A AT
KEUZE
VAN EEXEN
levensstaat
I
RAADGEVINGEN
Aan de christelijke jeugd, en meer bijzonder aan hen die tot den geestelijken of religieuzen staat geroepen zijn, of reeds dien staat aanvaard hebben
DOOR DEN
LUIK
KERKLEERAAR UIT HET FRANSGH VERTAALD noor Pater II. TIlEELEIV. Redemptorist.
\'s BOSCH
H. DESSAIN, DRUKKER. j W. VAN GÜLICK, BOEKH.
,1883,
Liturgische Veroeninsng A«.rt®bisdem ÜTRS.CH i
VAN EENEN
GOEDKEURING.
Door onzen Iloogwaardigen Pater Generaal Nicolaus Mauro», daartoe gemachtigd, staan wij toe, dat liet werkje: « Keuze van eenen levenstaal, » door den H. Alplionsus, Kerkleeraar, uit het fransch vertaald door Pater H. Theelen, Redemptorist, gedrukt worde.
Brussel, 2 Augustus 1882.
J. H. P. KOCKEROLS, C. SS. H.
sup. pbov. iiei.g.
IMI\'flIMA TVtl.
Leodii, 12a Januarii 1883.
M. RüTTEN, vic.-cEK.
« Notum fac mihi viam in quA amLulem ;
« Doe mij den weg kennen, dien ik be-u wandelen moet. » (Ps. 142. 8.)
Onder alle boeken is er voor de jeugd zeker geen nuttiger dan het werkje dat over de keuzo van eenen levensstaat handelt ; \'t is ongetwijfeld een der belangrijkste en der meest noodzakelijke.
Die keuze immers is niet eene willekeurige zaak, gelijk men,het zich in de wereld zoo lichtzinnig en wel ten onrechte inbeeldt ; het is den mensch niet vrij den staat te kiezen die hem lust; neen, hij is verplicht hierin den wil van God te volgen, hij moet dien staat omhelzen welken hem de goddelijke Voorzienigheid heeft voorbestemd. Dus moet hij eerst dien goddelijken wil leereu kennen en van zijne vroege jeugd met den profeet uitroepen : « Vias luas Domine demonstra mihi.» (Ps. 24, 4.)
Toon mij, o Heer, uwe wegen,»— want het is slechts op die wegen, dat hij al do genaden zal vinden welke hein nnndig zi\'n
INLEIDING,
nra wel en gelukkig te levea en zoo zijn eeuwig einde te bereiken.
Om goed te begrijpen hoe noodzakelijk hot is aan dc roepstem van God in de keuze van eenen staat te gehoorzamen, bedenke men, dat elke levensstaat zijne bijzondere verplichtingen heeft, zijne gevaren, zijne kruisen en kwellingen.
1° Elke staal hcefl zijne vcrplichlingen.
Om deze verplichtingen na te komen, worden zekere talenten, begaafdheden ver-oischt, alsmede bijzondere genaden van (lod. — Welnu, God verleent zijne gunsten en genaden volgens het doel dat Hij zich heeft voorgesteld. Bijgevolg, indien iemand aan de roeping van God beantwoordt, zijn hem al die gunsten en genaden, al de begaafdheden, het noodige licht, de sterkte, voorzichtigheid, enz. verzekerd. — Beantwoordt hij niet, dan mag hij op al die bijzondere middelen niet rekenen.
2° Elke staat heeft zijne gevaren.
Gevaren van den kant der wereld, der personen en karakters, des duivels, der bezigheden, enz. Naast elk gevaar heeft God eene genade, dat is, een behoed- of reddingsmiddel geplaatst voor hem die zijne roeping volgt; maar wie zo niet volgt, zou
II
INLEIDING. HI
te vergeefs op al die genaden staat maken. Want welk recht zou hij hebben dien bijzondoren bijstand van God te ontvangen, als hij weigert den weg in te slaan door God hem aangewezen.
3° Elke slnat heeft zijne kruisen en kwellingen.
Om al die kruisen en kwellingen met geduld en onderwerping aan Gods wil te verduren, heeft men sterkte en troost noodig. Die sterkte, dien troost schenkt God ovc-vloedig in den staat dien Hij zelf ons aanwijst, en dan worden al die beproevingen middelen om schatten van verdiensten lo verwerven voor de eeuwigheid. — Doch, buiten de roeping van God is de mensch aan zijne eigene zwakheid overgelaten, Ie midden der kruisen en kwellingen vindt hij noch sterkte, noch troost, zoodat zijn leven dikwijls onverdraaglijk en zijne zaligheid zeer moeilijk wordt.
Om deze zoo gewichtige waarheden nog al boter te begrijpen, hoort wat eenige geleerde en heilige schrijvers er over gezegd hebben.
Het kiezen van een levensstaat, zegt do heilige Gregorius van Nazianze, is eene zoo gewichtige zaak, dat zij moet de grondslag
INLEIDING.
genoemd worden van een goed of van een sleclit gedrag.
Een ander schrijver, Pater Valny, drukt deze gedachte op eene nog gevoeliger wijze uit: «Tusschen de genade des doopsels en die eener goede dood, sluit de roeping alle andere genaden in zich op. Hieruit kan men opmaken, dat het verschrikkelijk oo-genblik hetwelk over onze eeuwigheid beslist, in zekeren zin niet zoozeer het oo-genblik onzer dood is, dan wel dat waarop men de keuze van zijnen staat doet; gelijk de goede uitslag eener reis meer afhangt van den weg dien men gedurig gevolgd heeft, dan van den laatsten stap dien men zet.
Pater Ludovicus van Grenade noemt de keuze van een levensstaat, het hoofdrad des levens: even als een uurwerk bedorven is Lij het ontstellen van het hoofdrad, zoo ook in de orde onzer zaligheid, loopt geheel het leven verkeerd wanneer de roeping gemist is.
De genade der goddelijke roeping, zegt een schrijver, is de zekerste weg ter zaligheid ; — zij is eene aaneenschakeling van genaden langs de levensbaan ; eene keten waarvan het ééne eind in onze hand is, het
IV
INLEIDING. V
andor aan den hemel vasthoudt. Huiten zijne roeping is het dus zeer moeilijk zijne zaligheid te bewerken.
Wil men dan in deze zoo gewichtige zaak zich niet bedriegen, men leze vroegtijdig het werkje van den heiligen Alphon-sus : «Raadgevingen over de keuzo van eenen levensstaat, enz.» — Het zal bijzonder nuttig wezen voor hen die zich tot den religieuzen of tot don geestelijken staat geroepen voelen ; — alsmede voor hen dio reeds dien staat hebben aanvaard, om hem heilig te bewandelen.
Aanmebkingen. — 1° Om zijne roeping te kennen, leze en gebruike men voornamelijk de middelen hiertoe aangegeven op bladzijde 228.
2° Do H. Alphonsus handelt in dit werkje niet in het bijzonder over den staat dos huwelijks, maaralleen over don geeslelijken en over den religieuzen staat, dewijl dezo, omdat zij verhevener zijn, meer licht en meer leiding noodig hebben, alsook meer slerkte om aan al de tegenkantingen dor wereld en der hel te wederstaan,
3° Aangezien de roeping tot een levensstaat eene goddelijke zaak is, is het duide-
I.NLÜID1NG.
lijk. hoe vermetel de ouders handelen met den wil van God tegen te werken, en tevens hoe wreed het is de kinderen van den weg dien God hun aanwijst af te trekken, en zoo de oorzaak worden van hun tijdelijk en wellicht van hun eeuwig ongeluk.
Luistert, hoe de H. Kerkleeraar Alphon-sus spreekt in zijn Kathcchctisch onderricht: ii Sommige ouders durven hunne kinderen van het kloosterleven afhouden ; doch zij moeten weten, dat zij doodelijk zondigen.» (Instructio Cathechistica P. I. IV. § I. 10. op. c. VII. pag. 840.)
VI
VOORWOORD VAN DEN VERTALER.
In 17Ö0 liet de Heilige Alphonsns de Raadgevingen drukken, over den roep lol hel kloosterleven, gevolgd door de beschouwingen over den klooshrlijken staat, met een bijzonder oogmerk op de jongelingen, die zich aanboden om in zijne Vergadering te treden. 1 — In de Raadgevingen, welke bij in twee, en wij in vijf afdeelingen rangschikken, handelt de Schrijver eerst over de noodzakelijkheid van zich in de keus van een levensstaat, welke die ook zij, naar de raadsbesluiten der goddelijke Voorzienigheid te voegen, en weidt daarna breedvoerig uit over den roep tot de kloosterlijke volmaaktheid.
Rij dit werkje, dat een der eerste schriften is van den heiligen Leeraar, voegen wij alles wat hij naderhand over deze belangrijke stof in het licht heeft gegeven; en wij voltooien deze verzameling door het bijvoegen eener korte verhandeling over den Roep tot het priesterschap, getrokken uit
(1) Tannoia.
vin vormwooun.
zijn bock dat onder den naam van Selva bekend staat. Van al de roepingen, zijn er twee die bij voorkeur uitsteken : de roeping tot het kloosterleven en die tot den geestelijken staat, en beide treft men dikwijls aan in een zelfde hart.
Men zal daarenboven, op liet einde van dit werkje, bijzondere onderwijzingen vinden over het gedrag dat men leiden moet om don staat te kennen in welken men geroepen is God te dienen, om Hem te behagen, zich te heiligen en zalig te worden.
Dit werkje is dus zeer geschikt voor alle jonge lieden van beider geslacht, zoodra zij den ouderdom bereikt hebben, om aan den levensstaat te denken dien zij omhelzen moeten, ten einde aan Gods vaderlijke inzichten te beantwoorden en de genaden te ontvangen welke Hij hun heeft voorbereid ; het zal voornamelijk nuttig zijn voor hen die zich geroepen voelen tot de beoefening der evangelische raden en tot de bediening der altaren ; doch zij die reeds in eenen of anderen levensstaat gevestigd zijn, zullen het niet zonder voordeel lezen.
Tot eer en glorie van Jezus en Maria
Kn tot heil der Christelijke jeugd !
RAADGEVINGEN
OVEB DF.
ROEPING TOT DEN RELIGIEUZEN STAAT
§i-
IX DE KFX\'ZK VAX F.EXEX STAAT, WELKE DEZE OOK ZIJ, MOET MEV ZiCIl ONDERWËIIPEX AAX GODS RAADSBESLUITEX.
Het is duidelijk dat onze eeuwige zaligheid bijzonder van de keus van eeueu staat afhangt. Pater Ludovicus van Grenade noemde de keus van eenen staat het hoofdrad des levens ; dus, evenals een uurwerk bedorven is bij het ontstellen van het hoofdrad, zoo is in de orde onzer zaligheid, het geheel levea verloren wanneer de roeping gemist is, gelijk de heilige Gregorius van Nazianze zegt.
Willen wij dus onze zaligheid verzekeren, zoo moeten wij in de keus van eeneu staat gehoorzamen aan de goddelijke roeping in welke alleen God ons de krachtdadige hulpmiddelen voorbereidt die Hij ons wil geven om zalig te worden; immers
i
2 ROEPING TOT DEN
gelijk de heilige Cyprianus opmerkt, de gaven des Heiligen Geestes worden niet toegedeeld naar ons believen, maar volgens de orde der goddelijke Voorzienigheid. 1 Daarom vermaant ons de heilige Paulus, dat ieder in het bijzonder van God de gaaf ontvangt die hem eigen is, 2 hetgeen, volgens de uitlegging van Cornelius a I.apide, beteekent, dat God aan ieder zijne roeping geeft en den staat kiest in welken Hij hem wil zalig maken. Dit komt oveeren metde orde der voorbeschikking, door denzelfden Apostel beschreven:3 God roept de menschen gelijk Hij het hun te voren bestemd heeft; en beantwoorden zij aan hunne roeping, dan heiligt Hij ze door zijne genade en geleidt hen ten laatste tot de hemelsche glorie. 4
(1) Ordine suo, non nostro arbitrio, virtus Sancti Spiritus ministratur. (de sing cler.)
(2) Unusquisque proprium donuin habet ex Deo, (1 Cor, 7. 7.)
(3) Quos prcedestinavit, hos et rocavit; et quos vocavit, hos et justiflcavit; quos autem justificavlt, illo» et glorifi-c-avit. (Rom. 8. 30.)
(4) In een ander werk drukt de heilige schrijver zich aldus uit: « God wil dat alle menschen zalig worden, maatniet langs denzelfdeu weg; even als Hij in den hemel ver -schillende trappen van ciorie heeft gesteld zoo heeft Bij ook op aarde verschillende levensstaten ingericht, gelijk zoo vele wegen om tot den hemel te komen. (Selva. II hoohl-stuk.)» De keus is niet willekeuiig: «Om eenen levens-slaat, welke die ook zij, te omhelzen moet men noodzakelijk
In de wereld begrijpt men weinig van hoe groot belang de roeping is ; men houdt het als onverschillig in den staat te leven tot welken men van God geroepen is, of in dien welken men kiest uit eigen beweging: dit is de oorzaak waarom vele menschen slecht leven en ten laatste eeuwig verloren gaan.
Het is zeker dat onze zaligheid daar voornamelijk van afhangt. Op de roeping volgt de rechtvaardiging, en op de rechtvaardiging de verheerlijking, dat is het eeuwig leven. Wie deze orde, deze kelen van heil verbreekt, zal moeilijk zalig worden. 1 Welké moeite hij ook aanwende, welk middel hij gebruike. de Heilige Au-gnstinus zal hem zeggen : Gij loopt goed, maar buiten den waren weg ; — dat wil
van God daartoe geroepen zijn, want /onder deze roeping is het zoo niet onmogelijk, ten minste toch zeer moeilijk, de plichten van dien staat te vervullen en zal lig te worden. De reden hiervan i.s allerduidelijkst; God immers, volgens de orde zijner voorzienigheid, wijst een ieder van ons zijnen levensstaat aan, en bereidt ons daarna de genaden en hulptnid-delendie eigen zijn aan den staat tot welken Hij ons roept. (X hoofds.) Wij moeten overtuigd zijn en nooit vergeten, det God van alle eeuwigheid aan ieder onzev met liefde dankt, even als een goede Vader zich bezig houdt met zijn ecnig kind.
(rie vertaler.)
(1) St. Alph. — Theol. Mor Lib. V. N0. 78. Edit. P. Heilig.. — Lib. IV No. 78, Edit. St. Alph.
(2) Bene curris, sed extra vium.
ROEPING TOT DEN
zeggen, buiten den weg dien God u verzocht te bewandelen om tot de zaligheid te komen. De Heer neemt de offers niet aan die wij Hem opdragen terwijl wij onze eigenliefde involgen; Hij wendde zijne oogen af van Cain en van zijne offeranden.1 Hij bedreigt zelfs met de verschrikkelijkste straffen, dogenen die zijne vermaningen verachten om hunne eigene neiging te volgen door plannen en ondernemingen te vormen welke Hij niet heeft ingegeven. --s
(1) Ail Coin et ad munera illius non respexit. (Gen. 4. \'•gt;.)
(2) V;e, Jllii desertoies, dicit Üominus, ut faceretis con-siliuni, et non ex me; et ordiremini telam, et non per spi-rituui meura. (Is. 30. t.)
(3) Uit liet voorgaande blijkt dat de groota of zelfs» de eenige /aak waaraan de jonge lieden van beider geslacht aanhoudend moeten denken, is, Gods raadsbesluiten te kennen aangaande den levensstaat dien zij moeten omhelzen, en de krachten te verkrijgen om zich aan den goddelijken wil te onderwerpen. De middelen die zij moeten aanwenden om hierin te gelukken, worden hun op het einde van dit werkje aangewezen.
.Maar men wete wel dat God niet altijd van den beginne af en op eens tot den volmaaksten staat roept; eenigen worden daartoe vroeger, anderen later geroepen ; sommigen worden tot dien staat trapsgewijze verheven anderen er toe geleid na een korten of langen omweg. Somwijlen schenkt God eene betere roeping nadat men aan de eerste goed beantwoord heeft; somtijds nog, stelt God zich tevreden met de voordelen te doen begrijpen van deze of gene roeping, opdat wij die zouden hoogachten en verlangen, en eindelijk die verlangende, ze trachten te verkrijgen door het gebed en goede werken.
Men moet gedurende heel den loop des levens, zoowel als bij de dood, aan Gods wil onderworpen blijven en zich me\', hem vereenigen.
nE VEKTALER.
4
RELIGIEUZEN STAAT.
A/\\ A/W »/\\ A/V A/\\ AA/V\\gt;\\AAA/V\\ AA AA A/V/VW\\\'W N/\\«VV A/\\ quot;«/X AA/W »\\A/V\\ ^\'VV
§ I\'-
OVER DE IKJEPlNG TOT HET KLOOSTERLEVEN : HOE GEWICHTIG HET IS HAAR STIPTELIJK TE VOLGEN.
1quot;) Aan welk ongeluk men zich blootstelt met daaraan niet te beantwoorden.
Wanneer God eene ziel tot een volmaakter leven roept, geeft Hij baar voorzeker eene gansch bijzondere en allerkostbaarste genade; deze gunst schenkt Hij slechts aan weinigen ; met recht wordt Hij dus verontwaardigd tegen hen die zulk eene weldaad gering schatten. Hoe zeer zou een vorst zich niet beleedigd achten, indien bij een zijner onderdanen riep om hem van nabij, als zijn gunsteling, in zijn paleis te dienen, en deze weigerde te gehoorzamen\'? En God zou eene dusdanige beleediging niet gevoelen\'? Ach! Hij gevoelt die maar al te diep ; al wie zijne raadsbesluiten tegenwerkt, bedreigt Hij met het uiterste ongeluk: « Wee hem, die zijnen schepper wederstaat \' Dit woordje Weebeteekent in
(I) Vu» qui contradioit Fictori suo! {Is. 4y. 9.)
BOEPING TOT ÜE.N
de Heilige Schriftuur den eeuwigen ondergang. Zijne straf zal reeds beginnen in dit leven, waar hij, gelijk Job ons waarschuwt, nimmer rust zal hebben : « Wie wederstond aan God, en vond vrede?» • Daarenboven zal hij beroofd blijven van de overvloedige en krachtdadige hulpmiddelen om zich wel te gedragen. En daarom, zegt Habert, zal het hem zeer moeilijk zijn zalig te worden. 2 Hij zal, voegt deze geleerde theologant er bij, in het lichaam der Kerk blijven, maar als een ontwricht lidmaat, dat slechts met veel moeite kan dienen. 3 En dus, zoo besluit hij, ofschoon die ongelukkige, streng gesproken, nog kunne zalig worden, zal hij echter moeilijk de noodige middelen nemen om daarin te gelukken. * De heilige Bernardus 5 en de heilige Leo 6 leeren hetzelfde. Toen keizer
(1* Quis l estitit oi, et pacein habuit? Mob. 9. V.)
(\'2) Nou sine uaguis diflicuitatibus poterit saiuli sua» cunsuiere.
(3) Manebitquc in corpore Ecclesitc, velul meuibruiu in corpore bumatio suis sodibus motum, quod servire potest, sed a-gre et cum dtiformitate.
(V) Licet, absolute loquendo, salvari possit, difflcile tameu ingredictur viam hnmilifatis et pcenitentiec, qua sola ipsi patet ingressus ad vitani. (De ord. p. 3 c. 1. § 2.)
(JJ) De Vit. eler. c. 5.
(6) Kpist. 87,
6
RELIGIEUZEN STAAT.
7
Mauritius bij hoog bestuit aan zijue soldaten verboden had kloosterling te worden, schreef hem de heilige Gregorius 1 en verklaarde dat deze wet onrechtvaardig was, aangezien zij den hemel sloot voor vele Christenen, die zich in den kloosterlijken staat zouden zalig maken, en die in de wereld mochten verloren gaan.
Men kent het droevig voorbeeld dat pater Lancicius verhaalt. In het Romeiusch-Col-legie, was een jongeling van groot talent. Op zekeren dag, terwijl hij de geestelijke oefeningen volgde, vroeg hij aan zijnen biechtvader of het zonde is aan de roeping tot het kloosterleven niet te beantwoorden. De biechtvader antwoordde hem, dat dit in zich geene zware zonde is, daar de roeping een raad en geen gebod is; maar dat men, met haar niet te volgen, zijne eeuwige • zaligheid in groot gevaar stelt, gelijk de ongelukkige ondervinding van zoo vele Christenen die dus verloren zijn gegaan, dit maar al te zeer bewijst. De jongeling sloot het oor voor de stem van God. Hij ging studeeren te Macerata, waar hij weldra het gebed en de Communie begon te ver-
Epist. I. 2. c. 1011.
ROEPING TOT DEN
waarloozen en zich eindelijk aan een losbandig leven overgaf. Kort daarop toen hij \'s nachts het huis eener slechte vrouw verliet, werd hij door zijnen mededinger dco-delijk gewond. Priesters snelden toe, maar hij gaf den geest vóór hunne aankomst, en recht tegenover het Collegie. Door deze omstandigheid heeft God willen te kennen geven, dat dit ongeluk hem juist is overkomen, om zijne roeping veracht te hebben.
Een ander merkwaardig feit wordt verhaald door pater Pinamonti in zijne verhandeling over de zeyenpralende hoeping. Een\' novice het besluit genomen hebbende, aan het kloosterleven te verzaken, zoo verscheen hem Jezus-Christus op een troon, en gebood\';met verontwaardiging dat zijn naam in het Boek des levens zou worden uitgewischt. Op dit gezicht werd de jongeling door een beilzamen schrik bevangen en bleef in zijne roeping volharden,
Hoe vele andere voorbeelden lezen wij niet in de boeken ! en hoe vele ongeluk-kigen zullen wij in den dag des\'Oordeels verdoemd zien, omdat zij aan hunne roeping niet hebben gehoorzaamd ! Verdrijvers van het licht, zoo spreekt de Heiligs
8
RELIGIEUZEN STAAT. 9
Geest door den mond van Job, 1 worden zij door eene rechtvaardige straf van het licht beroofd ; en daar zij geweigerd hebben den weg te bewandelen dien God hun aanwees, volgen zij blindelings de richting die zij uit eigene beweging hebben genomen, en zij gaan naar hun verderf. In de spreuken verklaart de Heer dezelfde waarheid met nog meer kracht; ieder woord verdient gewogen te worden : Ik zend u mijnen geest, dat wil zeggen, de genade der roeping; maar gij weigert daaraan te beantwoorden ; s gij versmaadt al mijne raadgevingen. 1 Welnu ! op mijne beurt zal ik met u lachen : wanneer de kwalen die gij wilt vermijden op u zullen nederstorten ; * wanneer de [bekoringen als een plotselijk onweder u zullen overvallen te midden der klippen en der gevaren der wereld ; 2 wanneer gij u in den angst en in de benauwdheid der dood zult bevinden,c dan zal ik
(1) Ipsi fuerunt rebelles lumini: nesoioruut rias eiu?. {Job. 24 13.)
Despexistis omne consilium mcum. (ib.)
(ö) Cum irruerit repentioa caiamUas, et interitus quasi tempestas ingruerit. (ib.)
ROEPING TOT DEN
spotten met uwe ellende. Dan zal men mij aanroepen, maar ik zal niet luisteren; men zal mij zoeken, maar niet vinden ; 1 omdat men mijne vermaningen heeft veracht en mijne raadgevingen verworpen. 2 Die dwazen 1 hunne straf zal zijn, de vrucht hunner baan te eten, en door hunne eigene raadgevingen verzadigd te worden; 3 de minste hinderpaal, de lichtste bekoring zal hen doen vallen; hun voorspoed zelf zal hun ondergang zijn. \'\'
Dit alles beteekent dus dat God het. geroep van hen, die zijne vaderlijke slem verachten, niet zal aanhooren. Maar, zegt de heilige Augustinus, wederstaat men aan Gods wil wanneer Hij uitnoodigt, zijnen wil zal men niet kunnen ontwijken op den dag gt; zijner wraak. 5
fl) Tunc invocabunt me. et non ezaudiam ; mane con-snrgent, et non invenient me. (ib.)
(2) Eoquod ezosam habuerint disciplinam..., nee acquie-verint consilio meo, et detraxerint universagt; correptioni roete. (ib.)
Door deze laatste woorden vermaant God dezen die de roeping weinig achten, en beweren dat men onverschillig in eiken levenftaat zijne zaligheid bewerken kan. (Theol. mor. 1. 4. n. 78. Edit, St. Alph. — lib. S. n. 78. Edit. F.
Heil.)
(3) Comedent igitur fructus via\' suae, suisque consiliis saturabuntur. (ib.)
(gt;) Aversio. parvulorum interficiet eos, et prosperitas stultorum perdet illos. (ib.)
(ö) Qui voluntatem Dei spreverunt invitantem, voJun-Uitcm Dei sentient vindi«antem. (R. ad obj. Vine, lü.)
10
RELIGIEUZEN STAAT.
2°) Men moet aan de Hem van Cod zonder uitstel gehoorzamen.
Zoodra dan de Heer iemand tot een vol-inaakteren staat roept, moet hij gehoorzamen, en terstond gehoorzamen, wil hij zijne eeuwige zaligheid niet in gevaar stellen. Anders, zal hij Jezus-Christus hem hetzelfde verwijt hooren doen als aan den jongeling, die, door den Zaligmaker uit-genoodigd om Hem te volgen, verlof vroeg om eerst zijne zaken in orde te brengen en over zijne goederen te beschikken. Jezus antwoordde, dat alwie de hand aan don ploeg heeft geslagen en omziet, voor het Rijk Gods niet geschikt is. 1
De verlichtingen welke God ons toezendt, gaan voorbij en blijven niet duren ; daarom zegt de H. Thomas dat aan de goddelijke uitnoodigingen tot een volmaakter leven, zonder uitstel moet gehoor gegeven worden. - De Engelachtige Leeraar 5 stelt de vraag of het loffelijk is het klooster in te
11
Sequar te, DomiDe ; sed permitte mihi pninum renuu-tiare his quip domi sunt.... Nemo mittens roaDum suam ad aratrum, et respiciens retro, ajdus est retrno Dei. Luc.9. 61—62.)
«I
12 HOEPING TOT DEN
treden zonder velen geraadpleegd en zich langen tijd bedacht te hebben. En hij antwoordt : Ja, zeggende dat het noodzakelijk is raad te vragen en na te denken in twijfelachtige zaken, maar geenszins iu deze die wij hier behandelen, welke zeker goed is dewijl Jezus-Christus zelf ze in het Evangelie heeft aangeraden; inderdaad, het kloosterleven is niets anders dan de beoefening van verscheidene raadgevingen die de goddelijke Meester ons naliet.
Wonder is het! is er spraak van in een klooster te treden om een volmaakter leven te leiden en meer verzekerd te zijn tegen de gevaren der verleiding, dan wordt in de wereld gezegd, dat men om zulk een besluit te nemen, langen tijd moet naden-ken, niet haastig zijn in het uitvoeren van dit plan, ten einde zich te verzekeren of die roeping wezenlijk van God en niet van don duivel komt. Maar zoo spreekt men niet, als het er op aankomt eene waardigheid te bekleeden, in welke men nogtans zoo veel gevaar loopt verloren te gaan ! Dan wordt er niet gezegd dat men zich langen tijd beproeven moet om overtuigd te zijn dat men er waarlijk van God toe geroepen is.
RELIGIEUZEN STAAT.
Geheel anders is de taal der Heiligen. De H. Thomas 1 verklaart dat de roeping tot het kloosterleven, al kwam zij ook van den duivel, moet gevolgd worden als een uitmuntende raad, ofschoon hij door een vijand gegeven is. En de heilige Joannes Chrysostomus, door den heiligen Thomas aangehaald, zegt dat God wil, als hij-ons met dergelijke ingevingen begunstigt, dat wij niet een oogenhlik aarzelen die te volgen. 3 Waarom? Omdat de Heer er behagen in schept ons zoo te zien gehoorzamen, en hoe stipter onze gehoorzaamheid is, des te meer opent Hij zijne hand om ons met zijne zegeningen te overladen. Alle uitstel integendeel mishaagt Hem grootelijks; dan sluit Hij zijne hand en behoudt zijne genaden: zoodat hij die wacht om aan zijne roeping te beantwoorden, moeilijk haar volgen kan en ze gemakkelijk laat varen. Vandaar, zegt verder de heilige Joannes Chrvsostomus, dat de duivel, als hij iemand niet kan doen afzien van het voornemen zich geheel aan God te wijden, hem ten minste daartoe zoekt over te halen
(1) Contra rctr. a rel. c. 10.
(2) Talem obedientiam Christus qua\'rit a nobi^. ut ueque instatiti temporis moremur. (In Mattli. hom. 14.)
13
1 4 ROEPING TOT DEN
dat hij de uitvoering van zijn besluit ver-trage ; en veel reeds meent hij gewonnen te hebben, als hij een uitstel van één dag, zelfs van één uur heeft bekomen, \' want, indien zich gedurende dien dag of dit uur eene nieuwe gelegenheid aanbiedt, zal het hem minder moeilijk zijn een langer uitstel te verkrijgen. Zoo gaat de booze geest voort, tot dat dc mensch die van God geroepen was, altijd zwakker geworden en minder bijgestaan door de genade, ten laatste geheel aan de bekoring toegeeft en zijne roeping vaarwel zegt. Ach ! hoe dikwijls is het den vijand gelukt de genade der roeping aan dezen die ze ontvangen hadden, door dergelijke uitstellen te doen verliezen ! Daarom wendt de heilige fïiero- p nymus zich tot allen die geroepen zijn om de wereld verlaten, en vermaant hen ten spoedigste haar te vluchten. s Even als een man, zegt de heilige Leeraar, die zich in een boot zou bevinden, aan den grond vastgehecht en op het punt van overstroomd te worden, de koord eerder zou zoeken door te hakken dan te ontknoopen,
(t) Si levem arripuerit prorogatiouem.
(2) Festina, queeso te, et harentis in salo navicuJte tu lem mafis prapeid* qaam «ulre. (Ad Paulin. d« St. Scr.)
zoo moet hij die in de wereld tegengehouden wordt, zich zoo haast mogelijk trachten los te maken, om spoediger het gevaar te ontkomen van verloren te gaan ; ongeluk waaraan men zeer is blootgesteld te midden der wereld. 1
Ziehier wat men in de Werken van den heiligen Franeiscus van Sales leest aangaande de roeping tot het kloosterleven ;
(1) Hier moet men zich herinneron wat de SeUtijver zegt in zijnen \'Levensregel, F. Hoofdst.: ««Zorgt dat gij eenen geestelijken Bestuurder hebt; vraagt hem raad in uwe zaken van meerder belang, en gehoorzaamt hem io alles. Wie zijnen biechtvader gehoorzaamt, behoeft niet te vreezen dat hij zich bedriegt. Qui vos audit, me audit (Luc. 10. 1G.) «« Stem des biechtvaders, stem van God. » Men vrage dus ten minste raad aan zijnen biechtvader, die zijn antwoord kan uitstellen zoolang hij het noodig oordeelt ora eene voorzichtige uitspraak te kunnen doen. Overigens ziehier volgens den II. Alphonsus, de «Irie voornaamste kenteekens eener ware roeping tot den religieuzen staat: « 1°. dat men zich een goed doel voorstelle, zooals zich te verwijderen van de gevaren der wereld, zijne zaligheid beter té verzekeren, en zich nauwer met God te vereenigen; 2°. Dat men geen werkelijk beletsel hebbe, zooals gebrek aan gezondheid of aan bekwaamheid, of wel ouders die in nood verkeeren, («tin necessitate gravi » Theol. mor. 1. 4. N®. 66 Edit. S. Alph. I. 5 N0. 66 Edit. P. Heilig.) omstandigheden welke men aan het oordeel der Oversten moet onderwerpen en hun duidelijk de waarheid te kennen geven; 3°. Dat men aangenomen worde door de Oversten van de Ord^. (Raad gevingen aan de novicen.)»
Daarenboven zijn er in de Kerk verscheidene religieuze instellingen, verscheidene soorten van volmaaktheid. Het is niet genoeg te weten in het algemeen dat men tot den religieuzen staat geroepen is, men moet nog onderzoeken in het bijzonder, tot welke orde, tot welke kloostergemeente de Heer ons bestemt, en in alles de inspraak zijner genade nauwkeurig volgen. (Vide hom. apost. tr. uit. u. 39.)
DE VERTALKR.
{6 . ROEPING TOT DES
zijne woorden zullen tot bevestiging dienen van hetgeen wij reeds gezegd hebben, en in het vervolg zeggen zullen : «Om een teeken tot ware roeping te hebben wordt niet gevorderd dat men dezelve onophoudelijk gevoele; het is genoeg dat men ze met de rede blijve zien. Bijgevolg moet men niet oordeelen dat iemand niet waarlijk geroepen is, omdat hij, zelfs vooraleer de wereld verlaten te hebben, die gevoelige gemoedsaandoeningen welke hem in den beginne aandreven niet meer ondervindt; evenmin omdat hij afkeer zelfs en verkoeling gevoelt die hem somwijlen doen wankelen en inbeelden dat alles verloren is. Het is genoeg dat de wil standvastig besloten zij dc goddelijke roeping niet le verlaten ; het is zelfs voldoende dat slechts eene geringe neiging bijblijve. Om te weten of het Gods wil is dat men den kloosterstaat omhelze, behoeft men niet te wachten dat Hij op eene gevoelige wijze tot ons spreekt, of een Engel uit den hemel zendt om ons zijnen wil kenbaar te maken. Ook wordt er geen onderzoek vereischt van tien of twaalf geleerden om te zien of de ingeving goed of slecht is ; of men ze moet volgen, ja of neen. Men moet vooral op de
BELHJIKÜZEM STAAT. 17
eerste ingeving acht slaan, getrouw medewerken, en vervolgens zich niet ontrusteu indien er later tegenzin eu verkoeling ontstaan ; want als men zoo handelt, zal God zeker alles tot zijne glorie gunstig doen uitvallen. — Bekommer u niet om te weten van waar de ingeving komt, want God heeft verschillende middelen om zijne dienaars te roepen. Nu eens hedienl Hij zich van eene preek, dan van het lezen van goede hoeken; eenigen werden geroepen bij het hooren der heilige woor-dëh van het Evangelie, zooals de heilige Franciscns en de heilige Antonius ; anderen door verveling, tegenspoed en kwellingen die hun overkwamen en eene oorzaak waren om de wereld te vluchten. Ofschoon dezen tot God kwamen als uit haat en afkeer van de wereld, gaven zij zich evenwel met een oprechten wil aan God over, en niet zelden klommen zij tot een hoogeren trap van heiligheid, dan anderen welke door eene roeping die duidelijker uitkwam, het kloosterleven omhelsd hadden. Platus verhaalt, dat op zekeren dag een edelman in grooten zwier en op een schoon en wej versierd paard gezeten, door allerlei middelen aan de juffrouwen, bij wie hij zijn
2
I 8 ROEPING TOT DEN
hof wilde maken, zocht te behagen ; en terwijl hij den dappere speelde, wierp zijn paard hem eensklaps ter aarde te midden van het slijk, waaruit hij geheel vuil en bemorsd opstond. Die arme edelman werd over zulk een ongeval zoo beschaamd en verslagen, dat hij, in woede ontstoken, op hetzelfde oogenblik besloot kloosterling te worden. «0 verraderlijke wereld, riep hij uit, gij hebt met mij den spot gedreven, maar ik zal ook met u lachen; gij hebt mij deze poets gespeeld maar verwacht u op eene andere : nimmer meer zal ik m«t ii iets gemeens hebben, en van nu af maak ik het voornemen in een klooster te treden.» En inderdaad, hij werd in een klooster aanvaard en leefde aldaar heilig. *
MIDDEI.KN\' I\'M IN DK WERELD DE ROEPING TOT HET KLOOSTERLEVEN TE BEWAREN.
Wie aan de stem van God getrouw wil gehoorzamen en zijne roeping niet missen, moet dan, niet alleen het besluit nemen
(.1) Zie : u Eotretieus S. fraai\', de Sales XVII, »
BELIGIEDZKJi STAAT. i 9
haar te volgen, maar ook werkelijk tot de uitvoering komen zonder uitstel en zoo nauwkeurig mogelijk, op straf van zeker in, \'t gevaar te verkeeren zijnen roep te verliezen ; en indien hij noodzakelijk verplicht is te wachten, moet hij alle zorg aan den dag leggen om de roeping te bewaren, daar zij de kostbaarste schat is dien hij bezitten kan.
Drie middelen zijn er om de roeping te bewaren, te weten: de voorzichtigheid, hel inwendig gebed en de ingetogenheid.
IDe voorzichtigheid.
In het algemeen gesproken, moet men zijne roeping geheim houden en aan niemand, tenzij aan zijnen biechtvader, bekend maken. Want doorgaans ziel men er in de wereld geen gewetensbezwaar in, aau jonge lieden die tot het religieuze leven geroepen zijn te zeggen, dat men God in alle stalen kan dienen, zelfs te midden der wereld ; en wat te verwonderen is, zulke gezegden hoort men soms uit den mond van priesters en zelfs van religieuzen, maar van zulken, die zonder roeping den religieuzen staat omhelsd hebben, of niet weten wat dit woord beteekent. Ja, zonder
20 ROEPING TOT DEN\'
twijfel, men kan God op alle plaatsen die-net» als men niet tot het kloosterleven ge-roepon is; maar geenzins indien men, tot den religieuzen staat bestemd, volgens zijn zin in de wereld wil blijven; in dit laatste geval is liet, gelijk wij reeds gezegd hebben, moeilijk zich goed te gedragen en (iod te dienen.
Vooral is het van gewicht dat hij die de genade der roeping ontvangt, er zijne ouders geen kennis van geeft.
Eene der meeniugen van Luther, gelijk liellarminus verhaalt, 1 was, dat kinderen zondigen als zij zonder toestemming hunner ouders het klooster intreden ; immers, zegde hij, kinderen zijn verplicht in alles aan hunne ouders te gehoorzamen. Doch deze meening is door de kerkvergaderingen en door de Heilige Vaders algemeen verworpen. De Kerkvergadering van Toledo verklaart uitdrukkelijk dat hel aan de kinderen zoodra zij den huwbaren leeftijd bereikt hebben, is geoorloofd zonder toestemming hunner ouders den religieuzen staat te omhelzen. 2 Hetzelfde wordt
(1) De Mon. L. 2. c. 3fi.
(2) Pai\'entibus fllios suos roligioni cnntrailere, non nrnplius ■qnuin n^jue alt;l decimuiu quai\'tnm intatis eorum annum
RELIGIEUZEN\' STAAT. 21
door de Kerkvergadering van Tribui\' voorgeschreven, 1 en geleerd door den H. Am-brosins, den H. Hieronymus, den H. Au-gustinus, den II. Bernardus, don H.Thomas en anderen, alsmede door den H. Joannes Cbrysostomus die in liet algemeen zegt: dat de ouders het geestelijk welzijn hunner kinderen niet mogen tegenwerken. 2 ■
Sommigen beweren, als men van (iod tot den religieuzen staat geroepen is, en geinak-kel ij k en zeker do toestemm ing zij ner ouders kan bekomen zonder tegenwerking van hunnen kant, dat het betamelijk zou zijn hunnen zegen te vragen. Ueze leer in zich zelve beschouwd zou- kunnen doorgaan, maar toch niet wanneer er van de werkelijkheid spraak is; dan immers, zooals het gewoonlijk geschiedt is de tegenstand der ouders altijd te vreezeu. — Het is goed deze moeilijkheid volkomen op te helderen, om bij sommigen zekere phariseesche gewetensangsten weg te nemen.
Zeker is het, dat men in de keuze van
licenlia poU\'rit esse ; po\'tttu voi\'o, an cum voliintato |iaren-tum, air suffi dévotioiris sit solitariinii votum, erit ti-iisUcitnm rcligioois assuinerc cultum. (cjip. ü.)
(1) Can. 2«.
(L\') Cum spiritualin imixuliunt parentes ue aufioseemli quidem sunt, (in Jo. Iioni. 84.;
ROEPING TOT DEN\'
eenen staat geenszins verplicht is aan zijne ouders te gehoorzamen. Dit is het algemeen gevoelen der godgeleerden, in overeenstemming met den H. Thomas die leert, dat, noch de onderdanen jegens hnnne meesters, noch de kinderen jegens hunne ouders tot gehoorzaamheid verplicht zijn , als er sprake is van het huwelijk aan te gaan of in den maagdelijken staat te leven, of andere dergelijke keuze te doen. 1 Wat echter den huwelijken staat betreft, pater Pina-monti neemt met recht het gevoelen aan van Sanchez, Koning, en andere godgeleerden, die denken dat de kinderen hunne ouders moeten raadplegen, omdat zij in deze zaak meer ondervinding kunnen hebben, en in dergelijke omstandigheden een vader zich gemakkelijk herinnert dat hij vader is. Maar aangaande de roeping tot het kloosterleven zegt dezelfde Pinamonti met niet minder reden, dat het kind volstrekt niet verplicht is aan zijne ouders raad te vragen, daar zij hierin geene ondervinding hcbbeu en het eigen belang hen gewoonlijk in vijanden verandert. Dit is ook de be-
(IlNou teucutur, nee servj dOmiuis, nee lilii parent.bus, oheilire lt;le roatrimonio eontrahendo. vel virginitate wr-\\ ;Milt;}a, vei aliouo alio liujusmodi. —(2. 2, q, 104. a.
RELIGIEUZEN STAAT.
merking van den H. Thomas, die insgelijks van de roeping tot den religieuzen staat sprekende, zegt, dat onze vrienden naar het vleesch, onzen geestelijken voortgang dikwijls tegenstreven. 1 Inderdaad de ouders zien liever dat hunne kinderen met hon eeuwig verloren gaan, dan hun toe te slaan zalig te worden verre van hen; zoo groot, roept de H. Bernardus uit, is de wreedheid der vaders en der Moeders. a
Als God, zegt een gezaghebbend schrijver aangehaald door den H. Thomas, eene ziel tot het volmaakt leven roept, wil Hij dat zij haren vader en geheel hare familie vergete om naar Hem alleen te zien en naar Hem alleen te luisteren : « Hoor mijne dochter en zie, en richt uw oor tot mij, en vergeet uw volk en het huis uws vaders.» 5 Zonder twijfel, voegt hij er bij, door deze woorden vermaant ons de Heer dat men, om zijne roeping te volgen geen raad behoeft te vragen bij zijne bloedverwanten. De Heilige Cyrillus legt het antwoord uit
(1 _ Frequentet* amici earuaies julvorsautur profectili sjgt;i-rituali. (il. q. 189. u. li).}
(2) O Durum patrem, o Saevam matrem, quorum consolutio mors fiiii est; qui me mal uut periro cutn eis, quam regoar* sine eis. — (Epist. 111.)
(3) Audi, Ulia, et vide, et inelinn au rem tuam, et oblivis-cere populum tuurn et Jomum jiatris tui. ps. n.}
23
24 ROEPING TOT DEN
van Jezus-Cbristus aan den jongeling van wien i-ceds gesproken is, 1 en zegt dat hij, die tijd vraagt ons met zijne bloedverwanten over zijne roeping te beraadslagen juist diegene is welken de Heer onwaardig verklaart den Hemel te bezitten, omdat bij terugziet. a Daarom verwittigt stellig de H. Thomas dezen die zich tot den religieuzen staat geroepen gevoelt, zijne bloedverwanten over zijne roeping volstrekt niet te raadplegen; want, zegt hij, in deze zaak moeten zij niet als vrienden, maar wel als vijanden beschouwd worden, volgens de woorden van den Zaligmaker. 3
Is het dan eene groote fout aan zijne ouders raad te vragen om zijne roeping te volgen, grooter nog zou de fout wezen indien men hunne toestemming wilde afwachten en ze bijgevolg vragen ; inderdaad door deze handelwijze zou men zich ongetwijfeld in het gevaar stellen zijne roeping
(I) Nemo mittens manum ad aratrum et respieieus retro, •ptus eöt regno Dei. —
(2} Aspieit retro, qui dilationem quarit occasion»! com propinquis cooferendi. (ap. S. Thom. Locclt.]
(3) Ab hoe consilio, primo quidem, amovendi sunt canis pi upiuqui; dicitnr enim : « Causam tuam tracta cum amico tuo. m (Prov. 25. 9.) propinqui autem carnie, in hoe pro-posito, amici non sunt; sed potius inimici, juxta sententiam Domini: «Inimici bominie domestici ejus ». (Math. 10. 36. (eoDtra retr. a re), c. 9.)
■
RELIGIEUZEN STAAT.
n te verliezen, daar hel waarschijnlijk is dat
h de ouders haar zouden trachten te verhin-
lquot; deren. Ook zien wij dat de Heiligen, zoodra
in zij geroepen worden aan de wereld vaarwel
8 te zeggen, geheel buiten weten hunner
^ ouders vertrokken zijn. Zoo deed de H.
ff Thomas van Aquine, de H. Franciscus Xa-
verins, de H. Philippus Neri, de H. Ludo-vicus Bertrandus; en wij weten zelfs, dat de Heer door wonderen getoond heeft, dat Hij zulk een glorievol vluchten goedkeurt.
Toen de H. Petrus van Alcantara het huis zijner moeder, ouder wier gezag hij sedert den dood van zijnen vader stond, ontvluchtte om kloosterling te worden, zag hij zich terug gehouden door eene groote rivier, die hem den weg afsloot; hij beval zich aan God, en aanstonds was hij aan de overzijde gebracht.
Zoo ook ontvluchtte de Heilige Stanislas Kostka, zonder verlof zijns vaders. Aanstonds werd hij door zijn broeder met een rijtuig in vollen ren achtervolgd; maar
m toen hij op het punt was den vluchteling
lis in te halen, bleven de paarden stilstaan,
,:o en welk geweld men hun aandeed, weiger-
m den zij voort te gaan, tot dat zij omkeerend,
l6\' in aller ijl naar de stad snelden.
25
2(1 ROEl\'lNi; TOÏ DEN
Wij hebben nog het voorbeeld van de r.elukzalige Oringa van Valdamo in Tos-kane. Aan een jongeling ten huwelijk beloofd, verliet zij heimelijk het vaderlijk huis om zich aan God te gaan toewijden. Aan den oever van den Arno gekomen, die haren weg belemmerde, richtte zij een kort gebed tot God, en terstond zag zij de rivier hare waters openen, die zich van beide zijden als twee kristallen muren verhieven en haar droogvoets lieten doorgaan.
Dus, mijn dierbare broeder, zoo God u het voornemen ingeeft de wereld te verlaten, zorg dan toch uwe ouders daarvan geen kennis te geven. Stel u tevreden met den zegen des Heeren en tracht uwe roeping zoo spoedig mogelijk en buiten hun weten te volgen, indien gij u niet aan groot gevaar wilt blootstellen haar te verliezen. Want gewoonlijk, gelijk wij reeds gezegd hebben, verzetten zich de bloedverwanten, vooral vader en moeder, tegen de uitvoering van dergelijke voornemens ; ja zelfs wanneer zij godvruchtig zijn, verblinden he\'; eigenbelang en de hartstocht hen zoodanig, dat zij, onder verscheidene voorwendselen, er geen gewetensbezwaar uit maken, ue
RELIGIEUZEN STAAT. 27
roeping hunner kinderen door allerlei middelen te verhinderen.
In het loven van pater Pan lus Segneri den jongere, leest men dat zijne moeder, ofschoon zij veel bad, uicls verwaarloosde om de roeping van haren zoon tot den religieuzen staat tegen te gaan. Insgelijks ziet men in het leven van Mgr. Cavalieri, bisschop van Troye, dat zijn vader die tiog-tans een zeer godvruchtig man was, niels onbeproefd liet om te beletten dat zijn zoon in de Vergadering trad der « Godvruchlige-Werklieden » 1 gelijk hij later deed; ja, daarom begon hij tegen hem een proces vóór de Kerkelijke rechtbank. Hoe veel andere ouders heeft men niet gezien, die, ofschoon God en het gebed beminnend, in zulke gevallen geheel veranderden, en zich voordeden als waren zij van den duivel bezeten! Zoo waar is het dat de hel in geen geval vreeselijker wapens schijnt te gebruiken, dan wanneer het er op aan komt den weg te sluiten voor hen die van God tot den religieuzen staat geroepen zijn.
Om dezelfde reden, wacht u ook uwe roeping aau uwe vrienden bekend te maken ; want zij zullen ér niets in vinden u
(!) Kloosteronle in Ttalit.
HOEl\'ING TOT DEM
af te raden, of ten minste het geheim te openbaren, waardoor dan uwe ouders er gemakkelijk keunis van zullea krijgen. \' 2°. Het inwendig gebed. Men houde zich wel overtuigd, dat nieu de roeping tot het kloosterleven niet kan bewaren, zonder het inwendig gebed te beoefenen. Wie het achter laat, zal zeker zijne roeping verliezen : men moet zicli
(l) De genade lt;ler roeping tot den kloosterlijken staat, is niet alleen eene uitstekende gunst voor Lern die ze ontvangt, maar ook nog een groote zegen voor geheel zijne familie; ehristene ouders moeten haar aan hunne kinderen als het kostbaarste goed toewenschen. God bedanken wanneer H.j ze verleenen wil, en zich spoeden Hem van ganseher hart? het gelukkig offer dal Hij vraagt, op te dragen. Wat mogen zij dan niet verwachten van Hem die zoo milddadig de kleinste dingen beloont welke men te zijner liefde verricht! — Van den anderen kant. eene roeping verhinderen is God tegenwerken; welke dan kunnen de gevolgen zijn van dusdanige handelwijs?
Gelukkig ziet men ouders die, het voorbeeld gevende van eene volkomene onderwerping aan Gods wil, het verstand hebben hunne kinderen te waarschuwen dat zij besloten zijn zich tegen hun geluk niet te verzetten, en alle vrijheid te laten wegens de roeping. Zulke ouders loopen geen gevaar van bedrogen te worden, en daarenboven verwerven zij groote verdiensten bij den Heer.
Overigens wilt de H. Alphonsus \'niet, dat de jonge lieden zich lichtzinnig in eene zoo belangrijke en moeilijke zaak gedragen ; hij vordert dat zij minstens eenen voorzichtigen bestuurder raadplegen, die zorgvuldig alle omstandigheden roor God overwege en onderzoeke, of, onder anderen, dc ouders niet eene gewichtige reden hebben in te brengen, bij voorbeeld «le groote behoefte waarin zij zich mochten bevinden. enz. Op\'dezfe wijze verwijdert men alle gevaar v\'au een onbescheiden slap te do»»n.
I»£ VERTALÉU.
(Zie boven de «auuierking £ 2, hl. 15^
28
RELIGIEUZEN STAAT.
derhalve op het inwendig gebed ernstig toeleggen. Men zorge dan \'s morgens bij het opstaan een uur of ten minste een half uur te mediteeren, te huis indien men daar vrij is, of anders in de kerk; insgelijks een half uur \'s avonds. \'
Om de genade te verkrijgen zijne roeping te bewaren, brenge men dagelijks, zonder er aan te ontbreken, een bezoek aan het H. Sakrament en aan de H. Maagd en-men nadere tot de H. Tafel drie of minstens twee maal in de week. 2
(1) Men merke wel op dat het inwendig gebed niet door allen op dezelfde wijze moet geschieden. « Het inwendig gebed doen ot\' mediteeren, zegt Mgr. Dechnmps, is denken op de waarheden des geloofs, om zich tot de liefde Gods en de beoefening der deifgdet: op te wekken, en om daarvooi de genade te verkrijgen door het gebed .. » Dus is het inwendig gebed of de meditatie niet zoo moeilijk als men bet zich (ioorgaans in de wereld voovstelt. Er mag gezegd worden dat men mediteert, zoo dikwijls men zich met God en met het werk zijner zaligheid bezig houdt, hetzij te huis, in de kerk of elders, zelfs te midden zijner bezigheden. De H. Mis hoo-ren en een weinig dat gioot geheim overwegen, ds voorbereiding en de dankzegging bij de H. Communie goed verrichten, den Kruisweg doen en het lijden van Jezus nagaan, wen geestelijk boek aandachtig lezen, het Rozenhoed je bidden en de Mysterieën voor den geest houden, over de eene of andere waarheid van ons H. Geloof nadenken, — lt;lit alles mag voor de menschen in de wereld inwendig gebed of Meditatie heeten.
I)E Vr.RTALKR.
(2) De H. Alphonsus heeft hier vooral het onstandvastig karakter der Italianen in het oog. In onze streken lette men op den staat en de omstandigheden waarin de geroepene zich bevindt; en deze mag zich gerust stellen met den raad zijns biechtvaders te volgen.
DE VERTALER.
29
ROEPING TOT DEN
Het voorwerp der overwegingen moet bijna altijd de roeping zelve zijn : men overdenke lioe groot die goddeiijke gunst is, en, indien men er getrouw aan beantwoordt, boe zeer men dan zijne zaligheid verzekert; maar ook hoe zeer men zijn eeuwig geluk in gevaar stelt zoo men de roeping verwaarloost. Het is vooral nuttig zich het oogenblik zijner dood voor te stellen, te zien welke tevredenheid men alsdan gevoelen zal indien men aan God gehoorzaamt, en welke smart, welke knaging integendeel, indien men in de wereld sterft. Tedieneindehebbenwij bij dit werkje eenige overwegingen gevoegd, waarvan men zich bedienen kan om te mediteeren.
Men moet verder al de gebeden lot Jezus en Maria, bijzonder na de H. Communie en in de bezoeken, met het inzicht verrichten om de volharding te verkrijgen.
In alle geestelijke oefeningen, en alle communiën vooral, moet men zorgdragen, aan God het offer van zichzelven le vernieuwen, zeggende: Zie, o Heer! ik behoor niet meer mij zeiven, maar geheel ü toe; ik heb mij reeds gegeven, en nogmaals schenk ik mij aan 11. Gewaardig L\' mijn offer te aanvaarden, mij de kracht gevend
30
RELIGIEDZEN\' STAAT. 31
om U getrouw te blijven en zoo haast mogelijk uw heilig huis in te treden.
3°. De ingetogenheid.
Het is noodzakelijk ingetogen te leven, maar onmogelijk is dit indien men zich van de werelsche gezelschappen en vermaken niet verwijderen wil. Wat is er vot-doende ora de roeping te verliezen terwijl men in de wereld blijft\'? Een niet: een dag van verstrooiing, een woord van eonen vriend, eene slecht beteugelde drift, eene gehechtheid, eene vrees, eene droefgeestigheid die men niet overwinnen wil, dit is genoeg om al de besluiten te vernietigen die men gemaakt had van de wereld te verlaten en zich geheel aan God le geven. Men moet zich dus in eene volkomene ingetogenheid houden, en vaarwel zeggen aan alles wat wereldsch is; geheel het leven zij gedurende dien tijd toegewijd aan het gebed, het ontvangen der H. Sakramenten, het eenzaam verblijven te huis en het bezoeken der kerk. Wie zoo niet handelt, en zich aan de wereldsche vermaken overgeeft, moet verzekerd zijn, dat hij ongetwijfeld zijne roeping zal verliezen ; hij zal wel de knaging zijns gewetens gevoelen omdat hij zijnen roed
32 ROEPING TOT DE.V
verwaarloost, maar zeker zal hij hem niet volgen. Ach! hue velen hebben bij gebrek aan ingetogenheid hunne roeping en daarna hunne ziel verloren !
«(VV\'VWWX\'WVWX\'VWVA/X\'VS/Vi
GESTELTENISSEN DIE VEREISCHT WORDEN OM DEN\' KLOOSTERLIJKEN STAAT TE OMHELZEN. {\')
Als men zich van flod tot eene kloosterorde geroepen voelt, waar de regels goed onderhouden worden,\' moet men wel begrijpen, dat het doel van elk klooster is, zoo nabij mogelijk de voetstappen en voorbeelden van Jezus-Christus te volgen, die op aarde een gansch onthecht en verstorven leven vol van smarten en vernederingen geleid heeft. Bijgevolg, al wie zich voor-
RELIGIEUZEN STAAT. 33
neemt dezen heiligen staat te omhelzen, besluit terzelfder tijd daar te lijden en zichzelven in alles te verloochenen gelijk onze Zaligmaker, aan diegenen die Hem volmaakt willen volgen, verklaard heeft. 1 Dus, om kloosterling te worden, moet men zich in het voornemen versterken van te lijden en veel te lijden opdat men later geen gevaar loope in de bekoringen te bezwijken, als men zich door het. lijden en de ongemakken van het arm en verstorven kloosterleven gedrukt zal voelen.
Er zijn er, die, bij hun intrede in eene ijverige kloostergemeente, het ware middel niet gebruiken om er den vrede te vinden en heilig te leven; omdat zij zich alleen de voordeelen welke zij daar hopen te genieten voor oogen stellen : de eenzaamheid, de rust, het bevrijd zijn van de last eener familie, van twist, van moeilijkheden en zorgen aangaande de behoeften des levens, woning, kost en kleederen.
Geen twijfel of iedereen die den religieuzen staat aanvaardt, heeft veel verplichting jegens het gesticht dat hem van zoo veel onrust en tegenkanting bevrijdt en hem
(I) Si quis vult post me venhe, abnoget sometipsnin, et ollat crueem suam, et serjuatur me. ,\'Muth. XVI. av.
4:t ROEPING TOT DEN
zoo veel geraak verschaft om dea Hoer volmaakt in vrede te dienen. Daarbij schenkt zij hem vele middelen om voortgang te doen in de deugd ; zooals de goede voorbeelden zijner medebroeders, de vermaningen zijner oversten die onophoudelijk waken op hetgeen hem voordeelig kan zijn, de geestelijke oefeningen die hem zoo nuttig zijn voor het eeuwig leven. Dit alles is waar; maar om zulke voordeelen niet te verliezen, moet men ook besloten zijn alle moeilijkheden te omhelzen die zich van den anderen kant in het kloosterleven voordoen, en hij die ze niet met liefde aanneemt, zal dien overvloedigen en volmaakten vrede, dat verborgen manna niet bekomen, dat de Heer volgens zijae belofte aan hen alleen doet smaken, die zich weten te overwinnen om Hem te behagen. 1 Want de vertroostingen welke (iod aan zijne getrouwe dienaars schenkt, zijn eene verborgene gaaf voor het oog der wereld lingen : het verstorven leven der religieuzen zien zij, en wel verre van hun lotte benijden, hebben zij medelijden met bon en achten ze ongelukkig op deze aarde.
\'I Vincenti dabo oianna absooiulitum. (Apoc, 2, Jquot; }
RKLIG1EUZES STAAT. 3K
Maar, zegt de H. Bernardus, 1 indien zij hunne ontberingen en hun lijden zien, de inwendige tevredenheid welke God hen doet gevoelen, ontdekken zij niet.
Het geestelijk leven, wel is waar, gaat vergezeld van kwellingen ; maar als men besloten is te lijden, zegt de H. Theresia, dan is het geen lijdén meer; en wat meer is, de smarten zeiven worden werkelijke vreugde. «Mijne dochter, sprak eens de Heer tot de H. liiigitta, mijne schatten schijnen met doornen omringd ; doch voor hem die de eerste steken verduurt, wordt alles aangenaam. » Eu die vreugde, welke God in het gebed, bij de H. Communie, in de eenzaamheid, aan de zielen die Hij bemint, doet genieten; die verlichtingen, die vurige opwekkingen, die innige voreeni-ging met God, dien vrede des gewetens, die zoete hoop op het eeuwig leven; — wie kan ze begrijpen, tenzij degene dij ze ondervindt? a Een enkel druppel der hemel-sehe vertroostingen, zeide de H. Theresia, is meer waard, dan alle troost en alle vermaken der wereld.» God, die zoo goed is en zoo milddadig, weet wel, zelfs in dit
(l) Cnicem videntes, sed non ctiam unctioaem. {In dedie s, t.j
;!6 RÜEI\'IXG TOT DEN
tranendal, aan dezen die lijden om hem te heilagen, eenen voorsmaak te bezorgen der heerlijke gelukzaligheid, die Hij hun voorbereidt. Alzoo worden juist deze woorden van David bewaarheid. 1 «Gij doet, o Heer, uw gebod voorkomen als ware het een last». Met ons moeiten, verveling, ja de dood zelfs in het geestelijk leven voor te stellen en ons gereed te verlangen dit alles te onderstaan, schijnt de Heer ons niets dan smarten voor te bereiden ; doch inderdaad is het zoo niet, dewijl het geestelijk leven in de ziel van alwie zich geheel aan fiod geeft, dien onuitsprekelijken vrede voortbrengt, welke, volgons de getuigenis van den H. Paulus, al de genoegens der wereld en der wereldlingen overtreft. 2 Ook zien wij dat een kloosterling in zijne arme cel, meer tevreden leeft dan de grootste vorsten in hunne paleizen. 5 «Smaakt dan, en ziet hoe zoet de Heerwis.» — Hij die het niet ondervonden heeft, kan het niet begrijpen.
Maar van den anderen kant, houde men zich overtuigd, dat men er nooit toe ge-
(1) Qui lingis luborcm in pra?cepto. (Ps. 93, 20.
(2) Exsuperat unlacm sensum. (Phii. 4. 7.)
•:») Gustate. et videte quouiam suavis est Dominus. Ps. •33. 9.)
RELIGIEUZEN STAAT. 37
raken zal dien waren vrede te genieten, al is men ook reeds in het klooster, indien men niet besloten is te lijden en zich niet weet te overwinnen in alles wat aan de natuur mishaagt. « Den overwinnaar zal ik het verborgen manna geven » 4 Het is dan allernoodzakelijkst dat hij die in eene ijverige kloostergemeente wil opgenomen worden, zich aanbiede met het vast besluit zich geheel en al te overwinnen, en zijn hart te zuiveren van alle neigingen en begeerten die niet van God en voor God zouden wezen. Bijgevolg moet hij zich van alles onthechten, en voornamelijk van vier zaken: 1° van zijne gemakken, 2° van zijne ouders, 3° van zijne eigenliefde, 4° van zijn eigen wil.
1quot; Onthechting van de gemakken des levens.
Behalve de belofte van zuiverheid en gehoorzaamheid, doet men, in het klooster, na het proefjaar de belofte van Armoede, door welke men zich verbindt, nooit iets, zelfs niet eene speld, noch lijfrenten, noch geld, noch wat het zij, in eigendom te bezitten. Het gesticht belast zich, eenieder van hot noodige te voorzien.
\' Viuconti dnbo manna nb^corulitiim.
ROEPING TOT DEN
Maar om ceu waar leerling van Jezus-Christus te wezen, zal bet weinig baten belofte van armoede gedaan te hebben, indien men niet van gansoher harte al d«! ongemakken omhelzen wil welke uit den slaat van armoede voortspruiten. \' Om de deugd die heilig maakt le bezitten, zegt do 11. Bernardus, is het niel genoeg arm te zijn, men moet daarenboven de onaangenaamheid der armoede lief hebben. Velen zijn er, die wel arm wilden zijn en gelijkvormig aan Jezus-Christus, maar zonder aan iets gebrek te lijden, zegt de godvruchtige Thomas a Kempis. - In een woord, zij zouden de eer en bolooning der armoede willen ontvangen, maar zonder er de onlusten van te verduren.
Men weet dat men in het klooster nooit overtollige zaken zal hebben, zijden kleederen, kostbare spijzen, rijke meubelen en dergelijke voorwerpen ; niets mag men verwachten dan het noodige, en dit zelfs ontbreekt somwijlen. Maar dan ziet men of een kloosterling waarlijk de armoede bemint; te weten, wanneer hij zelfs aan het noodige
fl} Non paupertas virtus reputatur, sed paupertatis amor. \'E|gt;ist. 100.)
•2} Voluut esse paupero*, sod sine defectu.
38
UELIOIISUZEN STAAT.
30
in kleeding of voedsel gebrek lijdt, en desniettemin tevreden blijft en zich niet ontstelt. Welke verdienste zou het zijn da armoede te verdragen indien niets van het noodigeontbrak? Om wezenlijk de armoede te beminnen, zegde Pater Balthazar Alvarez, moet men er ook de gevolgen van lief hebben, zooals honger, koude, dorst, verachting. 5
Zoo moet iedereen in het klooster tevreden zijn met hetgeen hem gegeven wordt, en het zou eene groote fout zijn iets te vragen, al had ook de uitdeeler, die er last toe heeft, het vergeten te geven; maar wat meer is, een ieder moet bereid zijn somtijds zelfs gebrek te lijden aan de armoedige voorwerpen welke de regel toestaat. Gebeurt het eens dat iets ontbreekt in kleeding, deksel, lijnwaad, eten, enz., dan moet men tevreden zijn met het weinige dat gegeven is, zonder klagen noch zich te ontstellen omdat men zelfs van het noodige niet voorzien is. Wie zoo niet gestemd is, denke er niet aan het kloosterleven te omhelzen; dit immers is een teeken dat hij niet geroepen is, of dat hij niet van plan is
I Fi-igus, t\'amcm, sitiui, et contcmi-Umi.
40 ROEPING TOT DEN
den geest van dien heiligen staat aan te nemén, i Die zich in Gods huis begeeft om Hem te dienen, zegt de Heilige Theresia, moet niet denken er goed behandeld te worden, maar integendeel te lijden voor God.»
2°. Onthechting aan ouders en bloedverwanten.
Het intreden in het klooster vereischt daarenboven, dat men zich geheel en al, met lichaam en geest, van zijne ouders onthechte; want de kloosterlijke tucht wil dat men die onthechting in den hoogsten graad beoefene, om in alles de leer vac Jezus-Christus te volgen die verklaard heeft, dat Hij op aarde niet den vrede, maar het zwaard is komen brengen, en den zoon van zijnen vader, de dochter van hare moeder scheiden. 1 En aanstonds gaf Hij er de reden van, toen Hij zeide dat wij aangaande de zaligheid, vijanden vinden in ons eigen huisgezin. 8 Gelijk wij hierboven hebben opgemerkt, is het voorn.imolijl; bij dc roeping tot het kloosterleven, wanneer het
(1) Non veni pacem mittere, sed gladinm; veni enim sèpararc hominem odversus patrein suuui, et llliam adversus matrem suam. (Matth. 10. 34.)
(?quot; Et inimici liomini?, douicstici ejus.
RELIGIEUZEN STAAT. ii
geldt de wereld te verlaten, dat men de grootste tegensirevers ontmoet in zijne ouders; inderdaad uit eigen belangof uit hartstocht verkiezen zij meer, door de roeping hunner kinderen tegen te werken\', zich de vijandschap van God op den hals te halen, dan hunne toestemming te geven. Ach ! hoe vele ongelukkige ouders zullen in het dal van Josaphat veroordeeld worden, omdat zij de genade der roeping aan hunne kinderen of aan hunne naasthestaanden deden verliezen I en hoe vele ongelukkige kinderen zullen insgelijks verworpen worden, daar zij om hunne ouders te believen en zich van hen niet te scheiden, hunne roeping en hunne zaligheid verloren hebben I Daarom vermaant ons de goddelijke Meester, dat alwie de voorkeur boven Hem aan zijnen vader of aan zijne moeder geeft, zijn leerling niet kan wezen. 1 Men moet dan, om in eene wel geregelde kloostergemeente te treden en ware leerling van Jezus te zijn, alle verkleefdheid aan zijne ouders afleggen.
Daarenboven wete men, dat na de professie dezelfde onthechting moet beoefend
(I) Si quis venit ad me, ot non odit pntrera süuai, et matrem..., non potest mens esse discipulus. Lne. I i. 2rgt;.
i2 ROEl\'l.NG ÏÜÏ DEN
worden. Mea zal het ouderlijke huis niet meer mogen bezoeken, buiten het geval eener doodelijke ziekte van vader of moeder, of om eenige andere dringende noodzakelijkheid, en dan nog, wel te verstaan, altijd met verlof van den overste. In het klooster zon het eene groote en ergerlijke fout zijn, zonder een uitdrukkelijk verlof, tot zijne ouders te gaan; ja zelfs zou het reeds berispenswaardig zijn, als iemand dit verlof vroeg, of slechts het verlangen te kennen gaf om zijne ouders te zien of te spreken, 1
De Heilige Carolus Borromeus zeide, dat hij telkens, als hij zijne -familie ging bezoeken, minder ijverig wederkeerde. Een kloosterling die zijne ouders uit eigen wil, en niet uit stellige gehoorzaamheid aan zijne oversten gaat bezoeken, moet dus overtuigd zijn, dat hij zich bij zijne terugkomst , of bekoord of verflauwd zal gevoelen.
De Heilige Vincentius a Paulo heeft maar een enkelen keer aangenomen zijn vader-
\'O Men gedenke hier het zoo veranderlijk karakter der Italianen, en hunne buitengewone gehechtheid aan de ta-milie.
1)K VERTALER.
KbXIÜIEUZEN\' STAAT. 43
laud en .zijne familie terug te zien, en wel uit loutere noodzakelijkheid. Hij zeide, dat de gehechtheid aan onze geboorteplaatsen het ouderlijke huis, een groot beletsel is lot deu voortgang in de volmaaktheid. « Velen, voegt hij er bij, die in hun vaderland zijn teruggekeerd, hebben aan de belangen en aan de gevoelens van droefheid of vreugde hunner familie deel genomen, en zijn er in verward geraakt, gelijk eene vlieg die in het net der spin valt en zich er niet kan uittrekken. Ik zal mij/elven als getuige dezer waarheid oproepen: Nadat ik acht of tien dagen bij mijne ouders had doorgebracht om hen ia de wegen hunner zaligheid te onderrichten en van het verlangen om goederen te bezitten af te keeren hun zelfs zeggende, dat zij van mij niets moesten verwachten ; niet te min gevoelde ik op den dag van mijn vertrek zoo veel smart bij het verlaten mijner arme ouders, dat ik den geheelen weg door weende. Daarop volgde het verlangen hen te helpen, en in beteren toestand te stellen; en drie maanden lang kwelde mij deze hartstocht. Ik smeekte God mij te verlossen van deze bekoring, en ik bad Hem zoodanig dat
44 ROEPING TOT DE\\
Hij eindelijk medelijdea met mij gehad
heeft.» 1
Nog moet gij weten, dat niemand zonder veviof aan zijne ouders of vrienden mag schrijven, en zonder zijnen brief aan den overste te toonen. Een kloosterling die anders handelt, zou zich schuldig maken aan eene zeer zware fout, welke niet kan geduld worden, maar strenge straf eischt; daaruit toch konden duizend misbruiken voortvloeien, die den ondergang der kloos-tergemeente zouden veroorzaken. Zij voornamelijk die pas aangenomen zijn, moeten wel weten dat deze regel met meer strengheid nog gedurende het proefjaar onderhouden wordt ; aan de novicen wordt moeilijk toegestaan met hunne ouders te spreken of hun te schrijven.
Eindelijk, zou het eene merkelijke fout zijn, indien een religieus door ziekte gekweld, verlof vroeg of het verlangen te kennen gaf om iu zijne familie terug te koeren, ten einde daar beter verzorgd te woiden en de lucht der geboorteplaats te genieten : die lucht is bijna altijd, ja zelfs altijd nadeclig en besmettelijk voor de ziel
Vir par Abclly, I. ch. SM
HELIGIEUZüNquot; STAAT. la
van een kloosterling. Eu mocht hij zeggen dat hij bij zijne ouders wenscht opgepast te worden om het klooster niet lastig te vallen en onkosten te sparen, dan zij hij overtuigd, dat in cone religieuze orde, de zieken het voorwerp zijn van al de zorgen welke de edelmoedigste broederliefde ingeeft. Indien de lucht der streek waar zij zich bevinden hun weinig gunstig is, vinden de oversten middel om hen naar een ander huis te zenden. Wat de geneesmiddelen betreft, zou men desnoods eerder de boeken verkoopon, dan de zieken gebrek laten lijden. Zij hebben dus niet te vreezen dat de goddelijke Voorzienigheid hun tekort zal blijven. Maar als de Heer toch wil dat men niet geneze, moet men zich aan het besluit van God onderwerpen zonder te spreken van in zijne familie terug te kee-ren. Voor oen kloosterling is er niets wen-schelijker dan te sterven wanneer het aan God behaagt, in het huis des Heeren, bijgestaan van zijne ordebroeders, en niet in de wereld te midden zijner bloedverwanten.
:t0. Onlhechtimj van de eigenliefde.
Men moet alle eigenliefde volstrekt af-
it) ROEPING Tot dkn
leggen. Velen stemmen er in toe hun vaderland te verlaten, hunne gemakken, hunne ouders ; maar zij dragen immer de keten der eigenliefde, en dit is het nadee-ligste. liet grootste offer dat men aan God kan doen, bestaat daarin, dat men niet alleen rijkdommen, vermaken, naastbe-staanden, maar ook nog zich zelven ver-zake. Deze zelfverloochening is hetgeen dal; .lezus-Christus vooral aanbeveelt aan degenen die Hem willen volgen; en om zich zelven te verloochenen, moet men vooreerst alle eigenliefde met voeten treden, en zich bereid houden alle bedenkelijke vernederingen die in het klooster kunnen voorkomen te omhelzen : bij voorbeeld, zich beneden anderen gesteld te zien, terwijl men in hen misschien minder verdienste vindt; of als men ons onbekwaam acht tot eenige bediening, of ons belast met de laagste en moeilijkste. Men zij overtuigd, dat in het huis van God, de verhevenste en eervolste bedieningen diegene zijn welke de gehoorzaamheid oplegt. God verhoede, dat ooit iemand eene aanzienlijke betrekking vrage of schijne te verlangen! dit ware iets vreemds in het klooster, en in dit geval zou men het verwijt van hoovaardigheid of
RELIGIEUZEN STAAT. -iT
heerschzucht verdienen, en daarom met recht moeten gestraft worden en hierin juist eene bijzondere vernedering ondergaan. Het zou misschien beter zijn eene religieuze orde te vernietigen, dan er die vervloekte pest van heerschzucht die de bloeienste kloostergemeenten en de schoonste werken Gods kan bederven, te laten binnensluipen.
Men moet zelfs zich inwendig verheugen, als men onder zijne medebroeders een voorwerp van spoten verachting wordt. Ik zeg: « zich inwendig verheugen,» want het natuurlijk gevoel kan zich daaraan niet onderwerpen ; maar om dien natuurlijken afkeer van de vernedering moet men zich niet verontrusten; het is genoeg dat zij door den geest aangenomen wordt die zich bovennatuurlijk verblijdt. En indien een kloosterling zich aanhoudend door iedereen, niet alleen door zijne oversten maar ook nog door zijne gelijken en minderen, berispt en verstorven zag, zou hij degenen die hem berispen en de goedheid hebben hem te vermanen, rechtzinnig en kalm moeten bedanken, hun zeggende dat hij voortaan oplettender zal zijn om niet in dezelfde fout te hervallen.
►8 UOEI\'ING TOT DEN
Altijd was een der vurigste verlangens der Heiligen op aarde, zich ter liefde voor Jezus-Christus veracht te zien. Dit alleen wenschte de Heilige Joannes van het Kruis. Onze Zaligmaker verscheen hem eens met het kruis op den schouder, en vroeg wat hij van Hem begeerde: 1 t Heer, lijden en veracht worden voor u,» was het antwoord van den Heilige. 2 De Godgeleerden zeggen met den Heiligen Franciscus van Sales, dat de hoogste graad der ootmoedigheid is, in de verachting en vernedering zijn welbehagen te vinden ; en dat is ook eene der grootste verdiensten die wij bij God kunnen verwerven. Eene beschaming geduld.\'g ter liefde Gods verdragen, zal meer waarde bij Hem hebben dan een groot getal boete-werken en vasten.
Men wete dat er in het klooster, zelfs in de heiligste communiteiten, altijd vernederingen te lijden zijn, of van de oversten, of van de medebroeders. Leest hot leven der Heiligen, en gij zult zien hoe vele vernederingen zij te verduren hadden; zooals bij voorbeeld de heilige Franciscus Regis, de eerbiedwaardige pater Franciscus
(i; Joannes, pele quid visa mo. 2 Domino, pali eluontonmi pro te.
RELIGIEUZEN STAAT. V!)
de Hieronymo, pater Torres, en zoo vele anderen ! De Heer laat soms toe dat, zelfs onder de heiligen, zeker natuurlijke afkeer gevonden wordt, zonder zonde nogtans, of wel tusschen de deugdzaamste personen zeker verschil van karakter, waardoor geschiedt dat zij vele onaangenaamheden te verdragen hebben. Ook ziet men dikwijls zaken voor waar aan die integendeel valsch zijn, en God zelf laat dit alles toe opdat dc kloosterling zich oefene in het geduld en in de ootmoedigheid.
Kortom, in het klooster zal men weinig voordeel winnen, of zelfs veel verliezen, indien men de verachtingen en wederwaardigheden niet geduldig verdraagt. Wie dan dien heiligen staat omhelst om zich geheel aan God té geven, moet zich schamen niet eene vernedering te kunnen doorstaan in de tegenwoordigheid van Jezus Christus, die ter liefde van ons wilde met smaad verzadigd worden. 4 Op dit punt moet wel gelet worden ; men neme het besluit zich van goeder harte te onderwerpen aan alle soort van verachtingen en tegenkantingen en men boude zich bereid er
(I) Saturatu? opprohrm.
liO roeping tot d!;\\
vele te verdragen die wel zeker zullen voorkomen ; want deze beproevingen wanneer zij slecht aangenomen worden, kunnen eene zoo groote ontsteltenis veroorzaken dat zij de roeping en de volharding in het klooster doen verliezen. Hoe velen hebben alzoo hunne roeping verloren door gebrek aan geduld in de vernederingen! Maar wat doet in den dienst van God een kloosterling die niet eens eene verachting kan verdragen uit liefde voor God? En hoe kan hij zeggen dat hij zich zeiven verloochend heeft, volgens de belofte die hij bij zijn intreden in hel klooster aan Jezus-Christus heeft gedaan, zoolang hij tot dusverre voor de vernedering gevoelig blijft, dat hij er den vrede door verliest? Weg, verreweg van een klooster, alwie zoo zetr aan zijne eigenliefde gehecht isHet is goed dat hij zich ten spoedigste verwijdere, uit vrees dat hij de anderen door zijnen hoogmoed besmet. In het klooster moot eenieder als dood zijn, vooral aan de eigenliefde; anders is het beter óf er niet te komen, óf, indien men reeds ingetreden is; er uitte gaan. 1
ft) Men begrijpt dat lt;le H. Alphonsus hier geenszins wil spreken van «ie nutimrlijke gevoeligheid de» harten, die
RELIG1EL7KS.STAAT.
in. Onthechting van den eigen wit.
Wie den kloosterlijken staat aanvaardt, moet geheel en al aan zijn eigen wil verzaken en dien zonder voorbehoud aan de heilige, gehoorzaamheid toewijden. Dit immers is het noodzakelijkste aller offers. Waartoe zou het dienen aan gemakken, aan ouders, aan eer en grootheid vaarwel te zeggen als men in het klooster zijn eigen wil behield? Het is in deze laatste verzaking dat voornamelijk de zelfverloochening bestaat; zoo sterft men geestelijker wijze en geeft men zich geheel aan Jezus-Christus. Het offer dat Hem het meeste behaagt en dat hij vooral van een kloosterling vereischt, is het offer van het hart, dit wil zeggen, van den wil. Alle verstervingen, alle gebeden, alle verloocheningen, zouden weinig waarde hebben, zoo men zich niet geheel en zonder uitzondering van zijn eigen wil onthechtte.
groot kan zijn, ofschoon de wil zeer goed is; maar alleen van de kwade gesteltenis van den geest, die zich niet wil verneder en noch verbeteren. Op vele plaatsen zijner werken, geeft de heilige leeraar dit duidelijk te verstaan. « Laat de hoovaardigheid nooit heerschen in uw gemoed of in uwe woorden : want uit haar is alle verderf gesproten.» (Tobias, IV. 14.)
DE VERTAL F.n.
32 nlt;)EI\'I\\G TOT ilKN\'
Het is zeker dat daarin onze grootste verdienste bij God bestaat, en dat dit bet eenige, maar ook een zeker middel is, om Hem in alles te bevallen; daardoor kan een ieder zeggen met Jezus onzen Zaligmaker: «Ik doe altijd wat Hem bebagelijk is.» 1 Inderdaad, de kloosterling die geen eigen wil heeft, kan zeggen met betrouwen dat hij in alles wat hij doet, altijd den wil van God volbrengt, hetzij hij sludeerc, of biecht hoore ; hetzij hij zich begeve naar de eetzaal, of ter rust, of zijne ontspanning neme ; want in het klooster is er bijna n et eene beweging, niet eene ademhaling, die niet geschiedt uit gehoorzaamheid aan den regel of aan de bevelen der oversten.
De wereldlingen en zelfs zekere personen die zich op het geestelijk leven toeleggen, begrijpen maar weinig de waarde van dit leven van gehoorzaamheid dat men in het klooster leidt. Men vindt er, wel is waar, ook buiten den religieuzen staat, velen die groote lasten en zwaren arbeid verduren, en die misschien meer doen dan degenen die onder de gehoorzaamheid leven; zij prediken, versterven zich, bidden en vas-
T Ego qua\'plncitn sunt oi, fticio semper.(Jo. VIII. 29.^
RKUGltUZEN STAAT. .\'13
ten ; maai\' iu dit alles heeft huu eigen wil een groot en misscliien het grootste aandeel. Geve God dat zij op den dag des oordeels niet moeten zuchten, gelijk dezen van wie de heilige Schrift ons leert, dat de Heer hunne goede werken zal weigeren te erkennen, omdat zij in alles hun eigen wil gevolgd hebben. 1 «Ach ! roept de heilige Rernardus uit, wat is de eigen wil toch een groot kwaad, dewijl hij bewerkt dat het goed wat wij doen, van geene waarde is !» 2Zoo geschiedt het, wanneer men in zijne werken, in plaats van God, zich zelvcn zoekt; hij echter die alles uit gehoorzaamheid doet, is verzekerd in alles aan God te behagen.
De eerbiedwaardige Maria van Jezus zeidc dat vooral twee zaken haar de roeping tot het kloosterleven uiterst kostbaar maakten: vooreerst dat zij in het klooster gedurig de tegenwoordigheid en het gezelschap van Jezus-Christus in het II. Sacrament des Altaars genoot; ten tweede, dat zij daar geheel aan God toebehoorde, daar zij den
Quare jejunavimtis, et non aspexisti? hiimiliavimus animus nostras, et neseisM? — Ecce in «lic jejunii vestri in-venitur voluntas vestra. (Is. LVIII. 3.)
Grande malum propria voluntas, qua fit ut hono tua fibi bona non sint. \'In cant. S. 71.}
34 ROEl\'ING TOT DENquot;
eigen wil slachtofferde door de heilige gehoorzaamheid.
Pater Rodriguez 1 verhaalt, dat de Heer na de dood vau Dositheus, leerling van den heiligen Dorotheus, in eene openbaring deed kennen, dat die religieus, ofschoon hij om zijnen aanhoudend zieke-lijken toestand de gewone verstervingen der overige monniken niet had kunnen verrichten, nogtans dezelfde belooning had verdiend als de Heilige Paulus eremijt en de heilige Antonius Abt; en dit krachtens do gehoorzaamheid die hij gedurende vijf jaren beoefend had.
Wie dus in een klooster denkt te treden, moet het voornemen maken zich geheel vau zijn eigen wil te ontdoen en niets willen dan wat de heilige gehoorzaamheid vordert. God beware iederen kloosterling van ooit deze woorden uit tc spreken: Ik wil — of: Ik wil niet! — Maar in alle om standigheden, zelfs wanneer zijne oversten hem zouden ondervragen over hetgene hij verlangt, moet hij zich vergenoegen met het antwoord : Ik wil wat de gehoorzaamheid vraagt. — Zoolang hot niet duidelijk
;l ■ Porf. CJiret. p, 3. Ir. 3. cli. 1.
UEL1GIKUZKN ST.UT.
blijkt dat hetgeen hem wordt opgelegd zonde is, rnoet hij in alles blindelings en zonder onderzoek gehoorzamen; want de zorg om de zaak en de twijfels te onderzoeken behoort aan de oversten en niet aan hem. Anders zal de gehoorzaamheid van een kloosterling die zijn oordeel niet onderwerpt aan dit zijner oversten, onvolmaakt wezen. De heilige Ignatius van Loyola zeide, dat in zaken van gehoorzaamheid, de voorzichtigheid niet. aan do onderdanen, maar wel aan de oversten behoort; en zoo er in de gehoorzaamheid eenige voorzichtigheid is, dan bestaat die in te gehoorzamen - zonder voorzichtigheid. — De volmaakte gehoorzaamheid onderzoek niet, zegt de heilige Bernardus. 1 Onmoget lijk is het, voegt hij er bij, dat eene voorzichtige novice lang in eene religieuze vergadering blijve;5 omdat hot aan de over sten toekomt te oordeelen, de plicht echter der onderdanen is te gehoorzamen. 5
Maar om deze deugd van gehoorzaamheid, waarvan alles afhangt, wel te beoe-
T Perfecta obedientia est in discreta. de Vita sol. c. 5.)
\'2) Novitium prudeoteni m uongrcgationu du rare impos-sibiiie est. (ibid.)
■ Üisceruere Superioris est, uiioruui est obedire (ibid}.
SC ttUEl\'ING TOT DE-\\
fenen, moet men gedurig bereid zijn alles te verrichten waarvoor men den meesten tegenzin gevoelt, en van een anderen kant, geduldig de weigering te verdragen van al wat men vraagt of verlangt. Het gebeurt, wanneer men in de eenzaamheid zou willen blijven om zich op het gebed of op de studie toe te leggen, dat men dan het meest voor uitwendige werkzaamheden gebezigd wordt. Men leidt, wel is waar, in het klooster een zoo veel mogelijk afgezonderd leven wanneer men te huis is; te dien einde worden lange uren toegewijd aan de ingetogenheid; daarom nog zijn er jaarlijks tien dagen geestelijke oefeningen in eene volstrekte stilzwijgendheid, als ook één dag elke maand, behalve de afzondering van veertien dagen die de kleeding, en eene dergelijke die de professie voorafgaat ; niettegenstaande dit alles moet men in eene vergadering van priesters toegewijd aan de bedieningen van hun heilig ambt en aan de zaligheid der zielen , zich te vreden stellen met de gebeden en de oefeningen der gemeente wanneer men uit gehoorzaamheid gedurig met werkzaamheden overladen is. Wat meer is, men moot somwijlen, als het de gehoorzaamheid quot;er-
RliLIGIEUZKN STAAT. ÖT
pischt, bereid zijn do gemeenschappelijke oefeningen achter te laten, zonder tegenspraak of ongerustheid, zoo toonend dat men waarlijk de voortreffelijke woorden van de heilige Magdalena van Pazzi begrijpt: « Alles wat uit gehoorzaamheid gedaan wordt is wezenlijk bidden.»
§ V.
VAN DK BEPROEVINGEN WAAKOP MEN ZICH TE VERWACHTEN HEEKT IN HET KLOOSTERLEVEN.
Wanneer iemand het klooster reeds is ingetreden, \'zelfs met een waren roep en nadat hij alle driften en aardsche genegenheden overwonnen heeft, moet hij zich niettemin verwachten op nieuwe bekoringen en op zekere beproevingen zooals tegenzin, duisterheden, ijdele vrees enz. die hem God zelf zal overzenden, om hem nog meer in zijne roeping te bevestigen. Wij weten dat de heiligen die het meest aan hunnen roep gehecht waren, in dit punt soms zware onzekerheden hebben ondervonden, zoodanig dat het hun scheen alsof zij zich bedrogen hadden, en in den religieuzen staat niet konden zalig worden. Dit overkwam de
58 IIOEI\'ING TOT DE\\
heilige Theresia, den heiligen Joannes van het kruis, de eerbiedwaardige moeder De Chantal; maar zij namen hunne toevlucht tot God, werden verhoord en bevrijd van die ongerustheid, en vonden den vrede terug. Zoo beproeft de Heer diegenen, die Hij het meest bemint, opdat de oprechtheid hunner liefde jegens Hem uitschijne, gelijk verklaard werd aan Tobias : « Omdat gij aan God aangenaam waart, was het noodig u door bekoring op de proef te stellen.» 1Kn in het Deutoronomium : « De Heer uw God beproeft u, opdat het blijke of gij Hem bemint of niet.»8
Alwie den religieuzen staat omhelst, moet zich dus voorbereiden om zijne beproevingen door te staan. Soms zal hij zich inbeelden dat hij de strengheid van den regel niet zal kunnen verdragen, noch den vrede wadervinden, noch zelfs in dien levensstaat zijne zaligheid bewerken. Men moet vooral op zijne hoede zijn, wanneer de bekoring, ten einde iemand aan zijnen roep te doen verzaken, zich voordoet onder zekere vcor-
Quia ucceptiis eras Deo, iifccesso fuit ut teutatio prubui\'C
RELIGIEUZEN STAAT. 31)
wendsels van gewetensangst of vau een grooter geestelijk nut.
Tegen dusdanige bekoringen zijn twee voornaine middels.
Eerste middel, de toevlucht lol God.
Het eerste middel is het gebed ; Gods tegenwoordigheid verdrijft de duisternissen ; « Nadert lot Hem, en gij zult verlicht worden.» 1 Wie tot God zijne toevlucht neemt zal ongetwijfeld de bekoring overwinnen ; maar zonder dit middel is het onmogelijk dat men niet bezwijke. Hier valt nogtans op te merken.dat het niet altijd genoeg is zich aan God een maal, of gedurende eenige dagen aan te bevelen, om de overwinning te behalen ; de Heer zal misschien toelaten, dat zelfs na het gebed, de beproeving nog verscheidene weken, maanden of geheele jaren blijve voortduren : maar wij moeten overtuigd wezen dat hij, die God voortdurend aanroept, ten laatste zeker zal verlicht worden en zegevieren ; dan zal hij eene volmaaktere rust genielen en meer bevestigd zijn in zijnen rosp.
Zoolang men dien slorm, waarvan bijna
Aceedite ad eum, et ülumiuauiiui. XXXIII.
ROEPING TOT DKX
niemand vrij is, niet heeft doorstaan, moot men niet denken in zekerheid te zijn. Men wete dat het nutteloos is in dien tijd van duisternis zijnen ijver te willen opwekken of zich door redeneeringen te verlichten ; want in dien toestand waarin men zich bevindt, ziet men anders niet dan verwarring. Alsdan moet men zich vergenoegen tot God te zeggen : «lieer! help mij, Heer! sta mij bij; en ook dikwijls Maria aanroepen, de Moeder der volharding, zijn betrouwen stellende op de goddelijke belofte : «Vraagt en gij zult verkrijgen.»1 liet is zeker dat hij die met de genade Gods zegepralend uit dergelijke beproeving is gekomen, zich des te geruster en sterker gevoelt in zijne roeping.
Tweede middel, de toevlucht tot zijne oversten.
00
Het tweede even krachtig en noodzakelijk middel in dergelijke bekoringen, bestaat hierin, dat men aan zijne oversten of aan zijnen biechtvader bekend make wat men gevoelt, en dat wel zonder toeven, vóór de bekoring in kracht hebbe toegenomen. De heilige Philippus Nerius zeide, dat
(1), Petite et accipietis. (Jo. XVI. 2V).
HKUGIEirZEN STAAT.
dc bekoring, wanneer men ze openbaart reeds half overwonnen is. Daarentegen in zulk geval, is er geen grooter gevaar, dan zijne bekoring den Oversten te verzwijgen ; dan toch onttrekt Gud van den eenen kant zijn licht, om de weinige gehoorzaamheid die de religieus Hem toont met zijne kwaal, niet te willen bekend maken ; en van een anderen kant de bekoring wordt sterker zoolang de mijn niet ontdekt en verijdeld is.
Het is dus zeker dat alwie bekoringen beeft tegen zijne roeping en zeniet te kennen geefl, groot gevaar loopt van zijne roeping te verliezen.
Laat ons wel- begrijpen, dat in het klooster de bekoringen tegen de roeping denood-lottigste zijn welke de hel verwekken kan ; want, indien de duivelhierin slaagt, behaalt hij in een keer verscheidene overwinningen. Inderdaad, zoo een kloosterling zijne roeping verliest en zijnen staat verlaat, wat goeds kan hij nog uitrichten op de wegen (iods? De vijand, wei is waar, geelt hem in. dat hij buiten het klooster vrijer en geruster geworden, meer goed zal kunnen doen; maar het is integendeel zeker dat zijn hart aanstonds zal worden aangegrepen door wroegingen die hem nooit de
«1
ROEPIXG TOÏ DRV
minste rust zullen laten. En geve God dat die knagingen hem gedurende de gansclie eeuwigheid niet blijven kwellen in de hel, waarin, gelijk wij hierboven gezegd hebben, het zoo gemakkelijk is te vallei1!, als men zich door zijne eigene schuld van zijue roeping verwijdert! Bovendien zal hij, ten opzichte van het goed dat hij nog zal kunnen doen, zóo Ontmoedigd zijn en zoo koud, dat hem zélfs de kracht zal ontbreken, om zijne oogen ten hemel te verheffen. Geen wonder dat hij dan het inwendig gebed geheel achterlaat ; want telkens dathij zich voorneemt het te doen, zal hij eenc bel vaft verwijten té verduren hebben ; hij zal dé knagirtgfen hooren van zijn geweten, dat hem in het diepste des harten toeroept; — «Ongelukkige I wat hebt gij gedaan? Met uwe roeping te verliezen, hebt gij God verlaten ! En waarvoor ? om uwe drift te bevredigen I om aan uwe ouders te behagen ! — Hij zij verzekerd dat deze ver-wijtingen hem zullen vergezellen gedurende heel zijn leven, maar vooral in het uur der dood bij het zien der eeuwigheid, wanneer in plaats van te sterven in Gods huis, omringd van zijne goede medebroeders, hij den geest zal geven buiten sijne
IIKLlftlEUZRN STAAT.
roeping, missfihien in zijn eigen huis, te midden zijner bloedverwanten wier ijdele voldoening hij boven het welbehagen van •k»d gesteld heeft.
Dat de kloosterlingen nooit ophouden den Heer te smeeken, hen liever te doen sterven dan ze te laten vallen in dit uiterste ongeluk, waarvan de gevolgen ten pijnlijkste gevoeld worden in het stervensuur, wanneer men goed erkent dat er voor de kwaal r geen geneesmiddel meer bestaat! Ook, als men tegen zijnen roep bekoord wordt, kan men geene betere overweging doen, zoo-hing die beproeving duurt, dan te beschouwen welke kwelling men in de laatste oogenblikken zou te lijden hebben ; welke spijt het is zijne roeping verloren te hebben om eene nietigheid; welke droefheid, te zien dat men door zijne eigene schuld buiten do wegen Gods sterft.
BESLUIT.
Kortom, alwie den religieuzen\' staat omhelzen wil, moet het besluit nemen zich te heiligen, eu alle uitwendig en inwendig lijden te verduren om aan God getrouw tef blijven en nooit zijne roeping te verliezen.
li.\'t
(JJ. BOEPINll TOT DKN\'
Indien hij dit vooraemen niet gemaakt heeft, raad ik hem aan, zijne oversten en zich zeiven niet le bedriegen, en bijgevolg het klooster niet in te treden ; want dit is een teeken dat hij er niet toe geroepen is, of dat hij niet, gelijk het zijn moet, aan zijne roeping wil beantwoorden ; en dit is nog een grooter kwaad. Zoolang men niet behoorlijk gestemd is, is het beter te wachten, ten einde zich voor le bereiden gelijk het betaamt, en tot het vast besluit te komen zich geheel aan God te geven en alles voor Hem te lijden. Door anders te handelen benadeeligt men zich zeiven en ook het gesticht waar men intreedt; want men stelt zich in groot gevaar er uit te gaan, en dan behalve de minachting der wereld, die men zich op den hals trekt, blijft men voor (iod plichtig aan eene grootere ongetrouw-beid jegens zijnen roep, en men verliest de hoop voortaan op den weg der deugd voortgang te kunnen doen. God weet welke schade en hoe menige val deze eerste ongenade moeten volgen!
Van den anderen kant, hoe schoon is het in het klooster zielen te zien zonder voorbehoud aan God toegewijd, die leven in do wereld, maar als buiten de wereld, en
llEMlUEUZK.V STAAT. quot;lö
gee tl o andere gedaehten hebben dan aan den Heer te behagen !
In den religieuzen slaat moet ieder slechts leven voor de eeuwigheid. O! wat geluk voor ons, zoo wij de weinige dagen die wij op aarde door te brengen hebben, aan God schenken! Zij vooral, moeten zoo handelen die reeds een groot gedeelte van hun leven in de wereld verloren hebben. Stellen, wij ons de eeuwigheid voor oogen; dan zullen wij bereid zijn alles met gelatenheid en zelfs met blijdschap te lijden.
Danken wij den Heer, die ons zoo overvloedig licht en hulp verleent om Hem volmaakt te beminnen ; Hij gewaardigde zich onder zoo vele andoren ons te kiezen om in het klooster Hem te dienen, en schonk ons de genade zijner heilige liefde 1 Leggen wij ons dan met ijver toe op de beoefening dei-deugden om ons in zijne oogen aangenaam te maken ; denken wij, gelijk de heilige Theresia aan hare dochters zeide, dat wij, door te verzaken aan de wereld en aan do aardsche goederen, met Gods genade misschien den moeilijksten stap reeds gezet hebben om tot de heiligheid te geraken; het gemakkelijkste blijft ons nu nog te doen om heilig te worden. Ik houd het
t;fi ROEPING TOT DEN
voor zeker, dat Jezus-Christus iu den hemel eene verhevene plaats bereid heeft voor dozen die in het klooster sterven. Hier henedon zullen wij arm zijn en veracht, voor onnoozel en dwaas gehouden worden; maar in het ander leven zal alles anders zijn.
Bevelen wij ons onophoudelijk aan onzen zeer minnenden Verlosser verborgen in hot Heilig Sacrament des Altaars, alsmede aan de Allerheiligste Maagd, daar wij als kloosterling eene gansch bijzondere lielde voor Jezus in het Heilig Sacrament en voor de Onbevlekte Maagd Maria aan den dag moe-ten leggen. Stellen wij ons vertrouwen op Jezus-Christus die ons tot zijne hovelingen heeft uitverkoren; wij kunnen het klaarblijkelijk besluiten uit de bescherming welke Hij aan zijne religieuze gestichten verleent en aan ieder die er lid van is ; wat hebben wij dan te vreezen ? «De Heer is mijn licht en mijn heil; wien zal ik vreezen ?«*
Heer, voltrek uw werk: Geef tot uwe glorie dat wij geheel U toebehooren, zoodat
(I) Dominos illuminalio mwi ol salus mea; fiuem time (Ps. 2». J
HKUGIEUZEX STAA T. OT
al de leden uwer kloosters het geluk hebben U een groot getal zielen te winnen,en lot op den dag des oordeels in alles te behagen. Amen. Amen.
VOOR HEN
DIE TOT DEN RELIGIEUZEN STAAT GEROEPEN ZIJN.
/Vrfv\\A/WVA/V\\*W\\/V\\A/WWW*A/\\A/W\\/V\\A/VV*A/ .A-WVAWUWVWW
I\'\' OVERWEGING.
HOEZEER DE ZALIGHEID ONZER ZIEL IN DEN\'RELI-GIEL\'ZEN STAAT VERZEKERD IS.
Om te bcgi\'ijpcu lioe gewichtig de eeuwige zaligheid onzer ziel is, behoeft men slechts het geloof te hebben en te overwegen dat wij maar ééne ziel hebben ; ziel verloren is alles verloren, al ware men meester van geheel de wereld. t Wat toch baat het den mensch, zoo hij de geheele wereld wint, maar zijne ziel verliest?» 1 Het is deze groote grondregel van het Evangelie die zoo vele jongelingen bewogen heeft, of wei zich in een klooster op te sluiten, of hun leven in de woestijn door te brengen, of hun bloed door de marteldood voor Jezus-Christus ten beste te geven. Zij zeiden bij
Onid enim prodest homini, si mundnm univcrsimi Incretur, anümi\' vero sneu«Ictriniontnui putintur? (S. Mjiltli. Iti, 2«,)
DE ZALIGHEID ONZER Z-\'EL. 6!)
zich zeiven : Waartoe dient het de gansche wereld te bezitten en al de goederen dei-aarde te genieten in dit leven dat weldra ten einde is, als men verdoemd en ongelukkig wordt in het andere leven dat nooit eindigen zal? — Zoo veel rijken, zooveel vorsten, zoo veel mogendheden zijn thans in de hel I wat blijft hun over van al wat zij in deze wereld genoten hebben, tenzij eene hevigere pi jn, eene verschrikkelijkere wanhoop? Nu weenen zij in hunne ellende : Helaas ! alles is voor ons verloren 1 1 Ja, alles is voor hen verdwenen als eene schaduw, als een droom; en de straf die zij moeten ondergaan, duurt reeds zoo vele jaren en zal eeuwig duren !
« De gedaante dezer wereld vergaat.» -Deze wereld is een tooneel waarop alles snel voorbijgaat ; gelukkig hij die er zijne rol zoo tracht te spelen, dat hij in het ander leven, dat geen einde heeft, zich goed weet voor te doen! Er zal hem weinig aan gelegen zijn of hij hier op aarde arm, veracht, vervolgd was, wanneer hij zich met geluk en eer zal overladen zien, en voor altijd als
(O Traosicrnnt omnia ilia tanqunin umbra. (Sap. ö. f.) (2) l\'ra\'tcrit fignra Imjns muiuli. fl Cor. 7. öl .)
le OVERWEGING.
koning des bemels aangesteld, zoolang God God zal wezen ! Heeft God ons in de wereld geplaatst en doet hij ons op aarde leven, liet is alleen om er, niet vergankelijke, maar eeuwige goederen te verzamelen; want het eeuwige leven heeft hij ons ten einde gesteld. 1
Dit is het eenig doel welk ieder mensch zich in dit leven moet voorstellen ; maar ongelukkiglijk, in de wereld denkt men weinig of bijna niet aan het eeuwige leven. Te midden der duisternissen van dit Egypte zoeken de meeste mensehen niets anders dan zich eer en vermaak te verschaffen; daarvan komt het verlies van een zoo groot aantal zielen. 2 Hoe weinig zijn er die zich ernstig bezig houden met de overweging der dood waarmede het tooneel des levens eindigt, die denken aan de eeuwigheid die ons wacht, en aan hetgeen God ter onze liefde gedaan heeft! Daarvan ook, dat zoo vele ougeiukkigen verre van God leven als blinden, als redelooze dieren; zij vestigen hunne oogen alleen op aardsche zaken, zonder aan God te denken, zonder naai zijne
70
Finem vero, vitam ajternam. (Rom. C. 22.)
Dcsolationc desolnta est omnis terra, quia nullus es qui reeogitet eorde, (Jer. 12, II.)
DE ZALIGHEID ONZER ZIEL. 7 I
liefde te verlangen, zonder de eeuwigheid voor den geest to hebben ! Zoo komen zij tot eene rampzalige dood, die uiets anders is dan het begin eener eeuwige dood en van een ongeluk zonder einde ; daar openen zij eindelijk do oogon, maar alleen om voor altijd hunne dwaasheid te betreuren.
Ziehier het groot middel ter zaligheid dat do religieuze staat ons aanbiedt; men overweegt er onophoudelijk do eenwigo waarheden, waardoor men zeker hot loven der genade bewaart: «Gedenk uwe uilerstenen gij zult in eeuwigheid niet zondigen.» 1 In ieder welgeregeld k loosier heeft die oefening dagelijks, en meermalen zelfs\' door den dag, plaats, üok, bij het helder licht dat de goddelijke zaken er gedurig verspreiden, is hel om zoo te zoggen onmogelijk van God verwijderd te loven, ten minste gedurende langen tijd, en zonder zijne rekeningen in orde te houden voorde eeuwigheid.
CEDED.
Mijn God ! ik die IJ meer dan anderen bob beleedigd, en eerder dan zij de boroo-
(I) Memorare novissima tua, et in letei\'iuiui non peceabis ( Kceli. 7. 40.)
72 ic OVERWEGING.
ving van uw goddelijk iicht verdiende, welke aanspraak konde ik maken op deze groote gunst uwer barmhartigheid bij voorkeur onder zoo vele anderen, die Gij temidden der wereld laat leven, tot de eer geroe-pen tc worden in uw heilig huis van zoo nabij IJ tc dienen? Geef, o Heer, dat ik de grootheid dezer weldaad naar waarde schatte, opdat ik nimmer ophonde U daarvoor tc bedanken, gelijk ik het voornemen heb alloos Ic doen in mijn leven en gedurende de gansche eeuwigheid. Ach ! gedoog niet dat ik aan de erkentenis, die ik U verschuldigd ben te kortblijve. Dewijl gij mij zoo zeer begunstigd hebt, en U hebt ge-waardigd mij boven anderen in uwe liefde den voorraug te geven, is het wel billijk dat ik U met moei\' ijver en met meer liefde dan anderen dienc. Gij wilt, o mijn Jezus! dat ik Ü geheel toebehoore; ik schenk mij aan U zonder voorbehoud. Neem mij aan, en bewaar mij voortaan als uw eigendom, dewijl ik over mij zeiven niet meer beschikken kau. Voltrek het werk dat Gij begonnen hebt. Gij hebt mij in uw huis geroepen, opdat ik mij heiligen zou ; maak dan dat ik worde hetgeen gij van mij verlangt. — Uoe het, o eeuwige Vader! Ver-
GELUK 1.\\\' HET UUH DEB DOOD. 73
leen mij die genade ter liefde van Jezus-Christüs, in Wien ik al mijn betrouwen stel. Ik bemin U, mijn opperste Heer! ik bemin Lquot;, oneindige Godheiu ! Ik bemin en wil altijd ii alleen beminnen.
IIC OVEHWKGl.Mi.
GELUK DEK KLOOSTERLI.NGE.Nquot; IN HET L\'UIl DEK D\'JOD.
lt;( Zalig zijn de dooden, die in den Heer sterven.» 1 Wie zijn die gelukzalige dooden die inden Heer sterven? Wie anders dan de kloosterlingen die op het einde van hun leven als reeds gestorven zijn, dewijl zij, bij hunne \'beloften, zich van de wereld en van al bare goederen onthecht hebben ?
Overweeg, mijn broeder, hoe tevreden gij zult zijn, indien gij uwen roep volgt en het geluk hebt in Gods huis te sterven. — De duivel zal niet nalaten n voor te stellen als gij u in het huis des Heeren begeeft, dat bet u wellicht zal berouwen uwe familie en uw vaderland te verlaten, en uwe ouders te berooven van de voordeden die zij van u konden verwachten. Maar spreek tot n
1quot; Benli mortiii, qui in Domino moriunttir. Apoe. li. 1quot;
74 2C OVERWEGING.
zeiven : Zal het mij in liet uur der dood leed zijn of gelukkig maken, mijn besluit te hebben uitgevoerd? — Verbeeld u dan, bid ik u, dat gij gaat sterven en voor de rechtbank van Jezus-Christus verschijnen; overweeg wat gij verkiezen zoudt, indien gij zoo verre waart. Zoudt gij misschien verlangen uwe ouders voldaan te hebben, aan uwe familie of aan nw vaderland nuttig geweest te zijn, en te sterven omringd van uwe broeders, vrienden en verwanten;
zoudt gij wellicht wenschen in uw huis, te hebben geleefd, geëerd als pastoor, kanunnik, bisschop of minister, zonder andaren regel dan uwen wil ? of zoudt gij niet veeleer begeeren in het huis van God te sterven, te midden uwer goede medebroe- gt; ders die n aanmoedigen en helpen in den grooten overtocht, nadat gij lange jaren hebt geleefd in de beoefening der godsvrucht,der ootmoedigheid, der versterving;
nadat gij aan alle goederen verzaakt hebt, en verre van uwe ouders sterft, zonder eigenwil, in gehoorzaamheid en volkomene onthechtiug aan het aardsche : — dit toch zijn omstandigheden die de dood zacht maken en beminnelijk.
Wanneer men gewoon is zich vau het
CELüK IN IIKT ULR DER DOOÜ. 75
aardsche genot tc onthouden, zegt de heilige Bernardus, verlaat men de wereld zonder eenigen spijt.1 Honorius II betreurde het in zijn stervensuur dat hij, in stede van op den pauselijken troon te zijn geplaatst, niet liever als religieus was bezig gebleven de schotels van het arme klooster te wasschen. Philippus II wenschte bij zijne dood slechts een nederige broeder geweest te zijn, die in een klooster God diende, in plaats van als vorst geregeerd te hebben. Philippus III, ook koning van Spanje, riep in zijne laatste stonden uit: jAch, had ik God iu eene woestijn gediend in stede dat ik koning was, ik zou met meer vertrouwen voor den rechterstoel van Jezus-Chris-tus verschijnen ! t
Wanneer de hel u dan bekoort om uwe roeping te verlaten, denk aan de dood, verbeeld u in dat uiterste oogenblik te ziju. dat over uwe eeuwigheid beslissen moet. -Door dit middel zult gij alle bekoringen overwinnen, aan God getrouw blijven, en voorzeker, wel verre van hel u te beklagen in het stervensuur, zult gij er den Heer on-
(\\] Qui consuevit se delectationibu? mun;li privarc, mun-ilmn descrere nou seutict.
5\' A quo pendet fclcrniln.-.
2C OVEKWKGliNG.
ophoudelijk voor daukcn; gij zult gerust leven en sterven. — Gerardus, broeder van den heiligen Bernardus, stierf a] zingende, verblijd in het huis van God te ontslapen.
Pater Suarez, van de Societeit van Jezus, gevoelde een zoo groot genoegen en dus-dauigen troost in het klooster te sterven, dat hij zeide: «Ik wist niet dat sterven zoo zoet was.» 1
Een ander Jezuïet, als het laatste oogen-blik nabij was, begon hartelijk te lachen; en toen men hem vroeg wat hein zoo vroo-lijk maakte, antwoordde hij : « Hoe zou ik niet lachen quot;? Heeft Jeins-Christus niet den hemel beloofd aan ahvie ter zijne liefde alles verzaakt? heeft Hij niet gezegd dat men honderdvoudig zal beloond worden voor heigeen men om Zijnen naam verlaten heeft, en dat men het eeuwig leven zal bezitten? 2 Ik heb alles om God verlaten ; en God is getrouw. Hij kan aan Zijne beloften niet te kort blijven. Hoe dan, besloot hij, zou ik niet vroolijk zijn, hoe zon ik niet lachen terwijl ik mij van den hemel verzekerd zie ?»
76
Non putubam tam dulce esse raori.
*2; CoDtupIum accipiel, c\'. vitam a?ternam possioebit Matth. I!gt;. 29.
r.KU K IN HIÏT IJLT. riEll D\'lfID. / I
Kenige jaren geleden, vroeg men aan een leekebroeder die op sterven lag, wat hij het meeste verlangde: «Ik verlang niets anders, antwoordde hij, dan te sterven en met God vereenigd te worden.»
Pater Januarius Sarnelli, weinige oogen-blikken voor zijne dood, sprak ia dezer voege tot God. «Heer! Gij weet dat al mijnq werken, al mijne gedachten, ter Uwer eer zijn geweest; thans verzucht ik naaf het oogenblik waarop ik ü van aanschijn lot aanschijn zal zien, indien dit uw welbehagen is. t Daarna voegde hij er bij : « Welaa-n, ik geef mij aan een zacbten doodstrijd over.» Aanstonds begon hij eene teedere samenspraak met God, en kort daarna ontsliep hij zacht in den Heer, met een glimlach op de lippen. Van dit oogenblik begon zijn lichaam een zoeten geur te verspreiden, die, gelijk de getuigen het verklaard hebben, gedurende verscheidene dagen de kamer vervulde waar hij gestorven nas.
De heilige Bernardus heeft dan wel reden, wanneer hij den lof van den religieuzen staat verkondigt, uit te roepen : « Gelukkig leven, waarin men de dood afwacht
78 2e OVERWEGING.
zonder vrees, waarin men die zelfs verlangt
en met liefde aanneemt! » \'
GEBED.
Mijn dierbare Heer, Jezus-Christus, die, om mij eene goede dood te bezorgen, voor II zeiven een zoo smartvol sterven hebt verkozen! Dewijl Gij mij zoo zeer bemind en bij voorkeur bestemd hebt om nader de voetstappen van uw heilig leven te volgen ten einde mij inniger met uw teedervolle hart vereenigd te zien, ik bid U, hecht mij niet de zoete banden uwer liefde zoodanig aan U vast, dat ik nimmer meer van U af-wijke. 0 mijn allerliefste Verlosser! ik verlang vurig U mijne erkentenis te beluigen en aan eene zoo groote genade te beantwoorden : maar ik vrees dat ik door mijne zwakheid ongetrouw worde.
Ach! laat dit niet toe mijn Jezus ! en doe mij veeleer sterven dan dat ik mij van U verwijdere en de bijzondere liefde ver-gete die Gij mij hebt toegedragen.
Ik bemin U, mijn lieve Zaligmaker! Gij zijt en zult altijd de eenige Meester wezen
(1)0 vita seciira, ubi absque formidine mors exsplt;?etatui\', iiumo ct exoptatnr cum dulcedine, et exeipitur curr. dfivo-lione! (Ad Mil, T. o. 1.)
REKENING IN DEN DAti DES OORDEELS. 7!l
vau mijn hart en van mijne ziel. Ik verzaak aan alles, en L\' alleen kies ik mij ten schat, o Lam Gods, allerzuiverste Lam, en vol liefde voor mij. 1—Verre van mij, nietige schepselen, mijn eenig goed is God; Hij is mijne liefde, mijn Al. — Ik bemin U, mijn Jezus! Aan uwe liefde wil ik al den tijd, kort of lang, dien ik nog te beleven heb, toewijden, ik omhels U, en druk li op mijn hart, met U vereenigd wil ik sterven. Ziehier de genade welke ik [I vraag, ik verlang niets anders: maak dat ik altijd leve, brandend van liefde tot U ; en wanneer mijn laatste uur zal komen, maak dat ik sterve in eene vurige akte dezer heilige liefde.
O onbevlekte Maagd ! Verkrijg mij deze genade ; ik verwacht die van U.
Ill- OVERWEGING.
REKENING, WELKE HIJ DIE AAN ZIJNEN ROEP NIET GEHOORZAAMT, ZAL MOETEN AFLEGGEN VOOR JEZ US-CHRIST US IN DEN DAG DES OORDEELS.
De genade van de roeping tot den reli-
(1; Dileetus meus Candidas of rnbipundns, olectus ex mil-libns. (Cnnt. in.)
8Ü I!\'\' OVKRWKGINO.
gicuzou staal, is geea gewone genado ; zij is zeer zeldzaam, God sclienkt die aan weinigen slechts. 1 O! hoe veel beter is het tot het volmaakt leven geroepen en een der trouwe dienaars van God in zijn heilig huis te worden, dan bestemd te zijn om te heer-schen over den grootsten Staat der aarde! En welke overeenkomst bestaat er tusschen een tijdelijk rijk dezer aarde en het eeuwig rijk des hemels?
Maar hoe grooter de verleende genade is, des te meer zal de Heer vergramd zijn tegen hem die verwaarloost er aan te beantwoorden, en zijn oordeel zal des te strenger zijn op den dag der rekening. Indien een koning een armen herder in zijn paleis riep om hem als een der groo-ten van zijn hof te dienen, welke zou niet de verontwaardiging van dien vorst zijn, zoo die onderdaan dusdanige gunst weigerde, om zijn ellcndigen schapenstal en zijne kleine kudde niet te verlaten! God kent volmaakt den prijs zijner genaden ; daarom straft Hij streng alwie ze veracht. Hij is onze opperste Meester; als Hij spreekt wil Hij, en wel zonder toeven, gehoorzaamd
,1 Non IWüt o/nni nationi.\'P*. UT. 20.\'
UEKEXIXG INquot; I)KV DAG DES OORDRFX.S. SI
worden. Wanneer Hij zich dns gewaardigt eene ziel te verlichten en tot het kloosterleven te roepen , en zij beantwoordt niet aan baren roep, dan berooft Hij haar van zijn licht cn verlaat ze te midden der duisternissen. Ach ! hoe velen dier ongelukki-gen zullen wij in don dag des Oordeels verworpen zien, omdat zij aan de stem van God weigerden te gehoorzamen !
Bedank dus den Heer wijl Hij u hoeft uilgenoodigd om Hom te volgen; maar vreest zoo gij aan deze uitstekende genade niet getrouw zijt. Wanneer tiod u roept om van meer nabij Hom te dienen, is dit een toeken dat Hij uwe zaligheid wil; maar ook langs dien weg wil Hij dat gij zalig wordt, welken Hij zelf u heeft gekozen en aangewezen. Indien gij verlangt uwe zaligheid te bewerken langs den weg dien gij zelf kiest, stelt gij n in groot gevaar verloren te gaan ; want, daar gij in de wereld blijft terwijl God u in het klooster wil, zult gij de krachtdadige hulpmiddelen niet bekomen welke Hij u in zijn huis bereid had ; en zonder dien bijstand zult gij moeilijk zalig worden.
Mijne schapen hooren naar mijne stem,
6
82 :!\'■ OVERWEGING.
zegt de Heer. 1 Wanneer men liet oor sluit voor de stem van Hod, is het een teeken dat men niet tot zijne kudde behoort, en dat men met de bokken zal veroordeeld worden in het dal van Josaphat.
GEÏiKD.
Heei\'! door de overmaat uwer goedheid hebt gij mij boven zoo vele anderen verkoren , om mij onder uwe bevoorrechte dienaren op te nemen en in uw heilig huis te laten wonen. Ik ken de waarde dezer genade en weet hoezeer ik uwer grootheid onwaardig ben. Zie , o mijn God ! aan zooveel liefde wil ik beantwoorden, ik wil U gehoorzamen, (jij zijt zoo milddadig jegens mij geweest, dat gij mij geroepen hebt terwijl ik U niet zocht en toen ik ten uwen opzichte ondankbaar was. Ach ! laat niet toe dat ik op nieuw in die over-groote ondankbaarheid valle door U te verlaten, Gij die ter mijne liefde uw bloed en uw leven ten besie gegeven hebt, en mij over te leveren aan de wereld, de vijand die mij vroeger zoo dikwijls uwe genade en mijne zaligheid heeft doen ver-
Ovo.= mojo voeem moam audinni. (Jo. 10. 57.)
FOLTERING OM UF.T VRRLIE3 VAX ZIJN\' RHEP. 8\'t
liezen ! Wijl Gij U gewaardigd hebt mij te roepen, verleen mij de sterkte om naar uwe stem te hooren. Ik heb reeds beloofd U te gehoorzamen; ik beloof bet U nogmaals: maar indien Gij mij de genade der volharding niet geeft, kan ik U niet getrouw blijven : deze hulp vraag ik IJ ; ik wil en hoop haar te bekomen door uwe verdiensten. Geef mij den moed de driften van het vleesch te overwinnen, door welke de duivel mij wil overhalen om lï te verraden. Ik bemin U, mijn Jezus! ik wijd mij geheel aan U toe. Reeds ben ik de uwe, en wil U altijd getrouw blijven.
Maria , .mijne Moeder en mijne Hoop ! Gij zijt de moeder der volharding ; deze genade wordt alleen door uwe voorspraak verleend : verkrijg ze voor mij ; op u stol ik mijn betrouwen.
IV OVERWEGING.
FOLTERING WELKE UIJ TE VERDUREN HEEFT IN DE HEL, DIE VERWORPEN WORDT OM HET VERLIES VAN ZIJNEN BOEP.
De spijt van eenig groot goed door zijne eigene schuld verloren, of van zich vrij-
i\' OVERWI-.G IXC,
willig een grooL kwaad aangedaan te hebben, veroorzaakt ecne dusdanige pijn dat deze zelfs in dit loven, eene onverdragelijke smart wordt. Welke hevige pijn zal dan in de hel den jongeling kwellen, die niet heeft willen gehoorzamen wanneer hij door eene bijzondere gunst van God tot den religieuzen staat geroepen was! dan zal hij erkennen, dat door te luisteren naar de goddelijke stem, hij eene schoone plaats in den hemel zou bekomen hebben; en nu integendeel om zijne ongetrouwheid is hij in die plaats van folteringen verbannen, zonder middel om zijn eeuwig verlies te herstellen.
Dit zal de wreede worm zijn, die altijd levendig door eene onophoudelijke knaging zijn hart zal kwellen: «Hun worm sterft niet.» 1 Dan zal hij zeggen : O dwaze die ik was! ik kon eeu groote heilige worden ; hadde ik gehoorzaamd, ik zou thans in den hemel zijn ; en nu ben ik verloren, en zonder oenige hoop!
84
ïot zijne grootste kwelling zal die ongelukkige nu reeds weten, en in den dag vaa het laatste oordeel zal hij zien, dat zij aan
Vermis eorum non moritur. (Mare, 9. iquot;».)
KOLTEHINÜ OM HET VEULIËS VAN ZIJN HOEP. 80
de rechterhand des Zaligmakers geplaatst en als heiligen gekroond zijn, zij die hunnen roep zullen gevolgd hebben, aan do wereld verzaakt en zich in liet huis van Cod begeven hebben, waarloc ook hij was uitgenoodigd. Hij zal zich van het gezelschap der gelukzaligen gescheiden zien en te midden der ontelbare menigte verworpelingen gebannen omdat hij aan de stem van (jod niet gehoorzaamd heeft. En zeker is het dat dan do herinnering aan de genade der roeping, voor bem in de hel eene dubbele hel zal wezen.
Men weet, volgens heigeen hierboven gezegd is, dat men gemakkelijk in dit uiterste ongeluk valt, wanneer men om zijn eigen zin te volgen, zich van de goddelijke roeping verwijdert. Gij dan, beminde broeder, die geroepen zijt om u in het huis des Heeren te heiligen, overweeg het groot gevaar waaraan gij wordt blootgesteld, zoo gij vrijwillig die genade zoudt verliezen; daar zij eene gaaf is van Gods hoogste goedheid, die haar geschonken heef: om u boven de menigte te verheffen en onder de vorsten des hemels te plaatsen, zou zij door uwe schuld, indien gij aan God ongetrouw waart, eene afzonderlijke hel voor u ver-
\'f OVERWEGING.
dienen. Dewijl de Heer u thans de keuze overlaat, kies dan, beslis zelf wat gij eens wilt zijn : of een verheven koning in den hemel, of een verdoemde in de hel die daar meer dan anderen gefolterd wordt.
GEBED.
0 mijn God ! gedoog niet dat ik U ongehoorzaam en ongetrouw zij. Ik erken uwe goedheid jegens mij, en ik dank U, dat Gij, liever dan mij van uw aanschijn te verwerpen en in de hel te storten zooals ik dikwijls verdiend heb, U gewaardigt mij tot de heiligheid te roepen en mij eeae verhevene plaats in den hemel te bereiden. Ik begrijp dat ik eene dubbele straf zcu verdienen, zoo ik naliet aan deze genade, die niet aan iedereen gegeven wordt te beantwoorden. Heer! ik wil U gehoorzamen; zie, ik ben aan U, en wil U voor altoos toe-behooren. Met blijdschap aanvaard ik alle lasten en alle onaangenaamheden van den kloosterlijken staat lot weikeu Gij mij uit-noodigt. Wat toch zijn die lasten in vergelijking der eeuwige pijnen die ik verdiend heb? Reeds was ik verloren om mijne zonden; thans geef iU mij geheel aar. U,
80
FOLTERING OM HET VERLIES VAX ZIJN ROEP. 87 beschik over mij en over mijn leven gelijk het U behaagt. Duld, o goede Meester ! dat ik, ofschoon vroeger lot de hel veroordeeld, IJ diene eu II beminne in dit leven en in het andere. Voortaan wil ik U zooveel beminnen als ik verdiend heb U in de hel te haten, o oneindig beminnelijke tied ! Ach ! mijn Jezus ! (jij hebt de ketenen verbroken waarin de wereld mij gebonden hield ; Gij hebt mij van het juk mijner vijanden verlost; ik moet dus wenschen K veel te beminnen, o mijne Liei\'de ! ook ben ik besloten, om de lielde die ik U toedraag, LT in alles en altijd te dienen en te gehoorzamen.
O Maria, mijne voorspreekster ! aan wie ik deze groote barmhartigheid verschuldigd ben, ik bedank U; sta mij gedurig bij, en laat niet toe, dat ik in ondankbaarheid jegens een zoo goeden God, die mij aldus bemind beeft, hervalle! Verkrijg dat ik eerder sterve dan aan eene zoo groote genade ongetrouw te wezen. Zoo hoop ik.
Se ÜVEHWEGl.VG.
Vquot; ÜVKKWKI.IM;.
VAM DK OVIIRGROOTE UEERLIJKHEID WELKE DE KLOOSTERLINGEN GENIETEN IN DEN UEMEL.
Overweeg ten eerste dat, volgens den heiligen liernardus , het gemakkelijk is voor den kloosterling zalig te worden, eu dat zij die in het klooster sterven zelden verloren gaan. 1 De reden die de heilige tot bevestiging van zijn gevoelen aanhaa. t, is dat een kloosterling moeilijk tot de dood loe volhardt indien hij niet van het getal is der uitverkorenen. 2 Daarom noemde de heilige Laurentius Justinianus den religieuzen staat « de Deur des hemels.» 3 En hij besloot daaruit dat het voor de kloosterlingen een groot teeken is hunner voorbeschikking tol het hemelsch rijk. 4
Overweeg daarenboven dat de Hemel, volgens de uitdrukking van den Apostel, eene kroon van rechtvaardigheid is. 5 Al-
K8
Faeilis via «le cella ad caïlum ; rix unquaai aliquis a cella in infernum desceudit.
Quia vix unquaai, nisi pru-tlustinatus. in ea usque ad mortem perstitit, (De Vita sol. e. 4.)
(ö) Corona justitiie. (11 Tim. 8.)
Magnum quippe electionis indicium.
Illius ccelestis civitatis isteest introitus.
DK UEERUJKUKID IN DEN UE5IEL. 8\'.(
lioewel de Heer het goede dat wij doen verre boven onze verdiensten beloont, vergeldt Hij nogtans eenieder volgens zijne werken. 1 Oordeel diensvolgens welke onschatbare belooning God in den hemel bewaart voor do goede kloosterlingen, ten aanzien der groote verdiensten die zij dagelijks verwerven.
De kloosterling offert aan den Heer al zijne tijdelijke goederen op, en stelt zich tevreden in eene volmaakte armoede te leven, zonder iets te bezitten. De kloosterling, om zich inniger met God te vereenigen, verzaakt aan alle gehechtheid, aan ouders, vrienden en vaderland. De kloosterling versterft zich geheel en al, met Hem het offer op te dragen van zijn eigen wil door do belofte van gehoorzaamheid.
De eigen wil is ons boven alles dierbaar, en juist deze wil of dit hart vraagt God vooral van ons. « Mijn zoon schetik mij uw hart.» - Zij die God in de wereld dienen, geven Hem wel wat zij bezitten, maar geven zich zeiven niet; een gedeelte geven zij, maar niet alles; zij geven van hunne goederen door de aalmoezen, van hun voedsel
(l) Rcddet unicuique secundum opera ejus. (Muttb. IC. 27. (2! Priebc, lili mi, cor tuum mihi. (Piov. 2:{, 20.)
00 Ij1\' OVEHWEGIN\'G.
door het vasten, van hun bloed door de geeseling, enz.; maar hun eigenwil behouden zij altijd; zij vasten wanneer zij willen, bidden wanneer zij willen enz. De kloosterling integendeel, door het offer van zijn eigen wil, geeft zich zeiven aan God, en geeft Hem alles ; niet alleen de vruchten der plant, maar de plant zelve in haar geheel. Daarna kan hij in waarheid tot Hem zeggen : Heer! daar ik U mijnen wil heb gegeven, kan ik U niets meer schenken.
Zoo is do kloosterling, daar hij uit ge-lioorzaamheid handelt, verzekerd den wil (iods volmaakt te volbrengen ; hij verdient in alles, niet alleen wanneer hij bidt, biecht hoort of predikt, vast of andere verstervingen pleegt, maar ook nog wanneer hij eet, zijne kamer veegt, zijn bed spreidt, wanneer hij rust neemt of zich vermaakt; want, daar hij alles doet uit gehoorzaamheid, volbrengt hij in alles (jods wil. De heilige Maria Magdalena van Pazzi zeide: «Al wat uit gehoorzaamheid geschiedt, is gebed.» Ook verklaarde de heilige Ansol-inus, van de kloosterlingen sprekende die de gehoorzaamheid beminnen, dat al hunne werken verdienstelijk zijn. En de heiiige
DE HEERLIJKUE1D IN DEN HEMt\'.L. 9 1
Aloïsius van Gonzaga vergeleek den religieuzen staat bij een zeilschip, in hetwelk men, zelfs zonder te roeien, altijd vooruitgaat.
Hoe veel meer wint een kloosterling die gedurende eene maand zijnen regel onderhoudt, dan een wereldling in een jaar, door al zijne boetewerken en gebeden! Door openbaring weten wij, dat Dositheus, leerling van den heiligen Dorotheus, tot belooning der vijf jaren die hij onder de gehoorzaamheid doorbracht, in den hemel verheerlijkt werd gelijk de heilige Paulus eremijt, en de heilige Antonius abt, die een zoo groot getal jaren in de woestijn geloefd hebben. De kloosterlingen wel is waar, hebben gedurende hun leven de ongemakken van den regeltucht te verduren en zij zaaien tr.et moeite, 1 maar als zij tot het verblijf der belooning worden geroepen, gaan zij blijmoedig daarheen met eenover-vloedigen oogst beladen. 2 Ook zingen zij alsdan : 3 De banden die mij aan den Heer gehecht hebben, zijn voor mij onschatbaar
(1) Euntes ibaut et flebant, mitluntes semina sua.
(2) Veuientes autem venieut cum exsultatione, portantes manipulos suos. (Ps. 123. 6.)
(3; Kunes ceciderimt tnilii in pra\'claris ; eleiiim liuTeditas ijiea pra?clu.»a csfinihi. (I\'s. lü.tJ.;
lii ac OVERWEGING•
geworden, en overgroot is de heerlijkheid die zij mij verworven hebben.
GERED.
Is het mogelijk, o mijn God, o ware vriend mijner ziel! Is het mogelijk dat Gij zoo vurig mijn geluk verlangt, en dal Gij van mij wilt bemind worden, terwijl ik, ellendige, zoo weinig begeer U lief te hebben en aan U te behagen ? Waarom toch hebt Gij mij met zoovele genaden begunstigd, en uit het midden der wereld tot ö geroepen? — Mijn Jezus! ik begrijp U, Gij bemint mij innig en wilt dat ik U zoo bcminne, dat ik U geheel toe-behoore in dit eu in het ander leven. Gij wilt dat de schepselen geen deel in mijne liefde hebben, maar dat zij geheel er; al voor U zij, het eenig goed, alleen beminnelijk, alleen eener oneindige liefde waardig. O! dat het zou zij, mijn zoete Meester, mijn Schat, mijne Liefde, mijn Al! Ik brand van een oprecht verlangen om U te behagen en niets anders te beminnen dan U. Ik dank U voor dit gelukkig verlangen dat van U komt; gewaardig U het mij te bewaren, en altijd meer en meer te doen aangroeien; maak dat ik U aangenaam zij
IJKX INWK.VDIliKX VREDK. Hl)
eu dat ik L volgeus uw welbehagen lief hebbe op aarde, om daarna in den Hemel van aanschijn tot aanschijn U te mogen aanschouwen en uit al mijne krachten beminnen. Ziedaar al wat ik U vraag, o mijn God! ik wil U beminnen, en daarom bied ik mij aan alle smarten te lijden. Ik wil heilig worden, niet om veel te genieten in den hemel, maar om U, miju allerliefste Zaligmaker veel te behagen en veel te beminnen in de eeuwigheid. — Verhoor mij, o eeuwige Vader! ter liefde van Jezus Christus.
Mijne teedere Moeder, Maria! help mij om de liefde van uwen goddelijken Zoon ! Gij zijt mijne hoop, van U verwacht ik alle goed.
VI\' OVERWEGING.
VAN DENquot; IM\'A\'ENDIGEN VREDE, DIEN GOD AAN DE GOEDE KLOOSTERLINGEN VERLEENT.
Gods beloften ziju onfeilbaar; welnu, aan alwie om zijnen naam, ouders en goederen verzaakt, heeft de Heer het honderd-
T
(ie OVERWJitKXO
voud uier IjencJon en het eeuwig leven in den hemel beloofd. 1
De vrede der ziel is een goed dat boven alle koninkrijken der aarde verkieslijk is. Waartoe zou het dienen geheel de wereld te bezitten, zonder den inwendigen vrede ?
Heter is het de armste landman der aarde te zijn, maar vrede te genieten, dan de geheelc wereld te bezitten en te leven in ongerustheid. Maar wie kan ons dien vrede ^ * bezorgen? Is het de wereld? Neen, de vrede ! is een goed dat men van God alleen kan bekomen, gelijk de Kerk het in hare gebe- V i j den verklaart. «0 God.... schenk aan uwe S dienaren den vrede dien de wereld niet ge- . ven kan. - Daarom wordt de Heer, door . den Apostel Paulus, de God van alle vertroosting genoemd. 3 Zoo God dan de eenige uitdeeler van den vrede is, aan wien denkt gij, zal Hij deze kostbare gave ver-leenen ? Is het niet aan degenen die alles verlaten en zich van alle schepselen onthecht hebben om zich geheel aan hunnen
(1) Omnis qui reliquerit domum, vel fratres aut sorores, aut patrem aut matrem,... aut agros, propter uomen meura. cootuplum nccipiet et vitam teteinam possidebit, (Matth.
19, 29.)
(2) Deus.,., da servis tuis illam, quam inundus dare non potest, pacem.
(3) Dciifi totius eonsolationis. (UCor. 1. 3.)
DKN IXWEXmOF.X VREDK. !\'.gt;
Schepper te geveu ? Ook ziet men dat de goede kloosterlingen, in hunne cellen opgesloten, ofschoon verstorven, veracht en arm, meer tevreden leven dan de grooten der wereld, ondanks al hunne rijkdommen en pracht, en al de vermaken die zij genieten.
De heilige Scholastica zeide dat de gan-sche wereld een klooster zon worden, indien de menschen begrepen welk geluk de goede kloosterlingen smaken; en dé heilige Maria Magdalena van Pazzi, dat men de muren zou beklimmen om er in te treden.
Dewijl \'s menschen hart voor een oneindig goed geschapen is, kunnen alle schepselen te zamen het niet bevredigen, omdat zij slechts een beperkt en vergankelijk goed zijn : God alleen, die een oneindig goed is, kan zijne verlangens vervullen. 1 O ! gewis, een goede kloosterling met God vereenlgd, is wel verre het lot te benijden van eenen vorst dezer aarde die het gezag voert en over rijkdommen en eereposten beschikt; gaarne laat hij hem deze voorrechten en roept met den heiligen Panlinus uit, dat Jezus Christus al zijn rijkdom en
I Delootare in Domino, ot dnbit tibi petjtionps cordis tui.
Ij\' OVEP.WKOIN\'O.
al zijne glorie is, 1 Terwijl liij de wereld-lingen op hunne grootheid en pracht hoott roemen, zoekt hij anders niet dan zich meer en meer van de aardsche goederen los te maken om zich altijd inniger met (■Of] te vereenigen; zoo leeft hij steeds te vreden en zingt met den Psalmist: Dat zij van hunnen overvloed genieten ; voor mij, ik stel al mijn betrouwen in den naam des Heeren. 2
Volgens de heilige Theresia, is een druppel der hemelsche vertroostingen meer waard dan al de vermaken der wereld. — Pater Karei van Lorreine, van het vorstelijk huis van Lorreine, verzekerde dat God door een oogenhlik van het zuiver geluk dat Hij hom in het klooster deed smasen, hem overvloedig beloonde voor alles wat hij om den Ueer verlaten had. Ook was hij somtijds zoo verrukt van blijdschap, dat hij, wanneer hij zich alleen in zijne cel bevond, zich niet kon weerhouden en van vreugde opsprong. De gelukzalige Seraphi-nus van Arcoli, eenvoudige Capucijnebroe-
(1) Sibi Iiabeant divitias suas diviles, sibi regna sua roges; nobis gloria et possessio et regnum Christus est. Kp. atl Aprum.)
(2) Hi in cnrribus, et hi incquis; nos aiilem in nomine Domini Dei nostri invocabimus. Ps. 10. S.
DEN IfWENDIGEN VREDE. 07
der, zeide dat liij niet één palm zijner koord voor al de koninkrijken dor wereld zou gegeven hebben.
O! wat een geluk te kunnen uitroepen met den heiligen Franciscus, na alles voor (!od te hebben verlaten: MiJn(!od en mijn Al! 1 en zich alzoo bevrijd te zien van de slavernij der wereld, van hare booze ingevingen en aardsche genegenhedeu. Deze is de vrijheid die de kinderen Gods, zooals de goede kloosterlingen, genieten. Het is wel waar dat ia den beginne de berooving der wereidsche gezelschappen en vermaken, de gebruiken der kloostergemeente en de regel doornen schijnen; maar gelijk de Heer zelf heeft willen verklaren aan de heilige Brigitta, wanneer men met moed en liefde de eerste steken verdraagt, veranderen die doornen in bloemen en in hemelsche zoetheid ; men smaakt dan dien onuitspreke-lijken vrede, welke volgens den heiligen Paulus alle zinnelijke vermaken en alle genot van feesten en maaltijden en genoegens der .wereld te boven gaat. - Is er grooter geluk, dan te weten dat men aangenaam is aan God ?
(1) Deus ineud, et ©ninia.
(2) Pax Dei qute exsuperat omnem sensuai. (Hbil. 4 7.)
7
6C OVERWEGING.
GEBED.
Miju Heer, mijn God, mijne Liefde, mijn Al! ik weet dat Gij alleen, in dit en in het ander leven mijn geluk kunt uitmaken; maar geenszins wil ik U tot mijne eigene voldoening beminnen; mijn eenig verlangen, met U te beminnen, is uw goddelijk hart te voldoen. Ik wil dat mijn vrede, mijn geluk, gedurende geheel mijn leven, daarin besta, dat ik mijnen wil met uwen heiligen wil vereeuige, al moest ik daarvoor ook alle kwalen verduren. Gij zijt mijn God; ik ben uw schepsel. Kan ik iets grooters verhopen dan aan mijn oppersten Heer, aan mijnen God te behagen, die mij met eene zoo bijzondere liefde bemind heeft? 0 mijn Jezus! Gij zijt uit den hemel gedaald om hier op aarde, ter liefde van mij, een zoo arm en zoo verstorven leven te leiden; ik verzaak aan alles, en wil niet leven dan om ö te beminnen; al mijn genoegen zal zijn U te behagen. Ik bemin ü, o mijn beminnelijke Verlosser! ik bemin Lf uit al mijne krachten. Beschik over mij volgens uw welbehagen, mits Gij mij toestaat ü te beminnen. Ik ben besloten U aangenaam le wezen zoo veel in mijn vermogen is.
!)8
WELK KWAAD DE LAUWHEID VEROORZAAKT• 09 0 Maria, Moeder van mijneu God! bescherm mij, maak mij aan U gelijk, niet in de heerlijkheid, die ik niet verdien ge-lijk gij ze verdiend hebt, maar in de genade van aan den Heer te behagen, en zijn goddelijken wil te volbrengen, gelijk Gij zelve dien volbracht hebt.
WELK KWAAD DE LAUWHEID DEN KLOOSTRI![.IXOEN VEROORZAAKT.
Overweeg den ellendigen staat van eenen kloosterling die, nadat hij zijn vaderland, zijne familie en de wereld met al hare genoegens verlaten heeft; — nadat hij zich aan Jezus Christus gegeven heeft, met Hem zijnen wil, zijne vrijheid en geheel zich zeiven op te offeren, en dan aan het gevaar zich blootstelt van verloren te gaan, door zich aan een leven van nalatigheid over te geven. Want een kloosterling is gewis niet verre van zijn eeuwigen ondergang, wanneer hij in de lauwheid leeft, hij dien God tot zijn huis geroepen heeft om heilig te worden. De Heer bedreigt degenen die in dien droevigen staat verkeeren, hen uit
7e OVERWEGING.
zijnen mond to spuwen, cn, indien zij zich niet beleren, hen te verlaten. 1
De heilige Ignatius, ziende dat een lf:e-kebroeder zijner orde in den dienst van God verflauwde, riep hem op zekeren dag tot zich ea sprak in dezer voege: «Mijn broeder,, zeg mij, wat zijt gij in het klooster komen doen?» Ik ben gekomen, zoo was het antwoord, om God te dienen. » « Ach, mijn broeder, liernam de Heilige, wat hebt gij gezegd? Indien gij mij geantwoord hadt, dat gij hier zijt om een kardinaal, een vorst dezer aarde tc d\'enen, zoudt gij eenigermate te verontschuldigen zijn; maar gij zegt dat gij gekomen zijt om God te dienen, en gij dient Hem aldus ? »
100
Pater Nieremberg verzekert dat velen door God geroepen zijn om alleen als heiligen zalig te worden ; indien zij zich dus niet beijveren om heilig te leven en zich inbeelden hunne zaligheid te bewerken terwijl zij onvolmaakt blijven, zullen zij zelfs niet zalig worden. De heilige Augusti-nus zegt, dat zij gewoonlijk van God ver-
(IjQuia tepidug es...; incipiam te evomere ex ore oieo Apoe. 3. 16.}
WELK KWAAD DE LAUWHEID VEROORZAAKT ) 01
laten worden. 1 En op welke wijze ? Daar Hij toelaat dat zij de kleine fouten, die zij wel bemerken, voor niets achten, weldra overgaan tot zware zonden, en eindigen met de goddelijke genade en hunnen roep te verliezen. De heilige Theresia heeft de plaats gezien welke haar in de hel was voorbereid, indien zij zich niet onthecht had aan eene aardsche genegenheid, ofschoon het maar eene kleine zonde was. Die het kleine veracht zal allengskens vallen. 2 Wanneer men kleine fouten verwaarloost, zal men langzamerhand in groote vallen.
Velen zijn er die wel Jezus Christus willen volgen, maar van verre, gelijk de heilige Petrus deed toen men zijn goddelijken Meester in den hof van Olijven gevangen nam. 0 Doch door zulk een gedrag, vallen zij licht in het ongeluk dat den heiligen Petrus overkwam ; zich in eene gevaarlijke omstandigheid bevindende, verloochende hij Jezus Christus, üe lauwe kloosterling stelt zich tevreden met het weinige dat hij doet voor Cod ; maar dat weinige voldoet
1} Deus negligentes deserere eonsuevit.
(2) Qui spernit modica, paulutiui deuidet. (Kccli. 19. I.
(3) Sequebatur euni a longe. (Matth. 26. ö8.)
102 7° OVERWEGING.
geenszins den lieer, die hem tot do volmaaktheid heeft geroepen en tot straf zijner ondankbaarheid berooft Hij hem niet alleen van zijne bijzondere gunsten, maar soms laat Hij zijn volkomen ondergang toe. Zoo-dra gij meent genoeg te doen, zijt gij verloren zegt de heilige Augnstinus. 1 De vij-gebooni van bel Kvangelic werd tot het vuur veroordeeld, alleen omdat hij geene vruchten droeg.
Pater Ludovicus Dupont zei : «Ik heb vele fouten bedreven, maar nooit heb ik vrede met hen gemaakt. » Wee dou kloosterling die, geroepen om volmaakt te worden, den vrede met zijne fouten sluit ! Zoolang men zijne gebreken verfoeit, kan men hopen heilig te worden; maar de heilige Bernardus verzekert, dat alle hoop om de heiligheid te bereiken verloren is voor hein die fouten begaat en ze voor niets rekent, t Die spaarzaam zaait, zal ook spaarzaam maaien.» 2 Men kan slechts maaien naar evenredigheid van hetgeen men gezaaid heeft; — welnu, om iemand te heiligen zijn de gewone genaden niet voldoende; hiertoe zijn buitengewone hulp-
;t) Si dixeris: sufficit; — periisti. (Serm. 169. E. D.)
(2) Qui paree seminat, paree et mntet. (II. for. 9. 6.)
WELK KWAAD DE LAUWHEID VKHOUHZAAKT 103
middelen noodig, en hoe zou de Heer milddadig zijne gunsten schenken aan dengenc die Hem zoo ilauw en zoo weinig bemint?
Daarenboven, moet men, om heilig te worden, zich met moed en sterkte wapenen, om allen tegenzin te overwinnen ; en wie gij ook zijt, geloof niet, zegt de heilige Bernardus, tot de volmaaktheid te geraken zonder u te onderscheiden van anderen en op eene bijzondere wijze u toe te leggen op dc beoefening der deugden. 1
fiedenk dus, mijn broeder. Waarom hebt gij de wereld en alle dingen verlaten? Het is om heilig te worden. Maar het lauwe leven dat gij leidt, dat leven vol fouten, is dit de weg tot de heiligheid? De heilige Fheresia moedigde hare dochters aan door deze woorden : « Mijne zusters, het zwaarste is reeds gedaan ; het minste nog blijft over om u te heiligen. » Ik zeg u hetzellde: Met uw vaderland, uwe ouders, uwe goederen, uwe vermaken te verlaten, hebt gij wellicht den moeilijksten stap gezet; hetgeen u verder te doen staat is gemakkelijker ; doe het derhalve.
Perfectum non potest esse, nisi singulare.
7quot; OVERWEGING.
GEUED.
Ach, mijn God ! verwerp mij niet gelijk ik verdiend heb ; want ik ben besloten mij te bekeeren. Ik begrijp dat mijn leven, zoo vol nalatigheid, U niet kan voldoen. Ik zie dat ik zelf, door mijne lauwheid, de deur sluit voor de genaden welke Gij mij zoudt willen geven. Heer verlaat mij nog niet, ga voort jegens mij barmhartig te zijn ; ik wil opstaan uit een zoo ellendigen staat ; voortaan wil ik vlijtiger zijn om mijne driften tc bedwingen, om uwe ingevingen te volgen, om nooit uit tegenzin mijne plichten tc verzuimen, maar om deze allen met ijver te vervullen. In een woord, ik wil van nu af alles doen wat mij mogelijk is om u te behagen, en niets verwaarloozeu van hetgeen ik weet dat u aangenaam kan zijn. Gij, mijn Jezus, liebt mij met zooveel genaden begunstigd, uw leven en uw bloed hebt gij voor mij ten beste gegeven ; het is dus niet billijk dat ik jegens U gierig ben. Gij zijt alle eer, alle liefde waardig ; Gij verdient, dat men om U te behagen, alle vermoeienissen en kwellingen met blijdschap verdure. Edoch, mijn goddelijke Verlosser ! Gij kent mijne zwakheid ; dat
HOE DIERBAAR EENE ZIEL AAN\' GW IS. I 03
uwe uiaclitigu hand mij liclpe ; op U stel ik mijn betrouwen.
0 onbevlekte Maagd, mijne teedere Moeder Maria! Gij die mij geholpen hebt de wereld verlaten, schenk mij hulp om mij zeiven te overwinnen en heilig le wordon.
VIII»quot;\' OVERWEGING. quot;
1JOE DIERBAAR EENE ZIEL AAX GU) IS, DIE ZIC1I GEHEEL AAN HEM GEEFT.
God bemint allen die Hem lief\' hebben. \' Velen geven zich aan God, maar behouden in hun hart eenige genegenheid tot de schepselen; hetgeen hen belet geheel aan God te behooren. Maar hoe zou de Heer zich geheel en al kunnen geven aan hem die zijne liefde tusschen den schepper en de schepselen verdeelt ? liet is rechtvaardig dat hij weinig\' geve aan dengene die zich spaarzaam toont in zijne liefde. Maar hij schenkt zich geheel aan die zielen, welke alles wat niet God is of tot de goddelijke liefde niet opwekt uit hun hart verbannen, en zich zonder uitzondering aan hem toe-
(l) Ego diligeutes me diligo. (Prov. 8. 17.)
106 8C OVERWEGING.
wijden, zoodat zij ia waarheid zeggen kunnen : Mijn God en mijn Al ! 1 Zoo lang de heilige Theresia eene ongeregelde genegenheid, ofschoon die niet onzuiver was, jegens zekeren persoon in liaar hart behield, mocht zij uit den mond van Jezus de zoete woorden niet hooren, welke de Zaligmaker haar toesprak wanneer zij zich van alle gehechtheid gezuiverd, zonder voorbehoud aan de goddelijke liefde had toegewijd : «Nu gij geheel aan Mij behoort, ben ik geheel aan u. »
Overweeg dat lt;lods Zoon, zich gewaar-digde zich geheel aan ons te schenken, met in de wereld te komen alleen uit liefde voor ons. «Een klein kind is ons geboren, en een Zoon is ons gegeven. » 2 En hetgeen hem bewogen heeft zich aan ons tc geven, is de liefde die Hij ons toedraagt. 3 Dewijl Hij zich zonder voorbehoud aan u heeft geschonken, zegt de heilige Joannes Chrysos-tomus, 4 is het billijk dat gij u ook geheel en zonder voorbehoud aan God geeft, en dat
Deus meus, et omnia.
{2j Parvulus natus est uobis, et Filius datus est nobis (Is. 9. 6.)
(:») Dilexit nos, et tradiditsemetipsum pro nobis. (Epli. o. ï.)
(4)Totumtibi dedit, nihil sibi reliquit.
HOE DIERBAAR EENE ZIEL AAN GOD IS. I0T
gij Hem voortaan in allo vurigheid dei-heilige lielde dit loflied toczingl:
Mijn goddelijkquot; Heer en Koning I Ik schenk mij gansch aan U ;
Gij gaaft u eens geheel voor mij, Ontvang mij thans voor ü.
De heilige Thercsia verscheen na hare dood aan cene harer medezuster, en open-haarde, dat God eeue ziel die zich geheel aan hem heeft gegeven, meer bemint dan duizende lauwe en onvolmaakte zielen. Door zulke edelmoedige zielen wordt het koor der Serafijnen aangevuld. De Heer zelf verklaarde, dat Hij eene ziel die naar de volmaaktheid streeft, zoo zeer liefheeft dal Hij haai\' alleen schijnt te heminnen. 1 Vandaar dat do gelukzalige ügidius in zijne vermaningen schreef : « Eene alleen, aan eenen alleen. 2 — Daardoor wilde hij zeggen, dat wij de eenige ziel die wij hebben, geheel en zonder verdeeling aan Hem moeten geven die alleen al onze liefde waardig is, van wien al ons geluk afhangt, en die ons meer bemint dan alle schepselen der aarde. Zoo gij alles verlaat voor God, zegt Thomas-a-Kempis, zult gij alles vinden in
(!) ünaest columba mea, perfecta uiea. quot;lant. 6. 8.; (2) Una ur.i.
108 8° OVERWEGING.
God. 1 Blijf dan alleen, o mijne ziel, zoo besluit de heilige Bernardus, verwijder u van de schepselen om geheel eu ganseh aan Hem alleen te bohooren die alleen eene oneindige liefde waardig is, endion gij alleen moot beminnen. -
GEBED.
Mijn Welbeminde behoort aan mij, en ik aan Hem. 3 Ja, mijn God ! Dewijl Gij V geheel aan mij hebt gegeven, zou ik al te ondankbaar wezen indien ik mij niet geheel aan U gaf. Gij wilt mij gansch en al voor U alleen : Zie, o Heer ! ik geef mij geheel aan U. Ik bid U, aanvaard mij in uwe barmhartigheid, verwerp mij niet. Maak dat dit hart, hetwelk een tijd lang de schepselen heeft bemind, zich thans geheel aan de liefde uwer oneindige goedheid overgeve. Ik zeg met de heilige Theresia : « Dat mijn eigen «ik» afsterve, en een ander in mij leve! dat hij leve en mij het leven schenke I dat hij heersche, en ik zijn slaaf worde ! mijne ziel wil geen andere vrijheid meer. 4» Ach ! mijn beminnelijke Heer ! mijn hart is te klein en zoo niel ig om U te beminnen,
(i) Dimitte oniuia et invenies omnia. (Imit. 1. 3. c. 12.) #
\'2] O nnimn ! sola csto, nt soli te serves. (In Cant, s. 40.;
• 3j Dilectus mens mihi, et ego illi. (Cant. 2. 16.
(4) Excl. 17.
DOE DIERBAAR EENE ZIEL AAN ÜOÜ IS. I 00
U dio ceuc oneindige liefde waardig /.ijt! ik zou dus zeer onrechtvaardig zijn, zoo iU het tusschen U en eenig schepsel wilde ver-deelen. Ik bemin LT, mijn God ! ik bemin ü boven alle dingen, U alleen bemin ik en niets anders ; ik verzaak alles, en schenk mij gansch aan U, mijn Jezus, mijn Zaligmaker, mijne Liefde, mijn Al ! .Ik zeg en wil altoos herhalen : Al wat ik wensch in dil en in het ander leven, is den schat uwer liefde te bezitten. 1 Ik wil niet dat nog een schepsel plaats vindt in mijn hart; (jij moet er de eenige meester van zijn; want aan U alleen zal het voortaan toebe-hooren. (l-ij alb en zult al mijn geluk wezen, mijne rust, mijn verlangen, al mijne liefde.a Het eenige, dat ik met den heiligen Ignatius, van U verhoop en begeer, is uwe liefde en uwe genade; schenk mij deze gave, en mijne verlangens zijn vervuld.
Allerheiligste Maagd Maria I Maak dat ik God getrouw blijve, en dat ik nooit meer de gave van mijzelven, welke ik aan mijn beminnelijken Heer gedaan heb, herroepe.
(I) Quid mihi est in codo, et a te quid volui super ter-ram?.., Douscordis mei et pars mea Deus in jptermnn. Ps.
72. 2;;.)
,2) Amorem tui solumcum gratia tua milii dones, et dives sum satis.
(3) Kt dives sum sails, et dives sum satis.
!JC OVEUWEfilNG.
HOE NOODZAKELIJK HET IS, OM IIEILTG TE WORDEN\',
ER EEN GROOT VERLANGEN NAAR TE HEBBEN.
.Nooit is iemand heilig geworden, zonder een vurig verlangen tot de heiligheid te geraken. Gelijk vleugelen noodig zijn aan do vogelen, zoo hebben de zielen behoefte aan goede verlangens om zich tot de volmaaktheid te verheffen. Om heilig te worden moet men zich onthechten van de schepselen, de driften beteugelen, zich zeiven overwinnen, de kruisen liefhebben; dit alles toch kan niet volbracht worden zonder eene groote sterkte en zonder veel lijden. Welnu, wat doethet goed verlangeu?De heilige Lauren-fius Justinianus antwoordt, dat het onze krachten vermeerdert en de moeilijkheden vermindert. \' Daarom voegt hij er bij, dat men bijna de zegepraal heeft behaald, zoodra men een groot verlangen heeft te overwinnen. 1 Wie op den top van een hoogen berg wil geraken, zal daar nimmer komen,
Magna victorite pars est vincendi desiderium, [De Disc, inou G.
NOODZAKELIJKHEID VAN HET VERLANGEN. H I indien hij het niet vurig verlangt ; dit zal hem den moed en de sterkte geven om de vermoeienis te verdragen ; ontbreekt echter dit verlangen, dan zal hij, door tegenzin en moedeloosheid overwonnen aan den voet van den berg blijven staan.
De heilige Bernardus verzekert dat men zoo veel volmaaktheid bekomt als men verlangt. Volgens de heilige Theresia bemint en begunstigd God de edelmoedige zielen die groote verlangens hebben ; ook geeft zij aan allen dezen raad : « Laat ons grootmoedige gedachten hebben ; want vandaar zal ons geluk komen. — Onze verlangens moeten wij niet beperken, maar integendeel hopen dat wij, op God steunende, door aanhoudende pogingen welke zijne genade versterkt, allengskens daar geraken zullen, waar de Heiligen gekomen zijn. » \' Op die wijze zijn de Heiligen er in geslaagd in korten tijd tot een verheven trap van volmaaktheid te klimmen en groote zaken voor God te doen. - De heilige Aloïsius van Gonzaga, die niet langer dan drie-en-twin-tig jaren leefde, bereikte nogtans een zoo
(1) Leven, Hoofd. 13.
^2) Consuuimatus in brevi, explevit tempora inulta. (Sap. 4. 13.)
112 ftquot; OVERWEGINU.
hougcQ trap van volmaakthoid, dat de heilige Maria Magdaleoa van Pazzi, hem in eene geestvervoering iu den Hemel ziende, verklaarde dat hot haar toescheen alsof zich daar geen Heilige bevond die grootere eer genoot dan Aloïsius. Zij vernam insgelijks dat de jongeling zich die Heiligheid had verworven door zijn groot verlangen om God zoo zeer te kunnen beminnen als hij het verdient, alsook door de marteldood der liefde die hij hier op aarde doorstond, bij het zien zijner onbekwaamheid om God te beminnen gelijk hij wenschte.
De Heilige üernardus, het klooster ingetreden, had do gewoonte zijnen ijver op te wekken door zich af te vragen, tol welk einde hij daar gekomen was: Bernardus, waartoe zijl gij cjekornen \'! Bernardus, waartoe zijl gij gekomen\'! 3 Ik stel u dezelfde vraag: Wat zijt gij komen doen in het huis van God? Waarom hebt gij de wereld verlatenquot;? Om n te heiligen? Kn nu, wat doet gij ? waarmede brengt gij den tijd door? Zeg mij: verlangt gij de volmankt-hoid te bereiken? Zoo gij het niet verlangt, zult gij er nooit toe komen. Indien dit ver-
l, Bei-narde, ful quid venisti? Dernanlc, ad quid vjnisti?
WOODZAKRLIJKHEID VAi\\ HKT VERLANGEN. 1 1 3
laogea u ontbreekt, vraag het aan Jezus-Christus, vraag het aan Maria. Maar zoo gij het bezit, schep moed, zegt dfi heilige Barnardus ; velen worden niet heilig, bij gebrek aan moed. Ik herhaal het dus, wapen u met moed, en met grooten moed. Wat zouden wij vreezen ? Waarom zouden wij geen betrouwen hebben ? De Fleer die ons kracht heeft gegeven om de wereld te verlaten, zal ons ook sterkte verleenen om een heilig leven te omhelzen. Alles eindigt ; het tegenwoordig leven, gelukkig of ongelukkig, zal weldra ten einde zijn, de eeuwigheid echter gaat nooit voorbij. In het uur der dood en gedurende de eeuwigheid zal ééne zaak alleen ons troosten : het weinige dat wij zulten gedaan hebben voor God. Het lijden is van korten duur; maai de kroon die ons bestemd is, zal blijven in eauwigheid, O ! welke blijdschap gevoelen de Heiligen, over hetgeen zij voor God geleden hebben ! Indien een gevoel van spijt den Hemel kon binnendringen, dan zouden de gelukzaligen alleen betreuren, verwaarloosd te hebben wat zij voor God meer konden doen, en wat thans niet meer in hunne macht is. Zijt moedig dus, en haast u ; er valt geen tijd te verliezen ; wat van-
8
\\ i ; 10e overweging.
daag kan gedaan worden, zal morgen niet meer mogelijk zijn. De Heilige Ber-nardinus van Siënna zeide,. dat een oogen-blik zoo veel waard is als God ; want ieder oogenblik kunnen wij God en zijne genade, of een hoogeren graad van genade, winnen.
gebed.
Zie, mijn God ! zie mij hier, bereid alles te doen wat gij van mij verlangt. 1 Leer mij, o Heer, wat Gij verlangt dat ik doe, ik wil u in alles gehoorzamen.3 Ik beklaag het zoo veel tijd te hebben verloren terwijl ik kon werken om U te behagen, en het niet heb gedaan ; thans bedank ik ü, dat Gij mij nog den tijd verleent om het ten uitvoer te brengen. Ach 1 ik ben besloten dien tijd niet meer te laten voorbij snellen. Ik wil enwensch vurig heilig te worden, niet om meer glorie en meer genot te verwei-ven, maar om U meer te beminnen en meer te behagen in dit en in het ander leven. Heer 1 maak dat ik U iiefhebbe en ü be-hage zooveel Gij verlangt. Ziehier wat ik U
{gt;) Paralum cor meura, Deus, par-atum cor memn. (Pa.
«•) , „ v
\'v2) Doraine, quid me vis fucere? !Aet. 6.
LIEFDE AAN\'J.-C. VEnSCHULDrfil). US vraag : ik wil ö beminnen, o mijn God! en om U te beminnen, bied ik mij aan om allen arbeid en alle lijden uit te staan. Heer ! doe dit verlangen meer en meer in mij aangroeien, en schenk mij de genade om bet te vervnllen. Dit mijzelven kan ik niets, doch met uwe hulp kan ik alles. — Eeuwige Vader 1 ter liefde van Jezus-Chris-tus, verhoor mij. —Mijn Jezus ! door de verdiensten van uw lijden, sta mij bij. — Maria, mijne Hoop ! uit liefde voor Jezus, bescherm mij.
X\'iquot; OVERWEGIXG.
VAN DK LIF.FDE DIE WIJ AAN\' JEZÜS-CHRISTUS VI B-SCHULDIGD ZIJN, UIT ERKENTENIS VOOR DE LIEFDE WELKE HIJ ONS GETOOND HEEFT.
Om te begrijpen hoe zeer de Zoon Gods ons bemind heeft, is het genoeg deze woorden van den heiligen Paul us omtrent Jezus-Christus te overwegen: Hij heeft zich zeiven vernietigd, de gedaante en de natuur van een dienstknecht aannemende. Hij vernederde zich daar Hij gehoorzaam was tot de de dood, en wel tot de dood des kruises. \'
(l) Semetipsuiu exioanivit, foroiam servi acpipiens... Uu-
11C Oe OVERWEGING.
Welke slof va» bewondering voor de Engelen gedurende de gansche eeuwigheid, eenen God te zieu vleosch worden uit liefde tot den mensch, en zich onderwerpen aan al de krankheden en aan al liet lijden der rnenschelijke natuur! «En het Woord is vleesch geworden.»1 Welk wonder zou het zijn, eenen koning do gedaante te zien aannemen van een wormpje uit liefde voor de wormen ? Doch oneindig grooter is het wonder een God te zien mensch worden; en dan, Hem vernederd te zien tot de zoo wreede en schandelijke dood des kruises, waardoor Hij zijn heilig leven eindigt !
Het Evangelie leert ons dat de profeten Mozes en Elias, sprekende op den berg Thabor over de dood van den goddelijken Zaligmaker, haar eene overmaat noemden. 2 Ja, zegt de heilige Bonaventura, met recht wordt die dood van Jezüs-Christus aldus genoemd, daar zij eene overmaat was van pijn en van liefde, eene gebeurtenis die men niet kon gelooven, ware zij niet
miliavit semetipsum, factus obediens usqhe ad mortem, mortem autemcrucis. [Phil. 2. 7.)
(1) Et Verbum caro factum est! (Jo. 1.14)
(2^ Dicebant excossuin ejus, quein completurus erat in Jorusalem. (Luc. 9. 31.)
LIEFDE AAN J.-C. VERSCHULDIGD. i 17
wezenlijk voorgevallen. 1 Over:iiaal van liefde voorwaar, herneemt de Heilige Au-gustinus, wijl de zoon Hods op aarde een zoo lastig leven is komen leiden en eene zoo pijnlijke dood uitstaan, alleen om aan de inenschen geheel zijne liefde kenbaar te maken. 8
De Zaligmaker openbaarde aan zijne getrouwe dienares Armella Nicolas, dat zijne liefde tot de menschen de oorzaak is geweest van al zijn lijden en van zijne dood. Ware Jezus-Christus niet God, maar een eenvoudig mensch gelijk wij geweest, welk grooter bewijs van liefde had Hij ons kunnen geven dan voor ons te sterven ? 3 Ook, wanneer de Heiligen de liefde overwogen die Jezus-Christus ons heeft toegedragen, hoe gering achtten zij dan het offer van hun leven en van alle dingen voor een zoo beminnenden God! Hoe veel jonge lieden, hoe veel edelen, hebben huis, vaderland, rijkdommen, ouders, in één woord alles verlaten, om zich in een klooster af te zonderen en daar hun leven aan de liefde van
(1) Excessus doloris, excessus ainoris.
(2) Propterea Christus advenit, ut coguoscerel houio quantum eumdiligatDeus. (De catech. rud. c. \'♦.)
(3) Majorem hac dilectioneui neuio habet, ut auiraam suam ponat quis pro amicis suis. (Jo. 15. 13.)
||8 I O* OVERWEGING.
Jrzus-Christus toe te wijden? Hoe vele jonge maagden hebben de hand van vorsten en grooten afgewezen, zijn blijmoedig ter dood gegaan, en hebben alzoo aan de liefde van een God beantwoord, die voor ons als een misdadiger op een schandelijk kruishout gestorven is !
Deze overmaat der liefde van het eeuwig Woord jegens de menschel), scheen eene dwaasheid aan de heilige Maria Magdalena van Pazzi, die Jezus-Christus zoo durfde toespreken : « Ja, mijn Jezus ! Gij zijt uitzinnig van liefde.» Ook de Heidenen, zooals de heilige Paulus getuigt, wanneer zij tie dood van Jezus-Christus hoorden predi-ken, aanzagen haar als eene dwaasheid waaraan men nooit geloof zou kunnen hechten. 1 En, zeiden zij, hoe zou een oneindig gelukkige en volmaakt onafhankelijke God kunnen sterven uit liefde voor de menschen, bestemd Hem te dienen . Dit ware zooveel als gelooven dat een God dwaas is geworden uit liefde tot de menschen. — En uogtans is het een geloofspunt, dat Jezus-Christus, de ware Zoon van God, zich uit liefde tot. ons ter dooa heeft
I) Preedicamus Christum crucifUum, Juda-is qgt;iWem scon-düium, Gentibus aiuem stultitiam. (1. Cor. . •)
LIEFDE AAN J.-C. VERSCHULDIGD. 119
overgeleverd. \' De heilige Maria Magdalena van Pazzi had dan wei reden om uit te roepen, terwijl zij de ondankbaarheid der menschen jegens een zoo minnenden God beweende: «O liefde die niet gekend, o liefde die niet bemind wordt, t Inderdaad, zoo Jezus-Christus niet bemind wordt, is dit omdat zijne liefde jegens de menschen wordt vergeten.
O ! gewis, wanneer eene ziel overweegt dat een God uit liefde voor haar is gestorven, dan kan zij niet leven zonder Hem te beminnen ; dan gevoelt zij zich ontvlamd, on is als gedwongen een God te beminnen die haar zoo zeer heeft lief gehad. a Een enkel druppel van Jezus bloed, zegt Pater Nieremberg, was genoeg om ons vrij te koopen; doch Hij heeft al zijn bloed en geheel zijn leven willen slachtofferen, opdat wij, op het zien zijner wreede smarten en zijner dood, als \'t ware gedwongen zouden worden niet alleen Hem te beminnen, maar ook een God zoo vol liefde tot ons uit al onze krachten lief te hebben, en niet meer te leven dan voor Hem volgens hi-l woord van den Apostel: c Opdat zij die
(1)Dilexit üos, et tradidit semetipsmn pro nobis.(Eph .3.2.),
(2)Cliaritas enim Cbristi urget uus. (II Coi-. 5. 14.)
120 10e OVERWEGING.
loven, uu niet meer voor zich zeiven leven,
maar voor dezon die voor hen gestorven is.»1
GEBED.
Ja, mijn Jezus, mijn Zaligmaker en mijn Verlosser ! Gij hebt mij al te zeer verplicht IJ te beminnen, mijne liefde heeft U al te veel gekost, en ik zou wel ondankbaar zijn zoo ik mij tevreden stelde met een God weinig te beminnen, die mij zijn bloed, zijn leven en geheel zich zeiven heeft gegeven. Zoo Gij voor mij, uw armen diensl-knecht, zijt gestorven, is het ook billijk dat ik sterve voor U, mijn God en mijn Al ! Ja, mijn Jezus ! Alles verzaak ik om mij aan U te schenken. Ik onthecht mijn har\' van alle schepselen, om mij geheel en zonder verdeeling aan uwe liefde toe te wijden. «Mijn welbeminde is uitverkoren onder duizenden. » a Ik verkies U onder alle dingen tot mijn goed en mijn schat, tot mijn eenige liefde. O ! U bemin ik, mijne Liefde ! Ja ik bemin U! ik herhaal het en wil het onophoudelijk herhalen : Ik bemin U, mijne Liefde ! Ik bemin U. Gij zijt niet voldaan,
Ul et qui vivunt, jaui uon sibi vivant, sed ei qui pro ipsis mortuus est. (Ibid. 1-quot;.)
HET GELUK NABIJ JEZUS. 121
zoo ik U maar weinig bemin ; Gij duldt niet dat ik iets anders dan ü liel\' hebbe ; ik wil ü in alles bevredigen, ik wil U veel beminnen ; ik verlang niets dan U, en wil niets anders beminnen dan U alleen. Mijn God ! help mij om U ten volle aangenaam te zijn.
En ook Gij, mijne Koningin Maria ! help mij mijnen Heer en mijnen God veel beminnen. Amen. Zoo ifoop ik ; zoo zij het.
Xl« OVERWEGING.
VAN HET GROOT GELUK DER RELIGIEUZEN, NABIJ
JEZUS IN HET HEILIG SACRAMENT TE WONEN.
De eerbiedwaardige Maria van Jezus, die eene kloosterorde te Toulouse stichtte, zeide dat zij om twee zaken vooral zich in haren staat gelukkig achtte : vooreerst, dat de religieuzen zich geheel aan God geven door de belofte van gehoorzaamheid : ten tweede, dat zij het geluk hebben gedurig bij Jezus in zijn Heilig Sacrament te wonen. — En inderdaad, als de menschen der wereld de gunst zoo hoog schatten door een koning geroepen te worden om in zijn paleis te wonen, hoe veel meer moeten zich de
122 11quot; OVERWEGING.
religieuzen gelukkig achten toegelaten te worden geheel hun leven met den Koning des hemels in zijn huis door te brengen !
Jezus-Christus verblijft in de kerk juist voor hen, opdat zij Hem ten alle tijde kunnen vinden. In de wereld kan men Jezus nauwelijks in den dag gaan bezoeken, en op vele plaatsen alleen \'s morgens, terwijl religieuzen Hem zoo dikwijls zij verlangen in het Tabernakel vinden, \'s morgens in den dag, gedurende den nacht. Daar kunnen zij zich gedurig met hunnen Heer onderhouden, en Jezus-Christus van zijnen kant spreekt gaarne gemeenzaam met zijne dienaren die Hij uit Egypte heeft gevoerd, om hen in dit leven zijne tegenwoordigheid onder den sluier van hot Heilig Sacrament te doen genieten, in afwachting dat zij Hem in den Hemel gedurende de gansche eeuwigheid van aanschijn tot aanschijn mogen aanschouwen.
€ O eenzaamheid, waar God vertrouwelijk met de zijnen spreekt en omgaat.» 1 Elk klooster is eene zoete eenzaamheid, waar (iod zich met de meeste vriendelijkheid, aan zijne beminden mededeelt. De
fl) O solitudo, ia quo Deus cum suis familiariter loqditur et conversatur.
HET GELUK NABIJ JEZDS. 12.\')
zielen die Jezns-Christus vurig liefhebben, zouden geen beleren hemel op aarde kunnen verlangen dan zich in tegenwoordigheid te bevinden van hunnen Heer, in het Sacrament des altaars, waar Hij onophou-lijk verblijft uit liefde voor dezen die Hem verlangen en bezoeken.
« Zijne gesprekken hebben niets bitters, en met Hem leven baart geene verveling, maar integendeel blijdschap en vreugde. »1 Wanneer men Jezus-Christus weinig bemint, gevoelt men bij Hem verveling ; maar wanneer eene ziel op aarde in Jezus-Christus allaen al hare genegenheid heeft gesteld, dan vindt zij in het Heilig Sacrament haar gauschen schat, hare rust, haren hemel. Ook beijvert zij zich dan uit al hare krachten haar hof te maken bij God op hft altaar tegenwoordig, en Hem zoo dikwijls en zoo lang mogelijk te bezoeken ; zij komt aan zijne voeten hare genegenheden, hare moeilijkheden blootleggen, hare verlangens te kennen geven om Hem te beminnen, om Heaa eenmaal van aanschijn tot aanschijn te mogen aanschouwen, en om Hem intus-schen, in alles te kunnen behagen.
(t) Non habet amaritudiuem conversatio jllius, nee tedium couvictuB illius, sed laetitiam et gaudium. [Sap. VIII. 16.
I le OVERWEGING.
GERED.
Zie mij hier in uwe tegenwoordigheid, o mijn Zaligmaker, onder do gedaanten van dit goddelijk Sacrament verborgen ! ik erken ü voor denzellden Jezus, die mij zoo zeer heeft bemind dat Hij op het kruis voor mij zich zeiven geslachtofïerd, en daarna in deze gevangenis van liefde heeft opgesloten. En vervolgens hebt (lij de goedheid gehad, onder zoo vele anderen die U veel minder beleedigd en li meer dan ik bemind hebben, mij uit te kiezen om met U in dit heilig huis te wonen, waar Gij mij, uit heL midden der wereld getrokken, bestemd hebt om gedurig met U vereenigd te leven, ten einde mij meer verzekerd te houden U eenmaal in uw eeuwig rijk te gaan loven en beminnen. Heer ! ik dank U voor al die genaden. Waaraan heb ik zulk een groot geluk toe te schrijven ? * Liever wil ik een der geringste zijn in het huis van mijnen God, dan te wonen in de tenten der goddeloozen.»1 Ja, mijn Jezus ! ik acht mij al te gelukkig de wereld verlaten te
124
Elegi abjectus esse in domo Dei mei, magis quam ha-bitare in taberuaculis pecc-atorum. (Ps. LXXXIII. It.)
HET LEVEN DER RELIGIEUZEN\'. 12Ö
hebben, en ik verkies de laagste bediening uit te oefenen in uw huis, liever dan te wonen in do prachtigste paleizen dor men-schen. Aanvaard mij dan, o goede Meester! gedoog dat ik geheel mijn leven bij U blijve ; verwerp mij niet, gelijk ik zou verdienen ; laat toe dat onder zoo veel deugdzame broeders die U in dit huis getrouw dienen, ook ik U dienst moge bewijzen, hoewel ik een arme zondaar ben. Vele jaren heb ik geleefd vérre van [1 verwijderd, maar, nu Gij mij de oogen over de ijdelheid der wereld en over mijne dwaasheid hebt geopend, wil ik mij niet meer van uwe voelen scheiden, o mijn Jezus! uwe tegenwoordigheid zal mij moed geven om de bekoringen te bestrijden ; bij ü blijvend, zal k mijne verplichting niet vergeten U tei beminnen en in den strijd tegen de hel tot U mijne toevlucht te nemen. Ik verlang altoos bij U te blijven, om mij steeds inniger niet U te vereenigen. Ik bemin U, o mijn God in dit Sacrament van liefde verborgen ! Uit liefde tot mij rust Gij voortdurend op dit altaar ; uit liefde tot ü wil ik zooveel mogelijk in uwe tegenwoordigheid komen. Terwijl Gij hier opgesloten zijt, bemint gij mij onophoudelijk ; hier
1 le OVERWEGING.
met ü opgesloten, wil ook ik onophoudelijk U beminnen. Alzoo, mijn Jezus, mijne Liefde, mijn Al! zullen wij altoos te zamen zijn gedurende den tijd in dit huis, en gedurende de eeuwigheid in den hemel. Zoo zij het. Zoo zij het.
Allerheiligste Maagd Maria! verkrijg mij ecne groote liefde tot het Heilig Sacrament.
Xll» OVERWEGING.
HET LEVEN DER RELIGIEUZEN GELUKT HET MEEST OP HET LEVEN VAN JEZUS-CHRISTOS.
De Apostel verzekert ons dat de eeuwige Vader niëmand tot het rijk der hemelen voorbestemt, dan dezen die hun leven gelijkvormig maken aan dit van het mensch-geworden Woord. 4 Welk moet dan het geluk der religieuzen zijn, welke hunne verzekering eens den hemel in te treden, als zij zien dat Jezus-Christus hen geroepen heeft tot den staat die onder alle anderen
(l) Quos pntscivit, et piwdestinavil eonfoimes fieri ima-giuis Filii sui. (Rom. VUL 29.}
120
HET LEVEN DER RELIGIEUZEN. 127
de meeste gelijkheid heeft met hot leven van den Zaligmaker.
De Zaligmaker wilde een arm léven op aarde leiden als een eenvoudige leerjongen in een arm huis, arm gekleed en arm gevoed ; en zulks uit liefde tot ons, om ons door zijne armoede rijk te maken.1 Daaren-bovea wilde Hij in versterving leven, verre van de vermaken der wereld, altijd in smarten en kwellingen van zijn geboorte af tot aan zijne dood, zoodat de Profeten Hem genoemd hebben : «den man van smarten.» - Zon heeft Hij getoond welk het leven moet zijn van hen, die Hem volgen willen, een leven van verloochening en opoffering. «Indien iemand na mij wil komen, hij verloochene zich zeiven, en neme zijn kruis op en volge mij.» 5 Volgens dit voorbeeld en dit woord van Jezus-Christus, hebben de Heiligen zich welhaast ontbloot van alle aardsche goederen, en zich met kwellingen en kruisen overladen om hun welbeminden Meester te volgen.
Dusdanig was het gedrag van den heili-
(1) Propter vos egenus fact us est, cum esset dives, ut iliius inopia vos divites essetis. (II. Cor. 89.)
(2) Virum dolorum. (Ps. 53. 3.)
(3) Si quis vult post me venire, abneget semetipsum, et tollat crucera suam, et sequulur me. Mattli. 16. 24.quot;
128 l\'2e OVKRWEGING.
geu Beaediclus, die, afstammeliug vaa de heeren van Norcia en bloedverwant van den keizer Justinianus, aan de rijkdommen en vermaken der wereld reeds in den ouderdom van veertien jaren verzaakie, om te gaan leven in eene spelonk op de bei-gen van Sublac; daar ontving hij tot zijn onderbond niets anders dan een stuk brood dat een monik, Romanus genoemd, bem dagelijks uit liefdadigheid bracht.
Insgelijks deed de heilige Franciscns van Assisïe; hij liet aan zijn vader al wat hem toekwam, zelfs zijn laatste kleedingstuk, wijdde zich dan geheel aan Jezus-Chi istus, en omhelsde een gansch armoedig eu verstorven leven. — Zoo handelde ook de heilige Franciscns van Borgia en de heilige Aloïsius van (ionzaga : de eerste was hertog van Candië, de andere markgraaf van Cas-tielje ; beiden verlieten rijkdommen, landerijen, onderdanen, vaderland, huis en bloedverwanten om arm in een klooster te gaan leven.
Hoe vele andere doorluchtige mannen, hoe vele vorsten zelfs van koninklijken bloede, hebben aan de wereld dit groot voorbeeld gegeven ! — De gelukzalige Zed-merra, dochter van den koning van Ethio-
IIET LEVEN DER RELTGIEUZE.N\'. 129 pië, verzaakte aan den troon om religieuze te worden in de orde van den II. Domini-cus. Insgelijks verkoos de gelukzalige Joanna van Portugal boven de kronen van Frankrijk en Kngeland eenvoudige non te worden. De orde van den heiligen lienedictus alleen telt vijf en twintig, keizers en vijf en zeventig koningen en koninginnen die de wereld hebben verlaten om in een gering klooster, arm, verstorven en vergeten te leven.
O ! gewis, deze zijn het, en niet do groo-ten der wereld, die waarlijk verdienen gelukkig genoemd te worden ! Thans aanzien de wereldlingen hen als dwazen, maar in het dal van Josaphat , zullen zij hunne eigene onzinnigheid bekennen; alsdan, bij het zien der Heiligen op hunne tronen gezeten en door God gekroond, zullen zij zuchtende en met wanhoop uitroepen : Ziedaar dan degenen di e eertijds het voorwerp waren onzer spotternij ! \' Dwazen die wij waren, hun leven scheen ons eene uitzinnigheid toe. 2 En thans zijn zij verheven
(I) IIi sunt (juos aliquamlo Imbuhnus in derisum.
\'2; Nus insensati vitmn illornm wstiiuabumus insanium.
!)
130 12e OVERWEGING.
tot de waardigheid van kinderen Gods, fn
hun aandeel is dat der Heiligen. 1
GEBED.
f) Jezus, mijn Meester en mijn Verlosser ! ik hen dus onder hot getal der bevoorrechten die Gij geroepen hebt om ü te volgen ! Heer! ik dank U daarvoor. Ik verzaak alles ; ik zou meer willen te verlaten hebben om mij aan U te hechten, o mijn koning, o mijn God, die een zoo armoedig on zoo lastig leven hebt willen leiden uit liefde voor mij, eu om mij aan te moedigen door uw voorbeeld ! Ga voorop Heer I ik zal li volgen. Kies voor mij welk kruis Gij ook wilt, en help mij, ik ben besloten het onophoudelijk met liefde eu standvastigheid te dragen. Ik beklaag het dat ik ü eertijds verlaten heb om mijne lusten en de ijdelheden der wereld na te jagen ; voortaan wil ik mij niet meer van U scheiden. Hecht mij aan uw kruis ; en indien ik foms wedersta uit zwakheid, trek mij mee aan do zoete banden uwer liefde, en laat niet toe dat ik H ooit meer verlate. Ja, mijn Jezus 1 ik verzaak aan alle vreugden
,1) Ecce quoDiodo inter (ilios Dei computati sunt, et inter Sanctos sors illorum est. (Sap. ij. U.j
IJVER DER REUGIRUZKX. | :i |
der wereld ; mijn eenig vermaak zul \'zijn, LI te volgen en alles te beminnen en te lijden wat U kan behagen. Dan hoop ik mij eenmaal in uw rijk tc bevinden, waar men IJ zonder sluier aanschouwend, met U vcr-eenigd door dien baud van eeuwige liefde niet meer te vreezen heeft ooit-van li losgerukt en gescheiden te worden. Ik bemin U, mijn God, mijn Al! en altoos zal ik 11 betninnen.
Dusdanig is mijne hoop. 0 Maria I omdat gij het meeste gelijk zijt geweest aan Jezus op aarde, zijt gij nu in den hemel de machtigste om zijne gendtlen te verkrijgen ; bescherm mij.
XIIIquot; OVKKWKlilNi;.
VAM DEN IJVHB DIEN DE HELIÜIEÜZEX HEBBEN\' MOETEN VOOR DE ZALIGHEID DER ZIELEN. 1
Wie tot de vorgadenng van den Allerheiligsten Verlosser geroepen is, zal nooit
van beider geslacht, en alle personen die God beminnen. Allnn toch zijn geroepen om dit liefdadig apostolaat uit te oefenen, op eene oniniddelijke of middelijke wijze ; eenieder volgens zijne begaafdheid ofzijne natuurlijke hoedanigheden,
I 32 1 2C OVERWEGING.
een ware leerling van Jezus-Christus zijn on nooit heilig worden, indien hij niet streeft naar het doel zijner roeping en den geest der orde niet aanneemt; namelijk de zaligheid der zielen bewerken, en wel der zielen die het meest aan geestelijke middelen gebrek lijden, zooals de arme landbewoners.
Dusdanig was het doel der komst van den goddelijken Verlosser op aarde gelijk Hij zelfverklaarde: «De Geest des Heeren heeft mij gezalfd om aan de armen het Evangelie te prediken. » 1 En toen Hij een bewijs wilde hebben van de liefde die de heilige Petrus Hem toedroeg, eischte Hij slechts eene zaak : te weten, dat hij zou werken aan de zaligheid der zielen. 2 Hij legde hem geene boetewerken op, zegt de heilige Joannes Chrysostomus, geene gebeden of
hetzij door oene edelmoedige medeweeking in de bedieningen die de verdediging des geloofs of de bekeering der zondaars ten doel hebben ; hetzij ten minste door liet gebed en andere godvruchtige oefeningen. (Zie het groot middel des gebeds. Legrand moven de la prière. Chap. 3. § 1.) Allen knunen deel hebben aan de heerlijke belooning die de Heer. voor zijne Evangelische werklieden heeft weggelegd. (Mat. 10. 40 — et sup. — Jae. 3. 20.)
DE VERTALER.
Spiriliis Domini unxit me, evangelizare pauneribus Lne. 4. 18.)
Simon Joannis, diligis me? Pasce agnos meos.. . 1\'asie oves ineas. (Jo. 21. 16.) ,
IJVER DER RELIGIEUZEN. 1,13
andere dergelijke oefeningen; de Heer wilde alleen dat hij zich besteedde aan de zaligheid zijner schapen. 1 Daarenboven heeft Jezus-Christus nog verklaard, dat Hij iedere weldaad die wij aan den laatslen onzer broeders bewijzen, zal aanzien als ware dit aan Hem zeiven gedaan. -
Ieder religieus moet dan in den boogsten graad, dien geest en dien ijver voor het welzijn der zielen in zich onderhouden ; naar dat doel moet hij al zijne pogingen l ichten ; en wanneer zijne oversten hem tnet eene bediening belasten, moet hij .il zijne gedachten en al zijne zorgen er aan loc wijden. Men zou zich geen waar lid dezer Vergadering kunnen noemen, indien men zulke werkzaamheden door do gehoorzaamheid opgelegd, niet van ganschcr hal te aannaam, en verkiezen zou met zich zeüven alleen bezig te blijven door te leven in de afzonderingen de eenzaamheid.
(J ! kan er grooter glorie voor een mensch wezen, dan, volgens de uitdrukking van van den heiligen Paulus, 3 Gods medewer-
(1) Non dixit Christus : Abjice peennias, jejuinuui excrce, inaceru te iuburibus; — sed dixit: «« Fasce oves meas. gt;»
(2) Amen dico vobis : quaindiu fecistis ani ex bis fiutrlbus meis minimis, mihi fecistis. (Mattb. 20. 40.)
(3) ICor. 3. 9.
l:U I 3C OVERWEGING.
kcr to zijn in dat groot werk van do zaligheid dor zielen ? Alwie den lieer innig lief heelt, stelt zich niet tevreden met alleen Hein te beminnen ; hij zou allo mensclion tot die heilige liefde willen trekken, en met den koninklijken Profeet houdt hij niet op hen daartoe uit te noodigen. 1 «.Looft met mij deu Heer en laat ons zijnen naam verhellen.» Ook spoort de heilige Augustinus dezen aan, die God beminnen, alle rnen-srhen tot flie heilige liefde te voeren. « Zoo gij God bemint, trekt een ieder tot die heilige liefde. » 2
Daarenboven, als men zich met wtiren ijver op de zaligheid van anderen toelegt, heeft men groote reden om mot vertrouwen te hopen, dat men zijne eigene zaligheid zal bewerken : eono ziel redden, zegt de heilige Augustinus, is zijne eigene zaligheid verzekeren. 3 En do heilige Geest doet ons deze belolte : Wanneer gij zult gewerkt hebben tot het geestelijk welzijn van een behoeftige, * en door uwe liefdadige zorgen
i Miif-nilicute Duininmn mcuum, et exulleiuus nomen ejus. (Ps. 33. i.
(2) Si amutis Düuiii, rapite omnos ad uinui\'ein Uei. \'Inps. 33 en. 2.)
(3) Anima in saivasti, animaiu tuam piwdcstinasli.
(A) Cum effuderis esurienti aiiimam tuam.
LIVER DER RELIGIEÏJZEN, ƒ 33
zijne ziel met de vertroostingen dor gc-nude zult vervuld hebben, 1 dan zal u de Heer met licht en vrede begunstigen. 2 Dc heilige I\'aulus vestigde de hoop zijner eeuwige zaligheid op het goed dat hij aan anderen deed, gelijk hij getuigt in zijnen brief aan de inwoners van Tessalonica die hunne zaligheid aan hem te danken hadden. 3
GEMEI).
Heer, Jezus-Christus ! hoe kan ik IJ waardig bedanken, mij door uwe barmhartigheid geroepen ziende die heilige bediening waar\'te nemen, welke (Jij zeil\' op aarde hebt uitgeoefend; dit is, de zielen bijstaan door mijne zwakke werkzaamheden en ze helpen hunne zaligheid te bewerken ? Welk recht bad ik tot zulke eer en tot dusdanig voorrecht, ik die U zoo zwaar beleedigd heb, en oorzaak ben geweest, dat anderen U insgelijks vergramden? 0 mijn Zaligmaker ! wijl Gij U gewaardigd mij te roepen
1) Kt auimam uUlifttmn repleveris.
(2) Requiem til»i dabit Duinitius sompei*, et implebit spleo-doribus uiiiirani tuuiii. ([s. 58, 10-11.)
(;» Qua* ost enim noslra spes, aut gaudium, aut corona glo-riai? iioiino vos untfj Domiiiuin nostrum Jesum Cbtistuin estis in adventu ejus ? [. Tbess. 2. 19.)
I3() i 3e OVERWEGING,
om IJ in dit groot werk te helpen, wil ik al raijtie krachten besteden tot uwen dienst; y.io ik Ijied mij aan om alle vermoeienissen te verduren, ja mijn bloed en mijn leven te geven om 11 te gehoorzamen. Hierin wil ik geenszins mijne eigene neigingen volgen, ut de toejuichingen en de achting dermen-schen najagen ; de eeuige zaak die ik verlang is, door alle menschen U bemind te zien, gelijk Gij verdient. Ik acht mij gelukkig door U zeiven tot die groole bediening gekozen te zijn ; en terwijl ik er mij aan toewijd, verklaar ik aan allen lot\' van den kant der menschen , aan alle eigene voldoening te verzaken, om niets dan uwe glorie te zoekent Aan ü, alle eer en al wal U aangenaam kan zijn ; aan mij slechts tegenkanting, vernedering en smart. Heer! neem dit offer aan van een ellendigen zondaar, die verlangt U te beminnen en ook door anderen bemind te zien ; schenkt mij de kracht om het ten uitvoer te brengen.
O Maria, mijne machtige Voorspreekster? gij die de zielen zoo lief hebt, sla mij bij.
DE DEUGD VAN ZAr.HTMOEDIGHEID. 137
XIV« OVERWEGINC.
HOEZEER DE DEUGD VAN ZACHTMOEDIGHEID E.\\ OOTMOEDIGHEID NOODIG \'ZIIN\' AAN\' EEN IlKLl-G1EU.S.
Jezus-Christus, onze allerbeuiiuuulijkste Verlosser, heeft een Lam geuoemd willen ^ worden, om ons een denkbeeld te geven I zijner zachtmoedigheid en ootmoedigheid. I Aan zijne leerlingen heeft Hij bevolen deze , twee deugden vooral van Hem te leereu. 1 « Leert van mij dat ik zachtmoedig ben en i nederig van harte.» 1 Hij vereischt deze \\ voornamelijk van de religieuzen die de be-i gt; lolte doen zijn heilig leven na te volgen.
Als men in eene wildernis alleen woont, heeft men deze deugden zoo zeer niet noo-dig : doch wanneer men iu een klooster leeft, is het onmogelijk dat meu niets f,e lijden hebbe, hetzij door vermaningen der oversten, hetzij door zekere onaangenaamheden met de medebroeders ; daaruit volgt, dat een religieus die zich niet toelegt op de beoefening der zachtmoedigheid, dagelijks vele fouten zal begaan en altijd een
(I) Disdte ii me quia mitis sum ul Immilis curtle. (Mmtli. II. 29.)
138 14c OVIiRWEGING.
ongerust levcu zal leiden. Hel is dus nuod-zakelijk dat een kloosterling als de zachtmoedigheid zelve zij jegens iedereen ; jegens de vreemdelingen, jegens zijne medebroeders en, indien hij ooit overste wordt, jegens zijne onderhoorigen : hij zij overtuigd, dat eene akte van zachtmoedigheid, wanneer hij versmadingen of verwijtingen te verdragen heeft, hem meer zal balen dan duizend vasten en duizend geeselingen.
De heilige Franciscus zegt, dat vele personen de volmaaktheid zoeken in uitwendige verstervingen, terwijl zij niH een beleedigend woord kunnen verdragen ; zi j weten niet, voegt hij er bij, dat dit veel voordeeliger is dan de versterving. 1 Velen nog, bemerkt de heilige Barnardus, schijnen vol zachtmoedigheid zoolang er niels gezegd of gedaan wordt dat hen tegengaat; maar ontmoeten zij iets dat hun mishaagt, aanstonds ziet men hoe gebrekkig hunne deugd is. Alwie met de bediening van overste belast is, wete, dat hij van zijne onderdanen meer verkrijgen zal door eene vermaning die met zachtmoedigheid geschiedt, dan door honderd akten van gestrengheid.
\'I) Non intelligentes (jujinto mujus sit lucrum iu tolerunliu injut\'iufum.
DK DEUGD VAN ZACHTMOEDIGÜEID. 130
Wie zachtmoedig is, zegt de lieilige Joannes (quot;hrysostomus, strekt zich zeiven en anderen tot nnt. \' In één woord, dezelfde heilige leert ons, dat het zekerste teeken voor de deugd eener ziel is, haar zachtmoedig en geduldig te zien in de wederwaardigheden. Kene zachtmoedige ziel behaagt aan Gods Hart.2 Het is goed dat de religieus zich al de beproevingen die hem kunnen overkomen voorstelle in zijne overwegingen, óm zich vooraf te wapenen ; wanneer zij zich dan voordoen, moet hij zich met geweld bedwingen om de ontsteltenis en het ongeduld te vermijden. Is men ontroerd dan wachtte men zich te spreken, tot dat meu do overtuiging heeft dat hot gemoed bedaard is.
Doch om de beleedigingen met gerustheid te verdragen, is het vooral noodzakelijk eon goeden grondslag van ootmoedigheid te hebben ; hij die waarlijk ootmoedig is, wordt er niet door ontsteld wanneer hij zich veracht ziet ; integendeel, hij neemt er behagen in en inwendig verblijdt hij er zich over, alhoewel de natuur voor die verachting niet ongevoelig is. In deze gelegen-
I Munsuctus utilis sibi ctaliis. (In Act. hom. G.)
(2; Ueneplacitum est illi fides et mansuctudu. (Eccli. 1. 34.)
I 40 I 4e OVERWEGING.
lieid is hij lcvredeu zich behandeld le zien zooals hij meent te verdienen, en dezen trek van gelijkvormigheid te hebben met Jezus-Christus die ofschoon alle eer waardig, uit liefde tot ons, met versmadingen heeft willen verzadigd worden. Wanneer broeder Juniperus, leerling van den heiligen Franciscus, beleedigd werd, strekte hij zijn kleed uit als om paarlen die uit den hemel vielen, op te vangen. De Heiligen waren altijd meer begeerig naar vernede-ringen, dan de wereldlingen naar lof en eer. lin wat is een religieus die geen smaad voor (iod kan verdragen ? hij zal altoos een hoovaardige zijn, of slechts een schijn van ootmoedigheid hebben, en de genade (Jods, gelijk de heilige (ieest ons leert, zal hem allijd wederstaan : «God wederstaat den hoovaardigen, en schenkt den ootmoedigen zijne genade.» 1
GKBED.
O mijn alleroolmoedigste Jezus ! die uit liefde voor mij, U hebt willen vernederen en gehoorzaam worden tot de dood des kruises ! hoe durf ik voor IJ verschijnen en
(I) Deus. suiieibis resistit, huinilibus uutcm dat gratium.
HET BETROUWEN IN MARIA. 141
mij uwen leerling noemen, ziende dat ik, met zoo veel zonden beladen, niettemin zoo hoovaardig ben, dat ik geene verachting zonder tegenzin kan verduren ? Van waar kan mij zulke hoogmoed komen, daar ik om mijne zonden verdiend heb eeuwig in de hel onder de voeten der duivels getrapt te worden ! Ach ! mijn Jezus, zoo zeer met verachtingen verzadigd ! kom mij te hulp, maak dat ik aan IJ gelijk worde ; ik wil mijn gedrag veranderen. Uit liefde tot mij hebt gij alle versmadingen verdragen ; uit liefde tot IJ, wil ik ook alle beleedigingen verduren. Mijn goddelijke Verlosser! gij hebt de vernederingen te eervol en te wenschelijk gemaakt door deze met zoo voel liefde aan te nemen gedurende uwen levensloop ; daarom wil ik voortaan al mijnen roem stellen in het lijden met U en voor U: « Verre van mij, op iets anders dan op het kruis van onzen Heer Jezus-Christus te roemen. »1
Allerootmoedigste Maagd Maria, Koningin des Hemels, en Moeder van God ! die in alles en bijzonder in de smarten de vol-maakste gelijkheid met uwen goddelijken
(tj Mihi absit gloriaii, nisi iu cruce Domini iioslri Jesn-Chnsti.(Gal. 6. I V.)
142 1 4° OVERWEGING.
Zoon hebt verworven, bekom mij de genade alle beleedigingen welke mij voortaan /.uilen overkomen, met gelatenlieid te ver-dragon. Amen.
VAN HET UETRDUWEN DAT DK UHUGIEUZEN MOETEN HEBBEN IN DU llESCHERMINlï VAN MARIA.
Indien bet waar en, volgens don heiligen Petrus Damianns ontwijfelbaar is, dat onze goddelijke Moeder Maria alle menschen zoo zeer bemint, dat er na (iud niemand is of bestaan kan, die haar overtreft of even-aardt in liefde tot ons; 1 hoe zeer moeten wij denken dat die groote Koningin do religieuzen bemint, die vrijheid, leven, alles in een woord hebben toegewijd aan de liefde van Jezus-Christus ! Zij ziet dat hun levenswijze het meeste aan haar leven en aan dit van haar goddelijken Zoon gelijkvormig is ; zij ziet her. dikwijls bezig mei baren lof te verkondigen, aanhoudend waakzaam om haar te eeren door novenen, bezoeken, rozenkransen, vasjen en andere
(i; A mat no? nmore invincihili. Klii Nat, U. \\\'. S. ..]
HET BETROUWEN FM MARIA. 1 13
devotiën. Menigmaal ziet zij hen vcor hare voeten, om haar aan te roepen en genaden te vragen, die geheel overeenstemmen met hare heilige verlangens, zooals do volharding in den dienst van God, sterkte om aan de bekoringen te wederstaan, onthechting van do aarde, liefde tot God. —Ach I hoe zouden wij kunnen twijfelen dat zij geen ƒ ^ gehruik zou maken van hare gansche mach t en barmhartigheid ten gunste der religieuzen ? en hoe zouden wij kunnen twijfelen dat wij niet het voorwerp harer bijzondere welwillendheid zijn, wij vooral die deel maken van de Vergadering des Allerheiligsten Verlossers, in welke men, gelijk bekend is, zich bij uitstek beijvert de Moeder-Maagd te verceren door dagelijksche bezoeken, door een Zaterdagsche vasten, door bijzondere verstervingen gedurende de novenen welke hare feestdagen voorafgaan, enz..., en door den ijver om alom, bij middel van predikingen en oefeningen ter harer eer, de godsvrucht jegens haar te verspreiden ?
Die verhevene koningin is geenszins ondankbaar. Dezen die haar lief hebben, kan zij niet nalaten te beminnen. «Ik bemin die mij beminnen.»1 Zij is zelfs zoo milddadig,
(l) Ego diligentes me diligo. (Prov. 8. I7.y
144 loe OVERWEGING.
zegt de heilige Andreas van Creten, dat zij gewoon is groote geschenken te doen voor het minste eerbewijs.1 Zij belooft diegenen die zich beijveren om haar ook door anderen te doen vereeren, van zonden te bevrijden, - en daarenboven verzekert zij hun den hemel. 3
Wij moeten dan op eeno bijzondere wijze fiod bedanken dat Hij ons tot deze Vergadering geroepen heeft waar de kloostergebruiken en de voorbeelden onzer medebroeders ons zoo dikwijls verwittigen, en om zoo te spreken, noodzaken tot Maria ons te wenden, en onophoudelijk die teedere Moeder te vereeren, die mot recht genoemd wordt de Blijdschap, de Hoop, het Leven, de Zaligheid van allen die haar aanroepen on vereeren.
GEBED.
Mijne beminnenswaardige en beminnende Koningin ! Voortdurend dank ik den heer en U, omdat Gij mij uit de wereld getrokken hebt en geroepen om mijn leveu
(1) Solet maxima pro minimis reddere. (In Dorm. B. V.
S.:].)
(2) 0quot;\' operantur in mo non peecabnnt.
(1; Quielucidnnt mo, vitnm jrtenuim Iiaholmnt. \'Kcoli,2V. 30.1- Oftio. It. V.)
HET BETROtnVHX IN MAUI A. 1 i.quot;i
door tc brengen in doze Vergadering waar (jij op eene gansch bijzondere wijze gediend wordt. Neem mij dan aan voor uwen dienaar, o mijne Moeder ! gewaardig toe te laten dat ik, opgenomen onder bet getal van zoo vele zonen die U liefbebben, II diene gelijk zij U dienen, hoe ellendig ik ook ben. Na (iod zult gij altijd mijne lioop en mijne liefde wezen. In al mijne behoef-,ten, moeilijkbeden eu bekoringen zal ik mij altijd tot U wenden; gij zult mijne toevluebt en mijn troost zijn. Om mij in den strijd, in bet lijden en in de vervelingen van dit leven tc ondersteunen, wil ik niemaöd dan God en ü. Ik verzaak aan alles, en wil liever uw dienaar zijn d:in over de ganscbe wereld tc beerschen. U dienen op aarde, U loven en beminnen, u mijne goede Koningin, zal voor mij eene heerschappij zijn ! want U dienen is beerschen, gelijk zeer wol de heilige Anselmir; zegt. 1 Gij die do Moeder der volharding zijt, verkrijg mij de genade U getrouw tc blijven tot aan de dood. Zoo doende hoop ik, en wel met zekerheid, eens te mogen gaan waar gij beersebt, om eeuwig Ij te
10
Cui servire, reguaru est.
13° OVERWEGING.
loven cn io zogenen, en mij nooil nicer van uwe heilige voeten te verwijderen. Jezus cn Maria! ik verklaar met uwen toegenegen dienaar, Alphonsus Bodriguez, dat ik wil lijden voor U, sterven voor U, aan 11 geliccl loebehooren. 1
GEBED VAX DK.X II. THOMAS VAX AOUIXEX.
146
Mijn (iod ! schenk mij do genade uwen wil te kennen, cn dien volmaakt tot uwe glorie te volbrengen, (ieef mij do kracht om U niet tc mishagen, noch door in voorspoed mij te verheffen, noch door in tegenspoed mij te ontmoedigen. Maak dat ik mij over niels verhenge of bedroevo, dan over hetgeen mij tot U geleidt of van L\' verwijdert ; dat ik aan niemand verlange te behagen, of vreeze te mishagen dan aan U ; dat alle goederen mij verachtelijk schijnen, dat uwe gaven mij wenschelijk zijn uit liefde lot II en dat ik U hoven alles be-minne ; dat ik alle blijdschap zonder IJ smakeloos vinde, en aangenaam alle kwelling voor IJ verdragen, zoodat ik niets wille buiten IJ. (iecf dat ik immer al mijne gedachten en gonegenheden tot L\' richtte.
(\') Jesu et Maria, a moms mei dulcissimi I pro vobis patiar pro vobis inoriar; sim totus vester, sim nihil mens.
IIET IlETROUWEX IX MARIA. 147
Ilcor ! maak mij gehoorzaam zonder tegenspraak, arm zonder verlangen, zuiver zonder besmetting, geduldig zonder morren, ootmoedig zonder geveinsdheid, vroolijk zonder uitgelatenheid, godvreezend zonder mistrouwen, vlijtig zonder kommer, voorzichtig zonder arglist. Maak mij bereid aan andoren goed te doen zonder verwaandheid, hen te vermanen zonder ijdelheid, hen door mijn voorbeeld te stichten zonder veinzerij. Schenk mij een waakzaam hart, dat zich van U niet laat afwenden door ijdele gedachten ; een verheven hart, ontoegankelijk voor onwaardige gevoelens ; een rechl-zinnig hart, dat niet bewogen wordt door slechte inzichten ; een hart, standvastig in do kwellingen, vrij van aardsche gehechtheden. üat ik verlicht zij om II te kennen, snel om U te zoeken, behendig om Lr te vinden, volhardend in Li te behagen, getrouw om ü voor uwe weldaden te bodanken. Eindelijk verleen mij don moed het lijden te omhelzen om mijne zonden in dit leven uit te boeten, en bet geluk li eenmaal van aanschijn tot aanschijn te mogen aanschouwen, bezitten en eeuwig bemin-nen in het ander leven. Amen.
0 Maria, mijne Koningin, mijne Hoop
.|4j5 Iflquot; OVliRWEOING.
en mijne Moedor! ilc bemin l en \'\'1 in l; mijn vertrouwen. Ik smeek i (ioor (ie liefde welke gij Jezus toedraagt, door de blijdschap die gij gevoeld hebt toen gij zijne Moeder werd en door de droefheid welke gij hebt uitgestaan bij zijne dood, verkrijg mij van den Heer een levendig berouw en de vergiffenis mijner zonden, de volharding in het goede, en eene zuivere llerde lot (.od meteene volmaakte gelijkvormigheid aan zijnen wil. Gij zijt de toevlucht der zondaars en bijgevolg mijne toevlucht; ik beveel U mijne ziel en mijne eeuwige zaligheid. Neem mij tot uwen dienaar aan. en als dusdanig bescherm mij altijd, vooral m het, uur mijner dood : aan U komt het toe door uwe machtige voorspraak mij zalig le maken. Zoo hoop ik, zoo zij hel.
140
ANTWOORD AAN EEN JONGELING
DIE HAAI) V It AAGT
OVER DEN LEVENSSTAAT DIEN HU KIEZEN MOET.
lu uweu briel\'lees ik, (l-\'t gij sedort lang dc ingeving van God gnvoelt om den religieuzen slaat te omhelzen ; maar dat er in nwon geest verscheidene twijfels zijn opgerezen, en wel voornamelijk, dat gij ook zonder religieus te worden, uwe zaligheid in de wereld zoudt kunnen bewerken.
Een kort antwoord wil ik u geven : indien Sij meer uitleg begeert, kunt gij een werkje lezen dat ik heb laten drukken onder dezen titel : liiittclgevingen over de roe-piny lol hel Idooslerleven ; daarin heb ik deze stof breedvoerig behandeld.
Ik zal mij dus vergenoegen hier in korle woorden te zeggen, dat dc keuze van eenen staat eene zaak is van het grootsle belang, omdat daarvan de eeuwige zaligheid afhangt. Wie den staat omhelst waartoe God hem roept, zal gemakkelijk zalig worden ; maar wie aan de goddelijke roeping niet gehoorzaamt, zal hoogst moeilijk zijne zaligheid bewerken. Een groot gedeelte der
) :iO .WTWÜÜRD AAM EEN JQMGELING verdoemden zijn daarom verloren gegaan, omdat zij aan hunne roeping niet beantwoord hebben.
Wilt gij dus den zekersten staat kiezen om tot de zaligheid te geraken, wat toch alles voor ons is, overweeg dat uwe ziel onsterfelijk is, en dat gewis het doel waarvoor God u in deze wereld geplaatst heeft niet is rijkdommen of eer te verkrijgen of een gemakkelijk en aangenaam leven te leiden, maar wel en alleen, orn dooide beoefening der deugden de eeuwige loo-ning te verdienen. 1 In den dag des oordeels zal het u niets baten uwe familie te hebben verheven of in de wereld geschitterd le hebben ; maar alleen Jezus-Christus, die umoet oordeelen, bemind en gediend te hebben.
Gij meent heilig te kunnen worden, zelfs •wanneer gij in de wereld blijft. — Ja, Mijnheer, gij zoudt het kunnen, doch moeilijk, en zoo gij waarlijk van God tot het religieuze leven zijt geroepen, en desniettemin in de wereld wilt blijven, uwe heiligmaking, zooals ik gezegd heb, zal groot gevaar loopen. Do roden hiervan is, dat u daar de genaden zullen ontbreken welke God u in den religieuzen staat had voorbe-
i) Fiueni vcro viluiii a-ternuin. Uoiu. 6 22.)
OVEIt DEN LEVENSSTAAT. lo l
reid ; en van die hulpmiddelen ontbloot, zult gij uwe zaligheid zeer mocilijlv bewerken. Om heilig te worden moet men de middelen gebruiken, zooals bet vluchten der gevaarlijke gelegenheden, de onthechting der aardsche goederen, en eindelijk zich met God voreenigen ; daarenboven is het noodig om te volharden, dikwijls de heilige Sacramenten te ontvangen, dagelijks het inwendig gebed, de geestelijke lozingen andere oefeningen van godsvrucht te verrichten ; anders kan men den ijver niet onderhouden. Welnu, zee:- moeilijk is het, om niet te zeggen onmogelijk, dit alles te midden van hot gewoel en de beslommering der wereld te beoefenen. I\'anü-liezorgen, behoeften des huisgezins, klachten der bloedverwanten, twisten, vervolgingen, (zaken die zoo algemeen zijn in de wereld) vervullen zoodanig den geest niet gedachten en vrees, dat men zich \'s avonds, met veel verstrooiing, nauwejijks aan (iod kan aanbevelen. (Jij zult bet inwendig gebed willen doen, een geestelijk boek lezen, dikwijls comrauniceeren, dagelijks het II. Sacrament des altaars bezoeken , maar de wereldsche bezigheden zullen u verhinderen, en het weinige dat gh, zult doen zal
102 Axrwoonn aan ekn jo.vgeling vol ouvolinaalvtlicid wezen, omdat hel go-schiedt to uiidden van duizend verstrooid-\'lieden en niet een koud hart. Alzoo zal uw leven altijd ongerust, en uwe duod nog ongeruster zijn.
Van den eenen kant, zullen de wereld-sche vrienden u willen afschrikken van den religieuzen staal , als zijnde een hard en smartvol leven, terwijl de wereld van den anderen kant u niets zal aanbieden dan vermaken, rijkdommen, en een gelukkig leven. Maar bedenk wel en bedrieg u niet. Wees overtuigd dat d\'e wereld eene verraadster is die belooft en haar woord niet houdt. Zij biedt u de aardsche goederen aan ; doeh zelfs wanneer zij die allen zou bezorgen, zou zij ooit den vrede der ziel kunnen geven ? Neen, God alleen kan u den waren vrede schenken. Onze ziel is alleen voor God geschapen, om Hem te beminnen in dit leven, en te bezitten in het andere ; daarom kan God alleen ons hart bevredigen. Alle rijkdommen en vermaken der wereld kunnen ons den waren vrede niet bezorgen; integendeel, hoe overvloediger men zulke goederen op aarde bezit, dos te meer wordt men ontrust en gekweld, gelijk Salomon beleed te midden van der-
over ijl.n li:vi;x~staa r.
gelijken overvloed: .1 Alles is ijdelheid en kwelling des geesles, n 1 Indien M\'creldsche goederen geluk konden verschalfen, dan zouden zekerde rijken, grooten en vorslen, wien nocli geld, uoch eer, nocli vermaken ontbreken, volkomen tevreden zijn ; doch de ondervinding leert ons dat zij des te meer moeilijkheden, vrees en kwellingen ontmoeten, naarmate zij in hunnen voorspoed verheven zijn. Een eenvoudige oapu-e-ijne leckebroeder, die niets anders dan een koord tot gordel en eeti grof kleed heeft, een weinig boonen tot voedsel, en in eene arme eel op stroo slaapt, zal veel meer in vrede leven, dan een vorst in gouden gewaad en in al zijnen overvloed ; dagelijks zal hij een kostelijk opgedischte tafel hebben, en zich \'s avonds op een prachtig donzen bed ter rust nederleggen ; maar om al de bekommeringen die hem de rust benemen zal hij niet kunnen slapen. — Dwaas is hij die de wereld en niet (ïod bemint \' zeide de heilige Philippus Neri. — lui indien de wereldlingen reeds zoo rusteloos zijn in hun leven, zullen zij nog meer ontsteld zijn ia het uur der dood, wanneer fiods priester hun zal aankondigen, dat het
(1) üuiversa vunitas utalllictio spiritus. (Keel. 1. I v.}
133
I \') i- ANTWOORD AAN EEN JONGELING
li jd is om afscheid van deze wereld te nemen en hun zeggen: «Chrislene ziel, ver-trek uit deze wereld.»1 Christene ziel, ver-ecnig ii met den gekruisten Jezus; de wereld is voor u niet meer. — Ongelukkig is\'liet dat men in de wereld weinig aan (!od denkt, en weinig ook aan de andere wereld waar wij eeuwig moeten verblijven. Alle of bijna alle gedachten richten zich op aard-sche zaken ; vandaar dat het leven ongelukkig is, en ongelukkiger nog de dood.
Zoo gij dan zeker wilt zijn uwer., staat goed te kiezen, verbeeld u in doodelijken toestand te verkoeren, en omhels de levenswijze welke gij alsdan zult wenschen gekozen te hebben. Dan zal er geen gelegenheid meer zijn om uwe fout te herstellen, zoo gij den misslag begaat uwen heiligen roep te verwaarloozen, om natuurlijke neigingen op te volgen die u aanzetten in grooter vrijheid te leven. Overweeg dat alle dingen i lezer aarde een einde hebben : - voor eenieder van ons moet het tooncel dezer wereld eens ophouden. — Alles gaat voorbij, de dood komt ons te gemoet; en wij, bij eiken stap dien wij zetten, naderen tot do
■ I) Proöciscere, utiima dirisliana, lt;I-j hoe mundo.
(2) Pra\'terit enim liguru liujus muudi. (I Cur. 7. Jl.
OVEll DEN LEVENSSTAAT. 105
dood eu tot dc eeuwigheid. D.-irirvooi\' zijn wij geboren i want de lucnsoii zal het huis zijner eeuwigheid ingaan. »\' Op hot oogen-blik dat wij er het minst aan denken, zal de dood ons overvallen. Aoh ! wanneer het stervensuur nabij zal zijn, wat zullen wij dan in alle aardsche goederen vinden ? Zullen wij er iets anders in zien dan be-drog, ijdelheid, leugen, dwaasheid? Wat zal het ons dan baten, zuo vermaant ons de lieer, geheel dc wereld gewonnen te hebben, indien wij onze ziel hebben verloren. -Tot niets anders zal dit dienen dan om een ongelukkig leven te eindigen, door eeno ongelukkige dood.
Welk integendeel is het geluk van een jongeling, die aan de wereld heeft verzaakt om zich geheel aan Jezus-Christus te schenken, zijn leven door te brengen in eene eenzame cel verre van het gewoel, en buiten het gevaar van God te verliezen, gevaar dat in de wereld zoo meuigwerf voorkomt ! In het klooster treft hij noch concerten aan, noch tooneelspelen, noch danspartijen, noch andere dergelijke ver-
(i) Qaoiiiuin ibit homo in doinum avternitatis snu*. \'Keel 12.5.)
Quid [irodest l omini, si mmidiim iiiiivcrsiini lucrutui-, aiiinuu vore suie dctmuunlum putiatur. (Matth. 16. 26.}
Ifjfi ANTWOORD A A X EEN JONGELING
maken; maar lii.j vindt er Cod die hem troost en vrede doet genieten; ik spreek van den vrede welken men verkrijgen kan in dit tranendal, waarin wij allen verblijven om te lijden en door liet geduld den volmaakten zielsvrede te verdienen die ons in den hemel is weggelegd. Wanneer men verre van de vermaken der wereld leell, een teedere blik van tijd tut tijd op het kruisbeeld geslagen, een : «Mijn God en mijn M ■\'» 1 hartelijk uitgesproken, een «Mijn God» met een liefdezucht gezegd, verschaft meer ware vreugde dan allo vermaken eu allo pracht der wereld, diu een bitteren nasmaak achterlaten.
Ja, die jongeling omdat hij den religieuzen staat heeft omhelsd, is gelukkig gedurende zijn leven, maar veel gelukkiger nog is hij in zijne laatste oogenblikkcn. Hoc groote troost zal hel dan zijn voor hein, zijne dagen geheiligd te hebben door bet gebed, de geestelijke lezing, dc versterving, én door andere oei\'euingen van godsvrucht, voornamelijk indien bij zich in het klooster heeft toegewijd aan de zaligheid der zielen met te prediken en biecht te hooien I Bij de
Deus mcus et umuia.
OVEU DEN LEVENSSTAAT. l\'IT
dood zijn dit even zoo vole rnlfiirn v.ui he-Irouwen op Jezus-Cliristiis, die alios wat men voor zijne glorie doet erkent en milddadig weet l.e beloonen.
Komen wij tot het besluit aangaande de keuze die gij moot doen. Daar de Hoer u ge-roepon heeft om de wereld te verlaten en u geheel aan Hem te schenken in den religieuzen staat, zeg ik : Verblijd u, maar sidder tevens. — Verblijd u, zeg ik, bedank onophoudelijk den Heer ; want door lt;iod geroepen te worden tot een volmaakt leven, is eene genade die hij niet aan allen verleent.1 Maar sidder, want zoo gij aan de stem van God niet gehoorzaamt, stelt gij uwe eeuwige zaligheid in groot gevaar. Ik kan u hier de menigvuldige voorbeelden niet aanhalen van jongelingen die hunne roeping in den wind geslagen hebben, en daarom een ongelukkkig leven hebben geleid door eene verschrikkelijke dood gevolgd; maar wees wel overtuigd, dat gij tot het klooster geroepen, in de wereld blijvend er geen vrede meer zult hebben ; en uwe dood zal zeer verontrust worden, door de knaging die gij alsdan zult gevoelen om
(I)Non fecit taliter omni uationi. (Ps. 147. 20.)
1 38 ANTWOORD AAK EEN\' JONGEUN\'C iiiol aan (iuii Ie hebben gehoorzaamd toen Hij u riep tot den religieuzen staat.
Op liet eiiule van uwen brief verlangt gij van mij te weten, in geval gij den moed niet zoudt hebben in het klooster te treden, of het heler zon zijn een huwelijk aan te gaan, gelijk uwe ouders willen, of wel den priesterlijken staat in de wereld te omhelzen. — Ziehier mijn antwoord.
Wat, don huwelijken staat betreft, ik kan ii dien niet aanraden, dewijl de heilige Paulus hem aan niemand aanbeveelt, ten zij er cene noodzakelijkheid bestond ten gevolge eener aangewende ononthouding, noodzakelijkheid die, ik ben er zeker van, voor n niet bestaat.
En wat den priesterlijken staat ir, de wereld aangaat, merk wol op, dat de wereldlijke priester \' te gelijker tijd én de verplichtingeu van hel priesterschap, én do verstrooidheden met de gevaren der we-reldlingen heeft; want, daar hij in \'t midden der samenleving verkeert, kan hij alle wanorde die zijn huis en zijne familie overkomt niet vermijden, noch buiten alle
(l) In Italië zief men dikwijls priesters die bij hunne familie wonen.
DK VtUTALEK.
OVER DEN LEVENSSTAAT. liiO
gevaar zijn voor zijne ziel ; in zijn huis zelf is hij aan bekoringen blootgesteld, dewijl liij niet beletten kan dat zich daar vrouwen bevinden, bloedverwanten of dienstboden, en daar vreemdelingen komen. Gij zoudtu geheel moeten terugtrekken in eene bijzondere kamer, uitsluitend bezig met de zaken die God aangaan ; doch zulks is allermoeilijkst ten uitvoer te brengen, en ook is het uitermate zeldzaam dat priesters die bij hunne familie wonen zich op do volmaaktheid toeleggen.
Van den anderen kant, treedt gij in een klooster waar do regeltucht heersoht, dan zijtgij niet fneer genoodzaakt te denken aan hetgeen kost enkleeding betreft, wijl men u daar van alles voorziet. Gij zult er niet. aanhoudend verhinderd worden door bloedverwanten en door de onvermijdelijke he-slommering vau een wereldlijk huis ; geen personen zult gij er aantreffen wier tegenwoordigheid den geest ontstelt. In een woord, alzoo van de wereld afgezonderd, zult gij niets meer hebben wat zou kunnen beletten u aan ingetogenheid en gebed over te geven.
Ik heb gesproken van een klooster waar de rcgclluclU heirschl , want indien er
I 00 ANTWOORD AAN\' EKN ,10X0 ELI NT..
spraak was van ecnig ander waar men op on-gnregelclo wi jze leeft, zon het beter zijn in uw hnis te blijven en daar uwe ziel zalig maken naar uw vermogen ; want in een klooster treden waar de regeltucht is vervallen, is u in gevaar stellen van verloren te gaan. Al zoudt gij ook oprecht besloten zijn u op het inwendig gebed toe te leggen en met niets anders dan met God bezig te houden, toch door de kwade voorbeelden uwer medebroeders langzamerhand meegesleept, en u daarenboven uitgclaciien en zelfs vervolgd ziende als gij hunne handelwijze weigert te volgen, zoudt gij ten laatste al uwe devotiën verwaarloozen en doen gelijk de anderen ; aldns leert de ondervinding.
Eindelijk, indien God zich gewaardigt u de genade der roeping te geven, let wel op dat gij ze bewaart met u dikwijls aan Jezus en Maria door heilige gebeden aan te bevelen ; en weet, zoo gij besluit u geheel aan God te geven, dat de duivel zijne pogingen om u in zonde te doen vallen, en vooral u de roeping te doen verliezen, zal verdubbelen.
(k eindig met u de verzekering mijner eerbiedige gevoelens aan te bieden, en ik
BAAD AAN EENE JONGEOOCaTER. i 0 I
bid den Heer u de genade tc vcrlceneu Hem geheel toe te behooreu.
RAADGEVINGEN
AAN EENE JONGEDOCHTEtt
DIE IN TWIJFEL IS OVER DEN STAAT WELKEN ZIJ MOET KIEZEN, (1)
Ucminde dochter in Jezus-Clirislus.
Gij zijt in beraad over don levensstaat dien gij moet ombelzen. Ik zie dat gij moeite bobt om tot oen besluiKo komen : van de eenó zijde roept u de wereld on nou-digt ii ten buwelijk uit; van do andere zijde, Jezus-Cbristus verlangt ook dat gij n aan Hom zondt schenken on religieuze worden in eene vurige kloostorgemcento. Weet dat uwe eeuwige zaligheid afhangt van do keuze welke gij zult doen. Daarom raad ik ii aan dagelijks den Heer to bidden, en begin van het oogenblik af dat gij dezen brief
(I) De heilige schrijver veronderstelt (evenals in het vooi-gauude antwoord) dat de persoon aan wie hij de/e raadgevingen richt, reeds is geroepen ot\'ten minste een begin van roeping tot den religieuzen staat gevoelt, maar dat zij aarzelt, omdat de wereld haar terughoudt. Anders is.liet in dnu brief aangaande de geestelijke oeleningen.
DF, VF.KTALKU,
II
RAADGEVING EN
leest, opdat Hij u verlichte en kracht ver-leene zooals gij noodig hebt om den staat te kiezen die de nuttigste is voor uwe zaligheid ; opdat gij over de keuze die gij doet, u niet zoudt te beklagen hebben gedurende heel uw leven en de gansche eeuwigheid door, wanneer er geen tijd meer zal zijn om uwen misslag te herstellen.
Onderzoek wat het voordecligste voor u is, wat u het zekerst kan gelukkig maken : is het een mensch van deze wereld tot bruidegom te hebben, of bruid te zijn van Je-zus-Christus, Gods Zoon en Koning des hemels ? Zie welke dezer twee partijen u de beste toeschijnt, en verkies die. — De heiige Agnes werd, van den ouderdom van dertien jaren af, zeer gezocht om hare buitengewone schoonheid. Onder anderen, bood zich de zoon aan van den stadhouder van Rome ; doch de heilige maagd sloeg hare oogen op Jezus-Christus, die haar voor zich wilde, en gaf den jongeling ten antwoord: «Ik heb een bruidegom, die u en alle koningen der aarde overtreft; ik kan hem niet verlaten om een anderen te volgen.» En inderdaad deze heldhaftige maagd verkoos het leven in een zoo teede-ren leeftijd te verliezen, en met blijdschap
102
AAN EENE JONGEDOCHTER. dG3
doorstond zij de marteldood ter liefde van Jezus-Christus. — Eene andere maagd, de heilige Domitilla, gaf een dergelijk antwoord aan den graaf Aurelianus, die een voornaam man was; zij ook stierf als martelares, en wilde liever levend verbrand worden dan Jezus-Chrisfus te verzaken. — Welk moet thans in den hemel het geluk dier deugdzame maagden zijn over een zoo goede keuze, geluk dat eeuwig zal duren. Hetzelfde geluk is het aandeel en zal het immer blijven van alle jonge dochters die de wereld verlaten om aan Jezus-Christus zich toe te wijden.
Overweeg dus ook welke de gevolgen zijn van den staat dien gij zult kiezen, door u aan de wereld, of door u aan Jezus-Christus te geven. De wereld biedt u de goederen der aarde aan, rijkdommen, eer, uitspanning, vermaken ; Jezus-Christus integendeel, geeselen, doornen, smaad en kruisen ; dit ook heeft Hij voor zich zeiven verkozen gedurende al den tijd dien hij hier op aarde doorbracht; maar daarbij voegt Hij twee overgroote voordeelen die de wereld u niet kan geven : den vrede des harten in dit leven, en den Hemel in het andere.
Ifi4 RA ADGKVIXGEX
Daarenboven, alvorens te besluiten welken staat gij zult omhelzen, is het noodig voor oogen te houden dat uwe ziel eeuwig is; dit wil zeggen : naliet tegenwoordig leven dat toch weldra eindigt, zult gij door de dood de eeuwigheid moeten ingaan, om u van uwe intrede af, in het verblijf der straffen of der belooningen te bevinden, volgens hetgeen gij op aarde door uwe werken zult verdiend hebben. Dus tot welke plaats gij na uw laatsten snik u moet begeven, hetzij in het verblijf des levens, hetzij in het verblijf der dood, daar zult gij wonen do gan-sohe eeuwigheid door. Gij zult óf wel voor altijd zalig en gelukkig te midden der vreugde des hemels zijn, óf wel verloren en wanhopend voor altoos te midden der folteringen van de hel. Overweeg bijgevolg dat alle dingen dezer wereld slechts van korten duur zijn. Gelukkig hij die zijne ziel redt I Wee hem die haar verliest ! Herinner u altoos dezen grooten grondregel van Jezus-Christus : «Wat toch zal het den menseh baten, indien hij de gebeele wereld wint, zijne ziel echter verliest?» Die waarheid heeft zoo vele christenen bewogen in de k loosters zich op te sluiten of afgezonderd te leven in de woestijn ; aan zoo vele jonge
AAN EENE JONGE DOCHTER, 1 03
dochters heeft zij doen besluil.en de wereld te verlaten om zich aan God toe te wijden en eene goede dood te sterven.
Zie vervolgens wat zoo vele groote vrouwen geworden zijn, zoo vele princessen en koninginnen, die in de wereld gediend, geprezen, geeerd en bijna aangebeden worden ! hebben zij het ongeluk gehad van verloren te gaan, wat blijft hun over van al hunne rijkdommen, vermaken cn eer, tenzij pijnen en gewetens knagingen die hen eeuwig zullen kwellen, zoolang (lod God zal blijven, zonder ooit cenig reddingsmiddel in hunnen eeuwigen ondergang te mogen verhopen.
Doch werpen wij nu een blik op de goederen welke de wereld in dit leven aan hen geeft die haar volgen, alsook op de voordeden welke God bezorgt aan dezen die Hem beminnen en om zijne liefde de wereld verlaten.
De wereld belooft haren aanhangers groote dingen ; doch, wie ziet niet dat de wereld een bedriegster is, die belooft maar hare beloften niet nakomt ? en ware zij getrouw om ze te vervullen, welke zijn de goederen die men van haar mag verwachten ? het zijn slechts aardscho goederen.
1 fi(i RAADGEVINGEN
Geeft zij den vrede, het geluk zooals aij belooft ? neen; want al hare goederen streelen de zinnen en het vleesch, maar kunen hart en ziel niet bevredigen. Onze ziel is door God geschapen, alleen om Hem te beminnen in dit leven en Hem te bezitten in het andere ; vandaar dat alle goederen der wereld, alle vermaken en grootheden om ons hart heengaan maar er geenszins intreden ; God alleen kan het bevredigen. Ook bekende Salomon dat alle dingen dezer aarde niets anders dan ijdelheid en logentaal zijn, dat zij verre van onze ziel te bevredigen, eerder geschikt zijn haar te kwellen. 1
En inderdaad, de ondervinding leert dat zij die het overvloed igst van die goederen voorzien zijn, des te meer in angst en droefheid leven. Indien het geluk in de voorrechten der fortuin bestond, dan zouden de princessen en koninginnen allen volmaakt gelukkig zijn ; want aan dezen ontbreken noch vermaken, noch schouwspelen, noch feesten, noch kostelijke maaltijden, noch heerlijke paleizen, noch prachtige rijtuigen, noch rijke kleederen, noch kostbare juweelen, noch bedienden altoos bereid om
üuivci\'sa vuuitas ut afflicüo spiritus. (Keel. 1. IV )
AAN EENE JONGE D OCHTER. 1 67
haar te voldoen en bij haar hun hof te maken. Nogtans is het geheel anders, en die gelooven dat zij voldaan zijn, bedriegen zich. Vraag haar of zij een volmaakten vrede genieten, of zij volkomen gelukkig leven, wat zullen zij antwoorden ? Allen zullen u zeggen dat zij een ongelukkig leven leiden, en zelfs niet weten wat vrede is. De harde behandeling die zij moeten verduren van hare echtgenooten, het verdriet dat de kinderen haar aandoen, ja-loerschheid, vrees, bekommering des huis-gezins, vervullen hare dagen met angst en bitterheid.
Elke gehuwde vrouw mag eene martelares van geduld genoemd worden, in geval dat zij wezenlijk geduldig is; zoo niet, leidt zij in dit leven eene marteldood die haar nog veel pijnlijker zal wezen gedurende de eeuwigheid. Al had zij geen ander lijden te verduren, de knaging van het geweten zou voldoende zijn om haar aanhoudend te kwellen ; want daar zij gehecht is aan de aardsche goederen, denkt zij weinig aan hare ziel, nadert weinig tot do heilige Sacramenten, en is weinig bedacht om zich aan God aan te bevelen ; van deze hulpmiddelen die noodzakelijk zijn om wel
I US IUADGEVIXGKN
to leveu beroofd, kan zij zich niet vrijwaren van zonde, noch de gedurige verwijtingen van haar geweten ontvluchten. Ziedaar hoe do vreugden die do wereld belooft, in bit-terheid veranderen, en eene reden worden to vreezon voor do zaligheid.—Ongelukkige die ik ben, zal zij tot zich zelve zeggen : wat zal er bij de dood van mij worden, na dit leven dat ik doorbreng van God verwijdert in eonen zonden staat, en onophoudelijk overgaande van kwaad tol; erger. Ik zou mij willen afzonderen om een weinig te overwegen ; maar do zorgen die raijno familie voreischt, de gedurige beslommering van mijn huisgezin laten mij zulks niet toe. Ik zou do predikingon willen aan-hooren, meermalen biechten en Communi-ceeren, dikwijls naar de kerk gaan, doch mijn man verzot er zich tegen; dikwijls kan ik niet, gelijk het betaamt, vergezeld worden ; daarbij heb ik aanhoudende bezigheden : zorg voor kinderen, bezoeken, en zoo vele andere lasten dio nooit ontbroken, houden mij gedurig te huis opgesloten, zoodat het mij nauwelijks op de feestdagen toegelaten wordt de Mis to gaan bijwonen, en dan nog op hot laatste uur. Ik heb eene dwaasheid begaan mot te
AAN EENE JONGE DOCaTliR. 109
willen huwen; ik kon zoo gemakkelijk heilig worden in het klooster ! — Maar waartoe dient al dat jammeren, tenzij om de droefheid die men gevoelt, nog te vermeerderen ziende dat er geen tijd meer is om het besluit welk mou heeft genomen van zich aan de wereld te geven te herroepen ? En is alzoo het leven vol bitterheid, wat zal de dood zijn? Dan zal de vrouw dienstmeiden , echtgenoot en kinderen rondom haar bed zien weencn ; doch dit alles, verre van haar eenigc verlichting tu verschaffen, zal slechts de smart vermeerderen ; cn alzoo gekweld, arm aan verdiensten en Vol schrik over hare eeuwige zaligheid, moot zij verschijnen voor Jezus-Christns die haar zal oordeclen.
Welk integendeel is het geluk van eene religieuze die uit liefde voor Jezus-Christus aan de wereld heeft verzaakt, te leven omringd van zoovele heilige bruiden van Jezus, in eene eenzame cel, verre van het gewoel der wereld en van de naaste gevaren God te verliezen die men in de wereld bij eiken stap aantreft I en hoeveel grooter zal deze troost zijn in hetoogenblik der dood, hare jaren te hebben doorgebracht in gebeden, verstervingen en zoo vele andere oefeniu-
170 RAADGEVINGEN
gen van godsvrucht, in bezoeken aan liet Heilig Sacrament, biechten en Communiën, akten van ootmoedigheid, van hoop, van liefde tot Jezus-Christus! De duivel wel is waar, zal niet nalaten haar te verontrusten, door de herinnering aan de fouten die zij in hare jeugd heeft bedre-veu ; doch haar Goddelijke Bruidegom voor Wien zij de wereld heeft verlaten, zal. haar wel gerust stellen ; en alzoo vertroost zal zij sterven met een vol betrouwen, minzaam met den gekruisten Jezus vereenigd, die haar ten hemel zal voeren om er een eeuwig geluk te genieten.
Daar gij aldus, mijne beminde dochter, den staat te kiezen hebt waarin gij uw leven moet doorbrengen, neem dien welken gij zoudt willen gevolgd hebben, zoo gij de dood nabij waart. Bij de dood zegt ieder persoon die wereldsch leefde, met leedwezen tot zich zelve, op het zien dat de wereld voor haar eindigt: Ach, had ik gewerkt om heilig te worden ! had ik toch de wereld verlaten om mij aan God toe te wijden ! — Maar wat gedaan is, is gedaan ; niets blijft meer over dan te sterven en te verschijnen voor den rechterstoel van Je-zus-Christus, die zeggen zal: Kom geze-
AAN BENE JONGE DOCHTER. 171
geade ziel, kom u eeuwig met mij verblijden ; — of wel: Verwijder u van Mij, en ga voor eeuwig naar de hel.
Gij moet dus kiezen tusschen de wereld en Jezus-Cliristus.
Kiest gij de wereld, weet dat gij het vroeg of laat zult beklagen ; denk er dus wel aan. De wereld ziet een groot getal vrouwen verloren gaan ; het klooster daarentegen ziet er weinige. Beveel u den ge-kruisten Jezus en zijner allerheiligste Moeder aan, opdat zij u de genade schenken datgene te kiezen wat het beste voor uwe zaligheid is.
Zoo gij religieuze wilt worden maakt het voornemen u te heiligen ; want wilt gij in het klooster loven en onvolmaakt leven gelijk sommige religieuzen die niet zeer ijverig zijn, dan zal het u tot niets dienen in eene orde te treden ; verre van daar, gij zoudt er een ongelukkig leven en daarna eene rampzalige dood vinden.
Eindelijk, ofschoon gij veel tegenzin zoudt hebben om u in een klooster op te sluiten, kan ik u toch den huwelijken staat niet aanraden, daar de heilige Paulus dien aan niemand aanbeveelt, buiten het geval van volstrekte noodzakelijkheid die, gelijk
172 RAADGEVINGEN,
ik verhoop, niet beslaat voor u ; blijf dan in de wereld binnen uw huis en tracht daar heilig te worden.
Ik verzoek u gedurende negen dagen het volgende gebed te doen :
Heer, Jezus-Christus, die gestorven zijt voor mijne zaligheid ; ik smeek U door de verdiensten van uw bloed, mij het licht en de sterkte te geven welke mij noodig zijn om den staat te kiezon waarin ik het zekerst mijne ziel zal redden. — En gij mijne teedore Moeder Maria! verkrijg mij deze genade door uwe machtige voorspraak.
\\ 73
REDEVOERING TOT GODVRUCHTIGE JONGE DOCHTERS, (1)
Mijne beminde dochters in Jezus-Christus!
Mijn voornemen is niet, u in dit onderhoud al de verdiensten en voordeden uit te leggen die de jongedochters bekomen door hunne maagdelijkheid aan Jezus-Christus toe te wijden ; ik zal mij vergenoegen deze in het kort aan te stippen.
VERHEVENHEID VAN DEN MAAGDELIJKEN STAAT.
Ten eerste worden de maagden in Gods oogen, schoon als de Engelen des hemels. 1Baronius verhaalt, dat men bij de dood van eene godvruchtige maagd , Georgia genaamd, eene groote menigte duiven heen en weer zag vliegen ; en toen haar lichaam naar de kerk werd gedragen, kwamen die duiven op het dak nederzitten juist boven de plaats waar de doodkist stond, en zij verwijderden zich alleen na dc begrafenis der overledene. Iedereen gelool\'de dat deze
(1;««Handboek voor «len Missionaris.» 8 HoofJ. 6 «lt;Pré-dicalion.» Cli. H. § T. XVI p. 272.
Krunl sicut Angeli Dei in co.\'Io. (Mattli. 22. 30.1
174 redevoebing
duiven Engelen waren die het maagdelijk
lichaam van die Heilige alzoo vereerden.
Daarenboven, wanneer eene jonge dochter aan de wereld verzaakt en zich aan de liefde van Jezus-Christus toewijdt, wordt zij de Bruid van den Zoon Gods. In het Evangelie wordt de Zaligmaker nu Vader, dan Meester en Herder der zielen genoemd ; maar voor de maagden noemt Hij zich Bruidegom. 1
Als eene jonge dochter in de wereld zich wil vestigen, onderzoekt zij eerst, indien zij voorzichtig is, degenen die naar hare hand dingen, en tracht te weten wie onder hen de edelste en de rijkste is. Wenden wij ons dan tot de Bruid in het Hooglied, die volmaakt de voorrechten van den goddelijken Bruidegom kent, en vragen wij haar, wie Hij is. — Zeg mij, o heilige Bruid I wie is degene dien gij bemint, en die u de gelukkigste aller vrouwen maakt ? 2 Mijn Welbeminde, is haar antwoord, is geheel wit door zijne zuiverheid, en rood door de liefde die Hem verteert; in een woord, Hij is zoo schoon, zoo edel, zoo vriendelijk, dat
Exiernntobviam Sponso. (Matth. 25.1.)
Dilectus mens cnrulidn?, etrnbienmlis. clcctiisex milli-bus. (Cant, ö 10./
TOT GODVRUCHTIGE JONGEDOCHTERS. 175
men in Hem den beminnelijksten aller bruidegommen vindt.
Toen men aan de heilige Agnes den Zoon van den Stadhouder van Rome tot Bruidegom aanbood, had deze roemvolle maagd dan wel gelijk, tot antwoord te geven, zooals de heilige Ambrosius verhaalt, dat Zij eene veel gunstigere partij gevonden had. 1
Dergelijk antwoord gaf de heilige Domi-tilla, nicht van den keizer Domitianus, aan de personen die haar wilden overtuigen, dat zij met den graaf Aurelianus kon huwen, aangezien dat hij toestemde dat zij christen bleef. — «Maar zegt mij, antwoordde zij hun, indien zich aan eene jonge dochter van den eenen kant een groote vorst, en van den anderen kant een arme burger aanbood, wien van beiden zou zij tot bruidegom kiezen ? Om mij aan Aurelianus te schenken zou ik den Koning des hemels moeten verlaten ; dit ware wel eene dwaasheid, die ik geenszins wil begaan !» Alzoo, om getrouw te blijven aan Jezus-Christus, wien zij hare maagdelijkheid had geschonken, leverde zij zich over om levend verbrand te worden, straf tot welke zij door
Sponsumollerlis? meliorom reperi. (De Virg. I. j.}
170 redevoering
haar barbaai\'schen minnaar zelvcn veroordeeld werd. \'
De edelmoedige zielen, die uit liefde tot Jezus-Cliristus aan de wereld verzaken, worden de geliefde bruiden van den Zoon Gods. Zij worden de Eerstelingen van liet Lam Gods genoemd. 2 Waarom Eerstelingen? Omdat, zegt de kardinaal Hugues, evenals de eerste vruchten aangenamer zijn dan de anderen, zoo ook de maagden het voorwerp van de voorliefde des Heeren zijn. De goddelijke Bruidegom voedt zich tusschen leliën.0 En wie zijn die leliën, tenzij de vurige zielen die hunne maagdelijkheid aan Jezus-Christus toewijden ? De eerbiedwaardige Deda verzekert, dat de eer welke de maagden aan God geven door do lelie hunner zuiverheid ongeschonden voor Hom te bewaren, een zang is, den Heer aangenamer dan de zang van alle andere Heiligen. Inderdaad, de Heilige Geest verklaart het, geen ander goed kan de verdienste van de maagdelijkheid evenaren. 4 Om deze reden ook, zegt de kardinaal Hugues, kan men
(1) Croiset. Exerc. 12 mai.
(2) Primitiu! Deo et Agno. (Apoc. 14. 4.)
(3) Qui poseitur inter lilia. (Gunt. 2. lü.)
(4) No» est digiia ponderatio contiuentis aninuo. (Eceli 20. 20.)
TOT GODVRUCHTIGE JONGEDOCUTERS. 177
vau de andere beloften, maar niet, van de belofte der maagdelijkheid, ontslagen worden. Daarom ook meenen do leeraren dat de heilige Maagd Maria, bereid geweest ware aan de verhevene waardigheid van Moeder Gods te verzaken, liever dan den schat van hare maagdelijkheid te-verliezen.
Wie dan hier op aarde zal ooit de heerlijkheid kunnen begrijpen, die God in den hemel voor zijne zuivere bruiden heeft weggelegd\'? De kerkleeraren zoggen, dat de maagden in den hemel hunne eigene eerekrans hebben, dit is eene bijzondere blijdschap waarvan de andere heiligen beroofd zijn.
Maar gaan wij over tot hetgeen meer rechtstreeks hot voorwerp betreft dat wij thans in het oog hebben.
Eene jonge dochter zal mij zeggen : Kan ik niet insgelijks heilig worden wanneer ik een huwelijk aanga?— Gij zult het antwoord niet uit mijnen mond, maar uit dien van den heiligen Paulus vernemen ; gij zult terzelfder tijd zien welk verschil er bestaat tusschen de maagden en de gehuwde personen. Ziehier de woorden van den Apostel : «De ongehuwde vrouw, de maagd, denkt aan hetgeen den Heer betreft ; denkt om heilig
12
17S REDEVOERING
te zijn naar lichaam cn geest; maar de gehuwde denkt om hetgeen de wereld aangaat, hoe zij haren man zal behagen. « 1 — Dan voegt hij er bij : « Dit echter zeg ik tot uw nuttot bevordering van wat eerzaam is en in staat stelt om den Heer zonder verhindering te bidden. » 2
Laat ons dezen raad van den Apostel goed overwegen. Ik merk ten eerste op, dat de gehuwde vrouwen, wel is waar heilig kunnen zijn naar den geest, maar niet naar hot lichaam ; terwijl eene maagd die godvruchtig leeft, heilig is naar geest en lichaam, daar zij hare maagdelijkheid aan Jezus-Christus heeft geschonken. « Heilig naar lichaam en geest.» Neemt daarenboven deze woorden in acht: «Hetgeen in staat stelt om den Heer zonder verhindering te bidden. »— Ach ! wat al verhinderingen vinden de gehuwde vrouwen om heilig te worden ! Verhinderingen des te grooter naarmate hun staat verhevener is. Om heilig te worden moet men er de middelen toe nemen, vooral zich veel op het inwendig
(1) Muiier innuntn et virgo eogitat qu» Domiri sunt, ut sit suucta corpore el spiritu ; quju uutem nupta est, eogitat qua-suntmundi, quomodoplaeeat viro.
(2\' Porro hoe ad utilitatem vestram dice..., ftd id quod lio-nesliim ost, et quod fneultatom pra\'beat sine impedimento Doiniuum ohseerandi. \'I.Coi*. 7. :i\'i.
TOT GODVRUCHTIGE JONGEDOCIITERS. 179
gebed toeleggen, dikwijls de heilige Sacramenten ontvangen, en onophoudelijk aan God denken. Maar hoe kan oene gehuwde vrouw den tijd hebben om zich met goddelijke zaken bezig te houden ? t Do gehuwde vrouw deukt aan hetgeen do wereld betreft, hoe zij haren man zal behagen » 1 zegt de heilige Paulus, zij moet in de behoeften van haar huisgezin, in voedsel en kleeding voorzien ; zorgen voor de opvoeding dei-kinderen, haren man en zijne bloedverwanten voldoen; daardoor, voegt er de Apostel bij, wordt haar hart verdeeld, en zij is verplicht hare genegenheden tusschen echtgenoot, kinderen en God te verdeelen. Hoe kan eene gehuwde vrouw tijd hebben om veel te bidden en dikwijls tot de heilige Tafel te naderen, wijl zij er niet eens genoeg vindt voor hetgeen haar huisgezin ver-eischt ? Do man wil gediend worden, de kinderen weenen, schreeuwen of vragen duizende dingen ; hoe dan te midden van zoo veel zorg en gewoel zich aan het inwendig gebed overgeven? Nauwelijks zal zij op Zondag naar de kerk kunnen gaan om daar in ingetogenheid God te bidden en te com-
Qiko miptn est, cogUnt qn.T sunt inumli, finomculo pln-viro.
■180 RUDEVOERING
municoeren. De goede wil zal haar bijblijven ; maar het zal haar zeer moeilijk zijn zich op de goddelijke zaken naar behooren toe te leggen. Door deze onlbeering, wel is waar, zou zij verdiensten kunnen winnen, door zich over te geven aan den wil van God, die in zulken staat van haar niets anders vraagt dan een gedurig offer van onderwerping en geduld ; doch te midden van zooveel verstrooidheden en beslommering, zonder gebed noch sacramenten, zal het haar bijna onmogelijk zijn die heldhaftige deugd vau geduld en overgeving te bezitten.
Och ! gave God dat de gehuwde vrouwen niets anders te betreuren hadden dan het gebrek aan noodigen tijd om hunne godvruchtige oefeningen te verrichten ! Het grootste kwaad is het gevaar waarin die ongelukkige zich aanhoudend bevinden de genade Gods te verliezen, daar zij verplicht zijn dikwijls met schoonbroeders en andere naasthestaanden of vrienden van hunnen man, hetzij te huis of elders te verkeeren. Dit welen de jonge dochters niet; maar dit weten zeer goed de gehuwde vrouwen die dagelijks aan al die gevaren zijn blootgesteld ; dit weten ook de biechtvaders die
TOT GODVRUCtlTIGE JON\'GKUOCIiTEKS. 1 8 1
hen aanhooren. Wij spreken niet van de droevige dagen welke al de gehuwde vrouwen moeten doorbrengen. Het slecht gedrag van eenen man, het verdriet dat de kinderen hun aandoen, de behoeften van het huishouden, de lastige eerbewijzingen aan schoonmoeder en schoonzusters, do smarten der baring die altijd met doodsgevaar gepaard gaat, achterdocht, gewetensangsten aangaande de opvoeding der kinderen, dit alles vormt eene keten van kwellingen in welke de gehuwde vrouwen onophoudelijk zuchten, gelukkig nog indien zij hunne ziel niet verliezen, en God hun de genade schenkt van niet uit de hel van dit leven over te gaan tot de hel der eeuwigheid ! Dit is het lot dat de jonge dochters wacht die zich aan de wereld schenken. Maar hoe, zal men mij zeggen, onder al die gehuwde vrouwen is er niet ééne die heilig wordt?— 0 ja, er zijn er, maar welke ? Zij die de heiligheid bereiken door Ie lijden als martelaressen, zij die alles voor God weten te verduren, met een geduld dat niets kan ontstellen. Hoe velen zijn er die zich tot zulke volmaaktheid ver-hefl\'en ? Helaas! het zijn witte raven ! En zoo gij er eene aantreft zult gij vernemen
(82 REDEVOERING
dat zij bitterlijk weent van spijt omdat zij in de wereld gebleven is, terwijl zij zicli aan Jezus-Christns kon toewijden. Ik voor mij herinner mij niet, onder do gehuwde vrouwen, ooit eene godvruchtige persoon die over haren staat tevreden was te liebben
aangetroffen.
Hot waar geluk is dus het aandeel der personen die zich aan Jezus-Christus schenken. Zij zijn buiten de gevaren waaraan de quot;ehuwde vrouwen noodzakelijk zijn blootgesteld. Zij liebbea hun hart, noch aan kinderen, noch aan wereldsche menschen, noch aan vergankelijke goederen, noch aan ijdelen opschik, noch aan welke dienstbaarheden ook, gehecht. De gehuwde vrouwen zijn verplicht zich met zorg en groote onkosten te versieren om volgens haren staat in de wereld te verschijnen en te behagen aan hare echtgenooten; eene jonge dochter integendeel die zich aan Jezus-Christus heeft geschonken, heeft anders niets noodig dan een kleed dat haar dekt, hoe gemeen het ook zij; zij zou ze)fs ergernis geven indien zij zich sierlijk kleedde. Daarenboven behoeven de maagden niet voor huisgezin, noch voor kinderen, noch voor echtgenoot te zorgen ; al hare gedach-
ïivr GODVRUCHTIGE JONGEDOCHTER3. I 83 ten en zorg hebben ten doel Jezus-Christus te behagen, VVien zij ziel, lichaam en liefde hebben gegeven. Zoo is hare geest vrijer om aan God tc denken, cn zij hebben moer tijd om te bidden cn dikwijls de heilige Sacramenten te ontvangen.
Maar laat ons de verschooningen hooren die sommige personen, welke weinig liefde voor Jezus-Christus hebben, aangeven.
Ik.zou, zegt men, aan het wereldsche wel willen verzaken, kon ik maar in een klooster treden, of ten minste indien het mij altijd geoorloofd ware naar de kerk te gaan om er mijne godvruchtige oefeningen Ie verrichten ^ maar van den cenen kant kan ik te huis niet blijven, waar ik broeders heb die mij mishandelen ; cn, van den anderen kant weigeren mij mijne ouders het veelvuldig bezoeken der kerk. — Alvorens te antwoorden stel ik u deze vraag: Wilt gij aan de wereld verzaken om een gemakkelijk leven te leiden of om uwe heiligheid te bewerken, om uwen wil te doen of dien var. Jezus-Christus ? En zoo gij de wereld wilt verlaten om uwe heiligheid te bewerken en aan Jezus-Christus te behagen, stel ik u eene tweede vraag : Zeg mij, waarin bestaat de heiligheid? De heiligheid bestaat
isi bkdevoeuing
hierin niet, in een klooster te wonen, noch den ganschen dag in de kerk door te brengen ; maar wel bestaat zij, van den eenen kant, in veel te bidden en dikwijls te com-municeeren indien men kan, en van den anderen kant in te gehoorzamen, zich voor het huis nuttig te maken, in de afzondering te leven en de moeilijkheden en versmadingen voor God te verdragen. En zoo gij in het klooster tradt, wat zoudt gij daar doen, meent gij ? Zoudt gij daar altoos op het koor of in uwe cel zijn, en er niet uitgaan tenzij om u naar de eetzaal of naar de recreatie te begeven \'? — Zeker is er in het klooster een tijd bepaald voor het gebed, de mis en de communie; maar daarna moeten de religieuzen zich ook met den huisdienst bezig houden, bijzonder de leekezusters, die niet naar het koor gaande aan het werk worden gezet, en bijgevolg minder tijd aan het gebed kunnen besteden. Van alle kanten roept men : een klooster, een klooster ! Ach I de godvruchtige personen, die arm zijn, kunnen veel gemakkelijker het gebed beoefenen en heilig worden in hun eigen buis dan in een klooster I Hoe velen zijn er mij bekend, die het beklaagd hebben een klooster te zijn ingetreden, vooral in zekere
TOT GODVRLTIITIGU JONGEDOCUTERS. 1 8.1
huizen waar de kloostergemeente talrijk i» en de arme leekezusters nauwelijks een tijd vinden om liun rozenhoedje te hidden !
Maar, zult gij antwoorden, ik heh eenen vader en eene moeder van lastigen aard, broeders die moedwillig zijn; allen mishandelen mij, ik kan het niet uitstaan. — Welnu ! indien gij u aan de wereld geelt, zult gij er niemand meer vinden die u te-genstrijdt, geene schoonmoeder, schoonzusters, man of kinderen? Ach! hoe vele harde behandelingen zijn er te verduren van den kant der echtgenooten 1 eerst doen zij schoone beloften, en kort daarna zijn het geene echtgenooten meer, maar eer dwingelanden voor hunne ongelukkige vrouwen, die zij niet als hunne gezellinnen, maar als hunne slavinnen beschouwen. Vraagt het, vraagt het aan alle gehuwde vrouwen, en gij zult zien of hetgeen ik zeg niet waar is ; doch liever, vraagt het niet en zeg mij of gij sums deze waarheid niet reeds geleerd hebt door het voorbeeld uwer moeders? Ten minste, hebt gij u aan God gegeven en valt er in uw huis te lijden, gij zult het verdragen ter liefde van Jezus, en de Heer weet wel hoe het kruis u licht en zoet Ie jnaken ; maar welke smart is bet te moeten
bedkvoebing lijden, eu lijden voor de wereld, zonder troost noch verdienste! Gelooft mij, indien Jezus u tot zijne liefde roept, indien Hij u voor zijne bruiden wil, gehoorzaamt zonder vrees aan zijne stem, Hij zal niet nalaten u te troosten en te verheugen, zelfs tc midden van liet lijden. Dit moet nogtans verstaan worden, zoolang gij Hem zult beminnen en ii als zijne ware bruiden gedragen.
MIDDELEN OM DE MAAGDELIJKE ZUIVERHEID TE BEWAREN.
[.eert dan welke do middelen zijn die gij moet nemen om als ware bruiden v;iu Je-zus-Christus te leven en tot de heiligheid
te geraken.
Om heilig te zijn is het niet genoeg dat cene maagd bare maagdelijkheid beware en bruid van Jezus-Christus genoemd worde ; zij moet nog de deugden beoefenen die eigen zijn aan eene bruid van Jezus-Chiis-tus. Men leert in het Evangelie, \' dat do hemel wordt vergeleken met de maagden ; maar met welke? ongetwijfeld met de wijze maagden en niet met de dwaze. De wijze maagden traden de bruiloftszaal bmnen 5
■ t) Mallli. 25, I.
TOT GODVRUCHTIGE JOXGEDOCHTERS. I N 7
maar de dwaze vonden de deur gesloten, en haar zeide de Bruidegom : «Ik ken u niet.»\' Gij zijt maagden, maar ik erken u niet voor mijne bruiden. — De ware bruiden van Je-zus-Christus volgen haar goddclijken Bruidegom overal waar Hij gaat. »Zij volgen het l.am waar het gaat.s 2 Wat .beteekent dit, den Bruidegom volgen? De heilige Au-gustinus verklaart: dat is Hem navolgen door zijne voetstappen naar ziel en lichaam te bewandelen. IN\'a Hem uw lichaam te hebben toegewijd, moet gij Hem geheel uw hart schenken, zoodat het zich uitsluitend bezig boude met Hem te beminnen. Gij moet dus de middelen gebruiken om u geheel aan Jezus-Christus te geven.
1. Het eerste middel is het inwendig gebed op hetwelk gij u ijverig moet toeleggen. Maar denkt niet dat men om te overwegen, in een klooster moet zijn of geheel den dag in de kerk doorbrengen. Te huis, wel is waar, is er dikwijls geraas en verwarring ter oorzaak van personen die over en weer gaan ; nogtans, als men het wil, vindt men altijd plaats en tijd om zich aan het gebed
i\'l) Nescio vos.
(2) Sequutur Agnum quocuiiKjuc ici-it. (Apoc, I j. \'».)
188 BEDEVOERIN\'G
over te geven ; zoo bij voorbeeld wanneer er in het buis meer stilte heerscht, hetzij \'s morgens vóór dat de anderen opstaan, hetzij \'s avonds, nadat zij zich ter rust hebben begeven. Overigens is het niet noodig om het inwendig gebed te doen, dat meu altijd op de knieën blijve zitten; wanneer er geen gunstiger oogenblik is, kan men de overweging zelfs werkende en gaande doen ; het is genoeg zich met God bezig ïe houden: bij voorbeeld aan bet lijden van Jezus-Christus, of aan een ander godvruchtig onderwerp denken.
2. Het tweede middel is het dikwijls ontvangen der heilige Sacramenten : de Iliecht en de Communie. — Wat de Biecht betreft men moet zich eenen Bestuurder kiezen, aan wiens leiding men zich in volle gehoorzaamheid onderwerpe; zoo niet zal men nooit zeker wandelen. — Aangaande de Communie is het weinig er slechts uit gehoorzaamheid toe te naderen ; men moet ze verlangen en vragen. Dit goddelijk brood vereischt eene hongerige ziel; Jezus-Christus wil verlangd worden. Het dikwijls com-municeeren maakt de bruiden van Jezus aan den hemelschen Bruidegom ge\'rouw, voornamelijk door haar in de heilige zui-
tot godvruchtioe jongedochters. 189
verheid te bevestigen. Het heilig Sacrament bewaart alle deugden in de ziel, maar zijn voornaamste uitwerksel schijnt te zijn, de lelie der maagdelijke zuiverheid ongeschonden te bewaren volgens de woorden van den Profeet, die dit heraelsch Brood de Tarwe der uitverkorenen noemt en den Wijn die maagden voortbrengt.
3. Het derde middel is de Afzondering en de Waakzaamheid. — De goddelijke Bruidegom vergelijkt Zijne welbeminde met eene lelie omringd van doornen: «Gelijk eene lelie onder de doornen, zoo is mijne vriendin onder de dochters.» 4 Indien eene jonge maagd te midden der gezelschappen, der vermaken en andere wereldsche ijdel-lieden wil leven, zal het haar onmogelijk wezen aan Jezus-Christus getrouw te blijven ; zij moet zich dus gedurig tusschen de doornen der onthouding en der versterving bewaren, en vooral jegens de personen van het andere geslacht zich niet alleen met de grootste voorzichtigheid en zedigheid in hare blikken en woorden gedragen, maai\' ook nog, als dit noodzakelijk zou zijn, met strengheid. Deze zijn de doornen die de
(1) Sicut lilium inter spinas sie amiea inca inler filias, (Cant. i. 1.)
\\ 00 REDEVOERING
leliën, dit is, de joogc maagden bewaren; zonder deze voorzorgen gaan zij weldra verloren. — De Heer vergelijkt nog de schoonheid zijner bruid bij die eener tortelduif.1 Waarom ? Omdat de tortelduif uit hare natuur genegen is het gezelschap der andere vogelen te vluchten, en altijd gaarne alleen is. Alzoo wordt eene maagd schoon ia de oogen van Jezus-Christus, wanneer zij een afgezonderd leven leidt en doet wat van haar afhangt om zich verborgen te houden en niet te verschijnen. De heilige Hierony-mus zegt, dat deze Bruidegom der zielen jaloersch is. a Daarom is het Hem zeer onaangenaam eeue maagd te zien weike zich aan zijne liefde heeft toegewijd, en nogtans in de wereld zoekt te schitteren en aan de menschen te behagen. De waarlijk deugdzame personen verkiezen zich zeiven te mismaken, liever dan het voorwerp te zijn eener kwade begeerte. — De eerbiedwaardige zuster Catharina van Jezus, eer zij Theresianer-non werd, had de gewoonte zich met vuil water te wasschen en zich daarna aan de brandende zon bloot (e stellen om de kleur van haar aangezicht te ver-
(1) Puchnc sunt gen»\' tnoi sieut tnrtnris. (C-tnt. 1. 9.)
\'2) Zülotyims est Jesus. (Epist. ml. Kust.)
TOT GODVRUCHTIGE JONGEDOCHTERS. 101
liezen. Bollandus verhaalt, dat de heilige Audregesina ten huwelijk verloofd, den Heer bad, haar geheel te misvormen; en terstond werd zij verhoord : zij verscheen eensklaps met melaatschheid bedekt, zoodanig dat eenieder haar vluchtte ; maar toen do verloving ontbonden was, bekwam zij hare eerste schoonheid weder. — [n den Spiegel van voorbeelden, door Jacobus Vitri geschreven, leest men dat in een klooster eene jonge dochter was, die zich aan God had toegewijd, en wier oogen oenen vorst bekoord hadden. Daar deze bedreigde het klooster in brand te steken zoo zij niet in zijne verlangens toestemde, wat deed zij \'? Zij rukte zich de oogen uit en zond ze hem in eenen schotel met deze boodschap : « Zie hier de pijlen die uw hart gewond hebben, neem ze en laat mijne ziel ongeschonden.» — Dezelfde schrijver haalt nog het voorbeeld aan van de heilige Euphemia, die door haar vader aan eenen graaf verloofd was. Ziende dat hij die naar hare hand vroeg, geen middel verwaarloosde om haar ten huwelijk te verkrijgen, nam zij op zekeren dag een mes en sneed zich den neus en de lippen af, zeggende ; «IJdele schoonheid, gij zult voor mij geene gelegenheid
•102 BEDEVOIOUNG
van zonde wezen !» Do heilige Antonius verhaalt insgelijks dat de heilige Ebbe, abdis van het klooster vau Coldinghain, een inval der barbaren vreezende, zich met een scheermes den neus en de bovenste lip tot aan de tanden afsneed, en naar haar voorbeeld, deden de andere religieuzen, ten getalle van dertig, hetzelfde. De barbaren kwamen inderdaad, en daar zij haar zoo mismaakt zagen, werden zij woedend, staken het klooster in brand, en deden haar allen in de vlammen omkomen. Baronius die dit verhaal bevestigt, zegt dal. de kerk die Maagden als martelaressen vereert. — Zij werden door den heiligen Geest tot deze heldhaftige daad aangedreven ; daarom is het aan anderen geenszins geoorloofd zoo te handelen. Overigens ziet gij, wat de maagden die Jezus-Christus beminnen, gedaan hebben om aan do begeerlijkheid der wulpsclie menschen te ontsnappen; ten minste moet elke jonge dochter zich zedig gedragen zoo min mogelijk onder de oogen der wereld verschijnen. Indien het ongelukkiglijk gebeurde, dut eene maagd zonder haar schuld het slachtoffer werd van eenig geweld, zij stelle zich gerust; hare zuiverheid zal daarom niet geschonden
TOT GODVRUCHTIGE JONGEDOCHTERS. 1 !):i
zijn. Zoo antwoordde de heilige Lucia aan den dwingeland die bedreigde haar te laten onteeren. «Indien ik tegen mijnen wil be-leedigd word, zal ik eene dubbele kroon verwerven.» Men kent de zinspreuk : i Niet het gevoel, maar de toestemming kwetst de ziel.» Daarenboven weest verzekerd dat eene jonge dochter, wier gedrag zedig en omzichtig is, zich ook zal doeu eerbiedigen.
4) Het vierde middel om de zuiverheid te bewaren, is de versterving der zinnen. Volgens den heiligen liasilius, 1 moet eene maagd om rein te blijven, zuiver van lomj zijn, door altijd zedig te spreken, en nooit met manspersonen tenzij uit noodzakelijkheid en dan nog met weinige woorden; zuiver van gehoor, en daarom vermijden het oor te leenen aan gesprekken over we-reldsche zaken ; zuiver van oog en, door ze gesloten of neergeslagen te houden in tegenwoordigheid der personen vau het ander geslacht; zuiver van gevoel, met de grootste voorzorg te gebruiken, hetzij jegens anderen, hetzij jegens zich zelven ; maar vooral
13
Xulln in parte uurehnri conrenit virgiiiem, non linanu, non uure, non ocuio, non tuctu, multoquc minus animo. fDe Vftra Virg.)
194 hkdevüerwg
moet zij zuiver van geest zijn en trachten, door zich spoedig tot Jezus en Maria te wenden, aan alle oneerbare gedachten te : •wederstaan. — Te dien einde moet zij ook h.iar licliaam door vasten, onthouding, lijfkastijding en boetewerken versterven; maar om deze verstervingen te plegen moet men verlof van zijnen biechtvader hebben, anders zouden zij eerder voor de ziel na-deelig zijn indien zij hoogmoed veroorzaakten. Niemand mag dus dergelijke boete doen, alvorens hij de toestemming van zijnen bestuurder verkregen heeft; maar deze toestemming moet men verlangen en vragen, want do biechtvaders staan zulks niet toe, zoolang men er geen verlangen voor te kennen geeft. Jezus is een Bruidegom van bloed. Hij heeft onze zielen als zijne bruiden aangenomen op het kruis, waarop Hij vooi ons tot den laatsten druppel van zijn bloed vergoten heeft. * Vandaar dat de bruiden die Hem beminnen, gaarne kwellingen, ziekten, smarten, mishandelingen, beleedigin-gen lijden, en ze niet slechts met geduld maar ook met vreugde aannemen. Zoo moet deze plaats der Heilige Schrift: \' Zij volgen
(i) Sponsus saiiguinuiD tu mihi es. \'Ex«kI. 4, 25.)
TOT GJDVRUCaTHÏE JOXGKD\'JCIITEFtS. 1 90
het Lam waar Hel gaat» s verstaan worden. De maagden volgen Jezus, haar goddelijken Rruidegom en zingen niet blijdschap zijn lof, zelfs te midden der versmadingen en der kwellingen, naar het voorbeeld van zoo vele heilige Martelaressen, die hare tevredenheid deden uitschijnen te midden der folteringen of terwijl zij tot de dood gingen.
Eindelijk, om de genade der volharding in een heilig leven te verkrijgen, moet gij zorgen u dikwijls en vurig aan de Koningin der Maagden, de allerzuiverste Maria, aan te bevelen. Zij is de middelares, die de vereeniging der zielen met haren goddelijken Zoon bewerkt en sluit; zij geleidt de maagden tot Hem en biedt ze Hem aan als bruiden. - Eindelijk zij bezorgt aan die uitverkorene bruiden de deugd van volharding ; zonder den bijstand van Maria zouden zij even zoo vele ontrouwe bruiden worden.
Gij dus die mij aanhoort, (ik wend mij tot de jonge dochters die zich door den god-
(l) Sequuntur Agnum quocumque ierit. (Apoc. 14. 4.)
(2} Adduceiitur llogi virgiues post eum. (Pa. 44. t5.)
IOC BEDEVOERING
de lijken Bruidegom geroepen voelen om ter zijne liefde aan de wereld vaarwel te zeggen) gij die liet godvruchtig besluit hebt genomen, geenszins aan de wereld, maar aan Jezus-Christus toe te behooren, ik wil niet dat gij reeds vandaag die belofte doet, en dat gij aanstonds de verplichting op u neemt van de eeuwige zuiverheid te bewaren ; deze belofte zult gij doen wanneer God het u zal ingeven, en wanneer gij daartoe de toestemming van uwen biechtvader zult verkregen hebben; ik wil slechts, dat gij door eene eenvoudige akte, zonder verplichting, Jezus-Christus zoudt bedanken voor de gunst die Hij u bewijst, met n tot zijne liefde te roepen; ik vraag dat gij u aanbiedt, om Hem gedurende gansch uw leven, geheel en al toe te behooren. Spreekt dus tot Hem op deze wijze :
Ach ! mijn dierbare Jezus, mijn God en mijn Verlosser, die voor mij gestorven zijt! Verschoon mij indien ik U ook mijnen liruidegom durf noemen; ik waag het, dewijl ik zie dat Gij U gewaar-digt mij tot deze eer uit te noodigen; dit is eene genade waarvoor ik niet weet hoe U te bedanken. Ik zou op dit uur in de hel moeten zijn ; en liever dan mij tc straffen,
TOT GODVRUCHTIGE JOXGEDOCHTERS. 197
wilt Gij dat ik uwe bruid worde. Ach ! ja, mijn goddelijke Bruidegom ! ik verzaak aan de wereld, ik verzaak aan alles uit liefde tot U; en ik schenk mij geheel aan U. Ach ! wat is voor mij dc wereld? de wereld 1 Mijn Jezus! Gij zult voortaan mijn eenig goed, mijn eenige liefde wezen. Ik zie dat gij geheel mijn hart wilt; geheel wil ik het U geven; ik smeek U, aanvaard mijn offer, verstoot mij niet gelijk ik verdien. Vergeet al het verdriet dat ik U in het verleden heb aangedaan; het is mij leed uit geheel mijne ziel. Ach! ware ik gestorven alvorens U te vergrammen ! Schenk mjj vergriffen is; ontsteek in mij uwe heilige liefde ; verleen mij de genade U getrouw te zijn, en nimmer meer U te beleedigen. Gij hebt U, mijn Bruidegom, geheel aan mij gegeven : Ziehier, ik geef mij geheel aan U.
O Maria, mijne Koningin en mijne Moeder 1 boei mijn hart aan Jezus; maar hecht het zoo vast, dat het zicli nooit meer van Hein scheide.
198 redevoering.
zegen. 1
Thans ga ik u zegenen en door dezen ze-Ren vereenigen met Jezus-Christus opdat cl! Hem nooit meer verlaten zoudt, gij, terwijl ik u zegen, schenkt Hem hart
^Mijn Jezus, mijn goddelijke Bruidegom! voortaan wil ik U beminnen, U alleen, en niets anders.
(Tj Terwijl gij lt;Iezc laalste \'aenhmneMI
.10 Heilige Bisschop, .Ho ze u •««Tquot;»quot;, ^TIlWK.) zegent.
1 99
VAN DE
ROEPING TOT HET PRIESTERSCHAP.
NOODZAKELIJKHEID DER HOEPING OM DE HEILIGE WIJDIXGEX TE ONTVANGEX.
Om cenen levensstaat, welke het ook zij, aan te gaan, moet men noodzakelijk daai-toe van God geroepen zijn ; want zonder deze roeping is het, zoo niet onmogelijk, ten minste \'toeh zeer moeilijk aan de verplichtingen van dezen staat te voldoen en zalig te worden. Maar, indien de roeping vereischt wordt voor ieder anderen, is zij volstrekt noodzakelijk om den geestelijken staat te aanvaarden. Deze is de eenige deur, door welke het geoorloofd Is in de kerk te treden. Alwie er op eene andere wijze ingaat, is een dief en een roover, zegt de Heer zelf. 1 Daaruit besluit de heilige Cy-rillus van Alexandrië, dat hij die de heilige
Qui non Intrat per ostium in ovile oviuin, sed ascendit aliunde, ille furest etlatro. (Jo. 10. tO.)
200 VAN DE BOEfl.N\'G
wijdingon ontvangt zonder er van God toe geroepen te zijn, zicli aan diefstal schuldig maakt, dewijl hij eene genade rooft, welke God hem niet wil geven. 1 Ook heeft de heilige Panlus verklaard, dat de goddelijke roeping noodzakelijk vereischt wordt om tot het priesterschap te worden verheven, het voorbeeld aanhalende van Aaron en van Jezus-Christus zeiven. 2
Niemand dus, hoe geleerd, hoe wijs en hoe heilig hij ook zij, kan uil zich zeiven het heiligdom ingaan, als hij niet te voren door God is geroepen en binnengeleid. Jezus-Christus zelf, ongetwijfeld de geleerdste en heiligste der menschen, € vol van genade en waarheid, 3— in wien alle schatten der wijsheid en der geleerdheid verborgen zijn,»4 Jezus-Christus zeg ik, wilde vooraleer Hij zich met do priesterlijke waardigheid bekleedde, door God geroepen worden.
De Heiligen, zelfs wanneer zij van de god-
Latrones et fures appellat cos qui se ultro, ad non sibi dutam desuper gratiam obtrudunt. (In Jo. 10. 10.)
conditi. (Col. 2. 3.)
Plenum gratia1 etveritatis. (Jo. 1.14.)
In quo sunt omnes thesauri sapientiu: et scientia; abs-
TOT HKT PRIESTERSCHAP, 201
delijke roeping verzekerd waren, vreesden zich mot het priesterambt te belasten. De heilige Augustinus, in zijne nederigheid, aanzag het geweld dat zijn bisschop jegens hem gebruikte om hem priester te wijden, als eene straf zijner zonden. 1 Do heilige Ephrem, om niet genoodzaakt te worden het priesterschap te ontvangen, hield zich als zinneloos; en de heilige Ambrosius veinsde wreedaardig te zijn. Do heilige monnik Ammon sneed zich de ooren af om de heilige wijding te ontgaan, en dreigde ook nog de tong uit to rukken , indien men aanhield hem door dit voorstel te ontrusten. 2 In een woord, de heilige Cyrillus van Alexandri\'ë verzekerd dat alle Heiligen gevreesd hebben de priesterlijke waardigheid te aanvaarden, evenals men aarzelt een zwaren last op te nemen. 3 Kan er in dit alles, zegt de heilige C34prianus wel iemand gevonden worden vermetel genoeg om uit
Vis milii facta est, merito peccatorum meomm. (Epist. 21. E, li.)
« In fle levens der Heiligen vindt men soms daden dio
eer bewondering dan navolging van ons vorderen, dewijl zij
molem formidantes. (De Fcst, pasch. hom. 1.)
VAN DE ROEPING
oigen beweging, zonder goddelijke roeping, de heilige wijding te willen ontvangen? 1
Wie het heiligdom zonder roeping binnendringt, beleedigt het gezag van God, even als een onderdaan het gezag van zijnen vorst zou schenden, indien hij zich uit eigen goeddunken, als minisfer wilde aanstellen. Welk zou niet de vermetelheid van een onderdaan zijn, die zonder bevel des konings, ja zelfs tegen zijnen wil de kroon-goederen zou bestieren, de rechtsgedingen uitwijzen, het bevel over het leger voeren, in één woord de bedieningen van onderkoning uitoefenen? Deze bemerking is van den heiligen Bernardus. 2 En welke zijn de bestieringen der priesters, tenzij uitdeo-lers te zijn in het huis van God, volgens den Heiligen Prosper. 3 Opperhoofden dei-kudde vsn Jezus-Christus, volgens den heiligen Arabrosius. * Uitleggers der goddelijke wet, volgens den heiligen Dionysius. 3 Plaatsvervangers van Jezus-Christus, vol-
202
Ita est aliquis sacrilegffi temeritatis ac perditee menli.«, nt putet sine Dei juilieio fieri sacerdotum ? (Epist. 33.)
Auderetne aliquis vestrum terreni cujuslibet regnli, non pra\'cipente aut etiam prohibente eo, occupare ministeria, uegotia dispensaie. (De conv. ad cler. c. 19.)
Dispensatores legicc dqmus. (De Vita cont. 1. 2. r. 2.)
TOT HET PRIESTKRSCRAP, 203
gens den heiligen Joannes Chrysoslomus. 1Zou iemand die dil weet, nog de stoutmoedigheid hebben bedienaar van Jezus-Chris-tus te worden zonder daartoe geroepen te zijn?
De gedachte alleen, van zich in een koninkrijk van het bewind meester to maken, is eenc misdaad van den kant eens onder-daans,2egt de heilige Petrus Chrytologus.2Alleen in het huis van een eenvoudigen burger willen dringen om zijne goederen en zaken te regelen, is reeds eene vermetelheid ; want zelfs onder de bijzondere personen heeft de meester het volle recht den bestuurder zijner zaken te kiezen en aan te stellen. En gij, zegt de heilige Rer-nardus, zonder van God geroepen te zijn, zonder door Hem te zijn ingeleid, gij wilt in zijn huis binnentreden, om zijne belangen in hand te nemen en over zijne goederen te beschikken? 3
Ziedaar waarom de Kerkvergadering van Trente verklaard heeft dat de Kerk, alwie zonder roeping het priesterlijke ambt durft
Vicarii Christi (hom. 17.)
Reguum veile servum, crimen est. (Serm. 23.)
Quitl illnd temeritatis, imo^uld insfania? est? tu irre-rerenler irruis, nee vocatus ntc iutroductus. (De Vita
Cler. e. 5.)
204 VAN DE ROEPING
aanvaarden, niet als haren bedienaar, maar als eenon roover beschouwt. 1 Dergelijk priester mag zich veel moeite geven, maar zijne werkzaamheden, zullen hem weinig voordeel bij God aanbrengen; wat meer is, dc werken die verdienstelijk zijn voor anderen, zullen integendeel hem even zoo vele strafwaardige daden worden. Veronderstelt dat een knecht van zijn meester bevel ontvangen hebbe het hüis te bewaren; hij krijgt zin om te gaan arbeiden in den wijngaard; welnu, hij moge zweeten en zich vermoeien, wel verre van eene beloonIng te bekomen, zal hij zich eerder op eene straf moeten verwachten. Dusdanig is het lot van dezen die zonder roeping het heiligdom indringen : ten eerste zal de Heer hunne werken niet aannemen, omdat zij buiten zijn wil ondernomen zijn, - en vervolgens in plaats van belooning verdienen zij straf.1Wie dan de heilige wijdingen wil ontvangen, moet vooreerst wel onderzoeken, of
(1) Decern it Sancta synodus eosqui ea Oninisteria) propria temeritate sibi sumunt, omnes, non Ecclesia\' ministro;, sed lures et latrones per ostium non ingressos hahendos esse. (Sess. 23. cap. 4.)
Quisquis externorum accesserit (ad taberuaeulumi.occi-detur. (Num. 1. 5!.)
TOT HET PHUiSTERSCHAl\'. 205
hij door God tot die verhevene waardigheid geroepen is, zegt de heilige Joannes Chry-sostomus. 1 Nu, om te erkennen of eene roeping van God komt, moet men er de kenteekenen van onderzoeken. Luiste-wij naar de vermaning die de Heer ons geeft. Wanneer men een toren wil bouwen, hegint men met zijne berekeningen\'te maken, ten einde verzekerd te zijn dat men over middelen te beschikken heeft om do noodige onkosten, tot voltrekking van hot werk, te dekken. 2
§quot;•
KENTEEKENEN VAN GODDELIJKE ROEPING TOT HET PRIESTERSCHAP.
Zien wij nn welke de teekenen zijn eener goddelijke roeping tot de priesterlijkewaardigheid.
Vooreerst is het de hooge afkomst niet. Volgens den heiligen Hieronymus, wanneer men een opperhoofd wil kiezen, om de vol-
(n) Qnoniam dignitas magna est, et revera divina sententia comprobaiula. (In J, Tim. hom. ü.)
(4) Quis enim ex vobis, volens turrim anlifieare, non prins sedens eomputat sumptus qui neuessarii sunt, si habeut ad pernciendum ? Luc. 14. 28.)
VAN DE nOElTN\'G
keren op den weg der eeuwige zaligheid te geleiden, most men niet het adelijke bloed maar de heiligheid des leven beschouwen. 1 En zoo ook spreekt de heilige firegorins. 2
Verder is het ook niet de wil der ouders, die hunne kinderen tot het priesterschap aansporend, niet het welzijn hunner ziel, maar alleen hunne eigene belangen en de voordeden hunner familie in hel oog hebben. Zij denken aan niets anders, zegt de Schrijver van het «Onvolmaakt werk,» dan aan deze wereld, en zij vergeten de eeuwigheid die moet volgen. 3
Eindelijk zijn het zelf de begaafdheden niet en de geschiktheid welke iemand tot het priesterambt zou hebben; want, behalve de behoorlijke bekwaamheid wordt een goed leven vereischt, gepaard met goddelijke roeping.
Welke zijn dan de ware keateekenen, waaraan men zien kan dat iemand door God tot den geestelijken Staat geroepen is? Ziedaar de drie voornaamste.
(!) Principatum in populos, non sunguini defereiidum, sed vitus (In tit. 1.)
(2) Quos dignos uivina probst electio secundum vitte, non generis mei-ituni.
(3) Matres corpora natorum amant, animas eontemnunt; desiderant illos valere in subulo isto, et non curint quid sint passnri in alio. [Op. imp. horn. 33.)
20(5
TOT HET PRIESTERSCHAP.
le De oprechte meening.
Het eerste is cene oprechte meening. Men moet het heiligdom ingaan door de deur, en die deur is Jezus-Christus zelf.1 Do wettige ingang tot het heiligdom is dus geenszins de begeerte die men zou hebben aan zijne ouders te behagen of zijne familie te verheffen, noch belangen, noch eigenliefde; maar de meening alleen om God te dienen door te werken tot zijne glorie en de zaligheid der zielen, gelijk zeer juist een geleerd Schrijver (de Voortzetter van Tournely) zegt. 2 Indien gij daartoe wordt geleid door heerschzucht, eigenbelang, of drift tot\'eer, zegt een andere Godgeleerde, wordt gij geroepen, niet door God maar door den duivel. 3 En wie zich met zoo onwaardige meening tot de wijding aanbiedt, voegt de heilige Anselmus hierbij, zal niet den zegen maar den vloek vau God ontvangen. 4
(1) Kyo sum ostium oviam. . Per me si quis introierit, sal-vabitur. (.lo. 10. 7.)
(2) Si enim aliqnis liber ab omni vhioso affectu, od Cle-rum, Deo deserviendi causa et salutis populi gratia solum, se conferat, vocari a Deo praisumitur. (De Ord. q. 4. a 4.)
(:i) Ambitionc duceris, vel avaritia? lohias honori? Non te vouat Deus, sed diabolus tentat. (Hall. i. 13. c. 2. et 4.)
(l) Qui enim si ingerit et proprium gloriam quaïrit, gratia1 Dei rapinam facit; et ideo non accipit benedictionem, sed maledictionem. (In lleb. 5.)
207
VAN DE ROliPING
2quot; De wetenschap en de begaafdheden.
liet Iweede kenteeken der roeping is, dat men de noodige wetenschappen en begaafdheden hebbe, om het priesterlijk ambt behoorlijk te vervullen. De priesters moeten de leeraren zijn die de Wet Gods aan de volkeren leeren. 2 Sidonius Apolünarius zeido, dat de geneesheeren die weinig geleerd zijn, dikwijls de zieken dooden in plaats van genezen.2 Een onwetend piicster, vooral indien hij biechtvader is, zal, mot valsche leeringen te onderwijzen en slechten raad te geven, den ondergang van vele zielen veroorzaken, want daarom juist dat hij priester is, wordt hij licht geloofd. Hetgeen aan Yvo van Chartres deed zeggen, dat de aanneming tot de heilige wijdingen, behalve een goed gedrag, eene voldoende geleerdheid vereischt. 5
IJe priester, behalve de kennis die hij hebben moet van al de rubrieken van het Missaal, om de heilige Mis te lezen, is nog verplicht de voornaamste zaken te weten
(1) Labia enim sacerdotis custodiunt scientiam, st legem requireut ox ore ejus. (Mal. 2. 7.)
(2) Medici param docti muitos oecidunt. (Lib. 2. ep. 12.)
(3) Nulli ad sacros ordines sunt promovendi, nisi quos vila et doctrina idoneos probat.
208
TOT HET PRIESTERSCHAP. 20!)
welke het Sacrement vau boel vaardigheid betreffen. Elke priester, wel is waar, is niet verplicht biechtvader te worden, tenzij de dringende behoeften van het land dat hij bewoont zijnen dienst vereischen ; nogfans is ook ieder eenvoudig priester verplicht ten minste datgene te kennen wat men gewoonlijk weten moei om de biecht dei-stervenden te kunnen hooren, dat wil zeggen : in welk geval hij de macht heeft de absolutie, met of zonder voorwaarde aan den zieke te geven ; welke verplichting hij hem moet opleggen indien hij een of anderen kerkelijken ban heeft beloopen. Hij is nog verplicht minstens de algemeene grondregels der zedeleer te kennen.
3° Een wezenlijk goedleven.
Het derde kenteeken der roeping tot den geestelijken staat, is een wezenlijk goed leven.
Zoo moet het leven van een wijdeling fen eerste onschuldig zijn, dit is bevrijd van zondesmet. De Apostel vereischt dat hij die de priesterwijding wil ontvangen onberispelijk zij, volgens hetgeen hij ann
U
210 VAN DE ROEPING
zijnen leerling TiLus schrijft. 1 In de eerste eenwen der Kerk, kon alwie eene enkele doodzonde had bedreven, geene wijding meer ontvangen ; dit wordt door een besluit der eerste kerkvergadering van Nicea bewezen. 2 Volgens den heiligen Hieronymus was het niet voldoende om tot het priesterschap te worden toegelaten, dat men omstreeks den tijd der wijding zonder zonde was ; maar er word nog vereischt dat men geene zware zonde bedreven had siads men het doopsel ontvangen had. 5 Hot is wol waar dat naderhand de regeltucht der Kerk niet zoo streng meer was; maar niettemin vereischte zij ten allen tijde dat hij die, na in zware zonde te zijn gevallen, de heilige wijdingen wilde ontvangen, sedert een gernimen tijd zijn geweten zuiver haddo behouden. Dit zien wij in een brief van Alexander 111 aan don aartsbisschop van Klieirns, aangaande een diaken die een andoren diaken geslagen had. De Paus beslist dat do schuldige, indien hij een waar leed-
Kt constituas per civitates presbyteros, sieul ot ego liisposui tibi: Si quis sine crimine est, etc. (Tit. I. ö.)
Qui confessi sunt peeeata, canon {ecelesrasticus ordo) non admittit. (Can, 9.)
TOT HET PRIKSTERSCHAP. 2 I I
wezen heeft over zijne misdaad, in de bedieningen zijner wijding zal kunnen lier-sleld worden, maar na de absolutie ontvangen en de opgelegde boete volbracht te hebben ; later zelfs indien hij het voorbeeld van een volmaakt leven geeft, zal men hem de priesterwijding kunnen toedienen. 1 Hebt gij dan de gewoonte van de eene of andere ondeugd aangenomen en hebt gij deze nog niet afgelegd, wacht u eene heilige wijding te ontvangen; dit zou eene zware fout zijn, die den heiligen i\'ernardus mot afschrik vervulde. Het betaamt ten minste, zeide hij, dat men zijn eigen geweten in orde stelle, alvorens zich met dit van anderen te bemoeien. 2 Een oud Schrijver, Gildas de Wijze, van hen sprekende, die vol van slechte gewoonten de vermetelheid hebben tot het priesterschap op te klimmen, zegt, dat zij eerder verdienen schandelijk ten toon gesteld te worden. 5 Wij besluiten
(t) Et si pcrfeefa\'vlffeconversationis fuerit, eum in pres-byterum (poteris) ordinare. (Cap. I. De Diacooo. Qui cler.)
(2) Horreo considerans nnde, quo vocaris, piwsertim cum nullum intercuirerit pceuitentia* tempus. Etquidcm rectus ordo req.nirit ut prius propriam, deinde alienus curare studeus cuiiscientias. (Kpist. 8. \'
(•lt;) Mirito digniores erant ad cntasta1quot; ptcnalem quam ad eacerdotium trahi. (^ast. in ecel. ord.)
212 VAN DE ROEPING
dus met den heiligen Isidorus, dal men de heilige wijdingen geheel en al moet weigeren aan alwie nog aan de eene of andere zondige gewoonte onderworpen is. 1
Maar wanneer men de eer verlangt het altaar op te klimmen, is het niet genoeg vrij van zonde te zijn; men moet wezenlijk goed zijn, dat wil zeggen, reeds den wegder volmaaktheid bewandelen, en zekere ge-gewoonte van deugd bezitten. Wij hebben genoegzaam in onze zedelijke Theologie door het algemeen gevoelen der leeraren bewezen, dat hij die in de gewoonte van ondeugd leeft en lot eene heilige wijding wil verheven worden, in goede gesteltenis moet zijn niet alleen om het Sacrament van Boetvaardigheid, maar ook nog ora de heilige wijdingen te ontvangen ; zoo niet, zal hij voor het een cn ander slecht gesteld zijn. Daarbij is het eene zwai-e fout, zoo wel van den wijdeling die de absolutie ontvangt, met de meening van zonder de ver-eischte gesteltenis tot de heilige wijdingen te worden verheven, als voor den biechtvader die hem de absolutie geeft; want het is niet genoeg dat hij die lot de heilige
(1) Non sunt promovendi ad regimen Ecclesiee qui adhue vitiis subjacent. (Sent. 1. 3. lt;•. S\'u;
TOT HET PRIESTERSCHAP. 213
wijdingen\' nadert uit den staat van zonde zij opgestaan ; hij moet nog, wij herhalen het, en wezenlijk deugdzaam leven leiden ; iets wat toch noodzakelijk is voor den geestelijken staat, volgens den tekst van Alexander HI hierboven aangehaald : «Indien zijn leven en zijn gedrag volmaakt zijn. igt;1 liet besluit van dien Paus bewijst,-dat de boetvaardigheid voldoende is voor de beoefening eener orde die men reeds heeft ontvangen, maar niet om tot eene verhevenere wijding te worden toegelaten ; en dit is juist h \'t-geen de engelachtige Zeeraar zegt. 5 Deze leering is gelijkvormig aan die welke de heilige Dionisius reeds had vastgesteld. 3 Do heilige Thomas geeft hiervan twee redenen : de eerste is, dat deze die de heilige wijdingen ontvangt, zich zoo verre boven de eenvoudige geloovigen moet verheffen door de heiligheid van zijn leven, als hij boven hen is geplaatst door de waardigheid zijner bediening. •* De tweede reden is, dat
(1) Si perfect® vita» et conversalionis fnerit.
(2) Ordines sacri pnrexigunt saaetitatem; unde pontlus ordinnm imponendum est purietibus .am per saaetitatem desiccatis, id est, ab humore vitiorum. (2. \'2. q. 187. at.)
(3) In divino ornni non audendum aliis ducem fieri, nisi secundum omnem habitum suum faetus sit deiformissimus et Deo simillimus. (De Keel. Hier. c. 3.)
(4) Ad idoneam executiouem ordiuum non suplcit bonita^
214 VAN DE ROEPlfjG
men door do wijdini; liu zendinq oulviingt om aan liet altaar do verhevensto bedicnin-gon uit le oofcnon, welke moor heiligheid veroiseht dau de religieuze slaat. 1
Ook verbiedt de Apostel 5 neophieten of nieuwbekeerden te wijden; met andere woorden volgens de uitlegging van den heiligen Thomas, degenen die nog geeue bewijzen hunner standvastigheid in de beoefening der deugden gegeven hebben. 3 Ue Kerkvergadering van ïrente, zinspelende op de woorden der heilige Schrift 4 legt daarom aan de bisschoppen op, niemand lot de wijding aan Le nemen, dan dezen die er zich door eeno rijpe wijsheid waardig van toonen. 5 En het is noodzakelijk, zegt de heilige Thomas, dat dit oprecht deugd-
qualiscumque, sed requiritur bonitas excellens, ut, sieul illi qui oidinein suscipiunt super plebem constituuntur gradu onliuis, ita et Superiores sint merito sunctitutis ; et ideo pru--e.\\iquot;itur gratia quji\' sutficiat ud hoc quod digtie connumereutur in plebe Cbristi. (Suppl. q. 33. a 1.)
/|) Quia per sacrum ordinem aliquis deputatur ad dignis-hiniH ministeria, quibus ipsi Christo servitur in sacramento jdtaris ; ud quod requiritur major sanetitas interior quam lequirat etiam religionis status. (2. 2. q. 18\'». a 8.)
(2) T. Tim. 3. 6.
(:{) Qui non solum tntate neophyti, sed et qui reopliiti sunt periectione.
[i) Aetas seneclutis vita immaculata. (Sap. 4.
(o) Sciant episcopi debere ad hos (sacros) ordlnes assumi dignos duntaxat, ot quorum probaUi vita seuec\'us sit. (Sess, 23, ep. 12.)
TOT IIET HUESTEHSCIUI\'.
zaam leven der wijdelingen bekend zij , niet op eene twijfelachtige, maar op eeno zekere wijze. G Deze voorzorg beveelt do heilige Gregorius vooral aan, voor hetgeen de deugd van zuiverheid betreft. 2 Hij ver-eischt te dien opzichte eene beproeving van verscheidene jaren. 3
V\\/W/WV\\/V\\A/W\\/VW\\/V/»/\\
AAM WELKE GEVAREN MEN ZICH IlLOOTSTELD HET I-JE WIJDINGEN ZONDER ROEPING TE ONTVANGEN.
Uit hetgeen wij hierboven gezegd hebben volgt, dat alwie de heilige wijdingen ontvangt zonder in zich de teekenen der goddelijke roeping te erkennen, niet van zware zonde te verontschuldigen is. Dil is het gevoelen van een groot getal godgeleerden, zooals Habert, Noël Alexander, Juénus, en den Voortzetter van Tournely ;
(1) Selt;l etiam habeatur certitudode qualitnlo promnvendo-rum. (Suppl. q. 36. a
(2) Nullus debot administenum altarisaccedcre, nisi cujn* castita* «ute suscoptum miuisterium fuurit approbata. (Lil», l.ep. 42.)
(3) Ne unquam ii qui ordinati sunt, pcrcant, prius aspi-ciatur si vita eorum contiiiüns ab auuis plurimis tuit. (Lib, 3 dp. 26.]
215
2 I () VAN DE ROEPING
eu tlil licofl voor lieu do lieilige Augusti-nus duidelijk geleerd, wanneer hij over dc straf spreekt welke de Heer aan Core, Datlion en Abiron overzond omdat zij zich zonder daartoe geroepen te zijn, met de priesterlijke bedieningen dorsten bemoe-ien; de heilige Leeraar verzekert dat dit voorbeeld eenc vermaning is voor alwie zich zonder roeping tot de heilige wijdingen aanbiedt. 1 De reden hiervan is, dat liet eene groote en onverschoonbare vermetelheid is het heiligdom binnen te treden zonder daartoe door God geroepen te zijn ; hij die zich daaraan schuldig maakt blijft vervolgens beroofd van de genaden van staat en van de noodige hulp zonder dewelke men, in het algemeen gesproken, zijne plichten kan vervullen, maar niet zonder groote moeite, volgens de opmerking van Habert. Hij zal een lidmaat zijn buiten zijne plaats, dat niet werken kan tenzij pijnlijk en onvolmaakt. \' Men is
(1) Condemnati sunt utdaretur exempUm, ne quis non sib a üeo datum munus pontilicatus iuvaderet... Hoe patientu quiuumquo se in episcopatus, aut presbyteratis, aut diaco n-ihis ofiiciuin conantur ingerere. (Serm. 30. app. E. 1},)
2) Non siuo magnis difficultatibus poterit saluti suhj con-sulere. Manebitquo in corpore Ecclesiaj velut membrum In corpora humano suis sedibus motum, quod servire potest, quot;sed ajgre admodum et eum deformitate. (Da Ord. p. 3, q.
i-MO
TOT HET PRIESTERSCHAP.
bijgevolg in groot gevaar zijne ziel te verliezen; wimt zegt de bisschop Abeily, dit is enne der zonden tegen den heiligen Geest waarvan, volgens de getuigenis van het Evangelie, het zeer moeilijk is vergiffenis te bekomen. 1
De Heer verklaart dat Hij de hevigste verontwaard iging gevoelt tegen hen die in de Kerk willen heerschen, zonder dat Hij ze daartoe geroepen heeft. 1 Ziehier hoe de heilige Gregorius deze woorden uitlegt. 2Wat al moeite, wat al bewegingen, wat al smeekingen en andere middelen gebruiken niet zekere personen om de wijding te er-langenj en dat zonder roeping, alleen uit aardsclie inzichten ! Maar « Wee hun, die tegen mijn wil zulke ondernemingen aangaan,» zegt de Heer door den mond van Isaias. 3 In den dag des oordeels zullen zij
(1) Qui sciens et volens, nulla divin® vocatlonis habita ra-tione, sese io sacerdotium intruderet, baud dubie scipsum in apertissimum salutls discrimen injiceret, peccando scilicet in Spiritum Sanctum ; quod quidem peccatum vix nut rarissimc dimitti ex Kvangelio discimus. (Sac. cbr. p. I. c. 4.)
(2) Ipsi regnaverunt, et non ex me.., iratus est furor meus in eos, (Os. 8. 4.)
217
lium, et uop ex me. (Is. .10, J.]
Ex se, et non ex arbitrio summi Rectoris, regnant; ne-quaquam divinitus vocati, sed sua cupidine accensi, ctilmeu regimiuisrapiunt potius quam assequuntnr.(Past. p. I.e. 1.
Vfc filii dersertores, dicit Domious, ut faceretis consi
VAN DE HOEPI.NG
eeno bolooniug komen vragen; maar Jezus-Christus zal hun verre van zich verstooten.1 IJc priesters zonder roeping, zijn wel is waar arbeiders en bedienaars van God, omdat zij de priesterlijke merkteekenen ontvangen hebben; maar zij zijn bedienaars door ongerechtigheid en roof, dewijl zij den schapenstal uit eigen beweging en zonder roeping zijn binnengegaan. Zij hebben de sleutels niet ontvangen, zegt de heilige Bernardus, maar hebben ze geroofd. 2 Zij mogen nog zoo veel arbeiden, de Heer zal ze voor hunne moeite niet be-loonen; Hij zal ze eerder straffen, omdat zij het heiligdom niet langs den rechten weg zijn ingetreden. 3 De Kerk, zegt de heilige Leo, ontvangt alleen degenen die de Heer kiest, en die Hij daardoor waardig maakt zijne bedienaren te wezen. 4 Zij ver-
(1) Multi dicent mihiin illa die : Domine, Domine, nonne in nomine tno prophetavimus (pnodicundo, dicendo) et in nomine tuo dcumonia ejieimus (corrigendo, lites componendo, errantes reducendo) ?- Et time confitebor illis : quia nun-quam novi vos; discedite a me, qui operumini iniquitatem. (Matth. 7. 22.)
(2) Tollitis, non aceipitis claves ; de qnibus Daminus qne-ritur: «Ipsi regnarerunt et non ex me» (De conv. ad Cler. c. 19.)
(3) Labor stiiltornm affiigit eos, qui neseiunt in urbem per-
gere. (Keel. 10. 13.)
(4) Kos Ecclesianccipit quos Spiritus sanctus prreparavit,.. ut diguatio co/Iestis gratia: gignit. (In die ass. sua:, s. 2.)
218
TOT HET PIUESTHRSCHAP. 21!)
werpt degenen die God niet heeft geroepen, omdat zij komen om haren ondergang liever dan haar voordeel te bewerken, en wel verre van haar te stichten, eene oorzaak van droefheid en smaad zijn, gelijk de heilige Petrus Damianus zegt. 1
Men die de Heer zal gekozen hebben, zal Hij tot het priesterschap aanvaarden ; 2 dus zullen degenen die Hij niet geroepen heeft verworpen worden. Ook houdt de heilige Ephrem dezen voor verloren, die de stoutmoedigheid heeft zonder roeping priester te worden. 3 Petrus lïlosius drukt in andere woorden, bijna dezelfde gedaclile uit. 4 Wie zich in -zijne roeping bedriegt, loopt veel meer gevaar verloren te gaan dan degene die afzonderlijke geboden overtreedt; deze laatste immers kan uit zijn val opstaan en zijne reis langs den goeden weg voortzetten ; de andere integendeel die zich in zijne roe-
Nemo deterius Ecclesiam leedit. (Con. cler. aub. c. 3.)
Quos elegerit (Dorninus), oppropinquabunt ei. (Num.
16. o.)
Obstupeseo ad ea quro soliti sunt quidam incipientium andere, qui temere se conautur in ge re re ad munus sacer-dotii assumendum, Heet non ad^-iti a gratia Christi: igno-rantes, miseri,quod igncm et nior.cm sibi accumulant. (Or, do Saccrd.)\'
\'») Quam perditus est lt;iui sacrilicium in sacriiegium, qui vilam cuuvertit in mortem ! ^Kp, ad Ricb, Coud.J
220 VAN DE ROEPING
ping bedriegt, slaat eenen verkeerden weg in, op welken hij zich van het vaderland meer en meer verwijdert, naarmate hij vooruitgaat. Men zal op hem dit woord van den heiligen Augustinus kunnen toepassen : Gij loopt goed, maar buiten den weg. 1
Wij moeten dus wel overtuigd zijn van hetgeen de heilige Gregorius zegt, dat onze eeuwige zaligheid voornamelijk afhangt van onze gehoorzaamheid om den staat te omhelzen tot welken de Heer ons roept. -Do reden hiervan is klaarblijkend ; immers Cod is het, die in de orde zijner voorzienigheid, aan een ieder van ons zijn levensstaat aanwijst, en die vervolgens de genade en hulpmiddelen bereidt welke eigen zijn aan de bedieningen waartoe Hij ons roept. Uit is de gedachte van den heilige Cyprianus. 3 En deze is ook de orde der voorbestemming van ieder onzer, volgens de woorden van den Apostel: 4 «Zoo komt na de roeping de rechtvaardiging, en na de rechtvaardiging de verheerlijking, dat wil zeggen, de ver-
(1) Benecurris, sed extra viam.
(2) A vocatione pendet to tern i tas.
(3) Online suo, non nostro arbitrio, Sancti Spiritus virtns ministratur. (De Sing, cler.)
(i) Quos pniMlestinavit, hos et vocavit; et quos vocavil hos et justiücavit; quos autera justilicavit, iliot. et gloritlcavit. Horn. 8. 30.)
TOT HET PRIESTERSCHAP.
werving van het eeuwig leven. Bijgevolg zal hij, die aan de goddelijke roeping niet gehoorzaamt, noch gerechtvaardigd, noch verheerlijkt worden. Pater Ludovicus van Grenade had dus wel reden te zeggen, dat de roeping het hoofdrad is van geheel het leven ; en even als een uurwerk bij het ontstellen van het hoofdrad gansch bedorven is, zoo ook, zegt de heilige Gregorius van Nazianze, indien wij van onze roeping afwijken, zal geheel ons leven niet anders meer zijn dan eene opvolging van dwalingen. Immers, in een staat tot welken God ons niet heeft geroepen, zullen.ons de noo-dige hulpmiddelen om ons wel te gedragen ontbreken.
Eenieder heeft zijne eigene gave van God, de eene dus, en de andere zoo.1 Deze spreuk van den Apostel, beteekent volgens de uitleggers, dat God aan eenieder de genade schenkt die hij noodig heeft om de plichten van den staat tot welken Hij hem roept, behoorlijk te vervullen; zoo leert de heilige Thomas. 2 5 4 Hieruit volgt dat van den
221
Ctiusquisque proprium donuin habet ex Deo : Alius qui-dein sic, alius vero sic (I. Cor. 7. 7.)
(•2) Cuicnmquc datur potentia aliqua divinitus, dautur ctiam ea per qua; cxecutio illius poteothe possit cougmie Jieri, \'Suppl. q. 33. a I.
222 VAN DE ROEPING
cenea kaal ieder bekwaam is om liet ambt uit te oefenen waartoe God hem bestemt, maar van een anderen kant is hij niet bekwaam eene bediening waar te nenien tot welke hij niet geroepen is. Zoo is de voet, gegeven om te gaan, voorzeker ongesehikt voor het ge/.icht; en insgelijks liet oog, dat gegeven is om te zien, is niet ir. staat om te gaan. Hoe dan zou bij, dien (iod tot het priesterschap niet besterad heeft, de priesterlijke bedieningen wel kunnen vervullen?
Do Heer kiest zelf de arbeiders die in zijnen wijngaard moeten werken. 1 Ziedaar waarom de goddelijke Verlosser niet gezegd heeft; Bidt de menschen dat zij gaan oogsten, maar: liidt den Heer des oogstes dat Hij arbeiders te dien einde zende.2 En elders voegt Hij er bij: Ik zend u, gelijk mijn Vader mij gezonden heeft. 3 Welnu, wanneer God iemand tot eene betrekking roept, geeft Hij alle hulpmiddelen die hem noodig
(;J)( V) IllosquosDeus ad uliquid elegit, ita prueparat et dispo-nit, ut ad id udquid eliguntur inveniaatur idonei, secundum illud: «Idoneos nos fecit ministros Novi Tcstamonti» (II. Coi\'.J. C.)(p. 3.q. 27 a 4.1
(1) Ego iMegi vos, ct posui vos, ut eatis et IVui^uni afiaratis. (Jo. Jü. 16.)
(2) Rotate ergo dominum messis, ut mittat operarios in messcm suam. (Luc. 10.)
()) Sieut misit me Patei-et cgomitto vos. (Jo. 20. 21.)
TOT HET PRIESTERfCnAP. 223
zijn, zegt de heilige Leo. 1 En dit heeft Jezus zelf verklaard met deze woorden : «Ik ben de deur. Zoo iemand door mij ingaat %al hij behouden worden en hij zal in- en vil-gaan, en weiden vinden; - hetgeen beteekent: Hij zal ingaan : Al wat de priester door God geroepen onderneemt, zal hij zonder zonde en zelfs met verdienste volbrengen ; en hij zal uitgaan : Hij zal zich te midden der gelegenheden en der gevaren bevinden, doch met de hulp des hemels cr ongehinderd doorgaan ; en loeiden vinden ; Eindelijk, in de beoefening van zijn ambt, zal hij ondersteund worden door bijzondere genaden, die hern met groote schreden op den weg der volmaaktheid doen voortgaan, omdat hij zich in den staat bevindt waarin de Heer hem geplaatst heeft. Zoodat hij met betrouwen kan zeggen, dat hij onder Gods geleide staat, en in den overvloed van alle goederen. 5
De priesters daarentegen, die door God niet zijn gezonden om in zijne kerk te ar-
(1) Qui niilii lionoris est miclor, ipse inihi fiet administra-tioiuim adjutor; «labit virtufem qui contuiit digiiifatem fin die ass. sua» s. 1.) \' 1
(2) Ego sum ostium. Per me si quis iatroierit, saivabilur : et iDgredictur et egredietur, et pamp;seua inveniet. (Jo. lu. 9.)
(3) Dominus regit me et nihil mihi decrit, in loco nascure ibi me collocavjt. (ps. 22. I.)
VAN DE ROEPING
beiden, zullen zich door Hem verlaten en tot eeuwige schande en eindelooze rampen veroordeeld zien, gelijk Hij verklaart door den mond van Jereraias. 1
Een mensch kan niet tot de hooge waardigheid van het priesterschap verheven worden dan door Gods macht, zegt de heilige Thomas, 2 dewijl hij wordt aangesteld als heiligmaker der volkeren en plaatsbe-kleeder van Jezus-Christus. Maar dengene die uit eigen wil tot eene zoo verhevene waardigheid opklimt zal overkomen wat de Wijze zegt: « Nadat hij hoog was verheven zag men dat hij een dwaze was.»5 Ware hij in de wereld gebleven, hij zou misschien een deugdzaam mensch zijn geweest; maar priester geworden zonder roeping, zal hij een slechte priester zijn en, in piaats zich voor de Kerk nuttig te maken, zal hij Haar een ware geesel zijn; zoo drukt zich de Homeinsche Catechismus uit, wanneer hij
(1) Non mittebam prophetas, et ipsi currebant. Proptereu ecce ego tollam vos portans, et dereliuquam vos... et «labo vos iu opprobrium seirpiternuui, et in ignominiam aiter-nam, qua» nunquam oblivioue delebitur. (Jer. 23. 21-:J9.)
(2) ütdivina virtute evehatur, et transrnittatur supra na-turalemrerum ordinein, (A[)ud Uab.doOrd. i». e. 3. 1. § 2.,
(3) Stultus apparuit, postquam elevatus est in sublime. (Prov. :J0. 32.
224
TOT HET PIUÜSTKBSCHAM. 22Ü
van zulke priesters spreekt. 1 Wat goed zou meu in de kerk kunnen doen, nadat men er zonder roeping is ingetreden? Het is zeer moeilijk, zegt de heilige Leo, dat zulk een slecht begin, worde opgevolgd door een goed einde. a De heilige Laurentius Justinianus spreekt op dezelfde wijze. 3 En de goddelijke Meester verzekert dat niet alleen de vrucht zal weggeworpen, maar de plant zelve uitgeroeid worden. * Ook. volgens Petrus IJlosius, wanneer de lieer toelaat dat iemand tol het priesterschap kome zonder er toe geroepen te zijn, is dit voor hem geen genade, maar eene slraf; want een boom die niet goed ingeworteld en aan den wind is blootgesteld, zal weldra vallen, en men zal hem vervolgens in het vuur werpen. 3 Het is dus voor hem zeiven en tevens voor anderen een ongeluk gelijk de heilige liernardus opmerkt; want hij
(1) Hujusmotli hominum geoere nihil infolidm, uiliil Ku-clesite Dei calumitosius esse potest. (P. 2. c, 7. q. 3. ;
(2) Difficile est ut bono peiagaulur exitu, nun- mnlo sunt inchoata pnncipio. (Epist. 87.}
^1\'0» fructuui produeere uorrupta radix ? [De Compunct. 1
(l) Omnis piantatio, quain nou plantovit Pater mens co-lestis, eradicabitur. (Matt, 13, 13 1
quot;0.n fï\'\'at\'a, cum quia ponitur super ventura habens radices in soliditate virtutuni. (De inst. ep. c. 3,;
15
VAN DE ROEPING
die het heiligdom niet wettig is ingetreden, zal de wegen der ongetrouwheid blijven bewandelen, en in plaats van de zaligheid der zielen te bewerken, zal hij veeleer voor hen eene oorzaak van dood en verderf zijn.1 Dit komt overeen met deze zedeles van Jo-zus-Christus : « Wie door de deur niet ingaat... is een dief en een roover.» 2
Maar, zal men zeggen, zoo men slechts diegenen aanneemt welke al de kenteeke-nen van roeping voor zich hebben waarvan gij spreekt en die gij vereischt, dan zullen er weinige priesters in de Kerk zijn en de hulpmiddelen zullen aan de geloovigen ontbreken. — De vierde kerkvergadering van l.aterane geeft hierop reeds het antwoord ; lint is veel beter slechts een klein getal goede priesters te hebben, dan er velen, maar slechte Ie tellen.3 Daarenboven, volgens de bemerking van den heiligen Thomas, verlaat God zijne Kerk nooit zoodanig dut zij beroofd büjft van de waardige
(1)0quot;\' non iideiiter introivit, qiiidni infidelitei\' ntgt;at et contra Christum ? faciet ad quod venit et mactet iitique et disperdat. vüe Vita eler. 6. 7.)
{2} Qui non iotrat per ostium..., 111e fur est et latrn, — Fur non veult nisi ut furetur, et mactet, et perdat. \'kJo. 10. l. lü.)
(3) Satius est maxime in ordinatione Sacerdotum paucos Jjouoai quain muitos malos habere. (Cap. 97.;
226
tot hkt priemtkrschap. 227 Ijedienareu, die haar noodig zijn om in de Dehoeften der geloovigen te voorzien. 1 En zoo men de volkeren door onwaardige dienaars wilde besturen zou men, zegt met reden de heilige Leo, niet hunne zaligheid maar hunnen ondergang willen. 2
I1ii\'l?1f°S,nquot;,1:lquot;a\'.n.itadeseritE«clesiaia saam, quin i„ve-(Suppl, ,1 ui quot;,.)quot;,Slr\' 5Uffi\'!ieutcs \'quot;l ™ces.itatom plebis. (2) Non est hoe L-unsulerc populis se.l nmmo. (Epiit. 87.)
228
MIDDELEN
OM DE GODDELIJKE ROEPING TE KEX.VEX.
NUT DER GODVRUCHTIGE OEFENINGEN GEDURENDE DE GEESTELIJKE AFZONDERING,
U1UEF AAN F.KV JONGELING DIE NADENKT OVER DE K KJ ZE VAN EENEN STAAT.
Ik heb den brief ontvangen, door welken gij mij le kennen geeft, dat gij i.ug onzeker zijt wegens den levensstaat dien gij moet omhelzen. Gij zegt mij daarenboven, dat gij aan Mijnheer uwen pastoor, den raad hebt medegedeeld dien ik u had gegeven van eene geestelijke afzondering op een buitengoed uwer ouders te maken, ten einde uwe roeping te onderzoeken; hij heeft u geantwoord, dat het niet noodig is gedurende acht dagen de hersenen in de een-jaamheid te gaan uitdroogen, maar dat het voldoende is de geestelijke oefeningen bij te wonen welke hij binnen kort in zijne kerk aan het volk zal prediken. — Daar gij mij dus op nieuw raad vraagt omtrent de geestelijke afzondering, moet ik u een breedvoeriger antwoord geven en uitleggen,
MIDDELEN OM DK ROEPING TÉ KENNEN. 229
ten eerste : boe veel nuttiger het is de geestelijke oefeningen in stilzwijgendheid ia eene eenzame plaats te verrichten, dan ze in het openbaar te doen terwijl men naar huls terugkeert, waar men gelijk te voren met zijne ouders en vrienden blijft spreken en omgaan. Kn aldus zou het met u gesteld zijn, te meer daar u, zooals gij mij schrijft, eene kamer ontbreekt om uwe oefeningen te verrichten. Wat mij betreft, ik heb eene allergrootste genegenheid voor de oefeningen welke men doet in de eenzaamheid, dewijl ik beken mijne bekeering en het besluit van de wereld te verlaten, aan deze heilige oefening verschuldigd te zijn. — Ik zal ten tweede de middelen en voorzorgen opgeven die gij moet aanwenden om uit deze oefeningen do gewenschte vrucht te trekken. — Wanneer gij mijnen brief zult gelezen hebben, gelief, bid ik u, dien ook aan Mijnheer uwen pastoor \'e laten zien.
Spreken wij dan eerst over het, groot nut der godvruchtige oefeningen welke men doet in eene geestelijke afzondering waar men zich met niemand dan met God alleen
230 MIDDELEN OM DE
onderhoudt; zien wij vóór alles de reden
hiervan.
üe waarheden des eeuwigen levens, zooals do groote zaak onzer zaligheid, de waarde van den lijd dien de Heer ons verleent om verdiensten voorden hemel in te zamelen, de verplichting om God te beminnen voor zijne oneindige goedheid en de onbegrensde liefde die Hij ons toedraagt, ■— deze waarheden en andere van dien aard kunnen niet met de oogen des lichaams, maar alleen met het oog des geestes gezien worden. Van een anderen kant is het zeker, indien het verstand aan den wil de waarde van eenig goed of de afsehuwelijkheid van eenig kwaad niet voorstelt, dat nooit de wil dat goed omhelzen noch dat kwaad vluchten zal. Trouwens, dit is juist hetgeen de menschen die aan de wereld gehecht zijn, ongelukkig maakt: zij leven in de duisternis, en daar zij de grootheid niet zien noch der goederen noch der kwalen die eeuwig duren, worden zij door de neigingen der zinnen verleid, geven zij zich over aan ongeoorloofde vermaken en storten zoo ellendig in het verderf.
Ziedaar waarom de Heilige Geest ons vermaant, dat wij om de zonden te vermijden,
GODDELIJKE ROEPING TE KENNEN. 231 onophoudelijk onze uitersten moeten voor oogea hebben j dit is: de dood die een einde stelt aan al het aardsch genot, en het oordeel in hetwelk wij aan God rekenschap moeten afleggen van geheel ons leven : (i Gedenk uwe uitersten en gij zult in eeuwigheid niet zondigen.» 1 Ach 1 zegt Hij nog, dat zij verstandig waren, dat zij de zaken wel verstonden, dat zij het einde voorzagen !2 Door deze woorden wil de Heer ons dqen verstaan dat de menschen, indien zij de zaak van het ander leven overwogen, allen voorzeker hunne heiligmaking zouden ter harte nemen, en niet één zich aan het gevaar zou blootstellen tot een ongelukkig leven voor de gansche eeuwigheid over te gaan. Maar zij sluiten de oogen voor het licht, en aldus verblind werpen zij zich in eenen afgrond van kwalen. Daarom, naar het voorbeeld van den koninklijken Profeet, baden de Heiligen onophoudelijk den Heer hen te verlichten opdat zij niet in den nacht der zonde zouden vallen, en hun den weg te wijzen dien zij bewandelen
Memorare novissima tua, et in a?tccnuin non peccabia. (Eccli. 7. 40.)
ütiuam saporent et intelligerenf, ac novissima provi-dorent. (Deut. 32. 29.)
MIDDELEN OM DE
moesten om zijn heiligen wil te volbren-gcn. 1
Welnu, om dat goddelijk licht te verkrijgen moet men tot God naderen. 5 Even ais wij, zegt dc heilige Augustinus, de zon niet kunnen zien dan door middel van haar eigen licht, zoo kunnen wij ook het goddelijk licht niet aanschouwen tenzij door het licht van God zeiven.5 En dit vindt men in de geestelijke afzondering; daar naderen wij tot God, en de Heer bestraalt ons met zijn licht. De geestelijke oefeningen bestaan slechts hierin, dat men zich voor eenigen tijd van den omgang der menschen verwijdert en in de eenzaamheid begeeft, om met God alleen Ie verkeeren ; daar spreekt God tot ons door zijne ingevingen, en wij spre-kon lot God door de overweging, door Hem te beminnen, door het berouw over bet ongenoegen dat wij Hem hebben aangedaan, door ons aan te bieden om Hem voortaan uit geheel ons hart te dienen, door Hem te
(1) Illumina oculos meos, ne unquam obdormiam inmorte. (ps. 12. 4.) — Deus illnminet vuitum suum super nos (ps. 66. 2. — Notam fac mihi vinm, in qna ambulem (ps. 142. 8.). Da mihi intellectnm, et discam mandata tua (ps. 118. 73.)
(2) Accedite ad eum et illuminamini. (Ps. 33. 6.1
(3) Sicut soleiu non videt ocnlns nisi in lumine solis, sic lumcn vemm ac divinuin non poterit inteiligentia videre nisi in ipsius lumino. (Or sp. et An. e. 12.)
232
GODDELIJKE ROEPING TE KENNEN. 233
smeeken ons zijn heiligen wil te doen kennen en sterkte tc geven om dien te volbrengen.
Job benijdde het geluk der koningen en vorsten dezer aarde die zich eenzame woningen bouwen.\' Welke zijn die koningen? Volgens den heiligen Gregorius zijn het degenen die zich boven de wereldsche beslommeringen verhellen en het gewoel der wereld ontvluchten, om waardig te worden zich geheel alleen met (iod bezig te houden. 2
Terwijl de heilige Arsenius onderzocht welke middelen hij gebruiken moest om heilig tc worden, liet hem de Heer deze woorden hooren : Vlucht, zwijg, rust. 3 Verwijder u van de wereld ; spreek niet meer met de menschen, ten einde u alleen met mij te onderhouden ; en rust alzoo ongestoord in de eenzaamheid. — Deze hemel-sche raadgeving waarnemend, wendt zich de heilige Anselmus met deze woorden tot een persoon die door zijne tijdelijke zaken
(■.)Nunc enim... requiescerem, cum reyibus ot oonsulibop terra, qui tcdiücant sibi solitudiiies. (Jol. H. 13.)
(2) /Etlificunt solitudines.Jid est, scipsos a tumnltu mundi, quantum possant, elongant, ut soli sint, et idonei loqui cum Deo.
(3) Fugo, tuce, quiesco.
234 MIDDELEN OM DE
als overladen, zich beklaagt geen oogen-blik rust te hebben. 1 Die woorden kunt gij allen op u zeiven toepassen : « Vluclit, zegt do Heilige, onttrek u een weinig tijds aan de aardsohe bezigheden die u onlroeren en bekommeren, en rust bij fiod in de eenzaamheid : zeg tot Hem : Heer! leer mij waar en hoe ik IJ kan vinden, opdat ik tot ü geheel alleen spreke en alsdan uwe woorden aanboore.»
Het is zeker dat God tot degenen spreekt die Hem zoeken, maar Hij doet zulks niet te midden van het gewoel der wereld; dit werd gezegd aan Elias, toen fiod deze Profeet in de eenzaamheid riep : « De Heer is niet in bet gewoel.» - Do stem des Heeren, werd er bijgevoegd, is als de adem van een zachten wind 3 die zich nauwelijks laat hoo-ren; en niet het oor des licbaams verneemt hem, maar slechts het oor des harten, zonder gedruis en te midden eener zoete rust. — Dit ook verklaart de Heer door den mond van den Profeet Osoe: «Ik zal die ziel
(1) Fugapmilaluin occupationes terrenas, abscomle te modicum ii tnmnltuosis cogitationibus tuis; vaca aliquantuluul Deo, et requiesee in eo. Die Deo: Eia, nuuc doce cor moum, ubi et quomodü te quierat, ubi et quomodo te mveoiat. (Medit. 21.)
(2) Xon in commotione Dominus. (Ill Reg. 10, \'1.)
(3) Sibilus uuraj tsnuis.
GODDELIJKE ItOEPING TE KENKEN. 235
in de eenzaamheid leiden en tol haar spreken.igt;1 Wanneer hij eene ziel tot zich wil trekken, leidt Hij haar in de eenzaamheid, verre van de listen der wereld en den omgang der menschen, en daar doet Hij haar zijn vurig woord hooren. - Het woord Gods wordt een vurig Woord genoemd, omdat het de ziel van ahvie het aanhoort doet wegsmelten, volgens de uitdrukking der gewijde Bruid: «Mijne ziel smolt weg toen mijn welbeminde sprak, i) 5 Dit maakt haar bereid om zich gemakkelijk te laten besturen en een leven te omhelzen aan den wil des Heeren gelijkvormig. In een woord, het goddelijk woord heeft eene werkdadige en uitvoerende kracht, lot dusverre dat het in do zielen uitwerkt hetgeen God van haar vraagt zoodra het gehoord wordt.
De Heer zeide op zekeren dag aan de heilige Theresia : « Er zijn vele zielen tot welke ik zeer gaarne zou spreken; maar de wereld maakt zoo veel gedruis in hun hart dat mijne stem er niet gehoord kan
(1)Ducam earn in solitudinem, et loquar ad coi\' ejns (Os. 2. 14.)
(2) Ignitum eloqnaum tuum. (Ps, 118 140.)
(3) Anima mea liquefaeta est, ut (Dilectus meus) locutus est. (Cant. ö. 6.)
UIDDELËN OM DE
236
worden. Ach ! mochten zij zich een weinig van de wereld verwijderen 11 Dus, Mijnheer en dierbare vriend, God wil u spreken, maar spreken met u alleen in de afzondering; want, indien Hij tot U sprak in het midden uwer familie, zouden bloedverwanten, vrienden en huiselijke bezigheden niet nalaten gerucht in uw hart te maken, en de stem des Heeren zoudt gij niet vernemen. Daarom hebben de Heiligen, familie en vaderland verlaten, en zijn in een spelonk, of in eene woestijn, of in de cel van een klooster gaan wonen, om God daar te vinden en naar zijne stem te.luisteren. De heilige Eucher 1 verhaalt, dat iemand verlangde te weten waar Hij God zou kunnen vinden, en daaromtrent een meester van het geestelijk leven ging raadplegen; deze leidde hem in eene eenzame plaats waar hij hem zeide : «Hier vindt men God,» zonder er iets anders bij te voegen. Hierdoor gaf hij hem te verstaan, dat God niet gevonden wordt te midden van het gewoel der wereld, maar in de eenzaamheid. De heilige Bemardus 2 zeide, dat hij God beter had leeren kennen te midden der beuken-
Bp. ad Hib.
fa) Ep. 106.
GODDELIJKE ROEPING TE KENNEN. 237 cn cikeuboomen, dan in alle wetenschappelijke boeken die hij bestudeerd had.
De wereldlingen bevinden zich gaarne in liet gezelschap van vrienden, met wie zij zich onderhouden en vermaken ; maar de heiligen verlangen op afgelegene plaatsen te leven, temidden der bosschen of in spelonken, om met God alleen vertrouwelijk om te gaan, die zich aan hem in de eenzaamheid mededeelt en gemeenzaam, gelijk een vriend tot zijnen vriend, tot hen spreekt. Dit getuigt de h. Hieronymus. lt; 0 eenzaamheid waar God minzamn melde xijnen spreekt en omgaat. » 1 De eerwaardige pater Vincentius Carafa zeide, dat indien hij iets op aarde wenschelijks vond, hij nietsandere zou vragen dan een kleine grot met een sluk brood en een godvruchtig boek, om daar gedurig verwijderd van de menschen te leven, en met niemand omgang te hebben dan met God alleen. De goddelijke firuidegom prijst, in het Hooglied de schoonheid der eenzame ziel en vergelijkt haar bij die der tortelduif, * en wel juist omdat de tortelduif het gezelschap der an-
(t) O solitudo, in qua Deus eura suis fumiliariter loquitur et eonversatur.
(2) Pulchrce suntgena? tuee sicut turturis. (Cant. l. 9.
MIDDELEN OU DË
dere vogelen vlucht en zich altijd in de iifgelegcnste plaatsen ophoudt. Ook bewonderen de Engelen met blijdschap de schoonheid en den glans cener ziel die ten hemel vliegt, nadat zij hier op aarde een verborgen en eenzaam leven, als in eene woeslijn, heeft geleid. 1
Ik heb dit alles willen schrijven om in u den lust voor de oefeningen der geestelijke afzondering op te wekken ; want ik vertrouw dat gij door deze proef, wel verre van de hersenen uit te droogen, gelijk Mijnheer de pastoor zegt, integendeel van God zooveel geestelijke genoegens zult ontvangen, dat gij zult wederkeeren met gevoelens van liefde voor deze heilige oefening, met het besluit voor de toekomst, om haar nooit na te laten maar iederjaar te hernieuwen. Welnu, dit zal een zeer groot voordeel voor uwe ziel zijn, welken staat gij ook mocht kiezen; in de wereld toch verdorren de zorg der bezigheden, de aanhoudende kouiiner en stoornis, den geest wezenlijk zoodanig, dat men dien van tijd tot tijd moet verfrisschen en vernieuwen, volgens de
238
Quagt; est ista lt;1 uce usceadit deserto, deliciis aüluend (Cant. 8. o.)
GODDELIJKE ROEPING TE KENNEN. 23Ö vermaning van den heiligen Paulus : «Hernieuwt den geost uws gemoeds. n1
De koning David aan de onafscheidbare zorgen der aardsche dingen ter prooi, wenschte vleugelen als de duif te hebben, om verre van do wereld te vliegen en rust te vinden. 2 Doch, wijl hij de wereld niet lichamelijk verlaten kon, trachtte hij nog-tans van tijd tot tijd de bekommering van het koningschap te ontvluchten, en zich met God in de eenzaamheid te onderhouden ; en zoo vond hij den vrede des harten terug. 3
Onze Heer Jezus-Christus zelf, die geene eenzaamheid noodig had om met God ver-eenigd te leven, wilde nog tans ten einde ons een voorbeeld te geven, dikwijls van het verkeer der menschen zich verwijderen en op bergen of in wildernissen zich afzonderen om te bidden. 4 Hij wilde insgelijks dat zijne leerlingen zich, na hunne apostolische werkzaamheden in eene een-
Renovamini autem spii-itu mentis reslrtr. (E|«li. 4. 2:5.
Quis dabit milü pcnnassicut columbse, et volabo, et re-qniescam. (Ps. 5\'». 7.]
Ecce elongavi fngiens, etmansl in solitndinc.
Diniissa turba, aseemüt in niontem solns orare. (Mattb. 14. 23.)— Ipse autem secedebat in desertuni, et orabat, (Luc. 5. 16)
240 MIDDELEN OS1 DE
zame plaats begaven, om er de rust de» gcestes te smaken, 1 Hierdoor leert Hij ons, dat, zelfs te midden der geestelijke bezigheden, de geest door een noodzakelijk verkeer met de menschen zich altijd eeniger wijze verflauwt; en daarom heeft men noo-dig zijne krachten te hernieuwen in de geestelijke afzondering.
De wereldlingen, wel is waar, gewoon hun vermaak in gesprekken, gastmalen en spelen te zoeken, verbeelden zich dat men in de eenzaamheid, van dergelijke vermakelijkheden beroofd, eene onverdraaglijke verveling lijdt. Dit inderdaad overkomt dengenen die hun geweten met zonden bezoedeld hebben; zoolang do wereldsche zaken hen bezig houden, denken zij niet aan hunne ziel; maar nauwelijks zijn zij werkeloos in de eenzaamheid (waar zij echter God niet zoeken), of de knagingen komen hun voor den geest en beletten\'.hen de minste rust te vinden ; zij ondervinden er dus niets anders dan kwelling en verdriet. Neem integendeel een persoon die (ïod zoekt; deze zal in de eenzaamheid geene verveling, maar geluk en blijdschap
(*) Veuite scorsum iu desei tum locum, ct requiescite pu-sillum. (Mare. G. 31.)
GODDELIJKE UOEPING TE KENNEN. 241
vinden ; dit verzekert ons de Wijze Mau. 1 Voorzeker is het geenszins onaangenaam of vervelend zich met den Heer te onderhonden ; daarentegen verschaft zijne tegenwoordigheid voldoening en vrede.
IJe eerbiedwaardige kardinaal liellarrni-nns ten tijde der vacantie, wanneer anderen zich naar hun landgoed begaven om de buitenlucht te genieten, nam er genoegen in zich in eene eenzame woning af te zonderen om er gedurende eene maand de geestelijke oefeningen te verrichten ; hij zeide dat dit zijn vrije tijd was; en voorzeker -genoot hij daar eene inwendige vreugde, verre boven a! de vermakelijkheden te verkiezen welke de anderen zich konden verschaffen.
De heilige Carolus Borromeus hield twee maal \'s jaars de geestelijke oefeningen, en hij vond daar zijn paradijs. Gedurende eene dezer afzonderingen op den berg Va-rallo, werd hij door eene ziekte aangetast die hr-iu len grave sleepte. Insgelijks noemde de heilige Hieronymus de eenzaamheid zijn Paradijs op aarde. 2
(1) Non enim habet amaritudineni conversatio illius, nei-tuHlium uouvictus Hlius, scd hutitiain et gaudiuui. (Sap. 8.16J
(2) SoUtudo mihi paradisus est. \'Ep. ad Rust.)
16
MIDDELEN OH DK
Maar, zal men wellicht zeggen, welk genoegen is er te vinden wanneer men alleen is en niemand heeft met wien men zich kan onderhouden ? — Ach 1 antwoordt de heilige Bernardus, wie God in de eenzaamheid zoekt, bevindt er zich niet alleen; want de Heer blijft in zijn gezelschap en maakt hem gelukkiger dan indien hij in de omgeving der grootste vorsten dezer aarde leefde. — Wat mij betreft, voegt de heilige Abt er bij, nooit was ik minder alleen dan wanneer ik alieen was. 1
De profeet Isaias beschrijft de zoetheid, welke God doet smaken aan allen die Hem in de eenzaamheid zoeken. 8 De Heer weet eene ziel wel te beloonen die zich aan de wereld onttrekt; Hij vergoedt haar honderdvoudig het verlies der wereldsche vermakelijkheden ; van hare eenzaamheid maakt Hij een lusthof waar zij een volmaakt geluk geniet; daar immers wordt zij door het gewoel der wereld niet gestoord en zij vindt er niets dan redenen om God,
242
Nuuquam minus solus, quum euui solus. (De Vita Sol.)
GODDELIJKE ROEPING TE KEWEN. 24.1 die haar zoo zeer liefkoost, te danken en te loven.
Zou men in de geestelijke afzondering geene andere voldoening hebben dan de kennis der eeuwige waarheden, dit ware reeds genoeg om haar boven alles te doen verlangen. De kennis immers der goddelijke waarheden verschaft aan de ziel eene volmaakte tevredenheid die zij niet vinden kan in de wereldsche ijdelheden, dewijl zij anders niets zijn dan logen en bedrog. Welnu, het geluk dat men smaakt gedurende de oefeningen in stilzwijgendheid verricht, bestaat juist hierin dat men in een hélder licht de waarheid der christene grondregels inziet: bij voorbeeld, van hoe groot belang de eeuwigheid is, de afschuwelijkheid der zonden, de waarde van Gods genade, de liefde die Hij ons toedraagt, de dwaasheid dergenen die om voorbijgaande vermaken de eeuwige goederen verliezen en zich eindelooze pijnen voorbereiden. Dan geschiedt liet, dat men bij het zien dier groote waarheden de krachtdadigste middelen neemt om zijne zaligheid te verzekeren, en zich verheft boven zich zeiven, gelijk Jeremias spreekt. « Daar verzaakt men
(1) Sedebit solitariiis, et taoebit, quia levavit super se» Threu. 3. 28,
MIDDELEN ÜM DE
244
aan de aardsclie genegenheden, men ver-eenigt zicli met God door gebeden, verlangens oin hem geheel toe te behooren, op-offering van zich zeiven, herhaalde akten van berouw, liefde en onderwerping; alsdan treedt men al het geschapene met voeten, cn met medelijden ziet men op degenen die zoo veel werk maken van de goederen dezer wereld. Die goederen worden verachtelijk gevonden, wanneer men ovenvergt hoe klein zij zijn en hoe zij de liefde on-woardig zijn van ecu hart dat geschapen is om God, het oneindig goed, le beminnen. Het is zeker dat men bij het einde dezer geestelijke oefeningen geheel anders, en voel beter is dan bij hun aanvang. De heilige Joannes Chrysostomus was van gevoelen, dat de geestelijke afzondering een krachtig middel is om tot de volmaaktheid op te klimmen. 1 Ook roept een geleerd schrijver met reden uit: Gelukkig hij, die het geraas der wereld ontvlucht, en zich door den Heer tot de geestelijke oefeningen, tot de zooto eenzaamheid laat geleiden waar men de
Ad ailipiscemluui |.eilei.iiuneui, luaguuui in secossu subsidium.
GODDELIJKE ROEPING TE KENNEN. 245
vreugde des hemels smaakt ! 1 De predikingen die men in de kerken doel zijn altoos goed ; doch, als degene die het geluk hebben ze bij te wonen, zich niet behartigen om hetgeen zij gehoord hebben te overwegen, zullen zij er weinig vrucht uit trekken; het zijn juist de overwegingen die de heilige voornemens te weeg brengen, en die overwegingen zullen nooit geschieden gelijk het behoort, indien zij niet gedaan worden in de eenzaamheid. Zoodra de schelp den dauw des hemels heeft onvan-gen, gaat zij aanstonds dicht, zij daalt in de diepte der zee en vormt zoo de parel. Mi l, is onbetwistbaar, dat de vrucht der geestelijke oefeningen tot zijne volmaaktheid gebracht wordt, door het overwegen in de eenzaamheid geheel alleen met God, der waarheden die men in de prediking of in een boek gelezen heeft. Daarom liet de heilige Vincentius a Paulo, in zijne missiën, nooit na de toehoorders aan te sporen tot het verrichten der geestelijke oefeningen in de eene of andere afgezonderde plaats. Een enkel heilige grondregel wel
Felix homo, qnein Ciiristus e inumli slrcpitn, in spiti-tualia exercitiu, et bulitudincm ccdesti amariilate florentcm. induuit.
MIDDELEN OM UK
overwogen is genoeg om iemand te heiligen. Zoo werd de heilige Franciscus Xave-rius bewogen de wereld te verlaten, om den indruk welken op hem deze woorden van het Evangelie maakten : «Wat toch baat het den mensch zoo hij de geheele wereld wint, maar zijne ziel verliest.»1 Een jonge student had van een goeden religieus eene gedachte over de dood gehoord ; hij veran-derde van gedrag en leidde van toen af een voorbeeldig leven. De heilige Clemens van Ancyr. i leed met blijdschap voor Jezus-fUiris-tus al de folteringen welke hem de dwingeland deed uitstaan, zich de woorden herinnerende van zijne moeder vernomen : (i Wij strijden voor het eeuwig leven.» 2
Zoo gij u een juist denkbeeld wilt vormen van het nut dat de oefeningen der geestelijke afzondering voortbrengen, en gij hebt over deze stof een boek ter uwe beschikking, lees dit en zie dan welke wonderbare bekeeringen aan dit middel van zaligheid zijn te danken. Laat mij er u cenige aanhalen.
Pater Maffei verhaalt dat er te Siëna een
246
Quid prodest homini, si munrium universum Incretur, annuaquot; vero smc detrimeutum paliatur. (Uutth. 16. 26.)
Negotium pro quecoulendiuius, vita «tenia est.
GODDELIJKE aOEPING TE KENNEN. 24 /
priester was die een schandelijk leven leidde. Deze groote zondaar stemde er in toe de geestelijke oefeningen te doen onder de leiding van een missionnaris die zich bij toeval in die stad bevond ; daardoor kwam hij niet alleen tot inkeer en sprak eene goede biecht, maar op zekeren dag als er een groote toeloop van volk ifi eene kerk plaats had, beklom hij, niet eene koord om den hals, den predikstoel en daar, onder eenen vloed van tranen, vroeg hij aan allen vergiffenis voor de ergernissen die hij gegeven had, daarna trad hij in de Orde der Capucijnen en stierf er als een heilige. In zijne laatste oogenblikken zeide hij, dat hij zijn geluk geheel aan de oefeningen dei-geestelijke afzondering verschuldigd was.
Insgelijks spreekt Pater Bartoli van een duitschen edelman die zich aan alle ondeugden had overgegeven, en lot zoo verre gekomen wasdat hij door een geschrift, ge-teekend met zijn bloed, zijne ziel aan den duivel verkocht. Naderhand terwijl hij dn oefeningen der geestelijke afzondering deed, greep een zoo leveudig berouw over zijne zonden hem aan, dat hij door de hevigheid zijner droefheid verscheidene malen in onmacht viel. Uaarna volhardde hij
UIÜUELEN ÜM TK
in het leiden van een verstorven leven tot aan zijne dood toe.
Ziehier een ander feit aangehaald door Pater Rossignoli. In Sicilië woonde een baron wiens zoon buitenmate losbandig geworden was. Vruchteloos had de vader verschillende middelen aangewend om den jongeling te verbeteren, en ten laatste vond zich deze ongelukkige vader genoodzaakt hem onder de galeislaven in ketenen te boeien. Maar een goede religieus door medelijden bewogen, ging den jongeling opzoeken, en door zijne innemende manieren haalde hij hem over om op de galei zelf, eenige gedachten aangaande de eeuwigheid te overwegen : nadat hij deze oefeningen volbracht had, verlangde hij eene generale biecht te spreken, en veranderde zoodanig van gedrag, dat zijn vader liet geluk had hem wederom in zijn huis te mogen opnemen en hem als te voren zijne liefde toedroeg.
In Vlaanderen had een jongeling, insgelijks ten gevolge van de geestelijke afzondering, aan een gansch ongeregeld leven vaarwel gezegd. Daar zijne vrienden over zijne bekeering verwonderd stonden, zeide hij hun: «Mijne verandering verwondert
248
GODDELIJKE HOEPING ÏE KENNEN. 249
u ; maar.ik mag u verzekeren, dat de duivel zelf indien hij in staat ware de geestelijke oefeningen te volgen, niets meer zou noodig hebben om het besluit te nemen van boetvaardigheid te doen. gt;
Een religieus die zich door zijne kwade gewoonten onverdraaglijk gemaakt had, ontving van zijne oversten het bevel eeue geestelijke afzondering te houden. I!i j ziji, vertrekt spotte hij mot de oefeningen en zeidc tot zijne vrienden : aliereidt uwe rozenkransen om ze bij mijne terugkomst, aan mij te doen aanraken. • Maar de heilige oefeningen bekeerden hem zoo goed, dat hij lift voorbeeld van het klooster werd ; en bij het zien van zulke verandering, wilden ook zijne medebroeders de weldaad der geestelijke afzondering genieten.
Eenige jongelingen ziende dat sommige van hunne vrienden de geestelijke oefeningen gingen bijwonen, wilden hen vergezellen niet om er nut uit te trekken, maar alleen om deze godvruchtige handelwijze in hunne gesprekken te bespoiten. Maar juist het tegenovergestelde geschiedde ; want zij werden zoodanig getroffen en door gevoelens van leedwezen bewogen, dat zij
230 MlüDELK.N OM DE
hunne zuchten en tranen niet konden weerhouden ; allen spraken cene goede biecht en veranderden van gedrag.
Hier zou ik van dergelijke feiten er nog vele kunnen bijvoegen ; een voorbeeld echter (van een religieuze uit het klooster Torri di Specchi te Rome) wil ik niet overslaan. Zij deed zich voor als eene geleerde vrouw, doch leidde een geheel onvolmaakt leven. Toen eens de geestelijke oefeningen in dit klooster gepredikt werden, onderwierp zich in het begin deze religieuze met tegenzin ; doch de eerste overweging, wier onderwerp het einde van den mensch was, maakte zulken indruk op iiaar, dat zij tranen stortte en tot haren biechtvader ging zeggende : « Vader ik wil mij heiligen, en dat zonder uitstel.» Zij wilde nog meer zeggen, maar de tranen beletten haar verder te spreken. Vervolgens in hare cel teruggekeerd, schreef zij eene akte van toewijding van geheel zich zelve aan Jezus-C.hi\'istus, en omhelsde een boetvaardig en afgezonderd léven, waarin zij tot aan de dood volhardde.
Zoo men geene andere redenen had om de geestelijke afzondering hoog te schatten, zou het voldoende zijn de achting te
GODDELIJKE ROEPING TE KENNEN. Sa 1
overwegen welke zoo vele heilige personen voor die heilige oefeningen hadden. De Heilige Carolus Borromeus begon een heilig leven te leiden, reeds na de eerste geestelijke afzondering die hij te Rome doorbracht. De Heilige Franciscus van Sales schreef insgelijks aan deze oefening het begin van zijn engelachtig leven toe. Pater Ludovicus van Grenade, een man van groote deugd, zeide dat zijn gansch leven niet voldoende zou zijn om de hoogere kennissen der eeuwige zaken uit te leggen die hij gedurende zijne geestelijke afzonderingen had opgedaan. De eerbiedwaardige pater Joannes van Avila wilde dat al de personen die hij bestuurde, do geestelijke oefeningen deden, welke hij eene school van hemeische wijsheid noemde ; en pater Ludovicus Blo-sius, benedictijn, zeide dat zij een ko-tbare schat zijn welken God in deze laatste tijden aan zijne Kerk heeft bekend gemaakt, en waarvoor men Hem bijzonder moet bedanken.
Maar indien de geestelijke afzondering voordeelig is aan alle slag van personen, dan is zij bijzonder nuttig aan alwie zich
2ü2 MIDDELEN OM DE
gelijk hij verplicht is, een levenstaal wil kiezen. Bij sommige schrijvers zelfs lees ik, dat het eerste doel welk men beoogde bij het instellen dezer godvruchtige oefeningen, de keuze was van een levensstaat; daarvan immers hangt de zaligheid van eenieder af. Wij moeten niet verwachten dat een engel des hemels ons de levensbaan zal komen aanwijzen die wij volgen moeten om aan Gods inzichten te beantwoorden ; het is genoeg dat men zich den staat welken men meent te omhelzen voor oogen stelle; vervolgens moet men het doel waarnaar men in die betrekking streeft betrachten, alsook de omstandigheden overwegen.
Daar is dus de voornaamste beweegreden om welke ik verlang dat gij de oefeningeti in stilzwijgendheid verricht; het is namelijk opdat gij een wijs besluit zoudt nemen aangaande den staat dien gij omhelzen moet. Als gij dan de geestelijke afzondering zult intreden, gelijk ik het van u hoop, spoor ik u aan de volgende raadgevingen ten uitvoer te brengen.
1. Het eenig inzicht dat gij in deze oefeningen hebben moet, is te kennen wat God van u vraagt; alzoo, terwijl gij v, naar de plaats der geestelijke afzondering begeeft,
(;üddeluke kokping ïe kennen. 253
zeg tot u zeiven : « Laat ik hoorcn wal de Heer in mij spreekt. gt; 1 Ik ga om te weten wat de Heer mij zal zeggen en wat Hij van mij wil.
2. Het is noodzakelijk dat gij een vast besloten wil hebt aan Ood te gehoorzamen en de roeping welke Hij u zal bekend maken, zonder het minste voorbehoud, te volgen.
3. Daarenboven moet gij den Heer vurig bidden dat Hij u zijnen wil te kennen geve, tot welken staat ook Hij u bestemme. — Doch bemerk dat gij, om dit licht te erlangen, het vragen moet en u in eene godvruchtige onverschilligheid houden. Wie (jod bidt om verlicht te worden nopens de keuze van een staat zonder zich in deze onverschilligheid te bevinden, en in plaats van zich aan Gods wil te ooderwerpen eerder vraagt dat God aan den zijnen gehoor geve, is gelijk aan een stuurman die veinst te willen, doch inderdaad niet wil dat zijn schip vooruitga ; hij begint met het anker in zee te werpen, en daarna spant hij de zeilen. De Heer verleent zijn licht niet aan dezen die zoo gestemd zijn, en Hij spreekt
Audiam quid loquakir in me Dominus Deus. (Ps. 84 9.
MIDDELEN OM DE
lot hen niet. Integendeel, indien gij Hem met eene edelmoedige onverschilligheid bidt en met het besluit zijnen wil te volgen, zal hij duidelijk doen kennen welke slaat voor u de beste is. En zoo gij eenigen tegenzin gevoelt, verbeeld u in het oogen-blik uwer dood te zijn ; denk aan de keus die gij alsdan zult wenschen gedaan te hebben, en neem uw besluit voor dezen staat.
4. Neem met u, in uwe geestelijke afzondering, een boek met overwegingen welke men gewoon is in die oefeningen te doen ; lees die overwegingen, zij zullen voor u de plaats der predikingen vervangen ; \'s morgens en \'s avonds zult gij een half uur besleden om er over na te denken. — Neem ook het leven van een Heilige mede, of een ander godvruchtig boek voor de geestelijke lezing. — Deze zullen uwe ee-nige gezellen zijn gedurende die acht dagen der oefeningen.
254
3. Om het licht dat gij verlangt te bekomen en duidelijk de stem des Heeren te hooren, is het nog noodig dat gij de oorzaken van verstrooiing verwijdert. Houdt u in stilte, en erkent dat ik God ben. gt;\' Men kan
• l. Vacate, et videta quoDiam ego sum Deua. (Ps. 45. II.)
flODDEUJKK nOKPING TE KENNEN. 23T
de hemelsche inspraken niet goed onderscheiden, tenzij men alle betrekking met de wereld doe ophouden. De geneesmiddelen kunnen den zieke niet baten, indien hij niel te gelijk de noodige voorzorgen gebruikt, zooals het vermijden van nadeelige spijzen, het onthouden vau buitengewone geestiaspanning ; \'eveneens, opdat de geestelijke oefeningen aan eene ziel nuttig zouden wezen, moet gij datgene verwijderen wat met de ingetogenheid legen-strijdig is, zooals bezoeken uwer vrienden, boodschappen van buiten of brieven die u worden toegezonden. Als de Heilige Fran-ciscus-van Sales de oefeningen deed, legde hij de brieven die hij ontving ter zijde, en las deze niet voor het einde zijne afzondering. — Gij moet ook het lezen van vermakelijke, en zelfs van studieboeken achterlaten : alsdan moet men niets anders bestudeeren dan het kruisbeeld, fiij zult dus geestelijke boeken in uwe kamer hebben, en gij zult ze niet lezen uit nieuwsgierigheid, maar alleen opdat zij u zouden helpen een besluit nemen aangaande den levensstaat dien God u zal aanwijzen als dezen waarin gij Hem dienen moet volgens zynen wil.
MIDDELEN OM DE
0. Dücli weinig zou het baten do verstrooiingen te vermijden die van buiten komen, indien men geen zorg droeg ook deze te verwerpen dio inwendig zijn ; hij toch die zich vrijwillig bezig houdt met het nadenken op wereldsche zaken, op studie of op dergelijke onderwerpen, zal niet veel nut uit de geestelijke oefeningen en uit de eenzaamheid des lichaams trekken, gelijk de H. Gregorius ons verklaart: «Wat baat de eenzaamheid des lichaams, indien de eenzaamheid des harten ontbreekt?» 1 Petrus Ortiz, zaakverzorger van Karel-den-Vijde, wilde een geestelijke afzondering houden op denBerg-Cassino; aan de poort des kloosters zeide hij tot zijne gedachten de woorden die Onze Zaligmaker tot zij te leerlingen sprak : «Blijft hier, terwijl ik derwaarts ga om te bidden. 5 Gedachten der wereld, blijft hierbuiten ; als ik mijne oefeningen geëindigd heb, zal ik u terugvinden en wij zullen onze onderhandelingen hernemen. — Men moet den tijd van de afzondering alleen gebruiken tot het welzijn zijner ziel, zonder een oogenblik te verliezen.
236
Quid prodest solitiulo oorpopis, si solitmlo defuerit cordis? (Mor, I. 30. c. 2:5.)
GODDELMKE ROEPING TE KENNEN. 237
7, Eindelijk, als gij in de eenzaamheid zijt, raad ik u aan het volgende gebed te doen dat ik u hier overschrijf:
« Mijn God, ik ben een ellendige, die U vroeger veracht heb ; nu echter, schat en bemin ik U boven alles en niets wil ik meer beminnen dan U alleen. Gij wilt dat ik U geheel toebehoore ; ik wil ook geheel de uwe zijn. «Spreek, o Heer! want uw dienaar luistert.» 1 Beer! maak mij kenbaar hetgeen Gij van mij vraagt; ik ben besloten in alles naar uw heiligen wil mij te schikken. In het bijzonder, bid ik u, doe mij kennen in weiken staat Gij van mij wilt gediend worden.» 2
Verzuim ook niet u gansch bijzonder aan de goddelijke Moeder Maria aan te bevelen; smeek haar dat zij u de genade verkrijge den wil van haar goddelijken Zoon volmaakt na te komen.
Vergeet ook niet, in uwe oefeningen, mij aan Jezus-Christus aan te bevelen; van mijn kant zal ik niet nalaten vooruop eene bijzondere wijze te bidden ; opdat de Heer
17
Loquero, Domino, quia audit servus tuns. (1 Reg. 3 10.)
Notnin fuc milii viam in qna ambnlrm. (Ps. 1 i2. 8.\'
238 middelen om de roeping te kennen. zich gewaardige u te heiligen, genade d ik u uit geheel mijn hart locwonsch, m noemende enz...
239
AANHANGSEL.
MIDDULüM DIE 5IE\\ GEnRCIISENquot; MOET OM OE GOD-DELIIKE KOEPiNO TE KENNEN.
In dit aanhangsel verzamelen en duiden wij beknopt de voornaamste middelen aan, door welke men gemakkelijk tol de kennis kan geraken van Gods inzichten aangaande den levensstaat dien men moet omhelzen.
Het is vooral van belang dat het hart van zonde vrij zij ; de Heer doelt zich gaarne mede aan hen die een zuiver hart hebben. «Zalig zijn deze die zuiver van harte zijn, want zij zullen God zien.» 1
Heb een wel geregeld gedrag. Te dien einde beschouw den Levensregel dien de Heilige Alphonsus u aanbiedt, en tracht hem getrouw te volgen.
f\\) üi\'ati mundo corde, quuniam ipsi Deum viilobimt. \'MatMi. ö. 8.)
A A Nil A NGSEL.
Beschouw do zaak der keuzo van oenen staat volgens God, als van het grootste belang, dewijl daarvan uwe eeuwige zaligheid afhangt.
IV.
Heb eene rechtzinnige uieening en een oprecht verlangen Gods wil, welke die zijn moge, te kennen en te volbrengen. Gij moet u dus in eene volkomene onthechting en in eene godvruchtige onverschilligheid ton opzichte van iederen levensstaat houden, om de werking der genade geenszins te verhinderen, gelijk gij hiervoren, n0 1, 2 en 3, gezien hebt.
V.
Vermijd zorgvuldig de verstrooiing; sluit u ten minste in de eenzaamheid des harten op, naar het voorbeeld van de heilige Ca-tharina van Siëna, en herinner u gedurig dat God dicht bij n is en aan het oor dos harten wil spreken ; gij zult zijne stem des te spoediger en duidelijker vernemen, als gij minder betrekking zult hebben mot de wereld.
AANHANÏSIiL.
Dc Heilige Alphonsus legt breedvoerig, in zijnen brief op bladz. 228 aangehaald, het nut der geestelijke afzondering uit. Indien het u onmogelijk zou zijn deze oefeningen te verrichten, hetzij te huis, hetzij in een klooster, waar men gewoonlijk vindt al wat men daartoe kan wenschen, tracht dit te vervangen dooreen afgezonderd leven en door het dikwijls overwegen der vier uitersten : niets inderdaad is meer in staat u fe verlichten en in goede gesteltenissen te houden.
In oogenblikken van twijfel, vraag raad aan een wijzen zielbestuurder, die als een afgezant van God is om u te onderrichten en u zeker te geleiden.
De genade van uwe roeping te kennen en er getrouw aan te beantwoorden, moet het eenige, of ten minste het voornaamste uitwerksel zijn dat gij in uwe godvruchtige oefeningen, overwegingen, communiën, gu-
201
2G2 AANHANGSEL.
beden, verstervingen, en in al uwe goede werken tot doel hebt.
IX.
De Heer wacht gewoonlijk niet, dezen te verlichten die hunne toevlucht tot Hem nemen; vooral in eene zoo heilige en aan zijn hart zoo aangename zaak; indien Hij u nog-tans gedurende een min of meer langen tijd inde onzekerheid liet, het zij om uwe getrouwheid te beproeven, hetzij om u nog beter te zuiveren, hetzij om u te versierken en tot hoogere volmaaktheid op te voeren, zijt wel op uwe hoede om in niets te verflauwen. Onderwerp u ootmoedig, rust met betrouwen en in vrede tot dat het licht voor u opga, want zeker zal uw hemelsche Va-iier u verhooren en uwe volharding zalonge-iwijfeld met den besten uitslag bekroond worden.
X.
In afwachting dat de Heer zich gewaar-ilige u te verlichten, wees niet minder getrouw om al de plichten te vervullen van den staat waarin zijne goddelijke Voorzienigheid u geplaatst heeft : het zou eene groote fout ziju uwe dagelijksche plichten
AANHANGSEL. 263
te verzuimen terwijl gij eene verandering afwacht; in dit geval zou God in plaats van u te helpen, zijue hand terugtrekken.
Ziehier, in \'t algemeen, de voornaamste kenteekenen eener ware roeping;
1. De cjoede mecning, dit wil- zeggen, de meening van dezen of genen levensstaat te omhelzen alleen om aan God te behagen en des te zekerder in de haven der zaligheid aan te landen.
2. he neiging en de bekwaamheid om de bedieningen welke aan dien staat eigen zijn uit te oefenen.
3. De kennis der plichten die hij oplegt, alsook de vaste wil, om deze tot het einde toe te vervullen.
4. Geen zwaar beletsel hebben, zooals uiterslc of groote nood in welken men zijnen vader of zijne moeder zou laten.
3. Het gunstige gevoelen van een wijzen zielbestuurder.
[De Vertaler.)
Inleiding van den vertaler.....v
Voorwoord van deu vertaler.....vji
OVER DE ROEPING TOT DEN RELIGIEUZEN STAAT.
J. In de keuze van oenen staat, welke deze ook zij, moet men zich onder
werpen aan Gods i\'aadsbcsluiten . . I
2. Over de roeping tot het kloosterleven :
hoe gewichtig het is haar stiptelijk te volgen.........5
3. Middelen om in de wereld de roeping
tot het kloosterleven te bewaren . 18 -i Gesteltenissen die vereischt worden om den kloosterlijken slaat te omhelzen ..........52
3. Van de beproevingen waarop men zich te verwachten heeft in het kloosterleven .........57
Besluit............(jö
VOOR HEN DIE TOT DEN I-ELIGII^UZüN STAAT GEROEPEN Z\'JN.
I. Hoezeer de zaligheid onzer ziel in den religieuzen slaat verzekerd is . . 08
2G0 1NU0DD.
2. Geluk der klooslerüngen in liet uur
der dood.........quot;3
7). Rekening welke hij, die aan zijnen roep niet gehoorzaamt, zal moeten afleggen voor Jezus-Christus in den
dag des oordeels.......quot;9
i. Foltering welke hij te verduren heeft in de hel, die verworpen wordt om het verlies van zijnen roep ... 83 o. Van de overgroote heerlijkheid welke de kloosterlingen genieten in den
G Van den inwendigen vrede, die God aan de goede kloosterlingen verleent ..........f5
7. Welk kwaad de lauwheid den kloos
8. Hoe dierbaar eene ziel aan God is, die
zich geheel aan hem geeft. . . .105
9. Hoe noodzakelijk het is, om heilig le
worden, er een groot verlangen naar
te hebben.........110
lü. Van de liefde die wij aan Jezus-Christus verschuldigd zijn, uil erkentenis voor Je liefde welke hij ons getoond heeft..........113
11. Van het groot geluk der religieuzen,
nabij Jezus in hel heilig Sacrament te wonen.........121
12. Hel leven der religieuzen gelijkt het
INHOUD.
meest op hel leven van Jezus-Cluis-
lus...........liG
15. Van den ijver dien de relisieuzen hebben moeien voor de zaligheid
der zielen.........151
14. Hoezeer de deugd van zachtmoedigheid en ootmoedigheid noodig zijn aan een religieus . . .■ . . .157 13. Van het betrouwen dat de religieuzen moeten hebben in de bescherming
van Maria.........U2
Gebed van den H. Thomas van Aquinen . I i(i Antwoord aan een jongeling die raad vraagt over den levensstaat dien hij kiezen moet..........149
Raadgevingen aan eene jonge dochter, die in twijfel is over den staat welken zij moet kiezen.........161
REDEVOERING TOT GODVRUCHTIGE JOiNGEDOCHTERS
Verhevenheid van den maagdelijken staat. 175 Middelen om de maagdelijke zuiverheid
te bewaren..........186
Slotwoord...........193
VAN DE ROEPING TOT HET PRIESTERSCHAP
1. Noodzakelijkheid der roeping om de heilige wijdingen te ontvangen . . 199
2G7
0(;y INHOUD.
2. Kenleekenen van goddelijke roeping
lol hel prieslcrschap......-0®
5. Aan welke gevaren men 7-icli bloolsleUl mei de wijdingen zonder roeping te onlvangen.........
OM DE GODDF.LIJKE ROEPING TE KENNEN.
Nul der godvruchtige oefeningen gedurende de geestelijke afzondering. Ifnef aan een jongeling die nadenkt over de ^
keuze van eenen staal......
Aanhangsel..........quot;d
•2ü8
2. Kcnleekenen
lol hel priest 5. A:m welke gev: mei de wijd\' onivangen .
OM DF. GODDF.L
Nul der godvrucl. rende de geesleli aan een jongelii keuze van eenen Aanliangsel . .
) XVerken van dcn lfi. ALPIIOIVSSJS,
Oefening der liefde lot Jean.-Cfc,
zielen die yorlangen hunne zaüaheid (e verj de volmaaktheid te streven door den li. AJ guon kcrMeoraar, uit het fraosoli vei-laal Theelen van de Congregatie des alleriieilig
I va[i öïöblz. Gebonden in linnen, i-oo
Bnvotic tot den O. J„,cph. aonwakl tien, seraoon cn lotzKiigdoor den U. Alpho; Kerkleeraar, vertuald door Pater H. ïlie, van 106 Wadz. Gebrocheerd ...
■ lt;ilt;;ïiJI.?orquot;quot;shc:d gt;\'•■gt;gt; «u v«
«en II, Aipliunsus kei-iileerani-, nit hét fr, door Pater a. Theelen. Prijs. ! , . .
II £r;01,C ,0\' ^ •\'«« Vagcvu,
U. Alphonsus kerkleeraal-, uit hal frlinscli . ater H. Theelou. Prijs. . . , ;
wyie om gedorls niet «od bezie
den Hv Aphonsus kerkleeraar, nit hst ta door Pater B. Theolen. Prijs.
loor hen die lijdén, naar den H. Alphon; «erkieeraar. dour Pater St-Onier, liedempl door i ater 3\'heelén, nayp de 2=j uitgave. Pri
\'frV ,quot;\'a,\'en of liet sê
B. Alphonsns korkleeraur vertaald door Pal Redemptorist. Prijs .
Hoe voordeeUs Uet is dagelijks In
naar den II, Alphonsus de Lignori kerkte van de Congregatie doa aiierheiligsten Pater St-Oijer, Bedemptorist, vertanM door i-edeiopfcrfst. iVijs.
I