-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-
-ocr page 6-
-ocr page 7-

ao /

pE ^VALDENZEN

EN DE

EVANGELISATIE VAN ITALIË.

EEN VOOKDKACHÏ GEHOUDEN DOOR PAOIX) CA1.VINO EVANGELIST IN GÜASTALLA BIJ PARMA.

AANflEUODEN DOOR

J. H. GUNNING Jr.

1086 3227

Lux Incet in tenebris.

Zeer geëerde Hoorders!

Nu mij de eervolle gunst is verleend tot u te mogen spreken over een onderwerp, dat voor mij van het hoogste belang is, maar ook in weerwil van zijn onaanzienlijk begin voor de geheele evangelische Christenheid van hooge beteekenis, namelijk over het werk der Evangelisatie van Italië, zoude ik het liefst al de gevoelens en wen-schen, die mijn hart in beweging brengen, uitvoerig openleggen ; maar de beperktheid van den tijd verplicht mij, de volheid van de aanwezige stofte te ziften en bijéén te vatten.

Gij allen kent Italië en bemint het door de bezielde beschrijvingen in proza en poëzie, welke opgetogen reizigers van ale landen, verrukt door zijne schoonheid, gegeven hebben.

XXVI11. 24

-ocr page 8-

346 DE WALDENZEN EN DE EVANGELISATIE

Maar niet van de majesteit der met sneeuw bedekte Alpen en Apenijnen, niet van de tot mijmeren zoo licht vervoerende strooraen zijner meeren, noch van de bekoorlijke landschappen en den donkerblauwen schoonen hemel wil ik heden avond verhalen, maar een ander onderwerp zal ons bezighouden. Het land, waarover de zon stroomen van licht uitgiet, is helaas gedurende vele eeuwen in geestelijke duisternis zoo diep gezonken geweest, dat de uitroep van onzen grooten Dante zijne volle waarheid ook in betrekking tot den godsdienst heeft:

Ahi! serva Italia di dolore ostello!

(//Geketend Italië! Huis der smarten!//)

Geketend! en door wie ?

Door hen, die zich aanstellen als dragers van den godsdienst en der wetenschap, maar nochtans het volk in domheid en bijgeloof ten onder houden om het des te gemakkelijker te kunnen beheerschen; geketend door het anti-christelijke pausdom in Rome, van welke stad Macchiavelli eenmaal gezegd heeft; „De aanblik van het pauselijk Eome heeft in Italië den godsdienst verstikt.quot;

Maar Gode zij dank! Sedert eenige jaren breekt uit dezen geestelijken nacht een nieuw morgenrood door. Gij hebt voorzeker reeds veelvuldig gehoord van de godsdienstige beweging, die voor het Evangelie een weg gebaand heeft in de harten van vele Italianen.

Het uitgangspunt dezer evangelische beweging is in een kleinen hoek der dusgenaamde Waldenzer-valleien van Piemont gelegen. Vergunt mij over de aardrijkskundige ligging van dit oord eenige weinige bijzonderheden mede te deelen.

Op de oostelijke helling der Cottische Alpen ten Noordoosten van Monte Viso^ ten zuiden van den Mont Cenis — alzoo tusschen Turijn en de Pransche grenzen — liggen eenige der schoonste Italiaansche valleien van welke in het bijzonder twee eene zekere geschiedkundige

-ocr page 9-

iisr lïAi.iÉ.

beteekeuis hebben verkregen. De eene is Val de Pelice, aldus genaamd naar de rivier Pelice, die haren oorsprong heeft op de toppen der Alpen; zij neemt de wateren van verscheidene kleinere dalen in zich op en stort zich dan niet ver van Turijn in den Po. De andere is de vallei Ger-manasea, meer bekend onder den naam Val San Martino. De Pelice-vallei is schooner, breeder en vruchtbaarder. Zij brengt tarwe, vijgen, perziken, echte kastanjes en andere vruchten voort. De benedenhellingen zijn met schoone wijnbergen bedekt, die in den herfst een bekoorlijken aanblik bieden. De San Martino-vallei is nauwer en hooger gelegen, van verschillende kleine dalen doorsneden, dikwerf zoo eng en diep, dat aan den kant van de beek nauwelijks ruimte is voor een begaanbaar pad. Men heeft haar deswege met recht eene natuurlijke, niet in te nemen vesting genaamd. Op de bovengedeelten der hellingen vindt men nog slechts bosschen van dennen, pijnboomen, berken en beuken, in welker schaduw gedurende den zomer talrijke kudden weiden. Op deze bergen, op deze hellingen zoude ik u in gedachten, op een sclioonen zomersohen dag, willen leiden, om voor uwe oogen eene der schoonste uitzichten, welke de aarde aanbiedt, te ontvouwen. Een wolkenlooze hemel breidt, zoover het oog reikt, zijn donkerblauwen sluier uit. De blik naar het westen en noorden rust onverzadigd op de hooge met sneeuw gekroonde toppen van de Alpenketen die, door geen menschelijken voet ontwijd, zich van Monte Viso tot aan den Mont lilanc uitstrekt, terwijl aan onze voeten de wijde vruchtbare vlakte zich uitbreidt van Monte Rosa tot den Ligurischen Apennijn, uit welken, door het rooskleurig licht der ondergaande zon bestraald, de steden verblindend wit zich opheffen ; Turijn, Cassale, Assi, Alessandria, Cavour en de andere zusters, „del bel paese cirApennin parte, il mar circonda e l\'Alpe.

Onmogelijk is het, deze schoonheid met woorden te beschrijven; eerbiedig zwijgt de tong tegenover deze pracht der schepping. Gijzelvc moet haar met eigen oogen aanschouwen, om de verrukking te begrijpen, die ons reeds

347

.24*

-ocr page 10-

348 DE -WAT,DENZEN EN DE EVANGELISATIE

bij de gedachte aan dit vaderlijk oord onwederstaanbaar aangrijpt.

De hellingen dezer bergen en de daartussohon gelegen valleien zijn door een klein volk bewoond, over wiens oorsprong de geleerden veel hebben getwist, zonder nochtans tot een zeker resultaat te zijn gekomen. Wij zullen heden avond deze zaak niet onderzoeken. Het staat vast, dat de Waldenzen, in de volkstaal Vaudes, in het Italiaansch Valdesi, in het Fransch Vaudois, d. i. quot;Valleibewoners genaamd, sedert de XIe eeuw een voorwerp van de verdenking der Boomschgezinde geestelijkheid geweest zijn. De bekende pauselijke gezant Pier Damiani (t 1072) beklaagt zich in een brief aan de gravin Adelheid van Snsa over de ketters, die deze valleien bewonen. Tengevolge hiervan stichtte de bijgeloovige gravin in den omtrek van Pinerolo eeue abdij, en droeg aan monniken den last op de ketters hetzij door overreding hetzij door geweld, terug te brengen tot de alleenzaligmakende kerk. Van toen af vangt voor de Waldeuzen een langdurig tijdvak aan van onderwerping en vervolging, uitgeoefend met list, geweld en wreedheid, altijd onder den destijds allesvermogenden invloed der Roomsche kerk en van den dood aanbrengenden adem van het Vatikaan.

Toen keizer Otto IV zich in het jaar 1209 naar Eome begaf, om zich aldaar te doen kronen, gaf hij den bisschop van Turijn verlof om de Waldenzen met de wapenen te bestrijden. In het jaar 1220 vaardigde de magistraat van Pinerolo een bevel tegen hen uit en verbood den logementhouders van elke stad AValdenzen bij zich op te nemen. Vervolgens spraken de pausen Gregorius IX (1235) Johannes XXII (1332), Benedictus (1335), Urbanus V (1369), Gregorius XII (1373), over hen alsmede over alle andere ketters herhaalde malen den banvloek uit. De eerste groote bloedige vervolging vond in het jaar 1488, op bevel van den paus Innocentius Vil I plaats. De Waldenzen verdedigden zich echter en sloegen den aanval af. Toen nochtans de hertog van Savoye zag, dat zij niets misdreven

-ocr page 11-

IN IÏAI.IE.

hadden, maar belasterd waren geworden, deed hij de vervolging staken.

Tot den tijd der Hervorming waren de Waldenzen niet ten volle van de Roomsche kerk afgescheiden, hoewel zij hunne eigene leer en een soort van godgeleerde school in hunne bergen hadden, waar de „liarbiquot;, d. i. „Oomsquot; zich bezighielden met het afschrijven van psalmen en Nieuwe Testamenten en die geheel of voor een groot gedeelte van buiten leerden. Twee dezer „Barbiquot;, een oudere en een jongere, trokken van stad tot stad door geheel Italië om proselieten te maken. Van deze zoo gevaarvolle tochten keerde dikwijls slechts een terug, menigmaal waren beide als offers van de inquisitie verbrand geworden. Deze mannen, zonder geheel evangelisch te zijn, hadden voornamelijk hun oog gericht op de uitwendige misbruiken der Eoomsch-Katholieke Kerk en bestreden deze. Daarnevens hechtten zij een bijzonder gewicht aan de zedelijke reinheid des levens, zoo-dat het overoude spreekwoord kon ontstaan: „Die niet steelt, niet doodt, niet echtbreekt, dien noemt men een Waldenzer en hij is des doods schuldigquot;. Maar de leeken hoorden nog de mis, lieten hunne kinderen door de priesters doopen en betaalden hun de tienden. Zoodra echter de Waldenzen van de Hervorming in Duitschland en in Zwitserland hoorden, traden zij met eenige hervormers in aanraking, en in September van het jaar 1532 hielden zij eene Synode in de kleine vallei van Angrogna, waar zij zich - bereid verklaarden elke betrekking met de lloomsche Kerk op te zeggen. Dit echter gaf aanleiding tot nog veel heviger vervolgingen dan de vroegere waren geweest. Wilde ik hier uitvoerig zijn, zoo moest ik voor uwe blikken eene geschiedenis ontvouwen, die met zwaard, bloed en vuur geschreven werd. Van de zes vervolgingen, die in het tijdsverloop van 1532 tot 1686 plaatsvonden, wil ik slechts van do laatste melding maken. Ik kan nochtans niet nalaten een bloedgetuige van onze Kerk nog in het bijzonder te gedenken. Een zekere Catalan Gi-rardet, naar den brandstapel gevoerd, verzocht om twee

349

-ocr page 12-

350 DE WAI.DEN/.EN EN DE EVANGELISATIE

steenen. Men gaf ze hem. Hij begint ze tegen elkander te wrijven en roept niet luide stem : „Zoo min ik niet mijne handen deze steenen vernietigen kan, evenzoo min zult gij onze Kerk vernietigen!quot; Daarna bestijgt hij met de vreugde eens overwinnaars den brandstapel en wordt een offer der vlammen. Zijne woorden zijn in vervulling gekomen.

In het jaar 1686 bereikten deze vervolgingen haar toppunt. De koning van Frankrijk, Lodewijk XIV, dwong eindelijk Victor Amadeus II van Savoye tot eene geheele uitroeiing of verbanning der Waldenzen. Als wilde dieren werden zij uitgedreven, hnnne akkers verwoest, hunne huizen verbrand (wat ook vroeger reeds meermalen was geschied) en onderscheidene duizenden mannen, vrouwen en kinderen in kerkers opgesloten, gemarteld en met de vree-selijkste wreedheid ter slachtbank gevoerd. Degenen, die den dood ontkwamen, werden verbannen en zochten hunne toevlucht in Zwitserland, Wurtemberg, Holland en Amerika. Bijna overal werden zij door de evangelische Christenen met de meeste deelneming opgenomen. Zij echter, die naar Zwitserland gevlucht waren, werden spoedig door zulk een sterk verlangen naar hun vaderland aangegrepen dat zij onder de leiding van een dapperen leeraar, genaamd Heinrich Arnaud, zich met geweld een weg baanden door de vijandelijke Pransche en Piemonteesche troepen en hunne oude woonplaats tot aller verbazing weder innamen. In deze stoutmoedige onderneming werden zij daardoor gesteund, dat Victor Amadeus, die hen tot hiertoe tegen zijnen zin had vervolgd, juist in een oorlog met Frankrijk gewikkeld en alzoo blijde was, in de moedige, getrouwe bergbewoners eene schaar van dappere verdedigers van het vaderland te bezitten.

De 18de eeuw was voor de Waldenzen niet langer een tijd van openlijke en bloedige vervolging, maar toch altoos nog een tijd, waarin duizenderlei kwellingen in het geheim door de priesters tengevolge van onbillijke wetten hun werden aangedaan. Deze wetten hielden de volgende bepalingen in :

-ocr page 13-

IN ITALIË.

De Waldenzen mochten hunne bergen niet verlaten om elders eenig bedrijf uit te oefenen. Zij mochten geen beroep kiezen van een hooger rang. Daarom konden ze ook geene notarissen, advocaten noch artsen worden, noch ergens eenig burgerlijk ambt waarnemen. Zij mochten in de Eoomscbe Kerk geene proselieten maken noch het getal van hunne godsdienstige gebouwen en van hunne predikers vermeerderen, noch godsdienstige betrekkingen met vreemden onderhouden. Wanneer het gebeurde, dat een Protestant buiten de wettige grenzen der vaUeien ziek werd, zoo mocht de zielverzorger den nacht niet hij hem doorbrengen. Een bijzonder Instituut werd in Pinerolo gesticht met de bestemming daarin kinderen der Walden-zen, die aan hunne ouders waren ontroofd, in het Koom-sche geloof op te voeden, en den ouders mocht het niet in de gedachten komen hunne kinderen terug te vorderen. Al deze bepalingen maakte de Roomsche Kerk om met behulp van den wereldlijken arm het Waldenzisch volk te verdoemen en alzoo gewelddadig tot het Eoomscbe geloof over te halen.

Deze toestand duurde voort tot 3 Eebruari 1799. Toen bezetten de Franschen Piemont, riepen de republiek uit en al de wetten onder wier druk de Waldenzen zuchtten, werden afgeschaft, gewetensvrijheid, burgerlijke gelijkheid van allen afgekondigd. Napoleon betoonde zich den Waldenzen zeer genegen. Doch toen na zijnen val quot;Victor Emanuel I op den troon van Sardinië was teruggekeerd, bewerkte de invloed der priesters, dat alle oude wetten tegen de Waldenzen weder in werking kwamen. Slechts den invloed der Engelsche en Pruissische gezanten gelukte het eenige verzachting in deze maatregelen te brengen. Tengevolge van de staatkundige gebeurtenissen van het jaar 1821 legde Victor Emanuel I zijn kroon neder ten behoeve van zijnen broeder Karei Felix. De Waldenzen zonden ter zijner huldiging een gezantschap, dat nochtans niet ontvangen werd. Hij liet den Waldenzen zeggen, hun ontbrak slechts een ding, namelijk dat zij geen Katholieken waren.

351

-ocr page 14-

352 DE VVAIjDENZEN en de evangelisatie

Helaas, de staatkundige onderdrukking had ook nadee-lige uitwerking op de kerkelijke toestanden der Waldcuzer gemeenten. Wel waren nog vele goede eigenaardigheden uit den vorigen tijd aanwezig, reinheid van zeden, getrouw kerkbezoek en de kloekmoedige volharding om liever te lijden en te sterven, dan het geloof der vaderen te verloochenen. Maar het was meer uiterlijke kerkelijkheid dan wel innerlijke vroomheid, wat ook in het bijzonder daaruit bleek, dat de draug om het Evangelisch geloof naar buiten uit te breiden, bijna geheel scheen uitgedoofd-Toch was nog altoos een goede kiem overgebleven, een vonkje, dat slechts behoefde aangeblazen te worden om nieuw leven in lichtlaaie vlam te doen ontbranden. De aansporing daartoe kwam van buiten. De mannen, welke God tot dat doel had uitverkoren, zullen voor altijd in de geschiedenis der quot;Waldenzen eene eervolle plaats innemen. De een was geboortig uit Genève, Felix Nefl\', prediker in de Fransche Alpen. In het jaar 1826 bezocht hij onze valleien en predikte met zoodanige levendigheid, dat het geloof in menig hart weder werd opgewekt. Er vormden zich vereenigingen tot bidden en godsdienstige bijeenkomsten, die gedurende 25 jaren door een ander geachten en waren Christen, Antoine Blanc, werden geleid.

Ongeveer terzelfder tijd geschiedde iets zeer merkwaardigs. Hebt de goedheid, geeerde hoorders, u in uwe gedachten te verplaatsen in het kasteel van den generaal Wellington in Hydepark, in het jaar 1827. Een overste met een houten been meldt zich aan om den overwinnaar van Waterloo een bezoek te brengen. De generaal is voor het oogenblik niet te spreken. Hij doet den overste in zijn bibliotheek brengen. Op eene tafel liggen eenige boeken, waaronder een met den titel: „Verhaal van een uitstap in de bergen van Piëmont en onderzoekingen - naar de Waldenzen of de Protestant-sche bewoners der Alpen.» Het begin van het boek boeide den overste in die mate, dat hij voor zichzelven het boek kocht en las. Onder het lezen nam zijne bewondering van

-ocr page 15-

IN ITAME.

353

liet medegedeelde meer en meer toe en deed in hem een omveerstaanbaren drang ontstaan, om met eigen oogen den tegcnwoordigen toestand aldaar te leeren kennen. Dit voornemen voerde liij nog in hetzelfde jaar uit. Deze was John Charles Beckwith, uit Halifax, wien in den ouderdom van 30 jaren op het slagveld van Waterloo vier paarden onder het lijf waren doodgeschoten, en door een kanonskogel het linkerbeen verbrijzeld was, ten gevolge waarvan hij den rang van overste verkregen had.

In den herfst van het jaar 1837 betrad hij voor de eerste maal den grond der AValdenzer-valleien, en van toen af tot zijnen dood !), die in het jaar 1862 plaats had, was de geschiedenis van onze Kerk onafscheidelijk verbonden met de geschiedenis van dezen man. Jaarlijks bracht hij de wintermaanden in de Valleien door, deed onderzoek naar de zedelijke en stoffelijke behoeften der menschen en zocht, voor zoover zijne middelen dit toelieten, door weldaden daaraan tegemoet te komen. Do geestelijke behoeften meende hij het best door eene op het evangelie gegronde opvoeding te bevredigen. Zoo vestigde hij zijne bijzondere aandacht op de openbare scholen. Onze toenmalige voorbereidingsschool was in een veel beteren toestand dan ergens in het koninkrijk, want op 20,000 inwoners kwam een getal van 4000 schoolkinderen. Maar de lokalen waren stallen, koe- en schaapstallen, waar de kinderen onderwijs ontvingen. Zij werden onderwezen in lezen, schrijven, rekenen en van buiten leeren van Bijbelspreuken en catechismus-vragen. Bovendien bezat onze gemeente een soort van hoogeschoel met ongeveer 20 leerlingen, die door een eenigen leeraar werd bestuurd. Zij werden in de Latijnsche en Grieksche taal zoover gebracht, dat zij in de akademie te Lausanne, Genève of Straatsburg konden worden opgenomen.

\') I)c schrijver heeft den overste Beckwith nog persoonlijk gekend. Vergelijk de uitstekende, onlangs in Zwitperland uitgegeven levensbeschrijving van generaal Beckwith, door deu prediker Incelle, Florence bij Jiassi.

-ocr page 16-

354 DE WALDENZEN EN DE EVANGEIiISATIE

Om de voorbereidingsschool te verbeteren, liet Beokwitli op zijne kosten vele schoone, luchtige seliolen bouwen, en verlangde van de bevolking niet meer, dan liet kosteloos geschenk van een geschikt eu goed gelegen bouwterrein. Binnen eenige jaren verhieven zich meer dan honderd van deze kleine fraaie gebouwen.

Hij knoopte vervolgens eene betrekking aan met Dr-Wilg. Steden Gilly, domheer van de hoofdkerk van Durham in Engeland. Deze was namelijk de schrijver van het boek, dat Beckwith voor de eerste maal op de tafel van den hertog van quot;Wellington gezien had en daarna met zooveel belangstelling gelezen. Deze beide uitstekende mannen wekten ten behoeve der Waldenzen de sympathie van onderscheidene Engelschen op. Zij ordenden verzamelingen van geld en besloten in de Valleien zelve een instituut voor predikanten, professoren en leeraars te stichten. Het leggen van den eersten steen vond op den 10Jquot;1quot; Augustus 1835 plaats. Overeenkomstig den wensch van Dr. Gilly gaf men het Instituut den naam Trinity College. De vijandelijke gezindheid der regeering, opgestookt door de geestelijkheid, werd door den hoogen invloed van den lieer Waldburg Truchsesz, gezant van den koning van Pruisen aan het hof van Turijn, overwonnen. Maar de Roomsche priesters waren woedend tegen de Waldenzen, het voortdurend voorwerp van hunnen haat.

O! hoe gaarne zouden zij dien goeden ouden tijd hebben teruggeroepen, waarin de priesters een kruistocht tegen de Waldenzen hadden kunnen ondernemen, om. hen uit te roeien. Maar deze tijd was voorbij.

Zij wilden ten minste beproeven den invloed, welken de Waldenzen door hunne openlijke inrichtingen dreigden uit te oefenen, onschadelijk te maken. In Torre-Pelice zelve stichtten zij eene bestendige zendings-inrichting, en oene fraaie kerk onder de bescherming van den heiligen Mauritius en Lazarus.

Bij de inwijding der nieuwe Basilica-kerk werd de koning Karei Albert als grootmeester van de orde van den

-ocr page 17-

IN IT AT. I F..

heiligen Mauritius on Lazarus uitgenoodigd. Deze koning, doordrongen van do nieuwe begrippen en vriend der vrijheid, koesterde jegens de Waldenzen eene geheel andore gezindheid, dan de dweepzuchtige Eoomschgezinden ge-wenscht hadden. Hij nam de uitnoodiging aan, die hem door de geestelijkheid gedaan was. Men had bevolen gegeven om de woning voor de lijfwacht, des konings te Ïorre-Police in gereedheid te brengen; maar toen de koning de valleien naderde, zond hij zijne lijfwacht terug met deze woorden: „Ik behoef geen lijfwacht bij de Waldenzen.quot;

De burgerwacht dor Waldenzen kwam nu tezamen en verkreeg de eer om bij den monarch als lijfwacht dienst te doen. Hij werd door zijne bergbewoners met zulk eene groote welwillendheid on zoo groote hoogachting -ontvangen, dat hij, om de herinnering dozor gebeurtenis te vereeuwigen, op een plein van Torre-Police een waterpomp liet maken met hot opschrift: II re Carlo Alberto al popoio che Taccoglieva con tanto affotto 1845. „De koning Karei Albert aan het volk, dat hem met zooveel liefdo ontving.quot;

Deze daad is wellicht eenig in de geschiedenis, want gewoonlijk zijn het de volken, die gedenkteekonen voor koningen oprichten ; maar hier is het een koning, die voor liet volk een gedenkzuil opricht.

En hoe wonderbaar zijn de wegon Gods. Do inwijding eener den Waldonzen vijandige inrichting werd voor hen de oorzaak van een bijzonder gunstbewijs van de zijde des konings. Juist hetgeen voor de Waldenzon oen nieuwo bron van kwellingen en gevaren zijn zon, diende integendeel om het uur hunner bevrijding te bespoedigen.

Eindelijk kwam hot jaar 1848 en daarmede sloeg voor ile Waldenzen het uur der verlossing.

In Januari van dat jaar gaf de koning Karei Albert, bijgenaamd do „grootmoedigequot;, aan zijn land eene staatsregeling. Weinige dagen daarna, den 17^quot; Februari, schafte bij alle wetten af, die tot nu toe onze kerk hadden on-

355

-ocr page 18-

350 DE WAI.DENZEN EN DE EVANGELISATIE

dertlrukt en stelde ons in het genot van alle burgerlijke en staatkundige rechten, welke de onderdanen der Sardini-sclie staten genoten. Tien dagen later werd in Turijn eene groote feestelijkheid verordend, om te danken voor het verkenen der staatsregeling. Een gezantschap dei Waldenzen vertegenwoordigde daarbij hunne Keik. Toen op het oogenblik dat de eindelcoze stoet van meer dan 50000 menschen zich in beweging zetten zou, trad eene afdeeling van het Centraal-Comité tot in de nabijheid van het Wal-denzisehe gezantschap en zeide; „Waldenzen, tot nu toe waart gij de laatsten, heden wedervaart u gerechtigheid, plaatst u aan onze spits.quot; En alzoo geschiedde het. Pc Waldenzen, (500 in getal, voorafgegaan door hunne standaarddragers, openden den trein. Toen vertoonde zich een voor Piemont ongehoord schouwspel. In alle straten, door welke de stoet trok, overal waar de standaard der vervolgde kerk werd gezien, klapte het volk in de handen, zwaaide met doeken, wierp de hoeden in de lucht en van vele dui-zende lippen klonk het: „Evviva aiTaldesi, evviveTeman-cipazionequot;. „Leven de Waldenzen! Leve de vrijverklaring!quot; Hier viel een der toeschouwers een Waldenzer om den hals, daar betuigde men den voorhijtrekkenden met de levendigste ontboezemingen eene broederlijke gezindheid. De geestdrift was onbeschrijfelijk. Welk een verschil tus-sclien deze toejuiching en het geroep van vorige tijden ; „Dood aan de ketters!quot; langs diezelfde straten zoo menigmaal aangeheven, wanneer een belijder van het evangelie ter dood gevoerd werd.

De Waldenzen in het bezit van vrijheid en hunne eigene zelfstandigheid, hadden niets eerder te doen, dan den door den Heer afgebakenden weg te volgen.

Ben schooner en eervoller roeping ontsloot zich voor onze Kerk. Het was nu haar plicht in vollen glans het licht te doen schijnen, dat God haar had toevertrouwd en hetwelk de macht der duisternis met inspanning van al

-ocr page 19-

IN ITATilE.

hare krachten had zoeken te blusschen. Met moed ondernam zij dit werk.

Naar ïoskane wendden zij het eerst hunne blikken en hunne schreden. Maar waarom juist naar ïoskane? zult gij mij vragen. Om dat op te helderen, vergunt mij eene kleine uitweiding.

Hoewel in de valleien der Waldenzen oorspronkelijk Italiaansch gesproken werd, was nochtans sedert in het jaar 1630 de pest den Waldenzer-gemeenten al hare leeraren (twee uitgezonderd) ontroofd had, door ingeroepen Pransehe predikers de Pransche taal tot kerkelijk gebruik aangenomen en verkreeg door de in het Eransche gedeelte gevormde jeugdige Waldenzen meer en meer . het burgerrecht, zoodat de leeraren niet langer behoorlijk zonder fouten in het Italiaansch konden prediken. Vandaar dat onze Kerk op voorstel van den generaal Beckwith (hij was in dien tusschentijd tot generaal benoemd) in het jaar 1818 vier jeugdige geestelijken naar Toskane zond om aldaar, waar, zooals bekend is, het best Italiaansch gesproken wordt, zich daarmede bekend te maken. Natuurlijk bepaalden zich deze niet alleen tot de studie der taal, maar beproefden ook het evangelie in deze zoo geheel Eoomsche streken een vruchtbaren bodem in eenige zielen te bereiden.

In Mei 1849 keerde de groothertog van Toskane terug en in weenvil der nu plaatsgrijpende staatkundige terugwerking werden boven verwachting verscheidene personen het evangelie toegedaan. In het jaar 1850 zond nu de Wal-denzer Kerk twee van hare geestelijken naar Florence, die zoo gelukkig waren talrijke geheime samenkomsten tot gemeenschappelijk bidden te regelen, waarbij godsdienstige vlugschriften werden uitgedeeld. Nochtans werd den lö\'1^11 Maart 1851 de Waldenzer prediker Geymonat, thans hoogleeraar der godgeleerdheid te i\'iorence, door de politie in hechtenis genomen en van de eene gevangenis naar de andere tot aan de grenzen van Piemont gesleurd, en de evangelische christenen deels uit ïoskane verban-

357

-ocr page 20-

358 DE WAI.DENZEN EN DE EVANGE1.ISAÏIE

nen, deels gekerkerd. Hun treurig lot wekte de deelneming van liet evangelisch Europa op en in het bijzonder beproefde het Evangelisch quot;Verbond het lot der mishandelden te lenigen. Alles scheen voor het oogenblik in ïos-kane dood te zijn en men moest den zendingspost opgeven; maar hef vuur was niet gedoofd, het sluimerde slechts ouder de asch.

Wenden wij ons nu naar Turijn. Daar had de geestdrift, waarmede de Waldenzen in het jaar 1848 werden opgenomen, destijds het karakter van eene uitsluitend staatkundige sympathie en niet van eene overeenstemming van godsdienstige overtuiging.

In het jaar 1850 zond onze Kerk den prediker Meille naar Turijn. Zijn arbeid scheen gedurenden geruimen tijd uutteloos. Geheel ontmoedigd wilde hij naar Torre-Pelice terugkeeren, maar in Pinerolo onttmoete hij Dr Revel, bestuurder van onze Kerk. „Welnu, wilt gij niet langer in Turijn blijven?quot; „Neen,quot; antwoordde de heer Meille, quot;ik ben het moede nog langer voor ledige banken te prediken.quot; quot;Welaan,quot; hernam T)r. Hevel, „beproef nog gedurende zes maanden voor deze ledige banken te prediken, God, die uit steenen kinderen Abrahams verwekken kau, kan ook uit houten banken kinderen Gods verwekken.quot; De prediker Meille gaf daaraan gehoor met tranen in de oogen en keerde naar Turijn terug. De eerste Itali-aansche bijeenkomst had in het laatst van Juni 1851 (alzoo een jaar later) plaats en was zeer onbeduidend, zij telde slechts vijf personen. Hij werkte verder voort met geloof en getrouwheid on in October van hetzelfde jaar werden reeds 10 of 12 kleine bijeenkomsten wekelijks in onderscheidene wijken der stad gehouden.

De generaal Beckwith had zich ook naar Turijn begeven en ontwierp daar een nieuw plan ter uitbreiding van het evangelie. De bouw van eene evangelische kerk in de hoofdstad van het koninkrijk zelve scheen hem eene stoutmoedige maar waardige onderneming te zijn. Hij had daartoe noodig de toestemming der regeering, die nog eene

-ocr page 21-

IN ITALIË.

nieuwelmge was in de uitoefening van gewetens- en godsdienstvrijheid, en een aanzienlijke som geld. Het laatste ontving hij gedeeltelijk van zijne talrijke vrienden, gedeeltelijk gaf hij het van zijn eigen vermogen. De toestemming om te bouwen verkreeg hij door de gunst van hooggeplaatste personen, inzonderheid van onzen grooten staatsman, den graaf Cavour, maar dit geschiedde niet dan na een zwaren strijd. Zelfs ofschoon het koninklijk verlof verleend was, werden de pogingen om het te doen intrekken zoo talrijk en machtig, dat niets minder dan dc spreekwoordelijk geworden royaliteit van den koning G a-lantnomo, Victor Emanuël, en de onwrikbare standvastigheid van zijnen minister gevorderd werden om de verleende toestemming tot het bouwen in wezen te houden. Ue laatste en machtigste poging werd door den graaf Solaro della Margherita aangewend, die onder de regeering van Karei Albert gedurende vele jaren met eene den Jezuiten ten eenemale toegenegen hand de teugels van den staat had gevoerd. Daar hij op zijne eigene voeten niet meer staan kon, liet hij zich voor den toennialigen koning quot;Victor Emanuël 11 dragen. Hij wierp zich voor hom op de knieën en smeekte: „Sire, weiger een der getrouwste dienaren van uw koninklijk huis de laatste bede niet, welke hij voor zijn scheiden van deze wereld nog tot u richten mag. Geef niet toe, dat de goede en getrouwe stad Turijn de smart te dragen zal hebben, binnen hare muren een gebouw te zien oprijzen, dat gewijd is aan de prediking der ketterij.quot;

quot;Victor Emanuël trok de schouders op en antwoordde kortaf: „Ik ben een constitutioneel vorst, heb mijn woord gegeven en kan niet meer over deze zaak beslissen. Begeef u naar den minister-president graaf Cavour.quot; Uit was nochtans te vergeefs! Cavour was geen president, die zijn besluit terugnemen zou. Het werk werd spoedig daarna aangevangen en de grondsteen op den SOst®1 October van hetzelfde jaar (1851) feestelijk gelegd. Den 15\'lcu December 1853 had de inwijding in tegenwoordigheid van

359

-ocr page 22-

3G0 DE WALDENZEN EN DE EVANGELISATIE

eene groote volksmenigte van allerlei rang en stand plaats. 1 Let grootste gedeelte der leden van het Corps Diplomatique, der senatoren, der gedeputeerden en zelfs een gezantschap van de nationale garde was tegenwoordig. De kerk was meer dan gevuld en de inwijdingsrede- werd door denzelf-den leeraar, die met tranen in de oogen het eerste zaad had uitgestrooid, gehouden.

Deze dag, een der schoonste en belangrijkste voor onze kerk en voor de evangelisatie van Italië, werd een der donkerste en treurigste voor de kerkelijke Ultramontanen, die in de droevigste klachten hunne smart te kennen gaven in de Boomsche tijdschriften. Zoo vindt men in de „Armoniaquot; van 17 December 1853 de volgende woorden;

„De 15\'ie December moet onder de noodlottigste voor Piemont gesteld worden. Wie Roomschgezind was, kon niet anders, dan op dien dag de zegepraal der ketterij beweenen; wie slechts Italiaan was, moest toch over de lotgevallen van het schiereiland treuren.quot;

Maar zij staat daar de schoone Gothisch-Byzantijnsche Kerk, een der fraaiste gebouwen van Turijn, en roept allen, die haar op de promenade voorbijgaan, door haar opschrift toe;

„Blijft staan op den weg en overdenkt en vraagt naaide oude wegen, welke de goede weg zij, en gaat op den-zelven en gij zult eene verkwikking voor uwe zielen vinden.quot;

Wel is zij een doorn in het oog der geestelijkheid, maar een zegenrijke bron voor de zielen, die in haar de prediking van Gods Woord hooren. De gemeente, die in haar bijeenkomt, is eene der meest ontwikkelde van Italië. In het jaar 1867 woonde de ook door ons geëerde en beminde kroonprins van Pruisen hare godsdienstoefening bij.

Yan Turijn begeven wij ons naar Genua. De Bngel-sehe admiraal Pakenham, destijds opperhoofd in Genua, was begonnen in de haven kleine godsdienstige bijeenkomsten fe houden en verlangde de hulp van een Waldenzer-prediker. Men zond hem een zoodanigen in het jaar 1852.

-ocr page 23-

IN ITA1.IË.

den\'/elfden, flic een jaar te voren uit Toskane verdreven was. Meer en meer vormde *zicli eene kleine maar levende gemeente. In het begin hield men heimelijke godsdienstoefeningen, waar men slechts las en bad, want in Genua is de bevolking zeer dweepziek Eoomsch-Katholiek en der vereering van de heilige Maagd geheel toegedaan. Genua heet dan ook zooals bekend is niet slechts „la Superbaquot; maar ook „la Citta della Madonnaquot; (Stad der Moeder Gods). In het begin zong men in het geheel niet; daarna ving men aan met eene zachte stem te zingen en eindelijk, moediger geworden zong men luid en hield men eene openlijke godsdienstoefening.

Van het jaar J8S2 tot 1860 breidde zich de zending uit naar Fa vale, Courmayeur, Vercelli, Pietra Marazzi en Moute Castello. Menige belangrijke bijzonderheid zou hier zijn mede te deelen, maaar zoude ons te ver afleiden.

Van 18(i0 volgde het werk des evangelies voetstap voor voetstap de verwezenlijking der staalkundige eenheid van Italië. Waar men de groen-wit roode vlag van Italië plantte, volgden overeenkomstig daarmede de zendelingen der Waldenzer-kerk, en vormden zich rondom hen nieuwe gemeenten. Zoo geschiedde het in Lombardije, in Milaaa, Como, Brescia, Val d\'Intelvi en andere oorden, Guastalla, Ancona, Napels en op Sicilië, hier in het bijzonder in Palermo, Messina en Catania.

Natuurlijk werd ook weder het oog gevestigd op Toskane, en na eene raadpleging van ons kerkelijk bestuur en met krachtdadige ondersteuning van onderscheidene warme vrienden, in het bijzonder van den heer I)r. Steward, den Schotschen prediker in Livorno, werd onze godgeleerde school in het jaar 1860 van Torre Pelice naar Florence in het paleis overgebracht, dat vroeger aan den aartsbisschop had toebehoord. Dit zeer uitge-Jireid gebouw kan eene geheele kolonie in zich opnemen. Het heeft ruimte voor vier hoogleeraren met hunne gezinnen, heeft voor de godsdienstoefeningen eene groote kapel en eeue kleine voor de Zondagschool, 1 ■) kamers

XXVIII. 25

-ocr page 24-

362 WE WAl.DENZEN EN ÜE EVANGET.ISATIE

voor studenten, eene jongens- en meisjesschool, een boekdrukkerij enz.

Wij \'hadden helaas het verlies te betreuren van twee onzer geliefde hoogleeraren, die ons in het laatste jaar door den dood zijn ontrukt. De een Dr. Luigi di Sanctis, vroeger roomsch priester in Rome, waar hij een zeer voornaam ambt bekleedde, vluchtte toen hij de evangelische waarheid had erkend, eerst naar Malta, vervolgens naar Genève, schreef onderscheidene uitstekende apologetische werken,1) sloot zich aan onze Kerk aan en werd tot hoogleeraar der Godgeleerdheid te Florence benoemd, waar hij den December 1869 stierf. Zijn dood verwekte eene

algemeene droefheid onder de evangelische Christenen van Italië en overal, waar men van hem en zijne werken had gehoord. De andere, Dr. Revel, Waldenzer van geboorte, had in Berlijn gestudeerd en was wetenschappelijk en praktisch zeer begaafd en werkzaam. Gedurende tien jaren nam hij de opperleiding van het geheele evangelisatiewerk

waar. . ,

Andere gemeenten ontstonden te Pisa en Livorno, alsmede op het eiland Elba.

Tengevolge van den oorlog in 1866, werd Venetie in het koninkrijk Italië ingelijfd en al spoedig ontvingen quot;Venetië en Verona ieder eenen evangelischen prediker.

De aanzienlijkste vooruitgang heeft tegenwoordig op het eiland Sicilië plaats. Bij de laatste volkstelling verklaarden zich vier duizend voor evangelischen. Echter werden zij door ons niet aanstonds in de evangelische Kerk opgenomen; vooraf moesten zij een onderzoek ondergaan en de beweegredenen openleggen, die hen tot het evangelie hadcen gebracht.

Nevens onze Kerk werkten ook sinds onderscheidene jaren en met prijzenswaardigen ijver de Methodisten, de

1

Wij nocmnn ir. het bijzomlei- zijn; «Ruma liapale,» «het pauselijk Rome,, in outeseheitae t.le„ uitgegeven. Igt;e oorspronkelijke Ital.aan-sche uitgave Florence i860,

-ocr page 25-

IN ITA1.IË.

Baptisten en de vrije Kerk la Chiesa libera. Met allen staan wij in eene goede verstandhouding en verblijden ons hartelijk, hen als bondgenooten en broeders in Christus onzen Heiland te hebben.

En nn wensch ik uw geduld nog eenige oogenblikken op de proef te stellen., om uwe opmerkzaamheid op Rome te vestigen.

Ach! hooggeëerde hoorders, ik kan als Italiaan, als quot;Wal-denzer, als Christen van Rome niet spreken, zonder diepe ontroering.

Ro m e! Sedert zoovele jaren het voorwerp van het vurig verlangen van alle Italianen; wellicht een nog vuriger verlangen, dan die der Duitscbers naar de vereeniging van hun Duitseh gemeenschappelijk vaderland^ en niet slechts naar de uitwendige herovering van hun schoon Elzas.

Home! Eeuwenlang zetel van de macht der duistérnis, waarvan Petrarca heeft geprofeteerd:

„Voormaals Rome, nu valsch en misdadig Bahel, school der dwalenden en tempel der ketterij.quot;

Rome! waar onder de heidensche en pauselijke heer-schers de belijders van het evangelie van Christus gekerkerd werden, gefolterd en verbrand.

Rome! waar vóór 23 jaren de tegenwoordige onfeilbare Pio Nono nauwelijks van Gaëta teruggekeerd, 4000 exemplaren van liet Nieuwe Testament met eene godde-looze hand verbranden deed.

Rome is nu — dank de overwinning door Duitsche wapenen behaald op de overmoedige macht van Frankrijk — de hoofdstad van het vrije en eenig Italië. Den 20sten September trokken onze soldaten de eeuwige stad binnen. De inmenging van Frankrijk in de Italiaansclie zaken en de wereldlijke heerschappij van den Paus namen met dien dag een einde. Maar het heerlijkste daarbij was, dat van nu aan hare poorten geopend werden voor bet evangelie. Op den dag van den intocht trokken reeds zes colporteurs van het Bijbelgenootschap met Bijbels binnen (twee waren Walden?,ers), en na weinige dagen was een Waldenzer pre-

363

25*

-ocr page 26-

364 DE WAT,DENZEN EN DE EVANGE1.ISATIE

diker de eerste, die openlijk in Rome de blijde boodschap der rechtvaardiging uit genade in de Ttaliaansche taal verkondigde.

Van dien dag af namen het vertrouwen en de vrijmoedigheid der Evangelischen in Rome in dezelfde mate toe, als de staatkundige verhouding helderder werd.

Wat in de laatste maanden in Rome is voorgevallen, moet elk evangelisch gezinden mensch boeien en innerlijk verheugen. Op den 1.3\'1™ Februari heeft daar tengevolge eener aankondiging van eenen evangelischen prediker een gedenkwaardige redetwist plaats gehad. De evangelische prediker Sciarelli had zich namelijk bereid verklaard over de reis van Petrus naar Rome en zijn voorgewend bisschoppelijk werken aldaar een voordracht te houden.

De paus gaf aan eenige wereldlijke priesters uitdrukkelijk verlof, ja zelfs bevel, de samenkomst der niet-roomsch-gezinden bij te wonen en met de predikers openlijk te redetwisten. Eenige bijzonder geleerde en talentvolle priesters daagden Sciarelli uit en deze nam de uitdaging met genoegen aan en men bepaalde, dat den 12 Pebruari een dispuut zou worden gevoerd of Petrus te Rome gekomen was of niet. De behandeling dier vraag vond plaats in een zaal die 250 personen bevatten kon. Van heide zijden werden evenveel toegangskaarten uitgedeeld, iedere partij had • drie verdedigers, de Roomsch-Katholieke kerk de priesters 1\'abiani, Guidi en Cipolla, den Evangelischen Sciarelli van de Methodistische kerk, den Waldenzer Ribetti en den bekenden vroegeren monnik Gavazzi, die tot geene bepaalde partijkerk behoorde.

De redevoeringen duurden twee avonden en werden duor de redenaars met aanwending der geheele kracht van wetenschap en welsprekendheid gevoerd, ook met groote hoffelijkheid en matiging.

Dat het onderhoud een voor de roomsche j artij ongun-stigen afloop gehad heeft, kan niet langer na de mede-deelingen der gematigde Roomschgezinde nieuwsbladen betwijfeld worden.

-ocr page 27-

IN lïAT.IË.

Zoo zegt b. v. de correspondent van het Italiaansohe nieuwsblad „11 Secoioquot;; „Het schijnt mij toe dat de Boomschgezinden over het algemeen niet gewonnen hebben. Wanneer ik den ganschen inhoud hunner redevoeringen samenvat, zoo hebben zij geene betere gronden voor hunne stelling kunnen aanvoeren, dan de overlevering en do daadzaak, dat de zetel der Kerk zich te Home bevindt. Zij zeggen : St. Petrus is in Rome geweest en aldaar gestorven, want. alzoo is het van de vroegste tijden af geloofd. St. Petrus is te Home gekomen en heeft aldaar den marteldood ondergaan, want de Roonisclie kerk bevindt zich te Rome.quot;

„Wanneer van den anderen kant de Evangelischen geene stellige bewijzen hebben zoo gronden zij zich toch op het feit, dat het Nieuwe Testament en in het bijzonder St. Lukas in de Handelingen der Apostelen niets zegt van een verblijf van Petrus in ilome, terwijl toch uitvoerig vermeld werd, dat Petrus te Joppe, Lydda, Samarië, Cesarea en Jeruzalem gepredikt heeft.quot;

Een ander tijdschrift „Panfulla,\' viert zijne geestigheid den teugel over de nederlaag der Pauselijken en gaat dan ernstig voort: „Het onderhoud heeft zoowel de Roomsche geestelijkheid in liet algemeen als ook in liet bijzonder het Vatikaan onaangenaam getroffen. Men had zich een zegevierenden afloop toegezegd en moest nu inzien, dat de bewijsgronden der Roomschgezinde redenaars niet voldoende waren. Pius IX heeft het verder aannemen van dergelijke uitdagingen verboden alsmede verdere redetwisten met andersgeloovigen.quot;

Op gelijke wijze maken vele andere nieuwsbladen melding van de overwinning der Protestanten.

Slechts de geestelijke bladen spuwen vuur en vlam en kunnen zich in hunnen toorn niet bedwingen. IMaar dat maakt weinig indruk. Verblijden wij ons veel meer over de machtige beweging en de hooge belangstelling, die in Italië in het leven zijn geroepen. In Rome werden van het nieuwsblad ,La Oapitale,quot; dat het verslag

365

-ocr page 28-

Dl WA1.DENZEN EN DE EVANGE1.ISATIE

gaf van den gevoerden strijd, 20000 cxemplaven verkocht.

De uitwerking van deze zeldzame en sinds het beroemde twistgeding van Leipzig tusschen .Luther en Joh. Eek in het jaar 1519 ongehoorde gebeurtenis is onberekenbaar. Het publiek erkent daarin, dat de paus zijnen godgeleerden verboden heeft in het vervolg met de evangelischen in het openbaar strijd te voeren, eene bekentenis van eigene nederlaag.

Onderscheidene correspondenten uit Rome geven een overeenstemmend bericht, de talrijke lokalen, waarin het Evangelie verkondigd wordt, zijn dermate gevuld, dat de kapellen voor de toestroomende hoorders van GodsWoord geene genoegzame ruimte bieden, terwijl van de andere zijde de Boomsch-Katholieke kerken in weerwil van alle welsprekendheid der vasten-predikers bijna ledig zijn.

Van niet minder gewicht is het volgende:

Op den lllc,1 Maart van dit jaar (187.2) werd in Rome ïn tegenwoordigheid van een groot aantal Italianen en vreemden een bijbelgenootschap opgericht. In de plechtige eerste vergadering voerden vele door hunne maatschappelijke zoowel als door hunne wetenschappelijke betrekking belangrijke en uitstekende mannen het woord, Italianen, Engelschen, Amerikanen. Zoo beijverden zich in het bijzonder de Engelsche admiraal Tichbourne en de voormalige pater Hyacinthe, de groote beteekenis en den invloed van den Bijbel op het welzijn en den bloei der Staten, waar hij gelezen en onderzocht wordt, zooals in Duitschland, Engeland, Amerika, in het licht te stellen.

Wanneer wij aan zoodanige onverwachte omkeering der dingen gedenken, herinneren wij ons onwillekeurig het woord van den 120 Psalm: „Wanneer de Heer de gevan • genen van Zion verlossen zal, zoo zullen wij zijn als droomenden.quot; Ja, de Heer heeft groote dingen aan ons gedaan, dies zijn wij verheugd. In Rome een Bijbelgenootschap! Dat schijnt ons een droom te zijn

360

-ocr page 29-

IN ITALIË.

maar wij danken God en loven van ganscher harte Zijn oneindige goedheid.

Nu wil ik nog slechts iets over onze Kerkorde zeggen en eenige statistieke mededeelingen daaraan toevoegen .

In de oud-evaugelische valleien bevinden zich zestien genieenten, die in het geheel 24000 zielen tellen. Elke gemeente wordt door een afzonderlijken kerkeraad geregeerd, die uit een predikant, eenige ouderlingen en diakenen bestaat. Jaarlijks wordt eene Synode, dat is eene samenkomst van de gemeenschappelijke predikanten en twee afgevaardigden uit de leeken van iedere gemeente gehouden. De Synode kiest de „Tavolaquot; (tafel) bestaande uit drie predikanten en twee leeken, die liet opperbestuur der kerk van de eene Synode tot de andere op zich neemt. De Synode kiest ook de commissie der Evangelisatie, die de verplichting heeft om de verspreiding van het Evangelie onder de Roomsch-Katholieken te bevorderen.

De uitwendige vorm van onze godsdienstoefeningen is hoofdzakelijk hervormd, gelijk ook onze geloofsbelijdenis van het jaar l(i55 een hervormden stempel draagt.

Het 4» artikel onzer Kerkorde nochtsins verklaart ons als in gemeenschap staande niet alle kerken der wereld, die zich aan de Heilige Schrift houden; want ook wij erkennen den Bijbel alleen als gezaghebbende ten aanzien van geloof en leven. -

Het werk onzer evangelisatie van het overige Italië telde in het jaar 1871 37 zendingsposten, 21 geordende predikers, 8 nog niet geordende evangelisten, 55 onderwijzers en onderwijzeressen, 30 zondagscholen en 65 voorbereidingsscholen.

Het gezamenlijke getal dergenen, die onze predikatiën bijwoonden, bedraagt omstreeks 7—10000 — meer niet.

Dit is voorzeker weinig. Maar zullen wij daarom den moed verliezen ? Neen, neen! Dit begin is een teeken van den zegen Gods en een onderpand van den toekomstigen

367

-ocr page 30-

3()8 DE WAI,DENZEN EN DE EVANGEl.ISATIE

rijken oogst, die geheel in Gods hand ligt. Onze plicht is getrouw te arbeiden om eene ziel te winnen, alsof wij allen zullen hekeeren.

Zien wij op het verledene terug, zoo aanschouwen wij altijd de hand Gods, die onze kleine Kerk door smart en beproeving wonderbaar heeft doorgevoerd. Zien wij in het tegenwoordige rond, zoo moeten onze harten zich verheugen en den Heer danken, die ons tegenwoordig alle deuren geopend heeft om zijn evangelie overal in ons vaderland en tot in de hoofdplaats van het Katholicismus luide te verkondigen. Ginds in de nabijheid van het quot;Vatikaan is een boekhandel met een opschrift in groote, vergulde letters; Hoofdmagazijn van het Engelsche Bijbelgenootschap, en de paus kan in het voorbijrijden met eigen oogen het opschrift zien. Hij mag uitgave en uitgever, boeken en lezers, de verkeerdheid der tijden en de goddeloosheid der regeering verdoemen, maar Gods Woord zal hij nooit tegenhouden.

Slaan wij het oog in de toekomst, zoo vinden wij de samenpakkende wolken wel donker genoeg om veler gemoederen met angst en vrees te vervullen, Van de houding der Roomsche priesters behoef ik niets te zeggen ; hunne vijandelijke gezindheid hebben zij ons overvloedig en zonder verbloemen getoond, de middelen, welke zij aanwenden om ons nadeel toe te brengen, zijn talloos De biechtstoel oefent nog altoos (en in het bijzonder hij de vrouwen zelfs uit de hoogere standen) eene geheime maar machtige werking uit; vervolgens werken ons tegen de Paolotti, een, gelijk de Jezuïten, ter onderdrukking dei-ketterij gesticht genootschap ; eindelijk ontbreekt het niet aan bedreigingen en lasteringen van allerlei aard. De vijanden zullen zicli beijveren alle mogelijke hinderpalen op te werpen, maar wij weten wel, niet door lachende, beemden en groene weiden maar door een hardnekkigen strijd gaat de weg ter overwinning. Maar ook de toekomst ligt in de hand van God. Tegelijk met de vrijheid zal ook de waarheid den weg zich ontsluiten. Moedig

-ocr page 31-

IN ITALIË.

gaan wij dezen kruistocht tegemoet met den blijden oorlogskreet: „God wil het, God wil het.quot; En God is getrouw. Dezelfde, die eens Duitschland uit de boeien der Roomsche slavernij door zijn machtig woord heeft verlost, zal ook wegen vinden om Italië tot een nieuw leven, tot het oude geloof te roepen. Een waar teeken daarvoor kan onze Waldenzische vlag zijn. Zij vertoont een kandelaar, gekroond met zeven heldere sterren met het opschrift; yLux lucet in tenebris.quot; (Het licht schijnt in de duisternis). Dat licht is het evangelie van Jezus Christus; en onzer vlag zullen wij met Gods hulp altijd getrouw blijven ; het vertrouwen dat zij ons ter overwinning voeren zal, moge ook in strijd en verdrukking ons vroolijkheid, kracht en moed verleenen.

Slechts door het licht der zon van de rechtvaardiging door het geloof kan Italië van twee diepe wonden worden genezen, die het ter nederbuigen en met smart vervullen, van het bijgeloof en het ongeloof. Alleen het Evangelie kan het van dit verderf bevrijden.

Gij echter, geëerde hoorders, ontvangt gij nu ten slotte mijnen hartelijken dank voor de volharding en het geduld, waarmede gij mij hebt aangehoord, voor die belangstelling welke gij hierdoor betoond hebt in het werk der evangelisatie van Italië.

Tot dit werk heeft het in hooge mate nog behoefte aan getrouwe dienaren Gods, die bereid zijn in de uitgestrekte landstreken van Italië den naar waarheid dorstenden harten het Evangelie te brengen. „De oogst is wel groot, maar weinig zijn de arbeiders.quot;

Vervolgens behoeft het hoofdzakelijk het aanhoudend gebed der kinderen Gods, opdat veler harten toegankelijk worden voor de zaligmakende waarheid.

Tot u richt ik daarom de hartelijke bede, geachte Christenen, ook voor uw deel door een getrouw gebed mede te werken aan dit schoone werk der uitbreiding van het rijk Gods. Tot dit rijk behooren wij allen, die Jezus Christus, den eeniggeboren Zoon des levenden Gods kennen en

369

-ocr page 32-

370 DE WAl-DENZEN EN DE EVANGELISATIE ENZ.

belijden. Door Hem en in Hem zijn wij vereenigd in den goeden strijd van het geloof en de waarheid.

Het bovenstaande is door een bevoegde hand overgezet. Ik bied het gaarne der Vereeniging aan, als een goede aanleiding om zich omtrent de hoogstbelangrijke toestanden in Italiü op de hoogte te stellen. De schrijver R Calvino is mij persoonlijk bekend als een zeer geliefde broeder, een man wiens onvermoeide arbeid alle ondersteuning verdient. Zijn voordrachten worden overal in Europa, waar hij in \'t belang der Evangelisatie van Italië reist, met de grootste aandacht gehoord, en wekken evenals voor twee jaren zijn toespraak te Wolfheeze op het zendings -feest, ook door het innemende van zijne persoonlijkheid algemeene belangstelling. Ik hoop hartelijk dat zich voor zijn gewichtigen arbeid veel deelneming ook onder ons zal toonen. Daartoe beveel ik hem met aandrang in de liefde der Christenen bij ons te lande aan. Moge ook deze mede-deeling daartoe niet vergeefs zijn geschreven.

\'sHage, 24 Oct. 1873. J. H. Gunning Ju.

/?• -4.6

d J

-ocr page 33-

?//

-ocr page 34-
-ocr page 35-