E E N V O G E L J\' E 11 S 1\' E C T 1 E F 1)0011
J. HERMAN- DE KIDDER.
Bekijkt gij een land a vol d\'oiseau, dan kunt gij veel laten rusten, wat verbaasd interessant en doodelijk vervelend is. Alle geographische afmetingen blijven dan op nonactiviteit en alle geologische kwesties worden ter zijde gesteld. Zoo\'n kijkjen uit de hoogte en de verte op een bezitting groot en rijk, als in Zttid-Amerika ons duur verworven eigendom is, zou slechts een volslagen vreemdeling hors de saison kunnen noemen. En..... doch ik wil u een vogelperspectief
leveren, zonder te verzwijgen, dat ik een regel of wat aan een vroeger geschrift ontleen \').
Verbeeld u, dat wij ons Vaderland met al zijn steden en dorpen, veen- en heigronden, wei- en korenlanden in de West konden verplaatsen: Nederland zou zich in onze volkplanting verliezen. Wij konden tot de Belgen zeggen: laten wij ons, vroeger door de koude hand der diplomatie aan elkaar gegeven, als oude vrienden vereenigen; er is plaats voor ons beiden. Waren daar nu die twee njken, dan zouden wij er geheel Zwitserland met zijn bergen en meren bij kunnen voegen. Er was voorts nog een plek te vinden voor bet hertogdom Nassau met Hochheim, J ohanncsberg, Geisenheim, Rudesheim; doch nemen wij dit paradijsjen , laten wij er Baden bijvoegen, dan hebben wij bij den Kijn den n en den Neckar, Wij kunnen het Vaderland van onze koningin ook nog wel opnemen, dan bewijzen wij een attentie aan do Wurtembergsche kolonisten, die wei op onze volkplanting gevestigd hebben onder aanvoering van een wakkeren •-tuttgarter, die als kruideniersjongen wegliep, zich bij het Hardcrwijksch depot ic aanwerven, het tot den rang van fourier bragt en thans als mijnheer A. kappleu een man van poids geworden is. Vroegen wij aan België: hebt gij ei ook tegen, dat wij het geheele koningrijk Saksen tot ons noodigen, dan zou het üroot-Hertogdom Luxemburg, waarop het een wel verklaarbaar zwak
l.ovLZtiit7Cn0men quot;ll b0C,C\'i\'\'n\' Elt;\'11 levenstoeken op een doodenveld. Te Schoon-
w\'quot;en «eten, belli^k^™ ^ ^ ^
2
heeft, kunnen roepen. Gingen wij nu aan de kadastrale opmetingen, dan zou er nog zoo weinig vrees voor te groote land uitgifte zijn, dat er wel een mooi hoekjen voor het heerlijke Thüringen overbleef en melden zich soms nog landverhuizers aan, om plaatsgebrek behoeft men ze niet af te wijzen, want de zuidelijke grens van Nederlandsch Guiana is hoogstens aangenomen, maar nog volstrekt niet afgebakend. Zulk een breede strook lands mogen wij op de noord-oostelijke kust van Zuid-Amerika de onze noemen! En welk een heerlijke, rijk gezegende bodem! Suriname, ons Suriname behoort onder de meest uitstekende landen, waar de natuur haren schoot milddadig, ik zou haast zeggen overdadig opent, zoodat eens menschen hand traag kan blijven en\' toch gevuld wordt. Zie eens welke bossehen! Gij vindt er stammen die door deugdelijkheid en algemeene bruikbaarheid voor al de geprojecteerde spoorwegen en andere kolossale werken van Europa voldoend hout opleveren. Bruinhart, groenhart, geelhart, purperhart, ijzerhart en hoe de veelsoortige boomen mogen heeten, zijn uitnemend voor een elegant mobilair te bewerken. — Het is een land waar een eeuwige zomer heerscht, waar kostelijke vruchten en heilzame wortels rijkelijk wassen. Is den mensch de kunst nog vreemd, om de smakelijke visschen, waarvan de rivieren, kreken en zwampen wemelen, met bet net te vangen, hij stampe een zekeren wortel, strooije het poeder op het water en een menigte bedwelmde visschen heeft hij slechts te grijpen, om zich in een vangst te verheugen, rijker en meer verscheiden, dan een onzer door de zegen afgcvischte vijvers ooit oplevert. Verdwaalt iemand in de bossehen en vindt hij geen bron, om zijn dorst te lesschen, hij neme den tak eener soort van wilde, doch welig groeijende rank, of klimplant , en koel en helder water droppelt er uit. Een boog en pijl is ligt voorhanden, en is het hem daarmee gewapend, te lastig, om zijn buit op te sporen, hij zette zich neder en bootse het geluid van dieren na, welke bij troepen rond-loopen, of van het gevogelte, dat de lucht vervult, dan lokt hij ze binnen het schot en een keur van wildbraad valt hem ten deel. Legt hij zich op den landbouw toe, de maïs belooft en geeft, ook onder weinig arbeid, een grooten oogst |; en geen stormwind rooft den bloesem weg der vruchtboomen , welke hij om zijn woning plant. De kalebas levert hem llesch en schotel; het spinsel, dat de takken van den kokospalm bedekt, levert draden om te weven, wat men voor dek en j kleed noodig heeft. — Is het niet alsof het Luilekkerland uit het gebied der i fabelen in dat der werkelijkheid overgaat?
Laat de teleskoop eens rusten en wapen uw oog met de mikroskoop — lieve hemel, welk een verschil! Gij kijkt en gluurt en zoekt naar menschen. Er wonen op dien uitgestrekten, rijken bodem nog tweeentwintig duizend zielen minder dan in onze provincie Drenthe, de minst bevolkte der Ncdcrlandsche gewesten. Bedenkt gij, dat veel meer dan een derde gedeelte der populatie ingezetenen van de stad Paramaribo zijn, dan is het, als of de mensch, de mensch alleen afschrik heeft van een plek, waar volgens des Heeren wil en werk, n de wateren overvloedis voortbrengen een gewemel van levende zielen , en het gevogelte boven de aarde vliegt.quot; Op uren, ja, mijlen afstands geen redelijk wezen vindende, zoudt gij hij-kans denken, dat van Suriname\'s akker de vloek gold over kaïn uitgesproken; wals gij den aardbodem bouwen zult, hij zal u zijn vermogen niet geven.quot; Met j®
welk een soort van kunstglas Ds. van schaick zijn oogen wapende, toen hij de vermetelheid had van te schrijven: // Suriname strekt ten bewijze van den godsdienstzin der vaderenquot; weet ik heusch niet, doeh een wonder gekleurd glas was het zeker, haast zoo wonder als van mijnheer belmonte , die in allen ernst voor een paar jaar schreef: «er is in Suriname geen slavernij.quot; Op den vollen middag der 19110 eeuw moeten wij met geopend oog en ontwaakt geweten toezien, dat de schuld onzer vaderen niet op onze kinderen wordt overgebragt. Er rust een vloek op het schoone land en het kon wel niet anders, of //Nederland\'s geliefde kolonie,quot; om op zijn zeventiende eeuwsch te spreken, moest een lastpost worden. Dat zal ze niet blijven. Suriname — ons Suriname gaat een toekomst tegen,
die..... die niet te berekenen is. Het heeft zijn rol niet uitgespeeld. De
beroemde geschiedkundige heeren getuigde van het vestigen der volkplanting: «er was tijd en Hollandsche standvastigheid toe noodig, om uit dit ongezonde land een der bloeijendste kolonieün voort te brengen.quot; Ik ben waarlijk in groote vrees, dat thans wel eens kon geschreven worden: // hoorend doof en ziende blind, liet Nederland zijn meest nabij gelegen overzeesche bezitting verloren gaan.quot; Het is niet ongewoon te onzent een spoed eischende zaak Question bruiante te noemen, tot dat ze eindelijk zachtjens aan uitdooft. Zoo kan het met Suriname\'s geesel en Nederland\'s zonde niet gaan. Wij allen — koning en ministers, eerste en tweede kamer, het gansche volk - wij zijn abolitionisten. Het verbreken van den slavenketen is een maatregel van onvermijdelijke noodzakelijkheid geworden. De stem dor menschelijkheid, der beschaving en des Christendoms heeft gesproken. Och, dat men spoedig in opregtheid volgde en den eisch des tijds gehoorzaamde, Er ligt in Suriname een schat op en onder den bodem, te verzamelen en op te delven door de vereelte hand van den vrijen arbeider. De zweep heeft eindelijk lang genoeg het vleesch gemarteld cn den geest onderdrukt, hem, die den slag toebragt en die hem ontving, m gelijke mate verdierlijkend. Het wordt tijd, hoog tijd, dat aan de stille wateren van Suriname en Commewijne, Coppename en Corantijn, Maro-wijne en Samaracca — zes zilveren linten door een goed land gevlochtcn -zich een maatschappij ontwikkele van menschen, nakomelingen van een ras, hetwelk de vaderen allerprofijtelijkst voor den handel noemden. Het zeilend drie-mastschip met het devies: geregtigbeid, godsvrucht, trouw, zinnebeeld van de bron van Necrland\'s opkomst en van de zenuw van Neêrland\'s welvaart is \'iet wapen van Suriname; dat wapen, bezoedeld en bevlekt door slavenzweet •■n slavenbloed, worde van do smet gezuiverd, opdat Afrika\'s geroofde zonen niet tegen ons en onze kinderen getuigen I Haast u langzaam is aller wijzen spreuk. Goed en wel, maar haast u toch! Reeds meer dan veertig jaren heugt \'te afsehading van den slavenhandel, op hot Weener congres uitgekreten als ween geesol, die Afrika verwoest. Europa verlaagt en de geheele menschhoid bedroeft,quot; en nog duldt onze Natie den slavenstand. Men heeft in dezen tijd van telegrafen \'quot; spoorwegen haast met alle dingen, en met de ophelling van dien eenigen gruwel onder al de gruwelen blijft men traag. Deze eeuw is bijkans zestig jaren 0l\'d; de helft van haren leeftijd verstreek onder het wikken en wegen van be-Smselen, ontwerpen en maatregelen. Wanneer zullen onze West-Indische slaven
vrij zijn i. d. vraag, .li. »» «11. k.nt.n -o-dl pÊ~. V» har. bea.lw.ordi.g
lianst de toekomst eener heerlijke kolonie af. .
vtrttg d,,i..«d zwarten wacht., g.d... op l,.t b..luit ... blank. 01™«.., die wet.» dat er g...hr.,e. .ta.t, .1« .i.ma.d zijn broed., ver rede t .. „ok wete.\', dat het N.g.rvolk .en a.fc.p»! va. de. heilig.. God, h.t .lav.n. volk een maaksel van den zondigen mensch is.
o ,.5namp door een vogelperspectief bekeken, is met zijn kreken en vlakten,
onder de Nedevlandsche wet is dat Paradijs tot een hel misvormd. lang
zal dat duren?