-ocr page 1-

BR.16Z3.I.17.

-

m

-mm

/wh\'««»-,

-ocr page 2-
-ocr page 3-

}

Üü-

/

.fei-\'■

- it -i\' quot;\'

it -

-ocr page 4-

quot;ïquot; -

;

r

....... . ^

i- ^ - ...... ^

-ocr page 5-

over

HET GRONDWETTIGE, NUTTIGE
EN NOODZAKELIJKE

der

JURY

IN

NEDERLAND^

door

M.\' a VAl^ DER MEER MOHR,

Advocaat te Goes,

TE ROTTERDAM, BIJ

J. IMMERZEEL, juniob.
1823.

\' /

-ocr page 6-

wmm.

Itrr

-V —

-T \'T A T \'quot;Tnbsp;r r. Ti,,\'

-ocr page 7-

A JN DEN LEZER,

Al wat de hennU onzer örondwêt ^ hoe tigt;ei-
nig zulks ook zijn moge^ bevorderen kari^ is
beiartgrijh en de Opriierhing van ieder bemin-
naar zijné vaderlands wadrdig.nbsp;Öók dé

Instellingen , Volgens het Voorschrift dief\'
Grondwet bij onze cuinfitaande wetgeving M

A ^

iWI

-ocr page 8-

iferufachten , staan met dezelve in zoodanig

verhand ^ dat zij als een gedeelte onzer Con-

\\

stitutie hunnen beschouwd worden.

Een ïk j volgens het gevoelen van desTcun—
digen en onpartijdig en, geluhhig genoeg ge-

t % quot; vnbsp;f\' t quot;f.\'nbsp;quot;nbsp;-nbsp;■ ■ f. i

weest om y,. door. \' de volgende bedenkingen
over de Jury, tot verstand of Icennis van de
Grondwet, iets hij ze brengen, dan zal ih
mij voor mijnen arbeid beloond vinden
y geene
andere ielóoning ooh daarvoor bejagende
daar j wanneer al eenig voordeel voor den
Schrijver door damp; uitgave te verhrijgen ware
■geweest 3 il: het Zelve ,VOor anderen bedongen
had, ^nbsp;. \' ■

. :^Dat ïk mijn?^ naam op het titelblad heb la-
ten drukken y geschiedt niet uit praal- of

-ocr page 9-

mm

ÉT^

roemzucht y maat -alleen ^liit bvèVtuiging , dat
dce het góede Héaógt \\^%icH\'Jietzeive bij öpen-^^
haringnbsp;. • vi

/X\' ^acZ mijne Bedenkingen liever in het
Mengelwerk van het mtftiantéddê Tijdsckh^y
de
VaderJandsche Letteroefeningen , geplaatst
gezien: dan, hoezeer men eenige waarde aan
mijne
Bedenkingen scheen toe te hennen, was
echter de Redacteur van oordeel, dat dit
stukje voor een
letterkundig Mengelwerk min-
der geschlht was. Een Regtsgeleerd Tijd-
schrift met regtsgeleerd Mengelwerh is mij
in het noorden van ons Rijh niet bekend^
hoezeer hetzelve ook nog onder de tegenwoor--
dige wetgeving wenschelljk ware.

-ocr page 10-

, Jh behoeve hier nieU, meer hij te yo^g^en ^

den Lfizei^^yer^^ m^ne Beden^ïigea

te hmnen vermjzen . m de beoordeeling der^,
zelve aan zijne onzijdigheid over te laten^

Anbsp;...quot; ...nbsp;, - .

December

-ocr page 11-

I \' u

l\' y^v i \' -i

. . .. , . _!

^ .1 . ■ .1

(reene moeijelijker roeping, geene gewigtig.er ,
bemoeijing , dan \'s menschen daden naauwkeu- f
rig te beoordeelen. Daden . worden ons uiier- -)
lijk voorgesteld, en de schijnbare vorm derf.?,
zelve geeft aanleiding tot eene oppervlakkige^
bepaling van den aard en de hoedanigheid; de-\'
zer verrigtingen: maar meerendeels blijft het
voor den mensch verborgen, of zijn natuurge-\\
noot met die gezindheid is te werk gegaaii,
dat het gebeurde met zijnen wil overeenko.m-
stig was. Heeft hij zijne meening duidelijk
aangewezen, dan kunnen wij; hem geiooven,
■A4

-ocr page 12-

•wanneer geene redenen meer denkbaar zijn,
■waarom langer eenige twijfeling te voeden. Ia
het bijzonder wordt d-e wilsbepaiing moeijelijii
en gewigtig bij de beoordeeling der daden van
medeburgers, waardoor bet naaatschajipelijk ver-
drag wordt geschonden, betzij door na te la-
t

ten, betgeen de wet geboden, of te doen,
hetgeen de VVei-gt; vrr verboden beeft. Want,
hoezeer uiterlijke daden, zonder derzelver oor-
zaken in overweging te nemen, door welke de
dader quot;tot de daad is overgegaan, en dus^ in
uiterlijk vobrkomén beschouwdreeds misda-
den\'vertOonen, kunnen dezelve echter, zonder
scbenditig der Regten van den mensch, niet
gestraft \' worden , Voo-f -en \'aleer bewezen is ,
dat \' de bedrijver zoowel
zedelijk wetende
wat eö doelende op\'hetgeen hij deed, ais
zin-
nelijk
liiet geheele wilsvrijheid gehandeld heeft.

t Wanneer nu alleen de daden gestraft wor-
den, zonder daarbij Hl acht te nemen de mee—
ning, met welige dezelve gepleegd zijn, ware
weliigt ieder tot bet Regierambt geschikt j

-ocr page 13-

iiijalclien hij slechts zijue gewone zintuigen cn
die verstandelijlce hoedanigheden te baat nam,
weike hem bij zijne dageiijksche venigtingen
behulpzaam zijn. Maar de verstandelijke ver-
mogens van den misdadiger op te. sporen en
met zijne daden te vergelijken, doel van uit-
werksel, Sjiaoodlieid van onvoorzigtigheid, dwa-
ling van opzet, verleiding van viijwillige han-
deling , te onderscheiden, is alleen den gevfo-
nen Regter mogelijk, die doo-r oefening, on-
dervinding en A^olharding een
onderscheiding-
vermogen
heeft verkregen, door hetwelk hij,
op eeuige weinige uitzonderingen na, bewaard
wordt den schuldigen door vrijspraak op niémv
in de gelegenheid te stellen zijn\' evenmensch
te benadeelen, en den onschuldigen door ver-
oordeeling als een nuttig lid aan de maat-
schappij te onttrekken. Te regt is dan de
Heer
pelacroix (i) van oordeel, dat een goed

(1) Zie Les Meditations et Souvenirs du Spectateur
fra/içais par M.
DELACROIX, Juge à Fermilles, p, 344—
Paris 1819.

A 5

-ocr page 14-

lijfstraffelijk Regter niet alleen de wet moet
kennen j maar dezelve ook op de personen wel
behoort te kunnen toepassen en met billijkheid
de omstandigheden in aanmerking nemen. »Ua
»tribunal,quot; zegt hij woordelijk, »composé des
3) Magistrats doués de ce précieux discernement;
»serait peutêtre pour tous les citoyens une
»plus sûre garantie de leur honneur et de leur
»sécurité que l\'établissement du Jury.quot; Merk-
waardig xs dit gevoelen van een Fransch Regts--
geleerde en Regter j vooral van een\' Man als
de Heer
Delacroix , die in het aangehaalde
geschrift getoond heeft, noch het oude in al-
les te willen herstellen, noch een doldriftig
voorstander van ai het nieuwe in zijn vader-^
land te zijn. En al is die regtsgeleerde van
gevoelen, dat men zich bijna niet vleijen kan.
zoodanige Regtbank daargesteld te zien , ik
durve gerust beweren, dat de meerde/heid on-\'
zer Regters, -immers in de voormaals veree-
nigde Nederlanden en in de laatste vijf en
twintig jaren, getoond hebben, dat vorderingen

-ocr page 15-

in wijsbegeerte en zedekunde aan hen niet
vreemd ?;ijn gebleven, en zij daardoor zich,
zoodanig onderscheidingvermogen of
discerne-^
ment
hebben eigen gemaakt. Ik vond bij den
genoemden Schrijver dan ook mijn gevoelen
eenigermate uitgedrukt, dat eene regtspleging
door Gezworenen voor de Maatschappij of der-
zelver Leden gevaarlijker en minder nuttig kan
zijn, dan de gewone door regtsgeleerde Reg^
ters (i), Een geyoeleri door de ondervinding
ï)ij mij bevestigd. ,

_Dit een en ander gaf mij nu nog zelfs, niet-«
tegenstaande zoo vele schriften van uitmunten-
de Regtsgeleerden, aanleiding om te vragen,
of
de JURY in de Gewesten der voormaals
vereenigde \'Nederlanden nuttiger en noodzake-^
Ujher is, dan de Instelling van Regtbanhen
of Hoven bij de Grondwet voorgeschreven, in

(i) »Ce qui rend trop souvent Ia position d\'un Juré
»très pénible, c\'est de nuire à la société par une indul-
^ gence funeste ou d\'y repandre la terreur par une sévérité
^ aveugle et uniforme.quot;
Delacroix ter aangehaalde plaats.

-ocr page 16-

welke Regtsgeleerden zoowel over de daad als
over de strafbepaling uitspraak moeten doen?
Ik zegge met opzet Instelling hij de Grond-
wet voorgeschreven,
nbsp;ik op aannemelijke
gronden geloove te kunnen beweren , dat de
Instelling eener regtspleging door Gezworenen
niet alleen bij onze Grondwet niet is voorge-
schreven , maar ook tegen dezelve strijdig zou
zijn. Het kan weliigt in den tegenwoordigen
tijd doelmatig zijn, eer dat ik over de nuttig-
heid en noodzakelijkheid der Jurj in onze Ge-
westen mijn gevoelen voordrage, de voorschrif-
ten der Grondwet, rakende de Regtspleging in-
liet Koningrijk der Nederlanden, nader te on-
derzoeken.

In de geheele Grondwet vindt men noch
woorden, noch zaken geschreven en uitge-
drukt, welke over
eene Juiy kunnen doen den-
ken : in het bijzonder wordt in bet vijfde
Hoofdstuk,
over de Justitie sprekende , geen
gewag van die instelling gemaakt. Artikel
bepaalt uitdrukkelijk, dat bet beleid der Cri-

-ocr page 17-

minele Justitie (onder welke woorden, ik ge-
loove, dat lijfstraiFelijke regtspleging mede ver-
staan wordt) Bij uitsluiting aan de Provinciale
Hoven en de Regtbanken , .welker oprigting
daartoe zal noodig bevonden worden, wordt
toebetrouwd. Maar ook de Instelling eener regts-
pleging door Gezworenen zou met de Grond-
wet strijden.

De Instelling eener regtspleging door Ge-
zworenen is aan bet gebeele Koningrijk der
Nederlanden vóór den jare 1794 geheel vreemd
geweest. Dezelve was op het geheele vaste
Land onbekend , tot zoo lang als de Omwen-
ling, dezen voor Fi^ankrijk welligt goeden vrucht-
boom , aldaar en bij vervolg door overheer-
sching in andere Landen had overgebragt. Uit-
sluitend is de Jury van Engelschen oorsprong 5
en, wordt de naam van
Gezworenen al eens
in eenige Kostümen der Nederlanden gevonden,
die Gezworenen hebben niets gemeens met
de zoodanige , over welken thans gehandeld
quot;Wordt. Dit is het gevoelen van den Heer

-ocr page 18-

MEIJER (i); een liian, öp wien ons Vaderland
zich iieroemt, en die beter dan ieder ander
in dé gelegenheid is geweest de bedoelingen te
kennen, welke de na te meldene Commissie tot
herziening tan de Grondwet der Vereenigde
Nederlanden gehad heeft bij het ontwerpen van
het vijfde Hoofdstuk der tegenwoordige Grond-
•wet. Dwale ik met vele anderen, zoodanige
bevoegde Regters Spreken ons tegen; hunne
teregtwijzing zal mij en ieder beminnaar zijns
Vaderlands en voorstander van \'s volks regtenj
welgevallig zijn.

Wel nu, de Jury eeiie instelling zijnde aan
de zeden en gewoonten der Inwoners van de
Vereenigde Nederlanden, derzelver huishoude-
lijk bestuur en inrigtingen, door eeuwen be-
proefd, geheel vreemd, was en kon dan Ook
niet door den Ontwerper of de Ontwerpers der
eerste Grondwet voorgesteld worden, bij wel-

(1) Esprit, origine et progrès des Institutions Judiciai-
res,
Tome II. pag. i48, 149, iSz et 187,

-ocr page 19-

ker zamenstelling een gepast mistrouwen voor
loutere bespiegelingen gebeerscht heeft, en die
niet éene vrucht van het vernuft, maar bere-
kend was naar de behoeften der Natie in het
begin der negentiende eeuw (i). De Instelling
der Jury zou dus zeer zeker tegen de eerste
Grondwet gestreden hebben, wijl noch de ze-
den, noch de gewoonten, noch de inrigtingen
der Vereenigde Nederlanden, volgens het uit-
gedrukt gevoelen van den Heer
meijer, aan
eene regtspleging door Gezworenen kunnen doen
denken. Trouwens w\'oV de daarstelling van
het IConingrijk der Nederlanden heeft niemand;

zoo verre ons Lekend is, er aan gedacht, dat
de Ontwerpers der Grondwet of de Aanzienlij-
ken , welke dezelve hebben goedgekeurd, in de
bepalingen van het vierde Hoofdstuk, hande-
lende
over de Justitie, eenige aanleiding zou-

(i) Zie RAïPORT der Commissie tot herziening van de
Grondwet der Vereenigde ^ Nederlanden, mn j3 JuUj
»8i5, Staatscourant If°, i8a.

-ocr page 20-

den kunnen geven tot het denkbeeld , dat daat
de Instelling eener regtspleging door Gezwore-
nen wel kon bedoeld zijn. Integendeel, men
had dan bij de voordragt of bij de Grondwet
zelve met een woord gewag er van \' gemaakt,
Ondertusscben deze Grondwet is
rog die des
Koningrijks der Nederlanden ; maar
herzien.
En nu verklaren de Gecommitteerden tot die
herziening; )) dat de gronden tot opbouw der
)) regterlijke verordeningen, in de eerste Grond-
)) wet gelegd j grootendeels overeenkomstig
Wa-
rren met de Oud-Hollandscbe instellingen en
»wezenlijk niet van die der Belgische Provin-
)) cien afweken/^ »
Wij hebben,quot; zegt de Com-
missie , »
dezelve behouden,quot; Is bet nu niet
tegen te spreken , dat de Jury geheel
vreemd
aan de Vereenigde Nederlanden was tot op bet
oogenblik, dat een Vreemdeling, onder eenige
goede en vele nadeelige nieuwigheden, ons de-
ze met de Oud-Hollandsche Instellingen niet
overeenkomstige inrigting opdrong , dan is het
ook buiten kijf, dat dezelve in de eerste

-ocr page 21-

Grondwet niet is overgenomen; en vermits de
gronden dezer Grondwet betrekkelijk de reg-
teriijke verordeningen zijn beiiouden, en dus in
de tegenwoordige Grondwet voor bet Koning-
rijk der Nederlanden dezelfde zijn, is de ge-
volgtrekking aannemelijk, dat de Jury eene in-
stelling zou zijri strijdig tegen de woorden der
Grond-svet , en niet overeenkomstig met den
wil van Vorst en Volk in dezelve uitgedrukt.
Dit alles ware voor uitbreiding vatbaar, maar
wij moeten ons baasten, om dan ten overvloe-
de , niettegenstaande
eene regtspleging door
Gezworenen niet
Grondwettig zoude zijn, te
onderzoeken, of de Jury nuttiger en noodzake-
lijker voor de Gewesten der voormaals Veree-
nigde Nederlanden zou zijn, dan de Instelling
van Regtbanken en Hoven, bij de Grondwet
voorgeschreven, en in welke aan Regtsgeleer-
den zoowel het onderzoek en de beslissing der
quisstio factt hls juris in het lijfstrafFelijk ge-
ding wordt opgedragen?

13

-ocr page 22-

Veel is er in de laatste jaren in Frankrijk en
Duitschiand over de Jurj gesclireven j hetgeen
ik\'er van gelezen heb, zelfs kortelijk voor te
dragen, zou mij de tijd niet toelaten, welken
ik van mijne dageiijksche werkzaamheden tot
dit geschrijf moet afnemen. Daarenboven zou
de nalezing of opsporing voor den Lezer te.
moeijelijk zijn. Gepaster scheen het mij dan
toe om tot leidraad mijner Bedenkingen te ne-
men, hetgeen in het jaar 1819 door vaderland-
sche Regtsgeleerden opzettelijk tot aanbeveling
der instelling van de Jury is in het licht ge-
geven. In het
zesde stukje der fraaije Brief-
wisseling van eenige Regtsgeleerden over de
aanstaande JVetgeving
wordt een beknopt uit-
treksel van het Berigt der Pruissische Commis-
sie over de Jury gevonden ; en van hetgeen
aldaar gezegd wordt, zal ik gebruik maken tot
bereiking van mijn oogmerk. Vrepmd echter
is mij het denkbeeld , om de gronden door
Mannen, als van wege het Pruissische Gouver-
nement daarmede belast waren, voor de Jury

-ocr page 23-

gelegd, te willen wederspreken: Letgeen voor
Duitschland daarenboven nutlig kan zijn, zal
ook voor Nederland daarom niet noodzakelijk
wezen. Ook wil ik met den Regtsgeleerden,
die dit beknopt uittreksel beeft geleverd, niet
in bet strijdperk daarover treden mijne krach-
ten zouden dan aan mijnen wil niet voldoende
zijn : ik make echter van diezelfde heilzame
vrijheid gebruik , welke de Grondwet ons
waarborgt:, om mijne gedachten
tegen gemelde
Instelling mede te deelen, ais de Briefschrij-
ver
voor dezelve gedaan heeft. Dan ier zake.

Het gevoelen van verstandige en bij de be-
waring van eigendommen en persooniijke vrij-
heid meest belang hebbende Ingezetenen, kan
voor den waren volkswil gehouden worden. Bij
de eerste proef nu, welke de Fransche Ambte-
naren van de Jurj in de flollandsche Departe-
menten van het voormalig Keizerrijk genomen
hebben, bleek het reeds, dat verstandige man-
den en regtsgeleerden deze Insteliing onge-
schikt voor onze zeden en behoeften oord cel\'»

-ocr page 24-

den. Tot het einde des jaars i8i5 als Advo-
caat hij het Hoog Gereglshof in den Haag
praktizerende, had ik meermalen gelegenheid
ora mij te overtuigen, hoe gering de voordee-
len der regtspleging door Gezworenen voor
onze vaderlandsche Maatschappij waren j ja zelfs
schadelijk was deze regtspleging en kon over-
zuiks niet opwegen tegen onze vorige ,en; te-
genwoordige , ook met derzelver gebreken,
welke m door ondervinding e/z door bekend-
heid met het goede der Fransche wetgeving
weldra, zoo wij hopen, zullen verdwijnen. Die
overtuiging was ook bij mannen aanwezig, die
de sieraden van de Balie bij gemeld Hof wa-
ren. Gezworenen , waartoe veelal verstandige
en gegoede personen waren gekozen, Baadshee-
ren, aanzienlijke toehoorders, ja zelfs de ge-
mengde volksmenigte boorde men bij veie ge-
legenheden deze Instelling ten hoogste afkeu-
ren. Het was aldaar, even als bij andere zit-
tingen der Hoven in den Haag, Amsterdam en
elders, dat de zoogenaamde openbare meening

-ocr page 25-

bekend werd/ en zonder de bepalingen van bet
Besluit van ii December /8/3 te willen ver-
dedigen, wijl vele van hetzelve mij evenzeer,
als aan anderen, door overhaasting ondoelmatig
voorkomen, moet ik echter dit aanmerken, dat
de Ontwerper of Ontwerpers van dat Besluit,
-welke ik niet kenne, noch hunne gronden van
voordragt, geene zoo gewigtige instelling der
Fransche wetgeving zouden afgeschaft hebben,
bijaldien zij zich op den volkswil , die der
verstandige en gegoede meerderheid , niet kon-
den beroepen. Ik kan niet denken, dat baat
of tegenzin voor Frankrijks wet
alleen hunne
pennen bestuurd heeft j want waarom dan niet
te gelijktijdig het motiveren van vonnissen ^
het toevoegen van verdedigers aan beschuldig-
den, het onvoldoende van schriftelijke verkla-
ringen en meer dergelijke voortreffelijke voor-
schriften der Fransche wetboeken afgeschaft?
Was nu de afschaffing der Jury overeenkomstig
ïnet den ■ wil der ingezetenen van de voormalige
Vereenigde Nederlanden , daarin hebben de gü-

B 3

-ocr page 26-

beurtenissen en liet tijdsverloop van i8i3 tot
iBaS geene algemeene verandering gemaakt.
En men zegge niet, dat niemand ziGli in het
openbaar tegen deze regtspleging heeft doen
hooren. Ik zou aanzienlijke en kundige man-
nen kunnen noemen, die met mij van gevoe-
len\' zijn , dat onze eerste en tegenwoordige
Grondwet de Jury heef!; verworpen. Waartoe
dan veel geschrijf? Maar daarenboven j men
was overtuigd, dat de groote meerderheid der
Natie deze instelling wraakte j en hoezeer het
gevoelen van eenige onpartijdige regtsgeleer-
den , onder welke wij zeer zeker de Schrij-
vers der aangehaalde Briefvtisseling rangschik-
ken, alsmede de denkbeelden van eenige wei-
nige doldriftige aanklevers van al wat Fransch
■of vreemd is, geopenbaard waren , ten voor-
deele eener regtspleging door Gezworenen, zal
men echter in ernst niet willen beweren , dat
de meerderheid der inwoners van onze Gewes-
ten , die over de zaak kunnen oord celen , ja
zelfs geen aanzienlijk getal derzelver de Jury

-ocr page 27-

térug^ verlangden. Eindelijk liet vertrouwen,
hetwelk Hollanders, Vriezen, Zeeuwen en an-
dere ingezetenen onzer Provinciën in hunne
Volksvertegenwoordigers nu en in alle oogen-
blikken, vooral in de laatste jaren, gesteld
hebben, bewaart bij de meesten het denkbeeld ,
dat, bijaldien deze Instelling voor onze Maat-
schappij nuttig en noodzakelijk ware, de meer-
derheid alsdan dezelve zou aannemen of voor-
stellen, en alzoo de voorstellingen of geschrif-
ten, tot invoering van zoodanige regtspleging,
van bijzondere personen of besturen niet altijd
vereischt worden, zonder daartoe aangezocht
te zijn. Dit gevoelen kan uitzondering dulden
in zaken van plaatselijk of gewestelijk belang,
wijl ieder in zijn gewest, stad of gemeente het
best met de behoeften bekend is: het Hoofd
van den Staat, met gemeen overleg der Staten-
Generaal, zal alleen het geschiktst instellingen
van algemeenen invloed op de geheele Natie
kunnen beramön en vaststellen. Verklaren, ge-
lijk
iii Braband of elders in het zuiden des

B 4

-ocr page 28-

Rijks geschied is, de Staten des Lands zich
voor deze of gene instelling, wij moeten dan
hopen, dat \'s Vorsten raadslieden deze wenschen
niet in den wind zullen slaan, maar overwe-
gen, of dezelve tot eenen algemeenen maatregel
of voordragt aan den Koning aanleiding kunnen
geven.

.. De wensch der inwoners van de voormalige
Vereenigde Nederlanden kan dus hier tot geen
grond voor de wederinvoering der regtspleging
door Gezworenen gelegd worden.

Onder de bijzondere voordeden, welke de
regtspleging door Gezworenen ten gevolge
heeft, wordt opgegeven, dat de uitspraak over
de daad aan een\' ander\', dan die over de straf
op de daad gesteld uitspraak doet, wordt op-
gedragen. Wij willen voor een\' oogenblik eens
aannemen, dat in die afscheiding eene volstrek-
te noodzakelijkheid gelegen zij; dan volgt er
echter nog niet uit, dat deze wijze om over

-ocr page 29-

misdaden vonnis te vellen onafscheidelijk van
de Instelling der Jury is. Wil men volstrekt
die afscheiding, waarom zou men dan niet aan
de eene regtbank of afdeeling van dezelve de
uitspraak over de daad, aan de andere di- over
de strafbepaling kunnen overlaten ? Of zou men
het ongerijmde dénkbeeld willen opdringen,
dat Regters, dat zijn regtsgeleerde beoordeel-
aars van eene daad, minder dan gewone per-
sonen geschikt\' zijn om over dezelve, als mis-
daad aangeklaagd, te oordeelen ? Dat ondertus-
fchen personen, geene regtsgeleerden zijnde, het
regterambt moetende uitoefenen, in ons vader-
land zich daarmede ten allen tijde bezwaard
gevoelden, wordt bewezen door derzelver wijze
van handelen, wanneer het er op aan kwam om
over schuld of onschuld uitspraak te doen. De
Schepensbanken en andere Criminele Vierscha-
ren namen hunne toevlugt tot advijsen van zoo-
genaamde onzijdige regtsgeleerden, tot welken
af te keurenen maatregel in sommige gewesten
de opperste magt den Regter had verpligt. En

B 5

-ocr page 30-

die onder de Fränsche lieerscbappijf Gezworene
is geweest, weet, dat bijna altijd, wanneer er
zicli onder de Gezworenen regtsgeleerden van
naam bevonden , de overigen er niet alleen op
■gesteld waren, dat deze het eerst hun gevoelen
■uitbragfen, maar te meermalen de gedachten
■van die regtsgeleerden over de zaak als hun
gevoelen opgaven. Zelfs heb ik regtsgeleer-
-den, wier invloed op anderen, ik als zoodanig
quot;kende, gewraakt, en bij welken ik overtuigd
was door redeneringen, die meer op het ge-
voel dan op datgene, wat als bewijs den Ge-
-zworenen eene overtuiging kon geven , niet dat
te kunnen bewerken, hetwelk ik meermalen bij
andere Gezworenen te weeg bragt. Onze Ge-
zworenen, hoezeer onder dezelve de kundig-
sten, verstandigsten en braafsten van den lande
■geteld werden, wilden dan wel weten, dat zg
-de zedelijke waardering van het gebeurde en
de beoordeeüng , onder welke misdaad hetzelve
gerekend moet worden, niet zoo min bezwarend
Vonden als men een en ander voor een Gezvvo-

-ocr page 31-

wnen, geen regtsgeleerden , wil doen voorko-
men. Integèndeei de onderscheidingen , door
hunne regtskundige Ambtgenooten gewaakt,
hadden dikwerf welligt eenen te eenzijdigen
invloed op hunne uitspraken voor beklaagden
of de maatschappij.

En men zegge niet, dat het genoeg is, dat
ieder weet, wat onschuldig, wat misdadig is,
wat de misdaad strafwaardiger of verschoonlij-
ker maakt : voorwaar denkbeelden over schuld
of onschuld, strafwaardigheid of verschoonlijk-
heid van bijzondere personen worden dan in de
plaats der wet gesteld. Daarover, zijn verschil-
lende gevoelens , even als over betgene billijk
of onbillijk is: maar nu komt de Wetgever
tusschen beiden , en bepaalt, wat misdaad is,
wat straffeloos kan verrigt werden, wie ver-*
mindering j wie verzwaring van straf verdient.
Het is echter juist de wil des Wetgevers,
welke dan moet gekend en gevolgd worden,
hetwelk alleen aan regtsgeleerden het best moet
borden geacht bekend en toevertrouwd te zyn.

-ocr page 32-

Op die niet regtskundige beoordeelaars en blin-
de opvolgers eener denkbeeldige billijkheid eii
regtvaardigheid is dan toepasselijk het gezegde
van onzen grooten
bijnkershoek (i): » nunquam
)) magis periclitari opes hominum, quam si Ju-
)) risprudentia cerebrina occupaverit judicia, si
» non ex jure, sed ex arbitrio, lubrico iilo et
gt;) incerto manus conseratur. De. aecjuitate si om-
)) nibus unamens esset , frustra fuisset leges
» scribere, sed quia Maevio aequum videtur,
)) quod Titio iniquum, dissentientibus
superve-
)) nit legis auctoritas.quot;

Die wet nu kennen kundige Reglers j alle
anderen moeten noodwendig zich bij de uit-
spraak over dood of leven
minder gerust na
dezelve gevoelen, dan de bekwame Regter, die
dwalen konde, maar die in zijne regtskennis
en ondervinding in de lijfstralFelijke regtsple-
ging meer waarborgen voor de regtmatigheid \'
zijner oordeelvelling, dan een ander , vinden
kan.

- (i) Oès: Jur, Rom. praef. pag. 2 et 3.

-ocr page 33-

- Eindelijk zal het dan wel onder de nooit te
vervullene wenschen blij ven , dat de wetten
zoodanig geschreven worden, dat ieder dezelve
verstaan kan, en overznlks alle verstandige in-
gezetenen, hoezeer van beroep geene regtsge-
leerden, tot het regterambt geschikt worden.
Hoe verre de Fransche wetgevers met bunne
zoogenaamde duidelijkheid der wet voor \'t volk
het gebragt hebben, kan men het best ont-
dekken bij de doorbladering dér verzameling
van de vonnissen en gewijsden der Regtban-
ken en Hoven van dat Rijk, alwaar de zooge-^
naamde
Jurisprudence reeds meer, dan de wet
zelve, beslist heeft.

Kan men ook voor de wederinvoering der
regtspleging door Gezworenen in
onze Gewes-
ten aanvoeren, hetgene voor het behoud der-
zelver in andere landen \\^ordt voorgedragen,
namelijk, dat de eed, door Gezworenen afge-
legd, hunne persoonlijke boedanigheden, door

-ocr page 34-

welke zij zicti hunne verkiezing hebben waar-
dig gemaakt, en hunne goede wil, als \'t ware ,
meerdere gerustheid en veiligheid voor beschul-r
digden en den Staat zouden geven, dan de ge-
wone Regter?

Is het eene waarheid, op menschenkennis en
ondervinding gegrond , dat eene gedurige her-
hal ing van de verhevenste plegtigheden en aan-
roepingen van het Opperwezen het hart einde-
lijk koeler maakt en de zielsaandoeningen meer
en meer vermindert 5 heeft men met regt onze
Volksvertegenwoordigers tegen de vermenigvul-
diging der eedsaflegging in onze belastingwet-
ten h ooren spreken y dan is het ook eene toe-
passelijke waarheid op Gezworenen, die meer-
malen tot de beoordeeling der daden hunner
medeburgeren moeien geroepen worden.
- De echte Nederlander heeft geen\' indruk
eener volksmenigte noodig, om hem aan des-
zelfs pligten , welker vervulling hij
eens pleg-:
tig, met aanroeping van zijnen Schepper, be-
looft heeft, te herinneren. Iedere dag, op

Ji

-ocr page 35-

Weifeen hij regt spreekt, zou hij de minste af-
wijking zijn geweten hem dan niet aan het
uur doen denken, toen hij zich voor altijd
tot de getrouwe waarneming zijner bediening
verbond ? Ik waardere den alouden en weJver-
iregen naam en roem van trouw en eerlijkheid
mijner Landgenooten te hoog, dan dat ik zelfs
door eene weliigt zwakke verdediging den
glans dezer deugden mijner medeburgeren zou
willen doen verflaanwen.

Maar is dan de keuze onzer Regters zoo al-
gemeen slecht geweest, dat dit eene rede of
een voorwendsel kon worden tot wederinvoe-
ring der Jury? Zoo verre mij bekend is, vindt
men (i) in onze regtszalen kundige, brave en

(i) Wij voegen er bq , dat zoodanige Regters altijd in
de Vereenigde Nederlanden ge on den werden. Hoe sleclit
en verwerpelljlv de Heer
meijer de oude Hollandsche
Instellingen en sommige Regenten ook voorstelt , verzacht
l^ij echter deze weliigt te gestrenge oordeelveiling, met
lt;3eze verklaring : «heureusement q.ie , dans 1\'application
*i\'\'ntégrilé des magistrats, et surtout leur inco.ruptibi\'Ii-
Don seulement tempérait les effets qu\'on aurait pa

-ocr page 36-

welwillende Reglers j en de weinige uitzonde-
ringen zijn niet aan het regterambt toe te
schrijven, om bij voorkeur de verrigting van
een\' Gezworenen daarvoor in de plaats te stel-
len 5 maar aan diegenen, welke wel eens te
veel gehoor hebben gegeven aan aanbeve-
lingen van vrienden, betrekkingen van bloed-
verwanten en wat daarmede al gelijk staat, en
niet braafheid met kunde vereenigd, uitslui-
tend als de eenige en voldoende aanspraken op
e^enfe regterlijke benoeming\'waardeerden.

En al het goede, hetwelk de openlijkheid
der regtspleging op de Gezvs^orenen uitvyrerkt,
is van toepassing op de Reglers. Wanneer
dus die openlijkheid, onder zekere bepalingen,
in onze aanstaande wetgeving, hetgeen wen-
schelijk is, wordt gevorderd, dan zal ook het

B craindre de ces institutions , mais que telle était l\'auste-
».rité et
Iîx puissance des moeurs, que dans aucun pays
)) de l\'Europe peutêtre la Justice n\'était administrée avec
»plus d\'équité.quot;
Esprit, Orig. et progrès des Inst. Jud.
Tom. IV. p:.g. 189. No,te 1.

-ocr page 37-

algemeen op alle wederregtelijke daden kunnen
letten, en daarvan , des noodsgetuigenis af-
leggen. Behoeft dan al een Regter zijn\' Amhl-
genoot niet in eiken oogenhlik , als een be-
spieder, gade te slaan, de geringste afwijking
zal echter niet onopgemerkt blijven. De Reg-
ter, die onverschillig of ongeduldig zich toont,
stelt zich evenwel aan dezelfde minachting
bloot, en kan, dit bij herhaling geschieden-
de, wanneer zulks bij de Wet, als eene reden
tot wraking, hetgeen nuttig ware, wordt be-^
paald, door de beledigde partij geweerd wor-r
den.

Het spreekt van zelfs, dat ik, hier altijd
van Regters sprekende, personen bedoeld heb,
die door beproefde eerlijkheid en kunde waar-
dig zijn deze gewigtige bediening waar te ne-
men j maar vooral van Regters, die door eeiï
onafhankelijk bestaan, verzekerd door eene aaii
hunne werkzaamheden geëvenredigde belooning.
Voor hun leven, noch de gunsten van partijen^
noch van boogere Ambtenaren verpligt zijn
fcejagen,\'nbsp;G

-ocr page 38-

Men heeft ook in de betrekkingen van hel
regterambt tot het Volk, en in de meerdere
bekendheid van Gezworenen met hunne mede-
burgeren , dan de gewone Regters, eenen grond
gevonden tot behoud of wederinvoering van de
Jury. Men meent, dat Regteis, alleen zich
met het uitoefenen hunner bediening bezig
houdende, ook allengs aan den kring der Maat-
schappij onttrokken worden, eene aan het Volk
vreemde betrekking vormen.

Bedoelt men daarmede het nadeelige van een
Esprit de Corps, gelijk, b. v., de oude Par-
lementen in Frankrijk kenschetste en alwaar
het regterkleed bijna, gelijk het geestelijk ge-
waad , eene orde in den Staat daarstelde ? Voor-
waar, dan hebben wij in onze Gewesten, en
met de beperking van magten en regten in
©nze Grondwet , daarvoor niet te vreezen j
vooral wijl in ons Vaderland de meeste Reg-

-ocr page 39-

ters door immie inaatschappeSijke / Imisseiijke
en andere betrekkingen zoo dikwerf met ande-
re personen in aanraking ikomen, dat ook hun-
ne bem.oeijingcn zich tot .andere zoowei ais tot
regterlijke zaken uitamp;lrekken. Daarenboven ,
voor zoo veel meii zich berinneren .kan, gaf
geen Hpf, geene Eegtbank, of andere regter-
lijke magt in de Vereenigde Nederlanden van
de verkeerde uitwerkselen van een
Esprit de
Corps eenige blijken. En waarom, vragen wi|,
zou het Volk, in de Eegters hu^nne Overheden
beschouwende, van de ontdekking der waar-
heid aan den regtsgeleerden Regter eerder te-
ïug gehouden worden, dan aan hunne gezwo-
rene medeburgers? • , _

Weet men dan niet,, dat onze Natie te allen
tijde den hoogsten eerbied aan wettig daarge-
stelde magten betoonde? Leert ons dé geschie-
denis niet, dat bij alle gebeurtenissen, weliigt
die der Spaansche dwingelandij uitgezonderd,
^Q burgers eene doelmatige gehoorzaamheid aan
liunne Overheden betoonden, ja zelfs zich zeer

C 3

-ocr page 40-

zeldzaam de berisping hunner ambtsverrigtin-
gen veroorloofden? Integendeel, zoodanig, ge-
loove ik, dat ons volkskarakter zich altijd ge-
toond heeft , dat , hoe hoog verheven door
schatten, adelbrieven of eeretitelen andere in-
gezetenen ook waren, de bewustheid van ge-
lijkheid en vrijheid voor en volgens de Wet;
vooral in Holland, ieder , bij opvolging van
wet en burgerpligt , zich onafhankelijk van
den anderen deed gevoelen j terwijl de acht-
haarheid en voor gunst of persoonlijke aanbe-
veling ontoegankelijke onpartijdigheid onzer Reg-
ters , alle vertrouwen aan onze medeburgers in-
boezemde om, onder plegtigen eed, de waar-
heid aan het Geregt te openbaren.

De voorgegevene meerdere bekendheid van
Gezworenen met hunne medeburgers is meer
denkbeeldig, dan wezenlijk. Om nu niet van
de Fransche instelling der regtspleging door
Gezworenen, over eene geheele Provincie of De-
partement te spreken, zoo willen wij voor een\'
oogenblik aannemen, dat door Gezworenen uit-

-ocr page 41-

Spraak moest gedaan worden over een Arron-
dissement of Distrilst: zal dan een Gezworene,
h. V., te Alphen wonende, de bijzondere be-
trekking voor een\' Hagenaar naauwkeuriger ken-
nen, dan een Haagsch Regter die eens inwo-
n.ers van
Alphen ? Zullen Gezworenen uit de
Gemeenten ten platten lande den goeden naam
van beklaagden of getuigen uit de steden beter
béoordeelen dan de Regters, in de hoofdplaats
Van het Distrikt wonende, die der landlieden ?
Kunnen Gezworenen uit de steden de geheime
drijfveren van partijdige opgaven of gedeelte«
lijke achterhouding der waarheid van dorpelin-
gen beter nasporen, dan de Regtbank van het
Distrikt , welker leden daarenboven door de
waakzaamheid van den Hoofdofficier of Procu-:
reur des Konings naauwkeuriger en meermalen
in de gelegenheid zijn de yerrigtingen eens
beklaagden of getuigen te weten te komen ;
ai
Inlijft het openbare Ministerie, gelijk in de
^fansche wetgeving zeer wijs en heilzaam be-
paal(i is, den schuldigen zoowel vervolgende,

G 3

-ocr page 42-

als de vrijspraak des onscbuldigen vórderen-
de?

- Wanneer nu Gezworenen altijd uit die Ge-
meente gekozen werden, ih welke de beklaag-
de en getuigen woonachtig zijn, en dus der-
zelver medeburgers waren, met hunne belan-
gen en betrekkingen bekend j dan zouden, bij
bet onderzoek der zaak , die Gezworenen wel-
ligt met meerdere persoonlijke kennis uitspraak
kunnen doen, dan de Regters, in eene andere
Gemeente verblijf houdende. Ik behoeve ech-
ter het denkbeeld niet te bestrijden van eene
regtspleging door Gezworenen , bij uitsluiting
uit dezelfde Gemeente gekozen , ten einde
meerdere bekendheid met personen dan gewone
Rpgters hebhen , te bevorderen. Maar al ware
aan zoodanige iurigiing te denken, zou dezelve
ook hare nadeelige zijde vertoonen.

Wie kent niet de bijna in iedere Gemeente
of kleine stad aanwezige verdeeldheden tus-
schen de Aanzienlijken derzelve ? En, zonder
2elfs tot tijden terug te keeren, in welke

-ocr page 43-

Terschil van gevoelens over staatsaangelegenhe-
den den eenen ingezeten zich tegen den ander
wapende , is een gedurige strijd over voorrang
en aanspraken op eer- en voordeel biedende
ambten in de Gemeenten nïet té ontkennen (i) j
ja gaat zelfs zoo verre , dat de voorkeur of
begunstiging, door deze of gene partij van
burgers eener mindere klasse, zeer zeker op
derzejver oordeel over hunne medeburgers van
een\' partijdigen invloed zou kunnen zijn.\' Het
algemeen gerucht, zoo dikwerf omtrent goed
of kwaad dwalende, werkt meermalen in eene
Gemeentè zeer verkeerd.

Onder meerdere voorbeelden , kan ik liet
Bavolgende door eigene ondervinding hiér op-
geven.nbsp;. .

Zekere dienstmeid te Z......... was be-
schuldigd van diefstal bij baren Heer. Zij had

m

(1} »L\'esprit de commune xetriclt les vues, produit la.
»servilité, excite le désir démesuré des places et des dis-
il tinctions, réduit à
l\'apattie pour le bien public et éteint
»les idées vraiment liberales
.\'l Meijeh, Esprit etc. Tome
ïy. pag.
99. Note 1.

C 4

-ocr page 44-

40nbsp;bedenkingen over de jury

de misdaad aan den bedienden der Justitie be-
kend; bevestigde die bekentenis bij den Reg-
^ ter van onderzoek ; herbaalde dezelve in het
verhoor bij den Voorzitter van het Hof; dan
op den dag vóór hare verschijning voor het
Hof haar in de gevangenis sprekende, gaf zij
mij te kennen, dat hare bekentenissen slechts
de gevolgen
van Vrees en misleiding waren,
voorgevende, dat men haär had gezegddat
eene bekentenis haar alleen, aan de- istraf zou
onttrekkenV welke zij anders niet kon ontgaan,
vermits de aan hapen-Heer oritstolene goederèn
in hare latafel waren gevonden, en -zi^ derzel-
ver\' voorgeven, dät - de bestoleiae het goed in
die tafel\' Isad gestopt,
ten einde een vermoeden
van diefstal
op haar te werpen, die zich\' met
denzei ven
aan. geen overspel wilde schuldig
maken, niet zou kunnen
bewijzen.

Ik kon dit bezwaarlijk geiooven; maar had
ook aan mijnen pligt van Verdediger te kort
gedaan, bijaldien ik een en ander bij de De-
batten niet getracht had aan het licht te bren-

-ocr page 45-

gen, om daarvan in mijne verdediging gebruik
te maken. Evenwel geen schijn van bewijs
was er voor deze gezegden, ook na het hoo-
ren der getuigen j terwijl de bestolene deze
beledigende aanwrijvingen ontkende, zonder dat
de beschuldigde iets meer dan hare gezegden
wist bij te brengen. — En niettegenstaande
hare herhaalde bekentenissen werd zij door de
Jury aan diefstal bij haren Heer onschuldig ver-
klaard. De meerderheid der Leden van de Jury

waren inwoners van het naburig D........^ en

gaven mij en anderen te kennen, dat de bekend-
heid met den ontstolenen,
die voor een bijzonder
beminnaar der vrouwen doorging, hun de voor-
gevens der beschuldigde aannemelijk had ge-
maakt, en zij daarom
maar dezelve onschuldig
hadden verklaard. De meerdere bekendheid van
Gezworenen met de beklaagde en getuigen dan
de Regters, was in dit geval de oorzaak eener
ongegronde vrijspraak.

C 5

-ocr page 46-

Jonge Regters, zegt men, zijn door gebrek
aan ondervinding te toegeeflijk ; oude , door
bet menschelijk geslaclit van deszelfs zwartste
zijde te hebben leeren kennen, te gestreng;
anderen vervallen in het tegenovergestelde ui-
terste ; eenigen kleven dezelfde uitleggingen
der wet aan, door eene reeks van geslagene
■vonnissen bevestigd ; deze verwijten kunnen
Gezworenen niet treffen.

Zelden boorden wij jonge Regters in ons
vaderland van gestrengheid beschuldigen. In-
tegen Jeel de meesten van de balie in den reg-
terstocl overgaande, herinneren zich te dik-
werf hunne aangewende pogingen om zelfs
den bij hun verdachten misdadiger vrij te doen
spreken , dan dat eene laakbare overhelling tot
veroordeel in g bij dergelijken kan worden voor-
ondersteld.

-ocr page 47-

^ip

Ik erkenne ecliter, dat men in onze Hoven
en Regtbanken Raadsheeren en Regters yindt,
die zich hij de verhooren dadelijk als beschul-
digers, in plaats van tot verontschuldiging
neigende beoordeelaars vertoonen, en zich dik-
werf meer moeite geven om den beklaagden
door vragen, bedreigingen en ongepaste belof-
ten van verzachting ,van straf tot eene beken-
tenis te krijgen , dan de openbare Aanklager
zelf; Regters, die niet alleen de ontdekking
der waarheid, maar de verooixleeling des be-
klaagden schijnen te bedoelen door denzelven,
als \'t ware , op eene zedelijke pijnbank te
brengen (i).

(i) Hetgeen een Fransche schrijver van Engeland ver-
meldt, wensehte ik, dat op alle Regtbaiiken kon toege-
past worden. B On y cherche à connaître la vérité; mais
» ce n\'est pas en faisant subir à l\'accusé une torture mo-
8 raie , en lui adressant des questions insidieuses ou cap-
8 tieuses , ou cherchant à le mettre en contradiction avec
»lui même, en interprétant une reponse dans un tout
i) autre sens que celui qu\'il a entendu lui donner.quot;
Six
fJiois à Londres en i8i6, pag. 178. De middelen, weike

-ocr page 48-

Maar gelukkig zij« de zoodanigen uitzonde-
ringen; en wij hebben in eene zaak bij het
Hof in den Haag , ten jare 1817 door mij en
eenige andere Advocaten bepleit, den Voorzit-
ter één^ der Baadsheeren hooren verzoeken des-
zelfs ondervraging van den beklaagden te ma-
tigen. Daarenboven onze Grondwet heeft, 200
veel mogelijk, in deze zwarigheid voorzien;
wanneer al gestrengheid de n^eerderheid onzer
Regters mogt kenschetsen.

In het aangehaalde Rapport der Commissie
tpt herziening lezen wij:
m dat de vervolging
)) en de bestrafBng der. misdaden in elk regts-
)) gebied toebetrouwd is aan Regters, die ook

sommige Regters van onderzoek, met voorkennis of op
aandrang van den Officier of Prokureur des Konings , aan-
wenden, ten einde den Beklaagden tot eene bekentenis te
brengen, zgn wel bekend, maar kunnen niet bewezen
worden, — Dat zulks, onder voorwendsel van eenige dub-
belzinnige of verkeerde bepalingen der tegenwoordige wet
geschieden kan, doet ware roenschenvrienden in Frank-
rijk en Nederland eene zeer spoedige afscliafEng derzelver
verlangen.

-ocr page 49-

»in burgerlijke geschillen uitspraak doen, en
»dat alzoo deze dubbele betrekking eene te
»groote belling tot strengheid matigt, welke
rJ) door eene uitsluitende oefening van het straf-
»regt welligt bij hen zou kunnen geboren
)) worden.quot;

Behalve dat door deze wijziging van het
regterambt de zwarigheid van gestrengheid
wordt weggenomen, en dus ook van deze zijde
de zaak beschouwd, de noodzakelijkheid der
instelling eener
Jury in onze Gewesten weg-
neemt, moeten wij, bij gelegenheid dezer aan-
haling van de woorden der Commissie, nog
aanmerken, dat in die uitdrukkintren van de-

O

zelve of van de Ontwerpers onzer tegenwoor-
dige Grondwet
een bewijs gevonden wordt, dat
men de wederinvoering eener Jury niet alleen
niet bedoeld heeft, maar zelfs heeft uitgeslo-\'
ten: want hoe toch zouden Gezworenen in
burgerlijke geschillen uitspraak doen, waarmede
de Grondwet aldaar ook lijfstraffelijke Regters
•wil beiasten? Dat men hier soms eene Jury in

-ocr page 50-

burgerlijke zaken zou hebben kunnen bedoelen,
geloove ik niet, dat iemand beweren zab

Het verwijt van eigendunkelijke beginselen
van uitlegging en toepassing der wet, kan,
volgens mijn oordeel, bij onze bedenkingea
over de Jury niet in aanmerking komen. Als
Regters over de daad, wanneer daarover, ge-
lijk bevorens als mogelijk is gesteld, afzonder-
lijk uitspraak wordt gedaan, hebben zij even
min als Gezworenen, bijaldien zij aan geene
bepaalde regelen van bewijs gebonden zijn,
met eene wetsuitiegging of toepassing te doenj
en kunnen ook niet, door eene reeks van ge-
slagene vonnissen vooringenomen, de wet uit
bet oog verliezen: hoezeer anders de voorstan-
ders der Fransche wetgeving er niet vreemd
van zijn om gelijke uitspraken van Regtbanken
over de wetuitlegging boven andere eigene
denkbeelden dver dezelve te stellen j iets, het-
welk zeer zeker eigen onderzoek en dus echte
vordering in uitlegkunde niet bevordert.

-ocr page 51-

Al ben ik geen voorstander der regtspleging
door Gezworenen, is echter altijd mijn gevoe-
len geweest, dat dan tijdens de werking dier
Instelling in onze Gewesten , ook behoorden
volbragt te worden de pligten aan Gezworenen
bij de Wet opgelegd. En onder de verzaking
derzelver behoorde inzonderheid deze, d-at zij
tegen hunne instructie, te vinden iii
Art, 34a
van het Wetboeh van Ujfstraj[feUjhe regtsple-
ging j
dikwerf niet alleen dachten, maar ook
spraken over de bepalingen der strafwet en de
gevolgen , welke hunne uitspraak met opzigt
tot die bepalingen voor den beschuldigden kon
hebben. Geloofwaardige Gezworenen hebben
mij meermalen gezegd, dat zij beschuldigden,
bij de minste twijfeling -van sommigen, on-
schuldig verklaarden, hetgeen zij anders niet
gedaan hadden, wanneer, volgens hunne mee-
ning, de straf op de daad niet te zwaar bij

-ocr page 52-

de Wet bepaald was en door het Hof behoorde
te worden uitgesproken. Ondertusscben han-
delden zij tegen pligt en eed : de Wet gebie-
dende, kan en moet door bijzondere personen
op dezelve geen inbreuk worden gemaakt.

En evenwel, dewijl Regters door hunne uit-
spraken de Wet, welke soms zwaar straffende
wordt beschouwd, niet kunnen verijdelen, of
volgens eed en pligt niet mogen verkrachten,
zou de instelling der Gezworenen, zoo wij de-
ze bijzondere redekaveling wel verstaan heb-
ben, verkielsijker zijn, al ware het dan alleen
pm strafwetten, met den geest des tijds stry-
dig, aan te wijzen, ter afschaffing, wijziging
en om, tot dat door den Wetgever voorzien
is, ten minste oogenblikkelijk misbruik voor te
liomen.

Maar, vragen wij, waartoe de strafwet, bij-
aldien dezelve door uitspraken van Gezworenen
krachteloos kan gemaakt worden?Ontaarden die
uitspraken dan niet in buitengewone of wille^
keurige jegtsplegingen, tegen welke de stem

-ocr page 53-

Van geieerde menschenvrienden zich verheft?
Hoe gestreng, hoe hard de Wet
ook zijn mo~
ge, zoo hing dezelve niet is afgeschaft, blijft
zij verbindende.\' Geen Regter, geen Gezwore-
ne, niemand in de burgerlijke Maatschappij
beeft alleen, of met anderen vereenigd, het
regt dezelve te schenden; door wijzigende of
ontwijkende uitspraken. Zijn de bestaande wet-
ten ondoelmatig, zijn zij verouderd en wreed,
men trachte door andere vertoogen, dan door
onwettige vonnissen, verandering of afschaffing
te verkrijgen. Wij spreken niet van de on-
toepasselijkheid der voorbeelden, die men uit
de geschiedenis der Engelsche of andere regts-
plegingen aanhaalt, op de tegenwoordige wet-
geving in ons Vaderland, alwaar het Fransche
Strafwetboek , hoezeer door velen en teregt
verre beneden het burgerlijk Wetboek gewaar-
deerd, als met meerdere overhaasting en min-
dere gelegenheid tot onderzoek aangenomen en
afgekondigd ; evenwel niet zulke verregaande
ondoelmatige, verouderde of wreede strafbepa-

D

-ocr page 54-

lirigen voorschrijft , dat eene afwijking derzel-
xsv door Regters of Gezworenen eenigermate
spilde tiinnen gebillijkt worden. Wij willen al-
leen antwoorden, dat in ons Vaderland , met
behartiging onzer uitmuntende Grondwet, gee-
ne Gezworenen noodig zijn, om door hunne
onwettige uitspraken, strafwetten, strijdig met
den geest des tijds, aan te wijzen, ter berei-
king van afschaffing of wijziging, veel min om
oogenblikkelijke misbruiken voor te komen.
Met de vrijheid der drukpers, waardoor bet
noodzakelijke eener wijziging of afschaffing in
de wetgeving kan worden aangewezen en ter
kennisse van den Koning en deszelfs Raden
gebragt j maar vooral, blijft het Opperbestuur
in. deszelfs dwalingen volharden, met onze
Volksvertegenwoordigers ; bij artikel ii5 der
Grondwet geregtigd en verpligt den Koning
deswegens voorstellen te doen, zal bet doei in
Nederland bereikt worden, waartoe welligt
in
andere Landen onwettige uitspraken van Ge-
zworenen gevorderd quot;worden,;
immers dienstig
worden geacht.

-ocr page 55-

Dat eene weJingerigte lijfstraffelijke regtsple-
ging eenen grooten, ja goeden invloed op de
algemeene zedelijkheid en op het gevoelen, des
Volks ten goede voor Wet en Overheid kan
hebben,
zal niemand in twijfel trekkenj maar
dat, ter bereiking van dat doel, de Instelling
der Jürj in ons Vaderland weder zoude moe-
ten ingevoerd worden, gelooven wij niet.

Vóór de Fransche wetgeving was, wel is
waar, de voorbereidende regtspleging aan
het
oog des Volks onttrokken; het waren alleen
de pleitredenen, welke in weinige zaken in
het openbaar werden uitgesproken. Bij zooda-
nige gelegenheden merkte men nimmer eenige
Wanorde of oneerbiedigheid voor Wet of Reg-
ter op; en de uitspraken
der Reglbanken wer-
den, in gewone tijden, met geene algemeene

D 3

-ocr page 56-

verachting achtervolgd: eenige weinige vonnis-
sen , hij de woede van wederzijdsche partijen,
tijdens onze vorige veranderingen in het Op-
perbestuur j door eene bedaarde meerderheid

afgekeurd, zijn weliigt de uitzonderingen, die

»

den algemeenen regel bevestigen. Maar wie
herinnert zich niet, dat bij de regtsplegingen
door Gezworenen dikwerf de aanschouwers zich
oneerbiedig, luidruchtig en onvoegzaam gedroe-
gen , en zich niet ontzagen de
vsrrigtingen,
woorden ea houding van Regters, Gezworenen,
getuigen en beschuldigden in een beiagchelijk
daglicht te stellen ? Men bad dit moeten te-
gen gaan ; maar neemt zulks de bedenking
weg, dat de regtspleging door Gezworenen ook
niet het tegenovergestelde uitwerksel van ach-
ting en eerbied voor Wet en Regter te weeg
kan brengen? De Nederlanders, daarenboven,
konden ook in vorige dagen niet altijd in hun-
ne Regters bezoldigde Ambtenaren zien, ver-
mits vele derzelver door of van wege het Volk
werden gekozen, en zonder betaling van ambt-

-ocr page 57-

geldennbsp;jweini;ge vüardeelen oitgezon-

derd^ (hunne, fc^iening waarnameni, zoodat\', g«^
looft men d^n al, dat het bezoldigen vaa ïëg-\'
teidijke ^^Iphtenaren,, di
qo uitspraak in lijfstraf:«\'
feiijke z^n .poëten doen ,/de onpartijdi§h«ï#
derzeiv^ Jj^ .^e volksmemgte in t^^fel ^eddëtl
trekkenrj^rgïicte wel inannen van \'aanzie .erï
kundenbsp;Gewesten zullen gevondenEivoa^^

den,\'nbsp;, - overtuigdM de! ■noodzakelijk-

heid, hunïjer cïöeping, aan-ïdeieh iurgerpligt
nifitiizuilfin ï:dnttekken, en^op ideze^ wipe
dfi wed-erinvoei-ing ejenei Instelling,^ weltó degt;
Gron^lwet^ pigtn vi)rdért, \'onnsodaakeiijk jmakeii;;\'i
Dat, , jpindelijk, de mogelijke .;wederkeeïigamp;»
beoordeeling der daden van ieder burger deze
Instelling zoude aanprijzen, ten einde eene al-
gemeene zedelijkheid bevorderlijk te zijn, be-
twijfelen wij. Want, zoo wel als een burger in
zijnen 3ned^élgt;it%er\'\' deszelfs dag^ijkschen - R^-
t0i?7kan Vïeezen, :kan hij denzelven ook leeren\'
verachten, ,Wahhëer die burger door \'belagi^he-
lijke lof J^rkéëi-dë- gedragingen\'quot;de achting zij-

D 3

-ocr page 58-

nerj-médeingezetenen verliestWölket even-
wel denzelven nietquot; altijd de vereischten , om
Gezworenen benoemd \'te kunnen worden, ont-
nemen. En boe dikwerf wantrouwen, hoe veel
ijverzucht, partijdigheid en andere vlekken in
het maatschappelijk leven den nièdeburger ont-
sieren en -hem niet altijd als beóordeekaf on-
zer daden verkieslijk maken, Ïéeïfc- de onder-
vinding, van alle tijden. Het is; g^akkelijker
nit dttizend drie te; kiezen , die het gunstig
gevoeleii der \'meerderheid- voor^iibuniïê\' kunde
ejl\'braafheid erlangd hebben, danquot; ^Ife
Voor-■
nanaeMngezete\'nm - bij het Volk als verstandige*

eij, onpartijdige lieden te doen dpar^^an,

\' ......

n\\

.Dwalen wij omtrent voorgaande hoedanighe-
4en der onderzochte Instelling, wij jVertrouwen
minder^ tegenspraak te ^kunnen verwachten,/
wanneer wij beweren, dat in ons Yaderland

-ocr page 59-

de uitspraken van Regters het zelfde vertrou-
wen kunnen inboezemen, als die van Gezwo-
renen , en dat onpartijdigheid onzer regtsple-
gingen door de wederinvoering der Jury niet
behoeft verkregen te worden.

Wij willen hier niet verre uitweiden over de
partijdigheid der uitspraken van Gezworenen/
welke deze Instelling in vorige tijden heeft
geschandvlekt, zoodat de Graaf PAUufe (i), van
die dagen sprekende, gezegd heeft : » Alors îJt
» eut fallu couvrir l\'institution des Jurés\' d\'un
» voile religieux. L\'aveuglement était porté à
»un tel point que, lors même qu\'il s\'agîsamp;ait
» d\'im fait qui ne dépendait en rien des opi-
» nions politiques, le Juré se montrait plus ou
)gt; moins favorablement disposé, suivant que ^in-
)i dividu sur lé sort duquel il avait à pronon-
» cer lui paraissait tenir à, son parti plutôt qu\'à
)) tout autre.\'^ Wij behoeven niet te openba-

(i) Motifs du Livre 3. Tit. 3. Chap! 1 à 5. Code
d\'Jnsir. Crirn.

D 4

-ocr page 60-

ren wijl het ieder Lekend is, dat deze In-
stelling zoowel in Frankrijk als in andere lan-
den nog dikwerf het middel is om schujdigen
ongestraft en onschuldigen veroordeeld te krij-
gen : de iierinnering aan onze geloofsgenooten
in het Zuiden van ^Frankrijk en de vervolging
van twistende Staatspartijen aldaar en in an-
dere ■ oorden van Europa hevestigen deze oorr-
deelyelling : hetgene hier alleen te onderzoe-
ken staat,, is de vraag ; hehben onze Regtban-
ken en Hoven* immer redenen gegeven om over
derzelver partijdigheid te klagen-, dan hebben
dezelve integendeel, gedurende alle woelingen
van partijen, zich niet altijd de bewaarders en
beschermers van veüigheid ^van personen en
onschendbaarheid van eigendommen betpond ?
Men werp e mij hier niet tegen de uitspraken
van gedelegeerde-Regters , over mannen -als
barneveld , högerbeets, de groot en andc-t
ren: dezelve bewijzen^ het nadeelige voor Vor-
stenroem en Volksgeluk van dergelijke sehen-
dingen van het maatschappelijk verdrag, en

-ocr page 61-

zijn daarenboven niet toepasselijk op de uit-
spraken van onzen gewonen en dagelijkschen
bevoegden Regter. Men iierinnere ons ook niet
aan veroordeeüngen wegens bet dragen van een
lint of bloera , bet aanbefFen van oproerige
kreten: zoodanige vonnissen, zeldzaam door al-
le partijen gewezen , wij herbalen het , zijn
uitzonderingen , die de algemeenheid van den
roem onzer vaderlandsche Regters bevestigen;
vooral, dewijl men niet kan bewijzen , dat
Regtbanken of Hoven in de voormaals Veree-
nigde Nederlanden, v/anneer in gewone lijf-
straffelijke zaken, als in beschuldigingen van
moord, diefstal, valsciiheid en dergelijke uit-
spraak deden , immer de aankleving des be-
schuldigden aan deze of gene partij in aanmer-
king namen, immers zeer zeker op de meer-
derheid der leden, gevoelens over Staatszaken
van den aangeklaagden geen invloed hadden,
zoodat noch in burgerlijke , noch in lijfstraffe-
lijke zaken onze Regters nooit eenigen vreein-
den invloed, Staatsaangelegenbeden of betrek-«

-ocr page 62-

kingen in de weegschaal des regts hebben ge-
Worpen. Ik vereenige mij hier met zekeren
Brièfschrijver (i), zeggende: »Bij den roeni
i) van kunde en eerlijkheid onzer Regters en bij
ï) dè onafhankelijkheid der Regtbanken van j^io-
3) litièken invloed, waarin wij ons steeds mog-
)) ten verheugen, geloof ik mede, dat wij deze
w Instelling, welke toch ook hare groote in-
)) conveniéuten heeft , wel konden missen en
)) regrettere de
Jury op haar zelve in het
)) heel
niet.quot;

De Instelling eener regtspleging door Ge-
zworenen op haar zelve kan aanbeveling waar-
dig zijn; maar dat dezelve voor ons Vaderland
niet nuttiger en noodzakelijker is , dan de In-
stelling van Regtbanken en Hoven bij de Grond-
wet voorgeschreven , was het gevoelen, tot
regtvaardigiog van welk wij vermeenen , dat
deze Bedenkingen strekken kunnen; vooral/

(i) BriefwisieUng over de aanstaande NederlandscJié
Wetgeving,
11. Brief vau E. aau

-ocr page 63-

wanneer onze meening , dat de Instelling der
Jury niet overeenkomstig, maar strijdig met
de Gi-ondwet zoude zijn, gegrond is: en liet is
daarom, dat wij vele gronden tegen deze In-
stelling , in alle landen kunnende aangevoerd
worden, en reeds door kundige Sclirijvers aan
het iicht gebragt, niet zullen opgeven5 terwijl
de tegenbedenkingen in het Berigt der Pruis-
sische Commissie opgelost, mij voorkomen niet
de gewigtigste tegen de Jury gekozen te zijn 3
en met betrekking tot ons Vaderland met meer
aandrang hadden kunnen worden aangevoerd.

Gedrukt bij cebh.s GIUNTA d\'^LBANI.

-ocr page 64-

f

m

r . -V

xnbsp;-j • ,. - . n-fc:- \' ■nbsp;-

-ocr page 65-

T

-ocr page 66-

a .

m

\'■.m ixv

-ocr page 67-

L^ lt;

•ï-

V * -^n

-ocr page 68-

ft

ru - gt; ,