S IR, IR. T _A_ _
0p hh- 2r®«el 5: Voor 0/ Ivos of.
\' Voor Vflfl (la Ccilvcl\'iU Inrc 7 ,gt;/ 7
7. O 7 , , \'ces hehalvede Caleclon. ■ IN a Schooljonds lees
17 : \\quot;o( ■. • . /-7\'\'; 1
9 1]
quot; : Voor lees ormadilh.
14 „ 07.: voor Waierschmpad.
-j,-1 quot; : : . \': ,0r loes Doornberg.
■\' -• ■ oor Vetrivier van daar Je es m r / • ■
tiaar. s l\'1 1 •-•toster; ra;j
^4 : Voor Faafrmc-r lees FrfnVier.
- ■» J gt; ; \\ r.op 9«° Qri/ ry • , ,
29
30 -l
30 2-quot;)
ncsteiijlce.
^oor 26° 30\' Zuiderbreedte en fqo n , 7 Voor erf e?i 0°^™t 166
\'OT tershurg lees Fe)ife^tr„,
■■ \\.-.or«8-089quot; lees «8089.quot;
Voor Nbói-dipetteUfk W» 7 7 „ , ,
••!: Voor „« Fickt/j?, ■„ ^ «!gt;•
-\'3\' V.«r SftMiW 1... Nm,u„ü.
\\ . I if 7 1.. TH \'r \'
Z \' : i.rquot; quot;■ jP/quot;7igt; ^ ieesJD,%
•• H: Voor quot; 41079quot; Jei s \'■ 40~9 quot; 1
quot; quot; 10 : ^00r Sorteren hetiJcorfere.
^OOP Icovfpvovt 7
* ■\' , 23 •
i:(\' .. 15;
78
83 J : 300r f\'ees Prefon
85 4:\' Voor Fehruai
93 „ «-»leos, i\'ehrmn.
^C4S^.rn?,xvTr\'\'\'l5\'quot;\'j?gt; Wsquot;quot;
V 0quot;f oevaiifen nemen en dood*-lid i
genomen, doodtichiele/i \' :\'\'a\'jeL:,„.;/eigt;.
Voor iiwsten lees twisUn.
Voor Uedd/ngh lees Siddingh \' W\'(Squot; \\ oor Z»a„s;e,. ]ee8 \'
LetetteheaLetdh Voor Pretoruis lees Preforms V oor Pc?essiv, ]ees peHïWe).
v oor Fehruai leej) JPchruat oor Baiiïje lees Baatje
32
33
AARDRIJKSKUNDE EN GESCHIEDENIS
VAN DEN
Stoomdruk van J. van Boekhoven , Utrecht,
RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT
!gt;•/, hu; Jf\' /rj AARDRIJKSKUNDE
em quot; _____
van den
(Opgesteld door de Commissie, benoemd door den Volksraad, tot het vervaardigen van Hollandsche Schoolboeken.)
ATjVl/VWVuv^-.
Utkeciit C. H. B. B KEU EK. 1884.
A A R D R IJ K S K U N D E
VAN DEN
(Voor Schoolgebruik).
♦
De Oranjevrijstaat wordt begrensd:
ten Zuiden, door de Oranjerivier; ten Oosten, door Basoetoiand en de Kolonie Natal; ten Noorden door de Zu idafrik a a n sch e Republiek (of de Transvaal); ten Westen door een gedeelte der Z. A. Republiek (of der Transvaal) en dat gedeelte der Kaapkolonie bekend als Griqualand- West.
De Grenslijn tusschen Basoetoiand en den Oranje-vrijstaat loopt, volgens de Conventie van Aliwal Noord (Febr. 12, 1869).
Van de samenvloeiing van de Kornetspruit met de Oranjerivier, langs het midden van eerstgemelde spruit naar het punt naast aan Olifantsbeen;
van Olifantsbeen naar de zuidpunt van Langeberg; langs den top van Langeberg naar het noordwestelijk uiteinde daarvan; van daar, in dezelfde richting, naar de Caledon-rivier; langs het midden van de Caledonrivier tot haren oorsprong in de Drakensbergen.
De Grenslijn tusschen de Kolonie Natal en den Oranje-vrijstaat loopt van den oorsprong der Caledonrivier in den Drakensberg, en langs den Drakensberg naar den oorsprong van de Gansvallei (spruit), die op den kortsten afstand is van het Noordelijk Baken der Kolonie Natal.
De Grenslijn tusschen de Zuidafrikaansche Republiek (Transvaal) en den Oranjevrijstaat, zooals bepaald door
Aardrijkskunde van den O. V. Staat.
de scheidsrechterlijke uitspraak van Luitenant-Gouverneur Keate, („Keate Awardquot; 19 Febr. 1870), loopt: van den oorsprong van de Gansvallei (spruit), die op den kortsten afstand is van liet Noordelijk Baken der Kolonie Natal, langs de Gansvallei en de Kliprivier \') of tot waar laatstgenoemde in de Vaalrivier valt; van daar (overeenkomstig dc Conventie van Zandrivier, 18 Januari 1852) met de Vaalrivier af.
De grenslijn tusschen dat gedeelte der Kaapkolonie bekend als Griqualand-West en den Oranjevrijstaat, loopt
volgens de overeenkomst gesloten tusschen Graaf Carnarvon en President Brand (13 Juli 1876): van Rama (fontein) over Davids Graf dicht boven de samenvloeiing van Rieten Modderrivier), naar het baken, dat op Tarentaal-kop staat j van daar met een rechten hoek tot dicht aan Buitfontein (Diamantmijn); van daar met enkele onbeduidende afwijkingen in eene rechte lijn naar den top van Platberg en naar Vaalrivier.
Het Barolong grondgebied was reeds vóór den „Trekquot; van 1835 door het opperhoofd Maroko en zijn volk, dat daarheen van benoorden de Vaalrivier verhuisd was, bewoond, en wordt steeds door den Vrijstaat als een onafhankelijk land erkend.
2
Dit grondgebied is van alle kanten door den Vrijstaat ingesloten, en zijne grenslijn loopt: van Paul Smitsberg langs de Modderrivier af tot waar Korannaspruit in die rivier valt; van daar met Korannaspruit op, tot recht
\') Dc Heer Keate heeft in zijne uitspraak verkeerdelijk aangenomen, dat Kliprivier de eigenlijke Vaalrivier was. In werkelijkheid ontspringt dc Vaalrivier nabij Klip stap cl in de Transvaal.
Grenzen.
over eenen rotsachtigen heuvel teu noorden van gemelde spruit; van daar in eene noord-oostelijke richting tot aan Manganispruit, omtrent 5 mijl van waar deze in Groot-Vetrivier valt; van daar met de Liniana op tot aan Brandsdrift; van daar eerst Z. en dan O. tot op een „Kopquot; genaamd Hoepelrok; van daar met de Leemvrivier af, tot recht over Gorra\'skop, alwaar Breedespruit in die rivier valt; van daar met eene min of meer kromme lijn, loopende even ten noorden van Rapitzi\'s kop, tot aan den oorsprong van de Modderrivier nabij Paul Smitsberg.
Grootte: omtrent 320,000 morgen of 1,058 vierkante mijl.
Bevolking: omtrent 15,000 zielen.
Steden : Thaba \'Nchu, de hoofdstad, ligt nabij cka berg van dien naam en heeft 4,000 inwoners.
De weide (of het veld) bestaat uit zoete en zure grassoorten ten zuidwesten van Thaba \'Nchu en zure ten oosten; het grasveld is geschikt voor alle soorten van vee, en goed voorzien van water.
De geologische samenstelling van dit grondgebied bestaat uit karroo met klei- en zandlagen, doorsneden van basaltaderen , de hoogere bergen, gevormd uit zandsteen, die samengebonden zijn en tegen de spoeling des waters beschermd, door de basaltaderen.
Bergen: Thaba \'Nchu (of berg der duisternis) gelegen 2500 voet boven Bloemfontein, of 7000 voet boven de oppervlakte der zee; Thaba Pachoa (of Lapberg) ten oosten; Lokoalo (menschenvretersberg) ten noorden; Joba. ten noordwesten; en Rapitzi s kop op de zuidoostelijke grens.
Rivieren : De Khaba of Modderrivier , uitmakende de zuidwestelijke grensscheiding van den Oranjevrijstaat.
3
4 Aardrijkskunde van den O. V. Staat.
De Khaba nyana (of klein modderrivier) met haren zijtak de Pumnioua, die aan de zuidelijke helling van Thaba \'Nchu ontspringt, en in de Modderrivier valt. Koranna-sprnit, die ten noorden van Thaba \'Nchu ontspringt, en in de Modderrivier valt. Linianaspruii, de noordoostelijke grensscheiding tusschen het Barolong grondgebied en den Oranjevrijstaat, en in de Groot-Vetrivier valt. Leeuw-rivier, welke de grensscheiding uitmaakt tusschen het Barolong grondgebied en het district Ladybrand van af Leeuwriviers-drift tot recht over Gorra\'skop, alwaar Br eedesp ruit er in valt.
NATUURLIJKE GESTELDHEID DES LANDS.
De Vrijstaat is een uitgestrekt tafelland, gemiddeld 400e voet boven de oppervlakte der zee gelegen , afhellende van de Drakensbergen ten oosten des lands, naar het dal van de Vaalrivier in het noorden en westen. Tengevolge daarvan hebben de rivieren van de Caledon en hare zijtakken, eene richting naar het noorden en westen.
In het oosten alleen vindt men samenhangende heuvelreeksen; in het zuiden worden de vlakten nu en dan door eene verzameling „kopjesquot; afgebroken, terwijl in het noordwesten en noorden de eindelooze, golvende vlakten, zich, door niets afgewisseld uitstrekken, en slechts hier en daar een afzonderlijk staande heuvel, een „kopje alleenquot;, zich eenzaam verheft.
Deze ylakten waren in vroegere tijden bedekt met eene
Natuurlijke gesteldheid des lands.
zure grassoort, die echter in het zuiden grootendeels door „bosjesquot; of heideplanten, op andere plaatsen door eene zoete grassoort verdrongen is, terwijl tusschenbeide, gemengd veld (ook „gebroken veldquot; genoemd) uit gras en „bosjesquot; bestaande, voorkomt.
Het land is tegenwoordig bijna boomloos. Er zijn echter teekenen genoeg voorhanden, dat dit vroeger niet altijd het geval is geweest. In de kloven der bergen, en aan de oevers der rivieren zijn nog boomen genoeg te vinden, voornamelijk doorn- en wilgeboomen, en in het noordwesten (in de vallei van Vetrivier) vindt men nog verspreide overblijfselen van Kameeldoornboomen, die het land op een park doen gelijken.
Het land is het meest voor de veeteelt geschikt. Uitvoer van wol en huiden, en handel in vee zullen wel steeds de voornaamste bronnen van inkomst blijven. Een betrekkelijk klein gedeelte van de oppervlakte is onder cultivatie gebracht. Het oosten (het bekken der Caledon-rivier) is echter door het meer vochtige klimaat uitnemend voor den landbouw geschikt, en kan de korenschuur van het land genoemd worden. Overal elders is voor graan (uitgezonderd mielies en Kafferkoornj, kunstmatige besproeiing een onmisbaar vereischte.
Tot besproeiing van den bodem en tot het drenken van het vee wordt het afloopend water in, op geschikte plekken aangelegde „dammenquot; opgevangen en bewaard, en door middel van zoodanige dammen is zelfs het dorre „Middenveldquot; tusschen de Modder- en Vetrivier bewoonbaar gemaakt voor menschen en vee. Overal, waar hij genoegzaam besproeid kan worden, toont de bodem zich bij uitstek vruchtbaar en in staat nagenoeg alle producten der warme gematigde luchtstreek voort te brengen.
s
Aardrijkskunde van den O. V. Staat.
De boomgaarden en moestuinen van de meeste boerenplaatsen strekken daarvoor tot bewijs. Het is te hopen, dat het spoedig zoover moge komen dat geen meel, geen melk, boter, kaas, groenten en vruchten meer uit andere landen behoeven te worden ingevoerd.
De Oranjevrijstaat heeft eene gemiddelde lengte van omtrent 400 mijl; eene gemiddelde breedte van omtrent
150 mijl; en eene oppervlakte van zoowat 60,000 vierkante
mijl of 14,713,875 morgen gronds.
Het land heeft den vorm van een boontje of niertje.
Het aantal inwoners is, volgens den Census, gehouden op 31 Maart 1880 (die waarschijnlijk niet bijzonder nauwkeurig is), 133,5I8j waarvan 61,000 blanken, en 73.000 kleurlingen zijn. Het aantal burgers tusschen den ouderdom van 18 en 60 jaar, die volgens wet, onderworpen zijn aan commandodienst is 13,491.
De kleurlingen bestaan voor een groot gedeelte uit het, volk van Paulus Moperi wonende te Witzieshoek. Witzieshoek is eene prachtige vallei, gelegen aan den voet van den Moni-aux-Sources, nabij de grenzen van Natal. Deze Mont-aux-Sources, (of berg der oorsprongen), werd aldus genoemd door de eerste Fransch-Protestantsche
6
Bevolking.
zendelingen onder de Basoeto\'s, omdat zoo vele rivieren haren oorsprong op dezen berg hebben.
Witzieshoek werd (nadat Witzie een onder-kaptein van het Basoeto-opperhoofd Moshesh, en zijn volk, die zich düt gedeelte van den Vrijstaat toeeigenden in 1S55 er uit verdreven waren), later, in Juli 1867, aan Paulus Moperi en zijn volk, toen zij als onderdanen van den Vrijstaat aangenomen werden, ter woon gegeven.
Inkomsten en Uitgaven. De inkomsten van den Staat zijn gemiddeld £ 200,000 \'sjaars, en de uitgaven omtrent hetzelfde. De voornaamste uitgayen zijn voor de Civiele en Rechterlijke Departementen.
Er zijn in den Vrijstaat (volgens den Census van 1880) :I3I)594 paarden; 4,117 muilen en ezels; 147,432 trekossen, en 464,575 ander groot vee; 139,846 Kaapsche (of Afrikaansche) schapen; 5,056,301 Meriuo-schapen; 462,535 Angora-bokken; 247,487 andere bokken; 13,227 varkens; en 2253 struisvogels.
Het land levert jaarlijks op 92,780 mudkoorn; 16,149 mud haver; 16,030 mud garst; 20,818 mud aardappelen; 4gt;952)935 havergerven; 146,836 pond tabak; 291,310 pond gedroogde vruchten; 48,665 balen wol; 138,424 vellen, en 1057 pond struisvogelvederen.
7
Aardrijkskunde van den O. V. Staat.
De helft der blanke bevolking boven de 7 jaar kan lezen en schrijven, de andere helft niet. Van de heift die lezen en schrijven kan zijn er ongelukkig betrekkelijk weinigen die zulks naar behooren doen kunnen, en het is dus zeer wenschelijk, dat er in dat opzicht verbetering komt, vooral op het platteland. Tot dit doel heeft de Volksraad een schoolfonds £ 200,000 gesticht en een Inspecteur van onderwijs aangesteld, die, in verband met schoolcommissies, toezicht over het onderwijsstelsel van het land heeft.
De staatsscholen zijn verdeeld in stads- en dorpsscholen, wijksscholen, en rondgaande scholen; en de onderwijzers in onderwijzers der eerste, tweede en derdeklas, volgens de examens, door hen afgelegd voor de Commissie van Examinatoren. Deze Commissie bestaat uit 9 leden door den President benoemd, en reikt certificaten van bekwaamheid uit in de rechtsgeleerdheid, het landmeten , het onderwijzersvak, en de letteren en wetenschap in \'t algemeen.
Het Grey College en het Dames Instituut te Bloemfontein zijn de eenige inrichtingen door den Staat ondersteund, alwaar hooger onderwijs gegeven wordt.
Godsdienst: De groote meerderheid der bevolking behoort tot de Nederduitsche Gereformeerde Kerk, welke bijna in ieder dorpje van den Staat een kerkgebouw heeft. Deze Kerk wordt door den Staat ondersteund tot een bedrag van £ 6000 per jaar. De Synode vergadert jaarlijks te Bloemfontein in de maand Mei en bestaat uit den predikant en één ouderling van iedere gemeente.
8
Opvoeding.
Ook hebben de Anglikanen, Wesleyanen, Lutherschen en Roomsch-Katholieken, kerken en schoolinrichtingen in verschillende steden en dorpen.
De Anglikaansche Kerk toch, bezit yele kerkgebouwen, en heeft vooral in de hoofdstad verschillende scholen gesticht, waarvan het St. Andrews College (voor jongens) en St Michael\'s Home (voor^ meisjes) [de voornaamste zijn.
Zending-stations (staties): Te Witzieshoek is er eene zending-statie van de N. G. Kerk gevestigd, te Bethanië cene van het Berlijnsche Genootschap. Ook te Maboelela in het district Ladybrand, en te Vogelstruis-kooi in het district Fauresmith zijn zending-staties.
De voornaamste wide dieren, nog in ons land te vinden, zijn: de blesbok, de springbok, enkele wilde beesten, de duikerbok, de reebok, en de steenbok; hazen (spring- kol en rooipoothaas), aard varkens, armadilto (of Itimagau), de wildekat, de mierkat, de muishond, het ijzer- (of stekel) varken, en de egel (of klein stekelvarken); den jakhals, den wolf en den wilden hond vindt men nog hier en daar, ofschoon zij gelukkig, bijna uitgeroeid zijn.
Schildpadden, van verschillende soorten, vindt men vrij algemeen.
Vogels: De voornaamste wilde vogels zijn: de Pauw, de Korhaan (bont en blauw), de Kievit, het Dravertje, de Tarentaal (of wildehoender), de Fazant (eene kleine soort alleen langs Valschrivier te vinden), de Patrijs (bruin
9
Aardrijkskunde van den O. V. Staat.
en rood vlerk, en de Namakwa), de Wildegans, Eendvogels van verschillende soorten, het Waterhoen , de Wilde-makauw (of Muskus-eend), de Mahem, de Kraanvogel, de Secretaris, de Hamerkop en de Groote-Sprinkhaanvogel, die alleen in het noordelijk gedeelte van den Staat gevonden wordt, en door sommigen beschouwd wordt als de Europeesche ooievaar.
Van de kleinere vogels heeft men het Bosch- , Tortelen Namakwaduifje, den Vink, de Musch (of„Mosjequot;) en een klein vogeltje, dat altijd nabij de wagenwegen zit, en „Leeuwerikjequot; genoemd wordt.
Er zijn ook vele soorten van Valken, Gieren (of„Aasvogelsquot;), Arenden, Uilen, en andere roofvogels.
Visschen: De Vrijstaatsche stroomen zijn goed van visch voorzien, die ofschoon zeer vol graten, goed van smaak is.
Onder deze visschen vindt men de Barber (Clarias Ca-pensis), die alleen in de Oranjerivier en hare zijtakken gevonden wordt. Deze visch wordt somtijds van 6 tot 1 voet lang, heeft niet vele graten en geene schubben, is te onderscheiden door zijn groeten en leelijken kop en heeft 8 Cirrhi of voelhorens aan de onderlip.
De Geclvisch, zoo genoemd wegens zijne geelachtige kleur, wordt in alle Vrijstaatsche rivieren aangetroffen, en weegt i8 tot 20 pond.
De Kalvcrkop wordt meestal in de Valschrivier gevangen en is bijna even goed van smaak als de Geelvisch.
De Onderbek wordt zoo genoemd omdat hij den mond verder naar onderen heeft dan de andere visschen.
De Mitvisch, zoo genoemd omdat zijne kleur lichter is dan die der andere visschen. Hij is niet zoo goed van smaak als de andere en is ook erg vol losse graten, zijnde die
10
Dierenrijk.
niet alleen aan de ruggegraat verbonden, maar ook door het geheele lichaam verspreid.
Behalve visschen vindt men ook in de rivieren de Iguana (of „Likoeaanquot;) en de Waterschilpad.
Slangen: De voornaamste slangen, in den Vrijstaat te vinden, zijn :
De Pof adder {vipera arieians), de Gele- en de Bruinc-Kapel (Naia Haje) en de Spmtgslang. Laatstgemelde kan op eenen afstand van 3 of 4 treden haar venijn uitwerpen, en indien men niet voorzichtig is en beneden den wind staat, raakt het speeksel gewoonlijk het oog, waarvan het gevolg kan zijn, dat men dagen lang blind blijft.
Verder heeft men de Schaapsteker (Trimerorhinius Rhombeatus), de Boomslang (Dendrophis), de Bcrgadder (vipera atrapos), de Hoornslang (vipera cornuta) en de Zwarteslang (coluber canus).
Onder de kruipende dieren heeft men ook verschillende soorten van Salamanders (cordylus) , waarvan de grootste (cordylus giganteus) of „Ou-volkquot; meestal in het noorden gevonden wordt. Ook zijn er verschillende soorten van Hagedissen.
Onder de wilde Boomen zijn de voornaamste : de Doornboom (of Mimosa), lt;\\t Kareeboom, de Wilde-Olijf, en de Kameelboom.
Onder de meer of min eigenaardige Struiken vindt men het Elandsboonije, het Saffraan-boschje (Crocus Africanus), het Kruidie-roer-me-niet (waarvan een afkooksel der wor-
II
Aardrijkskunde van den O. V. Staat.
tels en van den bast een sterk vergif is, maar ook door de inboorlingen als medicijn gebezigd wordt). Ook heeft men in de districten Heilbron en Harrismith een struik, die Wilde-prop of Kurk wordt genoemd, waarvan de wortels gebruikt worden om dobbers voor zetnetten te maken.
In sommige plaatsen wordt ook de „Magerman-bolquot; gevonden , die een stokkigen stam heeft, omtrent 5 voet hoog en een halveduim dik is.
Van de Crawwr/V# zijn er minstens een dertigtal, waarvan de voornaamste zijn: Rood-, Zwart- en Blauw-zaadgras, Kruisgras, Paardenhaar, Wildegarst, Wildehaver, Klits-gras, Kweekgras en Beestgras. Ofschoon er hier en daar, en vooral in het Veroverd Grondgebied, Veldbloemen te vinden zijn, is de Vrijstaat over het algemeen genomen niet rijk aan bloemen.
Steenkolen worden aan Vaalrivier in het district Heilbron, aan Zaudrivier in het district Winburg, nabij Kopje-Alleen in het district Kroonstad, en nabij de Oranjerivier, in de districten Bethulië en Rouxville, gevonden.
Ijzer komt in de nabijheid van de kolenlagen voor. Ook treft men in Bethlehem en in Ladybrand cement (klip) aan , in het district Rouxville , Salpeter en Verfstof, en in den omtrek van de Wittenbergen en in Caledonrivier-district, in de zandrotsen, versteende visschen, boomen, en overblijfselen van het Dicynodon, een kruipdier, dat veel
12
Delfstoftenrijk.
gelijkenis met de Iguana moet gehad hebben, en twee bijzonder lange honden tanden heeft.
Diamanten zijn in de mijnen te Jagersfontein, Koffie-fontein en Olifantsfontein, aanwezig.
Het klimaat van den Vrijstaat is door de hoogte van het land (gemiddeld 4000 voet boven de oppervlakte der zee), en zijne binnenlandsche ligging, droger en kouder in den winter dan dat der omliggende koloniën. De Vrijstaat is dus zeer gezond, vooral voor hen, die aan borstkwalen lijden. De zomer is het natte jaargetijde, de winter het droge; doch door gebrek aan boomen, en ten gevolge van de ligging van het land is de hoeveelheid regen die in den zomer valt veranderlijk, en komen er dus van tijd tot tijd jaren van droogte, waardoor aan landbouw, veeteelt en handel groote schade wordt toegebracht.
Ons land bestaat, met uitzondering van de streken gelegen aan de oostelijke grens, uit vlakten. Hier en daar echter, door het geheele land, vindt men aanzienlijke losse bergen, als ook hooge heuvels, bekend onder den naam van koppen. Men vindt ook lage randen, spitskopjes,
13
Aardrijkskunde van den O. V. Staat.
en riffen, die somtijds ook maanharen genoemd worden.
Deze randen en riffen zijn waarschijnlijk gevormd door het wegspoelen van omliggenden grond in vroegere tijden.
De voornaamste gebergten zijn: de Drakensbcrgen, die de grensscheiding uitmaken tusschen het district Harrismith en de Kolonie Natal, de Wittehergeti, op de grensscheiding der districten Bethlehem en Ladybrand;
de Ro odeher gen, die de grensscheiding uitmaken tusschen de districten Harrismith en Bethlehem, en Basoetoland;
de Langelerg, op de grensscheiding van het district Rouxville en Basoetoland ;
Koranficiherg op de grensscheiding van het district Win-burg, en het Barolong Grondgebied;
Klokolaniberg op de grensscheiding van de districten Winburg en Ladybrand;
Viervoet in het district Ladybrand;
Pla tb erg (n0. i) nabij het dorp Ladybrand.
Losse Koppen en Randen ; Platberg (n0. 2) nabij de stad Harrismith ;
Platberg (n0. 3) op de grensscheiding van Griqualand-West en den Vrijstaat, nabij de Vaalrivier ;
Gouverneur skap op de grensscheiding van de districten Winburg en Ladybrand;
Biddulphsberg, Zuringkrans , Kafferskop, Wardenstoren, 7elemach us kop en IVonder kop , in het district Winburg, niet ver van Senekal;
de Lekonyellas-hoed; en Lots pilaar in het district Ladybrand, nabij de Wittebergen;
14
Gebergten.
Fr am kop, Bothasherg, Raishurgskop, Nelsonskop, Meianikop, Wodehousekop, en Generaalskop, in het district Harrismith;
Paul Sm its berg, nabij De Wetsdorp;
Kaffer- of Leeuwberg, aan den oorsprong van Kaalspruit, nabij de stad Bloemfontein;
Hulsberg nabij Reddersburg;
Vissersberg, aan Kromelleboog-spruit in het district Fauresmith nabij Boomplaats;
Vechtkop (n0. 1,) nabij Rhenoster-rivier, tusschen de districten Kroonstad en Heilbron, alwaar op 2 October, 1836 de slag tusschen de emigreerende boeren en een Commando van Moselikatze plaats vond;
Vechtkop (nquot;. 2), ook bekend als „Pushuli\'s Nestquot;\' in het district Rouxville, op 14 Juli 1865 gedurende den tweeden Basoeto-oorlog door Kommandant Wepener met 300 burgers en 200 kleurling-bondgenooten bestormd en ingenomen;
Kopje-Alleen, een zonderlinge kop, eenzaam gelegen in het Middenveld tusschen de Valsch- en Vetrivier, op de grensscheiding van de districten Winburg en Kroonstad ;
Elandsherg-, Aasvogelkop, Wolvekop, Koesberg en Olifantsbeen, in het district Rouxville;
Doorberg, in het district Winburg, nabij Zandrivier;
Gemsbokhoeksbetg, in het district Harrismith, nabij Vrede;
Beijer sberg, aan Kafferrivier, nabij Reddersburg;
Boesmanskop (nquot;. 1), in het district Bloemfontein, nabij de plaats waar Korannaspruit in de Modderrivier valt;
Boesmanskop (n0. 2), in het district Caledonrivier;
Boesmanskop (nquot;. 3), in het district Rouxville;
Tafelkop, nabij Fauresmith;
15
Aardrijkskunde van den O. V. Staat.
Leeuwkop (n0. i), gelegen aan Leeuwspruit 6 mijl zuidoostelijk van Bloemfontein;
Leeuwkop (nquot;. 2), in het district Caledonrivier;
Leeuwkop (n0. 3), in het district Rouxville;
Bulskop, in het district Caledonrivier;
Loogkop, nabij Loogpan, in het district Boshoff;
Bastbcrg, op den noordwestelijken hoek van het district Bloemfontein;
Rhcnosterkop, aan Rhenosterrivier in het district Kroonstad;
Tjupani, gelegen aan Honingspruit in het district Kroonstad;
Koedoesrand, aan de Modderrivier, op den noordwestelijken hoek van het district Fauresmith ;
Donovanskop, een spitskop nabij Bethulie; en
Goeimansberg, in het district Fauresmith.
De meeste dezer losse bergen hebben eene hoogte van niet meer dan 400 tot 800 voet, en zijn meestal plat van boven.
De rivieren van den Oranjevrijstaat hebben steile oevers, \'s Winters is de stroom in de rivieren, met uitzondering van de Caledonrivier, door gebrek aan regen zeer zwak, zoodat in dit jaargetijde de rivieren meestal uit groote zoogenaamde „zeekoegatenquot; bestaan, met hier en daar eene „Driftquot; of doorwaadbare plaats, waarover het water met zwakken loop beenvloeit. In den zomer echter, zijn de rivieren dikwijls, niet alleen niet doorwaad-
i6
Rivieren.
baar, maar ook zeer gevaarlijk, want daar de Vrijstaat hoog boven de oppervlakte der zee gelegen is, (omtrent 4000 voet), en daar er gewoonlijk veel donderbuien vallen, loopt het regenwater met groote snelheid af.
De Oranjevrijstaat mag gezegd worden te zijn gelegen tusschen de Oranje- en de Vaalrivier, die ten zuidwesten van den Staat samenloopen.
De Oranjerivier, ook Grootrivier genoemd, ontspringt in het noordoosten van Basoetoland, nabij den Mont-aux-Sourccs (Berg der Oorsprongen), en loopt door Basoetoland tot waar Korrannaspruit er in uitloopt; waarna zij de zuidelijke grens van den Staat uitmaakt tot aan Ramah, eene oude zendingstatie, nabij de grens van Griqualand-West. Over de Oranjerivier zijn 4 bruggen gelegd, namelijk: ééne te Aliwal Noord, ééne te Bethulië, ééne tusschen Colesberg en Philippolis, en ééne nabij Hopetown (in de Kaapkolonie). Hare voornaamste zijrivieren aan de Vrijstaatsche zijde, zijn: Rornetspruit, Caledonrivier, Boschjespruit, Dwarsrivier, Otterspoorl-spruit, Knapzakrivier, Bergrivier en Vaalrivier. Bethulië ligt op eenen korten afstand van de samenvloeiing van Caledonrivier en Oranjerivier.
De Vaalrivier, welke haren naam aan de vale kleur van haar water ontleent, en over een groot gedeelte van haren loop de grensscheiding tusschen den Oranje-vrijstaat en de Zuidafrikaansche Republiek vormt, ontspringt nabij Klipstapel in de Transvaal, raakt bij hare samenvloeiing met Kliprivier de Vrijstaatsche grens en stroomt van daar met eene groote bocht, eerst in westelijke en daarna in zuid-westelijke richting, tot naar de grens van Griqualand-West; verder stroomt zij door dat gebied tot hare vereeniging met de Oranjerivier.
Aardrijkskunde. van den O. V. Staat.
De dorpen nabij de Vaalrivier gelegen zijn; Villiers, Parijs, Vredefort en Hoopstad.
Hare voornaamste zijrivieren aan den kant van den Vrijstaat, zijn: Kliprivier, waarin Spruit-zonder-driJ-t, Ventcrssprnit en Erasmusspruit vallen.
Wilgerivier, met hare zijrivieren Nieuwjaarsvlei, Elands-rivier. Molenrivier, Cornelisrivier. Holspruit, Leeuw spruit, Liebenbcrgsvlei (waarin Tijgerkloofspruit valt) en Taai-boschspruit, Rhenosterrivier, Valschrivier, Zandspruit, Vctrivier met hare zijrivieren Klein- en Groot- Veirivier, Zandrivicr.
Modderrlvier, met haren grooten zijtak de Rietrivier, waarvan de Kafferrivier weder eene rechter zijrivier, en Kromclleboogspruit een linker zijtak is.
Caledonrivier ontspringt in den Drakensberg nabij Witzieshoek, en maakt de oostelijke grens van den Vrijstaat uit, tot aan Jammerbergsdrift nabij Wepener, waarna zij door den Staat loopt, en in de Oranjerivier valt nabij Bethulië.
Deze rivier is gekenmerkt door haren snellen stroom, en hare gevaarlijke „driftenquot; of doorwaadbare plaatsen. Over haar is eene brug geslagen, te Commissiedrift, tus-schen Smithfield en Rouxville.
Hare voornaamste zijrivieren aan den kant van den Vrijstaat zijn; de Kleine-Caledonrivier, Moperisspruit, Moolmansspruit, Molenspruit, Schelpspruit, Leeuwrivier, Blaasbalgspruit, Grahavistownspruit en Slikspruit.
T)e dorpen nabij hare oevers gelegen zijn: Ficksburg, Ladyhrand, Wepener, Smithfield, Rouxville en Bethulië.
De Eiandsrlvler. eene zijrivier van de Wilgerivier, ontspringt in Witzieshoek aan den voet van de Mont-Aux-Sources, alwaar zij den naam draagt van de Namahadi-
i8
Rivieren.
spruit. Zij neemt in zich op Klerkspruit en Zandspruit, en valt in de Wilgerivier 20 mijl ten zuiden van Harri-smith. Over deze rivier is eene brug gelegd, op den grooten weg tusschen Harrismith en Bethlehem.
De Wügerivier ontspringt in den Drakensberg, ten oosten van Harrismith, loopt dicht voorbij deze stad, en ontvangt in de nabijheid de Nieuwjaarsvlei; een weinig verder af vereenigt zij zich met de Elandsrivier, waarna Molenrivier, Corneüsrivicr, Liehcnbergsvlei en Schuldspruit er in vallen, en vereenigt zich eindelijk met de Vaalrivier een weinig beneden het dorp Frankfort.
De dorpen nabij deze rivier zijn : Harrismith en Frankfort.
Er zijn twee bruggen over de Wilgerivier gelegd. de ééne tusschen Harrismith en Natal, en de andere een weinig ten zuiden van de stad Harrismith.
De Rhenosterrivier ontspringt op de noordwestelijke grens van het district Bethlehem, even ten noorden van het dorp Lindley, en loopt in eene noordelijke richting door het district Heilbron, tot dicht aan het dorp Heilbron; van daar, in eene westelijke en noordwestelijke richting, door het noordelijk deel der districten Heilbron en Kroonstad, met zich opnemende Rietspruit, Elands-spruit, Honingsprmt en Siagspruit, tot dat zij in Vaalrivier valt, niet ver van de plaats waar Mooirivier, (die door Potchefstroom in de Z. A. Republiek loopt), aan de overzijde in de Vaalrivier valt.
De Vaischrsvier ontspringt in de Wittebergen, en loopt van daar, in eene noordelijke richting, door het district Bethlehem tot aan het dorp Lindley; van daar noord-westwaarts door het district Kroonstad tot aan het dorp Kroonstad; van daar in eene noordwestelijke en westelijke
19
Aardrijkskunde van den O. V. Staat.
richting, tot waar zij in Vaalrivier valt, op de grens der districten Koopstad en Kroonstad. ■
Hare voornaamste takken zijn Hcunansspniit, die dicht bij Lindley, Bloenispruii die dicht bij Kroonstad invalt, en Otterspruii.
Aan den oever van deze rivier liggen de dorpen Lindley cn Kroonstad.
De Vetrivier ontspringt in den Korannaberg en de Klokolani- en Viervoetbergen, op de westelijke grens van het disirict Ladybrand.
Even beneden het dorp Winburg vereenigen zich hare takken Klein- en Groot Vetrivier, en Vetrivier vandaar loopt zij in eene noordwestelijke richting tot op de grens van het district Koopstad, alwaar Zandrivier er invalt; van daar loopt zij noord westwaarts door het district Koopstad, dicht aan Koopstad voorbij, tot waar zij in Vaalrivier valt, even boven het dorp Bloemhof (in de Z. A. Republiek). Kare voornaamste takken zijn Groot- en Klein Vetrivier, Laaisprnit, die in Klein Vetrivier valt, dicht bij het dorp Winbnrg, Liniana- en Dwaalspruit, die de Groot-Vetrivier opneemt, vóór dat zij zich met de Klein Vetrivier vereenigt, Jaaiboschspruit, Vendutiespruit, Zandrivier, met hare takken, Koolspruit en Doornrivier.
De dorpen, welke nabij de oevers van Vaalrivier liggen zijn : Winburg en Hoopstad, en nabij de Zandrivier zijn Senekal en Ventersburg.
D0 Motlderrivisr ontspringt in den Paul Smitsberg op de grens van het Barolong Grondgebied nabij De Wetsdorp, en loopt van daar, in eene noordwestelijke richting, (uitmakende de westelijde grensscheiding tusschen den Vrijstaat en het Barolong Grondgebied), tot waar Korannaspruit er invalt; van daar, in eene noordwestelijke en westelijke
20
Rivieren
richting, door de districten Bloemfontein, Boshoff en Jacobsdal, tot waar zij zich met Rietrivier vereenigt, nabij de grensscheiding tusschen den Vrijstaat en Griqualand West.
Hare voornaamste zijrivieren en spruiten zijn: Koren-spruit, Mieliespruit, Leenwspniit, Osspruit, Rhenosier-spruit, Doornspruit en Kaalspruit.
De Wets dorp ligt in de onmiddellijke nabijheid van den oorsprong dezer rivier, en Bloemfontein, de hoofdstad van den Oranjevrijstaat, ligt omtrent 10 mijl ten zuiden van Modderrivier aan de Bloemspruit, die in Rhenosterspruit valt op eenen afstand van zoowat 4 mijl beneden de stad.
De Rietrivier, de voornaamste zijtak van Modderrivier, ontspringt in het noordelijk gedeelte van het district Caledon-rivier, en loopt, langs de zuidelijke grens van het district Bloemfontein, tot waar Kafferrivier er invalt niet ver beneden de zendingstatie Bethanië; van daar loopt zij, in eene westelijke richting, door de districten Fauresmith en Jacobsdal, tot op de grenslijn van Griqualand-West, alwaar zij zich met de Modderrivier vereenigt.
Hare voornaamste takken zijn: Fouriesspruit, Kafferrivier, Kromelleboogspruit (die Processpruit opneemt), en Van Zijlspruit. Nabij deze rivier liggen Reddersburg, de zendingstatie Bethanië, Edeniurg, Kojfiefoniein (Diamantmijn) , en Jacobsdal.
De gronden gelegen tusschen twee rivieren op een paar uur afstand van den oever van beide rivieren, wordt gewoonlijk „het Middenveld\' genoemd.
21
Aardrijkskunde van den O. V. Staat.
Een vlakke laagte, meestal rond of ovaal van vorm, met water gevuld, wordt gewoonlijk een genoemd,
en somtijds, vooral als het water er van zoet is, eene „ V/eiquot;.
Sommige dezer pannen bestaan uit zout of brak water, dat wanneer het opdroogt, eene dunne laag zout of salpeter achterlaat. Het zout wordt, of van den bodem der pan geschraapt, of anders daaruit verkregen door het water op een zeildoek te laten drogen.
De voornaamste zout pannen zijn Karee-, Lekmans-Salpeter- en Sc hoppan, in de wijk Middenveld, district Bloemfontein ; Graspan, in het district Hoopstad, Ganna-en Leeuwpan, in het district BoshofF, waarvan laatstgenoemd maandelijks 250 mud zout oplevert.
De voornaamste Zoetwater Vleien (of pannen) zijn Rietpan, op de grensscheiding der districten Boshoff en Bloemfontein, nabij de Modderrivier;
Zeekoevlci, aan de Kliprivier in het district Harrismith;
Inlandsche zee, in het district Kroonstad, niet ver van V redefort;
Barberspan, in de wijk Kaalspruit, district Bloemfontein, niet ver van de Modderrivier;
Groot-Rietpan, en Groot-Rietvlei, aan wier oevers zooals beweerd wordt, diamanten gevonden zijn; en
Loogpan, nabij Koedoesrand in het district Boshoff.
STAATKUNDIGE VERDEELING DES LANDS.
Het land wordt voor Staatkundige doeleinden verdeeld in Districten, Wijken en Steden of Dorpen.
Een District is eene afdeeling van het land waarover
22
Staatkundige verdeeling des lands.
een Landdrost, door de Regeering benoemd, civiele en crimineele jurisdictie uitoefent, en de geldelijke administratie waarneemt. Ieder district is gewoonlijk verdeeld in 2 of meer Wijken. De Kommandant van het district wordt door de stemgerechtigden in het district gekozen en voert het bevel over de, aan commandodienst onderworpen, burgers van zijn district.
Eene Wt/k is eene afdeeling van een district, welke een lid voor den Volksraad kiest. De veldkornet (ofprovisie-veldkornet) oefent een beperkte jurisdictie uit in zijne wijk, in zaken betreffende heeren en dienstboden, en heeft in tijd van oorlog, bevel over de aan commando-dienst onderworpen burgers zijner wijk.
De Steden of Dorpen zijn verdeeld in districtsdorpen of zetels van den landdrost, en niet districtsdorpen, waarvan sommige een Resident-Vrederechter hebben. De meeste der districtsdorpen hebben Municipaliteiten door de ingezetenen gekozen. De kleine dorpen hebben dorpsbesturen.
De hoofdstad wordt door eenen Stadsraad bestuurd. Volgens de ligging der districten is de Vrijstaat verdeeld in 16 districten, als volgt;
A. Middellandsche districten. Districten. Steden en Dorpen.
1. Bloemfontein. Bloemfontein, Reddersburg, Brandfort,
De Wetsdorp.
2. Winburg. Winburg, Ventersburg, Senekal.
3. Caledonrivier. Smithfield.
B. Oostelijke grensdistricten
4. Rouxville. Rouxville, Zastron.
5. Wepener. Wepener.
23
24 Aardrijkskunde van den O. V. Staat.
Districten. Steden en Dorpen.
6. Ladybrand. Ladybrand, Ficksburg.
7. Bethlehem. Bethlehem, Lindley.
8. Harrismith. Harrismtih , Frankfort, Vrede, Villiers.
C. Noordelijke grensdistricten.
9. Heilbron. Heilbron, Parijs.
10. Kroonstad. Kroonstad, Vredefort.
11. Koopstad. Hoopstad, Buitfontein.
D. Westelijke grensdistricten.
12. Boshoff. Boshoff.
13. Jacobsdal. Jacobsdal.
E. Zuidelijke grensdistricten.
14. Fauresmith. Faurcsmith, Edenburg, Jagersfontein,
KofBefontein.
15. Philippolis. Philip polis , Waterkloof.
16. Bethulië. Bethuliè.
1. DISTRICT BLOEMFONTEIN.
Grenzen; Oostelijk het Barolong grondgebied; zuidoostelijk eene lijn loopende van Paul Smitsberg aan den oorsprong van Modderrivier tot aan den oorsprong van Rietrivier in den Beijersberg; van daar eene lijn loopende zuidelijk en zuidwestelijk met Rietrivier af tot waar zij
District Bloemfontein.
Kafferrivier opneemt; van daar eene lijn loopende noordwestelijk tot nabij Koedoesrand aan de Modderrivier; van daar eene lijn loopende noordoostelijk tot waar Kaalspruit in Modderrivier valt; van daar steeds noordoostelijk tot aan Bastberg nabij den oorsprong van Ven-dutiespruit; van daar eene lijn loopende, zuidoostelijk iets ten Noorden van het dorp Brandfort voorbij, tot aan den oorsprong van Dwaalspruit op de grens van het Barolong grondgebied.
Wijken: Boven-Modderrivier, Midden-Modderrivier, Kaalspruit en Kafiferrivier.
Bevolking; 13.274, waaronder 7353 blanken.
Steden en Dorpen: Bloemfontein de zetel der Regeering en de hoofdstad van den Oranjevrijstaat met eene bevolking van 2576 gelegen op 26n3o zuider breedte, en 290 ooster lengte.
De Volksraad en het Hooge Gerechtshof houden aldaar hunne zittingen, en de hoofdambtenaren hebben er hunne kantoren in het Gouvernementsgebouw, aan het noordwestelijk uiteinde der stad gelegen. Er zijn vele winkels en handelshuizen, als ook 2 bankinrichtingen, ook zijn er vele scholen voor jongens zooveel als voor meisjes. Drie couranten worden aldaar uitgegeven.
De hoofdstad heeft een fort en eene kazerne, waar een 5otal jonge burgers opgeleid worden als artilleristen. Men treft er verder 6 of 7 kerkgebouwen aan van verschillende gezindten, ook nog een, van Gouvernements-wege opgericht, hospitaal en krankzinnigengesticht, een privaat hospitaal, en een fraai stadhuis in het midden der stad gelegen.
Het dorp Reddersburg ligt omtrent halfweg tusschen Bloemfontein en Smithfield nabij den Bulsberg. Het heeft
25
Aardrijkskunde van den O. V. Staat.
eene kerk en een leeraar vau de Christelijk-Gereformeerde (of afgescheidene) gemeente, en de meeste der omwonende boeren zijn leden dezer kerk. Ook heeft het dorp een telegraafkantoor.
Br andfort, zoo genoemd ter eere van President Brand, ligt aan Doornspruit omtrent halverwege tusschen Bloemfontein en Winburg. Dit dorp heeft een telegraafkantoor.
De Weisdorp ligt nabij de Paul Smitsberg aan den oorsprong van de Modderrivier. Het heeft ook een telegraaf kantoor.
Rivieren : De 3 rivieren die in het district Bloemfontein ontspringen, en door en om dit district loopen zijn: — de Modderrivier, Kafferrivier en Rietrivier.
Spruiten: Kaalspruit, Doornspruit, Osspruit, Mieliesprnit, Koornspruit, Leeuwspruit, Bloemspruit, Rhenosterspruit, en vele andere, alle door Modderrivier opgenomen.
Bergen: Paul Smitsberg, Leeuw-of Kafferberg, Leeuw-kop, Boesmanskop Bastberg, en Bulsberg.
2. DISTRICT WINBURG.
Grenzen; Zuidwestelijk het district Bloemfontein. Zuidoostelijk eene lijn die langs het Barolong grondgebied loopt; van daar over de oorsprongen van Groot- en Klein Vetrivier tot aan Gouverneurskop; van daar eene lijn die noordoostelijk loopt tot aan den oorsprong van Molenspruit; van daar noordelijk door Biddulphs-berg langs de Wittebergen; van daar noordelijk tot aan den oorsprong van Bloernspruit; van daar noordwestelijk tot aan den oorsprong van Koolspruit nabij Ventersburg; van daar noordelijk en noordwestelijk tot aan den oorsprong van Zandspruit; en van daar zuidwestelijk tot aan de
20
District Winburg.
grenslijn van het district Bloemfontein aan Bastberg, nabij den oorsprong van Vendutiespruit.
Wijken: Vetrivier, Zandrivier, Taaiboschspruit, onder Wittebergen, en Winburg.
Bevolking: 15858, waarvan 6590 blanken zijn.
Steden en dorpen: Winburg, de zetel van den Landdrost, met eene bevolking van 565, ligt nabij de samenvloeiing van Laaispruit met Klein Vetrivier.
Winburg is het oudste dorp in den Vrijstaat, daar het is aangelegd door de eerste emigranten (of „trekboerenquot;) omtrent het jaar 1837, het heeft een telegraafkantoor en eene bank.
Sene kal aan de Zandrivier omtrent 5 uur noordoostelijk van \'Winburg op den weg naar Bethlehem. Dit dorp heeft eenen Resident-Vrederechter 5 een telegraaf- en postkantoor en een N. Gereformeerde kerk. In de naburige heuvels en vlakten vindt men vele versteende boomen en visschen en steenkolen worden aan Zandrivier gegraven.
Ver iersburg ligt vlak ten noorden van Winburg op een kleinen afstand van Koolspruit, omtrent halfweg tusschen Winburg en Kroonstad. Dit dorp heeft ook eenen Resident-Vrederechter en evenals Redderburg bezit het eene kerk en eenen leeraar van de Afgescheidene gemeente; ook heeft dit dorp een telegraafkantoor.
Rivieren en spruiten: Groot- en Klein Vetrivier, Zandrivier, Laaispruit, Koolspruit, Dwaalspruit, Manganispruit Taaiboschspruit en Vendutiespruit.
Bergen: Wittebergen, Gouverneurskop , Biddulphsberg Zuringkrans, Kafferkop, Wardenstoren, Telemachuskop, en Wonderkop.
27
Aardrijkskunde van den O. V. Staat.
3. DISTRICT CALEDONRIVIER.
Grenzen : Van waar Slikspruit in Caledonrivier valt met de Caledon op tot aan Jammersbergsdrift; van daar noordwestelijk tot aan het Barolong grondgebied; van daar zuidwestelijk met de lijn van het Barolong grondgebied tot aan Paul Smitsberg; van daar zuidwestelijk met de grensscheiding van het district Bloemfontein tot aan Bulsberg; van daar zuidelijk tot aan de samenvloeiing van Slikspruit met de Caledonrivier.
Wijken: Wilgeboomspruit, en Slikspruit.
Bevolking: 5593 waarvan 3,426 blanken zijn.
Steden en Dorpen: Smithfield het eenige dorp in dit district en de zetel van den Landdrost met eene bevolking van 463, is gelegen omtrent 1/, uur ten westen van Commissie Drift in de Caledonrivier. Het heeft een telegraafkantoor.
Rivieren en Spruiten: Caledonrivier, Wilgeboomspruit, Grahamstownspruit, en Schelpspruit.
Bergen: Boesmanskop, Leemvkop, Bulskop en (op de grensscheiding van dit district en Bloemfontein), Beijershcrg.
B. OOSTELIJKE GKENSDISTEICTEN.
4. DISTRICT ROUXVILLE.
Grenzen: Van af de samenvloeiing van Caledon- met de Oranjerivier, met de Oranjerivier op tot waar Kor-netspruit er invalt; van daar noordwestelijk van Olifantsbeen langs den Langeberg tot aan Jammerbergsdrift; van
28
District Rouxville.
daar met Caledonrivier af tot waar die in de Oranjerivier valt.
Wijken: Onder Caledonrivier en Vechtkop;
Bevolking: S.089, waarvan 5031 blanken zijn.
Steden en dorpen: Rouxville de zetel van den Landdrost, met eene bevolking van 481 zielen, is gelegen omtrent halfweg tusschen Smithfeld en Aliwal Noord (in de Kaapkolonie). Het heeft een telegraafkantoor en eene bank. Zastron, aldus genoemd naar den familienaam der echtgenoote van President Brand, ligt omtrent 3 uur noordoostelijk van Rouxville.
Rivieren en spruiten: Oranjerivier, Caledonrivier, Kornetspruit, Blaasbalgspruit (waarin Wittespruit valt), en Grahamstownspruit.
Bergen: Langeberg, Olifantsbeen Aasvogelberg, Elands-berg, Wolvekop, Aasvogelkop, Koesberg, Vechtkop, Spitskop en Boesmanskop.
5. DISTRICT WEPENER.
Dit district bestaat slechts sedert Juni 1884 en behoorde vroeger tot de districten Rouxville, Ladybrand, Bloemfontein en Caledonrivier, waarvan het een gedeelte uitmaakte.
Grenzen : Van de noordoostelijke punt van Langeberg, met eene rechte lijn naar Boesmanskop, van daar met eene rechte lijn naar de oostelijke punt van Elandsberg; van daar de oude Gouvernements lijn van 1858 tot waar zij in de Caledon valt; van daar met de Caledon op, tot waar den waterloop van de plaats Driekop er in valt; van daar over eenige plaatsen naar de districts-lijn van Bloemfontein; van daar naar Paul Smitsberg en met
29
Aardrijkskunde van den O. V. Staat.
die lijn tot waar Smithfield en Ladybrand samen komen op de plaats Farao\'s fontein; verder met de Bokspoortspruit, tot v.\'aar die in de Caledon valt; en met de Caledon op tot waar deze de Basoeto grens raakt; en met die grenslijn op tot de noordelijke punt van Langeberg.
Steden en Dorpen: Wepener nabij Jammerbergsdrift, gelegen op de grens van Basoetoland, is de zetel van den Landdrost. Het is genoemd naar Kommandant Wepener. Men vindt er een telegraafkantoor.
X.B. Daar Wepener, door een Volksraadbesluit van 18S4 juist toen dit werkje ter perse zvas, iot een district is verklaard, kunnen de wijken, de bevolking, enz. , niet worden opgegeven , evenmin de veranderingen , welke de districten Eloemtontein , Ladybrand, Rouxville en Caledonrivier hebben ondergaan. Op het kaartje van don Oranje-vrijstaat, (naast den titel van dit boek geplaatst), dat reeds tijdens genoemd besluit geheel was afgedrukt, komt het district Wepener dus niet voor.
6. DISTRICT LADYBRAND.
Dit District, zoo genaamd naar wijlen de moeder van President Brand is een gedeelte van het Veroverd Grondgebied, in den Basoeto-oorlog van Moshesh genomen en aan den Vrijstaat gehecht, krachtens de Conventie van Aliwal (12 Febr. 1869).
Grenzen; Van het Barolong grondgebied nabij Paul Smitsberg zuidoostelijk tot aan Jammerbergsdrift; van daar noordwestelijk naar Sekonyella\'s Hoed en Lotspilaar; van daar zuidwestelijk naar Gouverneurskop; van daar met de waterscheiding van de Klokolani-bergen naar Varkenskop; van daar, steeds zuidwestelijk over Koran-naberg tot aan den oorsprong van Mangani-spruit: van
District Ladybrand.
daar zuidelijk met de grensscheiding van liet Barolong Grondgebied tot aan Paul Smitsberg.
Wijken : Ladybrand en Ficksburg.
Bevolking: 11,538, waarvan 5,232 blanken zijn.
Steden en öorpen: Ladybrand de zetel van den Landdrost met eene bevolking van 473; gelegen aan den Platberg nabij de Caledonrivier. Het heeft een telegraafkantoor en eene bank.
Ficksburg, aan de Caledon, omtrent 36 mijl noordoostelijk van Ladybrand,
Rivieren: Caledon-, Klein-Caledon- en Leeuwrivier, Moolmans-spruit Klokolani (of Moperi-) spruit, en Mo-lenspruit,
Bergen: Platberg, Klokolani, Viervoet, Lotspilaar,
en Sekonyella\'s Hoed.
7. DISTRICT BETHLEHEM.
Dit district is eerst in Juli 1871 gevestigd, daar het het vroeger een gedeelte uitmaakte der districten Harris-mith, Winburg en Kroonstad. Het bestaat uit omtrent 500 plaatsen.
Grenzen: Van waar Snymanslioekspruit in de Caledon valt met de Caledon op tot aan Witzieshoek bergen; van daar met eene rechte lijn noord tot aan Wilgerivier; van daar zuidwestelijk naar Elandskop; van daar loopt de lijn zuidelijk en zuidwestelijk even ten noorden van Lindley tot aan Biddulphsberg; van daar zuidelijk tot aan Lots-pilaar op de grens van Ladybrand.
Wij! ten: Wittebergen, en Midden-Liebenbergsvlei.
Bevolking; 6,842, waarvan 4,445 blanken zijn.
Sted en en dorpen: Bethlehem de zetel van den Landdrost,
31
Aardrijkskunde van den O. V. Staat.
met eene bevolking van 328 werd aangelegd in het jaar i860, en -ligt nabij den oorsprong van Liebenbergsvlei, omtrent halfweg tusschen Senekal en Harrismith. Het heeft een telegraafkantoor en eene bank.
Lindley gelegen aan de Valschrivier op den noordwestelijken hoek van het district.
Rivieren en spruiten: Zandrivier^ die uit de Wittebcrgen in dit district ontspringt; Valschrivier, Liebenbergsvlei, waarover een brug gelegd is, op den grooten weg tusschen Harrismith en Bethlehem, de Jordaan (het spruitje waaraan Bethlehem gelegen is), Oliviersspruit en Tijgerkloof spruit.
Bergen: De Wittebergen, en een gedeelte der Roode bergen, Kafïerkop, en Elandskop (op de grensscheiding van de districten Bethlehem en Heilbron.
8. DISTRICT HARRISMITH.
Aldus genoemd naar Sir Harry Smith „den held van Aliwalquot;, en in 1848 Gouverneur der Kaapkolonie.
Grenzen : zuidoostelijk de Kolonie Natal, noordoostelijk de Vaalrivier tot waar Wilgerivier er in valt; van daar met de Wilgerivier tot even boven Frankfort; van daar met eene lijn die zuidelijk loopt tot aan de Roodehergen nabij Witzieshoek; van daar zuidoostelijk met de Roodebergen tot aan Drakensberg op de grensscheiding van Natal.
Wijken : Harrismith, Kliprivier en Wilgerivier.
Bevolking: 18.418, waarvan slechts 4,164 blanken zijn.
Steden en dorpen: Harrismith de zetel van den Landdrost met eene bevolking van 1195 is gelegen nabij de Drakens-bergen aan de Wilgerivier, heeft een tak van de „Nationalequot; Bank, en van de bank van Afrika, een nieuwblad, 30(4 kerkgebouwen en een telegraafkantoor.
32
District Harrismith.
Vrede nabij Bothasberg; Villiers aan de Vaalrivier, en Frankfort aan de samenvloeiing van Liebenbergsvlei met Wilgerivier.
Rivieren en spruiten: Wilgerivier met hare zijrivieren; Elandsrivier; Molenrivier en Cornelisrivier; Kliprivier; Hol-spruit; Klerkspruit; en Zandspruit.
Bergen: De Roodebergen, Drakensberg, Platberg, Botha\'sberg, Gemsbokhoekbergen, Pramkop, Rensburgkop, Aaltje-Uyskop, Nelsonskop, Melanikop, Wodehousekop. en Generaalskop.
C. NOORDELIJKE GRENSDISTRICTEN.
9. DISTRICT HEILBRON.
Dit district is eerst sedert eenige jaren gevestigd, daar het vroeger een gedeelte uitmaakte der districten Kroonstad, Bethlehem en Harrismith.
Grenzen: Van den noorder hoek van het district Bethlehem aan de Wilgerivier met de Wilgerivier af tot waar die zich met de Vaalrivier vereenigt; van daar met de Vaalrivier af tot tusschen de dorpen Parijs en Vredefort; van daar met eene lijn loopende zuidoostelijk tot nabij Lindley ; van daar met de grensscheiding van het district Bethlehem tot aan Wilgerivier.
Wijken: Vechtkop, en Kromelleboog.
Bevolking: 9,112, waarvan 4,460 blanken zijn.
Steden en dorpen: Heilbron de zetei van den Landdrost, met eene bevolking van 250, is gelegen aan Eland-spruit, en heeft 2 kerken, eene bank en een telegraafkantoor.
3
33
Aardrijkskunde van den O. V. Staat.
Parijs, prachtig gelegen aan de Vaalrivier, waarvan het water door middel van een voor, door het dorp gebracht wordt.
Rivieren: AVilgerivier, Vaalrivier en Rhenosterrivier, met hare spruiten Elandspruit, Slagspruit, honuigspruit en Rieispruit.
io. DISTRICT KROONSTAD.
Dit district was vroeger bekend onder den naam van „Riemlanct\', wegens de menigte blesbokken die er te vinden waren, en die door de inwoners doodgeschoten werden om van de vellen riemen te maken.
Grenzen: Zuidoostelijk met de grenslijn van Winburg op de waterscheiding van Valsch- en Zandrivier tot aan Zandsprnit; van daar met eene lijn loopende noordoostelijk tot waar Valschrivier in Vaalrivier valt; van daar met de Vaalrivier op tot aan de grens van het district Heilbron tot aan de grens van het district Bethlehem, nabij Lindley.
Wijken: Midden-Valsch-, Onder-Valsch- en Rhenosterrivier.
Bevolking: 14,177, waarvan 6,201 blanken zijn.
Steden en Dorpen: Kroonstad de zetel van den Landdrost met eene bevolking van 655 , is gelegen aan de Valschrivier, nabij de plaats waar Bloemspnüt er invalt, en heeft 2 kerken, eene bank en een telegraafkantoor. Vredefort gelegen aan den oorsprong van Rietspruit, niet ver van Vaalrivier.
Rivieren en Spruiten: Valschrivier, Rhenosterrivier, Vaalrivier, Hamansspruit, Bloemspruit, Otterspruit en Rietspruit.
Bergen: Rhenosterkop.
34
District Hoopstad.
ii. DISTRICT HOOPSTAD.
Grenzen Noordwestelijk de Vaalrivier van waar Valsch-rivier er invalt, met Vaalrivier af tot nabij Christiana (Zuidafrikaansche Republiek), van daar met eene liju loopende zuidoostelijk tot aan den noordelijken hoek van het district Bloemfontein; van daar met de noordwestelijke grenslijn van het district Winburg tot aan den noordelijken hoek van dat district; vandaar met de grenslijn van Kroonstad tot waar Valschrivier in Vaalrivier valt.
Wijken: Hoopstad, Onder- Vet- en Vaalrivier.
BevOiking: De bevolking van dit district is alsnog onbekend , daar toen de Census gehouden werd (in i S8o) Hoopstad nog een gedeelte van andere districten uitmaakte.
Steden en dorpen: Hoopstad, de zetel van den Landdrost is gelegen aan de Vetrivier. Buitfontein is gelegen halverwege tusschen Hoopstad en Brandfort.
Rivieren : Vetrivier en Vaalrivier.
Bergen zijn er in dit district niet.
I». WESTELIJKE GRENSDISTRICTEN.
i2. DISTRICT BOSHOFF.
Grenzen: Noordwestelijk van af nabij Christiana (Zuid-afrikaansche Republiek) met Vaalrivier af tot recht over Platberg; vandaar met de grensscheiding tusschen den Vrijstaat en Griqualand West tot even voorbij Olifantsfontein (Diamantmijn); van daar met eene lijn loopende
Aardrijkskunde van den O. V, Staat.
eerst zuidoost en dan noordoost tot aan den zuidwestelijken hoek van het district Bloemfontein nabij Koedoesrand; van daar met de grenslijn van Bloemfontein tot aan Vendutiespruit.
Wijken: Middenveld, en Modderrivier.
Bevolking: 9648, waarvan 4855 blanken zijn.
Steden en dorpen: Boshoff, gelegen omtrent 30 mijl ten oosten van Kimberley heeft 2 kerken, eene bank en een telegraafkantoor. Boshofï bezit ook 2 fonteinen met bijzonder helder water. Het is de zetel van den Landdrost en heeft eene bevolking van 633.
Rivieren: Modderrivier en Vaalrivier.
Bergen: Platberg, Koedoesrand, Tarentaalkop en Loogkop.
13. DISTRICT JACOBSDAL.
Grenzen: De Noordwestelijke grens is dezelfde als de zuidwestelijke grens van het district Boshoff tot aan de grensscheiding van Griqualand West en den Vrijstaat; van daar zuidwest met de grenslijn van Griqualand West tot aan Ramah (fontein), aan de Oranjerivier; van daar met eene lijn loopende noordoost tot aan den zuidoostelijken hoek van het district Bloemfontein, nabij Koedoesrand.
Wijken : Dit district bestaat uit slechts eene wijk genoemd de wijk Onderrietrivier. Het district is heel klein, tengevolge der afscheuring van een gedeelte van het grondgebied vroeger er aan behoorende, dat in 1871 aan Griqualand West gehecht is.
Bevolking: 2023, waarvan 1036 blanken zijn.
Steden en dorpen: Jacobsdal de zetel van den Landdrost, met eene bevolking van 216, is gelegen aan de
36
District Jacobsdal.
Rietrivier, even boven hare samenvloeiing met Modder-rivier. Het heeft een telegraafkantoor.
Rivieren: Modderrivier en Rietrivier.
Bergen: Paardeberg.
E. ZUIDELIJKE GïïEXSDISTRICTEX.
14. DISTRICT FAURESMITH.
Grenzen : Van Ramah (fontein) met de Oranjerivier op tot nabij de plek waar Knapzakrivier er invalt; van daar noordoost tot aan den zuidelijken hoek van het district Bloemfontein; van daar noordwest met de zuidelijke grens van Bloemfontein; van daar zuidwest met de grenslijn van Jacobsdal tot aan Ramah.
Wijken : Bovenrietrivier, Middenriet-en-Grootrivier, van Zijlsspruit, en Middenveld.
Bevolking: 10.437, waarvan 4,444 blanken zijn.
Steden en dorpen: Fanresmith, de zetel van den Landdrost, met eene bevolking van 489, is gelegen aan Tafelkop. Oorspronkelijk droeg het den naam van Sanna\'spoort, doch werd in het jaar 1848 genoemd naar wijlen den Eerw. Philip Faure en Sir Harry Smith. Dit dorp heeft eene bank en een telegraafkantoor. Jagersfontein, eene diamantmijn, gelegen op een afstand van ongeveer 5 mijl ten oosten van Fanresmith, heeft eene bank en een telegraafkantoor.
Koffiefonteiiiy eene diamantmijn, gelegen aan de Riet-rivier, omtrent 5 uur ten westen van Fauresmith op den weg over Jacobsdal naar Kimberley.
37
Aardrijkskunde van den O. V. Siaat.
Edenburg gelegen omtrent 9 mijl ten zirden van de zendingstatie Bethanie niet ver van de Rietrivier, heeft een telegraafkantoor.
Rivieren en spruiten; Rietrivier; Kromelleboogspruit, van Zijlsspruit, en Processpruit.
Bergen: Tafelkop, nabij Fauresmith; Vissersberg nabij Boomplaats aan de Kromelleboogspruit, en Lokshoekberg, 6 mijl ten noorden van Jagersfontein.
15. DISTRICT PHILIPPOLIS.
Dit district, zoowel als Fauresmith, behoorde vroeger aan het „Bastaardlandquot;, zoogenoemd omdat kaptein Adam Kok en zijne Griqua\'s, een gemengd ras, ontstaan uit blanke vaders en gekleurde moeders, de gronden, die de tegenwoordige districten Fauresmith en Philippolis uitmaken, bewoonden.
Grenzen: Van nabij de plek waar Knapzakrivier in de Oranjerivier valt, met de Oranjerivier op tot waar Dwars-rivier in de Oranjerivier valt; van daar noordelijk tot aan de lijn van het district Fauresmith; van daar met de lijn van Fauresmith tot aan Grootrivier.
Wijken: Knapzakrivier en Dwarsrivier.
Bevolking: 4385 waarvan 1881 blanken zijn.
Steden en dorpen: Philippolis de zetel van den Landdrost , met eene bevolking van 447, vroeger de hoofdstad van Adam Kok, en zijn volk, en genoemd naar den Eerw. Dr. Philip Faure, is gelegen aan den oorsprong van de Otterspoortspruit, omtrent 16 mijl van de Oranjerivier. Er is een telegraafkantoor in dit dorp.
M\'atcrkloof, een klein dorpje, gelegen omtrent 3 mijl dichter bij de Oranjerivier dan Philippolis.
38
District Philippolis.
Rivieren en spruiten ; Oranjerivier, Dwarsrivier, Otters-poortspruit, Bosjesspruit en Knapzakrivier.
Bergen: Aloëskop en Zwartrandjes.
16. DISTRICT BETHULIË.
Grenzen: Van de plek waar Dwarsrivier in de Oranjerivier vs.lt met de Oranjerivier op tot waar de Caledon er invalt; van daar tot waar Slikspruit in de Caledon valt; van daar noordwaarts met de lijn van het district Caledonrivier en zuid westwaarts met de lijnen der districten Fauresmith en Philippolis tot aan de Oranjerivier.
Wijken: Bosjesspruit en Grootrivier.
Bevoiking: 41079 waarvan 1,904 blanken zijn.
Steden en dorpen : Bethnlie, de zetel van den Landdrost, met eene bevolking van 60S was vroeger eene Fransch-Pro-testautscbe zendingstatie, bewoond door het volk van Lephui (een Batlapin stam). Het is gelegen nabij den oever van de Oranjerivier. Er is een telegraafkantoor in dit dorp.
Rivieren en spruiten : De Oranjerivier, Caledonrivier, Slikspruit en Bosjesspruit.
Bergen ; Donovanskop, een prachtige „spitskopquot; nabij Slikspruit.
39
II.
VAN DEN
(Voor Schoolgebruik).
Inleiding. Gescliiedenis der Kaapkolonie van 1480 tot 1835.
Banholomaeus Diaz, uitgezonden door koning Johan 11 van Portugal, zeilt de Kaap om in i486. — „Stormkaapquot; veranderd in „Kaap de Goede Hoop.quot; — Vasco da Gama 1497. — Cornelis Houtman 1601. — De rVereenigde Oost-Indische Compagnie.quot; — Jan van Riebeek door de -Kamer van Zeventienenquot; uitgezonden , neemt bezit van de Kaap als eerste „Kommandeurquot; op 9 April 1652. — Voornaamste gebeurtenissen van het 150-jarig Bestuur van de O. I. Compagnie.—De Hottentotten.— De Vrije Burgers.— De Hugenooten. — Opstand onder de ..vrije burgers\' van Graaff Rei net, en Svvellendam. — Overgave van Sluijsken aan Elphinstone, 23 September 1795. — Engelsch Bestuur van 1795 tot 1803. — Bestuur der Bataafsche Republiek van 1803 tot 1806. -Commissaris-Generaal de Mist. — Engelsche vloot onder Sir Home Popham, ankert in Tafelbaai. — Slag van Blauwberg tusschen Generaal Sir David Baird en Gouverneur Janssens, 7 Januari 1806. — „Artikelen van Capitulatie,quot; 18 Januari 1806. — Emigratie uit de Kaapkolonie over de Oranjerivier in 1835, waardoor later de Oranjevrijstaat is gevestigd.
De eerste Europeaan die de Kaap omzeilde was Bar-tholomaeus Diaz. Hij werd in het jaar i486 (N, C.) door Johan II, koning van Portugal uitgezonden met eene kleine vloot van 3 schepen, en ankerde op 14 September i486
Geschiedenis van den O. V. Staat.
in Algoabaai (thans ook Port-Elizabeth genoemd), alwaar hij aan den mond van de Zondagsrivier een kruis plaatste op een klein eiland, dat nog heden ter gedachtenis aan die gebeurtenis, Sainte Croix wordt genoemd.
Diaz noemde het land door hem ontdekt „Stormkaapquot; (Cabo Tormentoso) omdat hij aldaar zulk stormachtig weder had ondervonden, maar koning Johan II veranderde dien naam in „Kaap de Goede Hoopquot; (Cabo de Bona Esperanca), omdat hij de hoop had, dat er nu een kor-teren weg naar Indië was gevonden. Hierin vergiste hij zich ook niet, want tien jaar later, namelijk in November 1497, zeilde Vasco da Gama, die door Emanuel den Gelukkigen, koning van Portugal uitgezonden was, de Kaap om naar Indië, en stelde aldus die rijke en vruchtbare gewesten, voor den koophandel der Portugeezen, die in die tijden de voornaamste zeevaarders waren, open.
De Hollanders hadden ook dappere en bekwame zeelieden , die lang te vergeefs getracht hadden langs de kust van Noorwegen, Rusland en Siberië een noordoostelijken weg naar China te vinden. In het jaar 1601 had Cornelis Houtman, te Gouda geboren, een man van groot verstand, gedurende zijn verblijf als staatsgevangene in Portugal, ontdekt van waar en langs welken weg, de Portugeezen hunne groote rijkdommen hadden verkregen.
Hij deelde deze kennis aan zijne landgenooten mede op voorwaarde, dat zij hem van de Portugeezen zouden vrijkoopen. Zijne inlichtingen wekten de grootste geestdrift in de Nederlanden op.
Eerst werd door een paar schepen, behoorende tot eene „Maatschappij van Verrequot;, de Kaap bezocht. Daarna, in het jaar 1601, werd een eskader van vier schepen onder bevel van Jan de Molenaar door diezelfde maat-
44
Inleiding. De Kaapkolonie van i486 tot 1835.
schappij naar Indië uitgezonden. Deze proef liep zoo goed af, dat er onmiddellijk in bijna alle groote steden van Holland dergelijke maatschappijen werden opgericht, die op 20 Maart 1602 vereenigd werden, onder den naam van „De A7ereemgde Oost-Indische Compagnie.quot;
Reeds in het jaar 1619 werd door de directeuren dezer Compagnie, bekend als ,,de Kamer van Zeventienenquot; besloten om een fort en een tuin aan de Kaap de Goede Hoop aan te leggen, ten einde ververschingen te bezorgen aan alle schepen, welke op weg naar Indie de Kaap zouden aandoen. Dit besluit werd echter eerst 30 jaar later ten uitvoer gebracht, toen Jan van Riebeek, een chirurgijn of scheepsdokter, die vroeger de Kaap had bezocht, door de Oost-Indische Compagnie, met drie schepen, de „Dromedaris,quot; de „Reiger.quot; en de „Goede Hoopquot; uitgezonden werd.
Op 23 December 1651 ging Van Riebeek onder zeil; op den yden April 1652 landde hij in Tafelbaai, en op 9 April 1652 verklaarde hij het land, rondom de baai gelegen, voor Hollandsch grondgebied.
Ongeveer honderd vijftig jaar na de aankomst van Van Riebeek bleef de Kaap onder bestuur van de Oost-Indische Compagnie, en van „Kommandeursquot; door dit Genootschap aangesteld.
De voornaamste gebeurtenissen van dit tijdperk waren, de invallen door de Hottentotten gedaan, en de daarop volgende gevechten waarvan de uitslag was, dat de Inboorlingen langzamerhand terug gedreven werden; dat het getal der „vrije burgerszooals de eerste kolonisten genoemd werden, gedurig toenam, door dat soldaten, matrozen, en andere beambten den dienst der Compagnie verlieten, en zich als landbouwers en veeboeren in de
45
Geschiedenis van den O. V. Staai.
nabijheid van Kaapstad en Stellenbosch vestigden; en dat een aantal Fransch-Protestantsche vluchtelingen naar de Kaap werden overgebracht.
Daar deze vluchtelingen een belangrijk bestanddeel der bevolking van Zuid-Afrika uitmaken, zullen wij kortelijks verhalen waarom, en hoe zij hierheen gekomen zijn,
In het jaar 159S had Hendrik IV (ook genoemd Hendrik van Navarre) Koning van Frankrijk, die het grooten-deels aan de Protestanten of Hugenooten te danken had, dat hij op den troon was gekomen, vrijheid van geloof aan zijne onderdanen geschonken, door het edict van Nantes. Onder besdierming van dit edict (of koninklijk gebod) dat ook door Lodewijk XIV plechtig werd bevestigd, leefden de Hugenooten gelukkig, en ging het met hen zoo voorspoedig, dat zij over de 800 kerken en 4 hoogescholen in Frankrijk gesticht hadden. Daar het hun niet toegelaten werd staatsbetrekkingen te bekleeden, legden zij zich des te meer op landbouw en nijverheid toe, en waren er ook onder hen bekwame en geleerde advocaten, geneeskundigen, en predikanten.
Op 22 October 1685 echter, vond Lodewijk XIV goed het Edict van Nantes te herroepen; het gevolg daarvan was dat niet minder dan van 300,000 tot 600,000 der beste zonen en dochteren van Frankrijk hun vaderland verlieten. Holland was reeds in die tijden het toevluchtsoord der onderdrukten van Europa, en de Fransche vluchtelingen werden aldaar door hunne geloofsgenooten met open armen ontvangen. Velen dezer Hugenooten konden echter niet onmiddellijk een bestaan vinden. De Oost-Indische Compagnie had in Holland emigranten gezocht, doch slechts weinigen gevonden; dus stelden de Staten Generaal aan de Kamer van Zeventienen voor,
46
Inleiding. De Kaapkolonie van 14S6 tol 1S35.
dat zij een deel der vluchtelingen naar de Kaap zouden vervoeren. Dit voorstel nam de Compagnie aan, doch het aantal families, die vóór 1688 naar Zuid-Afrika werden gebracht, was niet grooter dan 97 , bestaande uit omtrent 300 personen.
De vluchtelingen, vergezeld van hunnen leeraar Pierre Simond, zetteden zich, na hunne aankomst in Zuid-Afrika in de vruchtbare berghoeken in den omtrek van Stellen-bosch, neder ; en legden zich vooral op den wijnbouw toe.
Aldus werden Franschhoek, Groot- en Klein-Draken-stein. Dal Josaphat, de Paarl, en Wagenmakersvlei gesticht.
Te Groot-Drakenstein werd ook eene kerk gesticht, alwaar in het begin. Godsdienstoefeningen in de Fransche taal gehouden werden, doch binnen kort, deels door verdrukking van den kant der despotische regeering van de Oost- Indische Compagnie, deels door dat de vluchtelingen spoedig door huwelijken met de bevolking van Holland-sche afkomst ineensmolten, raakte de moedertaal der Hugenooten in ongebruik.
De voornaamste der families van de vluchtelingen, wier namen en nageslacht heden nog onder ons, ook hier in den Vrijstaat, zich bevinden, zijn de volgende:
Basson, Beck, Bruet (Bruwer) Botha, Celliers, Cordiers (Cortje), Crognet (Cronje), Delport, Du Plessis, Du Pres, Du Plooij , Du Toit, Durant, Fauché (Fouché), Foury (Fourie), Jacob (Jacobs), Joubert, Jourdain (Jordaan), La Grange, Le Cordeur, Le Roux, Labuscagne, Lombard , Malan, Malherbe, Marais , Minard (Minnaar) , Nortier (Nortje), Pinard (Pienaar), Rassemus (Erasmus), Retief, Rousseau, Roux, Sénécal, Terre-Blanche (Terblans), Terront (Theron), De Villiers, en Viviers.
Zooals uit deze naamlijst blijkt, stammen velen onzer
47
Geschiedenis van den O. V. Staat.
burgers direct van de Hugenooten af, en zelfs zij die niet van vaders kant afkomstig zijn van de vluchtelingen, kunnen er nochtans aanspraak op maken, dat het bloed van deze edele en godsdienstige mannen ook hen dooide aderen vloeit. De Afrikaander heeft dus geen reden zich over zijne afkomst te schamen.
De ontevredenheid der Kolonisten met het wanbestuur der Compagnie werd zoo groot, dat er eindelijk onder de burgers van Graaff Reinet en Swellendam een opstand tegen die regeering uitbrak, en de toenmalige Komman-deur Sluijsken zag geene kans de oproerlingen tot onderwerping te dwingen.
Juist toen de zaken in dezen verwarden toestand verkeerden, zeilde, op 19 Juni 1795, admiraal Elphinstone met eene Engelscbe vloot de Simonsbaai binnen, en vorderde in naam van den Prins van Oranje, stadhouder van Holland, die destijds een vluchteling in Engeland was, de overgave der Kolonie.
Sluijsken bevond zich in eene moeilijke positie, en ofschoon er gedurende eenige maanden, (van Juni tot September) een schijn van tegenstand geboden werd, zag Sluijsken zich, deels door zijn eigen gebrek aan energie of moed, deels door gebrek aan ondersteuning van den kant der Kolonisten, die volstrekt ontevreden waren met het bestuur der Compagnie, maar vooral omdat in den tusschen-tijd eene andere Engelsche vloot, bestaande uit 15 schepen , de Simonsbaai was binnengezeild, verplicht, zich aan Elphinstone over te geven, op 23 September 1795-
Slechts 8 jaar (van September 1795 tot het begin van 1S03) behield Engeland de Kaap, en werd het land toen door het Vredestraktaat van Amiëns (27 Maart 1802) weder teruggegeven , niet aan de Oost-Indische Compagnie,
48
Inleiding. De Kaapkolonie van 1489 tot 1835.
maar wel aan de regeering van Holland, dat destijds den naam droeg van de „Bataafsche Republiek.quot;
Gedurende den korten tijd (1803 tot 1806), dat de Kaap nu onder het direct bestuur van Holland bleef, ging het met de regeering veel beter, dan onder de Compagnie het geval was geweest.
Commissaris-Generaal de Mist werd uitgezonden om onderzoek naar de omstandigheden des lands in te stellen en zoodanige verbeteringen in het regeeringsstelsel te maken , als hij mocht noodig achten.
Door dezen zeer bekwamen man werden verbeteringen in de Civiele en rechterlijke departementen gebracht en regulatiën voor kerken, scholen, landdrost en heemraden-hoven en andere publieke departementen vastgesteld, die heden nog als voorbeelden van wijze en verziende staatkunde beschouwd worden.
Het bestuur van de Bataafsche Republiek was echter van korten duur. De verhouding waarin Holland in het begin dezer eeuw tegen over Napoleon Bonaparte en het Fransche Keizerrijk stond, maakte het onmogelijk, dat er lang vrede met Engeland kon blijven bestaan.
De oorlog brak dus wederom uit, en op 4 Januari 1806 ankerde eene Engelsche vloot, onder bevel van Sir Home Popham, en bestaande uit 59 schepen met 10,000 soldaten aan boord in de Tafelbaai, tusschen Robbeneiland en Blauwberg strand. Op 7 Januari 1806 landde een gedeelte der troepen en stelde zich in slagorde.
Gouverneur Janssens, die, kort te voren, op bevel van de Hollandsche regeering, het grootste gedeelte van zijne militaire macht naar Indie gezonden had, omdat Java van meer waarde dan de Kaap-Kolonie werd geacht, maakte
zich nochtans gereed met de 1500 soldaten en een paar
4
49
Geschiedenis van den O. V. Staat.
duizend burgers onder zijn bevel, tegen den vijand op te trekken.
Onder die militairen bevonden zich ook een bataljon huursoldaten, Waldeckers genoemd, omdat zij tot een regiment behoorden, dat door den Prins van Waldeck op de been was gebracht.
Deze Waldeckers gingen op den eersten aanval der Engelschen op de vlucht.
Ofschoon de Hollandsche soldaten en de burgers zich dapper gedroegen en goed van hun plicht kweten, waren zij te weinig in getal, en ook te veel ontmoedigd door het lafhartig gedrag der Waldeckers, om lang tegenstand te bieden aan de dappere veteranen, die, onder de bekwame leidincr van Sir David Baird, hen aanvielen. Zij retireerden dus, zonder door den vijand vervolgd te worden, naar Hottentots Holland (thans ook Somerset West genoemd) waar Tanssens op 12 Januari 1806 zich gedwongen vond de artikelen van Capitulatie (overgave) te onderteekenen.
De regeering van Holland ofschoon van korten duur , verdient, in tegenstelling met die der Oost-Indische Compagnie , allen lof, want in de 3 jaar, dat het land door Gouverneur Janssens werd geregeerd, was de tweedracht, verwarring, en ontevredenheid, welke in den tijd der Compagnie geheerscht hadden, grootendeels uit den weg geruimd.
Sedert de Capitulatiequot; van 1806 is de Kaapkolonie onder Britsch Bestuur gebleven.
In het jaar 1835 vond eene groote Emigratie van grens-boeren uit de Kaapkolonie plaats, welke „Trekquot; met de redenen die er toe aanleiding gaven, als zijnde de oorzaak van het ontstaan van het land dat later de Oranjevrijstaat is geworden. in het volgend hoofdstuk beschreven zal worden.
5°
De ..Groote Trekquot; van 1835. — Redenen voor landverhuizing. —Onbeschermde grenzen; onbeperkte landlooperij en diefstallen: zendingstaties toevluchtsoorden voor dieven en luiaards^ onrechtvaardige wijze waarop de emancipatie der slaven werd uitgevoerd; gedwongen vermindering in waarde van den papieren rijksdaalder. — Opstanden tegen de O. I. Compagnie en \'t Engelsche Gouvernement. — Rebellie van Slachtersnek 1815. — Emigratie onder leiding van Retief, Potgieter, Maritz, Uijs enz. — Moselikatze. — Slag tegen Moselikatze\'s Kafters te Vechtkop op 2 Oct, 1836. — ExpedUies onder Maritz tegen Moselikatze. — Moord van Retief door Dingaan. — Blauwkrans en Boesmansrivier. — Dingaan verslagen (Natal gezuiverd van Kaffers). — De Emigranten in Natal voor Britsche onderdanen verklaard, trekken over den Drakensberg terug, en vestigen zich in de Zuidafrikaansche Republiek, en tusschen Vaal- en Oranjerivier. — „Uijs-klipquot;. — De „Pelgrimvadersquot; van den Oranjevrijstaat.
Reeds in het begin dezer eeuw waren, van tijd tot tijd, grensbewoners in kleine gezelschappen de Oranjerivier doorgetrokken om betere weide voor hun vee te zoeken. Eerst in het jaar 1835, echter, vond de „Groote Trekquot; plaats, toen niet minder dan 6000 personen de Kaapkolonie verlieten.
De voornaamste redenen tot ontevredenheid over de Britsche regeering, welke aanleiding gaven tot deze landverhuizing waren :
1. De onbeschermde toestand der grenzen tegen de invallen en rooverijen der Kaffers en der Hottentotten.
2. De onbeperkte en onverhinderde landlooperij, aan-
Geschiedenis van den O. V. Staat.
gekweekt door het stichten van vele zendingstaties, waarvan sommige slechts tot toevluchtsoord dienden voor degenen die te lui of te oneerlijk waren om te werken; en de ongegronde beschuldiging van de inboorlingen te verdrukken en te mishandelen, door partijdige personen tegen de blanke bewoners van het land ingebracht, — eene beschuldiging, die door de Regeering meestal voor waarheid werd aangenomen, zonder aan de aangeklaagden gelegenheid te geven zich daartegen te verdedigen.
3. De onrechtvaardige wijze waarop de „Emancipatiequot;, of vrijverklaring der slaven, werd uitgevoerd.
4, De geldelijke verliezen door velen geleden tenge-volge van de gedwongen vermindering van den papieren
rijksdaalder van 4^ tot 1= 6^.
Bij deze speciale redenen van ontevredenheid moet ook gevoegd worden dat de Kolonisten nimmer volkomen tevreden waren geweest, noch met de Regeering der Oost-Indische Compagnie, noch met die van Engeland. In 1797 was de opstand in Graaff-Reinet en in Swellendam alleen verhinderd tot een volslagen omwenteling over te slaan, doordat Sluijsken zich aan Elphinstone overgaf; en in 1815 had de rebellie van Slachtersnek plaatsgevonden, tengevolge waarvan het doodvonnis aan vijf der voormannen werd voltrokken, waardoor eene verbittering tegen het Britsche Gouvernement werd verwekt, die zelfs heden nog niet geheel is uitgestorven.
De eerste trekkers gingen uit, onder leiding van Louis Trichard, Pieter Retief, Hendrik Potgieter en Gert Maritz. Later werden zij door andere troepjes onder Karei Landman , Gert Rudolf, Pieter Uijs en anderen gevolgd. Een gedeelte der Emigranten, aan wier hoofd Hendrik Potgieter stond, trok langs de Vaalrivier af, en daar zij
De „Trekquot; van 1835.
het land onbewoond vonden, doordat de vroegere bevolking door den bloeddorstigen Moselikatze geheel uitgeroeid was, zetteden de trekkers zich op de gronden, aan Vaalrivier grenzende, neder, zoover als waar nu Koopstad ligt.
Terwijl zij aldus in kleine troepjes langs de oevers der rivier verspreid waren, werden zij onverwacht aangevallen door commando\'s van Moselikatze, die 60 mannen, vrouwen en kinderen vermoordden, en hunne goederen, hunne wagens en hun vee wegvoerden.
De overblijvenden trokken zich bijeen en gingen lagerquot; te Vechtkop, nabij Rhenosterrivier, tusschen de tegenwoordige districten Kroonstad en Heilbron. Hunne wagens, 50 in getal, werden in eenenkrmg geplaatst, en de openingen met doorntakken gesloten.
Op 2 October 1836 viel een groot commando van Moselikatze dit lager, dat uit slechts 30 man, met hunne vrouwen en kinderen bestond, aan. Na een hevig gevecht namen de Kaffers de vlucht, 700 dooden achterlatende. Aan den kant der Emigranten waren 2 gesneuveld, en 12 gewond, waaronder ook Saarl Cilliers die, te zamen met Potgieter, bevel had over het lager. Toen Cilliers door een assegaai in het been getroffen werd, trok hij dien onmiddellijk uit en stak er den kaffer, die hem gewond had, mede dood.
De overigen, waarvan slechts 16 ongekwetst bleven, trokken naar Thaba\'Nchu de hoofdstad van Maroko, Opperhoofd der Barolongs, terug.
Kort daarna ging Gert Maritz met een honderdtal boeren , 20 Griqua\'s, onder hun kaptein Pieter Davids, en eenige Basoeto\'s op een veldtocht uit om Moselikatze te straffen, en het vee door zijn volk geroofd terug te nemen.
S3
Geschiedenis van den O. V. Staat.
Op 8 Februari 1837 bereikte deze Expeditie Mosiga, een der voornaamste „kralenquot; van Moselikatze, versloeg den vijand, maakte 7000 stuks vee buit, nam de door de Kaffers weggevoerde wagens terug, en bracht de beeren Lindley en Adams, zendelingen bij Moselikatze, voor-v.-ien het aldaar onveilig was geworden, mede. De heer Lindley wijdde later zijne krachten, als onderwijzer en zendeling, aan de Emigranten, en, ter gedachtenis aan zijne diensten, is het dorp Lindley in het district Bethlehem naar hem genoemd.
In December yan hetzelfde jaar (1837) werd een 2de veldtocht, onder bevel van Maritz, tegen Moselikatze ondernomen, waardoor deze bloeddorstige wreedaard eindelijk geheel verslagen werd, en naar de Mulappober-gen verdreven, alwaar hij ook, meer dan 30 jaar later, (T872) is overleden.
Het grootste gedeelte der „voortrekkersquot;, echter, ging, onder leiding van Pieter Retief noordoostwaarts de Dra-kensbergen over, met het doel om van Dingaan, den Zoeloe-Koning, een stuk gronds in de nabijheid van de baai van Natal te koopen. Terwijl Retief in onderhandeling was over dezen grond werd hij, met 70 zijner volgelingen op eene wreede wijze door Dingaan , in zijne hoofdstad Umgunginghlove, vermoord, op 4 Februari 1831.
Onmiddellijk na dezen verraderlijken moord zond Dingaan eene groote macht uit, welke de Emigranten langs Blauwkrans en Boesmansrivier verspreid, onverwacht aanviel, en velen hunner vermoordde.
Het overschot der voortrekkers werd, toen zij, na vele bloedige gevechten, Dingaan eindelijk verslagen hadden, en het land voor hen door Retief gekocht van de Kaffers
54
De „Trekquot; van 1835.
hadden gezuiverd voor Britsche onderdanen verklaard, en Natal als Britsch grondgebied aangehecht.
Het grootste gedeelte der Emigranten, met het vast voornemen om onafhankelijk te blijven, besloot Xatal, (alwaar zij zoo veel bloed en tranen hadden gestort — zooveel dat er heden nog een Bloedrivier, en een dorp Ween en in die Kolonie te vinden zijn —) te verlaten en de Drakensbergen wederom over te trekken om elders eene schuilplaats te gaan zoeken.
Een deel begaf zich naar het land benoorden de Vaal-rivier en stichtte aldaar de Zuidafrikaansche Republiek; terwijl een ander deel terug kwam naar de gronden tus-schen Vaal- en Grootrivier gelegen , die zij op hunnen tocht naar Natal hadden doorkruist en verspreidden zich over het grondgebied dat later de Oranjevrijstaat is geworden.
Sommigen der trekkers hadden zich onder leiding van Johannes Lefras Uijs reeds in het jaar 1837 met verlof van Maroko neergezet aan de fonteinen ten westen en zuid westen van het Barolong Grondgebied. In November 1837 sloten deze voortrekkers op Kerkspruit aan Mod-derrivier een tractaat van vrede en vriendschap met Maroko, en werd, als gedenkteeken van dit tractaat, een steen, Uijsklip genoemd, opgericht, waarop door den Eerw. Archbell, destijds zendeling bij Maroko, de namen der voornaamste mannen tot den trek van Uijs behoorende, uitgekapt werden. Moshesh, opperhoofd der Basoeto\'s die tegenwoordig was bij die gelegenheid, stemde in het tractaat toe, en zeide dat hij aan Maroko ook „de koe gegeven had om te melkenquot; , daarmede te kennen gevende, dat hij zich toen reeds het land toeeigende.
Deze Uijsklip staat nu voor het Nationaal Museum te Bloemfontein, en is van belang, als zijnde opgericht
55
Geschiedenis van den O. V. Staat.
geweest op de plaats, alwaar voor de eerste maal ten noorden van de Oranje-Rivier, nachtmaal gevierd werd, kinderen gedoopt en huwelijken gesloten werden. Hij strekt ons ook ter herinnering aan de eerste bewoners van dit land, hoe zij de wildernis ingetrokken zijnde, hunne Bijbels niet achterlieten, maar steeds geloofden, dat „de vreeze des Heeren het beginsel der wijsheid isquot;.
Wij zien dus dat de Pelgrimvaders of „voortrekkersquot; van dezen Staat, hoofdzakelijk bestonden uit de Emigranten die, onder de leiding van Hendrik Potgieter, Gert Maritz, en Johannes Lefras Uijs, tusschen de jaren 1835 en 1838 de Kaapkolonie verlaten hadden.
56
ZAvartkopJes. Boomplaats. Slag bij den lieren.
De Griqua\'s trekken van de Kamiesbergen naar Philippolis en Faure-smith. — Grensboeren huren grond van hen. — Botsingen tusschen Griqua\'s en Boeren. — De heer Rawstorne en Kolonel Richardson met het 7. regiment gezonden om een einde hieraan te maken. — Slag bij Zwartkopjes, 31 April 1845. — Sir Perigrine Maitland en het „Onvervreemdbaarquot; grondgebied.
Pretorius en Koek rijden 800 mijl om sir H. Pottinger te spreken. — Hij weigert hen te zien. — Sir Harry Smith komt als Gouverneur der Kaapkolonie 1847. — Hij bezoekt de gronden benoorden den Oranje-vrijstaat en proclameert de souvereiniteit in het laatst van 1847. — Majoor Warden, de Britsche Resident verlaat Bloemfontein op bevel van Pretorius. — Sir Harry Smith trekt tegen Pretorius op. — Slag van Boomplaats 29 Augustus 1848.
Twisten tusschen de Inboorlingen. — Commissarissen Hogge en Owen. — Sir George Cathcart met 2000 man trekt tegen Moshesh op. Slag bij Berea, 20 December 1852. — Sir George Russell Clerck als speciaal commissaris trekt de souvereiniteit terug, 23 Februari 1854.
Reeds voor den trek van 1S35 hadden, van djd tot tijd, enkele grensboeren de Oranjerivier overgetrokken, daar de droogte, die op de noordergrenzen heerschte, hen noodzaakle om elders gras voor hun vee te zoeken en grond van de Griqua\'s te huren.
De Griqua\'s, een bastaard-ras, ontstaan uit blanke vaders en zwarte moeders hadden jaren te voren (1795) uit de Kamiesbergen op de grenzen van Namaqualand verhuisd, en nadat zij de Bosjesmannen (of Boesmans)
Geschiedenis van den O. V, Staat.
die de oorspronkelijke bewoners van die landstreek waren, verdreven of vermoord hadden, de gronden die de tegenwoordige districten Fauresmith en Philippolis uitmaken, in bezit genomen.
Na verloop van tijd ontstonden er twisten over grond tusschen de boeren en de Griqua\'s onder Adam Kok, welke disputen somtijds aanleiding gaven tot kleine oorlogen.
Om aan deze onlusten een einde te maken werd den heer Rawstorne, Magistraat van Colesberg, gelast zich naar Philippolis te begeven. Kolonel Richardson, met het 7de regiment dragonders, werd ook uit Beaufort West afgezonden, om, desnoods , de rivier over te trekken.
De heer Rawstorne ging vooruit, en bepaalde, op 28 April 1845, eene bijeenkomst op eene plek, gelegen tusschen Philippolis en Alewijns-kopje, om de beide vijandelijke partijen te hooren. Bij deze gelegenheid beweerden de Emigranten, dat Sir Andries Stockenstroom getuigen kon, dat het district Philippolis en de gronden gelegen aan de Riet- en Modderrivier, van af Knapzakrivier tot aan Batsrivier voor hen, door Gideon Joubert, in bijzijn van den Veldkornet Piet van der Walt, van de kapteins der Bosjesmannen gekocht waren, voor 8000 schapen.
Na verdere discussie werd besloten tot een „wapenstilstandquot; van 10 dagen, om aan de Emigranten gelegenheid te geven, zekere melkkoeien, die zij in eene schermutseling van de Griqua\'s hadden afgenomen — terug te halen.
In dien tusschentijd was Kolonel Richardson de Oranjerivier doorgetrokken, en op 30 April 1845 rukte hij, te zamen met de Griqua\'s tegen Zwartkopjes op, alwaar eene kleine macht der Emigranten, bestaande uit omtrent 30 man, als wacht over een drieponder kanon was achtergelaten.
58
Zwartkopjes, 30 April 1845.
Deze wacht, aldus onverwacht aangevallen, bood slechts een korten tegenstand, en nam na verlies van eenige manschappen de vlucht; het kanon, de andere-wapenen en een aantal vee achterlatende. Christoffel Visser, die bevel had over het lager te Touwfontein, alwaar hij 90 man met al de vrouwen en kinderen der Emigranten bij zich had, bericht van dezen tegenspoed ontvangende, zond onmiddellijk den burger Schalk van Wijk met een vredevlag om aan Kolonel Richardson kennis te geven, dat, daar de meesten zijner manschappen op verlof afwezig waren, hij en de 60 man onder hem, gereed waren de wapenen neer te leggen. Op 1 Mei 1845 ging de Kolonel dan ook naar Touwfontein, en legden Visser en de andere Emigranten den eed van getrouwheid aan de Koningin van Engeland af, en werden zij gelast zich, binnen 3 dagen over eene lijn, gelegen ten noordwesten van het tegenwoordige Fauresmith, te begeven.
De Kommandanten Moeke, Jan Koek, Steijn en du Plooij en anderen die op 1 Mei van het leger afwezig waren geweest, weigerden den eed van getrouwheid af te leggen, en trokken noordwaarts in de richting van Winburg.
Kort hierna kwam de Gouverneur, Sir Peregrine Mait-land, vergezeld van zijn Procureur-Generaal den heer Porter, naar Philippolis. Hij proclameerde de gronden , door de onderdanen van Adam Kok bewoond, voor „onvervreemdbaarquot; , of niet aan blanken verkoopbaar, terwijl de plaatsen, reeds in bezit der Emigranten, als „vervreemdbaarquot; werden beschouwd.
Een Resident werd ook door hem te Philippolis geplaatst om den vrede te bewaren, en de „recognitiequot; die door de boeren aan Adam Kok moest betaald worden, in te vorderen.
59
Geschiedenis van den O, V. Staat.
In 1846 gingen Andries Pretoruis en Jan Koek, een dergenen die, naar Zwartkopjes, (naar Winburg) waren getrokken, op reis naar Grahamstad, om aldaar Sir Henry Pottinger, den toenmaligen Gouverneur persoonlijk te spreken, en hem de grieven der Emigranten-boeren voor te lesrgen.
Nadat zij 800 mijl ver te paard waren gekomen, weigerde Sir Henry Pottinger bepaald hen te zien, en zij keerden dus naar huis terug, beleedigd en vertoornd over deze onbeleefde behandeling.
In het jaar 1847 kwam Sir Harry Smith als Gouverneur in de Kaap aan, en vertrok bijna onmiddellijk na zijne aankomst, op een bezoek naar de gewesten ten noorden, van de Oranjerivier gelegen. Sir Harry Smith was een dapper en bekwaam krijgsman , zooals hij door zijne overwinning in den slag van Aliwal (in Indië) had getoond. Hij was ook ongetwijfeld, een man van goede bedoelingen doch van eenigszins zonderling gedrag. Zijne geschreven proclamaties bestonden grootendeels uit gebeden , terwijl zijne gesprekken overvloeiden van vloeken.
Bij zijne aankomst had hij een onderhoud met de opperhoofden Moshesh, Maroko, en Adam Kok. Hij dwong laatstgenoemde zijn grondgebied onder Britsche bescherming te plaatsen, door hem en zijnen Raad te dreigen, dat, indien zij in dit voorstel niet toestemden, hij hen onmiddellijk aan den eersten den besten boom zoude ophangen. Hij vernietigde de proclamatie van Sir Peregrine Maitland betreffende de „onvervreemdbare grondenquot;, en vermaande Moshesh en Maroko, om in vrede te leven, en hunne zendelingen te gehoorzamen, „want dan zouden zij vet en eindelijk zalig wordenquot;.
Daarna had de Gouverneur aan Tugelarivier, een onder-
6o
Boomplaats 29 Augustus 1848.
houd met Andries Pretorius eu omtrent 400 Emigranten, die aan het terugtrekken waren uit Natal. Hij proclameerde van daar alle gronden gelegen ten noorden der Oranjerivier voor Britsch grondgebied onder den naam van „Souvereiniteitquot;, bevestigde majoor Warden als Britsch Resident te Bloemfontein, en keerde toen naar de Kaapstad terug, vanwaar hij eene proclamatie uitzond bestaande, volgens zijn gewoonte, deels uit dreigementen en deels uit godsdienstige vermaningen.
Pretorius en zijne mede-Emigranten waren zeer ontevreden met de verklaring der „Souvereiniteitquot; daar zij vast besloten hadden onder eigen bestuur te blijven. Dientengevolge trokken omtrent 400 man onder bevel van Prerorius naar Bloemfontein op, en vorderden van den Resident, dat hij te zamen met de soldaten en ambtenaren onder hem staande, binnen 34 uur vertrekken moest, en zich over de Oranje-rivier begeven. Hieraan besloot Majoor Warden, na rijp beraad, zich te onderwerpen.
Dadelijk na ontvangst van het bericht dezer gebeurtenis maakte Sir Harry Smith zich gereed om naar de grenzen te vertrekken.
Op 7 Augustus 1848 kwam hij in gezelschap van den heer Southey (later Sir Richard Southey, eerste Administrateur van Griqualand West) en van andere bekwame officieren te Colesberg aan.
De Oranjerivier was vol, en de eenige pont, door den stroom weggespoeld; doch door middel van 2 guttapercha ponten, die de troepen met zich mede hadden gebracht, werden de soldaten en het andere volk aan het leger behoorende, bestaande uit omtrent 1200 man, te zamen met 2 kanonnen en 70 wagens binnen 3 dagen de rivier overgevoerd.
6l
Geschiedenis van den O. V. Staai.
Op 2i) Augustus 1S4S kwam de voorhoede der troepen in aanraking met een gedeelte der boeren onder bevel van Louw Botha , Andries Spies, Adriaan Stander, Casper Kruger en Jan Koek. De Emigranten hadden eene sterke positie ingenomen achter de randjes die nabij het woonhuis van Boomplaats , omtrent 400 treden ten zuiden van Kromelleboogspruit, dwars over den weg loopen.
Hopende dat de Emigranten zelfs nu nog tot eene schikking zouden willen komen, en vast geloovende, dat zij niet op hem zouden schieten, reed Sir Harry met zijn lijfwacht vooraan, en gaf bevel aan zijne soldaten, de dopjes van hunne geweren te nemen. Toen echter de troepen onder bereik van de boeren kwamen , vroeg Casper Kruger „wat moeten wij nu doen?quot; Waarop Adriaan Stander uitriep „Blaas maar opquot;, en onmiddellijk viel een hagelbui van kogels onder de Britsche troepen. Kaptein Salis werd doodelijk getroffen, het paard van Sir Harry Smith kreeg een kogel in den kop, en een zijner stijgriemen werd door een tweeden kogel doorgesneden, terwijl velen zijner manschappen gedood of gekwetst werden; zoadat de voorhoede naar het hoofdleger retireerde.
Daarop trok het geheele leger, bestaande uit omtrent 600 soldaten en 3 of 400 Griqua\'s onder Adam Kok tegen de boeren op, die omtrent 400 in getal waren, en verdreef hen uit de randjes; niet echter, vóór dat kaptein Murray en vaandeldrager Steele gesneuveld waren, en een aantal andere officieren en soldaten den dood hadden gevonden. De Emigranten trokken terug tot aan den nek op den grooten weg, omtrent 20 minuten ten noorden van Boomplaats, alwaar zij nogmaals eene poging deden om tegenstand te bieden, — doch te vergeefs. Eindelijk-gingen zij, steeds enkele schoten op den vijand lossende,
02
Boomplaats, 29 Augustus 184S.
terug naar Velkraal, nabij Rietrivier, alwaar Pretorius met een gedeelte zijner volgelingen in „lagerquot; achter was gebleven.
Deze slag, welke 3 uur duurde werd door Sir Harry Smith, een krijgsman , die aan de zijde van Wellington bij Waterloo had gestaan, beschreven , als een der hevigste schermutselingen, die hij ooit had beleefd.
Toen het bericht van deze nederlaag aan Pretorius werd gebracht, werd hij geheel moedeloos. Hij gaf zijnen vrienden de hand en zeide: „Alles is verloren; voor u is er nog uitkomst, doch niet voor mij. Onderwerpt u aan de Engelsche Regeering.quot;
Daarop \'eriiet hij, vergezeld van een paar zijner vrienden , het leger te Velkraal en kwam niet weder tot stilstaan , voor hij de Vaalrivier was doorgetrokken.
Aan de zijde der Emigranten sneuvelden 7 burgers, terwijl aan de zijde der troepen 50 man gedood en gewond waren.
Onmiddellijk na den slag trok Sir Harry Smith naar Bloemfontein op. Aldaar aangekomen, liet hij Dreijer een boer, en Twigley een Engelsch deserteur, door de Griqua\'s terwijl zij in het veld, in de nabijheid van Boomplaats rondzwerfden, gevangen nemen en doodschieten. Beide mannen hadden waarschijnlijk niet eens aan het gevecht deelgenomen. Van deze daad verklaarde Sir Harry later berouw te hebben.
Majoor Warden werd nu als Resident hersteld, met 4 magistraten voor de districten Winburg, Caledonrivier, Fauresmith en Bloemfontein onder hem, en een Wetgevende Raad opgericht, bestaande uit 8 burgers (door het Gouvernement benoemd), de 4 magistraten en den Resident.
Van Bloemfontein ging de Gouverneur naar quot;Winburg,
^3
Geschiedenis van den O. V. Staat.
alwaar hij eene oorlogsboete op de inwoners legde en een onderhoud met Maroko, Moshesh, en andere Kafferopperhoofden, had. Van daar keerde hij door Smithfield naar Kaapstad terug.
Kort na deze gebeurtenis ontstonden er geschillen tusschen Moshesh, Sinkoyella en Maroko over grond, en toen de Resident de troepen, die in het „Queens Fortquot; te Bloemfontein door Sir Harry waren achtergelaten, naar de grenzen zond, werden zij op 29 Juni 1851 te Viervoet, door de Basoeto\'s van Molitzane aangevallen en verplicht naar Thaba \'Nchu\' te retireeren, en later naar het Fort te Bloemfontein terug te keeren.
Majoor Warden riep toen de burgers op om de troepen te komen helpen, doch daar de boeren van oordeel waren, dat zij niets met deze tiwsten tusschen de inboorlingen te maken hadden, weigerden zij op commando te gaan.
Tengevolge van deze ongeregeldheden op de Basoeto-grenzen werden, in het begin van 1852 de heeren Hogge en Owen als commissarissen naar Bloemfontein gezonden „ora de zaken der Souvereiniteit te schikken.quot; De heer Hogge stierf echter kort na zijne aankomst alhier. De onlusten en diefstallen der onderdanen van Moshesh duurden intusschen voort, en de zaken bleven „ongeschikt ,quot; zoodat in het eind van 1852 de Hooge Commissaris, Sir George Cathcart, op aanraden van den heer Owen, besloot met 2000 soldaten tegen Moshesh op te trekken. Hij kwam dus, op 13 December 1852, te Platberg zendingstatie aan, en zond aan Moshesh eene vordering van 10,000 stuks vee en 1000 paarden, als boete voor zijne ongehoorzaamheid aan den Resident, en als vergoeding van de diefstallen door zijne onderdanen gepleegd.
Op 15 December vond een onderhoud tusschen den
64
Slag op den Beren., 20 December 1852.
Gouverneur en Moshesh plaats, bij welke gelegenheid het Basoeto-opperhoofd aan Sir George Cathcart zeide: „Maak toch geen oorlog; als men een hond slaat dan wijst hij zijne tandenquot;.
Daar het gevorderde aantal vee en paarden niet op den, door den Gouverneur bepaalden dag geleverd werd, trokken de troepen, op 20 December 1852, de Caledonrivier door, en namen eenige duizenden stuks vee, die op den Bereaberg liepen , nabij de plaats waar Maseru nu ligt. Toen de soldaten bezig waren dit vee weg te voeren, werden zij door de Basoeto\'s aangevallen en, ofschoon zij er eindelijk in slaagden een gedeelte der buitgemaakte beesten de Caledonrivier door te drijven, gebeurde dit echter niet zonder aanzienlijk verlies aan manschappen, vooral van het i2c\'e regiment lanciers, waarvan niet minder dan 20 sneuvelden.
Na dezen slag, bekend als „de slag bij den Bereaquot;, verklaarde Sir George Cathcart dat hij tevreden was, en trok dus met zijne troepen naar de Kaapkolonie terug, en gaf aan het Britsche Gouvernement als zijne overtuiging te kennen , dat als men de „Souvereiniteitquot; welke, naar zijn oordeel, voor springbokken en wilde beesten geschikt was, wilde behouden, het noodzakelijk zijn zoude, minstens 2000 man aldaar op de been te houden.
In Augustus 1853 werd Sir George Russell Clerck, als speciale Commissaris naar Bloemfontein gezonden, met volmacht om, indien hij zulks wenschelijk achtte, het Britsche gezag over de „Souvereiniteitquot; terug te trekken. Nadat hij eenige maanden in Bloemfontein had doorgebracht, kwam hij tot ongeveer hetzelfde besluit als Sir George Cathcart, en bood hij den bewoners van het land aan, de regeering aan hem over te dragen.
Geschiedenis van den O. V. Staat,
Dit aanbod werd eindelijk aangenomen, en het land overgegeven aan een Comité, bestaande uit vertegenwoordigers der verschillende districten, die zich gereed ver klaarden deze verantwoordelijkheid op zich te nemen, niet omdat zij ongewillig waren onder liet bestuur van de Koningin van Engeland te blijven, maar omdat zij ontevreden waren met de handelwijze van Harer Majesteits ambtenaren.
Op 23 Februari 1854 werden de „Artikelen van Verdragquot; door Sir George Russell Clerck en de Representanten van het Oranjerivier Grondgebied onderteekend, waardoor de „Souvereiniteitquot; ophield te bestaan, en de Oranjevrijstaat als eene vrije en onafhankelijke Republiek gevestigd werd.
66
I. He artikelen van Verdrag of Conventie van liloein-fontein. 2.\'j Februari 1854. 2. De Grondwet of Constitutie, 10 April 1854.
De Vrijstaat eene vrije cn onafhankelijke Republiek. — Britsch Gouvernement verbindt zich geen Bondgenootschap te hebben met Naturellen. — Griqaa gronden verkoopbaar. — Eigendoms- en andere rechten van vroegere Britsche onderdanen gewaarborgd. — Wederzijdsche uitlevering van misdadigers; Certificaten van Ambtenaren van wederzijdsche kracht. — Geene slavernij toegelaten. — De Vrijstaat heeft het recht om ammunitie in de naburige Koloniën te koopen. — Consul op de grenzen. — Wie Burgers van den Vrijstaat zijn. — De Volksraad. — De Staatspresident. — De Uitvoerende Raad. — De Wet voor allen gelijk. —Het Romeinsch-Holl. Recht, de Grondwet des lands. — Eigendomsrecht, persoonlijke vrijheid, en vrijheid der drukpers gewaarborgd. — Hoe de Constitutie gewijzigd kan worden. — Constitutie van 10 April 1854, gewijzigd op 9 Maart 1866 en wederom op 8 Mei 1879. —
De artikelen van het verdrag, of de conventie van Bloemfontein van 23 Februari 1854 bestond uit 9 artikelen waarvan de inhoud aldus luidt :
Art. 1. Dat het Gouvernement van \'t Oranjerivier-Grondgebied overgedragen wordt aan Gemachtigden des volks, wordende zij, en de bewoners van het land vrijgesproken van onderdanigheid aan de Britsche Kroon, en in alle opzichten voor een vrij en onafhankelijk volk verklaard.
Art. 2. Dat het Britsch Gouvernement geen Bondgenootschap hebben zal met eenige der Naturellen opper-
Geschiedenis van den O. V. Staat.
hoofden of stammen, ten noorden van de Oranjerivier . uitgezonderd met den Griqua kaptein Adam Kok.
Art. 3. Dat alle hinderpalen tegen het koopen en ver-koopen van Griqua gronden uit den weg geruimd zullen worden.
Art. 4. Dat het nieuwe Gouvernement geen kwellende handelwijze zal toelaten tegen onderdanen van de Koningin van Engeland, wegens wettige daden door hen vóór de overgave gedaan , zijnde hun eigendomsrecht gewaarborgd en alle gelegenheid gegeven aan degenen, die niet onder de nieuwe Regeering verkiezen te blijven , om hun vast eigendom van de hand te zetten.
Art. 5. Dat er wederzijdsche uitlevering van misdadigers zijn zal, zullende de Gerechtshoven open zijn voor alle wettige processen van bewoners aan beide zijden dei-Oranjerivier , en dagvaardingen op getuigen achterteekend worden door de magistraten van beide Gouvernementen wederkeerig.
Art. 6. Certificaten door de wettige ambtenaren , zoowel in de Koloniën als in het Oranjerivier Grondgebied, zullen wederzij dsch als van kracht beschouwd worden om erfgenamen in staat te stellen hunne erfportien te ontvangen.
Art. 7. Het Oranjerivier Gouvernement zal, zooals tot hiertoe, geene slavernij of slavenhandel toelaten binnen zijn grondgebied.
Art. 8. Dat het Oranjerivier Gouvernement vrijheid hebben zal zijne ammunitie te koopen binnen eenige Britscbe Kolonie van Zuid-Afrika, en zal de speciale Commissaris (Sir George Clerck) aanbevelen aan het Koloniale Gouvernement, dat voorrechten van eenen nitgebrei-den aard gegund worden aan het Oranjerivier Gouver-nemerit, wegens invoerbelasting.
68
Conventie van Bloemfontein 23 Februari 115^.
Art. 9. Pquot;r zal een agent of consul door de Britsche Regeering nabij de grenzen worden geplaatst, waartoe, ten allen tijde, door de ingezetenen aan beide zijden der Oranjerivier toegang zal kunnen verkregen worden.
Het grootste deel dezer 9 artikelen is nu voor ons van slechts weinig belang of waarde. Sommige artt. (zoo als artt. 3, 4, 5 en 7) zijn overbodig en dus nutteloos; andere (zooals artt. 2 en 8) zijn verscheidene malen door het Britsche Gouvernement geschonden; en art. 9 werd niet uitgevoerd, daar er nimmer een Britsche consul nabij de grenzen werd geplaatst.
Het eerste artikel echter blijft steeds van volle kracht en is voor ons van het grootste belang , als zijnde dat, waarop onze aanspraak om als een vrij en onafhankelijk volk beschouwd te worden, gegrond is.
2. Dc Grondwet, 10 April 1854.
De voornaamste bepalingen der Grondwet of Constitutie van het land, zooals vastgesteld door den eersten Volksraad op 10 April 1854, zijn de volgende:
De burgers zullen bestaan uit alle blanke personen, die van af 6 maanden vóór de vaststelling der Constitutie inwoners van het land waren.
Het hoogste wetgevend gezag berust bij den Volksraad, bestaande uit een lid voor ieder wijk, en een voor iedere hoofdstad , of ieder dorp, van elk district, door de stemgerechtigde burgers te worden gekozen.
Er zal een Staatspresident zijn, voor vijf jaar aangesteld en door het volk te worden gekozen. Hij zal het hoofd van het uitvoerend gezag zijn, en de uitvoering en regeling van alle zaken in betrekking met publieke diensten, zijn aan hem toevertrouwd.
69
Geschiedenis van den O. V\'. Staat.
Er zal een Uitvoerende Raad zijn, bestaande uit den Landdrost van Bloemfontein, den Gouvernements-Secretaris, en drie onofficieele leden, door den Volksraad gekozen, om den Staatspresident met advies en assistentie te bedienen , van welk lichaam de President voorzitter zal zijn, en eene beslissende stem zal hebben.
Het Romeinsch-Hollandsch recht zal de Grondwet van dezen Staat zijn, alwaar geene andere wet door den Volksraad gemaakt is.
De wet is voor allen gelijk. Eigendomsrecht, persoonlijke vrijheid, en de vrijheid der drukpers worden gewaarborgd.
De Constitutie kan alleen veranderd worden met toestemming van drie vierden van den Volksraad in twee achtereenvolgende jaarlijksche zittingen van dat Lichaam. Op 9 Maart 1866 werd de constitutie van 10 April 1854 gewijzigd en op nieuw vastgesteld, en op 8 Mei 1879 wederom veranderd, en als de nieuwe Constitutie door den Volksraad aangenomen. De hoofdpunten echter der Grondwet van 1854, zooals hierboven vermeld, zijn onveranderd gebleven.
7°
-lacohus Petrus Hoffman, Eerste Stiuilsjd-csiilcnt vim 13 Septcmljcr \'1854 tot 10 Februari 1lt;S55.
Voornaamste reden waarom de heer Hoffmann als President werd gekozen. -- Zijn bezoek aan Moshesh en geschenk van een vaatje kruit. Geene melding er van in zijn eerste verslag. De Volksraad verontwaardigd, besluit op 9 Februari 1855, dat de President eene berisping heeft verdiend. —- Ontslag ingediend door den President op loFebiuari i855. -- Commissie van Bestuur, bestaande uit 4 leden. De heer RoshofF door den Raad verzocht om zich als President verkiesbaar te stellen.
De heer J. P. Hoffman werd tot eerste Staatspresident onder de nieuwe Constitutie gekozen, op 13 September 1854. Hij was uit het district Stellenbosch der Kaapkolonie, hierheen gekomen, en, ofschoon een man van gezond verstand, had hij, doordat er in die dagen niet vele goede scholen bestonden, slechts weinig opvoeding genoten.
De heer Hoffman ging mank aan een zijner beenen en was verplicht zich met krukken te behelpen. Hij had voor eenigen tijd bij Moshesh gewoond, en daar men toen reeds bespeurde dat dit opperhoofd en zijn volk een bron van gevaar voor den jeugdigen Vrijstaat zouden worden, had men voornamelijk om deze reden den heer Hoffman tot eersten President gekozen. daar de hoop bestond, dat hij door zijnen invloed op Moshesh in
Geschiedenis van den O. V, Sia.u.
staat zonde zijn de Hjnkwestie en andere moeielijkheden te regelen.
Kort na zijne ambtsaanvaarding bracht de President dan ook Moshesh een bezoek, en, overtuigd van het groote belang voor den Vrijstaat om op goeden voet met den Basoeto-koning te zijn, deed hij hem een geschenk, bestaande in een ploeg en een vaatje buskruit.
In zijne aanspraak aan den Volksraad in de eerste zitting van 1854, had de President melding gemaakt van dit bezoek, en schriftelijk verslag er van, waarin echter niets over het vaatje kruit was vermeld, ingediend.
Dit verslag werd echter niet in de zitting van 1854 behandeld.
Vóór de zitting van Februari 1855 werd het geschenk van het vaatje kruit aan sommigen der Raadsleden bekend , en toen de President dit bemerkte, vond hij goed om zijn eerste verslag terug te trekken en in plaats er van een verbeterd verslag te stellen, waarin, voor het eerst, melding van het geschenk van kruit gemaakt werd.
De meerderheid van den Volksraad, verontwaardigd over wat zij voor eene poging om hen te misleiden hielden, van den kant van den President, besloot dat: „De HoogEdele Staatspresident door het geven van kruit aan Moshesh, zich wel niet aan hoogverraad had schuldig gemaakt , maar dat hij, door het toevoegen aan het verslag, eene berisping van den Volksraad had verdiend.quot;
De zaak verwekte veel opgewondenheid, zoodat zelfs eenigen der Raadsleden. aan het hoofd van een aantal burgers, op den avond van 9 Februari 1855 het Fort, dal in die dagen geheel onbewaakt schijnt te zijn geweest, in bezit namen, en de kanonnen, die daar waren, op het Presidents-huis richtten. Den volgenden dag, (10 Februari
1\'resident Hoffman (13 September 1854 tot 10 l \'eliruari 185;.
1855) zond de heer Hoffman een brief aan den Raad, waarin hij te kennen gaf, dat daar de meerderheid van die vergadering tegen hem had gestemd, en eenige leden, met medeweten en toestemming van de meerderheid, zelfs ongeregeldheden hadden gepleegd, door met gewapende manschappen den publieken dienst te hinderen , liet blijkbaar was, dat er geen wederzijdsch vertrouwen bestond, en hij dus zijn ontslag als Staatspresident aanbood.
Dit ontslag werd dadelijk aangenomen. De Raad benoemde eene Uitvoerende Commissie van 4 leden, bestaande uit de heeren J. J. Venter, J. J. van Rensburg, E:. R, Snijman en J. Halse om het Uitvoerend Gezag uit te oefenen, tot dat een andere President zoude worden benoemd, en werd de heer Rensburg naar Graaff Reinet afgevaardigd om, namens den Volksraad, den heer N. T-Boshoff uit te noodigen zich als kandidaat voor het Presidentschap verkiesbaar te stellen.
Wij zien dus hoe dat, reeds van zijn vroegste bestaan, de Oranjevrijstaat gebukt ging, onder den last van Moshesh als buurman te hebben.
73
Nicolaas Jacobus Boslioff. Tweede Staatspresident van 27 Aug. 1855 tot 0 Sept. 1859.
Bezoek van Sir George Grey aan Bloemfontein. — Grey College opgericht Maart 1856. — Brief van den koning van Holland met concept wapen en vlag. — Oranjevrijstaat zoo genoemd ter eere van het koninklijke huis van Nassau. — De nieuw gekozen President maakt vele goede wetten. - David Dautser, Goliat IJzerbek, Adam Kok, en Witzie. — Witzie uit Witzieshoek verdreven. — Pretorius, en Goetz komen als deputatie uit Transvaal, vorderen het land op, en krijgen kennis om Bloemfontein ie verlaten. — Toestand van de Transvaal. De „Pretorianenquot; trekken tegen den Vrijstaat op. - Commando gaat hen tegemoet. - Vredestractaat van 1 Juni 1857, — Dreigend gedrag van de Basoeto\'s. — Oorfog tegen Moshesh verklaard op 19 Maart 1858. — De „eerste Basoeto oorlogquot;. — Kommandant Fick verslaat den vijand bij Viervoet, en Cathcartsdrift. — „De Helquot;. - Het commando onder Thaba Bosigo. — Het commando trekt terug over de Caledon, en van daar naar huis. — Einde van den „eersten Basoeto oorlogquot;. — Sir George Grey als bemiddelaar. — Eerste Tractaat van Aliwal, op 29 Septr. 1858. — Sir George Grey gaat persoonlijk langs de lijn af om de bakens te doen oprichten. — Sir George de „Beste Gouverneur. Inval van Schelen Kobus, op 24 Mei 1858. — Hij en zijn volk verslagen door commando onder Hendrik Venter, op 31 Mei 1858. — Moord van 40 krijgsgevangenen.
Sir George Grey en Federatie. — Bedanken van President Boshoft\' op 6 Septr. 1859 aangenomen. De heer Sn ij man fungeerend president.— Bethulië gronden aan Vrijstaat gehecht. De zaak van den heer James Howell. Verwarde toestand der rechtspleging.
De heer Boshoff werd, op 15 Mei 1855 als tweede Staatspresident gekozen en op 27 Augustus 1855 als zoodanig ingezworen.
Hij was te Graaft-Reinct geboren, doch had zich, kort
Tweede Staatspresident van den Oranje vrij staat.
President Boshoff (37 Augustus 1855 lot 6September 1859). 75
voor zijne verkiezing, in Natal met der woon gevestigd, alwaar hij, zoowel als in de Kaapkolonie bekend stond onder zijne landgenooten als een man van buitengewone, aangeboren talenten, en die ook eene betere opvoeding had genoten dan de meesten zijner medekolonisten.
Kort na zijn optreden als President, in Maart 1856, kwam Sir George Grey, Gouverneur der Kaapkolonie op zijne reis naar Natal te Bloemfontein aan, en gedurende zijn verblijf alhier, gaf hij een bedrag van £5000 tot het oprichten van eene hoogeschool, die kort daarna onder den naam van „Het Grey Collegequot; geopend werd.
In Juli 1855 werd den President, door den heer C. Heddingh, een Kapenaar van geboorte, doch in Holland woonachtig, een zeer vriendelijke brief van Z. M. Willem III, koning der Nederlanden, ter hand gesteld, inhoudende een concept wapen en eene vlag voor den Staat, welk wapen te zamen met de vlag door den Volksraad werd aangenomen, als wapen en vlag van ons land.
De vroegere naam des lands, was ontleend aan de Oranjerivier, zoo genoemd wegens het oranje of limoen-kleurig water van dien stroom.
Nu werd, als dankbetuiging voor dit blijk van belangstelling en ter eere van het koninklijk huis van Oranje-Nassau, de naam van „Oranjevrijstaatquot; als \'s lands naam vastgesteld.
Toen de President zijne betrekking aanvaardde, vond hij dat de toestand van zaken veel te wenschen overliet. Er waren geene wetten en, wat nog erger was , er was geen geld in de schatkist.
De heer Boshoff maakte er dadelijk werk van, om in deze dringende behoeften te voorzien, en met goed gevolg. Vooral in het maken van wetten, betrekking hebbende op
Geschiedenis v.in den O. V. Staat.
cle rechtspleging heeft de nieuwgekozen President zich zeer verdienstelijk gemaakt.
Deze waren, echter, niet de eenige moeilijkheden waarmede hij te kampen had. Al spoedig vond hij zich verplicht om de aandacht te wijden aan disputen over grond, met het Griqua opperhoofd Adam Kok en botsingen tusschen de Koranna kapteins David Dauster en Goliat IJzerbek. Ook met de Basoeto\'s, onder Witzie, ontstond een misverstand. Hij slaagde er in met de Griqua\'s en Koranna\'s schikkingen te treffen, doch daar Witzie zich met zijn volk een gedeelte van den Vrijstaat, gelegen binnen de lijn, door majoor Warden in 1849 vastgesteld, toeeigende en bepaald weigerde dit grondgebied te verlaten, werd een commando opgeroepen en de Basoeto\'s uit Witzies-hoek verdreven.
Niet alleen met de Inboorlingen had de President moeite maar ook met zijne blanke naburen.
In September 1858 kwam de heer Martinus Wessel Pretorius, destijds Staatspresident van de Transvaal, vergezeld van den heer Martinus Goetz, naar Bloemfontein om over de gemeenschappelijke belangen van de beide republieken (Transvaal en Vrijstaat) met de Regeering van dezen Staat te raadplegen. Tot een onderhoud met den Volksraad, op hun verzoek op 5 September 1856, toegelaten, gebruikten deze twee heeren eene zeer belee-digende taal. De heer Pretorius vorderde uitlevering van zekere brieven in den tijd van de „Souvereiniteitquot; door den Gouverneur der Kaapkolonie aan zijn overleden vader, Andries Pretorius, geschreven, en ook terugbetaling van gelden door zijnen vader in den tijd van den slag van Hoomplaats voor kruit en lood uitgegeven; en eindelijk gaf hij te kennen dat hij gekomen was om, als
^6
President Bosh off (27 Augustus 1855 tot 6 September 1859). 77
zoon en erfgenaam van Andries Pretorius, het land in bezit te nemen.
Als antwoord op deze vordering kregen de heeren Pretorius en Goetz kennis om, binnen 24 uur, Bloemfontein te verlaten.
De toestand van de Transvaal was in die dagen zeer treurig. Er bestonden 2 partijen waarvan de eene, onder Schoeman, eene Republiek had opgericht, die haar hoofdzetel te Lijdenburg had, terwijl de andere partij, of de Pretorianen , zich te Potchefstroom had gevestigd.
Niet tevreden met den onbeschaamden eisch, welken hij gedaan had, was Pretorius teruggekeerd naar Potchefstroom , en aldaar omtrent 400 zijner aanhangers verzameld hebbende, verklaarde hij den oorlog aan het Gouvernement van den Vrijstaat en, in het begin van Mei 1857, trok hij met zijn commando de Vaalrivier door, en kwam het Vrijstaatsch grondgebied binnen.
Zoodra President Boshoff hiervan bericht kreeg, riep hij de burgers op om het land te beschermen, en een commando, bestaande uit 800 man, was binnen weinige dagen gereed, en ging de Pretorianen te gemoet.
Den 31 Mei 1857, nabij Rhenosterrivier, tusschen de tegenwoordige districten Kroonstad en Heilbron, ontmoette de Vrijstaatsche macht, die van Pretorius. Toen de twee legertjes reeds op een afstand van slechts 500 treden tegenover elkander in slagorde stonden, kwam de heer Paul Kruger (thans President van de Zuidafrikaan-sche Republiek) met eene witte vlag aangereden, en de uitslag hiervan was, dat de beide partijen in onderhandelingen traden. Het Transvaalsche commando had vernomen, dat Schoeman en Joubert op weg waren met een aantal „Lijdenburgersquot;\' om zich bij de Vrijstaiers te voegen, en
Geschiedenis vau den O. V. Staat.
daarop kwamen President Pretorius en zijne volgelingen tot het besluit, dat het raadzaam zoude zijn, om in goede termen met President Boshoft\' te komen.
Een vredesverdrag werd dus aan Vaal rivier, op t Juni [857, door de Regeering van de Transvaalsche Republiek (zooals Pretorius en zijne aanhangers zich noemden) en die van den Oranjevrijstaat gesloten, waarin door de Transvalers openhartig erkend werd, dat de poging door hunnen President, den HEdn. heer W. M. Pretorius aan gewend, om het bestaande gezag in den Oranjevrijstaat te ontkennen en krachteloos te maken, en oproer tegen de bestaande Regeering, door derzelver wettige onderdanen te verwekken, eene onwettige en laakbare daad was. Ook erkenden zij, dat noch Pretorius, noch de Transvaal eenige aanspraak op Yrijstaatsch grondgebied had en beloofden onmiddellijk uit het land terug te trekken.
Na het sluiten van dit verdrag werd een kanonschot gelost en ging men naar huis.
Aldus leidden deze vijandelijkheden tot een vreed-zamen en bijna belachelijken uitslag.
Reeds van af het begin der ambtsbekleeding door den heer Boshoff, vonden er gedurig veedieverijen en rustverstoringen op de Basoetogrenzen plaats; doch de President was nog in staat geweest door waarschuwingen, door het zenden van Commissies en door boodschappen aan Moshesh, den vrede te bewaren.
In het begin van 1858, echter, was de houding van sommige Kaffer-opperhoofden zooals Letsea (oudsten zoon van Moshesh:, Pushuli, Letette, en Seperi zoo dreigend geworden , dat vele grensbewoners door de Basoeto\'s gedwongen werden hunne plaatsen te verlaten.
Ten gevolge daarvan zag de President dat oorlog met
78
President Boshoff (27 Augustus 1855 tot 6 September 1859). 79
de Basoeto\'s natie onvermijdelijk was geworden, en vorderde hij, dat Moshesh de schade, door de rooverijen van zijn volk berokkend, zoude vergoeden, en beloven moest de grenslijn te eerbiedigen Daar hierop geen antwoord binnen den bepaalden tijd door Moshesh gezonden werd, werd den oorlog tegen hem verklaard op 10 Maart 1858 en Kommandant Senekal aan het hoofd van een aanzienlijk commando, trok tegen den vijand op.
De heer Pretoruis, President van de Transvaalsche Republiek kwam aan het hoofd van een klein commando, oorspronkelijk met het doel om zich als bemiddelaar aan te bieden, doch later nam hij en zijne manschappen in de gevechten tegen de Basoeto\'s deel.
Te Viervoet, denzelfden berg (in het tegenwoordig district Ladybrand), vanwaar de troepen in den tijd van majoor Warden in 1849, door de Basoeto\'s terug gedreven werden , vielen de Kaffers van Letsea en Molitzane op 2 Maart 1858 het Vrijstaatsch commando aan, doch , met behulp van Pretorius en zijn Transvaalsch legertje , versloeg Senekal den vijand en een paar dagen later (14 Maart) vond te Cathcarts-drift, een tweede gevecht plaats, waar de Basoeto s wederom door onze burgers op de vlucht werden gejaagd.
Daarna trok het commando de Caledonrivier over en vonden er verschillende schermutselingen plaats. Te Pushulisstad ook „de Helquot; genoemd, werd op 3 April 1858 een aantal burgers door onvoorzichtigheid van den vijand omsingeld, en 16 hunner vermoord.
Later werd Letsea\'s stad Moreja, aangevallen en aan brand gestoken, en een groot aantal vee buit gemaakt.
Op 4 Mei 1858 legerde het commando onder Thaba Bosigo, doch een paar dagen daarna besloot de krijgs-
Geschiedenis van den O. V. Staat.
raad dat liet raadzaam zoude zijn, wegens het gebrek aan weide voor de menigte van buitgemaakt vee, om over de Caledon terug te trekken, en toen het commando zoover terug was gegaan, werd het verlangen naar huis zoo sterk, dat, in weerwil van de vermaningen en smeekingen van Kommandant Senekal, de meeste manschappen het leger verlieten, en was dus de „Eerste Basoeto Oorlogquot; geëindigd.
Onder deze omstandigheden voelde de President zich gedwongen, eene deputatie naar Moshesh te zenden om over den vrede te onderhandelen, en kwam men overeen om de bemiddeling van den Gouverneur der Kaapkolonie, Sir George Grey, in te roepen. Sir George, met zijne gewone bereidwilligheid om den vrede te bevorderen, nam deze uitnoodiging aan, en kwam, tegen het einde van Augustus 1858, te Bloemfontein.
Op 15 September 1858 had hij te Ber-Seba, aan de Caledon , een persoonlijk onderhoud met Moshesh in tegenwoordigheid van den heer Boshoff en andere leden der, door den Volksraad aangestelde, commissie, en werd eindelijk door zijne tusschenkomst op 29 September 1858 een vredes-tractaat tusschen Moshesh en den Vrijstaat gesloten. Door deze „Eerste Conventie van Aliwalquot; werd de grenslijn. zoo als door majoor Warden in 1849 bepaald, wederom vastgesteld.
Niet tevreden met ook dezen dienst aan den Vrijstaat te hebben bewezen, ontzag Sir George de moeite en het gevaar niet, van persoonlijk langs de grenslijn af te gaan, en rotsen en kransen op en af te klimmen om de bakens te doen oprichten. Geen wonder dat zijn naam nog steeds onder de bevolking van ons land, en vooral langs Caledonrivier, geëerbiedigd wordt, als dien van den besten
8o
Fungeerend President Snyman (6 Sept. 1S59 tot 10 Febr. i860). 81
Gouverneur, dien Zuid-Afrika ooit gezien heeft. Zijn politiek was gegrond op het besef, dat bij een edel volk, één greintje liefde van meer kracht is dan een toren van geweld, en dat de Afrikaander zich gereedelijk laat leiden , doch nimmer laat dwingen.
Op 24 Mei 1858, terwijl, door den Basoeto-oorlog, het land op zijne westelijke grenzen onbeschermd lag, deed de Koranna kapitein Kausopson, of Schele Kobus, die reeds tevoren wat vee uit dezen Staat had doen rooven, zonder eenige provocatie, een moorddadigen aanval op eenige families van burgers op de grenzen van het tegenwoordige district Boshoff. Hierop werd Kom-mandaut Hendrik Venter, niet een commando van 400 burgers, uitgezonden om Schelen Kobus en zijn stam te straffen.
In den vroegen ochtend van 31 Mei 1858 viel dit commando de kraal van Schelen Kobus, aan de overzijde der Vaalrivier nabij hare samenvloeiing met Hartsrivier, aan, versloeg de moordenaars, doodde den kaptein en de meesten zijner rooverbende, en nam omtrent 40 gevangenen. Deze krijgsgevangenen werden van Boshoff naar Bloemfontein gezonden, onder bewaking van eene wacht, bestaande uit Kaffer politiedienaren en onder bevel van een blanken hoofd-konstabel. Zij kwamen echter nimmer te Bloemfontein aan, daar zij door eenige onbekende burgers uit de handen der wacht ontnomen werden, en op koelbloedige wijze dood geschoten. De eenige verontschuldiging voor deze misdaad was, de zorgelooze en roekelooze wijze, waarop de krijgsraad het dorp en het district Boshoff aan gevaar blootstelde, door een groot aantal gevangen dieven en moordenaars daarheen te zenden, zonder behoorlijke bewaking; de inwoners aldus aan
6
Geschiedenis van den O. V. Staat.
levensgevaar blootgesteld zijnde, meenden zich gerechtigd tot zelfverdediging: de wet aldus in eigen handen nemende.
Deze gruweldaad bleef echter wegens de moeilijkheden, waarin het land door den Basoeto oorlog gedompeld was, ongestraft.
Toen Sir George Grey in Augustus en September 1858 den Vrijstaat bezocht, deed hij eene poging om eene Federale Unie, tusschen de Kaapkolonie en dezen Staat tot stand te brengen.
De President en de meerderheid van het volk waren sterk ten gunste van dit voorstel, doch, deels door dat de heer Boshoft kort daarna zijne betrekking nederlegde en deels, omdat het Britsche Ministerie sterk het plan van Sir George Grey afkeurde, kwam de „Uniequot; niet tot stand.
In het begin van 1859 ging de heer Boshoff met verlof van afwezigheid voor 6 maanden, naar Natal, en van daar zond hij op 25 Juni 1859 zijn ontslag als Staatspresident in, welk ontslag op 6 September 1859 door den Volksraad werd aangenomen.
Esaïas Renier Snymau Fungeerend Staatspresident, (van 6 September 1859 tot 10 Febr. i860).
De heer E. R. Snyman, die, gedurende de afwezigheid van den President deze betrekking had waargenomen, werd nu op 6 September 1S59 door den Raad als fungeerend Staatspresident benoemd, tot dat een ander vaste President gekozen zou worden.
Gedurende de weinige maanden dat hij in deze betrekking bleef, vielen er slechts twee gebeurtenissen voor die
82
Fungeerend President Snyman (6 Sept. 1859 tot 10 Febr. t86o). 83
van eenig belang waren. De eene was, dat de gronden der Fransch-Protestantsche zending statie Bethulië, alwaar een stam der Bathlopins, onder hun opperhoofd Lephui gevestigd was, met toestemming van Lephui, zoowel als van den Heer Pelessier en van Adam Kok, die beiden ook aanspraken ten opzichte van deze gronden hadden, aan den Vrijstaat gehecht werden, als het nieuwe district Bethulië.
Een andere gebeurtenis, ofschoon van niet veel betee-kenis, was nochtans vermeldenswaard, daar zij den verwarden toestand aantoont, waarin de rechtspleging in die dagen verkeerde.
De heer James Howell een bekwaam en dapper man, doch van rustelooze en eigenzinnige geaardheid was door den fungeerenden President uit zijne betrekking als Landdrost vau Winburg gezet, omdat hij zich als ambtenaar aan de bevelen van den heer Boshofï niet onderwerpen wilde.
Toen nu de heer W. C. Peeters Senior, door den fungeerenden President, als Landdrost naar Kroonstad werd gezonden, ging Howell ook daarheen, en wist eenige burgers van dat district over te halen, om hun nieuwen Landdrost op eene kar te plaatsen en naar de grenzen van Winburg te voeren.
De heer Peeters ging naar Bloemfontein en bracht eene aanklacht tegen den heer Howell in, wegens aansporing tot oproer.
Een lastbrief werd daarop tegen hem verleend, en de heer Heijermans, een oud Hollandsch kaptein, die destijds klerk van den Staatsprocureur Roberts was, ging naar Winburg, alwaar hij zich in gezelschap van den fungeerenden Landdrost (Lenting) en een paar anderen, naar het huis
Geschiedenis van den O. V. Staat.
van Howell begaf, en na hem met een pistoolschot in het oor te hebben gekwetst, nam kaptein Heijermans den heer Howell gebonden naar Bloemfontein, alwaar hij in de gevangenis werd geplaatst. Op den avond van dien zelfden dag echter, werd de deur der gevangenis door een aantal oproerige vrienden van den heer Howell open gebroken en hij door hen, op vrije voeten gesteld.
De regeering achtte zich te zwak om de plegers van deze onwettige daad te straffen, dus werden er geene verdere stappen in deze zaak genomen.
S4
Derde Staatspresident, van den Oranjevrijstaat.
Marthinns Wessel Pretorius, Derdo Staatspresident 10 Feltniari 1800—17 Juni 1803.
i. President Pretorius ingezworen op io Februari i860. — Plan van vereeniging met de Zuidafrikaansche Republiek, — Bezoek van Prins Alfred en Sir George Grey, in -Vug. i860. Koop van open Griqua Gronden op 26 Dec. 1861 en vertrek van Adam Kok en zijn volk naar „Niemandsland.quot; — Toestand van zaken op de Basoeto-grens. — Zending van Pretorius en Allison naar Kaapstad over Invoerrechten, 1862. — Pretorius gaat naar Transvaal, en maakt zijn aftreden als Staatspresident bekend, op 17 Juni 1863. — II. Waarnemend President Venter van 17 Juni 1863 tot 2 Februari 1864. —
Marthinus Wessel Pretorius werd als Staatspresident gekozen, op 15 December 1859, uit 4kandidaten, waarvan de 3 andere waren, de heeren : Jacobus J. Venter, Esaias R. Snij man en Daniel Cloete. Op 10 Februai i860 werd de nieuwe President ingezworen.
De heer Pretorius was reeds sinds vele jaren President der Zuidafrikaansche Republiek, en zijn voornaamste doel, met zich hier verkiesbaar te stellen, was eene vereeniging tusschen den Vrijstaat en de genoemde Republiek tot stand te brengen.
De heer Boshoff, de vorige President, was in zijne poging om eene „Federatiequot; tusschen dezen Staat en de Kaapkolonie daar te stellen niet geslaagd, om redenen in het voorgaande hoofdstuk vermeld.
Het plan van den heer Pretorius werd door de meer-
Geschiedenis van den O. V. Staat.
derheid der burgers van den Vrijstaat goedgekeurd en ondersteund, zooals gebleken is uit eene stemming, welke over dit onderwerp plaats vond. Echter bestonden er twee bezwaren, waarvan het ééne was, dat zulk eene vereeniging met de zusterrepubliek, de conventie van Zandrivier (1852), en die van Bloemfontein (1854) zoude vernietigen. Doch het voornaamste bezwaar was de verwarring die destijds in de Transvaal heerschte. Blijkbaar kon er geene vereeniging plaats vinden met een land, dat nog zijne eigene zinspreuk „Eendracht maakt Machtquot; had leeren te begrijpen.
Het „Federatie-planquot; van Boshoff mislukte, tengevolge van den tegenstand van het Engelsche Ministerie; van het vereenigingsplan van Pretorius kwam niets, wegens de regeeringloosheid der Transvaalsche Republiek.
Aldus ging het vooruitzicht op een Vereenigd Zuid-Afrika voor ditmaal ook heen, „totdat meer gelegen tijd zoude zijn gekomen.quot;
In Augustus 1860, kort nadat de heer Pretorius als President optrad, kwam Prins Alfred, thans Hertog van Edinburg, de z\'16 zoon van Koningin Victoria, vergezeld van Sir George Grey op een bezoek naar den Vrijstaat. Hij, en de door het volk beminde Gouverneur werden met veel eerbetoon en vele blijken van toegenegenheid, door de ingezetenen van dezen Staat ontvangen, en de Prins werd op eene groote jachtpartij te Bainsvlei, nabij Bloemfontein , genoodigd. Bij die gelegenheid werden aldaar niet minder dan 1000 stuks wild van allerlei soort binnen een paar uur geschoten, en men verhaalt, dat er destijds nog omtrent 30 leeuwen te Bainsvlei, op slechts een uur afstands van de hoofdstad, te vinden waren, wel een bewijs hoe de omstandigheden des lands zijn ver-
86
President Pretorius (to Februari 1S60 tot 17 Juni 1863). Sy
atiderd, daar er heden geen enkele leeuw meer ten zuiden van de Vaalrivier aangetroffen wordt.
Daar de onderdanen van Adam Kok hunne plaatsen steeds aan burgers van dezen Staat verkochten, en aldus de gekochte gronden onder Vrijstaatsch gebied kwamen, zag de Griqua „Kapteinquot; dat het voor hem en zijn volk beter zoude zijn om het aanbod van den Hoogen Commissaris der Kaapkolonie, om hem gronden in Niemandsland (thans Griqualand-Oost) te geven, — aan te nemen.
Hij besloot dus, met zijn volk daarheen te vertrekken, en op 15 Augustus 18Ó1 , gaf hij aan zijn secretaris, Henry Harvey, volmacht, om al de gronden nog aan hem en zijne onderdanen behoorende, te verkoopen. Krachtens dien lastbrief verkocht Harvey dan ook aan President Pretorius, als vertegenwoordiger van den Vrijstaat die gronden op 26 December 1861 voor de som van £ 4000. De koopprijs werd betaald, en in het volgende jaar, 1862, vertrok deze stam der Griqua\'s uit het land.
Dat was voor den Staat eene groote aanwinst, want daardoor raakte men voor altijd van deze lastige naburen ontslagen.
De toestand der grenzen aan den kant van Basoetoland liet, intusschen, veel te wenschen over.
Op 1 November werd de zoon van den burger Fouchee, die in de AVittebergen woonachtig was, door eenige Ba-soeto\'s vennoord.
Moshesh, door den President, om uitlevering der moordenaars gevraagd, bleet in gebreke aan dit verzoek te voldoen.
Tusschen hem en den President vonden verschillende samenkomsten plaats. Bij die samenkomsten deed het Basoeto opperhoofd vele beloften , welke echter nimmer
Geschiedenis van den O. V. Staat.
vervuld werden. Hij beloofde dat aan de diefstallen door zijne onderdanen op de grenzen gepleegd een einde zou komen; dat de lijn tusschen Basoetoland en den Vrijstaat zoude vastgesteld en geëerbiedigd worden, en dat hij behulpzaam zijn zoude in, en de kosten helpen betalen van, eene grenspolitie; doch hij bleef steeds onmachtig of onwillens deze herhaalde beloften na te komen.
Het ontbrak dezen geslepen en bedriegelijken zwarten vorst nimmer aan „mooie praatjes.quot; Bij gelegenheid van eene bijeenkomst tusschen hem, en Pretorius te Lapberg, in April 1862, hield hij eene aanspraak van 3 uur, waarin hij verklaarde dat zijn naam was Moshesh (of de Overwinnaar}, maar de naam zijner zuster de Vrede.
In Mei 1862, werden de President en de Gouverne-ments secretaris, de heer J. Allison, naar Kaapstad afgevaardigd , ten einde te trachten van het Kaapsche Parlement, dat toen eene zitting hield, dat gedeelte der invoerrechten te verkrijgen, waartoe de Vrijstaat zich gerechtigd beschouwde.
De deputatie werd ook gemachtigd om met den Gouverneur der Kaapkolonie over andere punten van minder belang te onderhandelen. Zij werd met beleefdheid en gastvrijheid ontvangen, doch keerde onverrichter zake terug; want toen de Wetgevende Raad (of het Hooger Huis) van het Kaapsche Parlement een besluit nam, waarin de billijkheid van den eisch door dezen Staat ingesteld, werd erkend, en aanbevolen om daaraan te voldoen, zond de Gouverneur, Sir Philip Wodehouse, dit besluit naar de Wetgevende Vergadering (of het Lager Huis) met eene boodschap, waarin hij niet alleen de rechtmatige aanspraak van den Oranjevrijstaat ontkende , maar tevens sterke uitdrukkingen bezigde, aan-
SS
President 1\'rctorius (10 Februari i860 tot 17 Juni 1863.) 8q
gaande de handelingen van dezen Staat tegenover de Basoeto\'s, tengevolge waarvan, zooals het schijnt, de Tweede Kamer van het Parlement, het besluit van de Eerste Kamer niet bekrachtigde.
In het jaar 1863 was de toestand van zaken ten Noorden van de Vaal-rivier zoo ernstig geworden, dat de heer Pretorius zich genoodzaakt gevoelde, daarheen te gaan. Hij vertrok dus, met verlof van den Volksraad, naar de Transvaal, en kort daarop zond hij een brief, gedateerd 15 April 1863, waarin hij om zijn ontslag als Staatspresident vroeg. Op 17 Juni 1863 werd de Volksraad , door den fungeerenden President J. Allison opgeroepen, en werd door dat lichaam het ontslag van den heer Pretorius aangenomen.
(17 Juni 1863 tot 2 Februari 1864).
Eene tusschenregeering was nu weder noodig, en de heer Jacobus J. Venter een der „Voortrekkersquot;, die het land in 1854 hadden overgenomen, werd tot waarnemend Staatspresident benoemd. Hij vervulde die betrekking tot Februari 1864.
Joliauues Hendrikus Brand. Vierde Staatspresident. Eerste helft zijner eerste Sjarige Anibtsbekleeding (van 2 Februari 18(3 i tot 3 April 1866).
De tweede Busoeto oorlog 9 Juni 1865—3 April 1866. — Presiden Brand, ingezworen op 2 Febr. 1864. — Sir P. Wodehouse als bemiddelaar stelt de Basoetolijn vast. — Moshesh ontevreden met de lijn. — Daden van geweld door Letsoane gepleegd. — Moshesh beschermt hem. — Oorlog verklaard op 9 Juni 1865. — Inval door de Basoeto\'s in het district Caledon-rivier op 20 Juni 1865. — Moord der Bastaards te Rietspruit op 27 Juni 1865. — Moord van de familie Botes op 28 Juni 1865. — Slag van Verkeerdevleij op 29 Juni 1865. — Inval in district Kroonstad op 22 Juni 1865. — Moord van 4 Transvaalsche het burgers op 27 Juni 1865, en oorlogsverklaring door de Z. A. Republiek op 6 Juli 1865. — Vechtkop ingenomen op 14 Juli 1865. — Het commando onder Thaba Bosigo op 4 Aug. 1865. — Eerste bestorming van Thaba Bosigo op 8 Aug. 1865. — Tweede op 15 Aug. 1865. — Dood van Wepener. - Beleg van Thaba Bosigo, begonnen op 23 Aug. 1865. — Opgebroken op 24 Sept. 1865. — Slag bij Bethlehem op 22 Januari 1866. — Vredesverdrag van Imperani, 26 Maart 1866. — Vredesverdrag van Thaba Bosigo , 3 April 1866.
Johannes Hendrikus Brand, zoon van Sir Christoffel Brand, den voorzitter („speakerquot;) van de Wetgevende Vergadering der Kaapkolonie was, vóór zijne verkiezing als Staatspresident, advocaat van het Hooge Gerechtshof der Kaapkolonie.
Hij werd door den Volksraad op 20 Juni 1863, als cenig kandidaat aanbevolen, op 5 November 1863 door
Vierde Staatspresident van den Oranje vrij staat.
Pres. Brand, 2de Basoeto oorlog (9 Juni 1865 tot 3 April 1866.) 91
het volk gekozen, en op 2 Februari 1864 als President ingezworen.
Kort na zijn optreden werd de Hooge Commissaris Sir Philip Wodehouse, uitgenoodigd om de lijn tusschen dezen Staat en BasoetoUmd aan te wijzen, overeenkomstig het vredesverdrag van 29 September 1858 (TDe Eerste Conventie van Aliwal) door bemiddeling van Sir George Grev gesloten, en te beslissen over de verschillen tusschen den Vrijstaat en de Basoeto\'s, met betrekking tot de grenslijn. Aan dit verzoek voldeed Sir Philip Wodehouse. Zijne uitspraak, gegeven in 1864, was geheel ten gunste van den Vrijstaat, en Moshesh beloofde die te eerbiedigen.
De lijn. door den Gouverneur vastgesteld, was die, bekend onder den naam van „Wardens lijnquot; (Jan. 1849). Sir George Grey had reeds in 1858 dezelfde beslissing gegeven, doch was wegens gebrek aan tijd, niet instaat geweest meer te doen dan de lijn af te bakenen tot aan Jammerbergsdrift, aan de Caledonrivier.
Het andere gedeelte van „Wardens lijnquot; werd nu bepaald , en door bakens aangewezen, en men hoopte dat er nu een einde aan de grensdisputen zoude komen.
De moeite door Sir Philip genomen was echter ver-geefsch, want Moshesh was met de beslissing ontevreden, en liet dus zijne onderdanen toe om hunne diefstallen en rustverstoringen tegen de grensbewoners voort te zetten.
Daden van geweld werden binnen de lijn van den Vrijstaat gepleegd door Letsoane , opperhoofd van een kleinen Basoeto-stam, die nabij de Wittebergen woonde.
Toen, in Mei 1865, een commando opgeroepen werd om hem te tuchtigen . vluchtte hij naar Moshesh. die hem in plaats van te straffen voor zijne schending van den vrede, beschermde.
Geschiedenis van den O. V. Staat.
Dergelijke rustverstoringen werden door Paulus Mopeli, den broeder van Moshesh, gepleegd.
Hierop werd, op 9 Juni 1865, de oorlog tegen Moshesh verklaard. Een commando onder bevel van Kommandant Fick trok tegen Mopeli op. Nabij Mabolele, de stad van Mopeli. gelegen omtrent 2\'/, uur van het tegenwoordige Lady Brand, op het pad naar Ficksburg, kwam het leger van Fick in aanraking met 7 groote Kaffer commando\'s, bestaande uit minstens 6000 mannen van het volk van Mopeli, Molappo en Molitzane.
Fick viel de Kaffers aan , en dreef ze terug.
In dezelfde maand, Juni 1865, vonden verschillende strooptochten van de Basoeto\'s in den Vrijstaat plaats.
Op 20 Juni werd, in het district Caledonrivier een inval door het volk van Letsea en Morosi gedaan. Zoo onverwacht was deze gebeurtenis, dat de burgers geen tijd hadden om zich te vereenigen, Doch, ofschoon de overmacht des vijands groot was, boden hier en daar troepen ingezetenen dapperen tegenstand. De wacht onder veldkornet Robertse, bestaande uit 15 man, werd door duizenden Kaffers omsingeld, en verdedigde zich totdat veldkornet van Aswegen met zijn legertje hen ter hulpe kwam. Slechts 3 van de 15 waren er overgebleven.
Het woonhuis te Paddafontein, de plaats van Gabriël du Toit, werd 2 dagen lang door een half dozijn burgers tegen duizenden Kaffers verdedigd.
Het commando van v. Aswegen, bestaande uit slechts 36 man, en van 10 ure \'s morgens tot zonsondergang door de Basoeto\'s bestormd, vocht met zooveel moed, dat de vijand op het laatst het slagveld verliet, zijne dooden en gewonden met zich voerende.
De bewegingen van de invallers waren echter zoo snel,
92
Pres. Brand, 2de Basoeto oorlog {9 Juni 1865101 3 April 1866.) 93
zoo onverwacht, en hunne plannen zoo goed berekend. dat zij binnen 2 dagen in staat waren 2 wijken van liet district Caledonrivier van bijna al het vee te berooven, de woonsteden der boeren te verwoesten, en weder de Caledon over te trekken, vóór dat stappen genomen konden worden, om geregelden tegenstand te bieden.
Slechts ééne week daarna, namelijk op 27 Juni, kwam een Basoeto-commando aangevoerd door Patilus Mopeli en 2 zonen van Moshesh, David Masoepa en Sekelo, naar Rietsprnit, gelegen over Modderrivier, omtrent 4 /4 uur van Bloemfontein, alwaar de Bastaards van Ca-rolus Baaitje, die door de Basoeto\'s uit Platberg waren verdreven, zich niet verlof van onze Regeering hadden neergezet. Met vredevlaggen naderden zij de Bastaards, en, nadat zij met hen gegeten hadden, vermoordden zij op eene verraderlijke en wreede wijze, op een teeken door .David Masoepa gegeven, 60 weerlooze mannen, vrouwen en kinderen, en voerden de overblijvende vrouwen , 67 in getal, met zich weg.
Op 28 Juni werd ook de familie Botes, halverwege Bloemfontein en Winburg, door een Kaffer-commando aangevallen, en de vader Jan Botes, de zoon Barend Botes, en de onderwijzer H. Schwim, op gruwelijke wijze vermoord.
Reeds keerden de Basoeto\'s ten getale van omtrent 2500 man en met een groot getal beesten, en schapen terug, toen zij op 29 Juni 1865 te Verkeerdevlei, langs Modderrivier door 250 burgers , onder bevel van Kommandant Louis Wessels, werden aangevallen en verslagen. Zij vluchtten met achterlating van omtrent 160 dooden, terwijl hun geheele buit bestaande uit 2000 stuks beesten. 850 paarden, en 70000 schapen teruggenomen werd.
Geschiedenis van den O. V. Staat.
Ook het district Kroonstad werd op dezelfde wijze aangevallen op 22 Juni 1S65 , door een commando 2000 man sterk, bestaande uit volk van Letsoane enMolappa.
Zeven burgers en 21 gekleurde bedienden werden vermoord, en 4000 stuks beesten en een groot aantal paarden en schapen weggevoerd.
Bijna gelijktijdig met den inval in den Vrijstaat werden ook, op 27 Juni 1865, 4 burgers der Zuidafrikaansche Republiek door de Basoeto\'s op de Drakensbergen in Natalsch grondgebied vermoord, en zelfs vee van Na-talsche kolonisten weggevoerd. Dientengevolge verklaarde de Transvaal ook, op 5 Juli 186 5 , oorlog tegen Moshesh en zond een commando vergezeld van den Staatspresident Pretorius, en onder bevel van Kommandant-generaal Paul Ivruger, tegen de Basoeto\'s.
De Vrijstaatsche commando\'s onder Kommandant-generaal Fick, en de Kommandanten Cornells de Villiers, en Louw Wepener verdreven de Basoeto\'s als schapen, waar zij ook met hen in aanraking kwamen.
Op 14 Juli 1865, werd door Wepener met 300 burgers en 200 kleurling-bondgenooten, Vechtkop, of,,Pus-huli\'s Nestquot;, ingenomen.
Op 4 Augustus legerden de vereenigde commando\'s zich onder Thaba Bosigo, de steile en verschanste berg-sterkte, en laatsten schuilhoek van Moshesh.
Geheel Basoetoland, met uitzondering van dezen berg, lag aan de voeten van den Vrijstaat. Doch Thaba Bosigo, ofschoon twee keeren aangevallen, — namelijk op S en 15 Augustus 1865 — werd niet veroverd.
Bij den tweeden aanval werd Wepener door de bestormers als hunnen aanvoerder gekozen. Boven op Thaba Bosigo\'s kruin sneuvelde deze dappere krijgsman, die
94
Pres. Brand, 2de Basoeto oorIog(9 Juni 1S65 tot 3 April 1866). 95
zoo vele diensten aan den Staat had bewezen. Groot was het verlies dat het land door zijnen dood leed. Lang blijve de naam van Louw Wepener in ons Jailer geheugenis bewaard en geëerd.
Omtrent 8 dagen na den tweeden aanval, besloot de Kommandant-generaal Thaba Bosigo geheel te omsingelen, en aldus den vijand tot overgave te dwingen.
In den nacht van 12 September 1865 vielen de kaffers het leger van v. Zijl, dat op Coegoela, was gelegerd, eenen berg, welke op Thaba Bosigo neerziet, aan, en ofschoon zij eindelijk teruggeslagen werden, was het niet vóór dat jonge Venter gedood was, en Bouwer Chatfield, en Adriaan Coetzee zwaar verwond werden door assegaaisteken. Deze aanval werd door Zoeloe-bondgenooten van Moshesh gedaan, want de Basoeto\'s zijn niet gewoon \'s nachts te vechten.
Na den dood van Wepener en de mislukking van den aanval van 15 Augustus, zijn de burgers ontmoedigd geworden en de Kommandanten hadden moeite hunne manschappen over te halen nog wat langer in het veld te blijven. Het was in deze moeielijke dagen dat de President naar het commando ging, en het volk tot volharding aanspoorde door hen steeds te verzekeren : „Alles zal recht komenquot;.
Op 24 September 1865, nadat eene poging tot vredesonderhandeling afgebroken was, werd het beleg van Thaba Bosigo opgebroken, en besloten terug te trekken naar Korannaberg, en zich aldaar met het Transvaalsche commando te vereenigen, en onze commando\'s te ver-deelen , ten einde daardoor den vijand meer afbreuk te kunnen doen.
Aan de Kommandanten Webster en Tainton werd het be-
Geschiedenis van den O. V. Slaat.
vel opgedragen van vrijwilligers, die binnen den Staat woonachtig en, niet aan commando dienst onderhevig waren, alsmede van Barolong bondgenooten gebruik te maken. Hiertegen objecteerde Sir Philip Wodehouse, en onze Regeering werd zelfs bedreigd met opheffing van de vrijheid , door de Conventie van Bloemfontein (art. 8) gewaarborgd om buskruit in de Kolome te koopen. Desniettemin werden korpsen vrijwilligers opgericht die later onder den dapperen Webster veel bijdroegen om Moshesh ten onder te brengen.
Xog bijna 8 maanden na de opheffing van het beleg van Thaba Bosigo duurde de oorlog voort.
In den nacht van 29 September 1865, werd het Trans-vaalsche commando te Nauwpoort, nabij Bethlehem . door 2000 Basoeto\'s en Zoeloes aangevallen. Een aanzienlijk aantal der Transvalers werd met assegaaien doodgestoken , doch tegen den dag namen de Kaffers de vlucht, 48 dooden achterlatende. De Kafters hadden nu echter ruimschoots gelegenheid weder invallen te doen, waarvan zij ook gebruik maakten, door het district Winburg op 8 Jan. 1866, en het district Caledonrivier op 16 Januari in te komen ; doch zij werden door kleine bende burgers verdreven.
Op Maandag 22 Januari t866 kwam een ontzettend groot aantal Basoeto\'s, geschat op 4000 man, in drie commando\'s aan , in de nabijheid van het dorpje Bethlehem. Gelukkig was Kommandant de Villiers, met 128 burgers en 150 gekleurde bondgenooten, toevallig bij de hand. Met dat handjevol viel hij de Basoeto\'s aan, en dreef ze spoedig terug, met verlies van 200 dooden aan den kant van den vijand. Deze gebeurtenis is bekend als ,,De .slag bij Bethlehemquot;.
96
Pres. Brand, 2de Basoetoe oorlog(9Juni 1865 tot 3 April 1866). 97
Op 23 Januari 1S66 werd Sofatiesberg, dicht bij Ma-kwaaïsschuilhoek door Kommandant Webster bestormd, en vond er aldaar een hevig gevecht plaats.
Eindelijk begonnen de Basoeto\'s uitgeput te geraken. Molappo die, naast Letsea, de machtigste der zonen van Moshesh was, was de eerste, die den oorlog opgaf. Op 26 Maart 1866, sloot hij met den Vrijstaat het „Vredesverdrag van Imperaniquot;, waardoor hij en zijn volk aangenomen werden als Vrijstaatsche onderdanen.
Toen zag Moshesh dat het voor hem ook tijd was geworden. Op 3 April 1866 werd het „Vredesverdrag van Thaba Bosigoquot; tusschen hem en den President gesloten, waarbij Moshesh het grondgebied, door Kommandant-generaal Fick bij proclamatie aan den Vrijstaat gehecht, afstond, en bovendien beloofde 3000 stuks vee als vergoeding der oorlogskosten te betalen en Marokko, die zich steeds sedert 1835 als den vriend der blanken had betoond, als bondgenoot van den Vrijstaat te erkennen.
Hiermede was de tweede oorlog tusschen den Vrijstaat en Basoetoland geëindigd.
President Brand. Tweede helft zijner eerste Ambts-bekleeding, (van 3 April 1866 tut 4 Mei 18G9.)
De derde Basoeto oorlog, van Aug. 1867 tot 12 Febr. 1869. — De Occupatie Wet. — Mopeli en zijn volk te Witzieshoek gevestigd in Juli 1867. — Letsea en Molitzane wenschen ook Vrijstaatsch onderdanen te worden. — Moord van Bush en Krijnauw in Juni 1867. — Moshesh weigert de moordenaars uit te leveren. — Oorlog verklaard in Aug. 1867. — Korannaberg , enz. van Basoeto\'s gezuiverd. — Makwaaisberg bestormd op 7 Jan. 1868. — Bleka 19 Jan. — Tandjesberg 28 Jan. — Kiemie 22 Febr. — Moshesh vraagt als Britsch onderdaan aangenomen te worden. — Sir P. Wodehouse annexeert Basoetoland bij proclamatie van 12 Maart 1868. — Deputatie naar Engeland. — Ontrouwe onderdanen. — Tweede Conventie van Aliwal, 12 Febr. 1869.
Het Veroverd Grondgebied werd verdeeld in 4000 plaatsen van 1500 morgen ieder, en het publiek aangeboden onder „De Occupatie Wetquot;, -waaronder ieder die eene plaats kreeg, zich verbinden moest die persoonlijk te bewonen, of iemand, met rijpaard en geweer uitgerust, in zijne plaats als occupant te stellen. Doch, vóór dat deze plaatsen bewoond konden worden, ontstonden er nieuwe onlusten. Paulus Mopeli was als onderdaan van den Vrijstaat aangenomen, in Juli 1865, en werd, met zijn volk, te Witzieshoek geplaatst, alwaar hij sedert dien tijd, onder opzicht van een Kommandant steeds gelukkig en vreedzaam leeft.
Het verzoek van Letsea en Molitzane om insgelijks als
Pres. Brand, 3de Basoeto oorlog (Aug. 1867 tot 12 Febr. 1869.) 99
onderdanen te worden toegelaten, was ook toegestaan, op voorwaarde, dat zij eerst de boete door het Britsch Gouvernement van hen gevorderd, wegens den inval door hen in Natal gedaan, in Juni 1865, zouden betalen.
Het plan van den President was om ze later naar het district Kroonstad, in de nabijheid van Liebenbergsvlei te verplaatsen. In den tusschen tijd werd hun verlof gegeven nog in het Veroverd Grondgebied, aan deze zijde der Caledonrivier, te blijven.
In plaats echter van stil en rustig te leven, begonnen deze twee opperhoofden onmiddellijk de gaten en kransen van Korannaberg en van andere bergen in die buurt te verschansen. De Kommandant, dien Letsea belootd had bij zich te ontvangen, werd door hem weggezonden.
In de maand Juni 1867 werd Bush, een rondreizend handelaar, te Mekwatling vermoord, door den kleinzoon van Molitzane, en in Juli van hetzelfde jaar werd Krijnauw op verraderlijke wijze gedood, door een zoon van Molitzane, terwijl hij bezig was in zijnen tuin te arbeiden.
Daar Moshesh weigerde de misdadigers, die naar hem gevlucht waren, uit te leveren, werd, in Augustus 1867, wederom oorlog tegen hem verklaard.
Ditmaal waren President en volk vast besloten, dat dit de laatste Basoeto oorlog moest zijn. De Gerechtshoven werden gesloten. Gouvernementsnoten, met gedwongen koers of „bluebacksquot;, zooals zij genoemd werden, gemaakt, en een groot commando opgeroepen, onder bevel van de Kommandanten Jooste, Joubert, Pansegrouw, Cornelis de Villiers, Finlay, Vorster, de van der Merwe\'s, Fouché, en anderen.
Daar de Basoeto\'s het niet durfden wagen onze legermacht in \'t open veld te ontmoeten, verborgen zij zich
Geschiedenis van den O. V. Staat.
achter schansen en spelonken. Doch, zij werden spoedig genoodzaakt de gaten en kransen van Korannaberg, Klokolani, Marakabi, Letsoane\'s stad, Platberg, en Lan-gsberg te verlaten, en het Veroverd Grondgebied aan deze zijde van de Caledon te ontruimen,
Aan de overzijde der rivier werden de Basoeto\'s, door het bestormen van Makwaaisberg op 7 Januari, van den Bleka op 19 Januari, van Tandjesberg op 28 Januari en van Kiemie op 22 Februari 1868, met schrik vervuld.
Eindelijk, toen alle bergsterkten in Basoetoland, uitgezonderd Thaba Bosigo, ingenomen waren, met groot verlies aan den kant der Basoeto s; toen hun koren en gezaaide overal vernield. en bijna al hun vee afgenomen was; toen , als laatste redmiddel, zond Moshesh een verzoek aan den Britschen Hoogen Commissaris, smeekende om hem en zijn volk als Britsche onderdanen aan te nemen. Hierin stemde Sir Philip Wodehouse toe, en op 12 Maart 186S werd, bij proclamatie, door hem bekend gemaakt, dat Basoetoland aan het Britsche Rijk gehecht was.
Daar deze proclamatie strijdig was met de Conventie van Bloemfontein, waardoor de Britsche Regeering zich verbond geen bondgenootschap met inboorlingstammen, ten noorden van de Oranjerivier aan te gaan, trachtte de President den Hoogen Commissaris te bewegen de annexatie te herroepen. Doch de briefwisseling over dit onderwerp gevoerd, had geen ander gevolg, dan dat Sir Philip in zijn voornemen volhardde.
Toen werden de Eerwaarde Pleer van de Wall, en Koramandant Cornells de Villiers, als Deputatie naar Engeland gezonden, om bij de Rijksregeering tegen de handelwijze van den Hoogen Commissaris te protesteeren: doch ook dit was te vergeefs.
IOO
Pres. Brand, 3de Basoeto oorlog (Aug. 1867 tot 12 Febr. 1S69.) 101
Het was gedurende dezen tijd, dat eenige ontrouwe burgers van dezen Staat, die vooral ontevreden waren over het maken van zooveel papieren geld, het den stand-vastigen en getrouwen Staatspresident erg lastig maakten, en zelfs zoo ver gingen dat zij eene deputatie naar Sir Philip Wodehouse te Aliwal zonden, hem verzoekende den Vrijstaat zijne onafhankelijkheid te ontnemen. Voor Gouverneur Wodehouse, die in dezen laatsten oorlog steeds meer en meer de partij van onzen vijand had getrokken, was zulk een gedrag van den kant der inwoners van dezen Staat, koren op zijn molen.
Eindelijk op 12 Eebruari 1869, werd de „Tweede Conventie van Aliwal Noordquot; tusschen den Hoogen Commissaris en den President gesloten, waarbij Basoetoland een gedeelte van het Britsclie rijk werd; de grenslijn., zooals in 1865 bepaald, finaal vastgesteld, en Molappo als Brilsch onderdaan aangenomen.
Sedert dien tijd heelt de Regeering der Kaapkolonie en later die van Engeland het „voorrecht en het genotquot; gesmaakt, van deze lastige natie te besturen.
President Brands tweede vijfjarige Ambtsbekleeding van 4 Mei 1869 tot Mei 1874.
Keate Award en de Diamant velden. — Keate Award, Febr. 1870.— Dispuut met Waterboer over de „Campbell Gronden,quot; — Sir P. Wode-house als arbiter gekozen, verlaat Z. Afrika in 1870 zonder over het dispuut te beslissen. — Ontdekking van Diamanten. — Agent van Waterboer maakt aanspraak, niet alleen op de Campbell gronden, maar ook op een gedeelte van den Vrijstaat. —Sir Henry Barkley annexeert de Diamantvelden onder den naam van Griqualand West, in Oct. 1871. — De Vrijstaat protesteert. — Gevaarlijke ziekte van den President. — Inbeslagneming van met ammunitie beladen wagens te Magersfontein. — Teruggave der wagens en betaling van £ 600.
Daar de Basoeto moeilijkheden geëindigd waren, had de Vrijstaat nu op zijne oostelijke grens, eene duidelijke en onbetwiste lijn.
In Februari 1870 werd ook, door de beslissing van Gouverneur Keate van Natal, de kwestie tusschen den Vrijstaat en de Zuidafrikaansche Republiek, betrekkelijk den eigenlijken oorsprong van de Vaalrivier, zijnde deze rivier door beide partijen erkend, als de ware scheiding tusschen de twee republieken, uitgemaakt. Ofschoon de Vrijstaat door deze uitspraak of ,,Keate Awardquot;, zoo als die gewoonlijk genoemd wordt een gedeelte van zijn beste grondgebied verloor, ging er nochtans dit voordeel mede gepaard, dat de noordergrens tusschen de twee staten voor altijd bepaald werd.
Pres. Brands tweede 5 jarige ambtsbekl. „Keate Award.quot; 103
Ten zuidwesten van de Zuidafrikaansche Republiek, lag, aan de overzijde van de Vaalrivier, een groot stuk grond, waarop de Vrijstaat aanspraak maakte, daar het in het jaar 1862, door President Pretorius van Adam Kok, te zamen met andere gronden, gekocht was voor de som van £ 4000.
Dit stuk grond droeg den naam van „de Campbell Grondenquot;. Deze aanspraak van den Vrijstaat werd door het Griqua-opperhoofd Waterboer weersproken. Men beschouwde de zaak echter van niet veel belang, daar deze dorre, woeste streek gronds niet meer dan 6 pence per morgen waard was. Sir Philip Wodehouse werd uitge-noodigd om in het dispuut scheidsrechter te willen zijn, waarin hij ook toestemde; doch in het begin van 1870, verliet hij Zuid-Afrika zonder eenige uitspraak te hebben gegeven. Kort na zijn vertrek viel er iets voor, waardoor deze aanspraak van onzen Staat van zeer groote beteekenis is geworden. Er werden namelijk, in het westelijk gedeelte van den Staat, en juist in de nabijheid van de „Campbell Grondenquot;, langs Vaalrivier, voor het eerst diamanten ontdekt.
De gronden waarin zich de voornaamste diamantmijnen bevonden, hadden vele jaren lang een gedeelte van den Oranjevrijstaat uitgemaakt, en sommige plaatsen waren steeds in bezit geweest van, en bewoond door onze burgers op certificaten, uitgereikt door den Britschen Resident, reeds in den tijd der Souvereiniteit. Doch nu maakte de agent van Waterboer aanspraak, niet alleen op de „Campbell Grondenquot;, maar ook op het geheele land zoover oostwaarts als eene lijn, getrokken van Davidsgraf nabij de samenvloeiing der Riet- en Modderrivier tot a,an Platberg aan Vaalrivier. Terwijl van den kant onzer
Geschiedenis van den O. V. Staat.
regeering vergeefsche pogingen aangewend werden om de zaak door onpartijdige arbiters beslist te krijgen, nam Sir Henry Barkley, Gouverneur der Kaapkolonie, het aanbod van Waterboer aan, om hemzelven en zijn volk met de gronden, waarover het dispuut liep, onder Britsch bestuur te plaatsen.
Evenals Sir Philip Wodehouse betrekkelijk Basoetoland had gehandeld, zoo ging ook Sir Henry Barkley nu te werk met betrekking tot de Griqua\'s van Waterboer. In October 1871 werd het grondgebied, thans bekend onder den naam van Griqualand West, aan het Britsche Rijk gehecht, en later, ook op dezelfde wijze als met Basoetoland het geval was geweest, bij de Kaapkolonie gevoegd.
Deze gewelddadige inbezitneming, welke aldus op naam van Waterboer in lijnrechten tegenstrijd met artikel 2 der Conventie van Bloemfontein, plaats vond, van een uitgestrekt grondgebied, waarop dat opperhoofd niet het minste recht had, moest de Vrijstaat zich onder protest, laten welgevallen, daar onze Staat zich niet sterk genoeg achtte, om zijne rechten met de wapenen te handhaven. Eene breedvoerige briefwisseling vond gedurende het laatste gedeelte van \'s Presidents tweede ambtsbekleeding plaats. Ongelukkig was het ook, dat het hoofd van den Staat in dezen tijd zóó gevaarlijk krank werd, dat de geneeskundigen alle hoop op herstel opgaven. Door Gods genade echter wérd hij genezen, en in staat gesteld, in de maand Juni 1873, de vele werkzaamheden aan zijne betrekking verbonden, te hervatten.
Terwijl de President ernstig, en, zooals iedereen vreesde, doodelijk ziek lag, viel er iets voor in de nabijheid der Diamantvelden, dat, niettegenstaande de
104
Pres. Brands tweede 5-jarige anibtsbek!. De Diamant-velden. I 05
sterke begeerte van dezen Staat om zijne rechten op vreedzame wijze te doen gelden, eene vredebreuk bijna onvermijdelijk scheen te maken. Op een lastbrief, door den Landdrost van Jacobsdal verleend, werden 6 wagens, met geweren en ammunitie beladen, die, strijdig met de wet, den Staat doortrokken, te Magersfontein in beslag genomen. Hierop kwam een vertegenwoordiger van het Britsche Gouvernement naar Bloemfontein en vorderde, dat die wagens binnen 24 uur aan hem zouden uitgeleverd worden, en ook dat binnen denzelfden tijd de Regeering van dezen Staat £ 600 aan hem zoude betalen, als vergoeding voor het inbeslagnemen dezer wagens. De meerderheid der Commissie van Bestuur of het „Driemanschapquot;, bestaande uit de heeren; W. W. Collins, J. Schnehage en G. du Toit, aan wie, gedurende de ziekte van President Brand het bestuur was opgedragen, was verrast door dezen onbeschaamden eisch, die, naar alle waarschijnlijkheid, bedoeld was om eene botsing te veroorzaken. Zij besloot, om alle moeilijkheden te voorkomen , de wagens, met hun inhoud, terug te leveren , en de gevorderde £ 600 te betalen.
!;■ I
President Braiuls derde en vierde AraMsbeMee-ding, van 4 Mei 1874 tot 9 Mei 1879 en van 9 Mei 1879 tot 15 December 1883.
si#\' i\'
m
I \'
h\'
kr
K
K
pi
!
Mfp\'-
1 \\ lt;|| quot;I
B
if- gt;;
Het dispuut over de Diamanlvelden duurt voort. — Graaf Carnarvon noodigt afgevaardigden uit om hem te Londen te bezoeken. — De heer Fr oude en Confederatie. — De President afgevaardigd in \'t begin van 1876. — De Vrijstaat doet afstand van Griqualand West, tegen betaling van oC 90,000. Het Land heeft nu eene vaste grens. — Voorspoed en vooruitgang in de laatste tijden. Vrijheid en Vrede, die het Land thans geniet. — Annexatie van het Barolong Grondgebied. — Aan wie de dank . . . . ?
Op 4 Mei 1875 werd de heer Brand voor den 3den en op 9 Mei 1879 voor 4den keer als president ingezworen.
Het dispuut tusschen dezen Staat en den Britschen Hoogen Commissaris aangaande de Diamantvelden, duurde eenige jaren en onze regeering bleef steeds protesteeren tegen de annexatie van Griqualand West.
Na verloop van tijd echter zijn de brieven van het Engelsche Ministerie van vriendelijker en meer verzoenenden aard geworden.
Een nieuw Ministerie kwam aan het hoofd van het bestuur met graaf Carnarvon als Secretaris van Staat voor Koloniën. Hij was begeerig om eene Confederatie der Staten en Koloniën van Zuid-Afrika tot stand te brengen, en zond dus eerst den welbekenden geschied-
I
President Brands derde en vierde s-jarige amtsbekleeding. 107
schrijver, den heer J. A. Froude hierheen om ovcf den toestand van zaken te rapporteeren , en noodigde daarna afgevaardigden uit om hem te Londen te bezoeken.
In het begin van 1876 verzocht de Volksraad den President om persoonlijk naar Engeland te gaan om aldaar met graaf Carnarvon te onderhandelen, en dat lichaam gaf hem tevens volmacht, om eene schikking over de lijnkwestie te treffen , doch den President werd geen macht gegeven om aan eenige discussie, de Confederatie betreffende, deel te nemen.
Overeenkomstig deze machtiging ging de President naar Engeland en het gevolg zijner zending was, dat de Britsche Regeering aan den Vrijstaat £ 90,000 betaalde, op voorwaarde, dat deze Staat van zijne aanspraak op Griqualand West afstand deed.
Dus heeft deze Republiek eindelijk eene vaste en erkende grenslijn aan alle kanten verkregen, en , al heeft het land ook veel moeten doorstaan, en veel onrecht moeten lijden, en veel grond, welke ons wettig toebehoorde, moeten afstaan, zoo is toch het bezit van onbetwistbare landpalen een groot voordeel voor een klein en betrekkelijk zwak land.
Zijne uitwendige moeilijkheden achter den rug hebbende, was de Oranjevrijstaat in staat gesteld de aandacht uitsluitend te bepalen bij zaken van inwendig belang.
Deels om deze reden, en deels door den vooruitgang van handel en landbouw, veroorzaakt door de ontdekking der Diamantvelden, is deze Staat in de laatste tijden een loopbaan van voorspoed en vooruitgang ingetreden, dien men te voren nimmer had kunnen verwachten. Het papieren geld („bluebacksquot;), dat in de moeitevolle tijden van den Basoeto oorlog gemaakt was, is geheel teruggetrok-
Geschiedenis van den O. V. Staat.
ken, en vernietigd. Voor de opvoeding it veel gedaan; de Rechtspleging is verbeterd; het Postwezen is op beteren voet gebracht; telegraaf-lijnen zijn in alle richtingen aangelegd ; publieke kantoren en doelmatige gevangenissen in alle dorpen en steden opgericht, en er is een begin gemaakt met het aanleggen van prachtige bruggen over sommige rivieren.
Voor wij dit kort overzicht onzer geschiedenis eindigen , moeten wij nog melding maken van de annexatie van het Barolong Grondgebied.
Den ie. Juli 1S84 kwam te Bloemfontein het bericht, dat Samuel Marokko en zijn volgelingen een aanval op Thaba quot;Nchu gedaan hadden en Sepinare gedood. Naar aanleiding van de onordelijkheden. welke daardoor in Marokko\'s land voorvielen, werden de burgers van de districten Bloemfontein, Winburg, Ladybrand en Caledon-rivier opgecommandeerd; een maatregel die vooral noodig was, bij eene mogelijke vredebreuk met de Basoeto\'s. De Staatspresident begaf zich in persoon naar de plaats der ongeregeldheden en beval Samuel zich onmiddellijk over te geven, na eerst Barolong Grondgebied als Vrijstaatsch te hebben geproclameerd. Zoo eindigde de onafhankelijkheid van dit kleine rijkje, dat door den moord van Sepinare regeeringloos was geworden. De commando\'s gingen naar huis, zonder dat één droppel bloeds door onze burgers gestort werd; aan de zijde der Kaffers vielen eenige volgelingen van Sepinare , waaronder „Lange Janquot;, die zijn leven gaf, om dat van zijn kap tein te redden en een aotal mannen van Samuel.
Door de aanhechting van het Barolong Grondgebied is de Vrijstaat in bezit gekomen van eenige duizenden morgen prachtig weiveld.
io8
President Brands derde en vierde 5-jarige ambtsbekleeding. 109
De burgers van den Oranjevrijstaat hebben dus redenen om dankbaar te zijn voor den tweevoudigen zegen van Vrijheid en Vrede, welken zij genieten, een zegen dien zij, allereerst aan God, en daarna te danken hebben aan de dappere en getrouwe mannen, die gedurende het 30-jarig bestaan onzer Republiek, goed en bloed hebben veil gehad, voor het welzijn van land en volk. en ook aan het wijs en gematigd bestuur van President Brand, die dan ook als erkenning der door hem bewezen diensten op dit oogenblik voor de vijfde maal tot Staatspresident gekozen is.
O Vaderland, geliefde grond!
Tot \'s levens allerlaatsten stond
Blijft ge aan ons harte heilig.;
En zijn we ook klein, in tal en kracht,
Geen nood , want eendracht schenkt ons macht ,
En met haar zijt gij veilig.