/ ^r / /
VAX HET OUDE ARCU1KF
VAN SET BÜREAÜ ?AN M BURGEBLIJKEN STAND
V ICUVAA HOiO Ü DOOR
Stoomdruk v: n dc linua I,. K. UOSCU amp; Zlt;)Ü\\. Utrecht
INVENTARIS
VAN HET OUDE ARCHIEF
VAN HET BIREAU VAN DEN BURGERLIJKEN STAND OER GEMEENTE UTRECHT.
BtëLlOTHÊfcK DER RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT
VAN HET OUDE ARCHIEF
VAN HET BDRtiAt) VAN DEN BURGERLIJKEN STAND
0
De Burgerlijke Stand werd geregeld in het 1ste Boek 2lt;le titel van den Code Napoleon , hier ingevoerd met 1 Maart 1811. Bij circulaire van 10 Juni 1811 gaf de Préfet aan de Maires eene uil eenzetting hunner plichten met betrekking tot dit onderdeel hunner diensttaak. Dientengevolge berichtte de Maire bij publicatie van 39 Juni 1811, dat van af 1 Juli 1811 de opgaven van geboorte en overlijden ten stadhuize ontvangen zouden worden. (De aanteekening, afkondiging en voltrekking van huwelijken had reeds sedert 1 Maart 1811 ten stadhuize plaats gehad.) Eene circulaire van den Maire van denzelfden datum gelastte met beroep op de bovengenoemde circulaire van den Préfet en op het door den Keizer vastgestelde tarief voor afschriften van akten, uit de registers van geboorte en overlijden door den ambtenaar van den Burgerlijken Stand af te geven , «waaraan niet kan worden voldaan , indien de stukken , daartoe bemodigd, niet onder ge-melden ambtenaar berustende kerkeraden der verschillende kerkgenootschappen , //om onverwijld alle bij dezelven gehouden doopregisters en aanteekeningen van voltrokken huwelijken alsmede die der begravingen, bij de doodgravers gemaakt, ter griffie van den burgerlijken staat op den stadhuize alhier te doen overbrengen , zullende dezelven aldaar worden ontvangen tegen een bewijs, hetwelk door den ambtenaar van den burgerlijken staat of door den daartoe gestelden griffier of commis zal worden afgegevenquot;. Dientengevolge zijn blijkbaar de hier volgende registers naar het stadhuis overgebracht ; de registers van de Commissarissen tot de huwelijksche zaken en van de Momboirkamer zijn natuurlijk ter aanvulling door het stedelijk bestuur daarbij gevoegd.
A. DOOP- EN GEBOORTEREGISTERS.
I. Nederduitsch-Heryokmde kerken.
1. |
Van |
1626 |
tot |
1632. |
2. |
V |
1632 |
» |
1640. |
3. |
JJ |
1640 |
1651. | |
4. |
V |
1651 |
V |
1665. |
5. |
•n |
1665 |
v |
1680. |
6. |
n |
1680 |
n |
1692. |
7. |
V |
1692 |
V |
1705. |
8. |
D |
1705 |
V |
1721. |
9. |
D |
1721 |
V |
1728. |
10. |
» |
1729 |
V |
1736. |
11. |
n |
1737 |
V |
1743. |
12. |
•n |
1743 |
V |
1750. |
13. |
n |
1750 |
V |
1756. |
14. |
V |
1757 |
V |
1769. |
15. |
V |
1769 |
V |
1783. |
16. |
n |
1788 |
n |
1793. |
17. |
» |
1794 |
V |
1802. |
18. |
w |
1802 |
V |
1811. |
N.B. Deze registers zijn uit de afzonderlijke registers of lijsten van iedere kerk samengesteld ; van iedere maand worden de gedoopten kerksgewijze opgegeven. Enkele deelen dragen aan het einde eene door één of twee predikanten geteekende verklaring, dat het deel door hen is
5
gecollationeerd. Opgenomen zijn; de Dom sedert i626 , de St. Janskerk sedert 1659 , de Buurkerk sedert 1627 , de St. Jacobskerk sedert 1626 , de St. Nicolaaskerk sedert 1626 , de St. Geertruidakerk sedert 1626 , de St. Catha-rijnekerk sedert 1636 , het St. Barbara-gasthuis sedert 1626, het H. Kruis-gasthuis sedert 1627 en het St. Antonie-gasthuis sedert 1637. Achter in deel n0. 14 (1757— 1769) komen voor „Getuygenissen tot sterking van sommige aanteekeniugen in de doopboeken.quot;
De Waalsche kolonie verzocht reeds in 1583 verlof, om de St. Janskerk te mogen gebruiken (Baadsnot. 7 Jan. 1583); doch aanvankelijk moesten zij zich tevreden stellen met het Eegulierskerkje (Boijaards , Oorspr. der Waalsche gemeente , in : Arch, kerkgesch. XVIII p. 302). In 1601 preekte Ds. Du Bieu echter op proef in de St. Janskerk (Baadsnot. 7 Dec. 1601) en sedert 1604 was het preeken aldaar regel. (Baadsnot. 23 Sept. 1604.) Bij vroedschaps-resolutie van 14 Juli 1656 werd echter bepaald, dat de St. Janskerk door de Nederduitsch-Gereformeerden zou gebruikt worden, terwijl //de Walse gemeyntequot; zou «geaceommodeert worden in St. Peterskercke.quot; Daar is zij sedert tot heden gebleven.
1. Van 1583 tot 1588, 1604 tot 1670. (Afschrift van de IJ)*16 eeuw.)
De Engelsche gemeente was denkelijk reeds lang voor 1621 gevestigd in de St. Pieterskerk. Bij vroedschaps-reso-lutiën van 22 , 25 October 1621 werd zij verplaatst naar de St. Catharijnekerk, doch bij vroedschaps-resolutiën van 13 Juni, 11 Juli 1625- werd zij op haar verzoek weder naar de St. Pie-
6
terskerk teruggebracht. Bij Vroedschapsresolutie vau l i- Juli 1656 werd eobter bepaald , dat de St. Pieterskerk door de VVaalsche gemeente zou gebruikt worden , terwijl //d\'Engelse gemeyntequot; zou «geaccommodeert worden in St. Marien-kercke.quot; Bij besluit van den Minister van Binnenlandscbe zaken dd. 16 November 1807 werd //de predikantsplaats bij de Engelsche gemeente te Utrecht verklaard voor gemor-tificeerd.quot;
1. Van 1700 tot 1794. (Gehuwden van 1701 tot 1794.)
N.B. Dit deel bevat bovendien nog eene lijst van de leden der gemeente van 1763. — De opschriften van de aanteekeningen over het doopen van kinderen en het sluiten van huwelijken vermelden , dat het kopieën zijn , waarvan de origineelen in de consistorie der kerk bewaard worden.
De Eemonstrantsche gemeente was lange jaren gevestigd aan de westzijde van de Lange Rietsteeg. Toen Koning Lodewijk Napoleon zich te Utrecht vestigde, wenschte hij echter het gebouw bij zijn paleis aan te trekken. Hij kocht het dus in 1807 voor f 24000 ; het gebouw werd 8 November 1809 overgedragen. Bij besluit van den Koning dd. 9 Juni 1808 werd daarentegen aan de gemeente afgestaan het zoogenaamde Compagniehuis aan de Kromme Nieuwe gracht (vroeger kerk van het St. Hieronymushuis).
1. Van 1683 tot 1810. (Gehuwden van 1798 tot 1806.)
N.B. Dit deel heeft geen titel of opschrift; doch in de laatste jaren komt in de doopakten als predikant voer P. Van Teutem, die toen leeraar der Remonstrantsche gemeente alhier was.
V. Evangelisch-Lüthersche kerk.
Aan de Lutbersche gemeente werd in 1630, 1621 eu 1624
7
herhaaldelijk door de vroedschap verboden , om haar plan tot het bouwen eener kerk in de Stroosteeg uit te voeren, met bevel om aldaar huisjes te bouwen. Inderdaad vroeg de gemeente 30 Maart 1705 aan de vroedschap ontheffing van huis- en haardstedegeld voor «de huisjens, die tot de Luiter-sche kerk en de woningen der predikanten en koster zijn geapproprieertquot; ; denkelijk waren echter reeds lang voor deze officiëele inrichting de //huisjes\'\' als kerk gebruikt. Op 4 Februari 1743 verkreeg de gemeente van de Vroedschap //het Abraham Dolvkerkje (de kapel van het begijnhnis dei-Elfduizend Maagden in de Hamburgerstraat), omme op \'t erlï van \'t zelve tot verrigtinge barer godsdienst in plaatse van de jegenwoordige oude en vervallene te doen bouwen een nieuwe kerck.quot;
1. Van 162G tot 1649, 1676 tot 1677.
2. |
V |
1650 |
n |
1676. |
3, |
7) |
1678 |
7» |
1686. |
4, |
1) |
1687 |
V |
1699. |
5. |
fi |
1700 |
n |
1719. |
6. |
T) |
1719 |
77 |
1737. |
7. |
V |
1738 |
7gt; |
1799. |
8. |
V |
1800 |
77 |
1811. |
N.B. Sommige akten in de beide eerste deelen zijn in het Duitsch gesteld ; de namen der predikanten worden aanvankelijk voor in ieder deel, later in de akten zei ven vermeld. Het 3e deel bevat achterin formulieren voor de bediening van doop en avondmaal. Het 7e deel bevat eene verklaring van den kerkeraad, dat hij voor de authenticiteit van dit afschrift van het doopregister instaat , doch dat men er verscheidene feilen en nalatigheden in heeft gevonden, veroorzaakt door de omstandigheid, dat de doopregisters in vorige tijden meestal door de kosters of voorzangers gehouden werden.
8
De Doopsgezinde gemeente, van ouds gevestigd in de Julferstraat, kocht in 1773 de brouwerij de Witte leeuw aan de Weesbrug met het daaraan ten noorden grenzende huis (Transport van 3 Juni 17 72). De vroedschap verleende 3 Februari 1773 verlof, om dit gebouw tot eene kerk te verbouwen.
1. Van 1723 tot 1811. Met alphabetisch register.
N.B. Dit deel bevat //aanteekening der geboorte-dagen vau de kinderen der Mennoniten of Doopsgezindenquot;, fami-liesgewijze opgegeven, met register. Volgens aanteekening voorin onnauwkeurig opgemaakt in den jare 1745 en daarna vervolgt volgens kerkelijke resolutie.quot;
VII. Oud-Eoomsch-Catholieke kerken,
a. Parochie van St. Maria de Mindere. 1° afd.
2. „ 1701 „ 1771. (Gehuwden van 1701 tot 1771.)
3. „ 1772 „ 1811. (Gehuwden van 1772 tot 1809.
N.B. De namen der gedoopten in de vier laatste jaren van deel 1, worden herhaald in deel 2. De doopakten in deel 3 zijn door de pastoors geteekend.
b. Parochie van Sf. Maria de mindere. 2C afd. (Kerk Soli Deo Gloria op den Kamp aan de Nieuwegracht.)
Deze kerk is omstreeks 1818 opgeheven.
1. Van 1681 tot 1811. (Gehuwden van 1771 tot 1808.
Overledenen van 1758 tot 1811.)
N.B. Dc laatsle akten in dit deel , dat geen opschrift
9
of titel heeft, zijn geteekend : wA. Werckhoven, Par. S. Mar. Min.quot; Het deel bevat ook eene lijst der geconfirmeerden van 1760 tot 1804.
c. Parochie van St. Jacob. I0 afd.
Deze kerk is omstreeks 1777 opgeheven.
1. Van 1707 tot 1777. (Gehuwden van 1708 tot 1776).
N.B. Hier en daar komen in dit deel namen van pastoors voor. Hierbij los ingevoegd eene lijst van in het register opgenomene doopaanteekeningen over 1739—1749.
d. Parochie van St. Jacob. 2e afd.
N.B. Voor in dit deel eene lijst van de pastoors.
(Kerk Achter de wal in de Cellebroederstraat.)
Deze kerk is omstreeks 1797 opgeheven.
1. Van 1697 tot 1741. (Hierin ook eenige aanteeke-
ningen van gehuwden en overledenen uit dezelfde jaren.)
2. „ 1726 „ 1764. (Gehuwden van 1743 tot 1777.
Overledenen van 1757 tot 1768.)
3. „ 1756 „ 1797. (Gehuwden van 1758 tot 1791.)
N.B. Deel 1 bevat ook lijsten van geestelijke maagden, geestelijke weduwen, wereldlijke weduwen , gehuwde lieden, ongehuwde maagden en wereldlijke jongelingen. — De doopaanteekeningen van vóór 1741 in deel 3 betreffen sleehts enkele personen, die men misschien verzuimd had in het vorige register op te nemen. Dit 2(lc deel bevat ook lijsten van geconfirmeerde personen. De gedoopten na 1 756 en
10
de huwelijken na 175 8 zijn uit deel 2 nogmaals opgenomen in deel 3. Deel 3 bevat ook eene lijst der parochianen in 1756.
f. Parochie van St. Geertruida.
(Kerk in den Hoek op de Mariaplaats.)
1. Van 1667 tot 1771. (Gehuwden van 1667 tot 1771.)
N.B. De gehuwden staan in deel l tusschen de ge-doopteu in , behalve in de laatste jaren. Deel 3 bevat alle gedoopten gedurende den diensttijd van Tim. De Jongh als pastoor dezer kerk.
VIII. Roomsch-Catholieke kerken.
a. Kerk in Abstede, later Achter Tivyestraat.
Deze kerk werd bediend door seculiere geestelijken. Zij is tot 1712 in handen der Oud-Roomsch-Catholieken geweest.
1. Van 1679 tot 1738. (Grehuwden van 1679 tot 1735.
Overledenen van 1698 tot 1738.)
2. „ 1738 „ 1751. (Gehuwden van 1738 tot 1750.
Overledenen van 1738 tot 1811.)
3. „ 1752 „ 1811. (Gehuwden van 1752 tot 1811.)
Deze kerk werd bediend door seculiere geestelijken. Zij is tot 1709 in handen der Oud-Roomsch-Catholieken geweest.
1. Van 1679 tot 1757. (Gehuwden van 1679 tot 1757.)
2. „ 1741 „ 1808. (Gehuwden van 1741 tot 1811.)
N.B. De gedoopten en de gehuwden na Augustus 1741, zijn uit deel 1 in het volgende deel overgenomen.
11
Deze kerk , oorspronkelijk eene Dominicaner-statie , kwam in handen der seculiere geestelijken , toen Corn. Van Veit-huyzen (voor 16G5) als geestelijke optrad; zijne opvolgers waren allen seculiere geestelijken. De kerk is in 1852 gesloten.
1. Van 1707 tot 1734. (Gehuwden van 1709 tot 1734.)
2. „ 1734 „ 1743. (G-ehuwden van 1785 tot 1742.)
3. „ 1743 „ 1795. (Gehuwden van 1743 tot 1795.)
4. „ 1795 „ 1811. (Gehuwden van 1795 tot 1811.)
N.B. In deel l bevindt zich eene alphabetisclie lijst der parochianen in 1709.
d. Kerk in de Catharijnesteey. (1° Jezuiten-statie.)
Deze kerk, die omstreeks 1628 hel eerst vermeld wordt, werd als Jezuiten-statie in 1707 , na do opheffing der orde, gesloten; doch kwam later, sedert 1776 , in handen der seculiere geestelijken. Nadat in 1840 de St. Catharijne-kerk was verkregen, werden de gebouwen dezer statie verkocht.
1. Van 1695 tot 1752. (Gehuwden van 1695 tot 1753.)
2. „ 1753 „ 1788. (Gehuwden van 1753 tot 1785.)
3. „ 1788 „ 1811. (Gehuwden van 1788 tot 1811.)
e. Kerk in de Heerenstraat. (2e Jezuiten-statie.)
De 2® Jezuiten-statie (de St. Martinus-statie) wordt vermeld in 1654 ; in 1662 zijn de huizen in de Heerenstraat gekocht. De statie bleef in de handen der Jezuiten tot 1765 ; sinds dien tijd was zij gesloten tot 1793 , toen zij in handen der seculiere geestelijkheid kwam, daar de pastoor uit de Jeruzalemsteeg zich hierheen verplaatste. Sedert 1855/56 bijkerk der St. Willebrorduskerk, is zij later tot Aartsbisschoppelijk Museum en Broederhuis ingericht.
12
1. Van 1669 tot 1705. (Gehuwden van 1669 tot 1706.)
3. „ 1705 „ 1726. (Gehuwden van 1710 tot 1719.)
4. „ 1747 „ 1766. (Gehuwden van 1747 tot 1766.)
N.B. Aan het slot der doopakten in deel 2 vindt men de volgende aanteekening : «Mense Aprili hujus anni 1726 stationem adiit P. Arnold us van den Eynden. Ab eo bapti-zatos et baptizatas invenies in libello novoquot;; voorts twee losse briefjes, waarop de volgende aanteekeningen : 1°. quot;Wij oudergeschreven Mr. Philip Jan van Baerle , boekhouder, en Nieolaas Schade, jegenwoordige huysmeester van \'t Rooms-Catholyke Kinderhuys in de Donkerstraat t\'Utrecht, certificeren , dat wij hebben nagezien het doopboek van de thans ledigstaande kerk of bidplaats van de quot;Rooms-Catho-lyke gemeente alhier in de Heerenstraat , berustende in ons Kinderhuys , en daarbij hebben bevonden , dat op den 18
October 1707 aldaar is gedoopt.....enz.quot; (Het jaar
en de datum dezer akte ontbreken.) Het tweede briefje bevat eene extract-doopakte, waaronder staat : //Dabam Ultra-jecti ex registro nostro baptismali 31 Oclobris 1746. Joannes Michiels , Societatis Jesu missionarius in statione ad St. Martinum in platea vulgo d\'Heerestraat.quot; Zie eenige hierbij behoorende gedoopte kinderen dd. 1768 hierna onder i.
Kerk in de Jerusalemstecg, later St. Martinuskerlc in de Heerenstraat. (1® Augustijner-statie.)
Deze kerk (St. Willebrorduskerk) was eene Augustijnerstatie tot 1780, toen zij in handen kwam der seculiere geestelijkheid. In 1793 verhuisde de (seculiere) pastoor naa:; de ledigstaande St. Martinuskerk (der Jezuiten) in de Heerenstraat en werd de gemeente van daar uit bediend. In 1795 vestigden zich in de Jerusalemsteeg wederom Augustijners.
13
1. Van 1663 tot 1671, 1689 tot 1721. (Gehuwden
van 1690 tot 1738. — Overledenen van 1690 tot 1736.)
N.B, I)e gedoopten in deel 1 van de maanden Maart tot December 1721 zijn in liet volgende deel nogmaals opgenomen. — Deel 2 draagt tot opschrift: //Liber baptiza-torum in oratorio Augustinoquot; ; aan het slot vindt men de volgende aanteekening ; «Overgegeven op den 8ste Julij 1811 ter griffie der stad Utrecht door G. J. van Bennekom , zedert 5de Augustus 1795 pastoor in de Heerestraats-gemeente.quot;
g. Kerk in de Jerusalernsteeg, thans Hecrenstraat.
Deze statie werd in 1795 gevestigd in de ledigstaande Augustijnerkerk van St.Willebrordus in de Jerusalernsteeg. (Zie boven onder f.) In 1840 vertrokken de Augustijners naar hunne nieuwe kerk op de Oude Gracht bij de Viebrug. De kerk kwam toen weder in handen van seculiere geestelijken , die daar bleven totdat in 1877 de nieuwe kerk in de St. Annastraat betrokken en de oude kerk verkocht werd.
N.B. In dit deel komt jaarlijks eene opgave voor van het aantal communicanten, gedoopten, met het laatste oliesel gezalfden , overledenen , bekeerlingen en gehuwde paren.
h. Kerk in het Dorstige Hartsteegje. (1° Dominicaner-statie.)
Deze statie ging in 1774 in handen der seculiere geestelijkheid over. Tusschen 1776 en 1780 is deze kerk gesloten geweest. In 1840 vertrok de pastoor naar de oude ledigstaande Augustijnerkerk in de Jerusalernsteeg, waarna de kerk in het Dorstige Hartsteegje is opgeheven.
2. „ 1736 „ 1811. (Gehuwden van 1736 tot 1811.)
14
N.B. Uit het 1ste deel ziju de doopakten van 1736 af overgenomen in het 2lt;le deel. Het opschrift van het 1ste deel luidt; //Registrum baptismale cornmunitatis Ultrajectinae sub Reverendo Patre fratre Raymundo Leemans , ordinis Prae-dicatorum , praedicatore generali et conventus Anlverpiensis filio.quot; — Het 2ile deel draagt tot opschrift; «Registrum novum baptismale oongregationis Ultrajectinae sub R. P. P. Prancisco Lorrin conventus Antverpiensis ordinis Prae-dicatorum filio.quot;
i. Kerk in de IValsteeg, thans Mariaplaats.
Deze statie was aanvankelijk gevestigd bij de Witte-vrouwenpoort; in 1703 werd het gebouw in de Walsteeg aangekocht.
1. |
Van |
1703 tot 1732. (Gehuwden |
van 1704 tot 1732.) |
2. |
» |
1731 „ 1758. ( |
„ 1781 „ 1758.) |
3. |
f) |
1758 „ 1770. ( „ |
, 1758 „ 1770.) |
4. |
n |
1771 „ 1801. ( „ |
, 1771 „ 1801.) |
5. |
V |
1801 „ 1811. ( |
, 1801 , 1811.) |
N.B. Deel 1 bevat voorin eene mededeeling omtrent de eerste priesters aan deze kerk ; de namen der gedoopten en gehuwden in 1731 en 1732 worden in het volgende deel herhaald. — In deel 3 zijn op een afzonderlijk blad over het jaar 1768 eenige kinderen aangeteekend, behoorende tot de 2ie statie der paters Jezuiten , welke statie toen gesloten was.
IX. Nederlandsch-Israelitische synagoge.
Nadat bij vroedschaps-resolutie van 17 November 1788 den Joden het wonen binnen de stad was toegestaan, werd hun bij vroedschaps-resolutie van 18 Mei 1789 ook vergund, hunne godsdienstoefeningen alhier te houden ; bij vroedschaps-resolutie van 24 September 1792 werd hun verlof verleend, daar-
15
voor te gebruiken de oude Doopsgezinde kerk in de Juffer-straat bij de St. Geertruidakerk.
1. Geboorte-register. Van 25 Augustus 1789 tot 20 April 1811.
X. Register van aktes , waarbij personeu , die
geen geslachtsnaam voeren , overeenkomstig het
Keizerlijk Decreet van 18 Augustus 1811 zulk
— his. (Geheel eensluidend met het vorige.)
N.B. Hierbij het desbetreffende Keizerlijke Decreet, benevens aanschrijvingen en publicatie van den Sous-préfet en den Maire.
B. AANTEEKENING- EN HUWELIJKS-REGISTERS.
I. AANTEEKENING VAN HUWELIJKSGEBODEN EN HUWELIJKEN VOOR COMMISSARISSEN TOT DE HUWELIJK-SCHE ZAKEN.
Volgens de Ordonnantie der Staten van 6 October 1584 moest zoowel de aanteekening der huwelijks-geboden, als de huwelijks-voltrekking , plaats hebben bf voor het gerecht bf voor de dienaren der kerk (d. i. der Gereformeerde kerk, waartoe ook de Waalsche en Engelsohe gemeenten gerekend werden te behooren); voor hetzelfde college , waar men aan-teekende , moest ook de huwelijks-voltrekking plaats hebben. Voor het gerecht werden dus sedert in den regel aangetee-kend en trouwden hoofdzakelijk de Roomsch-Catholieken cn andere dissenters (Lutherschen , Doopsgezinden enz.) , doch ook Gereformeerden en gemengde paren , die deze wijze van huwen verkozen. — In afwijking van dezen regel bepaalde de vroedschap 20 December 1619 , dat het aan-teekenen van huwelijken alleen in de kerken zou geschieden. Doch spoedig werd hiervan weder afgeweken : op 20 April 1639 stelde de vroedschap vast eene «ordonnantie ofte inslmctie , waernae voortaen de opschryvinge ende aentey-ckeninge der huwelicxgeboden op den stadthuyse gedaer. zal worden.quot; Daarbij werd bepaald , dat de schepenen van de week alle Vrijdagen zouden vaceeren in de secretarie , om de huwelijken aan te teekenen van allen, die voor schepenen wenschten te huwen ; de keus was dus weder vrij. — In 1729 werd hierin eenige verandering gebracht bij ordonnantie der vroedschap dd. 12 Mei 1729: voortaan
17
moesten allen , ook zij , die iu de kerk wilden huwen , \'oor den magistraat hunne huwelijks-geboden doen aanteekenen. Ten behoeve der Gereformeerden, die in de kerk wilden huwen , werd toen ten stad huize een afzonderlijk register aangelegd, waaruit de kosters der kerken wekelijks de aangeteekende paren kwamen opnemen , ter afkondiging in de kerk. Men vindt in dit register nagenoeg alle Gereformeerden : immers hunne huwelijken werden , ook na 1739 , gewoonlijk in de kerk gesloten. Bij de ordonnantie der Staten van 38 October 1795 werd deze regeling in hoofdzaak gehandhaafd; ten stadhuize ging men voort de Eoomsch-Catholieke paren, die daar huwden, in het gewone register (dat reeds van ouds , hoewel ten onrechte , den naam van ^Trouwboek van de Roomschenquot; droeg) in le schrijven; doch voor de huwelijken van Gereformeerden , Joden en leden van andere gezindheden, gesloten voor de muncipaliteit, (die sedert schijnen toegenomen te zijn) werd in 1796 een nieuw register aangelegd.
a. REGISTER VAN AANTEEKENING DER HUWELIJKS-GEBODEN. 1. Van 1675 tot 1689.
2. |
„ 1689 „ |
1735. |
3. |
, 1735 „ |
1795. |
4. |
„ 1795 „ |
1811. |
♦
N.B. Op den rug van enkele deelen komt het opschrift voor: -/Aantekenboek der Roomschen\'\'; doch tot 1796 komen er tevens alle gehuwde paren van andere dan de Gereformeerde gezindheid in voor , zelfs Gereformeerden , die niet in de kerk wilden huwen.
b. PUBLICAÏIEBOEKEN.
(Registers van de afkondiging der huwelijksgeboden.)
N.B. Hierin komen dezelfde namen voor als in het register , onder a vermeld.
18
REGISTER VAN AANTEEKENING DER HUWELIJKS-GEBODEN, UITSLUITEND VAN GEREFORMEERDEN.
1. |
Van |
1729 |
tot |
1782. |
3. |
D |
1783 |
V |
1796. |
3. |
D |
1796 |
1802. | |
4. |
V |
1802 |
V |
1811. |
N.B. Op den rug van enkele deelen komt het opschrift voor : //Aantekenboek der Gereformeerden.quot; Deze titel is juist: zie het boven opgemerkte omtrent de ordonnantie van 13 Mei 1729. Onder de Gereformeerde paren komen er ook voor, waarvan een der beide personen van eene andere religie was, doch die in de Gereformeerde kerk wilden trouwen.
REGISTER VAN GESLOTEN HUWELIJKEN.
1. |
Van |
1585 |
tot 1656. |
2. |
5) |
1656 |
, 1734. |
3. |
1734 |
, 1778. | |
4. |
V |
1778 |
„ 1811. |
NB. Het opschrift op de ruggen der deelen; «Trouwboek van de Roomschenquot; is aüoen juist na 1795 , toen er voor de Gereformeerden , Joden en leden van andere gezindheden een afzonderlijk register werd aangelegd. (Zie onder e.) Vóór 1796 is zeker wel het meerendeel der ingeschrevenen Katholiek, doch er komen ook leden van andere gezindheden in voor.
REGISTER VAN GESLOTEN HUWELIJKEN VAN GEREFORMEERDEN, JODEN EN LEDEN VAN ANDERE GEZINDHEDEN, BEHALVE VAN ROOMSCHEN.
N.B. Zie de opmerking hierboven onder d. Het boek bevat een formulier voor het huwelijk van Christenen en een voor dat van Joden.
19
AANTEEKENING VA» HUWELIJKS-GEBODEN EN HUWELIJKEN VOOR DE DIENAREN DER KERKEN.
3. HUWELIJKS-REGISTER DER GEREFORMEERDE KERKEN.
De nauwkeurigheid van het oudste register kan te wenschen overlaten: immers de raad nam 30 Januari 1604 het volgende besluit: //De raet heeft Jonckheer Laurens van Nyhoff ende jonckheer Lambert Canther, schepenen, gecommitteert , omme uutten name van den rade voorseyt te belasten den bedienaers des Heyligen Evangelii ende kerckenraet, van nu voortsaen partinente registre te houden ende neerstelycken te bouck te stellen allen de namen dergeenre, die hare proclamatiën ende solemnisatiën des houwelicx in de kercken sullen begeeren van haer gedaen te worden , omme (soeveel moegelijck) alle swaricheyden, die hyerover in toecomende tyden soude moegen verrisen , te voorcoomen ende ewech te nemen, die op alsulcke trouwe ende echtschap soude moegen werden gemoveert.quot;
1. |
Van |
1590 |
tot |
1595. |
2. |
yi |
1611 |
V |
1617. |
3. |
« |
1617 |
n |
1619. |
4. |
V |
1619 |
V |
1623. |
5. |
V |
1623 |
» |
1630. |
6. |
71 |
1630 |
T) |
1636. |
7. |
ff |
1636 |
T) |
1641. |
8. |
V |
1641 |
V |
1659. |
9. |
v |
1659 |
V |
1675. |
10. |
?) |
1675 |
V |
1692. |
11. |
V |
1692 |
V |
1712. |
12. |
V |
1712 |
V |
1721. |
13. |
w |
1721 |
V |
1732. |
14. |
» |
1732 |
V |
1748. |
15. |
T) |
1748 |
V |
1764. |
20
iN.B. Be aanteekening-registers der Gereformeerde kerken ontbreken ; na 1739 zullen die trouwens niet meer bestaan hebben. (Zie de aanteekening onder B. I.)
b. HUWELIJKS-REGISTER (TEVENS REGISTER VAN AANTEEKE
NING DER HUWELIJKS-GEBODEN) DER WAALSCH-GEREFORMEERDE KERK.
1. Van 1604 tot 1663. (Afschrift.)
N.B. De akten van 1775—1805 zijn uit het eerste deel in het tweede overgenomen.
c. HUWELIJKS-REGISTER (TEVENS REGISTER VAN HUWELIJKSAFKONDIGINGEN) DER ENGELSCH-GEREFORMEERDE KERK.
„ 1701 „ 1794. (Zie A. III. 1.)
N.B. De gehuwden na 1700 zijn uit dit deel in dat onder A. III. 1. opgenomen.
d. HUWELIJKS-REGISTER DER REMONSTRANTSCHE KERK.
Van 1798 tot 1806. (Zie A. IV. I.)
e. HUWELIJKS-REGISTER (TEVENS REGISTER VAN AANTEEKENING DER HUWELIJKS-GEBODEN) VAN DE EVANGELISCH-
LUTHERSCHE KERK.
N.B. Deel 1 bevat tot 1795 alleen de aangeteekenden ; daarna ook de kerkelijk gehuwden. Deel 2 bevat een afschrift van de in het vorige deel opgenomene lijst dei-gehuwden.
21
f. HUWELIJKS-REGISTER VAN DE DOOPSGEZINDE KERK.
1. Van 1796 tot 1805.
g. HOWELIJKS-REGISTERS DER ODD-ROOMSCII-CATHOLIEKE
KERKEN.
a. Parochie van St. Maria de mindere. le afd. (Kerk Achter Klarenburg.)
Van 1701 tot 1771. (Zie A. VIL a, 2.) „ 1772 „ 1809. ( „ A. VII. a. 3.)
h. Parochie van St. Maria de mindere. 2C afd. (Kerk Soli Deo Gloria op den Kamp.)
Van 1771 tot 1808. (Zie A. VII. b. 1.)
c. Parochie van St. Jacob. 1« afd. (Kerk in de
Drakenburgsteeg.)
Van 1708 tot 1776. (Zie A. VII. c. 1.)
d. Parochie van St. Jacob. 2e afd. (Kerk buiten
de Weerd.)
1. Van 1679 tot 1811.
e. Parochie van St. Nico laas. (Kerk achter de
Wal in de Cellebroederstraat.)
1. Van 1743 tot 1777. (Zie A. VII. e. 2)
2. „ 1758 „ 1791. („ A. VII. e. 3.)
N.B. Zie de aanteekening onder A. VIL e.
f. Parochie van St. Geertruida. (Kerk in den Hoek
op de Mariaplaats.)
Van 1667 tot 1771. (Zie A. VIL f. 1.) 1. „ 1773 „ 1817.
22
h. JJUWELI.TKS-UEGISTEES DER ROOMSCH-CATHOLIEKE KERKEN.
a. Kerk in Ahstede , later Achter Twyestraat.
Van 1679 tot 1738. (Zie A. VIII. a. 1.)
„ 1738 „ 1750. ( „ A. VIII. a. 2.)
„ 1752 „ 1811. ( „ A. VIII. a. 8. )
b. Kerk huiten W\'Mevrouwen.
Van 1679 tot 1757. (Zie A. VIII. b. 1.) „ 1741 „ 1811. ( „ A. VIII. b. 2.)
N.B. Zie de aanteekening onder A. VUL b.
c. Kerk onder de Linden.
Van 1709 tot 1734. (Zie A. VIII. c. 1.)
„ 1735 „ 1742. ( „ A. VIII. c. 2.)
„ 1743 „ 1795. ( „ A. VIII. c. 3.)
„ 1795 „ 1811. ( „ A. VIII. c. 4.)
d. Kerk in de Catharynesteey. (1° Jezuiten-statie.) Van 1695 tot 1753. (Zie A. VIII. d. 1.)
„ 1753 , 1785. ( „ A. VIII. d. 2.) „ 1788 „ 1811. ( „ A. VIII. d. 3.)
e. Kerk in de Heerenstraat. (2\' Jezuiten-statie.)
Van 1669 tot 1706. (Zie A. VIII. e. 1.) „ 1710 „ 1719. ( , A. VIII. e. 3.) 2. „ 1726 „ 1746.
„ 1747 , 1766. ( „ A. VIII. e. 4.) N.B. Zie verder de aanteekening onder A. VIII. f.
/\'. Kerk in de Jerusalemsteey, later St. Martinuskerk in de Heerenstraat. (le Augustijner-statie.) Van 1690 tot 1738. (Zie A. VIII. f. 1.)
1. „ 1738 „ 1803.
2. „ 1804 „ 1811.
N.B. In deel 1 eene lijst van bekeerden en eene lijst van personen , die hunue eerste communie gedaan hebben.
23
lt;/. Kerk in de Jerumleinsteey. (2ü Au^ustijnei-statie.)
h. Kerk in het Dorstige Hartsteegje. (le Dominicaner-statie.)
Van 1736 tot 1811. (Zie A. VIII. h. 2.)
i. Kerk in de Walsteeeg. (2e Dominicaner-statie.)
Van 1704 tot 1732. (Zie A. VIII. i. 1.)
„ 1731 „ 1758. ( „ A. VIII. i. 2.)
„ 1758 „ 1770. ( „ A. VIII. i. 3.)
, 1771 B 1801. ( „ A. VIII. i. 4.)
„ 1801 „ 1811. ( n A. VIII. i. 5.)
N.B. Zie de aanteekening onder A. VIII. i.
Uit het aan het hoofd dezer afdeeling opgemerkte volgt, dat de in de registers der Evangelisch-Lutherschen , Oud-Koomsehe en Eoomsch-Catholieke kerken vermelde echtparen vóór 1796 allen, voor zoover hun huwelijk niet reeds elders burgerlijk gesloten was, in het register onder B. I. d. voorkomen. Bij vergelijking der namen is de juistheid dezer conclusie gebleken.
C. STERF- EN BEGRA.FENIS-REGISÏERS.
STEDELIJKE REGISTERS VAN OVERLIJDEN EN BEGRAVEN.
Bij vroeilschaps-resolutie van 32 September 1623 (Van de Water , Plao.boek. III p. 233 , hernieuwd 3 October 1635, 1. c. III p. 336) werd uan alle kosters , doodgravers en bidders gelast, om binnen 34 uren aan den secretaris van het gerecht aan te geven de namen en woonplaatsen der door hen begravene personen ; bovendien moesten de bidders vlg. vroedsehaps-resolutie van 10 Januari 1640 later na informatie opgeven , of de overledene kinderen of andere bloedverwanten had nagelaten , en zoo niet, wie de naaste vrienden waren, of de overledene vaste goederen had nagelaten enz. In plaats van den secretaris van het gerecht werd later (zie vroedsch.-resol. 21 Juni 1625) de klerk der Momboirkamer aangewezen als de persoon , bij wien de opgaven moesten worden ingeleverd. De aangiften dei-kosters en doodgravers dienden voor de uitvoering der ordonnantiën op het scheuren der lijklakens, het overluiden der dooden enz. , van welke plechtigheden de Ambachtskamer en de Aalmoezenierskamer voordeelen behoorden te trekken (Van de Water, Plac.boek. III p. 530—533); de aangiften der bidders dienden voor de uitvoering der ordonnantiën op het zinken en uitvoeren der dooden (zie beneden onder d), docli vooral voor de inning der collaterale succes-sierechlen en tot inlichting der Momboirkamer, die in sommige gevallen de voogden te benoemen had. Het nieuwe reglement dezer kamer van 37 Juli 1767 bevatte in art. 1
25
en 2 over dit onderwerp de volgende meer uitvoerige bepalingen : »1. Eerstelijk zullen de groef bidders, ingevolge voorgaande resolutiën dezer stad van dato 23 September 1623 en 3 October 1625 en andere, alle Maandagen \'s morgens des zomers ten acht en des winters ten half negen uuren zig aan \'t stadhuis vervoegen en aldaar schriftelijk aanbreng doen van de overledene perzonen , in de voorgaande week begraven , met expressie van de naam , qualiteit en datum , op welke die perzoon gestorven is, de plaats van zijn vvooning, alsmede of dezelve een weduwenaar , weduwe , mondige of onmondige, mitsgaders innocente, uitlandige of toezigt behoevende kinderen of erfgenamen heeft nagelaten , en eindelijk ook expresseren de wijze , op welke de overlede perzoon begraven is; ook zullen zij, conform vroedschaps-resolutie van dato 27 November 1747 , van het sterfhuis vorderen een briefje , waarop de naam en qualiteit des overleden uiigcdrukt staat , om zoveel mogelijk alle fauten en abuisen in de namen voor te komen , en zullen zij dat briefje aan hunne aanbreng annexeren; welke aanbreng de groefbidders gehouden zullen zijn in persoon te doen, ten ware zij ziek , uit de stad of in hunne functie bezig waren , wanneer zij zullen vermogen zulks door een van hunne medegroefbidders of ander bequaam perzoon te laten doen , op poene van telken reize te verbeuren een gulden , gelijk zij ook zullen verbeuren zes stuivers voor ieder defect of faute , welke door den secretaris der Momboirkamer in de respective aanbrengen ontdekt en opgenomen zal worden , welke boetens door den deurwaarder der Momboirkamer opgehaalt en bij den secretaris ontvangen zullen worden ten profijte van de parochie-schooien dezer stadt. —• 2. Insgelijks zullen de doodgravers der respective kerken binnen deze stad en vrijheid van dien alle Maandagen , ter plaatzen en tijden hiervoren uitgedrukt, behoorlijk aanbreng in geschrifte doen van de perzonen , welke zij in de laatste voorgaande week begraven hebben met uitdruk-
26
kelijke melding van de naam des perzoons, welke zij begraven hebben , alsook de naam des groefbidders, welke de overleden ter aarde besteld heeft; en zal inzonderheid de doodgraver van de Nicolaikerk moeten opgeven de namen dergeene, welke uit het Catharijne-gasthuis en Dolhuis zonder adsis-tentie van een groef bidder door hem begraven worden , gelijk ook de doodgraver van \'t Keguliers- of Weeskerkje mede specificeren zal de naam van de kinderen , welke uit het Weeshuis zonder groefbidder begraven worden.quot;
a. REGISTERS VAN OVERLEDENEN, AANGEBRACHT BI.I DE MOMBOIRKAMER.
1. |
Van |
1623 |
tot |
1633. |
2. |
D |
1634 |
» |
1645. |
3. |
V |
1645 |
W |
1656. |
4. |
n |
1657 |
1665. | |
5. |
1666 |
n |
1674. | |
6. |
» |
1675 |
V |
1690. |
7. |
V |
1691 |
V |
1700. |
8. |
» |
1701 |
n |
1711. |
9. |
n |
1712 |
V |
1719. |
10. |
jj |
1720 |
V |
1726. |
11. |
V |
1727 |
V |
1732. |
12. |
V |
1733 |
V |
1737. |
13. |
» |
1738 |
V |
1741. |
14. |
V |
1742 |
V |
1749. |
15. |
V |
1750 |
JJ |
1759. |
16. |
» |
1760 |
» |
1769. |
17. |
57 |
1770 |
1780. | |
18. |
1781 |
1790. | ||
19. |
» |
1791 |
1800. | |
20. |
V |
1801 |
1805. | |
21. |
7) |
1806 |
1811. |
NB. Wekolijks kerksgewijze aangebracht.
27
b. CHRONOLOGISCH REGISTER VAN DE NAMEN DER OVERLEDENEN.
NB. Dit deel bevat dezelfde namen als liet hierboven onder a 21 vermelde, met eenig verschil in datums enz.
C. ALPHABET1SCH REGISTER VAN DE NAMEN DER OVERLEDENEN.
| |||||||||
NB. Dit register bevat dezelfde namen als de registers , hierboven onder a opgenomen. |
d. ZTNKENBOEKEN. (Register van consenten tot het zinken en vervoeren van lijken naar buiten de stad.)
Volgens vroedachaps resolutiën van 24 Januari, 24 Augustus 1654, 12 Januari, 13 Mei 1655 en 5 Mei 1656 (Van de Water, Plac.boek. III p. 531—533) werden op het zoogenaamde zinken der lijken (d. i. het begraven in stilte bij nacht en ontijden) en op het uitvoeren van lijken om elders begraven te worden , boeten gesteld , die aan de Aalmoezeniers- en Ambachtskamers ieder voor de helft werden toegewezen. Het reglement op het zinken der dooden van 24 Mei 1658 bepaalt verder, dat de akten van consent van burgemeesteren tot het vervoeren of zinken van dooden ter secretarie moeten worden aangebracht, alwaar daarvan aanteekening zal worden gehouden. De reden van het bedreigen eener boete schijnt geweest te zijn, dat door deze wijze van begraven de Aalmoezeniers- en de Ambachtskamers van verschillende inkomsten beroofd wérden (zie omtrent deze inkomsten eenige ordonnantiën bij : Van de Water, Plac.boek. III p. 531—533); het gevolg was echter , dat ook bij dag begrafenissen met een gevolg van slechts een paar personen in gebruik kwamen , zoodat »hct
28
placaat op het sinckeu der doden wort gemaakl illusoir.quot; De vroedschap gelastte daarom , dat bij openbare begrafenissen , behalve de bloedvrienden, minstens 25 paar personen moesten genoodigd worden (Van de Water , Plae.boek. III p. 534). De hooge boete, tot/■ 500 toe, op het zinken gesteld, schijnt later aanleiding gegeven te hebben, om het begraven bij avond als eene soort van weelde te beschouwen , die alleen zeer rijke lieden zich konden veroorlooven en daarom bij dezen bij voorkeur in gebruik was.
II. KERKELIJKE DOOD- EN BEGRAFENISBOEKEN.
Na de Hervorming bleef het begraven in de kerken en in enkele kapellen , waar velen eigene graven bezaten, in gebruik ; ook de katholieken werden in de voor den Hervormden godsdienst ingerichte kerken begraven. De vier oude parochiekerken (de Buurkerk, St. Jacobs-, St. Nicolaas- en St. Geertruidakerken) bevatten ook graven voor de armen ; in de twee laatstgenoemde kerken was de begraafplaats der armen buiten aan de kerk gelegen. De indeeling der stad in vier parochiën bleef bestaan en de kerken behielden het genot van eenige inkomsten voor het luiden der klokken en voor de huur van het lijklaken bij de begrafenis van in hare parochie overledene personen. Ook de kapittelkerken (de Dom , de St. Pieters-, St. Jansen St. Mariakerken) hadden eenige voorrechten ten opzichte van de begrafenis der bewoners van hare immuniteiten, bepaaldelijk indien de overledenen tot het kapittel behoorden. (Zie over de regeling dezer aangelegenheid eenige resolutiën bij: Van de Water, Plae.boek. III p. 528—530.) Het kerkrecht bestond in eene bepaalde retributie voor het openen van het graf, voorts genoten de kerken inkomsten door het. verhuren van het lijklaken, de baar en de pel (of over-hoef) en voor het luiden der klokken bij de begrafenis.
29
a. DOM.
Doodboek. (Chronologisch register van begravene lijken.)
b. St.-PIETEKSKERK.
Kegister van ontvangene kerkrechten.
N.B. Behalve de namen der begravenen is in dit register (volgens resolutie van het kapittel dd. 37 Augustus 1767) door den doodgraver ook opgeteekend, wanneer, waar en hoe in de kerk begraven is; voorts vindt men aanteeke-ningen omtrent het scheuren van het lijklaken, het ophangen van het wapenbord, de ontvangene jura en leges; eindelijk eene opgave van de namen en de begraafplaats der lijken , die buiten de immuniteit van het kapittel begraven zijn , en van de daarvoor verschuldigde jura.
Doodboek. (Chronologisch register van begravene lijken.)
C. St.-JANSKERK.
Register van ontvangene kerkrechten.
d. St.-MARIAKERK.
Doodboek, (Chronologisch register van begravene lijken.)
N.B. Zonder vermelding der gehevene rechten, e. BUURKERK.
Register van ontvangene rechten voor het openen der graven;
1. Van 1698 tot 1702. (Met eene lijst der van grafkelders c, 1700, later bijgehouden.)
3
30
2. |
Van |
1730 tot |
1744. |
3. |
V |
1744 „ |
1766. |
4. |
V |
1766 „ |
1793. |
5 |
n |
1793 „ |
1811. |
Register van ontvangene rechten voor het gebruik der lijklakens.
6. Van 1730 tot 1744.
7. „ 1744 „ 1766.
8. „ 1766 , 1793.
f. St. -JACOBSKERK.
Register van ontvangene kerkrechten.
1. |
Van |
1741 |
tot |
1755. |
2. |
V |
1755 |
V |
1772. |
3. |
n |
1773 |
V |
1789. |
4. |
V |
1789 |
Ji |
1793. |
5. |
n |
1794 |
77 |
1811. |
N.B. Dit register heet abusivelijk Doodboek. — Hierin komen ook de namen van pro deo begravenen voor. Het register vermeldt tevens de nommers der graven.
g. St.-NICOLAASKERK.
Register van ontvangene kerkrechten.
1. Van 1733 tot 1758.
Doodboek. (Chronologisch register van begravene lijken.\'
2. |
Van |
1744 |
tot |
1755. |
3. |
7) |
1756 |
7) |
1780. |
4. |
n |
1780 |
7) |
1791. |
5. |
7) |
1791 |
7) |
1804. |
6. |
7) |
1804 |
7) |
1811. |
31
N.B. Het doodboek heet hier Begrafmis-regislcr. — Hierin komen ook de namen van pro deo begravenen voor. — In deel 5 en 6 vindt men tevens aanteekeningen van ontvangene kerkrechteu.
H. St.-GEERTRUJDAKERK.
Register van ontvangene kerkrechten.
2. |
„ 1767 „ |
1776. |
3. |
„ 1776 „ |
1794. |
4. |
„ 1794 yj |
1811. |
N.B. Hierin vindt men alleen de namen der lijken , waarvan rechten betaald zijn. De laatste drie deelen vermelden behalve de kerkrechten , betaald voor het openen van het graf, ook alle andere leges, voor het gebruik van laken , baar en overhoef, het luiden enz. betaald, met opgave van de nommers der graven.
i. St.-CATHAUIJNEKERK.
Register van ontvangene kerkrechten.
N.B. Met alphabetisch register.
Grafboek. (Register van de graven, met aanteekening van de daarin begravene lijken.)
Dit register is opgemaakt door den rentmeester van het St. Catharina-gasthuis, volgens resolutie van Gedeputeerde Staten dd. 13 December 1765 , en verwijst naar eene nu verlorene kaart. De oorspronkelijke eigenaars , bij ieder graf opgegeven, zijn ontleend aan eene lijst van 1738; de latere overboekingen der graven zijn door de opvolgende rentmeesters van het gasthuis bijgeschreven tot 1829.
30
2. Van 1730 tot 1744. | |||||||||
|
Register van ontvangene rechten voor het gebruik der lijklakens.
6. Van 1730 tot 1744.
7. „ 1744 „ 1766.
8. „ 1766 „ 1793.
f. St-JACOBSKERK.
Register van ontvangene kerkrechten.
1. |
Van |
1741 |
tot |
1755. |
2. |
V |
1755 |
V |
1772. |
3. |
» |
1773 |
1789. | |
4. |
V |
1789 |
1793. | |
5. |
Ti |
1794 |
7) |
1811. |
N.B. Dit register heet abusivelijk Doodboek. — Hierin komen ook de namen van pro deo begravenen voor. Het register vermeldt tevens de nommers der graven.
g. St-NICOLAASKERK.
Register van ontvangene kerkrechten.
1. Van 1733 tot 1758.
Doodboek. (Chronologisch register van begravene lijken.)
2. |
Van |
1744 tot |
1755. |
3. |
1756 , |
1780. | |
4. |
V |
1780 , |
1791. |
5. |
7) |
1791 „ |
1804. |
6. |
V |
R O 00 |
1811. |
31
N.B. Het doodboek heet hier Begrafenis-register. — Hierin komen ook de namen van pro deo begravenen voor. — In deel 5 en 6 vindt men tevens aanteekeningen van ontvangene kerkrechten.
h. St.-GEERTRU J D AKERK.
Register van ontvangene kerkrechten.
1. |
Van |
1756 |
tot |
1768. |
2. |
T) |
1767 |
D |
1776. |
3. |
» |
1776 |
7! |
1794. |
4. |
1794 |
1811. |
N.B. Hierin vindt men alleen de namen der lijken , waarvan rechten betaald zijn. De laatste drie deelen vermelden behalve de kerkrechten , betaald voor het openen van het graf, ook alle andere leges, voor het gebruik van laken , baar en overhoef, het luiden enz. betaald, met opgave van de nommers der graven.
i. St.-CATHARIJNEKERK.
Register van ontvangene kerkrechten.
N.B. Met alphabetisch register.
Grafboek. (Register van de graven, met aanteekening van de daarin begravene lijken.)
Dit register is opgemaakt door den rentmeester van het St. Catharina-gasthuis, volgens resolutie van Gedeputeerde Staten dd. 13 December 1765 , en verwijst naar cene nu verlorene kaart. De oorspronkelijke eigenaars , bij ieder graf opgegeven, zijn ontleend aan eene lijst van 1728; de latere overboekingen der graven zijn door de opvolgende rentmeesters van het gasthuis bijgeschreven tot 1839.
32
N.B. Met alpliabetisch register. Men vindt hier ook aanteekeningen over het verzakken van eene pilaar in 1836 en de gevolgen daarvan voor sommige grafkelders.
k. WEESKERK.
Grafboek. (Register van de graven , met aanteekening van de daarin begravene lijken.)
N.B. In deel 1 vindt men tevens een register van ontvangene kerkrechten over 1772 tot 1794.
I. EVANGELISCH-LUTHERSCHE KEEK.
Doodboek. (Chronologisch register van begravene lijken.)
Grafboek. (Register van de graven, met aanteekening van de daarin begravene lijken.)
Bij resolutie der vroedsehap van 15 Februari 1745 werd aan den kerkeraad der Evangelisch-Luthersche gemeente vergund, om allen, die recht vermeenden te hebben op graven in de aan die gemeente afgestane kerk van het Abraham-Dolen-convent, op te roepen; na zekeren tijd zouden de niet-opgeëischte graven aan de kerk vervallen. Men zou daarin mogen begraven op voorwaarde, dat voor eiken doode het volle bedrag der leges en rechten aan de parochie der Buurkerk zou worden betaald.
m. OUD-BOOMSCH-CAÏHOLIEKE KERKEN.
In de kerken der Oud-Koomsch-Catholieken en der Koomsch-Catholieken werd niet begraven; de hierna vermelde opgaven in de kerkelijke registers betreffen dan ook
33
alleen de overledene leden der gemeente, doorgaans met vermelding, of zij het laatste oliesel al dan niet hebben
ontvangen, voorts van hun ouderdom en andere bijzonderheden.
Achter Klarenburg. Van 1772 tot 1811. (Zie A. VIL a. 3.)
Op den Kamp . . „ 1758 „ 1811. ( „ A. VIL b. 1.)
Achter de wal . . „ 1697 „ 1741. ( „ A. VILe. 1.)
Idem.....„ 1757 „ 1768. ( „ A. VIL e. 2.)
n. ROOMSCH-CATHOLIEKE KERKEN.
Zie de noot hierboven bij m.
Achter Txcyestraat. Van 1698 tot 1738. (Zie A. VIII. a. 1.)
Idem.....„ 1738 „ 1811. ( „ A. VIII a. 2.)
Jerusalemsteeg, later Heerenstraat. „ 1690 „ 1736. ( n A. VIII. f. 1.)
Idem.....1.„ 1748 B 1801.
Deze indices zijn in de laatste jaren door de beambten van secretarie en archief op de boven beschrevene registers vervaardigd. De serie indices, allengs met. eenige supplementen vermeerderd , naarmate de verzameling aanwinsten verkreeg door de ontdekking van nog onbekende registers, is thans volledig.
1. Gedoopten. 1626—1811 ........... 36 deelen.
„ (Supplement.) Waalachen. 1583—1588 ,
1604—1670 ........... 1 deel.
„ (Supplement.) Lutherschen. 1626—1639, —
Roomsch-Catholieken. 1663—1724 , — Oud Roomsch-Catholieken.1679 .... 1 deel.
2. Aangeteekenden. (Publicatie-boeken.) 1585—1674 .... 2 deelen.
„ Roomsch-Catholieken. 1675—1811 . . . 7 deelen. „ Roomsch-Catholieken. 1708—1811 . . . 5 deelen. „ Gereformeerden. 1729—1811 ..... 8 deelen.
3. Gehuwden. 1590—1811 ........... 22 deelen.
„ (Supplement.) Waalschen. 1604—1663 . . 1 deel.
„ (Supplement.) Verschillende gezindheden.
1632—1811 ......... . . . 6 deelen.
„ Roomsch-Catholieken. 1585—1811 . . .10 deelen.
4. Overledenen. 1623—1811...........37 deelen.