-ocr page 1-
-ocr page 2-

DE GOUTEMEÏÏE

TAN EENEN

EUEOPEESCHEN PRINS

or

UITBREIDING VAN

de Rooinsch-Ksttliolijkc Godsdienst gevaarlijk voor de» Staat.

EEN BOEK

TOOR

Protestantsche en Katholieke Regeringen en Onderdanen

DOOR

A. CÏAAIBEIVEK, Fz.

Derde Druk.

UTRECHT ,

J. J. H. KEMMER, 1871.

-ocr page 3-
-ocr page 4-

DE GOUVERNEUR

VAN EENEN

EÜROPEESCHEN PRINS,

OF

UITBREIDING VAN:

de Roomscli-Katholijke Godsdienst gevaarlijk yoor den Staat.

EEN BOEK

VOOR

^rutestantstjiB eii ïlatljnlhfe lUgtriugtii fii (Dniierknra,

DOOR

-ocr page 5-

• .

• ••

-ocr page 6-

EEN KORT WOORD BIJ DEN DERDEN DRUK.

—«cDKB®—

De tijdsomstandigheden — dit zal een ieder, die met eenige bezorgdheid de Ultramontaansche bewegingen gadeslaat erkennen — vereischen belangrijke wenken en raadgevingen.

Die overtuiging deed de uitgever besluiten, aan het publiek een boek in handen te geven, dat aan beide noodzakelijke levensvenbehoelten voldoet.

De Gouverneur van eenen Europeeschen Prins, doet de leer der roomsche kerk in hare hoofdstrekking op alle punten kennen, en de lezer zal in zijn geschrilt bewaarheid vinden, wat de titel van het boek aankondigt; dat

zij GEVAARLIJK IS VOOR DEN STAAT.

Het werk zal dat gevaar bovenal uit de gepleegde Kloostergruwelen leeren kennen, en de lezer kan overtuigd worden van de sluwheid waarmede de Jezuiten op de argelooze menigte hunnen invloed weten uit te oefenen, om haar te doen gelooven, dat onderzoek op een dwaalspoor leidt, aangezien zij wel weten dat niets meer inbreuk maakt op het rijk van leugen en bedrog, dan kennis te maken met de onvervalschte waarheid, die hierin door feiten spreekt.

Het was dan ook die vrees voor openbaarheid van dit werk, dat twee drukken van belangrijke oplagen het licht zagen, zonder onder het publiek te komen, en dat met grond het vermoeden deed ontstaan, van eene op-kooping en vernietiging, waardoor de vei spreiding eenige jaren onmogelijk werd gemaakt. Het was bekend, dat

-ocr page 7-

IV EEN KORT WOORD BIJ DEN DERDEN DRUK.

het werk bestond, maar het was nergens meer verkrijgbaar, tot dat het den Uitgever voor een paar jaar gelukte, het kopyregt in eigendom te bekomen, om het ter gelegener tijd voor de derde maal aan het licht te brengen, met het vaste voornemen, om tegen het op nieuw opkoopen en vernietigen te waken.

Het is dan ook met dat voornemen, dat hij den prijs zoo veel lager gesteld heelt dan waarop de beide eerste drukken gesteld zijn, in de hoop dat de lezers van dit boek mede het hunne zullen bijdragen om, in het belang der gansche maatschappij, de verspreiding te helpen bevorderen, te meer daar het gevaar, wat ons in den tegen-woordigen tijd dreigt, van dien aard is, dat de oogen wel mogen opengaan en allen gezamenlijk het kwaad zoeken te stuiten, waarmede ongetwijfeld onze kinderen de droevige gevolgen zullen ondervinden.

Wat staat ons te wachten wanneer de listen der Je-zuiten eens doel treffen, anders dan eene nieuwe over-heersching van het Pausdom, en dat de brandstapels andermaal rooken op onzen Nederlandschen grond!

Tachtig jaren hebben onze vaderen gestreden, en goed en bloed ten offer gebragt, om van de Pausselijke gewetensdwang bevrijd te worden, en wij hebben die vrijheid verkregen; maar wanneer wij onze oogen sluiten voor stappen die de Ultramontanen zich thans durven veroorlooven en wat zij reeds verkregen hebben, dan voorzeker zullen de gruwelen weer herleven die hierin door den Gouverneur aan den Prins zoo getrouw zijn medegedeeld.

—oDKBo—

-ocr page 8-

INLEIDING.

—ogxgo—

BRIEF

AAN

mijnen Vriend A. F. B.

——

Eindelijk dan liebl gij het langdurig stilzwijgen al\'ge-brokcn, besle F.; — afgebroken op eene wijze, welke mij al aanstonds den mond sluit voor alle verwijtingen, en mij ruimschoots schadeloos stelt, voor het halfjarig gemis uwer mij altijd zoo welkome brieven.

Ik begin al aanstonds met u mijnen hartelijken dank toetebrengen, voor bet mij toegezonden geschrift. — Zoo wel deszelfs belangrijke inhoud, als de wijze, waarop gij de gewigtige waarheden behandeld hebt, maken mij dit geschrift tot een aangenaam geschenk, en voor mij reist deszelfs waarde oneindig hooger, nu gij daarvan de schrijver zijt. — Hoe menigmaal heb ik uw hart en uwe denkbeelden daarin wedergevonden; — hoe menigmaal in de warmte uwer taal den ijver bewonderd, welke u immer bezielde, in het verdedigen van het gezegende Protestantisme legen het gevaarlijke Romanismus; hoe menigmaal heb ik bij mij zeiven uit-

-ocr page 9-

INLEIDING.

geroepen; het is nog dezelfde F., die zonder omwegen op den man afgaat, en uit het hart tot het hart spreekt. — De titel van uw werk: de B. K. c/odsdienst gevaarlijk voor den staat, trof al dadelijk mijne opmerking; — niet, omdat gij daardoor iets nieuws hebt uitgedrukt, maar omdat gij zonder verbloeming en stoutweg, de zaak bij haren regten naam genoemd hebt. — De Protestanten weten het, en de vorsten van Europa kunnen het weten, dat de Roomsche godsdienst gelijk de kanker aan het leven en de rust der Maatschappij knaagt, en toch hoe velen der eersten hebben den moed niet, om dit op de daken te prediken, evenmin als velen der laatsten, om den schandelijken invloed dier godsdienst te stuiten. — En wat aangaat de punten, die gij met den vreemdeling, later uw\' vriend, uw\' broeder behandeld hebt, hoe doelmatig zijn zij! — Hoe verdienen zij zelfs de aandacht en de opmerkzaamheid der gekroonde hoofden.

Het bevreemde mij niet, dat de Roomschen, wier mom gij gedeeltelijk hebt afgerukt, eenen jesuitischen uitval op u waagden, en dat ik de volgende oproeping las in het Handelsblad van den 2 Mei ISM.

sDoor do Brochure: de II. K. godsdienst gevaarlijk »voor den staat, door A. F. B. is op de helft der Ne-derlandsche natie, eene onverdiende, onbewezen blaam geworpen.

»Daar dezelve openlijk is aangewreven, wordt de «schrijver der Brochure bij dezen

OPGEROEPEN

«om aantenemen eene kalme, ernstige, openlijke Polemiek

VI

-ocr page 10-

INLEIDING.

»over titel en inhoud, onder de volgende voorwaarden.

1.) «Die Polemiek wordi gevoerd in de Boekzaal, »den Protestant, den Evang. kerkbode, of quot;ieder ander ))periodiek Protestanlsch orgaan, door den schrijver te ^bepalen, met voorbehoud van den tegenschrijver, om »de stukken ook aan de organen zijner geloofsbelijdenis «ter plaatsing toe te zenden.

2.) «Ieder artikel is met duplicaat, dat na acid dagen «wordt terug bezorgd, voorzien van visa, de eenslui-»dendheid verklarende, en waaraan de gedrukte stukken «kunnen blijken. De tegenschrijver belooft den schrijver «ten aanzien der repliek.

3.) «Schrijver en tegenschrijver zullen openlijk hunne «namen bekend maken,

4.) «Antwoord wordt den schrijver gevraagd, onder «Lett. K. L. M. aan het Bureau van het Handelsblad, «uiterlijk tot 1G Mei, e.k.; — onder dit adres geschiedt «de wisseling der stukken en geheele correspondentie. «Alle wijzigingen, welke dit voorstel niet krachteloos «maken, zal men gaarne in bedenking nemen.

«De uit het duistere en in naamloos geschrijf een zoo «groot deel zijner medeburgers als onredelijke menschcn «en vijanden van den staat aanklaagt, toont reeds daar-«door zelf het oordeel te verdienen, dat hij gewetenloos «over anderen uitspreekt.quot;

Toen ik in het Handelsblad van den 10 Mei uw volgend antwoord las:

«De schrijver der Brochure: De R. K. godsdienst ^gevaarlijk voor den staat, een vijand zijnde van allen «noodeloozen omslag, en niet inziende, waartoe die

VII

-ocr page 11-

INLEIDING.

VIII

«lastige formaliteiten, als welke hem zijn voorgesteld, «dienen zouden, verwittigt den schrijver der annonce, »(van 2 Mei, H. BI.) dat het hem vrijstaat, den een-»voudigen en gewonen weg van tegenschrijven in te xslaan, hetzij in eene brochure, hetzij in een overgroot «foliant, gelijk hot den schrijver der brochure vrijstaat «hem op zijne wijze te antwoorden. Overigens, hoewel »hij wel vermoedt, uit welken hoek de wind waait, «betuigt hij, dat het hom vrij onverschillig is, of de «tegenschrijver K. L. M. of M. L. K. heet; of die een spoorridder is of niet. — Wars van alle hatelijke be-«doelingen, geeft hij het oordeel, over hem geveld, aan «den Eigenaar terug. Bereid derhalve, eene kalme, «duidelijke en beknopte Polemiek te voeren, over zaken «en niet over personen, heeft hij de eer zich te noemen Schrijver van gemelde brochure.quot; toen ik, zeg ik, dit uw antwoord las, overtuigde ik mij, dat gij het met mij hebt gevoeld, dat een Jezuit deze oproeping heelt gedaan. — Met welk eene sluwheid werd u het net voor de voeten gespreid. — Wie, die deze oproeping las, kon een oogenblik aan den ernst van den Kandidatus Loyolae Mentis twijfelen; — en toch die gehuichelde ernst moest slechts dienen, of om u vrees aantejagen tot zwijgens toe, of om u uittelokken tot ontdekking van uwen naam, ten einde alsdan op de wijze der Jezuiten, laster op laster tegen u uittebraken en, onder schijnbaar veel zeggen, niets te zeggen over de door u behandelde zaken. Maar vooral hebt gij den Jezuit beproefd in het voorstel, om de Polemiek aan uwe zijde te voeren in de Boekzaal, in den Protestant,

-ocr page 12-

INLEIDING.

Evang. kerkbode of eenig ander Proteslantsch orgaan en dus in tijdschriften, die door Roomsch Katholieken of weinig gelezen worden, of welke hun verboden zijn. — Zie, zoo zouden dan do Katholieken niets vernemen van hetgene gij op overtuigende wijze tot verdediging der waarheid en lot bestrijding der Roomsche dwalingen in-bragt, terwijl alleen dat gene, hetwelk cene vereenigde vergadering van .lezuitische kloostervoogden op sophis-tische wijze tegen u aanvoerde, onder hunne oogen zoude komen.

Doch misschien hob ik reeds meer dan u aangenaam is, tot lof van u en uw werk gezegd. — En bovendien heeft de recensent in de Letteroefeningen van November 18-44 N0. \'14 eenen welverdienden lof over uwen arbeid uitgesproken; — Hij heeft getoond een vriend der waarheid te zijn, een voorstander der Protestantscho zaak, een vriend ook van zijn vaderland, door te wenschen, dat uw boekje door allen gelezen wierde.

Maar wat hebt gij wel gedacht bij het lezen der recensie in de Godgeleerde Bijdragen, 19 deel 184-5, bl. 109? Wat mij betreft, indien ik het voor mogelijk hadde ge-gehouden, zou ik het voor een ondergeschoven stuk hebben aangezien. — De recensent had liever gezien, dat gij het weldadige der R. K. godsdienst hadt doen uilkomen en dat gij op den voorgrond hadt geplaatst, hoe N. B. deze godsdienst als eene Christelijke zich ten doel stelt, den mensch te verbeteren en zijn geluk te bevorderen!!!!/ Doch gij zult, hoop ik, hierop nader nederkomen. — Ook meent de recensent, dat gij aan de Roomsche godsdient ten laste legt, wat eigenlijk uit

IX

-ocr page 13-

INLEIDING.

X

ontstane misbruiken der Priesters is voortgekomen. — Hij dwaalt! — Bij de Protestanten, wier rein Evangeliewoord eene scherpe lijn trekt tussehen goed en kwaad, tusschen pligt en dwaling, ja, bij de Protestanten is het mogelijk, dadelijk aantewijzen, waar de leei\'aar overeenkomstig bet Evangelie spreekt en handelt, of waar hij van de godsdienst een schandelijk misbruik maakt: — maar bij de Rooinschen onder wier handen alles, ja alles verbasterde, wat zij als godsdienst uit het Christendom overnamen; — bij de Roomschen, die allen als godsdienst moeten aannemen, wat de heerschzuchtigeen zelfzuchtige Pausen wenschen voor te schrijven; — bij de Roomschen, die de leer van het Fransche Concilie als voor allen geldend gelooven; — die aan Priesters onfeilbaarheid in derzelver uitspraken toekennen en blinde gehoorzaamheid aan hen betoonen moeten, — bij de Roomschen zeg ik is het moeijelijk te zeggen, waar de godsdienst begint en eindigt en waar de Priester van dezelve misbruik maakt. — En indien men bedenkt, dat de mis, bet doopsel, het vormsel, de comunie, de biecht, het oliesel, de lijkmis, het vagevuur, het vasten, het canonnisercn der heiligen en wat ai niet tot de Roomsche godsdienst behoort, indien men bedenkt, dat dit alles uit onschuldige begrippen of instellingen oorspronkelijk , schandelijk ontaarde, loen het op hel gebied der Roomsche godsdienst werd overgebrajl, zoo zelfs, dat er nu naauwlijks een zweem van het Christendom in de Roomsche godsdienst meer aanwezig is; o! wie, wien de waarheid heilig is, is in staat, de Roomsche godsdienst als eene Christelijke voor te stellen, de ver-

-ocr page 14-

INLEIDING.

betering der monschcn zich ten doel stellende. En wie, die de verbastering en den naderenden val zijns vaderlands betreurt, en de regenten wil oplettend maken op het gevaarlijke der R. godsdienst, wie, ik vraag het u, zal in zulk een betoog, het weldadige der godsdienst doen uitkomen. — De waarheid moet voorzeker, bij de aanwijzing der gebreken gezegd en gehoord worden, welnu gij hebt die doen hooren en het is, als of Du:lsch-land uwe stem airede gehoord heeft: de Roomsche godsdienst is gevaarlijk voor den staat; — en ik, ik zal die klanken hier herhalen.

En nu een woord over mij zeiven tot beantwoording uwer vragen. Ja, beste F. (gij ziet, dat ik u nog altijd bij dien naam noem, dien ik u vroeger bij voorkeur gaf,) mijn lot heeft onderscheidene wisselingen ondgrgaan, gedurende de jaren onzer scheiding. — Dat ik terstond na het einde mijner studiën en na den dood mijns vaders, wiens eenige erfgenaam ik was, aan eene der wenscben mijner jeugd voldeed en eene reis langs den Rijn ondernam, dat ik door de bekoorlijkheden dier reis en door de onafhankelijkheid van mijn bestaan, en door kennismaking met sommigen werd uitgelokt, om langer dan oorspronkelijk mijn plan was, mijne reis uitterekken; — dat ik laat in de herfst in de residentie

van.....aankwam, aldaar door eenen mijner reis-

genooten in kennis werd gebragt met de dochter van de Heer II., die aan het hof geattacheerd was; — dat ik later met haar in het huwelijk trad, en na vier ge-noegelijke jaren de zon mijns voorspoeds zag tanen, toen de bankier, bij wien ik mijne kapitalen had uit-

XI

-ocr page 15-

INLEIDING.

gezet, faillet geraakte; — dat ik dit geldelijk verlies nog niet vergeten was, toen eene nieuwe en nog smartelijker ramp mij trof door den dood mijner geliefde vrouw; — dit alles mijn vriend, is u reeds bekend.

Diep bedroefd over dit smartelijk verlies, besloot ik naar het vaderland terug te keeren en eene plaats te verlaten, welke mij in den aanvang zoo vriendelijk aan-gelagchen, maar in de laatste jaren zulke gevoelige slagen tocgebragt had. — De vorst, wien mijn besluit ter oore kwam, zocht mij aan zijn hof te verbinden, door mij als gouverneur van den erfprins te willen benoemen. — Eerst na ernstig beraad en na de herleving der hope, dat veelligt in het vervolg van tijd nog iets van mijne verloren kapitalen zoude teregt komen, nam ik het voorstel des vorsten aan. — Sedert een jaar is die taak voleindigd en nog beschouwt mij de Prins als niet van hem ontslagen, nog beschouwt hij mij als zijnen leeraar, raadsman, en waarom zou ik het verzwijgen, als zijnen gunsteling; — nog moet ik hem in velerhande zaken dienen.

Ik behoef u niet te zeggen, dat ik in mijne betrekking als gouverneur al het gewigt der taak gevoelde, welke de vorstelijke gunst mij had toevertrouwd; maar ook gebiedt mij de dankbaarheid luide te erkennen, dat het vlug verstand en het edel hart van mijnen vorste-lijken kweekeling mij die taak allezins gemakkelijk maakte. — Hij was niet gewoon veel te spreken, des te meer te denken en ook zijne regtvaardigheid, goedaardigheid, en edele zin deden hem gelijken aan onzen grooten Zwijger, op wien wij Nederlanders roem dragen. — Meer mag ik u van hem niet zeggen, noch van den vorst,

XII

-ocr page 16-

INLEIDING.

noch van het hof; — gij gevoelt, zelf, dat eene meerdere openbaring van dit een en ander geenszins voegzaam wezen zoude, indien gij tot de uitgave dezes mogt besluiten.

Gij weet, dat gelijk overal, de Roomschepropaganda hare uitgebreide vertakkingen heeft en ongelooflijke vorderingen maakt. Toen gij het plan opvatte, om uwen vorst en uwe Katholieke en Protestantsche medeburgers te waarschawen voor het gefaar, dat hen in deze dagen van nabij bedreigt, terzelfde tijd misschien besloot ik als in éénen geest met u, hetzelfde te doen omtrent den Prins, en hem bekend te maken met de listen en lagen, welk de Ultramonlanen niet in gebreke zullen blijven ook hem te leggen. — Tot verdere voortzetting van mijn oogmerk en om daarin geregeld on met orde voorttegaan, is mij uw geschrift uitnemend van dienst geweest. De punten toch, door u besproken, vooral in betrekking tot den staat, kwamen mij zoo doelmatig, zoo juist gekozen voor, dat ik geenen beteren wegwist inteslaan. — Ik heb dan ook niet geaarzeld, die zelfde punten met den Prins te behandelen, met dit onderscheid echter, dat ik, overeenkomstig mijn doel, en om het verwijt te ontgaan hetwelk uw geschrift getroffen heeft, als of het eene onbewezen blaam op de Room-schen geworpen had, die punten meer uitgebreid, en met bewijzen uit de geschiedenis gestaafd heb, met bijvoeging der daartoe verkregene aanleiding en met weglating van hetgene er omtrent de Jezuiten kon gezegd worden, die behalve dat zij door mij niet zijn vergeten, uit vele nieuwe werken\'genoegzaam bekend zijn.

XIII

-ocr page 17-

INLEID ING.

Om geen vreemdeling te worden in mijn eigen vaderland, heb ik mij vele en zware offers te getroosten. — Nogthans het berouwt mij niet. — Het Handelsblad, de Noord-Brabander, de Kamper courant, de Letteroefeningen, de Kerkbode, de Tijdgenoot, worden mij na de lezing vrij geregeld door mijnen boekverkooper te A. toegezonden; terwijl mijne vrienden onder welke mijn F. op nieuw zijne plaats heeft ingenomen, — mij niet vergeten in de loezcftding der geschriften van den dag.

Mogt gij deze gesprekken, die ik na verkregene aanleiding met den Prins gehouden heb, met hetzelfde genoegen lezen, als waarmede ik uw boekje als verslonden heb! — Doe na de lezing er mede wat gij wilt. — Besluit gij tot de uitgave, geef er dan een titel aan naar uw welgevallen. — Spoedig hoop ik iets van u te vernemen, terwijl ik u de verzekering geef, dat ik steeds ben en blijf

Uw toegenegen vriend.

April 1845. A. Camdenek Fz.

Geachte lezer, niets heb ik hierbij te voegen, dan dat ik het geheele stuk; zoo als het daar is liggende, na de lezing ter perse heb verzonden, met de ootmoedige bede, dat het onder den zegen Gods tot overtuiging van velen moge strekken.

A. F. B.

xiv

-ocr page 18-

INHOUD.

-odkbo-

Bladz,

HOOEDSTTJK I. De zedeloosheid in de maatschappij, eene vkuciit deu room-sciie Godsdienst......17.

HOOFDSTUK II. De quot;woelingen in den Staat ,

veelal de a\'ritciit tanden strijd der Eoomsciien tegen de verlichting ..... ... 51.

HOOFDSTUK lil. De blinde gehoorzaamheid der Eoomschen aan hunne Priesters een blijvende hinderpaal voor de veiligheid van den staat . so.

HOOFDSTUK IV. Heerschappij in den Staat, het

grondbeginsel deb hoojischen

Godsdienst........99.

HOOFDSTUK V. DE ARMOEDE IN DEN slaat, OOK DE VRUCHT DER liOOMSCHE GODSDIENST ..........129.

HOOFDSTUK YI. De Koomschen heer onderdanen van bes Paus dan van de Vorstel...........100.

-ovlt;3lt;

-ocr page 19-
-ocr page 20-

HOOFDSTUK I.

De zedeloosheid in de Maatschappij eene vrucht der Koomsche godsdienst.

—lt;cgt;:lt;3o-

Bijkans in het midden van liet wijduitgestrekte bosrh van E., twee uren van de Hoofdstad gelegen, praalde in vroegere dagen een vermaard nonnenklooster, hetwelk aan de vernielende omwentelingen der eeuwen moedig had het hoofd geboden, doch laatstelijk voor napoleon\'s geweld bezweken was, en nu nog slechts enkele sporen droeg van deszelfs vroeger aanwezen. Op eenigen afstand van hetzelve stond eene prachtige allee van zware eiken-boomen, welke aan derzelver kale kruinen de teekenen vertoonden van hunnen hoogen ouderdom en steeds afnemende levensgroei. — Onder deze honderdjarigen was er een, welke in hoogte en in dikte alle de overigen overtrof. — In de nabijheid van dezen boom had zich de vorst, die zich op zekeren dag met zijn hof op de jagL verlustigde, voor eenige oogenblikken te rusten ncder-

2

-ocr page 21-

DE GOUVERNEUR VAN EENEN

18

gezet, omringd van slechts weinige hofedelen, terwijl de overigen nog elders waren. De honden, in plaats van zich nevens hunne meesters neder te vleijen, schenen dien statigen boom te willen ondergraven. — Het verdiende opmerking, dat deze dieren in weerwil hunner vermoeidheid zulk eenen vruchteloozen arbeid niet opgaven en zelfs te ijveriger waren, naar mate zij vorderden. — Men scheen nu daarin welgevallen te hebben en de honden werden in de hope van eene ontdekking tot moedig voortzetten hun arbeids aangespoord. En inderdaad het gelukte hun spoedig hierop cenige beenderen te ontblooten, benevens onderscheidene hoofden van pas geboren kinderen. Bij eene nadere bezigtiging vond inen den boom geheel hol, doch kunstmatig met planken en houtschors toegespijkerd. Op bevel van den vorst werd deze ontdekking reeds den volgenden dag verder voortgezet. Nog een grooter aantal van beenderen en kinderhoofden werd er gevonden. De verontwaardiging, door deze ontdekking verwekt, was algemeen! Hier was een moord, hier waren onderscheiden moorden gepleegd aan w7ezens, welken den ontucht het leven iiad gegeven. Doch door wie ? Indien men de oude legende mag gelooven,. welke van mond tot mond de schrikbarendste gruwelen van de nonnen uit dit klooster verhaalt; indien men de nabijheid van dit klooster in aanmerking neemt; indien men de getuigenis van eenen grijsaart hoort, wiens vader en grootvader niet ver van dit klooster hunne pachthoeve hadden; neen, dan is er geen twijfel aan, oï hier lagen de kinderen der heilige nonnen begraven.

-ocr page 22-

EUROPEE SC HEN PRINS.

19

Het is waarlijk zonderling en niet weinig te bejammeren, dat dergelijke ontdekkingen, als waarvan hier sprake is, zoo spoedig vergeten worden, zonder verdere indrukken achter te laten, zonder wenken daaruit afte-leiden, welke het gedrag van den nakomeling behoorden te regelen. Billijk zou men hebben vermoed, dat de oprigting van nieuwe kloosters, door welke de zedeloosheid in de maatschappij meer bevorderd dan gestuit wordt, voortaan meerdere moeijelijkheden zoude ontmoeten ; helaas het tegendeel is waar. Onder schijn van de grondwet te handhaven, welke vrijheid van godsdienst aan allen toestaat en aan allen gelijke regten toezegt, offert men het welzijn der maatschappij gewillig op, als of men niet wist, dat zij door zedeloosheid ontbonden wordt. Eene maagd, door de liefkozingen en beloften van den gewetenloozen minnaar verleid en later door zijne trouweloosheid tot volslagen wanhoop gebragt, en die nu door haren verlaten toestand gedrongen wordt zich van haar kind te ontdoen, ontgaat de onteerende straf der overheid niet. En voor zoo ver hier de misdaad wordt gestraft; voor zoo ver hier de straf moet dienen tot waarschuwing van anderen: o! gaarne, gaarne zeggen wij hierop amen; maar dal men dergelijke gruwelen oogluikend toelaat, want wat is het verlof tot oprigting van kloosters anders dan eene oogluiking, óm de zedeloosheid ongestraft voortteplanten en de misdaden ongestraft te plegen; dat men, zeg ik, zulke gruwelen oogluikend toestaat, omdat zij bedreven worden door eene orde, welke zegt, de wereld te zijn afgestorvenen door vroomheid den hemel te verdienen; dit. dit is liet.

-ocr page 23-

DE GOUVERNEUR VAN EENEN

wat afkeuring verdient en wat ook later aan de maatschappij zal gewroken worden, wanneer zij haren val aan de hand van het zedeloos en heidensch Rome beleven zal.

Het waren deze gedachten, die mij bezig hielden, toen ik twee dagen na het gemeld voorval op de vorstelijke jagtpartij, vernam dat er onder toestemming der regering een nieuw nonnenklooster te M. zou worden gebouwd! Dit was voor mij een spoorslag te meer, om hieruit aanleiding te nemen, tot een gesprek, waarin ik den Prins oplettend zou kunnen maken op de zedeloosheid, welke er in de kloosters en onder de geestelijkheid heerscht en door de Roomsche godsdienst alom verspreid wordt.

20

De gezochte gelegenheid werd spoedig gevonden. Met terugslag op de ontdekking der kinderhoofden begon ik den Prins te herinneren, dat hel niets nieuwswas, dal die holle boom de schandelijke ontucht van nonnen had aan het licht gebragt. Indien het bosch van L. klappen kon, wat meldde hel al vrijaadje en kloosterlijke losbandigheid. Er is geen land in de wereld, hetwelk niet meer dan een enkel voorbeeld zou kunnen opleveren, dat holle boomen en holle muren, kelders en spelonken zwijgende bewaarplaatsen waren van de ontucht en moordzucht der paters en nonnen. (1) Slechts behoudens weinige uilzonderingen zij u hier als eene algemeene waarheid gezegd; dal kloosters broeinesten zijn van alle

1

Men leze onder anderen : catholiek memorij boek der Gereformeerden door petrus ka cel jou tegen vakiti, bl. 477 van 2 deel.

-ocr page 24-

europeesciien prins.

zedeloosheid. Men leert er de godzaligheid verzaken ^ de laatste sprank der Godheid in den mensch vernietigen en onder eene gehuichelde, uiterlijke vroomheid zich baden in alle listen en onreinheid; men leert er onder het prevelen van ziellooze gebeden, onder een heirleger van zielverdoovende uiterlijkheden zich weinig te bekommeren over een hart, dat alle vreeze Gods heeft uitgeschud, dat hot werk zijner aanbiddelijke genade gewetenloos veracht. Men leze slechts ammann , men hooic de edele ronge ; men lette op den wandel der geestelijken, die daar openlijk bidden op de straten, men bespiede het gedrag van allen, die immer hunne opvoeding in een klooster ontvingen en men zal zich overtuigen, dat de kloosters almede onder die middelen behooren, welke Rome bezigt, om door deze boosheid het welzijn van den staat te verwoesten, en dusdoende de geheele maatschappij aan het gebied van den Paus te kluisteren.

Het moet u geenszins bevreemden, dat de geschiedenis van alle tijdvakken en van alle volken de Boomschc geestelijkheid ons als uitermate bedorven voorstelt. Ik zeg met nadruk de Roomschc geestelijkhdid, want honkk en zijne aanhangers hebben ons op nieuw doen zien, dat Roomsclien en Katholieken hemelsbreed van elkander verschillen, delaguis , Bisschop van Sijlva, moest in zijnen tijd reeds klagende uitroepen: »het ware te wen-»schen, dat de geestelijken, in het bijzonder die van ygt;Spanje, nimmer eene gelofte van kuischheid hadden »gedaan, want in dat rijk zijn de kinderen der leeken «niet talrijker dan die der geestelijker.quot; In Noorwejen

21

-ocr page 25-

de gouverneur van eenen

was het zcll\'s naar \'s lands wijze den bisschoppen en anderen geoorloofd, bijzitten te houden, die zij bij het bezoeken hunner onderboorigen met zich namen, en als dan met de broeders en hunne nichtjes een vrolijk leven leidden. De stedelijke regering van Vincenza in het Ve-netiaansch gebied, moest ten jare\'1600 den kloostervoogd van Narveza gevangen doen nemen, zijnde bij beschuldigd van zijneij vader en broeder door vergif gedood, zijne zuster bezwangerd en onder gewaande tooverijen vele andere misdaden gepleegd te hebben. Te Brugge werden in \'1578 vijftien monniken, te Gend vier Frans-ciskaner en één Augustiner monnik aan sodomie schuldig bevonden. Ziedaar, uwe Hoogheid, slechts enkele bewijzen uit de duizenden, welke ik nog zou kunnen bijbrengen (1). Ik ben overtuigd, dat gij zelf dit getal met eene reeks van u bekende voorbeelden van geestelijke zedeloosheid vermeerderen kunt.

De Prins. Maar ik zou kunnen tegenwerpendat er ook onder de Protestantsche geestelijken zedelooze men-schen gevonden worden.

De Gouverneur. Ik bad deze bedenking wel verwacht en ik ben blijde, dat gij dezelve geopperd hebt. Zij zijn er, ja, en jammer genoeg, doch in welken stand der maatschappij worden dezulken niet gevonden? Zij zijn er, ja, in paleizen zoo wel als in hutten, onder bet kleed der overheid zoowel als onder dat van den bedelaar. Doch zulk een bedorven geest beerscht niet

1

Men leze ammann. Opent de oogen gij Hoosierverdedigers, en niet minder van denzelfden schrijver, de Minnarijen van Pater marell.

-ocr page 26-

europeesci1kn pr.ins.

algemeen onder onze Prolestantsche leeraren, lerwijl ilat wel het geval is onder de Roomsehe geestelijken. De ongehuwde slaat van deze verleidt hen meer regtstreeks tot zedeloosheid, waarvoor genen door hun huwelijk en hunne maatschappelijke betrekking meer gevrijwaard worden. En dan de godsdienst! de godsdienst der Roomschen slaat moordenaren tot heiligen en zegt den hemel toe, zelfs aan uitvaagsel der menschheid indien zij het maar zijn ol\' worden tot eer der kerk! en de godsdienst der Protestanten, uwe Hoogheid kent haren reinen en heiligenden geest; zij eischt reine harten en deze, deze alleen zullen God zien.

De Prins. Gij hadt dunkt mij, ook wel eenigePausen daarbij kunnen voegen, wanneer er sprake is van zedc-looze geestelijken; onder anderen joiiannes XX111, die cene openbare godsloochenaar was.

De Gouverneur, liet is waar, die plaatsvervangers der Godheid, die stedehouders van Christus, die onfeilbare hoofden der alleen zaligmakende kerk had ik aan het hoofd dier monsters moeten plaatsen, die den troon des satans ondersteunen, en het rijk van Christus verwoesten. Eere, wien eere toekomt. En dan had ik niet alleen sommige, maar met uitzondering van weinigen, alle Pausen kunnen noemen; wier geschiedenis eene cronique scandaleuse is. Johannes XXIII was niet alleen een godsloochenaar, maar werd ook in 1415 door de vergadering van Constans afgezet als schuldig aan bloedschande, sodomie en andere misdrijven. Sixths IV schaamde zich niet de eerste te zijn der Pausen, die tegen eene geringe belasting openbare hoerehuizen in Rome

-ocr page 27-

24 DE GOUVERKEUR VAN EENEN

toestonden. Innocentius VII had zestien kinderen te verzorgen. De geschiedenis van Alexander quot;VI is algemeen bekend. Zoo zoude ik kunnen voortgaan van ziNUS af tot gregorius XVI eene reeks van helden opte-noemen, die allen goed en hloed hebben veil gehad voor het rijk der ondeugd en des satans, terwijl men met eene DioGENES-lantaarn de zulken, die voor God geleefd hebben, zou moeten zoeken. Doch om de rij van petrus opvolgers hier waardiglijk te sluiten, zij u herinnerd, dat eene ontuchtige vrouw Pausin joiianna, twee jaren lang op den Petrus stoel gezeten en den geloovigen den weg zekerlijk wel naar den hemel gewezen heeft. De verdere schandelijkheden van dezen gewaanden Paus verzwijg ik Ihans, doch de waarheid er van is voldingend bewezen door den hoogleeraar kist te Lcijdcn, wien de Roomsche hoogleeraar wensing mijn inziens niet heelt wederlegd in zijne nalezing en toetsing. (1)

De Prins. Het is voor mij nog altijd eene onbegrijpelijke zaak, dat millioenen van menschen aan de on-leilbaarheid dier zedelooze wezens gelooven kunnen, schoon ik het er voor boude, dat het in dit opzigt beter is gesteld in onze dagen.

De Gouverneur. Maar dan zou ik moeten vragen, van waar zon die verbetering komen? De seminarien, de geloofsregelen, het doel der Pausen, de middelen der ultramontanen, alles, alles is nog hetzelfde. En al wilde ik gaarne gelooven, dat de leer en de geest der Protestanien de grove uitspattingen der Roomsche gees-

1

Men leze hierover catholiek memorieboek, I, d. bl, 459,

-ocr page 28-

EUROPE ESC HE pi PlilNS.

lclijklicid breidelt, dal nogtans liet verderf nog zeer diep in die kaste gekankerd is, zoo dat duizenden zicli schamen en ergeren, tot eene kerk te behooren, wier geestelijkheid een toonbeeld is van openbare ondeugd en verachting tevens, dat blijkt mij nu nog allerduidelijkst uit de scheiding der katholieken van de Roomsche kerk. Gaarne wil ik wijders toegeven, dat de doorge-drongene verlichting welke de goote man van Rome met al de banbliksems van het vatikaan niet stuiten kan, eene uiterlijke ingetogenheid, eene gehuichelde vroomheid, eene verfijnde godsdienstigheid heeft uitgelokt onder de geestelijkheid; maar eigenlijk gezegde verbetering van het hoofd tot de voeten, uitwendig en inwendig, ach ik vraag het nog eens, van waar zou zij komen\'? Is er ééne poging daartoe van den Paus of van zijne geestelijkheid uitgegaan? Is er ééne inrigting, daartoe strekkende, verordend? Is de vijandschap tegen de verlichling opgeheven? Het tegendeel is waar! Het tegendeel blijkt uit de duivelsche middelen, waarvan die geestelijken zich nog bedienen, om proselijten te maken, om de overmagt in den staat te erlangen, om het rijk van den Paus te onderschragen; het blijkt uit de godslasterende taal, welke het tegenwoordige hoofd der kerk gebezigd heeft tegen den bijbel en de bijbelverspreiding; het blijkt uil den handel en wandel der hedendaagsche geestelijken in Ilaüë, Spanje, Napels, Ierland, Frankrijk, hvilserland Duilschland; hel blijkt uit de schoolboeken der Room-schen, uit den katechismus, uit de vragen bij de biecht; het blijkt uit alles, wat men ziet en hoort, dat de pest der zedeloosheid in de Maatschappij schrikbarende vor-

-ocr page 29-

de gouverneur van eenen

deringen maakt, naarmate het getal der Roomsche geestelijken en de invloed van den Paus in den slaat vermeerder!. Wat de ziener tot zijne broederen zeide aangaande de Jezuiten, dat is op alle Roomsche geestelijken toepasselijk, »dezen zijn slecht, wijl hunne be-»ginselen slecht zijn; of zult gij hoonig zoeken bij de smug, of koren bij de brandnetels\'? Ik zeg u, dat gij «eer spraak en medelijden vinden zult bij de dieren der «wildernis; dat eer de wolf zijne tanden zal uitbreken, som de lammeren niet te schaden, eer deze menschen ))goed zijn! of kan God zondigen? even min kan de «satan goed zijn.quot; (1)

De Prins. Maar zoude waarlijk de Roomsche godsdienst zelve de aanleidende oorzaak zijn tot zedeloosheid\'?

26

De Gouverneur. Er is geen twijfel aan. Eenmensch, een geheel kerkgenootschap kan voor een tijd een dwaalbegrip aankleven en zelfs een voor de zeden schadelijk stelsel aanhangen, en toch kan die niensch of dat kerkgenootschap, in het stellig begrip verkeeren, dat het de waarheid aan zijne zijde heeft. Rij het inzien der dwaling zal het echter dezelve laten varen en alzoo der waarheid nadertreden. Maar welk eene schandelijke uitzondering maakt hier het Roomsche kerkgenootschap; eene uitzondering, welke uwe aandacht wel waardig is. Ik wil zwijgen van de redenen, welke de opzieners der Christenkerk bewogen, om uit het Heidendom vele gewoonten en instellingen over te nemen; maar dat men

1

quot;Woorden des zieners tot zijne broeders, bl. 45, bij van der post te Utrecht.

-ocr page 30-

EUr.Ol\'EESGllEN PlilNS.

in lateren lijd, bij het inzien dier gebreken en bij do ervaring van derzelver schadelijke werking nogtans dezelve vasthield; dat men die leemten en gevaarlijke stellingen door koningen en kerkvergaderingen liet bekrachtigen en als vereeuwigen; dat men dezelve dagelijks en eindeloos vermeerderde; en dat men eenen iegelijk, die op goede gronden en in gevolge zijne overtuiging de onwaarheden der Roomsche kerk niet kon aannemen, te vuur en te zwaard vervolgde; zie, jonge vorst, dan mag men dit toch wel houden voor oen overtuigend bewijs, dat de Roomsche godsdienst eene gezworene vijandin is van alles, wat waar, goed en edel is. En vroeg ik hierbij, dat men millioenen menschen tot liet peil der dierlijke onkunde veroordeelt; hun den bijbel, het grootste geschenk der Godheid, onthoudt; ben lot het geloof van de leugenachtige overlevering dwingt; hen met de almagt des heerschzuchtigen priesters misleidt; hen op verbeurte der zaligheid eene blinde gehoorzaamheid aan de geestelijken afperst, en dit eeniglijk met het doel, om de oogen der leeken blind te houden voor de met hand en land vaslgehoudene gebreken en zedelooze leerlingen der kerk; dan vraag ik, of de Roomsche godsdienst niet verdacht is als eene uitvinding, lot verspreiding van zedeloosheid? of liever, of zij niet regtstreeks die aanleidende oorzaak is van den zede-loozen geest onder de Roomschen, die op hunne beurt de maatschappij verpesten, in welken zij leven!

Jeugdige vorst, de Voorzienigheid schijnt u bestemd te hebben, om eenmaal den koninklijken scepter te zwaaijen over een groot volk, dat nu reeds zijne hope

-27

-ocr page 31-

DE GOUVERNEUR VAN EENEN

28

en verwachting op u gevestigd houdt; maar wilt gij die redelijke verwachting niet besehamen; wilt gij uwe moeijelijke laak niet duizendvoud verzwaren; cn wilt gij in weerwil van de inspanning uwer krachten uwe edele pogingen niet zien zwichten voor het alvermogend geweld der reeds heerschende zedeloosheid; houd dan in gedachtenis, wat ik u zoo even heb gezegd ten aanzien van den zedelijken invloed der Roomschc godsdienst. Laat u nooit misleiden door de schoonklinkende woorden van godsdienst, vrijheid en gelijke regten. In eene christelijke maatschappij, behoort die vrijheid cn die gelijkheid van regten niet aan eene instelling, welke de ondeugd in bescherming neemt cn de zedeloosheid voortplant, al draagt ook die instelling den naam van godsdienst. Elke godsdienst blijlt wel is waar onder het toezigt van den slaat, op dat zij niets leere en invoere, strijdig met de rust der maatschappij en met de regten der overige onderdanen, maar welk toezigt is in slaat, den hcilloozen geest le sluiten of te.breidelen, waarmede de Roomsche inslelling hare aanhangers bezielt? Hoe lang beeft men in de grondwetten reeds gelezen van het toezigt van den staat over de godsdienst, cn nogtans hoe vele beroeringen en omwentelingen en burgcroorloogen beeft de Roomsche godsdienst sedert al op nieuw verwekt, enkel dooi\' hare belijders en geestelijken met haren oproerigen cn zedeloozen geest te bezielen? Niet al wilde ik de vrijheid van godsdienst uit de grondwet geweerd hebben, maar ik beweer slechts, dat eene godsdienst, welke men aldus gelieft te noemen, en welke gevaarlijk is voor den staat en de menschen

-ocr page 32-

europeesciien prins.

van hunne eeuwige bestemming aftrekt, geene godsdienst is, en dus ook op vrijheid geene danspraak maken mag. Waarlijk, Prins, men laat de grondwet te veel zeggen, wanneer men gelijke voorregton, op welke de godsdienst billijk aanspraak maakt, ook verleent aan eene met den naam van godsdienst bestempelde staatkunde, welke den koningsmoord tot eer der kerk en op bevel van eenen buitenlandschen regent gedoogt; welke slechts in geval van nood andere kerkgenootschappen nevens zich duldt; welke zelfs de vernietiging der Protestanten zich ten doel stelt! Veelligt zult gij mij later de gelegenheid geven, om hierop nader terug te komen. Alleen dit zij nog gezegd, dat de godsdienst der Protestanten, waarvan ook gij belijdenis doet, uwe onafgebrokene bescherming verdient! Laat haar vrij en onbelemmerd werken en boud slechts het toezigt, op dat de menschen daarvan geen misbruik maken. De godsdienst zelve zal niet schaden; zij bevat alles, wat menschen en huisgezinnen, volken en maatschappijen gelukkig maakt. Vreest God, eert den koning, hebt alle menschen lief als u zeiven, ziedaar hare grondwet en haar beginsel tevens; wie kan hechtere grondslagen leggen voor het individueel en maatschappelijk geluk? Doch wat hier gezegd is, pas niet op de Roomsche godsdienst. Laat haar vrij en onbelemmerd werken, met hare onafzienbare rij van priesters, kloosters, seminarien en verdere toestellen, spoedig, spoedig is de mensch een slaaf, de priester een God, de maatschappij uitgemergeld, de paus op den troon, de koning figurant.

De Prins. Ik irevoel al het cewiat en de waarheid

29

-ocr page 33-

DE GOUVERNEUR VAN EENEN

30

uwer redenering en nogtans ben ik niet in staal, dit alles mij duidelijk voorlestellen. Gij zult mij dit later wel willen verklaren.

De Prins ging nadenkend heen.

In een klein maar aanzienlijk gezelschap ten huize van den Heer W. president der regtbank, viel het gesprek als van zelf op de vier misdadigers, die den vorigen dag hunne straf op het schavot hadden ondergaan. Een derzelver, die wegens moord ter dood wras verwezen, na reeds vroeger in de handen der justitie te zijn geweest, stierf gelijk hij geleefd had, ligtzinnig, roekeloos, verstokt van hart, zonder te bedenken, dat hij spoedig voor de vierschaar van den oppersten Regter zou teregt staan. Het medelijden, hetwelk in zoodanige oogenblikken als van zelf den aanschouwer wordt afgeperst, verkeerde in verontwaardiging en verachting. De drie overigen, hoewel ook zij hunne handen met onschuldig bloed bezoedeld hadden, oogstten door hun boetvaardig gedrag het meêdoogen van allen in, die gewoon waren ook in den misdadiger den gevallen mensch te betreuren. Dit was bijzonder het geval omtrent eenen der laatst genoemde misdadigers, een\' jongeling van vijf en twintig jaren, arm, diep onkundig, overigens sterk en ondernemend, quot;ij had een schoon, twintig jarig meisje opgeligt, wil-lendende haar naar het vrouwenidooster te N. voeren, doch om haar luid en hardnekkig verzet had hij haar eenen noodlottigen slag toegebragt, onder welken zij op staanden voet bezweken was. Aangaande nu het gerucht,

-ocr page 34-

EUROPEESCHEN PRINS.

31

het welk betreffende de aanleiding zijner misdaad was uitgelekt, verhaalde de president, dat deze jongeling in een herhaald verhoor en onder luid snikken en weenen beleden had, dat hij door geld en de belofte van absolutie en zaligheid was omgekocht, omgekocht door den pastoor van G., die bekommerd voor de ziel van het meisje, vruchteloos tot hiertoe zijne pogingen bij haar had aangewend om haar tot het heilig kloosterleven te bewegen. Deze belijdenis werd later genoegzaam als zeker bevestigd, toen men vernam, dat de pastoor van G. verdwenen was, zonder dat men wist waarheen, nadat het gerucht van den gepleegden moord zich had verspreid; dat hij meermalen tijdig en ontijdig bezoeken had afgelegd bij de bloedverwanten van het meisje, bij wie zij als eene wees inwoonde, en niet zelden zeer lang bij haar toefde, wanneer de huisgenooten des avonds afwezig waren; dat ook aan de dienstmaagd van deze lieden in het geheim aanbevolen was, den pastoor te verwittigen, waar en wanneer het meisje uitging. Deze bezoeken, welke in de laatste tijden steeds menigvul-diger werden, waren eindelijk den bloedverwanten eenig-zins verdacht voorgekomen, waarom zij besloten, het meisje niet meer in het bijzi jn des pastoors toe te laten. Van toen af dagteekende zich het plan des pastoors, om het meisje door den hand van den ongelukkigen jongeling, wiens armoede, onkunde en zwak karakter hem bekend was, naar het klooster te N. te voeren, waar hij onverhinderd op hare behoudenis zou kunnen werken, met andere woorden, waar hij onverlet zijne minnarijen met hel meisje zou kunnen voortzetten. Bij

-ocr page 35-

DE GOUVERNEUR VAN EENEN

dit verhaal voegde de president nog deze onbekende bijzonderheid, dat de vier misdadigers de Roomsche godsdienst beleden en dat verre weg de meesten dergenen, die immer het schavot betraden, die belijdenis waren toegedaan, hoewel de Roomschen in dit rijk zeer ver de minderheid hadden. En over dit onderwerp steeds \'uitweidende verzekerde hij, dat hij op zijne veelvuldige reizen, die rooversnesten, die benden van bandieten, die sluipmoordenaars, die snoode verraders, die gewe-tenlooze God- en menschenhaters, die schaamtelooze verkrachters der onschuld, die geestelijke tijrannen, als die bij in Spanje, Napels en Italië bad aangetroffen, nergens in eenen der overige of Protestantsche staten had ontmoet, zoo dat hij bij eigen ervaring het getuigenis kon bevestigen, dat de Roomsche godsdienst, in plaats van het zedelijk kwaad te stuiten, veeleer voedsel gaf aan de zedeloosheid. En het bevreemdt mij daarom ook zeer, dus eindigde hij, nog onlangs in de Hano-versche Zeitung gelezen te hebben, dat er weder, gelijk altijd, vermetele moordaanslagen op pauselijke beambten dooi- vergift en dolk worden uitgeoefend, welker openbaring op het zorgvuldigst wordt onderdrukt, en ik houde het cr voor, dat het alleen in een Iloomschland mogelijk is, waar men schrijven kan: in eene der Spaansche Provinciën is een hoosdoener jeval, diei\\l moorden heeft jepleegd.

liet behoeft naauwelijks gezegd te worden, dat deze weinig bekende mededeelingen omtrent den bewusten misdadiger en pastoor van G. mijns inziens wel waardig waren, om ze ter kennis te brengen van den Prins.

-ocr page 36-

europeesciien prins

Dit nu zijn daadzaken, vervolgde ik, na de gebeurtenis te hebben verhaald, — daadzaken, welke in hon-derde voorvallen der geschiedenis haar wederga vinden, en in de gebeurtenissen van den dag, wie weet hoe vele malen, herhaald worden. Uwe Hoogheid ziet het, hoe huisgezinnen, die anders onder handen-arbeid hun brood in vrede zouden eten, het brood der luiheid verkiezende, tot diefstal en roof en erger misdaden overgaan, om in hun levensonderhoud te voorzien; hoe zij dan der maatschappij , tot medewerking van wier welvaart ook zij verpligt zijn, tot schade en schande strekken en haar verontrusten; en hoe menig burger, die hoewel onder het voortsleuren van hot juk der armoede, nogtans een dragelijk leven leiden zoude, naar het schavot gesleept wordt, waarvan alleen de schuld aan de godsdienst der Roomschen moet geweten worden. Blindelings den priester te gehoorzamen, al is het, dat hij het betreden van de paden des doods beveelt, te gelooven aan de absolutie van den geestelijke, al is het, dat hij dezelve toezegt op een\' te ploegen moord; dat is Roomsche godsdienst.

Is dat godsdienst? riep de Prins onwillekeurig uit.

De Gouverneur. En wanneer men volgens dezelve de zaligheid koopen, en de zonden aflwopen kan, dan zal u dit een nieuw denkbeeld geven, hoezeer zij de hartaderen van het maatschappelijk leven aantast. Volgens hel tarief van leg X konden bloedschenders, brandstichters, rnoineedigon, moordenaars, tegen een geringe som gelds gereede absolutie erlangen. Is hel wonder, dat Roomschen, door die absolutie verleid, aan hunne

3

33

-ocr page 37-

de gouverneur van eenen

hartstogten toomeloos bot vieren en zich tot alle misdaden leenen? Is het wonder, dat de geschiedenis zoo vele bewijzen oplevert van koningsmoordenaren onder de Roomschen?

Ik ben niet in staat, aan de Roomsche instelling voortaan den naam van godsdienst te geven, sprak de Prins verontwaardigd.

De Gouverneur. Waarlijk, gelijk ik vroeger gezegd heb, zij verdient ook dien naam niet. Zij Ie«rt de ge-loovigen zich le vreden te stellen met uiterlijke iiuje-tojenheid, en des te minder zich te bekommeren over de verbetering en reiniging des harten en zij plant ook daardoor den geest der zedeloosheid voort. liet is immers uit het hart, dat alle booze gedachten, doodslag en hoererij voortkomen; dit nu verwaarloosd wordende^ staat de mensch elke uur bloot, om zich aan Goddelijke en menschelijke regten te vergrijpen. Wat onder de Protestanten als een schandelijk misbruik gegisp en als een uitvloeisel van den nietigen beuselgeest veroordeeld wordt, dat wordt bij de Roomschen als iels onmisbaars tot zaligheid beschouwd en geleerd. Wie toch de mis niet viert, hoewel men dezelve niet verstaat; wie niet eenmaal \'sjaars ter biechte gaat; wie het laatste oliesel niet ontvangt, neen, hij wordt niet behouden; maar voor hem, die tot eer der kerk Gods heilige geboden met voeten treedt, die zijnen naasten in \'t verderf stort op bevel des boosaardigen Priesters; die den Zoon Gods verloochent, om maria afgodisch te vereeren, ja, voor hem zijn de hemelen geopend. Wee hem, die een oogen-blik durft twijfelen aan de onfeilbare uitspraken van liet

34

-ocr page 38-

kuropeesciien prins.

heidensch Rome; aan de magt des Priesters, aan de noodzakelijkheid van het vasten; maar diezelfde kerk, welke hierover liet wee uitspreekt, gaat met ligtzinnige slapheid te werk met degenen, die aan dronkenschap, aan wellust, aan schandelijk vloeken en zedelijk kwaad zich schuldig maken. Als een ketter wordt hij uitgekreten, aan den satan wordt hij overgegeven, al wie door het lezen der II. schrift zich opgewekt gevoelt. God, zijnen schepper en weldoener naar het Evangelie te dienen; maar balthazar gerards, als hij den Prins van Oranje vermoordt, ontvangt de belofte van onder de heilige martelaren geplaatst te worden. Wilt gij nog een bewijs van den bespottelijken beuzelgeest der Room-schen, weet dan, dat Paus zacharias aan een zendelinquot;-

o

35

schreef: «de christen moet zich onthouden van het «vleesch van meerkollen, van raven, van ooijevaars,quot; en in eenen anderen brief schreef hij, »gij vraagt mij, shoe men met spek moet handelen, eer men eet? de »kerkvaders hebben daaromtrent niets bevolen; maar ik ))zou u raden het gekookt of gebraden te eten; doch »wil men het raauw nuttigen het zal goed zijn te wach-»len lot na het feest van pascha.quot; (*) Zoo herinner ik mij een voorval uit de Belgische revolutie, mij door de huisgenooten zelve verhaald. Op een dorp aan de grenzen te H. kwamen op zekeren donderdag-nacht in December drie belgen de rust verstoren van den lieer van 11. Door list binnen gekomen, eischten zij geld; dit hun geweigerd zijnde, sloegen zij zeiven de handen aan

l*) Abt MILI.OT, Alt). Gesch. d. 5. bl. 110.

3*

-ocr page 39-

de gouverneur van eenen

het werk en toen zij niet genoeg naar hunnen zin vonden, eischten zij meer met het pistool op de borst der bevende huisgenooten. Het werd hun gegeven. Ten overvloede vraagden zij eenige spijzen. Brood, kaas, vleesch, bier, wijn werd hun voorgezet. Doch een hunner zag, eer hij nuttigde op zijn horologie, enzeide, het is reeds vrijdag, en dus vastendag, neemt weg het vleesch. Zie, welke eene openbare verguizing van alle men-schelijke regten onder schijnbare ingetogenheid; schandelijke afzetterij, diefstal, bedreiging tot moord durft men zich gewetenloos veroorloven; maar eene nietige onbeduidende vasten te schenden, daarvoor deinst men terug. Dat nu is de geest, dc geest der bandeloosheid en der zedeloosheid, welken de Roomsche godsdienst hare belijders inboezemt. Verbeeld u eene maatschappij, uit zulke menschen bestaande, die bij de verachting van een zedelijk leven, alleen waarde hechten aan ziel-looze uiterlijkheden en gij zult u eene maatschappij voor den geest roepen, welke zich zelve ontbindt, en waarover alleen een Paus of dc satan den scepter kan voeren. Die uiterlijke naauwgezetheid nu, gepaard met verachting van alles, wat heilig is, is geen privaat idee, of slechts de vrucht van kleingeestige opvoeding; het is, wat meer zegt, de leer der Pioomsche godsdienst, want het concilium van Trente zegt in deszelfs i4e zitting: «wie dit »loochent en zegt, dat een verbeterd leven dc beste «boete is, die is vervloekt.quot;

De Prins. Ik begrijp het nu volkomen, dat de zedeloosheid, welke men alom ziet, grootendeels de vrucht is der Roomsche godsdienst.

30

-ocr page 40-

europeesciien prins.

37

De Gouverneur. En daardoor is zij gevaarlijk voor den slaat! Deze soort van zedelijke pest dringt door alles heen, grijpt alles aan, ontzenuwt en verlamt allen! De kinderen op Roomsche kostscholen komen als zedelijk bedorven bij hunne ouders terug, en mannen en moeders geworden zijnde, zullen zij hunnen geest ook weder in hunne kinderen als overstorten, want gij moet weten, dat die kostscholen veelal staan onder het opzigi van vermomde Jezuiten, en waar, waar is de lucht, welke men inademt, rein en zuiver, waar dit volk woont en toeft? Door den omgang met Roomschen worden de overige burgers van den slaat bedorven, dienstboden, die met Roomschen in éénen dienst zijn, worden besmet; onder de laatsten zijn vele lage omgekochte verspieders; Roomsche geneesheeren, die tevens blinde knechten zijn van priesters, kunnen in den geest van deze, heillooze jammeren stichten, zonder hun geweten bezwaard te achten. In één woord, katholieke en pro-testantsche huisgezinnen, uit welke toch de maatschappij bestaat, worden aan jammeren prijs gegeven, welke zij niet kennen zouden, indien de geest veredeld werd door de godsdienst. Men weet ook, welken invloed het voorbeeld van meerderen op den wandel der minderen uit-oelent! En verbeeld u dan in den staatsdienaar, in den krijgsman, in den regter, in een geestelijke denmensch, zoo als die door de Roomsche godsdienst gevormd wordt, hoe zullen dan de minderen zijn? 0! welk een hard lot, over een zedeloos volk den scepter te zwaaijen, waarlijk het lot van den geringen daglooner acht ik benijdenswaardiger.

-ocr page 41-

ü8 de gouverneur van eenen

Ik walg van die Roomsche instelling, zeide de Prins het hoofd schuddende.

De Gouverneur. Wie zou er niet van walgen, edele Prins; en wilt gij weten, wat mij in het bijzonder in in die godsdienst walgt, en mij tevens met verachting aan dezelve doet denken, het is de poging der ultra-montanen, om meer dan in vroegere dagen de Maria-dienst intevoeren, de dienst van God uit de godsdienst te bannen en zoo doende langs den kortsten en zekersten weg de zedeloosheid voortteplanten. Zoo las ik nog onlangs in eene brochure een voorbeeld van schandelijke vergoding van maria, hetwelk in een Belgisch schoolboek gevonden wordt. Een jongeling, van jongs af een deugniet, werd na zijns vaders dood naar een vorstelijk hof gezonden; doch eer hij derwaarts vertrok, werd hij door zijne moeder dringend aangemaand, om toch eiken dag en vooral in dagen van nood te bidden: Gezegende Maagd sta mij hij in de uren des doods. Dit beloofde de jongeling. Weldra verviel hij ook aan het hof des konings van kwaad tot erger; evenwel vergat hij de bede aan maria niet. Eindelijk kwam hij wegens openbare misdrijven in handen der justitie. Veroordeeld en in den kerker geworpen verscheen hem de duivel en deze beloofde hem van den dood te zullen verlossen, indien hij alles deed, wat de satan hem gebood. Natuurlijk ging de jongeling gewillig daartoe over. Op bevel des duivels nu verloochende hij eerst Christus, den Zoon Gods, daarna de sacramenten. Doch toen hij ook de Maagd maria moest afzweren, weigerde hij dit standvastig en begon te ernstiger te bidden: Gezegende Maagd,

-ocr page 42-

eur0peesc1ien prins.

39

sla mij bij in de ure des doods. Eindelijk brak de dag aan, waarop hij sterven zoude. Geleid naar de slral-plaats, kwam hij een maru-beeld voorbij. Nu herhaalde hij luid en pleglig zijne bede tot maria; en zie, het beeld, het stomme beeld boog het hoofd voorover. De veroordeelde smeekte zijne geleiders, het beeld van maria te mogen naderen om deszelfs voeten te kussen. liet was alleen op de voorspraak en het aanhouden des volks, dat hem deze gunst en bede werd toegestaan. En toen hij zich voorover boog, om do voeten van maria te omhelzen, reikte hem het beeld, het stomme beeld do handen toe, en hield hem zoodanig vast, dat zijne geleiders hem niet weder konden losmaken. Mirakel, mirakel, schreeuwde hot volk, en de nog steeds wachtende regters het mirakel vernemende, spraken den booswicht vrij. (1) Ik bid u, Prins, let eens op den geest en de strekking van dit sprookje, den Roomschen Priester der 49° eeuw volkomen waardig. De jongeling aarzelde geen oogenblik, ciiristus den Heiland der wereld te verloochenen, maar maria aftezweren weigerde hij standvastig Christus aan te roepen in de ure des doods, dat werd hem door zijne moeder niet geleerd en hij zelve dacht daaraan niet, maar maria\'s gunst en voorspraak al\'le-smeken, dat konde hij niet vergelen. De verloochening van Christus vermogt hij straffeloos te plegen en maria, de moeder dos Heeren, doet den jongeling niet alleen deswegens geen enkel verwijt, maar treedt hier ook

1

Vrijheid van onderwijs in B el ff ie, eene waarsehuwing voor de Nederlanders.

-ocr page 43-

dk gouverneur van eenen

40

openlijk op als eenc beschermster van den Roomschen roover en moordenaar. Wat de Roomsche vermeent, dat Christus niet vermogt, dat kon wel een beeld van Maria, bet kon den ter dood veroordeelde toeknikken, vastbonden, van den dood bevrijden. Is dit niet eenc vervloekte afgoderij? Eene opzettelijke verguizing van den Christus? Verraadt dit niet kennelijk bet goddlooze doel der Roomscben, om Gods opperbeerscbappij en Christus verlossingswerk in de schaduw te zeilen, ten einde maria op den troon te plaatsen, en baar de eerste plaats in bet hart der geloovigen te doen innemen, boe-wel men ook haar, zonder bet te willen en te welen, allerdiepst vernedert, door haar le doen optreden als eene beschermster der ondeugd, als redster van eenen verstokten jongeling, die baren zoon heelt at gezworen. Deze met kracht ingevoerde maria-dienst is vcelligt bepaald en beraamd in een collegie van bisschoppen te Rome, wie weet bet! Maar zeker is hel, dal men bet rijk van den satan niet beter ondersteunen en de losbandigheid niet zekerder verspreiden kan, dan door God uit bet hart, Christus uit de godsdienst le bannen en maria als beschermheilige over Roomsche booswichten aanteprijzen! En, dat alles leest men in schoolboeken! dat wordt de jeugd ingeprent! 0! welk eene eeuw! welk eene verantwoordelijkheid laden zij op zich, die daar slaan aan bet hoofd der Gouvernementen en nog-tans die Roomsche godsdienst begunstigen en vrijheid cn voorreglen schenken, alleen onder schijn van de grondwet te eerbiedigen, als of hel minder pligt ware, te zorgen, dat door geene instelling, boe ook genaamd,

-ocr page 44-

euiic 1\'eesciien prins.

het onlzag- voor God uil dc harten der onderdanen werde uitgeschud! Gelooft het vrij, Prins, dat uw troon steeds waggelen, en de rust der maatschappij geen oogenblik gewaarborgd zijn zal, indien de Roomsche godsdienst de overhand erlangt in het lijk, hetwelk gij aanvaarden zult! De grondwet van den staat zij u heilig, maar wanneer zij u en uwe staatsdienaren schijnt te verpligten, om onder schijn van godsdienstvrijheid, dc ondeugd en de zedeloosheid oogluikend toe te laten, dan moet zij veranderd worden want de grondwet is om het volk, cn niet het volk om der grondwets wil.

De Piuns. Ik dank u voor dezen wenk; ik hoop denzelven ter harte te nemen.

De Gouverneur. Verneem dan ook het volgende, dat u niet minder verbazen zal. Een Italiaansche schilder, niet zonder naam en talent, had zich een klein landgoed len eigendom aangekocht, waar hij soms alleen, soms met eene talrijke vriendenschaar zich ophield, brassende en lustig levende. Hoewel hij in de stad, alwaar hij eigenlijk woonde, eene schoone vrouw had, hield hij nogtans op zijn buitengoed eene bijzit er op na onder den naam van huishoudster. Deze man, hoe hij anders ook gezind was en leelde, was eene afgodische vereerder van Maria. Hare beeldtenis prijkte in dc stad niet alleen, maar ook op zijn landgoed; nimmer begaf hij zich ter rust, zonder zijne knieën voor de heilige maagd gebogen te hebben; en het was vooral voor en na zijne buitensporigheden, dat hij voor haar nederknielde en haar aanbad. Op zekeren tijd, nadat hij zich weder met zijne vrienden op zijn landgoed aan allerlei brood-

-ocr page 45-

DE GOUVERNEUR VAN EENEN

dronkenheid had overgegeven, kwam hij tegen den avond le huis, en vond zijne vrouw in de armen van eenen hcillrjen monnik. Eerbied voor het geestelijk gewaad sloot hem ditmaal den mond, maar .onheilspellend, wraakdreigende was de blik, dien hij op zijne vrouw wierp. Spoedig hierop verspreidde zich het gerucht, dat de vrouw overleden was; men mompelde, men vermoedde, dat........doch na de plechtige begrafenis,

waarbij de schilder zich als wanhopend aanstelde, vergat men alles; en men begon hem zelfs te beklagen wegens het verlies zijner vrouw, toen men zijne rouw vernam en hoorde, dat hij meer nog dan te voren de Heilige Maagd vereerde, en hare voorspraak ten gunste der overledene inriep. De huishoudster intusschen, die van het landgoed naar de stad was overgeplaatst en die onder een schoon gelaat eene zwarte ziel verbergde, meenende dat de schilder thans eene andere bijzit op het landgoed had, omdat hij langer dan hij zulks pleegde te doen, zich aldaar ophield, begon hem dit te verwijten, en toen zij hierop in plaats van oplossing en ontknooping een hard antwoord ontving, was haar plan beraamd. Met den monnik, van wien ik boven sprak, en die reeds lang eene gelegenheid had gezocht, om den schilder te wreken, omdat deze aan hem zijne bijzit had ontnomen op zulk eene raadselachtige wijze, met dien monnik zeg ik, trad de huishoudster in geheime onderhandeling, en eene artsenij legen des schilders leven werd toebereid. Daar deze geene kinderen bad bij zijne overledene vrouw en evenmin bloedverwanten, die men kende, moest dit wraakzuchtig middel tevens dienen als eene poging, om

42

-ocr page 46-

euuopiüesciien prins.

zijne bezitlingen in de handen der huishoudster le spelen. Op zekeren morgen nu vond men den schilder dood liggen voor het maria-heeld op zijn landgoed! Zoo had hij dan ook in zijne laatste ure de Heilige Maagd aangeroepen. Maar ik heb van dezen vromen Mariavereerder en Godverzaker niet alles gezegd; Bij eene strenge huiszoeking en bij een naauwkeurig ondervragen van eene oude vrouw, aan wie de verzorging der huishouding was aanbevolen, lekte het uit, dat er een verborgen hol onder het huis aanwezig was, waar eene ongelukkige vrouw gekluisterd werd gehouden. Zij bleek de vrouw des schilders te zijn, doorhem hier opgesloten, ombaar te martelen. Hare begrafenis was dus enkel bedrog-geweest, zijne wanhoop slechts huichelarij. Wel vertoonden de blaauwe plekken en andere omstandigheden de overtuigende bewijzen van vergiftiging, doch of hij door eigen hand of door anderen daarmede van het leven was beroofd, bleef steeds een geheim. De vrouw inmiddels herstelde, geraakte in het bezit van des schilders nalatenschap, en de eeuwigheid verbeidde twee schuldige zielen, die voor hunnen verraderlijken moord voor als nog den regterlijken arm hier beneden hadden ontdoken. Ziedaar Prins, een nieuw voorbeeld, hoe de mensch die de vreeze Gods heeft afgelegd, en alleen voor maria allen eerbied gevoelt, in slaat is tot het plegen van allerlei gruwelen! En gij zult het dus met mij daarvoor houden, dat men de Maria-dienst kan beschouwen als een middel, waardoor de Roomsche godsdienst de zedeloosheid meer en meer voortplant.

De Prins. Als ik alles nadenk, wat gij mij gezegd

-ocr page 47-

de gouverneur van eenen

hebt, dan weet ik geene woorden te vinden, om mijne verwondering uittedrukken, dat de Katholieken, onder welke zoo vele brave en verlichte menschen zijn, niet eerder gedaan hebben, hetgene zij nu doen, zich namelijk van de Roomsche kerk te scheiden.

De Gouverneur. Het kan u een denkbeeld geven van de verbazende magt, welke Rome door bare geestelijke slaven uitoefent; om zoovele millioenen menschen dermate te verblinden, dat zij zells niet zien, dat zij aan den satan worden overgeleverd. In ronge is een tweede Luther opgestaan en duizenden zullen op nieuw aan God en aan hunne zedelijke bestemming worden teruggegeven. Hoewel intusschen veel, nogtans niet alles is u gezegd aangaande eene godsdienst, welke daar gebrandmerkt staat als de moeder der goddeloosheid. Ik heb u nog niets gezegd van der Jezuiten grondwet; hel doel wettigt de middelen; eene grondwet, welke duizende onnoozelen in de magt des verleiders voert; duizende onkundigen ten verderve sleept; duizende rijken tot den bedelstaf brengt; aan duizende ouders hunne dochters ontrooft; duizende gelukkige huisgezinnen aan tallooze jammeren prijs geeft; duizende beroeringen in de maatschappij verwekt; eene grondwet, waarvan de ziener de volgende verklaring geeft: «zij zeggen, dat «alle middelen goed en nuttig zijn, als het doel goed sis. Gij zult eeene maagd verleiden, als gij kunt winnen «haar en haar kind voor de kerk, want gij zult twee «zielen winnen!quot; Voorwaar zij spreken de waarheid, want zij winnen twee zielen voor de straffen des eewigen vuurs. »Gij moogt uwe ouders ongehoorzaam zijn, zoo

u

-ocr page 48-

EUROPEESCHEN PRINS.

45

))het doel goed is. Gij moogt alzoo moorden en over-»spel doen.quot; (1) Dit is de leer des satans. Ik heb u nog niets gezegd van hunne afschuwelijke stelsels en verordeningen, welke door duizenden worden in praktijk gebragt, als om iets te noemen: het verleenen van dispensatie van hetgene men elders als eene zedelijke verpligting beschouwd heeft; het doen van eenen eed, waarbij men aan iets anders denken mag, dan waarop de eed gevorderd wordt; het verlof om zich Protestantsch le huichelen, in de Protestantsche kerk te gaan, het avondmaal te vieren, hoewel men deze godsdienst airede afgezworen en die der Roomschen heeft aangenomen, den Paus boven Christus le.eeren; hem de magt toe-tekennen, om den Bijbel des verkiezende te veranderen ja te vernietigen; ééne heilige mis voor beter te houden, dan honderd Protestantsche predikatiën; de ouders te mogen vervloeken, indien zij ketters zijn, zich zeiven te moeten vervloeken, indien ooit de lippen den beker des avondmaals hebben aangeraakt; de evangelische leer te bestrijden, zoo lang er een droppel bloeds in hel ligchaam is, te strijden met list en belofte, met huichelarij en geweld, de ketters levenslang te haten, omdat zij eeuwig verdoemd zijn; enz. enz. Dit alles had ik u nog kunnen zeggen en met voorbeelden, die u de hairen ten berge doen rijzen, kunnen staven, ten bewijze, dat de Roomsche godsdienst de zedeloosheid voortplant en daardoor de maatschappij verpest. Doch ik heb u gevoel willen sparen.

1

Woorden des zieners, bl. 45

-ocr page 49-

de gouverneur van eenen

En toch hebt gij mij genoeg gezegd, mijnheer, om mij de Roomsche godsdienst te leeren kennen, sprak de Prins, terwijl zijn afkeer van dezelve hem duidelijk als uit de oogen blonk.

De Gouverneur. 0! rnogtet gij dan nu ook, en met u elk vorst, elk erfgenaam des troons, elk staatsdienaar, elk burger en huisvader, hij zij katholiek of protestant, gevoelen, hoe gevaarlijk eene godsdienst is, welke misdadigers aankweekt! Wie toch zijn zij, die de eigendommen der ingezetenen wederregtelijk aantasten? die derzelver veiligheid in gevaar brengen? die om eene hand vol gouds zich tol volvoering der grootste gruwelstukken leenen? die tot verwekking van oproer altijd gereed zijn? die de magt der overheid weerstreven, in spijt van haren sterken arm haar verachten? die het gezag van den staat verlammen, de wetten verkrachten, alle maatschappelijke orde omkeeren, altijd in troebel water visschen, altijd in wanorde hunne grootheid zoeken! die in tijden van schaarschheid de woningen plunderen, in dagen van ontevredenheid brandstichten, in een oogenblik van oploop en omwenteling de nuttigste fabrieken vernielen? die in het geheim der vorsten troonen ondermijnen? die in den oorlog, met den vijand van den staat zamenheulen, stad en land verraden? die, alsdan de hand leenen, om de rijken, de onschuldigen, de regeringsleden te vermoorden , en alzoo een vreesselijk bloedbad aanterigtcn? Op vele dezer vragen heeft de geschiedenis reeds geantwoord, de overige zal ik veel-ligt later beantwoorden. Doch wie zijn zij; die zulke tafereelen op het staatstooneel opvoeren, zijn het de-

46

-ocr page 50-

europee sc hen prins.

zulkcn, die wij gewoon zijn, booswichten, boeven, roovers, pesten der maatschappij te noemen\'? Neen, maar liet zijn dezulken, die door hunne godsdienstige opleiding zulke daden schaamteloos bedrijven, hoe gevaarlijk dan voor den staat is zulk eene godsdienst, welke zoodanige wezens aankweekt? Wel weet ik, dat er onder die fielten ook Protestanten zijn, maar hunne godsdienst vormt hen niet tot zulk een schandelijk bedrijf; het kan zijn een gevolg dier armoede, welke de Roomsche kerk met een bepaald oogmerk in den staat zoekt te scheppen! het kan ook zijn een gevolg van hunnen omgang-met de Roomschen! Gevoelt gij nu niet de noodzakelijkheid, om den verderfelijken invloed der Roomsche godsdienst te weren?

De Prins. Van de verpligting en den lust daartoe ben ik sedert kort reeds doordrongen geweest; doch wat te doen, om dat oogmerk te bereiken.

De Gouverneur. De luther der \'I9e eeuw zal u dit werk gemakkelijker maken. De katholieken zeiven willen dien verderfelijken invloed geweerd en met denzelvcn ook den heilloozen invloed der pausselijke hierarchic verbannen hebben. Aan deze edele, voor kerk en slaat alles goeds belovende, bewegingen den vrijen loop te laten; des noods dezelve te ondersteunen, zelfs in vereeniging met alle vorsten den invloed van den Paus uit de staten te bannen, dit is de pligt en het belang van alle gekroonde hoofden; dit is de bede van alle goede onderdanen, dit is het eenigste middel, om aan de staten eenen duurzamen vrede te waarborgen. Bedrieg ik mij niet, c\'an is het uitsluiten van allen pausselijken

47

-ocr page 51-

DE GOUVERNEUR VAN EENEN

48

invloed, het doel van den Russiscben keizer; een doel, dat navolging verdient, dat zijn vorstelijk hart eer aandoet, want de keizer toont, dat hij de hooge standplaats, op welke hij staal, waardiglijk weet te schatten en te handhaven, door alleen te willen regeren, en geenen anderen vreemden invloed in zijne staten te dulden ; hij toont, zijne onderdanen lieftehebben, door hen niet te willen prijsgeven aan het zedenbederf, hetwelk onder den invloed van Rome\'s godsdienst allerwege verspreid wordt. Werd de keizer hierin nagevolgd, spoedig zou de pauselijke magt en zijne verpestende godsdienst zich alleen tot Italië bepalen, en de staten van Europa, van Jezuiten en ullramontanen bevrijd, zouden vrijer ademhalen. Eendragt maakt magt. Toen in de jare IV\'IO het monster der vervolging op nieuw bet hoofd verhief over de hervormden in den Paltz, waarover de wreede paus bij een breve zijne vaderlijke goedkeuring aan den keurvorst te kennen gaf, wilden en konden de overige regeringen, dat herhaald en wreedaardig bloedvergieten niet langer lijdelijk aanzien! Zij vereenigden zich, om ook in hare staten de toegestane vrijheden aan de Roomschen te ontnemen. De landgraaf van Hessen-Kassei sloot de Roomsche kerk te st. Goar; van wege Enyeland gebeurde dit te Zelle in Hanover; Pruisen deed evenzoo te Minden. In de Nederlanden in de provincie Gelderland viel dit aan vier kerken der Roomschen te beurt; Holland en West-Friesland verbanden de Jezuiten. Dit vereenigd pogen werkte zoo veel uit, dal de Roomschen zeiven de eerste beden uitten, om alle vervolgingen tegen de hervvormden te staken cn

-ocr page 52-

europeesciien prins.

hen in hunne regten te herstellen. Reeds van 1680 af werden de hervormden in den Pallz zwaar vervolgd. Toen de koning van Pruissen, frederik I, zag, dat alle zijne pogingen tot verzachting van hun lot zonder gevolg bleven, ontnam hij ook aan de Roomschen te Maagdenburg en in Halberslad alle hunne kerkelijke inkomsten; en de keurvorst vreezende, dal andere mogendheden het voorbeeld van Pruissen volgen zouden, sloot met den koning ecne voor de hervormden voor-deeligo overeenkomst. Ik zie nu niet in, waarom ook in een ander opzigt liet vereenigd zamenwerken der mogenheden geene even goede uitkomst zoude opleveren! Overigens is het plan, om den invloed van den paus, uit de staten te bannen, niets nieuws. Hendrik VIII. koning van Engeland nam reeds het besluit, om den paus uit te sluiten, zoowel van alle geestelijk als we-weldsch gezag. Doch wat toen om onderscheidene redenen mislukken moest, dat zal nu te zekerder gelukken, en wel om deze eenvoudige reden, dat de tijd daartoe thans rijp is. Met alle zijne banbliksems en jezuilen-legers kan de paus het gedane niet ongedaan maken. De oogen zijn geopend voor het fijne weefsel zijner staatslisten! De harten zijn gesloten voor de gepolijste tijrannij zijner voorgewende geestelijke bezorgheid! De algemeene opinie ziel nu achter het masker des duivels der Roomsche heersch- en geldzucht. Weg met den Italianer is nu de kreet, welke zich luid verheft uit het midden der Duitsche Katholieke wereld! wij hebben eenen God, aan wien wij alle gehoorzaamheid verschuldigd zijn; wij hebben eenen koning, dien wij trouw hebben gezworen;

4

Ad

-ocr page 53-

de gouverneur van eenen

weg met paus, die God en vorst beiden ons ontrooven wil.

De Prins. Uw gegeven raad is overeenkomstig mijns harten wenscli! voor liet tegenwoordige zal ik beproeven, wat ik bij mijnen vader vermag, om de zedeloosheid, die wrange vrucht der Roomsche godsdienst, te helpen stuiten.

50

-ocr page 54-

EUROPEESCIIEN PRINS.

HOOFDSTUK II.

De woelingen in den staat veelal de vrucht van den strijd der Roomschen tegen de verlichting.

qCXV\'V,

De Heer G., die met zijne achtingswaardige familie in de Residentie woonde, en de Katholieke godsdienst beleed, had eenen zoon van negentien jaren, die op hel kantoor was van zijnen vriend van A. in de volkrijke stad R. Op zekeren dag ontving de Heer G. eenen brief van een\' geestelijke uit /?., welken brief hij mij lezen liet, en op mijn verzoek vergunde hij mij ook, daarvan naar verkiezing gebruik te maken. Ik las den Prins den brief voor. Dezelve was van den volgenden inhoud:

»Geïijk ik in de vaste overtuiging sta, dat het u hoogst aangenaam zijn zal, iets van uwen zoon te hooren, zoo acht ik het niet minder van mijnen pligt, die taak, hoewel ongevraagd thans op mij te nemen. Moge al, hel gene ik te beriglen heb, niet in allen deele aan uwe vaderlijke wenschen beantwoorden, de kennis er van zal u noglans in staal stellen, zoodanige maatregelen te

4*

51

-ocr page 55-

de gouverneur van eenen

nemen, die voortaan zijner zijds eene betere beantwoording aan uwe verwachting kunnen ten gevolge hebben.

Ik weet niet, of het u bekend is, maar zeker is het, dal mv zoon bij Protestantsche menschen inwoont. Belial ve dat men het voordeel, daaraan verbonden, aan onze geloofsgenooten behoorde te gunnen, is hij daarenboven daardoor aan allerlei verleiding blootgesteld. Men heeft het mij eerst ingefluisterd, en mv zoon heeft het mij later zelf beleden, dat liij er soms bij tegenwoordig is, wanneer in den sciioot des huisgezins de Bijbel wordt gelezen. Dit nu is voor jongelieden, een zielverpestend kwaad, het is het begin lot afval van de alleen zaligmakende kerk, het is de weg des eeuwigen doods!

En nog Mijnheer, is dit het ergste niet, wat ik te zeggen heb. Uw vaderhart zal bloeden, indien gij hel, volgende leest. Eene vriendin van mij, eene ware dochter der kerk heeft het gehoord, en uw zoon heeft hel mij zelf bekend, dat hij eens in een gezelschap, waar over ronge gesproken werd, openlijk diens schrijven aan den Bischop arnoldi heeft geroemd en gezegd, dat die brief een meesterstuk was van welsprekendheid, cu dal de open brief van maurtius morits aan ronge , vol was van sophistische drogredenen, zoodat de eerste den laatsten de kroon heefl op het hoofd gedrukt! Zie mijnheer, zoo diep is uw zoon reeds gevallen; hoe hard is het voor u, uit den mond van uwen eigen zoon te moeten hooren: ronge is een regtschapcn man, die de waarheid lief heeft, arnoldi is een bedrieger, die het Duitsche volk uitmergelt!

Maar nog heb ik .u hel ergste niet gezegd. Uw vader-

52

-ocr page 56-

EUROPEE SC HUN 1\'RliNS.

hart zal verscheurd worden, als gij hel verneemt. Mijne vriendin, zoo even bedoeld, heelt het gehoord, en uw zoon heeft het mij bevestigd. O! wat gruwel onzer eeuw, wat afval van de ware geloovigcn! Uw zoon heeft den wandelenden jood van sue, dat verboden boek, gelezen; en hij heeft, toen men er over sprak, in liet openbaar gezegd, dat sue, (het zijn de eigen woorden van uwen zoon. Mijnheer!) dat sue alles, wat hij van de duivelsche listen, van de lage intrigues, van de om-kooperijen, van de schandelijke afzetterijen der Jezuiten heeft geschreven, aan de zuivere waarheid en aan de geschiedenis ontleend heeft; dat de Dokter, (want er moet ook iets van eenen dokter in dat boek voorkomen), die eenen schoone rijke jufvrouw naar het krankzinnigen huis voert, alleen met het doel, om haar erfdeel in de banden der Jezuiten te spelen, dat die dokter misschien zijn evenbeeld heeft in de tegenwoordige Roomsche ge-neesheeren, die in de dienst der jezuiten zijnde, slaapdrankjes uitdeelen, de gestellen opwinden of verslappen, alles naar vereischte van het oogenblik. Zie, mijnheer, hoe groot een ketter uw zoon airede geworden is. Hard is het voor u, o! ik beklaag u wel, Mijnheer, uit den mond van uw eigen zoon te hooren: de wandelende\' jood van sue behoorde door alle vorsten en onderdanen gelezen en herlezen, te worden.

Dit alles vernomen hebbende uit den mond van mijne meer genoemde vriendin, begaf ik mij naar zijne woning, en hij heeft mij niet alleen alles, als door hem gezegd, toegestemd, maar zelfs de stoutmoedigheid gehad mij le vragen: gaat de waarheid niet boven de kerk\'.\' is

-ocr page 57-

54 de gouverneur van eenen

God niet boven den Paus\'? Wil men ons op nieuw tot blinde slaven dor geestelijkheid vernederen? 0! Mijnheer, mijn hart kromp weg, hoeveel te meer zal het uwe wegkrimpen\'? Ik heb niets bij hem kunnen uitrigten en meende als herder der zielen verpligt te zijn, langs den weg der zachtmoedigheid nog steeds zijne ziel te moeten bewaken, en u daarvan kennis te geven, opdat uw zoon u en der kerke niet ontvallc, enz.

{(jet.) Pastoor D. te R.quot;

Twee dagen later ontving de Heer G. eenen brief van zijnen zoon betrekkelijk het bovenstaande; deze schreef:

»Dc pastoor van D. is voor eenige dagen op mijne kamer geweest, en heeft na een langdurig en warm gesprek mij bedreigd, mijne ketterijen, zoo als hij die geliefde te noemen, aan u kenbaar te maken. Ik wil hem voorkomen en u melden, dat ik mij door de tegenwoordigheid van de alom gehate Jufvrouw V., die benevens hare naaister de spionnen en de verkliksters zijn van den pastoor, niet hebben laten weerhouden, om ridderlijk voor mijn gevoelen uittekomen ten aanzien van ronge en zijne zaak, gelijk ook over eugène sue en den wandelenden jood! Hoe ik denk, is u bekend; en dat ik u regtvaardig ongenoegen mij berokkenen zoude, indien, ik eenen man als ronge en eeneh vijand der Jezuiten zoo als sue, veroordeelen konde, is mij evenzeer bekend. Gij zult derhalven het best kunnen oordeelen over de waarheid en de onwaarheid van het-gene de pastoor mij in den mond zal leggen. Overigens moet ik hierbij voegen, dat deze geestelijke een zoo groote duisterling is, als hij een blinde ijveraar is voor

-ocr page 58-

EUROPEESCUliN I\'lUNS.

de paussclijke heerschappij, een onverzoenlijke vijand van licht en verlichting, en, zoo men het gerucht mag ge-looven, een doorslepen huichelaar, die onder zijn geestelijk gewaad eene zwarte ziel verbergt, terwijl hij, wat echter geen geheim meer is, te veel de nonnen bezoekt en de schoone biechtelingen le zeer streelt, enz.

Uw zoon,

F. G.quot;

Wat dunkt uwe hoogheid van zulk eene lichtschuwende praktijk der priesters? kunnen uitvallen tegen den bijbel, tegen eenon man als ronge , wien alleen de laster een vlek kan aanwrijven, tegen eenen schrijver als sue , omdat hij den hoogen raad der helle, waar de Jezuiten voorzitters zijn, naar bet leven teekent en openbaart; kunnen uitvallen van dezen aard wel bij mogelijkheid eene grootere vijandschap tegen de verlichting aan den dag leggen? Dat is de geest van Rome. Opent de rollen der onpartijdige geschiedenis, en gij zult onder de honderd oorlogen, die de tronen omvergeworpen, de landen verwoest, de wereld geteisterd hebben, lacldiy der-zelve op rekening vinden van Rome, die deze bloedbaden heelt aangerigt, om het licht als terug te voeren tol. de duisternis, om het opgeklaard verstand op nieuw le benevelen, en den vreijen geest op nieuw in boeijen le slaan. Dat is de geest van Rome. En verre van daar, dat Rome het zwaard petri in de schede zal doen rusten, zal hel bij elke gelegenheid de eeuw der verlichting, welke zij de eeuw des vloeks noemt, met men-schenbloed kleuren; en dat zal het blijven doen, zoo lang de Roomsche stoel staat. Ik schep geen behagen,

55

-ocr page 59-

de üouveriseim vas eenen

edele Prins, om u de toekomst duisler voor le spiegelen! doch gij zult ook niet begeeren, dat ik u eenen onbe-wolkten hemel voorspel, daar, waar reeds donkere wolken zich zamenpakken! Lucern, waar het burgerbloed stroomde, omdat de Jezuiten het onderwijs bemagtigen en het tegenwoordig en toekomend geslacht tot blinde slaven dei- R. kerk willen maken; Lucern heelt het tooneel geopend. In Frankrijk, in Nederland smeult het vuur, dat vooral in het laatstgenoemdeland, omdat daar de regeering steeds zich paaijen laat door ultra-montaansche beloften, eerlang dreigt tot verwoesting van den geheelen staat uit te barsten. Men schijnt daar reeds vergeten te zijn, dat Rome, lot eiken prijs, de verlichting haat en met het zwaard in de hand bestrijdt. Willem I. was niet in naam, maar in waarheid, een voorstander van kunsten en wetenschappen; het lager onderwijs, de beste grondslag van een hecht staatsgebouw, heeft hij op eenen vasten voet geregeld; alle inrigtingen, die slechts beschaving en verlichting konden bevorderen, heeft hij ondersteund; laatstelijk heeft hij de oprigting van het collegium philosophicum bevolen. Maar vermomde jezuiten, waren nog in het land, de ultramontancn hadden aanzienlijke staatsbetrekkingen, de invloed van den paus werd nog in den slaat erkend en nu moesten de weldadige pogingen van den edelen vorst tot verlichting zijner onderdanen mislukken! weg met de jezuiten, uil het land, weg met hunne blinde slaven uit elke staatsbetrekking, weg met den paus uit den staat, dan, maar dan ook alleen zullen de pogingen der regeering lol algemeene verlichting zonder bloedige be-

-ocr page 60-

europee sc hen 1\'iuns.

lemmering, gelukkig slagen; dan alleen mag en kan men zich eene heldere, gelukkige toekomst voorspellen. Indien de strijd in Zwitserland en de kerkelijke beweging van Duitschlands katholieken de drie genoemde hinderpalen uit den weg ruimen en tevens in dit rijk weerklank vinden, dan zou ik met blijdschap u durven voorspellen. Prins gij gaat onder gelukkige omslandig-heden den rijkstroon te gemoet!

De Prins. Ook mij dunkt, dat men zich van deze verschijnselen in Duilschland en Zwitserland niets dan goed voorspellen mag. De vorsten zullen hierin den geest, die onze eeuw kenmerkt en die naar vooruitgang haakt, leeren kennen en levens bevorderen. Maar hoe kunnen de geestelijken der verlichting zoo vijandig zijn, daar zij eenmaal de eenigste geleerden der wereld waren?

De Gouverneur. Er is een tijd geweest, dal alle geleerdheid en de kennis der wetenschappen, bijna uilsluitend bij de monniken en in de kloosters gevonden werd en het valt geenszins te ontkennen, dal door die geleerde monniken, vele uitmuntende werken, welke anders verloren zouden zijn geraakt, aan hel licht ge-bragt en bewaard zijn geworden. Jammer maar, dat men aan dit goede, weder zooveel kwaads moet over-slellen. In die kloosters hielden de monniken zich tevens bezig met het afschrijven en opstellen van slechte chro-niken, leugenachtige legenden, bijgeloovige beuzelarijen, welke daarna als geloofs-artikelen werden aangenomen, en hel verderfelijk bijgeloof in de wereld voortplantten. En het doel, waarom zij alle geleerde vakken en de wetenschappen beoefenden, was toen niet, om de leeken

57

-ocr page 61-

de gouverneuh van eenen

en dc wereld te verlichten, maar om de wereld en de leeken van zich afhankelijk te maken. Dit geheime doel hebben zij in der tijd dan ook grootendeels bereikt. Keizers en koningen raadpleegden in vele gevallen den paus die alsdan door zijne cardinalen en geleerde mon-miken werd bijgestaan en voorgelicht. Onderscheidene vorsten riepen deze laatsten aan hunne hoven, namen hen tol hunne biechtvaders aan, vertrouwden hun de aanzienlijkste poslen toe. En het is hierdoor, dat deze geestelijken het gezag van hunnen meester, den paus, onverhinderd konden voorstaan; dat zij inzage hadden in alle dc geheimen der kabinetten; dat zij den loop der staatsgebeurtenissen naar hunnen zin vermogten te regelen; dat zij de wereld regeerden, terwijl de vorsten slechts uit dc ooaren hunner biechtvaders zagen en der-

KJ Ö

zeiver bevelen ten uitvoer bragten, gelijk .iohannes casimiit, koning van Polen, maria stuart, philips van Spanje, lode wijk XIII en andere regtzinnige vorsten, en beschermers van het Roomsche geloof, de blinde werktuigen der geestelijkheid waren.

De Prins. Dus ook de kennis en de geleerdheid zijn gevaarlijke wapenen in dc handen der Roomschen! Doch van waar toch, dal de geestelijken in onze dagen zoo dom en onkundig zijn?

De Gouverneur. Ik moet hierop met onderscheiding antwoorden! Zij, die door Rome bestemd worden, om aan de hoven tot biechtvaders te dienen, om zich van het onderwijs der jeugd meester te maken, zij zijn heden nog doorkneed in de kennis der talen en andere welen-schappen, want zij hebben nog dezefde bestemming als

58

-ocr page 62-

EUUOPEESCUEJi PRINS.

vroeger, en waarlijk, om allen van zich afhankelijk Ie maken, om de grondwetten te wijzigen tot voordeel van Rome, om de drogredenen der kerk als waarheden aan te bevelen, om den gang der staatsgebeurtenüsen le besturen, zonder zich zeiven of zijnen geheimen last te verraden, in één woord, om te doen en tot stand te brengen, wat een jezuit doet en tot stand brengt, waarlijk, daartoe dient men geleerdheid aan slangenlist , kennis aan huichelarij, verstand aan eene zwarte ziel le paren. Maar zij, wier bestemming is het volk te onderwijzen en te leiden, zoo als de pastoors en anderen, zij worden stelselmatig dom gehouden, opdat zij, zelve blinde werktuigen der hoogere geestelijkheid zouden zijn, en opdat zij de leeken niet wijzer zouden maken, dan deze behooren te wezen. Merkwaardig zijn in dit opzigt de resultaten en raadgevingen der bisschoppelijke commissie, ten jare 1553, onder julius 111 te Rome belegd, ten einde te beramen, wat er gedaan behoorde te worden, om, gij zoudt denken en billijk verwachten, om de kerk te hervormen, om de verlichting to bevorderen, om hel volk van hel juk der geestelijke slavernij te verlossen, neen verre van daar; maar! om de wankelende magt van den paus te onderschragen! En de raad, welken deze Monseigneurs gaven tot bereiking van het voorgestelde doel, was onder anderen ook deze: hel volk en de rjeeslelijkhckl dom te honden en dezen laaiden le kiezen, uit den boeren-of min beschaafden stand! Uwe hoogheid hoort het, de onkunde des volks is geen toeval , de domheid der geestelijken is geen uitvloeisel van hunne persoonlijke stompheid; het is een opzettelijk

-ocr page 63-

00 he gouverneur van eenen

verraad, een moedwillige zedelijke moord, door de kerk gepleegd en nog dagelijks te plegen aan de gansche Roomsch katholieke bevolking. Indien gij hierbij bedenkt , dat er onder deze domme priesleren-schaar altijd vermomde geleerde jezuilen zijn, die van geheime in-struetien voorzien, eene uitgebreidere volmagt hebben en aan wie de eersten ondergeschikt zijn; dan kan het ii geenszins bevreemden, dat do domme Roomschen, op bevel hunner geestelijkheid naar het zwaard grijpen, geloovende alles, waarmede het haar behaagd hen op te winden en tot opstand op te hitsen, latende zich zelfs ter slagbank leiden, gelijk hel schaap, dat in zijne onwetendheid zijnen geleider volgt; dan kan het u even min verwonderen, dat de geestelijkheid, door hare zedelijke onkunde tot het peil der dieren verlaagd, op hare beurt aan hare hoogere overheid blindelings gehoorzaam!, en door den strijd tegen de verlichting steeds gaande te houden en telkens met grootere verbittering te vernieuwen, beroeringen schept in den slaat.

De Prins. Gij doel mij huiveren, mijnheer voor eene kaste, die zoo zij kennis bezil, dezelve bezigt, lol bespieding en overheersching, en, zoo zij het redelijk versland mist, zich lot een werktuig laat gebruiken, om de verlichting te bestrijden des noods met \'l opgeheven zwaard in de hand. Ik verkeerde in hel denkbeeld, dal de seminarien tegenwoordig heler waren ingerigl.

De Gouverneur. Hel merkwaardig geschrill van ronge, mijne rcchtvaardiginrj, heelt ons nog onlangs van het tegendeel overtuigd, en ons doen zien, dal de inensch-

-ocr page 64-

europeesciien prins.

heid in den mensch daar vernietigd, dc vrijheid des geestes daar geboeid, het verstand daar gekluisterd, en de jonge priester alleen voor den paus gevormd wordt. De-ervaring hecht op dil getuigenis haar zegel! De priesters onzer dagen zijn extracten van domheid ; hun uithangbord, hun aangezigt teekent hunnen benevelden geest, hunne manieren kenmerken hunne geboorte uil den boerenstand ; hunne laai is de tolk van hun bekrompen doorzigt en onbeschaafde opleiding! Overigens klinkt het zoo schoon en zoo grootsch, dat men in de seminarien onderwijs ontvangt in de talen, geschiedenis, wijsbegeerte, wiskunde, maar de goede dunkt daarvan opgevat, vergaat, wanneer men weet, dat het gansche onderwijs der seminarien gekneed is en geknoeid wordt naar de eenzijdige en valsclie leer der Roomsche kerk en grootendeeis bestaat in het aanleeren der nietige kerkregelen voor den priesterlijken stand; terwijl jezuiten, wier voornaamste grondregel is, slaafsche gehoorzaamheid aan den paus, aan het hoofd der onderwijzers staan! Zoo worden de geestelijken opgeleid! is het wonder, dat zij niets voor God, weinig voor den staat, alles voor den paus zijn! Is het wonder, dat zij eiken maatregel, welke van de regering uitgaat, om kunsten en wetenschappen aan te moedigen, en zedelijke verlichting te verspreiden, met geheime zamenspanning of openlijk verzet bestrijden en daardoor oorzaak worden van de veelvuldige beroeringen en burgeroorlogen?

De Prins. Moge de scepter eenmaal in mijne handen zijn, zoo zullen de geestelijken als gevaarlijke vijanden van den staal, mijne aandacht niet ontgaan!

61

-ocr page 65-

de gouverneur van eenen

02

De Gouverneur. Beter ware het, met hen in het geheel niet te doen te hebben, maar hen tijdig naar Italië te jflgen, waar zij alleen te huis behooren, want zij mogen in uw rijk woonachtig zijn, zij erkennen nog-tans ii niet als hunnen wettigen vorst; alleen de paus is hun eenig en wettig opperhoofd. Hierbij moeten de Roomschen, de ultramontanen, het pausgezinde volk, uwe aandacht even min ontgaan, want zij zijn even dom, even slaafsch, even werktuigelijk aan den bloedigen standaard van Rome gehecht. Gij hebt het als met eigen oogen gezien, hoe groot de onkunde is des volks. Op eene enkele oproeping van ahnoldi stroomen twee mil-lioenen rnenschen naar Trier, om oenen valschen rok, den rok ciiristi, godsdienstig te vereeren, terwijl zij aan het wonderlijk bedrog, daarbij gepleegd, de genezing van een geestelijk werktuig, geloof konden slaan. Wie zou in de IQe eeuw zulke belagchelijke verloonin-gen verwacht hebben? Wie kunnen gelooven, dat nog zulk eene groote volksmassa ernstig deel zou nemen aan dat hedriegelijk kluchtspel, waar arnoldi achter het scherm zit met open handen, om de zuur gespaarde penningen der armoedige menigte te ontvangen? Welk eene verblinde schaar van onkundigen onder de onderdanen der staten. Maar kan het anders? Kinderen van 1 üi tot IA jaren worden na een allergebrekkigst onderricht tot de communie toegelaten, en ziedaar het uiterst einde van der Roomschen leertijd! Alzoo in domheid opgegroeid, treden zij de wereld in. Niets wetende van God en van hunne zedelijke pligten, en alleen onderrigt in hetgene zij noodig hebben te doen on te weten als

-ocr page 66-

EUROPEESCItEN PRINS.

blinde werktuigen der geestelijkheid, worden zij gelijk automaten door de priesterlijke hand in beweging gebragt; helaas! in eene beweging, welke niet alleen aan de kluisters van den slaaf herinnert, in wien de vrijheid van Gods kinderen geheel is uitgedoofd, maar welke ook altijd in het nadeel is van de algemeene zedelijke verlichting, en veelal tot bestrijding van dien vorst, die het waagt, zijne onderdanen te verlichten. Mannen en vrouwen, vaders en moeders geworden zijnde, blijven zij, die zij zijn, diep onkundig; niet zij, maar de kerk denkt; niet zij, maar de kerk onderzoekt; zij mogen niet zelfstandig denken over hetgene hun betaamt als burgers van den staal, als schepselen voor de eeuwigheid geroepen. Zij mogen niet onderzoeken, hetgene God uit den hemel hun heeft geopenbaard aangaande den weg der zaligheid! Zij hebben slechts te gelooven en te gehoorzamen: te gelooven aan hel woord van eenen geestelijke, die het wapen der ondeugd in zijn schild voert; le gehoorzamen aan het bevel van eenen priester, die zich zelf laai leiden, door den duivel der heerschzucht, mij dunkt, ik behoef hier niet verder uitteweiden over liet gevaar, hetwelk uit zulk eene blinde onkunde des volks voor de stalen voorl-vloeil!

De Prins, (zuchtende.) Het is waar.

De Gouverneur. Om nu die gevaarlijke onkunde in de kerk al verder te onderhouden en de immer voortgaande verlichting uit de kerk te sluiten, verschijnt er telkens een index van verboden hoeken. Welk een boosaardig middel, om eene gansche bevolking le beletten.

03

-ocr page 67-

de gouverneur van eenen

04

deel le nemen aan den weldadigen voortgang der zedelijke beschaving! Wat toch is zedelijker dan het audiel alteram partem? Wat zware verdenking van duivelsche vijandschap tegen de goddelijke waarheid laadt die kerk op zich, die kerk, welke verbiedt te lezen al hetgene de verlichte katholiek ol\' de waarheidlievende protestant tot wederlegging der Roomsche lasteringen, lot openbaring der Roomsche dwalingen meent, te moeten openbaar maken; terwijl zij vergunt te lezen, al het gene de leugenachtige en gewetenloozc priester gelust tegen de waarheid of tegen de Protestanten te schrijven, te bedenken, le lasteren. Wat ronge aan arnoldi schrijft over den rok van Christus, over het schandelijk gedrag van dezen heb-zuchtigen arnoldi en al wat hij lot verdediging van zijne scheiding van de Roomsche kerk inbrengt, dat is den Roomschen verboden le lezen; doch wat arnoldi leugenachtigs over dien* rok laat schrijven; Mauritius morits van ronge zegt in zijn open brief; de sophisle-rijen en falsiteilen, van welke hij zich bedient, om de verknoeide zaak van Trier in een goed, aannemelijk licht voor le dragen, dal wordt den Roomschen zelfs aangeprezen! Proeft gij hierin niet den jezuit, den vijand van licht en waarheid, den onverzettclijken voorstander van dwaling en duisternis? En dan Prins, de Bijbel, de Rijbel slaat aan het hoofd der verboden boeken. De Bijbel, ach! ik zal hierover zwijgen, omdat het mij bierbij aan de noodige kalmte ontbreekt, om mijne woorden te wikken en te wegen; maar dit zeg ik u, dat, wie den Bijbel verbiedt le lezen, en aan anderen onthoudt, eenen wandelenden satan gelijkt, die de aarde doorloopt, om

-ocr page 68-

eüropeesciien prins.

allerwege den vrede der maalschappijen le versloren , den troost der levenden te verwoesten, de hope der stervenden te schokken, de redelijke wezens van hunnen Schepper aiquot; te keeren, en velen, ware het mogelijk, allen tot kinderen der helle te maken!

De Prins. U alzoo hoorende, herinner ik mij het oogenhlik, toen mijn vorstelijke vader, bij het lezen van den rondgaanden brief van den tegenwoordigen Paiisi over den Bijbel en do Bijbelverspreiding, verontwaardigd uitriep; hoe is het mogelijk! de taal van gregorius XYI gelijkt eenc openbare Godslastering; bij zou misschien wel de inquisitie willen herstellen, om den Bijbel en allen, die denzelven lezen, te verbranden.

De Gouverneur. De inquisitie! Vreesselijker gedachtenis ! Zij althans was een dier middelen, door den tijgeraard van Rome uitgedacht, om het licht, in de maatschappij ontstoken, weder uit te blussclien! zij had allerwege hare geheime verspieders, om de gesprekken te beluisteren, de gevoelens uittelokken, de ketters aan-tegeven; zij had de magt, om de vreedzame woningen der ingezcienen in te dringen, de verdachte boeken met zich te voeren, en hen, die God naar Zijn woord aanbaden, voor zich te dagen, te veroordeelen en met verbeurd verklaring hunner goederen, naar den brandstapel te voeren 1 Honderdduizenden zijn door dezen Boomschen bloedraad wreedaardig vermoord! Die tijd is voor altoos voorbij, geloof ik, of liever, hoop ik; want wie zal ons zeggen, wat hierna wezen zal, indien de vorsten en regeringen zoo zwak en toegevend blijven omtrent de Italianen; of wanneer do Boomschen zich allerwege ver-

65

-ocr page 69-

DE GOUVERNEUR VAN EENEN

60

menigvuldigen gelijk liet ongedierte in Eg.jpien; of wanneer zij des konings linker- en rechter-zijde omringen, in de wetgevende kamers de meerderheid hebben, aan het hoofd der legers staan, als commissarissen des konings de Provinciën besturen, de invloedrijkste posten bekleeden, in steden en dorpen de eerste plaats vervullen! De tachtigjarige oorlog in de Nederlanden, de dertigjarige oorlog in Duüschland, het lot der Protestanten in Frankrijk, in Engeland, in Polen, in Hongarije, in Piemont, ja waar al niet, hebben die vraag: wat wordt er van het land, wat van de Protestanten, indien de Roomschen de overhand hebben? airede beantwoord! En hing het nu nog af van Rome\'s wil of van de magt der ultramon-lanen, dan voorzeker stond binnen weinige weken een inquisiteur-generaal in ons midden, en de inquisitie met alle liare marteltuigen ware in Europa hersteld en de uitroep van uwen vorstclijken vader lot wezenlijkheid gebragt! Gij glimlacht, Prins; gij twijfelt dus? Maar wanneer de groote raad van Wallis, in \'Lwilserland in 18-44- het besluit neemt, om aan de Protestanten de vrije uitoefening hunner eeredienst te verbieden, zijn dan, indien men de zaak bij haren regten naam wil noemen, zijn dan de beginselen eener inquisitie niet reeds aanwezig? of zullen dc Prolestanten zich daaraan onderwerpen, en hunne openbare Godsvereering staken? Immers neen; en nu blijft er voor den Roomschen raad van Wallis niets over, dan tot cene verfijnde inquisitie de toevlugt te nemen, ten einde, het genomen besluit gevolg te geven! Nog eens, wanneer de groote raad van Lnrern in .Tanuarij 1845 de confiscatie-wet aanneemt.

-ocr page 70-

europeesc1ien prins.

en daaraan een terugwerkende kracht geeft, zoo dat het vermogen van alle personen, die in den, gedurende de maand December 1844, plaats gehad hebbenden opstand betrokken waren, zal gebezigd worden tot dekking der\' tot stilling des oproers, gemaakte kosten, zijn dan de beginselen der inquisitie niet reeds aanwezig? Hoe velen benevens hunne onschuldige betrekkingen worden aldus van goed en have beroofd, beroofd, omdat zij den staat van deszelfs vijanden bevrijden, het opkomend geslacht van deszelfs verdervers verlossen willen? hoe velen zuchten daar in den kerker? hoe velen, die elders eene schuilplaats zoeken? Was dit vroeger ook niet alzoo? Ilier ziet, gij dus reeds in een levend voorbeeld, dat de woelingen in de maatschappij de gevolgen zijn van den strijd der Roomschen tegen de verlichting! Nimmer zal de Italiaansche tijger zijnen wreeden aard verloochenen; deszelfde middelen, welke in vroegere eeuwen dienden, om de zedelijke verlichting Ie stuiten, zal hij aangrijpen, indien de omstandigheden daartoe rijp zijn! Bewaai uwe onderdanen. Prins, voor die jammeren; zij verdienen een beter lot, dan dat zij een valsch en bloeddorstig dier ter prooi zouden worden!

De Prins, liet zal althans mijn toeleg zijn, hen gelukkig te maken, gelijk dit nu reeds mijn hoogste wensch uitmaakt! Daarom verheug ik mij, dat gij mij de Roomschen hebt leeren kennen, en ben van de Katholieken hebt leeren onderscheiden; niet minder ook, dat gij den lust tot de wetenschappen in mij opwekte, zoo dal ik met al mijn vermogen de verlichting mitsgaders alle hare zijtakken zal ondersteunen, beginnende met het lager onderwijs.

5s

07

-ocr page 71-

de gouverneur van eenen

68

De Gouverneur. Gelukkig de natie, die u op den troon aanschouwen zal, edele Prins; gij zelf perst mij dezen uitroep af, want wat mag men niet van eenen vorst verwachten, die terstond na zijnen troonsbeklimming den eersten steen wil leggen tot een hecht staatsgebouw. Die eerste steen is het lager onderwijs! Die vorst, die onder welke schoonklinkende redenen ook, de betere wetten betrekkelijk bet onderwijs verandert en andere meer in den geest der duisterlingen daarvoor in de plaats geeft, men mag het zich niet ontveinzen, die vorst werpt zich in do magt van Rome, om later een bloedbad onder zijne onderdanen aanterigten; het onderwijs heeft in Frankrijk onder het bestuur der universiteit, in Nederland onder de regering van willem I, in Zwitserland in de dagen van zschockke verbazende vorderingen gemaakt en eenn weldadige verlichting ten gevolge gehad! Rome zag hiervan de vruchten en beefde-Er kwam eene vriendschappelijke toenadering tusschen Katholieken en Protestanten; de Roomsche dwalingen werden luid door de Katholieken opgesomd, de afval van de zaligmakende kerk werd steeds menigvuldiger en de Roomsche stoel waggelde op deszelfs onvaste grondvesten ! En nu moest de eeuw des vloeks aan den wand geteekend worden! Karel X, Romes blinde werktuig, begon in Frankrijk den strijd tegen de verlichting; gelukkig, dit mislukte; in Nederland slaagde Rome, en Belgie ontviel aan Neer lands kroon. Op nieuw is de strijd in Frankrijk begonnen; eene edele oppositie van waardige mannen stelt zicli daar tegenover armzalige graven en domme hisschoppen, salvandv heeft den moe-

-ocr page 72-

n----• ■ • ----

europeeschen prins. 09

digen villemain als minister van onderwijs vervangen; de verdere uitkomst is Gode bekend. Alleen mijn vaderland schijnt niet te weten, waarom de Belgische revolutie heeft plaats gehad; alleen Nederland sluit het oog voor de waarheid, dat verlichting het voornaamste middel is, om het bloedvergieten te beletten Daar ligt nu een koninklijk besluit van 2 Januarij \'184.2, en de gevolgen zijn onberekenbaar! En dan nog de wijze, waarop de regeering dit alles handhaaft in het belang der licht-hatende Roomschen, voorspelt niets goeds! In Zuid-Holland verbiedt de gouverneur het bijbellezen in eene grootendeels Protestantsche school, en in TiUnmj in Noord-Braband heeft men [zeer lang een cimiSTUs-beeld in de school geduld, hoewel ook Protestantsche kinderen aldaar het onderwijs ontvangen. In Gelderland is aan eenen Protestantsche onderwijzer ontzegd, de school te openen met een gebed, en in datzelfde Gelderland ging een Roomsche onderwijzer onverhinderd voort, maria in zijn school-gebed aanteroepen! En wilde ik spreken van alle de pogingen der ultramontanen, om de verlichting te bestrijden, welke door het onderwijs wordt verspreid, voorzeker zou ik vreezen moeten, uwe aandacht te zeer te zullen vermoeijen. De strijd, de bloedige strijd is in Ziuitserland begonnen; dien strijd herwaarts en naar elders overtebrengen, is het oogmerk dier zedelooze duisterlingen. liet dwingen der geestelijkheid, dat de ouders hunne kinderen in de Roomsche bijscholen zullen laten onderwijzen; het openen van het onderwijs in de kloosters, waar opzettelijk der jeugd, haat tegen alle verstandsontwikkeling als wordt ingeboezemd ; de school-

-ocr page 73-

uk gouveilnedll van kenen

boeken, die der jeugd worden ter hand gesteld; de lasteringen, waarmede men de geloovigen tegen die maatschappijen, die de verspreiding van algemeene kundigheden ten doel hebben, zoekt intenemen, deze en meer andere verschijnselen onzer dagen zijn onheil-voorspellende teekens van beroeringen, welke te zijner tijd als gevolgen van den strijd der Roomschen legen de verlichting, de rust der Maatschappij schokken zullen.

De Prins. Ik deel volkomen uwe vrees en zie duidelijk in, dat de vernieuwde poging, om het bijgeloof algemeen onder de Roomschen te verspreiden, de terugkeering tot de middeleeuwsche domheid ten oogmerk heeft! Nog onlangs hoorde ik dit den heer W. aan mijnen vorstelijken vader verhalen, en er bijvoegen, dat men hier in de St. S. kerk méér clan vroeger het zwaard van petrus, waarmede hij het oor van malghus heeft afgehouwen, den leeken vertoont!

De Gouverneur, ,1a Prins, het is niet mogelijk, dat mende schandelijke poging, om eene gansche bevolking dom te houden, verder drijven kan, dan zulks bij de Roomschen geschiedt, door verspreiding van het bijgeloof. Schaamteloos en op eene bespottelijke wijze bedenkt men mirakelen, vertoont men reliqnien, voedt men het bijgeloof. Te Char roux vertoont men de tanden en het hair van Christus ; te Rome, te Antwerpen, te Besancon, te Aken Zijne voorhuid; te Rochelle, in Mantua, in Rome, en in vele andere plaatsen Zijn natuurlijk bloed, te Rome Zijne kribbe. Zijne doeken, Zijne wieg, en Zijn hemd; en in de St. Jacobi kerk aldaar wordt men gewezen

70

-ocr page 74-

liUROPEliSCHEN P1UNS.

op het altaar, (als of men toen reeds altaren in den hedendaagschen vorm had) waarop men het kind jezus gelegd en den Heere voorgesteld heeft; te Rome ziel men de schoenen met de pantoffels van ciiristus; aldaar een stuk der hrooden; waarmede de Heiland de vijfduizend menschen gespijzigd heeft; aldaar ook de aarde, waarop de lieer eenmaal stond, toen flij lazarus opwekte; te Riems in Champagne den vorm van de billen des lleilands; in vele kloosters de melk van maria ; te Geneve de hersenen van petrus; te Rome den Bis-schoppelijken stoel van petrus, enz., enz. Mijn vriend P. te O., die waarlijk niet gewoon is met zulke heilige dingen den spot te drijven, meende ergens gelezen te hebben, dat men in Spanje liet zien een der sporten van jacobs ladder, eene der schoven, van welke josepu droomde; een been der magere koeijen, die pharao in zijnen droom aanschouwde, een stuk van het kruis, aan constantyn den Grootcu verschenen, en een arm van den verloren zoon in de gelijkenis Luc. XV.

Üe Prins. (Hartelijk lagchende en steeds uitroepende); Een arm van den verloren zoon!

De Gouverneur. Nu kunt gij ligtelijk bevroeden, dat zulk eene menschen massa, welke door bijgeloof en onkunde verblind, aan zoodanige grove dwaasheden geloof slaat, in de hand des Priesters is, wat een mes is in de hand des slagters! Hij doet er mede, wat hij wil; hij doel ze in Zwitserland gewapend optreden, om het burgerbloed te doen stroomen ; hij laat ze in België zich scharen onder de banier der oproerlingen; of wil hij aan de wereld een schouwspel geven van zijn Pries-

-ocr page 75-

de gouverneur van eenen

lerlijk magtwoord, opdat de vorsten, daardoor bevreesd, zich schikken zullen lot inwilligingen, dan grijpt hij met eene bedriegelijke hand een\' rok uil de sacristij en zijne leugenachtige lippen spreken: het is de rok van Christus! en twee millioenen menschen reizen naar Trier en knielen voor denzelven, als voor eene Godheid neder. En aan zulk eene godsdienst, welke tot schande der menschheid en tot verderf van den slaat de heilzame verlichting tegenwerkt, en welke aan den Priester door middel der onkunde eene magt waarborgt, van welke deze blijkens de geschiedenis zich immer heeft bediend, om beroeringen in de maatschappij te verwekken; aan zulk eene godsdienst wil men eene volkomene, eene gelijke vrijheid schenken, als aan het Protestantismus, dat de meerderen zegen aan den staat aanbrengt, naar mate het zich te vrijer in denzelven beweegt. Op het lasterend influisteren van den Priester, dat de kerk door de regering wordt vervolgd, staat de domme ligtgeloovige Roomsche bevolking als een eenig man op, om de regten der kerk met het opgeheven zwaard te verdedigen; op het lasterend influisteren van den Protestantschen leeraar, sluit de verlichte en der overheid eerbiedtoedragende Protes-tantsche bevolking zich te naamver aan de regering aan, onttrekt zich aan den lasteraar, en zegt: weg met den oproerling, die de godsdienst misbruikt, om de rust der maatschappij te verstoren.

De Prins, {twijfelend.) Zouden dan waarlijk de Room-schen en hunne Priesters zulk een schandelijk misbruik van de onkunde des volks maken?

De Gouverneur. Vuile lasteringen, welke bij zulk

7-2

-ocr page 76-

europeesciien prins.

/O

een dom gemeen altijd doel bereiken, behooren ondei\' de dagelijksche middelen, van welke de gewetenlooze Roomsche Priesterschaar tot schepping van opstand zich bedient! Van de honderde voorbeelden zij hier slechts eenige genoemd. Toen in 1837, de cholera ook in Gualimala hare verwoesting aanrigtte, liet de regering in hel belang van allen dezelfde middelen bekend maken, van welke men zich ook in Europa, met goed gevolg, tol sluiting der ziekte had bediend. De Roomsche Priesters nu, om een middel te vinden, ten einde zich op de regering te wreken, maakten hel domme volk diets, dat het Federaal bestuur de Indianen wilde uit-roeijen; dat de geneesmiddelen vergiftigd waren; dal eenige vreemdelingen de kerk zochten te vernietigen; en ziet, met den moord der regters begon in de hoofdstad van\' Midden-Amerika eenen nieuwen en vreesselijken burgeroorlog. In de tweede helft der ISe eeuw was er in Frankrijk een Roomsche schoolmeester, die in zijne Parochie de noodklok luidde en uitschreeuwende, dal de Hervormden de heilige vaten in de kerk geroofd, het altaar gebroken, de beelden geschonden en alles in brand gestoken hadden. Er ontstond een geweldig oproer, en de Roomschen brullende van wraak, mishandelden en vermoorden de onschuldige Hervormden. Eindelijk gevoelde de schoolmeesler zich ecnigzins bezwaard, ziende zoo veel onschuldig bloed stroomen, en werd door het ontwaakt geweten als gedreven naar de regters, waar hij beleed, dal de Priester rauciiet, zoo heette deze snoodaard, hem met de pistool op de borst gedwongen had, dit nero\'s gruwelstuk le plegen, en op rekening

-ocr page 77-

de gouverneur van eenen

der Hervormden te zeilen. (\') Voorls zou ik een geheel boekdeel kunnen schrijven van al die lasteringen, waarmede do Roomschen de onkundige menigte lot beroering der staten hebben opgewonden, en nog dagelijks opwinden, om den strijd tegen de verlichting, legen hel Protestantismus, legen de wetten van den staal, legen de maatregelen eener verlichte regering, te hernieuwen; dit alleen voeg ik er nog bij, dal ook de Belgische omwenteling is bestookt door den Priesterlijken laster, alsof koning willem I de vernietiging der Pioomsch-Kalholieke kerk beoogde, gelijk onder anderen eenigzins blijken kan uit een gezegde van den Franschen geneesheer gregoire, die, toen hij van Sluis en van den omtrek meester was, aun eenen der ingezetenen zeide; ik merk, dat gij allen Protestantsch zijl, en daarop ten antwoord ontvangende: wat doet dit er toe, want gij voert immers geen godsdienst oorlog\'? terstond daarop liet volgen: vleit u daarmede niet te zeer. (j) Gewis, jeugdige vorst, er is geen regering, onverschillig katholiek of Protestantsch, welke geene omwentelingen heeft le betreuren gehad, haar berokkend door den laster der Roomschen. En konden de martelaren hunne steramen uit de graven verheften! o! duizenden, ja millioenen onschuldigen zouden u herinneren, dat zij den vrees-selijksten dood gevonden hebben onder de hand eener onkundige menigte welke alleen door den laster der geestelijkheid was opgeruid. — Spanje, ISapels, Itahè

1\'i

-ocr page 78-

E U koi\'EE sc HEN 1\'lilNS. lit

leveren nog op den huidigen dag do overtuigendste bewijzen, hoe gevaarlijk voor den Staat de onkunde en het bijgeloof eener natie is. Al weder eene nieuwe prikkel, om aan de Roomsche godsdient, welke de onkunde voortplant van geslacht tot geslacht, geencn vasten voet in den staat te vergunnen.

De Prins. Maar mij dunkt, er kunnen toch omstandigheden zijn, waarin de noodzakelijkheid gebiedt iels toe te geven?

De Gouverneur. In elk ander geval wil ik dit als oenen vasten regel hebben aangenomen; alleen ten aanzien van de Roomschen schijnt het eene eeuwige waarheid te zijn, dat zachte geneesheeren stinkende wonden maken. Zoo gij wilt, gevoel ik mij sterk genoeg, om honderde bewijzen uit de geschiedenis bij te brengen, waaruit blijken kan, dat verstandige toegeeflijkheid ge-wenschte vruchten voortgebragt, tallooze jammeren verhoed, en reeds in woede ontstoken gemoederen gestild en bevredigd heeft; maar zoo gij wilt, dat ik u uit die zelfde geschiedenis één eenig bewijs zal leveren ter uwer overtuiging, dat toegeeflijkheid omtrent de Paus-gezinden iets goeds heeft te weeg gebragt, waarlijk. Prins! ik sta beschaamd, want ik ken zoodanig voorbeeld niet. Geloof mij, het is even onmogelijk met de hand aan den hemel te reiken, als de Roomschen door toegeeflijkheid te winnen. Ook dit behoorde aan den wand der vorstelijke kabinetten geschreven te staan, op dat men ophoude den vijand als in zijnen eigen boezem te voeden. De Ultramontanen zijn aan die menschen gelijk, die toegeeflijkheid immer als eene zwakheid of

-ocr page 79-

de gouverneur van eenen

76

blijk van vrees bij de regering beschouwen, en die daarom sleeds stouter worden in hunne eischen, naar mate men hun toegeeft! Eerst dan zullen zij te vrede zijn, wanneer de Koningen de voeten van den Paus kussen en de Roomschen in alles te wille zijn. Ik weet het, dal het stelsel van toegeven tot de tegenwoordige staatkunde van vele vorsten behoort, maar ik weet ook wel, dat zulkeene staatkunde noch door de geschiedenis, noch door de ervaring, noch door de wijsheid, noch door dc voorzigtigheid, noch door het belang der Staten, noch door het Evangelie wordt aangeprezen. Ik wil niet onderzoeken naar de oorzaken der steeds klimmend dreigende bonding der geestelijken in dit rijk; misschien hebt gij zeil dezelve reeds beschouwd als gevolgen eener toegeeflijkheid, welke zich nimmer rechtvaardigen laat, en door de uitkomst immer zich zal laten beschamen. Maar wenden wij het oog elders heen! — Wat heeft de emancipatie der Roomsch-Katholieken in Ierland anders uitgewerkt, dan dat zij den weg heeft moeten banen tot den eisch der Unie-verbreking? — Waartoe heeft het stelsel van verdraagzaamheid, van regtvaardigheid, van gelijke regten omtrent de Roomschen, die vroeger naauwelijks geduld werden, geleid? waartoe anders dan lot verwikkelingen, die tot heden toe de vorsten op iiunne troonen doen beven, nadat zij de bloedige omwentelingen van vroegere dagen niet bij magie waren te verhinderen? Wat beeft het Koning willem I gebaat, dat hij misschien ten koste van Oud-Nederland België bevoorregte, de eeredienst der nieuwe onderdanen beschermde, hunne vervallene fabrieken herstelde, hunne

-ocr page 80-

europee sc hen prins.

liandels-ondcrncmingen ondersteunde? het schandelijkste oproer, zie, dat is de dank dier natie, en die natie was Roomsch! — Wat heeft het gebaat, dat de Koninghun op hun aanhoudend dringen meerdere vrijheid op de drukpers vergunde, dat hij hun ten gevalle de wet op het gemaal wilde afschaffen, dat hij nieuwe bisschopszetels oprigtte, dat hij het Collegium Philosophicum ophief, dat hij eindelijk ook den Minister van maanen ontsloeg? — Wat heeft dit alles gebaat? — de scheiding-van Belgie was het loon en het gevolg van dat koninklijk

toegeven aan......aan Roomschen! En aan willem H,

77

die den 7den October IS-iO eene commissie benoemde, om de bezwaren der Roomschen over het lager onderwijs te gemoet te komen; — om de nog niet overtroffen wet van 1800 te vervangen; — die met het besluit ven 2 Januarij \'IS^S den Roomschen ruimere handen gaf; die kloosters tot in het oneindige op te rigten hun vergunde, zoodat men spoedig- een klein Spanje in Noord-Braband zal zien; — die aan de congregatiën , NB. bestemd tot een bespiegelend leven, toestond, om het getal barer leden uit te breiden; — die de wederoprigting der kweekschool te Uden en de herstelling der vicariaten van megen en rauwenstein veroorloofde; (1) die den Jezuiten den vrijen toegang in het land voetstoots vergunde; die, ja, waar zou ik eindigen, wilde ik alle vergunningen, alle buitengewone voor-regten, den Roomschen geschonken, hier opnoemen? — doch wat zal het aan willem II baten, dit alles ten

1

Men leze: de teekenen der tijden in Nederland, bij ten brink amp; dk vries, ic Amsterdam..

-ocr page 81-

de goeverneur van kenen

78

gunste der Ullramontanen te hebben toegegeven? Ik zou kunnen zeggen: zie, wat meerdere magt in den Staal hebben zij sedert verkregen; zie, boe afhankelijker de regering sedert dat tijdstip geworden is; zie, hoe langzaam, hoe vastberaden en met welk een vast vertrouwen zetten zij hunne werkzaamheden voort. Doch ik zal zwijgen. Ligt ware het mij hier als profeet op te treden en bet lot van Nederland te voorspellen. De uitkomst, welke den last zal dragen, zoo God het niet genadig verhoedt, zal eens voor mij bet antwoord geven. Een groot gevaar, dat dreigend over Nederland hing bij de troonbeklimming van willem II, heeft God genadig verhoed, door wakkere Protestanten en vrienden des vaderlands in bet hart te geven, om tijdig genoeg den Vorst met hunnen raad te dienen! De koning namelijk had in den zin, een concordaat met den Roomschen stoel te sluiten; en ware dat geschied, o! nog huiver ik bij de gedachte aan den ondergang minder van mijn vaderland; want vele verschijnselen, welke daar plaats hebben, zijn weinig geschikt de liefde tot mijnen, anders dierbaren, geboorte-grond, te verlevendigen; maar nog buiver ik bij de gedachte aan den vermocdelijken ondergang van bet gezegend Protestantismus in Nederland; want ware dat geschied, ware het concordaat tot stand gekomen, weg was dan de bloei eener godsdienst, welke, hoe weinig ook de regering zulks erkent, de vastheid der dynastie, de onafhankelijkheid van den slaat, den bloei des bandels, bet geluk der onderdanen, de rust der maatschappij, het toenemend streven naar volmaaktheid in kunsten en wetenschappen waarborgt! Uit de

-ocr page 82-

el\'ropeeschen prins.

79

wenken, die ik vroeger reeds gemeend heb uwe Hoogheid le moeten geven, volgt nu ook van zelf: sluit geene concordaten met den Paus; hem geheel uittesluiten, zoo in het wereldsche als geestelijke, zij uw toeleg; zelfs handels-contracten met hem aantegaan, is gevaarlijk, want in het kleed van consuls en zaakgelastigden zullen er op nieuw vermomde Jezuïtische vicarissen en wervers voor de Pausselijke hierarchic verschijnen. De Paus kan het zwaard van petrus niet in de schcede laten rusten, evenmin als hij de vernietiging van zijn rijk zou kunnen wenschen! Hij moet de verlichting, hoe heilzaam en noodig ook voor den bloei der staf en, blijven bestrijden, ten koste van de rust der maatschappijen; zoo dan de Katholieken den Paus niet voor altijd het vaarwel toeroepen, dan blijft dit werk aan de gekroonde hoofden aanbevolen. Eervolle laak, welke op u wacht, jonge vorst! liet monster, dat zoo vele eeuwen reeds den slalen ontelbaar veel onheil heeft gebrouwd, tot heil en verlichting der menschheid den kop te verbrijzelen, kent gij een schooner laak onder den hemel? Het tegenwoordig geslacht zal zijnen hartelijken dank u daarvoor toebrengen, terwijl gij met uwe onderdanen de zegeningen des vredes kunt genieten; en het nageslacht zal uwe gedachtenis zegenen als die, van eenen vader des vaderlands!

De Prins, {diep rjehojfen.) Uwe woorden en uw raad zullen in mijn hart bewaard blijven.

—oCgt;!lt;3e—

-ocr page 83-

DE GOUVERNEUR VAN EENEN

HOOFDSTUK III.

De blinde gelioorzaaiiilieid der Eoomsclien aan hunne Priesters een blijvende hinderpaal voor de veiligbeid van den Staat-

-c€gt;{lt;2o-

De hoeren van hel hof op zekeren tijd op de jagl zijnde en door eene zware regenbui overvallen, waarop enkele donderslagen volgden, waren genoodzaakt in eene nabij zijnde boerenwoning te vlieden. Terwijl zij aldaar zalen, merkte de heer G. op, dal de man des huizes, die voor zijnen stand een goed en een verstandig voorkomen had, een kruis maakte zoo menigmaal hel weer-lichlle. Hij kon zich niel weerhouden, naar de reden van deze in zijn oog zonderlinge gewoonte te vragen en daaruit, onlslond hel volgend niel onbelangrijk gesprek:

»Waarom maakl gij telkens een kruis, wanneer hel weerlicht?quot;

„Wel mijnheer, om hel gevaar van het onweder van ons aflewenden,quot; antwoordde de landman.

))Zoudl gij dan meenen, dal hel maken van een kruis daartoe in slaat wareT\'

-ocr page 84-

EURCPEESCIIEN PRINS.

»Zcer zeker, mijnheer.quot;

»0p welken grond gelooft gij dat?quot; hernam de heerC.

»Dat heeft mij de Pastoor gezegd,quot; was het antwoord!

»Welke bewijzen voert dan de Pastoor voor zijn gevoelen aan?quot;

»Dat weet ik niet, mijnheer, maar de Pastoor heeft het ons geleerd!quot;

«Gelooft gij dan blindelings en zonder uw verstand te gebruiken, alles, wat de Pastoor u zegt?quot;

»Ja mijnheer, dat is zoo de leer van onze kerk.quot;

«Zonderlinge leer! houdt gij dan den Pastoor voor onfeilbaar in zijne uitspraken, en magtig om alles te doen ?quot;

»Ja, mijnheer, daarom geloof ik hem.quot;

»Dat is toch een dom geloof, vriend, want niemand is onfeilbaar, en niemand almagtig op aarde.quot;

»Dat is wel mogelijk,quot; antwoordde de man op koelen toon.

»Maar als hij in staat is alles te doen, waarom geneest hij dan dat kind niet, dat daar in gindschen hoek zit en als een doode er uitziet?quot;

«Dat weet ik niet, mijnheer 1quot;

»llebt gij er den Pastoor nooit om gevraagd, om zijne almagt te gebruiken tot herstelling van uw kind?quot;

»Neen mijnheer, maar het heeft mij reeds geld genoeg gekost aan den dokter!quot;

»Dat geld künt gij u voortaan besparen en tevens de magt van den Pastoor beproeven.quot;

Op dit oogenblik zettede eene bliksemstraal het gan-scho firmament als in vuur, en een geweldige donderslag

0

81

-ocr page 85-

DE GOUVERNEUR VAN EENEN

volgde daarop. De landman, hoewel minder vrijmoedig, verzuimde nogtans het kruismaken niet! Na eenige oogenblikken hervatte de heer C:

«Hebt gij nooit gezien, dat eene woning van uwe geloofsgenoolen door het onweder getroffen is en afgebrand?quot;

))Ja wel, voor twee jaren is dit nog gebeurd, niet ver van hier.quot;

»Daar heeft dan het kruisje niels geholpen en uw Pastoor verdient derhalve niet in alles blindelings geloofd te worden.quot;

»Ja wel mijnheer, dat is zoo de leer onzer kerk.quot;

»Maar gij begrijpt immers ligtelijk, dat er geen verband bestaat tusschen het kruis, hetwelk gij op uwe borst slaat, en tusschen het onweder, hetwelk daar buiten woedt.quot;

«Dat weet ik niet, mijnheer, maar de Pastoor heeft het mij geleerd, en den Priester moeten wij gelooven?quot;

))Als hij u zeide, dat hij in staat was het onweder te doen ophouden, zoudt gij ook dat gelooven?quot;

»Als de Priester het zeide, waarom dan niet, mijnheer?quot;

))Als hij u gebood, iets kwaads te doen, zoudt gij hem dan ook gehoorzamen?quot;

«Waarom niet? de Priester kan mij daarvoor abso-lulie geven!quot;

«Als gij kwaad doet, bezondigt gij u tegen God!quot;

»Neen, mijnheer, dat is voor rekening van den Priester, die bet mij bevolen heeft; hij is voor mij verantwoordelijk.quot;

«Ook voor uwe rekening, want gij hebt van God hel

82

-ocr page 86-

EUROPEESCIIEN PKINS

verstand ontvangen, om zelf te denken en te handelen , en vooral om tusschen goed en kwaad te kunnen kiezen.quot;

«liet staat mij niet vrij de bevelen van den Pastoor te beoordeelen, of aftekeuren, wat hij mij als Priester beveelt!quot;

«In den bijbel heeft God u verboden kwaad te doen!quot;

»Den bijbel te lezen heeft de Pastoor mij verboden.quot;

»De Heiland heeft gesproken: onderzoekt de schrilten.quot;

»De Pastoor heeft gesproken, leest de schriften niet.quot;

5)Maar de Heiland heeft er bij gevoegd: gij zult in dezelve het eeuwige leven vinden.quot;

»En de Pastoor heeft gezegd: zij zullen u lot ket-tersche dwalingen brengen!quot;

))Gij gehoorzaamt dus meer den Priester dan Gode.quot;

»Dat zal wel waar zijn, want de Priester is in de plaats van God.quot;

De heer C. stond op. Op zijnen wenk rezen ook de overige heeren van hunne plaatsen, en daar de lucht allengs begon opteklaren, verlieten zij deels verontwaardigd, deels met diep medelijden eene woning, welke meer den Priester dan Gode scheen gewijd te zijn, daar althans de inwoners meer slaven der geestelijkheid dan vrije menschen konden heeten.

Dit gesprek was den Prins reeds bekend. Den indruk, welke hetzelve op hem had gemaakt, wilde ik zoo mogelijk duurzaam maken, door hem te wijzen op de blinde gehoorzaamheid der Roomschen aan hunne Priesters! Ik wist, dat de Prins, toen hem dit gesprek werd medegedeeld, zich had laten ontvallen: zij zullen dus ook hunnen Priester meer dan hunnen vorst ge-

6*

83

-ocr page 87-

de gouverneur van eenen

hoorzamen. De akker was dus reeds bereid, ik had hier slechts het zaad uittestrooijen. En om daartoe over te gaan, opperde ik de vraag:

Wat dunkt uwe Hoogheid van het gesprek, hetwelk de Heer C. met den landman gehouden heeft, bij gelegenheid van het jongste onweder\'?

De Prins. Ja, wat zal ik zeggen? ik weet niet waarover ik mij meer verwonderen moet, over den landman, die zoo weinig zijne waarde als mensch gevoelt, dat hij voor den Priester, meer dan voor God zijne knien zoude buigen; of over den Priester, die de onbeschaamdheid heeft, om van mensclien eene Goddelijke eer, welke den Allerhoogsten alleen toekomt, voor zich aftepersen.

De Gouverneur. De landman is ongetwijfeld te beklagen, de Priester is even zeker de verachting der gansche menschheid waardig; en toch valt op dit laatste ook iets aftedingen, indien men in aanmerking neemt, hoedanig de geestelijken in de seminarien gevormd worden. Maar uwe Hoogheid stelle zich in den landman de Roomsche bevolking voor den geest, dan vraag ik u, wat zult gij met haar uitrigten, indien uwe wetten en bevelen strijden met de inzigten en geboden der Priesters? Indien de Roomschen den geestelijken meer dan hunnen God gehoorzamen; hoe veel te minder zullen zij zich om \'slands wetten bekreunen, indien dezelve in strijd zijn met de Priesterlijke bevelen? Wat de Priester gebiedt, mogen de leeken niet onderzoeken; ook hel kwade, dat zijne valsche lippen bevelen, moeten zij blindelings plegen; omdat hij zich voor hen

84

-ocr page 88-

EUr.OPEESCIIEN l\'IUNS.

verantwoordelijk steil en hun de absolutie geeft; hij vertrapt Gods geboden cn het volk zegt daarop: Amen! Is dat niet de leer des satans? en die leer des satans moet ingevolge de grondwet der 19° eeuw volkomene vrijheid genieten! Is het wel mogelijk, eene tweede godsdienst uittcvinden, gevaarlijker voor de koningrijken der aarde? en die godsdienst die, omdat zij blinde gehoorzaamheid aan den Priester gebiedt, eeuwig een hinderpaal zal blijven voor de veiligheid der rijken, mag in den staat eenen gelijken invloed uitoefenen als de Protc-stantsche godsdienst, welke den besten burger vormt, om dat zij hem leert God te vreezen.

De Prins. Gij hebt gelijk, ik zie ook eene onregt-vaardigheid daarin, dat men de beste godsdienst, bij welker vrijheid de staat slechts winnen kan, gelijk stelt met de Roomsche instelling, welke allo banden, door welke de burger zich aan den slaat verbonden gevoelt, losscheurt. Evenwel kan ik mij niet verbeelden, dal die blinde gehoorzaamheid, van welke de landman sprak, zoo menigvuldig en dagelijks plaats grijpt in het werkelijk leven.

De Gouverneur. Ja Prins, dagelijks heeft zij plaats; dagelijks verwezenlijkt zij zich in hel werkelijk leven; dagelijks schept zij de treurigste looneelen. Die blinde gehoorzaamheid aan den Priester gaat alle denkbeeld te boven. Iluisselijke jammeren, scheiding tusschen gelukkige echlgenootcn, verwijdering tusschen ouders en kinderen, omwenteling, burgeroorlog, sluipmoord, koningsmoord, dit is alles haar werk. Het ondenkbare maakt zij bijna denkbaar. Eene vrouw, die de schaamte cn

85

-ocr page 89-

de gouverneur van eenen

hel gevoel van eer tot een magtig wapen van de natuur ontvangen heeft, zal zich naakt uitkleeden alleen uit gehoorzaamheid aan den Priester.

De Prins. (Glimlagchende.) Dat kan ik niet gelooven.

De Gouverneur. Indien ik niet vreesde uw gevoel te zullen beleedigen, dan zou ik cene merkwaardige daadzaak ten bewijze kunnen bijbrengen, waarover gij u verbazen zoudt en welke u tevens zou kunnen overtuigen, dat de Priester alles vermag.

De Prins. Gij hebt mijne nieuwsgierigheid reeds te zeer uitgelokt, dan dat ik naar zoodanig bewijs niet verlangend zoude uilzien.

De Gouverneur. Zoo uwe Hoogheid het begeert, zal ik verhalen, wat de geschiedenis daarvan zegt. In de 16° eeuw predikte te Brugge een Monnik, wiens naam was kornelis adriaans. Deze ijverde zoo sterk vooi den ongehuwden staat, prees dien zoo dringend aan, cn sprak zoodanig over het huwelijk, dat weduwen en getrouwde vrouwen zich bekommerd gevoelden, of zij wel zalig zouden kunnen worden, terwijl de magen zich ter biecht begaven, om des Monninks raad inte-winnen. Aan weduwen nu en vrouwen, die ten aanzien der schoonheid stiefmoederlijk door de natuur bedeeld waren, gaf hij den raad, om dikwerf bij hare biechtvaders ter biecht te gaan om de absolutie en den troost der godsdienst te ontvangen. Doch voor de scboone vrouwen en weduwen, die hem uitermate bevielen, stelde hij eene orde van biechtelingen, volgens welke zij met toestemming van hare mannen of huisgenooten zich éénmaal in de maand bij hem ter biecht vervoegen

80

-ocr page 90-

europeeschen riuns.

87

zouden en aan boete en kastijding zich onderwerpen, evenwel met aflegging van eenen plegtigen eed, dat zij den aard der aan haar opteleggen boete en kastijding nimmer en aan niemand openbaren mogten. Een ieder nu van deze schoone vrouwen of weduwen moest op oenen door den Monnik bepaalden tijd bij hem komen en wel ten huize van eene naaister, wier woning eene achterdeur had, door welke de Monnik ongemerkt kon binnensluipen. Een ieder van haar moest ongeveinsd en onbeschroomd hare vleeschelijkc lusten gedurende haar huwelijk aan hem verhalen en biechten. Een ieder van haar moest ligte roeden maken, en, nadat haar uit den bijbel en uit de overlevering onwedersprekelijk was aangetoond, dat zij zich tot zaligheid te ontblooten had, om de slagen eener ligte kastijding te ontvangen, moest zij zelve, moedernaakt uitgekleed zijnde de roeden aan den Monnik ter hand stellen, hem bidden haar zondig ligchaam te willen kastijden, hetgeen de heilige Monnik dan ook langzaam en zonder hardheid deed. Des winters kon zij in een warm vertrek zich op een kussen nederleggen, om op alle deelen des ligchaams eene ligte kastijding te ontvangen. Dit wellustig spel duurde eenige jaren voort, tot dat eene maagd, die zicii lot eene geheele ontkleeding niet bewegen liet, en door des Monniks redenen van de wettigheid der ligcha-melijke kastijding niet te overtuigen was, de gansche zaak aan den Gardiaan ontdekte, die om zijn klooster in geenen kwaden reuk te brengen, alles geheim hield, tot dat het den Magistraat Ier oore kwam, die ten jare 1563 kornelis adiuaans uit Brugge ver-

-ocr page 91-

de gouverneur vak eenen

bande. (\') Ziedaar nu eene daadzaak, waarlijk in geen\' hoek der wereld geschied! Ziedaar eene blinde gehoorzaamheid, waarover immers een ieder verstomd moei staan! Wat kan er nu heiligs zijn in de godsdienst of in den staat, hetwelk niet gereedelijk zal worden veracht en vertreden om des Priesters wil\'? En indien eene vrouw zich ontkleedt, om uit des Priesters mond de verzekering van zaligheid te ontvangen, gelooi\' dan vrij, dat zij en alle Roomschen om diezelfde reden in staat zijn, uw vorstelijk leven verraderlijk aanteranden.

De Prins. Ik sta verbaasd. Mijnheer, over uw verhaal; ik had zoo iet« voor onmogelijk gehouden. Ik meende althans, dat de biecht bij den Priester heilig was.

88

De Gouverneur. Bij den Roomschen Priester is niets heilig, of wat kan heilig zijn in de schatting van hem, die God in de schaduw plaats, om zich zeiven op diens troon te stellen? De biecht is intusschen een dier vele middelen, waardoor de Priester over het geweten der geloovigen heerscht en hen onder het. juk der dienstbaarheid houdt! Door haar leert hij de zwakke zijde van den biechteling kennen en is nu in staat gelijk de vijand die zwakke zijde aantevallen en alzoo tot zijn doel te geraken. Door haar verneemt hij de geheimen der huisgezinnen, en hij ziet zich daardoor in slaat gesteld om hier den loop der omstandigheden te stuiten of te bevorderen, daar zijnen veel vermogenden invloed te bezigen, om de hem bekende plannen te verijdelen; elders, om in het geheim op personen te werken, die

l*J VAN meteren, vad. kist. d. 3. bl. 128.

-ocr page 92-

EUr.OPEESCilEN PRINS.

zonder te welen hoe en waarom, den lisligen Priester in de hand werken. Zoo eindigt alles in blinde gehoorzaamheid aan den geestelijke en daartoe moet de Room-sche godsdienst, want de biecht is een sacrament, het middel zijn! Wanneer de Spaansche geestelijkheid de haar ontnomen goederen tracht te heroveren, dan zoekt zij in de heilige biecht de koopers dier goederen vrees aantejagen, te bedreigen, en hun, in geval van weigering tot teruggave of in geval van nieuwe aankoopen, de absolutie te weigeren. Zsciiokke zegt, «dat de «geestelijken den biechtstoel menigmaal in Zwitserland «bezigden, om den leekcn haat tegen de ketters inteboe-«zemen, achterdocht tegen de regering intefluisteren, «den moed tot eenen godsdienst-oorlog aanteblazen, «onder het bedriegelijk voorwendsel, dat dc heilige «godsdienst door de regering werd aangerand;quot; en de uitkomst heeft doen zien, hoe gereed dc Roomschen aan hunne Priesters zich onderwierpen. Zoo, ik herhaal het, zoo is de geheole Roomsche godsdienst slechts eene listige uitvinding, om de geestelijken tot onbepaalde heerschers over de geloovigen te verheffen!

De Prins. Na al hetgene ik daarvan gehoord heb, zou mij ook dit geenszins bevreemden.

L)e Gouverneur. Stel den Protestant tegen over den Roomsch-Katholiek en gij zult mij deze treurige waarheid moeten toestemmen. Dc Protestant heeft, indien ik mij eens aldus mag uitdrukken, alleen met zich zeiven en zijnen God te doen; en bij verwaarloozing van zijn hart en bij verzuim van zijne zedelijke pligten derft hij de tevredenheid des gemoeds en eens de hope der

89

-ocr page 93-

DE GOUVERNEUR VAN EENEN

90

zaligheid. Maar de Roomsch-Katholiek heeft met zich zei-ven , met zijn geweten, met zijnen Schepper niets te rnaken. In de waarneming van zijne godsdienst en tot verkrijging van zaligheid is hij alleen in de magt des Priesters. Deze moet hem doopen, en die doop maakt zalig; zonder de Mis, welke de Priester viert, wordt de leek van zaligheid uitgesloten; het laatste oliesel, door den Priester te bedienen, verzekert hem van zijne behoudenis; de zielmis door den Priester gehouden, verlost hem uit het vagevuur; alleen het water, door den Priester gewijd, kan den duivel verbannen, alleen de Priester kan hem verzekeren van den ingang in het koningrijk der hemelen. Of de leek zich zeiven van opzettelijk pligt-verzuim te beschuldigen heeft; of hij in zijn gemoed overtuigd is, dat hij Gods regtvaardig ongenoegen op zich heeft geladen door vertreding van Goddelijke en menschelijke regten, dit doet weinig af; indien maar de Priester niet tegen hem is, indien slechts des Priesters absolutie, en laatste oliesel en zielmis hem niet wordt ontzegd! Gij gevoelt immers, dat de Roomsch-Katholiek geen hooger belang kan hebben, dan tot eiken prijs de gunst en de genade van den geestelijke te verwerven; dat het verlies van diens goedkeuring of genegenheid hem eene eeuwige hel doet vreezen; dat derhalve zich blindelings aan den Priester te onderwerpen een pligt voor hem wordt, waaraan hij zich niet onttrekken kan, en dat dus de Roomsche godsdienst zelve tot blinde gehoorzaamheid dwingt! Uit dit oogpunt beschouwd , verdient zij als eene pest voor de maatschappij, uit het midden der staten verbannen te worden.

-ocr page 94-

europeesciien prins.

De Prins. Men zou die slaalsche onderwerping aan den Priester over liet hoofd kunnen zien of liever met medelijden moeten dulden, indien zij zich alleen tot godsdienstige verordeningen bepaalde; maar nu gaat zij te ver, en nu wordt zij gevaarlijk voor vorsten, regeringen, voor Katholieken en Protestanten, wanneer eene vrouw zelfs zich zelve en hare eer vergeet; wanneer een Spaansch burger zich door vrees laat slingeren in het koopen of teruggeven van gekochte goederen; of wanneer een Zwitser zich tot opstand tegen het wettig gezag laat bewegen, enkel uit blinde gehoorzaamheid aan den Priester.

De Gouverneur. En wanneer die schoone vrouwen, en die Spaansche grondeigenaren en die Zwitser zich aan de geestelijken niet onderworpen hadden, wat dan\'? dan hadden zij geene Priesterlijke absolutie ontvangen; dan zouden zij levenslang den verschrikkelijken haat der geestelijkheid hebben ondervonden, en door onkunde verblind, gemeend hebben, de hel te gemoette treden! Neen, alles is in die godsdienst er op ingerigt, om de leeken met onverbreekbare ketenen in des Priesters klaauwen te houden. In geen geval, noch ook in hunne burgerlijke betrekking kunnen zij zich aan die klaauwen ontwringen, ten zij de Priester zulks gedoogt. Jaren achtereen en niet zonder vrucht voor hun verstand en hart hebben vele Roomsch-Katholieken in Holland deelgenomen aan het lidmaatschap der Maatschappij lot Nut van \'t Algemeen; maar Rome beefde bij het zien dier weldadige vruchten, en beval bij monde van den Priester het terugtreden uit die maatschappij en de onnozele

91

-ocr page 95-

DE GOUVERNEUll VAN EENEN

92

schapen verwijderden zich op die priesterlijke slem van eene bron, uil welke zij zoo lang hunne behoefte naar broederlijke verkeering en hunne zucht naar zedelijke verlichting gelaafd hadden. Onder hel genot der huwelijksliefde hadden vele Roomsch-Kalholieke vrouwen en Protestantsche mannen jaren achter elkander in vrede en eendragt geleefd; een ieder ging zijnen weg, en diende God op zijne wijze; maar Rome de door de verlichting reeds verlorene zielen willende heroveren, beval de proselijtenjagt, en zie, op bevel des Priesters belaagde, verstrikte de vrouw haren man, haatte hem bij zijne tegenkanting, en scheurde den gelukkigsten huwelijksband bij zijne standvastige weigering, om zijnen Zaligmaker te verloochenen en den afgod Baal te Rome te aanbidden. Een Roomsch-Katholiek jongeling had reeds over lang zijn hart aan een Proteslantsch meisje geschonken, de ouders van beider zijde hadden daarop reeds het zegel hunner goedkeuring gedrukt; maar Rome had het stelsel van onverdraagzaamheid op nieuw ter hand genomen, overgezien en met bezwarende artikelen als wet uitgevaardigd; en zie, de jongeling werd geboden van hel meisje aftezien, toen bij dit als voor hem onmogelijk verklaarde, werd hem vergund, hel meisje te verleiden, en daarna gelast, haar onder belofte van haar te zullen huwen over te halen tol de Pioomsche kerk; de jongeling gehoorzaamde, en het meisje gedachtig aan het kind, hetwelk zij onder hel hart droeg, werd ondanks haar.zelve eene prooi van Rome\'s kerk! Daar liet zich eene arme Protestantsche weduwe op aandrang van hare mans betrekkingen, die de Roorasch

-ocr page 96-

EUUOPEESCIIEN PRINS.

Katholieke godsdienst beleden, bewegen, om een barer kinderen aan de laatst genoemde tot verdere opleiding toetevertrouwen; zij deed bet, gedwongen door bare armoede; maar Rome, dat minder dan de tijger zich om de tranen eener moeder bekommert, dat onverschillig boe! bet rijk des satans te vermeerderen zoekt; Rome bewoog door eenen gewetenloozen Priester de liuisgenooten tot ontvoering van dat kind; en zij, zij konden gehoor geven aan den geestelijke, die ben tot een zoo schandelijk misdrijf bewoog. Ileb ik dan nu wel te veel gezegd, toen ik deze blinde gehoorzaamheid eene oorzaak noemde van huisselijke jammeren?

De Prins. Maar gij noemde baar ook eene oorzaak van omwentelingen, burgeroorlogen, sluipmoorden.

93

De Gouverneur. Welnu, welk land in het ons bekende werelddeel bestaat er, dat biervan niet de treurigste bewijzen kan leveren? Denk ook bier aan den dertig-jarigen oorlog in Duitschland, en gij leest de waarheid daarvan op menige bladzijde, met bloed beschreven. Met welk eene blinde gehoorzaamheid aan de oproerige geestelijken openden en voltooiden de Belgen de laatste revolutie! »De geestelijkheid hield toen aller gemoede-»rcn onder baren ijzeren scepter gekneld, en eene bc-»volking, die niet dan vlaamscb sprak, en de Fransche «taal naauwelijks verstond, ontscheurde zich op haar )-gt;hevel aan bare spraak- en stamgenooten, alleen om door »geenen Protestantscben vorst geregeerd te worden (*). »De Belgische omwentelaars hadden gretig hunne stem

(*j van kampen, gedenkboek, bl. 91.

-ocr page 97-

DE GOUVERNEUR VAN EENEN

94

«geleend aan eene kaste, welke zij verachteden, aan »eene geestelijkheid, die, om haar gezag te vernieuwen, ))geene middelen versmaadde, en de vrienden eener »teugelooze vrijheid tot zich lokte, om hen na de\' ge-«meenschappelijke zege, in den afgrond te storten. Op «nieuw had de Belgische Priesterschap op eenen wenk «uit het omgewentelde Frankrijk ten harent het oproer «losgelaten en aan de gehoorzame kudde de teugeloosheid «vergund, waarvoor zij haar later te feller konde kne-«velen.quot; (1) Nog bloeden vele harten, wanneer zij aan de toenmalige jammertooneelen denken, welke de vruchten van Priesterlijke inblazingen en de gevolgen van blinde gehoorzaamheid waren, en wanneer men met een oplettend oog de monsterachtige maatregelen beschouwde, die genomen werden binnen \'s Hertoyenbosch, Grave, Nijmegen, Bergempzoom, en vooral binnen Maastricht, dan had men zich kunnen overtuigen, dat er niet minder vrees bestond voor eene aan den Prister onderworpen bevolking, dan voor den buitenlandschen vijand. Er zijn voorbeelden in de oude geschiedenis, datdeRoom-schen op aandrang der geestelijkheid geweigerd hebben, de verschuldigde belasting te betalen; dat zij steden en vestingen verraderlijk aan den vijand hebben overgeleverd, waartoe zij den last in den biechtstoel hadden ontvangen; dat zij door sluipmoorden de gekroonde hoofden hebben uit den weg geruimd, enkel uit blinde gehoorzaamheid aan hunne Priesters. Doch wat behoef ik verder uitte-weiden in eene zaak, welke aan allen bekend kan zijn.

1

Aldaar, bl. 117, S.

-ocr page 98-

europeesciien prins.

In elke betrekking moet de Roomsche naar den haan van petrus zien, ten einde zijne woorden te schikken en zijn gedrag te regelen. Onze zaak is nog niet rijp voor de herziening der grondwet, zou een bisschop in Holland gezegd hebben, en in der daad, de Roomsche heeren, die benevens de dagbladen geschreeuwd hebben om die herziening, spreken nu in de tweede kamer: wij willen er geene, dan welke van de regering uitgaat. Al de belangen van het vaderland worden door hen behandeld naar de wenken en inzigten hunner geestelijkheid. Te regt zegt het ütrechtsch Avondblad: de Roomsche heschomvl de slaathunde als ondergeschikt aan andere belangen: en zoo is het, wat ook de Noord-Brabander, het orgaan der Jezuiten, daartegen poogt intebrengen. De Roomsche is niet bruikbaar voor den dienst des vaderlands; maar wat spreek ik van vaderland; de Roomsche heeft geen vaderland, dan waar de Paus de Baal is van allen. En zoo lang dit al zoo blijft, zoo lang de Roomsche godsdienst blinde gehoorzaamheid van den Priester eischt, zoo lang zal ook dit laatste een hinderpaal blijven voor de rust en veiligheid der staten.

De Prins. Gij weet meesterlijk mijn afkeer van de Roomsche instellingen steeds hooger en hooger te drijven.

De Gouverneur. Daardoor vertoont gij onwetend en onwillens den adel van uw hart; daardoor voorspelt gij in de verte gelukkige dagen aan uwe Katholieke en Protestantsche onderdanen. Ja, zonder mijne lippen door vleitaal te bezoedelen, kan ik u verklaren, dat gij voor uw hart eene eerzuil sticlit, door afkeerig te zijn

95

-ocr page 99-

DE GOUVENElin YAN EENEN

van eene godsdienst, welke op de schandelijkste wijze de zedeloosheid voortplant, eene eeuwige vijandin zich betoont van de weldadige verlichting, blinde, slaafsche onderwerping eischt aan eene geldgierige, domme, heersch-zncbtige Priesterschaar, alles ten nadeele van het geluk en de rust der stalen. En uwe onderdanen, zij zullen gelukkig zijn! Moest ik hier Europa\'s toekomst voorspellen, in het voorondersteld geval, dat de Pioomsche godsdienst algemeen beleden, en dus in het algemeen de Roomsche Priester blindelings gehoorzaamd werd, die schets zou schrikbarend uitvallen; vreesselijk het lot zijn der Katholieken en de Protestanten. Ronge en allen, die zich daar plaatsen aan het hoofd eener Katholieke kerk, zij zouden vallen door het zwaard van Rome en de Protestanten vreesselijk worden vervolgd en uitgeroeid. Ik moet hier dan herhalen: ontdoe u van Roomsche ambtenaren; zij dienen meer de geestelijkheid dan u en het land; hiinne schijnbare getrouwheid aan eed en pligt is slechts zwichten voor den drang der omstandigheden; en inmiddels toch zitten zij niet stil, maar zoeken den invloed van hunnen ultramontaanschen aan-hanir in den staat te vermeerderen, ten koste der Pro-

C 7

testanten, die uit hunne betrekkingen verdrongen worden, om voor de Roomschen plaats te maken! De gevallen, die hierop betrekkelijk, in dit rijk plaats hebben, laat ik onaangeroerd, want zij zijn u bekend; maar ik wil uwe aandacht bij Holland bepalen. Onder andere voorbeelden, want er zijn er vele, die, daar zij door kuiperijen en in het geheim geschieden, niet bewezen kunnen worden, hoewel menig huisgezin daarvan het slagtoffer

90

-ocr page 100-

europeesciien prins.

wordt. Mag ik geloovcn, wat ik zelf gelezen heb , dan zou de Roomsch Katholieke Gouverneur borret, wiens zoon een der leeraren is aan het Jezuitisch seminarium le Warmond, den veldwachter m. kemps eerst in zijne betrekking geschorst, daarna afgezet hebben, zonder hem de redenen en gronden zijner demissie te kunnen opgeven. Intusschen moet ik u zeggen, dat deze kemps door langdurig bijbellezen tot de overtuiging der Roomsche dwalingen gekomen is, en dus tot het Protestantisme overhelde en daartoe later overging. Is nu deze afzetting enkel om laatst genoemde reden, en op aanklagt van den Protestantschen burgermeester, (niet alle zijn Israëlieten, die uit Israël zijn) en op aansloking van den Pausgezinden Pastoor van Hendrikhuijsen geschied, (eene stoutheid, welke men nauwelijks vermoeden, eene onregt-vaardigheid, welke men tenaauwer nood veronderstellen kan), dan kan uwe Hoogheid hiernaar afmeten, wat verder het lot zou kunnen zijn van Protestantsche of Katholieke ambtenaren, die Roomschen tot hunne superieuren hebben.

De Prins. Is de handelwijze van dien Gouverneur niet streng onderzocht?

De Gouverneur. Uit hoofde van het zwijgen mijner vrienden kan ik deze vraag niet beantwoorden. Dit weet ik, dat de heer rorreï veel invloed heeft bij den koning Willem II, en mag men het gerucht geloovcn, hetwelk des tijds in Noord-Braband liep, dan zou zelfs de koning voornemens zijn geweest, hem hel ministerie van justitie aanlebieden, waartegen echter de overige Ministers zich zouden verklaard hebben met bedreiging hunner aftre-

7

97

-ocr page 101-

de gouverneur van eenen

08

ding\'. Wat cr van zij, weet ik niet, maar te sterker beveel ik u de voorzichtigheid aan, van wel toetezien , aan wien gij eene portefeuille of eenig andere bediening toevertrouwd! Sluit gerust in \'tbelang van allen de ul-tramontanen builen. Dit zeilde beginsel hebben vele Magistraten in de Nederlanden gedurende den tachtig-jarigen oorlog met vrucht ten uitvoer gelegd. Aan het einde van i 844 heefl, men ook in Zwitserland bij gelegenheid van den Lucernschen burgeroorlog dit zelfde denkbeeld van uitsluiting der Jezuiten geopperd. Zonder deze maatregel is altijd de rust en de veiligheid der Maatschappij in gevaar, want blinde gehoorzaamheid aan den Paus is de grondtrek van het ultramontaansch onderwijs !

De Prins. Belangrijke wenken hebt gij mij daar gegeven; Mijnheer; heb de goedheid, mij ze later op nieuw te herinneren.

—«€gt;K3«—

-ocr page 102-

EUr.OPEESCHEN PRINS.

HOOFDSTUK IV.

Heerschappij in den staat iet grondbeginsel der Eoomsclen godsdienst.

—oDKBo—

Hot onderstaande, der aandacht waardig van allen, die eenigen invloed op hel lot der volken kunnen uitoefenen, werd hij zekere gelegenheid door den kapitiein ter zee D. verhaald.

In 18.... geraakte het schip, V. v. E. genaamd en naar Amerika bestemd, op eenc zandbank en verging. Slechts aan zeven schipbreukelingen, waaronder een Priester, gelukte het, na onbegrijpelijke krachtsinspanning en tallooze ontberingen een strand te bereiken, van waar zij met behulp van eenige inlanders het scbip van den kapitein D, hetwelk zij in de verte ontdekten, wisten te seinen. De Priester benevens twee zijner lotgenoten zijn later bezweken. Men had intusschen opgemerkt, dat deze Priester eene bijzondere zorg droeg voor een Spaansch kistje, hetwelk hij met zigtbare bezorgdheid uit het schip gered en sedert bij zich had gehouden.

7*

90

-ocr page 103-

de gouverneur van eenen

100

Bij zijn overlijden werd het kistje den-kapitein ter hand gesteld, die noodig oordeelde hetzelve te openen en naar bevinding van zaken daarmede te handelen. Het bevat-tede onderscheidene instructien voor de zes geestelijken, die mede op het schip waren geweest, doch hunnen dood in de golven hadden gevonden; twee hunner waren naar N. Amerika, twee naar China, twee naar Z. Amerika bestemd! liet bevattede verder onderscheidene brieven, bestemd naar alle rigtingen van de andere wereld-deelen, in welke brieven, onder andere voorkwamen, dat het opperhoofd der Jczuiten in China den Mandarijn iioiNG-iii benevens zijne familie door vergift moest doo-den, en zijn en der zijnen dood moest ten laste leggen aan ï. zijnde een klerk uit een der Europeesche gezantschappen, waar door dan beiden zouden gestraft zijn voor hunne vijandschap tegen de Roomschen. Verder werd hij daarin gelast, den Jezuit m gastro, die hier in zijn waar karakter en in alle zijne bekwaamheden geschetst werd, in plaats van eenen montano te stellen, aan wien het nog niet heeft kunnen gelukken, zich in-tedringen bij eenen van des keizers zonen. In eenen anderen brief werd een geestelijke in N. Amerika bevolen, in eene groote stad brand te stichten en dit op rekening te stellen der Melhodisten en vooral, dergenen, die hunne stemmen zouden uitbrengen op den toenma-ligen President. Verder om de dochter van den rijken koopman II. opteligten, en alsdan deze met de terugkomst van zijne dochter te streelen, indien hij door zijne invloed aan gastellani, wiens gaven in het veinzen hoog geroemd werd, eenig bestuur in \'s lands zaken

-ocr page 104-

EUROPEESCIIEN PRINS.

wist te bezorgen. In eenen anderen briel\', gerigt aan heL geestelijk opperhoofd in de Oost-Indien, komt voor, dat deze voor meerdere Roomsche onderwijzers in de scholen had te zorgen, ten einde met meer kracht op de jeugd te werken; dat hij aan den Italiaanschen stalknecht van den lieer E. een ruim loon had te «even voor deszelfs goede diensten aan den Paus cn dc kerk bewezen; dat de heer S., de reglerhand cn vertrouweling van den Gouverneur Generaal moest uit den weggeruimd worden, omdat hij het gesmeed verraad, dat voor de kerk zoo heerlijke vruchten voorspelde, ontdekt en de oogen van het gouvernement geopend had, dat twee Jczuiten, hier bij name genoemd en in hunnen talentvollen aanleg tot stoute ondernemingen geprezen, naar II. in hel oostelijk gedeelte des lands gelegen, moesten gezonden worden, om dc Indianen legen den Resident V. opteruijen, waardoor dc aandacht der regering zou worden afgeleid van dc onderneming, welke te K. door cene naaister begonnen, door den geestelijke van M. voortgezet was, en den 20 Aug. \'18... dooiden ambtenaar lot eer der kerk cn tol verracerderinir van des Pausen gezag stond voltooid te worden. In andere brieven stonden meer dergelijke lasten en bevelen, allen ten doel hebbende, om, onverschillig door welke middelen, magt in den staat te verkrijgen. Deze blieven waren in onzigtbarc letteren geschreven, welke letteren eerst door cenige kunstmatige bewerking onder de hand van eenen apotheker zlgtbaar werden.

De Prins stond verbaasd, toen ik hem dit mededeelde. Hij schudde het hoofd en zeidc met eene bijna onver-

10!

-ocr page 105-

de gouverneur van eenen

staanbare stem: zij moet met wortel en tak uitgeroeid worden! Alleen gaf hij zijnen twijfel te kennen, over de uitgebreide correspondentie, welke luidens die brieven do Roomschen zouden voeren in alle deelen der wereld.

De Gouverneur. Om u daarvan te overtuigen, beveel ik u dringend aan te lezen den wandelenden Jood van sue; dit voortreffelijk werk moge in een Romantisch kleed gestoken zijn, tic berigtcn vooral betreffende de uitgebreide correspondentie der Jezuiten zijn uit echte bronnen geput en bevatten dus geschiedkundige waarheden; daar ziet men met eene meesterlijke hand ge-teekend, dat Bome met eenen oogopslag de gcheele wereld overziet, en door hare blinde werktuigen en gewe-tenlooze handlangers beheerscht; in de hope van u nader hiervan te zullen overtuigen, zal ik uwe Hoogheid voor ditmaal verzoeken zich te vrede te willen stellen met een artikel uit den kerkbode, van g. libri overgenomen, waar over de Jezuiten in Frankrijk onder anderen voorkomt: «Alle huizen in de Provintien corresponderen met die »van Parijs, ook staan zij in omniddelijke verbinding »mct den Generaal der orde, die zijnen zetel te Rome ))heefl. De briefwisseling der Jezuiten heeft eene vast »geregelde organisatie, dagelijks ontvangt de generaal «der orde eene massa berigten, welke elkander weder-»keerig controleren; deze naauwkeurige in elkander grij-»pende en snelle briefwisseling uit alle landen heeft ten «doel, aan de leidende opperhoofden alle berigten, welke »zij behoeven, te verschaffen. In het centraal-huis te »Rmne worden reusachtige registers onderhouden, waarin ))de namen van alle Jezuiten, van hunne verbondenen,

102

-ocr page 106-

HÜROI\'EESCIIEN PIIINS.

103

«van alle vrienden en vijanden, mei welke zij le doen «hebben, worden opgeteekend; bij icderen naam worden «alle op het leven van hem, die denzclvcn draagt, en salie betrekkelijke bijzonderheden, welke men bij erva-»ring van hem leert kennen, met de meest mogelijke »naauwkeurigheid opgeteekend. Dit is de reusachiigste »verzameling van levensbcrigtcn, die ooit, sedert de «wereld slaat, is aangelegd. Moet er op den eenen ol\' «anderen gewerkt worden, zoo wijst zijne levensbeschrij-«ving in de registers de beste wegen daartoe aan; men «kent zijn leven, zijn karakter, zijne goede en kwade «eigenschappen, zijne plannen, zijne geheime verbindte-«nissen. Ligtelijk begrijpt men, van welk eenen onmete-«lijken invloed dit politieboek zonder einde zij, hetwelk «de geheele wereld omvat.quot; (1)

Thans kan uwe Hoogheid zich een denkbeeld vormen van het gevaar, hetwelk elke staat in de wereld van Rome\'s zijde bedreigt. Niets gebeurt er, van welken aard ook, ol\' Rome verneemt het, en bestuurd het naar deszelfs inzigten en plannen. Niets is zoo heilig, ol\' Home schendt het, niets zoo onheilig, ol\' het grijpt het aan, om zijne heerschzucht te bevredigen. Wat men aan eene natuurlijke oorzaak, aan een ongeluk, aan onvoorzichtigheid zoude toeschrijven, een brand bijv., een onverwachts overlijden van eenen invloedrijke staatsdienaar , eene oogenblikkelijke ontevredenheid eener bevolking, dat is menigmaal het werk van Rome, beraamd in het heilig collegie van Cardinalen en Jezuiten. Dit

1

Eo. Kerkbode, lü Mei, 1811.

-ocr page 107-

DE GOUVERNEljR VAN EENEN

wetende is het dunkt mij, de pligt van eiken vorst, zulke godsdienst uit den staat te weren, eerder dan aan dezelve vrijheid van vrije uitbreiding te vergunnen.

De Prins. Onlangs las ik in een zeker geschrift dat de vorsten zeiven oorzaak waren, dat de Pausen van vroeger dagen tot zoo grooten invloed en hooge raagt in de staten geraakten! Zou dit waar zijn? Mij dunkt, zij zouden als dan zeiven het roer van den staat uit hunne handen gegeven hebben!

De Gouverneur. Vele plaatselijke cn tijdelijke omstandigheden droegen er toe bij, om den pausen en in het algemeen don geestelijken, die schrikbarende raagt te bezorgen, welke zij eenmaal bereikten. De bijgeloo-vige eerbied voor de gemaskerde heiligheid van den geestelijken stand; de verbazende onkunde zoo wel als de grove zedeloosheid der lijden; en andere oorzaken werkten gunstig den heerschzuchtigen Pausen in de hand! Maar ook de zwakheid der vorsten, van welke de sluwe Bisschoppen het meest mogelijk voordeel wisten te trekken; de milddadigheid van sommige koningen, die de geestelijkheid bovenmate met landen cn goederen verrijkten; het raadplegen der Pausen door de gekroonde hooiden, waarvan de eersten gebruik maakten lot vermeerdering van hun gezag; dezen en meer andere dingen gaven daartoe aanleiding. De vorsten moesten echter ook de bittere vruchten hunner zwakke toegeeflijkheid ondervinden in gedurige oorlogen met de Italiaansche staten; in bannen cn bullen der Pausen, welke zelden zonder gevolg bleven; en in tallooze vernederingen, welke hun door den man met de driedubbele kroon werden

-ocr page 108-

eur0peesci1i5n prins.

aangedaan. Iïonifacius YIII was onbeschaamd genoeg-, aan philips den schoonen, koning van Frankrijk tc sclirij-von: »wij doen u weten, dat gij aan lijdelijke en gees-»lelijke zaken aan ons onderworpen zijl; het begeven «van kerkelijke bedieningen komt u niet toe; en indien ))gij eenige open gevallen ambten in uwe bewaring hebt, »dan moet gij derzelver voordeelen ten dienste der op-»volgeren bewaren; of hebt gij over dezelve reeds bc-»schikt, wij keuren dezelve van geene waarde en eisehen »terug, wat er van mag gekomen zijn, die andcis ge-»looven, houden wij voor ketters.quot;

De Prins, (ontevreden) Een philips onderwierp zich aan dien hccrschzuchtigen Paus?

105

De Gouverneur. De koning schreef: «philips, door «Gods genade koning van Frankrijk aan bonifacius, »dic zich als opperpriester aanstelt, weinig of geen heil! sUwe operste uitzinnigheid wele, dat wij in het tijdelijke «aan niemand onderworpen zijn; dat het begeven van «kerkelijke ambten volgens koninklijk regt aan ons toe-«komt; dat wij de vruchten daarvan de onze maken; en «dat de begiftigingen door ons gedaan, wettig zijn en «wettig blijven; die anders gelooven, houden wij voor dwaas en uitzinnig.quot; (*) Dat mag koninklijke moed, koninklijke taal heeten! Hoe steekt hierbij af, dat bedelen naar de Pauselijke gunst, dal vreezen voor de Pauselijke magt, dat toegeven aan de Pauselijke eisehen, waartoe zoo vele vorsten der 19° eeuw vervallen. Heeft de gebedelde gunst voor den Iloornschen Bisschop niet el-

(*y Abt. MiLLor, A/ff. Ges. d. 6 bl. 375.

-ocr page 109-

de gouverneuk van eenen

106

ken Prolestantschen vorst in hel verderf gestort? llecll het toegeven aan zijne eischen niet immer geleid lot slavernij der volken? En waarom vreest men, en waarom moet men vreezen voor de magt en de bedreigingen der ullramonlanen? is liet niet, omdat men van hunnen verderffelijken invloed te veel speling en ruimte heefl overgelaten? Sedert eeuwen hebben de Pausen door bul en ban de vorslen doen beven op hunne wettige Iroonen, nu zij hel de beurt aan de koningen der aarde, de Pausen op hunnen aan petrus ontweldigden zelel le doen sidderen! Zouden deze laatslen het dulden, dat de vorsten eenen heerschzuchtigen invloed en eene onbeperkte magt uitoefenden over de gewetens de vrijheden en godsdienst der Italianen? Waarom dan zijn deze laatsten verpligt iets aan den Paus afte-staan, iets ten zijnen believe te dulden, hetgene deze in zijne staten nimmer ten believe der koningen zoude afstaan? Do invloed, dien de Paus uitoefent over de Pioomsche onderdanen der vorsten, is zuiver geestelijk; zoo zegt men! Maar is dan de geschiedenis, die de wereld van het tegendeel overtuigt, alleen voor de koningen en regeringen een gesloten boek? zijn dan de 1 Jezuitische instellingen en grondregels, waarvan allen kennis dragen, alleen hun onbekend? Is dan al dat onschuldig bloed, dat aan bet zwaard van petrus kleeft, te vergeefs gestort? Welnu, men leere dan uil hei-gene nu volgen zal, en waarvan Zwitserland het looneel opent, dal de Roomsche godsdienst slechts bet masker is, waaronder de listige staatkunde van Rome zich verborgen houdt, en dal het grondbeginsel dier zooge-

-ocr page 110-

EUROPEESCIIEN PfilNS.

naamdo godsdienst, geen ander is, dan dit: opperheerschappij over den slaat. Of heeft men reeds vergeten, dat een Paus, dezelfde ronifacius VIII, van wien ik zoo even sprak, in zijne bekende bulle: Unurn sanclum schrijven durfde? hel lijdelijk zwaard moei door do koningen en krijgslieden gehruikl worden voor de kerk, en de lijdelijke rnarjl is onderworpen aan de geeslelijke, die dezelve aanstelt en oordeeld, en die alleen van God kan geoordeeld worden; de geestelijke magt le weerstreven is derhavle hetzelfde als God le weerstaan. En nog zegt men; de invloed van den Paus is louter van eenen geestelijken aard! Heeft men reeds vergeten, dat de Pausen philips den schoonen, koning robeut, philips I., hendrik V., jon an zonder land, elisaretii van Engeland en anderen in den ban deden? dat zij de vorsten, als slaven vernederden, gelijk iiendrik IV barrevoets en in boetgewaad gedurende drie dagen lang in den winter voor het slot van Paus gregorius VII te Canossa moest wachten, terwijl deze met zijne bijzit voor het venster staande, met den vorst den spot dreef? en gelijk adriaan IV wilde, dat keizer hendrik I als een stalknecht de stijgbeugels van zijn paard zoude vasthouden? dat zij zelfs den vorsten de troonen ontnamen, willekeurig over dezelve beschikten, gelijk ik meen, (Jat de Paus den troon van philips den schoonen aan alrert van Oostenrijk heeft aangeboden? Dit alles zal dan ook wel slechts geestelijken invloed moeten heeten!

De Prins. Het blad is nu omgekeerd!

De Gouverneur. Het blad is nu omgekeerd! Indien uwe Hoogheid daarmede bedoelt, dat de Pausen het

107

-ocr page 111-

de COUVERNEUn van eenen

streven naar heerschappij in- en over den slaat thans hebben opgegeven, dan moet ik verklaren, de laatste te zijn, die daaraan geloof hecht, gelijk zekerlijk ook dc Pausen de laatsten zijn zullen, die hun heerschzuch-tig plan zullen laten varen. Bedoelt uwe Hoogheid, dat zij dat gezag over koningen en koningrijken verloren hebben, hetwelk zij eenmaal hadden, dan is dit volkomen waar! Maar dit is meer het gevolg van andere omstandigheden, dan van dc meerdere gematigdheid en betere gezindheid der Roomsche Bisschoppen. De tijger laat zich slechts door overmagt beteugelen, zonder zijnen wreeden aard te verliezen; en zoo hij met dc magt dc vrijheid herkreeg, wee, wee dan dc menschheid! Dc Paus spreekt niet meer uit de hoogte, en werpt zijne banbliksems niet racer uit, gelijk in vroegere dagen; maar langs onbekende paden, met een honing-zoct gelaat , met den lach des satans, met kuiperijen en geheim verraad, altijd gedekt met het mom der godsdienst, ondermijnt hij der vorsten troonen, en der volken rust! liet is voor u, jonge vorst, van het uiterst gewigt, dc middelen te kennen, welke thans Ier hand genomen worden, om het verloren gezag van Rome te herwinnen! Dezelve kennende, zal uwe Hoogheid in staat zijn, dc adder, die daar schuilt in het gras, reeds van verre te ontdekken, en den verraderlijken vijand te herkennen, die alles belovende en vriendelijk lagchendc slechts om de vrijheid van godsdienst schijnt te vragen.

De Prins. Ik zal die middelen gaarne van u vernemen !

De Gouverneur. Dan zou ik de aanvraag tot op-

108

-ocr page 112-

europeesciien prins.

rigting van nieuwe Bisdommen hel eerste middel kunnen noemen. De reeds genoemde commissie van Bisschoppen onder julius III. ingesteld, om over de middelen tot onderschraging van het wankelend gezag der Pausen te beraadslagen, gaf daartoe onder anderen den raad: om het (jelal der kerhelijken en der Bisschoppen te vermeerderen. Zoo wordt de wereld misleid! Bij het oprigten van nieuwe Bisschopszetels zou men immers meenen, slechts de vrijheid en de gelijke regten, waarop ook de Boomsche Godsdienst ingevolge de grondwet aanspraak maken mag, voortestaan? en nogthans, de staat, welke zoodanige concessien toestaat, werkt in het geheim onwetend mede, om het wankelend gezag des Pausen te onderschragen! Dit verdient uwe opmerking. Prins, en die van allen, die reeds regeren! Philips II, koning

* 7 o

van Spanje, vreezende of ziende, dat zijn gezag in de Nederlanden steeds verzwakte, overleidde met den Paus, om aan de vier aanwezige Bisdommen veertien nieuwe toetevoegen. liet doet weinig tot de zaak af, dat dit plan oorspronkelijk van den koning en niet van den Paus kwam. Men bedenke, dat philips een onderdanige dienaar was van den Paus, en een voorstander van het. Roomsch geloof; dat. de Kardinaal granvelle hierin almede de hand had tot vermeerdering zoo van zijn eigen gezag als van dat des Roomschen Bisschops, dat de uitroeijing der ketters, welke door toevoeging van veertien nieuwe Bisschoppen, met meerdere kracht zou worden beproefd, in den grond niets anders bedoelde, dan om de laatste hinderpalen uit den weg te ruimen, welke de koning, om de Nederlanden geheel als zijne

109

-ocr page 113-

DE GOUVERNEUR VAN EENEN

\'HO

prooi te verzwelgen, in den weg stonden. Elke aanvrage tot oprigting van Bisschopszetels is een strik, welke den staat gespannen wordt; is eene ingewikkelde vraag tot vermeerdering der Hierarchie. Vermeerdering van Bisdommen wordt nimmer vergelen bij het sluiten der concordaten, welke de Paus aan gaal, gelijk nu nog bij het onderhandelen, over de teruggave der geestelijke goederen het regt, om nieuwe Bisschoppen te benoemen, door Home niet vergeten. Elk Bisschop is een vijandige generaal in den boezem der staten; en diezelfde gehoorzame kudde, welke zoo gedwee voor hem op de knieën valt, om zijnen nietswaardigen zegen te ontvangen, die zeilde gehoorzame kudde zal op zijn wenk opstaan, om woedend naar de wapenen te grijpen, en met het zwaard in de hand tegen de wettige regering te strijden. In Zwitserland, zegt zsciiOKKE, boden een half dozijn kleine Bisdommen, die onmiddelijh aan den heiligen Vader ondergeschikt waren, aan de Euomsc/ie revolutionairen een voordeelhelovend spel aan. Het is in die Bisschoppelijke paleizen, waarin bepaald en bevolen wordt, hoedanig de onderhoorige geestelijken en leeken zich gedragen moeten omtrent deze of gene staalkundige aangelegenheden; wat Loetegeven, wat te bestrijden valt, hoe hier den koning te vleijen, hoe daar de regering door beloften te winnen, hoe ginds de gemoederen tegen beide optewinden, langs welken weg een blind werktuig der geestelijkheid in de wetgevende kamers benoemd moet worden, hoedanig de leden hunne stemmen moeien uiibrengen; op welke wijze een artikel in de ultramontaansche dagbladen geplaatst, en de waarheid door sophislerijen aangevallen moet worden. In

-ocr page 114-

eur0peesci1en prins.

die Bisschoppelijke paleizen wordt eene correspondentie gevoerd met den Paus, met de buitenlandsche geestelijkheid, waardoor men het koninklijk placet ontduikt, waardoor het vuur des opstands op vele plaatsen te gelijk ontstoken wordt. Veertig nieuwe Bisdommen zijn in deze eeuw opgerigt. Zoo veel sterker Rome is, zooveel te zwakker zijn de staten geworden; en zooveel te nader zijn de Boomschen aan het hoofddoel hunner godsdienst gekomen, aan de overheersching namelijk over de staten.

De Prins. Voor deze wenken, mijnheer, moet ik u mijnen opregten dank toebrengen. Ook ik zou nimmer hehben vermoed, dat nieuwe Bisdommen aan de heerschappij des Pausen dienstbaar waren.

De Gouverneur. Hetzelfde geldt omtrent alle geestelijken, vooral omtrent de kerkelijken. Roomsche geestelijken, (niet dus katholieke) zijn alle blinde ijveraars voor de Hierarchic. En het verdiende wel met onuitwisbare letteren aan den wand der vorstelijke kabinetten geschreven te staan, dat de Pausen ten alle tijde nieuwe orden geschept en het getal der kerkelijken vermeerderd hehben, naar mate zij elders aan staatkundig over wijt verloren. En die geestelijken, ja, zij hebben immer van hunne zijde getoond, den inhoud van hunnen lastbrief wel Le verslaan. Zij waren het, die in den tach-tigjarigen oorlog zich op den voorgrond plaatsten, de geloovigen tol oproer aanhitsten, en sleden en sterkten aan Spanjaarden verraadden. Zij waren het, die in de Belgische revolutie met den slaat zamenspanden, om den loop der gebeurtenissen tot Neerlands ondergang le be-

lil

-ocr page 115-

DE GOEVERNEUR VAN EENEN

sturen. Zij zijn het, die men tot op dit oogenblik achter o\'connell ziet schuilen, om ledand in een wingewest van Rome te veranderen; die in Zwitserland het burgerbloed doen stroomen, die in Frankrijk de gemoederen voorbereiden tot eenen vreesselijken strijd tusschen licht en duisternis; en die in mijn vaderland eene spanning te weeg brengen, welke eindelijk in een bloedbad zich zal oplossen, indien de Katholieken aldaar door zich aan ronge\'s voorbeeld te spiegelen, geene afleiding aan de steeds klimmende spanning bezorgen, of, laat mij liever zeggen, indien God het niet genadig verhoedt.

Niet alleen Europa, maar ook de andere werelddeelen bevestigen het, dat de kerkdijken slechts dienen, om de heerschappij van Rome ten kosten der staten uitlebreiden. In Japan hebben de zendelingen, tot dat einde ten jare 4038 een\' burgeroorlog bestookt, waarbij 30,000 menschen het leven verloren. In China hebben de Je-zuiten, zoo door hunne talenten als door hun huichelen en vleijen, do gunst van den keizer cham-iii dermate weten te winnen, dat zij zelfs zijne keuze ten aanzien van eenen troonopvolger leidden, en dezelve vestigden op des keizers vierde zoon yong-tsciiing, omdat deze zich altijd een vriend der Jezuiten beloond of liever geveinsd had met het geheime doel, om des te beter hunne geheime oogmerken te doorgronden en hunne handelingen te bespieden ; maar naauwelijks had yong-tsciiing zijns vaders troon beklommen, of hij wierp het masker af en toonde, dat de geheime schuilhoeken zelfs van een Jezuïtisch hart door hem bespied waren. quot;Ü ontdeed zich van die huichelende monsters.

112

-ocr page 116-

EUnOl\'EESCIlEN prins.

113

die onder schijn van de Chnslelijlce godsdienst intevoeren, zich in alle staatszaken inmengden, dezelve naar hunne inzigten regelden en de geheimen der regering naar Rome berigtcden. In Zuid-Amerika gingen zij een\' stap verder; daar vergaten zij zelve den stoel van Rome, om alleen aan hunne eigen heerschappij te denken. Na zich in de 17de eeuw in Paraguay te hebben gevestigd, beoogden zij van toen al\' niets minder, dan het geheele land aan de kroon van Spanje te ontrukken. Dien koning te blinddoeken, zijne achterdocht afteleiden, zijne raadslieden den mond te stoppen, en inmiddels eene aanzienlijke legermagt op de been te brengen, dat was een werk, hetwelk alleen aan sluwe Jesuiten gelukken kon. Eindelijk toch moesten de oogen in het verblinde Spanje opengaan. Bij een verdrag over grensscheidingen stond Spanje aan Portugal eenige distrikten af! En de Jesuiten? Zij bragten een hunner grondbeginselen in praktijk, stookten oneenigheid tusschen de handelende vorsten, in het geheim de Indianen tol tegenstand opruijende. In 1753 konden Jesuiten en Indianen aan Spanjaarden en Portugeezen een hoofdtreffen aanbieden, waarbij zelfs de laatsten de gevoeligste nederlaag ontvingen. En toen deze driejaren later den strijd hernieuwden, was hunne overwinning zoo onbeduidend dat zij eene vernederende vredes-onderhandeling met de Jesuiten moesten aangaan. Na dit alles zal ik van de heilige en naar den schijn zoo vreedzame kloosters-bewoners niets behoeven te gewagen. Ik zou u anders kunnen zeggen, dat zschokke bij eigen ervaring verklaarde, dat het vuur van den burgerkrijg in hvitserland hel eerst uit de kloosters rees; dat de voor den staat

-ocr page 117-

de gouverneur van eenen

zoo gevaarlijke vereenigingen het eerst in den omtrek der kloosters ontstonden; dat de Abdissen de opstandelingen aanvuurden, en de Nonnen geld uitstrooiden, om den burgeroorlog aan te wakkeren! Ik zou er anders kunnen bijvoegen, dat de kloosterbewoners in Alyiers in het geheim de omverwerping van het thans regerend stamhuis (van Louis pniLiprE) zoeken te bewerkstelligen, en Hendrik Y als wettig vorst in de kolonie trachten te doen voorkomen, omdat deze kolonie onder het bestuur van den oudsten tak der Bourbons is veroverd geworden. Verder, dat de minister duciiatel op verzoek van den gemeenteraad van Tulle in Frankrijk, acht karme-litische Dames, wegens oproerigheid en andere feilen uit het land verbannen heeft; dat op vele plaatsen de heilige en onnozele Nonnen aan de stadspoorten zijn bevonden voorzien te zijn van geheime papieren en oproerschriften; dat reizende kloosterlingen veelal overbrengers zijn van geestelijke brieven, die men aan den post niet durft toevertrouwen; dat de kloosters zelve vroeger waren en nog tegenwoordig zijn geheime schuilplaatsen voor Roomsche staatsmisdadigers, die in een monniksgewaad gedoken den arm der gerechtigheid ontvlieden; bergplaatsen \\oor opgeligte Protestantsche weezen; geschikte plaatsen, om menschen-roof te bevorderen, gelijk de baronnes von zoller de verbintenis van haie nicht met eenen Protestant willende tegengaan, deze nicht in het klooster der goede herders in Beijeren liet opsluiten; en gelijk ook de gewezen Nederlandsche gezant aan het Sardinisch hof, de heer iieldewier zijne minderjarige dochter te vergeefs heeft teruggeeischt, om dat deze in een klooster, dat daar

-ocr page 118-

EUROPESCIIEN PRINS.

115

zijne bijzondere regten heeft, was opgenomen. En ik zou dit alles kunnen besluiten met u voor altijd oplettend te maken op de Roomsche rjenoolschappen, die van welken aard en onder welken naam ook, alle gevaarlijke inrigtingen zijn voor den staat, als hebbende ten doel, om ten koste der maatschappelijke rust de heerschappij der geestelijkheid te bevorderen. Een enkel voorbeeld sta hier ten bewijze, waarmede alle de andere genootschappen zich in één geheim doel vereenigen. Te Thonon in Savoije is ten jare 1599 een genootschap van Maria\'s mededoogenheid opgerigt, zoo het heet tot bekeering der ketters, doch eigenlijk tot overheer-sching van de koningrijken der aarde. Tot bereiking van dit doel zou het genootschap zich voornamelijk van drie middelen bedienen: 1. Van prediken, van goed overdadig leven, van hervormingen en andere deugden. 2. Van de wettige aanslagen der Magistraten, met behendig en staatkundig kwaadbrouwen en godsdienstig bedrog. 3. Van wapenen, van geweld en oorlog. Alle deze middelen zou men aanwenden om oneenigheid te stoken, om de eene provincie van de andere te scheiden, en zoo doende het ligchaara van den slaat te verzwakken. 0! Prins, wat eene edele godsdienst, welke onder aanwending van zoodanige middelen Rome\'s opperheerschappij zich tot het hoogste doel stelt! Indien die godsdienst bestemd ware, om Gods schepselen tot kinderen van den satan te maken, behoefde zij dan wel een ander grondbeginsel aan te kleven, andere middelen aantewen-den, andere genootschappen op te rigten. andere geestelijken te vormen? Mij dunkt, uwe Hoogheid is reeds

-ocr page 119-

de gouveuneur van eenen

overtuigd, dal opperheerschappij in den slaat het grondbeginsel is der Roomsche godsdienst; en gij zult, om die reden het voorbeeld der Nederlandsche staten als navolgenswaardig moeten beschouwen, toen zij den 4- April 1596 verboden, om posten en bedieningen aan dezulken te geven, die hunne opleiding en vorming in een Jesui-tisch idooster hadden ontvangen, (1) en ik voeg erbij; noch ook aan dezulken, die ultramontaanschebeginselen aankleven.

De Prins. Ik geloof, dat ons bier de grondwet weder in den weg staal!

116

De gouverneur. Welnu, men vrage dan niet, welke godsdienst hij belijdt, die bij de benoeming van een ambt in aanmerking zou kunnen komen, maar men vrage naar de beginselen, die hij aankleeft! Men wantrouwt iemand, die een openbaar schandelijk en eerloos leven leidt, en waarom zou men dan dezulken niet weren, die antinationale, voor den slaat gevaarlijke beginselen aanhangt? Maar indien nu de godsdiensl zelve zulke gevaarlijke beginselen inboezemt, en dus menschen vormt, die gevaarlijk zijn voor den slaat, waarom dan niet de grondwet veranderd ? In dit geval zou immers de grondwet zelve de handen binden der regenten, wier eerste pligt is voor de rust der maatschappij te waken, ook door antinationale beginselen te weren; in dit geval zou ook de grondwet niet meer voldoen aan den wensch, veel minder aan de behoefte der natie. «Instellingen,quot; zegt de Nederlandsche hoogleeraar van assen; ))als zij niet

1

VAN METEREN, d. 0. bl. 145.

-ocr page 120-

eur0peesc1ien i\'iuns.

smeer in harmonie zijn mei het karakter des volks, en «nadeelig schijnen aan het bevorderen van vrijheid en «welvaart, moeten geenszins gehandhaafd blijven, omdat »zij geschreven staan in eene staatsregeling of grondwet. «Niet in het beschreven papier, maar in den standvas-»tigen wil en de eensgezinde denkwijze des geheelen volks, «ondubbelzinnig uitgedrukt in zijne woorden en daden, «moet liet heil des lands uitsluitend worden gezocht.quot; Hoedanig nu de denkwijze en de wensch der volken is betrekkelijk de ultramontanen en derzelver verfoeijelijke grondstellingen, wordt ons kenbaar genoeg uit duizende verschijnselen van den dag, en niet het allerminst uil de leerregelen en geloofs-artikelen der Katholieke gemeente , vastgesteld in de vergadering van den 10 Februarij 1845 te Breslau, waarvan ik u slechts Art. 1 noemen zal: Wij verklaren ons vrij van den Roomschen Bisschop en van zijnen geheelen aanhang. En dan ook wal aangaat het loezigl, hetwelk de staat ingevolge de grondwet noodwendig over de kerk houden mag en moei, hoe gebrekkig zal dat loezigl zijn, indien hetzelve zich niet mag uitstrekken lot wering en uitsluiting van rnen-schen, die uit principe en lot eer hunner kerk den vorst en den staat moeten afvallen, indien de belangen der maatschappij in strijd zijn met die van hunnen heersch-zuchtigen Paus.

De Prins. Men behoeft slechts eenen blik te werpen op den legenwoordigen toestand van Europa, om de waarheid van uwe woorden te beamen.

De Gouverneur. Deze door Rome aangevangen strijd heeft eene bepaalde strekking; hij is gerigl tegen de verlich-

117

-ocr page 121-

DE GOUVERNEUR VAN EENEN

118

ting, welke vooral door de Protestantsche godsdienst wordt daargesteld; en daar de Paus zeer goed weet en dagelijks ziet en tot overmaat van smart schier in alles ondervindt, dat deze verlichting en deze godsdienst zijne heerschappij in de wereld verzwakt, zoo moet het uwe Hoogheid geenszins bevreemden, dat onder de middelen, welke Rome bezigt, om het verloren gezag op nieuw te bemagtigen, ook behoort: de uitroeijing der Protestantsche godsdienst, en mitsdien ook der Protestanten. En inderdaad, niets meer dan deze staan aan de opperheerschappij der geestelijkheid in den weg. De Protestantsche godsdienst predikt Goddelijke waarheid, en daardoor reeds maakt zij de leugens en de vertelsels der Roomsche kerk bekend en ruchtbaar. Zij eischt zedelijke reinheid en zij bevordert christelijke volkomenheid, en daardoor reeds belemmert zij de ultramontanen in hun ellendig streven, om de wereld in zedeloosheid te dompelen, en alzoo dienstbaar te maken aan hunne heerschzuchtige plannen. Zij gebiedt Gode alleen en boven alles te gehoorzamen, en daardoor reeds maakt zij het voor de Roomsche kerk onmogelijk, om den Paus boven den Schepper aan de wereld optedringen. Zij verspreidt de zedelijke en weldadige verlichting, en zij staat daardoor reeds als eene onoverwinnelijke vijandin regtstreeks tegenover de Roomsche godsdienst, welker grondbeginsel is, om ook en vooral door onkunde opperheerschappij aan Rome te bezorgen. Zij maakt het allen tot pligt den koning te eeren, voor de overheid te bidden, en den keizer te geven, wat des keizers is, cn daardoor reeds doet zij het Roomsche beginsel schip-

-ocr page 122-

EünOPEESCIlEN PRINS.

breuk lijden, hetwelk tot eer der kerk den moord der koningen huldigt. Is het wonder, dat Rome, om met cénen slag alle de hinderpalen lot overheersching uit den weg te ruimen, de uitroeijing der Protestanten en hunner godsdienst met ontwaakten ijver beproeft\'?

Weg met de Proteslantsche godsdienst, dood aan alle Proteslanten, ziedaar dan de leus der Roomsehen. Wat het eerste betreft, erkent de Noord-Brabander openlijk en stoutweg: de strenge Roomsch Katholiek zal het nimmer toegeven, dat er eenc kerk van chkistus nevens die van Rome staat. Dit is immers eene eeuwige oorlogsverklaring aan de Proteslantsche kerk? en aan zulk eene godsdienst, welke de vernietiging van een groot deel der medeburgers als zedelijke verpligling, als godsdienst beschouwt, omdat deze eene andere, betere leer belijden, aan zulk eene godsdienst zal men vrijheid moeten vergunnen? De Congregatio de propaganda jide, en alle Roomsche genootschappen hebben de uitroeijing der ketters ten doel; een doel, hetwelk zij kunstmatig weten te bemantelen onder den schijn van te ijveren voor de uitbreiding van de alléénzaligmakende kerk. Missionarissen, bij honderd duizenden uitgezonden over de gcheele wereld, oorspronkelijk om de heidenen te bekeeren, zijn van leus veranderd, en maken thans jagt, om Protestanten van Christus aftetrekken, en voor den Antichrist te doen nederknielen. Aan den duivel der Roomsche heerschzncht is de inquisitie haar aanwezen verschuldigd, en wie zal de duizenden tellen, die onder de handen van dezen bloedraad wreedaardig werden omgebragt? Paus innocentius 111 wist ten jare 1209

119

-ocr page 123-

de gouverneur van eenen

120

een ontzaggelijk leger, door graven, hertogen en vorsten aangevoerd, op de been te brengen, totuitroeijing der onschuldige Waldenzen, van welken bonderd duizenden werden vermoord, boewei men bun geene andere misdaad ten laste konde leggen, dan dat zij hunne knieën alleen voor God en niet voor den overweldiger van Gods troon, buigen wilden. Innocentius IY overtrof zijnen vorigen naamgenoot in baat tegen de onscbul-digen; vreesselijk was de vervolging, door hem in Baupldné tegen de Waldenzen aangerigt. Zij vloden tot in de onderaardsche holen, en de Roomscben, volkomen gelijk aan den tijgeraard van bunnen heiligen vader, stopten de ingangen dier holen met hout en stroo, en staken bet vervolgens in brand, zoo dat allen ellendig omkwamen; 400 kinderen vond men verstikt aan de borsten der moeders. Anderen werden zoo lang met pijnigingen gemarteld, lot dat de wormen in hunne handen groeiden. Een treffend bewijs, dat zelfs de Roomsche regenten de Protestanten en derzelver godsdienst als hinderpalen beschouwden, om onbepaald te beerscben, vindt gij in alva, den vriend der Roomscben, den dienaar des Pausen. Moede en wrevelig, dat hem in weerwil der inquisitie, tot hiertoe zoo weinig was gelukt, om de Nederlanders, in wier midden de Lutbersche leer algemeenen ingang vond, onder zijnen ijzeren scepter te doen bukken, overleide alva met hendrik II, koning van Frankrijk, om de Protestantsche godsdienst in de (jeheele wereld uitteroeijen. (1) De geestelijkheid

1

YAN MEETEEEN, deel I. 1)1. 197.

-ocr page 124-

EUROPE ESC HEN PRINS.

en dc magistraten in Frankrijk fluisterden lodewijk XIV in, dat met de vernietiging der Protestanten alle belemmeringen, om onbepaald gezag te voeren, zouden verdwijnen; en aan de inblazingen dier Pausgezinden gehoor gevende, vernietigde de koning het edikt van Nantes, waarbij de voorregten der Protestanten verzekerd waren. Zoo het den koning tot eenige verschooning strekken mag, dat hij lang heeft geweifeld, eer hij tol deze ongehoorde misdaad zijne hand teekende, dan mogen ook de beweegreden, welke de Roomschgezinden te baat namen, om den koning tot dien stap te verleiden, tol eeuwige schande van Home hier niet verzwegen worden. Men behoeft aan ketters geen woord te houden; de Paus kan eenen iegelijk van den eed ontslaan; het doel wettigt de middelen; de dood der Proteslan\'en is tol eer van het Roomsch geloof; hunne uilroeijing opent den weg tot onbelemmerde heerschappij-voering; zie. Prins, een koning kon door zoodanige redenen zich laten verleiden , om een verschrikkelijk bloedbad onder zijne beste onderdanen aanleriglen en de Roomschen konden met zulke eerlooze, Godlasterende redenen hun plan lol vernietiging der Protestanten aandringen, op dal zij den koning en diens regering aan den leiband van Home zouden doen gaan. Ik ben slecht te moede, jonge Vorst, wanneer ik er aan denk, hoe zij van de hun verleende magl gebruik hebben gemaakt; en ook hier moge Europa zich hare toekomst voorspiegelen, indien zij andermaal in de magl der Pausgezinden kwam. Levend werden de onschuldige Protestanten aan haken cfcbonden,

o o 7

en in rookende schoorsteenen gehangen; met geweld

121

-ocr page 125-

de gouverneur van eenen

werden hun de hairen uit het hoofd getrokken; met gloeijende tangen bij den neus gegrepen en rondgeleid; blootvoets moesten zij op gloeijende kooien loopen, in het vuur half gebraden werden zij met lardeernaalden gestoken; de buiken werden hun met blaasbalken opgeblazen, tot dal zij barsteden; de nagels werden hun van de vingers gerukt; de hoofden der mannen in men-schendrek, die der vrouwen in brandende ovens gestoken, de zwangere vrouwen opgehangen, de kinderen in het aangezigt der moeders gevierendeeld. Doch ik zal eindigen, en zwijgen van hetgene er in dit opzigt en mei hetzelfde oogmerk in Polen, in de valleijen van Piemonl, in Zwitserland, in Hongaryen, in Oostenrijk en elders is voorgevallen. Ik zie, dat dit verhaal der martelingen uwe Hoogheid vermoeit, het was dan ook minder mijn oogmerk, uwe aandacht daarop le vestigen, als wel om u uit de vernietiging der Protestanlsche godsdienst het hoofddoel der Roomschen tot overheer-sching te doen kennen.

De Prins. Ja, Mijnheer, dit, hetwelk gij mij als een middel in de hand der Pioomschen hebt leeren kennen, om de magt van den slaat te overweldigen, is even verschrikkelijk als de wijze, waarop zij dat middel ten uitvoer leggen. Inlusschen verheug ik mij, dat de rust hier nog niet door belangrijke verschijnselen wordt bedreigd, en dat mijn vorstelijke vader nog rustig op zijnen troon zit.

De Gouverneur. Rustig voor zich zeiven, rustig in zijne verbeelding; maar wie zegt u, wat er in de consistorie te Rome over de gekroonde hoofden; althans

122

-ocr page 126-

europeeschen prins.

123

over sommigen besloten is. Ieder Protestantsch vorst is als zoodanig reeds een vijand van Rome. Dat de Paus in vrede met de vorsten leeft, is een gevolg van het gevoel zijner ohmagt, en waarom hij en waarom zijne Roomschen zich voor als nog rustig houden, leert men het best kennen uit de schriften der Jesuiten. (1) Doch hoe vele vorsten, onbekend van het kwaad, dat elders werd gebrouwen, zaten rustig op hunne troonen, en werden nogthans eensklaps van dezelve geslooten. Rustig en kalm zou jacobus, koning van Engeland, ten jare 1Ö05 het Parlement geopend hebben, en ware het geheim verraad der Roomschen gelukt, dan ware hij straks daarna met zijn hol\' en met de aanzienlijken des lands in de lucht gesprongen. Ook willem 111 zat schijnbaar rustig op EngelancVs troon, en toch was in zijn land, in Frankrijk en in Rome zijn val besloten. In \'1690 verscheen de afgezette jacoijus in Ierland aan liet hoofd van een Fransch leger. Dezen Roomschen koning, wilden de .lezuiten, door die van Rome en Frankrijk geholpen, op den troon herstellen; maar willem III versloeg het leger. Zes jaren later herhaalden zij hunne pogingen; vijftien sluipmoordenaars werden gehuurd, om den Protestantschen vorst van het leven te berooven, de 25 Februari] was daartoe bepaald; ook hier heeft de altoos wakende Voorzienigheid het dreigend gevaar genadig afgewend! Gij ziet het. Prins, dat onder eene godsdienst, welker hoofddoel is, de

1

Onder anderen uit: les instructions secretes de la societé de Je sus, d\'apres un manuscript du XVII siècle. Brux. quot;wouters amp; comp. rue d\'Assaut, 8. 1844.

-ocr page 127-

de gouveuneur van eenen

opperheerschappij der Roomschen te bevorderen, geen Proteslansch vorst in het gerust bezit van zijnen troon verkeert, noch de erfgenaam van deszelfs inbezitneming verzekerd is!

De Prins, (hvijfelend.) Ook de erfgenaam niet?

De Gouverneur. Indien opperheerschappij het grondbeginsel is der Roomsche godsdienst, dan begrijpt uwe Hoogheid, dat de erfgenaam des troons geen onverschillig persoon kan zijn in de oogen der Roomschen. Hunne staatkunde berekent alle mogelijke kansen, en neemt ook de toekomst in hare berekeningen op. In de schriften en instructien der Jezuiten vindt men daarvan merkwaardige wenken. Dat zij in China de keuze des keizers niet op den oudsten, maar op den vierden zoon zochten te vestigen, is u reeds gebleken. Het gewetenloos eedgespan in Frankrijk, dat in 1576 te Peronne in Picardiè begonnen is, had ook dit artikel opgenomen: men moet den gewonen loop der Iroonsopvolginrj zoeken te breken. Dat men bij den dood van louis piiilippe misschien wel door eenen burgeroorlog beproeven zal, de Roomschgezinde bourbons op Frankrijks troon te herstellen met uitsluiting der tegenwoordige dynastie, dit schijnt wel zeker te zijn. De tijden, die wij beleven, schijnen wel dergelijke pogingen te zullen doen mislukken; maar die pogingen zullen toch altijd veel onschuldig bloed doen stroomen; de magt van Eome neemt daarenboven schrikbarend toe; de middelen, die men bezigt, om de troonsopvolging te breken, loopen tot in het oneindige; en onder die middelen zijn er, welke zich zoo moeijelijk laten ontdekken. Zoo gij.

m

-ocr page 128-

f.uropeesciien prins.

jonge Vorst, eencn Rooraschcn geneesheer hebt, hoe zou deze u kunnen verzwakken, uw gestel ondermijnen, en u ten grave slepen, zonder dat hij als uw sluipmoordenaar ontdekt wordt! Met de woelingen der Roomschen nemen de vergiftigingen de overhand; men lette op Frankrijk en Spanje. Wat hier moet mislukken, kan elders gelukken. Waar de vorst gcene erfgenamen nalaat, daar zou men een ondergeschoven kind als zijnen wettigen troonsopvolger kunnen noemen. Ook dit middel is airede beproefd geworden. Na den dood van jacobus II werd door de Roomschen eenen nieuwen aanval op Enyelands troon gewaagd. Onder den naam van Prins van Wallis verscheen op het slaatstooneel een jongeling, (een ondergeschoven kind) die, loen hij den ouderdom van twintig jaren had bereikt, als echle zoon van den overleden koning jacobus II aanspraak maakte op den troon. De koning van Frankrijk zond den pretendent met een aanzienlijk leger naar Schotland, waar eene uitgebreide zamenzwering bestond ; terwijl in alle Roomsche landen plegtige gebeden hemelwaarts gezonden werden voor den goeden uitslag dezer verraderlijke onderneming. Doch de hemel hoort geene verraders, en ook deze onderneming mislukte. Een nieuw bewijs, hoe men onder medewerking van den Paus alle mogelijke middelen beproeft, om blinde werktuigen van Rome tot regeerders der volken te verheffen, des noods met uitsluiting dergenen, die daarop meerdere aanspraak hebben.

Du Peins. Uwe gesprekken zijn zeer geschikt, om mij slapelooze nachten te bezorgen.

125

-ocr page 129-

de gouverneur van eenen

De Gouverneur. En om dus uwe oogcn open le houden voor het fijne weefsel der Roomsche staatkunde, welke godsdienst genaamd wordt. Intusschen heb ik slechts weinige dier middelen bijgebragt, welke dienen moeten en gebezigd worden, om Homes hiërarchie uit-tebreiden. Alles optesommen is bijkans onmogelijk. Alles behoort er toe. Als grondbeginsel der godsdienst komt de opperheerschappij in alles helder uit. De gansche godsdienst is daarna geschoeid. Daartoe moet die zedeloosheid dienen, welke deze godsdienst voortplant; daartoe die blinde gehoorzaamheid, den Priester verschuldigd; daartoe die domheid, welke men met alle magt in de kerk zoekt te onderhouden, daartoe de oorbiecht, het geven en weigeren der absolutie, de leer van het vagevuur. Daartoe de prosolytenjagt, opdat het volk vermenigvuldigd worde en in slaat zij uittevoeren, hetgeen een piiarao vreesde bij de vermenigvuldiging der Israëlieten in Egypte. Daartoe de ongehuwde slaat der Priesters , op dat zij, vrij van alle huisselijke en maatschappelijke banden,, geheel en alleen, en met lijf en ziel aan den Paus zouden toebehooren, waarom dan ook een tellavicini te regt aanmerkte: Als men aan de geestelijken verlof geeft, om in het huwelijk te treden, dan is het met de magt van den Paus gedaan. In één woord, daartoe strekken alle die reuzenkrachten, welke Home ontwikkelt zoo in vrede als in oorlog.

De Prins. De Roomsche instelling, hebbende de heerschzucht tol grondbeginsel, staat dus als vijandin regtstreeks tegen den slaat over.

De Gouverneur. Dat is goed gezien. Prins! Zij

126

-ocr page 130-

europeesciien prins.

127

vermomt zich, zij draagt aan haar voorhoofd cencn naam, wcllvc eene iegelijk voor haar inneemt, en haar onder de vriendinnen en beschermsters der maatschappij doet opnemen; doch in het verborgen betwist zij de opperheerschappij aan den staal. En juist daarom is zij eene te gevaarlijker vijandin, omdat zij vermomd zich in den staat beweegt; nimmer met open vizier te voorschijn treedt, en in het genot van voorregtenen vrijheden gelijkelijk deelt met eene andere godsdienst, welke door jezus cnniSTUS is verordend, om vrede en geluk op aarde, eeuwige en volmaakte zaligheid in den hemel aantebrengcn. Voor het tegenwoordige komt mij voor, dat onder de gebeden, welke het den vorsten betaamt hemelwaarts te zenden, ook deze behoort te wezen: dat God de bewegingen der Katholieken in Duilscldand met zijn zegenend welbehagen bekroone, dezelve in alle landen doe ingang vinden, en hoe langer hoe meer de Roomsche godsdienst van den aardbodem verdrijve, welke, zoo lang zij bestaat, niet zal ophouden, de uitvoerende magt der maatschappijen te bestrijden. Het zijn de uoxge\'s en de czerski\'s en allen, die hunne zaak aankleven, die een groot gewigt in de schaal der maatschappelijke rust aanbrengen, eenen hoeksteen tot nadere bevestiging van der vorsten troonen toevoegen, en het rijk van den satan, dat in het burgerlijke en in het geestelijke niets dan beroeringen schept, helpen ondermijnen. Ja, ik noem dit een der gelukkigste teekenen onzes lijds. De eeuw van lutiier en die van ronge raken elkander; niet alleen dat dit verschijnsel de taak der vorsten verligt, maar hel opent ook voor de volken der aarde, in het

-ocr page 131-

de gouverneur van eenen

128

bijzonder voor Katholieken en Protestanten eene blijde toekomst. Want indien er geen spaak gestoken werd in de wielen van Rome\'s triomfwagen, voorzeker, dan zou men eerlang weder zien gebeuren, wat vroeger gebeurd is, dan zou het wachtwoord: verdeel en heerscJi, spoedig vervangen worden door een ander; dood en verderf; dan zouden op nieuw de honderdduizende onschuldig vervolgden, hun vaderland verlaten, hunne handwerken en geld naar elders overbrengen, en het land ledig laten in de magt der verscheurende tijgers. Dit is te voren geschied; duizende en duizende Protestanten en verlichte Katholieken, door de Roomschen vervolgd, vloden uit Bohemeii naar Saksen, uit de Nederlanden naar Duitschland en Engeland, uit Frankrijk naar de Nederlanden. Alleen Frankrijk verloor meer dan drie millioenen van deszelfs beste onderdanen gedurende 1724—\'1735. Ziedaar Prins, de toekomst der koningen en der natiën bij de zegepraal van Home en bij den bloei der Roomsche godsdienst.

De Prins. Gij doet mij nu reeds de zwaarte gevoelen eener gouden kroon. Dit zeggende, stond hij op en ging heen.

—OiDKBe—

-ocr page 132-

EUROPEESCHEN PRINS.

HOOFDSTUK V.

De armoede in den Staat ook de vrnctt der Roomsoie Grodsdienst.

—oSDKSe—

In de residentie liep een gerucht, hetwelk zich later ook bevestigde, dat er te P. een aanzienelijke kerkroof was gepleegd in de kerk st. G. De dader, die na eene avonddienst, zich in de kerk had weten te verbergen, had de heilige maagd van hare rijke versierselen beroofd, de sacristij opengebroken, en vele kerkelijke kostbaarheden medegevoerd. Sedert lang hadden stoute diefstallen de omstreken van P. verontrust, en het had der waakzame politie nog niet mogen gelukken, het complot, hetwelk gelijk men zeide, zich in de uitgestrekte bos-schen van 11. ophield, te ontdekken. Een geruimen tijd na den gepleegden kerkroof werd le D. een vreemdeling aangehouden, die eene aanzienlijke hoeveelheid gesmolten zilver te koop aanbood. Na herhaalde verhooren kwam deze man lot de bekentenis, dat dit zilver afkomstig was uit de kerk te P.; dat niel hij den hedoelden rooi

9

129

-ocr page 133-

DE GOUVERNEUR VAN EENEN

gepleegd had, maar dat hij nogtans tot het complot behoorde, hetwelk daaraan schuldig was. Men ontdekte het roovers-hol, en de schuldigen werden gevat.

Deze ontdekking leverde niet alleen voor de politic belangrijke resultaten op, voor zoo ver daardoor vroegere misdaden aan het licht kwamen ; maar in velerlei opzigt verdiende zij ook wel de opmerkzaamheid der regering. Bij het onderzoek toch bleek het, dat de roo-vers allen Roomsch en afkomstig waren uit streken, welke door Roomsgezinde bewoond werden, en dat zij bijna alleen uit armoede dit roovers-bedrijf hadden ter hand genomen. Dit een en ander moest zijne reden hebben. Indien men ook al eens uit deze ééne misdaad niet besluiten wilde, dat de Roomsche godsdienst aanleiding gaf tot allerlei losbandigheid, dan nog zou men veilig daaruit kunnen opmaken, dat zij meer dan eenige andere godsdienst hare belijders uitmergelde, en langs dien weg ook de oorzaak kon zijn der armoede, welke vroeger en later in de staten heerschtc.

Ik althans hield het wel der moeite waardig, deze gedachten quot;in vereeniging te brengen , met de strekking en den geest der Roomsche godsdienst; en de resultaten mijner overweging den Prins mede te deelen, voor wien dezelve toch niet onverschillig konde geacht, worden. En toen ik hem de rooversgeschiedenis en den kerkroof nogmaals herinnerd en daarbij de aanmerking gemaakt had, dat het opmerkelijk was te zien, dat er in Roomsche gemeenten en streken en landen altijd minder welvaart en meerdere lusteloosheid heerschte dan in die, welke door Protestanten bewoond werden, gelijk zulks

130

-ocr page 134-

EUKOPEESCHEN PRINS.

duidelijk blijken kon uit het Uoomsche Ierland, Najiels, Spanje, Ilalie; en dat zelfs nu, naarmate de Roomschen zich allerwege vermenigvuldigden, als in gelijke male ook de armoede in de staten ook de overhand verkreeg; toen had ik de vraag van den Prins uitgelokt: of die algemeene armoede niet veel eer het gevolg was van andere omstandigheden, dan wel bepaaldelijk eene vrucht der Roomsche instellina-.

De Gouverneur. Ik ben te weinig vriend van de Roomschen, dan dat ik om hunnent wil de waarheid zou willen verkorten. En het is daarom, dat ik geenszins wil ontkennen, dat ook andere omstandigheden 1 ö

grootelijks bijdragen tot schepping eener algemeene armoede; maar ik ben evenzeer te weinig vriend van hunne kerk, dan dal ik om haren wil de waarheid zou willen verzwijgen. En dan is het mijns inziens zoo niet eenig-lijk dan toch groolendeels een gevolg van den bloei of zelfs wel van het beslaan der Roomsche godsdienst, dat men in vele staten aan eene algemeene geldcrisis lijdt. De ongehoorde afpersingen der geldzuchtige geestelijkheid, waartoe de godsdienst tot eer der kerk, lot uitbreiding van het Roomsch geloof aanleiding geeft, moeten noodwendig lol de armoede der geloovigen leiden. De geestelijke belasting (\'), waartoe de Roomsch Katholieken verpligt zijn, willen zij zalig worden, is eene langzame maar daarom te zekere uitputting van hun burgerlijk beslaan. De kostbare uiterlijke godsdienst, tol welker instandhouding ieder leek het zijne moet bijdra-

(quot;\') Z\'iq hierover ds Brochure: Wereldse he en Geestelijke belasliny.

9*

131

-ocr page 135-

DE GOUVERNEUR VAN KENEN

132

gen, sleept, indien men de daartoe gebezigde som over hel algemeeen bijeentelt, tonnen gouds uit de Roomsche huisgezinnen. De lusteloosheid of de moedeloosheid der Roomsch Katholieke landlieden, die zich niet kunnen staande houden, om dat zij, hetgene zij door arbeid en zwoegen verdienen, in de geestelijke of kerkeli jke offerkist moeten storten, is oorzaak, dat onder hunne handen de landbouw kwijnt; de vele heilige dagen, die den Roomsch Katholieken handwerksman en koopman tot werkeloosheid en luiheid doemen, en te gelijk aanleiding geven tot verkwistende uitspanningen, werken doodelijk op hunnen klein-handel en hunne werkzaamheden. Zouden deze dingen, die altemaal tot de waarneming hunner godsdienst behooren, niet de oorzaken zijn, dat er meer armoede onder de Roomschen, dan onder de Protestanten heerscht? Deze godsdienstige afpersingen, indien ik het zoo noemen mag, betreffen wel is waar, alleen de huisgezinnen en niet den staat; maar ieder huisgezin is een kleinen staat in den staat, deze deelen te zamen genomen, maken het geheel, het ligchaam der maatschappij uit; en van den welstand van genen hangt die van deze af. En dan vergete men niet, dat het geld der R. K. huisgezinnen in handen van menschen vloeit, die geheel afgezonderd leven, die derhalve dat geld niet terugbrengen in de maatschappij. En wat zal ik zeggen van de geldzucht der geestelijken? Voor menschen, die hunne dagen achter hooge kloostermuren en in ziel-looze bezigheden slijten; voor menschen, die verstrooijing behoeven, ten einde hun door schandelijke bedriegerijen bezwaard geweten in slaap te wiegen; voor menschen,

-ocr page 136-

eurüpeesc11en prins.

loo

die geenc andere bestemming hebben en geenen hoogeren wensch koesteren, dan om over allen te heerschen, allen van zich afhankelijk te maken, tot bereiking van welk doel zij tot omkooperijen en geldelijke offers de toevlugt moeten nemen; voor menschen, die eene uitwendige schitterende eerdienst moeten onderhouden, ten einde de domme schare der geloovigen Ie verblinden, de gevoelige vrouwen door stomme pracht te boeijen, en allen voor het gebrek aan geestelijk voedsel schadeloos te stellen door uitwendige praal; voor zulke menschen is niets begeerlijker, niets noodzakelijker dan geld, rijkdom en overvloed, [spottende) En wat zal ik hiervan zeggen? wat anders, dan dat zij dezen aardschen prikkel, deze stoffelijke schadeloosstelling ook wel noodig hebben. De jongeling toch, die zich aan den Priesterstand wijdt, brengt daaraan een offer, grooter dan men van een redelijk schepsel eischen mag. Ik bedoel hier niet het coelibaat, den priester opgelegd, waarvoor zij zich weten schadeloos te stellen; {ernstig) maar als een vrij schepsel afstand te doen van zijne menschelijke reg-ten en slaaf te worden van cenen heerschzuchtigen overweldiger des Goddelijken troons; zijn denkvermogen, die edele gave Gods, te laten kluisteren; zijne redelijke en zedelijke overtuiging prijs te geven; zijn welstand te belasten met ziellooze dingen en dwalingen; zijn geweten te verkrachten, door ter eer der kerk de duurgekochte gemeente van Gods Zoon te misleiden; Gode den dienst als optezeggen, Christus te moeten verloochenen; duizenden van zijne medemenschen in strijd met jezus bevel in dierlijke onkunde te houden, tot zedeloosheid op te

-ocr page 137-

DE GOUYERNEIÜt VAN KENEN

leiden, tol slaven van menschen te maken, hen uitte-menrelen; en dan voor Gods troon en voor ciiristus regterstoel te verschijnen; ja. Prins; dit is in mijn oog een offer, waartegen men geen grooter kan overstellen.

De Prins, liet is ook zoo, ja, men moet alle zedelijkheid, ik zou bijkans zeggen, alle menschelijkheid hebben uitgeschud, om tot den Priesterstand te kunnen overgaan, en daarin te volharden. Daarom bevreemdt het mij niet, dat eerlijke zielen als ronge en anderen zich-daarvan losmaken. Maar om bij de zaak te blijven, hoe is het toch mogelijk, dat zoo vele millioenen menschen zich laten uitmergelen daar toch een ieder aan geld verkleefd is?

De Gouverneur. Wat zou men al niet geven, om zalig le worden? De onpartijdige, de zedelijk bedorven mensch getroost zich liever geldelijke opofferingen, dan dat hij zich zeiven verloochent, zijne hartstogten breidelt, zijn hart reinigt, en zijnen wandel rigt naar de strenge eischen der zedelijkheid. Dil is nu juist de strekking der Roomsche godsdienst. Te leven naar de kerk-regelen, te betalen aan den Priester, voor de toediening-der zaligmakende kerkplegtigheden, ziedaar den Room-schen weg naar den hemel. Als gij nu dit bedenkt, dan zal het u niet bevreemden, hoe het mogelijk is, dat millioenen men§chen, die niet denken mogen, maar blindelings gehoorzamen moeten, zich zulk een\' lompen bril kunnen laten opzetten. Met andere woorden: heialen in godsdienst, en deze godsdienst valt in den smaak der menschen. Hoe vele uitvindingen prijken daar tot eer van \'s menschen vernul\'t; strekkende der menschheid

134

-ocr page 138-

EÜROPEESCIIEN PRINS.

ten zegen, en bevorderende het welvaren der maatschappij; maar de uitvinding der Roomsche godsdienst, ach! Zij getuigt van de diepe verdorvenheid van \'s menschen verstand en hart beide, zij verpest zijn geslacht, en vernietigt de bronnen van het algemeen welzijn. Ik zal hier niet herhalen, wat reeds gezegd is, maar ik wil u slechts herinneren, hoe eigenaardig de Roomsche godsdienst aan de geldzucht der geestelijkheid te gemoet komt, en hoe ook dit wederom uitloopt tot schade van den Staat. Het is bekend dat alles wat noodig is tot zaligheid, in de Roomsche kerk moet betaald worden. (1) Doop, communie, vormsel, absolutie, biecht, het laatste oliesel, ja, alles vult de geestelijke beurs, ja zelfs de dooden, die volgens jou vrij zijn van alle vervolgingen en van de plagen hunner meesters, blijven in de magt des Priesters, tot dat de nabestaanden zijne schraapzucht voldoen. Wie telt de verbazende sommen gelds, die op deze wijze uit den staat geraken? Ik zou zell\'s kunnen zeggen dat men met opzet eenige dingen heeft geboden, op dat men later legen betaling daarvan zou kunnen dispenseren. IIoc toch anders kan men dispensatie verleenen van het gene men als redelijken pligt beschouwt. Het is aan bloedverwanten verboden, onderling te huwen, zoo zij elkander tot in den zevenden graad bestaan; maar tegen uitkeering van eene som geld wordt het gemoed zelfs van eenen paus tot dispensatie daartoe bewogen, (f) Wie

135

1

Men leze bruitte. Mijn afscheidsgroet aan llowc., bl. 10, 17, 18, 19, 26, 28, 29 enz.

(f) Abt millot, d. G, bl. 207.

-ocr page 139-

de gouverneur van eenen

mag vleesch eten op vastendag? welk een groot kwaad begaat hij, die zich daaraan vergrijpt! maar nadert hij in de biecht met gevulde handen, of wil hij tegen het verbod aan zich vergasten, welnu, hij betaalt den Priester, koopt zich vrij van de wet, en deze grootezonde wordt hem in den hemel niet toegerekend. Zoo veel kracht heeft het geld in de Roomsche kerk; geen wonder, het geld dat stom is, maakt regt dat krom is. Welke verbazende schatten hebben de kruistogten aan de Euro-peeschen staten gekost. Tot een staaltje daarvan uit Frankrijk, zegt een schrijver: Alleen de Heilige lodewijk j)gaf aan de Heer de valeri 8,000 Livres voor dertig «Ridders. De Rijksveldmaarschalk ontving 3,000 Livres «voor vijftien Ridders. De Aarts-Disschop van Reims en »de Bisschop van Langres kregen ieder 4,000 Livres voor )) vijf tien Ridders. De Heeren des Rijks hadden hunne »geldmiddelen in de kruistogten uitgeput, en de kroon smaakte zich desgelijks arm.quot; (1) En men vraagt, zou de verarming van vele Europeesche Staten en zou de heerschende ellende van de heffe des volks in ons werelddeel niet van een groot deel aan de kruistogten zijn toe te schrijven? (f) Deze kruistogten nu werden door den Paus bevolen en door een\' volkomen aflaat aangemoedigd; doch die dezelve niet konden of wilden ondernemen, werden tegen eenen bepaalden afkoopsprijs daarvan vrijgesteld, deelende mitsdien in den beloofden aflaat. Wilt gij meerdere bewijzen van godsdienstige afpersin-

136

1

Bruitte. Mijn afscheidingsgroet aan Rome, bl 20.

(f) w. a. okkerse, onUoerp tot een algem. karakterkunde, bl. 213.

-ocr page 140-

EUnOPEESCIIEN PRINS.

137

gen\'? Bonifacius VI).I. bepaalde ten jare 1300, dat allen, die in dat jaar en vervolgens tolken honderd jaren de kerken van petrus eu paulus te Rome kwamen bezoeken, en hunne geldelijke offers in den schatkist stortten, vergeving van zonden zouden eidangen; de volgende Pausen, verbaasd wegens deze vernuftige uitvinding en even begeerig op dit geldelijk voordeel, verkorten dien tijd op vi.jftiy, anderen weder op vijl- en twintig jaren. De Cardinaal van Casa bij gelegenheid van het jubeljaar naar de Nederlanden gezonden, predikte: ))dat «men door het doen van eene veeljarige boete of door »het opbrengen van den laatsten penning, eerst hier «namaals in het vagevuur van de straf en de schuld «der zonde zou ontheven worden, ten ware men zich »door het doen eener vrijwillije gif te voorzag van aflaats-vbrieven.quot; (*) Het zij, dat de schatkist van het Bisschoppelijk Vicariaat te Trier was uitgeput; het zij, dat men aldaar geld behoefde, om eene geheime onderneming tot verdelging van het Protestantisme te ondersteunen; het zij, dat men eenige omkooperijen moest bewerkstelligen, om dezen of genen staat te helpen ondermijnen; hoe het zij, arnoldi moest en wilde geld hebben en kwam op de gedachten, om door vertooning van een\' rok, welke volgens RONGE aan de beulen des Heeren behoorde, in spijt der weldenkende Katholieken een baatzuchtig spel te spelen met de onkunde en de devotie eener menigte, welke zich laat uitkleeden, welke zich aan allerlei ongemakken en niet minder aan afgoderij, aan wandaden

V*) WAGEN AA u. d. 4 , bl. 33.

-ocr page 141-

de gouverneur van eenen

overgeeft, alles ten behoeve van arnoldi\'s geldgierigheid. Dit godsdienstig baatzuchtig bedrog, werd later nog bespottelijke!\', toen dé Kathedrale Kerk van Arcjen-teuil in Frankrijk, de onechtheid van den Trierschen rok, en de echtheid van dien, welke onder haar is berustende , beweerde. Welke schandelijke afpersingen! afpersingen, die de gehoorzame kudde uitmergelen, den bloei der maatschappij belemmeren en den staat uitputten. Even min als nu heeft het vroeger ontbroken aan mannen, die eerlijk genoeg waren en moeds genoeg hadden, die geldzuchtige afgoderij le verfoeijen, maar het mogt niet balen. De reeds genoemde cardinaal van Casa moest later zelf zijne waarschuwende stem verheffen tegen den afschuwelijken godsdienst-handel. «De bloedige Hostiën,quot; zeide hij, »die men aan hel volk als wonderen en om igt;geld liet zien, behoorden nergens vertoond te worden.quot; En de Fransche abt de marley, die met verontwaardiging getuige was, dat men de snoodste misdrijven afkocht, riep eenmaal uit: «het is als of de geld-»gierigheid de hoofdeigenschap van God zij, en dat «de Heiligen handel drijven met, hunne bescher-ïming.quot;

De Prins. Schandelijke speculatie, len koste van het geluk van duizende zielen.

De Gouverneur. Verachtelijke speculatie, waarbij aan de armen alle troost wordt onthouden. De Bisschop alrert, de Groote, had, wat zal ik zeggen; de stoutheid of de schaamteloosheid? om te zeggen: «daarom «alleen zijn de rijken gelukkiger boven de armen, om «dat zij voor zich, zooveel van de Heiligen koopenkun-

138

-ocr page 142-

europeeschen i\'riss.

snen, dat zij aanstonds uit het vagevuur kunnen verlost »worden.quot; (1)

Kinderen van rijke ouders werden, wanneer de om-standigheden zulks noodzakelijk maakten, zells onder de geboorte gedoopt, en de kinderen der armen, hoewel in gelijke omstandigheden verkeerende, bleven ongedoopt, niettegenstaande men beweerde, dat zij ongedoopt stervende niet zalig werden, (f) lloe vele Missen worden er gevierd, tot lossing van de ziel des rijken mans, wien het wispelturig lol of de spaarzame gierigheid tol ruime giften in slaat slelde; en hoe lang daarentegen moet de arme zuchten in het brandend vagevuur, omdat hij niets te geven heeft. Zelfs in de biechttaks van het Roomsche Hof, las men: Den armen kan men geenen troost geven, omdat zij niets bezitten; en in die van Leo X stond: Alleen de armen die niets betalen kunnen, zijn van de absolutie uitgesloten! Ziedaar Prins! de Roomsche godsdienst! Is haar doel, hel uitmergelen der geloovigen, niet duidelijk? En waar is hier de schaduw te vinden van dat goddelijk Evangelie, het welk ook den armen moet gepredikt worden? het welk voor dezen even als voor alle anderen deszelfs zalige vertroostingen ontsluit? het welk gebiedt, om niet te geven, het gene men uit genade ontvangen heeft?

De Prins. Een nieuw oogpunt voorwaar^ om de Pioomscbe instelling van hare verachtelijke zijde te leeren kennen!

De Gouverneur. Yan die verachtelijke zijde heb ik

139

1

Schmid, kerkel. geschiedenis, d. 2, bl. 27.

(t) Aldaar bl. 25.

-ocr page 143-

de gouverneur van eenen

140

u die godsdienst misschien nog slechts ten halve vertoond! Om u dan al aanstonds te doen gevoelen, hoezeer zij ook om die reden de bescherming van eenen Christelijken staat, eu uwe vorstelijke genegenheid onwaardig is, ja zelfs hoezeer zij verdient als eene voor den staat gevaarlijke godsdienst geweerd te worden, sta hier tot voorbeeld de taks, door Leo X bepaald voor de poenitentiekamer; eene taks, welke daarenboven de kroon zet op de schandelijke en gewetenlooze geldzucht der Roomsche geestelijkheid. Gruwelen, voor welke de menschheid terugbeeft; gruwelen, voor welke de wetgever naauwelijks eene strafwet verordend heeft, omdat hij ze onder Gods redelijke schepselen, als onnatuurlijk beschouwde, worden in de Roomsche kerk voor eene geringe som afgekocht en te niet gedaan. De Priester toch, die een verboden huwelijk gekoppeld heeft, ontvangt daarvoor absolutie tegen betaling van f 1,40. Al wie een valsche getuigenis heeft afgelegd, behoeft zich deswegens niet te bekommeren, want f 1,20 ontheffen hem van alle schuld. De Mis is heilig, o! zoo heilig, maar wie onder de bediening van dit heilig sacrament zich met wellustige gedachten heeft bezig gehouden en na dezelve eene maagd bekend heeft, wordt ontzondigd door betaling van f 1,20. De Meineendige, de verkrachter zijner moeder of zuster, kan, mits betalende/quot;1,10, van tijdelijke en eeuwige straffen zich vrijwaren. Voor f 1,40 kan hij, die eene bijzit houdt, absolutie ontvangen. En waarom zouden brandstichters en moordenaren zich bezwaard achten ten aanzien der toekomende vergelding? ,de opvolger van hem, die gezegd heeft: gij

-ocr page 144-

EUROPEESCIIEN PRINS.

U]

zijt niet gekocht door goud of zilver, maar door het dierbaar bloed eens onbevlekt en Lams ; de opvolger van petrus spreekt dezulken vrij, indien zij f \'1,00, in de Pausse-lijke sohalkist werpen. (1) Zie Prins, dat heet immers God en ciiristus als vertrappen, het Evangelie te verachten , de menschheid te bespotten, de eeuwigheid, tot een nietig spel te vernederen, alles, alles om des cjelds iville. Hoe de vorsten van Europa het voor hun geweten kunnen, en voor God eenmaal zullen verantwoorden, door zulk eene Godlasterende, den mensch verdervende, den slaat uitmergelende godsdienst toctelaten, te beschermen, gelijke regten en vrijheid te schenken, ik betuig u in waarheid, zulks niet te weten; maar dit weet ik^ dat deze godsdienst gelijk te stellen met het Protestan-tismus, het welk in doel, in werking en in gevolgen zoo edel, zoo heilzaam en zegenrijk is, eene onregtvaardigheid is omtrent de gansche menschheid; dit weet ik, dat eene Christelijke regering zulke snoode en geldafper-sende instellingen niet behoorde te dulden. Ieder onderdaan heeft gelijke aanspraak op de bescherming der wet, ook de arme is daarvan niet uitgesloten; maar wordt die arme wegens zijnen armoedigen staat door de geestelijkheid verstoeten en in zijne dierbaarste aangelegenheden achtergesteld, dan heeft de burgerlijke wet of overheid geene kracht, dan moet het opzigt van den staat zoodanige onregtvaardigheden lijdelijk aanzien! De wet straft de meineedigen, de brandstichters, de moordenaars, en te gelijk duldt zij eene godsdienst, welke

1

Vergtlijfc ook hiermede: Hendrik en maiua door cakpentier alting.

-ocr page 145-

de gouverneur van eenen

142

zoodaanige booswichten door eene geldclijlve opoffering aanmoedigt. Zelfs op de woekeraars heeft de wet der maatschappij strenge bepalingen gemaakt en zij ziet lijdelijk aan, dal de Roomsche geestelijkheid; de leeken uitkleedt, den staat uitput en met botten en beenderen (1) en zelfs met moordenaren woeker drijft. Ik weet het niet, maar mij komt het voor, dat het toezigt van den staat ook daarover moest gaan, want het betrelt hier niet alleen leeringen en bespiegelingen, maar daadzaken en feilen, welke door eene omkoopbare absolutie aangemoedigd worden.

Dk Prins. Brisons la dessus; ik walg er van.

In de stad G. woonde een rijk R. K. Doktor, die weduwnaar was en geene kinderen had. Ingenomen met zijn vak, nam hij den zoon zijner zuster tot zich, liet hem ten zijnen koste studeren, met het voornemen, om hem na den afloop der studiën, zijne praktijk optedra-gen en hem tot zijnen erfgenaam te maken. Dit nu algemeen bekend zijnde, liet de Pastoor te U, daartoe door zijnen Ambstbroeder te G. aangemoedigd en opgestookt, niet af, om, den student in de geneeskunde, de keuze tot den Priesterstand aan te raden en met alle kunstenarijen hem daartoe overtehalen. Gretig werd de

1

Bruitte verbaalt in liet Bisschoppelijk paleis gezien te hebben, het verkoopen van een stukje been voor 90 fr. Een lijk moest dus op deze wijze opbrengen, 10 millioen, 800,000 franken. Mijn afscheidsgroet, bl. 20.

-ocr page 146-

EUROPEESC1IEN PRINS.

jongeling in een seminarium opgenomen, met wien het klooster, na den dood van den Docter, een kapitaal van f 43,000 verkreeg. Dit besluit intusschen van zijnen neef en de lage intrigues, welke de geestelijkheid zich in deeze zaak veroorloofd had, hadden op den ouden heer, eenen zoo nadceligen invloed, dat hij kort daarop zijne praktijk slaakte en overleed. Alleen eene door geestelijke kuiperijen te weeg gehragte verzoening was oorzaak, dat hij het testament ten voordeele van zijnen neef gemaakt, niet heeft veranderd!

Dit voorval, door eene der betrekkingen van den Dokter medegedeeld, kwam ook mij ter ooren en ik vond in deze gebeurtenis een nieuwe zegepraal der Roomsche schraapzucht.

Met stomme verontwaardiging hoorde de Prins dit verhaal aan, hetwelk ik hem niet onthouden wilde. Drie en veertig duizend gulden, herhaalde ik, werden weder aan de maatschappij als ontroofd, waarvan weinig-in dezelve terugkeerde. Drie en veertig duizend gulden zouden in den staat zijn verbleven, indien de jongeling-zijne studiën ten einde gebragt, zijn vak tot zegen zijner medeburgers uitgeoefend en voor zich eene gezellin des levens had uitgekozen. Maar die kuiperijen met den student zijn aan de geestelijkheid niet vreemd. Uwe Hoogheid zoude moede worden mij aantehooren, wilde ik verhalen van die schandelijke opliglingen, waardoor de harten van velen ouderen onmeedoogend worden van-eéngereten; van die omkoopingen, en duivelsche listen, welke men zich veroorlooft, ten einde rijke jongelingen en jonge dochters naar de kloosters te lokken, en dus

-ocr page 147-

DE GOUVERNEUR VAN EENEN

iU

doende derzsiver rijkdomnjen rnagtig te worden. Hoe vele schatten gaan daardoor \'s jaarlijks voor de maatschappij verloren! Ieder kloosterling moet eene zekere som, hel zij f G00, het zij f 4000, het zij meerder in de kloosterkas storten. In het nonnenklooster der En-carnacion in Mexico moet iedere nieuwelinge 5000 dollars aanbrengen. Welke verbazende sommen verkrijgt men, indien men het getal der kloosterlingen bijeenvoegt. En brengt men hier nog bij de millioenen, die of door de listen der geestelijkheid, of door de vroomheid der geloovigen, of bij de vrijwillige erfmakingen aan de kloosters vermaakt worden, ja, dan klimt het getal der millioenen tot eene verbazende hoogte! De schatten komen in de maatschappij niet terug; zij zijn als verloren voor het land. En deze omstandigheid wordt naar het schijnt, der aandacht naauvvelijks waardig gekeurd! Men schijnt niet te hebben opgemerkt, dat de armoede der burgers of der Provintien, of der koningrijken juist daar de grootste is, waar de meeste kloosters zijn, gelijk Napels, Spanje, Italië, Ierland. Men duldt met eene onbegrijpelijke, of laat mij liever zeggen, met eene onstaatkundige toegeeflijkheid de op-rigting van nieuwe kloosters, als of uit dezelve, in strijd nogtans met geschiedenis en ervaring, het maatschappelijk heil moest voortkomen. Men schijnt zelfs blind te zijn voor den overvloeijenden rijkdom der geestelijkheid, bij al de armoede van den staat en deszeifs onderdanen! Terwijl bijv. Holland eene nieuwe geldleening van 127 millioenen genoodzaakt was aantegaan, welke gedwongen geldleening alleen met de uiterste krachtsinspanning der natie werd tot stand gebragt, scheen men niet op Ie

-ocr page 148-

eurcpeesciien prt.ns.

merken, dat er prachtige kerken, seminarias, kloosters, gasthuizen, scholen en andere gestichten met eene ruime hand werden gebouwd. Zoo is het in vele staten van Europa. Zoo was het vroeger reeds. Toen gustaaf ten jare 1522 den troon van Zweden beklom, was de schatkist geheel uitgeput, het volk verarmd, maar alleen de geestelijkheid was in het bezit van onnoemelijke schatten; ja, men vond zelfs, dat hare landerijen en andere bezittingen twee derde gedeelte van het rijk besloegen. Het was dan ook geenszins te verwonderen, dat de regenten tot redding van het land de geestelijke goederen aantastten en verkochten, gelijk esparteuo in Spanje en anderen elders gedaan hebben. Om dit evenwel voor altoos te voorkomen, staan kloosters en seminarien op den naam van partikulieren beschreven.

De Prins. Veel, zeer veel zelfs hebt gij bijgebragt, om u gevoelen te staven, dat de armoede in den staat een gevolg is van den bloei der Roomsche instelling, welke zoo groote schatten, uit de maatschappij in de handen der geestelijkheid voert, en nogthans moet ik bekennen, dat het mij niet regt duidelijk is.

De Gouverneur. En toch houd ik mij overtuigd, dat uwe Hoogheid mijn gevoelen zal omhelzen, indien u alles bekend ware. Wat al bedrog en list er gepleegd wordt, om de godsdienst te gebruiken tot een middel van afpersing, gaat alle denkbeeld te boven! Vroeger werden er tusschen monniken en leeken koopcontracten gesloten, waarbij de eersten voor groote sommen gelds hunne overtollige goede werken aan de laatsten overdeden. Rijke weduwen werden op eene Jezuitische

10

•145

-ocr page 149-

de gouverneur van eenen

146

wijze, (1) tegen een tweede huwelijk gewaarschuwd en daar aangemaand, om hare rijkdommen lol een vroom einde, ten voordeele der kerk te besteden; stervenden werden in hunnen doodstrijd niet .gespaard, maar tot rijke gillen en gebeden overgehaald. Rijke jongelingen, gelijk wij er een voorbeeld van zagen, werden verstrikt en gevleid, om den Priesterstand le verkiezen, opdat hun erfdeel ten voordeele der kloosters zoude komen. De Proselytenjagt werd op nieuw aangevangen op eene wijze, die zoo wel aan den ontwaakten geloofsijver, als van den geestelijken gouddorst getuigde. Zoo was hel vroeger, zoo is liet nog. Uit deze bron van bedrog en hst vloeijen groote schatten uit den staat voor de kerk; en de geestelijke afpersingen, die zich in allerlei gedaanten openbaarden, maakten reeds vroeger de wet noodzakelijk, waarbij de afgeperste giften aan kerk en kloosters, ten nadecle der wettige erfgenamen, van geene waarde werden verklaard. Karel, de Groote, anders den geestelijken niet ongenegen, moest dit misbruik openlijk tegengaan. En waarlijk, al wie zijn land niet gelijk een geraamte wil zien uitteren, volge dit voorbeeld !

Er bestaat tot geene geringe schade der maatschappij nog eene andere goudmijn voor do geestelijkheid. Tk bedoel dc kerkelijke voordeelen of emolumenten. Eduard rruitte , gewezen Pastoor van La Chapelle in Frankrijk, scbat dezelve voor eenen Pastoor, die eene gemeente\' van slechts tachtig huisgezinnen bedient, op 1859 fran-

1

Men zie: Instructions secrètcs dc la societé dc Jezus.

-ocr page 150-

EUROPEESCHEN PRINS.

\'U7

ken; deze som wordt gevonden uit het doen van zingende missen, van missen op vastgestelde dagen, voor liet inzegenen van huwelijken, voor begrafenissen, voor kraamvrouwen, voor vergoeding van waskaarsen, aan waarde van vleesch, ham, boter enz. (*) Bij deze \'1859 franken komt nog bij, hetgeen ieder leek betalen moet voor de bediening der zaligmakende sacramenten, als voor het doopen, tol verkrijging van absolutie, ook voor het koopen van wijwater, voor het laatste oliesel, en \\oor andere dingen, waarvan de opbrengst wel het minst op 300 franken mag gerekend worden, zoo dat een Pastoor in Frankrijk van eene gemeente van tachtig huisgezinnen \'s jaarlijks trekt 2159 franken. Hierbij telle men nog: 800 fr. toelage van \'t land, enz. enz. Trekt men nu te zamen op, wat alle de Pastoors in Frankrijk, uiim dertig duizend uit de genoemde bron genieten, dan kan men zich een denkbeeld vormen, hoe vele en groote capitalen uit de hand der Roomschgezinden in die der geestelijken overgaan.

En nu de Bisschop! cruitte zegt, dat in het bisdom Montauban ieder persoon voor bet verlof, om vet te mogen eten, 10 centimes; en in het bisdom Arjen 25 centimen betaalt; zoo dat dit aan den eersten kerkvoogd, s jaarlijks opbrengt de som van 10,705 franken, want de bevolking bedraagt 107,050 inwoners; en aan den tweeden de som van 20,350 franken, daar zijn bisdom 81,402 zielen telt. Een bisschop geniet 10,705 franken, alleen omdat hij toestaat den vastendag niet te houden!

(♦) Mijn afscheidsgroet aan Rome, bi. 82.

10*

-ocr page 151-

de gouverneur van eenen

Welk een getal, tot veie millioenen opklimmende, verkrijgt men wanneer men alles, wat alle de bisschoppen alleen uit dezen handel ontvangen, Ie zamen optrekt. En hoeveel zal men rekenen voor de heilige olie ? hoeveel voor het uitdeden van eeretitels? hoeveel voor dispen-satien tot het huwelijk ? hoeveel voor het verkoopen van beenderen? hoeveel voor de bediening des doops in de huizen ? hoeveel voor het vertoonen van reliquien en oude rokken, en uitgespogen ouwels? (1) Ook hier zijn het blijkbaar vele milioenen, die den geloovigen worden ontnomen.

De Aartsbisschop van Parijs trekt, zegt bruitte , van het butget en uit het bijgeloof der Roomschgezinden \'s jaarlijks 50,000 franken.

Derhalve, de kloosters, kerken, erfmakingen en verdere afpersingen voeren jaarlijks vele milioenen uit de huisgezinnen der geloovigen.

De bisschoppen, voor dispensation, verlof om vet te eeten, enz. trekken uit de beurs der leeken onderscheidene millioenen.

De Aartsbisschoppen ontvangen door middel van het bijgeloof en van het gouvernement, hetwelk zij bestrijden, of openlijk afvallen, of heimelijk verraden, al naar gelang der omstandigheden, vele millioenen.

De Pastoors en andere geestelijken kosten desgelijks aan de gezamenlijke gemeenten eenige millioenen.

148

En zou het derhalve wel te bevreemden zijn, dat de staat, zonder dat men zulks vermoedt, hierdoor allengs werd uitgeput? De slaat, zeg ik; want hel is bekend.

1

AKlaar bl. 18. 22.

-ocr page 152-

EUROPEESCIiEN PRINS

dat er van de geestelijke gelden en inkomsten weinig tot denzelven terugkeert; daar de Roomsche geestelijken eene afgezonderde kaste uitmaken, geen huisgezin hebben, en vele vrijdommen genieten. Het is bekend, dat er jaarlijks vele kapitalen uit den staat naar Rome verzonden worden. Vroeger moest elk nieuw benoemde bisschop 4000 dukaten in de Pausselijke schatkist storten. Vroeger hebben de Jezuiton groote sommen gelds, die zij bij den handel onder de Indianen wonnen, naar Rome gezonden. Wie zal zeggen, wat er tegenwoordig geschiedt ? Voor eenigen tijd is er in de provintie Noord-Brabant in de kerken afgelezen, dat, wie gelden te beleggen had, zulks tegen de noodige certificaten en bewijsstukken beleggen kon in Rome. Zonderling verschijnsel, en wie vermoedt het doel daarvan niet? misschien hebben de Algemeene Staten der Nederlanden gevoeld, dat geldverzendingen naar Rome de uitputting van den staat noodwendig ten gevolge hadden, want in \'1578 verboden zij de verzending der eerste jaargelden of Annaten naar Rome, hetwelk bij de inwijding van eiken nieuwen bisschop pleegde te geschieden. Misschien heeft de raad van Venetië dit gevoeld, toen dezelve in i 606 bepaalde, dat er geene vaste goederen meer dooide geestelijkheid mogten worden aangekocht, omdat de geestelijken, alleen in het Venetiaansch gebied bezittingen hadden, dertig millioen dukaten waard, waarvan de renten, ten bedrage van anderhalf millioen grooten-deels naar Rome verzonden werden.

En wanneer er sprake is van het uitmergelen van den staal, dan behoort men verder daartoe te brengen het

-ocr page 153-

dk gouverneüu van eenen

luije kloosterleven, waardoor de nijverheid gekrenkt, de landbouw gedrukt en verwaarloosd wordt; dan behoorl er toe, het afkoopen ook der grootste misdaden, door welk kanaal volgens ockerse stroomen gouds in de geestelijke beurs vlocijen; dan behoort er alles toe, wat vroeger gezegd is van de onderhouding der kostbare uiterlijke godsdienst, der heilige dagen enz. Mij dunkt, uwe Hoogheid is thans wel overtuigd, dat ook de Room-sche godsdienst het hare toebrengt, om den staat te doen verkwijnen, terwijl zij de beurs der geestelijkheid vult. Ook mijn vaderland zucht onder dat juk, zonder te weten, dat het zich hoe langer hoe meer onder dat juk krommen moet, naarmate de Roomsche godsdienst, toeneemt en bloeit.

De Prins. Ik zou mijn eigen verstand geweld moeten aandoen, indien ik aan die waarheid nu nog twij-ielen wilde. Ik zal daarmede mijn voordeel trachten te doen. Maar wat gij daar zeidet van uw vaderland, de Roomschen hebben intusschen het hunne bijgedragen lot voltalligmaking der 127 millioenen; dit althans heb ik u zelvon tot mijnen vorstelijken vader hooren zeggen.

De Gouverneur. Indien uwe Hoogheid tol eenen vasten regel aanneemt, dat de Roomschen, of de Ultra-monlanen nimmer een Prolestantschen staat zullen helpen ol\' redden, dan gedwongen, met bijoogmerken en onder voordeelige voorwaarden, dan eerst staat uwe Hoogheid op het regie standpunt, om het gene zij hebben bijgedragen tot de bewuste geldleening, grondig te beoordeelen. Vooraf zij hier gezegd, dat de ültramon-laansche organen op dreigende en onheilvoorspellende

150

-ocr page 154-

EUROPEESCUEN I\'KINS.

151

wijze legen dezen Ministeriëlen maatregel hebben uitgevaren. Toen nu de inschrijving daartoe geopend, en de tijd, op welken zij stond gesloten te worden, bijna verstreken was, kwam de Minister van Finantien met een berigt te voorschijn, dat er tot nu toe slechts 20 millioenen waren ingeschreven en dat het dus te vree-zen stond, dat deze vrijwillige geldleening niet voltallig, en alzoo de gedwongen geldheffing noodzakelijk worden zoude. Onder het heilig zegel der geheimhouding is intusschen bekend geworden, dat alleen Protestanten en Katholieken en eenige weinige Roomschen, die ambtswege daartoe gedwongen waren, tot deze 20 millioenen hebben bijgedragen door inschrijving. Maar nu! nadat de inschrijving der 20 millioenen was bekend geworden moet er iels met de hooge geestelijkheid zijn geschied of liever onderhandeld; wat ? is mij door mijne vrienden in Holland niet gemeld; doch zon hel ook kunnen zijn, dal hel Ilollandsch Gouvernement onder voorwaarde van hunne medewerking, aan de bisschoppen schoone beloften gegeven, meerdere vrijheid van godsdienst en onderwijs toegezegd, en invloedrijke posten aan hunne blinde werktuigen heeft toegestaan ? Hoe het zij, vreemd en zonderling was het, dat de warme vrienden van den Italianer, niets of weinig in den aanvang van de inschrijving wilden weten, en eenparig ongezind waren, iets tol deze geldleening bijledragen, maar ook in het oogvallend was het, dal zij als in één punt des tijds, als op een afgesproken leeken, als na eene algemeene oorbiecht, de handen in één sloegen en éénparig zich haasleden, om het hunne lol voltalligmaking der in-

-ocr page 155-

DE GOUVEENEüU VAN EENEN

schrijving bijtedragcn. In dezen zin hebben de Room-schen het Gouvernement geholpen. Men zou kunnen zeggen, dat het onverschillig is, met welk doel zij het land redden. Helaas! het einde zal den last dragen; deze hulpe der Roomschen zal het land duur genoeg moeten betalen, en de zaak der waarheid en der verlichting zal daarvoor bloeden. Ware hun niets beloofd of toegestaan, ik boude hel er voor, de Roomschen zoude tot redding van het land de handen niet hebben uitgestrekt; om niet Ie zeggen, dat zij gaarne het land in eene crisis zouden hebben gezien, ten einde als naar loffelijke gewoonte en zaliger gedachtenis in dat troebel water Ie visschen. Had de geschiedenis slechts één enkel bewijs bewaard, ten betooge, dat de Roomschen ook een vaderland hadden, en dat de regeringen hen bevoor-deelen konden, zonder de rust van den staat in de waaquot;-schaal te zetten; ik zoude de zoo even gemaakte aanmerking verzwegen hebben. Doch nu de geschiedenis zoodanig bewijs nog schuldig is en altijd schuldig blijven zal, nu achte ik het van mijnen pligt, u, den erfgenaam des troons, nogmaals te herinneren, dat de hand te leenen aan den bloei der Roomschen godsdienst, in den grond niets anders is, dan voor u zeiven den weg te banen, om eerlang over een uitgemarteld volk den scepter te zwaaijen.

De Prins. Neen mijnheer, wij zullen ons daarvoor wachten; ik weet thans genoeg, wat ik van de Roomschen te vreezen heb. Het Roomsche volk, dat in dierlijke onkunde daarhenen leeft, is te beklagen, maar de Ultramontanen en de geestelijken, die immers ook in

-152

-ocr page 156-

europeescuen prins.

dit rijk zich in allerlei overvloed baden en vele schatten verzamelen, zij zullen in mijne voorspraak en bescherming niet deelen.

De Gouverneur. En die overvloed en die schatten zijn zoo gevaarlijk in de handen der geestelijken! Zij gebruiken het geld ten nadeele der Protestanten, en der verlichte Katholieken, ten nadeele der Protestantsche godsdienst, ook om de regeringen van zich afhankelijk te maken, ook om de blinde werktuigen, die hun ten dienste moeten staan, te bezoldigen!

Er bestaat een allerstrengst gebod, hetwelk ook stip-telijk wordt opgevolgd, om niet dan in de hoogste noodzakelijkheid, iets bij de Protestanten te koopen. Wat hiervan het gevolg is, blijkt reeds overvloedig uit den kwijnenden kleinhandel der Protestanten, die of hunne winkels sluiten, of naar elders vertrekken moeten, om zich aan de Roomsche handen te ontwringen; en wat verder daarvan de gevolgen zijn zullen, bij de vorderingen der Roomschen, is reeds elders gezegd. (1)

153

Doch behalve dit gebod der geestelijken, ondersteunen zij hunne geloofsgenooten met geldelijke bijdragen, om nieuwe kroegen, herbergen, logementen, winkels bij voorkeur in de nabijheid van die der Protestanten opterigten. Dit nu is op zich zelf geen kwaad; maar hun doel, om daardoor een gedeelte van de ingezetenen het brood te ontnemen, om allengskens zich van den handel meester • te maken, om de Protestanten uit de maatschappij te

1

Men zie de leerrede over Deut. 32 : 31, door buddingu, Pred. te Ocdenr ode.

-ocr page 157-

DE GOUVENEÜR VAN EEiN\'EN

verdrijven, dit doel werkt in de gevolgen zeer nadcelig op het algemeen welzijn van den staat. Om zich te overtuigen, dal dit oogmerk hun grootelijks reeds is gelukt, hehoeft men slechts de straten der steden te doorwandelen, alwaar nu de prachtigste manufactuurwinkels prijken, terwijl er vroeger naauwelijks een Roomsch huisgezin geduld werd. De donder van Romés haat treft evenwel niet alleen de Protestanten maar ook de Katholieken. In Noord-Braband, hetwelk zich zoo gaarne met het domme BeUjic vermaagdschapt zag, worden allerwege bijscholen opgerigt en bekostigd ter verdrijving van Protestantsche of weldenkende Katholieke onderwijzers; Roomsche geneesheeren worden geroepen, in het geheim ondersteund, openlijk aanbevolen en aan de gehoorzame geloovigen opgedrongen, daar, waar sedert jaren een Katholieken doktor met het beste gevolg is werkzaam geweest. En menige notaris ziet zich door Roomsche burgemeesters, griffiers, deurwaarders het dagelijks brood ontnemen, om dat hij den wandelende jood van eucène sue gelezen, en zich over dat werk gunstig heeft uitgelaten. Tot bereiking van het bovengenoemd oogmerk, getroost men zich allerlei geldelijke offers. Naaisters, dienstboden, klerken, gouvernanten worden in staat gesteld, om tegen een minder loon bij do menschen te kunnen dienen, terwijl anderen worden omgekocht om de huisgezinnen te bespieden en te verraden. Ziedaar Prins, het gebruik der gelden door de » Qeesteliiken! Welk een nadeel wordt door deze handel-

Ou a

wijze aan het beste gedeelte der staatsburgers toegebragt. En dit nadeel zou als de kanker het geheele ligchaam

154

-ocr page 158-

KUr.Ol\'EESCIIEN IT,INS.

van den staat verderven, indien niet hier, in Duilschland, in Holland, in Frankrijk wakkere, godvruchtige mannen opstonden, om de heiüooze bedoelingen en pogingen eener gewetelooze factie te stuiten! Ik draag er roem op, dat ook mijn vaderland bogen mag op de Maal-schappij van welstand, de Unilas en het Chrislelijk Hulpbetoon, welke maatschappijen den dank en de erkentenis van tijdgenoot en nakomeling, en niet minder de medewerking van staat en kerk verdienen.

Ook de Protestantsche godsdienst is eene prooi, welke de Roomschen zoeken te verslinden door zendelingen uittemsten, genootschappen te bekostigen, congregatiën te ondersteunen. Ook de Katholieke kerk zal weldra ondervinden, dat de Roomsche kerk hare vergiftige pijlen tegen de uitbreiding der nieuwe en zuivere leer heeft gerigt! De hel zal op nieuw hare kostbare reuzenkrachten ontwikkelen, om aan haar hoofd te Rome de ze^e-praal te verzekeren! 0! mogten slechts de Vorsten zich niet laten verstrikken, om de waarheid ten minste van

C

den gekroonden duivel te bestrijden, want zij zullen bevonden worden als legen God te strijden. _

De Prins. De vorsten zullen het edel voorbeeld van den koning van Pruissen navolgen.

De Gouverneur. En de vorsten zullen als dan de weldadige vruchten eener gezonde staatkunde inoogsten, want zij zullen, naarmate zij de Katholieke kerk begunstigen, en den invloed der Roomsche godsdienst ver-zwakken, hunne eigene onafhankelijkheid en die hunner koningrijken handhaven en bevorderen. Het is toch de toeleg van Rome, den staat uitteputten, hare geestelijk-

155

-ocr page 159-

de gouverneur van eenen

156

lieid in het bezit van schatten en rijkdommen te stellen, en langs dien weg de regeringen van zich afhankelijk te maken. En zoo de vorst of de regeering door geldsgebrek gedwongen, zich in de armen der rijke geestelijkheid werpen moet, ten einde \'s lands zaken te redden, o! het denkbeeld alleen doet mij sidderen; dan, dan moet quot;een vorst de geestelijkheid ontzien, haar sparen, hare bedreigingen vreezen, hare heerschzuchtige oogmerken helpen bevorderen, aan haar concession toeslaan, welke onbillijk zijn, de belangen der overige onderdanen benadeelcn, en wie, wie kent een ondragelijker lot dan aldus aan den leiband van Rome te gaan? Hoe vele vorsten hebben dit in vroegere eeuwen met vernederende smarte moeten ondervinden? En het moge vernederend zijn voor de gekroonde hooiden, het toelaten tot den voetkus als eene gunst te moeten beschouwen, het uitmergelen der staten en der onderdanen te moeten dulden ten behoeve van eenen gewaanden opperpriester, vasallen te zijn van den opvolger van eenen armen visscher, en te moeten aanzien, dat op bevel van den Italianer de oproervaan ontrold, en de onderdanen van den eed van gehoorzaamheid ontslagen worden; vernederend zeg ik, moge dit zijn voor de vorsten der aarde, niet minder, zoo niet veel meer zijn die volken te beklagen, wier koningen afhankelijk zijn van Rome. Frankrijk onder de lodewijks, de Nederlanden onder de philips , hebben ons op eene verschrikkelijke wijze deze waarheid leeren kennen: ongelukkig hel volk, wiens koning, een gehoorzaam zoon is van Rome. En zelfs in vrede\'s tijd zal eene in overvloed zich badende gees-

-ocr page 160-

europeesciien prins.

lelijkheid, een uitgemergeld volk, een uitgeputte schatkist daarvan het gevolg zijn.

De Prins. Waar althans de Protestanten zijn vervolgd, daar waren de vorsten of vrienden of afhankelijk van den Paus; derhalve......

De Gouverneur. Derhalve weg met den Paus en zijne Ultramontaansche factie. Gelijk vroeger de vorsten en de natiën vrijer adem begonnen te halen, toen de Hervorming was doorgebroken, zoo zal ook nu de vrede van Europa eerst dan als duurzaam kunnen beschouwd worden, wanneer de invloed van den Paus op de koningrijken der aarde geheel heeft opgehouden; thans is eene algemeene vrede over Europa beschoren; maar ziet gij het niet, dat allerwege door Home beroeringen bestookt en een nog vreesselijker oorlog dan de staatkundige wordt voorbereid? Dat dan de vorsten zich wachten, om op het gedane voorstel van den Paus, den voortgang der katholieke kerk in Duischland en elders te stuiten, want onwetend zouden zij hierdoor den doodelijken invloed van eenen onmenschelijken tijran in hunne staten bevorderen. Dat zij veeleer zich vereenigen, om thans, (want de katholieke beweging in Duilschland is een wenk der Voorzienigheid, dat de tijd nu eindelijk daar is , om den Anti-Christ te doen vallen, en om het rijk des satans, dat onder een\' gregorius VII ten hoogsten toppunt is opgevoerd, onder een\' anderen gregorius XYI te doen instorten) dat de vorsten, zeg ik, zich veeleer vereenigen, om thans het weg met den Paus uittespreken, want zij zullen daardoor de rust der maalschappij en hunne onafhankelijkheid bevestigen. Zoo

157

-ocr page 161-

158 de gouverneur van ee1nen

lang toch de Pans, gelijk het helaas! verkeerd genoeg genoemd wordt, zijnen geestelijken invloed op de Roomsche onderdanen der vorsten behoudt, zoo lang is hij ook in staat, om door de hand zijner geestelijken, blinde werktuigen om te koopen tegen de regeringen en tegen hare hoofden. Gij herinnert u hier die koningen, die door bezoldigde huurlingen en door Bome omgekochte verraders zijn gevallen; en die oproeren en omwentelingen, die door Rome\'s betaalde werktuigen zijn verwekt, roept gij u gemakkelijk voor den geest! Zoo gevaarlijk is het geld in de handen der geestelijken en der Pausen. Het was s1xtus V, die in 1588 den koning van Spanje met tien maal honderd duizend dukaten ondersteunde, om de onoverwinnelijke vloot, uitterusten tegen het Protestantschgezinde Engeland en Nederland. Het was het huis van guise in Frankrijk, zamenzwerende met den Paus en den koning van Spanje, door wie een moordenaar werd gehuurd, om coligny, \'s konings gunsteling, door .een verraderlijk schot te dooden. Het was de Paus, die met verbazende sommen gelds de Carlisten in Spanje tegen de Esparteristen ondersteunde. Het waren geheele benden van Roomsche bandieten, die uitgelokt door het glinsterend goud in de handen der geestelijkheid , in Belgie de aangewezen paleizen in brand staken, de bloeijende fabrieken vermelden, en de slagtoffers van haren haat vermoordden. Doch waar zou ik eindigen, wilde ik uwe aandacht vestigen op die bezoldigde blinde werktuigen, die in allerlei gedaante, in allerlei staatkundige en burgerlijke betrekkingen tegen de regten der menschheid, legen de belangen van

-ocr page 162-

europeesciien prins.

159

den staat, en voor de opperheerschappij van Home ijverden.

De Prins. Ik weet thans genoeg, Mijnheer, om mijne aanslaande onderdanen van den gevaarlijksten vijand te verlossen; en van harte verheug ik mij, dat gij mij in eene zoo belangrijke zaak hebt ingelicht. Brisons la.

-«EXOe—

-ocr page 163-

HOOFDSTUK VI.

De Roomscien meer onderdanen van den paus dan van de vorsten.

—o^Qa—

De Prins, die een aandachtige toehoorder was, en meer gewoon te denken dan te spreken, had reeds in onderscheidene gevallen doen blijken, dat de gehouden gesprekken over de gevaarlijke strekking der Roomsche godsdienst sterkeren indruk op hem hadden uitgeoefend, dan ik wel vermoedde. Reeds tot die jaren gekomen, waarin hij met vrucht eenig deel kon nemen aan het staatsbestuur, had hij een en andermaal den vergaderden raad bijgewoond. Zijne afkeerigheid van de Roomsche godsdienst cn van de Ultramontaansche partij kwam bij elke gelegenheid sterk uit; cn wanneer er sprake was over het nemen van algemeene maatregelen in het belang der onderdanen, dan opperde hij niet zelden de bedenking, of het niet raadzaam ware, dc Roomschen van die voor-regtcn uittesluiten, meenende hij de goede burgers van den staat te kort te doen, indien dezen met Roomschen werden gelijk gesteld, er bijvoegende, dat men zelfs dc

-ocr page 164-

EÜROPEESCIIEN PUINS.

rust der maatschappij ia de waagschaal stelde, wilde men den Roomschen alle vrijheden schenken. Dit denkbeeld, ridderlijk geuit, met vuur en overtuiging voorgedragen en grondig verdedigd tegen de bedenkingen, welke vooral de vorst daartegen inbragt, baarde eenige bevreemding in den raad en bragt eenig verschil of wrijving van gevoelens te weeg, daar enkele leden, door des Prinsen overtuigende redenen overgehaald, zijn gevoelen aankleefden. De voorzigtige vorst bleef nogthans de hevigste tegenstander van den Prins, echter meer uit het beginsel, om dezen door zijn voorbeeld eene voorzigtige staatkunde aanteprijzen, als wel uit vooringenomenheid voor de Roomschen en hunne godsdienst.

Bij zekere gelegenheid, waarbij gesproken werd over de vermeerdering van het zielental in het rijk gedurende het jaar 1844, noemde een der leden deze vermeerdering eene aanmerkelijke aanwinst voor het rijk; en het was op dit gezegde, dat de Prins de vraag liet volgen:

Maar zou dit wel eene zuivere aanwinst zijn voorliet rijt,

Hoe meent gij dat? vraagde de vorst.

Ik zou oordeelen, hernam de Prins, dat men vooraf de Roomschen van dat vermeerderd zielental behoorde aftetrekken, eer men van eene aanwinst sprak.

Waarom dat? Zijn dan de Roomsch-Katholieken niet evenzeer mijne onderdanen ?

Ik twijfel er aan; zij zijn onderdanen van den Paus.

Zonderling idée. De Paus, die Italië beheerscht, zou ook de Roomsch-Katholieke burgers mijner staten onder zijne onderdanen tellen!

101

11

-ocr page 165-

de gouverneur van eenen

En toch houde ik het er voor; en juist daarin ligt het gevaar voor de vorsten en voor hunne koningrijken, dat er een Paus hestaat en erkend wordt. De Paus is het hoofd der Roomsch-Katholieke kerk; de Roomschen in uw rijk hehooren tot die kerk; derhalve erkennen zij den Paus als hun eenig opperhoofd.

Derhalve, wilt gij zeggen, erkennen zij hem als hun geestelijk en niet als hun wereldsch opperhoofd.

Zoo wordt hij genoemd, maar die staatsman moet nog geboren worden, die in staat is te zeggen, waaide geestelijke invloed en het geestelijk gezag van den Paus in deze wereld begint en eindigt.

Die fijne onderscheiding zal u latervan zelve duidelijk worden.

Ik weet wel, dat de Pausselijke regering eene geestelijke genaamd wordt, maar dat zijne godsdienst een zamenweefsel is van listige staatkunde, en dat zijn rijk een rijk is van deze wereld, is mij evenzeer bekend.

Sedert wanneer zijt gij toch in de geheimen van deze soort van hooge theologie ingewijd?

Nog onlangs las ik, dat volgens de leer der Jezuiten alle menschen gehouden zijn den heiligen Vader te gehoorzamen in alle verordeningen. Hier worden de burgerlijke en geestelijke verordeningen niet van elkander onderscheiden. De vloek daarenboven wordt uitgesproken over allen, die het ontkennen, dat de Paus zoo niet eene regtstreeksche dan toch eene zijdelingsche of middelijke magt heeft over de vorsten en koningrijken. Doch, wat heeft dit nog bewijs van noode? De Roomschen gehoor-

102

-ocr page 166-

EUROPEESCIIEN PIIINS.

/amen den Paus boven God, hoeveel te meer dan boven de koningen der aarde!

Ook boven God! zeide de vorst onwillekeurig.

Ik kan u dit bewijs niet geven, zonder uwe billijke verontwaardiging optewekken! De Roomschen gelooven, dat de heilige Vader de rnagt heeft, om Gods woord te veranderen, ja ook hetzelve te vernietigen en van daar dat zij schier dagelijks onbekommerd het gebodene verachten, het verbodene betrachten. En hunne afgodische mis, hun vagevuur en hunne vereering van eene Maagd; dat vloeken van kettersche ouders , dat haten van andersdenkenden, die absolutie aan brandstichters en moordenaars, zijn immers altemaal bewijzen, dat zij de Paus-selijke bevelen hooger achten dan wat God gesproken heeft.

Dit is alles waar, maar daaruit volgt nog niet, dat zij hunnen wettigen vorst alle gehoorzaamheid opzeggen.

Wanneer zij den Paus als hun eenig opperhoofd erkennen , hem in alle verordeningen gehoorzamen, hem zelfs hoven God hooren , dan is het toch reeds meer dan waarschijnlijk, dat zij, om den Paus te gehoorzamen, ontrouw worden aan hunnen vorst. Doch dit waarschijnlijke klimt tot ontwijfelbare zekerheid, wanneer ik u een voorbeeld herinner, waaruit blijkt, dat een Roomsche onderdaan zijnen wettigen vorst vermoordt, om dat deze zich verzetten wilde tegen den Paus, wien de moordenaar aan God gelijk stelde. Dat hendrik IV, koning van Frankrijk den Mei 1610 is vermoord door Francois ravail-lac is eene bekende daadzaak. Doch waarom hij dezen koningsmoord pleegde, komt hier vooral in aanmerking.

11*

103

-ocr page 167-

io/t de gouverneur van eenen

Volgens des moordenaars eigene bekentenis is hij er toe gekomen door het lezen van een Jezuitiseh boek, en dooide sermoenen, welke hij toenmaals hoorde, uit welk een en ander hem gebleken is, dat het pligt ware den koning te vermoorden, omdat deze, gelijk men verhaalde, aan den Paus den oorlog wilde verklaren, en dit was, zoo dacht ravaillac , evenveel als God te beoorlogen, want de Paus was God. Mij dunkt, het is duidelijk, dat de Pioomschen meer onderdanen zijn van den Paus dan van de vorsten.

Het verledene kan men met het tegenwoordige niet vergelijken, sprak de vorst eenigzins verlegen, terwijl bij het gesprek met den Prins afbrak.

Zonderling was de vorst gestemd, nadat hij het hierboven medegedeeld gesprek gehouden had. Indien voor een oogenblik hoogstdeszelfs tevredenheid geweken was door de zegepraal, welke de Prins behaald had; verheugde hij zich nogthans heimelijk, dat zijn vorstelijke zoon deszelfs gevoelens vrij grondig had weten te verdedigen. En terwijl hij eensdeels vreesde, dat de denkbeelden van den Prins over de Roomschen hem tot eene te strenge of onbedachtzame handelwijze jegens hen verleiden zoude, zoo had hij echter genoeg gehoord, om daardoor anderdeels tot nieuwsgierige belangstelling uitgelokt te worden, ten einde iets meer te hooren van de zaak, welke de Prins had aangeroerd. De gevoelens, welke mij bezielden ten aanzien der Roomsche godsdienst

-ocr page 168-

EIIIIÜPEESCIIEN PRINS.

en der Ultramonlanen, waren den vorst niet geheel onbekend. De Prins alzoo hoerende spreken, vermoedde Z. M. al aanstonds, dat die gevoelens hem door mij waren ingeboezemd. Op zekeren morgen werd ik bij Z. M. ontboden; wetende, dat er een warm gesprek eenige dagen te voren had plaats gehad tusschen Z. M. en den Prins, vreesde ik daarvan niet dan nadeelige gevolgen voor mij. Mijn geweten was nogthans gerust. Toen ik, voorafgegaan door eenen kamerheer, het vertrek van Z. M. binnentrad, vertoonde het vorstelijk gelaat eenen hoogen ernst, hoewel het mij toescheen, dat Z M. ernstiger zich poogde voortedoen, dan hij werkelijk was.

Ik heb u laten ontbieden. Mijnheer, sprak de vorst, om over een belangrijke zaak met u te spreken. De taak der letterkundige opleiding des Prinsen heb ik aan u toevertrouwd, en ten bewijze mijner tevredenheid daarover heb ik u vergund ook na afloop derzelve hem te dienen, overeenkomstig zijne wcnschen. De gevoelens evenwel, welke de Prins omtrent de Roomsch-Katholieken koestert en welke ik vermoede, dat ook de uwe zijn, bevallen mij minder. Zij zullen hem lot daden leiden, welke aan een deel mijner onderdanen geenszins welgevallig kunnen zijn; en hel is daarom, Mijnheer, dat ik u verzoek, daaraan een einde te maken.

Ik mag niet ontveinzen, Sire, dat ik in den laalsten tijd gesprekken met den Prins heb gevoerd, die over de Pioomsche godsdienst en de geheime bedoelingen der Roomschen liepen; maar verslomme dc mond, die lot

105

-ocr page 169-

DE GOEVERNEUR VAN EENEN

106

uwe Majesteit spreekt, indien ik iets gevaarlijks, iets dat den jeugdigen vorst tot onbedachtzame daden zou kunnen leiden, heb aangeroerd. Neen, Sire, mijne woorden zullen den erfgenaam van uwen troon en dc onderdanen van uw rijk niet schaden. Zij zullen veeleer hem in staat stellen, de ware vrienden des vaderlands te onderkennen van die schijnvrienden, die in het geheim de rust der maatschappij bestoken, terwijl zij met den glimlach op het gelaat den troon naderen; zij zullen hem nopen tot zachtmoedige toegeeflijkheid, daar, waar zulks wijsheid is ; doch zij zullen hem ook leeren onverbiddelijk streng te zijn tegen dezulken, wier naam hen reeds aanduidt als onderdanen van eenen heerschzuchtigen bisschop, wier naam hen dus airede brandmerkt als vijanden van den staat. Zij zullen hem eindelijk ontzag voor God, eerbied voor eene naar de behoeften destijds ingerigte grondwet en liefde voor de goede onderdanen, onverschillig of deze Protestansch of Katholiek zijn, inboezemen. Aldus Sire, heb ik getracht de taak te vervullen, door het vertrouwen uwer Majesteit mij goedgunstig opgedragen; en vrijmoedig beroep ik mij op het oordeel van uwe Majesteit, of ik in dezen misdaan, en van het vorstelijk vertrouwen een onwaardig misbruik heb gemaakt. En moge ik al somtijds den Prins hebben aangeraden, de Pausgezinden uittesluiten van invloedrijke posten en bedieningen, ik deed zulks uit liefde voor eene maatschappij , in welker midden ik mij, door vorstelijke weldaden overladen, als burger beschouwde; en niet minder uit gehechtheid aan uwe Majesteit en den Prins, aan wien ik het verschuldigd was, dezulkenaantewijzen.

-ocr page 170-

EUUOPEESCilEN PRINS.

die juist van hunnen invloed zich bedienen zouden, om de vreugd van uw vorstelijk huis te verstoren. Ook dit onderrigt op mijne lippen wordt dunkt mij, allezins gerechtvaardigd door daadzaken, die hier en elders plaats grijpen, en niet minder door die dreigende spanning, welke op dit oogenblik door Iloma in alle de stalen van Europa wordt teweeggebragt.

Zoo heb ik mij dan niet bedrogen. Mijnheer, toen ik vermoedde, dat gij den Prins zulken afkeer tegen de Roomschen hebt ingeboezemd. Doch indien ik al eens in uwe verdediging berustte, en met u de Ultramon-tanen als gevaarlijk beschouwde, dan nog zijt gij kennelijk in uwen ijver en dus ook in uw gegeven onderwijs te ver gegaan, door den Prins intefluisteren, dat de Roomschen onder mijne onderdanen niet behooren geteld te worden.

Indien het mij vergund is, de taal te uiten, welke mijne overtuiging mij op de lippen legt, dan moet ik verklaren, dat ik in dit denkbeeld sta; en gelukkig zal ik mij achten, indien ik deze mijne overtuiging met bewijzen staven mag; gelukkiger nog, indien het mij gelukte, mijn gevoelen door uwe Majesteit te zien omhelzen.

Daaraan twijfel ik zeer, sprak de vorst minzaam; doch, vervolgde hij op ernstiger\' loon, spreek en laat hooren, wat gij te zeggen hebt; maar wees op uw hoede, zoo gij u niet regtvaardigen kunt.

Niets zal mij gemakkelijker vallen, Sire! Wanneer toch de Roomschen in het algemeen hunne wettige vorsten, vooral indien deze der Proteslanlsche godsdienst zijn

107

-ocr page 171-

de gouverneur van eenen

toegedaan, trachten uit den weg te ruimen; wanneer de Paus de Roomsche onderdanen der koningen van den eed van getrouwheid ontslaat; wanneer de Roomschen geene wetten geldig achten, indien dezelve strijdig zijn met de Pausselijke verordeningen; wanneer zij te strijden en te moorden tot eer der kerk, als de hoogste wet heschouwen; en wanneer zij tot onderwerping van het wettig gezag altijd met den vijand zamenheulen: dan zal toch uwe Majesteit de zaak in verschil voor beslist willen houden.

Gij spreekt slechts bij veronderstelling, Mijnheer, maar bewijs niets.

Hel is daartoe dat ik wensch overtegaan, Sire, zoo het mij wordt toegestaan.

Zeer zeker; ik stel er thans belang in, dat gij deze punten duidelijk staaft; en het is hierdoor, dat gij u van den schijn van overdrijving en van laster zuiveren kunt.

Ik heb dan voor uwe Majesteit niet noodig, alles bij-tebrengen, wat al daartoe kan gebragt worden. En ik zal niet gewagen van die kerkvergadering te Troijes in Champagne, door den voortvlugtigen Paus joiiannes YI1, ten jare 878 belegd, die tot eenen vasten regel aannam dat de aardsche magten, waaronder in de eerste plaats de vorsten bedoeld worden, nooit de stoutheid zullen mogen hebben, om in de tegenwoordigheid der Risschop-pen te gaan zitten, zonder de uitdrukkelijke toestemming-der laatstgenoemden. Ik zal niet spreken van de Rulle van sixTus V., waarin hij de Engelsche koningin elisabetii eene scheurmaakster, eene kettersche vrouw, eene bast-

\'108

-ocr page 172-

europeeschen prins.

100

aard, ontvangen en geboren in overspel, en eene vervolgster noemt van Gods Heiligen, terwijl hij aan allen aflaat belooft, die de koningin en hare aanhangers gevangen namen. Ik zal deze en duizend andere dergelijke besluiten, grondregels en Bullen niet aanroeren, hoewel zij reeds van terzijde aanduiden, uit welk eene hoogte de Pausen en de Roomschen op de vorsten der aarde nederzien, en uit welk een oogpunt men de gekroonde Hoofden tegen over de Bisschoppen, beschouwt. Maar regtstreeksche bewijzen zal ik aanvoeren, die eenmaal aan de wereld vooral tot waarschuwing van keizers en koningen hebben doen zien, dat de Roomschen immer trachten hunne wettige vorsten zelfs uit den weg te ruimen. Het was toch geen erkennen van den vorst als hun wettig opperhoofd, toen de Roomschen in Enrjeland, ik meen in 1715 en staande de regering van den keurvorst van Hanover onder den naam van ceorge I, zamen-spanden, om een\' aller ontzettendste brand in Londen te stichten en te midden der verwarring, welke daarvan het gevolg zou zijn, de koninglijke familie te overrompelen en te vermoorden; den Pretendent, den Prins van Wallis op den troon te plaatsen, en den Parijschen Bar-tholomeus-nacht in Londen te hernieuwen, liet is aan uwe Majesteit niet onbekend, dat een gavareï , een edelman uit Bordeaux, door eenen Roomschen Priester en onder geheime medewerking van het Spaansche Hof werd omgekocht, om iiendrik van Navarre te vermoorden. Zoo werd een Portugeesch geneesheer, lopez genaamd, door iventes en divarra aangezet, om aan den koning van Spanje een aangenaam paaschfeest te bezorgen, door

-ocr page 173-

DE GOUVERNEUR VAN EENEN

de Protestantsche koningin van Engeland tc dooden. In 1594 bekende eene in soldaten-kleederen vermomde Priester RENicHON geheeten, dat hij in Breda was gekomen, om Prins maurits te vermoorden, er bijvoegende, dat er nog anderen waren uitgezonden, om Oldenbarneveld, st. adelgondf, en Graai hendrik te dooden. Het waren de Roomsgezinden, die eenen soldaat, pierre du four hadden aangezet, om Prins maurits van het leven te be-rooven en het was de raadsheer d\'assonleville , die den sluipmoordenaar aanmoedigde, zeggende, dal deze door de kracht van eene Mis in de hofkapel te Brussel, on-zigtbaar zou worden bij het volvoeren van zijne misdaad! Het zal niet noodig zijn de daden van jean chastel , pieter panne en anderen hierbij te voegen. Uwe Majesteit ziet het, dat de Roomschen hunne vorsten, vooral wanneer dezen der Protestantsche godsdienst zijn toegedaan, trachten uit den weg te ruimen; en zouden zij dit zelfde zich nimmer veroorloven omtrent \'den Roomschen bisschop, dan blijkt het reeds hieruit, dat de Roomschen meer onderdanen zijn van den Paus dan van de vorsten, en dat zij meer hem, dan uwe Majesteit als hun opperhoofd erkennen.

De vorst, naar het scheen eenigzins verlegen, zeide kort af: ga voort.

Men zou kunnen mcenen, dat de eed ook de Roomschen verbond aan vorst.en staat! Neen, Sire, men ge-loove dit niet! De Paus, zich beschouwende als het hoofd der kerk, ja ook verheven boven alle aardsche magten, ontslaat uwe Roomsche onderdanen van den eed, aan u gezworen. Hildebrand deed keizer hendrik IV.

170

-ocr page 174-

euroi\'eescllen prins.

in den ban en ontsloeg deszelfs onderdanen van den eed van getrouwheid. Sixtus V. onthief de Engelschen van alle verplichting aan hunne koningin elisabetii. Andere Pausen deden hetzelfde. Wat baat nu de eed, van welken den Paus dispenseert, gelijk hij dispensatie verleent aan velen, om zich Protestansch te huichelen, terwijl zij reeds belijdenis doen aan de Roomsche godsdienst. Zoo ontbindt een Italianer de banden, die velen uwer onderdanen aan uwe staten boeijen. Wiens onderdanen zijn dan de Roomschen, die van uwe Majesteit of van den Paus?

Gij spreekt van vorige dagen, mijnheer, van dat ontslaan der eeden hoort men thans niet meer.

Uwe Majesteit weet, dat eene eenmaal ingeslopen dwaling, een aangenomen leerbegrip of stelregel, eeuwig blijft bestaan in de Roomsche kerk. Deze kerk roemt op eenheid, op onfeilbaarheid en dus ook op onveranderlijkheid. De magt derhalve zoo wel als de daad van het ontslaan der eeden bestaat nog bij den Paus. Maar uwe Majesteit wete, dat de Roomschen meesters zijn in het huichelen, en dat zich te schikken naar de tijdsomstandigheden een der grondregels is van het Jezuïtisme. In de domme eeuwen, toen de keizers en koningen zich voor den Paus nederbogen, ontsloeg deze openlijk de onderdanen van hunnen eed; thans daar de Paus de vorsten moet ontzien, doet hij zulks heimelijk. Vroeger zwoeren de geestelijken: behoudens de gehoorzaamheid, aan den Paus verschuldigd, en wie weet, of zij thans niet de reservatio menial is daarbij in acht nemen ? Waarlijk Sire, vooral in deze dagen eener smeulende, onrus-

171

-ocr page 175-

DE GOUVERNEUR VAN EENEN

lige beweging der Roomschen in alle staten, vind ik iets bedenkelijks in het denkbeeld, dat Roomschen, die van den eed van getrouwheid kunnen ontslagen worden, aan het hoofd staan der legers, der Finantien, der Pro-vintien en van het staatsbestuur.

De vorst werd zichtbaar onrustig.

Elk constitutioneel land, Sire, heeft eene grondwet, welke voor allen van verbindende kracht is; voor allen, ja, doch de Roomschen hiervan uitgezonderd! Neen, bij hen gelden geene grondwet, geene verdragen, geene verordeningen, indien dezelve der Roomsche kerk na-deelig, of met de Pauselijke bevelen strijdig zijn. Het is een bekend, onschendbaar maxime der Roomsche kerk, dat \'s rijks wetten slechts in zoo verre bij hen geldig en voor hen verbindend zijn te achten, als dezelve met de Roomsche leer en belangen strooken. Behoudens het toezigt van den staat is het Artikel: vrijheid voor elke onschadelijke godsdienst, met het hoogste regt in de grondwet opgenomen; maar het is er verre van daan, dat de Roomsche dit Artikel, als wettig beschouwt; geene kerk duldt hij nevens die van Home] alle onroorn-schen zijn in zijne schatting afvalligen, en derhalve ook voor dezen geene vrijheid van godsdienst. Welk eene gevaarlijke grondstelling! Hoe ligt niet alleen kunnen, maar ook hoe dikwerf zijn werkelijk \'s rijks wetten strijdig met de belangen eener heerschzuchtige, uitmergelende, eenzijdige kerk! Maatregelen, in het algemeen belang genomen, zullen immer aan Roomschen mishagen, die alleen meenen aanspraak te mogen maken op de voor-regten van den staat. En niet alleen mishagen, maar

172

-ocr page 176-

EUROPEKSCIIEN PRINS.

dezelve zullen ook door hen worden bestreden, en door geheime of openbare tegenkanting worden beantwoord.

Uwe redenering mijnheer, is in mijn oog van het uiterst belang, en ik erken het, ook gegrond op geschiedenis en ervaring; jammer maar, dat zij alleen van toepassing is op vroegere dagen. Thans evenwel is het een vreemd verschijnsel, dat Roomschgezinden zich onttrekken aan de grondwet en aan de pligten, die als burgers van den staat op hen rusten.

liet is geen tegenspreken mijnerzijds, Sire, wanneer ik uwe Majesteit herinner aan het gebeurde te S. op den 13 Julij 1844; aan het eenparig weerspannig gedrag der Roomschen te P. tegen de maatregelen der stedelijke regeringen, die hel besluit van uwe Majesteit van den 19 Aug. 1844- ten uitvoer bragten; aan het openbaar bedillen en hekelen van de handelwijze van\'s lands Ambtenaren te B. Ik zal slechts eene poging wagen, om uwe Majesteit te overtuigen, dat het schijnbaar stil cn onderworpen gedrag der Roomschen omtrent \'s rijks wetten niet vrijwillig noch opregt is, maar regtstreeks behoort tot hunne listige staatkunde, welke zij ten allen tijde, in alle landen, onder eiken regeringsvorm hebben in achtgenomen. Meen, Sire, het is bij de Roomschen geen bezef van pligt, geen eerbied voor de regten dei-kroon, geene gehechtheid aan \'s lands wetten; maar het is het gevoel van onmagt, het is eene gedwongene noodzakelijkheid, het is listige staatkunde, niet ongelijk aan de list des satans, welke den eersten mensch en met hem het gansche menschelijk geslacht vallen deed, dat de Roomschen zich niet openlijk onttrekken aan de grond-

173

-ocr page 177-

de gouverneur van eenen

wet, en dat zij hunne pligten als burgers van den staat vervullen. Wat zij schijnen, zijn zij niet. Zij schikken, zij wringen zich naar tijdsomstandigheden. Het is bekend , dat de Chineezen hun land als in het midden der aarde geplaatst zich verbeelden. Dit denkbeeld streelt hunnen nationalen trots. Toen nu aan eenen Jezuit de taak was opgedragen, om eene wereldkaart te maken, zie, om de Chineezen te behagen en bunnen hoogmoed te streelen, plaatste de Jezuit, ten koste der waarheid en in strijd met zijne overtuiging China in het midden der aarde.

In de philips van Spanje, in de alva\'s vindt men het beeld der Roomschen naar het leven afgemaald; gedwee gelijk het schaap, waar de overmagt ben zwichten doet; maar wreed gelijk de tijger, waar zij de overhand hebben. Waar maria stuart in de tegenwoordigheid der Engelsche afgevaardigden en kort vóór baren dood bezwoer, dat zij nimmer vóór God wilde verschijnen, indien zij ooit naar bet leven van hare zuster, de koningin Elisabeth, gestaan bad, hoewel bare onderschepte brieven, de bekentenis der medepligtige edelen, en de openbare ondersteuning van den Paus tot het vermoorden van elisabetii, hare woorden luide logenstraften; daar zeg ik, in maria stuart , ziet men op nieuw het plooijend, het wringend, het buigend karakter der Roomscb-gezinden. Gelijk Pater garnet, die zelden onder éénen en dezelfden naam te voorschijn trad, en zelfs van den Paus in last had, alle geestelijke geveinsdheid voortestaan, en allerlei wereldsche kleederen als van edelen, van schippers en krijgslieden te gebruiken, ja ook van \'eugen zich te be-

MA

-ocr page 178-

eur0peesc1ien prins.

175

dienen, welke toch geoorloofd is om best wil, waarover zelfs een boek geschreven is en goedgekeurd door den Aartspriester george blackwel, zoo dat een Priester, door de overheid gevraagd zijnde, of hij een priester is, onder eede zeggen mag, neen, denkende daarbij: ik ben geen priester van apollo; (1) gelijk deze Pater garnet, zoo verschijnen de Roomschen in den staat der vorsten, onder allerlei vermomming, onder allerlei gedaante met bedrog in het hart, met den leugen op de lippen. Uwe Majesteit zou mij ook hier kunnen tegenwerpen, dat ik slechts van vroegere dagen spreek , doch hier komt in aanmerking, dat er eenheid bestaat in de Roomsche kerk, wel niet die eenheid, waarop zij roem draagt; niet die des geloofs, welke toch ondenkbaar en onmogelijk is; maar eenheid in doel, eenheid niet minder, om zich naar alle tijdsomstandigheden te schikken, te bukken, waar men voor den drang dier omsfandigheden bukken moet; te vleijen, waar dit den ligtgeloovigen vorst tot toegeven kan lokken; te beloven, waar het oog eens konings op een verloren land zich vestigt; te dreigen , waar men tegen over eene zwakke regering staat; te huichelen, waar het in het geheim gesmeed verraad verdacht wordt; van stelling te veranderen, waar de vorige stelling door den veranderden geest des tijds als onbruikbaar is geworden; met de eene hand te streelen en met de andere den trgon te ondermijnen; te sparen waar het belang zulks vordert; door vergift te dooden, waar dit het doel van Rome eischt; altijd anders te

1

VAN MBTERKN , ll. 9. bl. 41.

-ocr page 179-

DE GOUVERNEUP. VAN EENEN

470

spreken, dan men denkt, altijd anders te schijnen, dan men is; hierin bestaat de volmaakte eenheid der Room-schen. Dat men heden ten dage dit slangen-karakter nog in hen wedervindl, valt niet te betwijfelen. Bij de algemeene vrees, welke men in Europa destijds koesterde, dat de gebeurtenissen op Otaheiti en in Marokko eene vredebreuk tusschen Engeland en Frankrijk ten gevolge zouden hebben, hielden de hoofden der Legitimisten in Frankrijk eene bijeenkomst, in welke zij tot het besluit kwamen, om onder deze omstandigheden voor als nog eenvoudige aanschouwers te blijven, in de hope dat de oorlog tusschen de beide Mogendheden zoude losbarsten; een bewijs derhalve, dat zij onder andere omstandigheden tot andere besluiten zouden gekomen zijn en eene andere gedragslijn zouden gevolgd hebben. De toon hunner dagbladen is nimmer dezelfde, nu honigzoet , dan ^cherpbijtende, nu dalende, morgen klimmende, al naarmate hun doel zich wijzigt, en de omstandigheden zulks vereischen. De scherpe toon van den Jezuitischen Noord-Brabander in de Belgische revolutie werd vele toonen lager gestemd, nadat de schuUers \'s Herlogenhosch bezet hadden. Nu werpt dat gevaarlijke blad deszelfs giftige pijlen op de Ministers en tweede kamer, terwijl de koning uitbundig gevleid wordt. Merkwaardig is het, de aandacht te vestigen op den tijd, op welken de onderdanen van den Paus in de Nederlanden de grondwetsherziening zoeken doortedrijven; nimmer geschiedt die eisch in kalmen tijd; nimmer, wanneer de gemoederen der kamers of der nalie bedaard gestemd

-ocr page 180-

kuropeesciien prins.

177

zijn. (1) En nu, nu de behoefte des lijds eene grondwetsherziening noodzakelijk maakt; nu de vrij algemeene opinie zich daarvoor verklaart; nu de gemoederen kalm en daartoe gestemd zijn; nu een edel achttal mannen uit de tweede kamer zich tot een zoodanig werk opdoet; nu zijn de Roomschen er tegen, en logenstraffen hun vorig geschreeuw, zeggende: wij hegeeren geene herziening, dan welke van de regering uitgaat. Diezelfde Jezuiten, die door de laagste kuiperijen zich in Lucern wisten intedringen; die daar het burgerbloed hebben doen stroomen, en gansch Zwitserland in een bloedbad zouden wenschen te veranderen, zij zullen misschien nu als om des vredes wil het land vrijwillig verlaten, om aan de tusschen tredende Mogendheden genoegen te geven. Zie, Sire, zoo weet zich de bloeddorstige tijger eensklaps in eene schapenvacht te steken, om bij eene andere, gunstige gelegenheid de niets kwaadsvermoedende kudde tc overrompelen. Doch men kent de Roomschen, men kent de Jezuiten in Zwitserland. De heer keller, tweede afgevaardigde van Aargau, heeft hen den 19 Aug. 184-4. op den Zwitserschen landdag meesterlijk beschreven. ))Zij zijn,quot; zegt hij, «eenvoudig als de duive onder de »wilden, maar listig als de slang, aan de hoven; in ))Paraguay eene Priesteres der beschaving; in het be-»schaafde Europa hare ergste vijandin; ieder lid een »knecht zonder wil en tevens Souverein; des Pausen «slaaf en dwingeland tevens; onder alle hemelstreken, »onder alle standen, onder alle omstandigheden steeds

12

1

Men leze de Tijdgenoot, Nquot;. 7. Febr. 4, 1S45

-ocr page 181-

DE GOUVEnNEUR VAN EENEN

178

»anders en toch altijd dezelfde; een eeuwigdurende Pro-«teus, een raadsel in de wereldgeschiedenis.quot; (1) In Nederland schijnt men hen nog niet te kennen, want zij bekleeden daar de merkwaardigste ambten, hoewel ook de Nederlandsche ziener luid genoeg zijne stem verheven heeft; zeggende: «Getrouwen, die den Heer vreest, waakt, «opdat de listigen u niet overvallen, want de monsters, »die op roof uitgaan, zijn vleijende en zoet in hunnen «omgang, tot dal de onnozelen komen in hunne nabijsheid, vertrouwende op de schijnheiligheid der houding »en op de kleuren der vacht; waakt, want de orde, «verborgen achter den naam van jezus , woelt heinde «en verre; zij is overal, schoon niemand haar ziet; let «op, want zij wandelt onder de menschen, de glimlach «der zachtheid is op haar gelaat, haar gang is als van «het schaap, dat de lammeren rondom zich laat weiden; «hare taal is vriendelijk, hare kleederen zijn als die der «onschuld; zij zal aalmoezen uitreiken aan het volk, «zoo gij haar ziet, doch doende, als of zij u niet «zag.quot; (f) Uit deze karakterschetsen blijkt overtuigend, dat de onderwerping der Roomschen aan \'s lands wetten slechts schijnbaar, slechts gehuicheld is; en dat zij onder andere omstandigheden niet zouden ontzien de grondwet en het wettig gezag te vertrappen, gelijk zij zulks duizend malen gedaan hebben, en nog dagelijks bezig zijn zulks in het geheim te doen.

liet is wel, mijnheer, het is wel; gij hebt u goed verdedigd , en ik heb u met genoegen gehoord;____

1

Handelsblad, 28 Aug. 1844. (-{■ Woorden des zieners, bi. 47.

-ocr page 182-

EUROPEESCHEN PRINS.

Ik ben aan uwe Majesteit nog een ander bewijs verschuldigd, door hetwelk ook de laatste twijfel wordt weggenomen, dat de Roomschen meer onderdanen zijn van den Paus dan van de koningen der aarde. Het is aan uwe Majesteit bekend, dat tol eer der kerk bij de Roomschen meer geldt dan de grondwet, dan het woord van God, dan de stem des gewetens, dan de eischen der zedelijkheid. Het is een alvermogend tooverwoord, hetwelk alle Roomschen in alle landen in beweging brengt, en gelijkelijk den gemeenschappelijken vijand van den Paus doet aanvallen; het is een tooverwoord, dat den slapende ontwaken en naar het wapen doet grijpen; dat den onverschillige tot een zeloot, den gemoedelijke tot eenen booswicht, den vriend tot eenen vijand, den vreesachtige tot eenen held, den onkundige tot eenen sluipmoordenaar, den booze tot een zedelijk monster, den Priester tot eenen duivel maakt. En dat Roomsche tooverwoord, tot eer der kerk beteekent niet, gelijk men billijk vermoeden en hartelijk wenschen zoude, tot eer van den eeuwig onvolprezen God, of tot eer van Christus, die den lof en de liefde van al wie Christen heet, waardig is; noch ook tot opluistering van het zuivere Christendom, dat sedert deszelfs bestaan in de wereld niet heeft opgehouden heil en zegen onder de menschen te verbreiden, en uit welks milde beginselen vooral de staten van Europa hunne beschaaide en verlichte wetten , hunne heilrijke en weldadige inriglingen als geput hebben , maar het beteekent tot uitbreiding van de Roomsche godsdienst, tot vermeerdering van het Pausselijk gezag, tot bevestiging van cene Hierarchie, om welke te bevor-

12*

179

-ocr page 183-

de gouverneur van eenen

deren de wreedheden van den tijger, de listen der slangen, het huichelen van den satan; de zedeloosheid der helle worden te hulp geroepen.

Het was tot eer der kerk, dat in het begin der elfde eeuw eene koningin van Frankrijk, constantia , met eigen hand een oog van haren gewezen biechtvader uitstak, toen deze, na in eene kerkvergadering te Orleans wegens ketterij te zijn veroordeeld , naar den brandstapel werd heengeleid. Tot eer der kerk liet in 1546 een Spanjaard, met name johannes dazius, zijn eigen broeder ombrengen door de hand van eenen gehuurden moordenaar, welke laatste benevens dazius wel aangeklaagd, maar door de regters te Neurenburg vrijgesproken, ja zelfs met roem werden overladen, omdat de moord tot eer der kerk was geschied. Een Minnebroeder te Doornik en een Jezuit te Trier gaven baltiiazar gerards den Roomschen zegen, en beloofden hem, gevat of gedood zijnde, eene eervolle plaats onder de heilige martelaren, en het was louter tot eer der kerk, dat deze daltiia-zar gerards den Prins met een driedubbel geladen pistool doodde. Vroeger reeds had een Monnik jan jaurgui aangezet, om zijn verraderlijk plan jegens dezen Prins willeii I. te volvoeren, en tot eere Gods en uit ijver voor het Roomsch geloof school de booswicht op den Prins en trof dezen gevaarlijk in den mond; en toen de hoofden der moordenaars en zijner medepligtigen openlijk werden ten toon gesteld, werden dezelve door de Jezuiten afgehaald en als heiligdommen bewaard. Pieter panne, Roomsch koopman uit Yper en, op vermoeden van iets kwaads in den zin te hebben, gevat

180

-ocr page 184-

euuoreeschen prins.

zijnde, beleed, dat hij door zijnen regtgeloovige vrouw aangemoedigd en door de Jezuiten opgestookt was, om Prins maurits te vermoorden, waarvoor hij eene rijke belooning en zelfs den hemel ontvangen zoude. Ik zwijg van andere vorsten, die tot eer der kerk gevallen zijn. De kracht van dat woord waardoor als met éénen slag, al wat grondwettig, al wat heilig is, vertrapt en vergruisd wordt, blijkt reeds genoegzaam uit het bijge-bragte; en voldongen is het bewijs, dat deRoomschen, die tot eer der kerk zich leenen tot eenen koningsmoord, meer onderdanen zijn van den Paus dan van de vorsten.

Ik zou u bijkans beginnen te gelooven, mijnheer, maar, hoe maakt gij het met tsciiecii? deze was niet Roomsch, maar Protestant.

De waarheid zou ik opzettelijk moeten verkrachten, Sire, wilde ik ontkennen, dat er ook onder de Protestanten allerlei snoodaars en koningsmoordenaren gevonden worden; maar desniettemin blijft toch de Protestanl-sche godsdienst daarbij ongeschonden en heilig, hetgeen toch het geval niet is bij de Roomsche instelling. Deze vernietigt het ontzag voor God; deze gebiedt, het bevel van den Antichrist en tot eer der kerk, boven de geboden van Gods Zoon te eerbiedigen; deze leert alle on-roomschen als vijanden te haten; belooft absolutie en den hemel aan brandstichters en moordenaren; deze vormt dus de menschen tot booswichten. De Protestantsche misdadiger levert een treurig bewijs, wat er van den mensch wordt, die het Evangelie verlaat, miskent, en aan zijne hartstogten den vrijen teugel viert; maar de Roomsche booswicht is een treurig bewijs, tot welke

\'181

-ocr page 185-

de gouverneur van eenen

■182

gruwelen de mensch vervalt, die getrouw is aan de leer der Roomsche kerk. De Protestant die zich aan de regten der kroon vergrijpt, wordt door de geheele Protestantsche wereld veroordeeld, gelijk dan ook tsciiecii, toen hij naar het leven van den koning van Pruisen stond, genen enkelen lofredenaar onder de Protestanten heeft gevonden; maar de Roomsche, die tot eer der kerk het vorstelijk hart met eene verradelijke dolk doorboort, wordt door zijne kerk en geloofsgenooten hoog geroemd, en onder de heiligen geplaatst, terwijl dc Paus, Sire, en dit verdient uwe vorstelijke belangstellende opmerkzaamheid , terwijl de Paus een te Deum in de St. Pie-ters kerk aanheft over den gelukkigen uitslag van des moordenaars onderneming. De Protestansche zondaar handelt uit haat, uit nijd, uit wraakzucht, of uit gewinzucht, uit dweepzucht, in een moord, uit beginselen, die vreemd zijn aan de leer zijner belijdenis; maar de Roomsche boosdoener misdoet uit pligt-bezel, uit godsdienstige naauwgezetheid, uit ijver voor zijn geloof, tot eer der kerk, in één woord, uit beginselen, die hem door zijne godsdienst worden ingeboezemd. Uwe Majesteit ziet hieruit, hoe gevaarlijk deze godsdienst is voor land en vorst, en hoe weinig zij de bescherming van den staat verdient. Wat nu tsciiecii in het bijzonder betreft, het is bekend, dat hij uit wraakzucht, zeker althans uit ontevredenheid den moorddadigen aanslag op het leven van Pruissens koning heeft beproefd; en zoo men ook al verwacht had, dat de vorst hem genade zou hebben geschonken, niemand nogthans der Protestanten heeft er aan gedacht, hem eene eerzuil te stich-

-ocr page 186-

europeeschen prins.

ten. Frederik staps, die den 3 Oct. 1809 tc ,

napoleon poogde te dooden; george sand , die kotzerue vermoorde; anderen, die zich zoo schandelijk vergaten, zij zullen nimmer kunnen beweren, dat zij tot eer hunner godsdienst aldus handelden; en zoo ook al de dweepzucht zich dit zoekt diets te maken, de geest van het heilig Euangelium logenstraft die aanmatiging.

Nu mijnheer, ik moet u mijne tevredenheid betuigen wegens hetgene gij mij hebt doen hooren; ik verheug mij, dat de verdenking, welke meer dan eens bij mij tegen u oprees, wanneer ik den Prins over de Roomscbe godsdienst hoorde spreken, onschuldige aanleiding is geweest, om mij over dit onderwerp met u te onderhouden; gij hebt mij op het een en ander oplettend gemaakt, dat te midden der staatszorgen mijner aandacht ligtelijk konde ontglippen, en maatregelen van voorzorgen voorzigtigheid hebt gij mij van ter zijde aangeprezen, die ik anders niet zou genomen hebben.

In deze lofspraak, Sire, heeft uwe Majesteit mij de grootste zelfsvoldoening gegeven, en ik durf hierbij de verzekering mijner overtuiging voegen, dat de Prins, door mijnen gegeven raad te volgen, zijn land en volk op het voetspoor van zijnen vorstelijken vader gelukkig-maken zal.

Ik twijfel niet, of gij hebt op denzelfden overreden-den toon met hem gesproken en dus de waarheid hem doen kennen.

Moge ik de aandacht van uwe Majesteit niet te zeer hebben vermoeid, dan rust ingevolge mijne belofte nog eene verplichting op mij, aan welker voldoening ik eenige

183

-ocr page 187-

DE GOUVERNEUR VAN EENEN

waarde hecht, omdat zij mij zal in staat stellen, aan uwe Majesteit het sterkste bewijs te leveren, dat de Roomschen niet de onderdanen der koningen zijn, maar van den Paus, voor zoo ver zij namelijk altijd of onderling, of met den binnen- of met den buitenlandschen vijand verra-delijk zamenheulen tot omverwei ping van het wettig gezag.

Het onderwerp hetwelk gij aanroert, mijnheer, is belangrijk genoeg, om daaraan eenige oogenblikken te wijden.

Deze waarheid is mij althans steeds helderder geworden , naarmate ik de bladen der onpartijdige geschiedenis ontvouwde, en op de gebeurtenissen der wereld mijne blikken wierp. En ook uwe Majesteit zal het kunnen nog willen gelooven, dat de tegenswoordig ontwaakte geloofswoede, welke sedert de laatste jaren in alle lan-dan van het door ons bewoonde werelddeel geheerscht, en Ierland en Zwitserland airede geteisterd heeft, slechts het werk deo toevals zij. Neen, dit is een overlegd, te Bomc beraamd plan dat alle koningrijken der aarde omvat, en van daar, dat men de ontwikkeling daarvan niet in éénen staat, maar in alle staten gelijkelijk bespeurt. De algemeen doorgedrongen verlichting, welke zelfs de oogen der Katholieken opent voor het schandelijk bedrog der geestelijkheid, en welke den Roomschen stoel met deszelfs wissen val bedreigt; die verlichting is het, welke tot behoud van den troon des Antichrists die bewegingen der Roomschen noodzakelijk maakt, tot dat. God moge het verhoeden, een algemeen bloedbad alle stalen der wereld bereikt. Dit heeft reeds de Holland sche ziener in treffende bewoordingen gesproken. ))De man, die drie kroonen op het hoofd had, sprak:

184

-ocr page 188-

eüropeesciien prins.

))de toekomst is dreigende voor onze magt, voor onze «grootheid en aanzien, want er is een man opgestaan, «die onze altaren, onze magt, onze wetten omverre-«werpt. Zijne kracht is groot, de gloed zijner oogen »is helderder dan het zonnelicht, de invloed zijner taal »magtiger dan die des gouds, en zijn gezag heviger »dan ons geweld; hij wil het verstand verlichten en »hunne oogen openen; hij leert, dat de kinderen aan »den leiband gaan, maar dat de menschen dien afwer-«pen, en dat wij de volken geleiden aan den leiband »van bijgeloof en dwaling.

»Maar die de kroon op had, lachtte, en toen lachten «allen; en toen zij gelagchen hadden, nam hij het «kruisbeeld en wierp het in stukken, en zeide: onver-»standigen, wie,denkt gij, dat wij zijn? denkt gij, dat »wij Christus dienen, gelijk wij het volkleeren, dat het «Christusdienen moet? Wij leeren geenszins zulke dingen «om Christus wil, maar om den wil van ons zeiven.

«En allen beaamden deze woorden; en toen sprak «een ander van hen, die in het rood gekleed was: de «kleur onzer waardigheid toont ons die niet, wat te «doen? Vloeken wij, die van ons afgekeerd zijn, opdal ))de anderen gevoelen den schrik omes vloeks; verwen «wij het zwaard petri en kunnen wij de poorten des «hemels niet voor hen sluiten, wij zullen de harten der »menschen voor hen sluiten; ziet, wij willen de eeuw »des vloeks aan den wand teekenen. (1)quot;

Wat dunkt u, Sire! heeft hier de ziener zelfs niet

1

Wooïdcn des zieners, bl. 7.

-ocr page 189-

de gouverneur van eenen

het beginsel aangewezen, waarvan de Roomsche oproerige bewegingen in onze dagen uitgaan?

Uw ziener heeft voortreffelijk en naar waarheid gesproken, doch gelukkig, dat hetgene hij zegt, nog slechts op het papier te lezen staat.

Op slagvelden wordl tegenwoordig zooveel niet beslist als met pen en inkt, maar als er inkt genoeg verspild is, zou de beurt wel weder aan het bloed kunnen komen; zeide de groote zschokke en mij dunkt, zijne woorden hebben zich reeds verwezenlijkt in Wallis en in Lucern. De donkere wolk van donder en bliksem zwanger, pakt zich reeds doch langzaam boven Frankrijk en Nederland zamen; uit Rome, waar men gesproken beeft, wij willen de eeuw des vloeks aan den ivand teekenen, is dat dreigend onweder opgestegen, het komt. steeds naderen nader; Dwitschland is het voorbijgetrokken; de katholieke kerk, van Rome gescheiden, heeft het dreigend gevaar tot hiertoe afgeleid! Mogten uw rijk, Sire, en ook mijn vaderland, ja alle staten zich in zulke heilzame afleiding kunnen verheugen.

Gij zijt dus ook een voorstander van ronge\'s werk! dat heb ik reeds lang kunnen opmerken!

En daarom een voorstander, omdat deze katholieke beweging, indien zij door de Mogendheden krachtig ondersteund wordt, veelligt het eenige middel is, om een algemeen bloedbad te voorkomen. De Roomsche Antichrist moet vallen, dat slaat vast; zijn rijk, het rijk des satans, wordt gesloopt; dit is zeker; maar hoe? dit is niet hetzelfde! De goede Voorzienigheid verbreekt door rongè en de zijnen de verbazende reuzenkrachten

186

-ocr page 190-

EUUOPEESCItEN PRINS.

van Rome, en bindt de handen eener factie, welke reeds in het geheim zich gewapend heeft en tot den aanval gereed is. Doch indien nu de vorsten de zijde des al-gemeenen vijands, des Pausen kiezen, hem daardoor aanmoedigen en versterken, voorzeker, dan kluisteren zij zich zeiven op nieuw aan Rome\'s triomfwagen, en geven hunne volken over aan de afgrijselijkste slavernij.

Geloof mij, mijnheer, die tijden zijn voorbij.

Ik zou verlegen staan, wat hierop te antwoorden, Sire! indien de Paus alleen zijne Italiaansche legers tot zijne hulpe had, maai\' gelijk gezegd is, alle Roomschen in alle koningrijken staan hem ten dienst, grijpen op zijnen wenk en op het woord: het is tot eer der kerk, naar de wapenen, en alzoo met zijne geloovigen in de wereld zamen-heulende, vernieuwt hij in éénen nacht in alle Piesiden-tien den Parijschen Bartholomeus-nacht. liet is niet anders, Sire! De Roomschen heulen altijd onderling, dan weder met den binnen- dan weder met den buiten-landschen vijand zamen tot omverwerping van het wettig gezag, en zij toonen daardoor geene onderdanen te zijn der gekroonde hoofden, maar wel van den Paus, hun eenig wettig opperhoofd, wiens bevelen zij zelfs boven die der Godheid gehoorzamen.

Hun verraderlijk zamenheulen in de Nederlanden tijdens de Spaansche onderdrukking is overbekend. In vele steden moesten de Spaanschgezinde regeringsleden veranderd en door meer vertrouwde ingezetenen vervangen worden wilde men beroeringen voorkomen, die door de Roomschen met de Spanjaarden gesmeed werden. Ten jare 1585 deed de stadhouder van Utrecht vele Roomschen

187

-ocr page 191-

de gouverneur van eenen

uit Amersfoort zetten, opdat niet deze stad gelijk Nijmegen en Zutphen door verraad den Spanjaarden werde overgeleverd. Te Veere werd in 1596 een Schotsch edelman onthoofd, die alvorens beleed, door Spaansche Jezuiten te zijn omgekocht, om de stad in de magt der Spanjaarden te stellen. Doch het is te veel om alles te noemen. Menigmaal hebben de Algemeene Staten zwarigheid gemaakt, om den Roomschen vrijheid van godsdienst te verleenen, omdat men wist, dat zij in het geheim met den vijand heulden, om het land te verraden.

Welk eene schandelijke en uitgebreide zamenzwering, door Roomsche edelen en Fransche Jezuiten gesmeed, ontdekte men in Engeland ten jare 1587. Elisabeth was het aangewezen slagtoffer, en de lloomschgczinde Maria Stuart moest haren troon beklimmen. Uit de onderschepte brieven der laatstgenoemde bleek het, dat zij het plan, om elisabeth naar het leven te staan, nimmer zoude lalen varen, en de Paus, ja, de man van Rome, de beroerder der wereld, schaamde zich niet, de oproerige koningin de behulpzame hand te bieden. En van sixtus V. die de onoverwinnelijke vloot van Spanje met geld en bullen tegen Engeland en de Nederlanden ondersteunde, wordt meen ik, zelfs verhaald, dat hij den troon van Engeland bij voorraad aan philips van Spanje had opgedragen onder den titel van beschermer van het Roomsch geloof.

Onder de middelen, welke het gevloekte eedgespan, maar bij de Roomschen het heilig verbond of de Ligue geheeten, beraamde, om deszelfs heilloos doel ten ver-

188

-ocr page 192-

eurol\'eeschen prins.

derve der Protestanten te bereiken, behoorde ook dit;

dat men den loop der gewone troonsopvolging zoude breken .....

Gij schijnt niets te vergeten, mijnheer, om het verraad der Roomschen sterk te doen uitkomen.

Het zijn daadzaken, Sire, die de geschiedenis tot waarschuwing der koningen bewaard heeft en die de regeringen kunnen overtuigen, dat Roomschen niet onder hare onderdanen, doch veeleer onder hare vijanden moeten geteld worden, daar zij altijd in geheime verraderlijke betrekking staan tot hunne geloofsgenooten in andere landen, en soms openlijk elkander bijstaan. Zoo zond de Hertog van Panna aan het eedgespan in Frankrijk ten jare 1587 vier honderd lanciers en twee duizend Italiaansche voetknechten te hulp. üe heerschzuchtige Hertog van Guyse en diens even heerschzuchtige broeder de Cardinaal door den koning van Frankrijk gedood zijnde, beraadslaagden de aanhangers van den Hertog te zamen, of zi] na dezen gepleegden moord niet ontslagen waren van den eed van gehoorzaamheid; deze vraag werd den Paus ter beantwoording voorgelegd: en deze beantwoordde die vraag toestemmend, indien de koning hem geene vergiffenis vraagde. Een monnik, door zijne broeders opgestookt, en zamenheulende met die van Guyse, doorstak koning iiendrik III. den 1 Aug.\'1589, met een vergiftigd mes. De Liguïsten beraamden onderling , om eenen anderen koning in plaats van iiendrik IV. te benoemen, hoewel deze reeds besloten had, de R. K. godsdienst aantenemen.

In Spanje bevond zich een Engelsch gevangene, squyer

189

-ocr page 193-

de gouverneur van eenen

190

genaamd. De Jezuiten aldaar spoorden hem aan, om aan zijn vaderland en aan God eenen dienst te doen, en voor zich zeiven den hemel te verdienen, door de koningin en den graaf van .Essea; te vermoorden. Squ vre beloofde en bezwoer dit bij het heilige sacrament. De Jezuiten, de bekwaamste giftmengers der geheele wereld, bereidden een krachtig poeder, waarmede hij stoelen of andere zitplaatsen bestrijken moest, ten gevolge waarvan hij, die zich daarop zet, na afgrijzelijke pijnen onmisbaar sterven moet. Met dit poeder vertrok squyre naar Engeland. Hij wist gelegenheid te vinden, den zadel der koningin daarmede te besmeeren. Gelukkig dat Elisabeth ditmaal haar voornemen, om uitterijden, niet ten uitvoer bragt, en dusdoende het toeleg des moordenaars onder Gods beschikking verijdelde. Squyre spoede zich daarop naar de vloot, op welke de graaf van Essex het bevel voerde, en bij wien hij dienst nam. Daar besmeerde hij den stoel des graven met hetzelfde poeder, hoewel ook hier eene kleine bijzonderheid zijn moorddadig opzet in rook deed verdwijnen. Hoe in het begin der zeventiende eeuw eene groote zamenzwering, door binnen- en buitenlandsche Roomscben en Jezuiten gesmeed, dienen moest, om door middel van in het geheim bijeengebragt buskruid het gansche Engelsch Parlement in de lucht te doen springen, is aan uwe Majesteit bekend; maar de personen, die daarvan de slagtofiers zouden zijn geworden, kunnen ons een denkbeeld geven van de snoodheid dier verraders, die tot eer hunner kerk met het leven der vorsten en der regenten den spot drijven. De koning, de koningin, de Prin-

-ocr page 194-

europeeschen prins.

sen, de gezanten der Mogendheden, de Bisschoppen en geestelijken, de Hertogen, de Graven, de regters, de eerste ambtenaren van den staat, de afgevaardigden van het platte land, de aanzienlijksten des lands, alle dezen zouden in éénen slag het leven verloven hebben. Zie, Sire, zoo hebben de Roomschen ten allen tijde met elkander en met den vijand van den staat zamengeheuld tot omverwerping van het wettig gezag; en uwe Majesteit boude zich om deze reden overtuigd, dat Roomschen geene onderdanen zijn der staten maar wel der Pausen.

Gij hebt mij de zaak duidelijk genoeg gemaakt, en ik deel volkomen in uwe overtuiging, wat namelijk de vroegere eeuwen betreffen, doch voor het tegenwoordige ontken ik, dat de Roomschen nu nog met elkander in verraderlijke verbindtenis staan ter verstoring der maat-maatschappelijke rust.

Om dezen twijfel wegtenemen, zal ik de woorden van eenen ander\' aanhalen, wiens verstand en hart beide het volkomen vertrouwen uwer Majesteit verdienen. Ik bedoel hier zsciiokke , wiens woorden uit hetgene hij heeft ondervonden en gezien, geput zijn. ))De schoone Julij-«zon,quot; zegt hij, «van 1830 werd door de blaauwe lucht, »welke uit Rome opsteeg, verdrongen, en zij verspreidde »zich over Zwitserland en over een groot deel van dEuropa; hiërarchische Miasma\'s die het gezonde leven »der staten aantasten, derzelver bestanddeelen van één-»scheiden en in eenen inwendigen vijandigen strijd tegen «elkander bragten; van greg\'orius VII tot pius VII ver-»volgden de stedehouders van Christus met onafgewen-»den blik slechts één doel, te weten, de bemeestering

191

-ocr page 195-

DE GOUVERNEUR VAN EENEN

192

svan kerkelijke opperheerschappij over troonen en vol-»ken voor het eeuwige Rome. In den jongsten tijd ge-»durende de restauratie-jaren had men daartoe in stilte svan de Pijreneën af tot aan Ilongarijen, van Briltanje «tot aan de Alpen toerustingen begonnen. Maar het «gunstige punt, in het midden van het werelddeel, van »waar de Roorasche staatslist de toekomstige operatien »der strijdende kerk het gemakkelijkst kon voortzetten, «scheen Zwitserland, tusschen Duitschland en Frankrijk «gelegen, te zijn. Reeds stonden de jongeren van loyola »als voorvechters in Wallis en Freijbutrj op vasten voet, ))vervolgens bezetteden zij ook Schwijz, den nieuwen «zetel der Pausselijke nuntiatuur. De bestuurders der «R. Katholieke vereenigingen achtteden het ver genoeg «gekomen, om, ten einde \'s lands overheid vrees aan «te jagen, nu ook eens de aardsche.sterkte der geeste-«lijke magt te beproeven. Derhalve werd de door de «kantons Lucern, Argau, Solothurn en Bern getrokken «keten van R. K. vereenigingen tot werkzaamheid op-«geschud. Kansels, biechtstoelen, vlugschriften, volks-«vergaderingen bliezen met alle kracht den gloed der «geloofswoede aan. Deze sloeg werkelijk in eenen vlam «van oproer uit, eerst te Pronlrut in het kou ton Bern, «kort daarop in den omtrek van het klooster mari in )) Argau. (1)quot;

Dit verraderlijk zamenheulen, Sire, door zschorke vermeld, is uit de latere geschiedenis getrokken; en het valt niet moeijelijk, daaraan nog andere bewijzen

1

Zschokre\'s leven, denken, werken, 2 deel. bl. 173, 190.

-ocr page 196-

eur0peesci1en prins.

aantesluiten. Dat de Legitimisten nog steeds in Frankrijk in betrekking slaan tot den hertog van Bordeaux, is evenzeer bekend als de vorstelijke hulde, welke zij hem toebragten tijdens zijn verblijf in Enijeland, eu zulks ondanks den eed, dien zij louis philippe gezworen hadden. Jacobijnsche roodmntsen en velen der afgedankte lijfwacht van karel X vertoonden zich onder de Belgische revolutionairen, om het Roomsche Belg ie aan willems kroon te ontscheuren. Jacobijnen en Jezuiten spanden meermalen te zamen in tijden van oproer, met het ver-, eenigd doel, om het wettig gezag omvertewerpen. «Trouwens,quot; zegt zschokke, »als de roode Jacobijnen-muts »door ouderdom zwart, en de zwarte Jezuiten-rauts door «ouderdom rood is geworden, dan gelijken zij zoodanig »op elkander, dat men er zich in bedriegen zoude.quot; Polen, vroeger reeds meermalen geleistert door het onderling verraad der Roomschen, is nog op dit oogenblik daarvan een treurig bewijs; en de Fransche l\'Univers, zonder het gedrag zijner oproerige geloofsgenooten in aanmerking te nemen, noemt den keizer van Busland den beul van Polen, wegens de strenge maatregelen, door hoogstdenzelven daartegen genomen; en de vuile Noordbrabander schaamt zich niet dit overtenemen, 11 Junij 1844. liet oproerige Ierland staat niet op zich zelf; onderling vereenigt tot verbreking der Unie, wordt het door buitenlandsche Roomschen aangemoedigd en ondersteund. In de Ilollandsche en Fransche organen der geestelijkheid wordt o\'connell als een schitterend voorbeeld van geloofsijver verheven. En zeker is het, dat zijn gedrag en dat der oproerige Ieren in Rome alle lol wordt toegezwaaid •

13

193

-ocr page 197-

DE GOUVERNEUR VAN EENEN

Hierin tast gij kennelijk mis, mijnheer, juist het tegendeel is waar; de Paus heeft een en rondgaanden brief aan de lersche geestelijkheid geschreven, om zich te onthouden van alle staatkundige bemoeijingen.

Uwe Majesteit geloove niet , dat ik schertse, wanneer ik hierop de aanmerking maak, dat men de Roomschen nooit beter verstaat, en hunne daden nooit juister beoordeelt, dan wanneer men juist eene tegenovergestelde beteekenis en bedoeling daaraan J toeschrijft; met andere woorden, bij hunne ivoorden moet men het tegendeel denken van hetgene zij schijnen uittedrukken, bij de op-gave hunner bedoelingen het tegendeel veronderstellen, bij hunne openbare daden het tegendeel verwachten. Wat zij zwart noemen is ongetwijfeld wit; de persoon, dien zij prijzen, is zeer waarschijnlijk verachtenswaardig; dien zij vleijen, dragen zij in het verborgen haat toe; dien zij verachten en verguisen, is ongetwijfeld een vriend van regtvaardigheid en orde.

Mijnheer gij dwingt mij, den lof, zoo even u toegezwaaid, terugtenemen, want gij vernietigt den eenigen maatstaf, volgens welken het ons gegeven is de woorden en de daden der menschen te beoordeelen, en gij zet de deur open, om hen ligtzinnig en roekeloos te ver-oordeelen. Indien men aan de woorden den natuurlijken zin ontnemen mag, indien men aan de daden tegenovergestelde bedoelingen toeschrijven moet, wat wordt er dan van de maatschappij, welke toch zonder onderling vertrouwen niet bestaan kan!

Sire! ik sprak hier alleen van Roomschen, van Ul-tramontanen, niet van eene door onkunde verblinde

194

-ocr page 198-

EUROPEESCHEN PRINS.

menigte, nog minder van Katholieken, die oven zeer als de Protestanten de voorregten hebben van uwe onderdanen te zijn. Voor ivien ik het ook zou durven wagen, eene dusdanige aanmerking te maken , — in de tegenwoordigheid van uwe Majesteit, zou ik mij zulke schets niet durven veroorlooven, zonder mij sterk genoeg te gevoelen , dezelve ook te verdedigen. De geheele Roomsche godsdienst laat zich op eene wijze ontleden, welke haar geheel onkenbaar maakt, welke haar in eene geheel andere gestalte te voorschijn doet treden, dan welke zij nu heeft of schijnt te hebben. Van daar dan ook, dat de wereld in haar bedrogen wordt, en dat men haar eene plaats onder de Christelijke godsdiensten geeft, welke plaats zij geenszins verdient; van daar dan eindelijk, dat men alleen aan de Priesters, die de godsdienst misbruiken, en die werktuigen zijn eener grenzenlooze heerschzucht, toeschrijft, wat ook gedeeltelijk en misschien wel rjroo-lendcels aan de godsdienst zelve moet toegeschreven worden.

Gij zult wel doen, mijnheer, dit nader opteheldercn, want ik begrijp u niet.

In de Roomsch-Katholieke kerk, Sire! staal niets op zijne plaats; alles draagt daar eenen anderen naam, dan waardoor de zaak zelve beteekend wordt; alles moet daar oneigenlijk verstaan worden. Ik zal beginnen met den Paus; zie, Sire, al aanstonds een bewijs; de man, die wegens de stelling, welke hij zich in de wereld boven de vorsten, en in de kerk boven de Godheid heeft aangematigd, de laatste en laagste plaats verdient, die man wordt aan het hoofd van allen geplaatst. Als hij

13*

195

-ocr page 199-

de gouverneur van eenen

gezegd wordt te zitten op den stoel van petrus, dan houde men het er voor, dat petrus nooit te Rome is geweest, veel minder dat hij zich daar eenen zetel heeft opgerigt. Ilij wordt zijne Heiligheid genoemd, en ik vraag het aan de wereld, of er eene grootere onheiligheid bestaan kan, dan wanneer men zich boven God laat eeren, ciiristus uit de harten der menschen verdringt, en het zedelijk welzijn van millioenen aan eigen heersch-zucht en \'geldgierigheid opoffert. Wat is zijne onfeilbaarheid anders dan eene hem door de kerk geleende mantel, om zijn diep bedorven hart, zijne lastervolle uitspraken en lichtschuwende oogmerken te bedekken? In het kort, wil men den Paus, (de goeden onder hen natuurlijk uitgezonderd, schoon dezen, zegt eruitte, zoo zeldzaam zijn als de veldbloemen in een dorre zandwoestijn) in zijnen waren aard leeren kennen, men geve aan de namen, die hij draagt, eene tegenovergestelde beteekenis, voor plaatsvervanger der Godheid leze men tegenstander van God; onder stedehouder van ciiristus versta men de AntiCbrist; bij den naam van vader denke men aan een\' tijran, en voor zijne bezorgdheid voor het heil der geloovigen schrijve men: liefde als van eenen aap, die zijne jongen dooddrukt.

De vorst kon in weerwil van zijnen gespannen ernst den glimlagch niet bedwingen.

Degenen, die de Paus tot Heiligen slaat, zijn veelal vijanden der menschen, zedelooze wezens, gewetenlooze ijveraars der kerk geweest; zoo velen van hem den titel ontvingen van beschermers des geloofs, hebben, (weinigen zijn hiervan uitgezonderd) honderden van on-

196

-ocr page 200-

EUROPEESCIIEN PRINS.

197

schuldigen tot den brandstapel veroordeeld. Wat zijn de vastendagen voor de rijken en geestelijken anders dan feestdagen en maaltijden, op welke men zich voor het gemis van vleesch rijkelijk vergast aan meelspijzen, wijnsoep, en visch ! Het verbod, om den Bijbel te lezen opdat het volk niet tot dwalingen vervalle, beteekent immers in den grond der zaak niets anders dan een blinddoek, waardoor het volk verhinderd moot worden, om de bedriegerijen der geestelijken te zien, en door het lezen der H. Schrift zich te ontheffen van het juk der onkunde en des bijgeloofs. Wie, die niet gewoon is, zich door den schijn te laten misleiden, maar tot de kern der dingen door te dringen, maar wie is in staat, aan de godsdienst, van welke hier sprake is, eene andere beteekenis te hechten dan sluwe staatkunde van Rome, gehuld in een godsdienstig kleed? De Pausselijke aflaten zijn beden om een dongratuit. Het doopsel, de absolutie, het laatste olie, het vagevuur zijn personeele gedwongene belastingen. De Biechtstoel is niet zelden een rendez-vous tot ondervraging naar, en tot verklikking van de geheimen der huisgezinnen. Biechtvaders, tot den eigenlijken zin overgebragt, kunnen verspieders van de geheimen der kabinetten genoemd worden. De kardinalen in de Roomsche kerk zijn eigenlijk gezegd de Raad van State; de Aarts-Bisschoppen zijn Gouverneurs, de Bisschoppen zijn Generaals; de vicarissen Consuls; de Pastoors kapiteins; de Capellonen eerste en tweede luitenants; de Kwezels sergeanten; deleeken zijn legers der Pausselijke staten. De zaligmakende kerk moet heeten; het genootschap tot afschaffing van zaligheid.

-ocr page 201-

de gouverneur van eenen

Discipelen van de sociteit van jezüs zijn, getrouw over-gebragt, de ergste vijanden van je zes. Alle de genootschappen worden in derzelver geest en bedoeling het best gekend, wanneer men aan de namen, welke zij dragen, eenc tegenovergestelde beteekenis heeft. De ware geloovigen heeten beter algedwaalden van, en ongeloo-vigen aan de waarheid; bij den naam van ketters denke men aan den eeretitel, welken zij dragen, die alleen aan Gods woord zich houden, zonder bijvoegsel van mensche-lijke leeringen. Eenheid des geloofs is de volstrekte onmogelijkheid, dat zoo vele menschen door alle eeuwen heen hetzelfde gelooven, hetzelfde denken. Wonderen noeme men bedriegerijen; tentoonstellingen van Triersche rokken en uitgespogen Amsterdamsche ouwels zijn de-monstratien van het domste bijgeloof, met het geheime doel, om de onkundige schare geldelijke offers aftepersen.

Aldus Sire, zou ik kunnen voortgaan, en de Room-sche godsdienst ontleden, en haar in hare ware, ver-foeijelijke gedaante aan uwe oogen voorstellen. Doch genoeg, om uwe Majesteit te overtuigen, dat hier eene gevaarlijke staatkunde, die van Rome uitgaat, onder den naam van godsdienst in alle staten zich heeft ingedrongen, om onder dien geheiligden naam te beter te kunnen werken op het algemeen wereldbestuur. Voor de oningewijden, voor de onkundige menigte is zij in waarheid godsdienst, doch voor de Roomsche geestelijken, voor den Paus is zij staatkunde. In dit godsdienstig kleed vermommen zich de Ultramontanen ook als staatsburgers; zoo heeten zij, helaas! zij zijn slaven, zij zijn

198

-ocr page 202-

europeeschen prins.

199

blinde werktuigen, zij zijn onderdanen van den Italianen Ja dezen huichelachtigen, verraderlijken geest hebben zij van hunne godsdienst als overgenomen; in dit leugenachtig , bedriegelijk karakter handelden zij ook in hunne staatkundige betrekking. Toen philips II. ten jare 4559 op voorstel van den Bisschop van Alrecht besloot, om tot uitroeijing der ketters en tot handhaving van zijn gezag in de Nederlanden 3—4000 Spanjaarden achter-telaten, en toen de Algemeene Staten, die het doel daarvan: vernietiging der ketters, wel bevroedden, tegen dit besluit plegtig protesteerden; toen heette het, dat men dit volk noodig had tot bescherming van het land; dat de koning dit volk achter liet, om het te kunnen gebruiken, wanneer zijn zoon karel in de Nederlanden mogte komen; dat hij] de Spanjaarden met zich naar Spanje zoude genomen hebben, indien hij van het verlangen der Staten eerder kennis had gedragen. Hoe verraderlijk wist men de Ilugenooten naar Parijs te lokken; de vrede met dezen was juist de strik, die hen vangen moest; de viering van het bruiloftsfeest van den koning van Navarre was het lokaas; en de dood van duizenden, in Some, in Spanje, in de Nederlanden beraamd, volgde nu van zelf. Ook in de Belgische revolutie droegen de gebeurtenissen, die voorbereid werden, andere namen. De Boomsche dagbladen verstaat men niet, indien men niet het tegendeel daarbij denkt. De sluwe, listige Noord-Brabander sta hier tot een voorbeeld. Zijn motto: dicere vernm quid vetat, moet. vertaald worden: wat hindert ons de onwaarheid te zeggen en waarlijk elk Nommer draagt het brandmerk

-ocr page 203-

de gouverneur van eenen

200

van partijgeest, van onwaarheid, van opzetlelijken laster. Noemt hij zich een Letterkundig blad, men verwachte dan niets anders dan laffe sprookjes. Van het Jezuitisch genootschap sprekende, zegt dat blad: dat dit genootschap de achting en den eerbied niet alleen van de meerderheid der Zwitsers, maar ook van alle weidenkenden geniet; de uitkomst logenstraft die taal; en de kleine kinderen weten het beter. Van de aankomst des Aartsbisschops van Parijs in Holland schrijvende , zegt het: Monseigneur heeft deze reis uitsluitend tot herstel zijner gezondheid ondernomen; nu mag de wereld ook wel gelooven, dat herstel van gezondheid geheel vreemd is aan het doel dier reis; men leze er voor: van afre is uit Parijs naar Holland gereisd, om de Ultramontanen tot voortzetting van den reeds begonnen strijd over het onderwijs krachtig aantemoedigen; en men zal zich misschien de zaak, zoo als zij is, beter voorstellen. In dezen geest nu, Sire, is het, dat men het schrijven van gregorius XVI aan de lersche geestelijkheid moet verklaren. Misschien heeft de Paus den wandelenden jood van sue gelezen, en zich het gedrag-van Rodin, zoo als deze na den 13 Febr. 1831 handelde, tot voorbeeld gesteld. Zich te onthouden van staatkundige bemoeijingen, dat zijn slechts klanken in den mond der Pausen ; en wanneer zij zulk een schrijven openbaar maken, dan staat het vast, dat geheime instruc-tien hel tegendeel gebieden. Men Moge in Ierland oneens zijn of schijnen, of men zich al of niet aan het Pausselijk schrijven onderwerpen zal, geloof vrij, ook hier schuilt eene adder in het gras; door dezen twist-

-ocr page 204-

EUROPEESCHEN PRINS.

201

appel optewerpen wordt de wereld misleid; de Roomsche partijen verstaan haar Italiaansch opperhoofd, wiens onderdanen zij zijn, en wiens bevelen zij derhalve ook meer moeten gehoorzamen dan die der vorsten. De regering der Pausen, Sire! zij schijnt slechts eenegeestelijke te zijn, en nogtans wordt door geschiedenis en dagclijksche ervaring bekrachtigd, wat eens de Generaal der Jezuiten tot den Hertog van Brissac zeide: Van uit deze kamer, Mijnheer, beheerschik niet alleen Parijs, maar ooi: China; niet alleen China, maar ook de geheele wereld, zonder dat iemand weet, ho§ dit geschiedt.

Het is wel, mijnheer; de wijze, waarop gijn van uwe taak gekweten hebt, draagt ten volle mijne goedkeuring weg. De voor mij belangrijke waarheid, welke ik in den aanvang betwijfelde, hebt gij overtuigend bewezen. Is het u gelukt, u zeiven vrijtepleiten van overdrijving, ik moet u zeggen, dat het mij gelukt is, door vragen en geopperden twijfel u uittelokken tot openbaring van het een en ander, hetwelk ik gaarne wilde weten en bewezen zag. Ik heb mij in u niet bedrogen, mijnheer, en ik herhaal mijnen wensch, dat gij aan mijn Hof blijft. In deze dagen eener smeulende ontevredenheid kunt gij ons van dienst zijn met uwen raad. Bij het nemen van maatregelen ter voorkoming van het nakend gevaar is voorzigtigheid en vastberadenheid, maar ook wijsheiden kennis van zaken noodig. Hiermede gewapend zullen wij de groote gebeurtenissen, die op handen zijn, kalm en gerust en onder het opzien tot God, te geraoet gaan.

—oDQGo—

-ocr page 205-
-ocr page 206-

Bij den Uitgever dezes zijn nog voorhanden:

GescMedenis der Hervorming in de zestiende eeuw, door Dr. J. H. MEELE D\'AUBIGNÉ.

Tweede druk. Op nieuw uil het Engelsch vertaald door J. Oudijk van Putten, 5 deelen gr. 8°. (vroeger f quot;23) thans..........ƒ 7.50.

Idem, voor het Nederlandsche volk bewerkt , door J. G. VERHOEFF, Predikant te Ilerveld. Gebonden in linnen stempelband........./\' -i. 10.

J. Elomliert en A, Rotterdam, Algemeene

Geschiedenis des Vaderlands, 2 deelen. — Dl. I. Nederland verhoogd door wonderen van Gods Voorzienigheid, onder \'t bestuur der Prinsen van Oranje Nassau. — Dl. 2. Gods weg met Nederland, enz enz. Prijs f S.IO.

©ST Bij dit werk wordt nog gratis een fraaijen Premieplaat gegeven, voorstellende de portretten der geregeerd hebbende Vorsten uit het stamhuis van Oranje. — De plaat is ook a ƒ 1.50 afzonderlijk te bekomen.

-ocr page 207-

JacoMs Ernijtier, Geregtshandelingen van den

Allerhoogsten God met zijn volk van Nederland enz. enz., 2 deelen in ééne stempelband. . . . / 5.10.

Eeunie

j Sions worstelingen of Historische za-

menspraken over de verscheidene en zeer bittere wederwaardigheden van Christus Kerk, met openbare en verborgen vijanden, in stempelband. . . f 4.75.

leêrlands vloek en zegen, en deszelfs

) vermeerderd met een nieuwen vloek en

zegen, en andere Biddagsstoffen; mitsgaders eeneBevestiging en twee Synodale Predikatiën, door FLO-RENTIUS COSTERUS, in zijn Eerw. leven dienaar Jezu Ghristi te Hoorn. Achtste druk. — Met het welgelijkend Portret van den Schrijver. Prijs ingenaaid f 2.25, gebonden in stempelband . ... f 2.75.

Paus en Concilie in de Negen-........f 2.50.

-ocr page 208-
-ocr page 209-