de overgenoraene obligaties;

Drie ten honderd over de ontvangst der afbetaald wordende drie obligaties, ieder ad ƒ 30,000;

Twee ten honderd over zijne uitgave voor verzegeling, boedelbeschrijving en andere gedane betalingen.

Het zoude ons te verre voeren, en het bestek van dit werk te buiten gaan, alle mogelijke gevallen op te sommen, weshalve wij vermeenen ons bij de opgenoemde te mogen bepalen, te meer daar de belanghebbenden uit het bovenstaande, bij een weinig nadenken, die berekening zeiven zullen kunnen maken 1).

1

Bij gouvernements besluit van 9 Oct. 1S5S no. 67, is als beginsel vastgesteld, ,dat onder uitgaven, gedurende bet beheer gedaan, van welke volgens art. 4 der publicatie van 13 Oct. 1854 (stsbl. no. 79) de wees-en boedelkamers in Ked. Indië, bet collegie van boedelmeesteren en het sequestraat te Batavia, zoowel als de agenten of gecommitteerden van die collegien, twee ten honderd als loon mogen betekenen, niet kunnen worden begrepen de saldo\'s, welke na afloop van het beheer aan de regt-hebbenden worden uitgekeerd.

Voortaan zal dus die uitkeering, zonder eenige berekening van loon, moeten geschieden.

-ocr page 159-

19

Ordonnantie op de overschrijving van den eigendom van vaste goederen.

Resolntie van den gouverneur-generaal in Rade, van 21 October 1823 m. 28 {Ml. 9io, 46), bepalende, dat bij over-sclrijving van onroerende goederen, door successie verkregent de belasting nan \'sheeren geregligheid niet zal worden geheven

Gelezen, enz.

Is goedgevonden en verstaan :

Ten eerste: Te bepalen, dat alle zoodanige onroerende goederen, waarvan de eigendom bij successie wordt verkregen, en waarvan, voor zoo ver dezelve vallen in de termen der ordonnantie op het regt van successie of collateraal, dit regt zaj zijn betaald, voortaan op naam der nieuwe eigenaren, ter griflie van de respective raden van justitie zullen worden overgeschreven, zonder dat van dezelve zal worden geheven de belasting van \'sheeren geregtigheid; zullende de nieuwe eigenaren kunnen volstaan met de betaling der gewone acten- en zegelgelden.

Ten tweede: Enz.

Extract dezes, enz.

Publicatie van den gouverneur-generaal ad interim in Rade, van 21 April 1834 [stsbl. no. 27), waarbij wordt gearresteerd de navolgende ordonnantie op de overschrijving van den eigendom van vaste goederen, en het inschrijven van hypotheken op dezelve in Ned. Indie.

Art. 1. De bewijzen van eigendom en overgang van alle vaste of onroerende goederen (waaronder worden verstaan landerijen, huizen, tuinen en erven, met al hetgeen op of in dezelven aard-, grond- en nagelvast is, zoo ook schepen en vaartuigen, zonder onderscheid, open of overdekt, van de grootte van vier lasten of kojangs en daarboven) met derzelver toebehooren en inventaris), voorts alle acten, waarbij zoodanige onroerende goederen worden verhypothekeerd of verbonden, en eindelijk alle acten van cessie

41

-ocr page 160-

van zoodanige hypotheken, aullen, op poene van nullitei^ worden verleden, in de residentien, alwaar raden van justitie gevestigd zijn, voor een of twee commissarissen uit die raden bijgestaan door derzei ver griffier; en in de residentien, waar zoodanige regtbanken niet gevestigd ziin, voor den resident of assistent-resident, bijgestaan door den secretaris der residentie, of waar geen secretaris is, door een commies van het residentie-kantoor. Acten van borgtogt voor quot;reeds bestaande hypotheken zullen, op de vordering van partijen, almede voor genoemde autoriteiten kunnen worden gepasseerd *).

*) Bij resolutie van 23 Septemder ISSi no. 4 (stsbl. no. 41) is, bij wege van explicatie van dit artikel, voor zoo veelnoodig, verklaard, dat door de vastigheden, daarin gemeld, niet zijn bedoeld houten of steeuen pedakkeu en opstallen, van -welken de grond,\'s gouvernem\'ents eigendom zijnde, alzoo niet met dezelve wordt verkocht, en dat mitsdien zoodanige opstallen voortaan niet zullen zijn onderworpen aan de betaling der verponding, noch ook aan de formaliteiten en de belasting voor de oversclrij-■ring van vastigheden bepaald.

Bij besluit van 14 December 183S no. i (stsbl. no. 46) is bepaalo\'; Dat door de vastigheden, in dit artikel vermeld, uiel zijn bedoeld houten of steeuen huizen, gebouwen, loodsen, pedakken of andere opsial-len, van welke grootte, gedaante of constructie die ook zijn mogen, of tot welk nut, gebruik of doeleinde, die ook gebezigd mogen worden, van welke de grond of het etf het eigendom van het gouvernement of Tan een ander zijnde, mitsdien met dezelve niet kan worden verkocht, en dat dien ten gevolge zoodanige huizen, gebouwen of opstallen zonder eigendom van grond, niet onderworpen jzullen zijn aan de formaliteiten en de belasting op de overschrijving van vastigheden bepaald, en daarvoor ook geene eigensdoms-bewijzen, bedoeld bij voorschreven ordonnantie, zullen kunnen verleend worden, terwijl dezelve ook niet zullen onderhevig zijn aan de betaling der verponding.

Bij besluit van 13 Februarij 1839 no. 13 (stsbl. no. 8) is goedgevonden en verstaan:

Eerstelijk: Te verklaren, dat al de bewijzen van eigendom en acten hypothecair verbana, elders dan in de residentie, alwaar dc raad van justitie te Batavia is gevestigd, sedert primo Julij 1834 voor die regtbank verleden, zullen hebben kracht en beschouwd worden van waarde te zijn, even als of dezelve voor de daartoe bevoegde autoriteit waren verleden.

Ten tweede: Met alteratie, in zooverre van art. 1 en andere daarmede strijdende artikelen der ordonnantie van 1834 te bepalen, dat de raad

-ocr page 161-

21

Art. 2. Alle overschrijviDgeo van onroerende goederen, hetzij dezelve in het openbaar of onder de hand verkocht, dan wel bij erfstelling vermaakt, of op eenige andere wijze

van justitie te Batavia voortaan bevoegd en geregtigd zal zijn, in de residentie, waar dezelve raad is gevestigd, alsmede in de afdeelingen Buitenzorg en Krawang, tot het passeren der acten, bedoeld bij art. 1 der ordonnantie op de overschrijving van v^ste goederen en de inschrijving van hypotheken op dezelve; met last op de assistent-residenten van Buitenzorg en Krawang, om de, mogelijk, in hunne afdeelingen bestaande protocollen over te brengen bij den raad van justitie te Batavia.

Ten derde: enz.

Bij besluit van 18 December 1841 no. 6 (stsbl. no. 45) is goedgevonden en verstaan:

Eerstelijk: Met alteratie, in zoo verre van art. 1 en alle daarmede strijdende artikelen der ordonnantie, te bepalen, dat de assistent-resident van Banjoewangie, residentie Bezoekie, voortaan bevoegd en geregtigd zal zijn binnen die afdeeling tot het passeeren der acten, bedoeld bij art. 1 der ordonnantie op de overschrijving -van vaste goederen en de inschrijving van hypotheken op dezelve.

Ten tweede: Te verklaren, dat al de bewijzen van eigendom, acten van overgang van dien, en acten van hypothecair verband, door den assistent-resident van Banjoewangie verleden, sedert de vereeniging van die afdeeling met de residentie Bezoekie, bij besluit van den commissaris generaal van 4 April 1826 no. 33, zullen hebben kracht, en beschouwd worden van waarde te.zijn, even als of dezelve voor de daartoe bevoegde autoriteiten waren verleden.

Bij besluit van 19 October 1845 no. 1 (stsbl. no. 26) is goedgevonden en verstaan:

Eerstelijk: Onder aanteekening, dat bij art. 2 van de resolutie van 6 September 1835 no. 8, op den assistent-resident van Bawean gelijke bevoegdheid is verleend, als bij besluit van 18 December 1841 no. 6 (stsbl. no. 45), aan den assistent-resident van Banjoewangie is toegekend te bepalen: dat de assistent-residenten van Grissee, Madura en Sumanap, op de tot nu toe gevolgde wijze, met het passeren der acten, bedoeld bij art. 1 der ordonnantie op de overschrijving van vaste goederen en de inschrijving van hypotiieken op dezelve, voor zoo ver hunne respectieve ressorten aangaat, zullen kunnen voortgaan.

Ten tweede: enz.

Ten derde: Met alteratie, in zoo ver van art. 1 der ordonnantie op de overschrijving van den eigendom van vaste goederen en het inschrijven van hypotheken op dezelve, van 21 April 1834 (stsbl. no. 27), te bepalen; dat voortaan, behoudens de uitzonderingen, hierboven bij art. 1 bedoeld, de overschrijving van vaste goederen en de inschrijving van

-ocr page 162-

22

vervreemd of in bezit verkregen worden, zullen, behoudens de in art. 3 en 4 bepaalde uitzonderingen, moeten geschieden binnen den tijd van zes maanden, te rekenen,

hypotheken op dezelve, niet anders zal mogen geschieden dan in de residentien, alwaar raden van justitie gevestigd zijn, voor één ot twee commissarissen uit die raden, bijgestaan door den griffier, en in residentien, alwaar zoodanige regtbanken niet gevestigd zijn, voor den resident, bijgestaan door den secretaris der residentie, ot alwaar geen secretaris is, door een commies van het residentie kantoor, onder verklaring ten overvloede, dat de \'.resolutie van 23 September 1829 no. 22 (stsbl. no. 92), zoomede art. 1 van de resolutie van 6 September 1835 no. 8, mitsdien moeten worden beschouwd als te zijn ingetrokken en

buiten werking gesteld.

Bij besluit van 8 Augustus 1854 no. 3 (stsbl. no. 61) is goedgevonden en verstaan:

Ten eerste: Vootloopig te bepalen:

I. dat

de griffiers bij de raden van justitie,

de secretaris van de residentien,

of de commiezen,

die luidens de eerste alinea van art. 1 van de nog werkende ordonnantie op de ovemhrijmng xm den eigendom mn taste goederen tn het inschrijven van hypotheken op dezelve in Ned.-Indiê, gearresteerd bij publicatie van 21 April 1834 (stsbl. no. 27). hunnen bijstand verkenen bij het verlijden van acten van overdragt van onroerende goederen, of van acten van inschrijving van hypotheken op dezelve,

aan den directeur der middelen eu domeinen zullen indienen:

a. eene opgave . .

van de onroerende goederen, in Ned.-Indii gelegen, welke in eigendom behooreu aan ingezetenen van Nederland-,

voor zooveel bekend, aanwijzende den aard, de ligging, de grootte en de waarde dier goederen, en de namen en woonplaatsen van de eigenaren.

h. eene opgave

van de hypotheken, welke ten behoeve van ingezetenen van Neder-land op onroerende goederen, in Ned.-Indië gelegen, gevestigd zijn;

zullende die opgaven, voor zooveel het verledene betreft, zich kunnen bepalen bij de onroerende goederen en hypotheken, waarvan de eigenaren of houders, van af het jaar 1834 (tijdstip wtarop de hooger bedoelde ordonnantie werd vastgesteld) bekend zijn. c. telken halven jare, opgave van de veranderingen eu aanvullingen, \' welke hunne vroegere opgaven, door overdragt als anderzins, be-hooren te ondergaan.

-ocr page 163-

23

voor de goederen, in het openbaar verkocht, van den dag der vendutie, en voor die, welke onder de hand zijn vervreemd, van de dagteekening der deswege gemaakte

II. dat evenzoo de ambtenaren in Ned.-Indit\', belast met de inning van het regt van successie en overgang, telken hal ven jare, aan den directeur der middelen en domeinen zullen inzenden:

a. eene opgave van de ingezetenen van Ned.-Indië, die, blijkens de in het afgeloopen halfjaar te hunnen kantore ingediende memorien van aangifte, zijn overleden en, volgens de aan hen ter hand gestelde opgaven uit Nederlandi aldaar onroerende goederen of hypotheken hebben nagelaten;

met aanwijzing van de namen en woonplaatsen der erfgenamen, en het aandeel, waartoe ieder ab-intestato of ex testamento geregtigd is. h. opgave van hetgeen hun in hunne ambtsbetrekkingen van de nalatenschappen van overledene ingezetenen van Wed.-Indië in Nederland bekend geworden is; voor zooveel die mededeeling zoude kunnen strekken tot betere beoordeeling van de deugdelijkheid der ingediende of in te dienen memorien van aangifte voor het regt van successie of overgang of anderzins, ter rigtige opvordering van die belasting; zullende die opgaven, voor zooveel het betreft, kunnen aan

vangen met de aangiften gedaan van af het jaar 1836 (tijdstip waarop de ordonnantie op de collaterale successie voor christenen is vastgesteld).

III. dat de directeur der middelen en domeinen de aanvankelijk en overigens telken halve jare te ontvangen opgaven zal indienen aan den gouverneur-generaal, ter verzending aan het departement van koloniën, ten behoeve van het departement van financiën in Nederland. Bij besluit van den 4 September 1862, stsbl. no. 100, is goedgevonden en verstaan:

1. De hoofden van gewestelijk bestuur, binnen wier gewest geene raden van justitie gevestigd zijn, te magtigen, om bij het opmaken van acten van eigendom van gouvernementsgrond, van het vestigen van het regt van opstal daarop enz. een anderen ambtenaar dan den secretaris der residentie aan te wijzen, om het gouvernement te vertegenwoordigen.

De adsistent-resident van Boeleleng moet bij zijne verrigtingeu, naar aanleiding van art. 1 der publicatie van 21 April 1834 (stsbl. no. 27) worden bijgestaan door den controleur bij het binnenlandsch bestuur aldaar. (Ordonnantie van 15 Junij 1861, stsbl. no. 48).

Art. 309 wetboek van koophandel.

Schepen zijn roerende zaken.

Echter kunnen de eigendoms-overgang en de levering van schepen en vaartuigen, de grootte hebbende van tien of meerdere lasten, hetzij geheel, hetzij bij gedeelten, niet anders geschieden dan bij authentieke

-ocr page 164-

21-

acte of overeenkomst, of wel van den dag der, in art. 14 bevolen aangifte bij den landmeter, of anders van het tijdstip, dat zoodanig goed in het bezit van een ander is overgegaan. (*)

akte, geboekt in een openbaar register, in voege door den gouverneur-generaal nader te bepalen.

De eigendoms-overgang en de levering van kleinere schepen en vaartuigen geschieden even als die van andere roerende zaken.

Van hetgeen op den grond gebouwd is behoeft geene in- of overschrijving plaats te hebben. Besluit van 14 Junij 1865 no. 31 (BB. no. 1722)

Bij ordonnantie van 8 October 1871, stsbl. no. 144, is goedgevonden\' en verstaan:

Art. 1. Met opzigt tot het gewest Krawang word artikel 2 van het besluit van den gouverneur-generaal van Nederlandsch-Indië van 13 Fe-bruarij 1839 no. 13 (stsbl. no. 8) ingetrokken.

Art. 2. De minuten der tot de residentie Krawang betrekking hebbende akten van eigendom en van hijpotheek worden uit de ter griöie van den raad van justitie te Batavia aanwezige bundels geligt en naar Poerwa-karta overgebragt, ten einde,] tot een bundel vereenigd, aldaar ten resi-dentie-burele onder bewaring van den sekretaris der residentie te blijven.

Art. 3. De ligting wordt bewerkstelligd door den griffier bij den raad van justitie te Batavia onder toezigt van den kommissaris uit dien raad met de overschrijving belast. Van elke ligting wordt een proces verbaal, geschreven op ongezegeld papier, opgemaakt, vermeldende den aard de akte met opgave van nummer en dagteekening, zoomede van de omschrijving van het onroerend goed of vaartnig en de namen der partijen.

Art. 4. Het proces-verbaal wordt door den regter kommissaris en door den griffier voormeld sreteekend en daarna in de plaats der geligte akte in den bundel ingenaaid, en deze, nadat alle Ifgtingen daaruit zijn bewerkstelligd herbonden.

Bij ordonnantie van 6 Junij 1857, stsbl. no. 49, is goedgevonden en verstaan :

Art. I. De bewijzen van eigendom en de akten van eigendomji-overgang en hypothecair verband, tot dus ver verleden voor den assistent-resident van Priaman hebben kracht en worden beschouwd van waarde te zijn.

Art. II. De assistent-resident van Priaman is bevoegd, met bet verlijden der akten, bedoeld bij art. I der ordonnantie op de overschrijving van vaste goederen en de uitschrijving van hypotheken op dezelve (stsbl* 1834 no. 27) voor zoo ver zijn ressort aangaat, voort te gaan.

Ait. III, enz.

(*) De termijn van overschrijving bij art. 2 gesteld, is niet van toepassing op de overschrijving van het regt van opstal. Besluit van 10 September 1869 no. 20 (BB. no, 2261).

-ocr page 165-

Art. 3. De termijn van overschrijving van vaste goederen, met een hypotheek bezwaard, welke, in het openbaar, op het gewone crediet der vendu-kantoren, en dus niet tegen dadelijke betaling, verkocht worden, wordt bepaald op zeven maanden, gerekend van den dag der verkooping.

Art. 4. De termijn van overschrijving van vaste goederen, op welker eigendomsovergang het regt op de collaterale successiën verschuldigd is, wordt bepaald op negen maanden, gerekend van het overlijden des laatsten eigenaars, zullende de goederen mitsdien, binnen dien tijd, door de boedelredderaars op naam der erfgenamen of legatarissen worden overgeschreven.

Dezelfde termijn van overschrijving wordt vastgesteld voor vaste goederen, bij gifte onder de levenden van eigenaar veranderende, in het geval namelijk, dat de donatie aan de belasting op de collaterale successie onder worpen is; zullende de dag, waarop van de donatie acte is ongemaakt, gehouden worden voor dien, waarop de eigendom door den nieuwen eigenaar is verkregen.

Art. 5. De overschrijving van vaste goederen is (behoudens de uitzondering in art. 7 vermeld), onderworpen aan een regt van vijf ten honderd (ter vervanging van de thans bestaande belasting, onder den naam van \'s heeren geregtigheid), betaalbaar ten kantore van den plaatselijken ontvanger, zoo dikwijls de goederen geheel of gedeeltelijk verkocht, vervreemd, geschonken, in voldoening of mindering van schuld overgenomen, daarna wederom genaderd, of wel tegen elkander verruild worden, of op welke andera wijze ook van eigenaar veranderen 1).

1

Bij Sententie definitief van het hoog-geregtsliof van Ned.-Indië van 21 November 1841, is beslist, dat dit regt ook dan verschuldigd is. wanneer een vast goed verkocht, doch niet geleverd is.

Het schijnt echter dat de regering van dat strenge regt geen gebruik maken wil, en voortdurend bij plaats gehad hebbende vernietiging van gesloten koopovereenkomsten, van de betaling der 5 pCt. belasting vrijstelling verleent.

-ocr page 166-

26

Art. 6. Deze belasting zal worden geheven over het volle bedrag van den koopschat, of van de waarde, waarvoor de overdragt geschiedt, onverschillig of de eigendomsovergang bij openharen, dan wel bij onderhandschen verkoop, vervreemding, schenking, ruiling of dergelijke, plaats hebbe, behoudens evenwel de volgende bepalingen:

a. Dat, indien bij onclerhandsehen eigendomsovergang van landen, tuinen, huizen en erven, \'de overdragt geschiedt voor eene mindere waarde, dan waarvoor het perceel in de verponding aangeslagen is, het regt van overschrijving volgens dezen aanslag zal worden berekend en betaald.

h. Dat, bij onderhandschen eigendomsovergang van eenig schip of vaartuig, de autoriteit voor wie de overdrag\'t geschieden moet, dit noodig oordeelende, eene taxatie door deskundigen zal kunnen vorderen, naar welke taxatie, in dat geval, het regt zal worden geheven. (1\')

Art. 7. Van deze belasting worden geheel vrijgesteld de navolgende overschrijvingen, welke mitsdien slechts zullen onderworpen zijn aan de betaling der gewone leges-, zegel- en actengelden, te weten;

a. Van onroerende goederen, waarvan de eigendom, in de opklimmende of nederdalende lijn, bij erfenis, of gifte onder de levenden, verkregen wordt, onverschillig of zoodanige vaste goederen op de ouders, of van (op ?) de kinderen , dan wel op de echtgenooten der moeders of vrouwelijke kinderen en erfgenamen, wanneer dezelve in ge-

1

Bij de berekening van het overschrijvingsregt komt niet i.n aanmerking de waarde van hetgeen op den grond met eigen materialen is gebouwd door hem, ten wiens name de oversohrijvuig van den grond geschiedt.

Besluit van 31 Augustus 1867 no. 29 (BB. no. 2089).

-ocr page 167-

27

meenschap van goederen zijn gehuwd, worden overgedragen.

i. Van onroerende goederen, door den eerst-stervende van eenig, tot de europesche bevolking behoorend echtgenootschap, aan den langst levende bij testament vermaakt, wanneer tusschen de echtgenooten gemeenschap van goederen heeft bestaan.

c. Van onroerende goederen , welke van een der bij § l bedoelde echtgenooten op den anderen plaats heeft, bij de scheiding eens boedels, tusschen man en vrouw, dan wel, na het overlijden van een van beiden of ook bij schifting of deeling van een gemeenschappelijken boedel.

d. Van vaste goederen, van een der echtgenooten op den anderen overgeschreven wordende, in het geval dat zij buiten gemeenschap van goederen gehuwd zijn, en de overschrijving, bij onderlinge overeenkomst, voor liet aan-gebragte bij de huwelijks voorwaarden geschiedt, doch anders niet.

e. Van alle onroerende goederen, waarvan de eigendom bij successie, dan wel bij gifte onder de levenden of ter zake des doods, wordt verkregen, en waarvan het regt op de collaterale successien verschuldigd en betaald is.

ƒ. Van alle vaste goederen, welke worden afgestaan, vermaakt of geschonken, ten behoeve van godsdienstige of liefdadige gestichten, of andere inrigtingen van algemeen nut.

g. Van alle vastigheden, eene mindere waarde hebbende dan ƒ 200.

h. Van alle vaste goederen, met voorbehouding van het regt van redemtie verkocht, mits de redemtie binnen den tijd van vijf jaren plaats hebbe 1).

1

Bij resolutie van 18 Desembef 1834 no. G (stsbl. no. 67), is goedgevonden en verstaan te bepalen:

Dat onder de vaste goederen, die bij artikel 7 der ordonnantie zijn vrijgesteld van de betaling van het bij art. 5 vastgesteld regt, ook zullen begrepen zijn de perceelen, welke door liet gouvernement, ten algemeenen nutte worden onteigend, of op eenige andere wijze van derzelver eigenaren worden overgenomen, onder dien verstande, dat voor de oversohrij-

-ocr page 168-

z*

Art. 8. Wanneer de overdragt van eenig vast goed, aan de betaling van het regt van overschrijving onderworpen, niet binnen de vastgestelde termijnen plaats heeft, zal dat regt met een tiende verhooging ingevorderd, en voorts eene gelijke boete verbeurd worden voor elke volle maand verzuim, die ten deze plaats heeft, behoudens evenwel, dat de boeten nimmer meer zullen kunnen beloopen, dan viermaal het bedrag der verschuldigde belasting. (*)

ving daarvan, almede niet zullen gevorderd worden de bij het gemeld art. 7 bedoelde leges-, zegel- en actengelden; wordende, voor zoo veel noodig, verklaard, dat door de tegenwoordige bepaling niet wordt gederogeerd aan het regt van den landmeter of den als zoodanig fungerende , tot het reclameren van het gewone salaris, voor het opmaken van de, bij art. 13 der voormelde ordonnantie, bedoelde landmeters-kennis.

Bij resolutie van den 17den April 1836 no. 1 (stsbl. no. 27) is bepaald, dat § a van art. 7 voortaan zal moeten worden gelezen als volgt.

a Van onroerende goederen, waarvan de eigendom, in de opklimmende of nederdalende lijn, bij erfenis of gifte onder de levenden verkregen wordt, onverschillig of zoodanige vaste goederen op de ouders of op de kinderen, \'dan wel op de echtgenooten der moeders, of der vrouwelijke kinderen en erfgenamen, wanneer dezelve in gemeenschap van goederen zijn gehuwd, worden overgedragen/\'

Ten aanzien van verleend ;of verkocht regt van opstal is mede geen \'sHeeren geregtigheid verschuldigd.

Bij ordonnantie van den 29 Augustus 1865, stsbl. no. 89, is bepaald dat art. 7 Lett, h van de boven bedoelde ordonnantie in dien zin moet worden verstaan, dat belanghebbenden, voor vaste goederen met regt van wederinkoop verkocht, eerst dan de daarbij bedoelde vrijstelling van belasting kunnen doen gelden, wanneer blijkt, dat de redemtie binnen den gestelden termijn van vijf jaren heeft plaats gehad.

De suikercontracten behoeven niet te worden overgeschreven;

De opstallen en het regt van opstal zelve moet worden overgeschreven, doch ter zake dezer overschrijving is geene belasting verschuldigd. (Besluit van 26 November 1858 no. 16/BB. 814).

Er is mede geen overschrijvings-regt verschuldigd wanneer de koop vóór den voor de overschrijving gestelden termijn vernietigd is. (Besluit van 16 Februarij 1860 no. 22/BB. no. 862).

Bij overgang van den blooten eigendom is geen regt verscauldigd. (Besluit van 31 Maart 1860 no. 28/B15. no. 872).

(*) De boeten wegens te late overschrijving zijn niet verschuldigd bij eerste inschrijving van onroerende goederen. (Besluit van 6 Januarij 1865 no. 18/BB. no. 1692).

-ocr page 169-

29

Art. 9. Wanneer eene overschrijving, v?n de betaling van het regt ontheven, niet binnen den bepaalden termijn plaats heeft, zal worden verbeurd eene boete van lm at ten honderd van de getaxeerde waarde van het goed. Wanneer het verzuim begaan wordt omtrent een schip of vaartuig, waarvan geene getaxeerde waarde bekend is, zal de boete van twee ten honderd berekend worden naar den prijs, waarvoor de laatste eigendomsovergang of verkoop is geschied.

Art. 10. Bij een openbaren of onderhandschen verkoop van eenig vast goed, niet overeengekomen wordende door wien het regt van overschrijving, en de daarbij behoo-rende leges-, zegel- en actengelden, mitsgaders de, bij verzuim, te verbeuren boete zullen worden voldaan, zal die voldoening stilzwijgend ten laste van den kooper of nieuwen eigenaar komen.

Art. 11. Geene overdragt van eenig vast goed, aan het regt van overschrijving onderworpen, zal door de daartoe gestelde ambtenaren worden toegelaten, zoo niet alvorens die belasting is gekweten, en zulks op verbeurte van eene boete gelijk aan het bedrag der belasting, te betalen door den griffier of secretaris, die te dezen in verzuim zal worden bevonden.

Art. 12. Om de overschrijving van vaste goederen te bewerkstelligen, zal men zich moeten vervoegen, op plaatsen, alwaar een raad van justitie gevestigd is, bij den griffier van denzei ven, en elders, bij den resident of assistent-resident, die, na de bewijzen van eigendom, de quitantiën der betaalde verponding en alle andere, tot het doen van overdragt benoodigde stukken, te hebben nagezien en in orde bevonden, zal verleenen eene ordonnantie van storting in duplo, welke de belanghebbende zal aanbieden aan den ambtenaar, belast met het in ontvang nemen van het regt van overschrijving, van welke ordonnantie, na volbragte betaling, eene expeditie, voor voldaan ge-

-ocr page 170-

30

teekend, aan den belanghebbende zal worden teruggegeven. (1)

Art. 13. Bij overgang van landerijen, huizen, tuinen of erven, niet door openharen verhoop, maar op eenige andere wijze van eigenaar veranderende, zal onder de stukken, volgens het voorgaande artikel, ter bekoming van overschrijving in te leveren, ook behooren eene landmeters-kennis, ter bekoming waarvan de verkooper, en kooper of overschrijver en verkrijger, zich zullen vervoegen ten kantore van den gezworen landmeter, ofdengene, die daartoe door het plaatselijk bestuur is gemagtigd, ten einde overlegging van den laatsten koopbrief en zoodanige verdere stukken, waaruit de bevoegdheid tot het doen der verlangde overschrijving blijkt, aangifte te doen van de verandering van eigenaar, die heeft plaats gehad, met bekendstelling, in geval van verkoop, van den overeengekomen prijs, en door wien de ongelden, op de overschrijving vallende, zullen betaald worden.

Art. 14. De gezworen landmeter, of als zoodanig fungerende, zal de voorschreven aangifte niet mogen ontvangen, tenzij door overlegging der quitantie blijke, dat de verponding, tot het tijdstip der aangifte toe, behoorlijk is aangezuiverd, en zulks op verbeurte eener boete, gelijk aan het bedrag van de verschuldigde belasting.

1

Bij de wet op de onteigening ten algemeenen nntte, te vinden in stsbl. 1864 no. 6, is in art. 64 bepaald:

,Het vonnis van onteigening wordt tegen overlegging van een duplicaat der kwitantie van betaalde schadeloosstelling of van een afschrift der beschikking van den voorzitter van de regtbank, waarbij de ia bezitneming wordt toegestaan, openbaar gemaakt door de opmaking eener acte van eigendom in den wettelijken vorm, waaruit blijkt van de overlegging van een afschrift van bet vonnis van onteigening, hetwelk aan die acte zal blijven vastgehecht.

De overgang van eigendom op de onteigenende partij zal, vrij van alle lasten en regten daarop rustende, in de acte moeten plaats hebben.

Bij besluit van 11 October 1852 no. 12 (BB. no. 459) is dispensatie verleend van de overlegging van de zeebrief bij de overschrijving van den eigendom van een schip waarvoor de eigenaar nog geen zeebrief verkregen heeft.

-ocr page 171-

31

Art. 15. De landmeters-kennis, door den gezworen landmeter, of als zoodanig fungerende, ten bewijze der gedane aangifte, aan de belanghebbenden te verleenen, zal, behalve de beschrijving van het goed en den naam van den eigenaar, ook vermelden het tijdstip der aangifte, de namen en voornamen desgenen, op wien de eigendom moet overgaan, alsmede de waarde, waarvoor het perceel, in de registers der verponding voor het dan loopende jaar, is aangeslagen , met bijvoeging casuquo van den verkoopprijs, die aan hem is opgegeven 1),

1

Bij besluit van 27 April 1842 no. 13 (stsbl. no. 17) is goedgevonden eu verstaan te bepalen:

a. dat bij eiken overgang door eigendomsverandering van het geheel of gedeelte van een gemeenschappelijk bezeten onroerend goed in de daarvan uittereiken landmeters-kennis en in de daarvan optemaken aeten van overschrijving, bepaaldelijk aanteekening zal moeten worden gehouden, aan welke eigenaren het geheel perceel, ten gevolge der plaats gehad hebbende mutatie, toebehoort, onder vermelding der titels van eigendom, waaruit ieders aandeel blijkt, in voege ^als bij de aan dit besluit geannexeerde modellen not 1 en 2, wordt aangegeven, waarvan de vorm zooveel mogelijk zal moeten worden geobserveerd; zullende daarbij vooral in acht behooren te worden genomen, dat in de landmeters-kennissen met de eigendomsbewijzen, wat betreft de verdeeling, omschrijving en toekenning van den eigendom, volkomen overeenkomst besta, met vrijlating aan de ambtenaren, belast met het doen der overschrijving, om indien zij mogten vermeenen, dat in den inhoud der landmeters-kennis, regtens onjuistheden voorkomen, die vooraf te doen rectifieren;

b. dat, bij eigendomsovergang van het geheel of een gedeelte van eenig onroerend goed, ten gevolge van erfenis ab intestato, onder de Inlanders en daarmede gelijkgestelde vreemde oosterlingen, de landmeters, alvorens de hiervoren bedoelde landmeters-kennis uittereiken, zullen vorderen een bewijs van de Inlandsche boedelkamers of van derzelver agenten, ter plaatse waar de bescheiden zijn, aantoonende op hoedanige wijze, volgens het Mahomedaansche of Chinesche versterfregt, de verdeeling en overgang behoort plaats te vinden, welk bewijs, vrij van zegel en zonder eenige kosten, zal moeten worden verleend;

c. dat, voor zoo veel betreft de Javaansche bevolking, het, bij voorgaande paragraaf bedoeld bewijs, verleend zal worden door de eerste plaatselijke autoriteit, na vooraf te hebben ingewonnen het advies van de bevroegde Mahomedaansche hoofden of priesters.

-ocr page 172-

32

Art. 16. Van de invoege voorschreven gedane aangifte en de uitreiking van de landmeters-Jcennis zal, door den gezworen landmeter of als zoodanig fungerende, in een behoorlijk register aanteekening gehouden, worden, zullende hij nogtans de opgegeven verandering van eigenaar niet in de registers of kohieren der verponding mogen inschrijven , dan nadat van den overgang van eigendom, op de bij art. 37 bepaalde wijze, aan hem zal zijn kennis gegeven.

Art. 17. Bij splitsing of deeling van eenig vast goed, zal in de landmeters-hennis worden bekend gesteld het evenredige aandeel in de verponding van elk zoodanig gesplitst of afgescheiden gedeelte, en tevens aan de belanghebbenden worden uitgereikt, de benoodigde meet-of belendingsbrieven, zoowel van het gesplitste of afgescheiden gedeelte, als van dat, hetwelk, daarna, nog van het geheel overblijft.

Art. 18. In geval het over te schrijven goed, indeszdfs geheel, openbaar is verkocht, wordt geene aangifte bij den gezworen landmeter vereischt, maar zal het genoegzaam zijn, dat een authentiek extract uit de vendu-rol, bij de in ai-t. 12 vermelde stukken worde gevoegd; zoo daarentegen het goed bij den openbaren verkoop is gesplitst, zal de aangifte bij den gezworen landmeter, op gelijke wijze, als in geval van onderhandschen verkoop, moeten plaats hebben, en daaromtrent verder worden gehandeld, als bij art. 13 is voorde schreven.

Art. 19. De voor voldaan geteekende ordonnantie, ten bewijze dat het regt van overschrijving behoorlijk is betaald, of, waar geen belasting verschuldigd is, de land-meters-Jcennis en de daarbij behoorende stukken, zullen vervolgens door de belanghebbenden worden overgegeven aan de autoriteit, voor welke de overschrijving moet geschieden, ten einde daartoe te worden toegelaten.

Art. 20. Bij het passeren der acten van overschrijving, ten gevolge van een verkoop, zal de kooper mede moeten tegenwoordig zijn, om te verklaren, dat hij het transport te zijnen name aanneemt.

-ocr page 173-

33

Art. 21. Inlanders, Chinezen en met dezelven gelijkstandige personen zullen niet tot het passeren van eenige acte van overschrijving, hypotheek, cessie van dien, of borgtogt voor reeds bestaande hypotheken worden toegelaten, dan bijgestaan door den wijkmeester of het hoofd van de buurt, waarin zij woonachtig zijn, die de identiteit der personen verklaren, en bij de acte genoemd worden zal; zullende dit hoofd, voor de moeite dezer comparitie, geregtigd zijn, om een honorarium van één gulden te vorderen van dengeen, die hem geroepen heeft.

Van de europeanen, die aan de ambtenaren, tot de overschrijving vacerende, niet bekend zijn, zal kunnen worden gevorderd een bewijs van identiteit, te verleenen door het plaatselijk bestuur.

Art. 22. De minuten van al de, bij deze ordonnantie bedoelde, acten (geschreven op het zegel voor dezelve, bij de ordonnantie op dat middel vastgesteld), zullen moeten geteekend worden zoo door de comparanten en degenen , die hen bijstaan, als door de ambtenaren, door en voor wie de acten worden opgemaakt en verleden.

Indien de comparanten niet kunnen schrijven, wordt daarvan in de acte melding gemaakt. (1)

Art. 23. De gros der acte wordt, onder de handtee-kening van den griffier of secretaris, en voorzien van het zegel van den raad van justitie of der residentie, aan den belanghebbende uitgereikt, op het zegel, bij de ordonnantie op dat middel bepaald, met bekendstelling op dezelve, van de hoegrootheid van het zegel, waarop de minuut geschreven is.

Geene andere copijen der acten mogen worden uitgegeven, zonder uitdrukkelijke niagtiging van den raad van justitie, of van den resident, onder wiens ressort de minuut bewaard wordt; van welke magtiging aan den voet der

1

De hijpothecaire inschrijvingen tegen voogden moeten door de weeskamer zelve- en niet door hare agenten worden aangevraagd. (Apost. Disp. van 17 November 1854 no. 1/BB. no. 416).

-ocr page 174-

34

copy-acte melding zal worden gemaakt; een griffier of secretaris, zonder die magtiging, copy eener acte afgevende, zal eene boete van ƒ 100 tot f 500, ter bepaling van den regter, verbeuren 1).

Art. 24. Van de koopbrieven wordt gehouden een register, waarin dezelve onder een doorloopend nommer zullen worden ingeschreven, welk nommer, zoowel op de minute, als op de gros, zal moeten worden bekend gesteld; zullende hetzelve register voorts aanwijzen de hoegrootheid van elke koopsom, mitsgaders van de, door den belanghebbende betaalde, belasting en boete.

Een gelijk register zal worden gehouden van de hypo-

1

Bij resolutie van 10 November 1834 no. 2 (stsbl. no. 54) is goedgevonden en verstaan:

Ter wegneming van alle onzekerheid, en onder referte tot art. 23 der. bij resolutie van 21 April jl. no. 23 (stsbl. no. 27), gearresteerde ordonnantie op de overschrijving van den eigendom van vaste goederen en het inschrijven van hypotheken op dezelve, alsnog te verklaren, dat cloor gemelde ordonnantie is vervallen, en mitsdien ingetrokken de resolutie van 11 Augustus 1820 (stsbl. no. 35), en dat, in afwachting van nadere verordeningen op het klein-zegel, de minuten der acten van overschrijving en hypotheek, zullen gezegeld worden, overeenkomstig artt. 35 en 36 der zegel-ordonnantie, en de grossen van die acten, overeenkomstig art. 14, met dien verstande nogtans, dat niet meer dan één gros zal worden uitgevaardigd

Vergelijk wijders art. 851- van het -Regl. op de Burg. Regtsv.

Bij besluit van 14 December J841 no. 1, stsbl. no. 44, is bepaald dat

a. enz.

b. van alle bewijzen van den eigendom der gronden, ten eersten male voor de daarstelling der inrigtingen uit boven vermelde contracten voort-vloeijende, door het Gouvernement afgestaan, of wel van hetzelve of van de inlandsche bevolking ingekocht;

c. van alle hijpotheekbrieven, bij welke deze ingekochte gronden aan het Gouvernement worden verbonden:

Zonder eenige nadere herrekening, aan geen hooger zeg^lregt zullen onderworpen zijn, dan van eenen gulden.

Bij ordonnantie van den 19 October 1863 stsbl. no. 136, is het bovenstaande van toepassing verklaard voor de contracten voor den verhuur van woeste gronden, welke zijn gesloten op grond der bepalingen, vervat in staatsblad 1856 no. 64, voor zoover het zegelregt betreft.

-ocr page 175-

35

theekbrieven, de acten van cessie van hypotheken, en die van borgtogt voor bestaande hypotheken 1).

Art. 25. De minuten der, in deze twee registers, ingeschreven acten, zullen in twee afzonderlijke bundels zorgvuldig worden ingenaaid en bewaard, en zullen bij de raden van justitie, na verloop van ieder halfjaar, en in de overige residentien jaarlijks, van hechte banden voorzien en tot boekdeelen gevormd worden.

Bij de raden van justitie zijn de griffiers, en elders de residenten of assistent-residenten, voor de bewaring der minuten verantwoordelijk.

Art. 26, In die acten zullen niet alleen de namen van al de comparanten en belanghebbenden, maar ook de namen van allen (levend of dood), in wier plaats en naam zij compareren, voluit geschreven en bekend gesteld moeten worden, zonder dat zulks door de letters qq. of c. s., dan wel door de woorden cum suis, of eenige andere wijze, hij verkorting zal mogen aangeduid worden.

De koopsommen en de geleende kapitalen zullen steeds in schrijfletters voluit moeten uitgedrukt worden, alles sub poene van eene boete van ƒ 25 tot ƒ 100, door den griffier of secretaris, voor elke overtreding te verbeuren, ter bepaling van den regter.

Art. 27. In geval van overschrijving van eenig vast goed, met bijzondere lasten of servituten bezwaard, hetzij die daarop reeds liggen, of nieuwelings gelegd worden,

1

Bij besluit van 17 Mei ]843 no. 1 (stsbl. no. 10), is goedgevonden en verstaan:

Bij alteratie en ampliatie van art. 24, in verband tot art. 43 der ordonnantie op de overschrijving van den eigendom van vaste goederenen bet inschrijven van hypotheken op dezelve, gearresteerd bij de publicatie van 21 April 1834 (stsbl. no. 27), te bepalen, dat de daarbij omschreven registers op de protocollen der inschrijving van vaste goederen en hypotheken, voortaan zullen worden gefolieerd en gcparapheerd, en dat zulks zal geschieden, voor zoo ver betreft de registers, welke door de griffiers bij de raden van justitie worden gehouden, door de presidenten van die raden, en die gehouden worden in de residentiën, bedoeld bij art. 43 der ordonnantie, door de ommegaande regters.

-ocr page 176-

36

zullen dezelve in den nieuwen koop- of oversclmjvings-brief, duidelijk moeten omschreven worden, op gelijke boeten, tegen den nalatigen griffier of secretaris, als bij het voorgaande artikel is bepaald, met afschaffing mitsdien van het veelal bestaande gebruik, om van die servituten of lasten, blootelijk in onbepaalde bewoordingen, en met overwijzing tot vroegere koopbrieven, te gewagen,

Art. 28. De procuratiën of andere instrumenten en schrifturen, waaruit comparanten hunne bevoegdheid ontkenen, zullen in de acte duidelijk worden omschreven, op gelijke boete tegen den nalatigen griffier of secretaris, als bij de laatst voorgaande artikelen is bepaald. Wanneer deze instrumenten speciaal tot het passeren der acten verleend zijn, zullen zij aan de minuut van dezelve gehecht, doch anders aan den belanghebbende teruggegeven worden.

Klerken of andere geëmploijeerden bij de griffie- of protocolkantoren der raden van justitie zullen ni et geadmitteerd worden, om, bij het poseren van koop- en hypotheek-brieven, of andere in deze ordonnantie genoemde acten , anderen te vertegenwoordigen, dan alleen in het geval, dat zij als executeuren in sterf boedels of als generale procuratiehouders verschijnen.

Art. 29. Het is uitdrukkelijk verboden, eenig gedeelte der acte onleesbaar te maken, maar zullen alle doorhalingen moeten worden bewerkstelligd door middel van eene dunne streep, zoodanig, dat de doorgehaalde woorden, welker getal in margine der acten zal worden bekend gesteld, duidelijk leesbaar blijven.

Bijvoegingen of veranderingen zullen niet anders mogen plaats hebben, dan bij wijze van renvooi in margine, onder vermelding van het getal bijgevoegde of veranderde woorden.

Wanneer de renvooijen of apostillen te uitgebreid zijn^ om in margine gesteld te worden, zullen zij, vóór het sluiten der acte, aan den voet of het einde derzelve worden geschreven.

-ocr page 177-

37

De doorhalingen, bijvoegingen of veranderingen inmar-gine of aan den voet der acte, zullen door al de onder-teekenaren der acte goedgekeurd en, ten blijke daarvan, almede door hen onderteekend worden. De griffier of secretaris, welke de voorschriften vari dit artikel niet in acht neemt , zal telkenreize verbeuren eene boete van /25 tot / 100, ter bepaling van den regter.

Art. 30. Bij elke overschrijving en beleening van eenig vast goed, zal van dezelve, door den griffier of secretaris, zoo op de minuut, als op de gros van den laatsten eigen-domsbrief, aan den voet, onder zijne handteekening, duidelijke aanteekening worden gehouden, met vermelding, in het laatste geval, van den datum en het nummer van den verbandbrief, den naam van den verbandhouder, en de som, in letters, voluit geschreven, waarvoor het goed verbonden is; een en ander op verbeurte derzelfde boete voor elke overtreding, als bij het laatst voorgaande artikel is bepaald 1).

Art. 31. In geval van roija van een verband of hypotheek , zal daarvan, in gelijker voege, en op verbeurte derzeifder boete, duidelijke aanteekening worden gehouden, niet alleen op de minuut van den schuldbrief, in het protocol , en op de gros van denzelven, maar ook op de minuut en gros van den eigendomsbrief van bet goed, dat verbonden is geweest.

Art. 32. Geen roija van eenigen verband- of hypotheek-brief zal mogen plaats hebben, zoo niet de crediteur of regtverkrijgende de gros der acte voor voldaan geteekend heeft, welke erkenning letterlijk op de minuut, aan den voet der acte overgebragt, en voor eensluidend afschrift, door den griffier of secretaris geteekend zal worden.

Degenen, die niet kunnen schrijven, en voorts inlanders en chinezen (de laatsten bijgestaan door den wijkmeester

1

Bij besluit vau 27 Julij 1853 (stsbl. no. 63a) is bepaald, dat de bij dit artikel bevolene aanteekeningen op de gros van den laatsten eigendomsbrief slechts dan zullen behoeven plaats te hebben, wanneer de vertooning daarvan mogelijk is of niet geweigerd wordt.

-ocr page 178-

3S

of het hoofd hunner buurt, zoo als bij art. 21 is bepaald), zullen in persoon, voor commissarissen uit den raad van justitie of voor den resident verschijnen, en verklaren van den inhoud voldaan te zijn, welke verklaring, onder de handteekening van commissarissen of van den resident, en van den griffier of secretaris, op de gros aangeteekend, en vervolgens als boven, op de minuut overgebragt wordt.

Degenen, die door ziekte of andere verhinderingen worden belet te compareren, kunnen de bovengemelde verklaring, bij notariële acte van acquit geven, in welk geval, zoo op de minuut als op de gros, eene naauwkeurige aanteekening van die acte gehouden wordt, almede onderteekend door den griffier of secretaris.

De griffier of secretaris, die eenige der bij dit artikel voorgeschreven bepalingen verzuimt, zal de boete, bij art. 29 vastgesteld, verbeuren.

Art. 33. Ter meerdere geruststelling van koopers en geldschieters, zijn de griffiers en andere ambtenaren, met de bewaring der protocollen van koup- en hypotheek-brieven belast, gehouden om, ten verzoeke van elk ;n een ieder, na te zien, wie als eigenaar van eenig vast goed bekend staat, en of hetzelve reeds met hypotheek is bezwaard, alsmede om, zulks gevorderd wordende, daarvan een schriftelijk bewijs, met hunne handteekening bekrachtigd, af te geven.

Art. 34. De commissarissen uit de raden van justitie, de residenten, assistent-residenten, mitsgaders de griffiers en secretarissen, met het passeren en bewaren van de koop- en hypotheekbrie ven van vaste goederen belast, zijn persoonlijk, in regten, aansprakelijk voor de schade, welke door het verzuimen van eene der, in de tegenwoordige ordonnantie, aan hen voorgeschreven bepalingen, veroorzaakt wordt.

Art. 35. Ter betere wering, zoo van verzuimen in het doen der overschrijvingen, als van verkorting van\'s lands regten, zullen de notarissen en landmeters, overal waar raden van justitie gevestigd zijn, op verbeurte van eene

-ocr page 179-

39

boete van / 25 tot ƒ 100, ter bepaling van den regter, vóór den tienden dag van elke maand, aan den griffier bij den raad van justitie van hun ressort, eene opgave indienen, de eerstgenoemde, van de koopcontracten van vaste goederen, voor hen , gedurende de afgeloopen maand, verleden, en de laatstgemelde, van de bij hen ontvangen aangiften van gedane verknopen.

Art. 36. Op gelijke wijze zullen de vendu-kantoren of vendu-meesters verpligt zijn, om maandelijks aan den griffier opgave te doen van de vaste goederen door hen verkocht.

Art. 37. De griffiers of secretarissen zullen vóór den tienden dag van elke maand, aan den landmeter en aan den houder van het register der verponding, eene lijst zenden van de, in de laatste voorgaande maand, plaats gehad hebbende overgangen van eigendom, om bij de registers en kohieren te worden bekend gesteld.

Art. 38. De griffiers zullen naauwkeurig toezien, of de overschrijvingen van vaste goederen, overeenkomstig de, ingevolge artt. 34 en 35, bij hen ontvangen opgaven, binnen de bepaalde termijnen plaats hebben, en zullen, deze verstreken zijnde, de ordonnantie, in duplo op den ontvanger, bij art. 12 gemeld, niet anders opmaken en afgeven, dan voor de belasting en de verbeurde boete te zamen.

Art. 39. Wanneer één maand is verstreken na die, waarin de overschrijving had moeten plaats hebben, en de nalatige zich tot het doen der overschrijving, met bijbetaling der boete, niet heeft aangemeld, geeft de griffier of secretaris van het begaan verzuim kennis aan den com-petenten officier van justitie, die alsdan den nalatige tot de betaling der verschuldigde belasting en verbeurde boete, in regten zal vervolgen.

Art. 40. Op den eersten dag der maanden Januarij, April, Julij en October wordt door den griffier of secretaris aan de algemeene rekenkamer ingediend een staat van de, gedurende het laatst verloopen kwartaal, inge-

-ocr page 180-

36

zullen dezelve in den nieuwen koop- of overschrijvings-brief, duidelijk moeten omschreven worden, op gelijke boeten, tegen den nalatigen griffier of secretaris, als bij het voorgaande artikel is bepaald, met afschaffing mitsdien van het veelal bestaande gebruik, om van die servituten of lasten, blootelijk in onbepaalde bewoordingen, en met overwijzing tot vroegere koopbrieven, te gewagen.

Art. 38. De procuratiën of andere instrumenten en schrifturen, waaruit comparanten hunne bevoegdheid ont-leenen, zullen in de acte duidelijk worden omschreven, op gelijke boete tegen den nalatigen griffier of secretaris, als bij de laatst voorgaande artikelen is bepaald. Wanneer deze instrumenten speciaal tot het passeren der acten verleend zijn, zullen zij aan de minuut van dezelve gehecht, doch anders aan den belanghebbende teruggegeven worden.

Klerken of andere geëmployeerden bij de griffie- of protocolkantoren der raden van justitie zullen niet geadmitteerd worden, om, bij het poseren van koop- en hypotheek-brieven, of andere in deze ordonnantie genoemde acten, anderen te vertegenwoordigen, dan alleen in het geval, dat zij als executeuren in sterf boedels of als generale procuratiehouders verschijnen.

Art. 29. Het is uitdrukkelijk verboden, eenig gedeelte der acte onleesbaar te maken, maar zullen alle doorhalingen moeten worden bewerkstelligd door middel van eene dunne streep, zoodanig, dat de doorgehaalde woorden, welker getal in margine der acten zal worden bekend gesteld, duidelijk leesbaar blijven.

Bijvoegingen of veranderingen zullen niet anders mogen plaats hebben, dan bij wijze van renvooi in margine, onder vermelding van het getal bijgevoegde of veranderde woorden.

Wanneer de renvooijen of apostillen te uitgebreid zijnj om in margine gesteld te worden, zullen zij, vóór het sluiten der acte, aan den voet of het einde derzelve worden geschreven.

-ocr page 181-

37

De doorhalingen, bijvoegingen of veranderingen inmar-gine of aan den voet der acte, zullen door al de ondei-teekenaren der acte goedgekeurd en, ten blijke daarvan, almede door hen onderteekend worden. De griffier of secretaris, welke de voorschriften vari dit artikel niet in acht neemt, zal telkenreize verbeuren eene boete van/25 tot f 100, ter bepaling van den regter.

Art. 30. Bij elke overschrijving en beleening van eenig vast goed, zal van dezelve, door den griffier of secretaris, zoo op de minuut, als op de gros van den laatsten eigen-domsbrief, aan den voet , onder zijne handteekening, duidelijke aanteekening worden gehouden, met vermelding, in het laatste geval, van den datum en het nummer van den verbandbrief, den naam van den verbandhouder, en de som, in letters, voluit geschreven, waarvoor het goed verbonden is; een en ander op verbeurte derzelfde boete voor elke overtreding, als bij het laatst voorgaande artikel is bepaald 1).

Art. 31. In geval van roija van een verband of hypotheek, zal daarvan, in gelijker voege, en op verbeurte derzelfder boete, duidelijke aanteekening worden gehouden, niet alleen op de minuut van den schuldbrief, in het protocol , en op de gros van denzelven, maar ook op de minuut en gros van den eigendomsbrief van het goed, dat verbonden is geweest.

Art. 32. Geen roija van eenigen verband-of hypotheek-brief zal mogen plaats hebben, zoo niet de crediteur of regfeverkrijgende de gros der acte voor voldaan geteekend heeft, welke erkenning letterlijk op de minuut, aan den voet der acte overgebragt, en voor eensluidend afschrift, door den griffier of secretaris geteekend zal worden.

Degenen, die niet kunnen schrijven, en voorts inlanders en chinezen (de laatsten bijgestaan door den wijkmeester

1

Bij besluit van 27 Julij 1853 (stsbl. no. C2a) is bepaald, dat de bij dit artikel bevolene aanteekeningen op de gros van den laatsten eigendomsbrief slechts dan zullen behoeven plaats te hebben, wanneer de ver-tooning daarvan mogelijk is of niet geweigerd wordt.

-ocr page 182-

3S

of het hoofd hunner buurt, zoo als bij art. 21 is bepaald), zullen in persoon, voor commissarissen uit den raad van justitie of voor den resident verschijnen, en verklaren van den inhoud voldaan te zijn, welke verklaring, onder de handteekening van commissarissen of van den resident, en van den griffier of secretaris, op de gros aangeteekend, en vervolgens als boven, op de minuut overgebragt wordt.

Degenen, die door ziekte of andere verhinderingen worden belet te compareren, kunnen de bovengemelde verklaring, bij notariële acte van acquit geven, in welk geval, zoo op de minuut als op de gros, eene naauwkeurige aanteekening van die acte gehouden wordt, almede onderteekend door den griffier of secretaris.

De griffier of secretaris, die eenige der bij dit artikel voorgeschreven bepalingen verzuimt, zal de boete, bij art. 29 vastgesteld, verbeuren.

Art. 33. Ter meerdere geruststelling van koopers en geldschieters, zijn de griffiers en andere ambtenaren, met de bewaring der protocollen van koop- ea hypotheek-brieven belast, gehouden om, ten verzoeke van elk en een ieder, na te zien, wie als eigenaar van eenig vast goed bekend staat, en of hetzelve reeds met hypotheek is bezwaard, alsmede om, zulks gevorderd wordende, daarvan een schriftelijk bewijs, met hunne handteekening bekrachtigd, af te geven.

Art. 34. De commissarissen uit de raden van justitie, de residenten, assistent-residenten, mitsgaders de griffiers en secretarissen, met het passeren en bewaren van de koop- en hypotheekbrie ven van vaste goederen belast, zijn persoonlijk, in regten, aansprakelijk voor de schads, welke door het verzuimen van eene der, in de tegenwoordige ordonnantie, aan hen voorgeschreven bepalingen, veroorzaakt wordt.

Art. 35. Ter betere wering, zoo van verzuimen in het doen der overschrijvingen, als van verkorting van\'s lands regten, zullen de notarissen en landmeters, overal waar raden van justitie gevestigd zijn, op verbeurte van eene

-ocr page 183-

39

boete van ƒ 25 tot ƒ 100, ter bepaling van den regter, vóór den tienden dag van elke maand, aan den griffier bij den raad van justitie van hun ressort, eene opgave indienen, de eerstgenoemde, van de koopcontracten van vaste goederen, voor hen, gedurende de afgeloopen maand, verleden, en de laatstgemelde, van de bij hen ontvangen aangiften van gedane verkoopen.

Art. 36. Op gelijke wijze zullen de vendu-kantoren of vendu-meesters verpligt zijn, om maandelijks aan den griffier opgave te doen van de vaste goederen door hen verkocht.

Art. 37. De griffiers of secretarissen zullen vóór den tienden dag van elke maand, aan den landmeter en aan den houder van het register der verponding, eene lijst zenden van de, in de laatste voorgaande maand, plaats gehad hebbende overgangen van eigendom, om bij de registers en kohieren te worden bekend gesteld.

Art. 38. De griffiers zullen naauwkeurig toezien, of de overschrijvingen van vaste goederen, overeenkomstig de, ingevolge artt. 34 en 35, bij hen ontvangen opgaven, binnen de bepaalde termijnen plaats hebben, en zullen, deze verstreken zijnde, de ordonnantie, in duplo op den ontvanger, bij art. 12 gemeld, niet anders opmaken en afgeven, dan voor de belasting en de verbeurde boete te zamen.

Art. 39. Wanneer één maand is verstreken na die, waarin de overschrijving had moeten plaats hebben, en de nalatige zich toe het doen der overschrijving, met bijbetaling der boete, niet heeft aangemeld, geeft de griffier of secretaris van het begaan verzuim kennis aan den com-petenten officier van justitie, die alsdan den nalatige tot de betaling der verschuldigde belasting en verbeurde boete, in regten zal vervolgen.

Art. 40. Op den eersten dag der maanden Januarij, April, Julij en October wordt door den griffier of secretaris aan de algemeene rekenkamer ingediend een staat van de, gedurende het laatst verloopen kwartaal, inge-

-ocr page 184-

40

Tolge art. 19, bij hem ingekomene, door den ontvanger voor voldaan geteekende, ordonnantiën van het betaalde regt van overschrijving.

Art. 41. quot;Waar geen raad van justitie gevestigd is, en de overdragt van vaste goederen geschiedt voor het bestuur der plaats, en waar geene afzonderlijke notarissen, vendumeesters, landmeters, enz. gevonden worden, zullen de residenten en assistent-residenten, zoo veel mogelijk, nagaan en doen nagaan, of de overschrijvingen van vaste goederen behoorlijk plaats hebben, en, bij bevinding van het tegendeel, zorgen, dat aan het voorschrevene bij artt. 38 en 39 voldaan worde.

Art. 42. Ue presidenten van de raden van justitie zijn belast met het toevoorzigt over de protocollen van eigen-doms- en hypotheekbrieven, waarvan de griffiers bij die raden de houders en bewaarders zijn. Zij zijn verpligt, dezelve van tijd tot tijd na te zien en zich te verzekeren, dat aan de, bij deze ordonnantie, voorgeschreven bepalingen voldaan worde, en nemen, in geval van afwijkingen , zoodanige maatregelen van voorziening, als zij, naar bevind van zaken, noodig oordeelen. De raden van justitie zijn bevoegd, om, bij verzuim of nalatigheid van de griffiers, in de gevallen, vermeld bij artt. 11, 23, 26,27, 28, 29, 30, 31 en 32, op de vordering van den president, de daarbij bepaalde boete op te leggen, zonder eenigen vorm van proces, terwijl de presidenten, bij elke exami-natie van de registers, dezelve voor gezien zullen teekenen.

Art. 43, In de residenlien, alwaar de protocollen der notarissen zijn onderworpen aan den toevoorzigt der ommegaande regters, zullen deze de protocollen der eigen-doms- en hypotheekbrieven van vaste goederen nazien, en onderzoeken, of de bij deze ordonnantie deswege gemaakte bepalingen worden achtervolgd. Bij bevinding van het tegendeel, zullen zij daarvan kennis geven aan den raad van justitie van het ressort, die vervolgens daarin handelen zal, als bij art. 42 is bepaald.

-ocr page 185-

41

De ommegaande regters zullen, na elk zoodanig onderzoek, de registers der aoten voor gezien teekenen 1).

Art. 44. Jaarlijks zal een authentiek afschrift van het register der gepasseerde koopbrieven of overdragten, door de residenten of assistent-residenten aan de algemeene rekenkamer worden gezonden.

Art. 45. Aan de fiscaals bij de raden van justitie zal, te allen tijde, op hunne aanvrage, visie worden gegeven van de protocollen der eigendoms- en hypotheekbrieven, in de geheele uitgestrektheid van hun ressort gehouden, ten einde, bij bevinding van overtredingen, ambtshalve, de vervolgingen te kunnen doen, of door den djaksa te laten doen.

Art. 46. De secretarissen en andere ambtenaren, met het opmaken en uitgeven der bij deze ordonnantie bedoelde acten belast, zijn bevoegd daarvoor hetzelfde salaris te berekenen, als aan de griffiers bij de raden van justitie is toegekend.

Art. 47. De tegenwoordige ordonnantie zal van kracht zijn, van en met den eersten Julij nu aanstaande, en voor zoo ver die op eenige buitenbezittingen niet tijdig wordt ontvangen, met den eersten van de maand, volgende op die, waarin zij aldaar is bekend geworden.

1

Zie de aantcekening op art 24,

-ocr page 186-

42

Ordonnantie op het regt van successie en overgang in Ned.-Indie.

(8tsbl. 1836 no. 17).

Titel I.

Algemeene bepalingen

Art. 1. Er zal in Ned. Indië, onder den naam van regt van successie, eene belasting worden geheven, van al wat, ten gevolge van overlijden, wordt geërfd of verkregen door europeanen, hunne afstammelingen of met hen gelijkgestelde personen, uit de boedels van alle ingezetenen , zonder onderscheid van oorsprong of godsdienst, voor zoo ver zij komen te overlijden na middernacht, tusschen den 30sUn Junij en l\'ten Julij 1836.

Art. 2. Evenzoo zullen aan de belasting onderhevig zijn, ingezetenen van Ned. Indië, niet tot de in art. 1 vermelde europeanen, hunne afstammelingen, of met hen gelijk gestelde personen beboerende , voor zoo veel zij bevoordeeld worden bij legaat of erfstelling van zoodanige europeanen, hunne afstammelingen of met hen gelijkgestelde personen.

Door ingezetenen worden verstaan alle zoodanige peisonen, die in Ned.-Indië met der woon gevestigd zijn, zonder onderscheid van den duur van hun verblijf aldaar, en of zij, in den zin der publicatie van 10 Januarij 1834, als vaste dan wel als tijdelijke ingezetenen moeten worden beschouwd, als ook alle uit Nederland, zoowel voor de burgerlijke, als militaire dienst naar Indie gezondene personen , van het oogenblik, dat zij hunne reis herwaarts hebben aanvaard.

Personen daarentegen, die Ned.-Indië verlaten, zonder voornemen om aldaar terug te keeren, zullen, van het

-ocr page 187-

43

oogenblik van huu vertrek, niet meer als ingezetenen worden beschouwd (1).

Art. -j. Er zal mede, onder den naam van regtvan overgang , eene belasting worden geheven: ^

1°. van de waarde der onroerende goederen, gelegen binnen Ned.-Indie, en in vruchtgebruik of eigendom geërfd wordende van iemand, die geen ingezeten is van Ned.-Indië en, na het tijdstip in art. 1 uitgedrukt, zal overlijden;

3°. van alle in Indië gevestigde hypotheken, welke van zoodanigen vreemdeling, na dien zelfden tijd, op anderen overgaan (t).

Art. 4. In zoo ver er geene beschikkingen ten tegen-dcele bestaan, zal het regt van successie en het regtvan overgang, worden gedragen door de erfgenamen, legatarissen en donatarissen, ieder voor datgene; wat door h(;m wordt geërfd of verkregen.

Art. 5. Voor het aan de schatkist verschuldigde zijn aansprakelijk;

a. de universele erfgenamen in den boedel van een ingezetene van Ned.-Indië, ieder in het bijzonder, voor liet regt van successie, wegens de geheele nalatenschap verschuldigd en, voor zooveel de boeten betreft, ieder in evenredigheid van hetgeen door hein is geërfd of verkregen;

h. Be legatarissen en donatarissen voor het regt van successie of overgang mitsgaders de boeten, ieder voor het

1

Van ceu boedel van een lid eener in Neilerlandsch lndie gevestigde firma, die op reis naar Nederland overleed en eenen aldaar gevestigden executeur had benoemd, is het snccessieregt in Nederland geheven. (Besluit van 11 Jaimarij 1857 no. 98, BB. no. 6i).

Bij besluit van 24 Februnrij 1SG2 stbl. no, 17 is de 2= eu 3e alinea van art. 2, vervangen door de volgende bepaling; //Voor een ingezetene vwordt, voor de toepassing dezer ordonnantie, gehouden ieder, die binnen vNederland^ch-Indië zijne woonplaats heeft.quot;

(f) Van onroerende in Nederlandseh-Indië gelegene goederen, geerfd door eenen vreemden oosterling van eenen vreemden oosterling, dio geen ingezetene was van Nederlandsch-Indië, is overgang regt verschuldigd. (Vonnis v,d Raad van Justitie te Batavia van 6 November 1857. Besluit 28 April 1858 no. 21. BB. no. 452).

«

-ocr page 188-

44

dooi- hem geërfde, behoudens zijn regt van terugvordering te^en degenen . door welker toedoen de boeten zijn beloopen;

c. De quot;executeuren-testamentair, de curatoren in vacante boedels, de voogden voor hunne pupillen, en de curatoren van geïnterdiceerden voor hunne geadministreerden, met betrekking tot het regt van successie en overgang, mitsgaders de boeten, voor zoo veel het van hen heeft afgehangen. in de nakoming dezer wet te voorzien.

Art. 6. De schatkist heeft verhaal op de nalatenschap, voor het verschuldigde vegt van successie of overgang, voor zoo ver dezelve aan de belasting subject is.

Titel II.

Van de acmgifle en waardering van het geërfde of verkregene.

Art. 7. De erfgenamen in eenen boedel, volgens artt. 1 en 2 dezer ordonnantie aan het regt van successie onderhevig, zijn verpligt, ten kantore van het regt van successie, binnen den tijd van zes maanden na het overlijden. en onder vertooning van het testament van den. overledene, bij schriftelijke memorie aangifte te doen van den aard en de waarde van alles, wat Lot de nalatenschap behoort, daarbij, met opzigt tot de onroerende goederen, opgevende de plaatsen van derzelver ligging, en, voor de ongebouwde eigendommen, derzelver grootte, voor zooveel die aan de aangevers bekend is. Voorts van de lasten, waarmede de boedel is bezwaard; van de erfgenamen, legatarissen en donatarissen; van den graad van verwantschap tusschen hen en den overledene, en van net aandeel, dat door ieder van hen wordt geërfd of verkregen, met opgave wijders, zoo de nalatenschap geheel of gedeeltelijk, krachtens uiterste wilsbeschikking, wordt geërfd of verkregen, van degenen die, zonder die wilsbeschikking, tot dezelve geheel of gedeeltelijk zouden zijn ge-

regtigd geweest.

Deze laatste vermelding wordt echter niet vereischt.

-ocr page 189-

4.5

ingeval de boedel voor het geheel onderworpen is aan het regt van 10 pCt.

De erfgenamen, legatarissen of donatarissen van onroerende goederen, aan het regt van overgang onderworpen, gelegen binnen Ned. Indië, en door iemand nagelaten, die aldaar geen ingezeten is; zullen mede, binnen zes maanden na het overlijden, aangifte doen van derzelver aard, ligging grootte en waaide ten kantore van het regt van successie, in welks ressort de goederen gelegen zijn.

Ook wanneer iemand komt te overlijden, niets nalatende, of zoo weinig dat het middel op de successien daarvan niet behoeft te worden betaald, zullen de naaste erfgenamen, voogden, executeuren of lijkaanvaarders, verpligt zijn, zulks binnen zes maanden na het overlijden aan te geven, als voren, en daarbij schriftelijk, onder presentatie van eede, verklaren, dat de overledene geene goederen hoegenaamd heeft nagelaten, waarvan, ingevolge deze ordonnantie, het regt van successie zoude moeten worden betaald, op poene van ƒ 100, boete, voor dusdanige boedels die ex-testamento, en / 50 die ab intestato aanvaard zijn, terwijl eene boete van ƒ 50 zal worden verbeurd door hem die eenen boedel aanvaard en naderhand aan de wees- of desolate boedelkamer overgegeven heeft, zonder daarvan aangifte te hebben gedaan (1) (t).

Art. 8. Van boedels verervende in de regte opgaande of nederdalende lijn, en van die, welke na aftrek der schulden, geene hoogere waarde hebben dan f 300, doch waarin onroerende goederen zich bevinden, zal de aangifte zich bepalen tot de vermelding:

1°. der erfgenamen en der onroerende goederen, hun aangekomen en binnen Ned.-lndië of daar buiten gelegen;

2°. der legatarissen, en donatarissen, en van hetgene door ieder van hen wordt geërfd of verkregen.

1

Zie het hier ondervolgend besluit van i December 1837 na. 14. (t) Het niet tijdig indienen door de Weeskamers, van memorien van aangifte van boedels, stelt geen overtreding daar (vonnis van den Raad van Justitie te Samarang, dd. 14 February 1857, BB No, 321).

-ocr page 190-

■i6

3°. van hetgeen, hetwelk achtervolgens art. 9 moet

worden aangegeven.

Wanneer in eenen boedel, niet aan het regt onderhevig, geene onroerende goederen aanwezig zijn, zal van dezelve eene negative aangifte worden gedaan, gestaafd door een oertiflcaat van liet plaatselijk bestuur, houdende, dat aan hetzelve niet bekend is, dat de overledene eenige onroerende goederen heeft nagelaten.

Bij aangifte des boedels van een ingezetene van Ned. Indië zal tevens vermeld worden, of de overledene, van eenige goederen het vruchtgebruik heeft gehad; en zoo ja, waarin die goederen bestaan, en wie tot het genot van den vollen eigendom is gekomen, alles voor zoo veel de aangevers daarvan kennis mogten bekomen hebben.

Art. 9. Degeen, die, door het overlijden van den vruchtgebruiker, tot het genot komt van den vollen eigendom is veipligt daarvan op de wijze bij artt. 7 en S voorgeschreven en binnen den termijn bij art. 7 bepaald, aangifte te doen, ten kaniore van het regt van successie, alwaar in der tijd het door overlijden geërfde of verkre-gene vruchtgebruik is aangegeven.

Indien hem dit niet bekend is, zal de aangifte moeten geschieden, ter plaatse alwaar hij woonachtig is.

Wanneer gedurende het leven van den vruchtgebruiker) het vruchtgebruik met den blooten eigendom wordt ver-eenigd, zullen de vruchtgebruikers en degeen, die tot het genot van den vollen eigendom komt, ieder afzonderlijk, verpligt zijn daarvan, op gelijke wijze, aangifte te doen, ten kantore van het regt van successie, alwaar indertijd de aangifte van het door overlijden geërfde of verkregen

vruchtgebruik is gedaan.

In dit geval zullen de dag, waarop de vereeniging heeft plaats gehad, en de plaats, waar de acte of overeenkomst gemaakt is, indien er zoodanig eene bestaat, beschouwd worden als de dag en de plaats van het overlijden, met opzigt tot den tijd der aangifte, de waardering en de verdere toepassing der wet.

-ocr page 191-

47

Art. 10. Voor zoo veel het verzuim der aangifte, wegens eenen boedel in Ned. Indië vervallen, betrekking heeft tot een door den dood opgeheven vruchtgebruik, of tot eenen overgang van fidei-commissair goed; zullen de in gebreke blijvenden aansprakelijk zijn, zoowel voor het verschuldigd regt van successie, als voor de boete, behoudens hunne bevoegdheid tot terugvordering van het regt van dengenen, die tot het genot van den vollen eigendom is gekomen, of aan wien fidei-commissair goed is overgegaan.

Art. 11. De zich succederende fidei-cormnissaire erfgenamen zullen, gedurende den tijd van het fidei-cominis, indien hetzelve niet langer dan 10 jaren loopt, nadat de belasting op het regt van successie eenmaal zal zijn voldaan, van verdere betaling te dier zake zijn vrijgesteld. Wanneer het fidei-commis langer dan tien jaren loopt, zal de belasting bij den aanvang van het eerste tiental jaren voluit worden betaald, — en voorts, bij den aanvang van elk volgend tiental jaren, de helft, hetzij het lidei-commissaire goed in hut bezit is van iernand, die reeds een of meermalen de bedoelde belasting heeft betaald, of van een ander, lt;lie de belasting nog in het geheel niet heeft voldaan, onder dien verstande, dat het regt van successie, bij den aanvang over elk tiental jaren voor fidei-commissaire erfenissen te voldoen, zal worden betaald, naar mate van den graad van verwantschap van dengeen, die alsdan in het bezit van die erfenis is, tot den erfsteller.

Art. 12. Het aanvaarden eener nalatenschap onder beneficie van inventaris ontheft niet van de verpligting tot het doen van aangifte, op de wijze en binnen den termijn, bij deze wet voorgeschreven. (1)

1

Bij besluit van den 10 October PS63 st. bl. no. 130 is het navolgende bepaald:

Indien de aangifte voor het regt van successie of van overgang ingevolge het le en 3e lid van artikel 7, art. 9, of art. 12, of wel de nadere aangifte ingevolge art. 17 der voormelde ordonnancie in te dienen, ten kantore van de ontvanger van het regt van successie binnen den

-ocr page 192-

4-8

lugeval vau verzuim zullen de bepalingen in art.\'7 vervat van toepassing zijn.

Art. 13. Bij de memorie van aangifte zal een domicilie worden gekozen, in het ressort van het kantoor van het regt van successie, bij hetwelk de aangiftö wordt gedaan, en zulks voor alle actiën en vervolgingen, welke krachtens deze wet mogten worden ingesteld, hetzij tegen de erfgenamen, hetzij tegen de legatarissen, executeuren-testamentair, voogden of curatoren.

Art. 14. De weeskamers, desolate boedelkamers, en sequesters van insolvente of onbeheerde boedels, zullen van alle, onder hunne beheering staande boedels de aangifte doen tweemaaal in het jaar, en wel uiterlijk met ultimo Junij en December van elk jaar, telkens van alle boedels, waarvan de termijn tot de aangifte, binnen het alsdan afgeloopen halfjaar, zal zijn verstreken. Zij zijn verder gehouden, om alle formaliteiten en bepalingen in deze wet bepaald, stiptelijk te achtervolgen (*).

De Wen der weeskamer zullen ieder afzonderlijk voor

bepaalden termijn niet wordt gedaan, worden zij, die daartoe ingevolge die ordonnancie verpligt zijn, bij deurwaarders exploit gesommeerd, om de vereisclite aangifte of nadere aangifte binnen de eerstvolgende veertien dagen na de insinuatie te doen, en wordt een tiende verhooging van en boven het verschuldigd regt betaald, benevens de kosten der sommatie.x

Indien binnen den tijd, bij de sommatie bepaald, de aangifte of nadere aangifte niet Js geschied, wordt door den ontvanger, aan wien zij had, moeten geschieden het bedrag van het te betalen regt van succesamp;ie of van overgang begroot, behoudens vermeerdering of vermindering bij latere regeling en wordt overgegaan tot de geregtelijke in vordering van dit bedrag, verhoogd met een vierde daarvan als boete.

Indien binnen den termijn van zes maanden geen aangifte wordt gedaan van eenen boedel of eene zaak wegens welke geen regt verschuldigd is, wordt de boete verbeurd, bij het 4e lid van artikel 7 der ordonnancie bepaald.

(*) Zie aanteekening op art. 7. Staatsblad 1858 no. 44 is niet toepasselijk op de agenten der weeskamers. Zij zijn gehouden aan de slot bepalingen van art. 14. (Besluit van 30 Augustus 1858 no. 18 B. B. no. 648).

-ocr page 193-

49

de boedels, waarover zij als commissarissen zijn gesteld, den bij art. 20 voorgeschreven eed afleggen (1).

Art. 15. De ambtenaren, belast met het houden der registers van den burgerlijken stand, zullen wekelijks, ten kantore van de ontvangers van het successie-regt, zenden eene nominative lijst van alle sterfgevallen, waarvan binnen die week aangifte is gedaan, met vermelding van de aangevers.

Art. 16. De ontvanger van het successie-regt zal, zoodra een sterfgeval binnen zijn ressort ter zijner kennis komt, een sommatiebillet aan het sterfhuis zenden, onverminderd evenwel de verpligting tot aangifte hierboven beschreven, al ware liet, dat geen zoodanig sommatiebillet van den ontvanger ware voorafgegaan.

Art. 17. Voor zoo ver de goederen of gelden aan dit middel onderworpen, gelegen of uitstaande zijn in Nederland of elders buiten Ned. Indië, zal ook, bijaldien in het eerste geval het regt in Nederland verschuldigd ware, de waarde van het geërfde, zoo na mogelijk, naar beste kennis en wetenschap bij de aangifte bekend gesteld en het middel van successie provisioneel daarnaar betaald worden; doch zullen de executeurs of boedelberedderaars gehouden zijn, zoo spoedig\' mogelijk en uiterlijk binnen den tijd van twee jaren, gerekend van het overlijden van den laatsten bezitter, aan den ontvanger over te geven eenen naderen en specilieken staat, insgelijks onder presentatie van eede, waarna vervolgens de betaling van dit middel, binnen drie maanden zal gesuppleerd, dan wel het te veel betaalde gerestitueerd worden, alles op de poenaliteiten, bij art. 7 vermeld.

Art. 18. De waarde der nagelaten goederen, de baten uitmakende van een, aan deze belasting onderhevigen in

1

Bij besluit van 3 April 1S58 no. 57 (stsbl. no. 44) is bepaald, dat de leden der weeskamers kunnen volstaan mét de verklaring dat de aangifte geschiedt op den ambtseed, door hen bij de aanvaarding hunner betrekking afgelegd.

-ocr page 194-

30

Ned. Indië gevallen boedel, en die der onroerende goederen en hypotheken, aan het regt van overgang onderworpen, zal, wat die ïegten betreft, worden bepaald als volgt:

a. Voor de onroerende goederen op hunne verkoopwaarde ten dage van het overlijden. Deze verkoopwaarde zal, na de bekende laatste opbrengst van gelijksoortige goederen, eerder dan naar de taxatie, welke de grondslag is der belasting op de vaste goederen, worden geschat. In het geval dat, tot liquidatie des boedels, publieke verkoop van denzelven plaats grijpt, zal de opbrengst daarvan de maatstaf der heffing zijn.

b. Voor erfpachten, grondrenten, grondhuren en dergelijke prestatiën, in onroerende goederen, eeuwigdurend of voor een onbepaalden tijd gevestigd, op het kapitaal van derzelver twintigvoudig jaarlijksch bedrag.

Voor zoo verre zij betaalbaar zijn in graan, vruchten of andere voorwerpen, geldswaarde hebbende, moet het jaarlijksch bedrag in geld berekend worden, nair den middelbaren prijs der veertien laatste jaren, in de marktplaats, het naast bij het goed gelegen, daarvan echter aftrekkende de twee hoogste en twee laagste jaren. Bij ontstentenis van marktprijs, moeten dezelve door den aangever gewaardeerd\' worden.

c. Voor lijfrenten, op derzelver jaarlijksch bedrag vermenigvuldigd met het getal jaren levens van dengene, op wiens lijf zij zijn gevestigd en zulks naar den volgenden maatstaf:

Van 1 tot 20 jaren oud, wordt gerekend op 10 jaren leven, boven 20 tot 30 h 30 // 40 // 40 „ 50 h 50 // 55 n 55 u 60 // 60 ,, 65 ,/ 65 „ 70 // 70 „ 75 ,/ 75

tf

ff

u y

tf

u

ff

tf ^

it

H

H

„ 7

ft

U

ff

// 6

ft

1/

ff

// 5

ft

If

ft

tf 4

ft

ff

U

// 3

u

ff

ft

// 2

ft

tf

ff

ft 1

u

-ocr page 195-

51

Ten aanzien van tontines, contracten van overleving, en prebenden daar, waar deze laatste nog bestaan, wordt het jaarlijksch bedrag gehouden dat te zijn, van het laatste jaar, dat van het overlijden voorafgaande.

Zij zullen voorts berekend worden als lijfrenten en, voor zoo veel zij bestaan in voorwerpen in natura, gewaardeerd worden, zooals hierboven, sub litt b is voorgeschreven :

d. Voor pensioenen en periodieke uitkeeringen, op het bedrag, hetwelk zij in kapitaal opleveren, over den tijd gedurende welken zij den erfgenaam, legataris of donataris zijn opgelegd; zullende evenwel deze berekening in geen geval het twintigvoudige van het jaarlijksch bedrag te boven gaan.

Voor pensioenen of uitkeeringen, gedurende het leven, zal gevolgd worden de berekening, voorkomende onder litt. c en wanneer de tijd der pensioenen of uitkeeringen onbepaald is, zal het jaarlijksch bedrag met elf tot kapitaal gebragt worden.

e. Voor schepen, schuiten en vaartuigen , op derzelver verkoop-waarde, ten dage van het overlijden, door den aangever te waarderen.

Onder de waardering moet begrepen worden, het staand eu loopend want, benevens alles, wat tot den inventaris van het schip of vaartuig behoort.

ƒ. Voor hypothecaire ingeschrevene schuldvorderingeu, op het bedrag van kapitaal en interest, op den dag van het overlijden verschuldigd. Hiervan zal geene vermindering worden gedoogd, tenzij in bijzondere gevallen, door de regering te beoordeelen.

g. Voor effecten, actiën en renten, op het kapitaal van derzelver geldswaarde, tijdens het overlijden.

Het kapitaal van effecten, actiën en renten, ten laste van het gouvernement, moet worden gewaardeerd, naar den koers op den dag van het overlijden.

De effecten, actiën en renten, ten laste van particulieren , moeten worden aangegeven, naar het nominaal be-

-ocr page 196-

drag van het kapitaal en de verschenen interessen, behoudens waardering op eenen lageren prijs, in bijzondere gevallen, ter beslissing van de regering.

Ter wegneming van allen twijfel, wordt bij deze nog bepaald, dat al hetgeen, waarvan de belasting moet worden betaald naarvolgens eene onbekende of fluctuerende waarde, ingeval die waarde niet door publieken verkoop wordt bepaald, door deskundige, daartoe aangestelde of telkens te benoemen, personen zal worden getaxeerd.

Art. 19. Als lasten des boedels zullen alleen worden aangeuomen de schulden, welker deugdelijkheid aan den ontvange/ van het regt van successie zal worden bewezen. (1)

Art. 20. Gedurende zes weken, na den dag der aangifte, zal het aan de aangevers vrijstaan, dezelve door eene suppletoire aangifte te vermeerderen of te verminderen, zonder dat er boete zal worden gevorderd.

In den loop der volgende veertien dagen, zullen de aangevers van den boedel eens ingezetenen van Ned. Indië, voor het bestuur hunner woonplaats, in persoon, bij eede of op de wijze, die hunne godsdienstige gezindheid toelaat, verklaren, wdat zij in gemoede vermeenen, bij de aangifte „der nalatenschap van N. N., niets verzwegen te hebben

1

Als tegel kan worden aangenomen dat de ondervolgende schulden bij de berekening van het regt van successie, ten laste der nalatenschap mogen worden gebragt.

a. de schuldvorderingeu van den overledene, volgens actiën daarvan zijnde, of andere quot;wettelijke bewijzen en den daarop verschuldigden interest, op den dag van het overlijden.

b. de schulden op het tijdstip van het overlijden, voortspruitende uit het bedrijf van den overledene.

c. de lands, districts- of plaatselijke lasten op den dag van het overlijden.

i. de huisschulden op den dag van het overlijden.

e. de begrafeniskosten.

/. de provisie-penningen door de executeuren of boedelredderaars genoten wordende.

g. de kosten van verzegeling, ontzegeling, boedelbeschrijving en registratie van een testament.

(Circul. van 29 Maart 1850 no. 821, B. B. no. 1458).

-ocr page 197-

53

z/dat tot dien boedel behoort, en voor de regeling van het //regt van successie is moeten worden aangegeven; noen //dezelfde schuld twee of meermalen te hebben opgebragt; z/iioch eenige sehuld te hebben aangegeven, welke, volgens //de ordonnancie op het regt van successie, niet van de //baten des boedels had behooren te worden afgetrokken; //dat zij de bezittingen buiten Ned. Indië (zoo er zijn) en //de roerende goederen, van welke de waardering aan den „aangever, of aan de taxatie van deskundigen is overge-//laten, tot den prijs hebben gesteld, dien zij in gemoede //houden als de waarde derzeive, zoo als die bij de wet //wordt gevorderd, en dat zij eindelijk dadelijk zullen doen» //aangifte van en het regt van successie zullen betalen „voor de goederen, welke zij naderhand zullen vermeenen, //niet of kwalijk te hebben aangegeven.quot;

Voor boedels, welke geheellijk worden geërfd, in de regte lijn, zal geen eed worden afgelegd, doch, wanneer uit dezelven legaten of giften aan collateralen of niet verwante personen moeten worden uitgekeerd, zullen de aangevers, op den hier boven omschreven voet en plaats, bij eede, of op de wijze, in plaats van den eed, bij hunne godsdienstige gezindheid in gebruik, verklaren, //dat zij meenen voor den boedel van wijlen N. N. alles, waarvan het regt van successie is verschuldigd, opregtelijk te hebben aangegeven.

De eed zal niet behoeven afgelegd te worden wegens boedels, voor welke de negatieve aangifte, bij art. 7 voorgeschreven , is gedaan,

In de gevallen van vereeniging van het vruchtgebruik met den blooten eigendom, is degeen, die den eigendom heeft, verpligt den eed af te leggen.

Ingeval van ziekte of afwezendheid buiten Ned.-Indië, zal, bij toelating van de regering, de eed bij speciale procuratie kunnen worden gedaan, voor het plaatselijk bestuur, in het ressort, alwaar de overledene binnen Ned.-Indië zijn laatste domicilium\' had.

Van het afleggen ran voorschreven eed zal aanteeke-

-ocr page 198-

54

ning gedaan worden, onder de memorie van aangifte, bij art 7 vermeld.

Art. 21. Ingeval, na het afleggen van den eed, de aangifte door eene nadere wordt verbeterd, zonder dat eenige regterlijke vervolging is aangevangen, zal er geene boete worden gevordeid, docli bijaldien eene regterlijke vervolging is begonnen, ter zake dat er goederen zijn verzwegen , of dezelve schulden twee of meermalen zijn opgebragt, of de zulke zijn opgegeven, die niet tot den boedel be-hooren, oi\' dat bezittingen buiten Ned.-Indië gelegen, of de roerende goederen in art. IS vermeld, tot de wezenlijke verkoop- of geldswaarde zijn aangegeven, zal voor het verzwegen goed, voor het bedrag der te hoog opge-gevene, behalve het daarvoor nog verschuldigd regt van successie, tweemaal zoo veel als boete worden gevorderd.

De belanghebbenden zullen echter van de boete zijn ontheven, wanneer zij van hunne onschuld doen blijken.

Art. 32. Wanneer de waarde onroerende goederen, binnen Ned.-lndië gelegen, of die der roerende goederen ia art. 18 vermeld, bevonden wordt niet overeenkomstig deze wet te zijn aangegeven, zal van de meerder bevonden waarde het nog verschuldigde regt van successie et bovendien, als boete, eene som daarmede gelijk staande worden voldaan, bijaldien het meerder bevondene de aangegeven waarde met l/s (1) of meer overtreft.

Er zal mede eene boete, met het nog verschuldigd regt van successie of overgang gelijkstaande, zijn verbeurd, ingeval een legaat of gift, of een graad van verwantschap in het nadeel der schatkist verzwegen of verkeerdelijk opgegeven zijn.

Art. 23. Wanneer de waarde van goederen, welke niet overeenkomstig de berekeningen, bij art. 18 voorgeschreven, kan worden bepaald, naar het oordeel van den ontvanger, niet naar waarheid is opgegeven, zal hij

1

Zie Jav. Cour. van 3 Maart 1836 no. 18. (In het staatsblad staat verkeerdelijk \'/,).

-ocr page 199-

55

kunnen vorderen dat zij worden gewaardeerd door een gezworen taxateur. De aangever of\' ontvanger, zicli bij de taxatie bezwaard achtende, zullen eene nadere waardering kunnen vragen bij den raad van justitie, onder welks ressort de goederen gelegen zijn; zullende de waardering alsdan geschieden na ingenomen advies van deskundigen, door den raad te benoemen.

Titel III.

Fan de hoegrootheid van hel regt van successie, van deszclfs toepassing. van de betalingen en vrijstellingen.

Art. 24. Er zal voor regt van successie worden geheven, wanneer de eigendom wordt geërfd of verkregen:

Door den eenen echtgenoot van den anderen, vijf ten honderd, behoudens de uitzondering in art. 36 vermeld.

Door collaterale bloedverwanten, aan den overledene bestaande tot den vierden graad ingesloten, zes ten honderd voor datgeen, hetwelk ab-intestato zou zijn aangekomen, en tien ten honderd voor datgeen, hetwelk zij meer erven of verkrijgen.

Door verdere collaterale bloedverwanten, aan den overledene bestaande tot den zesden graad ingesloten, acht ten honderd voor datgeen, hetwelk ab-intestato zou zijn aangekomen, en tien ten honderd voor datgeen, hetwelk zij meer erven of verkrijgen.

Door verdere bloedverwanten en vreemden, tien ten honderd.

Wanneer enkel het vruchtgebruik wordt geërfd of verkregen , zal het regt van successie slechts de helft bedragen van het hiervoren bepaalde.

Art. 25. Er zal voor regt van overgang worden geheven een ten honderd voor den eigendom, en een half ten honderd voor het vruchtgebruik, geërfd wordende in de regte lijn.

Vijf ten honderd voor den eigendom en twee en een half ten honderd voor het vruchtgebruik in de collaterale lijn

-ocr page 200-

56

geeifd wordende, of door personen niet verwant aan den erl\'steller of maker.

Art. 26. Aangezien het regt van successie is een reëele tast, waarmede de goederen zijn bezwaard, zal hetzelve uit de fidei-commissaire goederen-zelven moeten worden betaald, met dien verstande, dat de fidei-commissaire erfgenaam verpligt zal zijn, behoudens zijn verhaal op dezelve goederen, het regt van successie voor te schieten, voor zoo veel geene testamentaire beschikkingen ten tegendeele bestaan.

Art. 27. Wanneer de aangever verklaart, onzeker te zijn van den graad van verwantschap van dengeen die erft, dan wel, of deze den erflater al dan niet in den bloede bestaat, zal het regt, voor vreemden bepaald, geheven worden.

Dit zelfde regt zal ook provisioneel geheven worden van alle boedels en nalatenschappen, zonder onderscheid, welke, met uitzondering van Nederland, door personen buiten Ned. Indië woonachtig, worden geërfd.

Wanneer in beide gevallen de belanghebbenden doen blijken, dat te veel is betaald, zal de restitutie plaats hebben.

Art. 28. Het successieregt van pensioenen en uitkee-ringen, zal in alle gevallen uit den boedel worden voorgeschoten, doch zal bij de betaling der pensioenen of uitkeeringen kunnen worden gekort, in dier voege, dat bij elke uitkeering een gedeelte der voorgeschoten penningen worde ingehouden, evenredig aan den tijd, waarover het regt berekend is, met bijberekening voorts van eenen interest van zes ten honderd in het jaar.

Art. 29. Ingeval van vruchtgebruik zal degeen, aan wien hetzelve gemaakt is, behalve het regt, bij artikel 24 vermeld, nog voorschieten de helft van het volle suc-cessie-regt, verschuldigd en in der tijd te betalen door dengeen, die den eigendom erft of verkrijgt.

Het aldus voorgeschoten bedrag zal, bij het eindigen van het vruchtgebruik en de overgave van het goed, terug

-ocr page 201-

57

moeten betaald worden, dooi\' dengeen die in den vollen eigendom treedt. Wanneer hetzelfde goed meer dan eens in vruchtgebruik overgaat, zal de terugvordering en terugbetaling in gelijker voege, ten aanzien van lederen vruchtgebruiker plaats hebben.

Art. 30. In alle gevallen zal het regt van successie betaald worden door dengene, die vruchtgebruik of eigendom door successie, testamentaire dispositie, of andere . schenking, ter zake des doods, verkregen heeft, of fldei-comtnissaire dan wel fiduciaire erfgenaam is uit de alzoo verkregene goederen, wanneer het tegendeel door den testateur of schenker niet uitdrukkelijk is bepaald, behoudens nogtans het voorgeschrevene omtrent den vruchtgebruiker en den fldei-commissairen erfgenaam. .

Art. 31. Het regt van successie zal betaald worden, om het even of de boedel wordt aanvaard onder benificie van inventaris of zonder hetzelve.

Ingeval dit benificie gevraagd wordt, zal de belasting verschuldigd zijn uiterlijk twee jaren na het sterfgeval, ten ware de boedel vóór dien tijd wierd geabandonneerd of gaaf aangeslagen-

Art. 32. Het regt van successie zal geheven worden, ter plaatse, waar de goederen gelegen zijn.

Door het sterfhuis wordt verstaan de plaats, alwaar de overledene zijne vaste woonplaats had, en niet die, alwaar hij toevallig is overleden.

Het regt van overgang zal worden geheven, ter plaatse waar het goed gelegen is.

Art. 33. Van het regt van succie zal worden gekort hetgeen bewezen zal worden, onder denzelfden naam in Nederland, van de goederen der nalatenschap werkelijk te zijn betaald; zullende, ongeacht het voorgeven van zoodanige betaling, provisioneel de belasting moeten worden voldaan in Ned.-Indië, of voor de voldoening daarvan borgtogt gesteld.

Het regt van successie wordt niet berekend, naar de

-ocr page 202-

58

wetten der plaatsen, waai- de goederen gelegen zijn , maar naar die, welke in Ned. Indië van kracht zijn.

Art. Het regt van successie en dat van overgang,

gelijk mede de boeten, moeten betaald worden zoo als dezelve van \'s rijks wege zijn berekend, onverminderd de bevoegdheid van den belanghebbende, tot het vragen van restitutie van het te veel betaalde, indien de wet niet naar behooren is toegepast geworden.

Art. 35. De betaling zal geschieden binnen den tijd van zes weken, na de expiratie van de zes maanden voor het indienen van de memorie van aangifte toegestaan; nadat die zes weken zullen zijn verstreken, zal de belastingschuldige, door den deurwaarder van wege den ontvanger, tot het aanzuiveren dier belasting worden geïnsinueerd, aan het gekozen domicilium des aangevers, en, indien er geene aangifte is gedaan, aan het domicilium van een der erfgenamen , legatarissen of donatarissen , executeuren-testamentair of curatoren {1) (t).

Wanneer de betaling niet geschiedt binnen zes weken, na de, dagteekening der voorschreven insinuatie, zal er een tiende gedeelte van het verschuldigd regt als boete zijn verbeurd, boven de kosten van het exploict.

Wanneer binnen den bij de wet bepaalden tijd, dit middel om gegronde redenen niet kan worden betaald, zal men verzoek om prolongatie aan de regering kunnen doen.

Zoodanig verzoek niet binnen den bij de wet bepaalden termijn gedaan, of wel ongegrond bevonden zijnde, zal de hierbovengemelde boete verbeurd zijn.

Art. 36. Van het regt van successie is vrijgesteld:

1

De boete is niet verschuldigd wanneer de insinuatie waarbij de belastingschuldige ingebreke wordt gesteld, niet heeft plaats gehad. (51. 6. S. van 11 Februari] 1859 no. 311, B. B. no. 614).

(f) De boeten komen geheel ten bate van den lande. Besluit van 18 September 1853 no. 73 (stsbl. no. 73.)

-ocr page 203-

59

1quot;. Al wat geërfd en verkregen wordt in de regte lijn (1); ilquot;. Al wat eelitgenooten van elkander erven, wanneer zij een of meer kinderen, te zamen in huwelijk verwekt, of descendenten daarvan nalaten;

\'■iquot;. Al wat door den langstlevenden echtgenoot van den eerststervenden echtgenoot in vruchtgebruik, of bij wege van pensioen of periodieke uitkeering wordt geërfd of verkregen, indien door het overlijden van den eerst-stervende, deszelfs kind of kinderen, in vorig huwelijk verwekt of descendenten daarvan, tot den eigendom zijn gekomen, of met het pensioen of de periodieke uitkeering zijn belast;

4°. Al wat geërfd of verkregen wordt uit den boedel van eenen ingezetene, wanneer de geheele waarde, na aftrek der schulden, niet meer bedraagt dan ƒ 300.

5°. Hetgeen aan weduwen van ambtenaren en officieren uit \'s lands kas betaald wordt, hetzij tot aanzuivering van het tractement van de maand, waarin het overlijden van den echtgenoot heeft plaats gehad, hetzij voor\'begrafeniskosten; (t).

6°, De waarde van slaven, die vrij gegeven zijn §). Art. 37. Wanneer de eerststervende der in echt verbondene ouders den langstlevende maakt boedelhouder of boedelhoudster, voor zoo ver dit in regten bestaanbaar

1

Volgens besluit van den gouv.-gén. van 17 Mei 1852, is hieronder begrepen niet alleen al wat door wettige of gewettigde kinderen, maar ook al wat door natuurlijke erkende kinderen van hun vader of moeder geërfd of verkregen wordt.

-ocr page 204-

60

is, met last van de goederen te blijven bezitten, de kinderen op te voeden en te onderhouden tot hunne meerderjarigheid en de goederen alsdan uit te keeren, zal dit middel niet betaald worden van de portiën, welke door het overlijden van eenige kinderen, in hunne minderjarigheid, op de anderen zullen devolveren 1).

Art. 3S. Indien echter in het geval, bij het vorig artikel omschreven, alle kinderen minderjarig, zonder descendenten, vó-\' den langstlevende der ouders komen te overlijden, zal deze gehouden zijn, het regt van successie te voldoen van alle goederen en effecten, van den eerst overledene, hetzij uithoofde vau huwelijksche voorwaarden, testament of gifte ter zake des doods, bekomen.

Art. 39. Geen notaris, beambt-schrijver of ander publiek persoon, tot het passeren van acten bevoegd, mag staan over scheidingen, deelingen, transporten of alienatien van boedels of goederen aan dit regt onderworpen, tenzij hem alvorens bij quitantie van den ontvanger gebleken is, dat de betaling van hetzelve geschied is, op poene vaa aansprakelijk te zijn vour het bedrag van het regt en daarenboven te verbeuren eeue boete van ƒ 150 voor elke contraventie.

Titel IV.

Van de vervolgingen en verjaringen.

Art. 40. Tot dat daaromtrent door de wet nader zal worden voorzien, zullen alle vervolgingen van\'s Rijkswege, tot invordering van regten en boeten, krachtens deze ordonnantie verschuldigd, en alle aanvragen van belanghebbenden tot restitutie of vermindering van betaalde

1

Volgens aanschrijving van den directeur der middelen en domeinen van 1 April 1856, behoeft geen collateraal regt te worden betaald, door minderjarige broeders en zusters van de erfenis van één hunner overleden minderjarige broeders of zusters.

-ocr page 205-

fil,

of berekende boeten iu regten geschieden, op den voet, waarop tot dus ver in soortgelijke gevallen is gehandeld, onverminderd het bij deze ordonnantie te dien aanzien bepaalde.

De raden van justitie zijn elk in hun ressort, zonder onderscheid van personen, ter eerster instantie bevoegd, kennis te nemen van alle geschillen omtrent de heffing van dit middel en van de uit deze ordonnantie voort-vloeijende poenaliteiten.

Art. 41. De ontvanger zal maandelijks aan den fiscaal in zijn ressort opgave doen van de coutraventien tegen deze wet, welke ter zijner kennis zijn gekomen, en voorts denzelven alle bewijzen, in zijne magt zijnde, mede-deelen.

Art. 42. De boeten, ten gevolge dezer ordonnantie verbeurd en betaald, komen ten voordeele voor een derde van den ontvanger van het middel of van den aanbrenger, voor een derde gedeelte van den officier van justitie en voor een derde van de schatkist.

Art. 43. Er zal zijn verjaring;

1°. voor de invordering van het regt van successie en van de boeten, in de gevallen van de verzuimde aangifte na vijf jaren, te rekenen van deu dag, op welken de termijnen van aangifte, bij artikel 7 bepaald, zullen verstreken zijn.

2°. voor de invordering der boeten, bepaald op het verzuim der eedsaflegging, na een jaar, te rekenen van den dag, op welke de zes weken, voor het verbeteren der aangifte toegestaan , zijn verstreken.

3°, voor het vragen van waardering door deskundigen, van onroerende goederen binnen Ned. Indië gelegen en van schuldvorderingen, gelijk mede voor het vragen van regt van successie en boeten, wegens ongenoegzaamheid in de aangifte der onroerende goederen binnen Ned. Indië, of der goederen, in artikel 18 vermeld, na twee jaren, te rekenen van den dag der aangifte.

4°. voor het vragen van teruggave van betaalde regten

-ocr page 206-

62

\\

en boeten, na vijf jaren, te rekenen van den dag der betaling.

5°. voor de invordering der boete bij artikel 35 bepaald, op het verzuim in de betaling, na een jaar, te rekenen van de dagteekening der signiflcatien van de oproeping, tot voldoening van wege den ambtenaar, belast met de ontvangst van regt van successie.

De verjaringen zullen worden opgeschort door geregte-lijke vervolgingen, begonnen voor dat de termijnen van verjaring zijn verschenen; zij zullen echter voor altoos zijn verkregen, ingeval de begonnen vervolging gedurende een jaar blijft onvervolgd en de termijn van verjaring verschenen is.

Besluit van 22 Junij 1837 no. 17 (stsbl. no. 29). Is goedgevonden en verstaan:

Met wijziging in zoo ver Aran het beslnit van commissarissen-gen eiaal, van 17 Julij 1818 no. 4, en met terugzigt op het voorkomende bij de resolutie van 29 Januarij 1831 no. 10 (stsbl. no. 7), te bepalen, dat de boedel redderaars in boedels van overledene militairen der land-en zeemagt, welke niet meer dan f 50 bedragen, de bij art. 7 der publicatie van 24 Februarij 1836 (stsbl. no. 17) voorgeschreven aangifte, aan den ontvanger van het regt van successie en overgang, zullen kunnen indienen op onge— zege ld papier.

Besluit van 15 Augustus 1837 no. 18 (stsbl. no 36\';.

Is bepaald, dat bij voortduring aan de ontvangers van dat middel te Batavia, Samarang en Soerabaija, zal worden gevalideerd 5 pCt. collecteloon en dat de perceptie van het voorschreven middel op de andere plaatsen, op en buiten Java, zonder genot van honorarium, door de ont-

-ocr page 207-

63

vangers van \'s lands kassen zal moeten worden waargenomen (1).

Besluit van 4 December 1837 no. 14 (stsbl. no. 00).

Is goedgevonden en verstaan :

De ontvangers van het regt van successie en overgang te raagtigen, om bij het doen van aangiften door diaco-nien, bestuurders van weeshuizen en van andere daarmede gelijkstandige liefdadige gestichten in Ned. Indië, van de nalatenschappen van personen, voor rekening der gestichten begraven, doch buiten dezelve overleden zijnde, genoegen te nemen met eene verklaring, zonder présentalie van eede, dat, voor zoo veel hun bekend is , de overledene geene goederen hoegenaamd heeft nagelaten, waarvan dat regt schuldig zoude zijn, en om, mitsdien in zoo verre af te wijken van de op dit stuk gegevene algemeene voorschriften, bij het laatste gedeelte van art. 7 der ordonnantie op dat middel.

Besluit van i Januarij 1.838 no. 7 (stsbl. no. 5).

Is goedgevonden en verstaan;

Het bepaalde bij resolutie van 29 Januarij 1831 no. 10 (stsbl. no. 7) betrekkelijk de behandeling pro deo door de weeskamers van nalatenschappen van overledene militairen der land- en zeemagt, welke niet meer dan ƒ 50 bedragen, zoo mede het bepaalde bij besluit van 23 Junij 1837 no. 17 (stsbl. no. 29), met opzigt tot het doen van aangifte van dusdanige boedels aan den ontvanger van het regt van successie en overgang, op ongezegeld papier, van toepassing te verklaren op alle boedels zonder onderscheid, niet meer dan ƒ 50 bedragende.

1

Het coliecteloon van provisioneel geheven successie-regteu moet

mede worden gerestitueerd, wanneer het regt zelf wordt teruggegeven. (B, 14 Augustus -1859 no. 6. B. B. no.--791). (Zie ook besluit van 29 Julij 1865 no. 32. B. B. 1697).

-ocr page 208-

Öé

Besluit van 18 .Tanuarij no. la 1847 (stsbl. no. 5).

Is goedgevonden en verstaan, te bepalen:

Dat de aangifte en de voldoening van de belasting op de collaterale successien, verschuldigd van militaire nalatenschappen , wier saldo\'s volgens het algemeen reglement van administratie voor de landmagt in Ned. Indië, gearresteerd bij besluit van 17 October 1831 no. 4 (stsbl. no. 56) en al de ter zake betrekkelijke voorschriften van de ordonnantie op het successieregt, alsmede met referte tot de besluiten van 12 February 1843 en 30 September 1845 no. S en 80, bij de weeskamer te Batavia moeten worden overgebragt, niet meer door commissarissen in die boedels, doch uitsluitend door de weeskamer zullen moeten geschieden, vóór dat plaats hebbe de uitkeering der saldo\'s van die nalatenschappen aan de daarop regt-hebbenden, en zulks op de wijze, voorschreven bij de ordonnantie op de heffing dezer belasting.

Besluit van 8 Augustus 1854 (stsbl. no. 61).

bereids in de aanteekening op blz. 816 opgenomen.

Aangezien het dikwerf plaats vindt, dat europeanen tot uitvoerders der uiterste wilsbeschikkingen van met inlanders en daarmede gelijkgestelde personen worden geroepen, zoo verineenen wij ook de ondervolgende publicatie in dit werk te moeten opnemen, terwijl wij, wat betreft de civiele wetten en gewoonten der mahomedanen, ten op-zigte van de successien, erf- en besterfenissen, alsmede hunne huwelijken en echtscheidingen, naar het staatblad van 1828 no. 55 overwijzen, zijnde gedacht besluit ook in het lsta gedeelte der indische wetboeken, (uitgave van Joh. Noman en Zoon, bladz. Ö21—629) opgenomen. Zij, die het mahomedaansche regt uit deszelfs hoofdbronnen wenschen te leeren kennen, worden verwezen naar de door ons uitgegeven vertaling van den Koran. (Batavia, Lange amp; Co. 1859).

-ocr page 209-

(53

Bepaling dal de belasting op alle legaten en. collaterale successien, bedoeld hij de ordonnantie van 3 lentemaand 1810 voortaan in Ned.-Indië moet worden voldaan ten behoeve van aen lande, door alle met inlanders gelijkgestelde personen.

PUCLICAT1E.

(Stsbl. 1852 no. 79).

lie gouverneur-generaal van Ked.-Indië doefc te weten; dat hij.

Gelet hebbende op de resolutie van 3 lentemaand 1810, bij welke is goedgevonden en verstaan:

Ten eerste: Te arresteren de door de heeren raden extra ordinair Romswinckel en Hartsink overgelegde hieronder volgende Ordonnantie op de heffing der belasting op alle legaten en collaterale successien,. welke voortaan ter hoofdplaats Batavia en ter prefecture Samarang\' door alle chinezen, mooren, mahomedanen en andere inlanders, geene javanen zijnde ten behoeve van de onchristen hospitalen aldaar moeten worden voldaan (x).

Art. 1. L)e iJ0ste penning zal geheven worden op een egalen voet van alle gelden en goederen, roerende en onroerende, geene hoegenaamd uitgezonderd, die iemand bij testament, codicil, legaat of gifte onder de levenden, dan wel ab-intestato in de opklimmende en zijliniën zal komen te erven of te verkrijgen, en 200 rijksd. of daarenboven waardig zijn, daaronder ouk gerekend halve broe-

-ocr page 210-

66

ders en zusters, wel te verstaan, wanneer dezelve van één vader of moeder zijn geteeld (1).

Doch wanneer de gelden of goederen bij institutie. Mei-commies, legaat of andere making, hoe ook genaamd, aankomende aan vreemden, zal worden betaald dubbel, of de tiende penning van alle dezelve gelden of goederen, zonder ondersclieid, uitgezonderd alleen wanneer die goederen geen 100 rijksd. waardig zijn, mitsgaders hetgeen man en vrouw van elkander komen te acquireren, welke in alle gevallen met de betaling van den 20slcquot; penning zullen volstaan.

Zullende in geval van onzekerheid , of de goederen komen aan vreemden dan wel zoodanige personen, die aan den donateur of testateur vermaagschapt zijn, het dubbel of de tiende penning moeten worden betaald tot de verkrijger zijn vermaagschap aan den donateur of testateur zal hebben bewezen; wanneer aan hem het meerdere betaalde dan de 3Üsl0 penning zal worden gerestitueerd.

Art. 2. Van de voorgaande bepaling zullen echter uitgezonderd zijn godshuizen en diaconien onder het ressort van het hollandsch gouvernement in fndië, welke ervende óf verkrijgende, insgelijks met den 20atei1\'penning zullen volstaan, terwijl de legaten en donatien, aan de inland-sche hospitalen vermeld vermaakt wordende, geheel vrij van deze belasting zullen wezen.

Art. 3. Dit middel zal geheven worden van alle chinezen; mooren en inlanders, geene javanen zijnde, die legaten of erfenissen van andere onchristenen verkrijgen, uitgezonderd den vrijdom van slaven.

1

Bij vonnis van den Raad van Justitie te Batavia, van ;i0 Maart 1805. bekrachtigd bij arrest van het Hoog Geregtshof van N. I. van 31 Augustus daaraanvolgende, is beslist dat bij de toepassing van dit artikel, geadopteerde kinderen niet kunnen worden gelijkgesteld met descendenten in de regte linie, en dat alzoo van hetgeen door die kinderen uit den boedel huns adoptiefvaders, zelfs ab intestato wordt verkregen, als belasting verschuldigd is de tiende penning, evenals van hetgeen aankomt aan vreemden. (B.B. no. 1690).

-ocr page 211-

67

Art. 4. Dit middel zal ook moeten betaald worden bij diegenen, die goederen, fldei-commies subject komen te erven, except alleen de fldei-commissen, die in de nederdalende linie van den laatsten bezitter overgaan, en zal hetzelve direct moeten voldaan worden, telkens bij den overgang der goederen op de verdere gesubstitueerde fidei-commissaire erfgenamen, getaxeerd naar de waarde bij den overgang.

Art. 5. En, dewijl dit middel een reëele last is, waarmede de goederen zijn bezwaard, zoo zal derhalve iemand, eenige goederen, met fidei-commies belast, verkrijgende, hetzelve niet uit de privé beurse van den gegraveerden erfgenaam, maar uit de fldei commissaire goederen-zelven moeten worden voldaan.

Art. 6. De lijftogt aan iemand vermaakt en de eigendom aan een ander, den overledene bestaande in den op-gaanden graad, of van bezijden, of aan een vreemde gelaten zijnde, zal de lijftogter dit middel van die goederen moeten betalen, zoo van \' de goederen-zèlven, als van de som, waar op de lijftogt in kapitaal getaxeerd zal worden op den voet van lijfrenten, in acht nemende, zoowel omtrent de goederen, als omtrent den lijftogt, of de daarmede gebenefieeerde personen aan den testateur al of niet zijn vermaagschapt, ingevolge waarvan de 20ste dan wel het dubbel, of de 10ac penning, zal moeten worden betaald, volgens het lste artikel dezer ordonnantie; dus zullen de erfgenamen niet gehouden wezen, de goederen te laten volgen aan degenen, waaraan de eigendom gemaakt is, voordat het in voege voortz. betaalde van de goederen hun vergoed, of van die goederen gekort en gevalideerd zal zijn. (1)

43

1

Bij de berekening van het successie-regt van vruchtgebruik moeten tot maatstaf worden genomen de renten van de in vruchtgebruik gemaakte som, vermenigvuldigd met het betrekkelijk cijfer der lijst van de taxatie der lijfrenten. (Besluit van 26 Julij 1859 no. 9 en circ. D. M. van 5 Augustus 1859 no. 2783 B. B. no. 765).

-ocr page 212-

68

Art. 7. Degene, waaraan de eigendom der goederen vermaakt is, vóór den lijftogter stervende, en de eigendom nalatende aan iemand, die hem in den opgaanden graad of van bezijden bestaat, dan wel aan een vreemde, zal dezelve niet volstaan met het remboursement van hetgeen door den lijftogter reeds voor de goederen betaald zal zijn, volgens het voorgaande 6de artikel, maar bovendien gehouden wezen ter expiratie van den lijftogt nog te betalen den 40ston penning indien hij aan een nalater is vermaagschapt, en den ^0s,e,, penning, wanneer hij aan den-

zelve vreemd is. (1)

Art. 8. En, om alle disputen te prevenieren, worden de respectieve notarissen en beambtschrijvers, die tot het maken van aoten gequalificeerd zijn, gelast om, in beide de voorschreven gevallen, den testateur of testatrice af te vragen, door wien het collateraal zal moeten worden voldaan, op verbeurte van eene som, gelijkstandig aan het bedrag daarvan, ten profijte van de hospitaleu, waarvoor dit middel wordt geheven .welke boete alhier bepaald •wordt op 300 rijksd., wanneer het collateraal meer mogt bedragen.

Art. 9. Het regt van de collaterale successie zal mede moeten worden betaald van boedels, die onder beneficie van inventaïis aanvaard worden, en hetzelve regt schuldig zijn, uiterlijk twee jaren na het sterfgeval, ten ware dezelve boedels voor dien tijd kwamen geabandonneerd te worden.

Art. 10. Iemand bij zijn leven van zijn boedel afstand doende, onder voorwaarde, dat de verkrijger hem tot zijn dood zal moeten onderhouden, zal dit middel aanstonds moeten worden betaald.

Art. 11. Van hetgeen uit boedels en nalatenschappen naar elders moet worden overgemaakt, zonder onderscheid,

1

Bij liet besluit Tan 31 Maart 1860 is verklaard dat zoolang het vrututgebruik niet ia geexpireerd, geene snocessie-regten verschuldigd zijn van den overgang in blooten eigendom. (B. B. no. 872).

-ocr page 213-

ey

zal provisioneel de lüquot;16 penning voor hel collateraal worden geheven, en zal aan de geregtigden worden geresti-tueerd hetgeen zij bewijzen zullen meer gefourneerd te zijn, als wegens dit middel had moeten betaald worden.

Art. 12. Het collateraal zal geheven worden ter plaatse waar liet sterfhuis valt en niet ter plaatse, waar de goederen gelegen zijn, met in het uoghouding, dat hetzelve zal worden berekend, niet naar de wetten ter plaatse, alwaar de goederen gelegen zijn, maar naar de hier vigerende orders, op dit stuk bereids gemaakt of nog te maken.

Art. 13. Na gedane af betaling der schulden, waarmede een boedel deugdelijk is belast geweest, en dus alleen van hetgeen zuiver op de erfgenamen devolveert, zal het collateraal geheven worden.

Art. 11. Binnen den tijd van zes maanden, gerekend van het overlijden desgenen wiens goederen geërfd of verkregen worden, en aan het collateraal subject zijn, zullen de goederen door de executeurs of boedelredderaars bij eene specifieke lijst of korten staat, onder presentatie van eede, met bijvoeging van de acten van taxatie mits-\' gaders die der publiek gevenduceerde goederen, aan den collecteur moeten worden aangegeven, op poene van arbitrale correctie, zelfs aan den lijve, na exigentic van zaken, en daarenboven de dubbele betaling van het collateraal, door de contraventeurs uit hunne privé-benrs te betalen.

Art. 15. Doch wanneer eenig persoon komt te overlijden, niet of zoo weinig nalatende, dat daarvan geen collateraal behoeft te worden betaald, gelijk meermalen omtrent kinderen voorvalt, zoo zullen de ouders, voogden executeuren, lijkaanvaarders, of die zulks anders incum-beert, verpligt zijn, zulks binnen zes weken na het overlijden aan te geven als voren, en daarbij schriftelijk onder presentatie van eede verklaren, dat de overledene geene goederen hoegenaamd heeft nagelaten, waarvan ingevolge lt;!eze ordonnantie, het middel van het collateraal zoude moeten worden betaald, op pnene als voren.

Binnen drie maanden, na het doen van de voorschreven

-ocr page 214-

70

aangifte, zal het middel moeten worden betaald ten kantore van den collecteur, waarvoor de executeurs gehouden zullen zijn zorg te dragen (*).

(*) Met wijziging van art. 3 der Pubticatie van 20 December 1853 en van art. 15 der ordonnantie van 3 lentemaand 1810, is bepaald.

Bij aldien de aangifte ingevolge art. 14 of de nadere aangifte ingevolge art. 16 der voormelde ordonnantie in te dienen, ten kantore van den ontvanger van het regt van successie, binnen den bepaalden termijn niet wordt gedaan, worden zij, die daartoe ingevolge die ordonnantie verpligt zijn, bij deurwaarders exploit gesommeerd, om de ver-eisclite aangifte of nadere aangifte binnen de eerstvolgende veertien clai»eu na de insinuatie te doen, en wordt een tiende verhooging van «n boven het verschuldigde regt betaald, benevens de kosten der sommatie.

Indien binnen den tijde bij de sommatie bepaald, de aangifte of nadere aangifte niet is geschied, wordt door den ontvanger, aan wien zij had moeten geschieden, het bedrag van het te betalen regt van successie begroot, behoudens vermeerdering of vermindering bij nadere regeling, en wordt overgegaan tot de geregtelijke invordering van dit bedrag, verhoogd met een vierde daarvan als boete.

Bij niet voldoening aan de bij art. 15 der voormelde ordonnantie voorgeschrevene verpligtingen, wordt aan de nalatigen naar bevind var. zaken opgelegd eene boete van vijf tot vijftig gulden.

(Staatsblad 1863, no. 131).

Bij besluit van 16 Augustus 1867 is bepaald.

Er is verjaring:

lo. voor de invordering van het regt van successie der verhoogingen en boeten in de gevallen van verzuimde aangifte na vijf jaren, te rekenen van den dag waarop de termijnen van aangifte bij artikel drie dier publicatie en art. 14 der daar bij opgenomen ordonnantie bepaald, zullen zijn verstreken.

2o. voor de vordering van teruggave van betaalde regteu, verhoogingen en boeten na drie jaren, te rekenen van den dag der betaling.

De verjaring wordt gestuit door eene geregtelijke vervolging ingesteld vóór het verstrijken van den termijn van verjaring. Zij wordt echter voor altoos verkregen, indien de aangevangen vervolging gedurende den tijd van een jaar blijft gestaakt en de termijn van verjaring is verschenen.

Alle bij artikel 1 bedoelde vorderingen en terugvorderingen waarvan de verjaringstermijn vóór het uitvaardigen deter verordening is begonnen te loopen, zijn verjaard na verloop van vijf en drie jaren, te rekenen sedert den dag der afkondiging dezer verordening, tenzij de termijn van 30 jaren vroeger zij verstreken.

(Staatsblad 1867, no. 110).

-ocr page 215-

71

Ait. 16 Voor zoover de goederen, aan dit middel subject, mogten gelegen zijn op andere plaatsen, dan waar het sterfhuis valt, zal de waarde daarvan zoo na mogelijk, naar beste kennis en .wetenschap, bij de voorz. lijsten van aangifte moeten worden bekend gesteld, en het middel van het collateraal provisioneel daarnaar moeten worden betaald, doch zullen de executeurs of boedelredderaars gehouden zijn, zoo spoedig mogelijk, of wel uiterlijk binnen een jaar, wanneer de goederen op dit eiland, en drie jaren, wanneer dezelve elders gelegen zijn, gerekend van het overlijden van den laatsten bezitter daarvan, aan den collecteur over te geven een naderen specifleken staat, insgelijks onder presentatie van eede, waarnaar vervolgens de betaling van dit middel binnen drie maanden daarna zal moeten worden gesuppleerd, dan wel het te veel betaalde worden gerestitueerd, zoo als bevonden zal worden te behooren, alles op de poenaliteitten bij art. 14 bepaald.

Art, 17. En zal niemand eenige goederen, dezen impost subject, aanvaarden, noch eenige renten, huren of vruchten daarvan mogen genieten, vóór dat de aangifte en betaling-van het collateraal, naar den inhoud dezer ordonnantie behoorlijk is geschied, op de boete van 200 rijksdaalders, boven de verbeurte van het dubbel collateraal.

Art. 18. Br zullen op gelijke wijze dezelve goederen niet mogen worden veraliëneerd of getransporteerd vóór dat middel alvorens daarvan zal zijn betaald, ten ware eenige redenen daartoe waren, in welk geval hetzelve met kennis en consent van den raad van justitie zal kumleu geschieden; des zullen degenen, welke begeeren te profiteren van den vollen tijd van negen maanden, voor de betaling van dit middel gesteld, verstaan worden daardoor niet te incurreren de poenaliteiten, op welke de overschrijvingen of transporten der vaste goederen anderzins bevolen zijn te moeten geschieden binnen zes maanden.

Art. 19. Wanneer de eerststervende der ouders den langstlevenden maakt boedelhouder af boedelhoudster, met last de goederen te blijven bezitten, de kinderen op te

-ocr page 216-

72

voeden en te onderhuuden tpt hunne mondige dagen, en de goederen alsdan uit te keeren, zal dit middel niet betaald worden van de purtiën, die door versterf van eenige der kinderen in hunne onmondige jaren aan anderen zullen te beurt vallen.

Art. 20. Gelijk mede niet wanneer man en vrouw, uit hetzelve huwelijk geprocreëerde gemeene kinderen nalatende, elkander beneüceren met lijftogt, erfenis of legaten.

Art. 21. Ook zullgn de boedels en nalatenschappen van vreemdelingen of andere personen, geene ingezetenen van dit eiland zijnde, aan dezen impost niet subject zijn.

Art; 22. Doch al de kinderen zonder descendenten vóór de langstlevende komende te overlijden, zal alsdan de langstlevende gehouden zijn, het regt van de-collaterale successie van alle goederen en effecten hiervoren gespecificeerd, die de langstlevende van den eerst overledenen, hetzij uithoofde van huwelijksche voorwaarden, testament of- gifte onder de levenden, of ter zake des doods, heeft bekomen te voldoen.

Art. 23. Dit middel, voor zoo verre de Chinezen, mooren, en inlanders betreft j geheven wordende ten behoeve van het chinesclie hospitaal te Batavia en het onchristenen of inlandsch hospitaal,\'t welk te Samarang opgerigt zal worden, ten einde hierdoor de meer of min vermogenden onder hen ook te doen bijdragen tot onderhoud van die godshuizen, waar hunne gebrekkige en zieke geloofsnooten worden opgenomen en verzorgd, moet hetgeen deze impost zal opbrengen, voor zoo verre Batavia en haar ressort aangaat, komen ten protijte van het chinesche hospitaal te Batavia, en hetgeen te Samarang en hare onderhoorigheden gecolligeerd zal worden , komen ten voordeele van het te Samaratig oj te rigten hospitaal, over welke godshuizen de co\'.legiën van boedelmeesteren te Batavia en Samarang respectief het oppert,oezigt en de administratie der middelen van dezelve is aanbevolen.

Art. 24. Dienvolgens worden tot collecteurs van dit

-ocr page 217-

middel te Batavia en te Samarang aangesteld de\'secretarissen van boedelmeesteren voormeld, welke voor den raad van justitie moeten presteren den eed van getrouwe behandeling, naar het formulier daarvan achter deze ordonnantie gevoegd.

Art. 25. Gemelde collecteurs zullen gehoudeu zij», cautie te stellen ten genoegen van boedelmeesteren, ter somma van 2000 rijksd. ieder.

Art. 26. Voor hun salaris en verantwoording genieten zij den 20sten penning van hetgeen door het wegens dezen impost gecolligeerd wordt.

Art. 27. De voormelde collecteurs zulten behoorlijke boeken hunner admiristnatie moeten houden, welke jaarlijks ter examinatie en visitatie aan de generale rekenkamer van Indië zullen moeten worden overgegeven en ingezonden.

Art. 23. Zij zullen aansprakelijk zijn voor al de schade en nadeelen, welke door hun vezuim of nalatigheid zouden mogen worden of zijn veroorzaakt, en daarom verpligt wezen een tiende uit de hun bij art. 2G toegelegde 5 percent van dit middel, bij het collegie van boedel-meesteren, waartoe zij behooren. over te brengen, ten einde die schade daaruit in der tijd te kunnen recou-vreren, zoowel als hetgeen komt te blijken, dat dooi hun oneigen is genoten, welke VlO? nadat zij uit liunne officie zullen zijn getreden of zoo zij staande het waarnemen van dit hun ambt komen te sterven, na hun overlijden, 15 jaren bij het collegie gedeponeerd zal moeten blijven, om vervolgens, hetzij geheel, dan wel zoo daaruit remboursementen gedaan zijn moeten worden, na aftrek van dezelve, te worden afgelegd aan hen of hunne executeuren of erfgenamen, en zal van het bedrag van dit Vio jaarlijks na het sluiten der boeken opgave moeten geschieden.

Art 29. Ook zullen zij verpligt en gehouden zijn, aan een iegelijk, des gevraagd wordende, de noodige onder-rigtingen ten aanzien van de heffing van den impost te

-ocr page 218-

74

geven, en pertinente registers van de overledene personen te houden, brengende ieder derzelve onder een apart hoofddeel, met bekendstelling van hetgeen de hospitalengt; wegens dit middel uit de aangegeven boedels al of niet inogt competeren, en van hetgeen vervolgens daarop is betaald geworden.

Art. 30. De collecteurs zullen niet alleen verpligt zijn ten allen tijde, wanneer zulks zal worden begeerd, aan de collegiën van boedel meesters respective, alsmede aan de generale rekenkamer, des gerequireerd wordende, ouverture en zelfs visie van de boeken en papieren te geven tot de collecte van dit middel specterende, maar ook daarenboven ua verloop van elke twee maanden, ieder aan hun collegie en de generale rekenkamer overgeven en inzenden, een accuraat rapport van al de sommatiën, die zij hebben gedaan, zoomede van alle boedels, waarvan binnen den tijd betaling van het collateraal is gepresteei\'d, als ook van al dezulken, waarvan de tijd van opgave en betaling is geëxpireerd, met recommandatie verder dat alle nadeelen, die door inattentie of verzuim in dezen mogten voorvallen , zonder vorm van proces op hunne rekeningen zullen worden gesteld.

Art. 31. De collecteurs zullen dit middel moeten innen binnen den tijd - van negen maanden, gerekend van den dag van het overlijden van den testateur of testatrice, of wanneer de donatien inter vivos zijn geschied.

Art. 32. Alle taxatiën van vaste goederen zullen geschieden door de gezworen taxateurs, en van meubilair of losse goederen en slaven, door den afslager van het vendu-kantoor, of de boden van boedehneesteren, en zullen, alvorens in functie te treden, de boden van boe-delmeesteren bij hunne collegiën moeten afleggen den eed achtervolgens het formulier achter deze ordonnantie ge-ïnsereerd. . ^

Art. 33. Voor het doen der voorschreven taxatiën, registreren en uitleveren der authentieke extracten, zal betaald worden een half percent van de waarde der ge-

-ocr page 219-

75

taxeerde goederen, te verdeelen tusschen de taxateurs en de secretarissen van boedelmeesteren, ieder voor de helft, zonder verder iets hoegenaamd in rekening te molt;_\'en brengen, hetzij daggelden, wagenvrachten of eenige andere ongelden, welke die ook zouden mogen wezen (1).

Art. 34. De lijfrenten zullen op gelijke wijze getaxeerd worden, en zal daarbij regard geslagen moeten worden, op den ouderdom der personen, waarop zij zijn geconstitueerd, en zulks volgens de mede hierachtervol-gende taxatielijst.

Art. 35. Een der collecteurs oordeelende, dat de taxatie beneden de waarde gedaan is, zal het perceel en zoo ook de losse goederen mogen overnemen, mits de taxatie verhoogende tot een zesde, en betalende \'s lands ge-regtigheid van de vaste goederen, ten ware de erfgenamen of andere verkrijgers Heiver verkozen, zelve het regt van het collateraal te suppleren na de verhoogins van den collecteur, wanneer zij voor denzelven zullen blijven geprefereerd, en zal de collecteur, die van de voorz. faculteit begeert gebruik te maken, gehouden zijn, zich daarop te verklaren binnen den tijd van zes weken, nadat zoodanige taxatie ter zijner kennis zal zijn gekomen, en bij foute van dien, de gemelde termijn geëxpireerd zijnde, daarvan zijn verstoken.

Art. 36. Geene notarissen, beamhtschrijvers of andere personen, tot het passeren van acten gequalificeerd, zullen mogen staan over scheidingen, deelingen, transporten of alienatien van boedels of goederen dit middel subject, tenzij hnn alvorens bij quitantie van den collecteur gebleken zij, dat de betaling van dit middel geschied is, op poene, van contrarie doende, aansprakelijk te zijn voor het bedrag van dien, en daarenboven te verbeuren voor de eerste maal een honderd rijksdaalders, voor de tweede maal twee honderd rijksdaalders en voor

1

Zie de ondervolgende publicatie van 21 Januarij 1854 (stsbl. no. 2).

-ocr page 220-

75

tie derde maal drie honderd rijksdaalders en bovendien eene arbitraire correctie, i

Art. 37. Vermits, naarvolgens tiet voorkomende bij de instruct,iën voor de collegiën van boedelmeesteren te Batavia en Samarang, niet alleen alle testamenten ter registrering en inserering aan dezelven geproduseerd, maai ovendien van alle oiider de chinezen en onchristenen laats hebbende sterfgevallen kennis gegeven moet weren, zullen de collecteurs daarvan het noodige gebruik. ,en aanzien van de heffing van dezen impost, kunnen maken.

Art. oS. Zoodra een der collecteurs kennis bekomt, dat een boedel onder zijn district, gevallen is, dit middel subject, zal hij een billet of sommatiecedul aan het steri-huis moeten zenden, zonder dat men echter de aangeving voorz. zal mogen uitstellen, al ware het dat de collecteur zulks verzuimde.

Art. 3{). Om alle wijdloopige brochures Le vermijden, zullen de respective collegiën van justitie te Batavia eu Samarang geautoriseerd zijn, ter eerste instantie en tea aanzien van de hoofdplaats, met voorbijgang van den au dar zins dagelijkschen en competenten regter, kennis te nemen van alle questiën, welke omtrent de heffing van dit middel en de bij deze ordonnantie,bepaalde boeten en breuken, zouden mogen ontstaan, en gehouden zijn, daarin op korte en peremptoire termijnen regt te doen, zonder dat van zulke gewijsden appel of revisie zal worden geadmitteerd; zullende zij, die onwillig zijn te betalen, nadat zij bij den regter over deze hunne onwilligheid gehoord, en de redenen daarvan niet voldoende bevonden zullen zijn, buiten vorm van proces, bij parate executie tot betaling genoodzaakt worden, doch zich dan nog bezwaard vindende , zullen zij na gedane consignatie in oppositie ontvangen worden.

Art. AO. In geval de bepaalde termijnen, binnen welke de opgaven en de betaling van het collateraal moeten worden gedaan, door voorkomende niet te voorziene beletselen of verhinderingen, van wat natuur ook, niet toereikende mogten wezen, degenen, die zich in zoodanig

-ocr page 221-

7T

geval zullen bevinden, vrijheid zullen hebben prolongatie daarvan te verzoeken, net opgave der redenen, waarom dat uitstel wordt verzocht.

Art. 41. En vermits verscheiden fraudes omtrent dit middel zouden kunnen worden gepleegd met bet maken van frauduleuse contracten of transporten, zoo onder ren-verselen als anderzins, zullen alle goederen en effecten, die op eenige frauduleuse manieren, om dit middel te ontgaan, zullen zijn verzwegen of gediverteerd, dan wel de waarde van dien, ten behoeve van het hospitaal voor de eene\', en den aanbrenger tooi- de andere helft zijn verbeurd, en daarenboven impnniteit, indien hij aan dt- gepleegde fraudes mogfc medepligtig zijn, en zal deszelfs naam worden gesecreteerd.

Art. 42. De overige boeten, bij deze ordonnantie vermeld, slullen genoten worden voor 2/;l bij dengene, die de calange doet, en het resterende 1/s voor het hospitaal, waaraan het behoort, en worden tot de calange van dit. middel gequalificeerd de respective officieren van justitie en collecteurs alle bij preventie, welke calanges binnen den l ijd van zes jaren na de aangifte der boedels of giften onder de levenden, zullen kunnen worden gedaan (1■).

FORMULIEREN HIKR VOREN GBMKLD.

Eed voor de CotleHenris.

Ik belove en zwere, dat ik mij in den aan mij toe vertrouwden post, als collecteur van het middel van het collateraal ten behoeve van het onchristen hospitaal, cons-cientieuselijk, vroom en opregtelijk, naar mijn beste kennis en vermogen zal gedragen, de belangen van het ged. hospitaal in allen deele getrouwlijk behartigen, ook vau

1

De boeten en coufiscatien blijven ten hate van den bande.

(Besluit van S Julij 1853 no. 15, s\'.sbl. no 57).

-ocr page 222-

78

dengene, van wien ik dit middel heffen zal, niets meer vorderen zal, dan mij bij de ordonnantie op deze belasting is voorgeschreven, en mij wijders stipteliik en zonder afwijking zal gedragen naar den inhoud van de voorz. ordonnantie.

Zoo waarlijk helpe mij God Almagtig.

Eed voor de Taxateurs.

Ik belove en zwere, dat ik de goederen, die mij ter taxatie zullen worden aangewezen of voorgelegd, volgens mijn beste kennis en wetenschap, en zonder aanzien van personen, naar hare regte waarde zal taxeren, dat ik een iegelijk, wie hij ook zijn moge, die mijne dienst als taxateur zal verlangen, met allen ijver en vigilantie zal bedienen zonder voor mijne aan te wenden moeite iets meer af te vorderen, dan mij wettiglijk is toegelegd; voorts mij in alles te zullen gedragen, als een eerlijk en vroom taxateur gehouden is te doen.

Zoo waarlijk helpe mij God Almagtig.

Pormidier van Sommatie-cedullen.

,De erfgenamen of het bewind hebbenden van den boedel,

nagelaten bij...... worden bij dezen gesommeerd, binnen

zes maanden na het overlijden van gemelden....... aan

den collecteur van den impost op het collateraal te leveren een specifieke lijst of korten staat van alle de goederen, effecten en bezittingen, bij den overledene nagelaten het voorz. middel van het collateraal subject, verzeld van de taxatie lijsten, nevens de extracten der publiek gevendu-ceerde goederen, volgens het eerste en veertiende artikel van de ordonnantie daarop gemaakt, of wanneer door den overledene zoodanige goederen en bezittingen niet zijn nagelaten, zulks binnen zes weken na deszelfs overlijden aan te geven als voren, en daarbij schriftelijk, onder presentatie van eede, te verklaren, dat de overledene geene goederen hoegenaamd heeft nagelaten, waarvan ingevolge

-ocr page 223-

79

de voormelde ordonnantie, het middel van het collateraal zoude moeten worden voldaan, alles op poene bij het veertiende artikel der geamplieerde ordonnantie omschreven.

Lijst van de taxatie der lijfrenten. Van 1 tot 20 jaren op 10 jaren levens.

V

20

//

30

ii

n

9

H

II

30

u

40

n

//

8

U

n

40

u

50

u

u

7

//

u

50

ii

55

n

u

6

U

1/

55

ii

60

u

u

5

V

n

60

ii

65

H

n

4

n

u

65

ii

70

H

u

3

H

u

70

//

75

u

u

.2

u

Boven de 75 op een jaar levens.

En het provenu daarvan te laten komen ten voordeele van het chinesche hospitaal alhier en voor het fonds van een chineesch hospitaal te Satnarang, voorts te doen vervallen de heffing van den 20s,en penning van alle legaten en erfenissen, die naar andere plaatsen worden overgemaakt, die zoowel voor deze hoofdplaats als Samarang bepaald zijn en waartoe het collegie van buedelmeesteren aldaar, volgens deszelfs instructie, gequalifloeerd was.

Ten Uoeede. De invordering dezer heffing te laten ge schieden door den secretaris van boedelmeesteren alhier, en door de secretarissen van wees- en boedelmeesteren te Samarang; en

Ten derde. Gemelde ordonnantie te amplieeren, met deze heffing uit te strekken over en daaronder te brengen alle andere chinezen, welke op een der prefectures op het eiland Java of andere possessien van het hollandsche gou. vernement woonachtig zijn.

En voorts nog gelet hebbende:

a. Op de resolutie van 34 Julij 1827 [stsbl. no, 71), blijkens welke, naar aanleiding van de goedkeuring en magtiging van den commissaris-generaal, onder anderen

-ocr page 224-

80

is bepaald, dat in het staatsblad en de Batavitsche Courant zoude worden geïnsesreerd art. 1 van de resolutie van 21 Februarij 182G no. 6, luidende als volgt:

,/Bij interpretatie, voor zoo veel noodig, van art. 1.2 ,/der ordonnantie van de \'heffing der belasting op alle //legaten en collaterale successien, van 11 .Tnlij 1797, en ,/van art. 12 der ordonnantie voor de heffing derzelfde //belasting, voor zoo veel betreft chinezen, mooren, mahome-ndanen en andere inlanders, geene Javanen zijnde, van o //Maart 1840, houdende, dat het. collateraal zal geheven //worden ter plaatse waar het sterfhuis valt, en niet ter ,/plaatse waar de goederen gelegen zijn.

//To bepalen dat tien skrjlmis moet geacht worden daar z/te zijn gevallen, alwaar de overledene zijne vaste woonplaah iiheefï gehad, en niet alwaar hij toevallig is overleden!\'

Ij. Op art. 3 van het besluit van den commissaris-generaal over Ned. Indië, van Jil Mei 1S28 no. 30 (stsbl. 1828 no. 16), blijkens hetwelk is bepaald:

,/Dat de collaterale belasting, welke op Java en Madura «als op de buitenbezittingen (met uitzondering provisioneel, //van de Moluksche eilanden), van onchristenen zal wor-//den geheven, zal worden gebragt ten voordeele van het ,/cliineesch hospitaal te Batavia, en onder dat hoofd, bij u\'s lands kassen zal worden verhandeld.quot;

c. Op de resolutie van 30 Junij 1S2Ü no. 44 (stsbl. no. 58), blijkens welke, krachtens de autorisatie door den minister van staat, commissaris-generaal, verleend, met alteratie van art. 3 vfin liet besluit van den minister van staat, commissaris-generaal, van 31 Mei 1828 ^stsbl. no. -16) de gouverneur der Moluksche eilanden is aangeschreven, en de belasting ten voordeele van het chinesche hospitaal te Batavia aldaar in te voeren.

d. Op het besluit van 13 November 1845 no. 20 (stsbl. no. 31), blijkens hetwelk is bepaald:

//Dat, met wijziging in zoover van het bepaalde bij „art. 1 der ordonnantie op de collaterale suceessie onder //Onchristenen, van den 3dea van lentemaad IfUO, ge-

-ocr page 225-

81

,/rekeiid van 1 Jan narij 1846, al de daarbij umschrevent* ,/nalatenschappen aan de belasting van het collateraal on ■ //derworpen zullen zijn, welke, hetzij in opklimmende en „zijliniën dan wel door vreemden verkregen wordende , »een batig saldo van meer dan/\':30(t {drie honderdgnlden) „zullen afwerpen.quot;

Heeft goedgevonden en verstaan;

Met instandhouding, voor zooveel noudig, van de wijzigingen bij de hierboven met a. b, c en d aangeduide bepalingen, in de eerst vermelde resolutie gebragt, en voorts van de voorschriften, krachtens welke, sedert ettelijke jaren, de vermelde belasting niet meer ton bate van hel chinesche hospitaal is gekomen.

ITe bepalen :

dat de belasting op alle legaten en collaterale successien in bovenstaande ordonnantie van 3 lentemaand 1810 bedoeld, voortaan in Ned. Indie, door alle met inlanders gelijkgestelde personen moet worden voldaan, ten behoeve van den lande.

En dat, behoudens nadere beschikking, ook de boeten en coniiscatien, uit overtreding van bovengenoemde be lastings-bepalingen volgende, ten bate van den lande zullen komen.

Art. 1 i «ier bovenstaande ordonnantie in zoover te wijzigen, dat, bij niet voldoening van de daarbij voor-schrevene verpligtingen, aan de nalatigen, naar bevind van zaken , zal worden opgelegd eene boete van ƒ 5 tot ƒ 50 {vijf M vijftig gulden).

:-i0. Art. 15 der bovenstaande ordonnantie in zoover te wijzigen, dat de termijn, binnen welken van de daarbij bedoelde boedels, ten kantore van den ontvanger van het regt van successie, aangifte moet worden gedaan, wordt gesteld op zes maanden.

Bij besluit van 30 Mei 1853 no. no. 1 (stsbl. no. 42) is goedgevonden en verstaan :

Te bepalen , dat. de invordering van de heffing van de belasting op alle legaten en collaterale successie, bedoeld

■ lil

I i

I

K

\'i :i

I

-ocr page 226-

«2

bij bovenstaande ordonnantie, niet meer zal kunnen geschieden door de secretarissen van wees- en boedelmees-teren, onder dien verstande, dat deze secretarissen daarmede belast blijven tot dat andere ambtenaren voor bedoelde werkzaamheden zijn aangewezen.

Bij besluit van 3 Julij 1853 no. 15 (stsbl. no. 57) is goedgevonden en verstaan;

Te verklaren, dat zij, die op 20 December 1853 waren ontvangers van de belasting op alle legaten en collaterale successien, bedoeld bij de ordonnantie van lentemaand 1810, zoolang zij ontvangers daarvan blijven, in het genot blijven van de aandeelen in de boeten en conüscatien, hun bij die ordonnantie toegekend.

JPwhlicatie tegen het openhaar worden van stnMeu, behooremlc tot de gouvernements archieven.

(Stsbl. 1854 no. 18).

Overwegende, dat de staat een uitsluitend regt van eigendom heeft op alle stukken en bescheiden, behoorende tot de gouvernements archieven, en dat het noodzakelijk is, in het openbaar belang, maatregelen te nemen tot handhaving van dit eigendomsregt in de koloniën en bezittingen van het rijk in andere werelddeelen.

Gezien enz.

Hebben besloten en besluiten:

Art. 1 In de koloniën en bezittingen van het rijk in andere werelddeelen, vermag niemand, van welken rang of staat hij zij, zonder daartoe uitdrukkelijk van regeringswege te zijn gemagtigd;

a. Aan onbevoegde inzage, afschrift of uittreksel te geven van de archieven van het gouvernement, of van die op eenige op hoog gezag ingestelde administratie of inrigting van openbaar bestuur.

h. Eenig gedeelte van die archieven ook niet bij wege

-ocr page 227-

83

van uittreksels, door den druk of eenige andere wijze openbaar te maken.

e. Eenig gedeelte van die archieven, niet vereischt voor de verrigting der hem van regeringswege opgedragen werkzaamheden , onder zich te houden .

Onder de archieven voormeld, zijn begrepen alle acten en bescheiden, door de besturen in de overzeesche bezittingen van het opperbestuur in het moederland ontvangen.

Art. 2. Het verbod van het voorgaand artikel vervalt, zoodra eenig stuk van regeringswege is openbaar gemaakt en insgelijks ten aanzien van al zoodanige stukken, welke aan iemand in zijn bijzondere belang zijn uitgereikt, als beschikking op- of tot toelichting van- bij de regering aanhangig gemaakte verzoeken, klagten of bezwaren.

Art. 3. Wanneer afschrift van eenig tot de in art 1 bedoelde archieven behoorend stuk voor iemand noodig is tot zijne verdediging, of regt vaardiging, zal hij tot bekoming van zoodanig stuk, een met redenen omkleed verzoek kunnen doen aan den landvoogd, met het hoogste gezag in de kolonie of bezitting onzentwege bekleed, die alsdan tot de verstrekking van een gewaarmerkt afschrift, de noodige magtiging verleent tenzij gewigtige redenen voor het tegendeel bestaan.

Art. 4. Een ieder is bij het verlaten van \'s lands dienst in de koloniën en bezittingen van het rijk in andere we-relddeelen, om welke redenen of op welke wijze ook, gehouden, zoodra mogelijk en zonder daartoe bijzonder te-zijn uitgenoodigd, alle gouvernements stukken, zoowel oorspronkelijke als afschriften, uittreksels of minuten, welke hij onder zich heeft, onder overlegging van een behoorlijken inventaris ter beschikking te stellen van het gouvernement, hetwelk die stukken van hem doet overne-of des geraden oordeelende, ten verzoeke van den betrokkene, geheel of gedeeltelijk kan afzien van die terugname {1,.

1

Bij besluit van den 3 April 1854 no. 2, stsbl. no. 19, is bepaald, dat geen pensioen of onderstand, ten laste der koloniale geld middelen,

-ocr page 228-

84

Art. ö. Burgerlijke ambtenaren en militairen, in of buiten werkelijke dienst, liet verbod van art. 1 van dit ons besluit overtredende, worden uit \'s lands dienst ontslagen.

Het genot van elk pensioen of eiken onderstand, op de koloniale fondsen aangewezen, vaagt niet aan, al vorens-of wordt geschorst, tot dat overeenkomstig ds voorschriften van dit ons besluit , volledige af-en overgifte van stukken hebbe plaats gehad.

Het pensioen of de onderstand ver,valt bij mededeeling of openbaarmaking in geschrifte of in druk, hetzij met of zonder medewerking van derden oftusschen beide komende personen, van eenig stuk, in strijd met dit ons besluit.

Art. G. Voormalige niet gepensioneerde koloniale ambtenaren, zoo burgerlijke als militaire, gemagtigden, bewindvoeders, uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen van eenig koloniaal burgerlijk of militair ambtenaar, van diens erfgenamen of deze laatsten zslve, en in het algemeen zij welke, zonder te vallen in de termen van het voorgaande artikel, dit ons besluit overtreden, worden bij regterlijk vonnis veroordeeld in eene geldboete van / 1,000 tot ƒ 3,000, te verhalen bij lijfsdwang.

Art. 7. Bij regterlijk vonnis kan bovendien elke houder van eenig in dit ons besluit bedoeld stuk worden gelast tot af- en overgifte daarvan.

De wettelijke en andere bepalingen omtrent dwanguit-gifte van acten, in de koloniën en bezittingen van het rijk in andere werelddeelen van kracht , zijn daarop toepasselijk.

zal worden verleend, ten zij boven en behalve de reglementair aangewezen stukken, tevens worde overgelegd, eene verklaring van den alge-meenen secretaris of van den chef van den generalen stat van het leger, naar gelang de betrokken persoon in burgerlijke of in militaire dienst is, dat is voldaan aan het voorschrift van art. 4,

Dat de uitbetaling van liet pensioen of den onderstand, om hei even of die in Indië dan wel in Nederland of elders plaats heeft, zal worden gestaakt, wanneer dc gepensioneerde of onderstand genietende, heeft gehandeld, in strijd met opgemeld Koninklijk besluit

(Zie verder besluit van Janij 1^57 no. 16, stsbl. no. 51.)

-ocr page 229-

85

De regtsvorderingen tot af- en overgifte worden ingesteld door of ten name van den gouverneur der kolonie of bezitting. Zij verjaren na verloop van dertig jaren, te rekenen van het overlijden des houders, of zoo deze ambtenaar of militair is, van diens onfslag uit\'s lands dienst.

Art. 8. Door het tegenwoordig besluit wordt geen inbreuk gemaakt op de toepassing der algemeene strafwetgeving, voor zoo verre daartoe termen mogten blijken aanwezig te zijn.

Art. 9. Alle vroegere bepalingen in , de koloniën en bezittingen van het rijk in andere werelddeelen , dit onderwerp betreffende, worden bij deze ingetrokken en buiten werking gesteld.

Verzekering van het gonvernemenis regt van eigendom op natvvr-knndige verzamelingen, instrumenten en (iergelijleett, van personen, in dienst en bezoldiging van den lande.

(Stsbl. 1857 no. 51).

Bij besluit van den gouverneur-generaal vair Ned. Indië, van IK Junij 1857 no. Ifi (stsbl. 1357 no. 51) is goedgevonden en verstaan:

Te bepalen als volgt:

1°. Personen, in dienst en bezoldiging van den lande, belast met onderzoekingen of werkzaamheden van weten schappelijken aard, verbinden zich schriftelijk bij het aan vaarden van die dienst, om te gedoogen dat al hunne dagboeken, berigten, aanteekeningen, kaarten, teekeningen en verzamelingen, beschouwd worden te zijn uitsluitend eigendom van den lande, met den gevolge, dat op hen toepasselijk is de publicatie van April 1854 (stsbl. no. 18).

2°. Zij zijn echter bevoegd, binnen de drie maanden na de aanvaarding van hunne dienst , in te zenden eenen inventaris van de ten deze bedoelde voorwerpen , welke op dat tijdstip reeds hun eigendom zijn, doch zijn verpligt.

-ocr page 230-

86

die steeds zorgvuldig van \'s lands eigendom afgescheiden te houden.

3°. Hunne boedelaanvaarders zijn mitsdien, bij hun overlijden, gehouden alle aangetroffen wordende eigendommen van den lande, ten gevolge van die verbindtenis, onder inventaris aan te bieden en af te geven aan het hoofd van gewestelijk bestuur,\' onder wien zij zich bevinden.

4°. Vertrekkende naar een landstreek, gelegen buiten het onmiddelijk bestuur van \'s gouverneraents ambtenaren, zijn zij verpligt, alvorens te verlaten de laatste plaats waar een Nederlandsch ambtenaar gevestigd is, aan dezen in te dienen het plan van hunne reis, en met denzei ven te houden, zooveel mogelijk, eene geregelde briefwisseling^ opdat blijke waar zij zich bevinden en, bij hun leven, voor het behoud van hen, bij hun overlijden, voor het behoud van hunne eigendommen en die van den lande zorg kunne gedragen worden.

5°. De hoofden van gewestelijk bestuur zijn verpligt om, bij overlijden van personen in dienst en bezoldiging van den lande, belast met onderzoekingen of werkzaamheden van wetenschappelijken aard, in de gewesten aan hun bestuur vertrouwd, voor het behoud en de uitlevering vau de onder hen berustende eigendommen van den lande al die voorzorgen te nemen, welke de tijds-en plaatselijke omstandigheden mogten gedoogen.

T i X A T 1 E (*).

Salarislijst, voor de landmeters, ook als taxateurs van vaste goederen-(Stsbl. 1837 no. 3).

Art. 19. De landmeters zullen geene vaste bezoldiging

(*) Aangezien bij de bereddering van boedels meestal de tusscbenkonist van landmeters ea taxateurs gevorderd wordt, nemen wij in dit hand-oek ook de voor die personen vastgestelde salarislijsten op.

-ocr page 231-

87

genieten, maar zullen voor hunne werkzaamheden, den belanghebbenden in rekening mogen brengen de, bij het onderstaande tarief, bepaalde salarissen, waaruit almede de belooningen der adjunct-landmeters zullen moeten ge. vonden worden, en zulks naar de evenredigheid van twee derden voor den landmeter, en één derde voor zijn adjunct-Art. 20. Zij zullen in rekening mogen brengen: «. Voor het opnemen en meten van huizen en erven, tot

eene waarde van ƒ 35,000 of daarboven

// n 29,099 tot en met f 15,000 . ,/ „ 14,999 „ „ 10,000. ,/ „ 9,999 „ „ 5,000. „ „ 4,999 „ „ 1,000. // // 999 // u 1,000.

beneden f 200 waarde f 3; het kostende van het zegel voor den meetbrief daaronder begrepen, doch zal door den belanghebbende moeten voldaan worden de wagenvracht, wanneer het perceel ver afgelegen is.

h. Voor het opnemen en meten van landerijen, ƒ 25 voor één dag of minder (daaronder begrepen het daggeld, bedoeld bij § ƒ).

c. Voor het vervaardigen van schetsen van de opgenomen en gemeten landen:

Voor een perceel, beneden de waarde van/1000 ƒ 10.

een dito van ƒ 1,000 tot ƒ 5000 ........„20.

5,000 „ „ 10,000 ........„30.

10,000 „ „ 20,000 ........„40.

20,000 „ „ 50,000 ........„50.

en voor iedere / 10,000 meerdere waarde, / 5 daarenboven.

Voor eene volledige kaart of platte grondteekening, zullen de belanghebbenden met den landmeter onderlinge schikking moeten maken.

d. Voor het verleenen van een certificaat of landmeterskennis van verkochte perceelen:

van / 10,000 waarde en daarboven ..... / 15,00.

„ „ 5,000 tot / 10,000 ........... 12,50.

/15. ,/ 15. ,/ 11. // 10.

,/ 8. ,/ C.

-ocr page 232-

SS

van ƒ 1,000 tot ƒ 5,000 „ „ 500 „ „ 1,000 j/ y -300 // ƒ/ 500

Voor perceelen beneden /\' 200 waarde, zullen de certificaten gratis verleend worden; doch zal het kostende van liet zegel door den belanghebbende moeten worden voldaan.

e. Voor copijen of extracten uit de registers, één of meer bladzijden bevattende, f 3 buiten de kosten van het zegel, waarop dezelve geschreven worden, en die almede door den belanghebbende moeten worden voldaan.

Voor het geven van inzage van stukken en mondelinge informatien aan belanghebbenden, wanneer geene extracten worden gevraagd, de helft van het bepaalde voor een extract.

ƒ. De landmeter in commissie reizende, zal mogen declareren een daggeld van ƒ 15, door den landmeter der ls,e klasse, en ƒ 10, door den landmeter der 2de of 3\'Ic klasse, zoo voor de heen- als terugreis, onder dien verstande, dat alleen die dagen worden gerekend, waarop werkelijk gereisd wordt, zonder de wagen- of paarden-hmir, welke door de belanghebbenden bovendien zullen moeten worden betaald.

Art. 21. Als taxateurs van vaste goederen, zullen de landmeters der l3\'6, •2d0 of 3dlt;! klasse, gezamenlijk, de volgende taxatieloonen mogen declareren, als:

a. Van taxatiën, tot ƒ 200 niets tot ƒ 1,000, ƒ 1 pCt. Daarboven, voor de verhooging tot f 5,000, 3/4 ,, Daarboven, voor de verhooging tot/\'10,000, 1/2 ,/ Daarboven, over al het meerdere dan ƒ 10,000, 1/4

ƒ 7,50. n 5,00. ,/ 3,50.

zoodat van eene taxatie, ter waarde van ƒ 15,000, zal worden gedeclareerd, als volgt;

ƒ 10,00 „ 30,00 „ 25,00 « 12,50

ƒ 15,000

ƒ 1,000 a 1 pCt.

I/ 4,000 n Vs v 5,000 ,/ */0 „ 5,000 „ 1/4

Totaal ƒ 77,50

-ocr page 233-

89

i. Taxatiën voor rekening van het gouverneiiient en alle openbare inrigtingen, een vierde percent van de getaxeerde waarde.

Van deze taxatiën zal de landmeter gehouden zijn een behoorlijken taxatiebrief, geschreven • op een zegel van een halven gulden, en aantoonende naar welken grondslag de taxatie gedaan is, aan don belanghebbende te verleenen, zonder daarvoor iets verder in rekening te mogen brengen.

In geen geval zal voor de taxatiën, bij §§ a en b bedoeld, meer kunnen worden in rekening gebragt dan eene som van ƒ 1,000 [een luizend gulden), zijnde die som ook het maximum van het taxatieloon, voor het waarderen op eens van meer dan ée\'ne vastigheid, aan denzelfden persoon of denzelfden boedel toebehoorende.

Salarislijs/ voor taxateurs van losse goederen {1).

Stsbl. 1854 no. 2).

Met intrekking van alle daarmede strijdige verordeningen, en bijzonderlijk met wijziging van art. So van de bij publicatie van 20 December 1852 (stsbl. no. 79) gerenoveerde ordonnantie van 3 lentemaand 181U, wordt bepaald;

Ten eerste: Üat door taxateurs, bijaldien zij geene overeenkomsten, daarmede strijdende, hebben aangegaan, onverschillig of de taxatiën geschieden in of buiten regten, en\' door europeanen of inlanders, dan wel door andere met een van beide gelijkgestelde personen, als loon zal kunnen worden gerekend over het geheel der door hen getaxeerde waarde, en wel tot eene waarde van

/ 100

boven de ƒ 100 tot ;/ 1,000

■ „ „ „ 1,000 „ „ 10,000

. 4 pCt.

. 1

• Vs

• V»

„ „ , 10,000 „ „ 100,000

en daarboven

1

Voor de uitoefening van het beroep vau taxateur van vaste en losse goederen, wordt geenerlei benoeming vereischt (stsbl. 1852 no. 59).

-ocr page 234-

90

zullende het taxatieloon voor een en hetzelfde stuk los goed nimmer meer dan ƒ 100 bedragen.

Ten tweede: Dat behalve dit loon, door de taxateurs van losse goederen geen verder salaris zal mogen worden in rekening gebragt voor weegloon van goud, zilver of anderzins, noch ook voor wagenhnur, bijaldien de taxatiën geschieden binnen de vijf palen; zullende bij een grooteren afstand door den taxateur kunnen worden in rekening gebragt f 1 voor iederen paal daarboven.

TRANSLATEURS. (1)

Beimlingen omtrent translateurs.

Waar zulks voor het algemeen belang wordt noodig geoordeeld, zullen vaste translateurs in de vreemde talen worden benoemd; alvorens, hunne funetien te kunnen uitoefenen, zullen de translateurs worden beëedigd door de raden van justitie, naarvolgens een formule van eed, door het hoog-geregtshof te arresteren.

De werkzaamheden, door translateurs voor particulieren verrigt, zullen worden betaald naarvolgens de salarislijst.

Wanneer translateurs worden gerequireerd, om ten dienste van den lande werkzaam te zijn, zal alsmede naarvolgens die lijst worden betaald (stsbl. 1819 no. 3).

Bij ontstentenis van een gezworen translateur, onverschillig in welke taal, kunnen de vertalingen vervaardigd

1

Deze bepalingen en de gearresteerde salarislijst zijn ook toepasselijk, wanneer personen ■werkzaamheden verrigten als translateurs, die niet als zoodanig bijzonder zijn aangesteld en van landswege bezoldigd, maar uit anderen hoofde eene vaste bezoldiging van het gouvernement genieten.

Besluit van 20 Mei 1857.

-ocr page 235-

91

worden door een ter goeder naam en faam bekend staand persoon, omtrent wiens ervarenheid voldoende zekerheid besta» t. Die translaten zullen als wettig; worden beschouwd, mits ze voorat voor de echtheid der vertaling, voor de plaatselijke autoriteit, zijn heëedigd (stsbl. 1837 no. 59).

Aan den regter is de bevoegheid gelaten onn, zulks noodzakelijk achtende, zich te doen voorlichten dooreenen translateur bij het opmaken van den inlandschen tekst van vonnissen, («tsbl. 1851 tic. 5S instandgehouden_bij stsbl. 1853 no. 1).

De bepalingen, enz., bedoeld bij staatsblad 1819 no-79, zijn ook toepasselijk wanneer personen werkzaam-lieden verrigten als translateurs, die niet als zoodanig bij. zonder zijn aangesteld en van landswege bezoldigd, maar uit anderen hoofde eene vaste bezoldiging van het Gouvernement genieten, (stsbl. 1857 no. 42).quot;

De translateurs leggen, alvorens hunne functien te aan vaarden, in handen van het hoofd van gewestelijk bestuur, den eed af voorgeschreven bij stsbl. 1*59 no, 69.

Salarislijst voor de gezworen translateurs.

(Resol. 25 Nov, 1819 no. 3. stsbl, 1819 no 79), Voor schriftelijke vertaling.

LMt de fransche, engelsche of hoogduitsche in de neder-landsche taal, voor het translaat van alle acten, schrifturen, munimenten, facturen, cognossementen, extracten uit trouw-, doop- en doodregisters, enz.,

één bladzijde en minder inhoudende . . . ƒ 4

twee bladzijden..........6

en voor iedere verdere bladzijde daarboven. „ 1

Uit de nederlandsche in de engelsche, fransche en hoog-iluitsche talen, voor het translaat van alle stukken, één bladzijde en minder inhoudende , , . ƒ 5

-ocr page 236-

93

twee bladzijden........ . ..ƒ 8

en voor iedere verdere bladzijde daarboven . ,/ l\'/i

Uit de eene vreemde taal in de andere, voor het translaat van alle stukken,

één bladzijde en minder inhoudende . . . ,/ 6

twee bladzijden...........

en voor iedere verdere bladzijde daarboven . // l\'/a zullende onder de vorenstaande salarissen niet begrepen zijn de te inipenderen zegelgelden.

Onder verderen verstande, dat voor de tweede, derde of meerdere afschriften van het vertaalde, voor elk der-zelve een derde van de voorschreven salarissen ft) rekening zal mogen worden gebragt, en wijders iedere bladzijde gros der translaten zal moeten^ inhouden 28 regels.

ƒ amp;

// 8 2

Voor mondelinge vertolking.

Voor vacatiën,

één uur en minder beloopende

twee uren.......

en voor ieder uur daarboven.

zullende hieronder niet begrepen zijn de voldoening dei-verschuldigde wagenvracht, wanneer een translateur buiten de stad of voorsteden wordt gerequireerd, om te vaceren tot mondelinge vertolking.

De bovenstaande salaris-lijst, is toepasselijk op alle schriftelijke en mondelinge vertalingen, met uitzondering van die uit en in de chinesche taal, vervaardigd door de beëedigde europesche translateurs voor die taal, en voor zoo verre de vertaling niet is geschied ten behoeve van den lande door eenen translateur, die uit \'s lands kas wordt bezoldigd (stbl. J866 no. 107).

Tolken, behoorende tot de inlandsche bevolking, genieten bij geregtelijke verrigtingen , eene vergoeding van een tot drie gulden daags, zich regelende naar hunnen stand en maatschappelijk beroep, zoomede naar het belang hunner verrigtingen, geheel ter beoordeeling van de reg-

-ocr page 237-

93

terlijke autoriteit, welke hunne diensten heeft ingeroepen, (stbl. 1858 no. 15).

De vergoeding is verschuldigd voor elke zaak, waarin zij geroepen worden hunne functien uit te oefenen (stbl. 1866 no. 108).

Instructie en tarief voor de Europesche tolken voor de Chinesche taal in Nederlanchch-Indië.

(Staatsblad 1863 no. 39).

Art. 1. De beeëdigde Buropesche tolken vooiquot; de Chinesche taal verleenen hunne dienst tot het doen van schriftelijke of mondelinge vertolkingen, uit de Nederlandsche in de Chinesche taal en omgekeerd, zoo dikvfijls die door regter-lijke of administratieve autoriteiten wordt gevorderd.

Zij hebben voor de van hen gevorderde dienst geen aanspraak op\'salaris, dan alleen in strafzaken, bijaldien een veroordeelend vonnis wordt uitgesproken in welk geval het salaris op den veroordeelde kan worden verhaald volgens het bieronder bedoelde tarief.

Art. 2. Zij dienen het hoofd van gewestelijk bestuur van berigt, zoo noodig, na een door hen, op daartoe van dezen bekomen last, vooraf ingesteld onderzoek en van oonsideratien en advies ten aanzien van aangelegenheden, de Chinezen betreffende.

Zij vergezellen het hoofd van gewestelijk bestuur op zijne inspectiereizen, zoo dikwijls deze dit noodig oordeelt.

Art. 3. Zij verleenen hunne dienst mede op verzoek en ten behoeve van particulieren, tegen berekening van salaris, overeenkomstig het hier onder bedoelde tarief.

Art. 4. De tolken voor de chinesche taal leggen vóér het aanvaarden hunner betrekking en, voor zoover zij reeds werkzaam zijn, zoodva deze instructie ter hunner kennisse zal gekomen zijn, in handen van het hoofd van gewestelijk bestuur den volgenden eed of belofte af:

Ik zweer (beloof), dat ik houw en getrouw zal zijn aan den Koning en aan den Gouverneur-Generaal van Neder-

-ocr page 238-

94

landsch-Tndië, als des Konings vertegenwoordiger; dat ik middelijk, noch onmiddelijk, onder welken naam of voorwendsel ook, tot het verkrijgen mijner aanstelling als tolk voor de Chinesohe taal te ..... . aan niemand, wie hij ook zij, iets heh gegeven of beloofd, noch geven of beloven zal.

dat ik alle mij opgedragen mondelinge of schriftelijke vertolkingen met de meeste getrouwheid en naauwgezet-heid zal overbrengen.

dat ik geheim zal houden, hetgeen uit den aard dei-zaak geheim behoort te blijven of waarvan mij de geheimhouding krachtens mijn ambt is opgelegd;

„en dat ik mij voorts met ijver en naauwgezetheid in de uitoefening mijner bediening zal gedragen, zoo als een braaf en eerlijk ambtenaar betaamt.quot;

B. Tarief voor de Europesche tolken voor de Chinesche taal in Nederlandsch-Indië,

Voor schriftelijke vertaling.

Uit het Chineesch in het Nederduitsch;

eene bladzijde van. 28 regels in de Nederduitsche

vertaling.........../8

voor elke volgende bladzijde.....,/4

Uit het Nederduitsch in het Chineesch:

voor het eerste honderdtal karakters. . //10

voor elk volgend honderdtal.....//5;

zijnde de zegelgelden niet onder het salaris begrepen. Voor afschriften van vertalingen mag een vierde van bet salaris in rekening worden gebragt.

Voor mondelinge vertolking op denzelfdsu dag.

Voor vacatiën;

voor het eerste uur of minder . . . • ƒ 8

voor het tweede uur of minder. . . . //4

voor ieder volgend uur of gedeelte daarvan, n 3.

-ocr page 239-

96

Voor liet nazien van boeken, mernoriën en rekeningen; vooi- de wees- en boedelkamers:

voor elk honderdtal karakters of minder een vacatie-loon van..........ƒ 5.

Voor afschriften van of extracten uit boeken, memoriën of rekeningen:

voor elk honderdtal karakters of minder / ï1/» (1).

1

De te Batavia, Samarang en Soerabaija bescheiden europesehe tolken voor de ohinescbe taal, zijn buitengewone leden der aldaar gevestigde wees- en boedelkamers (staatsblad 1865 no. 103) en deelen al-zoo in de 5 pCt. provisiepenningen , aan ^le leden der voormelde wees-en boedelkamers aankomende., in all* chinescbe boedels zonder onderscheid en in dezelfde verhouding als de overige leden. (Besluit 9 Augustus

1870 no. 22 B B. no. 2379).

-ocr page 240-
-ocr page 241-
-ocr page 242-
-ocr page 243-

VIJFDE AFDEELING.

Handboek voor deu Landheer.

Eerste Deel.

N BLZ«

Over het burgerlijk regt, in zoo verre hetzelve voor den landheer van belang kan geacht worden........ 1

Van de regten en verpligtingen tusschen eigenaars van

naburige erven........... „

Van erfdienstbaarheden.............10

Van den aard en de onderscheidene soorten van erfdienstbaarheden ......•....... „

Op hoedanige wijze erfdienstbaarheden worden daargesteld. 13 Op hoedanige wijze erfdienstbaarheden te niet gaan . . 14 Van de regelen, welke bijzonder betrekkelijk zijn tot huur van landerijen...................15

Tweede Deel.

Wetten en besluiten, wier kennis voor den landheer noodzakelijk is................ . 19

Bepalingen op het aangaan van overeenkomsten met de inland-sche bevolking, voor nuttige ondememiogen en bedrijven

van nijverheid..............„

Wijziging der publikatie van 25 December 1838 .... 21

Regt ran opstal.............22

Regels, volgens welke de gouverneur-generaal van Nederlandsch-

Indie gronden voor den landbouw in huur kan uitgeven . 23 Voorschriften tot nadere verklaring van art, 4 van het reglement

op den verhuur van woeste gronden....... . 26

Voorwaarden voor het huren van woeste gronden. . . . 30

Huurtijd............................31

Aanwending der gronden....................32

Instandhouding van bestaande wegen, kanalen, enz. . u Gevestigde bevolking op den verhuurden grond . . 33 Verhuur van gronden aan de op het land gevestigde bevolking ............................#

-ocr page 244-

INHOUD

BLZ.

Controle over de werklieden, niet tot de gevesfegde bevolking behoorende........... 34

Het houden van bazaars, warongs en amfioenverkoop-

plaatsen verboden, zonder consent...... »

Bepalingen van den huurscbat ....... quot;

Verpligting van den huurder, om aan liet hoofd van gewestelijk bestuur inlichtingen te geven, nopens den

staat der onderneming.......... quot;

Redenen tot ontbinding der overeenkomst..... 35

Poenaliteit op het beschadigen of vernietigen der aanplantingen, na de ontbinding van het contract .... // Gestelde termijn tot het doen van aanzoek om contractsverlenging ............. 36

Overgang der aanplantingen, enz. aan het gouvernement,

na expiratie of ontbinding tusschentijds van het contract u Regeling omtrent het gebruik van het water uit eenige

slokkans welke het terrein doorsnijden..... 37

Overdragt der overeenkomst......... quot;

Beheer der onderneming . ... n.....38

Beschikking van het gouvernement over de opgezetenen u

Regt van opstal............ quot;

Beglement omtrent de particuliere landerijen, gelegen ten westen der rivier ïjimanok............

Keglement betreffende de huur en verhuur van gronden voor den landbouw in de rijken van Soerakarta en Djokdjokarta 56

Regeling- van agrarische aangelegenheden......70

I van regten op grond.......... 7i

II van afstand van grond.........72

UI gemengde bepalingen.........76

Agrarische aangelegenheden . . .........77

Grondbezit. Vervanging van inlandscii erfelijk individueel grondbezit door eigendom...........81

Agrarische aangelegenheden. Regten en verpligtingen van den

erfpachter............. . 86

Agrarische aangelegenheden. Voorschriften omtrent de wijze van uitvoering- der bepalingen op de uitgifte van gronden in

erfpacht. ... ..........87

A Bij aanbieding van gronden in erfpacht ... // B Bij aanvraag van gronden in erfpacht .... 91 C Bij aanvraag van gronden in erfpacht ter inrigting

voor kleine landgoederen in buitenverblijven . . 92 D Bij aanvraag om vervanging van overeenkomsten

II

-ocr page 245-

I N H O Ü D ui

BLz.

c van verhuur, overeenkomstig staatsblad 1856 no.

64 door afstand in erfpacht....... 92

Grondverhuur............. „

Regelen, volgens welke verhuur van grond door inlanders aan niet inlanders geschieden kan .... ,

Publikatie, van den 28stei1 Januarij 1823 waarbij wordt gearresteerd eene ordonnancie, volgens we.ke, op de eilanden Java en Madura, zal worden geheven het middel der verponding ......... . . ......95

Ordonnancie volgens welke, op de eilanden Java en Madura, zal worden geheven het raiddel der verponding . . . , „

Aard en tijd van duur dezer belasting. ...........

Beschrijving der goederen onder deze belasting begrepen. ... 96

Nadere bepaling van het voorgaande............

Waar na de belasting zal worden berekend..........

Hoedanig de taxatiën van de waarde der goederen zullen geschieden 97 Opgave door de eigenaars zelve te doen, bijaldien de taxatie niet

kan geschieden...........................98

Beoordeeling dezer opgaven door de hoofd-kommissie van verponding, en de bijzondere konmiissieu..................99

Beeëdiging der gedane opgaven..............

Bepaling van de waarde der goederen, volgens de opgaven der

eigenaars....................100

Korting op de bepaalde waarde der landerijen of tuingronden . , Deze korting niet toepasselijk op percelen in of nabij de steden

liggende.....................

Welke percelen verder onder de voorgaande bepaling zijn begrepen 101

Begrooting dezer belasting...............

Percelen welke vrij zijn van de belasting..........

Voorwaardelijke vrijdom...............102

Provisionele vrijdom.............* . . , ¥

Onderzoek te dien aanzien door de residenien te doen . . . 103 De landerijen, waarvan de landrenten worden geheven, en

de bazaars, zijn in deze belasting niet begrepen . . . , u Werkzaamheden van de hoofd-kommissie van verponding te

Batavia..................

Kommissiën op de andere hoofdplaatsen te benoemen, en derzei ver werkzaamheden.............104

Hoedanig zulks op de overige residentien.te behandelen . . „ Landmeters ter assistentie van de hoofdkommissie en kommissie te voegen . . . . ..........105

.1

-ocr page 246-

INHOUD

BLZ.

Oproeping van de eigenaars der crren en gebouwen, tot het doen der aangifte, van derzelver ligging, uitgestrektheid enz. „

Boete voor de nalatigen..............

Waarna deze aangifte zich zal moeten regelen......106

De percelen, waarvan de beschrijving niet behoorlijk kan

worden gedaan op te nemen en te meten.......

Registratie der opgegeven percelen, . ..........

De bruikleeners van gouvernements gronden, ten aanzien der

oproeping gelijk gesteld met de particuliere eigenaars . . 107 Wat door de bruikleeners bij hunne opgave zal worden verklaard ..................it

Taxatie en registratie der en gebruik gegeven gouvernements

gronden, door de bruikleeners aangekocht wordende . . . 107 Hoedanig de gronden worden beschouwd waarvan de aankoop

door de bruikleeners wordt afgeslagen.......108

Voorstellen deswege door de hoofdkommissie en de respectieve residenten aan den gouverneur-generaal te doen . . „ Afschriften der registers door residenten aan de hoofdkommissie te zenden . ................

Inzending der registers aan de hoofd-directie van financien,

en aanbieding derzelve aan den gouverneur-generaal . . . 109 De gearresteerde registers aan de residenten voor de perceptie

der belasting, terug te zenden...........

Schifting der registers, en nadere schikking der percelen . . „ Formatie van de nieuwe registers en plattegronden . . . . 110 Wat daaromtrent door de kommissie met deze werkzaamheid

belast, verder te observeren............

Hoe te handelen omtrent verzwegen of andere onbeheerde percelen ....................

Hoe te handelen omtrent vaste goederen, waarvan de eigenaars

onbekend, of die onbeheerd zijn..........

Van de geamoveerde gebouwen mofct de volle belasting worden betaald................111

Nadere bepaling van het voorgaande..........

Wanneer vrijstelling zal worden verleend van de volle betaling

der belasting van een geamoveerd gebouw.......

Aanslag van nieuwe opgerigte gebouwen........„

Wat te observeren bij overgang van eigendom......112

Geene overschrijving van de belasting te doen van het eene perceel op het andere ..........• , . „

IV

-ocr page 247-

INHOUD

BLZ,

Door wien de belasting bij overgang van eigendom te betalen. 113

Likwidatie met de belastingschuldigen........

Aan wien de ontvangst der belasting is opgedragen..........„

De belasting te voldoen in twee termijnen.......114

Tijd van belasting...........\' . . . . „

Boete door de nalatige in het betalen der belasting te verbeuren, na voorafgaande sommatie en renovatie .... „ Actie aan deu geregtsbode toekomende tot voldoening van

zijne kosten................115

Tegen de nalaligen zal bij parate executie worden geprocedeerd „

De percelen voor de belasting verbonden........

Hoedanig executie ten aanzien van dit middel wordt verkregen „

Doleantie der belastingschuldigen..........116

Op welke wijze de belastingschuldigen hunne bezwaren zullen

Inbrengen ........

0 ........ //

Stukken bij de rekwesten ter doleantie te voegen, eu tijd, binnen

welken dezelve zullen worden aangenomen.....117

Dispositie op de rekwesten ter doleantie.......

Definitieve bepaling der belasting........

Aanteekeningen op de ordonnantie van 28 Januarij 1333. . 120

Suikerkuituur.................123

Nadere regeling van de op hoog gezag ingevoerde suikerkuituur en wijziging van art. 60 van het regerings-reglement. „ Outwerp-kontrakt vastgesteld bij het besluit van den gouverneur-generaal van 26 December 1871 no. 8 (stsbl. no. 213) als model voor de overeenkomsten, te sluiten op den voet der

wet van 21 Julij 1870 .......... 125

Voorschriften lot regeling der uitvoering van de wet van 21 Julij 1870 (.Indisch staatsblad no. 117) en de daaruit

voortvloeijende overeenkomsten........131

Wijziging in het ontwerp — koutrakt eu de ambtelijke voorschriften bedoeld bij staatsblad 1871 no. 213 .... 141

A. Ontwerp — kontrakt..... .... „

B. Voorschriften............142

Afstand van gronden tegen schadeloosstelling.....143

Stekken (bibiet) bewaking der tuinen.......145

Cirkulaire aan de hoofden der suiker producerende de gewesten. „ Regeling der wijze, waarop de schadeloosstelling wordt bepaald

voor gronden, waarover wordt beschikt ten behoeve van de suiker-kuituur .............146

V

-ocr page 248-

IN HOUD

BLZ.

Verbod op het gebruik van lood enz. bij de bereiding van

suiker in suiker-fabrieken..........148

Stoomwezen, Vaststelling van een nieuw reglement, regelende het toezigt op het gebruik van stoomtoestellen in Neder-

landsch-lndie .............14-9

I. Van de , vergunning tot het in werking brengen van

stoomketels........................f

II. Van de veiligheidstoestellen........154

III. Van de regelen bij het gebruik van stoomketels in

acht te nemen......................159

IV. Van het op stoomtoestellen uit te oefenen toezigt . *

V. Algemeene bepalingen.........161

VI. Ontploffingen............164

VII Strafbepalingen...........165

VIII. Uitzonderingen en overgangsbepalingen.....16S

Oprigting van rijstpelmolens en rijstloeraboengs . . . . 169

Instructie voor den rooimeester.........172

Delfstoffen. Herziening der bepalingen omtrent ontginning

van delfstoffen bevattende gronden in Nederlandsch-Indie. 182 Bepaling van de wijze, waarop het zakelijk regt, bedoeld in artikel 8 van het koninklijk besluit van 2 September 1873 (Indisch staatsblad no. 217«), moet worden openbaar gemaakt .................

Bepaling met betVekking tot het gebruik van door het gouvernement aan particulieren verstrekte koelies en transportmiddelen .................189

Voorbeelden van onderhandsche acten.........190

Volmagten....................................n

Speciale volmagt........................//

Volmagt om eene verschuldigde som te innen. ... /,

Aanneming eener lastgeving.........193

Herroeping eener lastgeving................,

Opzegging eener lastgeving.........

Bekrachtiging........................../gt;

Obligatien en overeenkomsten...........194

Obligatie of schuldbekentenis................u

Obligatie van geleende waren . :......195

Overeenkomst omtrent in de kostbesteding van kinderen „

Belofte om werk te leveren tegen een bepaalden tijd . „

Borgtogten.................196

Eenvoudige borgtogt voor de betaling eener som . . K

gt; VI

-ocr page 249-

INHOUD

BLZ.

Solidaire borgtogt voor de betaling eener som . . . 197

Overeenkomst met hoofdelijke verbindtenis tot betaling. „

Pand...................198

Bewijs van onderpand, tot zekerheid eener geldsom gegeven ..................v

Afstand van huishuur tot zekerheid voor de voldoening

eener verschuldigde som................,

Leening en bewaargeving............199

Bewijs van geleend !geld...............„

Bewijs van geleende koopmansgoederen......

Acte van bruikleen .... ......

Acte van verbruikleen....................„

Terleengeving op renten..........200

Bewijs van bewaargeving..................„

Bewijs van in bewaargeving uit nood............„

Ontslag van bewaargeving.........201

Vrijwillige bewaargeving (sequestratie) van waren . . ,,

Quitantien en bewijzen van ontvangst . . ......2 02

Eenvoudige quitantie....................„

Kwijting van een raedeschuldeüaar..............„

Bewijs van ontvangst van stukken door mede-erfgenamen *

Koop en verkoop van goederen..........203

Verkoop van roerend goed..........

Acte van wederinkoop...........

Overdragt van eene inschuld........204

Huur en verhuur..............................„

Huur van een huis...........204

Dading en compromis...........205

Dading (transactie) . ..................„

Compromis..............207

Olographische en uiterste wil........208

Maatschap en vennootschap..........209

Overeenkomst, om in maatschap waren te koopen, ten

einde dezelve vervolgens te verdeelen..........„

Overeenkomst om in compagnie waren te koopen en ze vervolgens in gemeenschap van winst en verlies te

verkoopen.....................„

Leverantie van goederen of werk........210

Overeenkomst van leverantie van goederen..........,t

Aanneming om iets te vervaardigen..............*

i I

ï

\'•i

\\t i

i i#

I

-ocr page 250-

INHOUD

BLZ.

Verbod op het gebruik van lood enz. bij de bereiding van

suiker in suiker-fabrieken..........148

Stoomweztn, Vaststelling van een nieuw reglement, regelende het toezigt op het gebruik van stoomtoestellea in Neder-

landsch-lndie .............149

I. Van de ,vergunning tot het in werking brengen van

stoomketels........................quot;

II. Van de veiligheidstoestellen........154

III. Van de regelen bij het gebruik van stoomketels in

acht te nemen......................^*gt;9

IV. Van het op stoomtoestellen uit te oefenen toezigt . u V. Algeineene bepalingen.........161

VI. Ontploffingen............164

VII Strafbepalingen...........165

VIII. Uitzonderingen en overgangsbepalingen.....16S

Oprigting van yijstpelraolens en rijstloemboengs . . . . 169

Instructie voor den rooimeester.........172

Delfstoffen. Herziening der bepalingen omtrent ontginning

van delfstoffen bevattende gronden in Nederlandscli-Indie. 1S2 Bepaling van de wijze, waarop het zakelijk regt, bedoeld in artikel 8 van het koninklijk besluit van 2 September 1873 (Indisch staatsblad no. 2I7a), moet worden openbaar gemaakt .................

Bepaling met betrekking tot het gebruik van door het gouvernement aan particulieren verstrekte koelies en transportmiddelen .................18^

Voorbeelden van onderhandsche acten.........190

Volmagten....................................n

Speciale volmagt........................*

Volmagt om eene verschuldigde som te innen. ... „

Aanneming eener lastgeving.........193

Herroeping eener lastgeving.........u

Opzegging eener lastgeving...........

Bekrachtiging..........................*

Obligatien en overeenkomsten...........194

Obligatie of schuldbekentenis................„

Obligatie van geleende waren........195

Overeenkomst omtrent in de kostbesteding van kinderen

Belofte om werk te leveren tegen een bepaalden tijd . „

Borgtogten.................196

Eenvoudige borgtogt voor de betaling eener som . #

v VI

-ocr page 251-

INHOUD VII

BLZ.

Solidaire borgtogt voor de betaling eener som . . . 197

Overeenkomst met hoofdelijke verbindtenis tot betaling. „

Pand...................198

Bewijs van onderpand, tot zekerheid eener geldsom gegeven ................

Afstand van huishuur tot zekerheid voor de voldoening

eener verschuldigde som................,

Leening en bewaargeving............199

Bewijs van geleend |geld...........

Bewijs van geleende koopmansgoederen ....

Acte van bruikleen . ... ..........,/

Acte van verbruikleen....................„

Terleengeving op renten..........-200

Bewijs van bewaargeving.........

Bewijs van in bewaargeving uit nood............„

Ontslag van bewaargeving.........201

Vrijwillige bewaargeving (sequestratie) van waren . . „

Quitantien en bewijzen van ontvangst . ......2 03

Eenvoudige quitantie....................„

Kwijting van een medeschuldenaar „

Bewijs van ontvangst van stukken door mede-erfgenamen *

Koop en verkoop van goederen..........203

Verkoop van roerend goed..........

Acte van wederinkoop....................„

Overdragt van eene inschuld........204

Huur en verhuur...............

Huur van een huis . . ........204

Dading en compromis...........205

Dading (transactie) . ......... „

Compromis..............207

Olographische en uiterste wil........208

Maatschap en vennootschap..........209

Overeenkomst, om in maatschap waren te koopen, ten

einde dezelve vervolgens te verdeelen.....

Overeenkomst om in compagnie waren te koopen en ze vervolgens in gemeenschap van winst en verlies te

verkoopen............. „

Leverantie van goederen of werk........210

Overeenkomst van leverantie van goederen. .... „ Aanneming om iets te vervaardigen....... u

-ocr page 252-

INHOUD

blz.

Wissels............ . . .211

Wissel op bepaalden tijd....................„

Wissel op zigt..........................„

Wissel op order van den trekker.......

Endossement.............

Orderbriefje..............212

Assignatie ..........................u

Verzoekschriften...............

Bepalingen omtrent de indiening van verzoekschriften .

Over den vorm der verzoekschriften......216

Request om gratie............218

Legalisatie ...............220

Bepalingen betreffende legalisatie van handteekeningen . gt;,

Naturalisatie..............222

Grondwet van het Koninyrijk der Nederlanden.

Eerste Hoofdstuk.

Van het rijk en zijne inwoners.........229

Tweede Hoofdstuk,

Van den Koning.............230

Eerste afdeeling. — Van de troonsopvolging . . #

Tweede afdeeling. — Van het inkomen der kroon. 232

Derde afdeeling. — Van de voogdij des Konings . 233

Vierde afdeeling. — Van het Regentschap. . . u

Vijfde afdeeling. — Van de inhuldiging des Konings 235

Zesde afdeeling. — Van de magt des Koning . . 23G Zevende afdeeling. — Van den Raad van state en

de ministeriële departementen..... . • 238

Derde Hoofdstuk.

Van de staten-generaal...... .... 239

Eerste afdeeling, — Van de zamenamp;telling dersta-

ten-generaal ......................../

Tweede afdeeling. — Van de tweede kamer der

staten-generaal..............240

Derde afdeeling. — Van de eerste kamer der staten-

generaal.................241

Vierde afdeelin g.—Beschikkingen aan beide kamers

gemeen..................................»

Vijfde afdeeling. — Van de wetgevende magt . . 243

Zesde afdeeling. — Van de begrooting.....246

VIII

-ocr page 253-

inhoud. ix

Blz.

Vierde Hoofdstuk.

Van de provinciale staten en de gemeentebesturen.... 247 Eerste afdeeling. — Van de zamenstelling der Provinciale Staten .............. r

Tweede afdeelinir. — Van de magt der Provinciale

Staten.................

Derde afdeeling. — Van de gemeentebesturen . . 2i9

Vijfde Hoofdstuk.

Van de justitie.............250

Eerste afdeeling..— Algemeene beschikkingen . , ■, Tweede afdeeling. — Van den hoogen Raad en de regterlijke Collegien............251

Zesde Hoofdstuk,

Van de godsdienst............252

Zevende Hoofdstuk.

Van de financien.............253

Achtste Hoofdstuk,

Van de defensie.............253

Negende Hoofdstuk,

Van den waterstaat...............255

Tiende Hoofdstuk.

Van het onderwijs eu het armbestuur........

Elfde Hoofdstuk.

Van veranderingen............256

Additionele Artikelen..............

Reglement op het beleid der regering in Ned.-Indiê.

Eerste Hoofdstuk.

Van de zamenstelling van de regering van Ned.-Indië . . 258

Tweede Hoofdstuk,

\\an de bevoegdheid en de pligten van de regering van Ned.-Indië ..................261

-ocr page 254-

INHOUD

X

Van het algemeen

Van de gewestelijke

Van de justitie .

Van de ingezetenen

Van de godsdienst

Van het onderwijs

Van den handel en Overgangsbepalingen

Zesde Hoofdstuk.

Derde Hoofdstuk.

ïstuur......

Vierde Hoofdstuk.

en plaatselijke besturen Vijfde Hoofdstuk

Zevende Hoofdstuk.

Achtste Hoofdstuk.

Negende Hoofdstuk. scheepvaart. . . .


-ocr page 255-

HANDBOEK VOOR DEN LANDSEEE.

In dit handboek vermeenen wij, wat betreft de iu het burgerlijk wetboek voorkomende bepalingen, alleen te moeten opnemen:

1°. De regten en verpligtingen tusschen eigenaars van naburige erven (artt. 625—67.i U. W.);

2°. De bepalingen omtrent de erfdienstbaarheden (artt. 674—710 B. VV.);

o0. De regelen, welke bijzonder betrekkelijk zijn tot de huur van landerijen (artt. 15b8—1600 B. W.), ten einde daarna over te gaan tot de mededeeling van die besluiten, welke in de staatsbladen ^zijn opgenomen en voor den landheer van belang kunnen geacht wórden.

EERSTE DEEL.

Over het burgerlijk regt, in zooverre hetzelve voor den landheer van belang kan geacht worden.

Van de regten en verpligtingen tusschen eigenaars van naburige erven.

Tusschen eigenaars van naburige erven bestaan regten en verpligtingen, welke voortvloeijen, hetzij uitzie natuurlijke ligging der erven, hetzij uit de bepalingen der wet (art. 625).

Erven, die lager liggen, zijn, ten behoeve van degene, die hooger gelegen zijn, verpligt het water te ontvangen, hetwelk daarvan natuurlijk afloopt, zonder dat! zulks door mensohen toedoen bevorderd worde.

-ocr page 256-

De eigenaar van het erf, dat lager ligt, mag geenen dijk of quot;dam opwerpen, waardoor deze uitwatering belet wordt; daarentegen mag de eigenaar van het hooger gelegen erf niets in het werk stellen, waardoor de toestand van hetgene, dat lager ligt, bezwaard wordt (art. 626}.

Die fene waterbron op zijn erf heeft, mag daarvan, naar goeddunken, gebruik maken, behoudens het regt, hetwelk de eigenaars van lager gelegen erven, hetzij door eenden titel, hetzij door verjaring, overeenkomstig de lager medegedeelde wijze ter daarstelling van erfdienstbaarheden, mogten verkregen hebben {art. 627).

De eigenaar van de waterbron mag den loop der bron niet veranderen, indien dezelve aan de inwoners van eene stad, een dorp of gehucht, het voor hen noodzakelijke

water verschaft.

In dat geval, heeft de eigenaar aanspraak op eene door deskundigen te regelen schadeloosstelling, ten ware het gebruik des waters wettig verkregen of verjaard mogt

zijn (art. 628).

Hij wiens eigendom gelegen is aan den oever van een stroomend water, hetwelk niet tot het openbaar domein behoort, mag van dat voorbijloopend water tot bespoeling

van zijn erf gebruik maken.

Degene, wiens erf door dat water doorsneden wordt, mag daarvan zelfs in de tusschenruimte, welke het water doorloopt, gebruik maken, mits hij, ter plaatse waar zijn erf eindigt, aan het water deszelfs natuurlijken loop we-

dergeve (art. 629).

Wanneer er tusschen eigenaars, aan welke die wateren eenig nut kunnen verschaffen, geschil ontstaat, moet de regter, bij de beslissing daarvan, het belang van den landbouw met de onschendbaarheid van het regt van eigendom trachten overeen te brengen, en zich, in allen gevalle, gedragen naar de bijzondere en plaatselijke verordeningen en gebruiken opzigtelijk den loop, de hoogte en het gebruik der wateren (art. 630).

Ieder eigenaar mag zijn erf afsluiten, behoudens de uitzondering bij art. 667 gemaakt (art. Gol).

-ocr page 257-

3

De eigenaar, die zijn erf heeft afgesloten, verliest het. regt van klaamvengang en stoppehveide, naar evenredigheid van den grond, welken hij door de afsluiting aan de gemeene weiding onttrekt (art. 632).

Alle muren, dienende tot afscheiding tusschen gebouwen, landerijen, hoven en tuinen, worden gerekend gemeene muren te zijn, ten ware er een titel of teeken, het tegendeel aanduidende, mogt bestaan.

Indien de gebouwen niet even hoog zijn, wordt de scheidsmuur slechts voorondersteld gemeen te zijn, tot de hoogte van het minst verhevene gebouw (art. 633).

Het teeken, dat een scheidsmuur niet gemeen is, bestaat onder anderen daarin :

1°. dat het bovenste van den muur aan den eenen kant opstaande en loodregt met deszelfs voetstuk is, en aan den anderen kant schuins ailoopt;

2°. dat de muur een gebouw of eene terras steunt of schraagt, zonder dat er van den anderen kant een gebouw-of ander werk aanwezig zij;

3°. dat bij het bouwen van den muur slechts aan de eene zijde, hetzij een kap, hetzij steenen lijsten en vooruitstekende steenen zijn geplaatst geworden.

In die gevallen, wordt de muur gerekend bij uitsluiting toe te behooren aan den eigenaar, aan wiens kant het gebouw, de terras,\'de lijsten en vooruitstekende steenen, of de goot van zoodanige kappen, gevonden worden (art. 634).

De reparatie en wederopbouwing van den gemeenen scheidsmuur komen ten laste van alle degenen ,• die op den muur regt hebben, en zulks naar evenredigheid van ieders regt.

.Niettemin kan elke mede-eigenaar zich bevrijden, om tot de kosten van reparatie en wederopbouwing bij te dragen, door zijn regt van mede-eigendom op den weder op te bouwen of te herstellen muur te laten varen, mits de scheidsmuur geen aan hem toebehoorend gebouw schrage of steune, of in de steden en aaneèngebouwde voorsteden en dorpen niet tot afscheiding verstrekke van aan el-

-ocr page 258-

4

kandei\' grenzende huizen, opene plaatsen en tuinen (1) (art. 635).

Elke mede-eigenaar mag tegen den getneenen muur aanbouwen, en in denzelven, tot op de lielft der dikte, balken, ribben, ankers of andere ijzer- ol\' houtwerken doen plaatsen, mits de muur-zelf daardoor geene schade lijde (art. 636).

Ieder mede-eigenaar mag den getneenen scheidsmuur hooger doen optrekken, maar hij moet alleen de kosten van verhooging dragen, mitsgaders de reparatien tot onderhoud van hetgeen zich boven de hoogte der gemeene scheiding bevindt, en bovendien de vergoeding der schade die door de zwaarte veroorzaakt wordt, naar evenredigheid van den last, en volgens de waarde.

Indien de gemeene scheidsmuur niet in staat is om de verhooging te dragen, moet degene, die den muur wil optrekken, denzei ven voor zijne kosten geheel op nieuw doen opbouwen, en de meerdel-e dikte moet van den grond aan zijnen kant afgenomen worden (art. 637).

Ieder mede-eigenaar van een gemeenen scheidsmuur mag op het gedeelte, hetwelk hem toebehoort eene goot leggen, en het water doen uitloopen, hetzij op zijn erf, hetzij op den openbaren weg, indien zulks niet bij de wetten of verordeningen verboden is (art. 038).

De mede-eigenaar des muurs, welke niet tot de verhooging heeft bijgedragen, kan den mede-eigendom dier verhooging verkrijgen, mits betalende de helft van de gemaakte onkosten, mitsgaders de lielft der waarde van

1

(*) Men zal wel doen ten dezen te vergelijken de instructie voor dea rooimeester te Batavia, vastgesteld bij resolntie van 8 lebruarij 1825 istsbl. no. 7). welke resolutie, bij art. 7 en 8 van het reglement voor het beheer en toezigt van den waterstaat en \'s lands gebouwen (stsbl-1829 no. 21), ook op Samarang en Soerabaija is toepasselijk gemaakt, terwijl, bij resolutie van 10 April 1S31 (stsbl. r.o. 27), de artt. 2, o, 9, 27, 30, 33, 34, 35, 36, 39, 43, 44 en 45 voor Buitenzorg van kracht verklaard zijn. Ook voor Afakassar is de resolutie van S Pebruarij 1825 (stsbl. uo. 7) van toepassing.

De resolutie zelve is gewijzigd; art. 39 bij Besluit van 13 Julijl853 no. 4, stsbl. no. 58.

-ocr page 259-

5

»

den grond, indien daarvan tot verbreeding is gebruik gemaakt (art. 639).

Geen muur kan, zonder den wil van deszelfs eigenaar, worden gemeen gemaakt (art. CIO).

Geen der mede-eigenaars mag, zonder toestemming van den anderen, in den gemeenen muur eenige diepte of holte maken, noch tegen denzelven eenig werk aanbrengen of doen steunen.

In de gevallen, bij artt. 636 en 637 voorzien, kan de medeeigenaar vorderen, dat vooraf door deskundigen de noodige middelen worden beraamd, ten einde het nieuwe werk aan zijne regten geen nadeel toebrenge.

Indien het nieuwe werk aan don eigendom van den nabuur nadeel veroorzaakt heeft, moet hij daarvoor schadeloos worden gesteld; zullende echter de schade, toege-bi-agt aan hetgeen tot verfraaijing van den scheidsmuur heeft verstrekt, bij bet opmaken der schadeloosstelling, niet in aanmerking komen (art. 6il).

Een ieder kan in de steden en aan een gebouwde voorsteden en dorpen zijnen nabuur noodzaken, om bij te dragen tot het maken en herstellen van afsluiting, dienende tot afscheiding van hunne huizen, opene plaatsen en tuinen.

De wijze en de hoogte der afsluiting zullen geregeld worden volgens de bijzondere verordeningen en plaatselijke gebruiken (art. 642.)

Elk der naburen mag, te zijnen koste, in de plaats van eene gemeene heining, een gemeenen muur zetten, maar geenszins eene heining in plaats van eenen muur (art. 64\'3).

Geen der naburen mag, zonder de toestemming van den anderen, in den gemeenen scheidsmuur eenig venster of andere opening maken, op welke wijze het ook zijn moge. Hij mag dit echter doen in dat gedeelte van den muur hetwelk hij te zijnen kosten optrekt, mits zulks dadelijk bij de optrekking geschiede, op de wijze bij de twee volgende artikelen omschreven [art. 641).

De eigenaar van eenen muur, die niet gemeen is en waartegen het erf van een anderen onmiddelijk aanligt.

-ocr page 260-

6

mag in dien muur lichten of vensters maken van digte ijzeren traliën voorzien, en met vaststaande ramen.

De traliën zullen, ten hoogste, één palm tusschenruimte de eene van de andere mogen hebben (art. 6i5).

Deze vensters of openingen mogen niet lager gemaakt worden dan vijf-cn-twintig palmen boven den vloer of grond der kamer, welke men verlichten wil, indien dezelve met de straat gelijkvloers is, en niet lager dan twintig palmen boven den vloer, voor hoogere verdiepingen (art. 646).

Men mag over het afgesloten of onafgesloten erf van zijne naburen geene regtstreeksche uitzigten hebben, noch vensters waardoor men op eens anders erf ziet, noch balkons of andere dergelijke vooruitspringende werken, tenzij er een afstand van twintig palmen worde gelaten, tus-schen den muur waarin men zoodanige werken maakt, en het erf (art. 647).

Ter zijde of in de schuinte mag men op het erf van zijnen nabuur geene uitzigten hebben, ten zij op eenen afstand van vijf palmen (art. 618).

De afstand, waarvan in de twee voorgaande artikelen gesproken is, wordt gerekend van den buitenkant van den muur, in welke de opening gemaakt wordt en, indien er balkons of soortgelijke uitstekende werken zijn, van derzelver buitensten rand tot aan de scheidslinie dei-beide erven (art. 649).

De bepalingen, in art. 633 tot en met art. 649 vervat, zijn toepasselijk op iedere afsluiting van hout, dienende tot scheiding tnsschen gebouwen , opene plaatsen en tuinen (art. 650).

Wanneer het tot reparatie van cenig gebouw noodzakelijk is, om op den grond van den nabuur eenig steiger-werk te plaatsen, of daarover te gaan, om bouwstoffen aan te brengen, is de eigenaar van dien grond verpligt zulks te dulden, behoudens schadeloosstelling, indien daartoe gronden zijn (art. 651)

Elk eigenaal\' is verpligt. zijne daken zoodanig in te vigten, dat het regenwater op zijn erf op den openbaren

-ocr page 261-

7

weg afloope, indien dit laatste niet bij de wetten of bij verordeningen is verboden; hij mag het water niet op den grond van zijnen nabuur doen uitloopen (art. (353).

Niemand vermag water of vuilnis door de goten van eens anders erf te laten loopen, ten ware hij daartoe het regt mogt hebben verkregen (art. 653).

Alle gebouwen, muren, heiningen of andere scheidingen, welke, hetzij door ouderdom, hetzij uit anderen hoofde, dreigen in te storten, en die het naburig erf in gevaar brengen, of over hetzelve heen hangen, moeten afgebroken, opgebouwd of hersteld worden, op de eerste aanmaning van den eigenaar des naburigen erfs (art. 654).

Hij, die in de nabijheid van een gemeenen of niet ge-meenen muur, eenen put, een riool, of secreet laat graven; die aldaar eenen schoorsteen of eene stookplaats, een oven of fornuis wil metselen; er eenen stal of mestbak tegen aan wil bouwen, of tegen dien muur een magazijn of pakhuis van zout, of eene verzamelplaats van bijtende stoffen, wil aanleggen, of daartegen andere schadelijke of gevaarlijke werken wil maken, is verpligt de tusschen-ruimte te laten of te maken, welke bij de bijzondere verordeningen of gebruiken te dien opzigte is voorgeschreven, of alle zoodanige werken aan te leggen, als die reglementen en \'gebruiken voorschrijven, ten einde alle schaden voor de naburige erven te voorkomen (art. 655).

Regenbakken, putten, secreten, riolen, goten en dergelijke, tusschen naburige erven gemeen, moeten ten koste dor eigenaars onderhouden, geruimd of gereinigd worden (art. 656).

De ruiming van gemeene secreten moet beurtelings, dan over het eene . en clan over het andere erf geschieden (art. 657).

Alle. grachten of slooten tusschen twee erven worden voorondersteld gemeen te zijn, indien er geen titel of tee— ken van het tegendeel aanwezig is (art. 6ó8).

Het wordt, onder anderen, als een teeken, dat de gracht of sloot niet. gemeen is, beschouwd, wanneer de kade of

-ocr page 262-

opgevvorpene aarde alleenlijk aasi de eene zijde van de gracht of sloot gevonden wordt.

lu dat geval wordt de gracht of sloot gerekend voor het geheel aan dengene toe te behooren, aan wiens kant de opgeworpene aarde zich bevindt (art. 659).

De gemeene grachten of slooten moeten op gezamenlijke kosten worden onderhouden (art. 060).

Ieder der aangrenzende eigenaars mag in de gemeene gracht of sloot visschen. varen, zijne beesten drenken, en daaruit, tot zijn gebruik water scheppen (art. 661).

Iedere hegge, welke twee erven van elkander scheidt, wordt voorondersteld gemeen te zijn, ten ware er titel, bezit of teeken van het tegendeel mogt bestaan.

De boomen, die zich in de gemeene hegge bevinden zijn gmaeen, gelijk de hegge-zelve, en ieder der eigenaars heeft het re ut, om te vorderen dat die hoornen omgehakt worden (art. 662).

De eene nabuur kan den anderen noodzaken tot het planten van nieuwe heggen, ten gemeenen koste, indien de vorige, gemeen zijnde geweest, tot aanwijzing dei-scheid dinie tusfchen de beide, erven hebben verstrekt (art. 063).

Het wordt, onder anderen, als een teeken dat de hegge niet gemeen is, aangemerkt, wanneer slechts een der erven afgesloten is (art. 664).

Het is niet geoorloofd hoog opschietende boomen of heggen te planten, dan op den afstand, welke bij de tegenwoordig bestaande bijzondere reglementen, of tengevolge van vaste en erkende gebruiken, bepaald is en, bij ontstentenis van reglementen of gebruiken, op den afstand van twintig palmen van de scheidslinie der beide erven, vooi zdo verre de hoog opschietende boomen betreft, en op den afstand van vijf palmen, ten aanzien der heggen (art. 665).

De nabuur heeft het regt om te vorderen, dat de, boomen en heggen, op eenen korteren afstand geplant, worden uitgeroeid.

Hij. op wiens erf de takken der hoornen van zijnen

-ocr page 263-

9

nabuur overhangen, kan den laatstgenoemde noodzaken die takken af te snijden.

Indien de wortels der boomen op zijn erf doa; schieten, heeft hij het regt om die aldaar zelf weg te hak\'-.en; ook de takken mag liij-zelf afsnijden, indien de nabuur op zijne eerste aanmaning geweigerd heeft zulks te doen, en mits hij niet op den eigendom van den nabuur trede (art. 666).

De eigenaar van een stuk land of ert, hetwelk tussehen andere landen zoodanig ligt ingesloten , dat hetzelve geen toegang heeft tot den gemeenen weg of de gemeen vaart, is bevoegd om van de eigenaars der naastgelegen landen te vorderen, dat zij hem eenen uitweg, ten dienste van zijn land of erf, aanwijzen, onder verpligting eener vergoeding, geëvenredigd aan de schade daardoor te veroorzaken (art, 667).

Deze uitweg moet gemeenlijk genomen worden aan de zijde, waar de toegang van dit stuk land of erf tot den gemeenen weg of de gemeene vaart de kortste is; zoo echter dat altijd bij voorkeur die rigting genomen worde, welke de minste schade veroorzaakt aan het land, waarover die uitweg is verleend (art. 668).

[ndien het regt tot schadevergoeding, aan het slot van art. 667 vermeld, door verjaring is te niet gegaan, blijft niettemin de uitweg voortduren (art. 669).

De verleende uitweg houdt op, van het oogenblik dat dezelve door het ophouden der omstandigheden, bij art, 667 vermeld, niet. meer noodzakelijk is, en men kan zich op geene verjaring beroepen , hoe lang de uitweg ook moge hebben bestaan (art. 670).

Voetpaden, dreven of wegen aan verscheiden geboren gemeen, en welke hun tot eenen uitweg dienen, kunnen niet dan met gemeene toestemming worden verlegd, vernietigd of tot een ander gebruik gebezigd, dan waartoe dezelve zijn bestemd geweest (art. 671).

De regten en verpligtingen ten openbaren of gemeentelijken nutte daargesteld , ten onderwerp hebbende de voeten jaagpaden langs bevaarbare of vlotbare rivieren, het

-ocr page 264-

10

maken of hel herstellen van wegen, dijken en andere openbare of gemeentelijke werken, zijn bij bijzondere wetten en verordeningen geregeld (art. fi7\'2).

Van erfdienstbaarheden.

!ran den aard en de onderscheid\'ene soorten vun erfdienstbaarheden.

Erfdienstbaarheid is een last, waarmede een erf be-zwaard is, tot gebruik en ten nutte van een erf, hetwelk aan een anderen eigenaar toebehoort.

Dezelve mug, noch ten laste , noch ten behoeve van een persoon, daargesteld worden (art, 674).

Alle erfdienstbaarheden bestaan in de verpligting, om iels te dulden of iets niet te doen (art. «75).

Erfdienstbaarheid geeft geen voorrang aan het eene erf boven liet andere (art. 676).

Do erfdienstbaarheden zijn voortdurende of niet voortdurende.

Voortdurende «rfdienst baarbed en zijn de zoodanige, wier gebruik voortduurt of kan voortduren, zonder dat daartoe des menschen toedoen noodig zij; van dien aard zijn de waterloopen, het goolregt, iiet uitzigt en andere dergelijke.

Niet voortdurende erfdienstbaarheden ziju dezulke, welke tot derzelver uiloefening \'s menschen toedoen noodig heb-hebben, als daar zijn: het regt van overgang, van water t.e halen, beesten te weiden en andere soortgelijke (art. 677K

De erfdienstbaarheden zijn zigtbaar of onzigtbaar.

Zigtbare erfdienstbaarheden zijn de zoodanige, waarvan door uitwendige werken blijkt, gelijk eene deur. een venster, eene waterleiding en soortgelijke.

Onzigtbare zijn dezulke, welke geen uitwendig teeken van haar bestaan hebben, gelijk he,t verbod om op een erf te bouwen, of om niet dan tot. op eene bepaalde hoogte te mogen bouwen, liet regfc om beesten te weiden, en andere waartoe \'s menschen toedoen noodig is (art, 6 78).

Wanneer men eenen muur of een gebouw op nieuw

-ocr page 265-

11

optrekt, blijven de heerschende en lijdende dienstbaarheden ten opzigte van den nieuwen muur of van het nieuwe gebouw voortduren, zonder dat dezelve evenwel kunnen verzwaard worden, en mits de wederopbouwing geschied voor dat de verjaring der dienstbaarheden plaats hebbe gehad (art. 679).

Hij, die het regt van erfdienstbaarheid van uitzigt of van licht heeft, mag zoo vele vensters of lichten maken als hij goedvindt; maar hij mag, na te hebben gebouwd of van zijn regt gebruik gemaakt, derzelver getal in het vervolg niet vermeerderen.

Door licJd wordt alleen het noodige licht, zonder uitzigt, verstaan (art. 6S0).

Een ieder is bevoegd om zoo hoog te bouwen als hem goeddunkt, mits de verhooging van een gebouw niet ten behoeve van een ander erf verboden zij. In dat geval heeft de eigenaar van het heerschende erf het, regt, om alle tiinmering of verhooging, bij den titel verboden, ta beletten of te doen wegnemen (art. BSV.

Onder de erfdienstbaarheid van waterloop en drop verstaat men slechts het regt om schoon water, maar niet om vuilnis te doen uitloopen (art. 683).

De dienstbaarheid van yootregt is het regt, om water en vuilnis te kunnen doen uitloopen (art. 683).

De eigenaar van een erf, die het regt heeft van inbal-king of inankering in eens anders muur, is bevoegd om nieuwe-balken en ankers in de plaats der vergane te leg gen, maar hij mag derzelver getal niet vermeerderen, noch de plaatsing veranderen (art. 684).

Hij, die het regt heeft om op het water van een na burig erf te varen, moet bijdragen tot de onkosten, welke noodzakelijk zijn om het water steeds vaarbaar te houden, ten ware hij mogt verkiezen van zijn regt af te zien (art. 685).

De erfdienstbaarheid van voetpad is het regt, om te voet over eens anders land te mogen gaan;

die van rijpad of dreef is het regt, om daarover te paard te rijden, of beesten te drijven;

-ocr page 266-

12

die van weg is het re^t, om er met een wagen, een rijtuig, enz., over te rijden.

Indien de breedte van het voetpad, van de dreef of van den weg, niet bij den titel is bepaald, wordt die breedte geregeld overeenkomstig de bijzondere verordeningen of plaatselijke gebruiken.

Onder de erfdienstbaarheid van rijpad of dreef is die van vóetpad-, onder de erfdienstbaarheid van vjeg, die van \'■ijpad, dreef en voetpad stilzwijgend begrepen (art. 686).

De erfdienstbaarheid van waterleiding is het regt, om water uit of over eenig naburig erf naar het zijne heen re leiden (art. fiSÏ).

Hij, aan wien eene erfdienstbaarheid verschuldigd is, heeft het regt om al zoodanige werken te maken, welke tot het gebruik en behoud dier erfdienstbaarheid noodzakelijk zijn.

Die werken komen te zijnen koste, en niet te koste van den eigenaar van het dienstbaar erf (art. 6 88).

In geval de eigenaar van het dienstbaar erf bij den titel belast, is, om te zijnen koste dc tot gebruik en behoud der erfdiensthaarheid noodzakelijke werken te maken, kan hij zich ten allen tijde van dien last bevrijden, door aan den eigenaar van het goed, aan hetwelk dc erfdienstbaarheid verschuldigd is, zoodanig gedeelte van hot, dienstbaar erf af te staan, als tot het geno\' der erfdienstbaarheid noodzakelijk is (art. 089).

Indien het heerschende erf mogt worden verdeeld, blijft de erfdienstbaarheid voor ieder gedeelte verschuldigd, zonder dat evenwel de toestand van het dienstbaar erf moge verzwaard worden.

Indien het al zoo een regt van meryang geldt, zijn al de mede eigenaars van liet verdeelde erf verpligt, dat regt langs denzelfden weg als voor de verdeeling nit te oefenen (art. 690).

Hij, die een regl van erfdienstbaarheid heeft, mag daarvan slechts gebruik maken volgens zijnen titel en, bij gebreke van titel, volgens de verordeningen of plaatselijke gebruiken, en in alien gevalle op de minst bezwarende wijze.

-ocr page 267-

13

Hij mag, nocli op het dienstbare, noch op liet Iieer-schende erf, eenige verandering maken, waardoor de toestand van het eerstgemelde zoude verzwaard worden (art. 691).

De eigenaar van het dienstbare ert mag niets verrigten hetgeen strekken mogt, om het gebruik der erfdienstbaarheid te verminderen, of hetzelve ongemakkelijker\'te maken.

Hij mag noch de gesteldheid der plaats veranderen, noch de uitoefening der erfdienstbaarheid verleggen naar eene plaats, verschillende van die, waarop de erfdienstbaarheid oorspronkelijk gevestigd is, ten ware de verandering mogt kunnen geschieden zonder den eigenaar van de heerschende erfdienstbaarheid te benadeelen (art. 692).

Die een regt van erfdienstbaarheid heeft, wordt geacht al datgene te hebben hetgeen noodzakelijk is om daarvan, op de minst bezwarende wijze voor den eigenaar van hel dienstbare erf, gebruik te maken. Alzoo omvat het regt om uit eens anders bron water te halen noodzakelijk het regt van toegang tot de bron over het dienstbare erf (art. 093).

Indien het dienstbare erf verdeeld wordt, blijft ieder gedeelte met de erfdienstbaarheid bezwaard, voor zoo veel tot derzei ver uitoefening noodzakelijk is (art. 691-).

Op hovtamge wijze erfdienstbaarheden worden daargesteld.

Erfdienstbaarheden worden daargesteld of door eenen titel, of door verjaring (art. 695).

De titel van aankomst van eene erfdienstbaarheid moet worden openbaar gemaakt, op de wijze bij art. 620 bepaald (art. 696) (*).

De voortdurende en zigtbare erfdienstbaarheden kunnen, zoo wel door verjaring, als door titel, verkregen worden (art. 697).

\'quot;J Meu vergelijkt1 wat, op blz 158 eu 159 van het handboek voor (ten notaris, omtrent het daarstelleu van erfdienstbaarheden gezegd is.

-ocr page 268-

14

Voor den eigenaar van een lager gelegen erf, die van de bron van een hooger liggend erf gebruik maakt, begint de verjaring niet te luopen dan van liet oogenblik, waarop hij zoodanige uiterlijke werken heeft gemaakt en voleind, welke tot bevordering van den loop des waters op zijn eigendom,, bestemd zijn (art. 698).

De voortdurende en te gelijker tijd onzigtbare erfdienst-baartheden, zoo als ook de niet voortdurende, het zij dezelve zigtbaar of onzigtbaar zijn, kunnen slechts bij eenen titel worden daargesteld. Het genot, zelfs sedert onheugelijke jaren, is niet voldoende om dezelve te verkrijgen (art. Ö99).

Wanneer het bewezen is, dat tegenwoordig van elkander gescheiden erven voorheen aan denzelfden eigenaar hebben toebehoord, en dat deze dezelve in zoodanig eenen toestand gesteld heeft, waaruit eene voortdurende en zigt-bare erfdienstbaarheid zonde zijn ontstaan, geldt deze bestemming in plaats vau eenen titel van erfdienstbaarheid (art. 700).

Indien de eigenaar vau twee erven, tusschen welke, vóór de. verkrijging daarvan, een zigtbaar teeken van erfdienstbaarheid bestond, over één dezer erven beschikt, /.onder dat, de overeenkomst eenige bepaling omtrent deze erfdienstbaarheid behelze, zal dezelve, hetzij heerschende, hetzij lijdende, ten behoeve of ten laste van het vervreemde erf, blijven bestaan (art. 701).

Een der mede-eigenaars van een erf kan, door zijn toedoen alleen, buiten weten der anderen, het regt van erfdienstbaarheid voor hunne gezamenlijke bezittingen verkrijgen (art. 702).

Op hoedanige wijze erf/lienstlaarheden te niet gaan.

Erfdienstbaarheden gaan te niet, wanneer de zaken zich in zoodanigen staat bevinden, dat men van dezelve geen gebruik meer kan maken (art. 703).

Indien het dienstbare of het heerschende erf niet geheel en al te niet gegaan of vernield is, blijft de erfdienstbaar-

-ocr page 269-

15

heicl voortduren, naar mate de gesteldheid der erven zulks toelaat (art. 704).

Elfdienstbaarheden, welke te niet zijn iiegaan uithoofde der oorzaak in art. 703 vermeld, herleven, indien de zaken in zoodanigen staat hersteld zijn, dat men daarvan gebruik kan maken, ten ware er oen voldoende tijd ver-Ionpen zij, waardoor, volgens art. 707, de verjaring zoude plaats hebben (art. 705),

Alle erfdienstbaarheden gaan te niet, wanneer het heer-schende en het dienstbare erf in dezelfde hand vereenigd zijn; behoudens de bepaling van art. 701 (art. 700).

Erfdienstbaarheid gaat ook te niet, wanneer daarvan in dertig achtereenvolgende jaren geen gebruik is gemaakt.

Deze dertig jaren beginnen niet te loopen dan van den dag, waarop men eene blijkbare en met de erfdienstbaarheid strijdige daad heeft verrigt (art. 707).

Indien niettemin het heersehende erf in zoodanig eenen toestand is gesteld geweest, waardoor de uitoefening der erfdienstbaarheid onmogelijk is geworden, heeft de verjaring plaats door het enkele verloop van dertig jaren, te rekenen van het oogenblik, waarop het erf in dier voege heeft kunnen hersteld zijn, dat de uitoefening der erfdienstbaarheid daardoor wederom zoude zijn mogelijk geworden (art. 70S .

De wijze, waarop men van eene erfdienstbaarheid kan gebruik maken, verjaart even als de erfdienstbaarheid-zelve, en op gelijke manier art. 709J,

Indien bet. heersehende erf aan verscheiden eigenaars onverdeeld toebehoort, belet het genot van een dier eige-naais de verjaring ten opzigte van al de overigen (art. 710).

Pau de regelen, welke bijzonder betrekkelijk zijn tot huur van landerijen.

Indien , hij eene hnur-overeenkomst van landerijen, eene kleine of grootere uitgestrektheid wordt opgegeven, dan dezelve werkelijk hebben, geeft, zulks geen grond tot ver- \'

-ocr page 270-

16

meerdering of vermindering van den huurprijs, dau alleen in de gevallen, welke voor koop en verkoop zijn vastgesteld (art. 15SS) (1).

Indien de huurder van landerijen dezelve niet van de tot beweiding ol\' bebouwing noodzakelijke beesten en bouwgereedschappen voorziet; indien hij met de beweiding of bebouwing ophoudt, of te dien opzigteniet als een goed huisvader handelt; indien hij het gehuurde goed tot een ander einde gebruikt, dan waartoe hetzelve bestemd is; of indien hij, in het algemeen, de bedingen, bij de huurovereenkomst gemaakt, niet nakomt, en daardoor eenig nadeel voor den verhuurder ontstaat , is deze bevoegd om, naar gelang der omstandigheden, de vernietiging van de huur, met vergoeding van kosten, schaden en intressen,

te vorderen (art. Ió89).

Alle huurders van landerijen zijn gehouden de vruchten in de daartoe bestemde bergplaatsen te bergen (art. loOO).

De huurder van landerijen is, op straffe van vergoeding van kosten, schaden en interessen , gehouden den eigenaar

van alle feitelijkheden te doen kennis diagen, welke op de gehuurde erven mogten gepleegd worden. ■

Deze kennisgeving moet gedaan worden binnen denzelfden termijn, welke tusschen den tijd der dagvaardingen en den dag der verschijning, naar mate van den afstand der plaatsen, bepaald is (art. 1591).

Indien bij eene huur voor verscheidau jaren , gedurende den huurtijd, de geheele of de halve oogst van een jaar , door onvermijdelijke toevallen, is verloren gegaan, kan de huurder eene vermindering der huurpenningen vorderen , ten ware hij door den oogst der vorige jaren reeds mogt zijn schadeloos gesteld.

Indien hij niet schadeloos gesteld is, kan de begrooting der vermindering van de huurpenningen niet geschieden, dan op het einde van de huur, wanneer het genot van al de jaren tegen elkander wordt in vergelijking gebragt.

1

Zie hierover art. 1484 -1849 B W.

-ocr page 271-

17

De refter kan niettemiri den huurder toestaan om voor-luopig, naarmate van het geleden verlies, een gedeelte, der huurpenningen in te houden (art. )592},

Indien de huur slechts voor één jaar is aangegaan, en de oogst voor het. geheel of voor de helft, is verloren, is de huurder ontheven van de betaling van den gelieelen huurprijs of van een evenredig gedeelte van denzei ven.

Wanneer het verlies minder dan de helft bedraagt, heeft hij geene aanspraak op eenige korting (art. 1593).

De huurder kan geen korting erlangen, indien het verlies der vruchten geleden is nadat dezelve van deu grond zijn afgescheiden, ten ware bij de huur-overeenkomst een zeker gedeelte van den oogst in naturn, voor den eigenaar bedongen zij, in welk geval de. eigenaar zijn aandeel in liet verlies moet dragen, mits de huurder niet achterlijk geweest zij, om aan den eigenaar deszalfs aandeel inden oogst te leveren.

Ue huurder kan evenmin eenige korting vorderen, indien de oorzaak der schade, tijdens het aangaan der huur, reeds bestond en bekend was (art. 1594).

De huurder kan, bij een uitdrukkelijk beding, voor de onvoorziene toevallen worden aansprakelijk gesteld (art. 1595).

Zoodanig beding wordt echter alleen verstaan gemaakt te zijn ten aanzien van de gewone on voorziene toevallen, als daar zijn: vulkanische uitbarstingen, aardbevingen, langdurige • droogte, insecten die den oogst vernielen, bliksem, of het ontijdig afvallen der bloesems van den boom.

Hetzelve strekt zich niet uit tot buitengewone toevallen, als daar .zijn; verwoestingen van den oorlog, of overstroomingen, waaraan het land niet gewoonlijk onderworpen is, ten ware de huurder alle, zoo wel voorziene als onvoorziene, toevallen iiebbe op zich genomen (art. 1596).

De huur van landen, zonder geschrift aangegaan, wordt gerekend aangegaan te zijn voor zoodanigen tijd, als de huurder noodig heeft tot liet inzamelen van al de vruchten van hef verhuurde erf.

-ocr page 272-

18

Aldus wordt de huur van eene weide, van eenen boomgaard, en van alle andere gronden, waarvan de vruchten binnen den loop van een jaar geheel worden ingezameld, gerekend voor een jaar te zijn aangegaan.

De huur van bouwlanden, welke bij afwisselende zaai-beurten bebouwd worden, wordt gerekend te zijn aangegaan voor zoo vele jaren, als er beurten van dien aard zijn (art, 1597).

Indien, na het eindigen van eene schriftelijk aangegane verhuring, de huurder in het bezit van het goed blijft en daarin gelaten wordt, worden de gevolgen van de nieuwe huur door het voorgaande artikel geregeld (art. 1598).

De huurder, wiens huur eindigt en hij, welke hem in de huur opvolgt, zijn verpligt elkander over en weder met al datgene te gerijven, dat vereisoht wordt, om het verlaten en het betrekken van het goed gemakkelijk te maken, zoo wat betreft de bebouwing voor het volgende jaar, het inoogsten der nog te velde staande vruchten, als anderzins; alles overeenkomstig het plaatselijk gebruik (art. 1599).

De huurdar moet insgelijks, bij zijn vertrek, het stroo en den mest van het afgeloopen jaar achterlaten, indien hij dezelven bij den aanvang van zijne huur ontvangen heeft; en, al had hij die zelfs niet ontvangen, kan de eigenaar dezelven, volgens eene te maken begrooting, aan zich houden (art. ISOO).

-ocr page 273-

19

TWEEDE DEEL

Wetten en besluiten, wier kennis voor den landheer Doodzakelijk is.

Bepalingen op hel aangaan van overeenkomsten \'met de Inlandscle bevolking, voor nuttige ondernemingen en bedrijven van njverheid,

(stsbl. 1838 no. 50),

Art. 1. Tot het aanvangen en voortzetten van nuttige ondernemingen en bedrijven van nijverheid, zullen bij voortduring overeenkomsten met de inlandsche bevolking kunnen worden aangegaan, en wel met de oudsten en voornaamsten der dessa\'s, zoo tot het bebouwen van gronden, het leveren van bijzondere voortbrengselen, van bouwstoffen, van afpak- en vervoermiddelen, als tot het verleenen van persoonlijke diensten, nadat door een opzettelijk onderzoek, door of van wege den resident, zal zijn gebleken, dat dezelve met toestemming der dessa\'s-ingezetenen geschieden.

Art. 2. De bedoelde overeenkomsten, voor zoo veel de aard der\' zaak daarbij eene tijdsbepaling vordert, zullen kunnen worden aangegaan over een of meer achtereenvolgende, doch niet te bovengaande het getal van vijf jaren. Het zal aan den resident der plaatsen, alwaar de overeenkomsten zullen moeten werken, opgedragen zijn, om, naar gelang van omstandigheden, nopens den tijd van duur hierin bedoeld, te beslissen, zullende de resident tevens ook moeten toezien en regelen, dat in de overeenkomsten, onder anderen, de volgende voorzorgen worden uitgedrukt;

a. Eene bepaalde som, die betaald zal worden voor bepaalde uitgestrektheid te bebouwen grond, of voor bepaalde hoeveelheden te leveren voortbrengselen en andere benoodigdheden;

-ocr page 274-

20

h. Een bepaald loon voor eiken werkman, voor een vastgestelden werktijd, en dat, waar zulks nuttig geacht kan worden , eene regelmatige voeding aan de werklieden, afgescheiden van het geldelijk loon, verzekerd worde, zoo ook, des noodig, voor hen ingeschikte verblijfplaatsen worde voorzien.

c. Dat het te bepalen getal werkdagen in eene behoorlijke evenredigheid sta lot de sterkte der bevolking der dessa\'s, en in verband met de behoefte om der-zelver sawavelden te kunnen bearbeiden en aan andere verpligtingen te hunnen voldoen;

(1. Eene geregelde bepaling van tijd, plaats en tijdstippen, voor elke soort van levering of van te ver-

leenen diensten;

e. Onder welk opzigt en welke soort van opzieners de werkzaamheden zullen moeten geschieden, daa!bij oplettende, dat de werklieden daaronder enkel zullen kunnen gesteld worden, voor zoo veel den bij overeenkomst aangenomen arbied aangaat, doch dat zij, voor alle gewone en dagelijksche zaken van policie, aan de bevelen van hunne eigenaardige hoof Jen onderworpen blijven p).

Art. 3. Geene overeenkomsten ot contracten, van welken aard ook, tusschen javanen en anderen, geene javanen zijnde, noch tusschen javanen en hunne regenten of hoofden

aangegaan, zullen mogen bestaan, veel minder als bestaanbaar in regten worden beschouwd, vóór dat dezelve bij den resident, ter plaatse alwaar de overeenkomsten moeten werken, behoorlijk zullen zijn geregistreerd.

-ocr page 275-

21

Art. 4. De residenten zullen geene overeenkomsten vermogen te registreren, dan na zich behoorlijk verzekerd te hebben van de indentiteit der personen, die als contractanten daai-bij voorkomen, en van de volkomen toestemming der wederzijdsclie partijen, die te dien ehide persoonlijk voor hem en voor den regent der afdeeling, waartoe de inlanders beboeren, dan wel voor eenc behoorlijk zamengestelde commissie moeten verschijnen. De ambtenaren zullen de inlanders, bij het aangaan van verbindtenissen, op hunne regten en belangen opmerkzaam maken, ten einde daardoor alle misleiding of handeling tegen derzelver belang te voorkomen, en bij de vereisclite zorgen om te waken, dat geene onbedreven menschen, door inboezeming van ongegronde hoop of vrees, aanwending van bedreigingen of dwangmiddelen, tot voor hen nadeelige verbintenissen worden overgehaald, evenwel ook in het oog houden, dat de bedoeling van art. 103 van het regerings-reglement is, om, in het algemeen belang van nuttige bedrijven, de noodige hulp te verschaffen, tegen eene matige en billijke betaling.

Art. 5. De residenten, regenten, asnstent-residenten en controleurs der landelijke inkomsten en cultures zullen zorgvuldig waken, dat aan de verbindtenissen in deze bedoeld, geene strekking worde gegeven, welke met den inhoud der overeenkomsten strijdig is. De residenten zullen, in verband daarmede, aan de genoemde ambtenaren, de noodige mededeelhig van de aangegane contracten doen, en daarvan een behoorlijk register houden.

Wijziging der Puhlicaüe van 25 Becemher 1S3S,

(stsbl, no. 50).

Art. 1. De publicatie van den 25sttn December 1S38 (staatsblad no. 50), wordt in dien zin gewijzigd dat de

-ocr page 276-

00

overeenkomsten,, waarvan in die publicatie sprake is, niet anders dan individueel met de bezitters of gebruikers der gronden mogen gesloten worden, zoodat, behoudens de uitzondering in art. 2, overeenkomsten met de oudsten en voornaamsten der dessas, namens die dessa s aangegaan, voortaan niet meer zijn toegelaten.

Art. 2. De overeenkomsten, welke bij de in werking treding dezer ordonnantie, op grond der bij art. 1 bedoelde publicatie gesloten zijn, blijven, mits zij aan de voorschriften van die verordening voldoen, van kracht, tot dat de lijd, daarbij uitgedrukt, verstreken is.

Aan hen, wien bij de overeenkomst, met hen van Regeringswege gesloten, de bevoegdheid om op den voet der publicatie van 25 December 1S3S (staatsblad no. 50) met de inlandsche bevolking contracten aan te gaan uitdrukkelijk verzekerd is, wordt de vrijheid daartoe gelaten voor den duur dier overeenkomsten.

(Staatsblad 1863 no. 152.)

Regt van opstal.

Besluit van den Gouvernenr-Generaal van l^edertanrhch-Indië van den Zdeti Julij 1872 no. IB.

(Stsbl. no. 124).

Is goedgevonden en verstaan;

Eersteljk: Met intrekking der besluiten van 30 Augustus 1858 (stsbl. no. 98) en 24 February 1861 no. 26 (stsbl. no. 6) te bepalen, dat grond, behoorende tot het staatseigendom, onder overlegging van een meetbrief, aangevraagd met regt van opstal, hetzij voor woonerven, hetzij voor inrigtingen van nijverheid ook zoo dezen tot landbouwondernemingen in verband staan, — niet echter voor inrigtingen van landbouw, speciaal tot het aanleggen van beplantingen, — zal worden afgestaan met dat regt voor een tijdvak van ten hoogste 30\' jaren en tot een uitge-

-ocr page 277-

strektheid van hoogstens 10 bouws tegen betaling van de helft van hetgeen betaald zou moeten worden bij afstand in eigendom, — met in achtneming der volgende bepalingen: \'le. dat indien de grond door inlanders voor eigen gebruik ontgonnen is, of als algemeene weide of uit eenigen anderen hoofde tot de dorpen behoort, de regthebbenden in den afstand moeten hebben bewilligd en met dezen moet zijn overeengekomen omtrent den prijs in eens of in jaarlijksche termijnen voor het tijdelijk gemis van den grond te voldoen;

2C. dat het den verkrijger zal vrijstaan bij het eindigen van den termijn, waarvoor hem regt van opstal is verleend, alle door hem op den in opstal bezeten grond geplaatste gebouwen, werken en beplantingen te sloopen, mits den grond in den vroegeren staat herstellende, ten ware het Gouvernement hem een half jaar vooruit mogt hebben te kennen gegeven, dat het een en ander legen taxatie wenscht over te nemen, in welk geval het bepaalde bij art. 715 van het burgerlijk wetboek toepasselijk is;

3e. dat de verkrijger zich binnen den tijd van zes maanden na de dagteekening der betrekkelijke regeringsbeschikking voor de levering van het regt van opstal zal hebben te wenden tot de bevoegde autoriteit; zullende bij niet voldoening aan dit beding die beschikking als vervallen worden beschouwd.

Regels, volgens vielhe de gouverneur-generaal van Ned.-lndié gronden voor den landbouw in Jtmir lean ui/geven.

(Stsbl. 1856 no. G4).

Art. 1. Gronden op het eiland Java, ter beschikking van het gouvernement, en niet door de inlanders ontgonnen noch als gemeene weide of uit eenigen anderen hoofde, tot de dorpen of dessa\'s behoorende, kunnen door den gouverneur-generaal in huur worden uitgegeven aan euro-peanen en daarmede gelijkgestelde personen, die volgens

-ocr page 278-

24.

de algemeene bepalingen, bevoegd zijn zich te vestigen ter plaatse, waar de gronden gelegen zijn.

Behoudens de overige hier genoemde voorwaarden, kunnen op de eilanden buiten Java, waar zulks tot dus \\er gebruikelijk was of nader nuttig wordt geacht, ook aan anderen dan europeanen en daarmede gelijkgestelde personen, gronden, op den voet van dit besluit, in huur worden uitgegeven (1).

Art, 2. De huurder is verpligt het gehuurde, zooveel mogelijk, zelf te beheeren.

Hij mag het beheer niet aan een ander opdragen, noch zijne regten, bij zijn leven, overdragen zonder toestemming van het gouvernement.

Art. 3. Gaan de regten des huurders door zijn overlijden over op eenen persoon, die, ingevolge art. 1, niet bevoegd is uit eigen hoofde gronden in huur te ontvangen, dan moet door dezen of van zijnentwege worden voovzien in het beheer, ten genoege van het gouvernement.

Bij gebreke hiervan wordt in het beheer op zijne kosten door het gouvernement voorzien.

Art. i. De uitgifte der gronden heeft niet plaats vóór dat:

a. de gronden van gonvernementswege zijn opgenomen en, voor zooveel de plaatselijke omstandigheden dit lt; vereischen, zijn opgemeten en in kaart gebragt;

b. is onderzocht en aangetoond, dat daaronder niet zijn begrepen gronden:

1°. door inlanders ontgonnen;

iquot;. behoorende tot het grondgebied van bepaalde dessa\'s en door de bewoners dier dessa\'s gebruikt wordende, hetzij als gemeene weide, hetzij tot eenig ander doel, met uitsluiting van de bewoners van andere dessa\'s;

3°. welker uitgifte zou strijden met de belangen der

1

De contracten voor den verhuur van woeste grónden gesloten op grond der bepalingen, vervat in het Koninklijk besluit van 3 Juiij 1856 (stsbl. no. 64) zijn onderworpen aan een zegelregt van een gulden (stsbl. 1863 uo. 136).

-ocr page 279-

naburige inlandscliK bevolking, of niet,de belangen van het gouvernement ;•

c. aan belanghebbenden\' de gelegenheid tot kennisneming van ingekomen verzoeken of van \'s gouverne-ments voornetneii tot uitgifte is verschaft, door tijdige aankondiging in het officieel gedeelte dec Javasche courant en dooi aanplakking op de hoofdplaats van het gewest, waarin de gronden gelegen /.ijn.

Die aankondiging en aanplakking vernielden tevens of de verhuring al dan niet, door middel van ni tbe-steding, zal gesi-liieden.

Zie hierna de voorschriften tot nadere verklaring van art. 4.

Art. 5. G-eene uitgifte van gronden op het eiland Java heeft plaats dan onder zoodanige voorwaarden, dat worde voorgekomen alle inbreuk op de inrigting van het inlandsen dorpsbestuur en op den regtmatigen invloed der inlandsche hoofden.

Op de eilanden buiten Java wordt dit voorschrift toegepast voor zooveel de plantseiijko omstandigheden dit ver-eischen,

Art. 6. De verhuring geschiedt, zonder onze voorafgaande. magtiging, voor niet meer dan twintig achtereen-• volgende jaren (*).

De huurder is bevoegd, na verloop van drie vierde gedeelten van den huurtijd, verlenging aan te vragen. De ueschikking op die aanvrage volgt binnen den tijd van één jaar na de indiening.

Behoudens verkregen regten of aanspraken, wordt ook op aanvrage, om verlenging van huur toegepast het. bepaalde in het laatste lid van art. 4.

Art. 7. Op den gehunrden grond mogen worden geteeld alle producten, door algemeene verordeningen of door liet huurcontract niet bepaaldelijk uitgesloten.

{*) Bij het aangaan van eene overeenkomst voor den afstand in huur van gronden, bepaaldelijk bestemd voor den aanplant van klapperboomen en de bereiding van olie, kan de verhuring, voor een tijdvak van verrH// jaren, worden toegestaan (stsbl. uo. 13).

-ocr page 280-

26

Zonder toestemming van het gouvernement, mogen de gronden tot geen ander einde dan tot den landbouw worden gebruikt.

Deze toestemming wordt niet geweigerd, voor zoover gebouwen noodig zijn voor den huurder en zijn gezin, of te dienste van den landbouw-zelven.

Art. 8. Voorschotten, onder welke benanning ook, worden door het gouvernement den huurder niet verleend.

Art. 9. In elk huurcontract wordt bepaald of, en zoo ja, onder welke voorwaarden de vestiging eener blijvende bevolking op de verhuurde gronden zal worden toegelaten.

Art. 10. De huurder verschaft zich de noodige arbeiders door vrijwillige overeenkomst.

Elke overeenkomst, strijdig met het daaromtrent in het huurcontract bepaalde, is nietig.

Art. 11. Behalve om andere redenen is het. gouvernement bevoegd ontbinding van het huurcontract te vorderen, wegens mishandeling of slechte behandeling der inlanders door toedoen of nalatigheid van den huurder of van dengeen, dien hij het beheer heeft opgedragen.

Voorschriften tot nadere verklaring van art. 4 van het reglement op den verhuur van moeste gronden.

(Stsbl. 1856 no. 64.)

Besluit van den Gouverneur Greneraal van Nederlandsch Indië van den 8 Junij 1862 no. 1 (Staatsblad no. 56).

Is goedgevonden en verstaan:

Eersteljk: Te bepalen, dat bij aanvragen om uiigifte in huur van woeste gronden, de verhuring er van met toepassing van het voorkomende in art. 4 van het Koninklijk besluit van 3 Julij 1856 no. 93 (Staatsblad no. 64), \' op de navolgende wijs geschieden zal.

§ I. Wanneer is onderzocht en aangetoond dat de aangevraagde gronden niet vallen in de termen van art. 4 La. b. van evengenoemd staatsblad, en dus voor uitgifte in huur vatbaar zijn, wordt den aanvrager vrijgelaten, die

-ocr page 281-

27

voor zijne rekening te doen opmeten en in kaart brengen waarvan de meetbrief en kaart vervolgens door hem ter beschikking van het hoofd van gewestelijk bestuur zullen worden gesteld, onder overlegging eener rekening van de daarvoor betaalde kosten.

§11. De Regering stelt vervolgens op voordragt van den directeur der kultures de voorwaarden vast waarop de aangevraagde gronden in huur zullen worden uitgegeven.

§ III. Het hoofd van het gewest, waarin de gronden gelegen zijn, laat hierop de navolgende aankondiging-naar behooren ingevuld- in de Javasche Courant op nemen;

,/Daartoe gemagtigd, maakt de resident (gouverneur.

//assistent-resident) van........in opvolging van alinea c.

„art. 4 van het Koninklijk besluit van 3 Julij 1856 (staats-z/blad no. 64) bekend, dat de Regering naar aanleiding „van een gedaan verzoek (gedane verzoeken) het voorne-

„men heeft, om eene uitgestrektheid van.......bouws

„woeste gronden, de bouw gerekend tegen 500 vierkante „Rhijnlandsche roeden gelegen in het district.......regentschap ......residentie......(of bij andere indeeling

„van het betrokken gewest dien overeenkomstig te otn-

„schrijven) bekend onder den naam van......bij kontract

^voor een tijdvak van.....jaren in huur (of op nieuw

„in huur) af te staan.quot;

,/Voor de uitgifte in huur dezer gronden welke niet „door middel van uitbesteding geschieden zal, komt in „eene eerste plaats in aanmerking hij, die daarvoor den //hoogsten huurprijs zal bieden, behoudende de regering „zich evenwel uitdrukkelijk het regt voor den persoon „aan te wijzen met wien voor deze verhuring zal worden „overeengekomen.quot;

//Aan belanghebbenden zal van heden tot den //(zes maanden na dato) dagelijks, met uitzondering van „zon- en feestdagen, de gelegenheid worden gegeven tot „kennisneming van de ingekomene verzoeken, van de „voorwaarden, waarop de verhuring zal geschieden en „van den meetbrief en de kaart der gronden.quot;

//Gegadigden worden uitgenoodigd hunne billetten van

-ocr page 282-

28

//inschrijving in te zenden aan......uiterlijk vóór ol

„op den (11 dagen na het verstrijken van den gestelden ,/termijn van inzage).quot;

„De billet ten, geschreven in de Nederduilsche (in de ,/Nederduitsche of Maleische taal, zoo de gronden buiten //Java zijn gelegen) en vrij van zegel, moeten gesloten //zijn en van een opschrift op den omslag voorzien, waarbuit blijkt het doel, waarvoor zij bestemd zijn.quot;

//Zij moeten bevatten den naam en de woonplaats van //den inschrijver, zijne handteekening, de omschrijving van „de gronden, waarvoor wordt ingeschreven, de verklaring, s ,/ilat de inzender met de voorwaarden van uitgifte in buur //der gronden bekend is, den huurprijs perbouw, welke //door hem worde geboden, e.n de namen van twee door //hem te stellen borgen, die ten blijke van de verbindte-//iiis door hen aan te gaan het billet mede onderteekenen.

i/De inschrijving-billetten zullen in het openbaar worgden geopend ten kantore van den.....des ochtends

„ten . . . ure, waarvan proces-verbaal zal worden opge-//maakt.quot;

§ IV. Van den inhoud dezer aankondiging zal ook door middel van aanplak-billetten, zoo in de Nederduilsche als Inlandsche taal, aan belanghebbenden, ter hoofdplaats van het betrokken gewest worden kennis gegeven. •

§ V. Het proces-verbaal van opening der billetten wordt door het betrokken hoofd van gewestelijk bestuur, vergezeld van zijne consideratiën en advies, aan den directeur der kultures toegezonden.

Deze brengt hierop aan de Regering verslag uit nopens ; de uitkomsten der gehoudene inschrijving en doet tevens de noodige voorstellen tot afstand in huur van het aangevraagd perceel.

Hierbij zal de directeur der kultures hebben in acht te nemen, dat, zoo overigens daartegen geene bedenkingen bestaan, de Regering bij voorkeur wenscht overeenteko-men met den eersten aanvrager, mits deze, na zelf aan de inschrijving te hebben deelgenomen, zich bereid vei-klare om den hoogsten huurschat, waarvoor bijdegehou- |

-ocr page 283-

29

dene mededinging onder behoorlijke borgstelling is ingeschreven, te voldoen.

Is de eerste aanvrager hiertoe ongenegen en zijn er ook geene termen, om hem op gunstiger voorwaarden het perceel af te staan, waaromtrent de Regering zich een vrij en ongemotiveerd oordeel voorbehoudt, dan zal nogtans, bij toewijzing der gronden aan eenen anderen inschrijver, door dezen, binnen den tijd van zes maanden, na den dag waarop het kontrakt gesloten is, aan den aanvrager eene bij liet vaststellen der voorwaarden bepaalde som gelds moeten worden uitgekeerd, bij wege van vergoeding voor de noodeloos genomen moeite en gemaakte onkosten, welke som zal gelijk staan met de aan den landmeter, voor het opmeten en in kaart brengen der gronden, betaalde rekening, verhoogd met 50 pCi.

Hetgeen hieromtrent bij het vaststellen der voorwaarden bepaald wordt, zal ook casu quo in liet aan te gaan kontrakt worden opgenomen.

. § VI. Do toewijzing der in huur uit te geven gronden gaat gepaard niet de magtiging om tot dat einde eene overeenkomst aan te gaan.

§ VII. Bij wederuitgifte van reeds in huur bezeten gronden zijn van toepassing de §§ II, III en IV, zoomede de eerste, tweede en derde alinea van §§ V en VI, met dien verstande, dat de vroegere huurder het voorregt zal genieten bij de derde alinea van § V aan den eersten aau-vrager toegekend, mits hij den meetbrief en de kaart van het perceel ter beschikking stelle van het hoofd van gewestelijk bestuur. Mogt hij dit niet willen doen, zoo zullen de gronden op nieuw worden opgemeten en in kaart gebragt voor gouvernements rekening, waarvan de kosten door hem, aan wien de gronden eventueel zullen worden toegewezen, binnen den bij de vierde alinea van § V gestelden termijn , in \'s lands kas zullen moeten terug betaald worden.

Het bovenstaande besluit van 8 Junij 1862 no. 1, stsbl. no. 56 is verder gewijzigd, bij besluit van 30 September 1865 no. 1, stsbl. no. 108, als volgt:

-ocr page 284-

30

I. dat voor elk perceel woeste gronden, in huur uit te Teven, wordt vastgesteld en opgenomen in de voorwaar-ien waarop de verhuur zal geschieden, een minimum jaarlijksche huursohat per bouw;

II. dat bedoeld minimum onder nadere goekeuring ■jer regering, die in geval van verschil beslist, zal worden vastgesteld door eene kommissie, te benoemen door het hoofd van bestuur van het gewest, waarin de aangevraagde grond gelegen is;

III. dat die kommissie zal zijn zamengesteld uit twee regenten en twee kontroleurs, die tot hare werkzaamheden niet zal overgaan, dan na overleg met de hoofden der dessa\'s, het meest nabij het uit te geven perceel gelegen.

Art. 4. van het reglement op den verhuur van woeste gronden (stsbl. 1856 no. 64) is aangevuld bij staatsblad 1864 no. 16, luidende die aauvulling;

,/Bij de uitgifte van gronden, gelegen in de bezittingen „buiten Java en Madura, kan de Gouverneur-Generaal //Ontheffing verleenen van het onder litt. c. van dit artikel //treseven voorschrift.quot;

Voonoaanlen voor het huren van vjoeste gronden (1). (stsbl. 1856 no. 64)

Art. 1. Het gouvernement van Ned. Indië verhuurt aan

den heer...... die verklaart in huur te nemen, eer.e

uitgestrektheid woesten grond van.....bouws van vijf

1

Gouv. besl. dd. 2 Julij 1857 uo. 21, opgenomen in het Bijblad op het staatsblad van Ned. Indië, onder redactie van Mr. S. C. H. Nederburgh en C. de Waal, Deel I no. 245.

Bij de regering wordt het beginsel gehandhaafd, dat alle grond, vaar-van noeh bij de protocollen van den raad van justitie, noch bij de C-idas-trale registers, de eigenaren bekend zijn, als domein van den staat moet worden aangemerkt.

Alvorens te beschikken op verzoeken, om afstand van gronden, vrelke, onverschillig waarom, vermoed worden tot het privaat eigendom te be-hooren, zal worden onderzocht of de bedoelde perceeleu ook bohooren tot de zoodanige, als bedoeld worden bij art. 520 van het burgerlijk wet-

-ocr page 285-

31

honderd vierkante roeden, gelegen in liet district ....

regentschap.....residentie ; . . . . nader omschreveu

in den aangehechten meetbrief en aangeduid op de daarvan opgemaakte kaart, die in het gouvernetnents archief blijft berusten; terwijl eene gewaarmerkte copij wordt gedeponeerd ten kantore van het hoofd van gewestelijk bestuur.

liimrtijd.

Art. 2. Deze huur loopt over eeu tijdvak van (10, 15 en 30 {1) jaren, gaat in met den dag, waarop deze overeenkomst bij notarieele acte is gesloten, en eindigt met den oogst van het [10«, 12», 158 20°, (4 0=)] jaar daarna.

NB. Dit artikel was in het ontwerp overgenomen uit zeker contract betreffende een aanplant van klap-perboomen, wier vruchten geplukt worden naarmate zij rijpen, doch voor welke juist geen bepaalde oogsttijd bestaat. Bij verhuur van quot;woeste gronden voor de teelt van andere producten, is het niet overbodig voorgekomen, ter vermijding van misverstand, een bepaald getal oogstjaren te noemen.

Wanneer geen dag van aanvang en einde van huur uitdrukkelijk in het. contract is vermeld, zoude men aannemen dat de bedoeling der partijen geene andere was, dan voor een getal oogstjaren te huren en te verhuren, en regelt de wet, in artikel 1599 van het burgerlijk wetboek, in dat geval voldoende de wijze van ontruiming.

Maar wanneer partijen uitdrukkelijk overeenkomen, dat met een zekeren bepaalden dag de.huur aanvangt en eindigt, dan zou de ontruiming on-

1

Zie ook stsbl. 1S53 no. 17.

-ocr page 286-

verwijld moeten geschieden en hoogstens de rijpe, maar niet de nog -rijpetute oogst den aftredenden huurder moeten toevallen; waarvan het gevolg /.ou zijn, dat, in dit laatste tijdperk- der huur, als de aftredende huurder geen kans meer zag te oogsten van het geen hij zaaide ol pootte of plantte, hij zou nalaten te zaaijen, te poten of te planten.

Ter vermijding van ivwestien, is de uitdrukking van een bepaald getal oogstjaren wenschelijk vooi-■iekomen, waar het mogelijk is.

Dit is echter niet her geval met alle cultures, v. met de koffijoultuur; daarom kwam ook het woord „oogstjarenquot; minder goed gekozén voor en achtte men het beter alleen te spreken vamp;x\\ jaren, met vermijding van de aanduiding van eenen bepaalden dag, waarop do evereenkomst eindigt.

De wet voorziet dan voldoende in de. wederzijdsche regten en verpligtinü\'en van huurder en verhuurder.

Aanwending der gronden.

Ail,. De huurder bezigt deze gronden uitsluitend voor

deu landbouw. Hij mag daarop allerlei voortbrengselen verbouwen, met uitzondering van . ; . . .

Ben gedeelte van den grond kan hij bestemmen tot op-rigting van noodwendige woonhuizen, pakhuizen, fabrieken en andere gebouwen van dien aard, tot het aanleggen van tuinen voor eigen gebruik of in het belang der onderneming oenoodigd; een en ander ter beoordeeling van iiet hoofd van gewestelijk bestuur

InsUindhouding can hestamnic wegen, kanalen, enz.

Art. I. Bestaande wegen of voetpaden, waterleidingen of kanalen, mag h*ij niet stremmen noch verleggen, noch het onderhoud derzelve belemmeren.

Het aanleggen van nieuwe moet hij op bevel van het

-ocr page 287-

33

gouvernement dulden; behoudens regt op schadeloosstelling, wanneer hem daardoor schade wordt toegebragt.

Het djattihout staande op in huur uitgegeven woeste gronden, blijft het eigendom van het Gouvernement. (B. B. no. 925).

Gevestigde hovollitig op den verhuurden grond.

Art. 5. De huurder is bevoegd, op den geiumrden grond eene gevestigde bevolking te vereenigen in geregelde dessa\'s, op zoodanige plaatsen als door het hoofd van gewestelijk bestuur, of op diens last, in overleg met den huurder, worden aangewezen.

De op deze wijze aangelegde dessa\'s worden bestuurd even als die van de gouvernements landen.

Zij deelen met deze laatsten gelijkelijk in de heereu-diensten.

De hoofden van deze aan te leggen dessa\'s worden dooide bevolking gekozen en door het hoofd van gewestelijk bestuur bevestigd, na vooraf den huurder gehoord en diens bedenkingen tegen de gedane keuze overwogen te hebben. Zij zijn onderworpen aan het districtshoofd en den regent, en voorts aan dezelfde reglementen en verpligtingen als de dessa\'s hoofden op de gouvernements landen.

De huurder onthoudt zich de eenmaal op den gehuurden grond gevestigde bevolking, over welke hij geenerlei gezag uitoefent, te verwijderen.

Verhuur van gronden aan de op het land gevestigde bevolking.

Art. 6. De huurder is bevoegd aan de bevolking, die zich op den verhuurden grond gevestigd heeft, of nader vestigen zal, gedeelten van dien grond in huur af te staan en van de producten, die zij daarop teelt, een vijfde gedeelte bij het snijden op het veld geleverd, als huurschat te bedingen.

-ocr page 288-

34

Controle over de werklieden, niet tot de gevestigde bevolking behoorende.

Art. 7. Zij, die als werklieden bij den huurder in dienst treden, blijven overigens onderworpen aan de op hunne klasse of hunnen stand toepasselijke algemeene belastingen en verpligtingen jegens het gouvernement van Ned. Indië.

Eet honden van bazaars, warongs en amjioenverkoopplaatsen verboden, zonder consent.

Art. 8. Op den verhuurden grond mogen geene bazaars, warongs en amfioenverkoopplaatsen worden opge-rigt of aanwezig zijn, zonder de bijzondere toestemming van het gouvernement van Ned, Indië.

Bepalingen van den Jmnrschat.

Art. 9.

Verpligting vnn den huurder, om aan het hoofd van ge-westelijk bestunr inlichtingen te geven, nopens den slaat der onderneming.

Art. 10. De huurder is verpligt ten allen tijde, de door het hoofd van gewestelijk bestuur, of op diens last gevraagde opgaven en inlichtingen te geven, omtrent al hetgeen op de onderneming betrekking heeft. Die opgaven en inlichtingen moeten met de meest mogelijke juistheid gegeven worden, schriftelijk of mondeling, naarmate dit verlangd wordt.

Weigering daarvan, en in het algemeen belemmering van het bestuur over land en volk, door de daartoe bestemde ambtenaren, geeft het gouvernement van l\\ed. Indië regt, den huurder of zijnen zich daaraan schuldig makenden geëmploijeerde, het verblijf op ol nabij den ge-huurden grond te ontzeggen.

Indien het gouvernement van dit regt gebruik maakt.

-ocr page 289-

wordt de huurder daardour niet ontheven van zijne uit deze overeenkomst voortvloeijende verpligtingen.

Redenen tot ontbinding der overeenkomst.

Art. 11. Behalve op de gronden, waarop het gouvernement van Ned. Indië, zoowel volgens de wet, als volgens dit contract, ontbinding van hetzelve kan vorderen, kan die ontbinding voor de bevoegde regtbank eveneens gevorderd worden;

a. indien de huurder opkoopt, of zich op eenige andere wijze toeeigent producten, die, ingevolge de bestaande of nader vasttestellen verordeningen, door de inland-sche bevolking aan het gouvernement van Ned. Indië behooren te worden geleverd, van waar ook die producten afkomstig mogten zijn, — en zulks onverminderd de straffen op dusdanige handeling gesteld of nader te stellen;

b. indien de huurder langer dan één jaar nalatig blijft in de betaling van den huurschat;

e. indien de bevolking, door toedoen of nalatigheid van den huurder of van dengeen, dien hij eenig beheer heeft opgedragen, mishandeld of slecht behandeld wordt, en zulks onverminderd de toepassing der strafwet.

Poemlileit op het heschadigen of vernietigen der aanplantingen., na de ontbinding van hel eontract.

Art. 12. Het is den huurder niet geoorloofd, bij de ontbinding van deze overeenkomst, ingevolge het voorgaande artikel, of bij hare beëindiging, aanplantingen te vernietigen of te beschadigen. Zulks doende verbeurt hij eene boete, gelijk aan het volle bedrag van de daardoor veroorzaakte schade, volgens schatting eener door het hoofd van gewestelijk bestuur te benoemen commissie van drie deskundigen.

-ocr page 290-

Gestelde termijn tot het doen van aanzoek om contractsverlenging.

Art. 13. De huurder is bevoegd, na verloop van drie vierde gedeelten van den huurtijd, verlenging aan te vragen.

De beschikking op de aanvrage volgt binnen den tijd van één jaar na de indiening.

Behoudens verkregene regten of aanspraken, wordt op deze aanvragen om verlenging van huur toegepast het bepaalde in het laatste lid van art. i van het koninklijk besluit van 3 Julij 1856 (Ind. stsbl. 1856 no. 46).

Overgang der aauplantingeu enz. aan het gouvernement, na expiratie of ordhinding tnsschentijds van het contract.

Art. 14. Ingeval tot geene verlenging van deze overeenkomst wordt overgegaan, gaan, na verstrijking van den huurtijd, de op den gehuurden grond aanwezige aanplantingen, in eigendom over op bet gouvernement van Ned. Indië, zonder dat de huurder daarvoor eenige schadevergoeding of betaling kan vorderen.

De te veld staande nog rijpende gewassen of vruchten voor den eerstvolgenden oogst, kunnen door den aftredenden huurder op den daarvoor geschikten en gebruikelijken tijd worden ingezameld. Hieraan niet tijdig gevolg gevende, wordt hij geacht van dien oogst te hebben afgezien.

Ingeval de overeenkomst binnen den bepaalden huurtijd ontbonden wordt, treedt het gouvernement van Ned. Indië eveneens in den eigendom der bedoelde aanplantingen, doch in dat geval wordt aan de beslissing van den regter onderworpen de vraag; of, en zoo ja, welke schadeloosstelling aan den huurder zal worden uitgekeerd.

Uit welken hoofde het contract ook eindigt, kunnen de aanwezige gebouwen, opstallen en inventaris, door het gouvernement van Ned. Indië van den huurder worden overgenomen, tegen betaling van de waarde bij verkoop tot opruiming.

Indien het gouvernement van Ned. Indië van zijn regt tot overname geen gebruik wenscht te maken, is de huur-

-ocr page 291-

37

der verpligt die voorwerpen, binnen den tijd van zes maanden, op te ruimen. Na verloop van dat tijdvak, wordt de huurder geacht daarvan afstand te hebben gedaan aan het gouvernement van Ned. Indië.

Regeling omtrent het gebruilc van het water uit eenige slokkans welke het terrein doorsnijden.

Art. 15. De huurder mag aan den loop der rivieren en beken, die door en langs de aangevraagde gronden stroo-men geen verandering brengen.

Evenmin mag hij het water daarvan op zoodanige wijze ten eigen gerief aanwenden, dat de bevolking in het gebruik daarvan ten haren eigene nutte worde belemmerd.

Overdragt der overeenkomst.

Art. 16. Bij overlijden van den huurder voor het eindigen dezer overeenkomst, gaan zijne daaruit vourtvloei-jende regten en verpligtingen over op zijne erfgenamen of regtverkrijgenden, die ieder, solidair en voor het geheel, jegens ,het gouvernement van Ned. Indië verbonden blijven, tot dat bij eene behoorlijke, door het gouvernement goedgekeurde acte, de toewijzing aan een of meer van hen heeft plaats gehad.

Geen dezer erfgenamen of regtverkrijgenden wordt op den gehuurden grond toegelaten, indien hij de vereischten mist voor toelating in de binnenlanden.

Gaan de regten des huurders door zijn overlijden over op eenen persoon, die ingevolge de bestaande verordeningen niet bevoegd is uit eigen hoofde gronden in huur te ontvangen, dan moet door dezen of van zijnentwege worden voorzien in het beheer der onderneming, ten genoege van het gouvernement van Ned. Indië.

Bij gebreke hiervan wordt in dat beheer op zijne kosten voorzien door dat gouvernement.

-ocr page 292-

3S

Beheer der onderneming.

Art. ,17. De bijzondere toestemming van het. Gouvernement wordt vereisclit, om deze overeenkomst op een ander over te dragen. Van de opdragt van het beheer der onderneming aan een gemagtigde moet aan het bestuur worden kennis gegeven.

De gemagtigde moet zijn ingezetene van Nederlandsch Indië en bekwaam om overeenkomsten te sluiten.

Beschikhing van het gonvemement over de opgezetenen.

Art. 18. Tot wering van algemeene trampen, kan het gouvernement van Ned. Indië ten allen tijde beschikken over de opgezetenen van den gehuurden grond.

Eegt van opstal.

Art. 19. Op den grond, waarop de gebouwen opgerigt zijn, wordt aan den huurder, des verkiezende, bij behoorlijken titel van aankomst, voor den tijd van duur van deze overeenkomst, regt van opstal afgestaan.

Reglement omtrent de particuliere landerijen, gelegen, ten westen der rivier Tjimanoh. (*)

(stsbl. 1836 no. 19). \'

Art. i. De onvervreemdbare regten van het gouver-

(*) Dit reglement is in zijn gelieel van toepassing op de linden Tjiawie en Pondok-Gedeli, ïjidjeroek, Tjomas Dermaga en Sendang Ba-rang. Kampong Earoe, Bloeboer Tjiseroa en ïjikoppo, alle gelegen in de afdceling Buitenzorg.

Op de koflij, geteeld wordende op de genoemde lauden, zijn toepasselijk de art. li, 15 en 1G van het reglement omtrent de levering van kolBj aan het Gouvernement, gearresteerd bij resolutie van 3 ï^bruarij 1833 uo. 1 (stsbl. uo. 7) mitsgaders de bepalingen omtrent den vervoer der op partikuliere landerijen geteelde kolüj, voorkomende in de resolutie van 23 Maart 1S3G no. 1, (stsbl. no. 24).

(Publicatie van 22 November 1855 stsbl. no. 75).

-ocr page 293-

39

nement, welke door den verkoop of afstand van landerijen onaangeroerd zijn gebleven, zijn:

a. de bescherming van alle ingezetenen, zonder onderscheid, en het nemen van de daartoe gevorderde maatregelen.

b. de administratie der justitie en poüoie, zoo in het lijfstraffelijke als burgerlijke, en al wat strekken kan tot bewaring der rust en tot bevordering der alge-meene veiligheid.

c. de beschikking over de ingezetenen, tot wering van alle rampen en onheilen, waarmede de staat bedreigd of bezocht wordt.

d. het opleggen van belastingen, reëel of personeel, direct of indirect, mits niet noodzakelijk verminderende de heffingen, wettiglijk aan den landeigenaar toegestaan.

e. het beheer van groote wegen, bruggen, sluizen, kanalen en alle werken, bestemd ten algenieenen nutte en voor de groote communicatien te land of te water, en

f. alle hooge souvereine regten, zonder uitzondering, die niet in bijzondere gevallen explenitndinepotestatis, door het gouvernement uitdrukkelijk aan den landeigenaar zijn of worden afgestaan of toegekend, om door hen bij delegatie (en niet anders) te worden uitgeoefend.

Art. 2. Uit kracht van het direct eigendoms-regt in den landeigenaar gevestigd, is hij bevoegd tot het heflen van een aandeel in den oogst of de opbrengst van alle gronden, die door de inlandsche bevolking bebouwd of vrucht gevende gemaakt zijn of worden.

Aan hem behooren alle woeste gronden, mitsgaders de bosschen, bamboezen en andere natuurlijke voortbrengselen -des lands, met dezen verstande nogtans, dat aan de opgezetenen, die aan den eigenaar de bepaalde opbrengst voldoen voor den grond, dien zij in gebruik hebben, de vrije beschikking blijft, over de weiden voor hun vee, en over de bosschen tot het vergaderen van bamboe, rottang, allang-allang, brandhout en verdere dagelijksche benoodigd-

-ocr page 294-

40

heden, mits deze bestemd zijn voor eigen gebruik en niet ter verkoop.

Het doortrekken van karren en vee en liet rusten en weiden van lietzelre op woeste gronden, mag niet worden belet, anders dan om gewigtige redenen, ter beoordeeling van liet plaatselijk bestuur.

Art. 3. Alle gronden door de inlandsche bevolking, met der daad, beboöwd, bewerkt of onderhouden, voor eigen rekening en risico, worden, behoudens de uitzonderingen in dit reglement voorkomende, verstaan haar in erfpacht en ter verbetering te zijn uitgegeven, onder voorwaarde, om aan den eigenaar optebrengen het hem quot;toekomende aandeel in den oogst en om de verdere op haar rustende verpligtingen natekomen.

Art. 4. De erfpachters kunnen dit hun regt verkoopen en vervreemden, en van hetzelve niet verstoken geraken, anders dan op de wijze bij dit reglement bepaald.

Art. 5. Bij wanbetaling van des eigenaars aandeel in de opbrengst, — bij verregaande verwaarloozing van den grond, — bij veronachtzaming der bepaalde verpligtingan, of eindelijk bij wangedrag en misdrijf kan, op last van de plaatselijke autoriteit, het regt van erfpacht verkocht of, wanneer daartoe geene gegadigden zijn, verbeurd verklaard worden, ten profljte van den landeigenaar.

Art. 6. Wanneer de landeigenaar ongeoultiveerde .cn nog niet in erfpacht uitgegeven gronden, voor zijne rekening en risico, en door eigen middelen laat bewerken, door daglooners, worden deze niet beschouwd erfpachters te zijn van den grond, dien zij bearbeiden.

Art. 7. De eigenaren mogen geene andere heffingen van de opgezetenen hunner landen vorderen, dan ter zake van het gebruik van den grond of deszelfs voortbrengselen. Art. S. Als zoodanig zijn geoorloofd de volgende heffingen: a. de ijoeké, die geheven wordt, bij het snijden van de padi of katjang, en afhangt van de, hoegrootheid van het gewas, of wel;

l. het contingent, hetwelk voor het snijden, doch bij het rijpen van padi, katjang of ander gewas, jaarlijks met

-ocr page 295-

11

den planter, in bijwezen van het bevoegd inlandscli hoofd, dan wel de oudsten des volks, geregeld wordt, en bestaat in de afgave van eene zekere hoeveelheid producten, voor eene bepaalde uitgestrektheid gronds.

c. de IvAnhuur, waaronder wordt verstaan, de huur dei-gronden inet vruchtboomen en andere gewassen, (doch niet met rijst of kufjany), beplant.

d. de tjrondhmir, die geheven wordt van de kleine stukjes grond, waarop (met uitsluiting der tuinen) de huizen der ingezetenen gebouwd zijn, aan welke heffing echter niet onderhevig zijn dezulken, die reeds tjoeJcé of contingent, dan wel tninhmr, aan den landeigenaar opbrengen.

Art. 9. De wijze van heffing, bekend onder den naam van padjak, zijnde eene vaste of voor meer dan een jaar, bepaalde afgave van de rijstvelden, berekend naar de uitgestrektheid derzeive, en zonder te letten op den min of meer voordeeligen staat van het gewas, op het oogenblik der helling, wordt uitdrukkelijk verboden.

Art. 10. De hoegrootheid der heffingen, ten behoeve des landeigenaars, op de voortbrengselen van den grond, regelt zich naar de gebruiken én erkende gewoonten van elk landgoed. In het algemeen echter, zullen deze heffingen, nimmer meer bedragen, dan het een vijfde gedeelte van het werkelijk gewas.

Art. 11. De heffingen hebben plaats, in natnra, bij het snijden van het gewas, zoo wel voor de aandeelen van den eigenaar in de opbrengsten der savja of natte, rijstvelden, als voor die der (jagas, tipars, tjegers en andere drooge velden, onverminderd de bevoegdheid van den landeigenaar, om, bij vrijwillige overeenkomst met de opgezetenen, de heffing in geld te bedingen, iu welk geval echter de overefenkomst ten kantore van het plaatselijk bestuur, zal moeten worden geregistreerd en goedgekeurd, op poene van nulliteit.

De heffing op de rijstvelden geschiedt in padie en mag niet in rijst gevorderd worden, dan bij vrijwillige overeenkomst tusschen den eigenaar en de opgezetenen, te

-ocr page 296-

43

registreren en goed te keuren door het plaatselijk bestuur.

Art. 12. Van de heffingen bij contingent zal aanteeke-ning worden gehouden, in een, zoo wel door den landeigenaar, als door het inlandsch hoofd, te houden register, waarop den naam van den planter, de uitgestrektheid zoo veel mogelijk, en de ligging der velden, de begrootte opbrengst derzelve in het bedongen contingent, moeten zijn uitgedrukt, terwijl voorts, door den landeigenaar, aan het kampongshoofd, een schriftelijk bewijs zal worden uitgereikt, houdende dezelfde opgaven.

Art. 13. Daar de heffing ten voordeele van den landeigenaar niet hooger mag stijgen, dan het x\\-a gedeelte van den vverkelijken oogst, zal bij mislukking van het gewas, buiten de schuld des planters, de bij art. 8 § h, bedoelde overeenkomst, om de heffing te doen, bij wijze van contingent, van zelve komen te vervallen, en vervangen worden door de afgave van tjoeké, op den voet, aangewezen bij hetzelfde artikel § a.

Art. 14. Ten einde van het misgewas op eene wettige wijze te doen blijken, zal de planter, ten minste acht^dagen vóór dat het gewas wordt ingeoogst, daarvan aangifte moeten doen aan zijn kampongshoofd, die daarvan kennis geeft aan den landeigenaar of den persoon, met de inning der heffing belast, opdat de inoogsting kan plaats hebben, ten overstaan van hem of zijne gedelegeerden.

Wanneer verschil ontstaat over de oorzaken van het misgewas, zal de tusschenkomst der plaatselijke autoriteit ingeroepen worden, welke, na te hebben onderzocht of de mislukking van het gewas, al of met, geheel ofgedeelteljk, aan luiheid, achteloosheid, schuld of toedoen van den kant des planters, dan wel aan oorzaken buiten hem, moet geweten worden, zonder hooger beroep zal beslissen.

De planter kan geene aanspraak maken op eene verminderde heffing, noch op de hij dit artikel, ten zijnen behoeve, daargestelde bepalingen, wanneer hij zich niet op voorschrevene wijze en in tijds, bij zijn kampongshoofd, heeft aangemeld.

Art. 13. De landeigenaar mag geen grondlast heffen, ter

-ocr page 297-

43

zake van den oogst van een vroeger jaar, sub poene vau als knevelaar te worden gestraft.

Wanneer de aard van sommige cultures overjarige verrekeningen volstrektelijk vordert, zal daaromtrent eene schriftelijke overeenkomst moeten worden gesloten, welke bij den resident zal moeten worden geregistreerd en goedgekeurd, sub poene van nulliteit.

Art. 16. De tuin- en grondhmr, vermeld in art. S §§ c en cl zal, door den landeigenaar jaarlijks, met de opgeze-tenen, worden geregeld, naar de gebruiken en gewoonten van elk landgoed in het bijzonder, ook met betrekking tot de wijze, waarop des landeigenaars aandeel in de vruchten, (wanneer hij hetzelve in natura ontvangt) moet worden afgeleverd; zullende dit alles moeten bepaald worden bij vrijwillige overeenkomst, in tegenwoordigheid van het kampongshoofd en een ander inlandsch hoofd, vergezeld van twee getuigen, te kiezen uit de ingezetenen van het landgoed, terwijl de plaatselijke autoriteit, na het noodig onderzoek bewerkstelligd te hebben, alle geschillen, welke bij die gelegenheid ontstaan, naar billijkheid en aloude gebruiken, zonder vorm van proces, en zonder hooger beroep, zal beslissen.

Deze overeenkomsten zullen op de aanvragen der belanghebbenden, door de plaatselijke autoriteit, moeten worden geregistreerd, en wanneer dit zal hebben plaats gehad, zal het daarvoor gehouden worden, dat dezelve, na ommekomst van het huurjaar niet uitdrukkelijk vernieuwd wordende, stilzwijgend zijn verlengd tot weder opzeg-gens toe.

Art. 17. Wanneer de landeigenaar en opgezetene eene vrijwillige overeenkomst gesloten hebben, ten gevolge waarvan de laatste, in stede van eene opbrengst in natura, eene bepaalde geldsom verschuldigd is, of wel, dat de landeigenaar, uit eenigen anderen wettigen hoofde, van de opgezetenen geld te vorderen heeft, zal de betaling, wanneer die niet in eene bepaalde muntspecie gestipuleerd is, kunnen geschieden in de zoodanige als de opgezetene zal verkiezen.

-ocr page 298-

44

Art. 18. Ten einde den landeigenaar te beter in het genot zijner wettige inkomsten te beschermen, zal de resident, na behoorlijk onderzoek, zonder vorm van proces, en ter concurrentie, van ƒ 50, regt spreken in alle gevallen van nalatigheid of verzuim der planters in het voldoen hunner verschuldigde opbrengsten. Na aan den nalatigen debiteur eenen bepaalden tijd van niet. minder dan veertien dagen, lot aanzuivering zijner schuld te hebben gelaten, zullen bij voortdurende wanbetaling, des debiteurs goederen en eigendommen, (dagelijksche kleederen, lijls-benoodigdheden en gereedschappen van landbouw uitgezonderd), door het plaatselijk bestuur achterhaald en op de meest voordeelige wijze verkocht worden. V\\ an neer de verkochte goedere ontoereikend zijn en er verzwarende omstandigheden bestaan, zal aan den debiteur, voor rekening des landeigenaars, eene gevangenisstraf, voor niet langer dan eene maand, kunnen worden opgelegd.

Wanneer de achterstallige schuldvordering, eene waarde van ƒ 50 te boven gaat, zullen partijen zich vervoegen tot hunnen dagelijkschen regter; wordende het nogtans aar. de keuze der landeigenaren overgelaten, om dezen weg dadelijk, en mitsdien met voorbijgang van het plaatselijk bestuur, inteslaan.

Art. 19 De opgezetenen zullen geene boomen, hoegenaamd, omhakken, uitgraven, of vernietigen, zonder des landeigenaars toestemming, ook dan walmeer het hout, ingevolge art. 2, voor eigen huishoudelijk gebruik is bestemd. Wanneer ingevolge art. 3, de grond door de up-gezetenen in erfpacht bezeten of in huur genomen, door hen met vruchtboomen wordt beplant, zijn die boomen in de erfpacht begrepen, doch zullen zij dezelve niet omhakken, anders dan met toestemming van den landeigenaar, ter beslissing des nood? van het plaatselijk bestuur.

Art. 20. De opgezetenen mogen de huizen, opstallen, pondokken of andere gebouwen, door hen op den grond des landeigenaars gebouwd, niet zonder zijne voorkennis en toestemming afbreken, of op eeu ander landgoed verplaatsen, ten ware zij die, zonder daartoe bouwstoffen

-ocr page 299-

45

van den landeigenaar te bezigen, hebben opgebouwd of daarvan op eene andere wijze den vollen eigendom hebben verkregen. Desniettemin .mogen die huizen, opstallen, pondokken of andere gebouwen aan opgezetenen van hetzelfde landgoed, dan wel aan andere personen, die zich met voorkennis van den eigenaar op hetzelve komen vestigen, worden verkocht.

Art. 21. De landeigenaar mag over geen sawa, tuin of ander gecultiveerden grond, door eenen opgezetene, of zijne voorouders aangelegd, of\', in erfpacht verkregen, anders dan bij minnelijke overeenkomst beschikken.

Art. 22. De eigenaar mag eigener autoriteit geen opgezetene van zijn landgoed, verwijderen of doen-verhuizen, maar kan de zulke, die noch vaste woonplaats, noch wettig en bekend middel van bestaan hebben, en verdacht worden van rondzwerving, lediggang of slecht gedrag, bekend maken aan het plaatselijk bestuur, hetwelk alsdan zal onderzoeken, in hoe ver er termen bestaan, tot landrui-ming of wel tot teregtstelling of verwijdering van den beklaagde, ingevolge de publicatien van 23 Augustus 1825 (stsbl. no. 34), eu 23 Jalij 1833 1stsbl. no. 45).

Art. 23. Nieuwe opgezetenen mogen zich tegen den wil des eigenaars, niet op een landgoed met der woon nederzetten.

Art. 24. Van het bepaalde bij het voorgaand artikel zijn echter uitgesloten do personen, die door of van wege het gouvernement met eenig ambt of gezag bekleed zijn; de uitoefening waarvan, het verblijf op eenig landgoed noodzakelijk maakt.

Art. 25. Wanneer voor het plaatsen der woningen van landsdienaren en ambtenaren of voor eenig ander oogmerk van algemeen belang, zooals het aanleggen van wegen, kanalen, sluizen, bruggen, gestichtenen wat al meer, een afstand van grond wordt gevorderd, zal deze, bij wege van onteigening ten algemeenen nutte, en tegen billijke schadeloosstelling plaats hebben, ten ware bepalingen ter contrarie voorkwamen, in de oorspronkelijke voorwaarden, waarop sommige landerijen zijn vervreemd geworden.

-ocr page 300-

46

Art. 26. De eigenaar heeft het vegt om van de mannelijke opgezetenen van zijn landgoed, en tegen behoorlijke voeding, één dag arbeid\'in de week te vorderen, tot het aanleggen of herstellen van binnenwegen, het graven van waterleidingen, het snijden van gras, het ploegen of omspitten van gronden, het doen van wachten, bij woon-en pakhuizen en dergelijke. Wanneer deze arbeid gevergd wordt op een grooteren afstand dan vijf palen, tusschen de plaats der werkzaamheden en de woningen der opgezetenen , zal aan eiken arbeider twee cents, voor iederen paal afstands, meer worden betaald, na het einde van den dag.

Van deze heerendiensten zijn verschoond:

a. alle personen welke den ouderdom van 14 jaren nog niet, of dien van 50 jaren reeds bereikt hebben. h. alle zieken en verminkten.

c. allen die volgens de inlandsche gewoonten vrij zijn van persoonlijken arbeid en voorts allen, die ter beoordeeling, des noods, van de plaatselijke autoriteit, kunnen aantoonen, wettige redenen van verhindering te hebben.

Het komen en gaan der opgezetenen van en naar hunne woonplaats, zal onder den arbeid gerekend worden, zoodat ieder steeds \'zes volle dagen in de week, voor zich-zei ven zal behouden.

Art. 27. Zoo lang op de Buitenzorgsche landerijen blijft kleven de bij derzelver overgang in particulieren eigendom bedongen verpligte teelt en levering van koffij, ten behoeve van het gouvernement (1) zullen de opgezetanen dier landerijen tot geene heerendiensten, ten behoeve dei-eigenaren, verpligt zijn, dan alleen voor zooveel betreft het onderhouden van wegen en bruggen, en het doen van wachten bij de woon- en pakhuizen.

Ditzelfde vindt plaats ten opzigte van alle landen, bij welker vervreemding door het domein, de afschaffing der heerendiensten speciaal is bedongen.

1

Opgeheven bij ordonnantie van 22 November 1855 (stsbi. no. 75).

-ocr page 301-

47

Art. 28. Elk opgezetene is verpligt, het aandeel des landeigenaars in de opbrengsten van den door hem bebouwden grond, zonder betaling, naar zijne pakhuizen te vervoeren en aldaar afteleveren, mits die pakhuizen op het landgoed-zelf gelegen zijn; — het vervoeren van producten stedewaarts of buiten de grenzen van het landgoed, mag in geen geval plaats hebben, dan ten gevolge van vrijwillige overeenkomsten en tegen billijke belooning, ter beslissing, des noods, van de plaatselijke autoriteit.

I)e verpligting bij de vorige alinea aan iedei-en opgezetene opgelegd, om het aandeel des landeigenaars in de opbrengsten van den door hem bebouwden grond, zonder betaling, naar zijne pakhuizen te vervoeren en aldaar af te leveren, strekt zich op landgoederen, welke uit meerdere distrikten bestaan, niet uit buiten de grenzen van het distrikt, waar binnen de producten geteeld zijn.

(stsbl. 1871 no. 134.)

Art. 29. De opgezetenen zullen tot geene andere diensten, zoo als het begeleiden van vee, vervoeren van huis-selijke benoodigdheden, het overbrengen van brieven en wat al meer, door den landeigenaar worden gebezigd, zonder billijke belooning; wordende die belooning bij deze vastgesteld op twee cents, voor iederen paal afstands.

Art. 30. Het is den eigenaar geoorloofd om met de op-gezetenen zijns landgoeds, eene vrijwillige overeenkomst te treffen, om de heerendienstsn, welke zij verschuldigd zijn, voor eene betaling in geld of eene afgave van producten aftekoopen. Deze overeenkomsten mogen niet anders dan schriftelijk en behoudens de goedkeuring en registratie van den resident, worden aangegaan.

Art. 31. Wanneer de diensten der opgezetenen, naar aanleiding van art. 114 van het regeringsreglement, worden vereischt ten algemeenen nutte, dan wel om, tegen de op hoog gezag geregelde betalingen, \'s gouvernements transporten en de personen en goederen van reizigers, hetzij door het leveren van manschappen, hetzij door de ver-

-ocr page 302-

48

strekking van buffels of bespannen karren, te vervoeren, of te begeleiden, zal de oproeping door het plaatselijk bestuur, onmiddelijk aan de inlandsche hoofden worden ge-rigt, buiten betnoeijenis van den landeigenaar, die hieraan (jeene verhindering, of inoeijelijkheid zal mogen toebrengen.

Buffels of karren aan den landeigenaar toebehoorende, zullen almede, ten voorschreven einde, en op de wijze hierboven aangeduid, op rec^uisitie der plaatselijke autoriteit, moeten worden geleverd.

Art. iZ. Geene dammen, doorgravingen, waterleidingen, wegen, bruggen, of andere werken, waarbij het gouvernement, of derden belang hebben, mogen zonder vergunning van de plaatselijke autoriteit, worden aangelegd, verplaatst, verlegd of verstopt, sub poene, van dadelijk herstel of wegruiming, door tusschenkomst van \'s lands ambtenaren, op kosten van den landeigenaar, die zich aan de overtreding heeft schuldig gemaakt en onverminderd eene geldboeten, vaa hoogstens / 500, naar gelang der | omstandigheden, ter bepaling van den regter. (1)

Art. 33. Het maken, repareren en berijden der groote wegen, het aanleggen en onderhouden van publieke bruggen, sluizen, kanalen en waterleidingen, het aftap pea van water voor den landbouw en andere einden, het zuiveren der rivieren en waterloopen en het herstellen van derzel-ver oevers en al wat verder met deze aangelegenheden in verband staat, wordt van tijd tot tijd, op hoog gezag ge- , regeld; wordende daaromtrent, bij voorraad bevestigd, de bepalingen voorkomende in de publicatie van 10 February IS^-l (stsbl. no. S), en de resolutien van 21 December 1828 -i

no. 37, 16 April 1831 no. 23 (stsbl. no. 27), 2 December i835 no. 19 (stsbl. no. 56), en 28 Januarij 1836 no. 24. | (stsbl. 110. 6).

1

Het reglement op het beheer en toezigt over de ooster- en wester waterleidingen en over die, genaamd ïjiballok, gelegen in de adsi-stent-residentie Buitenzorg en de residentie Batavia, is te vinden in staatsblad 1S59 no. 81, en is gewijzigd hij ordonnantie van 26 September 1861, stsbl. no. 89 en aangevuld bij ordonnantie van 9 October 1864. stsbl. no. 153.

-ocr page 303-

49

Art. 34. Landeigenaars die, eigener gezag, hazaars of markten aanleggen of die, op de hen toegestane bazaars of markten, in overtreding van art. 77 van het regeringsreglement, onwettige heffingen doen, gedogen of daaruit eenig voordeel trekken, zijn onderworpen aan al zulke straffen als worden bepaald bij de, op deze materie, dooide regering vast te stellen verordeningen ; wordende ten deze bij voorraad bevestigd, het reglement en tarief voor de onderscheidene bazaars, gearresteerd bij besluit van 17 November 1829 (stsbl. no. Ill), en de daarop sedert geëmaneerde alteratien en ampliatien en die nog zullen worden gemaakt (1).

Art. 35. Het regt van jagt en visscherij behoort aan den landeigenaar; niemand mag, zijns ondanks, van hetzelve op zijnen grond gebruik maken, onder dien verstande evenwel, dat het visschen in de rivieren, mitsgaders het vangen van vogels met strikken of netten, en het vernielen van schadelijk en verscheurend gedierte, niét aan de ingezetenen kan worden belet, op de gronden door hen ontgonnen of van den landeigenaar gehuurd.

Art. 36. De opgezetenen zullen, volgens de thans bestaande gewoonte, bij de aftapping van scto\'s, rcnoas en andere waterplassen, in dezelve kunnen visschen, mits een vijfde gedeelte der vangst aan den landeigenaar afgevende.

Art. 37. Landeigenaren, die andere, meerdere of hoogere opbrengst en diensten van hunne opgezetenen vorderen, dan bij dit reglement uitdrukkelijk zijn toegestaan, of die verzuimen, om op den voet, bij hetzelve bepaald, ten opzigte van hunne opgezetenen, te handelen, zullen na exigentie van zaken, door het plaatselijk bestuur, op den voet bij art. 60 aangewezen, bestraft, dan wel voor den regter, ter zake van knevelarij en misbruik van gezag, vervolgd worden.

!

Art. 38. Wanneer de regering het persoonlijk verblijf van eenen eigenaar op deszelfs landgoed, schadelijk acht

1

1

Art, 34 ingetrokken, (stbl. 1809 no. 06.

-ocr page 304-

50

I

voor de openbare rust, zal hem hetzelve kunnen worden

ontzegd. jai

Art. 39. Landeigenaren, die buiten NederlandschIndië

afwezeud zijn, zullen bij eene in regten geldige acte, zich ter ve:

zake van hun landeigendom, justiciabel stellen te Batavia, die

en aldaar domicilmm ciliandi et executandi moeten kiezen, chi

Art. 40. Het ontginnen en bebouwen van gronden, het

cultiveren of leveren van bijzondere voortbrengselen, welke ho

de inlander niet gewoon is\', uit eigen vrije verkiezing te hu

verbouwen; het oprigten van fabrieken; met een woord, bel

alle ondernemingen, welke de landeigenaar voor eigen eer profijt, risico en rekening aanvangt, moet hij tot stand

brengen, zonder de hulp der landsopgezetenen, ten ware rig

hij zich daarvan, door het aangaan van vrijwillige over- de

eenkomsten, verzekert. ? ov(

Deze overeenkomsten zullen, op straffe van nietigheid, vve

bij het plaatselijk bestuur moeten worden goedgekeurd en art

geregistreerd, binnen eene maand, nadat dezelve zullen wa

zijn aangegaan en, hoezeer op de plaatselijke autoriteiten zij

de verpligting rust, om alles aan te wenden, wat tot be- reg

vordering van nuttige cultures, bedrijven en ondernemin- dui

gen kan strekken, zullen zij tevens nadrukkelijk waken, gel

dat omtrent de inlandsche bevolking en het tot stand brengen : de

van dezelve, niet willekeurig worde gehandeld. gt; , i

Art, -11. Huurlingen, die voor een tijdvak van meer op

dan drie maanden worden in dienst genomen, ten behoeve bej

van ontginningen, cultures, fabrieken en andere belang- der

rijke ondernemingen of werken, en niet behooren tot de , der

opgezetenen van het landgoed, zullen door den eigenaar zul

bij de plaatselijke autoriteit, worden aangegeven. fe vno

Art. 42. Van deze aangiften zal worden aangelegd een | j

register, hetwelk zal inhouden; ï- inli

a. De namen der ondernemers; hel

h. De namen der gehuurde arbeidslieden; bes

c. De plaats waar dezelve zijn gehuurd en te huis be- wo hooren; bij

d. Het werk waartoe zij zijn gehuurd, en va;

e. De voorwaarden waarop. ! be]

\\.

-ocr page 305-

Art. 4.3. Zoodanige huur zal voor niet langer dan -\'i jaren mogen worden aangegaan.

Na verloop van dien tijd zal dezelve kunnen worden vernieuwd, ten overstaan van de plaatselijke autoriteit, die zal moeten zorgen, dat daarbij vrijwillig en zonder dwang worde te werk gegaan.

Art. 44. De ondernemers, die arbeidslieden langer aanhouden, dan de overeenkomst gedoogt, zullen aan elk hunner, voor iedere maand dat zij aldus zijn aangehouden, betalen ƒ 10 boven het loon, bij de oorspronkelijke overeenkomst bedongen.

Art. 45. De plaatselijke autoriteiten zullen naauwkeu-rig toezien, aan den eenen kant, dat de landeigenaren aan de voorwaarden der, iri het voorgaand artikel, bedoelde overeenkomst en aan derzelver verpligtingen jegens de werklieden, voldoen, en aan den anderen kant, dat de arbeiders of huurlingen wederkeerig al datgene verrigten waartoe zij zich verbonden hebben; zorgende dat, wanneer zij zich in overtreding daarvan, verwijderen -of door verregaande luiheid of onwilligheid, hunne verpligtingen ontduiken, zij na behoorlijk onderzoek, worden gestraft naar gelang van den aard der zaak en in overeenstemming met de bestaande wetten en reglementen.

Art. 46. De landeigenaren zijn gehouden om jaarlijks, op den lódeu December, in den bepaalden of nader te bepalen vorm, en aan de plaatselijke autoriteit, waaronder zij sorteren, te zenden, eenen naauwkeurigen staat der bevolking op hunne landerijen gezeten, mitsgaders al zulke statistieke opgaven, als van tijd tot tijd, van hen mogten worden gevraagd.

Art. 47. Het bezit van schietgeweer is alleen aan die inlandsche opgezetenen geoorloofd, welke daartoe bekomen hebben eene schriftelijke vergunning van het plaatselijk bestuur, die jaarlijks vernieuwd en gratis afgegeven zal worden, zijnde van dit verbod uitgezonderd degenen, die, bij behoorlijke acte van aanstelling, met de uitoefening van eenig openbaar gezag zijn belast, alles op de straffen, bepaald bij art. 14 van het reglement op den invoer, den

-ocr page 306-

52

verkoop en het bezit van vuurwapenen en buskruid (stsbl.

1828) no. 58.

Art. 48. Hanenvechterijen en andere hazardspelen, geen pachtmiddel uitmakende, zijn verboden.

Het spelen van ronggeng, loajany koeliet, topping en derge-lijken, ter gelegenheid van feesten, huwelijken en godsdienstige plegtigheden, zal op de particuliere landerijen, alleen na bekomen verlof van de plaatselijke autoriteit, mogen plaats vinden, onverminderd de regten der pachters van \'amp; lands middelen, wanneer deze daarin betrokken zijn.

Art. 49. Het leggen van fidei-commissaire verbanden op particuliere landen en gronden, ten behoeve van on-christenen, blijft in het algemeen belang, verboden.

Art. 50. Aan de landeigenaren is verboden, het houden of gebruiken van een zoogenaamd hlolt, sub poene dat hetzelve zal worden vernietigd en de overtreders aan zoodanige verdere poenaliteiten zullen zijn onderworpen, als de aard der zaak mogt vorderen, onder dien verstande evenwel, dat aan de inlandsche hoofden, belast met de policie op de particuliere landerijen, in het belang van de-zelven, door het plaatselijk bestuur, de vergunning tot het houden van een blok zal kunnen worden gegeven, uitsluitend echter ter verzekering van verdachte of aan misdaad schuldige personen, en onder uitdrukkelijke bepaling, dat deze in elk geval, wanneer dit mogelijk is, binnen dè 24 uren na dezelver opvatting, aan den naastbij zijnden bevoegden ambtenaar moeten worden overgeleverd.

Art. 51. De uitoefening der dagelijksche policie op de particuliere landerijen is, onder het onmiddelijk gezag der Europesche en Inlandsche ambtenaren, opgedragen aan de door den landeigenaar gekozene juragans, tjamats, hoofd-mandoors, wijkmeesters of andere inlandsche hoofden, onder welken titel zij mogten bestaan, alle welke personen gehóuden zijn de bevelen hen daaromtrent, door of van wege het plaatselijk bestuur te geven, stiptelijk op te volgen en om hunne rapporten onmiddelijk aan dat bestuur in te dienen.

Art. 52. De landeigenaar is verpligt, om in elke ver-

zal

/

va

do]

len

tot

eer

of

fel

va

me

tie

pol

liO\'

du\\

bo

ste

im

en

ha

pai

pei

tei

zu

me

de\\

da

all

zo;

ev

be

lei

ko

WM

ei£

-ocr page 307-

53

■;ï y

zaraeling van woningen, welke ter beoordeeling des noods van de plaatselijke autoriteit, als eene dessa, kampong of dorp moet worden beschouwd, een inlandsch hoofd te stellen, ter Zijner keuze en om aan elk zoodanig dorpshoofd, tot onderhoud, vrij van opbrengsten, in gebruik te geven, eene zoodanige uitgestrektheid sawas, tipars, ijeyers, gagas of andere rijstvelden, als door een man en een span buffels kan bewerkt worden, dan wel een stuk tuingrond, van zoodanige uitgestrektheid, als gewoonlijk door een man wordt bearbeid. Deze dorpshoofden zullen de func-tien waarnemen, bij het reglement op de aclministraiie der policie en de regtsvordering onder den inlander, aan de dessa\'s hoofden opgedragen.

Art. 33. üp de landerijen, waarvan de bevolking vijf duizend zielen of daarboven bedraagt, zal de landeigenasr bovendien verpligt zijn, een algemeen hoofd in dienst te stellen, onder zoodanigen titel als het plaatselijk gebruikt medebrengt, zooals: hoofd-mandoor, hoofd-juragan, tjarnat, enz., en aan wien ter belooning zal worden toegelegd, behalve de uitgestrektheid gronds, voor de dorpshoofden bepaald, eene maandelijksche bezoldiging van/5 tot/\'30 kopergeld, naar gelang van de uitgestrektheid der landerijen, ter bepaling des noods van het plaatselijk bestuur.

Deze hoofden, aan welke die der dorpen, ondergeschikt zullen zijn, zullen de functien waarnemen bij het reglement op de administratie der policie en de regtsvordering onder den inlander aan de divisie-hoofden opgedragen, behoudens dat, voor zoo veel de residentie Batavia betreft, hun gezag alleen dat van beambten van policie zal zijn en zij zich zorgvuldig zullen onthouden van de regtspraak, bij het evengemeld reglement, aan de divisie-hoofden, toebetrouwd.

Art. 54. Wanneer de landeigenaar nalatig is, om de bepaalde inlandsche hoofden op zijne landerijen aan te stellen, zal daarin door de plaatselijke autoriteit ten zijnen koste worden voorzien.

Wanneer een inlandsch hoofd ongeschikt of onwillig wordt bevonden om voor de policie te zorgen, zal de landeigenaar dezelven door eenen andereu moeten doen ver-

ï

fj»

■ Üi

k

li #

is

if m

11 i

|f ■ IfiB

n:

ijii

lil

I f\'

\'t\' lil

I t-

-ocr page 308-

54

vangen, op schriftelijke uituoodiging van het plaatselijk bestuur.

Art. 55. De kleine stukjes grond, bekend onder den naam van vrij man3 landen (faMd welke van geene

genoegzame uitgestrektheid zijn, om op ieder derzelve een afzonderlijk hoofd aan te stellen, zullen door de plaatselijke autoriteit in zoodanig getal als zal worden doelmatig geaelii, worden vereenigd, onder liet opzigt van een algemeen hoofd, onder de benaming van wjhmeester, die in onmiddelijke ondergeschiktheid aan het plaatselijke bestuur, de functien zal waarnemen bij liet reglement op de administratie der policie en de regtsvordering onder den inlander aan dessa\'s hoofden opgedragen. Deze inlandsche wijkmeesters zullen, ter belooning van hunne diensten, de navolgende heffingen mogen doen, als:

a. Voor het verleenen van een permissie-briefje aan inlanders, om een huwelijk te mogen vieren, 50 cents. h. Voor het uitreiken van een certificaat van goed gedrag aan inlanders, die zich bij de autoriteit aanmelden willen . tot erlanging van eene reispaspoort, 5 § cents.

e. Voor het uitreiken van een bewijs, houdende dat er geene bedenkingen bestaan om aan den houder verlof te geven tot het spelen van ronggeng of andere inlandsche spelen , i5 cents ieder. Art. 58. Onverminderd hunne bevoegdheid tot het ontvangen der van ouds gebruikelijke geschenken bij feestelijke of andere gelegenheden, zal geen der inlandsche hoofden bij de drie voorgaande artikelen bedoeld, noch in geld, noch in producten, iets van de opgezetenen mogen vorderen of genieten, sub poene telkens van eene geldboete of gevangenisstraf, overeenkomstig het bepaalde hieronder bij art. GO, of wel van de straffen op de knevelarij bepaald.

Art. 57. De inlandsche hoofden, op de particuliere landerijen, aan welke in voege voorschreven, het toezigt over de policie is opgedragen, zullen, hoezeer gekozenen voorgedragen wordende door den landeigenaar, door de plaatselijke autoriteit worden voorzien van eene acte van

-ocr page 309-

aanstelling als zoodanig, welke acte, ingeval van ontslag, weder door die autoriteit zal worden ingetrokken.

Art. 58. De opgezetenen der landerijen zijn verpligt, om op de vordering en aanwijzing der beambten van policie, zoodanige wachten en patrouilles te doen, als voor de veiligheid van personen en\' goederen noodzakelijk geoordeeld worden.

Art. 59. Het plaatselijk bestuur zal kennis nemen van alle geschillen tusschen de landeigenaren en hunne opgezetenen omtrent opbrengsten, diensten en wederkeerige regten of verpligtingen. Bijaldien partijen niet in der minne kunnen worden bevredigd, zal het plaatselijk bestuur in. de zaak beslissen of wel partijen naar de bevoegde regtbanken overwijzen, overeenkomstig de bestaande bepalingen, onverminderd altoos de bevoegdheid van de regering, om in geval van oneenigheden, waardoor de rust mogt worden bedreigd, zoodanige maatregelen te nemen , als het algemeen belang zal vorderen.

Art. 60. De plaatselijke autoriteiten zijn bevoegd, om kennis te nemen van en zonder beroep te beslissen in alle gevallen van overtreding, of inbreuk op de bepalingen bij het tegenwoordig reglement vastgesteld, en om, wanneer geene speciale poenaliteiten of straffen zijn voorgeschreven, de navolgende opteleggen, als:

Voor zoo veel europear.en, derzelver afstammelingen en daarmede gelijkstaande personen betreft, eene geldboete, van hoogstens f 50 of eene gevangenis van hoogstens acht dagen.

Voor zoo veel aangaat «Vawf/ew of daarmede gelijkstaande personen:

a. eene geldboete van ten hoogste ƒ 25.

I. eene gevangenis van niet langer dan veertien dagen,

c. rottingslagen, het getal van 25 , niet te boven gaande.

d. ten arbeidstelling aan de publieke werken, voorden tijd van hoogstens drie maanden, buiten den ketting, voor den kost zonder loon.

Art. 61. Het tegenwoordig reglement maakt geene. verandering in de speciale voorwaarden en servituten, onder

-ocr page 310-

56

welke sommige landerijen zijn overgegaan in particulieren eigendom, voor zoo veel dezelve niet strijdig zijn met de algemeene bepalingen, voorkomende in het reglement op het beleid der regering en speciaal in artt. S3, 110 en 111 van hetzelve.

Reglement betreffende de huur en verhuur van gronden voor den

landhonio in de rijken van Soeral-arta en Djokdjokarta.

(Stsbl. 1857 no. 116).

Art. 1. Personen, geene onderdanen zijnde van de vorsten in de rijken van Soerakarta of Djokdjokarta, mogen aldaar huren gronden voor den landbouw, na vooraf verkregene schriftelijke toestemming van den gouverneur- generaal.

De gouverneur-generaal verleent die toestemming niet dan aan europeanen en daarmede gelijkgestelde personen, die aldaar zijn geboren of bevoegdheid hebben bekomen om zich aldaar te vestigen.

Aan vreemde oosterlingen wordt die toestemming niet verleend.

Art. 2. Toestemming tot huur van gronden voor den landbouw in de rijken van Soerakarta of Djokdjokarta wordt alleen verleend voor de teelt van voortbrengselen, geschikt voor het buitenland.

Art. 3. Wie in de rijken van Soerakarta of Djokdjokarta wenscht te huren gronden voor den landbouw, moet daartoe verzoek doen in geschrifte, door tusschen-komst van het hoofd van gewestelijk bestuur, aamp;n den gouverneur-generaal met opgave van;

a. zijne namen;

h. zijne geboorteplaats of de dagteekening en het nummer van de schriftelijke vergunningen, om zich in Nederlandsch-Indië in de rijken van Soerakarta en Djokdjokarta te vestigen.

Art. 4. Na bekomen schriftelijke toestemming moet hij, binnen één jaar, nader verzoek doen in geschrifte.

-ocr page 311-

57

door tusscbenkomst van het hoofd van gewestelijk bestuur, aan den gouverneur-generaal, om toestemming tot het sluiten van schriftelijke overeenkomsten met de betrokkene verhuurders, met opgave van:

а, de praedicaten, titels en namen van de javaansche verhuurders;

б. de namen en uitgestrektheid van de in te huren gronden, aangewezen op eenen staat en verduidelijkt door eene kaart; (1)

c. den huurtijd;

el. den bedongen huurschat;

e. de voortbrengselen, geschikt voor het buitenland, welke hij op die gronden wenscht te teelen.

Art. 5. Na bekomene schriftelijke toestemming moet hij, binnen een jaar, de geslotene schriftelijke overeenkomsten van huur en verhuur, door tusschenkomst van het hoofd van gewestelijk bestuur, aanbieden aan den gouverneur-generaal, ter bekrachtiging.

• Art. 6. De verhuring geschiedt voor niet meer dan twintig achtereenvolgende jaren.

Na verloop van drie vierde gedeelten van den huurtijd, is de huurder echter bevoegd, schriftelijk door tusschenkomst van het hoofd van gewestelijk bestuur, aan den gouverneur-generaal verzoek te doen tot toestemming in verlenging van de huur voor een gelijk tijdvak van hoogstens twintig jaren, met opgave van:

а. de predicaten, titels en namen van de javaansche verhuurders;

б. de namen en uitgestrektheid van gronden, voor welke verlenging van huur verzocht wordt, mitsgaders de dagteekening en het nummer van de schriftelijke bekrachtiging van derzelve huur, alles

1

De kaarten bedoeld bij art. 4 § b, art. C § b en art. 8 § c moeten voldoen aan het bepaalde bij art. G van de instructie voor de landmeters te Batavia, Samarang en Soerabaija (Staatsblad 1837 no. 3) en de blijken dragen van door eenen bevoegden gezworen landmeter te zijn opgenomen en vervaardigd. (Publicatie van 30 Angnstus 1858 Stsbl. no. 97).

-ocr page 312-

58

aangewezen op eenen staat en verduidelijkt door eene kaart;

c. den tijd, gedurende welken verlenging van huur verzocht wordt;

rf. den nieuwlings bedongenen huurschat.

Art. 7. Na bekomen schriftelijke toestemming moet hij, binnen een jaar, de geslotene schriftelijke overeenkomsten van verlenging van huur, door tusschenkomst van liet hoofd van gewestelijk bestuur, aanbieden aan den gouverneur-generaal, iet bekrachtiging.

Art. 8. De huurder mag de gehuurde gronden niet weder verhuren, noch zijne huur aan anderen afstaan, zonder schriftelijke toestemming van den gouverneur-generaal, door tusschenkomst van het hoofd van gewestelijk bestuur, in geschrifte te verzoeken, met opgave of overlegging van:

a. de praedicaten, titels en namen van de javaansche verhuurders;

i. schriftelijke verklaringen van die verhuurders, dat zij aan den huurder toekennen het vermogen, om de gehuurde gronden af te staan in huur aan dengene, die toestemming tot afstand en overdragt aan zich verzoekt;

c. de namen en uitgestrektheid van de gronden, welke men in huur wenscht af te staan; mitsgaders van de dagteekening en het nummer van de schriftelijke bekrachtiging van derzelver huur of huurverlenging; alles aangewezen op eenen staat en verduidelijkt door eene kaart;

ö1. de namen van dengene, die toestemming tot alstand en overdragt van huur van gronden aan zich verzoekt;

e, de geboorteplaats van dengene, die de toestemming tot afstand en overdragt van huur van gronden aan zich verzoekt, of de dagteekening en het nummer van de schriftelijke vergunningen aan dezen verleend, om zich in Ned. Indie in de rijken van Soerakarta of Djokdjokarta te vestigen.

Art. 9. Na bekomen schriftelijke toestemming, moet

-ocr page 313-

59

degene, die de toestemming, tot afstand en overdragt van huur van gronden aan zich verzocht heeft, binnen één jaar, door tusschenkomst van het hoofd van gewestelijk, bestuur, de geslotene schriftelijke overeenkomsten van afstand en overdragt van huur aanbieden aan den gouverneur-generaal, ter bekrachtiging.

Art. 10. De termijnen van één jaar, vermeld in de artt. 4, 5, 7 en 9, worden door den gouverneur-generaal alleen verlengd, wanneer aangetoond is, dat de vertraging in geenen deele, hoegenaamd ook, te wijten is aan hen, die gronden voor den landbouw wenschten te huren, die huur wilden verlengen of verlangden dezelve aan zich afgestaan en overgedragen te zien.

Art. 11. Toestemming tot huur van gronden voor den landbouw, tot verlenging van die huur eu tot afstand en overdragt van dezelve in de rijken van Soerakarta of Djokdjokarta, wordt niet verleend, wanneer:

a. geene voldoende berigten verkregen zijn, omtrent de inborst en het gedrag van den huurder; mitsgaders omtrent de wijze, waarop hij met de javaansche vorsten en groeten of met de inheejnsche bevolking pleegt om te gaan (1);

1

Jlaatscbappijcn van administratie of vennootschappen toestemming willende erlangen tot het Imren van gronden voor den landbouw ia de rijken van Soerakarta en Djokdjokarta, behooren bij bet te doen verzoek bekend te stelles wie de persoon is, die de maatschappij of het vennoot-scbap zal vertegenwoordigen, zoowel bij de voorafgaande onderhandelingen met de vorsten en grooten, als eventueel bij bet beheer van bet gebuurde. Gouv. besl. 1859 no. 5, (Bijblad deel IV, no. 834).

Genoemd Bijblad deelt verder nog mede:

De bepalingen, vervat in het reglement betreffende de huur en verhuur van gronden in de rijken van Soerakarta en Djokdjokarta, staatsblad 1857 no. 11C, berusten op twee beginselen;

I. de meest mogelijke waarborgen vóór de handhaving der rust eu openbare orde;

II. uitsluiting van noodelooze inmenging in particuliere belangen.

Bij het ontwerpen dier bepalingen heeft men blijkaar alleen het meeat gewone geval voor oogen gehad, namelijk dat de huurders, of liever degenen, die als zoodanig wenschen te wordeu toegelaten, zouden zijn pri-

-ocr page 314-

60

h. te weinig gronden voor de teelt van rijst of andere voedingsmiddelen overblijven;

c. de uitgestrektheid in huur verlangde gronden te klein is, om doelmatig te worden gebezigd voor de teelt van voortbrengselen, geschikt voor het buitenland;

d. door splitsing, afstand en overdragt van de huur dei-gronden, de oorspronkelijke huurder te weinig gronden behoudt, of dengene, die afstand en overdragt van huur aan zich verzoekt, te weinig gronden bekomt, om doelmatig te worden gebezigd voor de teelt van voortbrengselen, geschikt voor het buitenland.

Art. 12. Bekrachtiging op geslotene schriftelijke overeenkomsten wordt niet verleend, wanneer die niet voorzien zijn van het zegel van den betrokkenen javaanschen vorst, ten blijke, dat deze met de geslotene overeenkomst genoegen neemt, de hem aankomende zegelregten heeft

vate personen. Zulks blijkt vooral uit de artikelen 3 § Z», 11 § ö, 17 eerste lid. Intusselien zoude men dwalen door hieruit te willen afleiden dat het in de bedoeling gelegen heeft vennootschappen van koophandel of zedelijke ligehamen definitief uittesluiten. Zulks zoude te zeer in strijd zijn met het tweede beginsel en ook uit een staathuishoudkundig oogpunt niet zijn goed te keuren.

Er bestaat derhalve geen afdoend motief, om eene vennootschap, zoo als de maatschappij van administratie en lijfrenten, van de landhuur in de vorstenlanden uit te sluiten, maar wel om dezelfde waarborgen voor de handhaving der openbare orde en rust ten haren aanzien te verlangen, als van particulieren worden gevorderd.

De voorschriften, die daarop betrekking hebben, zijn derhalve ook voor haar van toepassing, en wel voor zooveel de letterlijke opvolging uit deu aard der zaak ondoenlijk is, bij wege van analogische interpretatie.

Aan artikel 11 § «, voor zoo veel zulks met eene naamlooze vennootschap geschieden kan, behoort te worden voldaan. Er behoort zekerheid te bestaan, dat degeen, aan wien vergunning zal worden verleend, om met de vorsten en grooten over het huren van landen te onderhandelen en later, casu quo, gronden in kuur te bezitten, de vereischte geschiktheid hebbe, om zoowel met eerstgemelden als met de inheemsche bevolking om te gaan. Zulks kan slechts worden nagegaan, bijaldien blijkt wie de persoon is die de naamlooze vennootschap ten deze zal vertegenwoordigen, en behoort de vergunning dan ook slechts individueel aan dien persoon, hoewel dan ook in zijne hoedanigheid van representant der maatschappij, verleend te worden.

-ocr page 315-

61

ontvangen (1) en aan den huurder het genot van de huur verzekert.

Art. 13. Deze schriftelijke overeenkoiusten van huur, van verlenging en van overdragt van dezelve, treden in werkring van af den dag, dat die, na bekrachtiging door den gouverneur-generaal, geregistreerd zijn door het hoofd van gewestelijk bestuur, indien geen later tijdstip overeengekomen is.

Art. 14. Deze schriftelijke overeenkomsten van huur, van verlenging en van overdragt van dezelve, kunnen worden opgemaakt, naar verkiezing in den vorm eener authentieke dan wel onderhandsche acte; deze onderhand-sche acten kunnen geschreven worden op ongezegeld papier.

Art. 13. Voorschotten op den huurschat mogen slechts bedongen worden tot een bedrag van den huurschat van uiterlijk één jaar; in te houden bij de termijnen van betaling over den geheelen huurtijd. Van die voorschotten moet in de schriftelijke overeenkomsten van huur of verlenging van dezelve melding worden gemaakt. Grootere voorschotten zijn niet invorderbaar in regten.

Art. 16. Omtrent de betaling van de waarde van den te velde staanden oogst, bij het aanvangen en eindigen van de huur [cle aüep), moeten verhuurder en huurder zich onderling verstaan ; daarvan moet melding worden gemaakt in de schriftelijke overeenkomsten.

Art. 17. De huurder is verpligt, het gehuurde, zoo veel mogelijk, zelf te beheeren; en zich tot dit einde op eenig gedeelte van de gehuurde gronden met der woon te vestigen.

Hij mag het beheer niet aan een ander opdragen, zonder schriftelijke toestemming van den gouverneur-generaal.

Art. 18. Wanneer de regten van den huurder, door zijn overlijden, overgaan op eenen persoon, niet bevoegd, om uit eigen hoofde, in de rijken van Soerakartaof Djok-djokarta gronden voor den landbouw in huur te ontvan-

1

Bij stsbl. 1S59 no. 108 is dit artikel, achter bet woord ontvangen, aangevuld met de woorden: of de kwijting daarvan ten zijnen genoege geregeld is.

-ocr page 316-

62

gen, muel door dezen of van zijnentwege in het beheer worden voorzien, met schriftelijke toestemming van den gouverneur-generaal.

J)ij gebreke hiervan wordt in het beheer, op zijne kosten door den gouverneur-generaal voorzien.

Art. 19. Op schriftelijk verzoek van den huurder, kan het hoofd van gewestelijk bestuur er schriftelijk in toestemmen, dat Europeanen of daannEde gelijkgestelde personen , in het rijk geboren of bevoegd verklaard om zich daarin te vestigen, als opzieners op de gehuurde gronden worden aangesteld, tot wederopzeggens toe.

Tot aanstelling van vreemde oosterlingen tot opzieners op de gehuurde gronden mag geene toestemming verleend worden.

Deze toestemming kan door het hoofd van gewestelijk bestuur ingetrokken worden, doch bij geschrifte en met bepaalde vermelding van de daartoe geleid hebbende redenen.

Art. 20. De huurder, zijne beheerders, opzieners en alle hunne huisgenooten zijn gehouden zorgvuldig te vermijden alles, wat zoude kunnen lijden tot krenking van het gezag van de Javaansche vorsten of van bet Ned.-Indisch gouvernement.

Van alle handelingen, strijdig met de openbare rust en orde moeten zij onverwijld kennis geven aan het betrokken hoofd van het javaansch bestuur en, waar noodig, tevens aan den veriegenwooodiger van het Ned.-Indisch gouvernement, het hoofd van gewestelijk bestuur, zonder zelf iets te verrigten, wanneer dit vermeden kan worden.

Zij zijn verpligt de javaansche vorsten, grooten en hoofden met gepaste eerbewijzen en onderscheiding te bejegenen; en om, daartoe door de vorsten of het hoofd van gewestelijk bestuur uitgenoodigd, deel te nemen aan plegtighe-den en feesten, zoowel in het verblijf der vorsten, als in het verblijf van den vertegenwoordiger van het Ned.-Indisch gouvernement.

Zij mogen zich, zonder aannemelijke in geschrifte voor te dragen redenen , niet onttrekken aan de vervulling van opdragten of betrekkingen, welke eenigermate het gevolg

-ocr page 317-

zijn van hunne vestiging in het rijk, zoo als coinmissien van onderzoek van geschillen omtrent gehuurde gronden, het lidmaatschap in den residentie-raad of in de subcommissie van onderwijs.

Art. 21. Door de huur van gronden voor den landbouw in de rijken van Soerakarta en Djokdjokarta, wordt geene verandering gebragt in de verhouding van die gronden met de daarop gevestigde bevolking en hoofden tot den javaanschen vorst en het Ned.-lndiseh gouvernement.

De javaansche verhuurders, die gehouden zijn, zonder hooger beroep, te eerbiedigen de uitspraken, door of namens den Javaanschen vorst gegeven ten aanzien van de instellingen en gewoonten des rijks omtrent de regten en verpligtingen uit het gebruik van de verhuurde gronden voortvloeijende, kunnen niet meer regten of minder verpligtingen aan de Europescho huurders overdragen.

In het belang van de Europeanen en daarmede gelijk gestelde personen, die gronden voor den landbouw in de rijken van Soerakarta of Djokdjokarta gehuurd hebben, worden echter hunne bezwaren en geschillen ten aanzien van de opvolging van de instellingen en gewoonten des rijks omtrent de regten en verpligtingen, uit het gebruik van de gehuurde gronden voortvloeijende, zonder hooger beroep, beslist in gemeenschappelijk overleg tusschen den betrokken javaanschen vorst of zijnen rijksbestierder met den vertegenwoordiger van het Ned.-Indisch gouvernement, het hoofd van gewestelijk bestuur, na partijen voor zich te hebben doen verschijnen en in hunne belangen te hebben gehoord.

Van deze beslissing wordt, met vermelding van de gronden, waarop zij rust, acte en waar noodig vonnis opgemaakt en onderteekend door den javaanschen vorst of zijnen rijksbestierder en den vertegenwoordiger van het ■Ned.-Indisch gouvernement, het hoofd van gewestelijk bestuur, na partijen voor zich te hebben doen verschijnen en in hunne belangen te hebben gehoord.

Art. 22. De door den gouverneur generaal bekrachtigde en door het hoofd van gewestelijk bestuur geregistreerde

-ocr page 318-

64

schriftelijke overeenkomsten van huur en verhuur van gronden voor den landbouw in de rijken van Soerakarta of Djokdjokarta, kunnen worden ontbonden niet weder-zijdsch goedvinden van huurder en verhuurder, die zich alsdan omtrent de gevolgen van die ontbinding moeten, verstaan; doch die ontbinding wordt niet geacht, buiten die partijen, wettelijke gevolgen te hebben, zoolang de ontbondene schriftelijke overeenkomsten niet aangeboden zijn aan het hoofd van gewestelijk bestuur, om van de registers te worden afgevoerd.

Art, 23. Wanneer de javaansche verhuurder mogt wen-schen, den Europeschen huurder te noodzaken tot nakoming van deszelfs verbindtenis in het bedrijven van feiten, niet in verband staande met de opvolging van de instellingen en gewoonten des rijks omtrent de regten en ver-pligtingen uit het gebruik van gehuurde gronden voort-vloeijende, dan wel mogt verkiezen, te vorderen ontbinding der verbindtenis, met vergoeding van kosten, schade en interessen, kan hij, zonder tusschenkomst van de regering, inroepen de uitspraak van de regters, bij alge-meene verordeningen aangewezen voor den Europeaan of daarmede gelijkgestelden persoon, met wien hij de verbindtenis aangegaan heeft.

Art. 24. Bij het ontbinden of eindigen van de huur en het ontruimen van de gehuurde gronden, mag de huurder afbreken en wegnemen alle door hem daargestelde gebouwen, werken en beplantingen, welke zich op die gronden bevinden; doch hij is verpligt, te vergoeden de schade, door dit afbreken en wegnemen veroorzaakt.

De verhuurder heeft echter het regt van terughouding op die voorwerpen, totdat de huurder het hem verschuldigde volledig voldaan heeft.

Art. 25. De huurder is onbevoegd, bij het on tbinden of eindigen van de huur en het ontruimen van de gehuurde gronden, te vorderen, dat de verhuurder hetale de waarde van de door den huurder daargestelde gebouwen, werken en beplantingen, welke zich op die gronden bevinden.

Slechts de waarde van den te velde staanden oogst (de

-ocr page 319-

65

aliep) kan, bij het ontbinden of eindigen van de huur en het ontruimen van de gehuurde gronden, door den huurder van den verhuurder gevorderd worden, voor het geval, dat de huurder bij den aanvang van de huur, in gelijker voege, de waarde van den te velde staanden oogst betaald heeft.

Art. 2. Voor zooveel noodig te verklaren, dat door het bij art. 1 dezer ordonnantie afgekondigd reglement zijn vervallen alle vroegere nopens de landverhuringen in gemelde rijken vastgestelde bepalingen, met intrekking speciaal van het provisioneel reglement, gearresteerd bij besluit van 4 November 1839 no. 12.

Art. 3. Deze ordonnantie treedt in werking op der. ptcn janUarij 185S.

Bij ordonnantie van den 5 December 1872 stsbl. no. 211, isgoedgevonden en verstaan:

I. Krachtens magtiging des Konings, de bemoeijenissen bij het reglement betreffende de huur en verhuur van gronden voor den landbouw in de rijken van Soerakarta en Djokdjokarta, vastgesteld bij art. 1 der ordonnantie van 21 December 1857, (staatsblad no. 116) aan den Gouverneur-Generaal voorbehouden, optedragen aan den direk-teur van binnenlandsch bestuur, weshalve in stede van de woorden pdenquot; of «de Gouverneur-Generaalquot;, voorkomende in de art. 1, 3—10, 13, 17 en 18 van voornoemd reglement, behoort gelezen te worden : //denquot; of ,/de di-rekteur van binnenlandsch bestuurquot;; terwijl achter de woorden ,/door den Gouverneur-Generaalquot; voorkomende in artikel 22, moet worden gelezen; ,/of door den direkteur van binnenlandsch bestuurquot;.

Bij no. 261 van het Bijblad op het staatsblad zijn ambtelijke voorschriften gegeven tot verzekering van de werking van het reglement betreffende de huur en verhuur van gronden voor den landbouw in de rijken van Soerakarta en Djokdjokarta luidende die voorschriften:

-ocr page 320-

64

schriftelijke overeenkomsten van huur en verhuur van gronden voor den landbouw in de rijken van Soerakarta of Djokdjokarta, kunnen worden ontbonden niet weder-zijdsoh goedvinden van huurder en verhuurder, die zich alsdan omtrent de gevolgen van die ontbinding moeten verstaan: doch die ontbinding wordt niet geacht, buiten die partijen, wettelijke gevolgen te hebben, zoolang de ontbondene schriftelijke overeenkomsten niet aangeboden zijn aan het hoofd van gewestelijk bestuur, om van de registers te worden afgevoerd.

Art, 23. Wanneer de javaansche verhuurder mogt wen-schen, den Europeschen huurder te noodzaken tot nakoming van deszelfs verbindtenis in het bedrijven van feiten, niet in verband staande met de opvolging van de instellingen en gewoonten des rijks omtrent de regten en ver-pligtingen uit het gebruik van gehuurde gronden voort-vloeijende, dan wel mogt verkiezen, te vorderen ontbinding der verbindtenis, met vergoeding van kosten, schade en interessen, kan hij, zonder tusschenkomst van de regering, inroepen de uitspraak van de regters, bij alge-meene verordeningen aangewezen voor den Europeaan of daarmede gclijkgestelden persoon, met wien hij de verbindtenis aangegaan heeft.

Art. 24. Bij het ontbinden of eindigen van de huur en het ontruimen van de gehuurde gronden, mag de huurder afbreken en wegnemen alle door hem daargestelde gebouwen, werken en beplantingen, welke zich op die gronden bevinden; doch hij is verpligt, te vergoeden de schade, door dit afbreken en wegnemen veroorzaakt.

De verhuurder heeft echter het regt van terughouding op die voorwerpen, totdat de huurder het hem verschuldigde volledig voldaan heeft.

Art. 25. De huurder is onbevoegd, bij het ontbinden of eindigen van de huur en het ontruimen van de gehuurde gronden, te vorderen, dat de verhuurder betale de waarde van de door den huurder daargestelde gebouwen, werken en beplantingen, welke zich op die gronden bevinden.

Slechts de waarde van den te velde staanden oogst (de

-ocr page 321-

65

aliep) kan , bij het ontbinden of eindigen van de huur en het ontruimen van de gehuurde gronden, door den huurder van den verhuurder gevorderd worden, voor het geval, dat de huurder bij den aanvang van de huur, in gelijker voege, de waarde van den te velde staanden oogst betaald heeft.

Art. 2. Voor zooveel noodig te verklaren, dat door het bij art. 1 dezer ordonnantie afgekondigd reglement zijn vervallen alle vroegere nopens de landverhuringen in gemelde rijken vastgestelde bepalingen, met intrekking speciaal van het provisioneel reglement, gearresteerd bij besluit van 4 November 1839 no. 12.

Art. 3. Deze ordonnantie treedt in werking op den istcn Januari] 1858.

Bij ordonnantie van den 5 December 1872 stsbl. no. 211, isgoedgevonden en verstaan:

I. Krachtens magtiging des Konings, de bemoeijenissen bij het reglement betreffende de huur en verhuur van gronden voor den landbouw in de rijken van Soerakarta en Djokdjokarta, vastgesteld bij art. 1 der ordonnantie van 31 December 1857, (staatsblad no. 116) aan den Gouverneur-Generaal voorbehouden, optedragen aan den direk-teur van binnenlandsch bestuur, weshalve in stede van de woorden jdenquot; of //de Gouverneur-Generaalquot;, voorkomende in de art. 1, 3—10, 13, 17 en 18 van voornoemd reglement, behoort gelezen te worden: ,/denquot; of «de di-rekteur van binnenlandsch bestuurquot;; terwijl achter de woorden ,/door den Gouverneur-Generaalquot; voorkomende in artikel 22, moet worden gelezen://of door den direkteur vau binnenlandsch bestuurquot;.

Bij no. 261 van het Bijblad op het staatsblad zijn ambtelijke voorschriften gegeven tot verzekering van de werking van het reglement betreffende de huur en verhuur van gronden voor den landbouw in de rijken van Soerakarta en Djokdjokarta luidende die voorschriften:

-ocr page 322-

66

Art. 1. De vertegenwoordigers van het Nederlandsch— Indisch Gouvernement in de rijken van Soerakarta en Djokjokarta, zijn, als hoofden van gewestelijk bestuur, heiast met de handhaving van het reglement omtrent de huur en verhuur van gronden voor den landbouw in de rijken van Soerakarta en Djokdjokarta, afgekondigd bij de ordonnantie van heden.

Zij herigten jaarlijks, na gemeenschappelijk overleg, omtrent deszelfs werking; en verstaan zich onderling omtrent tijdige en volledige voorstellen, strekkende om die werking te verzekeren of te verbeteren.

Art. 2. Het hoofd van gewestelijk bestuur, zoowel in het rijk van Soerakarta als in het rijk van Djokdjokarta, doet berigt aan den Gouverneur-Generaal, met de, naar zijn oordeel, vereischte voorstellen wanneer hij mogt ontwaren, dat iemand, zonder schriftelijke toestemming, gronden voor den landbouw aldaar tracht te huren, of wel schriftelijke overeenkomsten .sluit tot huur van die gronden, verlenging van die huur of overdragt van dezelve.

Art. 8. De verzoeken, om toestemming tot het huren van gronden voor den landbouw, tot het sluiten van schriftelijke overeenkomsten van huur, van verlenging en van overdragt van dezelve, worden door hen aan den Gouverneur-Generaal door gezonden, zoo spoedig als de aard der vereischte onderzoekingen gedoogt.

Art. 4. Zij zijn gehouden, na te gaan de opgaven van hen, die mogten wenschen gronden voor den landbouw te huren, dan wel bereids gehuurde gronden over te nemen, voor zooveel aangaat hunne namen, geboorte plaats en de schriftelijke vergunningen, om zich in Nederlandsch-lndië en de rijken van Soerakarta en Djokdjokarta te vestigen, en om van hunne bevinding te doen blijken.

Art. 5. Zij trachten volledige berigten in te winnen omtrent de inborst en het gedrag van hen, die als huurders van gronden voor den landbouw wenschen op te treden; mitsgaders omtrent de wijze, waarop deze met de Javaansche vorsten en grooten of met de inheemsche bevolking plegen om te gaan en deelen die berigten mede.

-ocr page 323-

(57

Art. 6. Zij beoordeelen de juistheid van de opgaven van de praedicaten, titels en namen van de .Tavaansohe verhuurders; van de namen en uitgestrektheid van de gronden, welke men wenscht te huren, of voor welke verlenging of overdragt van huur verlangd wordt, mitsgaders van de overgelegde staten en kaarten.

Zij doen van dit oordeel blijken en berigten bepaaldelijk of de bedoelde gronden ingesloten liggen tusschen gronden, reeds door anderen gehuurd, dat de uitoefening van de huur zoude belemmerd worden.

Art. 7. Zij vergewissen zicht, of a. de bedongene huurschat kan geacht worden in genoegzame evenredigheid te staan tot de huurwaarde; i. de in huur verlangde uitgestrektheid gronden doelmatig kan gebezigd -worden voor de teelt van voortbrengselen, geschikt voor het buitenland;

c. door dë splitsing en afstand van gehuurde gi\'onden te weinig wordt overgehouden, dan wel te weinig wordt overgedragen, om doelmatig te worden gebezigd voorde teelt van voortbrengselen, geschikt voor het buitenland;

d. de geldelijke middelen vermoedelijk aanwezig zijn, om de uitgestrektheid in huur verlangde gronden te bezigen voor de teelt van voortbrengselen, geschikt voor het buitenland;

e. door de voorgenomen teelt van voortbrengselen, geschikt voor het buitenland, te weinig gronden overblijven voor de teelt van rijst en andere voedingsmiddelen voor de inheemsche bevolking.

Art. 8. Schriftelijke overeenkomsten van huur van gronden voor den landbouw, van verlenging en van overdragt van dezelve, bieden zij den gouverneur-generaal niet ter bekrachtiging aan, dan na zich overtuigd te hebben, dat a,. de Javaansche verhuurders den inhoud van die overeenkomsten hebben begrepen;

h. die schriftelijke overeenkomsten geene bedingen inhouden, strijdig met het reglement omtrent de huur en verhuur van gronden voor den landbouw in de rijken van Soerakarta en Djokdjokarta;

-ocr page 324-

68

c. die schriftelijke overeenkomsten voorzien zijn van het zegel van den betrokkenen Javaanschen vorst.

Art. 9. Bij het dooi zenden van verzoeken, strekkende tot verlenging van de termijnen, vastgesteld voor het indienen van verzoekschriften en het aanbieden van geslotene schriftelijke overeenkomsten ter bekrachtiging, onderzoeken en berigten zij, of de vertraging in geenen deele hoegenaamd ook, te wijten is aan hen, die gronden voor den landbouw wenschtep te hnreu, die huur wilden verlengen, of verlangden dezelve aan zich afgestaan en overgedragen te zien.

Art. 10. De hoofden van gewestelijk bestuur in de rijken van Soerakarta en Djokdjokarta, houden elk aan een register van de door den gouverneur-generaal bekrachtigde overeenkomsten van huur en verhuur van gronden voor den landbouw, van verlenging van die huur en van over-dragt van dezelve.

De door hen ontvangen wordende bekrachtigde overeenkomsten doen zij onverwijld op dit register inschrijven; daarna reiken zij die, voorzien van de aanteekening der registratie, met vermelding van hare dagteekening, aan de belanghebbenden uit.

Van dit register worden onverwijld afgevoerd de overeenkomsten welke mogten zijn ontbonden of geëindigd.

Art. 11. Zij beramen met de betrokkene Javaansche vorsten of hunne rijksbestierders, middelen om tegen te gaan bedingen omtrent:

a. voorschotten op den huurschat tot een bedrag van meer dan één jaar;

b. den afkoop van diensten en leveringen, volgens de instellingen en gewoonten des rijks, rustende op de bevolking en hoofden, die op de gehuurde gronden gevestigd zijn; onder anderen van die, bekend onder de namen van Walan, Baboe Soekoe, Takar-toeroen; opdat niet de lasten der overige bevolking en hoofden door dien afkoop worde verzwaard;

c. de verrekering van den huurschat met schulden van den verhuurder aan derden;

Art. 12. Bij doorzending van verzoeken, strekkende

-ocr page 325-

69

om het beheer van gehuurde gronden aan anderen overte-dragen, lichten zij den gouverneur generaal voor, omtrent:

a. de bevoegdheid van den als beheerder voorgestelden persoon, om zich in Nederlandsch -Indië en de rijken van Soerakarta en Djokdjokarta te vestigen;

h. de inborst en het gedrag van denzei ven, mitsgaders omtrent de wijze, waarop hij mei; Javaansche vorsten en grooten, of met de inheemsche bevolking pleegt omtegaan.

c. de genoegzaamheid van de verleende volmagt.

Art. 13. Bij afwezigheid of ontstentenis van den huurder of beheerder, wenden zij zich tot den gouverneur generaal, met voorstellen tot voorziening.

Art. li. Zij verleenen slechts schriftelijke toestemming om Europeanen of daarmede gelijk gestelde personen als opzieners op de gehuurde gronden aantestellen, na zich overtuigd te hebben, dat

a. deze lieden bevoegd zijn om zich in Nederlandsch-Indië en de rijken van Soerakarta en Djokdjokarta te vestigen;

b. de inborst en het gedrag van deze lieden goed zijn en hen niet ongeschikt maken, om met de Javaansche hoofden en de inheemsche bevolking om te gaan.

Zij trekken deze schriftelijke toestemming echter schrif-telijk ih, zoodra zij mogten ontwaren, dat deze opzieners door inborst of gedrag schadelijk zijn voor het gezag van de Javaansche hoofden en van het Nederlandsch Indisch gouvernement; doch zij zijn gehouden van die intrekking en van de daartoe geleid hebbende redenen, aan de belang hebbenden in geschrifte te doen blijken.

Art. 15. In de beslissingen omtrent bezwaren en geschillen van Europeanen en daarmede gelijk gestelde personen, ten aanzien van de opvolging van de instellingen en gewoonten des rijks omtrent de regten en verpligtingen uLt het gebruik der gehuurde gronden voortvloeijende, kunnen zij zich doen voorlichten door commissien, bestaande uit voorname Javaansche hoofden en minstens twee europeesche huurders ter hunner keuze.

-ocr page 326-

70

Art. 10. Zij zorgen, dat van die beslissingen naauwkeu-rige acten en vonnissen worden opgemaakt, en dat derzei ver minuten behoorlijk worden bewaarden geregistreerd.

Regeling van Agrarische Aangelegenheden.

(Staatsblad 1870 no. 118.)

Gezien de Wet van 9 April 1870 (Staatsblad no. 71), waarbij, met aanvulling van art. 6i van het Reglement op het beleid der Regering van Nederlandsch-Indië is bepaald:

1°. Volgens regels, bij algemeene verordening te stellen, worden gronden afgestaan in erfpacht voor niet langer dan vijf en-zeventig jaren.

2°. De Gouverneur-Generaal zorgt, dat geenerlei afstand van grond inbreuk make op de regten der inlandsche bevolking.

3°. Over gronden, door inlanders voor eigen gebruik ontgonnen, of als gemeene weide of uit eenigen anderen hoofde tot de dorpen behoorende, wordt dooiden Gouverneur-Generaal niet beschikt dan ten al- h: geineenen nutte, op den voet van artikel 77, en ten behoeve van de op hoog gezag ingevoerde kultures volgens de daarop betrekkelijke verordeningen, tegen behoorlijke schadeloosstelling.

4°. Grond, door inlanders in erfelijk individueel gebruik bezeten, wordt, op aanvraag van den regtmatigen bezitter, aan dezen in eigendom afgestaan onder de noodige beperkingen, bij algemeene verordening te stellen en in den eigendomsbrief uit te drukken, ten aanzien van de verpligtingen jegens den lande en de gemeente en van de bevoegdheid tot verkoop aan niet-inlanders.

5°. Verhuur of in gebruik-geving van grond door inlanders aan niet-inlanders geschiedt volgens regels, bij algemeene verordening te bepalen.\'

-ocr page 327-

71

Willende, in verband met die wet, eenige agrarische aangelegenheden van Nederlandsch-Indie nader regelen ;

Op de voordragt van Onzen Minister van Koloniën , van den IS0011 Mei 1870, Lt. Aaz., no. 29«;

Den Raad van State geboord (advies van den 24sten Jnnij 1870 no. 3);

Gezien het nader rapport van Onzen Minister van Koloniën, van den ISquot;1quot;1 Julij 1870, Lt. Aaz., no. 16;

Hebben goedgevonden en verstaan;

EERSTE HOOFDSTUK.

li

quot;for

ff ■ IIIquot;.1

I

gt; if

Ji

Van regten op grond.

Art. 1. Behoudens opvolging van de tweede en derde bepalingen der voormelde quot;Wet, blijft het beginsel gehandhaafd, dat alle grond, waarop niet door anderen regt van eigendom wordt bewezen, domein van den Staat is.

Art. 2. De regten der inlandsche bevolking op grond, volgens hare godsdienstigen wetten, instellingen en gebruiken, worden, voor zoover noodig, bij algeraeene verordening omschreven.

Het ontwerp van zoodanige verordening wordt, een geruimen tijd, in de dorpen bekend gemaakt, en de bevolking uitgenoodigd, om do bezwaren welke bij haar mogten bestaan, aan de daartoe aan te wijzen Europesche ambtenaren mede te deelen.

De hoogste inlandsche ambtenaren worden over het ontwei\'p geraadpleegd.

Zoolang de hier bedoelde omschrijving niet heeft plaats gehad, geschiedt het onderzoek naar de regten der inlandsche bevolking, krachtens de tweede bepaling der voormelde Wet vereischt, op den voet door den Gouver-neur-Generaal vastgesteld of vast te stellen.

Art. 3. De inlanders, die tot verzekering van hun erfelijk individueel gebruiksregt op grond een schriftelijken titel verlangen, worden door den Gouverneur-Generaal, zoodra doenlijk, in de gelegenheid gesteld dien te verkrijgen.

■\'\'ilj\'i lt;rl!

I

-ocr page 328-

72

Art. 4. De algemeens verordening, regelende de vervanging van inlandsch erfelijk individueel bezit, door eigendom krachtens de vierde bepaling der voormelde Wet, wordt door Ons vastgesteld.

De Gouverneur-Generaal zendt daartoe onverwijld een ontwerp en toelichting aan den Minister van Koloniën.

Art. 5. De regels, krachtens de vijfde bepaling der voormelde Wet te stellen op de uitoefening der daarbij erkende bevoegdheid van inlanders om grond aan niet-inlanders te verhuren of in gebruik te geven, worden ten spoedigste bij ordonnantie uitgevaardigd.

Inmiddels verleent de Gouverneur-Generaal tot zulke overeenkomsten in elk geval tijdelijke vergunning onder voorwaarden, in overeenstemming met den Raad van Nederlandsch-Indie vastgesteld.

Art. 6. De Gouverneur-Generaal bepaalt voor elke in-landsche gemeente de tot haar behoorende gronden.

Dit gebied bestaat uit hare rijstvelden; uit de overige gronden, die bij hare leden, met uitsluiting van de leden van andere inlandsche gemeenten, in gedurig gebruik zijn; en uit de gronden, die de Gouverneur-Generaal haar toevoegt met het oog op hare behoefte aan uitbreiding.

Art. 7. Onafhankelijk van de algemeene regeling, bij artikel 2 bedoeld, worden bij ordonnantie regelen gesteld op het regt der inlanders, om gronden buiten het gebied, krachtens artikel 6 bepaald, te ontginnen. De regelen bevorderen het stichten van nieuwe gemeenten.

TWEEDE HOOFDSTUK.

Van afstand van grond.

Art. 8. Met den verkoop van kleine stukken gronds, bedoeld in het tweede lid van artikel 62 van het reglement op het beleid der Regering van Nederlandsch-Indie, wordt volgens de bestaande of nader door den Gouverneur-Generaal te geven voorschriften, met inachtneming van de tweede bepaling der in hoofde dezes vermelde Wet,

-ocr page 329-

73

voortgegaan. Die stukken mogen ieder eene oppei vlakte van tien bouws niet te boven gaan.

Art. 9. De gronden buiten liet bij artikel 6 bedoelde gebied worden van gouvernementswege opgemeten, beschreven en in kaart gebragt.

Van bet in kaart gebragte wordt jaarlijks een gedeelte, daartoe geschikt bevonden, bij perceelen van omstreeks vijf honderd bouws, in erfpacht voor vijf en-zeventig jaren aangeboden. De Gouverneur-Generaal kan in bijzondere gevallen eene andere grootte der perceelen bepalen.

In de erfpacht worden niet begrepen ;

«. gronden, waarop anderen regt hebben, indien zij ongenegen zijn zich van hun regt te ontdoen; 4. gronden, naar de inzettingen der inlanders als gewijde beschouwd;

cquot;. gronden voor openbare markten afgezonderd of voor de openbare dienst bestemd;

lt;1. gouvernements koffijtuinen;

e. djati- en andere houtbosschen, de laatste voor zoover zij onder geregeld beheer zijn gebragt.

/. gronden, gelegen binnen een door den Gouverneur-Generaal voor elk gewest vast te stellen afstand van gouvernements aanplantingen;

V- gronden, gelegen in door Ons aan te wijzen streken, die beschikbaar moeten blijven voor de uitbreiding der op hoog gezag ingevoerde koffijkultuur.

Door de uitsluiting der onder a, i en c genoemde gronden wordt de afstand in erfpacht der omliggende, daartoe ge-schikte, niet belet, mits de erfpachter zich verbinde aan het gebruik der uitgesloten gronden geen hinder toe te brengen.

Art. 10. De aanbieding, in artikel 9 vermeld, ge-schiedt bij oproeping tot openbare mededinging door inschrijving boven een telkens bepaald bedrag.

Eene duidelijke aanwijzing der aangeboden gronden wordt !e gehjk in de naaste dorpen bekend gemaakt, met vrij-lating aan de bestuurders en ingezetenen om, gedurende

-ocr page 330-

74

eeoe maand, hunne belangen ter zake aan het europeesch plaatselijk bestuur voor te dragen.

De inschrijving blijft vier maanden open.

Binnen eene maand daarna heeft toewijzing of weigering door den Gouverneur—Generaal plaats, beide bij een met redenen omkleed besluit.

v Art. 11. Als erfpachters worden toegelaten;

Nederlanders,

ingezetenen van Nederland,

ingezetenen van Nederlandsch-Indië,

vennootschappen van koophandel, gevestigd in Nederland of in Nederlandsch-Indië.

Deze bepaling brengt geene verandering in de verordeningen, krachtens artikel 105 van het reglement op het beleid der regering van Nederlandsch-Indie, regelende de voorwaarden der toelating van Nederlanders en vreemdelingen.

De Gouverneur-Generaal beslist in elk geval, of en welke landsdienaren als erfpachters kunnen worden toege- : laten.

Art. 12. De. in erfpacht aangeboden gronden worden uitsluitend gebezigd voor landbouw en veeteelt en voor de inrichtingen tot bereiding der voortbrengselen.

Papaver-kuituur en zoutmaak zijn verboden.

Voor het aanleggen van waterwerken op de erfpachts-gronden en het gebruik aldaar van bestaande waterstroo- : men of leidingen is bijzondere vergunning van den Gouverneur-Generaal noodig.

De Gouverneur-Generaal weigert deze niet, maar kan daaraan voorschriften verbinden ten algemeenen nutte. [

Art. 13. De in erfpacht afgestane gronden, de daarop geplaatste gebouwen en opstallen, en de voortbrengselen | ; det gronden of der daarop gevestigde inrigtingen van nij- ; verheid, zijn onderworpen aan de bestaande of in ta voeren || algemeene belastingen.

Art. 14. De personen op de in erfpacht afgestane gronden zijn aan de. algemeene belastingen of verpligtingen

-ocr page 331-

onderworpen, voor zoover de ligging der gronden dit gedoogt.

De persoonlijke diensten, waartoe de inlanders aldaar verpligt zijn, worden door den Gouverneur-Generaal bij de aanbieding der gronden omschreven.

Diensten ten behoeve van de op hoog gezag ingevoerde kultures zijn niet verschuldigd.

De erfpachter bekleedt geen gezag, dat aan de overheid behoort, voor zoover het hem niet uitdrukkelijk is opgedragen.

Art. 15. De overige regten en verpligtingen van den erfpachter voor zoover afwijking noodzakelijk is van de verordeningen over het erfpachtsregt in het Burgerlijk Wetboek van Kederlandsch-Indië, worden met opvolging van dit besluit bij ordonnancie omschreven.

Art. 16. Gronden, die volgens artikel 9 in erfpacht kunnen worden afgestaan, doch niet van gouvernements-wege opgemeten, of, reeds opgemeten, nog in de eerste drie jaren niet voor openbare aanbieding bestemd zijn, en gronden, welker openbare aanbieding vruchteloos afliep, kunnen in erfpacht worden afgestaan op aanvraag van personen en vennootschappen, die voldoen aan artikel 11.

Deze afstand geschiedt;

a. nadat de gronden door of voor rekening van de aanvragers behoorlijk zijn opgemeten en in kaart ge. bragt, of, waar dit van gouvernementswege heeft plaats gehad, de kosten daarvan door de aanvragers zijn terugbetaald;

h. nadat voldaan is aan de tweede alinea van artikel 10-

c. tot de aangevraagde uitgestrektheid, mits niet meer dan omstreeks vijf honderd bouws;

d. voor den tijd in de aanvrage genoemd, mits niet langer dan vijf en-zeventig jaren;

e. tegen eene pachtsom boven het minimum bij artikel 1(1 bedoeld;

/\'. overigens op den voet der artikelen li tot 13.

Op de aanvraag wordt door den Gouverneur-Generaal beschikt binnen drie maanden na ontvangst der kaart of.

-ocr page 332-

76

waar de opneming van gouvernementswege heeft plaats gehad, der aanvraag. Bij afwijzing vermeldt het besluit de redenen.

Art. 17. Overeenkomsten tot verhuur van gronden, .krachtens het derde lid van artikel 62 van het reglement op het beleid der Regering van Nederlandsch-Indie aangegaan, worden door den Gouverneur Generaal op aanzoek des huurders vervangen door afstand in erfpacht volgens diS quot;besluit, mits die vervanging voor den lande voordeelig ziji en overigens geene algemeene belangen zich daartegen Verzetten.

Art. 18. Gronden, volgens artikel 9 niet uitgesloten ^ kunnen aan personen, die aan artikel 11 voldoen, op aanvraag in erfpacht worden afgestaan ter inrigting als kleine landgoederen of buitenverblijven, en voor ondernemingen van nijverheid niet onder artikel 13 begrepen noch aldaar verboden , mits betalende eene pachtsom, gelijk aan liet hoogste bedrag der landrente of der belasting, die haar vervangt; met toepassing voorts der artikelen 13 en l-ï, en onder de verdere voorwaarden door den Gouverneur • Generaal vast te stellen.

Elke dezer perceelen mag vijftig bouws niet overschrijden.

DERDE HOOFDSTUK.

Gemengde bepalingen.

Art. 19. Onder inlanders worden in dit besluit niet mede verstaan de met hen gelijkgestelde personen.

Art. 20. Dit besluit is, behoudens het bepaalde bij het tweede lid van artikel 27 van het reglement op het beleid der Regering van Nederlandsch-Indie, alleen van toepassing op Java en Madura.

De onderwerpen in dit besluit behandeld, worden voor elke der. bezittingen buiten Java en Madura achtereenvolgens, voor zooveel noodig, geregeld bij koloniale or-donnanciën, overeenstemmende met de Wet en met de hoofdbeginsels van dit besluit.

-ocr page 333-

77

Agrarische aangelegenheden.

Wijziging van het Koninklijk heslv.it, opgenomen in Indisch staatsblad 1870 No. 118.

(Staatsblad 1872 no. 116.)

De artikelen 3, 4, 9 tot 14, 17 en 18 van Ons voor.; meld besluit worden ingetrokken en vervangen door de volgende bepalingen;

Art. 3. Bij beschikking over gronden krachtens de derde bepaling der voormelde wet, wordt het bedrag dei-schadeloosstelling, bij gebreke van minnelijke schikking, vastgesteld door den regter der plaats, waar het goed gelegen is.

Art. 4. De algemeene verordening, regelende de vervan-

ging van inlandsch erfelijk individueel bezit door eigendom krachtens de vierde bepaling der voormelde. wet, wordt door Ons vastgesteld.

De inlander, aan wien de eigendom van grond is afge-staan, beeft het vrije genot van den grond, en kan daarover vrijelijk beschikken, behoudens de beperkingen, in de vierde en vijfde bepaling der voormelde wet bedoeld en behoudens de onteigening ten algemeenen nutte tegen behoorlijke schadeloosstelling.

Overigens is hij niet aan de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek voor Europeanen en daarmede gelijkge-stelden in Nederlandsch-Indië onderworpen, behoudens de bepalingen van artikel 75 van het reglement op het beleid der regering van Nederlandsch-Indië.

Art. 0. De gronden, buiten bet bij artikel 6 bedoelde gebied, worden van gouvernementswege opgemeten, beschreven en in kaart gebragt.

Van het in kaart gebragte wordt jaarlijks een gedeelte, daartoe geschikt bevonden, bij perceelen van omstreeks vijf honderd bouws, in erfpacht voor vijf-en-zeventigjaren aangeboden. De Gouverneur-Generaal kan in bijzondere gevallen eene andere grootte der perceelen bepalen.

In de erfpacht worden niet begrepen:

-ocr page 334-

a. gronden, waarop anderen regt hebben, indien zij ongenegen zijn zich van bun regt te ontdoen;

l. gronden, naar de inzittingen der inlanders als gewijde beschouwd;

c. gronden, voor openbare markten afgezonderd ot voor de openbare dienst bestemd;

d. gou vern e men ts-koffij tuinen ;

e. djati- en andere houtbosschen, de laatste voor zoover zij onder geregeld beheer zijn gebragt;

/\'. gronden, gelegen in door Ons aan te wijzen streken, die beschikbaar moeten blijven voor de uitbreiding der op hoog gezag ingevoerde koffij-kultuur.

Door de uitsluiting der onder «, i en c genoemde gronden wordt de afstand in erfpacht der omliggende, daartoe geschikte, niet belet mits de erfpachter zicb verbinde aan \'net gebruik der uitgesloten gronden geen hinder toe te brengen,

In de erfpacht is mede niet begrepen de delfstoffen bevattende ondergrond. E\'e erfpachter is verpligt de ontginning van delfstoffen door of op koncessie van het Gouvernement te gedoogen, volgens regelen, bij algemeene verordening te stellen.

Art. 10. De aanbieding, in artikel 9 vermeld, geschiedt bij oproeping tot openbare mededinging door inschrijving voor een pachtsom per bouw, boven een telkens bepaald, vast, jaarlijksch bedrag, ingaande met het zesde jaar na dat, waarin de. toewijzing beeft plaats gehad.

Eene duidelijke aanwijzing der aangeboden gronden wordt tegelijk in de -naaste dorpen bekend gemaakt, met vrijlating aan de bestuurders en ingezetenen om, gedurende eene maand, hunne belangen ter zake aan het Europeesch plaatselijk bestuur voor te dragen.

De inschrijving blijft vier maanden open. Binnen eene maand daarna heeft toewijzing of weigering door den Gouverneur-Generaal plaats, beide bij een met redenen omkleed besluit.

De toewijzing wordt ingetrokken, wanneer niet binnen drie maanden na hare dagteekening de kosten van het opmeten, beschrijven en in kaart brengen der gronden,

-ocr page 335-

79

waarvan het bedrag bij de oproeping tot openbare mededinging wordt opgegeven, in \'s lands kas zijn gestort. Art. 11. Als erfpachters worden toegelaten: Nederlanders;

ingezetenen van Nederland;

ingezetenen van Kederlandseh-Indië;

vennootschappen van koophandel, gevestigd in Nederland of in Nederlandscli-Indië.

Deze bepaling brengt geene verandering in de verordeningen krachtens artikel 105 van liet Reglement op het beleid der Regering van Nederlandsch-Indië, regelende de voorwaarden der toelating van Nederlanders en vreemdelingen.

Behoudens nadere regeling, voor zooveel noodig, gelden, met betrekking tot,de toelating van landsdienaren als erfpachters, de bestaande bepalingen omtrent deelneming van landsdienaren in ondernemingen vaa landbouw en nijverheid.

Art. 13. Op de in erfpacht aangeboden gronden zijn de papaverkuituur en zoutmaak verboden.

Ook kan, binnen een bij ordonnancie vast te stellen afstand van Gouveinements koffij-plantingen, door den Gouverneur-Generaal de teelt van koffij worden verboden op gronden, wier ligging geuleken is aanleiding te geven tot het onttrekken van koffij uit Gouvernements-plantingeu aan de verpligte levering, zonder dat dit is te beletten dooi* maatregelen van overheidswege te nemen of te bedingen. Voor het aanleggen van waterwerken op de erfpaohts-gronden en het gebruik aldaar van bestaande waterstroo-men of leidingen is bijzondere vergunning van den Gouverneur-Generaal noodig.

De Gouverneur-Generaal kan aan de vergunning voorschriften verbinden ten algemeenen nutte.

Art. 13. De in erfpacht afgestane gronden, de daarop geplaatste gebouwen en opstallen en de voortbrengselen der gronden of der daarop gevestigde inrigtingen van nijverheid zijn onderworpen aan de bestaande of in te voeren algemeene belastingen.

Verponding wordt niet geheven gedurende het jaar. waarin de gronden zijn afgestaan en de vijf volgende jaren.

-ocr page 336-

80

Art. 14. I\'e inlanders en met dezen gelijkgestelden, iu iienst van den erfpachter op diens gronden gevestigd, zijn wij van de diensten, bedoeld bij de artikelen 56 en 57 van liet Reglement op het beleid der Regering van Ne-derlandsoh lndië, uitgezonderd het geval, waarin die tot wering van rampen van hooger hand, dan wel lot al-wending van algemeen gevaar, tijdelijk mogten gevorderd worden. Vrijstelling van diensten in het belang der openbare veiligheid heeft niet plaats.

Daarentegen betaalt de erfpachter voor eiken werkbaren man, inlander of vreemden Oosterling, die in zijne dienst op de voorschreven gronden woont, een hoofdgeld van vijf gulden per jaar, afgescheiden van de belasting op het bedrijf, regtstreeks te voldoen door hen, die eenigen handel, eenig bedrijf, eenig handwerk of eenige nering uitoefenen, of van zoodanige andere belastingen, waaraan die bedrijven nader mogten worden onderworpen.

Art. 17. Overeenkomsten tot verhuur_ van gronden, krachtens het derde lid van artikel 62 van het Eeglement op het beleid der Regering van Isederlandsch-Indië aangegaan, worden door den Gouverneur-Generaal op aanzoek des huurders vervangen door afstand in erfpacht volgens dit besluit, mits die vervanging voor den lande voordeelig zij en overigens gecne algemeenc belangen zich daartegen verzetten.

Ten. aanzien van de hier bedoelde gronden heeft geene vrijstelling van pachtsom noch van verponding plaats.

Art. 1 gt;. Gronden, volgens artikel 9 niet uitgesloten, kunnen aan personen, die aan artikel 11 voldoen, op aanvraag in erfpacht worden afgestaan lot inrigting als kleine landgoederen of buitenverblijven, mits betalende eene pachtsom, gelijk aan liet hoogste bedrag der landrente of der belasting die haar vervangt, met toepassing voorts der artikelen 13 en IJ-, en onder de verdere voorwaarden door den Gouverneur-Generaal vast te stellen.

Elk dezer perceelen mag vijftig bouws niet overschrijden.

-ocr page 337-

81

/

Grondbezit. Vervanging ■can inlandsch erfelijk indimdueU grondbezit door eigendom.

(Staatsblad 1S72 no. 117.)

Art. 1, E!k inlander, die den door hem krachtens erfelijk individueel gebruiksregt bezeten grond, overeenkomstig de vierde bepaling der wet van 9 April 1S70 (Indisch staatsblad no. 55) in eigendom wenscht te verkrijgen, moet zich, tot uitwijzing van zijn gebruiksregt, met een verzoekschrift wenden tot den president van den landraad, binnen welks gebied de grond gelegen is, onder overlegging van een meetbrief, en, voor zoover het gronden betreft waarvan geen landrente of gelijksoortige belasting verschuldigd is, ook van een taxatie-brief.

Art. 2. Dit verzoekschrift moet door den verzoeker, of door zijnen van eene bijzondere schriftelijke lastgeving voorzienen gemagtigde, worden onderteekend, en inhouden;

1°. zijn naam, én dien; welken hij als kind gedragen

heeft, zijn woonplaats en beroep;

2°. de verklaring, dat hij regtmatig bezitter is van grond, krachtens erfelijk individueel gebruiksregt;

3°. de aanduiding van den aard, de ligging en de uitgestrektheid van dien grond, en van zijne benaming, zoo de grond plaatselijk onder een naam bekend is;

4°. eene opgave van de wijze en van liet tijdstip, waarop de grond in zijn bezit is gekomen;

5°. de verklaring, dat hij den grond in eigendom wenscht te verkrijgen;

6°. het verzoek tot uitwijzing van zijn gebruiksregt op den grond.

Art. 3. anneer de verzoeker of zijn gemagtigde niet kan schrijven, noch zijn naam teekenen, kan hij zijn verzoek, onder niededeeling der in het vorig artikel vereischte opgaven en onder overlegging van het bij artikel 1 gevorderde, mondeling voordragen, of doen voordragen, aan den president van den landraad, die daarvan aanteekening zal houden of doen houden.

-ocr page 338-

Art. 4. De griffier van der. landraad schrijft het schriftelijk verzoek, of de overeenkomstig het voorgaand artikel gehouden aanteekening, in een daartoe bestemd register, ingerigt volgens model, vastgesteld door het hoofd vau het. betrokken departement van algemeen bestuur.

Art. 5. De president van den landraad stelt op het ingediend verzoekschrift, of op de van het mondeling verzoek gehouden aanteekening, onmiddelijk een bevelschrift, waarbij wordt gelast dat hot verzoek in de dessa, binnen wier gebied de grond gelegen is, zal worden aangekondigd, door middel van aanplakking en mondelinge bekendmaking in de landstaal, tweemaal, met een tijdsverloop van zes maanden tussohen beide aankondigingen.

Art. 6. De aankondigingen moeten behelzen:

1°. den naam van den verzoeker, en dien, welken hij als kind gedragen heeft, zijn woonplaats en beroep;

2°. den hoofdzakelijken inhoud van zijn verzoek;

3°. de aanduiding van den aard, de ligging en de uitgestrektheid ran den grond, welks grenzen door merkteekenen duidelijk moeten zijn aangewezen en van zijne benaming, zoo de grond plaatselijk onder een naam bekend is;

4°. de verklaring van den verzoeker dat hij regtmatig bezitter is van den grond, krachtens erfelijk individueel gebruiksregt;

5°. de opgave van de wijze en van het tijdstip, waarop de grond in zijn bezit is gekomen;

6°. dat iedereen bevoegd is om, binnen negen maanden na de eerste — drie maanden na de tweede —aankondiging zich tegen de toewijzing van het gedaan verzoek te verzetten.

Het aan te plakken stuk moet bovendien den dag der aankondiging vermelden en door den ambtenaar, die de aankondiging doet, worden onderteekend.

Art. 7. Van het verzoek en het daarop gesteld bevelschrift wordt door den griffier van den landraad, binnen veertien dagen nadat het bij den president is ingekomen, een authentiek afschrift gezonden aan het hoofd van plaat-

-ocr page 339-

83

selijk bestuur, dat oiimiddelijk een ambtenaar aanwijst om het verzoek in de dessa bekend te maken en voor de aanplakking zorg te dragen.

Deze aanplakking en bekendmaking geschieden binnen eenc maand na de aanwijzing op zoodanige wijze, dat daarduor aan het verzoek plaatselijk de meest mogelijke openbaarheid worde gegeven.

Art. 8. De ambtenaar, met de aankondiging belast, dient ten spoedigste van zijne handeling een schriftelijk relaas in aan het hoofd van plaatselijk bestuur, dat het omniddelijk aan den president van den landraad toezendt.

De griffier lioudt hiervan aanteekening in het register, bedoeld bij artikel 4.

Art. 9. Op het verzoekschrift kan geen uitspraak worden gedaan, dan na verloop van drie maanden nadat de tweede aankondiging is geschied.

Tot aan het einde van dien termijn is iedereen bevoegd om zich tegen de toewijzing van het gedaan verzoek te verzetten.

Art. 10. Het verzet wordt, onder opgave der gronden, waarop het steunt, gedaan door middel eener schriftelijke of mondelinge verklaring, hetzij bij den met de aankondiging belasten ambtenaar, tijdens diens aanwezen in de dessa, hetzij bij den griffier van den landraad.

De ambtenaar maakt van het verzet een proces-verbaal op, hetwelk hij ten spoedigste zendt aan den griffier van den landraad.

De griffier houdt van dit verbaal, alsmede van het ter griffie gedaan verzet, aanteekening in het register bedoeld bij artikel 4.

Art. 11. Indien er verzet is aangeteekend, bepaalt de president den dag, waarop de zaak voor den landraad zal dienen, en doet dien aan partijen aanzeggen, met last om zich te doen vergezellen van de getuigen, die zij wensehen te doen hooren, en de schriftelijke bewijsstukken mede te brengen, waarvan zij zich mogten willen bedienen.

Alsdan wordt verder geprocedeerd op de wijze, voorgeschreven bij het reglement op de uitoefening der policie.

-ocr page 340-

84

de burgerlijke regtsplegiiig en de strafvordering onder de inlanders en daarmede gelijkgestelde personen op Jar a en

Madura.

De landraad is bevoegd om, wanneer er meer dan eeu verzet is gedaan, de verschillende oppositiën bij elkander te voegen en als ééne zaak te beliandelen.

Indien het verzet is gegrond verklaard, en het vonnis, waarbij dit is geschied, kracht van gewijsde zaak heeft bekomen, wordt het verzoek tot uitwijzing van het ge-bruiksregt afgewezen, al is ook alsdan de termijn, bij artikel 9 bedoeld, nog niet verstreken.

Art. 12. Wanneer de termijn, bij artikel 9 bedoeld, is verstreken, en geen verzet is gedaan, of dit ongegrond verklaard is en liet vonnis, waarbij dit geschiedde, kracht van gewijsde zaak heeft bekomen, brengt de president liet verzoek in de eerstvolgende vergadering van den landraad, die, wanneer alle stukken in orde bevonden worden, iet dadelijk bij eeu in het openbaar uit te spreken vonnis toewijst.

Art. 13. Het vonnis, waarbij liet verzoek om uitwijzing van het erfelijk individueel gebruiksregt, ingevolge de beide voorgaande artikelen is af- of toegewezen, is aan geenerhande voorziening onderhevig.

Art. 14. De griflier van den landraad zendt, binnen veertien dagen na het uitspreken van het vonnis van toewijzing, een authentiek afschrift daarvan aan het hoofd van plaatselijk bestuur, dat alsdan het noodige verrigt om, namens den Gouverneur-Generaal aan den verzoeker den eigendom afgestaan.

Art. 15. Het hoofd van plaatselijk bestuur zendt daartoe de stukken aan den ambtenaar, in de door hem bestuurde afdeeling, belast met de inschrijving, ten einde dezen in de gelegenheid te stellen de eigendomsakte op te maken, en doet den verzoeker plaats, dag en uur aanzeggen, waarop de eigendom zal worden afgestaan, met uitnoo-diging om daarbij, hetzij in persoon, hetzij bij gemagtigde, tegenwoordig te zijn.

Bij de bepaling van den dag, let hij op den afstand

-ocr page 341-

tusscben de woonplaats van den verzoeker en de plaats, waar de eigendom zal afgestaan worden.

Art. Ifi Op den bepaalden dag verklaart het hoofd van plaatselijk bestuur, ter plaatse door hem aangewezen en ten overstaan van den met de inschrijving belasten ambtenaar, zoodra het bepaalde uur is verschenen, hetzij in, hetzij buiten de tegenwoordigheid van den verzoeker of diens gemagtigde, dat aan den aanvrager, onder de in de artikelen 18 en 19 vermelde voorwaarden, namens den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië wordt afgestaan de eigendom van den grond, in het vonnis bedoeld.

De hiervan opgemaakte akte wordt ingeschreven in een afzonderlijk register, en de grosse, vergezeld van eene vertaling in de landstaal, aan den verzoeker of\' zijn gemagtigde uitgereikt, dan wel, in geval geen van beiden tegenwoordig is, aan den verzoeker, ten zijnen koste, toegezonden.

Art. 17. De wijze van in- en overschrijving wordt door den Gouverneur-Generaal bij ordonnancie geregeld.

Art. 18. De inlander, die ingevolge dit besluit eigenaar is geworden van grond, vroeger krachtens erfelijk individueel gebxuiksregt bezeten, blijft, behalve aan de algemeene lasten en belastingen, uit speciale verordeningen voortvloeijende, als de onteigening ten algemeenen nutte, de betaling van landrente, enz. en behoudens de bepaling van artikel 21, uit hoofde van zijn reg.t op den grond onderworpen aan de heeren- en kultuurdienstplig-tigheid, voor zoover die rusten op den grond, en aan de verpligtingen jegens de gemeente, voor zoover die hier of daar, volgens gemeentelijke regelingen, aan het grondbezit mogten verbonden zijn; terwijl do regering het regt behoudt om, ten behoeve der op hoog gezag ingevoerde kultures, volgens de daarop betrekkelijke verordeningen, tegen behoorlijke schadeloosstelling over den grond te beschikken, of wel om zich de vruchten der koflijplantsoe-nen, tegen een door haar te bepalen prijs, te doen leveren.

Art. 19. De ingevolge dit besluit in eigendom verkregen grond mag voor \'s hands, op straffe van nietigheid

-ocr page 342-

dei\' handeling, niet worden vervreemd aan niet-inlanders. Geen ander zakelijk regt mag daarop worden verleend dan dat van hypotheek.

Onteigening daarvan ten algemeenen nutte kan nogtans plaats vinden.

De Gouverneur-Generaal is bevoegd op het bepaalde bij de 1ste alinea uitzonderingen toe te staan voor stukken grond, bestemd en gevorderd voor inrigtingen van nijverheid of landbouw van geene grootere uitgestrektheid dan tien bouws, voor uitbreiding van bestaande zamenwonin-gen van Europeanen ol\' vreemde Oosterlingen, of voor andere gewigtige doeleinden.

Art. 20 Het bij de artikelen 18 en 19 voorgeschrevene wordt als uitdrukkelijke voorwaarde van den afstand in de eigendomsakte opgenomen.

Art. 21. De gronden, die krachtens dit besluit in eigendom verkregen worden, zijn, voor zoover daarvan geen landrente of gelijksoortige belasting verschuldigd is onderworpen aan de belasting der verponding.

Art. 22. Alle schrifturen en akten, in dit besluit genoemd, zijn vrij van zegel.

De procedure bij den landraad geschiedt kosteloos.

Art. 23. Onder inlanders worden in dit besluit niet begrepen de inet hen gelijkgestelde personen.

Art. 24. Dit besluit is, behoudens het bepaalde bij het tweede lid van artikel 27 van het reglement op het beleid der regering van Nederlandsch-Indië alleen van toepassing op Jam en Madura.

Agrarische Aangelegenheden Hegteu en verpligtingen vun den erfpachter.

(Staatsblad 1872 no. 237a).

Art. 1. De regten en verpligtingen van den erfpachter van domeingrond, voor zoover die niet geregeld zijn bij de koninklijke besluiten van 20 Julij 1870 no. 15 en 16 April 1S72 no. 28. (Indische staatsbladen ran die jaren

-ocr page 343-

87

uos. 118 en 11(5), worden belieerscht door den Ss\'equot; titel van het S116 boeic van liet burgerlijk wetboek van Nederlandscli-Indië, behoudens de bepalingen in de volgende artikelen.

Art. 2. De erfpachter mag ten eigen gebruike af- of uitgravingen doen van steen, klei of andere soortgelijke tot het erf behoorende grondspecien, welke niet bet voorwerp zijn van eigenlijk gezegde mijn-ontginning.

Art. 3. De erfpachter, heeft de vrije beschikking over alle boomen en beplantingen, hetzij die al of niet. door hem zeiven zijn aangelegd, tenzij uitdrukkelijk anders is overeengekomen.

Art. 4. De erfpachter moet het aanleggen van nieuwe waterleidingen dulden, behoudens regt op schadeloosstelling.

Art. 5. Van iederen overgang van liet erfpachtsregt, alsmede van de opdragt van het beheer der onderneming aan een gemagtigde moet, op verbeurte van eene geldboete van ƒ 25,— {vijf-en-twintig gulden) tot f 100,— [een honderd gulden), binnen eene maand kennisgave geschieden aan het bestuur.

Agrarische aangelegenheden. Voorschriften omtrent de vrijze van uitvoering der bepnlingeu op de uitgifte van gronden in erfpacht.

(Staatsblad 1872 no. 2;37b.)

A. Bij aanbieding van gronden in erfpacht.

§ 1. De hoofden van gewestelijk bestuur op Java en Madura (de residentiën Batavia, Soerakarta en Djokdjo-karta uitgezonderd) benoemen voor ieder der afdeelingen, waarin onontgonnen gronden voorkomen, eene of meer kommissiën, elk bestaande uit een europeesch en een in-landsch ambtenaar, aan welken wordt opgedragen te onderzoeken en te konstateren welke gronden tot uitgifte in erfpacht geschikt zijn.

§ 2. De in de vorige § genoemde kommissie vervaardigt eene schetskaart der aanwezige u:esclükte gronden, ze

-ocr page 344-

88

verdeelende in zooveel mogelijk één geheel uitmakende perceelen van ongeveer vijf honderd bouws, en onderzoekt: 1°. of de grond niet valt in de termen van la a—e van artikel 9 van het Koninklijk besluit van 10 April 1S72 .staatsblad no. 116);

2°. of de grond — in afwachting der aanwijzing van de streken, bedoeld bij la ƒ van voernoemd artikel, als wanneer nadere voorschriften hieromtrent zullen worden uitgevaardigd — niet behoort beschikbaar te blijven voor de uitbreiding der gouvernemeuts-koffij-kultuur;

3°. boven welke mimmum-pachtsoin tusschen 1 en 5 gulden per houw \'sjaars de grond kan worden afgestaan; zullende bij de bepaling van dat minimum acht moeten worden gegeven op den aard der gronden , hunne min of meer gunstige ligging eu verder op alles wat invloed heeft op de waarde der gronden; 4°. voor het geval anderen op een gedeelte van den grond regt hebben, doch genegen zijn zich van hun regt te ontdoen, met welke afkoopsom door hen genoegen wordt genomen.

De uitslag van het onderzoek wordt gekonstateerd bij een proces-verbaal, dat omstandig de redenen vermeldt, waarop het gevoelen der kommissie rust.

§ 3. De hoofden van gewestelijk bestuur doen, in verband met den uitslag van het onderzoek, onder overlegging van de schetskaart en van het proces-verbaal, bedoeld in de vorige §, geleidelijk voorstellen betreffende de opmeting van \'s landswege van de aangegeven perceelen.

§ 4. Zoodra de perceelen op last der regering, naa-aanleiding van de in § 3 bedoelde voorstellen, door een gouvernements gezworen landmeter zijn opgemeten, beschreven en in kaart gebragt, en tot de aanbieding door de regering besloten is, geschiedt daarvan eene openbare aankondiging op de wijze, bij § 6 aangegeven.

§ 5. Tegelijkertijd geschiedt eene bekendmaking, houdende duidelijke aanwijzing van de aangeboden gronden, in de naaste dorpen door eene kommissie, benoemd en

-ocr page 345-

89

zamengestelcl oveveenkomstig liet bepaalde bij § 1, en wordt door deze den bestuurders en ingezetenen medegedeeld, dat het hun vrijstaat om gedurende eene maand hunne belangen ter zake aan het europeesch plaatselijk bestuur voor te dragen.

Van een en ander wordt proces-verbaal gedresseerd, over te leggen bij het door de residenten, na ommekomst van genoemden termijn, in te zenden berigt, vergezeld van hunne konsideratiën en advies voor het geval bezwaren zijn ingebragt.

§ G. De direkteur van biunenlandsch bestuur doet de navolgende aankondiging in de Javasche Courant:

,/Daartoe gemagtigd, maakt de direkteur van binnen-,/laiidseii bestuur bekend, dat de regering het voorne-,;nien heeft, om eene uitgestrektheid van . . . bouws

//onontgonnen grond, gelegen in het distrikt.....

// • • • ■ ■ , regentschap........ resi-

//dentie.........bekend onder der. naam

«van.......voor een tijdvak van 75 jaar in

,/erfpacht af te staan, overeenkomstig de bepalingen, voor-z/komende in de koninklijke besluiten van 20 Julij 1870 r/(staatsblad no. 118) en 16 April 1872 (staatsblad no. 116) ,/en in de ordonnancie van 37 December 1S72 (staatsblad //iio. 237c), en voorts onder de volgende bijzondere voor-//waarden t

(/Voor do uitgifte in erfpacht dezer gronden komt in //aanmerking bij, die bij de openbare inschrijving de hoog-//Ste som biedt, boven liet vastgestelde ininimuni van /\' //per bouw Jsjaars.

//Aan belanghebbenden wordt, gerekend van heden tot

//.......(1 maanden na dato), dagelijks, met

//uitzondering van zon- en feestdagen, ten kantore van //den direkteur van binnenlandsch bestuur de gelegenheid //gegeven tot kennisneming van den meetbrief en de kaart /,der gronden, benevens van de door den gouvernements //landmeter overgelegde rekening voor het opmeten enz. //der gronden, waarvan liet bedrag is ƒ

//Gegadigden worden uitgenoodigd hunne biljetten van

-ocr page 346-

90

„inschrijving in te zenden aan den direkteur van binnen-

,/landscli bestuur uiterijk vóór of op den......

n , des voormiddags te . . uur.

,,De biljetten moeten zijn geschreven in de Nederlaudsche „of Maleisohe taal, gesloten en van een opschrift op den „omslag voorzien, waaruit blijkt het doel, waarvoor zij „bestemd zijn, en moeten bevatten den naam, den voor-„naam, het beroep en de woonplaats van den inschrijver, „zijne handteekening, de omschrijving van de gronden, „waarvoor wordt ingeschreven, de erfpachtsom per bouw „en per jaar, welke door hem wordt geboden, benevens „dagteekening en keuze van woonplaats.

„De inschrijvingsbiljet,ten worden in het openbaar ge-„opend ten kantore van den direkteur van binnenlandsch „bestuur des voormiddags van evengenoemde dagteekening, „te uur, waarvan proces-verliaal wordt opgemaakt.\'quot;

§ 7. Van den inhoud dezer aankondiging wordt den belanghebbenden mede kennis gegeven, door plaatsing in verkorten vorm in minstens 2 partikuliere bladen en voorts door middel van aanplakbiljetten in de Nederlaudsche- en landstaal op de meest geschikte plaatsen.

§ 8. Het proces-verbaal van opening der biljetten wordt, vergezeld van de noodige voorstellen, door den directeur van binnenlandsch bestuur ten spoedigste aan de regering aangeboden.

§ 9. Tenzij tengevolge van de bij § 5 bedoelde bekendmaking overwegende bezwaren tegen de uitgifte gerezen zijn,\' worden de gronden door den Gouverneur-Generaal toegewezen aan hem, die boven het bepaalde minimum het voordeeligst bod heeft \'gedaan en die overigens aan de cestelde vereischten voldoet.

Wanneer meer dan een persoon dezelfde hoogste pacbt-som hééft geboden, wordt hij, die daartoe bij de opening der biljetten door het lot is aangewezen, geacht het voordeeligst bod te hebben gedaan.

§ 10. Indien geene inschrijving boven het gestelde minimum is sedaan, beslist de Gouverneur Generaal of

-ocr page 347-

91

er al daniiiet eene nieuwe openbare nsclu-ijving zal plaats hebben.

Bijaldien de openbare inschrijving om eenige reden niet geldig is, heeft eene nieuwe plaats.

B. Bij aanvraag van gronden in erfpacht.

§ ]. Hij, die gronden in erfpacht wenscht aan te vra. gen, wendt zich tot, het hoofd van bestuur van het gewest, waarin de gronden gelegen zijn, dat hem in tegenwoordigheid van eene kommissie, benoemd en zamengesteld als bij lift. /i § 1 is bepaald, op het terrein duidelijk doet aanwijzen de gronden, die hij begeert, waarvan, voor zoover ze niet reeds van landswege zijn opgemeten, eene schetskaart wordt vervaardigd.

Alsdan wordt, indien zulks niet reeds overeenkomstig de bepalingen, onder A voorkomende, is geschied, een onderzoek ingesteld overeenkomstig litt. ^ § 2 en wordt vervolgens eene bekendmaking gedaan in de naaste dorpen, overeenkomstig litt. A § 5.

§ \'lt;J. Het hoofd van gewestelijk bestuur dient, in verband met den uitslag van dat onderzoek en van die be-kendmaking, aan den direkteur van binnenlandscli bestuur bepaalde voorstellen in omtrent de al of niet uitgifte van het aangevraagd perceel.

Zijn er bij de uitgifte bijzondere voorwaarden te stellen, zoo worden die tevens voorgebragt.

§ 3. Indien bij de regering tegen de uitgifte geene bezwaren bestaan, wordt den belanghebbende namens haar door het hoofd van gewestelijk bestuur te kennen gegeven, dat hij zich tot do regering kan wenden; met het verzoek om afstand van de door hem bedoelde gronden, onder overlegging van een\' meetbrief of, voor zoover de gronden reeds van landswege zijn opgemeten, van een bewijs, dat de kosten der opmeting door hem in \'s lands kas zijn gestort.

-ocr page 348-

92

C. Bij aanvraag van gronden in erfpacht ter inrigtxng voor Heine landgoederen en luitenverUjven.

Bij aanvraag van gronden, in deze afdeeling bedoeld, worden de regelen gevolgd, vermeld bij la. B, onder bepaling echter, dat bij liet onderzoek, bedoeld bij la. A § 2, insteje van een minimumpachtschat, aangegeven wordt het hoogste bedrag der landrente of der belasting, die deze vervangt, welk bedrag als pachtsom in aanmerking komt.

D. Bij aanvraag om vervanging van overeenkomsten van verhuur, overeenkomstig staatsblad 1856 710. 64 door afstand in erfpacht.

De huurder van woeste gronden, die de huur wenscht te zien vervangen door erfpacht, wendt zich daartoe tot de regering, door tussehenkomst van het hoofd van bestuur van het gewest, waarin de gronden gelegen zijn.

Het hoofd van gewestelijk bestuur benoemt eene kommissie, op de wijze als bepaald is bij de ordonnancie van 21 Mei 1S70 (staatsbad no. 52), die het cijfer van den aanslag in de verponding voorloopig vaststelt, om te geraken tot oplossing der vraag: of de vervanging al dan niet voordeelig zal zijn voor den lande.

Na afloop van een en ander, zendt het hoofd van gewestelijk bestuur het verzoekschrift en de betrekkelijke bescheiden, onder bekendstelling van zijn gevoelen, aan de regering door tussehenkomst van den direkteur van binnenlandsch bestuur.

Grondverhuur.

Begelen, volgens welke verhuur van grond door inlanders aan niet-inlanders geschieden kan.

(Stsbl. 1S71 no. 163).

Art. 1. Gronden door inlanders, hetzij krachtens de vierde bepaling der wet van 9 April 1 870 (Indisch staats-

-ocr page 349-

93

blad no. 55) in eigendom verkregen, hetzij in erfelijk individueel gebruik of tijdelijk als deelgenoten in de gemeente-gronden bezeten, kunnen aan niet-inlauders worden verhuurd volgens de bij deze verordening gestelde regels

Behoudens de uitzonderingen, bij deze ordonnancie ge. s\'teld, worden die overeenkomsten beheerscht door de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek.

Art. i. Als huurders worden alleen toegelaten personen of vereenigingen, in Kederland of in Nederlandsch-Indië gevestigd.

Zij kiezen met betrekking tot de overeenkomst in het algemeen woonplaats in de afdeelhig, waarin de grond gelegen is, tenzij zij zelf in die afdeeling gevestigd zijn.

Art. 3. De verhuur van grond, krachtens de vierde bepaling der wet van 9 April 1870 (Indisch staatsblad no. 55) in eigendom verkregen, geschiedt voor niet langer dan twintig achtereenvolgende jaren.

Art. -i. Grond, in erfelijk individueel gebruik bezeten, wordt voor geen langer termijn dan voor vijf achiereen-volgende jaren verhuurd.

Art. 5. De deelgenoot in den gemeente-grond mag het hem toegewezen aandeel in dien grond verhuren voor het tijdvak van zijn genot, doch in geen geval langer dan vijf achtereenvolgende jaren. *

Art. 6. Het beding van wederinhuur, na verloop der in de drie voorgaande artikelen gestelde termijnen, is verboden.

Art. 7. Üe overeenkomsten van huur en verhuur moeten schriftelijk, op gezegeld papier, in duplo, in de Nederlandsche, Maleische of landstaal opgemaakt en door beide partijen onderteekend worden.

De handteekemng van den verhuurder moet door twee leden van het dessa-bestuur worden gelegaliseerd.

Art. H. De overeenkomsten moeten op straffe van nietigheid worden geregisteerd.

De registratie geschiedt door het hoofd van plaatselijk bestuur, binnen wiens ressort de verhuurde grond gelegen

-ocr page 350-

91

is, die daarvan aanteekeniug houdt op ieder exemplaar van de akte.

De huurder is verpligt de akte der overeenkomst, in duplo, binnen één maand nadat ze is aangegaan aan dien ambtenaar aan te bieden.

Bij gebreke daarvan is de overeenkomst van regtswege vervallen.

Art. 9. De registratie wordt alleen geweigerd, indien de overeenkomst bepalingen bevat, strijdig met de wet, of indien ze met is opgemaakt in den vorm, bij art, 7 voorgeschreven.

Ingeval de registratie geweigerd wordt, kan van de beschikking van het hóol\'d van plaatselijk bestuur in beroep worden gekomen bij den direkteur van binnen-landsch bestuur.

Art. 10. De bepaling der drie voorgaande artikelen is niet verpligtend voor de verhuring van woonerven, wier grootte een kwart bouw niet te boven gaat.

Art. 11. De huurder draagt, tenzij uitdrukkelijk het tegendeel is bedongen, alle zoowel voorziene als onvoorziene toevallen.

Art. 12. De verpligting tot het betalen der belastingen en tot het doen van diensten, ter zake van den grond verschuldigd, blijft rusten\'op den verhuurder.

Art. 13. De verhuur van grond, bij de Gouvernements kultures ingedeeld, is verboden op straffe van nietigheid.

Art. 14. Onder inlanders worden in deze ordonnancie niet verstaan de met hen gelijkgestelde personen.

Art. 15. Deze ordonnancie is alleen, behoudens het bepaalde bij het tweede lid van art. 27 van het reglement op het beleid der Regering van Nederlandsch-Indië, van toepassing op Java en Madura.

Van deze toepassing zijn echter uitgesloten de in erfelijk individueel gebruik bezeten gronden, die behooren tot in partikulier eigendom afgestane landerijen.

-ocr page 351-

95

Publilcatie van den Hsteu Januarij 1623, \'waarhij wordt gearresteerd eene ordonnancie, volgens welke, op de eilanden -Java en Madura, zal worden geheven het middel der verponding.

(Stsbl. 1523 no. 5.)

1°. Dat bij onze publikalie van den 3den Julij 1S19, bereids eenige voorloopige bepalingen zijn vastgesteld, waarbij de grondslag is gelegd tot de heffing van eene belasting op de vaste en onroerende goederen np de eilanden Java en Madura.

2°. Dat de moeijelijkheden welke de regeling dezer ge-vvigtige zaak heeft ondervonden, niet toegelaten hebben, om dezelve eerder tot stand te brengen, en ons mitsdien hebben doen besluiten, om bij onze publika-tiën van den Glt;ll:n Julij 1S20, den 6llen Julij 182], en den 19lt;len Julij 1S22, de belasting van het 1/2 percent, op den voet, waarop dezelve tot dus verre had bestaan , telkens voor die jaren te verlengen.

3°. Dat dit werk echter thans genoegzaam tot rijpheid is gekomen, om de tot dus verre bestaan hebbenden verordeningen, door eene meer regelmagtige, zekere en algemeene wet te doen vervangen.

ZOO IS HET, dat wij met inhresie van onze publikatie van den 3\'len Julij IS 19, voor zoover, de daarbij voorkomende bepalingen niet bij deze worden gealtereerd of gewijzigd, hebben goedgevonden en verstaan, te arresteren, gelijk gearresteerd wordt bij deze, de volgende

Ordonnancie volgens toelke, op de eilanden Java en Madura, zal worden geheven het middel der verpanding.

Aard en tijd van duur dezer Idasting.

Art. 1. Over het jaar 1S23 en de twee volgende jaren, zal worden geheven eene reëele belasting van alle vaste en onroerende goederen, binnen de eilanden Java en Madura gelegen, en het eigendom zijnde van bijzondere per-

-ocr page 352-

06

sonen, corporatiën, genootschappen of maatschappijen, alleen met de uitzonderingen bij deze oi\'donnancie bepaald; zullende deze belasting gerekend worden met den ls,en Januarij van dit jaar te zijn ingegaan.

Ue hoofd-directie van financiën, zal op grond van hare ondervinding en tijdig genoeg voor de expiratie van den termijn voor deze belasting vastgesteld, aan het gouvernement indienen eene gemotiveerde voordragt ten aanzien van het doelmatige, om dezelve te doen voortduren, of wel om andere wets-bepalingen deswege te stat neren.

Beschrijving der goederen onder deze belasting begrepen.

Art. 2. Onder de goederen, in het voorgaand artikel vermeld, behooren alle huizen en andere gebouwen, mitsgaders alle erven en gronden, bebouwd, bezaaid, bepóot of beplant, of tot eenig ander einde dienstbaar gemaakt, het-zij dezelve bestaan in woningen, pakhuizen, pleziert ui-nen, weilanden , warmoeziers-gronden, plantaadjên, bos-schen, graslanden, rijstvelden, suiker- en koflij-tuinen, viscli-vijvers, en alle andere .vaste eigendommen, zonderonderscheid, of van dezelve dadelijke inkomsten worden genoten, dan niet.

Nadere bepaling van hel voorgaande.

Art. 3. Alle zoodanige vaste goederen, welke door, ol van wege het gouvernement, aan partikulieren, het zij uitdrukkelijk, het zij stilzwijgend, en bij toelating zijn afgestaan geworden, doch waarvan tot dus verre geene betaling geschiedt, of geene behoorlijke overdragt tieeft plaats gehad, zullen mede aan deze belasting onderworpen worden, na dat de eigendom daarvan aan de bezitters zal zijn toegekend geworden, dan wel aan liet gouvernement terugkeren, in voege als nader hier onder zal worden bepaalde

Waar na de belasting zal zcorden berekend.

• Art. 4. Deze belasting zal worden geheven na de bekende waarde der goederen, dan wel na eene, door de

-ocr page 353-

97

Hoofd-kommissie te Batavia, en door de te benoemen kommissiën op andere plaatsen, in gemoede te doene taxatie van derzelver wezenlijke en actuele waarde, in vergelijk van de bekende waarde van zoo veel mogelijk gelijke percelen.

Hoedanig de taxatiën van de waarde der goederen zullen geschieden.

Art. 5. Tot grondslag van de te doene taxatie zal zoo veel mogelijk gevolgd worden eene van de volgende regelen: a. De taxatie zal gedaan worden in eens en tegelijk van een geheel perceel, zoo als de bijzondere percelen nu reeds zijn geregistreerd of in het vervolg nog geregistreerd zullen worden, met de gebouwen, en andere getimmerten daarop staande, en dus, zonder voor als nog de gebouwen van den grond af te scheiden, of te letten op de verscheidenheid van den aanleg der gronden, het zij tot tuin-, zaai- of weiland, en dergelijke meer.

i. Ten aanzien der woonhuizen, tuinen, pakhuizen, stallen, en andere gebouwen, gelegen binnen de steden of in den omtrek derzelven, zoo verre als die geacht kunnen worden, tot de steden zelve te be-hooren, zal de taxatie geschieden op het bedrag der huur, welke zoodanige woonhuizen, tuinen, pakhuizen, stallen, of andere gebouwen met den daad mogten doen, dan wel geoordeeld worden te kunnen doen, bij vergelijk met andere percelen van zoo na mogelijk gelijke grootte, gemak en stand, onder in achtneming der bepalingen, hieronder bij artikels H en 12 gemaakt.

De aldus bepaalde huurwaarde in een jaar, zal tienma-len vermenigvuldigd en de som daardoor verkregen, voor de wezenlijke en actuele waarde van het perceel gehouden worden.

c. Ten aanzien der vaste eigendommen, buiten de li-miten der steden, gelegen, en die onder de benaming van landerijen of tuingronden begrepen worden, zal

-ocr page 354-

de taxatie geschieden, volgens het algemeen voorschrift bij artikel 4 gegeven; onder zoodanige korting, als nader bij deze ordonnancie zal worden bepaald.

d. Eindelijk zal, van zoodanige stukken grond, die om derzelver geringe uitgestrektheid, onder de benaming van landerijen niet kunnen worden begrepen, doch in de nabijheid der steden en in de ommelanden door particuliere eigenaars bezeten, mitsgaders bepoot, beplant, of bezaaid, of anders tot het geven van inkomsten bewerkt worden, zal de taxatie geschieden op de berekening van een halve tot acht guldens voor de vierkante roede, naar gelang van de gelegenheid of stand van zoodanige stukken grond, mitsgaders den aard van kuituur, waarvoor dezelve vatbaar zijn, en naar gelang van de meerdere of mindere waarde die uit dezen hoofde op elke bijzondere plaats aan de bedoelde stukken grond kan worden toegekend.

Opgave door de eigenaars zelve te doen, bijaldien de taxatie niet lean geschieden.

Art. 6. Bij aldien geene dezer regelen kan worden toepasselijk gemaakt, hetzij om dat de aard en de gelegenheid van het perceel geen vergelijk met een ander van bekende waarde toelaat, hetzij om dat andere omstandigheden de dadelijke taxatie in gemoede van de wezenlijke en actuele waarde van eenig perceel mogten verhinderen, zoo zullen in dat geval de hoofd-kommissie van verponding te Batavia, en op andere plaatsen, de op de natemelden wijze, ten gevolge der bepalingen,vervai in artikel 7 van de publikatie van 3 Juli 1819, te benoemen kommissiën, geregtigd zijn van de eigenaars of bewindhebbers dezer perceelen te vragen, en de eigenaars of bewindhebbers derzelve verpligt zijn, onder aanbieding van eede, de inzending te doen, van de opgave der inkomsten, welke zij, jaarlijks van deze percelen trekken; gerekend over de middelbare som van de vier laatste jaren.

De voorschreven opgaven zullen door de eigenaars of

-ocr page 355-

99

bewindhebbers moeten worden ingeleverd binnen den tijd van veertien dagen, nadat de aanvrage aan hen zal zijn gedaan; en zal bij nalatigheid of weigering daarvan, tegen hen tot de voldoening daarvan, worden geprocedeerd bij parate executie en gijzeling.

Beoordeelmg dezer opgaven door de hoofd-lcommissie van verponding, en de lijzondere kommissiën.

Art. 7. De hoofd-kommissie van verponding, en de bijzondere kommissiën de opgaven der eigenaars of bewindhebbers ontvangen hebbende, zullen dezelve examineren, en bij aldien omtrent de juistheid derzelven eenige bedenking bij hen mogt ontstaan, zullen zij deze opgaven aan de belanghebbenden terug zenden, met opgave van hunne bedenkingen, en met uitnoodiging om de gedane opgaven in nadere overweging te nemen.

De eigenaars of bewindhebbers zullen aan deze nadere opgaven moeten voldoen, binnen den tijd van «c/^ dagen, en bij verzuim of weigering, daartoe, op de wijze, bij het voorgaand artikel voorgeschreven, genoodzaakt worden.

Beëediging der gedane opgaven.

Art. 8. Bij aldien de eigenaars of bewindhebbers bij hunne eerste opgaven mogten blijven volharden, of anders de geopperde bedenkingen niet naar genoegen mogten beantwoorden, zullen de hoofd kommissie en de komiois-sien bevoegd zijn, deze opgaven door de betrokkene personen dadelijk te doen beëedigen, en hen tot dat einde opgeven aan de Residenten, welke hen voor zich zullen doen roepen, en van hen den eed afnemen. Bij verzuim of onwilligheid om op de eerste roeping ter bepaalde plaatse te verschijnen, of om dadelijk den eed afteleggen, zal tegen de nalatigen of onwilligen worden geprocedeerd bij parate executie en gijzeling; met dien verstande nog-tans, dat men als dan nog van het dadelijk afleggen van den eed zal kunnen worden verschoond mits ten genoege

-ocr page 356-

100

oplossende de bedenkingen, die tegen de gedane opgaven mogten bestaan. De eed gedaan zijnde, zal voor beslissend worden gehouden.

Bepaling van de waarde der goederen, volgens de opgaven der eigenaars.

Art. 9. De door de eigenaars of bewindhebbers der goederen, opgegeven, en volgens de drie laatste artikelen, bepaalde inkomsten van elk perceel, respectievelijk, over één jaar, zullen tienmalen vermenigvuldigd, en de daardoor verkregen som, na aftrek der hier onder nader te bepalen kortingen, voor de wezenlijke en actuele waarde van hetzelve worden gehouden.

Korting op de lepaalde waarde der landerijen of tuingronden.

Art. 10. Bijaldien een aanmerkelijk gedeelte van de inkomsten der landerijen of tuingronden buiten de limieten der steden gelegen, mogt worden gevonden, uit het hoorn-of ander vee, daarop weidende, dan wel uit eenige suikermolens, arak- branderijen, indigo- makerijen, pannen- stee-nen- of potten bakkerijen, kalkbranderijen, en andere dergelijken, met toestemming van de Hooge Regering opgerigte trafieken en fabrieken of werken van nijverheidj zal daarvoor van de bepaalde waarde, eene som, naar billijkheid worden gekort, welke korting, die van 20 percent van de geheele waarde\' niet zal mogen te bovengaan, zullende de belasting alleen van gemelde waarde, na aftrek van gedachte korting, worden geheven.

Jjeze korting niet toepasselijk op percelen in of nalij de sleden liggende.

Art. 11. Ten aanzien van zoodanige fabrieken en trafieken, als in het voorgaand artikel ziju bedeeld, en die in, of na bij de steden gelegen mogten zijn, of tot welke, ofschoon buiten de steden gelegen, niet kan ver-

-ocr page 357-

101

staan worden, eenig land te behooren, en in welke dus de hoofdingrediënten tot de stoffen, aldaar bereid, verwerkt of vervaardigd, van elders moeten worden aange-bragt, zal, bij te doene taxatie, op het voordeel niet gelet worden, hetwelk die fabrieken of trafieken aan den eigenaar kunnen aanbrengen, maar alleen op de daarvan afgescheiden waarde, welke het erf en do gebouwen, waarin zoodanige fabriek of trafiek wordt geoefend, op zich zeiven hebben, en zal dus ook de taxatie derzelven geschieden op den voet als hierboven bij artikel 5, a en h is bepaald.

Welke perceelen verder onder de voorgaande lepaling zijn heyrepen.

Art. 12. Onder de bepaling van het voorgaand artikel, zullen vallen alle wagen-verhuurderijen, broodbak-kerijen, logementen, en alle andere neringen of hanteringen van gelijken aard.

Begrootlng dezer lelasthig.

Art. 13. Van de in manicre voorschreven bepaalde waarde van elk perceel in het bijzonder, zal provisioneel en tot dat daaromtrent nadere of andere wetsbepalingen sullen zijn gemaakt, een half ten honderd worden geheven, en het bedrag van de belasting voor een jaar uit-maken. De Hooge Regering behoudt zich nogtans voor, om, waar dit tot bestrijding van plaatselijke behoeften, noodzakelijk mogt worden geoordeeld, eene percentsgewijze verhooging op deze belasting te leggen en te heffen.

Percelen welke vrij zijn van de belasting.

Art. 14. Van de belasting zullen vrij zijn de navol gende gebouwen, als:

Kerkgebouwen,

Kerkhoven,

Godshuizen,

Diaconiehuizen,

-ocr page 358-

102

Gasthuizen,

Weeshuizen,

Alle gestichten, in welke behoeftigen worden onderhouden.

Tucht- en werk-huizen,

voorts alle percelen mindere waarde hebbende dan twee honderd indische guldens, en eindelijk alle gebouwen of percelen die daarvan bij bijzondere besluiten van de regering zijn of zullen worden vrijgesteld.

Voorwaardelijlee vrijdom.

Art. 15. Alle gouvernements huizen, erven en gronden en alle publieke, zoo civiele als militaire gebouwen, de woningen der residenten en andere publieke ambtenaren, welke aan den lande in eigendom toebehooren, de huizen der regenten daaronder gerekend, zullen insgelijks van deze belasting vrij zijn, met uitzondering van de zulken, welke in vruchtgebruik of erfpacht zijn afgestaan of eventueel mogten afgestaan worden, zullende de grond belasting voor die percelen, hetzij door de bruikers, hetzij dooide eigenaars moeten worden betaald.

De gebouwen, erven en gronden in dit en het voorgaand artikel bedoeld, aan welken vrijdom van de belasting is toegekend, zullen des niet te min aan de formaliteiten, voor de registratie van alle belastingschuldige percelen, bij artikels 23 en 27 voorgeschreven onderworpen zijn.

Provisionele vrijdom..

Art. 16. Alle huizen tot welke geen eigendom van grond behoort en welke in de bestaande huistax in die residentien, alwaar dit middel wordt geheven, aangeslagen zijn, of naar den aard dezer belasting aan dezelve zouden kunnen onderworpen worden, zullen voor als nog vrij van dezelve blijven, en mitsdien ook noch getaxeerd, noch geregistreerd worden, tot dat daaromtrent nadere bepalingen zullen zijn gemaakt.

-ocr page 359-

103

Onderzoek te dien aanzien door de Residenten te doen.

Art. 17. Het middel der in het vorig artikel vermelde \'huistax eene personele belasting zijnde, welk in den vervolge zeer gevoeglijk met het middel van de verponding gepaard, kan gaan, zullen de residenten opzettelijk en met de meeste naauwkeurigheid doen onderzoeken, welke gebouwen en gronden in het voorgaand artikel bedoeld aan laatstgemelde belasting in vervolg van tijd, zullen kunnen en behooren te worden onderworpen, en van hunne bevindingen, een beredeneerd verslag aan het gouvernement aanbieden.

Be landerijen, waarvan landrenten worden geheven, en de Bazaars, zijn in deze belasting niet legrepen.

Art. IS. In deze belasting, alsmede van de taxatie en registratie zijn geheel uitgezonderd alle zoodanige erven en gronden, waarvan de lanrenien geheven worden, en welke aldus onder het stelsel der landelijke inkomsten zijn ge-bragt; insgelijks zullen de Bazaars van de belastbare gronden. uitgezonderd zijn, en mitsdien noch getaxeerd noch geregistreerd behoeven te worden; zullende echter daardoor geenszins vervallen de betaling van de belasting van 5 percent op de inkomsten van gemelde. Bazaars, daar, waar gemelde belasting thans van dezelve wordt geheven.

WerTczaamheden van de hoofd-kommissie van ver pon-ding te Batavia.

Art. 19. Tot de perceptie dezer belasting, zal de hoofdkommissie van verponding zich onverwijld bezig houden met de werkzaamheden aan dezelve bij artikel 9 van de publikatie van den 3den Juli 1819 opgedragen; zullende de residenten van Batavia en Buitenzorg, dadelijk na de bekendmaking dezer, aan het gouvernement voordragen, het noodig getal deskundige personen, tot adsistentie van voorschreven Hoofd kommissie.

-ocr page 360-

104

Kommissiën op de andere hoofdplaatsen te benoemen, en derzelver werkzaamheden.

Art. 20. De residenten van Samarang en Soerabaija, zullen insgelijks, met den meesten spoed, aan den Gouverneur Generaal voordragen, twee of meerdere personen, welke onder hunne directie zullen belast zijn,

a. Met de herziening der registers of quohieren, naar welke de belasting van het half percent tot dusver geheven is geworden.

b. Met de hertaxatie, en des noods opmeting van alle vaste goederen bebouwd en onbebouwd, welke ofschoon bereids op de bestaande registers gebi\'ag1) nog-tans niet volgens derzelver effectieve waarde ofjaar-lijksche opbrengst zijn aangeslagen geworden.

c. Met de opspooring, taxatie, zoo noodig opmeting van zoodanige vaste goederen, bebouwd en onbebouwd, welke ofschoon aan de grondbelasting onderworpen, en daarvan bij deze ordonnantie niet uitgezonderd, nogtans tot dus verre op de bestaande registers nier, zijn gebragt geworden.

d. Met de opspooring, registratie en hetgeen verder ver-eischt zal worden, van zoodanige landen, gebouwen, opstallen en erven, als thans reeds in het bezit van particulieren zijn, en waarvan de eigendom aan deze bezitters zal kunnen en behooren te worden afgestaan.

Hoedanig zulks op de overige residentiën te behandelen.

Art. 21. De overige residenten van Java en Madura zullen insgelijks met den meest mogelijken spoed, een of meer geschikte-personen voordragen, welke onder hun toe-voorzigt, en op hunne verantwoordelijkheid, belast zuilen zijn met de opspooring, taxatie, en des noods, opmeting van alle vaste goéderen, bebouwd en onbebouwd, welke aan particulieren behooren, en even als in de residentiën Batavia, Samarang en Soerabaija, aan de grondbelasting onderworpen moeten worden.

-ocr page 361-

105

Landmeters ter adsistentie van de Hoofd Kommissie en Kommissiën te voegen.

Art. 22. Aan de Hoofd-kouimissie van verponding en aan de kommissiën in art. 19 en 20 hierboven vermeld, zullen op voordragt van residenten, zoo veel mogelijk landmeters worden toegevoegd; in de residentiën, alwaar zicli reeds vaste bezoldigde landmeters bevinden, zal derzelver getal, des noodig, worden vermeerderd.

Oproeping van de eigenaars der erven en geboimen, tol het doen der aangifte van derzelver ligging, vAtgestrektheid enz.

Art. 23. De hoofd-kommissie en \'de bijzondere kommissiën zullen hunne werkzaamheden aanvangen en voortzetten, in voege als volgt:

Alle particulieren, eigenaars zijnde van vaste en onroerende goederen, en alle administrateurs of bewindhebbers van vaste en onroerende goederen aan particulieren in eigendom toebehoorende, zullen door de residenten bij pu-blikatie worden opgeroepen, om binnen eenen door hen residenten te bepalen tijd, en, wel bij zulke afdeelingen en distrikten, wijken of buurten, als te Batavia, door de hoofd-kommissie van verponding, en in de andere residentiën, door de residenten zal worden bepaald en geregeld, opgave te doen, te Batavia aan de hoofd-kommissie van verponding, en op de andere residentiën, aan de daartoe te benoemen kommissiën, van de ligging, uitgestrektheid, en belendingen van de voorschreven vaste en onroerende goederen, die hun in eigendom toebehooren, of waarvan zij de administratie en liet bewind hebben, mitsgaders van de huizen of andere gebouwen op deze vaste en onroerende goederen staande.

Boete voor de nalatigen.

Art. 21. Alle eigenaais,-bewindliebbers, of bezitters van \\aste en onroerende goederen, die binnen den tijd van

-ocr page 362-

106

drie maanden niet zullen hebben voldaan aan de oproeping in vorenstaand artikel vermeld, zullen, ten behoeve van den lande, vervallen in eene boete van drie maler, het bedrag der jaarlijksohe belasting, behalve derzelver gehoudenis om de acliterstallige verponding aan te zuiveren.

Waarnaar deze aangifte zich. zal moeten regelen.

Art. 25. Tot. grond der opgaven in artikel 23 vermeld zullen moeten dienen, de jongste bewijzen van eigendom, die van de voorschreven vaste en onroerende goederen zijn verleend, den wel de juiste opnoeming van den datum, mitsgaders het nummer en de folio, onder welke dezelve bij de daartoe bevoegde autoriteiten bereids mogten staan geregistreerd.

I)p perceeleu, waarvan de leschrijving niet heloorlijk kan worden gedaan op te nemen en te méten.

Art. 26. Indien bij deze bewijzen van eigendom, de ligging, uitgestrektheid en belending, mitsgaders de huizen of andere gebouwen op den grond staande, in het geheel niet, of niet naauwkeurig genoeg mogten zijn uitgedrukt, zal de opname en meting van zoodanig perceel, ten koste van den eigenaar, onraiddelijk bevolen, en in het werk worden gesteld.

Registratie der opgegeven perceelen.

Art. 27. Naar mate de opgaven bij artikel 25 vermeld, ontvangen worden, zullen, te Batavia de hoofd-kommissie der verponding, en op andere plaatsen der speciale kommissiën dezelve doen registeren, slechts met een doovloo-pend nummer, gebruikende voor elk nummer, eene bladzijde, zoo dat het nummer van het perceel, tevens de bladzijde van het register zal aanwijzen. Dit register zal inhouden den naam van den eigenaar, en een korte beschrijving van de ligging, uitgestrektheid en belendingen

-ocr page 363-

107

van het perceel, mitsgaders van de huizen of andere gebouwen, die daarop gevonden worden, volgens het model aan deze geannexeerd.

De bruihleeuers van Gonvernements gronden, ten aanzien der oproeping gelijk gesteld met de particuliere eigenaars.

Art. 2S. Onder de cproeping in artikel 23 vermeld, zullen mede begrepen, en bij verzuim of onwilligheid, aan de boete bij artikel 24 bepaald, onderworpen zijn, alle personen, die, het zij in leen, het zij door eene uitdrukkelijke, of stilzwijgende concessie, eenige Gouverne-ments gronden in gebruik hebben, of houden, voor zou verre die gronden niet zijn begrepen in de uitzonderingen hiervoren vastgesteld, en zulks onverschillig, of die grónden met woningen bebouwd, of tot welke andere einden dezelve ook mogen worden gebruikt.

Wat door de bruikleeners bij hunne opyave ml worden verklaard.

Art. 29. Bij de opgaven die van deze perceelen allen worden gedaan, zullen de bruikleeners de verklaring voegen , of zij al dan niet genegen zijn dezelve in eigendom aan te koopen, tegen eene billijke taxatie.

Taxatie en registratie der in gebruik gegeven Gouvernements gronden, door de hvuikleeners aangekoekt loordende.

Art. 30. Ingeval de bruikleeners zich genegen verklaren, den inkoop in voege voorschreven, te doen, zullen deze perceelen, bijaldieji van derzelver ligging, uitgestrektheid en belendingen, mitsgaders van de huizen of gebouwen, op dezelve gevonden wordende, nog geene autentieke bescheiden mogten bestaan, overeenkomstig artikel 26 worden opgenomen cn gemeten, en daarna dadelijk in het register ■worden ingenomen; zullende de taxatie daarvan op de gronden, bij artikel 5 en volgende aangewezen.

-ocr page 364-

10S

worden gedaan, en dezelve niet betrekking tot de belasting beschouwd worden als hadden de bezitters daarvan reeds door koop, den eigendom verkregen.

Hoedanig de gronden worden lesctov.wd waarvan d.e aankoop door de hruïkleeners wordt afgeslagen.

Art. 31. Indien de bruikleeners don aankoop tegen eene billijke taxatie, afslaan, zal daarvan afzonderlijke aanteekening worden gehouden, en zullen de gronden worden beschouwd, dadelijk aan het gouvernement te zijn terug gekeerd.

Voorstellen demege door de loofd-Icommissie en de respectieve residenten aan den Gouverneur-Generaal te doen.

Art. 32. De hoofd-kommissie van verponding, en de respectieve residenten zullen, zoo spoedig mogelijk, aan den Gouverneur-Generaal, ter goedkeuring voordragen, de taxatie van den prijs, voor welken de gronden, waarvan de bruikleeners verklaren genegen te zijn den aankoop te doen, aan hen zouden kunnen worden afgestaan, met bijvoeging hunner consideratien, of, en in hoe verre de afstand van die gronden voor het gouvernement al of niet raadzaam is, dan wel hoedanig daarmede anders zoude behooren te worden gehandeld voor het meeste belang van het gouvernement; en ten aanzien van die gronden, waarvan de aankoop tegen eenen billijken prijs door de bruikleeners wordt afgeslagen, of, en in hoe ver dezelve bij publieke veiling zoude kunnen en behooren van de hand te worden gezet, dan wel, welk ander gebruik daarvan zal kunnen worden gemaakt.

Afschriften der registers door residenten aan d.e hoofd-kommissie te zenden.

Art. 33. De inschrijving in het register, en de taxatie der onderscheiden perceelen in voege voorschreven gedaan

-ocr page 365-

109

zijnde, zullen de residenten een afschrift van dat register zenden aan de hoofd-kommissie van verponding te Batavia.

Inzending der registers aan de hoofd-direetie tan financien, en aanbieding der zelve aan den Gouverneur-Generaal.

Art. 34. De hoofd-kommissie van verponding zal bij deze registers in dv.plo voegen liet kohier, hetwelk door haar voor de hoofdplaats Batavia zal moeten worden geformeerd, en deze gezamenlijk aan de hoofd-directie van financiën inzenden, die dezelve, des vereischt wordende, niet hare consideratien den Gouverneur-Generaal ter goedkeuring zal aanbieden, ten einde door denzelven de belasting worde gearresteerd.

De gearresteerde registers aan de residenten, voor de perceptie der belasting, terug te zenden.

Art. 35. De gearresteerde registers der belasting, zullen door middel van de hoofd-direotie van financiën, aan de hoofd-koimnissie van verponding, en aan de residenten respectievelijk worden terug gezonden, ten einde daarop de perceptie der belasting dadelijk over het loopende jaar 1823 gevolg te doen nemen.

Schifting der registers, en nadere schikking der perceelen.

Art. 36. Dadelijk na het arresteren der kohieren zal de hoofd-kommissie van verponding te Batavia, en op de overige residentien, de plaatselijke kommissiën van de door dezelve geformeerde registers een afschrift stellen in handen van eene kommissie, bijgestaan door het noodig getal landmeters, welke deze register schiften en de per-ceelen daarop bekend gesteld, brengen zullen, onder zoodanige af- en onderafdeelingen van distrikten, wijken, letters en nummers, als op elke plaats tot een duidelijk onderscheid der voormelde perceelen, en tot eene regelmatige schikking derzelve zal worden dienstig gevonden.

-ocr page 366-

110

Formatie van nieuroe registers en plattegronden.

Art. 37. Volgens deze verdeeling en schikking, zullen nieuwe registers worden aangelegd, en bovendien de plattegronden der distrikten en wijken, worden gebracht in een of meer kaarten, voor elke residentie afzonderlijk; met aanwijzing van de namen van het distrikt, of de wijk, en den letter en nummer onder welke de respectieve perceelen behooren.

Wat daaromtrent door de kommissie met deze werkzaamheid helast, verder te observeren.

Art. 3S. De voornoemde kommissie zal wijders zoo veel mogelijk zich toeleggen om bekend te worden, niet den onderscheiden aard der gronden, mitsgaders met de voortbrengselen derzelven en daarvan eene afzonderlijke memorie opmaken tot opheldering van de gemaakte kaarten,

Hoe te handelen omtrent vernoegen of andere onhekende perceelen.

Art. 39. Naarmate eenige verzwegen of andere onbekende perceelen nader zullen bekend worden, zullen de-zejve in de registers ingenomen, en aldus aan de belasting onderhevig gemaakt worden.

Hoe ie handelen omtrent vaste goederen, waarvan de eigenaars onbekend, of die onbeheerd zijn. ,

Art. 40. Alle particuliere vaste eigendommen, waarvan de eigenaars onbekend, of die buiten beheer of opzigt mogten worden bevonden, zullen door de plaatselijke autoriteiten, alwaar zoodanige vaste eigendommen mogten gelegen zijn, aangeslagen, en bij publieke vendutie worden verkocht . Uit hei rendement zal de boete bij artikel 24 vermeld, mitsgaders d; achterstallige verponding, verhaald en aangezuiverd worden, en het overige, ad opus jus Jiahentinni in \'s Gouvernements kas gestort worden.

-ocr page 367-

Ill

Van de geamoveerde gehouwen moet de volle helasting toorden betaald.

Avt. 41. Bij afbraak van eenig huis, of ander gebouw, zal het erf gedurende het tijdperk der belasting, aan de volle belasting der verponding onderhevig blijven, en geene concessie tot afbraak zal worden verleend, ten zij voor de voldoening hiervan behoorlijke borg gesteld, dan wel het bedrag der drie jaren verponding, in \'s lands kas gedeponeerd zij.

Naders lepaliny van het voorgaande.

Art. lij. De bepaling in liet voorgaande artikel, zal echter alleen van toepassing zijn op zoodanige vaste eigendommen, alwaar het erf deszelfs grootste waai\'de oiuleent, van het daarop staande huis of gebouw, en niet omgekeerd, alwaar het huis of gebouw kan geacht worden weinig of geene waarde aan het erf bij te zetten.

IVanneer vrijstelling zal Korden verleend van de volte betaling der belading van een geamoveerd gebouw.

Art. 43. Van de bepaling in artikel 41 voorkomende, zal in bijzondere gevallen vrijstelling worden verleend, welke inzonderheid dan zal mogen worden verzocht, wanneer er eene volstrekte noodzakelijkheid tot den afbraak mogt bestaan.

Aanslag van nieuwe opgerigte gebouwen.

Art. 44. Alle, nieuw opgerigte gebouwen zullen eene maand na de voltooijing en voor dat dezelve zullen bewoonbaar zijn, door de eigenaars moeten worden aangegeven, ten einde na derzelver voltooijing getaxeerd, op het kohier gebragt, en aan de grondbelasting onderworpen te worden. Echter zal de betaling der belasting niet

-ocr page 368-

112

behoeven te geschieden, over het jaar, waarin het gebouw voltooid is.

Wal te olserveren hij overyuni) van eigendom

Art. 45. lüj overgang van eigendom van eenig perceel, aan de grond belasting onderhevig hetzij de overgang geschiede van het geleele perceel hetzij bij splitsing van hetzelve in twee of meer perceelen of omgekeerd, bij zaraentrekking van twee of meerdere perceelen tot een perceel zal de nieuwe eigenaar op verbeurte eener boete, bedragende een jaar belasting, verpligt zijn daarvan binnen acid dagen aangifte te doen bij den ontvanger, die zulks zal aanteekenen, en daarvan een bewijs op een zegel van een hioart gulden afgeven.

Dit bewijs zal binnen den tijd der acht daaraan volgende dagen op verbeurte eener gelijke boete, moeten overgelegd worden, te Batavia aan de hoofd-kommissie, en op de andere plaatsen aan de bijzondere kommissiën van verponding, ten einde van de mutatien, welke zullen hebben plaats gehad, op de registers aanteekening gehouden te worden.

Geene overschrijving van de belasting te doen van het eene perceel op het andere.

Art. 46. Het zal in het vervolg aan niemand vrij staan, de belasting van het eene perceel op het andere over te brengen, of te doen overschrijven, maar elk perceel zal van nu af aan bezwaard blijven met zijn eigen last, naar den inhoud en op den voet dezer ordonnancie.

Bij splitsing van eenig perceel, na het formeren der kohieren, zal de verponding tusschen de onderscheidene gedeelten, naar evenredigheid worden verdeeld, en alzoo op de kohieren worden overgebragt.

Alle kontracten en overeenkomsten strijdig met deze bepaling, zullen nul en van onwaarde zijn, en op dezelve

-ocr page 369-

113

zal in regten geenerlei regard mogen worden geslagen, zelfs niet tot regelen van schadevèrgoeding.

Door wien de lelasting bij overgang van eigendom te betalen.

Art. 47. Bij overgang van eigendom zal de betaling van den ingetreden term jn van belasting, ten laste van den nieuwen eigenaar komen.

Likwidatie vict de belastingschuldigen.

Art. 48. Dadelijk na dat de kohieren der belasting zullen zijn gearresteerd, zal de hoofd-komraissie te Batavia zich onledig houden met het opmaken eener likwidatie, voor zoo ver Batavia en Buitenzorg betreft, van de naar aanleiding van artikel 3 der publikatie van den Sden Juli 1819 bij anticipatie geheven belasting.

DezS likwidatie zal echter alleen plaats hebben ten aanzien van hetgeen bevonden zal worden door de belastingschuldigen te veel t° zijn betaald, hetwelk aan dezelve zal worden geremboursCBrd; riin al de geen die bij de invoering dezer belasting loogS? zullen worden aangeslagen, dan hetgeen zij tot dus verre hebben bei£ald; zal slechts eene lijst door de hoofd kommissie geformeerd, en als bijlage bij de kohieren gevoegd worden, zullende al hetgeen bevonden zal worden, door de belastingschuldigen te min te zijn betaald, aan dezelve worden geremitteerd.

Ten aanzien der overige residenten, zal de voormelde likwidatie alleen plaats hebben, voor zoo veel de belanghebbenden wegens hetgeen van hen ter suppletie van het te min betaalde zou mogen worden gevorderd, zullen doleeren.

Aan wien de ontvangst der belasting is opgedragen.

Art. 49. De ontvangst der belasting zal op de invoege voorschreven provisioneel gearresteerde kohieren geschieden, te Batavia en Buitenzorg, door de bijzondere ont-

-ocr page 370-

114

vangers; en in de overige residentien, door de respectieve kollecteurs der landelijke inkomsten, of bij ontstentenis derzelven, door de algeraeene ontvangers, of de als zoodanig fungerende residenten.

Be belasting te voldoen in twee termijnen

Art. 50. De betaling dezer belasting zal geschieden telken jare, in twee termijnen; te weten, de eene helft in den loop van de maand Mei, en de wederhelft in de maand November; kunnende echter de belastingschuldigen, des verkiezende, dezelve in eens voldoen, bij den termijn, vervallende in de maand Mei van elk jaar.

Met betrekking echter tot het loopende jaar 1823, zal de belasting in eens moeten worden voldaan, en aangezuiverd, in den loop van de maand October.

Tijd van betaling.

Art. 51. Ten minste veertien dagen voor den ingang van den termijn van betaling, zullen de ontvangers bij openbare bekendmaking de belastingschuldigen oproepen, om de belasting te hunne kantore te voldoen, op zoodanige tijden, en plaatsen, als waarop door hen tot de perceptie zal worden gevaceerd, en welke vooraf door eiken resident zullen worden bepaald; alles op poene als bij de wet is gestatneerd, te welken einde de kohieren der belasting voor de belastingschuldigen bij de ontvangers ter visie zullen liggen.

Boete door de nalatigen in hel betalen dar belasting te verbeuren, na voorafgaande sommatie en renovatie.

Art. 52. De belasting op de bepaalde tijden niet voldaan zijnde, zal de ontvanger aan de nalatigen binnen veertien dagen daarna, door een geregtsbode of ander daartoe bevoegden persoon doen exploiteren een sommatie biljet, om de belasting binnen veertien dagen te komen

-ocr page 371-

115

Ml

voldoen, met de boete van tien ten honderd, welke bij deze, op gemeld verzuim wordt gesteld;

De belasting alzoo een maand na de eerste bepaling niet zijnde ingekomen, zal dadelijk daarna aan den nalatigen invoege voormeld worden geëxploiteerd een biljet van renovatie, om de belasting binnen veertien dagen te komen voldoen, met de boete hointig ten honderd.

fMfel iii

li ■ 1 i ill!

m

■■ ■: ll

ii iil

1

i

ui

fsiii 3

i

wi

! fW I

m :|l

li

Adie aan den r/eregtsbode toekomende tot voldoening van zijne kosten.

Art. 53. De geregtsbode of ander daartoe bevoegd persoon zal tot voldoening van de kosten van zijn exploit, en de zegels van zijne relazen, hebben actie en regt van parate executie tegen den gesornmeerden en gerenoveerden.

Tegen de nalatigen zal bij parate executie worden geprocedeerd.

Art. 54. Indien de belastingschuldigen binnen twee maanden na den eersten termijn, waarop de betaling had behooren te geschieden, niet mogt hebben voldaan, zullen aan den fiskaal, tegen behoorlijke recepis, worden overgeleverd dé relazen van sommatie en renovatie, om vervolgens daarop bij parate executie tot invordering van de belasting met de boete, geprocedeerd te worden; op zoodanige plaatsen alwaar geene raden van justitie zijn gevestigd, zullen de functiën van fiskaal door de secretarissen, en bij gebrek van dezen, door de adsistent-residenten, dan wel, bij ontstentenis van beiden, door eenigen anderen ambtenaar daartoe door den resident te benoemen, waargenomen worden.

De perceelen voor. de belasting verbonden.

Art. 55. De aangeslagen perceelen zullen voor de voldoening der belasting en der boeten verbonden zijn.

Hoedanig executie ten aanzien van dit middel wordt verkregen.

Art. 56. Tot verkrijging van executie ten aanzien van dit middel, zal op dezelfde wijze worden geprocedeerd, als

■Mi

pSj] |

q Lil

li

-ocr page 372-

116

in zaken betreffende de pachten van den lande is voorgeschreven, bij het provisioneel reglement op de judicature en manier van procederen in voorschreven zaken, gearresteerd bij resolutiën van den 16del1 December 1819, no. 13, (staatsblad no. 83) en van den 20s\'en Februarij 1821, no. 24, (staatsblad no. 15).

Doleantie der helastingschuldigen.

Art. 57. Niettegenstaande de hiervoren vastgestelde bepalingen, zullen de belastingschuldigen, zich bij de belasting bezwaard vindende, mogen doleren binnen den tijd van drie maanden na de oproeping hiervoren in art. 50 vermeld, mits alvorens voldoende, den eersten termijn der belasting, waarvoor zij bij de registers zijn aangeslagen.

Op welke royse de helastingsclmldigen huime bezwaren zullen inbrengen.

Art. 58. De rekwesten, daartoe te presenteren, zullen moeten inhouden de gronden van bezwaar tegen de taxatie, met zoodanige bewijzen, daartoe dienende, als de rekwestrant zal veniieenen te behooren, en zullen de voorschreven rekwesten aan den Gouverneur-Generaal gerigt, ingediend worden, te Batavia aan de hoofd-kommissie van verponding, en op de onderscheiden residentiën aan de plaatselijke autoreiten, en zal zoo wel de hoofd-kommissie als de overige residenten, de alzoo ingediende rekwesten, niet hunne consideratiën inzenden aan de hoofd-di-rectie van financien, welke autoriteit dezelve, met haar advies, den Gouverneur-Generaal zal aanbieden.

Ook zullen van de inlandsche belastingschuldigen mon-delinge doleantiën worden aangenomen, welke door de residenten aan den Gouverneur-Generaal zullen worden bekend gemaakt.

De hoofd-kommissie en de onderscheiden residenten zullen op de registers aanteeking houden van de ingediende

-ocr page 373-

117

rekwesten, ter doleantie, van welke de belanghebbenden reju zullen kunnen nemen; gelijke aanteekening zal van dc mondeling opgegeven bezwaren worden gehouden.

Stukken hij de rehoesten ter doleantie ie voegen, en tijd, linnen welken dezelve zullen worden aangenomen.

Art. 59. Geene rekwesten echter tot afslag zullen worden aangenomen dan die, welke vergezeld zijn van da kwitantie der betaalde belasting, mitsgaders na een langer verloop dan die van drie maanden, te rekenen van den dag, op welke de heffing der belasting op de wijze hierboven voorgeschreven, voor het als dan loopende jaar zal zijn bekend gemaakt.

Dispositie op de rehoesten ter doleantie.

Art. 60. Be dispositiën van het Gouvernement op deze rekwesten, te vallen, zullen worden geëxpedieerd aan de residenten, tot wier ressort dezelve belmoren; welke daarvan aan den belanghebbenden zullen kennis geven en van de beslissing van het Gouvernement, bij de registers aanteekening zullen houden.

Definitieve hepal\'mg der belasting.

Art. 61. De termijn tot het doen vau doleantien bij het vorenstaand artikel bepaald, verstreken zijnde, zal de belasting definitief worden gearresteerd van de zoodanige perceelen, waarvoor geene doleantien zullen zijn ingekomen, terwijl overeenkomstig de dispositie van het Gouvernement op de vorengetnelcle rekwesten te nemen, de belasting der overige perceelen, insgelijks binnen den kortst mogelijken termijn zal worden gearresteerd.

En op dat niemand hiervan onwetendheid voorwende, zal deze worden afgekondigd, in de Hederlandsohe, Chi-nesche en Inlandsche talen, alorn waar zulks behoort en te geschieden gebruikelijk is.

-ocr page 374-

118

Lasten en bevelen voorts dat alle hoogere en lagere kollegien en ambtenaren, justicieren en officieren, ieder voor zoo veel hem aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering dezer, de hand zullen houden, zonder eenige oogluiking of aanzien des persoons.

Gegeven te Batavia, den 28sten Januari 1823.

VAN DER CAPELLEN, Ter ordonnantie van den Gouverneur Generaal in Rade.

De algemeene secretaris, BOUSQUET.

-ocr page 375-

119

Behoort bij publikatic van 28 Januari J823, (staatsblad no. 5.)

REGISTER,

Van de vastigheden onderhevig aan de belasting van de verponding.

Residentie Batavia,

Folio.

jaar.

BESCHRIJVING

van het

PERCEEL.

Pieler F ar ends, een huis en erve, staande en gelegen aan de oostzijde van de Tijgersgracht, helend ten westen aan de Groote-rivier, ten oosten aan de Spinhuis-gracht, ten noorden aan Jan Alexander, en ten zaiden aan Cornells Pieiers, enz., enz.

Geregistreerd volgens bewijs van eigendom van den 3den September 1819, door gecommitteerde Lceren sclie-penen, verleend, geprothokolleerd, pjig.

Dit perceel is waardig geschat de som van vijf dui-end guldens, en alzoo, in de loopende verponding aangeslagen voor de som van . .

Mutatien.

Bedrag van den aanslag.

Doorloopend nummer.

1.

Guldens.

ƒ 25.

Dit perceel in eigendom overgedragen aan Gerrlt van Dalen, volgens akte verleend door in dato den

VERPONDING.

Residentie Batavia.

Doorloo- BESCHRIJVING

pend num- van het

mer. PERCEEL.

2. Jan Dirks zoon, een tuin met een gteenen woonhuis, stalling en verdere bijgebouwen, belendende ten oosten, aan den weg langs Molenvliet, ten noorden, aan Nicolaas Juriaans, ten zuiden, aan Jan Tisjit, en, ten westen, aan de rivier Kroket, breed no. enz. 5 roeden, en lang, O. en AV. 12 roeden, 6 duimen.

Geregistreerd volgens aangifte, en de daarop gevolgde meting, blijkens kennis van den landmeter N. N., in dato den 5den Augustus 1821.

Folio. Jaar.

Bedragen van den aanslag.

Dit perceel is waardig geschat de som van zes twintig duitend guldens en alzoo in de loopende verponding aangeslagen voor de som van

Mutatien.

-ocr page 376-

120

Aanteekecingen.

Op de ordonnantie van 28 Januari] 1823.

(Staatsblad no. 5).

Art. 1. In alle residentien van Java in werking ge-bragt, met uitzondering provisioneel van Javasche Vorstenlanden en van het eiland Madura (Stbl. 1826 no. 58) _ Voor geheel Java en Madura van toepassing verklaard bij Stbl. 1830 no. 49.

Van af 1 Januarij 1856 zijn de onder Buitenzorg gelegen landen onderworpen aan de verordeningen op de belasting der verponding (Stbl. 1855 no. 75).

0e belasting der verponding wordt bij voortduring te Padang geheven op de grondslagen daartoe bij besluit van 26 Mei 1841 no. 22 aangewezen (Stbl. 1858 no. 23).

Wordt bij voortduring geheven te Makasser en in de Noorder districten van Celebes en onderhoorigheden (Stbl. 1858 no. 24).

De ordonnantie van toepassing verklaard op alle onroerende goederen door particulieren bezeten met regt van opstal, erfpacht of vruchtgebruik (stbl. 1863 no. 14).

Voor de vaststelling van het cijfer van den aanslag voor de verponding over 1871 — )S7-3, worden commission benoemd (stbl. 1870 no. 52).

De ordonnancie van toepassing verklaard op het Gouvernement Sumatra\'s Westkust, bij stbl. 1870 no. 96.

De belasting is verschuldigd, zonder het bestaan van eigendomsbewijs (B. B. 1257).

Geene veranderingen kunnen plaats hebben in den loopenden aanslag (B. B. no. 1843).

Regeling der wijze van den aanslag voor de verponding over 1874 (stbl. 1873 no. 127).

Art. 4. De belasting der verponding behoort tot den quot;werkking van het departement van Financiën. (Stsbl, 1866 no. 127).

De aanslag der commissien is onderworpen aan het

-ocr page 377-

131

hooger oordeel en bekrachtiging der regering (Stsbl. 1870 no. 53).

Alle perceelen, eene mindere waarde hebbende dan ƒ 400,— zijn van de belasting vrijgesteld. (Stsbl. 1837 no. 49).

De verkoopprijzen, vooral die bij openbare veiling verkregen, moeten als de actuele waarde der goederen worden beschouwd. (B. B. no. 857).

Art. 13. De belasting van Yj ten honderd gebrast op 1% (Stsbl. 1826 no. 15).

Van af 1 Januari 1831 de belasting terug gebragt op Vi°/o (Stsbl. 1830 no. 49).

De 2% additioneel, bedoeld bij art. 1 § a der resolutie van 10 April 1829 no. 3G, op de hoofdsom van het middel der verponding in de residentie Batavia en Ommelanden, wordt bij voortduring geheven. (Stsbl. 1864 no. 83).

Art 18. Bij stsbl. 1857 no. 99, zijn van de belasting vrijgesteld o. a. landbouwers in de belasting op de ongebouwde eigendommen aangeslagen, en die alzoo onderworpen zijn aan de betaling van landrenten;

De bepaling is voorloopig \' niet van toepassing voor Batavia, Preanger-Regentschappen, Soerakarta, Djokdjo-karta en Madura en voor afdeeling Buitenzorg.

De algeheele afschaffing der belasting op de gouverne-ments bazaars en warongs afgeschaft (stsbl. 1855 no. 72).

Art. 19. De herziening van de cohieren der verponding voor Batavia en ommelanden is geschied bij stsbl. 1828 no. 86.

Art. 33. Gouvernements-gronden, begeerd voor den aanbouw van huizen enz., gelegen binnen don omtrek dei-hoofdplaatsen van residentien en afdeslingen, worden niet anders dan in eigendom, tegen den taxatie-prijs afgestaan. (Stsbl. 1863 no. 90.)

Bij proces-verbaal van eene plaatselijke commissie moet geconstateerd worden dat tegen den afstand geen bezwaar bestaat, en bij meetbrief moet door den gezworen landmeter omschreven worden de oppervlakte enz. van het aangevraagde perceel. (Stsbl. 1866 no. 25.)

-ocr page 378-

122

\' Art. 35. De bepalingen omtrent de betaling der verponding zijn te vinden in stsbl. 1864 no. 136 en 1S66 no. 58.

Art. 41. Tot het amoveren van gebouwen zal geen consent verleend worden, tenzij voldaan worde driejaren verponding, het loopende belasting jaar daaronder begrepen. (Stsbl. 1828 no. 95).

Dit artikel niet toepasselijk op zoodanige gebouwen welke alleen worden afgebroken met oogmerk om dezelve op eene andere plaats weder op te bouwen. (Stsbl. 1830 no. 15).

Art. 43. Rekesten tot vrijstelling moeten zijn gerigt aan den G. Gr. en worden ingediend bij den resident dei-plaats alwaar het gebouw gelegen is, die ze opzendt aan de Directie van financien, met zijn berigt en consideratie!!. (Stsbl. 1823 no. 32.)

Art. 44. Bij verzuim van aangifte wordt eene boete verbeurd ten bedrage van een jaar belasting, ioch in geen geval boven f 25.— (Stsbl. 1825 no. 29).

Art. 45—47. Zie vooral de ordomiantie op de overschrijving te vinden in stsbl. 1834 no. 37.

A.rt. 49. Zie omtrent de betaling, de aanteekeningen op art. 35.

Art. 52. De boete gebragt op \'/4% len \'/8% val1 getaxeerde waarde van het perceel. (Stsbl. 1830 no. 49).

Bij aanzuivering van achterstallige verponding over een halfjaarlijkschen termijn wordt voor boete gevorderd der getaxeerde waarde voor het geval de belasting wordt aangezuiverd op ontvangen sommatie, en 1/s bij betaling na sommatie en renovatie (B. B. no. 1186).

De boete niet verschuldigd dan na geregtelijke in mora-stelling. (B. B. no. 2398).

Dit beginsel gehandhaafd bij B. B. no. 2523.

1

-ocr page 379-

123

Suiker-kuituur.

Nadere regeling van de op hoog gezag ingevoerde suiker-Icultunr en wijziging van art. 60 van hei regering» reglement.

(Wet van 31 Julij 1S70: Zie indisch stsbl. 1870 no. 117).

Alzoo Wij in overweging hebben genomen, dat nadere regelingen noodig zijn omtrent de op hoog gezag ingevoerde suiker-kuituur in Nederlandsoh-Indië, en dat art. 60 van het reglement op liet beleid der regering aldaar, vastgesteld bij d.e Wet van 2 September 1S54 (staatsblad no. 129), wijziging behoeft;

Zoo is het, dat. wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk wij goedvinden eu verstaan bij deze.

Art. 1. Ten aanzien van de op hoog gezag ingevoerde suiker-kuituur wordt art. 56 van htft reglement op het beleid der Regering van Nederlandsch-Indië, met uitzondering van de laatste alinea, vervangen door de volgende bepalingen:

1°. Nieuwe invoering van de suiker-kuituur op hoog gezag heeft niet plaats.

2°. Waar zij bestaat, eindigt de beschikking over gronden , door de Inlaudscbe bevolking voor eigen gebruik ontgonnen, niet den aanplant van het jaar 1S90. Na den aanplant van het jaar 1878 wordt behoudens de regten, bij het in werking treden van deze Wet verkregen, die beschikking voor elke onderneming jaarlijks trapsgewijze verminderd.

3°. Bij de regelingen en overeenkomsten ter zakè neemt de Gouverneur-Generaal in acht:

«. dat geene onderneming op hoog gezag worde voortgezet, waar de druk voor de bevolking, in verband met de voorschriften van deze Wet beschouwd, overschrijdt hetgeen het financieel belang van den staat in billijkheid vorderen mag:

-ocr page 380-

124

b. dat gelijktijdig over niet meer dan een vijfde dei-velden van elke betrokken dessa worde beschikt, tenzij de bevolking zelve afwijking van dit voorschrift verlange;

c. dat de bevolking voor de afgifte van den grond behoorlijk worde schadeloos gesteld en voor haren arbeid behoorlijk betaald.

d. dat de tusschenkomst des bestuurs tot beplanting met suikerriet van de bij ü0 bedoelde gronden, zoo spoedig doenlijk, in overleg met den frabri-kant ophoude.

e. dat de middelen ter verwerking van het riet gee-venredigd zijn aan de uitgestrektheid van den aanplant;

ƒ. dat voor het drijven der molens of andere toestellen niet beschikt worde over water, benoodigd voor den eigen landbouw der bevolking;

cj. dat tot het verkrijgen van arbeiders en verdere hulpmiddelen, zoo voor het snijden en vervoeren van het riet, voor werkzaamheden in en bij de fabriek, voor den afvoer van suiker, als anderzins de tusschenkomst des bestuurs aan de ondernemers niet verleend worde, buiten volstrekte, telkens te bewijzen onmisbaarheid;

h. dat aan den Lande een billijk cijns verzekerd worde zoowel over het produkt van den vrijen, als over dat van verpligten aanplant;

i. dat elke overeenkomst en elke wijziging, beide terstond na de sluiting worde openbaar gemaakt in het officiële nieuwsblad.

Art. 2°. Artikel 60 van het voormelde reglement wordt voortaan gelezen als volgt;

yDe Gouverneur-Generaal zorgt, dat aan nuttige bedrijven geene noodelooze belemmeringen in den weg gelegd worden of blijven.

„Behoudens verkregen regten worden op de markten (passars) geene belastingen geheven.quot;

Lasten en bevelen, dat, enz.

-ocr page 381-

125

Ontwerp-Kontrakt.

Vastgesteld hij het besluit van den Gouverneur-Generaal van 26 December 1871 no, 8 (stsbl. no. 213), als model voor de overeenkomsten, ie sluiten op den voet der roet van 21 Julij 1870.

(Staatsblad no. 117).

Art. 1, Het Gouvernement van Nederlandsch-Indië verbindt zich om ten behoeve van den regtbebbende op

de onderneming.....met suikerriet te doen beplanten,

tot en met het jaar 1878, telken jare eene uitgestrektheid van , . . . bouws van 500 r] rijnlandsche roeden;

in het jaar 1879 eene uitgestrektheid van . . . .bouws van 500 □ rijnlandsche roeden ^).

in het jaar 1880 eene uitgestrektheid van .... bouws van 500 □ rijnlandsche voeden (1),

en zoo voorts tot en met 1890.

en om, bijaldien gezegde regthebbende mogt afzien van zijn aanspraak op het genot van een suikerriet aanplant tot de voren omschreven uitgestrektheden, hetzij voor het geheel hetzij voor een deel daarvan hem den grond te verschaffen, die daartoe anders gebezigd zou zijn geworden, ten einde dien met eigen middelen met suikerriet te doen beplanten.

Elke afstand van aanspraak pp het genot van een sui-kerrietaanplant, in voege als even omschreven, is voor den verderen duur der overeenkomst onherroepelijk.

Art. 2. Ouder de uitgestrektheid van den aanplant zijn niet begrepen de wegen en slooten door en om dë gronden, waarop de aanplant geschiedt.

Art. 3. De gronden voor den aanplant worden op de gebruikelijke wijze jaarlijks verwisseld.

Art. 4. Het Gouvernement doet den door zijne tusschen-

1

1/12 van de uitgestrektlieid van den oorspi-onkelijken aanplant minder dan het voorgaande jaar.

-ocr page 382-

126

komst bewerkstelligden aanplant onderhouden en bewaken tot hij aan den ondernemer is overgegeven.

Art. 5. De voor den aanplant benoodigde stekken (bibiet) worden even als de meststof, indien de ondernemer bemesting mogt verlangen, kosteloos door hem geleverd op de door het bestuur aan te wijzen plaatsen.

Art. 6. De ondernemer betaalt jaarlijksoh:

le. Voor deu aanplant ƒ per bouw;

2e. Voor zoover hij afstand heeft gedaan van zijn aanspraak op het genot vau den bedongen aanplant, en hem dientengevolge de anders daartoe te bezigen grond wordt verstrekt ƒ per bouw, berekend over de uitgestrektheid van dezen grond;

en verder, indien zulks tot eene behoorlijke schadeloosstelling aan de bevolking voor de afgifte van den grond en eene behoorlijke betaling van haren arbeid door het Gouvernement wordt noodig geacht, na het vijfde kon-traktsjaar vijf ten honderd, na het tiende kontraktsjaar tien ten honderd, na het vijftiende kontraktsjaar vijftien ten honderd van bovenstaande sommen per jaar meer.

Art. 7 (i).

Art. 8. De aanplant, door tusschenkomst van het Gouvernement bewerkstelligd, wordt op den lsten Junij, of zooveel vroeger als hij met den oogst wil aanvangen, aan den ondernemer, van wege het gewestelijk bestuur, bij proces-verbaal overgegeven en door hem overgenomen.

Art. 9, Het door tusschenkomst van het Gouvernement aangeplant riet moet uiterlijk op den 15den October zijn gesneden en weggeruimd; en evenzoo het door den ondernemer zeiven geplant riet op gronden, hem op den voet van artikel 1 door het Gouvernement verschaft.

Indien de ondernemer aan deze verpligting niet voldoet, verbeurt hij, ook in het geval van overmagt of toeval,

(1) Dit artikel is bestemd ter opname van het beding omtrent het gebruik van water of stoom als drijfkraelit van den molen enz. Deze aangelegenheid wordt voor elke onderneming afzonderlijk geregeld.

-ocr page 383-

137

eene boete van f 1.— (een gulden) voor eiken dag eu voor eiken bouw, waarop het riet later mogt worden gesneden en van het veld weggeruimd.

Bovendien is het hoofd van gewestelijk bestuur bevoegd om het riet, dat na den 15de,1 October nog te velde staat, voor rekening van den ondernemer te doen wegruimen, ten ware bij een opzettelijk onderzoek mogt blijken, dat het zonder nadeel voor de rijstkultuur tot den 30e No-vomber op het veld kan blijven staan, in welk geval tot dien dag wordt gewacht.

Art. 10. Niets.

of:

Tot het verkrijgen van rietsnijders wordt de tusschen-komst des bestuurs aan den ondernemer verleend in geval van volkstrekte, telkens ten genoege van het hoofd van gewestelijk bestuur te bewijzen onmisbaarheid, en tegen een zoodanig door den ondernemer regtstreeks aan hen uit te keeren loon als door het Gouvernement of van zijnentwege is of zal worden bepaald:

of:

Tot het verkrijgen van rietsnijders, alsmede van arbeiders voor werkzaamheden in en bij de fabriek, wordt de tusschenkomst des bestuurs aan den ondernemer verleend, ingeval van volstrekte, telkens ten genoege van het hoofd van gewestelijk bestuur te bewijzen onmisbaarheid, en tegen een zoodanig door den ondernemer regtstreeks aan hen uit te keeren loon als door het Gouvernement of van zijnentwege is of zal worden bepaald.

Art. 11. Het staat den ondernemer vrij, vrijwillig geteeld riet in zijn fabriek te vermalen, mits dat niet zij verkregen van gronden, bestemd om afwisselend door tusschenkomst van het Gouvernement met suikerriet, ten behoeve van eenige met het Gouvernement in kontrakt staanden ondernemer te worden beplant of aan deze ter beplanting met suikerriet door eigen middelen te worden verschaft.

Hij verbindt zich geen riet te verwerken als tweede gewas, verkregen van Gouvernements-suikerrietaanplant»

-ocr page 384-

of van riet, geteeld op van bestuui-swege verstrekte gronden.

Ingaande met den aanplant van 1379, zal de ondernemer riet, als tweede gewas verkrijgen van den Gouver-nements-suikerrietaanplant of van riet, geteeld op van bestuurswege verstrekte gronden, mogen verwerken, indien het afkomstig is van die gronden, waarover ingevolge de trapsgewijze vermindering, niet weer door het bestuur ten behoeve der suiker-kuituur zal beschikt, worden.

Art. 13. De ondernemer verbindt zich, de fabriek, aan. hoorigheden en werktuigen te houden in voldoenden staat of te verbeteren, zoodat zij geschikt blijven tot voortzetting van het bedrijf, waartoe zij thans gebezigd worden.

Ter beoordeeiing hiervan heeft het hoofd van gewestelijk bestuur de bevoegdheid om, daartoe termen vindende, eene kommissie van deskundigen te benoemen,

Art. 13. De ondernemer onderwerpt zich aan het toe-zigt, op last van het hoofd van gewestelijk bestuui dooide Europesche ambtenaren te houden.

De toegang tot de fabriek staat ten allen tijde aan de ambtenaren open.

De ondernemer is verpligt, aan het hoofd van gewestelijk bestuur omtrent al hetgeen tot de onderneming betrekking heeft de opgaven te doen, welke het zal verlangen , en die opgaven, des gevorderd, met eede te bevestigen.

Bij het niet nakomen dezer verpligting binnen eenen door den Gouverneur-Generaal, voor elk geval in het bijzonder, te stellen laatsten termijn, verbeurt de ondernemer een boete van ƒ 1000,— (een duizend gulden).

Art. 14. De ondernemer verbindt zich, aan he; Gouvernement als cijns te voldoen;

a. van aanplant door tusschenkomst van het Gouvernement ;

h. van velden zonder aanplant, door het bestuur verstrekt, s/5 (twee derden) van het bij a bedongene;

c. van het riet, verkregen buiten alle tusschenkomst

-ocr page 385-

129

des bestuurs en op deze onderneming verwerkt, ƒ 25,— (vijf-en-twintig gulden) per bouw, onderdeelen van een bouw voor een geheel gerekend.

Art. 15. De betalingen, bedoeld bij de artikelen 6 en 14, geschieden door storting in \'s lands kas ter hoofdplaats van het gewest, waarin de onderneming ligt, in vier gelijke termijnen, op of vóór 15 September, 15 October, 15 November en 15 December van het jaar, waarop de belasting betrekking heeft.

De boete, bedoeld bij artikel 9, moet in den laatsten termijn worden gestort, die vermeld in artikel 13 binnen een maand, nadat zij is verbeurd.

Bij gebreke van betaling binnen de gestelde termijn-verbeurt de ondernemer eene boete van vijf ten honderd van het verschuldigde, voor elke maand of een gedeelte daarvan, dat hij achterstallig is, onverminderd het ragt. van het Gouvernement oin, indien de ondernemer, na geregtelijke aanmaning, nalatig blijft, de ontbinding der overeenkomst te vorderen met vergoeding van kosten, schaden en interessen.

Zoodra het Gouvernement deze vordering heeft ingesteld, is het tot aan de eindbeslissing van zijne in artikel 1 bedongene verpligting ontheven.

Art. 16. De ondernemer is niet bevoegd, zijne regten en verpligtingen op een ander over te dragen, zonder toestemming van het Gouvernement.

Bij overlijden van den ondernemer gaan zijne regten en verpligtingen over op zijne erfgenamen.

Gedurende de loop van dit kontrakt kan de eigendom van de fabriek niet op een ander overgaan, dan met toestemming van het Gouvernement en onder voorwaarde, dat de nieuwe eigenaar der fabriek in de plaats van den ondernemer treedt ten opzigte van al de regten en verpligtingen, uit dit kontrakt voortvloeijende.

Het Gouvernement verbindt zich, in geval van eigendomsovergang der fabriek, tot welken het zijne toestemming heeft gegeven, den nieuwen eigenaar als kontrak-tant te erkennen.

-ocr page 386-

13U

Art. 17. Het beheer der onderneming wordt gevoerd door den ondernemer of zijnen gemagtigde. De gemag-tigde moet zijn ingezeten van Nederlandsch Indië en bekwaam om overeenkomsten aan te gaan.

Vreemde oosterlingen mogen niet als gemagtigden optreden.

De ondernemer geeft, wanneer hij eenen gemagtigde voor zich laat optreden, daarvan, met vermelding van diens naam en woonplaats, kennis aan het hoofd van gewestelijk bestuur.

Art. 18. In geval van gepleegde mishandeling van de bevolking of van het werkvolk door den ondernemer of zijnen gemagtigde heeft het Gouvernement regt om, afgescheiden van de geregtelijke vervolging-, te eischen, dat het beheer dor onderneming binnen eenen door hetzelve te bepalen termijn aan een ander worde overgedragen.

Art. 19. Het Gouvernement behoudt zich voor om, wanneer dringende omstandigheden van staatkundigen aard zulks voor het algemeen belang noodig mogten doen oor--deelen, de werking van dit kontrakt te schorsen of het te ontbinden, zonder eenige verpligting om de daartoe leidende redenen te openbaren, doch togen voorafgaande schadeloosstelling, door scheidsmannen te bepalen.

Art. 20. De kosten van het opmaken van de akte en van de uit te reiken grossen en afschriften komen voor . rekening van den ondernemer.

Art. 21. Voor het naleven dezer overeenkomst kiest de ondernemer woonplaats ter griffie van den Raad van Justitie, binnen wiens regtsgebied de onderneming gelegen is.

Deze keuze is algemeen.

\\rt. 22. De eerste aanplant, waarop deze overeenkomst betrekking heeft, is die van het jaar 1871.

Indien die aanplant meer bedraagd dan die, bij artikel 1 bedongen, is op dat meerdere al het bij deze overeenkomst bepaalde van toepassing.

-ocr page 387-

131

Voorsch\'iften tot regeling der uitvoering van de roet va7i2\\ ■Tul/j 1870 {Indisch siaatshlad no. 117) en de daaruit voortvloeijende overeenJcomsten.

Vastgesteld bij het besluit van den Gouverneur-Generaal van 26 December 1871 no, 8 (staatsblad no 213).

§ 1. Grond en aanplant.

(Art. 1 van het ontwerp-kontrakt).

Het Gouvernement neemt de noodige maatregelen om den aanplant over de kontraktueel bedongen uitgestrektheid gronds met zorg te doen bewerkstelligen.

Verlangt de ondernemer de zorg voor de beplanting ovelde kontraktueel bedongen uitgestrektheid of over een deel er van voor den vervolge op zich te nemen, dan is hij verpligt daarvan voor ultimo December van h\'et jaar, voorafgaande aan het plantjaar, aan het bestuur schriftelijk kennis te geven.

Van deze schriftelijke kennisgave wordt door het Hoofd van gewestelijk bestuur proces-verbaal in triplo opgemaakt, waarvan een exemplaar aan den Direkteur van Binnenlaudsch Bestuur opgezonden, een ander aan den ondernemer uitgereikt en het derde ten kantore van eerst-genoemden hoofdambtenaar bewaard wordt.

De resident, van het gewest waarin de onderneming is gelegen, is verpligt jaarlijks in overweging te nemen, in hoever er redenen bestaan tot een initiatief van be-stuurswege om den ondernemer te bewegen, de beplanting geheel of ten deele op zich te nemen.

Het hieruit voort te vloeijen overleg met de ondernemers moet insgelijks vóór ultimo December van het jaar, van het plantjaar voorafgaande, afgeloopen zijn.

§ 2. Voorbereiding tot vrije beplanting.

(Art. 1 van het ontwerp-kontrakt).

Daar waar blijkt dat de tusschenkomst des bestuurs tot beplanting met suikerriet van de bij art. 1 van het kontrakt bedoelde gronden zou kunnen worden ontbeerd, hebben de hoofden van gewestelijk bestuur het als een

-ocr page 388-

132

hunner ernstigste pligten aan te merken, den betrokken ondernemer te bewegen, van haar verder genot af te zien.

§ 3. Regelings staten.

(Art. 1 van het ontwerp-kontrakt).

De regeling van den aanplant wordt voor iedere, onderneming afzonderlijk vastgesteld.

Veranderingen of wijzigingen in den regelings staat kunnen door de residenten aan den Gouverneur-Generaal worden voorgesteld, na den betrokken ondernemer te hebben gehoord.

§ 4. Trapsgewijze vermindering.

(Art. 1 van het ontwerp-kontrakt).

De trapsgewijze vermindering van den aanplant na 1878, telken jare met een twaalfde van het aantal bouws, waarvoor oorspronkelijk gekontrakteerd is, wordt op voorstel van den resident door den betrokken Departements-chef geregeld, en van die regeling vóór ultimo December van het jaar, aan het plantjaar voorafgaande, den ondernemer mededeeling gedaan.

Als rigtsnoer bij de bepaling der inkrimping geldt dat het eerst die velden uit den aanplant vallen, welke gebleken zijn minder geschikt te wezen voor de suikerkuituur, of welker bewerking, vergeleken met die der overige voor de onderneming bestemde velden, voor de bevolking bezwarend is.

Mogt het onverschillig wezen, dan wordt zooveel mogelijk de wensch des ondernemers ingewilligd.

Voor zooveel de plaatselijke omstandigheden dit toelaten, worden bij elke inkrimping een of meer dessas geheel vrijgesteld; deze kunnen niet op nieuw ingedeeld worden.

§ 5. Onderhoud en bewaking.

(Art. 4 van het ontwerp-kontrakt).

Zoodra de aanplant aan den ondernemer is overgegeven, eindigt alle bemoeijenis van het bestuur met het onderhoud en de bewaking, behoudens de verpligting in het algemeen, op de policie rustende, om voor de veiligheid van goederen te waken.

-ocr page 389-

133

M: •

§ 6. Bemoeijenis van den ondernemer met den aanplant.

(Art. 5 van het ontwerp-kontrakt).

Het hoofd van gewestelijk bestuur is gehouden in overweging te nemen de verzoeken, die de ondernemer in het belang zijner onderneming oorbaar zal achten tot hem te rigten, en des noodig naar aanleiding daarvan een onderzoek in te stellen.

§ 7. Schadeloosstelling en arbeidsloon.

(Art. 6 van het ontwerp-kontrakt).

Voor elke onderneming in het bijzonder wordt door daartoe van bestuurswege bij een te roepen kommissiën onderzocht het bedrag, waarop behooren te worden bepaald:

lc. de schadeloosstelling ter zake der beschikking over den vereischten grond tot de suikerriet aanplantingen en hetgeen daaraan moet worden toegevoegd voor wegen en slooten.

2e. het bedrag van het loon voor den aanplant en al datgene wat verder tot onderhoud en bewaking, tot aan de overgave er van aan den ondernemer, ver-eischt wordt.

De Gouverneur-Generaal stelt een en ander voor den tijd van vijf jaren .bouwsgewijze vast, omgeslagen over het getal der bouws aanplant, waartoe de Regering zich voor elke onderneming in het bijzonder verbond.

Bijaldien de regthebbenden op den grond geen genoegen nemen met het cijfer der schadeloosstelling, dat hun van wege de Regering ter zake der beschikking over hunnen grond ten dienste van den suikerriet aanplant aangeboden wordt, wordt de bepaling daarvan aan den regter overgelaten.

§ 8. Kosten van den aanplant.

(Art. 6 van het ontwerp-kontrakt).

Om te vinden hoeveel voor den aanplant moet worden betaald, worden voor elke onderneming de volgende gegevens zamen getrokken;

I. de som voor schadeloosstelling van den grond, vastgesteld door den Gouverneur-Generaal of den regter;

II. het arbeidsloon, door den Gouverneur-Generaal vastgesteld.

\' y ::

1

IÉ!

■ \'v :

si

i\'pi

-ocr page 390-

134,

III. de belooning, te goed gedaan aan de dessa hoofden vooi\' hunne bemoeijenis met de suiker-kuituur.

IV. de kuituur procenten, door de inlandsche ambtenaren te genieten.

§ 9. Karrenwegen.

(Art. 6 van het ontwerp-kontrakt).

Onder de uitgestrektheid van den kontraktuelen aanplant zijn, evenmin als de slooten en wegen in en om de suikerriet aanplantingea, begrepen de opzettelijk aan te leggen karrenwegen ter verbinding ran die aanplantingen met den groeten en eenigen openbaren weg.

Met betrekking tot de schadeloosstelling voor de gi-on-den , welke zij innemen, geldt hetzelfde als ten aanzien der gronden voor den kontraktuelen aanplant is voorgeschreven.

§ 10. Vergoeding voor het herstel der galangans.

(Art. Ci van het ontwerp-kontrakt).

In het bedrag der schadeloosstelling voor do afgifte van den grond is begrepen de vergoeding voor den arbeid, verbonden aan het herstel der galangans na. den oogst van het suikerriet, als het veld wederom tot sawah bewerkt wordt.

§ 11. Wegen, slcoten, bruggen en paggers.

(Art. 6 van het ontwerp-kontrakt).

Onder het loon voor den arbeid is begrepen dat voor den aanleg van wegen, slooten en bruggen in de tuinen en de ompaggering die evenwel alleen daar geschiedt, waar zij volstrekt noodzakelijk is.

De kosten der voor die bruggen en paggers benoodigde materialen worden bij het plantloon in komputatie gebragt.

§ 12. Vrije beplanting van door het bestuur verstrekte gronden.

(Art. 6 van het ontwerp-kontrakt).

Waar velden verstrekt worden zonder beplanting van bestuurswege, betaalt de ondernemer alleen het bedrag, dat als schadeloosstelling voor de afgifte van den grond voor elke onderneming vastgesteld is.

In dit geval worden noch belooningen aan de dessa-

-ocr page 391-

135

hoofden uooh kultuurprocenten aan de inlandsclie ambtenaren uitgekeerd.

§ 13. Landrente.

(Art. fi van het ontwerp-kontrakt):

Van de op hoog gezag met suikerriet beplante velden wordt geene landrente geheven, docli aan de dessahoofden over eiken bouw v^oor de Gouveraements suikerkultuur in gebruik genomen, ƒ 1.— (een gulden) uitgekeerd bij wijze van tegemoetkoming in de derving van een deel van het kollekteloon.

§ 14. Betalingstermijnen.

(Art. 6 van het ontwerp-kontrakt).

De betaling neemt gevolg:

1°. van de schadeloosstelling voor den grond, zoodra deze is afgebakend en in bezit genomen;

2°. van de materialen voor paggers en bruggen, welke niet anders of beter dan door inkoop kunnen worden aangeschaft, bij de levering er van;

3°. van het loon voor den aanplant en de verder daarmede gepaard gaande of er uit voortvloeijende diensten in twee termijnen en wel;

60% zoodia de stekken zijn gepoot, en in elk geval vóór ultimo September van het plantjaar;

40%, voort na de overgave van den aanplant den ondernemer, en in elk geval voor ultimo October van het oogstjaar;

: 4°. voor het maken van verbindingswegen en bruggen zoo in den arbeid daartoe wordt voorzien, afgescheiden van dien tot den aanplant, voort na de vol-tooijing er van;

5°. voor het herstel der galangans op de rijstvelden, welke gebezigd zijn geweest zoo voor den aanplant als voor de verbindingswegen, uiterlijk vóór ultimo November van het jaar der ontruiming van die velden.

Deze betalingen geschieden individueel aan de regtheb-benden door den betrokken kontrolenr en het betrokken distriktshoofd, en de bij 1, 3, 4 en 5 bedoelde in elk geval in of bij de betrokken fabriek,

-ocr page 392-

136

Voor de betalingen, hier bedoeld, worden verantwoor-dingsstaten door den Direkteur van Binuenlandsch Bestuur, in overleg niet de Algemeene Rekenkamer, vastgesteld.

§ 15. Belooningen aan de dessahoofden en kuituurprocenten.

(Art. 6 van het ontwerp-kontrakt).

Berekend over de uitgestrektheid van den suikerriet aanplant, welke door de Regering aan den ondernemer wordt geleverd, genieten;

de dessahoofden dezelfde belooning per bouw aanplant, waarbij zij betrokken zijn, als hun, genomen over de jaren 1867 tot en met 1869, gemiddeld per bouw aanplant is toegevallen;

de inlandsche ambtenaren dezelfde kuituur-procenten per bouw aanplant, waarbij zij betrokken zijn, als hun berekend over de produktie der jaren 1867 tot en met 1869 gedurende dien tijd, gemiddeld per bouw aanplant is toegevallen.

De betaling dezer belooning en kultuur-procentea neemt gevolg zoodra de oogst is afgeloopen, en in elk geval vóór ultimo November van het oogstjaar.

§ 16. Water als drijfkracht.

(Art. 7 van het ontwerp-kontrakt).

De hoofden van gewestelijk en plaatselijk bestuur hebben streng toe te zien op de nakoming van het kontrak-tuëel bepaalde omtrent het gebruik van water tot drijfkracht als anderzins.

Van elke overtreding wordt onmiddellijk gerapporteerd.

§ 17. Aanleg, herstel en onderhoud van werken.

Dammen, waterleidingen en andere werken, uisluitend ten behoeve der fabriek, worden, behoudens verkregen vergunning en inachtneming der regten en belangen van anderen, door den ondernemer aangelegd, hersteld en onderhouden.

Het aandeel van den ondernemer in den aanleg, het onderhoud en de herstelling van werken, bij welke zoowel hij als de bevolking belang heeft, wordt bij minnelijke schikking tusschen partijen bepaald; bij verschil wordt de beslissing in het hoogste ressort aan scheidsmannen opgedragen.

-ocr page 393-

137

§ 18. Bestemming der boete wegens het te lang te velden laten van het riet.

(Art. 9 van het ontwerp-kontrakt.)

Het bedrag der bnete, door den ondernemer verbeurd, wegens het overschrijden van den termijn, voor het snijden en wegruimen van den suikerrietaaiiplant bexjaald — 15 October —, komt in zijn geheel ten voordeele van de regt-hebbenden op den grond, door dien aanplant ingenomen, en wordt door dezelfde kommissie als is belast met de tweede betaling van het loon voor den aanplant (zie § 14), uiterlijk vóór ultimo December van het oogstjaar, waarin de overschrijding plaats had, in eene bijeenkomt van de betrokken dessahoofden en regthebbenden op den grond aan gene ter hand gesteld ieder voor de uitgestrektheid, waarmede zijne dessa in de laat ontruimde gronden deelt.

Tgt;e hoofden verdeelen in tegenwoordigheid der kommissie dal bedrag in billijkheid, of naar zoodanige schikking als de belanghebbenden onderling overeenkomen, onder degenen, die geacht moeten worden door het te laat vrijkomen der velden schade te lijden.

Deze betaling geschiedt op de daartoe voor de belanghebbenden best gelegen plaatsen.

De ter zake dezer betaling op te maken verantwoording staten worden door den Direkteur van Binnenlandsch Bestuur, in overleg met de algemeene rekenkamer, vastgesteld.

§ 19. Verstrekking van arbeiders.

(Art. 10 van het ontwerp-kontrakt.)

Geenerlei verstrekking van arbeiders, noch voor het rietsnijden noch voor werkzaamheden in en bij de fabriek, heeft plaats bij de ondernemingen, welke in 1871 zonder tusschenkomst des bestuurs te dier zake gewerkt hebben.

De ondernemers, welke baar hebben genoten, kunnen ook later indien zij ten genoegen van het bestuur de volstrekte onmisbaarheid van zijne tusschenkomst bewezen hebben, hulp bekomen, doch uitsluitend voor die soort van werkzaamheden, waarvoor zij in 1871 verleend is.

Uitzondering daarop maakt de ondernemer van Soeko-dono (Loemadjang) in Probolingo, aan wien geene riet-

-ocr page 394-

138

snijders meer worden verstrekt, ondanks de hem in 1871 verleende hulp.

In geen geval worden door het bestuur meer personen tot verpligten arbeid aangewezen, dan in dat jaar is geschied.

Wanneer de vers,trekking van hulp met rietsnijders of fabrieks arbeiders eenmaal is toegestaan. zal het hoofd van gewestelijk bestuur telken veertien dagen doen onderzoeken of de urgentie van \'s Gouvernements tusschenkomst nog bestaat. Blijkt zij niet meer aanwezig te zijn, dan houdt die tusschenkomst terstond op.

Het loon, dat door den ondernemer aan de regthebben-den wordt uitbetaald, bedraagt, zoolang daaromtrent niet anders wordt bepaald, voor rietsnijders l1/* (anderhalve) cent per bos van 35 (vijf- en- twintig) stokken en voor anderen arbeid het dagloon, bepaald bij het besluit van 4 Mei 1806 no. 26, welke beschikking, zoolang daaromtrent niet anders wordt bepaald, ook voor de overige punten op dit stuk van kracht blijft.

Ondernemers, die op hunne fabriek vrijwillig geteeld riet vermalen, doen door dit feit alleen uitdrukkelijk afstand van alle aanspraak op verstrekking van arbeiders van Gouvernemen tswege.

§ 30. Vrijwillig geteeld riet.

(Art. 11 van het ontwerp-kontrakt).

De ambtenaren zien toe, dat op de gronden, bij de Gouvernements-suikerkultuur ingedeeld, tusschen tijds niet andermaal suikerriet worde geplant of een tweede gewas van den Gouvernements aanplant aangehouden.

Wil de bevolking zich naar dezen wensch der Regering niet schikken, dan wordt hiervan berigt gezonden aan den Direkteur van Binnenlandsch Bestuur.

§ 21. De hoofden van gewestelijk bestuur hebben zich vooral nauwkeurig te vergewissen van de uitgestrektheid gronds, door of voor de ondernemers in vrijwillige overeenkomst met suikerriet beplant.

§ 23. Cijns.

(Art. 14 van het ontwerp-kontrakt.)

-ocr page 395-

139

De aan den lande le betalen cijns wordt bouwsgewijze vastgesteld over de uitgestrektheid van den aanplant, waartoe het Gouvernement jegens den ondernemer verbonden is.

Hij wordt berekend voor elke onderneming in het bijzonder, naar hare gemiddelde produktie van de jaren 1863 tot en met 1S69 (1864 tot eu met 1870), de jaren dei-hoogste en laagste produktie niet medegerekend, en den grondslag van;

f 2,— per pikol bij eene gemiddelde produktie van 1 tot 45 pikols per bouw;

f 3,50 per pikol bij eene gemiddelde produktie van meer dan 45 tot 60 pikols per bouw, en f 3,— per pikol voor al het meerdere.

Voor de uitgestrektheid, waartoe de ondernemers afstand doen van hun regt op aanplant, vermindert de cijns met 1/s (een derde) van zijn oorspronkelijk bouwsgewijze bedrag.

Over de gronden, welke de ondernemers in geheel vrije kuituur, dat is buiten eenige tussohenkomst van het Gouvernement, tot de voortbrenging van suikerriet bezigen, betalen zij een cijns van ƒ 25,— (vijf- en- twintig gulden) per bouw.

§ 23. Tijdstip van ingang der overeenkomsten.

Art. van het ontwerp-kontrakt.)

Voor de ondernemingen, welker kontrakten met den oogst van 1871 expireren en vooj; bestendiging vatbaar bevonden worden, gaan de nieuwe overeenkomsten in met den aanplant van 1871 ten behoeve van den oogst van 1872.

Over het al of niet aannemen der overeenkomsten ten aanzien der in de vorige alinea bedoelde fabrieken hebben de ondernemers of hunne gemagtigden zich te verklaren binnen eenen termijn van zes weken na den dag, waarop de ontwerp-overeenkomst hun door het hoofd van gewestelijk bestuur is toegezonden.

Neemt de belanghebbende geen genoegen met de daarin gestelde voorwaarden, dan wordt voor het oogstjaar 1872 geheel op den ouden voet doorgewerkt en het kontrakt, ingaande met den oogst van 1873, uitbesteed.

-ocr page 396-

140

Ondernemers, wier kontrakten later afloopen, kunnen voor zoo ver die voor verlenging vatbaar zijn, hunne ever eenkomsten kommuteren in kontrakten volgens de nieuwe beginselen, eveneens ingaande met den oogst van 1872, en zullen zicli daaromtrent binnen zes weken nadat hun de ontwerp-overeenkoolst door het hoofd van gewestelijk bestuur zal zijn toegezonden, te verklaren hebben.

Voor wie niet toetreedt, staat d.e gelegenheid daartoe later niet meer open.

§ 24. Eigendom van den fabrieks-grond.

Bij de toezending d.er ontwerp-overeenkomst geeft het hoofd van gewestelijk bestuur den ondernemer te kennen, dat de Regering genegen is, hem, indien hij tot de overeenkomst toetreedt, den grond, waarop regt van opstal is gevestigd, tot eene maximun uitgestreektheid van 10 (tien) bouws in eigendom af te staan, tegen eenen prijs, bij onderlinge schikking te bepalen of, bij verschil, door deskundigen, benoemd met inachtneming van art. 619 van het Reglement op de Burgerlijke regtsvordering mits hij zich daartoe, onder overlegging van een hei.oorlijken meetbrief, aanmelde binnen denzelfuen termijn als in de voorgaande § is vastgesteld.

Het hoofd van gewestelijk bestuur moet ten spoedigste onderzoeken hoeveel aan de bevolking voor het blijvend gemis van den grond zal moeten worden uitgekeerd, en hoeveel het land voor den afstand van het eigendomsregt zal moeten bekomen.

De als uitkomst van dat onderzoek verkregen sommen maken het bedrag uit van den van wege de regering te vorderen koopprijs.

Mogten zich tegen de toekenning van eigendom speciale toestanden verzetten, dan moet het hoofd van gewestelijk bestuur, alvorens het in deze bedoelde voorstel aan den ondernemer te doen, onder mededeeling van ie bestaande bezwaren, nadere bevelen vragen aan den Direkteur van Binnenlandsch Bestuur.

-ocr page 397-

\'1

141

Suiker-Kuituur.

Wijziging in Ut ontmrp-lcontmkt en d$ ambtelijke voorschriften, hedoeld lij staatsblad 1871 no. 213.

(Besluit van S Febmarij 1872 no. 3, stsbl. no. 24).

Gelezen enz.:

De Raad van Nederlandsoh-Indië gehoord:

Is goedgevonden en verstaan:

Eerstelijk: Het ontwerp-kontrakt, model voor de overeenkomsten, te sluiten op den voet der wet van 21 Juli] 1870 (Ind. stsbl. no. 117) en de voorschriften tot regeling der uitvoering van\' evengenoemde wet en de daaruit voort-vloeijende overeenkomsten, beide vastgesteld bij art. 1 van het besluit van 26 December 1871 no. 8 (stsbl. no. 213), te wijzigen in dezer voege:

A. Ontwerp-Kontrakt.

1°. In de noot op art. 1 wordt voor v1/12quot; gesteld //Visquot;.

2°. Art. 6. wordt gelezen als volgt:

De ondernemer betaald jaarlijks:

1°. voor den aanplant ƒ per \'bouw;

2°. voor zoover hij afstand heeft gedaan van zijn aanspraak op het genot van den bedongen aanplant en hem dien ten gevolge de anders daartoe te bezigen grond wordt verstrekt, ƒ per bouw, berekend over de uitgestrektheid van dezen grond;

een en ander, voor zooveel het arbeidsloon en de schadeloosstelling voor den grond betreft, op den voet dei- daarvan dessa\'s ge wijze opgemaakte, door den Gouverneur-Generaal vastgestelde of bij wijziging der regeling van den aanplant, nader vast te stellen staten: zullende bij vermindering van den aanplant de ondernemer gehouden zijn uit dien hoofde zooveel te betalen als die staten voor de dessa\'s, bij

if1 jij :! i

■É 1

ll\'

lip!-

1 \'Vi1

■ ■ #

lil i ? ill

idf |j:|i

m,

i-r\' f si ;V\': *2^?

: \'f

?• m

ll

m

ifi

.{.\'ijJÖ? j\'ï

\' i \'

m

\'\'||É }:;4# ■

li...

It

\'II

li ■

-ocr page 398-

] 40

Ondernemers, wier kontrakten later afloopen, kunnen voor zoo ver die voor verlenging vatbaar zijn, hunne ever eenkomsten kommuteren in kontrakten volgens de nieuwe beginselen, eveneens ingaande niet den oogst van 1873, en zullen zicli daaromtrent binnen zes weken nadat hun de ontwerp-overeenkomst door het hoofd van gewestelijk bestnur zal zijn toegezonden, te verklaren hebben.

Voor wie niet toetreedt, staat de gelegenheid daartoe later niet meer open.

§ 24. Eigendom van den fabrieks-grond.

Bij de toezending der ontwerp-overeenkomst geeft het hoofd van gewestelijk bestuur den ondernemer te kennen, dat de Regering genegen is, hem, indien hij tot de overeenkomst toetreedt, den grond, waarop regt van opstal is gevestigd, tot eene maximun uitgestreektheid van 10 (tien) bouws in eigendom af te staan, tegen eenen prijs, bij onderlinge schikking te bepalen of, bij verschil, door deskundigen , benoemd met inachtneming van art. 619 van het Reglement op de Burgerlijke regtsvordering mits hij zich daartoe, onder overlegging van een bei.oorlijken meetbrief, aanmelde binnen denzelfden termijn als in de voorgaande § is vastgesteld.

Het hoofd van gewestelijk bestuur moet ten spoedigste onderzoeken hoeveel aan de bevolking voor het blijvend gemis van den grond zal moeten worden uitgekeerd, en hoeveel het land voor den afstand van het eigendomsregt zal moeten bekomen.

De als uitkomst van dat onderzoek verkregen sommen maken het bedrag uit van den van wege de regering te vorderen koopprijs.

Moglen zich tegen de toekenning van eigendom speciale toestanden verzetten, dan moet het hoofd van gewestelijk bestuur, alvorens het in deze bedoelde voorstel aan den ondernemer te doen, onder mededeeling van ie bestaande bezwaren, nadere bevelen vragen aan den Direkteur van Binnenlandsch Bestuur.

-ocr page 399-

141

Suiker-Kuituur.

Wijziging in het ontwerp-kontmU en cl$ ambtelijke voorschriften, bedoeld lij staatsllad 1871 no. 213.

(Besluit van S February 1872 no. 3, stsbl. no. 24).

Gelezen enz.:

De Raad van Nederlandseh-Indië gehoord:

Is goedgevonden en verstaan:

Eerstelijk: Het ontwerp-kontrakt, model voor de overeenkomsten, te sluiten op den voet der wet van 21 Julij 1870 (Ind. stsbl. no. 117) en de voorschriften tot regeling der uitvoering van\' evengenoemde wet en de daaruit voort-vloeijende overeenkomsten, beide vastgesteld bij art. 1 van het besluit van 26 December 1871 no. 8 (stsbl. no. 213), te wijzigen in dezer voege:

A. Ontvjerp-Kontraht.

§

fi li in;

Si

li

tk

1°. In de noot op art. 1 wordt voor //Visquot; gesteld //13quot;. 2°. Art. 6. wordt gelezen als volgt:

De ondernemer betaald jaarlijks:

1°. voor den aanplant ƒ per bouw;

2°. voor zoover hij afstand heeft gedaan van zijn aanspraak op het genot van den bedongen aanplant en hem dien ten gevolge de anders daartoe te bezigen grond wordt verstrekt, ƒ per bouw, berekend over de uitgestrektheid van dezen grond;

een en ander, voor zooveel het arbeidsloon en de schadeloosstelling voor den grond betreft, op den voet der daarvan dessa\'s gewijze opgemaakte, door den Gouverneur-Generaal vastgestelde of bij wijziging der regeling van den aanplant, nader vast te stellen staten: zullende bij vermindering van den aanplant de ondernemer gehouden zijn uit dien hoofde zooveel te betalen als die staten voor de dessa\'s, bij

i

fi i!

If \'i

-ocr page 400-

Ii2

welke de aanplant op de grondverstrekking bestendigd blijft, uitwijzen;

en verder, indien zulks tot eene behoorlijke schadeloosstelling aan de bevolking voor de afgifte van den grond en eene behoorlijke betaling van haren arbeid door het Gouvernement wordt noodig geacht, na het vijfde kontraktsjaar vijf ten honderd, na het tiende kontraktsjaar tien ten honderd, na het vijftiende kontraktsjaar vijftien ten honderd, van bo. venstaande sommen per jaar meer.

B. Voorschriften.

1°. In de eerste alinea van § 4 wordt voor //:l/i2quot; gesteld „Visquot;

2°. In de 2de en 3de alinea van f 15 worden de jaren „1867 tot en met 1869quot; vervangen door „1868 tot en met 1870.quot;

Cijns.

(Art. 14 van het ontwerp-kontrakt).

De aan den lande te betalen cijns wordt bouwsgevvijze vastgesteld over de uitgestrektheid van den aanplant, waartoe het gouvernement jegen den ondernemer verbonden is.

Hij wordt berekend over elke onderneming in het bijzonder, naar hare gemiddelde produktie van de jaren 1864 tot en met 1870, de jaren der hoogste en laagste produktie niet medegereken, en den grondslag van;

/ 2.— per pikol over de eerste 45 pikols van een bouw;

ƒ 2.50 per pikol over het meerdere tot en met den BO8\'611 pikol van een bouw;

ƒ 3.— per pikol overal wat de 60 pikols te boven gaat.

Ten tweede:

Afschrift enz.

-ocr page 401-

143

■W\'

Suiker-Kuituur.

Afstand van gronden tegen schadeloosstelling.

Batavia, 2 Februarij 1871.

No. 2450.

Gelijk UwEdG. uit de partikuliere nieuwsbladen zal hebben vernomen, behelst de ministeriële aanschrijving aan Z. E. den Gouverneur-Generaal tot uitvoering van de suikervvet, dd. 2S October 1870, Lt. Aaz., no. !/1473a, onder anderen het navolgende met opzigt tot den grond, waarop de suikerfabrieken en aanhoorigheden zijn opgerigt.

z/Het eerste artikel der nieuwe kontrakten moet betrekking hebben op den grond, waarop de fabriek en aanhoorigheden staan. Zonder den eigendom van dien grond is het behoud van de suikerkultuur buiten tusschenkomst van het Gouvernement moeijelijk denkbaar. In de kontrakten behoort dus de bepaling te worden opgenomen: dat de grond, waarop thans regt van opstal is gevestigd, indien de kontraktant dit verlangt, door hem in eigendom zal kunnen worden verkregen, mits de uitgestrektheid niet te boven ga het maximum van tien bouws, voorgeschreven in art. 8 van het Koninklijk besluit van 20 Julij 1870, no. 15 (stbl. 1870 no. 118) houdende regeling van eenige agrarische aangelegenheden in Nederlandsch-Indië.\'\'

//Mogten welligt bij een paar ondernemingen speciale toestanden zich tegen de toekenning van zulken eigendom verzetten, dan trachte Uwe Excellentie daarin zoo goed mogelijk te voorzien.quot;

Het spreekt van zelf, dat de regthebbende bevolking voor den bedoelden afstand van grond behoorlijk moet worden schadeloos gesteld. Daarbij zal op de omstandigheid moeten worden gelet, dat aan de regthebbenden, nu de grond voor goed wordt afgestaan, welligt eene hoogere schadeloosstelling toekomt dan die, welke tegenwoordig voor het gemis van den^grond der fabriek en aanhoorigheden wordt genoten.\' Het behoeft nauwelijks herinnering

mil

■ i -i^.y quot;:i|

IflM

Pj||

$

tili

lil

ii i.-fl.

■\'JSKS - gt;

si

tmê ■ ill III\' lï

I pfiC1

f 11 i

m

-ocr page 402-

144

dat de bevolking, ingeval van geschil, het regt behoudt om de schadeloosstelling door den regter te doen bepalen.quot;

Naar aanleiding van hetvorenstaande, heb ik aan eenige belanghebbenden bij suikerondernemingen, die mij over hunne belangen zijn komen onderhouden, den raad gegeven, om ter verkrijging van den eigendom van den fabrieks-grond bij de sluiting van nieuwe overeenkomsten op den voet der suikerwet al dadelijk het initiatief te nemen en om daartoe in de eerste plaats zich met de regthebbende bevolking in betrekking te stellen.

Ik heb de eer UwEdGr. hiervan bij deze mededeeling te doen en UwBdG, te verzoeken de spoedige bereiking van liet door de fabriekanten beoogde doel zoo veel mogelijk bevorderlijk te willen zijn, daarbij tevens inachtnemende het voorgeschrevene in stbl. 18G6 no. 25, en bij de circulaire van tien voormaligen directeur der middelen en domeinen dd. 23 Mei 1866 no. 1974, (no. 1852 van het bijblad op het stbl. van N.-l.)

Even als met opzigt tot de waterkwestie en de regeling van den suikerriet aanplant, zie ik ook ter zake omtrent iedere fabriek van UwEdGr. een afzonderlijk rapport te gemoet, dat onder anderen een goed gemotiveerd voorstel moet behelzen omtrent den door het Gouvernement als eigenaar te bedingen prijs, met vermelding van het bedrag, dat bij eominutatie van het door eigendoms en opstal regt door de regering aan den fabriekant is terugbetaald.

Behalve eene omstandige mededeeling vau uw gevoelen gelieve UwEdG. omtrent iedere fabriek tevens te vermelden de dagteekening en het nummer van het gouvernements besluit, waarbij de aan den fabriekant vroeger verleende eigendom van den fabrieks-grond bij de inwerking treding van de algemeene grondslagen ven 1860 door het gouvernement is teruggenomen en regt van opstal werd afgestaan.

De juiste uitgestrektheid van den thans in gebruik genomen grond blijkt van zelve uit de meetbrieven, die de fabriekanten bij hunne aanvragen om eigendoms-regt hebben over te leggen.

-ocr page 403-

145

No. 2593. Suiker-kultaur. Stekken (bibiet.) Bewaking

der tuinen.

Circulaire aan de IwofiUn der suikerproducerende gewesten.

Batavia, 15 Mei 1S73.

Door eenige suiker-kontraktanten zijn bezwaren ingebracht tegen artikel 5 van het ontwerp-kontrakt (Stsbl. 1S71, no. 213), waarin den ondernemers de verpligting wordt opgelegd, de voor den aanplant benoodigde stekken (bibiet) kosteloos te leveren op de door het bestuur aan te wijzen plaatsen, en tegen de ten gevolge van het voorkomende in art. 4, in verband met art. 8, op de ondernemers rustende zorg voor de bewaking van het riet nadat door hen de aanplant is overgenomen.

Na daaromtrent met de Regering te rade te zijn gegaan heb ik de eer UWEdG. te kennen te geven :

dat de bij art. 5 van hes meerbedoeld ontwerp-kontrakt aan de ondernemers opgelegde verpligting om de door hen kosteloos te verschaffen stekken (bibiet) te leveren op de door het bestuur aan te wijzen plaatsen, meer bepaald doelt op het geval, dat zij om bijzondere redenen voor den nieuwen aanplant andere stekken wenschen te bezigen, dan die afkomstig van hun eigen te velde staanden aanplant, doch dat zoo van dezen de bibiet verkregen moet worden, de bevolking, die haar noodig heeft, daarvoor zelve heeft te zorgen op deu tot nu toe plaatselijk gebruike-lijken voet, waartegen te minder bezwaar bestaat, wijl bij de bepaling van de plantloonen het halen van de bibiet in rekening is gebragt; en

dat, wat betreft de bewaking der suikerriettuinen, het den ondernemers vrijstaat zich met de bevolking te verstaan, om de bewaking van het riet\'na de overgave, voor zoolang het alsdan nog op het veld blijft, tegen betaling voort te zetten: art. 1 van het besluit van 4 Mei 1872 no. 34.

-ocr page 404-

146

SiiiherhiUnnr. Regeling der wijze, waarop de schadeloosstelling wordt lepaald voor gronden, toaarover vjordt besehilct ten behoeve van de siiilcerhdhmr.

(Staatsblad 1873 no. 197.)

Art. 1. Wanneer ten behoeve van de op hoog gezag ingevoerde suikerkuituur door den Gouverneur-Generaal moet worden beschikt over gronden, door inlanders voor eigen gebruik ontgonnen of als getneene weide of uit eenigen anderen hoofde tot de dorpen behoorende, wordt een onderzoek ingesteld naar de inlanders, door wie daarop regteu worden uitgeoefend; naar den aard dier regten en naar de voorwaarden, waaronder zij genegen zijn van die regten afstand te doen. Dit onderzoek wordt gehouden door een kommissie van door of van wege den Gouverneur-Generaal aangewezen deskundigen, aan welke door het hoofd van gewestelijk bestuur worden toegevoegd twee inlandsche hoofden uit de afdeeling, binnen welke de gronden gelegen zijn.

Na den regthebbende in zijn belang te hebben gehoord, brengt de kommissie van onderzoek verslag uit van hare verrigtingen, met vermelding van het bedrag der schadeloosstelling, waarop .bij den tijdelijken afstand der gronden billijke aanspraak lean worden gemaakt.

Art. 2. In het geval dat de regthebbende met de schadeloosstelling geen genoegen neemt, wendt de Regering, als vertegenwoordigende den Lande, zich tot den landraad, onder wiens regtsgebied de gronden gelegen zijn, met het verzoek, dat het bedrag der schadeloosstelling, dat aan den regthebbende tnoet worden uitgekeerd, zal worden bepaald.

Het verzoekschrift moet de som, welke als schadeloosstelling aangeboden wordt, vermelden; bij hetzelve wordt een afschrift van het verslag der kommissie van onderzoek overgelegd. Hangende de regterlijke beslissing is de Gouverneur-Generaal bevoegd over den grond te beschikken.

Indien de Gouverneur-Generaal van deze bevoegdheid

-ocr page 405-

147

gebruik maakt, wordt de aangeboden som aan den regt-hebbende uitgekeerd, zoo hij zulks verlangt, zoodra de grond is afgebakend eu iti bezit genomen, de regthebbende behoudt die som, ook indien de schadeloosstelling volgens de uitspraak des regters minder zou bedragen.

Art. 3. Zoodra de regtbank het verzoekschrift heeft ontvangen, benoemt zij één of meer deskundigen in oneven getal.

Zij bepaalt tevens, dat een harer leden, door den voorzitter aan te wijzen, vergezeld van den griflier, als kom-missaris bij het onderzoek zal tegenwoordig zijn.

De deskundigen leggen in handen van den voorzitter den eed af.

De voorzitter bepaalt, met inachtneming van den meest mogelijken spoed, tijd en plaats van het onderzoek der deskundigen en draagt aan een bevoegd beambte op, daarvan aan den regthebbende aanzegging ledoen.

De regthebbende kan bij dat onderzoek tegenwoordig zijn.

Bij de schatting komt alleen in aanmerking de werkelijke waarde van de regten van den regthebbende, niet de denkbeeldige, welke zij uitsluitend voor zijn persoon bezitten.

Er wordt gelet op de vermindering van waarde, welke de grond geacht wordt te zullen hebben ondergaan op het oogenblik, dat de regthebbende dien terug ontvangt, met het oog op het gebruik, dat van den grond door den regthebbende wordt gemaakt.

Art. 4. Van het in het voorgaand artikel bedoeld onderzoek, wordt door den griffier een nauwkeurig procesverbaal opgemaakt, en, na door hem en de deskundigen te zijn onderteekend, bij den voorzitter der regtbank, uiterlijk binnen 8 dagen na afloop van het onderzoek, ingediend-

De voorzitter stelt partijen in de gelegenheid daarvan kennis te nemen en zorgt, dat de bezwaren, die zij, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk mogten wenschen in te brengen, aan de wederpartij worden medegedeeld.

Op een door hem te bepalen dag, uiterlijk vier weken

i

IliS

i J lt; ■

-ocr page 406-

148

na afloop van het onderzoek der deskundigen, worden partijen opgeroepen, ten einde voor de regtbank nader hare belangen toe te lichten of te verdedigen.

Onverschillig of de partijen al dan niet verschenen zijn, doet de regtbank binnen acht dagen uitspraak omtrent het bedrag der verschuldigde schadeloosstelling en veroordeelt de regering tot betaling daarvan, voor zoover dat bedrag niet reeds geheel of gedeeltelijk aan den regtheb-bende is uitbetaald, krachtens de laatste alinea van artikel 2.

De regering wordt in de kosten van het regtsgeding verwezen, wanneer de bij het vonnis bepaalde schadeloosstelling meer bedraagt dan de aangeboden som; in de overige gevallen kunnen de kosten, naar gelang de regtbank daartoe termen vindt, worden gebragt, hetzij ten lasten van den regthebbende op den grond, die met de aangeboden vergoeding geen genoegen heeft genomen, hetzij voor een gedeelte ten zijnen laste en voor het overig gedeelte ten laste der regering, hetzij geheel ten laste der regering.

Art. ü. ïegen dit vonnis wordt geen\'verzet, noch hoo-ger beroep toegelaten.

De belanghebende kan zich daartegen in cassatie voorzien, voor zoover dat middel ook ten opzigte van andere uitspraken in burgerlijke zaken der regtbank, die het vonnis gewezen beeft bij de wettelijke bepalingen is toegelaten.

Art. 6. De voorziening en verdere behandeling in cassatie geschiedt op de wijze, bij de artikelen 4-9 en 50 van de bepalingen, regelende de onteigening ten algemeenen nutte in Nederlandsch-Indië (stsbl. 1864 no. 6), vastgesteld.

Terbod op het gebruik van lood enz. hij de bereiding van suiker in snilierfalrielien.

(Staatsblad 1854 no. 21).

Art. 1. Het gebruik van lood of loodbereidingen, onder welke benaming en op welke wijze ook, zoomede van looden gereedschappen quot;bij de bereiding van suiker, is verboden, op straffe eener boete, niet te bovengaande eene

-ocr page 407-

149

T

II K1j ■

m 1

som van céfi duizend tot tien duizend gulden, onverminderd de lijfstraffelijke vervolging, bijaldien, daartoe, ter zake van het opzettelijk toedienen van voor de gezondheid schadelijke bestanddeelen of uit anderen hoofde, termen raogten aanwezig zijn (*)

Art. 3. De vervolging te dezer zake zal kunnen worden ingesteld tegen de eigenaren, administrateurs of beheerders van suikerfabrieken, en zullen zij solidair aansprakelijk zijn voor deze boete en proceskosten.

Art. ^ Alle suiker, welke zal blijken, na de publicatie dezer bepalingen, in strijd daarmede bereid te zijn, waaien bij wie die ook is achterhaald, zoomede alle bij de bereiding van suiker gebezigde werktuigen van lood, zullen ten behoeve van den lande worden verbeurd verklaard en vernietigd.

Sioonmezen. Vo.ststelliug van een nieuw reglement regelende het toezigt op het gébruïk van stoomtoestellen in Nederlandsch-Indië.

(Staatsblad 1873 no. 218.)

HOOFDSTUK I.

Van de vergunning tot het in werKng brengen van stoomketels

Art. 1. Het is niemand geoorloofd een stoomketel, on-Terschillig tot welk einde in werking te brengen, zonder voorafgaande vergunning van of namens den direkteur der Burgerlijke Openbare Werken.

||

ü

i

É

Jij

: k !

::: II 11

lil M| lllii

||!

: li Int

t:;::

ViM f lii 4 ■

m

i ;j

Él ■ ; |

MA

jï |||

Kflf i

m

r : Ï\'

M;

Een stoomketel is elke toestel, ingerigt om stoom voort

Hg; ■

1

Mot alteratie en ampliatie van art. 1 te bepalen: Het gebruik van lood of loodbereidingen, onder welke benaming en op welke wijze ook, van looden gercedseliappen, zoomede van gelieime middelen bij de bereiding van suiker, is verboden op straffe eener boete van een duizend tot tien duizend gulden, onvermiifderd de lijfstraffelijke vervolging, bijaldien daartoe, ter zake van het opzettelijk toedienen van voor de gezondheid sebadelijke bestanddeelen, ot uit anderen hoofde, termen mogtea aanwezig zijn. (Stbl. 1859 no. 94).

-ocr page 408-

150

te brengen, die tegen de wanden eeue grootere drukking dan die van den dampkring uitoefent.

Art. 2. Wie vergunning verlangt, rigt daartoe een verzoekschrift aan den direkteur der Burgerlijke Openbare Werken en dient het iu bij den ambtenaar met bet toe-zigt belast.

Art. 3. Het verzoekschrift behelst eene opgave van:

a. de grondstof waaruit de ketel en de onderdeelen ervan vervaardigd zijn;

h. den vorm, de afmetingen en de wanddikte van den ketel en de onderdeelen ev van; h

c. de veiligheidskleppen en hare afmetingen, alsmede de verdere bij den ketel behoorende toestellen;

d. de hoogste spaiuiing boven de dampkringsdrukking waaronder de ketel zal gebezigd worden, uitgedrukt in atmospberen ;

e. den naam en de woonplaaats van den vervaardiger; het doel waartoe en de plaats of plaatsen waar het in werking brengen in Nederlandsch-Indie wordt verlangd;

g. de plaats waar de ketel zich bevindt en hangende de beslissing omtrent de vergunning toegankelijk zal zijn;

h. het fabriek- en volgummer, dan wel den naam van stoomwerktuigen, dienende tot het vervoer te land.

Art. 4. De ambtenaren voor de algeineene dienst bij het stoomwezen zijn belast met het toezigt op- en de beproeving van stoomketels.

Art. 5. De gebruikers van den stoomketel stellen ter beschikking van den beproevenden ambtenaar, zoowel de werklieden als de toestellen, die voor de beproeving noodig zijn.

Onder gebruikers van een stoomketel worden verstaan, zij die het bestuur uitoefenen over het bedrijf of de inrig-ting, waarbij de stoomketel gebruikt wordt. Strekt de toestel, waartoe de ketel belxoort, uitsluitend tot huisselijk gebruik, zoo wordt liet hoofd van het gezin voor den gebruiker gehouden.

Art. 6. De nadeelige gevolgen eener beproeving ziju

-ocr page 409-

151

voor rekening van den eigenaar van den stoomketel, ten ware die beproeving niet met het noodige beleid zij bestuurd. In het laatste geval wordt de solmdc door het Gouvernement vergoed.

Art. 7. De kosten van het onderzoek en van de beproeving en die van aan de vergunning voorafgegane opnemingen, komen ten laste van de gebruikers, onverschillig of de vergunning tot liet in werking brengen al dan niet wordt verleend.

Die kosten worden berekend naar de verwarmende oppervlakte van den stoomketel, en bedragen:

voor stoomketels van I t/m 10 vierkante meters verwarmende oppervlakte ƒ 60.—;

voor stoomketels boven 10 t/m 25 vierkante meters verwarmende oppervlakte f 90.—;

voor stoomketels boven 25 t/m 50 vierkante^meters verwarmende oppervlakte f 120.—;

voor stoomketels boven 50 t/m 75 vierkante nieters verwarmende oppervlakte ƒ 150.—;

voor stoomketels boven 75 vierkante meters verwarmende oppervlakte ƒ 180.—.

Bijaldien het onderzoek of de beproeving zich gelijktijdig uitstrekt over meerdere stoomketels, die met elkander doormiddel van stoom- en andere pijpen in verbinding zijn gebragt en tot eenen gemeenschappelijken toestel behoo-ren, worden de kosten voor den ketel, die de grootste verwarmende oppervlakte bezit, berekend volgens boven- , staand tarief, terwijl voor elk der overige ketels een bedrag van ƒ 60.— in rekening wordt gebragt.

Art. 8. Het in werking brengen van gegoten ijzeren stoomketels is verboden.

Art. 9. Iedere stoomketel wordt onderworpen aan eene beproeving door middel van persing met koud water gt; waardoor éene grootere drukking wordt uitgeoefend dan de grootste spanning boven de dampkringsdrukking, waaronder de ketel zal gebruikt worden.

Bij de eerste beprqeving bedraagt die meerdere drukking; a. het anderhalfvoudige voor vlampijpketels;

-ocr page 410-

152

h. liet tweevoudige voor gewone ketel.

Echter zal in geen geval het verschil tusschen de drukking, waaronder de ketel beproefd wordt en die waaronder hij zal worden gebruikt minder zijn, dan een half kilogram op den vierkanten centimeter, noch grooterdan vier kilogrammen voor vlampijpketels en zes kilogramnien voor gewone ketels.

Art. 10. De met de beproeving belaste ambtenaren zijn bevoegd de uitkomst der beproeving onvoldoend te verklaren, zoo de ketel gedurende de beproeving eene zigtbare vervorming heeft ondergaan, zoo bij na de beproeving zijne vorige afmetingen niet heeft herkregen of zoo er zich andere belangrijke gebreken hebben voorgedaan.

Art. 11. Is de beproeving gunstig afgeloopen, zoo stempelt de dienstdoende ambtenaar de aan den ketel vastgehechte metalen plaat, waarop gegraveerd zijn de cijfers die aanwijzen de grootste drukking boven de dampkrings-drukking in atmospheren, waaronder de ketel zal werken, alsmede het jaartal der eerste beproeving.

Art. 13. Zijn daarenboven de veiligheidstoestellen in behoorlijke orde bevonden, zoo wordt door den dienst-doenden ambtenaar aan den gebruiker, namens den direk-teur der Burgerlijke Openbare Werken eene vooiioopige akte van vergunning uitgereikt.

Art. 13. Kan hetgeen gebleken is te ontbreken geen dadelijk gevaar opleveren bij het in werking brengen van den ketel, zoo is de voornoemde ambtenaar bevopgd^ aan den gebruiker namens den direkteur der Burgerlijke Openbare Werken eene tijdelijke voorwaardelijke akte van vergunning uit te reiken. ,

Deze akte vermeld den. termijn, binnen welken aan de gestelde voorwaarden voldaan, en het berigt daarvan door den gebruiker aan den genoemden ambtenaar moet zijn medegedeeld.

De uitreiking dezer akte en die bij het vorige artikel bedoeld, geschiedt door tusschenkomst van het hcofd van het gewest waarin do ketel in werking zal gebragt worden.

Art. 14. Na de verslagen van den ambtenaar niet het

-ocr page 411-

153

onderzoek belast, en het advies van den hoofdingenieur van het stoomwezen te hebben ontvangen, verleent of weigert de direkteur der Burgerlijke Openbare Werken de vergunning tot het in werking brengen.

Bij elk voorstel om eene vergunning te verleenen, biedt de hoofdingenieur van het Stoomwezen een ontwerp der uit te reiken vergunningsakte aan.

In de door den direkteur der Burgerlijke Openbare Werken uit te reiken akte van vergunning worden vermeld; a. de naam en de woonplaats van den persoon aan wien

de akte is uitgereikt ;

h. waar en door wien de ketel vervaardigd is;

e. het doel waartoe en de plaats of plaatsen waar de in werking brenging in Nederlandsch-Indië wordt verlangd;

d. de vorm en de afmetingen van den ketel, zoomede de uitgestrektheid van de verwarmende oppervlakte; c. het aantal en de voornaamste afmetingen van de

veiligheidstoestellen, waarvan de ketel voorzien is; ƒ. de grootste drukking, uitgedrukt in kilogrammen op den vierkanten centimeter, waaronder de ketel mag worden in werking gebragt;

g. in hoeverre de bepalingen, vervat in de artt. 3G en 48 van dit reglement zijn toegepast;

h. de bij artikel 49 onder a en b bedoelde bijzondere behoedmiddelen, welke zijn aangebragt, zoomede de bijzondere maatregelen, welke [bij het gebruik van den ketel behooren te worden in acht genomen.

De uitreiking der akte geschiedt overeenkomstig het bepaalde bij het laatste lid van artikel 13.

Art. 15. De vergunning wordt geweigerd;

a. indien de stoomketel blijkt geene genoegzame sterkte te bezitten;

l, indien de stoomketel niet of niet naar behooren is voorzien van de bij art. 16 tot en met art. 36 bedoelde veiligheidsmiddelen;

c. indien de verblijfplaatsen voor reizigers in stoom-vaartuigen niet ingevolge het bepaalde bij art. 37

-ocr page 412-

154

zijn afgescheiden van het ruim, waarin zieh de stoomketel bevindt:

d. indien in het onder a van art. 49 bedoelde geval de aanvrager niet heeft aangebracht de daarbij bedoelde bijzondere behoedmiddelen of veranderingen.

HOOFDSTUK II.

Van de veiligheidatoeslellen.

Art. 16. Elke stoomketel is voorzien van minstens twee veiligheidskleppen, die op den ketel zeiven of op de stoomkast zijn aangebragt.

Art. 17. De middellijnen der openingen van de kleppen mogen niet minder bedragen dan berekend wordt volgens de formule

d S 2,6 i/ - w ■ ■■

p -f- 0,621 waarin voorgesteld wordt door:

d. de middellijn in centimeters;

p. de drukking in den ketel boven de dampkringsdruk-king in kilogrammen op den vierkanten centimeter; w. de verwarmende oppervlakte in vierkante meters, waaronder met uitsluiting der van den ketel afgescheiden toestellen, dienende tot het overhitten van den stoom, gerekend wordt te behooren al de oppervlakte, die met de produkten der verbranding in aanraking komt.

De bovenbedoelde middellijn zal echter nooit kleiner dan twee centimeters kunnen zijn.

Art. 18. Voor ketels, die een gemeenschappelijken stoomhouder hebben, niet afzonderlijk gebruikt kunnen worden en toereikende gemeenschap hebben, zijn twee veiligheidskleppen voldoende.

De oppervlakte der klep-openingen wordt alsdan volgens de gezamenlijke verwarmende oppervlakte der keiels berekend.

Art. 19. De zittingen of randen der kleppen zijn vlak en uit een doeltreffend metaal of metaal-allooi vervaardigd.

-ocr page 413-

155

De breedte der zittingen bedraagt hoogstens het twin tigste gedeelte van de middellijn der openingen, doch mag in geen geval vier milimeters overschrijden.

Art. 20. Alleen bij stoomwerktuigen, dienende tot het vervoer te land is het geoorloofd de veiligheidskleppen dei-stoomketels door middel van veren, doch niet regtstreeks te drukken.

De veiligheidskleppen der overige stoomketels worden door gewigten gedrukt, hetzij regtstreeks, hetzij door middel van een hefboom.

Wordt eene klep door meer dan een gewigt gedrukt, zoo hebben die gewigten den vorm van schijven van gelijke middellijn.

De lange arm van den hefboom is hoogstens zes malen langer dan de korte hefboomsarm.

Bij het berekenen van de op de kleppen aan te brengen drukking wordt de middellijn der opening dér kleppen twee milimeters grooter aangeuomeii.

Art. 21, Bene der kleppen moet derwijze afgesloten zijn, dat zij alleen voor den gebruiker van den ketel toegankelijk is.

Zijn echter de kleppen der bij alinea 1 van art. 20 bedoelde stoomwerktuigen belast door middel van veren, zoo behoeft die afsluiting niet te geschieden, mits de aan de hef boomen bevestigde veren zoodanig zijn ingerigt, dat zij geene meerdere drukking op de kleppen kunnen uitoefenen, dan de hoogste drukking waaronder de ketel zal worden gebruikt.

Ait. 22. Bij stoomketels van werktuigen, dienende tot het vervoer te land, moet in elk geval eene der veilig, heidskleppen voor den machinist of stoker van zijne standplaats bereikbaar zijn.

Art. 23. Voor stoomketels, die niet met een stoom-toestel verbonden zijn en waarvan de inhoud kleiner is dan zes honderd kubieke decimeters, zoomede waarin de drukking van den stoom niet meer bedraagt dan één half kilogram op den vierkanten centimeter boven de damp-knngsdrukking is ééne veiligheidsklep voldoende. Art. 12 is alsdan niet van toepassing.

-ocr page 414-

156

Art. 24. De kleppen zijn zoodanig ingerigt, dat zij zich gemakkelijk kunnen bewegen. Worden de kleppen door middel van veren gedrukt, dan is de werking dezer veren zoodanig, dat de kleppen minstens vier milimeters kunnen stijgen, zoomede twee milimeters opgeligt kunnen worden, vour dat de spanning der veren met één kilogram op den vierkanten centimeter toeneemt.

Geschiedt de drukking door middel van gewigten, dan moeten de kleppen opgeligt kunnen worden tot eene hoogte minstens gelijk aan één vierde van de middellijn der opening.

Art. 35. Het is niet geoorloofd bij veiligheidskleppen gebruik te maken van gewigten, veren of hefboomen, die niet door een der met het onderzoek belaste ambtenaren zijn onderzocht en overeenkomstig hetgeen in de akte van vergunning wordt vermeld, zijn goedgekeurd.

Art. 36. De stoomketels, waarin de door den stoom uit de oefenen drukking niet meer bedraagt dan één half kilogram op den vierkanten centimeter boven de camp-kringsdrukking, behooren te worden voorzien van eene luchtklep of anderen toestel, waardoor de buitenlucht toegang tot den ketel verkrijgt, zoodra de drukking in den ketel geringer geworden is, dan die van den dampkring.

Art. 27. Elke ketel is voorzien van een manometer, die de drukking van den stoom duidelijk en juist aanwijst. Die toestel moet minstens ééne halve dampkringsdrukking voor kwikmanometers en ééne dampkringsdrukking voor metallieke manometers meer kunnen aanwijzen, dan de drukking, welke beantwoordt aan de in de akte van vergunning toegestane hoogste belasting der veiligheidskleppen.

De manometer is regtstreeks met den ketel verbonden.

Het is niet geoorloofd de manometer aan te brengen aan eene buis, waardoor stoom wordt afgevoerd.

De manometer moet zoodanig geplaatst zijn dat de stoker hem gemakkelijk kan raadplegen.

Het nummer der schaal, dat door den wijzer niet mag worden overschreden, is duidelijk gemerkt.

-ocr page 415-

157

De manometer moet door den met het toezigt belasten ambtenaar zijn onderzocht en goedgekeurd.

Heeft een vroeger goedgekeurde manometer opgehouden de drukking van den stoom met juistheid aan te wijzen, zoo is de ambtenaar, met het toezigt belast, bevoegd de vervanging er van te gelasten.

Art. 28. Is de aanwezige manometer geene opene kwik-manometer, zoo is de ketel dan wel de manometer voorzien van eene kraan met Hens, waardoor een manometer van den dienstdoenden ambtenaar met den ketel in ver-hinding gebragt kan worden.

Art. 29. Voor stoomketels, die een gemeenschappelijken stoomhouder hebben , niet afzonderlijk gebruikt kunen worden en toereikende gemeenschap hebben, is één manometer voldoende.

Art. 30. Elke stoomketel is voorzien van:

a. twee waterpeilkranen;

h. een waterpeilglas met doorblaaskraan;

c. een toestel, welke onafhankelijk van de oplettendheid van den machinist of den stoker, bij het bestaan van watergebrek in den ketel, de vuren blusoht, dan wel alleen het gevaar bij tijds kenbaar maakt. Daartoe kan onder anderen dienen een watervlotter, werkende op eene stoom- oi\' alarmfluit of wel een prop, waarin zich een metaal of allooi bevindt, dat bij eene bepaalde temperatuur smelt en daardoor aan den stoom een voldoenden uitgang verschaft wordt.

Heeft de ketel inwendige vuurgangen, zoo is in el-ken vuurgang zoodanige prop aanwezig. Art. 31. Het hoogste punt van den ketel, van de vuurgangen, vlamkast of vlampijpen, dat met de pro-dukten der verbranding in aanraking komt, is op hot voorste gedeelte van den ketel door eene sterk gekleurde lijn aangegeven.

Art. 32. De onder c van art. 30 bedoelde prop, wordt op de hoogte der in het voorgaand artikel vermelde lijn aangebragt.

Heeft de ketel inwendige vuurgangen, zoo wordt de

-ocr page 416-

158

prop, die in eiken vuurgang aanwezig is op het hoogste punt er van aangebragt.

Art. 33. Behalve de pompen, die door stoomwerktuigen of toestellen gedreven worden, ten einde een stoomketel, of een stel gezamenlijk werkende stoomketels te voeden, moet aanwezig zijiiji een toestel om den ketel of de ketels te kunnen voeden, wanneer de stoomwerktuigen of toestellen niet in werking zijn.

Met uitzondering van stoomketels geplaatst in stoom-vaartuigen, is deze bepaling niet van toepassing op stoomketels, waarvan de verwarmende oppervlakte minder dan vijf vierkante meters bedraagt; voor die ketels is eene door een stoomwerktuig gedrevene voedingspomp, of een zeil werkend voedingtoestel, dan wel eene handperspomp voldoende.

Art 34. Elk der voedingtoestellen en handperspompen moet in staat zijn, alleen werkende, den ketel of het stel gezamenlijk werkende ketels de genoegzame hoeveelheid vloeistof aan te voeren.

Art. 35. De vpedinginrigting van eiken stoomketel is voorzien van eene klepkast met kraan aan den ketel bevestigd, althanp niet verder verwijderd dan noodzakelijk is. Worden meerdere ketels door een voedingtoestel gevoed, zoo is elke ketel van zoodanige klepkast voorzien. Tevens behoort elke ketel voorzien te zijn van eene metalen spui-kraan, aangebragt van den ketel, hetzij onmiddelijk, betzij door eene metalen buis, echter niet in aanraking met het metselwerk.

Art. 36. Zijn aan een stoomketel andere yeiligneids-toestellen dan in dit reglement voorgeschreven aangebragt en voldoen die even goed aan het oogmerk, zoo kunnen die door den direkteur der Burgerlijke Openbare Werken op voerstel van den hoofdingenieur van het Stoomwezen worden goedgekeurd.

Art. 37. Het ruim waarin aan boord van stoom vaartuigen, voor het vervoer van reizigers bestemd, de stoomketels geplaatst zijn, is door ijzeren schotten in voldoende mate afgescheiden van de vertrekken, waarin de reizigers vertoeven.

-ocr page 417-

159

De voorgaande bepaling is niet van toepassing op stoom-vaartuigen, die van geen dek voorzien zijn.

HOOFDSTUK. III.

Van de regelen bij het gelruih van Stoomketels in acht te nemen.

Art. 38 De gebruikers van stoomketels dragen zorg;

a. dat de ketels met toebehooren in behoorlijken staat van onderhoud verkeeren;

l. dat er een of meer glazen buizen ter vervanging van het waterpeilglas aanwezig zijn;

c. dat de drukking van den stoom in den ketel nooit overschrijde het maximum, vermeld in de door den direkteur der Hnrgerlijke Openbare Werken uitgereikte akte van vergunning;

d. dat het waterpeil in den ketel gehouden worde op minstens één decimeter boven de in art. 31 vermelde lijn. Aan boord van stoomvaartuigen moet die hoogte voor vlarnpijpketels, minstens veertien en voor kist-ketels achttien centimeters bedragen.

Het toebehooren van een stoomketel omvat den vuurhaard, de rook- en vuurgangen, de veiligheidstoestellen en al wat dient om gelijkmatigheid in de werking des ketels te verzekeren.

HOOFDSTUK IV.

Van het op Stoomtoestellen uit te oefenen toezigt.

Art 39. Alle in gebruik zijnde stoomketels met toebehooren worden jaarlijks éénmaal en bovendien zoo dikwijls het dienstig wordt geacht door de bij art. é bedoelde ambtenaren onderzocht en zoo noodig op \'nieuw beproefd.

De kosten hiervan komen ten laste van den lande.

De bovenbedoelde ambtenaren hebben ten allen tijde vrijen toegang tot de plaatsen, waar de ketels zich bevinden.

Bijaldien zij het voor het te doene onderzoek noodig

-ocr page 418-

160

achten, kunnen zij gelasten, dat het metselwerk van ingemetselde ketels geheel of gedeeltelijk worde weggenomen.

Zij zijn bevoegd alle door hen noodig geachte inlichtingen en opgaven betreffende de stoointoestellen te vragen.

Do gebruikers der bedoelde stoomtoestellen zijn verpligt terstond aan die aanvraag te voldoen.

Op de beproevingen in dit artikel vernield, is het eerste lid van art. 5 van toepassing.

Ai\'t\\ 40. Wordt het door den met het onderzoek belasten ambtenaar noodig geacht, dat een stoomketel tot het instellen van het onderzoek buiten werkiflg gesteld worde of aan eene nadere beproeving worde onderworpen, dan wel het metselwerk van den ketel geheel of gedeeltelijk worde weggenomen, zoo geeft hij daarvan bij tijds schriftelijk kennis aan de gebruikers van den ketel. -

Bestaat er bij de gebruikers bezwaar tegen het tijdstip waarop dedoeld onderzoek zal plaats hebben, zoo wordt dit bezwaar uiterlijk binnen drie dagen schriftelijk ter kennis van den dienstdoenden ambtenaar gebragt. Meent deze geen anderen dag te moeten aanwijzen, dan zendt hij het bezwaarschrift onmiddelijk aan deu direkteur dei-Burgerlijke Openbare Werken, die alsdan beslist.

Art. 41. Moet er een onderzoek plaats hebben, waarbij de stoomketel buiten werking gesteld moet worden, zoo dragen de gebruikers zorg;

a. dat alle deelen van den ketel, zoo van binnen als van buiten, alsmede de verschillende rookkanalen, voldoende gereinigd zijn;

h. dat de ketel genoegzaam afgekoeld zij, om het onderzoek naar behooren te kunnen bewerkstelligen. Art. 42. Het in het voorgaand artikel bepaalde is mede van toepassing wanneer de stoomketel herbeproefd moet worden.

Art. 43. Is een stoomketel eenmaal beproefd en goedgekeurd , zoo geschieden de latere beproevingen onder eene drukking, die altijd het anderhalfvoudige is van die bij de akte van vergunning toegestaan.

Op deze herbeproevingen is het laatste lid van art. 9 van toepassing.

-ocr page 419-

161

Moet de herbeproeving ten gevolge eener herstelling of verandering aan den ketel plaats hebben en is de dienstdoende ambtenaar van meening, dat de herstelling of verandering van dien aard is geweest, dat de ketel als eene nieuwe moet worden beschouwd, zoo geschiedt de beproeving als bij nieuwe stoomketels.

Art. 41. Blijkt bij het onderzoek van een vroeger goed-gekeurden stoomketel dat de toestel niet meer onder de toegestane drukking veilig kan werken, en zijn de gebruikers ongezind, de noodige hernieuwingen aan te brengen , zoo is de met het toezigt belaste ambtenaar bevoegd hun mede te deelen de mindere drukking waarbij hij kan toestaan dat de toestel voortwerke. Wordt het aanbod aangenomen , zoo wordt de vroegere akte van vergunning ingetrokken en eene nieuwe uitgereikt.

Tevens wordt de vroegere stempelplaat, bedoeld in art. 11 vervangen door eene andere, waarop die mindere drukking is aangewezen en die door den dienstdoenden ambtenaar op de gewone wijze wordt gestempeld.

Art. 45. De akten van vergunning moeten ten allen tijde ter inzage van de met het toezigt belaste ambtenaren aanwezig zijn, voor vaste stoomketels op eene zigtbare plaats in de nabijheid dier ketels, voor ketels van stoom-vaartuigen in een der kajuiten.

De gebruikers van vervoerbare stoomtoestellen dragen zorg, dat zij, die met het besturen er van belast zijn, de akte van vergunning op aanvrage der boven bedoelde ambtenaren , onmiddelijk kunnen vertoonen.

HOOFDSTUK V.

Algemeene lepalingen.

Art. 46. De hoofden van gewestelijk bestuur zenden jaarlijks vóór liet einde van Augustus aan den direkteur der Burgerlijke Openbare Werken een lijst, houdende opgave der stoomtoestellen in het onder hun beheer staand gewest aanwezig eu kortelijk van zoodanige bijzonderhe-

-ocr page 420-

162

den als de bij art. 4 bedoelde ambtenaren bij het in te stellen onderzoek, vooraf dienstig kunnen zijn.

De hoofden van gewestelijk bestuur worden door den hoofdingenieur van het Stoomwezen tijdig onderrigt van tijdstip der aanstaande komst van den ambtenaar ; die het jaarlijksch onderzoek zal instellen.

Art. 47. Indien een ketel dusdanige veranderingen, wijzigingen of verplaatsing heeft ondergaan, dat hij niet meer overeenstemt met de voor bet gebruik uitgereikte akte van vergunning, zijn de gebruikers verpligt, onder opgave der aangebragte veranderingen of wijzigingen, of van de verplaatsing, aan den direkteur der Burgerlijke Openbare Werken verzoek te doen tot verder gebruik van den ketel.

Art. 48. Zoo na onderzoek van een stoomketel, de met het onderzoek belaste ambtenaar van oordeel is, dat om den kleinen inhoud of de bijzondere inrigting van dien ketel en ook aan boord van stoomvaartuigen om den bijzonderen bouw van het vaartuig, de wijziging va.\'i een of meer der in dit reglement aangegevene bepalingen wen-schelijk is, of wel de toepassing er van , hetzij gedeeltelijkj hetzij geheel onnoodig is, kan de Gouverneur-Generaal, den direkteur der Burgerlijke Openbare Werken gehoord, die bepalingen zoowel wijzigen als ze, hetzij gedeeltelijk of geheel van ge^ne toepassing verklaren.

Art. 49. Indien bij liet onderzoek blijkt, dat hoezeer overigens de vergunning zoude kunnen worden verleend, de zamenstelling, inrigting of plaatsing van den stoom-toestel aanleiding geeft tot vrees voor ongelukken, vermeldt de met het onderzoek belaste ambtenaar zulks in het verslag, met opgave :

a. van de bijzondere behoedmiddelen of veranderingen, welke aanwending noodig worden geacht.

b. van de bijzondere maatregelen, welke naar zijn inzien bij het gebruik van den toestel zouden moeten worden in acht genomen.

Art. 50. Wanneer de gebruikers van een stoomtoestel aan den direkteur der Burgerlijke Openbare Werken schriftelijk hun verlangen te kennen geven, dat buiten den ketel

-ocr page 421-

1()3

met toebehooren, eenig anderdeel van hun toestel door een ■der bij art. 4 bedoelde ambtenaren onderzocht of beproefd worde, geeft genoemde direkteur daartoe last.

De kosten van dat onderzoek of van die beproeving komen ten laste van de gebruikers.

Art. 51. Indien de gebruikers van een stoomketel, in strijd met de meening hun door den met het onderzoek belasten ambtenaar te kennen gegeven, meenen dat er geene voldoende reden bestaat, hetzij voor een buitentijds in te stellen beproeving of onderzoek waartoe de ketel buiten werking moet worden gesteld, hetzij voor het. geheel of gedeeltelijk wegnemen van het metselwerk van den ingemetselden ketel, dan wel van het aanwenden der bij art 49 bedoelde bijzondere behoedmiddelen, veranderingen of maatregelen, geven zij van hunne bezwaren schriftelijk kennis aan den direkteur der Burgerlijke Openbare Werken , die na den hoofdingenieur van het Stoomwezen gehoord te hebben, zoo spoedig doenlijk eene beslissing neemt.

Art. 53. Kan het verder gebruik van den toestel dadelijk gevaar opleveren, zoo brengt de met het toezigt belaste ambtenaar zulks ter kennis van het hoofd van plaatselijk bestuur, die zorgt dat de toestel onmiddelijk buiten dienst gesteld worde.

Art. 53. De voor het in werking brengen van een stoomketel verleende vergunning wordt door den direkteur\' der Burgerlijke Openbare Werken ingetrokken, indien het blijkt, dat de ketel niet meer in zoodanigen staat verkeert, dat hij, des vereischt onder bijzondere voorwaarden zoude kunnen worden gebruikt.

Art. 5-t. Bij elke inrigting, waar een of meer stoomketels worden gebruikt, moet geplaatst zijn althans één machinist of stoker, die voorzien is van een door den hoofdingenieur van het Stoomwezen afgegeven certifikaat van bekwaamheid.

Art. 35. Indien de met liet toezigt belaste ambtenaar bij het onderzoek van een ketel en diens toebehooren bevindt, dat de in dit reglement voorgeschrevene verordeningen niet zijn opgevolgd, maakt hij daarvan op ziju

-ocr page 422-

1Ö4

ambtseed proces-verbaal op, hetwelk hij onverwijld aan den betrokken ambtenaar van het Openbaar Ministerie zendt.

HOOFDSTUK VI.

Ontploffingen.

Art. 56. Van elke ontploffing van een stoomketel geven de gebruikers binnen don kortst mogelijken tijd kennis aan het hoofd van plaatselijk bestuur.

Heeft de ontploffing plaats gehad aan boord van een stoomvaartuig of van een voertuig te land, zoo geschiedt in het eerste geval de kennisgeving aan het hoofd van plaatselijk bestuur, waar het vaartuig het eerst binnenloopt of stilhoudt en in het tweede geval aan het hoofd van het bestuur der plaats, waar zich het voertuig bevindt.

Art. 57. Is door de ontploffing aan den persoon of de goederen van een derde schade gedaan, dan brengt het hoofd van plaatselijk bestuur, onverschillig of hij de me-dedeeling ontvangen hebbe dan niet, het gebeurde binnen den kortst mogelijken tijd ter kennis van den ingevolge artikel 4 met het toezigt belasten ambtenaar.

Door dezen wordt ten spoedigste een onderzoek ter plaatse ingesteld.

Art. 58. Het onderzoek heeft voornamelijk ten doel te bepalen:

a. of de ontploffing aan een onvermijdelijk toeval te wijten zij;

b. of de gebruikers van den stoomketel zich aan verzium, nalatigheid of niet-inachtneming [der verordeningen omtrent het gebruik van stoomketels hebben schuldig gemaakt.

Art. 50. Van dit onderzoek wordt door den met het onderzoek belasten ambtenaar op zijn ambtseed procesverbaal opgemaakt, bevattende zoo mogelijk eene duidelijke en bepaalde verklaring omtrent de oorzaak van het ongeluk.

Afschrift van dit proces-verbaal wordt onmiddellijk aan den ambtenaar van het Openbaar Ministerie bij de be-

-ocr page 423-

165

voegde regtbank gezonden, en is voor iederen belanghebbende te zijnen koste op aanvrage verkrijgbaar.

Art. 60. Het hoofd van plaatselijk bestuur draagt zooveel mogelijk zorg, dat zoolang het onderzoek van den ambtenaar niet is afgeloopen, ter plaatse waar het ongeluk is voorgevallen alles, tenzij daaruit gevaar kunne ontstaanj in onveranderden toestand blijve.

Art. 61. De uit het burgerlijk regt voortvloeijende verantwoordelijkheid voor de schade aan personen ot\'goederen, veroorzaakt door de ontploffing of eenig ander ongeval van een stoomketel, rust:

a. zoo de toestel dient voor een bedrijf, op hen voor

wier rekening het gevoerd wordt;

i. zoo de toestel dient tot huiselijk gebruik, op het

hoofd van het gezin;

c. zoo de toestel tot wetenschappelijke onderzoekingen dient, op hem, door vvien de onderzoekingen verrigt worden;

cl. zoo de \'toestel onder het beheer staat van een departement van algemeen bestuur, op den Lande;

e. zoo de toestel onder het beheer staat van regenten van een gesticht, op het gesticht.

HOOFDSTUK VIL

Straflepali ngen.

Art. 62. De gebruikers van een stoomketel worden gestraft:

a. zoo zij een stoomketel in werking brengen zonder de in art. 1 bedoelde vergunning verkregen te hebben of niettegenstaande intrekking der vergunning of ondanks verbod, met eene boete van vjf honderd iot duizend gulden en eene gevangenisstraf van tien lot dertig dagen, te zamen of afzonderlijji;

b. zoo zij weigeren de in art. art. 5. vermelde werklieden of toestellen te leveren, met eene boete van honderd tot drie honderd gulden;

-ocr page 424-

J 66

c. zoo zij den ambtenaar met het toezigt belast, den toegang tot hunnen stoomketel of toebehooren weigeren, met eene boete van honderd tot vijf honderd gulden en eene gevangenisstraf van vijf tol veertier dagen, te zamen of afzonderlijk;

d. zoo zij zich verzetten tegen een nieuw onderzoek van hunnen stoomketel en toebehooren, of tegen eene nieuwe beproeving, alsmede zoo zij weigeren het metselwerk van een ketel geheel of gedeeltelijk te doen wegnemen, wanneer het een en ander krachtens dit reglement is bevolen, met eene boete van vijftig tot vijf honderd gulden en eene gevangenisstraf van hoogstens veertien dagen, te zameu ofafzonderljh;

e. zoo zij weigeren de in het vijfde lid van art. 39 bedoelde inlichtingen en opgaven te geven, met eene boete van honderd tot vier honderd gulden;

f. zou de stoomketel op het tijdstip, waarop een nieuw onderzoek of eene nieuwe beproeving moet plaats hebben niet in den toestand verkeert, voorgeschreven onder a en h van art. 41, met eene boete van vijftig tot twee honderd gulden;

g. zoo zij de bij art. 16 tot en met 37 voorgeschrevene veiligheidsmiddelen en de onder a van art. 49 bedoelde bijzondere behoedmiddelen of veranderingen, buiten werking stellen of de goede en juiste werking daarvan beletten, dan wel die middelen zoodanig veranderen, dat zij niet meer overeenstemmen met de voor het gebruik van den ketel uitgereikte akte van vergunning, alsmede zoo zij bij het gebruik van den ketel niet in acht nemen de onder h van art, 49 bedoelde bijzondere maatregelen, met eene boete van vijf honderd tot duizend gulden en eene gevangenisstraf van tien tot twintig dagen, te zamen of

, afzonderlijk;

h. zoo zij geen zorg dagen, dat de akte van vergunning ter bij art. 45 bepaalde plaats aanwezig is, met eene boete van vijf-en-twintig tot honderd gulden;

i. zoo zij geen zorg dragen, dat de onder a, 4en van

-ocr page 425-

167

i \';l !\' .i!ll I

art. 38 voorgeschrevene bepalingen worden nageleefd, met eene boete van vijf-en-twintig tot vijf honderd gulden en eene gevangenisstraf van hoogstens veertien dagen, te zamen of afzonderlijk;

h. zoo zij verzuimen kennis te geven van de veranderingen, wijzigingen of van de verplaatsing van een ketel, op de wijze als voorgeschreven bij art. 47, met eene boete van vijftig tot twee honderd gulden; l. zoo tijdens het gebruik van den ketel niet aanwezig is de bij art. 54 bedoelde machinist of stoker, met eene boete van honderd tot vijf honderd gulden en eene gevangenisstraf van hoogstens veertien dagen, is zamen of afzonderlijk ;

m. zoo zij zich, nadat eene ontploffing van hunnen stoomketel heeft plaats gehad, aan de overtredingen onder e en il van dit artikel vermeld, schuldig maken, met eene gevangenisstraf van veertien dagen tot twee maanden; H. zoo zij niet ingevolge het bepaalde bij art. 56 binnen den kortst mogelijken tijd kennis geven dor ontploffing van hunnen stoomketel, met eene boete van amp;)«-derd tot vijf honderd gulden en eene gevangenisstraf van veertien tot dertig dagen, te zamen of afzonderlijk; o. zoo de ontploffing door hunne schuld of nalatigheid is veroorzaakt, met eene boete van honderd tot duizend gulden en eene gevangenisstraf van veertien dagen tot twee maanden, te zamen of afzonderlijk;

Art. 63. Hij die, nadat eene ontploffing van een stoomketel heeft plaats gehad, moedwillig handelingen verrigt of doet verrigten, waardoor bij het later krachtens art. 57 in te stellen onderzoek, onzekerheid of dwaling omtrent de oorzaak van het ongeval kan ontstaan, of die zich niet houdt aan de bevelen door het hoofd van plaatselijk bestuur krachtens art. 60 gegeven, wordt gestraft tnec eene gevangenisstraf vnw veertien dagen tot hvee maanden.

Art. 64. De bediende, die op uitdrukkelijken last van zijnen meester, gebruiker van een stoomketel, een der strafbare feiten begaat, in dit reglement omschreven, wordt niet gestraft.

lil

iif. ill

Oil! P!

ïlÉ

lil y: Ml?.

m\'

ipt \' f- f !i

ftll

i|f |

\'til ;|i

gt;;i|

11 li

:it:

: 1] il

ill I

ll

-ocr page 426-

i 66

c. zoo zij den ambtenaar met het toezigt belast, den toegang tot hunnen stoomketel of toebehooren weigeren, met eene boete van honderd tot vijf honderd grilden en eene gevangenisstraf van vijf tol veertier dagen, te zamen of afzonderlijk;

d. zoo zij zich verzetten tegen een nieuw onderzoek van hunnen stoomketel en toebehooren, of tegen eene nieuwe beproeving, alsmede zoo zij weigeren het metselwerk van een ketel geheel of gedeeltelijk te doen wegnemen, wanneer het een en ander krachtens dit reglement is bevolen, met eene boete van vijftig tot vijf honderd grilden en eene gevangenisstraf van hoogstens veertien dagen, te zamen of af zonderijk;

e. zoo zij weigeren de in het vijfde lid van art. \'39 bedoelde inlichtingen en opgaven te geven, met eene boete van honderd tol vier honderd gulden;

f. zoo de stoomketel op het tijdstip, waarop een nieuw onderzoek of eene nieuwe beproeving moet plaats hebben niet in den toestand verkeert, voorgeschreven onder a en h van art. 41, met eene boste van vijftig tot twee honderd gulden;

g. zoo zij de bij art. 16 tot en met 37 voorgesclirevene veiligheidsmiddeleii en de onder a van art. iO bedoelde bijzondere behoedmiddelen of veranderingen, buiten werking stellen of de goede en juiste werking daarvan beletten, dan wel die middelen zoodanig veranderen, dat zij niet meer overeenstemmen met de voor het gebruik van den ketel uitgereikte akte van vergunning, alsmede zoo zij bij het gebruik van den ketel niet in acht nemen de onder h van art. 49 bedoelde bijzondere maatregelen, rnet eene boete van vijf honderd tot duizend gulden en eene gevangenisstraf van tien tol twintig dagen, te zamen of afzonderlijk ;

h. zoo zij geen zorg dagen, dat de akte van vergunning ter bij art. 45 bepaalde plaats aanwezig is, met eene boete van vijf-eu-tiointig lot honderd gulden;

i. zoo zij geen zorg dragen, dat de onder a, l amp;a d van

-ocr page 427-

167

art. 38 voorgeschrevene bepalingen worden nageleefd, met eene boete van vijf-en-twintig tot vijf honderd gulden en eene gevangenisstraf van hoogstens veertien dagen, te zamen of afzonderlijk;

Ie. zoo zij verzuimen kennis te geven van de veranderingen, wijzigingen of van de verplaatsing van een ketel, op de wijze als voorgeschreven bij art. 47, met eene boete van vijftig tol hoee honderd gulden; l. zoo tijdens het gebruik van den ketel niet aanwezig is de bij art. 54 bedoelde machinist of stoker, met eene boete van honderd tot vijf honderd gulden en eene gevangenisstraf van hoogstens veertien dagen, ie. zamen of afzonderijk;

m. zoo zij zich, nadat eene ontploffing van hunnen stoomketel heeft plaats gehad, aan de overtredingen onder e en d van dit artikel vernield, schuldig maken, met eene gevangenisstraf van veertien dagen tot twee maanden; n. zoo zij niet ingevolge het bepaalde bij art. 56 binnen den kortst tnogelijken tijd kennis geven der ontploffing van hunnen stoomketel, met eene boete van/mm-derd tot vijf honderd gulden en eene gevangenisstraf van veertien tol dertig dagen, te zamen of afzonderlijk; o. zoo de ontploffing door hunne schuld of nalatigheid is veroorzaakt, met eene boete van honderd tot duizend gulden en eene gevangenisstraf van veertien dagen tot hoee maanden, te zamen of afzonderlijk;

Art. 63. Hij die, nadat eene ontploffing van een stoomketel heeft plaats gehad, moedwillig handelingen verrigt of doet verrigten, waardoor bij het later krachtens art. 57 in te stellen onderzoek, onzekerheid of dwaling omtrent de oorzaak van het ongeval kan ontstaan, of die zich niet houdt aan de bevelen door het hoofd van plaatselijk bestuur krachtens art. 60 gegeven, wordt gestfaft met eene gevangenisstraf veertien dagen tot twee maanden.

Art. 64. De bediende , die op uitdrukkelijken last van zijnen meester, gebruiker van een stoomketel, een der strafbare feiten begaat, in dit reglement omschreven, wordt niet gestraft.

-ocr page 428-

168

De straf op die feiten gesteld, wordt den lastgever opgelegd.

Art. 65. Bij herhaalde overtreding van de in dit reglement vervatte voorschriften en bepalingen, kunnen de boete en gevangenistraf worden verhoogd met één derde boven het maximum.

Art. 66. Op feiten, bij dit reglement met staf bedreigd, kunnen zwaardere straffen worden toegepast, indien daartoe termen bestaan, naar aanleiding van het in Neder-landsch-Indië van kracht zijnde strafregt.

Art. 67. Met het opsporen van de overtredingen van dit reglement zijn mede belast alle ambtenaren, bevoegd tot het opsporen van misdrijven.

HOOFDSTUK VIII.

\\

Uitzonderingen en Overgangsbepalingen.

Art. 6S. Dit reglement is niet van toepassing op oorlogschepen.

Met uitzondering van het bepaalde bij art. 56 tot en met 61, is dit reglement mede niet van toepassing bij:

a. stoomketels, uitsluitend dienende voor huisselijk gebruik, waarvan de inhoud uitgedrukt in kubieke decimeters, vermenigvuldigd met de drukking die de stoom tegen de wanden uitoefent, uitgedrukt in atmospheren, het cijfer zes honderd niet overschrijdt;

h. stoomketels onder het beheer van een der departementen van algemeen bestuur;

c. stooratoestellen uitsluitend dienende tot wetenschappelijke onderzoekingen;

d. stoomketels van vreemde stoom vaartuigen wanneer de reizigers aan boord niet uitsluitend van eene plaats in Nederlandsch-Indië naar eene andere plaats mede in Nederlandsch-Indie gelegen, vervoerd worden en de gebruikers van het atoomvaartuig bewijzen, dat voldaan is aan de bepalingen omtrent het Stoomwezen van kracht in het land, waar het vaartuig te huis behoort.

-ocr page 429-

V

169

Ai t. 69. Het eerste lid van art. 37 is niet van toepassing op de met het tijdstip van het in werking treden van dit reglement in de vaart zijnde stoomvaartuigen, zoo het. ruim, waarin zich de stoomketels bevinden, door houten schotten van de vertrekken, waarin de reizigers vertoeven, zijn afgesloten. Het is voldoende dat de schotten, die zich op een kleineren afstand dan één meter van de wanden van den ketel bevinden, met ijzeren platen bekleed zijn.

Art. 70. De bepalingen van art. 11, alsmede die van het laatste lid van art. 44 zijn niet van toepassing op stoomketels voor den lsten Januarij 1874 goedgekeurd.

Art. 71. Den gebruikers van stoomketels, die op het tijdstip van het in werking treden van dit reglement, in het bezit zijn van akten van vergunning tot gebruik dier ketels, wordt om deze overeenkomstig de bepalingen vermeld in art. 16 tot en met 35 in te rigteu, een termijn verleend van één jaar, te rekenen van het tijdstip van het in werking treden van het reglement.

De voormelde gebruikers blijven overigens de bevoegdheid behouden om, met inachtneming van het eerste lid van dit artikel, hunne ketels te gebruiken onder de voorwaarden, uitgedrukt in hunne akten van vergunning.

II. Deze ordonnantie treedt in werking met 1° Jail narij 1874.

Gedaan te Buitenzorg, den li110quot; November 1873.

LOUDON..

De Algemeene Secretaris, LEVYSSOHN NORMAN.

Oprigling van rijstpelmolens eii rijstloemhoengs.

Verzoekschriften tot oprigting van rijstpelmolens en tot het daarstellen van rijstloemboengs zijn door de regering, indien daartegen geene bedenkingen van overwegenden aard bestonden onder zekere voorzorgsmaatregelen steeds toegestaan.

-ocr page 430-

170

Onder anderen wordt hoofdzakelijk gewezen op de ordon-nancie van 14i Julij 1808 no. 3 (1) aldus luidende:

Dat nademaal het schadelijke van het verhuren van negorijen en dessa\'s aan chinezen en anderen, zoo wel als het doen van voorschietingen op het gewas, algemeen erkend is, en tot tegengang daarvan onder het vorige gouvernement verscheidene orders zijn geëmaneerd, inzonderheid zeker billet van 16 Februari] 1805, door den toen-maligen gouverneur en directeur van Java\'s noord-oost-kust uitgegeven, mitsgaders ter onzer kennisse gekomen is, dat. de gemelde orders wel verre van te worden nagekomen of met den vereisohten klem te zijn gehandhaafd, van lieverlede gevilipendeerd en buiten observantie zijn geraakt, wij, uit aanmerking van de hooge noodzakelijkheid., dat de bedoelde orders religieuselijk worden gemaintineerd en geene negorijen en dessa\'s aan de beheering worden overgelaten van particulieren, die van deze precaire directie abuse-rende, het land uitputten en verarmen eu de goede.ingezetenen onder het knellende juk van hunne hebzucht doen gebukt gaan, voorts ook geene voorschietingen op het gewas worden toegelaten, waardoor aan den landman de vruchten van zijn zweet en arbeid, met eene ongehoorde woeker, worden ontspeeld, goedgevonden hebben, met renovatie van alle vorige daar tegen geëmaneerde prohibitieve orders» te ordonneren en te statueren, gelijk wij ordonneren en statueren bij dezen:

Eerslelijk: dat geene negorijen of dessa\'s, en evenmin de bazaars of markten, die aan dezelve verbonden zijn, dan wel afzonderlijk tot de hoofdnegorijen behooren, zullen mogen worden verhuurd, verpacht, geleend of onder eenig ander pretext onder de behering van particulieren gesteld, wie zij ook zouden mogen wezen, sub poene, dat alle overeenkomsten, welke in contraventie van dit verbod worden aangegaan, niet alleen zullen zijn ipso jure nul.

1

Zie Mr. Tolleks, Wetten en Besluiten deel I, bladz. 3, henevens Bijblad op hef, staatsblad, deel II, blz. J9 en volgende.

-ocr page 431-

171

maar daarenboven zullen worden gecorrigeerd met de dadelijke afzetting, hetzij van den regent of-van zoodanig ander inlandsch hoofd, als de verhuring o( verpacliting zoude mogen hebben gecontracteerd en met arbitraire straffe voor den huurder.

Ten tweede; dat van dit verbod nogtans worden uitgesloten zoodanige negorijen en dessa\'s, welke nog vooreerst aan de suikermolens, de zoutpannen en zuogenaainde vogelnestjesklippen verbonden dienen te blijven, onder zoodanige billijke bepalingen, als eene goede behandeling aan de inwoners van die negorijen en dessa\'s kunnen verzekeren.

Ten derde; dat geene voorschietingen op het gewas, onder welk voorwendsel ook, door particulieren zullen mogen worden gedaan of gecontracteerd, sub poene van nulliteit.

Ten vierde: dat degenen, welke contrarie het verbod van 16 Februarij 1805, thans aan negorijen, dessa\'s en bazaars eenige huur dan wel pretentien hebben, wegens gedane voorschietingen op het gewas, van die huur en pretentien bij dezen worden verklaard voor vervallen, achtervolgens de poene bij het voorschreven verbod, op de overtreding daarvan gesteld nogtans daarvan uitgezonderd de negorijen en dessa\'s aan de suikermolens, de zoutpannen en de vo-gelnestjesklippen verbonden.

Ontbieden en bevelen den resident van Samarang en Demak, den gezaghebber van Java\'s oost-hoek en den residenten der overige kantoren van Java, zon mede. den raad van justitie te Samarang en alle verdere officieren en justicieren, om te zorgen dat aan den inhoud dezes sliptelijk worde voldaan, nademaal wij zulks tot welzijn van den lande en inzonderheid van de goede op- en ingezetenen van Java\'s noord oost-kust alzoo bevonden hebben te behooren.

-ocr page 432-

172

Inslrnctie voor den rooimeester te Batavia (*).

(Stsbl. 1825 iio 7).

Art 1. Ter voorkoming van alle ongeregeld lieden en geschillen, welke zouden kunnen ontstaan, in het timmeren van huizen, opstallen en andere particuliere gebouwen,

(^) Ook van toepassing verklaard voor Samarang en Soerabaija bij artt. 7 en 8 van het reglement voor het beheer en toezigt van den waterstaat en \'s lands gebouwen in Ned. Indie (stsbl. IS29 no. 21), zie stbl. 18G1 no. 1 en 1864 no. 42, voor Makasser bij art. 1 van de or-donnaneie van den 24 September 1802 (staatsblad no. 109).

De artt. 2, 3, 9, 27, 30, 33, 34, 35, 30, 39, 43, 44 en 45 van toepassing verklaard op de ommelanden van Batavia en de afdeeling Buitenzorg (stsbl. 1831 no. 27 art. 3). Deze artikelen zijn niet van toe-\' passing op het zetten van huizen, opstallen en andere gebouwen binnen de grenzen van particuliere landerijen (staatsblad 1802 no. 118).

Met intrekking der daarmede strijdige bepalingen, is bij staatsblad J 800 no. 135 bepaald, iiat met 1 Januarij 1807, door de ingenieurs, architecten en opzigters van den waterstaat en de openbare werken, zoolang zij in actieve dienst zijn, niet langer mag worden uitgeoefend het beroep van landmeter, noch mogen vervuld worden de betrekkingen van gouver-nements landmeter en rooimeester; — met dien verstande evenwel, dat daar, waar bij algeheel gemis van andere daartoe technisch bevoegde personen, de betrekkingen van gouvernements landmeter of wel die van rooimeester, ten nadeeie van het algemeen belang, onvervuld zouden moeten blijven, de hoofden van gewestelijk bestuur bevoegd zijn, met derzelver waarneming, onder nadere goedkeuring van den Gouverneur-Generaal te belasten de ter hunner beschikking gestelde ingenieurs, architecten en opzigters van waterstaat en de openbare werken, onverminderd het voor-geschrevene bij art. 1 § A van het besluit van 21 Mei 1858 no. 21 (staatsblad no. 59).

De hoofden van gewestelijk bestuur zijn gemagtigd om de function van rooimeester op te dragen aan daartoe geschikt bevonden personen, bij voorkeur aan gewezen eiviele en militaire ingenieurs, architecten, opzigters, partikuliere ingenieurs en bouwmeesters.

De instructie is niet van toepassing met opzigt tot de werken en gebouwen, geen daarvan uitgezonderd, ten dienste van spoorwegen, waarvoor door de regering koncessie is verleend. (Staatsblad 1871 no. 88).

De hoofden van gewestelijk bestuur in de gewesten, waar de instructie van toepassing is verklaard, hebben het onrniddelijk toezigt en het dage-lijksch beheer over \'s lands openbare werken in het aan hun bestuur toevertrouwd gewest, (B. B. no. 2208).

-ocr page 433-

173

wordt een rooimeester aangesteld, voor zoover het district der stad en voorstelden, uitmakende het noorder kwartier dezer residentie, aangaat.

Art. 2. Niemand zal der halve binnen die limiten eenige timmeraadjen mogen ondernemen, tenzij de rooimeester bevorens daarover geraadpleegd, en het fondament behoorlijk gerooid zij, al ware het ook dat te voren een gebouw van denzelfden aard en grootte op dezelfde plaats gestaan had.

Art. 3. Het fondament, ingevolge de voorgeschrevene rooijing gelegd, en de noten gesteld zijnde, zal niemand met zijne gebouwen verder mogen voortgaan, dan nadat hij den rooimeester andermaal daarover geraadpleegd zal hebben, en dat dezelve zal hebben onderzocht, of, in liet leggen van het fondament, zijne rooijing behoorlijk achtervolgd is geworden; beide op verbeurte van ƒ 50, te betalen door den aannemer, of eigenaar, ingeval geen aannemer bestaat, en bovendien ouder gehoudenis van te moeten herleggen of vermaken, al hetgeen buiten de rooijing bevonden zal worden gelegd of gemaakt te zijn.

Art. 4. Om alle gevaar van brand zooveel doenlijk voor te komen, wordt verboden eenige ovens, fornuizen» arakketels en dergelijke te stellen of te maken, dan met voorkennis en consent van den resident, op voordrag!; van den rooimeester, op poene als in art. 3 hiervoren is bepaald.

Art. 5. Om dezelfde redenen is het verboden, arak-branderijen aan te leggen op plaatsen, alwaar geen stroo-xnend water loopt, en ook dan nog niet zonder speciaal consent van de hooge regering, op eene boete van f 500 tot ƒ 1000, naar gelang der omstandigheden.

Art. 6. Ingeval iemand het, fondament, van zijne voor-genomene timmeraadje lager wil leggen, dan dat van zijnen buurman, zal hij gehouden wezen zijns bnurmans huis van buiten te verzorgen, zoo met stutten als anderzins, naar het goedvinden van den rooimeester, op vergoeding der schade, die zijn buurman daarbij mogt komen te lijden.

I

-ocr page 434-

17

Art. 7. Die met zijn timmeren, deszelfs buurmans dak, goten of iets anders beschadigd heeft, zal gehouden wezen het beschadigde, te zijnen kosten, wederom te doen herstellen.

Art. 8. Die eenen gemeenen muur vertimmert of repareert, welke door zijn buurman bekwaam wordt geacht, of waarin niet gevonden worden eenige ankers of balkeu van zijnen buurman, zal zulks moeten doen op zijne eigene kosten; doch zoo de muur door den rooimeester voor beiden onbekwaam wordt gekeurd, zal zulk een muur op gemeene kosten moeten worden afgebroken, en weder vernieuwd worden, ten overstaan vau den rooimeester.

Door een gemeenen muur wordt verstaan dezulke, die aan wederzijden van den top afwatert, of aan wederzijden lijsten of bloemwerk heeft, tenzij anders mogt blijken.

Indien iemand in eenen gemeenen muur mogt verkiezen balken te brengen, zal hij zulks mogen doen, op twee duim na, door de geheele dikte des muurs, tenzij dat zijn buurman op dezelfde plaats balken zou willen aanbrengen, als wanneer dezelve slechts op de helft der dikte van den muur mog\'\'n ingelegd worden.

Wanneer iemand op eenen gemeenen muur verkiest te timmeren, zal zulks niet mogen geschieden, dan met wederzijdsch genoegen, doch alsdan zal de op den gemeenen muur geplaatste timmeraadje en reparatie van dezelve, ten koste komen van dengenen, die dezelve daarop geplaatst heeft, en als het fondament van zulk eenen muur op die plaats versterkt moet worden, om daarop te timmeren, zuilen die kosten alleen gedragen worden door dengenen, die daarop van meening is te timmeren.

Art. 9. De gemeenen sclieidings-slooten zulle\'-i almede voor de helft van de belendende buren moeten worden uit-gemodderd en gediept, zijnde ecne gemeene sloot de zoodanige, welke de uitgegraven aarde aan wederzijden heeft opgeworpen, tenzij anders mogt komen te blijken.

Art. 10. Een ieder kan zijnen buurman verpligten,öm bij te dragen tot de bouwing en onderhouding van eene afscheiding tussohen hunne huizen, erven en tuinen, zoo

-ocr page 435-

175

in de stad als voorsteden, en zullen de gemeenen heiningmuren, in den vervolge niet hooger of lager mogen wezen, dan acht voet uit den grond van het hoogste erf, ten ware met gemeen overleg.

Art. 11. Niemand zal vermogen eenige vensters te zetten of lucht te scheppen over eens anders erf, lager aan den grond dan acht voet, te meten binnen het huis daar dezelve gezet zijn, en alsdan zullen dezelve nog voorzien moeten wezen van ijzeren traliën, vier duim van elkander, en op de tweede verdieping niet lager dan zes voet, gemeten als boven, en mede voorzien van traliën, beide met linnen en zonder haten luiken voorzien, behalve echter de zoogenaamde kockoehen, welke, van onder met blinden gesloten, het doorzigt beletten, doch van boven, als een koker open zijnde, de lucht niet beletten door te dringen, zullende deze koekoeken gesloten worden ten genoege van den buurman, over wiens erf zulk een venster wordt gemaakt.

Art. 12. Memand zal vermogen eenige vensters te openen in deszelfs muren, noch balken of gallerijen te timmeren, dan zes voet van de scheiding van zijnen buuurman, en het front of regt voor zulk een venster of gallerij, en twee voet op zijde van deszelfs scheiding, te meten van de scheiding af tot aan den rand van het venster-of galerij aldus geplaatst, anders dan in art. 11 vermeld, op poene van te zullen moeten herstellen hetgeen gemaakt is, en eene boete van ƒ 50 daarboven.

Hiervan zijn echter uitgezonderd zoodanige, huizen, waarvan het gezigt op het erf van zijnen buurman door eenen hooger scheidingsmuur is belet.

Art. 13. Geen eigenaar mag zijne daken anders aanleggen, dan zoodanig, dat het regenwater op zijn eigen erf loopt en niet op dat van zijnen buurman, tenzij bij gemeen verdrag, op poene van he.imaking en eene boete van ƒ 50 voor elke zijde van het dak, dat tegen deze bepaling wordt gemaakt.

Art. 14. Buiten de rooijingen mogen geene planken of houten timmeraadjen, zoo vóór als ter zijde der huizen.

-ocr page 436-

176

het zij boven of beneden gemaakt worden, op poene van vernieling; wordende hiervan uitgezonderd de koekoeken in art. 11 vermeld, welke van boven niet meer dan l\'/s voet afwijking buiten het lood van den muur zullen mogen hebben, overschillig hoe groot het venster zij waarvoor dezelve geplaatst is.

Art. 15. Niemand zal vermogen eenige fornuizen of schoorsteenen, dan wel goten, secreten, ovens, mest- of vuilnisbakken, zout- of andere pakhuizen, met bijtende speciën gevuld, tegen eens anders muur aan te timmeren, of zal gehouden zijn eenen geheelen steensmuur tusschen dezelve te zetten, al ware het ook een gemeene muur, op poene van demolitie en eene geldboete, niet te bovengaande ƒ 100.

Art. 16. Zoo mede zal niemand eenige stallingen tegen eens anders muur mogen plaatsen, anders dan met tus-schenstelling van eenen geheelen steenen muur, ofte met gemeen verdrag, op poene als in art. 15.

Art. 17. Niemand zal vermogen te weigeren het plaatsen van stutten op deszelfs erf, indien de naast belendende huismuur of heining dreigt in te storten, of om te vallen of wanneer het fondament gerepareerd wordt, doch zal degeen, die deze stutten aldaar mogt plaatsen, dezelve binnen den tijd door den rooimeester te bepalen, ten zijnen koste doen wegnemen, opruimen, en het erf van zijnen buurman weder in den vorigen staat doen herstellen.

Art. 18. Niemand mag eenige houtzagerijen houden, of hout, steen, bamboezen, kalk en zoo voorts op den wal leggen, om hetzelve langer dan eenmaal vier en twintig uren aldaar te doen verblijven, teu zij ter plaatse daartoe gedestineerd, op poene van f 25 boete, zoo menigmaal hij daarover bekeurd zal worden, en confiscatie der te achterhalene bouwstoffen.

Art. 19. Zoomede zal het verboden zijn, om houtzagerijen in de kozijnen van huurhuizen aan te leggen, anders dan met consent van den eigenaar, op een boete van f 25 als boven.

Art. 20. Voorts zullen geene balken of houtwerken op

-ocr page 437-

177

de rollagen of buiten de huizen, op \'s heeren wegen mogen gelegd worden, op eene gelijke boete en straffe als in art. 18 vermeld.

Art. 21. Het zal echter een ieder vrijstaan, hout te leggen, te zagen of te bewerken, ter plaatse daar hij van meening is hetzelve te vertimmeren.

Art. 22. De burgwallen zullen van de huizen moeten afwateren, maar de straten zullen ter wederzijden hare goten, en naar dezelve hare afwateringen moeten hebben.

Art. 23. Alle zoodanige goten, in het vorige artikel vermeld, zullen l\'/i voet breed, en naar proportie der afwateringen diep moeten wezen, alsmede met steenen gevloerd en bemetseld, en slechts acht voet met steenen gedekt mogen zijn, en voor het overige van boven met losse planken gedekt kunnen worden; alsmede met behoorlijke rollagen voorzien moeten wezen, op verbeurte eener boete van / 25, en het in orde doen maken ten koste van den eigenaar.

Art. 24. De rooimeester zal al de goten en riolen in de stad, ten minste eenmaal in de maand moeten inspecteren, geassisteerd door de respective wijkmeesters, en zorgen, dat dezelve door de eigenaren niet alleen in behoorlijke orde, maar ook rein en zindelijk gehouden worden op verbeurte van ƒ 25, voor deze laatsten; hij zal van de -zelfs bevinding in zijn maandelijks rapport melding moeten maken.

De resident zal gehouden zijn, om de nalatigen of on-willigen aan te manen tot het doen van de vereischte reparatie of zuivering en, in geval daaraan binnen den tijd, door hein te bepalen, niet is voldaan, zal hij gemag-tigd wezen, om het noodige door den rooimeester te laten bewerkstelligen, ten koste van den eigenaar.

Art. 25. De rooimeester zal moeten zorgen en toezien, dat, bij vernieuwing of vertimmering van huizen of opstallen, alle muren van vóór- en achtergevels, alsmede de zijde of scheidings-muren tusschen bijzondere huizen, wel zwaarder, doch niet ligter, gemaakt worden dan van eenen geheelen steen in de dikte, namelijk van onderen

T

lil Ir

I illl

: rf..

;!!

i ; !§;

• lill

PI

i\'KIffli Mlf;

/fi

li

li

-ocr page 438-

178

uit het fondament, tot de geheele hoogte van het gebouw, al ware het ook slechts van twee huizen en tuinen, aan elkander staande, sub poene dat degenen, die bevonden zullen -worden daartegen gehandeld te hebben, niet alleen gehouden zullen wezen, het gemaakte af te breken, en volgens de orde te vernieuwen, maar daarenboven verbeuren eene boete van ƒ 50.

Art. 25. Hij zal almede zorgen, dat bij eene geheele vertimmering, of wel eene enkele vernieuwing, van onderscheiden gebouwen, dezelve van gelieele steenen zullen doorgaan, tot aan of boven het dak in den kop van ieder huis, zonder dat men voortaan meer dan één huis of opstal tusschen twee gevels zal mogen besluiten, of dezelve boven de eerste of tweede verdieping onder het dak alleen met planken ol\' bamboezen schotten afscheiden, op verbeurte van ƒ 50, en onder gehoudenis van het gemaakte te. zullen veranderen, welke boete almede geïncurreerd zal worden door dengenen die, zonder vooraf behoorlijk bekomen concent, twee huizen in één slaat of doet communiceren, door openingen in de muren te maken.

Art. 27. Hij moet ook zorg dragen, dat niemand, bij vernieuwing of opbouwing van huizen hekken of opstallen, in het minste buiten de rooilijn komt te springen, met deszelfs voorgevels; zullende de overtreders in deze, buiten en behalve het afbreken en weder in orde maken van het gecontravenieerde, verbeuren eene boete van f 50.

Art. 28. Insgelijks moet de rooimeester waken tegen het blind timmeren of beschieten der beneden en boven stoepen of gallerijen, hetzij open of gesloten, binnen de limiten der stad eu voorsteden, alzoo men begeert het nitzigt, zoo wel boven uit de vensiers als beneden, voor eens ieders huis vrij te hebben; zullende de overtreders verbeuren eene boete van f 25 en gehouden wezen, het gemaakte, gerepareerde of vernieuwde, geheel weg te nemen.

Art. 2 9. De rooimeester zal alverder zorgen, dat geene stoepen breeder voor de huizen worden aangelegd of gemaakt dan zes rhijnlandsche voeten, op poene van ƒ 25 boete, en hermaking van het buiten de rooijing vallende.

-ocr page 439-

179

Art. 30. Inegelijks zal hij zorg dragen, dat daar, waaide weg geene genoegzame breedte heeft, de hekken van tuinen bij den ingang inspringen, alsmede voor het afrijden van bruggen of het uitkomen van wegen, op gelijke boete als voren.

Avt. 31. Het blijft ook aan een iegelijk verboden, om zitbanken of steenen muren tussclien de stoepen te plaatsen, zonder voorafgaande voorkennis van den rooimeester; zijnde het bepaald, dat deze tusschenmuren of zitbanken nooit hooger mogen gemaakt worden, dan vier voet, op poene als boven vermeld.

Art. 32. Niemand zal vermogen, aan of tegen eens anders gebouwen boomen te planten, nader dan vijf voet van deszelfs muur, op eene boete van/quot; 5, voor iederen boom; behalve het wegkappen van gezegde boomen, ten koste van den planter.

Ook zal niemand de takken zijner boomen over eens anders erf mogen laten groeijen, tenzij met wederzijdsch goedvinden, op gelijke boete; doch bijaldien de wortels van des buurmans boom op een naastgelegen erf kwamen te hinderen, of te groeijen, dan kan de eigenaar van dat erf dezelve laten uitroeijen en weghakken»

Art. 33. Ook zal niemand vermogen, boomen te planten vóór deszelfs huis op de wegen of straten, noch hoekpalen of diergelijken mogen stellen, zonder voorkennis en goedvinden van den rooimeester, die altoos zal moeten zorgen, dat de wegen door het planten van boomen als anderzins, niet naauwer worden gemaakt, dan 20 voet en dat de boomen of pantaadjen ten minste zes voet van de huizingen of van de beschoeijingen staan, op eene boeie van ƒ 5 tot ƒ 35, naar gelang van zaken.

Art. 34. De oude boomen, weike de rooimeester vermeent, dat nadeel aan de gebouwen kunnen doen, of wel die het departement van den waterstaat oordeelt, dat schade aan de beschoeijingen kunnen veroorzaken, zullen moeten uitgeroeid worden, op eene straffe als boven, en zal de rooimeester verpligt zijn, de instructiën van den waterstaat te observeren, hieromtrent almede, voor zoo

-ocr page 440-

180

verre zijn ambtsverrigtingen, in betrekking komen met het departement van den waterstaat, speciaal die, vervat in de artt. 34, \'ia, 36 en 43 dezer instructie.

Art, 35. Niemand zal vermogen eenige timineraadjen aan te leggen op \'s lands beschoeijingen, of ter plaatse waar zoodanige beschoeijingen gelegd of gemaakt zouden kunnen worden, op poene van demolitie, tenzij dat zulks met voorkennis en toestemming van den hoofd-inspecteur van den waterstaat geschiede, en dan alleen van steen gemetseld en ten minste een en een halven steen dik.

Art. 36. Ook zullen geene beschoeijingen langs de rivieren of vaarten mogen aangelegd of gerepareerd worden, dan onder de bepalingen in het voorgaande artikel vermeld.

Art. 37. De rooimeester zal almede toezien, dat de huizen, welke dreigen in te storten of om te vallen, door de eigenaren derzelve behoorlijk worden verzorgd en gerepareerd; en zullen degenen, die hierin nalatig mogten bevonden worden, zoodanig dat een huis kwam in te storten, gehouden zijn, het ingestorte wederom op te ruimen, en des mogelijk te herstellen, buiten en behalve dat zij zullen verpligt zijn, te vergoeden de schade, welke daardoor aan anderen wordt toegebragt.

Art. 38. Hij zal voorts zorgen, dat geene afbraak van huizen, pedakken of bijgebouwen, worde ondernomen en aangevangen, alvorens daarvoor de concessie van de plaatselijke autoriteit zal zijn gevraagd en verkregen, en voorts dat de, tot afbraak gepermitteerde, gebouwen binnen den bepaalden tijd worden afgebroken en onbewoonbaar gemaakt; dat de erven behoorlijk omheind en geapplaneerd worden, en dat de beeren behoorlijk worden gesteld tegen de overblijvende gebouwen, alsmede dat de buren niet door de af brekers benadeeld worden, alles op eene boete niet te bovengaande f 500, door de afbrekers te verbeuren.

Art. 39. Voor het rooijen van erven en huizen zal de rooimeester genieten ƒ 6, voor iedere roede breedte in het front, en voor het visiteren of schouwen en taxeren van muren f 20, voor iedere schouwing of taxatie, zonder meer, invoege dat hieronder begrepen is, het opmaken,,

-ocr page 441-

181

doch niet hst zegelgeld van het taxatie-briefje, hetgeen de rooimeester verpligt is te geven (1).

Art. 40. Niemand zal den rooimeester in het stuk van zijn ambt mogen beleedigen noch hinderlijk zijn, op verbeurte eener boete van /\' 10 tot ƒ 100, naar gelang van omstandigheden.

Art. 41. Alle maandagen en donderdagen zal de rooimeester mondeling rapport doen aan den resident; voorts, met ultimo van elke maand, een schriftelijk rapport zijner verrigtingen moeten indienen.

Art. 42. Het blijft almede vastgesteld, dat de rooimeester zal hebben zorg te dragen, dat geene huizen, het zij in de chinesche kampong of in de stad en voorsteden, of waar het ook noodig mogt wezen, worden vergroot of verhoogd, en inzonderheid zal hij moeten letten op het doorbreken van chinesche huizen van binnen, of het wegnemen, van voren van hetgeen tot verzwakking van dezelve huizen zou kunnen strekken.

Art. 43. Hij zal eindelijk alle gezonken praauwen of vaartuigen in de vaarten en grachten, door de eigenaren of voerders doen ophalen en wegbrengen; zullende de on-willigen met eene geldboete, niet te boven gaande ƒ 100 gestraft worden, waarvoor het vaartuig aansprakelijk zal wezen.

Art. 44. Alle boeten, schadevergoedingen of vverkloonen, welke teu gevolge van overtredingen van dit reglement zullen moeten worden betaald, zullen door den resident, aanklagte van den rooimeester, worden opgelegd, en zal door denzelven tevens daaraan executie worden gegeven,

1

Gewijzigd bij stsbl. 1853 no. 58, bij hetwelk bepaald is, dat voor liet rooijen van huizen, door inlanders tot eigen bewoning in kampongs opgerigt wordende, waar zulks overeenkomstig bovengemelde instructie moet geschieden, aan den rooimeester slechts verschuldigd is een derde van de bij dit artikel vastgestelde betaling, — en dat, met alteratie van artt. 28 en 29 der zegel-ordonnantie (stsbl. 1817 no. 50), verzoeken tot opbouw van huizen door inlanders in kampongs, gelegen binnen de voorateden der hoofdplaatsen, kunnen worden geschreven op een zegel van een halven gulden, en de vergunningen daartoe op een zegel van een gulden.

-ocr page 442-

182

behoudens echter het regt van hooger beroep aan den raad van justitie, voor diegenen, welke zich daarbij mogten bezwaard vinden, ten einde aldaar, invoege als voor summiere zaken staat voorgeschreven, deswege geprocedeerd worde.

Art. 45. Van de boeten, welke ingevolge dit reglement verbeurd worden, zal één derde door den rooimeester, één derde door den aanbrenger, en één derde door den lande genoten worden.

Art. 46. Alle wetten en bepalingen, welke door deze instructie niet speciaal zijn ingetrokken, blijven in volle kracht; gelijk ook wel expresselijk bij deze wordt verstaan, dat de bij vorenstaande instructie voorkomende bepalingen in geenen deele zullen kunnen of mogen strekken ten prejudicie of tot verkorting of beperking of beperking van wettig bestaande servituten of dienstbaarheden, dan wel van andere wettig verkregen en bezeten wordende regten.

Delfstoffen. Ilerzïenmg der hepalinyen omtrent ontginning van delfstoffen bevattende gronden in Nederlandsch- Indiè.

(Staatsblad 1873 no. 217a).

Art. 1. Ieder, die mijnbouwkundige opsporingen in Nederlandsch-Indië wil doen in grond, die bij hem niet in gebruik is, heeft daartoe de voorafgaande schriftelijke vergunning noodig van het hoofd van het gewestelijk bestuur, binnen wiens ressort de grond is gelegen.

Die vergunning wordt slechts verleend voor een bepaalden termijn, den tijd van vijf jaren niet te boven gaande, en voor een naauwkeurig aangeduid terrein.

Zij wordt ingetrokken, wanneer niet met de opsporing is aangevangen binnen een bij de vergunning vastgestel-den termijn.

Art. 2. Deze vergunningen worden niet verleend, dan nadat de regthebbenden op den grond in de gelegenheid zijn gesteld voor hunne belangen op te komen.

-ocr page 443-

Art. 8. De schade, door de opsporing veroorzaakt, wordt ten volle vergoed door hem, die de opsporing verrigt.

Alvorens tot de opsporing op eenig punt wordt overgegaan, wordt, zoo mogelijk, de volle schadevergoeding aan de belanghebbenden uitgekeerd.

Wanneer het volle bedrag der schadevergoeding niet vooraf kan worden hepas.ld, wordt voor de vergoeding van de eventueel te lijden schade zekerheid gesteld en telkens schadevergoeding uitgekeerd, zoodra het bedrag van de geleden schade kan worden bepaald.

Bij geschil omtrent hei; bedrag der schadevergoeding, omtrent het tijdstip, waarop zij moet werden uitgekeerd, alsmede omtrent de wijze, waarop, en het bedrag waarvoor zekerheid moet worden gesteld, wordt, bij wijze van kort geding en in het hoogste ressort, beslist door den voorzitter van den landraad of van het daarmede gelijkstaand inlandsch regtscollegie, ouder welks regtsgebied de grond gelegen is.

Art. 4. De vergunning geeft het regt om, met inachtneming van de daarbij gestelde voorwaarden, mijnbouw-kundige opsporingen en de daarvoor vereischte bewerkingen te verrigten.

Van dat regt kan eerst worden gebruik gemaakt, nadat de in art. 3 bedoelde schadevergoeding en zekerheidstelling hebben plaats gehad, en nadat hij, bij wien de voor de opsporingen benoodigde grond in gebruik is, minstens veertien dagen vooraf, onder uitreiking van een volledig afschrift der verleende vergunning, is bekend gemaakt met het voornemen tot het doen van de opsporingen en met de plaats, waar deze zullen geschieden.

Geschillen nopens de tijdelijke inbezitneming van grond ten behoeve van de opsporingen of nopens de ontruiming van grond na het eindigen der opsporingen worden beslist op dezelfde wijze als ten opzigte van de schadevergoeding eu de zekerheidstelling is bepaald in het voorgaaande artikel.

Art. 5. Niemand mag overgaan tot mijnontginning dan krachtens eene concessie, door den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië verleend, nadat de Raad van Ne-derlandsch-Indië is gehoord.

-ocr page 444-

184

Art. 6. Concessiën tot mijnontginning worden verleend voor een bepaalden termijn, den tijd van 75 jaren niet te boven gaande, en voor eene uitgestrektheid bij de concessie te bepalen.

Art. 7. Eene concessie tot mijnontginning geeft den concessionaris liet regt tut het winnen van de delfstoffen, welke vermeld zijn in de akte van concessie.

Andere in het terrein der ontginning voorkomende delf-stoffea mogen niet door middel van mijnontginning worden gewonnen dan krachtens nadere concessie, bij voorkeur te verleenen aan den in de eerste alinea bedoelden concessionaris.

Art. 8. Het regt tot mijnontginning in gronden, die den concessionaris niet in eigendom toebehooren, is een zakelijk regt, dat, behoudens de bepaling van art. 9, kan worden vervreemd en met hypotheek belast.

De titel van aankomst van dit zakelijk regt moet wor--den openbaar gemaakt op de wijze, bij de wet of bij al-gemeene verordening voorgeschreven.

Art. 9. Overdragt, hetzij geheel, hetzij gedeeltelijk, van eene concessie tot mijnontginning kan niet plaats hebben tenzij de verkrijger voldoet aan de bepalingen van de artikelen 11 en 12.

Bij overlijden van den concessionaris gaan zijne regten en verpligtingen als zoodanig op zijne erfgenamen over.

Art. 10. De bijzondere voorwaarden, waarop concessie tot mijnontginning wordt verleend, worden in de akte van concessie opgenomen.

Art. 11. Concessiën tot mijnontginning worden slechts verleend aan;

Nederlanders;

ingezetenen van Nederland;

ingezetenen van Nederlandsch-Indië; vennootschappen, gevestigd in Nederland of Nederlandsch-Indië.

In elk geval moet de concessionaris in Nederlandsch-Indie behoorlijk zijn vertegenwoordigd.

Art. 12. Aan hem, die niet ten genoegen van den Gou-

-ocr page 445-

185

verneur-Generaal aantoont, dat hij de middelen bezit voor eene behoorlijke mijnontginning, wordt geene concessie verleend.

Art. 13. Vóór dat eene concessie tot mijnontginning wordt verleend, moeten de regthebbenden op den grond in de gelegenheid zijn gesteld voor hunne belangen op te komen.

Art. 14. Elke aanvraag om concessie tot mijnontginning en elke akte, waarbij zulk eene concessie wordt verleend, worden dadelijk van Regeringswege in het officiële nieuwsblad openbaar gemaakt.

Art. 15. Indien de Gouverneur-Generaal oordeelt, dat eene voorgenomen mijnontginning zonder overwegend bezwaar voor het algemeen belang kan worden toegestaan, wordt, met uitzondering van het geval van art. 17, de concessie verleend aan den aanvrager, die voldoet aan de bepalingen van de artikelen 11 en 12.

Wanneer meer dan een aanvrager in de termen valt om de concessie te verkrijgen, wordt de voorkeur gegeven aan den aanvrager, die eigenaar van den grond of inlandsch regthebbende op den grond is, mits de hein toebehourende uitgestrektheid door den Gouverneur-Generaal voldoende wordt geoordeeld voo.r eene behoorlijke mijnontginning.

Hetzelfde geldt, wanneer verschillende eigenaren of in-landsche regthebbenden zich tot eene vennootschap hebben vereenigd.

Bij ontstentenis van een aanvrager, bedoeld in de 2de en 3de alinea van dit artikel, wordt de voorkeur gegeven aan den aanvrager, die de mijn heeft ontdekt.

Bij ontstentenis ook van zulk een aanvrager, is de voorkeur afhankelijk van dea tijd, waarop de aanvragen zijn ingediend, met dien verstande, dat de vroeger ingediende aanvraag de voorkeur heeft boven de later ingediende.

Art. 16. Als ontdekker van eene mijn wordt hij beschouwd, die, als uitkomst van de opsporingen, waartoe hij het regt had krachtens de bepalingen van dit besluit, ten genoegen van den Gouverneur-Generaal de mogelijkheid aantoont om met voordeel in door hem aangewezen gronden eene mijn te ontginnen.

-ocr page 446-

186

Art. 17. Wanneer eene mijn is ontdekt ten gevolge vaa een van Regeringswege ingesteld onderzoek, wordt, indien het Gouvernement zelf zich de mijnontginning niet voorbehoudt, concessie verleend na openbare mededinging.

In dat geval wordt de concessie vergund aan hem, die bij de openbare mededinging aanbiedt het hoogste vaste regt, bedoeld in art. 20, litt b, mits hij voldoet aan de bepalingen van de artikelen 11 en 12.

De eigenaar van den grond of de inlandsche regthebbende op den grond kan echter vorderen, dat hem de concessie worde gegund tegen het hoogste vaste regt, waarvoor is ingeschreven, mits de hem toebehoorende uitgestrekheid door den Gouverneur-Generaal voldoende wordt geoordeeld voor eene behoorlijke mijnontginning en hij voldoet aan de bepalingen der artikelen 11 en 12.

Hetzelfde geld, wanneer verschillende eigenaren of inlandsche regthebbenden zich tot eene vennootschap hebben vereenigd.

Van het vereischte van openbare mededinging kan in bijzondere gevallen, krachten van Ons verkregen magti-ging, worden afgeweken. i

Art. 18. Indien de concessie niet wordt verleend aan den aanvrager, die ontdekker van de mijn is, wordt aan dien aanvrager door den concessionaris eene vergoeding uitgekeerd, waarvan het bedrag bij de akte van concessie wordt vastgesteld. Tot grondslag van berekening worden aangenomen de werkelijk door den aanvrager voor de opsporing gemaakte onkosten, met bijvoeging van eene premie, hoogstens gelijk aan het bedrag van die onkosten.

Art. 19. De Gouverneur-Generaal verleent, voor zoover daartoe termen bestaan en behoudens de regten van derden, verlof tot het maken van land- en waterwegen; ten behoeve der onderneming van mijnontginning, en regt van opstal tot plaatsing van de vereischte gebouwen en inrig-tingen.

Het regt van opstal wordt verleend voor den duur der concessie.

Bij het eindigen van concessie, hetzij door tijdsverloop.

-ocr page 447-

187

hetzij dooi- intrekking, vervallen, behoudens de regten van derden, de in de voorafgaande alinea\'s bedoelde wegen, zonder eenig voorbehoud of eenige schadevergoeding, aan het Gouvernement.

Gronden, waarop derden regten uitoefenen, worden ten behoeve eener onderneming van mijnontginning niet in gebruik genomen dan met toestemming der regthebbenden, of, indien deze toestemming niet te verkrijgen is, overeenkomstig de bepalingen, regelende de onteigening ten algemcenen nutte in ^ederlandsch-Indië.

Art. 20. Door het Gouvernement wordt geheven: a. ïe beginnen met. het vierde jaar, volgende op dat, in hetwelk de concessie is verleend, een jaarlijksche cijns, welke minstens drie en hoogstens tien ten honderd der netto-opbrengst bedraagt. Het percentsgewijs bedrag van dezen cijns wordt bij elke concessie vastgesteld.

Onder netto-opbrengst wordt verstaan de waarde der bruto-opbrengst, na aftrek van de ontginningskosten.

De Gouverneur-Generaal bepaalt welke uitgaven als ontginningskosten worden beschouwd.

Interessen komen hierbij niet in aanmerking.

h. Van den aanvang der mijnontginning af, een jaar-lijksch vast regt per bouw van 500 vierkante Rijnlandsche roeden over de uitgestrektheid, waarvoor concessie is gegeven,- welk regt voot concessiën buiten openbare mededinging verkregen, bedraagt _/0.25

Art. 21. Concessiën tot mijnontginning kunnen door den Gouverneur-Generaal worden ingetrokken, wanneer de ontginning niet is aangevangen binnen drie jaren, nadat de concessie is verkregen, wanneer de werkzaamheden gedurende meer dan drie aciitereenvolgende jaren zijn gestaakt, of wanneer de concessionaris de voorwaarden niet nakomt welke bij. het verleenen der concessie zijn gesteld.

Art. 22. Bij het eindigen van eene concessie, hetzij door tijdsverloop, hetzij door intrekking, wordt tnt het voortzetten van de mijnontginning geene nieuwe concessie buiten openbare mededinging verleend, dan krachtens van Ons verkregen magtiging.

-ocr page 448-

188

Art. 23. De Gouverneur-Generaal geeft bij algemeene verordening de noodige voorschriften tot uitvoering van dit besluit en regelt het toezigt, in het algemeen belang op de mijn ontginningen te houden.

Voor zooveel noodig geeft de Gouverneur-Generaal bij algemeene verordening voorschriften nopens de winning van delfstoffen, die zich in groeven of op de oppervlakte bevinden en derhalve zonder het aanleggen van mijnwerken kunnen worden verkregen.

Art. 24. Bij de toepassing van dit besluit wordt de ontginning van bronnen, welke aardolie, petroleum of andere dergelijke bitumineuse zelfstandigheden opleveren, met mijnontginning gelijke gesteld.

Art. 25. Overtreding van de artikelen 1, eerste alinea, 5 of 7, 2de alinea, van dit besluit word gestraft met eene boete van 50.— tot ƒ 2000.—.

Art. 26. Dit besluit is niet van toepassing op het eiland Banka.

Art. 27. Onze besluiten van Oktober 1850, no. 45 (Staatsblad van Nederlandsch-Indië 1851, no. 6), van 10 October 1857 , no. G4 (Staatsblad van Nederlandsch-Indië 1858, no. 41) en van 26 Januarij 1866,no. 62 (Staatsblad van Nederland 1866, no. 4) zijn vervallen.

Delfstoffen. Bepaling van de wijze, waarop het zakelijh rerjt,

bedoeld in artikel 8 van het Koninhlijlc lesluit van 2 September 1873 {Indisch staatsblad no. 217.5!), moet ivorden openbaar gemaaht.

(Staatsblad 1873 no. 217^).

De wijze, waarop de titel van aankomst van het zakelijk regt, bedoeld in artikel 8 van het Koninklijk besluit van 2 September 1873 (Indisch staatsblad no, 217«), moet worden openbaar gemaakt, is dezelfde als die, welke wettelijk is voorgeschreven voor de in het Burgerlijk Wetboek opgenoemde zakelijke regten.

-ocr page 449-

189

tiepaling met belreJckhig tot hel gebruik vav. door het gouvernement aan partikulieren verstrekte koelies en transportmiddelen.

(Stbl. 1853 no. CS).

Is goedgevonden en verstaan ;

Te bepalen:

Dat doov het gouvernement aan partikulieren verstrekte koelies en transportmiddelen slechts mogen worden gebezigd voor de einden, waartoe zij worden verstrekt, en dat zij in elk geval voor den tijd, welken zij verpligt worden op de plaats der verstrekking, of waar hunne dienst verlangd werd, te blijven, zullen worden betaald met liet volle loon, onverschillig ol\' van hen arbeid worde gevergd of niet;

Zullende het echter vrijstaan, de koelies of transportmiddelen terug te zenden, wanneer daarvan geen gebruik wordt gemaakt, onder betaling van een door het plaatselijk bestuur vast te stellen reisgeld voor den heen- en terugtogt (1).

1

Het tweede lid ingetrokken met bepaling dat de aanvraag om koelies of transportmiddelen moet geschieden minstens 21 uren vóórdat ze noodig zijn. (Stbl. 1S64\' uo. IfiO).

Bij stbl. 1SG9 no. 80 is bepaald dat in dienst reizende lands dienaren, daar waar onder de persoonlijke diensten, waar toe de inboorlingen verpligt zijn, het vervoeren hunner goederen nog is opgenomen, geen groo-ter getal koelies mogen vorderen dan hun bij de betrokken reglementen en tarieven is toegestaan, en dat zij aan die koelies moeten betalen, hetgeen hun daarvoor van landswege wordt te goed gedaan.

-ocr page 450-

VOORBEELDEN ÏAN OIERHAISCHE AI\'TEi (1)

Over de ki\'aclit, welke de wet aan onderhandsche acteu toekent, alsmede de opsomming ■ van die a.cten, welke slechts authentiek kunnen worden verleden, vergelijke men het deswege in het Tweede deel van het Handboek voor den Notaris op bladzijden 42 en 43 en 345. Wijders zij nog opgemerkt, dat men, bij het opmaken van onderhandsche act en, naauwkeurig de bepalingen in de zegelwet voor komende dient in het oog te houden.

Volmagten.

Speciale volmagl.

Ik onderteekende.....[naam, voorn-aam, beroep en woonplaats) verklaar bij deze aan te stellen en magtig te ma ken den Heer X [naam, voornaam, leroep en woonplaats), om voor mij en in mijnen naam [de reden van de volmagl nif-

Belovende ik alles te zullen goedkeuren wat door den volmagtigde uit krachte dezer zal worden verrigt, onder verband als naar regten.

B . . . . , den......

Volmagl om eene verschuldigde som te innen.

Ik ondergeteekende enz. verklaar bij deze aan te stellen en magtig te maken den Heer X enz., om namens

1

Aangezien het onderscheid tussehen notariële en ondevhandsclic i aeten slechts in den vorm bestaat, zoo verineenen wij. met verwijzing f naar de uitgebreide mededeeling der notariële actcn in het Handboek voor den Notaris, ten dezen met slechts weinige voorbeelden der meest; voorkomende onderhandsche acteu te kunnen volstaan.

-ocr page 451-

191

inij van de Weduwe Y, geboren Z., zonder beroep te S. woonachtig, te innen de som van f , door haar ver-. huldigd krachtens [de oorzaal uitdrukken); daarvoor qui-tantie en acquit te verkenen; in geval van nalatigheid van betaling, dezelve daarvoor in regten te vervolgen, deswege voor alle regtbanken te verschijnen, vonnissen te verzoeken, de .voordeelige ter executie te leggen en van de nadeelige, des geraden vindende, in hooger beroep of cassatie te gaan dan wel daartegen verzet te doen; beslag en arrest op personen, penningen en goederen te leggen en die wederom op te heffen; te accorderen en transigeren, domicilie te kiezen en wijders al datgene te verrigten wat tot. de ontvangst van genoemde som mogt vereischt worden, belovende goedkeuring en schadeloosstelling als naar regten.

Generale Procuratie ad lites.

De heer . ... , zonder beroep, wonende te Soerabaija, die verklaarde bij deze te volmagtigen den heer . ... , makelaar, wonende te Amsterdam, en bij diens overlijden of ontstentenis diens oudsten zoon . . . . , beroep onbekend, wonende te Amsterdam, in het bijzonder om hem te vertegenwoordigen in alle nalatenschappen, waartoe hij als legataris of als erfgenaam mogt worden geroepen; te dien einde verzegeling en ontzegeling te vorderen, gebruik te maken van het voorregt van beraad, dan wel die na. latenschappen zuiver of onder het voorregt van boedelbeschrijving te aanvaarden, of wel, des geraden oordeelende, die te verwerpen; daarvan de noodige aangiften te doen voor het regt van successie, de memorien daarvan op te maken, en deze, even als alle verklaringen daaromtrent, te teekenen, en de deugdelijkheid daarvan onder eede te bevestigen; de verschuldigde successieregten te betalen en daarvoor kwijting te nemen; deskundigen te benoemen tot waardering van de tot die nalatenschappen behoorende roerende en onroerende goederen; tegenwoordig te zijn bij de boedelbeschrijving, of wel die te vorderen, en daarbij aUe verklaringen afteleggen; de roerende of onroerende

-ocr page 452-

192

•roederen te helpen verkoopen, hetzij uit. de hand of ten overstaan van oenen Notaris, die over te dragen en daarbij vrijwaring aan de koopers te beloven, de kooppenningen te ontvangen en voor de onbetaalde kooppenningen hijpotheek te bedingen; alle schulden te betalen en alle vorderingen te innen, rekeningen na te zien, die goed of aftekeuren, de saldo\'s te helpen bepalen en uittekeeren of te ontvangen, legaten uit te betalen en daarvoor kwij ting en decharge te nemen, overtegaan tot de boedelscheiding, ingeval er minderjarige of onder curatele gestelde personen mede erfgenaam mogten zijn, met in achtneming der bij de wet voorgeschrevene formaliteiten eenen notaris te helpen benoemen, kavelingen te helpen maken de noodige aanmerkingen daarop te doen gelden, en dezelve goed- of aftekeuren; des noodig het lot voor hem lastgever te trekken, en de goederen of geldsommen, welke bij het lot of bij wijze van toedeeling aan hem zullen te beurt vallen, naar zich te nemen, de mededeel-genooten vrijwaring te beloven, en te dien aanzien alle noodige acten te verlijden;

ingeval van wanbetaling of bij verschil ter zake voorschreven zoo eischende als verwerende, te verschijnen voor alle bevoegde regters, regtbanken en geregtshoven, zoowel in eersten aanleg als in hooger beroep of cassatie, en de aanhangige zaak of zaken tot het einde toe te vervolgen, vonnissen ten uitvoer te leggen, practizijus aantestellen, transactiën te sluiten, dadingen aantegaan of de zaak aan het oordeel van scheidslieden te onderwerpen, en in het algemeen, ter zake voorschreven, alles meerder te doen en te verrigten wat de lastgever zelf tegenwoordig zou kunnen of moeten doen, al ware het in deze niet uitdrukkelijk vermeld, of wel dat daartoe eene meer bijzondere lastgeving vereischt werd, welke door den lastgever wordt gehouden als in deze te zijn vervat, alles met magt van substitutie en met belofte van goedkeuring, bekrachtiging en schadeloosstelling, onder verband als naar regten.

-ocr page 453-

193

Aanneming eener lastgeving.

Ik ondergeteekende X. . . , particulier woonachtig te . . . . , verklaar mits deze aan te nemen den last, mij opgedragen door den heer R. . . , koopman, woonachtig te R. . . , bij notariële {onderJidndache) acte van den . . . , mij verbindende al hetgeen daarbij, aan mij door genoemden lieer is opgelegd, getrouwelijk ten uitvoer te brengen, onder belofte om, bij het eindigen van mijn last, aan den heer R. ... te zullen doen behoorlijke rekening en verantwoording van het door mij dien ten gevolge gehouden beheer, alles onder verband ingevolge de wet.

Herroeping eener lastgeving.

Ik ondergeteekende B. . . , particulier, woonachtig te . . . . , verklaar bij deze te herroepen en buiten effect te stellen eene acte van lastgeving op den heer C., landheer te ... , woonachtig, gedagteekend den . . . , waarbij gemelde heer werd aangesteld tot liet verrigten van alle zoodanige zaken, als in die acte in het breede zijn opgenomen; niet willende dat aan bedoelde lastgeving verder eenig gevolg of waarde worde gegeven.

Opzegging eener lastgeving.

Ik ondergeteekende D. . . , timmerman te ... , verklaar afstand te doen en op te zeggen aan den heer H. . . . den last, door hem aan mij opgedragen bij notariële hmtdsche) volmagt, gedagteekend den . . . , strekkende om zijn persoon te vertegenwoordigen als . . . , mij verbindende, op de eerste aanvrage van voornoemde heer H. . . , te doen behoorlijke rekening en verantwoording van hetgeen ik namens hem, uit krachte van gemelde lastgeving, heb verrigt, alles onder verband als naar de \'wet.

Bekrachtiging (1).

Ik ondergeteekende C. . . , controleur bij de landelijke inkomsten en cultures te .... en aldaar woonachtig,

1

Bekraclitiging komt hoofdzakelijk dan te pas. wanneer iemand voor een ander iets verrigt heeft, zonder daartoe uitdrnkkelijken last te hebben bekomen.

-ocr page 454-

m

verklaar mits deze goed te keuren en te bekrachtigen den aankoop van een opstal met bijgebouwen, staande engelegen te ... . enz. door den heer U. . . , makelaar te B. . . . woonachtig, voor mij aangekocht van de Weduwe R. ... te N. ... en zulks bij notariële acte voor den notaris Q. . . . te S. ... en getuigen, den .... onder no .... en zulks voor eene som van f ... .

Verklarende ik wijders genoemden heer U . . . , volkomen te ontslaan en te vrijwaren voor alle op- en aanspraak deswege en denzelven voor alle uitwinningen, zonder eenig voorbehoud hoegenaamd, te guaranderen, mij verbindende tot schadeloosstelling en teruggave van alle door hem gemaakte onkosten en voorschotten, onder verband ingevolge de wet.

Obligatie en overeenkomsten.

Obligatie of Sclmlclhehentenis.

ik ondergeteekende L .... S ... , koopman, woonachtig te ... , verklaar wel en wettig schuldig te zijn aan den heer D .... P .... , landheer te . . . woonachtig, ter zake van aan mij ter leen verstrekte gelden [ile oorzaak der schuld moet altijd worden uitgedrukt) eene som van .... [de som voluit in letters aandroiden], belovende en aannemende dezelve van af .... te zullen verinteressen met zeven en een half ten honderd \'sjaars, en zulks tot de volle en werkelijke afbetaling van het kapitaal toe; welke afbetaling zal kunnen of moeten geschieden, wanneer daartoe drie maanden voor den vervaldag der rente, behoorlijk van een van beide zijden kennisgave is geschied [of anderzins de wijze van aflossing leschrijven); tot de rigtige nakoming van al het voorschrevene, verbind ik mijn persoon en goederen ingevolge de wet (1)

1

Bijaldien de acte niet gesclireven is door den zich verbindenden persoon, moet bij eigenhandig onder bet gescbrift eene goedkeuring plaatsen, houdende, in voluit geschrevene letters, de som of de boegrootheid, of de hoeveelheid der verschuldigde zaak. Bovenstaand geschrift goede-keurd voor eene som van f.....

-ocr page 455-

195

Obligatie van geleende waren.

Ik ondergeteekende M. . . . E. . . , koopman te ... . woonachtig, bekenne in leen ontvangen te hebben van den heer N. . . . S. . . . , landheer te ... . woonachtig, eene hoeveelheid van dertig piknls padi, en zulks voor den tijd van vier maanden, op welk tijdstip ik aanneem en mij verbind hem genoemde padi in natura terug te geven, of wel, in geval die teruggave alsdan niet in natura zoude kunnen plaats vinden, de som van .... guldens.

Overeenkomst van in de kostbesleding van kinderen.

Tusschen ons ondergeteekenden A. . . . L. . , . , koopman te B. . . . , woonachtig, ter eenre;

En P .... S .... , particulier mede te B.....

woonachtig, ter andere zijde;

Is overeengekomen als volgt:

De heer A . . . . L . . . . , zal zijn jongsteu zoon, genaamd . . . . , oud .... jaren, ten huize van den heer P .... S ... . zenden, die zich verbindt hem te huisvesten , te voeden en te bewasschen, alle zorg voor hem te hebben en hem onder opzigt te houden, overeenkomstig zijnen ouderdom, en zulks gedurende den tijd van vijf achtereenvolgende jaren, te rekenen van heden.

Verbindende daarentegen de heer A.....L.....

zich, om telken drie maanden, aan de heer P.....

S....., voor zijne te nemen moeite en onkosten, te

voldoen eene som van drie honderd guldens zilver.

In geval evenwel van ziekte van voormelden zoon van dSn heer A ... L .... , blijven de kosten der ziekte ten bijzonderen laste van den vader en zullen deze kosten, onmiddelijk na het overleggen eener behoorlijke rekening, worden voldaan.

En zijn hiervan twee eensluidenden, ieder geschreven op een zegel van . . . . , opgemaakt en wederzijds getee-kend te .... op den .... des jaamp;rs ....

Belofte om werk te leveren legen een bepaalden tijd.

De ondergeteekende D.....enz. ter eenre;

-ocr page 456-

196

En N.....enz. ter andere zijde;

Zijn overeengeliomen als volgt:

De heer D.....verbindt zich te leveren aan den heer

N. . . . ., binnen den loop van eene maand, te rekenen van heden, vijf honderd djati houten kisten, van de navolgende dimensie...... welke kisten bij de levering

contant tegen ƒ.....het stuk zullen worden voldaan; terwijl, zoo na verloop van dien tijd, gezegde heer

D.....aan den heer N.....niet heeft geleverd het

bovengemeld aantal kisten, hij belooft te leveren aan den heer N. . . ., in den loop der volgende maand, hetgeen tot aanvulling van het bepaalde getal nog zal noodig zijn, in welk geval echter de prijs van iedere kist, in plaats van ƒ ..., tot op ƒ .... zal worden verminderd.

Eindelijk, bijaldien de heer H....., bij de levering

niet contant mogt, betalen, zal de prijs der gemelde kisten voor elke tien dagen verzuim, verhoogd worden met ƒ . . .

als wanneer het den heer D.....zelfs vrijstaan zal,

de geleverde en tmuetaalde stukken terug te nemen, en dit onderhavig contant te ontbinden, zonder dat de een evenwel van den andere vergoeding van schade en interessen zal kunnen vorderen.

Borgtogten.

Eenvoudige horgtogten voor de lelaling eener som.

Ik ondergeteekende M. . . . U. . . . , advocaat te .... ,

neem aan en verbind mij bij deze als borg van R.....

T. . . . , particulier te . . . woonachtig, Ie betalen aan N ... O ... , koopman te ... , wonende te , . . , de door genoemden R. . . . T. . . . aan liem verschuldigd, som van .... krachtens onderhandsche acten van . . . . den . . . . , betaalbaar den . , ingeval de genoemde R .... T ... . in gebreke inogt blijven, aan deze zijne verpligting te voldoen.

-ocr page 457-

197

Solidaire lorglogl voor de betaling eener som.

Ik ondergeteekends P. . . . S. . , , notaris wonende te G. . . , beloof en verbind mij in mijn eigen naam, als

solidaire borg van M.....N. . . . , particulier te S.....

woonachtig, te betalen aan W.....V...... boekhandelaar te R. . . , de som van. . . . , door gemelden M . . .. N. , . . aan hem verschuldigd, krachtens onderhandsche verbindtenis van den . . . , betaalbaar den . . . . , iu geval genoemde M .... N .... de betaling der vermelde verbindtenis op den bepaalden tijd niet mogt bewerkstelligen ; ziende ik af van alle regt van uitwinning en verklarende als borg niet te willen zijn bevoorregt.

Overeenkomst met hoofdelijke verhindtenis tot helaling.

Tusschen de ondergeteekenden N. . . B. . . , koopman te S. . . . , ter eenre;

En A. ... en B. . . . , beide aannemers te M. . . ., ter andere zijde;

Is overeengekomen hetgeen volgt, te weten:

De heer I\\. . . . B. . . . verbindt zich te leveren aan. de heeren A. . . . en B. . . . een aantal van [de voorwerpen mtdrukleen) en zulks wekelijks, te beginnen met. en zoo achtereenvolgens, zonder tusschenpozing, tot op algeheele aflevering van het getal van . . . , en zulks

voor den prijs van . . . , welke de heeren A.....en

B. . . . hoofdelijk verpligt zullen zijn, aan hem te betalen in twee gelijke termijnen, ieder bedragende de helft der geheele som van . . . , waarvan de eerste zal plaats hebben acht dagen na de helft der levering van gezegde . . . en de tweede acht dagen na de geheele ontvangst .van boven omschreven goederen.

Kn verklaren de medeondergeteekenden Q.....en

R. . . . , beide kooplieden te Z. . . . , van hunnen kant, zich krachtens deze overeenkomt, als borgen en hoofdelijke schuldenaren, te verbinden tot betaling van gezegde som van .... op tijd en wijze quot;hierboven omschreven.

Gedaan en geteekend in triplo te ... , den ....

-ocr page 458-

198

Pand.

Bewijs van onderpand, tot zekerheid eener geldsom gegeven.

De ondeigeteekende N. . . . D. . . , notaris te B. . . ,

verklaart op heden te hebben ontvangen van M.....

B. . . . , ridmeester in garnizien te . . . . , die door me-deonderteekening daarmede genoegen neemt, [de voorwerpen mtdruhkeu), zullende strekken tot zekerheid en onderpand voor de rigtige voldoening van eene door gonoemden

M.....B.....aan hem verschuldigde som van . . . ,

welke gelden genoemde M.....B. . . . , zich bij deze

verbindt terug te zullen betalen op den . . . . , bij gebreke waarvan, genoemde N.....D.....onherroepelijk zal zijn gemagtigd, om de aan hem in pand gegeven voorwerpen, in het openbaar naar de plaatselijke gebruiken, te doen verkoopen, ten einde uit de opbrengst daarvan, zoo wel gedachte som als de interessen en kosten te kunnen verhalen.

En zijn hiervan twee eensluidenden gemaakt en wederzijds pnteskenc! te .... , den.....

Afstand van huishuur tot zekerheid voor de voldoening eener verschuldigde som.

Ik ondergeteekeude N.....C. . . . , particulier te

D. . . . , verklaar bij deze over te dragen en af te staan

aan den heer E.....A. . . . , koopman te Z. . . . ,

het beloop van don huurprijs van een door mij aan den

heer R.....3. ... , boekdrukker te .... , verhuurd

huis en erf, staande te .... , ter som van . . . , welke zal strekken in mindering en tot aflossing van een door

mij aan genoemden heer B.....A. ... , verschuldigde

som, groot . , krachtens . . . . , met magtiging op denzelven, om meergemelde huurpenningen namens mij

van den heer R......J.....te mogen ontvangen en

daarvoor te quiteren, tot tijd en wijle» dat gemelde som van .... geheel zal zijn afgelost, renuntierende ik tevens aan het regt om deze volmagt te herroepen^ (1).

1

Zie de aanteekeniug op blz. 334 van \'net handboek voor den notaris.

-ocr page 459-

199

Leening en Bewaargeving.

Bewijs van geleend geld.

Ik ondergeteekende O.....B. . . . , zadelmaker te

B. . . . , erken bij deze, dat de heer U.....C. . . . ,

rentenier te...... mij heden heeft geleend de som

van...... welke som ik beloof en aanneem hem

den.....te zullen teruggeven.

Beioijs van geleende \'koopmansgoederen.

Ik ondergeteekende M......B...... tokohouder te

C. . . . , erken op heden ter leen ontvangen te hebben van

den heer B.....M. . . ., handelaar te D. . . ., {den aard,

hoeveelheid en hoedanigheid der waren uildrujcken), welke ik aanneem en beloof in dezelfde natuur, hoeveelheid en hoedanigheid aan hem te zullen wedergeven, als die op heden door mij zijn ontvangen geworden; mij verbindende om, in geval van nalatigheid of onmogelijkheid, die goederen op voorschreven wijze te kunnen teruggeven, den genoemden heer M.....B.....de waarde daarvan te zullen

voldoen, in aanmerking genomen den tijd wanneer en de plaats waar de teruggave zou moeten geschieden, en de interessen van den prijs te zullen betalen van den dag, bepaald voor de teruggave der geleende goederen, zonder dat daartoe vooraf eenig regtsmiddel zal vereischt worden.

Acte van bruikleen.

Ik ondergeteekende K.....O. . . ., particulier te S. . . . ,

verklaar in leen ontvangen te hebben van den heer Z.....

E. . . . , notaris te S. . . . , een rijtuig, getaxeerd op eene waarde van /...., mij verbindende om gemeld rijtuig, binnen drie maanden te rekenen van heden, aan genoemden heer Z.....E.....kosteloos te zullen teruggeven,

onder vergoeding van alle kosten en schaden hne ook genaamd, door dat gebruik aan gemeld rijtuig veroorzaakt.

Acte van verlruikleen.

Ik ondergeteekende B.....H. . . ., gepensioneerd luitenant te B.....woonachtiar, verklaar ontvangen te

-ocr page 460-

2P0

hebben van den heer P . . . . S. . . , , koopman te B. . . ^ cU vier kisten rooden Bordeaux wijn, ieder van vijftig flacons, kt van het merk . . . . , en zulks voor den tijd van zes ach- ei tereen volgende maanden, te rekenen van dato dezes, welke zc wijn te zamen is waardig geschat eene som van quot;1 g( belovende en aannemende hem denzelven van gelijke hoedanigheid en van dezelfde hoeveelheid en waaide op voorschreven tijd te zullen teruggeven, bij gebreke waarvan i; ik mij verbind daarvan gezegde waarde te zullen voldoen B met de interessen, te rekenen van af den dag der be- fi 111 paalde teruggave tegen negen ten honderd \'s jaars. ■; g\'

zi

Ter leengeving op renten. 9 (h

Ik ondergeteekende A.....C. . . . , boekdrukker te ^ al

B.....beken ter leen ontvangen te hebben van den heer a

L.....F. . . . , advocaat te...... een som van.......;

belovende en aannemende dezelve van heden te zullen verinteresseu met negen ten honderd \'s jaars, en zulks tot

de geheele en effectieve terugbetaling dier som toe, welke tf ik mij verbind te doen plaats hebben, wanneer daartoe te voren drie maanden behoorlijke (1) aanzegging is gedaan.

Bewijs van lewaargeving. r| Q

Ik ondergeteekende W.....M...... deurwaarder te vi

G , erken bij deze dat P.....O ...., horologie- j-; li

maker te B . . . . , mij in bewaring heeft gegeven [Jiet % b

voorwerp vAtdruhhen), om hem op zijne eerste aanvrage te l£

worden teruggegeven. [ : h

a:

Bewijs van in bewaargeving uit nood. Z(

Ik ondergeteekende ,.T.....C . . . . , geneesheer te I zi

B...... erken, dat heden den . ... , door G .... B ... . b v

kantoorbediende te B . . . . , uithoofde van brand, genood- R o

zaakt om zijne meubels en goederen uit zijn huis te halen, j i o

in het thans door mij bewoonde huis, staande op .... , I tf

1

Onder behoorlijke aanzegging wordt bedoeld die, wslke door een I,- v tot bet doea van exploicten bevoegd persoon (notaris of deurwaarder) | ^ geschiedt. Ij

-ocr page 461-

201

de navolgende goederen [de voonverpm mtdrvk-

Icen) en wel in eenen [hier de plaats aanduiden); belovende en aannemende dezelven aan hein te zullen teruggeven, zoodra hij zulks zal verkiezen, zonder eenige schadevergoeding hoegenaamd daarvoor te kunnen vorderen.

Ontslag van hewaargeviny.

Ik ondergeteekende E.....W.....boekhandelaar te

B . . . . , erken, dat M.....N . . . , , particulier te ,

mij op heden den . , op mijne aanvrage, heeft teruggegeven de meubelen en goederen, welke ik den .... in zijn huis had geplaatst, bestaande in (de voorwerpen uit-drilleken), en welke ik in denzelfden staat heb gevonden, als toen ik ze heb afgegeven; hem alzoo van die bewaar-neming volkomen ontslaande en dechargerende bij deze.

Vrijwillige bewaargeving [sequestratie) van waren.

Tusschen de ondergeteekende M.....A .... , landheer

te .... , ter eenre;

En H.....L . . . . , suikerfabrikant ter andere zijde,

Is overeengekomen hetgeen volgt, te weten:

üat de waren [dezelve nitdruJcken) thans in bewaring [plaats xoaar zij zich bevinden), uitmakende het onderwerp van het tusschen ons bestaande geschil, met onze onderlinge en vrijwillige toestemming gesequestreerd zullen

blijven in de magazijnen van den heer A.....P . . ..

leverancier te B . . . . , waar zij zullen verblijven, totdat het verschil za! zijn vereffend, hetzij door uitspraak van arbiters, hetzij bij vonnis van den raad van justitie te . . . zonder dat een van ons gezegde waren uit die magazijnen zal kunnen nemen, tenzij daartoe gemagtigd bij uitspraak van arbiters of vonnis van den raad van justitie te . . . ., op straffe voor dien van ons, welke deze overeenkomst overtreedt, van . . . . [de som uitdrukken), voor schade en interessen jegens den andere.

Daarenboven, dat de kosten van vervoer der gezegde waren naar en in de magazijnen van den genoemden heer •A-.....P . . . . , alsmede die der sequestratie, zullen wor-

-ocr page 462-

202

den betaald aan gemelden heer A.....P . . . . , door

hem, tegen wien de uitspraak van arbiters of het vonnis van den raad mogt zijn gewezen.

Verklarende ik, mede ondergeteekende A.....P . . .

leverancier te B . . . ., bij deze den post van bewaarder te zullen op mij nemen, met belofte om genoemde waren wederom te zullen uitleveren aan dengene, die zal blijken daarop regt te hebben, alles onder verband ingevolge de wet.

En zijn hiervan drie gelijkluidenden opgemaakt en door ons geteekend.

Quitantien en bewijzen van ontvangst.

Eenvoudige quitantie.

Ik ondergeteekende W.....R. . . . , particulier te B. . . ,

verklaar te hebben ontvangen van F.....T. . . . , koopman te . . . . , de som van . . . . , door genoemde F.....

T. . . . . aan mij verschuldigd, krachtens . . . . , hem daarvoor ten volle quiterende en dechargerende bij deze.

Kwijting van een medeschildenaar.

Ik ondergeteekende K.....P. . . . , leverancier te B. . .,

erken te hebben ontvangen van J.....S. . . ., notaris te

B. . . . , eene som van . . . . , voor zijn aandeel in de som van . . ., welke verschuldigd is door J. . . . N. . ., particulier te ... , waarvoor ik hem persoonlijk houd ontslagen voor zijn aandeel, voorbehoudens hetgeen mij van opgemelde som nog verschuldigd is door de heeren . . . , krachtens ....

Bewijs van ontvangst van stukken door medeërfgenamen.

Ik ondergeteekende H.....F. . . . , koopman te S. . . . ,

als medeërfgenaam in de nalatenschap van den heer B. . . . M. . . ., in leven commissionair te .... , verklaar dat de

heer O.....E. . . . , particulier te S. . . . , op heden aan

mij heeft ter hand gesteld de stukken en titels, betrekkelijk gezegde nalatenschap, bestaande in ...., welke ik

-ocr page 463-

203

hem tegen bewijs had toevertrouwd, hem alzoo daarvoor bij deze ontslaande.

Koop en verkoop van goederen.

Verkoop van roerend goed.

Ik ondergeteekende .1.....C. . . ., koopman te .... j

verklaar bij deze te hebben verkocht aan den heer M.....

Cr. ... , particulier te . . . . , die door medeonderteekening dezer acte verklaart in koop aan te nemen, een opstal van steenen met pannen gedekt, staande op den grond, toebe-hoorende aan de weduwe C. . . . , gelegen enz.; en zulks voor de som van . . . . , welke ik bij de teekening dezer contant verklaar te hebben ontvangen, en mitsdien den

heer M.....G.....daarvoor te quiteren, onder afstand

van alle regt van eigendom, hetwelk ik op voormeld opstal met den aankleve van dien mogt hebben. En verklaart de heer M.....G. . . . , door de in ontvangstneming

der sleutels, gemelden opstal in bezit te hebben genomen, en zullen de daarop rustende lasten, als grondhuur en anderzins, van af heden te zijnen laste komen.

Acte van loederinkoop.

Ik ondergeteekende M.....Q. . . ., boekhandelaar te

B. . . . , verklaar op heden terug te hebben ontvangen van

den heer J.....Y. . . . , particulier te B. . . . , die door

medeonderteekening dezer acte zulks aanneemt, eene som van . . . . , zijnde het bedrag van den koopprijs van een door hem aan mij verkochten opstal, staande enz., blijkens acte daarvan onderhands opgemaakt, den . . . . , benevens eene som van . . . . , wegens kosten op gemelden koop en verkoop gevallen, welke opgemelde koop en verkoop was geschied, onder voorbehoud van wederiukoop, gedurende den tijd van drie \'jaren.

En verklaar ik alzoo genoemden heer M.....G. . . . ,

bij deze volledig te quiteren voor gezegden aan mij op lieden ter hand gestelden koopprijs met de kosten, ten gezamenlijke bedrage van . . . . , en ten zijnen behoeve af-

-ocr page 464-

204

stand en teruggave te doen van den hierboven breeder omschreven opstal, ten welken einde gemelde verkoop geheel vernietigd en buiten effect gesteld wordt bij deze.

Overdragt van eene insclndd (1).

Ik ondergeteekende E.....F. . . . , particulier te .... ,

verklaar mits deze te cederen en af te staan aan en ten behoeve van den heer A.....S. . . ., lid in de weeskamer te B. . . . , die door medeonderteekening dezer zulks aanneemt;

Eene acte van schuldbekentenis, onderhands opgemaakt

te ... , den . . . , ten laste van den heer A.....K. . . . ,

koopman te .... , groot in kapitaal eene som van . . . . ,

rentende 9% \'sjaars; zijnde gemeld kapitaal van.....

opvorderbaar, wanneer daartoe zes maanden te voren behoorlijke opzegging is geschied. En heeft deze oyerdragt plaats voor eene som van . , welke ik verkooper verklaar contant van den kooper te hebben ontvangen en denzelven daarvoor te quiteren, overigens denzelven stellende in alle regten en actiën, aan mij uit kracht van voorschreven acte tegen den heer A.....K. . . . . toekomende, zonder tot eenige vrijwaring hoe ook genaamd, dan voor het aanwezen der schuld op heden, jegens den kooper gehouden te willen zijn.

Verklarende ik medeondergeteekende A.....Sv. . . ,

uit handen van opgemelden Heer E.....F. . . . , te hebben ontvangen en overgenomen voorschreven acte van schuldbekentenis, en denzelven daarvoor te dechargeren bij deze, alles onder verband ingevolge de wet.

Aldus in duplo opgemaakt en geteekend te ..., den . . . .

Huur en verhuur.

Huur van een huis.

Ik ondergeteekende D.... K.....particulier te C.....

woonachtig, verklaar in huur te hebben afgestaan aan

1

Zie omtrent de beleckening der overdragt aan den schuldenaar; bladzijde 195 van het handboek voor den notaris.

-ocr page 465-

205

W.....N. . . . , mede aldaar woonaclitig, die door mede-

onderteekening dezpr acte in huur verklaart aan te nemen: Een huis en erf\', staande en gelegen te . . . . , en zulks onder de navolgende voorwaarden:

Deze huur is aangegaan voor den tijd van drie achtereenvolgende jaren, welke gerekend worden te zijn ingegaan

den.....en alzoo zullen eindigen den......

De huurprijs zal bedragen eene som van twee duizend gulden\'s jaars, waarvan de voldoening zal moeten geschie-in drie maandelijksohe termijnen, ieder van vijf\' honderd guldens, verschijnende de eerste termijn alzoo op den. . . • Verklarende de huurder voormeld huis en erf wel te kennen en hetzelve behoorlijk van meubelen en verder huisraad te zullen voorzien, hetzelve gedurende den huur-tijd als een goed huisvader te zullen gebruiken en bewonen, tevens voor zijne rekening nemende alle geringe en degelijksche\' reparatiën, bij de wet voorgeschreven of volgens plaatselijke gebruiken bepaald, terwijl daarentegen de verhuurder zich verbindt, genoemd perceel behoorlijk te zullen onderhouden en den huurder daarvan het rustig genot te verzekerep, onder vrijwaring-als naar regten. Aldus in duplo opgemaakt en geteekend te ... op den. . . .

Dading en comp/omis.

Dading (transactie)

De ondergeteekende M.....R. . . . , koopman te. ...,

ter eenre;

En B . . . R. . . . , procureur te ... , ter andere zijde;

Verklaren dat, op den.....te ... , alwaar hij gewoond

heeft, is komen te overlijden hun vader, de heer J.....

R.....in leven koopman.

Dat genoemde overledene bij zijne uiterste wilsbeschikking, op den.....voor den notaris Q.....S.....en

getuigen te B. . . . ouder No.....verleden, had bepaald,

dat zijn zoon, de eerstgemelde heer M. . . . R. . . , uit zijn nalatenschap niet meer zoude genieten dan de legitieme portie, hem ingevolge de wet toekomende, zonder verder

-ocr page 466-

206

uitdrukkelijlv over het overige gedeelte zijner nalatenschap te hebben beschikt, welke alzoo regtens op zijn anderen zoon, den heer B. . . . R. . . . , zoude vervallen;

Dat gemelde lieer M. . . . R. . . . echter vermeende, dat voorschreven bepaling in dien uitersten wil voorkomende, met de wet strijdig was, dewijl de daarbij gemaakte beschikking van wijlen zijn vader naar eene onterving aan zijne zijde zoude gelijken, uithoofde aan hem niet meer dan de legitieme portie was besproken, zonder dat omtrent het overige gedeelte der nalatensciiap eenige beschikkingen waren gemaakt;

Uat gemelde heer M. . . . R. . . . dien ten gevolge voor den raad van justitie te ... . een eisch ingesteld hebbende tot nietigverklaring van genoemd testament, uithoofde van de niet de wet strijdige bepalingen daarin voorkomende, hij echter met den heer B. . . . R. . . . hierboven gemeld is overeengekomen, dit geschil in het minnelijke te vereffenen, en zij mitsdien tot vernietiging van voorschreven procedure op de volgende wijze, bij wege van dading, zijn overeengekomen;

Ten eerste. De heer B. . . . R. . . . verbindt zich bij deze

aan zijnen broeder M.....R.....af te staan eene som

van . . . . , welke dan ook bij de teekening dezer contant door hem is betaald geworden, gelijk de heer M. . . . R. . . . zulks erkent en daarvoor ten volle kwijting verleent.

Ten koeede. Alle geschillen, welke uit de bepalingen , in voorschreven testament voorkomende, zijn ontstaan, zijn alzoo ten volle vernietigd, verklarende de heer M. . . . R. . . . dien ten gevolge zich te verbinden, deswege geene verdere eischen meer te zullen doen, en dien aangaande zich geene actie hoegenaamd meer te reserveren, maar daarvan onherroepelijk afstand te doen bij deze, terwijl overigens bedoelde uiterste wil deszelfs volle kracht en waarde behouden en alzoo volkomen effect sorteren zal.

Ten derde. Al de kosten op voorschreven procedure gevallen zullen door den heer M. . . . R. . . . alleen gedragen en betaald worden, terwijl die der tegenwoordige acte voor hunne gezamenlijke rekening komen. ,

-ocr page 467-

207

Aldus in duplo opgemaakt en den. . . . te . . . geteeker.d.

Compromis.

De ondergeteekende K. . . . S. . . , boekhandelaar te . . , ter eenre;

En H. . . . K. . . , boekdrukker te. . . , ter andere zijde;

Geven te kennen :

[Be punten van verschil, even als in de bovenstaande acte van. dading beschrijven).

En verklaarden zij alsnu, ter voorkoming der kosten van procedures en verdere moeijelijkheden, de uitspraak van dit liun geschil te willen overlaten aan den Heer en

Meester M.....T. . . ., adviserend advocaat, wonende te

B. . . . , wien zij daartoe benoemen, denzelven tevens de vereischte magt daartoe verleenende bij deze, onder ver-pligting om hieromtrent den gewonen vorm van regtsple-ging te moeten volgen; verbindende partijen zich, tot staving hunner meeningen dienaangaande, alle zoodanige inlichting te geven en bewijsstukken bij te brengen als daartoe mogten vereischt worden.

Zullende genoemde heer scheidsman gehouden zijn, om over het boven omschreven geschil uitspraak te doen binnen den tijd van vier maanden, te rekenen van de dag-teekening dezer, terwijl, in geval hij hiertoe binnen dien tijd mogt nalatig blijven, dit compromis alsdan volkomen krachteloos zal zijn en partijen het regt hebben, om hierover langs den gewone weg van regten te doen beslissen, zonder dat deze acte eenig effect meer zal kunnen sorteren.

Genoemde heer scheidsman zal verpligt zijn omtrent de uitspraak van het bedoelde verschil te beslissen volgens de strenge regelen des ret;ts, zonder, in eenig geval hoegenaamd, zich naar de billijkheid der zaak te mogen regelen, of zich eenige verzachting in de toepassing van die regelen te mogen veroorloven, zullende deze beslissing kracht hebben van eene uitspraak in het hoogste en laatste ressort gewezen, doende partijen bij deze uitdrukkelijk afstand van alle middelen van beroep, cassatie, verzet als anderzins.

-ocr page 468-

208

Eindelijk verklaren partijen den genoemden heer scheidsman, voor zijne te nemen moeite, binnen eene maand na uitspraak, te zullen betalen eene som van . , welke door ieder van hen voor de geregte helft zal moeten gedragen en betaald worden.

En verklaarde hierop meermelde Heer en Meester M.....

T. . . . , door medeonderteekening dezer acte, den aan hem bij deze opgedragen last van scheidsman aan te nemen, zich verbindende over het bestaande geschil binnen den voorschreven termijn te zullen uitspraak doen, op de wijze zoo als hierboven in het breede in uitgedrukt.

Aldus in triplo opgemaakt en getekeend te ... , den ...(1)

Ologtapltüclie en uiterste wil (t).

JDit is mijn uiterste wil;

Ik ondergeteekende P.....S. . . ., particulier te ....,

verklaar bij deze alle, voor dagteekening dezes, door mij verleden uiterste wilsbeschikkingen te herroepen en, alsnu op nieuw testerende, geef en legateer ik aan mijnen broeder H.....S. . . ., koopman te .... , om daarvan genot

te hebben na mijn overlijden, mijne verzameling van schilderijen, geene uitgezonderd.

Ik stel als mijne universele erfgenamen aan, gezamenlijk en ieder voor een gelijk aandeel, mijne twee kinderen

Johan en Pieter, bij wijlen mijne echtgenoote J.....

I.....in huwelijk verwekt.

Ik benoem als voogd over gemelde kinderen den heer L.....W. . . . , koopman te .... , hem voor zijne te nemen moeite en zorgen eene som van f... . bij deze legaterende.

Tot uitvoerder dezer mijne uiterste wilsbeschikking benoem ik den heer M.....N. . . . , landheer te ...., hem

verzoekende mij dit laatste blijk van vriendschap wel te

1

Bijaldien partijen haren naam niet kunnen teekenen, moet deze acte voor notaris en getuigen, op straffe van nietigheid, worden opgemaakt.

(f) Een olographische uiterste wil moet met de hand des erflaters geheel geschreven en geteekend zijn. en door den erflater bij een notaris in bewaring worden gegeven.

-ocr page 469-

200

willen geven en voor deze moeite aan te nemen eene som van f, gevende ik hem bij deze de bezitneming van al de goederen mijner nalatenschap, welk bezit echter niet langer dan gedurende een vol jaar na den dag, dat hij zich in het bezit heeft kunnen stellen, zal voortduren.

Gedaan en door mij eigenhandig geschreven en onderteekend te , den.....

1

i

I- \'

Maatschap en vennootschap.

Overeenkomst, om in maatschap waren ie koopen, ten einde dezelve vervol/jens te venkelen.

Tussohen ons ondergeteekenden B.....S. . . . , koopman te.....ter eenre;

En A.....W. . . . , koopman te . . . ., ter andere zijde;

Is overeengekomen als volgt:

Dat wij voor gezamenlijke rekening zullen aankoopen [de voorwerpen beschrijven), en daartoe ieder de helft van den te besteden koopprijs zullen betalen, ten einde die daarvoor aan te koopen goederen gelijkelijk onder elkander te verdeelen, opdat ieder daarover, als zijn volkomen eigendom, naar goeddunken zal kunnen beschikken, zonder dat de een van den ander iets zal hebben te vorderen voor meerdere of mindere ontvangen waarde.

Gedaan en geteekend in duplo, te.....den.....

Overeenkomst om in compagnie Waren te koopen en ze vervolgens in gemeenschap van winst en verlies te verkoopen.

. . T . .

,, koop-, ter andere zijde;

Tussohen ons ondergeteekenden B man te .... , ter eenre;

En B.....L . . . , koopman te . .

Is als volgt overeengekomen:

Dat wij in compagnie en voor gezamenlijke rekening zullen aankoopen (de voonoerpen beschrijven), waartoe ieder van ons de helft van het daarvoor benoodigde kapitaal zal uitschieten; na den aankoop en de ontvangst van welke goederen, er dadelijk zal worden overgegaan tot den ver-

-ocr page 470-

310

koop van dezelve, welke verkoop aan den eerst onderge-

teekende, den heer B.....T...... wordt opgedragen;

terwijl de winst, die deze verkoop zal opleveren, door beiden gelijkelijk zal worden gedeeld, zoowel als het verlies door beiden gelijkelijk zal moeten worden gedragen; zullende alle kosten en ongelden, zoo van inkoop, transport als verkoop, ten laste der beide deelgenooten, ieder voor de geregte helft, komen of terugbetaald worden aan hem, die dezelve mogt hebben voorgeschoten.

Gedaan en geteekend in duplo, le . . . , den.....

Leverantie van goederen of werk.

Overeenkomst van leverantie van goederen.

Ik ondergeteekende Y. . . . Z. . ., leverancier wonende te. ..., beloof en verbind mij, te leveren aan den heer S. . . . D. . . , kleedermaker te. ..., wonende te. ... , {de voorwerpen uiidrnkken) en zulks voor eene som van . , welke zal moeten voldaan worden uinnen acht dagen, nadat de levering van voorschreven goederen aan den heer

S----D. . . . door mij zal zijn volbragt; bij gebieke van

welke levering, ik mij verpligt tot schadeloosstelling aan den heer S. . . . D. . . . te zullen betalen eene som van . . . , al hetwelk door den heer S. . . . D. . . , blijkens zijne me-deonderteekening, is aangenomen geworden.

Aldus in duplo gedaan en geteekend te . . . den . , . .

Aanneming om iets ie vervaardigen.

Wij ondergeteekenden A. . . . D. . ., schrijnwerker te. . . , ter eenre;

En D. . . . P. . . , apothecar te ... , ter andere zijde;

Zijn overeengekomen als volgt;

Ik A. . . . 1). . . . neem aan te vervaardigen voor den

heer B. . . . P..... de hoeveelheid van.....stukken

van.....{de voorwerpen uiidriikken) en aan hem de levering daarvan te doen binnen zes weken, te rekenen van heden, voor den prijs van.....ieder stuk, onder bepa-

-ocr page 471-

211

ling, dat de heer D.....P.....de geheele levering contant zal voldoen en, in geval hij hiertoe mogt in gebreke blijven, de voornoemde levering niet alleen geene plaats

zal hebben, maar de heer D.....P.....daarenboven

zal gehouden zijn, mij voor schadevergoeding te betalen eene som van . . . ., al hetwelk door hem bij deze wordt aangenomen.

Aldus in duplo opgemaakt en geteekend te ... . den ....

Wissels.

Wissel op bepaalden tijd.

B. . . ., den.....187. Goed voor f 1000

Op den eersten.....aanstaande gelieve UEd. te betalen voor dezen eersten [tweeden of derden) wisselbrief, de tweede en derde onvoldaan zijnde, de som van een duizend guldens, waarde in contanten [in waren of in rekening) ontvangen, hetgeen UEd. zal valideren in rekening, volgens advies van heden.

UEd. \'s Dienaar.

(TTandteeheumg). Aan den heer J.....BI. ... , te.....

Wissel op zigt.

S. . . . , den.....187. Goed voor ƒ 500

Op zigt, of tien dagen na zigt, gelieve UEd. te betalen enz. (als boven).

Wissel op order van den trekker.

Den.....gelieve UEd. te betalen voor dezen wissel

zonder verder advies, op mijne order, de som van enz. (als boven).

Endossement.

Voor aan den Heer B.....L. . . . , koopman te.....

of order, waarde in contanten (of in rekening) genoten, B. . . . , den.....18T. [Handteekening).

-ocr page 472-

212

Orderbriefje.

Den.....aanstaande neem ik aan te betalen aan mijne

woning te.....aan M.....L.....of order, de som

van . . . . , waarde in contanten [of waren) ontvangen.

H. . . . , den.....137 . {Handleekening).

Goed voor ƒ.....

Assignatie,

Op den.....gelieve UBd. te betalen, aan de order van

den heer M.....S.....alhier, de som van tweeduizend

guldens.

Het zal UEd. validerend met of zonder advies van

B. . . . den.....187 . UKd.\'s Dienaar

Aan den heer R.....T.....te..... (Iland(eelcening).

Verzoekschriften.

Bepalingen omtrent de indiening van verzoekschriften. De bepalingen, omtrent het indienen van verzoekschriften in Indië bestaande, zijn de navolgende:

a. Besluit van 19 Januarij 1818 no. 13 (stsbl. no. 5], bepalende, dat requesten, welke niet behoorlijk gezegeld zijn, zullen worden gehouden builen beschikking.

h. Advertentie van den algemeenen secretaris van 25 Maart 1822, waarbij bekend gemaakt wordt, dat geene requesten dan in de iSrederlandsche taal gesteld, door den gouverneur-generaal zullen worden aangenomen, blijvende het echter aan de belanghebbenden vrijgelaten, om bij de door hen in te dienen verzoekschriften, te voegen zoodanige ophelderingen in vreemde talen, als zij voor hunne belangen zullen noodig oordeelen.

e. Resolutie van 29 Julij 1823 no. 22 (stsbl. no. 32), waarbij bepaald wordt, dat de verzoekschriften tot vrijstelling van de volle betaling der belasting van de verponding voor een geamoveerd gebouw, in de gevallen bij art. 23 van de ordonnantie op die belasting gedoeld, zullen moeten zijn gerigt aan den gouverneur-generaal, doch dat de

zelve der p de bi zooda npzen haai-, aan c ondei d. bepal ling -daaro

e. lende direc zulle zoo i zegel regt

/•

Febr ïequ lierei regei zoon: lieUi moei

Wj !

gede gesis well mog hum door men

. (,i\' bcdoc

3 De

-ocr page 473-

lt;513

zelve requester! zullen worden ingediend bij den resident der plaats, alwaar het gebouw, voor hetwelk remissie van de belasting wordt gevraagd, gelegen is, welke resident zoodanige requesten, met zijn berigt en consideratien, zal opzenden aan de hoofd-directie van fliianeien, om door haar, insgelijks vergezeld van consideratien en advies, aan de beslissing van den gouverneur-generaal te worden onderworpen.

(I. Resolutie van 7 October 1823 no. 3 (stsbl. no. 43), bepalende,, dat voortaan, bij alle voordragten tot aanstelling of bevordering van een ambtenaar, of bij de verzoeken daarom, een dienststaat zal moeten worden overgelegd.

e. Besluit van 20 February 1827 (stsbl. no. 23), bepalende, dat geene verzoekschriften of aanbiedingen aan den . directeur-generaal of aan een der directeuren ingediend, zullen worden aangenomen, dan die op liet dubbele zegel, zoo als zulks bij de ordonnantie op het regt van het klein-zegel bepaald is, geschreven zijn, en dat alsdan geen zegel-regt voor de dispositie zal worden betaald (*).

ƒ. Bekendmaking van den algemeoiifii secretaris, dd. 28 Februarij 1827 , bepalende, dat voo; taan alle adressen, requesten, inemorien of andere scluifiuren door particulieren aan den gouverneur-generaal, dan wel aau de Indische regeling of aan eenige andere publieke autoriteit gerigt, zoomede alle ofüciële rapporten, lietzij door ambtenaren, lieUij door particuliere personen ingediend wordende, zullen moeten zijn geschreven in de Nederlandsche taal, zullende, l)ij gebreke van dien, alle zoodanige schrifturen worden gedeponeerd, zonder dat daarop eenig regard zal worden geslagen, met vrijlating niettemin aan vreemdelingen, welke de iS\'ederlandsche taal nog niet genoeg magtig mogten zijn, om bij gemelde stukken een duplicaat in hunne taal geschreven te voegen, mits het oorspronkelijke door hen geteekend zij, als zijnde het eenigstc, waarnaar men zich bij het nemen van eenige dispositie zal regelen.

( \') Gcene schuldbewijzen in originali mofren, bij de indiening der liier bedoelde verzoekschriften (bijv. om kortinire:!}, worden overgelegd (besl. 3 Dec. 182-? no. 7 (stsbl. no. i\'.l art. i).

-ocr page 474-

214

Onder vorenstaande bepaling worden echter niet begrepen de brieven, rapporten of andere stukken, welke tus-schen de hoofden der inlandsche bevolking onderling, of met de onmiddelijk over hen gestelde Nederlandsche ambtenaren omtrent dienstzaken worden gewisseld, en die even als hetgeen de inlandsche huishouding betreft, op dezelfde wijze als tot dus ver heeft plaats gehad, zullen kunnen worden behandeld.

Voorts wordt, bij die bekendmaking, herinnerd aan de bestaande bepalingen omtrent het gebruik van zegels bij het indienen van requesten of adressen, met waarschuwing dat alle zoodanige stukken , welke niet van het behoorlijke zegel zullen zijn voorzien, buiten dispositie zullen worden gehouden, onverminderd de straf, welke daarop bij de wet is vastgesteld.

De rekesten van inlanders en met dezen gelijkgestelde personen worden in behandeling genomen, onverschillig of zij al dan niet van de handteekening des stellers zijn voorzien. (B. B. noquot;. 2559).

h. Besluit van 10 November 1836 no. 5, houdende bepaling, dat geene verzoekschriften, betrekking hebbende tot contracten of acten, waarvoor borgen bestaan, zullen worden aangenomen, ingeval dezelve niet ook door de borgen zijn onderteekend, ten blijke dat zij in het verzoek van den contractant of belanghebbende consenteren.

i. Besluit van 2 Junij 1839 no. 3 (stsbl. no. 20), bepalende, dat elk ambtenaar, bij het inzenden van zijn request om pensioen, zijnen daarbij behoorenden dienststaat zal behooren op te maken, volgens het model, gevoegd bij het voorloopig pensioens-reglement (stsbl. 1835 no. 17) en daarbij specifiek bekend stellen, alle door hem genoten inkomsten, zoo gewone als buitengewone, of emolumenten zonder onderscheid.

ƒ, Besluit van 11 November 1840 no. 8 (stsbl. no. 22) waarbij bepaald wordt, dat het besluit van 12 December 1838 no. 5, alsnog zal worden geïnsereerd in het staatsblad van Ned. Indië, en voorts geplaatst in de Javasclie Courant, luidende hetzelve als volgt:

-ocr page 475-

215

Is goedgevonden en verstaan:

Te bepalen, dat de ambtenaren, die zich bij request tot het gouvernement willen wenden, ter erlanging van remissie van de boeten, welke hun, ter zake van overtredingen der reglementaire bepalingen op het houden der registers van den burgerlijken stand, dan wel van de instructie voor de notarissen zijn opgelegd, verpligt zullen zijn, om hunne verzoeken in te dienen binnen den tijd van drie maanden, nadat hun door den competenten officier van justitie het geslagen vonnis zal geïnsinueerd zijn; zullende bij dit request tevens overgelegd moeten worden een bewijs, dat de proceskosten voldaan zijn, sub poene, dat zij alle aanspraak op het erlangen van remissie zullen verliezen, wanneer zij zich na dien bepaalden termijn aanmelden, of het evenbedoeld bewijs niet hebben overgelegd.

li. Circulaire van den algemeenen secretaris van den jjjsten Julij 1842 no. 1102, waarbij bepaald wordt, dat alle rekenpligtige ambtenaren hunne requesten, houdende bezwaren tegen uitspraken der algemeene rekenkamer, door tusschenkomst van den directeur van linantien, tot wiens werkkring de belasting of vergoeding behoort, zullen moeten indienen, en tevens daarbij overleggen de betrekkelijke besluiten of aanschrijvingen der algemeene rekenkamer, alsmede de tot beoordeeling der zaak benoodigde bescheiden.

I. Besluit van 2 Mei 1851 no. 108, bepalende, dat de aan den gouverneur-generaal gerigte verzoeken om dispensatie van voorschriften van het burgerlijk wetboek, door belanghebbenden moeten worden ingediend bij de hoofden van gewestelijk bestuur hunner woonplaatsen, die gehouden zijn dezelve, vergezeld van hunne conside-ratien en advies, door middel van het hoog-geregtshof, ter beschikking op te zenden aan den gouverneur-generaal.

m. Besluit van 5 October 1851 no. 1 (stsbl. no. 52), houdende verklaring, dat alle requesten van inlanders en daarmede gelijk gestelde personen, geschreven in de ja-vaansche of maleische talen, zullen worden aangenomen, lioch dat de vroeger uitgevaardigde bepalingen zullen blij-

-ocr page 476-

216

ven gehandhaafd ten opzigte vau andere oostersclie en vvestersohe vreemdelingen.

n. Besluit van 20 Mei 1852 no. 1 (stsbl. no. 23), bepalende, dat gegageerde militairen, wier gagement in Indië is betaalbaar gesteld, wanneer zij verlangen naar Nederland te vertrekken, zich behooren te wenden tot het hoofd van het gewestelijk bestuur op de laatste standplaats, van waai- naar Nederland gelegenheid is.

De verzoeken van partikulieren, per telegraaf gedaan, hetzij aan de regering, hetzij aan de hoofden van algemeen burgerlijk en die van gewestelijk bestuur, even als de berigten en vragen langs dien weg der autoriteiten, moeten beschouwd worden als voorloopig en dienen dus door schriftelijke verzoeken te worden gevolgd. (B, B. no. 1666).

Over den vorm der Verzoekschrifleu.

Ieder verzoekschrift of memorie zal, op behoorlijk gezegeld papier, en zulks naarvolgens de bepalingen van art. 28 der ordonnantie op de heffing van het regt van het klein-zegel, moeten worden geschreven.

Een vaste titulatuur in Nederlandsch Indië niet bestaande, zal het hoofd van zoodanige verzoekschriften kunnen luiden: Voor verzoekschriften aan den gouverneur-generaal:

Aan Zijne Excellentie, den Ileere Gouverneur—(jeneraal van ISederlandsck Indiii, enz., enz., enz.

Voor verzoekschriften aan luitenants-generaal of vice-admiraals, kommandanten van het leger of der zeemagt: Aan Zijne ^Excellentie, den Ileere Luitenant-generaal of (Vice-Admiraal), Kommandant van het Leger in Neder-landsch Indië (of Kommandant van Z. M. Zeemagt in Oost-Indië en Inspeeteur der Marine).

Voor verzoekschriften aan raden van Indië, directeuren en hoofd-officieren :

Aan den Boog Edel Gestrengen Beer,

\' \' den Heem ■ ■ ■ , Lid in den Baad van

-ocr page 477-

217

Nederlandsch Indiê (of DïreTtteur van . , of Kolonel der Infanterie enz.)

Voor verzoekschriften aan residenten en lagere autoriteiten.

Aan den WelEdelGestrengen Heer, den Heere Resident van.....

Voor verzoekschriften aan Collegien, als; Geregtshoven, Weeskamers, enz.

Aan Heeren \'President en Raden in het Hoog-Geregtshof van \'Nederlandsch Indië {President en Leden in den Raad van justitie te.....President en Leden in den Weeskamer te.....enz).

Voor verzoekschriften, aan het Opperbestuur in Nederland aan te bieden;

Voor verzoekschriften aan den Koning:

Aan Zijne Majesteit, den Koning der Nederlanden, Prins van Oranje Nassau , Groot Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.

Voor verzoekschriften aan den Minister van Koloniën;

Aan Zijne Excellentie, den Heere Minister van Koloniën.

Voor verzoekschriften aan de Staten Generaal:

Aan Heeren President en Leden der eerste {of tweede) kamer der Staten Generaal.

De aanhef van een verzoekschrift luidt in den regel als volgt;

Geeft met verschuldigden eerbied te kennen Johannes Pieter van den K. . . . , onderwijzer te B. . . . woonachtig;

Dat adressant enz. {hier in te vallen het verzoek, dat men tenscht te doen, met de redenen, waarop hetzelve gegrond is).

Het slot van een verzoekschrift kan in den regel luiden: Weshalve adressant zich is wendende tot Uwe excellentie (UHoogBdelGestrenge, UEdelgestrenge, Uw Collegie, Uwen Hove, Uwen Rade, enz.) met eerbiedig verzoek, dat het Uwe Excellentie (UHoogEdel-

-ocr page 478-

218

Gestrenge enz.) moge behagen, hem wel te willen

toestaan (of te benoemen tot.....) hier nogmaals in

Ttorle bewoordingen het verzoek herhalen\').

Hetwelk doende, enz. Men drage zorg, dat, op de eerste zijde van het verzoekschrift, aan het hoofd,\'het getal der overgelegde bijlagen worde vermeld, terwijl onder hetzelve, ter zijde van de handteekening, de plaats en datum moeten vermeld worden.

Het ligt geheel buiten ons bestek ten deze eene verzameling van voorschriften tot het opmaken van verzoekschriften te geven, en zulks te minder, dewijl ieder request, naar den aard der zaak, natuurlijk eene menigte wijzigingen ondergaat en het aangenomen kan worden, dat hij, die zelf buiten magte is zijne denkbeelden in behoorlijken vorm ter neder te stellen, ook niet in staat wezen zal, de noodige wijzigingen in een gegeven voorbeeld te brengen. Wij vermeenen dus te kunnen volstaan met, ter verduidelijking van den opgegeven vorm, een enkel voorbeeld mede te deelen.

Regest om Gratie.

Bijlage twee. Aan Zijne Excellentie, den TLeere

Een vonnis, dd. . . . Gouvetneur-f/eneraal van Nederlandscl Een arrest, dd. . . . Indië, enz., enz., enz.

Geeft niet verschuldigden eerbied te kennen Jan Apen-sel, gedetineerde in het civiel en militair gevangenhuis te Weltevreden;

Door onvoorziene en buiten de schuld van adressant ontstane onistaiidigheden, verloor hij zijne betrekking van opziener op het land T. . . ., gelegen in de residentie B. . . . , toebehoorende aan den heer M. . . . , en ten gevolge daarvan zijne broodwinning, die wel ten hoogste sober, maar toch voldoende was, om aan zijne vrouw, zeven kinderen en hemzelven het dagelijksch benoodigde te verschatFen.

Het verdriet hierover wierp zijne vrouw op het krank-bed en zijne diepe armoede, gevoegd bij zijne verafgelegen woonplaats, belette hem het inroepen van den, op een

-ocr page 479-

219

afstand van 50 palen, te T.....woonachtigen geneesheer.

De ziekte werd van dag tot dag onheilspellender, toen hem, op den . . . . , eene som vau . , ter bezorging-naar T. . . . , toevertrouwd en hem, voor de volbrenging van dien last, eene betrekkelijk hooge belooning werd toegezegd.

Ter plaatse aangekomen vervoegde hij zich onmiddelijk tot den geneesheer en smeekte dezen zijne vrouw in hare ziekte te willen komen bezoeken, doch deze, zijn pligt als christen en mensch vergetende, weigerde zulks, tenzij hem eene belooning van ƒ 100 voor honorarium en reiskosten werd uitgekeerd.

Voor de voldoening van zijnen last was adressant ƒ 25 toegezegd en de gedachte aan zijnen hoogstkranke, en welligt reeds stervende gade deed hem de hand uitsteken naar de hem toevertrouwde gelden, die tot een bedrag v\'an /75, van zijne in des geneesheers handen overgingen.

De misdaad werd ontdekt en, niettegenstaande reques-trants smeeken, om geheimhouding en belofte van vergoeding, hij in handen van den bevoegde regter overgeleverd met dat gevolg dat hij, bij vonnis van den raad van

justitie te.....dd. . . . , bij arrest van bet hoog-geregts-

hof van Nederlandsch Indie, dd.....bekrachtigd, wegens

misbruik van vertrouwen, tot eene straf van twee jaren gevangenis werd veroordeeld.

Hoe treurig het lot zijner nog steeds kranke gade en bijna broodelooze kinderen is en hoe hard het hem valt die, na eene altijd vlekkelooze loopbaan, alleen uit te ver gedreven liefde tot de zijnen, de hand naar het goed eens anderen uitstak, zich als veroordeeld misdadiger in de ge vangenis opgesloten te zien, zal requestrant Uwer Excel, lentie wel niet behoeven af te schilderen ;

Requestrant vermeent, dat, zoo het immer geoorloofd is. Uwe Excellentie met de bede om genade te naderen, het alsdan voorzeker in deze geheel te goeder trouw opengelegde zaak wezen zal;

Redenen waarom hij zich is wendende tot Uwe Excellentie met eerbiedig verzoek, dat het Uwe Excellentie

-ocr page 480-

320

moge behagen hem kwijtschelding der hem opgelegde straffe te verleenen.

Hetwelk doende, enz.

Weltevreden, nabij Batavia, den.....18 . . .

LEGALISATIE.

Bepalingen betreffende legalisatie van handteeJcemngen.

Legalisatien van handteekeningen geschieden door den algemeenen secretaris of een der adjunct-secretarissen; wordende daarnevens een afdruksel van \'s rijks wapen, omschreven met de woorden Algemeene Secretarie Nederlandsch Indië, gesteld (stsbl. 1847 no. 2).

Geene notariëele of andere acten of papieren hoegenaamd, welke van buiten Java gelegene bezittingen komen, zullen worden gelegaliseerd, zoo de daarop staande handteekeningen van notarissen of anderen, niet vooraf door de hand-teekening van den plaatselijken gouverneur of resident zijn bekrachtigd (stsbl. 1820 no. 24).

Bij stsbl. 1853 no. 57 is bepaald, dat de legalisatie voor handteekeningen, bij het militair departement, behalve dooiden bevel voerende generaal, ook zullen kunnen geschieden door den chef en den sous-chef van den generalen staf; zullende op stukken, bestemd oin buiten Ned. Indië te dienen, de handteekeningen van den bevel voerenden generaal en den chef en sous-chef voornoemd bij voortduring ■worden gelegaliseerd op den voet, bepaald bij stsbl. 1847 no. 2 (1).

1

Bij stsbl. 1869 no. 70 is goedgevonden en verstaan: Met wijziging van art. 1 van het besluit van 21 Augustus 1852 no. ? (stsbl. no. 57) te bepalen dat de legalisatien van handteekeuingen bij het departement van Oorlog in Nederlandsch-Indië, behalve door den kom-mandant van het leger en chef van dat departement, ook zullen kunnen geschieden, elk voor zooveel hunne dienst betreft, door de chefs der af-dcelingen, waaruit dit departement is zamengesteld.

-ocr page 481-

221

De gebruikelijke formule bij de legalisatie der handtee-keningen wordt ter algemeene secretarie op de stukken gesteld (Java Courant 1847 no. 10).

De te legaliseren stukken moeten franco worden gezonden aan den adjunct-secretaris van het gouvernement (Java Courant 3 Junij 1S54) (*).

De residenten op Java legaliseren de handteekeningen van de hun aangeboden wordende stukken (Bijblad op het staatsblad, deel I, no. 35).

Bij stsbl. 1819 no. 52 zijn de residenten van Batavia, Samarang en Soerabaija speciaal geautoriseerd, om door hunne handteekeningen te bekrachtigen de verklaringen, welke ten gevolge van art. 23 van het reglement op de inkomende en uitgaande regten en artt. 29 en 30 der instructie voor de ontvangers van die middelen, door de laatstgemelde ambtenaren worden gesteld, onder de manifesten van naar Nederland vertrekkende schepen, opzig-telijk de betaling der uitgaande regten, en de consignatie van de meerdere drie procent, welke door vreemde schepen, niet nanr Nederland vertrekkende, zouden behooren te worden voldaan.

Verder is bij hetzelfde nummer van het staatsblad 1819 bepaald, dat, ter wegneming van alle bezwaren, welke de erkening van de handteekeningen der voormelde residenten, in Nederland zouden kunnen ontmoeten, die handteekeningen, nu en vervolgens bij elke nieuwe benoeming, aan het ministerie van koloniën zullen worden kenbaar gemaakt.

Bij stsbl. 1829 no, 75 is bepaald, dat de handteekeningen van chinezen en inlanders op stukken, betreffende eene handeling tusschen hen en het gouvernement, door twee onzijdige Europeanen of daarmede gelijkstandige personen, zullen moeten worden bekrachtigd, voor zooveel sulks doenlijk zal zijn. Deze bepaling is in zoover geal-

{*) Voor de legalisatie van handteekeningen mogen geene kosten aan de belanghebbende in rekening worden gebragt, dan voor zoover of ia de gevallen waarin zulks bij de bestaande bepalingen is toegestaan. (B. B. no. 1637).

-ocr page 482-

222

tereerd bij staatsblad 1830 no. 9, waarbij bepaald werd, dat in alle residentien, alwaar zulks door het verblijf van slechts weinige europeanen noodig mogt wezen, de hand-teekeningen van inlanders en chinezen op overeenkomsten s met het gouvernement zullen kunnen worden gecertificeerd door twee getuigen, zonder het vereischte, dat die getuigen uit onpartijdige europeanen moeten bestaan.

Bij gouv. besluit van 6 Julij 1859 no. 6 is bepaald, j dat alle attestatien de vita en quitantien voor ontvangst van Nederlandsche pensioenen, hetzij dat dezelve in Indië dan wel in Nederland moeten worden ontvangen, voor de ^ opzending naar Nederland, door een der gouvernements ; secretarissen zullen gelegaliseerd worden.

NATURALISATIE.

(Nederlandsch staatsblad no. 44.)

fl\'et van 28 Julij 1850, ier uitvoering van art. 7 der Grondwet (*).

Wu WILLEM III, hij de Gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemlurg, enz., ens., enz.-

Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:

Alzoo Wij, in overweging genomen hebben, dat er noodzakelijkheid bestaat, om, met het oog op de artt. 5 en 6 der Grondwet, uitvoering fe geven aan het ste lid, van art. 7 dier wet, alsmede om door de wet te doen ver klaren, wie als ingezetenen te beschouwen zijn, en dat het wenschelijk is, bij de wet de algemeene voorwaarden en -vormen vast te stellen, naar welke de hoedanigheid van Nederlander, bij wege van naturalisatie, in ieder bijzonder geval zal kunnen worden aangevraagd en verleend;

{*) Art. 7 der Grondwet luidt: De wet verklaart wie Nederlander: zijn. Een vreemdeling wordt niet dan door cene wet genaturaliseerd.

-ocr page 483-

223

Zoo is het. dat Wij, den raad van state gehoord en met gemeen overleg der staten generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: Art. 1. Nederlanders, ten aanzien van het genot van burgerschapsregten, zijn :

1°. die geboren zijn uit ouders, binnen het rijk in Europa gevestigd;

2°. die, binnen het rijk in Europa uit aldaar niet gevestigde ouders geboren, binnen het ja£r, nadat zij den vollen ouderdom van 23 jaren hebben bereikt, hun voornemen om daar te blijven wonen aan het bestuur hunner woonplaats hebben verklaard:

Zij echter, welke dien onderdom bij de afkondiging dezer wet reeds hebben bereikt, kunnen die verklaring nog gedurende het jaar na die afkondiging doen. 3°. die genaturaliseerd zijn;

4°. die van de in de voorgaande nummers genoemden afstammen, ten ware de geboorte op een tijdstip mogt hebben plaats gehad, waarop de ouders in een der termen van art. 9 waren vervallen (1).

Art. 2. Natuurlijke, door eenen Nederlandschen vader erkende, kinderen; natuurlijke, door den vader niet erkende, kinderen eener Nederlandsche vrouw;

vondelingen binnen het rijk in Europa, die aldaar verbleven zijn tot aan den vollen ouderdom van 23 jaren;

zijn met hunne afstammelingen, overeenkomstig de bepaling van no. l van het voorgaand artikel, eveneens Nederlanders.

Art. 3, Gevestigd of ingezetenen zijn, die binnen het rijk in Europa hebben gewoond:

1°. gedurende de drie laatste jaren;

2°. gedurende, achttien maanden, na aan liet bestuur hunner woonplaats het voornemen tot vestiging te hebben verklaard.

Nederlanders zijn gevestigd of ingezetenen, die gedurende

l anders eerd.

1

Bij de wet van 3 Mei 1851 (Ned. stsbl. no. 4G) is deze aanhaling van art. 9 veranderd in art. 10.

-ocr page 484-

224

de laatste achttien maanden hunne woonplaats binnen het rijk in Europa hebben gehad.

Nederlanders, die ter zake van \'s lands dienst in een vreemd land wonen, worden voortdurend als ingezetenen beschouwd.

De bepalingen van ingezetenschap, in bijzondere wetten voorkomende; gelden alleen voor zooveel betreft de onderwerpen, in die wetten behandeld.

Art. 4. Zij, op wier staat van Nederlander de afscheiding der voormalige Nederlaudsche provinciën, welke thans het koningrijk België uitmaken, van invloed heeft kunnen zijn, doch die, tijdens de bekrachtiging der tractaten van den 19don April 1839 (stsbl. no. 26), binnen het rijk in Europa of in de koloniën of bezittingen van het rijk in andere werelddeelen, hunne woonplaats hadden, of er zich binnen twee jaren na dat tijdstip hebben nedergezet, en sedert hunne woonplaats hebben gehouden, of tijdens zij die woonplaats hadden, overleden zijn, zijn Nederlanders, of worden gerekend, die hoedanigheid tot aan hunnen dood te hebben bezeten.

Art. 5. Lc vereischten, om te kunnen worden genaturaliseerd, zijn;

I. de volle ouderdom van drie en twintig jaren;

II. een gevestigd verblijf in het rijk in Europa, of in de koloniën of bezittingen van het rijk in andere werelddeelen gedurende zes achtereenvolgende jaren, met het verklaard voornemen om er gevestigd te blijven (1).

Art. 6. Bij het in te dienen verzoekschrift om naturalisatie worden gevoegd:

a. de geboorte-acte van den verzoeker (t), of zoodanige andere acte, welke volgens het regt van het land, waartoe hij behoort, daarvoor in de plaats treedt;

1

In staat van faillissement verkeerende personen kutnen gecne naturalisatie erlangen, zoolang zij niet gerehabiliteerd zijn (Bijblad op het staatsblad, deel IV no. S60).

De bewijzen van het gevestigd verblijf moeten door de burgerlijke of politieke besturen en autoriteiten worden afgegeven (B. B. no. 19C3).

(t) Zie Bijblad op het staatsblad, deel III no. 705 en Advertentie van den algemeenen secretaris, Jav, Cour. 13 Julij 1859 no. 66,

-ocr page 485-

225

h. het bewijs van het gevorderd zesjarig verblijf;

c. een bewijs, afgegeven door het bestuur van de plaats, binnen welke de verzoeker gevestigd is, der door dezen voor hetzelve afgelegde verklaring, dat hij voornemens is, in het rijk in Europa of in de koloniën of bezittingen van het rijk in andere werelddeelen, gevestigd te blijven (1).

Art. 7. De naturalisatie kan mede verleend worden ter belooning van uitstekende diensten, aan het rijk in Europa of deszelfs koloniën of bezittingen in andere werelddeelen bewezen, of om andere overwegende redenen van staatsbelang. De artt. 5 en 6 zijn daarbij niet van toepassing. Art. 8. Aan ieder, die door de wet genaturaliseerd is, zullen door ons brieven van naturalisatie worden uitgereikt (t).

Jr

1

Bij het afleggen dezer verklaring moet eene som van/100, ter bestrijding der eventuele kosten, worden gestort. Vergelijk het hierachter-volgend besluit van 19 Junij 1854 (stsbl. no. 5C).

Sommige ambtenaren hebben de arbitraire gewoonte, deze verklaring niet aan te nemen, tenzij de belanghebbenden zich vooraf bij verzoekschrifr tot hen gewend hebben, om tot het afleggen daarvan te worden toegelaten.

Door deze vexatoire handeling worden voor de belanghebbenden vele moeite, tijdverlies en onnutte betaling van zegelregten geboren, en wij vermeenen, dat het vorderen van een verzoekschrift in strijd is met de wettelijke bepalingen, die daarvan ten eenenmale zwijgen. Genoemde ambtenaren vergeten, dat niet de betrekking ten hunnen behoeve gemaakt is, maar dat zij alleen voor het waarnemen dier betrekking, — welke geheel in liet belang der leden van de maatschappij werd daargesteld, — bestaan, en dat het hun een dure pligt moest zijn, alle dergelijke formaliteiten voor de ingezetenen gemakkelijk te maken. Zoo aan deze en soortgelijke aanmatigingen van gezag niet tijdig eene grens gesteld wordt, zal men ten laatste nog in ludië zich genoodzaakt zien, zelfs inferieure ambtenaren, zooals b. v. een ambtenaar van den burgerlijken stand, te adie-ren met een gezegeld verzoekschrift, wanneer het hem gelegen komt, eene aangifte van geboorte of anderzins te ontvangen en geduldig zijne beschikking op dat verzoek af te wachten.

(f) Bij de wet, vastgesteld den 21sten December 1850 (Ned. stsbl. uo. 75), is bepaald, dat voor brieven van naturalisatie door den Koning, ingevolge dit artikel uitgereikt, een regt van ƒ 50 zal betaald worden.

De naturalisatien, in de gevallen bij art. 7 voorzien, zijn aan dit regt niet onderworpen.

Insgelijks zijn van hetzelve vrijgesteld zij, die, vroeger brieven van naturalisatie verkregen en de daarop verschuldigde regten betaald hebbende, nieuwe brieven van naturalisatie, onder de werking dezer wet, verkrijgen.

-ocr page 486-

226

Art. 9. Het genot der regten, door de naturalisatie verkregen, vangt aan zoodra de wet, waarbij zij verleend is, van verbindende kracht is geworden, en de genaturaliseerde aan het bestuur zijner woonplaats de geregistreerde brieven van naturalisatie vertoond en de verklaring heeft afgelegd, dat hij de naturalisatie aanneemt (1).

Indien, in het geval van art. 7, de genaturaliseerde buiten \'s lands woont, geschiedt de aanneming bij verklaring aan den minister van buitenlandsche zaken. Bij die verklaring moet een afschrift van de geregistreerde brieven van naturalisatie overgelegd worden.

Behalve in het geval van art. 7, vervalt de naturalisatie, indien de aanneming niet binnen zes maanden heeft plaats gehad, nadat de wet, die haar verleend heeft, van verbindende kracht is geworden.

Art. 10. Be staat van Nederlander wordt verloren;

1°. door het aannemen van naturalisatie in een vreemd land;

2°. door buiten Onze bestemming zich in vreemde krijgsdienst te begeven, of openbare bedieningen aan te nemen, welke door eene vreemde regering zijn opgedragen;

3°. door een vijfjarig verblijf in een vreemd land, met het kennelijk oogmerk om niet terug te keeren.

Het oogmerk om terug te keeren wordt geacht te bestaan bij buitenlandsch verblijf, in verband met inlandsche handels-inrigtingen.

Lasten en bevelen, dat deze in het staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriele departementen, autoriteiten, collegien en ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauwkeurige uitvoering de hand zullsn houden.

1

Belanghebbenilen, en vooral zij, die geene vaste verblijfplaats hebben , worden gewezen op de wenscheliikhcid van het stellen van een ge-magtigde tot het aannemen der naturalisatie. (Bijblad Of het staatsblad van Ned. \'ndië, deel 111 no. 656).

Zie ook Bijblad voornoemd, deel I, nos. 62, 153 en 134.

-ocr page 487-

227

■w

Extract uit het register der besluiten van den gouverneur-generaal van Ned. Indiè van 19 Julvj 1854 no. 5. (Stsbl. no. 56).

Gelezen, enz.

Is goedgevonden verstaan:

Ten eerste. De hoofden van gewestelijk bestuur op en buiten Java aan te schrijven, om, wanneer hun, ter uitreiking aan de belacghebbenden, brieven van naturalisatie worden toegezonden;

1°. die uitreiking onverwijld te doen; 2°. de belanghebbenden, bij de uitreiking, te herinneren aan de bepalingen van art. 9 der wet van 28 Julij 1850 (Mederl. stsbl. no. 44), volgens welke (alinea 1). het genot der regten, door de naturalisatie verkregen, aanvangt zoodra:

de wet, waarbij zij is verleend, van verbindende

kracht is geworden,

en de genaturaliseerde aan het bestuur zijner woonplaats de geregistreerde hieven van naturalisatie vertoond en (hetzij in persoon, hetzij bij authentieken gemagtigde) de verklaring afgelegd heeft, dat hij de naturalisatie aanneemt ;

(alinea 3). de naturalisatie vervalt, indien de aanneming niet heeft plaats gehad 205 Mawfew, volgende op den ^0sten dag na de dagteekening van het staatsblad, waarin de wet is geplaatst. 3°. bij de uitreiking, aan de belanghebbenden uit\'s lands kas uit te betalen het overschot of van hen, bij \'s lands kas, in ontvangst te nemen het te kort komende bij verrekening van de kosten, voor hen uitgeschoten, met de som van / 100, door hen daarvoor bij voor--baat in \'s lands kas gestort.

Ten tweede. Aan de hoofden van gewestelijk bestuur op en buiten Java voorts mede te deeien, dat, ter vervulling der formaliteiten, bij § 2 (alinea 1) van art. 1 bedoeld, belanghebbenden zich bij hen moeten vervoegen, en hen aan te schrijven, om, waruieec dat geschiedt.

Hii

Ji

Hf

i I \'t

\' gt;1 J

|il |

i ; 3: i

■ m

li

■fi \'

-ocr page 488-

228

a. de vertoonde Irieven voor ngezienquot; te teekenen;

b. van het afleggen der verklaring eene acte op te maken;

e. die acte in minuut in hun archief te bewaren;

d. aan den belanghebbende, des verkiezende, eene expeditie van die acte uit te reiken;

e. aan den gouverneur-generaal van de vervulling der in a en i bedoelde formaliteiten kennis te geven, ten einde aan den minister van koloniën daarvan berigt kunne worden gegeven.

Ten derde. Enz.

Naturalisatie van officieren.

(Stsbl. 1860 no. 28.)

Eerstens enz.

Ten derde te bepalen:

a. dat het bij art. 8 vah het Koninklijk besluit van 24 November 1859 no. 69, gestelde minimum tijdvak ook als maximum geldt voor de oflicieren, die naar luid der wet van 28 Julij 1850 (Nederlandsch Staatsblad no, 44!) nog niet bevoegd zijn tot naturalisatie in aanmerking te komen;

h. dat voor hen, bij wie het tijdstip waarop zij tot naturalisatie in aanmerking kunnen komen, reeds verstreken is, de laatste Mei 1861 als de laatste dag wordt gesteld, waarop zij hunne betrekkelijke verzoeken moeten indienen;

c. dat de gestelde maximun-termijn kan verlengd worden voor die officieren, die buiten hunne schuld, niet in de mogelijkheid zijn, om binnen dien termijn de bescheiden te erlangen, benoodigd tot het verzoek om naturalisatie wanneer zij in hunne ter zake door tusschenkomst van het militair departement aan den Gouverneur-Generaal in te dienen verzoekschriften aantoonen, dat zij de meeste diligentie hebben aangewend ter bekoming van die bescheiden, en de oudervondeue vertraging buiten hunne schuld ligt.

-ocr page 489-

GRONDWET VOOR HET MfiRIJR DER NEDERLANDEN

{Afgekondigd bij publicatie van 14 October 1848 Ned. stsbl. no. 71).

EERSTE HOOFDSTUK.

Van het rijk en zijne inwoners.

Art. 1. Het Koningrijk der Nederlanden bestaat in Europa uit de tegenwoordige provinciën: Noord-Braband, Gelderland, Zuid-Holland, Noord-Holland, Zeeland, Utrecht, Friesland, Overijssel, Groningen, Drenthe en het Hertogdom Limburg, behoudens de betrekkingen van het Hertogdom Liraburg, met uitzondering der vestingen Maastricht en Venlo en van hare kringen, tot het Duitsche verbond.

Art. 2. De wet kan provinciën en gemeenten vereenigen en splitsen.

De grenzen van den staat, van de provinciën en gemeenten kunnen door de wet worden veranderd.

Art. 3. Allen, die zich op het grondgebied van het rijk bevinden, hetzij ingezetenen of vreemdelingen, hebben gelijke aanspraak op bescherming van persoon en goederen.

De wet regelt de toelating en de uitzetting van vreemdelingen, en de algemeeme voorwaarden, op welke ten aanzien van hunne uitlevering verdragen met vreemde mogendheden kunnen worden gesloten.

Art. 4. De uitoefening der burgerlijke regten wordt door de wet bepaald.

Art. 5. Om eenig burgerschapsregt te hebben, moet men Nederlander zijn.

Art. 6. Ieder Nederlander is tot elke landsbediening benoembear.

Geen vreemdeling is hiertoe benoembaar, dan volgens de bepalingen der wet.

Art. 7. De wet verklaart wie Nederlanders zijn (1)

Een vreemdeling wordt niet dan door eene wet genaturaliseerd.

Art. 8. Niemand heeft vooafgaand verlof noodig, om door de

1

Zie hiervoren op bladz. 222.

-ocr page 490-

230

drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.

Art. 9. Ieder ingezeten heeft het regt om verzoeken aan de bevoegde magt schriftelijk in te dienen, mits die persoonlijk en niet uit naam van meer worden onderteekend, welk laatste alleen kan geschieden door of van wege ligchamen, wettelijk zamengesteld of als zoodanig erkend, en in dut geval niet anders dan over onderwerpen tot hunne bepaalde werkzaamheden behoorende.

Art. 10. Het regt der ingezetenen tot veretniging en vergadering wordt erkend.

De wet regelt en beperkt de uitoefening van dat regt in het belang der openbare orde.

TWEEDE HOOFDSTUK.

Van den Koning.

Eerste Afdeeling.

Van de Troonopvolging,

Art. 11. De kroon der Nederlanden is en blijft opgedragen aan Zijne Majesteit Willem Frederik, Prins van Oranje-Nassau, om door hem en zijne wettige nakomelingen te worden bezeten erfelijk, overeenkomstig de navolgende bepalingen.

Art. 12. De wettige nakomelingen van den regerenden Koning, zijn de kinderen reeds geboren of die nog mogten geboren worden, uit zijn tegenwoordig huwelijk met Hare Majesteit Frederika Louisa Wilhelmina, Prinses van Pruissen; en voorts in het algemeen alle afstammelingen, welke geboren zullen worden uit een huwelijk door den Koning, met gemeen overleg der staten-generaal aangegaan, of toegestemd.

Art. 13. De kroon gaat over door regt van eerstgeboorte, des dat de oudste zoon van den Koning, of wel het mannelijk oir van den oudsten zoon bij representatie, opvolgt.

Art. 14. Bij ontstentenis van het mannelijk oir uit den oudsten zoon gesproten, gaat de kroon over op diens broeders of hun man* nelijk oir, ingelijks door regt van eerstgeboorte en representatie.

Art. 15. Bij geheele ontstentenis van mannelijk oir uit het huis van Oranje-Nassau, gaat de kroon over op de dochters van den Koning door regt van eerstgeboorte.

Art. 16. Ook dochters van den Koning ontbrekende, brengt de oudste dochter van de oudste nedergaande mannelijke lijn uit den laatsten Koning, de koninklijke waardigheid in haar huis over,

-ocr page 491-

231

en wordt bij voor-overlijden door hare afstammelingen gerepresenteerd.

Art. 17. Zoo er 2:eene mannelijke nedergaande lijn uit den laat-sten Koning bestaat, erft de oudste nedergaande vrouwelijke lijn, des dat de mannelijke tak vóór de vrouwelijke tak, en de oudste vóór de jongere, en in iedere tak mannen vóór vrouwen, en ouder vóór jonger den voorrang hebben.

Art. 18. Wanneer de Koning zonder nakomelingschap sterft, en er geen mannelijk oir uit het huis van Oranje-Nassau overig is, volgt hem zijne naaste bloedverwante, mits van den Koninklijken huize zijnde, op, en wordt mede, bij voor-overlijden, door hare afstammelingen gerepresenteerd.

Art. 19. Wanneer eene vrouw de kroon in een ander huis heeft overgebragt, treedt dit huis in al de regten van hst oorspronkelijk stamhuis, en de vorige artikelen zijn op hetzelve toepasselijk, met dat gevolg, dat haar mannelijk oir vóór alle vrouwen of vrouwelijke afstammelingen erft, en geene andere iijn geroepen wordt, zoolang iemand van hare nakomelingen in leven is.

Art. 20. Eene Prinses, buiten toestemming der staten-generaal, een huwelijk hebbende aangegaan, heeft geen regt tot de kroon.

Eene Koningin, buiten die toestemming een huwelijk aangaande, doet afstand van de kroon.

Art. 21. Bij ontstentenis van nakomelingschap uit den tegen-woordigen Koning Willem Frederik van Oranje-Nassau, gaat de kroon over op deszelfs zuster, Prinses Frederika Louisa Wilhelmina van Oranje, douairière van wijlen Garel George August, Erfprins van Brunswijk Lunenburg, of hare wettige nakomelingen, uit zoodanig nader huwelijk, als door dezelve, overeenkomstig art. 12, mogt worden aangegaan.

Art. 22. Indien ook de wettige nakomelingschap van deze Vorstin ontbreekt, gaat het erfregt over op het wettig mannelijk oir van Prinses Carolina van Oranje, zuster van wijlen Prins Willem den vijfden, en gemalin van wijlen den Prins van Nassau-Weilburg, insgelijks door regt van eerstgeboorte en representatie.

Art. 23. Wanneer bijzondere omstandigheden eenige veranderingen in de opvolging van den troon noodzakelijk maken , is de Koning bevoegd, daaromtrent eene voordragt te doen, te behandelen op de wijze, ten aanzien van de verandering in de Grondwet, in artt..l96gt; 197 en 199 voorgeschreven. quot;

Art. 21.. Hetzelfde vindt plaats, wanneer er geen bevoegde opvolger naar deze grondwet bestaat.

-ocr page 492-

232

Is de opvolger niet benoemd of ontbreekt hij bij overlijden des Konings, dan geschiedt de benoeming door de staten-generaal, daartoe in dubbelen getale bijeengeroepen, in vereenigde zitting.

Art. 25. In de gevallen, in artt. 21, 22, 23 en 24 omschreven, wordt de troonsopvolging geregeld naar de bepalingen van artt. 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18 en 19.

Art. 26. De Koning kan geen vreemde kroon dragen, met uitzondering van die van Luxemburg.

In geen geval kan de zetel der regering buiten het rijk worden verplaatst.

Tweede Afdeeling.

Van het inkomen der kroon.

Art. 27. Behalve het inkomen uit de domeinen, door de wet van den 26sten Augustus 1822 afgestaan en \'in 1848 door den Koning tot kroondomeinen aan den Staat teruggegeven, geniet Koning Willem 11 een jaarlijksch inkomen van een millioen gulden uit \'s lands kas.

Bij elke nieuwe troonsbeklimming wordt het inkomen der kroon door de wet geregeld.

Art. 28. Den Koning worden tot deszelfs gebruik zomer- en winter-verblijven in gereedheid gebragt, voor welker onderhoud echter niet meer dan / 50,000 jaarlijks, ten laste van den lande kunnen worden gebragt.

Art. 29. De Koning en de Prins van Oranje zijn vrij van alle personele lasten.

Geen vrijdom van eenige andere belasting wordt door hen genoten.

Art. 30. De Koning rigt zijn Huis naar eigen goedvinden in.

Art. 31. Het jaarlijksch inkomen eener Koningin-weduwe, gedurende haren weduwelijken staat, uit \'s lands kas is ƒ 150,000.

Art. 32. De oudste van des Konings zonen, of verdere mannelijke nakomelingen, die de vermoedelijke erfgenaam is van de kroon, is des Konings eersten onderdaan, en voert den titel van Prins van Oranje.

Art. 33. De Prins van Oranje geniet als zoodanig uit \'s lands kas een jaarlijksch inkomen van / 100,000, te rekenen van den tijd dat hij den ouderdom van achttien jaren zal hebben vervuld; dit inkomen wordt gebragt op f 200,000, na het voltrekken van een huwelijk, overeenkomstig art. 12 dezer grondwet.

-ocr page 493-

333

Derde Afdeeling.

Van de voogdij des Konings.

Art. 34. De Koning is meerderjarig als zijn achttiende jaar vervuld is.

Art. 35. Zoolang de Koning minderjarig is, staat hij onder de vöogdij van eenige leden van het koninklijk huis en eenige aanzienlijke Nederlanders.

Art. 36. De voogdij wordt geregeld en de voogden worden benoemd door eene wet.

Over het ontwerp dier wet nemen de staten-generaal hun besluit ia eene vereenigde zitting der beide kamers.

Art, 37. Deze wet wordt nog bij het leven van den Koning, voor het geval der minderjarigheid zijns opvolgers, gemaakt. Mogt dit niet zijn geschied, zoo worden, is het doenlijk, eenige der naaste bloedverwanten van den minderjarigen Koning over de regeling der voogdij gehoord.

Art. 38. Alvorens de voogdij te aanvaarden, legt elk der voogden, in eene vereenigde zitting van de beide kamers der staten-generaal, in handen van den voorzitter, den volgenden eed of belofte af:

„Tk zweer (beloof) trouw aan den Koning: ik zweer (beloof) „al de pligten, welke de voogdij mij oplegt, heilig te vervullen, „en er mij bijzonder op te zullen toeleggen, om den koning „gehechtheid aan de grondwet en liefde voor zijn volk in te „boezemen.

„Zoo waarlijk helpe mij God almagtig! (Dat beloof ik!)quot;

Art. 39, Ingeval de koning buiten staat geraakt de regering waar te nemen, wordt in liet noodige toezigt over zijn persoon voorzien naar de voorschriften, omtrent de voogdij van een minderjarigen koning, in art. 36 en volgende bepaald.

Vierde Afdeeling.

Van het Regentscltaj).

Art. 40. Gedurende de minderjarigheid van den koning wordt het koninklijk gezag waargenomen door eenen regent.

Art, 41. De regent wordt benoemd door eene wet, die tevens de opvolging in het regentschap, tot \'s Konings meerderjarigheid toe, kan regelen. Over het ontwerp dier wet nemen de staten-generaal hun besluit in eene vereenigde zitting der beide kamers.

-ocr page 494-

234

De wet wordt nog bij het lefen van den koning, voor het geval der minderjarigheid zijns opvolgers, gemaakt.

Art. 43. Het koninklijk gezag wordt mede aan eenen regent opgedragen, in geval de koning buiten staat geraakt de regering waar te nemen.

Wanneer dit aan den raad van state, vereenigd met de hoofden der ministeriele departementen, na een naauwkeurig onderzoek, is gebleken, roept deze vergadering onverwijld de staten-generaal in dubbelen getalen bijeen, om hun van het voorhanden geval verslag te doen.

Art. 43. De staten-generaal onderzoeken het verslag, en, zoo zij in een besluit, in vereenigde zitting der beide kamers in dubbelen getale genomen, er de juistheid van erkend hebben, wordt in den vorm eener plegtig af te kondigen wet verklaard, dat het geval in het vorig artikel bedoeld, aanwezig is.

Art. 44. Wanneer de Prins van Oranje zijn achttiende jaar niet heeft vervuld, wordt in het regentschap, gelijk in artt. 40 en 41 is bepaald, voorzien voor zoolang de Koning tot het waarnemen der regering buiten staat blijft, en de Prins van Oranje zijn achttiende jaar niet heeft vervuld.

Art. 45. De regent legt, in eene vereenigde zitting van de beide kamers der staten-generaal, in handen van den voorzitter dea volgenden eed of belofte af;

„Tk zweer (beloof) trouw aan den Koning; ik zweer (beloof) „dat ik in de waarneming van het koninklijk gezag, zoolang „de koning minderjarig is (zoolang de Koning buiten staat blijft „de regering waar te nemen), de grondwet van het rijk steeds „zal onderhouden en handhaven.

„Ik zweer (beloof), dat ik de onafhankelijkheid en het grond-„gebied des rijks met al mijn vermogen zal verdedigen en be-„waren; dat ik de algeineeue en bijzondere vrijheid, en de reg-„ten van alle des Kouings onderdanen, en van elk hunner zal „beschermen, en tot instandhouding en bevordering van de al-„geraeeue en bijzondere welvaart alle middelen aanwenden, welke „de wetten ter mijner beschikking stellen, gelijk een goed en „getrouw regent schuldig is te doen.

„Zoo waarlijk helpe mij God almagtig! „(Dat beloof ik!)\'

Art. 46. Wanneer de Prins van Oranje zijn achttiende jaar vervuld heeft, is hij, in het geval van art. 42, van regtswege regent.

Art. 47. Tot dat in het geval, in art. 42 aangewezen de Prins van Oranje of de benoemde regent het regentschap heeft aanvaard.

-ocr page 495-

235

wordt het koninklijk gezag waargenomen door de vergadering, za-mengesteld als in art. 42 is voorgeschreven.

Hetzelfde vindt plaats, zoo, bij overlijden des Konings, een regent voor den minderjarigen opvolger of ook de .bevoegde opvolger ontbreekt, tot dat de benoemde regent of opvolger de regering heeft aanvaard.

De leden van deze vergadering leggen in handen van den door hen gekozen voorzitter, en deze in eene vereenigde zitting van de beide kamers der staten-generaal, den volgenden eed of belofte af: z/Ik zweer (beloof) dat ik, als lio (voorzitter) van dezen re-z/geringsraad, in dc waarneming van het koninklijk gezag de „grondwet zal helpen onderhouden en handhaven.

„Zoo waarlijk helpe mij God almagtig! („Dat beloof ik!quot;)

Art, 48. Eene wet bepaalt, bij de benoeming van den regent of bij de aanvaarding van het regentschap door den Prins van Oranje, de som, die op het jaarlijksch inkomen van de kroon zal worden genomen voor de kosten van het regentschap.

Deze bepaling kan gedurende het regentschap niet worden veraiiderd#

Art. 49. De Koning, op wien art. 43 is toegepast, herneemt zoodra mogelijk de waarneming der regering, krachtens eene wet, waarin die, welke in het genoemde artikel is bedoeld, wordt afgeschaft.

Tot aan deze afschaffing zijn de hoofden der ministeriële departementen, gelijk dc voogden, persoonlijk gehouden, aan de kamers der staten-generaal, zoo dikwerf het wordt gevraagd, van des Ko-uings toestand verslag te doen.

Vijfde Afdeeling.

Van de inhuldiging des Konings.

Art. 50. De Koning, de regering aanvaard hebbende, wordt zoodra mogelijk plegtig beëedigd en ingehuldigd binnen de stad Amsterdam, in eene openbare en vereenigde zitting der beide Kamers van de staten-generaal.

Art. 51. In deze vergadering wordt door den Koning de volgende eed of belofte op de grondwet afgelegd:

„Ik zweer (beloof) aan het Nederlandsclie volk, dat ik de „grondwet van het rijk steeds zal onderhouden en handhaven.

„Tk zweer (beloof), dat ik de onafhankelijkheid en het grond-,/gebied des rijks met al mijn vermogen zal verdedigen en be-,/waren; dat ik de algemeene en bijzondere .vrijheid en de regten „van alle mijne onderdanen zal beschermen, en tot instandhou-

i

-ocr page 496-

236

„ding en bevordering van de algemeene en bijzondere welvaart „alle middelen zal aanwenden, welke de wetten ter mijner be-„schikking stellen , zoo als een goed Koning schuldig is te doen.

„Zoo waarlijk helpe mij God almagtig! („Dat beloof ik!quot;)

Art. 52. Na het afleggen van dezen eed of belofte wordt de Koning in dezelfde vergadering gehuldigd door de staten-generaal, wier voorzitter de volgende plegtige verklaring uitspreekt, die vervolgens door hem en elk der leden, hoofd voor hoofd, beëedigd of bevestigd wordt;

„Wij ontvangen en huldigen, in naam van het Nederlandsche „volk en krachtens de grondwet, U als Koning; wij zweren „(beloven), dat wij uwe onschendbaarheid en de regten uwer „kroon zullen handhaven; wij zweren (beloven) alles te zullen „doen wat goede en getrouwe staten-generaal schuldig zijn „te doen,

„Zoo waarlijk helpe ons God almagtig! („Dat beloven wij!)quot; Zesde Afdeeling.

Van de mayt des Konings.

Art. 53. De Koning is onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk.

Art. 54-. De uitvoerende magt berust bij den Koning.

Art. 55. De Koning heeft het opperbestuur der buitenlandsche betrekkingen.

Art. 56. De Koning verklaart oorlog. Hij geeft daarvan onmid-delijk kennis aan de beide kamers der staten-generaal, met bijvoeging vau zoodanige mededeelingen-, als hij met het belang en de zekerheid van het rijk bestaanbaar acht.

Art, 57. De Koning maakt en bekrachtigt vredes- en alle andere verdragen met vreemde mogendheden.

Hij deelt den inhoud dier verdragen mede aan de beide kamers der staten-generaal, zoodra hij oordeelt dat het belang en de zekerheid van het rijk zulks toelaten.

Verdragen, welke, hetzij afstand of ruiling van eenig grondgebied des rijks in Europa of in andere werelddeelen, hetzij eenige andere bepaling of verandering, wettelijke regten betreffende, inhouden, worden door den Koning niet bekrachtigd, dan nadat de staten-generaal die bepaling of verandering hebben goedgekeurd.

Art. 58. De Koning heeft het oppergezag over zee- enlandmagt.

De militaire officieren worden door hem benoemd. Zij worden

-ocr page 497-

237

door hem bevorderd, ontslagen of op pensioen gesteld, volgens de regels door de wet te bepalen.

De pensioenen worden door de wet geaegeld.

Art. 69. De Koning heeft het opperbestuur der koloniën en bezittingen van het rijk in andere werelddeelen.

De reglementen op het beleid der regering aldaar worden door de wet vastgesteld.

Het muntstelsel wordt door de wet geregeld.

Andere onderwerpen, deze koloniën en bezittingen betreffende, worden door de wet geregeld, zoodra de behoefte daaraan blijkt te bestaan.

Art. 60. De Koning doet jaarlijks aan de staten-generaal een omstandig verslag geven van het beheer dier koloniën en bezittingen en van den staat, waarin zij zich bevinden.

De wet regelt de wijze van beheer en verantwoording der koloniale geldmiddelen.

Art. 61. De Koning heeft het opperbestuur van de algemeene geldmiddelen. Hij regelt de bezoldiging van alle collegien en ambtenaren, die uit \'s lands kas worden betaald.

De wet regelt de bezoldiging van de ambtenaren der regterlijke magt.

De Koning brengt de \'bezoldigingen op de begrooting der staats-behoeften.

De pensioenen der ambtenaren worden door de wet geregeld.

Art. 62. De Koning heeft het regt van de munt. Hij vermag zijne beeldtenis op de muutspecien te doen stellen.

Art. 63. De Koning verleent adeldom.

Vreemde adeldom kan door geen Nederlander worden aangenomen.

Art. 64. Ridder-orden worden door eene wet, op het voorstel des Konings, ingesteld.

Art. 65. Vreemde orden, waaraan geene verpligtingen verbonden zijn, mogen worden aangenomen door den Koning en, met zijne toestemming, door de prinsen van zijn huis.

In geen geval mogen de onderdanen des Konings vreemde ordesteekenen, titels, rang of waardigheid aannemen, zonder zijn bijzonder verlof.

Art. 66. De Koning heeft het regt van gratie van straften, door regterlijke vonnissen opgelegd.

Wanneer het veroordeeliugen betreft tot drie jaren gevangenis en (laar beneden en tot geldboete, hel zij te zamen, hetzij afzonderlijk, oefent de Koning dat regt uit, na gehoord advies van den regter.

-ocr page 498-

238

die het vonnis heeft gewezen; in de overige zaken, na gehoord advies van den hoogen raad.

Amnestie en abolitie worden niet dan door eene wet toegestaan.

Art. 67. Dispensatie wordt door den Koning slechts verleend van eene bepaalde wet, in de gevallen door de wet omschreven.

Art. 68. De Koning beslist alle geschillen van bestuur, welke tusschen twee of meer provinciën ontstaan, wanneer hij die niet in der minne kan doen bijleggen.

Art. 69. De Koning draagt aan de staten-generaal ontwerpen van wet voor, en doet zoodanige andere voorstellen, als hij noodig oordeelt.

Hij heeft het regt om de voorstellen, hem door de staten-generaal gedaan, al of niet goed te keuren.

Art. 70. De Koning heeft het regt, om de kamers der staten-generaal, elk afzonderlijk of beide te zamen, te ontbinden. .

Het besluit, waardoor die ontbinding wordt uitgesproken, houdt tevens den last in tot het verkiezen van nieuwe kamers binnen veertig dagen, en tot het zamenkomen der nieuw verkozen kamers binnen twee maanden.

Zevende Afdeeling.

Fan den Raad van state en de Ministeriële Departementen

Art. 71. Er is een raad van state, welks zamenstelling en bevoegdheid worden geregeld door de wet.

De Koning is voorzitter van den raad, en benoemt de leden.

De prins van Oranje heeft echter, nadat zijn achttiende jaar is vervuld, zitting van regtswege en eene raadgevende stem.

Art. 72. De Koning brengt ter overweging bij den raad van state alle voorstellen, door hem aan de staten-generaal te doen, of door deze aan hem gedaan, alsmede alle algemeene maatregelen van inwendig bestuur van den staat en van zijne kolomen en bezittingen in andere werelddeelen.

Aan het hoofd der uit te vaardigen wetten en bevelen wordt melding gemaakt, dat de raad van state deswege gehoord is.

De Koning neemt wijders de gedachten van den raad van state in over alle zaken van algemeen of bijzonder belang, waarin bij zulks noodig oordeelt.

De Koning alleen besluit, en geeft telkens van zijn genomen besluit kennis aan den raad.

Art. 73. De Koning stelt ministeriële departementen in, benoemt er de hoofden van, en ontslaat die naar welgevallen.

-ocr page 499-

239

De hoofden der ministeriële departementen zorgen voor de uitvoering der grondwet en de andere wetten, voor zooverre die van de kroon afhangt.

Hunne verantwoordelijkheid wordt geregeld door de wet.

Alle koninklijke besluiten en beschikkingen worden door een der hoofden van de ministeriële departementen medeonderteekend.

DERDE HOOFDSTUK.

Van de Statenquot; Generaal.

Eerste Afdeeling.

Van de zamenstelling der Staten- Generaal.

Art. 74. De Staten-Generaal vertegenwoordigen het geheele Ne» derlandsche volk.

Art. 75. De Staten-Generaal zijn verdeeld in eene eerste en tweede kamer.

Art. 76. De leden der tweede kamer worden in de kiesdistricten, waarin het rijk verdeeld wordt, gekozen door de meerderjarige ingezetenen, Nederlanders, in het volle genot der burgerlijke en burger-schapsregten, en betalende in de directe belastingen eene som, die, overeenkomstig met de plaatselijke gesteldheid, doch niet beneden het bedrag van ƒ 20, noch boven dat van ƒ 160, in de kieswet zal worden vereischt.

Art. 77. Het getal van de leden der tweede kamer wordt bepaald naar de bevolking, voor ieder 45,000 één.

De verdere regels ten aanzien vanxhet kiesregt stelt de kieswet.

Art. 78. De eerste kamer bestaat uit 39 leden.

Zij moeten behooren tot de hoogst aangeslageneu in de rijks-di-recte belastingen.

Het getal dezer hoogst aangeslagenen, waaruit zij worden gekozen, wordt in elke provincie zoo bepaald, dat op iedere drie duizend zielen één, die tevens de overige vercischten bezit om lid dezer kamer te zijn, verkiesbaar is.

Deze overige vercischten zijn dezelfde, welke voor de leden der tweede kamer worden gevorderd.

Zij worden verkozen door de provinciale staten in de volgende verhouding:

Noord-Braband ... 5

Gelderland.....5

ÏÖ~

-ocr page 500-

240

10

Zuid-Hollnnd.... 7

Noord-Holland ... 6

Zeeland.....2

Utrecht.....2

Friesland.....3

Overijssel.....3

Groningen.....2

Drenthe ..........1

Limburg.....3

39

Ingeval van vereeniging of plitsing van provinciën, voorziet dezelfde wet, die dit beveelt, in de wijziging, welke daardoor in deze verhouding noodig zal worden bevonden.

Tweede Afdeeling.

Van de Tweede hamer der Stalen-Generaal.

Art. 79. Om tot lid der Tweede Kamer verkiesbaar te ziju, wordt alleen vereischt dat men Nederlander, in het volle genot der burgerlijke en burgerschapsregten zij en den ouderdom van dertig jaren hebben vervuld.

Art. 80. Die te gelijk of op meer dan eene plaats tot lid van de Eerste of van de Tweede of van de beide Kamers is gekozen, verklaart welke dier benoemingen bij aanneemt.

Art. 81. De leden der Tweede Kamer hebben zitting gedurende vier jaren.

De helft van hen valt om de twee jaren uit, volgengs een daarvan te maken rooster. De uitvallende zijn dadelijk weder verkiesbaar.

Art. 82. De leden stemmen, elk volgens eed en geweten, zonder last van of ruggespraak met hen, die benoemen.

Art. 83. Bij het aanvaarden hunner betrekking leggen zij, ieder op de wijze zijner godsdienstige gezindheid, de volgende eed of belofte af:

„Ik zweer (beloof) getrouwheid aan de Grondwet.

„Zoo waarlijk helpe mij God almagtig! („Dat beloof ik!)quot;

Alvorens tot dien eed of belofte te worden toegelaten, leggen zij den volgenden eed (verklaring) en belofte van zuivering af;

„Ik zweer (verklaar), dat ik, om tot lid van de Tweede „Kamer der Staten-Generaal te worden benoemd, directelijk of

-ocr page 501-

241

„indirectelijk, aan geeue personen, hetzij in of buiten het be-,/Stuur, onder wat naam of voorwendsel ook, eenige giften of //gaven beloofd of gegeven heb, noch beloven of geven zal,

z/Ik zweer (beloof), dat ik, om iets hoegenaamd in deze be-//trekking te doen of te laten, van niemand hoegenaamd eenige //beloften of geschenken aannemen zal, directelijk of indirectelijk.

//Zoo waarlijk helpe mij God almagtig! („dat verklaar en beloof ik!quot;)

De eeden (beloften eif verklaring) worden afgelegd in handen van den Koning, of in de vergadering der tweede kamer, in handen van den voorzitter, daartoe door den Koning gemagtigd.

Art, 84, De voorzitter wordt door den Koning benoemd voor het tijdperk eener zitting, uit eene door de kamer aangeboden opgave van drie leden.

Art. 85. De leden genieten, tot vergoeding der reiskosten, eens, heen en terug, voor elke zitting, zoodanige som, als naar de afstanden door de wet zal worden geregeld.

Ais verdere schadeloosstelling wordt hun toegelegd eene som van ƒ 2,000 \'sjaars.

Deze schadeloosstelling wordt, voor den tijd der zitting, niet genoten door hen, die gedurende de geheele zitting afwezig bleven.

Derde Afdeeling,

Van de eerste hamer der staten-generaal.

Art. 86. De leden der eerste kamer hebben zitting gedurende negen jaren.

Een derde gedeelte treedt om de drie jaren af, volgens een daarvan te maken rooster. De uitvallende leden zijn dadelijk weder verkiesbaar. Art. 82 is op hen van toepassing.

Zij leggen, bij het aanvaarden hunner betrekking, in handen van den Koning, gelijke eeden (beloften en verklaring) af, als voor de leden der tweede kamer zijn bepaald.

Zij genieten reis- en verblijfkosten volgens de wet.

Art. 17. De voorzitter wordt door den Koning benoemd, voor het tijdperk eener zitting.

Vierde Afdeeling.

Beschikkingen aan heide kamers gemeen.

Art. 88, Niemand kan te gelijk lid der beide kamers zijn,

li

-ocr page 502-

242

Art. 89, De hoofden der ministeriële departementen hebben zitting in de beide kamers. Zij hebben alleen eene raadgevende stem, ten ware zij tot leden der vergadering mogten benoemd zijn.

Zij geven aan de kamers, betzij mondeling, hetzij schriftelijk, de verlangde inlichtingen, waarvan het verleenen niet strijdig kan worden geoordeeld met het belang en de zekerheid van het rijk, de koloniën en bezittingen van het rijk in andere werelddeelen.

Zy kunnen door elke der kamers worden uitgenoodigd, om te dien einde ter vergadering tegenwoordig te zijn.

Art. 90. De tweede kamer heeft het regt van onderzoek (enquête^ te regelen door de wet.

Art. 91. De leden der staten-generaal kunnen niet te gelijk zijn leden of procureur-generaal van den hoogen raad, noch leden van de rekenkamer, noch commissaris des Konings in de piovincien, noch geestelijken, noch bedienaren van de godsdienst.

Krijgslieden in werkelijke dienst, het lidmaatschap van eene der beide kamers aanvaardende, zijn gedurende dat lidmaatschap van regtswege op non-activiteit. Ophoudende lid te zijn, keeren zij tot de werkelijke dienst terug.

De ambtenaren, die ter verkiezing voorzitten, zijn binnen het district, waarin zij voorzitten, niet benoembaar.

Leden der Staten-Generaal een bezoldigd staats-ambt aannemende of bevordering in de staats-dienst verwervende, houden op leden der kamers te zijn, maar zijn dadelijk weder verkiesbaar.

Art. 92. De leden der kamers zijn niet geregtelijk vervolgbaar wegens de advijzen, door hen in de vergadering uitgebragt.

Art. 93. Elke kamer onderzoekt de geloofsbrieven harer nieuw inkomende leden, en beslist de geschillen, welke aangaande die geloofsbrieven of de verkiezing-zelve oprijzen.

Art. 94. Elke kamer benoemt haren griffier buiten haar midden.

Art. 95. De Staten-Generaal vergaderen ten minste eenmaal\'sjaars.

Hunne gewone vergadering wordt geopend op den derden Maandag in September.

De Koning roept de buitengewone vergadering bijeen, zoo dikwijls hij zulks noodig oordeelt.

Art. 96. De afzonderlijke zittingen der beide kamers, en evenzoo de vereenigde zittingen , worden in het openbaar gehouden.

De deuren worden gesloten, wanneer een tiende gedeelte der aanwezige leden het vordert of de voorzitter het noodig keurt.

De vergadering beslist, of met gesloten deuren zal worden beraadslaagd.

-ocr page 503-

243

Over de punten in besloten vergadering behandeld, kan daarin ook een besluit worden genomen.

Art. 97. De Staten-Generaal, bij overlijden des Konings of bij afstand van de kroon, niet vergaderd zijnde, vergaderen zonder voorafgaande oproeping.

Deze buitengewone vergadering wordt op den vijftienden dag na het overlijden of na den afstand geopend. Zijn de kamers ontbonden, dan vangt deze termijn aan van den afloop der nieuwe verkiezingen.

Art. 98. De vergadering der Staten-Generaal wordt, in vereenig-de zitting der beide kamers, door den Koning of door eene commissie van zijnentwege, geopend. Zij wordt op dezelfde wijze gesloten, wanneer hij oordeelt, dat het belang van het rijk niet vordert de vergadering langer bijeen te houden.

De gewone jaarlijksche vergadering blijft ten minste twintig dagen bijeen, tenzij de Koning gebruik make van het regt in art. 70 omschreven.

Art. 99. Bij ontbinding van eene der kamers of van beide, sluit de Koning tevens de vergadering der Staten-Generaal.

Art. 100. De kamers mogen, noch afzonderlijk, noch in veree-nigde zitting, beraadslagen of besluiten, zoo niet meer dan de helft der leden tegenwoordig is.

Art. 101. Alle besluiten worden door volstrekte meerderheid der stemmende leden opgemaakt.

Bij staken van stemmen wordt het nemen van het besluit tot eene volgende vergadering uitgesteld.

In deze, en evenzoo in eene voltallige vergadering, wordt, bij staken van stemmen, het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

Art. 102, Over alle zaken wordt mondeling en bij hoofdelijke oproeping gestemd, doch, bij het doen van keuzen of voordragten van personen, bij besloten en ongeteekende briefjes.

Art. 103. Bij eene vereenigde zitting worden de beide kamers als slechts eene beschouwd en nemen hare leden, naar willekeur, door elkander plaats.

De voorzitter der eerste kamer heeft de leiding der vergadering.

Vijfde Afdeeling.

Van de wetgevende magt.

Art. 104. De wetgevende magt wordt gezamenlijk door den Koning en de Saten-Generaal uitgeoefend.

Art. 105. De Koning zendt zijne voorstellen, hetzij van wet, hetzij

-ocr page 504-

244

andere, aan de tweede kamer, bij eene schriftelijke boodseliap, welke de redenen van het voorstel inhoudt, of door eene commissie.

Art. 106. Over eenig ingekomen voorstel des Konings wordt door de volle kamer niet beraadslaagd, dan nadat het is overwogen in de onderscheidene afdeelingen, waarin al de leden der kamer zich verdeden en welke op gezette tijden bij loting vernieuwd worden.

Art. 107. De tweede kamer heeft het regt wijzigingen ia een voorstel des Konings te maken.

Art. 108. Wanneer de tweede kamer tot. aanneming van het voorstel, hetzij onveranderd, hetzij gewijzigd, besluit, zendt zij het aan de eerste kamer met het volgende formulier:

„De tweede kamer der Staten-Generaal zendt aan de eerste „kamer het hiernevensgtiande voorstel des Konings, en is van „oordeel, dat het, zooals het daar ligt, door de Staten-Generaal „behoort te worden aangenomen.quot;

Wanneer de tweede kamer tot het niet aannemen van het voorstel besluit, geeft zij daaarvan kennis aan den Koning met het volgende formulier:

„De tweede kamer der Staten-Generaal betuigt den Koning „haren dank voor zijnen ijver in het bevorderen van \'s rijks „belangen, en verzoekt hem eerbiedig het gedane voorstel in „nadere, overweging te nemen.\'\'

Art. 109. De eerste kamer overweegt, met inachtneming van art. 106, het voorstel zoodanig als het door de tweede kamer is aangenomen.

Wanneer zij tot aanneming van het voorstel besluit, geeft zij daarvan kennis aan den Koning en aan de tweede kamer met de volgende formulieren:

„Aan den Koning, „De Staten-Generaal betuigen den Koning hunnen dank voor „zijnen ijver in het bevorderen van\'s rijks belangen, en vereenigen „zich met het voorstel, zoo als het daar ligt.quot;

„Am de tweede Kamer. „De eerste kamer der Staten-Generaal geeft aan de tweede „kamer kennis, dat zij zich heeft vereenigd met het voorstel

„betrekkelijk....... op den......aan haar

„door de tweede kamer toegezonden.quot;

Wanneer de eerste kamer tot niet aanneming van het voorstel besluit, geeft zij daarvan kennis aan den Koning en aan de tweede kamer met de volgende formulieren:

-ocr page 505-

245

„Aan den Koning. „De eerste kamer der Staten-Generaal betuigd den Koning „haren dank voor zijnen ijver in het bevorderen van \'s rijks „belangen, en verzoeltt hem eerbiedig het gedane voorstel in „nadere overweging te nemen.

„Aan de tweede kamer. „De eerste kamer der Staten-Generaal geeft aan de tweede „kamer kennis, dat zij den Koning eerbiedig heeft verzocht

„het voorstel betrekkelijk......, op den . . . aan

„haar door de tweede kamer toegezonden, in nadere overweging „te nemen.quot;

Art. 110. De Staten-Generaal hebben het regt voorstellen van wet aan den Koning te doen.

Art. 111. De voordragt daartoe behoort uitsluitend aan de tweede kamer, die het voorstel overweegt op gelijke wijze als zulks ten aanzien van \'s Konings voorstellen is bepaald, en, na aanneming, aan de eerste kamer verzendt met het volgende formulier:

„De tweede kamer der Staten-Generaal zendt aan de eerste ^kamer het hiernevens gaande voorstel, en is van oordeel, dat „de Staten-Generaal daarop \'s Konings bewilliging behooren te „verzoeken.quot; *

Art. 112. Wanneer de eerste kamer, na daarover op de gewone wijze te hebben beraadslaagd, het voorstel goedkeurt, zendt zij het aan den Koning met het volgende formulier:

„De Staten-Generaal, oordeelende dat het nevensgaande voor-„stel zou kunnen strekken tot bevordering van \'s rijks belangen, „verzoeken eerbiedig daarop \'s Konings bewilliging.quot;

Voorts geeft zij daarvan kennis aan de tweede kamer met het volgende formulier:

„De eerste kamer der Staten-Generaal geeft kennis aan de „tweede kamer, dat zij zich heeft vereenigd met het van haar

„op den.....ontvangen voorstel betrekkelijk . ... i

„en daarop namens de Staten-Generaal \'s Konings bewilliging „quot;heeft verzocht.quot;

Wanneer de eerste kamer het voorstel niet goedkeurt, zoo geeft zij daarvan kennis aan de tweede kamer met het volgende formulier: „De eerste kamer der Staten-Generaal heeft geene genoegzame „reden gevonden om, op het hiernevens teruggaande voorstel „\'s Konings bewilliging te verzoeken.quot;

Art. 113. Andere voordragten, dan voorstelleu van wet, kunnen #door elke kamer afzonderlijk aan den Koning worden gedaan.

-ocr page 506-

246

Art, 114. De Koning doet de Staten-Generaal zoo spoedig mogelijk kennis dagen, of hij een voorstel van wet, door hen aangenomen , al dan niet goedkeurt. Die kennisgeving geschiedt met een der volgende formulieren:

„De Koning bewilligt in het voorstel.quot;

of:

„De Koning houdt het voorstel in overweging.quot;

Art. 115. Alle voorstellen van wet, door den Koning en de beide kamers der Staten-Generaal aangenomen, verkrijgen kracht van wet en worden door den Koning afgekondigd.

De wetten zijn onschendbaar.

Art. 116. De wijze van afkondiging der wetten, en de tijd wanneer zij verbindende zijn, worden door de wet geregeld.

Het formulier van afkondiging is het volgende:

„Wij, enz.....Koning der Nederlanden, enz.....

„Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te „weten;

„Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat enz.

(De beweegredenen der wet.)

„Zoo is het, dat Wij, den raad van state gehoord, en met „gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en „verstaan, gelijk wij goedvinden en verstaan bij deze, enz.

(De inhoud der wet.)

„Gegeven,quot; enz.

Art. 117. Ten aanzien der algemeene maatregelen van inwendig bestuur van den staat, bepaalt de wet insgelijks de wijze van afkondiging en het tijdstip, waarna zij zullen werken.

Art. 118, De grondwet en andere wetten zijn alleen voor het rijk in Europa verbindende, tenzij het tegendeel daarin wordt uitgedrukt.

Zesde Af deeling.

Van de Begrooting.

Art. 119. Door de wet worden de begrootingen van alle uitgaven des rijks vastgesteld, en de middelen tot dekking aangewezen.

Art. 120, De ontwerpen der algemeene begrootings-wetten worden jaarlijks van wege den Koning aan de tweede kamer aangeboden, dadelijk na het openen der gewone vergadering van de Staten-Generaal, vóór den aanvang van het jaar waarvoor de begrootingen moeten dienen.

Art. 121. Geen hoofdstuk der begrooting van uitgaven kan meer dan die voor één departement van algemeen bestuur behelzen. lt;

-ocr page 507-

247

Ieder hoofdstuk wordt iu een of meer ontwerpen van wet vervat.

Door zoodanige wet kan overschrijving worden toegestaan.

Art. 122. De verantwoording van de staats-uitgaven en ontvangsten over elk dienstjaar wordt, onder overlegging van de door de rekenkamer goedgekeurde rekening aan de wetgevende magt gedaan.

Het slot der rekening wordt door de wet vastgesteld.

VIERDE HOOFDSTUK.

Van de Provinciale Staten en de GemeentebeUuren.

Eerste Afdeeling.

Van de z amen stelling der Provinciale Staten.

Art. 123. De leden der provinciale staten worden voor zes jaren, onmiddelijk door de ingezetenen, bezittende de vereischten in art. 76 vermeld, naar de bepalingen der wet gekozen.

De helft dier leden treedt om de drie jaren af.

Art. 124. Niemand kan te gelijk zijn lid der eerste kamer van de Staten-Generaal en lid der staten eener provincie, noch ook lid der Staten van meer dan ééne provincie.

Art. 125. De leden der provinciale staten leggen, bij het aanvaarden hunner betrekking, ieder op de wijze zijner godsdienstige gezindheid, den volgenden eed of belofte af:

„Ik zweer (beloof) trouw aan de grondwet en aan de wetten „des rijks.

,/Zoo waarlijk helpe mij God almagtig! (//dat beloof ik!)quot;

Zij worden tot dien eed (belofte) toegelaten na alvorens te hebben afgelegd den eed (verklaring en belofte) van zuivering, hierboven in art. 83 voor de leden der Staten-Generaal bepaald.

Art. 126. De staten vergaderen zoo dikwerf in het jaar als de wet bepaalt, en bovendien wanneer zij door den Koning buitengewoon woorden bijeengeroepen.

De vergaderingen zijn openbaar, met hetzelfde voorbehoud als ten aanzien van de vergadering der kamers van de Staten-Generaal is bepaald in art. 96.

Art. 127. De leden der staten stemmen, elk volgens eed en geweten, zonder last van of ruggespraak met hen die benoemen.

Art. 128. Omtrent het beraadslagen en stemmen gelden de regels in de art. 100, 101 en 102 ten aanzien van de kamers der Staten-Generaal voorgeschreven.

-ocr page 508-

248

Tweede Afdeeljng.

Van dt magt der Provinciale Staten.

Art. 129. De staten dragen jaarlijks de kosten van hun bestuur, voor zooveel • het rijks-bestuur is, aan den Koning voor, die ze, in geval van goedkeuring, op de begrooting der staatsbehoeften brengt.

l)e begrooting der enkel provinciale en huishoudelijke inkomsten en uitgaven, door de staten mede jaarlijks opgemaakt, vereiseht \'s Konings goedkeuring.

Provinciale belastingen tot dekking dezer uitgave, door de staten aan den Koning voorgedragen, vereischen bekrachtiging door de wet.

Art. 130. De staten worden belast met de uitvoering der wetten en koninklijke bevelen, betrekkelijk tot die takken van algemeen binnenlandsch bestuur, welke de wet zal aanwijzen, en zoodanige andere bovendien, welke de Koning goedvindt hun op te dragen.

Art. 131. Aan de staten wordt de regeling en het bestuur van het provinciaal huishouden door de wet overgelaten.

Behoudens de voorschriften in art. 129, moeten alle zoodanigt reglementen en verordeningen, als zij voor het provinciaal belang noodig oordeelen te maken, aan de goedkeuring van den Koning worden onderworpen.

Zij zorgen dat de doorvoer, en de uitvoer naar en invoer uit andere provinciën geene belemmering ondergaan.

Art. 132. Zij trachten alle geschillen tusschén gemeentebesturen iu der minne te doen bijleggen. Indien zij daarin niet slagen, dragen zij het geval, zoo het een geschil van bestuur betreft, aan den Koning ter beslissing voor.

Art. 133. De Koning heeft het vermogen de besluiten der staten, die met de wetten of het algemeen belang strijdig zijn, te schorsen of te vernietigen. De wet regelt de gevolgen.

Art. 134. De staten kunnen de belangen van hunne provinciën en van hare ingezetenen bij den Koning en bij de Staten-Generaal voorstaan.

Art. 135. De wijze waarop het gezag en de magt, aan de provinciale staten opgedragen, worden uitgeoefend, wordt door de wet geregeld.

Art. 136. De staten benoemen uit hun midden een collegie van gedeputeerde staten, waaraan, volgens de regels door de wet te stellen, de dagelijksche leiding en uitvoering van zaken worden opgedragen, en zulks hetzij de staten zijn vergaderd of niet.

Art. 137. De Koning stelt in alle provinciën commissarissen aan, met de uitvoering zijner bevelen en met het toezigt op de verrigtin-gen der staten belast.

-ocr page 509-

249

Deze commissarissen zitten voor in de vergadering der staten, en in die gedeputeerde staten, en hebben stem in laatstgenoemd collegie.

Derde Afdeeling.

Van de Gemeentebesturen.

Art. 138. De zamenstelling, inrigting en bevoegdheid der gemeentebesturen worden, nadat de provinciale staten zijn gehoord, door de wet geregeld, met inachtueming der voorschriften, in de volgende artikelen vervat.

Art. 139. Aan het hoofd der gemeente staat een raad, welks-leden onmiddelijk door de ingezetenen, op de wijze door de wet te regelen, voor een bepaald aantal jaren worden verkozen.

De voorzitter wordt door den Koning ook buiten de leden van den raad benoemd, en ook door hem ontslagen.

Om kiezer in eene gemeente te zijn. moet men de vereischten bezitten in art. 76 gevorderd; de belasting-som, daar bepaald wordt echter op de helft gebragt.

Art. 140. Aan den raad wordt de regeling en het bestuur van de huishouding der gemeente overgelaten. Op de verordeningen, welke hij te dien aanzien maakt en aan provincie-staten moet me-dedeelen, is art. 183 van toepassing.

Art. 141. De besluiten der gemeentebesturen, rakende de beschikking over gemeente-eigendom en zoodanige andere burgerlijke regtshandelingen, welke de wet aanwijst, alsmede de begrootingen van inkomsten en uitgaven, worden aan de goedkeuring der provinciale staten onderworpen.

Art. 142. Het besluit van een gemeentebestuur tot het invoeren a wijzigen of afschaffen eener plaatselijke belasting, wordt voorgedragen aan de staten zijner provincie, die daarvan verslag doen aan den Koning, zonder wiens goedkeuring \'daaraan geen gevolg raag worden gegeven.

De wet geeft algemeene regels ten aanzien der plaatselijke belastingen.

Zij mogen den doorvoer, en den uitvoer naar en invoer uit andere gemeenten niet belemmeren.

Art. 143. De wet regelt ook het opmaken der begrootingen en het opnemen en sluiten der plaatselijke rekeningen.

Art. 144. De gemelde besturen kunnen de belangen van hunne gemeenten en van hare ingezetenen voorstaan bij den Koning, bij de Staten-Generaal en bij de staten der provincie waartoe zij[ behooren.

-ocr page 510-

VIJDFE HOOFDSTUK.

Van de Justitie.

Eerste Afdeeliug.

Algemeene heschiJckingen.

Art. 145. Er wordt alom in de Nederlanden regt gesproken in naam des Konings.

Art. 146. Er is een algemeen wetboek van burgerlijk regt, van koophandel, van strafregt, van burgerlijke regts- en van strafvordering, en van de zaraenstelling der regterlijke magt.

De wet regelt insgelijks het regtsgebied over het krijgsvolk en de schutterijen.

Zij regelt ook de regtspraak over geschillen en overtredingen in zake aller belastingen.

Art. 147. Niemand kan van zijn eigendom worden ontzet, dan ten algemeenen nutte en tegen voorafgaande schadeloosstelling.

üe wet verklaart vooraf dat het algemeen nut de onteigening vordert.

Eene algemeene wet regelt de uitzondering op het vereischte van zoodanige verklaring ten behoeve van vestingbouw en den aanleg, het herstel of onderhoud van dijken, bij besmetting en andere dringende omstandigheden.

De bovengenoemde vereischten van voorafgaande verklaring door eene wet, en van voorafgaande schadeloosstelling kunnen niet worden ingeroepen, wanneer oorlog, brand of watersnood eene onverwijlde inbezitneming vorderen. Het regt van den onteigende op schadeloosstelling wordt hierdoor echter niet verkort.

Art 148. Alle twistgedingen over eigendom of daaruit voortspruitende regten, over schuldvordering en andere burgerlijke regten, behooren bij uitsluiting tot de kennis van de regterlijke magt.

Aan haar behoort insgelijks, behoudens de uitzonderingen door de wet te bepalen, de beslissing over burgerschapsregten.

Art. 149. De regterlijke magt wordt alleen uitgeoefend door reg-ters, welke de wet aanwijst.

Art. 150. Niemand kan tegen zijnen wil worden afgetrokken van den regter, dien de wet hem toekent.

De wet regelt de wijze, waarop geschillen over bevoegdheid, tus-schen de administrative en regterlijke magt ontstaan, worden beslist.

Art. 151. Buiten de gevallen in de wet bepaald, mag niemand in hechtenis worden genomen, dan op een bevel van den regter, inhoudende de redeuen der gedane aanhouding. Dit bevel moet bij,

-ocr page 511-

251

of zoo spoedig mogelijk na de aanhouding beteekend worden aan dengene, tegen wien het is gerigt.

De wet bepaalt den vorm van dit bevel, en den tijd binnen welken alle aangeklaagden moeten worden verhoord.

Art. 152 Wanneer een ingezeten, in buitengewone omstandigheden, door het politiek gezag is gearresteerd, is hij, op wiens bevel zoodanige arrestatie plaats heeft gehad, gehouden daarvan terstond kennis te geven aan den plaatselijl^en regter, om hem voorts den gearresteerde binnen den tijd van drie dagen over te leveren.

De criminele regtbanken zijn verpligt, elke in haar ressort, te zorgen, dat zulks stiptelijk worde nagekomen.

Art. 153. Niemand mag de woning eens ingezeten diens ondanks binnentreden, dan op last eener magt, door de wet bevoegd verklaard dien last te geven en volgens de vormen in de wet bepaald.

Art. 154. Het geheim der aan de post of andere openbare instelling van vervoer toevertrouwde brieven is onschendbaar, behalve op last des regters, in de gevallen in de wet omschreven.

Art. 155. Op geene misdaad mag als straf gesteld worden de verbeurdverklaring der goederen den schuldige toebehoorende.

Art. 156. Alle vonnissen moeten de gronden, waarop zij rusten, en in strafzaken de artikelen der wet, waarop de veroordeeling rust, vermelden en met open deuren worden uitgesproken.

De teregtzittingen zijn openbaar, behoudens de uitzonderingen in het belang der openbare orde en zedelijkheid, door de wet vast te stellen.

Tweede Afdeeling.

Van den Hoog en Raad en de Beg terlij Jee Collegien

Art. 157. Er bestaat voor het geheele rijk een opperste geregtshof, onder den naam van Hooge raad der Nederlanden, waarvan de leden door den Koning, uit eene nominatie, volgens art. 158, worden benoemd.

Art. 158. Van eene voorgevallene vacature wordt door den Hoogen raad aan de tweede kamer der Staten-Generaal kennis gegeven, die, ter vervulling daarvan, eene nominatie van vijf personen aan den Koning aanbiedt, ten einde daaruit eene keuze te doen. De Koning benoemt den president uit de leden van den hoogen raad en heeft de regtstreeksche aanstelling van den procureur-generaal.

Art. 159. De leden der Stal en-Generaal, de hoofden der ministeriële departementen, de Gouverneurs-Generaal of de hooge ambtenaren, onder een anderen naam met gelijke magt bekleed in de koloniën of bezittingen des rijks in andere werelddeelen, de leden

-ocr page 512-

252

van den raad van state en de commissarissen des Konings in de provinciën staan, wegens ambtsmisdrijven, ter vervolging hetzij van\'s Konings-wege, hetzij van wege de tweede kamer, te regt voor den hoogen raad t

Art. 160. De wet bepaalt welke andere ambtenaren en leden van hooge collegien, wegens ambtsmisdrijven, voor [den hoogen raad te regt staan.

Art. 161. De hooge raad oordeelt over alle actiën, waarin de Koning, de leden van het koninklijk huis, of den staat als gedaagden worden aangesproken, met uitzondering der reëele actiën, die voor den gewonen regter worden behandeld.

Art. 162. De hooge raad heeft het toezigt op den geregelden loop en de afdoening van regtsgedingen, alsmede op het nakomen der wetten bij alle regterlijke collegien. Hij kan hunne handelingen, beschikkingen en vonnissen, wanneer die met de wetten strijdig zijn, vernietigen en buiten werking stellen, volgens de bepaling door de wet daaromtrent te maken.

Art. 163. De leden en de procureur-generaal bij den hoogen raad, de leden van de geregtshoven, zoo die er zijn, en van de regtbanken van eersten aanleg, worden voor hun leven aangesteld.

Al dezen en de zoodanigen, die voor een bepaalden tijd zijn aangesteld, kunnen worden afgezet of ontslagen door regterlijke uitspraak, in de gevallen in de wet te bepalen. Zij kunnen, op eigen verzoek, door den Koning worden ontslagen.

ZESDE HOOFDSTUK.

Van de Godsdienst.

Art. 164. Ieder belijdt zijne godsdienstige meeningen met volkomen vrijheid, behoudens de bescherming der maatschappij en harer leden tegen de overtreding der strafwet.

Art. 165. Aan alle kerkgenootschappen in het rijk wordt gelijke bescherming verleend.

Art, 166. De belijders der onderscheidene godsdiensten genieten allen dezelfde burgerlijke en burgerschapsregten, en hebben gelijke aanspraak op het bekleeden van waardigheden, ambten en bedieningen.

Art. 167. Alle openbare godsdienstoefening binnen gebouwen en besloten plaatsen wordt toegelaten, behoudens de noodige maatregelen ter verzekering der openbare orde en rust.

Onder dezelfde bepaling blijft de openbare godsdienstoefening buiten de gebouwen en besloten plaatsen geoorloofd, waar zij thans naar de wetten en reglementen is toegelaten.

Art. 168. De tractementen, pensioenen en andere inkomsten van welken aard ook, thans door de onderscheidene godsdienstige ge-

-ocr page 513-

253

zindheden of derzelver leeraars genoten wordende, blijven aan dezelve gezindheden verzekerd.

Aan de leeraars, welke tot nog toe uit \'s lands kas geen, of een niet toereikend tractement genieten, kan een tractement toegelegd, of het bestaande vermeerderd worden.

Art. 169. De Koning waakt, dat alle kerkgenootschappen zich houden binnen de palen van gehoorzaamheid aan de wetten van den staat.

Art. 170- De tusschenkomst der regering wordt niet vereischt bij de briefwisseling met de hoofden der onderscheidene kerkgenootschappen, noch, behoudens verantwoordelijkheid volgens de wet, bij de afkondiging van kerkelijke voorschriften.

ZEVENDE HOOFDSTUK.

Van de Financien.

Art. 171. Geene belastingen kunnen ten behoeve van \'s lands kas worden geheven, dan uit krachte van eene wet.

Art. 172. Geene privilegiën kunnen in het stuk van belastingen worden verleend.

Art. 173. De verbindtenissen van den staat jegens zijne schuld-eischers worden gewaarborgd: De schuld wordt jaarlijks in overweging genomen ter bevordering der belangen van de schuldeischers van den staat.

Art. 174. Het gewigt, de gehalte en de waarde der muntspecien worden door de wet geregeld.

Art. 175, Het toezigt en de zorg over de zaken van de munt, en de beslissing der geschillen over het allooi, essai en wat dies meer zij, worden door de wet geregeld.

Art. 176. Er is eene algemeene rekenkamer, welker zamenstel-ling en taak door de wet worden geregeld.

Bij het openvallen eener plaats in deze kamer, zendt de tweede kamer der Staten-Generaal eene opgave van drie personen aan den Koning, die daaruit kiest.

De leden der rekenkamer worden voor hun leven aangesteld. Hunne bezoldiging wordt door de wet geregeld.

Het 2de lid van art. 163 is op hen van toepassing.

ACHTSTE HOOFDSTUK.

Van de Defensie.

Art. 177. Het dragen der wapenen tot handhaving der onafhankelijkheid van den staat en tot beveiliging van zijn grondgebied, blijft een der eerste pligten van alle ingezetenen.

-ocr page 514-

Art. 178. De koning zorgt, dat er ten allen tijde eene toereikende zee- en landraagt onderhouden worde, aangeworven uit vrijwilligers, hetzij inboorlingen of vreemdelingen, om te dienen in of buiten Europa, naar de omstandigheden.

Art. 179. Vreemde troepen worden niet dan met gemeen overleg des Konings en der Slaten-Generaal in dienst genomen.

Art. 180. Er is steeds eene nationale militie, zooveel mogelijk zamen te stellen uit vrijwilligers, om te dienen, op de wijze in de wet bepaald.

Art. 181. Bij gebrek aan genoegzame vrijwilligers, wordt de militie voltallig gemaakt door loting uit de ingezetenen, die op den eersten Januarij van elk jaar hun twintigste jaar zijn ingetreden. De inschrijving geschiedt een jaar te voren.

Art. 182. Zij, die aldus in de militie te land zijn ingelijfd, worden, in vredestijd, na eene vijfjarige dienst ontslagen.

Is de staat in oorlog of in andere buitengewone omstandigheden, zoo kan eene wet, jaarlijks te vernieuwen, hen tot langere dienst verpligten.

Art. 183. De militie te land komt, in gewone tijden, jaarlijks eanmaal te zamen, om, gedurende niet langer dan zes weken, in den wapenhandel te worden geoefend, tenzij de Koning het raadzaam mogt oordeelen, dat zamenkomen geheel of gedeeltelijk achterwege te laten.

De Koning kan een deel der militie, door de wet te bepalen, doen zamenblijven.

De ligting vau het loopende jaar kan tot eerste oefening hoogsten twaalf maanden onder de wapenen gehouden worden.

Art. 181. In geval van oorlog of andere buitengewone omstandigheden, kan de Koning de militie te land, hetzij geheel hetzij ten deele, buitengewoon bijeenroepen.

Ten zelfden tijd roept dé Koning de Staten-Generaal bijeen, opdat eene wet het zamenblijven der militie, zooveel noodig, bepale.

Art. 185. De lotelingen bij de militie te land mogen niet dan met hunne toestemming naar de koloniën en bezittingen van het rijk in andere werelddeelen worden gezonden.

Art. 186. Een gedeelte der militie kan voor de dienst ter zee worden bestemd, op de wijze door de wet te bepaler.

Voor dat gedeelte wordt, behalve andere door de wet toe te kennen voordeden, een korter diensttijd bepaald.

Het voorgaande artikel is op deze zeemilitie niet van toepassing.

Art. 187. Al de kosten voor de legers van het rijk worden uit \'s lands kas voldaan.

De inkwartieringen en het onderhoud van het krijgsvolk, de

-ocr page 515-

255

transporten en leverantien, van welken aard ook, voor \'s Konings legers of vestigingen gevorderd, kunnen niet dan tegen schadeloosstelling, op den voet in de reglementen bepaald, ten laste van één of meer inwoners of gemeenten worden gebragt.

De uitzondering voor tijden van oorlog regelt de wet.

Art. 188. In de gemeenten worden schutterijen opgerigt.

Zij dienen in tijd van gevaar en oorlog tot verdediging des vaderlands, en ten allen tijde tot behoud der inwendige rust.

Art. 189. De sterkte en inrigting der militie en der schutterijen worden geregeld door de wet.

NEGENDE HOOFDSTUK.

Fan den Waterstaat,

Art. 190. De Koning heeft het oppertoezigt over alles wat betreft den waterstaat, de wegen en bruggen daaronder begrepen, zonder onderscheid of de kosten daarvan worden betaald uit \'s lands kas of op eene andere wijze gevonden.

Art. 191. De wet regelt het algemeene en het bijzondere bestuur van den waterstaat in den bovengemelden omvang.

Art. 192. De provinciale staten hebben binnen hunne provinciën het toezigt op alle wateren, bruggen, wegen, waterwerken en waterschappen; zij zijn bevoegd, onder goedkeuring des Konings, ih de bestaande inrigtingen en reglementen der waterschappen, behoudens de bepalingen der twee voorgaande artikelen, veranderingen te maken en nieuwe vast te stellen. De besturen dezer waterschappen kunnen aan de staten daartoe voordragten doen.

Art. 193. De staten hebben het toezigt over alle verveeningen, ontgrondingen, indijkingen, droogmakerijen, mijnwerken en steengroeven binnen hunne provincie, behoudens de bevoegdheid des Konings, om het onmiddelijk toezigt, daarover te voeren, aan anderen op te dragen.

TIENDE HOOFDSTUK.

Van het Onderwijs en het Armbestuur.

Art. 194. Het openbaar onderwijs is een voorwerp van de aanhoudende zorg der regering.

De inrigting van het openbaar onderwijs wordt, met eerbiediging van ieders godsdienstige begrippen, door de wet geregeld.

Er wordt overal in het rijk van overheidswege voldoend openbaar lager onderwijs gegeven.

-ocr page 516-

256

Het geven van onderwijs is vrij, behoudens het toezigt der overheid, en bovendien, voor zoover het middelbaar en lager onderwijs betreft, behoudens het onderzoek naar de bekwaamheid en zedelijkheid des onderwijzers; het een en ander door de wet te regelen.

De Koning doet van den staat der hooge, middelbare en lagere scholen jaarlijks een uitvoerig verslag aan de Staten-Generaal geven.

Art. 195. Het armbestuur is een onderwerp van aanhoudende zorg der regering, en wordt door de wet geregeld. De Koning doet van de verrigtingen dienaangaande jaarlijks een uitvoerig verslag aan de Staten-Generaal geven.

ELFDE HOOFSTTJK.

Van Veranderingen.

Art. 196. Elk voorstel tot verandering in de grondwet wijst de voorgestelde verandering uitdrukkelijk aan. De wet verklaart dat er grond, bestaat om het voorstel, zoo als zij het vaststele, in overweging te nemen.

Art. 197. Na de afkondiging dezer wet worden de kamers ontbonden. De nieuwe kamers overwegen dat voorstel en kunnen, niet dan met twee derden der uitgebragte stemmen, de aan haar overeenkomstig voornoemde wet voorgestelde verandering aannemen.

Art. 198. Geene verandering in de grondwet of in de erfopvolging mag gedurende een regentschap worden gemaakt.

Art. 199. De veranderingen in de grondwet, door den Koning en de Staten-Generaal vastgesteld, worden plegtig afgekondigd en bij de grondwet gevoegd.

Addition nele Artikelen.

Art. 1. Alle bestaande autoriteiten blijven voortduren, tot dat zij door andere, volgens deze grondwet, zijn vervangen.

Art. 2. De wet regelt, de schadevergoeding, toe te kennen aan hen, die door of ten gevolge van de herziening der grondwet betrekkingen verliezen, hun voor hun leven opgedragen.

Art. 3. Alle op het oogenblik der afkondiging van de veranderingen in de grondwet ^verbindende wetten, reglementen en besluiten worden gehandhaafd, tot dat zij achtervolgens door andere worden vervangen.

Art. 4. De heerlijke regten, betreffende voordragt of aanstelling van personen tot openbare betrekkingen, zijn afgeschaft.

De opheffing der overige heerlijke regten en de schadeloosstelling der eigenaren kunnen door de wet worden vastgesteld en geregeld.

-ocr page 517-

257

Art. 5. De voorstellen;

1°. der wet, regelende het kiesregt en de benoeming van afge-

vaardigden ter eerste en tweede kamer,

2°. van provinciale gemeente-wet,

worden voorgedragen in de eerste zitting der Staten-Generaal, volgende op de afkondiging der veranderingen in de grondwet.

De ontwerpen van wet, betreffende de verantwoordelijkheid der ministers, de nieuwe regterlijke inrigting, het. onderwijs en armbestuur, en tot uitoefening van het regt van vereeniging en vergadering , worden zoo mogelijk in diezelfde zitting, en in alleen geval niet later dan in de daarop volgende, voorgesteld.

De wetten op het beleid der regering in de koloniën en bezittingen van het rijk in andere werelddeelen worden binnen drie jaren, na de afkondiging dezer veranderingen in de grondwet, voorgedragen.

Art. 6. De eerste aftreding van een derde der leden van de eerste kamer der Staten-Generaal zal plaats hebben met den derden maandag in September 1851; die van de helft der leden van de tweede kamer met den derden maandag in September 1850; beide volgens rooster, .te regelen door de Avet, in art. 5 no. 1 vermeld.

Art. 7 bevat het voorloopig kiesreglement dat, als voor Indië van niet het minste belang, wordt achterwege gelaten.

-ocr page 518-

REGLEMT OP HET BELEID DER REGERIM IX MD.-INDIE (1).

Eerste Hoofdstuk.

Van de samenstelling van de regering van Ned.-Indie.

Art. 1. De regering der koloniën en bezittingen van het rijk in Azië, uitmakende het gebied van Ned.-Indië, wordt in naam des Konings uitgeoefend door eenen Gouverneur-Generaal, op den voet en onder de bepalingen van het tegenwoordig reglement.

Ieder, die zich in Ned.-Indië bevindt, is verpligt den Gouverneur-Generaal te erkennen als des Konings vertegenwoordiger, en hem als zoodanig te eerbiedigen en te gehoorzamen.

Art. 2. De Gouverneur-Generaal moet Nederlander zijn en den ouderdom van dertig jaren vervuld hebben.

Hij wordt door den Koning benoemd en ontslagen en mag zijne waardigheid niet nederleggen, noch Ned.-Indië verlaten, zonder mag-tiging van den Koning,

Art. 3, De Gouverneur-Generaal mag regtstreeks noch. zijdelings deelhebber zijn in, noch borg zijn voor eeuige onderneming, ten grondslag hebbende eene met de Indische regering om winst of voordeel aangegane overeenkomst.

Hij mag geene schuldvorderingen ten laste van Ned.-Indië koopen.

Hij mag geen deel hebben, regtstreeks of zijdelings, in ondernemingen van handel en scheepvaart in Ned.-Indië gevestigd, noch aldaar eigenaar of huurder van landerijen zijn.

Art. 4. De Koning kan aan den Gouverneur-Generaal toevoegen een luitenant-gouverneur-generaal, bestemd om hem voorloopig op te volgen, en om inmiddels zoodanig werkzaam te zijn, als door den Koning of door den Gouverneur-Generaal zal worden voorgeschreven,

Het bepaalde bij de eerste alinea van art. 2 en bij art. 3 is toepasselijk op den luitenant-gouverneur-generaal.

1

Bij koninklijk besluit van 15 October 1854 no. 56, is dit reglement, met den Isteu Mei 1855, voor Ned.-Indië van kracht verklaard (Indisch stsbl. 1855 no. 2)

-ocr page 519-

259

Art. 5. De Gouverneur-Generaal legt in handen van den Koning of op \'s Konings magtiging, in eene vergadering, zamengesteld overeenkomstig art. 15, den volgenden eed (verklaring en belofte) af;

„Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot Gouverneur-Generaal over „Ned.-Indië benoemd te worden, directelijk of iudirectelijk, aan ^eene „personen, hetzij in of buiten liet bestuur, onder wat naam of voor-„wendsel ook, eenige giften of gaven beloofd of gegeven heb, noch „beloven of geven zal.

„Ik zweer (beloof) dat ik, om iets in deze betrekking te doen ofte „laten, van niemand hoegenaamd eenige beloften of geschenken aannemen zal, directelijk of iudirectelijk.

„Ik zweer (beloof) dat ik den Koning gehoorzaam en getrouw „zal zijn.

„Ik zweer (beloof) dat ik de welvaart van Ned-Indië naar mijn „vermogen bevorderen zal.

„Ik zweer (beloof) getrouwheid aan de grondwet; dat ik het regle-„ment op het beleid der regering van en alle andere voor Ned.-Indië „geldende verordeningen, steeds zal onderhouden en doen onderhouden en dat ik mij in alles zal gedragen, zoo als een braaf en „eerlijk Gouverneur-Generaal betaamt.

„Zoo waarlijk helpe mij God almagtig! (Dat verklaar en be-„loof ik).quot;

Art. 6. De luitenant-gouverneur-generaal legt, in handen des Konings of van den Gouverneur-Generaal den volgenden eed (verklaring en belofte) af;

„Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot luitenant-^ouverneur-generaal „over Ned. Indië te worden benoemd, directelijk of iudirectelijk, aan „geene personen, hetzij in of buiten het bestuur, ouder wat naam „of voorwendsel ook, eenige giften of gaven beloofd en gegeven heb, „noch beloven of geven zal.

„Ik zweer (beloof) dat ik, om iets in deze betrekking te doen of „te laten, van niemand hoegenaamd eenige beloften of geschenken „aannemen zal, directelijk of iudirectelijk.

„!k zweer (beloof) dat ik den Koning en den Gouverneur-Generaal „als des Konings vertegenwoordiger, gehoorzaam en getrouw zal zijn.

f/lk zweer (beloof) dat ik de welvaart in Ned.-Indië naar mijn //Vermogen bevorderen zal.

„Ik zweer (beloofj dat ik mij met naauwgezetheid en ijver zal //kwijten van alle verrigtingen, welke de Koning of de Gouverneur-//Generaal mij zal opdragen; dat ik het reglement op het beleid der «regering van en alle andere voor Ned.-Indië geldende verordeningen

-ocr page 520-

260

„getrouwelijk zal nakomen, en dat ik mij in alles zal gedragen zoo „als een braaf en eerlijk luitenant-gouverneur-generaal betaamt.

„Zoo waarlijk helpe mij God almagtig!\'\' /.(Dat verklaar en beloof ik).quot;

Art. 7. Er is een raad van Ned.-Indië, bestaande uit eenen vice-president en vier leden.

Hij wordt bijgestaan door eenen secretaris.

De gouverneur-Generaal kan het voorzitterschap van den raad opdragen aan den luitenant-gouverneur-generaal en kan het zelf be-kleeden, zoo dikwijls hij dit noodig oordeelt. Zij hebben alleen eene raadgevende stem.

De gouverneur-generaal kan, in bijzondere gevallen, andere ambtenaren, alsmede officieren der zee- of landmagt, gelasten de vergaderingen van den raad bij te wonen, tot het geven van mondelinge inlichtingen.

Het reglement van orde voor \'s raads vergaderingen, wordt door den Koning vastgesteld. Het behelst de verpligting tot geheimhouding, in zoover het algemeen belang dit vordert.

Art. 8. De vice-president en de leden van den raad van Ned.-Indië moeten Nederlanders zijn en den ouderdom van dertig jaren vervuld hebben.

Zij worden door den Koning benoemd en omslagen.

Bloedverwantschap of zwagerschap, tot den vierden graad ingesloten, mag niet bestaan tusschen den gouverneur-generaal, den luitenant gouverneur-generaal en den vice-president of leden van den raad, noch tusschen den vice-president en de leden onderling.

Die na zijne benoeming in den verboden graad van zwagerschap geraakt, kan zijne bediening niet behouden zonder vergunning van den Koning.

De zwagerschap houdt op door het overlijden der vrouw, die haar veroorzaakte.

Art. 9. De vice-president en de leden van den raad van Ned.* Indie mogen geene andere staatsambten bekleeden.

Het bepaalde bij art, 3 is op hen toepasselijk.

Art. 10. Tot het vervullen eener. opengevaller.e plaats in den raad van Ned.-Indië, wordt door den gouverneur-generaal, na overleg met den raad, binnen dertig dagen, eene met redenen omkleede aanbeveling, van minstens twee personen, aan den minister van koloniën gezonden.

Indien de belangen van \'s lands dienst dringend vorderen, dat de opengevallen plaats inmiddels worde vervuld, draagt de gouverneur-

-ocr page 521-

261

generaal aan een der aanbevolenen de waarneming op van het lidmaatschap van den raad.

Dusdanige tijdelijke waarneming heeft altijd plaats, wanneer bij gebreke daarvan het getal der dienstdoende leden van den raad, de vice-president daaronder begrepen, minder dan drie zou bedragen.

Art. 11. De vice-president en de leden van den raad van Ned.-Indië leggen, vóór de aanvaarding hunner bediening, in handen van den Koning of van den gouverneur-generaal, den volgenden eed (verklaring en belofte) af.

„Ik zweer (verklaar), dat ik, om tot vice-president (lid) van den „raad van Ned.-Indië benoemd te worden, directelijk of indirectelijk, „aan geene personen, hetzij in of buiten het bestuur, onder wat „naam of voorwendsel ook, eenige giften of gaven beloofd of gege-„ven heb, noch beloven of geven zaL

„Ik zweer (beloof), dat ik, om iets in deze betrekking te doen of „te laten, van niemand hoegenaamd eenige beloften of geschenken „aannemen zal, directelijk of indirectelijk.

„Ik zweer (beloof) getrouwheid aan den Koning, eerbied voor en „gehoorzaamheid aan den Gouverneur-Generaal, als des Konings „vertegenwoordiger.

„Tk zweer (beloof), dat ik, door mijne daden en raadgevingen, „naar mijn vermogen zal medewerken tot bevordering van de welvaart „van Ned.-Indic.

„Ik ziveer (beloof), dat ik het reglement op het beleid der regering „van en alle andere voor Ned.-Indië geldende verordeningen getrou-„welijk zal nakomen, en dat ik mij in alles zal gedragen, zoo als „een braaf en eerlijk vice-president (lid) van den raad van Ned.-r „Indië betaamt.

„Zoo waarlijk helpe mij God almagtig!quot; „(Dat beloof en verklaar ik).quot;

Deze eed wordt mede door den waarnemenden vice-president en de waarnemende leden van Ned.-Indië afgelegd.

Art. 12. Wanneer, bij het openvallen van het ambt van vice-president van den raad van Ned.-Indië, de benoeming van den opvolger niet geschied, of in Ned.-Indië niet bekend is, of de benoemde in de spoedige aanvaarding zijner waardigheid verhinderd wordt, draagt de Gouverneur-Generaal de waarneming daarvan op aan het oudste lid in benoeming van den raad.

Art. 13. Wanneer ziekte of afvvezendheid van den Gouverneur-Generaal eene voorziening noodzakelijk maakt, kan hij het dagelijksch beleid der zaken tijdelijk opdragen aan den luitenant-gouverneur-generaal;

-ocr page 522-

262

bij ontstentenis van dezen, aan den vice-president en, deze niet aan-wezend zijnde, aan het oudste lid in benoeming van den raad van Ned.-Indiê; een en ander op zoodanigen voet, als de Gouverneur-Generaal zal noodig oordeelen.

Art. 14 Wanneer de waardigheid van Gouverneur-Generaal openvalt en de benoeming van den voorloopigen of definitieven opvolger niet geschied, of in Ned.-Indië niet bekend is, gelijk mede wanneer de benoemde in de dadelijke aanvaarding wordt verhinderd, treedt de door den Koning benoemde vice-president van den raad van Ned.-Indie op als waarnemend gouverneur-generaal.

Art. 15. Wanneer, in het geval bij het voorgaand artikel voorzien, geen door den Koning benoemde vice-president van den raad van Ned.-Indië aanwezig is, wordt aan een der leden van den raad de tijdelijke waarneming der waardigheid van gouverneur-generaal opgedragen in eene vergadering, waartoe worden te zamengeroepen: de ter plaatse aanwezige leden van den raad; de bevelhebber der zeemagt; de bevelhebber der landmagt; de president van het hoog-geregtshof; de procureur-generaal bij het hoog-geregtshof; de directeuren der departementen van algemeen bestuur, en de president der algemeene rekenkamer.

De vergadering wordt binnen twee maal vier en twintig uren bijeengeroepen en voorgezeten door den oudste in benoeming van de aanwezige leden van den raad.

De voorzitter en de leden der vergadering leggen den „eed (belofte) „af: dat zij hunne stem zullen uitbrengen op het lid van den raad „van Ned.-Indië, dien zij in gemoede het meest geschikt achten „voor de tijdelijke waarneming der waardigheid van gouverneur-„ generaal.quot;

De algemeene secretaris en de secretarissen van het gouvernement wonen de vergadering bij. Een hunner voert de pen, de overigen zijn stemopnemers.

De benoeming geschiedt bij volstrekte meerderheid van siemmen, door middel van ongeteekende stembriefjes.

De stembriefjes worden, na door de inedestemmenden in eene bus te zijn gestoken, door de stemopnemers overluid voorgelezen.

Niet of niet behoorlijk ingevulde stembriefjes worden, tot bepaling der meerderheid, afgetrokken van het getal der aanwezige leden der vergadering.

Wanneer bij de eerste stemming geene volstreke meerderheid is verkregen, wordt tot eene tweede vrije stemming overgegaan.

Indien ook bij deze stemming door niemand de volstrekte meer-

-ocr page 523-

263

derheid is verkregen, heeft er eene derde stemming plaats over de twee personen, die bij de tweede de meeste stemmen op zich veree-nigd hebben. Deze onthouden zich van verdere deelneming aan de stemming.

Wanneer bij de tweede stemming meer dan twee personen een gelijk aantal stemmen op zich vereenigen, wordt door voorafgaande stemming beslist, wie hunner niet zullen behooren tot het bij de vorige alinea bedoelde tweetal.

Bij het staken der stemmen is de oudste in benoeming de verko-zene. Na den afloop der werkzaamheden, worden de stembriefjes in tegenwoordigheid der leden verbrand.

Van de verrigtingen der vergadering wordt een r.aauwkeurig pro-ces-verbaal in dubbel opgemaakt en door al de leden en de secretarissen onderteekend. Een der dubbelen wordt gezonden aan den minister van koloniën.

Art. 16. Het bepaalde bij art. 15 is ook toepasselijk op het geval, dat de door den Koning benoemde vice-president van den raad van Ned.-Indië, hoewel in Indië aanwezig, echter niet in staat is de waardigheid van waarnemenden Gouverneur-Generaal dadelijk te aanvaarden. Zoodra de verhindering ophoudt, treedt hij van regtswege op als waarnemende Gouverneur-Generaal.

Art. 17. Wanneer er vermoeden bestaat, dat de Gouverneur-Generaal door krankzinnigheid buiten staat is zijne waardigheid te blijven uitoefenen, belegt degene, die hem zou moeten vervangen, of, als deze niet bekend of afwezend is, de oudste in benoeming der aanwezige leden van den raad van Ned.-Indië, eene vergadering van den raad, ten einde te onderzoeken, of er gronden\'aanwezig zijn, om het bestaande vermoeden als juist aan te nemen.

In die vergadering worden de ambtenaren, die dagelijks met de Gouverneur-Generaal is aanraking zijn, geroepen om inlichtingen te geven.

Zoo daartoe redenen bestaan, wordt vervolgens eene commissie benoemd, om den raad te dienen van berigt omtrent den toestand van den gouverneur-generaal.

Die commissie bestaat uit het hoofd van de geneeskundige dienst, den oudste in rang van de ter plaatse aanwezige officieren van gezondheid en den stads-geneesheer te Batavia.

Zij is bevoegd om den gewonen geneesheer van den gouverneur-generaal in haar midden te roepen.

Bevestigt dit nader onderzoek het bestaande vermoeden, dan wordt de vergadering belegd, omschreven in art. 15.

-ocr page 524-

264

Die vergadering roept als getuigen voor zich degenen, die over de zaak licht kunnen verspreiden, en beslist vervolgens bij meerderheid van stemmen, of er redenen zijn, om den gouverneur-generaal, onder \'s Konings goedkeuring, te ontheffen van de uitoefening zijner waardigheid.

Wanneer de vergadering tot de ontheffing besluit, is de gouverneur-generaal uit kracht dier verklaring, van de uitoefening zijner waardigheid ontheven en wordt, naar mate der omstandigheden, in de voorloopige vervulling voorzien overeenkomstig het bepaalde bij art. 14 of 15.

Van elk gedeelte des onderzoeks worden naauwkeurige processen-verbaal in dubbel opgemaakt, en door al de leden en de secretarissen onderteekend.

Een der dubbelen wordt gezonden aan den minister van koloniën.

Art. 18. Bloedverwantschap of zwagerschap, tot den vierden graad ingesloten, mag niet bestaan tusschen den gouverneur-generaal en de secretarissen van het gouvernement, noch tusschen die secretarissen onderling.

Het bepaalde bij de tweede laatste alinea\'s van art. 8 is hier toepasselijk.

Art. 19. Al wat in dit reglement omtrent den gouverneur-generaal is bepaald, is toepasselijk op hem, die de waardigheid tijdelijk uitquot; oefent, met uitzondering van het vastgestelde bij art. 18.

Tweede Hoofdstuk.

Van de bevoegdheid en de pligten van dé Regering van Ned.-Indië,

Art. 20. De Gouverneur-Generaal is bevoegd om, met inachtne-nfing van de bepalingen van dit reglement en van\'sKonings bevelen, algemeene verordeningen vast te stellen omtrent alle onderwerpen, waarvan de regeling niet door de wet is geschied of moet geschieden, waarin niet door een koninklijk besluit is voorzien, of waarvan aan den Koning de regeling niet is voorbehouden.

Art. 21. Onverminderd het geval, voorzien bij art» 43, is de Gouverneur-Generaal in dringende omstandigheden bevoegd, om, onder nadere bekrachtiging door de wet of goedkeuring van den Koning, algemeene verordeningen vast te stellen omtrent onderwerpen, waarvan de regeling door de wet moet geschieden of aan den Koning is voorbehouden, zoolang die regeling niet heeft plaats gehad.

Zoodanige maatregel wordt, wanneer het een onderwerp geldt, waarvan de regeling door de wet geboden is, door den Koning onverwijld gebragt ter kennis van de Staten-Generaal.

-ocr page 525-

265

Art. 22. De Gouverneur-Generaal kan om gewigtige redenen, onder nadere bekrachtiging door de wet of goedkeuring van den Koning, de afkondiging of uitvoering uitstellen van wetten of ko-linklijke besluiten en bevelen.

Van deze handelingen wordt, wanneer zij eene wet betrefién, door den Koning onverwijld kennis gegeven aan de Staten-Generaal.

Art. 23. Onverminderd het geval, voorzien bij art. 13 en behoudens de bepaling van dit reglement, is de Gouverneur-Generaal bevoegd, om in dringende omstandigheden, voor geheel Ned.-Indië of voor bepaalde gedeelten daarvan, onder nadere bekrachtiging door de wet, bij algemeene verordening, wetten geheel of gedeeltelijk buiten werking te stellen.

Van deze handeling wordt door den Koning onverwijld kennis gegeven aan de Staten-Generaal.

Art. .24. De Gouverneur-Generaal heeft, onder de nadere goedkeuring des Konings, gelijke bevoegdheid als hem bij art. 23 is geschonken, ten aanzien van verordeningen door den Koning of in zijnen naam, door commissarissen-generaal vastgesteld of goedgekeurd.

Bij de toepassing van dit artikel worden ais door den Koning vastgesteld beschouwd de bestaande organisatien der verschillende takken van bestuur en de aangenomen gewigtige beginselen van regering, ook die het stelsel der belastingen betreffende, hoezeer niet uitdrukkelijk door den Koning bekrachtigd.

Art. 25. TiVanneer de Gouverneur-Generaal gebruik maakt van de magt hem bij art. 22 verleend, en zijne handeling wordt afgekeurd, is hij tot afkondiging of uitvoering verpligt, dadelijk na ontvangst van den daartoe strekkenden last des Konings.

Art. 26. Wanneer de algemeene verordeningen door deuGouver-neur-generaal afgekondigd, in de gevallen bedoeld bij de artt. 21, 23 en 24, door de wet of door den Koning niet bekrachtigd worden, afgekeurd worden, of, wanneer in het geval, bedoeld bij art, 20, het onderwerp inmiddels in Nederland is geregeld, blijven die verordeningen desniettemin in Ned,-Tndië hare verbindende kracht behouden tot, dat hare intrekking door den Gouverneur-Generaal is afgekondigd.

Art. 27. De Gouverneur-Generaal zorgt voor de uitvoering der algemeene verordeningen en vaardigt de daartoe noodige bevelen uit.

De algemeene verordeningen zijn op die gedeelten van Ned.-Indië, alwaar het regt van zelfbestuur aan de inlandsche vorsten en volken is gelaten, slechts in zoo ver toepasselijk, als met dat regt bestaanbaar is.

-ocr page 526-

266

Art. 28. De Gouverneur-Generaal vraagt het advies van den raad vau Ned.-Indië over alle zaken van algemeen of bijzonder belang, waar hij dit noodig oordeelt.

Tot die raadpleging is hij verpligt ten aanzien van:

a. alle instructien en reglementen, het algemeen of gewestelijk bestuur betreflende, op zijnen last ontworpen:

b. de toepassing van art. 44 van dit reglement en in het algemeen van elke regeling der staatkundige betrekkingen met Indische vorsten en volken;

c. de algemeene begrooting van ontvangsten en uitgaven;

d. de algemeene strekking der maatregelen, door het burgerlijk gezag genomen of te nemen in geval van oorlog of opstand;

e. buitengewone maatregelen van gewigtigen aard; en

ƒ. benoemingen tot gewigtige ambten, ter aanwijzing van den Koning.

De Gouverneur-Generaal alleen beslist en geeft van zijn besluit kennis aan den raad.

Wanneer de raad van Ned.-Indië door den Gouverneur-Generaal is gehoord, wordt daarvan melding gemaakt in den aanhef der besluiten.

Art. 29. Overeenstemming met den raad van Ned.-Indië wordt, onverminderd in de gevallen uitdrukkelijk in dit reglement genoemd, gevorderd voor de vaststelling, wijziging, uitlegging, schorsing en intrekking door den Gouverneur-Generaal van alle algemeen verbindende verordeningen, gelijk mede voor het uitstellen harer afkondiging.

Art. 30. Wanneer de Gouverneur-Generaal, in de gevallen waarin overeenstemming wordt gevorderd, zich niet vereenigt met het advies Tan den raad van Ned.-Indië, wordt de uitspraak des Konings door hem ingeroepen.

De Gouverneur-Generaal kan, zonder die uitspraak af te wachten, de door hem noodig gekeurde maatregelen op eigen gezag en verantwoordelijkheid nemen, wanneer hij oordeelt, dat langer verwijl de veiligheid of andere gewigtige algemeene belangen zou in gevaar brengen.

Alvorens die maatregelen wordeu genomen, deelen de Gouverneur-Generaal, de vice-president en de leden van den raad elkander schriftelijk hunne gevoelens mede. Het onderwerp wordt daarna op nieuw aan eene beraadslaging in den raad, onder het voorzitterschap van den Gouverneur-Generaal, onderworpen. De Gouverneur-Generaal, stemt in dit geval mede en heeft, bij staking, eene beslissende stem.

Ter deelneming aan deze beraadslaging worden de leden van den raad opgeroepen, die ingevolge art. 36 afwezend zijn, en zich op de

-ocr page 527-

267

eilanden Java en Madura bevinden. Zij zijn gehouden onverwijld aau die oproeping te voldoen.

Art. 3J. De algemeene verordeningen, vastgesteld, hetzij door de wetgevende magt in Nederland (wetten), hetzij door den Koning alleen (koninklijke besluiten), hetzij door den Gouverneur-Generaal (ordonnantiën), worden door den Gouverneur-Generaal afgekondigd, i en door den algemeenen secretaris, ot een der secretarissen van het Gouvernement, gewaarmerkt.

Die afkondiging wordt gerekend geschied te zijn door plaatsing in het staatsblad van Ned.-Indië. Zij is, in geldigen vorm geschied, de eenige voorwaarde der verbindbaarheid.

De algemeene verordeningen werken terstond nadat hare afkondiging kan bekend zijn.

quot;Wanneer geen ander tijdstip is vastgesteld, wordt de afkondiging gerekend bekend te zijn, op Java en Madura op den dertigsten dag, en in de overige koloniën en bezittingen op den honderdsten dag, na dien der dagteekening van het staatsblad van Ned.-Indië, waarin de verordening is opgenomen.

Art. 32. De Gouverneur-Generaal, het bevel tot afkondiging van eene wet of van een koninklijk besluit ontvangen hebbende, zorgt voor de plaatsing daarvan in het staatsblad van Ned.-Indië met het volgende onderschrift:

;/En opdat niemand hiervan onwetendheid voorwende, beveelt de „Gouverneur-Generaal van Ned.-Indië (den raad van Ned.-Indië „gehoord) dat deze in het staatsblad van Ned.-Indië worde geplaatst „en dat daarvan, voor zooveel noodig, vertalingen iu de Inlandsohe „en Chinesche talen worden aangeplakt. Gelast verder alle hooge en „lage collegien en ambtenaren, officieren en justicieren, ieder zooveel „hem aangaat, aan de stipte naleving van de bovenstaande wet „(koninklijk besluit) de hand te houden, zonder oogluiking of aau-„zien des persoons.

„Gedaan te......deu.....quot;

(Handteekeningen van den Gouverneur-Generaal en van den algemeenen secretaris of van een der gouvernements-secretarissen).

Art. 33. Het formulier van afkondiging der ordonnantiën is als volgt:

/;Tn naam des Konings!

„De Gouverneur-Generaal van Ned.-Indië,

„Den raad van Ned.-Indië gehoord,

//Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doet te „weten.quot;

-ocr page 528-

268

(Hier volgen de beweegredenen en de inhoud der ordonnantie en daarna de woorden):

z/En opdat niemand hiervan onwetendheid voorwende, zal deze in z/het staatsblad van Ned.-Indië geplaatst en, voor zooveel noodig, z/in de Inlandsche en Chinesche talen aangeplakt worden.

//Gelast en beveelt voorts, dat alle hooge en lage collegiën en //ambtenaren, officieren en justicieren, ieder voor zooveel hem aangaat, //aan de stipte naleving dezer de hand zullen houden, zonder oog-//luiking of aanzien des persoons.

^Gedaan tc.....den.....quot;

(Handteekeningen van den Gouverneur-Generaal en van den alge-meenen secretaris of van een der gouvernements-secretarissen).

Art. 34. Alle collegiën en landsdienaren, geene uitgezonderd, zijn verpligt aan den raad van Ned.-Indië, op zijne aanvrage, inlichtingen te geven omtrent de feiten, wier kennis vereischt wordt voor de adviezen, door den Gouverneur-Generaal van den raad gevraagd.

Art. 35. De raad van Ned.-Indië heeft het regt aan den Gouverneur-Generaal voorstellen te doen.

Wanneer de Gouverneur-Generaal, na onderzoek, vermeent een voorstel van den raad buiten gevolg te moeten laten, geeft hij daarvan, met opgave zijner bezwaren, kennis aan den minister van koloniën.

Hij brengt tevens zijn besluit ter kennis van den raad. Art. 36. De Gouverneur-Generaal kan aan de leden van den raad van Ned.-Indië bijzondere commissiën opdragen en hen met zendingen in Ned.-Indië belasten, mits, behalve de vice-president, twee leden ter hoofdplaats aanwezig blijven.

Art. 37. De Gouverneur-Generaal is, met opzigt tot de uitoefening van zijne waardigheid, verantwoordelijk aan den Koning, onverminderd het regt tot vervolging, bij art. 159 der grondwet aan de tweede kamer der staten-generaal toegekend.

Art. 38. De Gouverneur-Generaal is strafbaar:

a. wanneer hij uitvoering geeft of doet geven:

lo. aan koninklijke besluiten of beschikkingen, niet voorzien van de vereischte mede-onderteekening van een der hoofden van de ministeriele departementen;

2°. aan koninklijke besluiten of beschikkingen, waarvan hem de uitvoering niet is opgedragen door den minister van koloniën;

fl. wanneer hij opzettelijk nalaat of grovelijk verzuimt uitvoering te geven of te doen geven aan voorschriften van dit reglement en van andere voor Ned.-Indië verbindende wetten en verordeningen.

-ocr page 529-

269

alsmede aan koninklijke besluiten of beschikkingen en aan geslotene verdragen, voor zoo vei* die uitvoering door den minister van koloniën aan hem is opgedragen;

c. wanneer hij beschikkingen neemt of bevelen geeft, waardoor hij wist of weten moest, dat bepalingen van dit reglement, van andere voor Ned.-Indië verbindende wetten of algemeene verordeningen, van gesloten verdragen, worden gehouden. quot;

Art. 39. De straffen bij de wet, regelende de verantwoordelijkheid van de hoofden der ministeriele départementen tegen de daarbij omschreven misdrijven bedreigd, zijn toepasselijk op den Gouverneur-Generaal, in de gevallen bij het voorgaande artikel vermeld.

Art. 40. In geval van vervolging, hetzij naar aanleiding van art. 159 der grondwet, hetzij ter zake van andere misdrijven en overtredingen , legt de Gouverneur-Generaal, op ontvangen bevel van wege den Koning, zijne waardigheid neder in handen van den daartoe door den Koning of door dit reglement aangewezen opvolger.

Aet. 41. De Gouverneur-Generaal is opperbevelhebber van de in Ned.-Indië aanwezige zeemagt, behoudens hare administratieve betrekkingen tot het departement van marine. Hij beschikt over de schepen en vaartuigen en derzelver manschap in overeenstemming met de door den Koning gegeven voorschriften, zoo als hij meest oorbaar acht voor de belangen van Ned.-Indië.

Art. 42. De Gouverneur-Generaal is opperbevelhebber van de in Ned.-Indië aanwezige landmagt.

In Ned.-Indië worden de officieren door den Gouverneur-Generaal benoemd.

Zij worden door hem bevorderd en ontslagen op den voet bij algemeene verordening bepaald.

De regelen omtrent het toekennen van pensioenen en gagementen worden bij algemeene verordening gesteld.

Art. 43. In geval van oorlog of opstand, neemt de Gouverneur-Generaal de maatregelen, die hij in het belang van het rijk in Ned.-Indië noodzakelijk acht, ook de zoodanige waartoe anders \'s Konings magtiging vereischt wordt.

Bepaaldelijk heeft hij alsdan de magt om Ned.-Indië, geheel of gedeeltelijk, in staat van oorlog of beleg te verklaren, wetten en bepalingen van dit reglement te schorsen en autoriteiten tijdelijk op te heffen.

De Gouverneur-Generaal kan in de bezittingen buiten Java en Madura de burgerlijke of militaire gezaghebbers magtigen tot het nemen van voorloopige maatregelen van den bij dit artikel bedoelden aard.

-ocr page 530-

270

Art. 44-. De Gouverneur-Generaal verklaart oorlog aan en maakt vrede en andere verdragen met Indische vorsten en volken, alles met inachtneming van de bevelen des Konings.

Van den inhoud dier verdragen wordt door den Koning mededee. ling gedaan aan de beide Kamers der stateri-generaal, zoodra hij oordeelt dat het belang en de zekerheid van het rijk en van Ned.-Indië zulks toelaten.

Art. 45. Aan personen, niet in Ned.-Tndië geboren, die gevaarlijk worden geacht voor de openbare rust en orde, kan het verblijf aldaar door den Gouverneur-Generaal, in overeenstemming met den raad van Ned.-lndië, worden ontzegd.

Het daartoe strekkend besluit wordt, wanneer het Nederlanders geldt, met redenen omkleed.

Het besluit bepaalt een redelijken tijd, die den betrokken persoon gelaten wordt voor het orde stellen op zijne zaken.

De Gouverneur-Generaal kan, bij een door hem onderteekend bevel, gelasten dat de betrokken persoon, in afwachting van eene gelegenheid tot verwijdering, in hechtenis worde genomen.

Het besluit tot verwijdering en het bevel tot inhechtenisneming worden aan den betrokken persoon bij geregtelijke acte beteekend.

De Gouverneur-Generaal brengt het besluit tbt verwijdering, met de verdere stukken, onverwijld ter kennis van den minister van koloniën.

Van het besluit tot verwijdering wordt, wanneer het Nederlanders geldt, door den Koning kennis gegeven aan de staten-generaal.

Art. 46. Aan personen, niet in Ned.-Indië geboren, kan door den Gouverneur-Generaal, in overeenstemming met den raad van Ned.-Indië, in het belang der openbare rust en orde, het verblijf iu bepaalde gedeelten van Ned.-Indië worden ontzegd.

Wanneer de maatregel iemand betreft, niet tot de inlanders be-hoorende, wordt het besluit met de verdere stukken onverwijld ge-bragt ter kennis van den minister van koloniën.

Van den maatregel wordt, wanneer het Nederlanders geldt, door den Koning kennis gegeven aan de staten-generaal.

Art. 47. De Gouverneur-Generaal kan, in overeenstemming met den raad van Ned.-Indië, aan personen binnen Ned.-Indië geboren, in het belang der openbare rust en orde, eene bepaalde plaats aldaar tot verblijf aanwijzen, of het verblijf in bepaalde gedeelten van Ned.-lndië ontzeggen.

De Gouverneur-Generaal kan. bij een door hem onderteekend bevel» gelasten dat de betrokken persoon, in afwachting van eene gelegenheid tot verwijdering, iu hechtenis worde genomen.

-ocr page 531-

271

Het besluit tot verwijdering en het bevel tot inhechtenisneming worden aan den betrokken persoon bij geregtelijke acte beteekend.

Wanneer de in dit artikel bedoelde maatregelen iemand betreffen, niet tot de inlanders behoorende, wordt gehandeld overeenkomstig het laatste lid van het voorgaande artikel.

De bepaling, vervat in het laatste lid van het voorgaande artikel, is mede toepasselijk wanneer het Nederlanders geldt.

Art. 48. In de gevallen bedoeld in de artt. 45, 46 en 47 wordt door den Gouverneur-Generaal niet beslist dan nadat de betrokken persoon in zijne verdediging gehoord, of daartoe behoorlijk opgeroepen is. Van het verhoor wordt procesverbaal opgemaakt.

Art. 49, Behoudens de uitzonderingen bij dit reglement bepaald, worden de ambtenaren benoemd, ontslagen en op pensioen gesteld door den Gouverneur-Generaal, overeenkomstig de regels, bij de al-gemeene verordening gesteld.

Art. 50. De Gouverneur-Generaal regelt het bedrag der bezoldigingen eu soldijen, voor zoover het niet door den Koning vastgesteld is. Bezoldigingen en soldijen bij koninklijke besluiten bepaald, of begrepen in eene goedgekeurde begrooting, kunnen door den Gouverneur-Generaal, zonder magtiging des Konings, niet worden verhoogd.

Art. 51. Het bezoldigen der ambtenaren geschiedt naar het beginsel, dat, behalve de toe te leggen jaarwedde, geene andere dan de uitdrukkelijk toegestane voordeden uit het ambt mogen worden getrokken.

Die voordeden worden door den ambtenaar alleen genoten, wanneer het genot daarvan hem bij zijne benoeming uitdrukkelijk is vergund.

Spillagiën of overwigten worden nimmer beschouwd als voordeden aan de ambten verbonden, maar slechts als middelen om verliezen, buiten de schuld der ambtenaren ontstaan, te vergoeden.

Het bepaalde bij art. 3 van dit reglement kan bij algemeene verordening, geheel of gedeeltelijk, op ambtenaren worden toepasselijk gemaakt.

Art. 52. De Gouverneur-Generaal heeft na gehoord advies van het hoog-geregtshof, het regt van gratie van straffen, door regter-lijke vonnissen in Ned.-Indiè opgelegd, zoolang de veroordeelden zich aldaar ophouden.

Voor zooveel inlandsche vorsten en hoofden betreft, heeft hij ook, in overeenstemming met den raad van Ned.-Indie, het regt van amnestie en abolitie.

-ocr page 532-

272

Art. 53. De Gouverneur-Generaal heeft de magt om dispensatiën te verleenen, in de gevallen, bij de algemeene verordeningen omschreven; voor zooveel regtszaken betreft, na gehoord advies van het hoog-geregtshof.

De Gouverneur-Generaal kan ook, in overeenstemming met den raad van Ned.-Indië, en na gehoord advies van het hooggeregtshof, dispensatie verleenen van eene bepaalde ordonnantie, in de gevallen, daarbij niet vermeld.

Art. 54. De Gouverneur-Generaal verleent, in naam des Konings, zeebrieven aan schepen en vaartuigen, op de europesche wijze getuigd. Vaartuigen, op de inlandsche wijze getuigd, worden van jaarpassen voorzien; een en ander overeenkomstig reeds vastgestelde of nader vast te stellen algemeene verordeningen.

Art. 55. De bescherming der inlandsche bevolking tegen willekeur, van wien ook, is een der gewigtigste pligten van den Gouverneur-Generaal.

Hij zorgt, dat de besturende ambtenaren de daaromtrent bestaande of nader uit te vaardigen verordeningen stiptelijk nakomen, en dat den inlanders overal gelegenheid gegeven worde, om vrijelijk klagten in te leveren.

Art. 56. De Gouverneur-Generaal houdt de op hoog gezag ingevoerde cultures, zooveel doenlijk, in stand, en zorgt in overeenstemming met de bevelen des Konings:

1°. dat die cultures niet in den weg staan aan de teelt van genoegzame voedingsmiddelen;

2°. dat, voor zoover die cultures plaats hebben op gronden, door de inlandsche bevolking voor eigen gebruik ontgonnen, de beschikking over die gronden geschiede met billijkheid en met eerbiediging van bestaande regten en gebruiken;

3°. dat bij de verdeeling van den arbeid, dezelfde regelen worden in acht genomen;

4°. dat de belooning der betrokken inlanders, met vermijding van schadelijke opdrijving, zoodanig zij, dat de gouvernements-cultures hun, bij gelijken arbeid, ten minste gelijke voordeden opleveren als de vrije teelt;

5o. dat zooveel doenlijk opgeheven worden de bezwaren, die, na een opzettelijk onderzoek, mogten bevonden worden ten aanzien van die cultures te bestaan; en

6°. dat alzoo worden voorbereid eene regeling, steunende op vrijwillige overeenkomsten met de betrokken gemeenten en personen, als

-ocr page 533-

27:5

overgang tot eenen toestand, waarbij de tusschenkomst des bestuurs zal kunnen worden ontbeerd.

In het verslag, bedoeld bij het 1ste lid van art. 60 der grondwet, wordt jaarlijks opgave gedaan van de maatregelen, door den Gouverneur Generaal, naar aanleiding van dit artikel, genomen.

Art. 57. In elk gewest worden de aard en duur der persoonlijke diensten, waartoe de inboorlingen verpligt zijn, de gevallen, waarin, en de wijze en voorwaarden, waarop zij kunnen worden gevorderd, door den Gouverneur-Generaal geregeld, in overeenstemming met de bestaande gebruiken, instellingen, en behoeften.

De verordeningen, die persoonlijke diensten betreffen, worden in elk gewest, om de vijf jaren, door den Gouverneur-Generaal herzien^ met het doel om daarin trapsgewijze de verminderingen te brengen, bestaanbaar met het algemeen belang,

In het verslag, bedoeld bij het eerste lid van art. GO der grondwet, wordt jaarlijks opgave gedaan van den staat, waarin zich de voorgeschreven regeling der hier bedoelde diensten bevindt.

Art. 58. De Gouverneur-Generaal zorgt, dat in Ned.-Indië geene belastingen geheven worden dan die bij algemeene verordeningen zijn bepaald. ■

Art, 59. De Gouverneur-Generaal zorgt, dat overal, waar de landrente geheven wordt, volgens den gemeentelijken of uorpsaanslag, daarmede voorloopig worde voortgegaan.

De grondslagen voor den aanslag in de landrente worden bij algemeene verordening vastgesteld.

In het verslag, bedoeld hij het 1ste lid van art. 60 der grondwet, wordt jaarlijks opgave gedaan van de maatregelen, naar aanleiding van dit artikel genomen.

Art. 60. De Gouverneur-Generaal moedigt den handel, de nijverheid en den landbouw aan, en zorgt ook, ter bevordering hiervan , voor het aanleggen of in stand houden van markten (passars). Hij waakt, met eerbiediging van verkregene regten, dat op die markten geene belastingen worden geheven.

Art. 61. De Gouverneur-Generaal vestigt zijne bijzondere aandacht op de bosschen van djati-hout. Hij zorgt, dat de regten van eigendom des rijks op alle dusdanige bosschen, niet bij verkoop of op eenige andere wijze aan bijzondere personen afgestaan, worden gehandhaafd; en dat het in stand houden of uitbreiden dier bosschen en de houtkap in dezelven door doeltreffende maatregelen worden geregeld.

Art. 62. De Gouverneur Generaal mag geené gronden verkoopen.

-ocr page 534-

274

Ia dit verbod zijn niet begrepen kleine stukken grond3, bestemd tot uitbreiding van steden en dorpen en tot het oprigten van inrig-tingen van nijverheid.

De Gouverneur-Generaal kan gronden uitgeven in huur, volgens regels, bij algemeene verordening te stellen. Onder die gronden worden niet begrepen de zoodanige, door de inlanders ontgonnen, of als gemeenen weide, óf uit eenigen anderen hoofde tot de dorpen of dessa\'s behoorende.

Art. 63. Op de eilanden van den Oost-Tndischen archipel worden geene nieuwe gouvemements-vestigingen daargesteld zonder magtiging des Konings.

Deerde Hoofdstuk.

Van het algemeen bestuur.

Art. 64. De verschillende takken van het algemeen burgerlijk bestuur worden, onder dc bevelen en het oppertoezigt van den Gouverneur-Generaal, beheerd door directeuren, wier getal, werkkringen bevoegdheid worden bepaald door den Koning.

Art. 65. De hoofden der aldus ingestelde departementen van algemeen bestuur vereenigen zich tot een raad van directeuren, telkens wanneer de Gouverneur-Generaal hunne zamenwerking beveelt.

Art. 66. Er is eene algemeene rekenkamer, belast met het toe-zigt over het beheer der koloniale geldmiddelen en over de verantwoording der rekenpligtigen.

De zamenstelling der kamer en hare instructie worden door den Koning vastgesteld, in overeenstemming met de wet op de wijze van beheer en verantwoording der koloniale geldmiddelen.

Vierde Hoofdstuk.

Van de gewestelijke en •plaatselijke besturen.

Art. 67. Zooveel de omstandigheden het toelaten, wordt de in-landsche bevolking gelaten onder de onmiddelijke leiding van hare eigene, van regeringswege aangestelde of erkende hoofden, onderworpen aan zoodanig hooger toezigt als bij algemeene of bijzondere voorschriften door den gouverneur-Generaal is of zal worden bepaald.

Art. 68. De indeeling van het grondgebied van Ned.-Indie in gewesten, geschiedt door den Koning.

In de gewesten wordt, in naam van den Gouverneur-Generaal, het bestuur uitgeoefend door hoofdambtenaren, onder zoodanige ambtstitels als zijn of zullen worden bepaald.

De Gouverneur-Generaal stelt de instructien dier hoofdambtenaren

-ocr page 535-

275

vast en regelt hunne betrekking tot de verschillende collegien en ambtenaren, tot de militaire gezaghebbers en tot de bevelhebbers van *8 rijks schepen van oorlog.

Het burgerlijk gezag is , zoolang niet anders is bepaald, het hoogste.

Art. 69. De verdeeling der gewesten in regentschappen geschiedt door den Gouverneur Generaal.

In elk regentschap wordt, onder zoodanigen ambstitel als de in-landsche gebruiken medebrengen, een regent aangesteld, door den Gouverneur-Generaal uit de inlandsche bevolking gekozen.

De intructien der regenten en hunne betrekking tot de europesche ambtenaren worden door den Gouverneur-Generaal vastgesteld.

Bij het openvallen der betrekking van regent op het eiland Java wordt, behoudens de voorwaarden van bekwaamheid, ijver, eerlijkheid en trouw, zooveel doenlijk tot opvolger gekozen een der zonen of nabestaanden van den laats\'ten regent.

Art. 70. De regentschappen worden, waar hij dit noodig acht, door den Gouverneur-Generaal verdeeld in districten.

Elk district wordt bestuurd door een inlandsch hoofd, onder zoo-danigen ambtstitel als de gebruiken medebrengen.

De instruct ien der dist riethoofden en hunne betrekking tot de europesche ambtenaren, worden door den Gouverneur-Generaal vastgesteld.

Art. 71. De inlandsche gemeenten verkiezen, behoudens de goedkeuring van het gewestelijk gezag, hare hoofden en bestuurders. De Gouverneur-Generaal handhaaft dat regt tegen alle inbreuken.

Aan die gemeenten wordt de regering hare huishoudelijke belangen, gelaten, met inachtneming der van den Gouverneur-Generaal of van het gewestelijk gezag uitgegane verordeningen.

Waar het bepaalde bij de alinea\'s l en 2 van dit artikel niet overeenkomt met de instellingen des volks of met verkregene regten, wordt de invoering daarvan achterwege gelaten.

Art. 72 De ambtenarne, met het hoogste gewestelijk gezag bekleed, zijn bevoegd tot het maken van reglementen en keuren van policie. Zij kunnen tegen de overtreding daarvan straffen bedreigen, overeenkomstig regels bij de algemeene verordening te stellen.

Art. 73. Vreemde oosterlingen, in Ned.-lndië gevestigd, worden zooveel doenlijk in afzonderlijke wijken vereenigd, onder de leiding van hunne eigene hoofden.

De Gouverneur Generaal zorgt dat die hoofden van de vereischte voorschriften worden voorzien.

-ocr page 536-

27ö

Vijfde Hoofdstuk.

Van de Justitie.

Art. 74. Overal waar de inlandsclie bevolking niet is gelaten in het o-enot harer eigene regtspleging, wordt in Nederlandsch-indië regt gesproken in naam des Konings.

Art. 75. Voor zooveel de europeanen betreft, berust de regtspraak in burgerlijke en handelszaken, alsmede in strafzaken, op algemeene verordeningen, zooveel mogelijk overeenkomende met de in Nederland bestaande wetten.

De Gouverneur-Generaal is bevoegd om, in overeenstemming met den raad van Nederlandsch-lndië, de daarvoor vatbare bepalingen dier verordeningen, des noodig gewijzigd, toepasselijk te verklaren op de inlandsclie bevolking of een gedeelte daarvan.

Behoudens de gevallen, waarin zoodanige verklaring heeft plaats gehad, of waarin inlanders zich vrijwillig hebben onderworpen aan het voor de europeanen vastgestelde burgerlijke en handelsregt, worden door den inlandschen regter toegepast de godsdienstige wetten, instellingen en gebruiken der inlanders, voor zoover die niet in strijd zijn met algemeen erkende beginselen van billijkheid en regtvaardigheid.

Naar die wetten, instellingen en gebruiken wordt, onder gelijk voorbehoud, ook door den europeschen regter gevonnisd in de zaken der aan zijne regtspraak onderworpen inlandsclie hoofden en bij de kennisneming in hooger beroep van door den inlandschen regter, in burgerlijke handelszaken, gedane uitspraken.

Op die wetten, instellingen en gebruiken wordt door den europeschen regter, bij zijne regtspraak naar dc voor europeanen vastgestelde wetgeving, zooveel mogelijk acht gegeven, wanneer inlanders, buiten het geval waarin de bij het 2de lid bedoelde verklaring heeft plaats gehad, of het geval van vrijwillige onderwerping aan gezegde wetgeving in de bij de wettelijke bepalingen aangewezene gevallen, als verweerders in burgerlijke of handelszaken voor hem te regt staan.

Bij de regtspraak over inlanders, in het 3de en 4de lid van dit artikel bedoeld, neemt de regter de algemeene beginselen van het burgerlijk en handelsregt voor europeanen tot rigtsnoer, wanneer het de beslissing geldt, van zaken, die bij de hiervoren bedoelde godsdienstige wetten, instellingen en gebruiken niet geregeld zijn.

Art. 76. De militaire strafregtspleging berust op algemeene verordeningen, zooveel mogelijk overeenkomende met de in Nederland bestaande wetten.

Art. 77. Niemand kan van zijn eigendom worden ontzet dan ten

-ocr page 537-

277

algeraeeuen nutte, op de wijze bij algemeene verordening bepaald, en tegen voorafgaande schadeloossteiiiug.

De verklaring dat het algemeen nut onteigening vordert, geschiedt door den Grouverneur-Generaal, in overeenstemming met den raad van Nederlandsch-1ndië.

De v^reischten van overeenstemming met den raad en van voorafgaande schadeloostelling, kunnen^ niet worden ingeroepen, wanneetquot; oorlog, braud, watersnood, aardbeving, vulkanische uitbarsting of andere dringende omstandigheden, eene onverwijlde inbezitneming vorderen.

Het regt van den onteigende op schadeloosstelling, wordt daardoor niet verkort.

Art. 78. Alle twistgedingen over eigendom of daaruit voortspruitende regten, over schuldvorderingen of andere burgerlijke regten, behooren bij uitsluiting lot de kennis van de regterlijke raagt.

Evenwel blijven de tussehen inlanders of tusschen met deze gelijk-gestelcie personen van denzelfden landaard gerezen burgerlijke geschillen , weike volgens hunne godsdienstige wetten of oude herkomsten ter beslissing staan van hunne priesters of hoofden, daaraan onderworpen.

Art. 79. De regterlijke raagt wordt alleen uitgeoefend door reg-ters . bij algemeene verordeningen aangewezen.

Art. 80. Niemand kan tegen zijn wil worden afgetrokken van den regter, dien algemeene verordeningen hem toekennen.

Art. 81. Alle tusschenkomst van de regering in zaken van justitie, niet bij dit reglement toegestaan, is verboden.

Art. 82. De zaken, welke uit haren aard of krachtens algemeene verordeningen ter beslissing staan van het administratief gezag blijven daaraan onderworpen.

Geschilleu over bevoegdheid tusschen de regterlijke en administrative magt worden door den Gouverneur-Generaal, in overeenstemming met dc-.n raad van Ned.-lndië, beslist volgens regels, bij algemeene verordening te stellen.

Art. 83. Geschillen over bevoegdheid tusschen de regtbanken en de inlandsche priesters en hoofden, als ook tusschen den burgerlijken en militairen regter, worden op den voet en de wijze, bij het vorig artikel bepaald, door den Gouverneur-Generaal beslist.

Art. 84. Het verlof van den Gouverneur-Generaal, of. buiten Java en Madura van den hoogsten gewestelijken gezaghebber, is noodig tot het instellen van burgerlijke regtsvorderingen en van vervolgingen tot straf tegen inlandsche vorsten en hoofden, bij algemeene verordening aangeduid.

-ocr page 538-

278

Art. 85. Buiten de gevallen bij de artt. 43, 45, 47 en 86 voorzien, mag niemand in hechtenis worden genomen dan op bevel van het daartoe, ingevolge de algemeene verordeningen op de strafvor-derins:, bevoegd gezag en op den voet en de wijze daarbij omschreven

Art. 86. Wanneer iemand, niet behoorende tot de inlandsche bevolking, in buitengewone omstandigheden, buiten het geval voorzien bij de artikelen 45 en 47 , door het politiek gezag is in hechtenis genomen, is hij, op wiens bevel zulks plaats heeft gehad, gehouden daarvan terstond kennis te geven aan den officier van justitie bij de europesche regtbank, binnen wier regtsgebied de inhechtenisneming is geschied.

Art. 87. Het geheim der aan den post of andere instelling van vervoer toevertrouwde brieven is onschendbaar, behalve op last des regters, in de gevallen bij algemeene verordening omschreven.

Art. 88. Niemand mag tot siraf vervolgd of daartoe veroordeeld worden dan op de wijze en in de gevallen bij algemeene verordening voorzien.

Art. 89. Geenerlei straf heeft den burgerlijken dood of het verlies van alle burgerlijke regten ten gevolge.

Art. 90. Op geen misdrijf of overtreding mag als straf gesteld worden de verbeurdverklaring der goederen, den schuldige toebe-hoorende.

Art. 91. Alle vonnissen vermelden de gronden waarop zij rusten, en in strafzaken, behalve het misdrijf of de overtreding, de stellige wetsbepalingen waarop zij zijn gegrond.

Algemeene verordeningen regelen, met betrekking tot den inland-schen regter, de noodige wijzigingen van het voorschrift, dat de vonnissen met redenen moeten omkleed zijn.

De teregtzittingen zijn openbaar, behoudens de uitzonderingen bij algemeene verordening aangewezen.

De vonnissen worden in het openbaar uitgesproken, behoudens de uitzonderingen bij algemeene verordening aangewezen.

Art. 92. Het geval van verklaarden staat van oorlog of beleg uitgezonderd, kan nergens, waar in naam des Konings regt wordt gesproken, een doodvonnis ten uitvoer worden gelegd zonder mag-tiging van den Gouverneur-Oeneraal, na gehoord advies van den hoogsten burgerlijken of militairen regter.

De beschikking, waarbij de ten-uitvoer-legging is geweigerd, wordt door den Gouverneur-Generaal ter kennis gebragt van den minister van koloniën.

De hoogste gezagvoerders in de bezittingen buiten Java en Madura

-ocr page 539-

279

zijn bevoegd, in geval de dadelijke uitvoering van een doodvonnis gebiedend noodzakelijk is, deze te gelasten, na gehoord advies van den regter, die het vonnis heeft gewezen.

Van hunne beschikking geven zij onverwijld kennis aan den Gou-verneiir-Generaal.

Art. 93. Het hoogste regterlijk collegie in Nederlandsch-Indië is gevestigd te Batavia, en draagt den naam van hoog-geregtshof van Nederiandseh-l ndië-

Art. 94. De president van het hoog-geregtshof van Nederlandsch-Indië wordt door den Koning benoemd en ontslagen.

Hij kan alleen met zijne toestemming door den Koning in eene andere ambtsbetrekking worden overgeplaatst.

De vice-president en de leden- van het hoog-geregtshof kunnen alleen met hunne toestemming door den Gouverneur-Generaal in andere ambtsbetrekkingen worden geplaatst.

Art. 95. Behoudens de in het vorig artikel bedoelde overplaatsing en ontslag op eigen verzoek, kunnen de president, de vice-president en de leden van het hoog-geregtshof van hun ambt. niet worden ontslagen, dan wanneer zij wegens misdrijf tot gevangenisstraf veroordeeld, in staat van kennelijk onvermogen verklaard, wegens schulden gegijzeld, onder curatele gesteld zijn, of de waardigheid van hun ambt uit het oog verliezen, gelijk mede bij gebleken wangedrag, onzedelijkheid, merkelijke achteloosheid, ongeschiktheid door ouderdom of aanhoudende ziels- of ligchaamsziekte.

Wanneer de Gouverneur-Generaal, den raad van Nederlandsch-Indië gehoord, oordeelt, dat het ontslag om eene der bij de vorige zinsnede vermelde redenen behoort plaats te hebben, zendt hij zijne daartoe strekkende voordragt met alle ter zake betrekkelijke stukken aan den minister van koloniën, vergezeld van eene schriftelijke verantwoording van den betrokken ambtenaar, wien tot dat einde de tegen hem bestaande bezwaren worden medegedeeld.

De Gouverneur-Generaal is bevoegd, om, in afwachting van.\'s Ko-nings beschikking, den betrokken ambtenaar, onder toekenning van wachtgeld, in zijn ambt te schorsen en voorloopig in de waarneming daarvan te voorzien.

De betrokken ambtenaar wordt, des verkiezende, door toekenning van verlofstractement en vrijen overtogt, in de gelegenheid gesteld om zich in Nederland te gaan verantwoorden.

De Koning verleent of weigert het ontslag.

Art. 96. Het verleenen van een bevel tot o-evangenemins: van

-ocr page 540-

280

een reglerlijk ambtenaar brengt, beh.oud?ns het bepaalde bij artikel 100, van regtswege schorsing in zijn ambt te weeg.

Art. 97. In het vonnis, waarbij een regterlijk ambtenaar tot een lijf- of onteerende straf is veroordeeld, wordt tevens zijne afzetting uitgesproken.

Art. 98. Het hoog-geregtshof oordeelt in burgerlijke zaken in eersten aanleg;

1°. over alle regtsvorderingen, waarin de Gouverneur-Generaal als gedaagde wordt aangesproken;

2°. over alle regtsvorderingen, uitgezonderd die, welke de belastingen en pachten betreffen, tegen den lande.

Niettemin moeten alle zakelijke regtsvorderingen voor den gewonen regter gebragt worden.

Art. 99. De vice-president en de leden van den raad van Neder-landsch-Indië, en zoodanige andere ambtenaren als algemeene verordeningen aanduiden, staan te regt voor het hoog—geregtshof, wegens misdrijven en overtredingen, gedurende den tijd hunner functien begaan.

Art. 100. Men uitzondering van het geval van voorloopige aanhouding bij ontdekking op heeter daad, kan tegen de ambtenaren, in het vorig artikel bedoeld, geen bevel van gevangenneming worden ten uitvoer gelegd, en. in het geval van ambtsmisdrijf, geene vervolging plaats hebben dan nadat daartoe door den Gouverneur-Generaal, op den voet en de wijze bij algemeene verordeningen omschreven, magtiging is verleend.

Art. 101. De Gouverneur-Generaal en de luitenant-gouverneur-generaal staan wegens misdrijven of overtredingen in Nederland te regt; wegens ambtsmisdrijven, voor den hoogen raad der Nederlanden; wegens andere misdrijven of overtredingen ter plaatse, waar de zetel der regjering in Nederland is gevestigd, voor den regter, die naar de Nederlandsche wetgeving, bevoegd is over het onderwerp te oordeelen.

Art. 102. Het hoog-geregtshof heeft het toezigt op den geregel-den loop en de afdoening van regtsgedingen , alsmede op het nako.men der wetten en andere algemeene verordeningen bij alle regtbanken en geregten.

Het kan regterlijke handelingena beschikkingen en vonnissen, wanneer die met de wetten en andere algemeene verordeningen strijdig zijn, vernietigen en buiten werking stellen, volgens de daaromtrent gestelde regels.

Art. 103. Algemeene verordeningen bepalen de gevallen , waarin de arresten van het hoog-geregtshof in burgerlijke zaken onderworpen

-ocr page 541-

281

zijn aan hooger beroep bij den hoogen raad der Nederlanden, en de wijze van regtspleging ten aanzien van dat beroep te volgen.

Art. 104. Vonnissen, door den regter in Nederland gewezen, en bevelen door hem uitgevaardigd, mitsgaders grossen van authentieke acten aldaar verleden, kunnen in Nederlandseh-Indie worden ten uitvoer gelegd.

Zoo ook kunnen vonnissen en bevelen, door den regter in Neder-landsch-Tndie gewezen of uitgevaardigd, alsmede grossen van authentieke acten, aldaar ten overstaan van europesche openbare ambtenaren verleden, aan welke gelijke kracht als aan de vonnissen is toegekend, in Nederland ten uitvoer gelegd worden.

Zesde Hoofdstuk.

Van de ingezetenen.

Art. 105. Met uitzondering van de personen van \'s rijks wege naar Nederlandsch-Indië gezonden, mag niemand zich van elders aldaar vestigen zonder schriftelijke vergunning, op Java en Madura, van den Gouverneur-Generaal, elders, van den hoogsten gewestelijken gezaghebber.

De voorwaarden der toelating van Nederlanders en vreemdelingen worden bij algemeene verordening geregeld.

Aan Nederlanders, welke de bovenbedoelde vergunning verkregen hebben, kan niet dan in het geval en op de wijze, bij art. 45 vermeld, het verblijf in Nederlandsch-lndië worden ontzegd.

Art. 106. Ingezetenen van Nederlandsch-Indië zijn, behalve de inboorlingen des lands, allen die op den voet, bij het vorig artikel bepaald, hun verblijf binnen Nederlandsch-Indie gevestigd hebben.

Art. 107. Onder Nederlanders worden in dit reglement verstaan, die het zijn volgens de wetten van het koningrijk (1).

Art. 108. Allen, die zich op het grondgebied van Nederlandsch-Indie bevinden, hebben aanspraak op bescherming van persoon en goederen.

Art. 109. De bepalingen van dit reglement en van alle andere algemeene verordeningen, waarin sprake is van europeanen en inlanders, zijn waar het tegendeel niet bepaald is, toepasselijk op de met hen gelijk gestelde personen.

Met europeanen worden gelijkgesteld alle christenen en alle personen , niet vallende in de termen der volgende zinsnede.

Met inlanders worden gelijk gesteld arabieren, mooren, chinezen, en allen die mahomedanen of heidenen zijn.

1

Zie de wet van 28 Julij 1850, hlervoren op bladz. 222 opgenomen.

-ocr page 542-

282

De inlandsche christenen blijven onderworpen aan het gezag der inlandsche hoofden en, met opzigt der regten, lasten en verpligtingen, aan dezelfde algeraeene, gewestelijke en gemeentelijke verordeningen en instellingen, als de inlanders, die het christendom niet belijdent

De Gouverneur-Generaal kan, iu overeenstemming met den raad van Nederlandsch-Indië, uitzonderingen maken op de toepassing der in dit artikel gestelde regels.

Art. 110. Het toezigt der regering op de drukpers wordt bij algeraeene verordening geregeld, in overeenstemming met het beginsel, dat het door de drukpers openbaren van gedachten of gevoelens en het toelaten van elders dan in Nederland gedrukte stukken, geene andere belemmering mogen ondervinden, dan tot verzekering der openbare orde gevorderd wordt.

In Nederland gedrukte stukken worden onbelemmerd toegelaten, behoudens ieders verantwoordelijkheid, volgens regels, bij algemeene verordening te stellen.

Art. 111. Vereenigingen en vergaderingen van staatskundigen aard, of waardoor de openbare orde wordt bedreigd, zijn in Neder-landsch-Indie verboden. Tegen de overtreding van dit verbod worden zoodanige maatregelen genomen, als de omstandigheden vorderen.

Art. 112. Ieder ingezeten heeft het regt om verzoeken aan de bevoegde magt, zoowel in Nederland als in Nederlandsche Indië, schriftelijk in te dienen, mits die persoonlijk en niet uit naam van meer worden onderteekend, welk laatste alleen kan geschieden door of van quot;wege ligchamen, wettelijk zamengesteld of als zoodanig erkend, en in dat geval niet anders dan over onderwerpen, tot hunne bepaalde werkzaamheden behoorende.

Art. 113. De ingezetenen zijn verpligt om op den voet reeds bepaald of nader te bepalen, deel te nemen aan schutterijen of andere gewapende vereenigingen, welked oor den Gouverneur-Generaal noodig worden geoordeeld tot bewaring van rust en orde. Algemeene verordeningen bepalen welke ingezetenen, bij de schutterijen ingelijfd, kunnen geroepen worden om mede te werken tot de handhaving van het Nederlandsch gezag in Indië.

Art. 114. In Nederlandsch-lndië worden geene europesche titels van adeldom erkend, dan die door den Koning zijn verleend.

Vreemde ordesteekenen, titels, rangen of waardigheden, mogen door de ingezetenen van Nederlandsch-Indië niet worden aangenomen zonder het bijzonder verlof des Konings.

Art. 115. Uiterlijk op 1 Januarij 1860 is de slavernij in geheel • Nederlandsch-l ndië afgeschaft.

-ocr page 543-

283

De maatregelen tot voorbereiding en geleidelijke trapsgewijze uitvoering van die afschaffing, zoomede de vergoedingen, welke daarvan het gevolg kunnen zijn, worden bij algemeeue verordening vastgesteld,

In het verslag, bedoeld bij het eerste lid van art, 60 der grondwet, wordt jaarlijks opgave gedaan van het verrigte naar aanleiding van dit artikel.

Art. 116. De slavenhandel, de invoer en de openbare verkoop van slaven zijn verboden.

De als slaven van elders aangevoerde personen zijn vrij, zoodra zij zich op het grondgebied van Nederlandsch-lndië bevinden.

Art. 117. De 4regten en verpligtingen der meesters ten aanzien der in Nederlandsch-lndië aanwezige slaven, worden bij algemecne verordening geregeld.

Art. 118. Op Java en Madura blijft het nemen van pandelingen, tot zekerheid van schuld, verboden.

Dit verbod wordt door den Gouverneur-Generaal toegepast op die gedeelten van de bezittingen buiten Java en Madura, waar de maatschappelijke toestand het gedoogt.

De algemecne verordeningen, het pandelingschap regelende, waar het nog niet kan worden afgeschaft, hebben de strekking om die afschaffing te bevorderen.

Het pandelingschap gaat niet over op de kinderen des schuldenaars.

Het vervoeren van pandelingen over zee is verboden.

Zevende Hoofdstuk.

Van de Godsdinst.

Art. 119, Ieder belijdt zijne godsdienstige meeningen met vol-komene vrijheid, behoudens de bescherming der maatschappij en harer leden tegen de overtreding der algemeene verordeningen op het strafregt.

Art. 120. Alle openbare godsdienstoefening binnen gebouwen en besloten plaatsen wordt toegelaten, voor zoover die geene stoornis aan de openbare orde toebrengt.

Tot openbare godsdienstoefening buiten gebouwen en besloten plaatsen wordt het verlof des bestuurs vereischt.

Art. 121. De Gouverneur-Generaal zorgt, dat alle godsdienstige gezindheden zich houden binnen de palen van gehoorzaamheid aan de algemeene verordeningen.

Art. 122. In de bestaande inrigtingen en het bestuur der christelijke kerkgenootschappen wordt geene verandering gebragt dan met wederzijdsch goedvinden van den Koning en het bestuur van het betrokken kerkgenootschap.

-ocr page 544-

284

Art. 123. De christen-leeraars, priesters en zendelingen moeten voorzien zijn van eene door of namens den Gouverneur-Generaal te verieenen bijzondere toelating, om hun dienstwerk in eeuig bepaald gedeelte van Ned,-Indië te mogen verrigten.

Wanneer die toelating schadelijk wordt bevonden, of de voorwaarden daarvan niet worden nageleefd, kan zij door den Gouverneur-Generaal worden ingetrokken.

Art. 124. De priesters der inlanders, die het christendom niet belijden, zijn geplaatst onder het oppertoezigt der vorsten, regenten en hoofden, voor zooveel betreft de godsdienst, die elk hunner belijdt.

Deze zorgen, dat door de priesters niets worde ondernomen strijdig mét dit reglement en met de door of uit naam van den Gouverneur-Generaal uitgevaardigde verordeningen.

Achtste Hoofdstuk.

Van het Onderwijs.

Art. 125, Het openbaar onderwijs is een voorwerp van de aanhoudende zorg van den Gouverneur-Generaal.

De inrigting daarvan wordt, met eerbiediging van ieders godsdienstige begrippen, bij algemeene verordeningen geregeld.

Het verslag, bedoeld bij het eerste lid van art. 60 der grondwet, doet den staat van het openbaar onderwijs, ook dien van de scholen voor de inlandsche bevolking bestemd, jaarlijks kennen.

Art. 126. Het geven van onderwijs aan Europeanen of daarmede gelijkgestelde personen is vrij, behoudens het toezigt der overheid, en het onderzoek naar de bekwaamheid en zedelijkheid der onderwijzers.

Art. 127. Overeenkomstig regels, bij algemeene verordening te stellen wordt voldoend openbaar lager onderwijs gegeven, overal waar de behoefte der europesche bevolking dit vordert en de omstandigheden het toelaten.

Art. 128. De gouverneur-generaal zorgt voor het oprigten van scholen ten dienste der inlandsche bevolking.

Negende Hoofdstuk.

Van den handd en de scheepvaart.

Art. 129. De tarieven van in-, uit- en doorvoer worden vastgesteld door de wet.

Alleen in dringende omstandigheden is de Gouverneur-Generaal bevoegd die tarieven tijdelijk te wijzigen, onder nadere bekrachtiging door de wet.

-ocr page 545-

^85

quot;Van zoodanige wijziging wordt aan de beide kamers der staten-generaal onverwijld kennis gegeven.

Art. 120. De havens van Ned.-Tndië, geopend voor den alge-meenen handel, zijn toegankelijk voor de schepen van alle volken met welke het Koningrijk der Nederlanden in vriendschap is, behou-dens de naleving der algemeene en plaatselijke verordeningen.

In andere havens worden alleen toegelaten inlandsche vaartuigen en die tot de kustvaart geregtigd zijn.

Overgangsbepalingen.

Art. 131, Het tegenwoordig reglement wordt in Ned.-Indië afgekondigd op de wijze bij art. 31 vastgesteld.

De tijd, waarop het aldaar in werking treedt, wordt door den Koning bepaald.

Art. 132. Alle op het bij het vorige artikel bedoelde tijdstip verbindende wettelijke verordeningen, reglementen en besluiten worden gehandhaafd, tot dat zij door anderen zijn vervangen.

Bepalingen, voorkomende in de verordeningen, vermeld in de eerste zinsnede van art. 82, die in strijd zijn met het voorschrift der eerste zinsnede van art. 78, behouden slechts kracht gedurende twee jaren na het in werking treden van dit reglement.

-ocr page 546-

II

-ocr page 547-

DE INDISCHE SECRETARIS.

-ocr page 548-

Uitru

Overj Taric Zame nw Inko do lielas aci

In-

-ocr page 549-

INHOUD

Blz.

Instrulctie voor de weeskamers in Nederlandsch • Indië. 1

I. Algemeene bepalingeu............

II. Vau de kuratele over eeiie ongeborene vrucht ... 15

III. Voorschriften, betretfenrle de bemoeijenissen der weeskamers bij voogdij en kuratele en bij de uitoefening

der toeziende voogdij en toeziende kuratele .... 16

IV. Voorschriften aangaande het beheer van goederen van afwezigen........... .... 21

V. Voorschriften aangaande uiterste willen .... „

VI. Voorschriften aangaande onbeheerde nalatenschappen . \'22

VII. Voorschriften aangaande faillissement, den staat van kennelijk onvermogen en geregtelijken boedelafstand . 24

VIII. Voorschriften aangaande het doen van rekening en verantwoording .................20

Overgangs bepaling...............„

Tarief van leges voor de weeskamers in Nederiandsch-Indie . „ Zaïnenstelling der weeskamers en regeling van ecnige daarmede in verband staande onderwerpen........29

Inkomende en uitgaande regten. Tarieven van in-, uit-, en

doorvoer in Nederlandsch-Indie..........30

Belastingen. Sterke dranken. Regeling der liefHng van den

accijns op het inlandsch gedistilleerd op Java en Madura . 3(.)

I. Bedrag van den accijns en gehalte van het gedistilleerd „ II. Fabrieken en bergplaatsen van gedistilleerd . . . , „

ill, larigting, gebruik, opneming en verzegeling van werktuigen in stokerijen en distilleerderijen............42

IV. Aangifte omtrent de werkzaamheden en aanslag dei-

stokers ............. ... 40

V. Voorraad en in- en uitslag .................48

A. Stokerijen, distilleerderijen der eerste klasse en bergplaatsen vau gedisiilleerd ... .... „

B. Entrepot......... ..........53

C. Andere panden ...... ..........u

VI. Algemeene bepalingen.................55

Vil. Boeten en straffen . ....................58

Vlll. Slotbepalingen..... • .... 61

In- en uitvoer regten en accijnsen. Algemeen reglement op de heffing en verzekering van in- en uitvoerregten en accijnsen.

1. In- en uitvoer ... ............. 63

II. Depótpakhuizen............................70

III. Entrepots................................72

IV. Doorvoer................................75

xi

-ocr page 550-

INHOUD

TIlz.

V. Vervoer en voorraad............ 77

VI. Aangifte tot lossing, uitslag, inlading en vervoer . . 80 VII. Goederen, waarvan de invoer verboden is, en onbeheerde goederen............. 91

VUL Regt tot onderzoek, bewaking en verzegeling. . . 93 IX. Borgtogten en invordering van regten, aceijnsen en

kosten................. 97

X. Processen-verbaal, bekeuringen en aanhalingen ... 99

XI. Kosten van toezigt.......... . . 102

XII. Boeten en straffen.............1^6

XIII. Bijzondere bepalingen............

XIV. Slotbepalingen...............

Voorschriften omtrent het verleenen van vrijdom van invoerregt

of accijns voor houtgeest en gedistilleerd...... 119

A. Vrijdom van invoerregt voor houtgeest .... gt;,

B. Vrijdom van invoerregt voor gedistilleerd, dat in Nederland overeenkomstig de aldaar geldende bepalingen omtrent den vrijdom van accijns, met houtgeest is vermengd.......... • lc~0

C. Vrijdom van invoerregt of van accijns voor gedistilleerd dat door toevoeging van houtgeest voor gewoon gebruik ongeschikt gemaakt wordt .... 12*2

D. Vrijdom van invoerregt of van accijns voor gedistilleerd dat tot het vervaardigen van azijn bestemd

is..................123

E. Algemeeue bepaling...........1-7

Aanwijzing der kantoren, langs welke gedistilleerde dranken

kunnen worden ingevoerd.............

Aangifte van den voorraad .of vervoer van gedistilleerd. . . 128 Opdragt aan de ontvangers der bijbetrekkingen, thans waargenomen door de ambtenaren der in- en uitvoerregten . . 132 In- en uitvoerregten en accijnsen. Uitvoering van sommige bepalingen van het reglement in staatsblad 1873 no. 241 . f/ Bepalingen omtrent het toekennen van premiën bij het doen

van aanhalingen en confiscatiëii..........133

Postwezen. Reiskosten. \' Toekenning van reiskosten aan de ambtenaren der post- en telegraafdiensten, die in het examen zijn geslaagd . . . ..............135

XII

-ocr page 551-

imKTIE MOR DB WEEMIBRS l\\ 1DERMDSCB-I*.

HOOFDSTUK I.

Algemeene hepalingen.

Art. 1. De weeskamers zijn kollegien van staatswege ingesteld, wier bemoeijenissen bij deze instruktie en andere wettelijke bepalingen zijn geregeld.

Art. 2. Het getal, het ressort en de zamenstelling dei-weeskamers en alle daarmede in verband staande onderwerpen worden bij afzonderlijke verordeningen geregeld.

Art. 3. De kosten der weeskamers komen ten laste, hare inkomsten ten bate van den Staat.

Art. 4. Bloed- of aanverwanten tot den derden graad ingesloten, kunnen zonder dispensatie van den Gouverneur-Generaal niet te zamen zijn president, vice-president, leden, sekretaris en boekhouder.

Indien de zwagerschap na de benoeming ontstaat, kan hij, die haar heeft aangegaan, zijn ambt niet behouden zonder vergunning van den Gouverneur-Generaal.

Art. 5. Alvorens hunne bedieningen te aanvaarden, leggen de presidenten, de vice-presidenten, de leden, de sekretarissen, de boekhouders en de agenten de volgenden eed af:

Ik zweer (verklaar), dat ik middelijk noch onmiddelijk, onder welken naam of voorwendsel ook, tot het verkrijgen mijner aanstelling aan iemand, wie hij ook zij, iets heb gegeven of beloofd noch zal geven.

Ik zweer (beloof), dat ik trouw en getrouw zal zijn aan den Koning en den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië, als des Konings vertegenwoordiger;

dat ik geheim zal houden wat uit den aard der zaak en overeenkomstig de mij deswege gegeven bevelen geheim

-ocr page 552-

behoort te blijven; en eindelijk dat ik den mij aanbetrouwden post, met al mijn vermogen, overeenkomstig de bestaande of later uit te vaardigen wetten en instruktien, getrouw en ijverig zal waarnemen, zonder om lief of leed, vriend- of vijandschap, gunst of ongunstig, of eenige andere reden daarvan af te wijken.

Zoo waarlijk helpe mij God almagtig (dat verklaar en beloof ik).

Art. 6. De presidenten, vice-presidenten, leden, sekre-tarissen en boekhouders bij de weeskamers stellen vóór het aanvaarden hunner betrekking eene geldelijken borg-togt, waarvan het bedrag wordt geregeld door den Gouverneur-Generaal.

Art. 7. De presidenten, vice-presidenten, leden, sekre-tarissen en boekhouders der weeskamers mogen geen handel drijven, noch aandeel hebben in dien van anderen. Zij mogen niet zijn zaakgelastigden of gemagtigden, noch ook uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen van personen; die hun verder dan in den derden graad van bioed-of aanverwantschap bestaan.

Zij mogen ook, behoudens het bepaalde bij het tweede en derde lid van artikel 1469 en het vierde lid van artikel 1470 van het Burgerlijk Wetboek, door hen zeiven of door tusschenkomende personen geene zaken koopen of huren, die door hen of te hunnen overstaan, hetzij in het openbaar of onder \'s hands, worden verkocht, verpacht of verhuurd.

Zij mogen noch regtstreeks noch zijdelings eenige giften of geschenken aannemen van eenig persoon, met wien zij uithoofde hunner ambtsbetrekking eenige uitstaande zaken hebben of vermoedelijk krijgen zullen.

De verbodsbepalingen van het eerste lid van dit artikel zijn niet toepasselijk op de daarbij genoemde ambtenaren, wanneer zij slechts eene bezoldiging of toelage genieten, die de som van ƒ 1800 \'s jaars niet te boven gaat.

Art. S. Aan de beambten der weeskamers mogen geene beleeningen gedaan worden uit de bij die kollegien berustende of onder hun beheer staande gelden.

-ocr page 553-

Zij mogen ook niet zijn borgen ten behoeve der kamers.

Art. 9. Een iegelijk, die tot eene bediening bij eene weeskamer wordt benoemd, en in eenige betrekking staat welke strijdt met de bepalingen van de beide voorgaande artikelen, moet zich daarvan voor het aanvaarden zijner bediening ontdoen.

Art. 10. De presidenten, vice-presidenten en leden dei-weeskamers mogen niet beraadslagen over, noch eenige werkzaamheid verrigten in eene zaak hen zeiven of hunne naastbestaanden in oi\' binnen den derden graad van bloedof aanverwantschap, betreffende.

Art. 14. De inkomsten der weeskamers bestaan uit;

a. het bij de wettelijke bepalingen vastgestelde beheer loon;

l. leges, zijnde betalingen voor zekere verrigten, in de gevallen en tot het bedrag als afzonderlijk zal worden bepaald.

De sekretarissen zijn verpligt om bij het berekenen van leges het bedrag van het daarvoor verschuldigde, zoomede de zegel- en andere regten in dorso van alle door hen afgegevene stukken afzonderlijk aan te teekenen, op straffe eene boete van ƒ5,— tot ƒ 25.— voor ieder stuk, dat zonder zoodanige aanteekening is afgegeven en waarvoor niet te min leges ontvangen of gevorderd zijn.

Art. 12. De weeskamers vergaderen minstens eenmaal in de week op eenen vastgestelden dag en buitengewoon zoo dikwijls dit noodig is.

De president heeft het beleid der vergaderingen.

Alle zaken worden afgedaan bij volstrekte meerderheid van stemmen, wanneer de vergadering uit een oneven getal stemgeregtigden bestaat. Wanneer die uit een even getal stemgeregtigden bestaat, wordt bij staking het besluit opgemaakt naar het gevoelen , waarbij de president zich gevoegd heeft.

Geen besluit heeft kracht dan wanneer het in de vergadering, in tegenwoordigheid van ten minste drie leden, met inbegrip van den president, genomen is.

Aan de stemming hebben alleen deel de ter vergadering

-ocr page 554-

aanwezige leden, die steeds verpligfc zijn hunne stem uit te brengen.

De besluiten worden dooi\' den president en den sekre-taris onderteekend.

Van het ter vergadering verhandelde wordt aanteekening gehouden door den sekretaris, die het daarvan opgemaakt proces-verbaal (notulen) in de eerstvolgende vergadering ter resumtie aanbiedt en met den president en de leden onderteekend.

Ieder lid is bevoegd te vorderen, dat het door hem geuit gevoelen in de notulen wordt opgenomen.

Bij ontstentenis van het vereischt getal leden neemt de sekretaris als lid zitting.

Bijaldien de betrekkingen van president, vice-president of lid openvallen of bekleeders dier betrekkingen verhinderd worden hunne funktiën te vervullen, en eene voorziening noodig is, is het hoofd van gewestelijk bestuur, of, ingeval dit hoofd op een ander eiland is gevestigd, het hoofd van plaatselijk bestuur bevoegd, op voordragt dei-kamer, door opdragt van de tijdelijke waarneming van het ambt in de dienst te voorzien. — Van deze beschikking wordt onverwijld kennis gegeven aan den Gouverneur-Generaal.

De president verdeelt de werkzaamheden onder de leden en verdere ambtenaven en zorgt voor de geregelde en spoedige afdoening van zaken, voor het behoorlijk houden dei-boeken, en dat het archief in goede orde blijve.

Art. 13. De groote geldkas der weeskamer staat onder het beheer der kamer.

Die kas is voorzien van drie verschillende sloten, waarvan de sleutels berusten, één bij den president en één bij elk der twee oudste leden in benoeming. Ieder zoodanig sleutelbewaarder is hoofdzakelijk voor alle tekortkomsten in de groote kas verantwoordelijk.

Zij moeten gezamenlijk bij iedere opening en sluiting, tegenwoordig zijn en mogen hunnen sleutel nimmer aan een ander afgeven.

Ingeval van ziekte echter of van andere wettige ver-

-ocr page 555-

5

hindering zullen zij hunnen sleutel verzegeld bij de kamer kunnen en op aanvrage der kamer moeten inzenden, waarna de kamer zoo spoedig mogelijk, en in elk geval alvorens eenige gelden in de groote kas opgenomen of daaruit betaald worden, en overgaat tot de opname van de in die groote kas aanwezige waarden.

Van deze opname wordt proces-verbaal opgemaakt.

Art. 14. In de groote kas wordt een boek bewaard, waarin alle ontvangsten en uitgaven moeten worden aan-geteekend.

Bij het sluiten wordt het door al de sleutelbewaarders en door den boekhouder geteekend, waarna deze laatste de posten in liet kontra-groot-kasboek inneemt.

Art. 15. De kleine kas staat onder het beheer van den sekretaris, die verantwoordelijk is voor alle bevonden minderheden.

De sekretaris legt in elke vergadering eenen staat dier kas over. Hetgeen hij alsdan boven de ƒ 1000.— onder zich heeft, wordt in de groote kas overgebragt; indien hetgeen hij onder zich heeft minder bedraagt, wordt liet, des noodig, tot f 1000.— uit de groote kas aangevuld.

Het kasboek lean op last van den president, zoo dikwijls hij dit noodig acht, eu moet maandelijks door eene kommissie, bestaande uit een of twee leden bijgestaan dooiden boekhouder, worden geverifieerd en het saldo opgenomen. Indien de rekening in orde wordt bevonden, wordt het kasboek door de kommissie en den boekhouder afge-teekend.

De kommissie doet in de eerstvolgende vergadering verslag van hare bevinding.

Art. 16. Alle betalingen geschieden door den sekretaris op ordonnantiën van den president, gegrond op de besluiten der kamer, welke daarbij moeten worden aangehaald.

De ordonnantiën worden door den boekhouder opgemaakt, en vóór de betaling geregistreerd.

Art. 17. De ontvangst van alle gelden geschiedt mede door den sekretaris; de kwitantiën moeten vooraf door deu

-ocr page 556-

6

boekhouder voor de registratie en vergelijking worden ge-teekend.

Art. 18. Bij belet of ontstentenis van den sekretaris draagt de president de tijdelijke waarneming van diens funktiën op aan een der leden, die de kas overneemt, ten overstaan van de kommissie, bedoeld in het derde lid van artikel 15, welke van haren staat en van de gedane overdragt, een proces-verbaal opmaakt.

Bij belet of ontstentenis van den boekhouder, draagt de president de tijdelijke waarneming van diens funktiën op aan een van de mindere beambten der kamer.

Art. 19. In de laatste vergadering van elke maand wordt een der leden benoemd tot kommissaris voor de loc-pende werkzaamheden van de volgende maand.

Tot de verpligtingen van den kommissaris behoort om, des noodig bijgestaan door den sekretaris, alle voorloopige voorzieningen te nemen en omtrent onbeheerde nalatenschappen, voogdijen en kuratelen, welke aan de kamer worden opgedragen, tot dat in het beheer dooi de definitieve benoeming van kommissarissen zal zijn voorzien.

Bij het doen van boeielbeschrijvingen in de gevallen, waarin die onderhands kunnen worden opgemaakt, wordt de kommissaris steeds door den sekretaris bijgestaan.

Art. 20. De benoeming van kommissarissen geschiedt door den president volgens één of meer daarvan te houden roosters, van welke hij evenwel kan afwijken, indien hij zulks in bijzondere gevallen nuttig of noodig acht.

Ue president kan zich zeiven tot kommissaris benoemen, doch is daartoe slechts dan verpligt, wanneer zulks noodig is om , ingeval van verhindering der leden of van eene buitengewone ophooping van werkzaamheden, den gere-gelden gang van zaken te verzekeren.

Art. 21. De bij de weeskamers beleende, vastigheden worden naauwkeurig opgenomen; de landgoederen otndevier jaren, de afzonderlijk verbondene huizen om de twee jaren.

üe opname geschiedt:

a. binnen het gewest, waarin de weeskamer gevestigd is, door eene kommissie van twee harer leden, door

-ocr page 557-

haar in de laatste gewone vergadering in de maand Junij te benoemen.

De kommissie kan zich door eenen door haar te beëedigen deskundige doen bijstaan en brengt van hare bevinding schriftelijk verslag uit aan de kamer, zoo noodig vergezeld van voorstellen.

i. buiten het gewest, waarin de weeskamer gevestigd is, maar binnen haar ressort, door hare agenten die zich door een door het hoofd van het plaatselijk bestuur aangewezen en beëedigd deskundige kunnen doen bijstaan, en schriftelijk van hunne bevinding verslag doen.

c. buiten haar ressort, op een door haar aan de weeskamer binnen wier ressort de goederen gelegen zijn te rigten verzoek, door eene kommissie uit of door de agenten van die kamer, welke het verslag van de bevinding aan de betrokken kamer toezendt.

De bedoelde verslagen worden in duplo ingediend.

Vóór den lBlen Oktober vau hetzelfde jaar wordt eene expeditie daarvan door de weeskamers, voorzien van hare beschouwingen, gezonden aan den Direkteur van Justitie door tusschenkomst van de Algemeene Rekenkamer.

Art. 22. De boeken der weeskamers worden in duplo en volgens de zoogenaamde Italiaansche methode gehouden en afgesloten onder den laatsten December van ieder jaar.

Een stel dier boeken wordt binnen den termijn, daartoe na overleg met den Direkteur van Justitie door de Algemeene Rekenkamer vast te stellen, aan dat kollegie toegezonden, om aldaar onderzocht en verder in bewaring te worden gehouden.

Onder ultimo van iedere maand wordt bij elke weeskamer, in duplo, eene proefbalans uit het grootboek opgemaakt , en een exemplaar daarvan vóór de helft der volgende maand aan den Direkteur van Justitie gezonden.

Art. 23. Het bij het vorig artikel bedoelde onderzoek, maakt, evenmin als de goedkeuring van eenige rekening door de weeskamer zelve, inbreuk op het regt van be-

-ocr page 558-

8

langhebbenden om de rekening der weeskamers even als die van eiken anderen rekenpligtige te onderzoeken, en des geraden vindende, daartegen op te komen.

De eisch moet tegen de weeskamer worden ingesteld. De Staat voldoet onverwijld aan het vonnis, maar heeft zijn verhaal op de schuldige of nalatige weeskamer-ambtenaren, overeenkomstig het bepaalde bij het volgend artikel.

Art. 34. De presidenten, vice-presidenten en leden der weeskamers zijn hoofdelijk jegens den Staat aansprakelijk wegens kwade trouw en grof verzuim.

De aansprakelijkheid houdt op ten aanzien van diegenen hunner, die het bewijs leveren, dat zij niet hebben deel genomen aan de handeling of het verzuim, waaruit de verpligting tot schadevergoeding voortspruit.

De sekretarissen en boekhouders zijn verantwoordelijk voor alle abuizen en verzuimen, welke door hen worden begaan.

Art. 25. Alle titels en papieren benevens de onverkocht geVievene voorwerpen van waarde, behoorende tot boedels, welke door de weeskamers worden beheerd, worden in daartoe bestemde registers naauwkeurig vermeld en ten kantore der weeskamer in eene goed gesloten ijzeren brandkast bewaard.

De edelgesteenten en dergelijke kostbaarheden worden, met opgave van derzelver kenteekenen en waarde, behoorlijk omschreven en daarna verzegeld; een strookje perkament, houdende vemelding van den naam des eigenaars, wordt er door middel van een zegel aan vast gehecht.

De sekretaris is met de opmaking der registers en de verzegeling belast. De registers worden door hem met den kommissaris van de maand geteekend.

Het verzegelen, registreren en inpakken der bedoelde kostbaarheden geschiedt in volle vergadering.

De sleutel der brandkast berust onder den president.

Art. 26. De weeskamers mogen de gelden onder hare administratie tot onderscheidene boedels behoorende niet afzonderlijk beleggen, maar moeten die, als tot dezelfde massa of kas behoorende of daarin gestort, op haren eigen naam

-ocr page 559-

9

uitzetten op een dei- wijze bij het tweede lid van artikel 391 van het Burgerlijk Wetboek bepaald.

De verpligting tot massale uitzetting bestaat niet ten aanzien van die gelden, welke bij de overname door de weeskamers reeds waren uitgezeten—hetzij vermoedelijk zoo kort onder het beheer die kamer zullen blijven — hetzij zoo voordeelig zijn geplaatst, dat het blijkbaar schadelijk zou zijn, die los te maken en in de massa te brengen.

De weeskamers beoordeelen of een dier gevallen aanwezig is.

Art. 27. De weeskamers houden zich bij het uitzetten der gelden aan de volgende voorschriften:

Geen gelden worden uitgezet op:

a. regten van opstal, hetzij de gebouwen behooren tot eene al dan niet met het Gouvernement in kontrakt staande onderneming, hetzij ze dienen tot de uitoefening van eenig ander bedrijf of beroep, dan wel alleen als woningen worden gebezigd;

i. etablissementen van landbouw, staande op partiku-lieren grond, maar waarvan de bouwgronden niet zijn het eigendom van hen, aan wie de etablissementen toebehooren.

Bij de berekening van onbezwaarde waarde der goederen, waarop de hypotheek wordt verleend, wordt tot grondslag genomen de laatste openbare verkoopprijs, de aanslag in de verponding, een bewijs van taxatie van den gezworen landmeter of wel eeue verklaring van twee deskundige personen, door den geldschieter en den geldopnemer te kiezen, behoudens de bevoegdheid der kamers om zoodanige andere en meerdere bewijsstukken te vorderen, als zij tot zekerheid van het uit te zetten kapitaal geraden oordeelen.

In de voor de beleeningen op te maken schuldbrieven wordt het beding opgenomen:

dat bij gebreken van behoorlijke voldoening der hoofdsom of van de betaling der verschuldigde renten de weeskamer onherroepelijk zal zijn gemagtigd het verbonden perceel in het openbaar te doen verkoopen, ten einde uit de opbrengst

-ocr page 560-

10

te verhalen, zoowel de hoofdsom als de renten en de kosten.

Art. 28. Bij het uitzetten van gelden op hypotheek wordt het aan de zorg der weeskamer overgelaten, om in het belang der geadministreerden de hoogste renten en voor-deeligste voorwaarden te bedingen en steeds uitdrukkelijk als voorwaarde te stellen, dat, de renten zonder eenige aanmaning ten kantore der weeskamers moeten worden betaald op den laatsten Junij en den laatsten December van elk jaar.

De weeskamers zijn verpligt om aan hen, die drie maanden achterlijk zijn in de voldoening der rente, de beleeningen op te zeggen, en, zoo noodig, tegen hen tot aflossing van kapitaal en voldoening van renten, door middel van regten te procederen.

Art. 29. Alleen over de kapitalen, welke door de weeskamers ten behoeve harer geadministreerden moeten worden uitgezet en vijf-en-twintig gulden of meer bedragen, wordt rente te goed gedaan.

Over de kapitalen, over welk geen rente wordt te goed gedaan, omdat zij minder dan vijf-en-twintig gulden bedragen, is geen beheerloon verschuldigd.

De rente gaat in met het kwartaal, volgende op dat, waarin de gelden feitelijk onder beheer zijn gekomen, en eindigt met den laatsten dag van het kwartaal, aan de uitkeering van het kapitaal voorafgaande.

Art. 30. Het rentecijfer, dat over het afgeloopen jaar zal worden te goed gedaan, wordt in het eerstvolgend kwartaal door den Gouverneur-Generaal, op voorstel van den Direkteur van Justitie vastgesteld.

Om tot die vaststelling te geraken, zendt iedere weeskamer in de maand Januarij van elk jaar aaa den Direkteur van Justitie een staat, inhoudende:

a. eene boedelsgewijze aantooning van al de kapitalen en verder ontvangen gelden gedurende het voorgaande jaar door haar beheerd of in beheer genomen, waarover volgens het voorgaand artikel rente moet worden vergoed, zoomede van den duur van dat beheer, uitgedrukt in kwartalen;

-ocr page 561-

11

b. eene opgave van het gezamenlijk bedrag der rente, gedurende het beheerjaar gekweekt, met inbegrip dei-rente van de kapitalen, bedoeld bij het voorlaatste lid van artikel 26;

c. eene opgave van het gezamenlijk bedrag der kosten gedurende het beheerjaar met opzigt tot de in beheer geweest zijnde gelden gemaakt, daaronder niet begrepen de staatsuitgaven, zijnde de kosten van personeel en lokaliteit en van bureau- en lokaalbehoeften;

d. eene opgave van de krachtens het voorschrift van artikel 32 over het verloopen jaar voorloopig uitgekeerde renten.

Uit deze staten wordt ten spoedigste door den Di-rekteur van Justitie een algemeene staat opgemaakt, aanwijzende het bedrag der gelden, over welke rente moet worden te goed gedaan, dat gedurende elk kwartaal onder beheer is geweest het bedrag der gedurende het geheele jaar gemaakte rente en het bedrag dei-kosten, welke niet komen voor rekening van den lande.

De direkteur berekent uit deze gegevens, welk rentecijfer kan worden te goed gedaan en stelt, onder overlegging van den verzamelstaat en de staten van de verschillende weeskamers, den Gouverneur-Generaal voor het cijfer vasttestellen.

Van deze vaststelling wordt door den direkteur met gelijktijdige bekendmaking van den verzamelstaat aan belanghebbenden mededeeling gedaan door middel van het officieel nieuwsblad.

Art. 31. Zoodia het rentecijfer is vastgesteld, zendt de direkteur belast met het komptabel beheer aan elke weeskamer de navolgende ordonnantiën bij de betrokken landskas te verhandelen onder het hoofd „rekening der weeskamers,quot; als:

a. één van storting voor het brutobedrag der gekweekte renten;

1. tv;e.e van betaling, namelijk:

1°. voor restitutie van de gezamenlijke kosten door de kamer betaald;

-ocr page 562-

12

2°. voor het gezamenlijk aandeel der door haar beheerde boedels in het zuiver bedrag der geheele gekweekte rente-massa, na aftrek der reeds krachtens artikel 32 uitbetaalde renten.

Art. 32. Ingeval zulks door geadministreerden mogt verlangd of in hun belang onvermijdelijk bevonden worden, kan gedurende het jaar van beheer, in afwachting van de eerst ten volgenden jare te doene vaststelling van het rentecijfer, door de weeskamers eene voorloopige uit-keering van renten worden gedaan tot een bedrag van vier ten honderd \'sjaars en zulks kwartaalsgewijze, halfjaarlijks of over het geheele beheerjaar in eens, ter keuze van belanghebbenden of ter beoordeeling van de kamer.

Hetgeen na de vaststelling van het rentecijfer mogt blijken boven of beneden het bedrag der voorloopige uitkee-ring aan belanghebbenden toe te vallen, wordt met het aandeel van elk hunner in de renten van een volgend beheerjaar vereffend.

Art, 33. Behoudens het bepaalde bij artikel \'tis van het Burgerlijk Wetboek zijn de weeskamers in de gevallen, waarin dat artikel op haar kan worden toegepast, op hare verantwoordelijkheid verpligt te waken, dat het slot van rekening, aan gewezen minderjarigen verschuldigd, aan regthebbenden kunnen worden uitgekeerd, uiterlijk zes maanden na het tijdstip, waarop de oorzaak van het bestaan der voogdij heeft opgehouden.

Art. 34. Van de den geadministreerden toekomende renten wordt het der kamer toekomend beheerloon afgetrokken.

In het eerste kwartaal van elk jaar zenden de weeskamers aan den Direktenr van Justitie een staat van de door haar over het verloopen jaar toegevallen beheerloonen en geïnde leges.

Het bedrag wordt op eene daartoe door den met het komp-tabel beheer der weeskamers belasten direktenr afgegeven ordonnancie in \'s lands kas gestort ten bate van den lande.

Art. 35. Buiten de gevallen, waarin de wettelijke bepalingen het bekomen van een regterlijk verlof voorschrijven, en die waarin de wet die kollegiën uitdrukkelijk

-ocr page 563-

13

eerde bevoegd of verpligt verklaart om in regten op te treden, eekte zonder daarbij tevens melding te maken van het benoodigd i\'tikel zijn van eenigerhande magtiging, mogen de weeskamers geene regtsvordering instellen noch in eene tegen haar in-mogt gestelde regtsvordering berusten of eenig geschil onderwer-wor- pen aan scheidsmannen, zonder daartoe op Java en Madura hting door den Gouverneur-Generaal en in de bezittingen buiten 5 van Java en Madura door het hoofd van gewestelijk bestuur i uit- gemagtigd te zijn,

i vier Ingeval de laatstgemelde de magiiging weigert, geeft •lijks hij van zijn besluit onmiddellijk aan den Direkteur van i be- Justitie kennis, die daarvan mededeeling doet aan den Gouverneur-Generaal, ten einde het bekrachtigd of de gevraagde magtiging alsnog verleend worden.

De weeskamers behoeven geene magtiging om zich eene tegen haar ingestelde regtsvordering te verdedigen.

Behoudens de gevallen, waarin de wettelijke bepalingen daartoe eene regterlijke magtiging vorderen, mogen zij geene dading aangaan zonder vergunning van den Gouverneur-Generaal.

Art. 36. Wanneer de weeskamers in de bij de wet voorziene gevallen, door den regter moeten worden gehoord, deelen zij, op daartoe bekomene schriftelijke uitnoodiging, haar gevoelen, met redenen omkleed, schriftelijk aan den regter mede.

Art. 37. Geroepen wordende om gelijktijdig beheer of toezigt uit te oefenen ten behoeve van onderscheidene minderjarigen of andere personen, of ook van boedels die tegenstrijdige belangen hebben, nemen de weeskamers de strikste onpartijdigheid in acht en zorgen door alle belangen gelijkelijk ite behartigen, dat niet de een ten koste van den andere bevoordeeld worde.

Art. 38. De weeskamers kunnen vaste taxateurs benoemen, die, na door het hoofd van gewestelijk bestuur beëe-digd te zijn, bevoegd zijn tot het doen der waardering in de bij artikel 390 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde en alle soortgelijke gevallen. De aanstelling van vaste taxateurs beneemt aan de weeskamers geenzins de bevoegd-

-ocr page 564-

14

heid, om indien zij dit nuttig of noodig mogten achten voor het doen van deze of gene schatting, afzonderlijke personen te benoemen en door het hoofd van het plaatselijk bestuur te doen beëedigen.

De taxateurs regelen zich in de berekening hunner verdiensten naar de voor hen vastgestelde tarieven.

Art. 39. Wanneer de weeskamers boeken en bescheiden willen onderzoeken, raadplegen, afsluiten of bijwerken, die niet in de Nederlandsche taal zijn gehouden of opgemaakt, kunnen zij zich daarbij door een of meer, op hare voor-dragt, daartoe door den Raad van Justitie te benoemen deskundigen doen bijstaan en voorlichten.

Art. 4(1. De weeskamers worden buiten de plaats, waar zij gevestigd zijn, vertegenwoordigd door hare agenten, die in alle gevallen, waarin de bemoeijenis der kamer vereischt wordt, onverwijld het noodige overeenkomstig de wet en deze instruktie verrigten, en terstond van den staat der zaken en van hunne verrigtingen verslag geven aan de kamer.

De agenten worden, op voordragt der kamers, door den Direkteur van Justitie benoemd en ontslagen, en door de kamers van eene vooraf door de Regering goed te keuren handleiding voor hunne werkzaamheden voorzien.

De hoofden van gewestelijk bestuur zijn verpligt de agenten door het verleenen, des noodig en verlangd, van bijstand in staat te stellen om zich van hunne verpligtingen te kwijten (1).

Art. 41. Telken halfjare doen de agenten rekening en verantwoording aan de weeskamers door tusschenkomst van het hoofd van het gewestelijk of plaatselijk bestuur, die de stukken, des noodig vergezeld van zijne aanmerkingen, aan de weeskamer zendt, bij welke J.ij onder een afzonderlijk hoofddeel verhandeld worden.

Voor zooveel de aard hunner verrigtingen dit toelaat, is

1

In geval van afwezigheid, belet of ontstentenis van een agent, is het hoofd van plaatselijk bestuur bevoegd, door opdragt van de tijdelijke waarneming van het ambt, in de dienst te voorzien. (Stbl. 1874 no. 15;.

-ocr page 565-

15

het bepaalde bij artikel 24 omtrent de aansprakelijkheid der weeskamer-ambtenaien, op de agenten toepasselijk.

Art. 42. De gelden, welke de agenten aan de weeskamers moeten verantwoorden, worden in \'s lands kas gestort, en door de weeskamers op stortingsbewijzen geviseerd door het hoofd van het plaatselijk bestuur, uit de kas der hoofdplaats ontvangen.

In gelijker voege kunnen de weeskamers onderling en aan hare agenten gelden overmaken op stortingsbewijzen, geviseerd door den ontvanger van \'s lands kas ter hoofdplaats.

Art. 43. De weeskamers en hare agenten zijn verpligfc elkander onderling alle verlangde inlichtingen te geven, en waar zulks noodig is behulpzaam te zijn in de vervulling der op haar rustende verpligtingen, daaronder begrepen het uitzetten van gelden.

HOOFDSTUK II.

Van de hiratele over eene ongeborene vrucht.

Art. 44. De vrouw, die de verklaring, bedoeld bij artikel 348 van het Burgerlijk Wetboek, voor de weeskamer wenscht af te leggen, kan Jaartoe niet meer worden toegelaten, zoodra er drie honderd dagen na den dood van haren man zijn verloopen.

De weeskamer zal tot de bij dat artikel bedoelde oproeping kunnen overgaan, hetzij uit eigen beweging, hetzij ten verzoeke van belanghebbenden. De oproeping kan niet meer plaats hebben, zoodra na het overlijden van den man drie honderd dagen verloopen zijn.

Art. 45. Van de verklaring of erkenning van bestaande zwangerschap en de daaruit voortvloeijende aanvaarding der kuratele over de ongeboren vrucht, wordt door de weeskamer akte opgemaakt en kennis gegeven aan den officier van justitie.

Art. 46. Het beheer der weeskamer als kuratrice over eene ongeborene vrucht, loopt over de goederen, die aan het kind zullen toebehooren, wanneer het levend ter we-

-ocr page 566-

16

reld komt. Het bepaalt zich overeenkomstig het aangehaalde artikel 348 tot de volstrekt noodige en dringende verrigtingen.

Bij het eindigen der kuratele doet de weeskamer rekening en verantwoording, aan wien zulks behoort.

HOOFDSTUK III.

Voorschriften, betreffende de lemoejenissen der weeskamers hij voogdij en kuratele en lij de uitoefening der toeziende voogdij en toeziende hiratele.

Art. 47. Overal, waar in het Burgerlijk Wetboek sprake is van de bemoeijenissen der weeskamer ten aanzien van voogdij en toeziende voogdij, wordt bedoeld de weeskamer, binnen wier ressort het sterfhuis (artikel 23 van het Burgerlijk Wetboek) gelegen, en dus de voogdij opengevallen is.

Bijaldien uit hoofde van plaatselijke redenen, die bemoeijenissen meer gevoegelijk door eene andere weeskamer kunnen worden uitgeoefend, kan de hulp van deze in den geest van artikel 43, door de bij bet vorige lid bedoelde kamer worden ingeroepen in het bijzonder ook ten aanzien van het toezigt, door haar als toeziende voogdesse te houden.

Ingeval de gedelegeerde weeskamer bezwaar maakt, de haar gedane opdragt aan te nemen, beslist de Gouverneur-Generaal.

Het tweede en derde lid van dit artikel zijn ook toepasselijk ten aanzien van den werkkring der weeskamers bij kuratele.

Art. 48. In het geval, voorzien bij artikel 127 van het Burgerlijke Wetboek, heiinnert de weeskamer den langstlevende der echtgenooten schriftelijk aan de verpligting, otn binnen den aldaar bepaalden tijd eene boedelbeschrijving van de goederen der gemeenschap te doen opmaken.

Art. 49. Van de beëediging der geregtelijk benoemde voogden, voorgeschreven bij artikel 362 van het Burgerlijk Wetboek, wordt eene akte opgemaakt en in afschrift aan

-ocr page 567-

17

den beëedigde uitgereikt. Indien de eedsaflegging heeft plaats gehad overeenkomstig artikel 21 der bepalingen op de invoering van- en den overgang tot de nieuwe wetgeving, wordt het oorspronkelijk proces-verbaal van beëedi-ging door het hoofd van het plaatselijk bestuur aan de weeskamer toegezonden , die een afschrift daarvan aan den beëedigde doet toekomen.

Art. 50. De beëediging van boedelbeschrijvingen, voorgeschreven bij artikel 386 van het Burgerlijk Wetboek en artikel 672 van het Reglement op de Burgerlijke Regts-vordering voor de Raden van Justitie op Java en het Hoog-Geregtshof van Nederlandsch-Indië, geschiedt in handen van de kommissarissen, die de weeskamer bij de boedelbeschrijving vertegenwoordigen.

Van die beëediging wordt melding gemaakt aan den voet der akte.

Art. 51. De weeskamers herinneren de voogden tijdig aan de verpligting, welke hun bij artikel 335 van het Burgerlijk Wetboek is opgelegd.

In de beoordeeling van het beloop der zekerheid, welke dat artikel den voogden oplegt, slaan de weeskamers acht op de opbrengsten der bezittingen van den minderjarige, op den aard en de waarde zijner roerende goederen, en op de verantwoordelijkheid, welke ten laste van den voogd uit het beheer van alles wat den minderjarige toebehoort, zoude kunnen voortvloeijen.

Zooveel in haar vermogen is, nemen zij ter bepaling van dat beloop ook die goederen en regten in aanmerking, welker aard en invloed op de verantwoordelijkheid van den voogd nog niet juist en naauwkeurig bekend zijn.

Zij maken zich tot het einde, zooveel de wet het veroorlooft, en de bij artikel 335 van het Burgerlijk Wetboek gestelde termijn het toelaat, bekend met die goederen en regten, en stellen den voogd in de gelegenheid haar wat hem deswege bekend is of aannemelijk schijnt, mede te deelen en zijn gevoelen omtrent het beloop te uiten.

Zoo mogelijk en noodig hooren zij ook de bloedverwanten.

Art. 52. Wanneer later mogt blijken, dat de gestelde

-ocr page 568-

18

zekerheid merkelijk beneden het beloop van den boedel des minderjarige is gebleven, of ook de gegoedheid van dezen gedurende den loop der voogdij merkelijk is toegenomen, dragen de weeskamers, met inachtneming van het bepaalde bij het tweede lid van het vorige artikel, en behoudens de voorschriften van artikel 335, 336, 337 en 338 van het Burgerlijk Wetboek, zorg, dat de zekerheid worde vergroot met eene door haar te bepalen som.

Art. 53. Wanneer ten gevolge van het in gebreke blijven van den voogd, om aan zijne verpligting lot het stellen van genoegzame zekerheid te voldoen, door de weeskamer de bij artikel 336 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde hypothekaire inschrijving is genomen, maakt zij den nalatigen voogd onverwijld daarmede bekend.

Art. 54. Bij de oproeping door de weeskamers van bloedverwanten of aangehuwden van eenen minderjarige, om in de bij de wet voorziene gevallen over diens belangen te worden geraadpleegd, worden de voorschriften opgevolgd van artikel 333 en 334 van dat wetboek.

Mitsdien worden slechts die bloedverwanten en aangehuwden geroepen, welke wonen in het gewest binnen hetwelk de weeskamer gevestigd is.

Wanneer de weeskamer het dienstig mogt achten, de buiten het gewest woonachtige bloedverwanten en aangehuwden te raadplegen, geschiedt zulks, op schriftelijke uitnoodiging der kamer, door het hoofd van het plaatselijk bestuur hunner woonplaats, welke ambtenaar het deswege op te maken proces-verbaal aan de kamer doet toekomen.

Art. 55. Wanneer zich het geval voordoet, omschreven bij artikel 359 en het eerste lid van artikel 360 van het Burgerlijk Wetboek, voorziet de Weeskamer, als bij het tweede lid van laatstgenoemd artikel met de voorloopige waarneming der voogdij belast, des noodig, voorloopigin de huisvesting en de verzorging van den minderjarige, overeenkomstig diens stand en middelen, terwijl zij ten aanzien van de goederen van den minderjarige alle die daden van beheer venigt, welke geen uitstel gedoogen.

Zoodra de benoemde voogd, in voldoening aan het be-

-ocr page 569-

19

paalde bij het tweede lid van artikel 362 van het Burgerlijk Wetboek, in verband met artikel 21 van de bepalingen omtrent de invoering van- en den overgang tot de nieuwe wetgeving, den eed in handen van de weeskamer of voor het hoofd van het bestuur zijner woonplaats heeft afgelegd, draagt deze hem de tijdelijk door haar waargeno-mene voogdij over, onder overgave van eene summiere rekening en verantwoording van haar beheeV.

Art. 56. De voorschriften, vervat in het laatste lid van artikel 55, worden mede opgevolgd, in het geval dat door eenen voogd, die aanvankelijk weigerachtig is geweest of in gebreke is gebleven zijne betrekking uit te oefenen, j ater de voogdij wordt aanvaard.

Art. 57. Bij opneming van een minderjarige in eenig gesticht van weldadigheid, wordt daarvan door de regenten van dat gesticht schriftelijk kennis gegeven aan de weeskamer, onder overlegging van een staat der goederen van den minderjarige of met berigt, dat hij geene goederen heeft.

Indien den minderjarige gedurende zijn verblijf in het gesticht goederen opkomen, hetzij door schenking, hetzij door erfopvolging of krachtens uiterste wilsbeschikking, wordt zulks met overlegging van eenen staat der goederen aan de weeskamer medegedeeld.

Bij het eindigen der voogdij over minderjarigen, die eenige goederen bezitten, zenden de regenten van het gesticht de aan den regthebbende te doene rekening en verantwoording vooraf aan de weeskamer.

Deze deelt de aanmerkingen, welke bij haar daarop mogten vallen, schriftelijk mede aan de regenten en aan den regthebbende, terwijl zij, sporen van in het beheer gepleegde ontrouw ontdekkende, daarvan kennis geeft aan den officier van justitie.

Art. 58. De weeskamers houden een register aan van alle minderjarigen, over welke zij de toeziende voogdij uitoefenen.

Dit register, waarbij een alphabetische bladwijzer gevoegd wordt, behelst het navolgende:

De namen, de voornamen, den dag van geboorte der

-ocr page 570-

20

minderjarigen, de plaats der geboorte en der inschrijving in de registers van den burgerlijken stand;

of deze wettige dan wel natuurlijke kinderen zijn , en, in het laatste geval, of zij al dan niet wettelijk door hunne ouders of door één hunner zijn erkend;

op hoedanige wijze in de voogdij is voorzien, met vermelding van de namen, voornamen en woonplaatsen der voogden, en van den dag waarop dezen de voogdij hebben aanvaard; onder bijvoeging, voor zooveel de door den Raad van Justitie benoemde voogden betreft, van den dag waarop zij beéedigd zijn.

Ten aanzien van alle voogden zonder onderscheid, ^van-neer en op hoedanige wijze door hen is voldaan aan hunne verpligting tot het stellen van zekerheid, of, indien deze niet gesteld is, de maatregelen welke dien ten gevolge met opzigt tot de uitoefening van het beheer genomen zijn.

Hoeveel het. vermogen der minderjarigen bij den aanvang der voogdij bedroeg en de slotsommen der jaarlijks, ingevolge art 372 van het Burgerlijk Wetboek, door de weeskamers ingenomen rekeningen en verantwoordingen.

Be veranderingen welke, ten gevolge van het overlijden, ontzetten of zich verschoonen van voogden, in de waarneming der voogdij hebben plaats gehad.

Het eindigen der voogdij ten gevolge van het huwelijk, de meerderjarigheid of het overlijden van den minderjarige.

Art. 59. Jaarlijks na ultimo April, doch vóór 1° Julij, benoemen de Raden van Justitie als belast met het opper-toezigt over de weeskamers en de voogdijen kommissarissen uit hun midden, die na zich het bij artikel 58 omschreven register te hebben doen voorleggen, onderzoeken of de wettelijke bepalingen aangaande de voogdijen behoorlijk worden nageleefd.

Dit onderzoek heeft plaats in het lokaal van den Raad van Justitie. De weeskamers móeten op de eerste aanvrage van de benoemde kommissarissen het bedoelde register daar ter plaatse beschikbaar stellen.

De kommissarissen moeten het register uiterlijk binnen tien dagen aan de weeskamer terugzenden.

-ocr page 571-

21

Zij doen van hunne bevinding binnen eene maand na de terugzending van het register verslag aan den Raad van Justitie, die zijne aanmerkingen op de handelingen der weeskamer schriftelijk aan den Direkteur van Justitie inzendt.

Art. 60. De voorschriften van dit hoofdstuk gelden mede ten aanzien der kuratele, voor zoover ze in verband staan tot bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, die op dat onderwerp mede toepasselijk zijn.

HOOFDSTUK IV.

Voorschriften aangaande het beheer van goederen van afwezigen.

Art. 61. Het bepaalde bij het tweede, derde en vierde lid van artikel is mede toepasselijk ingeval van opdragt aan de weeskamer van het beheer van goederen van afwezigen, bedoeld in den XVIIIden titel van het eerste boek van liet Burgerlijk Wetboek.

HOOFDSTUK V.

Voorschriften aangaande uiterste willen.

Art. 62. De weeskamers brengen, met inachtneming, voor zooveel den besloten of geheimen uitersten wil en dien bedoeld bij artikel 937 van het Burgerlijk Wetboek betreft, van het, bepaalde bij artikel.942 van dat wetboek, de akten van uitersten wil naar volgorde over in een daartoe bestemd register en doen binnen veertien dagen na de ontvangst, aan hen die ze ter registratie hebben aangeboden, weder toekomen met de daarop gestelde aan-teekening van gedane registratie.

De afschriften van uiterste willen, welke ingevolge artikel 41 van de bepalingen op de invoering van en den overgang tot de nieuwe wetgeving door de notarissen aan de weeskamer worden ingezonden, moeten jaarlijks in eenen bundel vereenigd worden.

Art. 63. Xndien eene ter weeskamer geregistreerde akte van uitersten wil, beschikkingen behelst, waarbij eenige

-ocr page 572-

22

openbare instelling of gesticht geacht kan worden belang te hebben, geeft zij daartoe ten spoedigste schriftelijk kennis aan de bestuurders van zoodanige instelling of gesticht.

HOOFDSTUK VI.

Voorschriften aangaande onbeheerde nalatenschappen.

Art. 64. Zo\'odra de weeskamer kennis krijgt van het openvallen eener nalatenschap, op welke niemand aanspraak maakt, of die door de bekende erfgenamen wordt verworpen, begeeft een van de leden, vergezeld van den sekretaris zich naar het sterfhuis, ten einde aldaar naar bevind van zaken het noodige te verrigten.

Indien de weeskamer de verzegeling noodig acht, wordt daartoe op hare vordering, overeenkomstig de bepalingen van het reglement op de burgerlijke regtsvordering voor de Raden van Justitie en het Hoog Geregtshof van Neder-landsch-Indie overgegaan, door den met het doen van verzegelingen belasten ambtenaar.

De boedelbeschrijving, zoo wel na als zonder plaats gehad hebbende verzegeling, kan onder\'s hands door de weeskamer worden opgemaakt.

De akte van boedelbeschrijving wordt zoo spoedig mogelijk met alle verdere tot de nalatenschap betrekkelijke bescheiden, gelden en geldswaarde hebbende papieren Ier weeskamer overgebragt.

Art. 65. Ingeval de nalatenschap van geenen grooten omvang is, wordt het doorgaand beheer er van door den president opgedragen aan het lid, hetwelk ingevolge artikel ] 9 met de loopende werkzaamheden der maand belast is.

De kommissarissen brengen de nalatenschap tot effenheid en zijn daarenboven belast met de nakoming der verordeningen betrekkelijk het doen van aangiften voor de regten van successie en overgang, en het beëedigen daarvan.

Art. 66. De roerende goederen worden verkocht, wanneer zij aan bederf onderhevig of niet gevoegelijk op de wijze bepaald bij artikel 25 dezer instmktie in natura bewaard kunnen blijven, gelijk mede, wanneer en voor

-ocr page 573-

23

zooveel zulks tot vereffening van den boedel noodig is; de onroerende \'goederen alleen in het laatste geval of wanneer het belang van den boedel zulks vordert.

De verkoop geschiedt volgens het voorschrift van artikel 698 van het reglement op de burgerlijke regtsvordering voor de Raden van Justitie en het Hoog Geregtshof van Nederlandsch-Indie.

Art. 67. De oproeping der schuldeischers, voorgeschreven bij artikel 1037 in verband met artikel 1130 van het Burgerlijk Wetboek, heeft plaats binnen drie maanden na den dag, waarop het beheer der nalatenschap op de weeskamer is overgegaan.

Zij geschiedt tegen eenen bekwamen termijn, welke door de weeskamer bepaald wordt, naar gelang van den vermoedelijken afstand van de woon- of verblijfplaatsen der belanghebbenden, en met inachtneming der ter zake betrekkelijke bepalingen van de proces-orde.

Art. 68. Indien de nalatenschap ontoereikend is om alle schuldeischers te voldoen , wordt hare opbrengst onder hen verdeeld, overeenkomstig de voorschriften van het Burgerlijk Wetboek omtrent den voorrang tusschen schuldeischers.

De weeskamer legt den door haar op te maken staat van verdeeling, gedurende eenen in het officieel nieuwsblad bekend te maken termijn, ten haren kantore ter inzage van de belanghebbenden neder.

Indien binnen een maand na het verstrijken van dien termijn geen verzet tegen den staat van verdeeling heeft plaats gehad, heeft de uitdeeling dien overeenkomstig plaats.

Ingeval van verzet, verwijst de weeskamer de belanghebbenden naar den bevoegden regter, ten einde door dezen op verzoek van den opposant of andere meest gereeden belanghebbende tot de rangregeling worden overgegaan.

Art. 69. De weeskamer komt voor de belangen der afwezige schuldeischers of legatarissen op, overeenkomstig de voorschriften van artikel 463 en volgende van het Burgerlijk Wetboek.

Art. 70. Ten aanzien van de vereffening van nalatenschappen van met in Nederlandsch-Indie te huis behoo-

-ocr page 574-

24

rende, doch aldaar aan boord van Nederlandsche schepen overleden schepelingen en passagiers, worden de bestaande of nader vast te stellen voorschriften opgevolgd.

Art. 71. De weeskamers zenden drie maanden aan den Direktear van Justitie eenen staat van de krachtens artikel 1137 van het Burgerlijk Wetboek, in het afgeloopen | tijdvak onder haar beheer gekomen nalatenschappen.

Art. 72. Op den laatsten Junij en den laatsten December van elk jaar zenden zij aan den Direkteur van Justitie eenen staat van zoodanige nalatenschappen in het vorig artikel bedoeld, na wier openvalling drie jaren zijn ver-loopen zonder dat zich erfgenamen hebben opgedaan.

Art. 73. De weeskamers doen jaarlijks onder overlegging ; der betrekkelijke verifikatoire beseheiden, aan de Alge-meene Rekenkamer slotrekening van het beheer dat zij over zoodanige onbeheerde nalatenschappen gedurende drie jaren gevoerd hebben.

Art. 74. Wanneer die slotrekening door cle Algemeene Rekenkamer is goedgekeurd, en op den daartoe st\'rekkenden eisch, het land door den regter bij voorraad in het bezit der nagelatene goederen gesteld is (welke in bezitstelling kosteloos geschiedt), geven de weeskamers op daartoe door den Direkteur van Justitie gedane uitnoodiging de nagelaten goederen aan den lande over, en brengen voor zoover zij uit gereede penningen bestaan bij \'s lands kas over.

HOOFDSTUK VII.

.

Voorschriften aangaande faillissement, den staat van kennelijk onvermogen en geregtelyken hoedelafstand.

Art. 75. De griffiers der Raden van Justitie zenden onverwijld eene grosse van het vonnis van failliete verklaring aan de betrokken weeskamer.

Zoodra deze op die wijze kennis heeft bekomen van de aan haar gedane opdragt der kuratele over den boedel eens gefailleerden, benoemt zij, des noods in eene buitengewone vergadering, een of twee harer leden, om de tot de ver

zege eisc\' het hed( V schr het A dins van vin; dup B ter dere ü regl boe de vvai aki der i

bij

de

der

en

goe

77

der

de

en

bo(

sta

in

ke

de:

-ocr page 575-

25

zegeling, de boedelbeschrijving, de oproeping der schuid-eischers, de bijwoning van dezer bijeenkomsten en de tot het dagelijksch beheer des boedels betrekkelijke werkzaamheden te verrigten.

Van de gedane benoeming van kommissarissen wordt schriftelijk kennis gegeven aan den regter-kommissaris in het faillissement.

Art. 76. Ingeval de regter-kommissaris, naar aanleiding van het bepaalde bij artikel 7S6 van het Wetboek van Koophandel, heeft toegestaan, dat de boedelbeschrijving plaats hebbe bij onderhandsche akte, wordt deze in duplo opgemaakt.

Het eene dubbel wordt overeenkomstig gemeld artikel ter griffie van den R,aad van Justitie nedergelegd, het andere blijft onder de weeskamer berusten.

Art. 77. De weeskamer is, met bewilliging van den regter-kommissaris bevoegd, om voor rekening van den boedel des gefailleerden, bewaarplaatsen in te huren voorde tot den boedel behoorende goederen, en daarover bewaarders aan te stellen, tot dat met de schuldeischers een akkoord zal getroffen zijn, of, bij gebreke daarvan, de goederen ten gevolge van insolvent verklaring verkocht worden.

Art. 78. De opbrengst van de verkoopingen, toegelaten bij artikel 79G van het Wetboek van Koophandel, benevens de gereede penningen en alle ontvangsten ten behoeve van den boedel, worden in de kas van de weeskamer gestort en de rekening van den gefailleerde wordt daarvoor te goedgeschreven.

Art. 79. De bepalingen, vervat in de artikelen 75, 76, 77 en 78, zijn mede toepasselijk in het geval dat een schuldenaar, overeenkomstig\' artikel 713 van het reglement op de burgerlijke regtsvordering voor de Raden van Justitie en het Hoog-Geregtshof, bij vonnis tot den geregtelijken boedel-afstand wordt toegelaten, of is verklaard te zijn in staat van kennelijk onvermogen, met dien verstande dat in dit laatste geval het voorschrift van artikel 75 betrekkelijk de toezending van eene grosse van het vonnis door den griffier van den Raad van Justitie vervalt.

É

-ocr page 576-

26

HOOFDSTUK VIII.

Voorschrift aangaande het doen van releening en veraniiooordiny ,

Art. 80. Indien de weeskamer tot het doen van rekening en verantwoording veroordeeld in gebreke blijft, om op den bepaalden dag te verschijnen of om rekening te doen, wordt zij, indien dit geeiseht is daartoe genoodzaakt door de in beslagneming of den verkoop barer goederen tot zoodanig bedrag, als bij het vonnis bepaald wordt.

Art. SI. De in de nader te omschrijven gevallen door militaire kommissarissen ten aanzien van onbeheerde militaire nalatenschappen te nemen voorzieningen worden door afzonderlijke bepalingen geregeld.

Art. 82. De Gouverneur-Generaal is bevoegd om ten aanzien van de weeskamers op de Buitenbezittingen dispensatie te verleenen van de bepaling, vervat in artikel 6 dezer instruktie.

Overgangsbepaling.

Art. 83. Het getal, het ressort en de zamenstelling der weeskamers en alle daarmede in verband staande onderwerpen worden op den bestaanden voet gehandhaafd tot dat daarin bij de afzonderlijke verordeningen, bedoeld bij artikel 2, nader zal zijn voorzien.

11. Deze ordonnancie treedt in werking op 1 Julij 1873.

(Staatsblad 1872 no. 116.)

Tarief van leges voor de weeskamers in Nederlandsch-Jndië.

De weeskamers berekenen, onverschillig of de werkzaamheden door hare leden of door hare agenten worden verrigt, de navolgende leges;

l6. Voor vakatiën buiten het gebouw, waarin het kollegie gevestigd is, of, wanneer de agenten die werkzaamheden verrigten buiten de plaats, waar zij gewoon zijn hun kantoor te houden, voor eene vakatie van drie uren of minder............/ 6.-—

-ocr page 577-

27

Voor ieder volgend uur of gedeelte daarvan, ƒ 2._

zonder dat echter meer dan ƒ 20.— op een dag mag worden gerekend.

=. Voor transportkosten of wagenhuur binnen den afstand van 6 palen van het gebouw,

waar het kollegie of de agent gevestigd is . „ 3.50 Voor elke 6 paal of gedeelte van dien

verder............... 3.50

\'. Voor de opmaking eener boedelbeschrijving

of van een proces-verbaal van verzegeling . „ 2._

met bepaling dat, wanneer zij meer dan 1200 lettergrepen bevatten, voor elke 300 lettergrepen daarboven is verschuldigd . . n 0.50 4°. Voor elke beëediging bij boedelbeschrijving, inventarisatie of verzegeling in handen van kommissarissen, daaronder begrepen de aan-

teekening derzelve in \'t proces-verbaal . . r/ 1._

Voor het afnemen van den eed van eiken voogd, voorgeschreven bij artikel 362 van het Burgerlijk Wetboek, daaronder begrepen de opmaking der betrekkelijke akte van beëediging in duplo........... 3._

Indien echter de boedel eens overledenen,

geen saldo aan de betrokken minderjarigen,

waarover een voogd is benoemd, aantoont,

zal er van geene leges sprake zijn.

6e. Voor het opmaken der akte van de verklaring of erkenning, bedoeld bij artikel 45 der instruktie voor de weeskamers, de kennisgeving aan den officier van justitie daaronder

begrepen.............. 3._

7e. Voor het doen van rekening en verantwoording bij \'t eindigen der curatelé, bedoeld bij

art. 46 der instruktie........3,«

8e. Voor elke schriftelijke herinnering overeenkomstig artikel 127 van het Burgerlijk Wetboek, bedoeld bij artikel 48 der instruktie. n 1,—■ 9C. Voor elke schriftelijke oproeping van bloed-

-ocr page 578-

28

of aanverwanten, ingevolge artikel 54 der

instruktie............ƒ 1.50

10e. Voor elke oproeping bij brief in zake van faillissement of kennelijk on vermogen, aan de weeskamer voorgeschreven bij artt. 803, 813, 815, 853, 859, 871 en volgende van het Wetboek van Koophandel per brief . . // 0.50 11°. Voor de opmaking van iedere aankondiging in het officieel nieuwsblad, overeenkomstig artikel 1036 van het Burgerlijk Wetboek, artt.

779, 803, 850 van het AVetboek van Koophandel..............2.—

12e. Voor de opmaking eener balans, indien de weeskamer ingevolge artikel 790 van het Wetboek van Koophandel daartoe wordt ver-

pligt per uur vakatiegeld.......»3.—

13e. Voor het registreren van een testament, daaronder begrepen de aanteekening daarvan op het origineel, en de betrekkelijke kennisgevingen daaruit voortvloeijende.....,/ 10.—■

146. Voor de bemoeljenissen bij het verlijden eener notarieele boedelscheiding daaronder begrepen de examinatie goedkeuring of verzet tegen het koncept..........// 10.—

15e. Voor het onderzoek van elke rekening, te

dien einde aan de weeskamer gezonden . . 3.— 16e. Voor het opmaken eener verdeelingsstaat in eiken insolventen boedel waaromtrent geene overwijzing naar den regter plaats vindt . ,/ 3.— 17°. Voor elke beschikking op rekesten om inlichtingen of uitkeering van gelden . . . „ 1.— 18e. Voor alle splitsingen en overschrijvingen van gelden, berustende op de magtiging der kamer of uit den aard der zaak noodig zijnde „ 1/1% 19e. Voor alle certificaten tot trouwen benoodigd, ■

uitgezonderd voor onvennogenden 10.—

20e. Als schrijfloon van alle door belanghebbenden gevraagde of benoodigde afschriften of

-ocr page 579-

29

extrakten van bij de weeskamers berustende stukken wordt in rekening gebragt, voor elk bladzijde gewoon papier, houdende tvrintig regels elk van twaalf lettergrepen of gedeelten daarvan............

21°. Voor het nazoeken in het archief van stukken,

waarvan geene grossen of afschriften worden

gevraagd .............

Voor het aangewezen jaar indien geen of meer dan een jaar is aangewezen ....

Voor het eerste en........

voor ieder ander jaar waarin de nazoeking heeft plaats gehad.

Voor het nazoeken van stukken, gedurende het loopende jaar mag geene belooning worden gevorderd.

Weeskamers. Zamenstelling der vieeshamers en regeling van eenige daarmede in verhand staande onderwerpen.

(Staatsblad 1S73 no. 148.)

Art. 1. Met uitzondering van de weeskamer te Batavia, worden de funktiën van de boedelkamers en van hare ge-koinmitteerden opgedragen aan de weeskamers en hare agenten in Nederlandsch-Indië.

De funktiën der gekommitteerde van boedelnieesteren te Batavia worden opgedragen aan de agenten der weeskamers aldaar.

De aanvaarding dezer opdragf is verpligtend, en daaraan is geen bezoldiging of toelage verbonden.

Art. 2. Ten einde de wees-en boedelkamers in Nederlandsch-Indië in staat te stellen aan de opdragt in artikel 1 gevolg te geven, wordt aan die kollegiën toegevoegd:

aan de wees- en boedelkamer te Samarang:

twee chinesche leden op een bezoldiging van ƒ 840.— \'s jaars

ieder, of te zamen f 1010.— \'s jaars;

twee inlandsche leden op een bezoldiging van ƒ480.— \'s jaars ieder, of te zamen ƒ 960.— \'sjaars.

„ 0.50

// !•—

,, 1—

„ 0.50

-ocr page 580-

30

aan de wees- en boedelkamer te Soerabaija: een chineesch lid op een bezoldiging van. ƒ 480.— \'sjaars; een inlandsch ,/ u u „ n 480.— //

aan de wees- en boedelkamer te Padang:

een chineesch lid op een bezoldiging van. ƒ 480.— \'sjaars; een inlandsch „ „ „ n „ 480.— „

aan de wees- en boedelkamer te Makassar: een chineesch lid op een bezoldiging van. ƒ 600.— \'sjaars;

aan de wees- en boedelkamer te Amboina; een chineesch lid op een bezoldiging van. ƒ 600.— \'sjaars-een inlandssh „ u „ « ,/ » 600.— „

aan de wees- en boedelkamer te Banda:

een chineesch lid op een bezoldiging van. ƒ 600.— \'sjaars; een inlandsch // // u n y n 600.— n

aan de wees- en boedelkamer te Ternate: een chineesch lid zonder bezoldiging.

een inlandsch „ „

Art. 3. Aan deze Ordonnancie wordt een terugwerkende kracht toegekend, gerekend van 1 Julij 1amp;73.

Inkomende en uitgaande regUn. Tarieven van in-, uit- en doorvoer in Nederlandsch-Indië.

(Staatsblad 1873 no. 35.)

Art. 1. Van alle goederen, welke op Java en Madura,

in het gouvernement van Sumatra\'s Westkust,

in de assistent-residentie Benkoelen,

in de residentie Lampongsche distrikten,

in de residentie Palembang,

in de residentie Banka en onderhoorigheden,

in de assistent-residentie Billiton en in de residentie Zuider- en Ooster-afdeeling van Borneo, ten verbruik worden ingevoerd en niet uitdrukkelijk zijn vrijgesteld, is een invoerregt verschuldigd volgens dit tarief;

-ocr page 581-

31

GOEDEREN.

MAATSTAF.

REG-TEN.

Aardewerk (gebakken) en porseleiu. .

« Dakpannen, tegels en metselsteenen

Azijn van aile soorten , op fust .... quot; quot; » « afgetapt ....

Beenzwart..........

Bier i op fust.........

* afgetapt.........

Boeken, land- en zeekaarten, platen cn prenten en muziek in bla lcn, ingenaaid of ingebonden (1)

Buskruid. ... .....

Betwaren) niet afzonderlijk genoemd .

Fabriek- en Stoomwerktuigen, rcachinerien.. werktuigen , toestellen en gereedschappen ten dienste van landbouw-, fabriek- en stoomwezen en mijn-ontginningen. Alsmede gedeelten daarvan, mits als zoodanig door de ambtenaren erkend

Gambier..........

Garen. ..........

Waarde.

6 pet.

vrij. ƒ 2,00 » 2,50 vrij. ƒ 2.00 » 2,25

vrij. 6 pet. 6 pet.

Hektoliter.

Hektoliter.

Waarde.

vrij. / 20,00 0 pet.

100 kilogram. Waarde.

VERW IJ ZINGEN.

Aambeelden. Als ijzer ij staven, enz. Aether Sulfuricus. Zie geilistilleerd. Amfioen. Als opium.

Ankers. Zie ijzer.

Arak. Als gedistilleerd.

Assen en Wielen. Zie ijzer.

Band. Zie manufakturen.

Bandijzer. Als ijzer in staven.

Baren. Zie goud.

Batist en Kamerdoek. Als manufaktaren

van katoen.

Bedden en Matrassen. Als meubelen. Bessensap. Als eetw ren.

Bijouterien van geen goud of zilver. Als

krametij.

Bladen van Koper. Zie koper. » » Staal. Zie staal. » » Zink. Zie zink.

Bordpapier. Zie papier.

Borstelmakerswerk. Als kramerij.

Boter. Als eetwaren.

Bouten. (Koperen). Zie koper. Brandewijn. Als gedistilleerd. Brandspuiten. Als fabriek- en stoomwerktuigen.

Brillenglazen, glaskoralen en andere snuisterijen van elas. Als kramerij. Bronwater. Zie mineraalwater.

Brunswerk. Als koperwerk, zie koper. Chirurgicale Instrumenten. Zie instruraen» ten.

Chitspapier. Zie papier.

Chloroforme. Zie gedistelleerd.

Cigar en. Zie tabak.

Cognac. Als gedistilleerd.

Cokes. Zie kolen, (steen-).

Cyder- of Appeldrank. Als eel waren. Dakglazen. Als glas en glaswerk. Dakpannen. Zie aardewerk.

Dakpannen van Glas. Als glas en glaswerk.

Dekens. Als manufakturen van katoen. Doeken en Shawls. Als manufakturen van katoen.

Draad (goud-). Zie goud en zilver. » (koper). Zie koper.

» (staal-). Zie staal.

» (zink-). Zie zink.

Edelgesteenten. Zie juweelen.

Ezels en Muilezels. Zie paarden.

Gaar koper. Zie koper, ruw en gaar. Galanterieioaren van geen gond of zilver.

Als kramerij.

Galon (eeht). Zie goud en zilver.

» (valseh). Als passementwerk onder kramerij.


Bijzondere bepalingen.

(1) Platen en prenten ia lijsten. Alsmeubeleu.

-ocr page 582-

32

GOEDEREN.

REGTEN.

MAATSTAF.

ƒ 40, of, in geval het btdrag van den accijns in Neder-laudsch-Indie van inlandsch gedistilleerd geheven wordende meer bedraagt, zooveel gulden meer als bij koloniale ordon-nancie zal worden vastgesteld.__

Per hektoliter vloei stof, bevattende 50 liters alkohol bij eene temiieratuur van 15 graden van den honderddecli-gen thermomeUr (1).

Gedistilleerd.

VEEW IJ ZINGEN.

Gasmeters. Als fabriek* en stoomwerktuigen. Gaspijpen. Zie ijzer.

Gemunt Goud en Zilver. Zie goud en zilver. Gemiini koper. Zi koper.

Genever. Als gedistilleerd.

Geraamten voor IJzeren Gebouwen, loodsen

en pakhuizen. Zie ijzer.

Gereedschappen. Zie fabriek- en stoomwerktuigen.

Geslagen Want. Zie touwwerk.

» of Geplet Koper. Zie koper. Geweven of Gebreide Kleedingstukken. Zie

kleederen.

Glaskoralen. Zie brillenglazen.

Glaswerk. Z?e glas en glaswerk. Graslinnen. Als manufakturen van katoen. Guano. Als mest.

Ramnen. Als vleesch.


Bijzondere bepalingen.

O) üi.i lioogerc of mindere sterkte wordt de hoeveelheid herleid tot het alkohoigehaUc van vijftig pcrcenl. De voorschriften, de werktuigen en de tafels voor de opneming van de sterkte -211 de hcrlei ding worden door den Gouverneur-Generaal vastgesteld.

Echter geschiedt de herleiding ten aanzien van VJceuren cn andere dergelijke ged\'.stilletrde dranleen, welke bereid of vermengd zijn met zelfstandigheden, die de regtslreeksclie opneming van de sterkte-enkcl door middel van vochtwegers en thermometers, verhinderen, steeds in verhouding tot cere sterkte van vijf en zerent\'g pcrceni, tenzij de ambtenaren vermoeden, dat vlocistolien, aangegeven als dergelijke dranken, een hoogcr alkoholgehaite dan van vijf en zeventig percent hebben. In dat geval zijn zij bevoegd de opneming van dc werkelijke sterkte te vorderen cn geschiede de herleiding nair de bevonden boogcre sterkte.

Voor vern\'s cn alle andere met alkohol bereide vloeistoffen, geen dranken zijnde zoomede voor houtgcecst en alle dc ruit bereide af daarmede vet mengde vioei\'doffen geschiedt dc herleiding in verhouding tot eene sterkte van honderd percent.

De Gouverneur-Generaal kan echter, onder de noodigc voorzien ngen, vrijdom van iavoerregt ver-lecnen lo. voor houtgeest, en 2o. voor gedistilleerd: a. dat in Nederland, overeenkomstig dc aldaar geldende bepalingen omtrent den vrijdom van accijns, met houtgecst is vermengd; h. dat in Xederlandsch-Indie, volgens de daaromtrent te geven voorschriften, onder toezigt van ambtenaren, Joor toevoeging van houtgecst voor gewoon gebruik ongeschikt gemaakt wordt; c tot het vervaardigen van azijn.

Voor aeiher sulfuriens, chloroforine en alle daarmede overeenkomende uit alkohol bereide rloe \'toffe 1, wordt het dubbele regt betaald, dat voor vernis cn daarmede gelijkstaande vlocistotTen is verschuldigd.

15ij invoer van gedistilleerde dranken langs andere kantoren dan die daartoe door den Gouverncnv-Gcneraal in het bijzonder zijn aangewezen, worden zij belast als vernis cn daarmede gelijkstaande vloeistoffen.

De Gouverneur-Generaal stelt voorschriften vast omtrent het bijbetalen van het bedrag der verhooging van het inkomend regt voor het gedistilleerd, dat bij dc invoering voorhanden is in eene hoeveelheid, boven hef door hem te bepalen maximum.

-ocr page 583-

33

GOEDEREN.

Glas en glaswerk, van alle soorten.

Goud en Tiilver:

u ,, h in staven, baren of stukken en

stofgoud......

nu « gemunt.......

hu » goud- en zilverwerk, galon, pas sement en craad

Hars............

Hout, gezaagd of ongezaagd, scheepsbouw- en timmerhout, daaronder begrepen masten, spieren, riemen en ander rondhoud

Houtwerk (1).....

Us . .

IJzer in staven, stukken, roeden of platen, spoor staven, lasch- en verbindingsplaten voor spoor wegen, buizen voor waterleidingen, ijzeren gas pijpen, assen en wielen (2), gegoten of getrokken, ijzeren laadbooten of praauwen, geraamten van ijzeren gebouwen, loodsen, of pakhuizen, bouten en spijkers, ijzerdraad, scheepsanken scheepskettingen en scheepsspiilen .

IJzer, ijzerwerk, gegoten , geslagen, geplet of gesmeed, niet afzonderlijk genoemd .

Instrumenten, mathematische, physische, chirur-gicale, optische en muziekinstrumenten .

Juioeelen, Paarlen en Edelgesteenten. al of niet

Kaarsen (was-, spermaceti-, stearine- en kompositie-) ..........

Kalk............

MAATSTAF.

Waarde.

Waarde.

Waarde.

Waarde.

100 kilogram.

Klappers en Klapperolie ......

Kleederen, gemaakt, geweven of gebreid .

Kolen (steen-) tn cokes........

Koper, ruw en gaar, geslagen of geplet, daaronder begrepen platen en bladen voor het koperen der schepen, mnntz-metaal, bouten en spijkers........

)gt; opgemaakt koperwerk, al dan niet verlakt, verguld of geschilderd, pleet- en brons-werk en koperdraad .....

Waarde.

Waarde.

VERW IJ ZINGEN.

Handschoenen. Als kleederen, gemaakte, enz Havanna-Tahak en Cigar en. Zie tabak. Hennep-Manufakturen. Ziü manufakturen

van katoen.

Hoeden en Petten Als kleederen. Houtgeest. Zie gedistilleerd.

Horologien. Zie uurwerken. IJzerdraad. Zie ijzer.

Ijzerwerk. Zie ijzer.

Jagtgeweren. Zie wapens.

Jenever. Als gedistilleerd.

Kaarten (land- en zee-). Zie boeken.


Bijzondere bepalingen.

(1) üilgezoaderd vaat- en knipwerk.

(2) Assen en wielen, be hooi ende tot rijtuigen, worden bij den invoer belast als rijtuigen-

-ocr page 584-

34-

GOEDEREN.

MAATSTAF.

REGTEN.

Kramer ij (1)...........

Leder en Lederwerk.........

Lood, ruw, geplet en gestreken . . .j » bewerkt, niet afzondtriijk gcnoensd . i Manufakturen, iijnwra«len en st(»ffeu: van katoen, ruw, wit of gebleekt, geverwd of gedrukt, van zijde, van wol, van hennep, vlas en werk, linten en band, passenientwerk en alle andere niet

afzonderlijk genoemd.......

Meel............

Mest ........

Meubelen........

Mineraalwater, bron- of kanstwater

Opium............

Paarden, Ezels en Muilezels.....

Papier van alle soorten. Meubel-, muziek-, « hits-

kaart-, bordpapier en registers wit of gelijnd Pek

Reukwerken en Parfumerien Hijst, gepeld of ongepeld .

Waarde.

Waarde.

»

G pet. 6 » vry. 0 pet.

ƒ 1.50 vrij. 6 pet. ƒ 3.60

» 450.00 vrij.

6 pet. vrij. 6 pet. vrij.

100 kilognm.

Waarde. 100 kruiken of

liesschen. 100 kilogram.

Waarde. Waarde.


VEKWIJZINGEÏ*.

Kaaripapier. Zie papier.

Kaas. Als eetwaren.

Kabels. Zie touwwerk.

Kamerdoek. Als manufakturen van katoen

Kanten en Tulen. Als manufakturen van

katoen.

Karotten. Zie tabak.

Kasimieren. Als manufakturen van katoen. Kettingen (seueeps-j. Zie ijzer. Keukenstroop. Als eetwaren.

Klapperolie. Zie klappers.

Klokken. Zie uur werken.

Koffermakerswerk. Ais leder en lederwerk. Koperdraad. Zie koper.

Koperen Munt. Zie koper.

Koperwerk. Zie koper.

Kousen. Als kiee^eren (gemaakte.)

Kristal. Als glas en glaswerk.

Kuiwerk. Zie vaat en knipwerk. Kunsthloemen. Als modewaren onder kleederen.

TLunstioater. Zie mineraalwater.

Laadhooten. Zie ijzer.

Lakens. Als manufakturen van katoen. Land- en Zeekaarten. Zie boeken. Landbouwwerktuigen. Zie fabriek- en stoomwerktuigen.

Lederwerk. Zie leder en lederwerk. Lijnolie. Zie verwwaren.

Lijnwaden. Zie m mnfakturen.

Likeuren. Zie gedistilleerd.

Linnen. Als manufakturen van katoequot;. Lint. Zie manufakturen.

Machinerien. Zie fabriek- en stoomwerktuigen.

Manüla Tabak en Ciguren. Zie tabak. Masten. Zie hout.

Mathematische Instrumenten. Zie inst^n-

menten.

Matrassen. AU meubelen.

Messen en Messenmakerswerk. Als kramerij. Metaal. Als koper.

Metselsteenen. Zie aardewerk. Meubelpapier. Zie papier.

Modewuren. Als kleederen Muilezels. Zie paarden.

Muziek. Zie boeken.

Muziekinstrumenten. Zie instrumenten. Muziekpapier. Zie papier.

Nieuw Zilver (zoogenaamd». Ais koper. Olie (klapper-V Zie klappers.

Olie ilijn-). Zie verwwai ep.

Optische Instrumenten. Zie instrumenten. Paarlen. Zie juweelen.


Bijzondere bepalingen.

(1) Zoo uoodig worit door den r ouverneur-Geueraal nader aangewezen, welke artikelen bchooren tot, kramerij.

-ocr page 585-

35

GOEDEREN.

MAATSTAF.

KSGTEN.

Rijtuigen, alsmede gedeelten van rijtuigen (1)

Schilderijen...........

Schrijf- en Teekenbehoeften (2).....

Speelkaarten...........

Staal in staven, bladen en platen, spoorstaven, lasch- an verbindi\' gsplaten voor spoorwegen . Staal, staalwerk, niet ai\'zonderlijk genoemd .

Stroop, siropen uit vruchten......

met gedi tilleerd zamengesteld Tabak. In. rollen of Lladeii, gekorven, karotten en andere gefabriceerde, niet afzonderlijk ge

Doemd............

Tabak. Manilla en Havanna-.....

quot; Snuif.......\' . . .

« Sigaren Manilla en Havanna.

quot; « alle an ere......

Teer.............

Touwwerk, kabels of geslagen want en alle ander

touwwerk..........

Uurwerken, horologien, klokken en pendules . I aat- en Knipwerk, Nieuw en ledig .

Vee, levend..........

Verwwaren, zoo drooge als natte, en lijnolie .

Vlevsch van alle soorten......

7/^opens, (vuur-) alsmede gedeelten van vuurwapens

Waarde.

Waarde. Waarde.

Waarde. 100 flesschen.

100 kilogram.

Waarde. Waarde.

Waarde. Waarde. Waarde.

6 pet.

vrij.

6 pet. 6 pet.

vrij.

6 pet. ƒ 15,00. Is likeurer. (zie gedistilleerd).

f 8,00. ƒ 30,00. ƒ 40,00. ƒ 200,00. ƒ 50,00. vrij.

vrij.

6 pet. 6 pet.

vrij.

G pet. 6 pet. 6 pet.


VEKW IJ ZINGEN.

Parapluien en Parasols. Als modewaren

ouder kleedereu.

Parasols. Zie parapluien.

Parfumerien. Zie reukwerken. Passementwerk van echt goud en zilver. Zie

goud. Anders. Zie kramerij.

Pendules. Ziamp; uurwerken.

Perry of Peremap. Als eetwaren.

Petten. Zie hoeden. Als kleederen. Physische Instrumenten. Zie instrumenten. Pistolen. Als wapens (vuur-).

Platen en Prenten. Zie boeken.

Platen (ijzeren . Zie ijzer.

» (koperen). Zie koper.

» (stalen). Zie staal.

» (zinken). Zie zink.

Pleetwerk. Zie koperwerk\'onder koper. Polemie ten. Als mannfakturen van katoen. Porselein. Zie aardewtrk.

Praauwen (ijzeren). Zie ijzer.

Prenten. Zie boeken.

Provisien. Als eetwaren.

Registers (wit of gelijud). Zie papier.

Riemen (houten). Zie hout.

Roeden (ijzeren) Zie ijzer.

Rondhout. Zie hout.

Rlum. Als gedistilleerd.

Schapen en Lammeren. Als vee (levecdj,

Scheepskettingen. Zie ijzer.

Scheepsspillen. Zie ijzer.

Schoenmak erswerk. K \'s leder en lederwerk.

Sigaren. Zie tabak.

Siropen. Zie stroop.

Snuif. Zie tabak.

Spek. Zie vleesch.

Sph. liter. Als zink.

Spieren. Zie hout.

Spijkers. Zie ijzer, koper of zink.

Spillen (scbeeps-). Zie ijzer.

Spoorstaven. Zie ijzer.

Staalwerk. Zie staal.

Staven (ijzeren). Zie ij^er.

(gouden). Zie goud.

Steenkolen, Zie kolen.


Bijzondere bepalingen.

(1) Spoonvegrytuigeu cu ecu gedeelte daarvan ziju vrij vau rc?teu.

(2) Uitgezonderd papier.

-ocr page 586-

:36

GOEDEREN.

MAATSTAT.

KEGTEN.

Wijn, op fast.........

» afgetapt..........I

» charajiagne eu andere mousserende wijnen .

Zeildoek............

Zink, ruw en geplet, daaronder begrepen platen en bladen voor het bekleeden, bouten en

spijkers..........

» werk van zink, al dan niet verlakt of ge»

scbilderd....... . . •

Alle andere goederen, niet bijzonderlijk genoemd of niet onder de voorgaande begrepen .

ƒ 9.00 » 10.50 » 21.00 vrij.

G pet. 6 »

VERW IJ ZINGEN.

Sloften van Katoen, wolle, vlas of hennep of zijde. Zie manufaktnren.

Stofgoud. Zie goud.

Stoomwerktuigen. Zie fabriek- en stoomwerktuigen.

Tafelkleeden. Zie tapijten.

Tapijten, vloertapijten, tapijten, behangsels eu tafelkleeden van alle soorten. Ais ma-j nufacturen van katoen.

Teekenhehoeften. Zie schrijf- sn teeken behoefteü.

Teekeningen. Als sehilderijer..

Tegels. Zie aardewerk.

Theelood. Als luod, ruw en geplet.

Timmerhout. Zie hout.

Toestellen (fabtiek-). Zie fabriek- en stoorn-werktnigen.

Vensterglas. Als glas en glaswerk.

Vernis met aikohoi bereid. Zie gedistilleera.

Vloertapijten. Zie tapijten.

Vruchten, op brandewijn of gedistilleerd. Als

likeuren.

Vuurwapens. Zie wapens.

Want fgeslagt-n). Zie touwwerk.

Waren en Linten van zijde. Zie. raann-lactnren.

Werktuigen. Zie fabriek- en stoomwerktuigen. Wielen, Assen. Zie ijzer.

Wallen Manufalcturen. Zie manufakturen. Worst Als vleesch.

Za delmakers werk. Als leder en lederwerk. Zakken (linnen en andere). Als mnnufak-

turen van katoen.

Zeekaarten. Zie boeken.

Zijden Manufakturen. Zie manufakturen. Zilver. Zie goud eu zilver.


Art. 2. Behalve de goederen, bij het tarief zelf van in-voerregt vrijgesteld, worden daarvan ontheven:

1°. alle goederen, aangevoerd ten behoeve of voor rekening van het Gouvernement;

2°. a, alle voortbrengselen der Nederlandsch-Indische bezittingen waar regten worden geheven van wege het Nederlandsch-Iudisch bestuur, mits, voor zooveel betreft katoenen goederen, tabak en sigaren, voorzien van een bewijs van uitvoer uit die bezittingen.

h. alle voortbrengselen van andere Nederlandsch-Indische bezittingen en van de inlandsche Staten van den Oosterschen archipel, in vriendschap met de Nederlandsche Regering, met uitzondering van gam bier, van geweven katoenen goederen, tabak en sigaren ;

-ocr page 587-

37

3°. alle goederen, waarran bij een Nederlandsch-Indisch tolkantoor invoerregt is geheven.

Is echter ter plaatse van tweeden aanvoer een hoogei\' regt verschuldigd, dan worden de goederen niet toegela-laten, dan na bijbetaling van verschil.

4°. lijfsbenoodigdheden van reizigers en regalen door hen aangebragt.

Art. 3. Bij den uitvoer uit de gewesten, in art. 1 genoemd, is uitvoerregt verschuldigd van de goederen, vermeld in het volgende tarief.

G 0

EDE

K E N.

j MAATSTAF.

REGTEN.

Waarde.

2 pet.

Indiqo. niet bereid

voor de

inlandsche markt.

Kilogram.

ƒ 0.10

Koffij. . . .

de 100 kilogr.

» 3.00

Suiker

I » 100 ,,

» 0.30

Tabak, niet bereid

voor de

inlandsche markt.

.1 » 100 »

» 1.00

Thee ....

•1 » 100 »

» ] . 00

Tin ....

\' i) loo »

» 3.50

Vogelnestjes .

1 quot;Waarde.

0 pet.

Art. 4. Van uitvoerregt zijn vrijgesteld:

1°. de goederen, uitvoerd ten behoeve of voor rekening van het Gouvernement;

2°. de goederen, waarvan bij een Nederlandsch-Indisch tolkantoor uitvoerregt is geheven.

Is echter ter plaatse van tweeden uitvoer een hooger regt verschuldigd, dan worden de goederen niet uitgeklaard, dan na bijbetaling van het verschil.

Art. 5. Voorloopig blijft te Moeara-Kompeh in het rijk van Djambi, ten aanzien der in— en uitvoerregfcen en der vrijstellingen daarvan, gelden het reglement, vastgesteld bij besluit van den Gouverneur-Generaal van Nederlaudsch Indie van 23 April 1847 (Indisch staatsblad no. 19).

Onder Onze nadere goedkeuring is de Gouverneur-Generaal bevoegd, ter vervanging van het bovenbedoeld reglement, te Moeara-Kompeh deze Wet in werking te brengen, behoudens zoodanige uitzonderingen, als noodig mogten worden bevonden.

Deze uitzonderingen doen echter geen afbreuk aan het

-ocr page 588-

34

GOEDEREN.

REGTEN.

MAATSTAF.

Kramerij (1)..........

Leder en Lederwerk........

Looi y ruw, geplet en gestreken ...

» bewerkt, niet afzondvriijk gcnoeiiid . .i Manufakiuren, lijnwaden en stoffen: van katoen.! ruw, wit of gebleekt, gcverwd of gedrukt, van zijde, van wol, van hennep, vlas en werk, linten en band, pfassementwerk en alle andere niet

afzonderlijk genoemd.......

Meel............

Mest ........

Meubelen........

Mineraalwater, bron- of kunstwater

Opium............

Paarden, Ezels en Muilezels.....

Papier van alle soorten. Meubel-, muziek-, « hits-

kaart-, bordpapier en registers wit of gelijnd Pek

Reukwerken en Parfumerien Rijst, gepeld oi ongepeld .

Waarde.

Waaide.

»

0 pet. 6 » vry. G pet.

ƒ 1.50 vrij.

6 pet. * / 3.60

» 450.00 vrij.

6 pet. vrij. 6 pet. vrij.

100 kilognm.

Waarde. 100 kruiken of

llesschen. 100 kilogram.

Waarde. Waarde.


VEKW IJ ZINGEN.

Kaarlpapier. Zie papier.

Kaas. Als eetwaren.

Kabels. Zie touwwerk.

Kamerdoek. Als manufakturen van katoen

Kanten en Tulen. Als manufakturen van

katoen.

Karotten. Zie tabak.

Kasimieren. Als manufakturen van katoen. Kettingen (scóeeps-). Zie ijzer. Keukensiroop. Als eetwaren.

Klapperolie. Zie klappers.

Klokken. Zie uurwerken.

Koffermakerstoerk. Ais leder en lederwerk.\' Koperdraad. Zie koper.

Koperen Munt. Zie koper.

Koperwerk. Zie koper.

Kousen. Als kieeceren (gemaakte.)

Kristal. Als glas en glaswerk.

Kuiwerk. Zie vaat en knipwerk. Kunstbloemen. Als modewirun ouder kleederen.

Kunstwater. Zie miueraalwater.

Laad-jooten. Zie ijzer.

Lakens. Als manufakturen van katoen. Land- en Zeekaarten. Zie boeken. Landbouwwerktuigen. Zie fabriek- en stoom\' werktuigen.

Bijzondere bepalingen.

(1) Zoo uoodig wor lt door den ^ouverneur-Geueraal nader aangewezen, welke artikelen behooren

^ot kramerij.

Lederwerk. Zie leder en lederwerk. Lijnolie. Zie verwwaren.

Lijnwaden. Zie mmnfaktnren.

Likeuren. Zie gedistilleerd.

Linnen. Als manufakturen van katoequot;. Lint. Zie manufakturen.

Machnerien. Zie fabriek- en stoomwerk-tuigeu.

Manilla Tabak en Cltjuren. Zie tabak. Masten. Zie hout.

Mathematische Instrumenten. Zie instiO-

menten.

Matrassen. Als meubelen.

i Messen en Messenmakerswerk. Als kramerij. 1 Metaal. Als koper.

j Metselsteenen. Zie aardewerk. i Meubelpapier. Zie papier.

1 Modewuren. Als kleederen.

1 Muilezels. Zie paarden.

Muziek. Zie boeken.

Muziekinstr urnen ten. Zie instrumenten. Muziekpapier. Zie papier.

Nieuw Zilver (zoogeniif.md). Als koper. Olie (klapper-). Zie klappers.

Olie (lijn-). Zie verwwarep.

Optische Instrumenten, Zie instrumenten. Paarlen. Zie juweelen.

-ocr page 589-

35

GOEDEREN.

MAATSTAF.

FEGTEX.

Rijtuigen, alsmede gedeelten van rijtaïgen (1)

Schilderijen..........

Schrijf- en Teekenbehoeften (2) .

Speelkaarten..........

Staal in staven, bladen en platen, spoorstaven,

lasch- an verbindi/ gsplaten voor spoorwegen Staal, staahverk, niet afzonderlijk genoemd .

Stroop, siropen uit vruchten.....

met gedi tilleerd zamengesteld Talalt. In rollen of bladeü, gekorven, karotten en andere gefabriceerde, niet afzonderlijk genoemd ............

Talak. Manilla en Havanna-.....

quot; Snuif.......* . . .

« Sigaren Manilla on Havanna.

quot; « alle an ere......

Teer.............

Touwwerk, kabels of geslagen want en alle ander

touwwerk...........

Uurwerken, horologien, klokken en pendules . Vaat- en Knipwerk, Nieuw eu ledi^ . . . .

Jee. levend...........

Verwwaren, zoo drooge als natte, en lijnolie .

Vleesc/i van alle soorten.......

Wapens, (vour-) alsmede gedeelten van vuurwapens.

Waarde.

Waarde. Waarde.

Waarde. 100 flesschen.

100 kilogram.

Waarde. Waarde.

Waarde. Waarde. Waarde.

6 pet.

vrij.

6 pet. 6 pet.

vrij.

6 pet. ƒ 15,00. als likeurer. (rüe gedistilleerd).

f 8.00. ƒ 30,00. f 40,00. / 200,00. ƒ 50,00. vrij.

vrij.

6 pet. 6 pet.

vrij.

G pet. 6 pet. 6 pet.


VEEWIJZIïfGEN.

Parapluien en Parasols. Als modewaren

ouder kleedereu.

Parasols. Zie parapluien.

Parfumerien. Zie reukwerken. Passemeniwerk van echt goud en zilver. Zie

goud. Anders. Zie kramerij.

Pendules. Zie uurwerken.

Perry of Perensap. Als eetwaren.

Peilen. Zie hoeden. Als kleederen. Physische Instrumenten. Zie instrumenten. Pistolen. Als wapens (vuur-).

Platen en Prenten. Zie boeken.

Platen (ijzeren . Zie ijzer.

» (koperen). Zie koper.

» (stalen). Zie staal.

» (zinken). Zie zink.

Pleetwerk. Zie koperwerk onder koper. Poleniieten. Ais manufakturen van katoen. Porselein. Zie aardewtrk.

Praauwen (ijzeren1. Zie ijzer.

Prenten. Zie boeken.

Provisien. Als eetwaren.

Registers (wit of gelijnd). Zie papier.

Riemen (houten). Zie hout.

Roeden (ijzeren) Zie ijzer.

Rondhout. Zie hout.

Rhum. Als gedistilleerd.

Schapen en Lammeren. Als vee (levend).

Scheepskettingen. Zie ijzer.

Scheepsspillen. Zie ijzer.

Schoenmakersicerlc. A\'s leder en lederwerk.

Sigaren. Zie tabak.

Siropen. Zie stroop.

Snuif. Zie tabak.

Spek. Zie vleesch.

Spi\'. uier. Als zink.

Spieren. Zie hout.

Spijkers, Zie ijzer, koper of zink.

Spillen (sebeeps-). Zie ijzer.

Spoorstaven. Zie ijzer.

Staalwerk. Zie staal.

Staven (ijzeren). Zie ij/er.

\'gouden). Zie goud.

Steenkolen, Zie kolen.


Bijzondere bepalingen.

(1) Spoorwegrytuigeu eu ecu gedeelte daarvan ziju vrij vau re?teu.

(2) Uitgezonderd papier.

-ocr page 590-

•36

GOEDEREN.

MAATSTAT.

REGTEN.

Wijn, op fust..........

Hektoliter.

/ 9.00

»

» 10.50

» chamjiagne en andere mousserende wijnen .

100 flesscben.

» 21.00

vrij.

Zink^ ruw en geplet, daaronder begrepen platen

en bladen voor het bekleeden, bouten en

»

» werk van zink, al dan niet verlakt of ge-

Waarde.

G pet.

Alle andere goederen, niet bijzonderlijk genoemd

of niet onder de voorgaande begrepen .

»

6 »

VERW IJ ZINGEN.

Stoften van Katoen, wolle, vlas of hen nep. Vernis met alkohol bereid. Zie gedistilleera.

of zijde. Zie niannfakturcn. j Vloertapijten. Zie tapijten.

Stofgoud. Zie goud. i Vruchten, op brandewijn of gedistilleerd. Als

Stoomwerktuigen. Zie fabriek- en stoom- likenren.

werktuigen. i Vuurwapens. Zie wapens.

Tafelkleeden. Zie tapijten. , IVnnt (geslagen). Zie touwwerk. ^

Tapijten, vloertapijten, tapijten, behangsels Waren ea Linten van zijde. Zie. mannen tafelkleeden van alle soorten. Als ma-l facturen.

nufacturen van katoen. 1 IVerktuigen. Zie fabriek- en stoomwerktuigen.

Teekenbehoeften. Zie schrijf- en teeken-behoefteii.

Teekeningen. Als schilderijer.

Tegels. Zie aardewerk.

Theelood. Als luod, ruw en geplet. Timmerhout. Zie hout.

Toestellen (fabtiek-). Zie fabriek- en stoomwerktuigen.

Vensterglas. Als glas en glaswerk.

1 Vielen, Assen. Zie ijzer.

Wollen Manufakturen. Zie mannfakturen. Worst Als vleesch.

Zadelmakerswerk. Als leder en lederwerk. \'Lakken (linnen en andere). Als munufak-

turen van katoen.

Zeekaarten. Zie boeken.

Zijden Manufakturen. Zie manufakturen. Zilver. Zie goud en zilver.

Art. 2. Behalve de goederen, bij het tarief zelf v an in-voerregt vrijgesteld, worden daarvan ontheven :

1°. alle goederen, aangevoerd ten behoeve of voor rekening van het Gouvernement;

2°. a, alle voortbrengselen der Nederlandsch-Indisohe bezittingen waar regten worden geheven van wege het Nederlandsoh-Indisch bestuur, mits, voor zooveel betreft katoenen goederen, tabak en sigaren, voorzien van een bewijs van uitvoer uit die bezittingen.

h. alle voortbrengselen van andere Nederlandsch-Indisohe bezittingen en van de inlandsche Staten van den Oosterschen archipel, in vriendschap met de Nederlandsche Regering, met uitzondering van gambier, van geweven katoenen eoederen, tabak en sigaren ;

-ocr page 591-

3°. alle goederen, waarran bij een Nederlaiidsch-Indisch tolkantoor invoerregt is geheven.

Is echter ter plaatse van tweeden aanvoer een hooger regt verschuldigd, dan worden de goederen niet toegela-laten, dan na bijbetaling van verschil.

4°. lijfsbenoodigdheden van reizigers en regalen door hen aangebragt.

Art. 3. Bij den uitvoer uit de gewesten, in art. 1 genoemd, is uitvoerregt verschuldigd van de goederen, vermeld in het volgende tarief.

G 0

E 1)

EKEN.

j MAATSTAF.

REGTEN.

Waarde.

2 pet.

Indigo, niet bereid

voor

de iniandsche markt.

Kilogram.

ƒ 0.10

Koffij. . . .

de 100 kilogr.

» 3.00

Suiker

i » 100 »

» 0.30

Tabak, niet bereid

voor

de iniandsche markt.

.1 » 100 »

» 1.00

Thee ....

| » 100 »

» 1.00

Tin ....

» 100 »

» 3.50

Vogelnestjes .

i Waarde.

6 pet.

Art. 4. Van uitvoerregt zijn vrijgesteld;

1°. de goederen, uitvoerd ten behoeve of voor rekening van het Gouvernement;

2°. de goederen, waarvan bij een Nederlandsch-Indisch tolkantoor uitvoerregt is geheven.

Is echter ter plaatse van tweeden uitvoer een hooger regt verschuldigd, dan worden de goederen niet uitgeklaard, dan na bijbetaling van het verschil.

Art. 5. Voorloopig blijft te Moeara-Koinpeh in het rijk van Djambi, ten aanzien der in- en uitvoerregten en der vrijstellingen daarvan, gelden het reglement, vastgesteld bij besluit van den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch Indie van 23 April 1847 (Indisch staatsblad no. 19).

Onder Onze nadere goedkeuring is de Gouverneur-Generaal bevoegd, ter vervanging van het bovenbedoeld reglement, te Moeara-Kompeh deze Wet in werking te brengen, behoudens zoodanige uitzonderingen, als noodig mogten worden bevonden.

Deze uitzonderingen doen echter geen afbreuk aan het

-ocr page 592-

3S

beginsel der Wet, dat de heffing plaats heeft, met uitsluiting van alle differentiële in- en uitvoerregten.

Art. 6. In de residentie Riouw, hare onderhoorighedeu ter Oostkust van Sumatra daaronder niet begrepen, in het gouvernement van Celebes en onderhoorigheden en in de residentien Amboina, Ternate, Menado en Timor en voor-loopig ook in de residentie Wester-afdeeling van Borneo, worden van wege het Nederlandsch-Indisch bestuur geene in- noch uitvoerregten geheven.

Onder Onze nadere goedkeuring, is de Gouverneur-Generaal bevoegd in de onderhoorigheden der residentie Riouw ter Oostkust van Sumatra, in de residentie Wester-afdeeling van Borneo en in andere gedeelten van Neder-landsch-Indie, niet opgenoemd in art. 1 dezer Wet of in de lsll: alinea van dit artikel, in— en uitgaande regten van wege het Nederlandsch-Indisch Gouvernement te doen heffen, onder hetzelfde voorbehoud als ten aanzien van Moeara-Kompeh in de laatste alinea van het voorgaand artikel is gemaakt.

Art. 7. De Gouverneur-Generaal regelt de tarieven van betaling wegens entrepot-pakhuishuur, kosten van toezigt en andere werkelijk bewezen diensten.

Art. 8. Op den doorvoer worden geene regten geheven.

Art. 9. Tot uitvoering van deze Wet en tot waarborg tegen ontduiking der regten, wordt bij koloniale verordening het noodige geregeld.

De thans werkende verordeningen op de inkomende en uitgaande regten en wat daarmede in verband staat, blijven niet langer van kracht dan tot het in werking treden van deze Wet.

Art. 10. De bepalingen dezer Wet doen niet te kort aan de verbodsbepalingen, zoo voor geheel Nederlandsch-Indie als voor sommige gedeelten daarvan, bij koloniale verordeningen met betrekking tot den invoer van sommige goederen uitgevaardigd of alsnog uit te vaardigen.

Art. 11. Deze Wet treedt in werking den l\'\'0quot; Januarij 1874.

-ocr page 593-

39

Belastingen. Sterle Dranken. Regeling der heffing van den accijns op het inlandseh gedistilleerd op Java en Madura.

(Staatsblad 1873-no. 240.)

HOOFDSTUK I.

Bedrag van den accijns en gehalte van het gedistilleerd.

Art. 1. De accijns bedraagt veertig gulden per hektoli-ter van eene sterkte van vijftig percent, en bij andere hoeveelheid of sterkte naar evenredigheden.

Onder gedistilleerd worden begrepen, behalve de onvermengde alkohol houdende produkten van overhalingen, de dranken en vloeistoffen, welke met die produkten zijn vermengd of daaruit zijn bereid en eene sterkte hebben van minstens vijf percent.

Door percenten sterkte van gedistilleerd worden verstaan de maatpercenten zuiveren alkohol, bij eene warmte van vijftien graden van den honderddeeligen thermometer, in dat gedistilleerd aanwezig.

De hoeveelheid gedistilleerd van eene andere sterkte dan van vijftig percent wordt, waar dit voor de toepassing dezer ordonnancie noodig is, tot die sterkte herleid.

De voorschriften omtrent die herleiding en omtrent het gebruik van de werktuigen en tafels voor de opneming van de sterkte, en de inrigting dier werktuigen en tafels worden door den Gouverneur-Generaal vastgesteld.

HOOFDSTUK II.

Fabrieken en bergplaatsen van gedistilleerd.

Art. 2. De fabrieken, waarin gedistilleerd wordt vervaardigd of bewerkt, worden onderscheiden in stokerijen en distilleerderijen.

De stokerijen zijn die fabrieken, waarin gedistilleerd vervaardigd wordt uit gegiste grondstoffen. Zij worden naar gelang van de soort dier grondstoffen en van de wijze van werken, door den Gouverneur-Generaal, zoo noodig, in klassen verdeeld.

-ocr page 594-

40

De distilleerderijen zijn die fabrieken, waarin gedistilleerd alleen wordt overgehaald of op andere wijze gezuiverd of bewerkt. Zij worden verdeeld in twee klassen. Tot de eerste klasse behooren die, waarin gedistilleerd onder genot van krediet voor den accijns wordt verwerkt, en tot de tweede de overige distilleerderijen.

Door bergplaatsen van gedistilleerd worden verstaan de pakhuizen of lokalen, uitsluitend dienende tot opslag van gedistilleerd onder genot van krediet voor den accijns.

De woningen en andere panden en de erven, welke met eene stokerij, distilleerderij of bergplaats in gemeenschap staan, worden geacht tot de fabriek of bergplaats te behooren.

Art. 3. Eene stokerij of distilleerderij mag gelijktijdig slechts tot ééne klasse behooren.

Er mag geen gemeenschap bestaan tusschen eene stokerij, eene distilleerderij der eerste klasse en eene bergplaats.

In de woningen en andere panden en op de erven, die tot eene stokerij, distilleerderij der eerste klasse of bergplaats behooren, mag geen gedistilleerd worden verkocht in eene hoeveelheid, die, bij eene sterkte van vijf lig percent of na herleiding tot dat gehalte, minder bedraagt dan vijftien liter.

In de woningen en andere panden en op de erven, die tot eene stokerij behooren, mag bovendien, met uitzondering van suikerfabrieken, geene fabriek of trafiek bestaan of opgerigt worden, waarin grondstoffen bewerkt of vervaardigd worden, geschikt om, met of zondere nadere bewerking, de wijngisting te ondergaan of door distillatie een geestrijk vocht op te leveren.

Art. 4. De stoker of distillateur, die op het tijdstip, waarop deze ordonnancie verbindend wordt, eene stokerij of distilleerderij in werking heeft, levert binnen veertien dagen na dat tijdstip — en hij, die later eene stokerij of distilleerderij in bezit of gebruik neemt of eene nieuwe in werking verlangt te brengen, of die een pakhuis wenscht te bestemmen tot bergplaats, levert, vóór het in werking brengen der fabriek of vóór het in gebruik stellen der

-ocr page 595-

41

bergplaats, ten kantore van den ontvanger, tegen bewijs, eene aangifte in, houdende eene duidelijke aanwijzing of of opgaven van:

a. de klasse der stokerij of distilleerderij;

h. den naam en de woonplaats van den eigenaar of bezitter, de benaming en de ligging der fabriek of bergplaats;

e. de panden en erven, die tot de fabriek of bergplaats behooren, hunne ingangen en de wijze, waarop gemeenschap met zoodanige panden en erven bestaat;

d. de gedeelten ter fabriek of der daartoe behoorende panden, welke gebezigd worden tot het opslaan van gedistilleerd; en

e. de werktuigen tot de vervaardiging of bewerking van gedistilleerd gebezigd wordende, en de daaraan aanwezige openingen, pijpen en buizen.

Dat bewijs strekt tot toelating der fabriek of bergplaats en wordt niet afgegeven, indien deze niet aan de bepalingen van art. 3 voldoen.

Hij, die eenige verandering wenscht te brengen, in hetgeen bij de voormelde aangifte volgens acl is opgegeven, levert deswege vooraf eene nadere aangifte in.

Art. 5. Hij, die eene buiten werking zijnde stokerij of distilleerderij of ketels, helmen, slangen, kuipen of andere werktuigen, geschikt om zulk eene fabriek uit temaken, op het in art. 4 genoemd tijdstip, in ziin bezit heeft, is verpligt, daarvan, binnen veertien dagen na dat tijdstip — en hij, die later zoodanige fabriek of werktuigen verkrijgt, is verpligt daarvan vóór of bij het in bezit treden, ten kantore van den ontvanger, tegen bewijs, aangifte te doen.

Van die verpligting zijn ontheven de verkoopers, vervaardigers en herstellers dier werktuigen, voor zoover deze zich bevinden in hunne verkoop- of werkplaatsen, en de apothekers en scheikundigen, ten aanzien der distilleer* keteltjes, die in hunne werkplaatsen aanwezig zijn en geen grootere inhoudsruimte hebben dan van vijf liter.

Hij, die eene nieuwe stokerij of distilleerderij wenscht op te rigten, doet van zijn voornemen daartoe, vóór den aanvang dier oprigting, ten kantore des ontvangers aan-

-ocr page 596-

gifte, onverminderd de verpligting, die uit het vorig artikel voortvloeit.

HOOFDSTUK III.

Inrigüug, gebruik, opneming en verzegeling van werktuigen in stokerijen en distilleerderijen.

Art. 6. De duigen of de boorden der beslagbakken moeten in den geheelen omtrek even hoog geplaatst en gelijk afgesneden zijn. Die werktuigen moeten van vaste boilems voorzien zijn en hunne inhoudsruünte mag niet worden vergroot door het plaatsen van losse kransen of andere voorwerpen op de duigen of de boorden.

De ruw- en distilleerketels moeten ingemetseld of aan den muur of den vloer der fabriek bevestigd zijn. Het overgehaalde vocht moet alleen binnen de fabriek kunnen worden opgevangen.

Het voorbrengsel der ruwstoking moet alleen door de slang, die tot den ketel behoort, kunnen worden afgeleid. De gewone ruwketels mogen geene mindere inhoudsrnimte hebben dan van vijf heltolitir en voor het werken, met za-mengestelde ruwketels moet vergunning zijn verkregen, van den Direkteur van Financiën.

Art. 7. De pijpen of buizen, die dienen of kunnen dienen tot het geleiden van stoom of gedistilleerd, moeten zoodanig worden gelegd of geplaatst, dat zij over hare ge-heele oppervlakte kunnen worden onderzocht, en mogen, met uitzondering van stoompijpen, niet buiten de fabriek worden geleid.

Art. 8. Op eiken beslagbak, en distilleerketel, die zich in eene in werking zijnde stokerij of distilleerderij bevindt, moet een opschrift geplaatst worden, houdende in duidelijk zigtbare letters en cijfers, hetzij in olieverw of wel ingebrand of ingesneden, de aanwijzing van de bestemming en het nommer, dat voor dezelfde soort van werktuigen doorloopend moet zijn. Voldoet de fabriekant hieraan niet, dan wordt hij door den ontvanger schriftelijk uitgenoodigd, dat verzuim binnen drie dagen te herstellen.

-ocr page 597-

43

De fabriekant is verpligt, eene proef van liet in een distilleerketel aanwezig vocht aan de ambtenaren te verstrekken binnen twintig minuten, nadat deze hun verlangen naar die proef hebben te kennen gegeven.

Art. 9. Met de oplading van een ruwketel mag niet vroeger worden begonnen dan vijftien minuten vóór het tijdstip, voor den aanvang van het ruwstoken opgegeven. De oplading van een gewonen ruwketel moet in eens geschieden.

De eerste ruwstoking van iederen dag wordt geacht aan te vangen bij het aanleggen van het vuur onder den te bezigen ketel of, ingeval stoom gebruikt wordt tot het verwarmen van het beslag, bij het openen der kraan van de pijp of buis, waardoor aan den stoom toegang tot den ketel wordt verleend, met dien verstande, dat het stoken ook dan als aangevangen wordt beschouwd, wanneer er gedistilleerd uit de slang vloeit.

De tijdruimte, binnen welke de ruwstokingen moeten afloopen, of de hoeveelheid beslag, die per uur minstens moet worden afgestookt, wordt voor de gewone ruwketels, naar gelang hunner kapaciteit, en voor de zamengestelde ruwketels, naar gelang hunner inrigting, door den Direk-teur van Financiën vastgesteld. In de tijdruimte, voor elke stoking toegestaan, is begrepen die, benoodigd voor-het opladen, sluiten, aftappen en schoonmaken des ketels.

Eene ruwstoking wordt eerst geacht afgeloopen te zijn, zoodra de ruwketel geledigd is. De zamengestelde ruwketels kunnen echter tusschen de onmiddellijk op elkander volgende ruwstokingen met de afgestookte of gedeeltelijk afgestookte grondstof gevuld blijven, indien dit bij de aangifte tot stoken wordt opgegeven en onder voorwaarde, dat bij eene peiling óf de hoeveelheid gedistilleerd, die uit de op de ketels geladen grondstof gestokken kan worden tusschen den stoker en de ambtenaren met onderling goedvinden bepaald worde, óf die grondstof geheel en zonder bijlading van nieuwe afgestookt worde.

Art. 10. De inhoudsruimte der beslagbakken, ruw-en distilleerketels wordt, ter keuze van de ambtenaren, door middel van waterijking of meting opgenomen.

-ocr page 598-

44

Ingeval de fabriekant, een der ambtenaren, die de meting of waterijking hebben verrigt, of een hooger ambtenaar met de uitkomsten daarvan geen genoegen neenit, geschiedt eene nadere meting of waterijking, die alsdan beslissend is.

De fabriekant en de kontroleur zijn steeds bevoegd, eene herverilikatie te verzoeken of voor te schrijven van eene vorige inhouds-opname. De fabriekant is alsdan verpligt de te henneten werktuigen binnen vier-en—twintig uur na de hem-daartoe gedane aanzegging ledig te maken, tenzij die ingevolge de bij Hoofdstuk IV bedoelde aangifte tot stoken langer gevuld moeten blijven.

Hij, die eene stokerij of distilleerderij van een ander overneemt en zoodanige herverifikatie niet verzoekt, wordt geacht met de laatste inhouds-opname genoegen te nemen.

De fabriekant is verpligt de beslagbakken bij het waterijken waterpas te plaatsen en daartoe, zoowel als tot het bijbrengen en aftappen van het benoodigde water, de vereischte arbeiders en gereedschappen, alsmede het water te verschaffen. Hij is bovendien voor metingen en wa-terijkingen, naar aanleiding der 2de of ■jde alinea op zijn verlangen verrigt, en wier uitkomsten niet meer dan vijf ten honderd van die der vorige opname met deze verschillen, eene vergoeding verschuldigd van vijftig cent per hek-toliter bevonden inhoudsruimte, tot een maximum van tien gulden per dag, aan die werkzaamheden besteed.

Van bijgeplaatste of veranderde werktuigen, wier inhoudsruimte moet worden opgenomen, mag geen gebruik worden gemaakt, vóór dat die opname is verrigt.

Art. 11. De ambtenaren zijn bevoegd, door middel van verzegeling der ruw- en distilleerketels onbruikbaar te maken;

a. die zich bevinden in eene stokerij of distilleerderij, welke niet voldoet aan of op- of ingerigt is in strijd met de artt. 3 of 7;

h. die niet voldoen aan — of opgerigt, bijgeplaatst, veranderd of ingerigt zijn in strijd met de artt. 6 of 13;

c. die zich bevinden in eene buiten werking zijnde sto-

-ocr page 599-

45

kerij of distilleerderij, of in eene in werking zijnde stokerij of distilleerderij tijdelijk buiten gebruik worden gesteld, of waarvan aangifte is gedaan naar art. 5, lstc alinea, en

cl. die vallen in de termen van verbeurdverklaring.

De verzegeling geschiedt op schriftelijken last van den kontröleur of den ontvanger, en de ontzegeling op last van hem, die de verzegeling heeft voorgeschreven. De fabriekant, die zich met de onder a of b bedoelde verzegeling bezwaard acht, kan zijne klagten deswege indienen bij den Direkteur van Financiën, aan wiens uitspraak hij zich moet onderwerpen.

De verzegelde ketels moeten den ambtenaren steeds op hunne eerste aanvraag vertoond worden. Het niet aanwezig zijn of het niet vertoonen daarvan wordt met het schenden der zegels gelijkgesteld.

Art. 12. Van elke meting, waterijking, verzegeling en ontzegeling wordt een proces-verbaal opgemaakt, waarin bij meting of waterijking, behalve de inhoudsruimte, tevens de verschillende afmetingen der werktuigen, en bij verzegeling, het getal der daarop gelegde zegels vermeld worden.

De fabriekant wordt uitgenoodigd bij elke meting, waterijking, verzegeling of ontzegeling tegenwoordig te zijn en het proces-verbaal mede te teekenen. Daarvan wordt hem een afschrift uitgereikt.

Art. 13. quot;Werktuigen, pijpen of buizen, waarvan het bestaan moet worden aangegeven, mogen niet worden bijgeplaatst, af- of uitgebroken, weggevoerd, veranderd of hersteld, dan nadat, van het voornemen daartoe ten kantore des ontvangers, tegen bewijs, eene aangifte is ingeleverd. Dat bewijs strekt tot magtiging om aan bedoeld voornemen uitvoering te geven.

Het staat den fabriekant nogtans vrij onverwijld met eene herstelling te beginnen, wanneer een gedurende de werkzaamheden oiltstaan ongemak dat noodzakelijk maakt, mits alsdan daarvan dadelijk kennis worde gegeven aan een der naastbij gevestigde ambtenaren en de bovenbe-

-ocr page 600-

46

doelde aangifte uiterlijk op den dag na dien, waarop het ongemak is ontstaan, worde ingeleverd.

De werktuigen, pijpen en buizen moeten den ambtenaren steeds op hunne eerste aanvraag vertoond worden. Het niet aanwezig zijn of het niet vertonnen van werktuigen, pijpen of buizen, waarvan het bestaan is aangegeven, wordt met liet ongeoorloofd af- of uitbreken en wegvoeren gelijk gesteld,

HOOFDSTUK IV.

Aanffifte omtrent de loerkzaamheden en aanslag der stokers.

Art. 14. Voor de berekening van de hoeveelheid beslag, die door den stoker wordt verwerkt, wordt de volle in-houdsruimte van eiken gewonen ruwketel, en bij het werken met zamengestelde ruwketels, die van eiken be-slagbak zooveel maal genomen, als dat werktuig volgens de aangifte tot stoken gebezigd zal worden.

De hoeveelheid gedistilleerd, die de stoker bij zijne aangifte tot stoken, per hektoliter verwerkt beslag, minstens moet aangeven te zullen vervaardigen, wordt door den Gouverneur-Generaal voor elke klasse van stokerijen in verband met de uitkomsten van gehouden proefstokingen vastgesteld.

Art. 15. De stoker levert, vóór den aanvang zijner werkzaamheden, ten kantore des ontvangers eene onder-teekende aangifte in duplo tot stoken in, houdende eene duidelijke aanwijzing van de te verrigten werkzaamheden en van de tijdstippen, waarop die werkzaamheden zullen aanvangen en eindigen, alsmede eene opgave van de hoeveelheid gedistilleerd van vijftiy percent, die hij per hektoliter verwerkt beslag zal vervaardigen.

De aangifte is niet geldig, indien zij gedaan is in strijd met eenige bepaling dezer ordonnanoie of de accijns van het gedistilleerd, dat volgens de aangifte vervaardigd zal worden, niet door behoorlijke borgtogt verzekerd is. De ontvanger geeft den stoker een door zijne handteekening gewaarmerkt, exemplaar der geldige aangifte terug, welk

-ocr page 601-

47

exemplaar van den aanvang tot den afloop van al de daarin omschreven werkzaamheden in de stokerij aanwezig moet zijn en den ambtenaren op hunne eerste aanvraag vertoond moet worden.

De aangifte mag, voor zooveel de daarin begrepen ruw-stokingen betreft, slechts over ééne kalendermaand loepen.

Art. 16. De stoker, die gedurende den loop eener aangifte tot stoken zijne werkzaamheden verlangt te veranderen of genoodzaakt wordt die werkzaamheden op andere dan de aangegeven tijdstippen te verrigten, of die de opgegeven hoeveelheid gedistilleerd, welke hij per hektoliter verwerkt beslag zou vervaardigen, wenscht te verhoogen, is bevoegd daartoe zijne loopende aangifte tot stoken, voor zooveel de nog te verrigten werkzaamheden betreft, door eene nieuwe te vervangen.

Deze moet worden ingeleverd;

a. indien de verandering een gevolg is yan het ontstaan van een ongemak aan de stokerij of een of meer barer werktuigen, onmiddellijk na het ontstaan van dat ongemak, en

h. in andere gevallen, minstens vier-en-ttomiig vóór het tijdstip, waarop volgens de vroegere aangifte tot stoken met de werkzaamheden, in welker loop verandering zal worden gebragt, zou moeten worden aangevangen of het beslag zoude moeten worden af-gestookt, waarvan de stoker eene hoogere opbrengst aan gedistilleerd wenscht op te geven.

Overigens zijn op de nieuwe aangifte de bepalingen omtrent de oorspronkelijke aangifte toepasselijk. Zij behoeft niet te worden gedaan, indien door eene verlenging van de tijdruimte voor de werkzaamheden, die op den dag, waarop het ongemak ontstaat, moeten verrigt worden, in het ondervonden oponthoud kan worden voorzien, en in de werkzaamheden op de volgende dagen geene verandering zal worden gebragt, mits die verlenging door een ambtenaar bij eene aanteekening op het gewaarmerkt exemplaar der aangifte worde toegestaan.

Art. 17. Het is verboden in eene stokerij ofindepan-

-ocr page 602-

48

den en op de erven, die daartoe behooren, grondstoffen in gisting te brengen, gistend of uitgegist aanwezig te hebben, of uitgegiste grondstoffen af te stoken, elders dan in de daartoe bij de loopende aangifte tot stoken aangegeven werktuigen. Hiervan zijn uitgezonderd wijn en bier, voorhanden in die gedeelten der voormelde panden, welke uitsluitend tot woning dienen.

HOOFDSTUK V.

VoOllRAAD EN IN- EX UITSLAG.

A. Stokerijen, dislilleenlerijen der eerste klasse en bergplaatsen van gedistilleerd.

Art. 18. Tusscheu de administratie en den stoker, distillateur of handelaar wordt, ten kantore des ontvangers, wegens het gedistilleerd, in iedere stokerij, distilleerderij der eerste klasse of bergplaats voorhanden, over de hoeveelheid na herleiding tot vijftig percent, eene, rekening gehouden, waarop als debet worden gebragt;

a. het saldo van vorige rekening;

1. de hoeveelheden gedistilleerd, van elders ingeslagen;

c. de hoeveelheden gedistilleerd, door den stoker, ingevolge zijne aangiften, te vervaardigen uit het beslag, dat op het tijdstip der debitering, volgens die aangiften , afgestookt is of had moeten zijn; en

d. de bij peiling bevonden overmaat.

Die rekening heeft alleen betrekking tot den voorraad in de fabriek of bergplaats. In de daarmede gemeenschap hebbende panden en erven mag geen in- of buitenlandsch gedistilleerd aanwezig zijn, dan gedekt door een konsent.

Art. 19. Op de rekening worden als kredit gebragt:

a. de hoeveelheden gedistilleerd, uitgeslagen met bestemming om naar eene andere stokerij, distilleerderij der eerste klasse of bergplaats of naar een entrepot te worden overgebragt, — om met vrijdom van den accijns te worden ingeslagen of om voor handel te worden uitgevoerd naar buiten \'s lands;

-ocr page 603-

49

b. de hoeveelheden gedistilleerd, uitgeslagen na voorafgaande betaling van den accijns;

e. de kortingen volgens art. 22;

tl. de bij peiling bevonden ondermaat, en e. het op nieuwe rekening over te brengen saldo. Art. 20. De ambtenaren zijn bevoegd, mits daartoe dooiden kontröleur of\' den ontvanger schriftelijk gemagtigd, den voorraad gedistilleerd aan te peilen. Zij maken van hunne bevinding een relaas op, noodigen den belanghebbende uit dit mede te teekenen, reiken dezen een afschrift daarvan uit en leveren het ten kantore des ontvanger in. In dat relaas wordt geen melding gemaakt van den voorraad in de panden en erven, die met de fabriek of bergplaats gemeenschap hebben. Deze voorraad wordt aaugeteekend op de tot dekking daarvan vertoonde konsenten, die dan slechts voor de bevonden hoeveelheid geldig zijn.

De stoker, distillateur of handelaar is verpligt, den ambtenaren bij eene peiling al het voorhanden gedistilleerd aan te wijzen, en op te geven, wat hij daarvan voor de toepassing van art. 22 als onverwerkt beschouwt, alsmede de doknmenten te vertoonen tot het dekken van den voorraad in de panden en erven, die met de fabriek of bergplaats gemeenschap hebben.

Er bestaat overtreding, indien op de hoevee1 heid gedistilleerd, die volgens de rekening aanwezig behoort te zijn. een grooter verschil bevonden wordt dan van vijf ten hamletd van de hoeveelheid, in eene stokerij of distilleerderij der eerste klasse — en van drie ten honderd van die, in eene bergplaats bij de vorige peiling bevonden en sedert ingeslagen, en van tien ten honderd van de hoeveelheid, waarvoor de rekening sedert die peiling is gedebiteerd naar art. 18, l® al. lett. c.

Art. 21. De rekening wordt telkens, wanneer de belanghebbende of de ontvanger dit verzoekt, alsmede na e he, peiling en op den 31 December van ieder jaar door den ontvanger afgesloten.

De Direkteur van Financiën beslist omtrent geschillen, die tusschen den belanghebbende en den ontvanger over de debiteringen en krediterinaen en de afsluitins ontstaan.

-ocr page 604-

60

De belanghebbende is verpligt, de afsluiting mede te teekenen en zich daartoe, binnen acht dagen na de afsluiting, ten kantore des ontvangers te begeven, te welken einde hem, wanneer de rekening op diens Verlangen is afgesloten, daarvan kennis wordt gegeven.

Voldoet hij daaraan niet, dan verliest hij de bevoegdheid om tegen de uitkomsten der afsluiting in verzet te komen.

Het saldo van rekening kan op rekening van een ander worden overgedragen, mits deze voldoende borgtogt voorden accijns gesteld en blijkens eene volgens art. 4 ingeleverde aangifte het pand, waartoe de rekening betrekkelijk is, in gebruik genomen heeft. Die overdragt geschiedt krachtens eene door den vorigen en den nieuwen gebruiker van dat pand onderteekende en ten kantore des ontvangers in te leveren verklaring.

Art. 22. Bij het afsluiten eener rekening na eene peiling wordt, zoo noodig, eene korting verleend van hoogstens: a. tien ten honderd van de hoeveelheid gedistilleerd, die sedert de vorige peiling in eene stokerij is vervaardigd, of in eene distilleerderij der eerste klasse is ingeslagen, in beide gevallen voor zoover die hoeveelheid tot eene sterkte van minstens vijf-en-lacht\'.rjpercent is gebragt;

h. twee ten honderd van de overige hoeveelheid gedistilleerd, die sedert de vorige peiling in eene distilleerderij der eerste klasse is verwerkt.

Voor de distilleerderijen worden die kortingen alleen berekend over de hoeveelheid, die uit eene stokerij, regt-streeks of over entrepot, tot eene sterkte van hoogstens vijf-en-zestig percent is ingeslagen, en wordt alleen dat gedeelte van den voorraad, dat bij de peiling als onverwerkt is opgegeven, bij eene volgende peiling in aanmerking genomen.

Art. 23. Inslag van gedistilleerd onder krediet voor den accijns geschiedt op vervoerbiljet, waaruit van de bestemming tot zoodanigen inslag blijkt, en nadat door den ontvanger magtiging tot den inslag is verleend. Die mag-

-ocr page 605-

51

tiging wordt, geweigerd, indien de borgtogt ten gevolge van dien inslag onvoldoende zoude worden.

Nadat de inslag is geschied, levert hij,,die den inslag deed, het vervoerbiljet in ten kantore des ontvangers, voorzien van eene verklaring, dat hij erkent den inslag te hebben verrigt.

Die verklaring en de in het biljet vermelde hoeveelheid strekken tot grondslag voor de debitering van de rekening. Wordt echter de inslag verrigt in tegenwoordigheid van ambtenaren, dan wordt de rekening gedebiteerd naar de \'uitkomsten van dezer opneming van de ingeslagen partij.

Art. 24. Hij, die gedistilleerd, onder krediet voor den accijns voorhanden, verlangt uit te slaan, doet van het voornemen daartoe ten kantore der ontvangers aangifte, en bekomt alsdan, voor uitslagen op den voet van art. 19, lett. a, een vervoerbiljet en, voor die op den voet van art. 19, lett. I, een konsent.

De hoeveelheid gedistilleerd van vijf tui percent sterkte of tot die sterkte herleid, die ten uitslag kan worden aangegeven, mag, tenzij eene geringere hoeveelheid mogt zijn overgebleven, niet minder bedragen dan vijf Jiektoliter, bij uitslag op vervoerbiljet, en dan vijftien liter, bij uitslag op konsent.

De ten uitslag aangegeven hoeveelheid strekt tot grondslag voor de kreditering van de rekening. Wordt echter de uitslag verrigt in tegenwoordigheid van ambtenaren, dan wordt de kreditering gewijzigd naar de uitkomsten van dezer opneming van de uitgeslagen partij.

Bij uitslag, in tegenwoordigheid van ambtenaren, op (lesschen en kruiken, wordt minstens een twintigste en hoogstens een tiende gedeelte van de partij, door de ambtenaren te kiezen, opgenomen, en de hoeveelheid en sterkte der geheele partij naar de uitkomst van die opneming berekend.

Er bestaat overtreding, indien bij opneming eener ten uitslag bestemde partij, op de aangegeven hoeveelheid van vijftig percent of tot die sterkte herleid, een grooter verschil wordt bevonden dan van twee ten honderd, voor gedistilleerd

-ocr page 606-

op fust, en van vier ten honderd, voor gedistilleerd op fles-schen en kruiken.

Art. 25. Geen gedistilleerd, hetzij in-of buitenlandsch, mag in welke hoeveelheid ook, uit eene stokerij, distilleerderij der eerste klasse of bergplaats of uit de panden of van de erven die daarmede gemeenschap hebben, worden uitgeslagen of aldaar ingeslagen dan gedekt door het vereischte dokument.

De ambtenaren, die belast zijn met de verifikatie van ten in- of uitslag bestemd gedistilleerd, weigeren de af-teekening van het betrekkelijke dokument, indien dat gedistilleerd hun niet, afgezonderd van andere partijen, wordt aangewezen.

Art. 26. Aan den stoker, den distillateur en den handelaar wordt, onder behoorlijken bovgtogt, krediet verleend voor den accijn van het in hunne stokerij, distilleerderij der eerste klasse of bergplaats volgens de rekening voorhanden gedistilleerd.

De stokers, distillateurs en handelaars zijn aansprakelijk voor dien accijns en voor dien der ondermaten, zoo lang die niet is voldaan.

Zij zijn mede aansprakelijk, en de door hen gestelde borgtogt blijft verbonden voor het bedrag van den accijns, verschuldigd wegens elke op vervoerbiljet uitgeslagen hoeveelheid, tot dat dit biljet, voorzien van de daarin voorgeschreven verklaringen, is terug ontvangen.

De accijns wordt van hen ingevorderd ;

a. voor de op vervoerbiljet uitgeslagen hoeveelheden, indien het biljet niet binnen den daarin omschreven termijn, voorzien van de in het dokument gevorderde verklaringen, ten kantore van afgifte is terug ontvangen, dadelijk na het verstrijken van dien termijn;

h. voor de ondermaten, bevonden bij den in- of opslag van het door hen ter overbrenging naar eene andere stokerij, distilleerderij,, der eerste klasse of bergplaats, naar eene azijnmakerij of naar een entrepot — of bij de laatste inlading van het door hen ten uitvoer naar buiten \'s lands uitgeslagen gedistilleerd, dadelijk

-ocr page 607-

53

nadat het betrekkelijk vervoerbiljet ten kantore van afgifte is terug ontvangen, indien de accijns voor de geheele hoeveelheid alsdan niet reeds volgens letter a is ingevorderd;

e. voor de hoeveelheden, bestemd om op konsent te worden uitgeslagen, bij de inlevering der aangifte ten uitslag, en

d. voor de bij peiling bevonden ondermaten, binnen acht dagen na de peiling.

De betaling geschiedt ten kantore des ontvangers tegen bewijs en volgens diens berekening.

De te veel betaalde accijns kan gedurende zes maanden na de betaling op verzoek van dengene, die den accijns voldeed, worden teruggegeven.

B. Entrepot.

Art. 27. Gedistilleerd kan in publiek of partikulier entrepot worden opgeslagen en mag aldaar gedurende onbe-paalden tijd verblijven.

De entreposuaris kan het naar goedvinden oversteken, versnijden en \'verlengen, maar mag daarbij geene zelfstandigheden gebruikken, die het opnemen der sterkte door den vochtweger verhinderen.

De Direkteuv van Financiën kan, onder de door hem te stellen voorwaarden, partikuliere entrepots ook toelaten op plaatsen, waar die in het belang der stokers noodig zijn.

Art. 2b. De hoeveelheid gedistilleerd van vijf lig percent of tot die sterkte herleid, die ten uitslag of totoverdragt kan worden aangegeven, mag niet minder bedragen dan vijf hektoliter, tenzij eene geringere hoeveelheid mogt zijn overgebleven.

C. Andere panden.

Art. 29. De Gouverneur-Generaal is bevoegd, zekere kringen aan te wijzen, binnen welke het drijven eener nering in gedistilleerd, hetzij in- of buitenlandsch, ook

-ocr page 608-

buiten eene stokerij, distilleerderij of bergplaats niet dan met medeweten der administratie mag geschieden.

De gebouwen, die tot zoodanige nering worden gebezigp en de daarmede gemeenschap hebbende panden en erven moeten binnen acht dagen, nadat die aanwijzing verbindend wordt, door den gebruiker daarvan, ten kantore des ontvangers worden aangegeven tegen bewijs.

Vóór het in gebruik nemen van andere dan de reeds aangegeven gebouwen moet daarvan eene gelijke aangifte worden gedaan.

Art. 30. In de binnen die kringen gelegen distilleerderijen der twee klasse en in de plaatsen, die volgens het vorig artikel moeten worden aangegeven, mag geen in-of buitenlandsch gedistilleerd voorhanden zijn, dan gedekt door een konsent.

De ambtenaren zijn bevoegd, het aldaar voorhanden gedistilleerd aan te peilen en de distillateur of neringdoende is verpligt, hun bij zoodanige peiling den geheelen voorraad aan te wijzen en de noodige dokumenten tot het dekken daarvan te vertoonen. Die dokuinenr.en worden ingetrokken en aan den belanghebbende een peilbewijs uitgereikt, dat als een konsent tot inslag op den dag dei-peiling wordt beschouwd.

Eene overmaat van twee ten honderd of minder op de tot eene sterkte van vijftig percent herleide hoeveelheid, die door behoorlijke dokumenten is gedekt, wordt niet in aanmerking genomen.

Art. 31. Binnen de Volgens art. 29 aangewezen kringen mag in de panden en erven, niet vallende onder die in de artikelen 25 en 30 opgenoemd, geen buiten- ofinlandsch gedistilleerd in eene grootere hoeveelheid dan van tien liter aanwezig zijn, tenzij gedekt door een dokument.

Art. 32. Geen gedistilleerd, hetzij in-of buitenlandsch, mag in eene hoeveelheid van twee liter of daarboven, uit andere panden of van andere erven, dan die in artikel 25 bedoeld, worden uitgeslagen of aldaar ingeslagen dan gedekt door het vereischte dokument.

-ocr page 609-

55

\\

HOOFDSTUK VI.

Algemeene hepalingen.

Art. 83. Vervoer van buiten- of van inlandsch gedis-tilleeerd in eene hoeveelheid Tan minder dan iwec liter behoeft niet door een dokument gedekt te zijn.

Art. 34. Vervoer van gedistilleerd naar gedeelten van Kederlandsch-Indië, waar geen accijns op dat artikel wordt geheven, wordt voor de toepassing dezer ordonnancie gelijk gesteld met uitvoer naar buiten \'s lands.

Het gedistilleerd, in de gedeelten van Kederlandsch-Indië, waar van wege het Nederlandsch-Indisch bestuur geen accijns op dat artikel wordt geheven, vervaardigd, wordt bij aanvoer op plaatsen, waar die accijns wel geheven wordt, aan dien accijns onderworpen. Een konsent, voor het vervoer uit die gedeelten naar zoodanige plaatsen afgegeven, is niet geldig om de lossing op die plaatsen en vervoer eu inslag aldaar te dekken.

Geschiedt die aanvoer niet langs een der kantoren, die voor den invoer van gedistilleerde dranken in het bijzonder zijn aangewezen, dan wordt het gedistilleerd geacht eene sterkte te hebben van honderd percent.

Art. 35. Buitenlandsch gedistilleerd mag niet in hetzelfde lokaal van een entrepöt met inlandsch gedistilleerd worden opgeslagen.

Art. 36. De Gouverneur-Generaal stelt bepalingen vast ten aanzien van de stokerijen, waarin andere grondstoffen worden gebruikt dan siroop of gesmolten suiker of op eene andere wijze wordt gewerkt dan die, waartoe deze verordening betrekking heeft; omtrent het toekennen van vrijdom van accijns voor het gedistilleerd, dat tot het vervaardigen van azijn bestemd of door vermenging met houtgeest voor gewoon gebruik ongeschikt gemaakt is, alsmede omtrent het verleenen van vergoeding voor den accijns van voor handel naar buiten \'s lands uitgevoerde zoete likeuren, bitters en andere dergelijke geestrijke dranken of reukwaters, uit gedistilleerd bereid.

Art. 37. De verschillende aangiften moeten worden in-

-ocr page 610-

56

gerigt naar de door den Direkteur van Financiën vastgestelde modellen, en zijn, even als de registers en verdere stukken, die tengevolge dezer ordonnancie worden opgemaakt, vrij van zegelregt.

Art. 38. In de stokerijen en in de distilleerderijen dei-eerste klasse moeten steeds voorhanden zijn en den ambtenaren op hunne eerste aanvraag ten gebruike verstrekt worden een dubbele dekaliter en een liter, beide geschikt tot het meten van natte waren, alsmede een lichtgevende lantaarn. ,

Art. 39. Het is verboden — elders dan in eene in werking zijnde stokerij — in gebouweu, waarin zich werktuigen bevinden, geschikt om daarmede gedistilleerd te vervaardigen, en in of op de daartoe behoorende of daarmede gemeenschap hebbende gebouwen en erven, voor de wijngisting geschikte grondstoffen te bereiden, of beslagen, bereide, gistende of uitgegiste grondstoffen voorhanden te hebben of af te stoken.

Hiervan zijn uitgezonderd wijn en bier, voorhanden in die gedeelten der voormelde gebouwen, welke uitsluitend toe woning dienen.

Art. 40. De ambtenaren zijn bevoegd, bij alle visita-tien, de afmetingen der werktuigen en de daarin aanwezige hoeveelheid grondstof of gedistilleerd op te nemen, en, tegen afgifte van een bewijs, proeven mede te nemen van grondstoffen, van zelfstandigheden, die zij voor grondstoffen houden of van gedistilleerd.

Ingelijks is de belanghebbende bevoegd om, bij verschil over de soort dier grondstoffen of zelfstandigheden, het nemen van proeven — en bij alle opnemingen van gedistilleerd, mits dadelijk na die opneming, eene hei verifi-katie te verzoeken. Hij is in dat geval verpligt flesschen te leveren, geschikt om de hoeveelheid te bevatten, die de ambtenaren voor de proeven of de herverifikatie nood\'g achten. Die herverifikatie wordt gedaan door andere ambtenaren dan die de oorspronkelijke opneming hebben verligt, en hare uitkomst is beslissend.

Indien het nemen van proeven in verband staat met

-ocr page 611-

57

eene bekeuring, worden zij in dubbel genomen en dadelijk verzegeld, met uitnoodiging aan den belanghebbende om het papier, waarop het zegel wordt gesteld door eene hand-teekening of op andere wijze te waarmerken.

Art. 41. De uitnoodigingen of uitreikingen, die aan een stoker, distillateur, handelaar of ander belanghebbende moeten worden gedaan, kunnen, bij diens afwezen, ge. schieden aan hem, die namens of van wege den belanghebbende tegenwoordig is.

Art. 43, De gemeenschap, in deze ordonnancie bedoeld, wordt geacht te bestaan tusschen alle gebouwen, die op een door den openbaren weg, muren, heggen, of op andere wijze begrensd terrein gelegen zijn, en dat terrein.

Overal waar in deze ordonnancie de volgende algemeene aanwijzingen of uitdrukkingen voorkomen, worden daarmede bedoeld:

a. met de administratie, de ambtenaren, den kontróleur of den ontvanger; die der in- en uitvoerregten en accijnsen;

h. met beslagbakken: de bakken, waarin het beslag wordt in gisting gebragt;

c. met ruwketels: de toestellen, waarmede beslagen, gistende of uitgegiste grondstoffen worden afgestookt;

d. met zamengestelde ruwketels; de toestellen, welke zoodanig zijn ingerigt, dat de gegiste grondstof voor eene stoking niet in eens op een ketel wordt geladen en geheel afzonderlijk afgestookt, maar waarmede het ruwstoken opeene doorloopende wijze wordt voortgezet, zoodanig, dat het voortbrengsel der grondstof, welke opvolgen wijze opgeladen wordt, in den toestel zich vermengt met het voortbrengsel van grondstoffen, welke in andere ketels of deelen van denzelfden toestel aanwezig zijn;

e. met gewone ruwketels; alle andere dan zamengestelde ruwketels, en

/\'. met distilleerketels: de toestellen, waarmede gedistilleerd wordt overgehaald.

-ocr page 612-

S8

HOOFDSTUK VII.

Boeten en straffen.

Art. 43. De hierna vermelde overtredingen worden gestraft, als volgt:

le. Het niet inleveren van de aangiften, voorgesciireven bij de artt. 4 en 5, en het verzwijgen in die aangiften van werktuigen, waarvan uit hun aard of bestemming gebruik kan worden gemaakt tot ontduiking van den accijns, of van het bestaan of daarstellen van gemeenschap met. andere panden of van openingen, pijpen of buizen aan werktuigen, met eene boete van acht honderd tot twee duizend gulden en verbeurte der werktuigen, waarvan de bij art. 5 voorgeschreven aangifte niet is gedaan of die in eene niet aangegeven fabriek aanwezig zijn.

Het maximum dier boete wórdt steeds toegepast, indien bewezen is, dat van de niet aangegeven werktuigen, gemeenschap, openingen, pijpen of buizen gebruik is gemaakt tot ontduiking van den accijns.

Deze boete komt, bij het bestaan eener aangifte, ten laste van den aangever, en anders ten laste van den bezitter der fabriek of der werktuigen.

2e. Het begaan van andere dan de voormelde afwijkingen, bij het doen der bij de art. 4 en 5 voorgeschreven aangiften, met eene boete, ten laste van den aangever, van vijftig gulden.

3®. Het vergrooten der inhoudsruimte van beslagbakken, in strijd met art. 6, of het aanwenden van middelen van misleiding bij het waterijken van werktuigen, met eene boete, ten laste van den stoker of distillateur, van acht honderd gulden.

4°. Het niet voldoen aan art. 8, le alinea, met eene boete, ten laste van den stoker of distillateur, van twintig gulden voor iedere week of ieder gedeelte daarvan, gedurende welke de overtreding mogt voortduren. 5®. Het schenden der op werktuigen gelegde zegels of het daarstellen, bijplaatsen, af- of uitbreken, wegvoeren.

-ocr page 613-

59

veranderen of herstellen van werktuigen, pijpen of buizen, zonder dat daartoe aangifte gedaan en magti-ging verkregen is, behoudens in de gevallen, voorzien bij no. 1 van dit artikel, met eene boete, ten laste van den bezitter der werktuigen, welker verzegeling geschonden is, of van den stoker of distillateur, van acht honderd gulden, indien van de werktuigen uit hun aard of bestemming gebruik kan worden gemaakt tot ontduiking van den accijns, en van vijftig gulden, indien dit niet het geval is.

6e. Het bereiden van voor wijngisting geschikte grondstof, het aanwezig zijn van beslagen, bereide, gistende of niigegiste grondstof, geschikt om door distillatie een geestrijk vocht op te leveren, of het afstoken daarvan,

a. indien dit plaats vindt in de werktuigen eener stokerij daartoe bij eene loopende aangifte tot stoken aangegeven, doch buiten de opgegeven of bepaalde tijdstippen of in strijd met art. 9, met eene boete, ten laste des stokeis, van acht honderd gulden, in geval de werkzaamheden met méér dan één uur is overschreden, en van twintig tot honderd gulden bij eene geringere afwijking; en

b. indien dit niet valt onder lett. a. van dit nommer en dus geschiedt in strijd met de artt. 17 of 39, met eene boete, ten laste van den stuker of distillateur of van hem, in wiens bezit of gebruik zich de panden, waarin de overtreding begaan is, bevinden, van honderd gulden voor eiken hektoliter inhoudsruimte der on wettig gebezigde werktuigen, fusten of andere vaten, waarin de voormelde grondstof aanwezig is of bewerkt wordt, doch in geen geval minder dan tviee duizend gulden, en bovendien vijf maal het bedrag yan den accijns van al het voorhanden gedistilleerd, of indien wegens het gedistilleerd, in de panden, waarin de overtreding begaan is, aanwezig, eene rekening gehouden wordt, van al hetgeen meer voorhanden is dan volgens de rekening aanwezig mag zijn, zonder dat in dit geval

-ocr page 614-

60

eenige speling in overmaat daarop wordt toegestaan; en verbeurte van het even bedoeld gedistilleerd.

7°. Het begaan van andere dan de bij no. 6« van dit art. bedoelde afwijkingen van eene aangifte tot stoken, met eeue boete, ten laste van den stoker, van twintig tot twee honderd gulden.

8C. De overtreding, bedoeld bij art. 20, 3de alinea, met eene boete, ten laste van den stoker, distillateur of handelaar, van vijf maal het bedrag van den accijns, wegens de over- en van eenmaal het bedrag van den accijns wegens de ondermaat bovèn de toegelaten spelingen.

9°. Onwettige in- of uitslag of vervoer van gedistilleerd, met verbeurte van het onwettig in- of uitgeslagen of vervoerd gedistilleerd, eene boete van vijf maal het bedrag van den acsijns daarvan en bovendien eene boete van twee honderd gulden, bij overtreding van art. 25, en van vijftig bij onwettig vervoer of over

treding van art. 33.

Die boeten worden verdubbeld, indien de verboden in- of uitslag of vervoer geschiedt tusschen zonsonder-en zonsopgang, en komen ten laste van den gebruiker van het pand of erf, waar de verboden in- of uitslag plaats vindt, en — ingeval van verboden vervoer — van den vervoerder.

10e. De overtreding, bedoeld bij art. 24, 5de alinea, met eene boete, ten laste van den aangever, van vijf maal het bedrag van den accijns wegens het verschil boven de toegelaten speling.

lle. Het niet inleveren of valsch of onvolledig invullen van de bij art. 29 voorgeschreven aangiften, met eene boete, ten laste van den neringdoende van twee honderd gulden.

12°. Het ongedekt aanwezig zijn van gedistilleerd, wanneer dit volgens art. 18, 2de alinea, art. 30 of art. 31 door een dokument gedekt moet wezen, met eene boete, ten laste van hem in wiens pand de overtreding plaats vindt, van vijf maal het bedrag van den accijns van

-ocr page 615-

61

het ongedekt gedistilleerd, boven de toegelaten speling, en verbeurte van dat gedistilleerd.

13e. Het niet voldoen aan of overtreding van art. 8, 2de alinea, art. 10, 3de en 5de al., art. 13, 2de al., art. 20, 2de al., art. 27, 2de al., art. 30, 2de al, art. 38 en art. 40, 2de al., met eene boete van honderd tot zes honderd gulden.

Deze boete komt, bij overtreding van art. 15, 2e al., of van art. 38, ten laste van den betrokken stoker of distillateur; bij overtreding van art. 27, 2e al., ten laste van den betrokken entrepositaris, en anders ten laste van hem, aan wien de verpligting, waaraan niet is voldaan, is opgelegd.

Art. 44. Overtreding van bepalingen, die door den Gouverneur-Generaal naar aanleiding van deze ordon-nancie worden vastgesteld, wordt gestraft met de boeten en straffen tegen eene gelijke of gelijksoortige overtreding dezer ordonnancie bedreigd.

Overtreding dier bepalingen wordt, voor zoover zij niet valt onder de eerste alinea van dit artikel, gestraft met eene boete van honderd tot acht honderd gulden.

Art. 45. Vergunningen krachtens deze ordonnancie of de in het vorige artikel bedoelde bepalingen verleend, kunnen, indien de vastgestelde voorzorgen of voorwaarden niet worden nagekomen, worden ingetrokken door hem, die de vergunning verleende.

HOOFDSTUK VIII.

Slotbepalingen.

Art. 46. Deze ordonnancie treedt in werking met den ls,en Januarij 1874.

Art. 47. De Gouverneur-Generaal stelt voorschriften vast omtrent het verzekeren of betalen van den accijns voor het gedistilleerd, dat op het tijdstip in art. 46 genoemd, vervoerd wordt of onderweg is, — of in eene hoeveelheid, boven een door Hem te bepalen maximum, voorhanden is.

-ocr page 616-

62

De stokerijen en distilleerderijen, die op dat tijdstip in werking zijn en binnen veertien dagen daarna, op den voet van art. 4, worden aangegeven, kunnen, ook zonder bewijs van toelating, gedurende drie maanden na dat tijdstip in werking blijven. De in die stokerijen aanwezige zamen-gestelde ruwketels, wier inrigting niet in strijd is met art. 6, 2de alinea, kunnen gedurende dat tijdsverloop, ook zonder vergunning van den Direkteur van Financiën, gebruikt worden.

Zoolang de tijdruimte, binnen welke de ruwstokingen moeten afloopen, of de hoeveelheid beslag, die per uur minstens moet worden afgestookt, door den Direkteur van Financiën niet is vastgesteld, wordt die door den stoker naar eigen goedvinden bepaald, en is de stoker verpiigt de hoeveelheid te vervaardigen gedistilleerd aan te geven:

a. bij het werken met gewone ruwketels, per ketel, en

b. bij het werkèn met zamengestelde ruwketels, per uur, gedurende\'hetwelk met ieder toestel gewerkt wordt.

Zoolang geene uitvoering is gegeven aan art. 14, 2de al., wordt de stoker vrijgelaten in de aangifte van de daarbij bedoelde hoeveelheid.

De bij dat artikel bedoelde proefstokingen worden ver-rigt in de door den Direkteur van Financiën aan te wijzen stokerijen. De gebruikers daarvan zijn verpiigt, daarbij hulp en medewerking, alsmede vaatwerk te verschaffen, een en ander overeenkomstig het verlangen en de aanwijzingen der ambtenaren met de proefstokingen belast. Het niet voldoen aan deze verpligtingen en het, door middel van eenige handeling of verzuim, benadeelen der proefstokingen of onjuist maken der uitkomsten daarvan wordt gelijkgesteld met het verhinderen van visitatie.

De bij art. 15 bedoelde aangifte tot stoken wordt voor de stokerijen, waarin op voormeld tijdstip gistende of uit-gegiste grondstoffen aanwezig zijn of beslag bereid zal worden, onmiddelijk ingeleverd.

-ocr page 617-

63

In- en Uitvoerregten. Accijnsen. Algemeen reglement op de heffing en verzekering van in- en uitvoerregten en accijnsen.

(Staatsblad 1873 no. 241).

HOOFDSTUK I.

In- en uitvoer.

Art. 1. In het tolgebied worden de havens, voor den algetneenen handel geopend, door den Gouverneur-Generaal onderscheiden in :

a. Iiavens voor algetneenen in- en uitvoer, en h. havens voor beperkten invoer en algeraeenen uitvoer. In de havens, bij litt. h bedoeld, kunnen uit inlmdsche vaartuigen, te huis behoorende in den Nederlandsch-Indi-schen Archipel, alle goederen worden gelost, en uit andere vaartuigen, zonder vergunning van den Direkteur van Financiën, geene goederen, in die vaartuigen buiten Neder-landsch-lndië ingeladen, worden gelost dan : de kollis, door eene administratie der posterijen verzegeld; de passagiers-goederen, die naar het oordeel der ambtenaren niet tot de handelswaren behooren; de hjfs-benoodigdheden der opvarenden; voorwerpen en goederen, besiemd om tot em-ballaadje te dienen, en goederen, die noch aan invoerregt, noch aan accijns onderworpen zijn.

Andere dan in Nederlandsch-Indië te huis behoorende inlandsche vaartuigen mogen, bij regtstreeksche aankomst van buiten Nederlandsch-Indië, geen havens aandoen dan die, welke voor den algemeenen handel geopend zijn.

De beide voorgaande alinea\'s zijn niet toepasselijk ingeval van zeeramp of nood, of ten aanzien van oorlogsschepen en van vaartuigen, in gebruik bij eenige tak van dienst van het Nederlandsch-Iniisch bestuur.

De Gouverneur-Generaal wijst voor elke niet voor den algemeenen handel geopende haven bjnnen het tolgebied het kantoor aan, waar de aangiften tot lossing uit of inlading in inlandsche vaartuigen en kustvaarders in- en de aangifte tot vervoer met kustvaarders van zoodanige haven moeten worden ingeleverd.

-ocr page 618-

64

De Gouverneur-Generaal kan, in dringende gevallen en niet inachtneming van de noodige voorzorgen tegen ontduiking van \'s landsregten, vergunning verleenen, om met schepen en vaartuigen ook andere plaatsen dan de in de lste alinea van dit artikel genoemde havens aan te doen.

Art. 3. Het is in het tolgebied verboden, in zee of op de buitengronden goederen te lossen of te laden binnen een afstand van 5,5 kilometer van het zeestrand. Deze verbodsbepaling is niet toepasselijk ten aanzien van oorlogsschepen en van vaartuigen, in gebruik bij eenigen tak van dienst van het Nederlandsch-Indisch bestuur, ingeval van zeeramp en op de op zee opgsvischte of op de buitengronden aangespoelde goederen.

Voor de toepassing van dit artikel wordt eene aangewezen reede niet geacht tot de zee te behooren, en wordt, indien de politieke of administratieve grens der eilanden, waaruit bedoeld gebied bestaat, op kleiner afstand dan van 5,5 kilometer van het zeestrand getrokken is, de verbodsbepaling tot binnen die grens beperkt.

Art. 3. De gezagvoerder van een vaartuig, dat op eene in het tolgebied gelegen plaats, regtstreeks van buiten dat gebied aankomt, is, — behoudens het geval van overmagt of andere buitengewone omstandigheden, ter beoordeeling van den eerstaanwezenden ambtenaar, van wiens beslissing bij den Direkteur van Financiën in hooger beroep kan worden gekomen — verpligt binnen 60 uur na zijne aankomst, ten kantore des ontvangers eene algemeene aangifte omtrent zijne lading in te leveren of, indien dat vaartuig behoort tot de inlandsche schepen en vaartuigen, niet op Europesche wijze getuigd en enkel van jaarpassen voorzien, den ambtenaren een of meer passen of voor-loopige vergunningen tot lossen voor zijne lading ter hand te stellen.

De gezagvoerder van een vaartuig, dat op eene in het tolgebied gelegen plaats van eene andere daarbinnen gelegen plaats aankomt, is verpligt, binnen gelijken termijn de konsenten en andere dokumenten, waarop de goederen zijn ingeladen, aan de ambtenaren te overhandigen.

-ocr page 619-

65

Arc. 4. De gezagvoerders van vaartuigen, waarmede goederen, in zee of op de buitengronden gered, geborgen of opgevischt, worden aangebragt, zijn, in afwijking in zoover van art. 3, gehouden, eene algemeene aangifte in te leveren en deze op te maken in overleg met den eigenaar of gekonsigneerde der goederen, den gezagvoerder van het vaartuig, waaruit deze geborgen zijn, of, indien deze personen afwezig of onbekend zijn, den ambtenaar, belast met het beheer der strandvonderij ter plaatse, waar het schip of de goederen zijn aangebragt.

Art. 5. Eene algemeene aangifte wordt niet gevorderd bij aankomst van:

«. oorlogsschepen en van vaartuigen, in gebruik bij eeni-gen tak van dienst van het Nedeiiandsch-Indisch bestuur;

h. sleepbooten, indien die niet tevens gebruikt worden tot vervoer van goederen;

c. vaartuigen, die ter plaatse hoogstens 48 uur vertoeven en aldaar geene andere goederen dan provisiën, drinkwater of steenkolen inladen, en geene andere goederen lossen, dan de door eene administratie der posterijen verzegelde kollis, de naar het oordeel der ambtenaren niet tot handelswaren behoorende passagiersgoederen en de lijfs-benoodigdheden der opvarenden; en

d. schepen, die in zee drijvende gevonden of op de buitengronden gered of geborgen zijn, indien de gezagvoerder daarvan niet aanwezig is.

Art. 6. Al de aan boord zijnde goederen moeten inde algemeene aangifte begrepen worden, met uitzondering alleen van de inventarisgoederen, de lijfsbenoodigdheden der opvarenden, de kollis, die door eene administratie der posterijen verzegeld zijn , en de passagiersgoederen, die naar het oordeel der ambtenaren niet tot de handelswaren behooren.

Art. 7. De algemeene aangifte vermeldt:

a. den naam, den tonneninhoud en de vlag van het vaartuig, en den naam van den gezagvoerder;

h. de plaatsen, waar de lading is ingenomen, en het land, waarin die plaatsen gelegen zijn;

-ocr page 620-

66

c. het aantal, de merken en de nommers van elke soort van kollis, die soort en de soort der daarin verpakte goederen;

d. het aantal stuks en de soort der losse goederen;

e. voor andere dan de krachtens a^-t. 4 ingeleverde aangiften, de hoeveelheid der gestorte goederen; en

/. de soort der gestorte goederen of wel dat het schip ledig of in ballast aangekomen is.

De provisiën worden daarin afzonderlijk vermeld.

De goederen kunnen worden aangeduid onder de alge-meene benaming koopmanschappen, mits bij het inleveren der aangifte de ladingspapieren van de aldus aangeduide goederen worden vertoond en daaruit blijkt, dat de soort werkelijk onbekend is. Deze voorwaarden zijn niet toepasselijk op de aangiften, krachten art. 4 ingeleverd.

De algemeeae aangifte wordt ingerigt volgens het daarvoor door den Direkteur van Financiën vast te stellen model en door den gezagvoerder onderteekend. Zij wordt geschreven in de Nederlandsche taal en met de daarvoor gebruikelijke teekens. De soort der goederen wordt zooveel mogelijk aangeduid met Nederlandsche benamingen. Het geschrevene mag niet worden uitgedelgd; doorhalingen moeten worden goedgekeurd en die goedkeuring door de handteekening van den gezagvoerder bevestigd worden; die doorhalingen mogen het geschrevene niet onleesbaar maken.

Eene aangifte die niet voldoet aan of ingerigt is in strijd met de bepalingen van dit artikel, wordt als niet ingeleverd beschouwd en terstond aan den inleveraar teruggegeven.

Vergissingen in de aangifte, welke, ter beoordeeling van den eerstaanwezenden ambtenaar, van wiens beslissing bij den Direkteur van Financiën in hooger beroep kan worden gekomen, blijkbaar niet aan opzet moeten worden toegeschreven, worden evenwel niet in aanmerking genomen.

Art. 8. Indien in de algemeene aangifte de hoeveelheid der gestorte goederen niet in Nederlandsche maat of gewigt is opgegeven, wordt de gebezigde vreemde maat of gewigt door den ontvanger tot Nederlandselie herleid. De gezagvoerder, die deze herleiding onjuist acht, of die eene ver-

-ocr page 621-

67

gissing in zijne algemeene aangifte heeft begaan, kan herstel daarvan vragen bij een verzoekschrift, dat vóór den aanvang der lossing, óf, indien daarmede reeds binnen den in art. 3 vermelden termijn is aangevangen, binnen dien termijn ten kantore des ontvangers moet zijn ingeleverd, en waarop beslist wordt door den kontröleur, aan wiens uitspraak de gezagvoerder zich moet onderwerpen.

Art. 9. De gezagvoerder, die met mijn vaartuig naar eene andere plaats wil vertrekken, levert, indien voor dat vaartuig eene algemeene aangifte is gedaan en aan boord daarvan nog lading gf provisiën aanwezig zijn, die daarmede van buiten het tolgebied zijn aangevoerd, ten kantore des ontvangers eene aangifte in duplo in omtrent die restantgoederen. Een exemplaar dier aangifte wordt door den ontvanger met zijne handteekening gewaarmerkt en aan den gezagvoerder teruggegeven.

Op deze aangifte zijn de bepalingen van art. 7 toepasselijk. De gezagvoerder is verpligt, indien de ambtenaren de juistheid dezer aangifte aan boord wenschen te onderzoeken, daartoe alle hulp en medewerking volgens de aanwijzing der ambtenaren te verleenen. Dit onderzoek geschiedt ten koste van ongelijk.

Art. 10. Er bestaat overtreding, indien de algemeene aangifte onjuist blijkt te zijn ten aanzien van:

a. het aantal kollis of stukken van elke soort of merk; li. de hoeveelheid der gestorte goederen; of c. de soort der goederen.

Het verzwijgen van verpakte of stukgoederen, waarvan het gezamenlijk bedrag der regten en aocijnsen niet meer dan vijftien gidckn beloopt, een verschil op de bij b bedoelde hoeveelheid van niet meer dan üen teu honderd of een tekort op de provisiën\'wordt echter niet in aanmerking genomen.

Art. 11. De gezagvoerders zijn verpligt, alvorens met hun vaartuig naar eene andere plaats te vertrekken, de dokumenten betrekkelijk de aan boord aanwezige goederen in te leveren bij de ambtenaren, onder aflegging eener verklaring, in die dokumenten omschreven, alle — en dat verder geene handelswaren aan boord zijn.

-ocr page 622-

68

Indien het vaartuig naar eene andere plaats binnenliet tolgebied vertrekt, voegen zij daarbij eene lijst in duplo, aanwijzende den naam, den tonneninhoud en de vlag van het vaartuig, den naam van den gezagvoerdér, en het kantoor van afgifte, de soort, de dagteekening en het nom-mer dier dokumenten.

De ambtenaren geven in dat geval de ingeleverde dokumenten aan den gezagvoerder terug, na die vastgehecht te hebben aan een door hunne handteekening gewaarmerkt exemplaar dezer lijst.

Dergelijke lijst is onnoodig, indien de aan boord zijnde handelswaren allen vermeld zijn in één konsent. In dat geval stellen de ambtenaren daaromtrent eene verklaring op dat dokument.

De dokumenten, niet in die lijst vermeld, zijn niet geldig om de lossing van goederen te dekken.

Het bedoeld exemplaar der lijst wordt, vooi de toepassing van art. 3, beschouwd als een dokument, tot de lading betrekkelijk.

De bepalingen van dit artikel zijn niet toepasselijk bij het vertrek der schepen, vermeld in art. 5, lett. a—c.

Art. 13. De Direkteur van Financiën is bevoegd, onder de noodige waarborgen tegen ontduiking, de gezagvoerders van stoomschepen, die, op hunne reis van de eene plaats buiten het tolgebied naar de andere, havens aandoen, welke binnen dat gebied gelegen zijn, te ont-heffen van de verpligting tot liet doen eener algemeene aangifte.

Art. 13. Met de lossing wordt geen aanvang gemaakt vóór dat aan art. 3 is voldaan.

De goederen worden niet gelost dan gedekt door het dokument, waarop zij elders in het tolgebied zijn ingeladen, voor zoover dat dokument geldig is om de lossing te dekken, of door een pas of eene voorloopige vergunning tot lossen, afgegeven door den ontvanger ter losplaats, na inlevering te diens kantore van eene aangifte tot lossing op den voet van het VIC Hoofdstuk. In het belang van schip of lading kunnen echter goederen tijdelijk zonder

-ocr page 623-

69

eenig dokument worden gelost, onder de waarbovgen tegen ontduiking, die de eerstaanwezende ambtenaar noodig acht.

De goederen moeten worden aangegeven ten invoer tot verbruik, ten opslag in een depötpakhuis of entrepot, ten doorvoer of tot overscheping om te worden o verge brag t naar eene der bij art. 1, lc alinea, litt.bedoelde havens.

De pas tot overscheping is niet geldig om de lossing te dekken der goederen uit het vaartuig, waarin die injn overgescheept.

Art. 14. De goederen worden niet ingeladen dan gedekt door het dokument, waarop zij elders in het tolgebied zijn gelost of uitgeslagen, voor zoo ver dat dokument geldig is om de inlading te dekken, of door een laadpas of\' konsent, afgegeven door den ontvanger ter plaatse der inlading, na inlevering te zijnen kantore van eene aangifte tot inlading of vervoer op den voet van het VP Hoofdstuk.

Indien de aangever van dien ontvanger vergunning heeft bekomen, om die aangiften voorloopig af te geven uit een door dezen gewaarmerkt register, en die voorloopige aangiften vóór de inlading aan de ambtenaren ingeleverd en de goederen daarbij ter verifikatie of visitatie aangeboden worden, kan die inlading ook plaats hebben op het door de ambtenaren afgegeven bewijs van die inlevering.

Accijnsgoederen, die doorgevoerd of met afschrijving of teruggave van accijns uitgevoerd worden, moeten in de gewone laadruimen geladen worden, tenzij uit eene optie betrekkelijke dokumenten gestelde verklaring van den eerst-aanwezenden ambtenaar ter plaatse der inlading blijkt, dat zij met zijn voorweten in een ander, in de verklaring met name aangewezen, gedeelte van het vaartuig geladen zijn. Zij worden beschouwd in strijd met deze bepaling te zijn ingeladen, indien zij buiten die laadruimen of dit aangewezen gedeelte gevonden worden.

Art. 15. Voor de toepassing der beide voorgaande artikelen wordt de lossing van goederen uit eene laadpraauw in een ander vaartuig, als inlading,—en de inlading van goederen in eene lospraauw uit een vaartuig, waarmede die goederen uit zee zijn aangebragt, als lossing beschouwd.

iLS

-ocr page 624-

70

Art. 16. De bepalingen der artikelen 13 en 14 zijn niet toepasselijk op de kollis, door eene administratie der posterijen verzegeld; de passagiersgoederen, die naar het oordeel der ambtenaren niet tot de handelswaren beboeren, en de lijfs-benoodigdheden der opvarenden; zoomede niet op oorlogsschepen nooli op vaartuigen, in gebruik bij eenigen tak van dienst van het Nederlandsoh-Indisch bestuur;— en die van de le alinea van artikel 14 mede niet op steenkolen, bij inlading in stoomschepen, en op drinkwater, provisiën, ballast en de volgens artikel 13 tijdelijk geloste goederen.

Door den Direkteur van Financiën worden voorschriften vastgesteld omtrent de visitatie en de wijze van voldoening van het invoerregt en den accijns van de geloste goederen van passagiers en opvarenden.

Art. 17. Bij zeerampen en indien goederen aan de vaste stranden aanspoelen of na opvissching in zee of berging op de buitengronden worden aangebragt, is de ambtenaar, ter plaatse met het beheer der strandvonderij belast, ver-pligt, onverwijld inet den naastbijzijnden ambtenaar der in- en uitvoerregten en accijnsen het noodige te verrigten ter verzekering van \'s lands inkomsten, en een afschrift van den inventaris der geborgen goederen bij den ontvanger in te leveren.

De goederen en voorwerpen onder beheer der strandvonderij mogen niet aan de regthebbenden of, ingeval van verkoop, aan de koopers worden afgegeven, dan nadat deze ze hebben aangegeven op den voet van het VIa Hoofdstuk.

HOOFDSTUK II.

Bepotpakfuizen.

Art. 18. In elke der bij artikel 1, 1quot; alinea, litt. a, bedoelde havens wordt, onder den naam van depötpakhuis, eene bergplaats ingerigt voor den opslag van goederen, gelost met bestemming tot zoodanigen opslag.

Goederen, die naar het oordeel des ontvangers blootstaan aan zelfontbranding of gevaarlijk of schadelijk kunnen zijn

-ocr page 625-

71

voor het pakhuis en de daarin opgeslagen goederen, worden daarin niet toegelaten.

Het depotpakhuis is op zondagen alleen toegankelijk met toestemming van den eerstaanwezenden ambtenaar.

De goederen mogen gedurende 8 dagen na de lossing in het depotpakhuis verblijven. Deze tijdruimte kan echter in bijzondere gevallen door den eerstaanwezenden ambtenaar worden verlengd. Zijn zij na verloop van die of van de verlengde tijdruimte niet uitgeslagen, dan worden zij overgebragt naar het gouvernementspakhuis en aldaar als onbeheerde goederen behandeld volgens hst Virlc Hoofdstuk.

Art. 19. Uitslag van goederen uit de depótpakhuizen geschiedt niet, dan nadat daartoe een pas of een voorloopige vergunning is verkregen.

Die dukumenten worden afgegeven door den ontvanger ter plaatse, waar het pakhuis gelegen is, na inlevering te zijnen kantore van eene aangifte tot uitslag op den voet van het VIde Hoofdstuk.

De ten uitslag bestemde goederen moeten worden aangegeven ten invoer tot verbruik, ten opslag in entrepot of ten doorvoer.

Art. 20. Oe opgeslagen goederen worden niet ontpakt of verpakt, dan voor zoover dit voor het onderzoek der ambtenaren noodig is. De eerstaanwezende ambtenaar is echter bevoegd, hierop uitzonderingen toe te laten, indien dat wegens beschadiging of om andere redenen noodig is, met dien verstande evenwel, dat geen uitstalling plaats vinde.

Hij kan ook toestaan, dat de koilis éénmaal worden gesplitst, indien aan de goederen verschillende bestemmingen moeten worden gegeven. Deze splitsing wordt aangeteekend op de passen, waarop de gesplitste goederen zijn opgeslagen, met vermelding van de merken en nom-mers der door de splitsing verkregen kollis.

Art. 21. De ambtenaren zijn bevoegd, met magtiging van den eerstaanwezenden ambtenaar, de opgeslagen goederen aan te peilen en des vereischt te visiteren.

De depositaris is verpligt, de goederen bij deze opnemingen op aanvraag der ambtenaren aan te wijzen.

-ocr page 626-

72

Art. 23. Er bestaat overtreding, indien:

a. goederen ontbreken, die opgeslagen, doch niet volgens

eenig dokument uitgeslagen zijn, of h. goederen aanwezig zijn, zonder dat daarvan uit de passen blijkt.

Vergissingen, welke, ter beoordeeling van den eerst-aanwezenden ambtenaar, van wiens beslissing bij den Direkteur van Financiën in hooger beroep kan worden gekomen, blijkbaar niet aan opzet moeten worden toegeschreven, worden niet als ove. ireding beschouwd.

HOOFDSTUK III.

Entrepots.

Art. 23. Entrepots worden aangewezen of toegelaten in de plaatsen, waar het belang van den handel dit, naar het oordeel van den Gouverneur-Generaal, noodig maakt. Zij worden onderscheiden in publieke en partikuliere.

Het publiek entrepot is de algemeene bewaarplaats onder sluiting der administratie.

Als partikulier entrepot worden toegelaten de bijzondere bergplaatsen, die door den kontröleur zijn goedgekeurd; zij worden door de belanghebbenden en de administratie wederzijds gesloten.

Bij bevinding, dat door een handelaar misbruik is gemaakt van de gunst van partikulier entrepot, kan de toelating als zoodanig van de bij dien handelaar in gebruik zijnde panden door den Direkteur van Financiën worden ingetrokken; de goederen, in die panden aanwezig na verloop van 14 dagen, nadat den handelaar het besluit van intrekking is medegedeeld, worden op den voet van het Vir\'n Hoofdstuk naar het gouvernementspakhuis\'over-gebragt en kunnen niet dan ten invoer tot verbruik of ten uitslag met bestemming om te worden veraccijnsd worden aangegeven.

Art. 24. De administratie is voor de in publieke en particuliere entrepots opgeslagen goederen niet verantwoordelijk, ten ware deze in publieke entrepots door bewezen

-ocr page 627-

73

verzuim, nalatigheid of slordigheid der ambtenaren vermist , bedorven of in waarde verminderd zijn.

In de publieke entrepots worden echter geene goederen toegelaten, die bloot staan aan zelfontbranding of gevaarlijk of schadelijk kunnen zijn voor het entrepot of voor de daarin opgeslagen goederen. Van den opslag van goederen in die entrepots kan een bewijs worden gevovderd.

Op zondagen zijn de entrepots alleen toegankelijk met toestemming van den eerstaanwezeaden ambtenaar.

De eerstaanwezende ambtenaar is\'bevoegd, toe te staan, dat de goederen worden ontpakt of verpakt, indien dat wegens beschadiging of om andere redenen noodig is, en dat de kollis éénmaal worden gesplitst, indien aan de goederen verschillende bestemmingen moeten worden gegeven.

Art. 25. Tusschen den belanghebbende en de administratie wordt wegens de opgeslagen goederen ten kantore des ontvangers eene rekening gehouden, — omtrent natte waren, naar de maat belast, en gestorte goederen over de hoeveelheid, voor het gedistilleerd na herleiding tot het grondgehalle, en omtrent andere goederen, over het aantal en de merken der kollis.

Op die rekening worden als kredit gebragt de uitslagen en overdragten volgens art. 26 en de bevonden ondermaten, alsmede op die wegens de partikuliere entrepots de kortingen en afschrijvingen, bij art. 28 bedoeld.

Art. 26. De uitslag van goederen, met accijns belast, geschiedt op een vervoerbiljet of konsent, en die van andere goederen op een pas of eene voorloopige vergunning tot uitslag, welke dokumenten worden afgegeven door den ontvanger ter plaatse, waar het entrepot gelegen is, na inlevering te zijnen kantore van eene aangifte tot uitslag op den voet van het VIde Hoofdstuk.

De ten uitslag bestemde goederen moeten worden aangegeven ten invoer tot verbruik, ter verwisseling van entrepot, ten doorvoer, ten opslag onder genot van krediet voor — of ten uitvoer onder afschrijving van den accijns, of ten uitslag met vrijdom of met bestemming om te worden veraccijnsd.

-ocr page 628-

74

De goederen kunnen in hetzelfde entrepót worden overgedragen op naam van een ander, mits ten kantore des ontvangers eene verklaring worde ingeleverd, waarin de vorige en de nieuwe entrepositaris te kennen geven, dat zij die overdragt der in de verklaring te omschrijven goederen verlangen.

Art. 27. De ambtenaren zijn bevoegd, op magtiging van den eerstaanwezenden ambtenaar de voorhanden goederen op te nemen.

De entrepositaris is verpligt, voor die opnemingen in een partikulier entrepot het werkvolk en de gereedschappen te verschaffen, benoodigd om de kollis des vereischt te verplaatsen en te openen en om de hoeveelheid der gestorte goederen aan te peilen. Blijft hij, na daartoe door de ambtenaren te zijn uitgenoodigd, ingebreke om hieraan te voldoen, dan wordt daarin te zijnen koste voorzien.

De ambtenaren maken van hunne bevinding een relaas op en leveren dat ten kantore des ontvangers in, nadat zij het, indien het tot een partikulier entrepot betrekking heeft, den belanghebbende ter medeteekening aangeboden en hem een afschrift daarvan uitgereikt hebben.

Art. 28. De rekening, wordt telkens, wanneer de belanghebbende of de ontvanger dit verzoekt, alsmede na elke opname en op den 31slel1 December van elk jaar door den ontvanger afgesloten en het saldo op nieuwe rekening overgebragt.

De Direkteur van Financiën beslist omtrent de geschillen, die tusschen den belanghebbende en den ontvanger over de debiteringen en krediteringen eii de afsluiting ontstaan.

De belanghebbende is verpligt, de afsluiting mede te teekenen en zich daartoe binnen 8 dagen na de afsluiting ten kantore des ontvangers te begeven, te welken einde hem, indien de rekening op diens verlangen is afgesloten, daarvan kennis wordt gegeven. Voldoet hij daaraan niet, dan verliest hij de bevoegdheid om tegen de uitkomsten der afsluiting in verzet te komen.

Het invoerregt en de accijns van de in partikulier en-

-ocr page 629-

75

trepót bevonden ondermaat worden binnen 8 dagen na de afsLuiting van den belanghebbende ingevorderd.

Echter wordt op natte waren, naar de maat belast, zoo noodig, eene korting verleend van 1/2 ten honderd van de hoeveelheid, die op den eersten van elke maand in flesschen en kruiken van eene inhoudsruimte van meer dan twee liter en op fust voorhanden is. De Direkteur van Financiën is bovendien bevoegd, bij lekkaadje uit fusten en bij het breken ook van andere flesschen en kruiken, met die waren gevuld, die korting ruimer te stellen of korting toe te kennen, alsmede om bij brand, overstrooming of dergelijke gebeurtenissen afschrijving te doen verleenen ook voor andere goederen dan de bedoelde natte waren.

Art. 29. De ambtenaren stellen, bij inslag in en uitslag uit entrepot, op het dokument, waarop de goederen zijn aangebragt of worden uitgeslagen, eene aanteekening omtrent hunne bevinding.

Deze aanteekening strekt tot grondslag van de bebite-ring of kreditering der rekening.

HOOFSTUK IV.

Doorvoer.

Art, 30. De doorvoer wordt onderscheiden in regtstreek-schen en niet regtstreekschen. Regtstreeksche doorvoer is die, waarbij de goederen niet aan den wal worden ge-bragt dan om aldaar in een depötpakhuis te worden opgeslagen. Andere doorvoer wordt als niet regtstreeks beschouwd.

Doorvoer van goederen kan geschieden, indien van het voornemen daartoe blijkt uit de aangifte tot lossing of uitslag uit het depotpakhuis of entrepot. Goederen, waarvan de invoer verboden is, worden echter, behalve indien zij in zee opgevischt, aan het zeestrand aangespoeld of uit verongelukte schepen geborgen zijn, of in de plaats, waar het entrepot gelegen is, ten uitvoer worden ingeladen, alleen toegelaten ten regtstreekschen doorvoer.

-ocr page 630-

76

Bij den doorvoer behoort alles, wat ten aanzien van in-, ver- en uitvoer is voorgeschreven, te worden opgevolgd.

Art. 31. De goederen worden niet verpakt dan indien de eerstaanwezenden ambtenaar daartoe vergunning verleent op grond van beschadigdheid der kollis of dergelijke redenen. De verandering omtrent de kollis, merken en nommers wordt door de ambtenaren, die bij de verpakking tegenwoordig zijn, op de geleidende doorvoerpassen aangeteekend.

De goederen mogen alleen in dat geval, alsmede bij gebrek aan scheepsgelegenheid of in andere buitengewone omstandigheden, onderweg worden opgeslagen. Die opslag geschiedt in entrepot of in eene door den belanghebbende te verstrekken en door den eerstaanwezenden ambtenaar goedgekeurde bergplaats, die zoo door den belanghebbende als door de ambtenaren gesloten wordt. De doorvoerpas wordt voor het tijdsverloop, gedurende hetwelk de goederen aldus zijn opgeslagen, verlengd.

Art. 32. Indien de doorvoerpas zijne geldigheid tot dekking van vervoer en inlading verloren heeft, omdat niet blijkt, dat de pas op de daarin aangewezen plaatsen aan de ambtenaren is vertoond, kan de eerstaanwezende ambtenaar ter plaatse van laatste inlading, in afwijking in zoo ver van art. 38, 1° alinea, lett. c, den doorvoerpas voor die inlading alsnog geldig verklaren.

Art. 33. Vóór de laatste inlading worden de goederen naauwkenrig vergeleken met den doorvoerpas. Wordt daarbij geen ander verschil bevonden dan van hoogstens v\'ijf ten honderd van de geloste, uitgeslagen, of, indien de uitslag niet in tegenwoordigheid van ambtenaren is ver-rigt, ten uitslag aangegeven hoeveelheid, voor het gedistilleerd na herleiding tot het grondgehalte, dan wordt de doorvoerpas, na betaling van het uitvoerregt van het te veel aanwezige en na inlading, voor uitvoer afgeteekend.

Indien goederen gedurende den tijd, voor den doorvoer toegestaan, in verbruik worden gebragt, de eerstaanwezende ambtenaar daarvan eene verklaring stelt op den doorvoerpas, en deze ten kantore des ontvangers wordt ingeleverd

-ocr page 631-

77

na betaling van het invoerregt en den accijns, dan wordt de pas als gezuiverd beschouwd.

HOOFDSTUK V.

Vervoer en voorraad.

Art. 34. Het vervoer van aceijnsgoederen moet hl het gedeelte van Nederlandsch-Indië, waar de betrekkelijke accijns geheven wordt, gedekt zijn door een konsent of ander dokument, indien hij plaats vindt in eene hoeveelheid boven het bij de bijzondere verordeningen aangewezen maximum.

De Gouverneur-Generaal bepaalt, van welke accijnsvrije goederen het vervoer in eene hoeveelheid boven het door Hem, voor elke soort dier goederen vast te stellen maximum moet gedekt zijn door een konsent of ander dokument. Deze bepaling is alleen toepasselijk op het onvrij terrein.

Art. 35. Het vervoer van alle goederen moet, op eene aangewezen reede, anders dan met een uit zee komend of naar zee vertrekkend vaartuig, voor elke hoeveelheid gedekt zijn door een konsent of ander dokument.

Het vervoer op rivieren of andere binnenwateren, die niet door sluizen of op andere wijze van de zee zijn afgescheiden, moet eveneens voor alle goederen en voor elke hoeveelheid door een konsent of ander dokument gedekt zijn. Deze bepaling is echter alleen toepasselijk op het onvrij terrein.

De goederen, aangespoeld aan de vaste stranden of aldaar geborgen uit gestrande of gebroken schepen, mogen, behalve door of van wege den ambtenaar, ter plaatse met het beheer der strandvonderij belast, zoolang voor die goederen geen pas of voorloopige vergunning tot lossen is verkregen, niet verder landwaarts in worden vervoerd dan noodig is om ze tegen verdere beschadiging door het zeewater te beveiligen.

Art. 36. Het onvrij terrein bestaat voor ieder eiland, dat tot het tolgebied behoort, uit de strook, die langs het zeestrand tot op een afstand van 5,5 kilometer daarvan

-ocr page 632-

78

gelegen is, en voor Sumatra en Borneo bovendien uit de strook, die op gelijken afstand gelegen is langs en binnen de landgrenzen van het gedeelte dier beide eilanden, waar van wege het Nederlandsch-Indisch bestuur regten worden geheven.

Tot het onvrij terrein worden echter niet geacht te behoo-ren de gedeelten dier strooken, die door den Gouverneur-Generaal zijn aangewezen.

Goederen in of op een stilstaand of stiiliggend vervoermiddel aanwezig, worden geacht daarmede vervoerd te worden.

Art. 37. De konsenten worden, indien niet anders is bepaald, afgegeven door- den ontvanger ter plaatse van den uitslag, nadat te zijnen kantore eene aangifte tot vervoer op den voet van het Vlic Hoofdstuk is ingeleverd en een konsent vertoond is, waardoor de voorraad in het pand, waaruit de uitslag geschiedt, wordt gedekt.

Ter verkrijging van een konsent tot vervoer van accijns-vrije goederen behoeft zoodanig dokument .niet te woiden vertoond, indien die goederen ter plaatse zijn vervaardigd of de uitslag daarvan geschiedt uit een buiten het onvrij terrein gelegen pand. Bovendien is de ontvanger, ingeval van opbreking van het huisgezin, dat — of van vertrek of overlijden van den persoon, die het pand, waaruit de uitslag geschiedt, bewoonde of gebruikte, bevoegd, den aangever te ontheffen van de verpligting om zoodanig dokument te vertoonen.

Tot het dekken van den voorraad zijn de konsenten slechts geldig roor de hoeveelheid, die volgens de daarop voorkomende aanteekeningen nog niet is uitgeslagen, en alleen, indien die koiisenten geldig waren om den inslag te dekken, en deze is of kan zijr; geschied:

a. binnen de laatste drie maanden, voor de accijnsgoederen, aanwezig in panden, waarvan het bezit of gebruik bij de administratie bekend moet zijn ; en h. binnen het laatste jaar, voor accijnsgoederen in andere . dan de bij a genoemde panden, alsmede voor accijnsvrije goederen.

De ontvanger is bevoegd die termijnen te verlengen.

-ocr page 633-

79

de Art. 38. Een dokument is niet geldig om uitslag, ver-

;ien voer of inslag te dekken, indien:

aar a. de uitslag niet wordt verrigt op het tijdstip en uit

o,.. het pand, het vervoer niet geschiedt met het vervoer

middel, en de inslag elders plaats vindt dan in het 100. pand, dat daarvoor is aangegeven;

.ur. h. het vervoer niet alloopt binnen het door den ont

vanger bepaalde en in het dokument aangewezen 1id. tijdsverloop;

len. c. de in het dokument gevorderde verklaringen daarop

5 is niet voorkomen ;

i\'an d. het dokument niet bij goederen aanwezig is;

rer- f. het dokument en de goederen niet op de eerste aan-

1 en vraag der ambtenaren aan dezen worden vertoond;

het ƒ. bij vervoer of inslag een grooter verschil bevonden

wordt dan van vijf ten honderd van de uitgeslagen of, jns- indien de uitslag niet in tegenwoordigheid van ambte

den naren is verrigt, ten uitslag aangegeven hoeveelheid,

ligd voor het gedistilleerd na herleiding tot het grondgehalte.

vrij Deze bepaling is niet toepasselijk op het vervoer van

\'val goederen met praauwen uit het vaartuig, waarmede die ;rek goederen uit zee zijn aangevoerd, naar de aangewezen , de losplaats aan den wal of naar het vaartuig, waarmede of den waarin de doorvoer of de oversoheping volgen den pas zal do- worden verrigt.

De eerstaanwezende ambtenaar of, indien ter plaatse iten geen ambtenaar der in- en uitvoerregten en accijnsen aan-irop wezig is, de ambtenaar, daartoe van wege het plaatselijk , en bestuur aangewezen, is bevoegd, door middel eener aanslag teekening op het betrekkelijk dokument, het tijdsverloop, voor het vervoer toegestaan, te verlengen en het vervoer goe- met een ander dan het in het dokument vermeld vervoer-[\'ge- middel te vergunnen, en de ontvanger is geregtigd, op dezelfde wijze te vergunnen, dat de uitslag op een ander dan lere het daarvoor aangegeven tijdstip wordt verrigt.

ijns- Art. 39. Er bestaat overtreding, indien in een pand of

op een erf, dat in het onvrij terrein gelegen is, goederen [i. voorhanden zijn in eene grootere hoeveelheid dan redelij-

-ocr page 634-

80

kerwijze voor het beroep of bedrijf, hetwelk, in dat pand of op dat erf of door den bewoner of gebruiker daarvan wordt uitgeoefend, of voor diens huisselijk gebruik benoo-tligd is, alsmede indien in een pand of op een erf, dat in de volgens art. 36, 2de alinea, van het onvrij terrein uitgezonderde gedeelten gelegen is, goederen voorhanden zijn. die aan dat beroep of bedrijf of aan dat gebruik vreemd zijn.

Hiervan zijn uitgezonderd de grondstoffen voor en de voortbrengselen van eenigen tak van nijverheid in de panden, waarin die wordt uitgeoefend.

Art. 40. De Direkteur van Financiën is bevoegd, onder de noodige waarborgen tegen ontduiking, afwijkingen van de bepalingen omtrent vervoer toe te staan ten behoeve van de ondernemers van openbare vervoermiddelen en van rondtrekkende handelaars.

HOOFDSTUK VI.

Aanyfte tot lossing, uitslag, inladvtg en vervoer.

Art, 41. De aangiften worden gedaan en onderteekend door de beheerders der goederen, als zoodanig in staat deze ter verifikatie of visitatie aan te bieden, of door de bijzondere gemagtigden dezer beheerders, en die omtremt den in-, uit- en doorvoer mede door personen, die onder den naam van douane-agent door den Direkteur van Financiën bevoegd zijn verklaard, zoodanige aangiften voor anderen te doen.

De aangiften worden geschreven in de Nederlandsche taal en met de daarvoor gebruikelijke teekens. De soort der goederen wordt zooveel mogelijk aangeduid met Neder, landsche benamingen, en de hoeveelheid wordt uitgedrukt in Nederlandsche maat en gewigt. Behalve de nommers der kollis en stukken, de dagteekening en het jaartal, worden de getallen in woorden uitgedrukt. Het geschrevene mag niet worden uitgedelgd of door doorhalingen onleesbaar gemaakt. Doorhalingen moeten worden goedgekeurd, en die goedkeuring moet door de handteekening van den aangever bevestigd worden.

-ocr page 635-

81

De aangiften tot lossing moeten, indien er voor het betrekkelijk vaartuig eene algemeene aangifte is gedaan, of indien de te lossen goederen elders op een pas tot overscheping zijn ingeladen, voor het geheel of het aangegeven gedeelte, in soort van goederen en in aantal, merken, nommers en soort der kollis of stukken, of in hoeveelheid der gestorte goederen, met die algemeene aangifte, met de aangifte, in art. 9 bedoeld, of met dien pas overeenstemmen.

Eene aangifte, die niet voldoet aan de bepalingen van dit hoofdstuk, wordt niet als eene geldige aangifte beschouwd en terstond aan den inleveraar teruggegeven. De eerstaanwezende ambtenaar kan echter, na den aangever te hebben gehoord, magtiging verleenen tot het aannemen van aangiften, die niet voldoen aan de bepalingen der voorgaande alinea.

De aangiften, door gemagtigden onderteekend, worden geacht overeenkomstig het verlangen der lastgevers te zijn gedaan.

Art. 32. De aangifte wijst aan:

a. den naam, het beroep en de woonplaats van den aangever;

b. den naam van de vaartuigen uit, in of met welke de lossing, de inlading of het vervoer zal geschieden, en van den gezagvoerder daarvan, of — bij vervoer anders dan te water — dien des vervoerders en de soort van het vervoermiddel;

c. voor goederen aangebragt op een pas tot overscheping, of te lossen uit een vaartuig, waarvoor eene algemeene aangifte is ingeleverd; de dagteekening en het nommer der algemeene aangifte, het kantoor van inlevering, de dagteekening en het nommer der ia art. 9 bedoelde aangifte of het kantoor van afgifte, de dagteekening en het nommer van bedoelden pas, alsmede het volgnommer der goederen in die aangiften of dien pas;

d. het land, van waar de in en door te voeren goederen zijn aangebragt, en dat, waarheen de uit en door

-ocr page 636-

82

te voeren goederen bestemd zijn; het pand, waarin en

de ten in- of vervoer of ten uitslag aangegeven goe- mod

deren worden in- of opgeslagen, en de plaats, waar D

de onder afschrijving van den accijns uit te voeren veri

goederen ten uitvoer ingeladen worden. moe

e. het aantal, de soort, de merken en de nommers der gele

kollis, met onderscheiding van heelen, halven, kwar- volg

ten of andere gedeelten, en het aantal, de merken en nen

de nommers der losse stukken; 38)

ƒ. de soort der goederen; \'let;

g. de hoeveelheid der goederen; en kon

7i. voor goederen, naar de waarde belast, voor elke soort A

afzonderlijk: de waarde, berekend naar de in art. 4.8 aan

bedoelde prijscourant van het oogenblik der aangifte, van

of, indien die goederen niet in die prijscourant zijn uit-

genoemd, de waarde, die zij op dat oogenblik in van

entrepót hebben. ^oe\'

De praauwen, waarin goederen, met een ander vaartuig ken

uit zee aangebragt, uit dat vaartuig worden overgeladen er i

ten vervoer naar den wal of naar het vaartuig, waarmede van

de goederen doorgevoerd of waarin zij overgescheept wor- aan

den, behoeven niet in onderdeel b begrepen te worden. ^

De aanwijzing der hoeveelheid geschiedt: voor de goe- hui;

deren, in de bedoelde prijscourant vermeld, naar den maat- de

staf, naar welken de waarde berekend wordt; in de aan- koll

giften tot lossing en uitslag, voor bij het tarief van in- woi

voerregt — en in die tot inlading en vervoer, voor bij I

het tarief van uitvoerregt, naar de maat of het gewigt ten

belaste goederen, naar den maatstaf voor de berekening goe(

van het regt; en in andere gevallen naar den maatstaf, den

naar wellen de goederen volgens gewoon handelsgebruik schi

verkocht worden. de

De aan te geven maat voor natte waren, naar de maat of,

belast, op fust, is de volle inhoudsruimte der fusten, en ver

het aan te geven gewigt van verpakte goederen is hei I

netto gewigt der goederen. kar

Art. 43. De aangiften worden ingerigt overeenkomstig hoe

door den Direkteur van Financiën vastgestelde modellen, aai

-ocr page 637-

83

en worden in duplo, en voorzien van de verder op die modellen voorkomende formulieren, ingeleverd.

De aangiften, bij art, 37 bedoeld, en die, bij wier inlevering ingevolge art. 51 betaling van invoerregt of accijns moet plaats hebben, kunnen echter in simplo worden ingeleverd, en de ontvanger is bevoegd, voor de aangiften volgens art. 37, met mondelinge aangiften genoegen te nemen, met dat gevolg, dat voor de toepassing van art. 38, 1\' alinea, litt. a en ƒ, het tijdstip voor den uitslag, het vervoermiddel en de hoeveelheid, zooals die in het konsent zijn vermeld, als aangegeven worden beschouwd.

Art. 44. De aangever is verpligt, bij de inlevering van aangiften tot lossing of uitslag ten invoer tot verbruik van de bij art. 2 der wet, houdende de tarieven van in-, uit- en doorvoer, bedoelde goederen, en bij de inlevering, van aangiften tot inlading van de bij art. 4 dier wet bedoelde goederen, op de vordering des ontvangers de stukken over te leggen, waaruit te diens genoege blijkt, dat er aansprak bestaat op ontheffing van in-, of vrijstelling van uitvoerregt. Voldoet hij daaraan niet, dan gaat die aanspraak verloren.

Art. 45. In de aangiften ten opslag in een depotpakhuis, ten regtstreekschen doorvoer of tot overscheping kan, de hoeveelheid door vermelding van de kubieke maat der kollis opgegeven worden en behoeft de waarde niet te worden vermeld.

Indien bij het inleveren dier aangiften de kognossemen-ten worden vertoond en daaruit blijkt, dat de soort dei-goederen onbekend is, kan die soort in die aangiften worden aangeduid onder de algeraeene benaming koopmanschappen. Wordt daarvan geen gebruik gemaakt, dan kan de hoeveelheid volgens de in den handel gebruikelijke maat, of, van goederen, die in den handel gewoonlijk per stuk verkocht worden, het getal stuks opgegeven worden.

De aanwijzing van de hoeveelheid der verpakte goederen kan in die aangiften geheel worden nagelaten, indien die hoeveelheid niet uit de ladingspapieren blijkt, mits dit in de aangifte worde vermeld en, bij de inlevering der aangifte.

-ocr page 638-

81

quot;

van die stukken aan den ontvanger inzage worde gege- E

ven, alsmede indien de kollis volgens benaming, herkomst bel:

en handelsgebruik nagenoeg denzelfden inhoud hebben. ont

Art. 46. In de aangiften ter verkrijging eener voorloo- i

pige vergunning tot lossen of uitslag uit een depótpakhuis nat

of entrepot wordt de hoeveelheid der goederen niet — en hoe

hunne waarde eerst na opname dier hoeveelheid aangewezen. diei

Zoodanige voorloopige vergunning wordt alleen verleend art.

op aangiften ten invoer tot verbruik, tot opslag in of ter ver

verwisseling van entrepot, ten niet regtstreekschen door- hon

voer of ten uitslag onder vrijdom, voor: ten

1°. accijnsgoederen; ser

2°. goederen, waarvan het invoerregt afhankelijk is van I

hun gewigt, indien die te zamen met goederen van der

eene andere soort verpakt zijn; en sen

3°. andere aan invoerregt onderworpen goederen, waar- vei

van de aangever, blijkens zijne in de aangifte te bre

vermelden verklaring, de hoeveelheid door ambte- als

naren wenscht opgenomen te zien. 1

Art. 47. De inlader, die gebruik maakt van het register do(

van voorloopige aangiften, in art. 14 bedoeld, is verpligt, die

na inlading der geheele partij, eene aangifte tot inlading dai

of vervoer, voor die partij in te leveren en daarin van de ge\'

voorloopige aangiften betrekkelijk elk gedeelte dier partij ing

melding te maken. te

Indien van dat register geen gebruik wordt gemaakt, geschiedt de aangifte tot inlading of vervoer van goederen, met uitvoerregt belast, afzonderlijk voor elk gedeelte eener partij, dat afzonderlijk met elke laadpraauw wordt afgescheept.

Art. 48. De Direkteur van Financiën stelt na raadpleging van de Kamers van Koophandel en Nijverheid eene prijscourant vast van de waarde van die goederen, welke hem voorkomen gewaardeerd te kunnen worden in verband met de maat, het gewigt of den maatstaf van verkoop volgens gewoon handelsgebruik. Die prijscourant wordt elke drie maanden vernieuwd en telkens in de Java-sehe courant medegedeeld.

-ocr page 639-

86

Ben afdruk van die prijscourant is aanwezig en voor belanghebbenden te raadplegen ten kantore van iederen ontvanger.

Art. 49. Bij de berekening van het invoerregt van natte waren, naar de maat belast, wordt — indien de hoeveelheid niet door de ambtenaren is opgenomen, of indien de aangever geen gebruik maakt van de hem bij art. 53, 3e alinea, gegeven bevoegdheid — eene korting verleend op de inhoudsruimte der fusten van drie ten honderd daarvan, en op het aantal flesschen van of toeê ten honderd daarvan, naarmate de inhoud al dan niet mousserend is.

De onderdeelen van een liter, kilogram of gulden worden voor de berekening der regten als een geheel beschouwd, indien krachtens de wet, vaststellende de tarieven van in-, uit- en doorvoer, niet anders is bepaald. De breuken van centen van het regt of den accijns worden als een heele cent in rekening gebragt.

Het bedrag van de regten en accijnsen wordt, berekend door den ontvanger en naar de tarieven of verordeningen, die op den dag der aangifte verbindend zijn, en de betaling daarvan geschiedt te zijnen kantore, tegen bewijs. De aangever kan, op een binnen zes maanden na de betaling ingeleverd verzoek, teruggave bekomen van hetgeen hij te veel heeft betaald.

Art. 50. De aangever is aansprakelijk:

a. indien de aangifte is gedaan op den voet van art. 45, voor het vermoedelijk bedrag van het invoerregt en den accijns der aangegeven goederen;

h. indien eene aangifte volgens art. 37 is ingeleverd, voor het bedrag van het uitvoerregt van de daarmede belaste goederen en voor de dubbele waarde van de goederen, waarvan de uitvoer verboden is; en c. in andere gevallen, voor zoover het invoerregt of de accijns niet dadelijk wordt voldaan, voor het tienvoud van de waarde der goederen, waarvan de invoer verboden is, of voor het bedrag of vermoedelijk bedrag van het invoerregt of den accijns van andere goederen.

-ocr page 640-

86

Het vermoedelijk bedrag en de waarde, hie^voren be- ren doeld, worden door den ontvanger geschat. afge Die aansprakelijkheid houdt op, zoodra: A a. de goederen uit het depótpakhuis zijn uitgeslagen of gen overgebragt; ten h. het invoerregt of de accijns van de goederen, die ten tusi invoer tot verbruik op eene voorloopige vergunning am\' zijn gelost of uitgeslagen, is voldaan; of toei c. in andere dan de bij a en b bedoelde gevallen, het do- l kument, voorzien van de daarin voorgeschreven aftee- voe keningen, ten kantore van afgifte is terug ontvangen. dok Het bedrag, waarvoor de aangever aansprakelijk is, aar wordt van hem ingevorderd, indien : dot a. er overtreding bestaat als bedoeld bij art. 22, le alinea, ] lett. a, doch alleen voor de ontbrekende goederen; in_ h. niet wordt voldaan aan art. 55, le alinea, of een an- me der dan het daargenoemde dokument niet binnen den aft in het dokument omschreven termijn, voorzien van be: de daarin voorgeschreven afteekeningen, ten kantore van afgifte is terug ontvangen; of ter c. de aankomst ter plaatse van bestemming of inlading zie slechts van een gedeelte der aangegeven hoeveelheid WE of den bij de lossing of den uitslag door de ambtenaren w( bevonden hoeveelheid wordt bewezen, doch alleen m( voor het overig gedeelte. fik Art. 51. Bij het inleveren van eene aangifte ten invoer re] tot verbruik voor goederen, niet invoerregt belast; van eene aangifte ten uitslag uit entrepot van goederen, be- of stemd om te worden veraccijnsd; of van eene aangifte tot en inlading ten uitvoer van goederen, waarvan uitvoerregt Se; is verschuldigd, wordt, tenzij naar aanleiding van eerst- bo gemelde aangifte eene voorloopige vergunning tot lossen w of uitslag wordt verleend, het in- en uitvoerregt of de ve accijns dadelijk van den aangever ingevorderd en dezen w zoo noodig een konsent afgegeven. ns Die invordering kan, ingeval van inlading op het bij re art. 14, 2C alinea, bedoeld bewijs, dadelijk geschieden, nadat de daarvermelde voorloopige aangifte bij de ambtena- ki

-ocr page 641-

87

be- ren is ingeleverd. Het uitvoerregt der op zoodanig bewijs afgescheepte goederen is op die goederen verhaalbaar.

Art. 53. De inlading aan den wal, in andere vaartui-1 of gen dan laadpraauwen, en de lossing aan den wal moeten geschieden op de daarvoor gebruikelijke plaatsen en \'e11 tusschen zonsop- en zonsondergang. De eerstaanwezende ing ambtenaar kan echter afwijkingen van deze bepalingen toestaan.

do- Art. 53. Bij lossing of uitslag en bij inlading ten uit-

tee- voer worden de goederen met de daartoe betrekkelijke :en- dokumenten aan de ambtenaren ter verifikatie of visitatie 1S) aangeboden door den aangever, tenzij het tegendeel in de

dokumenten is bepaald.

iea) Indien ter plaatse van bestemming geen ambtenaar der

in- en uitvoerregten en accijnsen gevestigd is en de doku-an- menten aldaar moeten worden afgeteekend, geschiedt deze \'ei1 afteekening door een daartoe van wege het plaatselijk \'an bestuur aangewezen ambtenaar.

01\'e De ingevoerde natte waren, bij de maat belast, moeten

ter opname worden aangeboden in den staat, waarin zij ing zich bij aankomst in het tolgebied bevonden. De fusten, ei(l waarin die zijn aangevoerd, kunnen echter aangevuld •en worden, indien van het voornemen daartoe in de aangifte !en melding gemaakt wordt, en den ambtenaren bij de verifikatie of visitatie ook de ledige fusten, waaruit de ande-ren zijn aangevuld, vertoond worden.

\'an De passen tot opslag in een depotpakhuis worden door

be- of van wege den aangever, de dokumenten tot opslag in ^ entrepot door of van wege den entrepösitaris en de kon-\'a\' senten tot vervoer van goederen, waarvan de uitvoer veT-s\'quot; boden is of die met uitvoerregt belast zijn, door of van ien wege den gekonsigneerde, dadelijk na den opslag ingele-d® verd bij den ontvanger, onder wiens kantoor die opslag en wordt verrigt. De passen ten invoer tot verbruik worden na afloop van de visitatie of verifikatie door de ambtena-bij ren ingetrokken.

iaquot; Art. SI. De hoeveelheid der op te nemen goederen

laquot; kan, voor zoover deze zich bevinden in volle fusten of

:

-ocr page 642-

88

andere kollis, die oogenschijnlijk genoegzaam dezelfde in- jnge

houdsruirate of zwaarte hebben, — en de sterkte van ge- piaa

distilleerd kan, voor elke partij van dezelfde soort, wor- jusj

den bepaald naar de uitkomsten van de opname van den ]jen

inhoud van eeuige der fusten of kollis en van de sterkte W01

van een gedeelte dier partij, door de ambtenaren te kiezen. 0p

Neemt de aangever, een der ambtenaren, die de opname voo

hebben verrigt, of een hooger ambtenaar, blijkens zijne ejnc

verklaring, dadelijk na den afloop der opname af te leg- jlull gen, geen genoegen met de daarbij verkregen uitkomsten,

dan geschiedt eene nieuwe opname, en alsdan in ieder geval ^

van de geheele partij. Deze nieuwe opname is beslissend. (jg

De aangever is verpligt, de noodige bakken en andere yer

voorwerpen te verschaffen, om daarin of daarop den inhoud vai]

der voor de meting of weging te ledigen kollis over te stor- een ten, en deze kollis te openen. Voldoet hij daaraan niet,

dan wordt daarin te zijnen koste door ambtenaren voorzien. gjfj

Art. 55. De voorloopige vergunning tot lossen of uit- zijn

slag wordt door den aangever ten kantore des ontvangers ^

ingeleverd zoo spoedig mogelijk, nadat de goederen zijn voo

opgenomen en nadat de aangever op die vergunning, in- q.01

dien die goederen naar de waarde zijn belast, de waarde sc[r

heeft aangewezen. me(

De ontvanger vordert het invoerregt en den accijns dier foe|

goederen, voor zoover deze, met bestemming ten invoer j

tot verbruik of om te worden veraccijnsd, gelost of uitge- wo

slagen worden, bij die inlevering dadelijk van den aangever ove

in en geeft een pas of konsent af, op welke dokumenten wji

de bepaling van art. 53, le alinea, mede van toepassing is. 0f

Art. 56. Er wordt op elke der door den Gouverneur- w0

Generaal daartoe aangewezen plaatsen eene kommissie dq,

ingesteld, aan welke opgedragen wordt, door schatting te djo-

beslissen in geschillen omtrent de waarde van goederen, tei,

die naar de waarde belast en niet in de bij art. 48 bedoelde 0f

prijscourant vermeld zijn. Elke kommissie bestaat uit zoo

drie leden, van welke het voorzittend lid door den Direk- en

teur van Financiën, een lid door de Kamer van Koop- 0p0

handel en Nijverheid ter plaatse, waar de kommissie is dig.

-ocr page 643-

89

ingesteld, en een lid of, indien zoodanige Kamer te dier plaatse niet gevestigd is, twee leden door den Raad van Justitie, binnen welks jurisdiktie die plaats gelegen is, benoemd en, zoo noodig, ontslagen worden. De leden worden voor den tijd van één jaar aangesteld, doch zijn op nieuw benoembaar. Er worden op denzelfden voet voor elk der leden een of twee personen benoemd, ten einde hen bij verhindering te vervangen. De leden en hunne plaatsvervangers leggen schriftelijk den eed of de belofte af; „dat zij de hun opgedragen werkzaamheden als lid der voornoemde kommissie in overeenstemming inet de bepalingen van dit reglement te goeder trouw zullen vervullen.quot; De kommissiën vergaderen op uitnoodiging van het voorzittend lid, zoo dikwijls dit noodig is. Mogt een der leden ontbreken of het geschil betrekking hebben tot eene door of namens een der leden ingeleverde aangifte, en voor dit lid geen plaatsvervanger beschikbaar zijn, dan treedt in diens plaats een door het voorzittend lid aangewezen deskundige. Aan elk der leden, door de voormelde Kamers en Raden benoemd, wordt door den Gouverneur-Generaal eene vergoeding toegekend. Bij verschil van gevoelen wordt de schatting gevolgd van de meerderheid, of, zoo elk der leden een ander gevoelen is toegedaan, die, welke noch de hoogste noch de langste is.

De goederen, waaromtrent zoodanig geschil ontstaat, worden door den ontvanger in bewaring genomen en ten overstaan van den aangever, zoo deze daartoe tegen woordig wil zijn, geinventariseerd. Indien het nemen van monsters of stalen voldoende is om tot eene beslissing te geraken, worden zij, dadelijk nadat zoodanige monsters of stalen genomen zijn en het vermoedelijk bedrag van de verschul. digde kosten en meerdere regten behoorlijk verzekerd is, ter beschikking van den aangever gesteld. De goederen of de daarvan genomen monsters of stalen worden, voor zoover mogelijk, ter beschikking van den aangever gesteld, en de borgtogt, waardoor die zekerheid verkregen is, wordt opgeheven, zoodra de beslissing bekend is en de verschuldigde kosten en meerdere regten zijn ingevorderd.

-ocr page 644-

90

De Direkteur van Financiën beslist op verzoeken om schadevergoeding voor het oponthoud, veroorzaakt door het inroepen van de tusschenkomt ter kommissie.

Art. 57. De aangifte kan, zoolang de daarop verleende dokumenten niet aan de ambtenaren zijn aangeboden, worden gewijzigd ten aanzien van hoeveelheid en waarde, doch ten aanzien van de waarde der in de prijscourant vermelde goederen slechts in verband met de wijziging der hoeveelheid. De tengevolge der eerste aangifte verkregen dokumenten worden alsdan door anderen vervangen, en het te veel betaald regt teruggegeven of het te min betaalde alsnog ingevorderd.

De dokumenten, die reeds aan de ambtenaren zijn aangeboden, kunnen door den eerstaanwezenden ambtenaar worden ingetrokken, mits al de in het oorsponkelijk do-kument vermelde goederen met de daarvoor opgegeven hoeveelheden en waarden in eene of meer nieuwe aangiften worden vermeld. Die ambtenaar verleent voor de nieuwe dokumenten des noods ontheffing van het bepaa.de bij art. 11, 5dsl alinea, en bepaalt, zoo noodig, dat de regten, blijkens het oorspronkelijk dokument voldaan, bij de intrekking teruggegeven zullen worden.

De Direkteur van Financiën is bevoegd, teruggave te doen verleenen van bedragen, die tengevolge van ten on-regte ingeleverde of van onjuiste aangiften te veel zijn betaald.

Art. 5S. Indien vaartuigen, uit eene in het tolgebied gelegen plaats vertrokken, op de stranden van dat gebied verongelukken, en de daaruit geborgen goederen ten invoer tot verbruik worden aangegeven, worden deze, voor zoover zij uit het vrije verkeer afkomstig waren, met vrijdom van invoerregt toegelaten, de betaalde uitvoerregten teruggegeven en de accijnsgoederen met betrekking tot den accijns beschouwd als niet te zijn uitgevoerd.

De wrakken der op die stranden verongelukte vaartuigen, de gedeelten daarvan en de daaruit geborgen of op-gevischre inventarisgoederen, en al de in deze alinea gemelde voorwerpen, indien deze afkomstig zijn van of uit

-ocr page 645-

91

elders gestrande Nederlandsch-Indische schepen en binnen zes maanden na het ongeval naar Nederlandsch-Indie zijn verzonden, worden mede vrij van regten ten invoer tosgelaten, indien zij bij den invoer door de ambtenaren als zoodanig worden erkend.

Art. 59. Goederen, naar de maat of het gewigt belast of in de bij art. 4.8 bedoelde prijscourant vermeld, kunnen, indien zij bij aankomst blijken bedorven of in waarde verminderd te zijn, tegen een verminderd invoerregt vvorden toegelaten; — en de voor die goederen betaalde invoer-regtea kunnen gedeeltelijk worden teruggegeven, indien dat bederf nf die waardevermindering eerst blijkt na de aangifte, doch vóór dat de goederen door den aangever tot en onder zich zijn genomen.

De vermindering of teruggave van regt wordt aangevraagd aan en, zoo daartoe termen bestaan , verleend door den kontróleur en berekend in evenredigheid van het verschil in waarde van de beschadigde goederen met die van gave goederen van dezelfde soort.

Deze beide waarden worden, voor zoo ver de eeneniet reeds uit de prijscourant blijkt, door den ontvanger bepaald, nadat hij den aangever heeft gehoord.

Van goederen, naar de waarde belast en niet in de prijscourant vermeld, wordt, in afwijking in zoover van art. 57, eene nieuwe aangifte der waarde toegelaten, indien, bij of vóór de opname door de ambtenaren, blijkt, dat de goederen bedorven of in waarde verminderd zijn.

Art. 611. De goederen, welke de gekonsigneerde of eigenaar niet op den voet van dit hoofdstuk wil aangeven, worden door hem als onbeheerd goed aan de administratie afgestaan en door deze te zijnen koste naar het gouvernementspakhuis overgebragt.

HOOFDSTUK Vil,

Goederen, waarvan de \'mvoer verloden is, en onbeheerde goederen.

Art. 61. Goederen, waarvan de invoer verboden en de soort in de algemeene aangifte of de sangifte tot lossing

-ocr page 646-

92

onder de ware benaming vermeld is, kunnen dadelijk weder met hetzelfde vaartuig worden teruggevoerd.

Wordt van die bevoegdheid geen gebruik gemaakt of worden die goederen niet aangegeven ten opslag in entrepot of ten doorvoer, ingeval dit krachtens art. 30 zou kunnen geschieden, dan worden zij ten koste van den aangever naar het gouvernementspakhuis overgebragt.

Art. 62. De goederen, in het gouvernementspakhuis aanwezig, staan onder beheer van den ontvanger, die ze bij hunne aankomst daarin zoo spoedig mogelijk inventariseert ten overstaan van den belanghebbende, indien deze zich daartoe aanmeldt.

De goederen, die, naar het oordeel des ontvangers, aan spoedig bederf onderhevig of voor de overige opgeslagen goederen of voor het pakhuis schadelijk of gevaarlijk zijn, worden, na verkregen magtiging van den bevoegden regter ten spoedigste verkocht.

De overige goederen blijven ter beschikking van de belanghebbenden gedurende minstens één jaar in het pakhuis aanwezig, en worden, indien zij alsdan nog niet zijn op-geeischt, na gelijke magtiging verkocht.

De verkoop, in dit artikel bedoeld, geschiedt in het openbaar aan den meestbiedende; die van goederen, waarvan de invoer verboden is, bovendien onder voorwaarde, dat zij ter plaatse van den invoer ten uitvoer zullen worden ingeladen en voor het nakomen daarvan borg gesteld zal worden.

De administratie is bevoegd, de accijnsgoederen, waarvoor bij den verkoop minder wordt geboden dan het bedrag der kosten en der verschuldigde invoerregten en ac-cijnsen, te doen vernietigen. De opbrengst der andere goederen wordt, na aftrek van dat bedrag, in \'s lands kas gedeponeerd en blijft aldaar, tot drie jaar na den opslag der verkochte goederen in het pakhuis, ter beschikking van den belanghebbende. Heeft deze alsdan over die opbrengst nog niet beschikt, dan wordt zij als toevallige bate onder de landsinkomsten verantwoord.

Art. 63. De Di\'rekteur van Financiën maakt om de drie

-ocr page 647-

93

maanden in de Javasche Courant bekend, waar, wanneer en welke goederen op den voet van dit hoofdstuk zijn opgeslagen, alsmede de dagteekening van den opslag, de soort en de netto opbrengst der reeds verkochte goederen, voor zoover die opbrengst nog niet op den voet van het vorig artikel is verantwoord.

HOOFDSTUK VIII.

Regt tot onderzoek, bewahng en verzegeling.

Art. 64. De ambtenaren zijn bevoegd, ten alleen tijde, zoo in als buiten hunne standplaats, als vervoermiddelen en vervoerd wordende goederen, waaromtrent verdenking bestaat, dat in strijd met de wettelijke bepalingen wordt gehandeld, te onderzoeken.

De goederen aan boord van oorlogsschepen en van vaartuigen, in gebruik bij eenigen tak van dienst van het Nederlandsch-Indisch bestuur; die, welke in \'s lands brieven-postwagens en karren door de administratie der posterijen zijn in- of afgesloten, en de door de justitie van eenigen staat verzegelde kollis, alsmede, doch alleen tusschen zonsonder- en zonsopgang, de stilliggende gesloten vaartuigen, zijn niet aan dat onderzoek onderworpen.

Art. 65. Ingeval de verificatie of visitatie van goede-ren in het daartoe betrekkelijk dokument is voorgeschreven, of de goederen volgens dit reglement den ambtenaren ter verifikatie of visitatie moeten worden aangeboden, is hij, onder wiens beheer de goederen zijn, verpligt, bij het onderzoek, des verlangd, de kollis te openen, en wordt het weder inpakken dier goederen en het sluiten dier kollis aan zijne zorg overgelaten. Opent hij die kollis niet, dan wordt daarin te zijnen koste en gevare door de ambtenaren vooozien.

In alle andere gevallen, waarin de ambtenaren verpakte goederen wenschen te onderzoeken, worden de kollis geopend en daartoe, zoo noodig, verplaatst, en de goederen weder ingepakt door of van wege de ambtenaren, die

-ocr page 648-

94

zooveel mogelijk zorgen voor het behoorlijk weder digt

maken der kollis. hu

De Direkteur van Financiën beslist omtrent verzoeken bij

om vergoeding van schade, toegebragt bij het openen of va

verplaatsen van kollis in laatstbedoelde gevallen of bij pli

het visiteren der goederen. las

Art. 66. De ambtenaren zijn mede bevoegd, op het at

onvrij terrein en op de gedeelten, die volgens art. 36, Se alinea, daarvan zijn uitgezonderd, tot het verrigten van het in art. 6-1 bedoeld onderzoek vaartuigen op rivieren en binnenwateren aan den wal te doen aanleggen, en andere vervoermiddelen en dragende personen te doen staande blijven, alsmede daartoe gebruik te maken van al zooda

nige dwangmiddelen, als dienstig zijn om de visitatien te tc

bewerkstelligen en ontduikigen te weren. m

De ambtenaren zijn verder bevoegd, bij zeer bijzonder zi

vermoeden van fraude, een vervoermiddel op de naastbij n zijnde geschikte plaats ten koste van ongelijk te doen

ontlossen. \' zi

Art. 67. De panden en erven, gelegen op het onvrij e

terrein, zijn aan het onderzoek der ambtenaren onderworpen: p

a. ten alle tijde, indien de ambtenaren, bij het achter- g

volgen van personen, deze die panden zien binnen- d gaan of die erven zich betreden; alsmede

Ij. tusschen zonsop- en zonsondergang. p

Art. 68. Andere dan de bij het vorig artikel bedoelde 1;

panden en erven, gelegen binnen het gedeelte van Neder- t

landsch-Indië waar regten worden geheven van wege het c Kederlandsch-Indisch bestuur, zijn aan het daar vermeld

onderzoek onderworpen: i

a. indien de ambtenaren bij het achtervolgen van perso- i

nen, komende van het onvrij terrein, deze die panden ;

zien binnengaan of die erven zien betraden; alsmede I

è. indien die panden of erven zijn gelegen binnen de van het onvrij terrein volgens art. 36, 2e alinea, uit-gezonderde gedeelte, en de ambtenaren zeer bijzondere vermoedens koesteren, dat daarin of daarop goederen zijn geborgen, die frauduleus zijn ingevoerd.

-ocr page 649-

95

Art. 69. De fabrieken, trafieken, erven, gebouwen, pakhuizen en andere plaatsen, waarvan het bezit of gebruik bij de administratie bekend moet zijn; of waarin een fcak van nijverheid wordt uitoefend, welks voortbrengsel ter plaatse aan accijns onderworpen of aan met accijns belaste goederen gelijksoortig is, zijn aan het onderzoek dei-ambtenaren onderworpen;

a. tusschen zonsop- en zonsondergang; alsmede tusschen zonsonder- en zonsopgang, indien in die panden gewerkt wordt;

b. tusschen zonsonder- en zonsopgang, indien in die panden niet gewerkt wordt.

Gedurende de onder a vermelde tijdruimte is de toegang tot deze panden voor de ambtenaren onbelemmerd, en moet zich in die panden de belanghebbende of iemand van zijnentwege bevinden, ten einde hun, des verlangd, de noodige aanwijzingen te doen.

Indien van de in deze panden verrigt wordende werkzaamheden volgens de verordeningen omtrent de accijnsen eene aangifte moet worden gedaan , wordt voor de toepassing van dit artikel aangenomen, dat in die panden gewerkt wordt gedurende het geheele tijdvak, waartoe die aangifte betrekking heeft.

Art. 70. Andere dan de bij het vorig artikel bedoelde panden en erven, gelegen binnen het gedeelte van Neder-landsch-Indié, waar accijns geheven wordt, zijn alleen tusschen zonsop- en zonsondergang aan het daarvermeld onderzoek onderworpen.

Art. 71. De ambtenaren moeten bij het onderzoek volgens litt. h. van de artt. 67, 68 en 69 of volgens art. 70, alsmede bij het onderzoek tusschen zonsonder- en zonsopgang, in de gedeelten der in art. 69 bedoelde panden, die tot woning dienen, vergezeld zijn van het hoofd van gewestelijk of plaatselijk bestuur of van iemand, daartoe door dat hoofd aangewezen.

Zij maken, behalve de bij art. 81 bedoelde processen-verbaal, zoo daartoe aanleiding bestaat, van elk onderzoek volgens art. 66, 2de alinea, en de artt. 67, 68 en 70 een

-ocr page 650-

96

schriftelijk verslag op, houdende opgave van de oorzaken, die tot het onderzoek geleid hebben, alsmede in de gevallen, bij lett. a. van de artt. 67 en 68 bedoeld, van het tijdstip, waarop zij de personen in het oog gekregen hebben, van den weg, dien zij bij het achtervolgen daarvan hebben genomen, en van het tijdstip, waarop zij de personen de panden hebben zien binnengaan of de erven hebben zien betreden; — en reiken den schipper of geleider van het onderzochte vervoermiddel of den bewoner of gebruiker van het onderzochte pand of erf een afschrift van het verslag uit.

De belanghebbenden worden door de ambtenaren, die het onderzoek wenschen te verrigten, uitgenoodigd om daarbij tegenwoordig te zijn.

Art. 72. Ieder, die in dienst van den lande werkzaam is, kan, mits voorzien van het bewijs zijner kwaliteit, medewerden tot het in dit hoofdstuk bedoeld onderzoek en tot het instellen van bekeuringen of het doen van aanhalingen, die daarvan het gevolg zijn.

Art. 73. De ambtenaren zijn bevoegd, de vaartuigen, die binnen den in art. 2 bedoelden afstand van het zeestrand geankerd zijn, die, welke naar zee vertrekken, tot binnen dien afstand of de aangewezen reede, — en die, welke ter reede of in de rivieren en binnenwateren aanwezig zijn, alsmede andere vervoermiddelen te bewaken en de ladingsplaats dier vaartuigen of de goederen te verzegelen, bij invoer tot de aankomst aan het kantoor, en bij uitvoer gedurende het verblijf binnen den voormelden afstand of op de reede.

De gezagvoerders van bewaakt wordende vaartuigen zijn verpligt, de wakers gedurende hun verbijf aan boord behoorlijk van spijs en drank te voorzien.

Indien van de bevoegdheid, in art. 64 toegekend, gebruik gemaakt wordt ten aanzien van verzegelde goederen, worden deze zoo noodig op nieuw verzegeld.

Het ongeschonden zijn van gelegde zegels of de tegenwoordigheid van wakers beveiligt niet tegen bekeuring, ook niet wegens verschil in soort of hoeveelheid.

-ocr page 651-

97

HOOFDSTUK IX.

Borgiogten en invordering van regten, accijnsen en hosten.

Art. 74. Indien ter voldoening aan dit reglement of aan de bijzondere verordeningen omtrent de accijnsen borgtogt moet worden gesteld, kan dit geschieden voor de volgende vier soorten van borgstelling;

1°. deponeren van geld;

2°. verband van vaste goederen;

3°. deponeren van schuldbrieven, effekten of koopwaren; en

4°. personele borgtogt.

Art. 75. Hij, die van de eerste soort van borgtogten wenscht gebruik te maken, deponeert het bedrag, waarvoor zekerheid wordt gevorderd, tegen bewijs ten kantore des ontvangers.

Er wordt geene rente of vergoeding ter zake van dit deposito uitgekeerd.

De gedeponeerde sommen worden, zoodra de borgtogt kan worden opgeheven, tegen inlevering van het bewijs teruggegeven.

Art. 76. Bij verbinding van vaste goederen wordt zoodanig verband niet als borgstelling aangenomen, dan nadat ten genoege des ontvangers bewezen is, dat de waarde daarvan het bedrag van den te stellen borgtogt met minstens een vijfde van dat bedrag overschrijdt, dat de goederen nog niet zijn verbonden ten behoeve van anderen, of dat vegunning is verleend tot het aan tarnen van een tweede verband, en dat de gebouwen tegen brandschade verzekerd zijn.

De borgtogt wordt aangevuld, wanneer de goederen, volgens het oordeel des ontvangers, in waarde verminderen. Wordt hieraan niet voldaan, dan wordt de geheele schuld dadelijk invorderbaar en onmiddelijk tot de invordering van het geheele beloop der schuld overgegaan.

De Direkteur van Financiën beslist omtrent geschillen over de voormelde waarde.

Art. 77. Indien schudbrie ven, effekten of koopwaren

-ocr page 652-

98

ten onderpand worden gegeven, wordt de deugdelijkheid der schuldbrieven beoordeeld en de waarde dereffektenof koopwaren geschat door deti ontvanger, die een bewijs van ontvangst der schuldbrieven, effekten en koopwaren afgeeft.

Is de ontvanger van oordeel, dat de deugdelijkheid der schuldbrieven of de waarde der effekten of koopwaren vermindert, dan is de 2de alinea van het vorig artikel toepasselijk.

De Direkteur van Financiën beslist omtrent geschillen over de voormelde deugdelijkheid of waarde.

Ars. 78. Bij personele borgtogten kan de ontvanger vorderen, dat een door hem aangenomen borg door een ander wordt vervangen binnen acht dagen na de betee-kening dier vordering aan den schulddenaar.

Indien zekerheid wordt gevorderd of is gesteld voor de doorloopende uitoefening van een beroep of bedrijf, kan de ontvanger bovendien vorderen, dat eene verklaring van gegoedheid van den borg, afgegeven door het hoofd van plaatselijk bestuur, wordt overgelegd, en dat die verklaring jaarlijks wordt vernieuwd, — en zijn de borg of zijne erfgenamen bevoegd, den borgtogt op te zeggen, welke opzegging echter geene kracht heeft dan na verloop van dertig dagen na de beteekening der betrekkelijke kennisgeving aan den ontvanger.

Bij het niet voldoen aan de voormelde vorderingen, bij opzegging van den borgtogt door den borg of zijne erfgenamen, bij vertrek uit Nederlandsch-Indië van den schuldenaar of een borg, alsmede wanneer blijkt, dat twee personen zich ten behoeve van elkander als borg gesteld hebben, wordt het geheele bedrag, waarvoor zekerheid is gesteld, dadelijk invorderbaar en, tenzij de Direkteur van Financiën vergunning heeft verleend om de geheele of gedeeltelijke invordering van dat bedrag uit testellen, voor zoover noodig, ingevorderd.

Art. 79. De Direkteur van Financiën is bevoegd, bij het te loor gaan van goederen kwijtschelding of teruggave van invoerregt en accijns te verleenen.

Art. 80. De ontvanger is bevoegd, de schulden wegens

-ocr page 653-

99

f

:heid

en of regten en accijns en wegens de ter heffing en verzekering van daarvan gemaakte kosten door middel van parate executie :eeft. vai:l den schuldenaar en zijne borgen in te vorderen, tot dej. na verloop van één jaar, nadat de schuld invorderbaar werd. ver- Die schulden zijn bevoorregt en nemen rang onmidde!-

toe- lijk na die, in de artt. 1139 en 1U9 van het Burgerlijk Wetboek en art. 317 van het Wetboek van Koophandel illen opgenoemd. Dat voorregt wordt uitgeoefend op alle roerende jsn onroerende goederen van den schuldenaar en iger zijne borgen, en gaat in met den dag, waarop de schuld een is aangegaan.

jtee- De parate executie wordt uitgeoefend door middel van

dwangbevelen, die door den ontvanger worden opgemaakt, r de aan het hoofd de woorden; In Naam des Konings voeren kan en. na door den bevoegden regter executoir te zijn vervan klaard, kracht van een vonnisquot; hebben. - Zij kan na de van beteekening van het dwangbevel niet worden geschorst kla- dan door een met redenen omkleed en aan den ontvanger, iijne die het dwangbevel opmaakte, beteekend verzet, waarbij elke deze gedagvaard wordt voor den Raad van Justitie, tot van wiens judsdiktie zijne standplaats behoort. Wurdt het nis- verzet afgewezen, dan kan van die afwijzing geen appel of hooger beroep worden toegelaten, dan na konsignatie l bij der toegewezen sommen.

fge- Na verloop van den in de lquot;te alinea omschreven termijn

iul- behoudt de ontvanger alleen de gewone burgerlijke regts-, ivee vordering tegen den schuldenaar en diens borden.

te ld

ieid HOOFDSTUK X.

;eje Frocessen-verbaal, heTceunngen en aanhalingen.

len. Art. 81. De ambtenaren der in- en uitvoerregten en

accijnsen maken van de overtredingen van dit reglement bij en van de verordeningen omtrent de accijnsen, welke zij ■Ug. ontdekken, proces-verbaal op, op den eed, bij de aanvaarding hunner bediening aan den lande afgelegd, ens Indien de bekeurde bij het instellen der bekeuring te

genwoordig is, wordt hij uitgenoodigd de opmaking van

-ocr page 654-

100

het proces-verbaal bij te wonen en dit mede te teekenen» hem medegedeeld, waar en wanneer die opmaking zal plaats vinden, en in het proces-verbaal vermeld, dat die uitnoodiging en mededeeling zijn gedaan.

Dit behelst verder eene beknopte aanwijzing der omstandigheden, waaronder, en der personen, door wie de overtreding is begaan.

Den bekeurde wordt een afschrift van het proces-ver-baal ter hand gesteld, tenzij hij niet bij de opmaking daarvan tegenwoordig is, in welk geval dat afschrift te zijner beschikking wordt nedergelegd bij het hoofd van plaatselijk bestuur ter plaatse der opmaking.

Art. 82. De voorwerpen, die in de termen van verbeurdverklaring vallen en niet aard- of nagelvast zijn, of waarop eenig regt van verhaal kleeft, worden door de ambtenaren aangehaald en onder bewaring van den ontvanger gesteld, die ze ten overstaan van den belanghebbende, zoo deze daartoe wil verschijnen, inventariseert en hunne waarde bepaalt of taxeert.

De bij een vonnis verbeurd verklaarde aard- of nagelvaste voorwerpen moeten binnen acht dagen, nadat het vonnis in kracht van gewijsde in overgegaan, door den bekeurde af- en uitgebroken worden. Voldoet deze daaraan niet, dan geschiedt dit te zijnen koste door de administratie. Deze zorgt voor de wegvoering dier voorwerpen.

Art. 83. De aangehaalde voorwerpen, waarop eenig regt van verhaal kleeft, worden op verzoek der belanghebbenden te- hunner beschikking gelaten tegen borgstelling van het bedrag, dat daarop moet verhaald worden.

Alle andere aangehaalde voorwerpen , waarvan de invoer niet verboden is, worden, tenzij de aanhaling het gevolg is van eene verkeerde aangifte van de soort der goederen , en het nemen van monsters of stalen niet voldoende is om tot eene beslissing te geraken, op verzoek der bekeurden te hunner beschikking gelaten, indien de bekeurden en de ontvanger tot eenstemmigheid kunnen komen omtrent de waarde dier goederen, en voor de aldus geschatte waarde borgtogt wordt gesteld.

-ocr page 655-

101

De bekeurde is verpligt, borg te stellen voor de voeding van levende dieren, die aangehaald worden. Voldoet hij, blijkens een daarvan door den ontvanger op te maken proces-verbaal, daaraan niet, dan worden de dieren onverwijld in het openbaar en aan den meestbiedende verkocht.

Aangehaalde voorwerpen, die naar het oordeel des ontvangers aan spoedig bederf of waardevermindering onderhevig zijn, worden, na bekomen magtiging van den bevoegden regter, onverwijld in het openbaar en aan den meestbiedende verkocht, tenzij de belanghebbende over die voorwerpen krachtens de eerste of tweede alinea heeft beschikt.

De overige aangehaalde voorwerpen blijven onder be. waring des ontvangers, tot dat de bekeuring is afgedaan-

De bekeurde moet, indien bevolen wordt, dat de aangehaalde goederen hem zullen worden teruggegeven, en deze op den voet van dit artikel verkocht of reeds vroeger teruggegeven zijn, genoegen nemen met de uitkeering van het bedrag, in de la\'e alinea bedoeld, de waarde volgens de alinea of de opbrengst van den verkoop, verminderd met de daarvoor gemaakte kosten. Indien de in de lste alinea vermelde goederen bij den verkoop, na aftrek der daarvoor gemaakte onkosten, meer hebben opgebragt dan het in die alinea bedoeld bedrag, wordt dat meerdere aan den bekeurde uitgekeerd, onverminderd de schadevergoeding, bedoeld bij art. Sfi.

Art. 84. Aangehaalde goederen, bij het afdoen eener bekeuring aan de administratie afgestaan of toegewezen, worden in het openbaar aan den meestbiedende verkocht. Gelijke verkoop heeft plaats ten aanzien van goederen, op onbekende overtreders aangehaald, zonder dat die goederen bij vonnis aan de administratie zijn toegewezen.

Art. 85. De Direkteur van Financiën is bevoegd, wegens alle boeten en straffen op overtredingen, die hem voorkomen niet in verband te staan met smokkelhandel, met de overtreders in schikking te treden of te doen treden.

De bekeurmgszaken, waaromtrent van die bevoegdheid

-ocr page 656-

10-2

geen gebruik wordt gemaakt, worden ter vervolging gezonden aan den betrokken ambtenaar van het Openbaar Ministerie.

De boeten, ingeval van transaktie betaald of krachtens een vonnis van de bekeurden ingevorderd, en de opbrengst van den verkoop van aangehaalde goederen, na aftrek der daarvoor gemaakte onkosten en der van die goederen verschuldigde invoerregten en accijnsen, voor zoover die opbrengst niet volgens artikel 83 aan den bekeurde wordt uitgekeerd, worden als toevallige baten onder de landsinkomsten verantwoord.

Art. 86. Indien schadevergoeding wegens onregtmatige bekeuringen wordt geeischt, wijst de regter die niet toe tot een hooger bedrag dan van ten honderd van de waarde der aangehaalde goederen voor eiken dag, gerekend van den dag der aanhaling tot en met dien, waarop die goederen ter beschikking van den bekeurde zijn gesteld.

Art. 87. De boeten, die afhankelijk zijn van de waarde der aangehaalde goederen, en de in het vorig artikel genoemde schadegoeding worden door den regter berekend in evenredigheid van de waarde, in de aangifte vermeld.

Is er geen aangifte geschied, dan wordt de waarde bepaald naar de bij art. 48 bedoelde prijscourant van het oogenblik der aanhaling.

Zijn de aangehaalde goederen niet aangegeven en niet in die prijscourant genoemd, dan wordt als waarde aangenomen de uitkomst der schatting, in art. 83, 2° alinea, bedoeld, de opbrengst van den v-erkoop, na aftrek der daarvoor gemaakte onkosten, of, indien tijdens het uitspreken van het vonnis die schatting of die verkoop nog niet hadden plaats gehad of nog niet aan den regter bekend waren, de waarde, die aan de goederen is toegekend bij de inventarisatie, in art. bedoeld.

HOOFDtTUK XI.

Kosten vau toezigt.

Art. 88. Er worden den handel, behalve de kosten van justitiëele verrigtingen, geene kosten in rekening gebragt

-ocr page 657-

103

dan indien zulks bij dit reglement of de bijzondere verordeningen omtrent de accijnsen uitdrukkelijk is voorgeschreven.

De kosten worden ingevorderd volgens de opgave en de berekening van hem, die de dienst, waartoe de kosten betrekking hebben, heeft verrigt, en tegen bewijs van den ontvanger voldaan. Zij worden, indien niet anders is bepaald, als toevallige baten onder de landsinkomsten verantwoord. Hij, die de kosten voldoet, kan gedurende zes maanden na de betaling het te veel betaalde op zijn verzoek terug bekomen.

Indien wegens ééne dienstverrigting of wegens verschillende dienstverrigtiagen, die tegelijkertijd ten behoeve van denzelfden bijzonderen persoon worden gedaan, meer dan ééne soort van vergoeding of belooning kan worden gevorderd, zijn al die soorten van vergoeding of belooning verschuldigd.

De vergoeding of belooning wordt eerst betaald nadat de dienst, waarvoor zij gevorderd kan worden, is verrigt.

Art. 89. Er wordt waakloon in rekening gebragt, indien bewaking wordt toegepast op de vaartuigen, die nog niet hebben voldaan aan het bepaalde bij art. 3 of in het geval verkeeren, bedoeld bij art. 5 litt. c, of naar aanleiding eener vergunning krachtens dit reglement of de bijzondere verordeningen omtrent de accijnsen, alsmede indien de bewaking krachtens art. 13, 1quot; alinea, door den eerst-aanwezenden ambtenaar wordt voorgeschreven.

Het waakloon bedraagt een gulden per ambtenaar en per uur of gedeelte daarvan, aan de bewaking besteed, tot een maximum van tien gulden per ambtenaar en per dag.

Indien op die vaartuigei, op goederen, ten doorvoer aangegeven, of naar aanleiding van zoodanige vergunning, verzegeling wordt toegepast, wordt voor ieder zegel of lood, dat gelegd of aangebragt is, een bedrag van tien cent in rekening gebragt, tenzij de verzegeling geschiedt naar aanleiding van art. 73, 3° alinea.

Art. 90. Er wordt-vakatieloon in rekening gebragt:

a. voor de bewaking van partikuliere entrepots, die op verzoek van den handel geopend zijn;

-ocr page 658-

104

b. voor het opnemen van goederen, op den voet van en art. 46, 2° alinea, no. 2, aangegeven, alsmede van he andere goederen, indien deze worden opgenomen op de verzoek van den handel of naar aanleiding eener vo vergunning, krachtens dit reglement of de bijzondere de verordeningen omtrent de accijnsen verleend; en en

c. voor de diensten tusschen zonsonder- en zonsopgang ee of op zondagen door ambtenaren op verzoek van den da handel verrigt. re

Het vakatieloon bedraagt een gulden per ambtenaar en de per uur of gedeelte daarvan, aan de voormelde bewakingen, opnemingen en diensten besteed tot een maximum de van tien gulden per ambtenaar en per dag en wordt, bij w heffing naar litt. c, door den ontvanger uitgekeerd aan ve den ambtenaar, die de diensten heeft verrigt. dt Indien twee of meer lokalen, dienende tot partikulier er entrepot, volgens het oordeel van den eerstaanwezenden ambtenaar door dezelfde ambtenaren bewaakt kunnen le wordeu, worden de verschuldigde vakatieloonen tusschen in de verschillende entrepositarissen verdeeld in evenredigheid te van het aantal van ieders lokalen. O]

Indien eene opname van goederen wordt verrigt naar

aanleiding van art. 54, 2quot; alinea, op verzoek van den é(

aangever, en de uitkomsten daarvan meer dan vijf ten vi

honderd van die der eerste opname met deze verschillen, k

wordt ter zake van die tweede opname geen vakatieloon r(

in rekening gebragt. t(

Art. 91. Indien de in art. 56 bedoelde kommissie de aangegeven waaide te laag acht, wordt van den aangever,

behalve het bedrag der gemaakte transportkosten, eene vergoeding gevox\'derd van 1/1 ten honderd van de dooi- die kommissie geschatte waarde, tot een minimum van een gulden voor elke soort van goederen, waaromtrent geschil bestaat.

Art. 92. Indien ambtenaren zich, ten gevolge van de door den eerstaanwezenden ambtenaar krachtens art 13, 2e alinea, gemaakte bepalingen, of van de bij art. 90, ls,e alinea, litt. h, bedoelde vergunningen, of ter verrig- p

ting van de daar genoemde opnemingen, moeten verplaatsen, e

-ocr page 659-

105

van en hij, aan wien die vergunning wordt verleend of die van het vakatieloon wegens die opnemingen verschuldigd is, i op de noodige voeding en slaapplaats alsmede de middelen iner voor die verplaatsing niet kosteloos verstrekt, worden hem iere de werkelijk gemaakte transportkosten in rekening gebragt en bovendien eene vergoeding van vijf gulden per dag of ang een gedeelte daarvan voor ieder ambtenaar, die zich meelden dan negen kilometer van zijne standplaats moet verwijderen. Het bedrag dezer transportkosten en vergoeding wor-\' en den den ambtenaar door den ontvanger uitgekeerd, tin- Art. 93. Voor pakhuishuur van goederen, die in een tuin depötpakhuis, publiek entrepot of gouvernementspakhuis bij worden opgeslagen, wordt in rekening gebragt een bedrag aan van zes cent per honderd kubieke decimeter en per tiental dagen van het verblijf der goederen in het pakhuis of lier entrepot.

den De kubieke inhoud wordt berekend uit de grootste

nen lengte, breedte en hoogte van elk kolli of elk stuk, of,

hen indien de goederen gestort zijn, van elke partij. Gedeel- .

leid ten van een kubieken decimeter worden tot een geheel opgevoerd.

laar De dag van opslag en die van uitslag worden beide als den één volle dag beschouwd en mede gerekend, en gedeelten ten van een tiental dagen worden als een vol tiental in reen , kening \'gebragt. Elke kalendermaand wordt voor de be-oon rekening van de pakhuishuur beschouwd dertig dagen te tellen.

\' de De pakhuishuur wordt ingevorderd;

ver, a. bij uitslag uit het pakhuis of entrepót, voor zoover

\'rer- zij niet volgens litt. b is voldaan; en

gt;\'n- b. op den laatsten dag der maanden Maart, Junij, Sep-

Iden tember en December, van de goederen, op dien dag

lat. in publiek entrepot aanwezig, over het alsdan ver-

de loopen tijdvak van opslag, waarvoor de huur nog

13, niet is voldaan.

90, Gedeelten van centen worden bij de berekening der

rig* pakhuishuur tot geheelen opgevoerd, en het bedrag van

en, elke kwijting beloopt minstens tien cent.

-ocr page 660-

106

Blijft de entrepositaris in gebreke, de verschuldigde pakhuishuur op de vastgestelde tijdstippen te voldoen, dan worden de goederen voor zijne rekening naar het gouvernementspakhuis overgebragt en aldaar als onbeheerde goederen behandeld volgens het VHde Hoofstuk.

Art. 94. In alle andere gevallen, waarin, kosten kunnen worden in rekening gebragt, wordt het bedrag der werkelijk gemaakte kosten gevorderd en dit door den ontvanger aan de regthebbenden uitgekeerd.

HOOFDSTUK XII.

Boeien en straffen.

Art. 95. De hierna vermelde overtredingen worden gestraft , als volgt:

]. Het aandoen eener haven, in strijd met art. 1, met eene boete van ien minste honderd en ten hoogste vijf duizend gulden, ten laste van den gezagvoerder van het vaartuig, waarmede de overtreding is begaan.

2. Het lossen van goederen in strijd met art. 2, met verbeurte der geloste goederen, alsmede met de boete, bij no. 1 bedoeld, ten laste van den gezagvoerder, uit wiens vaartuig goederen zijn gelost; — en het laden van goederen in strijd met art. 2 of de poging daartoe, met verbeurte der geladen goederen, alsmede met gelijke boete ten laste van den gezagvoerder, in wiens vaartuig goederen zijn geladen of gepoogd te laden.

De bepalingen van art. 15 zijn op dit no. toepasselijk.

3. Het niet voldoen aan de bepalingen van art. 3, ten laste van den gezagvoerder, die de overtreding heeft begaan, met eene boete van ten minste honderd en ten hoogste duizend gulden voor elke week of gedeelte daarvan, gedurende welke niet aan die bepalingen is voldaan.

4. De overtreding, bedoeld bij art. 10, litt. a, met

-ocr page 661-

107

verbeurte der kollis of stukken, die van elke soort en van elk merk boven de toegelaten speling in de algemeene aangifte zijn verzwegen, en met eene boete voor elk kolli of elk stuk, dat van elke soort en van elk merk te kort wordt bevonden, ten laste van den gezagvoerder, die de algemeene aangifte inleverde, van drie honderd gulden, indien de soort van den inhoud als koopmanschappen, — en van honderd gulden, indien die soort anders in die aangifte is omschreven.

5. De overtreding, bedoeld bij art. 10, litt. I, met eene boete, ten laste van den gezagvoeder, die de algemeene aangifte inleverde, van zes maal het invoer-regt en den accijns van de over-of ondermaat boven de toegelaten speling op dè hoeveelheid der gestorte goederen, of, voor zoover die goederen niet aan in-voerregt of accijns onderworpen zijn, van vijf-en-twintig gulden voor elke soort van goederen, waaromtrent zoodanig verschil bestaat,

6. De overtreding, bedoeld bij art. 10, litt. c, met verbeurte der goederen, waarvan de soort onjuist is aangegeven.

De straffen en boeten, bij de nis. 4, 5 en 6 van dit artikel op de overtredingen, bedoeld bij artikel 10, gesteld, worden niet toegepast, indien ter beoordeeling van den eerstaanwezenden ambtenaar, van wiens beslissing bij den Direkteur van Financiën in hooger beroep kan worden gekomen, geen opzet tot fraude of tot ontduiking van \'s lands regten aanwezig is. In dat geval worden de overtredingen, bedoeld bij art. 10, met eene boete van tien gulden, ten laste van den gezagvoerder, gestraft.

7. Het niet opvolgen der voorschriften, krachtens art. 12 uit te vaardigen, met verbeurte der goederen, ten aanzien waarvan die voorschriften niet zijn op-

.gevolgd.

8. Het lossen van goederen, in strijd met art. 13, behoudens het bepaalde bij no. 9, met verbeurte der

-ocr page 662-

108

geloste goederen en eene boete, ten laste van den gezagvoerder, uit wiens vaartuig die goederen zijn gelost, van tienmaal het invoerregt en den accijns dier goederen of, indien die niet aan invoerregt of accijns zijn onderworpen, van vijf-en-twintig gulden.

De boete wordt tot vijftien maal dat regt of dien accijns opgevoerd, indien de geloste goederen op bedriegelijke wijze zijn verborgen tusschen ter lossing aangegeven kollis, stukken of gestorte goederen.

9. Het laden van goederen, in strijd met art. 11, of poging daartoe, met verbeurte der geladen goederen en eene boete, ten laste van den gezagvoerder, in wiens vaartuig de goederen zijn geladen of gepoogd te laden, van tienmaal het uitvoerregt dier goederen, of, indien die niet aan uitvoerregt zijn onderworpen , van vijf-en-twintig gulden.

De boete wordt tot vijftien maal dat regt opgevoerd, indien de goederen in laatsgemeld vaartuig op bedriegelijke wijze zijn verborgen tusschen ter inlading of tot vervoer aangegeven kollis, stukken of gestorte goederen.

De straffen, bij de nis. 8 en 9 bedoeld, worden alleen toegepast, indien niet tevens overtreding bestaat van art. 2, en de bij die noinmers bedoelde boeten worden verdubbeld, indien de daarbij vermelde overtredingen worden begaan tusschen zons-onder- en zonsopgang, of indien de goederen verborgen zijn tusschen of onder die, welke volgens de artt. 13, 14 en 16 zonder dokument kunnen worden gelost of ingeladen.

10. Uitslag van goederen uit een depótpakhuis, in strijd met art. 19, met verbeurte der uitgeslagen goederen en eene boete, ten laste van den depositaris, van vijfmaal het invoerregt en den accijns daarvan.

11. De overtreding, bedoeld bij art. 22, lc alinea, litt. a, met eene boete, ten laste van den aangever, van tienmaal het bedrag, waarvoor de aangever ten aanzien der ontbrekende goederen aansprakelijk was,

-ocr page 663-

109

en die, bedoeld bij artikel 22, 1° alinea, litt. i, met verbeurte der te veel aanwezige goederen. Het verpakken of opslaan van doorgevoerd wordende goederen, in strijd met art. 31, met verbeurte van het voorregt van doorvoer omtrent die goederen. Het bestaan bij de laatste inlading van goederen, die doorgevoerd of onder afschrijving van den accijns uitgevoerd worden, van een grooter te kort op de hoeveelheid dan het verschil in art. 33 bedoeld, met eene boete, ten laste van den aangever, van tienmaal het invoerregt of den accijns, berekend over het te kort boven de toegelaten speling.

De boete is verhaalbaar op de aanwezige goederen.

De boete wordt niet toegepast, indien het bij de lste alinea, bedoeld te kort, naar het oordeel van den eerstaanwezendeu ambtenaar, van wiens beslissing bij den Direkteur van Financiën in hooger beroep kan worden gekomen, aan diefstal of andere buitengewone omstandigheden moet worden toegeschreven. Het vervoeren van goederen, in strijd met de artt. 34 en 35, of ter dekking waarvan een dokument wordt vertoond, dat daartoe niet geldig is, met de boete, in n0. 1 bedoeld, ten laste van den vervoerder, en met verbeurte van de vervoerde goederen en de vervoermiddelen.

Deze straffen vervangen op het onvrij terrein die, welke bij de bijzondere verordeningen omtrent de accijnsen op onwettigen vervoer zijn gesteld.

De boeten, daarbij tegen onwettigen uitslag, vervoer of inslag bedreigd, woren verdubbeld, indien de overtreding begaan wordt in harnassen, darmen of andere voorwerpen, die naar gewoon handelsgebruik niet tot verpakking der goederen gebezigd worden, of indien de goederen verborgen zijn onder aarde, hout, gras of op andere wijze. Het bestaan bij uilslag op konsent van een grooter verschil dan in art. 38, lstlt;! alinea, litt. ƒ, is bedoeld, met eene boete, iten laste van den aangever, van

-ocr page 664-

110

tienmaal het invoerregt en den accijns, berekend over het verschil boven de toegelaten speling.

Deze boete wordt niet toegepast bij uitslag uit entrepot of bij uitslag van accijnsgoederen uit panden, waarin die goederen onder krediet voor den accijns aanwezig waren.

16. De overtredingen, bedoeld iu art. 39, met verbeurte van de goederen, wier aanwezigheid de overtreding daarstelt, en indien die goederen gevonden worden in een pand of op een erf, dat voor afsluiting vatbaar is, bovendien met eene boete, ten laste van den gebruiker van dat pand of erf, van tienmaal het invoerregt of den accijns dier goederen.

17. Het onjuist vermelden van de soort der goederen in eene aangifte tot lossing, uitslag of inlading, behoudens het bepaalde bij no. 18, met verbeurte der goederen, waarvan de soort onjuist is aangewezen.

18. Het te laag aangeven van de hoeveelheid der goederen in de aangiften, in no. 17 bedoeld, met eene boete, ten laste van den aangever, van tweemaal het regt of den accijns van het verzwegene, indien dit niet meer dan 1/1„ van de aangegeven hoeveelheid bedraagt, en van tienmaal dat regt of dien accijns, indien het verzwegene meer dan dat 1/12 bedraagt.

Indien de bij lossing of uitslag bevonden goederen niet aan invoerregt of accijns, of de bij inlading bevonden goederen niet aan uitvoerregt onderworpen zijn, worden de straffen, bij dit en het vorig nom-mer bedreigd, vervangen door eene boete van vijf-en-twintig gulden.

19. Het te laag aangeven van de waarde der goederen in de aangiften, in n0. 17 bedoeld, met eene boete, ten laste van den aangever, van tweem8.al het ontdoken regt, indien het verschil tusschen de aangegeven waarde en de waarde volgens de prijscourant, in art. 48, of volgens de schatting der kommissie, in art. 56 bedoeld, niet meer dan\'/12 van cl® aangegeven waarde bedraagt, en van tienmaal dat regt, indien dat verschil meer dan dat Via bedraagt.

-ocr page 665-

Ill

In de gevallen bij dit en het vorig no. bedoeld, wordt de ontdoken belasting van den aangever ingevorderd.

De straffen en boeten, bij de nos. 17, 18 en 19 van dit artikel vastgesteld, worden niet toegepast, indien, ter beoordeeling van den eerstaanwezenden ambtenaar, van wiens beslissing bij den Direkteur van Financiën in hooger beroep kan worden gekomen, geen opzet tot fraude of tot ontduiking van \'s lands regten aanwezig is. In dat geval worden die straffen vervangen door eene boete van tien gulden ten laste van den aangever.

Lossing of inlading van goederen, in strijd met art, 53, met verbeurte dier goederen en eene boete, ten laste van den aangever, bij lossing, van tienmaal het invoerregt of den accijns en, bij inlading, van tienmaal het uitvoerregt dier goederen.

Het niet ter verifikatie of visitatie aanbieden van goederen met de daartoe betrekkelijke dokuinenten, in strijd met art. 53, 1° alinea, of ter plaatse, waar dit volgens die dokumenten moet geschieden, ten laste van den aangever, niet eene boete van tienmaal het regt of den accijns der in de dokumenten vermelde goederen.

Het overtreden van art. 53, .8e alina, met eene boete, ten laste van den gezagvoerder van het vaartuig, waarmede de goederen zijn ingevoerd of waarin zij zijn overgescheept, indien Je overtreding aan boord van dat vaartuig is begaan, en ten laste van den aangever, indien dit niet het geval is, van honderd gulden voor elk kolli of fust, dat verpakt of aangevuld is.

Het aanwezig zijn in één kolli met aangegeven goederen, van goederen van eene andere dan de aangegeven soort, met verbeurte dier goederen, en eene boete, ten laste van den aangever, van twintigmaal het invoerregt en den accijns daarvan, indien de overtreding wordt ontdekt bij lossing of uitslag, o^

-ocr page 666-

112

van twintigmaal het uitvoerregt daarvan, indien zij wordt ontdekt bij inlading.

Deze straffen worden niet toegepast, indien, ter beoordeeling van den eerstaanwezenden ambtenaar, van wiens beslissing bij den Direkteur van Financiën in hooger beroep kan worden gekomen, geen opzet tot fraude of tot ontduiking van\'s lands regten aanwezig is.

24. Het schenden of openen van zegels en looden, op of aan ladingplaatsen of goederen gelegd of aangebragt, met eene boete, ten laste van den vervoerder, van tienmaal de regten en den accijns van de goederen, waaromtrent deze maatregel van voorzorg is gebezigd, of van vijf honderd gulden, indien die goederen niet aan regten of accijns onderworpen zijn.

• De boete wordt niet toegepast, indien de overtreding blijkbaar het gevolg is aan toevallige, omstandigheden, die geen poging tot ontduiking doen vermoeden.

25. Het niet voldoen aan de bepalingen van art. 9, .3° alinea, art. 21, 2e alinea, art. 73, 2e alinea, of art. 96, 2° alinea, met eene boete van drie honderd gulden, ten laste van hem, wien de daarin omschreven ver-pligting is opgelegd;

het verhinderen, bemoeijelijken of ondoenlijk maken van visitatien, het belemmeren van toegang en het niet doen van aanwijzing als bedoeld in art. 69, 2e alinea, met eene gelijke boete, ten laste van den aangever of vervoerder der goederen, ten aanzien waarvan — of van den gebruiker van het pand, waarin de overtreding is begaan; en

het verhinderen, bemoeijelijken of ondoenlijk maken van werkzaamheden, die door de ambtenaren moeten of mogen worden verrigt, met eene gelijke boete, ten laste van hem, die de overtreding begaat.

Deze boete wordt toegepast, onverminderd de straffen wegens overtredingen, te zamen begaan met die, in dit nommer bedoeld.

-ocr page 667-

113

26. De straffen, bij dit artikel bedreigd, worden toegepast, onverminderd die wegens beleedigingen en gewelddadigheden tegen het openbaar gezag en tegen de openbare magt, indien deze handelingen gepaard gaan met de overtredingen, in dit artikel opgenoemd.

Art. 96. De fusten, manden, kruiken, flesschen en andere voorwerpen, waarin zich de goederen bevinden, die volgens dit reglement of de bijzondere verordeningen omtrent de accijnsen verbeurd zijn, worden in de verbeurdverklaring begrepen.

Bij verbeurte van goederen wegens onwittigen ofonge-dekten voorraad, volgens dit reglement of die verordeningen, is de bekeurde verpligt, behoorlijke fusten, zakken of andere voorwerpen voor het vervoer te verschaffen ; deze voorwerpen zijn alsdan in de verbeurdverklaring begrepen.

Art. 97. Vergunningen, krachtens dit reglement verleend, kunnen, indien de vastgestelde voorzorgen of voorwaarden niet worden nagekomen, worden ingetrokken door hem, die de vergunning verleende.

Art. 98. Indien eene aanhaling is geschied alleen wegens verschil in merken of nommers der kollis of stukken, — de aangehaalde goederen blijkbaar dezelfde zijn als de aangegevene, en dit verschil geene verdenking van ontduiking opwekt, wordt de bekeuring tegen betaling der onkosten buiten gevolg gesteld.

Art. 99. Op de vaartuigen en andere vervoermiddelen, de trek- en lastdieren daaronder begrepen, die niet inde termen van verbeurdverklaring vallen, doch met of op welke eenige overtreding is gepleegd, waartegen eene boete is bedreigd, is het bedrag dier boete verhaalbaar.

Openb^ie. vervoermiddelen voor het personenverkeer, die in de termen van verbeurdverklaring vallen of waarop eenig regt van verhaal kleeft, worden eerst na afloop der reis, doch in elk geval vóór het vertrek naar buiten Ne-derlandsch-Indie aangehaald.

Art. 100. In de gevallen, bedoeld bij art. 34 van het strafwetboek voor de Europeanen en art. 37 van dat voor de Inlanders, is de regter bevoegd om niet alleen de bij

-ocr page 668-

114

dit reglement of de bijzondere verordeningen omtrent de accijnsen bedreigde geldboeten te verminderen tot beneden het gesteld minimum, maar ook om de daarbij bedreigde verbeurdverklaring niet toe te. passen.

Art. 101. De maatschappijen, naamlooze vennootschappen, kooplieden, fabriekanten, trafikanten, neringdoenden, gezagvoerders, voerlieden en andere personen, die wegens hun handel of bedrijf —- en partikulieren, die wegens hunne bijzondere verrigtingen in eenige aanraking komen met de administratie, zijn te dezen aanzien verantwoordelijk voor de daden van hunne bestuurders, beheerders en andere door hen bezoldigde of in hunne dienst werkzame personen, voor zoover die daden tot dien handel, dat bedrijf of die verrigtingen betrekking hebben.

Het beweren dier ligchamen of personen, dat overtreding van dit reglement of van de bijzondere verordeningen omtrent de accijnsen, door zoodanige bezoldigde of die ast-bare personen , buiten hun voorweten is begaan, ontheft hen niet van de verbeurdverklaring of geldboeten tegen die overtreding bedreigd.

HOOFDSTUK XIII.

Bijzondere lepalingen.

Art. 102. Overal waar in dit reglement de volgende algemeene aanwijzingen of uitdrukkingen voorkomen, worden daarmede bedoeld:

a. met het tolgebied: het gedeelte van Nederlandsch-Indië, waar van wege het Nederlandsch lndisch bestuur regten worden geheven;

h. met de administratie, de ambtenaren, den eerstaan-wezenden ambtenaar, den kontroleur, den ontvanger of het kantoor: die, dien of dat der in- en uitvoer-regten en accijnsen;

c. met accijnsgoederen : de goederen , die ter plaatse aan accijns zijn onderworpen of gelijksoortig zijn aan goederen ter plaatse met accijns belast;

d. met accijnsvrije goederen: alle andere goederen; en

-ocr page 669-

115

e. met goederen: zoowel accijnsvrije als accijnsgoederen.

Art; 103. De kantoren der ontvangers zijn eiken dag, met uitzondering van den zondag, voor het publiek geopend van des voormiddags acht tot des namiddags drie ure.

In spoedvereischende gevallen, ter beoordeeling van den eerstaanwezenden ambtenaar, worden die kantoren ook buiten de bedoelde uren en zelfs op zondagen voor het publiek opengesteld.

Art. 101. Alle burgerlijke autoriteiten, alsmede en in het bijzonder de gewapende magten, mitsgaders de officieren van justitie en politie zijn gehouden, den ambtenaren en bedienden der in- en uitvoerregten en accijnsen, in alle zaken betrekkelijk dezer dienstverrigtingen en de uitvoering van dit reglement en de bijzondere verordeningen omtrent de accijnsen, de behulpzame hand te bie--den en bescherming te verleenen of te doen verleenen. Zij zijn aansprakelijk voor de schade, welke zij door hun verzuim of ongegronde weigering van hulp veroorzaken.

Art. 105. De inlandsche ambtenaren voor het aktieve toezigt omtrent de in- en uitvoerregten en aücijnsen worden, onverschillig welke hun rang of titel zij, gerangschikt onder de personen, bedoeld bij artikel 159 van het strafwetboek voor de Inlanders.

Art. 106. De schulden aan douane-agenten, wegens regten en accijnsen en onkosten ter zake, door hen voldaan, zijn gedurende zes maanden na de betaling bevoorregt; dit voorregt wordt uitgeoefend op alle roerende goederen der schuldenaars, en die schulden nemen rang onmiddellijk na die aan den lande.

Art. 107. De aangiften, registers, bewijzen, akten van borgtogt en andere dergelijke stukken, die tengevolge van dit reglement worden opgemaakt, zijn vrij van zegelregt.

Art. 108. De uitnoodigingen , uitreikingen en mededee-lingen, die krachtens dit reglement worden gedaan, kunnen bij afwezigheid van den belanghebbende geschieden aan hem, die namens of van wege dezen tegenwoordig is.

Art. 109. Dit reglement is van geenerlei invloed op de bepalingen omtrent de kustvaart, de verbodsbepalingen

-ocr page 670-

116

omtrent in- en uitvoer en alle dergelijken, welke in geene dadelijke betrekking tot de heffing van regten staan.

HOOFDSTUK XIV.

Slotbepalingen.

Art. 110. Dit reglement treedt in werking op 1 January 1874.

De algemeene aangiften, die krachtens vorige verordeningen zijn ingeleverd, en de stukken, die krachtens die verordeningen in de plaats kunnen treden van zoodanige aangiften, worden, voor de vaartuigen, die op dien dag in eene der bij art. 3 bedoelde plaatsen aanwezig of daarheen onderweg zijn, of waarvoor reeds een uitgaand manifest is opgemaakt, voor de toepassing van het 1quot; Hoofdstuk als eene algemeene aangifte beschouwd.

De goederen, die vóór dien dag ter inlading zijn aangegeven en reeds zijn opgenomen door de ambtenaren, worden door den gezagvoerder van het vaartuig, waarin die goederen zijn of zullen worden ingeladen, indien daarvoor nog geen uitgaand manifest is opgemaakt, begrepen in eene verklaring, welke ter plaatse van bestemming als een pas tot overscheping dier goederen wordt behandeld en ter plaatse van inlading als een dokument betrekkelijk de lading wordt beschouwd.

De goederen, die vóór dien dag ter lossing of ten uitslag uit een entrepot of ter inlading zijn aangegeven doch nog niet in entrepöt ingeslagen of door de ambtenaren opgenomen zijn, worden op nieuw op den voet van dit reglement aangegeven. Er geschiedt geen restitutie van regten, krachtens de op dien dag vervallende tarieven voldaan.

De bepalingen omtrent het onvrij terrein treden niet in werking, alvorens de bij art. 36, 2° alinea, bedoelde aanwijzing verbindend is.

Overtredingen, vóór 1 Januarij 1871 pleegd, worden gestraft met de straffen, daartegen bij de vorige verordeningen bedreigd.

Art. III. De Direktenr van Financiën is bevoegd, de

-ocr page 671-

117

noodige regelingen te maken ten aanzien van den in- en uitvoer te lande uit en naar het gedeelte van Sumatra en Borneo, waar niet van wege het Nederlandsch-Indisch bestuur regten worden geheven.

Die regelingen vervallen na verloop van drie jaren na hare vaststelling.

Qedisiilleerd. Voorschriften omtrent de sterktebepaling van gedistilleerd.

(Staatsblad 1874 no. 242).

I. Vast te stellen de volgende voorschriften omtrent de sterktebepaling van gedistilleerd, omtrent de werktuigen en de tafels, welke bij het opnemen van de sterkte worden gebezigd, en \'omtrent de herleiding van de hoeveelheid gedistilleerd van eene andere sterkte dan van vijftig percent, tot die sterkte:

Art. 1. De sterkte van gedistilleerd, dat na de overhaling niet is vermengd met andere zelfstandigheden dan alkohol, houtgeest en water, of waarvan zoodanige vermenging niet wordt vermoed, wordt opgenomen met behulp van een honderddeeligen thermometer, een vocht-weger, eene sterktetafel en eene uitzettingstafel.

De opneming wordt verrigt in eene proef van het te onderzoeken gedistilleerd, welke proef daartoe, zoo noodig, voor rekening van den belanghebbende, tot 10° ofhooger wordt verwarmd of tot 40° of lager wordt verkoeld.

Door warmtegraden worden hier en in de volgende artikelen verstaan de graden van den voormelden thermometer.

Art. 2. Uit ander gedistilleerd worden in de gevallen, waarin de sterkte daarvan opgenomen moet worden, de zelfstandigheden, die de opneming van de sterkte, door middel van een vocht weger, verhinderen, door overhaling of op andere wijze verwijderd. De wijze, waarop dit geschiedt en waarop de sterkte wordt bepaald, blijft ter keuze van hem, die met de opneming belast is.

-ocr page 672-

118

De belanghebbende kan in die gevallen echter zelf de sterkte bepalen en opgeven. Doet hij die opgave niet of wordt bij onderzoek een verschil van meer dan vijf ten honderd boven de opgave bevonden, dan is hij eene vergoeding verschuldigd van vijf gulden voor elke opneming, welke vergoeding als toevallige bate onder de landsinkomsten wordt verantwoord.

De kosten van het bedoeld onderzoek worden elk half jaar door hem, die dat onderzoek instelde, in rekening gebragt bij eene deklaratie, op den eed, aan den Lande gedaan, wordt opgemaakt.

Art. 3, De honderddeelige thermometer is zoodanig in-gerigt, dat de daarin aanwezige schaal den warmtegraad in geheele en halve graden aanwijst.

Art. 4. De vochtweger bestaat uit twee afzonderlijke glazen werktuigen, in wier steel eene schaal is aan-gebragt.

De hoofddeelstrepen van de schaal zijn bij het eene werktuig met 0—9, tij het andere met 8—30 gemerkt; de ruimte tusschen die hoofddeelstrepen is bij het eerste in twintig, en bij het andere in tien gelijke deelen onderverdeeld, en wordt graad genoemd.

Het nul- of aanvangspunt der schaal is het punt, tot hetwelk de vochtweger zinkt in eene vloeistof, die eene warmte heeft van 15° en bij die warmte eene digtheid, gelijk aan die van zuiver water bij een warmte van 4°. De ligchamelijke inhoud van eiken graad is gelijk aan een honderdste deel van dien van het gedeelte van den vochtweger, dat in die vloeistof ondergedompeld is.

Art. 5. De sterktetafel is zoodanig ingerigt, dat zij voor eiken vochtweger- en thermometer-graad met de onderdeelen daarvan, gelijktijdig opgenomen in eene proef, die eene warmte heeft van minstens 10° en hoogstens 40°, de percenten sterkte van het onderzocht gedistilleerd aan wijst.

Bevat dat gedistilleerd houtgees t, dan wordt de sterkte volgens de tafel, verminderd met tien ten honderd, als de werkelijke sterkte aangemerkt.

Art. 6. De uitzettingstafel dient om, indien het volumen

-ocr page 673-

119

van het op te nemen gedistilleerd gemeten wordt bij een anderen warmtegraad dan dien, waarbij de proef is onderzocht, dat volumen te herleiden tot dat, hetwelk het gedistilleerd zou verkrijgen; indien het werd gebragt op den warmtegraad, waarbij de proef is onderzocht.

Art. 7. De hoeveelheid gedistilleerd wordt, des noods na herleiding op den voet van het vorig artikel, tot eene sterkte van vijftig pereent herleid, door die hoeveelheid zoo veel maal te nemen als het opgenomen aantal der sterktepercenten van dat gedistilleerd, dit produkt door 50 te deelen en van de aldus verkregen hoeveelheid de onder-deelen van een deciliter tot een geheel op te voeren.

Art, 8. In afwachting van de vaststelling der tafels, bedoeld bij de artt. 5 en 6, wordt voor de opnemingen gebruik gemaakt van de tafels, vastgesteld bij het Koninklijk besluit van 20 April 1863 (Ned. staatsblad no. 19), waarvan bij lederen ambtenaar der in- en uitvoerregten en accijnsen een exemplaar wordt nedergelegd ter raadpleging door belanghebbenden.

II. Deze ordonnancie treedt in werking op 1 Januarij 1874.

Invoerregten. Accijns gedistilleerd. Voorschriften omtrent het verleenen van vrijdom van invoerregt of accijns voor houtgeest en gedistilleerd.

(Staatsblad 1873 no. 24-3).

I. Vast te stellen de volgende voorschriften omtrent het verleenen va nvrijdom van invoerregt of accijns voor houtgeest en gedistilleerd.

A. Vrijdom van invoerregt voor houtgeest.

Art. 1. De houtgeest, waarvoor vrijdom wordt verlangd, moet in eene hoeveelheid van xmasizns twintig hek-toliter in publiek entrepót opgeslagen, en dat verlangen moet in de aangifte tot lossing uitgedrukt worden.

-ocr page 674-

120

Art. 2. Bij den opslag in het entrepot nemen de ambtenaren proeven van den houtgeest, waarvoor vrijdom van invoerregt wordt verlangd, en verzegelen die. De aangever is verpligt daartoe flesschen te leveren, die naar het oordeel der ambtenaren geschikt zijn; voldoet hij niet aan die verpligting, dan worden zoodanige flesschen te zijnen koste door den ontvanger aangeschaft. Hij wordt uitge-noodigd het papier, waarop het cachet der ambtenaren is geplaatst, door zijne handteekening of op andere wijze te waarmerken.

Eene der proeven wordt door tusschenkomst van den Direkteur van Financiën aan een scheikundig onderzoek ten koste van den aangever onderworpen. Blijkt daarbij, dat de proef werkelijk houtgeest is, dan wordt den aangever daarvan schriftelijk mededeeling gedaan, en worden hem, op zijne aangifte tot uitslag van de onderzochte partij of een gedeelte daarvan, zonder betaling van invoerregt, een pas en konsent verleend.

B. Vrijdom van invoerregt voor gedistilleerd, dat in Nederland, overeenkomstig de aldaar geldende bepalingen omtrent den

vrijdom van accijns, met houtgeest is vermengd. Art. 3. Het gedistilleerd, waarvoor vrijdom wordt verlangd op grond, dat het in Nederland, overeenkomstig de aldaar geldende bepalingen omtrent den vrijdom van accijns , met houtgeest vermengd zoude zijn, moet in eene hoeveelheid van minstens elf en een halven hektoliter in publiek entrepot opgeslagen en in de aangifte tot lossing, waarin dat verlangen moet uitgedrukt worden, [als geme-thyleerd gedistilleerd aangeduid worden.

Art. 4. Bij den opslag in het entrepot nemen de ambtenaren van het aldus aangegeven gedistilleerd proeven, waarop het bepaalde bij art. 2 toepasselijk is. Blijkt bij het scheikundig onderzoek, dat de proef werkelijk kan zijn gedistilleerd, dat in Nederland met houtgeest in vermengd overeenkomstig de bepalingen, die aldaar omtrent den vrijdom van accijns geldende waren gedurende het jaar, aan de inlading in het vaartuig, waarmede de aanvoer

-ocr page 675-

121

plaats vond, voorafgaande, dan wordt den aangever daarvan schriftelijke mededeeling gedaan, en worden hem, op zijne aangifte tot uitslag van de onderzochte partij of een gedeelte daarvan, zonder betaling van invoerregt, een pas en konsent verleend.

Art. 5. Ieder, die tegelijk mjf-en-tvnntig liter gemethy-leerd gedistilleerd wil inslaan of voorhanden hebben, hetzij om daarin handel te drijven, hetzij voor eigen gebruik, is verpligt van de daartoe te bezigen panden aangifte te doen bij den ontvanger der accijnsen, onder wiens ressort die panden gelegen zijn.

Bij het in gebruik nemen van andere panden moet daarvan eene nadere aangifte gedaan worden.

De hoeveelheden, bedoeld bij de artt. 32 en 33 der or-donnancie van heden (Staatsblad no. 240), worden voor het gemethyleerd gedistilleerd verhoogd tot tien liter.

De ambtenaren zijn bevoegd om bij visitatie van panden , waarin gemethyleerd gedistilleerd is ingeslagen, proeven te nemen, zoowel van zoodanig gedistilleerd als van alle andere vloeistoffen, welke in die panden aanwezig zijn. De gebruiker van het pand is gehouden aan de ambtenaren flesschen te verschaffen, geschikt om de hoeveelheid vloeistof te bevatten, die zij voor de proeven noodig achten.

Art. 6. Het is verboden gemethyleerd gedistilleerd te zuiveren, te vermengen of op andere wijze te bewerken, zóó dat het als drank of in het algemeen als geestrijk vocht tot inwendig gebruik kan dienen, of zoodanige zuivering, vermenging of bewerking te beproeven.

Met overtreding van dit verbod wordt gelijk gesteld het verkoopen als drank of ander bij de 1° alinea bedoeld vocht van gedistilleerd, waarin houtgeest aanwezig is, en het voorhanden hebben van dergelijken drank of vocht.

Art. 7. Onverminderd het instellen van bekeuring wegens overtreding van deze ordonnancie tot toepassing der straffen, bedreigd in de ordonnancie van heden (Staatsblad no. 240) of in het Algemeen Reglement van heden (Staatsblad no. 241), kan, in geval van misbruik, door den Direkteur van Financiën aan den bij die bekeuring be-

-ocr page 676-

122

trokken persoon, maatschappij of vereeniging de bevoegdheid worien ontzegd, om gedistilleerd met houtgeest te doen verinengen of gemethyleerd gedistilleerd in te slaan of voorhanden te hebben.

C. Vrijdom van mvoenegl of van accijns voor gedistilleerd, dat door toevoeging van houtgeest voor gexvoon gebruik ongeschikt gemaakt wordt.

Art. S. Het gedistilleerd, waarvoor vrijdom verlangd wordt, moet eene sterkte hebben van minstens vijf-entachtig percent, en, tenzij in een publiek entrepot, opgeslagen zijn in een lokaal, waarin zich geen ander gedistilleerd bevindt.

Art. 9. Hij, die gedistilleerd wil doen verinengen met houtgeest, om het met vrijdom uit te slaan, levert bij den ontvanger eene aangifte van het voornemen daartoe en van de hoeveelheid, sterkte en soort van het gedistilleerd in; die hoeveelheid mag niet minder bedragen dan tien hektoliier.

Hij is verpligt om het gedistilleei\'d te doen overbrengen naar het lokaal, waarin de vermenging zal gesohieden, en het noodige vaatwerk voor die vermenging ten genoege van de ambtenaren te verschaffen.

Art. 10. De vermenging geschiedt in verhouding van een liter houtgeest op elke zestien liter gedistilleerd na herleiding tot de sterkte van vijftig percent, en de daartoe benoodigde hontgeest wordt door de administratie der ac-cijnsen ten koste van den belanghebbende geleverd, tegen den door den Direkteur van Financiën bepaalden prijs, die niet hooger gesteld wordt dan tot dekking van de kosten van aanschaffing en bewaring, in verband wet lek-kaadje en intering, noodig is, en in de Javasche Courant bekend gemaakt wordt.

Onmiddelijk nadat de hoeveelheid en sterkte van liet ter-vermenging aangeboden gedistilleerd door de ambtenaren zijn opgenomen, wordt overeenkomstig dezer aanwijzing de vermenging door of van wege den aangever verrigt. Het alzoo vermengd gedistilleerd wordt gemethyleerd gedistilleerd genoemd.

-ocr page 677-

123

.

3gd- \' De ambtenaren vermelden op de aangifte, bedoeld in t te art. 9, de hoeveelheid en sterkte van het gedistilleerd, dat aan vermengd is, — de hoeveelheid houtgeest, die daarbij verbruikt is, en de tijdruimte, die aan de opname en vermenging is besteed. De belanghebbende levert de aangifte, \'■rdgt; voorzien van die aanteekening, op nieuw ten kantore des ontvangers in, en voldoet daarbij, tegen bewijs, den prijs van den houtgeest en een vakatieloon voor de ambtenaren igd over de evenbedoelde tijdruimte, berekend op den voet van -e,i- art. 90 van voormeld Algemeen Reglement, ge- Art. 11. Het gemethyleerd gedistilleerd kan, gedurende

til- acht dagen na de vermenging, vrij van invoerregt en accijns, uit het lokaal, waarin die is verrigt, mits is hoe-net veelheden van minstens een liehtoliter uitgeslagen worden, ien 12. De artt. 5—7 zijn ook toepasselijk op het in-

ran landsch gemethyleerd gedistilleerd.

die Onverminderd het bepaalde bij die artt. is het verboden

ter, om gedistilleerd, vermengd met vreemdsoortige bestand-ren deelen, aan te bieden ter vermenging volgens art. 10.

en,

D. Vrijdom van invoerregt of van accijns voor gedistilleerd dal tot het vervaardigen van azijn bestemd is.

an Art. 13. De azijnmaker, die verlangd vrijdom van in-

ier- voerregt of accijns te genieten voor het gedistilleerd, dat

toe hij voor de vervaardiging van azijn gebruikt, levert bij

ac- den ontvanger der accijnsen, in wiens ressort de tot die

jen vervaardiging gebruikt wordende gebouwen gelegen zijn,

js^ eene aangifte omtrent die gebouwen en omtrent de voor

de de azijnbereiding te bezigen grondstoffen in.

sk- Er kan geen vrijdom genoten worden door azijnmakers,

mt die binnen een afstand van honderd meter van hunne azijn-makerij eene stokerij, distilleerderij of nering in gedistilleerd

ter drijven of eene bergplaats voor gedistilleerd hebben, als-

ren mede indien de azijnmakerij of het terrein, waarop zij

ing gelegen is, gemeenschap heeft met of grenst aan eene sto-

igt. kerij of distilleerderij of het terrein, waarop die gelegen is.

ge- De Direkteur van Financiën kan echter, onder de noo-dige voorzorgen tegen misbruik, uitzonderingen toelaten

-ocr page 678-

124

voov de azijn makerijen, die bij het in werking komen van rv deze ordonnancie bestaan. bf Art. li. De Direkteur van Financiën verleent den azijn- R maker, naar aanleiding van de in het vorig artikel bedoelde aangifte, eeue akte van vrijdom, waarin de hoeveel- Ir heid wordt vermeld, waarvoor jaarlijks vrijdom kan worden d( genoten en die door hem bepaald wordt in verhouding tot gi de bekende uf vermoedelijke uitgebreidheid der azijnmakerij, slt; en in welke akte tevens wordt aangewezen hoedanig het ei gedistilleerd vermengd moet worden, om het voor gewoon ei gebruik ongeschikt te maken, en of de zelfstandigheden, v voor die vermenging te bezigen, door den azijnmaker of li voor diens rekening door de administratie der accijnsen geleverd zullen worden. Hij is bevoegd, die akte te o wijzigen. b Art. 15. Inslag van gedistilleerd in eene azijnmakerij, d onder vrijdom, kan niet geschieden, dan nadat daartoe v door den ontvanger, blijkens eene op den betrekkelijken d pas of vervoerbiljet gestelde aanteekening, vergunning is g verleend. ti Onmiddellijk nadat de hoeveelheid en sterkte van het i gedistilleerd zijn opgenomen door de ambtenaren, wordt, a overeenkomstig dezer aanwijzing, door of van wege den e azijnmaker, de vermenging met de in de akte voorgeschreven zelfstandigheden verrigt. ^

De ambtenaren zijn bevoegd proeven van die zelfstandigheden en van het gedistilleerd te nemen, en de azijnmaker is verpligt daartoe de noodige flesschen te verstrekken.

De afteekening van den pas of het vervoerbiljet, waarop de inslag is geschied, wordt geweigerd, indien de azijnmaker niet voldoet aan de voorgaande alinea, of indien hij aan de eventuëele verpligting, om de zelfstandigheden voor de vermenging te verschaffen, niet voldoet of die niet levert van zulke hoedanigheid, als bij de akte is voorgeschreven. De azijnmaker levert het dokument, waarop de inslag is geschied, na afteekening in bij den ontvanger, onder wiens ressort de azijnmakerij gelegen is, en voldoet daarbij een vakatieloon voor de ambtenaren over de tijd-

-ocr page 679-

125

an ruimte, die aan de opname en vermenging besteed is, berekend op den voet van art. 9(1 van voormeld Algemeen

jn- Reglement.

36quot; Art. 16. De vrijdomgenietende azijnmaker levert jaar-

el- lijks, op den .30steD of 31slen December, ten kantore van

en den ontvanger, onder wiens ressort de azijnmaker^ gele-

tofc gen is, eene schriftelijke opgave in van de hoeveelheid en

rij, soort van den azijn, dien hij in dat jaar vervaardigd heeft,

iet en van de hoeveelheid vermengd gedistilleerd, die op het

on einde van het jaar onverwerkt voorhanden is. Die hoe-

n, veelheid strekt in mindering van de hoeveelheid, waarvoor

of in het volgend jaar vrijdom kan worden genoten,

en Ingeval van staking van het bedrijf of van faillissement,

te of indien de azijnmakerij aan een ander wordt overgedaan, levert de vrijdomgenietende azijnmaker of de beheerder

■ij, der azijnmakerij dadelijk eene kennisgeving in bij den ont-

oe vanger, onder wiens ressort de azijnmakerij gelegen is, en

en doet hij daarbij voor het verloopen deel des jaars eene

is gelijke opgave, als bij de le alinea is voorgeschreven;

terwijl het voorhanden vermengd gedistilleerd op konsent

iet naar eene andere azijnmakerij kan worden overgebragt of

t, aan den nieuwen verkrijger worden overgedaan, zoo deze

en eene vrijdomsakte heeft bekomen.

■e- Art. 17. De ambtenaren zijn bevoegd, mits daartoe door hun kontroleur of den betrokken ontvanger gemag-

g- tigd, om jaarlijks in de eerste helft van Januarij, alsmede

er in de gevallen bij de tweede alinea van het vorig artikel voorzien, het onder vrijdom ingeslagen vermengd of on-

)p vermengd gedistilleerd op te nemen, onverschillig of de

n- bij dat artikel voorgeschreven opgave of kennisgeving reeds

in is ingeleverd of niet.

m Zij zijn mede bevoegd, in de azijnmakerijen, waarin

et met vrijdom ingeslagen gedistilleerd wordt verwerkt, steeds

e- het voorhanden vermengd gedistilleerd, de overige grond-

le stoffen , de azijnen en de inhoudsruimte der fusten, kuipen,

ir, bakken of grondvaten op te nemen en proeven te nemen

et tot het bewerkstelligen van een onderzoek.

1- Art. IS. De vrijdomgenietende azijnmaker is bevoegd.

-ocr page 680-

136

in of naast de azijnmakerij eene bergplaats in te rigten

tot den opslag van gedistilleerd, dat bestemd is, om door bi

hem met vrijdom te worden verwerkt, en daarin het met m

die bestemming ingeslagen gedistilleerd tijdelijk op te slaan,

mits hij zich ten aanzien dier bergplaats onderwerpt aan de

de bepalingen, den handelaars bij de voormelde ordon- V(

nancie van heden (Staatsblad no. 240) opgelegd. ^

In die bergplaats mag bovendien geen ander gedistilleerd v.

worden opgeslagen dan dat, wat voor de azijnbereiding a!

bestemd is, en geen gedistilleerd aanwezig zijn, dat in V(

meerdere of mindere mate vermengd is met grondstoffen voor de azijnbereiding of zelfstandigheden, als bedoeld bij n]

art. 14, of waarin bewijsbare sporen van eene dergelijke a,

vermenging voorhanden zijn. Wordt bij het aanpeilen der v,

bergplaats dergelijk vermengd gedistilleerd bevonden, dan ^

wordt dit, onverminderd de toepassing van art. 19, niet ^

in de peiling begrepen. al

Het gedistilleerd, in die bergplaats voorhanden, kan in z,

de gevallen, bedoeld bij art. 16, 2° alinea, rnet betaling zi

van het invoerregt of den accijns of tot inslag onder krediet of vrijdom of in entrepot uitgeslagen worden.

Art. 19. Het is verboden:

a. om bij inslag onder vrijdom, den ambtenaren, tot veri- j

flkatie en vermenging, aan te bieden gedistilleerd, dat in v

meerdere of mindere mate op de bij het voorgaand artikel bedoelde wijze vermengd is, of.waarin bewijsbare j sporenvan eene dergelijke vermenging aanwezig zijn;

i. om anders dan op den voet van de artt. 16 of 18, q

vermengd of onvermengd gedistilleerd uit te slaan uit eene azijnmakerij, ten behoeve waaraan vrijdom wordt genoten, of uit eene der in art. 18 bedoelde bergplaatsen;

c. om in eene azijnmakerij, elders dan in zoodanige ^ bergplaats, ander dan behoorlijk vermengd gedistil- t leerd voorhanden te hebben; en rj

d. om de ambtenaren te misleiden door hun voor de vermenging valsche of andere dan de voorgeschreven grondstoffen, azijnen of zelfstandigheden aan te bieden.

-ocr page 681-

127

Onverminderd het instellen van bekeuring, als bedoeld bij art. 7, kan de Direkteur ^an Financiën, in geval van misbruik, den vrijdom intrekken.

Art. 20. Eene akte van vrijdom vervalt, wanneer een der gevallen, voorzien bij art. 13, 2quot; alinea, zich latei-voordoet; bij het intrekken van den vrijdom krachtens de laatste alinea van het vorig artikel; bij het laten varen van het azijnmakers bedrijf of bij het overgaan daarvan aan een ander; alsmede indien gedurende twee achtereen volgende jaren geen gedistilleerd is ingeslagen.

Art. 21. Behalve het geval van staking van het azijn-makersbedrijf ten gevolge van het opheffen of sloopen der azijnmakerij of van eenige andere oorzaak, welke het laten varen van het bedrijf noodwendig ten gevolge heeft, wordt met het laten varen daarvan gelijk gesteld: het overbrengen der azijnmakerij naar eene plaats, behoorende tot een ander kantoor van ontvangst; het niet hervatten der werkzaamheden, nadat die achtereenvolgend een jaar of langer zijn gestaakt geweest; en faillissement,

E. Algemeene bepaling.

Art. 22. De vakatieloonen, bedoeld bij de artt. 10 en 15, worden als toevallige baten onder de landsinkomsten verantwoord.

11. Deze ordonnancie treedt in werking op 1 Januarij 1874..

Gedistilleerd. Aanwijzing der kantoren, langs welke gedistilleerde dranken kunnen worden ingevoerd.

(Staatsblad 1873 no. 244).

Art. 1. Als kantoren, langs welke gedistilleerde dranken kunnen worden ingevoerd,\' worden aangewezen die te Batavia, Samarang, Soerabaija, CJieribon, Pasoeroean, Tjilatjap, Padang, Palembang, Muutok, Bandjermasin, Pontianak en Pamangkat.

Art. 2. Deze ordonnancie treedt in werking op 1 Januarij 1874.

-ocr page 682-

138

Gedistilleerd. AanpHe van den voorraad of vervoer vun gedistilleerd.

^Slaalsljlad 1873 no. 245).

Art. 1. Ieder, die op den 1S\'CI1 Januarij 1874 op Java en Madura of in de overige in art. 1 der wet van 17 November 1M72 (8l.aafsblad 1873, no. 33) opgenoemde gedeelten pan Nederlanusch-Indië, alsmede in de residentie Wester afdeeling van Borneo, gedistilleerd voorhanden cl\' aanwezig heeft in eene grootere hoeveelheid dan van lieu Uier, zonder dat die vervoer gedekt is door een op dien dag verkregen dokument, is verpligt van dien voorraad of van dat vervoer tip dien dag aangifte te doen, bij het Hoofd van plaatselijk bestuur en volgens het aan deze oidonnancie gehecht model.

Er behoeft geene aangifte te geschieden van het gedistilleerd, dat in entrepot of, met azijn vermengd, in eene azijmnakerij aanwe:-.jg is; alsmede buiten Java en Madura van inlandsch gedistilleerd.

Van de inlevering dier aangifte wordt een bewijs uil-gereikt, dat, behoudens in de gevallen, bedoeld in art. 6, en behoudens bij vervoor van gedistilleerd, beschouwd wordt als een kon sent, waarop de inslag is geschied op den dag der aangifte, en, in het geval, bedoeld in art. 6, 3de alinea, als ten vervoerbiljet.

Art. 2. De hoeveelheid van gedistilleerd in kelderfles schen of zoogenaamde vierkantjes en in gewone wijnfles-sclien kan bij de aangifte worden bepaald door den inhoud van laatstgenoemde flesschen te stellen op 3/4 liter en die van eerstgenoemde op l1/^ liter.

Bij de aangifte moet de soort van het gedistilleerd wor • den vermeld en lij die van gedistilleerd, dat op Java en Madura aanwezig is, bovendien of het al dan niet in Nederlandsch-Indif is gestookt.

De sterkte van het gedistilleerd behoeft niet worden opgegeven dan in hjt geval, voorzien bij art. 6, P1\'alinea.

A.rt. 3. Van het inlandsch gedistilleeid, volgens art. \' aangegeven, is een accijns verschuldigd teu bedragen van :

-ocr page 683-

139

voor alle gedistilleerde of uit ge.distilleevd bereide

dranken.........

en voor alle ander gedistilleerd

per hektoliter, en bij meerdere of mindere hoeveelheid naar evenredigheid.

Van het vorige, volgens art. 1 aangegeven gedistilleerd, met uitzondering van vreemde zoete likeuren, is een verhoogd invoerregt verschuldigd, ten bedrage van:

voor alle gedistilleerde of uit gedistilleerd bereide

dranken.............../16.—

en voor alle ander gedistilleerd \'......;/ 46.—

per hektoliter, en bij meerdere of mindere hoeveelheid naar evenredigheid.

Art. 4. Dat verhoogd invoerregt en de bedoelde accijns moeten, behoudens in de gevallen, voorzien bij art. 6, worden voldaan bij de inlevering der aangifle, indien die betrekking heeft tot vervoerd wordend gedistilleerd, eh voor ander gedistilleerd vóór of op den laatsten Januarij 1S74., en ten kantore, dat daarvoor in het bewijs van de inlevering der aangifte wordt aangewezen.

Art. 5. Gedistilleerd van vreemden oorsprong, dat vóór I Januarij 1874, binnen de in art. 1 bedoelde gedeelten van Nederlandsch-Indië, anders dan ter verwisseling van entrepot is ingeladen, kan na den SI5\'011 December 1873 niet binnen die gedeelten worden gelost, dan nadat het bij art. 3 bedoelde verhoogd invoerregt is voldaan.

Art. G. Wanneer het pand, waarin, blijkens de aangifte volgens art. 1, alleen inlandse!) gedistilleerd aanwezig is, op den voet van art. 4 der ordonnancie van heden (Staatsblad no. 210) is aangegeven als stokerij, distilleerderij der eerste klasse of bergplaats, en de stoker, distillateur of handelaar behoorlijk borgtogt heeft gesteld op den voet van art. 26 dier ordonnancie, dan wordt zijne rekening gedebiteerd wegens den aangegeven voorraad, die dan beschouwd wordt als het saldo van vorige rekening en voor de stokerijen als uit het daarin verwerkt beslag verkregentezijn.

Wanneer het aangegeven gedistilleerd zich in eene azijn-makerij bevindt en de azijnmaker eene akte van vrijdom

f 44.-,/ 70.-

-ocr page 684-

ISO

heeft bekomen, dan wordt dat gedistilleerd beschouwd als ingeslagen op den voet van art. 18 der ordaunaucie van heden (Staatsblad no. 213).

Waanneer in de aangifte betrekkelijk vervoerd wordend inlandsch gedistilleerd wordt uitgedrukt, dat het bestemd is om in een pand, als bedoeld in de eerste alinea, in entrepöt, of onder vrijdom van accijns in eene azijnmakerij opgeslagen te worden, dan wordt bij de aangifte overgelegd eene verklaring van den afzender, dat deze zich aansprakelijk stelt voor den accijus. De omschrijving van het gedistilleerd volgens de aangifte moet overeenkomen met die volgens die verklaring, en deze moet, ten blijke van gegoedheid van den afzender, door het Hoofd van het bestuur van diens woonplaats worden geviseerd, üe accijns van het op dien voet aangegeven gedistilleerd wordt van den afzender ingevorderd, indien daaromtrent niet aan de opgegeven bestemming wordt voldaan.

Art. 7. Het is verboden inlandsch gedistilleerd aan te geven als van vreemden oorsprong.

Het overtreden van dat verbod wordt, zoowel als het niet of het slechts gedeeltelijk voldoen aan art. 1, en dit ook voor het gedistilleerd van vreemden oorsprong, gestraft met de straffen, voorzien bij art. 44 der voormelde ordon-nancie. Het bestaan van een verschil op de aangegeven hoeveelheid van niet meer dan vijf len honderd van die hoeveelheid wordt echter niet als overtreding aangemerkt.

Art. 8 Gedurende veertien dagen na het in werking treden dezer ordonnancie is de ontvanger der in- en uitvoer-regten en accijnsen of hij, die als zoodanig fungeert bevoegd om, ingeval van bijzonder vermoeden, dat wegens eenig pand of erf niet of nietten volle aan art. 1 is voldaan , tusschen des voormiddags zeven en des namiddags een ure en tusschen des namiddags vier en zes ure zoodanig pand of erf te onderzoeken of door ambtenaren dier middelen of van de politie te doen onderzoeken. Van dat onderzoek wordt, onverschillig of dientengevolge al dan niet bekeuring wordt ingesteld, een proces-verbaal opgemaakt, waarin de aanleiding tot het onderzoek wordt vermeld en waar-

-ocr page 685-

131

van den gebruiker van het pand of erf een afschrift wordt ter hand gesteld.

Het gedistilleerd, dat gedurende dien termijn bij onderzoek van een pand of erf wordt bevonden, wordt beschouwd aldaar op 1 Januarij 1874 aanwezig geweest te zijn, voor zoover de wettige inslag aldaar op of na dien dag niet blijkt uit konsenten, door den gebruiker van het pand of erf bij het onderzoek te vertoonen, of uit ver-voerbiljetten.

Art. 9. Deze ordonnancie treedt in werking op 1 Januarij 1874.

AANGIFTE.

Door (1) , van beroep , te (2)

, wordt aangegeven, dat in (3) ,

genaamd , gelegen te (4)

aanwezig is het volgende gedistilleerd, te weten (5):

(6) Dat gedistilleerd is bestemd om te worden vervoerd naar , en om aldaar in (7)

van (S) , van beroep , (9) loelhe (10)

op den voet van art, 4 der ordonnancie van den 13iequot; December 1873 [StaatMad no. 240) u aangegeven, met vrijdom van accijns te worden opgeslagen.

Gedaan te den

(Handteekening.)

(1) Naam en (2) woonplaats van- den aangever.

(3) de stokerij, zijn toko, zijn praauw, enz.

(4) hier, indien voor de verschillende gedeelten van de lading van één vervoermiddel, wegens onderscheidene bestemming verschillende aangiften worden gedaan, de letters o. a. te plaatsen.

(5) Soort, hoeveelheid en sterkte van het gedistilleerd. (Zie daaromtrent art. 2 der ordonnancie.)

(6) Dit gedeelte wordt, indien de aangifte geen betrekking heeft tot vervoerd wordend gedistilleerd, doorgehaald.

(7) publiek entrepot ten name —, het part. entrepot, het pakhuis, enz.

(8) naam van den ontbieder.

(9) de cursief gedrukte woorden worden, indien of voor zoover ze i)iet uoodig zijn, doorgehaald.

(10) stokerij, distilleerderij der eerste klasse of bergplaats.

-ocr page 686-

132

Behoort bij art. 1 der ordonnancie van den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indie van 12 December 1873, (Staatsblad no. 215).

In- en Uitvoerregten en Accjnsen. Opdragt aan de Ontvangers der lij betrekkingen, thans waargenomen door de ambtenaren der in- en uitvoerregten.

(Staatsblad 1873 no. 257.)

Eerstelijk: Enz.

Ten vierde: Te bepalen, dat de verschillende diensten, welke thans aan de ambtenaren der in- en uitvoerregten als bijbetrekkingen zijn opgedragen, met 1 Januarij 1874 zullen overgaan op de ontvangers der in- en uitvoerregten en accijnsen.

In- en Vitvoeregten. Accijsnen. Uitvoering van sommige bepalingen van het reglement in Staatsblad 1873 no. 241.

(Staatsblad 1873 no. 264.)

Art. 1. Als havens voor den algemeenen in- en uitvoer worden aangewezen:

Batavia, Samarang, Soerabaija, Cheribon, Pasoeroean, Tjilatjap, Padang, Siboga, Baros, Singkel, Palembang, Moeara-Kompeh, Muntok, Bandjermasin, Pontianak en Pa.mangkat.

Art. 2. Als havens voor beperkten invoer en algemeenen uitvoer worden aangewezen:

Anjer, Bantam, Indramajoe, Tagal, Pekalongan, Rembang, Probolinggo, Bezoeki, Panaroekan, Banjoewangi, Patjitan, Pangoel, Wijnkoopsbaai, Priaman, Ajer-Bangis, Natal, Benkoelen, Telok-Betong, Tandjong-Pandan en Sampit.

Art. 3. In elke der bij de artikelen 1 en 2 genoemde havens wordt een kantoor gevestigd voor het doen van aangifte tot lossing, uitslag, inlading en vervoer.

-ocr page 687-

133

Art, 4. Te Tjiringin, Tanara, Japara, Joana, Toeban, Grissee, Bawean, Samanap, Pamakasan, Bangkalang, Sam-pang, Manggala, Ketapang, Kroë en Moko-Moko worden kantoren gevestigd voor het doen van aangiften tot lossing en lading, uit en in inlandsche vaartuigen en kustvaarders en tot vervoer met kustvaarders.

Laatstbedoelde aangiften worden voor elke niet voor den algemeenen handel geopende haven ingeleverd op het naastbij zijnde kantoor.

Art. 5. Er bestaat gelegenheid tot opslag van goederen in publiek of particulier entrepöt te: ,

Batavia, Samarang, Soerabaija, Cheribon, Padang, Siboga, Baros en Singkel.

Art. 6. Als plaatsen , waar een kommissie wordt gevestigd, om door schatting te beslissen in geschillen omtrent de waarde van goederen, die naar de waarde belast en niet in de bij artikel 48 van voormeld reglement bedoelde prijscourant zijn opgenoemd, worden aangewezen: Batavia, Samarang, Soerabaija, Cheribon en Padang. Art. 7. Deze ordonnancie treedt in werking met 1° Januarij 1874.

In- en üilvoerregten. Accijmcn. Bepalingen omtrent het toekennen van premiën bij het doen van aanhalingen en confiscation.

(Staatsblad 1S73 no. 265).

Eerstelijk: Enz.

Ten derde: Met ingang van 1 Januarij 1S74, te bepalen als volgt:

I. De Direkteur van Financiën kan eene premie toekennen:

a. van lioogsten één honderd gulden, voor het vinden eener niet aangegeven in werking zijnde stokerij of distilleerderij:

b. van hoogsten vijftig gulden, voor het vinden van niet aangegeven ruw- of distilleerketels;

c. van hoogsten vijftig gulden, voor het ontdekken van

-ocr page 688-

134

misbruik ten aanzien der partikuliere entrepots en der vrijdommen;

d. van hoogstens üen gulden, voor het doen van buitengewone uitgaven tot het achterhalen eener overtreding der bepalingen omtrent de in-enuitvoerregten en aocijnsen; en

e. van hoogsten tien gulden, voor het aanhalen van goederen op het terrein van toezigt en van gedistilleerd, welk maximum van tien gulden tot op de helft wordt verminderd, indien de aanhaling op onbekende overtreders is gedaan.

II. Voor het instellen eener bekeuring ter zake van overtreding der bepalingen omtrent de in-en uitvoerregten en accijnsen wordt eene premie toegekend van een vierde van het bedrag der zuivere opbrengst van de boeten en verbeurdverklaringen, die het gevolg dei-bekeuring zijn.

III. De premiën, bedoeld bij de nummers I en II, worden uitsluitend genoten door hen, die de aanhalingen of bekeuringen hebben ingesteld.

IV. Aan de officieren van justitie bij de inlandsche regt-banken wordt eene premie toegekend van een zesde van het bedrag der zuivere opbrengst van de door die regtbanken opgelegde boeten en uitgesproken verbeurdverklaringen.

V. De officieren van justitie zenden van alle regterlijke uitspraken in zake van in- en uitvoerregten en accijnsen afschriften aan den Direkteur van Financiën, en storten de ten gevolge dier uitspraken geïnde boeten over bij den ontvanger der in- en uitvoerregten en accijnsen van hunne woonplaats. \'

Ten vierde: Enz.

-ocr page 689-

135

Postwezen. Reiskosten. Toekenning van reiskosten aan de ambtenaren der post- en telegraafdiensten, die in het examen zijn geslaagd.

^Staatsblad 1873 no. 266).

Krachtens magtiging des Konings te bepalen, dat ambtenaren van de post- en telegraafdiensten, die een der examens, voorgeschreven bij het Koninklijk besluit van 10 Januarij 1873 no. 17 (Indisch staatsblad no. 53) met gunstigen uitslag afleggen, de kosten der reis van-en terug naar hunne standplaats, volgens het reglement op de reis-en verblijfkosten van burgerlijke ambtenaren in Neder-landsch-Indie (Indisch staatsblad 1862 no. 153a), den lande in rekening kunnen brengen.

-ocr page 690-
-ocr page 691-
-ocr page 692-
-ocr page 693-
-ocr page 694-