-ocr page 1-

CURASAO

ZIJNE BEWONEKS

DOOR

INTERNATIONALE DRUKKERIJ,

CURASAO,

/

%

188».

-ocr page 2-

_

quot;

::nsr.

V

\'gt;gt; \'gt;* Mk :v,- gt;. 1

-- yi }••■

\'•quot;■ \' A lt;■ i i !

-ocr page 3-

VOORBERICHT. .

Oorspronkelijk hail ik het plan, Curasao cd zijne bewoners in den vorai van een romantisch verbaal te schetsen. De bouwstoffen hiertoe had ik reeds bijeenverzameld, Alvorens échter aan dat mijn voornemen gevolg te geven, raadpleegde ik een mijner vrienden, die my ronduit verklaarde dat zulk een werk uiy zeker vele vyauden en ontelbare onaangenaamheden op den hals zoude halen, daar men in de personen, die ik in myn verhaal zoude doen optredèn als typen van bet volkskarakter of van de gebreken en deugden der Oura^ao-sche bevolking, zeer zeker dezen of geneu zoude willen herkennen. Daarop gaf by my den raad, liever een werkje te schryven, dat, Curasao bescbryvonde en een overzicht zyner reeds geschreven geschiedonis inhoudende, bet volkskarakter op ernstige wyze en naar waarheid schetst.

Gulweg moest ik bekënnen dat myne krachten om iets üergelyks tot stand te brengen te kort schoten; doch die vriend sprak my moed in en beloofde my zyne hulp. En krachtdadig is deze hulp geweest; zonder die zoude ik allicht halverwege stil zyn blyven staan eu lieden het onuitsprekelyk genoegen niet smaken, dit Voorhericht voor bet thans voltooide werk ter neer te stellen.

Ik neem daarom deze gelegenheid te baat om hem . openlyk myn oprechten dank voor zyno krachtige medewerking te betuigen eu hèm de verzekering myner altyddurende erkentolykbeid aan te bieden.

Aangezien door meer bevoegde pennen do geselde-nis van Curasao reeds is geschreven, heb ik er, zooals hierboven is gezegd, slechts een overzicht van gegeven en bet tot nu toe onbewerkte tydvak, nl. van 18G8 tot op onze dagen, uitgebreider behandeld. In dit korte tydsbestek is er hier veel gebeurd, dat in de onvórgankelyke en onpartydige bladzyden der geschio.

-ocr page 4-

il

mtP\' nakomeling

Putten en de klinpén l(w«n ff l,,t zoude kunnen

\'cS!mt ^S\'deD\'BMrop het

Jlmos eender vooraaamste0Sdel\'\'tlcllt ««quot;quot;«on eo ls verreweg de meeste inilZdndaelen vao bestaan var üe emancipatie der slaven d Van 0quot;^ao. Van

^tgeving ; de stoomboJSï\' SnT ^ eener «ieuwe

^ faatschappyen, welke ons eillnd °ovlt;*1q ^erscbillende ■ eo van een prachtiVe gt; aandoen: hefc bon

* aan-van üo/een ,jraetse,aars-loge; he7 nnT sïlchten van ^e? oSt^3500.1116^ Werkplaat . het \'eer n^nwsbladen ; de oürichdnwyZOnderö ScboIen en \' a een boekhandel in het ,8 7an laeer drukkervón

^srirr \' 5DgrgriMien

; teETf,1quot;quot;quot; wt

;»or een orerïleht ZyCêJa^ 0D3 eila°quot;|oS

mtligen daff, en Ami hfi göschiedenis tot n J ,ig reuoegou gelezen moge wSlaï door ^len mefc

lt;• «01 vallen. ^ zJ-lt;le van bel pu®

Cnrajao, 1882. 1gt;JÏ SojijirvBn.

|!

ill rf:

ml

I- ;•

\\

-ocr page 5-

CURACAO.

Beknopte geographische beschryving.

Curasao, een der Nederlandsche West-Indische •ilanden, in de Caraïbisehe zee, ruim 13

uren van de Noordkust van Venezuela, op 12° ö \' N. B. en 68° 59\' W. L. van Grcen-Avieh. Het is langwerpig van gedaante en strekt zich uit van het Zuidwesten naar het Noord-Oosten met eene uitgebreidheid van 7,62 vierk. geographische mylen. Zyne lengte is 20 uren gaans, en zyne breedte is van 2\\- uur tot i uur (1j, welke laatste breedte het ongeveer in het midden heeft.

De bevolking bestond, naar de jongste offi-cieele statistieke opgaven (einde 1878) uit 23,977 zielen, met inbegrip van het garnizoen, nl. 10.704 mannen en 13.273 vrouwen.

1

Volgons Kramers\' Geographisch Woorden book, ge-hool horzion ou naar do beste bronnen bewerkt dooi J. Jurrius, leoraar aan do Hoogcre Burgersobool te Mij mogen, nitg. 1S78, is do lóngto 1(5 uiu\' on de breedte van -A tot A nnr.

-ocr page 6-

Naar de kerkgenootschappen verdeelde Curasao\'s bevolking aldus: 1587 Nederlaiv Hervormden; 21.507 Rooinsch-Katholiekei 883 Israëlieten, waarvan 305 tot deNederlanc - . i Her vormde gemeente behoorden.

De bodem van Curasao bestaat voornam, yi uit kalkrots en groensteen-formaticu, v . uit lagen van witten mergel. De oppen-is golvend en met afgeronde heuvels als hc zaaid. Op enkele plaatsen verheffen deze /ic tot kleine bergen, die over het algemee • het Noorden en Oosten steil, maar naai r Zuiden zacht afbellend zyn. In het W ; heeft men de St. Christoffel, ongeveer 400 \' i. hoog; in het Oosten de Tafelberg, die ziel: \' (gt; ellen boven de oppervlakte der zee vei^ in het westelyk deel de Priesterherg en de Gebroeders-, de overige verdienen slechts ?; naam van heuvels.

Aan den Noordkant is het eiland voor gt; pen ongenaakbaar, dewyl de rotsige ku zich loodrecht uit eene aanmerkelyke diepte . beft, doch aan de Zuidzyde is de oever z icht-glooiend en vormt onderscheidene baaiei: voornaamste dezer is de St. Anna-baai, aan de Willemstad gebouwd is, en die, na «w aan den ingang, eene uitmuntende ] oplevert, welke naar een uitgestrekt bi; meer, Schottegot genaamd, voert, ruir -• diep genoeg om aan eene aanzienlyke v!\'-van de zwaarste schepen eene veilige f 1

j /P

-ocr page 7-

plaats te verschaffen. Voorts de baai van St. Middel, de Cardcas-haai, die van St. Marie en Knip-, in het Noorden heeft men de baai gt;Sa-vonmt, die van St. Pieter, van Ilato en van 1 St. Joris.

Het aantal kapen is gering. Men vindt er eene ten Zuid-oosten van het eiland, welke de punt Kanon wordt genoemd en zeer gevaarlyk voor de scheepvaart is tengevolge van den sterken stroom, die bestendig langs de kust gaat en er eene vreeselyke branding doet ontstaan. Ook de Westpunt zonde men ouder het aantal kapen kunnen rangschikken.

Cura9ao is niet gezegend met rivieren noch beken. Zoetwaterbronnen vindt men alleen op de plantages llato, San Pedro en naby Bon Pays op den berg Rincon. Deze bronnen, waarvan die op Ilato do voornaamste is, ontspringen aan rotsspleten en geven in den drogen tyd zeer weinig water. (*) In de behoefte aan drinkwater voor mensch en vee voorzien op de plantages putten, en in het stadsdistrict regenbakkeu, waarvan schier elk woonhuis van een voorzien is.

De schoone en veilige haven van Cura9ao,

{*) Op eene êxcnrsie, dio ik naar Ilato dood, nam ik een glas van het bronwater on deed er limoönsap in om er eeno limonade van te maken. Ik nam eeno opbruiscbing waar en herhaalde do proef met nog een glas; hetzelfde verschijnsel doed zich voor, waaruit ik do gevolgtrekking meende te mogen maken dat het bronwater op llulo mineraal is.

-ocr page 8-

waarvan ik hierboven reeds met een enkel woord gewag heb gemaakt, is een der sehoonste en veiligste in de West-Indien. Zy heeft eene lengte van ongeveer 1400 Ned. ellen en bezit aan den inganp; eene breedte van 95 ellen; doch aan de Westzyde is zy zoo door koraalriften bezet, dat er slechts 60 — 70 ellen vry vaarwater overblyft. In den laatsten tyd heeft men weieens beweerd dat de haven van Cura9ao door den orkaan van 23 Sept. 1877 niet meer in den goeden toestand van weleer verkeert; doch uit ingestelde onderzoeken en uit verklaringen van ervaren schoenerkapiteins, practische zeelieden, die de haven honderden keeren in \'t jaar uit- en inzeilen, zoomede uit het feit dat groote stoomschepen in de laatste drie | jaren zonder stranden of stooten worden binnengeloodst, mag men de gevolgtrekking maken, dat zy, evenals vroeger, in goeden toestand verkeert en even veilig is.

In den vollen Noordoost-passaat geleg\'en, is op Curasao het luchtgestel droog en gematigd warm, derhalve zeer gezond, zoodat de inboor- | lingen betrekkclyk een krachtigen en hoogen ouderdom bereiken.

Evenals schier elk ander land is ook Curasao door hevige epidemiön bezocht geworden, o. a. door do pokziekte, die in 1815 en 1827 —18?0 menig kostbaar offer eischte. Maar vooral 18(52 heeft zy vele slachtoffers gemaakt en m -nig huisgezin zwaar getroffen. Zy werd, nas

-ocr page 9-

0 I beweerd wordt, van het eiland Cuba overgebracht. Zy brak uit in de eerste helft van Mei en eindigde tegen het laatst van November, dank de voortreffelyke maatregelen van het Bestuur, de liefderyke verzorging van eenige geneesheeren, en de onwaardeerbare diensten der geestelyke Zusters van Liefdadigheid. Van de 800 door die ziekten in 1862 aangetasten, stierven er 236, waarvan verreweg de meesten niet gevaccineerd waren, iets waartegen ook hier by sommigen zeker vooroordeel bestaat, dat gelukkig thans begint te wyken. De cholera heeft zich op het eiland nooit voorgedaan, en toch heeft zy in zeer nabygelegen landen vry hevig gewoed. Andere ziekten van epidemischen aard, zooals mazelen, roodvonk enz. die maar zelden zich voordoen, missen hier gemeenlyk het kenmerk van kwaadaardigheid.

Dat Cura9ao voor een der gezondste West-Indische eilanden gehouden wordt, kan hieruit blyken, dat er hier uit Sto. Domingo, Jamaica, Pto. Rico enz. vele lyders, vooral aan de tering, komen, waarvan velen, na hunne gezondheid herkregen te hebben, naar hun vaderland temgkee-ren, en sommigen zich hier metterwoon vestigen.

Endemische kwaadaardige ziekten heeft men hier niet. De gele koorts, die sommigen als zoodanig willen beschouwen, breekt hier nooit uit dan wanneer zy op andere plaatsen in de nabyheid heerscht, zoodat zy miur alle waarschynlykhcid hier overgebracht wordt.

i

-ocr page 10-

__ (3 __

•TT—

Het eiland Curasao (l)is verdeeld in vyf districten. Het eerste — stadsdistrict — is het belan^ryk-ste en bevat de zoogenaamde voorsteden Pleter-maai, (2) Scharloo, Otrabanda (3), alsmede de Willemstad, (4) de hoofdplaats, aan de haven of St. An na-haai gebouwd. De vier overige districten

ij;

fï 1 III 1

K

(1) Er bestaan onderscheidene lezingen omtront don oorsprong van den naam dezes oilands. In oude geo-graphiscbo wérken vindt men dien op veschillondo wijzen geschreven. Do Eranschon noomdon hot eiland Corossol, naar do vrucht zuurzak of flesclmppel, welko hier in het wild groeido en van hier naar do Franscho koloniën is overgebracht.

Sommigen kennen den naam een Spaanschen oorsprong too ca beweren dat hot éiland dien kreeg omdat zijno oorspronkelijke bewoners, do Caraïben, een Spaanschen priester gebraden en opgepenzold hebben. Curasao zou (;en verbastering of liever samentrekking zijn van Oura (priester) en asado (of mot weglating van de lt;7, «srto, gebraden).

Anderen bewóreu dat het eiland naar zijn eersten ontdekker, don Spanjaard (^uirazao genoemd werd.

(2) Vermoedelijk aldus gcuaanul naar zókeren IMoter May of Maai, dio aldaar het eerst eeno woning gebouwd en er zich gevestigd lieett.

(3) Dó naam Olnibamla is samengesfcold uit twee Spaanscho woorden en beteokent in bet Nederlandscb Overzijde. Met dezen naam en ook met dien van tipaansche zydc wordt dit gedeelte van het stadsdistrict gemeenlijk door de Nedérlandsch sprekende ho-wonora dos eilands aangeduid.

(4) Waarschijnlijk aldus genoemd naar quot;Willem TIJ, zoon van den stadhouder Frederik Hendrik, dio gestorven was tegen den tijd dat de ringmnren om do stad voltooid werden.

I f

it 3® \' i! \'

if I [

i

i\'i

i 1

I t

i |

i

11

■ .!

!4t

,11 tl.

lil

li H m

\' Vri\'mBiM\'ii

r

-ocr page 11-

7 —

bevatten ongeveer honderd plantages en tal van savanna\'s (1).

Op Pietermaai, een smalle strook gronds langs de zee, ten oosten van de Willemstad gelegen, werden voor het eerst huizen gebouwd omstreeks liet jaar 1750. Pietermaai vormt een breede straat, met groote en kleine huizen aan weerszyden. Deze straat, die van de Willemstad af by het plein vóór het Stadhuis, de Foï-poorta (2) genaamd, begint, verdeelt zich eindelyk in tweeën en gaat ten Noorden om liet Waaigat (3), waar zy zich met den weg ^ \' :rh- ■ v- rr.-.nigt. Oostwaarts leidt zy Op dezen weg vindt men liet luns Ouer dat in 1862 als hospitaal

^oor pokkeulyders dienst heeft gedaan, zoomede Ie Pen, vroeger een gouverncments-gebouw, ivaar de Gouverneur Cantz\'laae zyn verblyf liield eu vanwaar hy slechts tweemaal \'s weeks zich ter afdoening van zaken naar de stad begaf. Dit huis, dat op kosten van het gouver-

1 0

(L) Zoo uoomt meu hier do vlakten, waai* tijdens do slavernij do slaven ou thans do vrijo negers on andere plantagóbowoueis hunne hutton bouwen.

(2) Of Buiten de voort, aldus genaamd naai\' eeno poort, waardoor men gaan moest als men zich van do stad naar Pietermaai begaf. ÜCze poort word des avonds gesloten, cn zij, die er door wilden, moeaten den Portier eon kleinigheid be*.alen voor het opon-raakön daarvan.

(3) Hot WaaUjal is oen ondiep binnenwater dat Scluirloo van do Willemstad scheidt.

«

-ocr page 12-

nement door den Architect Graüaim is g-cbou werd later aan een particulier verkocht. ].\\ u ziet men vóór hetzelve de ruïnen van het wa \' huis, waar een eerewacht voor de veilig! 1 van den Gouverneur zorgde.

In dit gedeelte van het stadsdistrict en r.\'? op het plein Foï-poorta, dus aan het be i van de Pietermaai-straat, vindt men het Si of Eaadhuis, dat onder toezicht van den luitenr rü -ingenieur SCHUT is gebouwd en welks sicrl; frontispice naar de W Ulemstad gekeerd is. T1 o. trappen met marmeren treden leiden naar avi. ruime vestibule, waar men de stevige pila ui ziet, die den klokketoren hadden moeten drag welks bouw helaas! wegens het opraken Ca fondsen niet kon plaats hebben en alsnog nu de pta voto behoort. Ter rechter- cn link;) zyde van de/.c vestibule vindt men de vry ruime zalen, waar het Hof van Justitie en dc Koloniale Kaad hunne zittingen houden. In \'o van dezen liaad worden ook de burgerl} huwelyken voltrokken en de zittingen c iudeelings-commissie voor dc\' Schuttery, die ( School-commissie enz. gehouden. De vestibi ■ loopt uit in een langen gang, waar men na; elkander eenige kantoren vindt, zooals dat v . den Procureur-generaal, den Advokaat-genera dc deurwaarders, de griffie van het Hof v Justitie. Vlak voor de vestibule heeft men u zaal van het Kantongerecht.

Het benedengedeelte van het Stadhuis is ir

-ocr page 13-

gericht voor gevangenissen. Vóór verleden jaar is dit gebouw met een gedeelte van de battery aan den zeekant door muren verbonden, en tien schutgatgewelven ofquot; kanonkelders tot gevangen is vertrekken ingerieht ; ook werd een lokaal bestemd tot liet houden van godsdienstoefening en school. De cipier en de gevangen-waarder hebben woningen in het benedengedeelte van het Stadhuis.

Beoosten het Stadhuis en van elkander gescheiden door gangen, staan op dezelfde lyn het eenvoudige doch nette gebouw van de Vry-tnetselaara-loge Do Vergenoeging en de tempel Emanuel, het bedehuis der Nederlandsche Hervormde Israëlietische Gemeente.

De eerste steen van genoemden Ma^onniekeu Tempel werd gelegd den 18 Oct. 18(58, terwyl zyne inwyding den 3 Juli 1869 plaats had.

Omtrent de eene en de andere plechtigheid vindt men liet navolgende in de Curagaosche Courant, het eeuigste alstoen op Curasao ver-schynende nieuwsblad :

\'\'LI. Zondag (den 18 Oct. 1868) wais een vreugdedag voor de alhier gevestigde Nederlandsche Loge De Vergenoeging. Op dien dag werd de eerste steen gelegd van den Mayonnieken Tempel, dien genoemde Loge voornemens is te bouwen op liet terrein, haar in eigendom toe-behoorende, gelegen tusschei\' het Raadhuis en den Tempel der Nederlandsche Hervormde Israëliet ischu Gemeente alhier.

-ocr page 14-

— 10

Deze buitengewone plechtigheid had te halt 4 ure \'s namiddags plaats. Zy werd geopend met eene toespraak, gehouden door den Heei Mr. Sol. C. Henriquez, Voorzittend Meester van De Vergenoeging; hy heette alle aanwezigen welkom daarby, deelde vervolgens mede de noodzakelykheid, die voor deze Loge bestaat om een eigen tempel te bezitten, en besprak eindelyk met korte woorden, de beschuldigingen, die ten onrechte tegen de Vrymetselary door hare stelselmatige bestryders worden ingebracht. Daarop werd de hoeksteen met de gebruikelyke mac^onnleke ceremoniën gelegd dooiden Heer P. 1. Beaujon, Gedeputeerde van Z. K. H. Prins Frederik der Nederlanden, .Groot Meester Nationaal der Nederlandsche Vrymetselary, waarna door de Heeren J. J. Naar en S. M. Lansberg, Redenaars van De Vergenoeging, en den Heer Ths. Chapman, Redenaar vau de alhier gevestigde Loge Igualdad, voor del m gelegenheid toepasselyke redenen werden ge-f m houden. f {[[

By het sluiten van de plechtigheid richtte de Voorzittende Meester het woord tot den Gedeputeerden Groot Meester Nationaal en wenschte hem geluk met deze gebeurtenis, die eene by-zondere beteekenis voor hem moet hebben, als kind van 7)e Vergenoeging en als een dergeuen, die niet alleen zoo werkdadig tot hare heropening in het jaar 1854 hebben medegewerkt, maar die steeds met yver tot hare instand-

-ocr page 15-

— il —

houding en voortdurenden bloei werkzaam is. Hy bracht den dank der Loge toe aan den HoogEdel Gestr. Heer Gouverneur der kolonie, die, welwillend aan de uitnoodiging der Loge irehoor gevende, aan dit feest meerder luister door ZynEds. tegenwoordigheid heeft bygezet; aan den Voorzittenden Meester en Leden dei Loge Igualdad en andere vrymetselaren voor het deel door hen aan de werkzaamheden van den dag genomen, en aan alle aanwezigen vooi de belangstelling door hen in deze onderneming aan den dag gelegd; ook de afwezigen, van wie de Loge blyken van medewerking heeft ondervonden, werden door hem herdacht en daaronder meer in het byzonder de Loge Concordia gevestigd te Paramaribo, ien slotte sprak hy den leden van De Vergenoeging een

hartelyk woord toe. , .r, .

Deze maconnieke plechtigheid, die door militair muziek werd afgewisseld, had plaats onder ecu met groen en vlaggen smaakvol versierde tent, die op het terrein was opgeslagen. Eene groote menigte toeschouwers had zich daar verzameld om dit buitengewoon feest by te wonen.

quot; Hetquot; plan van het gebouw is door den Heer Tha Chapman vervaardigd, die als architect by deszelfs bouw werkzaam zal blyven.

Naar wy vernemen kunnen degenen, die wenschen deel te nemen in de geldleening dooide Loge tot den bouw van dezen tempel geopend,

halt end leer van gen de taat irak binary in-; de oor van •oot tse-en mg, de del ge-l

itte : 3e-1 hte by-als en, pekt, id-

-ocr page 16-

— 12 —

zich alsnog by de daartoe benoemde Commissie, ] bestaande uit de Heeren W. C. Gilerste, J. J. Naar, j Moses Sasso, F. W. Netiman, J, W. Koentze en a S. D. C. Henrique/ vervoegen.quot; ^

e

quot;Den 3 dezer (Juli 1869) had de plechtige in-1 wyding plaats van den Ma9onnieken Tempel van -de alhier gevestigde Loge De Vergenoeging, waar- . van de eer.ste steen op den 18 October jl. gelegd is , geworden. De plechtigheid werd nog meer ver- . noogd door de receptiën van twee kandidaten,; de viering van liet St. Jansfeest en de installatie • van het nieuw bestuur. Meer dan honderd per- , sonen, zoowel leden als bezoekers, hebben deel aan deze feestviering genomen. —Na den afloop der werkzaamheden, die van 6 ure \'s namiddags tot 10 ure \'s avonds hebben geduurd, hebben de aanwezigen zich aan een bankettafel veree-nigd en zyn eerst tot laat in den nacht uiteengegaan. By allen, die dit buitengewoon en heuglyk feest hebben bygewoond, zal het zeker in eene aangename herinnering blyven. ,

liet gebouw, dat een smaakvol uiterlyk heeft, was gedurende de laatste week vóór de iuwy-ding ter bezichtiging gesteld; wy hebben het bezocht en moeten zoo wel den architect, den Heer Ths. Chapman, als de heeren Commissarissen, die belast waren met het toezicht over den bouw en met het ameubleeren, allen lof toezwaaien, wegens de alleszins doelmatige en sier-lykc uitvoering van de hun respecticvelyk op-

/

-ocr page 17-

tquot;

\'r. i /jaren rusten

n

,

, . V ! \' \' •• quot; • ** • *

is, \\\'lak tegenover dit gebouw staat

i:-i

do Provisie- en (\'Iroentemarkt, eigendom

van

gt;(ia:o i ■\'

i ieiic lt;.\'11 na i om iu 18ii4 herovnani

: sier •. - a net alaadhuis staan twee militaire ^evangenissn, en ten noorden luorvan vindt men het\'eenvoudige (Joch ruime en lueh-tio\'c ^\'eliouAN eener landaseliuol.

^rA\'alns-. liet \'Raa-iaals cu het i.oge-o\'ehouw is er een militaire bakkcry, waartoe twee kanonkclders der oatieiy v.\\ _ -er lt; ut ca \\v aar het voor \'t garnizoen benoodigde brood gebaK-kea wordt. Twee andere bogen ut schutgat-o-owelvcn eter battery zyn ingerieht tot een militairen kleennakertjwinkel.

Achter het Loge-gebouw A\'indt men dat eener

militaire smedery.

Aan bet uiteinde van de battery en hiertegen, aan de noord/.yde, is er, na den orkaan van •gt;;» Sept. 1877/ een veekoraal gebouwd, waarm het voor de siaehtery bestemde vee opges wordt.

Ton oosten van de battery en op dezeihle 1Vm staat bet s!a\';hthnis, hetwelk ter vervanging quot;uet .lour den orkaan weggespoelde ge-

gt; C » * 1 A I___

hiUquot;; ■A\'

..odrageiie limli. liet gebouw staat tussel.en het Raadhuis en den Tempel der iNedcrla ndsclu\' Hcrvoyindc l8nü5Uctirgt;clxe ivomr^ntc cn is een wc-

iMiul te liu-cr x .\'tjr :?tao.

ij. ! ;■ Iin 1787 j.I\'/.O! q\'quot;

V, v;iU i

-ocr page 18-

do familie van wylen den Heer J. J, Naar die /.e in 1868 heeft doen bouwen op een hem daartoe door liet gouvernement der kolonie in concessie afgestane stuk gronds. Men zoudt zich echter ten zeerste vergissen als men meende dat ter deze markt provision, groenten enz| verkocht worden, want, niettegenstaande dat eij wettelyke bepalingen bestaan die het verkoo\' pen van die waren op de openbare stratei verbieden, en de eigenaar den verkoopers aan geboden had om kosteloos van de markt ge bruik te maken, hebben zy tot nu toe daaraan geen gevolg willen geven, zoodat hy ten laatste verplicht was de gebouwen dier markt vooi woonhuizen te verhuren.

Ten noordoosten dezer markt en aan het binnenwater de Waaigat, vindt men de verledeu jaar voltooide vleeschmarkt, een ruim en stevig gebouw, waar de slachters hun waren verkoo pen- Het is inderdaad jammer dat zulk eei gebouw, hetwelk Pietermaai tot sieraad zoud; hebben verstrekt, in zulk r achterbuurt moest daargestcld worden. P u, welke voor h(t bouwen dier markt ter jgt; ^gegeven word,

is beduchtheid dat zy gt; in geval vaï

een orkaan, weggespoeld v, \' -den. Het bly\'t echter de vraag of zy daa •. gt; i. vengoed a^s elders dat lot zoude kunnen L\'aan.

I letsvinaai mag roemen op her \' ezit van den eenigsten schouwburg van . !;,nd, het Theater Naar, in 1870 voltooid ■.lt; ndom

-ocr page 19-

— 15 —

van dc familie van Jen Heer J. J. Naaii, die het heeft doen bouwen.

Ter plaatse waar de Pietermaal-wcg, na zich in tweeën te hebben gesplitst, een noordelyke richting neemt, staat eene E. K. kerk, noodkerk zouden wy kunnen zeggen, met daarby behoorende pastory. Achter deze gebouwen is men bezig een groote, prachtige K. K. kerk in spitsbogenstyl te bouwen. Deze tempel, een gebouw, dat door zyne stevigheid bestemd schyut om de eeuwen te trotseeren, zoude een sieraad voor ons eiland zyn als de bouw ten minste volgens het oorspronkelyke plan voortgezet wordt en er niet, zooals gemeenlyk by den bouw van groote tempels plaats heeft, uit gebrek aan fondsen van afgeweken wordt. By dc voltooiing van deze kerk zal, naar men ons verzekert, de thans daar bestaande gedeel-telyk afgebroken worden om ruimte voor een plein te maken.

Aan het mte:nde van den weg van Pietermaai, daar waar de berg Altena begint, vindt men een Protestantsch kerkhof met eene groote menigte gedenkteekenen, waaronder zeer kostbare. Op den berg heeft men voorts een R. Katholiek kerkhof, een van de Nederlandsch-Hervormde Israëlitische gemeente en een van de Ned. Portugeesche Israëlietische gemeente, zeer onlangs aangelegd en waarop den 22sten Augustus 1880 het eerste lyk ter aarde werd besteld.

-ocr page 20-

Pictürmaai heeft by dcu orkaan, die (Jura^aoJ den 23 Bept. 1877 zoo deerlyk teisterde, hetl meest van alle gedeelten van liet eiland ge-| lecien. Van de lutizen aan den zeekant v/er-l den vt-le\'quot; v.\'Og^-jj/e\'.\'M, iei\\»\'3\'I xy v.\'!- dit lot\' niet vrc^selyk ^eliMvcnn bleven.|

^icievv\'Aai eon d. f aan^ienlyks! • gcdeel-j ten v-.u \':.i\\ivao * \'quot;iaar wonen reiner al de Is-raèüetc.-ii, die, een paai\' uitgezonderd, tot den han(.l\'\'Is»Lclt;i::.l beLooien en zeer onbekrompen leven, waardoor zy een zekere welvaart om zich henen verbreidt.

Scharloo is dat gedeelte van het stadsdistrict, dat ten zuiden door liet Waaigat en ten noorden door rotsen begrensd wordt. Vroeger was het een afzonderlyk gedeelte van genoemd district, doch door het aanbouwen van vele huizen in de laatste jaren is liet, als het ware, ee\'u met l\'i \'iervvini geworden.

Aan de veidzyUc van SvharU\'O zyn er vele sehoone gel^or^v^n, r.üer mat een uitgang aan liet Waniyat, ten der be..-oners. In den

jongsten tyd zyn er nok aan de noordzydc vele huizen gjhoir, u, wonin ^cii Cl ie wel pal ei zeil U-eh \'ken en geen hoofd-U-ad van Europa of N.4 Amerika zouden ontsieren.

licit Fori Nassau, gclxnnvd op een der Noordwaarts overhangende kruinen van liet Scharloo-;jebergto levert een t rots el i gezicht op.

i\'ublieke gelmuwen vindt men niet op Schavloo.

-ocr page 21-

^aoi daar zélfs de Logo Acacia, die er haren tempel heti iieeft, geen eigen gebouw bezit en hare werkzaam-ge-| heden in een daartoe gehuurde woning verricht-Ten westen van de landingsplaats van Schar-loo bevindt zich het Hotel del Leon, een sedert eenige jaren alhier bestaand logement, waar zy die er by hunne aankomst op Curasao hun Is-| intrek nemen, op een uitmuntende table d\'hote den I en voortreffelyke bediening kunnen staat maken, peul Het Hótel-^gebouw is het hoofd van een lange ry oni| pakhuizen en loodsen, welke zich langs dit ge-dcelte der haven uitstrekt tot aan de scheepstimmerwerven van de Heeren J. A. Jesurun amp; zoon, waar vroeger die prachtige en snelzeilende schoeners gebouwd en gerepareerd werden, welke thans van lieverlede door de meer en meer toenemende stoombootvaart verdrongen worden. Aan het noordeinde dezer werven ziet men nog den ronden schoorsteen van een stoommachine tot het winnen van kleurstof uit cam-peche- en ander verfhout, eenc door eene Franschc inaatschappy gedane onderneming, die evenwel, naar het schynt wegens gebrek aan goede leiding, mislukt is.

Het gedeelte van het stadsdistrict, dat bewesten de haven ligt, heet de Otrabanda. Het bestaat uit een hoofdstraat, Breedestraat genaamd, by welker einde men ov) den Tiooden Weg (\') komt,

, (*) Altlus genoemd naar \'Ie rocnlachti^o klour vau

\'too , boiloui a hla ar.

I

-ocr page 22-

die zich uitstrekt tot de naastgelegen plantage, Plantersrust genaamd, waar hot buiten-district begint.

Aan weerszyden van de Breedestraat staan nette woonhuizen, van afstand tot afstand van elkander gescheiden door dwarsstraatjes. Er is nog een paar straten, die parallel met de hoofdstraat loopen ; de voornaamste daarvan is de Windstraat.

Otrahanda is ten zuiden begrensd door een viy diep inloopend binnenwater, hetwelk door eene smalle stook gronds, het Rif genaamd, van de zee gescheiden wordt. Dit binnenwater loopt uit in een vry uitgestrekte kom de Sa-quito genaamd.

Het liif vormt aan den mond der haven, aan de Westzyde, een landtong, waarop het Riff or t, een der twee fortificatiën aan den ingang der haven, gelegen is.

Dit fort, waarvan de buitenomtrek uit een onregelmatigen dertienhoek bestaat, is ruim genoeg om er een 60tal vuurmonden in battery te hebben. De lengte er van is ongeveer 140 en de grootste breedte 62 meters. In het noordwesten heeft men eenige kazematten benevens een bomvryc kazerne, een magazyn van levensmiddelen en oorlogsbehoeften en een kruit-magazyn, dat een vry aanzienlykc hoeveelheid buskruit kan bevatten. Kr is voorts ruimte genoeg om in geval van nood ongeveer 300 manschappen te kunnen bergen. i)e gezamen-

-ocr page 23-

II

— 1H —

#

lykc regenbakken van dit fort kunnen quot;229.500 liters water inhouden.

Ten noordoosten van de landtong heeft men een ronden bomvryen toren, van schietgaten voorzien, waarin zich oen spil bevindt dienende om een ketting ter afsluiting der haven tc spannen.

Op het Rif bevond zich nog in 1877 een gebouw, dat den naam had van gesticht voor krankzinnigen, alsmede een paar vertrekken waar lepra-lyders verzorgd werden. De verpleging, die in vroegere jaren veel tc wenschen overliet, is, sedert de Zusters van Liefdadigheid in 1856 zich daarmede belast hadden, veel verbeterd. Vgt;y den orkaan van 1877 is dit gesticht grootendeels door de golven weggespoeld, waarby twee dier Zusters jammerlyk omkwamen, na hare verpleegden in veiligheid gebracht tc bobben. In 1870 is een nieuw gesticht voor krankzinnigen aan de Overzyde op een stukgronds, Monte-Gristo genaamd, voltooid en betrokken. Ook de lepra-lyders worden er afzonderlyk verpleegd in afwachting dat er een gesticht voor die ongelukkigen, waartoe het plan reeds is ontworpen, gebouwd worde.

Ten westen van de plaats waar thans de ruïnen van het krankzinnigen-gesticht op het Ilif zyn, stond iu vroegere jaren een galg, bestaande uit twee hooge steenen kolommen, van boven door een yzeren balk vereenigd en daaronder een beendcrcnput. Beide voorwerpen

ll

!|:

i

I ij

1

-ocr page 24-

üyn reeds geruimeu tyd verdwenen, en die plek werd tot korten tyd geleden als begraafplaats gebruikt voor de R Katholieke armen, die in het tegenoverliggend Gasthuis overleden, alsmede voor de verpleegden in het krankzinnigen- en leprozen-gesticht.

Langs hot Rif in het binnenwater ziet men nog dc sporen der zoutpanen, door den onder-nemenden Gouverneur Baron vax Kaders in-dertyd aangelegd.

Aan den V\\ aterkant der (Jverzyde heeft men een vry uitgebreid plein, dat door de Otra-bandenaars tot wandelplaats wordt gebruikt en waar velen \'s namiddags en in den \' vooravond een luchtje komen scheppen. Jammer dat dit ^chtje soms bezwangerd is met walgelyke uit-gt; rningen, welke uit de zee opstygen en uit de vuilnis die er hier in gewor-pei. v(.t.

Aau Jen noordkant van dat quot;wandelpleinquot; bevindt zich een wachthuisje voor de maréchaussee, de zg. hoofdwacht van dit korps | aan de Otrabanda, hetwelk het plein zeer zeker ^ niet weinig ontsiert, vooral uithoofde van het zich daarachter bevindend privé. 01

Zuidwaarts van den AVaterkant komt men op 0\' een nniler plein, liet Molenplein geheeten, omdat daav vroeger een windmolen had gestaan. Ook hier, zoowel als langs Jou geheelen VV^cr\' kant, staan fraaie gebouwen, waarondej •! | li. K. Klooster der Zusters van Liefdadij eid !

W( pi\'

Zi

all cc st( K zii tei vr

H

br te:

ty

bc

wi 01 ra dc

et in

-ocr page 25-

wegens zyu onlangs gebouwd schoon frontispice dc aandacht trekt.

In dit gebouw hielden genoemde geestelyke Zusters, sedert korten tyd na hare aankomst alhier uit Rosendaal op den 12cii Januari 1842, een Pensionaat voor meisjes, waar in de laatste 40 jaren schier al de Cura9aosche dames. Katholieke zoowel als vele die tot andere gezindten behooren, hare opleiding hebben genoten. Kuini tien jaren geleden is die inrichting van onderwys overgebracht naar de plantage Welgelegen (a Hahciaï), alwaar een alleszins geschikt en prachtig gebouw, met de onmisbare kapel, ervoor is daargeateld. In hot kloostergebouw aan den Waterkant van de Over-zyde zyn thans alleen scholen, en zeer druk bezochte scholen, voor externen van het vrou-welyk geslacht, verdeeld, de scholen nl., in onderscheidene afdeelingen, in eene waarvan meisjes uit de onbemiddelde klasse gratis onderwezen worden. Ook worden er bewaarscholen gehouden voor kinderen van beide geslachten, zoo avcI van gegoede als van belioeitige ouders ; dc kinderen van deze laatsten genieten kosteloos onderwys. Daar houden zich ook de Zusters op, die onderwys geven, en zy, die niet by eene of andere instelling van weldadigheid of in het Pensionaat op Welgelegen werkzaam zyn.

Aan het zuideinde van den Waterkant vormt | de kade een rechten hoek met die der koraal van het erf van de Hoeren Hellmuxd, het-

aaf-aen, arle*-vnk-

m CD

der-5 in-

men gt;tra-t en ond dit uiten vor-

iin quot; arc-)rpa iker het

0P

Dm-

-ocr page 26-

22

welk bekend staat onder den naam van Koer a di Domini (*) en waar eenige jaren geleden, voor rekening van de firma HellmüXD amp; Co, en anderen, onderscheidene fraaie en snelzeilende schoeners zyn gebouwd.

In de ry huizen aan de zuidzyde van de Breede Straat van Otrabanda staat de vry groote R-Katbolieke St. Anna-Kerk. Deze, een zeer onaanzienlyk gebouw, waarvan het kale front, een van enkele vensters voorziene muur, zich in genoemde straat uitstrekt, werd in 1725 onder den Pastoor Michel Grimost begonnen doch kon, uithoofde van gebrek aan fondsen, | vs eerst in 1769 door den toemaligeu Pastoor Ar-1 p\' mold Maubac voltooid worden. In 1827 is def o] St. Anna-kerk belangryk vergroot en verbeterd en in hare nabyheid een woning voor den Bisschop gebouwd. Tegen den regel in, bezit deze kerk geen toren ; hare klokken bevinden zich in een vierkant gebouw, dat zich aan den lt;quot; sc zuidkant daarvan niet zeer hoog verheft. Met di den bouw hiervan begon men in 1815 met het L voornemen, daarop een toren op te trekken, g aan welk voornemen echter geen gevolg kon D Avorden gegeven wegens gebrek aan fondsen, een t( verschynsel, dat zich, vooral by het daarstel- d len van R.-Katholieke tempelgebouwen in deze c gewesten, maar al te dikwyls voordoet. Van C

(#) Aldus genoemtl omdat do Woleenv. Hoor Oonuadi, c leeraar dor V. P. gemeente, aldaar ecnigen tijd ge- s wound liooi\'t. I

;V

-ocr page 27-

— 23

yera binnen is ilo St. Anna—kerk net en doelmatig len. ingericht; men ziet er drie altaren, versierd met Co\', heiligenbeelden en andere voorwerpen van ver-nde eering by de katholieken. De zitbanken die aan de geloovigen verhuurd worden, zyn van icde cederhout. Een orgel, dat zeer geruimen tyd sote dienst doet, vergezelt het zangkoor, «eer Van het begin der Breede-straat by de lan-ont, dingsplaats aan de Overzyde tot aan den lioo-Kich den Weg ziet men ter reehterzyde tal van straat-725 jes, gangetjes en stegen, die naar een uitge-nen strekt plateau leiden, bekend onder den naam sen, van Cerro (berg). Hier heeft men op sommige Ar\' punten allerschoonste gezichten, terwyl men s de op een paar der hoogste rotsen het geheele stads-terdl district a vol d\'oiseau kan zien. Ook bevindt den | zich hier de tempel van dc Macjonnieke Loge )ezit I Igualdad, een gebouw dat daartoe kort geiden lieden is aangekocht; uitwendig is het niet den I schoon te noemen, cu inwendig gansch niet Met doelmatig. In de laatste tyden zyn er op den ; het Berg schoone en van alle gemakken voorziene ken, gebouwen verrezen. De voormalige Gouverneiu kon db iiouvillb is de eerste, die tot het bouwen een te dier plaatse het voorbeeld gaf door het stel- daarstellen zyncr Villa Belvedere. Wy twyfelen deze er niet aan of weldra zal dit gedeelte van de Van \\ Otrabanda, hetwelk door zyne hooge ligging een der aangenaamste en gezondste van het 1A1gt;I: | stads-district is, met dc schoonste en aanzicn-lykstc woonhuizen pryken.

-ocr page 28-

- 21 --

Do Carthufjcna-straat, ecu der zystcgcn van (|c de Brccdc-straat, voert naar ecu ruim en luchtig Gasthuis, thans hot R-Katholieke Gast-liuis genaamd. Dit gesticht werd in het laatst van 1855 opgericht uit giften van bclyders van al de drie alhier vertegenwoordigde godsdiensten. Tot den aanbouw daarvan werd een stuk gronds , toen toebehoorende aan den Heer G. I. HoiJER, aangekocht. Deze inrichting bevindt zich thans onder de leiding der R.- K. geestelyken. De zieken, meestal R. K., worden er liefdervk a erpleegd door Zusters van liefdadigheid, thans onder directie van den Weleerw. Heer F. E. C. Kieckens, E. K. geestelyke, die or ook een der hoofdoprichters van is. Het gebouw zelf is ruim, ziudelyk en doelmatig ingericht, en men vindt er een kleine kapel, waarin op Zon- en andere dagen gods-|8C dienstoefeningen worden gehouden. Jaarlyks krygt do inrichting oene subsidie A\'an liet o-ou-vernement.

Op den Jtooden Weg zyn vier kerkhoven, die er allen, uithoofde van de dorheid in de natuur, recht kerkhofachtig uitzien. Het eerste daarvan, hetwelk men op dien weg ziet, is het K. K. KatHolioke, waarin zich onderscheidene kostbare godonkteckeneu bevinden. Dan volgt dat van do A . Pro tostan tschc gemeente, hetwelk tot vóór korten tyd, in een ellendigon toestand verkeerde tengevolge van do schade,

door don orkaan van 1877 daaraan toogebraclit

01 g\\

ui kc V:

0F

mi

pe th ni(

zy

W(

all

W(

vi] te

In ne lie o\\

au

la

m

sti ■ h( V(

et

-ocr page 29-

— 25 —

doch dat thans geheel gerepareerd en in de beste orde is. Daarna ziet men de Algcmeene Begraafplaats, aangelegd door de Loge Igualdad uit ingezamelde giften. Deze begraafplaats, welke onderhouden wordt uit vaste bydragen van Vrymetselaren en profanen, en welker bestuur opgedragen is aan de drie alhier bestaande matjonnieke werkplaatsen, werd in \'t leven geroepen hoofdzakelyk om te verhinderen dat Katholieken, die hunne quot;godsdienstige plichtenquot; niet vervullen en sterven zonder voorzien te zyn van de quot;genademiddelen der kerkquot;, begraven worden in de Tjiké, een in de R. K. kerkhoven alhier afgezonderde en niet gewyde plek, ge-woonlyk omheind met cactussen. De geloo-vige Katholieken beschouwen het als eene groo-I te oneer in de Tjiké begraven te worden, doch schynen daarby te vergeten dat het stofielyk omhulsel van den mensch niets beteekent, wanneer de ziel daaraan is onttogen en dat wellicht menigeen de gelukzaligheid geniet wiens overschot in de Tjiké rust, terwyl de ziel van anderen, die in gewyde aardö begraven zyn, by den Booze kan zyn terechtgekomen. Ten laatste vindt men de begraafplaats van de familie Hellmund.

Vlak tegenover het R. Katholieke kerkhof staat aan den noordkant van het Rifwater het Krankzinnigen-gesticht, waarvan wy hier-voren reeds gewag hebben gemaakt. Het is ebu ruim, luchtig, vry doelmatig ingericht ge-

-ocr page 30-

— 26 —

bouw, waarvan de ongelukkige bewoners eene liefderyke en zorgvuldige verzorging van de Zusters vaa Liefdadigheid ondervinden. Deze inrichting heeft een vasten geneesheer, die door het gouvernement bezoldigd wordt.

Iets verder bevindt zich, altyd ter linker-zyde van den llooden-weg, op een vry uitgestrekt stuk gronds, de Mundo nobo (Nieuwe Wereld) genaamd, twee militaire hospitalen, met daar-by behoorend wachthuis. Aan den ingang van het erf, waarop die gebouwen staan, ligt de woning van den Hospitaal meester, met ecu cirkelvormigen regenbak ernaast. De hospitaalgebouwen zyn ruim, van alle gemakken voorzien, en voor de zindelykheul en desinfectatie wordt de meeste zorg gedragen. Een daarvan is langwerpig vierkant en van een platten dak voorzien.

Op den heuvel tegenover die hospitalen ziet men de ruïnen eener battery, volgens eene Lsm hier bestaande volksoverlevering, door de Fran- va schcn in ëén nacht gebouwd. Aan den voet van den heuvel\' ligt eene carronade, een 21 ponder, met een opschrift, hetwelk aanduidt dat zy in Frankryk werd gegoten.

Ten Zuidoosten van het buitenverblyf Plan-tersrust is men thans bezig een larazus-huis te bouwen, op oen vlakte, welke zich tot aan het binnenwater uitstrekt, Wy vermee-nen dat de plek goed gekozen is voor ecu der- ro Tclyk gesticiit. p te

J

lt;nn

r?

der De de

0U(

Hi( de vn en

eer vn ku:

VO(

Op sta baj we spi

ZO\'

na

wc do de eei ric

-ocr page 31-

\'J.1

By Pantersrust eindigt de Roode—iuey en begint die, welke naar de verschilleude plantages der 3e, 4e en 5e districten van het eiland voert. De meesten dezer buitens hebben, niet ver van de woning des eigenaars, een hofje, waar men onderscheidene soorten van vrachtboomen vindt. Hieronder nemen de mispel- en mangoboomen de eerste plaatsen in ; vooral eerstgenoemde vrucht brengt Cura9ao in vry groote hoeveelheid en van zeer goede kwaliteit voort. In zulk een hofje, onder het lommer der breedgetakte vruchtboomen gezeten, zoude men vergeten kunnen op een eiland zich te bevinden, waar het vooral in den laatsten tyd zeer zelden regent. Op de Gura^aosche plantages is men best in staat te oordeelen over\' de wonderbare vruchtbaarheid van den bodem des eilands, die, hoewel zeer zelden door een milden regen besproeid, niettemin vruchten voortbrengt, die, wat jsinakelykheid en saprykheid aangaat, voor die van andere landen niet behoeven ouder te doen.

Op de plantage Welgelegen bevindt zich, zooals wy reeds gemeld hebben, het Pensionaat der Zusters van Liefdadigheid, binnen welks muren thans aan ongeveer 75 internen, dochters van ingezetenen cn vreemdelingen, on-derwys wordt gegeven. Hier vindt men ook een li. Katholiek Weeshuis, ook al eene inrichting door genoemde Zusters in \'t leven geroepen, die tevens in de verschillende districten des eilands B scholen voor arme kinderen

m-

:er-ekt ild) inr-/au de

LÏCU lal-gt;or-itie i\'au lak

-ocr page 32-

— 28 —

hebben, waarin ongeveer 1200 hunner onderwezen worden. In genoemde districten zyn vier li. K. kerken of noodkerken, waarvan de voornaamste te Barber is. In het 2e distriet is er ook eene te St. Rosa. By al die kerken zyn gewyde kerkhoven en catechisatie-localen.

De Willemstad (in de landstaal Poenda genaamd), is, hoewel de voornaamste voorstad wegens den handel die er den scepter voert, de onaanzienlykste van allen.

De gemeenschap tusschen de Willemstad, de Otrabanda en Scharloo wordt onderling onderhouden door ponten, langwerpig vierkante en platboomde schuiten, die, van binnen van zitplaatsen voorzien, min of meer 12 personen kunnen bevatten en met een langen riem over-gewrikt worden.

In de Willemstad, die ongeveer 8000 inwoners telt, heeft men by den mond der haven een fort, het Waterfort, hetwelk men, evenals dat op den landtong xaxi\'tliif, in 1827 onder den luit. kolonel ingenieur Ninabek begon te bouwen. Binnen dat fort bevindt zich ten westen de kazerne Willem III in 1858 gebouwd, die 168 manschappen en 8—10 onderofficieren bevatten kan. De zolder dient tot rustkamer en hulp-arsenaal. Wyders v:~ s en er een gebouw in, dat vroeger als ka dienst had gedaan, doch thans ingericht , f .,eue Militaire Can tine, waarin de o microti ■ korporaals

cu vi

8° pr

dc

ca

Vi1

is

nu

ar

lit

de

a 1 I t

-ocr page 33-

- 29

ca manschappen van het garnizoen gelegenheid vinden, zich te vermaken met biljarten en de gowonc gezelschapsspelen en zy tegen matigen prys sigaren, wyn, bier cuz. (met uitzondering van sterke dranken] te koop krygen. Deze cantine werd op het initiatief van den luitenant; van Romondï in December 1870 opgericht en is in den laatsten tyd zeer in bloei toegenomen. Nog bevat dit fort een arsenaal voor artillerie en 4 regenbakken, die te zamen 300.000 liters water kunnen inhouden.

Twee der kanonkelders der battery zyu in den laatsten tyd ingericht tot een Pare Vac-cinoqhie.

By Koninklyk besluit dd. 19 Oct. 1873, N0. 15, is het garnizoen op Curasao als volgt georganiseerd : een staf, bestaande uit 2 officieren, nl. een Isten Luit., Adjudant by het garnizoen tevens Adjudant by den Gouverneur, en een Isten Luit. der Artillerie, Instructeur; een kleine staf, bestaande uit 5 onderofficieren, als 1 Conducteur 2e ld. (Sergeant-majoor), 1 Sergeant-majoor Mr. geweermaker, 1 Sergeant fetafhoornblazer, 1 Sergeant Mr. kleermaker en 1 Sergeant Mr. schoenmaker; een kompagnie infanterie bestaande uit 4 officieren, als: 1 Kapitein-kom-mandant, 1 eerste Luitenant en 2 tweede Luitenants en 250 onderofficieren en manschappen, als ; 1 Sergeant-majoor, 8 Sergeanten, 1 Fourier, 14 Korporaals, 4 Hoornblazers, 25 Infanteristen 1ste klasse en 197 2e kl.; een geneeskun-

-ocr page 34-

digen dienst bestaande uit 3 Officieren, ais : 1 Off. van gezondheid 1st. klasse, 1 dito 2e klasse, 1 Apotheker 2e of 3e klasse. Genoemd ko-ninklyk besluit is den Isten Jaunaii 1874 in werking1 getreden.

I en oosten van het Tf\' citer fort en een reehton hoek vormende met het front hiervan, waar zich de ingang- bevindt, heeft men het fort Amsterdam, het eerste dat de Nederlanders hier gebouwd hebben. In het midden van zyn front en op dezelfde lyn strekt zich het Gouvernementshuis uit, waar de Gouverneur zyn vevblyf houdt. Dit gebouw heeft in het midden een vooruitspringend galerytje rustende op bogen, welke tot een binnenplein toegang verschaffen. Aan beide zyden van dat galerytje zyn bloemtuintjes aangebracht, welke, wegens gebrek aan regen, niet zonder groote moeite onderhouden worden. Twee met marmer belegde trappen leiden binnen het fort naar het bovengedeelte van het Gouvernementshuis. Daarbinnen bevinden zich de navolgende gebouwen; de Protestant-sche kerk, welk gebouw vroeger uitsluitend aan de Hervormde, maar sedert het verbranden der Luthersche kerk, welke aan do Overzyde gelegen was, aan de Vereenicjde Protestantsche Gemeente behoort. Deze kerk, die ook met den orkaan van\' 77 eenige schade bekomen had, doch onlangs geheel gerepareerd Averd, is een luchtig cn hoog gebouw. Na den steenen trap, die in hot front is, beklommen te hebben, gaat

-ocr page 35-

— 31 —

men langs twee andere, die aan beide zyden gebouwd zyn, cv binnen. Tegen het oosten, staat een preekstoel, waartegenover een eenigs-/.ins verheven gestoelte met kap, bestemd als zitplaats voor den Gouverneur, zich bevindt. (Onderscheid tot zelfs iu Godshuizen !) Tegen het noorden is een gebrekkig orgel, dat luide om een plaatsvervanger vraagt en, ondanks alle repara-tiön, er maar niet beter op wordt. Het orgel rust op tweè pilaren, en tegenover hetzelve is eene gaandcry, die gewoonlyk door militairen bezet wordt. De kerk is verwulfsgewyze gebouwd en het dak rust op vier zware steenen pilaren. In het midden van het gewelf bevindt zich een wyzerplaat, die in verbinding staat met een uurwerk in den wel kleinen, maar netten en van een weerhaan voorzienen toren, die aan elke zyner zyden een dergelyke wyzerplaat heeft. Het benedengedeelte van het kerkgebouw levert, evenals dat van het gouvernementshuis, ruime doch niet luchtige magazy-nen en bergplaatsen op.

Naast de kerk en wel ten zuiden daarvan staat de Algemeene Secretarie, een gebouw waarin verschillende Jandskantoren gehouden worden. Daarnaast vindt men het postkantoor, nl. de daartoe ingerichte verdieping gelykvloers eener officierswoning. V oorts bevinden zich binnen het Fort Amsterdam 8 officierswoningen, een militaire Boekery (*), een maga-

(*) Deze Boekerij, dió over do 150.0 romantische o»

1 i

-ocr page 36-

— 32 —

zyu van klcccUng en wapenen, een buskinatniii-gazyn (1), een timmermanswinkel ten behoeve van het Bouwdepartement, een militaire schoen-makcrswinkel, een school voor de mansehap-pen van het Garnizoen en vyf regenbakken, te zameii kinmende bevatten 390.000 liters.

Tussehen het gebouw der Algemeene Secretarie en dat van het Postkantoor heeft men een doorgang, voerende naar een der flanken van het fort Amsterdam, welke den weg van Pietermaai bestrykt. Door een deurtje, de Sortie-poort genaamd, heeft men aan deze zyde gemeenschap met Pietermaai en Willemstad.

Vlt;5(5r het Gouvernementshuis, aan de haven-zyde, heeft men een vry ruim plein, hetwelk aau den kant der stad afgesloten is door de noorderflank van het fort Amsterdam, waartoe een poort, die des avonds gesloten wordt, toegang verschaft.

wetenscbappelijko bookwerkou iu do Nedorlamlscho, Fransclie, Duitscho oti Engolscbo taal bevat, wen] in Apvil 1857 opgericht. Do tooumaligo Gouvorneuv gaf d.quot; ^rtoo ccu lOOtal boekwerken, zoo ook do officieron van het gar ui zoen, dio bij circulairo vaa don Majoor-kommaudant du Cloüx daartoe «itgenoodigd werden. Bij Gouverneinontsbóschikking dd. 20 Juli IH.jS is aan lt;lo/o Boekerij een jaarlijksch subsidié vau ƒ200 toegekend.

1

Iu dit tuaguzijn wordt geen buskruit moor geborgen, daar er in 18C0 oen ander op een der eilanden in het Sebottogat is gebouwd, hetwelk uitsluitend daartoe wordt gebruikt.

-ocr page 37-

O O

— O O

NmuU. deze poort vindt itumi de Spaar- en Bdeenbunk. Doze nuttige instelling- werd in 1850 opgericht by aandeelen van ./quot;lö, en is in do H l jaren van haar bestaan zoozeer voor-nitgegaau dat de aandeelen thans ƒ562.— elk waard -/yn, on de aandeelhebbers, 130 in ge-tal, om de -gt; jaren een dividend ontvangen van ƒ 300.— Oe Direotie bestaat uit een President, die elk jaar gekozen wordt en wien in den iaatsten tyd een jaarlykschc gratificatie van ƒ 600 is toegelegd ; een bezoldigden boek- en een bankhouder en 18 loden, waarvan 5 tot den Raad van Administratie behooren. De Spaaren Bdeenhank heeft een aanzienlyk kapitaal. \'Ay geeft 3-|- pet. interest per jaar en neemt G pet. Panden van ƒ 1—100 waarde neemt zy tegen 12 pet, van f 100—500 waarde tegen 8 pet., van boven de ƒ 500 a G pet. Ook zet zy tegen dit laatste percent hare kapitalen nit.

Tegen de noorderflank van hot Fort Amsterdam, in een hoek waar de ry huizen aan den rechterkant der Breede Straat begint, bevindt i\'ich liet Fücalaat, alwaar de brigade mare-chausées hare hoofdwacht heeft. Hier worden de wegens lichte overtredingen, als straatschen-deiy enz. in hechtenis genomen personen en zy. die wegens schulden in verzekerde bewaring genomen worden, onder dak gebracht.

O O \'

De Wilhmsiadheeft slechts drie hoofdstraten, de line ren-, de Prinsen- an de Brcedestraat; voor het overige is zv doorsneden door een mcuigte

-ocr page 38-

H

duistere gangen en nauwe, vuile steegjes, waar- j v

ia bet zonlicht nooh schynt door te dringen »

en die zeer onregelmatig geplaveid zyn. De ë

huizen in deze steegjes staan zoozeer op el- r\'

kaar, dat men zonder veel moeite zyn over- st

buurman de hand kan geven. Dat men by | S

zulk een wyze van bouwen weinig vryheid in 5 c\'

zyn huis heeft, laat zich gemakkelyk begrypen. | ^

In een van deze steegjes, de Kerkstraat ge- § ^ noemd, staat een Joodsche synagoge, (*) die in

het jaar 1730 gesticht is geworden en een ^ somber uitzicht heeft. Zy is hoog en rust

op zware kolommen. Een binnenplaats, die Iir

men door een poort betreedt, geeft toegang |v\'

tot den tempel. ^

Het inwendige van het gebouw is eveneens quot;

somber, daar de kleine vensters weinig licht \' ^

doorlaten. By avondgodsdienstoefening is do P

kerk echter zeer goed verlicht en levert dan |

een indrukwekkend gezicht op. Dicht by den Ic;

ingang des tempels vindt men een verheven- |Vi

heid waarop de wet wordt voorgelezen en waar w ook het gestoelte is, waarin de Rabbyn zyne

toespraken houdt. Daartegenover is op een ^ andere verhevenheid de kast geplaatst, die de

wetrollen bevat, en aan beide zyden van deze ^

hoogten zyn zitbanken voor de mannen. De \'

b w

(•) Do eorsto synagoge op dit eiland was aan de a

O ver zy do der baven, op het erf in de Ereede Straat : ii

hetwelk thans eigendom is van de weduwe van Houten. |

-ocr page 39-

vrouwen hebben hare plaats op een vry breede g-aaudcry, die voor een groot deel langs het geheele gebouw loopt en op houten pilaren rust, en men vindt daartoe toegang (looi- een steenen trap van buiten aan liet gebouw aangebracht. Sedert een paar jaren is ia dien tempel een orgel geplaatst hetgeen niet weinig heeft toegebracht om het inwendige daarvan te verfraaien.

In de Beerenstraat bevindt zich de boek-en muziek-handel van de Heeren A. Bethencourt amp; Zoons, waar men, met uitzondering van boeken in de Nederlandsche taal, een ryken, don ryksten voorraad boeken van geheel de West-lndiën en Zuid-Amcrika, heeft. Ook allerhande soorten instrumenten, muziek, papier enz. enz, zyn ci \' te verkrygen. Cy dien boekhandel is sedert een paar jaren verbonden een goed ingerichte Druk-kery, een der zeven alhier bestaande, waar de catalogussen en een maandblad ten behoeve van de zaak. El Hold in de la Hbreria, gedrukt worden.

Naast dien boekhandel vindt men de druk-kery van de Heeren C. J. amp; A. VV. Ncümau Fz. welke do langst bestaande van liet eiland is. Zy werd in het jaar 1812 opgericht door den lieer William Lee, die, na de vrccselyke aardbeving welke Caracas in dat jaar teisterde en waarby 12 000 menschen omkwamen, alhier ] aankwam met hetgeen by van zyue drukkery

j in die stad kon redden. Het eerste drukwerk, dat

I

1 a

-ocr page 40-

op dit eiland verscheen, kwam van de- pers (quot;; zyner drakkery on bestoud ia het eerste nom- 5 nier van The Curagao Gazette and Commercial | Advertiser, een weekblad, dat in de Engelsche [ taal en onder redactie van den Heer Lee, voor | het eerst den 11 December 1812 werd uitge-geven. In 1810 werd het blad voor de helft | in de Nederlandsen^ taal geschreven en later ; geheel en al in deze taal. lu Febrnari 187(gt; ging de drukkery door aankoop over tot de [ tegenwoordige hierboven genoemde eigenaars, en j nog wordt er De Curagaoschc Courant als half-officlëel blad uitgegeven.

Aan den Waterkant van de Willemstad en Ij als het eerste van de ry huizen aldaar, heeft men do Sociëteit De Gezellifjheid, een op den Istoïi Juni 1871 opgericht besloten gezelschap, dat in den tyd van 10 jaren zeer in bloei is toe- i genomen, thans ongeveer 240 leden telt en een kapitaal van ƒ (gt;000, ter Hypotheekbank belegd, I bezit.

Aan het andere eind der ry huizen aan den Waterkant staat de Posada del Conwrcio, een hotel en logement.

In de Breede-straat zyn er nog twee gebouwen of instellingen van openbaren aard. Ifot eerste is de Quragaosche Hypotheekbank. Deze instelling was vroeger de wees-, onbeheerde en

O CIl

desolate boedelkamer der kolonie, welke op ul-

(♦) Day.n pers, van hout cu niofc oca luai\'mcinii bo.I, ho.stai»! nog\' doch workt nier moor.

-ocr page 41-

timo December 1865 opgehoudeu heeft te bestaan en waarvoor in de plaats is getreden de uaamlooze vennootschap onder bovenvermelden naam. Deze vennootschap bestaat uit 40 personen en is aangegaan voor den tyd van 99 jaren, met een maatschappelyk kapitaal van f 100 000, by de oprichting ten volle door de deelhebbers gestort. De quot;Curapaosche Hypotheekbankquot; zet hare kapitalen uit tegen 6 ?f0 voor sommen van meer dany 1500 en tegwi 7 0/ voor sommen van /1500 en daarbeneden. Zy neemt gelden aan ter administratie tegen een jaarlyksche rente van 4^

Eenige schreden verder ten Oosten heeft men de Internationale Drukkerij (1), in 1871 opgericht tot het uitgeven van een in het Papië-mentsch [2J geschreven blad, welks eerste Num-

(1) Bij do oprichtiuff dezer drukkerij werd haar dö naiun van Imprenta di Puehlo (Volksdrukkerij) gegeven. Bij de staking der uitgave van do Civilisadó werd haar do naam gegeven, dien z4j alsnog heeft.

Er zijn tlians zes drukkerijen op Curasao : die van do Hoeren Neüman, waarvan hierboven reeds molding is «remaakt; die van het Vicariaat ; de Handolsdruk-Tcery, waarop vroeger Do Oiipartydige gedrukt werd, welk blad vervangen is door El Imparcial, een tweemaal \'a wóeks versehijnondo en in \'t Spaansch geschreven courant; de Internationale. DruTckenj; die van dan boekhandel der Uil. Bethencourt amp; Zonen; do fob Printing Olficc aan den Waterkant, Willemstad, \'waarop do \'Union, een in \'t Papiëmentsoh geredigeerd blad, welks uitgave kortelings is gestaakt, gedrukt word. Do Union is vervangen door El Comarcio. een

| Él

i I

ié 1

it\'i- .1

-ocr page 42-

nier dan ook den Isten Juli van genoemd jaar i verscheen. Aan het einde van 1875 werd de uit- | gave van de Gwilisado (Beschaver) — zoo hocf-te het blad — gestaakt.

Aan het oostereinde van do Breede Straat ? vindt men do Sociëteit Union, in het jaar 1872 opgericht. Dit besloten gezelschap tolt thans ongeveer 60 leden.

De Willcnistcid was vroeger, uitgezonderd aan de havenzyde, met een versterkten muur omgeven, doch op den 13den Mei 1861 sloot het bestuur, na verkregen koninklyke goedkeuring een overeenkomst met eon commissie, uit vyf personen [3] bestaande. Deze concessionarissen namen op zich don mnur af te breken, het terrein gelyk te maken, het Waaigat gedeoltclyk te dempen en een kade aan te leggen, voor welke onderneming zy dan de geheolo vlakte ten oosten en noorden der Willemstad tot aan Pie-

-ocr page 43-

— 8y —

termaai, met uitzondering van een marktplein en de aan te leggen straten in eigendom zouden bekomen. Reeds het volgende jaar was liet voornaamste gedeelte der werkzaamheden door de concessionarissen afgedaan. Kort daarop werden er op de kale en dorre vlakte pakhuizen en heerenwoningen gebouwd. Aan de aangelegde straten werden de volgende namen gegeven: de Breede Kerkstraat, de Willemstraat, de Concessie- en Marktstraat en de Oosterstraat.

Het afbreken van den ringmuur gaf aan de Willemstad een ander aanzien; de bedomptheid, een gevolg van de nauwheid der straten en opeenhooping der huizen, maakte plaats voor de gewensehte luchtigheid.

In de Willemstad zyn de meeste huizen van klinkers gebouwd, en hebben van twee tot drie verdiepingen. Te verwonderen is het dat schier g-een enkel woonhuis op Curasao geheime gemakken heeft; ik schryf dit hieraan toe, dat men op de eeuwigheid der slaverny alhier gerekend had, waardoor er aan wegdragers van het vuil geen gebrek zoude zyn.

De voornaamste bronnen van bestaan op Ciira9ao zyn: de landbouw, do veeteelt, de handel, de zeevaart, de zoutoogst en nog ce-nige takken van nyverheid.

lu aardrykskundige werken leest men weieens dat Cura9ao koffie, cacao enz. voortbrengt. Dit is een dwaling, die zeker haar ontstaan te danken beeft aan de omstandigheid dat die

1 [ •;

«.|l

vil i

tel

li

op

-ocr page 44-

— 40 —

producten, welke vaa Venezuela, Colombia enz. alhier ingevoerd worden, later wederom van hier naar Europa en de V. S. van N.-Amcri-ka uitgevoerd worden. Vroeger, tengevolge wellicht van meerdere regens, had alhier de land-i bonw grootere uitgebreidheid, zoodat er ka-

\' toen, cacao, tabak, zelfs suikerriet en indigo

verbouwd zyn geworden; thans echter bepaalt zich de landbouw tot de teelt der maïs, dei-pinda\'s of Cura9aosche amandelen en van ee-nige boonsoorten, die in den regentyd in aan-zienlyke hoeveelheid verbouwd worden en keurig van smaak zyn. Ook de teelt der plant, waaruit de lt;k . bekende aloë-hars gewonnen wordt, levert aan

sommige plantage-eigenaars groote voordeden op.

Tot de producten, welke uitgevoerd worden, behooren : schillen van oranje-appelen, waarvan in Nederland de bekende Cura9ao-likeur bereid wordt; pinda\'s, dividivi-peulen, aloë-hars, , zout (dat in groote hoeveelheden vooral naar

de V. S. van N.-Amerika en de Spaansclie Antillen geëxporteerd wordt) en huiden.

«

ï\'i i v 1

De veeteelt is zeer onbeduidend op het eiland. De veestapel bestaat meestendeels uit kabrieten, schapen en varkens. Groot hoornvee en paarden vindt men er weinig, zoodat slachtvee uit den vreemde hier wordt ingevoerd. Op sommige plantages, waar er goede weilanden en een groote hoeveelheid rundvee zyn, maakt men boter en kaas. Doch in den droogen tyd is melk schier niet te bekomen.

I

li.

m

i \'

■iM i

i r.

-ocr page 45-

— 41 —

Behalve genoemde veesoorteu vindt men ook op byna elke plantage nog eene menigte kippen, kalkoenen, duiven en eenden, die alle zeer wel voorttelen en weinig kostbaar van onderhoud zyn, waarom men ze dan ook ouder de winstgevende voortbrengselen mag tellen.

De handel en scheepvaart, de twee hoofdbronnen van bestaan der bevolking van Cu-ra9ao, zyn in den laatsten tyd ten zeerste achteruitgegaan. De stoomvaart aan de eene zyde, waardoor de vaart met zeilschepen langzamerhand verdrongen wordt, en de talryke gevallen van misbruik van vertrouwen, welke de Cura9aosche kooplieden van hunne crediteuren in Venezuela ondervonden en waardoor zy zware verliezen geleden hebben, dat alles is oorzaak dat de handel thans stilstaand en de scheepvaart achteruitgaand is. Ook zyn er te veel handelshuizen en winkels op Curasao ; de benedenste verdieping van schier elk woonhuis, zoowel aan de Overzyde als in de stad, is een winkel van eetwaren of mode-ar-ti kelen. Waar er zoo velen verkoopen, wie zyn dan de koopersl

De zoutwinning (*) verschaft slechts aan wei-

(») Het is zeker to betreuren dat de Regecring in li6t Moederland, ondanks do berhaaldelijko verzoeken, er niet toe wil overgaan om dón invoer van zout uit deze kolonie in Nederland vrij to stellen van dó betaling van inkomende rechten. Kon zij daartoe beslui-

i

-ocr page 46-

nige plautage-houders een bcstaai), daar slechts enkele tuinen hier zoutpannen hebben.

Van de jacht en de visschery kunnen \\vy met een enkel woord gewagen. De jacht kan hier slechts een vermaak zyn daar zy, wegens gebrek aan voldoend wild, als middel van bestaan niet uitgeoefend kan worden. In de visschery vinden sommigen uit de volksklasse een vry gemakkelyke broodwinning. Zy oefenen hun beroep uit in kleine kano\'s, waarin zy zich in zee, niet verre van het strand, en in de binnenwateren begeven, om er met fuiken, sleep-en werpnetten, lynen en korven de visschen aan haar element te onttrekken.

Wat de ambachten aangaat, die hier uitgeoefend worden, zy zyn allen in een kwynen-den staat ; zelfs de schrynwerkery, die vroeger hier zoozeer bloeide en de omliggende landen van hare fraaie en duurzame meubels voorzag, is in de laatste jaren zoo goed als teniet gegaan, ^n om een zeer eenvoudige reden kunnen die takken der menschelyke nyverheid hier niet bloeien, nl. omdat hunne voortbrengselen in goedkoopheid niet kunnen wedy veren niet soort-gelyke, welke uit den vreemde worden ingevoerd.

tou, dan zoude do zoutwinaiug alhier, dooi\' het verkrijgen ooner vaste njfeuwo markt, ulot alloen zich outwik-kolen, doch tevens aan do schepen uit Nederlaud ro-tour-ladingen bezorgd kunnen wordon, uit gebrek waarvan zij thans, zeer teu nadeolo dor reoders, niaandon lang in deze haven moeten liggen.

-ocr page 47-

43

Gaat men na dat op Curasao de verdeeling van den arbeid eene onbekende zaak is en elk voortbrengsel, van het begin tot liet einde, door een en denzelfden werkman vervaardigd wordt, dan zal men gemakkelyk begrypen waarom de indnstriën op Cura9ao geen hoo-gen trap van ontwikkeling bereikt hebben.

Een groote tak van nyverheid, die het meest door de vrouwen, vooral uit de geringere volksklassen wordt uitgeoefend, was vroeger het maken van stroohoeden, gevlochten van de bladen van den Maurice—palm, die, van de o-verkust aangevoerd, eerst gedroogd, daarna in zeer smalle biesjes gespleten worden en een buigzaam stroo opleveren; thans echter weipt deze nyverheid slechts uiterst geringe winsten af en wordt zy daarom alleen noode uitgeoefend, daar de pryzen der stroohoeden immer dalende blyft.

Het Bestuur der kolonie is opgedragen aan een door den Koning te benoemen en te ontslaan gouverneur, die Hem rekenschap van zyn doen en laten verschuldigd is. Na zyno benoeming legt hy in handen des Konings, of van de autoriteit door dezen aangewezen, den by de wet gevorderden en omschreven eed. Het is hem niet geoorloofd handel te dryven, noch deel te hebben in dien van anderen, noch in schepen op of in de kolonie ten handel va-

-ocr page 48-

rende noch in ondernemingen van landbouw of nyverheid daarbinnen gevestigd. (1)

Als vertegenwoordiger des Konings heeft de gouverneur het opperbevel over de in de kolonie aanwezige krygsmaeht, /00 burgerlyke als militaire, alsmede over de zeemacht. Hy beschikt over de strydkraehten in oorlog en vrede zooals hem in het belang der kolonie goeddunkt; benoemt, schorst en ontslaat tydelyk — zoo het noodig is —bevelhebbers; neemt alle maatregelen tot bescherming van de eer van den staat en van de kolonie tegen alle aanranding van bulten; benoemt en ontslaat ambtenaren ; kan met inachtneming der voorschriften, een binnen- of bnitenlandsch verlot verleenen ; regelt, als dit door den Koning niet geschied is, de bezoldigingen, heeft wyders het recht om gratie te verleenen, dispensatie te geven en?., enz.

De gouverneur wordt in de wyze van beheer bygestaan lo. door een Raad van Bestuur, bestaande uit vyi personen, waarvan hy-zelf voorzitter en de Procureur-generaal ondervoorzitter is, terwyl de drie andere leden dooiden Koning worden benoemd; 2o. door den Kolonialen Raad, die samengesteld is uit de leden van den Kaad vau Bestuur, als vaste leden, en uit acht leden, door den Koning te

1

Zie het Beglement 01» hot Beleid dér Eegeerintr in de kolonie Curasao, P. B. ]STO 18. 1865.

-ocr page 49-

benoemen ; de/.e hebben slechts gedurende vier jaren zitting, en jaarlyks treedt een vierde hunner, door het lot aangewezen, af. De aftredenden zyn dadelyk weer verkiesbaar.

üe vergadering van den Kolonialen Raad, waarvan de Gouverneur voorzitter, de Procureur-generaal ondervoorzitter en de gouverne-ments-secretaris griffier is, wordt jaarlyks op den tweeden Dinsdag der maand Mei te Willemstad door of namens den Gouverneur geopend. De Raad vergadert telkens in het openbaar, tenzy de voorzitter of vier leden het tegenovergestelde noodig achten.

De Koloniale Raad beraadslaagt over de verordeningen, die hem door den gouverneur worden aangeboden, onderzoekt verzoekschrit-ten, kan schriftelyk of mondeling over zaken, de kolonie betreffende, inlichting vragen, beoordeelt do koloniale huishoudelyke begrooting en neemt jaarlyks de verantwoording van de koloniale uitgaven en ontvangsten op.

Het lidmaatschap van den Kolonialen Raad is eene onbezoldigde betrekking.

In de kolonie Curasao wordt er iu naam des Konings en met open deuren recht gesproken. De rechtspleging wordt uitgeoefend door ecu kantongerecht en een Hof van Justitie, bestaande, dit laatste, uit 3 gegradueerde en bezoldigde leden en 4 leden plaatsvervangers terwyl het openbaar ministerie waargenomen wordt door ot\' namens den procureur-generaal, die het hoofd

-ocr page 50-

der rechterlyke en administratieve politie is en evenals de voorzitter, de gegradueerde leden en de griffier door den Koning benoemd. Van vonnissen in burgerlyke en strafzaken door liet kantongerecht gewezen, kan men by het Hof in appèl komen; doch slechts van die, welke door dit laatste reehtscollegie in burgerlyke zaken geveld zyn, kan men by den Hoogen Raad der Nederlanden appelleeren. Het openbaarministerie by het kantongerecht wordt door den Advocaat-generaal waargenomen.

Tn het militaire wordt de rechtspleging uitgeoefend door een krygsraad, van welks vor»nissen men by het militair gerechtshof\'in Suriname in beroep kan komen.

Vóór l Mei 18(59, op welken dag de thans bestaande wetgeving voor do kolonie Ctm^ao ingevoerd werd, was hier het Oud-hollandsch recht, alsmede do oude plakkaten der staten van Holland en West-Friesland en het Ko-meinsche recht geldig.

Het beleid der koloniale geldmiddelen en het beheer der domeinen is, onder oppertoezicht van den gouverneur, opgedragen aan een hoofdambtenaar, wiens? benoeming, ontslag-, instructie en jaarwedde door den Koning bepaald wordt.

De inkomsten der kolonie worden hoofdzake-lyk verkregen door eene belasting van lü/d op grondeigendommen, die om de vyf jaren opnieuw getaxeerd worden; het patentrecht, onlangs van 1 tV.:) op 11°/,-, gebracht; het ac-

-ocr page 51-

i

— 47 —

cynsrecht op sterke dranken; het zegelrecht; het patentrecht op neringen en bedry ven; de briefporten; het uitvoerrecht op metaalertsen en alle soort van phosphorzure kalk gewonnen op de eilanden Cura9ao en Klein—Cura9ao (voor \'t huishoudelyk jaar 1882 beraamd op f 30.000) ; de winsten, welke de Gouvernementsbank afwerpt, die op assignatiën en tegen 5 cgt;/0 gelden ter leen verstrekt; do belasting op de weerbaarheid enz. enz.

Voor kinderen van onvermogende ouders zyn er hier 4 landsscholen, twee op Pietermaai en twee aan de Overzyde. Daar genieten zy on-derwys in de meeste vakken van het lager onderwys. Jammer echter dat zy er slechts de Nederlandsche taal kunnen leeren, welke hun, als de tyd voor hen daar is om den stryd voor het bestaan te beginnen, van weinig of hoegenaamd geen nut is. De leerlingen toch dier scholen zyn het, die later zeelieden, koopmansklerken en ambachtslieden worden, ot in de omliggende republieken een bestaan gaan zoeken ; en in geen dier betrekkingen, en veel minder in geval zy in den vreemde eene broodwinning trachten te bekomen, hebben zy de Nederlandsche taal noodig. Het zy verre van my, te yveren tegen het onderwyzen onzer schoono taal op de landsscholen ; integendeel, zy moet als hoofdtaal aangeleerd worden en de grondslag zyn, waarop men verder dient te bouwen; maar zoude dc hier zoo noodige Spaan-

-ocr page 52-

ftche taal ook uiet tegolyJiertyd onderwezen kunnen worden ?

De landsschoolonderwyzers beginnen met ee-ne bezoldiging van f 1000 \'s jaars, en krygen om de 5 jaren telkens eene verhooging van f 400, indien zy natnelyk quot; ten genoege van de Schoolcommissie en het Bestuur voldoende blyken van yver en nauwgezette plichtsbetracliting hebben gegeven.quot; De maximum—bezoldiging is f2.200. Het tractcment is voorwaar juist niet berekend om iemand lust voor het onderwyzers-baantje in te boezemen ! Aan de kvveekelingen wordt eene toelage van f300 tot f 600, ter beoordeeling der Sehool-commissie, verleend. Zy genieten verder ondenvys, hetwelk door het gouvernement bekostigd wordt.

Er bestaan op Curatjao tien byzondere scholen, waarvan eenige den pompeusen naam van Collegium hebben en waarop zoo goed als kwaad de vakken van het lager onderwys onderricht worden. Goede scholen zyn echter op Curasao niet te vinden; en liet laat zich gemakkelyk begrypen, want het aantal schoolgaande kinderen is niet zoo groot dat aan elke school zooveel leerlingen ten deel kunnen vallen als noodig is om den onderwvzer van kommer en armoede te vrywaren. En wie zoude goed onderwys kunnen geven als vrouw cn kinderen soms het noodige niet hebben eu men telkens \'wegens schulden aangesproken wordt. Tengevolge van den overvloed van scholen of\'liever seboolljes

-ocr page 53-

— 49 —

raken tie elementen, die, vereenigd, tot het daar-stellen eener goede Inrichting zonden kunnen leiden, verdeeld, en wel ten nadeele van allen. Moge hierin spoedig een verandering ten goed e komen!

Behalve het garnizoen, waarvan wy hiervoren reeds melding hebben gemaakt, behoort ook tot de verdedigingsmiddelen van het eiland een hier iu station liggend oorlogsstoomschip 3e klasse alsmede de Schuttery. Deze bestaat op Curasao uit een landelyke en een stedelijke ; de eerste is tot nu toe noch gekleed, noch gewapend ; de tweede daarentegen is zeer net gekleed in blauw lakensch uniformjas met roode schouderdekkers en witte broek, en gewapend met sabel en Beaumont-geweren, klein kaliber. De Stedelyke Schuttery wordt samengesteld uit degenen, die zich vrywillig daartoe aanbieden en, ingeval het aantal vrywilligcrs niet voldoende is, door loting uit de schutterplichtigen, die den vollen ouderdom van achttien jaren bereikt hebben en hun een en dertigste niet zyn ingetreden.

De Schuttery op het eiland Curasao bestaat, volgens eene verordening van hot jaar 1878, P. P. No. 18, uit een Bataillon ter sterkte van niet meer dan 400 man, behalve het kader, voor het Stads-district, en van 30 man, behalve het kader, in elk der buitendistrictcn. Zy staat onder bevel van een kommandant en heeft een staf, bestaande uit 1 Kommandant met den vang van Majoor, 1 Luitenant o( Kapitein-Adju-

i ii

mUI

ei

$1»

fl

-ocr page 54-

— 50 —

W, L

Mil

dant, 1 Luitenant of Kapiteiu-kvvarticrineester, 1 Auditeur, 1 Officier van kleeding en wapening,

1 Officier van gezondheid, 1 Adjudant-onder-officier, 1 Tamboer-majoor, tevens bode by den Schuttersraad. By elke der vier korapagniën, waaruit zy bestaat, zyn : 1 Kapitein, 1 Eerste Luitenant, 2 Tweede Luitenants, 1 Sergeantmajoor, 4 Sergeanten, 8 Korporaals en 2 Tamboers. Het muziekkorps bestaat uit 12 a 20 muziekanten, ook vrywilligers. De aanstelling tot 2de luitenant geschiedt na voordracht van drie kandidaten, op te maken door officieren der Schuttery, wviarby de vacature ontstaat; welke voordracht aan den Gouverneur zal worden ingezonden door tusschenkomst van den komman-dant; als kandidaten kunnen ook in aanmerking komen dienstplichtigen uit de reserve. De aanstelling tot onderofficieren geschiedt eveneens na voordracht van drie kandidaten en die van korporaals door den Kommandant op voordracht van den kommandant der kompagnie, waarby de vacature ontstaat.

De dienstdoende Stedelyke Schuttery houdt thans elke maand, op den eersten Maandag, oefening in den wapenhandel.

De gewapende politie, by verordening van den

2 Augustus 1878/16 April 1878 gereorganiseerd, bestaat uit 1 Brigadier-majoor, met een bezoldiging van /1300 \'s jaars, 5 Brigadiers, ieder met een traktement van /1000, 17 marechaussees 1ste klasse en 3:5 marechaussees 2de

#1 ,

.ft

| 1

i

P

m !

i m

■fM \'

è!

ii * Ml

I ti

s

\\

\'M

1 r

i i

.....ntflMiaiaüi

-ocr page 55-

— 51

klasse. Het aantal veldwachters is 34. l)c maré-cliaussóes der 1ste klasse genietcii een jaarlyk-sche bezoldiging van ƒ850 en die der 2de kl. een van /750 ieder, terwyl do veldwachters eene maandelyksche toelage van /30 ieder genieten. De maréchaussees der beide klassen en de veldwachters ontvangen jaarlyks ieder een lakensch buis, twee linnen broeken, een pet en een paar schoenen. Laatstgenoemden verkrvgon echter geen recht op pensioen.

Cura9ao is in Mei 1877 in de Berncr post-vereeniging opgenomen.

Op lo. Juli 1876 is in de kolonie het metrieke maten- en gewichtenstelsel ingevoerd, doch wy gclooven dat het schier een onmogelykhcid zal zyn, dat stelsel te doen toepassen. Er wordt wel van de maten en gewichten van dat stelsel by het meten en wegen gebruik gemaakt, doch om volgens de oude maten en gewichten te verkoopen en te koopen.

En ziedaar ons nu genaderd tot een klip, waar-top menigeen, die vóór ons een beschry ving van Curasao geleverd heeft, schipbreuk leed. Wy zullen die trachten te ontwyken en naar ons best vermogen, met billykheid en oprechtheid volgens onze bevindingen, gedurende het aantal jaren dat wy in deze kolonie vertoefd hebben, de waarheid, niets dan de waarheid, omtrent Curasao\'s zeden en gewoonten en den aard zyner opgezetenen te lezen geven.

!,

iii i

M* i

•i r*

ifl

üt BH

If j\'

!

!

:

Ü I

fquot; if]

ml

1$. ■*\'

i

-ocr page 56-

De aard van den Cimu^aouaar is goed, en niet ten onrechte wordt beweerd, dat hy van de vreemdelingen, die zyn eiland bezoeken, do deugden overgenomen en de ondeugden verworpen heeft. De inboorlingen der kolonies in het algemeen zyn zachtaardig, eenvoudig, be-minnelyk, menschlievend, gedwee en werkzaam.

Die schoone hoedanigheden gaan gepaard met een grooten afkeer van alles wat cle publieke zaken betreft, zoo zelfs dat er bedaagde menschen op Cu^ao zyn, die nooit een zitting-van den Kolonialen Jlaad of het Hof van Justitie bygewoond hebben en van de samenstelling van het bestuur huns lands niets hoegenaamd afweten.

In de laatste jaren is dat gemis aan public spirit eenigszins geweken, deels ten gevolge van gebeurtenissen, die plaats hebben gegrepen, deels door den invloed, welken de bladen, die op Curasao uitgegeven worden, op de gemoederen uitoefenen. Wy kennen echter tot .nu toe lieden in deze kolonie, die het besterven zouden, indien zy als getuigen voor het Kantongerecht of het Hof van Justitie moesten verschv-nen.

Daarom kan deze kolonie dan ook bestuurd worden schier zonder wetten, met een vaderlyk gezag; daarom kunnen haar alle vryheden toegestaan worden zonder te vreezen, dat er misbruik daarvan gemaakt zal worden.

De gastvryheid van Cura9ao\'s ingezetenen is spreekwoordelyk geworden; ja, deze deugd wordt

-ocr page 57-

door hen o. i. zelfs te ver gedreven, doordien zy haar soms ten voordeele van hun geheel onbekende personen toepassen, hetgeen op een plaats als deze, waar gedurig zoovele vreemdelingen, van allerlei soort, op hunne doorreis aankomen, niet dan gevaarlyk kan wezen; vandaar dan ook zoovele teleurstellingen, zooveel klagen over zwarte ondankbaarheid, over misbruikt vertrouwen, gepleegd door hen, die men met weldaden overladen had.

De annalen der Cura9aosehe strafrechtspleging zijn daar om voor de eerlykheid en de zachtheid der inboorlingen te pleiten. Men vergelyke het aantal diefstallen, bedriegelyke bankbreuken, moorden, enz., welke elders op een gelyk aantal inwoners gepleegd worden, met die, welke hier jaarlyks voorkomen, en men zal moeten bekennen, dat de bevolking onzer kolonie Cura9ao, wat ware beschaving en moraliteit aangaat, voor geen andere ter wereld behoeft onder te doen. Ons eiland vindt in den handel zijn hoofdbron van bestaan en heeft, dit kan niet ontkend worden, by de sluiting der V enezuelaansche havens een mocielijk tydperk te doorworstelen gehad; en toch, welke onzer kooplieden is gedurende dien tyd gefailleerd ?- Velen gaven het werken op deze handelsmarkt op, doch eerlyk kwamen zy hunne verplichtingen na.

Met den dichter zouden wy over kronen willen beschikken om er een te plaatsen op het hoofd van elke Ourac^aosche vrouw uit den beschaafden

-ocr page 58-

stand, ter beloonuig der deugden, welke haar | versieren. Niet alleen ons langdurig verblyf op 1 dit eiland, maar ook do omstandigheid, dat wy zeifin den eeht vereenigd zj-u met eene Cura-9aosche, heeft ons in de gelegenheid gesteld een 1 Juist oordeel over bet zwakke geslaeht dezer plaats te kunnen vellen. Kan men het met grond van een gebrek betichten, dan bestaat dit, althans by zekere klassen, in een vice cVeducation, hetwelk een te ver gedreven achterhoudendheid, een verregaande bedeesdheid, vooral by de meisjes, medebrengt; doch nergens ter wereld zoude men zorg- en werkzamere huisvrouwen en liefdevollere moeders kunnen vinden. De Cura(;aosche vrouw is de verpersoonlyking van alle huiselyke deugden.

Driewerf gelukzalig by, die er in slaagt aan de zyde van een barer, de levensreis te doen; want in zooverre het huwelyksgeluk van eendracht, huiselyken vrede, trouw in lief en leed, zelfs ouder de grootste levenservaringen, afhangt, kan hy op dat geluk rekenen. Terwyl huwclykstrouw op sommige plaatsen, waar natuurlyk de zedelyk-heid op een laag peil staat, voor een mythe wordt gehouden, is zy hier een werkelykheid. Uitzonderingen op dezen regel steken hier zoo zeer af, dat zy dan ook al dadelvk in het ooa1 vallen.

_ Maar wy hebben de waarheid beloofd, eu zullen die geven. Hierom moeten wy dan gewagen van een gewoonte, welke wy slechts hier waargeno-

-ocr page 59-

— 00 —

men hebben. Ouder zekere klasse bestaat uamelyk de gewoonte om er een kambvada (kameraad ?) op na te bonden. Deze is, ofschoon altyd van een lagere positie, de boezemvriendin van haar, die zy op hare beurt als haar kam-brada gekozen heeft. Welke slechte gevolgen er meestentyds uit die intieme betrekking ontstaan van vrouwen en meisjes van verschillende opvoeding, sfeer en zeden, laat zich gemakkelyk gissen. De ouders moesten er hun werk van maken, zulke anomale vriendschap tegen te gaan en de kambradas, met wie dikwerf een massa onaangenaamheden het huis binnenkomt, doodeenvoudig de deur uitzetten, met de warme aanbeveling, niet terug te komen.

De maatschappy van (Jurac^ao, een gemengde zynde, laat, wat samenhang aangaat, veel te wenschen over. Zy is niet verdeeld in standen, zooals in Europa en elders; doch de aanzienlyke, d. i. de meest gegoede ingezetenen, vormen, als wy het zoo mogen uitdrukken, op zichzelf staande kringen. Hy, wier positie heden niet allerbest is, gaat morgen, indien zy verbetert, tot een anderen z, g. hoogeren kring over. Tusschen al deze kringen beerschen de, aan kleine plaatsen vooral, eigene nayver, afgunst en vyandighcid, terwyl de vermetele, die tot den oenen kring behoort en zich vermeten mocht den anderen binnen te dringen, als een ongenoodigde gast behandeld wordt en als een geslagen hond met de staart tusschen de boenen afdruipen moet.

1 • |

-ocr page 60-

Als een droevig legaat van de slaverny, waaronder velen hier langen tyd gezucht hebben, be-^ staat hier nog het vooroordeel tegen zwarten en gekleurden, die beschouwd worden van minder goed gehalte te zyn dan die, wier huidskleur witter is. Deze dwaasheid vindt men natuurlyk nog slechts onder menschen, wier beschaving eenigszins problematisch is; de man toch, die ver-standelyk goed ontwikkeld is, weet maar al te wel, dat evengoed een edel hart kan kloppen onder een donkere opperhuid als een verdorven onder de helderste, en dat de neger, zooals overal ter wereld gebleken is, even vatbaar voor ontwikkeling zyner verstandelyke vermogens is, als de blankste Europeaan.

In den laatsten tyd is de treurige toestand, voortvloeiende uit dat vooroordeel, veel verbeterd, vooral tengevolge van echtvereenigingen tusschen personen van velschillende huidskleur; doch het monster bestaat nog en dient den kop ingedrukt te worden, wil de Curalt;;:aosche maatschappy een toekomst van geluk en welzyn re gemoet kunnen gaan. Veracht in Godsnaam den zwarten man, die zich in den modderpoel der ondeugd wentelt, evenals gy den blanke versmaadt, die zich niet aan de regelen der zedelykheid houdt; doch eer hem, evenzeer als gy den blanke acht, die zich door zync deugden, zijne schoone hoedanigheden van hoofd en hart onderscheidt.

Moge spoedig voor Curasao den dageraad aanbreken van -den schooncn dag, waarop aan het

-ocr page 61-

weinige verkeerde, dat er nog iu de zeden en gewoonten heerscht, een einde zal zyn gemaakt. I)ie dag zal een der gedenkwaardigste van ons leven zyn, want ook wy hebben Cura9ao lief, alwaar wy de eerste kus der liefde ontvingen en eens, naar wy hopen, ons gebeente zal rusten!

-ocr page 62-

OVERZICHT

VAN ÜE

De geschiedenis van Cura9ao laat zich, naar tien samenhang der gebeurtenissen, het best ver-df-elen in twee tydvakken : het eerste, van 1409 tot 1634 n. C., hetwelk de gebeurtenissen omvat sedert dat de Spanjaarden het eiland in bezit namen tot op den tyd, dat de Nederlanders het op hen veroverden; en het tweede, van 1634 tot 1882, hetwelk aanvangt met de verovering-van Curasao door de Nederlanders en tot op onzen tyd loopt.

-ocr page 63-

I

\'i; , I

— oo —

Na tie ontdekking van Amerika, ondernam in het jaar 1490 een der stoutste reisgezellen van Columbus, Alonso deOjeda, een ontdekkingsreis naar de Nieuwe Wereld, Met medewerking van eenige ryke. kooplieden van Sevilla, rustte Ojeda oen vaart iig uit, waarmede liy den 20s\';eii Mei uit de liaven van Santa Maria, Spanje, vertrok. Eenige dagen daarna deed liy de Kanarische eilanden aan en zette van daar zyne veis voort, denzelfden koers als Columbus volgende. Na verloop van 24 dagen zag hy het vasteland van America, nl. de kusten van Suriname. Het eerste bevolkte land, dat Ojeda en zyne reisgenooten zagen, was hei-eiland Trinidad, aan quot;welks zuidkust zy tal van meuschcn zagen, die hen van het strand aanstaarden. Van daar gingen zy de golf van Ptiria in en kwamen by de rivier Guarapiche uit, waar zy aan land vreedzame inboorlingen vonden, die hen wel ontvingen en hun vele geschenken, o. a. eenige parelen, gaven.

Na de monding van Drago voorbygevaren te zyn, ging Ojeda voort, de kust van het vasteland tot aan de O\'olfo de las Per lm of Curia no te out. dekken, en bezocht het eiland Margarita, dat daartegenover ligt. Hy verkende verschillendu der eilandjes aan die kust, eu deed daarna de hieraan gelegen havens allen aan. Te Puerto Jlc-chado, thans Clnchiriviche, had hy een geveclit met de indianen, waarby 21 zyner reisgenooten verwond werden. Hiervan stierf een, dit; ter verzorging vervoerd werd naar een der baaien

i m

H

? t

i

-ocr page 64-

tusscben genoemde haven en die van La Vela. Hier vertoefde Ojeda 20 dagen en bereikte daarna het eiland Guragao, dat hy het Eiland der reuzen noemde.

Vespucio beschryft volgenderwys het bezoek aan dat eiland in zyn brief aan Lorenzo Francisco de Pedro Medicis:

quot; Het vasteland verlatende kregen wy op een afstand van 15 mylen daarvan een eiland in het gezicht, en kwamen overeen te onderzoeken of het ook bewoond was. Wy naderden het dan ook met snelheid en vonden er een slag van dierlyke en domme (1), doch terzelfder tyd zeer goedaardige en vreedzame menschen. Hun voorkomen en hunne manieren waren zeer woest. Zy hadden allen den mond vol zekere groene bladeren, welke zy kauwden, schier evenals het vee, zoodat zy ternauwernood spreken konden ; elk hunner had aan zyn nek hangende, twee kleine uitgeholde kalebassen, de eene vol van de bladeren, waarvan zy in den mond hadden en de andere van zeker witachtig meel, veel gelykende op gemalen gips; daarby hadden zy een stukje hout, hetwelk zy in den mond nat maakten en kauwden; ea menigvuldig staken zy de hand in de kalebas, waarin zich het meel bevond, en haalden daaruit een hoeveelheid, voldoende om het blad dat zy kauwden, aan beide zyden daarmede te bestrooien, welke verrichting zy her-

1

Bestial é ignorante, zegt de schrijver van deu brief.

-ocr page 65-

__ (5i __

haaldelvk en uiterst langzaam deden. Daarover

«/ CSJ

verwonderd, trachtten wy de oorzaak of het geheim dier handeling te vernemen ; doch wy konden er niet achter komen. By deze lieden onder-dervonden wy zooveel gemeenzaamheid en gulhartigheid, alsof zy vroeger reeds meermalen met ons omgegaan en reeds geruimeu tyd vriendschap met ons hadden. In hun gezelschap langs het strand gaande en ons verlangen te kennen gevende, versch water te drinken, gaven zy ons met gebaren te verstaan, dat zy drinkwater volstrekt niet hadden en boden ons welwillend de bladeren en het meel, welke zy in den mond hadden, aan, waaruit wy opmaakten, dat zy daarvan gebruik maakten om hun dorst te lesschen, uithoofde van gemis aan drinkwater in dat land. En zoo was het ook, want te zamen met hen gedurende anderhalven dag het land overal doorkruist hebbende, vonden wy nergens een bron, en vernamen wy dat het water dat zy dronken, dauw was, opgevangen in de bladeren van zekere plant, veel overeenkomende met het ezelsoor, en welke zich \'s nachts daarmede vulden; doch in vele streken huns lands was er geen plant van deze soort. Zy waren bekwame visschers en hadden overvloed van visch. Zy schonken ons vele schildpadden en ander soort goede visch. De vrouwen maakten geen gebruik van de bladeren, welke, zooals wy reeds zeiden, de mannen in den mond hadden ; alle hadden zy een kalebas vol water om te drinken. Zv hadden

-ocr page 66-

geen dorp, gehucht noch hutten, en beveiligden zich onder zekere groote bladeren, slechts tegen de stralen der zon, doch niet tegen den regen, hetgeen moet doen gelooven dat het in dat land weinig regent.

Als zy in zee gaan om te visschen, nemen zy een dier bladeren (1) met zich mede, hetwelk zoo groot is, dat zy, het in don grond stekende en naar de zon keerende, zich tegen hare stekende stralen beschutten. Er zyn talryke soorten en een groote hoeveelheid dieren op dit eiland; doch allen drinken modderachtig water (2).

Ziende dat er hier geen voordeelen te behalen waren, verlieten wy het eiland en gingen naar een ander; wy begaven ons binnenslands en onderzochten of er ook versch drinkwater te vinden was, doch het scheen ons toe, dat het eiland onbewoond was, aangezien wy niemand zagen toen wy het naderden ; doch langs het strand gaande, bespeurden wy zekere sporen van zeer groote voeten, waaruit wy het gevolg trokken, dat indien dc overige lichaamsdeelen met die voeten overeen kwamen, de bewoners van het eiland zeer groot van gestalte moesten zyn. Aan het strand vonden wy een weg, die binnenslands voerde, en negen onzer besloten dien te volgen en in het binnenland te dringen, daar het ons toescheen, dat het eiland niet zeer iiitgc-

(1) Van den Papaya-boom ?

(2) Dit éiland was waarschijnlijk Bonaire.

-ocr page 67-

— (gt;;] —

strekt noch zeer bevolkt was. Na ongeveer een inyl afstands afgelegd te hebben, ontdekten wy in een laagte vyf hutten, die bewoond schenen te zyn ; wy traden ze binnen en vonden er vyf meisjes, twee oude vrouwen en drie jongelieden, welke allen zoo groot van gestalte waren, dat dit onze verbazing wekte. Toen zy ons zagen ontstelden zy zoozeer, dat zy niet eens den moed hadden om weg te loopen; kort daarop begonnen de oude vrouwen ons in hare taal en op vleien den toon toe te spreken, waarna zy allen zich in een der hutten vereenigden en ons veel hnnner levensmiddelen aanboden. Al die vrouwen waren van een gestalte grooter dan die van een zeer ryzigen man; zy waren even groot als Francisco de Albricio, doch beter gevormd, dan wy. Wy kwamen daarom overeen, ons met geweld meester te maken van de meisjes en ze naar Castiliö te brengen als iets bewonderens-1 waardigs. Doch terwvl wv hierover beraad-slaagden, kwamen onverwachts in de hut ongeveer 36 man, die nog grooter dan de vrouwen en zoo flink en hupsch waren, dat het een lust was hen te zien. Hunne vcrschyning bracht by l ons zulke ontsteltenis te weeg, dat wy wensch-| ten liever op onze schepen dan bij zulke lieden te zyn. Zy waren gewapend met groote bogen enpylen, alsmede met puntig gemaakte staken en dikke stokken niet ongelyk aan knodsen. Nauw waren zy in de hut of zy begonnen onder elkander te spreken; uit hunne gebaren maakten

-ocr page 68-

wy op dat zy ons gevangon wilden nemen ; ook wy, die het gevaar inzagen, waarin wy verkeerden, overlegden onder elkander wat het beste zonde zyu om ons te redden, Eenigen onzer waren van gevoelen, dat wy hen in de hut zelve moesten aanvallen ; anderen daarentegen, dat wy zulks buiten op het open veld dienden te doen, en weer andefen waren van oordeel dat wy hen in het geheel niet moesten aangrypen doch afwachten Wat zy voornemens waren te doen. Mid-delerwyl gingen wy met geveinsdheid uit de hut en sloegen den weg naar onze sloepen in ; zy volgden ons op een steenworp, nog altyd onder elkander sprekende, en, naar ik geloof met niet minder vrees dan wy, want als wy soms stilstonden, deden zy het ook, en begonnen niet weer te loopen dan als wy het deden. Toen wy onze booten bereikten en begonnen scheep te gaan, wierpen zy zich allen in de zee en schoten vele pyleu op ons af; doch toen vreesden wy hen niet meer, en toen wy twee kanonnen in hunne richting afschoten, meer om hun schrik aan te jagen dan om hen te dooden, vluchtten zy overhaastig naar een naburigen berg zoodra zy de schoten hoorden vallen. Op deze wyze redden wy ons en scheidden van hen. Zy waren allen nakend. Aan dit eiland gaven wy, wegens de lichaamsgestalte zyner bewoners, den naam van Eiland der Reuzen (1) ; wy voeren voort langs de kust op een

1

Curasao.

-ocr page 69-

— 65 —

korten afstand, en hadden dikwerf gevechten met hen, want zy lieten niet toe, dat wy iets hoegenaamd van hun land medenamen.quot;

Uithoofde van zyn ge wichtige diensten werd Oje-da benoemd tot gouverneur van het landschap Co-quibacoa[*], met inbegrip van Cura9ao. Hy kreeg daarby last het ten onder te brengen en te bevolken. Zyn bezoldiging bedroeg de helft der voordeden.

Na veel moeiten gelukte het hem vier schepen uit te rusten, waarmede hy in Januari 1502 uit de haven van Cadiz, (Spanje) onder zeil ging. De vier schepen waren : Sta. Maria de los Angeles, onder bevel van Garcia del Ocampo, Sta. Maria de la Granada, gevoerd door Juan do Vergara ; Magdalen a, door Pedro de Ojeda, en Sta. Aua, door Don Hernando Guevara. Alonso de Ojeda zelf bevond zich op de Sta. Maria de los Angeles. My deed vele plaatsen op de kust van Coquiba-coa aan en kwam eindelyk te Cura9ao aan ; hier drong hy een half myl in het binnenland en kwam aan een dorp van Indianen aan, die stukken goud aan hunne neuzen en ooren hangende hadden; doch hy ontnam hun niets, zelfs geen brazilie-hout, hetwelk er in overvloed was. Vergara en O-campo schreven, dat zy op het eiland wel eenig brazilie-hout, doch geen goud gezien hadden.

Al do pogingen van Ojeda om do aan zyn bestuur toevertrouwde landen te colonizceren stuit-

{*) Venezuela.

-ocr page 70-

ten op de vyandigheid der Indianen, waardoor hy verhinderd werd zich te vestigen, en hy ten laatste genoodzaakt werd zich met zyne makkers in de bosschen sehnil te houden en van roof en plundering te leven. Zyue gezellen zagen zich in hun verwachtingen bedrogen ; in plaats van een ryken voorraad goud en edelgesteenten, welken Ojeda hun voorgespiegeld had, vonden zy armoede en den dood. Zy namen hem gevangen en zonden hem op naarSt. Domingo, waar hy in de diepste ellende 8tierf.(*)

In 1529 stond keizer Karei V het landschap Venezuela met onderhoorigheden af aan een te Augsburg alstoen gevestigd handelshuis Welser, hetwelk Juan de Ampuez als gouverneur naar Cura9ao zond. Hy vestigde zich in de naby-heid van St. Barbara, dat toen de hoofdzetel werd en waar ook een Spaansche priester in een aldaar gebouwde kapel den dienst verrichtte.

De oorspronkelyke bewoners van Cura9ao waren Caraïben, een mengehenetend Indiaansehe volksstam, die, waarsehynlyk uit Azië afkomstig, vermoedelyk in hun uit boomstammen gemaakte kano\'s van de overkust gekomen waren en zich op de tegenwoordigejdeine Antillen geves-

(t) Bovenstaande berichten aangaande do aankomst dfir Spanjaarden te Curasao in hetjaar 1499 zijn ontleend vooral aan het zeer belangrijke werk Coleccion dc los viajes y descubrimientos que hicieron por mar los Es-paüoles desde fines del siglo XV, coordinada por Don Martin Fernandez de Navarrete.

-ocr page 71-

tigd hadden. Him aantal was gering; volgens de rapporten aan de VV-I. compagnie bestond do ge-heele bevolking, by de aankomst der Nederlanders, uit slechts 500 personen, waaronder noy; ongeveer 30 Spanjaarden waren. Vermoedelyk waren de Indianen ook op dit eiland door de Spanjaarden, toen dezen de overmacht hadden, uitgeroeid of als mynslaven weggevoerd. Uit het bovenstaande uittreksel en uit hetgeen volgen zal, is op te maken, dat de Caraïben, die zich op dit eiland bevonden, in tegenstelling met hun stamverwanten op andere plaatsen zachtaardig en vredelievend waren (1). Zy worden in genoemde rapporten beschreven als een zwak en traag volk.

1

De abt degt; la Porto boscbrijft hen oolc als zoodanig in zijn belangrijk werk De Nieuwe lieizigcr, of beschry ving van de Oude en Nieuwe WereM, Deel XII, ISOsto brief. In dozen brief komt o. a. het volgende voor;

quot;Omstreeks bot mulder, der 10 eomv zeilde een Hollandscb schip naar de Nieuwe wereld (de Hollanders kwamen daar reeds vroeg : in 1523 bezocht een schil» uit Zeeland dit werelddeel reeds). Doch op de hoogte der liovenwindsche eilanden werd het door een orkaan overvallen, en daardoor alsmede door den stroom van den koers gebracht. Eindelijk zag men een kust, die eerst voor de vaste knst van Z. Amerika werd gehouden, doch later een eiland bleek te zijn. Langs de kust zeilende, vond men eindelijk een geschikten ingang, en na aan den wal te zijn gegaan, werd men in de verte di ie Indianen gewaar, mót pijl en boog gewapend on met vederen versierd. Zij konden hen zonder vrees naderen en ofschoon zij elkander niet verstonden, zoo maakten de Indianen toch vriendschappelijke teekenen, welke genegenheid niet minder werd, toen hnn cenige

-ocr page 72-

(lat zich met mosselen, oesters en andere schelpdieren voedden. Onbekend met het yzer, hadden zy dus de middelen niet om den grond te bewerken. Zy hielden zich meest op in de nabyheid van door de natuur gevormde putten en bronnen o. a. daar, waar nu de plantages St. Birbara, Ascension, Hato en St. Jan liggen.

hoeveelheid sterke draak word gegeven. Zij leidden de schepelingen vervolgens naar eeue plaats waar eoiiige andere Indianen woonden, dio hun evenzeer vriendschap betoonden. Zij brachten onze reizigers vervolgens naar eon grooten steen en gaven door allerlei gebaren te kennen dat bij dezen steen het graf was van iemand, dien zij betreurden, lu de nabijheid stond een klein gebouw, en daarbinnen was op een stuk hout in de FranscLe taal het navolgende geschreven :

quot; Ik ben een JbVanschman, van Rennés uit Bretagne; iloor schipbreuk ben ik op deze kusten geworpen zonder te weten op welke wijs, dewijl ik mijne bewustheid had verloren. De wilden van dit eiland hebben mij opgenomen en uitnemend wel behandeld. Zij zijn zeer zachtaardige menschen, en ik heb 12 jaren onder hen doorgebracht, zonder dat ik lust gevoelde hen te verlaten ; thans voel ik dat mijn levenseind nadert, en wanneer soms een reiziger deze woorden mocht lozen, nadat ik niet meer zal bestaan, dan bidde hij God Voor mijne ziel! Jean Eemi Pekuik.quot;

Do Indianen toonden hun vervolgens de kleederen die deze man had gedragen, doch die aan lappen aan elkander hingen, als ook zijn mes en eönigo geldstukken. die men in zijue zakken bad gevonden.

Na eenigo dagen uitgerust en do schade aan zijn vaartuig hersteld te hebben, vertrok de kapitein, die van deze gebeurtenis aau zijn gemeenebest een getrouw bericht Leeft gegeven. Het bleek hierop dat dit het eiland Curasao was geweest.quot;

-ocr page 73-

— 69 —

De Spanjaarden bleven ruim een eeuw in het bezit van dit eiland. Zy bouwden een dorpje, St. Anna genaamd, naby de baai van dien naam, ter plaatse waar nu de plantage Groot Kwartier is gelegen en dwongen de Indianen zich daar te vestigen en heerendiensten te bewyzen. Zy Voerden ook eenige in Amerika thuisbehoorende vruehtbooinen, alsmede het tamme vee in, en bekeerden wyders de Indianen tot het christendom.

Op Paaschdag van 1626 bezocht een Hol-landsch eskader, onder Boudewyn Hendriks, voor het eerst deze streken en kwam op de reede van Bonaire ten anker. De ontscheepte troepen maakten zich van het gekapte verfhout en van 700 schapen meester en vertrok daarna.

De oorlog tusschen de Vereenigde Nederlanden en Spai\\je had inmiddels reeds meer dan 60 jaren voortgeduurd. De veroveringen van Brazilië en Puerto-Rico waren voldongen feiten; aan den handel van Spanje werd overal door de dappere Nederlandsche zeelieden afbreuk gedaan; de W. I. maatschappy was goed gelukt; dat alles deed de noodzakelykheid inzien van een goede haven in de Mexikaansche golf, waarin de scheepsmacht verzameld en van waar men den vyand verder bestoken kon. Met dat doel werd er onder geleide van zekeren Hollander Jan Jansz Otsen, die vroeger op Cura9ao als krygs-gevangene van de Spanjaarden was en zich nu als gids had aangeboden, een expeditie uitgerust,

-ocr page 74-

— 70 —

bestaande uit zes oorlogsschepen {*). Kuiin voorzien van ammunitie en levensmiddelen en bemand met circa 180 soldaten, stak deze vloot den 4en Mei 1634 in zee, onder het opperbevel van J. van Walbeek, vroeger politieke Raad in Brazilië. Het kommando over de troepen was toevertrouwd aan Pierre le Grand, eertyds sergeant-majoor in BraEilic.

Den 23sten Juni d. o. v. deed men St. Vincent aan, alwaar men tegen eenige bylcn en messen 1500 bossen bananen en bacobas en meer andere vruchten inruilde. Daarna stak men weder in zee en landde den 30sten dierzelfde maand te Bonaire. Toen er troepen aan wal werden gezet, vluchtten de Indianen weg, zoodat men zich niet vergewissen kon aangaande de voortbrengselen van het eiland, noch van de hoeveelheid zout, die het opbracht. Men stevende naar Cu-ra9ao, doch zeilde, door stroom gedreven, de St. Anna-baai voorby, welke door Otsen niet als de haven herkend werd. Na vruchteloos getracht te hebben op te werken, was men verplicht een doorsteek naar de noord tot St. Domingo te maken, ten einde zoo weer boven Oura^ao te komen, welks haven men den 298tcn Juli binnenzeilde. Den avond van dienzelfden dag zond men sloepen af om te onderzoeken of er zich in het binnenwater ook Spaansche oorlogsschepen bevonden, doch zy brachten het geruststel-

(•) Het oorlogsschip Groot Hoorn, tweo jachten, de Brak eo de Eenhoorn cn een fluit Engel Gabriël.

A ■ ■ ■ -

-ocr page 75-

lend bericht, dat zy niets . hadden gezien.

De gouverneur van het eiland liet aan den bevelhebber allerlei sehoone beloften doen; het bleek echter later dat hy slechts tyd zocht te winnen, want in der haast liet hy de putten dempen, het dorpje /St. Anna en de pakhui-Ken met den daarin aanwezigen voorraad verfhout in brand steken. Den volgenden dag kwamen de troepen aan wal, doch Spanjaarden en Indianen hadden naar het westelyk gedeelte van het eiland, waar een klein Indiaansch dorpje lag, de vlucht genomen. De Hollanders schreven hun brieven met sehoone beloften om hen te doen te-rugkeeren, doch alles te vergeefs.

Door de Hollandsche troepen werd er inmiddels aan het einde van het Schotlegat een soort battery opgericht; ook vingen sommigen eenige paarden op, die gezadeld werden en waarmede 25 ruiters zich op weg naar St, Bdrhara begaven. Op den 4en Aug. werden zy echter door 70 Indianen overvallen, die door de Spanjaarden dronken gemaakt en tegen hen waren afgezonden ; by die gelegenheid hadden zy vyf dooden en vier gekwetsen. Een officier, die zich te ver in \'t bosch waagde, werd zeker gedood ; althans men vernam niets meer van hem. Daar de Spaan-sche gouverneur niets van zich liet hoeren besloot men tot een expeditie; de kommandant der troepen trok met 170 man, waaronder 12 ruiters waren, naar het westelyk gedeelte des eilands, térwyl de opgerichte versterking onder

-ocr page 76-

— 72 —

bewaking van het bootsvolk bleef. Te Hato^ i\'itat\' te men, na een tocht van 2^ uur, een weinigje uit, en dronk er versch water, dat men daar vondi Langs den zeekant ging mén naar het westen, jjcwam tegen den morgen te St, Jan, waar men de hutten ledig vond, daar de bewoners, door spfonnen gewaarschuwd, naar SU Martha waren gevlucht.

Daar de soldaten zeer afgemat door de snelle marsch waren en de Indianen van de eene plaats naar de andere vluchtten, keerden de Holl. troepen naar hun kwartier terug. Êr werd besloten, het eiland in bezit te houden en een versterking aan den mond der haven aan te leggen. Deze borstwering, bestaande uit met steenen gevulde vaten, waarachter eenige planken gespykerd waven, voltooid zynde, werd er een tweede expe^-ditie tegen de Spanjaarden uitgezonden. Het vluchten moede en de hardnekkigheid der Hol\' landers inziende, zonden de Spanjaarden den lOen Aug. 1534 een priester naar St. Martha, ten einde met den Hollandschen directeur van Walbeek te onderhandelen. Zy verbondon zich het eiland over te geven en het te verlaten, mits zy door de Hollanders aan de vaste kust werden gezet, en hunne lyfsbehoeften mochten medene-men. Deze voorwaarden werden aangenomen en vyf dagen later kwam de Spaansche gouverneur Don Alfonso Lopez de Morlo benevens de vorige gouverneur Juan de Ampüez met 12 kinderen, de priester en nog 17 zyner landgenoo-

-ocr page 77-

— 73 —

ten behalve 415 Indianen, waaronder slechts 105 weerbare mannen, in het kwartier aau. De Spanjaarden werden op twee in gereedheid gebrachte vaartuigen met 340 Indianen ingescheept en volgens belofte naar de vaste kust overgebracht; een 20tal Indiaansche gezinnen, to samen slechts 75 personen uitmakende, bleven in het kwartier en te Ascension, terwyl een hunner, zekere quot;Montera, tot hun opperhoofd werd aangesteld.

Het duurde echter niet lang of de Spanjaarden begonnen van de vaste kust af allerlei operatiëu tot een herovering van het eiland te maken. Een Indiaansche spion, die door den gouverneur van Bonaire afgezonden was, werd gevat en vertelde dat er, blykens de berichten uit La Guaira, vijf Spaansche oorlogsschepen van St. Domingo zouden komen, die in vereeniging met de krygs-macht op de kust, de Hollanders weer wilden verdry ven. Er werden daarom alle mogelyke verdedigingsmaatregelen genomen, te meer, daar de achtergeblevene Indianen niet te vertrouwen waren omdat zy de Spanjaarden zeer genegen waren en met dezen heulden.

Honderd man werden nu naar St. Bdrhara gezonden om er een mogelyke landing te voorkomen ; het vee werd van het oostelyk deel naar het kwartier gedreven. Intusschen vertrokken van tyd tot tyd Indianen uit de baaien in booten naar de overkust; dit nam evenwel spoedig een einde toen een tiental hunner, van Coro hier aangekomen om hunne stamgenooten af te halen,

J {

-ocr page 78-

— 74 —

door de onzen overrompeld werden, by welke gelegenheid twee hunner gedood werden en de overigen de vlucht namen.

De eene maand verstreek na de andere, en het wachten moede zond men een paar vaartuigen uit om langs de kust te kruisen. By het eiland Aruba vermeesterden zy een bark met 9 personen, die betuigden dat de Spanjaarden in Aug. van het vorige jaar te Caracas 300 soldaten verzameld hadden, doch dat van dezen 200 weggeloopen waren, daar de 6 galjoenen, welke men verwachtte, niet opdaagden. Ook voegden zy er by, dat men 2 maanden geleden de overige manschappen te Bonaire aan Tand wilde zetten om zei ven dadr hun onderhoud te zoeken, aangezien er door de groote droogte der drie laatste jaren in de provincie Venezuela gebrek aan levensmiddelen was.

Hachelyk was de toestand der Hollanders, die nog geen 200 man sterk waren. Gelukkig zond het Moederland, dat besloten had Cura9ao in zyn bezit te houden, een tweetal schepen, die levensmiddelen en ammunitie en tegelyk een zestigtal manschappen brachten.

De versterkingen, vooral die aan den ingang der haven, werden nu verbeterd. Men legde er een op een berg naby het kwartier aan, en toen deze tegen het einde van 1635 gereed was, werd het kwartier gesloopt en de manschappen naar het havenfort overgebracht. Intusschen werd de verstandhouding met de Indianen beter, daar

-ocr page 79-

— 75 —

zy door de onzen goed behandeld werden en teruggekomen waren van het denkbeeld, dat de Spanjaarden by hen hadden doen ingang vinden, volgens \'t welk de Hollanders menschen-eters waren. Zy waren dan ook behulpzaam by het bouwen en hielpen zelfs het gekapte hout van Sta. Martha en andere plaatsen naar de haven vervoeren, zoodat weldra een paar schepen, met verfhout, huiden en zout geladen, naar Holland vertrokken.

De Ned. regeering zag weldra de belangryk-heid dezer nieuwe kolonie in en het gebruik, dat van hare veilige haven gemaakt zoude kunnen worden. Zy zond daarom een genoegzame macht om een aanval te kunnen afslaan. Hiertoe schenen de Spanjaarden echter weinig lust te hebben, daar zy by ervaring den moed van het Holland-sche zeevolk kenden, waarvan zy nog het bewys erlangden in 1635 en 1636, toen van hier uit kruistochten door de Hollanders werden gedaan in de Mexikaansche golf, by welke gelegenheid er op de kusten van Cuba, St. Domingo en Terra Firma groote atbreuk aan de Spaansche koopvaardy-vloot werd gedaan.

By den vrede te Munster, tusschen Nederland en Spanje gesloten, werd ons eiland voor altyd aan Nederland afgestaan.

In de behoefte aan werkvolk werd voorzien door den aanvoer van negerslaven van de Afri-kaansche kust; doch spoedig kon men dien aanvoer missen, daar de gezonde lucht en de niet

-ocr page 80-

— 76 —

zware arbeid een gimstigen invloed op de voortplanting uitoefenden, zoodat spoedig de jaarlyk-sche aanvoer uit Afrika slechts diende om naaide kust te worden gebracht en aldaar tegen producten of gouden en zilveren staven te worden ingeruild (1).

Inmiddels was de bevolking op Cimu^ao sterk toegenomen en daartoe gaf aanleiding eensdeels liet verlies van de zoo schoone als vruchtbare kolonie Brazilië, waardoor vele Ned. familiën, die meer dan 30 jaren daar gevestigd en aan het tropische klimaat, de zeden en gewoonten gewend waren, zich hier metterwoon kwamen vestigen; en anderdeels de verdryving der Israëliten uit Portugal in 1659, die met toestemming der W-I. maatschappy, in grooten getale naar Cura9ao overkwamen, waar hun aan het einde van het Schottegat, vermits zy, volgens den toen-mnals heer.schenden goest van vooroordeel, niet in de otnd mochten wonen, een plek tot verblyf Wi\'.rd Hfl.ag\'ewezen, thans nog het Jodenkwartier : vii \' ■ waar nu ook hun begraafplaats is. ;«.\'oloni\'*. mocht zich echter niet langen tyd van vrede ca rust verheagen. On-shoonè haven wekte de yverzucht van andere du* \' ii tooi) ii-, JG72 Lodewyk XIV, Ko

ning va iïankryk, aan Nederland den oorlog had verklaard, vormde de Fransche minister Colbert een listig plan om in het bezit dezer kolonie

1

Het laiitste slavenscbip, — dat van Aart van de Kamer, — kwam in 1768 alhier aan.

-ocr page 81-

— 77 —

te geraken. Hy trachtte nl. den toemnaligen gouverneur van het Fransche gedeelte van St. Domingo, Mr. de Baas geheeten, over te halen, om Jan Donker, destyds gouverneur van Curasao, te overreden om hem, by de landing eeuer Fransche expeditie, het fort Amsterdam over te geven. Hy was tevens onderricht, dat het garnizoen uit slechts 80 weerbare manschappen bestond, daar het moederland, destyds door machtige vyanden bestookt, onmogelyk meerdere hulp kon verleenen. M. de Baas bracht dan in het begin van 1673 eenige vaartuigen bijeen, die met 500 soldaten werden bemand. Een zekere Ogeron, die op een ander gedeelte van St. Domingo het bevel voerde, kreeg den last om zooveel troepen te verzamelen als hy byeen kon krygen en zich hiermede naar het eiland St. Croix te begeven, waar zy elkaar ontmoeten zouden.

Ogeron scheepte 400 man in op twee vaartuigen. Een hiervan, met 300 man aan boord strandde op Pto. Rico ; de meesten redden zich, doch de Spaansche gouverneur beschouwde hen als zeeroovers en hield hen gevangen, zoodat slechts 100 man te St. Croix aankwamen. Tegen het einde van Februari 1673 kwam de Baas te St. Croix en was zeer teleurgesteld er slechts dat aantal troepen te vinden. Onbekend met den toestand, waarin de anderen verkeerden, bleef hy nog 5 dagen wachten en zette daarna met ongeveer 300 man koers naar Curasao. Don 14en

-ocr page 82-

Maart vcrscheeu by voor de Caracas-bani, inder-tyd een even goede ankerplaats als de St. Anna-baai. De Fransche opperbevelhebber oordeelde hier te moeten landen, daar by er weinig tegenstand verwachtte, vermits de battery aari die baai slechts door invaliden werd bediend, en het gemakkelyk was het geschut daar aan wal te brengen en over een gebaanden weg stadwaarts te vervoeren. De troepen landden dienzelfden dag ; de verdedigers der battery, ten getale van 25 man, werden spoedig verdreven, en\' den volgenden dag trok hy met 500 man en 2 veldstukken naar de Willemstad.

^ Op den morgen van den 16en Maart, toen de Franschen over den bergrug Altena voorttrokken, in het vertrouwen dat de forten hun overgeleverd zonden worden, werden zy onverhoeds\' by het afkomen daarvan uit fort Sehrikkenburg en de Bloedbattery met een hagelbui van kogels begroet, zoodat zy genoodzaakt waren te\' wvken. Deze wederstand was te danken aan den quot;kapi-tein-kommandant der schuttery, die, overtuigd van het verraad, door den gouverneur gepleegd, dezen gevangen en de maatregelen van verdediging nam.

Door de gewapende burgery vervolgd, vluchtten de 1H ranschen op hunne schepen en vertrokken met schande beladen. Terstond daarop werd de ingang van Caracas-baai mot grooto steenen gedempt en alzoo voor grootc schepen ontoogan-kelyk gemaakt.

-ocr page 83-

— 79 —

l)c lioon dier nederlaag moest uitgewischfc worden, en op voorstel van den minister Colbert besloot de trotsehe Lodewyk een nieuwe vloot ter verovering van Curasao uit te rasten.

In het begin van 1678 stak het vyandelyk eskader, bestaande uit meer dan 20 oorlogsschepen, onder bevel van den graaf d\'Estrces, in zee. Te St. Domingo aangekomen gafdegraat den gouverneur de Pouancy een schriftelyk bevel van koning Lodewyk, dien gouverneur gelastende zich met 1200 man by de vloot te voegen. Na zich te Martinique vereenigd te hebben, ging men den 7n Mei 1678 onder zeil. Intusschen had men op Cura9ao bericht van den nieuwen aanslag en was men wanhopend, te meer daar zich by de vloot vele roofschepen hadden aangesloten, van welke men slechts plundering en moord te verwaeh-ten had. Doch God was met de onzen, want schier het gansehe eskader liep op het rif, dat zich oostelyk van Bonaire naby het eiland A-ves verhief, en de schepen werden spoedig uit elkander geslagen. ISleehts vier hunner hadden den tyd den steven te wenden en het gevaar te ontkomen.

D\'Estrées en de gouverneur van St. Domingo wisten zich te redden en gingen met een der behouden vaartuigen naar St. Domingo terug om hulp af te zenden. Doch er verliepen hiermede meer dan drie weken, en in dien tyd waren vele der schipbreukelingen door honger, dorst en hitte gestorven.

-ocr page 84-

80

i V*\'^uralt;?ao werd» by het ontvangen van dat bericht, een schip van 20 stukken derwaarts gezonden, doch men vond slechts een kaperschip dat vermeesterd werd, terwyl do beraannfng daarvan, die üan wal was, ontsnapte.

Er werd van de zyde der Franschen geen derde expeditie tegen Ciira9ao ondernomen, omdat m Augustus 1678 te Nymegen de vrede tus-schen Frankryk en Nederland werd gesloten. f JNiet lang echter mocht Curacao zich in den i vredo verheugen, want de heerschzuchtige Lode-

W m i . r.er a^ (^en weer in Europa, en in 17i2 zeilde uit Toulon onder bevel van Jacques de Cassard een vloot uit met bevel alle Ned. kolomen en die onzer bondgenooten te plunderen en zoo mogelyk te bemachtigen.

Jn October kwam de vloot te Suriname aan, waai dadelyk 1100 man aan land werden gezet Ue inwoners, bevreesd voor plundering en roof kochten zich voor /800.000 vry en offerden alles op om die som byeen te krygen.

Eindelyk verscheen het vyandelyk eskader bestaande uit 5 oorlogs- en 7 andere grootê schepen, den 16 Feb. vóóv de haven van Curasao en gmg in de baai van St. Kruis ankeren.

vn»0nli) t0enra\'?llScn gouverneur Jeremias van Callen waren inmiddels van te voren alle maatregebn ter verdediging genomen : o. a. deed i} een oproeping aan de weerbare mannen om onder de wapenen te komen en met goed en lt;loie ^\'ome te verdedigen en liet hy op alle

-ocr page 85-

vaartuigen in de haven beslag legden, ten einde ze ter beschikking te hebben. Onder de genomen maatregelen behoort ook het vervangen van den koramandeur Gerrit van Uytrecht, die de sympathie der ingezetenen niet genoot, door W. Kerkring, als opperbevelhebber, en het benoemen van twee commissarissen, B. de By en dr. L. R. Horst.

Hnnne krijgsmacht, bestaande uit 72 soldaten en een 500 tal burgers en raatrozen, werd door de Franschen, die geoefende soldaten waren, geslagen, zoodat de kommandeur in alleryl naaide plantage Malpays moest trekken, waar hij op nieuw post vatte en zijne verstrooide manschappen verzamelde.

Toen men in de stad het bericht dier nederlaag kreeg, vergaderden de Raad en de aan-zienlykste ingezetenen en kwam men overeen om aan de troepen een som van 50.000 pesos (1j van achten uit te loven, zoo zy den vyand versloegen. Ook zeide men aan ieder, die verminkt zoude worden, een premie van 100 pesos toe.

Intusschen werden de onzen andermaal in het veld van Malpays verslagen en vluchtten zy in wanorde naar de stad. Nu was de Aveg voor de Franschen vrij; den 25stcn Feb. verschenen zy dan ook met hun geschut op den Rooden weg, omstreeks Wacao. Daar zy de stad niet verder durfden naderen, voerden zy

1

D« peso gold /1.33.

-ocr page 86-

— 82 —

hun geschut achter den berg van Monted, ten einde van daar de stad te beschieten.

De gouverneur beval daarop aan do twee scheepskapiteins, die met hunne vaartuigen het naast by het Schottegat lagen, om daar-naartoe te verhalen en den vyand te verhinderen met zyn geschut van stelling to veranderen.

Na veel moeite en de belofte, dat zy schadevergoeding zouden ontvangen als hun schip of diens lading beschadigd werd, gelukte liet die kapiteins daartoe over te halen. Hierdoor teleurgesteld zonden de Franschen den 26sten Feb, den ridder Legondes als parlementair. Geblinddoekt in den Raad gebracht, verklaarde hy in naam van de Franschen bevelhebber Cassard en Brandeville te zyn gekomen om het eiland op te eischen, en dat, in geval van weigering, hunne batteryen en bommen de ingetetenen wel tot de overgave zouden dwingen. Hy kreeg schriftelyk een weigerend antwoord, benevens het afschrift van een brief, door een scheepskapitein uit zee aan den gouverneur geschreven, waarin dezen bericht werd dat er een wapenstilstand tusschen Nederland en Frankryk was gesloten. De Raad deelde daarin mede, dat alle kosten en schaden, door een verderen aanval veroorzaakt, in rekening zouden worden gebracht.

De majoor van de troepen van Martinique, Belgens, bracht het antwoord van Brandeville,\' dat hy aan den Vice-admiraal Cassard, in dé

-ocr page 87-

St. Kruis-baai gestationeerd, de ontvangeu berichten had medegedeeld, en tot de ontvangst van liet antwoord, de vyandelykheden zoude staken. Den volgenden morgen lieten de Fran-schen weten dat zy, geholpen door vier goed bemande schepen uit Martinique, die hun kiygs-macht wai\'en komen versterken, de stad belegeren zouden zoo het eiland niet onmiddellyk werd overgegeven.

Daar de Haad steeds bleef weigeren, openden de Franschen het vuur tegen de stad en wierpen er gedurende dien dag 100 bommen in. Het vuren hield des namiddags op, doch ving met vernieuwde hevigheid des avonds te 10 ure aan en duurde tot in den morgen van den 28sten. Dat er geen brand ontstond, had men alleen te danken aan de hier in de lucht aanwezige zoutdeelen, die het ontvlammen van brandstoffen moeielyk maakt. Er was inmiddels een panische schrik onder de ingezetenen; velen vluchtten naar Pietermaai, anderen gingen met de schepen in het Schottegat en lieten de stad aan de ha-venzyde blootleggen.

Wederom verscheen er een Fransche gezant met een voorstel van Brandeville om een wapenschorsing te sluiten, ten einde bloedvergieten en vernieling te voorkomen, mits de Baad een bchoorlyke brandschatting betaalde; by weigering zouden de vyandelykheden hervat worden.

De Raad, wetende in welken toestand het koloniale krygswezen zich bevond, en dat men

-ocr page 88-

niet langen tyd meer weerstand zonde knnnen bieden, bood den Franschen commissaris een som van 50.000 pesos van achten aan ; doch deze sloeg dat aanbod af en eischte 300.000 pesos. In overleg met de voornaamste ingezetenen en kooplieden werd er besloten het bedrag te verdubbelen. Dit werd echter, by de terugkomst van den Franschen onderhandelaar op den 3en Maart, met nog 15.000 pesos vermeerderd, onder nitdrukkelyke voorwaarde dat de uitbetaling in kontanten, koopmansgoederen en slaven zonde geschieden, terwyl de partyen elkander 2 personen als gyzelaars zouden geven. (1)

De moeielykheid was nu om aan die 115.000 pesos te komen, alsmede aan de 153.000 pesos die de krygstoerustingen gekost hadden. Men benoemde uit den Raad 7 personen ten einde spoedig een hoofdelyken omslag te maken, terwyl do gouverneur bepaalde, dat wio te hoog of te laag was aangeslagen, later dat meerdere zoude ontvangen of by moest betalen. Doch de inning dier gelden liet veel te wenschen over en in de rnadsvergadering van den 14n Maart klaagde de gouverneur, dat er sommige kooplieden waren, die tegen 10 u/0 en hooger zelfs aan anderen hadden aangeboden om voor hen de contributie in koopwaren te betalen ; doch daardoor kreeg

1

Als gijzelaars werden deo Fracschen J. Martin en Z. Hasse gegeven.

-ocr page 89-

men niet hot benoodigde getal kontanten en slaven dat als voorwaarde was gesteld. Er werd dus besloten, dien woekerhandel wcttelyk op strafte te verbieden; tevens werd er besloten aan de Fransehe commissarissen een cadeau van 100 pesos aan te bieden, opdat zy ten voordeele van de ingezetenen de contributie in geld en goederen bevorderen zouden.

Intusschen hielden de Franschen in het westerdistrict vreeslyk huis; zy roofden het vee, verborgen de weggeloopen slaven, enz. Niet weinig verheugd was men dan ook, toen, op den avond van den 23sten Maart, zy de baai van St. Kruis uitzeilden, nadat de contributie betaald en weder-keerig de gyzelaars uitgeleverd waren.

Na dien storm doorstaan te hebben, brak voor Cura9ao wederom een rustige tyd aan, Dan, vol-komene rust is op aarde niet te vinden, en zoo hadden er gebeurtenissen plaats, die alles behalve tot die rust bevorderlyk waren.

Eerst was het een verdeeldheid tussohen burgers en marine-officieren in 1738. De eersten oordeelden, dat de laatsten zich te veel recht aanmatigden, terwyl dezen beweerden niet de eerbewyzeu te genieten, waarop zy aanspraak hadden. Aan het hoofd der burgers stond H. Storck en aan dat der officieren de kapt. t/z. E. de Peterson, komm. van het schip De Beschermer.

Die verdeeldheid zou ongetwyfeld niet zulke gevolgen hebben gehad, had niet de toenmalige gouverneur van Collen zich by een der partyen

-ocr page 90-

— 86 —

aangesloten. De Stateu-generaal ontsloegen hem eu benoemden in zyne plaats Jan Gales, die evenwel even onverstandig handelde en zich aan de zydo der andere party schaarde.

Op den 1 sten Sept. 1739 kwam men van woorden tot daden ; de officieren lieten het met dikke stokken gewapend bootsvolk komen, waarop de burgers in het huis van zekeren Plier iu de Heerenstraat de wyk namen. Op het bevel van den kom-niandeur om de deur open te breken, schoot de burger C. Berch met groven hagel onder het scheepsvolk, en de zaak zou zeker niet daarby gebleven zyn als de kapitein der bnrgery geen alarm bad laten slaan en met een groote maoht gewapende burgers het scheepsvolk op de vlucht had gejaagd.

In 1740, toen Gales door den heer J. Faesch, gezaghebber van St. Eustatius werd afgelost, gelukte het dezen aan die oneenigheid oen einde te maken. By een plakkaat werden nauwkeurig de eerbewyzen omschreven, die de bemanning van \'s lands oorlogsschepen moesten worden aangedaan.

Het jaar 1778 kenmerkte zich ook door een treurige gebeurtenis. Den 15en September van dat jaar, des morgens oin 8 uur, sprong Zr. Ms. oorlogsfregat Alphen, dat den 4eii Augustus te voren was aaugekomen, in de lucht. Het is niet met zekerheid bekend geworden, hoe \'t kwam dat het aan boord aanwezige buskruit ontbrandde. De ontploffing had plaats op het oo-

-ocr page 91-

— 87 —

genblik dat de manschappen tusschen deks aan het schaften waren, en zoo zyn er, behalve die in zee sprongen, en 14, die zich aan wal bevonden, 205 personen, benevens nog sommige inboorlingen, by dit ongeval omgekomen. De in de lucht geslingerde voorwerpen richtten gelukkig niet veel schade aan; evenmin deelde zich het vuur mede aan de in de nabyheid gelegen vaartuigen, waaronder een Engelsch kaperschip, het Ned. oorlogsschip van den schout-by-nacht van Byland en eenige koopvaardyschepen behoorden.

Gedurende den N. Amerikaanschen vryheids-oorlog, 1775-1783, bereikte het eiland een onge-kenden bloei. Men verhaalt zelfs, dat onder den gouverneur Rodier de la Brugière de pakhuizen de goederen niet bergen konden, zoodat de suiker by hoopen in de gaanderyen en koralen (1) lag. De handel was zoo levendig, dat er in 1783 eens een konvooi van 50 schepen te gelyk naar het Moederland in zee stak.

Een der vermeldenswaardige gebeurtenissen, welke in dien tyd plaats had, was een zeegevecht, dat den 12en April 1782 tusschen de Fran-sche vloot onder den graaf de Grasse en het Engelsch eskader onder admiraal Rodney plaats bad en ten nadeele der eersten afliep.

Een paar dagen na dat gevecht liepen 4 linieschepen, een van 84, een van 80 en twee

1

Afkomstig van liet woord corral, waarmedó in \'t Spaansch een omheind stuk gronds vóór of achter do woningen bedoeld wordt. In het papiëmentsch : koerd.

-ocr page 92-

van 74 stukken de haven binnen om de schepen zooveel raogelyk te herstellen en hunne doodcii te begraven, die door het scheepsvolk der Hol-landsche en Fransche vloot (er lag juist by gelegenheid van den oorlog, dien wy met Engeland hadden, een eskader van 9 schepen in de haven) met militaire eerbewyzen ter aarde werden besteld. Binnen 4 weken waren de schepen zoo ver aan de werven hersteld, dat zy naar Brest konden zeilen, na alvorens 60.000 patienjes in wissels betaald te hebben.

De Engelschen bleven intusschen de wateren der Caraïbisohe zee onveilig maken; by Can?-oas-baai namen zy zelfs een ryk geladen schip, dat zy voorby de haven sleepten, zonder dat, tot veler ergernis, een poging tot herovering werd gedaan.

Op den morgen van den 16en Juli vertrok een gewapende hoeker, de vrouw Machtelyne, vergezeld van den Ned. oorlogskottcr de Kemphaan, met een ryke lading droge goederen naar de Boven winds-eilanden. Tegen 11 uur ontmoetten zy het Engelsche fregat Diamond, met 40 stukken, en 330 manschappen bemand. Tenvyl dit schip langs den wal liep en byna binnen het bereik der haven was, werden er uit de forten Amsterdam en Nassau eenige schoten op gedaan, doch zonder eenig gevolg.

Te St. Thomas van de komst der beide schepen verwittigd, zeilde het den hoeker te geinoet en raak fo daarmede sla airs. De, hoeker had slechts

-ocr page 93-

— 89 —

;l

30 stukken, doch nam niettemin den stryd aan, vertrouwende op de hulp van de Kemphaan eu de andere in de haven liggende oorlogsschepen. Al vechtende waren de schepen de haven tegen 5 ure des namiddags voorbygegaan, zonder dat, tot groote verwondering van de duizenden toeschouwers, welke dat gevecht gelokt had, de Kemphaan haren bystand verleende, noch eenig der Ned. oorlogsschepen in de haven uitzeilde om deel aan den stryd te nemen. De kommandantcn en officieren dezer schepen bevonden zich meestal op de plantages, aan welke omstandigheid het allicht te danken was, dat de hoeker in den steek werd gelaten. Wel heeft Boot, kapt. van de Be-verwyk, die inmiddels aan boord van zyn schip was gekomen, willen uitzeilen, doch Rietveld, kapt. van de Nassau, welk schip vooraan lag, riep hem toe, dat hy het wel zou doen; doch dc kabels braken en van het helpen kwam, onbegry-pelykerwys, niets. De hoeker was genoodzaakt zich over te geven, en Geerman kwam met 7 personen als krygsgevangenen aan boord van het fregat.

Ook vertoefde nog alhier in dat jaar, om aan de Engelschen te ontkomen, het Fransche hulpcorps, dat onder Lafayette, de onafhankelykheid der V. S. had helpen bevechten. By de aankomst strandde een fregat op het punt Hicacos, en moesten de 1200 manschappen die zich aan boord bevonden, door drie kustvaarders van hier gered worden, die hen gedeeltelyk hier en gedeeltelyk

11

• m\' u

r I

; i\'.\'l f

Of; i

.sl

-ocr page 94-

op de Spannsche kust brachten en rykelyk beloond werden. De tegenwoordigheid van zoovele officieren, en vooral van de 10.000 soldaten ongeveer, waarvoor aan de Overzyde teuten waren opgeslagen, alsmede van de manschappen der oorlogs- en transportschepen, brachten natuurlyk groote voordeden aan de planters en kooplieden aan, zoodat het menigeen speet, toen in 1783 te Parys tusschen Frankryk en Engeland de vrede werd gesloten en de gansche vloot het eiland verliet.

Doch ook ditmaal ondervond men, dat onvermengd geluk voor den sterveling niet weggelegd is ; want er ontstond tusschen de regeering en ee-nige voorname ingezetenen in 1785 een verschil, wegens de invoering van een verandering in de manier van procedeeren, uitgelokt door den ad-vokaat Hessen. Door die invoering werd het procedeeren veel kostbaarder voor de ingezetenen en uiterst voordeelig voor de praktizyns. Een verzoek van de burgers om intrekking of wyziging van dat besluit bleef zonder het gewenschte gevolg, waarom zy den 3en Jan. 1786 twaalf personen benoemden, ten einde het antwoord van den directeur en raden te onderzoeken en verder de belangen der ingezetenen voor te staan. De regeering erkende deze 12 personen in hunne kwaliteit, waarop Hessen zich aan de zyde der burgers schaarde; doch doordien hy zoo gehaat was, en men hem als de oorzaak van het geschil beschouwde, achtte hy het voorzichtiger, evenals

-ocr page 95-

— 91 —

•: -

de niet minder gehate secretaris Starrenburg, Cu-ra9ao te verlaten.

Het twistvuur, dat voort bleef branden, barstte eindelyk in 1787 los, naar aanleiding van groote ontevredenheid over den fiscaal ïeylingen. Ofschoon de door den Prins van Oranje herwaarts gezonden commissarissen hem in \'t gelyk stelden, drong men toch met geweld de raadzaal binnen en eischte, dat hem zyn ontslag zoude worden gc-■ geven. De regeering, nog altyd even zwak, stelde hem in staat van beschuldiging, en ieder kon zich tegen hem doen hooren. Zelfs werd een mishandeling, eens de party van den fiscaal aangedaan, niet onderzocht of gestraft. Uit het rapport dei-genoemde commissarissen is gebleken, dat ook nog een ander advokaat, Amalry, den twist zou hebben aangewakkerd, door aan beide partyen als raadsman te dienen, redenen waarom de commissarissen, na de bewyzen daarvan verkregen te hebben, hem de balie ontzegden.

Na acht maanden geschorst te zyn gebleven, werd de fiscaal den 15en Juni 1788 op bevel van H. Hoogmogenden in zyne betrekking hersteld, welke zoolang door een deurwaarder en gerechtsbode vervuld was geworden. Hy vond echter by de zwakke regeering en slechte politie weinig ondersteuning, doch gelukkig veranderden dc zaken, toen iii 1789 dc bevelhebbers der W. I. Compagnie deze kolonie opdroegen aan het beheer van de Edelmogende Heeren Staten-Generaal der Yereenigde Nederlanden.

|t i l\\

I 1

c1

lil

-ocr page 96-

— 92 —

Onder de ernstige gebeurtenissen, welke op Cura9ao plaats hebben gehad, behoort voorzeker de opstand der slaven een eerste plaats te be-kleeden. Dat deze opstand geen ernstiger gevolgen heeft geliad, is waarsebynlyk te danken aan den kalmen aard der Cui\'a9aosche slaven, aan het gemis van uitgestrekte bossehen en aan de doeltreffende door het Bestuur genomen maatregelen.

Reeds in 1752 was er een poging van oproer op de plantage Hato gedaan, welke zich echter alleen tot den stam der Amina\'s uitstrekte en spoedig onderdrukt werd. Een ernstiger karakter had echter de opstand, die in 1795 uitbrak. De vryheidskoorts, die geheel Europa, na de groote Fransche revolutie, aangestoken had, was hier overgebracht door eenige slaven der Franschen na de slachting, waaraan dezen op Haïti bloot hadden gestaan.

Den 17en Aug. van dat jaar dan, weigerden de slaven op de plantage Knip, eigendom van den heer C. L. van Uytrecht, aan het werk te gaan, bewerende dat zy het volle wekelyksche onderhoud niet ontvingen. Daar de eigenaar zich liet ontvallen, dat, als zy klachten hadden, zy zich by den gouverneur moesten vervoegen, trokken zy den volgenden dag naar St. Kruis, waar ook de slaven van onderscheidene andere plantages zich by hen aansloten ; daar braken zy het distilleerhuis open en deden zich te goed aan de daarin aanwezige rum. In hun opgewonden toestand kwam hun waarschynlyk voor den geest

- ......—

-ocr page 97-

— 93 —

r -

hun lydeii van zooveel jaren, de ondervonden mishandelingen enz., en besloten zv, hunner onmacht niet bewust, hunne vryheid\'te heroveren. Men beweert, dat zy daarenboven het plan vormden de blanken te verdryven en een negergouver-nement te vestigen, /^y trokken onder het gerammel van den tamboer (1) voorwaarts en bevrydden hunne makkers, die om slecht gedrag of de lui-\' men der meesters in boeien zaten. quot;Hun aantal groeide hoe langer hoe meer aan en onder weg braken zy eenige pakhuizen open en slachtten eenio-vee om voedsel te hebben. By het uitbreken van den opstand vluchtten de meeste plantage-eigenaars naar de stad ; enkelen, die op hunne tuinen waren gebleven, wisten hunne slaven met schoo-ne beloften tevreden te stellen en aldus hun leven te redden.

De regeering, die inmiddels van het oproer kennis had gekregen, zond er een kleine macht, bestaande uit slechts 12 militairen en 30 vrye lieden op af, onder bevel van luit. Pleger. By de

L

ll|l |

i

JPI

bIP lü

I i

I;

h.f «f:

V

1

1

Tamboer heet bij do uegers alhier eeu met ecu vel overspannen vaatje.

Zulk eeu vaatje, waarop niet de hand geslagen, een stuk ijzer, waarop met eeu spijker of auder \' ijzeren voorwerp gerinkeld wordt, eu handengeklap, vergezekl van een liedje, of eigenlijk een eentonig geschreeuw, vormen de muziek bij deu tamboerdans. Deze bestaat iu onkiesche bewegingen van het onderlijf, waarin sommige der zwarte danseressen zeer uitmunten. Tamboerdans heelt hier thans iu de Kerst-en nieuwjaarsdagen alleen plaats.

-ocr page 98-

plautage St. Marie frelaml, weiden zy spoed io-door de slaven omsingeld en met stecnen en zelfs met geweerschoten op de vlucht gedreven. De negerslaven geraakten hierdoor in \'t bezit van 80 geweren. Hun aantal was inmiddels tot p. ai. 1200 geklommen. Tot vaandels hadden zy een omgekeerde Hollandsche vlag of aan eikand ei

genaaide lappen.

Inziende dat het ernst was, en een algetneenen opstand der slaven vreezende, zond aïstoen het bestuur kapitein van Westerholt met 93 militairen, 62 mariniers en 45 bereden burgers over zee naar St. Michiel, van waar men naar St. Maria j trok. Alvorens geweld van wapenen te gebruiken trachtte van Westerholt met zachte woorden de | muiters tot onderwerping te brengen, doch hy | werd met geweerschoten beantwoord. Ook pas- | toor Schinck, die by de slaven zeer bemind was I wegens zyn edel karakter, trachtte hen daartoe | over te halen, doch te vergeefs; een hunner, dien zy quot;kapiteinquot; noemden, zeide, dat zy slecht behandeld werden, dat de negers op St. Domingo vry waren en dat, daar de FranSchcn Holland hadden overwonnen, ookzy dus vry moesten zyn.

Nu was kapitein van Westerholt genoopt, tot geweld van wapenen zyn toevlucht te nemen; men deed een aanval op de negers, doodde 0 lm mier, verwondde er velen» nam een 12 tal gevangenen en bevrydde 2 burgers, die zy by ge legenheid van de eerste expeditie gevangen hadden genomen.

-ocr page 99-

De meesten hunner vluchtten nu naar een berg dicht by St. Marie gelegen, welks gemakkelykst pad zy dekten met 4 kleine veldstukken, die zy op de plantages gevonden hadden. Een andere boude liep de plantages af, vergiftigde de regenbakken en vermoordde wrecdaardiglyk een huis-onderwyzer, Sabel geheeten.

By een tweeden aanval sneuvelde een der burgers, de heer Brugman, en werden verscheidene negers gedood en gekwetst. De overigen werden op de vlucht gedreven en achtervolgd door eene divisie cavallcrie, die slechts 3 hunner gevangen kon nemen. Opdcnzelfden dag werden ook de heer A. de Voeren familie, alsmede de heer Lasire, die duizend angsten hadden uitgestaan, verlost.

Het Bestuur loofde nu voor het levend opbrengen der hoofden van den opstand de navolgende premiën uit, als: lo. \\ oor oen der medeplichtigen, vergiffenis ; 2o. voor een slaaf, een vrybriof on oo. 25 gouden Johannissen voor een blanke of kleurling (*). Zy legde voorts embargo op de schepen in dc haven opdat het; gerucht van den opstand niet te veel naar buiten zich zoude verspreiden. Negen dor schuldigen werden opgehangen cn hunne lyken ten toon gesteld cn aan velen die vrijwillig als be-rouwhebbenden (?) terug waren gekeerd, werd vergiffenis geschonken. Het hoofd der muiters,

(■») riet is een wonder, dat den klonrling-niet miti-der dan den blanke werd toegelegd.

-ocr page 100-

Toussaiut, onder deze laatste» herkend zynde, werd hy gevat, en nadat op bevel van den kapitein hem en nog andere gevangenen de handen en voeten waren afgekapt, werden zij in zee geworpen. Toussaint spoelde den volgenden morgen weder aan wal en kermde van pyn en dorst; door een pistoolschot maakte men een einde aan zyn lyden.

Ofschoon men in \'t oog dient te houden den tyd, waarin die gruwelen werden gepleegd, behoudt men toch by \'t lezen daarvan den indruk alsof het den beschaafden blanken te doen was om den verdierlykten negers te toonen, dat zy nog wreedaardiger dan dezen konden zyn.

De andere opstandelingen, die poogden zich op den St. Christoffel-berg nog eens te verzamelen, werden, doordien men hun alle gemeenschap afsneed, genoodzaakt zich over te geven, onder voorwaarde dat zy zich van de hoofdschuldigen moesten meester maken. Dit geschiedde, en weldra warden by vonnis van den Raad nog 26 slaven ter dood gebracht. De meesten werden, om hen af te leeren vry te willen zyn, geradbraakt; dit paardenmiddel bracht zulk een schrik te weeg, dat binnen vier dagen meer dan 1000 zich kwamen aangeven en om lyfsbehoud smeekten. Aan die allen werd een vrypas gegeven, nadat er als herkennings-teeken eerst een stuk van hun oor werd gesneden. Ook Toela en Bastian Carpata, de andere hoofden van den opstand, werden einde-

-ocr page 101-

lyk gevat en door de soldaten bespottelyk opgeschikt naar de stad gevoerd. Intusschen was in Frankryk het koninklyke hermelyn door het souvereine volk in \'t straatslyk gesleurd en het hoofd van Lodewyk XVI, den koning by de genade Gods, evenals dat van een ellendigen misdadiger, onder \'s volks wraakmes gevallen!

By hun verhoor gaven de slaven als redenen van hun verzet op : lo. de zucht naar vryheid en gelykheid, door de Fransche negers onder hen opgewekt; 2o. dat zy des zondags voor hunne meesters brandhout moesten kappen; 3o. dat zy tegen schieeuwend hooge pryzen gedwongen werden om van hunne meesters en meesteressen kleeding te koopen, welker betaling geschiedde door afhouding van het wekelyksch rantsoen, en 4o. de onbillyke behandeling der eigenaars, die voor één schuldige soms een geheele menigte liet straffen.

De brave en eerlykc rechters van 1795 vonden waarschynlyk die klachten zóó onbillyk en zóó ongegrond, dat zy, overeenkomstig hun plicht en geweten, de volgende vonnissen meenden te moeten uitspreken :

lo. dat Toela, als opperhoofd, van onderen op geradbraakt en na vervolgens in het aangezicht geblakerd te zyn, het hoofd zou worden afgehouwen ;

2o. dat Bastian Carpata, als gifmenger en brandstichter, op een kruis gebonden, de executie eerst zou aanaien, o;u daarna datzelfde lot te on-

-ocr page 102-

dergaan ; 3o. dat Pedro Wakao, de moordenaar van den onderwyzer Sabel, na by de beeneu rondom het schavot te ssyn gesleept en de handen te zya afgekapt, het hoofd met een yzeren moker moest worden verbryzeld. Er werden helaas! menschen (?) gevonden, die deze wreedaardige vonnissen uitvoerden! De planters vereerden den heer Westerholt voor zyne betoonde dapperheid in de grooote geleverde veldslagen, een degen met gouden gevest. Ten opzichte van de rechtmatige klachten der slaven, stelde het bestuur eenige bepalingen vast, welke dienen moesten om te verhinderen, dat hun in den vervolge weer onrecht werde aangedaan.

Aldus eindigde deze opstand, die slechts aan drie blanken van de vele gekwetsten, het leven kostte, nl. aan de HH. Brugman, Sabel en W. van Uytrecht, die door het afgaan van zyn eigen pistool, terwyl hy te paard zat, in den voet gewond werd en later aan de gevolgen daarvan stierf. Van de negers kwameu, zoowel door het gevecht als door beulshandeu, meer dan 100 om, terwyl een groot aantal, na eerst gegeeseld te zyn geworden, van het eiland verbannen werd.

Korten tyd na het dempen van dien opstand, en wel in het begin van 1796 brak er aanboord van het Engelsche fregat Hermione een oproer onder de equipage uit; de muiters vermoordden den kapitein en de officieren, eu gaven te Porto-Cabello tegen goede belooning het schip over aan de Spanjaarden, die toen juist met de Engelschen

-ocr page 103-

in oorlog waren. De Britsche rcgccring, vree-zende dat by hare oorlogsmariue dat voorbeeld navolging kon hebben, sprak over de muitelingen het doodvonnis uit en loofde een aanzienlyke premie uit voor de herovering van het fregat.

Dientengevolge kwam den 18n April onder parlementaire vlag het Engelsche oorlogsschip Magicienne, onder bevel van kapt. Rickert, eu gaf den gouverneur Lauffer een brief van den vice-admiraal Parker, inhoudende het verzoek om de muiters over te leveren; doch geen hunner was hier, daar de meesten naar N.Amerika eu de overigen naar elders waren vertrokken.

Inmiddels was door den kapitein-generaal te Caracas, die voor de Hermione geen matrozen had kunnen krijgen, aan den gouverneur Laufter het voorstel gedaan om op dit fregat de manschappen te plaatsen van de oorlogsschepen Medea en Ceres, die beiden onttakeld in de haven lagen. De gouverneur stemde daarin toe onder voorwaarde dat de Hermione de Hol-landsche vlag voeren zoude, door kapt. Kikkert gekommandeerd worden en in dienst van Holland en Spanje zoude zijn. Dit werd aangenomen, doch verviel later toen de scheepsbevelhebber Juan de Mesauit Cadix was aangekomen, want een gedeelte van zijn scheepsvolk werd toen op de Hermione geplaatst. Echter werd hun op verzoek door den gouverneur ammunitie en de noo-dige gelden voor het uitrusten van het schip

-ocr page 104-

— 100 —

geleend, ouder belofte van het geleende terug te zullen geven, waaraan nooit is voldaan.

De Eugelsehe vice-admiraal Parker, die van het gebeurde onderricht Avas, zond eenige «che-peu uit om het ft egat op te sporen. Een dezer, voor Aruba gekomen, wilde een zes- of achttal schepen overmeesteren, welke zich aldaar in de Paar-den-baai bevonden; doch de Arubianen, met den kommandeur Specht aan het hoofd, sloegen den aanval af, namen een gewapende sloep en maakten daardoor 17 manschappen en een officier gevangen, die naar Cura9ao werden opgezonden. Ecu tweeden aanval vreezende, werden de bat-tcryen bezet en do stukken met schroot geladen, welke maatregelen spoedig bleken niet noodeloos te zyn geweest, daar werkelyk in den nacht de Engelschen met vier sloepen wilden aan wal komen; zy werden echter zoo wel ontvangen, dat zy vluchten moesten. liet fregat vertiok nu naar I orto Cabello, waar het tegen den avond aankwam en op korten afstand van het kasteel Felipe sloepen uitzette. Door de duisternis begunstigd kwamen de Engelschen, zonder gezien te worden, aan boord van de Uennione, waar de 400 koppen sterke bemanning juist bezig was den rozenkrans te bidden. Kapt! Hamilton beklom het eerst het schip, onmiddellyk gevolgd door de zyuen. Er ontstond, door de verrassing, een panische schrik onder de bemanning, cn deze vluchtte naar beneden, waarop de En-gelsclien de luiken sloten. Men kapte de kabel-

-ocr page 105-

— 101 —

K quot;

luaalcte de zeilen los en verliet de haven. Te vergeefs werd er van de forten een paar schoteu op het schip gedaan : het was spoedig buiten het bereik van het geschut. (1)

Te midden dezer gebeurtenissen ontsnapte in 1799 het eiland aan een groot gevaar. Op St. Domingo werd nl. het plan gevormd, in de Engelsche kolonie Jamaica een revolutie te bewerken, en Cura9ao werd als het centrum der operatiën uitgekozen. Tot dat einde kwamen de hoofdaanleg-gers dier omwenteling, de adjudant-generaal De-vonx en de commissaris Saportas met eenige kaperschepen, welke krachtens een bestaand contract tussehen do Fransche en de Bataafsche republiek niet afgewezen konden worden. Men beproefde eerst den gouverneur om te koopen en bood hem, doch vruchteloos, $ 100.000 aan. Toen trachtte men zyn doel met geweld van wapenen te bereiken, doch het plan werd in tyds ontdekt, en nu werden Saportas en Devoux in hechtenis genomen en naar Port-au-Prince, St. Domingo, gebracht, tenvyl Tierce, een Franschman, die hier woonde en in de zaak betrokken was, gebannen werd. Saportas wist uit de gevangenis te ontsnappen en weer op Jamaica te komen ; hy werd echter herkend, gevat en ter dood gebracht.

11

iy|

li

1

Later stond kapt. Hamilton voor don krijgsraad, omdat hij ziju schip yorlatea on de expeditie in persoon had aangevoerd; doch hij werd niet alleen vrij-gesproken omdat eijn le. officier voor Aruba gesneuveld was, maar ontving nog bovendien een bolooning voor zijn betoonden moed en dapperheid.

-ocr page 106-

Minder gelukkig liep een andere aanslag, tegen de kolonie in 1800 ondernomen, af.

Den 6eu Februari van dat jaar verscheen vóór de haven het Franscbe fregat La Vengeance, met het doel om op een der werven van het eiland de schade te herstellen, welke het in een zeegevecht bekomen had. Door booten binnengesleept, wilde men slechts tegen kontante betaling het schip herstellen en leverantiën voor de manschappen doen, of althans tegen behoor-lyke borgstelling der Franscbe regeering. Na veel moeite gelukte het eindelyk aan denkom-mandant Pitot, zich met de Franscbe agenten van Guadeloupe te verstaan omtrent die levering voor eenige maanden; doch toen deze yierstreken waren, weigerde men alle verdere levering en Pi-tot zag zich genoodzaakt de hulp van den gouverneur Lauffer in te roepen. Deze beloofde hem hulp, en Pitot verzekerde daarover een gunstig verslag aan de Franscbe overheden te Guadeloupe te hebben gezonden. Het vervolg bewees evenwel dat hy juist ongunstig moet gerapporteerd hebben.

Van Guadeloupe kwamen vyf gewapende schepen, onder bevel van den Franschen agent Bres-seau, den 23 Juli hier aan, Op deze verdachte verschyning, sloot men onmiddellyk de haven niet een ketting en liet men het alarm voor de schuttery slaan.

Naar do reden van de komst der schepen gevraagd, gaf Bressoau ten antwoord, dat hy ver-

-ocr page 107-

sterking aan het fregat La Vengeance was komen brengen ; dit maakte liet onverwachte bezoek des te verdachter. De gouvernear liet hem weten, dat indien hy geen voldoende opheldering gaf, hy en de zynen als vyanden behandeld zonden worden. Toen bracht een FranscU officier een brief van Bressean, bevattende het vreemde voorstel van het revolutionair comité to Guadeloupe om Ciira9ao door Fransche troepen tegen vyandelyke machten te bezetten. (1)

De gouverneur belegde een vergadering van den kolonialen raad, ten einde dezen van den inhoud van den brief kennis te geven. Bresseau verzocht en verkreeg vergunning in die zitting tegenwoordig te mogen zyn, ten einde de onverwachte verschyning dier schepen mondeling op te helderen.

Nu vernam men, dat het Comité te Guade-

1

Dit stuk was reeds op deu 16 Juli 1800 te Gni»-deloupe geteekend en hield eeu lauge reeks klaebteu in, dié tot de vijandige gezindheid aanleiding zouden hebben gegeven. Curasao zoude den vijanden van do Franschen beschèrmiug verleend en voor Amerikaan-scho kruisers de haven opengesteld hebben, terwijl de zich op het eiland bevindende Franschen als rustverstoorders gebannen of mishandeld werden ; op het fort aan den havenmond, waar do Franscho vlag sedert do omwenteling naast de Hollansche had gewapperd, zoude men de eerste hebben weggenomen ; zelfs do predikant zoudè aan zijn haat tegen do Franschen lucht gegeven en de menschen daartoe opgewekt hebben, door voor het A\'erongelukkéa der vloot onder d\'Estrées den Hemel te danken enz. ene.

-ocr page 108-

loupe te weten was gekomen dat de Engelschen op Jamaica een expeditie tegen Cura9ao bc-a-aamden, reden waarom het Comité troepen herwaarts zond, onder bevel van den generaal Jeannet.

De gouverneur gaf zyne bevreemding te kennen en tevens zyn twyfel aan de juistheid van die bewering, daar men toch op Cura9ao, veel dichter dan\'Guadeloupe by Jamaica gelegen, volstrekt niets van dergélyke expeditie had vernomen, en verklaarde, dat hy zelf met de onder zyne bevelen staande troepen in staat was een vyandelyken aanval af te slaan, en dat boven-dixm hunne zorg voor de Vengeance ook al on-noodig was, aangezien hy zich van de maand Maart af persoonlyk borg had gesteld voor dc kosten der reparation.

Bresseau verzocht om de haven te ontsluiten, daar de plaats, waar zyne schepen ten anker lagen, niet veilig was, en zyne troepen verversching nóodig hadden. Hieraan werd gevolg gegeven, te meer daar dc beide generaals hun cerewoord gaven, dat niemand eenig leed zoude geschieden en zy spoedig weer vertrekken zouden.

Doch wat gebeurde erLangzamerhand zochten dc Franschen zich aan wal te nestelen ; eerst zetten zy eenige wachten uit, naar het heette, tor wille van hunne eigene manschappen; later ontscheepten zij hunne zoogenaamde zieken om die op den Booden Weg te legeren. Op ze-

-ocr page 109-

— 105 —

keren dag wilden zy een hunner schepen verhalen, onder voorwendsel dat het anker niet hield ; de gouverneur zond hun het bevel om op de ligplaats te blijven, doch het antwoord kwam dat quot;men de schepen zoude leggen waar men verkoos.quot; Toen gaf de gouverneur hun kennis, dat de geringste beweging hunner schepen als een vyandelyke daad tegen de stad zoude worden aangemerkt en men voorts kracb-tia-e maatregelen zoude nemen.

cT\' O

Ziende dat by met list niet verder kwam, stelde Bresseau nu een schriftelyke capitulatie voor en eischte gewillige overgave ; anders zoude hy met de vyandelykheden een begin maken. En werkelyk zoude hy daarmede begonnen zyn, indien de scheepskapitein Pitot, gedachtig aan de vriendschap, bestaande tusschen Nederland en Frankryk, aan de door hem ondervonden goede behandeling en het verpande eerewoord, hem zyne medewerking niet had geweigerd. Niet alleen deed Pitot zulks, maar verwittigde hy bovendien den gouverneur van Bresseau\'s plan en verzocht van het noodige voorzien te worden, ten einde te vertrekken. Bresseau, zich willende wreken wegens deze handelwyze, begaf zich aan boord van het fregat om dit aan te houden, doch hy moest afdeinzen, daar Pitot dreigde op hem te zullen vuren, indien hy aan boord kwam. Zoo spoedig als hy kon, verliet Pitot met zyn schip dc ha-

-ocr page 110-

ven (1) cn Biessoau, die op zyn vermetel voorstel van den Raad een scherpe bedreiging had ontvangen en zich door het vertrek van het fregat va;; een krachtigen steun beroofd zag, beproefde nu een ander middel en verzocht den gouverneur hem, door het leenen van een paar transportschepen en eenig geld, tot het vertrek behulpzaam te willen zyn. Hem werden er behalve vier schepen, ƒ 14.000 gegeven, alles op schrif-telyke verzekering van teruggave; ook verkregen zy vergunning om by een mogelyken aan val van vyandelyke schepen in een der baaien van dit eiland te mogen ankeren.

Na een vriendelyk afscheid te hebben genomen vertrokken zy den 3en Sept. Den volgenden dag echter kreeg de gouverneur bericht, dat zy onder voorwendsel van eenige Engelsche schepen te hebben gezien, in do St. Michiels-baai waren binnengeloopen en aldaar do forten hadden bezet. Over zooveel trouwloosheid en misbruik van goede trouw verbitterd, rukte de gouverneur dienzelfden nacht nog met 500 man naar St. Mich iel op, en kwam tot aan de huizen dei-plantage Blauw, van waar hy den vaandrig Fik-kert schreef en tevens bericht er by voegde voor den generaal Jeannet, dat deze zyn volk weder moest inschepen, aangezien hy met een versterking aanwezig was, zelfs ook om de Fraa-

1

ITet schip werd in de Mona-passago n.1 een bovi^ gevecht docr hét Eng. fregat La Seine gènomon.

-ocr page 111-

— J 07 —

sche vaartuigen te beschermen, indien er zich een vyand mocht opdoen.

Daar de Franschen geen antwoord gaven en LaufFer niet over een geftoegzamo maclit beschik te om hen met vrucht te kunnen aan vallen, trok hy naar de stad terug, alwaar hy veruatu dat de Fransche landingstroepen enkele plantages geplunderd, het vee weggevoerd en de slaven, die hen helpen -wilden, de vryheid beloofd hadden.

Een wacht van 150 man, aan den Rooden weg geplaatst en by de nadering van de Franschen met nog 350 vermeerderd, werd door den vyand den 6en Sept. weggejaagd. De gouverneur trachtte, doch vruchteloos, de op de vlucht gedreven troepen te verzamelen. Nu had men zich tot de verdediging van de Willemstad te bepalen.

Intusschen was de toestand der kolonie hache-lyk. Er was gebrek aan voedsel; het vee was grootendeels door de Franschen weggevoerd, of ten gevolg« van de droogte gestorven; er heersch-te inwendige verdeeldheid, daar de schoonc beloften van de Franschen niet zonder invloed op sommigen waren gebleven ; de schutters waren vermoeid van den dienst, en er waren slechts 60 geweren in bruikbaren toestand. Maar als de nood \'t hoogste is, is vaak de redding nahy: togen den avond van 9 Sept. verscheen een, naar men meende, Araerikaansch fregat voor de haven, gevolgd door een ander vaartuig onder dezelfde vlag. Namens den gouverneur werd door den heer Philips, consul alhier der V. 8., aan het fre-

-ocr page 112-

— 108 —

fj;at bystand gevraagd, en nu vernam men dat dit een Engelseli schip, onder bevel van kapt. Wat-kins, en het andere een door het fregat genomen Amerikaanseh koopvaardyschip was, voor Bres-seau bestemd en met oorlogsbehoeften beladen.

Ofschoon Engeland met de Bataafsche republiek in oorlog was, weigerde Watkins zyn hulp tegen die verraders en roovers niet. Hy eisehte echter, dat de kolonie zich onder Britsche bescherming stellen en een Engelsche bezetting innemen zoude; hare administratie mocht zy bly-ven houden. De Raad keurde deze voorwaarden goed, en den 13en Sept. 1800 onderteekende Lauffer de capitulatie, waardoor Bresseau gedwongen werd de blokkade op te heffen en men van de Engelschen geweren en ammunitie kreeg.

Een proclamatie, door Bresseau aan den raad gezonden, werd met verachtelyk stilzwygen beantwoord, waarop hy, doch zonder veel gevolg, door zyne kanonnen, op den berg Altena, op den liooden Weg en aan de helling van Piscadera geplaatst, de stad beschoot. Eenige dagen later trok hy met zyne beuden om het Schottegat en nam te Pietermaai aan do Oost-zyde der stad ec^ stelling in; doch inmiddels waren er levensbehoeften aangevoerd en was een milde regen gevallen, zoodat de schutters en soldaten nu weer zóó moedig waren en zóó dapper vochten, dat zy den vyand het hazenpad deden kiezen.

Poen op den 20sten nog twee korvetten, do

-ocr page 113-

Mary mac en tic Patapsco, uit Amerika kwamen om bystand te verleenen, trokkeu de Franschen in alleryl naar de St. Michielsbaai, scheepten zich van 23 — 24 Sept. in 13 vaartuigen in en vertrokken. De achtergeblevenen trachtten in kano\'s Coro te bereiken, doch de meesten kwamen in de golven om of werden krygsgevangen gemaakt.

Nederland dieudc klachten by de Fransche regeering wegens het gebeurde in, doch ofschoon deze laatste beloofde, een streng onderzoek te zullen instellen en de schuldigen zwaar te straffen, werden alleen de agenten van het Comitë te Guadeloupe van hunne posten ontzet.

Op 12 Oct. kwamen hier nog drie andere En-gelsche fregatten aan, nl. de Miliage, de Nimrod en La Léghre, die kort daarna gevolgd werden door de Diana, dc Crescent en de Decade. Nu had de formeele overgave van het eiland plaats en het Britsche garnizoen werd op 150 man gebracht.

Het eiland bleef van 1800 tot 1803 onder En -gelsch bestuur, terwyl de administratie aan Lauf-fer werd toevertrouwd, zynde hy nog civiele chef en komm. van de schuttery. By den vrede van Amiens in 1802 weder een Hollandsche bezitting geworden, werd Lauffer naar \'s Graven-luige geroepen om zich voor een raad tc verantwoorden, doch by een uitspraak van 12 Nov. 1806 werd hy eervol ontslagen.

Gedurende! de afwezigheid van Lauffer werd

-ocr page 114-

een ander gouverneur benoemd en men bood hem een pensioen aan, hetwelk hy weigerde. Zijne betrekking van gouverneur van Cura9ao berokkende den heer Lauffer by een voorschot van j 150.000 wel meer nog dan/65.000 schade.

Nu dacht men, dat ervoor de kolonie Curasao dagen van vrede zouden aanbreken ; doch helaas ! hoe zeer bedroog men zich, want na het uitbreken van den oorlog in 1803 namen de Engel-sche zeeschuimers de meeste onzer schepen, waardoor onderscheidene handelshuizen te Amsterdam te gronde werden gericht. Qelyk lot trof ook vele schepen, die met een ryke lading van Curasao vertrokken.

Aangezien er gebrek aan geweren en ammunitie was, zonden de hh. commissarissen A. de Veer en C. Berch, tydelyk met het bestuur belast, een vaartuig naar St. Domingo met verzoek aan den Franschen bevelhebber van dat eiland om deze kolonie er van te voorzien, doch dat schip viel in handen van deEngelschen,die de haven aldaar blokkeerden, en dezen, vernemende dat er in Cura9ao gebrek aan krygsbeboeften was, kwamen den 21 sten Januari 1804 met 4 schepen voor de haven en cischten het eiland op. Zy ontvingen een weigerend antwoord, waarop zy 190 man met 4 stukken geschut landden en de stad beschoten. By deze gelegenheid is de Luthersche kerk aan de Otrabanda (*) door een gloeienden

(*) Deze kerk stond op bet erf, dat tlians eigendom van deu Heer P, C. Goksiua i.s.

-ocr page 115-

— Ill —

kogel in het houtwerk getroffen en ecu prooi der vlammen geworden. Daar de Eugelschen echter meer tegenstand ondervonden dan zy verwachtten, scheepten zy zich weder in en vertrokken na 26 dagen aan wal te zyn geweest en allerlei strooptochten gedaan te hebben.

Veertien maanden later, den 21 Maart 1805, verscheen een Engelsch eskader van 7 oorlogsschepen onder bevel van den commodore Murray voor de haven. In het westelyk gedeelte van het eiland werd door hem een zeker aantal troepen aan wal gezet, die vreeselyk aldaar huishielden. Daar het garnizoen slechts 200 man telde en er gebrek aan wapenen en zelfs ook aan levensmiddelen was, kon men die landing noch de strooptochten dier troepen tegengaan. Kenige ingezetenen, vreezende dat de stad door de Engelschen stormerderhand zoude worden ingenomen, richtten tot het bestuur de bede, het eiland maar over te geven.

Gelukkig ontsnapte een Amerikaansch vaartuig aan de waakzaamheid der kruisers en bracht een lading meel aan, hetgeen den moed deed herleven.

Murray, inziende dat hy met de blokkade niet veel vorderde, besloot zich voor goed op het eiland te vestigen, In het begin van Juli namen eenige zyner troepen een stelling aan op don Kabrietenherg, die het fort Bcekenburg bestrykt, en noodzaakten met hun geschut de kleine bezetting dat fort te ontruimen. Op liet punt zynde

-ocr page 116-

die sterkte in te nemen, weiden zy echter eerst door het garnizoen onder den majoor Schwartsz(l) en later door de schutteiy onder bevel van L. Brion (2) zóó koen en zóó tactisch aangevallen, dat zy op de vlucht sloegen met achterlating van veel dooden en gekwetsten.

(1) Do majoor Scbwartsz, do talnjkbcid van dun vijand ziendo, zoude goweigöi-d hebben voort te nikken en om deze reden door den gouverneur Oban-guion naar Holland zijn gezonden om er voor den krijgsraad terecht te staan.

(2) L. Bkion, den 6en Juli 1782 te Curasao geboren, kwam eerst op een kantoor te Amsterdam, waar hij zijne opvoeding genoten bad; bij voebt onder do Bataal-sche jagers met roem in Noord-Holland (1799) en keerdo vervolgens naar Curasao terug. Van Lier begaf bij zich naar do V. S. van N.-Amerika om zich op do zeevaart-kunde toe te loggen, doch ontving kort daarop bet bericht dat zijn vader overleden was met achterlating van een aanzienlijk vermogen. Nu rustte iij een schip uit en bezoebt onderscbeidene landen, totdat hij iu 1804 zich in zijne geboorteplaats vestigde en er tot kom-mandant der schutterij werd aangesteld. Als zoodanig trok hij met een klein aantal schutters om deu Ka-briuten-berg boen, dien de Engelscbon bezet bielden, cn noopten hen af te trekken.

In latere jaren bezoebt bij Venezuela knoopte te Caracas betrekkingen aan en streed er voordeonafbanke-lijkbeid des lands. Daarna werd bij opperbevel bobber der vloot van Columbia en kapitein-generaal van bet leger, en hielp de onafhankelijk beid dor republiek bevechten. Hij ondersteunde bolfvar met $ 250.000, bewerkte dat deze tot kapitein-generaal van Venezuela en Nieuw-Grenada erkend werd, hielp bot eiland Margarita in ISHi veroveren en bracht bet Spaanscb os-kaïW oen belangrijke nodetlaag toO. Hij strekte don op.

-ocr page 117-

Ten gevolge van den plotselingen dood van Murray (*) op den 13den Juli, werden de vyan-delykheden niet verder voortgezet, en werd do blokkade opgeheven.

Het eiland met kracht van wapenen niet kun-

staudbliugeu tot stenn, nam i» 1817 deel aan do verovering van Guyana on vernioldo in den mond van do Orinoco 30 schepen en veroverde or 8. Hij bracht een verzoening tot staud tusschou BoLivAii en Mo\\-TiLiLA, en maakte met laatstgenoemde liet plau om Santa Marta en Cartagena to bómachtigeu. Santa Marta viel weldra in zijne banden, en Cartagena zou

(«) Men beweert, dat hij, uit spijt wegens hot herhaalde mislukken zijner expeditiën, zich door vergiftiging van liet leven beroofd zoude hebben.

Hij werd op Klein-Curasao begraven, en op zijn laatste rustplaats kon men eertijds het volgónde grafschrift lezen :

quot; Bier onder dezen harden steen Ligt ingeschord het vloesch en been Van eeuen Brit, een man van rang iu alle landen Zijn stam bekend, hij zelf vermaard door zengen, branden. Lord Murray, Britsch kaptein ter zee,

Verwees de JDood dees\' plaats ter reê.

Vorst Pluto zag \'amp; mans kunst, met vuur eu vlam te razen; Hij nam hem in aiju dieust, den belgloed aan te blazen, En dat van zijn ontstoken brand Op Curasao \'t bewoonde laud De rook, o! wandelaar, hem nimmermeer mogt plagen. En zijn gebeente in rust \'t gewormte mogt verknagèn. Dus vindt gij nu zijn graf niet ginds,

Maar hier op \'t landje boven winds.quot;

Van het graf van Murray is thans niets meer overig. Meu beweert dat do groote stooneu daarvan gebruikt zijn bij den bouw van den vuurtoren.

-ocr page 118-

— 114 —

nencle overmeesteren, besloten de Engelsclien nu zulks door verrassing tc doon. Hiertoe kozeu zy den nieuwjaarsdag uit, welke ook toen met allerlei feestelykbeden werd gevierd en vooral door veel gebruik van sterken drank.

gevolgd zijn, had eon waponscborsing geen einde aan de vijandelijldiedeu gemaakt.

IVrton mocht de bevrijding van Z.-Amerika niet beleven. Hij had te Savaniila de tolrechten van 33 op 25 Va verminderd, doch BoLfvAR, hierover vertoornd, deed bekend maken, dat zij op don ouden voet moesten geheven worden. Dit krenkte Bbion zoo zeer, dat hij in 1821 naar Curacao terugkeerde, waar hij den 2Östen September van dat jaar overleed. Door het on-baatzuchtig ondersteunen van de zaak der vrijheid had bij zich van zijn geheel vermogen beroofd, en do schuldvordering van zijne eüfgenamen aan de republiek Columbia beliep J millioen Spaanache daalders, waarvan 400.000 werden uitbetaald.

JiRiox werd begraven op een heuvel achter don tuin Rosendaal, ten noordwesten van het Schottegat.

Zijn stoffulijk overschot werd, met toestemming zijner naaste bloedverwanten en tengevolge van de bemoeiingen van generaal Güzman Blanco, president van Venezuela, don 18 Sept. 1881, ten overstaan van onderscheidene getuigen, opgedolven en den 283ten dierzelfde maand met groote plechtigheid gebracht aan boord van lt;le stoomboot, welke het naar Venezuela moest overbrengen om iu het Panteon Nacional to Oardcas bijgezet tö worden.

Toén deze stoomboot de haven verliet, word er van liet Waterfort een saluut van 19 schoten gedaan, als afscheidsgroet aan den onversaagdén Cura^aonaar, aan wiens gebeente do eindelijk ontwaakte dankbaarheid een eereplaats naast Venezuela\'s grootste mannen had aangewezen.

-ocr page 119-

M

— 115 —

Van de vier fregatten (1), den 27sten November, onder bevel van Brisbane tot dat doel van Jamaica vertrokken, vertoonden zich, den 22 Dec., drie voor de haven, en kort daarop kreeg de gouverneur een nieuwe sommatie tot overgave van het eiland. Na een weigerend antwoord ontvangen te hebben, zetten zy koers naar het zuiden en waren weldra uit het gezicht.

Op nieuwjaarsdag echter, te 4^ uur \'s morgens, bemerkte men aan den oostseinpost en aan dc plantage Fuik de vyandelyke schepen, en werden er van daar eenige schoten gedaan, evenals van het fort Beekenburg, ten einde de wachten tn de bevolking te waarschuwen; doch men hield die schoten voor vuurwerk, dat in de verte werd afgestoken. Te Guur zeilde het vyandelyk eskader dc haven binnen en zette onmiddellyk troepen aan wal, die door middel van ladders, de forten beklommen, welke zy echter onbezet vonden. Wel werd er aan den garoizoenskommandant Pfeiffer kennis gegeven van h«t naderend onheil, doch de^e wilde de boodschap niet gelooven. Toen hy, voor de tweede maal verwittigd zynde, ging onderzoeken wat er eigenlyk van de zaak was, had de vyand zich reeds geheel meester van de forten gemaakt; de bezetting was reeds ontwapend, en Pfeiffer zelf werd gevangen genomen.

Nu openden cenige officieren en manschappen,

II

t

Ifi

t

1

Zij waren do Arethusa, do Fisgard, dc Latona eu do Auson.

-ocr page 120-

— 116 —

die naar liet fort Nassau [*j gevlucht waren, een levendig vuur op de vyandelyke schepen, dach zy moesten het spoedig staken op bevel van den gevang-en genomen garnizoens-kornmandant.

De koram. der marine, C. G. Evertsz, die by de landing der Engelschen nog op een bal was, begaf zich, toen hy daar kennis van kreeg, on-middellyk naar boord en liet een paar schoten doen, doch werd terstond door het schrootvuur, waarmede de Engelschen hem beantwoordden gedood. PJ

Oe gouverneur Changuion, die den nieuwjaarsdag op zyn buitengoed Bleyheim in den schoot zyner familie was gaan doorbrengen en door de alarmschoten uit den slaap gewekt werd, begaf zich in een pontje naar het hoofdfort, doch zag aldra dat de vyand de haven bezet had. In plaats van zich nu naar het fort Nassau te begeven, vanwaar hy den vyand nog veel afbreuk had kunnen doen, liep hy als \'t ware in het net en had nog het by zonder geluk, een eervolle capitulatie te verkiygen, waardoor ten minste de eigendommen der ingezetenen voor plundering bewaard werden.

[•J Toen HepublieJc geheet en.

[*J Sommigen beweren, dat hij bij hef; beklitnmeu van zijn schip door een vijandólijken ko^el werd zodood. Anderen verhalen, dat hij zijn schip in de lucht wilde doen springen cmi door oen zijner eigene manschappen, ilio zijn voornemen bemerkt had, doodgeschoten werd.

-ocr page 121-

Zooveel achteloosheid iu tyd van oorlog laat zich inderdaad niet verklaren !

Het garnizoen en de bemanningen der Hol-landsche oorlogsschepen, te samen ongeveer 300 man sterk, werden nu naar Jamaica gebracht; hier werden zy op hun ecrewoord ontslagen, en vertrokken naar het moederland.

De Engelschen boden Changuion aan, civiel gouverneur te blyven, doch hy sloeg dit van de hand en vertrok\'zoo spoedig mogelyk naar Holland om zich aldaar te verantwoorden. Den 9n Juni 1807 te \'s Gravenhage aangekomen, werd hy met den kotnm. Pfeiffer den 12u Aug. gearresteerd. Het hooge militaire gerechtshof stelde een enquête in omtrent zyn handelwyze, en hy werd tot de straf van den kogel veroordeeld quot;omdat hy na het gebeurde oj) den 228ten Dec. 1806 geene mesures tot defensie had genomen, zelfs geen krygsraad gehouden; omdat hy—in weerquot; wil eenige dagen daarna een vyandelyk vaartuig voor de haven kruiste — zich naar een plantage had begeven, en eindelyk omdat hy—in plaatn van naar het fort Republiek (Nassau) te gaan, toen de vyand in de haven was — zich vrywillig in de macht van den vyand als krygsgevange-ne gegeven en gekapituleerd had.quot; {1)

1

Men vordaebt Changuion, liet eiland aan den vijand verkocht to hebben; doch hiervan is nooit iets

gebllt;;ken.

Tot vcrschooning van den gouverneur is aangevoerd, dat hij, r/tjncv onbekwaamheid bewust om onder de

-ocr page 122-

Hem werd de raad gegeven gratie te verzoeken, en ofschoon, naar zyne eigene verklaring, hem dit moeite kostte, daar hy de bewustheid zy-ner onseljuld met zich omdroeg, zoo volgde hv dien, gedrongen door zyne vrienden, toch op. De toeiunalige koning van Holland, Lodewyk 1, verleende hem remissie van alle straf, doch verklaarde hem tevens onbekwaam tot het bekleeden van eenige militaire of civiele betrekking. Tjater diende Changuion een memoire aan den toenmali-gen Koning der Nederlanden in, en deze nam

toeuuialige netelige omstaiuligliede» het béstuur te blijven voeren, meermalen ontslag had gevraagd. In een lUéraotie door hem ingediend, bracht hij te zijner rechtvaardiging bij o, a.: quot;dat hij met den kommandant der ar^llene W. Schmidt, met dien der marine O. G. E-vertsz eu den garnizoeus-kommandant F. H. Pfeiffer eene conferentie had gehouden na do opoisching op den 22steii December des vorigen jaars — wegens het sluiten dor haven — en dat men was overoengekomen om nabij den haveainond het fregat quot;de Kenau quot;en de korvet quot;do Suriname\' steven aan steven te leggen, waardoor do mond als door eene batterij gesloten zou zijn.

Verder: quot;dafc zijne instructie hem toeliet om In den omtrek van de forten te blijven; dat het hoofdfort genoegzame bezetting had en ieder zija plicht wist, en dat men door de seinposten op een afstand van twoè j* drie unf de schepou kon zien opdagen, waar-door er tijd genoeg was om terug te keeren en een aanval op de haven te voorkomen; doch de kommandant der manne het de schepen niet verhalen, die van het garnizoen deed zijn plicht niet, do seinsohoten werden niet gehoord, zoodat, ook al ware hij, ul. de fouver-iieur, \'s nachts in het hoofdfort göweest, de rapporten hem toch niet spoedig genoeg zouden zijn aangebracht.quot;

-ocr page 123-

__ nu

tleu 23sten Nov. 1814 een besluit, waarby het vonnis van het hooge militaire gevechtshof vernietigd en hy in zyn goeden naam en faam en in den staat, waarin hy was vóór de pronuu-ciatie van dat vonnis, hersteld werd. Kort na dit besluit werd hy tot raad-fiscaal ad interim by het toenmalig hof van policie en crimineele. justitie in de kolonie Suriname en in 1817 tot secretaris van bovengenoemden raad benoemd. In deze laatste betrekking is hy in 1820 te Paramaribo overleden.

Cura9ao bleef nu onder het protectoraat van Hare Britsche Majesteit tot in 1815, in welk jaar de vrede van Parys gesloten werd en het eiland weder aan Nederland werd afgestaan.

Dientengevolge kwamen hier aan op den avond van 27 Januari 1816 Zr. Ms. linieschip van 84 stukken Prins van Oranje, komm. schout-by-nacht J. E. Lewe van Aduard, en ^r. Ms. schoener de Haai, komm. kapt.-luit. H. W. de Quart el. {1)

Vermits echter de acte der teruggave van de kolonie, den 9n Dec. van het departement van den secretaris van staat aan den Nederlandschen gezant afgeleverd, nog niet hier was ontvangen en er bovendien geen oorlogsschepen in de haven

1

Van hen, dio don 27stea Jaunari 1816 met do Prins van Oranje op dit eiland zijn gokooion, waren er Uier, bij do berdouking van hot haU\'6 eeuwfeest van do overname des eilands, uog 5 personen overig: doch zij bestaan nu niet meer.

-ocr page 124-

waren om de Britsche troepen weg te brengen, had de overgave eerst den 4u Maart plaats.

t)e Prins van Oranje vertrok den 6n Maart des morgens naar Jamaica, aan boord hebbende den luitenant-gouverneur Le Couteur en familie, alsmede de Britsche troepen.

De vice-admiraal Albert Kikkert werd tot gouverneur-generaal van Curasao en onderhoo-i\'igheden benoemd. Onder zyn bestuur viel er weinig merkwaardigs voor; het duurde ook kort ui. van 4 Maart 1816 tot 18 Dec. 1819, op welken laatsten dag hy het tydelyke met het eeuwige verwisselde.

Kikkert werd opgevolgd door Mr. Petrus Bernard us van Storkenborgh, raad-fiscaal ad interim, doch slechts eenige maanden had deze de teugels van het bewind in handen, daar hy den 20sten Juli 1820 overleed.

De toenmalige raad-fiscaal Mr. Isaac Johan-nis Elsevier werd met het bestuur belast, totdat den 12en Nov. 1820 de als gouverneur-generaal van Cura9ao en onderhoorigheden benoemde schout-by-nacht Paulus Roeloff Cantz\'laar alhier aankwam en vier dagen later het van hem overnam.

Onder zyn bestuur bleef de schandelyks slavenhandel niet alleen als vroeger bestaan, maar hy moet zelfs in \'t geheim iu de hand zyn gewerkt, daar de koloniale kaa en enkele personen cv voordeel uit trokken.

i^iiutzlaai\' noeft voorts maatregelen genomen,

-ocr page 125-

— 121 —

die tot groote onaangenaamheden aanloiding gaven. Zoo noodzaakte hy 1gt;. v. de schnttery cm militairen dienst te doen, zonder de manschappen daarvoor echter vergoeding te geven. Toen zy weigerden hieraan te voldoen, liet liy hen ontwapenen. Deze maatregel deed de verontwaardiging ten top stygen. De wacht der schnttery vereenigde zich nu op Pietermaai, waar terstond het volk zich by haar aansloot. Een der adjudanten van den gouverneur werd naar de schutters afgezonden om te trachten hen tot onderwerping te brengen, doch men greep zyn paard by den teugel, overlaadde hem met scheldwoorden en dreigde hem op een dracht stokslagen te zullen onthalen. Hy keerde dus onver-vichtcrzakc terug. Alsnu liet de gouverneur do kanonnen laden, de posten verdubbelen en trok zelf met een deel van hot garnizoen uit. Doch ziende, dat men besloten was, geweld met geweld te keeren, en de gevolgen vreezende, liethy wederom inrukken, waarna ook de volksophoop uiteenging.

Nu werd de konun. der Schuttery Stridcl afgezet en door den kolonialen secretaris Princo vervangen, die als bemiddelaar tusschen den gouverneur en de schuttery optrad en aan het geschil een einde maakte.

Ook het volgende voorval zal een denkbeeld kunnen geven van do wyze, waarop Cantz\'laar de kolonie bestuurde. Omdat nl. de uitgeweken eapucyner monnik Joachim, die door den dood

-ocr page 126-

van Piravona by de R. K. gemeente de betrekking van pastoor waarnam, in 1820 een Israëliet, met name Josd Rafael Correa, ondanks het verbod gedoopt had, stuurde hy dien geestelyke met zyn adjudant de order om de kerk te sluiten.

Joachim, die reeds geweigerd had aan een dusdanig order van de politie te gehoorzamen, volhardde ook nu by zyne weigering. Ingevolge zy-nc bevelen, poogde nu de adjudant de deur dooide militaire macht te laten sluiten en den sleutel voor den gouverneur te brengen, doch hy vond hevigen tegenstand by den pastoor en vele leden der R. K. gemeente, die zich in de pastorie en op het plein om de kerk bevonden,

Weldra vielen er van weerskanten beleedigen-de uitdrukkingen, waarop het militaire detachement het binnenplein bezette en zich voor de hoofddeur der kerk posteerde, waarin zich epn menigte menschen bevond. Daar dezen zich niet verwyderen wilden, werden er eenige geweerschoten gelost, waardoor eenige vensters der kerk beschadigd werden. Nu begonnen echter ook do politie-agenten te vuren, en toen zy iemand doodden wiens signalement met dat van den gedoopten Israëliet overeenkwam, ontstond er een panische schrik in de kerk; men sprong uit de ramen in de zystraten en menigeen brak daarby een arm of een been. De a-vond viel inmiddels en de nacht werd in groote spanning doorgebracht. Den volgenden dag, 2 Juni, begaf zich een groote menigte naar de plek.

-ocr page 127-

— 123 —

waar het lylc van den ougelukki^en jongeling, die gedood werd, raet een verbryzelde hersenpan lag. (1) Toen het grafwaarts werd gebracht, sloten zich velen by den stoet aan, als om tegen de willekeur van den landvoogd te protesteeren.

Joachim ontving en volbracht den last om binnen 8 dagen het eiland te verlaten, (t) De sleutels der kerk werden in handen van Cantz\'laar gesteld. Zy werden echter 40 dagen later overgegeven aan een teruggekeerden kapellaan, en Prince wist te bewerken [tj dat deze zaak geen onaangename gevolgen voor den gouverneur had.

Vry algemeen werd er beweerd, dat de kogel, die Lisir doodde, voor Correa bestemd was, en dat de bloedverwanten van dezen een dor hoofdagenten van politie omgekocht hadden om den afvallige om \'t leven te brengen. Doch niet alles, wat er beweerd wordt, is waar.

Een der personen, die een hoofdrol in dat bloedig drama gespeeld had, was de toenmalige oiider-schout Dittinger, die daarom niet weinig behaat was by het volk. Hetgeen hem dan ook vier weken na het verhaalde overkwam, werd vry algemeen als een lt;):erechtilt;»;e straf beschouwd.

O O cj

1

Dit ongelukkig slachtoffor van do inmenging dor re^eeriug iu godsdiöiistzakcn, lioottü Tcodoor Liuir, en had jsicü zevon dagcu te voreu in den echt begovon.

(t) Noch van hom, noch vau den goiloopUm isniö-liet heeft meu ooit later iots veruoraeu.

(I) Op welku wijze, begrijpt iodereen, die mot aandacht de gobeurteuissèu van 1871 hebben nagegaan.

-ocr page 128-

Den 24 Au£. 1824, verjaardag1 van Z, M. Koning Willem I, werd hy nl. te 10 ure, kort v(\')ór de parade, welke de sehuttery te samen met liet garnizoen moest honden, door den schutter-onder-officier Rampelenberg, in deBreedestraat, Willemstad, doodgeschoten. Rampelenberg en Dittinger waren vroeger boezemvrienden, doch toen, by gelegenheid van een twist tusschen hunne familiën, de laatste voor de zynen party trok, kwam het tusschen hen tot een scheuring, Dittinger, die vroeger het openblyven der herberg van zyn vriend na bezetten tyd door de vingers scheen gezien te hebben, deed hem nu bekeuren. Rampelenberg moest hem toen beloofd hebben, wraak daarover te zullen nemen, en hield woord ook. Na het feit gepleegd te hebben, weigerde hy zich aan de politie over te geven, die hem arresteeren wilde, en begaf zich naar het Waterfort, alwaar hy zich by het bataillon sehuttery voegde. Hier werd hy door den komm. aangezegd, zich aan de politie over te geven, doch hy verzocht door een schutter-patrouille naar de gevangenis te worden gebracht, hetgeen hem werd toegestaan.

Voor de rechtbank verklaarde Bampclenbero-, niet te weten dat zyn geweer, hetwelk hy door een ander had laten schoonmaken, geladen was, en schertsenderwys het wapen op Dittinger te hebben aangelegd. Inmiddels richtte de bevolking,

die in Rampelenberg geen moordenaar maar eer

een bevryder wilde zien, tot het bestuur een petitie te zyner gunste, waarin onderscheidene

-ocr page 129-

— 125 —

dene dooi1 hem den lande bewezen diensten werden aangehaald. Rampelenberg werd tot levenslange ballingschap veroordeeld. Ply stierf latei-te St. Thomas.

Dittinger werd in de borst getroffen, terwyl een knaap, die achter hem stond een verwonding aan den rechterarm bekwam. Toen Dittinger getroffen doodviel, verschrikte een arme slaaf, die daar voorbyging, op het gezicht van het bloed zóódanig dat hy, zonder te weten wat hy deed, het lyk op zyn schouders nam en er mede tot aan den Waterkant liep.

In ditzelfde jaar (1824) kwam alhier den 27sten Augustus uit Nederland aan, de R. K. pastoor M. J. Niewindt met den kapelaan J. B. Eisenbeil.

Niet mindere ontevredenheid verwekte de last, door Cantz\'laar aan de ambtenaren gegeven om de Spaansche en Columbiaansche dubloenen alsmede de piasters voor veel minder te ontvangen dan zy in den handel golden, terwyl zy, by uitgaaf van zynent- of gouvernementswe-ge tegen den ouden prys berekend werden. [*] Een deputatie uit den handelsstand ging hem verzoeken die bepaling, waardoor de kooplieden groote schade leed, in te trekken, doch hy weigerde daaraan te voldoen. Toen nu de tyd van

1

Daar do gonvomeur uooit in goudeu of zilveren munten aan hot luinistorio sommen lieeft overgemaakt, schuilt het oogmerk van zijne handelwijze ia liet donker.

-ocr page 130-

betaling daar was, betaalde meu wel volgens den koers, door den gouverneur vastgesteld, doch.. . zulks met recht van protest, hetwelk dan ook weinige dagen daarna ingediend werd. De reeds bestaande geest van ontevredenheid steeg echter ten top, toen de aan de gouvemements-kas betaalde gouden en zilveren muntstukken openlyk verkocht en meest teruggekocht werden door hen, die ze uitgegeven hadden. Dc onderteekenaars van het protest werden daarop voor den procureur-generaal geroepen, die van de rechtbank requireerde, dat zy verbannen of tot een zware boete veroordeeld zouden worden ; doch de rechtbank sprak hen vry.

Het invoeren alhier, in 1826, van het decimaal stelsel, dat in Holland in gebruik was, bracht geen verandering in de waarde der dubloenen en piasters, en toen de handelaars zich tot den Koning wendden en al hunne grieven uiteenzetten, werd in 1827 een commissaris, de heer van den Bosch, naar hier gezonden om daaromtrent een onderzoek in te stellen ; doch toen hy aankwam, had de gouverneur zich juist verzoend met den secretaris Prince, met wien hy eenigen tyd in onmin was geweest, en trad deze wederom als bemiddelaar tusschen hem en de kooplieden op, waardoor de zaak geschikt werd.

Onder de regeering van Cantz\'laar heeft de handel niet gebloeid. De oudo welvaart keerde niet terug, zelfs niet toen by een koninklyk besluit van 1827 de haven van Cura9ao tot een

-ocr page 131-

— 127 —

vryliaven werd verklaard. (*) Tot dat verval droeg niet weinig een vreeselyke droogte by, die vyl\' jaren (1820—1825) aanhield en waardoor aller-wege gebrek ontstond.

Cantz\'laar werd in 1828 tot gouverneur-generaal der gezamenlyke W.-lndische eilanden benoemd en vertrok den In Maart d. a. v. naar Suriname. Als directeur ad-interim van Cura9ao en onderhoorigheden bleef Mr. Isaac Johannes Rammelman Elsevier.

Onder zyne regeering werden in 1830 voorschriften ingevoerd op het houden van registers van den burgerlyken stand, tot het beter consta-teeren van den staat der bevolking. Overigens viel er niets merkwaardigs voor, en toen hy den In Maart 1836 met verlof naar Nederland ging vervulde zyn zoon I. J. Rammelman Elsevier Jr! slechts gedurende eenige maanden ad interim zyu plaats, daar majoor Reinier Frederik Baron van Kaders hem den 23sten Juni van datzelfde jaar opvolgde.

Deze landvoogd toonde reeds kort na zyn optreden het met Curasao wel te meenen. Op allerlei wyze trachtte hy de materiëele welvaart en de

(#) \'fc Is zokoi- to botreuron dat difc besluit niet da dclijk werd genomen, toen Oim^ao in 1810 wederom een Nederlaudsche bezitting was geworden ; want d iar door verplaatste zich do handel naar St. ïliomas waaide handel en scheepvaart sedert 1750 vrij was\' verklaard voor allo natiën, een maatregel die zeer bevor der lijk was voor den voorspoed en bloei van dw eiland.

-ocr page 132-

ontwikkeling onder de ingezetenen te doen hei\'le-ven. Niet alleen moedigde hy de inlandsche nyver-heid aau, door b. v. de bewerking van meubelen, stroohoeden, sigaren enz. te bevorderen, doch vooral trachtte hy den landbouw op te beuren, door winstgevende culturen in te voeren. Na van het moederland vergunning te hebben verkregen, zond hy onderscheidene commis-siën naar sommige Bovenwindsche eilanden om berichten in te nemen betreffende de bereiding van aloë-hars, pita-vlas, en omtrent andere culturen, z. a. de aankweeking der Moringa [uit welker boonen de behen-olie bereid wordt], de teelt vanhetcochenille-insect en het paragras. Ook werden door hem ter veredeling van de wol, in 1837 uit Cadix eenige merinos-schapen ingevoerd.

Vele zyner proefnemingen mislukten, hoofdza-kclyk tengevolge van gebrek aan regen ; doch sommige werden later uitgebreid en gaven uitkomsten boven verwachting. Doch ook hy ondervond spoedig, dat soms de beste bedoelingen miskend, gewantrouwd en tegengewerkt kunnen worden; vooroordeel tegen de nieuwe culturen, droogte enz. noodzaakten hem veel te laten wat hy voornemens was te doen. Dat Cura9ao thans enkele uitvoer-artikelen heeft z. a. aloë-hars en dividivi, is intusschen aan hem te danken, en had-de hy niet zooveel tegenkanting ondervonden en met zoovele moeielykheden te kampen gehad, wie weet hoe veel meer Curasao aan hem te danken zonde gehad hebben.

-ocr page 133-

— Ï29 —

la het belaug der scheepvaart liet hy drie lichttorens bouwen: een op het lage /uid-oostpunt van het eiland Bonaire, een op Klein-Cura9ao en een te Cura9ao, op het Riffort. Ook is onder zyn bestuur een vleeschhal [1] op Pietermaai aan het straud gebouwd.

Den 6en Juli 1842 vertrok de heer Kaders met verlof naar Nederland, en van den Isten Juli van dat jaar tot den 29sten Feb. 1844 bleef het bestuur aan den heer (Jaspert Lodewyk van Uy-trecht, majoor koram. der Schutterv, toevertrouwd.

Toen Baron van Kaders, die inmiddels tot kolonel was bevorderd, in 1845 tot gouverneur van Suriname benoemd was, werd de heer Kut-gers Hermanus Esser den 19n Juli van datzelfde jaar gezaghebber van Cura9ao en onderhoorig-heden. Twee dagen vroeger (by de aftreding van B. J. Elias, gouverneur-generaal der W. I. bezittingen) kwam de administratieve scheiding der kolonie Suriname van de overige W. I. bezittingen tot stand.

De gouverneur Esser werd opgevolgd door jhr. I. J. Rammelman Elsevier Jr., die den 20sten Dcc. 1848 het bestuur overnam,

Alstoen woedde in Venezuela de stryd der liberalen tegen de oligarchische party. Antonio Leocadio Guzman (t) en de generaal Bruzual

1

Bij den orkaan van 1877 wepgespoèld. (t) De vader van den tegenwoordigen President van Venezuela.

-ocr page 134-

werden als agenten der liberale party hierheen gezonden, doch daar deze laatste een volgens het bestuur gevaarlyken geest onder de lagere volksklasse verspreidde, werd hy van hier verwyderd.

De beginselen, waarvoor de liberale party y-verde, vonden hier sympathie, en dit wetende, zocht men ons, met verkrachting onzer neutraliteit, een vyaudige houding tegen het wettig ge-zao1 in Venezuela te doen aannemen. Het een en ander bracht zekere verbittering tegen ons by het bestuur dier republiek te weeg, zoodat een gerucht uit Pto. Cabello, volgens hetwelk men een oorlogsverklaring zoude doen en met 1000 man een aanval op dit eiland doen, vry algemeen geloof vond.

De toestand was hachelyk, want de defensie-middelen der kolonie lieten alles te wonschen over. Van de 4 oorlogsschepen, in de haven in station, werden 2 gerepareerd ; alleen de korvet Ajax kou dienst doen. Het garnizoen was zwak, de sclmttery slecht gewapend ; er was gebrek aan ammunitie; de artillerie was in het veld niet te gebruiken; dc forten waren slecht bemand, de baaien zonder verdedigingsmiddelen enz. Bovendien was de handel kwynende, deels tengevolge van de bestaande lasten, deels door de handelscrisis elders, alsmede door de politieke gebeurtenissen in Venezuela.

De heer Elsevier aanvaardde dus het bestuur onder zeer ongunstige omstandigheden. Het program, dat hy zich voorstelde te volgen, was:

-ocr page 135-

— 131 —

H

f

lo. aniikwceking\' van goede verstandhouding met bét buitenland en van nieuwe Landekrelatiën, bovendien ook volstrekte onzijdigheid in den burgeroorlog tusschöu de partijen in Venezuela of elders gevoerd;

2o. het volgen van een verzoenendè gedragslijn op eigen gebied en het opwekken van belangstelling hv het algemeen welzij,!! en verbroedering tusachen de velschillende politieke begrippen.

Dit program trachtte hy te vervulleu door alle bezwaren, o. a. het monopolie-stelsel waaronder de handel kwyude, op te heffen, maar ook de bevordering der geldcirculatie, verbetering van het muntstelsel en opwekking van den ondernemingsgeest; door de verbetering van het onderwys, ontwikkeling der bevolking en opwekking van het nationaal gevoel, van eerbied voor wet en orde en van algemeene belangstelling in het maatschappelijk welzyn, en eindelyk door een verbetering der bronnen van inkomsten en een meer gelyktnatige verhouding tusschen ontvangst cn uitgaaf.

Op zyn verzoek kwam een eskader herwaarts. Door het flinke gedrag van de kommandanten daarvan en de beleidvolle bemoeiingen van den Ned. consul-generaal van Lansbevge te Caracas, werd er niet alleen een goede verstandhouding met Venezuela en N. Grenada in \'t leven geroepen, maar liet de Holl. zeemacht ook een goeden, duurzamen indruk in deze wateren achter. Ook met de republieken van Haïti en St. Domingo werden verdragen van vriendschap, handel en scheepvaart gesloten.

1

V-

-ocr page 136-

De baak op Klein-Cura9ao liet hy vervangen door een\' doelmatigen vuurtoren, Pnns Hendrik ^eheeten. Door nieuwe verordeningen hief hy onderscheidene rechten op, die Ned. en hier thuisbehooreade schepen moesten betalen ( ) en trachtte hy de scheepvaart te doen herleven. Ook de bepaling werd opgeheven, dat vreemdelingen in de kolonie geen burgerrecht konden erlangen en eigendommen mochten hebben, door welke opheffing aanzienlyke kapitalen herwaarts vloeiden. Aan den mond der haven liet hy een anker-boei leggen, ter aanwyzing van het vaarwater en om, by tegenwinden, met haar behulp binnen

te kunnen komen.

In 1850 verbond men zich voor den tyd van 3 jaren aan de paket—maatschappij (t), waarvan de booten over St. Thomas gingen, en was men alzoo verzekerd van tweemaal in de maand berichten uit Europa te kunnen ontvangen.

Ook het inwendige der kolonie is onder het bestuur van Elsevier veel verbeterd; onderscheidene drukkende belastingen werden door hern afgeschaft, waarvan sommige zeer stremmend voor geld- operation en- circulatie was. Dezo laatste

jfa tweo jaren moesten deze belastingen, ofschoon zeer gewijzigd, wederom worden ingevoerd,

(t) Deze maatschappij werd in 1853 ontbonden. Do heer Elsevier verkreeg van de regeering, dat er eon stoomboot tusschen dit eiland en St. Thomas in du vaart werd gebracht, zoodat mon niet meer onderhevig was aan do wisselvalligheden, welke aan particuliere ondernemingen plegen eigen te zij».

-ocr page 137-

— 133 —

werd grootelyks bevorderd door de oprichting iu 1849 eener Spaar- eu Beleenbank, die aan den alfitoen heerschenden woeker den nekslag gaf.

Ook het politie- en rechtswezen trachtte hy te verbeteren door de samenstelling van nienwe wetboeken te vragen of invoering van de Ned. met de noodig geachte wyzigiugen. Hy mocht echter zyn wensch dienaangaande niet vervuld zien.

De nyverheid schreed onder hem voort, zoodat er b. v. alleen aan stroohoeden naar de N. A. Staten in één jaar voor ƒ300.000 werd uitgevoerd. Tengevolge van de yverige medewerking van den gezaghebber Schotborgh op Bonaire, werden de zoiitpannen aldaar verbeterd, zoodat de uitvoer, die in 1848 ongeveer 60.000 vaten bedroeg en ƒ21.818 opbracht, in 1853 tot 89.796 vaten opklom, waarvoor men ƒ67.347 ontving. (1)

Ook bewerkte hy dat de manumissiën voortaan kosteloos konden geschieden, hetgeen ver-gemakkelykt werd, doordien de daarby betrokken ambtenaar en drukker zich verbonden, hun werk te dien opzichte voortaan vrywülig te doen. Voorts stichtte hy een derde landsschool, aan wier hoofd een onderwyzer uit Nederland werd geplaatst, en gaf hy gehoor aan den wensch

1

Het jaar 1853 kouiuerkto zich door zware regens en was alzoo niefc eens bet gunstigste voor dö zout-productie. Een jaar vroeger had men 136,172 vateu ge wo ii no ti.

-ocr page 138-

— 134 —

der li. K. geestelykheid tot oprichting van armenscholen in de buiten-districten.

Doordien de nieuwe culturen groote moeie-lykheden opleverden cn veel uitgaven vorderden, waartegen de baten mettertyd niet zouden kunnen opwegen, liet men ze varen. De meeste der nu onbruikbaar geworden huizen werden herbouwd, op Mundo-noho een quarantaine-hospitaal opgericht en tevens het plan gemaakt voor een militair hospitaal met wachthuis en woning voor den hospitaalmeester. Daar er behoefte was aan goede gevangenissen, aan een doelmatig locaal voor de vergaderingen van den kolonialen raad en van de rechtbank, werd onder zyn bestuur het plan voorbereid van het Stadhuis (1) dat thans een der grootste en schoonste gebouwen van het eiland is. Het was den heer Elsevier echter niet gegeven, het voltooid te zien, daar een aanhoudende ongesteldheid zyner echt-genoote en eeu ernstige ziekte zyner dochter hem noodzaakten, den Isten Mei 1854 met verlof naar Nederland te vertrekken. Hem werden by die gelegenheid door de ingezetenen verschillende afscheid s-adressen aangeboden om hem een gelukkigen overtocht toe te wenschen. Vreezende dat hy, eenmaal in Nederland zynde, het voornemen mocht opvatten zyn ontslag te nemen, richtten 138 voorname ingezetenen [t]

1

Zie blailz. 8.

(t) Amhknarcu, ofliciorOii cn kooplieden.

-ocr page 139-

oen adres tot den minister van koloniën, inhoudende het verzoek, pogingen in \'t werk te stellen om hem daarvan te doen afzien.

Van den anderen kant vermeende een gedeelte der bevolking, nl. de R. Katholieken, zeer gegronde redenen van klagen tegen den heer Elsevier te hebben, o. a. dewyl onder zijn bestuur art. 51 van het toen vigeerend reglement op het beleid der regeering (*) volgens hen niet nageleefd werd. Ook zy dienden een verzoekschrift aan den Koning in, om Z. M. hierop opmerkzaam te maken, doch, zooals meer in den latercn tyd is gebeurd, werd er daarvan geen notitie genomen, noch onderzocht in hoeverre de opgegeven grief waar of onwaar was.

De heer Mr. Jacob Bennebroek Gravenhorst, president der rechtbank alhier, werd nu met het bestuur belast; doch slechts korten tyd bestuurde hy de kolonie, daar tengevolge van het aan den heer Elsevier eervol verleend ontslag, nu in zyne plaats Reinier Frans vau Lansberge, consul-generaal der Nederlanden by de republiek Columbia, als gouverneur van Cu-ra9ao en onderhoorigheden werd benoemd.

De/.e aanvaardde het bestuur den 25 Feb. 1856. Onder zyne regeering viel er cr niets merkwaardigs voor.

(#) Bij dit artikel was bepaald, dat de vrije ingu-zotonon, zonder onderscheid van kleur, Terkiesbaar waren tot liet bokleedon van openbare ambten en bedieningen.

-ocr page 140-

In 1859 tot gouverneur van Suriname benoemd, werd hy opgevolgd door den heer Johannes Dide-ricus Crol, gezaghebber van het eiland fet. Martin (N. G.) Deze nam den 13en Juli van datzelfde jaar de betrekking van Gouverneur over.

Gedurende zyn bestuur hadden er twee voor deze kolonie hoogst gewichtige gebeurtenissen plaats, nl. de emancipatie der slaven en de invoering van het nieuwe thans nog vigeerend quot;beleid op de regeeringquot;. De eerste daarvan vond plaats op den Isteu Juli 1863, waarby aan 50)000 slaven de vryheid werd gegeven. Het moederland vlocht zich door het emancipeeren dier ongelukkigen, een onverwelkbaren krans va» roem, te meer daar het de slavenhouders vergoedde. Bedoelde gewichtige gebeurtenis geschiedde zonder dat de slaven voorbereid werden om als vryne burgers op te treden ; en toch hebben zy ook in den vervolge, door hun gedrag en ordelievendheid, het bewys geleverd, dat zy niet zonder reden voor veel beschaafder dan hunne broeders van Suriname werden gehouden.

De invoering van een nieuw regecring-s-regle-ment was een dringende noodzakelykheid. Het gebrekkige van het bestaande was dikwyls gebleken, en gedurende vele jaren was men met den minister van koloniën in correspondentie om dat doel te bereiken, doch langen tyd bleven alle bemoeiingen dienaangaande zonder het gewenschte gevolg, zoodat het scheen of die

-ocr page 141-

— 141 —

negen scheen aan de verzoeken te voldoen, gaf hy later aan die commissiën te kennen, dat do bewoordingen waarin de last hem opgelegd was, hem niet toelieten eenig langer uitstel te verlee-nen, dan de belangen der uit te zetten personen tot regeling hnnner zaken op Cara9ao eischten. Op verzoek van een lid van den Kolonialen Raad werd door den gouverneur tegen den volgenden dag een vergadering belegd, waarin de leden met alle vrymoedigheid den staf braken over de dooide Hooge regeering gegeven last tot uitzetting en besloten werd een adres tot den gouverneur te richten, tevens met verzoek tot opzending aan den Minister van Koloniën. Later werd nog een aan den Koning gericht adres, door 292 ingezetenen onderteekend, mede met verzoek tot opzending, aan den gouverneur ter hand gesteld, doch daarop kwam een van die onbescheiden antwoorden, gepaard met bedreigingen, gelyk de Cura9aonaars gewoon zyn te ontvangen, wanneer zy zich met een nederig en bescheiden verzoek tot de Ilooge regeering wenden.

Het gouvernement te Caracas scheen intus-schen kennis gekregen te hebben van de bevolen uitzetting, want eenige dagen nadat zy aan de betrokken personen was medegedeeld, verschenen in de wateren van Curasao drie Venezuelaansche oorlogsschoeners, die er dagen lang gekmisd hebben.

Daar de betrokken personen beducht waren,

\'i

I

\' I

-ocr page 142-

dat zy, met eigen gelegenheid vertrekkende, dooide schoeners zonden genomen worden, liet , de gouverneur him daarom vry voor eigen rekening een vaartuig te huren, waarmede hy hen onder verzekerd geleide naar de plaats hunner bestemming zonde laten vertrekken.

De drie oorlogsschoeners verlieten echter wederom de wateren vai\\ Cura9ao, en nauwelyks waren zy weg, of men vernam dat twee der uit te zetten personen gebruik hadden gemaakt van de Fransche mailboot om naar Venezuela te gaan, waar zy aangehouden, doch na een kort arrest weder ontslagen werden. De beide Guzman\'s, vader en zoon, bleven nog op Cura9ao ; de vader legde een certificaat over van ziekte, die, volgens verklaring van den Ned. arts, hem belette weg te gaan; den zoon gelukte het zich, naar men beweerde, heimelyk in een der baaien in te schepen. Spoedig daarna hoorde men, dat hy een aanval beproefd en zich meester gemaakt had van La Vela de Coro. Overwinnend trok hy door tot Canicas, nam deze stad in, vestigde er den hoofdzetel zyner operatiën en proclameerde de inbezitneming der regeering.

Eenmaal aan het roer, was een zyner eerste re-geeringsdaden te bewerken dat de zaakgelastigde Rolandus, die zyne uitzetting uitgelokt had, verwyderd werd, hetgeen hem ook gelukte.

De houding van dei? heer de liouville in deze

-ocr page 143-

— 143 —

zaak vond strenge afkeuring (1) by den toen-maligen Minister van Koloniën, zoodat hy korten tyd daarna (t) eervol uit zyne betrekking ontheven werd. Hierop werd een adres aan Z. M. den Koning gericht, waarin het leedwezen der Cura9aosche bevolking werd uitgedrukt over de behandeling den heer de Rouville wedervaren. Z. M. verleende een gunstig oor aan den daarin uitgedrukten wensch en ontsloeg den heer de Rouville eervol als gouverneur van Cura9ao met toekenning van pensioen (t). Hy vertrok den 17 April 1871 met zyne familie naar Nederland. quot;

De ter vervanging van den heer de Rouville ad interim benoemde gouverneur, de heer H. F. G. Wagner, gezaghebber van het Ned. gedeelte van St. Martin, kwam den 17 Nov. 1870 aan boord van Zr. Ms. stationsschip Kykduin aan. Den 24 dierzelfde maand aanvaardde hy het bestuur.

1

Do tijd heelt gotooud boe verkeerd bet was aan deu eiseh tot uitzetting gohoor te geven ; waut aan Lot bewind gekomen begon Guzman op zijno beurt de uitzetting zijner tegenstanders to vragen, waaraan voldaan moest worden, wilde men consequent blijvon. Doch zelfs deze eerlijke gedragslijn is niet in staat geweest zijn wrok wegens zijue uitzetting uit te doo-ven; hiervan getuigen do sluiting dor havens van Maracaibo en La Vela do Ooro, alsmede bot invoeren van 30 ni^ additionoelo rechten op goederen uit do An-tillon afkomstig.

(1) Bij kon. bósLilt van 17 Sept. 1870, No. 1G. (t) Do Rouville ovorlood te \'s Gravonhage den 9u Octobei 1881, ia don ouderdom van ruim 09 jaren.

-ocr page 144-

By Kon. besluit van 7 Maart 1871 werd hy definitief tot gouverneur van Curasao benoemd.

Ouder het bestuur vau dezea landvoogd had op Cura9ao eeu incident plaats, dat met bloedige letters in de geschiedenis dezer kolonie verdient opgeteekend te worden, doordien het bloed heeft doen vloeien en tusscheu vreedzame burgers eener maatschappy, die slechts de hollandscae rustige rust kende, het zaad van haat en wraakzucht gestrooid heeft. Reeds zyn er elf jaren over dat incident heengegaan, doch wie zoude durven verzekeren, dat er in de harten van allen, die op de eene of andere wyze deel aan de gebeurtenissen van 1871 hebben gehad, tegeningenomenheid, wrok, ja haat, hebben plaats gemaakt voor de welwillendheid en toegenegenheid, welke de burgers, vooral eener kleine maatschappy, behooren te kenmerken %

Toen de heer Wagner als gouverneur a. i. het bestuur aanvaardde, was de heer Mr. W. K. C. Sasssen Procureur-generaal in de kolonie Curasao en als zoodanig onder- voorzitter van den Raad van bestuur en van den Kolonialen Raad.

De heer Bassen, die den ontslagen gouverneur de Rouville in Nederland schynt gekend te hebben en, by zyne aankomst alhier, by dezen logeerde, kon niet nalaten begaan te zyn met het zynen gastheer ten deel gevallen lot. In dezen gemoedstoestand verkeerde hy waarschyn-lyk, toen hy, by de aanvaarding van het interimair bestuur door den heer Wagner, tot deze

-ocr page 145-

— 145 —

een toespraak hield, overvloeiende van uitbundi-gen lof aan den afgetreden gouverneur en van lessen aan den optredenden ; niet onduidelyk gaf de heer Sassen daarin wyders te verstaan, dat de nieuwe landvoogd voor zyne taak niet berekend was en zyn voorganger niet waardiglyk vervangen kon.

Dit was ontegenzeggelyk een groote onvoorzichtigheid, welke allicht de vriendschap van den heer Sassen voor de Rouville vergoelykte, doch zeer zeker niet getuigde van veel levens-wysheid. Immers, geroepen om ambtshalve den gouverneur met zyne rechtskennis by te staan en met hem mede te werken, was het onvoorzichtig van den heer S, een onaangename verhouding tusschen hem eu den gouverneur in \'t leven te roepen. Misschien zyn de betreurenswaardige gebeurtenissen, welke later zich ontwikkeld hebben, niets meer dan gevolgen van S.\'s topopraak eu de daaruit ontstane spanning.

Dadelyk na zyn in function treden deed de heer Sassen zich kennen als een man van vooruitgang en als een nauwgezet en rechtvaardig ambtenaar, terwyl zyne minzaamheid en dienstvaardigheid hem veler harten won. Hy trachtte de noodige verbeteringen in het politiewezen in te voeren en roeide eenige misbruiken uit, welke, door hun langdurig bestaan, als het ware wetten waren geworden. Van een opgeruimd en gezellig karakter, merkte hy al dadelyk, dat er in onze kleine maatschappy gebrek aan gezellig verkeer was.

i r.

-ocr page 146-

Ten einde dit te bevorderen vormde hy liet plan een sociëteit op te richten waartoe in liet Aspin-wall Hotel den 12n April \'71 des avonds een vergadering wérd gehouden. Na afloop hiervan, ging de heer Bassen, in gezelschap van eenige andere hooggeplaatste personen, naar het American Hotel, teneinde dit logement, hetwelk door den houder ervan, als sociëteits-locaal in huur was aangeboden, in oogenschouw te nemen. (1) Daar werden eenige partyen biljart gespeeld en ververschingen enz. gebruikt. Den volgenden dag vervoegde zich de logementhouder S. D. Henriquez by den heer S. en vroeg hem betaling van de door hem en zyn gezelschap gemaakte verteringen, alsmede voor het laken van een der biljarttafels, hetwelk gescheurd is geworden. Alhoewel de vordering allen schyn had van te hoog en niet gegrond te zyn, betaalde de heer S. toch, nadat hy met de andere heeren van zyn gezelschap gesproken en men daartoe besloten had. De zaak scheen daarmede uit de wereld te moeten zyn ; doch wat gebeurde er? Twee dagen later verscheen er in het weekblad Do Onpurtydige een artikel, geteekend Kakelak, waarin zoowel het gebeurde in de vergadering als het bezoek in liet logement op dus-

1

Er ziju er, tlio bowereü dat het logemeut, als gowooulijk na bezetten tijd, gesloten was en men, om zich toegang te verschaffen, een der deuren moest openbreken, In het proces-verbaal door den heer Koent-ze opgemaakt, moH echter hiervan geen melding zijn gemaakt.

-ocr page 147-

147

danige wyze werd voorgesteld, dat, naar men beweert, do gouverneur zich gedrongen gevoelde een onderzoek daarnaar te laten instellen. Hiermede belastte hy den Advokaat-generaal Kocnt-zc, die den logementhouder Henriquez by zich liet komen en van het gebeurde in diens hotel een proces-verbaal (*) opmaakte, waarvan hy den gouverneur een afschrift zond. De heer Wagner zond dit op zyne beurt aan den minister op. (t) Ongeveer twee maanden later ontving de heer S. van den gouverneur Wagner een brief waarin hem werd medegedeeld, dat hy, ten gevolge van het gebeurde in het American Hotel, waarby hy quot; de achtbaarheid van de rechterlyke macht en het hooge standpunt, dat door hem als Procureur-generaal ia de kolonie wordt ingenomenquot; uit het oog verloren had, uiterlyk tot en met den 6en Juli (1871) zyn ontslag, desverkiezende, eervol, moest aanvragen, [t] Voordat de gestelde termyn verstreken was, deed de heer S. den gouverneur sehriftelyk

(#) Een procos-veibaal kwam, naar bóweerd word, niet to pas, vooral niot ooa tloor een mitidero tegen zijn meerdere in bet geniep opgemaakt. De logementhon-dor llenriquez bóeft later een scbriftelijko verklaring afgegeven, dat bij niet bad willen klagen.

Het pïoces-vorbaal, don 14 April opgemaakt, was gedagteekend den 13doa dier maand.

0 [Ij Dit afschrift was boogstwaarscbijulijk begeleid met toeliebtingen.

(I-) De beer W. bandelde alclns nnar aanleiding van \'s Ministers opdracht,

-ocr page 148-

— 148 —

antwoord bezorgen, hetwelk hoofdzakelyk bevatte, dat hy, zich van geen schuld bewust, niet verlangde ontslagen te worden, maar integendeel in zyne betrekking wenschte gehandhaafd te

blyven. ,111

Eenige dagen later, interpelleerde de heer b.

den heer Wagner, voorzitter van den kolonialen raad, in een openbare zitting (*) van dien raad, omdat de heer W. geweigerd had hem de Villa Belvedhre te verhuren, en ze kosteloos ter bewoning had afgestaan aan den heer Eolandus. Deze interpellatie, waarvan de heer W. den griffier verzocht akte te nemen, droeg natuurlyk niet by om de spanning tusschen de twee hoogste autoriteiten in de kolonie te verminderen.

Korten tyd daarna werd de heer S. by konink-i„ir wiult van 8 Aug. 1871, met ingang van lo.

vol uit \'s lands dienst ontslagen, terwyl ■ ■ neming van het ambt van Procureur— góuciuai, by gouvts. besluit dd._5 Sept., met den dag der attreding van den titularis, opgedragen werd aan den heer J. W. Koentze, Advocaat-generaal.

Aanvankelyk schikte zich de heer S. met kalmte in zyn lot; doch hoe langer hoe feller gevoelde hy den hem toegebrachten slag, die hem en de zyuen broodeloos liet. Den 18 Sept. des avonds, terwyl hy zich op straat bevond, hoorde hy van alle kanten, hoe men hem bc-

(») Van 29 Juni 1871.

-ocr page 149-

— 149 —

klaagde en de handelingen zyner vyanden afkeurde, Dit scheen hem in een opgewonden stemming gebracht te hebben, zoodat hy, vóór de woning van denbeer Koentne gekomen, tot de hem vergezellenden met luider stem zeide, dat hy aan genoemden Advocaat-generaal zyn ongeluk te diyiken had. In de galery van de Sociëteit De Gezelligheid sprak hy, naar aanleiding van hetgeen hy gehoord had, eenige harde woorden ten aanzien van hen, die hy als de bewerkers van zyn ontslag beschouwde. Onder de menigte, die vóór het locaal dier Sociëteit was, bevond zich ook de heer H. A. S. Muller, districtscommissaris, die den volgenden dag procesverbaal van het den vorigen avond gebeurde opmaakte. De heer Wagner stelde dit stuk by missive van 22 dierzelfde maand in handen der justitie.

Naar aanleiding van die handelingen van den heer S. vond de heer W. goed, hem by gouvts-besluit dd. 19 Sept. 1871 van de verdere waarneming der functiën van Procureur-generaal te verschoonen.

Tegen deze verschooning kwam de heer S. in eeu der hier verschynende bladen op, verklarende het verschooningsbesluit onwettig, daar alleen de Koning de bevoegdheid heeft om een Procureur-generaal in zyne functiën te schorsen ; wyders deelde hy mede, den heer W. wegens dat besluit te hebben aangeklaagd, waar zulks behoort.

-ocr page 150-

Den 2en Oct. schreef de heer Sassen zich als praktizyn by het Hof van Justitie dezer kolonie in, en denzelfden dag stelde hy by dat Hof een rechtsvordering in tegen de heeren Koentze en Wagner wegens door hen aan hem berokkend nadeel. Den 13n dier maand diende deze zaak; als praktizyn voor de gedaagden trad de «heer J. C. Statius Muller op. Na afloop der zitting werd de heer S. door een ontelbare menigte toegejuicht en met bloemen bestrooid. Ten einde deze ovatie, hoe vreedzaam ook, te ontwyken, vertoefde hy meer dan 3 uren in een huis in de Willemstad. Toen het volk uiteengegaan was, keerde hy naar de Overzyde terug, alwaar hy woonde, en met geestdrift ontvangen en huiswaarts vergezeld werd. Aan de wachten der Politie verzocht hy getuigenis te willen geven, dat hy de manifestaticn niet zocht, maar men er van zelf toe overging. Des avonds werd hem een serenade gebracht, by welke gelegenheid hy het volk aanmaande zich orderlyk te gedragen.

By vonnis van 17 Oct. werd de heer b. door het Hof voor zes maanden in de uitoefening van zyn praktyk geschorst, o. a. omdat hy zich, ter terechtzitting van den 13n te voren niet be-hoorlyk had gedragen. Tegen dit vonnis kwam de heer S. wederom in de bladen op.

Den 10 Nov. had do voortzetting plaats van de rechtsvordering tot schadevergoeding. Na afloop der terechtzitting is den heer S. wederom een ovatie ten deel gevallen; des avonds werd

-ocr page 151-

— 151 —

vóór zyn woning muziek gemaakt en vuurwerk afgestoken. Ook by deze gelegenheid werd de behoorlyke orde niet uit het oog verloren.

In de zitting van het Hof van 16 Nov. werd een belangryk punt in zake de door den heer S. ingestelde actie behandeld. De eischer had nl. verzocht dat het Hof zou bevelen, dat de gedaagden op feiten en vraagpunten zouden worden gehoord. De gedaagden hadden by monde van hun praktizyn tot afwyzing van het verzoek geconcludeerd, ten gevolge waarvan op verzoek van den eischer, die dag voor pleidooi over dit incident bepaald werd. De eischer zelf nam het woord en toonde op de hem eigene welsprekende wyze aan, dat er geen redenen bestaan om het gedaan verzoek van de hand te wyzen. De praktizyn der gedaagden lichtte daarna zyn tegenspraak toe. De eischer bestreed het door den praktizyn der gedaagden aangevoerde, tot toewy-zing van het verzoek concludeerende. De uitspraak werd op Vrydag, 24 Nov., bepaald. Na afloop der zitting werd de heer S. door een tal-ryke menigte, die, voor zoover de ruimte van het locaal het toeliet, de terechtzitting had byge-woond, huiswaarts begeleid en op den weg daarhenen met bloemen bestrooid en met quot; biba\'squot; begroet.

Den 23sten Nov. werd er van wege den waarn. Procureur-gcneraal Koentze, door aanplakking van een zeer onduidelyk geschreven waarschuwing op een plaats, waar men niet ge-

-ocr page 152-

— 152 —

woon is officieele kennisgevingen te doen, en te-tens in het weekblad quot;De Onpartydige,quot; dat om die advertentie dien dag zeer laat uitkwam, herinnerd aan de publicatie van 17 Januari 1838, waarby het schreeuwen of eenig ander rumoer alsmede verzamelingen op straat en op openbare plaatsen met straf wordt bedreigd, alsmede aan de publicatie dd. 19/20 Dec. 1809, houdende verbod opzichtelyk het afsteken van vuurwerken op de publieke wegen en straten op dit eiland, gerenoveerd by de publ. van 4 Feb. 1819 P. 13. No. 24.

Reeds in de vroegte van den 24 Nov. kon men vreemde bewegingen en een ongewone be-dryvigheid in de forten bespeuren. Er werden scherpe patronen aan het garnizoen uitgereikt en kanonnen verplaatst; de wachteu werden verdubbeld ; een detachement stond marschvaardig vóór de hoofdwacht; later zag men ook de maréchaussees met pistolen gewapend.

De opkomst van het publiek ter terechtzitting van het Hof was dien dag niet zoo groot als de vorige weck. Het Hof deed uitspraak en het incident werd door den heer 8. gewonnen : de gedaagden werden veroordeeld om te antwoorden op de gestelde vraagpunten, die door het Hof ter zake dienende en op niets anders betrekking hebbende werden beschouwd, terwyl tevens werd uitgemaakt, dat de qualiteit van gouverneur van een der gedaagden geen reden is om zyne ver-schyning niet te bevelen.

-ocr page 153-

Na afloop der zitting werd een jongeling (•), die den heer S. een ruiker aanbood, door de toegesnelde politie gearresteerd. Er hadden meer inhechtenisnemingen voor dergelyke handelingen plaats.

Het bestuur scheen besloten te zyn om met kracht tegen de luidruchtige byvalsbetuigingeu op te komen en de kreten van quot;Leve Willem lil, leve Willem Sassen !quot; met geweld te willen onderdrukken, want, nadat die luidruchtigheden gerui-men tyd werden toegelaten, ontwikkelde het op eens een energie, die in den beginne beter op hare plaats zoude zyn geweest.

De menigte, die den heer Sassen volgde, werd zoowel in de Willemstad als aan de Overzyde met de blanke sabel uiteengedreven, en verwy-derde zich zonder den minsten wederstand te bieden.

Des avonds zoude men den heer Sassen eeu serenade brengen, doch de houding der politie scheen hen, die daartoe het voornemen hadden, afgeschrikt te hebben, want ofschoon reeds in den vroegen avond eenige menschen vóör het huis van den heer Sassen daarop stonden te wachten, bleef het hierbinnen doodstil, ja, S. zelf wilde zich, naar alle waarschynlykheid, aan elke luidruchtige uiting van sympathie onttrekken, want hy had de deuren van het hek v^dr zyn huis met touwen laten sluiten, teneinde op

(#) Leopold Ibarria gènaamd.

-ocr page 154-

— 154 —

dio wijze te doen begrypen dat hy geen bezoe-keii\' wenschte te ontvangen. Inmiddels bevonden zich ten zjnent twee zjner vrienden, die doodbedaard thee met hem zaten te drinken.

In de Breede Straat hieven tegen 7 uren eeni-gc straatjongens de kreet van quot;\'biba mene\' Sassenquot; (1) aan ; de politic-agenten trachtten hen te doen zwijgen en uiteen te j^gen, doch werden met steenen geworpen. Hierop maakten de agenten gebruik van hunne vuurwapenen en verwondden enkele lieden uit het volk, dat nu party trok voor de straatjongens en ook met steenen begon te werpen. De District-commissaris Muller werd toen door een steen getroffen en verbysterd in een naburige woning gebracht. Hierop werd door den Waarnemenden Procureur-generaal Koentze de hulp der militaire macht ingeroepen, die sedert den vroegen morgen gereed stond om de Tolitie te hulp te snellen. Een der hiertoe overgekomen detachementen rukte met versnelden pas door de Breede Straat naar den liooden weg, onderweg van tyd tot tyd eenige schoten doende, (t) Vóór het huis van den heer S. maakte het halt en opende een geregeld pelotons- en later rottenvuur erop, daar volgens den komman-deerenden officier, daaruit een schot op het detachement werd gelost, (t) De heer S. en zyne twee

1

Leve mijnbeer Sassen !

(t) Naar beweerd wordt, op denkbeeldige vijanden.

(f) Hetgeen door velé dor militairen en politie-agen-ten ten stelligste ontkend moet zijn geworden.

-ocr page 155-

— 155 —

vrienden moesten naar een achterkamer vlucbteu ten einde niet getroffen te worden door de kogels, die in alle richtingen in de zaal vlogen. f; De heer Koentze liet de denren met geweld openbreken en trad met de politie-agenten het hnis van Sassen binnen. Deze protesteerde tegen deze daad van geweld, doch werd als een misdadiger, tusschen de politie-agenten, naar de gevangenis gevoerd.

Opmerkenswaardig is het zeker, dat de militaire macht, alvorens tot schieten over te gaan, het hnis niet had omsingeld ten einde te verhinderen, dat zy, die zich daarin mochten bevinden, ontsnapten, en dat men tevens geen onderzoek had ingesteld, of er ook wapenen in het hnis voorhanden waren, waartoe de heer S, den waarn. Proc-gen. zelfs moet nitgenoodigd hebben.

By eon weduwe werden almede de deuren opengebroken, terwyl in haar huis en in andere bovenverdiepingen geschoten werd, omdat daaruit steenen zouden zyn geworpen. Den volgenden dag konden velen dan ook kogels toonen, die in hun huis gevallen waren, en als door een wonder henzelven of hun huisgenooten niet getroffen hadden. Een doode [1] en negentien verwonden, waaronder eenigen zeer gevaarlijk, alsmede twee door den schrik krankzinnig geworden vrouwen, waarvan een later overleed, waren

1

Een om zijnó braafheid en eerlijkheid bokeodo fijonwerraan, met name Santiago.

-ocr page 156-

— 156 —

de slachtoffers van het betreurenswaardig voorval, dat wy verhalen.

Den volgenden dag was de grootste verontwaardiging op Ieders gelaat te lezen. Men was als verbluft over het voorgevallene, waarby maatregelen werden uitgevoerd, waarvan de noodza-kelykheid minstens betwistbaar waren. Er was

bloed gevloeid......maar werd zulks wel door

den nood gedrongen1? Tegen 10 ure des morgens werd het lyk van den doodgeschotene door een groote menigte zwygend grafwaarts gebracht. Te 2 uren des namiddags verscheen er vanwege den Gouverneur een proclamatie, waarin hy o. a. verklaarde, dat de genomen maatregelen geboden werden door de quot; vele ongeregeldheden, welke in den laatsten tyd in de openbare straten plaats hebben gehad, door samenscholingen en het werpen met steenen als anderzinsquot; enz;.

Den 27sten, des morgens, begaf zich de heer E. Ecker, op verzoek van eenige ingezetenen, by den gouverneur, ten einde ZHEdg. de on-mogelykheid te doen inzien om den Waarn, Proc-generaal Koentze in diens betrekking te handhaven. Op uitnoodiging van den gouverneur had de heer Ecker een onderhoud met den heer Koentze, ten gevolge waarvan deze zyn ontslag uit \'s Lands dieust wilde nemen, (*) doch op aan-

(#) Hadde de hoor Eckor bem laten begaan, dan zoude bij, door bet vragen van zijn ontslag, bet bewijs hebben geleverd van zicb schuldig to gevoelen.

-ocr page 157-

— 167 —

raden van den li oei; Eeker slechts bianenlandsch verlof vroeg en by gouvts. besluit dd. 27 Nov. eervol ontheven werd van de verdere waarneming van het ambt van Procureur-generaal. Die waarneming werd opgedragen aan den heer Mr. J. P. Smeele, lid van het Hof van Justitie in de kolonie, De heer Smeele aanvaardde denzelfden dag zyn nieuwe betrekking en haastte zich. den heer Sassen diens voorloopige gevangenneming miuder zwaar te maken. Des avonds te 11 u-ren van dien dag werd de heer Sassen, op grond eener beslissing van het Hof, in viyheid gesteld, en nam hy zyn intrek by den heer C. E. Monsanto Je., toenmaals Consul van Haïti alhier, die op verzoek van eenige ingezetenen zijne ■ woning daartoe beschikbaar stelde en alzoo wel-* licht bygedragen heeft om veel onheil te vermyden, dat anders plaats kon gehad hebben. (1)

De militaire wachten, welke tot den 27sten in de stad en aan de Overzyde geplaatst waren, werden op dien dag, des avonds, vervangen door

1

Lator betrok do hoer S. ooi» Andöi\'o woiiiiig\', ook op Pietermaai, alwaar liij tot aan zijn vertrek bleef wouou.

Het hoeft bevreemding gowokt, dat bot quot; Snrinaam-scho gonvernemonts-advertentiebladquot; van den 14 Dec. 1871 zoo haarfijn kon berlehtou alles wat op den avond van 24 Nov. zonde plaats bobben. Prophetiscliö goest van den Cura^aosobcn correspondent of......?

-ocr page 158-

— 158 —

wachten van de schuttery, die daartoe hare diensten had aangeboden. [1]

Vreezende dat de luidruchtigheden, waarmede de kersfeestdagen en de nieuwjaarsdag sinds on-henglyken tyd op het eiland plegen gevierd te wor-ben, tot verkeerde interpretatiën aanleiding zouden geven, boden veertig ingezetenen by adres hunne diensten om de orde te helpen handhaven den waarn. Proc-generaal Smeele aan, die het aanbod met genoegen aannam. (*)

In plaats nu van den raad van velen, die het met hem wel meenden op te volgen en zich naar Nederland te begeven om er, voorzien van bewys-stukken enz. van Cura9aosche ingezetenen, zyne zaak te bepleiten, begon de heer S. zulks in de weekbladen van het eiland te doen. Er ontstond 1 hieruit een pennestryd, waarin er aan hatelyk-heden en personaliteiten geen gebrek was. Zulks droeg grootelyks by om velen van hem te vervreemden, die de handelingen van 24 November afkeurden.

Tegelykertyd met dit geschryf begon men adressen en verzoekschriften by de vleet tot den Koning en de Tweede Kamer te richten, waarin aan Z. M. en de Kamer een onderzoek in zake de voorvallen van 24 Nov. en bestraffing van

1

Dit aanbod was bepaald een flater, daar bet als een bekentenis van de zijde der ingezetenen beschouwd moest worden (zooals dan ook bet geval is geweest) dat er wanorde!ijkhedön op til waren en moa invloed had op beu, die ze zonden plegen.

-ocr page 159-

— 159 —

de schuldigen gevraagd werd. By den kolonialen raad werd door den heer S. en anderen adressen ingediend, waarin zy zich wegens het gebeurde beklaagden en vergoeding vroegen voor geleden schade of bekomene wonden. (*)

Intusschen kwam den 20sten Dec. de nieuwbenoemde Proc.-generaal Ramaer alhier aan en werd hy den 12 Jan. 1872 als zoodanig geïnstalleerd. Ook verscheen de heer Koentze wederom op het tooneel en begon opnieuw dienst te doen, hetgeen veel verontwaardiging teweegbracht.

Kort na het optreden van den heer Ramaer stelde hy een rechtsvervolging tegen den heer S. in wegens het gebeurde op quot;De Gezelligheid quot;. [*1 De behandeling dezer zaak nam den 30sten Januari 1872 een aanvang. De toeloop van belangstellenden was wederom verbazend, en wellicht om eerbied in te boezemen werden militaire maatregelen genomen.

{•) Naar het schijnt, is door den Kolonialen Kaad geen notitie van die adressen genomen.

(#) De heer S. was beschuldigd van : lo. Aanranding, boosaardiglijk en opönbaar, van do waardigheid van \'s Konings Vertegenwoordiger in de Kolonie en beleediging van dien Ambtenaar.

2o. Beleediging van een magistraatspersoon der Administratieve macht (den voormaligen Districts-Com-missaris Muller) in de waarneming zijner bediening, door woorden strekkende om zijne oer en kieschaokl aan te randen.—

3o. Opruiing dei menigte door aanspraken in het openbaar gehouden, om misdrijf (doodslag) te begaan, welke opruiing zonder gevolg is gebleven.

-ocr page 160-

Beducht dat de vervolging van den heer S., die vooral na de gebeurtenissen van 24 Nov. groote sympathie genoot, werkelyk tot buitensporighe-den aanleiding zoude geven, diende een zestigquot; tal ingezetenen een verzoekschrift bv den gouverneur in, hetwelk door een Commissie, bestaande uit de hh. P. F. G. Curiel, D. Oorsen en J. G. 1 alm, hem overhandigd werd, en waarin het verzoek voorkwam, de door hem tegen den heer S. ingediende klachte in te trekken, althans de rechters, door dezen gewraakt, uit te noodi^en zich van de kennisneming der zaak te onthouden. De gouverneur antwoordde schriftelyk, dat door hem geen klachte was gedaan en het Openbaar Ministerie ambtshalve, ingevolge de wet, het initiatief tot de vervolging had genomen, en dat een uit-uoodiging aan rechters om zich te versclioonen, schending zou zyn van art. 160, alinea 2 van het Rcgl. op hot Beleid der Regëèring van de kolonie Curasao.

De heer S. werd tot eene boete van/125.—-veroordeeld ter zake van het 2e en 3o punt van bc-sclmldiging en vrygesproken van het hem in het Iste punt ten laste gelogde. Tegen dit vonnis werd door de onderteekenaars der adressen aan den Koning en den Gouverueur geprotesteerd. i gt;o boete werd door de vrienden van den veroordeelde buiten zyn weten betaald, tervvyl het vonnis by arrest van den Hoogen Raad der Nederlanden dd. lo. October 1872 in het belamr der wet vernietigd werd. 0

-ocr page 161-

161

Den 11 u. Sept. 1872 verschoon het eerste ur. van De Onafhankelijke, quot; weekblad aau de behandeling van de ware belangen van Cm^ao p^ewydquot;, doch, zooals men al dadelyk vermoedde, bestemd ora de zaak van den heer S. te verdedigen, Hoe fel de stryd was, die toen gevoerd werd, kan men licht beoordeelen uit hetgeen in dat blad voorkomt. Geen wonder dan ook, dat de uitgever daarvan, de heer Hendrik Conquet den lOen Dec. voor het Hof moest verschynen en later veroordeeld werd ; wel noemde hy den schryver, doch de rechter moet do overtuiging hebben gehad, dat do genoemde de ware schryver niet was. De heer Conquet verliet het eiland den 15n Feb. 1873 en begaf zich naar St. Domingo. (1) De heer J. C. Prince, die zyne plaats als Uitgever innam, werd ook veroordeeld en vertrok denzelfden dag als de heer Conquet, doch naar Pto. Cabello [*] Een broeder van den heer Prince, die later als Uitgever van het blad optrad, werd ook tot een boete veroordeeld. Het laatste nr. van De Onafhankelyke verscheen den 19 Maart 1873.

De heer Sassen vertrok 7 Mei 1873 naar Ne-

1

Den hoor Prince mocht het niet gelukkeu gratie te vörkrijgcn.

-ocr page 162-

— 162 —

derland. Hy is den 29 Dcc. 1877 te Brussel overleden.

Het Opperbestuur in Nederland, en later ook de Koning, keurde de handelingen van den heer Wagner in zake het incident-Sassen goed, ter-wyl de adressen van deze en de ingezetenen van de hand gewezen of ter griffie gedeponeerd werden, zoo er geen dreigend antwoord op werd ontvangen.

Zoo eindigde dan een incident, dat betreurenswaardige gevolgen voor deze kolonie gehad en haat en tweedracht onder de ingezetenen gezaaid heeft. Hopen wy dat de tyd, die reeds veel van den wrok heeft uitgewischt, welke in het hart van eenigen naar aanleiding van dat incident zich genesteld had, eindigen zal met oprechte, broederlyke eensgezindheid onder hen te herstellen!

Onder het Bestuur van den heer Wagner is aan den heer J. Goddeu concessie verleend voor den tyd van 10 jaren tot het graven en wegvoeren van guano op het eiland Klein-Cura9ao. De koloniale kas werd daardoor natuurlyk zeer gebaat.

De heer Wagner vermeerderde het aantal landsscholen met één, en liet twee schoolgebouwen daarstellen. De kosten hiervan werden, naar men verzekert, bestreden uit de overwinsten der gouvernements-bank.

Den 24sten Mei 1874 vierde Curasao met geestdrift het 25jarige Kroningsfeest van .Z M. den koning der Nederlanden.

-ocr page 163-

Hetzelfde jaar brak in den staat Falcon een revolutie tegen bet bestuur van President Guzmau Blanco uit. In korten tyd werd zy onderdrukt, waarna deze President goedvond een buitengewoon gezant (*) naar Nederland te zenden ora schadevergoeding te vorderen wegens beweerde deelneming van Cura9aosche ingezetenen in die revolutie. De Ned. regeering weigerde kennis te nemen van die vorderingen, vóór en aleer die van Venezuela het decreet introk, waarby do haven van La Vela de Coro en Maracaibo gesloten werden, om, volgens President Guzman\'s verklaring in zyne Boodschap, Curasao te straffen.

Nu brak Guzman Blanco de diplomatische betrekkingen met Nederland af (Dec. 1875) ; de heer Rójas bood in den Haag zyne afscheidsbrieven aan, terwyl van zyne zyde onze zaak-, gelastigde, de heer Brakel, Canlcas verliet.

Daar men in Venezuela begon de forten met zwaar geschut te bewapenen, liep hier spoedig het gerucht dat die republiek een coup de main tegen Cura9ao zoude ondernemen. Met het oog hierop werd in Oct. 1875 een corps volontairs opgericht. Tot kommandant hiervan werd benoemd de heer M. B. Gorsira, die, in vereeni-ging met de hh. gebroeders Maal een groote hoeveelheid oorlogsbehoeften, welke in \'s lands ma-gazyn alhier opgeslagen en hun eigendom zyn,

(#) Do heer Josó Maria Eójas, die don 14 Juni 1875 door den Kouiug ontvangen werd.

-ocr page 164-

ter beschikking van het gouvernement stelden.

De schuttery werd alstoen byeengeroepen, en het gouvernement gelastte den schutters hunne geweren in te leveren. [Nov. 1875.]

Wellicht om niet af te wyken van den ingeslagen weg zette ons koloniaal bestuur op verzoek van de regeering van Venezuela, den generaal Colina uit. ^Juli 1875^. Venezuela had bewyzen geproduceerd, dat deze generaal tegen de aldaar bestaande orde van zaken samenspande.

In hetzelfde jaar 1875 had de ontdekking van phosphorzure kalk door den heer O. S. Gorsira Mz. op de plantage St. Barbara plaats, die dooide hh. gebroeders Gorsira en Maal voor hunne rekening en die van den heer J. Godden van den eigenaar, den heer J. J. Naar, gekocht werd. Deze behield zich een recht voor van /3. per ton op phosphorzure kalk of andere delfstoffen, die ont-\' dekt mochten worden, doch ook dit recht werd hem voor f27.000 afgekocht. De heer Godden sloot kort daaropmet de medeëigenaars der plantage een contract tot ontginning der stof, waar-byhy zich verbond hun 1 pd. st. 20 sh. per ton te betalen. De eerste lading phosphorzure kalk uit St. Barbara werd den 4n Dec. naar Liverpool verscheept met de Engelschc brik quot; Oueen of Devon,quot; [1J

1

Er zijn reeds van deze meststof ± G5.000 register-ton uitgevoerd. Do ontgiuner betaalt /2,80 per elke ton aan liet gouvernement.

-ocr page 165-

105 —

Den 25 Sept. 1876 werd do kolonie door oen ry zwareii storm bezocht. De regeering van /cnezaela zond by die gelegenheid generaal barra herwaarts met giften, bestaande nit groot 7cc, ryst, koffie enz., ten behoeve der noodly-lenden.

Korten tyd vóór het aftreden van gouverneur vVagner, (1877) reorganiseerde by de Schuttery, lie een nieuw reglement kreeg en waarvoor de ontbrekende officieren gekozen werden. In April van dat jaar nam de instmetie der manschappen een aanvang. Ook werd tegelykertyd een schutter-muziekkorps, onder directie van den heer J. G. Palm (*), gevormd.

De heer Wagner werd by kon. besl. van 8 Feb. 1877 op zyn verzoek quot;op de meest eervolle wyzc, onder dankbetuigingquot; (t) van zyno betrekking ontheven en in zyno plaats benoemd de heer H. B. Kip, kapt. ter zee. Deze kwam den 29 April op Curasao aan en aanvaardde het bestuur den Isten Mei.

Onder het bestuur van dezen landvoogd werd de kolonie door een lievigen orkaan geteisterd (23 Sept. 77). Vooral Pietermaai heeft er zwaar

(») Later beeft; do Loer Palm zijn ontslag- genomon en is lt;le hoer C. UUler iu zijno plaats getreden.

(f) Do hoer Wagner werd later eerVol ontslagen. iSenigen ti.j\'l vóór zijn vertrek naar LNederlanil, hotquot;-wolk den 9u Mei 1877 plaats had, werd hij door M. benoemd tot Kiclder van den Xod. Leeuw. Toon hij do Uolonio verliet, kreeg hij van eenigO auibtCharoii, ofli-cici\'On on ingozetenon een cadeau !

-ocr page 166-

door geleden : een groot gedeelte der huizen, aan het strand gelegen, werd door de golven weg-gespoeld, terwyl vele andere, zoowel daar als in de Stad en aan de Overzyde, schade bekwamen. Op de plantages werden vele vrucht- en andere boomen omgewaaid, en kwam veel vet om. Twee schoeners van den heer A. J. Jesurun dreven de haven uit en vergingen vermoedelyk, daar men er nooit meer iets van gehoord heeft. In de haven zelve zonk een brik, eigendom van denzelfden heer. In de wateren der kolonie vergingen vele hiér thuisbehoorende vaartuigen. Men begroot de schade, door dezen orkaan in de kolonie teweeggebracht, op ongeveer 5 millioen gulden. Daarby gingen ± 200 menschenlevens verloren. (1)

Terwyl op dien onvergetelyken dag de zee met donderend geraas over de daken der huizen ging en dezen deed instorten; terwyl de ontketende winden alles omwaaide, wat tegenstand bood, werden schoone daden van zelfopoffering en doodsverachting verricht, welke luide spreken van de menschlievendheid en edele gevoelens van den Cura9aonaar. Ook de HEG. heer Kip was dien dag op vele plaatsen waar er hulp te verleen en was.

Kort na de ramp vau 23 Sept. begon, zoowel hier als in den vreemde, de menschlievendheid zich te uiten. De ma9onnieke loges van

1

De meestea hunner aan boord van bier thuis behoorende schepen.

-ocr page 167-

— 167 -

het eiland waren de eersten, die optraden ter leniging van den nood der hulpbehoevenden. Zy deelden aan dezen voedsel, kleederen en geld uit. Er werden commissiën samengesteld om giften in te zamelen voor de ongelukkigen, die van have en goed ontbloot bleven. Nederland droeg met een belangryke som by om de gevolgen van de ramp te verzachten. Doch vooral uit den vreemde stroomden giften naar de kolonie; overal waar een Cura9aosch hart klopte zamelde men die ten behoeve der noodlydenden in: men moest offervaardig jegens de Cura9aosche bevolking zyn, op wier menschlievendheid nooit te vergeefs een beroep werd gedaan.

De naburige republiek Venezuela zond den minister J. R. Pachano naar dit eiland met een aanzienlyk bedrag in klinkende munt als gift voor de noodlydenden.

Ten einde diefstallen te voorkomen [1] bodfin korpsen Schuttery en Volontairshet gouv lt;

hunne diensten aan, van welk aanbod me gen gebruik werd gemaakt. Da^ en nach .. gedurende eenige dagen de pumhoopen op Pie-termaai door wachten van die korpsen bewaakt.

De ingezetenen waren bedremmeld door de ramp, die hen getroffen had ; het bestuur overwoog wat te doen om de puinhoopen, waaronder ziehlyken van menschen en dieren bevonden, op te ruimen. Reeds telde men twee dagen na de

1

In do meeste ingestorte of beschadigde buizen waren nog goederón ouk. aanwezig.

-ocr page 168-

— 108 —

\'ramp, eu cr was nog niets besloten. Daar daagt cindolyk hulp op; conige ingezetenea boden den Gouverneur hunne diensten aan om belangloos de ruïnen op te ruimen. In weinige dagen bewerkstelligden zy zulks met luttele kosten [ j voor het gouvernement, zoodat voor een groot gedeelte de sporen van den orkaan voor liet oog verdwenen, Toen hun taak volbracht was, kregen zy een dankbrief] e van het Bestuur : Men verwachtte algemeen dat dezen manucu, die hun kostbaren tyd, ja, hunne gezondheid voor het algemeen welzyn opofferden, een onderscheiding zoude ten deel vallen, die als bewys mocht gelden, dat hunne handelingen gewaardeerd werden.

Inmiddels was in Venezuela tot President gekozen generaal Francisco L. Alcantara, die den 27 Feb. 1878 het Bestuur aanvaardde. Korten tyd na zyn optreden stelde hy do havens van La \\ ela de Coro en Maracaibo voor den buiten-landschen handel wederom open.

De gouverneur Kip deed byna niets voor dc kolonie. Alleen liet hy op Klein-Cnn^ao een nieuwen vuurtoren bouwen. Voorts wyzigde hy de seintabel voor aankomende vaartuigen. Onder zyn bestuur werden, op verzoek van Venezuela, wederom uitgeweken Venczuelanen uitgezet.

Dc heer Kip werd by kon. bcsl. dd. 31 Mei

-ocr page 169-

— 169 —

1880 eervol ontslagen (■1) en de heer J. H. A. W. baron van Heerdt tot Eversberg, gep. W. I. hoofdambtenaar, belast met de waarneming der betrekking; van Eeferendaris, Chef van het Bureau W. I. Zaken en Dep. van Koloniën, in zyne plaats als gouverneur van Cura9ao benoemd, De nieuwe landvoogd kwam den 16 Sept. alhier aan en nam het Bestuur lo. Oct. d. a. v. van zyn voorganger over.

Het bestuur van dezen gouverneur heeft voor Cura9ao bepaald goede vruchten afgeworpen. VVèl zijn ouder hem eenige belastingen [t] verhoogd en bezuinigingen ingevoerd, doch men vergete niet dat die verhooging (J) en die bezuinigingen op last van de Hooge Eegeeriug geschiedden. Daarentegen heeft men het aan zyn doortasten te danken, dat de mond der haven uitgediept wordt. [*] Door zyn energie wist hy van \' de regeering in het Moederland te verkrygen,

1

De heor Kip, wier eebtgenooto bem eenigon tijd na zijne aankomst op Curasao ontviel, vertrok den 15 Oct. naar Nederland. Ook bij kreeg een cadeau van de ambtenaren, officieren en ingezetenen.

[t] O. a. bot patentrecht (invoerrecht) dat van 1 0/0 gebracht word op li 0I0-

(i) \'t Was onder het bestuur van den boor Kip dat bij gouvts. besl. dd. 19 Dec. 1879, een Commissie werd benoemd, belast mot do herziening der belasting-verordeningen.

[»] Een ingesteld onderzoek heeft er de noodzakelijkheid van doen inzien.

-ocr page 170-

— 170 —

dat er een baggermachine en een sleepboot (1) in Engeland besteld en eenigen tyd na zyn optreden naar dit eiland gezonden werden. De werkzaamheden van het uitbaggeren worden met kracht voortgezet, (t)

Den 25 Sept. 1881 werd het gebeente van den dapperen Cura9aonaar Louis Brion, die zooveel heeft bygedragen om Colombia onafhan-kelyk te maken, met groote plechtigheid en in tegenwoordigheid van een onafzienbare menigte ingescheept om, overeenkomstig een besluit van den President Guzman Blanco, naar Venezuela overgebracht en in het Panteon Nacional te Caracas bygezet te worden. [*J

Een achttal uitgeweken Y enezuelanen, die hier verbleven, rustten zich uit en begaven zich, f aan boord van een barkje, naar de kust van Venezuela, waar zy te Choronf landden. Doch het gouvernement dier republiek was van den aanslag verwittigd en namen hen spoedig gevangen. Op verzoek van dat gouvernement werd

1

JDe handelsagent van Venezuela, de heer W. E. Boye, on dè bh. Tomas en Guilleimo Golding, bloedverwanten van den admiraal Brion, waren in commissie benoemd om de opgraving en het overbrengen van het gebeente te bewerkstelligen.

-ocr page 171-

— 171 —

na generaal E. Urdaneta, van wieu het onderschepte compromitteerende brieven overlegde, uitgezet.

De Ilustre Americano haalde zich wederom in het hoofd, dat Ctu^ao de uitgewekenen geholpen had met geld en wapenen, en om hét eiland te straffen vaardigde hy den 3en Mei 1882 een decreet uit, waarby alle goederen van de Antillen afkomstig of aldaar uit Europa of N. Amerikaansche havens aangebracht en overgescheept aan een additioneel recht van 30 0/Q onderworpen werden. Dat decreet fnuikte natuur-lyk den handel met Venezuela en veroorzaakt op Cura9ao een ongekende stagnatie, welke zeer nadeelig op alle takken van ny verheid werkt en veler welvaart heeft doeii tanen.

Terwyl de heer van Heerdt plannen beraamde om den handel op te beuren en de vroegere welvaart, zoo mogelyk, te doen terugkeeren. en hy ernstig het denkbeeld van den aanleg van een droogdok overwoog, werd hy by kon. besl. vau 5 Sept. benoemd tot gouverneur van Suriname. (1) Tot zyn opvolger voor Cura9ao werd by kon. besl. van 14n dier maand aangesteld de heer N. van den Brandhof, die met zyne familie den 18 Oct. alhier aankwam en denzelfden dag het bestuur over de kolonie aanvaardde.

Deze nieuwe ^landvoogd schynt het voetspoor

1

Hij aanvaardde de reis daar met zijne familie deu 18u Oct. Na zijn vertrek beeft men golden ingezameld dra hem het traditioneelo cadeau to geven.

-ocr page 172-

— 172 —

van zyn voorganger tc willen drukken. Men koestert groote verwachtingen van hem, vooral om-Oat hy zich een voorstander toont van het aanleggen van een droogdok en van het onderwys.

Moge God\'a zegen op zyn arbeid rusten en FTy hem den weg aanwyzen om deze kolonie uit het verval te redden, waarin zy om meer dan ddn reden geraakt is!

Staat do handel in den laatsten tyd stil wegens Guzman Blanco\'s additioneel recht en omdat ouze kooplieden niet langer de slachtoffers van de kwade trouw willen zyn, — in onze maat-schappelyke samenleving gaat het daarentegen levendig toe. De sociëteiten verryzen als uit den grond, getuigen: de Buiten-Sociëteit, de Itecreo, het letterkundig genootschap Tot Nut en Beschaving, allen in den laatsten tyd opgericht, en waar men op een aangename wyze de beslommeringen

van het dagclyksch leven en......de 30

vergeten kan.

Het verkeer tusschcn de Willemstad en de 0-verzyde is levendiger geworden, daar het sedert 20 Nov. door twee stoomponten onderhouden wordt. Over eenigen tyd zal een brug Scharloo met de stad verbinden.

Cura9aonaars! het hoofd omhoog! Er zullen weer betere dagen voor u aanbreken. Gaan wy met vertrouwen de toekomst te gemoet!

Il

Ijl lil

il, |f!|

li

i!

1i

I

if.

■1

1

i

-ocr page 173-

AANHANGSEL.

--(O)--

Volgens het Kolouiaal Verslag vau 1882 bestoud do bevolking van Curasao, bij hot oindo van 1881, uit \'24.506 zielen, waaroador het garnizoen begrepen is. Naar de kerkgenootschappen, waartoe zij behoorden, lieten zij zich aldus verdoelen : 1697 Hervormden, 21912 lloomschrkatbolieken on 897 Israëlieten (pag. 1.)

In 1865 had er een scheuring ondei de Israëlieten alhier plaats. Don 263ten Mei van dat jaar scheidden zich 26 huisgezinnen, te zamen 86 zielen, wegens gemoedsbezwaren, van hunne andere geloofsgeuooteir utquot;. Op 4 Juni d. a. v. constitueerden zij zich tot eeu maatschappij, en bij gouvts. best, van 12 Mei 1805 werd die vereeniging onder den naam van Nederl. Hervormde Israëlietische gemeente als wettig erkend.

Deze gemeente bezit haar eigcu kerkhof en tempel (pag. 9.)

De Iloomscb-katlioUekó kerk op Pietermaai, waar-1 van op pag. 15 sprake is, werd 20 Apiil 1882 onder Jen naam van Onze Lieve Vrouw van den Bozénkrans, ingewijd.

In Sept. van 1881 werd door de firma Gorsira amp; Co. een Zeep-én kaarsen-fabriek op de plantage Parera opgericht. Na eenigen tijd zeer goede zeep gezied te hebben, hield do fabriek op te bestaan, daar het vooroordeel dat hetgeen hier geproduceerd is niet goed kan zijn, eón hindeipaal was om dat artikel in zulk eene hoeveeJheid te verkoopOn als noodig was om do zaak winstgevónd te maken.

Op den Isten Juni 1881 werd do eerst e steêu gelegd van het nieuwe leprozen-gesticht, waarvan op pag. 26 van dit werk melding wordt gemaakt. In het begin van 1882 was het gebouw voltooid en in Februari werden

-ocr page 174-

daario oyorgobracht do loprozoo, dio tot dusver iu het-zoüilo gebouw als do kraakzianigen verpleegd werden.

Het inuntirezen op Curagao verkeert sedert lanff in oen gebrekkigen toestand, hoofdzakelijk toe te schrijven aan net gemis van stapolproducten en de uitgebreide handek-betrekkingon möt naburige statan, wier muntja ver boven harö inneriijke waarde in do kolonie cireuleeren.

Als wettig betaalmiddel wordón in \'s lands kas alleen aangenomen : do Noderlandsoho muntspeciën : do (sedert 18.JI niet verwisselbaar verklaarde) Ouraoaosche bank-billetjen van 15, flO, f25, en f50; de zilveren vnf-francstukken, tegen f 2,35; do Spaansche pilaardaalders, tegen fJ,jO, en de zilveren Spaansche munten tot dezen in eene vaste verhouding staande, tegen oen evenredigen koers.

Do Nederlandschö zilveren munten kwamen echter tot dusver op Oumiao niet in omloop, omdat zij uit do

Mr™0?\'0! we?vloo\'(lon Z00(,ra zU or waren aangevoerd. Ier bokornuig dior munten word een agio vau G pet. oigt; de vreemde muntspeciën wolke in den handel circuleéreo. betaald. De vijlFiancstukken worden nooit in betalinir \'^ds has aangobodon. omdat zo bij don handr\' 12,50, dus 6 pet. méér geldon. 0

muntspeciën, die, bohalve de ia s lands kas toogelaton betalingsmiddelen, noi? bij den handel op Curasao oirculoéren, zijn de navolgende: Spaansche Columbiaanscho on andere Zuid-Amerikaanscho gouden dub!oénon, tegen f 40, en do onderdooien naar

en vin ^ n^\'nnn eIeue Ilreu,io/an 5 pet. op Spaansche Nnmïi r P cquot;laDlbliia»scho en andere dubloenen; « io «i ikaause11o gouden muntspeciën van $20,

nimiün r ^ f60 ? \' f2.50 per dollar, met eenó

premie van (gt; pet.; iranscbo goudstukken van 40, 20 10 en o francs, tegen 50 cents por franc; Eagolsche sove-reigus, tegen 112,025; Noord-Amerikaansehe en Mexi-caanscho dollars, tegen f 2,50 per dollar, en do onderdee-

!ünf . nar ; -Kugolscho shillings, te^en G2i

cont per shilling, cn de omlerdeelen naar evenredigheid ;

-ocr page 175-

Yenczaelaansche vijf-Boli varstuk ken, tegen 12,50 en de onderdeelea naar evenródiglieid; Chiliaansche peso\'s, reruaansche sols, en Oolumbiaansche peso\'s tegeu f2,25, en de onderdeelea naar ovenredlgbeid,

Vérder circuleert er nog zoogenaamd gekapt geld ia stukken van 50 ea 25 cents. (Dat ziju ia vijvea gehakte pilaardaalders en in vieren gehakte Nederlandsclie guldens.) En eindelijk vindt men in de wandeling Cura-^aosche stuivers of zoogenaamde plakjes, tegen 2J cent por stuk.

De Hooge Rogeering is ernstig bedacht op het nemen van maatregelen, die in den toestand van het Ou-ra^aosche mnntwezen verbetering kunnen biengen.

VERBETERINGEN.

Iz.

7 regel

1

V.

b.

staa

\'J

9

8

yy

yy

yy

gt;

14

yy

17

yy

yy

yy

gt;gt;

18

yy

G

yy

yy

yy

gt;gt;

20

yy

8

yy

yy

yy

27

1

yy

yy

\'i

gt;gt;

33

yy

8

yy

yy

yy

gt;gt;

43

yy

4

V,

O.

yy

gt;1

50

yy

2

yy

iy

7 gt;

122

yy

2

V.

b.

7gt;

123

yy

10

yy

yy

Jgt;

156

9

yy

yy

yy

167

ff

2

V.

O.

yy

De bladzijden 57, 58, gepagineerd 53, 54, 55 ea

; bevat, lóes: bevatten, waardor, lees: bewaarder, do Waaigat, lees; het Waaigat.

is, lees: zijn.

zoutpanen, loos; zout-panuen.

Pantersmst, lees: Pïan-tcrsrust.

ƒ300, lees; ƒ150. eed, lees : eed af. den, lees : do. 1820, leos; 1824. kapellaan, locs: kapelaan, 27, lees: 2(5.

en dieren, lees: en ook doodo dieren.

59 en CO zija verkeerdelijk 56.


-ocr page 176-
-ocr page 177-

-\'t-V- . .,

•■■• • ....■.• ...-,. ,...., . ... „ ,,.. . .

ÏVH . . . ■ ...i . -

..... , ■■•...■■

m .^.,v r .\'gt;1,S, gt;V-j!\\^

„ ■ \\ r, •■ . ■\'. , quot;■quot;■ v i.

-■ -■ S........................

■ ■......-

• - - ■ . , , \' ..... -•■■\'.-■■■ i- ...... . ... fiamp;v-

■ ..... ■ .■■■■■

\'.i..\' ■■ ■■. ..... . . ...... ■. ■ • ■ ■ .

...

Wf\'» -v ..............■....,; ■ ,

-...t..,

IHH

: • \'V-\'v/v : ■

\' quot; . •\' ■ ......

gg..................... ........................

Ir r„- :^£

amp;

., ■ .. ■ . • ■\' •■\' ■ ■ ,;;. . ■ : ...... ■ ■ -

11 -v.;;-•.. ...m. 1 . . * : . mmm

\' : - ■

f ■ ■ ■ ■.•

•yS

..... ....

\'v

...v. ■ . .

,^r m

•V-iS-W •• ;#

.....

1

■ ■ ■ - - • -r ■ \'v-ï\':. ■• . ...

■ ■ ■■ ■\'.■ •■

-ocr page 178-

Ml?

-ocr page 179-

\'M ■- : • ...

quot; ;■ . v:•; :;;;\' ■\' :■: .-.-v.-

: K::. ::.. ..

:■■\'• ■■ .....

. ■ jft ■ ■ ■ \' •

\'Hw\' quot;ïv^.

■ ........quot;\' ■ • ...... • ■ • \' v- ■ :•■• .

■ •■ ■ lt;iié ■ ,

..^V-Vquot;\'\'/ :• ■ . \'i • •!. . ■ ■•-.••.

■ \' ■ ■ ■ ■ - ■ • - • - . -- .■

\' •- • . I1 I .v . .

■■■-■ -or- ..............■ ■■ ■ ■■ •• ■.....w4

\'. - \' ^ r;\' V-v\'r;v..Vv,;v^-gt;y ^

■ \' ■■\' ■•\' \'\'

I . ; ■.-■-tftóli-;.

.•- :;:.f.. , ■.v;:

... .....v ,..■■•■• -•

• quot;■ •■ ■ ■■ \' • ■ ......- ■ -■ - ■ gt; •■, :,-.

HlV.feW. vr;quot;- 4\'.

■ l. -■ ■ i .,■

Bf»# mms .................... ÏS

■■

—-i:- \'•

II

■ ■

.• ,{ •., • ••■ . v.\' ■ ./V , ,, :

ff» ■ ■ .... ..:• ■ . ; .,• ...

: ■•.• :—.■• ■ ■■ ,• • - •.- V -- , ,7-,

• \'•• quot; : ■- - . ■ • ■ i .1 r ,, .,

-ocr page 180-
-ocr page 181-

. 1

quot;

... . ,

-ocr page 182-
-ocr page 183-