-ocr page 1-

DER VOORNAAMSTE STUKKEN EN BESCHEIDEN

OVEll DE

Driehonderdjarige

WATERKWESTIE

l\\ DE GEMEENTE

RUINERWOLD, van 15 9 -4- — 18 7o.

Bestaande in:

KOCHTEN en CONTRA-nOCilTEN, ADRESSEN, ADVIEZEN. ATTESTATIES, MEMORIES, SENTENTIES VAN DEN IIEEIl VAN RUINEN, EN DEN LOFFELIJKEN ETSTOEL DER LANDSCHAP DRENTHE, BENEVENS DE EINDBESLISSING DOOR HET PROVINCIAAL BESTUUR VAN DRENTHE, MET MEDE DEEUNG VAN DEN OORSPRONKELIJKEN TEXT DER VOORNAAMSTE STUKKEN\'; MET AANTEEKENIN-OEN EN EENIGE BIJZONDERHEDEN OVER

MEPPEL, RUINEN, enz.

s /

D OOR

P. A. DERKS.

M E lgt; P E T.,

J. A. BOOM amp; ZOON. 1877.

-ocr page 2-

_____ • - ^

i

M , VAN WIJLEN )|^

t Prof. Mr. C. PIJN ACKER |

J HORDIJK. |

li \' Ö quot; C) * \'li

^|( ________________

L E G A -A. T

-ocr page 3-
-ocr page 4-

c

i

! »

L

R(

-ocr page 5-

\'i\'c \'tLtji

.D. /3

mosoLomsen ihhistïii

DER VOORNAAMSTE STUKKEN EN BESCHEIDEN

OVER DE

DRIEHONDERDJARIGE

WATERKWESTIE

IN DE GEMEENTE

RUÏNE RW OLD, van 15 94 — 187\'5.

Bestaande in:

nociiTEN en contra-rocfiten, adressen, adviezen, attestaties,

memories, sententies van den heer van ruinen, en den lof-felijken etstoel der landschap drenthe, benevens de eindbeslissing door het provinciaal bestuur van drenthe , met mededeeling van den oorspronkelijken text der voornaamste stukken; met aanteekeningen en eenige bijzonderheden over

MEPPEL, RUINEN, enz.

door

P. A. DERKS.

-ocr page 6-

RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT

0106 5303

-ocr page 7-

VOORBERICHT.

Het is gemakkelijker van zaken en feiten in onze dagen voorvallende , iets wat in onzen tijd niet verzuimd wordt, een verhaal of gedenkboek samen te stellen, dan te treden in het grijs verleden, en onder een hoop stof, papier en perkament te ontcijferen , om aan het licht te brengen hoe het voorgeslacht geleefd, gewerkt en gestreden heeft.

De stof in dit geschrift verschilt veel van een romannetje waarin twee geliefden elkander houw en trouw tot over dood en graf zweeren, en met verachting van alle andere zaken sentimenteel naar de maan kijken. Het is geene roovergeschiede-nis die nooit heeft plaats gehad, noch een reisverhaal dat tot het rijk der verdichtselen behoort; het is hier de dorre werkelijkheid die op den voorgrond geplaatst is, \'t is een strijd of procedure van ongeveer drie eeuwen van ingezetenen eener zelfde gemeente met cene vasthoudendheid, geëvenaard aan onze vaders in den strijd tegen Spanje. Men zegt dat in dien stiijd eenmaal weifeling heeft plaats gehad, doch van zulke weifeling is in dezen strijd niet het minste te ontdekken. Vasthoudendheid is steeds het wachtwoord van beide partijen geweest; 1874is nog altijd even dapper als 1594 en meerdere jaren; 1875 laat nog even goed zijne klinkende specie glijden in de beurzen der advocaten als 11)92. Wie zich reeds verwondert over een hon-derdendertigjarig proces tusschen de marktgenooten van Dalen en de stad Coevorden, zal bij de langdurige waterkwestie te Ruinerwold , niet in stomme verbazing uitroepen : Dat zijn eerst vasthouders ! Op verschillende plaatsen van Drenthe waar langdurige verschillen door scheidslieden beslist zijn, heeft het meestal in den vorm van gloeijende landmeters schrikkelijk gespookt.

-ocr page 8-

Tusschen Borger en Rolde zweeft de schim van den landschrij-ver Ellents, die een geschil tusschen beider marktgenooten op eenvoudige wijze vereffende, doch door de partij die zich daardoor verongelijkt waande uit het graf gedaagd is, om als een vurig spook langs de grenzen der markte te zweven. Als men met deze omstandigheid bekend wordt, dan vraagt men zich melancholiek af: Wie en wat zal dan later in deze gemeente zweven? Vurige spoken, als elders? Water en vuur passen niet bij elkander; \'t zijn gezworen vijanden. Neen ! het zullen zwarte gedaanten zijn, met blinkende wapenen, die in de donkere nachten de stouwen zullen bewaken, en anderen die stouwen en wallen zullen doorsteken. Op Peter Jochems wal zal dat zwart gespuis de nachtelijke parade maken. Die nooit ^een wal bewaakt of doorgestoken heeft, mag dus blijde zijn. Zijn schim ruste in vrede.

Tot variatie zijn wij in enkele aanteekeningen wel eens voor een oogenblik van het waterthema afgestapt, wat wij hopen dat door niemand ten kwade geduid zal worden. Wij hebben den oorspron-kelijken text van de medegedeelde stukken zuiver gevolgd, zonder zelfs de verbasterde latijnsche woorden te verbeteren. Om echter alle stukken, die over deze kwestie geschreven zijn, zelf in het Register mede te deelen, hebben wij onnoodig geacht, en daarom eene groote gaping gelaten tusschen \'1807 en 1803, toen de zaak van het Waterschap of de oude waterkwestie onder anderen vorm ten tooneele is gebragt. liet is echter aan ouden van dagen genoegzaam bekend, dat tusschen die jaren, behalve de vele schrifturen daarover gewisseld, nog wel eens andere onaangenaamheden tusschen beide partijen hebben plaats gehad, daar de jeugd zich menigmaal als twee vijandige legers in slagorde heeft gesteld en handgemeen geraakte, tot schande en oneer voor beide partijen. Ook van \'1803 tot 1874 was ;het niet mogelijk alle stukken, zelf in het Register op te nemen, wegens de veelheid en uitgebreidheid. De belangrijkste en diegene die de geregelde loop van de tot standkoming van het Waterschap vermelden, hebben wij geplaatst,

-ocr page 9-

waaronder vooral de voordragten van Gedeputeerden aan de Staten van Drenthe, alsmede de rapporten der Commissie van Rapporteurs uit do Staten, eindigende met de wet van onteigening ten algemeenen nutte, en het Koninklijk besluit houdende aanwijzing der perceelen.

Wij hebben hier niets meer bij te voegen, ieder is bekend niet den toestand, die altoos nog voortgeduurd heeft; of men dien thans als geeindigd mag beschouwen, nu de uitvoering der werken het eerste stadium is ingetreden, zal de toekomst beslissen.

Daar ieder bekend is met de zienswijze van den schrijver dezes, als een der eerste voorstanders van de verbetering door het Waterschap, zal hij zoo onpartijdig zijn als immer mogelijk is, en do stukken der laatste 12 jaren mededeelen, zonder eenige aanteekening of verklaring daarbij te voegen.

Dat dit werkje voor geschiedenis en oudheidkunde slechts ééno bladzijde moge aanbrengen is onze wensch, alsmede dat het tegenwoordige en nakomende geslacht, den kleingeestigen en harts-togtclijken strijd over deze waterkwestie van lieverlede als eene groote dwaasheid moge beschouwen, dan kan de dwaasheid der vaderen den roem van het nageslacht verhoogen.

Ruinerwold, 20 Aug. 1876.

P. A. DERKS.

-ocr page 10-

INLEIDING.

Voor deu lezer van dit geschrift is het noodzukelijk , dat hij eerst op de hoogte gebragt worde, dat de gemeenten Kuinen en Euinenvold sedert eeuwen zijn gerekend als niet tot Drenthe te behooren. Het was een vrije , hooge en onafhanke\'ijke heerlijkheid. De heer van de heerlijkheid Kuinen was een edele van de eerste klasse (fidelfs) en werd in de vroegste tijden door den Keizer zelf beleend. De heerlijkheid Kuinen en Kuinerwold, waarvan Pieard zegt: dal zij in oude tijden van Gothen gefondeert ü (1) en waarvan de oorsprong geheel onbekend is (2) en zich in het grijs der middeleeuwen verliest, bestond uit het grootste gedeelte der tegenwoordige gemeente Kuinerwold (een groot deel van Broekhuizen en Weenville daarvan uitgezonderd) en een groot deel der gemeente Kuinen , ten oosten van de markte van 1\'cssc, len zuiden van Gijsselte en ten noorden aan de markte van Ansen grenzende. Het gezegde van Pieard en anderen daar latende, nomen wij aan, dat de oorsprong der heerlijkheid zijn bestaan heeft uit de negende eeuw, en de heeren van Kuinen omtrent denzelfden tijd met de heerlijkheid door den Keizer beleend zijn als de Graven van Holland. In eene acte van het jaar 1036, in den blaffer van Dikninge geboekt vindt men het eerst van Baddingwold (thans Kuinerwold) gewag gemaakt. Dit stuk houdt in: dat er verschil was ontstaan tussehen den abt en de kloosterlingen van het Convent (klooster) te Kuinen aan de eene zijde en de gebroeders Johannes en Laurentius (Milites) ter andere zijde, over het veen, broek of moeras Buddimjicold (super palude que vocatur) genaamd, \'t welk gelegen was tussehen Michel-horst en Arneslot. (3) Algemeen is het gevoelen dat die Bidders heeren van Kuinen zijn geweest.

(1) Pieard, Chr. der Land. Drenthe blz. 134 cn I tG,

(2) Vergel. Aeker Strating, Aloud. H. 2de dl. t 1ste st.. blz. 241.

(3) Wij zijn het wel met den heer Maguin (kl. in Drenthe png. 19) eens, om aan te nemen dat Arneslot, de vroegere Burg het Slot in de Oosterboer kan zijn, maar nemen niet aan dat Michelhorst onder de gemeente Zweel (Zweelo) moet gezocht worden en er verband bestaat met het Meekclormeer onder Wesup, maar zoeken het digter bij. Heeft men aan de eene zijde de grens onmiddelijk aan het veen grenzende Slot

-ocr page 11-

7

Onze nasporingcii hebben er toe geleid, dat wij tot de overtuiging zijn gekomen, dat de heerlijkheid Ruinen in de vroegste eeuwen uit grootere uitgestrektheid bestond dan de daarvan in de 17de eeuw op last van Drost en Gedeputeerden opgemaakte kaart, in het Archief van Drenthe berustende, en dan de bovenvermelde grensaanduidingen.

De heerlijkheid Ruinen, de verdere uitgestrektheid van vroegeren tijd daarlatende, bestond in de laatste eeuwen uit twee Scholtambten, welke Scholten door den Heer werden benoemd. Van dezen was Bud-dingewolt, ook Buddijckwolt en Haekeswolde genoemd de voornaamste. Dit is het tegenwoordige Ruinerwold. De Scholte van Ruinen had echter over die van Buddingwolt de superioriteit, en de laatste was meer zijn substituut of plaatsvervanger. Ook was de eerste Gerichtschrijver der Heerlijkheid.

De heerlijkheid had veertien onderleenen, waarvoor een leenkamer bestond. Het kasteel van de heeren van Ruinen was genoemd /rden Oldenhof\' (4) in het tegenwoordige gehucht Oldenhove, ter plaatse waar thans de landbouwer J. van Tarrie woont, wiens woning nog het oude bouwhuis van het kasteel is. Omstreeks ten jare 1820 is dit eeuwenoude kasteel gesloopt. De boseh- of wandeldreven, in zoo vele oude stukken genoemd, bestaan voor een gedeelte nog onder den naam van Marse. De Varliart, die geheel aan den heer van Ruinen

opgegeven, men zal de scheidaanduiding noordelijk ook wel naderbij gezocht hebben. Het is bekend, dat alle boschrijke hoogten „Horsten** genoemd worden, vooral ia het westelijk Drenthe en het daaraangrenzende Overijssel, van daar dat de Lank-horst, Uhorst, Schiphorst, Werkhorst en meerdere plaatsen aan die gesteldheid den naam zullen ontleend hebben. Alle bouwhoogten aan de noordelijke grenzen van Ruinerwold worden „Horsten** genoemd. Ook onder de markte van Ansen zijn Horsten. Het is duidelijk dat die hoogten in vroegere dagen met bosch bezet zijn geweest. Daar nu midden in de Uffelter made eene groote hoogte ligt, die thans de Asse genoemd wordt, willen wij aannemen dat dit wel Michelhorst, Middelhorst, als omringd van alle andere Horsten, kan geweest zijn. Kan er geen schrijffout hebben plaats gehad, door menschen die beter bekend waren met het Latijn als met de toen nog weinig ontwikkelde Nederlandsche taal ? Wij geven dit iu overweging aan hen die lust hebben voor onderzoek. Ufftlte bestond reeds, het huis te Tioinylo ook, volgens dezelfde acte, ons dunkt men zoude dan gezegd hebben tusschen Arneslot en het huis Twinglo of Uffelte; men wilde de grens toch noordelijk aanwijzen , want anders kon men Ruinen of het klooster daarvoor genomen hebben. £r zijn onder of in de omgeving van Ruinerwold, ook te Ruinen, meer namen van plaatsaanduidingen die verloren zijn gegaan ; waar zijn Vorenwolde, de Oesterhuchf en meerderen onder Ruinerwold? In alle gevalle zijn wij niet geneigd om bij het Mekelermeer de benaming te zoeken. Wij zouden dan nog liever aannemen, het Mekelerveld en Mekelerbosch bij Lheebroek ondor Dwingelo, waarover het erfgerucht zegt dat er een kasteel gestaan heeft, waarvan dan ook wel duidelijk de overblijfselen zichtbaar zijn.

(4) Dit kasteel was in den tachtigjarigen oorlog een versterkt huis , met wallen en grachten omgeven. In 1591 werd het door Verdugo , die er zijn hoofdkwartier had, op het berigt dat Prins Maurits tc Meppel was ontruimd. Zoo wel van hem als

-ocr page 12-

8

behoorde, wordt thans Vaijerd of Waijerd genoemd , en is tegenwoordig nog als uitmuntend bouwland bekend. De boerderij aan den 01-denbof belioorende , werd na den dood van Hendrik van Munster voor de lldc door Wijricb van Bernsaw voor zijn minderjarigen zoon Hendrik Munster Wilhelm van Bernsaw verpacht. In 1653 en volgende jaren is dezelve verhuurd aan den Eentmeester Luininck voor de jaar-lijksche som van 425 gulden (tegenwoordige munt) 50 schapen onderhouden , 16 voer turf en een vet lam, uit al hetgeen men zien kan t dat deze boerderij nog al iets beteekend heeft. Meerdere bijzonderheden van dien aard zouden wij kunnen vermelden , als ons bestek dat gedoogde alleen willen wij nog vermelden , dat de heer van Kuinen het regt van de wind bezat, en alzoo de molens te Kuinen en Elij-densteen (Ruinerwold) verpachtte. De eerste is in 1653 en volgende jaren voor f 230.—, 6 pond suiker en 5 paar hoenders \'s jaarlijks verhuurd, terwijl die te Blijdenstede in 1674 \'s jaarlijks opbragt f 240,—, 6 pond suiker en 5 paar hoenders. (5)

De heer van Ruinen had de hooge en lage jurisditie. (Jus gladij , jus aggratiandij et jus dandij, salvos conductus) dat is, hij sprak regt

van Prins Manrits en Graaf Willem Lodewijk van Nassau , kreeg de heer van Ruinen de toezegging, dat hetzelve niet weder bezet zoude worden. Niettegenstaande die belofte nam Verdugo het in Mei 1593 weder in. Graaf quot;Willem Lodewijk wilde hetzelve weinige dagen daarna weder op Verdugo veroveren, en was daartoe te Ruinen gekomen met twee vendelen, doch de zwaarte van het geschut verhinderde zulks, en trok hij naar Coevorden om dat te verrassen ; doch nam in de maand Augustus van dat jaar , het huis te Ruinen in, waar de bezetting 60 man sterk, op het zien van het geschut zich gewillig overgaf. Verdugo heroverde in het laatst van October het kasteel weder, hetwelk door den luitenant Hans van Brunswijk lafhartig overgegeven werd, zoodat de vijand zelf hem bespotte. De edelman Johan van Steenwijk weck in 1592 op het huis te Ruinen, waar hij, op last van Prins Manrits gevangen genomen werd. Bij de overgang der Heerlijkheid aan de landschap Drenthe werd het kasteel een jagtslot voor den Drost, later, 1795, werd er eigenaar van de Overste van Prehn, daarna de heer Richard Arnold Ludoffi Nobel , die het huis bij afbraak en de landen stuksgewijze verkocht. Meerdere bijzonderheden over dat oude kasteel zouden wij kunnen mededeelen als ons bestek dit gedoogde.

(5) Wij zullen hier nog eenige verpachtingen van den Heer van Ruinen, behalve de bovengenoemde, in 1653 en volgende jaren, vermelden, als;

a. De voorste meijer op Oldenhave f 425.— \'s jaarlijks huur.

b. De middelste meijer in 1664 en volgende jaren ƒ415— vrij geld, eenige ponden suijker, hoenders, 16 voer turf, 12 schapen onderhouden en nog eenige kleine bijpachten.

c. Het achterste erve huur ƒ 475.— en eenige kleine bijpachten.

d. Het erve „Het Zalt;?rquot; ƒ 200. —, eenige ponden suijker, gansen , hoenders en onderhoud van 25 schapen.

e. Het erve „op den Kampquot; f 200— endc noch eenige bijpachten \'s jaars.

f. Wulferinge erve f 200— en eenige kleine bijpachten.

g. Krousen erve f 150— en eenige kleine bijpachten.

h. Kinsinge erve voor de derde garve, een vet lam, 5 paar hoenders, 3 pond suijker, 50 eijeren en 8 voer droge turf.

-ocr page 13-

O

in het laagste en hoogste ressort, en was in de regering zijner heerlijkheid souverein of onbepaald gebieder. Hij werd in beide Seholt-ambten in burgerlijke zaken geadsisteerd door twaalf regters, Alten genoemd, in ieder Sclioltambt ten getalle van twaalf, die door de ingezetenen gekozen werden, benevens een lager bank aan welks hoofd de Scholte geplaatst was, en waarvan men in appel kon komen bij den Heer en twaalve. Ook is er in vroegere tijden in ieder kluft van Kuinerwold nog een kleinere regtspraak geweest, onder den naam van hcirtuiy. De invloed der At ten op die regtspraak had echter weinig te beteekenen , gelijk wij uit onderscheidene stukken ontwaard hebben , daar de heer van Ruinen meestal regt sprak op het advies van regtsgeleerden, gelijk ook uit onderscheidene hier achter gevoegde sententie\'s den lezer duidelijk zal blijken.

De heerlijkheid had van 1428 lot 1654 zijn eigen wetboek, bekend onder den naam van: Het landregt van Buddinge en llaeksicolde. Na laatstgenoemd jaar is daarvoor het Drentsche landregt in de plaats gekomen, en werd van de vonnissen door den Heer en twaalve in burgerlijke zaken geveld, revisie op den Drentschen elstoel toegelaten.

Voor het boete en lijfstraffelijke bleef echter de Heer nog altijd de hoogste regter. In ieder Sclioltambt was hiervoor eene gevangenis en geregt of executieplaats; in de gemeente Huinen op de grenzen der heerlijkheid aan de Markte van Pesse, thans nog de Galgenherg genoemd ; in Ruinerwold is het terrein nog bekend onder den naam van GalgenaJckers, insgelijks aan de grenzen der heerlijkheid gelegen.

Het regt van jagt en visscherij behoorde uitsluitend aan den Heer

-ocr page 14-

■10

en zeer streng werd dat regt gehandhaafd; zelfs nog toen de heerlijkheid door koop aan de landschap Drenthe was overgegaan , vaardigde de Drost, A. C. Grave van Heiden tot Laarwout, Eepresentee-rend Heer der hePrlijkheid, den 5 Augs. 1770 een order uit aan de karspellie.Ien van Kuinerwold , — dat een iegelijk van zijn honden tot de jacht behcaam , sonder cenig tijdverzuim nclt sal moeten ontdoen , en toen in het jaar 1774, eenige personen van de kant van Cocange met honden en ander jachtyereedschappen in de vrije heerlijkheid Ruinen zijn ingevallen beloofde de Drost eene premie van tien (jouden Ducaten aan ieder die deze stropers of hel hoofd en aanvoerder derzelve aan zijn Jloogcjehoren zoude bekend maken, kunnende zich daartoe aanmelden bij den gerichtsohrijvcr Mr. Erkensnijk te Euinen en verzekerd kon wezen dat zijn naam geheim zou blijven , terwijl men onbekende personen dadelijk in arrest zoude nemen. In belastingzaken had ieder der vier klufien \\an het Scholtambt Kuinerwold, als Oosteinde, Euwe Kluft, Kale Kluft en Haekswold zijn eigen beheer, als vier afzonderlijke staten. Aan het hoofd van iedere Kluft stonden twee volmagten , er was een boerboek en kist met papieren , de administratie der Kluft betreffende. De boer vergaderde in een boerhuis. De generale middelen werden door de volmagten gebnigt in handen van den schatbeur-der, die door de gezamenlijke Kluften benoemd werd.

Zeer weinig ingezetenen van Kuinen en Kuinerwold zijn met de vroegere heerlijkheid bekend; er is ook in beide gemeenten niets, dat hun daaraan herinnert en toch is het bestaan der heerlijkheid op metaal gegrift; in het dorp Kuinen op de kleine klok in den toren hangende staat; Ik hang in de Kerckloren van de heerlijkheid en Carspel Ruinen. Niet om de wet maar het Evangelium te bazuinen. Amsterdam Anno 1737 Me fesit Ciprianus Janz. Zoodat er niet op staat, wat het volksgerucht sedert onheugelijke jaren waant , als zoude er op te lezen zijn: Ik hen een held, ik moet hangen in het Havelter veld, veroorzaakt door dat men eens met die van Havelte van klokken zoude ruilen, echter door de drassigheid van het wegje tusschen Ansen en Rhee-bruggen , zoude ieder der partijen met haar eigen klok weer huiswaarts gekeerd zijn\', doch omdat eenmaal de ruil wettig had plaats gehad , grifte men op de Kuinerklok liet bovenstaande en op die van Havelte : Ik beu een hazuine , ik moet hangen te Ruine , \'t geen echter ook geheel onjuist is. Ook op de groote klok staat het vermelde rijmpje niet; daar staat op: Jezus f Maria f Johannes f Gerhardus de wou me fesit Anno domini M* CCCO XXIIII» De kelder in de pastorie te Kuinen is een der oudste overblijfselen van het klooster te Kuinen, terwijl

-ocr page 15-

11

de verwoeste praalgraven van de oude lieeren van Kuinen op liet vroegere koor , thans buiten de kerk, bij nader onderzoek veel voor de oudheidkunde zou opleveren en waarop meer te ontcijferen zou zijn , dan op den ouden traditioneelen lindeboom op den Brink bij de kerk staande , die meer dan een halve eeuw zijn status quo gehandhaafd heeft.

Onder de heeren die met de souvereiu\'teit over de heerlijkheid Kuinen bekleed zijn geweest, is ons van uit het geslaeht van Munster (ook wel Monster) het meest bekend. Een uit dit geslacht was tevens Drost van Drenthe, het was Koelof of Rudolph van Munster, die door zijne rooverijen en brandschattingen in Overijssel, Groningen en Drenthe zich berucht gemaakt heeft, en, om zijne heerlijkheid tegen Overijssel en Friesland te dekken, het vermaarde kas\'eel de Kinklorst te Meppel stichtte. Het was een Berend van Muns\'er die met zijne vrouw Johanna van Kuinen, aan de ingezetenen het bovenvermelde wetboek gaf, en de oude cosüumen in geschrift, deed brengen. Een Hendrik van Muns\'er, de oude, en zijn zoon Hendrik van Munster, de jongere of de 11e, die zich vermaard gemaakt hebben door hun verzet tegen Ridderschap en eigenerfden der landschap Drenthe, bewerende dat hunne vrije heerlijkheid geheel op zich zelven stond, en met Drenthe in gecnen deele iets te maken had , als zijnde niet op Drentsch grondgebied gelegen. Beiden hebben ook door daden getoond, do hervorming hoogst vijandig te zijn, en dezelve in hunne heerlijkheid zoo veel mogelijk tegen te werken. Ook was, vooral de eerstgenoemde, geheel Spaanschgezini in den oorlog onzer vaderen tegen Spanje, en was hij de bijzondere vriend van Alva en zijn beroemden veldheer Ver-dugo. Binnen de muren van het kasteel den Oldenhof heeft de beul der Nederlanders zijn nachtverblijf gehouden. Op het geslacht van Munster volgde de Bcrnsaw\'s waarvan Wilhelm van Bernsaw, ook genoemd Hendrik Munster Wilhelm van Bernsaw , tevens ook Drost van Drenthe is geweest, tot eindelijk met zijn overlijden het bestuur der heerlijkheid in dat van Hoensbroek overging, hetwelk de heerlijkheid met schulden bezwaarde waartoe de afwezigheid der eigenaars veel medegewerkt zal hebben , wat tengevolge had , dat de laatste Heer uit dat geslacht in 1700 de vrije heerlijkheid in koop overdroeg aan Coert Winkel en Jan Petrus Lefferis, beiden te Hoogevecn, en Jan van de Wetering, te de Wijk, van wie zij in 176S op de landschap Drenthe is overgegaan. De Drost van Drenthe was voor de landschap nu re-presenteerend Heer der heerlijkheid Kuinen en Kuinerwold tot 1795 , toen de eeuwenoude heerlijkheid, gelijk zoo vele andere grijze inrigtin-

-ocr page 16-

gon en staatsinstellingen voor don geest der revolutie moest wijken en alzoo ophield Ie bestaan.

Daar de heerlijkheid Euinen een keizerlijk leen was, gaven de schenkingen van Keizer Hendrik III in 1040 aan de St. Maarlens-kerk te Uireeht, aanleiding dat de tijdelijke Bisschop van Utrecht lot leenheer der heerlijkheid verheven werd. Berend van Munster, Knape was de laatste die in 1513 door den lijdelijken Bisschop van Utrecht beleend is. Hendrik van Munster I is door Keizer Karei V den 10 Junij 1545 te Vollenhove beleend, en daarin door Koning Klips II den 6 April 1556 bevestigd. Na het einde dor Bisschoppelijke llegering, onder de Eepubiiek der Vereenigde Nederlanden, zijn de Heeren van Kuineu door de Provincie Overijssel beleend, uit welk leenregister wij ecnige beleeningen zullen mededeelen.

Wij meenen alsnu vooreerst genoeg van de heerlijkheid medegedeeld te hebben, om den lezer van de verschillende stukken over de w-ater-kweslie eenigzins op de hoogte te brengen en zullen, in een later uit te geven werkje, eenc algemeene en uitvoerige geschiedenis der oude heerlijkheid geven, benevens van de meeste gemeenten van het westelijk Drenthe, tot nog too altijd door oudheidkundigen en geschiedschrijvers te veel veronachtzaamd , waartoe wij den wensch uiten , dat bezitters van oude stukken, zoowel als openbare archieven ons daarbij ten dienste zullen staan, schoon een onderzoek van twee jaar de ervaring heeft opgeleverd, dat de klagt, die Winsemius in zijne Chronijk van Vriesland uitte, als hij zegt; Niettemin haideu wij veel meer Imlpe verwacht, gesierekt sijniïe met voorschrijvinge en de Irieven van Credenlie der E. E. Motj. II. Gedeputeerde Staten van Vriesland in dato den 28 April 1618. Ban de ijdele ledomtnernissen en het gemeene onirou neffens ons Vaderlant, heefl vele saekeu te rugijhe gehouden, almo dal vele omoillighe menscheu liever hellen willen hare stucken den verganc-kelheid laten toekomen, dan de selve laten gelruicken tot Eerc van hare geloorteplaatse, en de overlange verstorven voorouderen ook nog de onze kau zijn. Wij brengen, oven als hij in zijne voorrede hulde bragt aan Gedeputeerde Staten van Vriesland, lof en dank aan de meer dan vrijgevige hulp en toegenegenheid in ons onderzoek, aan den HoogEd. Gestrengen Heer, den Commissaris des Konings in deze Provincie, en aan het Ed. Gr. Achtbaar Collegie van Gedeputeerde Staten iu dit gewest, alsmede aan den heer Archivarius der Provincie, en hopen dat hun voorbeeld bij gemeente-, arm- en kerkbesturen, alsmede bij particulieren navolging moge vinden.

-ocr page 17-

1.3

1. Contract tussclien eenige ingezetenen fier Kale buurschap over 1594 waterafvoer beneden Klaas Jans Ililberts land.

2. Copije van een sententie van den lieer van Euinen, tusscliende 1598 coster- en westergeerfdens van Klaas Jans Hilbertsland , houdende hand- 31 Dec. having van bovenvermeld Contract bij No. 1 vermeld.

3. Attestatie over de doorsteking van Kis. J. Hilbcrts walle. 8 Maart.

1607

4. Adres aan den Heer van Iluinen, over de verhooging van Wolter 1620 Roelofs stege.

5. Sententie over de waterkwestie (bijna onleesbaar en versleten.) 1631

6. Copie van de willekeur dat er stouwen rondom \'t Wolt zullen 1641 gelegd worden. 26 April.

7. Extract uit het ordelboek van het gerichte van Ruinerwolt, in- 1645 houdende eene sententie van den Heer van Kuinen tusschen de ooster- 29 April, en westergeerfdens van Klaas Jans Hilbertsland.

8. Sen\'entie over het doorsteken van Wolter Roelofs walle. 1645

9. Sententie over het doorsteken van Jan Klaas walle. 1645

10. Copie-Actum op het gehoudene landrecht op \'t Wolt voor die 1651 WelEdele en Gestrenge heer Hendrik Munster Wilhelm van Bemsaw. 17 Junij.

11. Sententie van den heer van Ruinen. 1651

17 Julij.

12. Copie van eene Sententie over het onderhoud van de sloot 1661 langs Meeuwes Jans walle. 21 Mei

13. Copia Copiae van eene sententic van den heer van Ruinen, 1664 waarbij de sententie van 1651 op nieuw bekrachtigd, en het onder- 12 Oct. houd van schouw geregeld wordt, met bepaling dat iedere partij van

het schutje een sleutel zal hebben.

14. Request van de Kale buurschap aan den heer van Ruinen, 1683 inhoudende , dat die van Oosteinde en Ruwe buurschap een adres aan ^

Zijne Excell. gezonden hadden , en daarin eene impertinente en opgeraapte. vuile acüe opgeworpen hadden , uitgevonden om de ordres tot schouwing der wegen en stouwen , die tot groot ongerijf der reisende

luiden, ongemaakt blijven liggen , buiten effect te doen blijven enz.

Dat de Oostersche geerfdens haar water sedert ondenkelijke jaren door de leisloot aflopende, hebben gelost ten Oosten Jan Vaersmaat in het Havelter diep, zich beroepende op de Sententie van 1651, waarbij wel de opruiminge van de leijding en walle op KI. J, Hilbcrts land is bevolen, maar geensints heb Stuckien leisloot, waarover questie is, alsmede dat de willekeur van 1641 in haar voordeel moet verklaard worden,

15. Rekening voor besoignes in de Waterkwestie op Ruinerwold van 1692 den advocaat Bernhard Kiers voor de Kale buurschap. 10 Julij,

-ocr page 18-

-14

1692 16. Request van de resp. eigengcerfilen van Oostcr en Westergeerf-

18 Julij. \'lens van Klaas Jans Hilberts land, zich beroepeiule op de Sententie van

1631 tegen de lluwe buurschap en Oostcinde.

1692 17. Attestatie van de Scholte cn twee getuigen, dat zij eenigepev-23 Julij. aonen gehoord hebben over de doorsteking van Peter Jocherns wallen.

1692 IS. Vo.\'maeht van de Westersche geerfdens van Peter Jocherns tot

5 Aug. Jacob Willems , aan Warner Koeiofs, Claas Coops , Claas Willcras ,

Eoelof Karsies , Peter Arents, Eoelof Peters Boverhof, Coop Karsies, en Jan Geerts, om in rechten op te treden tegen Jan Jans Smit, Otle Jan Arents, en hare adhaïrenten , wegens het doorsteken der stouwe of walle op Peter Jocherns land , met volkome schadeloosstelling in alle deelen (opgemaakt voor don Scholte //. W. Olffen.)

1692 19. Sententie van de vrouw Gravinne van Euiuen.

6 Aug.

1692 20. Citatie van Peter Joehems, Jacob Willems c. s. door wiens

23 Auquot;. land de leiding gaat, aan Jan Smit, Otte Jan Arents e. s. op een te

houden rocht op den 27 Aug. 1692 haar recht van stouwinge ie bewijzen , met uitnoodiging aan de gedaagden om de gealligeerde willekeur van iel! te vertoonen.

1692 21. Kochtbrief in zake Claas Coops e. s. aanlcggers en Jan Smit 27 Aug. cons, als verweerders, over het recht van stouwing van eerstgenoemden.

(hierin onderscheidene akten aangehaald, geteekend door de Advocaten Bernh. Kiers en ü. Oosiing.)

1692 22. Verdediging of Contrapositien van Jan Smit c. e. en die van 27 Aug. \'t Oosteinde en Ruwe buurschap tegen Peter Jocherns c. s. of Wes-tersehen met getuigenverhoor. (40 blz.)

1692 23. Request van Jan Arents , Jan S nit 0. s. , klagende over de 17 Sept. verhooginge van Poter Joehems Walle , dat daardoor niet alleen haar groenlanden , maar ook haar bouwlanden onder water loopen, uithoofde hare ordinaire waterleiding door de overstroomende vloed niet meer bruikbaar is ; dat om een glimp aan deze verhooging te geven , men beweert dat dit noodig is voor het private gebruik van Peter Jocherns, om met de wagen te mennen en vee te drijven enz.

1092 24. Request der Westerschen als Peter Joehems en c. s. over het

19 Sept. doors\'eken der walle enz.

1692 25. Insinuatie van C\'aas Coops e. s. aan Jan Arents en Jan Smit

24 Sept. e» o. s. dat zij bij haar replijc in possessorio summarissimo zich zul

len bedienen van ücee sententien van den loffelijken ets oei der landschap Drenthe enz. ten einde zij daarop behoorlijk konden repliceeren.

1692 26. Verklaring van Hendrik Gortemaker voor den Scholte H. W. 26 Sept. Olffen en twee erl\'buren, Bartelt Gosems en Hilbert Klaas Brouwer, op Citatie van Claas Coops, dat hij Peter Joehems wal in daghuur gemaakt heeft, eehtcr do ga\'en niet zoo hoog heeft opgehaald als het andere ; hij heeft alleen voor Peter Joehems de gaten gemaakt.

-ocr page 19-

■15

27. Antwoord of insinuatie van Claas Coops c. 9. aan Jan Smit 1G92 c. s. op haar den 17 Sept. 1692 ingediend request aan den heer van 3 Oct. Ruinen , over de verhooginge van Peter Jochems stouwe.

28. Request van Claas Coops c. s. aan den heer van Ruinen, ver- 1692 zoekende P. Jochems wal te mogen verlioogen enz. 5 Oct.

29. Rocht, ingesteld door Jan Smit, Jan Arents c. s. tegen Claas 1693 Coops en cons, over Peter Jochems stouwe (getuigenverhoor.) 21 Feb.

30. Klachte van Claas Coops, Peter Jochems en cons, aan den 1693 heer van Ruinen, dat nadat Peter Jochems wal weder eenigsints was 14 Oct. gerepareerd. Jan Smit, Otte Jan Arents en haere adharentea zich hebben onderstacn bij nacht slapende tijd, niet alleen de gerepareerde

gaten; maar zelfs de vaste Stouwe op verscheidene plaatsen , dezelve zoodanig te ruineeren , dat dezelve ten eenemaal onbekwaam is enz.

31. Request van Claas Coops c. 9. zich beklagende, dat Jan Smit, 1693 Otte Jans Arents c. s. verplicht waren binnen zes weken antwoord te 25 Oct. geven , maar een geheel jaar hebben gesuimd enz.

32. Copie van de Commissoriale acte in zake tusschen de Rouwe en 1693 Kale buurschap, opgedragen aan de Scholten van Ruinen en Ruiner- 25 Oct. wold, den advocaat C. van Alten, Rutger de Graaf en Frens Luitgers,

om de questieuse stouwe op nieuw in oogenschouw te nemen , en te trachten de partijen in der minne te vereenigen, dat niet geschied is.

(Deze bezigtiging heeft den 4 Nov. 1693 plaats gehad. Van de Kale buurschap waren daarbij tegenwoordig Claas Coops en Warner Roelofs,

van de Ruwe Kluft en het Oosteindc Jan Jans Smid en Jan Cleis )

33a. Copie van het advies der Commissie door den heer van Ruinen 1693 benoemd, om de questieuse stouw en waterleiding in oogenschouw te ne- 4 Nov. men , bestaande uit de beide Scholten van Ruinen en Ruinerwold , R.

de Graaf, Frens Luitjes en den advocaat C. van Alten.

335. Copie van de Sententie van de Vrouw van Ruinen op het ad- 1693 vies der Commissie (15 Sept. 1694 is dit vonnis gegeven.) 4 Nov.

34. Antwoord van die van de Rouwe buurschap tegen die van de 1693 Kale buurschap over Peter Jochems wal en leiding (wegens gerequi- 5 Dec. reerden geteekend S. van Selbach , J. U. D. en Johan Winters Adv.

in 1694 gecoll. door C. van Alten , bedragende 40 bladzijden.)

35. Contraposition overgegeven door Claas Coops c. s. tegen Jan 1693 Arents c. s. aan het gerichte van Ruinerwolt, op het rocht door de laat- 24 Dcc. sten ingesteld over de verhooging van Peter Jochems walle enz.

36. Attestatie van den pander Jan Klaes (in absentie van den Scholte) 1695 en twee getuigen, dat in P. Jochems wal twee gaten waren, een van 27 Sept. 8 en een van 2 treden.

87. Klagte van Peter Jochems over het doorsteken der walle. 1695

zonder dat.

38. Verklaringe voor den Scholte van Harm Jacobs, dat hij Peter 1695 Jochems stouw niet doorgestoken heeft ; desgelijks verklaren Pouwei 1 Oct.

-ocr page 20-

16

Jans ; de zoon van Jan Olten , en Snoek Jans uit de Ruwe buurschap. Pouwel Jans zegt : dat zoo iemand dal gezien heejt, hij dit maar moet bewijzen.

1696 39. Request van de Kale buurschap, dat tegen de sententie vange-17 Jan. committeerden van den 4 Nov. 1693 , geapprobeerd door den heer van Ruinen den 15 Sept. 1694 . de ingezetenen van Oosteinde en Ruwe Kluft de Peter Jochems Stouwe evenwel doorsteken hij nacht slapende tijd en wanneer daarna gedraagt wordt zij den ignorant spelen en spotten ; Apostille van den lieer van Ruinen daarnevens.

1696 40. Request van Peter Jochems c. s. over het doorgraven der 17 Jan. walle. Antwoord van den heer van Ruinen met verzoek de namen der schuldigen over ie schrijven (geteekend te Keulen.)

1696 41. Verzoek van de Kale Buurschap, dat de binnenleiding ten min-

23 Julij. sten eenmaal des jaars moge geschouwd worden. Het verzoek wordt

toegestaan , en de gerichtschrijver Bomhard Kiers , neffens den Scholie van Ruinerwold en gesworens gelast om den volgenden Zondag in den Bleekhof hiervan bekendmaking te doen , voort na de eerste Predikatie. (get. Frans, graaf van Schellard.)

1721 42. Request van Geert Klaas aan W. A. van Hoensbroek, Heer 27 Junij. van Ruinen, dat zes personen uit de Rouwe boerschap , acht gaten in zijn stege (Peter Jochems wal) gegraven hebben. Hierop beschikt , dal partij hierop ten spoedigsten zou berichten, op poene van 100 goudguldens (get. op het Slot Hagen bij Gelder.)

1739 43. Verklaring van den Scholte Mathias Henricus Olffen, dat hij op 14 Maart, verzoek van de Kale buurschap de Zijlen heeft bezigtigd van Geert Klaas wed. land tot Roelof Jans Reramelts land, en zijne bevinding hiervan met zijne twee getuigen Hendrik Wolters en Hermen Jans.

44. Verklaring van den Scholte M. H. Olffen en zijne twee Koer-

24 Maart, noten, dat hij op het verzoek van de Rouwe buurschap en Oosteinde

den wal van Geert Klaas wed. besigtigd heeft enz.

1739 45. Besigtiging van den Scholte met Jan Roelofs en Albert Wil-6 April. lem3 van Hendrik Pieters wal, {Peter Jochems wal) dat zij daarin bevonden een gat van 85 voeten lang, en een van 25 voeten waar de aarde en bossen in de sloot geworpen was enz. , dat zij de leiding met eene rije gemeten hebben, die boven K. J. Hilberts land wijd was 3 voet en beneden 7 voet.

1739 46. Attestatie van Jan Klaes, Pieter Hendriks en Warner Roelofs, 6 April, dat zij op den 4 Maart 1739 een gat in Peter Jochems wal hebben bevonden, en zij oostwaarts op de stouw van Jan Snoek eenige men-schen hebben hooren praten , en daar hebben bevonden Jacob Jacobs, Wolter Koops, Willem Hilberts Steenbergen, Jan Bartels en den knecht van Jan Jans, edoch meerderen heiben gesien , maar door de duisternis onkenbaar waren, en dat die personen mot eenig geweer en gereedschap voorsien waren,

1739 47. Attestatie van Koert Seeijnen en Jan Egberts, dat zij op het 0 April, aanzeggen van huis tot huis tusschen 7 en 8 ure \'s avonds naar P.

Jochems wal zijn gegaan, op het gerucht dat de Oosteindigers dien wal

-ocr page 21-

17

wilden doorsteken, daarin een gat bevonden hebben en op Jan Jans land bevonden hebben elf man , die gespot hebben met den wal en hunne personen en bekend hebben den wal bij zonne te hebben doorge-stoken. Zijnde allen met gereedschap voorzien, als; Jacob Jacobs met een pohtok , Seine Jacobs, Warner Klaas en Jan Harms Knecht met een yreepe, Jan Alberts Pot met een sloothaken Willem Hilberts met een vorke , Jan Jans Knecht en Wolter Koops mei gereedschap, Jan Pouwels met een vorke. Jonge Jan Bartels met een peeke en Harm Hendriks met een stok.

48. Attestatie van Pieter Henders, dat op den 4 Maart een gat 1739 in Peter Jochems wal gestoken is en hij daar ontdekt heeft de kneeh- q April, ten van Jan Harms Hopman en Jan Jans van \'t Oosteinde en meerderen die door de duisternis voor hem onkenbaar waren.

49. Bequest van de Cale boerschap aan Kudolph Otto van der 1739 Clooster van ftheebruggen, verwalter Heer van Euinen en Ruinerwold, 10 April, inhoudende, dat Jacob Jacobs, Seine Jacobs, quot;Warner Claas, de 1 knecht van Jan Harms Hopman, Jan Alberts Pol, Willem Hilberts,

de knecht van Jan Jans, Wolder Coops, Jan Pouwels en Jonge Jan Bartels, zich niet ontzien hebben op den 4 Maart 1839, tusschen 7 en 8 ure, den wal door te steken, enz.

50. Verklaringc van den Scholte M. H. (Men en twee koernoten , 1739 Jan Kornelijs en Jan Roelofs, over de hoogte, en de reparatie van 27 April. Peter Jochems walle.

51. Verklaringe van den Scholte en Jan Cornelijs en Jan Roelofs, 1739 over het inloopen der zijlen in de Rouwe buurschap enz. 27 April.

52. Attestatie van Peter Henders, dat op Maandag morgen den 1739 27 April 1739, Bartelt Jans, Pouwel Hendriks, Wijcher Bartels, 27 April. Pouwel Egberts, Jan Snocksknegt, Jan Coops en Karst Jans, op verscheidene plaatsen doorgestoken hebben den wal van Geert Klaas wed#

en Peter Jochems wal en dezelve personen hem nog hebben uitgedaagdt

53. Request van het Oosteinde en Ruwe buurschap, verzoekende 1739 aan R. O. van den Clooster om te verbieden, dat die van de Kale 19 April, buurschap Pieter Jochems walle verhoogen, als waardoor hare landerijen onder water gezet worden (quo facto voor Contra Rem, getee-

kend J. Kijmmel.)

54. Request van de Kale boerschap aan R. O. v. d. Clooster tot 1739 Rheebruggen , over het doorsteken der Peter Jochems walle , zich be- 29 April, roepende op de sententie van 1631 , als dat de Oosterschen geen de

minste recht op de binnenleiding hebben.

55. Insinuatie van den Scholte, uit last van Ooateinde en Ruwe 1739 buurschap, aan die van de Kale buurschap, copie eischende van alle 5 Mei. stukken en bescheiden, als in den jare 1721 wegens Peter Jochems

stouw en quot;Geert Klaas stege aan den Marquis W. A. van Hoensbroek door laatstgenoemden is gepresenteerd.

56. Insinuatie van die van het Oosteinde, aan die van de Kale 1739 buurschap, dat zij door het jongste appointement op hun request zich 8 Mei.

2

-ocr page 22-

-18

ten hoogste bezwaard gevoelen , en appelleeren aan liet eerstkorastige landrecht of lollink welke zijn Exc. de Marquis van Hoensbroek op Buinerwold zal houden. Dit appel is door den Scholte beteekend aan de huisvrouwe van Kornelis Karsten, Karst Roelofs, Klaas Koops, Hendrik Klaas Kleis, Warner Roelofs en Hendrik Peters en dezelve hebben daaruit copie versogt.

1739 57. Besigtiginge van den Scholte Matthias Henricus Olffen en twee

8 Mei. koernoten van Euinen , Lucas Egberts en Geert Koerts Brouwer, over Peter Jocheras wal, de stouw en zijlen en den geheeleu waterstand aan de noordzijde der gemeente.

1739 88. Volmacht van de Kale buurschap aan Hendrik Peters, Claas

12 Mei. Coops, Karst Eoelofs, Hendrik Klaas Kleis en Jacob Jacobs, bene

vens de advocaten A. H. Toppljnga en H. Galama, om waar te nemen a! zulke zaken als reeds lispendent is tusschen Constituanten en die van Oosteinde en de Kuwe boerschap , wegens vergraven van eene Peter Jochems walle enz.

1739 59. Protest van 12 ingezetenen, welke legoederl zijn op \'t Oost-

13 Mei einde en Ruwe buurschap, dat zij niet willen hare aanpart betalen in

de kosten over het pleiten van Peter Jochenis stouwe, als zijnde een temeraire en geheele onregle actie.

(Dit Protest is door den Scholte aan de volmagten van de Kuwe Kluft en Oosteinde geïnsinueerd; \'t zijn echter allen personen die in de Kale buurschap woonachtig waren, doch in de andere kluft landerijen bezaten.)

1739 60. Bequest van Oosteinde en Euwe boerschap aan K, O. v. d.

20 Mei. Clooster, inhoudende dat bij het aanstaande rocht op Euiaenvold geen

bekwame koernoten zijn te verkrijgen, als zijnde de meeste ingezetenen zelf geïnteresseerd bij de zaeke, en ook sommigen al te na besipt. Dit verzoek wordt toegestaan en de Scholte daartoe geauthoriseerd.

1739 61. Volmacht van die van het Oosteinde en Euwe buurschap aan

21 Mei. Wolier Koops, Jan Smit, Willem Steenbergen en Jacob Jacobs, be

nevens de Hr. Schults en advocaat A. Dannenberg en de advocaat J. Kijmmell, om voor hen waar te nemen zodaenige zake ah reeds in cas van appel is hangende tusschen de Constituanten en de Kale buurschap over eene wal op Peter Jochems land, door de Kale buurschap verhoogd enz.

1739 62. Socht ingesteld door het Oosteinde en de Buwe buurschap over

13 Junij. p, Jochems walle en waterleiding tegen de Kale buurschap; als koernoten waren daarbij tegenwoordig Boelof Jans op Buinerwold en Geert Soetijs tot Buinen. (35 blz.)

63. Insinuatie van getuigen door de Kale buurschap (35 bladzijden) aan die van Oosteinde en Euwe buurschap, voor het op den 1 Augustus ten huize van den Scholte Mathias Henricus Olffen bij klimmende zonne te houden conirarocht om daar so in exceptivis als ten principale afteweren, zoodanige belegde kondschappen aangaande de waterleiding op Ruintrwold, waarover die van Oosteinde en de Kale buurschap scheel\' agtig zijn.

-ocr page 23-

19

et. Request van de Kale buurschap aan R. O. van den Clooster, 1739 venvalter Heer van Euinen en IluinerwoM, verzoekende dat op het 27 Julij. aanstaande conlra-rocht geene koenioten uit Kuinerwold mogen genomen worden, als zijnde allen grondeigenaren, verwant of gein\'eresseerd bij dn saeke. De Scholte wordt geauthoriseerd dezelven uit de markte van Ruinen te mogen nemen.

65. Contra-roclit, ingesteld door Claas Coop c. s. voor de Kale 1739 boerschap tegen die van Oosteinde en de E. buurschap (opgemaakt I Aug. door de advocaten A. H. Toppinga en H. Galama) over Peter Joehems

wal en leijdinge (40 blz.)

66. Citatie van appel door die van Oosteinde en Ruwe buurschap 1739 aan de Kale buurschap over Peter Joehems wal , op de lottink die den 20 Aug. 28 Augustus 1739 ten huize van den Scholle Olffen staat gehouden te worden.

67. Actum op het landrecht gehouden tot Ruinerwold over de wa- 1739 terkwestie in de gemeente , met verwijzing naar den loffelijken etstoel 26 Auquot;, der landschap Drenthe.

63. Attestatie of bcsigtiging der Peter Joehems Stouwe, waarin 1739 weder twee gaten door kwaadaardige menschen gegraven icaren. 10 Oct.

69. Request van de Kale buurschap aan R. O. Baron van den 1739 Clooster, over het doorsteken der walle door die van \'t Oosteinde en 16 Oct. Ruwe buurschap, niettegenstaande apostille van zijn Hooggeb. dal zij

zich zullen onthouden van alle turhe of feitlijkhedeti hangende de procedure , op eene poene van honderl goltguldens en reparatie der verbro-ketie walle. Dal zij ook het waler weer door hare zijlen naar binnen laten loopen om de landen in de Kale buurschap des te meer onder water te doen loopen, gelijk zij zich zelfs laten verluiden. Den Scholte wordt gelast een streng onderzoek te doen , ten einde de schuldigea op te sporen , opdat zij na bevinding van saken gestraft kunnen worden.

70. Verslag van de informatiën door den Scholte op last van den 1739 heer v. d. C\'ooster, genomen over het doorsteken der walle aan de 25 Oct. huizen der vermoedelijke daders, doch zonder gevolg.

71. Attestatie van den Scholte en twee koernoten , Albert Willems 1740 en Jan Roelofs, op verzoek van de Kale buurschap over de zijlen en 29 Maart, stouwen.

72. Insinuatie van appel van eene uilsprake van gecommitteerden 1740 aan den Drost en 24 etten op den eerstknmstige lottink tot Assen (Zij 23 Junij. zijn geraden dit salvo honore te doen.)

73. Appel van de Kale buurschap tegen eene uitspraak van den 1740 15 Junij 1740. 23

74. Insinuatie van eene uitsprako , door den Scholle Olffen, aan 1740 de Kale buurschap op last van den advocaat Kijmmell, om 12 of 1 23 Junij. ure , en \'s namiddags om 6 ure, uit last van de Kale buurschap, aan Oosteinde en R. Buurschap.

-ocr page 24-

2gt;(J

1740 75. Attestatie van Egbert Klaas en Jacob Klaas, dat op 23 Junij

29 Junij. op order van de jonge Scholte door Oosteinde en K. B. , de Kale B.

van huis tot Imis is aangezegd om te komen ten huize van Cornelis Cars?en en dat zij aangezegd hebben zoo als de geswooren altijd gewoon zijn.

1740 76. Actum op den loltink, gehouden te Assen, waarbij de uit-28 Junij. sprake van den 24 Nov. 1739, door Drost en 24 etten geconfirmeerd wordt (get.) L. Beeldsnijder.)

1740 77. Attestatie van Jan Koops en Jan Eoelofs over het recht van 16 Junij. verhooging der wallen.

1740 78. Insinuatie aan de volmagten van de Ruwe buurschap over de

30 Junij. kosten der procedure over Peter Jochems walle. (get. IT. W. Olllen,

schuit e.)

1752 79 Attes\'atie van Herm Jans, over het onderhoud van Meeuwes 16 Sept. jans ^alle. (get. H. W. Oltfen, schulte.)

1752 80. Verklaringe van Koelof Jacobs over het gezamenlijk onderhoud 16 Sept. jgj. Meeuwes Jans wal, door Meeuwes Jans en de Kluft Oos!einde.

1752 81. Attestatie van Remmelt Jans over het accoord tusschen Meeu-

20 Sept. wes jans en dg ^luft Oosteinde, over de walle op eerstgenoemdens land.

1752 82. Attestatie voor den Scholte van Meppel, door Hendrik Jans

21 Sept. Meppel en Luclüen Jans, huisvrouw van Koelof Geerts van den

Tweel, over oneenigheden over Meeuwes Jans walle tusschen de laatste en de Kluft Oosteinde.

1752 83. Attestatie over Meeuwes Jans Walle, door Jan Koelofs en

21 Sept. Koelof Jans, voor den Scholte H. W. Olften.

1752 84. Attestatie van Willem Jans Groenewolt, over Meeuwes Jans

22 Sept. walle.

1752 85. Request van de gcsamelijke Kluft Oosteinde, aan de Graaf 26 Sept. van Limburg Stierum, over de sloot tegenover Meeuwes Jans walle, en de marginale beschikking daarop.

Nu volgen eenige onvolledige, zonder jaar of datum, benevens enkele niet regtstreeks op de zaak betrekking hebbende stukken.

; . . ; . 86. Memorie in saeken van de Kaele buurschap contra die van het Oosteinde , over het appel van een apointement van den heer v. d. Clooster van Rhebruggen, waarin aangehaalt worden de sententies van 1651, 1664, 1692 , 1698, 1696 , 1721. 1739 en de willekeur van 1641, waarin men tracht te beweren, dat de Peter Jochems wal in 1651 er al was gelegen, (vier blz. zonder jaar en datum, onvolledig.)

-ocr page 25-

-2i

87 Copie van eene sententie van Margaretha Geertruid Maria van Bernsaw, Vrouwe Gravinne van Euinen, over P. Jochems wal en leiding (onvolledig.)

88. Repliek voor de Kale buursehap tegen Oosteinde c. s. getee-kend door H. Galama (onvolledig.)

89. Kaartje van liet terrein der waterkwestie; boven staat: Sant stouw, Peter Jochems wal, bij Peter Jochems hek, bij Jan Arents hutte, achter de ackers. Aan den beneden kant staat: 18 landen hebben haar leiding tot aan Claas Jans Hilberts landt en de rest hebben 7 voeten. Denkelijk opgemaakt in liet midden der 17 eeuw, omdat er op staat aan de buitenzijde Claas Coops en cons.

90. Attestatie , geschreven met de hand van den Scholte M. li-Olffen , over de besigtiging der vergraven Pet. Joch. wal (onvolledig.)

91. Attestatie van Roelof Jans over het vergraven van P. Jochems walle , (zonder jaar of datum.)

92. Verklaring van alle ingezetenen onder de binnenleiding, dat die leiduig altijd zijn bijzonder regt heeft gehad om bijzonder schouwen van die schalt en bij son dere geswoorens soo dat deze binnenleiding nooit of nimmermeer is gestelt geweest onder die ordinaire carspels schouw van yl en leisloot en dat deze binnenleidinge bestaat in omtrent «10 op en neergaande landen groot en klein, zooals ze gelegen zijn en het schuttijn op Klaas Jans Uilbertsland omtrent in het midden (zonder jaar of datum.)

93. Libel aan zijn Exc. den Heer Graaf van Schellard, Here toe Ruinen in den naem en wegens Peter Jochems, Jacob Wiliems en hare adherenten tegen Jan Smit e. s. bestaande uit 45 artikels zoover het strekt, (onvolledig en zonder jaar of datum.)

94. Conclusio voor de Kacle buurschap, het recht van afdamming op rechtsgeleerde gronden verdedigende, met citation (onvol-ledig.)

95. Argumenten door beide partijen aangevuerd , met citaten uit het Romeinsche recht (zonder jaar of datum.)

96. Fragment uit een rochtbricf of getuigenverhoor. . . . . ,

97. Attestatie van den Scholte M. II. Olffen, Koop Geerts en 1129 Jan Roelofs, over de verhooginge van P. Jochems walle (onvolledig.) ^ April.

98. Rechtsgeleerde betoogen over de waterkwestic op Ruinerwold, .....

meest in het Latijn (onvolledig.)

99. Eenige losse aanteekeningen over de waterkwestie door een .....

advocaat gesteld.

100. Memorie over de waterkwestie waarin gezegd wordt: quot;dat de •■•••• nieuw gelegde Smilder vaert is verlegt, tegen Albert Hendriks lanl, liggende invoegen dat die nu inschiet op de landen van Claes Coops en

Albert Hendriks, liggende tusschen Peter Jochems en Klaas Jans Hilberts landenquot;

1692 6 Aug.

1739 28 April.

-ocr page 26-

23

101. Request van het carspel Euinerwold aan Roelof van Echten tot Echten, benevens de andere carspeh en particuliere r/einteresseerden, over de nieuwe doorgraving {het Malleijai) ten noorden van Meppel.

102. Actum van het landrecht op Ruinerwold tusschen Arcnt Hoekman van Dijkhuizen en Jan Jans, over waterlossing etc.

103. Willekeur over de verwijding der Wold-Aa.

104. Willekeur over de stouwen en zijlen, geteekend door de carpels volmachten en den Scholte C. Kniphorst.

105. Benoeming van volmachten door de ingezetenen van Ruinerwold voor de schouwing van wegen , waterlossingen en s\'ouwen op een salaris van vijftien gulden \'sjaars, uit hoofde met verloop van het jaar 1802 het plaatselijk bestuur is bedankt.

106. Lijst van quaad bevonden panden in waterlossingen enz.

107. (1) Adres van 118 grondeigenaren der gemeente Ruinerwold, aan het bestuur dier gemeente om verbetering van waterlossing (als bijlage van No 108 opgezonden aan Ged. Staten van Drenthe.)

108. (2) Adres van 12 grondeigenaren aan H.H. Gedeputeerde Staten van Dremhe, verzoekende de oprichting van een Waterschap.

109. Procesverbaal van de verklaringen der grondeigenaren voor Burgemeester en Wethouders van Ruinerwold, over liet opterichten Waterschap.

110. Voordragt van Gedeputeerde Staten tot het oprichten van een Wa\'ersehap in de gemeente Ruinerwold aan de Prov. Staten.

111. Verslag van de Commissie van Rapporteurs op de voordracht van Ged. S aten van den 7 Junij 1865.

112. Missive van Ged. Staten aan de Staten, houdende voorstel tot het oprichten van een Waterschap in de gemeente RuinerwoH.

113. Verslag van de Commissie van Rapporteurs op dc voordragt van Ged. Staten van den 2 Nov. 1865.

114. Nota van den Heer Mr. L. Oldenhuis Gratama.

115. Voordragt van Gedeputeerde Staten , betreffende het Waterschap Ruinerwold.

(1) Medegedeeld in de Brochure P. A. Derks; Meppel bij H. J. Gelderman 1870 , Mz. 4. 5 en 6.

(2) lüsgelijks in dc Brochure P. A. Dcrks blz. 7 medegedeeld.

1711

19 Jan.

1771 12 Oct.

1772

6 April.

1775 24 April.

1803 24 Jan.

1807 5 Junij.

1863 10 Febr.

1863 26 Febr,

1863 20 April.

1865 7 Junij.

1865 11 Julij.

1865 2 Nov.

1865 9 Nov.

1865 9 Nov.

1866 2 Julij.

-ocr page 27-

23

116. Verslag van de Commissie van Eapporteura op de voordragt 1864 van G. S. van den 2 Julij 1866. 5 Julij.

117. Missive aan de Stalen van Gedeputeerde Staten van 10 Oc- 1866 tober 1866, No. 4. 10 Oct.

118. Kapport der gecommitteerden, de H.H. Sluis en Alingh, over 1860 het Waterschap lluinemold, nadat zij het terrein in oogenschouw had- 4 Sept. den genomen.

119. Verslag van de Commissie van Rapporteurs over de zaak van 1865 het Waterschap Eninenvold. 8 Nov.

120. Missive van Ged. Staten aan de Staten over het Waterschap 1867 Euinerwold. 30 April.

121. Eapport van den Hoofdingenieur van den Waterstaat over het 1867 Waterschap Euinerwold. 14 Maart.

122. Eapport van den Hoofdingenieur van den Waterstaat over het 1867 Waterschap Euinerwold. 6 April.

123. Verslag der Commissie van Eapporteurs over liet opterigten 1867 Waterschap te Euinerwold.

124. Adres van eenige grondeigenaren aan Z. E. den Minister van 1868 Binnenlandsche Zaken , legen het vas\'gestelde Waterschap. 2 Jan.

125. Missive van Gedeputeerde S\'aten aan de Staten over het Wa- 1868 lerschap Euinerwold. 1 Julij.

125a. Inventaris der stukken door het voorloopig bes\'uur van het 1868

Waterschap, overgeleverd aan het definitief bestuur. 20 Nov.

126. Publicatie van het bestuur van het Waterschap, den ingelanden 1870 bevelende om tegen den I December 1870 hunne panden in den 15 Oct. Noorderdwarsstouw in goeden schouwbareu staat te brengen.

127. Hel Waterschap Euinerwold, verdedigd en toegelicht door P. 1871 A. Derks, bij H. J. Gelderman te Meppel (36 bladzijden.) 20 Julij.

128. Missive van H.H. Ged. S\'aten, aan de Prov. Staten van 1871 Drenthe over het Waterschap Euinerwold. 24 Oct.

129. Open brief van J. E. ten Oever aan de Provinciale Staten 1871 van Drenthe , ter wederlegging der brochure van P. A. Derks.

130. Plan of zakelijke beschrijving der werken, aan te leggen door 1873 het Waterschap, ter bekoming der wet van onteigening ten algemeenen 27 Sept. nutte.

-ocr page 28-

24

1874 131. Adres aan de Tweede Kamer vau eenige tegenstanders, in-Januarij. gelanden, verzoekende opheffing van liet Waterschap.

1874 132. Adres aan de Tweede Kamer der Staten Generaal, door P. A. Derks en vijf andere grondeigenaren.

1875 133, quot;Wet tot onteigening van eigendommen ten behoeve van den 4 April, aanleg en de verbetering van waterleidingen , stuwdijken en bruggen

in het Watersehap Ruinerwold (Staatsblad No. 34.)

1875 134. Koninklijk besluit tot aanwijzing der pereeelen, welke inge-21 Aug. Yolge de wet van den 4 April onteigend moeten worden enz. (Stbl.

No. 38) om de gronden in gemeld waterschap tegen overstrooming te beveiligen.

-ocr page 29-

25

No. 1. Anno 1641 den 26 April hebben mij ondergesclirevcn, als Copia. van ds ingezetenen bij boerrergadcringe verkozen uit het geheele ear-spel van \'tWolt tot gecommitteerden, met name Warner Hoelofs, Jan Lefferts, Wolier Vrens , Jan Jans, Peter Stellink , Peter Klaas, Wolter Eoelofs, Jan Klaes, Pie\'er Klaes, Klaes Jans, Lambert Jans, Peter Andrics, Jan Berends en Albert Andries verklaren door dezen, dat er onder ons en met goetvindon van tie WelEdele gestrenge de heer van Euinen een wilkeur (1) beraamt is, dat er een stouwe routom \'t Wolt zal gemaakt worden om de buitenwater uit het seholtambt van \'t Wolt te keeren , en dat op \'t land van lleinder Meeuwes (2) ook een stouwe zal gemaakt worden om het ooster water te keeren , en de stouwe op zijn land verweigert volgens de voet van de wilkeur, zeggende liever te willen hebben, dat er een wal op een ander land gemaakt wordt als do last of moeijelijkheid op zijn land te hebben , op de wijze zo wij genoemde na boervergaderinge en met kenuis van de WelEdele gestrenge de heer van lluinen met Keiner Moeuwes na vele tegenstand overgekomen , dat er op sijn lant een walle sonde gemaakt worden ende ge-hoogt van do Noorder dwarsstouwe tot aan de Euiner landen, op volgende wijze en in sulken voege dat de Kluft van \'t oosteinde gesame-lijk hebben aangenomen te helpen maken , zand van \'t Kuinerveld daarop te mennen en is nader van \'t geheele earspel geordonneert, dat deze genoemde Keinder Meeuwes wal van de Noorder dwarsstouwe tot aan de Euiner landen eens vooral van de sehouw en lasten zal vrij wezeni voor hem en sijne nasaten of den eigenaars des lands nu en na desen,

en so het mogte gebeuren dat er in de winter of bij hoog water gaten in raogten komen dat die met holt of bossen zoude gestouwt worden ,

een ieder van het sijne en dau ter gelegene tijd wederom op te maken uit de nevensgaande sloot, of den eigenaar des lants versoekende of

het uit sijn lant niet moge gemaakt worden......anders de heer

van Euinen neffens de ingesetenen konuen verzogt worden om zant te bekomen en \'dat er op te menneu, zoo dat die van \'t oosteinde altoos Eeinder Meeuwes of sijne nasaten of den eigenaars des lants de be-

(1) Wilkeur is eene verordening of wet, door de inwoners zelf gemaakt, welke gelijk staat met eene plaatselijke verordening onder onze tegenwoordige wetgeving, ook loerwillekcur, ïce\'W-er etc. genoemd. In de gemeente of het Sclioltambt Euinerwold werden de willekeuren dooide volmachten der vier buurtschappen of Kluften gemaakt, endoorden lieer van Euinen bekrachiigd.

(2) Dit is het oostelijk erve aan de grenzen der gemeente Euinen, waarvan tegenwoordig eigenaar is J, G. Santing Fz.

-ocr page 30-

26

hulpsame hnnt sullen bieden tot het maken , en tot het onderholden van de wal, en tegen aanvallen onderstand sullen doen op allerhande wijse, en is nader van de ingesetenen beraemt dat de geene die buiten de Kluft van \'t oosteinde wonen van het maken van de wal vrij zullen wezen haar regt en de wal aan die van \'t oosteinde overlaten , dat bij boervergadering voorgelezen is en geresolveert is met kennis en goet-vinden van zijn WelEdele Gestrenge de heer van Ruinen, sulks beluigen wij genoemden met onze onderteekeninge.

Oorconde onzer handen: (Was geteekend.)

KLAAS JANS. PETER KLAES.

ANDR1ES JANS. WARNER ROELOPS.

WOLTER ROELOFS. JAN KLAES.

PIETER STELLINK. LAMBERT JANS.

VENERIS a MEEIDE.

No. 2. (1) Gehoort sijude in den rechtstoel voor den heere van Ruinen en vr. de Pantweeringe en purge bij die naeste landen an de Oesteregge Wolter Rolefts Wal geseten , en darop in Ao. 1633 den 19 Septembris gevolgde buirtuigh opt anbrengen van die Kale buirschap, van dat Wolter Rolefts stege in de Pinkstervloodt deurgesteken was op verscheiden plaetsen, omme sick daer van met cede te ondtschuldigen en dar in rt elite bij deselve beclagdens nijet bijgebracht is , liaere ond-schuldinge volgents den buir\'uigh wettelikken gedaen thebben, wijsen de heere van Runen en vr. (2) dat die beclagdens den buirtuigh op

(1) Deze drie nommers zijn extracten uit een Ordelboek van het gehoudere landrecht op BUjdenstein in 1645 ten huize van Hendnk Warners; bevattende over de dertig vonnissen zoo burgerlijke als strafzaken , beslaande twee en twintig bladzijden, geteekend aan het slot door W. Olffens, die denkelijk gerechtschrijver der heerlijkheid Ruinen geweest is en dezelfde is die Picard b\'z. 271 als Scholte van Ruinen noemt, die eerst gehuwd was met Judith Lensen en in 1683 hertrouwde met Catharina Sickingh , Scholtinne weduwe tot Havelte.

(2) Vr. beteekent Vrouw Hendrik van Munster de II of jongere was in 1634 zonder wettige mannelijke nakomelingen overleden; zijne oudste dochter Margaretha van Munster was dus de erfdochter of opvolgster haars vaders in de heerlijkheid , en was gehuwd met Wijrich van Bernsaw, Drossard toe Bislich enz. Zij was dus alleen de Souvereine van de heerlijkheid Ruinen , maar werd door haar man geadsisteerd, doch bij zijne afwezigheid regeerde zij zelfstandig, gelijk uit verschillende uitspra-

-ocr page 31-

27

te Gosprake alhier den 19 Septembris 1633 ...... nijet volgedaen hebben ordonneren deselve te samen ende elek besonder den selven binnen dreij weken alsinnes voltedoen, en sick met eede ofte gelooftweerdigh bewies darvan te ondtsehuldigen, bij gebreeke en ondstaen van sulx, condemuerende beelagdens deses in de breucke naer landrechte daertoe staende, mitsgaders het ordelgelt en gerichtlike costen tot reale executie ten jure.

No. 3. Gehoort sijnde ende examineert de buirtuigh bij die vand Kale buurschap ingebracht, inholdende dat Jan Claes wal bij nachte deurgesteken was, weshalven bij Vsr. buurtuigh van dato 1644 den 4 Septembris de beelagdens en naesten ingesetenen van Jan Claes landt opgelegt was naer lantrecht sick daervan te ondtsehuldigen ofte ver

ken en bescheiden blijkbaar is. Dat de sententien No. 2 en 3 door den Heer van Ruinen en Vrouw en No. 4 door den Heer en twaalve geveld zijn , heeft zijne verklaring gelijk wij reeds vermeld hebben hierin, dat in boete en lijfstraffelijke zaken , de Heer alleen de hoogste en eenig-ste regter was, terwijl hij in civiele zaken door de twaalve geadsisteerd werd. Het oude wetboek of landregt van Buddinge en Haekswolde was thans nog in zijn volle kracht. In deze jaren waren atten : voor Oosteinde Leffert Jans, Rolef Egberts, Roelof Reiners. Voor de iZwwe Buurschap, Geert Talen, Wolter Karsyens, Egbert Werners. Voor Kale Buurschap : Claas Suggers, Jacob Wolters , Peter Geers , en voor Haekstcold: Jau Snoek, Rabbe Hendriks en Geert Bartels. Deze 12 waren in 1645 atten.

Wijrich van Bemsaw is te Zwolle beleend volgens Overijssels leenre-gister, als volgt: //Beh leent Wijrich van Bernsaw van Herdenberch to Bellinckhave, Drossart to Bislich etc. in naeme en de ten behoeve van zijn Ed. schoen Hendrik Munster Wilhelm van Bernsauw nae doode sijns beste vaders Henrick van Munster heere tot Rhunen, de heerlijkheid en gerichte tot Rhunen. Presentibus, Berent van Meisum en de Rutger van Haerso\'te Rentm. van Lingen Aktum binnen Swol den 3 Peb. 1636.quot; Na den dood van zijn schoonvader, Hendrik van Munster de II, is door deze Wijrich van Bernsaw over diens nagelaten goederen een langdurig proces gevoerd tegen zijne drie zwagers, waarin door Hoeren Gedeputeerde Staten van Overijssel den 19 December 1665 , nadat in 1645 door vier rechtsgeleerden uit \'s Gravenhage daarover alreeds een schriftelijk advies was overgelegd, uitspraak gedaan is, waarbij tevens is aangewezen wat onder de heerlijkheid Ruinen als leen- en alodiaal (vrij erfgoed onleenroerig) goed moet verstaan worden. Als leenroerig is aangemerkt volgens die sententie:

lo. die hooge en de leege jurisdictie tot Rhunen, over den gerichte tot Rhuinen , Buddinckwolde, Haakswolde en de Bullinge. (Het Bullingerslag een groot gedeelte der gemeente Staphorst.)

2o. Het huis ten Oldenhave zoo als het in zijn grachten licht, zonder nochtans eenige verstoringen daarvan te sullen doen enz.

-ocr page 32-

28

vallen sin in der lieeren breucke, wijsen de heere van Euijnen en Vr. en verklaren , dat de beclagdens oplegten buirtuigli nijet volge-daen hebben, ordonnerende dezelven te samen ofte elck eene bijsonder denselven binnen dreij weken alsnoeli voltedoen , en sick met eede ofte geloofweerdigli bewijs daarvan te ontselmldigen , bij gebrecke en ond-staen van sulx condemneren de beclagdens deses in de breueke naer lantreelite daertoe staende, mitsgaders tot betalinge vant ordelgelt en gerielitlieke eesten tot reale executie ten jure.

No. 4. Tusschen de Oestersclien der waterleijdinge anleggeren ter eenres en de Westersten van Claes Janz Hilberts landt van derselver waterleijdiiig geseten, sustincerende de anleggcrs dat hun bij sententie van 18 October 1637 over de possessie derselver waterleijding sehriftlijke

3o. den varliart in \'t geheel met deszelfs waersiallen in de Euin-sehc gemeente als met derselver recht en gerechtigheid.

4o. Mitsgaders de samende hoeij en groenlanden daartoe gehoorende off daarbij wordende gebruickt en de bij en omtrent den huize Oldenhof gelegen , als de overgelechte eaerte is worden gespc-cificeert.

5 o. den geheelen bosch bij en omtrent het gemelde huis den 01-

denhoff met de seven morgens , schietende aan de Kuiner essche, als ook met het elsbroeck , Perick , den Maten en den Rocve-gaerden alles conform diete replijken van Bernsaw tegen den heer Droste van Kaesfelt overgelechte Caerte.

6 o. manschappen en het Hofgelt,

7o. de boterpacht, alsoo die gelegen is binnen en beneden op Bnd-dinckwolde en de Bullinge voor zoo vele die aangestammet is.

So. die tienden groff en de smal te Ehuinen en de te Deveren,

9o. die gruite te Rhunen met sijn toebehooren.

lOo. de helfte van Wulverinck en de helfie van 01de Lansinck. IIo. mitsgaders seven hoeven landts met hoei en toebehocren, ge\'e-gen in den carspel van Suitwolde voor soe vele de noch in den sterfhuise bevinden. Wordende voor aangecofte ofte voor nieuws bij den heere van Rhunen Zal: geacquireerde Iheenen gercekent soo voor gelbaere verklaert of te met de waerde van dien te remedieeren.

lo. De gerechte helfte van \'t erve Wulphcrinck.

2o. De gerechte helfte van kruisen of te Oldelansinck met des-zelfs Oestermaete in \'t geheel.

3o. A rent op ten Campe goet in \'t geheel.

4o. de thienden tho Ghees en Pesse.

5o. de botterpacht op Buddinckwoli voor een half vaten de 18 \'iï.

Go. het erve toe Evel inde Drenthe.

Voor alodiale goederen averst worden bij 11. Ed. M. verstaan en erkent:

-ocr page 33-

49

procedeert hebbende, de possessie van dien is ofgekent, den aanleggeren ..........hunne actie ten petitoir...........reserverende,

concluderende en versoeckendc uit crachte van derselver sententie ten petitoir angenoraen tworren. Verclaren de heere van Kuijnen en twaelffe onvermindert derselver sententie en ordonneren parthien, binnen een Maendt meer publicatie deses tegelijeke deductie met appli-ceerde stucken en bewies so zij pro of contra ten petitoir dienende verineenen bij te brengen in handen van de Scholts van \'t Wolt intebrengen waarvan partijen hinc in de copije en visie hebbende, binnen gelijcke maendt dar anvolgende peremtoir sullen hebben te rescriberen , sal sulx

gedaen........ten overstaen van partijen geslooten en ... . met

advies van rechtsgeleerden vorder ten petitoir geschieden wat recht is.

lo. de beide molens toe Ehuinen en toe Bleidenstein op \'t Wolt.

2o. Schonegangersweer ten ïweel.

3o. de turksche blaauwen heupsteen en het guldenpoeaal to Munster gemaakt.

4o. de Nessinck kamp of te Nessinck.

5o. het goed Kinsinge

60. de Rheede mette Rhoedmate.

70. de Thinse en de het stedegelt.

80. het Alinger bouwlant en de groen en weilanden van het Laer ofte Laercamp met den daartoe gehoorende hof en de Koolhof, de waere averst in \'l Rhunervelt en de veene van Grietenaars erve daarbij gelecht en gebruiket wordende , is hier van oudst der Varliarts landerijen en waerstallen voor Lheen verklaert.

Wij gelooven dat veel verzwegen is, gelijk dat in de dagen van Hendrik van Munster meer heeft plaats gehad , en door diens invloed ook op kerkelijk gebied vele pachten en inkomsten der kerken en pastorijen van Euinen en Ruinerwold zijn verdonkerd , en dit is ook met de inkomsten en eigendommen der heerlijkheid het geval geweest, en dat de bezitters der heerlijkheid op het einde der zeventiende eeuw niet verarmd waren , blijkt uit den aankoop der vaste goederen , toen ten tijde door hen gedaan. De opkomsten bedroegen toen nog ongeveer tien duizend gulden, boven de revenuën der twee viearijen, leenen, en de andere regalta, benevens de waarde der bosschen , die op 30,000 Hollandsch getaxeerd zijn. Wij zullen bij eene geschiedenis der heerlijkheid hierop breeder terug komen. (Zie verder over leenprocedures etc. Overijssels landregt Titul Sé en 25 2de deel.)

-ocr page 34-

30

Actum op het gehoudene Landrecht op \'t Wold. Anno 1651, den 17 Junij.

In saeken Stridicli ende ongedecideerd voor die WelEdele geboren ende Gestrenge Henrick Munster, Wilhelm van Bemsauw here van Ruijnen (1) tusschen die Oostersche geerfdens aen Claes Jan Hilbers landt deducenten en de requiranten ter Eenre, ende die Westersche geerfdens van voorsehr. Claes Jan Hilbers landt contra deducenten ende

(l) Ook wel genoemd Wilhelm van Bernsaw, was de zoon van Wijchrig van Bernsaw en Margaretha van Munster. In 1651 voor het eerst beleend volgens het Overijsselsch leenregister van dit jaar , luidende als volgt: Beleent Hendrik Munster Wilhelm van Bernmw nae doede van 8%n beste vader 20ijlen Hendrik Munster in sjn leven here tot Rhuinen y de heerlijckheit en de gerichte thoe Ruinen. Presentibus als Lheenmannen Herman Ruelinck Griffier in Overijssel en Johan ten Vélde Rentmeester van Wins hein, actum binnen Deventer den 26 Julij 1651. Picard zegt in zijn cronijck des landschap Drenthe blz. 146 dat ten jare 102 door den Keizer Trajanus vijftien voorname Room-sche geslachten of famïlien geordineert en geauihoriseert teerden om van Romen naar Ceulen te vertrekken tot een Roomsche colonic en aldaar alle Hooghadelijke privilegiën te genieten. Onder deze vijftien voorname geslachten, die zich wijd en zijd in de omliggende landen verspreid hebben, noemt hij de heeren van Bernsaw, van welke bovengenoemde een descendent of afstammeling zoude zijn . \'t geen wij voor zijne rekening laten. Hij werd den 15 October 1665 tot Drost van Drenthe gekozen met algemeene stemmen. Van den 1Ü Jan. 1673 tot den 26 Augustus 1675 moest hij het Drostambt aan Rabenhaubt, die door de Staten-Generaal benoemd was, inruimen, doch na diens dood daarin hersteld zijnde, bleef hij die betrekking tot aan zijn dood den 12 Januarij 1681 bekleeden. Hij was alzoo de tweede Heer van Ruinen en uit het geslacht van Munster, die tot de hooge betrekking verheven werd, doch zijne nagedachtenis is zoowel in de Provincie Drenthe als in het bestuur van de heerlijkheid Ruinen , roemrijker dan die van zijn voorzaat Roelof of Rodolph van Munster, die anderhalve eeuw vroeger leefde. Hij was zacht van inborst en rechtvaardig in zijn bestuur en meer tot vrede en rust geneigd dan zijne voorouders geweest waren. Als een staaltje dat men hem voor zacht en vredelievend beschouwde, kunnen wij mededeelen een antwoord van den Scholte Gerard Struick en de boer van Havelte, daar toen ter tijde eene hevige kwestie was over het hooi halen van de Hesselder Made bestond. De ingezetenen van Ruinerwold, die zich over deze zaak tot hem wendden, met verzoek te bevorderen, dat er hangende het proces geen gewelda-digheden van Havelter zijde zoude gepleegd worden, daar men hun soms de paarden voor de wagen weggenomen en op Nijeutap gebragt had, (dit was wel meermalen gedaan door den olden Scholte Jan Struick van Steenbergen) ten antwoord ontving: dat geweld met geweld zou gekeerd worden , dat op zijn billijk en vredelievend schrijven ten eenen-male ongepast was. Hevig was echter de strijd die hij in 1656 met

-ocr page 35-

31

gerequircerden ter andere sijden. Sustinerende die voorschr. Requiranten dut zij uijt craclit van seeker contract van den jare 1594 daer op gevolghde uijtsprake van den jare 1598 ende raeede uijt crachte van verscheiden mandaten van den Here van Euijnen hoogloffelijke gedachtenis ter memorie voorts oeck natura loei gerechtiget sullen weesen tot seeker wa-terlossinge breder inde voorschr. uijtsprake ten libelle van Eequiranten sub C geexpressiert, gebruikende tot naedere justificatie van sulcks diverse bescheiden, redenen ende motieven, ende concluderende volgens ten fine contra de ducenten ofte gerequircerden, bij definitive senteirie sulden worden gecondemniert die voor no: waterlossinge, volgens die meer genoemde uitspraeke aen Claes Jan Hilbers landt gemaekt, weeder op te ruijmen ende voorts te gedogen , dat der Eequiranten water daer deur gelosset moge worden, met eijsch van costen allegerende ter contrarijen de voorschr. contract van den jaere 1594-

de ingezetenen van Buddinge en Haekswolde over de invoering van het Drentsche landrecht moest voeren. Bij over- enkomst van 21 Feb. en 31 Oct. tusschen hem en Eidderschap en eigenerfden van Drenthe, was bepaald, dat het oude landrecht van Buddinge en Haekswolde door het Drentsche in de heerlijkheid zou vervangen worden. De ingezetenen van Euinen namen hiermede dadelijk genoegen, maar niet alzoo de ingezetenen van Buddinge en Haekswolde (of Euinerwold.) Nadat zij eerst de goedwilligen gedwongen hadden om mede in verzet te komen, werd er des nachts met geweer sterke wacht gehouden , om niet door den Heer van Ruinen overvallen te worden, en wendden zij zich tot hunne Hoogmogenden de Staten-Generaal der vereenigde Nederlanden. Dit belette echter niet dat de Heer van Ruijncn een der hoofdbelhamels, Jan Jacobs genoemd, den 24 Sept. 1656 door den Scholte en vier gerechtsdienaars geboeid naar de gevangenis op het huis te Euinen tracht te brengen , doch door een volslagen oproer of verzet van Euinerwold-schen hierin verhinderd werd , want meer dan honderd Woldboeren rukten genoemden persoon nabij het erve //het Laerquot;, zoover waren de gerechtsdienaars en Scholte met den gevangene reeds gekomen, weder uit handen van het gerechte , en voerden hem in triomf, hoewel nog geboeid, naar Euinerwold terug. De heer van Ruinen riep de hulp in van Drost en Gedeputeerden, die weder door hun agent Persijn in den Haag de rechten van den Heer van Euinen en der Landschap Drenthe bij Hun Hoog. Mog. bepleitte. Intusschen verzocht men aan den Stadhouder Willem Frederik gewapende macht zoo te voet als te paard uit het garnizoen van Coevorden, om de ingezetenen van Buddinge en Haekswold weder tot schuldige gehoorzaamheid te brengen. De Stadhouder vermaande echter Drost en Gedeputeerden bij missive van den 1 Oct. 1656 om vooral eerst alles met zachte middelen te beproeven, doch als dit niet hielp, dat alsdan de gevraagde orders aan den Commandant van Coevorden zouden gegeven worden.

In de vergadering van Hunne Hoog. Mog. waar de klagte van de

-ocr page 36-

32

sonder toedoen ende consent van die principale intressenten was opgericht, mitsdien nul met d\' uijispraeke daer op gevolght dat oock mcedc die mandaten van de here van Kuijnen allene waren provisioneel, ende nae rechten alle landen geprresumeert van servituiten vrij te zijn , en dat sulcks ook bereids bij sententie ten possessoir tussclien partijen verstaen was, met nog andere redenen meer, concluderende uijt cragte van die selve, dat reqniran\'.en haei gesustinieerde van de

ingezetenen van Buddinge en Haekswolde in het laatst van September 1656 ter tafel kwam, schijnt men op het adres, door de vele andere gewichtige zaken die ook toen juist op het tapijt waren, niet veel aandacht verleend te hebben, doch de Kaadpensionaris de quot;Wit verzekerde den agent Persijn , dat het presenteeren van het request strijdig was met het previlegium de non evocando en hij als zoodanig ook aan Hunne Hoog. Mog. geadviseerd had. De heer Wichel uit Friesland , die de vergadering presideerde, concludeerde echter dat het request zoude gesteld worden in handen van den heer van Ruinen om daaroj) te rescriberen en middeler tijd de gedetineerde -personen te relaxeeren , welke conclusie den anderen dag op de Rescriptie gezien zijnde, wat betreft de relaxatie, geschrapt is, om geen prejuditie aan den landschap op te leggen. Bij missive van den 26 Sept. aan hunne Hoog. Mog. de Statenquot; Generaal betoogden Drost en Gedeputeerden, dat door hunne Hoog. Mog. sententie van 3 Jan. 1654 verklaart was: //dat de hear-lijJcheid Ruijnen mit ten gevolge en aancleve van dijen een gedeelte der landschajp Drenthe is en daaronder in politie , justitie , lasten en in allen deelen desselfs landschap s Megeeringe te resor teer en , sijnde hij deselve sententie de resolutie van 20 Aug. 1618 en den 4 Sept. 1628 mede geconjlrmeert, waarbij is verstaan, dat alle questien en dispuiten tussclien den heer van Ruijnen en de ingezetenen ter eersten instantie zullen gebracht worden voor den gerechte van Ruijnen, ten ware eenigen van sulke nature waren {gelijk in cas subject) dat zij ter eersten instantie, voor de Landschap mogten komen. Dus, betoogden Drost en Gedeputeerden verder, wildvn de ingezetenen van Buddinge en Haekswolde dezen ongeacht haar die judicature van wettige overheid onttrekken tot maintien van deze landsehaps recht en privilegie de non evocando (7 welk tot nog toe inviolabiter is gcohserveert) en moesten dus tot schuldige gehoorzaamheid worden gebracht. De ingezetenen van Buddinge en Haekswolde voerden aan, dat iu de sententie van hare Hoog Mog. van 3 Jan. 1654 eenige duisterheid werd gevonden ten opzichte van hun eigen en bijzonder landrecht, door hunne lanlsheercn en door hun voor meer dan 200 jaren aangenomen en beswaren, en dus niet te weten of de intentie {bedoeling\') van Hoog. Mog. was om gemelde landrecht in deze sententie te abrogeeren {af te schaffen) zoo dat nog zij , nog haar lantsheeren daar voortaan meer aan gebonden waren. Dat zij zich dus tot hunne Hoog Mog. moeten wenden om verclarinje van voorschreven saeke als de eenige competeerende rechters. Dat het landrecht van Drenthe in vele deelen voor hun bezwaarlijker was, en van hun eigen landrecht verschillende. Na vele waarschuwingen en drei-

-ocr page 37-

33

vooi-sch. waterlossinge moge worden ontsegt etule die selve gecondera-neert tot restitusie van costen.

Gesien ende geexuminicrt die respective deduetien , bij partijen si-multanee ingedient, voorts der requranten reserip\'ie otfe korte memorie, mitsgaders der gerequireerden contra deductie mette res2)ective verifi-catien van dien , incouformiteit van den inventaris daer over opgericht en geteijkent. Ende op alles met rijpe deliberatie gelettet waer op in dese gelegendheid van saeken diende ende behoorde gelettet te worden. De here van Kuijnen ende Twaalven (2) doende recht met advijs van

gementen van Drost en Gedeputeerden alsmede van den heer van Eui-nen, is deze kwestie eindelijk te Dwingelo bijgelegd. Deze conferentie had plaats den ö Oct. 1026 in tegenwoordigheid van Drost en Gedeputeerden , welke de heer van Kuineu en de Volmachten van de vier Kluften van liuinernold daar gedagvaard hadden , nadat de laatsten de verzekering hadden ontvangen , dut se onbelcommert en onhespijrt van iemand vrijen ioecjanck en geleijde hadden van en naar de plaat-se hunner residentie. De volmachten van Euinerwold waren Geert Talen, Egbert Werners , Wolier Eoelofs en Hoelof Hilberts. De slo\'som der conferen\'ie was voor Ruinerwold: aanneming \\an het Drentsche landrecht , 100 rijksdaalders en 3 last haver aan den heer van Euinen, de sloten en ijzeren bonten weer teruggeven en eenige bepalingen van minderen aard.

Onder de vele Edelen , die me\' Hertog Albrecht van Beijeren met een leger van honderd tacht g duizend man en vier honderd zei- n t 1396 in de Kuinre landden, komt ook een Edelman met den uaaui van Bernsaw voor.

(2) Schoon wij geene geschiedenis van de rechtspleging in de heerlijkheid Euinen en Euinerwold willen gevea, zullen wij ais eene bijdrage tot dit onderwerp, twee ordelen van gewezen vonnissen mededeelen , zoo als ze in een ordelboek van 1645 zijn geboekt

lo. In saken van Claes Jacobs, borger tot Steenwijck anlegger ter eenre en Beerte Vrerix mei haer Eheman Jan Claes anderdee\'s, sustinerende den anlegger, dat in gevolge in rechte exhiberende deductie en specificatie mitsgaders annexerende bewies, de ver wer-dersche geholden solde sin , pro quota mede Ie betalen sodaene breuc-ken so bij dagers en derselvers moder en broeders is begaen, en die verweerdersche , met het siaen van een tandt uitte mondt. Versouc-kende de beclagde ten fine vorts. dar tho bij sententie condemneert \'t worren cum expensis, wartegens de beclaegdens exeipijerden den anlegger voir dese inslantie nijet ontfanckelick te sin, vermits deselve als in den Wolde nijet geërf t en gegodet sinde , eerst geholden was borge te stellen proletium expensis, en vorts de sake eerst voor die laeger banek te beginnen , en een inganck van rechte te maken , wijzen de heer van Ruijnen en Vr. de verweerdersche in haer exceptie well gefundeert, mogende de anlegger sin actie nac manire van landrechte voor de laege banek, tegens verweerders, indien hij vermeent hem

3

-ocr page 38-

34

rechtsgeleerden, verclareti dat dcse saeke voor als uoeh niet en is in staet om daer inne definitive te kunnen sententieren, ordonneren over sulcks, dat op seker gelegen dagli en tijt, bij de Heer van Euijnen te praefigeren beijde partijen te samen sullen eoomen, oin ten over-staen van sijn WelEd. Gest. de quaestieuse plaetse in meerder ogenschijn te nemen, ende wel en perfectelijek te overleggen, 08 die van de Oostersche sijden, wesende requiranten alhier een andere bequame ende genoegsame waterlossinge hebben ofte deur meerder opruiminge sollen connen hebben soo jae, sollen gerequireerden van der reqranten eijsch ende conclusie sijn en blijven geabsolviert so neen ende reqranten met haer hebbende waterlossingc niet genoegsaem en de nae behoorc connen wecsen geaccommodeert, ende nog tans die gelibellierde wa-

eenige geschapen te sin , institueren , en ten naesten laatrechte dacrmede vermogen compareren, sail op verder instantie als dan geschieden wat recht is, de costen ad finem litis reserverende. 2o. MAKTIS MANE , 29 April.

Tusschen Barbara Foppins , wcdewe van wijlen Lambert Evers, lants-pander eischersche ten eenre er. Leffert Jans en Coop Carsijens verweerders ter andere zijde, qnestisus ouer sekere obligatie in Dato Philippi et Jacobij 1584 van 125 carl. gld. capitaol mette achterwesende renthe van dien naer hondert vijf geiijeke gulds. te reekenen, sustinerende de anleggersclie , uit crachte van deselve obligatie de verwcrers scliuldigh te sin een quota offte vijerde pacht van dien an clagersche voltedoen en te betalen met eisch van costen, daertegens verwerers allegeerden, dat de anleggersclie haer verwerers eerst alhier in rechte betrokken hebbende , daernae bij arreste deselve voceert voor den Elstoel van heren Drost en 24 etten der landtscliapp Drenthe alsulx nijet en vermogte alhier wederomme deselven in rechte te betrccken , ten sij bij dien eischersche an verwerers eerst resiitn\'ie van costen desweges geschiet en dienvolgents de sake eerst bij nieuwe instantie alhier angevangen sij,

alsmede in......dat die eischersche nijet op verwerers maer op der-

selver onderpandt volgents obligatie hadde te spreken, dat oock die clagersche nijet en conde gehoort worden sonder momber, en voor en «leer cautie voor vordere opspraeke gestelt sij, en vollen coramene last van der clagerschcn kinders mombers bijgebracht sij verzoeckeude absolutie met eisch van costen; wijsende de heere van Eunen en Tw. voer recht, dat alvorens die clagersche sail hebben te genieten het ef-fect van dcse sententie, geholden suit sin an verwerers te restitueren de costen overt arrest en proceduren alhier en elders gedaen , tot moderatie van dezen gerichte , en dat dien volgents die clagersche sail mogen executeren, en deselve executie te warcke stellen, volgents haren eisch en in gevolge de exhiberende obligatie, opte goederen bij wijlen Aleijdt en Hermen Peters naergelaten, waartoe \'t Gerichte de behulpe-licke haniit sail doen, mi\'s sick naer rechte qualificerende en borge voor vordere opspraecke stellende , de costen omme reden compenseren e.

-ocr page 39-

35

terlossinge an Claes Jan Hilberslant sondor considerabele schaede van gereqi-eerden can geschieden in sulken cas sullen gereqreei\'den selmldigh en geliolden wesen die voors. waterlossinge aen Claes Jan liilberslant to moeteu gedoogen, daer toe sie in sulken gevalle oock gecondemniert worden mits dezen , ende (lie oncosten tot uijtdracht der saeken gere-serviert.

Eedenen van \'t gewijsde sljn onderanderen dese; Dat\'e requiranten niet en sijn gefundiert totte gelibellierde waeterlossinge uijt crachte van \'t contract van den jaere 159-t de wijle niet en is gebleken, dat liet selve con raet gecelebreert ende ingcgaen is bij die samptelijckc iate-rcssenten van die Westersehe sijde an Claes Jan Hilberslandt, sijnde ter eontrarien veel meer beweesen raette getuigenissen van Wolter An-driessen ende Werner Engelbertscn bij die contradictie van gereqreer-den sub Lit. L. dat enige van de principaclste geerfdens aldacr niet bij, aen ofte over het voors. contract geweest sijn , ende dacromuie het selve oock niet en hebben onderteijkent, daer nochtans een bekende regel in rechte is, quodid, quod omnes tang it, ah omnibus etiam appro-lari dtheai welke notanter in Servitulibus plaetse heeft, textu in terminis fin conceiendo jurequot; lex 8 Dig. Be Aqua en Aqua Vlmia Arcenda. Sulcks datte uijtspraeke daer op Ao. 1598 gevolcht, oock niet crachtig can sijn , enm antecedenli destruclo et suiverso consequei\'s intercidere necesse sit, et facta ncgato, omnes ejus qualitntes neyatre dicaniur — non entium eidm nvdlte sunt qualitates. Aangacnde de mandaten van de here van lluijnen blijkt genoegsaem, nit die selve en uijtte gevolehde oculare inspection, dat die selve niet absoluit, maer allene provisioned geweest sijn , ende daeromme die se\'ve ook geen eijgentlijk fundament genomen hebben op voorsch. contract van den jaerc 1594 ende daer op gevolehde uljtsprakc van den jare 1598 , maer principaliek op het vermogen van die here van lluijnen, als sijnde de hoogheijd self\'s van dese heerlickheid Ruijnen, ende daeronder ressorterende landen, daer van terstont breder gesproken sal worden.

Het argument do natura loci, is in descn niet applicabol, vermits der requiranten wateren sich niet en dechargeren van selven over die landen en gronden van gereqreorden, maer bij gereqreei\'den wort getracht , die selve daer henen door canalen ende andere opgravingen te leijden ende par artiflee doen lopen, \'twelk laeste een formeleservituit is daer van alle landen vrij sijn ton sij gedoeeert wierdo die landen soodanige servituit wettelijek geiraponieert te weesen , \'t welk varus mo-dis na rochte kan geschieden, ende mode onderanderen commmi in-teressentium consensu , qui luc deficit als voerschreven , alsoock mede

-ocr page 40-

36

invito alien inltressentium authoriiale pullica, so wanueev sulks die dienst ende \'t beste van\'t land doet ervovderen textu 1. 2 § 3 et 1. 25 D. de Aqua el Aijuce Fluvice arcendre.. Tol iens enim poiestas principi est privalorum subditorum que jurihas deroyai\'G ulilitalis pullica causa, quotieus aliter prospici ulilitalo ipii nequit.

Hedenen waeromme in desen ook gekent endc gedeeideert is, dat gereqreerde de gelibellierde waterlossinge moeten ende behoren te gc-doogen so wanneer \'tselve sonder considerabele schade geschieden can, ende re^uanten g\'een ander bcc|iiamG waterleijdinge ofte waterlossinge en hebben. Actum ut supra.

Mij present

Coll: concord : (was geteekent)

H. J. CAMEKKLINGH, W. OLFENS.

Seholtes.

1739. U—13.

-ocr page 41-

37

Actum Oldenhave, den 17 Julij 1651, Coram

sin Gestrg. die Here tot Ruijnen.

No. 6. Ingevolge sententie op te jangsten Lantrecht, den 17 Junij op het Wolt gehouden ende gepronunthieert tusschen die Oestersclie geerfdens van Claes Jan Hilberts lant (1) ten eener , en die Wester-sche geerfdens ende gezeten van \'t sell\'de Claes Jans Hilberts lant, anderdeels, bij sin hoogedelen gestr. die Here tot Kuijnen , in oogrn-schien genomen ende besijen sijnde , die questieuse wa erleidinge. Is bij sin gestr. welgestr. goetgevonden en verstaen in die voorschr. questieuse waterleidinge, bij provisie ende tot nader ordere van dien uijt te spreken en te ordonneren dat parthijen de voorschr. waterleidinge beginnende op Peter Klaes lant ten westert, sullen gehouden sin op te ruimen ende optemaken, tot aan Klaas Jans Hilberts lant ofte wel dreij voet wijet ende dijep na^r vereisch van \'t warck, alwaar een vast schut sail ingezettet ende gemaakt worden waarmede het water van \'d oestersten der leijdinge sail gestuttet ende opgehouden worden tot dreij dagen, ook minder en langer naar gelegenlieit van veele oft wei-nigh water, en sulx geschiet zijnde , sal het Oesterwater, alsdan ge-ruijmt en geleidet worden door die leidinge hen westert, tot opte wes-tersijt van Jan Vaers maedt (2) alwaer oock een bequaam schut off grote zijell sail geleijdt en gebracht worden in die buijrstouwe, omme hetselve water daardoor te leiden in de leisloot, waartoe die an de westersijde van Claes Jans Hilberts landt geseten en geerfdens op te westerzijde van Jan Vaers maedt an Wijcher int Seeckhuises (3) landt toe , mits dezen gelastet ende ordonneert worden , haere leijdinge op-teruimen en wijdt te maken seven voe\'en , en an beiden zijden van de leidinge van bequaamc k ad ijken, in suleken voegen , dat die genningen

(1) Klaas Jans Hilberts land is de tegenwoordig zoogenoemde Keuter hoek; hier is een wal of stouwe geweest om het oosterwater te keeren, tot zoo ver ging toen nog maar de zoogenaamde binnenquot; leiding.

(2) De zoogenoemde Siekhuislanden, liggende thans tusschen de leisloot en oude vaart; in het jaar 1647 allen behoorende aan den heer Borchart Struuck, Jan Vaersnaedt hier ondergerekend , was 3 hectaren groot.

(3) Wijcher in \'t Seeckhuis woonde waar later nog een huisje s ond bekend als Sieckhuisje ; hij was de meijer van den heer Albert Boschart Struuck , die hier vele landerijen bezat.

-ocr page 42-

38

(4) alwaar die leijdiuge voor desen westcrt gccindigt bijlangcs die buijrstouwe een rode vati de gemeene buijrstouwe off, lien westert tot den vorsclir. destineerde zijell die waterlossing sullen moeten gedogen , ende oock opmaken, dit alles binnen veertijen dagen , vorder wordt deur desen allen den geningen, so an de wester egge van Jan Vaers maedt, off in Haexwolt landt hebben leggen mits desen belastet, binnen gelijke veertijen dagpn , clck sin leisloodt op te ruimen ende te verdiepen , ook alle houdt, buischen en beletselen vant water , tsolve ophoudende daer uijt te brengen, op poene van tijen gou\'gulden an sin Gestr. ende een vordelsvat bijers an de swooren (5) off te schouwers te verbeuren, vorder wordt oock allen en eenen iegelijken onder deze leiding gesetenen well ernsttiok belastet ende bevolen deze water-leidinge nijette misbruiken off indirecte middelen op poene van vijftigh goltgl. den eontraventeurs te verbeuren , so dick en menigmaal desen sail eontramineert worden, en vorders oock gestraft te worden naar merites van saken.

Actum ut supra;

Mij present:

W. OLFFENS.

COPIA (1)

Ordonnantie.

No, 7. In Cause vossumptionis de ingezetenen van \'t Oostende ende reste van Ruiuerwolt de dato den 21 Maij 1661.

Also tussclien Meeuwes Jans olager ter eenre en de ingesetenen van

(4) Die geenen.

(5) Ons is nog niet bepaald gebleken, of die swooren de

van de Kluften waren, en of dat zij door het geheele Carspel daartoe benoemd zijn. In de gemeente Kuinenvold is ons hiervan nog niets naders gebleken. In het seholtambt Kuinen , ook onder de heerlijkheid begrepen, is dit op nieuw geregeld den 11 Sept. 1692, waar bepaald is: dal uit ieder der vijf loten de gestcoorens zouden gekozen worden op Michielis dach op en afgaande, en acht zullen geven op alle wegen, stegen, dijken, dammen, waterlosüngen enz. doch met communicatie van tiet gerigle ter plaatse V welk er hij moet zijn, zij moesten jaerhjks twee mael schouwen en verder zoo vaek als noodig was. Van de breucken of boeten zou het gerichte een derde genieten, en de swoorens twee derde. Als emolumenten zouden de swoo-rens nog daarboven genieten van ieder korf bijen een stuiver, waarvan de collecte zal geschieden daags na Bartholomeus daeh, doch die lenende bijen moesten aan de Marktgenooten in eigendom toebehooren , vreemde bijen mogten niet in het seholtambt geplaatst worden. Kit Beglement is den 1 Oct. 1692 door den Heer van Kuinen geappro-beerd en gerectificeerd.

-ocr page 43-

39

\'t Oosteinde op Kuinerwolt over die walle soo op gemelde Meeuwes Jans lant voor oosterwater niet over te loopen is liggende wederom de noue quaestie gereesen en daer op deen Jtera binelijk van S. Hoogh. Edele geb. Gestrenge Heere toe Knijnen neffens oere Interkenten van Ruijnen en Kuinerwolt de oculaire inspectie geresolveert, soo is naer rijpe deliberatie van seen welgemelde S. Hoogh. Edele Gestrenge heeft

goetgevonden en verstaen.....ende ordonnerende in crachte

dezes dat de sloot die lancs Meeuwes Jans lant is heenengaande gelijk Veirts meede leisloote tende de Wolt A. gaande, eens voor al door gemeene hulpe van alle interessenten van \'t Wolt tot twalf voeten breet sullen uijt gegraven en opgemaakt, sulx arrest geperfedeerd zijnde dieselve sloot e daer van eens iegelijken selfs tegen sijn eijgen lant int paerticulier dien volgens ook die sloote tegen Meeuwes Jans lant gelijk voor dezen geschiet is voor hom selven hare costen sullen onderhouden worden , sullende ook ten dien fine Derck Eemmelts sijne brugge soo breet maken dat voortaen daar over geene clagten konnen gemoveert worden , blijvende niettemin de van onze Heer voorvader gearresteerde Wilker en daar op door ons de dato den 5 Feb. 1661 gevolgde sententie aangaande Meeuwes Jans Walle in sijn volle craeht en waerde en sal over voorsloten alsmede over de walle van nu voortaan tweemaal des jaers eens om Pinksteren ende eens omtrent Santganck door de swooren van Kuinerwolt schou gehouden worden ende dan suimacli-tigen volgens lantrechte (1) gestraft worden, sullende voorts meede

(1) In deze jaren was het landrecht van Buddinge en Haekswolde door het Drentsche landrecht vervangen, doch omdat verschillende sententien en breucken, onder de werking van dat wetboek uitgesproken zijn , zullen wij met een enkel woord over de zaak spreken. Het landrecht van Buddinge en Haekswolde ia in 1428 door Berend van Munster Knape en zijne vrouw Johanna van Kuinen gegeven , is van dit jaar tot 1654 van kracht gebleven, en is toen, gelijk wij boven reeds gezegd hebben, bij overeenkomst tusschen den toenmaligen Heer van Kuinen en de Staten des landschaps Drenthe, door het Drentsche landrecht vervangen. De heer van Kuinen bleef echter in strafzaken de hoogste regter, doch in burgerlijke zaken werd het beroep op den Drentschen Etstoel toegestaan, mits aan hem den sportelpenning, zijnde eene som van 70 gulden, betalende door de appelleerende partij, wanneer de Etstoel de vonnissen door hem en de 12 etten van Kuinen en Kuinerwold in eersten instantie gewezen bevestigde.

Het oorspronkelijke is geschreven op eenige pergamenten vellen, welke de heer F. A. Ebbinge Wubben, Notaris te Staphorst, in zijn tijd vermoedde dat nog wel aanwezig zullen zijn. Het is in 1652 te Steenwijk bij Jan Wieringe gedrukt in 4o formaat met 84 genom-

-ocr page 44-

40

do ingesetenen van \'t Wolt ingevolge hare presentatie liet uijt gegraven lant van Meeuwes Jans uijt daer neffens gaande sloot met de minste schade ter bekwamer tijt wederom met soijen beleggen. Or-donneerende ook mede wijlen door verscheiden crombten soo hijer en daer in de Wolt A bevonden worden de wateren opgestouwet ende de landen daardoor geinneudeert worden dat over sulx de Wolt A tot voordeel van \'t gemeene beste daar sulx nodigts voor \'t gemeene lant van dien van Rnijnen. en Eninerwolt sal gerichtet worden naer dien gestalte dat van \'t geauthoriseerde en verlorene de eene de andere sal schuldigh sijn vergoedinge te doen.

Actum uit supra:

Ter ordonnantie:

(was get.) HEN. KEMPKEN, Secr.

Sousset subs.

Coll. accord, voor zoo ver leesbaar is, M. W. OLl\'TEN, Schults.

1745.

merde artikelen, naar de authentieke copie door den N otaris Lueas Jarges in 1620 naar liet oorspronkelijke vervaardigd. Het oorspronkelijk stuk werd aan genoemden Notaris door Hendrik van Munster, Heer van Euinen tot dat doel verstrekt. Uit deze copia vervaardigde de heer Z. ter Stege , Secretaris der stad Steenwijk, een copia copia;, die nog wel in het archief der stad Steenwijk voorhanden zal zijn. Ook zijn er nog eopien in het Prov. archief van Drenthe van aanwezig , en door den Heer J. S. Magnin ia zijn Geschiedkundig ovcr-zigt der besturen in Drenthe, is dit landrecht als bijlage door den druk gemeen gemaakt, van het gedrukte te Steenwijk zullen de exemplaren wel zeldzaam zijn.

COPIA. COPLffl.

No. 8. Also ingevolge van zeeker sententic, in dato den 11 Julij 1651 afgegeven; van S. Hoog Edel geboorne Gestr. den Here toe Kumen is geordonneert dat op Claas Jans Hilbertslant op Ruinerwolt een vast sehuttien gesettet, en daermede het Oesterwater sonde gestut-tet -worden , ter fine die westerlanden haar water daardoor des te ge-voeglijker cond quit geraken , ende dan over de opmakinge ende onder-houdinge van dien tusschen die oestersehen ende westersche geerfdeus boven \'t voorschr. sciiutiien liggende questie en verschil is swevende. So ist dat S. Hoogh. Ed. Geb. Gestr.. welgemelt verstaat ende ver-elaart dat die voornoemde sententie in volle eracht en weerden moet blijven en dat diens volgens alle ocstersche geerfdens die rechten van

-ocr page 45-

41

\'t voorschreven schuttien naer proportie van hare land en communicatie sullen liebben te dragen, mits dat elke portie daar van een sleutel zal mogen hebben ten fine de opening en de die sluitinge van jaar tot jaar ofte naer parthien goet vinden alternative te regardeeren (1) ordon-neerende mede de Schultes van \'t Wolt deesen eerstelijk ten eft\'ecte te stellen, en de volgens voorige afgegevene mandamenten neffens der ge-inlresseerden gcerfde hierover de jaarlijksche schouwe te doen. Actum Oldenhave den 12 October 1664.

Ex mandato generosi Due in Ruinen.

HENR. KEMPKEN, Secr.

Coll. Concord.

H. J. CAMERLINGH,

Scholtes.

1739. 11. 13.

(1) De tweestrijd of moeijelijkheid in aanmerking te nemen.

Aan zijne Excellentie Frans Casper des Heil. Rooms. Rijksyrave van Schellart, vrijheer tot Mnygenhuisen, Ruijnen, Bellincklaven en Grimpten; sijne Ke jzerl. Maj. Camerheer en sijne Vorstel. Doorl. toe pais naulury over-Camerheer , Veltmaar schalk, Colonel en Gouverneur van Busseldorp etc.

No. 9. Door insinuatie van den 3 September 1683 die van de kale boerschap ende eenigc uijt de Ruigge Kluft op Ruinderwolt, ter handen gekoomen sijnde het sub A in copia anexe request uijt naeme van die rouwe bourschap \'t oostcr ende an Z. Exell. gepresenteert ende appointement daer op van U. Exells. order tot antwoord dit der EU scheren verzoek te wezen een inpertinente en opgeraepte vuijle actie daer loe alleen opgesocht en uijtgevouden om U Exells. salutaire ordres van de nodige schouwingen der wegen en stouwen die tot vore-parable schade der ingeseteneu en tot groot ongerijf der reijsende luijden ongemaeckt blijven liggen , buijten effect te houden om U Excellentie zulcks te doen apprehendeeren, souden de contraremonstr. sonder sigh ten principaal in te laten alleen ad informandum voor ontegensprekelijk \\\\aer, dat die van de rouwe buurschap ende \'t oost ende al voor ondenkelijke jaren hare water de Lcisloot aflopende hebben gelost in

-ocr page 46-

■42

\'t havelter diep (1) ten oosten van Jan Vaers raaet, dal daarentegen de weslersehe geerfden van Claes Jaus Hilberis lant hebben gehadteen bijsondere waterlossinghe daer door haer water hebben afgeleidt in de Leisloot ten westen van gezeide jaavaers maet, dat in de jare 1651 questie is ontstaan sijnde tussehen de ooslersche en westersche geerfdens

(1) Thans de Oude Vaart geheeten , vroeger ook het wijde diep\' Havelter A, Olde A, Smilliger vaart en ook Oude Smilliger vaart genoemd. Op verschillende plaatsen is deze rivier van loop veranderd om eene meer rechte richiing aan te nemen, zoowel voor het belang der scheepvaart , als om waterafvoer te verkrijgen. Het. zoogenaamde Oude Dicpje, thans nog door de Hesselter Made, vroeger ook gedeeltelijk door de thans ge-scheidene Meente kronkelende, zal zeker zijne oorspronkelijke bedding geweest zijn en zich niet door Meppel, maar meer noordelijk in de oude Wen-nepe zijne ontlasting gevonden hebben. Men heeft bij de verveening van Hesseler veenen (Nijeveen) de vaart van Nijentap tot Meppel daartoe gegraven, omdat de oorspronkelijke loop daartoe ongeschikt was. Het erfgerucht zegt, dat juist daarom op dat gedeelte geene , of slechte stuwen zijn, omdat de Meppelers het zand dat uit de gegravene vaart gekomen is, hebben weggehaald tot ophooging in Meppel. De overblijfselen van de vroegere wijken zijn ten getale van vijf of zes nog duidelijk op te sporen; zij loopeu in eene rechte richting van de vaart op Nijeveen door de Made. Voor bijna vijf eeuwen was zij reeds een bevaarbare stroom, dienende om de Sint Peters roggepachten, die aan den spijker te Uffelte in natura opgebracht moesten worden , naar Utrecht of ergens anders ter markt te brengen. Deze spijker of bergplaats stond aan voormelde rivier tegenover het tegenwoordige dorp Uffelte. Het is in onze dagen een voorrecht wanneer een dorp aan het vaarwater is gelegen, en ook de tegenwoordige bewoners van Uffelte ondervinden dit in onze dagen ; niet alzoo hnnne voorvaderen, die met leede oogen zullen gezien hebben dat het vaarwater diende om een groot deel der met zorg en zweet bewerkte opbrengsten hunner landen naar de geestelijke heeren van Sint Peter te verzenden. Meer dan drie honderd mudden royge werden jaarlijks aan genoemden spijker afgeleverd, alle jaer nae aire godes hilliyhe dach, t geen voor zulk een klein gehucht een groot bezwaar kan genoemd worden. Of de oude vaart door de heeren van Sint Peter verder naar boven als Uffelte tot tegenover het kasteel Batinge bevaarbaar is gemaakt (\'t geen wij liefst aannemen) of dit door eene compagnie is geschied is niet recht bekend. In eene akte, afgegeven door het capittel van St. Pieter van 1438 op Sinte Victorijsdach , is blijkbaar dat er uit meer plaatsen van Drenthe roggepacht aan den spijker te Ullelte moest geleverd worden , wij meenen daaruit te lezen Lhee of Legio , doch het woord is onduidelijk en de laatste letters zijn bijna niet leesbaar. De vaart is later in het bezit gekomen van eene familie Verlet en na deze in handen van het Friesche geslacht Lijclama a Nieholt. Door dezen is bij contract van den 23 April 1767 de vaart aan de Landschap Drenthe verkocht umet zijn wallen en verlaten en al \'t re/jt van reve-

-ocr page 47-

43

van Klaas Jans Hilberts landt, of namelijk de oosterste geerfdens hare wateren door die bijsondere lossinge vermogten af te leijden waarop bij sijn Gestr. wijlen de Heer van Ruijnen is verstaen, en verelaert soo als uijt de sententie sub B staedt te vernemen sonder dat doen ter tijdt de of ooijt te vooren enige questie over deze dam in specie is gemo-

nues zoo van lastgelden als anders , wat aan en van de vaart appen-deert niets voordeeligs of schadelijks uitgezonderd voor de som van ƒ 30,000.quot;

De Provincie meende de Oude Vaart noodig te hebben, om de nieuwe in 1769 gegravene vaart van water te kunnen voorzien. Sedert deze in het bezit der vaart is geweest dagteekenen de klachten over overstrooraing van het water uit de vaart en den slechten toestand der wallen of stouwen op dezelve. In geene stukken van vroegere dagteekening zijn ons eenige klachten dienaangaande voorgekomen. Men spreekt in bovengenoemd stuk nog van lossen op het Havelter diep, doch dit lossen zal wel niet veel beteekend hebben. De slechte lossing op dezelve deed voor de Kale buurschap de zoogenaamde binnenleiding geboren worden, waartoe de aanleiding was dat ongeveer midden tegen deze buurschap een schut in de vaart, Landschapsschut genaamd, stond en zoodoende heeft men bewerktstelligt, dat men met eene leiding binnen door eerst in Jan Vaers gat en daarna in de Haekswoldiger Leisloot (ook Woltsloot genoemd) geraakte.

Het schijnt dat de Provincie, ora meer water op de nieuwe vaart te brengen , de oude vaart hooger opstuwde dan de vroegere eigenaren ; zelfs midden in den zomer veroorzaakte het digtzetten van het schut dat het water over de stouwen naar binnen liep en de hooilanden ruineerde ; was men van Ruinerwoldsche zijde op zijn hoede geweest om stuwen en zijlen digt te houden , dan was de zaak dragelijker geweest, doch om controle op stuwen en zijlen te houden, is in de gemeente Euinerwold altijd een groot bezwaar geweest, van daar dan altijd meer klachten aan hoogere autoriteiten. In het begin dezer eeuw klaagden Harm Alberts en Jan Meeuwes te Euinerwold over de nadeélige werking van dit keer schut in de oude vaart, hetwelk strekte om de nieuice vaart van meer water te voorzien, op de stouwen hunner landerijen aan dien stroom. Het landschapsbestuur besloot daarop den 29 December 1806 om de stouwen te verbeteren en terug te zetten ten koste van den lande, zonder evenwel de adressanten toekomstig van hunne verplichtingen tot onderhoud te ontheffen. Of deze ophooging heeft plaats gehad betwijfelen wij, van terugzetting is echter niets gekomen, waar nu de stouw nog ligt heeft hij bijna vier eeuwen gelegen, zooals uit een contract van 1594 kan opgemaakt worden.

In het Koninklijk besluit van 17 Dcc 1819 No. 1 wordt o. a. ook de oude vaart vermeld als een der werken die door het quot;Rijk aan de Provincie in beheer en onderhoud wordt overgedragen. Herhaaldelijk waren de klachten over overstrooming van het water uit de oude vaart zoowel over het Landschapsschut als de bevloeijing der Kolkmaten en Siekhuislanden door de eigenaren, strekkende om ook anderen onder water

-ocr page 48-

44

veert geworden, bij aldien ooek die dam geremoveert hadde moeten worden zonder voorsc. questien tussehen oostersche en westersehe geerfdons van Claes Jans Hilberts landt te vergeefs zijn geweest en ook deeisie verleent en order beraerat: aangesien die dam of veel liever de Leisloot aldaer opgegraven wordende. Contraremonstr. de minste

te zetten. Wel gaf de toenmalige Gouverneur der Provincie deswegen aanschrijvingen aan liet gemeentebestuur van Kuinerwold , om laatstgenoemde bevloeijing in liet algemeen belang te beperken , doch onder het bestuur waren privaat belanghebbenden om de zaak op den ouden voet te houden, iets dat in die dagen bij de bestuursleden van deze gemeente niet zeldzaam was om het eigen boven het algemeen belang te bevorderen. De klagten over de oude vaart en het schut werden met gunstiger gevolg bekroond, want bij Koninkl. besluit van den 25 Maart 1819 werd de verbetering der oude vaart op \'s Kijks kosten bevolen. Die verbetering is den 5 Mei 1819 uitbesteed aan W. A van der Sluis voor ƒ l-i,900 en is in het volgende jaar uitgevoerd ; toen eerst schijnt er eene ophooging van s\'.ouwen plaats gehad te hebben, doch die verbetering had niet de uitwerking die er mede beoogd werd , want de klachten bleven bestaan. Het gemeentebestuur van Kuinerwold sprong bij adres van Oktober 1833 voor de klagers in de bres, en wel bepaaldelijk over den slechten toestand van het schut en henadee-ling der stouwen daardoor , iets wat met een vervallen schut niet te rijmen is. Het Provinciaal bestuur gaf toen eindelijk aan den Hoofdingenieur last het bedoeld schut te verkoopen onder voorwaarde het linnen een heyaalden tijd weg te ruimen en de stouwe te gelijker tijd in behoorlijken staat te\'herstellen. Omdat men maar ƒ 6 kon bedingen werd het niet gegund, maar besloten het nog eens weder te proheer en en inmiddels de schuif uit het schut genomen om het wa\'er doortogt te verschaffen. Dat toen ter lijd eene kade aan de zijde der Ruinerwol^sche landen moest gelegd worden zooals de conditiën dit voorschreven was niet noodig, daar die kade, gelijk wij boven vermeldden , sedert eeuwen bestond. De waterstaat heelt eindelijk het geheele schut er uitgebroken, en de overblijfselen hebben als eene nagedachtenis langen tijd bij de Boschkampsbrug, onder Havelte, gelegen , daar ze eindelijk verdwenen zijn.

Herhaaldelijk is ook in de laatste jaren bij liet Provinciaal bestuur aangedrongen op eene verbetering der oude vaart, zonder te bedenken dat eene radicale verbetering ten dienste van waterlossing, de natuurlijke bevloeijing der landen benadeelen zal , en men dan tot kostbare kunstwerken (schutten) de toevlucht zal moeien nemen. De klagte over den slechten toestand der vaart heeft ten allen tijde met de waterkwestie op Kuinerwold in naauw verband gestaan, en ze\'deu of nooit is op die verbetering, alsmede van liet Mallegat over Meppel, aangedrongen als de Kuinerwoldsche water kwestie in rus\' was. Nog van Kuinerwoldsche nog van Havelter zijde heeft men belang om de oude vaart als waterlossing te gebruiken , men kan haar als waterlossing ontgaan, doch als bronader voor bevloeijing niet missen. Wordt

-ocr page 49-

45

druppel water door liaere particuliere waterloop niet souden konnen aflossen , belialven dat die van de Eouwe buijrschap en \'t oostende daer bij \'t geringste voordeel souden konnen hebben, dit dan aldus ad infor-mandum ter neder gestelt zijnde konnen eontraremonstr. geern gedoo-gen dat de stouwen, dijeken en wegen worden onderhouden en daer

zij soms door hoogen waterstand te lastig, men verliooge de stouwen. Door de k\'agers genoopt, is op sommige punten door het Provinciaal bestuur de verbetering bewerktstelligd, en terwijl wij dit schrijven is zoowel de oude als nieuwe vaart weder aan het Rijk overgegaan. Daar de oude vaart met zijne uitmonding in Meppel quot;liet Malle gat^ genaamd ten allen tijde met de waterkwrestie op Rui-nenvold heeft zamengehangen , meenen wij van het laatste ook eenige korte bijzonderheden te moeten mededeelen. Bijna alle gemeenten van het westelijk Drenthe voerden haar water af langs het Meppeler diep, ter plaatse waar nu de Meppeler sluis staat. Want eerst den 19 Febr. 1627 gaven Ridderschap en eigenerfden der landschap Drenthe aan Roelof van Echten, volmachten van Meppel en veen-luiden verlof, om een Verlaat te doen stellen in het diep heneden Meppel. Den 27 Mei 1629 is tusschen de heer van Echten, de twaalve van Meppel en de geinteresseerde gemeenten nader geaccordeert, waarvan de hoofdbepalingen zijn a. dat de twaalve en gemeente van Meppel de schutterije zullen timmeren ; waarvan zij van elke geladen praame geld sullen heften, h. dat het sluisyelt bij openbaere uitmijninge van jaer tot jaer ten overstaen van de gezamelijke geintresseerden zal verpacht worden , tot dat de kosten van \'t schut met behoorlijke interest voor Meppel vergoed zijn ; c. dat Meppel het schut zal onderhouden , en alle hinder en schade door die van buiten daardoor te lijden , op Meppel te kunnen verhalen; d. dat de heer van Echten die van Ha-vel te , Meppel en die van \'t Veene elk een gerecht part tot bouwing van het schut zullen voors\'hieten ; e. dat het schut door de geinteres-seerden soa vaak als het goedgevonden wordt mogen schouwen en visiteren en de foulien die bevonden worden de twaalve aanwijzen, de snlx promp-telijk en te remedieren sullen gehouden sijn, en in cas van nalatigheid so int eene als int andere sullen de heer en Drost en Gedeputeerden ter instantie van de geinteresseerdens hierover mogen doen executie so als het behoort, ten icelken einde ten naesten landsdag e expresse last van Ridderschap en eigener [den sal worden geprocureert. Hieruit kan men zien welke krachtige bepalingen gemaakt zijn, dat door de opstuwing van het water door de Meppelersluis, de boven Meppel gelegen lauden niet onder water zouden loopen of bezwaard worden.

Dat dit schut veel twist en krakeel verwekt heeft is niet te verwonderen , van daar dat de bepalingen feu dien opzichte verscherpt zijn. In de verpachtingsbrief van den 7 Febr. 1666 , waarin de sluis verpacht is aan Luirin Jansen Stigt voor 768 car. gulden komt dan ook voor : lo. dat hij niet hoog er zal schutten als ordinarii peil, en er voor zorgen dat tc an neer de landen nat zijn en de neet sulx eischt, de sluis promp lelijk open te houden, en de orders van de Schol te en twaalve

-ocr page 50-

46

over oock de schouwe , maer geensints dat het stuck van de Leisloodt waer over questie worden opgemimt, presenterende contraremonstr. sich daer over te goeden rechte en ter gewoonlijker procedure, waarbij sullen aantonen dat bij \'t opgerichte wilkeur de sin en meninge van de samentlike ingezetenen van \'t Wolt geensints is geweest dat dit deel

daer op sal moeten gehoorzamen) 2o. van Saturdaghs avont tot IFoens-dayhs morgens zes ure sal de sluis altijd worden opengehouden , en dacrop passen dat ze niet eerder toegcdaen worde. Üm kort te gaan , de moei-jelijkheid, om het belang van de scheepvaart en die der boven Meppel gelegen landen gelijktijdig te behartigen en de vele twisten en kra-keelen daarover gaven aanleiding, dat de gemeenten boven Meppel ten noorden van het stadje in hét jaar 1687 eene geheel nieuwe waterlossing of doorgraving bewerkstelligd hebben. De kosten van doorgraving en voortdurend onderhoud waren geheel ten laste van de geinteresseerde gemeenten , zonder dat Meppel daartoe iets heeft bijgedragen, zelfs de particuliere gronden daartoe benoodigd, zijn door die gemeenten onteigend. Het voortdurend onderhoud der bruggen en doorgraving is publiek uitbesteed, en is daarvan onderhoudpligtige geworden Claas Coops, voor het carspel Kuinerwold, voor twee derde , en de heer van den Clooster op \'t Slot voor een derde voor de gezamenlijke som van veertien honderd car. guldens, waartoe de vier kluften van Kuinerwold betaald hebben 498 car. guldens. Den 6 Junij van het volgende jaar 1688 is op de Lotting te Assen eene Ordre en Ileglement vastgesteld waarna de schutwagter over het schut, staande in de deur graving e bij of omtrent Meppel hem sal hebben te reguleren in H openen en sluiten van \'t voormelde schut en wat daaraan verders mogte defender en, met de hoofdzakelijke bepalingen : lo. dat zijn salaris zou zijn twintig gulden , hem onpartijdig sou gedragen in %t openen en sluiten van het schut en zijn bevelen zou ontvangen van dengenen die Drost en 24 etten daartoe aanwezen; 2o. om zorge te dragen dat het water in de vaarten bleef ten angestelde provisionele peilshoogie van drie voet en drie duim Groninger mate, sonder ten iemands r eg nar de hetselve huiten noodzaak ie doen doorschieten; 3o. hij toevloeijing van water hoven peilshoogte geholden te sijn, het schut te openen en 7 water te laten loopen tot het weder op peilshoogte gevallen is met de slotbepalingen, dat nog dreigementen van schippers, belanghebbenden of ingezetenen van Meppel den sluiswachter mogten beletten sijn pligt te doen , en op sijn gepresteerden eed verpligt was om van alle feitelijkheden en dreigementen te dien opzigte antebrengen, welke gestraft sullen worden met eene boete van vijftig goudguldens; wordende de Drost tevens geauthoriseerd, om ingeval de schutwagter zijn pligt niet deed dezen te ontslaan en een andere te stellen.

Reeds in het begin der volgende eeuw werden de belanghebbende gemeenten in deze nieuwe waterlossing bemoeijlijkt om het water behoorlijk te kunnen afvoeren, onder anderen bewijst dat een request van den 19 Jan. 1711 aan Roelof van Echten tol Echten, waarbij het Carspel Ruinderwold benevens de andere Carspels en particuliere gein-

-ocr page 51-

47

van de leijslootU, tot irreparable scliade van contraremonsten , dat die van de rouwe bourschap en \'t oostende sullen worden geordonneert bij aldien haar hier over euige actie vermenen geschapen te zijn deselve na manier van Landrechte te sullen moeten institueeren, ende contraremonsten daar tegen hare defensien voorbehouden.

teresseerdens zich leklagen, dal in de nieuwe doorgraving {Mallegat) ten noorden van Meppel, des herfst en winters, zoo veel schepen liggen geboeid en ongeboeid hunne landen onderloopen, daar door de felle stroom de grond ins!art, en daardoor kolken en ondiepten gevormd worden, hetgeen te bedroevendst is, omdat zij met veel kosten die door de aangrenzende landen hellen gekocht en onderhouden en ook de brugge als een zware last moeten onderhouden om hunne landen van het overtollige water te ontlasten\', verzoekende eindelijk dat ieder schipper die daarin vervolgens mochte komen te liggen beboet moge worden met eene goltgulden. Dit verzoek is toegestaan, en bij kerkesprake van den 1 Febr. .1711 te Meppel gepubliceerd, doch dat de vrije in en deurvaart kon blijven bestaan.

Desniettegenstaande bleef dit Mallegat een twistappel tussehen de omliggende gemeenten en Meppel.

Niet zelden werd de sluiswachter omgekocht om het water te laten schieten in het be\'ang der landen of hoog op te houden iu het belang der schippers. Om het water hoog te krijgen werden er soms eigen-magtig planken opgezet, en aan de andere zijde willekeurig de deuren losgebroken om het laag te krijgen, dit werd door den schutwachter oogluikend toegelaten. Zoo kon men toen even als nog in onzen tijd, moeijelijk een eerlijk man vinden op het geringe salaris van twintig gulden, om eene betrekking getrouw te vervullen waaraan zoo veel voor- en nadeel aan de eene of andere zijde was hangende. Op al de menigvuldige klachten, vooral van de zijde der eigenaars van landen en carspels buiten Meppel, daar het schijnt dat men meestendeels de belangen van Meppel en de schipperij voorstond, vaardigde de Drost A. C. Baron van Heiden den 5 Aug. 1752 aan den schutmeester Egbert Claas Brouw7er en het Carspel Meppel eene aanschrijving uit om de ordre en reglement van 6 Junïj 1688 zonder eenige oogluiking stipt toe te passen en de overtreders te vervolgen, bedreigende den schutmeester met cassatie zoo hij vervolgens zijn pligt niet deed door hem met eede lezwooren. De doorvaart der schipperij door het Mallegat was niet onbelangrijk, de reden hiervoor zijn, dat bij het veenebrugje in 1672 door de soldaten van den bisschop van . Munster eene steenen redoute gebouwd was, die zij bij hun vertrek lieten springen, waardoor ook het brugje in ontredderden toes\'and geraakte. De eigenaren of onder-houdpligtigen, zijnde de erfgenamen van Muirlinge en Blankenstein , hebben dit brugje hersteld en bij resolutie van Ridderschap en eigen-geerfden van den 7 Maart 1682 is hun toegestaan , dat voor ieder doorvarende Smilder praam met turf, hoei of holt geladen betaalt zou worden twee stuivers. Om deze twee stuivers te ontkomen nam men de vaart door het Mallegat waar de doorvaart vrij was, waaraan dus

-ocr page 52-

48

(Als marginale bescliikking stond als volgt;

Post hie advers sal in den tijd van drij dagen a dato insinuationis haer naeder debat liebben in tequot; brengen , andersints ordonnerende die solve haere sake nae maniere van landtreclite te sullen moe-

vele der onaaangenaamheden hierboven vermeld te wijten zijn. De klachten over het hoog opschutten en te veel water laten loopen door den sehutmeester van het Mallegatsehutje heell voortgeduuni lot dat de Drentsehe Kanaalmaatschappij in het belang der waterlossing voor het gehucht Oosterboer, waartoe zij zich bij contract verbonden had, het schutje uil het Mallegat nam en om hel water binnen Meppel en het benedenste pand der Hoogeveensehe vaart op peil te kunnen houden , in den ouden waterloop, tusscheu de Veenebrug en den oostkant van het Mallegat een nieuw schut Ie plaatsen. Schoon de Maatschappij door bovengenoemd contract gedrongen was, om het Mallegatsehutje op te ruimen, wilde zij zich behoorlijk van hare verplichtingen kwijten , was de gemeente Kuinenvold echter zoo vrijgevig en betaalde de somma van f 20Ü0 aan de voornoemde Maatschappij uit, zoodat deze gemeente, wat het financieele betreft, nog eens weder om zich zoo eens uit te drukken eene nieuwe doorgraving heeft bekostigd. Sedert heeft het Mallegat eene geregelde doorslrooming, en nooit is over den slechten toestand van hetzelve geklaagd , als om de verbetering van walerafvoer in de gemeente Eninerwold tegen te werken. De leus was altijd eerst het Mallecjat verbeteren en daar men wist dat die opruiming niet gemakkelijk of spoedig was te verkrijgen , zou zoo de andere zaak daardoor op de lange baan geschoven worden , toen voor cenige jaren weder op de klachten over den slechten toestand van hetzelve , door Ged. Staten eene begrooting van kos\'en voor verbetering werd opgemaakt bedragende slechts ƒ 500, bood Kuinenvold / 200 aan, doch Havelte en Meppel weigerden iets te geven. De verbetering van het Mallegat door liet Waterschap Kuinenvold , in het Ue-glement daarop bepaald, is slechts voorwaardelijk : wanneer dit in het belang van het IVuterschap gevorderd wordt. Dit belang zal zich wel laten wachten, omdat onder de voorwaardelijke werken toch ook is opgenomen een molen , en de plaatsing van deze , het andere overtollig zal maken. Men ziet dus dal de waterafvoer door Meppel ruim twee eeuwen aanleiding heeft gegeven tot twist en krakeel, dezelve is nog niet geëindigd. Voor een tweetal jaren is in het belang van den waterafvoer door een lid der Provinciale Stalen weder aan het Provinciaal bestuur een voorstel gedaan tot verbetering van het meermaal genoemde Mallegat, terwijl daarlegen , door het bestuur der gemeente Meppel pogingen worden aangekend om voor de gezondheidstoestand van Meppel weder een schutje in hetzelve le verkrijgen, of beide voorstellen tot uitvoering gebracht, tot het wederzijdsch beoogde doel kunnen leiden, zonder benadeeling van iemands belang of recht, geven wij ter beoordeeling aan bevoegder handen over.

-ocr page 53-

49

ten instituceren, ten einde alsdan daerover decisie te verwachten.

Actum op den huize Oldenhave, den i Sept. 1683.

FRANS GllAEF VON SCHELLARDS, Heer tot Ruinen.

(En daaronder;)

Anno 1083 , den 6 Sept. is dit invoegen voorsehr. aan Lugger Claes geinsinueert ende versocht Copia uit dezen. Actum Ruinderwolt ut supra.

Uijt het relaes van de pander Peter Pouwels.

H. W. OLÏTEN, (2) Schultes.

__1683.

(2) Zijn vader was Matthias of Matthijs Henrick Giffen en was gokuwd met Jaeobgen Tennis; zijn grootvader Wilbrandus Giffen is de eerste Scholte uit dit geslacht, dien wij op het jaar 1021 als Schulte van Buddinge en Haekswolde vermeld vinden. Volgens den Groninger studenten-Almanak van 1855 was hij in 1642 te Groningen als student ingeschreven. In het tweede vervolg der naamlijst van de studenten, sedert de oprichting der Hoogeschool te Groningen leest men: Matthias Ilenricus Olffen — studiejaar 1642 — studievak: Phil, (of dit philosophie of philologie beteekent, blijkt niet.)

Als plaats van herkomst wordt opgegeven; Buddingwohla-Rhenanus, in eene noot staat: absens inscriptus rogatie D, Robers, dat is; afwezig doch ingeschreven op verzoek van D. Eobers.

Op deze Matthias Henricus volgde een Henrick Willem Olffen en op dezen weder een Matthias en zoo omgekeerd tot 1770 , toen de laatste Hendrik Willem als de laatste Scholte uit dit geslacht te Eui-nerwold overleed; deze laatste was gehuwd met Diegje Bloemers. Hun beider kleinzoon Hendrik Willem Olfi\'en is voor eenige jaren als Med. Doctor te Steenwljk overleden, nalatende slech\'s eene dochter, Aaltje Willemina, gehuwd geweest aan nu wijlen Mr. J. J. Cornelissen, in leven lid van Gedeputeerde Staten der provincie Overijssel.

Volgens de overlevering is deze familie uit Duiischland afkomstig, gelijk meer voorname familiën in Drenthe , en was de eerste die hier te lande kwam bij eene voorname familie litterator en Gouverneur geweest, waaraan hij getrouwd is. Ook in de gemeente Ruinen hebben leden van dit geslacht het Scholtambt en de betrekking van Gerecht-schrijver der heerlijkheid hekleed.

Meer bijzonderheden over dit geslacht, dat in de heerlijkheid zulke gewigtige posten bekleed heeft, zouden wij kunnen vermelden als ons bestek dit gedoogde, alleen moeten wij nog vermelden, dat bij het doorzien van alle stukken over de waterkwestie te Eninerwold de Olffens onpartijdig zijn gebleven, en de opnemingen van waterhoogte , doorsteken van stouwen enz. dan op last der eene en dan voor de andere partij altijd, ook vergeleken met de Attestatien van andere personen, overeenkomstig de waarheid hebben geconstateerd. Op de naamlijst der leden van de vernietigde exertitie genootschappen en so-

4

-ocr page 54-

50

Clacs Coops en consorten, als geintrcsseerdens an Peter Joehems wal, doen mits dezen aen Jan Arents en Jan Smit en die gene die tusschen haer beijden wonen mitsdezen insinueren dat sij van voornemens sijn bij haer replijc in possessorio summarissirao ten Eegte mede te appliceeren twee sententien van dea Loffel. Etstoel der Lantschap Drenthe , \'d eerste in dato den 14 Oct. 1690 en \'d ander van den 19 Junij 1691 tusschen Heerschap Canter in glte en Jacob Ottens en consorten gepronuncieert mitsgaders noch twee sententien voor \'t Col-legie van Haer Ed. Moog. \'d Heeren Drost en Gedep. Staten der Lantschap Drenthe gepronuncieert, tusschen \'d Hr. Jan Sloot tot twee Nijenhuisen en de Hr. Ritm. Gerh. Stmuck \'d eerste in dato den 16 Dec. 1680 en de 2de den 29 April 1681 hier in Copia Anthentica en Originali annex (1) ten einde geinsinueerdens bij haer antwoort op insinuanten Eeqnest den 20 dezer aan Jan Arents geinsinueert daarop konden verdacht sijn , om nae gedane antwoort van Geinsinueerdens , insinuanten daer op behoorlijk mogen konnen repliceeren, en wordt de Scholtes van Euinerwolt versocht dezen volgens voorsch. appointe-mente aan Otten Jan Arents voor hem cn sijne adharenteu te in-sinueeren.

Den 24 September 1692 desen invoegen voorschreven an Jan Arents geinsinueert. Actum Euinerwolt ut supra.

H. W. OLFFENS, Scholtes.

1692.

citeitcn aanwijzende de personen die nalatig zijn gebleven het Declaratoir van Eidderschap en eigenerfden van 20 Dee. 1787 te teekenen, enalzooon bekwaam worden verklaard tot het waarnemen van politieke en kerkelijke bedieningen, komon onder Meppel voor de namen van Theodoras Olffen en H. W. Olffen , zoodat dezen toen in Meppel woonden. Jan Peters Lefferts te Hoogeveen die mede-kooper was van de heerlijkheid Eui-nen en Euinerwold, handelde voor zijne moeder Jacoba Elisabeth Olffen, wed. Lucas Lefferts, zoodat ook zij van bovenvermelde familie zal zijn geweest.

(1) Meermalen heeft men sententien van den loffelijken etstoel der landschap Drenthe aangevoerd om het recht van stouwing of water-keering te kunnen bewijzen. Het mag wel zonderling genoemd worden , dat men in deze jaren zieh ook beroepen heeft op twee sententien van Drost en 24 etten, als een van den jare 1695 tusschen de marktgenooten van Altinge en Clateringe en de marktgenooten van Swiehteler, en een ander van den 16 November 1696 tnsschen de marktgenooten van Swiehteler en de marktgenooten van Altinge en Clateringe, het laatste in cas van Eevisie; en dat men bijna twee

-ocr page 55-

51

Au haar Excell, de Hoogh. Welgeboren Vrouto en Gravinne van Schéllart Baronesse de Rhuinen en Mugyenhausen Vrouwe van Bellinkhave Haffen.

No. 11. Vertonen sigh voor uw Excell. in alle onderdanigheidt de respect, eigenerfden van Ooster en Westersche geerfden van Claas Jan Hilberslandt op \'t Woidt, hoedanigt tusschen Kmst. voor lange jaren questie is geweest wegens de waterschuttinge , welke questie deur sententie van den jare 1651 is afgedaan, en gedecideert dat op Claas Jan Hilberslandt een vast schuttien geset souw worden, ten einde om daar door het Oosterwater tot gemakkelijker ontlastinge der westerlanden te stuiten , soo is \'t dat die van de rouwe boerschap noch dese soo langh begroeide sententie noch de daar op nadere afgegevene ordinatoire van den jare 1664 beide hijr annex ontsiende sigh hebben derven ondernemen om dese waterleidinge mede te prsetenderen, en sich de selve toe te eigenen met effectijf gebruik, ja met eigenherige deurstekinge van de wal , tegens uitdrukkelijke woorden van de gemelde sententie waarbij sodanige contraventeurs in vijftigh goltguldens worden gecon-demniert. Daar nochtans opentlijk ende bekent is , dat sij beklaagde nooit andere waterlossinge als buiten na de Wolt Aa , en boven na de leijsloot hebben gehadt, ook dat sij en alle andere bij voors. sententie daarvan notoirlijk worden uitgesloten als slaande naar praïciselijk op die Oostersche en Westersche voorgeroert; soo is \'t dat sij Rmst. tot voorkominge van hare schade en tot maintien van justitie Uw HooghG. Êxcell. ootmoediglijk suppliceeien de rouwe buurschap en alle andere bij nader acte pcenaal ernstlijk te verbieden sigh van sodanige foulies en feitelijkheden te moeten onthouden , en de sententie van anno 1651

eeuwen later over dezelve questie ^ dezelve laatstgenoemde sententitn nog eens weder tot staving van dat vermeende recht heeft aangewend. In een adres .aan Ged. Staten van Drenthe van 2 January 1868, waarvan de redactie was opgedragen aan den heer F. A. Ebbinge Wubben, Notaris te Staphorst, hebben de tegenstanders van het Waterschap nog eens weder aangehaald bovengenoemde sententiën, benevens vele anderen van den Heer van Ruinen , om het hijzonder recht van lei-dinge en waterkeering (Peter Jochems, thans Koelof Gelmers walle) te bewijzen, en dat te mogen behouden, doch de oude sententien en appoint emen*en van den Heer van Ruinen moesten wijken voor de al-gemeene wet\'en en reg\'ementen onzer tegenwoordige staatsinstellingen , en de oude Peter Jochems wal met zijne binnenleiding, kwam toen als de andere landen en stuwen van Ruinerwold onder de bepalingen van het Reglement op het Waterschap Ruinerwold, en zal daaronder verblijven.

-ocr page 56-

52

bij uw Excel). Heer Vader afgegeven in allen deelen te respecteereu, cn sigli van dit seliutlien en naterlossingo te abstineren al\'es voorbe-holdcns Uw HooghG. Excell. breuke (1) wegens de eigenherige deur-stekinge bij nachtslapenden tijdt gedaan in eonformitc bijleggende sententie geinourreert.

( Als marginale beschikking stond als volgt:)

Deze zij gestelt in handen van beklaagsdcns, om hierop in de tijdt van vijff dagen, na insinuatie, te dienens van berigst ten fine van dispositie. Actum op den luuse Euijnen den 18 Julij 1692.

M. G. M. v. BEKNSAÜW, Gravin van Schellardt (2)

(1) De breuken of boeten moesten meest aan den Heer van Ruinen betaald worden. (Ooi die allen moec/en eenige Ireucken nitsjireken , volgens Landr. van B. en H.) Volgens een extract uit het origineele boek, vroeger op den huize Oldenhave berustende, vermeldende de revenues der goederen in de vrijheerlijkheid Kuinen en Euinenvold worden deze breuken uit de beide scholiampten berekend of getaxeerd op twee honderd guldens. Het finantieel belang van den heer van Euinen was dus wel, dat er wallen doorgestoken, en de daders ontdekt en met breucke gestraft konden worden. De adressanten geven dan ook in verschillende stukken te kennen, dat zij niet de minste inbreuke willen maken op deze boete , schoon de woorden : Alles behalve UBExcell. breucke onverkort, op ons den indruk maken om het belang van hun zeiven zoo doende te bevorderen, en den heer voor hunne zaak te winnen. Niet altijd hebben de ingezetenen van Budding en Haeks-wolde zoo voor het finaniiecl belang van hun heer gezorgd, maar wel eens jaren lang strijd of proces gevoerd over huis en hofdiensten enz. waartoe zij zich gewend hebben tot de Staten-Generaal der Vereenigde Nederlanden , doch door welke ook nooit eene eindbeslissing schijnt genomen te zijn , daar in den jare 1768 Coert Winkel en c. s. aan Femtnigje Eleveld, Weduwe Jan Pouwels, behalve achttien ponden boterpaeht, ook het jaarlijksche hofgeld verkoopt, op conditie dat het vrij van leen zal wezen. Deze koop moet echier aangemerkt worden als een afkoop, daar uit de acte bli)kt dat genoemde Eemmigje Eleveld zoowel het hofgeld als de boterpaeht zelf verschuldigd was.

(2) Margaretha Geerlruida Maria van Bernsaw, was de dochter en opvolgster in de heerlijkheid Euinen van haar vader Hendrik Munster Wilhelm van Bernsaw, was gehuwd met Erans Casper Adriaan Graaf van Schellart enz. Vele akten door de Seholten van Euinenvold opgemaakt , hebben dan ook aan het hoofd na vermelding van den naam des Schultes , de woorden : van toegen de vrouw Gravinne van Schel-lard scholte tot ISuddijnck en Haekswolde.

-ocr page 57-

53

COPIA.

Aan sijn Excellentie Trans Casper, des Heiligen Roomschen Rijks, Grave van ScJtellart, Here toe Ruinen, (1) £el-linckhavm, Grinden, etc. etc. Roomsch Keizerlijke Majesteit:! Camerheer , Geheime Hofskrijgsraat, Generaal en Extraoriinaris Gezante, Sijn Chwrfurstlijke DnrchlucMig-heit van Palts geheime raadt en overste Hofmeester Gouverneur der stadt Geulen etc. etc.

No. 12. Om sijne Excellentie op nevensgaande copieele requeste Sub A, uit name van Jan Arents en Jan Smits, mitsgaders derzelver adharenten, tusschen haar beiden wonende, ingevolge U Excellentie ordinatoir, in dato den 19 Sept. 1692. geinsinueen den 20 ejusdem, onderdanigs! te bericliten poseeren remonstranten facte te siju, wat voegen sij in haare ordinaire waterleiding, verhindert wordende, nu onlangs in deze gepasseerde maendt Julio 1692 (als wanneer het Godt Almachtig belieft heeft een extraordinaire walervloedt neder te storten) mede tot haar groot leedwezen hebben bevonden, dat op de stege van Peter Jochems, door opgemelde Peter Jochems, Jacob Willems en

(1) Dat de heeren van Euinen ook het gehucht Weerwille als alodiaal goed in eigendom bezaten , bewijst onderstaande acte van 1291 die wij daarom hier laten volgen:

Xlniversis Christi fidelibus tam posteris quam praesentibus praesentis paginae titulum visuris vel audituris Johannes domicellus de Rune una cum Domina Etnegarda, uxore ejus et Bartholomeo ejus filio, nee non Laurentio Godringa et uxore ejus Elisabeth, salutem, et rei subseriptae cognoscere veritatem in causa quae in tempore agnita , et similiter cum tempore labantur dicta, solent testium et scriptis memoriae commendari ad tetram oblivionis caliginem destruendam. Notum facinms universis, quod haereditas, quam nos vendidimus civibus dictis de Weerwille, debet esse quinque mansiones, eujus longitudo durabit vel extendetur ad mediam fossam monaehorum ex una parte et ad aequalitalem haeredi-tatis civiura de Cokange ex altera parte; praeterea statuimus, quod fossa, quae transit inter cives de Buddingewoldt et praedictos cives de Weerwille, quandocunque maculosa vel lutosa reperitur, duae partes de jam dictis civibus de Buddingewoldt et tertia pars de saepa dictis hominibus de Weerwille renovari debet et purgari, quandocunque fuerit optimum. Si quis vero statutis nostris (quod absit!) qraesumserit obviare, deeem marcarum poenam se noverit incurrisse, dummodo per legitimos testes seu idoneos poterit comprobari. Insuper si sacpe dicti cives de Buddingewoldt hominibus de Weerwille molestias, damna, laesiones aetu temerario (quod absit!) praesumserint inferre, emenda duplice posse satisfacere competenter. Et ut haec rata similiter et inviolata a nobis et successoribus nostris dignoseantur pennanere, ego Johannes de Rune praesens scriptum impressione sigilli mei (lignum duxi roborari.

-ocr page 58-

54

adharenten, door hel opsetten van een stouwe, boven maten is gear-beidt en verhoogt, invoegen remonstranten voor haar oogen moeten hebben gesien, dat niet alleen daardoor haar groenland maar selfs hare bouwlanden wierden geinnundeerd, ten ware hetzelve bij haar remonstranten (als daartoe ten uitersten geforceerd) waare eenig-sints voorsien, waarover dan voor haar Exeellentie sijnde geplaido-jeert is verstaan, gelijk in nevensgaande copieele requeste staat, geexprimeert quorsum relatio. Kemonstranten hadden dan gehoopt, dat paitien, pendente lite, zich zouden hebben onthouden, om aan dese, soogenaamde questieuse stouwe de novo arbeiden en wederom verhoginge te doen, doch de Kemonstranten bevonden hebbende dat haare partien , sclfs in hare gesichte, sich hebben onder-s\'aan, daaraan te laten arbeiden, hebben geoordeelt van haaren plicht te sijn , dezelve daarin eenige interruptie te doen opdat zij niet haere partien , in haar gewaande possessie muchten stijven — Contra-rcmon-stianten parthien in dezen , om dit gepleegt fait een glimp te geven , durven in haar overgegeven request voorgeven , dat Peter Jochems tot sijn eigen gebruik deszelfs stege of stouwe door een daghuirder hadde laten maken , en dat hem daarinne wederom interruptie waar gedaan. Uit nevensgaande Gerichts acte sub B zal dan sijne Excellentie het onwaare voorgeven van partien konnen zien dewijl daaruit constateert,

Data in Runa anno Domini MCC nonagesimo primo in translatione. S. Martini.

Bovenstaande acte is in. 1619 uit het latijn overgezet door Patroclus Eomeling en Bartholdus Pauli, predikanten te Ruinen en Euinerwold, daartoe door Hendrik van Munster op den huize Oldenhave geroepen. Uit dit stuk is te zien dat het gehucht Weerwil\'e reeds op het einde der dertiende eeuw bestond uit vijf boerenerven en tot dezen tijd aan de heeren van Kuinen in eigendom behoorde en toen verkocht is. Uit een willekeur van 1669 is blijkbaar dat dit gehucht toen bestond uit tien erven of eigenaren , deze willekeur bepaalt dat er een ackort yeschiet is van die ghemijnie van Werwille dat nïjemant mach plagen puiten die palen hen hu\'ijten , als bij een halve tonne hij er s; dat mje-mani mach weijden meer als sijn scheer ghen half of gheen vordelen of men sal hem datelijck antasien op een half vat hiers ende die heeren Ireucke die daer op staat; uit het haijlant {heideland) of argens geen plagen ie hallen als linnen die pallen enz. Tot aan de he\'ft der vorige eeuw bestond dit gehucht ten oosten uit gescheiden erven tot aan de plaats waar de zoogenaamde mandenstege begint, vervolgens westelijk op uit ongescheiden gronden . plaggenveld genoemd tot even aan de westelijke zijde van de tegenwoordige Pastorie der Chr. Ger. gemeente. De daarachter gelegen landen tot aan de landhoeve de Weide was de ongescheidene Weerwillinger meente. Toen het plaggenveld in de rig-ting der erven gescheiden was, ontstond hieruit in 1769 een proces

-ocr page 59-

55

dat hij aan de stouwe en niet aau de stege gearbeidt heeft. En dat het onmogelijk is over die zoogenaamde stouwe te kunnen vaaren gt; cesseert daar door genoegzaam het gewaande oogmerk van opgemelde Peter Jochems. Wat nu het voorgeven van contra-remonstranten aangaat , als off sij voor dertigh en meerder jaren van deze stouwe in possessie souden zijn geweest sulx zal bij Remonstranten, te zijner tijdt genoegsaam werden gedebatteert dat nu Peter Jochems stege onbruikbaar is gemaakt, sulx moet hij sijn adharenten, soo dezelve bij nachte en dage vergraven hebben , en niet Remonstranten iraputeeren.

Alwaarom der Remonstranten onderdanick versock is , dat Uw Excellentie , onder standt gripende poene , de beklaag-dens in desen wille gelieven \'t ordonneren, haar van het wederom verhoogen van die stouwe te moeten onthouden, ter tijdt, en soo lange , hijr over naarder provisie verleent oft, bii definitieve sententie sii gedisnoneert.

Quo facto C.

(boven in margine stond geappointeerd)

Parthien advers sal hijr op in den tijdt van acht dagen, naar insinuatie

daar de erven aan de zijde der Woltlanden niet door het Veentje (tegenwoordig het trekgat) het daarachter gelegen Plaggeveld en Meente over hun eigen opstrek konden bereiken, en daartoe de meer zuidelijken berg of andere erven trachten te gebruiken. Bij het rocht daarover gehouden door de Scholte W. Hiddingli en de Koernoten Coop Arents van Schoonvelde , en Jacob Otten te ter Linthorst, is het vermakelijk de door hen gestelde vraag of de hooge berg van Jan Jochems eene dorre zandige heuvel is, omhekwaam om tot zaai- of groenland aan te maken 1 door de verschillende getuigen tc hooren beantwoorden. Dc landmeter Lucas ten Wolde , die ook de Weerwillinger meente had helpen verscheiden, meende dat als er geen moeite of arbeid aan gespaard werd er nog wel goed bouwland van te maken was ; anderen dachten er anders over en zoo voorts, weinig denkende , dat genoemde Jan Jochems berg drie vierde eeuw later tot eene andere bestemming zoude dienen en het gezang der vroome schare daar door een kerkgewelf zou klinken in het lied : quot;(Sod zelf heeft dezen berg begeert\' (Psalm 68 vs 8.) Een zamenloop van omstandigheden en de vervolgingen der afgescheidenen in de eerste helft dezer eeuw, deed genoemde gezindte tot uitoefening harer eeredienst de wijk nemen naar het eenzame en woeste Weerwillinger Plaggenveld , en op den berg midden in hetzelve gelegen staat thans de kerk, school en pastorie, met de daaraan verbonden begraafplaats, der Chr. Ger. gemeente van Rui-nerwold en Koekange. Gaf eene melancholieke gedachte van Lode-wijlc den Veertiende aanleiding dat op eene dorre zandplaat de stad Versailles verrees, zoo deed eene verkeerde toepassing van de artikels 291—29i van het wetboek van strafregt bovengenoemde gebouwen verrijzen, waar anders nooit aan gedacht zou zijn, en waarvoor geschikter plaatsen zouden aangewezen kunnen worden.

-ocr page 60-

56

naarder berichten, ten fine van dispositie. Actum op den huize Ruinen , den 17 Sep\'ember 1692.

(onder stond)

FKANS GKAEF VAN SCHELLARÏ, Heer toe Ruinen.

(Voor acte van insinuatie stond)

Dezen invoegen voorschr. geinsinueert aan Clues Coops, dewelke hijr uit copie versocht en genooten heeft. Aetum Ruinerwold, den 3 October 1693.

(Geteekend) H. W. OLFFEN, SchnKs.

1693.

Coll. accord:

51. W. OLiTEN,

Schultes.

1692.

COPIA.

Actum op den huise Oldenhave den 25 October 1693 op \'t request van Warner Jacobs en Consorten.

No. 13. In opsichte van de sententie van den 6 Augustus 1692 hier annex bij mijn vrouw gemalinne afgegeven, die wij bij desen in allen delen approberen en confirmeren, in de welke om dese questieuse stouwe in ogenschijn te nemen ge committeert waren de Schults Hiuric 01-fen met de Gerichtsehrijver Bernard Sassenraad , en Henric Bouscholte (1) en sulx op lapport, na \'t welk over \'t possessorium summarissimum ad interim soude werden verclaert, verclaren deswegens nochmaals in con-

(1) Van de vele voorname familiën die vroeger te Ruinen woonachtig waren, is er slechts een enkele , waarvan nog gedachtenis is overgebleven. Van het geslacht der Bouseliolten is nog liet huis, hoewel verkleind en vertimmerd , aanwezig, staande aan de zuidzijde in de westerstrale te Ruinen en nog het Bouschulte huis genoemd, ook is er nog een deel bouwland , Bouschulte kamp genoemd. De zoon van deze Hendrik Bouscholte, de later bekende Joan Bouschulte huwde eerst met Gezina Prins uit Dwingelo, en later met Margaretha Houwink uit Meppel, welke laatste nog een der voornaamste geslachlen in Mep-pel is. Het adelijk geslacht Polman en de laatste woonplaats van hetzelve op het huis Nijenhove kan thans nog aangeduid worden dooreen stuk land de Juffer8hot genoumd, zijnde ten oosten van Ruinen ge-

-ocr page 61-

57

fornaite sententie van den 6 Augustus 1692, en liet jongste appointe-ment van den 14 October onse «elmeininge te sijn, dat dese Peter Jochems stege offte stouwe, sodanig sal werden opgemaakt, dat geen van beide partijen hierbij prsejudicie off voordeel kan hebben, \'t welk opdat lot accommodatie , en verhoedinge van wedersijdse incommoditeit soo wel tot mennen met den wagen, als in \'t gaan, gelijk bij andere wegen en stegen gebruiklijk magh geschieden, soo wordt op nieuws de Schulte voornoemt geauthoriseert, en in plus der overledenen hem ge-adjungeert de advk. van A-lten, de Schults van Euinen, E. de Graaf en Frens Luitjes, ten einde om dese stouwe op nieuws in ogenschijn te nemen, en dan over de hoogte van deze stouwe de disponeeren, wat recht is op mijn approbatie, insgelijks worden deselve gecommit-teert, om een tentamen concordia te doen, en parthijen dien aangaande te denuntieren. En gemerkt onse inclinatie nerges meerder en iveriger toe strekt, als om onse goede onderdanen in harmonie en eenigheid te brengen, soo worden wederzijdse parthien serieuselijk vermaant alle sortable voorslagen te willen amplecteren.

(Onderstond,)

iEANS GEAAFF SOHELLAET,

Heer tot Euinen.

Coll. accord, quod attestor, H. W. OLFFEN,

Schults.

COPIA.

Ingevolge dese commissoriale acte soo worden de respectieve parthien gedenuniieert tegens toekomende Saturdagh, sijnde den 4 Novemb. des voormiddags om te compareren ten huise van de Schults Henric Olfen

legen, waar in de eerste helft der vorige eeuw de gezusters Antonette en Wilhelmina Polmans woonden, die, zoo wij meenen, de laatsten van dit geslacht waren en van daar den naam ontleenden. Het kasteel Nijenhove behoorde in vroeger tijden tot de leenroerige goederen der heerlijkheid Euinen, en was met eenelaan of sierlijke allé, loopende in rechte richting, met den Oldenhof verbonden, zoo dat dan ook in den tachtigjarigen oorlog bij belegering of bezetting van den Oldenhof de heer van Euinen naar Nijenhove week. Ook dit laatste kasteel was door grachten omringd, waarvan de overblijfselen nog zichtbaar zijn.

Een der vijf loten in het veen te Ruinen, thans genoemd Gcusinger lot . noemde men vroeger Juffers Polmans lot.

-ocr page 62-

58

(1) van Euindenvoldt in desen mede gecommitteerl, om alsdan dese questieuse stouwe in ogenschijn te gaan nemen, en dese commissie te eiercceren volgens teneur van desen.

(Hier onder was)

Per order van sijn Excell. COKN. VAN ALTEN. H. OLFEN.

K. DE GEAEFF.

1693.

FEENS LUITGENS. H. W. OLFEN.

Coll. accord, quod attestor. H. W. OLFEN.

(in Margine stond als volgt:) Den 3 November 1693 desen aan Claes Coops, Warner Eoelofs, Jan Jans Smidt, en Jan Gleis geinsinueert actum ut Supra.

H. W. OLFEN, Schults 1693.

Coll. accord, quod attestor, H. W. OLFEN.

Schults.

(1) Schoon deze belmizinge voor eenige jaren voor een gedeelte vertimmerd en thans aan de voorzijde in eene bakkerij en smederij veranderd is, draagt het geheele gebouw, inwendigbezigtigd, blijk dat het tot andere bestemming heeft gediend, dan a\'leen tot een particulier woonhuis van gewone ingezetenen van Euinenvold. Dit gebouw, een

groot vierkant, bestond en bestaat nog uit vele vertrekken en een bovenkamertje en wordt nog de Arke genoemd. Niet alleen was het de woning der Scholtessen , maar ook het rechthuis en de gevangenis of bewaring tot 1770, toen na het overlijden van den eigenaar, de Scholte H. W. Olfen, het rechthuis naar de herberg van Hilbert Brouwer verplaatst is, waar het gebleven is, tot eene nieuwe orde van rechtspleging ingevoerd en de Goorsprake enz. vervallen verklaard waren. Voor ongeveer 40 jaar heeft dit gebouw de eerste verbouwing ondergaan, en is de cel van bewaring tot eene gewone kamer ingericht. De zware ijzeren keten met den beugel daaraan bevestigd, is toen ook eorst uit den muur gebroken. Deze beugel werd den gevangene om den middel gedaan en met een slot gesloten, en zoo tevens met de ketting aan den muur geklonken. Van de vroegste eeuwen tot op de helft der zeventiende eeuw werd het landrecht van Euinenvold op Blijdenstein gehouden , waar ook een jagtslot van den heer van Euinen gestaan heert. Insgelijks werden de volksvergaderingen , benevens de monsteringen van

-ocr page 63-

59

COPIA.

Ingevolge commissoriale acte van zijn Hoogh. G. Excellentie van Scliellart, Keere tot Ruinen etc. de dato den 25 October 1693 op ons verleent is de wal van Peter Jochems bij ons ondergesclireven in ogenschijn genomen en van wederzijts parthijen daer present alle gelegen-heit eenigsints in consideratie comende aangewezen, waer op wij verders zijn getreden tot amicable voorslagen en conditiën om soo doenlijk parthijen in der minne te assopieren, onder anderen, oft niet tot accommodatie van beide en wedersijtse parthijen soo wel die van de li ouwe als de Kaale buurschap en tot voorcominge van alle Longeur van process en kosten en moeijelijkheden geraadsaam en agreabel sou sijn, dat deur de geheele Woltstreek van \'t oostende daer \'t zelve begint tot aan ïweelinger westeinde een bequame sloot en waterleiding wiert doorgegraven, nemende een smallen aanvang van het oosteinde en westwaarts trapsgewijze breder uijtlopende, insgelijks oft of niet een waterlossinge ter nootdrufft door middel van een pompe soude kunnen worden gevonden, die van de waterlossing nu bereits sijnde tot aan Peter Jochems landt soude gaen, \'t welke alles vruchteloos , ende sor-table voorslagen in de wint geslagen sijnde , soo ist dat wij onderget. mits desen in conformite commissie gelaudeert en uijtgesproken hebben dat dese Peter Jochems wal worden opgemaakt en die daar \'tzij door geweldige attentaten off andere hjvallen ingeslopene en gebrokene gaten ten behoorlijker gebruik sullen mogen werden gerepareert, en sulks ad interim en bij provisie buiten praejuditie off intree van de respe parthijen , ter tijt en soo lange ah hier over bij onpartijdig Regtsgeleerde aan wie dese saeke is gewezen bij finale sententie zal sijn gedecideert, off binnen korter met een waterleidinge deur \'t gansche Wolt te leggen als voren gemelt , dese questie eens en voor] altijt sal sijn weggenomen , het welke wij tegenwoordige gecommitteerden in het rap-

de gewapende macht in den Bleeckhoff op Elijdenstein gehouden. Van de volksvergadering zegt liet landrecht: Item die heerlijkheid van Ruinen voerz. moegen alle oer lanüieden der woelden voerz. twee reisen aan een op boden uitgenomen zee hide ofte die daer van older dom off {andere) noetsdke daer niet comen mogen, als ock oer lantrecht daetvan etc. Op het te wapen roepen luidt Art. 4: item als openbaer slicke slandes noet is {soe mach) die heerlijkheid voers. laten roepen metten zweerde op den wolden voers. te volgen, des anderen daegs den besten man van den huise enz.

-ocr page 64-

60

port hier over bij geschrifte te doen , sijn Excell. gedenken op alle manieren serieusclijk te notifiseren.

Actum. KUINERWOLD den 4 Nov. 1691.

(Onder stond):

C. VAN ALTEN. H. W. ÜLEFEN.

1693. Scholtus.

1693.

H. OLFFEN. E. DE GRAEF.

Schults. EKENS LUIJTGKNS.

(Lager stond);

Gehoort het mondelingli rapport van onze aanwezende gecommitteerden met naemens onse Schultessen van Euinerwolt en Ruinen, Rut-ger de Graaf en Frens Luijties hebben wij als spcsiael van onzen E heer geauthoriseert het gebesoigneerde van onse gecommitteerden gcappro-beert. Actum op den Huise Ruinen den 15 September 1694.

(Onder stond): M. G. M. v. BERNSAW, Gravinne van Schellart.

(Noch lager stond):

Den 29 September en den 1 October 1694 desen invoegen voorschr. aan Jan Arents en Jan Jans Smit geinsinueert, dewelke hieruit na-derhant hebben Copije verzocht en genoten Actum Ruinderwolt uit Supra , uijt het rclaes van mijn pander Jan Coerts.

H. W. OLFFEN, Schultes.

1694.

Deze Copie met de principael gecollationeert sijnde, is daermede accorderende bevonden bij mij.

H. W. OLFFEN, Scholtes.

1695.

Aan sijn Excellentie Frans Casper des HeiU(/en Roomchen Rijks yrave van Schellart Heer tot Ruinen Bellinckhaven Grimpten etc. Roomch Keizerlijke Majesteits Camerheer, Geheime Boffskrijgsraedt Generaal en\'Extraordinarii gesant-sin curfurstelijke doorlnchlujh. van Fait. geheime raed en overste Hofmeester etc. etc.

Het heeft U Excellentie belieft volgens neffens gaende interlocutie sub A in copie over de questie van \'t possessorium summarissinum van

-ocr page 65-

61

Peter Jochems wal op Euinerwolt eenige gecommitleeriJen te stellen om deselve wal of slouwe in oogenschijn te nemen en dan over de hoogte van deselve te disponeren wat recht is , ingevolge dan van welke commissie die angestelde Heere gecommit\'eerden den 4 Nov. 1693 een uijtsprake hebben gedaan, die den 15 Septenber 1664 bij haer Excellentie als specialijk van U excellentie daartoe geauthoriseert ge-approbeert is, als sub B. te sien; welke uitspraeke of sententie inzon-derheit in hoc possessorio summarissimo ne partes ad arma veniant, tusschen respective parthien als een stalen wet behoorde te werden ach-tervolght, en bij Peter Jochems cn sijn consorten ten westen van deselve wal gelegen, sanete achtervolght sijnde, hadden mede verhoopt, dat haere parthijen , namelijk die ten oosten van deselve wal leggen deselve mede souden hebben gehoorzaemt, doch moet de voorsehr. Peter Jochems en sijn consorten bewesten deselve gelegen U Hoogh. Graeff Excellentie door desen wederom clachtigh vallen , dat deselve stouwe oft wal tijtlix bij nachte in ongelegen tijt vergraven en verbroken wert, en sulx niet alleen voorleden jaar 1694 raaer oock desen tegenwoordige harfst 1695 is geschiet, niet alleen tot groot ongerieft\' van de voorz. Peter Jochems, die daar door sijn lant niet naar behoren can gebruiken, maer oock tot merkelijke schade en ongerijff van alle de westersche landen , die daardoor werden geinnundeert, sijnde volgens acte van besigtinge sub C daer in tegenwoordigh bevonden een gat van acht treden en eene van twee treden lanck. En wanneer de Kemonstranten in desen d\' autheurs en doorstekers van deselve stouwe daer over laten vragen , soo is \'t dat deselve tijtlix den ignorant spelen en sulks soeken te ontkennen, cn Kemonst. noch daerbenelïens bespotten als bij acte sub D.....geblijckt al! \'t welcke nergens anders

kan toe strecken, als om de salutaire en heilsame ordres en sententies van U Exeell. te vilipenderen en eluderen, off Remenü. in desen wederom te nootsaken gewelt met gewelt te stellen , en hare parthije die sigh door geen sententien off recht willen doen reguleren , door \'t geen haer in soo een cas de naluire en \'t recht van dien aan de Imni geeft in dese hare hoosaardige voornemens te beletten en tot redelijetcheit te brengen, de wijle Remonstr, echter tot dese Extremiteiten niet geerne zouden willen treden, zoo lange eenige rechts middelen hij U Exellentie als hare wettige rechter (1) overig zijn , om dezelve inteteugelen en de ordres tot weringe van diergelijke hoosaardige buitensjiorigheden uit te

(1) Men schijnt echter in kerkelijke zaken wel eens twijfelachtig over deze rechtsmacht te zijn geweest, daar bij kerkeraadsvetgadering

-ocr page 66-

02

vinden zijn. Zoo gelanght mits dezen Eemonstr. oaderdanigh versoek ten einde U Exeüentie die van de Rouwe buurschap en alle anderen i wie deselve ook soude mogen wesen, bij de hoogste poene van gewelt, in corporele correctie gelieve te interdiceren, om die voorschr. Peter Jochems wal en stege vo\'gens hierboven gemelte en bij haer Excellentie geapprobeerde uitsprake niet te mogen verbreken oft vergraven , \'t sij bij dage off bij nachte en dat de Schultes van Ruinerwold wel serieu-selijk moge werden gelast over het gedane verbreken, de verbrekers van dien te inquireren, en de eontraventeurs van dien aan U Excell. bekent te maken ten einde deselve strengelijck en na riguer van rechten daarover mogen werden gecorrigeert.

duo facto etc.

COPIA.

lloolt;jk. Geboren Ueere Mijnheere Wi l Ed. Adriaan Marquis van en Zu Hoemhroeck Vrijheere mm dtujnen, Erdbruggen en Bellinchaven Heer der Voogdie ende des Nederampts Geldre Geheime Itaad en Cancillier van Koninglijke Majesteit van Pruissen Hoogh Broward der stadt Geldre Erfmaarschalk des fursiendoms ende des graajscha]) Zut-phen etc. etc. etc. (1)

Geeft met betniginge van alle onderdanigheit aan U genaade klaaglijk te kennen Geert Claes van Euinerwolt hoe dat die van de Kauwe buirschap van Euinerwold uit dezelve Jan Bartels, Egbert Hilberts, Engbert Derks, Gelmer Alberts, Jan Wolters en Jan Hendriks zigh niet hebben on\'sien op den 1 Meij laestleden te door graven zijn steege , en daer in sijn acht gaten in dier voegen als ü genade uit de anexe attestatie en gerechtsacte sub A en B uijt welke product

van den 15 Mei 1709 te Ruinen aan kerkvoogden werd opgedragen , om te onderzoeken mor wat richter, \'tzij Mijnheeren de iitaten dezer landschap, of de IJ eer e van Ruinen regt moest worden verzocht, wegens (achterstallig) van waschpagt op Kistemans land liggende ■, nïeiw-genstaande daarbij tegenwoordig waren met goeden raad , de heere Drost B. van Echten tot Echten en de rentmeester van den heer van Ruinen, en uit diens naam Joan Aalsen, die beide door den kerkeraad voor de verleende presentie en goeden raad zijn bedankt.

(1) Willem Adriaan van Hoensbroek , gehuwd met Elisabeth Hen-riea gravin van Schellard , oudste dochter van Frans Casper Adriaan graaf van Schellard etc. en Margaretha Geertruida Maria van Bern-saw beleend met de heerlijkheid den 18 Jan. 1704, volgens Over-

-ocr page 67-

63

sub B ook de wijtte der gaten blijkbaar is, U goedgunstelijek sullen gelieven te vernemen, en waer door Remonstrants leege landen ten enemael van de wateren van de landen van de Ruwe buirschap komende worden geexponeert en onbruikbaar gemaakt en hij alsoo van \'t genot van de vrugt zijner goederen en van diens vrije gebruik ge-destrueert hetwelk nog regt nog billijkheid kan toelaten, soo is het dat hij sigh op het ootmoedigste over dezen bij U genade is addres-seerende met onderdanigst versoek dat U genade deze opgemelte persoenen onder sekere stant grijpende breuke willen gelieven te ordonneren om sigh niet in komstigh van diergelijke onregtmatige ondernemingen te odtholden aan Remstr. het gebruik sijner goederen te laten geworden en sijn hier over geledene schade te rembourseren onverkort de breuken U genadens waer in opgemelde personen door dese onderneminge bereits vervallen zijn.

duo Facto etc.

Inhererende het appointement heden op de Requeste van die van de Caale buirschap tegens die van de Rouwe buirschap gegeven zijn ge-

ijssels leenregister, als volgt: Beleent Bernard Kiers landschrijver der landschap Drenthe als volm. van Willem Adriaan Marquis van en de Zu Boensbroek Ileere van Hoogh, en de Nederambt Gelre Erf-maarschalk van H Furstendom Geldre en de des Graafschap Zupfen ende van sijne Ehegemalinne Elisabeth Henriette Marquisinne van en tot lloensbroek geboren Gravinne van Schellart Marit Uxor, ingevolge vol-magt voor Godefried de Rhode en Johan Aivater leenmannen op den 4 Jan. 1704 op den huize BellincJehaven {Oldenhave) gepasseert met de heerlijkheid en de gerigte toe Ruinen zoo als voorschr. goederen door dispositie van haar comp ar antes principalinne heer vader en de vrouw moeder Frans Casper Adriaan Grave van ScheUard Schobbendorff heer van Ruinen Bellinckhaven Grinitinck, Gravinne van ScheUard, in leven er!dochter van de heerlijkheid Ruinen en Bellinckhaven, op haar als oudste dochter waren gedevolveert geneest en waarmede comparantsvrouw principalinne wijlen heer vader en vrouw moeder voornt. den 28 Julij 1681 laatstmaal mede waren beleend geweest Presentibus als leenmannen Eusebius Borchard Bentinck tot Schoonheien en de Egbert Gelderman , Campen den 18 Jan. 1704, Willen Adriaan was de zoon uit het eerste huwelijk van Arnold Adriaan van Hoensbroek, overleden te Hoens-broek den 27 October 1694, hij zelf overleed op het slot Haagh , dt-n 18 Junij 1735. Bernard Kiers hierboven vermeld was vroeger gerichtschrijver der heerlijkheid Ruinen, uit eene Meppeler familie, die ten jare 1500 daar alreeds woonachtig was, ook blijkens een grafzerk voor den predikstoel in de kerk te Meppel met het opschrift: Anno 1500 Ben starf Jan Rijers, met het wapen dier familie. De heer van Ruinen liet zijn zoon te gelijk met den zoon van den predikant Johannes Camerlinck studeren uit de opkomsten der twee vicarijen te Ruinen , die door hem vergeven werden.

-ocr page 68-

(34

communiceert partije om hijer tegens te berichten op \'t spoedigste, deselve gelastende in prejuditie dese niet \'t attenteeren op pene van hondert goltguldens sonder prejuditie, en onder reserve nochtlians van de poenen ende boete bereits bij parlie geincureert. Gegeven op ons sloth Hage bij Gelderden 27 Junij 1721.

(was geteekend) W. Ad. MARauiJS HOENSBEOEK.

1721, den 5 Julij dit voorschr. request en appointement aan Jan Hendriks in absentie van Jan quot;Wolters an sijn schoonmoeder \'d huis-vrouwe van Durk Claes, ook aen de huisvronwe van Gelmer Alberts in afwezen van Egbert Durks aan de broodvrouwe (2) alsmede in absentie van Engbert Alberts aan de schoonvader Pouwel Jans en Jan Battels met te huis sijnde oude moeder dezen geinsinueert en hebben eenige dagen daarna door Egbert Alberts en Jan Wolters hier uit late copie versoeken en ontfangen. Aclum Euinerwolt ut supra.

Was geteekend: H.\' W. OLFFEN, Schultes.

1721.

Coll. accord:

H. W. OLITEN,

Scholtes.

1721.

(2) De naam van hroodvromce wordt heden ten dage nog in deze streken wel eens op een luchtigen toon genoemd; iedere gemeente in \'t westelijk Drenthe heeft in sommige zaken nog zijne eigenaardige uitdrukkingen. Het allengsmeer in onbruik rakende mannelijke bo-venkleedingstuk, dat op andere plaatsen buis, kamsool genoemd wordt, draagt op Euinerwold den naam van Guut. Wanneer een overledene het doodskleed is aangedaan zegt men in Euinen: nhij is verklettquot;, wanneer men in de gemeente Dwingelo iets wil prijzen of goedkeuren zegt men : vdas hiesteT mooV1, Een Euinerwoldsehe boer zegt, * t Is schrikkelijk\'quot; of gt;verschrikkelijkquot; mooi weêr , het woord verschrikkelijk behoort altijd bij het weerpraatje want ook zegt hij: Is verschrikkelijk onwerigquot;. Wanneer op een spinmaal een jongeling met een meisje ter zijde of achteruit gaat heet dit: ■iSnorre maken\'., het dansen in eene ronden kring op een spinmaal is: •Uozéblonmen.quot; (Wij geven voor liefhebbers van oude taalstudiën bovenstaande gezegden, omdat enkelen na verloop van tijd tot het verleden zullen behooren.) Iemand die in weemoedige stemming geraakt: moordt meuiliek.quot; uKon-kel/oeselenquot;, iSollemollenquot; en vele andere uitdrukkingen en gezegden touden wij kunnen mededeelen als ons bestek dit gedoogde.

-ocr page 69-

Ilooijwdijehom Gistrenge Heer

Mijnheer !

R. O, van den Cloosler Ileere lot Rhehrnggen medtluU van den lojfdijken Ets to el des Landhcnjis Drenthe, en icegens Sijn Genaden de Hr. Marquis van en Sn Iloenslroek, (1) Verwaller lieer ran Ithninen en tUminencolt elc. elc.

Vertone met sculdige eerbied en respect die van de Odle buirscap op llhuinerwolt en enige van de rouwe buirscbap welker landerijen gelegen zijn an de westkant van Hendriek Pieters wal wat voegen met de uiterste verwonderinge hebben vernomen dat die van \'t Üosleinde van Euinerwold en de rouwe buirsehap of nit deselve Jacob Jacobs i Seinen Jacobs, Warner Claes, de knegt van Jan Harms, Jan Albers Pol, Willem llilberts, de knegt van Jan Jans, Wolter Coops, Jan Pouwels, Jonge Jan Bartels en Harm Hendrik , zig niet hebben ont-sien op den 4 deser des avonts tussen 7 en 8 uren de sogenoemde Hendriek Pieters wal, strekkende om het waeter komende van het Oosteinde van Euinerwolt te stuiten en op te houden , op dat daar-

(1) Prans Arnold Marquis van en tot lloensbroek , volgens Overijss. leenregister fol. 48 -/56quot; den 15 Maart 1740 beleend met de vrije heerlijkheid Ruinen en Euinerwold , \'t welk luidt nis volgt:

quot;Godefried Wilhelm de Brctone, Schepen en oud-Burgemeester der stad Venlo, als hiertoe gesubstitueerd van Doeter Hendrik Camerlino-h Eentmeester der opkomsten van de vrije heerlijkheid Euinen en Euinerwold ill qualiteit als volmagtiger van Frans Arnold Marquis van en tot Hoensbroek Elfmaarschalk der Vorstendom Gelre ende Graafschap Zutfhen, werkelijken Camerheer van Zijne Keizerlijke en Catolijke Majesteit, lieere van de vrije heerlijkheid Euinen en Euinerwold Dros-saerd van het Opper- en Nederambt Gelre etc. ten behoeve van quot;-e-melden Frans Arnold , Markies van en tot lloensbroek , na doode van deszelfs vader wijlen Willem Adriaan Marquis bolheent met de vrije heerlijkheid Euinen en Euinerwold , met alle op en dependentiën van dien, zoo en dier voege, als Willem Adriaan Marquis van en tot Hoensbroek voornoemd, daarmede op den 13 Januarij 1704 laast-maal is beleent geweest, verder wordt terzelver dage aan boven\'n-e-noemdeR comparant gevolmagligde van Frans Arnold en deszePs Elie-gemalinne vrouwe Sophia van Hoensbroek geboren gravinne van Schonbarn , ten behoeve van deze zijn principalen consent cn octroy verleend om boven gedachte leenlioorige heerlijkheid van Euinen en Euinerwold met alle op en dependentiën te mogen bezwaren met vijftig duizend guldens Hollandsch.

Bovengenoemde ook Frans Arnold Adriaan Johan rhilip. Markgraaf van Hoensbroek genoemd, overleed op den huize Hellen\'rade bii Roermond den 26 Augustus 1759. Hij was gehuwd met Anna Catha-

-ocr page 70-

G6

dour de laege landen van \'t Westeindc niet raogten worden benadeelt, op een geweldadige en eigenberige wijse, selfs met allerhande soorten van geweer voorsien sijnde, door te graeven , so als UEd. Hoog Welgeboren Gestrenge uit de nevensgaende attestatiën sub A 1—2—3 gelieve te vernemen , so dat op den 6 deser bij gerigtelijke besigtiginge gebleken is dat daar een gat in was 85 voeten lang en nog een leegte van wel 25 voeten lang, waar van de aerde en bos in de sloot was geworpen, waardoor de landerijen ten westen van die wal gelieel en al onder waeter zijn geset tot Kemonstranten groot nadeel en sulx niet tegenstaende de waeterloop aen die van het Oosteinde toegewesen bij voorgaende sententiën in een behoorlijke staet sijn onderhouden so als uit nevensgaende acte sub B kan geblijken ; waar mede als nog niet te vreden zijnde zig laeten verluiden zelf tot Claas Jan Hilberts wal over te gaen en so verders eene nieuwe waeterlossinge te graeven door landerijen van particulieren welke noijt met dijrgelijke servituit sijn beswaert geweest welke eigenherige attentaeten niet alleen strekken tot het uiterste nadeel van Kemonstranten, also daar door genoodzaekt zouden zijn haere landerijen geduirig door overstrominge van water verdorven en onbruikbaer te zien, maar selfs ook regelregt strijdende tegen een uitspraeke van den jaere 1631 alhijr annex sub C waarbij niet alleen aen de geremonstreerdens een bequaeme waeterlossinge is toe gewesen, maar ook een boete van 5 0 goltguldens gestatueert tegen diegene die eenige misbruiken of foly direct of indirect daaromtrent zonden begaen met optrekken van schutten , doorsteken van wallen of anders, welke uitspraeke naderliant van tijd tot tijd is geconfirmeert» door verscheiden sententiën en apointementen als onder andere van den 25 October 1693 annex Sub D en sig daer toe en tot andere refcrende, apointement van den 27 Junij 1721 sub E waarbij de boete tot 100 goltgulden is vergroot. Also nu liijr uit ten genoege kan geblijken dat de geremonstreerdens tot dijrgelijke attentaten in genendele gereg-

rina Sophia van Schonbarn Sternknüs, dame te Hoensbroek, overleden den 5 Nov. 1760 , uit welk huwelijk, behalve verscheidene kinderen, geboren is den 22 Dec. 1722 Lotharius Frans Hijacinth Victor, die de laatste Heer van Ruinen en Kuinerwold uit het geslacht der Hoens-broeken is geweest en in 1766 de heerlijkheid verkocht aan C. Winkel, J. van de Wetering en J. Lefferts, en door dezen weder aan de landschap Drenthe is overgedragen, tot dat, bij besluit van de Provisionele Representanten van het volk van Drenthe, van den 16 Peb. 1795, het onderscheid van regten en vrijheden tusschen bewoners van heerlijkheden en koloniën, en van andere ingezetenen der landschap vervallen verklaard werd , en alzoo de heerlijkheid Ruinen en Ruiner-

-ocr page 71-

67

tigt zijn en de Eemonstranlen in een contiaucel posses van vrijlieidt over meer als 100 jaeren zijn geweest en selfs daarin door menigvuldige sententiën en apointementen bevestigt, waar in ook verder behoorden te worden gemaintineert tot er tijd de geremonstreerdens ten mogten konnen aenlonen eenig regt van servituit op den Kemonstran-tcn landerien te hebben, zo nemen ihans de Remonstr. de vrijheiat zig an U Hoog Welgeboren te addresseren op het ootmoedigste vcr-soekende:

Ten eijnde U Hoog Welgeboren Gestrenge goedgunstig moge gelieven de geremonstreerdens te interdixeren bij een seker strantgrij-pende boete iets dijrgelijk te attenteren , en met eenen te ordonneren de doorgestoken wal in den vorigen staat te herstellen, voorbehoudens derselver actie ten petltoir so deselve mogten vernieuiven haar te competeren : onverkort de breuken en boeten daar op gestatueert.

Eemst. nonime geteekend :

A. H. TOPPINGA.

Meppel, den 9 April 1739.

(In margine stond als volgt) :

Den inhoud van dit request beneffens geallegeerde bijlagen geexami-neert hebben, werd gestelt in handen van de beklaagdens om binnen den tijd van tien dagen na insinuatie dezes hierop te dienen van tegenberigt, ten line van nadere dispositie en zig ondertussehen van verdere attentaten ontholden.

Actum op den Huijse Kebruggen , den 10 April 1739.

E. O. v. d. CLOOSTEE. (2)

wold ook ophield te bestaan. De zoon van bovengenoemden laatsteu Heer van Euinen was Clemens Wenceslaus Johan Baptist, die niet meer als Heer van Ruinen genoemd wnrdt. Geboren 6 Mei 1776 op den huize Haeg, overleed hij kinderloos te Keulen, 14 Oct. 1S44.

(2) Rudolph Otto van den Clooster, gehuwd met Anna Margaretlia van Echten, was de eerste verwalter (plaatsbekleeder) van de heerlijkheid Euinen en Kuinerwold. Na hem is dat geweest Otto Ernst Gelder, Graaf van Limburg Styrura, die tevens ook de laatste was. De heeren van Euinen, uit het geslacht der Markiezen van Hoensbroek , vertoefden zelden op den huize Oldenhave , het vroegere verblijf van de heeren der heerlijkheid, maar waren bijna altijd afwezig. De aanleiding hiertoe gat de tegenzin van den Graaf van Schellnrd tegen het huwelijk

H, GALAMA. 1739.

-ocr page 72-

08

zijner dochter Elisabetli Henrica mét Willem Adriaan van Hoensbroek, welken laatsten het dan ook niet vergund was het kasteel Oldenhave, tijdens het leven van eerstgenoemde, te betreden en waardoor ook de tegenzin van de ingezetenen der heerlijkheid tegen dit geslacht ontstaan is , wat aanleiding gaf dat dezen eene wederkeerige achteloosheid voor hunne bezittingen koesterden, ze met schulden bezwaarden, en eindelijk geheel verkochten.

In 1574 woonde op den huize Khebrnggen ook een Roelof of Eo-dolph van den Clooster, dewelke met Harmannus van den Burcht, Abt the Dickeninghe van wegen desselven Convents Henrick de Vos van Steenwijck, Johan Ovinck, Matthias Oirt, Drost the wedde en Coert Santick Schults toe Anloe, dije Alinyer gemene platte groenlanden tot dije march te vaii dnssen hehoorende verdeeld en gescheiden hebben. Hij was eigenaar van eene erve in Ansen, Lijenge genaamd. De gemeene marktgenooten hebben toen ook met hem eene Uoejiijcke vrunilijcke ende eendrachtige Eicigye vermoeiseuninge Ingetreden angaende alsodaene gerechtig en als Jiie had met si ju swijnen , om deselve van Tilie-bruggen op Ansen weijde of Meente ie moegen weiden , alsoe dij marckt-genoten hem daer voer hehhen afgepaelt eene stucke lants bij lanck den dijek. In Anser marekte streek ende int westen zoo veer cant als Reint Vos Maet hijs : H Welke vs. land dije Ed. Roelof van den Clooster Vrs. voer hem en sijne arfijen dacr voer sal beholden in enen Ewijge egendoem, en daer weder tegens verlaten end vermoetseund zall zijn tot Ewijge tijden voer hem en zijne ar (gen, van alle opspraeke en gerech-licke als hie enichsints om sijn swijnen op Anser Marck te weiden gehad mach hehhen, meth geenen rechte daer weder op te spree eken geestljck of warlijck. Ook is in deze scheiding bepaald, dat door niemand na dit jaar geen ganssen meer moeg icorden geholden.

In een willekeur van den 17 December 1678 door de marktgenooten van Ansen gemaakt, om het vergrooten der zanden door het drijven der schapen veroorzaakt, tegen te gaan , komt ook het geslacht de Vos van Steen wijk, benevens dat van O vinck voor, en wordt door die marktgenooten den wensch uitgesproken dat het Suijrvene zal gescheiden worden.

Zoo wel uit bovengenoemde scheiding als laatstvermelden willekeur is blijkbaar, dat het geslacht de Vos van Steenwijk nog eigenaars van het kasteel te Ansen en zij er mede woonachtig waren, wat ook kenbaar is, daar de trekking der Nommers geschiedde door een onnoozel kind, jiiffer Johanna de Vos van Steenwijk. Door het huwelijk van Helena Agnes, baronnesse de Vos van Steenwijk , omstreeks 1680 met Christoffel Bern-hard Julius, baron van Schwarts, ging de eigendom op dit geslacht over. Laatstgenoemde, die zich Heer tot Ansen en Glinthuis, Gedeputeerde State der Landschap Drenthe noemde, hertrouwde na den dood van Helena Agnes in 1721 met Ernestine Geertruit baronesse van It-tersum, weduwe van wijlen Christoffel, baron van Stippenbach, Heer tot Almalen en Keggen , Generaal Majoor ten dienste der Vereenigde Nederlanden. Zeino Coert, baron van Schwartz, Gedeputeerde der landschap Drenthe, was de laatste eigenaar van de Ridderhofstede te Ansen.

Reeds in 1195 woonde op dit kasteel Volkert, kastelein of slotvoogd van Coevorden, vader van den vermaarden Rudolph van Coeverden,

-ocr page 73-

69

die den Utreclitsclien bisschop Otto de II van der Lippe bij Gramsbergcn versloeg, in welken slag genoemde kerkvoogd sneuvelde.

In 1228 verbrandde Bisschop Willebrant van Oldenburg, die Drenthe lo gelijk op zes plaatsen binnendrong met de hoofdmagt die hij zelf aanvoerde, Ansen en het kasteel.

Het kasteel of landgoed Eheebruggen, sedert eeuwen in het bezit van de adelijke familie van den Cloosier, kwam door het huwelijk van Peter Adam van Holthe met Roelina Gijsbertina van den Clooster, aan laatstgenoemd geslacht. Eeeds twee eeuwen vroeger was eene Geertruida van Holthe gehuwd met een Wolter van den Clooster. De zoon van Peter Adam, Rudolph Otto van Holthe huwde den 30 Maart 1802 met Anna Geertruida, baronnesse van Echten , en werd alzoo de s\'amvader van hot tegenwoordige adelijke geslacht van Holthe van of tot Echten, thans nog eigenaars en bewoners van het oude kasteel of huis Echten. Het huis Echten had in vroegere eeuwen van de heeren van Borculo verschillende eigendommen in leen, hieronder behoorden ook de grove en smalle tienden te ter Arlo en Steenbergen, onder de gemeente Zuid-wolde, welke in 1639 door de eigenaren en erfgenamen van voornoemde markten , van Feijo Sickcnge en Sophia van Echten voor de som van zes en dertig duizend Caroli guldens zijn afgekocht, nadat ze twee jaren te voren door Graaf van Styrum, als leenheer van den leenplicht vrij uit (jekocld waren , en tot allodiael goed gemaakt waren , en bovengenoemde echtelieden dezelve bij conlracte en koop van hun zwager en broeder Jolian van Echten en diens huisvrouwe, in vollen eigendom hadden bekomen. Het thans uitgestorven geslacht van den Clooster was beurtelings of gelijktijdig in het bezit van de kasteden Rhebruggen, Vledderinge, Havixhorst en het Slot, het eerste en laatstgenoemde zijn afgebroken. Vledderinge onder Meppel dient thans tot iudustriëele ondernemingen ; of de onderaardsche keldercellen, in dit huis nog aanwezig , eene hooge oudheid hebben, durven wij niet beslissen. Na het geslacht van den Clooster ging de Havixhorst over aan Evert van Ense, Drost van Coevorden en Drenthe, daarna aan het geslacht van Munster , ten minsten in 1635 woonde er Hopman Jhr. Harmen van Munster , wien op de onteigeningslijst voor de doorgraving der Hoogeveen-sehe vaart, als eigenaar vergoed wordt eene som van 82 gulden. Na dezen in 1641 een Wolter van Munster, die gehuwd was met Anna van Rechteren, die de laatste eigenaar uit dit geslacht was, en na wien de Havixhorst, omstreeks 1660, aan het geslacht de Vos van Steenwijk kwam. Het laatstgenoemd geslacht was eigenaar van de tienden in de Wijk, Overreste , Yrhorst, Blijdenstede en Meppel, die in 1421 en 1432 aan het Klooster Dikninge verkocht zijn. In Meppel waren alle huizen tiendpligtig. De heeren van Kuinen zijn onderscheidene malen met het geslacht de Vos van Steenwijk vermaagschapt geweest; in het laatst der veertiende eeuw was Arent Huijs, Heus of Husekens, Heer van Kuinen, gehuwd met Agnes de Vos van Steenwijk. In 1502 huwde weder een Agnes de Vos van Steenwijk met Hendrik van Munster.

-ocr page 74-

70

COPIA.

Certificere ick ondergesch. Schults van Ruinenvolt, dat op heden den 15 Mei 1739 nae eonstume locaal die van het Oosteinde en de Rouwe buurschap op Ruinenvold te samen geroepen (1) sijnde sijn gecompareert, Jan Pouwels, Jan Jans, Wijder Bartels, Jan Koobs, Egbert Alberts, Jan Everts Jans , Jan Jans, Claas Warners , Hendrik Jans, Hilbert Herms , Roelof Jans, Lucas Alberts, Jan Luigies i Willem Tijmens, Warner Warners, Jacob Jonker, Jan Hopman, Jan Roelofs, Pouwel Hendriks, Jan Snooek, Jacob Jans, Hendrik Alberts, Jan Alberts, Willem Claes, Arent Willems , Coop Arents) Arent Hoekman, Meeuwes Jans, Jan Smit, Wolter Koops, Willem Steenbergen en Jacob Jacobs, welke verklaerden te constilueeren en tot volmagten te maken, gelijk deden mits dezen Wolter Koops, Jan Smit, Willem Steenbergen en Jacob Jacobs, nevens de H.H. Schults en advocaat A. Dannenberg (2) en de advocaat J. Kijmmel, om uit

(1) Zoonis wij vroeger aangemerkt hebben , had iedere Kluft zijne volmagten, mecsiijds twee. Deze waren verpligt de Kluft zamen te roepen in het boerhuis. In latere tijden had men dit lang om beurten, doch in vroegere tijden, volgens comstuime locaal, was daartoe een bepaald huis. Dit was in deze jaren in de Kluft Oosteiude bij Claes Willems, die daarvoor jaarlijks 2 gulden en 19 stuivers ontving, blijkens het nog aanwezige boerboek van deze Kluft. Wie niet op deze boervergadering verscheen, verviel in eene boete van zes stuivers, en werd door den pander, in geval van onwilligheid, namens de volmagten van den boer aangepand. Koelof Carsten was de laatste die in

1807 tot belaling dezer boete door den pander.....is ge-

insinueert. In dit boerhuis was de boerkist met het book en de papieren , en hierin werd het geld bewaard dat van de schatiingen en leeningen overbleef.

(2) Was Schulte van Meppel. Terwijl wij over de waterkwestie in de gemeente Kuinerwold spreken en den naam Meppel noemen is het voor onze lezers niet onaardig te vermelden , dat ook in Meppol voor ruim drie eeuwen, reeds in 1545 veel krakeel en proeessen over waterafloop zijn gevoerd, en wel over een terrein, waarvan men zich tegenwoordig geen regt denkbeeld zoude kunnen vormen , de groote markt, vroeger of thans ook nog wel de Wheeme genoemd. De oude stadsherberg was in de eerste tijden de woning van den pastoor, daarna van den vicaris en was omringd met slooten , terwijl de toegang tot den al^emeenen weg plaats had over eene brug, waarop tot afsluiling eene poort stond, liet geheele hart van het tegenwoordige Meppel was vroeger kerkelijk eigendom , zoowel de tegenwoordige groote markt als het ICerkhofspiein en Hoogetin, met de daarop later gebouwde blokken huizen , ook ten minste een gedeelte der nieuwe Markt behoorde tot de pastorale goederen. In het midden der vijftiende eeuw schijnt men

-ocr page 75-

71

constituanten te samen of ieder van liaer geconstitueerdens in het bij-

begrepen of de belioefte gevoeld te liebben, dat deze aanzienlijke hoeveelheid gronds in het midden der plaats nuttiger kon besteed worden door daarop woonhuizen te doen timmeren, want in 1454 gaf Hudolph van Diepholt, bisschop van U trecht, daartoe het noodige verlof aan den tijdelijken pastoor van Meppel, welke acte, zijnde mede een der oudste charters die tot hiertoe over Meppel gevonden zijn, wij hier laten volgen:

«Eudolpb, bij den genaden Goedes Biscop Tutrecht, maken kont allen luden dat wij omme erber nuttichheit ende verbeteringe der renthen onser kerspelkercken toe Meppele geoerloft ende consentiert hebben Oerlouen ende consentieren mijt desen onsen breue dat her Koeleff horvoet pastoer der voirschr. kereken voer hem ende sijne na-comelinghen der kereken verpachten en weg doen mach toe ewigen daghen Koeleff Snoek ende sijnen erffijen een s\'.ucke landes van den wedemhaue toe Meppele daer naest gelandet is an die noertsijde Johan Ludekens en ande zeutzijde an den gemenen wech die tusschen den wedemehane ende dutgers heus van gelegen is, als dat van bijden zijden afgegrauen is ende streckct mijt den westende au den gemenen wech die van Meppel an die kereke gaet, alst dat begrauen is ende sail voert bij die wester en die noertsijde van desen voers. wege mijt den haluen granen sess roden, en mijt der zeutsijde mijt den helen granen sess roden Omme achte heren punt ende drie oert van enen heren ponde des jaers te betaelen den pastoer in der tijt toe Meppele jaerlix op sant mijcheïs dach ende dijt boven voerschr. sullen Eoeleff ende sijue erflijken voirs. betijmeren gebruijeken ende daer recht van doen voer kerckgelieken machte alstmen wertlicken geude plecht te doene. Ende Koeleff voirs. ende sijne erflijken sullen allen tijdt mijt den kerek-heeren in der tijt de vredinge holden tusschen de wedemhaue en den

lande voirs. mijt enen dichten plancken.....ofte.... hecte ende want wij willen

dat dese verpachtinge stede en vast bliven sail toe ewijchen daghen soe hebben wij voer ons en onse nacomelinglien biscopen tot Utrecht onsen seghel an desen breefl doen hangen daer ick Koeleff pastoer voirs. om der meerder vestinisse willen mijn seghel mede an dessen breefi gehangen. Gegeven tol Vollenhoe int jair ons heren Dusent vierhun-dert vier en viftich op sant laurents avent.quot; Uit bovengeno-mde akte blijkt dus, dat na dit jaar de aanbouw van huizen tusschen de Wheem of groote markt en de 1ste Hoofdstraat begonnen is. De aanbouw van huizen op het Kerkhof, dat is het blok huizen tusschen het voorgemelde Kerkhof en het llooye tin dagteekent uit het eerste der 17 e eeuw. Den 18 Pebr. 1G11 gaven Kidderschap en eigenerfden der landschap Drenthe daartoe het noodige verlof aan Schults en twaalvc, kerkvoogden en volmagten van Meppel en Oosterbuur, om dezen grond te vererf-pachtcn lot betimmeringe, om daar voor eene nieuwe clokke en uurwerk te kunnen aanschaften.

De huizen aan de wheem of het wheemehof waren meest nog boerderijen en werden de slooten der whecme dikwijls verontreinigd en verstopt door mestspeciön , die niet alleen een onaangenamen reuk van zich gaven , maar ook den afloop van water naar de Wetering (thans de Hoc-

-ocr page 76-

72

sonder waer te nemea als sodanige zaeken als reeds in cas van appel

geveensche vaart) verliinderden. Wijcherius Johannes, die een der laatste pastoren van Meppel is geweest, gaf over deze zaak reeds in bovenvermeld jaar 1343 eene geregtelijke attestatie, die in later tijd in de jaren 1598 en 1659 toen deze kwestiën nog altijd hangende waren in den geriehte vertoond is. Het stuk is in 1657 gecopiëerd door den toenmaligen Schulte van Meppel, Philips Herman Sehiekhart. Drost en 24 Etten der landschap Drenthe gelastten in 1618 aan Jan Pouwels om de sloot tussehen hem en de Wheemehof op te ruimen. Door kerkvoogden verzocht, heeft de Seholte Tijs Ketel met twee getuigen die waren Harm Haegenoldt en Bartelt Haren die sloot hesujtigd en bevonden dat sij nog niet opgeruimt was maar noq zeer veel viujligheid en stank daar ligt. Ook in het midden der 17de eeuw procedeerde de advocaat Jan van Altén, als last hebbende van de kerkvoogden van Meppel, tegen Claes Claas Scholten , uithoofde hij achter de Wheeme Op sijn grant mest en vujliglteit legde icaanan de vuijligheid of materie vloeide an de tcliceme of op desselfs grond, strekkende tot stank en vuiligheid derzelver woninge etc. In 1676 insinueerde Annigje üenne-kers de kerkvoogden van Meppel om de gote komende uit de Fapen-strate hij de kerke na de Weter\'wg op den ouden voel te repareren. De kerkvoogden weigerden en antwoordden: dat zij de gote maken door orders en goetvinden van de Schults, Ucaahe en gecommitteerden van Meppel, so verre derzelver kerkemirate is strekkende, de andereu trokken log jaarlijks proj ij te van de strate tegenover haar gote. Die gote schijnt de sloot te wezen van 1545 en die toen of vroeger is gedempt, want in de oorconde van dat jaar staat o. a. dat zij solden holden den uatenceg erflijck en eicelijck hen op die IFetering aangezien zij hem den sloot helpen dammen hadden, duer sij oir toaeler plegen uut toe halen, want de sloot was de oude Wetering en zijn huis wordt daer-mede heswet. In 1457 was de Wetering verdeeld in pandplichtige panden en nu in later tijd de oude gedempt en eene nieuwe, meer zuidelijker , gegraven was, gaf dit aanleiding tot oneenigheden en processen. De oude Wetering liep tussehen het tegenwoordige Hotel Bontekoe eu do groote Markt. Zoo als voor Euinenvold de Peter Jochems stouw, zoo is voor Meppol de groole Markt of Wheeme het kamp van Mars geweest. De geestelijkheid dulde geen inbreuk op hare eigendomsregten , daarin gesteund door het wereldlijk bestuur van Meppel, welke beide raagten in die dagen naamver met elkaar verbonden waren als in onze dagen , zoo gaf dit bij den aanbouw van Meppel aanleiding tot botsingen. In de eerste jaren der zeventiende eeuw was dit onder meerderen het geval met een Claes Lenavts wegens het een en een vierde voet te ver timmeren op Wheeme grond. Dit geschil heeft langen tijd geduurd en diende den 4 Mei 1604 op de Goorsprake te Diever, waar Egbert Struiek optrad ah volmagt van die van Meppel en beroept zich op de gerec.htelieke acten der Schultes, als ook van de Seholte van Ha-velte Gerard Struiek, en de hu jren van Coldervene vertuigeu de gerech telijke aden van de Iwaalve van Meppel vertoont nopende de besigtinge van 7geestelijk goet enz. Dit geestelijk goed was afgemuurd, want in de akte van besigtiginge van 7 Aug. 1G03 door Egbert Struiek met

-ocr page 77-

73

is hangende tusschen de constituanten ter eenre en de Cluft van de

zijne twee getuigen Klaas Hofman en Jan Olten op last van de twaalve van Meppel wordt gezegd : dat zij een oude muur gevonden hebben waaruit blijkt dat de wedemehof vroeger afyemuurt was, In deze jaren was dit gedeelte van Meppel geheel anders als nu. Het Kerkhofspleiu om de kerk diende tot begraafplaats en was nog niet als later bestraat, maar werd verpacht om er hooi of gras af te halen ; niemand mogt er op komen zonder consent van den huurder op eene boete van twaalf stuivers, \'t geen in die dagen gemakkelijker en minder kostbaar voor kerkvoogden was als in later tijd. Eene eeuw later, toen het geheele plein bestraat was, waren twee personen noodig om het kerkhof in goeden staat te houden, want daartoe was vooreerst een doodgraver noodig die geholden wat d* aerde in de graven wel te stampen, V aerde en steen die te veel is weg te brengen en die te weiquot; nig mochten zijn an den annemer verschaffen en bij het graf moeten brengen. Die aannemer hier vermeld moest voorts na het begraven der doodeu immers denzelfden dag de graven wederom met steen op dó kanten bestraten , en alles op gelijke hoogte houden, alle steen die te korte kwam daartoe zelf aanschaffen ; als graven inzakten moest hij ze dadelijk ophoogen enz. gewoonlijk had die uitbesteding voor zes jaren plaats. De Wetering, thans Hoogeveensche vaart, was in het begin der 17de eeuw slechts 16 voet wijd en whs verdeeld in panden onder verscliillende ingezetenen tot onderhoud. De tegenwoordige Kerkhofs-brug was een stcenen duiker, in onderhoud aan kerkvoogden behoo-rende; Hoelof van Echten veranderde dezelve, toen de Wetering bevaarbaar gemaakt was in een houten ophaalbrug, evenwel bleef het onderhoud nog tot den jare 1654 aan de kerkvoogden , die eindelijk aan Hidderschap en eigenerfden verzochten om een stuiver van iedere afkomende geladene praam lot de gedurige reparatie dier brugge te mogen heffen. Dit verzoek toegestaan zijnde, nam echter den 1 Nov. 1654} de heer van Echten de brugge met de verworven rechten van de Scholts en twaalve van Meppel over op conditie, dat de ingezetenen van Meppel en Oosterboer vrije doorvaart zouden hebben van holt, hooi, mest of waar ze altijd van bevrijd geweest waren. Een groot gedeelte der publieke passage was niet bestraat, en zoo als boven merkbaar is, waren verschillende eigendommen met slooten omgeven. De opkomst van Meppel dagteekent eerst uit het laatste der veertiende en eerste der vijftiende eeuw. In eene akte van 114-1 bij Driessens, pag, 194 geboekt, wordt het eerst de naam Meppel genoemd. In 1325 woonde hier een Coenradi de Meppele, volgens eene akte in den blaffer van Dikninge geboekt, door Driessens in zijn Monumenta Groningana blz. 130 medegedeeld , waaruit men kan opmaken, dat Meppel toen maar bestond uit eene enkele hoeve; Arnoldus Lansinghe, wiens oom Johan, ten minste sedert 1291 heer van Kuinen was, draagt aan het Klooster te Dikninge de boterpacht over op de landerijen van voornoemden Coenradus liggende; als men aanneemt dat alle landen te Meppel pachten tiendpligtig waren, gelijk uit latere akten van 1432, 1438 en 1448 blijkbaar is, en men in die dagen in de Charters alleen het corpus of de Soltstede noemde, als in de akten van 11S1, 1207 en meerderen

-ocr page 78-

74

Cale buirscliap en consorten ter andere sijde, over een wal door die

bij Driessen vermeld, kunnen wij het bovenvermelde als een gegrond vermoeden aannemen. Eenige jaren later bestond Meppel uit vier boeven. Een kleine eeuw Inter was dit getal aangegroeid tot negentien, onder dit getal mede begrepen de buiten de tegenwoordige kom der gemeente nog aanwezige landhoeven Yleddeiinge, Kamliorst, den Bloemen, de Kumpte, de Vaert, Esinge en Dingsté, doch volgens een pachtbrief van 1425 bestond het dorp nog meest uit Coters (keuterboeren) die allen jaarlijks eene halve gifte boter moesten geven aan de Canoniken te Steenwijk en eene vleemschen aan de kerke te Meppel. In 1437 was het getal hoeven en bewoonde huizen tot 45 geklommen en in 1454 werden, zoo als boven vermeld is, de Kerk- en Pastorie-goederen voor den aanbouw van huizen beschikbaar gesteld ; echter bleef nog een gedeelte onder den naam van Craelmanskamp tusschen de Woldstraat en de Wetering onbebouwd; in het midden der 17e eeuw is dit terrein eerst geheel betimmerd. In 1422 is de kapel tot parochiale kerk verheven en van Kolderveen gescheiden.

De daarvan aanwezige akten, door den heer J. S. Magnin in zijn Geschiedkundig Overzigt der besturen in Drenthe medegedeeld en overgenomen uit het Regisiruui Memoriamm der Sint Clemens kerk te Steenwijk, zullen wij laten volgen zoo als het oorspronkelijke stuk in het archief der stad Meppel is berustende , dat slechts weinig met het extract uit bovengenoemd register verschilt:

Ic Johan van Sloten prcester Cureijt der kerken van Colderveene maken kont ende kenlie allen Inden mit desen openen breue dal ic bij willen ende consente Dekens eu Capitteles der kerken van Steenwijc welke colla\'oeren sinen van der kerken ioe Colderveen volboirt en Je oerloffghegheven, ende gheven voor mij ende mijnen naecomenden curcijten tot Coldervene vors. dat de buer van Meppelen ende daer omtrent gheselen sint an de Suder zijde van Colderveninghe somer dijke ene Kerspel kerke hebben moghen ende alles reehtes daer to hebben dat eenige kerspel kerken toe hoert mit verwerden hijr nae bescreven. Item dat de buren van Meppel ende de daer to horen vors. mij ende mijnen nacomen.len van Colderveen vors. jaerlix uit reijken ende betaelen solen Tijen mudde roggen Colderveninge mate ende to leveren alle jaer des daghes nae meije daglie inde wedeme tot Coldervene. En waert sake dat de beur van Meppel voers. jaerlix de vors. mudde nijet en betaelden als voers. is ic soe mochte ic off mijne naercomende cureijten tol Colderveen vors. off mijnen ghewaerden boden panden off doen panden des darden daeghes daer nae den derden pennic beter sonder weder seggen voerlmeer soe moghen de buer van Meppel vors. hoer de tijen mudde roggen jaerlix copen op Coldervene Elven mudden roggen jaerlix ende bewijzen mij de mij ofte mijnen nacomenden cureijten voersehr. over erven en geut dat daer geut voer is bij raede ende toedoen des dekens ende capittels vorschr. daer sal ic off mijne nacomende cureijten vors... de mudde manen en up holden sonder wedersegghen. Voerlmeer soe solen de ghemene buer van Meppel vors. de kerke kerctune ende wedeme helpen tijmmeren ende holden tot Coldervene ghelijc als sij plagen Ie done Ende de oollacie tot Meppel van der kereken vors. sal hebben ende holden Deken ende Ca-piltcl van Steenwijk vors. want se collatoeren sijn van der modcr

-ocr page 79-

vau de Cale buirscbap en consorten verhoogd op liet soogenaemde Pe-

kerke tot Coldervene sonder arghelist. In vereonde der waerlieit heb ic Johan praester cureijt vors. voer mij ende mijne naeomenden cureij-ten van Colderveen minen segel an desen breeffghehangen. Ende want wij deken en capittel van Sieenwijc verschreven hier over en an ghe-weest hebben ende bij onsen willen ende consent ghesehreet is ende ons dunket nutte ende orber to wesen omme toe bevorderen den dijenst goedes soe heb wij onzes capittels segel mede an desen breeff ghehan-gen also veer alstleeft ende wille is onsen ghenedigen heeren van Utrecht Gegheven int jaer ons heren Dusent vierhondert en tweentwijntich op onser lieven vrouwen avent visitationis.

De eerste pastoor was Frank Jacobsz geheeten; de tweede Eoelof Horvoet, zoodat Johan Wollersz , voortijds pastoor te Koekange, niet (Magn. kl. blz. 144) de tweede maar de derde pastoor is geweest, en in 1503 was het pastoorschap te Meppel zoodanig in aanzien gerezen dat Evert van Cralen, pastoor te Diever en deken des landschaps Drenthe, zijne standplaats naar Meppel overbragt, en van daar het Dekenschap over Dremhe uitoefende. Schoon de bevolking vermeerderde en daardoor aanbouw van nieuwe huizen , was liet plaatsje niet welvarende maar de bevolking arm , zoo zelfs, dat de Utrechtsche bisschop, David van Bourgondië hen in den jare 1460 van de verplig-ling ontsloeg om ter Goorsprake Ie Diever te gaan en den Diost gelastte daartoe binnen Meppel te komen. Ook gaf genoemde bisschop aan de ingezeteneu het regt tot het houden van twee jaarmarkten , om dezelfde redenen als boven gezegd is. Tot de 2400 goudguldens brandschatting die bisschop Philips van Bourgondic in het jaar 1524 uitschreef, stond Meppel op de lijst van 10 ploegen, betalende dus 40 goudguldens, van ieder ploeg 4 goudgl. Als men daarmede vergelijkt dat Diever op 60, Dwingelo op 92, Havelte 56, Vledder 76, de Wijk 44, Pesse, Echten en Ansen 64, Beilen 240, Norg 44, Westerbork 136 , Zweelo 144 , Oosterhesselen 80, Dalen 68, Vries 152, Sleen 96, Zuidlaren 98, Emmen 96, Holde 144, Anlo 178, Gieten 54 en Borger op 108 p\'oegen waren aangeslagen, is dit een bewijs, dat Meppel nog een tamelijk onbeduidend dorp, in vergelijking met andere Dreutsche gemeenten, moet genoemd worden.

Vroeger dan in eenige andere Dreutsche gemeente, heeft hier de Hervorming wontel geschoten. Want in het jaar 1579 bestond hier reeds eene Gereformeerde gemeente, welks armen Johan Hessels Eesinek begiftigde met een gulden gulden des jaers op sunte Michaels dach verschijnende, en liggende over Geert Ueemijens huis binnen Meppel \'t welk hij h\'tj transfx voor Godt en menschen betuigde, dat dit met vrijen wij lie was. De kerk te Meppel was aan de heilige moedermaagd gewijd , want in eene akte van 1543 wordt zij onzer lijever vrouwen karde genoemd. In 1560 werd op de bede van de ingezetenen van Meppel de jaarmarkt eenige dagen verzet, omdat ze met üldemark op eene dag te zamen kwam. De instelling van eene weekmarkt omtrent dezen tijd, die tot 1603 op Zondag is gehouden en toen op Donderdag is gezet, schijnt het begin van nieuwen welvaart te zijn geweest.

Dc zeventiende eeuw met de door Jïoelof van Eeh\'en ontworpen ko-

-ocr page 80-

70

ter Jocliems landt om daerdoor het water van cousti\'uanteu te ver-

lonisatie Hoogeveen, waartoe de Wetering in een bevaarbaar kanaal werd htrschapen en de afvaart van turf door Meppel plaats had, de verrechting en verbetering van het Meppeler diep in 1643 gaven aan het stadje den eersten levensstoot. In den tachtigjarigen oorlog, in het laatst der zestiende eeuw, had het plaatsje veel te lijden door de reizende en verblijfhoudende troepen , zoowel van den vijand als van het Siaatsehe krijgsvolk en is het ofschoon geen vesting zijnde , menigmaal veroverd en heroverd. In 1580 werd het omschanst en in slaat van verdediging gebragt door Evert van Ensc, Spaanschgezind Drost van Drenthe , die in deze dagen eigenaar en bewoner van de Havix-horst was. Deze begon ook weder de herbouw van het gesloopte kasteel de Kinckhorat; hij bestuurde zelf den aanleg der werken en had onder zijne bevelen een garnizoen van twee corapagniën, benevens eenige Spaanschgezinde Drentsche huislieden, doch hij werd spoedig door de Staatsche bezettingen van Steenwijk en de Schans van Zwartsluis van hier verdreven. Hendrik de Vos van Steenwijk door de ingezetenen van Drenthe tot hun Drost verkozen , vriend van Graaf Lodewijk van Nassau en van de zaak der vrijheid, en die Drenthe tot de Unie van Utrecht bragt, deed van Ense ruimen. Zijn naam moet door iedereu Drenthenaar nog met eerbied genoemd worden, daar hij voor dit gewest geleefd , gewerkt, gestreden en geleden heeft. In het volgende jaar, 1381, leverde ook Norrits, komende van de Zwarte Sluizen met een regiment Engelschen , zes en denig vaandelen voetvolk en drie honderd ruiters, hier verscheidene gevechten met\'s vijands leger, waarbij vele voorname helden gesneuveld zijn. Ook de- ingezetenen van Meppel toonden bij deze gelegenheden door daden , dat zij de zaak der vrijheid voorstonden, want zij ondersteunden Norrits door gedurige uitvallen, door den vijand uit de vele opgeworpene verschansingen te verdrijven, veroverende twee stukken gesehut en het proviand, waarmede de vijand zijn leger wilde provianderen. Wij meenen hieruit nog al weder feiten te ontleenen, om te betoogen, dat de Drenthenaren even goed, als de kans eenigzints gunstig was , de zaak der vrijheid voorstonden, als de bewoners der andere gewesten en dat er geene redenen voor geweest kunnen hebben, om hun later buiten de Unie te sluiten en als wingewest te behandelen ; of men moet beweren dat het pligt was, dat de opene Drentsche plaa\'sen en dorpen zich met spade en hooivork tegen de gewapende Spaansche krijgsbenden moesten verzet hebben , of in hun van alle kanten open gewest, zich zoo luidruchtig voor de goede zaak te verklaren dat de vijand uit wraak huis en have en alles kon vernielen. Ieder Drenthenaar gevoelt medelijden met zijn voorgeslacht, dat in die dagen tusschen twee vuren geplaatst was, zoowel door Staatsche als Spaansehe krijgsbenden geplunderd en gebrandschat. De vrienden der vrijheid die het hecht in handen hadden, deden zelf het voorstel om alle dorpen en plaatsen te verbranden. Van het landschap, waar de vrijheid zoo oud is als zijn bodem waar reeds in de vroegste eeuwen de eigenerlden het bestuur in handen hadden, toen op vele plaatsen van ons vaderland de inwoners nog onder den druk der adelijken zuchten en /Herendiensten moesten verrigten. Wij vergeven het den

-ocr page 81-

hinderen en voorts deze saekc ten uiteinde toe te vervolgen, tiaar in

lieer J. S. Magnin dat hij in zijn geschiedkundig overzigt der besturen in Drenthe, dit gewest hierover zoo hard is aangevallen en vragen hem of er wel eene provincie van ons Vaderland in den tachtigjarigen oorlog is geweest waar niet een deel van deszelfs bewoners het met den Spanjaard hield. Dat Amsterdam zoolang Spaanschgezind bleef en de burgers vereenigd met liet garnizoen de Staatsehen onder Hellingh en Euijehhaver weder de poorte uitdreven, kan daan-oor op geheel Holland een blaam geworpen worden ? Waar wordt heden ten dage de zaak der vrijheid norj het best gediend ? — het is in het oude landschap Drenthe en de noordelijke provinciën, waaruit mannen naar \'s lands vergaderzaal worden afgevaardigd, tegen welke de reactie der zuidelijke gewesten, die ons zoo gaarne onder den vermolmden staf van adel en geestelijkheid willen terug brengen, al hare wapenen scherpt. De heer Magnin houde ons deze uitwijding ten goede, wijl wij geene bezoldigde pen hanteren , om de zaken voor te stellen zooals onze innerlijke overtuiging niet zou zijn. Wij keeren tot Meppel terug. Het tooneel des oorlogs was in deze jaren geheel in deze streken opgesteld. Ook werd in dit jaar Steenwijk belegerd en had het gevecht bij Diever plaats, waarin Rombert Friesma, Grietman van Ooslstellingwerf, met vele anderen sneuvelde. Tot bijna het einde dezer eeuw had Meppel met oorlogsrampcn te worstelen. Tot die oorlogsrampen heeft veel bijgedragen de stichting van het kasteel de Kinklwrst door Koelof van Munster, heer van Ruinen. Om zijne heerlijkheid tegen Overijssel en Friesland te dekken , stichtte hij hier in 1513 een kasteel, dat hij met grachten, bolwerk en poort voorzag, doch nog in hetzelfde jaar werd deze sterkte door de krijgsmagt der drie steden Zwol, Campen en Deventer en den Bisschop van Utrecht veroverd en werden de bolwerken geslecht en de grachten gedempt, doch het kasteel zelf bleef onbeschadigd. In 1622 bragt Hendrik van Barneveld, meestal Hein genaamd,

Scholte van Meppel en Bannerschult van Diever, die een bekwaam krijgsman was, de Kinkhorst weder in een geduchte staat van tegenweer. In 1637 werd dit kasteel belegerd door de krijgsmagt van George Schenk, vrijheer van Tautenborgh, des Keizers stadhouder in Friesland, vroeger Drost van Vollenhove. Na eene dappere verdediging , waarin de krijgsmansbekwaamheden van van Barneveld schitterend uitblonken, werd het kasteel ingenomen en werden bevelhebberen bezetting krijgsgevangen gemaakt; alzoo kwam ook Meppel, na met geheel Drenthe vroeger onder den Bisschop van Utrecht en een korten tijd onder den Hertog van Gelderland gestaan te hebben, onder den scepter van den grooten Karei den V, die, in plaats van magere Hein, tot Schulte van Meppel benoemde Jan van Assche. Zoo als wi; boven vermeld hebben is de Kinckhorst voor het laatst herbouwd en versterkt door van Ense , en nadat deze dezelve weder moest opgeven is die voor altijd geslecht en afgebroken, waartoe de ingezetenen van Meppel volijverig medewerkten, zelfs zoo dat de materialen naar elders zijn vervoerd, als de baksteenen en het ligtste hout naar Coevordea tot versterking van het kasteel aldaar, en het zware hout en de Bentheimersteen naar Zwolle ,

-ocr page 82-

78

ftlles te doen het geene geconstitueerdens best en raadzaam sullen

en alleen van het vroegere kasteel langen tijd de herinering bewaard is , daar op die plaats een molen stond, die Kinckhorster Molen genoemd werd , terwijl de straat, die thans naar het terrein der voormalige sterkte loopt, met den naam van Kinckhorststraat is gedoopt. Voor den naauw-keurigen opmerker is echter nog een gedeelte der oude verdedigingswerken ziglbaar.

In 1672 en 73 is Meppel ook weder door de krijgsmagt van Bern-hard van Galen, Bisschop van Munster bezet, die hier ook weder eenige versterkingen aanlegde. Menigmaal is door krijgskundigen een begee-rig oog op Meppel geslagen om hetzelve in eene vesting te herscheppen , waartegen van Meppeler zijde telkens met kracht gestreden is, vooral aanvoerende het land vergraven dat op drij tonnen gouds gerekend werd, en het land dat onder icaitr sou gesloutcd worden tot geheele nine van het Bieverder dingspel, zonder eenig voordeel daarvan te genieten, omdat Meppel geenen pas sloot, met aanprijzing om op Roeveen ten [art te bouwen , en door insmijtinge van greppels in de venen om het water daarin te smoren enz. Na al wat wij hierboven vermeld hebben , was het geen wonder dat het opkomend stadje niet tot welvaart en bloei kon geraken, schoon het duidelijk is dat het bestuur niets verzuimd heeft om den handel en welvaart door gepaste , schoon niet altijd met onzen tijd overeenstemmende middelen, te bevorderen ; daartoe strekten onder anderen de volgende bepalingen: dat uiemaui iets op weg mogt opkoopen eer het aan de markt gehragt was , op eene hoete van veertien stuivers en verbeurdverklaring der gekochte waar aan de armen, de schade en breul e voor den kooper ; dat er niets gekocht of verkoold mogt worden bij hel gewielde of het moest op de stadswaag (jeicogen worden alles met bevoorrechting van den hinnenman (ingezetenen van Meppel) hoven den buitenman (niet ingezetenen.) Als men de waarheid hulde wil doen, moeten wij verklaren dat bovengenoemd beschermend handelsstelsel bij den handelsstand van Meppel nog niet geheel verdwenen is. Wanneer de landbouwende stand van Meppels omstreken hun hoofdproduct de boter daar niet ter markt bragten, zou de handel van Meppel in het vervolg van weinig beteekenis meer zijn , en juist in dit hoofdproduct is geen vrije , maar een gedwongen ruilhandel, en kan men den vreemden koopman van de markt houden. Men wil hier alles beheeren en reglementeren ; als het Provinciaal bestuur den verpligten ijk der botervaten opheft , maakt de koopmansstand zelf verordeningen daartegen, nog niet overtuigd dat het kwaad zich zelf straft, en dat de vrijste handel, ontheven van alle bescherming en reglementaire bepalingen , een land of stad tot den grootsten bloei kunnen brengen.

De oprigting van het schippersgilde in 1536 , gereorganiseerd in 1607 , en dat van het weversgilde in 1634! heeft ook veel bijgedragen tot den handel en bloei van de plaats, terwijl de oprigting van een zilversmidsgilde in het midden der achttiende eeuw bewijst dat de vroegere armoede veel verminderd was en de weelde reeds wortel begon te schieten.

Dat de opkomst en bloei van Meppel in de eerste helft der zeventiende eeuw gepaard ging ook met intelleetneele ontwikkeling, bewijst

-ocr page 83-

79

oordeelen, soowel in als buiten regten, en vervolgens te doen helde oprigting eener Latijnsche school, waartoe in het jaar 1619 de eerste grondslagen gelegd werden, doch die in 1755 eerst haar volkomen beslag schijnt gekregen te hebben, daar toen door Drost en Gedeputeerden tot eerste rector dezer school is aangesteld Clustan Gotleb Schults, conrector te Leeuwarden , op een jaarlijksch tractement van zes honderd gulden, als ƒ 500 van de landschap en ƒ 100 benevens vrije woning door die van Meppel. De eerste curator dezer school was de secretaris C. Ellens. Onder de schoolboeken behoorden, behalve de classieken, ook Hellen broek en de Heidelbcrgsche catechismus. In 1762 was het getal leerlingen dertig en stond naar vermeerdering, waarom dan ook van de erven van den Ette Stigh een bekwaam gebouw voor den tijd van twaalf jaren gehuurd is, nl. het woonhuis van den Ette tot rectorswoning en de brouwerij tot eene school, voor de jaarlijksche som van ƒ 100 , daarvan ƒ 85 door Meppel en ƒ 15 door do landschap te betalen.

Niet alleen uit het landschap Drenthe, maar ook uit andere provinciën hebben vele jongelieden hier hunne eerste studiën voltooid. Omtrent dezen tijd woonde ook hier de vroegere Groninger hoogleeraar Cornelis Pijnacker, die er twee kaarten van de landschap Drenthe vervaardigde, die in druk verschenen en waarvan nog exemplaren aanwezig zijn, terwijl zijne geschiedkundige bouwstoffen voor eene geschiedenis der landschap Drenthe verloren zijn gegaan, zoodat deze geleerde en bedrijvige man veel heeft bijgedragen tot de aanmoediging van kunst en we\'enschap in deze plaats zijner tijdelijke bewoning.

Schoon liet onderwerp van dit geschrift niet mede brengt, om eene uitvoerige geschiedenis over Meppel te geven, zal menigeen het echter niet onaardig vinden, dat wij tot afwisseling nog eenige bijzonderheden van onze naburige stad vermelden, schoon wij het bij eene korte schets, of liever eenige grepen uit Meppels geschiedenis zullen laten.

Meppel heeft ook ruimschoots zijn aandeel gehad in oproerige bewegingen en tweespalt der burgerij , zoowel op godsdienstig als burgerlijk gebied, gelijk dit op vele plaatsen van ons vaderland in de 17e en ÏSe eeuw heeft plaats gehad. Op kerkelijk gebied reeds dadelijk na de Hervorming met haren eersten predikant Simon Johannes Phi-leus , die door zijne gemoenteledcn bij de Classis aangeklaagd is, dat hij twistziek, een leugenaar en lasteraar was , en door de Classis te Beilen in 1601 is afgezet , doch door den invloed van den Stadhouder, Graaf Willem Lodewijk, door de Synode van Groningen den 4 Junij 1602, wederom in zijn ambt hersteld is.

Den 15 Junij 1662, groote opschudding, waarbij eene commissie uit Kidderschap en eigenerfden met steenen en andere voorwerpen door het gemeen onthaald wierd, doch de grootste van alle oproerige bewegingen , die ooit in dit stadje plaats hadden was den 11 Nov. 1785, bij den doortogt van den erfstadhouder. Prins Willem de Vijfde, waarbij de bezembinder Willem Jaus Lunseboer door een geweerschot het leven verloor; zoo wel door het stedelijk bestuur van Meppel, als door Drost en Gedeputeerden des landschaps Drenthe, was dit oproer voorzien , en de Drost de Graaf van Heiden was daartoe daags te voren

-ocr page 84-

80

welke de constituanten present sijnde zouden kunnnen, mogen en moe-

te Meppel gekomen, om door zijne tegenwoordigheid de rust en kalmte te bewaren, docli te vergeefs. De weduwe van den ongelukkig omgekomen Lunseboer, Margje Jans, ontving van Hidderschap en eigenerfden eene jaarlijksche gift (Douceur) van vijftig galden, uit de rantsoenpenningen van genoemd collegie, dat zij zoo lang zou genieten tot haar jongste kind den ouderdom van 18 jaar zou bereikt hebben.

Vele ingezetenen van Ruinerwold hebber, volgens eene missive van Ridderschap en eigenerfden aan de Schulte dezer plaats lot deze oproerigheden medegewerkt. In het najaar van 1787 waren de gemoederen weder zeer ia beweging geraakt, veroorzaakt door het intervenieren der Pruissen , doch door het wijs beleid en de cordaatheid van eenige notabele ingezetenen, werden de oproerigheden bedwongen, waaraan, zoo als Eidderschap en eigenerfden zich in hunne missive van 29 Sept 1787 uitdrukten, voor hel groolste deel het le houd der plaats te danken is. Alle oproerige geschriften en pamfletten tegen het stadhouderlijk bestuur vonden hier gretige lezers, waartoe de boekhandelaar M. van Buren Lensink de behulpzame hand bood, die ook als kerkvoogd door Drost en Ged. is afgezet, tengevolge zijner weigering, om het Declaratoir van 30 Dec. 1787 te teekenen. Onder bovengenoemde oproerige geschriften, die hier verspreid werden, behoorde onder anderen een schandschrift, onder den titel van de pest aan den Nederr/iijn, eerst te Utrecht bij G. F. van Paddenberg en naderhand te Amsterdam bij H. Keizer uitgegeven , en een libel, getiteld; de tegemcoordige staat van Drenthe ontmaskerd. Het was dus geen wonder, dat in een stadje van zoo\'n patriottischen geest de intogt der Franschen , met de schoone leus: «vrijheid , gelijkheid en broederschapquot; door vele ingezetenen uitbundig werd toegejuicht. Men danste en sprong om deu vrijheidsboom die op de Kruisstraat geplant stond, als razende bezetenen. Het revolutionair comité, dat het eerste sein gaf tot de verandering der regering in 1795 , bestoud uit de heeren Wijger Kat, Jan Cremer vnn Kossen, Arent van Urk Hz. Albert van der Weide, Derk Braspot, Otto Blom, Joh. Had ijs, Willem Coops van der Hogt, Wiebe Andries, Albert Bastiaan, Jan ïheunis. Peter Stevens, Warner de Jonge, Lam-bertus Cniphorst, Carel de Vos van Steenwijk en Meeuwes Steenbergen, waaruit duidelijk blijkt, dat Meppel in de voorste gelederen was om eene nieuwe orde van zaken te verkrijgen en dat de tegenstand tegen het stadhouderlijk bestuur nog altijd was blijven bestaan. Doch ook weinig tijd daarna ondervond het nijvere stadje, dat de gulden spreuk: «Vrijheid , gelijkheid en broederschapquot; niets anders dan begoocheling was, en stroomen bloeds moest kosten om de eer en heerschzucht van een man te bevredigen, die het continaalstelsel invoerde , zoodat ten gevolge hiervan in Meppel de tabakshandelaar zelfs lok van turf en gedroogde boekweitbladeren rookte, en de kruidenier in plaats van koffij , rogge roosterde om daarvan drank te drinken, zoodat men dan in 1813 ook hier gereed was om het Pransche juk af te werpen.

Terwijl de Franschen nog op het stadhuis in en uitliepen , zat in een \'afgesloten kamertje op hetzelfde stadhuis de kleermaker Berend Olde-

-ocr page 85-

81

ten doen , schoon tot het een of antler nader lust nierde vereischt gt;

kamp, de Nederlandsche driekleur, op last en door de zorg van den Mairc van Meppol, J. de Vries Jr., te vervaardigen, die kort daarna door den timmerman J. Times ter Heide, op het berigt, dat de kozakken iu aantogt waren , op den toren geplaatst is, hetgeen echter wel eene gewaagde onderneming was, daar de Franschen tot het uiterste hun gezag gehandhaafd hebben, blijkbaar hieruit, dat ze onder de ge-meeute Havelte , op weg naar Meppol nog deserteurs in het gezigt der kosakken aan de paardestaarten poogden mede te voeren, lielgeeu hun echler belet is, daar de gevangenen bevrijd zijn, en een Fransch gendarme het leven er bij inschoot, door spielssleeken der kozakken. In 1825 , den i Nov. leed Meppel geweldig, tengevolge der doorbraak van den zeedijk tusschen Blokzijl en de Kuinre en liep, behalve op de Kruisstraat, geheel onder water.

In het begin dezer eeuw was er, zoowel als in de voorgaande, veel tweespalt op godsdienstig terrein, die tot op onzen tijd nog voortduurt. Het was in de eerste helft dezer eeuw een burgerman , genaamd Uil-bert Moes, die zich door woord en geschrift verzette tegen den al meer vrijzinnigen geest, die zich ook onderde predikanten van Meppel openbaarde. Het was de predikant Alexander de Koning die het meest bij de Oud-Gereformeerde partij in ongunst stond, en wien men het leven zoo verbitterde, dat, toen hij 1827 stierf, hij begeerde dat zijn stoffelijk overschot te Euinerwold ter aarde zou besteld worden, waaraan dan ook voldaan is. De orthodox godsdienstige zin van Meppels bewoners gaf aanleiding dat men gepoogd heefi anderslenkcnden zoolang te weren als immer mogelijk was. Vooral heeft men in de laatste helft dei-vorige eeuw de nederzetting der Israëliten getracht te verhinderen. De laatsie klagt hierover aan Bidderschap en eigenerfden, die echter buiten beschikking is gebleven, d^gteekent van 1775. De oprigting dier gemeente dagteekent van 1767. Weldra vermeerderde hun aantal dermate dat zij in 1798 hunne eers\'e synagoge bouwden. Daar de lijken dier gezindte te Zwartsluis ter aarde moesten besteld worden, zocht men daartoe binnen de gemeente Meppel eene geschikte plaats, doch de geest der bevolking verzette zich hiertegen, en zoo kwam de Israëlitische begraafplaats op verren afstand van Meppel aan den Zomerdijk (thans straatweg) destijds onder de gemeente Nijeveen behoorende, waar het gebleven is tot op onzen tijd.

Ook de Afgescheidenen moesten het hier als elders van het gemeen ontgelden, daar hunne vergaderingen telkens door het graauw verstoord werden, waarom men dan ook menigmaal tot gemeenschappelijke godsdienstoefening, de afgelegene hoeve Dingsté koos. Echter was men daar wel voor \'t graauw maar niet voor de mannen der wet beveiligd. Het was alsof de dagen van Alva en Philips zouden wederkeeren als men zag dat de predikant A. C. van Eaalte door de ruwe handen der politie van zijne spreekplaats gesleurd werd. In de ticeede helft der negentiende eeuw mogen de van de kom der respcclieve gemeenten afgelegene plaatsen Dingüé onder Meppel, de Weermiüiger Bergen onder Euinerwold, en de Wattrlemeu onder Euinen, nog wel eens vermeld worden, omdat in de eerste helft dier

Q

-ocr page 86-

welke bij dezen ook werd gegeven, als met magt van substitutie rati-habitie indemnisatie etceteris q: Clausulis de jure consultis. Tot

eeuw, het eenvoudigste en minst politieke hoopje onder onze landge-nooten , daar een schuilplaats moesten zoeken, om God naar hunne overtuiging te dienen. Bij Koninklijk besluit van den 16 October 1841, No. 82, is het bestaan eener Christelijk Afgescheidene gemeente erkend, doch de keus van haren eersten leeraar Ananias viel ongelukkig uit, wegens de oneenigheid tusschen hem en de leden der gemeente, hetwelk zijne verwijdering ten gevolge had.

De stichting eener Roomsch-Katholijke gemeente, den heiligen Ste-fanus gewijd, in 18G1 had dezelfde tegenwerking als de beide andere gezindten bovengenoemd. - Door de onvermoeide pogingen van haren eersten pastoor, H. AV. Tennissen, was men in 1866 zoo ver gevorderd dat men eene kerk en pastorie door bijdragen van het Kijk en het bisdom, benevens door liefdegiften gebouwd had. De kosten van kerk , pastorie en het terrein bedroegen, zonder dat de toren voltooid was, de som van ƒ 26000.— terwijl voor ameublement nog /quot;8000.— be-noodigd was. Als men nu in aanmerking neemt dat in laatstvermeld jaar de Katholieke bevolking met nog onderscheidene omliggende gemeenten slechts 147 zielen bedroeg, is dit een bewijs wat een vaste wil en volharding kunnen tot stand brengen. Meerdere bijzonderheden over Meppel zijn wij genoodzaakt in portefeuille te houden ; dewijl ons bestek geene meerdere uitweiding gedoogt. Men heeft wel eens gezegd: Meppel heeft geene geschiedenis; wij antwoorden hierop: het is mogelijk maar moeijelijk de geschiedenis van het stadje zamen te stellen. De inwoners van Meppel zijn bijna allen handelaars, en wetenschappelijke zin wordt er weinig aangetroffen , en daarom heeft geen ingezeten het ooit in de gedachte gekregen om bronnen voor dcszelfs geschiedenis te verzamelen. Wel hebben vreemden hiertoe pogingen aangewend maar de bronnen bleven voor hen gesloten. Met een medelijdend schouderophalen en een glimlach opliet gezigt, wordt den navorscher beduid dat hij aan het verkeerde kantoor is. De vraag ol er iets mede verdiend kan worden is telkens op den voorgrond geplaatst, zoodat men de moeite niet neemt om de bescheiden , die zoo hier en daar bij oude familiën op zolder of in kasten liggen te vermolmen, voor den dag te halen en ter inzage te geven.

Schoon de handel van Meppel van jaar tot jaar in omvang toeneemt, kan de algemeene burgerij toch niet welvarend genoemd worden. Hem die als maatstaf daarvoor aanneemt de pracht in kheding en toilet bij de algemeene burgerij, moeten wij influisteren: //het is vergulde armoede.quot; De meeste handelsteden breiden zich uit, Meppels aanbouw is van luttel beteekenis, en daarom zijn de huurprijzen hoog. Het kapitaal voor nieuwen aanbouw ontbreekt bij den algemeenen burger en de rijke ingezetenen steken hunne kapitalen in dc effectentrom; zoo komt er meer en meer eene wanverhouding tusschen koop- en huurprijs. Wanneer de kanker van pracht en weelde niet aan de welvaart vanj Meppel knaagde, ging het stadje eene grootsche toekomst tc gemoet

-ocr page 87-

8:}

wacrheils olrcondc liebbe ik Scliultis desen eigenhandig getekend en gecachelteerd op Euinerwold den 15 Mei 173Ü.

(Was geteekend) M. H. OLFFEN,

Schults.

1739.

Coll. aecord:

M. H. OLFFEN,

Selmlfs.

1739.

COPIA.

Hoog Wehjthoren yeslrenge heer mijnheer li. O. van den Clooster heer van Rheebruggen medelit van den lojfelijken Etdoel (1) en wegens zijn genaden de Ilr. Marquis van en Zti Hoensbroek vencalter heer van Ruijnen en Ruij-nericolt etc.

\'Verionen U Hoog Ed. Welgeboren Geslr. in alle onderdanigheijt die van liet oosteindc en de rouwe buirseliap wat voegen deselve van

(1) Was liet lioogste regterlijk eollegie in de landschap Drenthe, doorgaans, gelijk hier boven , den loffelijken Elüoel genoemd, ook wel de wijsheid van den lande geheeten. Zij was zamengesteld uit etten, atten of aten genoemd, uit ieder van de zes dingspiilen vier met den Drost als voorzitter, geadsisseert door den landsschrijver en een assessor; in burgerlijke zaken moest de Etstoel zaamges\'eld zijn als boven vermeld, doch in lijfstralielijke zaken vonnisde de Drost met slechts ses etten uit ieder Dingspel een, terwijl in \'t boetstraffelijke de Drost alleen besliste. De zittingen van Drost en Etten, wer-Lottingen geheeten ; deze werden gewoonlijk driemaal \'s jaars gehouden. In de oudste tijden had dit plaats in de open lucht, zooals te Ballerkuil en misschien andere bossehen of wonden, naar de wijze der oude Geimanen; later in de Spijkers te Anlo en Rolde en in sommige kerken of herbergen , totdat ze in het jaar 1688 voor het eerst vergaderde in het kloostergebouw te Assen, tot de oude Etstoel in 1791 plaats moest maken voor liet Hof van Justitie. Tot de opruiming van deze oude instelling was een der eerste voorstanders de vroegere Schol-tes van lluinen en gereehtschrijver dier heerlijkheid, de heer Mr. W. H. Erkenswijk. Om het algemeene Drentsche volk niet in het oude eerbiedwaardige te kwetsen, behield dit Hoi\' den alouden naam van

-ocr page 88-

84

Yooniemeng zijn enige kondschappen te beleggen een waterleijdinge of

Etstoel, doch de bepaling dat men geen regtsgeleerde belioefde te zijn was voor altijd vervallen, daar er een getal van aclit rechtsgeleerden voor hun leven aangesteld werden, waarvan de Drost president zoude zijn, en alzoo de eeuwenoude regtspraak uit en door het volk verdwenen was. De verandering van deze wijze van regtspleging is uitvoerig medegedeeld in: de tegenwoordige staat van Drenthe blz. 179 en volgende, waar ook de grieven tegen den ouden Etstoel iu officieele stukken zijn medegedeeld , terwijl wij hier nog zullen bijvoegen , dat de zittingen van den ouden Etstoel in het kloostergebouw te Assen zoodanig plaats hadden, dat de etten van ieder dingspel aan eene bij -zondere tafel zaten, en de zevende, in het midden staande, bestemd was voor Drost, Landschrijver en Assessor.

Ook de heerlijkheid Euinen en Kuinenvold had zijne Etstoelen , in ieder Soholtarabt een, bestaande ieder uit twaalf etten, die door de ingezetenen gekozen werden en met den heer van Euinen regt spraken ; onder dezen Etstoel was in het Scholtambt Kuinenvold ten minste een lager bank, waarvan men appelleren kon op de bovenvermelden Etstoel , gelijk «ij later uitvoeriger zullen aantoonen ; of de volksvergaderingen en zittingen van den Etstoel ook, naar oude Drentsche wijze, in de open lucht hebben plaats gehad, gelooven wij later bevestigend ta kunnen beantwoorden, alleen zullen wij dit er van zeggen, dat wij in de voorgaande eeuw daarvan nog een spoor ontdekt hebben, als: dat den 11 Nov 1747 H. Gomams, Predikant te Ituinenvold, de car-npelluiden van Ruinerwold in den Bleekhof opgeroepen heeft of hij een stuk land op de wijze van erfpacht mocht verhuren aan Arent Koops, en is dit door de carspelluiden goedgekeurd. De laatste personen die in den eeun-enouden Etstoel van Euinen en Euinerwold dit ambt bekleed hebben waren voor Kninen: Arent Steffens, Koelof Jans Arents, Jan Jacobs Kietbergen, Koelof Hendriks, Jan Jochems Groenewolt, Jan Jans, Hendrik Veurman, Pouwel Coding, Geert Jans Oosterhuis, Gerrit Cornells, Jan Arents Keizer, Simon Alberts Zwiers, en voor Euinerwold, in het Oosteinde: Remmelt Jans, Carst Jacobs, Lucas Preuper; voor de Kuwe Buurschap: Keinder Koelofs, Carst Koelofs, Geert Talen; voor de Kale Buurschap: Jan Pouwels Groenewolt, Hendrik Luchies, Arent Jans; en voor Haakswold : Jan Geuchies, Willem Stelling en Wolter Wolters, terwijl de laatste gerichtssehrijver der heerlijkheid is geweest Mr. Michel Dassen. De heerlijkheid en haar eigen wetboek is bijna bij alle ingezetenen eene vergeten zaak; als men den mannelijken ingejetenen der gemeente verhaalt, dat het land-regt van Buddinge en Haakswolde vroeger bepaalde manspersonen, die malkander in haasten moede mei hier begieten, of de vuiste slaan , breken den heer een hoen en den atten een plakke {twee cent) en de sehoonen van Ruinerwold bekend maakt met het daarop volgende: Vrouwspersonen die elkander hoeren noemen of bij het haar trekken (iets dat thans ook niet meer gebeurt, of waarvoor geene redenen zijn) te gader vijftien plakken , zullen zij hartelijk lagchen en nieuwsgierig zijn dit wetboek der vaderen nog eens door te bladeren.

-ocr page 89-

85

geworpen wal waer over Eemonstr. met die van de cale buirscliap

Over de Atten zegt het landrecht van Buddinge en Haekswolde Art. 71 Item soe moegen die Meenten deser wolden voerschreven oer Alten zetten bij henselven na oeren landregt die Atten voerschreven keesen ook der Meenten , voerts zweeren sij met den Schultz rigten en moe-gen eenige breucken uulsprecken. vrij meenen dat het niet onaardig zal zijn om hierbij ook de personen te vermelden, die bij de opheffing vim den grijzen Etstoel der landschap Drenthe in dezelve zitting hadden, en tevens uit welke personen het nieuwe Hof van Justitie werd Ziimengesleld, als zijnde eene der gewigtigste veranderingen in de regtspleging van het oude landschap Drenthe.

Het eollegie van Drost en 24 Etten, of de loffelijke Etstoel , ook , zoo als boven vermeld is, de wijsheid van den lande geheten, bestond bij deszelfs opheffing uit de navolgende personen ;

De Drost, S. P. A. Graaf van Heiden, Voorzitter.

F. O. Baron van Dörnberg Heiden tot ter Bosch, Assessor.

Etten:

Geert Nijsingh. Egbert Hoben.

Zeino Coert, Baron van Schwartz tot Ansen. J. S. Zwartwolt.

Koelof Baron van Echten (ot Echten. Jan Baving.

Jan Lamberts. Hendrik Brouwer.

Boelof Hofs\'eenge. Pieter Hoben.

Johan Meijer. Willem Boelken.

Cornelis Hilbrandts. Hendrik Stratingh.

Lucas Sissing. Harm Iliddingh.

J. O. Brunstinge. Jan Hoving.

Harm Tammink. Albert Braatns.

Berend Eppinge. Mr. J. H. Oosling.

R. W. Nysingh. J. C. Idzinga.

Mr. D. Willinge. Willem Kamhorst.

W. Steenge. Eoelof Zeegering.

L. iNieir.vold. Barent Homan.

Landsehrijver, W. H. Erkenswijk.

Het Hof van Justitie of Etstoel van wege de hooge overheid der landschap Drenthe was zamengesteld uit:

De Drost, S. P. A. Graaf van Heiden, Voorzitter.

Mr. W. H. Erkenswijk.

Mr. J. 11. P. van Lier.

Mr. W. Kijmmell.

Mr. H. Vos.

Mr. M. Dassen.

Mr. E. J. Witsenborg.

Mr. L. Oortwijn.

Mr. M. Alting.

Kaad- en landsschrijver Mr. J. L. Homan.

Het laatstgemelde hof van justitie, waarvoor de Etstoel moest ruimen, bleef maar 20 jaren bestaan en werd in 1811 vernietigd, om plants

-ocr page 90-

Bcheelagtig ziju Edog dat Eemonstr. alhier op Kuijuerwolt geeu bc-quaeme cournotea (2) kunnen bekomen om deselve tot liaer te liou-dene gerigtschijn te konnen gebrnijken als sijnde deselve voor een

te maken voor een reglbank van eersten aanleg. In 1838 kan men zeggen dat liet weder hersteld is , onder den naam van Provinciaal Ge-regtshof, dat eehter in 1876 weder is opgeheven. Het gebouw waarin het Provinciaal Geregtsliof voor dezen cn de Eegtbank te Assen thans nog zitting houdt, is in 1839 gebouwd en in Mei 1840 door die rcgterlijko collegies in gebruik genomen. Drenthe heeft toch nog altijd zijn regt-bank te Assen behouden, zoo dat de westelijke Drenthenaar nog altijd tegen ziju beleediger kan zeggen : Ik zal oe loaicn brengen over \'t Jiooge van de Smilcte. Men glijdt echter thans meest over dc gladde en effene ijzeren baan naar de stad der justitie, en het is niet noodig, als in het midden der vorige eeuw, om in de herberg van Jan Wijntjes te Assen , voor vier dagen logerens met paard en wagen drie gulden en vijf stuivers te betalen. Het raderwerk der justitie loopt sneller , de advocaten pleiten korter en krachtiger, de stad is eleganter , cn de logementen zijn duurder; en daarom is het zaak voor een gewoon sterveling na afgedane zaken , zich zoo spoedig mogelijk weg te pakken. Heerlijke spoorwegen, ook het twistziek cn pleitend publick erkent uwe waarde.

(2) Coerno\'en , kenrnoten, bijzitteren van den Scholtes in het gerichte, als bij rochten, eontraroehten, springroehten (getuigenverhooren) volmachten , koopakten enz Om hiervan een denkbeeld te geven in wat vorm zulke akten in die dagen opgemaakt werden, zullen wij tot variatie drie akten laten volgen als, een koopakte, opgemaakt voor Scholte eu koernoten en de andere opgemaakt voor de buren; alsmede een gerichtschijn of getuigenverhoor , ook roeht genoemd , dat stijl, taal en spelling wedergeeft zoo als vroeger in deze gemeente gesproken en geschreven werd:

•lek Arent van Westrenen in der tijt Sehulte toe Buddijnek woll bekenne mijt dessen openen brieve dat ijck toe rechte gheseten hebbe in ene ghehegeden gherijehte mijt mijnen koernoten hijer nae beschreven als Koelof lenten ende Johan leunces aldaer voer mij schuit ende koernoten voorschr. ghecomen ijst johan tijdens ende bekende aldaer in den selven gherijehte voer hem ende ock als een monber sijn det huisvrouwen dat see mijt vrijen wijllen en de mijt gender beraede vercoft hebben voer hem ende hoeren arfl. de kerke van Blijndenstede een stucke landes ghelegen an johan tijdes maetken ocstwart au de buck-stege en an de westersijt an henrijck luners kamp alsoe alst dat nu ter tijt besloetet ende begraven ijst noch bekende johan ock innen selven gherijehte dat hij ock de vsrf kerke vercoft hett en lijchtpunt des jaers dat hij ende sijn husvrouwe hadden over de karkenhus toe blijnstede mijt dre voet landes van dat hns of in sijn goerden als naemen lijck van dat snlliolt of innen goerden ende johan tijdens ende nesc sijn echte wijf bedrtiiken de kerkvoegden van wegen der kerken geuder betalijn als naemetlijek Meewes Copes, Jan Talen, JanHenrijcks ende AlbertMewis ende want iek Johan tijdens ende nese alle desse vsrf punten stede

-ocr page 91-

«7

groot gedeelte eelfs geïnteresseerden en ook sommige al te na besipt alwaer om deselve sig bij desen aan U Hoog Welgeb. Gestr. adres-seeren seer gedienstig versoekende;

Ten einde IJ Hoog lid. Welgeb. Gestr. aen de Eemonstr-gelieft te accorderen om uijt een of meer nabuirige marken

ende vast hebben willen voer ons eude onsen arfel. ende ick johan vscf seluen glien segel eude gbebruke soe hebben wij ghebeden deu erbaren arent van westrenen in ter tijt schulte tot Buddijnck wolt dessen brif toe besegelen dat ick arent schulte vscf ghedaen hebbe om beden willen ende van rechtes wegen soe hebbe ijck mijn seghel beneden an dessen brif ghehangen ijnt jaer ons heren Dusent vijf hundert ende achten darthijch op sunte jacobs auent.

«Ik henrick schroer en trude mijn echte wijff doen kundich mijt desen openen brieve dat wij vercoft hebben lubbert stellinek oppet wolt twe virendel bolleren sjaers erfelick en ewelick daer ons den lesten pennick luiteneersten wal van betalt is welke twe virendel botteren sullen liggheu ouer mijn huis eudo over mijn hocff ende op al mijn geut. En welke twe virendel botieren voirsc. wesen landmaete hier heb ijk henrijekvoirsc. den stock van gelecht voir dcu buren hierna beschreven hier weren buren over den stock otte alberts ende henrick leeners ende peter sm. steenbuck ende voert meer buren genoch en van desse twe virendel botteren daer sal dat ene virendel oinme godes wille van wesen ende dat sal men van stonden an beuren. En dat eeue halve virendel botteren sal wesen toe meppel op dat hilligh cruiccs allaer en dat ander halve virendel sal wesen toe blidensteden op sunt ^ anthonijs altaer. En als ik henrick voirs. dat die stede en vast wesen sal soe heb ick ghebeden Herman pouwels dat hij desen brief voer ons wil beseghelen als ick herman vorsch. ome bede willen an beiden sijden soe heb ick mijn seghel beneden an dessen brief ghehanghen int jaer os heren Dusent vierhondert eu negheneu tachtenich des vridaches voer sunte matheus dach. Ende soe langhe als dar gheen sindte anthonijs altaer vr. is soe sal die voirsch. halve viredcl botteren wesen toe behoeft\' der kerken soe dat de kerek vagheden dat toebehouen to\' sterkten der kerken.

«Van wegen des Gestrengen en erberen Heren Henrick van Monster to tijlle here tho Rhuiue Johau Eernhard Munsterus schulte to Bud-dinge wolt bekenne ijn enne .... disse openbarre ende bcsegelden gerichtschijn, Dat ick to Eechte geseten hebbe met tweij kornoten Engbert Wolters en Warner Lamberts, war vor mij ende kornoten voerschr. verschenen sijnd Peter arents, Jacob Peters , luitges claes alle kerkvogende to Blidens!ene contra Derrick Eo\'ofs en consorten en Har-

men Bartels en ... . spraken derselve an ome....... ende . . . .

nu vort alle anspraken to te laten ofte nae manier van lantrecht te straffen.

In den eersten angesproken Eolof wolters bij ene pene van vifeu twintig gulden , bij cede te verklaren hoe lange hie karkvaget is gewest.

»Eolof wolters mit eede beladen verklaart dat lue vhicr jaren karek-vaget is gewest.

-ocr page 92-

88

ccn of meer cournoten tot \'t liouden van \'t Eogt assumee-ven en ten dien fine de Scholtes van Euinerwolt authoriseren.

Quo facto:

Hemonstr. une geteekeud bij J. KYMMEL.

Euinebwolt , den 20 Mije 1739. 1739.

Het versoek in dezen werd geaccordeerd en de Scholtes van Eui-

„Noch denselpen angesproken bij voerschrev. pene.

«Dewijle die karekvagede gene anteekeningen vinden ijnt kareken-boek te verklaren , of men \'t meeste geit ofte roggepacliten tot de kareken behoeff vergaederde, ofte niet hebben gevordert.

«Secht dat sije genoechsam gevordert weren vake genoech ome ge-gaen.

«Noch denselven bij pene voersc. angesproken , angesiehnen sij leden to tuignisse gedane ijst Derick Eolofs en Harmen Bartels recht, dat siie van sodanige pachte niet en wisten , wardoer dat zij die paehte niet hebben gemanet nae luit der kareken registers, in der welcken dat ene so wall nae te sien staet, als dat ander.

«Verklaert dat hic alsnoch dar van niet en weten , verder hie niet lesen konde noch schrieven.

„Noch angesproken Johan Stellinck, Johan Leners ende Arent van Kralen te samen ofte een ijder bijsonder bij de pene van 25 gg. te verklaren hoe lange sije karkvagede syndt gewest.

»l)ese voersc. mannen verklaren niet egentlick te weten hoe lange sije karekvagen weren gewest.

Noch deselven angesproken bij pene voerschr. of sije oeck dat kareken register doergelezen of te doerlezen laten.

Verklaren alle drie eenstelligh dat sijr verblieven te samen bij ohre vorgedane tuighnissen, so even in diesen saeken geschiet weren.

Noch den dteij voorschr. bij pene na landrecht af te fragen, ofte sie oeck gemanet hadden na luit der karekenregisters, enwarommedat sie doe als karekvogede die ene so well niet als die ander hadden an-gerandet, ende doch verklaert hebben, dat sije van sodanigen pachte niet en weten. Antworden dat sije alle bij ohre vorgaende gctuiglienis-scn verbleiven want het ene saeke was, sije hadden ohre beste gedaen.

Die karekvogede bedungeden ene ordel. of sije die getuighen niet schuldigh were, ohr tuichnisse darnaer \'t doene te welke sijt mit rechte angesproken wnrden ende scggen warome sije den ene so wal niet als den ander angemanet hadden.

Eolof Talen wiset met raed der buren, welke vor tuichgenissen angesproken worden , dat desclve schuldig were na landrechte sijn tuich-genisse dar na \'t doene, welke weder wolde voor de heren van Ehu-nen en twaalve.

Arent van Kralen liet de saeke bij sijn vorige verklaringe en tuieb-

genissen verbliven, wuste dar gene........\'t doene, Johan Gers en

Johan Stellinck en desgelieken, verbliven montlich bij ohre vorige depositiën.

Derrick Eolofs et consorten cn llarmen Bartels et consorten gaven

-ocr page 93-

89

nerwold geaulhoriseert om keumoten in dese sake te mogen gebraij-ken. Actum op den Huijse Hebruggen den 30 Mei 1739.

(\'t Was get.)

E. O. v. d. CLOOSTEK.

1739 den 8 Junius dit beneffens staende en ommestaende req. als bovenstaende appointement door mij ondergesch. an die volmagten van die kale buirschap die proceseert waren en an die anderen ten haero

eene oerkonde, dat sije blivcn bij ohre vorgaende tuich ijngebrachte documenten cn oerkonden ende ohr frie besit, die welke gene minste gedachten ofte wetenschap fartoonden van sodanige gevorderde pachten der karckvogeden.

Ende naedemaell alle diese punten voersehr. vor mij Sehultes en Kornoten gerichtelick vorgclesen sijnde, hebbe ik ambtsgerichte ende rechtswege te oerkonde der warheit mijn seghel te midden opt spatium dezes gerichtschijn gedruckkot, endo mit mijn gewoenlijcke subscription .......quot;

Aldus ijnt jaer onzes heren sesticnbonderd en vierthiene den 28 Junij.

.......ferus sua manus sub

ff

Uit dit Eocht is duidelijk blijkbaar, dat er verduistering van pachten zou plaats gehad hebben , waarvan ook kerkvoogden beschuldigd worden. Wij gelooven en meenen het reeds zeker te weten, dat zoowel in de gemeente Euinen als Euinerwokl ten tijde der hervorming, zeer vele inkomsten van de kerken en pastoriën verduisterd zijn, waartoe vooral medewerkte dal Hendrik van Munster de Tide eren a\'s zijn vader, de vriend van Alva en Vcrdugo, de hervorming uiterst vijandig was, en getracht heeft dezelve op allerhande manieren in zijne heerlijkheid tegen te werken. Ook dit gerichtschijn, door den Scholte inferieur van genoemden von Munster, drangt den stempel, dat men er niet zeer over uit was, de zaken tot klaarheid te brengen, dat de toenmalige kerkvoogden hunne eigene verschuldigde pachten verduisterd hebben, is door vergelijking van oude registers en stukken duidelijk blijkbaar. Weinig gemeenten zijn er waar men zoo kerks is als in de gemeente Euinerwokl; de godsdienstoefeningen bij te wonen beschouwt men als pligt of fatsoen, doch zeer vele gemeenten zullen er ook zijn waar men zelfs in de vroegste tijden gepoogd heelt de kerkelijke inkomsten te verduisteren, of onwillig te zijn tot betaling van het verschuldigde aan kerk en pastorie. Eeeds in 1277 was er verschil over dit punt tusschcn het klooster Ie Blijdenstede en de inwoners en kerspellieden in de gemeente; in 1332, 1446 , 1566 en meerdere jaren voor de hervorming; ook na de hervorming had dit dikwijls plaats, zooals boven is te zien. liet ye/ioorsatn, Jiormrn of zoo als men het thans noemt .fjehoor , was, en is nog iets, dat met tegenzin door velen betaald wordt; bij de kerkvisi\'atie in 1666 klaagde de predikant Deutgenius dat de gemeente zocht te verduisteren het ijthoorsam ythll; in 1739 was dit weder het gevid met den predikant

-ocr page 94-

no

behuijsinge geëxploiteert welke hier uijt copie Kuinerwolt ut supra.

versogt hebben. A.etum

(Was get.) M. H. OLEEEN, Schultes.

1739.


(Coll. Accord):

M. H. OLEEN,

Schultes.

1739.

H. Gomarus, alsmede in nog latere tijden. Schoon wij alreede te ver buiten ons bestek gaan, willen wij alleen dit nog aanmerken «dat het gehoor (jdd eveu zoo goed zijn oud recht heeft als vele andere kerkelijke inkomstenquot; als in boven aangehaalde acte van 1277 reeds vermeld, en in eene commissiorale acte van 1566 (dus weinige jaren voor de hervorming) weder bevestigd. Dus als men zich zedelijk en wettig verplicht acht om de andere kerk en pastorie pachten te betalen , men dan ook het gehoorgeld niet moet weigeren. Tot aan de hervorming zijn in de gemeente Huinerwold een pastoor en een kapelaan geweest. De laatste pastoor was Joannes Christian! , de laatste kapelaan was Geert Johan van Staphorst. Kort voor de hervorming is de kapellanij nog met nieuwe inkomsten begiftigd. Bij eene acte van 1593 op mei avent philippi et Jacobi gaven Jacob en Steven Eotghers en hunne vrouwen aan den kapellaan jaarlijks twijntig Carol! guldens of stijchsche butgens, over hunne erve liggende aan de wedeme Lunl te Blijdensteen. Bij akte van 1595 werden jaerlijks vijftien olde Deventer of Camper krumsterten aim dezelve foegesegt, insgclijk over een erve op Blijdensteen. Het is opmerkelijk dat door de ingezetenen die \'t digst bij den pastoor en kapelaan en in de onmiddelijke nabijheid der kerk en pastorie woonden, de meeste giften en pachten zijn geschonken, zoodat de spreuk vhij zijn kamerdienaar is niemand een groot manquot; of «die men wil respecteren, daar moet men viet bij vsr-kcerenquot; hier niet in toepassing kan gebragt worden, dewijl het blijkt dat de geestelijken te Blijdensteen door hare naaste omgeving in eere zijn gehouden , terwijl het der vermelding niet onwaardig is, dat nog in onzen tijd , dus na verloop van bijna drie eeuwen, de ingezetenen van Kraal, Blijdensteen en Buiterhuizen met de daaraan verwante fa-miliën , de kerkelij\'ke belangen nog steeds met ijver voprstaan , en als het noodig is de tijdelijke predikanten trouw ter zijde staan, wanneer het gevoelen van den geestelijke met het overige gedeelte der gemeente verschilt; of dit nog een overgeërfde karaktertrek is van hunne Room-sehe voorouders, om zoodoende beter hun eeuwig zielenheil te bevorderen , dan of dit uit politieke kansrekening voortkomt, om met behulp der Clerus alles in de gemeente beter naar hun hand te kunnen zetten , laten wij ter beoordeeling aan onze lezers en tijdgenooten over. Van het woord koernoten is het nog heden ten dage gebruikelijke spreekwoord ontleend, als men iemand wil aanduiden die door zijn aanhangers slaafs gevolgd wordt: quot;dat doet hij, of daar was hij ooi viel zijn kornutcnquot;

-ocr page 95-

\'Jl C0P1A.

Aclum op het landregt, gehouden tot Ruinerwolt dén 26 Au-yustus 1739.

In zake van die van liet Oostende en eenige uijt de Rouwe buir-schap appellanten ten eenre en die van de Cale buirsehap en eenige uijt Rouwe buirscliap geappelleerden ter andere sijden , hebbende die van \'t Oosteinde en consorten geappelleert van een appoinetement van zijn HoogWelgeb. Gestr. de heer R. O. van den Clooster, heer van Rheebruggen , als geauthoriseerde van zijn Excellentie de heere Marquis van en tot Hoensbroek als heer van Ruijuen, in dato den 29 April 1739 , gevende appellanten voor redenen van bezwaer dat alhier gedeponeerd is verder als na regte behoorde als sijnde de appellanten het possessoir geheel afgesneeden en alleen ter petitoir haer actie gereserveerd daer noglans dese sake hadden behoren te bliven in die siaet waerin volgens vorige appoinetement en interlocutiën als van den 6 Aug. 1692, den 25 Oct. 1693 over het possessorium summa rissi-mum is gedisponeert waer bij appellauien soo ten possessoir als ten petitoir ongepreejudicieert zijn gebleeven en dat Pieter Jochems steege of stouwe sodanig zall worden opgeraaekt, dat geen van beijde partien hier bij prejuditie of voordeel kan hebben, en dat wel omtrent het mennen met die wagen gaan gelijk bij an.iere steegen en weegen gebruikelijk is en dat dese steege maer alleen tot behoorlijk gebruijk soude werden gerepareert en niet verder en alsoo ten uittersten be-swaert souden sijn om dat appellanten het posses in het geheel is afgesneden en het nieu gemaakte van partien daerdoor soude schijnen geapprobeert te werden tegen vorige uijtspraken en sentensiën sijnde evident dat geappelleerde selfs van dit jaar de steege op de vaste grond merkelijk ja selfs op sommige plaetsen een hout (1) voet verhoogt hebben, vermeijnen de appellanten dat in den jaere 1651 hier over al sententie sou sijn gevallen omtrent het Oostersche water in dier voegen, dat het Oostersche water maer drie dagen door een schuttien na vereijseh van saken sal werden opgehouden welke sententie den 13 Oct. 1664 nader sou sijn geconfirmeert alsoo volgens de naHür ook moste geschieden, omdat het water van Oosten na het Westen loopt en Ruinerwolt ingevolge wilkeurs brief 1641 geheel en al in kaa dijken leijden en alsoo van binnen als een komme is welke sake alhier niet hebbende kunnende worden gehoort en gedecideert

(1) Landregt van Drenthe 1ste Boek Art. 18.

-ocr page 96-

92

vermits sijn HoogWelgeb. Gesfr. de Heer Baron van den Clooster, heer van Khebruggen als geauthoriseerde van sijn Excellentie de Hoog-Geb. Heer Marquijs van en tot Hoensbroek als Heer van Kuijnen liet appointement nquo hebbende afgegeven als nu in cas van appel niet soude konnen presideeren en ook alle tvvalven van lïuinerwolt wegens verwantschap aan de eene of andere van de plajdojcerende partien daarover niet souden vermogen te oordeelen soo heeft het gerigte op aequ-resiemens van de respective parthijen desen saken decisie gercnvoi-jeert aen den loffelijken Etstoel der landschap Drenthe.

Ter presentie van mij: (Was Get.)

J. CAKSïENS.

1739.

Ter instantie van die van \'t Oosteinde en eenige uijt de Rouwe buirschap geappelleerd hebbende van een appoinctcment van sijn Hoog Welgeb. Gest. Heer E. O. van den Clooster, Heer van Rheebruggcn geauthoriseerde van sijn Excell. die Hr. Marquis van en Zu Hoensbroek als Heer van Euijnen (2) en Euijnerwolt in dato 29 April 1739

(2) De jaarmarkten te Kuinen en Dwingelo waren in vroegere jaren vermaard door een handelsartikel, welks productie in deze omstreken zeer verminderd is en bijna opgehouden heeft; vooral de laatste was de beroemde vlasmarkt; soms meer dan honderd wagens, vooral van Euinenvold , bragten daar dit product, benevens grof en kleempijt (het geen, na door ijzeren pennen gehaald te zijn , van de vlasvezel afviel) ter markt, waartoe onder meer, vooral uit Friesland, de koo-pers kwamen opdagen. In de laatste vijf en twintig jaren is deze markt langzamerhand verminderd, zoodat op de herfst jaarmarkt van 1875 een of twee wagens en in het jaar 1876 geen enkele wagen, en zoo wij meenen, ook geen enkel pond van dit product ter markt gepresenteerd is, zoodat de beroemde vlasmarkt van Dwingelo in 1875 is te niet gegaan. Wel is de handel in dit product iu de laatste jaren meer naar de Euiner herfstmarkt overgebragt, doch dit vermindert ook zoodanig dat het te voorzien is, dat dit ook binnen korte jaren geheel zal ophouden.

Men zal in onze dagen niet denken dat in vroegere tijden np de jaarmarkt te Ruinen de kleeding moest aangekocht worden. Wij, die al langzamerhand meer gewend worden om onze kleeding uit prachtige ■winkels, vooral in het naburige Meppel, te koopen, vcrwonderpn ons dat dit vroeger te Euinen op boerenwagens was aangevoerd ; doch het was eigen product, door de landbouwers en hunne vronwen , dochters, meiden en knechten zelf gefabriceerd, als mede later ook van de

-ocr page 97-

ingevolge omstaande Eenvooij te citeren op de Lottingli soo tot Assen den 24 November 1739 vaa de Cale buirschap en eenige uijt de Eouwo buirschap om aldaer de citanten tot vervolg van liaer ingediende appel. (3)

wevers uit Moppel aangevoerd , doch liet waren geen satijnen , zijden , mousselinnen (of wie kan al die verfranschte ot boventaalsche namen noemen) stoffen, maai het was self ret, want, zoowel rood Munstersdt als wit en grijs, alsmede vijfschacht, drieschacht cn voerlaken , ook kemelshaar en garen dat ter markt gepresenteerd werd. Onze vaderen waren gesteld op duurzame en warme kleeding, het tegenwoordig geslacht wil, om prachtig gekleed te kunnen gaan, wel koude en honger lijden. In het midden der voorgaande eeuw 1154, toen ook nog de kleeding voor de armen te Kuinerwold op deze markt gekocht werd, was de prijs van grijs want de el 19 stuivers, voor de 3 el rood Munstersch want werd betaald 3 gld. 3 stuivers. Al deze artikelen werden zoowel bij de el als bij het sleek verkocht. Voor vijf sleek betaalde men 2 gld. 2 stuivers 8 d. Het wit want schijnt zeer duur geweest te zijn, want op de herfstmarkt van 1725 werd voor Harm Alberts wit want gekocht tot twee broeken, en daarvoor is 19 gulden betaald; in het laatst der vorige eeuw is de markt in deze artikelen eindelijk teniet gegaan.

(3) Dat het komen in hooger beroep bij den Elstoel des landschaps Drenthe eerst in 1654 zijn beslag gekregen heeft, hebben wij op vorige bladzijden vermeld , zoomede den s\'rijd die over de invoering van het Drentsche lundregt, door de ingezetenen van Buddinge eu Haekswolde met den heer van Iluinen is gevoerd; echter hebben de ingezetenen met den heer ook over hof- en huisdiensten een proces gevoerd, terwijl de heer van Ruinen met den landschap Drenlhe over het ressort der heerlijkheid overhoop lag; over al deze geschillen is de beslissing van den llaad van State en Hunne Hoogm. Heeren de Sta\'en-Geneiaal der Vereenigde Nederlanden ingeroepen, blijkens het navolgende stuk :

Extract uijt \'l Register der Resohitien tan Ho. en de Mo. Heeren Staetcn-Geuerael der Vereenigde Nederlanden,

Lunae den XXen Augustus Anno 1618.

Opte Kequeste van de Gedeputeerden des landschaps Drenthe, inhoudende , dat volgende die Kesolutie van liaeie Ho. Mo. op haere eerste Eequeste den XVen Februarij XVIc, ende zeventien ghegeven, de saecke tusschen den Heer van lluuen ende d\' ingeseteuen van Buddingewolt ende Haecwolt, over de diensten bij den heer van Runeu geëischt, niet en was ghcaccoi\'deert geworden , ende dat dienvolghende de voorschreven Inghezetenen continueerden in haer aenghevanghen Proeesse voor den Haedt van Staten versoeckende de van Drenthe alnoch ghelijck bij hare voorighe Requeste, dat zij in haer Privilegie de non evocando mochten werden gheinaintenecrt, ende de anghevangen

-ocr page 98-

Redenen van beswaer te hooren en sien (lediicceren en adstrueren ten fine van decisie.

Nae gewoonlijeke ommesegginge door die geswoorens van huijs tot huijs , om te komen aen liet gemeente boer-hnijs hebbe ick SeTiultes dese binnenstaende sententie en citatie aen de presente ingesetenen van die Cale

proceduijren voor den Raedt van Staete werden gerenvoijeert voor den Drost ende vierentwintig Etten als ordinaris rechtstoel van de Landschap Drenthe. Gelesen het advijs van den Raedt van State op te zelve zaecke ghenoraen, ende ghehoert het rapport van de Heeren Goeh , Atsma ende Schaffer tot accommodatie van de saeeke ghecoramitteert, gelett mede dat tussclien de van Drenthe ende den voorschreven lieer van Runen mede voor den Raedt van Staete sedert vele jaeren een principael proces is hangende alnoch ongedecideert, belanghende het ressort van de heerlicheijd van Runen, hebben haere Ho. Mo. bij provisie , en sonder prejudicie, so wel de van Drenthe als van den Heer van Runen, midtsgaders de van alle de ghene de daer bij eenichsints souden wezen gheinteresseert, tot accommandatie van de saeeke, ver-staen, ende gheordonneert, dat de processen voor den Raedt van Staete anghevangen, so tusschen de van Drenthe, ende den Heer van Runen, belanghende het ressort van de heerlicheijd Runen, als tusschen den Inghesetenen van Haecwolde ende Buddingewolde, ende den Heer van Ruinen, bij denselven Raedt van Staete sullen verblijven, om ghede-cideert te worden. So nae Recht ende redenen bevonden sal worden te behooren. Dan bij aldien geduijrende het voor?z. Proces over het ressort van de heerlicheijt Runen noch eenighe andere disputen , den Leenheer, ofte den Leengherechte niet concernerende, mochten conien \'t ontslaen , \'t sij tusschen d\'inghesetenen onderlinghe , ofte tusschen den Heere van Runen , ende d\' Inghesetenen , dat de selve disputen ter eerster instantie sullen ghebracht worden voor het Gerichte van Runen, ende van daer aen den Drost ende vierentwintich Et\'en van Drenthe, ten waere eenighe saecken van sulcken natuijre waeren , dat sij ten eerster instantie voor den Drost en vierentwintig Etten mosten comen. Ende dit alles bij provisie , ende ter tijdt toe in de saeeke ten principale over het ressort sal zijn ghedecideert. Onderstont, Accordeert met \'t voorsz. Register, en gheteekend.

C. AERSSENS.

Als wij het bovenvermelde , en den twist over de invoering van het Drentsche landrecht in de gemeente Ruinerwold, blz. 81—33, en meerdere feiten, ook in de laats\'e jaren zamen nemen, dan komen wij tot de conclusie dat onder de ingezetenen dezer gemeente ten allen tijde, een verzet heeft plaats gehad tegen de wettige over hen gestelde autoriteiten , en men niet dan na veel oppositie gemaakt te hebben, voor geweld heeft gebukt. AVij schrijven dit toe aan de welvaart

-ocr page 99-

buirschap geexploiteert en hebben de presente boeren hieruijt copie verzogt. Actum Ruinerwolt den 29 November 1739.

(Was Get.) H. W. OLFFEN, Schultes. 1739.

Coll. aceoord :

H. W. OLFFENquot;,

Schultes.

1739.

COPIA.

IIoofjGehoi\'en Heer en Graaf Heer Olto ErnH Gelder, Grave van Timbury Stirum, 11 eere van het slot enz. enz, enz.

Wegens zijn Exellentie de Heer Marquis van Hoenshroek, verwalter Heere der heerlijkheid Ruinen en Rninerwold^ Vertrouwen aan U Exellentie in alle onderdanigheijt de gezamentlijke ingezetenen van de Cluft van \'t Oosteijnde op Ruinerwolt, exempt Meeu-wes Jans, mede op \'t oosteijnde woonaclitigli, wat voegen bij sententie op laatstlcdenen Ruinerwoldsclie Landregt, den 22 September 1752 en gaan Remestr. nevens gemelde Meeuwes Jans tot den onderhoud van de zoogenaamde Meeuwes Jans wal (1) gecondemneert zijn geworden ,

en rijkdom der ingezetenen, aan den eenen, en gebrek aan onderwijs aan den anderen kant. De stelregel is nog heden ten dage dat men met geld alles kan dwingen ; men kan de gansche wereld orn-koopen. Het gezegde van Talleirand : alles of ieder is ie koop, als men den prijs maar weet, wordt hier echter ongelukkig toegepast, men schijnt den prijs niet te weten, want in de meeste zaken delven die geldmannen toch het onderspit. Het verbeterd onderwijs zal echter , hopen wij, ook in deze gemeente de ingezetenen brengen tot de vervulling hunner eerste burgerpligten, quot;die in gehoorzaamheid aan de tcet en de over hen gestelde mag ten bestaatiets waartoe de predikanten van Ruinerwold gedurende bijna drie eeuwen niet het minste hebben kunnen aanbrengen.

(I) Als de meening van sommigen waarheid behelst dat het geestenrijk eene nnklucht speelt van hetgeen in werkelijkheid op \'s werelds tooneel op onregtvaardrge wijze verrigt is en waar twisten en krakeelen hebben

-ocr page 100-

9ti

dewijl nu ten oosten bijlangs de wal een sloot loopt dio door Meeuwes Jans partikulier alleen onderhouden en ten wijtte van twaalf voeten tijdelijk schou vrij moet gemaakt worden, souder dat Eemonslr. met die sloot iets te doen hebben; Edog die sloot tegen die laaste gehou-dene schouwe na de walkanten aan door Meeuwes Jans niet sijude opgemaakt, en even wel de tijt van schouwe van wallen en wa\'erleij-dinge op santgnng wederom nabij schietende, soo is het dat Ecmonstr. (nevens Meeuwes Jans, te samen ingesetenen van \'t oosleijnde en nu

plaats gehad , dan zal ook hier op deze Meeuwes Jans walle, even als op Peter Jochems wal, een dlgte drom van schimmen zweven. Het zullen allen geen doorstekers of bewakers zijn als op laatstgenoemde, maar er zal misschien een gloeijende walbouwer met vurigen ploeg en paarden, de walle bouwende. op en neder zweven. Satan, die altijd omgaat als een briescheude leeuw, laat het nu maar niet bij Kuiner-woldsche zieltjes, hij zoekt ook het Euinenvoldsche geld te verslinden en tracht eindelijk hier in de waterkwestie zijn laatsten trek te spelen. Waar de werkwoorden hebben en yeven genoemd worden, is hij veellijds present om een woordje mede te prevelen. Blijkens No. 1 der door ons medegedeelde stukken is deze walle in 1641 gemaakt om het Euinerw. water uit het Scholtambt Kuinerwold te keeren. Zij zijn gelegen op het oostelijkste erve der gemeente, aan de grens der gemeente Ituinen. De eigenaars van dat erve schijnen ten allen tijde een tegenzin tegen deze waterkeering gehad te hebben, gelijk blijken kan uit sententien van 1661 en meerdere jaren, als ook reeds uit de willekeur van 1641.

Als men in den waan verkeert dat in 1641 eerst stouwen om het Scholtambt Kuinerwold zijn gelegd, heefi men eeu geheel verkeerd denkbeeld. Uit het contract van 1594 en andere stukken is duidelijk blijkbaar, dat er al zeer vroeg omkading heeft plaats gehad. De wil. lekeur van 1641 had meerendeel ten doel de vervallen kaden te herstellen en op het land van Eeinder Meeuwes een geheel nieuwe aan te brengen, waaraan toen eerst behoefte gevoeld is. De gesteldheid van het terrein, was zoowel in de gemeente Kuinen aan die kant, als in het Scholtambt Euinerwold aan de oostelijke zijde geheel anders als nu. Het water uit de Oude vaart en Leisloot drong niet naar de landen aan den Euinerwoldschen en Euiner dijk gelegen, maar werd door natuurlijke en kunstmatige bekading zoodanig gekeerd, dat het de Lei-sloot moest afstroomen en de waterafvoer uit de gemeente Euinen, van den kant der Blanken- en Narbringerweide had, in vergelijking van latere tijden, weinig te beteekenen. Eerst toen men tot verdeeling der laatstgenoemde weide overging, en de waterlossingen verbeterde , deed de behoefte aan eene keerkade op Eeinder Meeuwes erve zich gevoelen. Voor dien lijd was dit noordwestelijk gedeelte der gemeente Euinen, als zoo vele velden in vroeger tijden , in den toestand, dat het water dat de Hemel gaf, doof den grond maar moest opgeborgen ofingeslurpt «orden. In 1641 en 1661 was die toestand zoodanig veranderd, dat behalve een

-ocr page 101-

nieuws tot don onderhoudt vim Meeunes Jaus wal aangehouden) wel geiiiclineert naren om de gemelde wal op eu goed te raaken, ten eerste dage en vermits die wal veel meer sou hebben te lijden en het opmaken alsmede den onderhoud van deselve meerendeels vrugteloos soude sijn In gevalle meergemelde Meeuwes Jans van \'t oosteinde de gemelde sloot bij langs de op te maken wal strekkende, niet op behoorlijke tijden iti gevolge zijn verpligtinge naar inhoud van \'t wilkeur anno 16il en daarop gevolgde sententie van ICül alsmede ordinatoiren van de jaren 169G en 1699 , op de behoorlijke wijdte van 12 voeten wijt opmaken alsoo de sloot hier of daar verstopt en daardoor \'t water in de loop na de Wolt AA belet zijnde, daardoor de te maken wal veel meer te lijden sou hebben van dat opgestopte water tegen de wal aan, als wanneer de sloot opgemaakt sijnde het water niet behoeft te persen tegen de wal en vrije loop kan hebben soo behoort; behalven dat Hemonstr. vreesen dat Meeuwes Jans die als een ingesetenen van \'t Oost-eijnde p. quota de wal zoowel als Eemonstr. moet maken eu onderhouden alsoo deselve meermalen heeft af gegeven dat hij geen intressen voor gaf te hebben bij de hoogte van de wal, de wal niet met Ko-monstr. gelijkerhandt soo hoog sal willen maken dat er winter of somer geen buiten water gevreest behoeft te worden, soo versoeken de l{emonstrt Ten einde U Exelllie den geremst. Meeuwes Jans nu gelieven te ordonnairen om de gelibelleerde sloot inet den eersten

keerkade, ook eene leiiling bij die kade is gegraven en onder schouw is gebragt. Deze leiding bestaat aan de zuidzijde van den straatweg nog onder den naam van Kraak en is, als zoodanig, nog onder de schouw van de bevoegde magten ; aan de noordzijde is zoowel de leiding als de stouw door het gedurig verleggen dor laatste, geheel vervallen /Van de zuidzijde is zoowel de sloot (Kraak) als de walle nog op dezelfde plaats waar ze in 1641 gemaakt zijn, en is in het Heglement op het Waterschap Kuinenvold aangeduid onder de benaming \\an Benaks stimdijk, en die behoeft weinig verhooging te ondergaan om aan het doel van waterkee-ring, volgens hel plan van het Waterschap, te beantwoorden, doch aan de noordzijde van den straatweg is de oude walle van Keinder Meeuwes , later Meeuwes Jans, thans Jan Geuehies Santings stuwdijk geheel vervallen. De vroegere walle lag in dezelfde rigting als de Benaksstuw-dijk , ook op de grens der gemeente Kuinenvold, doch deze is in de eerste helft dezer eeuw op het daar aangrenzende land van den eigenaar in de gemeente Kuinen verlegd , met gezamenlijk overleg van den eigenaar des lands en de Kluft Óosteinde. Deze verlegging heeft aanleiding gegeven tot ruincering der geheele waterkeering. Het gemeentebestuur van Kuinenvold poogde wel de schouwpligligheid over de verplaats\'e walle te handhaven, doch een vonnis van het Kanton-geregt te Meppol besliste, dat het gemeentebestuur geen regt van schouw

7

-ocr page 102-

98

op sijne wijtte van 12 voeten wederom te moeten maken en deselve schou vrij onderhouden, buiten beswaar van Kemonstr., dat ook deselve q quota de wal voorsclir. worden aangehouden nevens Kemonstr., soo hoog te maken dat best and t moge sijn des somers en winters het buiten water uit Kuinerwolt van de oostkant te keeren. (quo Facto Kemonstr. ten nove getekent.) IIoo-geveen den 26 September 1752.

(Tn margine stont geopposs.)

Sij desen gestelt in handen van de geremonstreerde Meeuwes Jans, om hierop binnen den tijt van veertien dagen na insinuatie deses contra te berigten , wordende bij manquement van sulks de Kemonstr. en ge

in eene andere gemeente had. De Kluft Oosteinde, die het servituut op dit erve kon gehandhaafd hebben, bleef in gebreke een regt, door zoovele sententiën en appointementen van den Heer van Ruinen bekrachtigd , te doen gelden , en zoo viel de aanzienlijke watermassa van Kuinen en hooger gelegen plaatsen komende , in de gemeente Kui-nenvokl en ruineerde de landen. Men moet zeggen , dat de Kale Kluft het servituut van waterkeering op het erf van Peter Joehems , oneindig beter gehandhaafd heeft, dan de Kluft Oosteinde op dat van Keinder Meeuwes. Toen de eigenaar van laatstgemeld erve, de walle van elkander ploegde en ruineerde, hoorde men wel klaagtoonen , maar er was niemand die het regte middel in de hand durfde nemen oui dat te keeren. Men was ook in de laatste tijden gewoon, het toezigt op dezelve aan de aartsvaderlijke zeg van het gemeentebestuur over te laten. De kracht van dit bestuur was in die dagen gecentraliseerd in een persoon , die ten koste der algemeene zaak , het nepotisme huldigde, en zoo was de zaak van Keinder Meeuws of Meeuwes Jans walle spoedig dood en begraven. In 1863 toen de zaak van het waterschap ten tooneele kwam, werd eenklaps de nagedachtenis aan de oveiledene wakker geschud. Maar of men bidt, wenscht of vloekt, of men na zoovele jaren vraagt aan wien de schuld? Er is geen waterkeering , er is geen Meeuwes Jans walle meer; om dezelve weder te verkrijgen, daartoe is klinkende specie noodig, geld, ja misschien veel wordt er toe vereischt om op het lage terrein een stuwdijk aan te leggen die op de meeste punten 1.30 Meter boven de oppervlakte van het gewone terrein zelve zullende die aan het doel beantwoorden, moet verheven zijn, en dat over eene lengte van p. m. 1300 Meters; het is de West-kapelsche zeedijk voor Ruinerwold. Het algemeen publiek wil den ouden walploeger weinig geld voor onteigening toekennen; die algemeene volksgeest oefent invloed uit op het Bestuur van het Waterschap. De eigenaar wil echter graag zeer veel geld voor zijn grond hebben, en wil volstrekt geene oude zonde in rekening gebragt zien , en dus zal het tot een proces van onteigening komen; ot nu de Kegtbank bij de bepaling der schadevergoeding, erf- of dadelijke zonde, ot geheel geen

-ocr page 103-

90

remonstrcerde wedersijts geinjungeert aan de senteatie van \'l luatsleden landregt te voldoen. Iloogeveen , den 26 September 1752.

Onder stont GHAAïquot; VAN STUIJKUM, 1752 , den 4 Octobr., lieb ick ondergeselir. voren en bovenstaande request en daar op gegeven appoinctement aan Meeuwes Jacs geinsi-nueert, welke copia heeft versogt.

Aetmn Huinerwolt ut Supra.

(Was get.)

(Coll. Accord); M. II. OLFFEN,

M. H. OLFFEN, Schultes.

Sclmltcs. 1752.

1752.

COPIA.

, Wij ondergesehreeven volmagten des Carpels Ruinervvolt hebben over de Aa het volgende willekeur gemaakt: (1)

zonde in rekening zal brengen, is ons onbekend, schoon wij betwijfelen of de regter wel als cathecliisecrmeester zal optreden ; is dit niet het geval, dan kan de toerekening derzelve van de an.lere zijde, in het officiëele aanbod, het Waterschap groote kosten veroorzaken, daar het aanbod slechts [ 2ÜOO voor SS Ares , zijnde pm. een derde van het benoodigde voor de geheele Stouwe, bedraagt en de onteigening over oene lengte van p. ra. 13\'10 ellen, midden door het erf van den eigenaar loopt. De eigenaar van den grond vrnagt voor do daarste\'ling van de geheele stuw, met eenigo jaren onderhoud, de kapitale som van ƒ 8000. De algemeene spreekwijs: «de waarheid ligt in het middenquot; durven wij hier niet als ons gevoelen uitspreken, maar wij zullen de beslissing der regterlijke raagt afwachten.

(1) Deze willekeur overgenomen uit liet Scholten-protocol van liuinenvolt fol. C9. Op voorstel van den Scholte C. Kniphorst is ook op dezelfde datum een willekeur op het pad aan de Wolddijk gemaakt, bevattende onder andere bepalingen , dat dit jmd soo hoog met land moet worden opyehoogi, dat men er \'« winters overal droog lungers kan; het bewijs dat dit ophoogen nog al wat beteekend heeft, kan men ontwaren uit de bepaling; dat die ophooging binnen drie jaren moest mlbragt wezen. Van willekeuren op het voetpad aan de bewoonde streek van Ruinerwold, is ons tot hiertoe niets gebleken, \'t geen met onze zienswijze volkomen overeenstemt, als zijnde ons gevoelen (dat wij later met officieele bewijzen zulen trachten te staven) dat het voetpad aan de bewoonde streek van oneindig latere dagteekening is dan het hierboven vermelde pad aan de Wolddijk, dat sedert eeuwen eene publieke passage is geweest, ja zelfs toen die Wolddijk (nu straatweg) nog niet bestond , toen m.\'n geen behoefte had om naar Meppel te

-ocr page 104-

100

lo. Dat de Aa van het Oostemde tot aan de Kijte (1) wijd zal

moeten zijn sestien voeten.

2o. Van de Kijte tot aan Jan Keinders brugge (2) sestien oneen halve voet.

komen, om de eenvoudige reden, dat dit maar bestond uit enkele hoeven en nog geene handelsstad was, en de tegenwoordige kom der gemeente Dijkhuizen in 1566 nog maar bestond uit eenige Caters hi den dick (Keu\'ers bij den dijk) en zoo de weg van het klooster Ruinen naar het klooster te Blijdenstein , liggende prn. 1200 ellen meer zuidwaarts naar de kant der Wold-A, de weg voor het algemeen reizend publiek en de ingezetenen der gemeente was.

(1) Een riviertje, dat uit de gemeente Ruinen, tusschen Olden-have en de Markte van Weenville zijn loop nemende , in het Westelijk gedeelte der Kluft, Oosteinde, zich aan de Zuidkant in de Wold-A ontlast.

(2) Eene in de vorige eeuw afgebroken burgt, een half uur gaans ten oosten van Meppel, in de Oosterboer, een gehucht onder de gemeente Meppel behoorende, op 2 a 300 ellen afstands van de Wold-Aa. Tn het laatst der 17 eeuw woonde hier een R. van den Clooster, die Heer van \'t Slot genoemd werd, en in 1637 den 19 Meert voor een derde en Claas Coops voor het carspel Ruinerwold voor twee derde aangenomen heeft de steenen brugge etc. over de nieuwe doorgraving te Meppel (thans Mallegat genoemd) voor eene som van veertien hon-dert car guldens, te leggen; leden van deze familie, die aan de van Munsters, Heeren van Ruinen en de Vossen van Steenwijk verwant waren, woonden op Eledderinge , Rheebruggen en de Havixhorst; in het midden der achttiende eeuw, ten minste gedurende eenige jaren, woonde op dit slot Ottho Ernst Gelder, Grave van Limburgh Stierum , die, voor den Marquis van en Zu Hoensbroek, verwalter (plaatsbekloeder) van de heerlijkheid Ruinen en Ruinerwold geweest is, totdat de heerlijkheid in 1766 in andere handen overging. De ingezetenen van het scholtambt Ruinerwold schijnen met zijn bestuur zeer tevreden te zijn geweest; dit blijkt hieruit dat zij voor hem en zijne familie eene bank in de kerk te Blijdenstein beschikbaar stelden, waarvan hij in eene akte van den 27 Jan. 1744 de verklaring gaf als volgt: Dewijle de gesamelijke geerfde hutj-ren wan Ruinencolt hebben kunnen goe tv inden an ons en onze dierbare gemalinne te vergunnen een bank in haer kerke, soo is het dat wj niet willende deze hare genegenheit onswaar is misbruiken maar integendeel genegen zijnde om onze erkentenisse in allen deelen an haer te betuigen hiermede verklaren wij dat deze an ons en onze gemalinne vergunde plaatse of bank in de kerke vaa Ruinerwolt wederom zal komen ter dispositie en vollen eigendom van de te samen geerfdens soo als wij deselve sijn bezittende na ons overlijden en dat van onse gemalinnes sullende langstlevende van ons beiden alleen het gebruik van deseloe genieten ons levenslangh zonder dat onze nasaten daarop eenigh regt of pretensie sig zoude kunnen aanmatigen maar gehouden zullen sijn wederom

-ocr page 105-

101

3 o. Van Jan Keinders brugge tot aan de Koekanger A a agtien voet.

4o. Van de Koekanger Aa tot aan den Tweelen twee en twintig voet.

5o. Dat deze verwijding van het Westen aan zal beginnen.

de vrintschap van de gesamenüijke geer]de luieren te versoeken bij al-dim zij genegen mogten zijn deze plaatse of bank wederom te gebruiken, In waérheils oorkonde hebben wij dezen afgegeven en eigenhandig onderteekend en met onzen hoogh angeboornen grafelijken zegel bevestight en bekragtigl op onsen huise het Slot genoemd den 27 Januarij 1744.

(Was geteekend): O. E. GRAAF VAN STUREN.

Anna Lucia GRAVIN VAN STUREN geboren VAN KLINKENBERG.

Bovengenoemde bank is nog langen tijd en misschien nog wel tegenwoordig de Gravensloel genoemd], en daar men wel eens gemeend heeft in vroegeren tijd , dat er nog privaat eigendomsregt op deze bank bestond, hebben wij bovenstaande akte hierboven ingelascht, ook als variatie op het thema: icater.

In de laatste jaren is deze bank voor eene zitplaats voor HU. Kerkvoogden ingeruimd.

Later woonde bovengenoemde Graaf van Stijrum op het Hoogeveen; zijn zoon clio in 1813 , met den Graaf van Hoogendorp en van der Duin van Maasdam, onze onafhankelijkheid hielp grondvesten , werd daar geboren. Koning Willem de Derde bezocht in 1873 , bij zijn bezoek aan Hoogeveen, de woning waarin de beroemde man het levenslicht aanschouwde.

Terwijl wij over de grafelijke familie van Stijrum spreken en van eenige andere voorname geslachten het een en ander vermeld hebben, willen wij thans ook nog opmerken dat onder de landbouwende stand in deze omstreken familien gevonden worden wier stamboom tot drie en vier eeuwen klimt. In den Drentschen Volksalmanak van 1840 , blz. 133—152 wordt medegedeeld een testament van Johannes Cluppel Priester of te Cappellaan der kapellen des Hij Hij gen jufferen San de catherinen thoe Ruijnen , aan den voor ons onbekenden schrijver (denkelijk den heer J. S Magnin) ter inzage gegeven , door een Helprig Waning, wiens voorouders uit Pesse afstamden en Scholten van Huineu geweest zijn. Een testament van Roeloff Waning, scholte van Ruinen, van het jaar 1428 , is althans nog in het Provincial archief van Drenthe aanwezig, alsmede een pachtbrief van 1410 bij Magnin kl. blz. 57 vermeld. De familie Waning is nog altijd in Pesse woonachtig, hoewel nu tot den gewonen landbouwenden stand behoorende. Het is niet onaardig in verband met bovenstaande hier te laten volgen een contract door bovcngenoemdcn Johannes Cluppel, voor de buren van

-ocr page 106-

102

6o. Dat so vermoedelick Bartelt van \'t Slot (3) sijn aalstal niet 22 voet wijd geliefde te maaken de Carspelluiden door middel van regie hem daartoe sullen weten te noodsaken.

Pesse en hunne capelaan Jolian Arndz, over de bezoldiging van laatstgenoemde opgemaakt, waarin ook een lid der familie Waninek of Waning, alsmede een lid van liet altijd nog aanwezig geslacht Kuiper voorkomt, en dat tevens eene bijdrage levert voor de bezoldigingen der kerkelijke betrekkingen dier dagen in de gehuchten of dorpen van Drenthe. «lek Johannes Cluppell van pauslijker macht en de Keijser-lijcke gewalt, openbaer notarius unde tabellio doe kundt openbaer vormijtz ijegenwoerdigen schijne woe voer mij ende den tuegesluijden hijr nae beschreven erschenen sije de beste deel der buren to Pesse geseten ende bekanden voer mij dat se heren Arndt then Bulte, horen oelden cappellaen , de een tijtlanck van hem gewost ende toe campen gewoent heft, nu weder angenomen oer cappelle aldaar toe Pesse nae older gewoenten toe bedeijnen; up hillige dage ende up anderen tijden als he devotie daerloe heft mijsse te doene, des se cm jaerlix geven willen des genen se voer hen eme plegen toe geven, nochtans mijt verbeteringe des testamentz welek zaliger her Johan Waeninck toe der vorsz. cappellen gegeven heft, welek her Arndt vorsz. nu voertan oick jaerlix boeren ende hebben sail. Dan voer de schoene broede dese heren Arndt plegen toe geven sollen ende willen de vorsz. beuren heren Arnde vorsz. jaerlicx enen Philippus gulden geven ende gijne broede meer. Dijt woe vorsz. is an beijden sijden toe halden , hebben mij de vorsz. paerten beijde hanttastinge daerop gedaen ende alsulx gelovet toe holden onverbroekelich. Des ick den vorsz. paerten altijt want ze dat begeren ende \'t doene hebben vorder instrumenten van geven wil. Actum toe Runen in bijwesen Johan Diricksz. ende Ro!of Kuijper, tuegen hijrtoe geroepen ende gebeden ende meerder leude genoech. Datum in den jaren onses Heren dusent vijfhundert ende een ende viertich, op sunte Michaelis dach.

Johannes Cluppel ut supra notarius ad raodum prothocolli manu propria subscripsit et delation extensione quatenus opus sit protestatur.

De in dit bovenvermelde stuk genoemde Johan Arndt was in het begin der 16 eeuw vicarius te Ruinen, woonde daar op het goed de Campe en niet in de stad Campen, Bulte was een hoeve te Pesse nog daar bekend. De familie Eppinge uit Havelte wordt ook in het jaar 1508 genoemd; in dat jaar verkoopen Hendrik Helmichs, Roelof en Luitger Oostinge, kerekmeisters der kerpels en der kareke van Meppel bij raede en consent des gemenen carpels aan Claes Eppinge toe Hes-selte 85 philips gulden jaerlixc pacht alle jaer ie betaelen tot sunt maerten in den wijnter waervan de stock gelegt is voor de erf buren uit Meppel, Johan Claes en Meilof roepert, besegeit door Evert van Cralen , pastoor te Meppel en deken (les lands van Drenthe, eu de Scholte van Meppel Wolter van Wollinck, op sunte Sijmons en Judas

-ocr page 107-

103

7o. Met (lese verwijding zal tegen de stouw schouwe dezes jaars

een begin worden gemaakt.

80, Sullende de pander en gesworens in *t vervolg bij de tijdelijke schouwe der Aa agt geven, dat de Aa dese wijdte heeft en

avent de twije apostelen. De familiën Snoek, Struuck, Bentum, Borcliers, Santing, meest onder de gemeente Havelte gevestigd, waren ook in de gemeenten Euinerwold , Meppel en Euinen woonachtig. De drie eers\'en zijn met elkander vermaagschapt geweest, van daar de vereeniging van geslachtsnamen, als : Borchart-Struick, die rentmeester van het kapittel van St. Pieter was. Het was een Lucas Snoek-Ben-thum die in 1612 naar Steenwijk de wijk nam, en, om naar Havelte te kunnen terugkeeren , zich daartoe achtereenvolgens tot Kabenhaupt en Prins Maurits wendde. De Struicks bewoonden het kasteel Oversinge te Havelte en hebben in het landschap Drenthe onderscheidene aanzienlijke posten bekleed, waaronder Johan Struick als landschrijver bekend is, die in 1647 eigenaar was van een hoog stuk land, li dagmaat groot, \'/de Blankenbergquot; genoemd, onder Havelte gelegen, hetwelk volgens een oud handschrift (Drentsche Volksalmanak 1840 blz. 51 en v. Magnin G. O. Ie stuk blz. 122 en v.) diende tot woonplaats van een der drie gebroeders Lichtenberg, waarvan de beide anderen woonden op Rhebruggen en Wittelte, en kinderloos overleden zijnde, de vierde broeder die proost \'t Utrecht St. Petrus was alle goederen erfde , die dezelve later aan het Stift en Capittel voornoemd vermaakt heeft. De Snoecks die in 1454 reeds in Meppel eigendommen bezaten , en wien op Ruinerwold verschillende boerenerven toebehoorden, zijn in laatstgenoemde gemeente voor eenige jaren met Pieter Pieters Snoek uitgestorven , en een andere tak heeft zich verplaatst naar Dffelte , waar vele leden van dit geslacht thans tot den arbeidenden stand behooren. In Meppel is een der oudste geslachten de Hartsuikers, die in het begin der vijftiende eeuw daar reeds woonachtig waren; een lid daarvan , Albert Hartsuiker, was afgevaardigde voor Drenthe in 1580 , in het collegie der nader geünieerde Provinciën. Ook de Oestings (Oosting) zijn een oud Meppeler geslacht, reeds in 1508 daar aanwezig, en een advocaat 11. Oosting met een Bernhard Kijers waren in 1692 de raadsmannen voor de Kale Kluft of Claes Coops en cs. tegen Jan Arents, Jan Smit cs. of de Kluft Oosteinde. Op Kuinerwold komen de Stellinks al zeer vroeg voor. In eene acte 1511 door Magnin kl. in Drenthe, blz. 94 medegedeeld, houdende vaststelling der bezoldiging van Geert Mulert, pastoor te Ruinen , zoude men kunnen aannemen dat de zeven erven, waaruit zeventien virendel botteren moesten opgebragt worden, in Ruinen waren gelegen ; dit is echter in zoover waar dat wel de erven van Lubbert Stellink en Johan Stel-link, van Arent Taelen en Johan Arents Taelen in die gemeente pachtpligtig zijn geworden, doch de eigenaars woonden op Ruinerwold en waren vermogende lieden. Iedere leeftijd, gedurende drie eeuwen, hetgeen opmerkenswaard is, gaf opvolgend een Jan of Jan Geerts

-ocr page 108-

104

anders daarvoor panden na redelikheid soo als men anders gewoon is te panden.

Tot vestenisse der waarheid is deese door mij Schults en de volmagten geteekend.

Huinerwold , 6 April 1772.

(Get.) C. KNIPHOEST. Schults. HENDRIK COOBS.

ALBEIJS JANS POL.

CAESÏ EOELOFS.

EEINDEE EOELOES. HENDKIK LUCHIES,

JACOB JANS.

VEEERIK MEEUWES. ALBEET JANS POUWELS. Coll. accoord : C. KNIPHOEST.

Schults.

Gepublicceit op Euinerwolt, 8 Aug. 1773.

(Get.) H. GOMAEUS.

Talen en een Geert Talen, zijnde altijd vader en zoon. Op Zuidwolde zijn de oudste geslachten O. a. van Heuvel en Steenbergen ; doch ons register zou Ie uitvoerig worden als wij meer vau dien aard zouden mededeelen.

-ocr page 109-

105

SUPPLEMENT.

De gemeente Euinenvold had in vroegere eeuwen eene veel hoogere grondslag dan tegenwoordig, als niet alleen bestaande uit lage moerassige , maar ook uit hoogere veengronden , die voor eeuwen reeds afgegraven zijn , waarvan de bouwakkers ten noorden der bewoonde streek als de overblijfselen moeten beschouwd worden , met het doel, om dezelve tot bouwgrond te behouden. Op sommige erven heeft men het veen geheel afgegraven , terwijl men op anderen hetzelve heeft behouden, hetwelk op sommige erven, op eene aanzienlijke lengte regt-lijnig nevens elkander liggende, een verschil van een Meter hoogte geeft. Overblijfselen van deze verveeningen of afgravingen zijn dikwijls ontdekt; zelfs naar den kant der Leisloot in de lage vloeilanden, heeft men bij latere verveeningen, onder in het veen, kleine steck-turven aangetroffen. Wanneer die afgravingen hebben plaats gehad, is moeijelijk te bepalen. In de eerste tien eeuwen onzer jaartelling vindt men daarvan geene sporen; eerst in eene oorconde van 1113 wordt van het steken van turf uit veen gewag gemaakt, en wel in de provincie Utrecht. Volgens Wiiisemius eronijk van Vriesland, zijn de Woudlieden van Vriesland of bewoners der Zeven Wouden in 1225 daarmede eerst begonnen. Men zegt dat het geestelijken zijn geweest, die omtrent 1312 de veeneu van Giethoorn en omstreken aan den steek gebragt hebben. Als men het gevoelen van den heer F. A. Eb-binge Wubbeu, in zijne Geschiedkundige herinneringen van Giethoorn aanneemt, (Overijsselsche Alm. van Oudh. en Lett. 1837, blz. 67) dat die bovengenoemde verveeningen hebben bestaan in het afgraven van hoog veen , waaruit hij meent dat Giethoorn bestond, dan is het zeer vermoedelijk , dat ook in de veertiende eeuw de hooge veenen van Buddingewolt (Ruinerwold) ontgonnen of afgegraven zijn, gelijktijdig met Hcsselerveene (Nijeveen) en Koekange. Naar ons gevoelen is die afgraving aan de zijde van het Havelter diep begonnen , om dezelve daarop te kunnen afvoeren , en is de Oosicrsche Leisloot van Voren-wolde (1) naar beneden in het voormelde diep daartoe gegraven , om de turf uit de veenen op liet Havelter diep te kunnen brengen. Thans zijn alle overblijfselen van vroegere vergravingen verdwenen, doch voor

(1) Uit gevondene bescheiden is ons gebleken, dat Foremcolde het Oostcrsche Kluftje van BnincrwoH is geweest p. n\\ fi a 7 huizen tot het zoogenaamde i/lop.

-ocr page 110-

106

bijna zeventig jaar was er nog een erve, waarin verschillende ingezetenen blokken turfland (eene zeker geregtigheid) bezaten.

Wie zich over bovenstaande beschouwingen verwondert en ongeloovig is, verwijzen wij naar zoovele plaatsen, waar minder sporen van vroegere verveeningen worden aangetroffen, als de heerlijkheid Ese en Nieuwleuzen (1) enz.

De bovengenoemde hooge bouwakkers nemen wij voor een groot gedeelte , ats de oorspronkelijke bodem of grondslag der gemeente Eui-nerwold aan, in vroegere eeuwen met veel bosch bedekt, waaronder de grove den eene voorname plaats bekleedde , gelijk de daarin van tijd tot tijd gevondene zaadknoppeu uitwijzen. Menigmaal is door de voorstanders van verbetering van het Waterschap aangevoerd , dat de Wold Aa op het hooyste en de straatweg op het laagste punt der ge-meente loopt, doch in de beoordeeling van deze schikking door hot voorgeslacht moet men rekening houden met het afgraven der veenen, iets waarop wij later uitvoeriger zullen terug komen. Eerst toen de hooge veenen afgegraven waren , ontstond de moeijelijkheid om op het Havelter diep of Oudevaart het water te kunnen afvoeren; de bodem was nu Ie veel gezakt, verzwaard door de omstandigheid, dat het een bevaarbare stroom was, en soms door schutten, het water werd opgehouden , waarvan er een was geplaatst tegen het midden der Cale buurtschap. Sedert eeuwen was de gemeente al in opgaande erven en door slooten gescheiden, die tevens tot waterafvoer op de bestaande waterlossingen dienden. Do erven die nu aan de benedenzijde van bovenvermeld sehut lagen, konden meestijds beter uitlossen dan de erven daar boven liggende. Ons oordeel is, de menigvuldige sleuven of sleg-gen in aanmerking nemende, die allen in westelijke rigting loopen , dat alle erven van een groot deel van het Oosteinde en de Kuwe buurschap , door eene kleine waterlossing beneden dit schut uitloopende, hun water in de Oudevaart hebben gelost, doch dat daar dit bezwaar opleverde voor de benedenste erven , het aanleiding heeft gegeven tot het aanbrengen van de wal op Klaas Jans Hilberts land, ook Wolter Koe-lofs en Jan Claes wal in sententies van 1631 en 1615 genoemd, zijnde op de landen tegenwoordig de ei genoemd. In wat jaar die voornoemde wal is opgeworpen, hebben wij tot hiertoe niet kunnen ontdekken , wij moeten echter aannemen , dat dit omstreeks het midden der zestiende eeuw, of nog wel vroeger, heeft plaats gehad. Daar in 1594 een contract gemaakt is, waarbij eenige der

(1) Zie hierover Acker Stratingh, aloud st., le deel, le stuk, blz. 78 en v. Winsemius eronijk van Vriesland blz. 15 S.

-ocr page 111-

107

benedenste eigenaren de opruiming van den wal en de doortogt van het bovenwater door hunne landen toestonden , en dit niet door de voornaamste ingezetenen mede gesloten is, moet men aannemen dat er al geruimen tijd over deze zaak strijd geweest is, en men wel de mindere grondeigenaars door omkooping tot zoo\'n contract heeft overgehaald. Dat dit contract, door vele tegenwerking van de voornaamsten aldaar gelegene grondeigenaren, zonder gevolg is gebleven, bewijst, dat in 1651 de zaak door sententie van den Heer van Euinen is afgedaan, hoewel in ruimer zin als bij contract van 1594 was aangewezen. Dit contract, dat geheel versleten is, hebben wij onmogelijk geheel kunnen ontcijferen , de enkele woorden op sommige brokstukken, hebben ons zooveel licht gegeven, dat liet eene overeenkomst was tusschen grondeigenaren van Ruinerwold over deze bovenvermelde zaak, zoo dat het voor niemand na onze lezing en behandeling eenige waarde heeftj kou men het bestaan van dit contract niet uit andere acten bewijzen wij zouden het niet medegedeeld hebben , alleen om niet den schijn op ons te laden , dat wij iets vermelden dat niet bestaat.

Dit contract heeft dus aanleiding gegeven tot alle processen en sententies , bekend in de stukken tusschen de Oostersche en de Wester-sche geërfdens van Klaas Jans Hilberts land, waartoe moeten gerekend worden, alle ingezetenen of grondeigenaren aan de Westzijde van den tegenwoordigen Keuterhoek, tot aan het Oosteinde. Het was de eisch van de Oosterschen om door de landen in schuinsche rigting even aan de Oostzijde van het tegenwoordige Karü Lucas erve met hun water in de Oudevaart te komen , doch de locale besigtiging van Hendrik Munster, Wilhelm van Bernsaw in 1651, had ten gevolge, dat hij bij sententie bevolen heeft, om de uitlossing in de Oudevaart vaarwel te zeggen , en de binnenleiding in de Haexwoldiger leisloot (ook Wolt-sloot genoemd) door te trekken; om echter de benedenste landen voor mogelijke overstrooming van liet Oostersche water eenigzins te vrijwaren, beval hij, dat op Klaas Jans Hilberts land (Keuterhoek) inde leiding een vast schutje zou gezet worden, dat gesloten zou worden , als de aanvoer van water uit het Oosterdeel te groot werd. Hierover schijnen weder oneenigheden te zijn ontstaan, zoodat bij sententie van den 12 October 1664 aan iedere partij vergund is, om tot sluitingen ontsluiting van dit schutje een sleutel te mogen hebben, wordende aan de Scholtcs opgedragen , om deze uitsprake ter eerste instantie ter uitvoering te brengen.

Het is duidelijk , dat de thans zoogenoemde binnenleiding tot 1651 weinig te beteekenen had, iets dat met onze beschouwing: dal geheel

-ocr page 112-

108

het oostelijk deel van Ruinermold door ileggen of slemen naar het westen het water afvoerde, overeenstemt, want ook de waterkeerin^ Peter Jochems stouw bestond nog niet; eerst veertig jaren later is de strijd over laatstgenoemde wal ontslaan, omstreeks 1690. In een adres van 168S van de Oostersehen van de Kuwe buurseliap en het Oosteinde, scliij-nen zij verzocht hebben, dat die slcuve ook zoo opgeruimt mogt worden als van Peter Klaasland westelijk op. In een adres van de Cale buurschap daarentegen , wordt wel van opruiming van het stnckien leisloot gesproken , maar niet van walle zoo als later. Wel wordt van een dam in kwestie gesproken, maar hier door moet verstaan worden het einde der binnenleiding, door een dam of stege van het laatst Op deze leiding aflossende erf voor de hoogerop liggende gesloten , \'t geen wel aanleiding gegeven heeft tot de latere verhooglng van die stege of privaten weg. Dat die binnenleiding niet veel te beteekenen had en voor het jaar 1651 maar een sleuve was , blijkt wel uit de sententies van dit jaar, daar hij toen aan de Oostzijde van Klaas Jans Hilberts land op eene wijdte van drie voet moest gebragt worden, en dus voor dien tijd van zoo weinig doorstroomingsvermogen was, dat de benaming van slegge of sleuve, zoo als dit tegenwoordig nog hier gebruikelijk is , wanneer men eene dlgtgegroelde of bijna toegewassen sloot wil aandui-den. ült dit adres, kan even als uit andere stukken opgemerkt worden , dat de Oudevaart tegenover de Kale buurlschap in loop verandering heeft ondergaan.

Den 8 Julij 1693 is de strijd tusschon Ooost en West, of liever zoo als het in de stukken genoemd wordt, tusschen het Oosteinde en de Ruwe buurschap aan de eene zijde en de Kale buurschap en eenige uit de Ruwe buurschap ter andere zijde, voor goed begonnen, die tot op dezen tijd heeft voortgeduurd. In hare verdediging van 1683 boven vermeld, waren het nog de Oostersehe geërfdens van Klaas Jans Hil-bertslands; doch In het adres van 18 Jullj 1093 zijn de beide vroeger tegen elkander procederende partijen vereenigd ; uitdrukkelijk worden hierin genoemd : de Oostersehe en Westersche geerfdens van bovengenoemd K. J. Bilhertslanit. Zoo niet langer, ten minste eene eeuw hebben laatsgenoemde geërfdens tegen elkander gestreden en geproce-deert en eindelijk vereenigd , tegen het Oosteinde en de Ruwe buurschap weder den strijd aanvaard , die nu bijna weder twee eeuwen geduurd heeft. Dat zoo\'n groote animositeit zich in deze zaak ontwikkeld heeft, daartoe heeft veel bijgedragen het bij dage en nachte doorsteken van waterkeeringen, dat de meest door het water lijdende partij juist alleen als er hoog water was hare vermeende of gegronde aanspraken deed

-ocr page 113-

109

gelden en in gewone of drooge jaren zich weder rustig hield. Nog heden ten dage ziet men er voorbeelden van dat wanneer er een lage of middelmatige waterstand is t sommige personen zeer weing of niets ter verbetering willen aanwenden, terwijl wanneer er Uoorj water is, zij door willekeurige doorsteking en groot alarm slaan zich onderscheiden , \'t geen altijd animositeit moet voortbrengen. Zoodat hun thermometer wijst, naar mate \'t water zakt of rijst.

Uit alle Kochten, Contrarochten, Attestatiën en Sententiën is het duidelijk, dat genoemde Peter Jochems Stouwe zeer langzaam tot eene waterkeering is opgeworpen, en dat men daarmede begonnen is tussehen 1683 en 1693 en dat het eerst het voorkomen had, alsof genoemde Peter Jochems een goeden weg of stege voor zijn vee wenschte, en om met paarden en wagen dien te kunnen gebruiken, schoon duidelijk uit de stukken is te ontwaren dat de geheele Kale buurschap die verhooging ondersteunde of daartoe medewerkte. De heeren van Kuinen hebben over \'t fond der zaak nooit eene afdoende beslissing gegeven. Het betrof vooral de vraag aan de eene zijde : of iemand jaar en dag in eene rustige poscessie (bezit) zijnde, daarin gehandhaafd moet worden, en ten andere zijde: of iemand eene kade of wal opwerpen mag, om de bovengelegene landen des te meer te bezwaren , anders gezegd: als de gewone waterlossingen het water niet meer kunnen afvoeren, en alzoo eene algemeene overstrooming of watervloed de landen bedekt, het natuurlijk regt, dat de benedensten het water van hooger gelegen landen moeten ontvangen in aanmerking nemende, de benedenste landen een kade of wal mogen opwerpen om de hooger gelegene zoo veel tc meer ie bezwaren. Van de zijde der Ruwe buurschap en het Oosteindc beriep men zich menigmaal, behalve bovengenoemde, op de willekeur van 1641, als alleen sprekende van stouwen rondom \'t Wolt en dat deze dus niet geduld moest worden. Van de andere zijde voerde men daartegen aan, dat de andere partij van Oosteinde en Euwe buurschap die willekeur seljs overtreden hadden , door den aanleg van stouwen achter de bouwakkeren.

Men zou zich echter zeer vergissen als men aannam, dat door de willekeur van 1641 de eerste stouwen zijn tot stand gekomen : men leest daarin toch dat er eene stouw op het land van Rem der Meemces, om het Euner water te keeren, zal strekken van de noorder dwarsstouw tot aan de Ruinerlanden, een bewijs dat er al een noorder dwarsstouw bestond. Uit het contract van 1594 blijkt het bestaan van stuwen aireede, iets wat in het palude que vocatur Buddigwolt (1) door de landei-

(l) Akte van 1036 in de blaffer van Dikninge.

-ocr page 114-

no

genaren al reeds zeer vroeg, ah eene behoefte gevoeld zal zijn.

Ook in No. 1 van de medegedeelde stukken wordt alreeds gesproken van het doorsteken van Wolter Eoelofs stege in 1633 of vorige jaren, en van derge\'ijken inhoud is in No. 2 vermeld van een Jan Klaas wal. Voor het overige zal de onpartijdige lezer, door de mededeeling van het Register en de oorspronkelijke stukken over deze waterkweslie, wel zoo veel op de hoogte komen , dat wij hier wel niet meer bij hebben te voegen, en sijne conclusie zal zijn : liet is goed dat die yordi-aansc/ie knoop eens eindelijk doorgehakt is. De hooge waterstand heeft zeer ongunstig op de gemeente Kuinerwold gewerkt, niet alleen op de stoKelijke welvaart, maar ook op zedelijk gebied. De partijen die tegen over elkander stonden in de waterkwestie, hebben ook in andere gemeentelijke zaken elkander fel bestreden , \'t geen tot op onzen tijd heeft voortgeduurd. Zoowel in het burgerlijke als kerkelijke heeft men elkander bestreden. In 1778 is zelfs de beslissing van Drost en Gedeputeerden ingeroepen , over de betaling tot onderhoud van de kerk en pastorie , dat altijd Kluftsgewijze geschiedde , doek wat die van Oosteinde en de Euwe buurschap verlangden dat plaats zou hebben naar de huizen en bedrijven der ingezetenen, daarvoor aanvoerende de vermindering der huizen in de beide Oostersche Kluften, misschien tengesolge van den soms zeer hoogen waterstand. In 1756 verschil tusschen de Kale buurschap en het Oosteinde e. s., over het voorzingen der onderwijzers in de catechesatie, waarinde beslissing der Classis van Meppel is ingeroepen. Wij zouden veel meer voorbeelden van dezen aard kunnen mededeelen, doch het is dunkt ons genoeg om te doen zien , dat men vóór eene eeuw elkander even goed op ieder terrein bestreed, als dit tegenwoordig nog het geval is) hetgeen voor eene gemeente zeer schadelijk moet werken, omdat er zoovele voorbeelden zijn, dat personen, die veel tot bevordering van welvaart in de gemeente konden medewerken, alleen omdat ze in zake de waterkwestie eene andere meening dan de meerderheid zijn toegedaan , zoowel uit kerkelijke als burgerlijke betrekkingen geweerd worden.

Niemand zal den schrijver dezes van pedanterie beschuldigen, als hij ten slotte het woord vraagt om versehooning voor een persoonlijk feit in eene zaak waarin hij dertien jaar de hoofdrol gespeeld heeft; dat feit bestaat hierin: dat hij de ontwerper en verdediger van het plan van de verbetering van het waterschap in de gemeente Euinerwold is geweest, en dit dertien jaar, ondanks den felsten tegenstand , heeft volgehouden; dat hij, toen vele zijner medestanders achter verschansingen kropen, zich op de barricade heeft gehandhaafd, en tot mikpunt voor \'s vijands grol en klein geschut gediend heeft om de zaak tot

-ocr page 115-

-Ill

een goed einde te kunnen brengen, eene saai: waarvoor het voorgeslacht, zooals in dit geschrift is bewezen, een hartstogtelijken strijd van bijna drie eeuwen gevoerd heeft; on dat hij zich, noch door dreigementen » laster of smaad, noch door vleijende aanbiedingen van posten of klinkende munt, van het voorgestelde doel heeft willen laten afbrengen. Doch genoeg van het feit, waarom hij sedert dertien jaren door zijne tegenstanders met de zwartste kleuren is geteekend en men hem op elk gebied gepoogd heeft te bestrijden, niet denkende dat de grootste krijgslieden in den oorlog gevormd worden. Als ik boven van verschooning sprak , wil ik die vragen omdat ik niet gehandeld heb gelijk mijne meeste mede-burgers in de gemeente Kuinerwold gewoon zijn te doen als het zaken van a\'gemeen belang geldt, namenlijk: om eerst eens over de schouder te kijken en te luisteren wat of fan heeleton of Jan halve ton er van zegt, en om, als hun oordeel niet gunstig is , stilletjes af te druipen. Ik heb naar eigen overtuiging gehandeld, en die overtuiging heb ik gehandhaafd omdat ik geene reden zag om mij te schikken naar de oudsten en vroedstender gemeente, als met mijne zienswijze niet overeenstemmende, en omdat ik het volste regt als burger en vrij man meende te hebben om mijn principe uit te spreken en met alle eerlijke middelen te verdedigen.

Menigmaal is mij , ik beken het eerlijk , ingefluisterd: Gij maakt u gehaat, het algemeen krijgt gij tegen u! doch die zoogenaamde volksgunst (populariteit) heb ik, wanneer het het opofferen van beginselen gold veracht, steeds gedenkende aan de spreuk van Thorbecke : nMen wordt niet l \'ujt populair, of men moet de gebreken van het volk gemeen hébhenquot; Derhalve ben ik ook, noch op sommigen mijner medestanders » die soms pogingen aangewend hebben om de goede zaak te verraden , noch op mijne tegenstanders die niet alleen de zaak , maar ook mijn persoon bestreden hebben, in het allerminst vergramd , maar beiden dankbaar , om dat die omstandigheden mij tot zulk eene groote werkzaamheid en afzondering gebragt hebben, dat haat of gunst mijner medeburgers voor mij onverschillig geworden zijn , zoo ik zelf slechts de overtuiging heb voor eene goede zaak te strijden ; terwijl ik dank zeg aan hen die mij tot het einde toe getrouw ondersteund hebben.

Wij besluiten met den wensch, dat bij onze kinderen en kindskinderen de waterkwestie zal vergeten zijn, en zij in vrede en een-dragt, de welvaart en bloei hunner gemeente, die de schoonste en rijkste van ons gewest kan genoemd worden, zullen bevorderen , en iets beters zullen doen ontstaan dan hunne vaderen, die in de laatste jaren, uit hartstogtelijke vasthoudendheid tegen elkander, duizenden verspild hebben, die tot betere doeleinden hadden aangewend kunnen worden.

-ocr page 116-

ERRATA.

Biz. 6 regel 8 van boven staat: van Gotlien, lees; van do Gotlien.

0

0

0

6

0

end.

n

in de noot, Acker Straling Aloud B.,lees; Acker Straling Aloude St.

0

8

0

3 en 4

n

end.

0

Hendrik van Munster voor dellde, lees: Hendrik van Munster dellde.

0

35

u

17

//

boven

n

quodid, lees, quod id.

u

36

3

U

//

u

Tot ieiis, lees; Totiens.

0

37

0

1

0

ond.

O

Boschart Struuik, lees; Borcbart Struuik.

//

37

0

5

0

//

a

Jan Vaersnaedt, lees: Jan Vaer-smaadt.

0

71

0

13

u

boven

en blz. 75 regel 12 cn 13 staat :Roe-

lof Horvoet lees: Koelof llomoat.

0

75

n

2

H

boven staa\'

: verconde, lees: oerconde.

0

80

u

23

$

boven

n

pest aan den Nederrbijn , lees: post aan den Nederrijn.

0

84,

12

u

boven

//

den i Nov., lees: den 4 Fcbr.

0

89

u

12

0

ond.

//

doch zeer vele gemeenten , lees: doch niet zeer vele gemeenten.

0

9G

0.

20

u

//

//

om het Kuinerw. water, lees: om liet Kuiner water.

-ocr page 117-

then. Lloucl Ic St. IWe, Hde.

sliart

I aer-

Roe-nost.

Ices:

\' ebr. lees: iteu. lees:

-ocr page 118-
-ocr page 119-

A

-ocr page 120-