-ocr page 1-
-ocr page 2-

T/hl221-AHA
343.Ol C^tj/)

s
t

Bibliotheek

WILLEM POMPE INSTITUUT

voor

Straf r echtswetenschappen

Utrecht

1

3 StP, 1S83,

-ocr page 3- -ocr page 4-

Bibliotheek
Willem Pompe Instituut
vcxDr

Straf ree htsivef-^nschrippen

Ut\'iJCht

-ocr page 5-

Eigendom van Prof. Pompe I ^
Criminologisch Instituut quot;
^nbsp;Utrecht,

BESCHOUWINGE

IXI

der

CRIMINEELE ZAAKEN.

Si, fontenant les droits des hommes S? de Vinvincible
vérité, je pouvais arracher à la tyrannie ou à l\'igno-
rance quelqu\'une de leurs victimes
, les larmes amp; les be-
nedictiom d\'un feul innocent dam les tranfports de ß-
joye me confokroient du mépris du genre humain.

BECCARiA Traité-des Délits amp; des Peines,
______^nbsp;D (T 0~ R ^

M^ JAN SAMUEL AMALRY,

Aâmcaat îe Amßeräam,

n AMSTERDAM,
By PETRUS CONRAD L
MDCCLXXVIL

-ocr page 6-

\'Î

-fquot;
fe;

*\' ■ ■ . \'v-

i, VT

t • - .\'

-nbsp;vy

-ocr page 7-

VOORREDEN

Me. bedriegt zig indien men verwagt
dat in deze weinige hladzyden de fio fe,
waar van zy gewagen , geheel uitgewerkt
zal zyn. Veele gebreken van de crimineele
Jurisprudentie van zelfs dat Land, voor quot;t
welk alleen ik fckryve, heb ik met flilzwy-
gen voorby gegaan: en die geene, die men
aangeroerd zal vinden, heb ik in zo korte
woorden doenlyk getragt af te handelen.

Het menschdom over de fchendinge van
zyne Rechten klagende, had een ßem krag-
tiger dan de myne nodig.
Dit erken ik;
dit heb ik gevoeld^ en egt er heeft het myn,
pen niet weerhouden: om dat het geen ik
my voorfiel niet is eene zekere roem als
Schryver te behaalen, maar veel eer ^ my

zei-

-ocr page 8-

zeiven als Ingezeten of mensch hefchouwen-
de, de pligten daar van te betragt en.

Als men onder oude vooroordeelen zugt,
is de twyfelinge de eerße flap tot de verlig\'
tinge; dien weg hebben alle kennisfen geno-
men. Mogte het my nu gelukken die twyfe-

ling te weeg te brengen! ik zoude volkomen

te vreeden zyn: ik hadmyn doelwit bereikt.
Genoeg en kundigere handen zullen het
werk wel volmaaken. Geene zieken zyn be-
zwaar lyker te geneezen , dan die, hunne
kwaaien niet kennende of niet kennen wil-
lende, zig verbeelden gezond te zyn. Daar-
om heb ik my voornamentlyk toegelegt, om
het politicq lichaam een oog op deszelfs flaat
te doen ßaan. In hoe verre nu het geen ik
in
V algemeen ter neder heb gefield op ons \\
Neêrland toe te pasfin zy, heb ik aan den-
Leezer overgelaaten te bepaalen. Het groots

-ocr page 9-

VOO R R E D E N;

fie genoegen, dat m^ overkomen kan^
dat men fny overtuige dat ik voor be-
mind Vaderland onnuttighedens hel gezegt,
lt; Twee dingen oordeel ik nodig vooraf te
verklaaren. Den inborst van den mensch
is zo
verdorven, dat men bezwaarlik goed.
te doen ongejiraft mag ondernemen. Geen
daad is zo zuiver, zo onzondig in deszelfs
beweegreden , of daar bevinden zig altyd
helfche tongen, die heur venyn daar over
uitbraaken. Hierom dan protesteere ik fo-
lemneelyk, dat ik
nergens in myn geheel ge-
fehrift eenig byzonder perfoon beoog, en
veel min dat ik zoude poogen eenige min-ag-
ting voor onze wetten aan
myne landgenoten
in te blaazen. Niets is verder uit myne
gedagten: niets is Jirydiger met myne den- -
kenswyze. Wel is waar dat ik my hier en
daar wat jlerk uitlaat; maar kan een fiof

* 3nbsp;van

-ocr page 10-

VOORREDEN.

quot;^an dien aart door een hart, dat maar
tenigzints voelt y met eene koele onverfchil-
Ugkeid behandeld worden ?

Foor het overige bid ik myne Lezer en ^
dat zy van dit Werkje niet dan in zynen
geheelen faamenhang willen oordeelen, ende
menigvuldige onvolmaaktheden ^ die zig daar
in bevinden y uit aanmerking van myn oog-
merk verfchoonen. Ondertusfchen, zo het
zelve eenig fucces ontmoet ^ ben ik overtuigd
dat het aan de waardigheid der fio fe, die
ik behandel, alleenlyk zal te wyten zyn.
Maar ook in dat geval verwagt ik wel y dat
ik eenige berispingen zal moeten ondergaan.
Het is het noodlot van allen., die de Rech-
ten der menfchen willen verdeedigen, onder
de menfchen zelve vervolgers te vinden.
JDan daar in zal ik my getroosten en met
BECCARIA zeggen: „ Gelukkig indien ik

,, de

-ocr page 11-

VOORREDEN.

de geheime dankbetuigingen van de onbe-
5, kende en yreedzaame aanhangeren der
wyshegeerte en der reden mag verwer-
ven, en in hen die aangenaame huiverin-
gen opwekken , waar mede de gevoelige
55 harten de flem van den verdeediger der
5, Rechten van het menschdom heantwoor-
„ denquot;!

55
??

I N-

^ ^

-ocr page 12-

INHOUD

DER

HOOFD-DEELEN.

c

AP. I. Behelzende eenige alge-
meene Grondfiellingen.
. Pag. i

---- II. Van Rechthanken. . 13

--III. Van de lyfflrafelyke Wet-
ten en van de Criminalisten, .nbsp;212

--IV. Van Straffen. . ,nbsp;30

--V. Van arbitraire Strafften.nbsp;41

--VI. Van Compoßtien. .nbsp;47

--VII. Van de bedieningen van

den Advocaat van den Fiscus. . 53

VIII. Van Daagingen in per-

foon, Apprehenßen, Slaakingen en
van Gevankenisfen,
. . 60

--IX. Van de Proceduures tegen

de befchuldigde, . . . 73

BE-

-ocr page 13-

BESCHOUWINGE

DER

CRIMINEELE ZAAKEK

C A P. L

Behelzende eenige algemeens Grond-
fldlingen.

D

\'e wyze hand van den almagtigen Schep-
per van het Geheel-al heeft alle zyne leven-
hebbende fchepfelen met een onweêrftaan-
baar verlangen bezielt ^ om hun geluk te be-
vorderen. Dat kan geen gezond verftand
een enkel oogenblik in twyfel trekken;
est
enim infixum in ipfd natura , comprehendi-
tur fuis cujusque fenfihus, ßc, ut, contra
fi quis dicere yelit, non audiatur,
men
verleent geen gehoor aan die dit
Zoude wil-
len tegenfpreeken,zegt den welfpreekenden
Wysgeer , welkers woorden
Qn Lih. V. de
fin. bon. amp;gt; mal.^
ik de myne maalce. Dit
verlangen, deze drift (ik mag hej: zo noe-
men) is de eenige beweegreden van alle on-

Anbsp;ze

-ocr page 14-

ze handelingen; daarom verheerlyken wy
het Opperwezen: daarom beminnen wy de
deugd: daarom fchuwèn wy onze ontbinr
ding: daarom vermyden wy, daarom doen
wy alles wat wy of doen of vermyden. Maar
wel byzonderlyk ftraalt deze alvermeeste-
rende drift door, wanneer wy, ter beko-
minge van eenig grooter goed, een minder
opofferen , of eenig leed ondergaan. De
prys, die wy ftellen op het geen wy bedoe-
len, duid aan van welke eene waarde deszelfs
bezitting by ons is. Dog teflFens is het ook
baarblykelyk, dat wy moeten verftaan wor-
den die prys zo laag gefield te hebben, als
de aart der zaake het toeliet: of, om zon-
der figuuren-te fpreeken, dat wy, ter ver-
werving van het voorwerp onzer wenfchen,
zo weinig van ons tegenwoordig geluk zul-
len hebben opgeofferd, en zo weinig leed
zullen hebben willen ondergaan, als maar
eenigfmts mogelyk en met ons doelwit over-
eenkomflig was. Men pasfe deze onwrik-
baare grondflellingen toe op de vereeniging
der menfchen in eene burgerlyke faemenlee-
ving: men toetfe daar aan alle derzelver in-

-ocr page 15-

fteliingen; en welhaast zal men ontdekken,
welke gefetten billyk en welke wederrecli-
telyk zyn.

Voor dat eenige focieteit wezen had be-
komen: voor dat de menfchen, \'t zy op
haar zeiven, \'t zy in huisgefinnen verftrooid,
op de oppervlakte der aarde woonende, aan-
gezet door innerlyke gevoelens, door het
gezigt van hunne behoeftens en van hunne
weerloosheid tegen het geweld van hun
evenmensch en andere onderdeelen der
fchepping genoodzaakt, zig in lichaamen
hadden vereenigt, waaren zy alle gelyk;
de eene konde op den anderen zig geen het
geringfle voorrecht aanmaatigen. Zy hebben
zig nu vereenigt. Maar heeft de eene aan
den anderen afltand gedaan van eenig geluk,
in dier voegen dat hy zig zoude te vreden
gefteld hebben, dat die andere uit die te
maaken burgerlyke maatfchappy ten zynen
nadeele meer vrugten zoude trekken? Die
zulks zoude willen ftaande houden, moet
eerst bewyzen, dat alle 4e Contractanten
haar voordeel niet betragteden, of ten min-
ften niet even iterk. Dog waar van het te-
A 2nbsp;gen-

ÉÊ

-ocr page 16-

gendeel waar zynde; dog waar zynde dat
geiyke oorzaaken gelyke uitwerkingen moe-
ten hebben, zo is het onbetwistbaar, dat
alle onderdeelen van eene burgerlyke maat-
fchappy 5 by deszelfs eerfte oprechting, in
eene volmaakte gelykheid waren. Ik meen
niet dat daar geen opperhoofden, geen on-
derdaanen5geen onderfcheid van ftaaten wa-
ren; maar al het vleijende van die voorrech-
ten was blootlyk eene verzoeting voor de
lasten, die die genen, welke zulke Handen
bekleedden, op zig namen. Maar, en dit
is wat ik beoog, nimmer kan men, zonder
de gezonde Rede en alle principien van het
Recht der Natuur omver te werpen, bewee-
ren, dat \'er leeden in eene civiele focieteit
kunnen zyn, die minder recht hebben als
anderen op deszelfs befcherming, zo tegen
uitheemfche vyanden als tegen magtiger of
listiger medeburgers. Die uitdrukking van
homo vilis, by de Criminalisten zo gemeen,
is even zo roekeloos, als dezelve alle rech-
ten en het duidelyk doelwit van de infteUing
der burgerlyke famenleeving beftryd.

Een tweede gevolg uit de boven byge-

brag.

-ocr page 17-

bragte grondflellingen is, dat de voorwaar-
den, waar op de burgerlyke maatfchappy is
aangegaan, als zynde verzaakingen van rech-
ten van ieder der zig verbindende leeden,
zo min nadeelig voor die leeden zyn ge-
weest als maar doenlyk was: dat is, in an-
dere woorden, dat zy zig niet dan aan de
iigtfle flrafFen zullen hebben onderworpen,
die dog tefFens aan het oogmerk (de open-
baare rust} beantwoorden. Hier uit ziet
men dan, dat wreede en al te zwaare flraf-
fen, buiten dat zy uit andere hoofden kwaad
en te verwerpen, ook zelfs op deze grond
wederrechtelyk en een volmaakt geweld zyn.
En men lette wel, dit ziet niet meer op de
ilraffen zelve, als op de wyze, op dewelke
die opgelegd en de daatelykheid der misdry-
ven onderzogt worden. Het is eeven veel,
waar in den Ingezeten word te kort gedaan;
zo haast hy maar te kort gedaan word,
fchend men altyd het Recht.

Men kan ligtelyk, men moet veronder-
{lellen, dat, indien de leden van eene reeds
llaande civiele focieteit gewaar wierden, drrf:
liunne inftellingen hen nadeelig wierden, of

A 3nbsp;ten

-ocr page 18-

ten gemeenen nutte konden verbeterd wor-
den, zy zulks niet zouden agterlaaten. Maar
nadien zy, met zig in een lichaam te veree-
nigen , de zorg van dat voornaam voorwerp
aanbevolen hebben aan die geenen, die zy
tot hunne Reprefentanten hebben verkoren,
en de phyfique onmogelykheid daar zynde,
om in eene algemeene vergadering \'t gemeen
welzyn te kunnen overweegen, zo behoeft
het flechts aangeroerd te worden, het is
overtollig te bewyzen, dat de eerfle pligt
van die Reprefentanten is aan de wil en het
vertrouwen hunner Aanftelleren te beant-
. woorden. En hebben de lyfftrafFelyke wet^
ten en manier van procedeeren wel het
meeste invloed op het geluk of ongeluk van
een volk? blykt het van zelfs, dat de eerfte
zorg van den Souverain zig daar over moet
bezigen. Als Opperheer is hy dus daar toe
verpligt uit kragte van het contract van fo-
cieteit. Als mensch houd men hem voor oo-
gen een fchepfel en zyn gelyk en het mccs-
terftuk der Natuur, waar aan een gelykenis
van oorfprong en ontbinding, van vol-
maaktheden en van gebreken, van fterkte

en

53E3«

-ocr page 19-

€11 behoeftens , waar aan de naauwfle ban-
den van broederfchap hem verknogten, en
tot weikers geluk of elende hy zo veel kan
toebrengen. Maar is de Souverain een
Christen? en kan men het wreekend zwaard
van den Koning der Koningen voor zyn oo-
gen laaten fchitteren.....V Welke wape-
nen ..... 1 welke beweegredenen____! Dog

moet men dan niet verflagen Haan ? Kan
men wel nalaaten zig met den menschlie-
vende
beccaria te beklaagen over de
nog Heeds duurende onregelmaatigheid der
crimineele proceduren ? Zie hier zyne eige
woorden !
Tandis que beaucoup de préjugés
£e font disfipês à la lunnere de ce ßecle., nous
voyons qu\'on ne s\'est point occupé de refor^
mer l\'irrégularité des procedures criminel-
les : partie de la Legislation ausß important
îe que négligée dans toute l\'Europe Ça),
lüaar zynde, dat al het Recht, dat de ge-

za-

C^) : Het is fchier niet nodig te waarfchuwen , dat ik
sn dit geheel Hoofdftuk en op meer andere plaatfen geen
byzonder land of yolk beoog ; ik fteï blootlyk algemeene
grondregelen ; ik fpreek in \'t generaal.
Quars nemo mihi
ir\'ßicetur niß qui velit pim da fe confiteri,

A 4

tjt»

-ocr page 20-

zamentlyke maatfchappy op • ieder deszeïfs
leden zig kan vermeeten, van hun-lieder
gegeeven toeftemming afhangt, en daar door
bepaald word, is het ook te gelyk dtiidelyk,
dat het Recht van ftralFen op te leggen vol-
ftrekt geen ander oorfprong heeft, en dat de
magt, die den Rechter is toevertrouwt,me-
de op dezelve gronden fteund. Wat heeft
men by de oprechting der burgerlyke maat-
fchappy gedaan ? Men heeft eenige weini-
ge wetten gemaakt, als regulen, waar naa de
leden hunne handelingen zouden inrichten.
Men heeft een opperhoofd verkooren, en
tot bewaarder der willen van alle de leden
gefteld: verklaarende deze te zullen houden
voor haar wil, wat door dat opperhoofd ten
gemeen oirbaar zoude bepaald worden. Alle
deze gepromulgeerde willen, zo wel de eer-
fte als de laatfte, zyn de voorwaarden, op
welke de civiele focieteit aangelegd is ge-
worden. Daar in zyn, gelyk men ziet,
twee paityen contractanten, (men verfchoo-
nedeze practicaale uitdrukking,) die, hoe-
wel zeer verfchillend in phyfique magt, eg-
ler een gelyk recht hebben,. De eene is.

-ocr page 21-

de geheele maatfchappy uitgefonderd eeii
lid ter eenre, de tweede is dat zelfde uitge-
fonderde lid ter andere zyde. En in deze
betrekking hebben zy alle met allen ge-
contracteert. Maar om dat één van beide
partyen in \'t naekomen der gemaakte voor-
waarden konde feilen, en dat geen van bei-
den door den aart zelve der zaake gefchikt
was om de daatelykheid van deze overtree-
ding te onderzoeken en te beflisfen, hebben
zy een derde wezen tot Rechter verkoo-
ren, die door dezelve aart der zaake, en vol-
gens alle gronden van het natuurlyk Recht,
van hen beiden en verfchillend en onafhan-
kelyk moet zyn, of hy is geen Rechter
meer (a). De misdaadiger, die, met ke-
tenen en befchuldigingen bekaden , voor
den Rechter verfchynt, is zyn aanfteller zo
wel als de focieteit, die wraak over de over-
treeding eischt. De Rechter ontfangt zyn
magt van beiden in gelyke portiën. Daar

aan

(a) Dat is, hy moet van ieder van hen in haar byzon-
der of alleen
onafhankelyk zyn. Hy is aangefleld door de
f?iemenlopende willen van beiden, waar vau de legislative
jpagt bewaardfter is.

A 5

-ocr page 22-

aan gedenken mogelyk weinigen van die de
Rechterftoelen bekleeden. Dog dusdanig is
inderdaad de oorfprong en de bepaaling van
het ampt eenes,Rechters: een ampt,\'t welk
alleen, indien \'t naar behoren en overeen-
komftig met deszelfs inftelling waargenomen
word, ons allen de vrugten van het gezellig
leeven kan doen plukken; maar ook, \'t wellc
daarentegen, wanneer het door Gods toorn
en om de volkeren te ftralFen in onwaardige
handen valt, ons leeven zo zeer verbitterd,
dat wy het bywezen van de inwooneren
der bosfchen en der wildernisfen aan dat on-
zer gelyken zouden voordraagen, indien de
vryheid van zodanig eene keuze ons altyd
gelaaten wierd,

Hoe grooter dan, hoe gewigtiger de voor-
werpen van het Rechter-ampt zyn,hoe oni-
zigtiger den Rechter wezen moet, wanneer
hy zyne nuttige, dog ontzachlyke magt oef-
fend om deszelfs paaien te onderzoeken.
Deze bepaaling, (wy hebben het reeds ge-
zegd , en men kan het niet genoeg herhaa-
lendeze bepaaling is de voorafgegaane
wil van die geenen zelve, die geoordeeld

ftaat

-ocr page 23-

flaat te worden. Maar wel voornamentlyk
moet den Rechter niet uit het oog verliezen
dat hy een mensch is, dat is een zeer feil-
baar weezen, welkers doorzigt zeer eng be-
paald is 5 met veele kindfche vooroordeelen
bezet, halftarrig, aan caprices onderhevig,
gemakkelyk om zig met den loop der den-
kenswyzen te laaten medefleepen, niet ligt
zyn eens geiiit gevoelen intrekkend, onder
de dwinglandy van de allerfterkfte en te ge-
lyk dikwils fchandelykfte driften zugtend,
dus bloot ftaande om de groffte misllagen
door onkunde en de ftrafbaarlle buitenfpoo-
righeden uit boosheid te begaan. Zie daar
het weezen , aan welkers oprechtheid en
oordeel word toevertrouwd \'t geen de focie-
teit het dierbaarfte heeft, deszelfs rust en
voorfpoed, \'t geen de onderfcheide leden
het waardfte fchatten , de leevens, eer en
eigendommen en van hen zeiven en van die
geenen, die hen nog liever dan hen zeiven
zyn, met één woord, \'t geen de Natuur
het onfchendbaarfte kend! Het is voor zulk
een Rechter, dat, met eene zwaare be-
fchuldiging belaaden, eenVader, een hoofd,

een

w

-ocr page 24-

een fteun van een talryk huisgezin verfchy-
nen zal, welkers ftraf, te recht of te on-
recht opgelegd, zyn geheel geflagt in fchan-
de en elende voor eeuwig zal dompelen, en
den Haat van eene menigte onderdaanen, ja
mogelyk helden en befchermeren berooven.
O Rechters! gebruikt het vreeslyk zwaard,
dat u ter handen is gefteld, niet dan al bee-
vende, en, om uw eigen wille, ftel u niet
in het geval van rekenfchap te moeten gee-
ven van onnozel vergooten bloed aan den
Opper-Rechter onzer allen, aan een alwee-
tend God, aan een God, die den fchuldi-
gen nimmer voor onfchuldig zal houden; aan
eenen ongelukkigen door u gerechtelyke
moord roekeloos om \'t leeven gebragt; aan
mogelyk nog ongelukkiger, die door u van
een man, van een vader, van alle fteun
wreedlyk ontroofd zynde, in die noodlotti-
ge ómftandigheden vervallen zullen, om zig
aan de misdryven fchuldig te maaken, waar
over gy die geenen, die hun onfchuld be-
waarden, met in hun onderhoud te voor-
zien, t\'onrecht geftraft zult hebben.

C A P.

-ocr page 25-

CAP. IL

Van Rechthanken,

C)m eenige order in onze betragtingen te
houden, zullen wy een aanvang maaken met
de Rechtbanken, en onderzoeken, of de-
zelve wel zodanig gemeenlyk zyn ingerigt,
dat zy waarlyk
praeftdia inmcentia kunnen
genoemd worden? Ten welken einde ik
vooraf den Rechter in \'t oeffenen van zyn
ampt zal nagaan.

Twee dingen moet hoofdzaakelyk een
Rechter in agt neemen, wanneer hy de
daatelykheid van een voor zyn bank ge-
bragt misdryf onderzoekt, i. Of de aange-
bragte daad door eene kragt hebbende wet
word verboden, en op welke ftraf? 2. Of
de befchuldigde die daad heeft begaan, niet
alleen
phjßce, maar ook en wel voornament-
lyk
mor aliter (d) ? Wat is ten opzigte van

het

(a) Dezs Regul geeft daar omtrent de reeds aangehaal-
de
b e c c A R i A, C. IV. Dans Ie jugement de toute espece
ie délit
, (zegt hy) li juge à m fyllogisme ou raifonnement

-ocr page 26-

het eerfte onderwerp (de kennis der lyfftraf-
felyke wetten) de nodige kennis van een
Rechter niet alreeds iiitgeftrekt ! En die is
egter verre de minfte. Moet een misdaadi-
ger aangetast of in perfoon gedagvaard wor-
den ? Hier zyn wederom eene menigte Hei-
lige wetten in agt te neemen; deze wetten
fpreeken van halve preuven, van fterke en
vehemente fuspicien, en dezen verliezen of
bekomen kragt na de qualiteit, goede naam,
gegoedheid, enz. van den beklaagde. Maar
ongelukkig is by de meeste volkeren niets
bepaaldelijk daaromtrent geftatueerd. Men
moet hier
lege prohabilitatis fchier altyd te
werk gaan, en die probabiliteit word aan
à\'arbiterfcheppe van den Rechter gemeen-
lyk gelaaten. Hoe meer hy dan bloot ftaat
om door een Advocaat van den Fiscus mis-
leid te worden, hoe meer kunde, oprecht-
heid

à faire, dont la. fremiere fropoßtim ou majeure la loi
générale ; amp; mineure exprime r action conforme ou contraire
a la loi\', la çonféquence, Pabfolution ou la peine de raccu-
ß. Si le juge de fon chef ou forcé par le vice des loix
fait un fyîlogisme de plus dam une affaire
erimineUe, tout.
Revient î^Kertitude 6? obfmité.nbsp;■ - ■

-ocr page 27-

heid en ftandvastigheid in hem worden ver-
eischt. Dan dit zyn nog maar de beginfe-
len van het ampt eenes crimineelen Rech-
ters : het zyn ze ook maar van de zwaarig^
heden, die hem in het oeffenen van het zel-
ve ftaan te ontmoeten. De aangebragte daad
is door eene vigeerende wet verboden: de
beklaagde en gevangene ontkend daar aan
fchuldig te zyn: tenvyl dit door den Advo^
caat van den Fiscus word beweerd. Aan
welke kant de waarheid zy is het onderwerp
van het onderzoek der Rechter, en volgens
bevinding te vonnisfen is zyn pligt. Dit on-
derzoek moet tweeledig zyn. Eerftelyk moet
onderzogt worden, of de beklaagde
phypee
de daad heeft gepleegd; dat is, of hy in ei-
gen perfoon auteur daar van is? En hier komt
te pas de leer van de preuves van prefimitiën,
van indiciën: en misfchien is \'er geene uit-
gebreider ftolFe in de geheele Rechtsgeleerd-
heid. En aan weerskanten worden bewyzen,
prefumtiën en waarfchynlykheden byge-
bragt: de eene om de andere te ontzenuwen.
Welke eene ervaarenheid in de Redenkonst,
welke eene kwde, welke eene geoeffend^

kun-

k

-ocr page 28-

kundigheid worden\'er in den Rechter dan niet
vereischt, om de waarheid van de waarfchyn-
lyk opgedischte onwaarheid te onderfchei-
den! Welke eene omzigtigheid om zig door
konstgreepen niet te laaten misleiden! Welke
eene bedaardheid en vermogen op zyn zei-
ven, om de lofwaardige, en daarom juist te
gevaarlyker haat tegen het kwaad niet aan
den kwaaddoender te doen gevoelen!

Maar het is niet genoeg, dat de daad phy-
pice door den befchuldigde zy geperpetreerd;
dezelve moet ook
imputabel, hy moet ook mo-
raliter auteur daarvan zyn. En om van deze
leer der imputatie een waar verftand te heb-
ben, moet men den mensch beftudeerd heb-
ben ^ men moet onderzogt hebben, in hoe
verre zyne driften en ingeboore zwakheden
hem meester van zyne zinnen laaten, wil
men weeten welke daaden eigentlyk de zy-
ne zyn (ay Men moet het Recht der Na-
tuur

(/) De Historie-Schryver josephüs verhaalt ons in
zyne
Joodfche Oudheden, L. XFIU. C. IF. een geval, op
deze plaats van eenige toepasfing. Zeker Jongeling,
Mun.

genaamd, had een eerlyk Meisje, Paulina heette,
door bedrog onteerd: hy had Priesters tot bereiking van

zyn

-ocr page 29-

tiiur doorgrond hebben: eene wetenfchap
even zo onbekend als deszelfs naam in
ieders mond gevonden word. En om de be-
fchreve
Rechten aan te haaien, men moet
de
fraayfle titel derzelve, die ad legem aqui-
Uam , niet alleen kennen, maar ook ver-
ftaan, dat is
de gronden der daar in bevatte
decifiën begrypen. Het baat niet veel te
weeten, wat
ulpianus of papinianus
zeggen, indien men niet weet waarom zy zo of
zo gedecideerd hebben.Hoe zal men anders
ar-
gumento legis
, dat op dit onderwerp meer dan
elders vereischt word, kunnen redeneeren?

Hebben nu die geene , die Euro-
pa\'s Rechterftoelen bekleeden , die be-
gaafdheden , die ik in korte woorden ge-
fchetst heb, en welke, indien uitgebreid en
rypelyk door een denkend wezen overwo-
gen , meer dan een zouden affchrikken (d^ ?

Zyn

zyn oogmerk omgekogt. De zaak aan den dag zynde ge«
komep, zyn door den Keizer
tiberius, die in \'t begin,
van zyne regeering een voofbeeld voor alle Vorften was,
de Priesters tot het kruis verweezen, en den Jongman,
aangezien de kragt van zyne liefde , die de oorzaak van
zyn fchuld was,, met eene enkele ballingfchap geftraft.

Cd) Minime confiUtum est homini nira Chmtimg as m

B

-ocr page 30-

Zyn zy ervaaren genoeg in de Rechten, om
alle de pofitive lyfftrafFelyke wetten te ken-
nen? om te weeten welke geabrogeerd en
welke nooit aangenomen en welke nog in
kragt zyn? om die der preuves, getuigenis-
fen,prefumtiën en indiciën te kennen? Zyn
zy goede
Logici genoeg, om uit de byge-
bragte bewyfen de waarheid van het geen te
•bewyfen ftaat te onderzoeken ? Zyn zy te
gelyk en Rechtsgeleerden en Philofophen
genoeg, om de imputabiliteit van een daad
te bepaalen? Mogelyk zal men antwoorden,
de gezonde Reden is genoeg in het crimi-
neele: die leert ons, welke daaden ftrafbaar
zyn; wy kunnen niet dwaalen indien wy die
volgen. Dat komt hier op uit: in de zaak
van het allergrootst belang is de geringfte
bekwaamheid voldoende ; maar gedenk ,

ó

ipfum quidem decet, ut ad munera publica qult;s de fangui-
ne,judicium habent fua fponte fe ingerat, jusque vita ae
necis in cives fibi tamquam omnium excellentisßmo és* De»
cuidam inter homines aqumn existimet ac profiteatur. Nam
certe
quod Christus monet periculofum esfe de aliis judicare,
quia quale judiciwn in alios ferimus, tak nobis in paribus
caufis a Deo fit expectandum , omnino hue etiam pertinet.
hug. qrotius de Jure B, ^ P, Liè. //. C, a®. l6*

-ocr page 31-

ó Rechters! dat gy uw Reden niet moogt
volgen. Wy hebben u tot Uitvoerderen der
Wetten en niet der gezonde Reden, veel
min van \'t geen u redelyk voorkomen zal,
gemaakt. Waar toe dienen die wetten an-
ders, indien gy ze kunt te buiten gaan? En
hoe zult gy u aan dezelve houden, indien
derzelver dispofitie u onbekend is? En bo-
vendien, alhoew^ de Reden altyd hetzelfde
leert, het is \'er verre van daan, dat alle
menfchen over eene en dezelfde zaak zig
dezelfde denkbeelden vormen: vbornament-
lyk over de kragten der bewyzen. Want na-
dien \'er geen twee menfchen in de geheele
wereld even gemakkelyk te overtuigen zyn^
zo volgt daar uit, dat een daad by de eene
Rechter voor volkomen bewezen, by eene
andere flomper van begrip, hoofdiger of on-
weetender zynde, voor onbewezen zoude
aangemerkt worden, en
vice yerß. Dat is
een gebrek in den menfchelyken aart, en
daarom , en om dat men niets dan menfchen
heeft om Rechters van te maaken, is het
eene wyze voorziemnge, dog de vrugt ee«
ner ongelukkige ondervindinge, dat men hen

Banbsp;dé

-ocr page 32-

mm

de handen met wetten heeft gebonden. Het
is even zo gelegen met de denkbeelden ten
opzigte van de deugdzaamheid of boosheid
van een daad, of ten minflen van derzelver
graaden, als met betrekking tot de kragt en
klaarheid van de bewyfen: die verfchillen in
ieder onderdeel der fchepping.

*T is with our judgements as with our

watches, none
Go
just alike, yet each believes his own,

gelyk de vermaarde Engelfche Digter pope
ZO oordeelkundig zegt Qi). Liet men dus
aan ieder Rechter de vryheid om zyne eig^
denkbeelden te volgen, alles wierd wanor-
de, onzekerheid en verwarring.

Dat men in handeldryvende Landen de
Rechtbanken van Rechtsgeleerden en van

Koop-

(fl) Esjay on Critichtn. V. 9. CareL de V. beezig-
de zig nae zyne abdicatie met het horologie-maaken. Deze
Monarch, die fchier de geheele wereld gedwongen had,
konde geen twee uurwerken volmaakt gelyk doen gaan;
hy befloot daar uit, dat het onmogelyk was twee menfchen
in alles eensgezind te doen denken. Het was te wenfchea
geweest dat hy dat wat vroeger hadde begreepen.

-ocr page 33-

mmm

Kooplieden faamenftelt, is niet alleen goed,
het is noodzaakelyk, voor zo verre het civie-
le betreft. Maar dat men die Kooplieden
ook over het crimineele laat vonnisfen, weet
ik niet of wel zo heilzaam en zo voorzigtig
zy, voornamentlyk wanneer de banken vaa
Rechters zyn faamengefteld, die alle geheel
en al in de Rechten onbedreeven zyn

Maar indien \'t geen ik tot hier toe gezegd
heb in \'t algemeen en in alle manieren vaa
procedeeren waar is? de
procesfus inqmßto-
rii,
in Frankryk, Spanjen, Italien en ande-
re Landen zodanig in gebruik, dat byna al-
le crimineele zaaken door dezelve worden

af-

(a) Na de Rechtspleeging, waar de daad door. Pain
word onderzogt en het poinct van rechten, te weeten de
dispofnie der wet, door Rechtsgeleerden word uitgefproo-
ken, behaagen my die conffitutiën het meest, waar e^n
algemeen oppergerechtshof is, die uit oude en ervap-eti
Rechtsgeleerden beftaat, en welkers betrekkingen te alge-
meen zyn, dan dat het waarfchjnilyk is dat zy door onge-
negenheid jegens onderdeden gedreeven zouden worden.
Was het misfchien in die conüitutiën zelfs niet nog beter,
indien daar meer dan één van die Gerechtshoven waren, en
• dat de beklaagde de keus van z:yn Rechter hadt? Het yqti-
nis konde daarom altyd op de plaats van het begaane delict
ter uitvoer gebragt worden.

B s

é

-ocr page 34-

afgedaan, brengen in een nog klaarder dag-
ligt de noodzaakelykheid van niet dan de at-
lerkundigfte en bezadigdfle Rechters over
leeven en dood te laaten vonnisfen. Zulks
blykt uit de ongelykheid van de attaque en
van de verweering. En van die fententiën
kan de Fiscus, die altyd wel word geraaden
en verdeedigd, aan een hooger Rechter ap-
pelleeren, daar tegen dit middel aan den in
het geheel niet gedefendeerde befchuldigden
aldaar word geweigerd. Welke tegenftry-
digheden!

C A P. riL

Van de Lyfflra felyke Wetten en van de
Criminalisten.

W,

y hebben de Edicten van Keizer ka-
-rel
en van philippus de tweede
en de volgende Placaaten van onze wettige-
re Overheden, die zyn in\'t Neêrduitsch in
onze handen; maar is dat genoeg? By voor-
beeld , daar leeren wy de ftraf tegen een

dief;

-ocr page 35-

dief; maar willen wy weeten wat een dief
is, dan moeten wy het in de Romeinfche
Rechten gaan zoeken ; daar leert ons dan
PAULUS, l\' I §. uit. D. de Furtis. Fur-
tum est contrectatio rel fraudulofa lucri fa-
ciendi gratia, vel ipfms rei, vel etiam ufus
ejus, posfesßonisve: quod lege naturalipro-
hib\'itum est admittere:
boven welke defini-
tie, in 92 wetten, waar uit die titul in de
Pandecten beftaat, nog al eenige requifiten
van dieften worden opgeteld. En zo is het
met fchier alle delicten gelegen. Nu is het
zeker dat te weeten wat een misdryf is, zo
wel een gedeelte der crimineele Rechtsge-
leerdheid uitmaakt, als de kennis der op
dat delict geltelde ftraf. Dog het
eerfte kan
men uit de bronnen by geen mogelykheid
weeteri, \'t en zy men de latynfche taal mag-
tig zy. Voeg daar nog by, dat, wanneer on-
ze wetten zwygen, de Rechter
de crimen
en mis daaden
moet punieeren ende flrafen,
na uitwyfen vande gefchreven fdat de Room-
fche betekend)
Rechten en Wetten QAvt. .
Ordonn. op de Crim.Just. Anni
1570.) en
inderdaad gaat men onze Plaeaaten naa, de

B 4nbsp;min-

-ocr page 36-

minfte delicten zyn daar in uitdrukkelyk ver-
boden : als valfche munt, hoogfte magt-
fchending enz., ja zelfs moord; deze en an-
dere delicten worden daar in blootlyk als
verboden behandeld. Maar hoe zal een
Rechter ftaan kyken, als voor zyn bank be-
fchuldigingen worden gebragt van
pecula-
tuSy — ambitus^ — repetundarum ^ — de
anona, — falß^ — de plagio, — folUcitationis
Güenarum nuptiarum^ — coetus ilüciü^ —
abacti partus ^ ~ dardanariatus ^ — direc-
tarïatus, fcopelismus, — concusftonis ^
pravaricationis ^ — termini moti, fielUö-
mtus Sc,
— misdaaden, waar onder eeni-
gen met de dood worden geftraft, en veelen
in onze taal niet eens een naam hebben.
En wat de wetten omtrent bewyfen, pre-
fumtiën enz. betreft, die zyn mede in \'t
Latyn; Op \'t ftuk van de torture worden
ook dikwyls wetten, die de Romeinen te-
gen haare flaaven (die by dat volk geen ci-
viel perfoon en byna geen recht hadden)
gemaakt hebben, op de vrye Neêrlanders
toegepast. Eindelyk de geheele Doctrine
vsn de imputatie is in \'t Latyn, ten minftén

voor

-ocr page 37-

voor ZO verre dezelve kragt van wet heeft.
Maar zyn aUe die wetten in volle kragt?
Immers van de bovengemelde Edicten van
onze Spaanfche Heerfchers zyn eene menig-
te pointen geabrogeerd, anderen nooit aan-
genomen geworden. Men heeft daarom Uit-
leggers van noden. Men heeft ze van no-
den zo wel om het recht verftvind van die
wetten te krygen, als van de Romeinfche:
ook moet men by hen zoeken, welke van
deze by ons kragt hebben, welke niet. Hier
uit zyn dan eenige honderden fraaije
Com-
mentaria
gefprooten: en deze Cêmmenta-
ria zyn meerendeels in \'t Latyn: zyn ze
het niet, blyven zy voor een gemeen Lee-
zer al even onverftaanbaar. Men moet een
juridicq en door ftudie geoeffend verftand
hebben, wil men uit een over de Rechten
handelend boek het geringfte nut voor zig
trekken.

Nu wil ik gaerne gevraagd hebben, den
Advocaat van den Fiscus fundeert zyne con-
clufie op eene geabrogeerde of niet te pasfe
komende wet; hoe zal een onbedreeve cri-
jnineele kunnen bybjengen, dat
groene-

B 5nbsp;w£-

-ocr page 38-

WEGEN dezelve buiten kragt te zyn aan-
toond? of dat cujAcius in een hoek van
de eene of de andere pagina van een van zyn
elf folianten (a) eene andere uitlegging aan
dezelve geeft (Z^)? Men antwoord, de
Rechter zal
ex officio aan het gebrekkige der
defenfie fuppleëeren. Ik onderftel dat zulks
gefchied, (hoewel dan nog de ftryd zeer on-
gelyk is) volgt daar uit,dat het altyd gefchie-
den zal? Volgt daar uit, dat men altyd Rech-
ters ervaaren en deugzaam genoeg zal heb-
ben, om te weeten, wat het
officium judicis
eigentlyk mede brengt, en om het zelve te
-oeffenen? Dog dat zelfde geen plaats heb^
bende, wat dan? Is het dan wel onmoge-
lyk, dat een misdaadiger gevonnist word op
een wet, waar van en den text en de uit-

leg-

(a) De Editie van Napels is in elf deelen in folio.

(F) By voorbeeld, een vader vervolgd den ontfchaaker
van zya dogter, vind ze fèaraen, en dood hem die zyu
huis onteert.
De groot zegd het is den vader geoor-
loofd (L. 3. C. 33. §.9.) GROENEWEGEN zegt neen,
de
L, 54 Cod. de Episc. öl\' Clerk, is by ons niet in vi-
geur
(ad dict. l. 54.) Wien zal men gelooven ? hier hoord
dan eenige diepere kundigheid toe , als een ongeoeiFend
mensch doorgaande bezit, wil men tusfchen die twee groö-
te mannen beOisfen.

m

-ocr page 39-

legginge zo wel aan den Rechter als aan den
gerechte onbekend zyn? Het is een vreemd
land, waar van zy de wegen, die \'er na toe
leiden, niet eens weeten. Gelukkig zoude
een volk geroemd mogen worden, by wien
4e Rechten, de crimineele Rechten ten min-
ften geene weetenfchap zoude zyn! en by \'t
welk de daar toe betrekking hebbende wet-
ten in een getal klein genoeg zouden wezen,
om gekend en verftaan te kunnen worden
van alle die genen, die daar aan moeten ge-
hoorzaamen ! Zyn de ftemmen der mensch-
lievenheid der gezonde reden niet fterk ge-
noeg? Verleen ten minften gehoor aan die
eener Heilige wet!
De geheiligde wetten,
Me over de levens der menfchen befchikkin-
gen maaken, motten van alle kunnen ver-
flaan worden: op dat een ieder ^ van derzel-
ver dispoßtie klaarlyk onderricht, zig van
het verbodene afhoude en het geoorloofde
tragte. Maar is daar misfchien iets duis-
ters in die wetten bevat? dan behoord zulks
door de Keizerlyke interpretatie uit gelegt
en d$ met onze menschlievenheid flrydende
hardheid der wetten yermderd te wor-
den

-ocr page 40-

den (/). Zo fpraken weleer de KK. va-

lentinianus en martianus. de

Hemel gaf, dat wy nooit eene andere wet
dan deze uit de Romeinfche Rechten had-
den overgenomen (F)\\

Ik befluit met eene reflexie, die de be-
fchouwinge der werelds-gefchiedenisfen my
oplevert. In de voorlede Eeuwen, toen de
Geestelyken, door den invloed, die het ge-
loof, waar van zy bewaarders en uitleggers
waren, hen op de gemoederen der leeken
gaf, deze door eene geestelyke, dog teffens
yzere roede regeerden, uitzogen en onder-

druk-

(a)nbsp;Leges facratisfimis, qute confif\'ingunt hominum vi\'
tas , intelligi ab Omnibus debent ut univerft prafcripto earum
manifestius cognito vel inhibita declinent vel permisfa fee-
tentur. Si quid yero in iisdem legibus latum fortasfis ob-
fcurius fuerit oportet id (ab\') imperatoria interpretations
patefieri; duritiamque legum nostra humanitati incongruam
emendari. l
9. Cod. de LL. Const. Princip.

(b)nbsp;De jonge practizyn, die regens den Pr^fi-
dent
schor er de pen heeft opgevat, wil altyd dat men
óp de principien van het Roomfche Reek van het zelve
zal oordeelen. Nu geloof ik dat het een principium in
het zelve is, dat de wetten verftaanbaar voor de onderdaa-
nen moeten zyn, de aangehaalde l p. leert het ten min-
ften;dus moeten wy, die ons in dat geval niet bevinden,af
^et Recht of deszelfs
principium verwerpen.

-ocr page 41-

daikten,bedienden zy zig van eene politie,
die hen een tyd lang heeft gelukt, en nog
by etlyke volkeren ftand houd. Zy hielden
de natiën in de duisternisfen: de gezetten
van opperften Wetgeever, de onvergelyke-
lyke zedenlesfen van onzen Heiland, wier-
den hen niet toegediend dan door de mond
van een Priester: de fakkel des geloofs was
voor hen verduistert. Geen wonder dan dat
zo veele dwaalingen, verkeerde begrippen
en bygelovigheden zyn opgerezen ; maar
vooral geen wonder (en hierom was het ei-
gentlyk te doen) dat alles voor de geestely-
ke magt moest bukken! Men vergeeve my
eene voor ons lichaam misfchien niet zeer
honorabele toepasfing, maar gelyken eenige
der practizyns niet al in veele opzigten de
Roomschgezinde geestelykheid ? Zoude het
etlyke onder ons niet fpyten, dat het recht
zodanig gefimplifieerd wierd, dat men ons
konde misfen?

CAP;

-ocr page 42-

C A P. I V.

Van Strafen.

H

.adden wy niet het voorbeeld van den
Goddelyken Wetgever, wy zouden de dood-
ftrafFen bezwaarlyker kunnen rechtvaerdi-
gen (jf). Het Recht der Natuur verwerpt
alle wraak: en wat is eene doodftrafFe an-
ders? Men meent de knoop ontwonden te
hebben, als men zegt, die misdaadiger fielt
zig ten opzigte van ons in de ftaat van na^
tuur, enhetnatuurlyk Recht leert ons, dat

wy

(a) Dog kunnen wy ons na de Mofaïfche wetten ge-
draagen ? by de Hebreen was iedere overtredinge eene ver-
brekinge van Gods gebod niet alleen, maar dat Volk was
ook onder het onmiddelyk bellier en heerfchappye van zyn
Goddelyken wetgever. „
Antoug the Hebrews the Majes-
„ ior. jmpeni the Authority of Governmetit, was in the
^fint place to be confidefd in Jehovah himfelf as King of
^IsraeV\\
zegt Moses Low man Disfert. on the civil
Government of the Hebrews
(pag. mihi 254.) en diergelyke
omftandigheden vinden tegenwoordig niet meer plaats. Men
zoude mogelyk uit de Leer van onzen Zaligmaaker en uii
zyne daaden, ook nog eenige argumenten tegen de Dood-
ßraffen van het oude verbond kunnen trekken, maar zulks
zottde ons te ver afleiden.

-ocr page 43-

wy onzen vyand mogen dooden, als wy ons
door geen ander middel tegen zyne aanfla-
gen kunnen beveiligen. Ik erken het prin-
cipium maar ontken de Confequentie,
ergo
mag men een moordenaar op
V fchavot ter
dood brengen.
Die door het recht der na-
tuur toegelaate, ja gebode noodweer, waar
in alle Rechten in faamen ftemmen,
vim
enim vi repellere omnes leges omniaque jura
permittunt^hQQÏt
maar alleen plaats tusfchen
onderdeden, wanneer het eene mensch, door
een ander geweldig aangerand, zyn goed,
eer of leeven niet dan met het dooden van
zyn aanvaller kan beveiligen. Maar kan
eene focieteit, om de doodftraffen te ver-
ontfchuldigen, voorwenden, dat zy van een
moordenaar te vreezen heeft, zo lang het
leeven hem niet is ontroofd? Waar toe die-
nen dan gevankenisfen ? waar toe balling-
fchappen?waar toe publique werken?,. Daar
,, is geen booswigtquot;, zegt de vermaarde
j. j. ROUSSEAU, (Code des Natiofjs,Liv,
IL Ch.
F.) „ die men niet goed tot iets
„ kan maaken. Men heeft geen recht om
5, een mensch ter dood te brengen, zelfs

-ocr page 44-

„ tot een voorbeeld voor andere, dan die
„ men zonder gevaar niet kan behoudenquot;.
En vertrouwt gy zo veel op uwe onfeilbaar-
heid , gy zo eng bepaalde verltanden! dat gy
niet fchroomt iemand een leed aan te doen,
dat gy, uwe dwaaling naderhand ontdeklcen-
de, niet meer herftellen kunt?Laat,6 zwak-
ke menfchen! laat zulks over aan een alwe-
tend God, aan een wezen dat niet feilen Ican I

Als men het Recht van doodftralFen op
te leggen op het Contract van focieteit laat
berusten, doet men redelyker , en men ver-
valt in minder abfurditeiten, men is \'er dog
niet geheel vry van Qi). Alleen moet
men dan in het oog houden, dat die zo wel
als eenige andere nooit dan tegen alle Rech-
ten kunnen geoeffend worden aan iemand,
die om zyne phyfique gefteldheid, \'t zy
door jaaren als anderzints, niet in ftaat is ge-
weest

(a) Men befchuldige my niet van my zeiven tegen te
fpreeken ! Als ik (pag. 8.)
zeg, dat het recht van flrafFen
cp het contract van focieteit fteund, en hier, dat dezelve
geen genoegzaame grond is voor dood (IrafFen te rechtvaer-
digen, beoogde ik daar die beflraffingen die met het Recht
der Natuur over een te brengen zyn, en hier eene zulke die
door dat Recht (volgens myne begrippen) afgekeurd fchynt
te worden.

-ocr page 45-

weest om te kunnen confenteren, dan Hel ik
nog (\'t geen in lang niet bewezen is) dat
een mensch de tot dat confent benodigde
moreele magt ooit hebben kan. Dog is een
mensch wel zo onbepaald meester over zyn
leeven? Ik durve dit met geen ja beant-
woorden.

Ik zoude myn oogmerk te buiten gaan, was
het dat ik my breeder op dit onderwerp uit-
liet (ß). Om de meeste doodftrafFen te mogen
verwerpen is het genoeg dat ze onnodig zyn.
Wat zal het dan wezen als men ziet dat an-
dere ftrafFen, die derzelver plaatfen hebben
vervangen, van beter uitwerking zyn? dat
die genoeg ja fterker en daaglyks van het
kwaad affchrikken ? dat de misdadigers door-
gaands tot eene waare bekeering en betere
gevoelens komen ? dat eindelyk het werk
van heure handen voor zo verre het kan toe-
reiken , het aan de focieteit toegebragte leed
vergoed? Het voorbeeld van andere volke-
ren

(d) Die deze floife kort en bondig wil verhandelt zien,
die leeze het 16^. Hoofdftuk van de bekende Verhandeling
van den
marquis beccarïa.

-ocr page 46-

ren Qï^ van eenen goeden iiitflag gevolgd,
toond ons, dat de wreedheid der flrafFen de
llerkfle teugel niet is voor gedetermineerde
kwaaddoenders. Diergelyke menfchen vree-
zen de dood oneindig minder , dan een
ftaat, waar in zy aan haar zeiven en met hun
gewisfen alleen zouden gelaaten worden.
Deze ftraf heeft dat nog, dat ze veel har-
der fchynt aan een toefchouwer, dan ze
den Patiënt inderdaad valt. Het tegendeel
heeft plaats in doodflrafFen: die de zeden
ook merklyk wreeder maaken, en dus byna
zo veel aan d\'eene kant verharden, als zy
aan d\'andere affchrikken. Ik zoude
bec-
c A R\'i A verzwakken, indien ik hem vertaal-
de : men hoore dezen menschlievenden
Schryver zeiven zyne redenen tegen de
doodflrafFen befluitende!
fens que la voix

d\'un

(a) Rusland; alwaar de doodftrafzeer fpaarzaam word
geoeffend. in Engeland is de flraf van hard-werk wel
aiet in de plaats van de doodflraf, maar in die van banning
na de Colonien gekomen. Dog men merkt op, dat ze-
dert dat dit middel is ingevoert , meerder fententien van
doodüraffen in verwyfuigen tot publique werken door Ko-
ninglyke genade worden verandert, dan voorheen in die
Via overzendinge pleegde te gefchieden.

-ocr page 47-

■ un philofophe est trop foible pour s\'élever
au-desfus du tumulte amp; des cris de tant
d\'hommes asfervîs aux préjugés dune cou-
tume aveugle. Mais le.petit nombre de fa-
ges répandus fur la terre m\'entendront amp;
tne repondront du fond de leur cœur. Et ji
cette vérité que tant d\'ohfîacles éloignent des
princes^ malgré eux, peut parvenir jusqu\'à
leur trône qu\'ils fâchent qu\'elle y arrive avec
les vœux fécrets de tous les hommes. Que le
Souverain qui Vacceuillera fâche que fa
gloire effacera celle des conquérans, amp; que
l\'équitable postérité placera fes pacifiques
trophées au-desfus de ceux des Titus, des
Antonins amp; des Trajans.

Maar indien men zonder eenig aanfchouw op
de misdaaden te neemen en in\'t algemeen de
doodllrafFen kan veroordeelen, wat zal het zyn
als men vind, dat de zo nodig vereischte even-
redigheid tusfchen het delict en de ftraf uit
het oog is verboren ? Hetllrekt my intusfchen
tot genoegen te mogen zien, dat de wetten
van myn Vaderland redelyker en menfchely-
ker ten dezen opzigte zyn, dan die van ee-
nige andere volkeren. Ik wil niet beflisfen,
C anbsp;ik

-ocr page 48-

ik laat aan anderen ter overweeging over, of
diefftallen meermaalen herhaald, of eene
zomtyds zo ligte breeking van een fluiting
binnen \'s huis, of een diefte van een beest
uit een weide en diergelyke meer, zwaare
misdryven genoeg zyn, om met billykheid
eene zo zwaare ftraf als de dood van den
fchuldigen te verdienen C^) ? Ik behoef my-
ne gevoelens niet te uiten ; men kan die lig-
telyk opmaaken.

Ponderibus moduUsque fuis ratio utitur ,
ac res

Ut quœque est ita ftipplicns delicta coercet.
HORATius Satyr, lib. 11. Sat. 3. (f).

Het

(a) Volgens de befchreve Rechten word een die uit
de Gevankenis breekt met de dood geflraft,
probat a.
MATTHiEus de crim. L. 47 Tit. uit. C. 4. Niets dog is
Ilrydiger met de wet der natuur, die ieder mensch oplegt
zyn Leven en leden te beveiligen,

(yy La puisfance des loix depend encore plus de leur pro-
pre fagesfe que de la féverité de leurs Ministres —— En
effet , la première des loix est de refpecter les loix : la ri\'
gueur des châtiments n\'est qu\'une vaine resfourfe imaginée

par

-ocr page 49-

m

Het is waar men moet het kwaad ftraffen :
maar alles heeft zyne paaien, en nadien de
ftrafFen niet anders als het uiterfte middel
zyn, moeten zy niet opgelegt worden, dan
wamieer de grootfte waakfaamheid is aange-
wend, om de menfchen van het kwaad te
houden, en om hen de
gelegenheden daar toe
te benemen. En dit zal door eene exacte
police het allerzekerst te weeg worden ge-
bragt. „ Een gehoorzaamde zotquot;, zegt
ROUSSEAU, „ kan zo wel als een ander
„ de misdaaden ftraffen ; de waare Staatsman
„ weet ze voor te komen quot; Çay Eene ge-
ringe ftraf, maar die men bewust is, niet
te kunnen ontgaan, zal meer affchrikken dan

de

par de petits efprits pour fuhßituer la terreur a ce refpect
qu\'ils ne peuvent obtenir. On a toujours remarqué que
les pays on les fuppUces font les plus terribles , font ausß
ceux ou ils font les plus fréquens-^ de forte que la cruauté
des peines ne marque guere que la multitude des infrac-
teurs, amp; qu\'en punisfant tout avec la même feverité
force les coupables a commettre des crimes pour échapper .
la punition de leurs fautes,
j. 3. rousseao discours fur
rEconomie politique.

{a) Non minus Principi turpia funt multa fupplicia.^
quam medico multa funera.
seneca Lib, I de Cknml
tia cap.
24.

c 3

-ocr page 50-

de uitgezogtfte pynigingen, wanneer de daa-
der zig de ftrafFeloosheid maar als mogelyk
kan vooiilellen (a). Hy verbeeld zig, of
liever zyne driften doen hem gelooven, dat
hy zyne maatregelen zo wel zal hebben ge-
nomen, dat hy nooit ontdekt zal worden.
En eens in dat denkbeeld zynde, kreimt hy
zig weinig aan de bovenmaatige wreedheid
der ftraf.

Het kwaad moet voorgekomen worden
niet alleen
voor de veiligheid dier gee-
nen die beledigt worden, dan zoude men
mogelyk alle middelen als onverfchillig kun-
nen aanmerken, maar ook om de wille van
die geenen, die beledigers zouden kunnen
worden : die, zo wel als andere, leden van
de focieteit zyn, en aan wien men geen ge-
legenheid of Recht moet gee ven, om de
onagtfaamheid dier geenen, die over heu-
re

ƒ/ ne faut point mener les hsmmes par les voyes
extrêmes on doit être menager des moyens que la Nature
mus donne pour les conduire. Qu\'on examine les caufes de
tous les relâchements on verra qu\'\'elle vient de fimpunité
des crimes, amp; non pas de la moderation des peines.
M o K-
TEsquieu Efprit des Loix. Liv. VI. Ch. 12.

-ocr page 51-

re zeden moesten waalden ^ van himne mis-
dryven te befchiildigen.

Eer ik van dit Hoofdftuk afftappe, zal amp;
nog een enkel woord over de ftraffen in geld
aanmerken. By het eerfte opflag ziet men
hoe ongerymd het is, dat men de vryheid
om de wetten te mogen overtreeden,
voor
een weinig geld kan bekomen. Men neemt
de agtbaarheid voor de onfchendbatre wet-
ten ten eenenmaal weg, als men derzelver
ontheiliging op prys fteld- Dit leert de ge-
zonde Reden;dit bevestigt de ondervinding.
Deze wys van beftraffing doet ook de gelyk-
heid verdwynen, die wy gezegd hebben Qa)^
voor alle focieteit plaats gehad te hebben,
en dezelve eigen te zyn. Want de zelfde
fomme te misfen,is voor een ryk man niets,
en veel voor een arm man; ja kan hem dik-
werf met zyn geheel huisgezin in onherftel-
baare elende dompelen. En om de maat te
vullen, komt eene op de wetten van fom-
mige volkeren misfchien al te wel gegronde
regul der Criminalisten nog te hulp,
ft non

(a) Pag. 3 en 4.

c 4

-ocr page 52-

hahet in aere luat in pelle: om dat een on-
gelukkigen arm is, moet hy het op zyn rug
betaalen. Dit heb ik wel hooren verdedi-
gen. Men zeide , zodanige menfchen heb-
ben geen naam te verliezen;een fchavottee-
ring vermindert haar aanzien niet onder heur
gelyken. Ik geloof, ik ben verzekerd, dat
dit laatfle zeer gratis word gezegd: men kan
ligt begrypen, dat een ieder, hoe gering hy
is, altyd dog den ommegang met eenen ge-
fchavotteerden zal vermyden. En in allen
geval is eene lichaamlyke ftraf niet altyd
een weezentlyk leed? Kan het misfen van
eenige overtollige penningen daar tegen op-
gewogen worden ? Maar, men heeft het
reeds voor my gezegd, en eene geringe op-
lettenheid zal het doen zien, de menfchely-
ke wetten bevoordeelen gemeenlyk den
magtigen boven den zwakkeren, daar der-
zelver doelwit en uitwerking juist anders om
behoorden te zyn.

De laatfte verfchanfing dier genen, die ik
beftryde, is, dat het nog erger, nog onge-
lyker zoude zyn, indien geene ftraffen voor
geld af te koopen waren: want, zeggen zy,

eene

-ocr page 53-

eene fchavotteering is voor een man van
aanzien en rang eene oneindige grooter ftraf
dan voor een gemeen man, en waarom zou-
de deze meerder voorrecht dan gene heb-
ben? Ik antwoorde met een vaars van ju-
VENALIS, (Sat. VUL f. 140.)

Omne animi vitium tanto confpectius in fe
Crimen hahet^ quanto major ^ qui peccat ^
hahetur.

C A P. V.

Van arbitraire Straffen.

Ik bemerk dat daar twee foorten van arbi-
traire
zyn, die beide , dog d\'eene meer
d\'andere minder, door de gezonde Reden en
het Recht der Natuur veroordeeld worden.
Zy verfchillen alleen in graad van onge-
rymdheid. De eene heeft plaats uit kragt
van de wetten van veele Natiën, wanneer,
na de meer of min verzwaarende omftandig-
heden, het begaane delict zwaarder of lig-
ter word geftraft. Dan nadien werklyk de
zondigheid van een daad door de omftandig-

C 5nbsp;he-

-ocr page 54-

heden zeer vermeerderen of verminderen
kan 5 is aan dit foort van
arbitraire nog al
een glimp te geeven. Dog welhaast vervalt
dit argument, als men let dat het tegen de
eigenfchap van het ampt eenes Rechters
ftryd, dat hy onbepaald zy in het opleggen
der ftraffen. Een Rechter heeft alleen maar
magt uit hoofde van de wet: en een wet,
die een ftraf laat aan het
arbitraire van den
Rechter, kan bezwaarlyk een wet heeten.
Hoe
zal een onderdaan kunnen bereekenen
alle de nadeelige gevolgen, die hem over \'t
hoofd hangen, als hy zig van eene voorge-
ftelde daad niet onthoud? Het maakt een
Wetgeever van den Rechter. Daar is egter
nog meer: niets is mogelyk gefchikter om
den deur aan tyranny en ongerechtigheden
te openen, om dat (^wy hebben het reeds
te vooren aangehaald) niets meer verfchil-
Ïénd is dan de denkbeelden, die de men-
fchen zig vormen over de ftraf baarheid van
een daad (a). En over het algemeen was

het

(«) Chaque homme a la maniéré de voir qui lui est
particuliere S un même homme en differents tems voit di-
feremment les mêmes objets,
beccaria traité des délits amp;c.

-ocr page 55-

het een minder kwaad ,318 men den Rechter
belette van ooit een jota buiten den letter
der wet te gaan(^). Inetlyke weinige voor-
vallen
zoude daar eenige hardigheid uit voort-
vloeijen, waar tegen in alle den pas aan alle
onderdrukkingen ten eenenraaale zoude af-
gefneden worden.

Maar het tweede foort van arbitraire is
door geen fchyn zelfs van reden te verdedi-
gen. Het zelve beftaat hier in : dat een mis-
daad niet volkomen beweezen, dog waar-
fchynlyk zynde, den befchuldigden eene
mindere dan de bepaalde
ftraf onder den
naam van
extraordinaire word opgelegd.
Dat dit in de practyk by veelen is gereci-
pieerd, is bekend: dog het is even zeker,
dat het tegen alle gronden van natuurlyk

recht

(«) Het 68. Art. van de Criminele ordonnantie beveelt
het. Men hoore de befchreeve Rechten !
ut Papinianus
refpondit facti quidem quastio est judicantis ; pœna verâ.
perfecutio non ejus voluntati mandatur, fed legis auctori-
tati refervatur, L.
i. §. 4. D ad SCtum Turpil.

Les juges de la nation ne font que la bouche qui
prononce les paroles de ia loi, des êtres inanimés qui n\'en
peuvent moderer ni la force ni la rigueur ^
zq^ mon-
tesquisu, Lîv. XI. Ch. 6,

-ocr page 56-

, recht en sequiteit rechtdraads aanloopt. Dog
wat is de oorzaak van deze dwaaling (^a)?
Ik meen dat die fpriiitende is uit eene al te
groote yver, om de misdryven tog en voor-
al niet onbeftraft te laaten, waar fommige
Rechters door gedreven worden. Yver die
des te gevaarlyker in zyne uitwerkingen is,
dat de beweegrede hen lofwaardiger en hun
pligt te weezen toefchynt. Dit kan ons tot
een les ftrekken, dat wy een onderwerp aan
alle
kanten moeten beproeven, willen wy
een gepast befluit neemen: dog
hoe weinige
menfchen doen het? Men befchouwt een
zaak maar uit één oogpunt, en men mist
juist dat geene dat.men bedoelde: gelyk in
dit geval, om ongerechtigheden te keer te
gaan, maakt men zig aan de allergrootfte en
fchaadelykfte fchuldig. De hand die ftraft
word door de ftraf zelve het ftrafbaarfte.
Was het in allen geval niet voorzigtiger,
niet menfchelyker, volgens het uitdrukke-
lyk

(a) Misfchien zal men zig, voor zo verre ons betreft,
op het 41
art. van den Styl van Proced, beroepen, dog
konde aan het zelve gene betere uitlegging gegeven wor-
den?

-ocr page 57-

lyk voorfchrift eener wet (/. 5. in pr. D. dß
poßnis\')
den fchuldigen vry te laaten, dan
den onfchuldigen te vonnisfen?

Een iegelyk word voor onfchuldig gehou-
den , tot het tegendeel beweezen zy.
De-
ze regul, die het natuurlyk oordeel heeft
gedicteerd,word door eene pofitive wet(^^)
bevestigt. Aan de andere kant niets is dan
\'t geen in alle deelen volmaakt is,
niß qmd
omnibus partibus abfolutum est.
Een be-
wys is geen bewys, zo lang die niet alle de
vereischtens van een bewys heeft. Zo lang
dan de opgelegde daad niet door een vollee-
dig en volmaakt bewys gepleegd te zyn is
betoond, zo lang is de befchuldigde niet
overtuigd, zo lang moet hy volgens wet en
reden voor onfchuldig worden gehouden, en
alle ftraf, aan zodanig eenen geoelFend,
verdiend den naam van een gerechtelyk
geweld.

Veel-

(d) Te weeten van het geestlyk Recht alwaar inno-

c EN TI IJS ni, C. uit. de prafumptionibus K^cnhSQït pr^e-

fimitur idoneus: niß aliud in contrarium ostendatur. Adde
c.
I de fcrutinio. Dezelfde leer kan ook uit verfcheide
wetten der befcbreeve Rechten getrokken worden.

-ocr page 58-

Veeltyds vind men delicten van een min-
der foort verboden op
arbitraire correctie,
op pxne
van arhitrairl^k te zullen worden
geßraft.
Ik zal my niet inlaaten in een on-
derzoek, of zodanig
een verbod met de
principien van het aangebooren recht en met
de gronden van het contract van focieteit
overeen komt? Ik zal alleen maar aanmer-
ken dat een Rechter daar door te veel magt
verkrygt, en dat die magt my flrydig toe-
fchynt met zyn ampt. Immers kan hy uit
kragte van deze claufule een gefielde geld-
boete tot een lyfftrafFe extendeeren. Zo lee-
ren ten minften de Rechtsgeleerden. En in
zwaardere delicten , by voorbeeld open-
breeken van gevankenisfen van buiten, heeft
ook arbitraire ftraf plaats.
Voet ad tit. D.
de Cust. amp; exhib. reorum.
De bewoordin-
gen zelfs klinken niet wel in eene vrye
ftaat (a), in dewelke geen ingezeten aan
iets arbitrairs, dat is, iets onzekers en van

de

(a) Onder het bewhid van Catherine igt;e medi-
Cjs, leefde de geleerde Staatsdienaar pia.ii^c die man

heefi

-ocr page 59-

de zomtyds zo dwaalende begrippen van een
ander afhangend, onderworpen kan zyn.
Is het raifonnement niet overtuigend ge-
noeg? Ik beroep my op de ondervinding.
In de Britfche Eilanden kent men geen
ar-
bitrair
onder geene benaaminge of gedaan-
te, en dat is de crimineele Proceduure die
geheel Europa tot een voorbeeld word aan-
gehaald!

C A P. VI.

Van Compofitien.

..A^lle Compofitie over een delict, hoe ge-
naamd , is of een gebrek op zig zelve, of

een

beeft zig de\' ongenade van het Flof op den hals gehaald
niet deze vaarfen, die in zyne werken te vinden zyn :

Je haii ces inots de ■puisfance abfolue,
De plein pouvoir, de propre motivement:
Aux faints deer ets ils ont prémierement
Puis a nos loix la puisfance tolue,

Wy leven in een vry land, en dus kan ik zonder een dier-
gelyk lot te dugten , gerust de gevoelens van myn hart
uiten, en zeggen,
ik haat dat •woord arbitraire.

-ocr page 60-

een teken van een gebrek in de wet, die de
ftraf bepaald. Want is de geftelde ftraf bil-
lyk , dan is de compofitie een groot gebrek,
nadien eene zig aan de verbode daad fchul-
dig gemaakt hebbende, tot fmaad der wet-
ten , de ftraf zo niet geheel immers grooten-
deels ontgaat. Maar is de compofitie nodig
om de ftraf binnen de paaien van de reden en
tot eene zekere evenredigheid met de mis-
dryven te brengen? dan duid die noodzaa-
kelyk het gebrek der wetten aan. Deze wys
van beftraffinge neemt ook alle gelykheid
w^eg. Een fchatryk man voelt het minder;
een die vrienden heeft, zal die het moge-
lyk niet voor minder afmaaken, en een die
vyanden heeft, daar tegen, by die gevallen,
zonder medelyden behandeld worden? Dat
konde men dog geen recht administreeren
heeten. Niemand durft tegenswoordig meer
de geheime ftraffen verdedigen (a). De fo-
cieteit vordert de publiciteit van de beftraf-
fingen, op dat die tot affchrikking van an-

de-

(a) Daarom hebben geheime geesfel-palen amp;c. die ik
in fommige landen wei heb gezien, ray altyd geftooten.

-ocr page 61-

deren mogen dienen, en deze voorbeelden
gaan voor de focieteit verboren.

Het is buiten tegenfpraak, dat, indien de
misbaiiken en knevelaryen, die door de aart
der
zaake in het compofeeren kunnen influi-
pen, ongelukkig ooit plaats komen te heb-
ben (waar voor ons de Hemel behoede) men
dan de heilzaame wetten van den Souverain
aan d\'eene kant ftraffeloos overtreede enonge-
wraakt aan d\'andere door die ze moesten be-
waaken zal zien, dan zal men arbitraire en
vacilleerende. flrafFen , en mogelyk de on-
fchuldige onbedreevenheid het flagt-ofFer van
Hst en geldzugt zien. Dan zal men moe-
ten zeggen met
ovidius

Sic reus ilk fere est ^ de quo Victoria lucra
Esfe potest: inopis yindice facta car ent.

Gelukkig dan onze nakomelingen, indien dó
aloudheid der wangebruiken geene zekere
agtbaarheid daar over fpreide, die hen op de
fchaadelyke gevolgen de oogen doe fluiten»
Het zoude maar een voorbeeld te meer zyn
onder de ontallyken die de wereld-gefchie-

Dnbsp;de^

-ocr page 62-

denisfen opleveren, dat niets zo ongerymd,
zo nadeelig is, of den mensch kan zig \'er
mede bevredigen : en dat dwaalingen, die
de opvolginge der tyden moest te regt bren-
gen , juist daar door niet zelden vereeuwigd
worden.

Om tot ons zeiven te komen. Nadien

de voorzegde compoßtlen mogen oecaße gege-
ven hebben, niet alleenl^ken tot misdaad en-
de delicten, maar ook fomtijden tot concus-
ßen, foo die ßmpele ende bevreesde lubden
(^hoewel ß innocent ende
onnofel waren^
poogden af te kopen die vexatien ende quel-
lingen van de ßrafße, geweldigfle ende door-
trokken Officiers, om in Regte niet betrok-
ken nog gemolesteert te worden: Andere on-
bevreesde ende onbefchaamde Delinquanten
misdeeden ende misbruikten te ßoutelyker,
denkende dat al \'t zelfde met gelde afgekogt
ende geredimeert zoude mogen worden fon-
der Lyf-firaf, ja fonder eenige fmette van
M-n reputatie, mids dat die delicten ende
misdaden niet altyd ter kennisfen en qua-
■men
, zo heeft onze Wetgeever, welkers
merkwaardige woorden (in het 13de
Art.

van

-ocr page 63-

CR:Ï MINÉ ELK ^.AAKÊNfnbsp;gï;.

van de crhémek Ordmnantle bevat) ife
aanhaale , de comporitiën generaalyk geabo-
leerd,
en daar tegens geboden, dat alle de^
lieten en breuken tot kennis van den Rech^
ter zouden gebragt worden. Keizer
éarei»
de V. had de Compofitien alleenlyk ovet
fimple doodllagen toegelaaten. Dus vind ik
by ons geene wet, die Compofitien over
breuken of delicten authorifeert. Men lettö
wel, fimple doodllagen, aldus , in tegen*
{telling van gequalifïceerde genoemdwaaren
van dien aart, dat zy, als aan
cafui fortuitê
of culplt;£ te wyten, geen waar delict kondé
zyn:
nuUamp;m cïtm. dülum verum est delic^
turn.
In het g^. Art. van de Infiructk mn
den Hove
worden wel de compofitien over
eenige aldaar opgetelde grove misdaaden ver-
boden, dog ik geloof niet dat alhier het ar*
gmmntüm a cantrario gelden kan,Ér^ö mag
men
over mindere feiten en breuken compo-
feeren. De Costume heeft nogtans zulks in-
gevoerd , en wel voornamentlyk in frauden
en contraventien in zaaken van gemeene
middelen. Egter in allen gevallen., geen
Compofitie mag gefchieden zonder decreet
Danbsp;van

-ocr page 64-

van den Rechter; door dezen moet alvorens
de zaak compofibel worden verklaart. Men
antwoorde my : heeft zulks altyd , heeft

zulks bynae wel ooit plaats----? Volgt de

approbatie van den Rechter niet meesten-
tyds de compofitie, daar deze deszelfs de-
creet moest volgen... ? En word de maat der
ftraf niet door die genen die party en geïn-
terresfeerde party is
eenigermaate bepaald... ?
Ik wil dit alles niet beantwoorden.

Men klaagt onder de menfchen door-
gaande dat middelen, magt en aanzien veel-
tyds de fchuldige het zwaard van Recht-
vaerdigheid doen ontglippen, maar hier ten
minften houden deze Idagten op, hier is het
juist anders om gelegen. Zo al klagten my
verfchoonlyk voorkomen ([fchoon ik vertrouw
dat zy door de ondervinding worden weder-
legt) zouden het die zyn over de ftrafloos-
heid van zekere delinquanten, als overfpeel-
ders en diergelyke van eene laage clasfe,

Qiii modo nil quare percutiantur hahent.

Verdienen dan de zeden van deze lieden

geen

-ocr page 65-

geen aandagt? hebben zy ook geen ziel te
verliezen?

Mag ik overal gaan compofeeren? Ed.
van zurk in zyn Co die e Batavo tit. De-
lieten,
verhaald een geval van zeker Briel\'s
pagter die aldaar gedelinqueerd hebbende,
te Dort ging over dat delict compofeeren;
maar als dat doorgaat zal dan natuurlyker wys
die Baillieuw die het gemakkelykst is de
meeste neering niet krygen? en zullen dan
door de concurrentie de compofitien niet
daalen? Dat zoude eenigzints nae de Aflaa-
ten der Roomsgezinden gelyken. Welke
eene deur voor ftrafloosheid!

C A R VIL

Van de bedieningen van den Advocaat
van den Fiscus,

. Vïj\'U voorneemen is niet my in.een lang
onderzoek in te laaten, of een publique her
fchuldiger meer voordeel
dan nadeel toe-
brengt? Dit moet egter, voor zo verre ons

D 3nbsp;aan-

-ocr page 66-

aangaat gezegt worden; deji Hollander is zagt
en medelydend van aart, en niet zeer ge-
fchaapen om zig aanbrenger en befchiüdiger
te maaken, gelyk het zoude moeten zyn in-
dien ieder, die \'t aan zoude gaan, \'t ver-
volgen van de misdaad op zig zoude moeten
nemen. Dan nadien deze eene verkeerde
delicatesfe is, eene zwakheid in vrouwen en
Idnderen te vergeven dog een waar in-
gezeten onwaardig en onbetamelyk, komt
het my niet omnogelyk voor dezelve te
overwinnen, als men de gemeente eens
^oude overtuigd hebben van de noodzaalce-
lykheid van, door \'t vervolgen van \'t hen iq
hun byzonder aangedaane leed, de algemee-
ne rust te bewaaren; en boven al wanneer

daar

(a) Amii ^ mutiereUlee fmit yq^ie lammh twceathjims^-
turn moventur, qua fi Uceret y carcerem effringerent,
sene-
CR. de Clementie L. II. C. V. Wanneer ik hier de aan-
brengers aanmoedig, beöog ik dezulke die zig durven noe-
men en des noods party ftellen: want geheime delateurs en
die
I^egeerep dat heur naam worde gefecreteerd veragt en
verfoey ik uit het grond van myn hart. Ook leeren ons
de Jaarboeken van alle volkeren, dat de vermenigvuldiging
dat gefpuis een allerzekerst teken van een tyrannique ee
zwakke regeering is.

-ocr page 67-

daar eene juiste evenredigheid tusfen de
overtreding en de vergelding by de wetten
in agt zal zyn genomen: zonder dat is alles
te vergeefs: de natuur zal altyd de flerkfte
zyn: en de wreedheid der itralFen zal aan-
leiding tot ilrafloosheid geven.

Het geene ik hier voornamentlyk heöog
is eene opmerking, die, by gebrek van aan-
dagt, en uit eene al te groote vooringeno-
mendheid voor onze eigen gebruiken, door
weinige menfchen gemaakt woxd. Waarom
zyn de posten van
rmtbewaarder en van
Advocaat van den Fiscus by ons op een
hoofd gehoopt? Het is, dat weet ik, afkom-
ftig van de oude Graaflyke regeering; maar
indien het een gebrek is zo is die oorfprong
niet genoegzaam om het te rechtvaardigen,
quot;\'t Geen in d\'eene tyd om zekere ómftandig-
heden nuttig is, kan in andere en verfchil-
lende tyden zeer nadeelig wezen.
By de
Franfchen, by voorbeeld, zyn een
Lieute^
nant de police
en een Procureur du Rol
twee onderfcheide perfoonen. In Engeland
worden (gelyk ik het reeds heb aangehaald)
de delicten
door de particulieren vervolgd,

D 4nbsp;ter-

-ocr page 68-

terwyl de publique rust en veiligheid door
het gevangen nemen dier genen die beftaan
durven dezelve te ftooren, door daar toe ge-
ftelde lieden warden bewaakt. Het is over-
tollig andere volkeren aan te haaien.
Qmis-
fis auctoritatibus ipfd re amp; ratione exquire^
re pasfufims yeritatem
gelyk cicero pro
Lege manilid
wel eer zeide. Waarom zou-
de een mensch die twee bewuste bedienin-,
gen niet kunnen waarnemen.... ? Zie hier
myne
redenen! Niemand is \'er aan wien de
invloed die de Baillieuwen op de Rechtban^
ken gemeenlyk hebben anbekent is: eenige
banken kan men tot eene zekere graad uit-
zonderen, maar die maaken ongelukkig de
menigte niet uit. De groote Rechtsyveraar
de Profesfer
voet heeft het en meer an-
deren met hem hebben het voor lang aange-
merkt de Baillieuw
die, Party is, en in
de crimineele Ordonnantie zelfs zo genoemt
word, is niettegenilaande dat in zommige
banken mogelyk wel de ziel van de rechts^

ple-

(ö) Pr^fores hodiernss in nonnulUs etiam locis esfe col-
legii judicum
qua ft— dir eetores in aferto est. \\ozr ad titf.
p, de Ofsio PfiStorum 8,

-ocr page 69-

pleging: hy leid daar de Rechters, om zo
te fpreeken, zo hy wil. Een Baillieuw is
een mensch: als zulks heeft hy vyanden5en
amptshalven maakt hy \'er nog ontellyke by:
hy heeft de phyfique magt in handen om
wie hy wil in hegtenis te neemen: zal hy
dan wel meester genoeg zyn van zyne drif\'
ten, om, verzekerd van den uitflag van de
Rechtspleging , zyn vyand niet te quellen?
om onder den dekmantel van \'t recht zyne
eigen wraak niet te o effenen? Heeft hy uit
eene al te groote yver voor \'t gemeen wel-
zyn, de paaien van zyn magt te buiten ge«

gaan____is de gevangen een man, die in ftaad

is om hem zyne onwettige flap zuur te ver-
gelden ... zal hy dan gebruik maaken van zyn
magt op den Rechtbank of zal hy het niet
doen... ? Ik wensch dat niemand deze vraa-
gen beantwoorde dan die \'t menfchelyke hart
kennen , of die de ondervinding raadplee-
gen willen.

Ik betuig gaerne geene eene gegronde re-
den te kunnen ontdekken, waarom een Bail-
lieuw of Hoofd-Officier deze twee posten,
die ik liever gefplist zag, te gelyk beklee-

D 5nbsp;den

-ocr page 70-

den zoude. Dat by die vereeniging gevaar-
is, heb ik aangetoond: en goed kan \'er by
mogelykheid niet uit voortkomen. Meer is
\'er immers niet nodig qm die ophooping af
te keuren. Waarom zouden ook niet een
man hebben, die bevel over de dienaars der
Justitie voeren en generaalyk dat gedeelte
van het tegenwoordig Baillieuw\'s-ampt, dat
de gemeene rust en veiligheid
betreft, waar-
neemen zoude, waar tegen het vervolgen
van de
crimineele procesfen , ZO ordinair als
extraordinair, uit naam, gelyk nu, van de
Hooge Overheid aan een ander zoude aan-
bevolen zyn? Daar tegen konde men de
crimineelen mede een voorfpraak geeven,
die, even gelyk den Advocaat der Fiscus ,
tegen hem de Rechters, \'t
geen tot zyne
ontlastinge dienen konde, zoude fuggeree-
ren: alles zonder figuur van proces. Men
kan immers niet te veel ligt hebben. Dit
zoude eene eenvoudige en ligte verandering
zyn , waar door niet weinige gebreken zou-
den verholpen worden. Men behoefde daar-
om nog onze geheele crimineele rechten
niet te vernieuwen, \'t Geen den Rechter

zou-

-ocr page 71-

zoude kunnen ontglippen tot verfchooning
der gevangen of abfente beklaagden zoude
hem aan de hand gegeeven worden. Was een
gevangen kwaalyk aangetast of behandeld: dat
al wederom zoude hem onder \'t oog worden
gebragt: en zo met andere zaaken meer.

Ik zal hier med.e de goedkeuring van et-
lyke menfchen waarfchyniyk niet wegdraa-
gen (a). Niemand ziet zyn magt gaerne
verminderen. Niet dat ik aan wie het zy
eenig onrechtmatig oogmerk wil toefchry-
ven, zulks is verre van my; maar ik heb
den mensch een weinig nagegaan, en be-
vonden met JU VEN AL IS dat zelfs

Qui mlunt occidere quemquam,
Vosß volunt Qy

(a) Ik zonder die uit die edelmoedig denken.

Qgt;) gt;Sat. X.

CAP.

-ocr page 72-

CAP. VIII.

Van Daagingen in perfoon, Apprehenften^
Stakingen en van Gevankenisfen.

H et is nodig in eene welgeflelde regee-
ring, dat de misdaaden geftraft worden; om
tot dit einde te geraaken,dient
men den be-
fchuldigden wel in verzekering te neemen:
anders zouden de kwaaddoenders alle ftrafFen
boven eene
ballingfchap kunnen ontgaan.
Het ongelukkigfte is, dat die verzekering
van den perfoon van die geene, die verdagt
is, de wettelyke waarmaaking, niet dan
door een regulier proces mogelyk , nood-
wendig moet vooraf gaan, en dus onfchul-
digen km te beurt vallen.
Dat is een ge-
brek dat onoverwinnelyk is, Menfchelyke
inftellingen kunnen niet volmaakt zyn; maar
men moet daarom evenwel die volmaakt-
heid zo veel doenlyk betragten.
Om die re-
den behoorde een ontflage gevangen met
geen infamie getekend te wezen, en met
één woord tot het oogenblik van zyne
ver-

wy-

-ocr page 73-

wyzing behoorde hy in alle deelen als on-
fchuldig te worden aangemerkt en behan-
deld. Maar nadien de vlak, die men in de
kerkers
krygt, zig in de opinien van de ge-
meente niet ligt uitwischt, hebben alle Rech-
ten zekere graaden van waarfchynlykheid
bepaald, welke, indien die daar zyn, den
Rechter magtigen om den verdagten de mo-
gelykheid te beneemen van door de vlugt
een vonnis te verydelen. Onze wetten heb-
ben ook daar in voorzien Qï). Niemand
mag gedaagd worden om in perfoon te com-
pareeren, dat is, als hy niet kan by Procu-
reur occupeeren , noch mag geapprehen-
deerd worden, dan wanneer een van deze
drie gevallen plaats heeft, i) Als de be-

fchul-

(a) Art. 30 en 50 van de Crimineele Ordonnantie zn.
Art. 2 en 4 van den.ßyl van Procederen in crimineele zaa~
/^e«.adde Art. 19. Inßr. voor den Hove van Holland. Ne-
minem
(/«) Judicia exhibendum esfe prxcipimus, nifi decu-
jus exhibitions judex pronunciaverit
zeggen de Wetgevers
in de /. 3.
Cod. de exhib amp; transmit, reis. Het is byzon-
der dat men gemeenlyk het goede van een
fystejna ver-
werpt en het ergfle aanneemt. Deze wet, indien die
overal by ons kragc had, ïoude een bolwerk voor onze
vryhéden zyn.

-ocr page 74-

fchiildigde op de daad betrapt word. 2) Op
deGreet van den Rechter na genome infor-
matiën. 3) Wanneer iemand zig befchul-
diger en party fteld. Dit laatfte is uit de be-
fchreeve Rechten gehaald (a). Men weec
dat by de Romeinen, den befchuldiger van
valfche betigting overtuigd, de zelfde ftraf
ontfing, die op de misdaad, dewelke hy denbe-
klaagde had aangetygd, bepaald was. TrefFe-
lyke wetf-^ noch liet men niet een iegelyk,
zonder onderfcheid, als befchuldiger toe
Onze wetten
maaken eenige uitzonde-
ring

Art. 2. Styl van Procedeeren ^c.
Q) PiETER BORT,die juist de zagtfte criminalist niet
5s, decideert vol uit, tit. IV.
van crim, zaaken. n. ip, 20,2 c
Sc 22. dat by ons maar eene manier van befchuldigen is, te
weeten van officie weegen. Van alle de Auteuren die hy by-
brengt is
groenewegen alleen geen uitheemfcheSchry-
ver; deze \'t is waar is van \'t zelfde gevoelen, maar be-
roept zig op de autoriteit van
hugo de groot, die zyn
iystema op de door hem aangehaalde plaats zelve omver
werpt
C^. UI. c. 33. 3. n. 7.) V vervolg van de ftraf-
fen over misdaden
, leert deze Rechtsgeleerde, komt eigent-,
lyk en voornamentlyk de Graefflyke Ampt-luyden toe \\
maar andere die hy daar opteld kunnen ook klagte doen,
dat Is zig party ftellen. anthonius matth^üs in
zyn
Commentaire over het 48« Boek, tit. 20 der Pandecten
C. II, n.
2. haalt dezelfde pasfagie van de groot aan ohi
te betoogen dat by ons private befchuldigingen geoorloofd

zyn.

-ocr page 75-

ring aan deze dispoütie. Een Officier kan
iemand niet op de daad bevonden , bui-
ten decreet en zonder geformeerde partye
aantasten
m zekere fpeciale faaken, gely-^
kerwys als defelve Vagebonden en Landloo-
pers Wären , daar merklyke perykel foude
wefen van der vlugt, ende daar V feyt te
feer grieflyk ende afgryslyk foude wefen, en-
de dat de faake by den Officier wel klaarly-
ken bevonden ware; in welken gevalle, zal
onfen Officier binnen vier-en-twintig uuren
na de apprehenße,den Rechters daar van ad*
verteeren ^ midsgaders van der oor faake van
dien , en hoe hem daar af blyktnbsp;Dö

vraag is nu, moeten alle die opgetelde ver-
eischtens faemenloopen wil een Officier de
magt hebben om
proprid auctoritate , ie-
mand op fufpicie aan te tasten,. .. ? of zal

een

zyn, maar hy haalt ook wetten aan, hy beredeneert en
bewyst. Ik voor my ben zo verre van de ingezetenen het
recht
om zig zelve partyen te ftellen te ontneemen , dat ik
liever zag dat \'er geene andere befchuldigers waren, het
zoude veele mogelyk losfe accufatien voorkomen. Dog
zie denzelfden BORï ©p de aangehaalde wtul ea hoofd\'
ieel, n. 39 a

-ocr page 76-

een derzelver genoeg zyn...? Pleegt mön
de Heeren Rechtsgeleerden raad? die (ten
minften voor zo verre ik ze heb nae gegaan)
zullen alle het laatfle decideeren. Ik voor
my, men verfchoone myne vermetelheid!
neem de vryheid om van een ander gevoe-
len te zyn, en te denken dat, een Officier
zig van de exceptie door de wet gemaakt
niet kan bedienen, ten zy alle de requifiten
aldaar vermeit in een en het zelfde geval te
faamen loopen. Om den in de rechten on~
geöelfenden
lezer door gene lange uitweiding
te verveelen, en teffens myn gevoelen te
rechtvaardigen, heb ik myne redenen in
eene nota (a) bevat.

Maar

(a) t.) Na dat de Wetgever alle de vereischtens heeft
opgeteld, vervolgt hy in deze woorden -
in welken ge-
VALLE amp;c. in \'c enkelvoudige daar by hy zig tot alle die
vereischtens refereert en dus van hen
alk een geval maakt,
zonder deze uitlegging had de Wetgever tegen de Spraak-
konst gezondigt, 2.) Nae de aantastinge moet de Officier
kennis geven van de oorzaak daar van (waar door ik ver-
ftaa, dat hy het had gedaan om dat het delict zwaar was,
om dat daar
fericulum in mord wa? amp;c.) eii hoe hem daar
af hlykt
dat is, welke bewyzen of zekerheid hy daar van
heeft. De Wet zelve voegt dus by de overtuiging van deii
Baillieuw nog andere omüandigheden, dewyl zy \'wil d»c

by

-ocr page 77-

Maar wamieer zal een Officier eigener ge-
zag eenen verdagten mogen dagvaarden... ?

daar

liy daar verflag van doe aan den Rechter. Deze overtui-
ging of zekerheid by zig zeiven is dus niet genoegzaam om
hem tot eene aainastinge te magtigen. 3} Koning
Phi-
lippus ,
de gevallen optellende wanneer een verdagte
zal mogen worden geapprehendeert, drukt zig met de ui-
terfte klaarheid uit; eerst zegt hy, dat zal geen plaats heb-
ben kunnen, V
eh sj in gevalle van een van de drie ftuk\'
ken ende fepen hier na volgende:
nae derzelver getal be-
paald te hebben, teld hy ze afzonderlyk op, en houd ze
onderfcheiden door de tusfenvoeginge van het coppelwoord
o f : maar in de periode die wy hier behandelen is \'er niets
dergelyks, niets dat ons kan bev/egen om deszelfs leden
onderfcheidentlyk en in eenen disjonctiven Zin aan te nee-
men. Een bevvys dat de Wetgever, auteur der beide pe-
rioden en in \'t zelfde Articul bevat, het io de eene heeft
gewilt en niet in de andere. Wel verre daarvan daan, de
coppelwoorden
en, waar mede de verfcheiden leden der
lastfte periode aan een gefchaakelt zyn , duiden aan, vol-
gens derzelver daaglyks gebruik eo natuurlyken zin , dat
alle die leden in eene copulative zin moeten aangenomen
worden. 4) Men kan ook nog uit de uitlegging die ik
beflryde eene menigte abfurditeiten afleiden, die dus de ou-
gerymdheid daarvan aantoonen. Want gelleld dat ieder dier
vercischten? op zig zelve genoegzaam was om ueu Baillieuw
de magt te geven van de wet te buiten te gaan, dan kan
een Baillieuw, als een ligte misdaad is begaan, alle dé
vngabonden waar op maar eenige fufpicie kan vallen aantss-
len: is het fait
te zeer afgryslyk ? dan kan hy bynae alle de
ingezetenen van zyn Jurisdictie apprehendeeren amp;c. hoeveel
crimineelen maakt eene misdaad niet! ,5) Men moet altyd

Enbsp;eeu

-ocr page 78-

daar van vind ik nergens iets bepaald. In de
exceptie Vv^ord alleen van apprehenfien ge-

fproo-

ecn wet uitleggen zo dat derzelver difpofitie kan werken :
nu is het zeker dat de in het eerRe gedeelte van het be-
wuste 50 Art. beva-tte generaale bepaling nimmer te pas kan
komen, als men aan de in onze periode begreepen uitzon-
dering den zin Iaat die de commentateurs daar aan geven;
om dat \'er geen geval plaats kan hebben die niet onder die
esceptiën zouden komen: deze interpretatie is dus gebrek-
kig, Maar de abfurditeit van dezelve flygt ten hoogfleii
top, en blykt allerduidelykst, als men bemerkt, dat die
exceptiën verder in etiyke gevallen gaan als de regul zelve,
en aan den Baillieiiw een magt geven, die de wet aan den
Rechter weigert: \'t een en ander ftaat my te bewyzen.
Wellie delicten zyn \'er, die een ftraf boven het bannisfe-
ment vereifchen (want zo zwaar moeten zy wezen om eene
apprehenfie nodig en v/ettig te maaken) waar van men
niet kan zeggen, of dst dezelve grieflyk zyn , of den Of-
ficier klaar voorkomen, of dat de daders ongezete lieden
zyn, of eindelyk dat zy fufpect zyn van te ziillen vliigten,
indien zy vernamen dat men hen verdagt hield en zoude
willen in rechten vervolgen? Maar gaa ik te ver als ik
zeg, dat de aangenome uitlegging van de bewuste pasfagie,
meer magt nopende de apprehenOen geeft aan een Baillieuw,
een enkel man en Party, dan aan den Rechter , die uit
veele perfonen beftaat, en van zyn aart onzydig is
? Deze
kan geene provifioneele apprehenfie verleenen, dan naa igt;e\'
lioorhke informatie en bevinding dat daar ten minften halve
preuve oft groote en vehemente fufpicie
van zy. (Art. 30.
Crim. ordonn?) Maar de Officier behoeft zig niet behoor-
lyk te inforraeeren: aan hem, fchoon pairy, word de magt

ge-

-ocr page 79-

fprooken, van de perfoneele dagvaardingen
word niets gerept: ergo blyven deze onder
het verband van de regel: dat fchynt van
zelve te vloeijen. En daar uit trek
ik dit gevolg, dat, indien de wet de magt
van een Officier omtrent de citatien in per-
foon zo naauw bepaald, het niet is te ver-
onderilellen, dat zy die magt zo ver zoude
willen uitgebreid hebben in het perfoneel-
lyk aantasten, waar door een befchuldigde
veel meer leed en kweUing word aangedaan.
Men voege dit argument by myne andere
in de aantekening gemaakt!

Nu laat ik aan die van myne Lezeren
over, die ondervinding hebben om te oor-

dee-

gegeven zyn wederparty met gevankenis te kwellen: aan
hem fchoon
een mensch en met \'c geen de franfchen efprit
de charge
noemen doorgaande fterk bezielt, word toever.
trouwt te bepaalen, of het waarfchyiilyk is dat
Tithis die
daad heeft gepleegd: hy heeft zig aan geen graad van pro-
babiliteit, zo als den Rechter is opgelegt, ce houden: als
hem daar maar
af blykt dan is zyne apprehenfie rechtma-
tig, Welke abfurditeit... .! het is even zo gelegen met de
andere uitzonderingen ieder op haar zelve genomen. Dog
ik heb reeds genoeg gezegd.

E 2

-ocr page 80-

deelen, of het gedrag van de Officieren altyd
de vergelyking met de wet heeft kunnen ly-
den; niet volgens de uitlegging die ik daar
van geeve, dat durve ik vrymoedig met neen
beantwoorden, nemaar zo als de Criminalis-
ten dezelve interpreteeren? Is \'er nooit ie-
mand zonder kennis van den Rechter gevat,
tegens denwelken den Officier minder als by
halve preuve bleek...? De ondervinding
fpreeke! Ik zwyg omtrent \'t geen gefchied
mag zyn , want dat kan een ieder leeren.
Maar Neêrlanders! uw recht zal niets my
doen verzwygen; zo dikmaals het gefchied
is, zo dikmaals zyn uwe heilige wetten ge-
fchonden, en is uwe vryheid, uwe zo duur-
gekogte vryheid te kort gedaan (a^.

De

Ça) Zie d a m h o u n e r Praxis Rerum crimin
Cap. XFL n,
f!. die zig hierop aldus uitlaat: Officiarius jus-
ticialis qui aliquem legalem legeve dignum prehendit proprio
arbitrio , quovis tempore, nulla urgente caufâ ßve (ut vul\'
go dicitur) ex vento, capto haud mediocrem facit inju-
riam
, imo ignominiam irretractabilem teste Baldo in l...
nee non Jafone multa allegante in l... at que eâ de caufâ
punitioni fubjacet nequaquam mediocri, etiamß hujus infe-
licisßmi avi nonnulli arrogantes Officiarii, contra rationem
Û? aquitatem contrarium facere minime erubescant, intre-

-ocr page 81-

De Hoffe leid ons natiiurlyk tot \'t verhan-
delen dezer vraage, of iemand mag worden
gevankelyk genomen voor een daad, daar
een geld-boete op ftaat? De Rechtsgeleer-
den zeggen ja, ^n zy hebben zorg gedraa-
gen van het ftilzwygen van onze landwetten
daaromtrent, door de befchreeve rechten te
vervullen. Onder cautie dog mag een ge-
vangen losgelaaten worden. Ik zoude egter
denken dat, volgens de principien van het
Roomfche recht, een Crediteur zyn Debi-
teur niet mag vangen voor en al eer hy zyn
fchuld heeft bewezen. Maar in \'t crimi-
neelen gaat men, daar van af : men erkend
wel 5 de Fiscus heeft in geval van boete maar
eene civile actie , en des niettegenftaande
mag hy zyn civilen en onoveituigden Debi-
teur vatten. Dit zoude mogelyk aanleiding
tot veele vexatien in zaaken van gemeene
middelen kunnen geeven. Ik oordeel dat

myn

fide, fustinentes fefe habere (ut practiconm voculh utar\')
ora aurea, ^ manus aureas: quaß ipßs
orania, tam ju-
re quam injuria impune concesfa fuerint dicere ^ facere,
damhouder, men lette wel, fpreekt van zyn Eeuw en
vau zyn Land.

E 3

-ocr page 82-

myn gevoelen ook plaats moesto hebben, al
is eene fubfidiaire lyfftraf voor den onmagti-
gen tot de betaaling der geldboete gefteld:
en wel hier om, om dat een ieder moet ge-
prefumeerd worden te willen en te zullen
betaalen, tot hy het tegendeel door zyne
weigering doe zien.

Omtrent het flaaken der gevangenen is de
wet beflisfend en duidelyk. Dat mag in geen
geval gefchieden zonder decreet van den
Rechter. Daar is meer folemniteit en magt
nodig, om een ingezeten een onwaardeer-
baar goed, en dat hy uit de handen der na-
tuur heeft ontfangen, te weeten zyn vry-
heid , wederom te geeven, dan \'er vereischt
word om die hem te ontneemen,____!

Die geflaakt word is t\'onrecht gevangen.
Als hy nu doorlleepen is, dan kan hy dik-
wyls eene vergoeding krygen, dat is, als hy
door den Officier eigener gezag en wat ligt-
vaardig is geapprehendeerd; maar is het een
onnozel en vreesagtig mensch, is het dan
wel onmogelyk dat men hem te verftaan
geeft, dat hy zig gelukkig moet houden dat
hy los word gelaaten? En dat heet men de

on-

-ocr page 83-

onnozele befchermen! Dog zo dit by ons
(gelyk ik het mag vertrouwen) geen plaats
heeft, blyft egter myne remarque, die ge-
neraal is, goed voor andere Natiën, daar
zulks zeer in zwang gaat.

Wat de gevankenisfen zelve, aanbelangt,
die zyn zekerlyk maar tot bewaaring, en
mogen geen ftraf weezen. Dat leert ons
üLPiANusnbsp;De Keizer constan-

ti nus dreigt met zyne ongenade de Rech-
ters, die anders zullen handelen Ko-
ning
philippus repeteert de Roomfche
Wetgeevers : alle onze wetten en alle de
Criminalisten hebben maar één ftem omtrent
dit onderwerp. Dog dat die geene, die ge-
vankenisfen by de meeste zelfs Christen vol-
keren hebben bezogt, getuigen hc3 zy fom-
mige gevonden hebben. Daar zyn \'er eeni-
ge, ik erken het, die minder ysfelyk zyn;
van die wil ik niet fpreeken; maar ik beoog
die fchandelyke kerkers, die onderaardfche
holen, waar den mensch, het beeltenis van

God,

(a\') l. 8. §. y. zgt;. de Pcems.

(f) 1. 2. Cod. de Exact. Tribut.

E 4

■a

-ocr page 84-

God, vermengd word met de vuilfte en af-
gryzendfle ongediertens , die , \'t is waar,
dank zy aan de altoosduurende diiisternisfe
die daar heerscht , door zyne oogen niet
kunnen befpeurd worden, maar die zig door
zyne andere zinnen des te beter doen be-
merken. Immers ontbreekt het niet aan ge-
vallen , dat men menfchen gezien heeft,
die, naa eene lange gevankenis, het gebruik
van hun gezigt, \'t zy voor een tyd, \'t zy
voor altyd
verloren hebben (a^. Waarom be-
roofd men die ongelukkigen van het genot
van een element, dat voor allen gefchapen
is. Onze Opperheer laat zynen Zon zo wel
op de onrechtvaerdigen als op de rechtvaer-
digen ryzen. En kan een mensch wel ooit
zo fchuldig tegen zynen evenmensch als te-
gen zyn Schepper worden ?

Qi) Getuige zy de bekende Zoon van Callas!

CAP,

-ocr page 85-

C A P. IX.

Van de Proceduures tegen de hefchuldlgde.

J^en misdryf aaiigebragt zynde., en het of-
ficie van
den Rechter daar over geimplo-
reerd wordende, moet deze zig na zekere
aangenome manier van procedeeren gedraa-
gen. Laat ons die volgen en onderzoeken.

Is de befchuldigde voortvlugtig en blyft hy
na drie of vier edictaale citatien nog latiteeren,
dan levert zyne afweezenheid eene zodanige
preuve tegen hem uit, dat, mits die maar
met eenigen fchyn of fufpicien worde ge-
fterkt, de abfente of latiteerende gemeen-
lyk word gecondemneert.

By Placaet van staaten generaal van
den 3 Mey 1670 (jf) is alleen aan vrouwen
en mans, ouders en kinderen toegelaaten de
oorzaak van d^ abfentie van hun afweezen-
de bloedvriend te allegeeren, maar geenzins
de merites daar van te debatteeren. Een

op-

Groot Placaet Boek, Vol, IIL p. 5oi.

E 5

-ocr page 86-

oppervlakkig Leezer zoude denken, dat
men bevreesd was onfchuldigen te vinden.
Ik mag niet een enkel woord zeggen, om
myn vader, om myn zoon, om myn bloed

te verfchoonen____! ó Natuur ! keurt gy

die wet goed (jf) ? Zo moet hy zig uitlaa-
ten. Dog dat kan nooit de intentie van
den Wetgeever geweestnbsp;Het eenige

dat men te vreezen heeft, is , dat men
van eene fpecieufe uitlegging van een wet
tegen een onbedreeven Rechter zig zoude
bedienen kunnen, om onverdedigde onno-
zelen te drukken.

Deze vraag verdient onderzogt te wor-
den , of de vlugt van een befchuldigde van
dat gewigt kan zyn, dat daar op en op zyn
ongehoorzaamheid aan eene dikwyls niet ter

zy-

(a) De intentie van den Wetgeever is de ordinaire pro-
cesfen te vertnyden, die men in \'s Hertogenbosch en de
Meijerye trachte te introduceeren. Maar zoude men , niet-
tegenftaande dit Placaet, buiten eenige Htis - contestatie,
in de Generaliteits Landen, niet mogen by eene deductie,
uit naam van de familie, de onfchuld van een abfenten be-
loogen ? Dit laat ik aan \'t oordeel van ervaarener Rechts-
geleerden over.

-ocr page 87-

zyner kennis komende edictaale citatie, met-
eenige ligte indiciën geholpen, volgens bil-
lykheid zo een vlugtend mensch, als van-
het geen ten zynen laste is gelegd over-
tuigd , definitif kan gevonnist worden ?
Waarom, zal men zeggen, verfleekt hy
zig?
waarom erkend hy den door hem zei-
ven in het contract van focieteit aangeftelde
Rechter niet.... ? Wel aan! ftraf hem daar
voor , dat is redelyk : hy verbreekt den
band van dat contract: laat hy uit de lyst
der leden van het zelve worden uitgewischt:
ban hem: maar verwys hem niet ter dood,
tot het vuur, tot een rad als hy terug komt.
Hoor zyne defenfie eer gy tot zulke uiter-
lykheden overgaat,en, verre van naa geene
verfchooningen, al komen die van buiten,
te willen hooren,
ontfang alles, de wet legt
het u op
QT) V gene dat tot ontlastinge en--
de innocentie van den geaccufeerden blyken
fat.
Waarom houd men zig niet lieven
aan die wet, die een afweezende verbied
over een misdaad te verwyzen,
Jbfentem
in criminibus damnari non debere

yiis\'

(a) Art* 46. Styl van Procedeeren 0\'c.

-ocr page 88-

yus Trajanus Julio Frontoni rescripßt (a).

Het is bezwaariyli die menfchen te over-
reden, die uit een vlugt een foort van
fchuldbekentenis trekken: omdat het dik-
werf zo bevonden is, denken zy dat het
altyd zo moet zyn. Maar weet ligtgeloo-
vige! dat het ook menigmaal anders is ge-
bleeken. Weet dat wel eens een vonnis
ter goeder trouwe, en volgens het voor-
fchrift der wetten gevelt, door de waar-
heid is geloochend geworden: en dat dus
eene onnozele, voornamentlyk als pre-
fumtien tegen hem ftryden, (en hoe ligt
kan dat gebeuren?) voorzigdger doet, wan-
neer

(ß) L. s. in pr. D. de pcenis, alwaar ulpianus alle
flralFen van abfenten boven uiterlyk eene ballingfchap ten
fterkfle afraad; maar GROENEWEGErj heeft zorg gedraa-
gen deze wet te abrogeeren: hy grond zig op het laofle
Art. van de Inftructie van den Hove, Dog die Ipreekt
maar van conclufien
tot banne en confiscatie van
goeden
; welke laatfte ftraf , men weet , zeer voor-
zigtig en zeer billyk, is weggenomen. Dus gaat dat
Art.
mede niet verder als ulpianus in de zo even aangehaal-
de wet. Het is opmerkenswaardig , dat men de onde
Rechtsgeleerden tot ftrengheid (om niets meer te zeggen)
gepieenlyk ziet overhelleri.

-ocr page 89-

neer hy zig door eene tydige vlugt bevei-
ligt, dan indien hy zig aan een vonnis
blootftelde, dat in alle Landen en by alle
Rechters tegen hem uit kan vallen
Zulks is een noodzaaklyk gevolg van \'t ge-
brekkige der menfchelyke inftellingen.

Dog is de verdagte in hechtenisfe geno-
men? moet de Officier van Officie-wegen
zyne befchuldiging tegen hem aanleggen?
aan de kant van den gedaagde kan daar te-
gen worden ingebragt, alwat tot zyne ver-
ontfchuldiging kan ftrekken, waar door een
crimineel proces ontftaat, \'t welk by ons
op tweederlei manieren vervolgt word , te
weeten
ordinarie en extraordinarie. De
eerfte, als naar het eindigen der interroga-
torien, even gelyk in een gemeen civiel
geding, en naa eisch en antwoord, Replicq en
Duplicq, hooren van getuigen en verwisfe-
ling van ftukken, de zaak met opene deu-
ren word bepleit, en waar van kan wor-
den geappelleerd. De tweede wys is, wan-
neer

(d) Hier van daan het fpreekwoordnbsp;/» a\'éreqmm

in canere.

-ocr page 90-

neer een gevangen zig zeiven (gelyk men
zegt
ex carcere^ moet verdedigen: dan
word hy buiten alle acces gehouden: dan
tragt men door ftrikvraagen, door bedrei-
gingen, ja zelfs door hulp der torture hem
tot eene bekentenis van het fait te kry-
gen , en men doet hem recht op zyne con-
fesfie , waarvan het officie alleen kan pro-
voceeren. Zie daar de twee by ons ge-
bruikelyke manieren van procedeeren in
crimineele zaaken! Oordeel nu Lezer! v/el-
ke de menfchelyklle, welke de edelmoedig-
fte is. Maar wie zoude het gedagt hebben,
de laatile is de gemeende, ja zo ver ge-
meender als d\'ordinaire manier, dat byna
geene crimineele procesfen
extraordinarie
worden vervolgt.

Wy hebben onze gewezene dwingelan-
den voor deze extraordinaire manier van
procedeeren dank te zeggen. P
h i l i f p u s
de tweede wil,
dat alle crimineele Proces-
fen extraordinaarlyken geconduyfeert ende
beleid zullen worden (a);
de Koning zon-
dert

(a) Art. 32. Styl van Procedeeren.

-ocr page 91-

deit uit de zaaken van zeer groote impor-
tant ten, fwarigheyd, obfcuriteyt ende duis-
terheyd.
Welke zaaken onder die exceptie
vallen, betuig ik niet wel te weeten; want
wat de practyk aangaat, ik zie de aller-
zwaarfte flrafFen op extraordinaire proce-
duuren volgen. Zeker is het dat een Offi-
cier het altyd daar heen tragt te brengen,
hetwelk., zegt simon van leeuwen,
(Rechts-Geleerde) hy in swaarwigti-
GE sAAKEN amptshalven fchuldig is te
doen, foo verre hy daar toamp; kan komen (ay

Deze extraordinaire manier van proce-
deeren laat niet naa van eenige voorflan-
ders te hebben, meest dog onder die gee-
nen, welkers eng bepaald doorzigt hen meer
bevreesd maakt voor een gering kwaad dat
naby is, dan voor een veel grooter, wel-
kers verheid hen het zeiven uit het oog
doet verliezen. Dit gebrek in fommige
Wetgeevers heeft den dag aan veele fchaa-
delyke wetten doen zien.

Voor

(«) In zyne Aantekeningen op het 14. Art., yan den
Styi van Procedeeren

-ocr page 92-

Voor eerst zegt men word hier door de
kortheid betragt, en het Recht word veel
eenvoudiger geoefFend. Als men door de
kortheid verilaat, dat de Sententie en exe-
cutie , kort op het aanleggen der zaak vol-
gen kunnen, geloof ik het ook. Daarom
venvondert hetmy, dat menigmaal zo veel
tyd verloopt, eer fommige gevangenen ge-
recht worden, en
ad interim in werkhui-
zen worden geplaatst. Was het niet beter
dat men de ordinaire crimineele procesfen
■bekorte , \'t geen hier hgt gefchieden kan,
zy zouden kort genoeg wezen, en korter
zelfs dan de extraordinaire nu zyn, indien
men de Practizyns dwong van zig aan de
wet te houden. Wat nu de fimpliciteit van
de behandeling der lyfftrafFelyke zaaken
aanbelangt, het goed dat daaruit voorgege-
ven word, is wel zo fpecieus als waar.
Montesquieu zal voor my antwoor-
den:
Lorfqu un homme Je rend le plus ah-
folu, il fonge d\'ahord à fmplifier les loix ,
on ■ commence dans cet Etat à être plus
frappé des inconveniens particuliers que de
la liberté des fujets, dont on ne foi^cie

point

■a

-ocr page 93-

pöint du tout (d). „ Als men de formali-
teiten der Rechtsplegingen nagaat, dan
vind men , zegt hy verder, de civilè
actiën daar mede overlaaden, en nieC
genoeg in de crimineele. • In Tm-kyen ^
zegt hy, is het onverfchillig hoe • men
de zaaken afdoet, als \'er maar een eind©
van komt. Maar in gemaatigde Regee-
ringsformen j waar het hoofd van den ge-
ringften ingezeten van hooge waarde is 5
beneemt men hem zyn eer en goed niec
dan naa een
lang onderzoek j en van hec
leven beroofd men hem niet, als wan-
neer zyn vaderland hem vervolgd, en
dat vervolgd hem niet zonder hem alle
mogelyke middelen van tegenweer te
laaten.quot; En inderdaad, de algemeene vei-
ligheid is wel het voornaamfte oogmerk
van de beftraffingen : maar\' die algemeene
veiligheid beftaat uit de laamengevoegde
portien van de veiligheid van ieder onder-
deel: waagt men dan een van deze laat-
Hen, werkt men immers rechtdraats tegen

het

(a) Liv. Fl. c. II,

F

-ocr page 94-

het oogmerk aan dat men betragt (a).

Het vermyden van onkosten is ook eene
reden die de criminalisten durven by bren-
gen om de extraordinaire proceduuren te
rechtvaardigen. Waar over gaat het pro-
ces____? over het leven van een met eene.

redèlyke ziel begaaft fchepfel van God.....,

Lezers ! Menfchen Î ik zoude my over u
fchaamen, indien het nodig was dit argu-
ment te beantwoorden.

Men recht een misdadiger, zal men nog
zeggen , op
zyne eigen confesfie , en zeker-
der bewys is \'er niet. Voor eerst is het
eene onwaarheid, dat men zo iemand niet
dan op zyne bekentenis recht doet : als men
die niet kan verkrygen, ende
men van hem

niet

C®) Oa\'e» mus difi qu\'il est bon qu\'un feul perisfe
four tous, j\'admirerai cette fentence dam la bouche d\'un
digne S vertueux patriote qui fe confacre volontairement
^ par devoir à la mort pour le falut de fan pays : mais
fi Pon entend qu\'il foit permis au gouvernement de facrifier
m innocent au falut de la multitude, je tiens cette maxi-
me pour une dès plus exécrables que jamai\'s la tyrannie
ait inventée, la plus faiisfe qu\'on puisfe avancer, la plus
dangereufe qu\'on puisfe admettre ^ amp; la plus directement
oppofée aux loix fondamentales de la fociété
, amp;c. J. J«
ROUSSEAU Discours Jur FEconomiè politique*

-ocr page 95-

niet kan weeten nog ver neemen -—. fal hei:
proces gevifiteerè worden om hun negt tamp;
doem ende aémmistreeren ^ foo die faake ent
damp; materie dm vereyfchen fal. ~ \'t Zy tot
abfóUitle^^ flakinge, peyne- extirrnrdinanis ^
ofr amkf^frnts foo dut behooren fal (a).

T^ tweede ^ een befchiild^gde kan blqotlyk
belydén de daad gepleegt te hebbén , mar de
imputabiliteit van die daad blykt nog niet:
en hoe veele zyn \'er buiten dat nog, die hun
leven moede, o£ door eene lankwylige g^
vankenis gekwek, of door de torture ge-
4xvongen, misdaden beleden hebben, waar
aan zy nimmer hadden gedagt?

Eindelyfc brengt men nog by, dat eea
vonnis dat op een extraordinair proces
volgt, niet gewezen wordt dan
ubi de fac-
conjtat
, waar Ret fait zeker is. Men
leeze tot beantwoording wederom het zo
even aangehaalde 41 Art. en \'t geen ik pag,
4.3, 44 en 45 heb gezegt. Dog boven dieè
zo is dat fraaije mifonnement niet als een®
petitio prinGipüvwmthQt point in qusestie is

juiSÊ

(a) Styl van Pmedeeren Art. 4I.

F 2nbsp;-

-ocr page 96-

juist dat de extraordinaire procedure niet
gefchikt is, om de datelykheid van het de-
lict te onderzoeken, om te zien
num äs
facto conßet ?
En in alle geval weet men
niet of den befchuldigde aan het ten zynen
lasten gelegde dadig is of niet, voor. dat
het proces is geëindigt, en ondertusfchen
procedeert men tegen hem, als of zulks
reeds bewezen was.

Maar wat kwaad konde \'er uit de ordinaire

proeesfen voortvloeijen____? dat een fchul-

dige de ftraf zoude ontkomen____wanneer

anders als indien de bewyzen onvoldoend©
waaren? en waar die onvoldoende zyn, kan
men niemand als fchuldig verwyzen Qay
Maar dePractizyns weten zo veel draaijen te
vinden, dat zy de waarheid verduisteren kun-
nen, .... die Practizyns die het officie be-
dienen zullen het weder te regt brengen.
Dan misbruikt men het woord waarheid
hier niet? want, zoekt men die alleen? dan
is de natuurlyke weg zo veel ligt aan beide
kanten te brengen, dat niets bedekt en on-

be-

W pag. 45.

m

-ocr page 97-

beproeft blyvenbsp;Ik heb geen groot

vertrouwen in iemand, die my zegt de
waarheid te zoeken, en tot dat einde zig
gewillig verblind. Nu is hier aan d\'eene
kant een Rechtsgeleerde, die het overtui-
gen

y ai entendu dire a un juge ausfi éclairé qu\'équitable
qu\'il ri^était jamais ausfî fur de fes avis que lorsque la,
cmfe avoit été plaidée par les meilleurs avocats. La rai-
fon s\'en préfente d\'elle - même : le juge est certain que la-
caiife lui a été préfentée dans fan véritable point de vue ,
amp; Fart combattant les resfources de l\'art, a developpé
toutes les parties du fujet, amp; dégagé la vérité de tout ce
qui pouvait la cacher.
Gin VEloquence du Barreau
pag. (mihi) 32.

Ik kan niet nalaaten hier nog te herhaalen, dat ik niet
ongaarne zoude zien, dat den crimineelen ook een ordi-
nair voorfpraak wierde toegevoegd.
En men kan tegen ^
dezen geen efprit de charge of ietwes anders inbrengen, dat
niet insgelyks op den
Fisci patronus toe te pasfen zy. Zy
zyn beide van een deeg gekneed en daar is geen reden
waarom de eene eerlyker en deiigdzaamer dan den anderen
zoude wezen.
Zeker is het dat de zaak van den befchul-
digde , offchüon onnoozel door niemand kan verdedigd
worden, die daar toe onbekwaamer is dan hy zelfs î zulks
dat hy gemeenlyk gerechtigt zoude zyn te zeggen mei-
bodogüne by den Toneeldichter corneille.

Je me défendrai mal^ Vinnocence étonnée
Ne peut s^imaginer qiCelle foit foupçpnnée ,
Et n\'ayant rien prévu d\'un attentat fi grand^
Qui Feu veut accufer aifément la furprenâ,

F 3

-ocr page 98-

gen van misdaden tot een fystema tot een
konst heeft gebragt, die door een daaglyks
gebruik eene venvonderlyke hebbelykheid
heeft gekreegen, die zo veel ligt en zo
veel raad als hy wil by vaste Advocaaten
kan bekomen, die gewoon is fchuldigen te
vinden, die altoos niet veilig is als hy niet
overwint, die alles in koelen bloede be-
handelt: en aan d\'andere kaht is het een
mensch van alle raad en byftand berööft,
zeer onbedreven in \'t recht en in de kunst
óm een zaak of
zyne idéën voor te draa-
gen, door de achtbaarheid van den Recht-
bank ontzet, welkers zinnen door de wér-
king van de allerfterkfte indrukken de hoop
en vrees van vryheid of van eene fehan-
delyke en pynelyke dood (onzekerheid
voor welke de ftraf in ysfelykheid nog wy-
ken moet)geheel en al geftoord worden,die
dikwyls eene voor hem voordeelige waar-
heid verzwygt, uit eene verkeerde vrees
dat diesem fchaaden zoude, en door valsch
opgeven, denkende zyn zaak te verbeteren,
de fufpicien tegen hem verfterkt. Is de ver-
eischte gelykheid in ZQ een ftryd in \'t oog

ge-

-ocr page 99-

gehouden? welke van beide zal bezwyken?
d\'ondervinding en de reden zyn eensluiden-
de in hunne antwoorden. iWas het niet
evenveel als de zaak van den befchuldigde
maar konde verdedigt worden, moest zulks
juist door hem zelve gefchieden , en wel
om die reden dat hy de allerminfte daar
toe bekwaam is?
quo fit, ut facile ßbi per-
fuafum habeant hommes, quod in istispro-
cesfibus fcopus mn fit ut ver.itas detegatur,
fed ut vincat fiscus Ça).

Hoe zeer men ook zegt, dat in een ex-
traordinair proces niet dan over de datelyk-
heid der misdaad word gehandelt, daar is
nog nooit een zaak voor een rechtbank
gebragt, waar in geene quœstie over het
recht gevallen is, of ten minften behoorde
gevallen te zyn. Ik zal my
van de woor-
den van de aangehaalde disfertatie van Mr.
ELIAS LuzAc bedienen. „ Een befchul-
„ diging (zegt hy) fteund immers op indi-

„ cien:

(à) Elias luzac, in disfert. de modo extm ordi-
nem procedendi in cmißs criminalibm.

F 4

-ocr page 100-

beschquwinge der

cien: en kunnen déze niet bedrieglyk
zyn ZQ wel ten opzigten van den perfoon
35 van den befchuldigde als van de daad?
,, Ten opzigten van den befchuldigden of
5, hy het is? Omtrent de daad i. of die
35 gepleegd is? 2, of het een delict is?
35 welk laatfte uit de vergelyking van de
35 daad met de wet moet blyken: en zult
35 gy nog ftaande houden dat het recht hier
„ niet te pas komt? is het geene qutestie
35 van rechten of de indiciën van kragt zyn
of niet? of zy
bewyzen dat de daad is
55 begaan? of daar door blykt dat de be^
35 fchuldigde die heeft gepleegt? En ge-
fteld dat wy van alle deze zeker zyn
35 kunnen 5 is het geen quaestie van rech^
ten of de daad onder delicten behoort,
35 en onder welke ? maaken het opzet (do-^
35
lus\'), fchuld (culpa, die driederlei is)
3, en onkunde den aart van de daad niet uit,
35 en veranderen die niet deszelfs onder-^
33 fcheide omftandigheden ? Van deze alle
3, zal de Rechter kennen en vonnisfen: dog
„ hoe zal hy oprdeelen als hy niet hoort
p wat tot ontlastinge van den befchuldig-

JI den

-ocr page 101-

den kan bygebragt worden.... ? Laat deze
zelve fpreeken en zig verfchoonen... .
hy kan niet : hy heeft nog Logica nog
,, Rechten geleert : hy weet niet wat hy
„ moet antwoorden dewyl hy bynaa nooit
5, weet wat \'er eigentlyk gevraagt word (ay
Maar wat zal men gevoelen als men een
der yverigfte voorftanders der extraordinaire
procedum\'en,
pieter bort, hoort zeg-
gen (f) dat „ dezelve extraordinarisfe pro-
■„ ceduyren ook dikmaels zeer fchandelyck
5, werden misbruyckt, extraordinaris wer-
5, dende geprocedeert in faecken die daar
„ toe in genen deele en zyn gedisponeert,
„ en alleen om \'t gene gedaan is daar door
„ inappellabel te maecken , ende zulks
„ yemand zyn rechtmaetige (NB.) defen-
„ fie te benemen , ende fyn eyge proce-
5, duyren buyten alle recherche te houden.quot;

Dit leid ons tot eene (voor my) onbe-
grypelyke eigenfchap der extraordinaire pro-
ceduuren. De Fiscus, als de fententie niet

ftreng

(a) Dictâ dhfertatîone c. v.

Traciaat vmi mmineele faaken. Tit, VIL §,51* ■

F 5

-ocr page 102-

llreng genoeg is, die \' kan appelleeren: men
veronderftelt dat de Rechter wel heeft kun-
nen dwaalen in dier voegen dat hy te zagt
zoude geweest zyn, waarom dan dit mid-
del van herfiel word toegelaaten. Maar dat
een rechter of met opzet uit vyandfchap
amp;c. of ter goedertrouwe uit vooringeno-
mendheid, onkunde of zwakheid een al te
ftreng eind-oordeel kan vellen moet men
niet mogelyk agten, want eenen hoe zeer
ook
door eene fententie op eene extraordir
naire proceduure
gevolgt bezwaart zynde
befchuldigden,
k zyne rechtmaatige defen-
fie
(gelyk BORT het noemt) ontnomen, hy
kan tot geen hooger Rechter provoceren.
Daar
tegen, is zyn zaak ordinario.modo ge-
inflrueerd en bepleit, en zyn de Rechteren
. wel van het voor en tegen door kundige
Advocaaten in een lang pleydooy onder-
recht geworden, en kan men dan natuur-
lyk een rechtmaatig vonnis verwagten,
dan mag men een befchuldigde tot aan den
hoogflen Rechter appelleren. In welke on-
verantwoordelyke tegenflrydigheden kan het
zo zwak menfchelyk .verftand niet val-
len

-ocr page 103-

len Ç^) ! En toc wele eeuwen -en in die
eeuwen heeveele volkeren hebben :zig daar
aan niet fchuldig gemaakt !

Het in Europa zo algemeen geheim der
crimineele extraordinaire proceduuren, : be-
haagt my ook niet.
Zo myn medeburger on-
fechtmaatig word behandelt, word ik en de
geheele Maatfchappy in zyn, perfoon bele-
digt : ik heb dus recht om te weeten wat van
hem word en hoe hem recht word gedaan.
Rechters! zonwe handelingen door recht,re-
den en verfland worden geleid, kan een toe-
fchouwend cpublicq niet doen dan u loven en
danken. En waarom ontrooft gy U van eene
zo zuivere en voor een edelmoedig hart zo
onwaardeerbaare belooning?

Het laatfte gebrek dat my voorkomt in
onze crimineele proceduuren , en waar
mede ik de aandagt myner Lezeren zal
ophouden, is de Torture of Pynbank. In-
dien

(fl) Eene Refolutie van Haar Ed. Gr. Mog. in dato
3 Aprii
1666. door bo»t 7/V. VlI. van Crim. Saeken
aangehaald, dog waar op niets gevolgd is, toond dat
men bereids toen de extraordinaire crimineele proceduu-
le ook by ons als gebrekkig aanmerkte.

-ocr page 104-

dien ik fterkere bewoordingen wist dan
de Prsefident
schorer gebruikt, om dat
monfter door tyranny en onverfchoonlyke
onweetenheid voortgebragt, te noemen (a),
ik zoude my daar van bedienen: maar woor-
den ontbreeken my om myne gevoelens te
uiten. Zal ik gelyk
schorer vraagen of
een Rechter
als een fouverein gebiedt de
heilige en onveranderlyke natuurwetten te
verkragten, het zoude können doen zonder
in de Goddelyke vierfchaar verantwoordelyk
te zyn (F).
Zal ik den Rechter gelyk ze-
ker berugt Graaf toeroepen: „ weet dat \'er

pligten onfchendbaarder dan de gehoor-
„ zaamheid zyn, en die voor alle overkom-
„ ftenwarenquot;? —r Zal ik, my tot de Sou-
verainen keerende, hen de woorden van
pe-
trus te gemoet voeren, en met dezen Apos-
tel

C«) Myn Heer de Prsfident schorer in zyn vertoog
over de ongeremdheid van het faamenfiel onzer hedendaag.
fche Rechtsgeleerdheid
, geeft aan de vervloekte Torture
den naam van een natuur verkragtend wangedrogt, ten
verderve hy wylen van onfchuldige in de hel uitgebroeid ^
en door een eerloos Tyran uit dien heillosen zwavelkolk
Ofgebaggert.

(b) pag. loi en 102.

-ocr page 105-

tel zeggen, oordeel gy, of het recht is voor
Godt, Ulieden meer te hooren Aan Godt (d) ?
Maar wie ben ik om deze taal te fpreeken?
kan ik die door eene Goddelyke zending on-
derfteunen ? Een ingezeten mag Idagen, mag
herftel vraagen, maar hy moet de gezetten
van de Overigheid eerbiedigen. Komen die
met zyn gewisfen niet overeen: één weg
ftaat hem open; hy ftelle zig niet in die óm-
ftandigheden, om of d\'eene of d\'andere te
moeten ongehoorzaamen. Maar is hy daar
in: God is boven alle. Zie daar myne leer!
zie daar myne gevoelens! daar van zal ik
nimmer afwyken.

Eer ik van dit onderwerp en van dit
werkje zelve afftappe, komt het dan in myn
plan nog een woord tegen de torture te zeg-
gen. En daar aan moet ik voldoen, fchoon
de groote
montesquieu het onnodig
oordeelde, om dat \'er zo veele en zulke

kun-

(ff) Handelingen Cap, IV. vs. lp.

De dertig Opper-Recliters by de oude Egyptenaaren waa-
ien gehouden, by derzelver aan (telling, den Koning te
zweeren dat zy hem niet zouden gehoorzaaraen indies b^
^ben eene onrechtvaardigbsid bevelen mogt.

-ocr page 106-

\'kündige handen, reeds tegen hadden gefchre-
ven. Inderdaad ik bewonder my , dat naa
zo veele en zülke fterke fchriften, naa
dM de, allerbeste en zekerfte leermeester, de
ondervinding, zo veele eeuwen gefprooken
heeft, dit onnut en gevaarlyk middel om
dè waarheid te ontdekken , nog- tegen de
ftemmen der natuur en der menfche^ykheïd
beftand heeft kunnen houden. Hoe veel
tyd, welke kragt van reden en van voor-
beelden is \'er dan ^nodig, om de menfchen
van heure dwaalmgen te recht te brengen?

Maar is dit middel; zo heilzaam, waarom
kan het tegen geen Edelman, tegen geen
Militair, tegetï geen Advocaat gebruikt wor-
den? Doen dè misdryven van deze minder
kwaad aan de focieteit? of hebben die lie-
den een privilegie van meer ongeftraft te
mogen zondigen dan een Koopman , die de
kisten van het Land met fchatten zal hebben
opgevuld, die meer dan eens overvloed op
fchaarsheid en duurte zal hebben laaten vol-
gen? Dog is \'er eenige waardigheid, die
tbt ftraffeloosheid kan gerechtigen?

Het is genoeg om de godloosheid der tor^

tu^

-ocr page 107-

ture (deze uitdrukking ontglipt my ondanks)
ten klaarften te doen zien , dat het een zeer
zeker, zeer wezentlyk en zeer onherftel-
baar leed is, dat iemand aangedaan word
voor de mogelykheid van een misdaad. Dat
kan niet ontkend worden. Ik heb gematigd
de Rechters hooren z^eggen, dat zy altyd
zouden daar toe overhellen, om de gelede
pyn als het ware in afflag van de ftraf te laa^
ten ftrekken , en deze na evenredigheid ver-
minderen ; maar de wet beveelt zulks niet.
Zommige Rechtsgeleerden leeren het ook,
maar zy zonderen de zeer groote delicten
uit ; in de zulken moeten zy dan denlien
kan men niet misdoen : alles is daar aan ge*-
oorloofd. Gruwelyke ftellingen l Maar wat
zal men doen als de gepynigde onfchuldig
bevonden word? Herftel hem dan in zyn
vorige ftaat, zo gy kunt, gy, die hem het
gebruik van zyne leden zo roekeloos zük
hebben doen verliezen 1 Denk eene vergoe-
ding uit voor het leed, dat hy zal hebben
ondergaan. Maar hier bepaald zig uwe magt.

Was de Torture of Pynbank een middel
om de waarheid te ontdekken , \'vam zoude

nog

-ocr page 108-

nog iets daar voor kunnen zeggen; het blyft
niettegenftaande altyd te verwerpen, om
dat het oneindig meer kwaad dan goed voort-
brengt. Maar wel verre van zodanig een mid-
del te zyn, zo beneemt het by alle gevallen al-
le geloofwaardigheid aan eene bekentenis, om
deze zeer eenvoudige reden, dat een Rech-
ter by geen mogelyldieid kan weeten, als hy
•eens de torture heeft gebruikt, of daar me-
de een gevangen gedreigd, of hy de confes-
fie aan de pyn of wel aan de waarheid ver-
fchuldigd is.
Antwoord my! zoud gy ie-
mand condemneeren tot
betaaling van eene
fomme gelds, die hy door de pyn bekend
zoude hebben fchuldig te zyn? Immers
neen; en gy vonnist hem ter dood op zulke
eene bekentenis! Het is eene kinderagtige
folutie te zeggen dat een gepynigde zyne
bekentenis buiten pyn en banden geftand
doet: want hy is altyd in de handen en magt
■van die hem pynigd; en trekt hy zyn woord
in, zo word hy andermaal ter pynbank ge-
legd, te meer, zeggen de
Rechtsgeleerden^
dat de indiciën met de confesfie bezwaard
zyn, tot dat hem de lust wel overgaat om

door

-ocr page 109-

door herroepingen zyn leven, dat hem een
last is geworden, te behouden en de waar-
heid te verheerlyken. Ziet gy niet, ver-
blinde menfchen! dat die ongelukkige, die
getortLireerd word, enkel en alleen bekend,
om dat de dood. hem draaglyker voorkomt
dan die uitgezogte pynigingen, waar mede
hy afgemat word? tusfchen twee kwaaden
en in de noodzaakelykheid van een keus te
doen gefield, kiest hy dat geen, dat hem
het ligtfte toefchynt. Hy kan niet anders
doen. Waarom ontkend hy? zal men zeg-
gen. — Waarom heeft onze Schepper aan
alle fchepfelen een onweêrftaanbaar inftinct
gegeven, die hun alles doet aangrypen, dat
tot hun behoud kan flrekken ? en gy tege-
lyk wreed en onweetend wezen! zult gy
het werk van uwen Schepper berispen?
Groote God, God van goedertierenheid,
flaat uw oog op uwe fchepzelen! aanfchouw
eene crimineele procedure, die fchier ons
geheel wereld-deel drukt, waar in de ftraf
van een misdaad minder ysfelyk en zagter is
dan de wys, op welke de fchuld of onfchuld
word onderzogt I en zo de tyd gekomen is ^

Gnbsp;breng

-ocr page 110-

breng in de harten van de Magten der We-
reld het Menschdom van deze plaag te ver-
iosfen!

De torture mag niet gebruikt worden,
dan in gevolgen van eene provifioneele fen-
tentie van den Rechter. Van alle provifio-
neele fententien by eene definitive, dat is,
by eind-oordeel, niet herftelbaar mag een ge-
condemneerde appelleeren: hoe doet men
dan om de befchuldigde dit natuurlyk, dit
eenig middel te beneemen? —. Een ver-
maard
Criminalist zal het u leeren: „ v o o r-
„ zig ti ge
Regters als fy iemand in foda-
„ nige faken willen pynigen, en bedenken
,, hebben dat haar handen by eenig middel
„ van appel mogten werden gefloten, ge-
„ ven de ordonnantie van het pynigen niet
,, openbaarlyk, maar buyten weten van den
„ befchuldigde, en doen niet eerder ken-
„ nis daar van, voor dat hy op de pynbank
„ gebragt en gelegd werd, en gaan voort
„ met hare faken eer datter eenig verbod
„ komt Qa)quot;. Ik heb ook wel, wanneer

ik

(a) StMON van lerüwen Procei crimineel, Hl.
Deel, IJ. -

-ocr page 111-

ik eenig wild najaagde , de voorzigtigkeid
gehad van het onfchuldig beest alle midde-
len te beneemen van myn geweld te ontko-
men. Maar zal men in de Recht-banken de
taal van de bosfchen en wildernisfen voe-
ren? - Is dan een crimineel proces een

jagt-party? —

Als men alle vooroordeelen en. aUe agt-
baarheid voor oude gewoontena aan eene.
zyde zettende, de torture in zyn wezentlyk
ligt befchouwd, is het onmogelyk dat men
geen affchuwe daar van gevoele. Maar
even daarom
verwondert het my, dat het
loffölyk
voorbeeld van menschlievenheid,
dat eenige noordfche Volkeren ons geeven,
door de meer zuidelyke Europeërs niet
word aangenomen. Wat kan de reden zyn
van zo eene algemeene onopmerkzaamheid
door de geheele, zo men die noemd, geci-
vilifeerde wereld? Niet dan dat die gene,
die het meest door deze dwaalingen lyden,
gene andere verdediging op deze aarde heb-
ben dan hunne klagten en hunne traanen^
en dat die gene, die dezelve zouden moe-,
ten herftellen tegen die onheilen door hun

G 2nbsp;ligt,

-ocr page 112-

ligt, middelen of ftand zig beveiligd oordee-
len. Het is die
ftrafbaare ongevoeligheid,
waar uit ik deze gaerne zoude willen doen
ontwaaken, indien myne zwakke klanken
tot aan hen konden doordringen. O gy!
die eene ligte pyn zo ongeduldig maakt,
oordeel uit de yver, met welke gy op het
zagte dons uitgeftrekt, uw eigen konst en
de hulp van een talryk gevolg aanwend,
om u geneezing of verligting van uw fmar-
ten te verfchafFen: oordeel, zeg ik, daar
uit van \'t geen een mensch lyden moet, die
getortureerd word, op welkers lichaam men
alles uitput, wat die helfche konst van uit-
gezogte en wreede pynigingen heeft, waar
in niet zeldzaam de eerbaarheid word uit
het oog verboren, en aan wien men ten
minften voor dien tyd alle hulp, alle ver-
zagting weigert, die zelfs hem naderhand
in zyn donker en akelig verblyf maar zeer
fpaarzaam worden toegediend; en dat alles
om hem een woord te ontwringen ,\'t welk, als
het hem, door de pyn overwonnen, ont\'
glipt, hem het leven zal kosten......

Ne^

-ocr page 113-

Neque hïc lupis mos, nee fuit leonibus
Unquam, nift in disp^r genus (a).

Baat uw verbeeldingskragt eens werken!
ftel u eens in de plaats van die rampzalige
en dikwyls onfchuldige lyders ! pas eens
eene van die fchandelyke inftrumenten aan
uwe tedere leden! en zo de ideën, die in
u op zullen komen, u niet doen yzen, het
is voor u niet dat ikfchryve; gy zyt den
naam van mensch onwaardig; gy hebt van
dat edel wezen alleen de gedaante, het vui-
le en het aardfche ; die edele gevoelens, die
ons in het leed van onze medefchepfelen
doen deelen, die onze waardfte eigenfchap
zyn, die ons tot een mensch maaken, ont-
breeken u. Maar gy! gy! die de klagten van
het lydend menschdom weet te hooren, die
wat meer is dezelve wilt beantwoorden,
wanneer zult gy ons van dat fchandelyk
overblyfzel van een haatelyk juk verlosfen?
Bloedige oorlogen, onnavolgelyke helden-
daaden, maar
boven al de zegen van den

Al-

Qi) Horatius Ep9d. Ode FlI,

G 3

-ocr page 114-

Allerhöogften hebben ons uit de ketenen
der flaverny geruist.

Sed noyapestis adest: cui nee virtute refisti,

Nee telis, armisque potest ^pulmonihus errat

Ignis edax imis, perque omneis pascitur
anus {a).

Even gelyk de Held Hercules van een in-
nerlyk vuur door het verraderlyk kleed van
de verlaatene Dejanira ontflooken, verteerd
is, zo kermen wy heden nog over dit nood-
lottig gefchenk
der Spaanfche Dwinglanden.
Maar dag aan dag word de Wereld
verligter,
de toeneemende kennisfen, gelyk de ryzen-
de Zon de nevelen verjaagd, verdryven de
duisternisfen der onweetenheid en met die
de daar door uitgebroeide wreedheid en on-
menfchelykheid. Men begint den mensch,
zyne waarde en zyne Rechten te leeren
kennen. En ik verblyde my, en met my de
geheele wereld, als wy een om zyne
menschlievendheid vermaard Vorst aan een
ander gekroond hoofd(i\') hooren zyn verwon-

de-

(a) Ovinii Metamorph. Lib. IX.

Gefprek tusfchen den Keizer en den Koning van

Frank-

-ocr page 115-

dering betuigen, „dat men van de pynbank
„ nog gebruik maakt, en zeggen, dat voor hem
„ hy ze, even gelyk Rusland en Zweeden,
„ in alle zyne Erflanden afgefchaft heeft,
„ en zig verzekerd hield , dat men zulks
5, eerlang door geheel Europa zoude doenquot;.
De Hemel geeve dat deze voorzegging waar
moge gemaakt worden! Ik zie die dagen nog
te gemoet, wanneer een meer verligt naeko-
melingfchap ons
van verblindheid zal befchul-
digen, en de menigte üagt-offers, die wy door
onze doodvonnisfen en onze proceduures aan
het Recht zullen hebben opgeofferd, met
traanen zal beweenen; gelyk wy nu onze
voorouders en de nog in duisterheid wande-
lende volkeren berispen over het menfchen-
bloed, dat zy als een aangenaam offer voor
hunne goden hebben vergoten. Zy wisten
toen niet hoe men het Opperwezen moet
eeren, en wy heden nog niet hoe men
Rechtvaerdigheid moet bevorderen.

Frankryk over zekeren getortureerde en geëxecuteerde, ver-
haalt in de Rotterdamfche Courant van den
I7den Mey
van dit Jaar 1777.

EINDE,

Lki

-ocr page 116-

V gt;

-ocr page 117- -ocr page 118-

.\'\'^\'■^■p-\'-^ \'M

j.

vi-f

-ocr page 119-

I e/x-, I

mssm

RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT

1156 1945

-ocr page 120-