-ocr page 1-
-ocr page 2-
-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-

het zieke vee.

-ocr page 6-

2251 2309

-ocr page 7-

5

C.Ziiq ■

HET ZIEKE VEE

I

en

ZIJNE BEHANDELING.

RECEPT-ZAKBOEK

voor hen, die zich met de behandeling van ziek Vee bezig houden.

bevattende,

BEHALVE GENE KORTE BESCHRIJVING VAN [)E ZIEKTEN DEK HUISDIEREN.

DE GENEESWIJZEN,

DWZ die zikkten moeten worden aangewend.

m:werkt door

F. C. HEKMEIJER,

J.oerani* óa\'u tie Veeartsenijschool te Utreclii

tiel, H. C. A. CAMPAGNE.

-ocr page 8-
-ocr page 9-

VOORWOORD.

c^lt;gt;

Hel boekje dal. den lezer hierbij wordt aangeboden, lieelï tot grondslag hel R e e e p l - T a s c h e n b u e h für T h i e r ii r z t e \\lt;m) Dr. I.. F o u s t e k . Professor am K. K. \'rhierarznci-lnslitute zti Wlen. 1866. dal er geheel in is opgenomen. Ik heb daarbij gevoegd eene korte beschrijving van de verschijnselen ol\' kenmerken der verschillende ziekten en daarbij de werken van Höll. Hektwii;, He hing enz. gebruikt. Zooals de zaakkundige lezer gemakkelijk zal opmerken, wijkt het in vele npzigten van de reeds bij ons bestaande werken over de ziekten der dieren al\'. Ik meen, ofschoon ik, wegens de beperkte ruimte vele zaken bij die ziekten, die van veel gewigi zijn, niet kon bespreken, dat het ook door den werkclijken Veearts niet zonder nul zal geraadpleegd worden, vooral door hen, die noi; slechts korten tijd de praktijk uil-oefenen.

i

F. C. II EK MEIJER.

Ür hecht. Maart 1873.

-ocr page 10-

:

ERRATUM. 2. ï

\' «J» ^

Op bladz, 225, ïijn achter hel hoofd: Pokken, uitgevallen de woorden: bij schapen. 4. 1

5. 1

6, I

7. i

i 8. i

e 9. 10.

12.

13.

14.

15.

16.

-ocr page 11-

INHOUD.

.A_. IISrWEKDIG-i: ZIJ3-K.TEjSr.

J. ZIEKTEN DE 11 AüEMHALlNGSWEllltïlHGEN.

1. Ziekten der neusholten. Itladz

1. Neusbloedingen..........1

2. Eenvoudige verkoudheid, neusverkoudheid, acule neuskatarrh . 2

3. Slepende (chronische) verkoudheid, chronische kalarrh van hel slijmvlies van den neus en de hoezems van hel hoofd ... 2

4. tjoedaardige droes, kooijerdroes, klierdroes.....G

5. Verdachte droes..........8

6. Kwade droes en worm.

1. Kwade droes..........11

2. De worm, huid worm........12

7. Boosaardige katarrhale koorts hij hel rund, da kopziekte, dehuorn-ziekle, de kwade droes van liet rund......14

8. Do valsche ol\' onechte draaiziekte hij schapen. Do hremvlieg-duizelig-

of (lolligheid. De slingerziekte........16

2. Ziekten van hel strottenhoofd en de luchtpijp.

9. Kramphoest ... .......17

10. Acule kalarrh van hel strottenhoofd, slrottenhoofds- en luchtpijps-ontsleking, keelziekte.........19

11. Chronische (slepende) kalarrh van het strottenhoofd en de luchtpijp 19

12. Kroup, ware kroup of vliezige keelontsteking.....20

3. Ziekten der luch l pij pst a kke n.

13. Acule luchlpijpskalarrh of ontsteking, influenza, de griep, katarrhale koorts, katarrhale longontsteking.......21

14. De heerschende katarrhale koorts hij den houd, de hondeziekle . 24

15. De slepende (chronische) luchtpijptak-ontsteking. Slepende borstver-koudheid ...........28

16. Long wormziekte, wormachtige longhoesl, wormlongziekte . 29

-ocr page 12-

INHOUD.

üiaiiz.

4. Ziekten van liel borslvlics.

17. Borslwalerauclu. vvaler in de Ijnrst..... . 30

18. Borstvlies-oiUsteking. Fleuris. Pijn ol\' sleek in den borslwand . . 33

5. Ziekten der longen.

10. Ophooping van hloed in de longen. Congestie naar de longen. De jagl hij hel rund..........35

20. Bloeding uit de longen, hloedspuwing......35

21. Longontsteking...........36

22. Longziekte, heerschende longziekte hij hel rund . . . . 40

23. lompigheid, damp, enghmstigheid, huikslag, kortademigheid, asthmatiek 43

l\'ijpende of snorkende dampigheid, pijpende ol\' piepende damp, het snuiven, cornage........4C

II. ZIBKTEX OKI! SPIJSVERTERIKGSVVEMTUIGEN.

1. Zieklon der mond- en keelholte.

1. Zwelling van hr?t harde gehemelte; hel hangen van den rooster 47

2. Keelontsteking, de hron of bruin.......48

2. Ziekten van de maag en hel darmkanaal.

3. Braken, braakzucbt, braakziekte.......50

4. Verstopping, hardlijvigheid........51

5. Doorloop, te voel of te dun afgaan, diarrhée.....54

6. De likziekle, knabbeizucht of knabbelziekle, knaagziekte van hel rund; hel vvolvreten der schapen.......57

7. Koliek, buikpijn, huikvvee, darmpijn. . . . . 59

8. Snel verloopende, acute, maag- en darmkatarrh, maag- en darm

ontsteking; bel pelle- of spellevuur hij runderen en geiten . 65

9. Ontsteking van hel slijmvlies van den endeldarm . .66

10. Slepende (clironiscbe) niaagkatarrh, slepende maagontsteking . 66

11. Slepende onverteerbaarheid der herkuuwers, verstopping van de 3e maag, de hoek pens of hel koningshoofd, verstopping van voren . 68

12. Slepende (chronische) darmkatarrh, slepende darmontsteking . 70

13. Kronp van hel maag- en darmslijmvlies......71

14. Doorloop der lammeren, persloop der lammeren, darmziekte, dartn-onlsteking der zuigelingen........71

15. Persloop, dysenterie .......... 72

16. Vergiftigingen .........75

17. De boni- of bosebziekte. Enzocitische darmontsteking .79

18. Trommelzucht, opgeblazenheid........80

19. Darm wormen, ingewandswormen.......83

20. De lintwormziekle der lammeren ...... 85

21. De maagwormziekte der lammeren.......85

VIII

-ocr page 13-

I II O U D. IX

Klarlz.

3. ZickIen van de lever.

22. De geelzuchl...........90

23. Leverontsteking............9X

24. Leverbotziekte, de galligheid........93

4. Ziekten van hel buik vlies.

25. Buikwaterzucht, waterbuik........94

26. Ontsteking van het buikvlies........95

27. Parelziekte. inwendige pokken, parelzucht.....97

111. ZIEKTEN VAX UE WERKTUIGEN VAN DEN BLORDSOMLOOP. 1. Ziekten van bet hart en het hartezakje.

1. Hartklüpiiingen ...........98

2. Uitzetting, vergrooting (hypcrtrophie) van bel ban .... 99

3. Ontsteking van bet bartezakje........100

2. Ziek teu der vale n.

4. Ontsteking der water- (lymphe) vaten, goedaardige worm . . 100

5. Ontsteking der watervaats- (lymphe) klieren , ,103

6. Uittering der veulens, darmtering.......103

3. Ziekten van de schildklier.

7. Het kropgezwel..................204

IV, ZIEKTEN VAN HET ZENUWSTELSEL.

1. Ziekten der hersenen en der hersenvliezen. J. Hondsdolheid, watervrees............105

2. Vallende ziekte........

3. Zinvang, verstijving, katalepsis. .....117

4. St. Vitus dans. (Chorea St. Viti)..........Hg

5. Duizeligheid. Bloei- of bloedziekte bij bel rund ,119

6. Sleegsheid ol lusschenpoozende krankzinnigheid . 120

7. Onmagt, llauwle en schijndood. . , 122 fi. Paralytische kallkoorts. Kalverziekte. Slaapziekte. Typheuse of valscbe

melkkoorts.......quot; ^4

9. Aandrang van blond naar de hersenen, congestie naar de hersenen. 128

10. Hersenbloeding, beroerte, ware of hersenberoerte . 129

11. Stille kolder, domme kolder, kolder met stompzinnigheid 131

12. Horsen- en hersenvlies-ontsteking..........13^

13. Draaiziekte, ware draaiziekte, (lolligheid, de blaasworm iu dc hersenen, Tuimelziekte..........129

2. Ziekten van bel ruggemerg en de vliezen er van.

14. Ilegtstijvigheid, berleziekte, mondklem, de klem 141

15. De schrik- of draafziekte, de schuur- en knaagziekle . 146

-ocr page 14-

INHOUD.

Blad/,.

Ifi. Vurlainuimgsziekle der l\'okpaaiden. Venerische ziekte der paarden,

hoosaardige chankerziekle .........148

17. Aandrang van bloed naar hel ruggemerg, bloeduitstorting in- (rug-gemergsberoerte) en ontsteking van het ruggemerg . . . 150 3. Ziekten der zenuwen.

J. Verlamming van het aangezigt........151

V. ZIEKTEN VAN 1)E PIS WERKTUIGEN.

1. Ziekten van de nieren.

1. Pisvloed , klare pis, lauterstal........152

2. Bloedpissen, roode pis, de meer. de roode meer, de wee ol\'weer-weide . .......154

3. Nierontsteking ... .......157

2. Ziekten van de p i s b 1 a a s en den p i s w e g.

4. Kramp van de blaas, pisopstopplng. belette pisontlasting . 159

5. Verlamming van de blaas, onvermogen om de pis op te houden, droppelpis................. .161

7. Ontsteking van den pisweg. De druiper ...... 162

VI. ZIEKTEN DER GESLAGH TSWERKTUIGEN.

1. Geilheid , overmatige geslachtsdrilt....... 164

2. Gebrek aan- ol\' te weinig geslachtsdrift en onvruchtbaarheid . . 165

3. Ontsteking en vergrooting van de voorstanderklier. . 167

4. Bloeding uit de baarmoeder of legger......1(;7

5. Ontstekingachtige kalfkoorts, onlsteking der baarmoeder na de geboorte , de inoerziekte .......169

6. Katarrh van de baarmoeder........171

7. Katarrh van de scheede, witte vloed, slijmvloed uit de scheede . 172

8. llelkgebreken...........173

1. Gebreken der afscheiding.

A. Van de hoeveelheid.

Melkvloed, laten loopen der melk, hel opslaan der melk . J74 B. Van den aard der melk.

1. Vreemde stolleii in de melk.

Bloedige melk, liet bloednielken. Roode melk. Gele melk . 175

2. Veranderingen in de hoeveelheid der melkbestanddeelen.

Waterige melk, dunne melk, gehaltrijke, veile melk, zoute melk...........176

3. Veranderingen in de hoedanigheid der melkbestanddeelen.

Zuurachtige of slijkerige melk, hel vroegslollen en dik-worden der melk, het kazen der melk......176

X

-ocr page 15-

INHOUD \' XI

Bladz.

ïaaijc, shjmige, draderige, lange melk, liet lang-worden dei-

melk, de lang ol\' leng in de melk......177

Niet boteren der melk, moeijelijk boteren .... 178

Het blauw-melken.........178

Bittere melk..........J79

2. Gebreken der verzuring o 1\' stolling. , 179

De zoet-biltere melk, brakke of kwade melk .... 180 Hel blauw-worden der melk, de blauwe melk . 180

Hel geelworden der melk........... . 182

De roode melk..........182

Het verdwijnen van de room.......182

9. De dekziekte, goedaardige chanker- of dekziekte. blaasuitslag der voorltelings werktuigen.........182

(I OiS ST IT U TI 0 N E EL E ZIEKTEN.

1. Ziek leu van liet bloed.

1. Volbloedigheid...............184

2. Gebrek aan bloed, bloedarmoede....... 184

3. Bleekzuebt, bet ongans.........185

4. Rollige vergiftiging van bel bloed, rotkoorts, typheuse koorts. . 188

5. Seorbut............189

6. Ellerinfeclie van bel bloed .....191

2. I n l\'e c l i e - z i e k i e n. Coiislilulioneele ziekten, veroorzaakt door algemeene of |) 1 a a t s e I ij k e besmet-li n g o 1 door smetstoffen of m i as me n.

7. Mond- en klauwzeer; bel heerscbende mond- en klauwzeer, de beerschende spruwziekle, bel goedaardig mondzeer, de goedaar

dige longblaar, hel mondzeer........192

Kwaadaardig klauwzeer, rolkreupel, spaanscbe klauwziekte, spaansch klauwzeer, fransche klauwziekte .... 195

8. \'fusschenpoozende koorts.........200

9. Miltvuur, hel vuur, hel bloei (anthrax)......201

Verschillende autbrax vormen bij onze huisdieren.

A. Bij bel paard.

1. Zonder p 1 a a l s e 1 ij k e a a n d o c n i n g e n.

1. De miltvuurberoerte, apoplectisch miltvuur, de dood voorde ziekte,

en de miltvuurkoorts.........207

2. Met plaatselijke aandoeningen.

2. De zoogenaamde paardentyphus . , 208

-ocr page 16-

Bla\'lz.

B. Bij hel nintlvee.

1. Zoiiihir plaatselijke aandoeningen.

1. De miltvuurberoerte, de hloedziekle, hel duivelsschoi . . . 211

2. De millvuurküorls..........212

2. Met plaatselijke uando£n ingen.

1. De longblaar. kwaadaardige tongblaai\'. tonganthrax, tongkarbonkel, tongpestblaieii, het longvuui........212

2. Het rugge- ol\' lendenbloed ol\' vuur, karbonkei van den endeldarm . 213

3. Do karbonkehiekte. iniitvuurkarhonkei ...... 214

4. Dc staarlworm, bel afvallen van den slaarl.....215

0. Hij hel schaap.

1. Zonder plaatselijke aandoeningen.

1. De bloedziekte, liet vuur........ . 215

2. Met plaatselijke aandoeningen.

a. üe miltvuur-karbonkel . ........216

b. De brandige roos, hel springi\'uur. het heilige vuur, bet wilde vuur. hel loopende vuur......216

1). Bij bet varken.

1. Zouder plaatselijke aandoeningen.

1. De millvuurberoerto..........217

2. Nel plaatselijke aandoeningen, a. De gerslekorrel, de mond- nl\' gehemelte-karbonkel , . 217 h. De miltvuur-knelontsleking, keelanthrax, gangraeneuse keelontsteking ...........217

c. Do witte horstel, hel wille borstel-gezwel .... 218

d. Hel vliegende-, heilige- of Sl. Antoniusvuur, voor- of achter-brand, de brandige roos........219

10. De runderpest .... ......219

11. De pokken........ • ■ 221

a. Pokkeu bij het paard........222

b. Koepokkeu..........223

c. Schapenpokken ..........225

d. De pokken bij geiten........230

e. De pokken bij varkens........230

f. De pokken bij honden........231

12. De varkensziekte, typheuse varkensziekte, de vlekkentyphns, de vlekziekte der varkens........ • 232

13. De beenbreekziekte, vrijwillige beenbreekziekle. Mergweekheid . 233 De wolf in den staart .........235

-ocr page 17-

I IS H O IJ D,

Bladz.

14. Beenweekheid, tie engelsche ziekte.......236

15. Slepende (chronische) loodvergiftiging......237

B. quot;UITWENDIGE ZIEKTEN.

I. Ontsteking in liet algemeen.....239

11. Ontsteking in hel hijzonder.

1. Verbrandingen, verschroeijingen. bevriezingen.....248

2. Rheumatisme...........250

a. Rheuraatische hoeg- cl\' horstiamheid......251

1). De bevangenheid.........251

c. De rheuraatische kruisverlaiuming......251

d. De rheuinatische heuplamheid.......251

3. Ontsteking van de tong.........252

4. Oogontsteking...........253

5. Ontsteking van de oorschelp, uitwendige oorworm , oorkanker, en ontsteking van den uitwendigen gehoorgang ol de inwendige oorworm............253

6. Ontsteking van de oorspeekselklier, de vijvei ol\' vijveiziekte . . 250

7. Ontsteking van de slagaderen........258

8. Ontsteking der aderen . .....259

9. Ontsteking der water- (lymphe-) vaten......262

10. Ontsteking der hulil..............262

11. Ontsteking van hel onderhuidsche bindweefsel.....262

12. Ontsteking der ballen en van den balzak.....262

13. Ontsteking der voorhuid (koker) en der roede.....264

14. Ontsteking van den uijer (melkklier)......266

15. Ontsteking van den aars en dor aarszakken.....269

16. Ontsteking der pezen en peesscheedeu ...... 270

17. Ontsteking van het beenvlies en der beenderen .... 273

18. Beennieuwvormingen.............274

a. Overbeenen, schuivel- ol\' schievelbeenen, de klos . . . 275

b. Overhoef, ringbeen.............275

c. De spat. ware spat, koespat, drooge spat. beenspat . . 276

d. Hazenspat of reebeen........277

19. Gewrichtsontsteking..........279

a. Veulen-, kalver-. lammer- en varkens-gewrichtsziekte . 279

20. Hoefontsteking . . . . quot;......281

SCHEIDINGEN VAN DEN ZAMENHANli.

I. K ne u z i n ge n . . . .281

1. Bloedoor, oorbloedgezwel.........283

2. De nekbuil, de varenl. hel molgezwel......284

3. Zadel- en andere drukkingen van het tuig op de schoft en den rug. 285

XIU

-ocr page 18-

liladz.

4. Het borstgezwel..........

5. De legger of ligger, kreupeltas , zwam of stolzwara .

6. Kniezwam of luip. dikke voorknie......

7. Kakhiel, schljthak, krap . dikke of gezwollen bak .

8. Kneuzingen, ontstaan door bet over den balslerketling geraken,

door strijken enz.........

9. Kneuzingen van den boel . . . ....

II. W o n d e n .

Hl. Beenbreuken........

IV. Zweren........

PLAAÏSVKRAiNDERINGEN.

1. O n t w r i eb t i n ge n en verstuikingen . -298

1. Itoeglain , boeglambeid , kreupel in de borst 299

2. Verstuiking van bet kogelgewricbt, de overkoting . . . . 299

3. Heuplarabeid, kreupel in de heup, verstuiking van \'net heupgewricht 300

4. Verrekking van de knie- o! smeerschijf......300

2. Breuken........

3. Uitzakkingen en omstulpingen .

a. Van den oogbol.......

b. Van den endeldarm ...

e. Van de scheedu.......

d. Van de baarmoeder . . ■ ...

ZIEKELIJKE UITZETTINGEN . . .305

......305

.........................306

\'OPHOPINGEN EN VREEMDE LIGCHAMEN. . 307

a. Waterbreuk.........307

b. Bolspat, walerspat, bos ol bus......307

NIEUWVORMINGEN . ■ • -308

OOGZIEKTEN.

1. Uitwendige oogontsteking......309

2. Inwendige oogontsteking . • • • ■ 314

1. Maan- of maandblindbeid, de periodische oogontsteking, intermitterende oogontsteking . . . • .....315

2. Zwarte staar, staande oogen........31b

3. Grauwe staar, kataract.........

HUIDZIEKTEN.

1. Veranderingen van de opperhuid en de haren . 317

1. Hel zemeluitslag of de zemelachlige ringworm (Pityriasis) ■ 317

2. liet schubuitslag, de schubbige haarworm (Psoriasis) . .318

3. De kaalraakende haarworm (Porrigo) ..-••• 318

2. Ziekten van de le verlui id......319

288

289

289

290 290 290

, 296 . 297

301

303 . 303

304 . 304 . 304

a. Gallen

b. Aderspatten

-ocr page 19-

I K n O ü D.

Huidvolblocdigheid Roos (Erysipelas)

Tuberculose der huid .

Ontsteking der huid .

a. Eenvoudige haarworm

b. Huidjeukte (Prurigo) ....

c. Netelzucht (Urticaria) ....

d. Zweet- of hitteblaasjes (Eczema)

De zoogenaamde natte schurft der honden De honger-, regen- of natte schurft der schapen De mok van het rundvee, draf- ol slobber-uitslag

heenschurft.......

RingwormaclUige zweetblaasjes (Eczema impetiginocles)

e. Pokken.......

f. Ringwormuitslag (Impetigo) .... De melkkorst, deegmuil, muiirui of dauwworm (Impetigo De iipringworm bij bet paard (I. labialis)

Manen- en halsschurft, staarthaarworm

Ringworm der biggen......

De mok van het paard (Paronychia impetiginosa) 3, Week er dieren, parasieten

a. Haarvreters en luizen.....

b. Vlooijen.......

c. Teeken, lekken of tieken . ■ . .

d. De haarzakmijt, medeëters (Acarus folliculorum

e. Schurft (Scabies) . .... De schurft bij het paard......

a. De sarcoptes-schurft.....

b. De dermatocoptes-scburft ....

c. De derraatophagus-schnrft ol\' heenschurft .

De schurft bij het rund......

De schurft bij het schaap......

De schurft bij de geit.....

De schurft bij het varken......

en 7. De schurft bij honden en katten

HOI2FZIEKTËN .

Algemeene hoef- en klauw-ontsteking (Panaritium) , Slepende hoefgewrichts-kreupelheid. voetkatrol-onlsteking kreupelheid .... . . . .

Kneuzingen en verwondingen.....

a. Kroonbetrappingen ....

Bladz. . 319 . 319 . 320 . 320 (Lichen). 320 .320 . 321 . 322 . 322 . 322 ngsuitslag, . ,322 . 323 . 325 . 325 larvalis) . 325

eenvoudig knobbeluilslai

spoe

. 325 . 325 . 326 . 326 . 327 . 327 . 329 . 329 , 330 . 330 . 330 . 330 . 331 . 331 . 332 . 336 . 338 . 338 . 338 . 340 . 340

traalheens-

341

342 342

-ocr page 20-

I S II O U I).

liladz.

1). Vernageling..........342

c. Nagellred..........342

(1. Steengallen, rooile oi\' blauwe vlekken.....342

e. Verballen ol\' verpellen........343

f. Holle wand, het mierenhol.......343

g. Hoef kraakbeen-fislel........343

4. Rolstraal en hoefkanker............. 344

-ocr page 21-

Jladz.

. 342 . 342

342

343 343

343

344

A. INWENDIGE ZIEKTEN.

I. ZIEKTEN DER ADEMHiLINGSWERKTUIGEN.

I. ZIEKTEN DER NEUSHOLTEN. 1. Neusbloedingen.

Dc behapdcling hiervan Imugt geheel af van do oorzaken waardoor die ontstaat. Terwijl geringe bloedingen, zooals die bijv. door kleine beleedigingen van liet neusslijmvlies ontstaan, meestal van zelf, bij rust van het dier herstellen, is bij die, welke door aandrang van bloed naar het hoofd ontstaan eene matige aderlating, het gedurende langeren tijd voortgezet begieten van het hoofd met koud water, of de aanwending van koude omslagen op hel hoofd aangewezen. Bloedingen door ziekelijke uitgroeijingen in den neus, moeten door het wegnemen er van genezen worden.

Bij hevige bloedingen wendt men aan: inspuitingen in den neus van koud water, of water en azijn, gelijke deelen, verder van aluin, kreosoot, ijzervitriool of oplossingen van ijzerchloride, bijv.:

1. N. Aluin 7—10 wigtjes. 3. N. Ijzervitriool 3—10 wmtjes.

Water 5 one. Water i\'2 lood.

Om in den neus te spuiten. Als tiet vorige.

\'2. W. Kreosoot 10—\'20 droppels. 4. VV. Uzerchlorid-oplossing S1/»—(i

Wijngeest 3—(j lood. wigtjes

Water -i\'2—24 lood. Gedestill. water 12 lood. \'

Als het vorige te gebruiken. Als het vorige.

Het door eenige veeartsen voorgeslagen tamponeren of opvullen van een of beide neusgaten, met spons, werk, lappen, vlas. — bij het paard altijd maar van één neusgat of de luchtpijpsnede

1

-ocr page 22-

Verkoudheid.

moet vooraf gemaakt worden, omdat het paard niet door den neus kan ademhalen, — blijft dikwijls zonder goed gevolg, omdat de tampons niet altijd juist op de bloedende plaats komen te liggen.

2. Eenyoudige verkoudheid, neus ver kondheid, acute neuskatarrh,

Komt meer bij hel paard dan bij bel rund voor. De ziekte begint meestal onmerkbaar, zelden met een duidelijken koortsaanval. Het neusslijmvlies is rood en gezwollen, de huid iets warmer, eetlust afwisselende. Na eenige dagen vloeit eene waterheldere vloeistof uit den neus, die spoedig dikker en slijmig wordt en die bij het snuiven wordt uitgeworpen; honden en katten niezen veel; soms zwellen bij het paard de keelgangsklicrcn op, de hoest is in den beginne droog, later los, de oogen tranen eenigzins. Bij de hoogere graden is de ontsteking van het neusslijmvlies heviger en ook de koorts. Igt;ij het rund zijn de verschijnselen der ziekte minder duidelijk, de neusuitvloeijing meer waterig, soms met taaije stukken groenachtige slijm vermengd; liet bhrdvlies der oogen is dikwijls mede aangedaan.

In den liglen graad der ziekte is het warm houden der dieren, vermijding van verhitting cn verkoeling meestal voldoende; men geeft ligt verteerbaar voedsel en verslagen drinkwater; dampbaden verkorten de ziekte zeer. In de hoogere graden wendt men aromatische dampbaden aan, en inwendig geeft men verkoelende en afvoerende zouten of salammoniak.

2

5. N. Poeder van gentiaanwortel \'l\'/a Bitterzout iü lood. lood.

Met meet en water tot eene likking gemaakt geeft men dit op eens in.

0. N. Poeder van althaeawortell\'/a ld. Glauberzout 12 lood.

Als het overige.

7. N. Poederv. jeneverbez\'ëni\'/i lood. Salammoniak 7 wigtjes. Mot meel en water tot aene likking gemaakt geelt, men \'s morgens ei] \'s avonds zulk oen gift.

y. N. Gozuiver.de salpeter O lood. Wordt in liet drinkwater opgelost.


3. Slepende (chronische) verkoudheid: chronische katarrh van het slijmvlies van den neus cn de boezems van het hoofd.

Duurt de neusverkoudheid lang, wordt die gestoord of keert ze

-ocr page 23-

Verkoudheid.

dikwijls terug, dan wordt de ziekte langdurig, slepende, enz., naar de stof die uit den neus dan vloeit duidt men de ziekte ook wel met den naam van bedenkelijke neusuitvloeijing aan; de slijmvlies-aandoening heeft zich dan gewoonlijk tot de voorhoofds- en kaakboezems uitgestrekt.

Het slijmvlies, meestal van ééne neusholte, is sterk gezwollen, verdikt, bleek, ongelijkmatig rood, er is rijkelijke neusuitvloeijing, vooral na beweging, de stof is etterachtig, miskleurig, hecht zich aan de randen der neusgaten. Soms houdt de uitvloeijing gedurende eenigen tijd bijna geheel op, om onverwachts weder te voorschijn te komen. De voorhoofds- en kaakboezems vullen zich meer en meer, soms evenzoo de luchtzakken. Bij langeren duur der ziekte ziel men. vooral op het neusmiddenschot, kleine van scherpe randen omgeven kalarrhale of erosie-zweren, die men niet met kwadedroes zweren moet verwarren. Daar lang aanhoudende neusuitvloeijingen het dier steeds verdacht maken van kwaden droes, is bet steeds zaak een deskundige Ie raadplegen, vooral ook omdat zich daarbij nog vele andere ziekelijke producten kunnen vormen.

Men moet vooral voor zuivere, versche lucht, ruimen stal, krachtig voedsel en zuiverheid der huid zorgen.

Plaatselijk zijn vooral aromatische dampbaden, teer- en chloor-berookingen en zijn inspuitingen van helsteen, ijzer-, zink-of kopervitriool, tannine, aluin, kreosoot aanbevolen; bijv.:

3

9. N. Helsteen 7 korrels.

Gedestill. water \'li lood. Om in te spuiten.

\'lü. N. Ijzervitriool 1—l\'/i wigtje. Godest. water \'12 lood. Als het vorige.

tl. N. Zinkvitriool 1—\'2 wigtjes. tiedest. water 12 lood. Als het vorige.

12. N. Kopervitriool t—li/2 wigtje. Gedost, water 12 lood. Als het vorige.

\'IN. Tannine 1—2 wigtjes. Gedest. water \'12 lood. Wijngeest c! lood.

Als hetquot; vorige.

14. N. Aluin 1—li/2 wigtje.

Gedest. water \'18—20 lood. Als het vorige.

\'lö. N. Kreosoot 5—10 droppels. Wijngeest 3 lood.

Gedest. water 5 one. Als het vorige.


Inwendig geeft men zwavel en spiesglansmiddelen meestal in verbinding met terpentijnolie, dikke terpentijn, teer of loodsuiker.

4*

-ocr page 24-

Verkoudheid.

16. N. Bloem van zwavel.

Poeder van foenegriek van elk (li/2 lood.

Sal ammoniak % lood.

Meng het ondereen en geef li zulke giften, telkens des morgens en des avonds één poedei\'. (Hermg.)

17. Bloem van zwavel.

ïeer van elk G lood.

Lijnzaadmeel zooveel als genoeg is voor 4 pillen en geef dagelijks 2—3 pillen. (Haubner.)

18. N. Bloem van zwavel 0 lood.

Gekookte terpentijn 3 — Poed. van jeneverbeziën 12 — Met meel en water tot eene likking gemaakt geeft men het op een dag in 4 keeren in. (Haubner.)

19. N. Ruwe spiesglans li/j lood.

Poed. v. kamillenbloemen 3 lood. Maak er met meel en water eene likking van en geef \'s morgens en \'s avonds eene gift. (Hayne.)

20. N. Ruwe spiesglans

Poeder v. kaunuswortel van elk (11/j lood.

Maak er met meel en water eene likking van en geef dit op één dag-in :!—4 keeren. (Haubner.)

21. Ruwe spiesglans Gekookte terpentijn van elk 6 lood. Poeder van watervenkelzaad » » Alantswortel van elk 41/! lood.

Maak er met meel en water eene likking van en geef het op een dag in 4—0 keeren in. (Haubner.)

22. N. Zwart zwavelkwik (Aethiops

antim.)

Terpentijnolie van elk lood. Poeder v. kalmuswortel l1/, ld. Maak er met meel en water eene likking van en geef 2 zulke giften, 1 \'s morgeus en \'I \'s avonds.

(Hayne.)

23. Loodsuiker 31/, wigtje. Terpentijnolie l1/, lood.

Poeder van gember 3 lood.

Maak er met meel en water eene likking van en geeft er 2 zulke giften van, een \'s morgens en oen \'s avonds.

(Hayne.)

2i. N. Loodsuiker l1/, lood.

Poeder vanalthaeaworlelGlood. Maak er met water 4—ü pillen van i geef dagelijks 3 pillen in.

(Haubner.)


Desnoodig trepaneert men de voorhoofds- en kaakboezems, opent men de luehtzakken of katheteriseert men de laatste; bewerkingen die eebter alleen door deskundigen kunnen gesebieden.

Deze ziekte krijgt ook wel den naam van bedenkelijke droes, wanneer zieb daarbij barde, onpijnlijke, beweeglijke of meestal vastzittende keelgangsklieren, meest aan eene zijde , voegen (Roll). Dezen toestand, die soms langen tijd kan duren, noemt men, wegens de bardbeid der klieren, ook wel steen droes, die men wel van verdachte droes moet ondersebeiden, omdat zieb vele gevallen van dezen aard voordoen, waar, bij de lijkopening, geene andere verschijnselen dan die aan deze ziekte eigen worden waargenomen, en niet die van verdachte droes, die men voor bet eerste tijdperk of stadium van de ontwikkeling van den kwaden droes moet houden. Dit neemt niet weg, dal men dezen toestand steeds als verdacht moet

-ocr page 25-

Bedenkelijke droes. 5

beschouwen, omdat liet niet zeker, ja zells zeer waarschijnlijk is, dat zich ook-daaruit de kwade droes kan ontwikkelen en de grenzen tusschen bedenkelijke en verdachte droes niet zoo geheel scherp zijn afgebakend. Bij deze ziekte vooral zijn de voorhoofds-cn kaakboezems door verschillende ziekelijke aandoeningen aangedaan ; ook in de neusholten ontstaan daarbij verschillende nieuwvormingen. Hauhner zegt, teregt, dat men steeds bij bedenkelijke droes\' de voorhoofds- en kaakboezems moet openen vooral om de onderkenning der ziekte des te zekerder te maken.

Bij deze ziekte moeten de hiervoor opgegeven geneesmiddelen worden aangewend en beproefd. Mogtcn andere ziekelijke nieuwvormingen plaats hebben, dan wordt naar den aard der zaak gehandeld. Be gezwollen klieren worden met prikkelende middelen ingewreven, bijv.:

25. N. Grauwe kwikzatf 3 lood. Glycerine li/j lood.

Jodkalinm 4—ö wigtjes. Tot een zalf gemaakt.

Maak er eene zalf van.

27. N. Jodium tinctuur 2ü. N, Jodkalinm ci\'/j—4 wigtjes. Terpentijnolie v. elk B\'/j wigtje.

Jodium 5 korrels. Ecno zalf om in to wrijven.

Zelfs scherpe oliën wendt men aan, bijv.:

28. N. Laurierolie 29. N. Laurierolie

Terpentijnolie van elk l1^ lood. Terpentijnolie van elk l\'/j lood

Poeder van spaansche vliegen Poeder van spaansche vliegen

3i/j wigtje. » » Euphorbium van elk

Maak er eene vloeibare zalf van. \'\'\'\'li wiSÜ13-

Ter inwrijving. Eene vloeibare zalf van te maken.

Ter inwrijving.

Behalve dat soms het uitsnijden der klieren of der klier en het eenigen tijd in ottering houden der wond is aangewezen, kan men ook eene dragt dooi\' de klier trekken.

In een geregtelijk opzigt moet men deze ziekte wel onderscheiden van verdachten droes, omdat anders paarden aan de eerste ziekte lijdende, voor kwaaddroezig worden verklaard bij welke latei\' wegens het ontbreken van de karakteristieke verschijnselen, (op de slijmvliezen en in de longen) aan die ziekte eigen, de aanwezigheid dezer ziekte niet kan worden aangenomen.

Bij het schaap komt ook deze ziekte voor; zij is algemeen bekend onder den naam van kwaden droes of kwade snot

-ocr page 26-

Goedaardige droes.

van liet schaap. Zij komt vooral voor bij zwakke, ziekelijke, slecht gevoede dieren, na aanhoudend nat, koud en regenachtig weder, na verkoelingen na nat Ie zijn geweest en hel gaan op berijpte weiden. Uit den neus vloeit eene taaije, gele of miskleurige, soms stinkende slof, door de ophooping waarvan, alsmede door de zwelling van hel neusslijmvlies, bet ademl alen zeer bezwaard wordt. Gewoonlijk is een losse hoest en aandoening van het bind-vlies der oogen aanwezig. Laler neemt de vermagering en de krachteloosheid toe en de dieren gaan, na weken en maanden, te gronde.

Slechts dan is verbetering Ie wachten, als de leefregelkundige verhoudingen geheel kunnen veranderd worden en gezond , krachtig voedsel kan gegeven worden. De behandeling is over het geheel dezelfde als boven is opgegeven, alleenlijk geeft men 1/4 of Vs van de hoeveelheden boven genoemd.

4. Goedaardige droes, kooijerdroes, klierdroes.

Dit is eene aan het paardengeslacht eigene ziekte, die besmettelijk is, deze dieren vooral in den jeugdigen leeftijd aandoet en, over het geheel als eene ontwikkelingsziekte kan beschouwd w orden. Zij onderscheidt zich over het geheel van de overige vormen van droes, door de regelmatigheid der verschijnselen en het snelle beloop, dat 1 \'(• dagen—4 weken duurt. De ziekte begint gewoonlijk met een ligten koortsaanval, die gewoonlijk overzien wordt, na eenigen tijd vloeit er eenig vocht uit den neus, tevens hoesten de dieren en zwellen de onderkaakswatervaatsklieren op; zij gaan in vercttering over; intusschen wordt de ncusuitvloeijing dikker en langzamerhand minder. Naarmate van de hevigheid der ziekte is de treurigheid, gebrek aan eetlust, ternedergeslagenheid. roodheid van het neusslijmvlies meer of minder, is de zwelling \'n den keelgang, en het slikken en ademen racer of minder gestoord. Na eenige dagen wordt de neusuitvlocijing witter, dikker, groenachtig; soms verdwijnt de zwelling in den keelgang; beter is het als die in verzwering overgaat; de etter is meestal geel, dik, roomachtig, soms bloedig. Groole abscessen en sterke neus-uitvloeijing zijn soms te zamen aanwezig en men houdt dit voor zeer gunstig, omdat zoodanige paarden daarna steeds zeer gezond

6

-ocr page 27-

Goedaardige droes.

zijn, en de droes niet meer zouden krijgen. iNiet zeer zelden ziel men, dat ook de oorklier ontstoken en gezwollen wordt, wanneer deze ziekte v ij veld roes genoemd wordt.

Wat de leefregelkundige behandeling betreft, die is dezelfde als bij verkoudheid: warmhouding, voorkoming van verhitting en verkoeling enz. De klieren worden, bij het gewone verloop dei\' ziekte, gedurende eeuige dagen, met reusel of met de grauwe kwik-zalf ingewreven en de keelgang door een met werk gevuld kussen, een wollen lap of een gedeelte van een sehapenvaeht bedekt, en warm gehouden. Om den overgang der klier in verettering le bevorderen legt men op de klier, nadat die eerst is ingesmeerd, een meermalen zamengevouwen in water gedompelden en weder uitgedrukten doek , die met eene opvulling, een doek of kussentje bedekt, de warmte binnenhoudt en om de o—4 uur vernieuwd moet worden. Men kan de verettering der klieren ook bevorderen door warme lijnzaad-pappen. Des noodig wordt het absees met hot lancet geopend en de wond wordt zoolang mogelijk open gehouden door er een wiek in te steken.

80. N. Grauwe kwikzalf l1/^ lood. üm de klieren in te wrijven.

31. N. Grauwe kwikzalf il/j lood.

Jodium 3—7 korrels. S. Om de klier mede in te wrijven.

32. N. .Iciieverbeziönolie % lood.

Jodium i—i1/^ korrels.

Maak er eene zalt\' van.

33. Grauwe kwikzalf ll/2 lood. Jod-kalium 2 wigtjes.

Eene zali\' van te maken.

3i. N. Reusel 3 lood.

Jod-kalium 2 wigtjes.

Jodium 3 korrels.

Maak er eene zalf van.

35. N. Grauwe kwikzall l\'/j lood. Terpenlijnolie s/j lood. Om eene zalf van te maken.

36 N. Reuzel I1/, lood.

Tinctuur van spaausche vliegen 3—4 wigtjes.

Maak er een zalf van.


Het gebruik van warme omslagen is in elk geval aangewezen, vooral als de klierzwelling niet of sleclits weinig afneemt en de ettering niet te best gaat. Het geven van ontstekingwerende zouten, zooals bij de verkoudheid zijn voorgeschreven, is slechts noodig als de koorts meer hevig is. Verloopt de droes minder regelmatig, dan vooral moeten baden van warme waterdampen worden aangewend en voor eene spoedige opening der abscessen zorg worden gedragen. Is de ademhaling meer bezwaard, dan moeten

-ocr page 28-

Verdachte droes.

draglen , fontanellen of lappen en verkoelende zouten met vingerhoedskruid worden aangewend.

37. N. Poeder v.althaeawortel3^lood. 38. N. Poeder van kamillenbloemen Bitterzout 9—10 lood. 7 wigtjes.

Extract van vingerhoedskruid Glauborzont \'J lood.

4—5 korrels. Poeder van vingerhoedskruid

Met meel en water tot cene likking 1—\'P/s wigfJe-

gemaakt, geeft men dit op ééns in. Met meel en water tot eene likking

gemaakt, geelt men dit in \'2 keeren, \'s morgens en \'s avonds in.

Een eigen vorm van den goedaardigen droes is algemeen bekend onder den naam van verslagen, vliegende, dwa-1 e n d e d r o c s. Als namelijk liet gewone beloop der ziekte gestoord wordt, hetzij door uitwendige oorzaken, natheid, verkoeling enz., of doordien andere deelen van het ligehaam ziekelijk worden aangedaan, dan noemt men de ziekte zoodanig. Zijn edele deelen aangedaan, dan doen zich de verschijnselen aan die ziekte eigen voor; veelal ziet rilen dat aan een of meerdere plaatsen van het ligehaam zwellingen ontstaan, die gewoonlijk in verettering overgaan, of dat sommige werktuigen, de oorspeekselklier, de oksclklieren, de ballen in ontsteking geraken; de neus uitvloeijing is meestal gering. Hier algemeene. regels voor de behandeling aan te geven is zeer moeijelijk; zij hangt geheel af van den toestand waarin het dier zich bevindt. Allcidingen door dragten, het spoedig in ettering brengen der opzwellingen door warme pappen, zijn hier steeds aangewezen.

5. Verdachte droes.

Onder dezen naam verstaat men tot heden over het geheel zeer onderscheiden ziektetoestanden: dan eens begrijpt men daaronder de zoogenaamde bedenkelijke of steen droes (zie deze), dan weder een ziekteproces dat naar den aard der ziekte beter met den naam van kroup van het neusslijmvlics wo/dt bestempeld, soms verstaat men er ook onder diphtheritis van het neusslijmvlics van het paard — cene ziekte ook bekend onder den naam van acute kwade droes van het paard, brandige droes, kopziekte of brandigc keelziekte; —

8

-ocr page 29-

Verdachte droes.

de kroup zeer len onregle omdat die als zelfstandige ziekte bestaat en meestal geneesbaar is. Meestal en naar wij geloven in den waren zin, verstaat men onder verdachte droes niets anders dan de eerste tijdperken van den kwaden droes. Terwijl de bedenkelijke droes en de kronp van het neusslijinvlics werkelijk in den kwaden droes k n n n e n overgaan , is dit, volgens Röll, nog niet van den zoogenaamden brandigen droes waargenomen; wel omgekeerd: het uiteinde, het slot, het einde van kwaden droes en worm is dikwijls diphtheritis van het neusslijmvlies.

Wegens het mocijelijk onderkennen van steendroes, kroup en diphtheritis van het neusslijmvlies is het steeds zaak een deskundige te raadplegen cn de noodige voorzigtigheid in acht te nemen,

want het is bewezen, dat die allen, even als de verdachte droes, *

besmettelijk zijn voor het paard.

De verdachte droes is, zooals reeds gezegd is, het eerste, o n t w i k k e 1 i n g s t ij d p e r k bepaaldelijk van den slependen (chro-nischcn) kwaden droes. De ziekte begint gewoonlijk met verschijnselen van gewone of eenvoudige of slepende neusverkoudheid, die zich in vele gevallen slechts tot ééne neusholte bepaalt. De in het begin heldere neusui tvlo eiji ng werdt later troebel, taai, blijft om de neusgaten kleven of vloeit in strengen uit en wordt bij het proesten van het dier in klompen uitgeworpen. Bij het onderzoek van de neusholte met het gezicht, meer nog met den vinger—, welke wijze van onderzoek niet verzuimd mag worden , daar ieder weet, dat slechts een klein gedeelte van het neusslijmvlies kan bezien worden —, ontdekt men, vroeger of later, vooral op het neusmiddenschot, maar ook zijdelings de bekende kwadc-droesknobbeltjes, als kleine, soms zelfs erwten-grootc verhevenheden, die uit eene geleiachtige geel-witte of grauw-roode massa bestaan; zij staan op zicli zeiven of digtbij en naast elkander. De watervaatskli e r e n in den keelgang zwellen op en wel aan , die zijde waar de neusuitvloeijing plaats heeft; zij worden zoo groot als een kastanje of walnoot en zelfs nog veel grooter; in het begin zijn zij niet zeer hard en pijnlijk, maar spoedig worden zij hard en onpijnlijk, zijn soms nog beweeglijk, meestal echter aan de huid vastgehecht liggen zy zeer vast cn stevig tegen den kaaktak.

9

-ocr page 30-

Verdachte droes.

Deze verschijnselen kunnen, zonder dat er soms verder veel ziekelijks van liet dier is waar te nemen, maand en dag aanhouden. maar vroeger o!\' later gaat deze toestand in den werkelijkcn kwaden droes over. •

Dat men liij deze ziekte (en den ontwikkelden kwaden droes), die van oudsher bekend is, alle mogelijke geneeswijzen heeft beproefd, begrijpt ieder. In den neus heeft men inspuilingen gedaan, bestaande uit oplossingen van ijzer- en zinkvitriool, helsteen, sublimaat, chloorkalk, keukenzout; men heeft daarin geblazen houtskoolpoeder, laten inademen chloor- en rattekruiddampen enz. enz. terwijl men inwendig spaansehe vliegen, kwik-, koper-, lood-, spiesglans- en rattekruidpraeparaten, jodium, chroomzure kali. belladonna, gevlekte scheerling, bladeren van den walnoot, terpentijnolie enz. enz. gaf. De door fircolani en Bassi in den laatslen tijd aanbevolen arsenikzure strychnine is bij den kwaden droes, even als alle andere middelen. gebleken nutteloos te zijn.

10

39. N. Poeder van spa.insche vliegen

31/2—7 wigtjes. » » kalmus wortel. » » althaea wortel van elk 3—G lood. Maak er met water 4 pillen van cn geeft dagelijks 1—2 pillen. (Weiss.)

40. N. Poeder van spaansehe vliegen

7 korrels. Terpentijnolies—4i/2 lood.

Maak er met poeder van althaea wortel en water 2 pillen van ou geel\' die op een dag. (Hayne.)

41. N. Poeder van spaansehe vliegen

7 korrels.

Poed. v. gentiaan wortel 3 lood. Maak er met meel cn water pillen van en geel\' dagelijks 1—2 pillen.

(Uertwig.)

42. N. Sublimaat 7 korrels.

Poeder van kalmus wortel 1 lood. Maak er met meel en water 3 pillen van en geef die op oen dag in 3 koeren in. (Hayne.)

43. N. Sublimaat 2—3 lood.

Gevlekt scheerlingskruid 12—18 lood.

Poeder van gentiaan wortel

Poeder van venkelzaad van elk 30 lood.

Meng dit goed onder elkander, verdeel het in 24 poeders en geef aan het paard op den 1. dag een poeder, op den 2. en 3. dag 2, op den 4. dag 3 poeders met het voeder in, men houdt dan op en begint op den ö. dag weder met 2 poeders daags.

(Spinola.)

44. N. Sublimaat 7 korrels.

Lost dit in 3 lood gedestilleerd water op, vermeng het naauw-kourig met poeder van gevlekte scheerling 3 lood.

Lijnzaadmecl U/j lood.

Maak er met water een pil van en geef 4 dagen lang een zoodanige pil.

45. N. Sublimaat 3i/2 wigtjes.

Duivelsdrek.

Poeder van aloë v. elk 3—i lood. » » gentiaanwortel 7—8 lood.

Maak dit met dikke terpentijn tot 9 pillen cn geef dagelijks 3\'pillen.

(Dicterichs.)

46. N. Kopervitriool \'li/2—3 lood.

Poeder van kalmuswortclölood.


-ocr page 31-

4*»

Kwade droes en worm.

Lijnzaailmcol ü lood. Lijnzaadmcel 3 lood.

Maak cr inet heet water vier pillen Maak er met water (i pillen van en van on geef dagelijks 2 pillen (Hering.) geef or dagelijks 3 van in. (Weiss.)

II

47. N. Kopervitriool 6 lood.

Jod.-kaliura ll/2

Maak er eon poeder van, verdeel dit in 6 gelijke deelen en geef olken morgen oeii poeder in. (Engelsche veeartsen.)

48. N. T erpentijnolie Ii/3 lood.

Loodsuiker 3i/2 wigtje.

Poeder van gember 3 lood. Maak er mot meel en water eene likking van en geel\' \'s morgens en \'s avonds zulk een gift. (Hayne.)

49. N. Spi esglans moor (Aetiops anthn.)

ll/2 lood.

. Poeder van spaansche vliegen \'2 wigtjes. » » gember li/j lood. Maak er mot meel en water eene likking van en geel\' \'s morgens en \'s avonds eene gift. (Hayne.)

50. N. Zwavelspiesglans lever 3 lood

Dikke terpentijn 6 lood. Poeder van gevlekte scheerling (9 lood

51. N. Wit raltenkruid 3)/j wigtjes.

Poeder van spaansche vliegen.

3^ lood. » » jeneverbeziën. » » kahnuswortel van elk 3 lood.

Maak er mot poeder van althaea-wortel en water 6 pillen van en geef dagelijks 1 pil. (Hertwig.)

52. N. Jod-kalium s/,, lood.

Poeder van gentiaanwortel. Poeder van althaeawortel van elk \'li/2 lood. Maak er met stroop pillen van en geef er \'s morgens één van.

(Versmann.)

53. N. Gevlekt scheerlingskruid s/,, ld.

Pood. v. gentiaanwortel 3 lood. Terpentijnolie 3\'^ wigtje. Jeneverbezienstroop zooveel als noodig is voor oene likking. Om in 2 maal in te geven.

(Waldinger.)


6. Kwade droes cu worm.

t. Kwade droes.

1

Deze ziekte kan snel of ook slepend veiioopen; de laalsle vorm komt liet meeste voor.

a. De chronische kwade droes kan, even als de verdachte droes , maanden, zell\'s jaren aanhouden. Tiet begin der ziekte is gewoonlijk, zooals bij den verdachten droes is opgegeven, en als dc verschijnselen zoover als bij deze ziekte zijn gekomen, dan ziet men dat dc knobbeltjes verwecken en in de zoogenaamde kwade droesz weren (chankers) overgaan; zoodra dit het geval is spreekt men van den werkelijken kwaden droes. In bet midden der knobbels vormen zich, nl. talrijke etterccllen die verder vervallen en daardoor vormen zich die zweren. In bet begin zijn die scherp-omschreven, zijn alleen staande ol\' bij groepen, hebben opgeworpen randen, zijn ealleus en van een onzuiveren, spekkigen

-ocr page 32-

Kwade droes en worm.

bodem voorzien; deze zweren worden grooter, verschillend van gedaante, hoekig, worden dieper en zijn met een vuil secretuin bedekt; dit afgescheiden vocht is miskleurig, soms bloedig, onaangenaam van reuk, llokkig en troebel. Dikwijls ziet incn celachtige, gestraalde likteekcnen, de overblijfselen van vroegere, genezene zweren. De keelgangskliercn, met zeer zeldzame uitzonderingen steeds aan de zijde waar dc ncusuitvloeijing plaats heeft, gezwollen , vergroot, cn vastquot; tegen den kaaktak gelegen, knobbelig, onpijnlijk bij drukking. De ncusuitvloeijing word miskleurig, van bloedstriemen voorzien, stinkend en cxcorieert de deelen waarover zij vloeit; het neusslijm vlies is gezwollen, bleek, met verwijde bloedvaten doorsneden cn daardoor ongelijk roodgekleurd. liet algemeen bevinden der dieren is in den regel, zelfs maanden lang niet gestoord.

b. De acute, snel vcrloopcnde kwade droes komt mede dadelijk te voorschijn of is het einde van den slepcndcn vorm. Koorts is hierbij steeds aanwezig cn alle verschijnselen nemen een zeer snel beloop, zoodat in 8—14 de dood volgt.

2. D e w o r m , hui d w o r m.

Evenals bij den kwaden droes onderscheidt men ook bij den worm twee vormen: de snel vcrloopcnde cn dc slepende vorm. Wij voegen beide ziekten bij elkander, omdat zij, wat haren aard betreft, geheel icjcntiseli zijn, want door de inenting van een dezer ziekten kan de andere ontstaan; bij den worm zijn meer de huid, het ondcrhuidsche bindweefsel en secundair tic watervaats-klieren en watervaten aangedaan. — Zonder voorafgaande verschijnselen (vooral als dc ziekte door besmetting ontstaat), of nadat het paard eenigen tijd ziekelijk is geweest, ontslaan aan verschillende ligchaamsdeclen, vooral aan de schouders, zijdelings en onder de borst, onder den buik, aan de achterbeencn kleine, onpijnlijke, spoedig de grootte zelfs van een walnoot aannemende gezwellen of builen. Sommige blijven gedurende langen tijd als zoodanig bestaan, of verdwijnen van zelfs, terwijl zich nieuwe vormen (de vliegende worm). De meeste echter verwecken spoedig, waarna de huid doorbreekt met eene kleine

12

-ocr page 33-

De worm.

opening, waardoor dan eene geelachtige, etterachtige vloeistof, en soms eene brokkelige massa uitvloeit en v e r z w cringe n met verdikte, omgeworpen randen en oneffen, vuil-gelen, spek-kigen grond nalaten, die grooter en dieper wordt, en die eene vuile, taaije, de haren aan elkander klevende stof al-scheidt; spoedig daarna doen zich ontstekingen van de watervaten en van het omgevende bindweefsel voor; strengvormige zwellingen ziel men dan tussehen tic builen en verzweringen ontstaan cn doorloopen tot de naastbij gelegen watervaatsklieren (strengworm).

De kwade droes eu tic worm zijn besmettelijke ziekten en zulks niet alleen voor bel paard, maar ook voor den mensch, cn dat de ziekte door inenling ook nog op andere dieren overdraagbaar is, is bekend. Dat beide ziekten bij ons door zelfsonl-wikkeling kunnen ontstaan is bewezen, hoewel besmetting verre weg bet incest de oorzaak is van haar ontstaan; evenzoo nceml men aan, dat dc kwade droes erfelijk is.

De kwade droes en dc luiidworm der eenhoevige dieren zijn bij Koninkl. besluit van 30 October 1872 (Stbl. no. 103) onder dc besmettelijke veeziekten opgenomen. Dcbalve de algcmecne verpligtingen van den houder , hoeder of eigenaar van vee aan besmettelijke ziekten lijdende. Art. 13 en H der Wet van 20 Juli 1870 zie longziekte), moet bij kwaden droes en huidworm bet aangetaste dier, (§ 4) wanneer dc dist riet-veearts bet noodig oordeelt, worden afgemaakt en daarna verbrand of begraven. De plaats in den stal of het gebouw . waar een afgemaakt dier gestaan beeft, moet worden ontsmet.

Vee dat volgens Art. 22 van de Wet van 20 Juli 1870 als verdacht wordt beschouwd, blijft in dien toestand bij kwaden droes en huidworm 30 dagen.

Dc termijn, bedoeld bij art. 22 der Wet van 20 Juli 1870 (Stbl. no. 131) wordt gesteld bij kwaden droes en huidworm op 15 dagen.

Bij afsluiting van besmette hoeven of weiden is verboden: bij kwaden droes en luiidworm invoer in- cn uitvoer uit den afgesloten kring van eenhoevige dieren.

De termijn, bij artikel 32 der Wet van 20 Juli 1870 (Stbl.

-ocr page 34-

14 Boosaardige katarrhale koorts.

no. 181) bedoeld, wordt gesteld bij kwaden droes en lundworm op la dagen voor eenhoevige dieren.

7. Boosaardige katarrhale koorts bij liet rund. de kopziekte, de hoornziekte, de kwade droes van het rund

De ziekte komt vooral bij vrouwelijke en jonge dieren voor. Zij begint gewoonlijk met koorts, bedwelming, de schedel en de mond is warmer dan gew oonlijk. drooge spiegel, hoogere roodheid der oogen , uitvloeijing van tranen. Het slijmvlies van den neus wordt zeer rood en gezwollen, de neusuitvloeijing is in den beginne helder ais water, wordt langzamerhand dikker, slijmig, krijgt bloedstriemen en wordt miskleurig, het ademen is moeijelijk, snuivend, soms is ook hoesten, waardoor vaste króupmassa\'s worden uitgeworpen, aanwezig. Op liet neus-slijm vormen zich rootte vlekken van uitgestort bloed of ook wel blaasjes, de hoornen worden aan hun grondstuk warm. pijnlijk en laten zich bij het einde der ziekte los, vallen af, ook aan de klaauwen ziet men ditzelfde; het doorschijnend hoornvlies w ordt niet zelden troebel. De koorts is dan eens lievig, dan weder minder sterk, eetlust geheel verdwenen, dorst ver-meerderd , herkaauwing onregelmatig, er is verstopping of wel doorloop, de huid is droog, de haren glansloos; de dieren zijn afgestompt. Soms heerscht de ziekte algemeen, en zij is zeer gevaarlijk.

De zieken moeten in een warmen, droogen stal worden gebragt, en vooral voor het vatten van koude Worden besehut. Ligt verteerbaar, goed voedsel, verslagen, iels aangezuurd water, waarbij men eenig meel kan voegen, moet gegeven worden. Koude omslagen of vochtige leemomslagen moeten op den nek en hel voorhoofd worden aangebragt; dampbaden, herhaalde wrijvingen van de huid, die men vooraf met eenige terpentijnolie heeft begoten, wasschingen langs den hals en de rug met loog van houtasch. een dragt door den kossem of een fontanel onder de borst zijn aangewezen. Bij krachtige dieren is in hel begin der ziekte eene

-ocr page 35-

Boosaardige kalarrhalc koorts.

aderlating doelmatig. Eenige veeartsen willen van scherpe inwrijvingen een goed gevolg gezien hebben.

Inwendig geeft men ontstekingwerende zouten, braakwijnsteen of salammoniak in slijmige afkooksels, bij doorloop opium, bij sterke afneming der krachten, vluglig prikkelende middelen. Bij ophooping van etter in de hoornpit kan het afzagen van den hoorn in het midden ongeveer en zelfs dc trepanatie van de voorhoofds-boezems beproefd worden.

5i. N. Salpeter \'Ul2—3 lood. Glauberzout li—9 luod.

In een lijnzaad afkooksel to geven en naar omstandigheden elke 2—4 uren toedienen. (ITaubner.)

55. N. Glauberzout 5 one.

Salpeter ü lood.

Verdeel hot in 3 gelijke doelen ou geef\' die in 24 uren.

50 N. Tinetuur van spaauscbo vliegen 11/, lood. Terpentijnolie 3/j lood. Krotonolie 41) droppels.

Maak er een smeersel van waarvan 2 m. in 12 uur achter de ooren wordt ingewreven.

57. N. Poeder van spaansche vliegen

van B\'/j—5 wigtjes. Braakwijnsteen l\'/j—31/, wi\'glj. Laurierolie 4i/2— li lood. Terpentijnolie 3 lood.

Maak cr een smeersel van en wrijf or 2 m. d. aehtor do ooren en don hals van in lot er voldoende werking volgt. (Anker.)

58. N. Salpeter 3 lood.

Dubuolzout 18 lood.

Poeder van gentiaanwortel G ld. Verdeel hot in 4 poeders en goof alle 4 uur een poeder in eon afkooksel van garst. (Anker.)

59. N. Bitlorzout 30 lood.

Salpeter 12 lood.

Maak er 4 poeders van en goof een om de 2 uren in een slijmig afkooksel. (Te geven bij spaarzame afgang van drooge mos\'t.) (Anker.)

00. N. Lindenbloesem l\'/2 lood u%o-trokken in kokend water zoodat or 5 one. overblijft, voeg daarbij

Braakwijnsteen 1quot;2—2 wigtjes. Dubbelzout 10 lood.

Doze gift alle 2 uren te herhalen, tot weeke mest volgt. (Rijchner.)

01. X. Afkooksel van 3 lood malva

2l\'2 one.

Aftreksel van 3 lood valeriaan wortel 21/j one. Sal ammoniak 10 wigtjes. S. om in te geven. (Rijchner.)

02. N. Tormentillawortel 3 lood.

afgekookt in water tot 1 N. p. voeg daarbij;

Opium tinctuur 31/2 wigtjo. Poeder van allhaeaworlolS ld. Arabische gom 0 lood.

Deze drank atte uur in te geven.

(Rijchner.)

03. Aftreksel van Olood vliorbloomen

1. N. p. Koolzure ammoniak 3li lood. Spiritus nitridulcis 3 lood. In 2 koeren in te geven. (Hering.)

0i. N. fepormuntkruid.

Virginische slangen wortel. Engelwortel (Angelica) van elk 1 lood.

O ver quot;iet die met kokend water, laat net uur trekken en voeg na doorzijging bij de 1 N. p. bedragoriae hoeveelheid na bekoeling: kamfer in oonige spiritus nitri dulcis opgelost 1^—2 wigtjes.

Deze gift om de 2 uren te herhalen.

(Anker.)


-ocr page 36-

Valschc draaiziekte.

8. De valsche of onechte draaiziekte bij scliapou. De brem-vlieg-duizelig- of dolligheid. De slingerziekte.

Deze ziekte wordt veroorzaakt door de larven van de sehapen-bremvlieg of horsel (oestus ovis), zoodra die in grootere hoeveelheid in de neusholte, de voorhoofds- en kaakboezems, in de holten der hoornpitten aanwezig zijn. Zij komt het meest van Maart tot Mei voor, als de larven hunne grootste ontwikkeling hebben verkregen. — Dan ziet men slijmuitvloeijing uit den neus, veelvuldig niezen en snuiven, waarbij slijm en soms ook die larven worden uitgeworpen, veelvuldig aehteroverbuigen van het hoofd en kop-sehudden of slingeren inet het hoofd, soms heen en weer tuimelen , maar niet in een kring ronddraaijen; de neus wordt overal tegen aangewreven of wel de dieren bestrijken die met de voorpooten; bij het gaan worden de boenen hoog opgenomen. Worden de larven uitgeworpen , dan herstellen de dieren van zelf.

Van groot belang is het om de ziekte te voorkomen; vooral in boschrijke streken komt zij voor, daarom moet men de schapen zooveel mogelijk, vooral gedurende de maanden Julij en Augustus, uit bossehen of bosehweiden houden, bovenal gedurende de middaguren wanneer de schaapshorsel vooral zwermt, of wel die vliegen verwijderd houden door het strijken rondom den neus van stinkende dierlijke olie, teer, hertshoornolie enz. — Om de larven te verwijderen, brengt men in het begin der ziekte niesmiddelen eenige malen daags in kleine hoeveelheden in den neus of strooit ze op het voedsel, als snuif, fijn poeder van everwortel (rad. carlinae.), violen-wortel, van witte nieswortel enz. Men doet ook wel inspuitingen in den neus van hertshoornolie, kalkwater, van eene oplossing van hertshoornzout in water. Gerlaeh houdt aetherdampen voor het werkzaamste middel, maar de aanwending van dit middel is nog al omslagtig. Ook berookingen met op vuur gestrooide stukken hoorn, haren, veders, even als van dui-vendrek en hars zijn goed. — Zijn er zeer veel larven aanwezig, dan is het afzagen der hoornen nabij den wortel en de trepa-natie, het aanbooren, der voorhoofdsboezems met opvolgende inspuiting van .olie, brandewijn, kalkwater, hertshoornolie met water enz. aangewezen.

16

-ocr page 37-

Kramphoes t.

17

65. N. Vlugtig hortshoornzout.

(amm. carb. sicci) l1/, lood. Water S\'/a 01lc-S. om in te spuiten.

CO. N. Duivelsdrek

Bourgondische pik van elk 3 ld. Jeneverbessen 6 lood.

Maak er een grof poeder van en berook er mede. (Hertwig.)

07. N. Stinkende dierlijke olie U/2 lood.

Water G—8 lood.

Om in te spuiten. (Hanbner.)

08. N. Aftreksel van 8 lood hijsop.

2quot; one.

Olie van Chabert iil2 lood. Om in te spuiten. (Chabert.)


2. ZIEKTEN VAN HET STROTTENHOOFD EN DE LUCHTPIJP.

9. Kramplioest.

Komt vooral hij den hond voor en bestaat in periodisehc aanvallen van een hevigen, ra uwen en pijnlijken hoest, die soms zeer lang kunnen aanhouden en die in neiging tot braken oi\' werkelijk braken overgaan. Na den aanval is het dier iets afgemat maar schijnbaar gezond. In sommige jaren komt de ziekte veel voor. Zij kan zeer lang duren, verergert van tijd tot tijd en kan zelfs den dood veroorzaken. Nat en koud weder verergert de ziekte.

Men moet hel dier rustig en matig warm houden en voor ligt-verteerbaar, niet prikkelend voedsel zorgen. Inwendig geeft men spiesglans, braakwortel, salaminoniak, duivelsdrek, narkotiscbe middelen, die ook uitwendig wouden aangewend. In zeer hardnekkige gevallen geeft men hlaauwzuur, helsteen.

Tot poeder gemaakt maakt men 8—10 poed. er van en geeft er dagelijks 3—4 van. (Heririg.)

73. N. Salaminoniak Drop van elk 3i/2 wigtje. Los die op in een (van H|2 lood gemaakt) aftreksel van vlierbloemen 1*2 lood.

Extract van bilzenkruid4korr.

Allo twee uur een eetlepel vol.

(Hert wig.)

74. N. Valeriaanwortel 3^—i lood. Maak er een aftreksel van van 1

one.

voeg er bij:

Duivelsdrek (met een dooijer van een ei gewreven) -li/2—2 wigtjes. üeef 3 m. d. 1 eetlepel vol.

2

(it). N. Braakwijnsteen 1—2 korrels. Gedest. water (i lood.

Alle 4- uur 1—2 theelepelsvol in te geven. (Hertwig.)

70. N. Braakwijnsteen 2—2i/2 korrel.

Poeder van zoethout 3 lood. Honig zooveel als genoog is om er eene likking van te maken en geef alle 4 uur een. theelepel vol. (Hertwig.)

71. N. Goudzwavel 3\'/2 wigtje.

Poeder van zoethout 3 lood. Genoeg honig voor eene likking. Alle 4 uur 1 theelepel vol. (Hertwig.)

72. N. Poeder van braakwortel 11/3

wigtje.

Goudzwavel 7 korrels.

Stijfsel 31/2 wigtje.

-ocr page 38-

Keelziekte.

18

75. N. Duivelsdrek S\'/j wigtje.

Poeder van valeriaanwortel

3/,, lood.

Maak er met stroop K pillen van en geel\' dagelijks l pil. (Zürn.)

7G. N. Arabische gom

Olijfolie van elk % lood. Opium 1—-1 korrels.

Gedestill. water 9 lood.

Maak er eene emulsie van en geel\' er alle 3—i\' uur oen thee- of eetlepel vol van. (Hertwig.)

77. N. Braakwortelpoeder 1—o korr.

Azijnzure morphine ,/2—1 korr. Gedestill. water l)/2 lood. In 4 keeren op één dag te geven.

(Adam.)

78. N. Poeder van braakwortel

» » opium van elk 1 korrel.

» » valeriaanwortel 1 wigtje.

Maak er 0 poeders van en geel\' er dagelijks 3 poeders van. (Weiss.)

79. N. Extract van bilzenknüd, 5 korr.

Arabische gom wigtje. Eitter amandelwater 3 lood. Syroop van klaprozen 11/2 — Alle 3 uur 1—2 theelepels vol te geven naar do grootte van het dier. 0 (liertwig.)

80. N. Kirschwater ti—l\'i lood.

Belladonnaextract Opium extract van elk 3—4 korr. Gewone stroop l\'/a-^ \'oolJ-Alle uur i/j—1 eetlepel vol te geven. Vooral aan jonge honden volgens May.

81. N. Extract van belladonna

» » bilzenkruid Opium van elk 2 korrels. Kirschwater G lood .

Gewone stroop ll/2 lood.

Alle \'l—2 uur 1—2 kolïijlepelsvol into geven (vooral bij omle honden). (May.)

82. N. Extract van belladonna

« » bilzenkruid, van elk 7—\'13 korrels. Gekookte bilzenkruidolie Reuzel van elk 41/.,—G lood. Maak er oen zalf van en smeer er dagelijks de keelstreek mede in, die tevens warm moet omwikkeld worden. (May.)

83. N. Gekookte olie van bilzenkruid

3 lood.

Kamfer 1—2 wigtjes.

Reuzel G lood.

Maak er een zalf van en smeer dagelijks 2—3 m. de keel en de borst er méde in. (May.)

8i. N. Arabische gom 1—2 wigtjes. Gedestill. water n/j lood. Blaauwzuur (i droppels.

Alle 4 uur i/,, gedeelte in te geven.

(Hertwig.)

85. N. Helsteen i korrel.

Valeriaanwater G lood. 2—3 m. d. i/2—\'l koffijlopel vol in te geven.

80. N. Helsteen i/2—1 korrel. Gedestill. water 0 lood. Extract van valeriaanwortel 4 korrels, ïe gebruiken als het vorige.

t


Ook bij het paard komt soms dit kramplioesten voor, zonder dal eenige andere veranderingen in de adcmlialingswerktuigcn zijn waartenemen. üil krijtende hoesten ontslaat vooral na liet drinken, bij bet verlaten van den warmen stal en is dikwijls bardnekkig.

Men geve:

k. 88. N. Gekookte bilzenkruidolie l\'/.2

(lood.

Opium 2 korrels.

Maak er een smeersel van en wi ijl die in de keelstreek in.

87. N. Azijnzure-morphine \'l—l1/; Lijnzaadmcel\'l1^ lood.

Maak er 2 pillen van en geef\'s morgens en \'s avonds 1 pil. (Adam.) Geef 2 zulke giften.

*

-ocr page 39-

Kroup.

89. N. Poeder van braakwijnsteen Maak er oen zalf van. Gebruik als (% lood. do vorige.

Reuzel 3 lood.

10. Acute katarrh van het strottenhoofd, strottenhoofds-

en luchtpijps-outsteldng, keelziekte.

De gewone keelontsteking breidt zich dikwijls tot het strottcn-iioofd en de luchtpijp uit, maar zij komt ook als zelfstandige ziekte bij alle huisdieren voor. De ziekte begint gewoonlijk met koorts, vermindering van den eetlust en van de mest- en urine-ontlasting. De strottenhoofdsstreek is bij drukking hoogst gevoelig, er is een pijnlijke, rauwe, afgebroken hoest aanwezig, soms moeijelijk slikken. ATa eenigc dagen wordt de hoest vochtig en volgen slijmerige of etterige uitvloeijingen, die bij het hoesten uitgeworpen of door-geslikt worden. De ziekte eindigt in korten tijd in genezing of zij wordt slepend.

Men moet de dieren warmhouden; de hals wordt, vooral van boven met stukken van dekens of schapenvachten omwonden; vochtige warme omslagen «orden op de keel aangewend, evenzoo dampballen van warmwaterdanip en inwendig geeft men salammoniak, goudzwavel enz. met slijmige of ligt aromatische stoffen (7.).

9U. N. Poeder van watervenkelzaad3 91. N. Poeder van foenegriek 3 lood.

Goudzwavel 3i\'2 wigtje. (lood. Salammoniak li/2

Maak er met meel en water eene Maak er met meel en water eene likking van en geef\'s morgens en likking van en geef het als liet vorige, \'s avonds de helft.

11. Chronische (slepende) katarrh van het strottenhoofd

en de luclitpijp.

Is meestal bet gevolg van herhaalde katarrhale keel- en strotten-hoofds katarrhen. Pijn, vooral bij drukking op het strottenhoofd, veel hoesten, waarbij de boost rauw, krassend en pijnlijk is, vooral na sterke beweging; bij drukking op het strottenhoofd en na koud drinken ontstaat die hoest, waarbij soms uitwerping plaats heeft; snorken van de lucht in bet strottenhoofd of in de luchtpijp bij liet ademen, bezwaarlijke ademhaling bij beweging. In den regel is geen koorts of verminderde eetlust aanwezig.

19

2*

-ocr page 40-

Kroup.

Eenvoudige ol\' aromatische dampbaden, teerberookingcn, warm. houden der keelstreek, prikkelende, zelfs scherpe inwrijvingeu (27—29., 31—36.) cr op, even als de inwendige aanwending van salammoniak, spiesglans en zwavel in verbinding met aromatische middelen (16—22.) zijn doelmatig.

92. N. Goudzwavel 31/2 wigtje. likking van en geef \'s morgens en

Bitterzout ü lootl- \'s avonds een gift. Tweemalen her-

Poeder van kamillen 3 lood. halen. (Hayne.)

Maak er met moei en water eene

12. Kroup, ware kroup of vliezige keelontsteking.

Behalve kroup van het ncusslijmvlies — eene besmettelijke ziekte die meestal geneesbaar is, en veel met kwaden droes is verward — komt bij alle huisdieren ook de ware kroup voor, maar zeldzaam voor zich alleen, meestal bij hevige longontstekingen, de kopziekte der runderen, de runderpest enz.—De ziekte begint gewoonlijk plotseling; soms gaan katarrhale verschijnselen vooraf. Een hevige, beklemde, pijnlijke hoest met bezwaard ademhalen, dat piepend, snorkend of rogehclend is. doet zich voor, de neusvleugels en bij het rund de mond, worden opengesperd. De dieren zijn angstig, sidderen, zweetcn en er ontstaat gevaar van stikken; de pols wordt versneld, klein, de oppervlakkig gelegen aderen zwellen op, hel strottenhoofd is zeer gevoelig en meestal gaan de dieren te gronde.

Bij kroup van het ncusslijm vlies zijn herhaalde dampbaden, bevochtiging van de zweren op het neusvlies, lippen en neusvleugels met helsteen, koper- en zinkvitriool, bijtende kali, inwrijving der keclgangsklieren met grauwe kwikzalf alleen of met jodium (31,33) cn opening der langs de watervaten zich vormende absccssen zijn aan tc raden. Groote stollingen op hel neusvlies worden een paar maal daags met een staafje helsteen aangeraakt. Slechts bij hoogen graad der ziekte geeft men zouten (0, 6.).

93, N. Helsteen 5—10 korrels. 95. N. Kopervitriool 2i/2—i wigtjes.

Gedestill. water l«/j lood. Gedestill. waterH/2 lood.

Om mede te bevochtigen. S. Als hot vorige.

94 N Zinkvitriool 8—\'20 korrels. 90. N. Bijtende kali 7 korrels.

Gedestill. water-l\'/j lood. Gedestill. water (j lood.

0. Als het vorige. \'ie\'; vorige.

20

-ocr page 41-

Influenza.

Dij de ware kroup moet de sti\'ottenhoofdsslreek warm worden gehouden, herhaalde in wrijvingen met kwikzalf, kamfersmeersel, zelfs scherpe zalven (3C, 28, 29.); vochtige omslagen, dampbaden, prikkelende klistcercn zijn aangewezen. Behalve dat zijn aderlatingen, calomel, braakwijnsteen of verkoelende zouten op de plaats. Bij stikkingsgevaar wordt de luchtpijpsnede verrigt.

Het door Bijchncr aanbevolen ingieten van azijn door den neus is niet zonder gevaar, en het bestrijken van het slijmvlies der luchtpijp, na gedane luchtpijpsnede , met eene oplossing van helsteen, nog niet genoeg beproefd.

Bij honden is in het begin een braakmiddel het beste (Hertwig); dampbaden, vluchtig-prikkelende of scherpe inwrijvingen, soms bij krachtige dieren ccne aderlating, inwendig calomel, braakwijnsteen of salpeter, komen te pas.

21

07. N. Braakwijnsteen 3i/2—5 wigtjes. Poeder v. althaea wortel -ii/2 ld. Maak er met meel en water eene likking vau en geef die in 3 maal op een dag in.

!I8. N. Calomel 3t/2 wigtje. flubbelzout 18 lood.

Poeder van jeneverbeziën !) ld. .Met meel en water tot eene likking gemaakt geeft men dit in (i keeren in 2i uren in. (Bijchner.)

\'J9. N. Zwavellever l\'/jlood. Glauberzout \'2 one.

Poeder v. belladonna wortel 3 ld.

» van zoethout 6 lood. Honig zoo veel als genoeg is om er eene likking van te maken en geef alle 2 uur i/(; gedeelte

(Hert wig.)

KW. N. Poeder van spaansche vliegen •li/2—2 wigtjes. Geest van salammoniak 3 lood. Laurierolie 12 lood.

Langs de luchtpijp van het rund in te wrijven. (Bijchner.)

er van m.

101. N. Braakwijnsteen 1—2 korrels.

Gedestill. water \'ti/^ lood. Op eens aan don hond in te geven.

(Hertwig.)

102. N. Arabische gom

Olijfolie van elk 3i/2 wigtje. Gedestill. water 4i/2 lood. Calomel 2—10 korrels.

Maak er eene emulsie van en geef dit in 3 m. op 1 dag aan den hond.

(Hertwig.)

103. N. Vlie i-hloeraen l3/,, lood.

Maak er 3i/2—5 one aftreksel van en voeg er bij braakwijnsteen l korrel.

Salammoniak 3\'/2 wigtje. Glauberzout 4 lood.

Alle 2 uur 1 eetlepel vol. (Ziirn.)

104. N. Salpeter 3i/2—7 wigtjes.

Honig 41/2 lood.

Eene likking, om elk uur \'/i-!• eetlepel vol op de tong te strijken.

(Hertwig.)


3. ZIEKTEN DEB LUCHTPIJPSTAKKEN,

13. Acute lnchtpijpskatarrli of ontsteking. Influenza, de griep, katarrhale koorts, katarrhale longontsteking.

Eene ziekte die, vooral bij het paard veel voorkomt. Niet

-ocr page 42-

[hflucnza.

zelden heersehen onder de paarden zware verkoudheden ook van maag en darmen, borslvlies- en longonfstekingen en vormen van roos (erysipelas). Deze zeer van elkander versehillende ziekten komen echter in die lijden daarin overeen . dat de zieke dieren eene in het oogvallende nedergeslagenheid, ii:\'geiiiatheid en onverschilligheid, soms zells een waren slaperigen ioporeusen) toestand vertoonen. Men heeft zulke heersehende toestiinden Influenza, griep genoemd; een naam die niet eene bepaalde ziekte, maar eene algemeene schadelijkheid moet heteckenen. AVat de eigenlijke oorzaak is, weet men niet bepaald. Blijft de ziekte, met koorts verbonden zieli tot het slijmvlies der luchtpijp bepalen, dan noemt men ze katarrhale koorts; breidt die zich uit tot de lucbt-blaasjcs in de longen, dan heet ze katarrhale longontsteking. Naarmate nu deze of gene deelen des ligchaams meer zijn aangedaan en de ziekte dus racer of minder gecompliceerd is, heeft men vrij algemeen 3 hoofdvormen aangenomen, n.l. de katarrhaal-rhcumatische, de gastrisch-rbcumatische en degastrisch-roosige (crysipelateuse) vorm; vormen die zich zeer dikwijls meer of minder vermengen. waar naar de verschijnselen ook moeten verschillen.

De eenvoudige vorm der ziekte begint dikwijls met neusver-koudheid en ontsteking van liet strottenhoofd en is er de voortzetting van; de dieren hebben meer of minder koorts, de hoest is in het begin droog, pijnlijk, krampachtig, later vochtig, en heeft daarbij uitwerping van slijm plaats, ademhaling meer of minder versneld, eetlust meer of minder verdwenen, dikwijls veel dorst. In den regel loopt deze ziekte (in 2—3 weken) gunstig af; niet alzoo de twee laatste der hiervoor vermelde vormen , die soms zeer gevaarlijk kunnen zijn. Bij de influenza zijn verder zwellingen van verschillende declcn , der liallen, zaadstreng, oorklier, keel, uitvalling der haren, pijn in de gewrichten, oogontstekingen , kruis-verlamming enz. waargenomen.

Men moet de dieren in een warmen, maar nietbcdompten stal plaatsen met rijkelijk stroobed; men zorge vooral tegen verkoelingen rust, ligt verteerbaar voedsel, verslagen water, veel wrijvingen. Terwijl bij ligten graad der ziekte eenvoudige dampbaden en eenige verkoelende zouten (b, (».), of van ecnige salammoniak

22

-ocr page 43-

Hondeziektc. 23

(7. IC, 91.\'! cn goudzwavel (DO, 92.) voldoende zijn, moet men bij kaliiri\'hale longontstekingen aderlatingen doen en braakwijnsteen (97.), calomel (98.) en prikkelende, zelfs scherpe inwrijvingen op de borstwanden aanwenden. Ook narkotiscbe middelen met salpeter oi\' salammoniak worden aanbevolei]. I3ij den gas-triscli-rbeumatisclien vorm geeft men salammoniak en braakwijnsteen , waarbij men bij groote afgematheid terpentijn olie of kamfer voegt en kleine giften middenzouten. Klisleeren cn prikkelende inwrijvingen zijn ook hier soms nuttig.

Bij honden is in bet begin een braakmiddel (101.), later salnnnnoniak (73.. 103.), en azijnzure ammoniak zeer aan te bevelen.

105. N. Bittei\'zout 18 looil.

Poeder van zoethout

» » venkelzaad van elk 0 lood.

Met meel on water tot eene likking gemaakt geeft men het in 4 koeren \'op oen dag. (Weiss.)

■106. N. Goudzwavel l\'/j lood. Salammoniak .\'i —

Poeder van alantswortel » » kalmuswortel van elk (3 lood.

Maak er met lijnmeel en water 4 pillen van en geef dagelijks ü pillen.

(Weiss.)

■107. N. Poeder van kamillenbloemen 3 lood.

Braakwijnsteen in eenig ge-dest. water opgelost 2i/\'2 wg. Meel en water om er eene likking van te maken, \'s Morgens en \'s avonds de helft te geven.

108. N. Calomel oi/2 wigtje.

Poed. van althacawoi\'teUilood. Maak or met water 2 pillen van en geef \'s morgens en \'s avonds 1 pil.

109. N. üeest van kamfer ü lood.

» » sal ammoniak 11/, lood

Om op den borstwand in te wrijven.

(Strauss.)

110. N. Geest van kamfer 1 ons. Om op den borstwand in to wrijven.

Hl. N. Wijngeest ü lood.

Terpentijnolie 3 lood. Ter inwrijving. (Strauss.)

\'112. N. Vluchtig smeersel

Terpentijnolie van elk 6 lood. Ter inwrijving.

113. N. Geest van kamfer (i lood.

Tinctuur van spaansche vlio-Ter inwrijving. gen l\'/j lood.

114. N. Aetherische mosterdolie li/,

tot 2wigtjes. Wijngeest 3 lood.

Wrijf 2 eetlepels vol op den borstwand en herhaal dit na l/j uur tot voldoende werking gevolgd is. (Hertwig.)

115. N. Extract van aconitum 7—10

Salpeter 9—12 lood. (wigtjes. Poedervan althaeawortel 0 ld. Maak er eene likking van en geef alle 3 uren een gift. Op één dag te gebruiken. (Haubner.)

HG. N. Sal ammoniak 3/j lood.

Terpentijnolie 11I1—2 wigtjes. Poeder van jeneverbessen UL lood.

Maak er mot meel en water eene likking van en geef dit in 3 keeren op 1 dag in.

117. N. Braakwijnsteen 3i/2 wigtjes. Kamfer l\'/j—2 wigtjes. Poeder v. engelwortel 41/, ld. Maak er eene likking van en geef het in 3 m. op een dag in.


-ocr page 44-

Ilondeziekle.

24

118. Braakwijnsteen 4 korrels. Gedest.\'water 3 lood.

Aan een grooten hond geeft men de helft op eens in en als na )/4 uur geen braking volgt, de andere helft.

119. N. Sal ammoniak B\'/j wigtjo.

Poeder van zoethout 3 lood. Alaak er een poeder van cn geef 3—4 m. d. een koffij lepel vol aan den hond.

120. N. Sal ammoniak 8i/2 wigtje.

Poeder van venkelzaad 3/4 ld. » » zoethout 2—3 ld.

Maak er een poeder van en geef het als hot vorige.

\'121. N. Sal ammoniak

Gewone drop van elk 3l/2 wigtj. Gedest. water 9 lood.

Allo 3 uur I/,—1 eellepel vol aan den hond te geven. (Hertwig.)

122. N. Vlierbloemen 3li lood.

Trek die aftot91ood aftreksel, voeg daarbij:

Geest van Alinderer 1—li/3 ld. Alle 3 uur aan den hond 1/2—\'1 eet-lepelvol te geven. (Uertwig.)


14. De heerscliende katarrhale koorts bij deu hond; de liondeziekte.

Komt behalve bij den hond ook bij de kal voor cn heet dan de kaltczickte; zij doel vooral jeugdige dieren aan en vooral dezulke, die in de kamer worden gehouden. De eenmaal doorgestane ziekte beselml niet voor een tweeden aanval. In den ligten graad ziet men alleen de verschijnselen van verkoudheid. Jn hoogeren graad hebben de dieren koorts , zijn traag, treurig, dc ademhaling cn de pols zijn versneld, de neus is droog en warm; niezen, een pijnlijke hoest, tranende oogen , vertraagde afgang worden waargenomen. Op den 3. of 4. dag rijkelijke uitvloeijing uit den neus, dc oogen, de neusgaten en oogleden worden daardoor aan elkander gekleefd; de hoest wordt vochtig cn minder pijnlijk. Soms strekt zich de ziekte dieper in de longen uit, dan is de ademhaling kort, steunend en de hoest pijnlijk; bij aandoening van maag cn darmen ontstaat er braking van taaije, geel-groenc slijm; soms doorloop, met slijm en bloed gemengd.

Wanneer deze teckcnen ecnige dagen aanwezig zijn geweest doen zich gewoonlijk zenuwverschijnselen voor, als: trekkingen in sommige deelen, ooren , neus, lippen , beenen, of dc dieren krijgen toevallen , als bij de vallende ziekte. Kiet zelden volgen dan verlammingen, meestal aan een achterbeen of van het geheele achterstel. Niet zelden ziet men bij ook deze ziekte een blaasuitslag onder de borst en den buik, de binnenvlakte der dijen , dat met vlekjes als vlooijcnstekén begint; de blaasjes springen open en

-ocr page 45-

liondeziekte.

daarna ontstaan aldaar dunnen korsten. Dat de inhoud van deze blaasjes de smetstof bevat van deze ziekte, heeft de waarneming niet. bevestigd.

Is de ziekte in ligten graad aanwezig, dan is warm houden en ligt voedsel soms voldoende; even zoo neemt men waar, dat zelfs in boogeren graad de toediening van een braakmiddel in het begin der ziekte voldoende is; is de afgang week, dan geeft men liefst ipeeacuanh a of witte nieswortel; bij meerdere of mindere verstopping geelt men braakwijnsteen (101, 118.). Is de ziekto. in hoo-gen graad aanwezig, dan geeft men goudzwavel, salamnioniak; bij hevige ontsteking calomel, salpeter, braakwijnsteen in k^ine giften , alsmede wendt men prikkelende of scherpe inwrijvingen aan; soms is dan bij sterke dieren eene (bij groote honden 1—3 oneen, bij kleine van 1/2—1 one.) aderlating noodig.

Duurt de slijmuitwerping en de storing in de spijsverteringswerktuigen lang, dan moeten ijzer, salamnioniak , bij sterke doorloop opium of het poeder van Dover, de rhabarber, kina, tannine , aluin, zelfs helsteen en inwrijvingen van kamfersmeersel of terpentijnolie op den buikwand worden aangewend. Doet zich bij eene sterke slijmafscheiding en losse, onpijnlijke hoest groote zwakheid van het dier voor, dan verbindt men de salamnioniak of goudzwavel met aromatische middelen, of men geeft valeriaan, kina , kamfer , zwavelaether ; welke laatst genoemde middelen , even als de kraanoogen , helsteen, tinctuur van Bestuscheff, kopervitriool, morphiuni, benevens prikkelende inwrijvingen langs de wervelkolom en dragten, ook bij zenuwverschijnselen kunnen beproefd worden. — Bij oogontstekingen geeft men wasschingen van lauw water , warme melk of aromatische aftreksels; bij verzweringen van het doorschijnende hoornvlies wendt men loodsuiker, cuphrasia, zinkvitriool, atropine aan. — Langenbacher cn Busse raden aan , voor dat nog zenuwverschijnselen aanwezig zijn , een afkooksel van nieswortel, waarmede het kruis en de beenen worden bevochtigd; dit middel zou als huidprikkel en, daar de dieren er een gedeelte van inslikken, tevens als braakmiddel gunstig werken.

123. N. Poeder van braakwortel 124. N. Witte nieswortel-1—2 korrels-

Witte suiker van elk 7—13 Suiker li/j wigtje.

korrels. Üp ééns in te geven.

Geef dit poeder op ééns in.

25

-ocr page 46-

I londczicktc.

20

tij. Ci\'aakwijnsteen l—li konols. Goilcstili. water 3 looit.

Voeg or Jjij:

Poeder van braakwortel J J korrels.

Goed omgeschud zijnde geoft men lie liell\'t op ééns in en als na \'/, uur geen braken volgt, de andere liell\'t.

(Hertwig.)

126. N. Goudzwavel 2 wigtjes.

Poeder van zoethout \'l\'/2 lood. Maak er met honig eene likking van en geef er alle 3 uren, zooveel als op de punt van een mes kan liggen van in. (Hertwig.)

127. N. Goudzwavel 13 korrels.

Poeder van zoethout

» » jeneverbeziën (van elk I !ƒ, lood. Maak er een poeder van eu geef 3 m. d. \'/j—1 kolïijlepelvol.

128. N. Salammoniak l\'/2—2 wigtjes.

Extract van bilzenkruid 7 korr. Gedestill. water 18 lood. 3—4 m. d. i/j—1 eetlepel vol in te geven.

120. N. Calomel 2 korrels.

Suiker 3\'/, wigtjes.

Maak er 8 poe\'ders van en geef 3 m. d. een poeder.

130. N. l.Tslandsche mos 1 lood.

Kook die \'/j uur met water zoodat er 12 lood vloeistof overblijft.

Voeg er bij:

Salammoniak 3/,, lood.

Geef 3 m. d. i/3—1 eetlepel vol.

(Weiss.)

131. N. Amandelen 3/i lood.

Maak hiervan eene emulsie van 18 lood.

Voeg er bij:

Salpeter li/2—2 wigtjes.

Geef aan eon middelmatig grooten hond 3 m. d. een eetlepel vol.

132. AT. Salpeter 3i/2 wigtje.

Extract van zoethout l\'/j—2 wigtjes. Gedestill. water 12 lood.

Alle 2 uur een thee-eetlepelvol in te geven. (Hertwig.)

133. N. Wit papaverzaad 3 lood.

Maak er eene emulsie van van 21- lood.

Los daarin op:

Natron salpeters/,, lood. Suiker l\'/j lood.

Alle uur 2 eetlepels vol. (Hertwig.)

131 N. Braakwijnsteen i korrel.

Extract\'van zoethout li/2—2 wigtjes. Gedestill. water 12 iood.\'

Alle 2 uur \'/i—\'1 eetlepel. (Hertwig.)

133. N. Braakwijnsteen 1 korrel. Bitterzout % lood.

Gedestill. water 12 lood.

Alle 2 uur l/2—1 eetlepel vol.

(Hertwig.)

13(5. N. Uzer salamraon. \'li/2—2 wigtjes. Poeder van alantswortel » » althaeawortel

van elk 1 lood. 3 m. d. i/2—1 koffijlepel vol.

137. IJzer salammoniak 13 korrels. Extract van bilzenkruid 7 korrels. Poeder van-zoethout 3i/2 wigtje.

Verdeel dit in 8 poeders en geef 3 m. d. 1 poeder.

138. N. Opium 1 korrel.

Poeder van ratanhia wortel 3l/2 wigtje.

Verdeel dit in 6 gelijke poeders en geef 3 m. d. 1 poeder.

13Ü. N. Eenvoudige opiumtinctuur

Tinctuur van ratanhia van elk 3i/2 wigtje. Alle 3 uur 5—10 droppols.

l iO. N. Poeder van flover 4—8korrels. » » althaea wortel Arabische gom van elk li/,— 2 wigtjes.

Maak er (j gelijke poeders van en geef dagelijks 3 poeders.

141. N. Kamillen bloemen 3i/2 wigtje. Trek die af tot 12 lood vocht. Waterige tinctuur van rha-barber ll/2—2 wigtjos. Allo 3 uur 1—2 eetlepels vol.

(HerUVig.)


-ocr page 47-

Ilondczicklc.

27

142. N. Tannine l korrels.

Aluin J1II—2 wigtjos.

roeder van gom S\'/j wigtje.

Verdeel dit in 0 gelijke doelen en ?f 3 m. d. 1 poeder.

geef

143. N. Tannine 13—20 korrels.

Opium I korrel.

Suiker \'S\'l-i wigtje.

Verdeel dit in 6 gelijke deolen en geel\' 3 m. d. i poeder.

144. N. Aluin 3i/2 wigtje.

Poeder van althaeawortel Poed.v. eikenbast vanelkl lood. 3—4 m. d. een koflijiepel vol.

145. N. Aluin 3i/2 wigtje.

Poed.v. ratanhia wortel i lood. 3—4 m. d. i/2—1 koflijiepel vol.

■146. N. Kinabast i—11/2 lood.

Engelwortel 31/2—7 wigtjes. Maak er een afgekookt aftreksel van van 12—18 looil.

Voeg er bij:

Extract van oranjeschillen » » kamillen bloemen van elk 7 korrels. Holï\'man-droppels 7-20 korrels. Alle 2 uur 1—2 eetlepels vol. (May.)

147. N. Kinabast H/j lood.

Kook die inwater tot;181ood.

Voeg er bij: Zwavel-aether \'ll/2 lood.

Om de 2 uur 1 eetlepel vol.

148. N. Valeriaanworlel 3//, lood.

Trek die afmet kokend water tot \'12 lood. Kamfer 13 korrels. Arabische\'gom 31/2 wigtje. Geef dagelijks 3 eetlepels vol.

149. N. Poeder van kinabast

» » valeriaanworlel van elk 1 lood. 3 m. d. 1/2 koflijiepel vol.

150. N. Zwavelzure kinine 4 korrels.

Gewreven kamfer I korrel. Suiker 3\'/2 wigtje.

Verdeel dit in (5 gelijke ileelen en geef om de 2 uur I poeder.

151. N. Geraspte kraanoogen 7 korrels.

Kook die met water tot 1 one

en gooi\' allo 3 uur 1—2 theelepels vol. (llertwig.)

152.N. Tinct.v.kraanoogen 31/2 wigtje. 3—5 m. d. 5 droppels in te geven.

-153. N. Geraspte kraanoogen 4 korrels. Kook die met water l/j uur totl one vocht, voeg na afkoeling er bij:tinctuur van Bestnschell 13 korrels.

3—4 ra. d. i koflijiepel vol te geven.

154. N. Geraspte kraanoogeni3korrels.

Kook die met 36 lood water tot op de helft, voeg na doorzijging er bij: hitterzout 3 lood. Met gomslijm gewreven kamfer 13 korrels. Geef \'s morgens en \'s avonds \'1 eetlepel vol. (Hertwig.)

155. N. Helsteen 1 korrel.

Valeriaan wortolwater 6 lood. Geef 3-4 ra. d. i/2—i koflijiepel vol.

156. N. Tinctuur v. Bestuschefi\'3/4 lood. Alle 4 uur, naar de grootte van het

dier, 3—\'10 droppels te geven.

157. N. Extract van valoriaanwortel 7

korrels.

Gedestill. water 6 lood.

Tinctu urvanBestuschefflSkorr. 34 111. d. koflijiepel vol.

\'158. N. Kopervitriool 2\'—8 korrels.

Poeder van valeriaanwortel 31/2 wigtje.

Deel dit in (i gelijke deelen en geef 2 m. d. I poeder. (Adam.)

159. N. Azijnzure morphine l/2—Ikorr. Suiker 3l/2 wigtje.

Verdeel dit in 8 gelijke deelen en geef 4 in. d. 1 poeder. (Werner.)

\'IGO. N. Loodsuiker 13 korrels. Gedestill. water 1 one. Eenvoudige opiumtinctuur 13 korrels.

Alle 3—4 unr 10—20 droppels o|i het, doorschijnend hoornvlies te droppelen.

161. N. Loodsuiker 7 korrels.

Gedestill. water 6 lood. Opium extract 2 korrels. Als het vorige te gebruiken.


-ocr page 48-

28 Slepende borstverkoudheid.

162. N. Euphrasia tinctuur 20di\'oppels. Gedestill. water 3—6 lood.

Gedestill. water 6 lood. Eenvoudige opium tinctuur 2

Als liet vorige te gebruiken. wigtjes.

, . Dagelijks eenige droppels in het ooc:

Ibd. N. Zwavelzure atropine i/j—lkorr. te brengen. (Holer.) Gedestill. water 3 lood.

Op den dag 1 of meermalen in liet 165. N. Witte nieswortel 3/ —Glood.

oog te droppelen. (Hofer.) Kook die met bier (5—15 oneen)

,T ...........tot op de hell\'t.

lOi. iV Zinkvitriool I—3 korrels. Tot wassching. (Busse.)

15. Dc slepende (clironisclie) luchtpijptak-ontsteking. Slepende liorstverkoudlieid.

Is bij dieren, vooral bij bet paard, gcenc zeldzame ziekte, die zich meestal uit andere (genoemde) verkoudheden ontwikkelt ofquot; andere ziekten vergezeld. Bij den hoest worden soms groote hoeveelheden slijm ontlast, vooral bij koud en afwisselend weder. In het 1\'egin der ziekte wordt bij snelle bewegingen de ademhaling versneld, bt zwaard en later wordt die meer versneld, ook zelfs als het dier slil staat, zoodat het dier dampig wordt; dan treedt vermagering in ca gaan dc dieren dikwijls tengevolge van het ontstaan van andere ziekten der longen ten gronde.

Inademing van zacht prikkelende dampen, het inwendig gebruik van zwavel (16.), van spiesglans (19.—22., \'JO., 92., 106.), van salammoniak met vluchtig prikkelende middelen, vooral balsamina (21, 22, 66, 116) met teer (17) verbonden, verder van loodsuiker (23, 24); bij schapen bovendien ijzerbereidingen, kunnen beterschap aanbrengen. Bij veel en droog hoesten bij honden ook narcotische middelen (79, 128).

166. N. Bloem van zwavel 12 lood. Aan een hond dagelijks 4 pillen te

Poeder van alsem geven. \' (Weiss.)

» » jeneverbeziën

„ „ van elk 15 lood. 168. Staalkogeltjes (Glob. tartari far-Teer 6-9 lood. rati) 3 lood.

Maak er een poeder van en geel\' Kook ze met 2l/o one. water ge-het met havermeel, kastanicmeel enz. durende I/, uur.

schanenï g 8CmenS( ,/v0°l\' ^ Aan elk schaap 1-2 kinderlepels

sch\'lpen)- (Haubner.) vol in te gcvcn. (Haubr.er.)

167. N. Ammoniakgom 3i/2 wigtje. 109. N. ijzervitriool 3 lood.

PnoJi\'11\'1011quot; i ii . Poeder van alsemkruid

Poed.v. anijszaad van elk 3/,, ld. „ » kalmuswortel van

1 oeder van althaeawortel en water elk 5 ons.

zooveel als genoeg is om er 15 pillen Maak er een poeder en met raout van te maken. een likking van (vóór 50 schapen).

(Haubner.)

-ocr page 49-

Longwormziekte.

170. N. Extract van belladonna \'2 korr. quot;171. N. Zoutzure morphine 1 korrel.

Witte suiker 31/2 wigtje. Suiker wigtje.

Maak er (3 poeders van en geef da- Maak er 6 gelijke deelen van en

gelijks ij poeders aan den hond. geef aan den hond dagelijks 3 poeders.

16. Long wormziekte, wormachtige loughoest, wormlongziekte.

Komt vooral voor bij jong vee, dat in lage, vochtige aan staande waters rijke streken, of op te laag gelegen, moerassige weiden gehouden is, vooral bij aanhoudend regenachtig weder. De ziekte wordt veroorzaakt vooral door de aanwezigheid van een worm, een pallissaden worm (stróngylus filaria) die zich in dc luchtpijptakken ontwikkelt; hoe die er in komt is nog niet met zekerheid bekend. Dc verschijnselen zijn; meer of minder mocijeüjkc ademhaling, een heesche, kugchende. krampachtige hoest, die vooral bij het drijven der dieren zich voordoet, en waarbij niet zelden met slijm wormen ontlast worden. Heeft de ziekte een hoogen graad bereikt, dan volgt, na meerdere maanden gewoonlijk dc dood. Deze ziekte komt ook bij kalveren voor, soms vrij algemeen en wordt dan door een anderen worm, de stróngylus micrurus, veroorzaakt, terwijl deze ziekte bij de varkens door den stróngylus paradoxus wordt teweeg gebragt. maar scbijnt bij dit dier geene zeer in bet oogvallende verschijnselen te veroorzaken.

De hoogstens in het begin der ziekte met eenig uilzigt op met een goed gevolg in te stellen behandeling moet ten doel hebben het opheffen van den katarrhalen toestand en de verwijdering van dc wormen. Daarom moet men zorgen voor goed, krachtig voedsel, bijv. mout enz. en verwijdering der schadelijk inwerkende oorzaken. Inwendig wendt men aan bittere, aromatische, ijzerhoudende middelen in verbinding met empyreumatische stoffen. met terpentijnolie, gebrande beenderen, krijt; om den dood en de uitwerping der wormen te veroorzaken: inademingen van zwavel-aether, dampen van teer, van verbrand leder, verbrandende haren en hoorn. Men berookt dan vrij sterk, in een goed gesloten ruimte, het gemakkelijkste met teer , dat men op gloeijende steenen laat droppelen en laat de dieren daarin }/2 uur en zelfs langer verblijven.

29

-ocr page 50-

Borstwaterzucht.

30

172. N. Poeder van alsem

» » kalmuswortel van elk I N. pond. Glanzend schoorsteen roet Gebrande beenderen van elk i) ons.

Hertshoornolie

Terpentijnolie van elk 9 lood. Ijzervitriool 4l/3 lood.

Maak er een poeder van en peef elk volwassen schaap dagelijks \'2—3 lood; aan lammeren de helll, met gesneden haver vermengd.

173. N. Keukenzout

Poeder van gentiaanwortel » » kalmuswortel van elk 5 ons.

Maak er een poeder van en gceT elk schaap 2—3 m. d. s/,,—lood als likking. (Uaubner.)

174. N. Keukenzout

Alsempoeder

Poeder van jeneverbeziën van elk 5 ons.

Maak er een poeder van en geel\' dit als het voorgaande. (Haubner.)

175. N. Keukenzout

Poeder van jeneverbeziën van elk 1 N. pond. » » zwarte pepero ons. Maak er een poeder van en geel\' hot als likking voor 1ÜIJ schapen. (Haubner.)

170. N. Poeder van alsem

» » kalmuswortel » » jeneverbezien van elk 2i/2 ons.

Krijt

Keukenzout van elk 5 ons. Maak er een poeder van on geef

het als het vorige. (Haubner.)

177. N. Ijzervitriool 3 lood.

Poeder van alsem

■» » kalrauswortel van elk 5 ons.

Maak het vnot meel tot eene likking en geef het aan 5Ü schapen. (Haubner.)

178. i\\T. Terpentijnolie 10—30 droppels.

Hrandewijn 1\'/2 lood.

Aan oen schaap op eens of in een afkooksel vau alsem te geven. (Haubner.)

170. N. Stinkende dierlijke olie 10— 30 droppels. Brandewijn ll/.2 lood.

Als het vorige te gebruiken.

ISO. N. Kreosoot fl lood.

Wijngeest 71/2 ons.

Water 1 N. pond.

Aan een lam dagelijks 1 eetlepel vol te geven. (Gerlach.)

181. N. liloein van zwavel

Poeder van kalmuswortcl » » venkelzaad van elk 41/2 lood. Stinkende dierlijke olied lood. Maak er met meel\' en water 15 pillen van en geef 3 m. d. aan het kalf 1 pil. (Meyer).

182. N. Salammoniak

Ruwe spiesglans van elk 3 ld. Bloem van zwavel Poeder van venkelzaad

» » kalmuswortcl van elk 41/2 lood. Maak er mot meel en water 15 pillen van en geef die als het vorige.

(Meyer.)


4. ZIEKTEN VAN HET BORSTVLIES.

17. Borstwaterzucht, Avater in de horst.

Deze ziekte is gewoonlijk het gevolg van andere ziekten en daarom zeer moeijelijk te genezen. De bezwaarde ademhaling is dan eens zeer hoog, dan weder minder, naarmate de hoeveelheid water in de borst toe- of afneemt; bij beweging neemt de bezwaarde ademhaling steeds toe; men kan het klokken van het

-ocr page 51-

Borstwaterzucht.

water in de borst duidelijk waarnemen. De eetlust is verminderd gt; afwisselend, de dorst meestal vermeerderd, de dieren vermageren, het haar is glansloos, enz.

Rij de behandeling komt liet vooral aan op bet opheiTen van de oorzaken der ziekte. De opneming van de uitgestorte vloeistof traebt men door verbooging van de pisafscheiding, zelden door vermeerdering van de darmafscheiding Ie verk-rijgeu . men geeft daarom pisdrijvende middelen, jeneverbessen, terpentijnolie, zee-ajuin, vingerhoedskruid, wijnsteen, spaansehe vliegen, soms ook borax, potasch, bij bonden bovendien azijnzure kali, jod-kalium, en voor bet tweede doel middenzouteu, calomel ol sterke purgeermiddelen. Bij boogen graad van bezwaarde adembaling kan men beproeven door het aftappen van bel water, door de borststeck, beterschap aan 1c brengen.

31

183. N. Terpentijnolie 3 lood.

Poeder \' van jeneverbeziën 9—12 lood.

met lijnrneel en water tot eene lili-king gemaakt geeft men hot aan een rund in een dag in. (Haubner.)

•18i. N. ïerpentijnolie l\'/^ lood.

Poeder van jeneverbeziën U lood.

Met lijnrneel en water tot 4 pillen gemaakt geeft men die op een dag aan een paard. (Haubner.)

185. N. Terpentijnolieli/j—\'2\'/2wigtje.

lirandewijn li/j lood.

Geef aan het schaap dagelijks 2—3 zulke giften. (Haubner.)

\'18(5. N. Pijnboom toppen 12—15 lood.

Kook die met 41/2 p. water ge-dureudo \'/2 mquot;\'-

Geef van het doorzygsel aan he\' rund2m.d. 7i/2 ons in. ~ (Haubner.)

187. N. Gekookte terpentijnolie 3 lood.

Terpentijnolie ll/j lood.

Pood, van jeneverbeziën 18 ld. Meel 4\'/., lood.

Maak er mot water eene likking van en geef om de 3 uur aan het paard gedeelte er van. (Hertwig.)

188. N. Wijnsteen 2—2\'/2 lood.

Poeder van zeeajuin 31/2 wigtje. » » jeneverbeziën 3 ld. Maak hot met water tot eene likking en geef het in 3 keeren op oen dag aan hot paard.

189. N. I\'oed. van zoeajuin 31/2 wigtje.

Aan den hond in onderscheidene keeren in te geven.

\'190. N. Zeeajuin

ïerpentijnolie v. elk 3l/2 wigtje. Poeder van jeneverbeziën 3 lood.

Maak er een poed. v. en geef aan den hond 3 m. d. i/2—I koflijlepel vol in.

191. N. Poed. v. althaeawortel 41/2 ld.

Extract van vingerhoedskruid l\'/j—2 wigtjes. Maak or met meel en water eene likking van en geef aan het. paard \'s.morgens, middags en \'savonds 1/3 gedeelte.

192. N. Poed. van jeneverbeziën 21/2

lood.

Wijnsteen 1—21/.2 lood. Terpentijnolie 5—10 wigljes. Maak er inet meel en water eene likking van en geef het als het voorgaande.

193. N. Poed. v. jeneverbeziën 2i|2 ld.

it I

i si!


-ocr page 52-

Borstwaterzucht.

32

Wijnsteen 10—15 wigtjes. lixtract van vingerhoedskruid .. , \'10—13 korrels.

Maak er eene likking van in te geven als het vorige.

194. N. Poed. v. zeeajuin 31/., wigtje

Wijnsteen 1 lood.

Maak sr een poeder van en geef aan den hond 3—4 m. d. zooveel als op de punt van een mes kan liggen.

195. N. Wijnsteen Ci lood.

Witte hars 12 lood.

Poeder van jeneverbeziën Lijnmeel van elk 3 lood. Maak er met w.iter (gt; pillen van en geef er aan het paard dagelijks 2 van.

\'(Weiss.)

190. X. Goudzwavel 1 wigtie. Wijnsteen

Poedervan jeneverbeziën van elk 1 lood. Poeder van althaeawortel 3i/2 wigtje.

Honig zooveel als genoeg is om er 12 pillen van te maken en geef\'s morgens en \'s avonds aan den hondl pil.

(l\'alke.)

197. N. Kahnuswortel 3^ lood.

Maak er een aftreksel van 12 lood van, voeg er bij: Arabische gom 3i/2 wigtje. Wijnsteen 3/4 lood.\'

Steenolie 13 korrels, Jeneverbeziënstroop ö lood. (reef aan den hond 2 eetlepels vol dagelijks. (Falke.)

198. N. Poeder van spaansche vliegen

13—20 korrels, l oeder van kalmuswortel » » althaeawortel van ,, , elk 3 lood.

Maak er met water 4 pillen van en geef het paard dagelijks 1 pil.

199. X. Horax 3 lood.

Poed. van jeneverbeziën 12 ld. Koggemeel 4i/2 lood.

Maak er met water eene likkinquot; van en geef aan het paard alle 4 uur Is— k gedeelte er van. (Hertwig.)

200. N. Borax \'li/2—3i/2 wigtje.

Gedestill. water 4r/, |00i|.

Geef aan den hond 3 m. d. 1 eet-lepel vol. (Hertwig.)

201. N. Potasch 0 lood.

Poed. van jeneverbeziën 12 ld. Ataak er met meel en water eene hkking van en geef alle 3 uur hot 1/, gedeelte aan het paard. (Hertwig.)

202. N. Waterdrieblad 1 lood.

Maak er een afkooksel van van 12 lood, voeg er bij-Gezuiverde potasch 31/, wigtje. Aan deu lioncl 3 m. d. li\' eetlepel. vo1- (Hertwig.)

203. N. Jeneverbeziën 11/2 lood.

?oa?\'c 61 0611 ^\'treksel van van \'IS lood, voeg er bij; Oplossing van azijnzure kali

re gt; , 3/i lootl-

Geef aan den hond 3—4 maai eea eetlejiel vol.

204. AT. .lodkalium 13 korrels

Ciedestill. water 9 lood.

\'reet aan den hond 3 m. daan,3 1/, eetlepel vol. (Herrwig.]

205. N. Poed. v. jeneverbeziën 3 lood.

Ulauberzout 12 lood.

Aan liet paard op ééns in te geven.

206. N. TSoccotrinische aloë 3 lood.

Groene zeep zooveel als genoeg is om er 1 pil van te maken.

Geef die des morgens aan het paard. In- (Hertwig.)

207. X. Leveraloë 3 lood.

Calomel 31/, wigtje.

Zeep 3 lood.

Maak er met water 1 pil van en geef die liet paard \'s morgens in.

208. N. Gut te gom

Calomel van elk 2—4 korrels. Honig zooveel als genoeg is om er 1 pil van te maken, geef die aan don hond.

(Hertwig.)

209. N. Krotonzaad 10—13 korrels.

Poeder van althaeawortel l\'/.,

. lood.

-Vlaak or met water l pil van en goot dio als No. 200.


-ocr page 53-

Borstvliesontsteking.

210. N. Krotonolie 12—15 droppels. elk 1 lood.

Poeder van jeneverbezicn Maak er met water 1 pil van eii

Poeder van althaeawortel van geef die als No. 20G.

18. Borstvlies-ontsteking. Fleuris. Pijn of steek in den borstwand.

Deze ziekte komt ijij alle huisdieren, vooral echter bij militaire paarden en honden voor. De verschijnselen komen veel met long-ontsteking overeen en veelal zijn ook werkelijk tic longen daarbij aangedaan. Het ademhalen gesehicdl hierbij veel minder met de ribben- dan met den buikwand; het is kort, afgebroken en het uitademen duurt langer: drukking, vooral tusschen 2 ribben, is pijnlijk, dc pols is vol en hard, het neusslijmvlies niet zeer rood; uit-vlocijing uit den neus ontbreekt. J)e dieren zijn treurig, de eetlust is niet geheel verdwenen, de koorts in het begin gering neemt meestal plotseling toe. Als dit bet geval is, kenbaar aan de afwisselende temperatuur, trillingen, opstaan der haren, en als dan daarbij de neusgaten worden opengesperd , de oogen glanzend zijn, de hartslag regts zeer voelbaar wordt, dan bestaat er vrees dat de ziekte in acute borstwaterzucht is overgegaan. In de meeste gevallen is sterke verkoeling de oorzaak der ziekte.

Naarmate van de hevigheid der ziekte moeten hier meer of minder aderlatingen gedaan worden; doet men bij longontsteking liefst sterke bloedontlastingen op ééns, iiier zijn kleine aderlatingen, maar soms om de 3—4 uren herhaald het beste. Men geeft verder verkoelende zouten (ii\'i—00.) Ook de braakwijnsteen is hier aangewezen, (00,107.), bij hoogen graad der koorts in verbinding met vingerhoedskruid (37,38.); bet inwrijven van vluchtige middelen op den borst wand (HO—112.) zelfs van scherpe (113, 114.), het zetten van dragten, of van wrangwortel bij het rund, komen ook te pas. Is er uitstorting in de borstholte, dan geelt men pisdrijvende middelen (183—204.) waarbij men als het dier zwak is kamfer en aetheriscbe oliën kan voegen. Is de uitstorting in de borst groot en dreigen de dieren te stikken, dan kan men de borststeek doen.

Aan honden geeft Hertwig eerst een afvoermiddel uit gutte gom en calomel (208) bestaande, en 2—3 uren later salpeter met glauberzout of wel braakwijnsteen.

33

3

-ocr page 54-

Borstvliesonlstcking.

Bij rijkelijke uitstorting in de borstholte borax (200.); later als de ontsteking grootendeels verdwenen is, calomel of braakwijnsteen met vingerhoedskruid.

Hierbij laat hij spaanschevliegtinctuur of spaanschevliegzalf op den borstwand inwrijven, cn ook wel een dragt zetten.

Evenals bij de longontsteking zijn vereenigingen. zamengroeijin-gen van de longen met dc ribben, of omgekeerd, niet zeldzaam; men noemt dit gewoonlijk aangewassen, waarbij de zoogenaamde h ar dh li i digh e i d meestal aanwezig is. Dit laatste is even zoo bij vele andere, vooral langdurige ziekten het geval cn daarom gecne zelfstandige ziekte. Om die te genezen moet men de ziekten, waarbij dit verschijnsel wordt waargenomen, behandelen en genezen; dan verdwijnt tevens die hardhuidigheid.

34

•211. N. Poeder van kamillen bloemen S/4 lood.

Bitterzout 6 lood.

Maak dit met meel en water lot eeae likking en geel\' dit op i dag aan liet paard, en 2—3 dagen na elkander.

212. N. Poeder van althaeawortel 3 ld.

Glauberzout 6 lood. Met meel en water tot eene likking gemaakt geeft met het als het vorige.

213. N. Poeder van althaeawortel 41|2

lood.

Braakwijnsteen in gedestill. water opgelost \'l\'/a-^ wigtjes. Maak er met meel eene likking van en geel\' het op 1 dag in 3 keeren aan het paard.

214. N. Poeder van kamillen bloemen

s/j lood.

Bitterzout 0 lood.

Extract van vinaershoeds-krnid 5 korrels. Maak er met meel en water eene likking van en geef2—3 zulke giften. Gebruik als No. 211.

215. N. Poeder van kamillen bloemen

3 lood. Glauberzout 12—18 lood. Extract van vingerhoedskruid 5 korrels. Maak dit met water tot eene likking en geef die aan een rund in 2 keeren, \'s morgens en \'s avonds.

216. N. Poed. v. jeneverbeziën l\'/j ld.

Braakwijnsteen 1—2 wigtjes. Extract van vingerhoedskruid 5 korrels. Maak er met water eene likking van en geef dit in 2—3 keeren aan een paard.

217. N. Terpentijnolie

Laurierolie van elk 0 lood. Poeder van spaansche vliegen 3/4 lood. Maak er een smeersel van en wrijf er de borst mede in. (llayne!)

218. N. Terpentijnolie

Boomolie van elk 3 lood. Geest van salammonialc IVo lood

Een smeersel Ier iuwrijving.

(Strauss.)

219. N. Wijnsteen

Poeder van engelwortel van elk 21/2 lood. Kamfer van ll/2—2 wigtjes. Maak er met meel en water eene likking van en geef het in 8 keeren aan het paard m.

220. N. Salpeter

Glauberzout van elk 3i/2—7 wigtjes. Gedestill. water 9 lood. Aan den hond alle 3 uur een eetlepel vol te geven. (Hertwig.)


-ocr page 55-

Bloedophooping in de longen. 33

22-1. N. Braakwijnsteen 1—3 korrels, te maken. Geef aan don hond alle

Gedestill. water 3—6 lood. 3 uur 1 pil. (Hertwig.) üra de 3 uur het l/4 gedeelte te

geven aan den hond. (Hertwig.) 223. N. Vingerhoedskruid 2 wigtjes.

Maak er oen aftreksel van

222. N. Calomel 5—10 korrels. . groot 9 lood.

Poeder van vingerhoedskruid Braakwijnsteen i korrel.

8-16 korrels. Aan den hond 3—4 m. d. i/2—1 eet-

Iloriig genoog om er 4 pillen van lepel vol te geven. (Hertwig.)

5. ZIEKTEN DER LONGEN.

19. Ophooping van bloed in de longen. Congestie naar de longen. De jagt Irij het rund.

Komt bij alle huisdieren, maar vooral bij hetpaard voor; vooral bij jonge paarden na slerke krachtsinspanning. Ei-ontstaat plotseling ol\' meer langzamerhand steeds toenemende bezwaarde ademhaling, die tot stikkingsgevaar kan stijgen; de ademhaling is hoogst versneld, er is een droogc, pijnlijke kramphoest aanwezig, waarbij bloederig slijm wordt uitgeworpen, hooge roodheid der slijmvliezen, ongeregelde hartslag. Het dier is angstig en onrustig.

De stal moet matig koel zijn, voedsel ligt verteerbaar en weinig voedend, drinken koel; logt moet vermeden worden.Daarentegen moeten aderlatingen en herhaald wrijven van het ligehaam, na voorafgaand bespuiting van de huid met geest van kamfer, terpentijnolie enz. worden aangewend; verder geeft men ontstekingwerende zouten in verbinding met narcotische (pijnstillende) middelen (37., 38., l ib., 214., 213.) en dikwijls herhaalde prikkelende klistecren.

224. N. Keukenzout 12 lood.

Meng dit met laauwwater en geef er klisteeren van.

20. Bloeding uit de longen, bloedspuwing.

Komt als zelfstandige ziekie zelden bij onze huisdieren voor; bij congestie naar de longen kan die echter plaats hebben. In verre weg de meeste gevallen ontstaat zij door andere ziekten der longen. Het bloed wordt dan in grootere of geringere hoeveelheid bij het hoesten ontlast, waarbij de ademhaling meer of minder belemmerd is. Is de bloeduitstorting belangrijk, dan volgt meestal de dood van het dier. Naarmate van den ziekelijken toestand, die de grond is van de bloedspuwing, moet deze of gene behandeling

3\'

-ocr page 56-

Bloedspuwing.

worden ingesteld. Aderlatingen, ontstekingwerende geneesmiddelen, verzachtende middelen, dieet en in vele gevallen een luchtige stal en weinig voedend voedsel zijn veelal, echter geenszints altijd, de aangewezen middelen; alles hangt van de oorzaken der ziekle af.

21. Lougontstekiug.

Bestaat in eene ontsteking van hel longweelscl (intcrstitieelc longontsteking), waarhij al ol\'nicl zich eene ontsleking van hel bekleedsel der longen voegt; de katarrhalc longontsteking doel meer bepaald het slijmvlies der luchtpijpslukkcn aan. Zie deze . Lchahc deze bestaat er nog eene kroupeusc- ol\'vliezige-longoulsleking. \'/\\k kroup).

Deze ziekte komt vooral bij het paard veel voor. Zij begint meestal met koorts; vooral ziet men iti bet begin aanhoudende koortsrillingen, waarna de huid droog cn koud wordt; hel dier is treurig, eet niet, drinkt dikwijls, ademhaling Is kort en versneld. HO—160 in de minuul, me( zichtbare beweging der flanken, ribben en neusvleugels, de uitgeademde lucht is zeer wirm. het neusslijm-vlies hoog rood. de oogen droog, dikwijls geel-rood gekleurd. ITct dier is angstig, dc pols is bard, vol, dikwijls zamengelrokken of sidderend, hartslag dikwijls onvoelbaar oi\' snel, pogebend. de uiesl droog, dc pis donker, liet dier maakl geen bewegingen, het staal onbeweeglijk met nederhangend hoofd, uil elkander geplaatste voorbeenen, de spronggewriclilen digi bij elkander. Noodzaakt men hel dier lot gaan, dan is bel stijl\', en de ademhaling wordl daardoor bezwaard cn sneller. De hoest is kort, rauw en pijnlijk.

Bij hel rund valt de moeijelijke ademhaling niet zoo sterk in het oog als bij bet paard; de ellebogen worden wijd van de borst gehouden, de melk neemt al.

De hevigheid van de koorts en de versnelling der ademhaling duiden den graad der ziekte aan, cn zij nemen gewoonlijk gedurende 4—5. soms zelfs 7—9 dagen toe, waarna, als de ziekle eene gunstige wending neemt, vermindering ir. de hevigheid der verschijnselen intreedt. Zuchtige zwellingen onder de borst en den buik zijn dikwijls goede leekenen.

Deze ziekle onlstaat bij bel paaard dikwijls door snel en langdurig loopen, vooral legenden wind in, en als de lucht koud is.

36

-ocr page 57-

Longontsteking.

door te wanne stal, die te sterk gesloten wordt gehouden en veel nnnnonia (uit de niest) bevat, door koud drinken of regen na verhitting (vooral liij het rund), en vooral ook door liet ondoel-nialig ingeven van geneesmiddelen, die dan in de zoogenaamde verkeerde keel geraken.

Behandeling. Men zorge voor een matig warmen van zuivere lucht voorzienen stal, voor rust, voor slap, weinig voedzaam voedsel, dat slechts in geringe hoeveelheid gegeven wordt; het water moet verslagen zijn en dikw ijls worden voorgehouden. Her-liaalde wrijvingen zijn vooral hij al\'wisselende ligehaamswarmte aan te raden. In het eerste tijdperk der ziekte moeten, vooral hij krachtige goed gevoede dieren en hovcnal in de hoogere graden der ziekte, herhaalde aderlatingen gedaan worden, maar niet bij zwakke dieren. Met zetten van dragten en het insmeeren van scherpe zalven op de ribben is hij het paard niet altijd noodig. Inwendig geve men outstekingw erende zouten. \'■)\'{—59. 104—105 , Uil —133,211, 212, 220. in verbinding met slijmige o(\'ligt aromatische mi(idelen.

Heeft het dier hevige koorts, dan voegt men er vingerhoedskruid bij (37—38, 214—215\'.

Vooral echter komt bij deze ziekte de aanwending van braakwijnsteen in aanmerking, die zeer werkzaam is hij verdichting hepatisatie der longen, en die, zelfs als de mest weeker is geworden, maar dan met slijmige stoffen verbonden, gegeven kan worden; slechts bij hevigen doorloop geeft men die niet (69, 107, 134, 135, 213, 216, 221. 223).

Andere in dit tijdperk gebruikelijke middelen, welke hij he\\ig, pijnlijk hoesten, vooral hij kleine dieren bijgevoegd kunnen worden, zijn behalve opium, bilzenkruid enz. nog potasch, salammoniak 73., 91., 119.-121., 128.). goudzwavel (71., 72., 92., 126.. 127.), verder calomel (102., 108., 129., 222), zelfs loodsuiker; hij honden, bij wien men, evenals bij varkens, in het begin een braakmiddel (101., 118., 123—125.) of de tinctuur van aeonitum kan beproeven, ook de bryonia. — Bij hoogst benaauwde ademhaling kan, zelfs bij zwakke dieven, een aderlating noodig zijn. Bij zw akke, ziekelijke dieren zijn, bij groote nctlergeslagenheid. vluchtig prikkelende middelen 74. vooral de terpentijnolie (116. en de kamfer (64., 417., 148.), aangewezen, waardoor hij het paard echter eene

37

-ocr page 58-

Longonlstcking.

maagaandoening (niaagkatarrh) kan ontstaan; hij honden geelt men ook de kina en haar alcaloïde (146., 147., 149. .

Beginnen de dieren op te hoesten dan geelt men: of goud-zwavel met jeneverbeziën, watervenkel, foenegriek (90., 91.!. Baden van heetc waterdamp, goed voedsel en rust zijn aan te bevelen.

Bij honden geeft men bovendien ijzer salammouiak (130., 137.). Bij versterf der longen beproeft men loodsuiker, al of niet met vingerhoedskruid, terpentijnolie (23., 24.), inademingen van dampen van terpentijnolie, teer, chloorkalk, kreosoot.

Daar overigens de longontsteking, als de verschijnselen niet na enkele dagen afnemen, zeer nadeelige gevolgen kan hebben, waarnaar de behandeling natuurlijk moet /.ijn ingerigt, is het zaak daarbij steeds de hulp van een deskundige in te roepen, vooral als men niet zeker weet, dat men met eene zuivere longontsteking te doen heelt. — Aderlatingen, lavementen, streng dieet, veel drinken laten, luchtige stal en verkoelende zouten zijn in den aanvang steeds aangewezen.

225. N. Salpeter 3ji lood.

Glauborzoiit (j lood.

Water 3 one.

Gewone stroop 4l/2 lood.

Geef alle 2 uur een half theekopie vol aan het kalf in. (Hertwig.)

226. N. Glauberzout 5 one.

Tarwezemelen 9 lood.

Poed. van althaeawortel i—ld.

Maak er met water eene likking van en geef aan het rund alle 2 uur 1li gedeelte. (Hertwig.)

227. N. Salpeter 0 lood.

Glauberzout 5 one.

Poeder van althaeawortel (5 ld.

Maak er met water eene likking van en geef aan het rund alle 1—2 uur het J/g—i/a gedeelte. (Hertwig.)

228. N. Braakwijnsteen i korrel.

Gedestilf. water 3 lood.

Tinctuur van vingerhoedskruid -10 droppels.

3—4m. d. aan den hond l/2 koffij-lepel vol in te geven.

38

229. N. Potasch 2—üwigtjes.

Poeder van jeneverbeziën 31d. Maak er met meel en water eene likking van en geef aan liet paard \'s morgens en \'s avonds de helft.

230. N. Potasch fl lood.

Poed. van jeneverbeziën 12 ld. Maak er mot meel en water eene likking van en geef om de 3 uur aan het paard y,1 gedeelte. (Hertwig.)

231. N. Amandelolie

Gomslijm van elk % lood. Doe er steeds wrijvend bij: Gedestill. water 9 lood. Koolzure kali i1^—2 wigtjes. 3m. d. 1—2 eetlepels vol aan den hond te geven.

232. N. Bladeren van vingerhoeds

kruid 2 korrels.

Potasch 1—2 wigtjes.

Verdeel dit poeder in 6 gelijke dee-len en geel\' 3m. d. aan den hond een poeder.

233. N. Salammoniak i1/* lood.

-ocr page 59-

Longontsteking.

39

Poed. van altliaeawortel 3 ld. Extract van vingerhoedskruid \'I wigtjo.

Maak er met meel en water eene likking van en geel\' aan het paard des morgens en des avonds de helft.

234. N. Salammoniak

Drop van zoethout van elk

ü\'/i wigtje-Trek li/j lood vlierhloemen tot een aftreksel van i\'2 lood en voeg er bij: Extract van bilzenkruid 4 korrels. Allo \'2 uur 1 kol\'lijlepel vol aan den hond te geven. quot; (Hertwig.)

235. N. Goiidzwavel

Calomel van elk 3li lood. Bibenkruid

Poeder v. zoethout, v. elk 6 ld. Poeder van altliaeawortel 3 ld. Maak er met water cene likking van en geel\' alle 2 uur 1j,t gedeelte aan het paard. (Hertwig.)

23(i. N. Calomel

Vingerhoedskruid v. elk i korr. AVitte suiker 7 korrels.

Maak er een poeder van cn geel\' ü zulke giften, \'s morgeus en \'s avonds een poeder, aan den hond. (Hertwig.)

237. JST. Yingerhoedskruid

Calomel van elk 2 korrels. Suiker 3i/2 wigtje.

Verdeel het na goede vermenging in 6 doelen en geef o m. d. aan den hond 1 poeder.

238. N. Loodsuiker

Vingerhoedskruid van elk 7 wlgtjes. Poed. van zoethout (i lood. » » altliaeawortel 3 ld. Maak er met water eene likking van en geef aan het paard of rund alle 3 uur i/4 gedeelte. (Hertwig.)

239. N. Witte nieswortel i korrel.

Poed. van braakwortel 7 korr. Water 3 lood.

Geef dit aan het varken op eens in.

(Hertwig.)

240. N. Poeder van witte nieswortel

4 Korrels. Braakwijnsteen 1 korrel.

Zeeajuinhonig zooveel als genoeg om er een pil van temaken. Üp eens aan het varken in tc geven.

(Hertwig.)

211. N. Tinctuur van aconitum 10—20 droppols. Gedestill. water 3 lood. :! —4 m. d. een kofïijlepel vol aan den hond te geven.

242. N. Tinct. van bryonia 3i/2 wigtje. 3—5 droppels met eenig water 3—

5 in. d. aan den hond te geven.

243. X. Poeder van kamillen il/2 lood.

Terpentijnolie l\'/2—2 wigtjes. Maak ei\' met meel en water eone likking van en geef \'s morgens en \'s avonds eon gift aan het paard. Geef 2 zulke giften.

244. N. Zwavelzure kinine 4 korrels.

Witte suiker 3l/2 wigtje. Maak er G gelijke poeders van en geel\' 3—4 m. d. ■! poeder aan den hond.

245. X. IJzersalammoniak \'13 korrels.

Poeder van kinabast \'1 lood. 3—4 m. d. aan den hond de punt van een mes vol in te geven.

240. N. Poeder van kamillen 4t/2 lood. Loodsuiker 31/2 wigtjes.

Maak er met meel en water eene likking van en geef aan het paard 3 m. d. i|3 gedeelte.

247. N. Watervenkelzaad ll/3 lood.

Trek die in kokend water af tot 12 lood. Loodsuiker 3 korrels.

Alle 4 uur —1 eetlepel vol aan don hond te geven. (Hertwig.)

248. N. Poed. van jeneverbeziën 41/2 ld.

Loodsuiker 3i/2 wigtje. Extract van vingerhoedskruid •16 korrels.

Maak or met meel en water eene likking van en geef het als N. 246.

249. N. Poeder van kamillen 4i/2 lood.

Loodsuiker 31/2 wigtje. Terpentijnolie 4l/2 wigtje. Maak er met meel en water eene likking van en geel het als N. 246.


-ocr page 60-

Longziekte.

250. N. lerpentijaolio 3/, lood. Maak er mot meel en wal.or eene Um in te ademen. likking van en goef aan het paard

o-, ,T rjI , alle 3 uur l/c ^eolte. (Hertwig.)

251. AT. Bloem van zwavel

Houtteer van elk fi lood. 254. X. AlantsworUl 3/, lood.

Poeder van alantswortel 12 ld. K\'i-pn^nf -i_9 wio-Hoc

Maak ^rSmStew1atpr0nl\'l Zoethmitexli-act zooveel als

lt;veef hoTL uv ri? ^V1\'1 i0\'.\' noodiS is 0111 1 \' 3!) Pillequot; van to ma-

nfl in 1 daags Smaal 1 Ucu cn geef 3 ,ian (len hond

1111 ln- (Hertwig.) pil. D (Hertwig.)

252. N. Chloorkalk 21^-7 wigtje. 255. N. Lijnzai\' I 0 lood.

T Gedestilleerd water 3-6 lood. Kook .üe tot een afkooksel

ln 4 keeren op een dag aan den van 1 nond

hond te geven. (Hertwig.) Kreosoot 40 droppols.

o-o ,T , Geef dit aan het paard op een dag

»o3. V Chloorkalk j lood. in 3 aiften. (Weiss.)

Poed. v. watervenkelzaad 12 ld.

22. Longziekte, heerscliencle longziekte van liet nind.

Kene ziekte alleen aan lieï rund eigen j bestaat in eene eigene ontsteking van het longweefsel met uitstorting van eene stolbare stof. meest in één longvleugel; de ziekte is zeer besmettelijk, alleen echter voor het rund. V e r s e li ij n s e 1 e n: korte, drooge cn snelle hoest, in het begin zelden, meestal \'s morgeus vooral als de dieren uit den stal komen of drinken; later wordt die doller en pijnlijker, ademhaling is te versneld, vermindering der melk, niet toenemen bij goede voedering en verzorging, zelfs vermagering, stroefheid der haren, vooral op den rug, waar drukking pijn veroorzaakt, roode cn smeerige oogen, afnemende eetlustalle verschijnselen die .gt; a (i weken lang worden waargenomen vóór dat er koorts intreedt; deze voorboden der ziekte worden veel overzien, cn soms schijnen zij werkelijk te ontbreken. Nu volgen plotseling alle verschijnselen van eene hevige longontsteking enz. enz.

De stal voor de aan deze ziekte lijdende dieren moet matig warm zijn. gezond . ligt-vertcerbaar voedsel, maar niet te veel er van moet gegeven worden. In het begin der zicklc moet men echter alleen bij krachtige, goedgevoede dieren eene aderlating doen en wendt men afleidende huidprikkels, als dragten, wrangwortel, scherpe inwrijvingen, vooral van braakwijnstcenzalf (28, 29, 57) aan do borstwanden, zelfs het glocijcnd ijzer, de moxa of koppen aan; door anderen worden herhaalde koude omslagen op de borst zeer aanbevolen. Bij krachtige dieren geeft men inwendig groole giften

-ocr page 61-

Longziekte.

glauberzoul met braakwijnsteei), salpeter, potaseh, bij welke men, bij lievige koorts, vingerhoedskruid voegt, terwijl bij kraehtlooze dieren ijzervitriool, meestal met teerwaler, de minerale zuren, de aluin, de tannine enz. worden aanbevolen. In den koortsvrijen tijd is de behandeling dezelfde als die der longontsteking; men geeft bij krachtige dieren braakwijnsteen, potaseh, ealomel, salam-moniak, bij zwakke dieren ijzervitriool, met bittere, prikkelende middelen. Eene aderlating is in dit tijdperk slechts bij stikkings-gevaar aangewezen. Als nakuur geeft men salammoniak, goudzwavel, bloem van zwavel met watervenkelzaad, anijs, jeneverbeziën enz.

Wij spreken slechts kort over deze ziekle omdat die bij bet Kon. besluit van 30 October 1872, (Stbl. No. 105) (en reeds vroeger bij Kon. besluit van 4 Dec. 1870) teregt onder de besmettelijke ziekten van het vee is opgenomen en elke geneeskundige behandeling der ziekte alzoo ten strengste verboden is.

De wet van 20 Juli 1870 schrijft voor:

Art, 13. Wanneer zich bij eenig stuk vee verschijnselen van eene besmettelijke ziekte openbaren. is de houder of hoeder ver-pligt daarvan onmiddellijk kennis te geven aan den Burgemeester der gemeente, waar het vee zich bevindt.

Art. 14. Een stuk vee, dat verschijnselen eener besmettelijke ziekte vertoont, moet onmiddellijk door den eigenaar, houder of hoeder van het overige vee verwijderd en zoolang afgezonderd gehouden worden, tot dat daaromtrent door den Burgemeester, in overleg met den district-veearts of, bij afwezigheid van dezen en van een district-vecarts-plaatsvervanger, in spoed vereischende gevallen met een geëxamincerden veearts, overeenkomstig de bepalingen dezer wet zal beslist zijn.

Volgens het aangehaalde kon. besluit moeten Runderen, dooide longziekte aangetast, worden afgemaakl. De borst- en buikingewanden van het afgemaakte dier moeten worden verbrand of begraven.

Dc plaats in den sial of het gebouw, waar een afgemaakt of gestorven dier gestaan beeft, moei worden ontsmet.

Het vastleggen ol vasthouden van honden kan worden geboden, met inachtneming van hel bepaalde hij Art. 30 der wet van den 20 Juli 1870.

41

-ocr page 62-

Longziekte.

Van longzickle verdacht vee blijft in dien toesland 3 maanden.

Bij afsluiting van besmette hoeven of welden is verboden: in- en uitvoer uit den afgesloten kring van runderen en uitvoer uit den afgesloten kring van schapen, van onbereide huiden, mest, hooi en stroo.

In de gebouwen of op weiden, erven of hoeven waar vee staat of gestaan beeft hetwelk aan de longziekte lijdt of geleden beeft, mag geen vee gebragt worden gedurende fiO dagen , en een dag voor ander vee.

Zooals bekend is zijn op het niet nakomen van genoemde bepalingen straffen (geldboeten en gevangenis) gesteld.

42

i56. N. Terpentijnolie

Laurierolie van elk Li lood. Euphorbiumhars i ons ü1/» wigtje.

Maak er een smeersel van, om in te wrijven.

257. N. Reusel 3 lood.

Braakwijnsteen .\'s\'/j—7 wigtj. Maak er eene zalf van oin op de ribben in to wrijven.

258. N. Braakwijnsteen \'l\'/ï—W\'SU-

Glauberzout 3—6 lood.

Poeder van jeneverbeziën •li/j-3.

Maak or met meel en water eene likking van en geef alles op een dag.

(Haubner.)

250. N. Salpeter !)—12 lood.

Glauberzout 24—30 lood. Poeder van altbaeawortel 9 lood.

Maak er met meel en water eeno likking van eli geef om do 2—3 uren het op oen dag. (Haubner.)

2tj0. N. Braakwijnsteen (i lood. Glauberzout 5 ons.

Salpeter 12 lood.

Maak er 8 poeders van en geef dagelijks 3 poeders in een slijmig afkooksel. (Weiss.)

2G1. N. Braakwijnsteen 4—10 wigtjes. Glauberzout 12—20 lood. Poeder van vingerhoedskruid 3/,, lood.

» » jeneverbeziën 12 lood.

Maak dit met water tot eene likking en geef bet op een dag in3—4 koeren. (Haubner.)

202. X. Potasch l/2 lood.

Teerwater 1 pond.

Op één dag in te geven. (Haubner.)

263. N. Ijzervitriool

Poedei\' van watervenkelzaad, van elk 3 lood. Maak er met meel eu water eene likking van en geef dit in 3 keeren op oen dag. (.lessen.)

2üi\'. Ijzervitriool l\'/j lood.

Poeder van vingerhoedskruid 13 korrels. » » jeneverbeziën 3 ld. Maak ei\' met water oene likking van en geef hot op één dag. (Schmelz.)

205. N. Kalmuswortel 3 lood.

Trek die in kokendwater tot 1 pond.

Zoutzuur \'1 lood.

Op 1 dag in 2 keeren in te geven.

(Hertwig.)

200. N. Aluin 3/4 lood.

Poeder van jeneverbeziën 3 lood.

Maak er met water eeno likking van en geef dit op één dag.

Geef 2 zulke giften.

207. N. Tannine 31/, wigtje.

Zaad van den zeedistel (Sera. cardui marian.) 3 lood.

Maak er eene likking van en geef het op een dag. (Schmelz.)

Geef 3 zulke giften.


-ocr page 63-

Dampigheid. 43

268. N. Braakwijnsteen ;ji/3 wigtje. fieof dit oji eeu dag. (Haubner.)

Poeder van kraanoogen 1 tot Geef 3—4 zulke giften.

■l\'/i wigtje.

Maak er met poeder van althaea- 272. N. Braakwijnsteen 7—\'lOwigtjes.

wortel en water cene hkking van en Salamin\'oniak 3 lood.

geef die op een dag. (.lessen.) Poeder van jeneverbeziën 0

Geef 3—4 zulke giften. tot 12 lood.

Maak dit met stroop tot eene lik-

200. N. Calomel l—Wlz wigtje. \'linD 011 gee\'\' \'ïot alle 3 uren op een

Poed. v. althaeawortel li/2 ld. daS- (Haubner.)

Maak dit met water tot pillen en ,,

geef die op eon dag in 3—4 keeren. 27d N- Gewreven kamfer \'l\'/j ld.

Geef3—4 zulke giften. (Haubner.) Ijzervitriool 3/4 lood.

Poed. van jeneverbeziën 12 ld.

270. N. Calomel 7—10 wigtjes. Maak er met water eene llkklng

Glauberzout 18—22 lood. vaii en geef het In een dag. (Haubner.)

Honig 21/j one.

Maak er met water eene likking van Ijzervitriool 1 \'/^ lood.

en geef alle 4 uur 1 eetlepel vol. Poeder van kal-muswortel 12

(Ivörber.) lood.

Geest van kamfer 18 lood.

271. N. Vlierbloemen 41/, lood. Poeder van althaeawor-tel zoo-

Maak er met kokend water een vpcl ;lls genoeg Is om er eene likking

aftreksel van van 71/, one. van te maken. Alle 2 uur een gift om

Salammonlak 7—10 wigtjes. llPt 11124 lu,el1 te Scbrl,lkei1- (\'iaubner.)

23. Dampigheid, damp, engborstigheid, bmkslag, kortademigheid. asthmatiek.

Men verstaat ondei\' deze benamingen eene slepende, koortsvrije, meestal onherstelbaar bezwaarde ademhaling; eene ziekte die geen bepaalde ziektevorm uUinaakt; zij zijn gelijk beduidend, met bezwaarde adeinhaling zonder koorts. Tal van oorzaken kunnen de dampigheid daarstellen; hiertoe behooren een aantal ziekten en nieuwvormingen in de neus- en keelholten, van bet strottenhoofd en de luehtpijp, ziekten van de iongen als: aangroeijingen (aangewassen) aan hel borstvlies , borstwaterzucht, abseessen en holten (cavernen) in de longen, luchtgezwel der longen, ook ziekten van het hart gaan soms met dampigheid gepaard. De b uik da m p i ghei d die, zoo men wil door het veel gebruik van bedorven, stoffig hooi, met wikken, klaver of peulvruchten ontstaat, ziet men bij verandering van voedsel en meer arbeid van liet dier dikwijls weder verdwijnen. Dat ook bij paarden (als bij den\' menseh) de z e n u w a e h t i g e (nerveuse) d a m-pigheid voorkomt is bekend, en in dit geval vindt men bij de lijkopening geen verschijnsel, waaruit de ziekte kan worden ver-

-ocr page 64-

Dampigheid.

klaard. Die dauipigiieid waarbij liet paard nogjai\'en lang goede diensten vciiigl, wordt meestal door kichl gezwel der longen (vesieulaire of\'in-terstitieele) veroorzaakt; eigenaardig is daarbij, dal de dieren bij volkomen gezondheid, goeden eetlust, vrolijkheid enz. steeds mager zijn.

Dampige paarden vertoonen menigmaal in den toestand van rust weinig verandering in het getal der ademhalingen ; meestal is die, vooral bij het uitademen ie(s bezwaard,\'de fbewegingen van den buikwand meer in het oogvallend en de op elkander volging der ademhalingen gewoonlijk onregelmatig. Andere paarden hebben daarentegen in rusl eene versnelde ademhaling; deze be-naauwde ademhaling slell zich vooral in na eene korie, snelle beweging en kan lot slik kings gevaar stijgen. Men ziet dit aan de vermeerdering der adeinloglen, aan de sterke verwijding en beweging der neusvleugels, aan een sterk opheffen en zakken der ribben, aan de vorming van eene sleuf of verdieping langs de korte ribben (d a m p g r o eve. d a m p s I e u f) bij hel inademen, evenals aan eene stootsgewijze beweging van den buikwand, dat men den flanken slag noemt; meestal meteen in twee tijdperken volgend dubbelslagig uitademen, niet zelden met duidelijke schudding van het geheele ligehaam, aehter- en vooruitgaan van den anus bij het in- en uitademen en hoorbaar snuiven of piepen. Wordt de ziekle door eenig lijden van hel hart veroorzaakt (h a r l - d a m p i g h e i d , dan wordt de hartslag na de beweging gewoonlijk kloppend. in grooleren omvang voelbaar en soms ziet men sidderingen aan den linker borstwand. Na het opbonden der beweging van het dier wordt de ademhaling veel langzamer rustig dan bij hel gezonde dier en niet zelden is er Vj—\' o uur noodig, lot de ademhaling weder tot die van den rustigen toestand is teruggekeerd. Dampige paarden zweeten ligt, gaan in den regel niet liggen, of slechts voor korten tijd en dan gewoonlijk met onder hel lijf geslagen beenen, en veroorzaken daardoor dikwijls liggers. Veel van deze paarden lijden aan een droogen, ranwen hoest of kuch, (drooge dampigheid), of aan een doffen, vochtigen, veelal met uitwerping verbonden, krachteloozen hoest (vochtige d a m p i g h e i d), die zich vooral des morgens of na het drinken en het, gebruik van droog voedsel instelt, maar ook wel eens geheel ontbreekt.

-ocr page 65-

Dampigheid.

Dat men hij eene ziekte, waarvan de oorzaken zoo zeer ver-sehillen, vele geneesmiddelen lieeft beproefd en aangewend is duidelijk; met de meeste van die middelen heeft men in de meeste gevallen , hoogstens tijdelijke verbetering kunnen aanbrengen. Hel beste is dat men geeft ligt verteerbaar, sappig voedsel, zemelen, wortelgewassen, en van tijd tot tijd purgeermiddelen aanwend. Bekend is het, dat de dampigheid in ligten graad des zomers door den weidegang bijna geheel verdwijnt en men daarom in dien lijd op de markt met zoodanige paarden gemakkelijk kan bedrogen worden. Geeft men ze eehter uil op hooi le eten, dan treden de verschijnselen weder dadelijk te voorschijn, evenzoo verdwijnen de kenmerken van de ziekte veel of geheel als de dieren zwanger zijn, vooral in de eerste tijdperken er van, waarom men zoodanige merriën eenigen tijd vóór de markl bij den hengst brengt. Het in den laatsten tijd zeer aanbevolen gebruik van raUcnkrnid (in stijgende giften van 2—13 korrels, dagelijks quot;2 m. gedurende 4—5 dagen gegeven en na eenige dagen herhaald) kan de bezwaarde ademhaling gewoonlijk slechts matigen, maar verdient toch beproefd te worden.

In de hoogere graden der ziekte neemt men, om de dieren nog voor eenige diensten le kunnen gebruiken, toevlugt tot de luchtpijpsnede, als de oorzaak der ziekte in de voorste gedeelten der ademhalingswerktuigen is gelegen. De Inj honden soms ontstane bezwaarde ademhaling ter oorzake van vctlijvigheid moet door magere kost, veel beweging in de vrije lucht, de toediening om de 4—(i dagen van een purgeermiddel, en de gedurende eenigen tijd voortgezette toediening van jodium of Jodkalium be-slreden worden.

45

275. N. Aloë 4—7 korrels.

Jalapp\'eharszeep (sapojalapin.) zooveel als nootlig is voor\'1 pil. Aan den hond op eens in te geven.

(Hertwig.)

27G. N. Jodium tinctuur 3/j lood.

Aan den hond dagelijks \'2 m. 5—10 droppels in te geven.

277. N. Todkalinm l\'/j—2 wigtjes.

Jodium-tinctuur (1 droppels.

Gedestill. water 6 lood. One malen daags eeu koffijlepelvol le geven.

278. N. -iodkaUam 18 korrels.

Poeder van zoethout on drop zooveel als genoeg is voor M) pillen, le beslrooljen mei p. lyeopodii.

Geef aan den hond dagelijks 2maal l-i pillen.


-ocr page 66-

Pijpende dampigheid.

Pijpende of snorkende dampigheid, pijpende of piepende damp, het snuiven, cornage.

Maakt eene bijzondere soorl van dampigheid uit, die zich door een luid geruiseh of geluid hij het ademhalen, vooral bij sterke beweging doet kennen. Veel van de daardoor aangedane paarden vertoonen in den toestand van rust geene of slechts onbeduidende bezwaren in de ademhaling. Zoodra \'zij evenwel in een sterke beweging worden gebragt, komt een meer of minder sterk piepend, rogchelcnd of snuivend geruiseh of geluid te vorscliijn, dat dikwijls op eenigen afstand hoorbaar is en met meer of minder bezwaarde adem-haling, soms zelfs lot slikking toe, is verbonden. maar dat gewoonlijk als aan het paard eenige tijd rusl wordt gegund of het slechts langzaam wordt bewogen, vrij spoedig weder verdwijnt. Bij andere paarden is het geluid zelfs in den toestand van rust hoorbaar en neemt toe naarmate men het dier sneller laat loopen. De oorzaken van deze ziekte zijn soms van meehanisclien aard, de zoodanige n.i. waardoor het ingaan der iucht in de luchtwegen belet wordt, zooals nieuwvormingen in de neusholten, vernaanwing van de neusgaten of neusgangen, ziekten van het slijmvlies van hel strottenhoofd, gezwellen aan het laatste en de luchtpijp, indrukkingen , breuken en afplattingen van tic kraakbeenderen des strot-tenhoofds en van die der luchtpijp enz. Dikwijls ligt de oorzaak in eene aandoening van de terugloopende strottenhooids zenuw, vettige ontaarding en uittering van de de stemspleet verwijdende spieren, meest van eene en wel van de linker zijde, of in een geprikkelden toestand van de bovenste stróttenhoofds zenuwen. Is dit laatste het geval, dan is meermalen reeds bij het rustig staande paard het pijpen hoorbaar en verdwijnt na langer voortgezette beweging en bij het uitbreken van rijkelijk zweet, om zoodra het paard in rust is gekomen terug te keeren. Deze ziekte komt veel bij Engelsche -paarden voor, en wordt nog al eens door het te sterk bijbrengen van het hoofd bij het dresseeren voortgebragt.

De behandeling heeft meestal geen gunstig gevolg; slechts als de inechanische oorzaak verwijderd kan worden, is er hoop op herstel. Het langs den operativen weg, volgens Gunther, beproe-

40

-ocr page 67-

liet hangen van den rooster. 47

ven van de genezing is zeker bij kostbare paarden niet af te raden; evenzoo kan inen liet door Reere un anderen aangeprezen middel —-hel zamendrukken der valsche neusgaten door aan den neusrieiu bevestigde kussentjes —■ in aanwending brengen.

II. ZIEKTEN DER SPIJSVEETERIMSWERKTDIGEiY

ZIEKTEN DER JiOiNÜ- EN KEELHOLTE.

1. Zwelling van liet harde gehemelte; het hangen van den

rooster.

Vooral gedurende de tandwisseling ziet men dat het gehemelte gezwollen en pijnlijk ontstoken is, en daardoor het eten meer of minder wordt hemoeijelijkt. Is hel in korten lijd ontstaan, warm en hij drukking pijnlijk, dan geefi men verkoelende niondspoelingen en verkoelende likkingen bijv. ;

279. N. Zoutzuur 3/4 lood. Honig on roggemeel van elk

Honig 6 » \'3 lood.

Water \'2 pond. Water 7i/2 one.

Waarmede de mond wordt nitge- Slaak er eeno likking van als de spoten. vorige in te gebruiken.

280. N. Wijnazijn en honigv. elk 12 ld. 282. i\\. Kaasjeskruid 12 lood.

Roggemeel 0 lood. l^00|c fijt mot 2 pond water

Water ll/2 pond. to\'t iu

Men maakt hiervan eene likking, om Voeg er bij na doorzijging•

daarmede 4—bin.d. den mond te bo- Iloniü 18 lood

vochtigen. (llaubner.) /onUuur ^ lood.

00,1 \\T r» , , tl i i . zooveel als noodig voor eene

-81. N. Zoutzuur lood. likking, gebruik als No. 280.

Is het gehemelte zeer ontstoken, dan moeten er aderlatingen uit bewerkstelligd worden. Is de zwelling onpijnlijk, dan zijn herhaalde inwrijvingen met keukenzout zeer goed, of inen wrijft het gehemelte 4—8 m. daags met

283. N. Een aftreksel van 1 one salie 0r men npemt-

. i\'h P. 284. N. Het uit O lood eikenbast be-

V,0mg.|i,01ïc- , reid afkooksel HL p.

Aluin 3 /2 [ooJ- Zoutzuur ■V-B lood.

Roggemeel 9-10 lood. Honig 5 one.

Maak er oen likkmg van en bo- Meel 10—12 lood

vochtig er 4—8 m. d. den mond mede. Waarvan men eeno likking maakt (Hertwig.) en als bot vorige gebruikt. (Hertwig.)

-ocr page 68-

Keelontsteking.

Is liet gehemelte zoo verslapt dat deze middelen niet helpen, dan is liet zacht branden met een bruiu-rood gloeijend ijzer aan te raden.

2. Keelontsteking; de bron of bruin.

Deze ziekte komt het meest bij paarden en varkens voor. Bij de verschijnselen van koorts is de keelstreek warmer dan gewoonlijk , meestal gezwollen en hij drukking zeer gevoelig. De slijmvliezen van neus en mond zijn hoog rood. De dieren houden het hoofd en den hals slijl\'. In den mond verzameli zich speeksel en slijm, die spoedig onaangenaam van reuk wordt. Dikwijls bestaat er eetlust, maar het doorslikken, vooral van vasie spijzen is moeijelijk of geheel onmogelijk. Drinken komt voor een groot gedeelte door den neus terug, meestal met gekauwd voedsel vermengd. Soms hoesten de dieren zeer pijnlijk.

Het beloop der ziekte is meestal snel, ;j a (i dagen; als de onl-steking echter toeneem!, dan kan er versterf en zelfs stikking volgen, vooral als men (e vroeg prikkelende middelen, in- en uitwendig, aanwendt. Soms vormt zich een ellcrgezwel, dat meestal geopend moet worden.

Dikwijls neemt de ziekte, vooral hij het rund en het varken, een zwakheidskarakter aan, waarhij de slijmvliezen hleek-rood worden en groote hoeveelheden slijm en speeksel uit den monden den neus vloeijen (s lij mige keelontsteking); een toestand die door onkundigen dikwijls voor droes bij het paard wordt gehouden.

De ziekte komt soms algemeen voor, zonder dat men de ware oorzaken kent. Het vatten van koude, voehtige lucht, koude, snelle afwisseling van het weder, scherpe planten enz. zijn de oorzaken der ziekte.

Bij de behandeling zorge men vooral, dat het dier warm worde gehouden; men geve geen lang of kortvocder, maar groen voeder, meel- en zemeldranken. De keelstreek wordt met een stuk schapenvacht ol tapijt omwonden, nadat vooraf de keel met ongezouten reuzel of zachte olie is ingesmeerd ; naar omstandigheden wendt men bier ook wel warme pappen aan, uit lijnmeel, althaeawortel met eenig bilzenkruid bestaande. De herhaalde inwrijving van de

48

-ocr page 69-

Keelonlstcking.

gewone kwikzalf is zeer aan te raden. Pillen of likpotten geve men niet, maar in liet drinkwater kan men eenig glauberzout doen. Is de gevoeligheid minder, dan kan men ook wel despaan» schevlieg zall\'insmeeren. of men doet bij de kwikzalf ecnig vluchtig smeersel of gebruike dit laatste alleen (27—il), 8!), lü\'J—113, 217. 218). Eenvoudige dampbaden, uitspuiten en schoonmaken van den mond, met zuiver of iets aangezuurd water, of van afkooksels van malva of van wilgenhast. naar omstandigheden zijn aan te raden. Ilertwig heeft zwavelzuur en extract van belladonna bij paarden herhaaldelijk met goed gevolg aangewend. Is de koorts hevig, dan moet eene matige aderlating worden gedaan en verkoelende geneesmiddelen worden gegeven , als de dieren die kunnen inslikken (8, oi. 3d) of die men in het drinkwater oplost.

Bij varkens en honden is een in den aanvang der ziekte gegeven braakmiddel zeer heilzaam (101, 118, 123, 124, I2j, 2i0). i!ij stikkingsgevaar moet de luchtpijpsnede verrigt worden, ofwel zieli gevormd hebbende abcessen of ook wel de luchtzakken worden geopend, dal echter alléén door een kundig veearts kan gedaan worden.

De kronp of de vliezige keel- of 1 uch lp ij p - o n t-steking komt bij de dieren zelden voor en vordert eene goede geneeskundige behandeling (zie kronp.

285. N. Geest v. karafer 12 lood. Borax o lood.

» » salaramoniak 3 » Honig 12 lood.

Terponlijiiolie ■l1/,—3 lood. Azijn\'18 »

Om in to wrijven. 3 m. d. den mond or mede uit te

Sjiiiiten. (Ilertwig.)

280. N. Geest v. kamler 12 lood.

» » salammoniak 3 » 289. N. Zwavellever

Tinctuur van spaansolie vlie- Extract van belladonna van

gen l\'/j—3 lood. 0|k 2 wigtjes.

Om in te wrijven. Witte suiker 1 lood.

Om op do tong te smeeren.

287. N. Tormentillawortel l\'/j lood. (Ilertwig.)

Afgekookt tot 5 one vocht.

Los er in op: 21K). N. Braakwijnsteen 7—13 korrels.

Salaramoniak ll/2 lood. Gedestilt water (j-12 lood.

Oxymel simplex ü lood. Poeder van witte nieswortel

Eene mondwassclnng. (Ilertwig.) 5_y korrels.

Geef 1—2 eetlepels vol naar de

288, N. Saliekruid i\'/j lood. grootte van liet varken, on als dan

Kook het met water tot 7i/2 goen braken volgt, allo )/,, uur — I

one. eetlepel vol tot er braking komt.

Voeg er bij : (Spinola.)

4

49

-ocr page 70-

30

II. ZIEKTEN VAN DE MAAG EN HET DARMKANAAL, 3. Braken. Braakzuclit Braakziekte.

Honden, katten en varkens braken gemakkelijk bij over vulling der maag, en hij de aanwezigheid van onverteerbare of giftige stoffen is dit steeds een gunstig verscbijnsel. Honden die aan beklemde breuken of aan ineensebuiving der darmen lijden, braken dan zelfs een gedeelte van den inbond der dunne darmen uit. Tüj paarden is het eigentlijke braken hoogst zeldzaam; meestal komen daarbij de uitgebraakte stoffen uit ecne uitzetting, divertikel, van den slokdarm (braken uit den krop). Het ware braken bij bet. paard is wel niet stellig een teeken van inscheuring der maag of van de darmen, maar daarom toch steeds een boogst gevaarlijk teeken. Bij herkauwende huisdieren vordert bet braken niet zeer veel inspanning; bij ben is overvulling van de maag — bet over vreten — de meest gewone oorzaak. ISij honden en varkens vordert het braken eerst dan eene behandeling, als het met hevige inspanning geschiedt en reeds meer dan 2i uren duurt, üij de grootere huisdieren zijn lot het doen ophouden van liet braken, behalve de koolzuur ontwikkelende zelfstandigheden, als potaseh, koolzuurhoudend bier enz. ook de narcotische middelen, vooral het opium en bet bilzenkruid met slijmige of ligt aromatiscbe vloeistoffen aangewezen; behalve die geeft men l)ij honden koflij, groene tliee (Vj—1 eetlepel vol van het aftreksel herbaaldelijk gegeven), aftreksels van valeriaan, pepermunt, kamillen enz.; verder de dubbelkoolzure natron met wijnsteenzuur (ook bet gewone bruisch[)ocder), in hardnekkige gevallen zelfs zwavelaetber (van 10—20 droppels inwater). Slijmige klisteeren, inwrijvingen van warme oliën, van geest van kamfer, terpentijnolie enz., op den buikwand worden aangewend. De zieke dieren moeten op een warme plaats rustig worden gehouden cn zij mogen in de eerste dagen na het opbonden van bet braken slechts zacht, ligt voedsel, bijv. melk, in kleine hoeveelheden hebben.

Tegen bet bloedbraken, dat May veel bij koningkarei honden waarnam, gaf bij eerst potaseh , met de uitwendige aanwending van azijnaetber, bij beterschap in de volgende dagen kina en later rhabarber.

-ocr page 71-

Hardlijvigheid.

M

201. N. Kamillenbloemen 3 lood.

Jlaak er een aftreksel vau groot ^l|.2 ouc. Los er in op:

Potasch 3^ lood.

Op eens in te geven, cn dit 5—ü maal tc herhalen.

292. N. Potasch 3/4—ll/2 lood.

Water 71/, one.

Op ééns in te geven, en dadelijk daarop azijn (eenige looden op 3l/2 wigtjespotasch gerekend) in te geven.

(Ilaubner.)

293. N. Poeder van opium l\'/j—

wigtje.

Lijnzaad-afkooksel 7i/2 one. Dagelijks 3—4 maal zulk een gift in te geven. (Ilaubner.)

21H. N. Extract van bilzenkrnid li/,

lood.

Los dit in eenig water op.

Voeg er bij:

Lijnolie 71/j one.

Goed om te schudden en het l/4

gedeelte met lauw water of kamillen tliee op ééns in te geven on dit om het l/.2 uur te herhalen. (Ilaubner.)

295. N. Arab, gom wigtje.

Oedestill. water 9 lood. Zuivere opium 4 korrels,

of

Extract van belladonna 4 korrels.

of

Extract van bilzenkrnid 4

korrels.

Om liet uur oen thee-lot eetlepel vol te geven. (llertwig.)

290. N. Eenvoudige opiumtinctuur 31/2 wigtje.

Om het l/2 uur 5—15 droppels in eenige kamillen-thee te geven.

(llertwig.)

297. N. Potasch 3i/2 wigtje.

Citroensap zooveel als ter verzadiging noodig is. Gedestill. water 4t/2 lood. Syroop van klaproozen li/2 ld. Alle 2 uur \'/■gt; eetlepel vol te geven.

(May.)

298. N. Dubbelkoolzure natron

Wijnsteenzuur van elk 7—13 korrels.

In oen lepel vol koud water op eens te geven. (llertwig.)

299. N. Wijnazijn

Azijnaether van elk 41/, lood. Als omslag op de maagstreek.

(May.)

300. N. Kinabast Engelwortel van elk 2 wigtjes. Maak er een afgekookt aftreksel van van (i lood.

Extract van oranjeappel-schillen 4 korrels. Alle 2\'uur oen kof/ijlepol vol. (May.)

301. N. Rhabarberwortel

Kinabast van elk 2 wigtjes. Maak er een afkooksel van groot 9 lood.

Voeg or bij:

Extract van oranjeappelschillen 4 korrels. Rhabarberstroop 7 korrels. Alle o uur 1 lepel vol in te geven.

(IvFay.)


4. Verstopping. Hardlijviglieicl.

Deze ziekte is meestal liet gevolg van andere ziekelijke loeslan-den als: zwakke spijsverteringswerktuigen, overgang van groen tol droog voedsel, darmsleenen, vernauwing der darmen, krampachtige zanientrekking derzelve, te sterke uitzetting en ongevoeligheid van hel darmkanaal, na langdurig gebruik van sterke purgeermiddelen, te weinig beweging, ziekten der hersenen, enz.

waarvan de behandeling 4*

Tegen aanhoudende verstopping

-ocr page 72-

52 Hardlijvigheid.

slechts dan niet een gunstig gevolg wordt bekroond als de oorzaak waardoor zij ontstaat verwijderd kan worden — worden slijmige ol olieachtige middelen, middelzouten (205), naar omstandigheden ook wel de drastische purgeermiddelen — waarmede men steeds voorzigtig moet zijn — als aloë (200—207), krotonolie (209—210), bij honden bovendien de hydromel, de biergist (van 1—2 eetlepels vol), aftreksel van sennebladeren met seignette zout, jalappe, de Wecner laxeerdrank, calomel alleen of met guttegom (208), de Augus-tinerpillcn enz. gegeven. Tevens zet men klisteeren van zeepwater met keukenzout, zelfs van een afkooksel van tabak en verwijdert men met de hand, desnoodig, de mest uil den endeldarm, iets dat vooral bij honden, bij wie ophoopingen van beenstof, — door de gebruikte beenderen — niet zelden eene oorzaak van hardnekkige verstoppingen is, van groot voordeel is. Ondersteund wordt de behandeling door bet geven van groen , sappig voedsel, knolgewassen , zemeldranken en zemelslobbering bij plantetende dieren, door dunne melk enz. bij hond en kat.

Bij zuigkalveren wisselt de verstopping meestal al met doorloop (zie doorloop). Bij mestkalveren laat zich deze ziekte, volgens Belafond, door eenige giften boomolie, benevens klisteeren met honig opheffen.

302. N. Ricinusolie 41/. lood. 31«. N. iiitterzout -11/2 lood.

Wrijf die met \'2 eijerdoijors Water !• lood.

eii voei; er langzaam Ijij: Voeg er bij:

Water 5 one. \' Homg J lood.

Voef er bij; \'s Morgens vroeg, voor bef, eten

Glauberzout\'9 lood. aan den hond de bellt in te geven

Goed om£;escliud en aan het var- en daarna alie nur 1 eetlepel vol, ken om het uur een theekop vol tot voldoende werking is ingetreden.

. ... 1 * ... \' ■ v i l-l m» r w. rr \\

(6—10 lood) in te geven. (Hertwig.)

303. N. Ricinusolie 3 lood. 307. N. Bitterzout 3/,, lood.

Kleine, teedere bonden meer- Manna t iood.

malen daags \'1—\'2 kol\'lljlepels vol in Water 4 lood.

te geven. Na doorzijging bijvoegen:

Honig 2l/2 lood.

304 N. Ricinusolie Alle uur -1 eetlepel vol aan een

Gomslijm van elk 3 lood. kleinen hond te geven. (Hertwig.) Aan den hond in 1—2maal te geven.

(Hering.) 308. N. Aloe 21/,—3 lood.

Gewone zeep 3 lood.

305. N. Glauberzout l\'/a-^ lood. Maak er een pil van die\'s morgens

Water 6 lood. quot; aan het paard wordt gegeven.

Om op ééns aan den hond in te geven.

(llertw.g.)

-ocr page 73-

Doorloop.

b3

N. Aloë Poeder

van gentiaanwortel van elk 1\'|2 lood. Glauberzout \'12 looit.

Hel. ^1|^ one lauw water aan het paard op ééns ingeven. (Haubner.)

310. N. Aloë \'H;2 lood.

Poed. v. gentiaanwortel 12 ld. » »wittenieswortell^jld. Maak or met meel en water 0 pillen van en geef aan het rund 3in. d. 1 pil. quot; (Meijer.)

811. N. Leveraloë 3 lood.

Glauberzout 5 one.

Maak er 4 poeders van en gee( aan het rund alle 2 uur I poeder in lauwe kamillenthee. (Haubner.)

312. N. Aloë 1—11/2 lood.

Zeep zoo veel als genoeg is voor 1 pil en geef die des morgens aan het varken in. (Haubner.)

313. N. Aloë 16 korrels.

Glauberzout H\'/j—ü wigtjes. Maak er een poeder van en geel\' do helft telkens des morgens aan den hond in eenige lepels vol lauw water.

(Hertwig.)

314. N. Krotonolie 12 droppels.

Lijnolie 15 lood.

Aan het paard op eens in te geven.

(\\Vciss.)

315. N. Afkooksel van 3 lood althaea-

wortel 5 one.

Krotonolie 12—15 droppels. Op ééns aan het paard ie geven.

316. N. Krotonolie 1—ó droppols.

Rieinusolie l\'L lood. Arabische gom l\'/j—2 lood. Water 12 lood.

Goed vermengd geeft men aan honden on varkens allo 1—2 uren l/^—1 eetlepel vol tot purgeeren volgt.

(Hertwig.)

317. N. llydromol 3 lood. 1)

Glauberzout 3,/2 wigtje. Aaneen middelmatig grooten hond op ééns, aan oen kleinen hond de helft eu de andore helft na 3—4 uren te geven, als er nog geen working is ingetreden.

318. N. Sonnobladeren lood.

Afgetrokken in water tot 12 lood.

Voeg er bij:

Natron wijnsteen ll/2 lood. Manna l\'/2—2 lood.

\'s Morgens voor den eten aan don hond op eens de helft te geven en daarna alle uur een lepel vol tot werking volgt. (Hertwig.)

319. N. Poeder van jalappe wortel 1

lood.

Groene zeep zooveel als noo-dig is voor 2 pillen.

Op één dag aan den hond te seven.

(Weiss.)

320. N. Ho Woener laxeerdrank 3 ld.

Glauberzout 3i/2 lood. 2) Gebruik als 318.

321. N. Mannahoudond sonnoblade

ren aftreksel Kamillenthee van elk l\'/j ld. Glauberzout 31/2 wigtje. Als N. 318.

322. N. Calomel 3 korrels.

Suiker 2 wigtjes.

Op ééns in te geven.

323. N. Augustiner pillen 4 stuks. 3) Aan een middelmatig crooton hond

geelt men op ééns 2 pillen en als na 4 uur geen werking is gevolgd de andere twee.

32\'(\'. N. Tabak 6 lood.

Kook die in T\'/j one water. Voor klisteeron. (Weiss.)


1

Do hydromcl infant, bestaat uil: aflreksol van senneblaiieren nn Woener laxeerwater van elk 3 dcelcn , manna of senneslroop 1 deel.

-ocr page 74-

Doorloop.

5. Doorloop, to veel of te dun afgaan, diavrhée.

Deze ziekte komt bij vele aandoeningen van de darmen voor, ook na onderdrukking der huiduitwaseming, door misbruik van purgeermiddelen, plotselinge verwisseling v; u voedsel, slecht voedsel en water, na le veel voedsel, ingewandswormen enz. Zij doet zich verder bij vele andere ziekten voor, terwijl de hoedanigheid der ontlaste stoffen veel verschilt.

Bij de behandeling der ziekte komt het bovenal aan op de verwijdering der oorzaken, waardoor zij ontstond. Daarom moet de leefregel daarnaar geregeld worden en de dieren vooral voor sterke afkoeling beschut worden. Aan de piantetende huisdieren geeft men, zoo mogelijk, alleen droog voedsel in kleine hoeveelheden, aan honden geeft men dun voedsel, hel drinken, dat evenzoo slechts in kleine hoeveelheden gegeven mag worden, moet verslagen of zelfs lauw-warm zijn, waarin zeer goed eenig meel of geroost meel kan gedaan worden.— Herhaalde ligchaamswrijvingen, na vooraf hier en daar met geest van kamfer, terpentijnolie enz. bevochtigd te zijn, en bij kleine dieren ook inwrijvingen met warme olie, kamfer of ammoniaksmeersel, geest van kamfer, mierengeest in den buikwand, ondersteunen die behandeling, die naar den aard en den duur der ziekte te veranderen is.

Bij pas ontslanen ligten doorloop,geeft men gerooste haver, mout, gebroken peulvruchten, eikels, kastanjes enz. met slijmige afkooksels, of met bittere middelen; terwijl in hoogere graden der ziekte zamentrekkende plantaardige middelen, en ook ijzer- en kopervitriool , loodsuiker, helsteen enz. — die evenwel meer bij sle-penden (chronischen) doorloop zijn aangewezen—, gegeven worden.

Is er tevens ontsteking aanwezig, dan geeft men slijmige middelen met kleine giften middenzouten; is de doorloop persloopaardig, dan nar-kotische middelen , vooral opium, deels inwendig deels als klisteeren.

Bij zuigende of pas gespeende dieren, vooral als de ontlaste stoffen op geronnen melk gelijken, zuur rieken en reageeren (dan de witte schijt genoemd en roode schijt als daarin bloedstrepen zijn), de zoogenaamde zuurbrekende middelen, als magnesia, krijt enz. meest met rhabarber, opium, catechu enz. verbonden; evenzoo herhaalde slijmige en zamentrekkende klisteeren.

u

-ocr page 75-

Doorloop. 55

Tegen slependen doorloop doen, belialve de opgegeven praepiiraten en afkooksels van looistof houdende plantende elen, de aluin, en de kraanoogen soms goede diensten.

Komt bij den hond ten gevolge van overlading der maag niet voedsel doorloop, dan geeft men, vooral als er neiging tot braken aanwezig is, gewoonlijk met goed gevolg een braakmiddel en wel braakwortel (123.) of witte nieswortel (12i.), later aftreksel van kamillen of alsem alleen of met rhabarber. — lii j galligen doorloop (door acute darnikatarrh veroorzaakt) wendt Hertwig aromatische aftreksels met wijnsteen, bij hevige pijnen en sterke persingen olieachtige vloci-stollen, zelfs opium ^138., 140.), of kraanoogen (lol.) aan, bij zuur rie-kenden afgang behalve de zuurbrekende middelen als magnesia, krijt, ook rhabarber; bij rotachtig stinkende ontlastingen ook houtskool.

Bij door het vatten van koude veroorzaakten doorloop past de azijnzure ammoniak; bij chronisehen doorloop zijn zamentrekkende middelen (142, 143, 144, 14b,) met narkotische, alsmede de braakwortel ia kleine giften met voordeel aan te wenden.

3quot;25. N. Poeder van nlthaeawortel (j ld. 330. N. Kopervitriool S\'/j wigtje.

Kook dit met 2 p. water Poeder van gentiaanwortel

tot op 71j1 one. » » althaeawortel van

Na doorzijging op ééns aan hot elk 3/1 lood.

paard te geven. Maak het met meel en water tot

eene likking en geef liet als N. 320.

326. N. Een afkooksel van 41/, lood Geef 2—4 zulke giften. (Haubner.)

ijslandsche mos 1 p. . i

Een drank voor paard en rund. 331. N. Het uit 3 lood althaeawortel

bereid afkooksel /\'/j one.

327. N. Tormentillawortel 3 lood. ,, Loodsuiker 2 wigtjes.

Kook die met 1 pond water In één dag aan het paard te geven.

tot op 5 one en voeg er bij: Geef 3—4 zulke giften. (Haubner.) PepermuntkiMiid 3 lood.

Geef het na doorzijging aan het 332. N. Helsteen \'ll/2—2 wigtjes.

paard op ééns in. (Hertwig.) Gedestill. water I one.

in 3 koeren op een dag met ge-

328. N. Tannine 3 lood. destilleerd water gemengd aan het

Poed. v. gentiaanwortel 0 ld. paard te geven. (Gerlach.) Waak er mot meel en water eene

likking van en geef aan het paard om 333. N. Helsteen 1 korrel,

de 2—4 uur i/j gedeelte. (Hertwig.) Arabische gom li/, lood.

Gedestill. water (5 lood.

320. N. Ijzervitriool 3\'/,—7 wigtjes. Aan de biggen 3—4 m. d. 1 thee-

Poeder van tormentlllawortel lepel vol te geven. (Prietsch.) » » kalmuswortel van

elk 3i/2 wigtje. 334. N. Opium -H/,—31/, wigtje.

Maak er met meel en water eene Afkooksel van 3 ld. althaea-

likking van en geef het in een ilag wortel 7\'/, one.

aan het paard of rund. Op een dag aan het paard 3—4

Geef 2—4 zulke giften. (Haubner.) ziüke giften te geven. (Haubner.)

-ocr page 76-

Doorloop.

SC

335. N. Afkooksel van 3 UI. althaea-wortel 7i/2 011c. Ecnvoiuligo opiuin-tiiicliiiii\' •l\'/o—31/, wigtjo. Een klisteer voor een paard.

33G. N. Koolzure magnesia 18 korrels. Poed. v. rliabarber 3\'/j wigtjo. In kamillentliee aan het kali ol\' ven-Ion op eens te geven. (llauljnor.)

.\'J37. N. Afkooksel van 3 lood lijnzaad 7i/.2 one.

Krijt l\'/i—3 lood. In 3—4 keeren op een dag aan liet kalf, het schaap ol\' het veulen te geven.

(Ilauhner.)

338. N. Kamillentliee (uit U/j lood) 12 lood. üpiumpoeder 3 korrels.

Poed. v. rlialjarbor 3\'/, wigljo. Koolzure magnesia 13 korrels. Aan het kalt op ééns in te geven.

(liertwig.)

330. N. Koolzure magnesia 1 vvigtje. Poed. v. rhaharber 13 korrels. Opium 3—7 korrels.

Geef dit poeder op I dag met kamillentliee aan bet veulen of kali\'en herhaal dit 3—4maal.

(Ilauhner.)

310. N. Afkooksel van althaeawortel (uit 3 lood) 7l/.2 one. Opium li/j—2 wigtjos.

Poed. v. gemberwortel 3j,t ld.

» » catechu I\'/j lood. Krijt 3 lood.

Goed om\'geschud geeft men\'s morgens eu quot;s avonds aan een lam 1—2 eetlepels vol; aan oen kalf eens zooveel. (Youatt.)

341. N. Eenvoud, opiumtinctuur % ld.

Tinctuur van rhaharber 3 ld. In couige kamillouthee geelt men aan kalveren en veulens 2—3 m. daags 30—CO droppels.

(Ilauhner.)

342. N. Poed. v. althaeawortel \'l\'/j\'d.

Aluin 13 korrels.

Maak er met meel en water eene likking van en geef dit op een dag aan een paard, en dit 2—3 dagen te herhalen.

313. N. Poed. v. althaeawortel 3/., ld. Aluin 13 korrels.

Poeder van opium 3 korrels. Maak er mot meel en water eene likking van en ; :eef bet op i dag aan bet paard en dit 2—3 dagen lang te herhalen.

3M-. N. Tormenlillawortel

Kalmusv.ortel van elk 4i/2 ld. Kook ili-\' met 21/, pond water toi op 15 one. en voeg er na uoorzijging bij:

Aluin 3 lood.

Opium 11/2 lood.

Aan het nincl in i—5 keeron in 24 uren te geven. (Weiss.)

3i5. N. Geraspte kraanoogen oi/2 wtj\'. Poed. v. gentiaanwortel 3 ld. ^faak er met water eene likking van en geef liet \'s morgens en \'s avonds aan liet paard in; 2m. te herhalen.

(ilauhner.)

310. N. Poed. van althaeawortel % ld. Extract van kraanoogen 2 korrels.

Meel en water zooveel als noodig is om er eene likking van te maken. Aan het paard op één dag te geven en\' 2—3maal te herhalen.

317. N. Poeder van althaeawortel 2t/2-3 lood. Aluin 3f2 wigtje.

Extract v. kraanoogen 6 korr. Maak liet met meel en water tot eene likking eu verdeel liet iu 3 deelen. Gebruik als N. 3i(3.

348. N. Kamillenaftreksel (uit s/,, lood) 12 lood.

Tinctuur van rhaharber 3^ ld. Om het uur —2 eetlepels vol.

(liertwig.)

340. N. Kamillenaftreksel (uit 3/^ lood) 12 lood.

quot;Wijnsteen (cremortart) 31/2 w. Alle 3 uur i—2 eetlepels vol te geven. (lie -twig.)

350. N. Aftreksel van kamillen (uit 7 wigtjes) 12 lood. Opium 1—5 korrels.

Alle 3 uur l eetlepel vol.

(liertwig.)


-ocr page 77-

Knaagzickte. ö7

351. N. Aftreksel van vlierliloemen 355. N. Fijn pooclet- van houtskool

(uit 7 wigtjes) 12 looil. J\'/j wistje.

Ecnvoiitlige ()|lillm-tilu•tnul, Pocil. v. valeriaanwortel 11/,—2

S\'/j—7 wigtjes. wigtjes.

Gebruik als No. 350. (Hertwig.) Hot i !:, goiloolte van dit poeder van

2—3 uur na elkander in een lepel

352. N. Bistortawortel l1^ lood. water te geven. (Hertwig.)

Kook die mot 24 lood water ,)r(, ., ,, n ■ ,■

tot op 12 lood, en voeg op het K Aftreksel van 7 wjgtjes vher-

eindo van het koken er bij: .. bloomen 1-. lood.

Kamillebloemen \'i1/, lood. Azijnzure amnioniak I j lood.

Laat hot in de toegedekte pot 111 \'ie\' llur \' eetlepels vol in

tot bekoeling staan en voeg geven. (Hertwig.)

WatoTigSxtr\'ict\'vl kraanoogon 333N- quot;elst^n \\\'S

3 korrels . Gedestill. water 3 lood. Waterig» tinctuur van rhabar- 3 m- fl- \'li eetlepel vol in te geven.

ber s/i lood. (Hertwig.)

Alle 3 uur 1—2 eetlepels vol in- .jro v amp; , . , , r

lt;rc»en. (Ilertwiquot;\') lixtract van bilsenkrmd 2—o

quot; korrels.

353. N.^(oolzire magnesia 7 wigtjes. Maak^^^gelijkrpooirs^n en

1 ° ; k ami Me rd: \'loemên quot; Scef 3 quot;lquot;\' 66,1 ^

» » Arabische gora van 359 \\ Aftreksel van 7 wgtjes bilsen-

, elk 1/j lood. kruid 12 lood.

Haak er nut water 8 pdlen van en Loodsuiker 1—4 korrels.

geel om de ouren l pil. (lleilwig.) Alle 3 uur —\'I eetlepel vol te

O,, v .. . . geven. \' (Hertwig.) .im N. Kateclu

Arabiscie gom .360. N. Braakwortel 13 korrels.

1 oed. v.krijt v. elk d1/* wigtje. Kook die in 12 lood water

Maak er met water 20 gelijke pil- tot er (3 lood overblijft,

len van. Dooi- te zijgen.

o m. d. 1—- pillen le geven. Om de 3 uur l thee- of eetlepel

(Hertwig.) vol in te geven. (Hertwig.)

6. Do likzielte, knabbelznclit of krmbbolziekto, knaagziekte va:i het rund; liet wolvreteu der schapen.

fu liet eerste tijdperk der beenbreekziekte iiij hel rund en bij andere luiisdiu\'en ziel men, dat de dieren eene bijzondere neiging hebben om rikalisebe en aardige zelfstandigheden te belikken en door te slikkes. Men ziet die neiging bij dieren die met de voedsels eene niet geno3gzamc hoeveelheid minerale zelfstandigbeden, vooi-al kalk , krijgen. Bij eene goede leefregelkundige bebandeling kan eene volkomene heBtelling volgen, zonder dat er bcenweekheid ontstaat, en dan doet de likziekte zieh sebijnbaar als eene zelfstandige ziekte voir. Dat dezelfde oorzaken ook den grond uitmaken van het wolvr;ten der schapen is wel waarschijnlijk maar nog

-ocr page 78-

58 Knaagzicktc.

niet volkomen zeker, hoewel hier veel zeldzamer lt;le beenbreek-ziekle voorkoml. Deze ziekte wordt alleen tijdens de stalvoede-ring, nooit tijdens den wcidegang waargenomen. Eerst komt die bij enkele dieren voor, die aan de wol van andere schapen knagen, spoedig volgen andere dieren, zoodat dikwijls eene geheele kudde door dit gebrek wordt aangedaan. Zonderling is het, dat de dieren niet aan hun eigen wol, maar steeds aan die van andere dieren knagen. In hel begin van den wcidegang gaat deze lust der dieren verloren; gewoonlijk heeft die alleen des daags, niet des naehts plaats; misschien is ook bier navolging in bet spel.

Om het ontstaan der ziekte le voorkomen moet men voor goed en regelmatig toegediend voedsel, voor zinlelijken slal en vooral van de voederings-gereedsehappen zorgen; de zieken moeten worden afgezonderd. In het begin der ziekte geelt men keukenzout, ijzervitriool, aluin, kalkwater, krijt, gelrande beenderen, potasch, braakwijnsteen, opwekkende middeleii meest met bijvoeging van aromatische en bittere middelen, volgens Rijehner ook de tinctuur van jodium (van 3—6 wigtjes, meeraialen daags). Bij verderen voortgang van het lijden is er weinig lioop op herstel en bet slagten der dieren aan te raden. — l?ij bet wolvreten der schapen zijn de genoemde middelen evenzoo aai le wenden.

361. N. Keukenzout .\'itH. N. Bijtondo kalk 1 \'/o—.i lood.

Poeder van gentiaanwortel water 5—10 mc.

» » kalmuswortel van Na afkoeling op eins aan het rund

elk 5 one. te geven, en (leze gl\'t dagelijks 2—3

Maak er een poeder van en geef maal te herhalen.

aan hot rund dagelijks 2—4 lood, aan (Haubner.)

een schaap 7—li wigtjes meer malen

daags op bevochtigd voedsel of als 305. N. Poeder van ilsemkruid

likking. quot; (Haubner.) » » gentiaanwortel

van elk 5 one.

3ö2. N. Ijzervitriool 31/2—7 wigtjes. Krijt 21/2 ore.

Poed. v. gentiaanwortel 3 ld. Gebruik als No. 3)1. (Haubner.)

Maak er met meel en water eene 1

likking van en geef het op één dag 3U0. N. WaterdriebW J

aan een rund; 2—3m. te herhalen. Kalmusworfel **

(Haubner.) Jeneverbezfn allen in poeder

van elk 21/2 one.

363. N. Aluin 3i/2—7 wigtjes. Krijt

Alsemkruid (in poeder) Keükenzou van elk 5 one.

Poeder van kalmuswortel van Tot poeder gemiakt geelt men het

elk li/j lood. als No. 361.

Met meel en water tot eene likking te

maken. Ingeven als N. 362. 367. N. Gebrande jeenderen 24 lood.

Geef quot;2—3 zulke giften. (Haubner.) Gentiaanvartel (poeder van)

-ocr page 79-

Koliek.

Kalinuswortel (poeder van) Terpentijnolie I lood.

van elk 12 lood. Maak er een\' poeder van en geef

Maak er een poeder van. aan het rund dagelijks oen handvol.

8 m. d. i eetlepel vol aan het rund quot; (Rijchner.) te geven. (Dieterichs.)

,T _ ..........37(1. X. Poeder van valeriaanwortel

308. IS. Potasch S\'/a lood. » » kalmuswortel

Poeder van gentiaauwortel » » gentiaanwortel

» » kalmuswortel van elk 15 lood.

» » valeriaanwortel Maak er een poeder van en geei

van elk 8 lood. het als N. ÜO\'J. (Rijchner.)

Maak er niet meel en water eene

likking van en geef \'s morgens, 371. Nt Poeder van alsemkruid

middags en s avonds gt;/3 gedeelte er Krijt

van aan liet rund. (Rijchner.) Glauzend schoorsteenroet van

elk 18 lood.

809. N. Braakwijnsteen 3/,, lood Bloem van zwavel U lood.

iiloem v. zwavel 8 » Maak er een poeder van en geef

Glauberzuur quot;J » \'s morgens en \'s avonds aan het rund

Poeder van gentiaanwortel \'2 eetlepels vol, met eenig keuken-

» » alantswortel van zont. (Haubner.) elk 12 lood.

7. Koliek, buikpijn, Inülnvee, darmpijn.

Eigcntlijk moest men omler dezen naam alleen verstaan eene pijnlijke aandoening van iiet darmkanaal, welke niet door ontsteking of andere veranderingen in den darmwand worden veroorzaakt; gewoonlijk is dit echter niet het geval, de verschillendste toestanden kunnen koliekpijnen ten gevolge hebben, zelfs kunnen die optreden bij ziekten van andere buiksingewanden, vooral der pis- en geslachtswerktuigen, die men dan gewoon is valsehe kolieken te noemen. Kolieken komen het meeste hij het paard voor en zijn bij dit dier ook het gevaarlijkste.

Naar den aard van het koliek en de oorzaken , waardoor het ontstaat, onderscheidt men:

1. Het zenuwachtige, k r a m p- of r h e u m a t i s e h e koliek, dat vooral door verkoeling ontstaat.

2. Het ove r voed er ings-koliek, dat ontslaat door het gebruik van te groote hoeveelheden voedsel (v e r k 0 r e n d hij het paard ; door te veel haver), vooral zwaar te verteren of ge-haldoos voedsel, voorts ingespannen en te snelle beweging dadelijk na het gebruik van vooral veel voedsel.

3. Het windkoliek, vooral ontstaande na het gebruik van voedsel dat veel gas ontwikkelt.

4. Het koliek veroorzaakt door 0 p h 0 0 p i n g van meststoffen

-ocr page 80-

Koliek.

die droog en hard zijn, waardoor de darmen le zeer worden uitgerekt; verstopt v a n a e h t e r e n.

o. Koliek veroorzaakt door de aanwezigheid van concrementen, darmsteenen, zand, steentjes met het voedsel in het ligehaam gehragt; evenals bij hel vorige koliek ziet men hier ook veelal langeren tijd aehter elkander beletten afgang van den mest; van daar den naam van verstoppings-koliek.

O. W o r m k o I i e k, (zeldzaam bij het paard) ontstaat door ophooping, soms geheele kluwens van •wormen.

7. Koliek door scherpe sloffen , geneesmiddelen, vergiften (v e r-g i f t i g i n g s koliek), door dauw, roest, bedorven voedsel enz. veroorzaakt. Verder kunnen nog een aantal andere ziekten en gebleken in de darmen aanwezig zijn. waardoor koliekpijnen ontstaan; evenzoo ontstaan soms kolieken door ziekten van andere deelcn, bijv. ontsteking van hel buikvlies, ziekten der piswerktuigen enz.

Ofschoon de oorzaken dezer ziekte zeer uiteenloopen, komen de verschijnselen bij alle soorten vrij wel overeen, maar de hevigheid er van verschilt zeer. De dieren zijn onrustig, scharren met de voorbeenen, zien naar den buik om, slaan naar den buik, kwispelen met den staart, gaan dikwijls liggen, staan spoedig wederop; na eenige rust volgen deze verschijnselen soms in hoogeren graad weder; eet- en drinklust is verdwenen; in den regel is er verstopping aanwezig, pisafseheiding onderdrukt, soms is de buik sterk opgezet, soms hoort men rommelingen in den buik; de warmte is ongelijk over het ligehaam verdeeld, de bee-nen zijn koud, soms breekt een overvloedig zweet uit en is de ademhaling versneld. Bij het paard is het, als de honden op de billen gaan zitten, wel geen zeker kenmerk van inwendige inklemmingen, maar toch steeds een bedenkelijk teeken. Hctncder-knielen op de voorbeenen , terwijl het achterstel op de becnen staat, komt veel bij maagbersting voor, even als neiging lol braken en werkelijk braken bij overvoederings kolieken; bij ineenschuiving der darmen, darmsteenen, ophooping van zand, ziel meu hei paard dikwijls staan in een gestrekte stelling, met doorgezakten rug. — Bij ossen beslaat nog een eigen soort van koliek, ecne inwendige breuk (inklemming) die, als de darm niet spoedig gereponeerd wordt, steeds doodelijk is. Bij varkens ontslaal het koliek meestal

60

-ocr page 81-

Koliek.

door liet vatten van koude en door het gebruik van sleeht, oa-vertcerbaar voedsel. Bij honden ziel men soms kolieken met aanvallen van razernij door vele lintwormen (taenia ccliinocoecus) en andere veroorzaakt,

Kraehtige, herhaalde wrijvingen van het ligchaam met stroo-wisschen, meestal na bevochtiging met terpentijnolie, geest van kamfer, wijngeest, het in den slai) rondleiden der dieren gedurende eenigen tijd, onderzoek van den endeldarm, het ledigen van dezen, bet kort na elkander toedienen van lavementen van lauwwarm zeepwater, met slijmige afkooksels, bij aanhoudende verstopping met een afkooksel van tabak, met koudwater of verdunde azijn. zijn bij alle kolieken van hel paard aan te bevelen.

Inwendig geeft men het doelmatigst lauwwarme aromatische aftreksels (meest van kamillen), alleen of met bitter-en glauberzout, waarbij men, als do buik sterk is uitgezet, zwavellever voegt. Deze naar omstandigheden in tusschentijden van ^—;! uren te herhalen dranken, zijn iu verbinding met de hiervoor opgegeven behandeling dikwijls voldoende tol herstelling.

De door velen zeer geprezen pijnstillende (narkotische) middelen, vooral opium en bilzenkruid, moeten vooral bij grorite pijnlijkheid worden aangewend. Z e e r s e h a d e 1 ij k zijn inwendig daarentegen sterke prikkelende middelen . als terpentijnolie wijngeest. steen-olie enz., evenzoo is zeer nadeelig de toediening van lijnolie niet dubbclzout, — liij zeer hardnekkige verstopping, voegt men bij de opgegeven middelen eenige braakwijnsteen (00.) of men geeft calomel met althaeawortel.— Aloë (308, 309) kan slechts daar waar alle verschijnselen van darmontsteking ontbreken en dan nog slechts met groote voorzigtigheid gegeven worden.

Bij windkoliek is zwavclaether, kalkwater, geest van salammo-niak. in hoogen graad dc darmsled. aangewezen. Bij door vergiften veroorzaakte kolieken geve men slijmige en olieachtige middelen (320, 326); bij darmkonkrementen zachte (vooral niet ranscbe) oliën in herhaalde giften; bij wormkoliek dadelijk zoutige purgeermiddelen en na het verdwijnen der pijn wormmiddelen.

De bij typhus, persloop, verzwering der darmen zich voordoende koliekpijnen, waarbij dikwijls doorloop bestaat, vorderen de aanwending van slijmige dranken en slijmige of koudwater klistcercn ;

01

-ocr page 82-

Koliek.

soms dc inwendige toediening van helsteen (332), of van loodsuiker (331). — Bij aanhoudend snellen, soms nalatenden pols en bij ontstekingachtige toestanden moeten, behalve een aderlating, midden-zouten, waarbij men digitalis (37, 38, 17, 214, 213) voegt, worden aangewend.

Gedurende de koliekaanvallen heeft men voor strenge dieet, herhaald voorhouden van kleine hoeveelheden drinken, overvloedig stroobed te zorgen, en zelfs na dc herstelling moeten de dieren weinig gevoederd en verschoond worden.

Andere middelen, die tegen koliek worden aanbevolen zijn: pijnstillende middelen, hij hevige pijnen met slijmige middelen, hei-zij alleen (334), of met zouten; bij dreigende orrtstekiiig mei, calomel. duivelsdrek, bij krampkolieken zoowel inwendig ais in klisteeren, de biergist (2V2—71/2 one), bij overvoederings koliek alleen of niet lijnolie en koude begictingen bij hoogen graad van windkoliek; dc zwavelaetber en liet chloroiorm bij kramp-koliek; dc waterige tinetunr van rhabarber (^—IVo lood) als inspuiting in de halsader bij verstoppings koliek enz.

Dezelfde behandeling als liet koliek hij iicl paard moet ook bij het rund en bet varken in aanwending worden gebragt. —■ Ook bij het koliek der honden maakt men van dezelfde geneesmiddelen gebruik, dus bij krampkoliek aromatische middelen, die men bij hevige pijn met pijnstillende verbindt; soms is ecne aderlating noodig, wrijft men vluchtige middelen iu den buikwand en zet men klisteeren. Wordt het koliek door vaste, aardachtige mest veroorzaakt, dan is calomel op zijn plaats; bij de aanwezigheid van beenstukken, zoutige middelen (22!)—303); bij wormen warme boom- en lijnolie, en als dc pijnen aanhouden pijnstillende middelen, als opium (l/2—2 korrels), bilzenkruid, extract van kraanoogen (V^—3/4 korrel per gift) aangewezen. Rij sterke uitzetting van den buik door gassen geeft men zwavellever, kalkwater (l1^—3 lood per gift), gebrande magnesia, geest, van salammoniak of zwavelaethcr.

372. N. Terpentijnolie 1 one. 374. N. Aftreksel van 1 one kamillen-

of bloemen l1/^ p.

Geest van kampher 1 one. Voeg er bij;

Om op de huid te doen. Keukenzout 1 one.

Lijnolie ü lood.

373. N. Afkooksel van althaeawortel S. Voor\'2 klisteeren. (Hertwig.)

(uit 3 lood) l\'/j p.

Voor klisteeren. 375. N. Afkooksel v. U lood tabak \'1 p.

02

-ocr page 83-

Koliek.

63

Groene zeep 0 looil.

Voor \'2 klisteeren. (Hertwig.)

370. N. Aftreksel van kamillen (uit ii lood) \'1 p.

Op eens in te geven.

377. N. Aftreksel van kamillen (uit 3

lood) 1 p.

Bitterzout \'1 one.

Als No. 370.

378. N. Boomolie (i lood.

Gomslijm 1 one.

Water\' 5 one.

Glauberzout 9 lood.

Gebruik als N. 370. (Hertwig.)

379. N. Aftreksel van kamillenbloe-

men (uit 3 lood) 1 p. Bitterzout 9 lood.

Zwavellever i l/2—3n2

wist je.

Gebruik als N. 370.

380. N. Aftreksel van neperrmint-

kruid (uit 3 lood) 5 one. Zwavellever 3/,, lood. Glauberzout 12 »

Gebruik als N. 370. (Weiss.)

381. N. Kaniilleiibloemen

Pepermuntkruid van elk 41/., lood.

Giet er kokend water op en laat liet toegedekt l/4 uur staan. Na doorzijging moet er 2 j). overblijven; voeg er bij:

Zwavellever % lood. Glauberzout 12 looil.

Gebruik als N. ;i70. (Hertwig.)

.\'!82. N. Aftreksel van kamillenbloe-inen (uit 3 lood) l p. Glauberzout 9 lood. Braakwijnsteen 2 wigtjes. Gebruik als N. 870.

383. N. Aftreksel van kamillenbloe-

men (uit (i lood) 1 p. Braakwijnsteen 3/,, lood. Glauberzout 24 lood.

Aan het paard in 3 m. in te geven.

(Sveiss.)

384. N. Poeder van althaeawortel 3

lood.

Calomel 3i/2 wigtje.

Maak er met water eene likking van en geef het op ééns in aan het paard.

385. N. Poeder van althaeawortel 3 ld. Calomel \'l\'/j—ii\'/a w\'atJe-Opium 7 korrels.

Maak er met water eene likkinc\' van. Gebruik als N. 384.

380. N. Lijnzaad afkooksel (nit Old.) lp. Calomel \'Sllz wigtje. Dubbelzout G looil.

Poed. v. gentiaanwortel 3 ld. Gebruik als N. 370. (Hertwig.)

387. N. Poed. v. althaeawortel 11/, ld.

Calomel

Extract van bilzenkruid van elk 31/, wigtje. Maak er met water eene likking van en geef het in 2 koeren, 1—2 uur na elkander, in. (Haubner.)

388. N. Aftreksel van kamillenbloe-

men (uit 3 lood) 1 p. Zwavellever 3\'/, wigtje. Gebruik als N. 370.

389. N. liijteiide kali l\'/j—3 lood. Water 1—l\'/, pond. Gebruik als N. 370.quot;

390. N. Geest van salammoniak

tot 7 wigtjes.

Water 1 pond.

Gebruik als N. 370.

\'191. N. Afkooksel van althaeawortel (uit (i lood) |i/2 pond. Salpeter 3 lood.

Glauberzout 12 lood.

De helft lauwwarm aan liet paard in te geven, het overige l/2 uur later.

(Hertwig.)

392. N. Poeder van kamillen bloemen

2—S\'/j lood. Bitterzout 18 lood.

Extract van vingerhoedskruid 12 korrels.

Maak er met meel en water eene likking van en geef\'s morgens, smid-dags en \'s avonds 1/3 gedeelte.

393. N. Afkooksel van althaeawortel

(uit 3 lood) 7i/2 one.


«V

-ocr page 84-

(U Kol I

Opium 1\'/,—2 wigtjes.

Gebruik als N. 376. (Hertwig.)

304. N. Aftreksel van kamillenbloe-men (uit 3 looil) 5 one. Azijnzure morphine 1 korrel. Gebruik als N. 370. (Adam.)

395. N. Afkooksel van lijnzaad (uit

\'i1/^ lood) \'1 pond. Glauberzout 3 lood.

Extract v. bilzenkruid \'l\'/j ld. Gebruik als N. 376. (Uoier.)

396. N. Kamillen-aftreksel (uit 3 lood)

5 one.

Glauberzout 9 lood.

Extract van bilzenkruid S\'/^ tot 7 wigijes. Gebruik als N. 376. (llering.)

397. N. Kamillen-artreksel (uil 3 lood)

5 ouc.

Glauberzout 12 lood.

Extract van belladonna 3l/\'2 wigtje.

Gebruik als N. 376. (Weiss.)

398. N. Tinctuur van aconitura 10

droppels.

Water 3 one.

Wijngeest 3 lood.

Gebruik als N. 376. (Parker.)

399. N. Duivelsdrek 7—\'10 wigtjes.

Los dit in kamillen-aftreksel (uit 3 lood) op 7\'/2 one. Op ééns in te geven en de/.u gift des noodig na uur herbalen.

(llaubner.)

401). N. Kamillen-aftreksel (uit G ld.)

7l/2 one.

Duivelsdrek (met \'2 eijerdoi-jers gewreven) 3 lood. Gebruik als N. 376. (llertwig.)

401. N. Kamillen-aftreksel (uit 4i/2 ld.)

I1/., pond. Duivelsdrek l\'/j—lood. Voor kUsteeren. (Haubner.)

402. N. Kamillen-aftreksel (uit 3 lood)

1 pond.

Zwavelaetber 7—10 wigtjes. Gebruik als N. 376. (llaubner.)

403. N. Chloroform 3/t—lgt;/a lood.

Water 2 pond.

Gebruik als N. 376. (Klatte.)

401. N. Kamillen-aftreksel (uit ld.

I one.

Om het l/2 uur aan den hond 1—2 eetlepels vol te geven.

405. N. Tinctuur van kamillen S\'/z

wigtje.

Alle uur 5—10 droppels ingeven.

406. X. Kamillen-aftreksel (uit ^ ld.)

1 one.

Eenvoudige opinm-tinetnur 13 korrels.

Gebruik als N. 404.

407. X. Arabisclie gom l\'/j lood.

Gedestilleerd watei\'

Lijnolie van elk 3 lood.

Meng hot en voeg er bij; Calomel 4 kon-els. Het 1/3 gedeelte of de opééns, het overige van 1/, uur tot l/.gt; uur te geven.

(Hertwig.)

408. X. Glauberzout

Arabische gom van elk l\'/i ld. Olijfolie 3 lood.

Water 9 »

Geef aan kleine honden gedeelte, aan groote ll2 en herhaal dit om do 2 uur. \' (llertwig.)

409. X. Gekookte bilïenkrnidolie

Papaverolie van elk l\'/2 lood. 3—4 m. d. een koHIjlepel vol te geven.

410. X. Zwavollevor 1—7 korrels.

Gedestill. water \'ooi-

Op ééns aan don hond le geven.

(Hertwig.)

411. Ni Kamillen-aftreksel (uit 3/,, ld.)

1 one.

Gebrande magnesia 7—13 korrels.

Gebruik als N. 410. (Hertwig.)

412. N. Geest van salammoniak 7 tot

20 korrels.

Op eens met 4 m. zooveel koud water in te geven. (Hertwig.)

413. N. Zwavelaetber 7—20 korrels. Gebruik als N. 412. (Hertwig.)


-ocr page 85-

65

8. Snel verloopende, acute, maag- en darmkatarrh; maag-en darmontsteking. Het pelle- of spellevuur l)ij runderen en geiten.

Komt bij iille huisdieren, en in eiken leeftijd voor. De oorzaken zijn, als van het koliek, zeer onderscheiden. Gewoonlijk beginl-de ziekte met het ophouden van den eetlust en van het herkauwen, met vermeerdering van den dorst en koorts. Het mondslijm-vlies is hoogrood, heet, droog oi\' beslagen, is met een laag dunne slijm overtogen, afgang meestal vertraagd of geheel opgeheven. Bij bonden en varkens stelt zich meestal braken in. Dc buik is gewoonlijk bij drukking pijnlijk, de dieren staan met onder den buik geplaatste beenen treurig, of zijn angstig en onrustig: verschijnselen die, vooral bij het paard, (ot die van een hevig koliek kunnen stijgen, die zich van andere koliekpijnen door liet steeds voortduren der pijnen onderscheiden, even als door de voortdurende koorts. Bij herkauwende dieren is meestal grootere of geringere windzucht aanwezig. Honden, bij wie even-zoo koliekpijnen niet zeldzaam zijn, liggen meestal op den buik en duiden door steunen, kwispelen met den staart pijn aan. Soms doen zich verschijnselen van geelzucht voor.

Als bij bet koliek moet ook bij deze ziekte bet voedsel aan de dieren, vooral bij de boogcre graden der ziekte, geheel onttrokken worden, en ook gedurende het herstellingstijdperk slechts in geringe hoeveelheid gegeven worden ; men moei slechts verslagen water en slijmige dranken geven.

Aan honden en varkens geeft men in het begin der ziekte, als eene overlading der maag de oorzaak is en braakneiging of werkelijk braken aanwezig is, met voordeel een braakmiddel en als er doorloop bestaat ipecacuanha (123), of witte nieswortel (124, 239); in het tegenovergestelde geval geeft men braakwijnsteen (101, 118, 125, 240, 290).

In den regel zijn slijmige zelfstandigheden (325, 326), waarbij men aan paarden, als koliekpijnen zich voordoen, eenige zwavellever toevoegt, aangewezen. Bij hardnekkige verstopping moeten de midden-zouten in kleine giften (6, 211, 212, 305—-307), calomel (102, 108, 384, 386), zachte oliën (302—306), bij bevigen doorloop

5

-ocr page 86-

66 Slepende maagontsteking.

loodsuiker (24, 246, 247), helsteen (332), braaknoot (345—347), bij honden ook zoutzuur. verder slijmige of stijfsel klisteeren zonder of met opium (333) worden gegeven, evenals klisteeren van koud water; bij hevige koorts zelfs aderlatingen.

4-14 N Afkooksel van althaeawortel 3 m. d. \'/a-2 eetlepel vol te geven.

(uit 3 lood) 1 pond. (Hertwig.) Zwavellever 2 wigt.jes.

Aan het paard op ééns in te geven. 416. N. Afkooksel van ^ althaeawortel

415. Afkooksel van kina (uit 3/4 lood). Opium 3l/2 wigtje.

Verdund zoutzuur 15—45 dropp. Voor een klisteer.

9. Ontsteking van liet slijmvlies van den endeldami.

Komt bij paarden, maar vooral bij honden voor, door ophoopnig van mest of darmkonkremeoten, bij den hond door beenkalk; bij de laatste deelen gewoonlijk tie aarsklieren m de aandoening. De aars is opgezwollen, de afgang opgeheven, waarbij de dieren den rug angstig krommen en steunen, terwijl de aars uitpuilt. Met de hand merkt men dal het slijmvlies heet en gezwollen en de

darm zeer is opgevuld.

Weinig voedsel, groen voedsel, meel- en zemeldranken bij paarden; dunne vleesehsoepen hij honden; dikwijls voorzigtig ledigen van den endeldarm, herhaald zetten van slijmige ol ohe-aehtige klisteeren, de inwendige aanwending van calomel zijn aangewezen.

10. Slepende (clironisclie) maagkatarrli; slepende niaagontsteking.

Dikwijls hoort men van eigenaren van paarden zeggen: mijn paard eet niet best, ook de mestontlasting is soms traag, de mest is groot gebald, bleek en bevat veel onverteerde haver, in één woord, ziin spijsvertering is niet goed, mijn paard heelt een „astriseh lijden. Voegt zieh daarbij nog, dat de mest zuurachtig of onaangenaam riekt, dat het mondslijmvlies een vuil beslag heeft, het dier onaangenaam uit den mond riekt, treedt

dan eens verbetering, dan weder verergering ni, enz. dan lijdt

het paard aan bovengenoemde ziekte. Dikwijls komen hierbij hgte

-ocr page 87-

Slepende maagontsteking.

kolieken en bij langoren duur vermagert het dier. Ook bij de overige huisdieren, vooral de kleinere , doet zich de ziekte voor.

Bij deze ziekte, die zelden geheel wordt opgeheven, wendt men keukenzout, bitter- en glauberzout aan, steeds in kleine giften; de salammoniak met bittere, aromatische of zamentrekkende zelfstandigheden , de rhabarber, zelfs de kraanoogen (343). Ook de aloë en het witte rattenkruid werden in cenige gevallen met gunstig gevolg aangewend.

67

417. N. Poed. van gentiaanwortel 3 ld.

Keukenzout 0 lood.

Maak er met water eene likking van en geef aan Kot paard \'s morgens en \'s avonds de lielft.

418. N. Poed. v. gentiaan wortel 3 lood.

Bitterzout 12 lood.

Maak er met meel en water eene likking van en geel\' het als het vorige.

419. N. Poeder van kalmuswortel 3 ld.

Glauberzout 42 lood.

Maak er met meel eu water eene likking van en geel\' het als N. 417.

420. N. Poeder van alsem 3 lood.

Salammoniak l\'/j lood.

Maak er met meel en water eene likking van en geef het als N. 417.

421. N. Salammoniak li lood.

Poeder van waterdrieblad » » alsem van elk 9 ld. » » althaeawortel 3 ld. Maak er met water eene likking van en geef alle 2 uur aan hot paard t/,. gedeelte. (Ilertvvig.)

422. N. Salammoniak l1/,—2 wigtjes.

Kxtract van waterdrieblad 13 korrels. Gedestill. water 9 lood.

Geef aan den hond dagelijks 3 maal l/2—2 eetlepels vol. (Hertwig.)

423. N. Salammoniak 31/2 wigtje.

Kamillentheo 0 lood.

Waterige tinctuur van rhabarber 3/4 lood. Alle 3 uur l/6 gedeelte aan den hond te geven. (Hertwig.)

42i N. Venkelwater 3—9 lood.

Extract van oranjeschillen 4—lü korrels.

Rhabarberstroop 3/4-4 m. d. aan den hond i/2 lepels vol te geven.

425. N. Poed. v. rhabarber 31/2 wigtje.

Aan den hond 3 m. d. te geven zooveel als öp de punt van een mes

420. N. Poeder van gentiaanwortel li/a lood.

liitterzout 0 lood.

Kraanoogen 1 wigtje.

Maak er met water eene likking van 011 geef het op ééns aan het paard.

427. X. poeder van gentiaanwortel

H/ï lood. Kraanoogen I1/2—2 wigtjes. Maak er met water\' eene likking van en geel het op een dag aan het paard. Geef 3 zulke giften.

(Hertwig.)

428. N. Tinctuur van kraanoogen 6

droppels.

Gedestilleerd water li/j lood. Eenige malen daags 1 koiïijlepel vol aan den hond te geven.

429. N. Poeder van gentiaanwortel

41/2 lood. \'gt; » aloë 1 lood. Maak er met water eene likking van en geef \'s morgens, \'s middags en s avonds 1/3 gedeelte aan het paard. (Hertwig.)

430. \\. Wit rattenkruid 4—7 korrels.

Poeder van zoethout 3 lood.

Maak er met poeder van althaeawortel en water 2 pillen van en geef s morgens en \'s avonds 1 pil aan het paard. (Haubner.)

-li/2 ld. -2 eat-(May.)


-ocr page 88-

68

11. Slepende onverteerbaarheid der herkauwers, verstopping van de 3e maag, de hoekpens of het koningshoofd, verstopping van voren.

Deze ziekte der herkauwende huisdieren ontwikkelt zich ten gevolge van het gebruik van verslappend, kleverig, moeijelijk verteerbaar, bedorven ol prikkelend , slecht. gchaltloos \\ ocdscl, vooral dan als het tot den arbeid bestemd vee geen tijd tot herkauwing gegund wordt. — Verschijnselen; gebrek aan eetlust, ophouden der herkauwing, de linkerflankstreek is uitgezet, vertraagde afgang, de mest is tevens droog , met een laag slijm overtrokken en wordt in kleine ballen ontlast; of wel er is langdurige verstopping aanwezig, die somtijds met stinkenden doorloop afwisselt. Bij gunstig beloop komt er rijkelijke darmontlasting en stelt zich de herkauwing weder in. In hoogen graad der ziekte zijn de dieren treurig, soms koortsig, ter nedergeslagen; zij liggen veel, steunen, de spiegel is droog, spleterig, de blik angstig.

Zoolang het herkauwen niet terugkeert mag aan de dieren geen voedsel worden gegeven, en ook dan als die terugkeert mag dit slechts in zeer [geringe hoeveelheid worden toegediend; ook het drinken, dat zuiver, verslagen water moet zijn, mag slechts in geringe hoeveelheid gegeven worden.

Inwendig geelt men bitter- en glauberzout, braakwijnsteen, salammoniak, welke alleen of met andere verbonden worden; bij hardnekkige verstopping de calomel en slijmig-olieachtige dranken, cvenzoo zoutzuur. De werking dezer middelen wordt door herhaalde klisteeren en veel wrijven van den buik ondersteund; verder zijn hier nog aanbevolen aloë, witte nieswortel, tabak, terpentijnolie, vluchtig hertshoornzout, geest van salammoniak. Bij zeer groote opvulling van de pens met voedsel is ook de penssteck aan te bevelen.

43-1 N Poed. v. gentiaamvortei 12 ld. 432. N. Lijnzaadmeel G lood.

Kook die met 31/, pond water Bittei zout 24 lood.

*•**! »in; ssJrtauqyr

KiSSmSt *• lt;»-*■gt;

Geef dit in 3 keeren op 1 dag.

(liauljuer.)

-ocr page 89-

Verstopping van voren.

69

■fö3. N. Kalmuswortcl

Gentiaanwortel van elk 4^ ld. Kook die tot ü pd. en voeg er bij; Glauberzout 18 lood.

Gebruik als N. 431. (Haubner.)

434. N. Kamillen nftreksol (uit 3 lood)

1 pond.

Braakwijnsteen !)/2-2 wigtjes. \'s Morgens en \'s avonds de helft en nog eens herhalen.

435. N. Braakwijnsteen lO—13 korrels.

Poed. v. valeriaanwortel 3/,t ld. » » althaeawortel \'l\'/o ld. Maak er met water eeno likking van, geel\' het op een dag en herhaal dit 5 —4 dagen lang. (Haubner.)

43(5. N. Alsemkruid 12 lood.

Trek die in kokend water tot 21/4 pond. voeg er bij:

Salammoniak \'4i/2 lood. Brandewijn 5 one.

Geef aan het kalf dagelijks 4 m. 1 theekop vol in. (Hertwig.)

437. N. Kamillen-aftreksel (uit 3 ld.)

1 pond.

voeg er bij: Braakwijnsteen l\'/j—2 wigtj. Glauberzout 12 lood. Een drank, om in te geven.

438. N. Braakwijnsteen wigtje.

Glauberzout 12 lood. Kamillen-aftreksel (uit 6 lood)

2 pond.

Binnen 12 uur in 4—G keeren in te geven. (Rijehner.)

439. N. Dubbelzout 12 lood.

Braakwijnsteen % lood.

Deel dit poeder in 4 gelijke doelen en geef er dagelijks 2 van in 5 one kamillen-aftreksel. (Weiss.)

410. N. Aftreksel van vlierbloemen (uit (5 lood) li/3 pond. Braakwijnsteen 3i/2 wigtje. Salammoniak 3 lood. Aan lammeren dagelijks 3—4 m. een eetlepel vol te geven. (Haubner.)

441. N. Calomel 3i/2 wigtje.

Poeder van althaeawortel 3 ld. Maak er met water eene likking

van engeefdie \'smorgens en\'s avonds in; andoren daags te herhalen.

442. N. Lijnzaad-afkooksel (uit 6 ld.)

•]i/2 pond.

Geef dit lauwwarm aan het rund met 3—41/2 lood boter of even zooveel lijnolie, en herhaal dit op dien dag 3—4 maal. (Rijclmer.)

443. N. Zoutzuur 1 \'/2 lood.

Water 71/2 one.

Om de 2—3 uren te herhalen.

444. N. Zoutzuur 12 lood.

Wijngeest 18 »

Water 24 »

Op een dag in 4 keeren, lelkens met l pond water, in te geven. (Maier.)

4i5. N. Aloë 1t/2 lood.

Glauberzout 18 lood.

Poed. v. althaeawortel 3 lood. Warm water 1 pond.

Om in te geven. (Hertwig.)

446. N. Aloë 3 lood.

Glauberzout 5 one.

Verdeel het in 4 poeders en geef om do 2 uur 1 poeder in kamillen thee. (Haubner.)

457. N. Gentiaanwortel 12 lood.

Kook die in water tot 2 pd.

voeg er bij:

Waterig extract v. aloë 3 ld* Glauberzout 2l/j one. Een drank. (Hertwig.)

448. N. Poeder van witte nieswortel

2,/2 wigtje.

Water 1 pond.

Op een dag in 2 keeren in te geven. (Weiss.)

449. N. Tabak 9—12 lood.

Kook die met 3—4 pond water l/2 uur, na doorzijgihg, voeg er bij:

Glauberzout 5—10 one. Lijnolie 12—18 lood. In 3 m. in te geven. (Haubner.)

450. N. Althaeawortel 3 lood

Gekookt in water tot 1 pond. Terpentijnolie s/j—ll/2 lood. Op ééns in te geven, en dit op 1 dag 2—3 malen te herhalen.

(Spinola.)


-ocr page 90-

Slepende darmontsteking.

■KiI. N. Vliorbloemen 6 lood. 452. N. Aloë 3 lood.

Maak een aftreksel v.HL pd. Glauberzout 5 one.

Vluchtig hertshoornzout 8 ld. Vloeibare ammonia l /2 ld.

Op een dag m 3 keeren te geven. Water \'l\'/a Pont\'-

(Weiss.) In twee keeren in te geven. (Weiss.)

12. Slepende (chronische) darmkatarrh, slepende darmontsteking.

Deze ziekte geeft dikwijls aanleiding tot kolieken, zoogenaamde gastrische toestanden en langdurige doorloopcn; ook ingewandswormen worden hierbij veel aangetroffen, die omgekeerd de ziekte verder onderhouden. Bij paarden en honden, vooral bij jonge en oude, komt de ziekte veel voor. De verschijnselen dezer ziekte komen veel met die der chronische maagkatarrh overeen, waarmede zij dikwijls gepaard gaat. Gebrekkige eetlust, beslagen tong, soms geelgekleurd mondslijmvlies, soms met blauwroode tancl-vleeschranden, tijdelijke opzetting van den buik, verstopping, afwisselend met diarrhée, dikwijls terugkomen van koliekpijnen, treurigheid en mattigheid; bij langeren duur toenemende vermagering. Verzweringen in het darmkanaal doen zich, behalve door de genoemde verschijnselen, vooral door hardnekkigen doorloop. soms afwisselende met verstopping en sterke invalling van den buik kennen. Soms doen zich verschijnselen van darmontsteking voor, waarbij zich dan meer of minder koorts voegt. Het beloop der ziekte is steeds slepend.

Aan plantetende huisdieren geeft men bij deze ziekte ligt verteerbaar , gezond voedsel, goed hooi, groen voedsel, zelfs harde planten en geeft men ze dikwijls stukken zout om te belekken, of men mengt zout bij het voedsel. Wat de geneeskundige behandeling betreft, geldt hetgeen bij de slepende maagkatarrh en bij de acute darmkatarrh gezegd is.

Bij chronische (folliculaire) darmverzwering, die meestal van hardnekkigen doorloop vergezeld is, of met doorloop die met verstopping en uitzetting van den buik afwisselt, wendt men in het begin slijmige middelen zoowel inwendig (325, 326), als in klisteeren (335) aan, maar wanneer daardoor geen beterschap ontstaat, geeft men afkooksels van bittere kruiden (327), zamentrekkende minerale zelfstandigheden (328, 331, 342, 343, 347) of de niet zelden zeer gunstig wer-

70

-ocr page 91-

Doorloop der lammeren.

kende kraanoogen (345—347), en ondersteunl de werking dezer middelen door klisteeren van koudwater of stijfselal kooksels (i\'/.j lood stijfsel mei eene 16—24 voudige hoeveelheid kokend water overgoten tot een klisteer, waarbij men SVg wigtje eenvoudige opiumtinctuur of even zooveel opium voegt). De soms voorkomende kolieken, evenals de somtijds zich voordoende verstoppingen, worden op de reeds opgegeven wijze behandeld.

453. N. Grof gestoten eikenbast l1/^—3 Kook die in li/2 pond water tot

lood. op 7i/2 one.

Kook die in l1/2 pond water tot Na doorzijging in te geven.

Ti/j ene.

Geel\' dit na doorzijging in. 455. N. Poed. van gentiaanwortel31d.

Aluin 2l/2 wigtje.

■454. N. Grof gestoten wilgenbast3—6 Maak er met water eene likking

lood. van en geef er\'s morgens en\'s avonds de helft van.

13. Krotip van liet maag- cn darmslijmvlies.

Deze zelden voorkomende ziekte vordert eene behandeling overeenkomende met de snel verloopende darmkatarrh, waarbij men bij hevige pijnen, pijnstillende middelen geeft en bij hevige koorts aderlatingen bewerkstelligt. Eene hevige, zeer dikwijls doodelijk verloopende kroupeuse darmontsteking, waarbij deelen als vliezen niet den darminhoud afgaan, noemt men van ouds bij ons bij het paard vets m e 11 e n. Zij ontstaat vooral bij sterke, jonge dieren, die men na verhitting te spoedig koudwater laat drinken; zij is meestal doodelijk.

14. Doorloop der lammeren, persloop der lammeren, darmziekte, darmontsteking der zuigelingen.

Deze ziekte komt vooral bij pasgeboren lammeren, soms ook bij kalven en biggen voor. Menigmaal komen de dieren ziek ter wereld, kunnen bijna niet op de beentn staan, zuigen begerig, maar toonen pijn bij betasting van den buik; de mest, die dikwijls ontlast wordt, is dun, stinkende; meestal sterven de dieren na eenige dagen. Soms schijnen de lammeren na de geboorte gezond, maar worden in de 1 of 2 week, zelden later ziek. De lammeren zuigen goed, maar zijn treurig, persen op den afgang,

71

-ocr page 92-

Persloop.

waarop hevige doorloop intreedt. De ontlastingen zijn brijig, geel, rieken zuur, maar worden spoedig dun, melkachtig,stukjes kaasstof bevattende. De buik wordt opgezet en bij drukking zeer pijnlijk, de dieren kreunen, steunen, zijn onrustig, krommen den rug. Deze ziekte verschijnselen nemen steeds toe en na weinige dagen sterven de dieren.

Om het ontslaan van deze meestal algemeen voorkomende, snelverloopende en weinig hoop op herstel gevende ziekte te voorkomen, moet men voor ccne minder rijkelijke voeding der moederschapen in den laatsten tijd der zwangerheid, voorde toediening van zont en voor matige beweging zorgen. Tot deze voorbehoedende middelen behooren verder: voorkoming van verkoeling der mocderdicren en der lammeren, alsmede liet afmelken van een gedeelte der melk van het moederdier.

Is de ziekte uitgebroken, dan geeft men koolzure kalk, gebrande koolzure of zwavelzure magnesia, opium of rbabarber (336—341), en maakt vluchtig prikkelende inwrijvingen op den buikwand. Ook eiwit of eene oplossing van lijm in warmwater met bijvoeging van opium (\'/„—1 korrel), of van opium tinctuur (fi—1(5 droppels), bij varkens van helsteen (333) zijn goed. Bij kalveren gaf Hering in poeder gebragtc bittere amandelen tot een eetlepel vol met gunstig gevolg.

456. N. Karaillenbloemen I1/2 (tinct. op. crocatae)3i\'Jwigtje.

Trek die af tot een aftreksel Geef aan tiet kalf alle 2 uur 3 eet-van 18 lood. lepels vol in.

Bitterzout quot;Ii/2 wigtje.

Brandewijn 3 lood. 458. N. Bloem van zwavel

Aan het kalf op eens in te geven. Poeder van rhabarber van elk

(Weiss.) 9 lood.

» » opium l\'/j lood.

457. N. Poed. v. althaeawortel \'O/ï ld. Maak dit tot, een zeer fijn poeder

72

Kook die mot \'watortot 181d. en geef aan liet lam 3 m. d. een

koffijlepel vol met eenigo melk.

(Mener.)

Voeg er bij: Zamongestelde opium tinctuur

15. Persloop, dysenterie.

Is een in verzwering overgaand ontstekingsproces in het slijmvlies der dikke darmen, dat bij paarden, honden en runderen en bij de laatste niet zelden algemeen verbreid voorkomt (typheuse pcrsloopziekte), cn reeds dikwijls aanleiding

-ocr page 93-

Persloop.

hedï gegeven lol verwisseling met de runderpest. De ziekte is besmettel ij k en de dragers van de smetstof zijn vooral de darmontlastingen, door de uitwaseming waarvan gewoonlijk de besmetting volgt. De ziekte begint plotseling of nadat eenige teekenen van acute darmkatarrh zijn voorafgegaan. De dieren zijn treurig, staan met kromme en onder den buik geplaatste beenen, de laatste is in den beginne opgetrokken, later opgezet, van tijd tot tijd teekenen van koliekpijnen. Er bebben veelvuldige darm-ontlastingen plaats, die in bet begin nog mest bevatten, zeer slinken en miskleurig zijn, steeds dunner worden en niet zelden vloeibaar of gestold bloed, zelfs stukken van bet afgestooten slijmvlies bevatten. De ontlasting gaat niet veel pijn en persingen gepaard, waardoor de endeldarm buiten den aars omstulpt. Later ontstaan deze persingen zonder dat er iels ontlast wordt; nog later volgen de ontlastingen onwillekeurig. Eetlust en herkauwing bonden op, de dorst is zeer vermeerderd. De koorts is min of meer beviü\', bet dier

O 7

zeer Ier nedergeslagen. liet beloop der zickle is meestal snel, maar soms ook slepend.

De zieke dieren moeten in ecu zuiveren, matig warmen stal gebragt worden, en overvloedig ligstroo hebben. Is de ziekte acuut, dan moet alle voedsel onthouden worden, of hoogstens slap voedsel, slobbering, gekookte wortels in geringe hoeveelheid, cn slij.nige dranken gegeven worden. Groen cn alle prikkelende voedsel moeten vermeden worden; eerst later geelt men de dieren wat klaverhooi. Voor honden zijn zaeble, slijmige zelfstandigheden, als havcrslijm, dunne af kooksels van gort, rijst, zetmeel, slappe vlcescli-soep, maar over het geheel geen vleesch, liet beste. Bij den sle-penden vorm der ziekte moeten de dieren cene zachte, maar krachtige voeding hebben , jjijv. geroost meel, gebroken erwten enz.

Bij den snel vcrloopendcn vorm zet men herhaald slijmige klisteeren, laat de huid sterk wrijven, en doet men bij lievige koorts eene aderlating. Inwendig geeft men in het begin lauwwarme, slijmige dranken (325, 326), in geringe hoeveelheid, maar dikwijls herhaald, de calomel, bij sterken doorloop columbo of tormentillawortel (327), bij sterk verval van krachten vluchtig prikkelende middelen als: valeriaan, engelwortel, kamfer, wijn, aether of de minerale zuren. Ook worden bij ligte graden van

73

-ocr page 94-

Persloop.

I

74

dezen vorm der ziekte absorberende en ook narkotisehc middelen, zooals opium (334), strychnine enz. aangewend.

Tegen den langdurigen persloop geeft men afkooksels van zamen-trekkende planten (433, 494) en zoodanige minerale middelen

(329_331, 342—344, 455), zelfs met vluchtig prikkelende stoffen,

bij zeer stinkenden afgang houtskool; verder chloorwater (om de 2 uur 2 eetlepels vol in een slijmig afkooksel) of de helsteen (332) en slijmige, beter echter zamentrekkende klistceren.

Bij honden komt de behandeling der ziekte niet die van den doorloop overeen.

459. N. Pood. v. althaeawortcl \'12 lood.

Columbowortel Papaverbollen van elk 6 lood. Kookt die met 4i/j p. water tot op 3 pond en geef dit in 4 keeren op 1 dag aan het rund. (Rijchner.)

460. N. Lijnzaad 12 lood.

Kook dit met 6 llesschen water gedurende l/2 uur en voeg er na doorzijging bij; Geconcentreerd zoutzuur 3 ld. In 24 uren in 8 keeren ingeven.

(Zürn.)

461. N. Nagelwortel (rad. caryoph.)

6 lood.

trek die in kokendwater tot voeg er bij: (1 pond.

Geconcentreerd zwavelzuur ll/j lood. In meeldranken in te geven.

(Hering.)

4tó2. N. Afkooksel van wilgenbast (uit 3 lood) 5 one. Geest van kampher 3 lood. Geconcentreerd zwavelzuur 3/,, lood.

3 m. daags een zoodanige gift.

(Hering.)

463. N. Afkooksel van althaeawortel

(uit 3 lood) 7i/2 one. Poeder van krijt l1/., lood. Aan het rund cm de 2—3 uren zulk een gift in te geven. (Rijchner.)

464. N. Afkooksel van althaeawortel

(uit 41/2 lood) l\'/a pond. Arabische gom 6 lood. Zoutzure magnesia 3li lood.

Opium l\'/j—2 wigtjes.

Om de 3 uur aan het rund zulk een gift in te geven. (Rijchner.)

465. N. Afkooksel van althaeawortel

(uit lood) 5 one. Poeder van krijt ll/j lood. » » opium l\'/j—2 wigtjes.

Aan het rund om de 2 uur zoodanige gift te geven.

466. N. Salpeterzure strychnine ï/j

korrel. Gedestül. water 12 lood. Op eens aan het paard in te geven en deze gift in den beginne om de 2 uur, later om de 4—6 uur te herhalen. (Haubner.)

467. N. Aluin 3/,, lood.

Ritterzout 2—2\'|j lood.

Opium 3i/2 wigtje.

Poeder van althaeawortel zooveel als genoeg is voor 2 pillen.

Om \'s morgens en \'s avonds aan het paard 1 pil te geven. (Weiss.)

468. N. Valeriaan wortel 12 lood

Overgiet die met 2 llesschen kokend water, laat het toegedekt 1/2 uur staan en voeg er na doorzijging bij:

Poeder van ópium wigtje Aluin 3^ lood.

In 8 keeren in 24 uren aan het rund te geven. (Zürn.)

46!). N. Ijzervitriool 3|,i lood.

Afgewreven kamfer l1/»—2 wigtjes.

i


-ocr page 95-

Vergiftigingen.

Poeder van gentiaamvortcl 470. N. Loodsuiker 1 looil.

» » althaeawortel Dierlijke kool (5 lood.

van elk 3 lood. Lijnzaadmeel 3 lood.

Maak er mot water i pillen van en Muak er met water 4 pillen van en

geef \'s morgens en \'s avonds aan het geel\' aan het paard daags 3—4 pillen,

paard 1 pil. (Weiss.) (Hering.)

1G. Vergiftigingen.

Dat ook bij dieren vergiftigingen, hetzij opzettelijk, hetzij loe-vallig, oi\' bij ongeluk plaats hebben, is bekend, en dat hierbij meestal met spoed moet gehandeld worden ligt voor de hand. liet doel van deze behandeling is:

а. om het in de maag gebragte vergift zoo spoedig mogelijk te verwijderen;

б. om het, door het toedienen van stoffen, die met het vergift onoplosbare of onschadelijke verbindingen vormen, onwerkzaam te maken;

c. om de gevoeligheid van het ligehaam voor de inwerking van het vergift zooveel mogelijk af te stompen, en

tl. om de reeds ingetreden gevolgen der ingewerkt hebbende vergiften op te heffen of minstens te verminderen.

De directe verwijdering van bet vergif, dat, zooals begrijpelijk is, slechts dan mogelijk is, als de behandeling dadelijk na plaats gehad hebbende vergiftiging kan worden ingesteld, tracht men bij dieren, die braken kunnen door het toedienen van braakmiddelen, door het onderhouden van dikwijls, reeds aanwezig braken, door het geven van groote hoeveelheden lauwwater of melk — minder doelmatig door de aanwending van de maagpomp — bij herkauwende huisdieren ook door de pensteek te bewerkstelligen. Afvoerende middelen, en wel zachte, olieachtige, kunnen hoogstens bij moei-jclijk oplosbare vergiften beproefd worden.

Als braakmiddel gebruikt men bij scherpe vergiften, de braakwortel (bij honden van 13—20 korrels met water), bij bedwelmende (narcotische) vergiften de zinkvitriool (bij honden 1—2 korrels in water), minder de braakwijnsteen, omdat die ligt doorloop veroorzaakt. Tegen het braken heeft men slechts dan middelen aan te wenden, als dit al te hevig is en te lang aanhoudt, en men tracht het dan door koolzuurhoudende vloeistoffen of door opiumtinctuur, of door extract van bilzenkruid te stillen.

73

-ocr page 96-

Vergiftigingen.

Het. onder h aangeduide doel bereikt men door de zoogenaamde tegengiften, die steeds in vloeibaren vorm, in rijkelijke hoeveelheid en in kort op elkander volgende giften, vooral in die gevallen moeten worden toegediend, waarbij men zeker weet, welk vergift is toegediend; maar er bestaan toch middelen, die bij vergiftiging met verschillende stoffen nuttig zijn, en in de eerste oogenblikken steeds veel worden aangewend, omdat zij meestal gemakkelijk te verkrijgen zijn. Zoo bijv. is eiwit, wei van melk bij metaalvergiftigingen zeer nuttig; zeepwater, oplossing van potasch bij vergiftiging met zuren, met rattenkruid, met lood; azijn, melk, karnemelk, bij vergiftiging met bijtende alkaliën, met narcotische vergiften. Kent men den aard van het vergift niet, dan kan men ook een mengsel van gelijke deel ijzeroxydul. gebrande magnesia en houtskool beproeven. Als omhullende middelen geelt men vooral bij scherpe stollen, slijmige zelfstandigheden, ol men verdunt de giftige stof door het geven van veel water enz.

Afstomping der gevoeligheid van het ligchaam voor de werking van het vergift, kan men slechts bij enkele vergiften bewerken, bijv. bij kraanoogen door het geven van narcotische middelen, door het inademen van aether- of chlorolbrmdampen, en dit heeft dan meest ten doel, door het wegnemen van het dreigende gevaar, tijd te winnen, om andere noodige middelen aan te wenden.

Hebben de vergiften reeds ontsteking van maag- of darmkanaal veroorzaakt, zooals dit bij scherpe, plantaardige en dierlijke vergiften , bij vele metaalpraeparaten, bij geconcentreerde, minerale zuren en in geringeren graad ook bij scherp narcotische plantengif-ten het geval is, dan moet die volgens de vroeger opgegeven regelen worden behandeld, en wel vooral door verzachtende, slijmig-olieachtige of slijmige middelen, desnoodig door aderlatingen; doen zich zenuwtoevallen, onmacht, schijndood voor, dan moeten die doelmatig behandeld worden.

De tegen de vergiften aanbevolen tegengiften zijn, tegen:

1. Barytzonten: Zwavelzure zouten.

2. He ukn o o t-ol ie koeken (Bij vergiftiging met) zijn al-kooksels van galnoten (1 : 8), tannine 13 korrels, kamillen-water fi lood, om de 4 uur aan het paard te geven en 6—8 m. te herhalen, nuttig.

76

-ocr page 97-

Vergiftigingen.

3. Blauwuuur, Pruissisch zuur: Koude begietingen, aderlatingen , ehloorwater, inademen van ammoniak- of chloorgas, geest van salammoniak in veel water, aether, hoewel al deze middelen wegens het zéér snelle helooj) der vergiftiging meestal niet veel uitwerken.

4. Braakwijnsteen en antimonium praeparaten in het algemeen; Looistof houdende afkooksels, als van eikenbast, galnoten, tormentillawortel, kinabast (op l korrel braakwijnsteen , het afkooksel van SVo wigtje bast gerekend), verder kinine, tannine; bij honden, bij wien zich na het gebruik van spicsglansmiddelen bijna altijd braken voordoet, geve men groene thee, slijmige middelen, magnesia, eiwit. Tegen chloor antimonium geeft men ook alkaliën.

b. Bijtende alkaliën: Verdunde plantaardige zuren, vetten en vetle oliën, gi\'oote hoeveelheden water, koolzuurhoudende vloeistoffen.

0. Chloor dampen (vergiftiging door); Inademing van ammoniakgas, aether- en wijngeesthoudende middelen.

7. Jodium; Zetmeel, stijfsel, tarwemeel met water.

8. Kolendamp; Versche lucht, begieten met koud water, klisteeren, aderlatingen; geest van salammoniak, hertshoorn-zout, als reukmiddelen.

9. Koperzouten; Eiwit, slijmige, olieachtige emulsies, wei, suikerwater, suiker in melk opgelost, ijzervijlsel met stroop tot een brij gemaakt, zwavelzuurijzer, zwavellever, zwavel-ijzer, een mengsel van 7 deelen vochtig ijzervijlsel en 4 deelen bloem van zwavel, koolzure natron, magnesia, tannine.

10. Kwik zou ten; Groote hoeveelheden slijmige vloeistoffen, eiwit, melk, zetmeel, of meel met water, zeepwater , zwavelzuurijzer, zwavellever, lijmoplossing; bij langzame kwikvergiftiging door dampen, zalven enz., zwavel en salpeter tot gelijke deelen, jodkalium.

11. Loodzouten; Glauberzout of bitterzout (bij honden 13 korrels—3/.t lood, 2—3 m. telkens na V,i uur in te geven), verdund zwavelzuur, looistof houdende middelen, zeepwater, melk, slijmige, olieachtige dranken, houtskool, magnesia. Bij ehronische loodvergiftiging daarenboven opium.

77

-ocr page 98-

Vergiftigingen.

12. Minerale zuren (geconcentreerde): Verdunde oplossingen van alkaliën, koolzure en gebrande magnesia, krijt, kalk ol\' zeepwater, vette oliën, slijmige vloeistoffen.

13. Narkotischc (bedwelmende) plantengiften: Groote gii-tcn bitter- of glauberzout in veel water, plantenzuren, looi-stofhoudende middelen, koflij, kamfer; hij groote bedwelming, aderlatingen, koude begietingen op bet boofd, klistce-ren van azijn.

14. Pbospbor: Slijm, eiwit, gelei, melk, dan cbloorwater alleen ol met gebrande magnesia (8:1), ijzeroxyde bydraat. Vette oliën geeft men niet.

1b. Rattenkruid en zijne pracparaten: IJzeroxjdebydraat (ongeveer 12 maal zooveel als cr arsenik gebruikt is; is dit niet bekend dan geeft men aan groote buisdieren (i—13 lood, aan bonden 8—la wigtjes in warm water en berbaalt deze gift van Vs 101 11.\'2 UIUquot; ^—ö maal), azijnzuur ijzeroxyde (bij vergiftiging door arsenigzure en door arsenikzure zouten, bij welke laatste bet ijzcroxydebydraat minder werkzaam zou zijn, aanwendbaar; van deze volgens Ilertwig door bet vermengen van I deel ijzcroxydebydraat, 3 deelen azijnzuur en 12 deelen water bereid middel geeft men kleine bonden 1, grpotcre 4 lepels vol alle % uur en zulks 4—ü maal); bluschwater der smeden, ijzervitriool met gebrande magnesia (ijzervitriool 3 lood in 12 oneen water opgelost en er bijgevoegd l1/, lood gebrande magnesia cn biervan 1—4 eetlepels vol alle 1/4 uur aan den bond gegeven), zwavellever, magne-siaraelk, kalkmelk, zeepwater, suikerwater, eiwit, dierlijke kool, stijfselaf kooksel, slijmige dranken met bitter-of glauberzout. Vetten en vctle oliën moeten vermeden worden.

1G. Salpeter: Magnesia in veel vocht, eiwit, slijmige dranken, zeepwater, brandewijn, olie emulsies met narcotische middelen.

17. Scherpe plantengiften: Chloorwatec eene oplossing van 31/0 wigtje chloorkalk met 10 druppels zoutzuur in een halve llesch water, slijmige, olieachtige vloeistoffen met bitter- ol glauberzout, zeepwater, vetten.

18. Spaansche vliegen: Slijmige afkooksels met kamfer, opium, bij honden inwrijvingen van kamfersmeerscl in de nierstreek

78

-ocr page 99-

U quot;■

Hout- of boschziektc.

en den buikwand. Oliën moeten niet gegeven worden.

19. Stryebninc (Bij vergiftiging met) geeft men een afkooksel van galnoten (1 deel gestoten galnoten met 24 deelen water tot op 40 deelen af te koken en 2—3 deelen brandewijn bijgevoegd), (tannine (in water opgelost met 8—9 deelen brandewijn), jodium en jodkalium in water (13 korrels lot 21/2 wigtje in 3—(i lood water voor bonden), de jodium-tinetuur (bij honden, volgens Adam 4 droppels in een eetlepel vol water, om bet 1/4 uur te geven; volgens Gerlaeb bet extract van belladonna (bij bonden 2—31/2 wigtje in water opgelost zou bet zekerste tegengift zijn), opium, morphine (1 korrel in (gt;—7 lood gedestilleerd water opgelost en daarvan van 5—3 minuten aan den bond 1 theelepeltje vol ingeven), chloorwater, bet azijn-, citroen- en wijnsteenzuur, alkoholhoudende middelen; ook het inademen van chloroform-of aetberdampen worden aanbevolen.

Bij gevaar dreigende Ledweliniug door de inademing vail an aest hese rende middelen, zorge men voor versehe lucht, koude begietingen en de kunstmatige ademhaling.

20. Wijngeest, of wijngeesthoudende zelfstandigbeden: Versehe lucht, braakmiddelen, koude wasschingen en begietingen, vooral van bet hoofd, in hoogeren graad aderlatingen, klis-teeren van azijn.

21. Zilverzouten: Keukenzout, pompwater met eiwit.

22. Zink en Zinkzonten: Looistof houdende afkooksels, magnesia, ijzeroxydehydraat, melk, eiwit.

79

■i

17. De hout- of boscliziekte. Enzoötisclie (larinontstekiiis:.

Deze ziekten der paarden en runderen ontstaat door bet gebruik van harzige of zamentrekkende boomspruiten, bij het weiden in bosschen en wouden, vooral in het voorjaar, als de dieren wegens gebrek aan voedsel vooral op deze weiden worden gejaagd; vooral ontstaat zij als er tevens gebrek aan goed drinkwater bestaat, of na het drinken uit poelen, stilstaande plassen. De ziekte moet gerekend worden tot de door vergiftiging ontstane maag- en darmontstekingen, waarvan de oorzaak dan eens vergiftige planten,

-ocr page 100-

Opgeblazenheid.

dan eens het gebruik van looistof- of terpentijn rijke planten-deelen zijn. De ziekte begint met de verschijnselen van darmontsteking, waarbij zich die van nierontsteking voegen, de urine is spaarzaam, rood of bloedig, groote gevoeligheid der lendenstrcck, hevige koorts, later bloedige doorloop, de melk riekt en smaakt onaangenaam; niet zelden krampen en trekkingen. De ziekte, die bij ons zelden voorkomt, eindigt meestal doodelijk.

De behandeling bestaat in het wegnemen der oorzaken; in geringe graden het geven van goed voedsel en slijmige dranken, in hoogere graden in de aanwending van slijinig-olicachtige vloeistoffen, ook in klisteeren. Is de koorts hevig, dan doet men ook wel, bij krachtige dieren, aderlatingen ; bij toenemende zwakte doet men bij de genoemde dranken kamfer (zie acute maagontsteking].

18. Trommelzucht, opgeblazenheid.

De ziekte doet zich in den snel verloopenden (acnten) en den slependen (chronischen) vorm voor.

De Ie vorm komt niet zelden, door de inwerking van algemeen schadelijke oorzaken, bij vele dieren te gelijk voor; zij ontwikkelt zich ten gevolge van het gulzige en te rijkelijke gebruik van voedsel, dat spoedig in gisting overgaat. Naar het voedsel, dat gebruikt is, verschillen de gassen die de opgeblazenheid veroorzaken : koolzuur, kooloxyde gas, koolwaterstofgas, zwavel waterstofgas in verschillende verhoudingen. Dievocdselszijn:jonge,welige, roode klaver, dc luzerne en esparcetten, zeer saprijke, welige grassen, de jonge halmen en bladeren van graansoorten, jong groen of stoppelweiden. kool, wortels, aardappelen enz. vooral als die door dauw of regen nat of berijpt zijn, of als die bij nuchtere maag worden gebruikt en men de dieren kort daarna laat drinken enz. Vochtig, warm weder begunstigt het ontstaan der ziekte; ook giftige planten, als ranonkels, de scheerling, de klaprozen zouden opgeblazenheid veroorzaken.

De verschijnselen zijn: eetlust en herkauwing houden op, de dieren worden treurig, de buik wordt spoedig, vooral in de linker flankstreek, (dc hongergroeve) opgezet; mest- en pisontlasting gewoon-

80

-ocr page 101-

Opgeblazenheid of windzucht.

lijk opgeheven. Naarmate de opzetting van den buik toeneemt, worden de dieren angstiger, onrustiger, de oogen puilen uit, zijn rood, de blik star, de aderen, vooral de hals- en bij koeijen de melkaderen, zetten zieh sterk uit. De ademhaling wordt kort, angstig, de pols zeer versneld, klein, onregelmatig, uit den mond vloeit taaije zeever, de dieren steunen, trippelen heen en weder, storten ten slotte tegen den grond, en sterven ten gevolge van maagbersting, door verstikking ol\' door eene hersenberoerte.

De chronische opgeblazenheid komt veel voor bij runderen die aan chronische maagkatarrhen lijden, die eene slechte spijsvertering hebben, bij het voederen van kleverig, verslappend of zwaar verteerbaar voedsel. Bij deze dieren ontstaat van tijd tot tijd eene ligtc opgeblazenheid, waarbij eetlust, herkauwing en inestontlas-ting verminderen; deze zoogenaamde stille opgeblazenheid kan dagen en weken, met tijdelijke verbetering, aanhouden.

Bij de acute opgeblazenheid tracht men de in de pens opgehoopte gassen op verschillende wijzen te verwijderen, en met dat doel geeft men absorbeerende middelen, vooral geest van salam-moniak, bijtende kalk, bij het ontbreken van deze potasch, asch-loog, sterk zeepwater, of asch van beukenhout (cenige lepels vol met water), of men geeft prikkelende middelen, die eene sterke zamenlrekking van de maagwanden veroorzaken en daardoor tol de ontlasting der gassen kunnen bijdragen. als steen- en terpentijnolie, het beste met brandewijn, verder aftreksels van komijn-, venkel- en anijszaad. Begietingen met koud water, het drijven der dieren in koud water (vooral bij schapen aanwendbaar) zijn dikwijls zeer goede middelen.

Langs mechanischen weg tracht men, door het plaatsen van een strooband in den mond, door hel vooruittrekken van de tong uil den mond, door aanhoudend drukken op de linker hongergroeve, door hel inbrengen van de slokdarmsonde van Monro, of door de aanwending van de penssteek hulp te ver-schatren. Het laatste middel is bij boogen graad der ziekte, als de dieren dreigen le stikken, het cenige middel om hel leven te redden.

Bij de stille opgeblazenheid zijn de tegen de onverteerbaarheid (bladz. C8) aanbevolen middelen aangewezen. Men geeft den dic-

81

-ocr page 102-

Opgeblazenheid of windzucht.

82

ren middenzouten, braakwijnsteen, soms mol absorbeerendc middelen verbonden, de witte nieswortel (448), de aloë (440, 44C), de tabak (449); bij langeren duur eu steeds voortdurende gisting der voedsels het zoutzuur (443, 444), minder doelmatig azijn (5—10 oneen).

Als nabehandeling geeft men bittere en aromatische middelen.

471. N. Geest van salammoniak 3/4

\'li/j loott.

Water 7i/2 one.

Aan het rund opééns in te geven, en deze gift van i/i—1li uur \'e \'101quot; halen.

472. N. Geest van salammon. 3i/2 wigtj.

Water 21/, one.

Aan liet schaap opééns in te geven.

473. N. Geest van salammoniak U/i ld.

Wijngeest ü lood.

Water li/2 pond.

Aan het rund in 2 keeren in to geven. (Hering.)

474. N. Geest van salammoniak 3li ld.

Zwarte steenolie \'li/2 lood. Aan het rund in een ilesch water in te geven en deze gift alle 5—10 minuten te herhalen tot beterschap intreedt. (Spinola.)

475. N. Aftreksel van 9 lood peper-

muutkruid \'U/2 pond. Geest van salammoniak 4i/!! ld. Wijngeest ü lood.

Aan het rund in 3 keeren in te geven.

(Weiss.)

47ü. N. Ongebluschte kalk 3 lood. Water 1 pond.

Opééns aan het rund in te geven.

477. N. Ongebluschte kalk li/j—3 lood.

Water 1 pond.

Steenolie li/2 lood.

Als N. 47(5. (Haubner.)

478. N. Kalkwater 1 pond.

Steenolie 1\'/^ lood.

Als N. 47(i. (Uijchner.)

479. N. Ruwe potasch \'I3 lood.

Water 1 pond.

Als N. 47ö.

töü. N. Steenolie li/2 lood.

Water 18 lood.

Als N. 474. (Hering.)

481. N. Glauberzout 9—12 lood.

Poed. v. gentiaanwortel \'I i/2— 3 lood.

Maak er een poeder van en geel van 3—4 uur aan het rund een poo-der in kamillenthee. Deze gift 3—4 malen te herhalen.

(Haubner.)

482. N..Braakwijnsteen 2 wigtjes.

Glauberzout 9—12 lood.

Maak er een poeder van eu geef het als N. 481. jDeze gift 3—4 m. te herhalen. (Haubner.)

483. N. Braakwijnsteen 4 korrels.

Glauberzout 3 lood.

Maak er een poeder van en geel aan het schaap om de 3—4 uur een poeder in kamillen thee. Geef 3—4 zulke giften. (Haubner.)

484. N. Glauberzout 12—18 lood.

Zwavellever 3[/2—7 wigtjes Geef van dit poeder 2—3 in. d.een poeder aan het rund in kamillenthee. Geef 2—3 zulke giften. (Haubner.)

485. N. Aloë 3 lood.

Glauberzout 5 one.

Geest v. salammoniak l\'/^ld. Water 2 pond.

Aan het rund in twee koeren in te geven. (Haubner.)

■5S(3. N. Poeder van kalmuswortel » » gentiaanwortel » » pepermuntkruid n » komijnzaad van élk 21/j one. Aan runderen geeft men 3—OIooJ, aan schapen 7—14 wigtjes op eens in en dit dagelijks 2—3 m. te herhalen.


-ocr page 103-

83

19. Darmwormeu, ingewaudswormen.

Wormen in dc maag en de darmen zijn bij onze huisdieren niet zelden.

Bij paarde n komen voor; de geplooide lintworm, taenia plicata, de kleine paarden-lintworm, taenia mamillana, de door-vlochten lintworm, taenia perfoliata, de kromme priemstaartworm, oxyurus curvula, de grootkoppige spoelworm, ascaris megaloce-pliala, de grootmondige rolstaartworm, spiroptera megastoma, dc gewapende palisadenworm, selcrostomum armalum, de vierste-kelige palisadenworm, seler. tctraeanthum;

Bij runderen: de uitgebreide lintworm, taenia expansa, de getande lintworm, taenia denticulata, de kegelvormige eindmond-worm, amphistomum conicum , de verwante haar- of zweepstaart-worm. trichoeephalus affinis, de gewone spoelworm, ascaris lum-bricoïdes, de stralige palisaden worm, strongylus radiatus;

Bij scha p c n : de uitgebreide lintworm, taenia expansa , de kegelvormige eindmondworm, amphistomum conicum, de verwante haar- of zweepstaartworm, trichoeephalus affinis, de palisaden of kromkopworm met naar. beneden gekeerden mond, dochmius hypostomus, de gedraaide palisaden worm, strongylus contortus, dc dunhalsige palisaden worm, strongylus ülieollis;

Bij geiten: taenia expansa, trichoeephalus affinis, dochmius hypostomus, de geaderde palisaden worm, strongylus venulosus;

Bij varkens: de gewone spoelworm, ascaris lumbricoïdcs, dc palisadcnworm-rolstaart, spiroptera strongylina, de gekerfde haarkopworm, trichoccphalus crenatus, de spiralige haarworm, trichina spiralis, dc getande palisadenworm, selcrostomum den-tatum, de reuzen haakworm, echinorrhynchus gigas;

Bij h o n d e n : de gezaagde lintworm , taenia serrata, de gerande lintworm, l. marginata, de hersenblaas lintworm, t. coe-nurus, de drieledige lintworm, t. echinococcus, de kawoerde lintworm, t. cucunierina, de lintworm van den vos, t. lagopus, de gevleugelde tweemond, hemistomum alatum, de gerande spoelworm , ascaris marginata, dc bloedige rolstaart, spiroptera sanguino-lenta, de gedrukte haarkopworm. trichoeephalus depresciusculus, de palisadenworm met driehoekigen kop, dochmius trigonocephalus;

(i*

-ocr page 104-

Lintwormziekte der lammeren.

Bij katten : de dikhalzige lintworm, taenia erassieollis, de elliptische lintworm, t. elliptica, de groefkopworm, diboflirium de-eipiens, de katten spoelworm, ascaris mystax, spiroptcra strongy-lina, de trompetvormige palisadenworm, dochmius tubaefornius.

Veel van deze wonnen sehijnen geheel onschadelijk te zijn ol\' alleen als zij in groole hoeveelheden zijn opgehoopt nadeden te veroorzaken; anderen echter kunnen door de heleedigingen, die zij aan de wanden van de darmen teweeg brengen, belangrijke ziekteverschijnselen daarstcllen. De verschijnselen die zij veroorzaken zijn geenszints zoo karakteristiek, dat men daaruit met zekerheid lot hunne aanwezigheid kan besluiten; die zekerheid heeft men alleen als zij met den mest afgaan of uitgebraakt worden. Gewoonlijk zijn het spoelwormen, die in groole hoeveelheid aanwezig zijn, of in de galwegen geraakt, koliekpijnen kunnen veroorzaken en de lintwormen, die als zij bij honden, zooals nog al eens het geval is, in groole hoeveelheid aanwezig zijn, aanleiding kunnen geven tot het ontstaan van zenuwverschijnselen, trekkingen, convulsies, duizeligheid, vallende ziekte, soms aanvallen van razernij. Dal de taenia eehmoeoecus, die soms bij meerdere duizelingen bij een hond worden gevonden, de dolheid zou kunnen veroorzaken is nog geenszints zeker, wel dat die lievige darmpijnen en zenuwtoevallen kan teweeg brengen. De kromme priem-staartworm schijnt bij het afgaan door den anus jeuken en branden leveroorzaken, ten minste paarden die aan deze wormen lijden bewegen de staart veel, persen meer op den mest en de rand van den aars is iels gezwollen eu rood. De palisaden- en lintwormen schijnen bij het paard geen nadeden le veroorzaken. —• Bij varkens schijnt de aanwezigheid der reuzenpalisaden-worm aanleiding tot hoesten, onrust, convulsion, vermagering enz. le veroorzaken; dat dit met de trichina spiralis soms het geval is is bekend.

Daar het bewezen is, dat de wormen van builen, het meest door hel voedsel en het drinken, worden ingevoerd, zou men door daarvoor le zorgen hel, aanwezig zijn derzelve kunnen voorkomen, maar van velen kent men dien weg nietïjuist. — Voor dal wij over de behandeling dezer ongesteldheden spreken . moeten w ij eerst nog de volgende wormziekten behandelen:

84

-ocr page 105-

Maagwormziektc der lammeren.

30 Do lintwormziekte der lammeren.

Deze ziekte komt soms, vooml in den zomer, ver verbreid voor en wordt veroorzaakt door eene groote ophooping in de dunne darmen van een lintworm, de taenia expansa (de uitgebreide lintworm). Van waar en hoe die wormen in het ligehaam komen is nog onbekend. De eerste verschijnselen der ziekte zijn niet karakteristiek, later wordt de onderkenning door het afgaan van slijm en wormen zeker. Laat men de dieren aan zich zeiven over, dan volgt steeds de dood; zijn er zeer veel wormen aanwezig of is het dier zeer jong, ook dan helpt de behandeling dikwijls niet veel.

21. De maagwormziekte der lammeren.

Deze door de aanwezigheid van een palisadenworm, de stron-gylus eontortus (de gedraaide palisadenworm), in de \'ie of leb-inaag veroorzaakte ziekte komt soms in zandige streken, waar veel stilstaand water wordt gevonden , zeer veel voor, dikwijls in verbinding met de longwormziekle (zie bladz. 27). De ziekte is moeijelijk te onderkennen, dewijl er slechts zelden wormen afgaan; door het slagten van een dier krijgt men eerst zekerheid van het aanwezig zijn der ziekte. Zij komt het meest bij jonge dieren en jaarlingen voor en veroorzaakt dikwijls den dood.

D e h a n d e 1 i n g. Is de aanwezigheid van wormen in het darmkanaal bewezen , dan tracht men die door het geven van worm-drijvende middelen, niet zelden te gelijk met afvoerende middelen uit het darmkanaal (e verwijderen, waarna men den katarrhalen toestand van het slijmvlies der darmen tracht te overwinnen. — Bij paarden en runderen maken darmwormen slechts zelden , bij schapen en honden daarentegen dikwijls eene behandeling noodzakelijk. Men maakt dan gewoonlijk van dat middel gebruik, dat de ondervinding geleerd heeft tegen deze of gene soort het beste te zijn.

Dij de lintwormziekte der schapen, geeft men behalve bitterci aromatische middelen (172—177), ook de wormkoeken van Spinola

83

-ocr page 106-

1 (arm wormen.

(bespande uit il dcclcn keukenzout en 4 deelen wagenteer, 4 declcn alsem en 4 deelen rijnvarcnkruid) (tanacelum), alsmede em-pyreumatisehe slofl\'en, soms met terpentijnolie, aloë, als de dieren nog niet te veel zijn verzwakt. Later geeft men krachtig voedsel, gerstc-mout, gerooste haver en ijzerpraeparaten. Voor de eigentlijke wormkuur geeft men de olie van Chabert (1 koüijlcpel vol) met 3—-4 korrels braakwijnsteen aan elk dier te geven, of wel mannetjes varenwortel (p. r. filie. mar.) aan ieder IVj lood, en dit gedurende 6—7 dagen gegeven. Later moet dit soms nog herhaald worden. — Ook bij de maagwormziekte der schapen is dezelfde behandeling aan te raden; ook de creosoot, de houtazijn, maar met veel vloeistof gegeven, kunnen beproefd worden.

Tegen de darmwormen van onze grootere huisdieren dienen aromatisch-, bittere- en empyreumatische middelen, bij welke men soms purgeermiddelen voegt. Tegen spoelwormen des paards geeft men: braakwijnsteen met ijzervitriool en duivelsdrek, of met stinkende dierlijke olie, het witte rattenkruid; tegen die wormen bij honden de met melk afgetrokken knoflook in klisteeren, calomel in kleine giften of de santonine.

Om lintwormen af te drijven gebruikt men mannetjes varenwortel, granaatappelbast, terpentijnolie, stinkende dierlijke olie, kousso-bloemen, kamala. Youatt raadt tegen darmwormen der honden fijn poeder van glas 7 wigtjes met vet en eenigc gember

tot pillen gemaakt), Defays het benzine (3 lood met honig op ééns gegeven) aan.

De werking van de meeste dezer middelen wordt verhoogd, als men vóór de toediening derzelve de dieren 1—2 dagen streng dieet laat houden, of zelfs een ligt purgeermiddel, bijv. aan honden hydromel of glauberzout geeft; evenzoo zijn purgeermiddelen aangewezen, die met de wormmiddelen verbonden of afzonderlijk (4—G uur later) gegeven worden.

Doen zich koliekpijnen , krampen enz. voor — dat het meest bij honden het geval is —■ dan geeft men verzachtende, omhullende middelen bijv. boomolie, lijnolie, papaverolie (aan honden !/„—2 eetlepels vol), of bittere afkooksels met narkotische middelen.

Bij dieren die aan maagwormen lijden, moet men voor een doelmaügen leefregel zorgen. Voor plantetende dieren zijn geroost

86

-ocr page 107-

Darmwormen.

87

korenvoeder, goed, aromatisch hooi, groenvoeder, in tien winter poenen . rauwe aardappelen, voor varkens zure karnemelk, zure melk, onrijpe ooft, eikels, voor honden met vleesch gemengde kost in matige hoeveelheid, veel beweging doelmatig; liet voederen alleen met brood , aardappelen en dergelijke is bij deze dieren nadeelig.

488. N. Stinkende dierlijke olie 10— 30 droppels. Brandewijn iil% lood. Aan het schaap met 1 theelepel vol alsem-aftreksel op eens in te geven. (Haubner.)

48\'J. N. Stinkende dierlijke olie

Terpentijnolie v. elk l\'/o lood. Brandewijn 9 lood.

Aan elk lam dagelijks 2 m. 1 koflij-lepel vol te geven. (Haubner.)

490. Kreosoot 6 lood Wijngeest one.

Water 1 pond.

Aan een lam dagelijks een eetlepel vol. (Gerlacn.)

491. N. Glanzend schoorsteenroe t

3/., lood.

Aloë 31/2 wigtje.

Honig zooveel als genoeg is voor eene likking. Aan hot schaap \'s morgens te geven.

(Haubner.)

492. N. Terpentijnolie 3/.,—l1/^ lood.

Lijnolie 6 lood.

Aan een lam op \'1 dag in 2—4 koeren te geven. (Haubner.)

493. N. Terpentijnolie ti lood.

Brandewijn 18 lood.

Elk lam dagelijks eenkoflijlepol vol te geven. (Haubner.)

494. N. Poeder van alsem

» » kalmuswortel van elk 5 one. Glanzend schoorsteenroet Keukenzout van elk 21/;! one.

Aftreksel van 3 lood alsem

5 one.

Hertshoornolie 7—10 wigtjes. Het paard of rund in eens in te geven en deze gift dagelijks 2—3 m. te herhalen. (Haubner.)

496. N. Hertshoornolie 7—10 wigtjes.

Poeder van rijnvaren zaad (tanacetum) 3 lood. Honig zooveel als genoeg is voor eene likking. Aan het paard of rund 2—3 maal daags te geven en deze gift 2—3 m. te herhalen. (Haubner.)

497. N. Stinkende dierlijke olie 3 lood.

Poeder van alsem 9 lood. Maak er met gewone stroop eene likking van en geef die aan het paard in 3 keeren op een dag in.

(Haubner.)

498. N. Hertshoornolie ll/2 lood.

Dubbelzout 6 lood.

Poeder van valeriaanwortel 3 lood.

Maak er met meel en water eene likking van en geef dit op een dag aan het paard. Tweemaal to herhalen.

(Hayne.)

499. N. Stinkende dierlijke olie \'/.j ld.

Poeder van wormzaad 3 lood. Dubbelzout ö lood.

Maak er mot stroop eene likking van en geef die aan het rund of het paard op een dag. Deze gift 2—3 maal te herhalen. (Haubner.)

500. N. Hertshoornolie

Aloë van elk 3 lood. Lijnzaadmeel \'zooveel als genoeg is voor 3 pillen. Aan het paard op 1 dag te geven.

(Hering.)

Ijzervitriool 3—6 lood. Gebruik als N. 48(j. (Haubner.)

487. N. Aftreksel van alsem (uit U lood) 1 pond. Aan het schaap 2—3 m. d. een theekop vol mot 20—40 droppels 495. N, stinkende dierlijke olie in te geven.

(Haiibner.)


-ocr page 108-

88 Darniwi

501. N. Glanzend schoorsteenroet

Keukenzout van elk 6 lood. Poeder van alsem

» » gentiaanwortel van elk 3 lood. Maak er met meel en water eene likking van en geef\' het op 1 dag aan het paard. Geef\' 2 zulke giften.

(Hayne.)

502. N. Glanzend schoorsteenroet 8 ld.

Aloë l\'/2 lood.

Maak er met honig eene pil van en eef die \'s morgens aan het paard ol\' et rund. (Haubner.)

503. N. Hertshoornolie

Aloë van elk 3 lood.

Poeder v. kraanoogen l\'/^ld. » » kalmuswortel Old. Maak er met mee! en water 4 pillen van en geef .s morgens en \'savonds aan het paard 1 pil. (Hertwig.)

50i. N. Groene walnootenbasten Old. Kookt die met 2i/2 pond water tot op -1 pond en voeg tegen het einde van het koken bij;

Rijnvarenkruid (tanacet.) (5 ld. Laat dit J/j uur toegedekt staan en voeg bij de door-gezijgde en bekoelde vloeistof ;

Olie van Chabert met een eijerdoijer gewreven 3/,, ld. Des morgens vóór het voederen op ééns aan het paard in te geven.

(Hertwig.)

505. N. Poeder van den wortel van

het mannetjes varenkruid 31d. Tanacetumkruid iiU lood. Calomel 3[.l lood.

Aloë 1 lood.

Maak er met honig eene likking van en geef dit in 2 keeren aan het paard. (Funke.)

506. N. Braakwijnsteen 5 wigtjes.

Ijzervitriool s/4 lood. Duivelsdrek 3l/2 wigtje. Salpeter li/2—2 wigtjes.

Maak er met althaeapoeder eene pil van en geef aan het paard des morgens en des avonds I pil, tot weeko mest volgt. Geef 4 zulke giften.

(Weiss.)

rmen.

507. N. Braakwijnsteen 3/,, lood.

llertshoornolie31/2—7 wigtjes. Poeder van alsem 3—6 lood. Maak er inet meel en water 2 pillen van en geef\' die om de 2 uur aan hot paard. (Spinola.)

508. N. Wit rattenkruid 7—\'10 wigtj.

Poeder van gentiaanwortel 6—9 lood.

» » aloë Lijnzaadmeel van elk 3—41/2 lood.

Maak het met water tot 6 pillen, en geef aan het %—2jarige veulen \'s morgens en \'savonds 1 pil (Togen spoelwormen). (Buhler.)

509. N. Santonine 13 korrels.

Suiker S\'/j wigtjes.

Maak er vijf poeders van en geef \'s morgens eii \'s avonds aan den hond 1 poeder. (May.)

510. N. Poeder van den wortel van

mannetjesvaren ll/2 lood. Alle 3 nur aan den hond \'/^ gedeelte te geven.

511. Extract van den wortel van

mannetjesvaren 3l,l lood. Poeder van den wortel van man-netjesvaron zooveel als noodig is voor 2 pillen (bestrooid met zoethoutpoeder).

Aan een middelmatig grooten hond op ééns of\' in eenige uren te geven.

512. N. Granaatwortelbastli/2—4\'/;, ld. Maak er een aftreksel van van \'12

tot 18 lood.

Aan den hond in 4—6 maal in te geven. (May.)

513. N. Extract van granaatwortelbast

3/,, lood. Pepermuntwater 6 lood. Aan den hond in 2 uren in kleine giften te geven.

514. N. Extract van granaatwortel

bast 3^ lood.

Ilonijj 3 lood.

Om het half uur i/,, aan den hond te geven.

515. N. Extract van mannetjes varen

wortel


-ocr page 109-

Darmwormen.

89

Extract, van granaatwortel-bast van elk 3\'/3 wistjcs. Pepermuntwalcr G lood. In \'2 uren aan den hond in kleine, giften te geven.

516. N. Extract van mannetjes varen

wortel 31/j wigtjes. Poeder van granaatwortelbast zooveel als noodig is om er pillen van te maken. Op ééns aan tien hond in to geven.

517. N. Terpentijnolie S1/,—7 wigtjcs.

Wrijf die met een eijerdoijer en voeg er luj: Gedistill. water G lood.

Geef dit in \'2 keeren \'s morgens en \'s avonds aan den hond in.

518. N. Terpentijnolie 3\'/» wigtjes.

Gewone stroop l\'/j lood.

Geel\' \'s morgens en \'s avonds deze gift aan den hond in en geef 4 zulke giften.

519. N. Terpentijnolie

Stinkende hertshoornolie van elk 7 korrels. Ricinus olie \'i1/., lood. Aan een middelmatig grooten hond op ééns in te geven.

520. N. Stinkende dierlijke olie\'10 tot 15 droppels.

Dod.

Aan den hond op ééns in te geven.

(Hering.)

521. N. Poeder van koussobloemen 5—

10 wigtjes. Honig zooveel als noodigvoor eene likking. Om het uur aan don hond i/j gedeelte ingeven.

522. N. Poeder van koussobloemen 1

lood.

Het 1I3 gedeelte met molk aan het schaap in ééns ingeven en dit telkens na 2 uur te herhalen. (Muller.)

523. N. Kamala l\'/j-7 wigtjes.

Water G lood.

Aan den hond of liet schaap des morgens op eens ingeven.

(Hartmann.) 52i. N. Poeder van mannetjes varenwortel

» » valeriaanwortel van elk 18 lood. Calomel i\'/j lood.

Extract van mann. varenwortel 9 lood.

-Maak er met water 150 pillen van. Aan elk schaap des morgens voor het voederen 1 pil te geven. (Zwickl.)

525. N. Poeder van mann. varenwort.

■ » » wormzaad van elk a/j lood. » » jalappewortel Duivelsdrek van elk3i/2 wigtj. Stinkende dierlijke olie 21/^ wigtjes.

Guttegóm 13 korrels.

Extract van alsem zooveel als noo-dig is om er pillen van te maken die elk 3 korrels wegen, te bestrooijen met lycopodium. Dagelijks aan den hond des morgens en des avonds ü pillen in te geven. (Hertwig.)

520- N. Poeder van mann. varenwor-Aloe tel 3/4 lood.

Duivelsdrek van elk 3\'/2 wigtj. Guttegom 13 korrels. Hertshoornolie 30 droppels. Extract van gen tiaanwortel zooveel als noodig is om er pillen van 11/2 korrel zwaar van te maken.

Aan kleine honden geeft men \'smorgens en \'s avonds \'1, grootere 3—4 pillen, zeer grootc zelfs tot 10 pillen in. (Waldlnger.)

527. N. Poeder van mann. varenwor

tel 31/2 wigtjes. Guttegom 7 korrels.

Calomel 3 korrels.

Maak er met poeder van althaea-wortel 10 pillen van en geef dagelijks 2 pillen aan den hond. (Zürn.)

528. N. Hertshoornolie S\'/j wigtjes.

Aloe 2i/2 wigtjes.

Guttegom 13 korrels.

Poeder van alsem l\'/j lood. Maak or met poeder van althaea-wortol 20 pillen van en geef den hond dagelijks 3 pillen. (Zürn.)

529. N. Sennebladeren

AVortel van mannetjes varenkruid van elk l\'/j lood.


-ocr page 110-

90 Ziekten van de lever.

Kook die mot water tot 121(1. 531. N. Van bast ontdane en grol\'ge-

Voeg er liij; stoten ricinuszaden 1 lood.

Aetherisch extract van mann. Roggemeel i\'t lood.

varenwortel Met het voedsel gemengd aan het

Guttegom van elk i korrels, varken te geven. (Uertwig.)

Bitterzout It/j lood.

Aan den hond op een dag te geven. 5J2. N. Afkooksel van s/,, lood gen-

(May.) tiaanwortel 12 lood.

Extract van bilzenkruid 7

530. N. Poedei\' van mann. varonwor- korrels.

tel Ji/, lood. Om de 3 uur eetlepel vol aan

Calomel don hond te geven. (Hertwig.)

Guttegom van elk 5 korrels.

Maak er met stroop 3 pillen 533. N. Aftreksel van i lood alsem 12

van. lood.

Aan den hond of het varken om het Opium 4 korrels.

uur 1 pil ingeven. (Hertwig.) Als No. 532. (Mertwig.)

III. ZIEKTEN VAN T)E LEVER.

Leverziekten zijn gedurende het leven hoogst moeijelijk te herkennen; zekere kenmerken bestaan er niet van.—De leefregel bestaat in liet geven van goed, ligt\'verteerbaar voedsel, (bijv. jong gras, distelen, wortels, aardappelen) en zuiver, soms iets aangezuurd water; bij chronische leverziekten is eene dagclijksche beweging zeer doelmatig. De bij acute, snel verloopcnde ziekten der lever aan te wenden middelen zijn: aderlatingen, prikkelende, zelfs scherpe inwrijvingen in de leverstreek, calomel lot er pur-geeren op volgt (108.), braakwijnsteen (69., 70., 107., 213., 258., 434., 435,, 440.), de middenzouten (2H., 212., 226., 227., 417.— 419., 431.—433); bij slepend tijden geeft men evenzoo purgeermiddelen, zelfs de aloc (445., 446.), verder de staalzwavel, de braakwijnsteen, bittere en aromatisch-bittere plantendeelen, en herhaald toediening of laten likken van zout.

22. De geelzucht

is eene ziekte die door onderscheidene ziekteprocessen kan ontstaan. Men herkent ze vooral aan de gele kleur van verschillende deelen en vochten; die gele kleur doet zich het eerste en het duidelijkste voor aan het bindvlies der oogen , aan het wit van het oog, aan het slijmvlies van den mond, vooral van de tong, in hoogeren graad ook aan dat van den neus, aan de soms witgekleurde huid (vooral bij schapen) en aan de gcclgekleurde pis ,

-ocr page 111-

Geel lucht. 91

die soms bruiiiaclilig en dan zelfs zwai\'lbruin kan worden. Daarhy is de mest meestal vast, droog en bleek of ongekleurd, door het ontbreken der galbestanddeelen. In hoogen graad ontstaan soms zenuwverschijnselen, spierzwakte, verminderde gevoeligheid, duizeligheid, trekkingen. Dat het bij het behandelen van deze ziekte vooral aankomt op het opheflen van de oorzaak waardoor zij ontstond, spreekt van zelf, of waar dit niet mogelijk is, moet naarmate van het acute of chronische beloop der ziekte de behandeling verschillen; men wendt dan liet een of het ander der bovengemelde middelen aan. Bij varkens en honden is in den beginne een braakmiddel (101., 118., 123—125., 23!)., 2i0., 290.), op zijn plaats. Bij honden geeft men na het braakmiddel zachte purgeermiddelen (303—307.), of, als de mest reeds week is, opium (1/4;l/2 korrel) in kamiilenaftreksel, maakt men inwrijvingen met ammoniak- of kamlcrsmecrscl in den buikwand, of geeft men kleine dieren warme baden.

Bij de door leverkanker veroorzaakte geelzucht der honden wendt Hertwig het jodkalium, afwisselend mei belladonna (extract van belladonna 1/81/2 korrel dagelijks 3 maal), met baden van aschloog of zeepwater aan , en bij de aanwezigheid van galstcencn, bij baden van kamillen, of zeinelwater geeft men het opium, de belladonna in kleine giften en de terpentijnolie.

53i. N. Calomel 4—8 korrels. van on geel\' liet op een tlag aan tien

Poeder van zoethout IVj—2 hond. (Spinola.) wigtjes.

üewone stroop zoo veel als 537. N. Staalzwavel (ferr. sulphur.)

noodig is voor coue likking. wigtjes.

Aan het varken op een dag te geven. Poeder van gentiaanwortel

Geef 3—4 zulke giften. (Haiumer.) 3^—lood.

Lijnzaad en water zooveel als

535. N. Calomel 2—7 korrels. noodig voor 1 of 2 pillen.

Glauberzout 3i/2—10 wigtjes. Geef die o|i eou dag aan het paard.

Maak er met honig eene likking Herhaal dit ii—3 dagen. (Haubncr.) van en geef aan den hond om do

3—4 uur gedeelte. (Hertwig.) 538. N. Terpentijnolie 3^ lood.

Wrijf die met oen eijerdoijer en

536. N. Calomel 3—7 korrels. 9 lood water en geel\' aan den hond

Bitterzout 3lf~\'S lood. 3maal daags i/2—1 eetlepel vol.

Maak er met honig eene likking (Hertwig.)

23. Leverontsteking.

Is eeue ziekte die bij onze huisdieren moeijelijk te onderkennen

-ocr page 112-

Leverontsteking.

is; de daarbij aanwezige verschijnselen duiden wel een koortsig lijden van de lever aan, maar de werkelijke aanwezigheid der ontsteking laat zich meer vermoeden dan met zekerheid vaststellen. Bevoelen, drukken op de,leverstreek heeft bij dieren geen gevolg; zwelling der leverstreek heeft men bij hen nog niet waargenomen. Behalve de verschijnselen van koorts zijn vrij standvastig teekenen van storing der spijsvertering en der voeding, die zich door gebrek van eetlust, door het dikwijls voordoen van opgeblazenheid en zelfs koliekpijnen, door hardnekkige verstopping of doorloop, door de ontlasting van sterk gekleurde of zeer blecke mest en door steeds toenemende vermagering doen kennen. Zeer dikwijls doen zich hierbij de verschijnselen van geelzucht voor.

Haubner spreekt van een levertyphus, typheuse leverontsteking of boosaardige geelzucht, cene ziekte die zich bij schapen soms voordoet, die met spoeling gevoed worden, in bedompte, hecte stallen staan en die zich onder verschijnselen van een koortsig leverlijden voordoet. De ziekte verloopt zeer snel, is meestal doodclijk en schijnt cene leverontsteking te zijn.

De behandeling moet zijn, als bij leverziekten in het algemeen is opgegeven. By den levertyphus der schapen wendt Haubner in het ontwikkelingstijdperk aan: zouten niet bittere middelen, dan slijmige, door de bijvoeging van zoutzuur of zwavelzuur aangenaam zuur gemaakte dranken; bij de duidelijke ziekte geeft hij zuren met slijmige of opwekkende middelen, ook de chloorkalk en het chloorwater. Rodlofl\' wil van kopervitriool in verbinding met teerwater goede gevolgen gezien hebben.

92

539. N. Keukenzout

Poeder van kalmuswortel » » jeneverbessen

van elk 18 lood. Maak cr een poeder van en geel\' aan het schaap dagelijks 3/4—li/j lood met eenige gebroken haver in.

(Haubner.)

540. N. Aftreksel van 3^ lood valc-

riaanwortel 2\'t lood. Zwavelzuur 1 \'j,,—\'2 wigfcjes. Op ééns aan het schaap te geven.

(Haubner.)

5H. N. Chloorkalk 3i/2 wigtje.

Water 12 lood.

Op eens aan hot schaap te geven.

(Haubner.)

5i2. N. Chloorwater quot;li/j—3 lood. Water 12 lood.

Als N. 541. (Haubner.)

Stö. N. Kopervitriool 5 korrels. Teerwater 12 lood. \'s Morgens en \'s avonds aan het schaap de helft in le geven. (Rodlolï.)


-ocr page 113-

Levcrbotzicktc.

24. Do leverbotziekte; de galligheid.

De ziekte koml veel meer hij schapen, dan bij runderen en varkens voor. Dezelfde oorzaken die bet ongans daarstellen beschuldigt men ook bier, nl. bet weiden op moerassige, lage, overstroomde weiden , waarop bier en daar waterplassen staan, waaruit de dieren drinken; op plaatsen al/oo waarin de cercarien en de ben herbergende slakken, welligt ook insecten voorkomen, waaruit zich de leverbot (distomum bepaticum) ontwikkelt 1). Deze worm vindt men dan soms in verbazende hoeveelheid in de levergangen, die daardoor meer of minder worden uitgezet. Men vindt ook wel de lancetvormige leverbot (distomum lanccolatum). De verschijnselen zijn die van het ongans en die van ccn slepend lijden van de lever. Zij zijn; gele kleur van het oogslijmvlics en van de niet gekleurde huid, slechte spijsvertering. Bij schapen vindt men dikwijls opzetting van den buik in de leverstreek en groote gevoeligbcid aldaar bij drukking; later doen zich de verscbijnselen van buikwaterzucht voor. Bij het mikroskopiscb onderzoek van de mest zal -men daarin de ovale van een deksel voorziene eijeren van den leverbotworm vinden.

De behandeling kan slechts in bet begin der zickle een gunstig gevolg hebben, als nog geen kwaadsappigheid (cachcxic) aanwezig is, en nog dan sléchts in die gevallen waarhij de oorzaken der ziekte kunnen worden opgeheven. — Behalve krachtig voedsel geeft men den dieren bittere en aromatische middelen, meest met empyreumatische en zamentrekkendc verbonden (172—177. 4(.17), die gewoonlijk als likkingen worden aangewend. Ook kalk, kalk-waler, terpentijnolie (178, 492, 493), berlshoornolie (179,486— 493), zeer verdunde minerale zuren, kreosoot 180, VJÜ) kunnen beproefd worden.

5M. N. Poeder van wilgenbast lijksl—2 eetlepels ingeven, (llaubner.)

» » kalmuswortel

» gt;\' gentiaanworlol 545. N. Poeder van jeneverbeziën » » jeneverbessen » » alsem

. „Tvan equot;i 01lc\' » » kalmuswortel

Ijzervitriool one. Glanzend schoorstoenroet van

Keukenzout 2—2tj.i pond. elk 5 one.

Van dit poeder aan elk schaap dage- Ijzervitriool 3 lood.

1) Als de leverbotziekte , zuoals in natte jaren niet zcUlzuam is, vrij uitgebreid hcerscht, dan vindt men de leverbotworm ook Lij hazen en herten , geiten en varkens.

93

-ocr page 114-

94- Buikwaterzucht.

Van dit poeder elk schaap dagelijks Aan elk schaap het 20ste gedeelte,

1, aan elk lam J/j eetlepel vol to ge- \'s morgens en \'s avonds te geven,

ven met zemelen tot eene likking ge- (Haubner.) maakt. (Hauhner.)

557. N. Poeder van jeneverbezien

54ö. N. Poeder van alsem » » gentiaanwortel

» » kalmnswortel van van elk 12 lood.

elk \'12 lood. Keukenzout

Keukenzout Glanzend schoorsteenroetvan

Glanzend schoorsteenroet van elk (i lood.

elk (1 lood. Hijtende kalk c! lood.

\'J\'erpentijnolie 1lood. Als N. 51IÏ. (Haubner.)

iv. ZIEKTEIn van het buikvlies.

25. Buikwaterzucht. Waterhuik.

Bestaat in eene ophooping van eene sereuse vloeistof in de buikholte, die bij honden en schapen nicl zeldzaam is en bij de laatste ook iiij hel ongans en de leverbolziekte voorkomt; bij het paard is de ziekte hoogst zeldzaam. l)c oorzaken van deze ziekte kunnen zeer verschillend zijn en zijn geenzins altijd duidelijk. Bij deze ziekte wordt de buik meer ol\' minder uitgezet en hangt naar beneden (hangbuik), waarbij de buikwand verslapt is als er weinig vocht in den buik aanwezig is, maar waarbij die zeer gespannen is als de uitstorting een hoogen graad beeft bereikt; door hel gevoel kan men het golven der vloeistof waarnemen. Meestal zijn storingen van den eetlust en der spijsverlcring, vermindering der pisafsehciding, meer of minder benauwde ademhaling , malheid en treurigheid aanwezig. Langzamerhand vermagert het dier, de huid wordt droog, de haren glansloos, er ontslaan zuchtige zwellingen onder den buik eu op andere plaatsen van het ligchaam en de dieren gaan te gronde.

Bij de behandeling van deze ziekte moet hel hoofddoel zijn om de inwendige oorzaak waardoor zij ontstaan is te verwijderen. Daar dit geenzints altijd mogelijk is en die oorzaak dikwijls geheel onbekend blijft, is de behandeling in de meeste gevallen onzeker en meermalen alleen gerigl tegen de gevolgen van de eigen llijke ziekte.

Is de buikwaterzucht een verschijnsel van het ongans of der leverbolziekte, dan moet de behandeling, bij die ziekten opgegeven, in het werk worden gesteld.

-ocr page 115-

Ontsteking van het buikvlics.

95

Ken), men de oorzaak van de waterzucht niet of kan men die niet verwijderen, dan maakt men van zulke geneesmiddelen gebruik , waardoor het opnemen, opslorpen, der uitgestorte wei oi\' vloeistof kan worden bewerkt; men geeft dan deels purgeer-, deels pisdrijvende middelen, als het vingerhoedskruid (191.), de terpentijnolie (183.—183., 1U2.), de wijnsteen (193., 196., 197.), de zeeajuin (188., 189., 190., 194.), de jodkalium (204.), bij honden het pietersehezaad, ol\' wei men tapt het water af door middel van de buiksteck. Honden, bij wien soms deze ziekte door het vatten van koude ontstaat, moeten vooral warm worden gehouden.

548. N. Klein gesnecton zooajuin ci1/^

■wigtje.

Kook die mot water gedurende l/4 uur tot op 18 lood.

Voeg er bij:

Bitterzout li/2 lood.

Aan den houd om do ü uur ceu eetlepel vol te geven. (Haubner.)

549. N. Jodkalium \'2 wigtjos.

Poeder van vingerhoedskruid \'Sijz wigtjos. Poeder van nietcrselie zaad lood.

Witte zoop en water zooveel noodig is om er Pi pillen van te maken.

Aan den hond dagelijks il pillen in te geven. u \' (Weiss.)

550. N. Poeder van vingerhoedskruid

ti korrels.

Poeder van zoeajuin 8 korr. Wijnsteen 3/,t lood.

Maak er 8 poeders van en geef \' s morgens en \'s avonds aan den hond 1 poeder. (üuttenhofer.)

51. N. Gestoten jeneverbeziën

Levisticum wortel van elk lJ/2 lood.

Overgiet die met 1\'i lood kokend water en laat het toegedekt \'/j uur staan. Kook na doorzijging het overblijfsel met water tot 0 lood doorzij gsol. Vermeng beide vloei-st\'ofl\'en en voeg er na bekoeling bij:

üliesuikervan pieterseliezaad (elaeosaceh. petrosehui) % ld. Geel aan den hond om de 2 uren

i eetlepel.

(Hertwig.)


2C. Ontsteking van liet buikvlics.

Deze ziekle komt bij alle huisdieren voor, hetzij primair, door oorzaken die op het buikvlies zelf inwerken, bijv. verwondingen enz. hetzij, en zulks veel meer secundair , door ziekten van doelen welke aan het buikvlies bekleed zijn. Een groot aantal ziekten van andere deelen kunnen eene algemeene of meer plaatselijke, omsehrevene buikvliesontstcking veroorzaken. De laatste wordt meestal bij de dieren niet herkend, omdat zij zich niet met duidelijke verschijnselen voordoet. Bij hel paard schijnen vele ge-

-ocr page 116-

Ontsteking van het buikvlics.

vallen van niet hevige kolieken, die lang aanhouden en soms in hevigheid toenemen, tot deze ziekte te behooren. Üe uitgebreide acute buikvliesontsteking begint gewoonlijk met koorts, gevoeligheid van den buikwand bij drukking, stijve houding en geringe bewegelijkheid van den buik , bij hel paard vooral teekenen van koliekpijnen , die soms nalaten , na eenigen tijd weder terugkeeren en steeds zeldzamer worden. De eetlust is geheel verdwenen , bij dieren die braken kunnen, braken ol\' neiging lot braken ; zelfs bij het paard wordt dit waargenomen. De buik is opgezet en er is hardnekkige verstopping aanwezig, soms eehter bloedige afgang. De pols is snei, klein, hard en gespannen, de ademhaling bezwaarlijk , waarbij de borst zich slerk beweegt (borslademhaling). Wegens deze bezwaarde ademhaling wordt de ziekte wel eens gehouden voor eene acute ziekte der longen, vooral als de oorzaken van de buikvliesontsteking niet bekend zijn.

Zoolang als bij deze ziekte de kenmerken van ontsteking in bet algemeen zich duidelijk voordoen, zoolang moet eene ontsteking-werende behandeling gevolgd worden. Naar omstandigheden doet men een of meerdere aderlatingen , maakt men inwrijvingen in den buikwand van kwikzalf of geest van kamfer, bij kleine dieren warme omslagen op den buik of zelfs loogbaden en men geelt calomel in verbinding met slijmige middelen, bij hevige pijnen met bijvoeging van narcotische middelen en bij verstopping zet men olieachtige en slijmige klisteeren. Is de hevigheid der onl-steking gebroken, maar is er veel vocht in de buikholte uitgestort, dan is de aanwending van pisdrijvende middelen , vooral van wijnsteen (192—19a, 197), van bet vingerhoedskruid (191), de terpentijnolie (183, 184), der borax (199, 200), de potasch (201, 202) aangewezen , welke middelen ook bij chronische buikvliesontsteking aangewezen zijn, bij welke laatste men ook. als door de behandeling eene vermindering van de hoeveelheid der in de buikholte uitgestorte vloeistof niet of te langzaam kan verkregen worden, tot de ontlasting er van door de buiksteek toevlugt wordt genomen.

96

552. N. Calomel 2 wigtjes. Opium i;i korrels. Lijnzaadmeel ï1!-, lood.

Maak or met waler ! pil van en geef die aan liet paard. Herhaal die gift 2 maal.


-ocr page 117-

Parelziekte. 97

553. N. Calomel 7 korrels. Eijerdoijers 2 stuks.

Extract van bilzenkruid 3 kor- Maak er eene emulsie vaa en quot;eef

. , ,, , \'\'sls- aan \'\'et paard de helft ot) eensquot;in

Arabische gom li/j lood. de andere helft na 2 uren. (TIertwie l

Water T\'/^ lood. °

Aan den hond om het uur i/2 eet- 550. N. Borax 3 lood.

lepel vol in te geven. (Ilertwig.) Poeder van jeneverbessen 12

lood.

554. N. Gekookte terpentijn 3 lood. quot; quot; vingerhoedskruid

Terpentijnolie % lood. 3»/2 wigtje.

Poeder v.jeneverbessen 18 ld. Maak dit met meel en water tot

Roggemeel di/j lood. fiene quot;kking en gee( aan het paard

Maak er met water eene likkinquot;\' 0111 4 uren 1i/i gedeelte. (Spinola.) van en geef om de 3 uur 1/4—\'t

gedeelte aan het paard in. (Hertwiquot;.) Potasch U lood.

Poeder van jeneverbeziën 12

555. N. Het uit 3 lood altliaeawortel it , lood.

bereide afkooksel 71/, one. • ei\' met meGl en water eene

Dikke terpentijn 3 lood\'. 1 .\'quot;S v\'ulrjeiL geef aan het paard om

Kolophoninm il/2 » J lquot;\'on /\'• 8\'edeelte. (Hertwig.)

Parelzieklc, inwendige pokken, parclzueht.

Deze ziekte komt vooral i)ij koeijen, maar ook bij stieren en ossen voor. De ziekte gaat van de ouders op de kinderen over. Zij is vooral in landstreken waar de. dieren veel slap voeder krijgen, sop- of soep voeder, spoeling enz. aanwezig. Ofschoon de gevoelens omtrent den aard der ziekte verschillen, neemt men thans vrij alge-mesp^aan , dat de trossen en knobbels die men op of aan de wei NVzcn vindt, dikwijls m enorme hoeveelheid, tot de tuberkels moeten worden gerekend te belmoren; en omdat in de meeste gevallen het eerst het buikvlies en de vcrlengselen er van er de de zetel van uitmaken, of die daaraan liet eerste worden opgemerkt, beschrijven wij de ziekte op deze plaats; maar ook aan het borstvlies zijn zij niet zelden; worden zij, vooral in den aanvang der ziekte, ook en vooral aan de cijernesten gevonden, dan gaat de ziekte steeds met verhoogde geslachtsdrift, geilheid, stier-zucht of b rulsheid gepaard.

De ziekte is zeer moeijelijk te herkennen, zij ontwikkelt zich langzaam, soms worden de dieren zelfs hij een vrij Imogen graad der ziekte nog vel, en wordt zij eerst na het slagten opgemerkt, is de borst meer aangedaan , dan ontstaat een drooge, rauwe hoest, die dof en steeds zwakker wordt, zich dikwijls herhaalt en soms zeer lastig voor het dier is, de ademhaling is dan meer of minder

-ocr page 118-

Hartkloppingen.

belemmerd. Is de buik meer de zetel dei\' ziekte, dan is dikwijls gt; maar geenzints altijd, de geslachtsdrift verhoogd, alle 3—4 weken zijn de dieren tuchtig, maar nemen gewoonlijk niet op, en als dit plaats heeft verwerpen zij gewoonlijk. Somtijds zwellen de lymplie- of watervaatsklicren in de liezen en de boeg op en dan heelt men, volgens Spinola, niet andere teekencn , eenige zekerheid voor de onderkenning der ziekte. Meestal vermageren de dieren meer en meer, vooral oude koeijen, de eetlust neemt af, het haar wordt glansloos, de slijmvliezen worden bleek, de blik mat, hier en daar ontstaan zuchtige zwellingen, er ontstaat doorloop en koorts en de dieren sterven.

De voorbehoeding der ziekte kan . bij de bewezen erfelijkheid der ziekte, alleen verkregen worden door de dieren , die er aan lijden of van daaraan lijdende afstammen, van tie voortteling uil te sluiten en tevens — dat echter niet altijd mogelijk is — beter voedsel aan het dier te verschaffen. — Hoewel men eene menigte geneesmiddelen bij deze ziekte heelt beproefd en zelfs aangeraden — calomel, spiesglans, zwavel, kalk, bittere en looistof bevattende enz. — is elke geneeskundige behandeling tol heden gebleken vruchteloos te zijn; in de gevallen waarbij steeds tuch-tigheid aanwezig is, heeft men het wegnemen der eijerstokken aangeraden en zells beproefd, maar, zooals te verniocde1^.r is, met geen gunstig gevolg. — In den laatsten tijd is levensei, .sicken, dat zelfs het gebruik van bet vlcesch en de melk van aan deze ziekle lijdende dieren voor den menseh niet zonder gevaar is.

ZIEKTEN V4\\ DE WERKTUIGEN VA\\ DEN MLOEOS-OJILOOI».

1. ZIEKTEN VAN HET HART EN HET HARTEZAKJE. 1. Hartkloppingen.

Dij paarden en bij honden komt deze ziekle — welke voor eene zenuwaandoening moet gehouden worden somtijds voor. Zij ontslaat bij het paard plotseling en meestal zonder bekende oorzaak; alleen wil men, dat hel vallen van eene koude meestal is

98

-ocr page 119-

Vergrooting van het hart.

voorafgegaan. Pols en hartslag worden versneld, er stelt zich een hevig, met den hartslag gelijktijdig, vooral aan den rug, voelbaar kloppen in. dat gewoonlijk met sterke schudding van den romp verbonden is. De harttooneu kan men aan plaatsen van de borst, waar die anders niet waarneembaar zijn, zeer duidelijk hoeren. Dikwijls na eenige uren, gewoonlijk op den volgenden of hoogstens op den 2. dag, is dat kloppen of geheel verdwenen of is zeer afgenomen. Het gebrek schijnt zich niet dikwijls te herhalen.

Tegen hiuikloppingen raadt men, behalve aderlatingen, vooral aan herhaalde wrijvingen van de huid en klisteeren, alsmede inwendig de toediening van middenzouten, salpeter, braakwijnsteen niet vingerhoedskruid, of in de plaats daarvan bedarende middelen; bilzenkruid, acoiiitum, of krampstillende middelen, als duivelsdrek, hoewel, zooals de waarneming leert, het hartkloppen ook soms verdwijnt als men geen geneesmiddelen geeft, maar het dier rustig en bedaard houdt.

558. N. Poeder van kamillenbloemen Extract v. bilzenkruid 3 korr.

1 l\'/s ld. Drop 13 korrels.

Glauberzout ü—8 lood. Maak er 12 pillen van en geef 2—3

Extract van vingerhoedskruid m- d. aan den hond 1 pil. (Fricker.)

6 korrels.

Maak er met meel en water eene 5(30. N. Extract v. aconitumSJ/oWigtje. likknig v-an en geef \'s morgens en Duivelsdrek 11/- lood.

rP^H %a™ T\' Paard ZUlk eeng\'ft- J,oeti- v- valeriaanwortel 6 ld.

2 maaL Maak or met poeder van althaea-

ceq m igt; , , wortel en water 3 pillen van en geef

toJ. i\\. Poeder van vingerhoedskruid aan liet paard om de 3 uur 1 pit in.

3 korrels. (Johne.)

2. Citzetting, vergrooting (hypertroplüe) van het hart.

Komt bij liel paard wel voor, maar slechts de hoogere graden er van, die bij eenige snelle beweging hoogen graad van dampigheid tot slikkingsgevaar toe veroorzaken, zijn gedurende het leven bekend. Uij den hond daarentegen ziet men ze niet zelden. 13e hartslag is veel duidelijker dan gewoonlijk en in veel groo-teren omvang waar te nemen; na eenige sterkere bewegingen, waardoor de dieren geheel buiten adem komen, is het schudden van de borst door den hartslag reeds op eenigen afstand zigtbaar en met de hand over den geheelen borstwand voelbaar. Geneesmiddelen tegen deze ziekte kent men niet; het meest komen honden daarom onder behandeling en bij ben tracht men door de aanwending

7*

99

-ocr page 120-

98 Hartkloppingen.

belemmerd. Is de buik meer de zetel der ziekte, dan is dikwijls, maar geenzints altijd, de geslachtsdrift verhoogd, alle 3 4 weken zijn de dieren luchtig, maar nemen gewoonlijk niet op, en als dit plaats heeft verwerpen zij gewoonlijk. Somtijds zwellen de lymplie- of watervaatsklicren in de liezen cu de boeg op en dan heelt men, volgens Spinola, met andere teekenen , cenige zekerheid voor de onderkenning der ziekte. Meestal vermageren de dieren meer en meer, vooral oude koeijen, de eetlust neemt af, bet haar wordt glansloos, dc slijmvliezen worden bleek, de blik mat, hier en daar ontstaan zuchtige zwellingen , er ontstaat doorloop en koorts en de dieren sterven.

De voorbehocding der ziekte kan . bij de bewezen erfelijkheid der ziekte, alleen verkregen worden door de dieren, die er aan lijden of van daaraan lijdende afstammen, van de voortteling uit te sluiten en tevens — dat echlcr niet altijd mogelijk is beter voedsel aan het dier te verschaffen. — Hoewel men eene menig c geneesmiddelen bij deze ziekte heelt beproefd en zelfs aangelaten _ calomel, spiesglans, zwavel, kalk, bittere en looistof bevattende enz. — is elke geneeskundige behandeling tol lieden gebleken vruchteloos te zijn; in de gevallen waarbij steeds tucli-tHieid aanwezig is, beeft men bet wegnemen der eijerstokken aangeraden en zells beproefd, maar, zooals te vermoeden was, met0 geen gunstig gevolg. — In den laatsten tijd is tevens gebleken, dat zelfs het gebruik van bet vleesch en de melk van aan deze ziekte lijdende dieren voor den mensch niet zonder gevaar is.

ZIEKTEN VAN DE WERKTUIGEN VAN DEN 15L0EDS-OMLOOP.

1. ZIEKTEN VAN HET HART EN HET HARTEZAKJE. 1. Hartkloppingen.

Bij paarden en bi j honden komt deze ziek te — welke voor eene zenuwaandoening moet gehouden worden — somlijds voor. Zij ontstaat bij het paard plotseling en meestal zonder bekende oorzaak; alleen wil men. dat het vallen van eene koude meeslal is

-ocr page 121-

Vergrooting van het hart.

voorafgegaan. Pols en hartslag worden versneld, er stelt zich een hevig, met den hartslag gelijktijdig, vooral aan den rug, voelbaar kloppen in, dat gewoonlijk met sterke schudding van den romp verhonden is. Dc harttoonen kan men aan plaatsen van de borst, waar die anders niet waarneembaar zijn, zeer duidelijk hooren. Dikwijls na eenige uren, gewoonlijk op den volgenden of hoogstens op den 2. dag, is dat kloppen of geheel verdwenen of is zeer afgenomen. liet gebrek schijnt zich niet dikwijls te herhalen.

legen hartkloppingen raadt men, behalve aderlatingen, vooral aan herhaalde wrijvingen van dc huid en klisteeren, alsmede inwendig de toediening van middenzouten, salpeter, braakwijnsteen met vingerhoedskruid, of in de plaats daarvan bedarende middelen: bilzenkruid, acoiiiünn, ol krampstillende middelen, als duivelsdrek, hoewel, zooals de waarneming leert, het hartkloppen ook soms verdwijnt als men geen geneesmiddelen geeft , maar het dier rustig en bedaard houdl.

558. N. Poeder van kamillenbloemen Extract v. bilzenkruid 3 korr.

\'1 l1/, ld. Drop 13 korrels.

Glauberzout 0—8 lood. Maak er r2 pillen van en geef 2—3

Kxtract van vingerhoedskruid ni. d. aan den hond i pil. (Fricker.)

0 korrels.

Maak cr met meel eu water eene 501). AT. Cxtractv. aconituin2i/«wigtje. , kkmg van en geel \'s morgens en Duivelsdrek H/« lood.

GeTdil\'a1^ f P Z,,lk 0Cquot;girt\' i\'oeü. v. valeriaanwortel (3 ld.

d\'L 2 m:ial- Maak er met poeder van althaea-

czkci m tgt; i , , wortel en water 3 pillen van en geef

ooJ. N. Poeder van vingerhoedskruid aan het paard om de 3 uur \'1 pifin.

3 korrels. (Johne.)

2. Uitzetting, vergrooting (liypertropliie) van hot liart.

Komt bij bel paard wel voor, maar slechts de hoogere graden er van, die bij eenige snelle beweging hoogen graad van dampig-hcid tot stikkingsgevaar loc veroorzaken, zijn gedurende het leven bekend. Bij den hond daarentegen ziet men ze niet zelden. i)e hartslag is veel duidelijker dan gewoonlijk en in veel groo-1( i en om\\ang waar te nemen; na eenige sterkere bewegingen, waardoor de dieren geheel buiten adem komen, is het schudden van de borst door den hartslag reeds op eenigen afstand zigtbaar en met de hand over den geheclen horstwand voelbaar. Geneesmiddelen tegen deze ziekte kent men niet; het meest komen honden daarom onder behandeling en hij hen tracht men door de aanwending

7*

99

-ocr page 122-

^qq Hartezaks-ontsteking.

van het vingerhoedskruid of van het aconituni, in verbinding met middenzouten, de te sterke werking van het hart te matigen, en de gevaar dreigende verschijnselen weg te nemen.

3. Ontsteking van het hartezakje.

Komt bij alle huisdieren voor, maar het meest hij het rund . waarbij zii niet zelden door scherpe ligchamen. spijkers, naalden enz die van de maag uit door het iniddclrir in het hart gewoonlijk\'tot in de regter hartekamer dringen, wordt veroorzaakt. De ziekte begint - uitgezonderd bij koeijen, waar zij mechanisch on-staat, en waar zij gewoonlijk met storing van den eetlust en de spijsvertering begint - gewoonlijk met koorts, de ^mha mg word versneld, reeds bij matige beweging zeer bezwaarlijk. De hartslag is kloppend, pols tot 100 en zelfs meer slagen m de minuut, versneld, klein, gespannen. Is het hartezakje door gestolt mtgestor vocht gevuld , dan hoort het aangelegde oor een meer oi nunder scherp wrijvingsgeluid , dat soms ook met de hand kan worden waar-benomen, en dat met de bewegingen van liet hart te zamen valt. quot; Bij zeer acuut optredende hartezaks-ontstekingen moet de ont-stekinsswerende geneeswijze in aanwending worden gebragt (aderlatingen, middenzouten, salpeter, braakwijnsteen, calomel;; ook bij reeds verminderde hevigheid der ziekte kunnen laatstgenoemde geneesmiddelen, gewoonlijk met vingerhoedskruid verbonden, aangewend worden. Bij terug gebleven vloeibare uitstortingen in hel hartezakje beproeft men pisdrijvende of afvoerende nuddelcn en gelijktijdige inwrijving van blauwe kwikzalf (zie borstvhesontste-kiniii. Bij runderen is hel steeds zaak om zoodra zicii cenige vu-schijnselen voordoen, dal een scherp ligchaam hol hart heefl getroffen, de dieren te slagten. Door het inbrengen van den arm m de tweede maag of nelmaag heeft men wel eens het vreenue voorwerp verwijderd, maar het gunstig gevolg bhjlt steeds onzeker.

II. ZIEKTEN DER VATEN.

4. Ontsteking tier water- (lymplte) vaten. • Goedaardige worm.

Deze ziekte verdient voorat vermelding, omdat zij bij het paard

-ocr page 123-

Goedaardige worm.

eenigc overeenkdinsl mei den eigenlijken worm heeft en daarom ook dikwijls goedaardige worm genoemd wordt; zij is echter ook dikwijls, zooals vroeger gezegd is, een begeleider van den kwaden droes en den worm. De ziekte komt bij het paard nog al eens voor, maar ook bij de overige zoogdieren; zij ontstaat door mechanische inwerkingen, door ontsteking van deelen waarin zij zich bevinden, door het opnemen van etterige of andere bedorven stoffen. Bij het paard komt zij vooral voor aan den neiis, de kaken, bij hevige verkoudheid, of andere ziekten van het neusslijmvlies, aan de ledematen bij verzweringen er van vooral van de boeven, zijdelings aan de borst bij zwerende zadeldrukkingen enz.

Er ontstaan langs den loop der watervaten pijnlijke, strengvor-mige, soms met builen bezette opzwellingen, die zich gewoonlijk tot de watervaatsklieren uitstrekken. Soms is tevens koorts aanwezig. Verdeden de strengen zich niet, dan verdikken, verharden do strengen en blijven dan, onpijnlijk geworden, gedurende het gehcele leven bestaan; vooral aan de achterbeenen bij het paard ziet men dit niet zelden. Meestal gaan zij echter in verzwering over, waarbij dan langs de streng een, meestal meerdere openingen ontstaan, die dikwijls in elkander vloeijen en doorgangen met elkander gemeenschap hebben. Ook bij het rund noemt men de ziekte worm. Er vormen zich aan de ledematen, zeldzamer aan den hals, strengvormige opzwellingen van een vingerdik, die gewoonlijk hard blijven. slechts zelden verwecken en dan sleeds in de leiigle \\mi den streng, maar de huid wordt niet doorboord; bij de opening derzclve ontlast zich ecnebrijige, witte massa. De dieren voeden zich gewoonlijk slech(.

In het begin worden inwrijvingen van kwikzalf, herhaald was-schcn met Goulard s-water, warme omslagen aangewend. Bij groote pijnlijkheid voegt men liij de kwikzalf bilzenkruid en belladonna; inwendig geeft men middenzoutcn. fs de pijnlijkheid en de warmte iets verminderd, dan wendt men baden van slijmige afkooksels aan, de abscessen worden opengespleten en de verzweringen met jod-glycerine (566), jodium-tinctuur, met helsteen (in oplossing of in substantie), kopervitriool, roode praeeipitaat in poeder, of in zalf-vorm, bijlende kali, kreosoot, scherpe zalven, met sublimaatoplossing ol met het gloeijend ijzer behandeld. Van de vele inwendig

i01

-ocr page 124-

102 Ontsteking der watervaatsklieren.

gegeven middelen is het rattenkruid, meest in den vorm van liet vocht van Fowler (en wel in stijgende giften) uog het beste. — Komen er talrijke builen en verzweringen aan verschillende plaatsen des ligchaams te voorschijn in vermagert het dier zeer, zijn tevens groote etterbaarden, een chronisch longlijden, verouderde ncuskatarrb aanwezig, dan heeit men met den waren worm tc doen. — Tegen de torn ggebleven opzwellingen aan met jod-kalium, potasch; minder goed zijn scherpe zalven. Bij deze ziekte bij het rnnd beproeft men, maar meestal met geen gunstig gevolg, scherpe zalven, liet gloeijend ijzei.

%1 N. Grauwe kwikzalf 5(39. N. Roode kwikpraecipitaat2wigtj.

Gekookte bilzenkruiclolie van Reuzel 3/4 looil.

elk 3 lood. Eene zalf om de verzweringen mede

Om in tc wrijven. te bestrijken.

V,9 N Extract van bilzenkruid B\'/j 570. N. Bijtende kali :ii/2 wigtje.

\' \' wigtje. Gedestill. water 3 lood.

Althaeazalf Als het vorige to gebruiken.

Grauwe kwikzalf van elk

lood. 571. N. Kreosoot

Eenc zalf om in tc wrijven. Wijngeest van elk 31/2 wigtje.

(Haubner.) Als het vorige te gebruiken.

(liaubner.)

563. N. Grauwe kwikzalf 3 lood.

Raapolie 6 lood. 572. N. Sublimaat 1—3 korrels.

Extract van belladonna3//, ld. Gedestill. water \'l\'/j lood.

Eene zalf om in te wrijven. Gebruik als N. 569.

(Hertwig.)

, 573. N. Arsenik oplossing van Fowler

564. N. Helsteen 13 korrels. 31/»—20 wigtjes.

Gedestilleerd water 1 s lood. Met brood aan ]ict 1).l,u.d in ^

Om de zweren mede te bevochtigen. m (]_ toeven_

5®. N. Kopervitriool \'ll/i—^\'/2 wlStjc- N_ jodkaiillln 3/ lood.

Gedestill. water 3 lood. w.Uc zeo |ood_

Als het vorige to gebruiken. Wijngeest 9 lood.

566. N. Jodkalium wigtje. Eon smeersel om in te ™

Jodium i—7 korrels.

Zuivere glycermel\'/joot. 575 poeder van witte zeep 9 lood. Om de zweren mede te bestrijken. Potasch 11/,2 lood.

567. N. Jodium-tinctuur 31/, wigtje. te wrijven. Als het vorige. ^ •\' (llcrtwig.)

568. N. Roode kwik praecipitaat 3i/2

wigtje. 57b. N. Groene zoop 9 lood.

Poeder van kamillen bloemen. Potasch li/2 lood.

gt;1 » kalmuswortel van Terpentijnolie\'3\'lood.

elk s/j lood. Om in te wrijven. (Hertwig.)

Een poeder om mede te bestrooi-jC11é 577. N. Terpentijnolie 6 lood.

-ocr page 125-

Uittering rlcr veulens.

103

Tinctuur van spaanscliovlio-gcn 3 lood.

Gehruik als N. 576. (Haubner.)

.quot;gt;78. N. Laurierolio

Terpentijnolie

Geest van salammoniak Tinctuur van spaanscVie vliegen van elk l\'/j lood. Dagelijks 1 m. in te wrijven.

(Haubner.)


5. Ontsteking der watervaats (lymphe) klieren.

Komt veel bij hel paard, zelden hij andere dieren voor. Zooals bij do vorige ziekte en den goedaardigen droes reeds gezegd is , doet zij zich voor als eene pijnlijke, warme opzwelling van de klier, waarin ook gewoonlijk het omgevende bindweefsel deelt. De klier gaat in verzwering over en in dit geval gaat die geheel te gronde. Op andere plaatsen dan de keelgang neemt de ontsteking gewoonlijk hetzelfde beloop , of wel de ontsteking gaat in eene chronische over, waarbij de klier meestal verdikt en verhardt.

Zoolang er nog ontstekingsversehijnselen aanwezig zijn, moet de behandeling bij de watervaatsontsleking en den goedaardigen droes opgegeven gevolgd worden. Tegen verharding en vergrooting van oppervlakkig gelegen klieren, wendt men de bij bedenkelijken droes opgegeven zalven en smeersels aan.

6. Uittering der veulens; darmtering.

Komt vooral bij zuigveulens , maar ook bij meer volwasssen paarden voor. Op het ontstaan dezer ziekte, — welke bestaat in eene ziekelijke vergrooting en ontaarding van de darmseheils-klieren — hebben slechte, ontoereikende voeding van het moeder-dier , slecht weder, slechte stallen , slechte huidverpleging vee! invloed. Bij grootere veulens ook het te laat in de weide laten loopen bij ongunstig weder, maar bovenal te weinig en dan nog slecht voedsel.

De veulens zijn treurig, eten en drinken zonder veel lust, het haar is glansloos, stroef, de buik is opgeschort of hangt slap naar beneden, de blik is mat, treurig, neusslijmvlies rood en sterk slijmafscheidende, pols en ademhaling dikwijls versneld . afgang dan eens droog, dan weder is er doorloop aanwezig. Zuigveulens liggen veelslepen zich bij de beweging als het ware

-ocr page 126-

104 Kropgezwel.

voort,, zijn onopmerkzaam op de omgeving eigt; ongevoelig voor liefkozingen. Is hel beloop der ziekte snel, 8—10 dagen, dan ontstaat er spoedig een stinkende doorloop; meestal eeliter duurt de ziekte lang. Niet zelden ontslaan er zwellingen en verzweringen der gewrichten als bij de veulen ziek te.

Zuigen de zieke dieren nog, dan moeten de leel\'regelkundige verhoudingen zich ook tot het moederdier uitstrekken en men geeft aan beiden ligt verteerbaar, sappig, niet te voedend voedsel, als gebroken graan , zemelen , aardappelen , wortels, jong gras , lijnzaadkoeken enz., en zorgt men voor zuiverheid der huid, een goeden stal en matige beweging.

Is de ziekte reeds ontwikkeld, dan beproefd men bittere, aromatische zelfstandigheden, meest met spiesglans-, zwavel- en ijzer-praeparaten (vooral de staalzwavel) verbonden; ook gebrande koffij (tot l\'/o lood dagelijks) wordt aangeraden. Behalve dat moet men op de meest in het oogvallende verschijnselen acht geven; zoo geeft men bijv. bij doorloop slijmige middelen met krijt, magnesia, enz., bij verstopping kleine giften van middenzouten. bij toenemende zwakte kampher, terpentijnolie enz.

579. N. Afkooksel van\'ii/jlood althaea 580. N. Aftreksel van U/j lood ka-

wortel 5 one. millen 5 one.

Gebrande magnesia U/j lood. Kamfer 1—3 korrels.

Vlierstroop 3/,( lood. Vlierstroop s/j lood.

\'s Morgens, \'s middags en\'s avonds Op een dag aan liet veulen in te

te geven aan het veulen en 3 m. te geven en \'t— 6 maat te herhalen,

herhalen. (Strauss.) (Strauss.)

III. ZIEKTEN VAN DE SCHILDKLIER. 7. Kropgezwel.

Komt. veel bij honden , zelden bij paarden voor. De ziekte bestaat in eene vergrooting en verharding der schildklieren , die ter linker- en regterzijde bij of iets onder het strottenhoofd zijn gelegen. De meerdere of mindere uitzetting van de klier verschilt en daarna verschilt, ook het bezwaar dat er het gevolg van is; zeer vergroote schildklieren kunnen zelfs zeer gevaarlijk worden; gewoonlijk is dit echter niet het geval.

Het werkzaamste middel tegen deze ziekte is het jodium en zijne praeparaten , welk middel zoowel in- ak uitwendig wordt aangewend.

-ocr page 127-

Hondsdolshcid. 105

581. N. .lodium 5 korrels. 586. N. .lodk.iliam l\'/i—2 wigtjes.

Jodkalium .\'U/j wigtje. Gedestill. water 3 lood.

Glycerine l1/2 lood. Eens per dag \'10—20 droppels aan

Ter inwrijving Ijij paarden. \'\'on hond in te geven en tevens het

gezwel er mode uevoclitigen.

58-2. N. Jodkalium l1^—2 wigtjes.

Gedestill. water 6 lood. 587- N- Jodkalium -ll/j-2 wigtjes.

Opeens aan het paard te geven on Gedestill. water 0 lood.

deze gift gedurende (5 weken om Tinctuur van jodium 10 dropp.

den 3—4 dag te herhalen. Gebruik als het .vorige.

583. N. Jodkalium 31/, wigtje. 588- N. Jodkalium 2 wigtjes.

Reuzel \'l1/, lood. Reuzel l\'/j lood.

Als N. 581 te gebruiken. .. Jodium tinctuur 10 droppels.

1 er grootte van een erwt dagelijks

584. N. Jodkalium -li/,-3i/, wigtje; Sezwel va,1 tlcu holul in te Blauwe kwikzalf 3 lood. wnjvcl1-

Om in te wrijven.

580. N. Geeljodium-kwikl1^—2wigtj.

585. N. Jodkalium 31/. wigtje. Eenvoudige zalf (ungt. emoll.)

Jodium li/„—2 wigtjes. , , . . , ^

Reuzel 3 lood. Vls hot vonge tc Sebnnken.

Als N. 58i te gebruiken. (Haubner.)

ZIEKTEN VAN HET ZENUWSTELSEL.

I. ZIEKTEN DER HERSENEN EN HERSENVLIEZEN, l. Hondsdolheid, watervrees.

Komt bij het hondengeslacht (hond, wolf. vos) cn bij de kal voor, maar kan door besmetting op alle huisdieren en op den menseh overgaan en is, eenmaal uitgebroken zijnde, ongeneeslijk. De oorzaken der ziekte kent men, behalve de besmetting, niet juist. De smetstof is vooral in het speeksel en de mondzeever, liet bloed enz. aanwezig, en blijft werkzaam ook nog na den dood van het dolle dier, zoolang het kadaver nog niet in lijkenslijfheid verkeert. Als de dieren besmet zijn breekt de ziekte niet dadelijk uit, er verloopt altijd eenige tijd, voor dat de ziekte le voorschijn komt: deze tijd, de incubatie tijd, waarin aan het dier niels ziekelijks wordt waargenomen, is bij honden gewoonlijk •3—6 weken,zelden 7—10 weken, hoewel gevallen zijn waargenomen waarbij zij reeds na 3—10 dagen , en andereu waarbij zij eerst na o—7 maanden (Youatt) uitbrak; bij katten 2—i weken; bij paarden IS dagen tot 2 maanden cn langer; bij runderen y dagen en zelfs meerdere maanden, en zelfs lot bijna 1 jaar;

-ocr page 128-

Hondsdolheid.

bij schapen en geilen lussdien eenige dagen en eenige maanden, gewoonlijk 2—4 weken; bij varkens lusschen dagen en eenige maanden. Zwangerschap wil men dat liet incubatie tijdperk verlengt (Spinola).

Verschijnselen. Rij den hond: Men onderscheidt de dolheid in 2vormen: de razende en de stille of paralytische vorm; beide vormen verschillen echler niet wezenlijk van elkander, zij doen zich slechts onder verschillende verschijnselen voor, die van den aard van den hond en andere omstandigheden afhangen. Men onderscheidt in liet beloop der dolheid 3 tijdperken; 1. dat der voorloopers, 2. dal van de uitgebroken dolheid, het irritatie tijdperk en 3. het verlammings (paralytische) tijdperk.

Ie tijdperk. De eerste verschijnselen bepalen zich vooral tot afwijkingen in het gewone doen en laten van het dier: de dieren zijn ontstemd, dan eens meer opgewekt, ongewoon vriendelijk, ligt lol toorn genegen, dan weder knorrig, traag en onvriendelijk; dikwijls wisselen deze gemoedstoestanden met elkander af, zoodat de hond nukkig schijnt. Gelijktijdig worden zij onrustig, wisselen dikwijls van ligplaats, krommen zich als om te slapen, maar springen dan weder plotseling op, om op eene andere plaats te gaan liggen. De eetlust is gewoonlijk veranderd, zoodal de dieren wel de voedingskost nog opeten, maar het gewone voedsel of niet aanraken, slechts besnuffelen, of eenige beten er van in den mond nemen en er weder laten uitvallen. Dikwijls ziet men reeds vroegtijdig de later duidelijker te voorschijn komende lust tol hel gebruik van o n g e n i c t b a r e en o n v e r-t eer bare zelfstandigheden, hout, stroo, vederen enz., dat zij den eigen afgang of dien van anderen inslikken en aan koude voorwerpen, ijzer, slecn en aan de eigen pis likken. Bij vele bonden schijnt de geslachtsdrift verhoogd; zij beruiken en belikken de geslachlsdeelen van andere bonden dikwijls en aanhoudend. Bij allen bespeurt men eene zekere malheid en loomheid bij bet gaan. bij enkele zwakte en sidderingen in hel achterstel. Kamer-honden gehoorzamen in het begin der ziekte slechts ongaarne hun heer, bij bof- en ander in bel vrije gehouden honden merkt men schuwheid, wederstrevigbeid en onrust. Eigentlijke bijllust is in dit tijdperk gewoonlijk niet aanwezig. Het uitwendig aanzien

106

-ocr page 129-

Hondsdolheid.

is nog weinig veranderd; hij eenige is eene matige versnelling der ademhaling, meerdere roodheid van het hindvlies, verwijding van de pupil, eene ligte vermeerdering van de afscheiding van het neusslijmvlies of matig zeeveren, dikwijls cenig moeijelijkslikken, neiging lot braken , aanwezig. Itonden, bij wie zich de dolheid door de beet van een dollen hond ontwikkelt , loonei» dikwijls eene groote gevoeligheid aan de gebeten plaats, waarop men door het veelvuldig belikken, krabben en bijten daarin, opmerkzaam wordt gemaakt.

Na 2 of 3 dagen, dikwijls na i 2 uren, begint bet 2 tijdperk, of de eigenllijke dolheid, gedurende hetwelk de ziekteverschijnselen niet steeds in gelijke sterkte aanwezig zijn, maar z e e r duidelijk te voorschijn treden. Gedurende zulke aanvallen stijgen de, hoewel steeds, maar in geringeren graad aanwezige verschijnselen, en gewoonlijk is de eerste aanval het hevigste en het langste van duur. Tot de meest k a r a k t e r i s t i e k c verschijnselen behooren: de neiging om het huis te veriaten en om rond teloopen, de sterke neiging om te bijten en de eigenaardige verandering van de stem. De aanval begint gewoonlijk met verhooging der onrustigheid: c: dieren veranderen ieder oogenblik van plaats en trachten in het vrije te komen. Huishonden dringen gewoonlijk dikwijls naar de deur om te ontkomen; vastliggende of opgesloten honden trachten hun ketting of touwen le verscheuren, de deur of afsluiting van hun slal of hok te verbrijzelen om in het vrije le komen; de daarbij zich voordoende moeijelijkheden dienen slechts om hun woede te vergrooten. ïn het vrije gekomen, loopen zij planloos rond en doorloopen dikwijls in naar evenredigheid korten tijd aanmerkelijke afstanden. Op een zoodanigen aanval volgt eene remissie; weggeloopen en huishonden keeren naar huis terug en toonen dan dikwijls, dat zij bewustheid hebben van hun onbehoorlijk gedrag; zij zijn hij de terugkomst dikwijls ongewoon vriendelijk, bevreesd en verstoppen zich gaarne. Gedurende dezen aanval is de bij tl us t zeer duidelijk; de dolle honden zijn gedurende dien aanval het gevaarlijkste voor mensehen en dieren, die dan het meest door hen geheten worden. Deze bijthist is evenwel naar den aard van den hond verschillend; vele bijten en snappen slechts ligt en als in het voorbijgaan, andere daaren-

107

-ocr page 130-

Hondsdolheid.

108

tegen met woede en hardnekkigheid in de hun voorgehouden ol in den weg komende voorwerpen, en dan zóó hevig, dat zij zieh de tanden afbreken en de lippen bloedig beleedigen. Zijn zulke honden opgesloten, dan bijten zij in de staven van hun kooi, knagen aan den houten wand van hun hok, woelen in het ligstroo en bijlen er in, totdat zij uitgeput zijn. Die bijtlust wordt het sterkste door andere honden, door katten en gevogelte, minder door groote dieren en den menseh opgewekt; den menseh bijten zij, vooral als het aan den hom! bekende personen zijn, gewoonlijk minder diep, zoodat gewoonlijk slechts kneuzingen en ontvellingen ontstaan. De duur van zulke aanvallen, waarvan de eerste gewoonlijk de hevigste is, wisselt al\' van eenige uren lot een geheelen dag en zell\'s langer. Zij is gewoonlijk korter bij gedresseerde en kamerhonden dan bij ildere rassen; na dezen eersten aanval is de remissie dikwijls zoo sterk , dat de dieren gezond schijnen te zijn. Door uitwendige oorzaken, vooral physisehe prikkelingen worden gewoonlijk de latere aanvallen te voorschijn geroepen. Gedurende den aanval zijn de dieren in een toestand van waar delirium, ook buiten den tijd van aanval schijnen zij aan zinsbedrog te lijden. Zij kijken stier naar een punt, snappen in de lucht, als naar vliegen, springen plotseling uit een slaapachtigen toestand op en springen niet gehuil zoover als de ruimte van het hok ol de lengte van de ketting. waaraan zij liggen , gedoogt, ol\' zij staren hun goed bekende menschen en voorwerpen vreemd aan. Karakteristiek is de dikwijls reeds in bet eerste tijdperk beginnende verandering van de stem. Terwijl bij gezonde honden dc enkele aanslagen van het blaffen duidelijk van elkander gescheiden zijn, beginnen dolle honden met een geluid, dat zij in een hoogeren toon voortzetten, zoodat de stem tusschcn blallen en huilen instaat. Veel honden laten dit geluid dikwijls hooren, andere slechts dan, als zij geplaagd worden; slechls in zeer zeldzame gevallen blijft de stem onveranderd. Eigentlijkc watervrees bestaat bij den hond niet; integendeel, dolle honden likken de eigen pis, spelen met de long in het water en drinken zelfs met grooten lusl. Dikwijls echter is het slikken m o c i j e 1 ij k, waardoor het opnemen van eten en drinken bezwaarlijk gaat, die, na opgenomen te zijn, wederom uit den mond vallen olkort

-ocr page 131-

Hondsdolheid.

109

na het. gebruik weder uitgebraakt worden. Hel zien van en het begieten met water verdragen de honden goed, slechts worden zij door de laatste sterk opgewekt; dat soms dolle honden zelfs door vlietend water zwemmen is algemeen bekend. De dieren willen gewoonlijk niet eten; daarentegen is de lust tot het gebruik van onverteerbare en oneetbare dingen , aarde, hooi. stroo, hout, kalk en niest toegenomen. De mest- en urine-ontlasting is meestal vertraagd en pijnlijk; de dieren vermageren in korten tijd zeer sterk. Het mondslijmvlies is meestal droog, soms zelfs als van spleten voorzien. Ophooping van veel slijm en zeever en het in draden uit den mond vloeijen er van, wordt gewoonlijk slechts waargenomen in die gevallen, waarbij door de keelaandoening het slikken belemmerd is; dikwijls is de tong, de neus en zelfs het geheele hoofd gezwollen. In den regel is het bindvlies zeer rood, worden de oogen. wegens groote gevoeligheid voor het licht, dikwijls gesloten; de oogen hebben meestal meer glans en krijgen de dieren door de vorming van kleine plooijen boven de oogen een kwaadaardig aanzien. In den gang der dieren is in den beginne niets afwijkends te bespeuren. Onjuist is de meening, dat dolle honden den staart tusschen de achterbeenen knijpen, evenals dat zij steeds regtuil loopen. Dit komt eerst te voorschijn als de zwakte in het achterstel toeneemt, en bet laatste heeft gewoonlijk slechts dan plaats, als het dier vervolgd wordt. Gedurende het rond loopen schijnen zij bijna bewusteloos te zijn. en zij loopen in dien toestand voort tot zij nedervallen, of weder tot bewustheid komen, en keeren zij dan niet zelden naar huis terug. De duur van dit tijdperk is, even zooals hel eerste, niet bepaald; hel duurt sleehls zelden langer dan 3—\'i dagen, na welken tijd hel 3e tijdperk intreedt of de dood , door verlamming , volgt. In hel 3c tijdperk worden de aanvallen zwakker, maar de vrije tussclientijden minder duidelijk. De vermagering neemt zeer snel toe; de dieren krijgen door hel verwarde haar, de ingevallen flanken , de matte, in de oogkassen gezonken oogen , hel troebele hoornvlies, de meestal openstaande, drooge mond . waaruit de loodkleurige tong hangt, een hoogst onaangenaam aanzien. De zwakte inhei achterstel neemt toe, langzamerhand wordt dit verlamd, de dieren gaan waggelend, zij slepen de achterbeenen na, de staart

-ocr page 132-

Hondsdolheid.

hangt naar beneden, of zij liggen slaapzuchtig, heffen zich slechts met het voorstel op. vooral als zij geprikkeld worden, wanneer zij tevens nog trachten tc bijten. De stem wordt heeseher, dc ademhaling bezwaard, de pols versneld en onregelmatig, de pupil is verwijd; somtijds ontslaan er convulsiën en eindelijk sterven de dieren op den 3—7 dag, zelden later.

Bij dc stille dolheid zijn dc verschijnsdlen van prikkeling der hersenen niet zoo duidelijk , dc opgewcklhcid niet zoo groot, dc onrust , dc neiging om weg te loopen en de bijtlust zijn geringer , de dieren zijn meer stil en treurig. Meestal ziet men reeds spoedig v e r 1 a m m i n g van d c a c h t c r k a a k ontstaan, die dan slap en meer of minder ver nederhangt, cn de dieren bij het drinken, eten en bijlen zeer hindert. Slechts als zij sterk geplaagd worden, kunnen zij dc kaak sluiten, waarom het steeds gevaarlijk is, om te nabij zulke honden tc komen. Wegens bet openstaan van den bek vloeit gewoonlijk speeksel en zeever uit den mond; dikwijls is de keel en tic slokdarm gezwollen, soms ook de gehcelc hals cn dc tong, en in vele gevallen is er tevens een katarrh van het neus- en Inchtpijpsslijmvlies aanwezig cn ook wel buikpijn; de afgang is dan weeker, zelfs vloeibaar. Dc verandering van dc stem — die deze honden echter zeldzamer doen hoeren — de storing in het bewustzijn, de verandering van den eetlust, de snelle vermagering cn de verlamming van het achterstel, tegen bel levenseinde en de snelheid van bel beloop,komen met den len vorm overeen.

Verschijnselen bij het paard; De dieren worden bij hel uitbreken der ziekte onrustig; zij toonen Jeukte aan dc plaats waar zij gebeten tc zijn gevoelen, trippelen heen en weder, vallen soms, zijn schrikachtig, worden door geringe uitwendige omstandigheden sterk opgewekt, toornig, bet oog is gevoelig voor hel licht, de blik is stier, dc pupil meestal verwijd; bij hengsten en merrien is gewoonlijk eene sterke opgewektheid van de geslachtsdrift aanwezig; dc eerste sehaehlen veel uit en binncken met hecschen stem naar merriën, de laatste plaatsen de aehterbccnen van elkander en verloonen zich als waren zij hengstig. Later ontstaan gewoonlijk trekkingen der huidspieren , zelfs krampen, de eetlust is verdwenen, bet slikken moeijelijk. Gedurende de aanvallen slaan cn klauwen

no

-ocr page 133-

Hondsdolheid.

de paarden met de beenen, bijlen met woede in de lanrierboomen of andere voorwerpen, zoodat de tanden somtijds en zelfs de aehterkaak afbreken; de adem baling wordt versneld, zeever en schuim komt uit den mond, de slem wordt heeseh en rauw. De duur der aanvallen is verschillend. Gedurende het nala ten der aanvallen krijgen de dieren meer of minder de bewustheid terug en zijn dan mat en treurig; de latere aanvallen zijn gewoonlijk zwakker, de vrije tussehentijden duren langer. De dieren vervallen spoedig; eerst ontstaat zwakte en vervolgens verlamming van het achterstel, de zieken liggen daarom meestal en gaan onder eonvulsien na i-—6 dagen le gronde.

Verschijnselen bij het r u n d ; Deze komen veel met die van het paard overeen. Gebrek aan eetlust, treurigheid, groote onrust, ligte opgewektheid, trekkingen, schuimen uit den mond, opgewektheid der geslachtsdrift, vooral bij stieren , slikkingsbe-zwaren en teekenen van gevoeligheid aan de gebeten plaats zijn de eerste verschijnselen. Gedurende de aanvallen zijn de oogen rood , slier , glinsterend , de pupil verwijd . de slem veranderd , heeseher, dof, de dieren brullen veel, stampen mei de beenen, stoolcn _ legen den grond en wentelen zich om , of wel zij pogen zich van strikken en touwen te ontdoen, sloolen met de horens en met bel voorhoofd tegen alles mei zulk eenc woede, dat de eerste niet zelden afbreken en de laatsle verwond wordl. Zeer zelden ziet men bijtlust. Eetlust en herkauwing houden geheel op, de mestontlasling is in den beginne spaarzaam. later vloeibaar, wordt dikwijls onwillekeurig onllasl. Dc vermagering is zeer groot; ten slotte wordt het achterstel verlamd, de dieren kunnen zich niet meer opheffen , vervallen in een slaapzuchligen toestand en sterven. Dc duur der ziekte is \'lt;—5 dagen, hoogstens 7 dagen.

Verschijnselen bij het schaap: Ook bij deze dieren zijn de eerste verschijnselen der ziekte vermindering der eetlust, opbonden van bel herkauwen . jeukend gevoel op de buid, verhoogde geslachtsdrift; spoedig daarna ; groote opgeweklheid , verandering-van de slem. verwijding van de pupil, süere blik, rood bind vlies, vermeerdering van slijmafscheiding in den neus. Gedurende de aanvallen maken de schapen ongewone sprongen, stampen met de beenen. knersen op de tanden, sloolen met de horens legen

Ill

-ocr page 134-

Hondsdolheid.

menschen, schapen, honden en levenlooze voorwerpen, bijten soms ook in stalgereedsehappen. Zulke aanvallen wisselen af met rustige tusschentijden. De vermagering neemt snel toe, evenals de verlamming van het achterstel, de dieren liggen grootendeels en onder voortdurend zeeveren en vermeerderde neusuitvloeijing sterven de dieren van den b—8. dag.

Evenzoo doet zich de ziekte bij geiten voor; hij hen is echter altijd dc bijtlust heviger.

Bij katten, bij welke dc verschijnselen, wegens de schuwheid der dieren niet nauwkeurig kunnen worden waargenomen, zijn groote onrust, verandering van den eetlust, drift 0111 weg te loopen, doelloos omloopen, ongewoon spi ingcn . zich verstoppen, de eerste tcekenen van de zicklc, waarop hevige bijt- en krablust, zoodat zij zelfs menschen aanvallen . zich voordoen. De dieren vermageren zeer, de stem is veranderd , zoodat dit een eigenaardig schreijen wordt; eindelijk verlamming en dc dood, die meestal reeds tusschen den 2—4 dag volgt. — De beet van dolle katten is in den regel gevaarlijker dan die van honden.

Roofdieren, wolven en vossen, verlaten als zij dol zijn gewoonlijk hun verblijfplaats, loopen onbewust in bewoonde streken, zijn niet bevreesd voor menschen. honden, enz., vallen die integendeel aan. als zij zich op hun weg voordoen , bijten ben en vervolgen dan als bewusteloos hun weg. Paarden op den weg en kudden op weiden of in perken, worden door hen aangevallen en groote huisdieren vooral aan het hoofd en de lippen gebeten. De dolheid is soms zeer uitgebreid bij deze dieren aanwezig.

Ook bij het huisge vogel te ontstaat de dolheid na den heel van dolle dieren. Groote onrust, wonderlijke sprongen, heesche stem, een zekere bijtlust en ten slotte een slingerende gang en verlamming zijn de hoofdverschijnselen 1).

112

De ziekten waarmede de dolheid meer ol minder gemakkelijk verwisseld kan worden, zijn: de vallende ziekte, de keelontsteking , de maag- en darmontsteking, de aanwezigheid van vreemde

1) Zie verder wat de vcrsdiijiiselcn aungaal hot uitmunlende boekje van Prof. Büuley; ovel llondsdollieid , de kenteekenen of verschijnselen dezer ziekte enz. Vertaald door F. C. Hekmener. Utrecht, J. G. IJroese, 1805.

-ocr page 135-

Hondsdolheid.

ligchamen in de keel- en den slokdarm, de aanwezigheid van den lintwormvormigen vijfmond (pentastomum taeniodes) in de voor-hoofdsboezeras en als er veel drieledige lintwormen (taenia echi-noeoccus) in de dunne darmen zijn.

Dat ook de heet van dolle plantenetende dieren en inentingen met speeksel en met bloed van zulke dieren, de dolheid kunnen voortbrengen. is door proeven bewezen; maar de smetstof schijnt niet zoo krachtig te zijn als die van de vleescheters.

Volgens hel Kon. besluit van clO Ucl. 1872 behoort de hondsdolheid bij alle vee tol de besmellelijke ziekten. Behalve de bij Art. 13 en 14 van de wet van 21) Julij 1870 voorgeschreven aangifte eu afzondering, moet, volgens § 8 van gemeld Kon. besluit: »het door hondsdolheid aangetaste vee worden af-gemaak! en daarna verbrand of begraven. JDe plaats in den stal of het gebouw, waar een afgemaakt of gestorven dier gestaan heeft, moet worden ontsmet. Het vastleggen of vasthouden van honden kan worden geboden, met inachlneming van het bepaalde bij art. 30 der wet van 20 Julij 1870. Vee dat verdacht is van hondsdolheid blijft verdacht: schapen, geilen en varkens 2 maanden; rundvee en eenhoevige dieren G maanden: alles te rekcr.en van hel eindigen van hel laatste geval door herstel of door dood of afmaking. — liij afsluiting van besmette hoeven of weiden is verboden bij hondsdolheid: uitvoer uit den afgesloten kring van vee, honden en katten.—In gebouwen of op weiden, erven of hoeven, waar vee staat of heeft gestaan dat aan de hondsdolheid lijdt of geleden heeft, mag geen vee gebragt worden gedurende den lijd van 8 dagen voor alle vee, te rekenen van den dag af waarop hel laatste geval door herstel, door dood ol afmaking is geëindigd.quot;

Ofschoon men enkele waarnemingen vermeld vindt, dat de uitgebroken hondsdolheid zou genezen zijn, worden die gevallen door velen betwijfeld, ook zijn aan die pogingen lot herstel bij diereu vele gevaren voor den raensch verbonden; er kan alzoo, zoowel bij mensch als dier, slechts sprake zijn om, wanneer eene vermoedelijke besmetting heeft plaats gehad, het uitbreken der ziekte te voorkomen. Met dat doel wendt men uit- en inwendig geneesmiddelen aan. De gehelen wonden laat men rijkelijk uit-

8

-ocr page 136-

Vallende ziekte.

bloeden en bevordert die bloeding, desnoodig, door insnijdingen, door het uitsnijden van de omgeving der wond of door het opzetten van koppen; men waseht de wonden met warm zeep- ot zoutwater uit, en brandt die met bijtende kali in substantie of in oplossing ;;i70: of met geconcentreerde minerale zuren , of brandt die met een gloeijend ijzer, waarna de ettering door liet opstrooi-jen van spaansehevlicg poeder, door liet bestrijken metspaansche-vlieg zalf (36, 28), roode praeeipitaat zalf enz. gedurende onderscheidene weken onderhouden wordt. A\\ordt het dier aan een ligehaarnsdeel gebeten dat zonder nadeel weggenomen (geamputeerd) kan worden , bijv. de ooren. den staart, dan snijdt men die dadelijk af. Inwendig geeft men gewoonlijk. -— maar met zeer twijfelachtig gevolg , spaanschevliegen.

590. N. Bijtende kali li/2-2 wigtjos. Poeder van zevenboorakniid

De bee^wtd moSe^e minu- Poed. van

ten worden uitgewasschen en in den gt; - Ti\' wicfie.

tnsschentiid linnen van 1—fa maal ,T , , .

zamengev\'ouwen en hiermede gooil ilnak er eenc zaii van om op dc

bevochtigd, gedurende 48 uren o|i de wond te strijken.

wond worden gelegd; na dien lijd

worden de lappen slechts elK uur In. Lasihcum zall o loon.

vernieuwd, en daarmede 14 dagen Roode praeeipitaat 2 wigfjes.

volgehouden. (Sauter.) Maak er ecne zalf van.

0 Gebruik als liet vorige.

59-1. N. Reuze!

m

2. Yalier.de ziekte.

Deze ziekte komt hij alle huisdieren, zelfs hij liet gevogelte voor, het meeste cehter bij den hond. Ue oorzaken liggen dikwijls m het duister. — De aanval komt óf plotseling le voorschijn, doordien het dier na een kort wankelen bewusteloos nederstort en door krampen wordt aangedaan; oi er gaan eenige voorboden vooraf: de dieren zijn onrustig, blijven als zij loopen slaan; zij sidderen, wankelen heen en weer, plaatsen de beencn ver van elkander; honden loopen meermalen heen en weer, L\'-ri slotte vallen zij bewusteloos tegen den grond. Hierop volgen krampen. in hel aangezigt, den hals, den romp en de ledematen, die in het begin meer van klonisehe krampen hebben, maar meer en meer tonisch worden; de dieren verdraaijen de oogen, knersen met de

-ocr page 137-

Vallende ziekte.

tanden en slaan met de beenen, uit den mond vloeit schuimig speeksel en zeever; soms is de kaak sterk gesloten en de tong er in geklemd. Paarden steunen, honden eu varkens schreijen klagelijk. Het bevvustzija en het gevoel is gedurende den aanval volkomen opgeheven, de pupil meestal sterk verwijd, ongevoelig voor het licht, het bindvlics rood. Aanroepen, steken met naalden enz. wordt het dier niet gewaar; de pols is klein, onregelmatig, langzaam, zamengetrokken, hartslag veelal sterk, ademhaling versneld, kugehend, rogchelend, de paarden beginnen sterk te zweeten. Langzamerhand gaan nu de tonische krampen weder in klonische over, de mest en urine wordt ontlast, de dieren worden rustiger, het bewustzijn en het gevoel keeren terug, zij staan op en herhalen zich langzamerhand, maar zijn nog eenigen tijd als bedwelmd. mat en terneder geslagen.

De aanval duurt van eenigc minuten tot 1 4 uur. — Wanneer de aanvallen terugkomen is geheel onbepaald, weken, zelfs maanden kunnen er tusschen verloopen. ISij honden schijnen gemoedsaandoeningen en onwelzijn het intreden van aanvallen te begunstigen.

Ue behandeling der vallende ziekte moet van de oorzaken afhangen en is daarom zeer verschillend. Komt zij voor bijmoei-jelijk tandwissclen, dan moet het tandvleesch met de bistourie of een lancet doorgesneden worden. of men zet er 2—3 bloedzuigers op en geeft aan den hond, die in elk geval selvraal gevoederd wordt, zachte afvoerende middelen (303—307, 317—321), waarna Pillwax tinctuur van aconitum volgen laat.

Zijn darmwormen de oorzaak, dan geeft men purgeer- en worm-drijvende middelen zie darmwormen); is de aanwezigheid van den lintwormachtigen vijfmond niet waarseliijnlijkheid in de voorhoofds-boezems aan te nemen, dan maakt men volgens Hertwig beroo-kingen van teer of barnsteen, inspuitingen van teerwater in de neusholte, of men trepaneert het voorhoofd en spuit door de gemaakte; opening teerwater of eene waterige oplossing van aloë.

Is er bij honden eu varkens tevens neiging tot braken en gebrekkige eetlust, dan zijn braakmiddelen 123—125) en daarna bittere of aromatische middelen met salammoniak aangewezen.

Ook bij de door verkoeling ontstane ziekte geeft Hertwig aan

8\'

115

-ocr page 138-

Vallende ziekte.

honden eersl een braakmiddel, daarna zweetdrijvende middelen, bijv. geest van Minderer (122, 20;]) en geelt hij warme baden; zijn gemoedsaandoeningen de oorzaak, dan geeft hij nareotisehe middelen, als opium, belladonna.

Bestaan er hersenziekten, of kan men de oorzaak niet ontdekken. dan kan men den helsteen, de kopervitriool (158), koper-salammoniak, zinkbloemen, vingerhoedskruid in verbinding met calomel, de bryonia, de stramonium. den braakwijnsteen, de kraan-oogen (431—433), etterdragten enz. beproeven, ofschoon in zulke gevallen de behandeling gewoonlijk vruchteloos is. Komen bij de hondenziekte epileptische toevallen. dan volgt men de op bladz. 24 opgegeven behandeling.

Hertwig genas door belladonna (in stijgende giflcn van 3Va wigtje—2 lood dagelijks 1 m. gedurende \'i dagen gegeven, dan 2 dagen opgehouden en daarna als vroeger gegeven) een paard binnen 44 dagen, terwijl in een tweede geval deze behandeling vruchteloos was. Van een gunstig gevolg was in ecnige gevallen bij paarden de kastratie.

Gedurende den aanval moet men de dieren alleen voor beschadigingen, belecdigingen behoeden, ook tracht men door bet bedekken der oogen met een zwarte doek, den duur van den aanval te verminderen.

446

503. N. Tinct. v. aconitmn \'20 dropp.

Gedest. water 3 lood.

Geef aan den hond eenige keeren daags 1—2 koflijlepels vol.

594. N. Aloë 3i/2 wigtje.

Godostill. water 12 lood.

Spuit den hond hiermede dagelijks 3-4 m. in. (Herlwig.)

595. N. Extract v. alantswortel 3 korr.

Poed. v. vlierbloemen 1i/2—\'2 wigtjes.

Salammoniak 7 korrels.

Jeneverbeziënstroop zooveel als genoeg is om er \'15 pillen van te maken. Bestrooi ze met poeder Van kalmus-wortel.

(\\pet \'s morgens en \'s avonds 1 pil.

(liusse.)

5fK). N. Opium van 1—l1^ korrel. Witte suiker 3l/2 wigtje. Maak er 8 poeders van en geef aan den hond om de 2 uur 1 poeder, tot neiging tot slapen ontstaat. (Hertwig.)

597. N. Poeder van valeriaanwortel

l\'/j lood.

Maak er oen aftreksel van van 12 lood. Eenvoudige opiurntinctuur

31l1 wigtje.

Geef aan den hond om de \'2 uur een eetlepel vol. Hertwig.)

598. N. Extract v. belladonna 1—1\'/a

korrel. Witte suiker 3i/2 wigtje. Maak er 8 poeders van en geef die als No. 5915.

(Hert wig.)


-ocr page 139-

Zinvang.

117

599. N. Gekristalliseerd salpeterzuur zilver / korrels. Los dit in de noodige hoe-veellieid water op en voeg er bij:

Poeder\' van kaiinuswortcl en Extract van kalmuswortel zooveel als genoeg is om er 10 pillen van te maken. Geel\' aan den hond dagelijks \'1 pil.

\'(Hering.)

(j(X). N. Helsteen 1 korrel.

Gedestill. water 6 lood. Extract van valeriaanwortel 4 korrels.

Geef aan den hond 4 m. d. een koffijlepel vol.

601. N. Kopersalammouiak 1 korrel. Gedestill. water ö lood. Laurierkerswater wigtje. Geef 3 m. d. aan den hond i/2 koffijlepel vol.

ölü. N. Bloem van zink i\'J korrels.

Poeder van valeriaanwortel l\'/j lood.

Maak er een poeder van en geef het als hot vorige.

603. N. Zinkbloemen

Extract van bilzenkruid van elk i korrel. Valeriaanolie 2 droppels. Poeder van valeriaauwortel 3 korrels.

Maak er een pil van en geef\'s morgens en \'s avonds aan den hond 1 zoodanige pil. — Geef 10 zulke pillen.

(May.)

604 N. Cyaanzink 3 korrels.

Witte suiker 4—6 wigtjes. Maak er 12 poeders van en geef 3 m. d. aan den hond een poeder.

605. N. Tinctuur van belladonna 10 droppels. Gedestill. water lood.

Geef 3 m. d. aan den hond oen halven koffijlepel vol.

606. N. Poeder van vingerhoedskruid

1/.,—l korrel. Calomel 1 korrel.

Witte suiker 31/2 wigtje. Maak er 8 poeders vanen geef3—4 m. d. een poeder.

607. N. Tinctuur van bryonia 3li lood. Geef aan den hond om de 4 uren

5—10 droppels met water.

608. N. Tinctuur van stramonium 10

droppels. Gedestill. water ll/2 lood. Gebruik als het vorige.

609. N. Tinctuur van belladonna 10—

20 droppels. Gedestill. water 3 lood. Braakwijnsteen 1 korrel.

Geef 3 m. d. aan den hond 1/2—1 koffijlepelvol.

610. N. Geraspte kraanoogen 4 korr.

Kook die met water gedurende Mj uur en voeg na doorzijging bij de 9 lood vloeistof:

Braakwijnsteen 1 korrel. Als liet voorgaande te gebruiken.

611. N. Extract van kraanoogen

Braakwijnsteen van elk i korr. Gedestill. water 9 lood. Gebruik als het voorgaande.

612. N. Extract v. kraanoogen 1 korr.

Zinkbloem 13 korrels.

Poed. v. valeriaanwortel 1 ld. Geel van dit poeder aan den hond 3 m. d. zooveel als op de punt van een mes kan liggen.

613. N. Tinctuur van kraanoogen

3i/2 wigtje.

Geef 3—4 m. d. aan den hond 5 droppels.


3. Zingvang, verstijving. Katalepsis.

Onder dezen naam verslaat men een stijf-worden der willekeurige spieren, mei opheffing van den wil op de beweging der dee-len, waarvan de buigzaamheid echler bestaat. De ziekte wordt,

-ocr page 140-

118 St. Vitus dans.

hoewel zelden, bij honden, slechts zeldzaam bij paarden waargenomen; eens nam Leiscring dio bij een wolf waar. De honden hebben het vermogen om van plaats te veranderen verloren en schijnen in de eenmaal aangenomen bonding of ligging, waarbij men ze elke stelling of plaatsing die men wil kan geven . waarin zij dan blijven. Deze toestand, waarbij ademhaling en Moedsom-loop geene afwijkingen vertoonen, duurt eenige minuten tot cenige uren en langer, volgens llertwig zelfs L2 en meerdere weken. Bij lang aanhoudende aanvallen geraken de honden wegens gebrek aan voedsel zeer in verval en gaan dan te gronde.

Het komt hier bij de behandeling vooral aan op hel verwijderen van de oorzaken der ziekte; als zoodanig geeft men aan: gemoedsbewegingen, verkoeling, het gebruik van zwaar verteerbare spijzen; daarna moet de behandeling gewijzigd worden. Zijn die oorzaken niet Ie vinden, dan beproeft men volgens llertwig eerst drastische purgeermiddelen. als calomel met guttegom (208), krotonolie (316), later opwekkende middelen. vooral kamfer (148, loO), koolzure ammoniak of de kraanoogen (lol, 152, 154, 610—612).

614. N. Calomel Maak or met water lö pillen van.

Gutte gom van elk 4—10 korr. Geef aan den hond, naar zijn grootte, Drop zooveel als noodig is gedurende 2—3 dagen en \'s morgens om er H pillen van te maken, i—5 pillen.

Geef aan den hond des morgens 1 pil in. (Hertwig.) 616. N. Koolzure ammoniak 11/j—\'2

wigtje.

615. N. Krotonolie 15 droppels. Gedestill. water 12 lood.

Witte zeep Gewone stroop 3 lood.

Poeder van althaeawortel van Geef aan den hond om de 4 uur elk l1^—2 wigtjes. een eetlepel vol.

4. St. Vitus dans. (Chorea St. Viti.)

Men verslaat hieronder een ebronischen, niet van koorts vergezelden toestand, die vooral bij jonge honden (vooral na de hondenziekte), slechts zeer zelden bij paarden voorkomt. Zij is gekarakteriseerd door periodische krampaanvallen. waarbij de dieren onwillekeurig en geheel doelloos een en dezcllde beweging herhalen, of een of meerdere declen van het ligchaam, hals, hoofd, geheele of gedeelten van ledematen bewegen of daarin trekkingen hebben, die ze niet gewaar schijnen te worden. Ucze bewegingen

-ocr page 141-

Duizeligheid.

gelijken op wiiickein\'ige en bewuste bewegingen, maar zijn zulks niet. Sommige diere n loepen voortdurend in een kring om, stooten daarbij tegen voorwerpen en zetten daarna als ware er niets gebeurd de automatis \'be bewegingen voort; honden springen herom , op stoelen, in de hoogte, kunnen niet of bijna niet in de beweging ophouden, en:.

Tegen deze ziekte, waarvan de oorzaken bijna geheel onbekend zijn, raadt men aetheriselie oliën, narkotisehe middelen en zink-bereidingen aan, in één woord eene behandeling als bij de vallende ziekte is opgegeven.

5. Dnizeliglieid. Bloei- of bloedziekte bij het rand.

Dit is een koortsvrij, door periodisehe neiging om neder te vallen, gepaard met onvermogen om geregelde bewegingen te volbrengen, gekarakteriseerd zenuwlijden, dal nog al eens bij het paard, zelden bij andere dieren wordt waargenomen. Vele oorzaken kunnen tot deze ziekte aanleiding geven: hersenziekten, te sterk zonnelicht, groote warmte, te warme stallen, transport per spoor, te nauw Uiig, ziekten van het hart, der bloedvaten en longen, veel bloedverlies, volbloedigheid. Bij varkens het gebruik van pekel; ook het voederen van boekweit zou bij witte varkens en sehapen, behalve een eigenaardige uitslag aan het hoofd, duizeligheid veroorzaken.

De aanval der ziekte volgt gewoonlijk plotseling, gedurende het werk of na de voedering, zelden in den stal of onder den ruiter, liet paard blijft plotseling staan, schudt met het hoofd, siddert, tuimelt heen en weer, dringt rug- of zijwaarts, waarbij het gewoonlijk liet hoofd hoog en zijdelings houdt, leunt tegen den disselboom of het nevenspan, in den stal tegen den wand; soms draait het eenige malen in een kring om of hangt in het. tuig, is daarbij angstig en geraakt spoedig in bet zweet. In den geringen graad der ziekte is de aanval in eenige minuten voorbij. zij vallen dan niet tegen den grond, maar zetten de beenen om dit le beletten ver van elkander, vooral ook dan niet als men ze bij het iioofd vasthoudt en ondersteunt.

jNa een zoodanigen aanval zijn de dieren weder dadelijk geheel frisch of min of meer ter nedergeslagen, traag\', schrikachtig,\' maar

119

-ocr page 142-

Steegsheid.

herhalen zich over liet geheel spoedig. Bij een hcv igen aanval slorten de dieren legen den bodem en blijven dan bewusteloos liggen ol\' maken ongeregelde bewegingen met de ledematen; na li—10 minuten staan zij weder op, j; aar zijn dan meestal schrikachtig en mat. — Menigmaal komt er maar een, of kort na elkander eenige aanvallen . terwijl die verder nimmer meer bij hel dier worden waargenomen; dikwijls echter koeren de aanvallen met onbepaalde tiissehenlijden weder terug, vooral in het voorjaar. Slechts zelden gaan de dieren aan duizelijkheid te gronde.

Bij de behandeling van deze ziekte moet het hoofddoel steeds zijn het verwijderen van de oorzaken der ziekte. Bij volbloedige dieren doet men aderlatingen, geefl men afvoerende middelen bijv. aloë (203 , 207, 304—309, Ü17 . calomel (384. 387, 534—»3«), braakwijnsteen (213, 2;J8, 434, 43a, 440), en geeft men saprijk, groen, weinig voedend voedsel. Bij hartziekten beproeft men het vingerhoedskruid met verkoelende zouten (214, 215 — Ook narcotische stoffen ((il\'J) worden aangewend. Zoo gaf Erdt de strychnine in stygendc dosis van 1 ,—3 korrels dagelijks aan het paard met goed gevolg, terwijl Ilertwig met opium (tof I1 ,—2 wigtjes dagelijks 3 m. gegeven en gedurende !) dagen voortgezet), in een geval een gunstig, in een tweede geval een ongunstig gevolg kreeg. Bij honden en varkens doen braakmiddelen (239, 240) soms goede diensten.

Gedurende den aanval moet men het nedervallen van het dier, door het vasthouden van het hoofd, voorkomen, of men tracht door het over het hoofd doen van een doek. door begieten met koudwater den aanval te bekorten.

617. N. Soccotrin. aloë Si/j lood. aan het paard des morgens en des Calomel ii/2 wigtje. avonds de helft.

Witte zeep 3 lood.

Maak er met water een pil van en 619. N. Poeder van kamillcnbloemen geef die des morgens aan het paard. » » belladonnawortel

van elk 41/3 iood.

Glauberzout 18 lood.

Poed. van althaeawortel 3 ld. Maak ér met Water eene likking

618. N. Braakwijnsteen wigtje.

Los die in eenig gedestill. water op.

Poed. van gentiaanwortel 3 ld. van en geef het aan hot paard in 4 Maak er eene likking van en geef\' koeren op 2 dagen in. (Hei twig.)

6. Steegslieid of tusschenpoozeude krankzinnigheid. Men verstaat onder dezen naam eene aanhoudende of periodiseh

120

-ocr page 143-

Stccgshcul.

voorkomende Icgcnslrcving ol\' oavolgzaaiuhcid. waarbij de paarden dan niet doen willen, wat men billijkerwijze van hen verlangen kan.

Steegsche paarden toonen dikwijls reeds in den slal zekeren graad van legenstreven, zoo bij liet poetsen, bij liet optuigen, bij hel uitbrengen uit den stal, bij bet inspannen en bet gaan opzitten van ruiter. Bij het lijden toonen velen onder andere omstandigheden tegenstrevigheid, doordien zij niet van de plaats willen, zich slechts met sprongen voorwaarts bewegen en dan weder staan blijven, naai\' de zijde of voor- of rugwaarts dringen, lievig slaan, steigeren, en daardoor menseben en dieren of het rijtuig waarvoor zij gespannen zijn in gevaar brengen. Doorslaan, krachtig gebruik van den teugel, sporen enz. wordt deze toestand slechts verergerd, de dieren worden woedend, slaan hevig, trachten den ruiter af te werpen of tegen een wand of boom te drukken, vallen tegen den grond, enz. In andere gevallen komen deze verschijnselen aanvalsgewijze, periodisch, quot;te voorschijn; de dieren zijn gedurende de tusschentijden gewillig en volgzaam; plotseling echter, zonder dat cenige bekende oorzaak te vinden is, worden zij wederstrevig, blijven gedurende de beweging plotseling stilstaan, zijn niet van de plaats te brengen ot vertonen de hiervoor opgenoemde verschijnselen. Zijn zij weder wat rustiger geworden , dat zelden door eene vriendelijke behandeling bespoedigd kan worden, dan verrigten zij hun arbeid weder als vroeger.

Bij vele steegsche paarden komen deze toevallen eerst te voorschijn, wanneer zij bij hun arbeid groote hindernissen ontmoeten , als de last grooter is dan gewoonlijk , als zij \'die berg-op moeten trekken, of als zij reeds vermoeid zijnde aan zekere voorwerpen , bruggen, herbergen zijn aangekomen. Zulke aanvallen komen op onbepaalde tijden terug en de duur er van is van cenige minuten tot eenige uren. — Dat men de vroeger vermelde zinvang meermalen voor steegsheid beeft gehouden is zeker. —■ Somtijds wordt een aanval door eene bepaalde oorzaak bijv. slaan met de karwats, te sterk aanhalen van den buikcingel, te strak aangehaalden staartriem, drukking van het kopstuk van het hoofdstel, te sterk gebruik der sporen enz. opgewekt.

Dat men deze ziekte bij eenige opmerkzaamheid niet voor kol

121

-ocr page 144-

Flauwle en schijndood.

der, vallende ziekte ol\' duizeligheid kan houden blijkt; eerder zou men die met sehrikaehtigheid kunnen verwisselen, maar hier duidt alles aan dat het dier vrees voor het een of ander heeft, hetgeen bij steegsheid geenszints het geval is; ook het tegenstreven van hel paard bij liet inspannen enz. als dit een gevolg is van het niet afgerigt zijn , is er gemakkelijk van te onderscheiden. Moeijelijker is het om steegsheid van ondeugendheid, zooals die soms bij bedorven en mishandelde paarden wordt waargenomen, te onderscheiden; maar dit gelukt bij nauwkeurig onderzoek toch steeds.

Eene geneeskundige behandeling van dit gebrek bestaat er niet. in elk geval is eene ruwe behandeling, slaan enz. steeds nadcelig. ïn vele gevallen kan door eene verstandige en zachte behandeling van het dier en, als dit bekend is, door liet vermijden van dc oorzaken, waardoor de aanvallen worden te voorschijn geroepen, dc toestand verbeterd en eene grootcre bruikbaarheid van het paard verkregen worden.

7. Onmacht, flauwte en schijndood.

Vele oorzaken bestaan er waardoor onmacht ol flauwle kan ontstaan: hersenziekten, spoedige wegneming van drukkendeexsu-datcn. bijv. van borstwater, van gas bij opgeblazenheid, bloedverlies, sommige vergiften, belette ademhaling, drukking van het tuig enz.

Onmagtige dieren liggen beweegloos op den grond, de ademhaling is verminderd, nauwelijks merkbaar, de pols klein, zwak, de warmte van het ligehaain ongelijk en afwisselend, de zigtbare slijmvliezen bleek en koel. de dieren zijn ongevoelig voor prikkels. Voordat de dieren werkelijk dauw vallen ziet men dikwijls dat zij beginnen te wankelen , duizelig zijn en dat koud zweet uitbreekt. De aanval kan van eenige ininuten tot 1/4 uur en langer duren. Langzamerhand herhalen de dieren zich: het ademhalen wordt dieper, pols en hartslag worden voelbaar, de huid warmte en hel bewustzijn keeren terug en de nog eenigen tijd aanwezige treurigheid verdwijnt.

Bij den schijndood is het ligehaain koud, de elasticiteit \\an de

122

-ocr page 145-

Flauwte on schijndood.

huid zeer verimnderd, de adcmhalingsbewegingen nauwelijks zigl-baav, de pupil voor het licht en de huid voor naaldsleken ongevoelig, pols en hartslag mocijelijk of in liet geheel niet te voelen; soms kan men nog de liartloonen (door auscultatie) hoorcn; uit geopende aderen vloeit geen bloed. De schijndood kan uren aanhouden en gaat dikwijls in den dood over als niet spoedig hulp wordt verschaft. Teekenen van het terugkeerendc leven zijn: terugkomen der ademhaling, voelbaar worden van den pols, trekkingen in de oogleden, gevoeligheid der pupil voor licht, het vloeijen van bloed uit een ader.

Onmachtige dieren bespuit men, vooral het hoofd, niet koud-water, laat ze wrijven, wendt reukmiddelen aan als: ammonia, stinkende hertshoornolie, aether enz., of men doet opwekkende middelen op een stukje brood of suiker en brengt dit in den mond van het dier. Dat de dieren in de vrije lucht moeten ge-bragt en alles wat nadeelig op het dier werkt moet worden verwijderd, ligt voor de hand. Hebben de dieren zich herhaald, dan moet de behandeling naar omstandigheden gewijzigd worden.

De schijndood kan door vele oorzaken worden daargestcld en het eerste wat men doen moet, is die oorzaken opheffen. Men tracht daarom den bloedsomloop door aderlaten , wrijven, borstelen te bevorderen , het ademhalen door afwisselend drukken en opheffen van den borstwand. door kitteling in den neus of de keel, door bespuiten van de borst met koud water, met brandewijn , in dringende gevallen zelfs door de luchtpijpsnede weder te herstellen en tevens de zenuwwerking door vluchtige inwrijvingen, door moxa\'s, koude of heete begietingen, prikkelende klisteeren. door reukmiddelen te beleven.

Bij den schijndood van pasgeboren dieren moet men, naarmate die door bloedverlies of door hel lang in de geboorte staan veroorzaakt wordt, of de onderbinding van den navelstreng doen, of eenig bloed er uit doen vloeijen. Bij dieren die door lange onttrekking van voedsel, asphyctisch geworden zijn (de geeuwhonger hebben), geeft men voedende klisteeren van warme melk, afkooksels van vleesch, dooijers van eijeren. meeldranken en geeft men stukjes brood mei eenige brandewijn, rum enz. bedeeld in den mond. Bij geworgde dieren moeten de touwen of kettingen

123

-ocr page 146-

Kalvcrziekle.

wiiiU\'incdc dit geschied is, dadelijk verwijderd worden. Is de schijndood door de inwerking der koude veroorzaakt, dan mogen de dieren niet dadelijk op een warme plaats worden gebragt, maar moeten zij eerst met in koud water gedompelde doeken of met sneeuw zacht gewreven en eerst langzamerhand verwarmd worden. Wordt de schijndood door rook veroorzaakt, dan moet het dier dadelijk in de l\'rissche lucht en in eene ligging met het voorstel en het hoofd hooger geplaatst gehragt worden. Door den bliksem gclroilcn dieren legt men op een versch uitgegraven bodem en doet men bespuilingen of omslagen met koud water, wasschingen met azijn, wijngeest, enz., prikkelende klisteeren. Is aanmerkelijk bloedverlies oorzaak der asphyxie, dan zou men bij dieren van hooge waarde de overtapping van bloed (transfusie) kunnen beproeven.

lt;gt;■ 1\'aralytisclie kalfkoorts. Kalvoraekte. Slaapziekte. Typlieuse of valsche melkkoorts.

Deze zieklc is tot dusver slechts bij koeijon en geiten waargenomen; zij komt soms zeer verbreid voor en veroorzaakt dan veel nadeel; wat daar de oorzaak van is, weet men niet; de ziekte komt alleen voor bij dieren die pas geworpen bebben, en dan vooral bij goed gevoede , krachtige dieren , vooral als zij kort voor het baren op krachtig voedsel gezet zijn, of de weide met stalvoedering is verwisseld. alsmede bij hen, bij welke het afkalven ongewoon gemakkelijk en spoedig is gegaan. De ziekte komt in elk jaargetijde voor en bij elk weder, het meest ecliter bij groote zomerhitte. Dat er een individuecle aanleg soms voor bestaat wordt bewezen door de omstandigheid. dat dezelfde koe soms eenige jaren achter elkander aan de ziekte lijdt. Of het vatten van koude oorzaak der ziekte kan zijn, wordt betwijfeld.

Verschijnselen. De ziekte begint weinige dagen nadat de dieren gekalfd hebben, gewoonlijk met eene hevige koortskoude , die na eenigen tijd nalaat; er blijft toch steeds eene vermindering van den warmtegraad merkbaar, vooral aan de ooren, de basis der hoornen, de beenen en aan het kruis, welke deelen niet zelden ijskoud zijn op bet aanvoelen, tie eetlust houdt geheel op.

124

-ocr page 147-

Kalvcrzickle.

terwijl die cenigc uren te voren zeer goed was; evenzoo het herkauwen; lust lol drinken is er soms weinig, de afgang is gewoonlijk eenige uren vóór de eerste verschijnselen der ziekte opgeheven. De verslopping en soms ligle opgeblazenheid duurt tot het einde der ziekle voorl. Zich van zelf weder voordoende afgang, is dikwijls een teeken van aanvankelijke helerschap. Bij hel onderzoek van den endeldarm mei de hand, vindt men den darm met den gewonen inhoud opgevuld . maar bij de voortgaande ziekle wordl die volkomen droog, in vaste klompen en stinkend. Evenzoo is de pisontlasling opgeheven, gewoonlijk is de pisblaas sterk opgevuld, maar, dooi\' een op de blaas aangebragten druk gemakkelijk le onllasten. De melkafscheiding wordt plotseling opgeheven en heeft gedurende het beloop der ziekle in geringe hoeveelheid plaats. — Hel slijmvlies van den mond is bleek, met laai, schuimig slijm en speeksel bedekt, dal in strengen uil den mond vloeit; de blik is mat, de pupil verwijd, hel oog gewoonlijk half gesloten . zoodat de dieren schijnen te slapen. De pols is in hel begin slechts weinig versneld, klein, meestal onregelmatig. de hartslag hevig, de ademhaling onveranderd . soms echter gepaard met sterke flankenbeweging, De baarmoeder heeft dezelfde grootte als dadelijk na de geboorte. Bij het onderzoek met de hand loonen de dieren geen pijn, en in de dikke darmen voelt men daarbij harde, vaste mestballen.

Bij het. verder voortgaan der ziekte wordt het ademen hoorbaar en steunend, de dieren liggen gewoonlijk op de reglerzijdc. met oj) de linkerzijde omgebogen kop, en naar hel achterlijf ziende; zij brengen het hoofd, als dit cene andere ligging gegeven wordt dadelijk weder in de vorige plaatsing, of zij steunen met den mond op het stroo. De zieken draaijen zich wel eens over den rug om, maar kunnen niet opstaan, steunen als zij zich willen opheffen hevig, rusten hoogstens op de kniën en slepen dan liet achterstel na. De lernedergeslagenheid en de verlamming nemen steeds toe, hel achterstel wordt gevoelloos en dil gaat langzamerhand over het geheele ligehaam voorl; soms doet zich ook verlamming van hel slokdarmshoofd voor, zoodat ingegevene vloeistoffen niet worden doorgeslikt en soms in het strottenhoofd en de luchtpijp geraken.

125

-ocr page 148-

Kalverziektc.

Het beloop dei\' ziekte is zeei- snel; in 12—24 uur of 2 dagen is de ziekte geëindigd. Is da!, einde de dood, dan neemt de zwakte en uitputting\' toe, de buik wordt opgezet, de dieren knersen dikwijls met de tanden, de pols wordt klein, bijna onvoelbaar en de dieren sterven gewoonlijk zeer rustig, zonder eonvulsien.

Volgt genezing, dan volgen rijkelijke urine- en mestpntlastingen; de laatste zijn eerst groote, donkerkleurige, zeer stinkende klompen ol\' stukken, die langzamerhand in den gewonen mest veranderen. ilet ligehaam wordt gelijkmatig warm, de pols voller en krachtiger, de dieren staan op, verlangen voedsel en eten met lust; na i—2 dagen zijn de dieren weder volkomen gezond en is de melkal\'scheiiling als voor de ziekte. In zeer zeldzame gevallen blijft kruisverlamming terug.

Somwijlen is verlamming van een achterbeen of zwakte in hel kruis, dat waggelen in bet staan en gaan ten gevolge heeft, in verband met liet kort te voren zeer gemakkelijk afkalven, het eerste teeken van het uitbreken der ziekte.

De uitgang der ziekte is waarschijnlijk ongunstig ais eerst laat geneeskundige hulp is ingeroepen, als er sterke opgeblazenheid, hardnekkige verstopping, verlamming van het slikvermogen, land-knersen, lage ligchaamstempcratuur worden waargenomen. Duurt do ziekte meer dan 2 dagen, dan is dit gewoonlijk een ongunstig teeken.

Van veel belang is het om de ziekte te voorkomen; daartoe moet men vooral voor eene gelijkmatige voeaering van de dragtige dieren zorgen, voor vermindering van de voeding eenige dagen voor en na de verlossing, voor vermijding van zwaar verteerbaar voedsel en voor eene dagelijksehe beweging, vooral voor vee dat reeds vroeger aan de ziekte onderhevig was.

Bij de behandeling zorge men in de eerste plaats voor jcno vrije en ruime mestontlasting, en daarom schijnt de toediening van braakwijnsteen of der aloë in verbinding met glauberzout (258, o 12, 437, 438, 443—447, 482) aangewezen, ofschoon ook door sommige veeartsen de krotonolie en de calomel (441), aanbevolen worden. Köhne wendt een afkooksel van kraanoogen met braakwijnsteen, glauberzout en keukenzout aan, en voegl, als de mest zeer vast en droog is, bij de eerst gift aan dit middel 30 droppels

120

-ocr page 149-

Kalverziekte.

krotonolie toe. Prikkelende klistecren van zeep, keukenzout of een af kooksel van tabak, evenals vluchtige, zelfs scherpe in korten lijd te herhalen inwrijvingen langs de wervelkolom, wassehen met lauwe asch- of kali loog (1 deel bijtende kali op 48 deelen water), verwarmende koudwateromslagsn op het kruis, goede, krachtige wrijvingen van cle huid, omhullen der diereu met warme dekens zijn wezenlijke oudersteunings middelen van de geneeswijze.

Aderlatingen mogen hoogstens hij krachtige dieren in het begin der ziekte in. het werk gesteld worden.

Spinola geeft dadelijk den braakwijnsteen in kleine, maar dikwijls herhaalde giften, en voegt er dikwijls kamfer bij.

Bij toenemende verzwakking en verlamming zijn aetherische oliën, waaronder Spinola de aetherische jeucverbezienolie en de aetherische valeriaanolie voor de beste houdt, aan te raden, verder aetherhoudeude zelfstandigheden, bijv. zwavelaether, Hoffmanns droppels, salpetergeest aether, (03), evenzoo de hertshoorn-olie (451) of de kamfer (04) zijn aangewezen.

De in beterschap verkeerendc dieren moeten matig gevoed worden en moet men hun bittere middelen met kleine hoeveelheden middenzouten toedienen.

620. N. Krotonolio 20—30 droppels.

Lijnolie 9 lood.

Aan het rund op ééns in te geven.

C21. N. Calomel J/4 lood.

Poeder van althaeavvortelo ld.

Maak er niet water eene likking van en geel\' aan het rund om de ï uur 1li gedeelte in, tot dat dunne mest volgt.

622. N. Poeder van kraanoogen 3 tot

4i/2 ld.

Kook die met 0 N. p. water gedurende l/4 uur, en voeg hij do doorgezijgde vloeistof:

Braakwijnsteen \'li/2 lood.

Glauberzout 48 lood.

Keukenzout 12 lood.

Geef aan liet rund om de i—2 uur er een halve wijnllesch vol van in.

(ICöline.)

623. N. Braakwijnsteen 3 lood.

Poed. van kraanoogen l1/., ld.

127

Glauberzout \'18 lood. Keukenzout 12 lood.

Geef aan het rund om de 2 uur 3 eetlepels vol in met eenig lindenbloe-semwater. (Briiuêr.)

624. N. Braakwijnsteen IVj—3 lood.

Poed. v. althaeawortel\'12 lood. Maak er met water eene likking van en geel\' aan het rund alle uur i/g gedeelte. (Spinola.)

625. N. Braakwijnsteen IVj—3 lood.

Kamfer s/,,—li/2 lood.

Poed. v. althaea wortel 12 lood. Water zooveel als noodig is voor eene likking. Als het vorige m te geven. (Spinola).

626. N. Jeneverbeziën-olie li/2—3i/2

wigtje.

Aftreksel van 4i/2 loodkamil-lenblogmen 1 N. p. Op ééns in te geven en deze gift om liet uur te herhalen. (Spinola.)

-ocr page 150-

128 Bloedaandrang naar de hersenen.

G27. N. Tinctuur van valeriaanworlel 031. N. Aftreksel van 1 one peper-3\'/, wigtje. muntkruid ii/, N. p-

Aftreksel van 4i/2 lood arnica- Duivelsdrek i\'/j lood. quot;

bloemen 1 N. p, Hertshoornolie !\' lood.

Grebruik als het vorige. (Spinola.) Tinctuur van valeriaanwortel

■li/2 lood.

G28. N. Aftreksel van 3 lood peper- Aan het, rund in 4 keeren in \'24 muntkru.d 5 one. uur in te geven. (Weiss.)

Zwavelaether S\'/^ wigtje.

Op eens in te geven en deze gift 032. N. Aftreksel van 4l/2 lood\'arnica-orn de 1—2 uur herhalen. (Haübner.) bloemen 1 N. j).

Kamfer met, 1 eijerdoijer ge-

029. N. Aftreksel van 3 ld. valeriaan- wreven 3\'/2—7 wigtjes.

wortel 5 one. Op een dug te geven, en 3—\'i da-Iloffmannsdroppels —IJ/jld. gen lang te tierhalen. (Hauhner.) Gebruik als het vorige. (Hauhner.)

633. N. Ruwe wijnsteen IH lood.

030. N. Aftreksel van 3 ld. valeriaan- Gewreven kamfer 1 lood.

wortel 5 one. Maak er 4 poeders van on geef om Spiritusnitridulcis3/4—l\'/jld. het half uur 1 poeder in l;\'2 llesch Op eens aan het rund in te geven, lauw water. (Rijchner.)

(Hering.)

0. Aandrang- van Moed naar de iierscnen; congestie naar de hersenen.

Komt bij alle intisdicrcn. vooral echter bij jonge, krachtige paarden en schapen voor. Dikwijls is zij nioeijeüjk van de hersenontsteking tc onderscheiden. Aan leidende oorzaken zijn vooral sterke zonnehitte, bcdoiupic siailen, sterke beweging, meclianiscbe bcleedigingcn, bij militaire paarden nog al eens le sterk aanhalen van den keelriem, te nauwe hamen, tc hoog aangelegd gareel enz. — De ziekte komt dan eens voor onder verschijnselen van prikkeling der hersenen, dan weder onder die van nedergedrukt-heid, die ook wel met elkander afwisselen. Ligtere graden der ziekte geven\' zich door onrustigheid en opgewektheid of door matheid en terncdcrgcslageniieid, roodheid van bet bindvlics, stiere, angstige blik, matige versnelling van den pols, vermeerdering van de ligchaamswarmte, vooral aan den schedel te kennen. In hoogeren graad, die plotseling of na den vorigen onl-staat, worden de dieren gewoonlijk zeer onrustig, zij hebben aanvallen van razernij: paarden slaan met de voorbeenen, steigeren in de krib, klappen met de lippen, hangen in de halsters totdat die breken, of dringen tegen wanden of lantierboomen. Runderen cn schapen stooten met dc hoornen, bonden zijn onrustig, lui-

-ocr page 151-

Beroerte.

melen heen en weer en hebben lust tot bijten. — Het bindvlies, neus- en mondslijmvlies zijn rood, de oogen staan stier, glanzend, wild, de ligchaamswarmte is verhoogd, meestal is rijkelijk zweet aanwezig, de ademhaling zeer versneld, met hevigen flankenslag en opensperring der neusgaten. Is zoodanige aanval — .die1/»—1, of zelfs cenige uren kan aanhouden —, voorbij, dan zijn de dieren uitgeput, niet zelden bedwelmd, en als bewusteloos, maar kunnen door uitwendige oorzaken, aanraking, geluiden enz. gemakkelijk weder zulk een aanval krijgen. — In andere gevallen komen van den beginne af aan verschijnselen van drukking der hersenen te voorschijn. De dieren zijn dan ter nedergeslagen, staan als bedwelmd of bewusteloos met half gesloten oogen. waarbij de ademhaling en de pols versneld is.

De zieke dieren moeten, nadat de oorzaken der ziekte verwijderd zijn, in een ruimen, luchtigen cn rusligen stal worden ge-bragt, en alles waardoor de dieren opgewekt zouden kunnen worden verwijderd worden. Als voedsel geve men knol- en wortelgewassen ol groen voeder; droog voeder moet, zooveel mogelijk, vermeden worden.

Om de hevigheid der aanvallen te verminderen, begiet men de dieren langzamerhand met koud water, maakt men ijsomslagen op het hoofd, zet men prikkelende klisteeren en doet men aderlatingen. Inwendig geeft men middenzouten in groote giften; salpeter, braakwijnsteen, calomel voegt men er bij; daarbij zijn scherpe inwrijvingen tussehen dc dijen, als afleiding aan te raden.

De braakwijnsteen en de calomel schijnen ook bij een chronisch (slepend) beloop der ziekte , waarbij aderlatingen minder te pas komen, evenzoo aangewezen.

10. Hersenbloeding, beroerte, ware of Iiersenberoerte.

Hersenbloedingen komen bij onze huisdieren niet veel voor, het meest nog bij runderen en schapen, en bij de laatste soms vrij algemeen verbreid. In de meeste gevallen wordt de eigentlijke beroerte door eenige verschijnselen als voorboden voorafgegaan, die veel met die der vorige ziekte overeenkomen: teekenen van duizeligheid, onrust of afgestomptheid, heen en weer waggelen,

9

-ocr page 152-

Beroerte.

spiertrekkingen, hoogroode slijmvliezen, uitgezette huidaderen, wilde of slaperige blik enz.; soms echter ontbreken deze en ontstaat de ziekte plotseling. Is de bloeding aanzienlijk, dan vallen de dieren tegen den grond — bloedslag — en zijn of dadelijk dood, oi\'zij liggen bewust- en gevoelloos ter neder, zonder oi\'met eenige krampachtige bewegingen; de warmte van het ligchaam is verminderd, de zigtbare slijmvliezen zeer rood, de oogen verdraaid, de pupil verwijd, de ademhaling snorkende, diep, de pols gewoonlijk nalatend, en als de liartslag moeijeiijk te voelen. Darmen pisontlastingen volgen gewoonlijk onwillekeurig. Sterven de dieren niet, dan herhalen zij zich langzamerhand, herkrijgen het bewustzijn, maar zijn aan verschillende ligchaamsdeclcn verlamd. Het meest ziet men dit van de ooren, die dan slap nederhangen, van do oogleden, de gezigtszenuw (zwarte staar, staande oogeni, de lippen, die dan naar de andere zijde getrokken worden, de ledematen, vooral de achterbeenen. Gewoonlijk is de verlamming halfzijdig. Zij kan na eenige weken ol\' maanden verdwijnen, maar ook blijvend zijn, in. welk geval het dooden van het dier doelmatig is. Niet zelden ontstaan, nadat men reeds vele teekenen van beterschap had waargenomen, nieuwe bloedingen, die dan den dood veroorzaken.

Bij den meestal snel volgenden dood der dieren door deze ziekte is er bijna geen sprake van ccne geneeskundige behandeling en is bij slagtdieren dadelijk slagten steeds aan te raden. — Men beproeft, om het leven te redden, sterke aderlatingen, wrijven en borsteien van het geheele ligchaam, koude omslagen op het hoofd, prikkelende inwrijvingen aan de ledematen, klisteeren van zout of azijn en inwendig geeft men glauber- of bitterzout, zonder of met vingerhoedskruid of braakwijnsteen.

Bij voortgaand verval van de krachten zijn zacht prikkelende middelen, bijv. arnica, valeriaan enz., tegen terugblijvende verlammingen de kraanoogen, strychnine (bij paarden met 1/2 korrel te beginnen, en met de noodige voorzigtigheid lot op 2, zelfs 3 korrels te stijgen), de veratrine, de bloem van zink, koude baden, de electriciteit oi\' hei, galvanisme, de acupunctuur, dragten, scherpe en vlugtige inwrijvingen, het gloeijende ijzer ol de moxa te beproeven.

130

-ocr page 153-

Stille kolder.

038. N. Poeder van kraanoogen li/.,

loodquot;.

» » arnicabloemen 12 lood.

Roggemeel 6 lood.

Maak er met water eene likking van. Alle i uur gedeelte aan het paard in te geven, (Hertwig.)

O-\'iU- N. Aftreksel van 3 lood arnica-hloemen 5 one. Braakwijnsteen 13 korrels. Extract van kraanoogen 3—5 korrels.

Aan liet paard \'s morgens en \'s avonds in to geven. Herhaal dit nog eens.

GW). N. Salpeterzure strychnine J/j

korrel.

Gedestilleerd water (j lood. Aan liet paard op ééns in te geven.

65-1. N. Veratrine 13 korrels. Wijngeest ö lood.

Om hij verlamming van Je achter-kaak bij honden in te wrijven.

(Rüppert.)

Gtó. N. Zinkbloemen S\'/j wigtjes.

Poeder van arnicabloemen 3 lood.

Maak er met meel en water eene likking van en geef aan het paard \'s morgens en \'s avonds eene gift; geelt 2 zulke giften. (Hayne.)

11. Stille kolder, domme kolder, kolder met stompzinnigheid.

Men verslaat onder dezen naam eene koortsvrije, meestal sle-jjcntl verloopcnde ziekte dei\' paarden. die zich door storingen van het bewustzijn. der zintuigen en van de willekeurige bewegingen doet kennen.

Vele oorzaken kunnen tot de ontwikkeling der ziekte bijdragen; de lijkopening leert, dat in verre de meeste gevallen chronische (slepende) waterzucht der hersenkamers (inwendige waterzucht der hersenen), slechts zelden acute waterzucht dier kamers aan de ziekte te gronde ligt.

In het eerste geval is hel beeld der ziekte hel volgende: In rust staan de paarden als in zich zelve gekeerd, onverschillig en

iSl

Ö34. N. Braakwijnsteen 2 wigtjes.

Opgelost in gedestill. water. Poeder van arnicawortel » » » bloemen van elk 8—9 wigtjes. Lijnzaad meel

Poeder van jeneverbeziën van elk 3/j lood.

Maak er met water pillen van en geef die op 1 dag. Herhaal dit (5 dagen lang. (Düttenhol\'er.)

635. N. Hubbelzout 9 lood.

Poeder van arnica bloemen » \' » jeneverbeziën van elk 3 lood. Maak er met meel en water eene likking van en geef die op een dag \'s morgens en \'s avonds in. lieef \'Z zulke giften. (Hayne.)

636. N. Poeder van kraanoogen t1/, ld.

» » kamillen bloemen 6 lood.

Maak er met meel en water i pillen van en geef aan het paard\'s morgens en \'s avonds 1 pil. (Hertwig.)

637. N. Poeder van kraanoogen

Kamfer van elk % lood. Poeder van valeriaanwortel » » arnicawortel van elk 41/., lood. Maak er met lijnmeel en water 4 pillen van en geef die in 4 keeren in 24 uren in aan het paard. (Weiss.)

9*

-ocr page 154-

Stille kolder.

slaperig, gewoonlijk met half geslolen oogen, stieren, tragen, sla-perigen, op geen bepaald voorwerp gerigten blik. ol in een hoek leunende, óf met het hoofd op de krii) gesteund , cn onregelmatige plaatsing der becnen, waarbij zij die soms kruisen, of ver van elkander, of wel onder bel lijl plaatsen; zij blijven in die stelling staan als men ze die opzetlebjk geeft, en zelfs naliet toeroepen of de aanraking van anders gevoelige plaatsen behouden zij die; soms schrikken zij hevig, of zij dringen naar voren ol naar achteren, of gaan in een kring cn slooien daarbij tegen verschillende voorwerpen. Bij bet eten doen zij onbeholpen, grijpen cr gulzig in, nemen een mondvol, maken eenige kauwbewegingen, houden hel daarop langen tijd rustig in den mond en beginnen dan later weder le kauwen; het hooi nemen zij slechts ongaarne uit den ruif, zij trekken bel gewoonlijk eerst op den grond en beginnen hel dan tc gebruiken. Bij bel drinken steken zij bet hoofd diep in hel water, dikwijls tot over de ncusgalenjmblijven zoo, als waren zij vergeten tc drinken, staan, soms zoolang tot de nood om adem te halen hen dwingt het hoofd terug te trekken. Het gevoel is zeer verminderd en afgestompt; de dieren verdragen het treden op de kroon van den hoef, stoolen tegen de flanken met de vingers, liet steken van de vingers in de ooren; zij zijn voor de werking van het gebit ongevoelig, laten zich bezwaarlijk of in het geheel niet achleruitzetten, voelen den last van insecten niet, evenzoomin bestraffingen. Er komen echter gevallen voor waar de gevoeligheid weinig ol\' niet is verminderd, soms zelfs tijdelijk verhoogd is, zoodat de dieren bij toeroeping, aanraking enz. hevig schrikken.

Bij de beweging doen de dieren zich onbeholpen voor; zij stolperen, zij gaan met nederbangend hoofd, beffen tic voorbee-nen boog op, als blinde paarden, ol als gingen zij in bet water; zij struikelen veel, dringen voor- of zijwaarts, of stoolen als bewusteloos tegen voorwerpen aan, zij zijn voor orders en straffen ongevoelig of loonen cr de beteckenis van niet tc begrijpen, en verzetten zich vooral tegen hel achteruitzeUen. Beze verschijnselen worden hooger naarmate de beweging langer duurt cn doen zich bij zoel en heet weder, ol zoodra hel uier zeer warm gewei den is, het duidelijkste voor.

132

-ocr page 155-

Stille kolder.

De pols is in getal hel gewone of veel verminderd, zoodat slechts 20—30 slagen bespeurd worden; hetzelfde is met de ademhaling hel geval, waarvan het aantal gewoonlijk verminderd is, en die meestal in onregelmatige tusschen!\'jden volgt. De afgang is meest vertraagd; de mestballen zijn klein, vast, meestal licht gekleurd en worden slechts in geringe hoeveelheid ontlast. De werking van geneesmiddelen, zelfs van drastische purgeermiddelen, is veel zwakker dan bij gezonde paarden en blijft dikwijls geheel uit.

Niet bij alle stilkolderige paarden zijn de genoemde verschijnselen allen en duidelijk aanwezig. Bij paarden van edele rassen en bij goed gedresseerde paarden komen die niet zoo duidelijk voor, dan bij gemeene, slaperige paarden. De eerste, vooral rijpaarden, bewegen zich, vooral bij ligten graad der ziekte, onder den man nog vrij goed, slechts de overgang van de eene wijze van gaan in de andere gaal niet best.

Omstandigheden, die aandrang van bloed naar de hersenen doen ontstaan: groote warmte, dompige stallen, prikkelend en krachtig voedsel, sterke bewegingen, doen de verschijnselen toenemen; tegenovergestelde verhoudingen verminderen dezelve; soms worden die daardoor zoo gering, dal de ziekte bijna niet te onderkennen is.

Hel beloop is steeds slepend. Onder doelmatige verzorging kunnen de dieren soms jaren lang nog diensten doen. Gcheele her. stelling volgt zeer zelden en dan nog slechts bij gcringen graad der ziekte.

Bij vele aan den stillen kolder lijdende paarden stelt zich\'\'somwijlen , vooral onder omstandigheden die congestie naar de hersenen kunnen veroorzaken, als schel licht, sterke krachtinspanning, ruwe behandeling, een hooge graad van opgewektheid in, een toestand dien men met den naam van ra zen den kolder, r a z e r n ij , eretbischen of springkolder aanduidt. De zieken zijn tijdens zulk een aanval geheel onhandelbaar, als razend, steigeren, als zij in den slal zijn, rukken halster en touwen los, vallen achterover, rennen bewusteloos tegen voorwerpen enz., bij het gebruik gaan zij op hol, geven om teugels noch straffen, storten in grachten en slooten, of zij blijven slaan, zijn niet van de plaats le krijgen, slaan om zich heen en beleedigcn wagens en

-ocr page 156-

Stille kolder.

tuig. Zulke aanvallen duren gewoonlijk \'slechts een korten tijd, V4\' quot;Vo uur, waarna de geheel uitgeputte dieren weder het volkomen beeld van den stillen kolder aanbieden. De aanvallen herhalen zich op geheel onbepaalde tijden.

Van de acute ontsteking der hersenvliezen eu der hersenen is de razende kolder door den korten duur der aanvallen, door de aanwezigheid van den symptomengroep des stillen kolders na de aanvallen, en door het ontbreken van koorts onderscheiden. In sommige gevallen is de onderkenning mocijelijk, daar zich uit de hersenvliesontsteking de stille kolder kan ontwikkelen en vele, vooral de latere aanvallen van razenden kolder soms zoo langdurig worden, dat het, als men de zieke dieren vroeger niet gekend heeft, mocijelijk is om een bepaalde uitspraak te doen.

Met den naam van c o n s e n s 11 e e 1 e n k o 1 d e r bedoelt men gewoonlijk geprikkelde toestanden van de hersenen, die kolderachtige verschijnselen kunnen voortbrengen. Hiertoe behooren: de zoogenaamde zaadkolder bij hengsten, die vroeger voor de voortteling dienden , de m o e d e r k o 1 d e r, bij geile merriën , zoodra de geslachtsdrift niet bevredigd wordt, de zoogenaamde maagkolder, bij storingen van den bloedsomloop in den buik. Deze koldersoorten treden dan eens op onder de verschijnselen van afstomping en ongevoeligheid, dan weder onder die van tijdelijke opgewektheid en razernij. De opheffing van de te gronde liggende oorzaken (bevrediging van de geslachtsdrift, bij hengsten ook de castratie; genezing van de storingen in de buiksorganen) voert somwijlen tot genezing van dit lijden, dat, als bet lang duurt, tot werkelijken stillen kolder aanleiding kan geven.

Ook bij het rund en het varken komt eene met den kolder des paards overeenkomende toestand voor, dien men de d o m-h e i d, de d o m m e ziekte noemt; zeldzaam is dit echter een eigentlijk hersenlijden, maar hangt meestal van ziekten der buiksingewanden af. De kenmerken zijn vooral: lage houding van het hoofd , bedwelming en afgestomptheid. onzekere , waggelende gang, loopen en stooten tegen voorwerpen, in een kring rond-loopen, enz. Hierbij is gewoonlijk storing van den eetlust en der herkauwing en van de voeding aanwezig.

Verder moet nog vermeld worden dat de kolder tot de c r f e-

134

-ocr page 157-

Stille kolder.

lij k e ziekten behoort,, en kolderige paarden alzoo van de voortteling moeten worden uitgesloten.

Stilkolderige paarden moeten in een koelen, beschaduwden stal geplaatst worden, of, zoo mogelijk nog beter, vooral in den natijd in de openlucht gebragt worden, en geeft men eerst saprijk, week voedsel; in den winter wortels, aardappels enz., vochtige zemelen bij weinig hooi en koorn voedsel.

Eene eigentlijke geneeskundige behandeling heeft, daar de volkomen ontwikkelde kolder ongeneeslijk is, meestal slechts vermindering van de toevallen ten doel, ten einde de dieren nog voor zekere diensten (e kunnen gebruiken; eene volkomen herstelling kan men slechts in het begin der ziekte en dan nog slechts onder de gunstigste omstandigheden verwachten.

De middelen, die men aanwendt, zijn; omslagen met koud water, met ijs of sneeuw op den schedel, koude begietingen op het hoofd, prikkelende klisteeren, ook klisteeren van tabak afkooksels , scherpe inwrijvingen aan de inwendige vlakte van de dijen; minder goed zijn: dergelijke inwrijvingen aan den nek en zijdelings van den hals, fontanellen of dragten aan den hals, het gloeijend ijzer op iiet voorhoofd en den nek , het afbranden van moxa\'s langs de wervelkolom. het steken van nieswortel aan de borst.

Aderlatingen zijn slechts bij den razenden kolder aangewezen , en men moet wel bedenken, dat daarna de hoeveelheid van het vocht in de hersenkamers uitgestort, toeneemt, en dat daarom slechts kleine aderlatingen mogen gedaan worden.

Inwendig worden vooral purgeermiddelen , de middenzouten, aloë (203, 308, 30!)}, de calomel, (207, 384, 014), de kroton-korrels en de krotonolie (3H, 3113), bij zeer hoogen graad van bedwelming inspuitingen van tinctuur van nieswortel, of met water verdunde hertshoornolie in de aderen, bij aanwezige verlammingen de kraanoogen (636—039), zinkbloemen (642) enz., aangewend, cn moet men er wel om denken, dat wegens de afgestomptheid , de geneesmiddelen in grootere giften dan bij andere ziekten moeten gegeven quot;worden. De door sommigen geprezen belladonna geeft niet veel. Bij zeer te ondergekomen dieren kunnen opwekkende middelen, bijv. de kampher, de hertshoornolie, de

m

-ocr page 158-

Stille kolder.

valeriaan enz., worden toegediend. Het door Hayne aanbevolen aanboren der reukzenuwkolfjes gaf over het geheel geen gunstige uitkomsten.

Bij de zoogenaamde domheid der runderen en varkens,, zijn purgeermiddelen met braakwijnsteen, dc witte nieswortel (448) aangewezen; ook dragten en het gloeijend ijzer komen te pas. In hoogere graden is het slagten aan te raden.

136

ü43. N. Krotonolie 13 korrels.

Terpentijnolie i\'/j lood. Maak er een smeersel van om in den nek en zijvlakten van den hals m te wrijven. (Köhne.)

644. N. Soccotr. aloë 3/4 lood.

Lijnolie li/j—2 wigtjes.

Wrijf die onder elkander en voet! er bij; b

Calomel 13 korrels.

Witte zeep

Mosterdmeel van elk 5 wiglj. Maak er met water 1 pil van, geef 4 maal die dosis en om het uur 2 P1quot;611- (Duttenhofer.)

645. N. Gekneusde krotonkorrels 1

wigtje.

Poeder van althaeawortel 3 ,, . , lood.

Maak er met water 1 pil van en geef die des morgens aan het paard.

646. N. Krotonolie 15—25 droppels.

Poed. v. althaeawortel 3 lood. Gewone zeep zooveel als ge-... . noeg is voor 1 pil. tn drukpapier gewikkeld aan het paard s morgens te geven. (Eph drastisch purgeermiddel.)

(Hertwig.)

647. N. Poeder van aloë 3 lood.

Krotonolie 10 droppels. Roggemeel li/j lood.

Gewone stroop zooveel als ... . noodig voor 1 pil. Als de vorige te geven. (Een sterk purgeermiddel.) (Hertwig.)

648. N. Tinctuur van witte nieswortel

7 wigtjes.

Om in de halsader in te spuiten.

(quot;Viborg.)

6i9. N. Stinkende dierlijke olie 3\'/,_7

Wrijf dit goed met: Wigt\'\'es\'

Gewoon water 3—6 lood.

Na doorzijging als het vorige te gebruiken. (Hertwig.)

650. N. Poeder van kraanoogen 3|4

lood.

Jgt; » arnicabloemen ci- i j 3 lood.

Stinkende dierlijke olie 3i/2

„ wigtje.

Roggemeel en water zooveel ?•.. • noodig is om er eene likking van te maken, s Morgens en \'s avonds in te geven, en nog eens te herhalen. (Hayne.)

651. N. Bloem van zink 3/,, lood.

Poeder van arnicabloemen » » alsem van elk l1/^ lood. Kampher .\'i\'/, wigtje.

Maak er met water eene likking van en geef die aan het paard op eens in. (Hayne.)

652. N. Poeder van belladonnawortel

li/2 lood.

Glauberzout 5 one.

Maak er een poeder van en verdeel dit in 0 gelijke deelen.

Op elk voedsel een poeder te strooijen. (Hertwig.)

653. N. Kampher 3i/2 wigtjes.

Wrijf die met;

Slijm van arab. gom 3 lood. Voeg er langzaam bij: Aftreksel van 4i/2 lood valeriaanwortel 5 one. Het paard in ééns in te geven.

(Hertwig.)


-ocr page 159-

137

13. Hersen- en hersenrlies-ontsteking.

Ten onregtc wordl déze ziekte ook wel razende kolder genoemd. Beide ziekten kan men tijdens hel leven inoeijelijk van elkander onderscheiden. Zij komen bij alle onze huisdieren maar vooral hij het paard voor; bij het rund noemt men ze ook wel dolheid ol ook hoorn woest. Onder deze laatste bona min? verstaat men meer algemeen woestheid bij het rund, vooral door schrikken, vrees enz. onlslium. De hoofdverschijnselen waaraan de ziekte herkend wordt zijn vooral de volgende: Dikwijls is het dier eenige dagen vóór liet uitbreken der ziekte treurig en ter ncdergeslagen, plotseling wordt het nu onrustig, springt op, slaat, stampt met de beenen, rukt de halsterketting aan stukken, valt ook wel achterover, springt met de beenen in dc krib en ruil\', waarbij hel snuivend, met opengesperde neusgaten en met wilden blik om zich heen ziet en . hij hevigen flankenslag, sterk zweet. De oogen puilen uit, zijn glanzend, verwilderd , het hindvlies zeer rood. De ademhaling is versneld, het dier heeft koorts. Soms steunt het dier met het hoofd tegen een wand of muur, of het legt zich in de halster kettingen, verbreekt die en valt achterover. Heeft een zoodanige aanval van razernij eenigen tijd geduurd, dan treedt afmatting in; het dier staat dan rustig, als beneveld, tot heldoor eenige oorzaak , bijv. eenig geluid of het beproeven om het te bevestigen, op nieuw een aanval krijgt. Het tijdperk van rust moet men waarnemen , om het dier aan sterke halsters enz. te bevestigen, of op een geschikte plaats te brengen, en om het een groote hoeveelheid ligstroo te geven, teneinde bij bet plotseling nederstorten verwondingen zooveel mogelijk te voorkomen; evenzoo bezigt men dien tijd om eene aderlating te doen, lavementen te zetten enz. — De pols is klein, hard, onregelmatig en snel, van 80—100 in de minuut. De hartslag is niet altijd voelbaar, het neusslijmvlies hoog rood. De donker gekleurde pis wordl spaarzaam ontlast, de mest is klein gebald, hard en droog.

Paarden , vooral die den droes hebben gekregen en ook wel gedurende het wisselen der tanden. worden veel door hersenontsteking aangedaan, die zich dan gewoonlijk niet met zulke hevige

-ocr page 160-

Hersen- en hersenvlies-ontsteking.

verschijnselen voordoet; men noemt ze daarom half acute hersenontsteking, kopziekte der Alpen (ten on-regte ook wel zenuwkoorts, typhus en kolder-geheeten): gewoonlijk staan zij met het hoofd in een hoek van de krib en trachten dan vooruit te gaan, de blik is stier, de ooren afhangende, zij schrikken zeer ligt, springen dan hevig op, eten langzaam, kauwen aan ccne zijde, houden plotseling daarmede op en zien er over het geheel uit ais hadden zij den stillen kolder; zij leunen gaarne ergens tegen aan. Bij het gaan loopen zij, als waren zij blind, overal tegen aan, en vallen daarbij meestal tegen den grond. Laat men ze dan eenigen tijd liggen, dan herhalen zij zich weder. Zij kauwen het voorgelegde hooi, maar slikken het niet door. De hartslag is niet voelbaar, pols snel, vol en hard, ademhaling niet altijd versneld. De slijmvliezen van neus. oogen en mond zijn zeer rood en droog.

De oorzaken der ziekte zijn; plotselinge verkoelingen en verhittingen, vooral in den zomer, onderdrukte huiduitwaseming, tandwisseling, te warme, bedompte stallen, goed voedsel bij weinig beweging vooral als dit niet gewoon is (wordt dan soms m a a g k ol d e r genoemd), bcleedigingen van en vallen op den schedel, te nauw tuig bij zwaren arbeid, vooral ook te sterk aanhalen van den keelriem, van halsters en hoofdstel, te sterk bijhouden of opzetten van het hoofd bij hel dresseeren en rijden , enz.

Dal de ziekte hoogst gevaarlijk is en ligt gevolgen nalaat is bekend. De ziekte verloopt meestal zeer snel; 18—24 uren, soms eenige tot 8—10 dagen en zelfs langer, als wanneer de ziekte slepende wordt.

De zieke dieren moeten, nadat de oorzaken zooveel mogelijk verwijderd zijn, in ee;; ruimen, luehtigen, koelen en rustigen stal worden gebragt, elke opwekking van het dier moet M orden vermeden. Groenvoedcr. knollen en wortels zijn aangewezen, droog voedsel is in elk geval te vermijden. Het langzaam begieten van het hoofd met koudwater, ijsomslagen op het hoofd, de aanwending van koude en prikkelende klisteeren en het doen van aderlatingen zijn aan te raden; afleidende middelen, zooals scherpe inwrijvingen aan de binnenvlakte der dijen, dragten aan den

138

-ocr page 161-

Draaiziekte. 439

hals (niet achter de noren ). Inwendig geeft men middenzon ten , aloé. salpeter, braakwijnsteen, zoete kwik. Eene strenge ontsteking werende behandeling (mag alleen bij intredende verergering worden aangewend. In het algemeen moet dezelfde behandeling, maar eenigzins gewijzigd, bij onze overige huisdieren worden ingesteld, en dat het overigens zaak is om bij eene zoodanige belangrijke ziekte de hulp van een bekwaam veearts in te roepen, ligt voor de hand.

054. X. Braakwijnsteen l1/^—lood. 055. N. Calomel

Poeder van arnicawortet 6ld. Poeder van vingerhoedskruid

Lijnmeel 3 lood. van elk 1 lood.

Maak er met heet water 4 pillen » » althaeawortel 6 ld.

van en geef er 3 pillen per dag vaa Maak er met honig 6 pillen van en aan het paard. (Hering.) geef om de 3 uur 1 pil aan het paard.

(Hertwig.)

13. Draaiziekte, ware draaiziekte, (lolligheid, de blaaswom in de hersenen. ïuimelziekte.

Deze ziekte komt het meest bij het schaap, vooral jonge schapen, zeldzaam bij het rund voor. Zij bestaat in de aanwezigheid in de hersenen en soms in het ruggemerg van een blaasworm, de blaasworm der hersenen (coenurus cerebralis), die ontstaat uit de eijcrcn of embryonen van den coenurus lintworm van den hond (taenia coenurus, Kuch.), terwijl de hond die weder krijgt door het eten van den blaasworm der hersenen. — De eindledcn van dien lintworm gaan bij den hond met den mest af en de schapen krijgen die dan bij het grazen enz. in de maag, en van daar komen de embryonen in de hersenen, waar zij zich tot blaas wormen ontwikkelen. Bij kudden, waar veel draaizieke schapen zijn. hebben de herdershonden veel dien lintworm, en zij krijgen dien doordien men ze de koppen van draaizieke schapen voorwerpt, die zij dan opvreten.

De verschijnselen gedurende het leven verscliillen naar het getal der blaaswormen in de hersenen aanwezig. Zijn er veel, dan doen zich de verschijnselen van ontsteking der hersenen en hersenvliezen voor. De lammeren zijn mat, ternedergeslagen, willen niet eten, de pols is zeer versneld, de schedel is heet, roode slijmvliezen; zij houden het hoofd laag, of schudden er mede

-ocr page 162-

Draaiziekte.

140

worden verdoofd of zeer opgewekt, loopen doelloos om, soms met ter zijde gehouden hoofd, vallen legen den grond of worden duizelig, kunnen ten slotte zich niet meer op de becnen houden eu sterven, 4—6 dagen na het ie voorschijn komen van de eerste ziekteverschijnselen, slaapzuchtig. fZijn er echter een gering aantal cmhryonen in de hersenen, dan zijn de genoemde verschijnselen niet zoo hevig en worden na eenige dagen nog veel minder sterk uitgedrukt, en schijnen de dieren dan soms geheel gezond. Met het grooter worden der wormblazen. alzoo na meerdere weken, doen zich ook de karakteristieke teekenen der ziekte voor en stijgen vooral hij krachtige, voedzame voeding, in warme, bedompte stallen . bij groote zonnewarmte, bij afwisselend weder enz., bovenal dus onder verhoudingen, waardoor bloedaandrang naar de hersenen ontstaat. De zieken worden stompzinnig, bedwelmend , blijven achter de kudde terug, gaan wankelend, gewoonlijk met laag of ter zijde gehouden hoofd, maken plotseling sprongen en vallen; bet eten wordt dikwijls onderbroken enz. Later komen vooral onregelmatigheden in den gang voor, die verschillen naar mate van de plaats waar de worm in de hersenen gezeteld is. Zit de worm tegen of in een der hersenhelften, dan dringen de lammeren naar eene zijde en wel naar die, waarin de blaas ligt en draaijen zich ten slotte met laag gehouden hoofd in een kring om (draaijers); zit de blaas in de kleine hersenen of nabij bet verlengde merg, dan houden zij bet hoofd omhoog, tuimelen vooruit, vallen dikwijls op deze zijde of slaan achterover (Zeilers); zij loopen met laag gehouden hoofd en storten over het hoofd (Dravers) als de blaas meer naar voren is gelegen. Is er ten gevolge van de steeds toenemende drukking van de blaas tegen het dek van de schcdelholte, verdunning van den beenigen wand ontstaan, dan vindt men op een,punt van den schedel eene weeke, medegevende, soms] fluctueerende plaats; drukt men er op, dan verhoogen de reeds voorhanden verschijnselen zich sterk. Gedurende het\' beloop der ziekle • vermageren de dieren zeer, worden steeds zwakker, blijven eindelijk liggen en sterven, rustig of onder krampbewegingen. De duur der ziekte, enkele gevallen uitgezonderd . is gewoonlijk meerdere maanden . zelfs een jaar. Het vroegtijdig slagten is steeds aan te raden.

-ocr page 163-

Regtslijvigheid. Dc klem. 141

Uc verschijnselen en oorzaken van deze ziekte bij liet rund zijn dezelfde als bij het schaap; maar bij hen ontstaat niets van de weekc en iluctueerende plaats aan den schedel. De ziekte doet wel vooral jonge dieren, kalveren aan , maar zij komt toch ook bij oudere dieren voor.

Als de hlaasworm in het ruggemerg zit, dat enkele keeren ook bij het paard en de geit is waargenomen, dan behouden de dieren hun volle bewustheid, de draaijende, stijgende en scheve bewegingen van het dier ontbreken , raaar bespeurt men een heen-en weergaan van het achterstel, dat later op hel kruis overgaat totdat de achterbeenen geheel verlamd worden, die dan soms worden medegesleept. Men noemt deze ziekte dan de kruis-dr aai ziek te. Aan herstelling valt hier niet te denken en is het zaak het dier zoo spoedig mogelijk te slagten.

Zoolang er verschijnselen van sterkere prikkeling der hersenen aanwezig zijn, maakt men van koude omslagen op den schedel, van aderlatingen en van middenzouten gebruik , ofschoon door deze middelen hoogstens het spoedig te gronde gaan der dieren — meestal niet de verdere ontwikkeling van den worm of blaas — kan worden verkregen. Bij geheel ontwikkelde draaiziekte kan men als laatste middel beproeven, — maar waarvan men geene te groote verwachting moet hebben, — het trepaneeren van den schedel of het insteken met den troikart in de blaas.

II. ZIEKTEN VAN HET RUGGEMERG EN DE VLIEZEN ER VAiN.

14. Regtstijviglieid, herteziekte, mondklem, de klem.

De ziekte bestaat in hevige, aanhoudende krampen der willekeurige spieren, die meer plaatselijk of wel algemeen zijn. De ziekte komt het meest bij het paard en daarna bij lammeren voor. — De oorzaken zijn in de eerste plaats, dikwijls zelfs zeer kleine, verwondingen, vooral van de hoeven (vernagelingen), (de traumatische of w o n d - r e g t s t ij v i g h e i d of m o n d-k 1 e in), dan het vatten van koude (de r h e u m a t i s c h e m o n d-k 1 e m of r e g t s t ij v i g h e i d), sommige vergiften enz.

De ziekte begint bij het paard of plotseling met uitgebreide,

-ocr page 164-

Regtslijvighcid. De klem.

142

aanhoudende (tonische) krampen, of zij ontwikkelt zich eei-st slechts aan enkele deden, dooi- stijfheid in den nek, strekken van den hals, wijden stand en gaan niet de achterbeencn, zijd-waartsche plaatsing van den staart enz.; ook komen er wel eerst krampen, die slechts kort duren, te voorschijn, die terugkomen, dan langer aanhouden en ten slotte blijvend worden; bij verwonding begint niet zelden de kramp in liet deel dat verwond is. Naar de meerdere of mindere verbreiding van de kramp, doen zich de volgende verschijnselen voor; Paarden die regtstijvig zijn staan met opgeheven hoofd, met gestrekte of zdfs naar achter gebogen hals (herteziekte) of zijdelings vertrokken hals, met wijd van elkander geplaatste beenen, opgeheven of zijdelings geplaatste staart; zij bewegen zich in het geheel niet, of zij gaan als op stelten, met\' zeer weinig gebogen en opgeheven beenen, waarbij zij de wendingen met hel gehecle ligdiaam slechts mei moeite volbrengen; het achteruitgaan is zeer moeijelijk, zelfs onmogelijk. De zieken gaan niet liggen, en als zij vallen kunnen zij niet meer opstaan. De mond is door hevige kramp der kauwspieren dikwijls volkomen gesloten (mondklem), zoodat die, zelfs door veel kracht, niet kan geopend worden, ofwel de mond kan maar iets geopend worden. Al de aangedane spieren zijn gespannen, hard, duidelijk zigtbaar. De oogen zijn in de oogholten teruggetrokken en treedt bij het vooruitbrengen ^n het hoold het wenkvlics ver over het oog. Uit den mond \\loeit gewoonlijk laai slijm in draden uit, de tong is hard, veelal gezwollen, ook wel tussehen de tanden geklemd. De neusgaten zijn in den hoogen graad der ziekte wijd opengesperd en slechts weinig beweeglijk. De ademhaling is in het begin onveranderd, maar wordt meestal kort en telt, als de buikwand is aangedaan en de buik is opgetrokken, niet zelden iiO, zelfs 80 en meer slagen in de minuut. De pols is gewoonlijk niet versneld, maar hard, klein. Eetlust is er dikwijls, maar door de veelal aanwezige klem kan het voedsel niet opgenomen worden; hoogstens kunnen meeldranken worden genomen, en soms ook deze niet. In water spelen dc zieke dieren gaarne met den muil; de mestontlasting is gewoonlijk vertraagd. Het bewustzijn is ongestoord; de dieren toonen groote angst en zijn zeer gevoelig; bij het geringste geruiseh, bij heldere invallend lucht, bij snelle nadering van menschen schrik-

-ocr page 165-

Regtstijviglieid. Dc klem.

ken zij lievig. In eenige gevallen neemt men nalaten cn verheffing der krampen waar. De ziekte is in de meeste gevallen doode-lijk ; een langzaam beloop der ziekte is meestal een gunstig teeken.

Bij hel rund komt de ziekte weiniger voor en verloopt zij niet zoosnel; over het geheel is\'zij hij dit dier niet zoo gevaarlijk als bij het paard.

Bij de schapen komt deze ziekte door verwonding nog al eens voor na liet eastreeren, ook wel na de inenting der pokken, vooral bij vochtig, koud weder. Bij veredelde, fijnwollige zuig-lammeren komt zij onder den naam van k r a m p a c h t i g e 1 a m m e r z i e k t e, soms vrij algemeen voor. J)c dieren schijnen den aanleg er toe mede ter wereld te brengen, terwijl de melk der moederdieren (als die te krachtig of te slecht gevoederd worden) als oorzaak beschuldigd wordt; verkoelingen schijnen daartoe evenzoo bij te dragen. De ziekte is zeer, gevaarlijk.

Bij geiten ziet men de ziekte dikwijls na de castratie ais die bij ongunstig weder wordt verrigt.

Bij honden komt de ziekte zelden voor, het beloop is wel gunstiger dan bij het paard. maar du ziekte is toch steeds gevaarlijk. vooral als die door verwonding is ontstaan.

Vele en zeer verschillende geneeswijzen heeft men tegen deze ziekte aanbevolen, maar geen er van verdient de voorkeur; de waarneming heeft zelfs geleerd, dat soms alleen een doelmatige leefregel, misschien in even zooveel gevallen, als waar geneesmiddelen bij zijn aangewend, iu staat is genezing aan te brengen; daarom moet op dien leefregel en op eene symptomatische behandeling zeer worden gelet.

De dieren moeten in een rustigen, luchtigen, (egen helder zonlicht beschutten, koelen slal worden geplaatst; men geeft herhaaldelijk meel- en zemeldranken, versch water; herhaalde wrijvingen van het geheelc ligchaam , het zetten vau zeep- of tabak-klisteeren, het opheffen van de nedergevallen dieren, het verwisselen van dc met zweet doortrokken dekens moet men niet verzuimen.

Bij zeer krachtige, goed gevoede paarden kunnen in het begin der ziekte rijkelijke aderlatingen , koude douches, ijsomslagen over de wervelkolom beproefd worden.

143

-ocr page 166-

Regtstijvigheid. De klem.

De toediening van geneesmiddelen is bij aanwezige klem dikwijls onmogelijk of zeei\' mocijelijk en het met het ingeven verbonden onrustig maken van het dier, maakt dat het veelal beter is dit niet te beproeven; het beste is om de middelen in hel drinkwater te doen.

Wat de meer bijzonder tegen do ziekte aanbevolen middelen betreft, als zoodanig moeten genoemd worden : salpeter met kamfer, braakwijnsteen, alleen ol met narkotische middelen, opium, alleen ol\' met duivblsdrek, tabak inwendig zoowel als in klisteeren, calomel, kraanoogen, blauwzuur, phosphorolie, enz. Verder de inademing van aether- en chloroform-dampen, dampbaden . sterke huidprikkels, de doorsnijding van de zenuwen van het verwonde deel , bij hengsten de castratie.

Bij het rund raadt Rychncr de salpeter, de actherische tinctuur van valeriaan , verder baden van den hals, den rug en het kruis met sterk loog van bcukenasch aan en daaropvolgend droogwrijven van het dier; evenzoo scarificeeren van den rug en inwrijving van braakwijnsteenzalf langs dc wervelkolom.

Bij de krampachtige lammerzickte geeft men in het begin van het lijden afvoerende middelen, bijv. aloë, braakwijnsteen , bit-terzout, zwavel met rhabarber, verder de ruwe spiesglans; bij groote zwakte kampher, bij hevige krampen ook de kraanoogen.

Zeer raadt men aan om dc dieren des morgens te laten baden, gedurende -i—10 minuten in zeer koud pomp- of bronwater, waarop men het in linnen gewikkelde dier op warmen stalmest legt, en zoo rijkelijk zweeten teweegbrengt; een driemalen herhaald bad zou in den regel herstelling aanbrengen. Aan dc moeders geeft men, bij dc verandering van het voedsel, tevens eenige giften glauberzout.

Bij honden doet men, als zij goed gevoed zijn, eene aderlating cn inwendig geeft men salpeter, braakmiddelen, opium, belladonna oi kraanoogen. zet men klisteeren van slijmigc middelen oi baadt zc in ccue lauw warme potaschoplossing of in zeepwater.

Gob. N. Kamplier 3—3t/2 lood. goof die in 2i uren aaa het paard.

Salpeter 9 lood. (Waldinger.)

Lijnzaadmeel

\\Vater zoo als noodig is. 0ö7. X. Kampher ■gt;/i lood.

Om er ü pillen van te maken en Salpeter

144

-ocr page 167-

Regtstijvigheid. Dc klem.

14S

Poeder van valeriaanwortel van elk 6 lood. Roggemeel 3 lood.

Maak er met meel en water eene likkmg van en geef aan het paard om de 3 uren i/4 gedeelte.

(Hertwig.)

658. N. Braakwijnsteen

Opium van elk % lood. Extract van aconitum ,, , wigtje.

1\'oeder van althaeawortel zooveel als noodig is voor eeue „ , likking.

Ueets morgens en s avonds telkens de helft aan het paard in.

650. N. Braakwijnsteen 2 wigtjes.

Poeder van opium 70korrels. » » althaeawortel li/j

Alaak er met water eene likking van en geef die in 3 keeren op een dag in. Geef 3 zulke giften.

660. N. Poeder van opium

Duivelsdrek van elk 3/4 lood. Wijngeest zooveel als noodig , „ is voor pillen,

s Morgeus en \'s avonds een stuk van in te geven. Geel 4 zulke giften aan het paard. (Düttenhofer.)

661. N. Poeder van tabaksbladeren

9 lood.

Hoggemeel en water zooveel als noodig is om er 2 pillen van te maken. Op een dag aan het paard te geven.

(Weiss.)

662. N. Tabaksbladeren 6 lood.

Sook die met 2 N. p, water. En voeg na doorzijging bij; Tinctuur van kraanoogen 3 ld. Voor 4 klisteeren. (Hayne.)

663. N. Calomel karaier

Poeder van kraanoogen van elk % lood. Roggemeel en water zooveel als noodig is voor eene lik-king.

Aan het paard op 1 dag in 2 keeren in te geven. (Hayne.)

664. N. Poed. v. kraanoogen li/2 ld.

» » arnicabloeraen 12 lood.

Roggemeel 6 lood.

Water zooveel als noodig is voor eene likking. Om de 4 uur J/t gedeelte aan het paard te geven. (Hertwig.)

665. N. Salpeterzure strychnine 13

korrels.

Reuzel 4i/2 lood.

Maak er eene zalf van. Het gedeelte om de 2 uur in de kauwspieren in te wrijven. (Hertwig.)

666. N. Rlaauwzuur H/j lood.

In een met zwart papier be-kjeede, goed gesloten llesch. \\oeg bij elk klisteer 10 droppels, en 10 droppels in de door spaansche-vlieg zalf opengemaakte huidplekken m te droppelen. (Hayne.)

667. N. Phosphor 3 korrels.

Los die op in;

Papaverolie ö lood.

Voeg er bij:

Arabische gom 3 lood. Aftreksel van 9 lood angelica-wortel 1 N. pond. Maak er eene emulsie van. Ue helft aan het paard op eens in te geven, de andere helft na 12 uren.

(Hertwig.)

668. N. Zwavelaether 4i/2 lood.

Chloroforme 5—6 wigtjes. Om te laten inademen.

669. N. Het uit valeriaanwortel 3 ld.

en vlierbloemen 3 lood bereide aftreksel 15 one. Salpeter li/2 lood.

Aan het rund om het l/a uur zulk een gift toe te dienen. (Uijchner.)

670. N. Aloë 3—41/2 lood.

Los die op in;

Warm bier 71/2 one.

Geef aan het lam 3\' m. daags een eetlepel vol. (Haubner.)

671. N. Braakwijnsteen 13 korrels.

Salammoniak 3 lood. Glauberzout 6 lood.

Aftreksel van 9 lood vlierbloemen 15 one. 10


-ocr page 168-

Schrik- of draafzicktc.

146

Aan het lam dagelijks een theeeetlepel vol in te geven. (Spinola.)

672. N. Glauberzout 3/4 lood.

Bloem van zwavel Poeder van rhabarber van elk 3l/s wigtje. Maak er een poeder van. \'s Morgens en \'s avonds aan het lam gt;/4 gedeelte in kamillen thee in te geven. (Spinola.)

073. N. Ruwe spiesglans 2i lood. Ongezouten boter 9 lood. Meng het goed.

Aan het lam dagelijks 1—3 maal een stuk van 2 kubiek duim groot te geven. (Spinola.)

674. N. Kamfer, met een eijerdoijer

gewreven, 3^—ii;2 lood. Aftreksel van 41/j lood valeriaanwortel 15 one. Aan hot lam 3 ra. daags een thee-eetlepel vol te geven. (Spinola.)

675. N. Extract van kraanoogen 10

tot 20 wigtjes. Gedestill. water \'1 N. pond. Aan hef lam 3 m. daags een thee-eetlepel vol te geven. (Spinola.)

(576. N. Potasch quot;U/j lood.

Water 15 one.

Voor een lauw warm bad.

(Hertwig.)


15. De schrik- of draafziekte; de schuur- en knaagziekte.

Dit is ccnc bij schapen, zeldzamer bij geiten voorkomende ziekte, welke voor zoover ik weet nog niet bij ons Ie lande is waargenomen. Ook in Ikiitschland kent men haar eerst sedert dat de veredelde schapenteelt op uitgebreide schaal gedreven wordt. Het ontstaan er van hangt alzoo te zamen met die veredeling en de invoering van vreemde rassen. Vooral de alstaramclingen van ouders die aan de ziekte lijden, hebben een grooten aanleg tot de ziekte; hoe edeler, hoe meer verteederden boe weelderiger de dieren zijn, zooveel te meer komt er de ziekte bij voor. Zij komt het meest te voorschijn in het 2e en 3e levensjaar en veel meer bij rammen dan bij ooijen. Het schijnt dal ook weelderig, te saprijk voedsel, sommige vooral lage landen tot het ontstaan der ziekte bijdragen. Vroeger meende men, dat zij besmettelijk was, maar latere waarnemingen hebben dat niet bevestigd. De ziekle ontwikkelt zich in den regel langzamerhand en begint met zeer geringe teekenen, deze zijn: eene zekere schuw- en schrik-achtighcid der schapen, vooral .als zij gevangen worden, domme, schiere blik, slapalhangende ooren, met sidderende beweging derzelve, vooral dan als de zon sterk en plotseling op het ligchaam schijnt, achteroverbuigen van bet hoofd, vooral bij bet grijpen en vasthouden der dieren, algemeene zwakte en sidderen; na 1—-2 maanden wordt de zwakte in bet achterstel duidelijker, de gang

-ocr page 169-

Schrik- of draafziekte.

wordt waggelend . stijf, met wijd van elkander geplaatste aeiiter-becnen, en mei korte, snelle , trippelende, draafachtige schreden, waarbij zij niet kunnen galopcren of springen. Deze stijfheid der achterbecnen neemt langzamerhand toe en gaat op het voorstel over, zoodat zij de gezonde schapen niet volgen kunnen, bij bet gaan heen cn weer wankelen, dikwijls vallen en zich slechts met moeite kunnen opheffen. In de meeste gevallen hebben de dieren duidelijk jeukle in de huid, dal aan den staartwortel begint , zich over hel kruis , de lenden cn den rug verbreidt en de dieren lot een bijna onophoudelijk schuren en knagen noodzaakt, waarbij zij de wol uitwrijven of met de landen afbreken. De huid wordt daardoor bloederig, verdikt cn is dikwijls met korsten van gedroogd bloed en uitgestort vocht bedekt. De schrikachtigheid neeml loc, het blazen wordt heescher, de verlamming gaat voort, de eetlust neemt af, de dieren verzwakken meer cn meer, een vuil, slinkend slijm vloeit uit neus cn mond cn de dieren sterven. In den zomer volgt de dood, —- die bij deze ziekte bijna altijd tc wachten is , — spoediger dan des winters.

Daar de behandeling der zieke dieren zeer onzeker, ja men kan zeggen Ie vergeefs is. is het aan te raden de dieren zoo vroeg mogelijk te slaglen. Hij wijze van beproeving heeft men draglen . inwrijvingen van terpentijnolie langs de wervelkolom, inspuitingen van terpentijnolie in het onderhuidsebe bindweefsel op het kruis, branden der laatst genoemde plaats, koude, kali-en kreosootbaden , inwendig de kamfer, de kraanoogen, de aloë enz. aangewend.

Om de ziekte voor te komen moet men zorgen, dat geene aan de zicklc onderhevige of van zieke ouders afstammende in de kudde komen en vooral niet zoodanige rammen. Al deze dieren moeten zorgvuldig van de voortteling worden uitgesloten. Men raadt ook aan, om geene (e jonge of tc oude dieren voor de voortteling le gebruiken, cn vooral dc rammen daarbij zich niet te veel te laten uitputten.

077. N. Kamfer in Je noodige hoe- Ataak er een poeder van. Vermen»-veelheid wijngeest opgelost dit met 3 n. ponden meel en geeï 41/2 lood. daarvan elk schaapjlS—26 lood.

Pood, van kalmuswortel 5 one. (Wrana.)

10*

147

-ocr page 170-

Boosaardige chankerziektc.

678. N. Aloë 0 lood. Geel\' aan het schiiap dagel. 2—4 pil-

Lijnolie 10i/2 lood. len, tot zoolang de mest kleinen rond,

Terpenliinolie Vl.. lood. met slijm overtrokken en gemakke-

Maak er met meel 24 pillen lijk samendrukbaar wordt. (Wrana.) van.

16. Verlammingsziekte der fokpaarden. Venerische ziekte der paarden. boosaardige chankerziekte.

Deze ziekte is, voor zoover ik weel, hij ons te lande nog niet waargenomen. Men heeft dien naam ook wel aan eene ziekte der geslachtsdeelen gegeven, die eehter meer bijzonder onder den naam van dekziekte bekend is. Sommigen (Röll) voegen beide ziekten bij elkander en raeenen, dat de laatste sleehts een goedaardige vorm der eerste is; anderen beweren, dat de laatste nimmer in de eerste overgaat, en dat die lot de zenuwziekten moet worden gerekend. Wij sluiten ons bij de laatsten aan, ook omdat de dekziekte wel, maar niet de verlammingsziekte bij het rund voorkomt.

Behalve tie besmetting is niets met zekerheid omtrent de oorzaken bekend; zij komt kort voor, maar meer nog na den dektijd bij hengsten en merriën voor; te sterke voortteling is dus niet altijd de eenige oorzaak.

Ontwikkelt zich de ziekte bij hengsten, dan worden zij , bij goeden eetlust, onverschillig, vermageren sterk, vooral in het achterstel, zijn zwak in het kruis,.gaan slijf, kreupelen soms, en worden verlamd, terwijl tevens zwelling van den balzak en der ballen, zweren aan den penis, miskleurige neusuitvloeijing en hier en daar vlakke , begrensde zwellingen ol\' builen ontstaan, die eenige weken kunnen bestaan , langzamerhand verdwijnen, waarbij de rand derzelve het langst blijl\'t bestaan, terwijl zij dan aan andere plaatsen weder te voorschijn komen.

Wordt de hengst door de merrie besmet, dan ontwikkelt zich het plaatselijk lijden het eerste. Er ontstaan blaasjes ter grootte van gierstkorrels en ontvellingen nabij de piswegopening van den penis, zelden diepe verzweringen; verder opzwelling der ballen, der liesklieren, knobbels en verzweringen van de huid enz.

De ziekte gaat met aanmerkelijke vermindering van de krachten en der bewegelijkheid (waggelende en stijve gang, onopmerkzaamheid

148

-ocr page 171-

Boosaardige chaukerziekte.

enz.) vergezeld, en dan eens komt dit zenuwlijden meer op den voorgrond, dan weder de ziekelijke afscheiding; soms .schijn! het laatste het hoofdlijden te zijn ol\' alleen te bestaan , waarbij zich geen koorts voegt, maar langzamerhand de voeding lijdt.

Nadat de builen en verzweringen in de huid weken en maanden bestaan hebben, komen er tcckcnén van verlamming (van het kruis, der aehterbeenen , der ooren , der lippen), waarmede het dier nog maanden kan leven lot het eindelijk aan uittering te gronde gaat. In vele; gevallen ontwikkelen zich m den loop dei-ziekte de verschijnselen van kwaden droes en worm.

Bij de merrie beslaat het plaatselijk lijden in eene slappe, ziichligc zwelling van dc kling, uitvloeijing van een wit taai, reukloos slijm uit tic seheede, waarvan het slijmvlies bleek, of geelachtig, of gevlekt is. De aan deze doelen ontstaande, soms ook ontbrekende, blaasjes, vormen na hel openbreken ronde, oppervlakkige ontvellingen, kalarrhale of diphtheritische zweren , die spoedig genezen . soms ook voortduren, ol\' slechts genezen om voor andere plaats te maken. Daarna treedt het algemeen lijden met vermagering, stompzinnigheid, verlamming enz. op. — Als de ziekte bij de merrie door besmetting ontstaat, dan bespeurt men in het begin ecnige opgewektheid der voorttelingswerktuigcn met roodheid, zwelling van de kittelaar enz. — Dc ziekte duurt lang, 4—13 maanden. Dc voorzegging is altijd zeer bedenkelijk, vooral bij hengsten.

Ecnige malen heeft men bij deze ziekte, vooral bij zeer veredelde paarden, een sterk jeuken van de huid waargenomen, die Strauss als jeukzicktc beschreven beeft. Dc dieren schuren en wrijven die plaatsen onophoudelijk, zoodat de opperhuid wordt afgeschuurd en vuile, bloedige zweren aan de verdikte en zeer gezwollen huid ontstaan. Als het getal van deze zweren toeneemt wordt ook de jeukte grooter.

Is de zickle reeds verouderd en heeft die steeds voortgang gemaakt, dan is er niet zeer veel hoop op herstel. Vlugtig prikkelende en scherpe inwrijvingen, het branden langs den rug en lendenwervels, het inwendige gebruik van bittere en aromatische middelen, dc braakwijnsteen, de kamfer, de kraanoogen enz. blijken dikwijls vruchteloos te zijn aangewend. Jessen raadt de

149

-ocr page 172-

150 Ruggemergsbcroerte.

ijzersalammoniak aan. Bij mannelijke is de castratie, vooral in het begin der ziekte, herhaaldelijk gebleken zeer nuttig te zijn.

679. N. Braakwijnsteen 13 korrels. dag te gebruiken. Geef \'2—3 zulke Poeder van angelicawortel giften.

11/, ld.

Kampher in de noodige hoe- 080. N. I.Izersalammoniak —7wigtj. veelheid wijngeest opgelost Poeder van althaeawortel 3 ld.

. . 7 korrels. Maak er met water oone likking Maak er eene likking van. Op een van. Om de 4 uur een gut te geven.

Geef 3—4- maal deze hoeveelheid.

(Jessen.)

17, Aandrang van bloed naar het rnggemerg; bloeduitstorting in- (ruggeinergsberoerte) en ontsteking van liet rnggemerg.

De eerste ziekte wordt meestal bij volbloedige, goed gevoede paarden en runderen waargenomen , gewoonlijk ten gevolge van eene plotselinge, sterke verkoeling in den winter of bij vochtig weder, of eene overvloedige voeding bij weinig beweging, zooals bij zware voermanspaarden, zoodra zij eenige dagen stil gestaan hebben , gewoonlijk het geval is. De vroeger gezonde dieren storten bij den arbeid plotseling neder, of nadat zij gedurende een korten tijd vooraf met. het achterstel gewaggeld hebben, angstig «ijn en gesidderd hebben; zij kunnen niet opstaan; in de lendenstreek zijn zij soms gevoelig. Koorts kan al of niet aanwezig zijn. Gewoonlijk keert eenigen tijd na den aanval de levendigheid en de eetlust terug en somtijds herstellen de dieren in 10—li dagen. In andere gevallen blijft cr verlamming van een achterbeen of van de geheele nahand terug, of het dier sterft in korten tijd.

Bij bloeduitstorting iu het rnggemerg — ruggemergsbcroerte — zijn de boven opgegeven verschijnselen evenzoo aanwezig, en deze ziekte is daarom mocijelijk van de eerste te onderscheiden, intus-schen, evenals bij hevig, acuut ruggemergslijden, heeft de pis gewoonlijk een bloedkleur en zijn er ook wel teekenen \\an regt-stijvigheid aanwezig.

De ontsteking van het ruggemerg en zijne vliezen ontstaat vooral door mechanische oorzaken, zij begint dan eens met krampen van verschillenden aard als bij de regtstijvigheid, dan weder dadelijk met verlammingen. De ziekte is zeer mocijelijk van de vorige te onderscheiden.

-ocr page 173-

Verlamming van hel aangezigt.

De behandeling van deze 3 ziekten komt geheel overeen niet die bij hersencongestie (bladz. 127). eigenlijke beroerte (bladz. 129) en hersenontsteking (bladz. 137) opgeheven. Alzoo: flinke aderlatingen, koude omslagen op lenden en kruis, klisteeren en inwendig verkoelende zouten, de braakwijnsteen, weinig en ligt verteerbaar voedsel, koele, zuivere stal.

111. ZIEKTEN DER ZENUWEN.

1. Verlamming van het aangezigt.

Behalve verlamming en ontaarding van de gezigtszenuw, (zwarte staar — zie deze) ziet men slechts zelden aandoeningen van de zenuwen bij de huisdieren die n. 1. meer op zich zelve staan en niet een verschijnsel van eene andere ziekte zijn. Bij het paard komen echter aangezigts verlammingen (meest van eene zijde) en vooral van de onderste strottenhoofds zenuw (terug-loopende zenuw) nogal eens voor. Door de laatste wordt de pijpende tlampigheid veroorzaakt. Bij de verlamming van de aangezigts-spieren, die uitgaat van eene aandoening van het oe paar hersen-zenuwen en wel van al de 3 lakken, nam men tevens verlamming der kauwspieren en der lippen waar. De huid, het slijmvlies van de zieke zijde is geheel ongevoelig, de oogappel kan men met den vinger aanraken en drukken, zonder dat de dieren het voeltn , de helft van de tong (die van de zieke zijde) is ongevoelig, de achterlip hangt slap aan die zijde naar beneden; aan die zijde loopt speeksel en zeever uit den mond, voedsel wordt met moeite opgenomen en verzamelt zich tussehen de kiezen en de wang der lijdende zijde. Neusslijmvlies en dat van mond en oogen is rood en de slijmafscheiding vermeerderd. Later wordt het doorschijnende hoornvlies gewoonlijk troebel en week, dit komt door mechanische prikkelingen die, omdat de oogbol ongevoelig is, niet door het sluiten der oogleden worden verwijderd. Door een doelmatig verband kan men dit voorkomen. Genezen gevallen van dezen aard zijn niet bekend.

Veel in verschijnselen overeenkomende is de aangezigtsverlam-ming, die ontstaat door verlamming van het 7c paar hersenzenuwen.

151

-ocr page 174-

Pisvloed. Lauterstal.

Deze komt- minder zeldzaam voor, zoowel zelfstandig als bij andere ziekten bijv. de chankerzickte. De spieren der aangedane aange-zigts zijde zijn onbewegelijk en verslapt, de slippen zijn scheef naar de andere zijde getrokken; na het kauwen, dal ongestoord is, blijft voedsel tusschen kiezen en wangen der aangedane zijde zitten; de oogleden kunnen het oog der zieke zijde niet volkomen sluiten; gewoonlijk tranen de oogen. De gevoeligheid van de zieke aangezigtshelft is gewoonlijk onveranderd, eerst later vermindert die iets.

Behalve door oorzaken in de hersenen gelegen (b.v. congestie), ontstaat de laatste soort van aangezigtsverlamming vooral door het vatten van koude en dan hebben wij steeds herstelling zien volgen. Warme, togtvrije plaatsing van het dier, inwrijvingen van vlugtig prikkelende, zelfs scherpe zalven, omwinden met wollen lappen , wrijvingen , rust en dieet waren gewoonlijk ter herstelling voldoende. De aanwending van eleetriciteit of galvanisme is hier aangewezen.

ZIEKTEN VAN DE PISWERHTUIGEN.

1, ZIEKTEiN VAN DE MEREN.

1. Pisvloed, klare pis, lauterstal.

Deze ziekte komt bij alle huisdieren, maar vooral bij bet paard voor en wordt bij hel laatste bovenal door muffe haver, vooral

als men die, om de schimmels en muf beid wes; te nemen, sterk

7 tj 7

heeft bevochtigd en d.iarna snel gedroogd. Ook bij schapen heeft men de ziekte bijna algemeen heerschende waargenomen. Bij hel rund, het paard en hel schaap heeft men ook den h o n i g p i s-vloed opgemerkt, waarbij suiker in de pis wordt waargenomen.

De ziekte beslaat in cone rijkelijke en dikwijls herhaalde ontlasting van zeer waterige, zeer ligle, bijna reuklooze pis; de ontlasting is somtijds eenigzints pijnlijk en kan zelfs onwillekeurig zijn, groote dorst, droogheid der huid, malheid en ter nederge-slagenheid, stijven, gespannen gang met hel achterstel, regie houding van de lenden, soms gevoeligheid in de nierstreek.

452

-ocr page 175-

Pisvloed. Lauterstal. 153

Later ontstaan: gebrekkige eetlust, toenemende vermagering. De ziekte kan maanden en zelfs over het jaar duren.

In de eerste plaats komt bij de behandeling het verwijderen van de oorzaken in aanmerking, waardoor dikwijls alleen de herstelling kan worden verkregen. Men geeft goed, droog voedsel; slijmige dranken , waarbij men roode bolus, krijt, leem in geringe hoeveelheid kan voegen. De stal moet warm en droog zijn, men zorge voor verkoeling; veel wrijvingen der huid en warm bedekken met dekens zijn aan te raden,

Als eigenlijke geneesmiddelen komen in aanmerking zamen-trekkende zelfstandigheden als eikenbast, tannine , eateehu, aluin, loodsuiker, ijzervitriool, staalzwavel, waarbij men «oms bilzen-kruid of kamfer voegt, verder kreosoot, tinetuur van spaansehe vliegen , de teer, het tee invul er.

Bij groote gevoeligheid van de nierstreek en teekenen van pijn bij de urineontlasting moeten slijmige afkooksels met kleine giften salpeter gegeven worden.

Bij honden, aan wie men rauw vleeseh en geen zoutwater moet geven, geeft men volgens Hertwig bij een geprikkelden toestand slijmige middelen met bilzenkruid en loodsuiker, in het verdere beloop eehter bittere of zamentrekkende middelen , bijv. alsem, gentiaan, zelfs kina; ook aluin, ijzervitriool, pijnboom-hars , kreosoot, kunnen gegeven worden.

681. N. Poeder van eikenbast \'s Morgens en \'s avonds van in te

» » kalmuswortel van seven. Geef\'2 zulke ffifton. (Havne.) elk 9 lood.

Kamfer t lood. ygi. v. Afkooksel van 3 lood bilzen-

Roggemeel 4i/2 lood. kruid 5 one.

Maak er met water eerie likkihg van. Loodsuiker

Geef om de 4 uur aan het paard l/G Kamfer van elk wigtje.

gedeelte. (Hertwig.) \'s Morgens en \'s avonds aan liet

paard of rund van in te geven.

682. N. Tannine 3 lood. Geef 2 zulke giften.

Poed. v. gentiaanwortel 9 ld.

Maak er met meel en water eenc 685. N. Loodsuiker -| lood.

likking van. Poeder van bilzenkruid 9 ld.

Om de 2—i uur aan het paard \'/gt;, Lijnmeel 12 lood.

gedeelte in te geven. (Hertwig.) Water, zooveel als genoegis

voor eene likking.

683. N. Aluin 0m de 3 uur aan het paard i/6 ge-

Kamfer van elk 31/, wigtje. deeltc in te geven. (Hertwig.)

Poeder van eikels 3 lood.

Maak er met meel en water eene 086. N. Loodsuiker 31/j wigtje. iikking van. Poed. v. opium 3/i lood.

-ocr page 176-

Bloedpissen.

154

Poed. v. gentiaaiiwortel (gt; ld. » » althaeawortel4i/2 ld. Maak er met water 4 pillen van. Om de 3 uur aan het paard 1 pil te geven. (Hertwig.)

fj87. N. Ijzervitriool 3/,, lood.

Poeder van eikenbast 3 lood. Maak er met meel en water eene likking van.

Geef er \'s morgens en \'s avonds aan het paard van in.\'

Geef 2 zulke giften. (Hayne.)

(188. N. Ijzervitriool \'l1/^ lood.

Poed. v. kalmuswortel 9 lood. » » althaeawortel 41/j ld. Maak er met meel en water 4 pillen van.

Geef aan het paard om de 3 uur 1 pil. (Hertwig.)

689. N. Ijzervitriool 3 lood.

Armenische bolus (i lood. In oen stalemmer vol water als drinken te geven. (Zürn.)

690. N. Staalzwavel lood.

Kamfer -S\'/j wigtje.

Poeder van wilgenbast 3 ld. Meel en water zooveel als genoog is voor eene likking.

Geef er \'s merg. en quot;sav. van in. Geef 2 zulke giften. (Hayne.)

691. N. Staalzwavel 4i;\'2 lood.

Kamfer ii/2 lood.

Poeder van valeriaanwortel Lijnmeel van elk 3 lood. Maak er met water 6 pillen van. Aan het paard 3 m. daags 1 pil te geven. (Weiss.)

692. N. Kreosoot sji—3 lood.

Drie a vier m. daags iets in het drinken te doen.

693. N. Afkooks. v. 3 ld. lijnzaad 5 one.

Tinctuur van spaansche vliegen 31/2 wigtje. Aan het paard op. ééns in te geven.

694. N. Afkooksel van 3 loodlijnzaad

\'5 one.

Salpeter 3/4 lood.

Aan het paard op ééns in te geven.

695. N. Afkooksel van ■l1/2 lood lijn

zaad 18 lood.

Loodsuiker

Extract van hilzenkruid van elk 7 korrels. Geef aan den hond om de 2 uren —1 eetlepel vol. (Hertwig.)

696. N. Amandelmelk (uit 3/4 lood

zoete amandelen bereid) 18 ld. Aluin l\'/j—2 wigtjes.

Geef aan den hond 3—4 maal daags 1—2 eetlepels vol.

097. N. Emulsie van hennipzaad (bereid uit 3/; lood hennipzaad) ■18 lood.

Aluin 2 wigtjes.

Als het vorige te gebruiken.

698. N. Emulsie van hennipzaad (be

reid uit 3/4 lood hennipzaad) 18 lood. Ijzervitriool \'13 korrels. Als het vorige te gebruiken.

699. N. Aftreksel van 11L lood alsem

18 lood. Kreosoot 13—20 korrels. Gebruik als liet vorige.

700. N. Kreosoot

Poeder van althaeawortel Drop van elk S1,^ wigtje. Maak er 30 pillen van.

Geef aan den hond 3 maal daags 1—5 pillen.


2. Bloedpissen, roode pis, do meer, de roode meer. de wee of weer weide.

Eene ziekte welke bestaat in de bijmenging van bloed bij de pis. Het bloed kan uit al dc piswerktuigen afkomstig zijn en de juiste plaats waarvan het koral is niet altijd gemakkelijk aan te

-ocr page 177-

Bloedpisscn.

loonen. Is hel bloed goed met dc pis vermengd, dan verschilt de kleur van liehtrood of bruinachtig tot bruinrood of zelfs zwartachtig. Blijft dc pis staan . dan vonnl zich gewoonlijk een grooter of kleiner zwartbruin bezinksel. In de pis bevatte klompjes gestold bloed kan men gemakkelijk herkennen.

Bij den geringen graad der ziekte ziet men, behalve ligte afmatting en verminderde levendigheid, gewoonlijk niets aan het dier; is echter meer of mindere ontsteking der nieren er de oorzaak van, dan is er koorts, gevoeligheid van dc nierstreek, stijve houding der lenden, pijnlijk opgebogen rug bij de pisontlasting aanwezig. Ligtere graden kunnen in korten tijd herstellen; in die gevallen echter waar het bloedpisscn door ziekten aan dc nieren, nierstecnen. veroorzaakt wordt, nemen de toCvallan spoedig of langzaam toe, de pisontlasting is dan zeer pijnlijk\', de dieren steunen en zuchten cr bij, en door het bloedverlies worden dc dieren zeer zwak en sterven, liij sterke bloedingen vormen zich bloedstollingen in de blaas en de pisleiders, waardoor het af-vloeijen van dc pis belemmerd wordt.

De ziekte kan door ecu aantal oorzaken ontstaan. Vooral bij het rund en het schaap ziet men ze en komt zc soms vrij algemeen als landziekte voor.

In de ligtere gevallen is het niet zelden, dat het geven van goed voedsel, zuiver water en slijmige dranken, waarbij men een handvol aseh voegt, liet op stal houden, vlijtig wrijven en borstelen, voldoende zijn om herstelling te verkrijgen. — Dieren die in de weide moeten loopen , geeft men eerst eenig droog voedsel en men tracht het drinken uit poelen te voorkomen.

Zijn er verschijnselen van prikkeling of ontsteking aanwezig, dan is het- toedienen van slijmige afkooksels met middenzouten of salpeter, calomel met bilzenkruid, de aanwending van koude omslagen op de nierstreek, het zetten van slijmige of zeep klisteeren, somtijds zell\'s eenc aderlating aangewezen. Ontbreken deze teekenen echter, dan zijn de als huismiddelen gebruikte zure middelen, als versche zuurkool, zure melk (2—\'S llesschen vol), azijn, afkooksel van zuring in melk, of zamentrekkende zelfstandigheden, als tannine (()82), aluin, loodsuiker (684—680), ijzervitriool (687—691), ijzer-chloride te beproeven, welke laatstgenoemde ge-

{55

-ocr page 178-

Bloedpisscn.

neesmiddelen, evenals de minerale zuren, in verbinding met koude omslagen op de lenden, ook in die gevallen waarbij de bloeding zeer sterk is, worden aangewend. Tot de op de nierstreek soms in te wrijven middelen behoort vooral de geest van kamfer oi\' het kamfersmeersel, maar volstrekt geen zalven welke terpentijnolie of spaansebe vliegen bevatten.

Bij het door spaanscbovliegen of meikevers veroorzaakte bloed-pissen doet de kamfer goede diensten. Bij het door bloedoplossing veroorzaakte bloedpissen, raadl Hertwig bij honden kina met minerale zuren, aetheriscbe oliën met aluin , zamen trekkende middelen met kamfer of het kreosoot (609 , 700) aan en laat bij de dieren ligt verteerbaar voedsel, bijv. verseb vleeseh met brood geven.

156

701. N. Calomel 3j,f lood.

Poed. v. bilzenkruid 6 lood. » » althaeirwoi-telBlood. Maak er met meel en water eene likking van.

Om de 2 uur aan het paard l/4 gedeelte in to geven. (Hertwig.)

702. N. Aluin -ii/2 lood.

Poeder van wilgenbast 9 lood. Maak er met meel en water eene likking van.

In 3 maal aan het paard in 24 uur in te geven. (Hering.)

703. N. Aluin l1^—2 wigtjes.

Kamfer 3i/2 »

Poeder van wilgenbast 3 ld. Maak er met meel eri water eene likking van.

\'s Morgens cn \'s avonds aan liet paard te geven. (Hayue.)

70i. N. Loodsuil ter

Extract van bilzenkruid van elk 1 lood. Poeder van altbaeawortel 61d. Maak er met water 4 pillen van. Geef aan hot paard 3 maal daags i pil. (Hering.)

705. N. Ijzervitriool

Opium van elk 9 korrels. Poeder van alsem 41/2 lood. Met honig zooveel als genoeg is om er 2 pillen van te maken.

Geef \'s morgens en \'s avonds 1 pil aan het paard. (Ammon.)

700. N. Solutie van ijzerchloride 13 korrels.

Om de 2 uur aan het -und met 1 pond water in te geven en geef 5 zulke giften.

707. N. Verdund zwavelzuur ld. Poeder van tormentillawortel » » angelicawortel v.

elk 1 one. Pioggemeel 41/2 lood.

Maak er met water eene likking van. Geef aan het paard om de 4 uur i/t gedeelte. (Hertwig.)

70S. N. Afkooksel van H/j lood kina 18 lood.

Voeg er bij:

Verdund zwavelzuur 13 kon-. Om de 3 uur 1 eetlepel vol aan den hond te geven.

709. N. Aftreksel van li/j lood kal-

muswortel 15 lood. Voeg er bij;

Extract van bruine kinabast l1/,—2 wigtjes. Verdund zoutzuur 13korrels. Als het vorige te gebruiken.

(Hertwig.)

710. N. Aftreksel van l\'/j lood kal

muswortel 12 lood. Aluin 3/,, lood.

Als No. 708 te gebruiken.

(Hertwig.)

711. N. Afkooksel van IJ/j lood tor-


-ocr page 179-

Nierontsteking.

137

mentillawortel 6 lood. Aftreksel van 3/4 lood kalmuswortel ü lood. Voeg er bij:

Kamfer met een eijerdoijer gewreven S\'/j wigtje. Geef om de 2 uur een eetlepel vol aan den hond. (Hertwig.) 712. N. Afkooksel vanl1^ lood eikenbast •12 lood. Voeg er bij:

Mat een eijerdoijer gewreven kamfer 3i/2 wigtje. Gebruik als het vorige. (Hertwig.)


3. ïtierontsteking.

Deze ziekte komt bij alle Ituisdicren voor. maar gelukkig niet veelvuldig. Zij verschilt naarmate van de deelen der nieren die aangedaan zijn. Bij de eenvoudige nier ontsteking-ziet men de volgende verschijnselen; de ziekte begint gewoonlijk met koorts, met pijn en soms met verhoogde warmte der nierstreek; de pijn geelt zich gewoonlijk bij drukking op de lenden door inbuiging derzelve, door uitwijking van het dier en door heteigen-aardig-zijn der dieren te kennen. Zij staan nl. met ver van elkander en naar achtergeplaatste achterbeenen en meestal met naar boven gebogen lenden, zij loopen moeijelijk met de achterbeenen, stijf, waggelend, waarbij dikwijls een der achterbeenen, als ware dit verlamd, wordt nagetrokken; in den regel gaan zij niet liggen, of zij doen dit zeer voorzigtig. Bij mannelijke dieren zijn de ballen opgetrokken, soms pijnlijk, de pis wordt dan eens in geringe hoeveelheid, maar dikwijls en met moeite, of in geruimen tijd niet ontlast, hoewel het onderzoek een leège blaas aanwijst. De pis is gewoonlijk reeds in het begin donker gekleurd, wordt meestal spoedig bloedig en bevat later niet zelden, als de nieren in verettering zijn aangegaan, etter, dikwijls in groote hoeveelheid ; in dit geval stijgen de verschijnselen, de eetlust ontbreekt, het mondslijmvlies is gewoonlijk beslagen, de dorst vermeerderd. de afgang vertraagd. Bij paarden ontstaan van tijd tot tijd teekenen van koliekpijnen. Is er eene parenchymateuse nierontsteking (de Brightsehe ziekte) aanwezig, dan bevat de pis dikwijls groote hoeveelheden eiwit (de ei wit pisvloed) en tevens vezelstofcylindcrs en klompjes epithelium-cellen. Is de nierontsteking meer van ka t ar r h a 1 e n a a r d, dan is de pis meer taai en zondert die, als ze lang gestaan heeft, een rijkelijk sediment af.

-ocr page 180-

Nierontsteking.

In het begin der ziekte zijn aderlatingen, verkoelende purgeermiddelen in verbinding met slijmige afkooksels , de calomel alleen ol\' ni£t kamfer, of bij hevige pijn met pijnstillende stoffen , bij kleine hffedieren met rieinusolie, koude omslagen op de nierstreek (vooral bij de ingevolge mechanische inwerkingen ontstane ontsteking), inwrijving van de lenden met kwikzalf, geest van salammoniak, met vftichtig smeersel (717), zelfs met braakwijnsteenzalf, evenals slijmige klisteeren, bij toeneming de kaïni\'er aangewezen. Bij hel verminderen der ziekte raadt Haubner glauberzout in verbinding met kamfer en wijnsteen aan. li ij nierverettering kan bijv. de loodsuiker, al of niet met kleine giften kamfer en pijnstillende middelen vermengd, beproefd worden. Bij runderen is, bij het onzekere der behandeling, bet slagten van het dier aan te raden.

De in- en uitwendige aanwending van (erpentijnolle, van spaansehe vliegen en der zoogenaamde pisdrijvende middelen in het algemeen, alsmede van de salpeter moet bij deze ziekte vermeden worden. hoewel hel laatstgenoemde middel door eenige veeartsen — maar dan toch altijd slechts In kleine giften (ongeveer ri\'/s—7 wigtjes voor groote en 6—20 korrels voor kleine huisdieren) wordt gegeven.

Tol den snelverloopenden vorm der ziekte behoort de In Beijeren reels van den Donau voorkomende nieroiitsteking, die niet alleen

O lt;-gt;

somtijds vergezeld is van bloedpissen, maar waarbij tevens groote hoeveelheden eiwit in de pis worden aangetroffen. (Die Schwarze Harnwinde). üe ziekte eindigt meestal in 1—3 dagen doodelijk. Bij dezen vorm der ziekte worden zamentrekkende en prikkelende middelen aanbevolen (713).

713. N. Poed. v. catechu 3/4—li/2lood. 715. N. Calomel 3/4 lood.

Loodsuiker Extract van bilzenkruid Bl/2

Extract van bilzenkruid van wigtje\'

elk B\'/j wigtje. Lijnmeol G lood.

Maak er met meel en water 1 pil van. Maak er mot water 4 pi\'.Ion van.

Geef aan het paard 2—ü maal daags Om de 2—3 uren aan het paard zulk een pil en dient ü zulke pillon i uil te geven. (liertwig.)

toe. (Schneid- .)

714. N. Calomel 7la N- ^alomel f

Kamfer van elk 3/ lood. Ricmusolie 3-4^ lood

Poeder van kamillehbloemen Al kooksel van 4 lood al-

(3 j00(i thaeawortel 12 lood.

v ^ Liinmeel 41/ ioorl Alle 2 llur aan liet varken 1—2

. Maak er met water 4 pillen van eetlepels vol te geven. (Haubner.)

Gééf: aan het paard om de 3 uren 1 pil. (Hertwig.) 717. N. Geest van salammoniak 3 ld.

4S8

-ocr page 181-

Pisopstopping.

159

Lijnolie 9 lood.

Een smeersel om in te wrijven.

(Hayne.)

718. N. Kamfer Si/j wigtjes.

Lijnolie 18 lood.

Arabische gom lood. Honig 15 lood.

Water 1 N. pond.

Eene emulsie.

Aan het paard of rund op ééns in te geven. (Ilertwig.)

719. N. Kamfer li/2 lood.

Wijnsteen 0 lood. Glauberzout 5 one.

Lijnmeel en water zooyeelals noodig is voor eene liklmg. Aan liet paard op een dag te gWen.

(HauTjiier.)

720. Loodsuiker S1/^ wigtjes.

Poed. v. gentiaanwortel. 6 ld.

Maak er 4 gelijke poeders van. Geef 3 maal daags 1 poeder aan liet rund met water.


II. ZIEKTEN VAN DE PISBLAAS EN DEN PISWEG.

4. Kramp van de Waas, pisopstopping, belette pis-ontlasting.

Ontstaat vooral door het te lang terughouden van de pis bij liet loopen (over he t. w a I c r o l\' de pis r ij d e n), maar ook door het vatten van koude. Men moet deze wijze van pisopstopping wel onderseheiden van die, welke door sluiting van den pisweg door sedimenten van de pis of pissteenen. door gezwellen, door verharding van de voorstanderklier, door verhard smeer in de voorhuid ontstaan. In den regel komt de ziekte alleen bij mannelijke dieren voor.

De dieren nemen dikwijls de houding aan om de pis teloozen, waarbij of geen of slechts zeer geringe hoeveelheden pis, drop-pelsgewijze en met groote moeite en teekenen van pijn ontlast worden. Paarden en runderen vertoonen koliekpijnen, honden zijn zeer treurig, veranderen veel van plaats en hebben pijn bijdrukking op de schaamstreek. Bij het onderzoek in den darm vindt men de blaas sterk uitgezet en bij aanraking pijnlijk, waarbij men dan tevens bespeurt of er stecnen in den hals van de blaas zijn ingeklemd, of dat er veranderingen van de voorstanderklier, die dikwijls bij honden aangetroffen worden, aanwezig zijn. In gunstige gevallen komt spoedig verligting als bij nalating der kramp pisonflasting volgt, in ongunstige nemen de verschijnselen toe en,er\'kan bersting van de blaas volgen, waarop de verschijnselen van eene hevige buik-vliesontsteking met koorts en spoedige dood volgt. Door dcyi darm kan men zich van de bersting der blaas overtuigen, daar die dan ledig gevonden wordt. Dal hij deze ziekte het onderzoek met de hand

n s

-ocr page 182-

160 Pisopstopping.

in den darm van gewigl is — vooral oi\'^dat men soortgelijke verschijnselen als bij dit lijden, ook bij nierontsteking, bij kolieken waarneemt, waarbij echter de blaas ledig of slechts matig gevuld wordt aangetroffen — is begrijpelijk.

Somtijds wordt de ziekte opgeheven door de dieren op versch stroo of op versch omgehaalde schapenmesttc plaatsen, den buik, al of niet vooraf met eenige terpentijnolie bevochtigd, te wrijven, door langs den pisweg van den aars af te strijken, of door met de in den darm gebragle hand een zachte drukking op de blaas uit te oefenen.

In hardnekkige gevallen worden lauwe klisteeren niet afkooksels van slijmige, aetherische oliën, zelfs narcotische plantenstolfen, aangewend , alsmede inwrijvingen in den dam- of tie middelvleesehstreck met warme olie alleen of met bijvoeging van pijnstillende middelen, ook van chloroform; bij honden warme halve baden, inwendig aromatische aftreksels met braakwijnsteen of kamfer; duivelsdrek, hennipzaad-emulsie met salpeter en glauberzout; ook pijn. stillende middelen enz. moeien beproefd worden. Eene aderlating doet volgens Spinola, Rychner enz. goede diensten. Is er bersting aan de blaas te te vreezen, dan moet de katheter worden aangewend , of de blaassteek verrigt worden. Bij merriën is de invoering van een vinger in den pisweg soms voldoende ter herstelling.

721. N. Afkooksel van % lood bella- 725. N. Extract van belladonna 3i/2

donnabladeren 18 lood. wigtjes.

Om het half uur gedeelte Reuzel 3 lood.

als klisteer bij den hond aan te wen- Maak er eene zalf van. den. \' (Hertwig.) Om het \'/j uur lauwwarm in den

dam van den hond in te wrijven.

722. N. Extract van belladonna li/j. (Zürn.)

tot 2 wigtjes.

Om bij het klisteer te voegen. 72G. N. Olijfolie li/2 lood.

(llertwig.) Opium 7 korrels.

Maak er een smeersel van.

723. N. Grauwe kwikzalf 6 lood. Gebruik als het vorige.

Extract van bilzenkruid

wigtje. 727. N. Aftreksel van li/2lood kamil-

Eene zalf van te maken. lenbloemen 5 one.

Om de \'/j—1 uur een gedeelte in Braakwijnsteen

den dam in te wriiven. Extract van bilzenkruid van

elk 3i/2 wigtje.

724. N. Gekookte bilzenkruidolie 6 Aan het paard op eens in te geven.

lood. (Henng.)

Lauwwarm in den dam in te wrijven.

728. N. Amandelmelk (uit 3 lood

-ocr page 183-

Droppelpis. 161

zoete amandelen bereid) 18 Aan liet veulen in 2 keeren in te

lood. geven. (Hertwig.)

Voeg er bij;

Met S\'/j wigtjes gomslijm ge- 730. N, EmiUsie van 1 one hennip-

wreven kamfer\'t korrels. 71,lr] m m \'i

Extract v. bilzenkruid 13 korr. JA\'2 P

Gewone stroop 11/, lood. i„Ij

Aan kleine bonden of\'katten om rinnhprrnnt2 fi Innrl

h« iiur ... eetlcpelvol ~ Aleg.v.„.

1 (Hertwig.)

729. N. Afkooksel van 6 lood kamillen bloemen 1 N. p. 731. N. Arabische gom 3i/2 wigtje.

Voeg er bij; Water 6 lood.

Braakwijnsteen 13 korrels. Poeder van opium 4 korrels.

Salpeter li/2 lood. Om bet uur aan den bond een

Kamfer (met gomslijm ge- thee-eetlepelvol in te geven.

wreven) 7 korrels. (Hertwig.)

5. Verlamming van de blaas , onvermogen om de pis op te houden, droppelpis.

Is dikwijls bij andere ziekten aanwezig, bijv. bij verlamming van het achterstel, bij ruggemergsziekten, reglstijvigheid, ontsteking van het weivlies der blaasquot; enz. Bij verlamming van den hals der blaas droppelt de pis aanhoudend uit den pisweg, bij verlamming van de geheele blaas verwijdt de blaas zich, de pis cr in gaat in omzetting over, er ontstaat ontsteking, verettering, zelfs versterf\' van het slijmvlies der blaas en nok verwijding der pisleiders en van het nierbekken.

Is de ziekte hel gevolg van een ander lijden, dan moet dat lijden worden opgeheven, lïij verlamming van den hals der blaas komen te pas: inwendig bittere, opwekkende, zelfs scherpe zelf-standigheden. zooals bijv. spaansche vliegen; uitwendig inwrijvingen van geest van kamfer , • spaanschevliegentinetuur, terpentijnolie enz. in den dam of in de kruisstreek. Ook koude baden, koude wasschingen van het kruis en het inwendig gebruik van kraao-oogen worden aangeraden.

732. N. Terpentijnolie 6 lood.

Poeder van spaanscbe vliegen 2l/2 wigtje.

Maak er inet poeder van altbaeawortel 4 pillen van.

Geel\' het paard dagelijks 1 pil.

(Havne.)

11

-ocr page 184-

462

6. Ontsteking der pisblaas.

Deze ziekte verloopt snel oi\' slepende en bestaat vooral in eene katarrh of in kroup, soms zelf diphtheritis van het slijmvlies der blaas en ontstaat door misbruik van pisdrijvende middelen, langdurige ophooping van de pis in de blaas , pissteenen, andere ziekten. De eerstgenoemde doet zich kennen door pijn bij de pisontlasting, waarbij slechts geringe hoeveelheden ontlast worden, pijn bij drukking op de blaas. herhaald voorkomen van koliekpijnen, soms vergezeld van koorts. De ziekte geneest ol gaat in den sle-penden vorm over als de oorzaken (bijv. steenen) niet verwijderd worden.

Is de blaasontsteking een gevolg van een ander lijden . is zij dus secundair, dan moet het grondlijden worden genezen.

Tegen de zeer zelden op zich zelf staande katarrhale blaasontsteking moeten, behalve eene algemeene ontstekingwerende behandeling, slijmige inspuitingen in de blaas, inwrijvingen van kwikzalf in de schaamstreek, van bilzenkruidolie in den dam, lauwe baden van deze deelen, slijmige, olieachtige kjisteeren, bij groote pijnlijkheid inwendig pijnstillende middelen worden aangewend.

Bij kroup van het blaasslijmvlies, ais die alleen bestaat, wendt Haubner eene oplossing van kopervitriool, om In de blaas te spuiten, aan.

733. N. Afkooksel van 6 lood althaea- op een dag aan het paard in te geven.

wortel 1 N. p. Geef 3 zulke giften. (Zürn.)

Voeg er bij:

Poeder van opium 2 wigtjes. 734. N. Kopervitriool \'6—(j lood.

Salpeter \'ll/2 lood. Water 5 one.

\'s Morgens, \'s middags en\'s avonds Om in te spuiten. (Haubner.)

7. Ontsteking van den pisweg. De druiper.

Bestaat in eene katarrhale of kroupeuse ontsteking van het slijmvlies van den pisweg, zoowel bij mannelijke als vrouwelijke dieren, gepaard met eene langdurige uitvloeijing van slijm of etter uit den pisweg, (druiper), die vooral bij reuen , stieren en paarden voorkomt. Vreemde ligchamen in den pisweg, te veel prikkeling-bij de paring zijn meestal de oorzaak. De ziekte is besmettelijk

-ocr page 185-

Ontsteking van den pisweg. De druiper.

en gaat door de paring op de vrouwelijke dieren over, en omgekeerd. Als begeleidende verschijnselen doen zich voor: moeije-lijke pislozing, de vorming van katarrhale en diphtheritische zweren. — Soms bestaat er eene sterke afscheiding in de voorhuid (v o o r h u i d d r u i p e r), of wel aan en rondom den eikel van den penis (e i k c 1 d r u i p e r), die men wel van deze ziekte moet onderscheiden, en vooral bij bonden en stieren voorkomt.

Bij de kroupeuse ontsteking van den pisweg gebruikt Haubner de kwikzall\' met jodium (8: 1), bij groote pijnlijkheid smeert hij bilzenkruidolie langs den pisweg, en maakt, als de dieren dit toelaten, lauwwarme aromatische inspuitingen; ook geelt hij potasch in het drinken, of\', niet eenig keukenzout gemengd op het voedsel.

De acute katarrb (druiper) behandelt men met inspuitingen van lauwwarme, slijmige afkooksels met pijnstillende middelen en geeft men honden , dikwijls met een verrassend goed gevolg , een braakmiddel. Bij den chronischen vorm zijn inspuitingen van zamen-trekkende middelen in den pisweg aangewezen en gelijktijdig kan bij honden de copaïvabalsem gegeven worden.

163

735. N. Papaverbollen 3 lood.

Kook die met water \'/j uur, zoodat ev na doorzijging 18 lood overblijft.

Voeg er bij: Eenvoudige tinctuur v. opium 3V2 wigtje.

Orn meermalen daags in den pisweg in te spuiten. (Zürn.)

736. N. Aftreksel van \'ll/2 \'.ood kamil

len bloomen 21 lood. Los daarin op:

Gebrande aluin 3i/2 wigtje. Zinkvitriool 2 wigtjes. Om daarvan 2 maal daags in den pisweg van den hond in te spuiten.

(Weiss.)

737. N. Zinkvitriool 2 wigtjes.

Gedestill. water 24 lood. Gebruik als het vorige. (Zürn.)

738. N. Kopervitriool 8—20 korrels.

Gedestill. water 18 lood. Als liet vorige te gebruiken.

730. N. Aluin 13—20 korrels.

Gedestill. water 18 lood. Gebruik als het vorige.

740. N. Loodazijn li/2—31/2 wigtje.

Gedestill. water 12 lood. Gebruik als het vorige.

741. N. Zuivere tannine?—13korrels.

Gedestill. water 12 lood. Als het vorige te gebruiken.

742. N. Salpeterzuur-zilver 4—8 korr.

Gedestill. water 18 lood. Als het vorige te gebruiken.

743. N. Copaïvabalsem 3/4 lood.

Eijerdooijer één. Pieterseliewater 18 lood.

Maak er eene emulsie van.

Voeg er bij :

Tinct. v. catechu 3l/2 wigtje. Gewone stroop 3 lood.

Geef aan den hond driemaal daags \' oen eetlepel vol in. (Hertwig.)


11*

-ocr page 186-

Geilheid.

Bij den voorhuid- cn eikeldruiper vooral doen zich dikwijls zweren voor cn bovenal bij den hond weligo- uitwassen. Hier moet vooral op zuiverheid gelet worden en oplossingen van zinkvitriool, aftreksels van aromatische kruiden, als van kamillen, oplossingen van kopervitriool of van helsteen worden aangewend ; de uitwassen rankt men met kopervitriool, helsteen enz. aan. knipt ze al enz.

ZIEKTEN DER GESI.ACHTSWERKTUIGEN.

1. Geilheid, overmatige geslachtsdrift.

Komt vooral bij koeijen cn merriën voor, cn ontstaat, behalve door vele ziekten vooral der cijcrncsten, kanker der baarmoeder, sluiting van den hals der baarmoeder. ook door te weelderig voedsel bij tc weinig beweging; ook het niet voldoen aan de geslachtsdrift kan er eeuc reden van zijn, even als overmaat daarin enz. — Dc dieren hebben steeds de gewone teekenen van tochtigheid of stierigheid, laten zich steeds bespringen, maar vatten niet ( h o e r m e r r i i; n), of als dit geschiedt verwerpen zij. Merriën hinneken en vooral koeijen loeijen steeds naar hel mannelijk dier. van daar den naam b r u 1 s h c i d bij het rund aan deze ziekte gegeven. Er vloeit steeds veel slijm uit de schcede, dc dieren zijn onrustig cn vermageren zeer. lüj koeijen worden dan eens dc beide bekkenbanden slap, als kort voor dc geboorte van het kalf (b a n d e 1 o o s, bandeloosheid), of wel een band is verslapt (d e b a n d i s geknakt of g e k n i k t). Zijn dc banden nog stevig cn strak (de pan is in orde), dan is dit over het geheel een gunstig teeken, en bestaat er meer hoop op herstel dan in liet eerste geval. De geilheid wordt verder nog waargenomen bij dc dekziekte en de inwendige pokken , als dc laatste ook op bet eijerncst geplaatst zijn.

De geilheid kan slechts dan genezen worden, als er mogelijkheid bestaat om de oorzaak er van op te hefTen ; maar dit is bij plaatselijke ziekten van dc inwendige voorttclings-werktuigen slechts zelden het geval. Is die toestand door tc veel, te voedend of te prikkelend voedsel veroorzaakt, dan moet men verkoelend, zacht afvoerend voedsel in geringe hoeveelheid geven; veel beweging en des noodig verkoelende zouten . /elf\', purgcenniddelen zijn dan aan

-ocr page 187-

Onvruchtbaarheid.

te raden. Is de grond der geilheid een liooge graad van prikkelbaarheid der geslachtsdeelen, dan doen koude wassehingen en baden , de inwendige aanwending van kamfer, eenigc dagen lang gegeven goede diensten. — Ook de morphium en de borax worden in zulke gevallen gegeven. Helpen deze middelen niet, dan moet men, om de toenemende vermagering te beletten, de dieren castreeren (ontmannen) en bij vrouwelijke dieren de eijernesten wegnemen, eenc kunstbewerking die zeer is aan te raden, vooral bij koeijen. Het door sommige aanbevolen branden met een gloeijend ijzer, ol\' het uitsnijden van den kittelaar beantwoordt meestal niet aan bet doel.

744. N. Kamfer 3 lood. Geef quot;s morgens en \'s avonds aan liet

Poeder van althaeawortel en paard 1 pil.

water zooveel als genoeg is Geef 2 zulke giften. (Adam.) om er 8 pillen van te maken.

Geel\' aan de merrie of de koe l—3 7/^;. n. fiorax 12\'lood.

maal daags 1 pil. Poeder van vingerhoedskruid

5 wigtjes.

745. N. Azijnzure morphine 1 —U/a Poed. v. gentiaanwortel 9 ld.

korrel. Maak er een poeder van.

Lijnmeel M/^ food. Geef er aan do koe: dagelijks 3

Maak er met water 1 pil van. maal 2 eetlepels vol van in lauw water.

2. Getorek aan- of te weinig geslachtsdrift en onvruchtbaarheid.

De vermindering der geslachtsdrift wordt bij beide geslachten door ontaardingen der voorttelingswerktuigen, vooral der ballen en der eijerstokkcn veroorzaakt; maar ook bij algemeenekrachteloosheid tengevolge van vele ziekten ontstaat zij. Bij phlegmatiscbe dieren is over bel algemeen de voorttelingsdrift minder sterk, en wordt die ook door te vroegtijdige en veelvuldige bevrediging verzwakt}

De onvruchtbaarheid wordt verder veroorzaakt door misvormingen van de geslachtsdeelen, mede ter wereld gebragt, door ziekten van de voorttelingswerktuigen, sluiting van den moedennond, te groote vetheid, te sterke opgewektheid tot de voortteling, onvermogen van het mannelijke dier tot den sprong enz.

Ook bij volkomen ontbreken en verminderde geslachtsdrift heeft de behandeling slechts dan een goed gevolg, als het gebrek niet door ziekten der geslachtsdeelen, vooral der ballen en eijerstokken of door een ander slepend lijden ontstaat.

16b

-ocr page 188-

Onvruchtbaarheid.

Is zij het gevolg van onvoldoende voeding ol\' te zwareu arbeid, dan wordt die door goed voedsel en door rust weggenomen. Bij phlegmatische, vette dieren is meer beweging, het bij elkander plaatsen der beide geslachten, het geven van purgeermiddelen aangewezen. Bij ongevoeligheid der voorl telingswerktuigen, veroorzaakt door te veel voldoen aan die drift, of door het niet toelaten van jonge vrouwelijke dieren, beproeft men zoodanige middelen, die vooral opwekkend op de geslaehtsdeelen werken; de spaansche vliegen, witte peper, zevenboom, de wolfshes of wolfs-bezie (of hel pariskruid. paris quadrifolia) ( ;lt;—6 gedroogde planten , des morgens aan het nuehtereii dier te geven en dit na 3 dagen te herhalen). Ook wassehingen van de geslaehtsdeelen met koud water doen eveneens goede diensten.

Tegen de onvruchtbaarheid van vrouwelijke dieren, ontstaan door te groote prikkelbaarheid, worden aderlatingen, kamfer (744), de brandewijn (bij koeijen van 21 .—a one. Vo uur voor het bespringen te geven) aanbevolen. Is die ontstaan door ongevoeligheid en vetlijvigheid, dan is tegen de eerste prikkelende middelen, tegen de laatste aderlatingen , purgeerende middelen, arbeid en karige dieet zeer nuttig, verder door het mannelijke dier niet toe te laten zoo het dier ziek is. Zijn ziekten de oorzaak van onvruchtbaarheid, dan blijft de behandeling dikwijls vruchteloos.

747. N. Poeder van zoethout 3 looJ. 750. N. Fijne witte peper (i lood.

» » spaansclie vlie- Poeder vau altliaeawortel en

gen 7 korrels. water zooveel als genoeg is

Giet er 5 ons kokend water om er 8 pillen van te maken,

op, laat het !/,, uur in een Geef aan het rund dagelijks 2

toegedekt vat staan. Zijg het maal 1 pil.

daarna door.

, Aan het paard of rund op ééns in 751. N. Zevenboomtoppen

te geven. (Ziirn.) Poed. v. gember van elk ti ld.

Maak er een poeder van.

748. N. Poeder van spaansche vliegen Geel\' aan het varken bvj elk voeder

•li/2 lood. \'2 eetlepels vol.

Geel\' aan het rund des morgens

voor het voederen i/4 gedeelte, tus- 752. N. Zevenboomtoppen 3—6 lood.

schen 2 sneden brood in. (May.) Meel en water zooveel als

genoeg is om er eene hkkmg

740. N. Emulsie van 3 lood hennip- vfn tè Jïlajclt;5n\' , ,

zaad 5 one. Aan het paard of het rund de eene

Tinctuur van spaansche vlie- helft des morgens, de andere des gen 31/-,—7 wigtjes. avonds te geven.

Aan het rund op ééns des morgens in te geven.

166

-ocr page 189-

Ontsteking der voorstanderklier.

Bij het onvermogen van mannelijke dieren, wanneer het niet door ziekten der voorttelingswerktuigen veroorzaakt wordt, is hel gebruik der genoemde prikkelende middelen, eene sterke beweging voor den sprong en zeldzame bedekking aan te bevelen.

3. Ontsteking en vergrooting van de voorstanderklier.

Deze ziekte komt bij honden niet zelden voor en zou zich ontwikkelen ten gevolge van te rijkelijke voeding, bij weinig beweging. Zij heeft een slepend beloop en men wordt op de aanwezigheid er van eerst opmerkzaam door het veel persen op de ontlasting tier dieren en dooi- hel wrijven op de billen. Bij hel door den endeldarm verrigle onderzoek blijkt, dat de klier vergroot, soms tegen drukking — waardoor tevens eene witte, etterachtige stof uit den pisweg ontlast wordt, —gevoelig, dikwijls ook fluctneerend is.

Bij het toenemen der zwelling wordt de mest- en pisonllasting steeds moeijelijker, de dieren vermageren aan het achterstel en gaan aan uittering of aan de gevolgen van pisopslopping te gronde.

In het begin kan vermindering van hel voedsel, veel beweging, het geven van purgeermiddelen, het inwrijven van kwik- of jodiumzalf in den dam en de omgeving van den endeldarm eenig gevolg hebben; is er echter reeds verettering in de klier aanwezig, dan is elke behandeling vruchteloos.

753. N. Jodkalium li/j—2 wigtjes.

Reuzel \'ll/2 lood.

Maak er eene zalf van.

In den dam en den omtrek van den aars ia te wrijven.

4. Bloeding uit de baarmoeder of legger.

Komt bij alle huisdieren, maar slechts na de geboorte of het verwerpen voor. en wordt dan eens door gebrekkige zamentrek-kingen der baarmoeder, na loswording van de moederkoek, of , hetgeen meer het geval is, door ongeschikte hulp bij het verlossen, met geweld losrukken van de nageboorte, afknipping van de baarmoederknoppen, soms ook door de bcenen van hel- jong, veroorzaakt.

167

-ocr page 190-

BaaF/noederbloeding.

Men kcnl deze ziekte aan het uitvloeijen van vloeibaar of geronnen bloed uit de seheede, onrust van hel dier, weeënaardig persen, in lioogen graad afmatting van het dier door bloedverlies. Hierbij voegen zich dikwijls de leekenen van baarmoederontsteking of, als eene scheur in de baarmoeder is ontstaan, die van buik-vliesontsteking.

Om spoedige en krachtige zamentrckking van de baarmoeder te verkrijgen, zijn inspuitingen van koud water alleen, of met bijvoeging van azijn of andere verdunde zuren, van koude afkooksels van zamentrekkende planten, het inbrengen van stukken ijs in de baarmoeder, koude begietinge\'n van het achterlijf, koude klisteeren aangewezen. Veroorzaken teruggebleven gedeelten van de nageboorte de bloeding, dan moeten die behoedzaam met de hand worden verwijderd, waarop zich de baarmoeder meestal dadelijk te zamentrekl, of men wendt bovendien zulke middelen aan, die de zamentrekking van dit deel bevorderen, en zoo de uitstooting van de nog voorhandene overblijfsels van de nageboorte kunnen bewerken. Als zoodanige, v ooral bij het ontbreken van de weeën of bij zwakke weeën aanwending vindende middelen zijn bovenal: de kaneel, de potasch, de zevenboom en hel moederkoorn te vermelden.

754. N. Poed.v. kancelbast7—20 koiT. Geef 3 zulke giften. (Hering.)

Aan den hond met eenigo kamil-

lenthee op eens in te geven en dit 758. N. Moederkoorn 3—7 korrels, des noodig van i/j—1 uur te herhalen. Suiker 13 korrels.

(Hertwig.) Maak er een poeder van.

Aan den hond om het i/2 uur een

755. N. Tinctuur van kaneel 3/4 lood. poeder te geven.

Geef aan den hond elk i/2 uur Geef 4 zulke giften.

10—20 droppels

756. N. Ruwe potasch ll/2 lood.

759. N. Moederkoorn 13 korrels. Kamillenwater 3 lood.

Poed! v^ltamülenfioemen 3 ld. Aau een grooten hond op eens in Maak er een poeder van. le geven-

Aan het rund of het paard \'s mor- .. . , - cv, ■ _____i.

gens en ?s avonds een poeder met 5 Moederkoorn u 20 kon els. one. heet water overgoten en na be- , Maak er t poeders van. koeiing doorgezijgd , in te geven. ^\'J11 ^011 lloncl om li 1 uur eequot; Geef 3 zulke giften. (Uering.) poeder met water in te geven, tot

krachtige weeën volgen. 757. N. Zevenboomtoppen l\'/^lood. Geef 4 zulke giften. (Hertwig.)

Potasch 3 lood. . , Een poeder met 5 one. kokend 761. iV Afkooksel van lood moewater te overgieten, door te zijgen derkoorn 6 lood. en aan het rund om de 5—6 uur zulk Aan don hond om het ljï—1 uur een gift te geven. een theelep. vol in te geven. (Hertwig.)

168

-ocr page 191-

Kaifkoorts. De mocrziekte.

7C2- N. Moederkoorn l\'/j lood. Aan den hond lauwwarm op ééns

Aftreksel van l\'/j lood kamil- in te geven. (Hering.)

lenbloemen 5 one.

Aan het rund op eens lauwwarm 764. N. Moederkoorn in te geven. (Horing.) Poeder van kaneelbast van

elk 3/j lood.

763. N. Moederkoorn 7—13 korrels. Maak er een poeder van.

Overgiet die met 6 lood kokend Aan het rund in 1 N. p. lauw bier water en laat het i/4 uur staan. Zijg op ééns in te geven. (Ilertwig.) het door.

5. Ontstekingachtige kaifkoorts , ontsteking der baarmoeder (legger) na de geboorte, de moerziekte.

Deze ziekte koml wel bij alle dieren, het meest echter bij koeijen voor. De oorzaken zijn; beleedigingen, kneuzingen en scheuren van de baarmoeder gedurende de geboorte, door ongeschikte hulp of hel jonge dier zelve, teruggebleven en in ontbinding overgegane gedeelten van de nageboorte, bloedstolsels en gedeelten der vrucht, het vatten van koude kort na het baren. De ziekte heerscht soms zeer algemeen; of hier toe miasmatische invloeden bijdragen is onbekend. De ontsteking bepaalt zich tol ile baarmoeder alleen of wel het buikvlies deelt er in.

Gewoonlijk worden de dieren kort of eenige dagen na het kalven of baren, door een min of meer hevige koorts aangedaan; zij worden onrustig, trippelen heen en weder, kwispelen met den staart, gaan liggen en staan spoedig weder op, zien naar den buik f om, en toonen pijn in den buik te hebben. Somtijds zijn de dieren reeds in het begin der ziekte zeer opgewekt, hebben neiging om te stooten, krijgen tandknersingen enz. De dieren nemen dikwijls de bonding aan om (e pissen. waarbij echter slechts eene geringe hoeveelheid donker gekleurde pis ontlast wordt, zij persen als bij weeën, waarbij dikwijls omstuiping en uitzakking van de baarmoeder ontstaat. De kruisstrcck is tegen drukking gevoelig, de rug wordt opwaarts gekromd, de uitwendigegeslachts-declen en de schcede zijn hoog rood, gezwollen, heet en pijnlijk, de moedermond is geopend , de melkafscheiding vermindert dadelijk en houdt spoedig geheel op; de dieren kunnen zich slechts met moeite en met het achterstei wankelend bewegen; de eetlust is geheel verdwenen, de afgang van drooge mest is zeer vertraagd, de dorst vermeerderd.

169

-ocr page 192-

Kalfkoorls. De mocrzicktc.

In de liglerc gevallen, waarbij de pijnlijkheid van het achlerlijf en de koorts niet hevig zijn (de eigenthjke moer ziek te bij de koe), verminderen na eenige dagen de verschijnselen; uit de seheede vloeit ecne slijinige of\' bloedige vloeistof, de eetlust en de afsehei-dingen keeren terug, de koorts verdwijnt en de genezing volgt in 2—3 weken.

In de zwaardere gevallen stijgen de tocvalleu spoedig; tie buik is zeer pijnlijk en opgezet, uit de seheede vloeit eene miskleurige, onaangenaam riekende, met vlokken gemengde vloeistof, groote afgematheid en bedwelming, zelfs verlamming van het achterstel. De koorts wordt heviger en de dieren sterven reeds na eenige dagen. Men noemt de ziekte dan ook wel hel meik-vuur, het vuur in de baarmoeder, en als die wat langzamer verloopt het spring vuur der baarmoeder. Vooral zijn spoedig doodelijk die gevallen, waarbij de ziekte ontstaat door voortgezette drukking van te groote jongen op de wanden van de baarmoeder, waarbij zelfs door versterf gedeelten van den wand der baarmoeder verloren gaan en de etterachtige inhoud van de baarmoeder in de buikholte wordt uitgestort; een geval dal bij kleine honden , die met groote reuën gepaard hebben , niet zeldzaam is.

In het begin der ziekte is ccne streng ontstekingwerende behandeling vooral dan te volgen , als dc ontsteking hevig is; aderlatingen, groote giften van glauber- of bitterzout, van salpeter in slijmige afkooksels, slijmige klisteeren en zidke of ligt aromatische inspuitingen in de baarmoeder, die om de 1—2 uren herhaald worden, zijn dan aangewezen. Is de ontsteking slechts matig, dan kan men de aderlating nalaten. Bij intredende verzwakking-zijn prikkelende middelen, bijv. kamfer, doelmatig. Wordt de uitvloeijing stinkende, dan moet men, bij de inspuitingen van aroma tischen aard, voegen azijn, houtazijn, geest van kamfer, of wel afkooksels van eiken- of wilgenbast.

Dat bij het onderzoek met de hand de nog aanwezige gedeelten der nageboorte, gedeelten van het jong, gestold bloed, voorzigtig uit de baarmoeder moeten verwijderd worden, spreekt van zelf. Men zorge steeds voor een warmen, van veel stroo voorzienen stal, voor rust, voor lauw drinken.

170

-ocr page 193-

171

6 Katarrh van de baarmoeder,

üezc ziekte komt bij alle huisdieren, vooral echter bij het rund voor. Eenige weken na bet kalven of baren, neemt men soms waar, dat zeer groote hoeveelheden slijm van tijd tot tijd uit de kling worden ontlast, terwijl men vooraf geringe aanvallen van koorts, eenige onrust van het dier, kwispelen met den staart, moeijelijke pislozing, vermindering van melkgeving enz., heeft waargenomen. Na verloop van eenige dagen wordt de uitvloeijende slijm dikker en blijft reukeloos, tie eetlust keert terug, bet dier wordt weder rustig, maar de melk vermindert, de huid is nog droog enz. Langzamerhand neemt de uitvloeijing af en bet dier is na 14—21 dagen weder hersteld. In andere gevallen verzamelt zieb de slijm in groote hoeveelheid in de baarmoeder, zij wordt roomachtig, klomperig en etterig, er ontstaan verzweringen in de baarmoeder, doordien de slijm den moedermond verstopt, of omdat deze gesloten is, niet afvloeit; dan verzamelt die zicb in zeer groote hoeveelheid in de baarmoeder en zet die zeer uit, de slijm is dan meer dun, vloeibaar, een toestand dien men ook wel w a t e r-z ucht van de baarmoeder noemt.

Heeft deze ziekte meer een ontstekingachtig karakter, dan moeten middenzouten. slijmige inspuitingen in de baarmoeder worden aangewend, terwijl bij den chronischen katarrh afkooksels van zamentrekkende, zelden slijmige plantendeclen, moeten worden aangewend, waarbij men aluin , kopervitriool, loodsuiker voegt; verder oplossingen van tannine, aftreksel van zevenboom met kreosoot als inspuitingen en inwendig geeft men versterkende en opwekkende, later zamentrekkende middelen. Heeft zich eene groote hoeveelheid slijm in de baarmoeder verzameld, dan moet men met den vinger of een elastieke buis door den moedermond in de baarmoeder dringen en die ontlasten, waarna genoemde zamentrekkende zelfstandigheden worden ingespoten.

765. N. Emulsie van 12 lood 766. N. Tannine 3/i lood.

hennipzaad 2 N. pond. Water 5 one.

Voeg er bij: Eene inspuiting.

Loodsuiker lood.

Hiervan dagelijks 3 maal in te 767. N. Afkooksel van 6 lood sabina-

spuiten. toppen \'1 N. pond.

Voeg er bij :

-ocr page 194-

Kalarrh van He baarmoeder.

Kreosoot |l/2 lood. Poed. v. alantswortel v. elk. 9 Id.

Als het voi-ige t.e gebruiken. Bloera van zwavel 6 lood.

(Weiss.) Keukenzout \'12 lood.

Maak er een poeder van. 768. N. Poeder van gentiaanwortel Geel 3 maal daags aan het rund » » kalmuswortel een kleine handvol in. (Rychner.)

7. katarrh van de scheede, witte vloed, slijmvloed uit de sclieede.

Deze ziekte kmnl iiel meesl bij kocijeu, korten tijd na bet afkalven , vooral na bet vatten van koude ol\' na het gebruik van koud water of koud voedsel voor. Zij begint gewoonlijk mrt een ligte kooi\'ts, waarna roodheid, opzwelling van hel slijmvlies der scheede, onrust van het dier, heen en weer trippelen, kwispelen met den staart, moeijelijke pislozing zich voordoen. Eenige dagen later begint bet uitvloeijcn van een dun , doorschijnend slijm uit de scheede, die langzamerhand dikker en taaijer wordt, terwijl tevens de koorts wegblijft, de dieren vlugger worden, de eetlust en de melkafscheiding terugkeeren. De ziekte verdwijnt langzamerhand na eenige weken, of zij gaat in den chronisehen vorm over.

Deze slepende vorm, meer bepaald de witte vloed daar-stellende, ontstaat uit de vorige, of wel langzamerhand en zonder in bet oogvallende verschijnselen bij slappe dieren, na herhaald bespringen enz., en komt niet zelden met soortgelijke ziekte van de baarmoeder tevens voor. liene langdurige uitvloeijing van eene taaije, slijmige of etterige, in het begin rcukelooze. later soms slinkende vloeistof uit de scheede, die dan eens in grootere, dan weder in geringere hoeveelbeid langs de schenkels afvloeit, bleekheid en zwelling van het slijmvlies, zijn de meest in het oogvallende verschijnselen dezer ziekte. De dieren zijn niel. ziek; dc tceldrift is soms verhoogd. maar de dieren nemen niet op of verwerpen, als dit het geval was. Later vermindert de melkafscheiding, de dieren vermageren en worden eindelijk kwaadsappig.

Bij den aeuten vorm der ziekte geeft men in het begin ontsteking-werende zouten en lauwwarme afkooksels van slijmige zelfstandigheden , waarbij in het verdere beloop der ziekte bittere middelen en inspuitingen van ligt zamentrekkende zelfstandigheden of wel zure vloeistolfen worden verrigt.

Tegen den ebronischen vorm wendt men, bij zorgvuldige voe-

172

-ocr page 195-

Witte yloef\'

473

ding cn verpleging. bittere, aromatische stoffen, als duizendblad, kalmus, arnika, jeneverbeziën, zevenboom, terpentijn of terpentijnolie , zelfs de kubebenpeper inwendig aan, terwijl afkooksels van salie, eiken- eu wilgenbast, met bijvoeging van azijn, oplossingen van aluin, de zevenboom in aftreksel, met kreosoot, kalkwater enz. als inspuitingen in de scheede worden aanbevolen.

769. N. Afkooksel van l\'/2 lood lijn

zaad 5 one.

Voeg er bij :

Aluin lood.

Exti-act van opium 4 korrels. Eene inspuiting bij honden.

770. N. Gewone terpentijn

Colophonium

Poeder van bistortawortel van elk 5 one. Maak er 24 pillen van.

Geef des morgens aan het rund 4-stuks. (Delwart.)

771. N. Poeder v. cubebenpeper 6 ld.

Poeder v. gentiaanwortel9 ld. Ijzervijlsel 3 lood.

Poeder v. althaeawortel G ld. Maak er met water eene likking van.

quot;s Morgens en \'s avonds aan het rund 1ji gedeelte in te geven.

(Rychner.)

772. N. Aftreksel van 9 lood zeven-boomkruid ll/2 N. pond. Voeg er bij:

Kreosoot 31/, wigtje. Dagelijks 3 maal een kopje vol in de scheede van het paard in te spuiten. (Hertwig.)


ÜIELKGEBREKËIV.

Hieronder verstaal men veranderingen, die de melk zoowel in aard als h o e v e e 1 h e i d ondergaat. Zij hebben slechts betrekking op de melk van koeijen. Eene ziekelijke verandering van den aard der melk kan dan slechts op rekening van de afscheiding in den uijer gebragt worden, als die zich bij of onmiddellijk na het melken voordoet , terwijl veranderingen, die zich in de melk, die bij het melken volkomen goed was, ontwikkelen, niet tot de gebreken der afscheiding, maar aan eene veranderde omzetting van de nadere bestanddeelcn der melk builen het ligchaam moeten toegeschreven worden.

Zijn de »mclkgebrekenquot; buiten het dier gelegen , dan spreekt het van zelf, dat door het opheffen van de oorzaken er van die van zelf moeten verdwijnen. Hangen die daarentegen van het dier af, dan kunnen die door een doelmatigen leefregel en door de aanwending van geneesmiddelen worden opgeheven, zooals bijv. met de vermindering van de hoeveelheid , bloedmelken . het niet boteren der melk enz. het geval is.

-ocr page 196-

174 Melkgebrekcn.

Haubnei- verdeelt de melkgebrekcn in die der afscheiding en die der stolling of v c r z u r i n g.

1. (iEBREKEN DER AFSCHEIDING.

A. Van de h o c v e c 1 hci d.

Melkvloed, laten loopen der melk, liet opslaan der melk.

Eene te rijkelijke, te groote afscheiding der melk. de melkvloed, waarbij die aan vaste bcstanddeelen gewoonlijk armer is, kan men nauwelijks als een gebrek aanmerken. Zij kan echter daardoor nadeelig worden, dat de voeding en vooral tic longen er door kunnen lijden.

Het uilvloeijen van de melk. het 1 aten loopen der melkt moet als een gevolg van verslapping van bet zamentrekbaar weefsel der tepels worden beschouwd, dat soms veroorzaakt wordt door het niet melken, om den uijer een groot aanzien te geven, en dan wordt die door te groote ophooping der melk in den uijer tewecggebragt. Dit gebrek is zeer zelden le genezen.

De vermindering der melkafscheiding, het ui t de melk geraken, het o p s 1 a a n d er melk, zonder dat verdere ziekteverschijnselen aan bet dier worden waargenomen, kan slechts aan onwerkzaamheid van de melkklieren worden toegeschreven. De tengevolge van koortsige ziekten onvoldoende voeding, ziekten van den uijer enz., verminderde mclkgeving, kan evenmin hiertoe gerekend worden, ids het ophouden der melk uit vrees, bij ruw melken, bij pijn in den uijer of aan de tepels. Tegen het verminderen in tie melk geve men goed. ligt verteerbaar voedsel, spoeling , meeldrankcn , aromatische zaden, als venkel-, dil-, anijs- en korianderzaad, verder duizendblad, lijnzaad en lijnkoeken, we\'.ke middelen men veel met zwavel, goudzwavel en spiesglans verbindt; verder de kaskarillebast cn de spijsvertering bevorderende geneesmiddelen.

773. N. Poeder van venkelzaad 18 ld. Poeder van jenevarbeziën van

Aan het rund of het paard, met elk l/2—3lood.

1 N. pond melk, quot;s morgens voor het Maak er een poeder van.\'2—3 maal voeder te geven en die gift des daags aan het rund een poeder in noodig na 48 uur te herhalen. een aftreksel van venkelzaad in te

geven.

774. N. Bloem van zwavel li/2 lood. Geef 2—3 zulke giften. (Haubner.)

Poedei- va» watervenkolzaad

-ocr page 197-

Melkgcbrekcn.

775. N. G-oudzwavel s/4 lood. Keukenzout IS lood.

Poedei\' van venkelzaad Maak er een poeder van.

» » jeneverbezien van Geef aan do koe telkens 1/4 ge-

elk 0 lood. deelte op het voedsel. (Hertwig.)

Maak er een poeder van.

Aan het rund 111 3—1 maal te geven; 777. N. Poeder van kaskarillebast 0 ld.

(Haubner.) Maak er met meel en water eene likking van.

776. N. Ruwe spiesglans 6 lood. Aan liet rund in 2i uren in te geven.

Poed. van venkelzaad 12 lood. (Feilenlierg.)

B. Va 11 den a ar ci der 111 cIk.

1. Vreemde stoffen in de melk.

Bloedige melk, het bloedmelken komt bij ontsteking en beleedigingen, na ruw melken, gedurende de tochtigheid, bij snellen overgang tot saprijk voedsel. na het gebruik van scherpe planten, als de ranonkelsoorten, de waterpeper, harzige boomspruiten enz. voor en is in het laatste geval dikwijls met hloedpissen verbonden. Dan eens vertoonen zich reeds gedurende het melken bloedstrepen in de melk, ol\' men vindt bij het ledigen der melkvaten eene grootere of kleinere hoeveelheid van geronnen bloed op den bodem. »

De behandeling bestaat in het verwijderen der oorzaken en het opheffen van de ziekte des uijcrs. Slijmige middelen met glauberzout of salpeter, koude wasschingen van den uijer zijn bij congestive toestanden aangewezen. Is de ziekte na het gebruik van scherpe stoffen ontslaan, clan worden inwendig salpeter, loodsuiker en zamentrekkende stoffen gegeven. In elk geval moet zeer zacht gemolken worden en bij groote pijnlijkheid van den uijer moeten melkbuisjes in de tepels worden geplaatst.

Van het blocdmelken is de roode melk te onderscheiden, die ontstaat door het gebruik van zekere planten, de meekrap, meerdere walstroo (galium) soorten enz.

Ook gaan gele kleurstoffen van planten in de melk over en maken de melk gee). Bij leverziekten, bij het gebruik van saffraan , rhabarber, van sommige standelkruiden enz. wordt de melk soms geel.

Bittere cn aethcrische oliën bevattende stoffen gaan bij het gebruik evenzoo in de melk over (b i 11 e r e mei k) en geven daar aan een bijzonderen smaak.

173

-ocr page 198-

Melkgebrekcn.

Dat eindelijk ook etter uil verzweringen van den uijer in de melk kan geraken is duidelijk.

2. Veraudering in de hoeveelheid der melkbestanddeelen.

De waterige melk, dunne melk, wordt door gehaltloos of slecht binnengebragt voedsel, door te veel verslappende dranken, dat eindelijk ook eene verzwakking van de spijsverteringskrachten ten gevolge heei\'t, veroorzaakt. De melk is dun en bevat weinig-room- en kaasstof. De behandeling bestaat in de verandering van voedsel; zijn de spijsverteringskrachten verzwakt, dan geeft men bittere en aromatische geneesmiddelen.

Eene te geha 1 (rijke, te vette melk, die veel kaasstof en vet bevat, wordt door krachtige, goed gevoede dieren geleverd. Wil men die soms wegnemen, dan geeft men verkoelend en waterhoudend voedsel, liet is daar, waar het op botermaken aankomt, niet als een gebrek aan te zien, maar die melk kan bij zuigende jongen tot ziekten, l)ij\\. de persloop; aanleiding geven.

De zoute melk bevat een groot gehalte aan kaikzouten. die zich soms in de melkvaten als ecu zandachtig bezinksel af-zfetten. Men wil, dat deze melk voor den mensch ongezond is en dat die door koeijen, welke aan slepende ziekten lijden. vooral verettering der longen en de parelziekte, wordt geleverd.

3. Verandering in de hoedanigheid der melkbestanddeelen.

Volgens Haubner komen de hiertoe behoorende melkgebrekcn op 2 wijzen voor: 1. zij zijn reeds bij het melken aanwezig of komen spoedig daarna te voorschijn, of 2. de melk wordt volkomen goed ontlast, maar die wordt daarna door uitwendige omstandigheden veranderd. Van de oorzaken er van weet men nog niet veel. Dikwijls geeft slechts een kwartier of tepel van den uijer deze gebrekkige melk.

De zuurachtige of slijkerige melk. het te vroeg stollen of dik worden der melk, het kazen der melk. Het gebrek beslaat in het te vroeg stollen der melk, en zulks zoowel van de pas gemolken als de eenigen tijd gestaan hebbende of zacht verwarmde melk. Dikwijl* stolt de melk reeds in

176

-ocr page 199-

Gebreken der melk. 177

een of meer kwartieren of lepels tot vlokkige en kiomperige stolsels. De oorzaken er van zijn : ontstekingachtige toestanden van den uijer, en die kan zidi lot een, twee of meer kwartieren bepalen, storingen der spijsvertering en een te vroeg zuur-worden van de melk in den uijer, zooals in den zomer, Ltij groote hitte, onweder, sterke ligchamelijke verhitting wel het geval is. Het plaatsen dei-melk m warme en bedompte melkkamers, onzuivere, vooral houten melkgereedschappen zijn evenzoo oorzaken van dit gebrek.

De behandeling van dit gebrek verschilt naar de oorzaken. Bij aandoening der spijsverleringswerkluigen raadt Haubner zout met bittere middelen, krijt enz. aan; bij de zoogenaamde verhitting der melk in den uijer; koelbouden en zuren, bijv. azijn (tot SVo one.), zout- of zwavelzuur (\'s morgens en \'s avonds s/4 lood), zure dranken.

Eene wijziging van dit gebrek is de door geprikkelde toestanden van den uijer voorkomende gele melk, waarbij die de kleur van eijerdooijers krijgl en veel bij nieuwmelkende koeijen voorkomt, waarbij de melk zeer spoedig, dikwijls reeds in den uijer, stolt en zich moeijelijk boteren laai.

De t a a i j e, s 1 ij m i g c, draderige, lange melk, hel \' a n g w o r d e n d e r 111 elk. de lang of 1 e n g i n d e m e 1 k.

De melk schijnt bij het melken zeer goed te zijn of ook wel, maar zeldzaam, dan reeds laai en in draden trekbaar. Zij stolt als andere melk, maar met dit verschil, dal er sleehls eene geringe of ongelijke roomafzetting plaats heeft. Bij hel uitgieten der melk spint de room, vooral echter het kazige gedeelte, lange, taaije, slijmige draden, de smaak is laf, slijmig, niet zuurachtig; de melk botert moeijelijk en de boter is onsmakelijk en niet houdbaar. Dit gebrek komt dikwijls bij volkomen gezonde koeijen voor; de oorzaken zijn dan gewoonlijk vochtige, bedompte, aan luchltrekgebrekkige melkkamers, onzuiverheid of geenc genoegzame bezorgdheid in alles wat de melk aangaat; welligt dragen ook soms hel weder en de warmlegraad der lucht er toe bij. Hel schijnt, dat in de melk eene slijmige gisting is ingetreden en de daardoor veroorzaakte omzetting van de melksuiker en tie kaasstof af te hangen. Er wordt daarbij een slof gevormd, waardoor gezonde melk in denzelfden loesland kan worden gebragt.\'In andere gevallen wordt zij door storingen van de spijsvertering te weeggebragt bij koeijen

152

-ocr page 200-

17* Melkgcbiekeri.

die slecht gehouden of gevoed worden: men wil dat zulke melk rijk aan eiwit is. Hier vooral moeten hij de behandeling de oorzaken verwijderd worden: hij slechte spijsvertering geve men zouten en biltere middelen.

Hel, niet b o tere n d e r m elk, het ra o e i j e 1 ij k b o-teren. Het gebrek bestaat daarin, dat zich uit de hij het melken goede melk, die op de gewone wijze stolt, of de daarbij slechts weinig roomafzettende melk, bij het karnen slechtsmoeijelijk ol inhei geheel niet de boter afscheidt, lie room blijft emulsieaardig, schuimt en stijgt uil het vat . of er vormen zich slechts kleine, zich niet vereenigende boterklompjes ,dc boter wil niet groot worden . Meestal zijn de oorzaken: ziekelijke uijer of gebreken in de spijs-verlering. In andere gevallen komt het gebrek bij volkomen gezond vee en goede voeding, maar dan slechts in den zomer voor. De omstandigheid, dal door toevoeging van een zuur de afscheiding der boter mogelijk wordt en dat alkalisch reagerende room niet te boteren is, spreekt voor de meening, dal dit gebrek door eene onvoldoende verzuring der room, door verhindering van dc vorming van melkzuur uil de melksuiker . of door eene onzijdig-making van bel zuur wordt daargesteld.

Plaatsing van het botervat in koud water of toevoeging van een zuur of zure room maakt, liet boteren mogelijk. Ook wendt men wel de ruwe spiesglans met aromatische zaden aan.

778. N. Poed. vau ruwe spiesglans 61d. Venkelzaad

Korianderzaad 9 lood. Be ladonnaknnd

Maak er met melk 5 pillen van. Geel Kalmuswortel van elk .! lood.

aan het rund eiken dag t pil ,, en .Teneverbezien 12 lood.

daarna oen drank nil ^ onc azyn, ^

kenzout ^ ^ »bonrg.gt; hH rund da^ks 3-i eette^voi

779. N. Ruwe spiesglans

Bij het blauw -melken wel te onderscheiden ven blauwe melk) is dc gewoonlijk ook waterige melk, reeds bij het melken van eene blauwachtige kleur en geeft slechts weinig en daarbij los te zamenhangende room. zoodat door de dunne plaatsen dei-room de blauwe melk doorschemert. Het blauw-melken wordt door waterig, krachteloos, bedorven voedsel veroorzaakt en soms ook door eene slechte spijsvertering, waarnaar dc behaudelins muet zijn

-ocr page 201-

Mclkgehieken. 179

iiigeri^l ; ook gcefl men wei bittere middelen met zout, krijt enz.

De 1) i 11 e r e in e 1 k heell een iiillcren smaak , onaangenamen reuk en iaal zich moeijelijk boleren. Zij komt veel voor in kleine boerderijen en vooral ook bij slecht voedsel. De behandeling komt mei de vorige overeen.

II. GEBREKEN DliK V\'EKZÜfilNG OF STOLLING.

Hel kenmerkende \\aii dezen groej) is. dat de bij het melken zeer goede melk gedurende de stolling ecne gebrekkige geaardheid aanneemt. Uc aanleiding daartoe bestaal in eigen stoffen (fennen-ten), die in de iiicik zelve ontslaan. zooals bijv. daarin bevat bloed, veranderde afscheiding van hel slijmvlies , of die van buiten er in komen. Die stoften zijn vast. maar kunnen door het vaatwerk ook in andere melk worden overgebragt, en kunnen ook door hel verdampen der melk in de luchl en daardoor in naasl-staande melk geraken. Vocluig, wai m weder, bedompte, onzuivere, niet goed geluchte uielkkainers begunstigen hel ontstaan; gebrek aan zuiverheid ondersteunt de verbreiding van het ferment, dat slechts gedurende den zomer zich onlwikkell en blijft beslaan.

Om deze melkgebreken weg le nemen moet. zegt llaubner. zoodra men die heelt gemerkt . elke koe afzonderlijk gemolken worden . de melk van elke koe atzonderlijk worden gebonden zoowel om le welen le komen van welke dieren het ferment komt , als om de overdraging er \\an te voorkomen. Weel men van welk dier de melk komi . dan moet die dadelijk gebruikt worden. in elk geval afgezonderd van de andere melk blijven. De melkvaten moeten óf vernieuwd, óf met kokend water, loog en chloor gezuiverd . de melkkamers gelucht . gereinigd en koel gehouden worden. Als voorbehoedmiddel beveelt llaubner aan zure melk i kollijlepel vol op een halve lot \'1 Heseh) met versch gemolken . tot afroomen beslemde melk te vermengen.

Eene geneeskundige behandeling der schulddragende dieren is onnoodig; soms kan verandering van voedsel noodig zijn. De oorspronkelijke ontwikkeling van deze gebrekkige melk houdt gewoonlijk na 1- 2 weken \\an zelf op; houdt hel gebrek langer aan, dan zyn uitwendige oorzaken daarvan de reden.

12\'

-ocr page 202-

Igo Melkgebrekcn.

Hiertoe behooren: . , ,.

De zoct-bittcre melk, brakke oi kwade melk is wel ie onderscheiden van de na bel gebruik van bittere planten ol geneesmiddelen en bij ziekten van de lever, zich soms voordoende bittere melk; deze melk is na bet melken volkomen „oed- bij bet staan eebter scheidt zich de room ongelijk al; op eenige plaatsen is die geel, soms echter van gewone kleur, maar onzuiver en blazig. hier c» daar aan bare oppervlakte van vo -droppeltjes, afgescheiden boter «vertogen. Z.j smaak dmcebjk zoet met een bitteren nasmaak, evenzoo de kaasslof, die als de oppervlakte der room den beschreven aard beeft imndci^as oeronnen is; de kaas er van gemaakt bjdt aan de hef. B.j het langer staan krijgt de melk een onaangenamen ranzigen ten slotte rottigen smaak en laat zich mocijelijk ol m het geheel met boteren. De verkregen boter is slijmig , van onaangenamen smaak, wordt spoedig rans en evenzoo is de kaas onbruikbaar. Slechts in de,, zomer komt dit gebrek, in zeer slechte, bedompte melk-kamers of als de melk in slaap- en huiskamers bewaard wordl voor- sommige weiden schijnen het ontstaan er van te begunstigen.

Het b I a a u w - w o r d e u d e r m elk, de 1.1 a u w e m el k. Dit sebrek kenmerkt zich daardoor, dat op de bij het melken volkomen goede melk zich, bij bel stollen, op de oppervlakte van de room puntvormig of vlekkig eene indigo blauwe kleur voordoet. van waar deze kleuring zich. zoowel inde vlakte als d.eple. soms zelfs over de geheele oppervlakte van de melk uitstrekt. Het gebrek kom alleen in den voorzomer tot laathcrfsl voor, en verdwijnt b.j het intreden van bet koude jaargetijde, behalve wanneer de melk ni warme kamers bewaard wordt, als wanneer dit langer aanhoudt. Gewoonlijk komt het het eerst in een of in enkele melkvaten voor, verbreidt zich later door grootcre hocveclhedeu melk en m den vorm van alleen staande blauwe vlekken en strepen, verbreit zich later, grijpt dieper in de melk en verdwijnt langzaam of wel plotseling. Deze indigo- of berlijnseh blauwe kleur behoort tot de kaasslof. die eene eigenaardige omzetting is ondergaan. Staat .lie melk lang. dan wordt zij bedekt met een witte laag; er zijn dan schimmel- of zwamplanten ontstaan; de blauwe kleur „aat in blauwgrijs over eu wordt eindelijk vuil grauw, waar.,,

-ocr page 203-

Melksebreken.

181

gewoonlijk de room door gas ontwikkeling blazig uitgezet wordt. Zeer vroeg vindt men in de blauwe melk infusiediertjes, monaden , die men, ten onregte, voor de oorzaak van de blauwe kleur heeft gehouden. Zij zijn in de blauwe vlekken veel vroeger aanwezig, dan in de wil te. De gestolde melk is minder zuur dan gewoonlijk , de kaasstof minder vast, en, zooals reeds gezegd is , de drager der kk urstof, die er zich echter van kan afscheiden en in de wei overgaan, maar zich nimmer aan de boter becht, want ook de room beeft haar kleur slechts aan de bevatte kaas-slof te danken. Is de melk alkalisch, dan gaat de blauwe kleurstof in bet roodachtige en gele over, maar kan door zuren weder hersteld worden. Volgens Haubner bestaat de verandering, die de melk bij dit gebrek ondergaan heelt in belette vorming van melkzuur . of beter in de vorming van cenc alkalische stof, waardoor minder visie stolling der kaasstof en vloeibaar blijven en oplossing van de reeds gestolde bewerkt wordt. Of de blauwe kleur door een organisch of anorganisch pigment wel ligt phos-phorzuur ijzeroxydnl. dat zicb bij de omzetting der kaasstof kan vormen) veroorzaakl wordl . is even onbekend als de invloed der voedsels en der levenswijze van bet dier op bel ontstaan van het gebrek, hoewel liel schijnt dat gegipste klaver, bevallen voedsel het ontstaan begunstigen. Daar soms voorkom!, dat enkele dieren deze melk geven , terwijl dit bij anderen van dezelfde kudde, die dezelfde levenswijze hebben, niet voorkom!, schijnt het buiten twijfel. dat het dierlijk ligchaam zelve daarop invloed uitoefent; vooral schijnen blocdaandrang en bloedingen van den uijer het ontstaan te begunstigen. Het ferment van zoodanige melk hecht zich aan alle blauw geworden melkdeelen , terwijl alle wit ge-blevene het niet bevatten. Deze blauwe deelen, in andere melk gebragt, veroorzaken liet blauw-worden ook van deze. Met de uitdamping der melk in tie lucht gekomen . kan ze daardoor in andere melk, in dezelfde kamer aanwezig, geraken en die daardoor evenzoo blauw doen worden. Men beeft daarom ook van de besmettelijkheid der blauwe melk gesproken. Daar de bij bet melken alkalisch reagerende melk eene bijzondere neiging heeft tot blauw-worden, kan men door verandering van voedsel, hel geven van knol- en wortelgewassen enz., dikwijls het gebrek voor-

-ocr page 204-

De dekziekte.

komen en wegnemen. Men zorge dus dal de blauwe kleurstof niet bij andere melk kome. Zuivering der meikgereedsehappen en zuivere, luchtige melkkamers zijn hier hoofdzaken om hel gebrek te voorkomen en dlt;; verbreiding tegen te gaan. Het blauw-worden gaal steeds gepaard met langzaam en ongeregeld zuur worden, daarom moet men de warm gemolken melk mei eenige karrraeik vermengen. waardoor niet alleen iicl blauw-worden verhinderd maar ook de verdere verbreiding cr van beperkt wordt.

Haubner houdt liet geel- w o r d e n tl c r m e I k voor eene wijziging der vorige. Het blijft steeds lol de room beperkten verbreidt zich niet aaii of op de gestolde kaasstof. Soms ziel men dat dit gebrek bet blauw-worden voorafgaat; soms is de room sterk geel gekleurd. terwijl de gestolde kaasstof blauw is. — Alles wat van de blauwe melk gezegd is. geldt ook voor dit gebrek.

De r o o d e m e l k kent men daaraan. dal tijdens het stollen de roomlaag rood gevlekt wordt. Dit door draadzwaminen veroorzaakte gebrek komt slechts iti bedompte nielkkamers voor bij zoel weder en kan door luehten en zuiverheid worden weggenomen.

Hel verdwijnen van de room. Rr vormen zich bijbel staan en stollen der bij bel melken goede melk op de oppervlakte der room gele. doorschijnende plaatsen van verschillenden omvang . die door luchtblaasjes gevormd worden. Rij hoogeren graad van hel gebrek botert de melk zeer moeijelijk en geeft eene onsmakelijke boter die niet bewaard kan worden. Dit gebrek schijnt door gisting te ontstaan, en men kan hel door zuurachtige, plantaardige fermenten kunsi matig teweegbrengen. Ook hier zijn slechte melkkamers, onzuiverheid de oorzaak.

.9. !)i* dekziekte, goedaardige chanker- of dekziekte, blaasuitslag der voorttelingswerktuigeii.

Deze ziekte komi bij paarden en runderen voor; enkele malen heeft men die ook bij hel varken waargenomen. waarbij de ziekte van den beer op vele moederzwijnen overging. Zij komt niet alleen bij voor de voortteling aangehouden dieren, maar ook wel bij jonge. krachtige inerriën voor. die nog niet bedekt zijn. Nim -

482

-ocr page 205-

De dckïiekte.

mer heeft zij tiadeelige gevolgen van de eigenlijke chanker-ziekle of de wrlainmings ziekte der (\'okdiercn. Behalve door hc-srnetting bij hel paren, schijnt zij ook te ontstaan door den gedurende de logtigheid bestaanden aandrang van bloed naar de geslachtsdeelen en door de wrijvingen der deelen bij hei paren.

Bij vrouwelijke dieren komen, bij bel verschijnen van een acute katarrh van de scheede. aan de inwendige vlakte van de kling linzen- of erwten groote, niet ecne heldere vloeistof gevulde blaasjes voor. die spoedig openspringen. waardoor hoog roode plaatsen van hel slijmvlies bloot komen, die zich spoedig weder mei een epilheiium iopperhnidsj-laag bedekken, terwijl de scheede katarrh vermindci\'l en eindelijk geheel verdwijnt.

Bij mannelijke dieren dieren ziet men. dat aan verschillende plaatsen van hel gezwol\'en en zeer rood gekleurde nitwendige bekleedsel van de roede, bij paarden vooral aan den eikel, soortgelijke blaasjes, die zeer spoedig openspringen, ontslaan, waarop de van opperhuid ontdane plaatsen nog eenige dagen vochtig blijven en zich dan met een dunne korst bedekken, waaronder de opperhuid zich weder vormt . welke laatste evenwel gedurende «enigen tijd wit (zonder pigment\', blijfi.

Slechts zelden zijn de dieren bij deze ziekte iels koortsig eu bet. beloop der ziekte is steeds kort (8—l\'i dagen) en gunstig.

In het begin moeten bij vrouwelijke dieren slijtnige, later zameu-Irekkende inspuitingen, bijv. aftreksels van salie, afkooksels van eikenbast, of oplossingen van aluin, loodsuiker, helsteen enz. iu de scheede worden aangewend, en ook raakt toucheert men de bereikbare zweren met helsteen. kopervitriool aan . of bevochtigt ze met loodazijn . phagadeniscb water enz,, welke middelen ook bij mannelijke dieren worden gebruikt. Eene inwendige behandeling is overtollig.

780. iV. Aftreksel van I one saliekniid Wijnazijn 21/, om-..

... ... . . \'0 on,\'• , Als het vorige.

Aluin \'i\'/2 lood. 8

Om in de scheede lp spuiten. 782. N. Helsteen 3i/2 wigtje.

Gedestill. water 2 one. 7SI. ,\\, Aluin U/j lood. Als het vorige.

Water \'l N. p.

183

-ocr page 206-

184

CONSTITimOlVEELE ZIEKTEN

1. ZIEKTEN VAN J1ET BLOED.

1. Voll loediglieid.

Bij de eigenlijke, de ware volidoedigheid wil men dal de hoeveelheid van het, bloed vermeerderd is, zonder dal zijne zam- nslelling is veranderd. Meestal zijn echter daarbij de blocdligchaampjes en hel eiwit van hel bloed vermeerderd. Gedurende liet leven kan men lol de toename van de hoeveelheid bloed slechts met waarschijnlijkheid uil de sterke opvulling der huidaderen, de hoogereroodheid der ziglbare slijmvliezen, den krachligen. vollen en harden pols, den krachtigen hartslag, de verhoogde ligchaamswarmle besluiten. Deze toestand stelt nog gcenc eigenlijke ziekte daar, maar die leidt er dikwijls toe. Er ontstaat daardoor uitzetting der vaten, ophooping van bloed in verschillende dcclcn. hersenen. longen. lever enz., verscheuring der bloedvaten , bloedingen enz.; zij ontstaan na de inwerking van oorzaken, die bij andere dieren geen invloed uitoefenen en de herhaling van die toestanden kan tot gewigtige ziekten aanleiding geven. Ilooge graden van volbloedigheid kunnen een zeer gevaarlijk beloop van vele andere ziekten veroorzaken. De volbloedigheid komt vooral voor bij jonge dieren, die, bij eene krachtige spijsvertering en goede voeding, weinig beweging hebben, ol\' na onderdrukking van sommige afscheidingen bijv. der melk enz.

Men geeft volbloedige dieren minder kraelitig voedsel in mindere hoeveelheid, maar veel drinkwater, veel beweging. Men geeft verder verkoelende, purgerende zouten, in dringende gevallen doe men aderlatingen, geve men purgeermiddelen; evenzoo kunnen koude omslagen te pas komen.

2. Gebrek aan bloed, bloedarmoede.

Men verstaal hieronder eene te geringe hoeveelheid bloed, zonder dal de zamenslelling er van veranderd is. Maar dit blijft zoo niet lang, doordien het bloed zich gewoonlijk door hel opnemen van water aanvult en dan dun, bleek, arm aan roode bloedlig-

-ocr page 207-

Bloedarmoede.

ehaampjes, eiwit en zouten wordt, en afgetapt zijnde een kleine in veel bloedwater zwemmende bloedkoek vormt. — De oorzaken zijn : bloedverlies, groote veretteringen, gebrek aan voedsel en zuivere lueht, ■ slepende ziekten enz. Men kent de ziekte aan bleekheid en slapheid der huid en der slijmvliezen, blauw-grauwe kleur van het harde oogvlies, matte blik, vermindering van de iigehaamswarmte, geringe spierkracht, daardoor spoedige vermoeidheid, zelfs bij matige beweging, vermindering der eetlust, neiging lot verkoudheden, kleinen, zwakken, incest versnelden pols , voelbaren hartslag; in hoogeren graad vermagering cn krachteloosheid , in vele gevallen verhoogde prikkelbaarheid van hel hart en der bloedvaten. Zij ontstaat snel bijv. na bloedverlies, of langzaam , maar de herstelling volgt steeds langzaam.

De herstelling is slechts dan mogelijk , als de grondoorzaken kunnen opgeheven worden Wat den leefregel betreft, heeft men te zorgen voor goed , voedzaam , ligt verteerbaar voedsel, zuivere lucht en matige beweging. Van de eigenlijke geneesmiddelen zijn het vooral de ijzerbereidingen en de bittere cn aromatische plan-tendeclen, waarvan men een gunstig gevolg kan verwachten. Is de ziekte bet gevolg van sterk bloedverlies of van langdurige ziekten, dan kan men de transfusie (overtapping van bloed van een gezond dier) beproeven.

783. N. Staalkogeltjes (global, tartari ferrati)

Keukenzout van elk 1 lood.

Meel en water zooveel als genoeg is voor eene likklng.

Aan liet paard dagelijks een zoodanige hoeveelheid in te geven. \' (Haubner.)

)!. De bleekzucht, liet ongans.

Bij deze ziekte is bet bloed zeer dun, niet kleverig, het gelijkt op vleeschwater en stolt of in het geheel niet, of bel geeft een slappe, losse bloedkoek; het is een boogen graad van bloedarmoede, die veel bij schapen, minder bij het rund voolkomt en soms vrij algemeen heerscht.

Het schaap heeft een bijzonderen aanleg tot deze ziekte; jongen van ziekelijke moeders afstammende en ooijen worden er meer

185

-ocr page 208-

Ongani

dooi\' aangedaan dan ouden; en mannelijke dieren. De oorzaken zijn : slechte voeding. vooral bij nat, ongunstig weder , grazen op vochtige gronden . bel weiden op overstroomde, moerassige . bedauwde en berijpte ol\' zure weiden, vooral als dit des morgens vroeg en des avonds laat geschiedt (het zoogenaamde «verhoedenquot;; krachteloos. waterig voedsel, slecbi water of\' bet drinken uit moerassen enz.; ook bij de longworm- en leverbotwormziekte en na langdurige ziekten der spijsverteringswerktuigen ontstaat zij. alzoo secundair.

Verschijnselen en beloop. Dc ziekte ontwikkelt zich slechts langzaam; daarom wordt ze dikwijls m het begin overzien . en de ziekte eerst opgemerkt als ze reeds een hoogen graad heeft bereikt. In deze gevallen wordl, do aanwezigheid der ziekte uit den tragen. mallen gang der dieren . de spoedige vermoeidheid der dieren , het terugblijven van dc kudde, het gering tegenstreven bij het vangen der dieren vermoed. De wol is dan minder elastisch . arm aan vel , glansloos. valt gemakkelijk uit. de huid is hard. soms zuchtig gezwollen, vooral aan het hoofd en den hals, de slijmvliezen zijn bleek. meestal met taaije slijm bedekt, het bind-vlies der oogen is bleek oi\' blauwachtig en is vooral aan den binnen ooghoek ziioiitig gezwollen (de vetoogen der herders), de oogleden ook zuchtig gezwollen. Het dier is vermagerd . de buik soms door water uitgezet, bet ademhalen meestal versneld of bezwaard , dikwijls steunend; dé pols iets versneld . klein . dc hartslag meestal aan beide borstzijden voelbaar , eetlust verminderd . dorst rneeslal verhoogd, de mest woeker . zelfs vloeibaar. afwisselende met verstopping.

Gaat de ziekte voort, dan nemen deze verschijnselen toe. Uit den neus, de oogen. den mond vloeil eene smerige stof. de zuchtige zwelling neemt, vooral aan bel hoofd en den hals als zoogenoemde krop . aan de borst. den buik en de ilijen toe . de vermagering en de uitzetting van den buik worden grooter. de wol valt bundelsgewijs uil . de bezwaarde ademhaling wordl erger, de matheid neemi toe. de diarrhoe wordt stinkend . de dieren kunnen zich niet moer van den grond opheffen en zij sterven aan uitputting.

Zijn er tevens longwormen of. hetgeen meer het geval is ,

186

-ocr page 209-

Ongans.

leverboUen aanwezig, dan wordt daardoor het beeld der ziekte eenigzints gewijzigd.

Het beloop der ziekte is zeer iaagzaaui . gewoonlijk begint zij in den naherfst.

üeze ziekte komt veel met de egel- ol\' leverwormen verbonden bij het rund voor . bij welke dieren zich dan dikwijls een schubbig uitslag aan den kop . den rug en den hals voordoet.

üe middelen . welke tegen deze ziekte worden aanbevolen, maar die slechts in het begin der ziekte en alleen dan als de oorzaken kunnen weggenomen worden, eenig goed gevolg hebben, zijn; bittere. aromatische en /.amentrekkende plantendeelen in verbinding met keukenzout, ijzervitriool, staalzwavel. seboorsteenroet, terpentijnolie (169 , 172—177. 486. ;i4/lt;---o47;. toppen van pijnboo-nien en jeneverbbomen, welke meest als ükkingen worden gegeven.

Ook het keukenzout met gips (2: ! als likking gegeven, verder de staalkogeltjes (\'168;, ijzervitriool (494), dat ook in het drinkwater (IVo one, ijzervitriool op iOpond water) kan gegeven worden, rattenkruid —Va korrel . teer Itifï), kunnen met goed gevolg worden aangewend. Van groot belang is het geven van goed voedsel cn hier zijn, bij de aanwezigheid van eene nog goede spijsvertering, nevens korenvoedsel en goed aromatisch hooi, peulvruchten. vooral lupinen. en bij zwakke, spijsvertering gebroken korensoor-ten , kastanjes enz. aangewezen.

fs de ziekte reeds in hoogen graad aanwezig, dan wordt ook de aluin aangeraden . hoewel in deze gevallen het slagten der dieren de voorkeur verdient. Bij herstelling moet, men te snellen overgang tot groen. saprijk voedsel vermijden.

187

784. N. foeder vati ungelikawoitei Si;, lood. » » kalmuswortel 41/5, looil.

Staalzwavel 1 lood.

Maak er een poeder van. Verdeel het iv H gelijke deel. Geef aan het schaap dagehjkB i poeder met gebroken haver.

(Eckel.)

78.ti. N. Poeder van mosterdzaad 1) » jeneverbeziën

Poeder van kalrauswortel v.

elk 12 lood. » )) Ibenegriek tlloem v. zwavel van elk 18 ld. Vermeng dit met 1, pond keukenzout en 3 p. gebroken haver en geef elk schaap 2—Ji maal daags een eetlepel vol. (Haubner.)

786. N. Ijzervitriool lood.

Water \'15 one.

Aan elk schaap dagelijks 3—6 eai -lepels vol in te geven, (Haubner,)


-ocr page 210-

188 Rotkoorts.

787. N. Pepermimtkruid water, on laat hot 12 uren staan.

Jeneverbeziën van elk (j lood. Van de doorgezijgde vloeistof geelt

Aluin men des \'s morgéns vóór het voede-

Ivoolzure natron van elk old. ren, aan oude schapen een wijnglas,

Keukenzout 12 lood. en elk jaarling \'/j glas vol In.

Maak or een poeder van. (Körte.)

Overgiet alles met 3 pond kokend

4. Rottige vergiftiging van liet bloed, rotkoorts, typheuse koorts.

Deze ziekte ontwikkelt zieli gewoonlijk uit andere ziekten, langdurige veretteringen, kwade droes, miltvuur, na het opnemen van miasmatiselie of dierlijke vergillen in het bloed, na buitengewone sterke bewegingen. bij lerughouding van pisstof in het bloed enz. ITet bloeit dat, men bij het levende dier heeft afgetapt stolt bij deze ziekte niet of sleehts onvolkomen tot eeae teerach-tige, smerige massa, van donker bruine, vuile kleur; het bloedwater is rood gekleurd en hel gaat spoedig in ontbinding over.

De ziekte verloopt met zeer hevige koorts, waarbij groote ter-neergeslagenheid en afgestomptheid, de pis enz. bevat niet zelden opgeloste bloedkleurstof, de slijmvliezen hebben een vuil-gele kleur, veelal bloeduitstorlingen, bloedvlekken in de huid en de slijmvliezen, de pols is klein, zwak. meestal versneld; gewoonlijk ontstaat er bloedige doorloop en bezwaarde ademhaling en onder toenemend verval sterft in den regel het dier.

Bij deze ziekte kan men, echter zonder veel uitzigt op een goed gevolg, aanwenden ehloorwater, chloorkalk, verdunde zuren, opwekkende en zamentrekkende middelen, Hoffnianns droppels, kamfer, koolzure ammoniak enz.

788. N. Chloorwater 9—12 lood. Aan hot paard of rund op eens in Met water vermengd aan het paard te seven en die gift om de 1—2 uur

of rund op eens in te geven en deze te herhalen. (Haubner.)

gift op dien dag nog 1—2 maal te

herhalen. 791. N. Aftreksel van 3 lood peper-

muntkruid a one.

789. N. Chloorkalk 1l001-1- lloffmannsdropfels % lood.

Water 5—10 one. Aan het schaap of het varken om

Gebruik als het vorige. de 3 uur gedeelte i:i te geven.

(Haubner.)

790. N. Aftreksel van l\'/j lood valeriaanwortel 5 one. 792. N. Kamfer s/,,— M/j lood. Hofflnannsdroppels 3/4—l1/» ld. Ijzervitriool 3/, lood.

-ocr page 211-

Schorbut.

■189

Poed. v. jcneverbeziën 12 ld. Maak er met meel en water eene likking van.

Aan het paard ol\' rund op één dag in te geven. (llanbner.)

793. N. Kamfer l\'/j lood.

Aftewrijven met de noodige hoeveelheid gomslijm. Los die op in:

Aftreksel van 0 lood kruizen-mnntknüd 15 one. Geef daarvan aan een lam dagelijks 3—4 maal oen eetlepel vol.

(Haubner.)

795-. N. Aftreksel van lood arnika-liloemen 1 pond. Kamfer (met een eidooijer gewreven) S\'/a wigtje. Op een dag aan paard of rund te geven.

Geef 3—4 zulke giften, (llanbner.)

795. N. Hertshoornzout 3^ lood. hos die op in;

Altreksel van 3 lood angelika-woi\'tel 1 pond. Aan het paard of rund op eens in te geven.

(Haubner.)


5. Schorbut.

Onder deze benaming verstaal men eene zelden en vooral bij varkens voorkomende ziekle. die zich door hel veel voorkomen van bloedige uitstortingen ol\'inliltralies. vooral aanbel tandvleeseh en door het gemakkelijk loslaten eu uitvallen der borstels te kennen geelt; van daar den naam b o r s t e 1 z i e k I e . b o r s t e 1-b e d e r f, b o r s t c 1 v e r r o 11 i n g er aan gegeven. De oorzaken zijn; onzuivere, vochtige, bedompte stallen, vooral rottend dierlijk voedsel, gebrek aan voedsel en beweging. De dieren zijn zwak . bet tandvleeseh is gezwollen, violet kleurig en bloedl bij de geringste aanraking, de snijtanden worden los cn vallen nil; bij het varken komt dan nog bet gemakkelijk uitvallen der borstels, waarvan de wortels dan bloedig zijn en de vorming van bloed, vlekken in de huid . die daardoor met blauw-roode vlekken is bezet; onder loenemende verzwakking sterven de dieren.

Deze ziekte is ook bij honden waargenomen . hij welke zij zich door verweekiüg en ligt bloeden van hel tandvleeseh. losworden der landen, vuilen reuk uit den mond. loenemende vermagering en afgematheid te kennen geel\'l. Als oorzaken geeft men aan slechle voeding, vooral gebrek aan \\ leesch.

Deze ziekte is ook eenige malen bij jonge lamineren waargenomen.

Als voedsel raadt men bij deze ziekte der varkens vooral aan gestooten eikels en kastanjes, geroost of gebroken koren, onrijp oogst, zure dranken, bij schapen groen voeder, hij bonden beenderen en pezig vleesch.

-ocr page 212-

Schorbul.

Inwendig gecli men biltere. aromalisclie of zaiiientrek4ende middelen, bijv. wilgen- en eikenbast alleen of met aluin . de tannine, alsem, kalmus, gentiaan, verder minerale zuren, ijzervitriool , kalkwater (varkens 1—-2 pond daags). - Behalve dat zuivert men den mond met afkooksels van zamentrekkendc middelen, bij welke men ook wel minerale zuren voegt, ol\' men bestrijkt lief tandvleeseb als dit ettert. na vooral\' den etter uitgedrukt te hebben, mei azijn, tinctuur van myrrhe, ehloor-water, ratanhiatinctnur. oplossing van ijzerchloride, tinctum-van guajak, en men neemt de losse tanden weg. Dij varkens is dikwijls baden en zwemmen , alsmede het wassehen met eene zwakke loog van aseh, of mei water , waarhij men azijn gevoegd heeft, voordeelig.

796. N. Afkooksel van i\'j., lood eiken.

bast 12 lood.

Alnin l\'/j—% wigt.jes.

Aan den hond om de 2 uren 1 eel-lepel vol ingeven.

797. N. Afkooksel van l\'/j lood wii-

genbast 12 lood-Zuivere tannine 8 korrels.

Gehruik als liet vorige.

SO;}. N. Chloorvvater i\'j, lood.

798. N. Afkooksel van li/2 lood tor- Aftreksel van salie 2\'/, lood.

mentillawortel 12 lood. Tinct. van myrrhe s/. lood.

Verdund zwavelzuur *20 40 Meermalen daags het tandvieesch ,, , , droppels, mede te bestrijken.

bebruik als liet vorige, (llertwig.)

-roo \\t i n f i N- Aftreksel van salie 3 lood.

IJzeivitriool /- 20 korrels. Zuivere tannine 2 korrels,

oeder van tormentiilawortei Tinctuur van myrrhe

» » kalmuswortel van hr^tanhia van

equot;c li wg\'je- elk 3i/« wigtje.

xvfaak er met meel en water eene Gebruik als no. 808 iikking van.

te^ven61 SChaaP of varkou 0P 1 dag 805. N. Aftreksel van H/j lood salie

Geef 2-4 zulke giften. (Haubner.) A,uin ^ lood

800. N. Ijzervitriool 3 lood. ™?.ct v. ratanhiavvort. H/, ld.

Poeder van alsem .. , Wijnazijn 3 lood.

» » kalmuswortel van ,TeJjrulk als no- ^0^-

Maak er een poeder van.e\'k 5 0nC\' ^ N- 0ploSsinS vaquot; jl/-^h\'0quot;tc\'es Met gekneusde garstenmout als lik- _____ . (? .jii-diking voor 50 schapen. (Haubner.) i1?. van myrrhe 31/, wigtje.

\' Saliewater 6 lood.

au v T -„ i Gebruik als no. 803,

«W. »gt;. tinctuur van mvrrhe

19()

wijnazijn van elk 3i/2 wigtje. Om het tandvieesch mede te be-vochtigeu.

802. N. Aftreksel van salie

Rozenhonig van eli 1 i/j, lood. Tinct. van myrrhe S1,^\'wigtje-Ais het vorige bij honden te gebruiken.

-ocr page 213-

Ëlferinfeclic van het bloeti. 1(.M

807. N. Tinctuur van guajak

Eenvoudige kinatmctuur Tinctuur van myrrlie Geest van lepelenblad van elk 3l|2 vvigtjf-,

(iebvuik als no. 803.

6. Etterinfectie van het bloed.

Onder dezen naam verslaat men eenc ziekte . die zicli door de neiging lot vorming van talrijke kleine ellergezwellen en etterige uitzweetingen . verbonden met hevige koorts kenmerkt.

De ziekte begint meestal met koortsrillingen ol\' koortskoude en daarop volgende koortshitte . de pols is hoogst versneld, de eetlust houdt op, de dorst is verhoogd: de ontlasting wordt dikwijls vloeibaar, zeil\'s bloedig, stinkend; de krachten vervallen spoedig en in bet oogvallend. In de meeste gevallen worden de longen aangedaan , dan wordt de ademhaling versneld. hoorbaar en als er kroup of diphtheritis op het slijmvlies van het strottenhoofd aanwezig is. pijpend. Bij paarden komen niet zelden roosachtige opzwellingen van de huid. vooral aan de achterbeenen, met uitgebreide verzweringen onder de huid, kroup of diphtberitis van het neusslijmvlies voor. De ziekten . in het beloop waarvan deze ziekte het meest wordt opgemerkt zijn: groote veretteringen . vooral onder ongunstige uitwendige omstandigheden, verzweringen of etterbuilen die in versterf overgaan . aderontsteking, ontsteking \\au de inwendige vlakte der baarmoeder, etterige gewriehts- en hoefontstekingen. kwade droes en worm, pokken , persloop enz.

Het komt hier vooral op het voorkomen der ziekte aan. Men zorge voor vrije afvloeijing van den etter en de grootste reinheid der verzwering en ook dat de de etter niel wordt omgezet, en men tracht dit. door de aanwending van houtskool. gipsteer. mangaanzure alkaliën, verdund carbolzuur te verhinderen. Zuivere lucht en goed, krachtig voedsel zijn aan te wenden. Veel hoop op herstel bestaat hier niet ; men geve opwekkende middelen als kamfer, terpentijnolie, verder ehloorwater, verdunde zuren ot de koolzure ammoniak, en overigens de behandeling bij rotkoorts voorgeschreven,

-ocr page 214-

m

II. INFECTIE-ZIEKTEN. KONSTITÜTIONEELE ZIEKTEN, VEROORZAAKT DOOR ALGEMEENE OF PLAATSELIJKE BESMETTING OF DOOR SMETSTOFFEN OF MIASMEN (EP1-, ENZOöTISCHE, CON-TAGIEUSE OF MIASMAT1SCHE INFECTIE).

7. Mond- en klauwzeer; het hecrscheude mond- en klauwzeer. de heerschende spruwziekte, liet goedaardig mondzeer, de goedaardige tongblaar, iiet mondzeer.

Deze ziekte komt hij het rund. het schaap, de geit, het varken en liet paard voor, als eene algemeen heersehendc (epizoölische) en besmettelijke ziekte, die zich door het Ie voorschijn komen van blaasjes en kroupeus ol\' dijdil heritisch exsuilaat op het mond-slijmvlies en aan de kroon der klauwen hij het paard alleen in den mond) en bij runderen ook door de vorming van een uitslag aan den uijer karakteriseert. De ziekte komt ook bij het huisgevogelte en bij in liet wild levende dieren voor.

liet mond- zoowel als het klauwzeer, komt elk- afzonderlijk voor of te zamen; de een gaat niet zelden tie ander vooraf; bij sommige invallen beerscht het klauwzeer, hij andere het mondzeer bet eerst en het meest.

Van de oorzaken weet men, behalve de besmetting niet veel met zekerheid. Zij beerscht soms zeer algemeen en gaat gewoonlijk van bet. oosten naar het westen. Dikwijls heerseht zij gelijktijdig met bet miltvuur. De smetstof schijnt vast te zijn . en die is vooral aanwezig in het vocht der blaasjes oi hel exsudaat, maar /Jj is ook in andere afscheidingen de melk) en het bloed der zieke dieren aanwezig. Door hel koken verliest de melk de smetstof. De eenmaal doorgestane ziekte beschut niet voor een tweeden of derden aanval. De lijd, die verloopt van de besmetting tot het uitbreken der ziekte (het ineubaticlijdperk), is van IJ—G dagen. De infectie volgt het meest door aanraking, door het voedsel, door hel gaan op wegen en plaatsen , waarop aan de klauwziekte lijdende dieren geloopen hebben; eene verre verspreiding der ziekte beeft men na bet drijven van kudden varkens waargenomen.

-ocr page 215-

Mond- en klauwzeer.

Bij het rund begint de ziekte gewoonlijk met een ligtekoorts, die veel niet opgemerkt wordt. Hel slijmvlies van den mond is heet, is met laaije slijm bezet, die niet zelden met strengen uit den mond vloeit, de eetlust is verminderd, het herkauwen onderbroken, hel opnemen van voedsel veroorzaakt pijn, evenzoo soms het slikken. de dieren spelen gaarne mei den mond in hel water. De mestontlasting is vertraagd, de afseheiding van de geelachtige op biesl. gelijkende melk verminderd. Na 24—48 uren verschijnen op het slijmvlies van den mond, vooral aan de voorlip, aan den tandeloozen rand der voorkaak en aan de randen van de tong, soms tot naar de keelholte toe, maar ook op en om den spiegel en op bel neusslijmvlies, witte of meer gele, in het begin ter grootte van een gierslkorrel tol die van een erwt ol\' hazelnoot en zelfs grootere hierendaar te zamen vloeijende blaasjes, die met eene water heldere, geelachtige, spoedig etterachtige vloeistof gevuld zijn, na \\—2 dagen bersten en dan óf eene zeer roode open slijmvlies plek óf een onzuivere zweer verloonen. Terwijl de eerste reeds na b—6 dagen weder met een oppèrhuid zijn bedekt, vorderen de laatste een langeren lijd tot de genezing. In den laal-sten lijd schijnen die blaasjes minder veelvuldig voor te komen en is werkelijk hel proces meer van kroupeus-diphlheritischeri aard. Na het uitbreken der blaasjes of hel exsudaal neemt de koorts af; de zieken zeeveren evenwel nog sterk. nemen wegens de pijn in den mond slecht weinig of geen, vooral geen lang voedsel tot zich, hebben veel dorst, houden den mond gaarne in water en vermageren. Deze verschijnselen nemen steeds af en de dieren herhalen zich gewoonlijk spoedig. Dikwijls is er neusverkoudheid en bezwaarde spijsvertering aanwezig.

Bij dieren die gelijktijdig aan de klauwziekte lijden, of bij welke zonder deze de klauwziekte uitbreekt, komen, nadat eenigedagen koorts aanwezig was en de dieren gespannen geloopen hebben. verhoogde gevoeligheid, hoogere roodheid en pijn aan de kroonen dei- klauwen, vooral der ballen en in de klauwspleet van een of meerdere beenen te voorschijn, waardoor de dieren die beenen verschoonen en veel liggen. Een of twee dagen daarna omwikkelen zich op de genoemde plaatsen in het begin kleine, langzaam lot de grootte van een hazelnoot groeijende, soms te zamenvloei-

13

193

-ocr page 216-

Mond- cn klauwzeer.

jende, met eene heldere vloeistof gevulde blaasjes, die spoedig bersten, terwijl de vloeistof meestal op de wond tot korsten verdroogt, waaronder spoedig de opperhuid weder wordt voortge-bragt. In 14 dagen is gewoonlijk dc ziekte geëindigd. Onder ongunstige omstandigheden (onzuivere stal. verkeerde behandeling, gaan op stoppelweiden enz.) breidt zich de ontsteking over den vleeschwand uit, daar ontstaan verzweringen. die in gunstige gevallen aan de kroon doorbreken. maar ook wel loslating van de gebeele klauw ten gevolge kunnen hebben.

Niet zelden vormt zich een soortgelijk uitslag aan den uijer en de tepels, waardoor het melken bezwaard wordt. Zijn deze aanwezig . dan komt de vermelde hoedanigheid aan de melk hel sterkste te voorschijn.

Soms is ook de om de borenpit gelegen voortzetting der huid ontstoken en worden de horens los; dikwijls komen de blaren ook aan de kling en aan den ingang der scbeede voor; in andere gevallen is er tevens een katarrb van het bindvlies der oogen aanwezig en vormen er zich kleine blaasjes op het doorschijnende hoornvlies.

Dc ziekte is mceslal goedaardig, alleen als tevens het miltvuur heerscht gaat nog wel eens een stuk vee verloren.

Bij het sch aap en dc geit komt de ziekte geheel met die van hel rund overeen; de blaasjes cn bet exsudaat komen vooral voor aan den tandcloozen rand der voorkaak; klauwziekte komt hier meer voor dan bij het rund en veretteringeu in de klauwen zijn veelvul-diger. Ook het klamveuzakje deelt dikwijls in de ontsteking (haar-ol\' klauw won», de worm) en bet kwaadaardig klauwzeer kan er zich uit ontwikkelen \\olgens sommige schrijvers.

Bij hel varken is de ziekte zeldzamer; de blaasjes komen dan ook aan den snuit voor; ook de klauwziekte komt bij deze lt;lieren veel voor.

Ook bij het paard komt deze ziekte soms algemeen verbreid voor; zij verschilt weinig van die van het rund. Tiet gebeele beloop der ziekte duurt soms maar 7—10 dagen. Soms evenwel krijgt de ziekte een kroupeus en diphtheritisch karakter, waarbi j de koorts dan hevig is. en hel kauwen onmogelijk, de uitvloeijing van slijm uil den mond is dan aanzienlijk. Somtijds is dan tevens kroup van het neusslijmvlies, ontsteking der watervaten van de wan-

m

-ocr page 217-

Rotkrcupel.

gen, gezwollen keelgangsklieren. keelontsteking en acute raaag-katarrh aanwezig. Eenige raaien heeft men ook een blazig uitslag aan de kooten der achterbeenen opgemerkt. In al deze gevallen duurt tic lierstelling 3—4 weken.

Behalve het beschreven mond- en klauwzeer, bestaat er bij de schapen nog een ander klauwzeer, dat gewoonlijk onder den naam van kwaadaardig klauwzeer, rotkreupel, spaan-se he klauwziekte, spaans oh klauwzeer, ook wel l\'ran. sche klauwziekte bekend is. —Volgens vele vecartsenijkun-digen is deze ziekte niets anders dan de gewone klauwziekte, die een boosaardig karakter aanneemt. Volgens anderen is dit niet het geval en stelt het eenc eigen ziekte daar. die ook zonder hel mondzeer hcerseht of er bij voorkomt. Hoe dit zij , wij willen in deze over deze ziekte, die zeer zelden bij ons te lande voorkomt, niet beslissen, maar ze kortelijk beschrijven.

De ziekte is niet zeer oud, maar eerst in lateren tijd in Duitsch-land voorgekomen. — Hei is ecne chronische, oorspronkelijk slechts bij veredelde, lijn wollige schapen voorkomende ontsteking van de inwendige deelen dor klauwen, die reeds eenige dagen na bet ontstaan een s m e i s I of schijnt te ontwikkelen, die aan de door de zieke klauwen afgescheiden vloeistof is gehecht, door onmiddellijke aanraking, door het gaan op stroo, de weiden, de straten, die door aan dc ziekte lijdende schapen begaan worden, kan worden overgedragen en vrij lang kan werkzaam blijven, maar veredelde schapen gemakkelijker besmet, dan grofwollige. Door inenting der in dc klauwen zich vormende vloeistof, aan de kroon van dc klauwen van gezonde schapen, zou zich de ziekte verder verspreiden. Het is echter nog twijfelachtig, of de hierdoor ontstane ontsteking niet veel meer aan de invoering van een vuil-etterige (ichorcuse), dan aan eeue speciliekc stof moet worden toegeschreven. Vochtigheid en vooral vochtig warm weder, natte weiden en driften, en natte stalbodem begunstigen, de tegenovergestelde omstandigheden beperken de uitbreking dei-ziekte. Hoewel besmetting als de meest gewone oorzaak voor het ontstaan der ziekte wordt aangevoerd, neemt men toch ook de origineele ontwikkeling der ziekte aan, en wordt daardoor de zelfs-onl wikkeling der ziekte aangenomen, zonder dat de bepaalde

13\'

195

-ocr page 218-

Rotkrcupel.

uitwendige omstandigheden. ais verzuim van aanwezige ziekten der klauwen, groote marsehen enz. die als oorzaken beschuldigd worden, voldoende aanwezig zijn. Neemt men in aanmerking, dal deze ziekte vooral bij fijnwollige, veredelde, alzoo zwakke schapen voorkomt, vooral na natten bodem, na lange marsehen enz., dan wordt men genegen om aan tc nemen, dat zij wel niet eene eigenaardige (speci-lieke) ontsteking kan zijn, die daarom heersehende voorkomt, omdat geheele, groote kudden aan dezelfde oorzaken zijn blootgesteld. Hiervoor pleiten niet alleen de verschijnselen en het beloop der ziekte, maar ook de behandeling, die zuiver chirurgisch is.

De ziekte begint gewoonlijk daarmede. dat de dieren aan een been gaan hinken of kreupelen; de klauw er van is warmer, pijnlijk, de kroon en de klauwspleet hooger rood. Na enkele dagen zweet aan de kroon, vooral nabij de ballen, eene dunne, kleverige vloeistof uit. en aan den binnen wand ziet men dat de kroon zich loslaat, üe vloeistof wordt spoedig miskleurig, ichoreus en veroorzaakt langzamerhand dat de kroonwand loslaat en eindelijk ook de zooivlakte van den klauw los wordt en de stof aan den kroon zich ontlast. Daarbij kan de geheele hoornschoen los worden en afvallen, waarbij de weeke deelen, de banden ku pezen van de klauw, zelfs liet klauwbeen, aangedaan wordt en dit afvalt. Afgevallen boorn klauwen worden wel weder op nieuw voort gequot; brast, maar is de vleeschwand en vleesehkroon niet volkomen gezond, dan vallen die op nieuw af. Valt de boornsehoen niet af, dan wordt toch de klauw van ringen voorzien, knollig en geheel onvormelijk. Worden zooals gewoonlijk bet geval is, na elkander meerdere klauwen aangedaan, dan kunnen de dieren met de zieke beencn niet gaan, zij liggen dan meestal, of rusten op de voor-knien of op den buik.

De omstandigheid, dat gewoonlijk slechts een klauw in het begin ziek is, terwijl de anderen eerst later en na elkander worden aangedaan, alsmede dat de ziekte van een klauw, zelfs nadat de. hoornschoen op nieuw is voortgebragt, zich herhaalt, dat de dieren door de groot e pijnen en het verlies van sappen zeer te onderkomen is oorzaak, dat het beloop der ziekte zeer lang kan duren in eene kudde, zelfs 1,j jaar en langer, en hoewel slechts zelden een dieier aan sterft. de schade er door veroorzaakt zeer grool kan zijn.

496

-ocr page 219-

Rolkreupel.

De voorzegging is in hel begin der ziekl.e zeer guiislig; de ge-nezing kan spoedig en zeker verkregen worden ; maar die wordl, te langduriger en mocijelijker hoe grooter de verstoringen zijn die reeds bestaan. In kudden waar die reeds inheemseh is geworden, vordert de gelieele venlelging groole opmerkzaamheid.

Bij het Kon. besluit van 30 Oetober 1872 (Stbl. 105) is deze ziekte onder de besmettelijke ziekten van het vee opgenomen , waarop art li! en I\'lt;• \\an de wet van 20 Juli 1870 (Stbl. 131) van toepassing is.

§ 3. Het door kwaadaardig klauwzeer aangetaste sehaap moet van de overige afgezonderd gehouden worden.

§ 8. Art. ö. Vee, dal volgens art. 22 van de wet van 20 Juli 1870 als verdacht wordt besehouwd . blijft in den toestand bij deze ziekte 15 dagen.

Art. 6. De termijn, bedoeld bij art. 22 der wet van 20 Juli 1870 wordt gesteld hij deze ziekte op 8 dagen.

Bij afsluiting van besmette boeven of weiden is verboden bij bet kwaadaardig klauwzeer invoer in en uitvoer uit den afgesloten kring van herkauwende dieren.

De termijn, bij art. 32 der wet van 20 Juli 1870 bedoeld, wordt gesteld voor deze ziekte op 15 dagen voor sehapen.

Ook bij het gevederde vee komt het goedaardig mond- en klauwzeer voor; bij kippen vooral aan de neusgaten, den kam, maar ook op het mond- en neusslijmvlies, bij ganzen gewoonlijk aan de pooten, de zwemvliezen.

De leefregel moet in het algemeen zoodanig zijn, dat men de dieren ligt verteerbaar, week voedsel, bijv. gekookte knolgewassen, wortels, gebroken koorn, zacht, mals groen voedsel, aan varkens zure melk, karnemelk, of wei en zemelen geeft, alsmede slijmige dranken, waarbij men naar omstandigheden zout. azijn, zuurdeeg enz. voegen kan. Ook gedurende de herstelling moeten de dieren slechts karig gevoederd worden. Het beste is steeds om de zieke dieren op stal te verplegen.

In hel algemeen is eene inwendige behandeling niet noodig; hoogstens in die gevallen waar de koorts hevig of aanhoudende verstopping aanwezig is, schijnt de toediening van eenige giften glau-ber- of keukenzout in slijmige afkooksels of in hel drinken noodig.

197

-ocr page 220-

Mond- cn klauwzeer.

Bij de liglere graden van het mondzeer zijn meestal voldoende: zuivering van den mond met versch water of met azijn en water; bij ontvellingen maakt men van zure mondspoelingen, of likkingen, bij dieper ingaande verzwei ingen van afkooksels vanzamen-trekkcnde plantendeelen bijv. saliebladeren. of van kalkwater gebruik. Bij varkens, bij wie mondwasschingen en likkingen niet gemakkelijk kunnen worden aangewend, moet men zeer dikwijls vloeibaar voedsel in den trog voorzetten.

Tegen den kroupeuzen vorm der ziekte gebruikt men, behalve koudwater als herhaalde inspuitingen van den mond, eene oplossing van helsteen om de zwerende oppervlakten mede aan te raken.

Het soms aanwezige uitslag aan den uijer vordert geene afzonderlijke behandeling.

Bij het goedaardig klauwzeer is volstrekt geen zeer krachtig ingrijpende behandeling noodig. Men zorge voor rijkelijk en ruim stroo, vermijde liet uitdrijven van zieke dieren, of als dit niet doenlijk is, ten minste het gaan op natte, moerassige weiden, of op harde, steenige wegen. Kan men de dieren daags 2—3 maal in vlietend water plaatsen, telkens gedurende 13—20 minuten, of het inslaan der klauwen in leemaarde, die met azijn tot een deeg gekneden is. wordt van vele xijden aanbevolen; anderen houden het voor nadeelig of overtollig.

Tegen de terug blijvende ontvellingen of zweren gebruikt men zamentrekkende stollen, deels in vloeibaren , deels in poeder vorm.

Bij den meer boosaardigen vorm van het klauwzeer, heeft men bovenal den reeds afgescheiden of bijna afgescheiden hoorn geheel, tot aan de grenzen van den gezonden en nog vastzittenden hoorn, met het mes ie verwijderen en daarmede voort te gaan zoodra zich nieuwe loslatingen aan de klauwen voordoen. Men moet zelfs de geheele hoornklauw wegnemen, zoodra dit blijkt noodzakeliik te zijn.

Bij nitzweetingen in de spleet der klauwen en aan de kroon worden die plaatsen het beste met poeder van kopervitriool bestrooid, of met eene uit kopervitriool en teer bereide zalf bestreken. Op de sterk etterende plaatsen wordt chloorkalk met water tol eene brij gemaakt, met een penseel gestreken.

Bij woekeringen of bij verstoring door verzwering van den vleesch-wand betrijkt men de zieke plaatsen, door middel van een houtje.

198

-ocr page 221-

Mond- cn klauwzeer.

eerst met salpelcrzuur en onmiddellijk daarop met stinkende herts. hoornolie, welk laatste middel, na reiniging van de zweer, ook alleen kan worden aangewend.

Liggen de beenderen en banden bloot, dan behandelt men die volgens de regels der heelkunde en gebruikt men vooral harzige middelen bijv. de linetuur van myrrhe en aloë.

Behalve de genoemde worden nog andere bijtmiddelen , bijv-greenspaan, spiesgiansboter, kreosoot, zwavelzuur met terpentijn olie enz. met meer of minder goed gevolg aangewend. De voornaamste middelen, die gewoonlijk voldoende zijn, blijven steeds: het mes, de kopervitriool, de chloorkalk en het salpeterzuur. Van verbanden maakt men gewoonlijk slechts bij meer kostbare dieren gebruik.

Als voorbehoedend middel legen het meer boosaardige klauwzeer wordt liet bevoehtigen met een penseel van de klauwen met eetie oplossing van chloorkalk (a—10 one op 2 emmers water), ol\' het drijven door een voor de staldeur in den grond gemaakte en met dezelfde oplossing gevulden trog aangeraden.

Breidt de ziekte zich onder groote kudden uit en moet men aannemen, dat na elkander de geheele kudde, ten gevolge van de niet le vermijden besmetting, door de ziekte zal worden aangedaan , dan kan men de inenting in het werkstellen. Hoewel zij de dieren niet voor een volgenden aanval beschut, ook geene vermindering van de lievigheid ol\' hel beloop der ziekte tengevolge heeft, wordt daardoor tocb een belangrijke verkorting van den loop der ziekte teweeg gebragt, en daardoor van de lastige afzondering, dewijl al de dieren op eens besmet worden. Tot de inenting gebruikl men de zeever, die uit den mond der zieke dieren vloeit, of den inhoud der blaasjes in den laatsten; het is zelfs voldoende om het slijmvlies van den mond der le besmetten runderen met den zeever der zieke dieren in le wrijven. Schapen worden gewoonlijk aan de ooren ingeënt.

808. N. Zoutzuur

Wijngeest 809. N. Kalkwater

Honig van elk ti lood. Honig van elk 1\'2 loud.

Roggemeel 12 lood. Om den mond mede te bevochtigen.

Water 2 pond. (Haubner.)

Eene mondwassching. (Rijchnei1.)

199

-ocr page 222-

200 Tusschenpoozendc koorts.

810. N. Helsteen 7 korrels. Maak er een poeder van om op de

Gedestilt. water 1 \'Z, lood. wonden aan de klauwen strooijen.

Orn de zweren mede aan teraken. (Hayne.)

8H. N. Goulards water 12 lood. 81ö. N. Tinctuur van myrrhe

Om de wonden aan de klauwen te » ». aloë van elk 3 ld.

bevochtigen. Om mede te verbinden.

812. N. Loodazijn 31/, wigtje. 817. N. Poeder van groenspaan 6 ld.

Wondwater (aq. vuln. spirit.) Lijnolie 24 lood.

18 lood Maak er een smeersel van.

Gebruik als N. 811. (Rijchner.) 1)0 zweren, met een penseel daarmede \'s morgens, s middags en s a-

813. N. Kopervitriool vontis te bestrijken

^Kl!00\'. »1amp; N. Kreosoot 3 lood.

Loodazijn van elk 3/t lood. (Hubner.)

Wijnaiquot;

Gebruik als

Wijngeest 12 lood.

814. N. Ijzervitriool 3/i lood. Gebruik als het vorige.

Water 5 one. 01„ „ . ... .

Gebruik als N. BH. 819- N- Vitrioololia 3i/2 wigtje.

Terpentijnolie 3/,, lood.

815. N. Kopervitriool 11/, lood. „ , Wijngeest 3 bod.

Groenspaan 3^ lood. Gebruik als het vorige.

8. Tussclienpoozende koorts.

Wordt, hoewel zelden, bij paarden,runderen, schapen honden en apen waargenomen, hoewel hel nog niet zeker is of die niet door eenig plaatselijk lijden wordt veroorzaakt. Men heelt een een-, drieën vierdagigen typus waargenomen. d. i. zoodanig, dat de koorts-aanvallen dagelijks, of dat daar tussehen een of twee geheel koorts-looze of vrije dagen komen, of wel elke tweede of derde dag, op een bepaalden tijd en het dier in den tussehentijd volkomen gezond schijnt. Zal men kunnen zeggen, dat er een tussclienpoozende koorts aanwezig is, dan mogen er geene verschijnselen van eenige acute ziekte aanwezig zijn, die een koortsigen toestand kunnen veroorzaken. Men wil, dat in streken en tijden als die koortsen onder de menschen heersehen, die ook bij de schapen en paaiden voorkomen.

Bij honden is in het begin een braakmiddel aan te raden en bij paarden een aloëpil, in het verdere beloop echter de kinabast en de kinine, evenals de arsenik, de gebrande koflij (van 3—6 lood dagelijks 3—4 maal), welke geneesmiddelen echter alleen op de koortsvrije dagen gegeven worden.

-ocr page 223-

Miltvuur. 201

820. N. Kinabast quot;s avonds do helft aan hel paaid in.

Alantswortol (Gros-C lande.) Ruwe spiesglans

Poeder van altliaeawoi tel van 823. N. Zwavelzure kinine 2 wigtjes.

elk U/j lood. Extract v. waterdrieblad zoo-

Maak er een poeder van. veel als noodig is voor 6

Geel\' aan liet varken dagelijks 4- pillen,

maal een theelepel vol niet eenige Geel\' aan den hond om de 3 uur 1

melk. (Jenisch.) pil. (Hertwig.)

821. N. Afkooksel van HL lood 824. N. Zwavelzure kinine 7 korrels.

kinabast 12 lood Extract van gentiaanwortel

VoeL er bi 7-00veel ills lloodig is om er

Fxtract van oraniescbillpn IS \' ^10 l1\'11®quot; van te maken-

eef aan den hond om de 2 uur

pil. (Hertwig.)

korrels.

Om de 3 uur l/j—1 eetlepel vol aan den hond te geven.

825. N. Wit rattenkruid 16 korrels. Poeder van kalmuswortel 822. N. Zwavelzure kinine 16 korrels. Poeder van waterdrieblad van

Poeder van gentiaanwortel elk 6 lood.

» » duizend gulden- • » » althaeawortel 3td.

kruid van elk 6 lood. Maak er met meel en water 4 pil-» van althaeawortel 3 len van.

lood. Geef aan het paard des morgens Maak er met meel en water eene en des avonds een uur na het voe-likking van en geef \'s morgens en deren 1 pil in. (Gros-Claude.)

9. Miltvuur, het vuur, het bloed (Anthrax).

Onder dezen naam verstaal men eene besmettelijke, gewoonlijk algemeen in een landstreek, zelden afzonderlijk (sporadisch) bij plantenetende dieren en de varkens, zelfs bij bet gevederde vee zich ontwikkelende eonstitutioneele ziekte, die op andere dieren en den mensdi overdraagbaar is, en bij w elke aan onderscheidene plaatsen des ligchaams eigene ziekten ontstaan; daardoor doel de ziekte zich onder vele vormen voor. Aan al die vormen der ziekte is eebter gemeen : hel snelle beloop, de neiging tot vorming van uitstortingen en doorzweetingen, bet veel voorkomen van versterf, hel groote gevaar voor bei, leven der aangedane dieren; verder bet donkere, taaije bloed, dal hoogstens slap stolt en waarin bij doodelijk eindigende gevallen reeds vóór den dood de Pollender-Brauellscbe ligchaampjes aanwezig zijn, de ophooping vau bet bloed in de groote aderen, vooral van den buik en bet steeds aanwezig zijn van acute zwellingen van de milt.

l)e ziekte komt het meest voor bij runderen, varkens en schapen , zeldzamer bij paarden, ezels en het huisgevogelle; ook onder de wilde dieren rigt zij soms groote verwoestingen aan.

-ocr page 224-

Miltvuur.

Ouderdom noch geslacht beschut voor de ziekte, en als de ziekte algemeen heerscht worden meestal uc best gevoede en de krachtigste dieren bet eerst aangedaan. Dieren , die in een landstreek , waar de ziekte heerscht, worden gebragt, krijgen die gewoonlijk eerder, dan die aldaar zijn opgebragt.

üc ziekte komt in alle klimaten voor en vooral daar, waar de bodem veel organische zelfstandigheden bevat en op gronden waar bet vocht slechts tot eenc zekere diepte kan indringen, vooral als die bodem sommige zouttn, vooral zwavelzure bevat, die de omzetting der organische zcllstandigbeden begunstigen. Dc ziekte komt verder vooral voor bij aanhoudend heet en zoel weder, eene niet met het jaargetijde overeenkomende warmte, zeer olcctriscbe lucht met veel onweder, snelle verandering van den warmtegraad, vooral tusschen beete, zoele dagen en zeer koele nachten; koude vermindert de ziekte. Van de voedsels beschuldigt men vooral krachtig en zwaar verteerbaar, de klaver- cn stoppelweiden, koorn en spoeling, vooral als de dieren vroeger karig gevoed w aren. 01\'het gebruik van bedorven en met krypto-gamen bezet voedsel de ziekte kan voortbrengen, schijnt nog niet volkomen bewezen te zijn. De smetstof\' werkt slechts in weinige gevallen als een vluchtige; gewoonlijk is zij vast; hel bloed, dc mtzweetingen en uitstortingen cn de milt bevatten de smetstol\' vooral; in sommige gevallen schijnen al de deelen van bet lijk die smetstof Ie bevatten. Van levende dieren zijn die stollen bet besmettelijkste . alsmede van pas doode en zij behouden dat besmettend vermogen buitengewoon lang, zelfs maanden en jaren. Dc eens doorgestane ziekte beschut niet voor latere aanvallen of besmetting.

In de lijken van de aan deze ziekte gestorven dieren komt dc lijkenstijfheid slechts onvolkomen tot stand; zij gaan, vooral bij Imogen warmtegraad, dadelijk in rotting over; uit neus cn mond vloeit gewoonlijk eene bloedige vloeistof, dc bloedige scheedc cn endeldarm puilen sterk uit. Bij bet wegnemen der huid geven de bloedvaten veel donker, laai bloed, inwendig aan de huid % vindt men veel uitgestort bloed, of men vindt daar, als in andere deelen, eene geleiachtige, gele, trillende of meer vaste, uitgestorte stof, de m i 11 v u u r - g e I e i, het gele water of de a n-t h r a x - g e 1 e i, die soms meer bloederig is enz.

202

-ocr page 225-

Miltvuur

Men onderscheidt, 2 vormen van miltvuur: 1. Die waarbij de ziekte als eene bloedziekte verloopt, zonder dat er plaatselijke aandoeningen ontstaan, en de mi 11 v uurk oor ts; 2. die waarbij dit wel het geval is, de karbonkclvor m en de m i 11-v ii u r r o o s.

1. l)e iniltvuurkoorts verloopt hoogst snel en is door de inwerking van het veranderde bloed op het zenuwstelsel gekarakteriseerd. Ook hier ziet men nog verschillende vormen: soms worden de krachtigste, oogensehijnlijk gezondste dieren plotseling aangedaan en storten als door den bliksem getroffen ten bodem; of de dieren vertoonen gedurende eenigen tijd ziekteverschijnselen, maar leven nog eenigen tijd. Soms schijnen de dieren beter te worden, krijgen later een nieuwen aanval en sterven dan. In dien tusschen-tijd neemt men dan bedwelming, sidderen , bloedige ontlastingen waar. Dat in dien tusschentijd geen ziekteverschijnselen worden waargenomen — de tussehenpoozende vorm van miltvuur — schijnt weinig voor te komen.

2. Bij het miltvuur met plaatselijke aandoeningen heeft, bij beide genoemde vormen, de afzetting van de vermelde gelei of zulze plaats: bij de laatstgenoemde verspreidt (diffuus) in de huid, in hel onderhuidsche bindweefsel, tusschen de spieren; bij de eerste binnen omschreven plaatsen in den vorm van builen in de huid , de slijmvliezen, onder de huid enz. Rij de toenemende vorming van beiden laten de koorlsversehijnselen duidelijk na, met het terugtreden nemen die toe en volgt meestal de dood. Na de zitplaats komen er andere verschijnselen te voorschijn. De ziekte is over het geheel zeer gevaarlijk, het gevaarlijkst bij het schaap; bij paarden is die in den regel gevaarlijker dan bij het rund.

Wat de leefregelkundige behandeling aangaat, moet men de dieren in een ruimen, luchtigen, koelen, van stroo rijkelijk voor-zienen stal brengen. versch pomp- of eenigzints zuurgemaakt water moet herhaaldelijk worden voorgehouden, ook dunne meel-en zemeldranken evenals groen voedsel, dat met zoutwater kan bevochtigd worden. moeten worden gegeven.

De behandeling van het miltvuur is bij alle vormen over het geheel hetzelfde , en die wordt eerst meer of minder gewijzigd naar de verschijnselen, die zich voordoen en die aan die vormen eigen zijn .

203

-ocr page 226-

Miltvuur.

Aderlatingen mogen itllccn bij krachtige . goed gevoede dieren en dan gedaan worden, ids de ziekte een zeer snel beloop heelt; bij zwakke dieren, vooral schapen , zijn zij steeds gevaarlijk.

Inwendig geelt men in liet begin der ziekte ontstekingwerende zouten, als bitter-, dubbel- en glauberzout in verbinding met salpeter en wijnsteen , met aromatisebe middelen, zelfs met kamfer, terpentijnolie. Spinola kreeg een zeer gunstig gevolg door bet geven van kleine, maar dikwijls bei-haalde giften van braakwijnsteen met terpentijnolie.

Het veel zetten van klisteeren met koud of met eenige azijn vermengd water mag niet verzuimd worden.

Hebben er eenige mestontlastingen plaats gehad, dan geeft men zoowel minerale als planten zuren, behoorlijk verdund, de chloorkalk met slijmige vloeistoffen. het ehloorwater, als huismiddel zuurdeegwater, gestoten onrijpe, zure vruchten-enz. — Paarden, die aangeznurd water gewoonlijk onaangeroerd laten, geeft men dikwijls versch, zuiver water. — Bij honden en varkens doet in het begin een braakmiddel goeden dienst. — Aanhoudend eu herhaald begieten met koud water en daarna droogwrijven van het geheele ligehaam, bij varkens dikwijls zwemmen, dat bij alle dieren, uitgenomen het schaap, bij welke dit nadeelig is, zeer is atm te raden.

Duurt de ziekte langer, zlja ae dieren zeer afgestompt en bij toenemende zwakte beproeft men opwekkende middelen, bijv. brandewijn, kamfer, terpentijnolie, hertshoornolie in verbinding met kalmus, valeriaan, engelwortel, of de zwa veile ver, en maakt men tevens van dragten of fontanellen, alsmede van scherpe en vluchtige inwrijvingen gebruik.

Andere middelen die men bij het miltvuur heeft aangeprezen, maar die aan de verwachting niet voldoen , zijn rattenkruid, kinine, phosphorolie, 1) met koehenille gekleurde ammonia (liquor ammon. coecionell.) 2) kreosoot eu andere meer.

1) Deze olie bereidt men volgons Delwarl door liel oplossen van I deel phosphor in 50 deelen olijfolie. Men geeft daarvan aan paaiden en runderen 50—40 droppels, I—2 maai daags in een slijmig afkooksel. iVten nam echter daarna steeds verdwijning van den eetlust waar.

2) Rupprecht raadt dit middel aan. Men bereidt het doör bij U/j lood poeder van koehenille S ono, geest van salammoniak te voegen , dit in een gesUiten tlesch 24 uren te laten «laan en dan de vloeistof te iiltreeven. Aan runderen geeft hij 5—100 droppels ; aan paarden 10—80 droppels, aan schapen 10—40 droppels, dagelijks 1—2 maai, met water gemingd. In zeer he \'ige gevallen kan men ielfs lot 7 wigtjes loe geven.

-ocr page 227-

Miltvuur. 20S

Roosige opzwellingen mogen niet met scherpe smeersels worden ingewreven of ingesneden worden, dewijl daardoor het in versterf overgaan van groote stukken huid wordt bevorderd; zij moeten met koud water herhaald gewasschen en ingewreven worden. Zijn die van zeil\' opengebroken en \\ loeit daaruit, of uit de ontstane scheuren een vuile stol\' ol\' uitgezweete vloeistof, dan wendt men aftreksels van aromatische kruiden als wasschingen aan, of wel kamferslijm, terpentijnolie, oplossing van chloorkalk enz. Om builen en karbonkels, die vooraf diep ingesneden moeten worden en na het uitdrukken van den inhoud, te verbinden, gebruikt men scherpe cn prikkelende middelen. bijv. terpentijnolie, spaansche vliegen, euforbiumhars, geconcentreerde minerale zuren of wel men wendt er het gloeijend ijzer op aan. (Spinola verwerpt de aanwending van scherpe en prikkelende middelen als nadeelig zijnde; hij laat op de vooraf gescariticeerde karbonkels brijomslagen, waarbij eenige azijn of chloorkalk gevoegd is, liggen).

Om de dieren voor het miltvuur le beschutten — dal daar, waar die als landziekte heerscht, om de niet weg te nemen oorzaken, niet gemakkelijk is — beproeft men: verandering van voedsel en wijze van voedering; men geeft ligt verteerbaar, saprijk voedsel, zuiver, versch, koel water, of iels zuurgemaakt drinkwater, koele\' stal of verblijl in de open lucht; men vermijdt elke sterke inspanning of beweging, vooral bij zoel weder; veel baden en zwemmen; verder aderlatingen, middenzouten, verdunde zuren. cliloorwater, dragten, hel steken van nieswortel enz.

826. N. Salpeter li/ï-^1/\' wigtje- Salpeter 3 tood.

Glauberzout li/,—3 lood. Maak er een poeder van.

Maak er een poeder van. Om de A.an het paard qf rund om de 3-4

3—4 uur aan het kalf of schaap eeu f1111\'. e®n poeder m een slijimg af-

poeder in een slijmig afkooksel te kooksel te geven. ,,, , gt;

geven. Geef 4 zulke giften. ^-eel 4 zulke poeders. (Haubner.)

(Haubner.)

829. N. Gewreven kamfer 3—7 korr.

827. N. Salpeter l1^ lood. Salpeter 3i/j—7 wigtjes.

Glauberzout 6—12 lood. Maak er een poeder van.

Maak er met gewone stroojrBene Aan het schaap of varken om de

likking van. ^^ 11UI\' een poeder in een slijmig

Aan het varken de lielft en na 3 afkooksel in te geven, of mei stroop

tot 4 uren de andere helft in te tot eene likking te maken.

geven. (Haubner.) Geef 4 zulke gitten.

(Haubner.)

828. N. Kamfer li\'/,—? wigtjes.

-ocr page 228-

Miltvuur,

206

830. N. Braakwijnsteen

Terpentijnolie van elk 2\'/, tot 3i/j wigtjes. Afkooksel van 3 looa althaea-wortel T\'/j one. Aan het paard oi\' rund op eens in te geven. (JJeze gift moet 4—5 maal hemaald worden, eerst 1 uur en later 3—4 uur na elkander.)

(Spinola.)

831. N. Verdund zwavelzuur 3 lood. In een halven llesch vol afkooksel

van zemelen aan liet paard of rund op eens in te geven. (üayne.)

832. N. Afkooksel van 3 lood wilgen-

bast 5 one. üeest van kamfer 3 lood. Geconcentreerd zwavelzuur ili lood.

Aan het rund op een dag in te geven.

Geef 3 zulke giften. (Haring.)

833. N. Aftreksel van (i lood kalmus-

wortel 15 one. Geconcentreerd zoutzuur ll/2 lood. Aan het rund of paard in z maal in te geven. (Weiss.)

83i. N. Chloorkalk ti lood.

Water 15 one.

Aan het paard of rund om het uur J/g gedeelte in \'1 llesch slijmig afkooksel in te geven. (Spinola.)

835. N. Kamfer s/j lood.

Poeder van valeriaanwortel » ».kamillenbloemen van elk 6 lood. Maak er met water eene likking van.

Om de 4 uur aan het paard l/4 gedeelte in te geven.

830. N. Engelwortel

Kalmuswortel van elk 6 lood. Maak er een aftreksel van groot I pond. Voeg er bij:

Kamfer 3/4 lood.

Aan het paard in een dag in i kee-ren in te geven.

837. N. Poeder van gele kina 4)/2ld.

Kamfer 3,/2 wigtjes.

Poeder v. a\'thaeawortel 0 ld. .Jeneverbeziën stroop zooveel als noodig is om er eeno likking van te maken. Aan het paard in 3 keeren op een dag in te geven. (Hintermaijr.)

838. N. Poeder van eikenbast

» » kalmuswortel van elk 6 lood. 11 » arnicabloemen 3 lood.

Terpentijnolie li/j lood.

Maak er met meel en water eene likking van.

Aan het paard in een dag in 4 keeren in te geven. (Weiss.)

839. N. Altreksel van 6 lood engel

wortel 1 pond. Hertshoornolie f/,, lood. Aan het paard in 2 keeren in te geven. (Hering.)

8R). N. Kreosoot 31/2 wigtjes.

Kamfer % lood.

Poeder van waterdrieblad 0 lood.

» » althaeawortel 3 lood.

Maak er met water 0 pillen van. Aan het paard of rnnd 3 maal daags 1 pil te geven. (Haselbach.)


Volgens het Kon. Iiesluil van o() Oftober 1«72, (Slbi. No. 10a) behoort het 111 iitvuur bij a ! 1 c vee, onder de besmettelijke ziekten, waarop ml. li? en 14 der Wet van 20 Juli 1870van toepassing is.

Het aan miltvuur lijdende dier moet van het overige vee afgezonderd worden gehouden.

Na den dood of bet herstel van het aangetaste dier moet de plaats in den slal of het gebouw, waar het gestaan heeft, worden ontsmet.

-ocr page 229-

Miltvuurberoerte. miltvHurkoorts.

Vee, aan liei miltvuur gestorven . moet worden verbrand of\' begraven.

Vee dat n olgeus art. 22 der Wet van 20 Juli 1870 als verdacht wordt beschouwd, blijft in dien toestand bij bet miltvuur 8 dagen.

13ij afsluiting van besmette boeven oiquot; weiden is bij het miltvuur verboden: invoer in en uitvoer uit den afgesloten kring van vee.

Tn gebouwen of op weiden, erven of hoeven, waar vee staat of gestaan heeft, hetwelk aan het miltvuur lijdt of geleden heeft, mag geen vee gehragt worden gedurende den lijd van 10 dagen en zulks voor alle* vee.

VERSCHILLENDE AMTHRAXVORMEN BIJ ONZE HUISDIEREN

A. Bij hel paard.

I. ZONDER PLAATSELIJKE AANDOENINGEN.

1. Do miltvuurberoovte, apoplectisch miltvuur, de dood voor de ziekte, en de miltvuurkoorts.

Deze ziekte is de snelst verloopende vorm van het mill-vuur, maar komt bij paarden vrij zeldzaam voor. De ziekte doet zich voor bij goedgevoede, krachtige, jonge dieren. die op het oog volkomen gezond schijnen cu wel meestal gedurende den arbeid. Zij beginnen dan te sidderen, schudden met het hoofd. schuimen aan den mond. vallen cn sterven in korten tijd. of zij herhalen zich schijnbaar weder zoover, dat zij naar een stal kunnen worden gebragt; kort daarna komen de aanvallen weder terug cn in den regel sterven de dieren. In den tijd tussehen de aanvallen staan zij als bedwelmd, met uitpuilende oogen, tuimelen hoen en weder, of steunen met het hoofd of met het gehecleligchaam hier of daar tegen aan. In die gevallen, waar de dieren niet dadelijk sterven, duurt de ziekte slechts hoogst zelden langer dan \'lt;•—6 uur.

Een minder snel verloopende vorm van miltvuur, die zelfs meer dan 3—4 dagen kan duren, maar ook meestal doodelijk eindigt, doet zich onder de volgende verschijnselen voor: groote bcdwel-

igt;(»7

-ocr page 230-

Paai\'dentyplms.

ming en nedergeslagenheid, gezwollen oogleden, bloedige infiltratie van hel neus- en oogslijmvlies, bezwaard ademen. zeer versnelde pols en de verschijnsels van een gevaarlijk, hevig, aanhoudendol bij aanvallen optredend koliek; zwelling van de huid is hier niet of slechts zeer onbeduidend aanwezig. Deze vorm komt met de millvuurko o r t s der overige huisdieren overeen.

Wegens het zeer snelle beloop v an de mill vuurberoerte is slechts zelden eene goede behandeling mogelijk. Is dit mogelijk, dan doel men, ook bij de milt vuurkoorts, rijkelijk aderlatingen, begietingen met koud water en daarna wrijven, koude omslagen op het hoofd. wasschingen langs den rug niet azijn, het steken van nies- ol wrangwortel aan de borst en groote giften van middenzouten met braakwijnsteen. Hebben de paarden koliekpijnen en kan men ze op de beenen houden, dan is een aanhoudende langzame beweging doelmatig.

2. MET PLAATSELIJKE AANDOENINGEN. 2. De zoogenaamde paardentyplins.

De ziekte komt soms met de zoo even besproken vorm te gelijk op een stal voor, en begint gewoonlijk niet koortsrillingen, groote treurigheid , onopmerkzaamheid en afstomping van het dier , vermindering van den eetlust en matige versnelling van pols en ademhaling. De mestontlasting is in den regel rijkelijker en de mest is vochtig. Deze onbepaalde verschijnselen duren soms i—2 dagen en geven aanleiding om de ziekte voor een darmkatarrh — die ook werkelijk bestaat — te houden, als men niet door het heerschen van deze ziekte op de aanwezigheid er van eenig vermoeden had. In andere gevallen zijn de verschijnselen minder twijfelachtig. Aan verschillende plaatsen komen op de huid om-schrevene, gewoonlijk in het begin pijnlijke en heete, maallater onpijnlijke, koudere gezwellen, karbonkels, te voorschijn , die de grootte van een walnoot tol die van een vuist hebben; zij komen voor: aan den borst- en buikwand, langs de wervelkolom, op bel kruis, aan de inwendige vlakte van de dij. die soms spoedig verdwijnen om even spoedig aan andere plaatsen te voorschijn te komen, of er komen uitgebreide, in het begin heete en

20»

-ocr page 231-

Paardentypluis.

pijnlijke, yingerindi\'iikken behoudciKlc zwellingen aan de ledematen voor, die de heenen volkomen omvatten , aan de kroon van den hoof beginnen en ziel) langzamerhand naar boven uitstrekken . aan de voorbeenen tot de ellebogen, aan de aeliter-beenen tol bel kniegewrielit, daar scherp begrensd eindigen en soms zulk een omvang krijgen, dal de dieren de beenen niet kunnen bewegen. Soortgelijke gezwellen komen ook dikwijls aan het voorhoofd voor. beginnende aan den wortel van den neus , zich uitstrekkende tot de neusgaten, die dan volkomen gesloten worden. en zelfs lol de lippen overgaan. die hard als een plank en onbewegelijk worden. waardoor hel ademen en opnemen van voedsel onmogelijk wordt, verder aan den hals langs de adergroeve. onder de borst, den onderbuik en aan den koker. Worden deze gezwellen ingesneden betgeen eebtei steeds nadeelig is), dan ziel men. dat zij bestaan uil een gele, vaste of geleiachtige . gestolde, vezelige stof, mei bloedstrepen doorvlochten.

IBijna gelijktijdig wordt bet slijmvlies van den neus zeer rood, gezwollen, en van talrijke bloedige punten en strepen voorzien, luer en daar soms van gele, met violette strepen voorziene plaatsen; ook aan bet slijmvlies van de lippen, zelden aan het tandvleeseb, ziet men dit; dit laatste heeft, als het slijmvlies der mondholte, gewoonlijk een gele kleur. Uil den neus vloeit eene taaije, vuile, meest bloedige slof en uit den mond vloeit zich in draden spinnende zeever. De ademhaling zelve is gewoonlijk weinig veranderd. De pols geeft zelden meer dan 60—70 slagen, en is meestal vol en zwak, de hartslag dan eens voelbaar, dan weder onvoelbaar, de eetlust is verdwenen; het liefst wordt nog groen voedsel gebruikt. De dorst is steeds vermeerderd, de mest is gewoonlijk week. los, niet gebald, de pis is donker, soms bloederig en wordt meestal met groote tussebenlijden en met persen ontlast. De dieren worden zoo afgestompt en onversehillig dat de paarden, ids stilkolderige, met het hoofd en bet geheele ligchaani legende krib of het beschot leunen; zelden zijn zij onrustig. Zijn er uitstortingen aan het maag- en darmslijmvlies, dan doen zich koliek-pijnen voor. bij een snel beloop zwellen ook de oogleden zeer sterk op.

liet beloop der ziekte verschilt. Hel gunstigste verloopen die

U

-ocr page 232-

Paardentyphus.

gevallen, waarbij zwelliugeu dei- huid ontslaan en (eekeiien van ilarnilijden ontbreken of zeer gering zijn. De gezwellen blijven clan gewoonlijk 1—4 weken bestaan en worden langzamerhand kleiner de ziekte duurt dan 6—8 weken, maar de dieren blijven langen lijd zeer zwak. Zeer lastig is hel ais de gezwellen, vooral in de spronggelids- en kniebuiging, openbersten; daaruil ontlasl zich dan ecne gele vloeistof, de huid sterft soms al\' en de herstelling derzelve kati maanden duren. Naar mate de darmen meer aangedaan zijn. naar die male is hel gevaar grooter. Zeer ongunstig is het spoedig \\ erdwijnen der gezwellen , dal dikwijls in 1 -2 xuir bel geval is; daarna kornen zeer spoedig hevige kolickpijnen ie voorschijn, waaronder de dieren gewoonlijk in eenige uren sterven Soms komen de* gezwellen terug en dan verminden, of verdwijnt de buikpijn. Dikwijls is longontsteking en oedeem van de longen en de strotklcp oorzaak v an den dood. Aan de blauw-ronde vlekken op bel neusslijmvlies vornien zich. door nekrosis van bet iniiliraat en van bel slijmvlies, gele korsten, die, later afgeslooteu. zweren vormen ; die zweren doorboren zeer dikwijls bet ncuskraakbeen. Genezen die, dan vormen zij diepe lidleekens.

De geneeskundige behandeling is hoofdzakelijk tegen de verschijnselen gerigl. In het begin der ziekte is het gebruik der middenzouten in kleine gillen. \\ an salammoniak. van keukenzout iu verbinding mei i.itlere. of bij oude en le ondergekoraen dieren met speeerijaebligc middelen aangewezen, lüj ligte kohekpijnen .reeft men kamillen mei zwaxellever, bij groolc afslomping van het dier aromatische middelen met kamfer ol\'terpentijnolie; bij doorloop aluin, loodsuiker, in verbinding met slijmige. zelfs narcotische middelen. benevens slijmige. of bij bloedigen doorloop, koudwater klisleeren. Köhne geeft in bet begin dadelijk aloe (3»..2 lood) in een pil met goed gevolg. Aanhoudende verstopping tracht men door zeepwater-klisleeren optebeffen. Tegen aandrang van bloed naar hel hoofd en legen bedwelming beproeft men koude omslagen op het hoofd. Bij moeijelijk slikken doen voehtig-warme \' omslagen op de oorspeeksclklierstreek goede diensten. terwijl men bij stikkingsgevaar de luchtpijpsnede verrigl.

\' Gedurende hel gebeele beloop der ziekle zijn meermalen des

daags herbaalde wrijvingen van hel ligchaam, meestal na vooral-

-ocr page 233-

Miltvuurberoerte.

gaande bevochtiging der huid met geest van kamfer, zeer doelmatig. Berst de huid aan de gezwellen, dan bevochtigt men die met ioodazijn, (ioulardswater, of men belegt die met een zalf van loodlijn, op wieken gestreken. Zweren en fistels worden op de gewone wijze, behandeld.

841. N. Keukenzout (i (ood. Aan het paard op eens in te geven.

Poeder van kamillenbloemen . . 3 lood. 843. N. Loodazijn 3 lood.

Maak er met meel en water eene Gedest. water 24 lood.

Iikkmg van. Om de open plaatsen mede te be-

Aan het paard s morg. en s avonds vochtigen.

de helft in te geven.

842. N. Aftreksel van 3 lood kamil- N\' Boomolie van elk UI, lood.

\'eibloêmen 1 pond. Maak er eene vloeibare zalf van.

Zwavellever 1 /j 3 /, wigtje. Om op de wieken te smeren.

f!. i! ij het r u n d v e e.

1. ZONDER PLAATSELIJKE AANDOENINGEN. 1. De miltvuurberoerte, de bloedziekte, het daivelsschot.

Komt bij bel rund meer dan bij het paard voor maar bijna onder dezelfde verschijnselen, cn is gewoonlijk het begin van het heerschen van liet miltvuur. De best gevoede, krachtigste dieren worden er door aangedaan , dikwijls gedurende den arbeid of bel grazen, wanneer ze plotseling nedervallcn en onder comulsies en het uitvloeijen van cca bloedig schuim uit neus en mond, in eenige nanutcn sterven. Niet zelden worden dieren, die quot;s avonds volkomen gezond schenen , den navolgenden morgen dood gevonden. In andere gevallen verloopt de ziekte niet zoo snel, maar zijn de, dieren eenige uren na den aanval mat cn afgestompt, oi wel zij zijn opgewekt (iuribunde miltvuur), zij houden met eten op, gaan waggelend en tuimelende, schuimen in den mond, waarvan bet slijmvlies geel gekleurd is. Het ademhalen is versneld, onregelmatig met sterken llankenslag, de pols zeer snel, onduidelijk te voelen, de hartslag onvoelbaar of poggend, de ligchaainswarmte zeer verhoogd of ongelijk verdeeld en dan zijn vooral de beenen en het aangezigt koud. Later beginnen de dieren te sidderen, de oogen puilen uit, de pupil is verwijd, zy vallen

14-

-ocr page 234-

212 Miltvnurkoorts. Tongblaai\'.

leoen den bodem en sterven onder trekkingen. tandknersen en het uitvloeijen van bloederig slijm uil den mond en bloedige mest. Ook hier duurt\'de ziekte maar eenige uren, soms echter, als le dieren zicb na een aanval weder herhalen. tot 36 uren. maar m den regel Jvolgt de dood.

He behandeling is als bij het paard

2. De miltvuufkoorts.

Begint gewoonlijk met koortsrillingen die veel overzien worden. en die spoedig door eene brandende hitte der huid vervangen worden. De dieren zijn zeer afgemat, zij staan, zonder op de omgeving le letten, met laag gehouden oi\' op de krib rustend hootd stil, of zij worden onrustig, zien wild in liet rond , brullen, stam pen mei de beenen, slaan daarmede legen den buik, waarbij de oogen uilpuilen. De ligchaamswarmle wisselt nu veel af, de beenen zijn meestal koud. het adcmbalen versneld, kort. soms snuivend, de pols zeer snel, onduidelijk le voelen, de zigtbare slijmvliezen zijn heel, geelrood, de spiegel droog; dikwijls hoort men land-knersen. De eetlust en de herkauwing ontbreken meestal geheel, de dorst is slechts zelden vermeerderd, de iiiesi. is denker gekleurd. droog, meestal met bloed gemengd, dikwijls zijn er ko-liekpijnen aanwezig. De melkgeving houdt op. De melk is of met veranderd of vuil-blauwwit van kleur, taai, van lalfen smaak; zij gaat spoedig in bederf ovei-. Ook bier heeft men, als bij hel paard, een sneller en langzamer beloop dei- ziekte , de laatste duurt dan soms ;gt;(\') uren. waarna loch meestal de d.ood volgt, ook dan als nog gedurende eenigen l ijd eene schijnbare beterschap mtreedl; dan duurl de ziekte soms tol 7 dagen. Soms omwikkelen zich ui het beloop der ziekte karbonkuieuse opzwellingen . waarbij de koorts dan gewoonlijk vermindert. De voorzegging is steeds ongunstig.

De behandeling is als die ziekte bij hel paard.

11. MKT I\'LAATSELIJKK AANDOEiNINGKiN.

1. De tongblaai\', kwaadaardige tongblaar. tongauthrax, tongkai\'bonkel. tougpesthlaven, het tongvuur.

Deze ziekte komt tegenwoordig vrij zeldzaam voor, en ken-

-ocr page 235-

Tongblaar, Ru^gehloed.

merkl zich doen\' hel voorkomen \\iin blaren op den rug en hel grondstuk van de tang , liet gehemelte. de inwendige vlakte der lippen, de wangen en om het tongriempje, waarvan het uitbreken zelden me( koorlsverseliijnselen is verbonden. De blaren zijn in het begin wit en doorschijnend. maar worden spoedig miskleurig. violet ol\' zwartachtig en nemen, \\ooral als er slechts weinig aanwezig zijn, snel in omvang toe, zelfs tot de grootte van een hoenderei. Zij springen open en ontlasten eene vuile, zwarte, scherpe stof. of zij bedekken zich met een korst, waaronder de stof in de diepte ingrijpt en daardoor in korten tijd de tong, de lippen en de wangen verstoort. Na hel openbreken der blaren komen de teekenen der miitvuurkoorls duidelijk Ie \\oorschijn , de omgeving der zweren zwell sterk op. de pijnen worden hevig, slijm en vcrsterfeller \\ locijen uit den mond en dikwijls gaan de dieren reeds 24—48 uren na hel openbreken der blaren te gronde. Zelfs bij de. herstelde dieren blijven nog gedurende langen lijd zweren in den mond lenig, waardoor het eten belemmerd wordt.

De behandeling heefl vooral opening en verstoring der blazen ten doel. Ifeerschl de ziekle, dan moei de mond van het vee dagelijks onderzochl worden en zoodra zich, al is hel ook slechts eene blaas \\ erloonl . dan moei de long voorzigtig worden uitgetrokken . de blaas geopeud en mei zwavel- of zoutzuur . verdund salpelerzuur ol\' eene oplossing van kopervitriool gebrand worden . ol mei eene slerke oplossing van keukenzout in water en azijn gew assehen . of mei een gloeijend ijzer aangeraakt worden. Zijn onder de korsten verzweringen aanwezig, dan moeten de korsten verwijderd worden en de zweren op de genoemde wijze heliandeld w orden. Men zorge daarbij, dal de slof niet in de keel kome ol\' door de dieren worde doorgeslikl en de helpers die stof niet aan de handen enz. krijgen\'; ook moeten zij hel inademen tier door de zieke dieren uitgeademde luchl vermijden.

2. Mot nigg\'o- of lendeubloed of vuuf, karbonkel van den endeldarm.

Deze ziekte kenmerkl zich daardoor, dal . bij de verschijnselen der miitvuurkoorls, zwari. laai. leeraehtia bloed mei den mest

-ocr page 236-

Karbonkelziekte.

onder aanhoudend persen wordt ontlast, en waarbij de mest gewoonlijk hard en droog is. Hei slijmvlies van den endeldarm is daarbij zeer heet. zeer gezwollen en sterven de dieren na eenigc uren ol\' na eenige dagen. Men moet deze ziekte wel onderscheiden van andere waarbij eve\'nzon bloed afgaat.

Men wendt hier koude klisteeren van zuurwater aan en koude omslagen op den rug en de lenden. Hel wegnemen van den mest uit den darm met de hand is zeer gevaarlijk. De overige behandeling komt overeen met die van het miltvuur in het algemeen.

3. De karbonkelziekte t miltvuurkarbonkel.

Bij deze ziekte komen. onder de verschijnselen van miltvuur-koorts, of na plaatselijke besmetting zonder dat die voorafgaat, aan verschillende deeien des ligchaams. vooral aan den kossem , den hals. do voorborst (het lieete borstgezwel, het voorborstgezwel), aan de zijvlaklcn van de borst, aan den rug, aan den voorarm (het houtvuur;, aan de dijen (het bil vu m\'quot;1, aan debeenen, onder de hak- en de voorknie (het pootvuur), aan hel hoofd (het kopvuur), aan de kling (het klingvuur, de pestbrand of klingziekte) , of scherp omschreven huilen . karbonkels , ol uitgebreide zwellingen voor. deze laatste vooral onder de borst en den huik en aan de beenen , welke laatsten zi-h geheel op dezelfde wijze verhouden als die, welke bij den typhus der paarden voorkomen. De karbonkels zijn in hel begin klein. worden echter spoedig grooter en worden soms zeer groot. In hel begin zijn zij heet en pijnlijk, maar zij worden spoedig koud. ongevoelig en bestaan, zoo als bij het insnijden blijkt, uit een vaste, gestolde, gele. met bloed doortrokken uitgezweete stof. Kei beloop verschilt; ol de hen bedekkende huid wordl droog, zij schrompelt in, de uitgestorte stof sterft af en wordt door de later in de omgeving ontstane ette-ring afgestooten , óf. en dil is meer hel geval, de hullen breken na 1—2 dagen open en ontlasten eene vuile, etterige, of taaije, bloedige vloeistof , de wondranden worden miskleurig en het versterf grijpt verder om zich heen. iNa bel optreden van deze zwellingen en builen verminderen de algemeene verschijnselen gewoonlijk en kan er genezing volgen. In andere gevallen keeren

-ocr page 237-

Staartworin. Bloedziekte.

de verschijnselen van de millvuurkoorls met vernieuwde hevigheid terug en de dieren sterven dan 3—7 dagen na hel intreden der ziekte. I(ilzelfdc is hel geval als de ontstane opzwellingen spoedig weder verdwijnen, ol\' wanneer zij nabij gewigtige deelen, bijv. hel slroticnhoord. aan den kop enz. gelegen zijn. —■ In veel gevallen, vooral in \\lakke opzwellingen en in aan de oppervlakte verdroogde huilen, heefl eene ontwikkeling van gas plaats; zulke gezwellen knistercn. kliederen en ruisehen hij drnkkhlg of overstrijken mei de hand. een toestand dien men ruisehen de b r a n d . mill v u u r -1 u e h t g e z w e I. de b 1 a a r uoemt en naar de plaats waar het zieh voordoet, aan het lijf: zwellend of loopend vuur. op den rug of lenden; ruggevuur of blaar, aan de ooren: oor\\ uur of blaar. — Ook ziel men wel geheele stukken huid afsterven zonder dat er zwelling is voorafgegaan.

In dit geval ziel men soms het onverklaarbaar verschijnsel, dal de mei witte haren hezelie huid alleen afvalt en zulks juist aan den rand van de huid met andere haren bezet; loopt die met hoeken in de andere, dan gaan ook die hoeken of inhammen verloren. In dit geval noernl men de ziekte het wille venijn.

De behandeling is reeds opgegeven.

4. De staartworin, liet afvallen van den is taart.

Is een zelden voorkomende vorm van miltvuur, waarbij de zweren aan den staartwortel bij hel rund diep indringen en het afvallen van een grooter of kleiner gedeelte van den staart ten gevolge hebben. De behandeling beslaat in hel afhakken van den staarl vóór de aangedane plaats en hel branden met een gloeijenrl ijzer van den teruggebleven slomp.

C. B i j bel s e h a a p.

I. ZONDER PLAATSELIJKE AANDOENINGEiN. 1. De bloedziekte, het vmir.

Komt met den apoplectischen vorm der ziekte overeen. Zij geeft

215

-ocr page 238-

Heilige vuur.

zich door dezeltVle verschijnselen te kennen als deze . maar koml bij schapen vooral in sommige landen veel meer voor dan bij de andere huisdieren en rigt zij soms veel schade aan. Zeer zelden doen zich voorloopers der ziekte voor. Op het oog volkomen gezonde dieren storten dikwijls gedurendi; het eten tegen den grond en sterven reeds na eenige minuten onder stuiptrekkingen, of blijven geheel verlamd liggen; de ademhaling is langzaam, angstig, met sterke beweging der flanken, de oogen puilen uit, de slijmvliezen zijn zeer rood en na verloop van eenige uren sterven de dieren , waarbij bloedig schuim uit neus en mond vloeit. — Veredelde schapen, lammeren en jaarlingen worden vooral door deze ziekte aangedaan. Bijna geen enkel dier\'herstelt. De behandeling is de-\' zelfde; het inwendig gebruik van chloorwater en chloorkalk wordt aanbevolen.

11. MET PLAATSELIJKE AANDOENINGEN, a. De miltvuur-karbonkel.

Deze wordt bij het schaap zeer zelden en dan aan hel hoofd en den nijev waargenomen.

b. De brandige roos, het springvuur, bet heilige vuur, hel wilde vuur, het loopende vuur.

Koml bij het schaap veel meer dan de vorige vorm voor. Meestal beginnen na eenige koortsverschijnselen, zelden zonder deze, de sterkste dieren van de kudde te hinken of gaan stijf. Bij onderzoek vindt men aan de binnenvlakte van den onderarm, maar meer aan de dij, eene donkerroode of blauwachtige, deegachtige of knetterende zwelling, die spoedig koel en doorschijnend wordt en zich spoedig over de borst en den huik. zelden over den hals of den koj) uitstrekt; de opperhuid laat zich spoedig los cn er sijpelt eene roodachtige, vuile, zeer stinkende vloeistof uit. De koorts is zeer hevig, de buik wordt opgezet, uit den mond komt soms bloedig schuim cn de dieren gaan in eenige, soms 36 uren te gronde. Genezing is zeldzaam. Koml deze ziekte, hetgeen zeldzaam is. aan den kop voor. dan heel die ook wel de muis.

216

-ocr page 239-

Gerstckorrel. Keelanthrax.

Spinohi iHiil omslagen van in azijn geweekl hooizaad ngt;akeii of de zieke deelen mei warmen azijn wassehen. Is er echter reeds versterf in het onderhuidsche bindweefsel aanwezig, dan moeten scai\'ilicatiën worden gedaan en daarna de omslagen en wassehingen worden aangewend.

It. B ij li c i v a r k e n.

I. ZONDER PLAATSELIJKE AANDOENINGEN.

Do miltvmirberoevte.

Deze vorm komt hij hel varken niet veel voor, maar verloopt dan zoo snel. dat de dieren reeds dood zijn voordat men vermoedt dat zij ziek zijn. Bij hel zeldzame minder snelle beloop der ziekte worden de dieren treurig, wankelen op de beenen. de slijmvliezen zijn zeer rood. de ligehaams-warmtegraad wisselt af. de dieren braken dikwijls eene vuile of bloederige vloeistof en meestal volgt de dood.

II. MET PLAATSELIJKE AANDOENINGEN.

a. Gerstekorrel, de mond- of gehemelte-karbonkel.

Deze ziekte komt zelden voor; zij komt in verschijnselen veel met de tongblaar van hel rund overeen en kenmerkl zich door het te voorschijn komen van in het begin heldere, daarna violet en zwart wordende blaren .op bet slijmvlies van den mond, vooral aan het gehemelte en de tong. waarbij hel dier zich zeer ziek voordoet. Hel beloop is zeer snel. dc uitgang meestal doodelijk. De behandeling koml met die van de tongblaar overeen.

h. De miltvuur-keelontsteking, keelanthrax, gangraeneuse keelontsteking.

Deze ziekte komt veel voor te gelijk mei dc hrandigc roos dei-varkens en bestaat in hel vormen van builen of gezwellen aan den hals en in de keel. Bij de verschijnselen van miltvuurkoorts voegen zich: bezwaard, kugchend en pijpend ademhalen, beeseb

217

-ocr page 240-

Witte borstel.

knorren, groole hitte en droogheid van den snuit, zwelling van de tong. blauwroode kleur van het mondslijmvlies, moeijeliik slikken, bezwaarde ademhaling, neiging tot braken. Oin het strottenhoofd en langs den luehtpijp ontwikkelt zich een heet, hard en pijnlijk gezwel, dat \'zich niet zelden ook over den onderarm en op de onderborst verbreidt, iti hel begin zeer rood is. veelal eehter eene blauw-grauwe en ten slotte violette kleur aanneemt en zuchtig wordt. De dieren zijn zeer ziek. het ademen is bezwaard en geschiedt met geopenden mond. zij liggen ol\' zitten op het achterstel; het mondslijmvlies en de snuit worden loodkleurig, de warmte des ligehaams daalt cn de dicmi sterven in I—2 dagen. Genezing volgt zelden.

Het beste is in den aanvang een braakmiddel (van witte nieswortel of braakwijnsteeni. waarna men ontstekingwerende zouten, zure dranken, verdunde zuren, des noodig met kamfer enz. vermengd geeft; verder koude begietingen, slijmige cn zuurachtige inspuitingen In de keelholte en klisteeren. Ook het zetten van dragten of hel branden der gezwellen met het gloeijend ijzer of insmeeren van scherpe\'stollen en bloedontlastingen uit de ooren worden aangeraden. Om do ziekte voor te komen raadt men de witte nieswortel, zure vruehten en zure dranken (karnemelk, zure melk enz.) aan.

S4ö. N. Terpentijnolie 3 lood.

Krotonolie l\'/j lood.

Maak or oen smeersel van.

Om do keel mede in to wrijven.

\'. Üe witte horstel, het witte borstel-gezwel.

Is een karbonkel die bij het varken. onder de verschijnselen van een hevige milt vuurkoorts, aan den hals nabij het strottenhoofd en dei* oorspeekselklier voorkomt; het heeft de grootte van een boon en zit zeer diep; de haren of borstels er op, van 12—20. staan bosvormig overeind. verbleeken en worden hard en broos. Het geringste trekken er aan veroorzaakt den dieren groote pijn. Onder voortdurend bezwaarde ademhaling, steunen, tandknersen en trekkingen sterven de dieren gewoonlijk binnen weinige dagen. De behandeling beslaat in het diep branden der builen met hel gloeijend ijzer.

248

-ocr page 241-

Vliegendvuur.

tl. Het vliegende-, heilig- of St. Anloniiisvuur. voor- nf aehterbrand, de brandige roos.

Is een inillvuur vorm. die bel meest i)ij hel varken voorkomt. Ook hier zijn de voorboden dikwijls onduidelijk en worden meestal overzien. De dieren zijn treurig, mal, versmaden het eten, -waggelen bij het gaan, liegen veel. woelen in hel stroo en begraven er zich in ; de warmte des ligchaams wisselt zeer ai\'; soms ziet men koortsrillingen, |)(ils en ademhaling zijn versneld, inestont-lasting is vertraagd , de mest hard en zwart; dikwijls is er neiging tol braken aanwezig., ol\' werkelijk braken. Na 12—24 uur komen aan de dij. den buik, de borst en aan den hals roode vlekken, die zich snel uitbreiden en te zamenvloeijen en eene te zamenbangende roosachtige zwelling van die deelen daarstellen; zij worden in korten tijd bloedrood. violet en bij ongunstigen uitgang blauwzwart, soms komt er een blazig uitslag op. De algcneene verschijnselen nemen toe. de slijmvliezen worden miskleurig , het ademen zeer angstig. het dier wordt koud, het achterstel wordt verlamd en de dieren sterven soms reeds ua 10 12 uren . meestal echter den 2—.\'gt; dag. — Bij een gunstig beloop blijven de vlekken meer begrensd, de dieren zijn niet zoo ziek, de opperhuid wordt In schubben afgestooten en soms vallen ook de haren uil.

Ue behandeling bestaal in hel geven van een braakmiddel en daarna van middenzouten. zure dranken, koude begietingen, opstrijken van leem op de gezwellen, bloedontlastingen uit de ooren en klisteeren. Bij groote zwakheid kan men ook de aethe-rische oliën en kamler aanwenden.

Dal verder hel miltvuur ook bij h o n d en, kal t e n en het huisgevogelte voorkorni is bekend.

10. Dé runderpest.

Deze gevaarlijke ziekte. die men ten onregte. zelfs in ofü-«ieële stukken . veepest en \\ e e I \\ p b u s noemt, dewijl niet alle vee er door wordt aangedaan en omdat het bloed bij deze ziekte eene geheel a n d e r e zamenstelling heeft dan bij den typhus — en er daarenboven nog een werkelijke tvphus

249

-ocr page 242-

Runderpest.

bij de koeijen voorkomt — komi waarschijnlijk bij alle herkauwende dieren voor; hel ineesl eehler bij hel rund en heeft daaronder meermalen vreeselijke verwoeslingen aangerigl.

Wij bespreken deze ziekte niet verder, omdat er wel geen sprake meer van kan zijn . om die ziekte geneeskundig te behandelen; do proef, daarmede in -(»7 hier te lande genomen, heeft onder en

op last \\ an den Minister T h o r b e e k e, en volkomen tegen den raad van de door dien Minister zelf benoemde kommissie van veeartsen, 1) veel. zeer veel gekosi en veel onheil gestiehl. In de memorie van toelichting van bet ontwerf) van wet tot regeling van het veeartsenijkundig slaatstoezigt enz. zilting \\an de 2e Kaïnei-der Staten-genei\'aal 1SG!)—70 14 , zegt de Minister \\aii Binnen-landsche Zaken, dat de schade van hel rijk is geweest f 5,388,;i72. «Rekent men daarbijquot; zegl Staring. Verslag van den Landbouw in Nederland over 18(57. bladz. 2(i(t ■gt;(](• waarde van 78,000 gestorven en niei onteigende runderen of legen 100 gulden per stuk (zeker zeer veelte weinig), eene waarde van omstreeks f7,800,000, dan krijgt men een verlies van I\' 13,200,000, die de ziekte aan den lande ongeveer gekost zal hebben . behalve nog de vele dtli-zenden, die uit de provinciale en gemeente kassen besteed zijn. om de runderpest afleweeren. Alleen de ontsinelting in de lente van I8f)7. in de provincie Utrecht bij 2294 veehouders op MO! stallen volbraehi . beeft aan hel Kijk f 300,700 gekoti.\'

En dan nog de nadeelen aan \\ ee- en zuivelhandel geleden . om niet te spreken van de ellende die de ziekte hier en daar en de armoede daardoor te weeg gebragt; zij alléén, die dat hebben bijgewoond . kunnen dat beoordeelen. Van die som door de schatkist betaald en door de veehouders geleden , missen wij ten e e n w i g e n d a g e de renten en de veehouders daarenboven nog het próduclief vermogen van die,enorme som. Een zaak die te harder is als men bedenkt . dal , als de heer Thorbecke, dadelijk den raad van de kommissie van veeartsen had gevolgd 2) —

1) De veeartsen die hut bekende verslag van 51 Augustus 186» hebbe i undevteekend waren: F. C. Ilekmeijer , als voorzitter, G. f. HengeveUl , i. B. Snellen , Fr. Th. Weitzel , L. Swart, A J. Montens en F. A. Deijermans.

2) Wat zijn ook de veeartsen ! Niet vecartsenijkundigen weten dal alle.s — maar ook alleen bij ons te lande — veel beter.

22(1

-ocr page 243-

R underpesl.

hetgeen eclilci\' eerst in 1807. onder liet Ministerie van den heer Heemskerk piaals had de ziekte hoogstens rael één millioen gulden onkosten was vernietigd geworden I

Hekend is het, dat het heerschen van deze ziekte de hoolxlaan-leiding is geweest lot het, ontslaan der wet van 20 Juli 1870 (Staatsblad 131 en de daartoe hehoorende K.on. besluit van Dec. 1870 (Stbl. 190 cn li)!,. Kc laatste zijn thans vervallen en vervangen door het veel betere, maar toeb nog zeer onvolledige, Kon. besluit van •«() October 1872 Sibl. 105). \'lok in dit. laatste wordt natuiit\'lijk deze ziekte gerekend tot de besmettelijke ziekten te belmoren, waaroji de artikels 13 cn 14 der wet van 20 Juli 1870 van toepassing zijn. Verder wordt \\oorgesclireven:

Het door veepest veetypbus) aangetaste vee en\'het daarvan verdachte moet worden afgemaakt en daarna verbrand of begraven.

De stal of bel gebouw, waarin zich door veepest aangetast of daarvan verdacht vee heeft bevonden, moet worden ontsmet.

De op hel erf of de hoeve aanwezige mestvaall moei worden onschadelijk gcmaakl.

Het vastleggen of vasthouden van honden kan worden geboden . niet inachtneming van hel. bepaalde bij arl. 30 der wet van 20 Juli 1870.

De termijn, bedoeld bij arl. 22 der wet van 20Ju!i 1870. wordt bij de veepest veetyphus) gesteld op Wi dagen.

Bij afsluiting van besmette boeven of weiden, ingevolge hel eerste lid van art. 2\'.) der wet van 20 Juli 1870. is verboden;

Rij de veepest (veetyphus), invoer in en uitvoer uit den afgesloten kring A an herkauwende dieren, honden. katten en pluimgedierte en uitvoer uil den afgesloten kring van eenhoevige dieren en varkens, en van versch vleescb, onbereide huiden, haar, vederen, horens, beenderen, klauwen, wol. ongesmolten vet. mest en allen anderen afval cn van hooi, stroo en ander veevoeder, louw , koedekken en stalgereedschappen.

De termijn, bij art. ;gt;2 der wet van den 20 Juli 1870 bedoeld, wordt gesteld bij de veepest (veetyphus) op .\'50 dagen voor alle vee.

11. De pokken.

De pokken komen bij alle huisdieren voor. maar de belangrijkheid

-ocr page 244-

Pokken.

dei\'zelve verschilt zeer. Zij ontwikkelen zich na plaats gehad hebbende besmetting; of zij door zelfsoiitwikkeling hier cn daar ontstaan, is nog niet volkomen bewezen, maar zeer waarschijnlijk. ÏN\'a het oogenblik van besmetting verloopt een vrije tijd , ais hij andere besmettelijke ziekten, (de incubatie lijd . na afloop waarvan onder koortsverschijnselen de pokken uitbreken; slechts de koepokken beginnen en vcrloopen gewoonlijk zonder koorts. Kr vormen zich op de huid kleine, roodachtige, van een rooden kring (hof) omgeven, in aantal toenemende knobbeltjes, die zich in dc volgende dagen lot blaasjes \\an cclligcn houw en helderen Ivniphatischen inhoud ontwikkelen, waarvan velen in het midden ecne verdieping hebben, de navel. Dc inhond wordt spoedig etterig, de blaasjes worden puisten, verliezen de navel, zoodra haar wand sterk gespannen wordt; de etterige inhoud verdroog! eindelijk tol een donkere, bruine korst, ilic zich ten siotlc van dc intusschen opnieuw gevormde opperhuid loslaat, cn naar de diepte er van een grooter of kleiner lidteeken nalaat. Staan de pokken digi bij elkander, dan is de huid er tussclien zuchtig gezwollen. In hevige gevallen komen er ook pokken op de slijmvliezen voor.

De koortsverschijnselen, die. voor het uitbreken der pokken hevig kunnen zijn, laten na hel uitbreken der pokken gewoonlijk na, maar stijgen gedurende het begin en tijdens de ettering, en houden in het tijdperk der opdrooging geheel op. In ongunstige gevallen, vooral daar, waar verschijnselen van etter in liet bloed voorkomen. is de koorts het ergste.

a. Pokken bij het paard.

Sedert lang weet men. dat bij hel paard een pustulcus uitslag voorkomt, dat op koeijen overgebragt, dc koepokken voortbrengt. Dit uitslag, de pokmok of (ic hese hu tiende mok genoemd, behoort zonder twijfel lot de pokken. Het komt gewoonlijk aan de achterzijde van de koot voor, maar slechts zeldzaam. Steeds gaal cenige koorts vooraf, waar op zich, vooral aan witte plaatsen, een warm, pijnlijk, lichtrozenrood gezwel voordoet. dat stijf of kreupel gaan van het dier ten gevolge heeft. Op dit gezwel ziet men dikwijls een meer of minder aantal knobbeltjes en puisten, die

222

-ocr page 245-

Pokken.

eene gele, l.aaije, spoedig tot bruine korsten opdroogende vloeistof uitgieten. waardoor de haren aan elkander gekleefd worden. terwijl de huid aan de aehterzijde der kooten gezwollen, rood, en na afstooting van de opperhuid, met eene smerige, slinkende vloeistof bedekt is. l)e ziekte is in ;gt; weken gewoonlijk geëindigd. Boulev zag daarbij een blazig uitslag op het inondslijmvhes. een pustuleus uitslag aan de lippen, den neus, het jieusslijmvlies en aan het bindvlies. Inentingen van den inhoud dezer blaasjes aan koeijen bragten de koepokken voort. De ziekte bij jonge paarden te Weenen in ontstaan, ging op andere paarden over en was daarop

inentbaar.

Verschooning van hel dier en hel afwenden van. sehadelijke invloeden is ter bei-stelling voldoende.

Behalve de besmetting kenl men verder niets van de oorzaken.

b. Koepokken.

Komen bij de koe vooral aan de tepels en de omgeving er van aan den uijer voor, gepaard met matige koorts, meest zelfs zonder duidelijke koorts. Zij kunnen op andere dieren en den mensch worden overgedragen.

Ue koepokken kunnen ontstaan door overbrenging van de smetstof van de koepokken. de beschuttende mok des paards en door de overdraging der mensehenpokken; zij komen echter veel meer voor zonder dat er zoodanige wijze van overdraging heeft plaats gehad; men moei eene zelfsontwikkeling dezer pokken aannemen.

De aanleg er toe bestaal bepaaldelijk bij de koe; hij den stier heeft men ze nog nimmer oorspronkelijk, van zelf. zien ontwik-len; nieuw-melkende koeijen worden het meeste er door aangedaan.

Üeze pokken worden genuine of origineele pokken, en de smetstof in de lymphc der pok beval vacciolagif de vae-eiola, genoemd, waardoor op andere koeijen ingeënt dezelfde ziekte ontstaat en die men wil. dal hel beste besehuttings-middel is tegen de mensehenpokken.

Het uitbreken der ziekte wordt soms voorafgegaan door een geringe koorts, gebrek aan eetlust, traag herkauwen, drooge mest, verminderde hoeveelheid pis; deze verschijnselen zijn echter niet

-ocr page 246-

Pokken.

alüjtl aanwezig, wel de vermindering van de hoeveelheid en hoedanigheid der melk, die dunner wordt en spoediger stoU. Deuijer en vooral de tepels zwellen op en worden pijnlijk hij bet melken. iSa ;gt;—\'(■ dagen komen aan de Lepels kleine knobbeltjes van bleek-roode kleur, die zich in de volgende dagen lot volkomen pokken ontwikkelen, te voorschijn, waarvan bel beloop in hoofdzaak hiervoor is gcsebetsl. Op den S- 10 dug is de ziekte op hel hoogste tijdperk. Al de pokken oniwikkelen zich niel te gelijk. maar slechts opvolgend, zoodal lt;ic zickie van i—fi weken kan duren.

Eene eigenllijkc i)ehandcliiig is wegens liet goedaardig beloop der ziekte niet noodig. Men bepaall zich tol higt;l zuiver honden en goed uitmelken van den uijer. vooral voor dil laatste moei gezorgd worden. Is de spanning van den uijer ol\' der lepels aanmerkelijk, dan bestrijkl men die mei een zacht, niet rans vet, met een zacbl smeersel, bijv. eijerdoijers en boomolie met collodium.

De zoogenaamde, valscbe pokken kan men gemakkelijk van de ware onderscheiden; zij zijn;

I. De punt- ol\' na-pokken komen alleen ol\' bij de ware pokken aan den uijer tc voorscliijn; het zijn roode, gierslkorrel-groole knobbeltjes, zonder hol\'of navel, die spoedig in een puist veranderen, waarvan de etterige inhoud spoedig in ecu korst verdroogt. Het beloop duurt slechts \'i—(» dagen. Dil. uitslag herhaalt zich echlcr dikwijls en daardoor duurt het soms eenige weken.

quot;1. De steen-, harde of wrattige pokken zijn lens- ol\' hazelnoot-groote, harde, onpijnlijke, wratacblige uitwassen of knobbels, zonder hof of navel, die dikwijls weken en maanden lang onveranderd blijven bestaan eu langzaam verdwijnen.

3. Water- of windpokken beginnen met roode vlekken, die zich spoedig tot erwt- ol\' kersgroote blaasjes, zonder hof af navel vormen, een dunne of etterige stof bevatten, gemakkelijk bersten cn na opdrooging dunne, spoedig afvallende korsten vormen. Niel zelden wordt de inbond spoedig opgenomen cn er blijft dan een ledige opperhuidszak terug \'windpokken . Het beloop duurt H—6 dagen. \\

Ook bij het mond- cn klauwzeer komt niet zelden een blaas-uilslag op den uijer te voorschijn.

-m

-ocr page 247-

22H

Pokken.

Uit ce» oekonomi.seh oogpunl- zijn deze pokken van veel meer gewigt dan de voorgaande; zij komen meestal als heersehende voor, en de ontwikkeling hangl al\' van besmetting met de smetstof der schapenpokken . die op vele wijzen kan plaats hebben. Het vehikel mui de smetstol\' is de vloeistol\' in de. pokken bevat, de pokkorslen. de huiduitwaseiuing. lt;lc algescheiden vochten; het meest ontwikkelt zich die tijdens de el tering der pokken. Aan de lucht medegedeeld kan dc smetstol\'op vrij groote afstanden besmetting veroorzaken. De smetstol\'is (Intnrnixncii zeer taai en wordt niet gemakkelijk verstoord. — lle!)ben dc dieren de ziekte eenmaal doorgestaan, dan zijn zij gedurende hun - (rouwens nie( zeer lang — leven voor de pokken beschut.

De smetstol\'dezer pokken kan. ze»1! men , door inenting den mensch evenzoo als de koepokken voor dc mcnschcnpokken beschutten; het besmet ook honden, varkens cu geilen. Koepokken op schapen en schapenpokken op runderen door incndnif over te dragen geluk), slechts zelden. Na plaats gehad hebbende natuurlijke besmetting zijn de dieren gedurende -i—7 . cn na inenting;!—4 dagen schijnbaar geheel gezond. alleen zijn zij de laatste dagen iets treuriger, hebben minder eetlusl en loopen van achteren iets gespannen. Daarna komen koortsverschijnselen . sidderen . rillingen cn opvolgende verhoogde warmte, vooral van de ooren en den snuit te voorschijn, pols 80—90 slagen, de dieren zijn (reurig, staan met laag gehouden hool\'d en ver van elkander geplaatste heeuen, eetlust cn herkauw ing houden op . de rnesl is droog. klein gebald, oogen rood, tranende, uit den neus vloeit een taaije, smerige stof\'. De uitgeademde lucht en de huiduitwaseming hebben soms een eigenaardigen. zoelachtigen reuk. Meest op den ± dag na het te voorschijn komen van de koorts, komen, vooral aan den kop. aan de binnenvlakte der dijen, aan dc borst, den buik. de on-dervlakte van den staart, op vloosteken gelijkende vlekken, die reeds op den volgenden \' dag tot. kleine. langzaam breeder wordende . knobbeltjes zich verheffen , die op den 4. —ij. dag na het uitbreken van de punten bleeker worden en blaasjes worden, waaromheen zich een roode. gezwollen, vrij harde rand — hof —

15

-ocr page 248-

Pokken.

ontwikkelt. Deze eruptie heeft niet lt;»vei,al gelijktijdig plaats; daarom heeft dit uitslag niet overal dezelfde vorm. Gedurende de ontwikkeling der blaasjes laat de koorts ineeslal na. Op den 6. dag bevatten de blaasjes, aan welke hier en daar de navel zigtbaar is. eene kleverige. taaije vloeistof, die men . wegens den vezelige» bouw der pok. niet door een steek geheel kau ontlasten. en die het beste is om in te enten; men noemt zulke pokken rijp. De inhoud wordt nu etterig, de pok wordt een puist. deze wordt nog iets grooter. geel gekleurd . de hol wordt uitgebreider en versmei( dikwijls mei nabijgelegene. Om dezen tijd wordt de koorts iets heviger of komt op nieuw te voorschijn. Dit tijdperk van ette-riug duurt voor elke pok \'■gt; dagen en in het geheel, daar het uitbreken niet overal gelijktijdig plaats heelt, 3—fi dagen, waarna het laatste tijdperk, dat der opdrooging, begint. waarna de inbond van de pok opdroogt en waarbij eerst in het midden eene geelachtige , daarna zwartbruine korst zich vormt, die zich dan over de geheele pok uitbreidt, zicli na ;gt;—(! dagen loslaat eu een kale roodc plek . de pokdel of naad teruglaat, op w elke plaats de wol later niet meer zoo sterk groeit als vroeger. Zoodra de pokken beginnen te droogen . laten ook de overige ziekteverschijnselen na en de dieren Herstellen te vroeger naarmate het getal der pokken geringer was. Üe geheele duur der ziekte is ongeveer drie weken.

Van dit regelmatig verloop doen zich vele alvvijkiiigcn voor; de hevigheid van de koorts, hel getal der pokken verschilt; de pokken kunnen te zamen vloeijen en kunnen onder de huid zich verzweringen vormen. iNog gevaarlijker zijn de boosaardige, bloedende, brand- of aaspokken, waarbij de bruinroode, zwartachtige en digi bij elkander slaande en Ie zamen vloeijeudc pokken met bloedigen etter gevuld zijn t erwijl in hunne omgeving de huid hielen daar bloedvlekken bezit, üe algemeene ziekteverschijnselen zijn hier nog sterker ontwikkeld dan bij de zamenvloeijende pokken; de dieren verspreiden een afschuwelijken slunk en sterven meestal spoedig. Hierbij ziet men dikwijls pokken op de ziglbave slijmvliezen. Bijna altijd volgt de dood zoodra er luehtontvvikkeling in de pokken plaats heeft, — emphysematisehe pokken.

Vooral aan de buik- en schaamstreek ziet men niet zelden dat bij en lusseheu volkomen ontwikkelde puisten, langwerpige rood-

-ocr page 249-

Pokken.

achtige. slechts weinig vocht bevattende pokken voorkomen — . platte pokken; haar belooft is gewoonlijk langzamer dan van de gewone pokken. Zij worden vooral bij zwakke dieren en bij vochtig. koud weder opgemerkt.

üe zoogenaamde steenpokken, wrattige pokken. vormen harde, vaste knobbeltjes, die ól\'zeer liehtroode ól\' wel eene bruin-óf lak-roode kleur hebben; zij zitten op een weinig of niet gezwollen huid en hebben geen hof. Zonder dat deze pokken in verettering overgaan. bladert de opperhuid langzaam af, waardoor de pok kleiner wordt en eindelijk geheel vcrdwijnl. Deze vorm is evenzoo besmettelijk als de boven beschrevene.

De pokziekte is in het algemeen eene gevaarlijke ziekte; zelfs in gunstige gevallen bedraagt het verlies 10—20 procent, en een verlies van ;!() per 100 en zelfs meer is geenzints zeldzaam.

De pokzieke schapen moeten een matig koelen. met zuivere lucht gc\\ lilden stal hebben. zuiver en veel stroo; vooral het voorkomen van elke verhitting en verkoeling zijn hoofdzaken. Krach-gt; goed gevoede dieren, geelt men een minder voedzaam voeder , bijv. groenvoeder. wortels.\'zemeldranken, zwakke daarentegen krachtiger voedsel.

Ontwikkelen de pokken zich goed, dan geve men gecne geneesmiddelen. of beperkt die tot het geven van likkingen uit keukenzout en salpeter met havermeel, of eenig aangezuurd water; bij sterke opzwelling der lippen ol van de slik werktuigen geeft inen haver- of gerstemeel met heet water getrokken in lauwen toestand oi meeldranken ; bij hardnekkige verstopping klisteeren van zeepwater.

Bij de boosaardige vormen, bij welke men gewoonlijk alleen bij dieren van hooge waarde eene geneeswijze aanwendt, zijn hittereen opwekkende middelen, bijv. jeneverbessen, alsem . engelwortel, valeriaan in verbinding met kamfer aangewezen. Aanwezige ettergezwellen moeten geopend, zweren zuiver gehouden, neus en mond met water. waarbij eenig zoul cn azijn gevoegd is worden gezuiverd.

846. N. Salpeter 1 pond.

Glauberzout 2 pond.

Maak er eeu poeder van.

Met havermeel gemengd aan du dieren als likking voor te zetten (voor 100 schapen). (Haubner.)

227

15\'

-ocr page 250-

Pokken.

l)e inenting. JJe voordeden van de inenting zijn: dat de daar-dooi\' teweeggebragte ziekte veel zachter verloopt, meestal alleen plaatselijk; dat zij de dieren voor de natuurlijke besmetting der pokken beschut ; dal, daardoor gelijktijdig al de dieren van de kudde worden aangedaan. waardoor de duur der ziekte — die anders weken kan duren veel bekort wordt. Weel men zeker, dat de ziekte eerst bij een of eenige sclmpen van eene kudde is uitgebroken, en zijn de omstandigheden van dien aard. dat eene overdraging op andere dieren niet heelt plaats gehad , dan is het dooden van die weinige zieke dieren en de vernietiging van al de dragers der smetstof een nog sneller werkend middel om den voortgang der ziekte te stuiten dan de inenting.

Naarmate van de omstandigheden onder welke de inenting gedaan wordt. onderseheidt men die in :

1. De beschuttende inenting bestaat daarin, dat men in streken, waar de schapenpokken veel voorkomen, elk jaar de lammeren inent , ook dan als de ziekte, zells op grootere afstanden, niet aanwezig is. Met verlies is hierbij zeer onbeduidend, vooral als men het gunstige jaargetijde. het voorjaar en de herfst, daartoe in acht neemt. Voor de naburige schaapskudden, die niet worden ingeënt, is deze wijze echter zeer gevaarlijk.

*2. De \\ o o r igt; c h o c d e n d e i n e n t i n g wordt dan verrigt . als de pokken in de omgeving van de kudde heerschen en als men niet kan verwachten, dal de ziekte door afzondering zal worden geweerd. De uitkomsten van deze wijze van inenting is dikwijls minder gunstig dan de vorige, omdat men hierbij niet altijd op het weder, het saisoen enz. kan letten.

3. De n o o d inent i n g wordt verrigt als de pokken reeds in de kudde aanwezig zijn en aan de nog schijnbaar gezonde dieren. Dewijl de mogelijkheid bestaat dat deze reeds besmet zijn en de ziekte bij deze het gewone beloop heeft, zijn de uitkomsten daarvan menigmaal minder bevredigend.

Als inentstof neemt men de heldere Ijmphe van een rijpe, pok; inentingen met bloed, poketter en pokkorsten verrigt men niet meer. Men verkrijgt die stof of uil ingeënte pokken, die men door eene voorinenting verkregen heeft in hel tijdperk der rijpheid, dat meestal op den 10—12 dag na de inenting is, of men neemt

-ocr page 251-

Pokken.

de lymphe omniddellijk van de natuurlijke pokken en dan zoekt men

daartoe uit yroeger volkomen gezonde schapen, die slechts weinig ziek er bij zijn en die goede, regelmatig verloopende pokken hebben.— Als men de inenting van het eene op het andere sehaap\'voortzct. dan verkrijgt men na meerdere zoodanige generatiën, de zoogenaamde gecultiveerde stol\', aan welke men de eigenschap toeschreef, dat daardoor slechts écne pok aan de plaats der inenting zou ontstaan. De latere waarnemingen hebben dit niet bevestigd en daarom, maar ook nog om andere redenen, maakt men van het cultiveren der stol\' geen gebruik meer.

De geschikte plaatsen om in te enten zijn: dc ondervlakte van den staart, ü—6 duim van den aars, de inwendige vlakte der ooren, ongeveer in het midden er \\ an; minder goed is de inwendige vlakte der dijen; geheel ongeschikt zijn de inwendige vlakte van den onderarm. de buitenvlakte der dij en den buik van onder. Op den 3—i- dag na de inenting, bij koud weder iets later, komt aan de ingeente plaats een roode vlek, die in dc volgende dagen tol een donkerrooden . harden knobbel zich verheft, waarvan de opperhuid door zich daaronder verzamelde vloeistof opheft, waardoor dan eene cellige met een navel voorziene blaas ontstaat. Omstreeks den 1)—I I dag heeft de inentingspok hare meeste grootte bereikt, /.ij is dan ook om dien tijd blauw-of geelachtig gekleurd en beval eene kleurlooze of bleekroodc, taaije vloeistof. Zij blijft in dien toestand bij koel weder I —2 dagen, des zomers dikwijls slechts éenige uren , waarop de inhoud etterig wordt en tot een donkerbruine of zwarte korsl verdroogt, die zich gewoonlijk tusschen den 20—2;) dag na de inenling aan dc randen loslaat en een vast, meestal stralig lidtecken nalaat. Hel algemeene lijden. dat eene plaatselijke, inentingspok voorafgaat en vergezell . is meestal zeer gering. Zooals reeds gezegd is ontstaat meestal slechts aan dc inentingsplaats een pok ; soms evenwel ontstaan zij om de Inentingsplaats, maar dan zijn er meerdere maar kleinere, dan de gewone pokken aanwezig. Somtijds ziel men dat al of niet met een pok aan de inentingsplaats, eene algemeene eruptie van pokken plaats heeft.

De meening, dat aan de gecultiveerde inentingsstof het vermogen om door uitwaseming ie besmetten ontbreekt, is door de waarneming voldoende wederlegd.

229

-ocr page 252-

Pokken.

Bij kon. besluit van 30 October 4 872. Stbl. iNo. 10b, (evenals reeds vroeger) zijn de schapenpokken onder de besmettelijke ziekten opgenomen , bedoeld bij de Wel utn 20 Juli 1870, (Stbl. No. 131.)

§ 6. In bijzondere gevallen . waar dit door den districts-veearts noodig wordt geoordeeld, kunnen door pokken aangedane schapen worden afgemaakt.

Het- afgemaakte dier moet worden verbrand of begraven.

Waar afmaking niet plaats vindt . moet het aangetaste schaap van de overigen worden afgezonderd gehouden.

De stal of het gebouw, waarin eenig aan pokken lijdend schaap gestaan heeft. moet na afloop van het laatste geval worden ontsmet.

Vee. dat volgens Art. 22 der Wet van 20 Juli 1870. als verdacht wordt beschouwd. blijft in dien toestand bij schaaps-pokken l\'i dagen.

De termijn, bedoeld bij Art. 22 der Wet van 20 Juli 1870. wordt gesteld bij schaapspokken op 10 dagen.

Bij afsluiting van besmette hoeven of weiden. ingevolge het eerste lid van Art. 29 der Wel van 20 Juli 1870 is verboden;

bij schaapspokken, invoer in en uitvoer uit den afgesloten kring van schapen.

De termijn, bij Art. 32 der Wet van 20 Juli 1871» bedoeld, wordt hij schaapspokken gesteld op 1b dagen voor schapen.

d. De pokken bij geiten.

Zij komen zeer zelden en dan aan den uijer voor , hebben de grootste overeenkomst met de koepokken , maar zijn kleiner dan deze. Men neemt eene zelfstandige ontwikkeling, dus zonder voorafgaande besmetting aan, maar ook de mogelijkheid van hun ontstaan door pokzieke schapen moet worden aangenomen. Deze pokken ontwikkelen gedurende hun beloop cene op geiten overdraagbare smetstof. Zij verloopen zeer goedeardig en eene geneeskundige behandeling is overbodig.

e. De pokken bij varkens.

Worden meer dan de voorgaande waargenomen en zij ontwik-

-ocr page 253-

Pokken.

kelen zich vooral :uiu den kop. den hals, de borst en den buik en aan de inwendige vlakte der dijen. Hoewel men eene zelf-standige ontwikkeling , zonder besmetting aanneemt , schijnt toch meestal besmelting oorzaak der ziekte le zijn. Het is bewezen, dat. de pokken der varkens voor mensehen besmettelijk en ook op geilen overdraagbaar zijn; ook de menschenpokken gaan op varkens over. De ziekte doet zich gewoonlijk bij jonge dieren voor en vernietigl liij hen de vatbaarheid voor eene latere besmetting.

Nadat eenige dagen een hevige koorts aanwezig is geweest. komen aan de genoemde plaatsen roode vlekken te voorschijn, die zich tot knobbeltjes verheffen, die. tegen den 6. dag der ziekte lymphe bevatten. Tegen den i)—10. dag is baar inhoud etterig en verdroogt tol; korsten, welke na eenige dagen, met achterlating van een likteeken . afvallen. Bij deze pokken komen dezelfde wijzigingen van verloop en uilgang als bij de sehapenpokken voor, zoodat men ook hier boosaardige, goedaardige, zamenvloeijende enz. onderscheid l.

Een zuivere, drooge. luchtige stal, ligt verteerbaar voedsel zijn noodig. In het begin is een braakmiddel aangewezen; in het verdere beloop zure en zouten dranken (zure melk, water met zuurdeeg, salpeter of middenzouten). Bij den boosaardigen vorm zijn opwekkende middelen aan le raden. De door sommige aanbevolen inenting wordt zelden met voordeel verrigl.

f. Pokken bij houden.

Eene zeldzame. vooral bij jonge honden en slechts eenmaal in hel leven voorkomende ziekle. die ook van zelf. zonder besmet-ling kan ontstaan, of door besmetting van mensehen-en sehapenpokken kan te weeg gebragt worden.

Na 2—3 koortsaanvallen ontwikkelen zich aan het geheele lig-chaam, het zeldzaamste op den rug en zijdelings var» den romp, op vloosteken gelijkende plekken. die in knobbeltjes en blaasjes overgaan , zich met een etterigen inhoud vullen en verdroogen tot korsten. Nog zuigende honden sterven er gewoonlijk aan.

Een matig warm, droog hok. zuiverheid, versche lucht, ligle

231

-ocr page 254-

Varkensziekte.

voeding zijn noodzakelijk. In hel begin der ziekte doel een braakmiddel goeden dienst.

g. Ook het g e \\ o g e 11 e is aan pokken onderhevig; zij doen zieh vooral aan de niet gévederde plaatsen des ligchaams voor. De identiteit er van met de pokken der huiszoogdieren wordt door Spinola ontkend; het is hem niet gelukt koepokken op het gevederde vee over te brengen.

III.

Tol de coiislitutioneele ziekten . die wij reeds onder I hadden moeten bespreken . moeten nog gerekend worden;

12. De varkensziekte, typheuse varkensziekte, de vlekken-typhus, de vlekziekte der varkens.

De juiste aard van deze gevreesde en verwoestende ziekte is niet bekend. Sommige rekenen haar tol hel nnlU uur te behooren. anderen bonden haar voor typhus, nog anderen tneenen dat zij van seorbutischen aard is, terwijl Harms haar voor roos (erysipelas) houdt. De ziekte is besmettelijk, maar men neemt daarbij het eigenaardige waar. dal er\' niet altijd eene smetstof wordt ontwikkeld, en als dal plaats heeft, deze dan nog alleen op eene zekere boogie van de ziekte en bij eene zekere boosaardigheid daarvan aantoonbaar of duidelijk aanw ezig is. alsmede dal de smetstof niel voor den menseh of voor andere dieren gevaarlijk is. of op hen overgaat. De smetstof schijm vooral in dei\' mest aanwezig te zijn; de waarneming leerl ten minste, dat men de gunstigste uitkomslen hij bel bestrijden der ziekle verkrijgt, als men uen mest en urine zoo spoedig mogelijk uit den stal verwijderl en den stalbodem en de afvoerkanalen reinigt en ontsmet.

De dieren hebben de bekende verschijnselen van koorts, waarbij de haren worden opgerigt. drukking op de schoft en de ribben veroorzaakt pijn, de uitgeademde lucht is meestal stinkend en zeer warm, buik en rug opgetrokken, de stem is heesch. Later tranen de oogen , de mond is heet. Aan den buik en rondom de

232

-ocr page 255-

Varkensziekte.

ooren vooral komen rootle vlekken le voorschijn , dooi\' uilgeslorl bloed veroorzaakt. Neeml de ziekle toe, dan worden die vlekken blauw, zelfs zwart, er heeft uitvioeijing van een stinkend vocht uit den neus plaats en het dier sterft.

Wordt het dier gedurende het beloop der ziekte bi j het aanvoelen op de huid zeer koud, dan is dit een zeer slecht teeken. Het schijnt, dat vooral met engelsche varkens gekruiste en onze varkens zeer aan deze ziekte onderhevig zijn. Als er herstelling intreedt dan verdwijnen de vlekken langzamenhand, worden van violet groenachtig, daarna geel en eindelijk verdwijnen die geheel; ook de koorts houdt op en de eetlust keer! terug.

Slechte, donkere, vochtige stallen . warm. zoel, de ontbinding van organische stoffen bevorderend weder, en . zooals ik meen , vooral gebrek aan dierlijk voedsel zijn de voornaamste oorzaken.

De waarschijnlijke oorzaken duiden reeds de behandeling aan: zuivere , drooge stal, groen voedsel, van welken aard ook, zuring, zure dranken, v o o r a I eenig \\ leesclivoedsel —, vooral als voorbehoedmiddel als de ziekte heerscht - zijn aangewezen; van de toediening van geneesmiddelen verwachte men niet te veel. Een braakmiddel schijnt nuttig. Onze \\aii Dommelen raadt als voorbehoedmiddel aan: Glauberzout 2 one, braakwijnsteen 21 wigtje, salpeter 21 e lood. poeder van narduszaad (semen nigellae) 3 grammen, in heel water gemengd en gedeeltelijk opgelost. in vieren verdeeld in 2 dagen onder het voedsel aan de gezonde -dieren te geven. Dal de zieke van de gezonde dieren moeten worden gescheiden spreekt van zelf.

13. De heenhreekziekte, vrijwillige beenbfeekziekte. MergweekheM.

Men verstaat hieronder eene bij ons te lande weinig voorkomende, algemeen beerscbende of landziekte vooral der runderen, maar ook bij varkens en geiten, die zich door eene vermindering der beenderen aan kalkzouten en de neiging derzelve lot breken en uitwijken uit hunne verbindingen karakteriseert; alzoo gegrond op eene vermindering van de zouten in het bloed. Dragtige en

233

-ocr page 256-

Beenbi\'eekziekle.

zoogende koeijen. zelden werkvee en ossen, (die krachtiger gevoed worden) zijn er vooral aan onderhevig. Zij ontstaat vooral na langdurige droogte, als wanneer het hooi en stroo minder kalk bevat, bij slecht, dor\'voedsel, spoeling, uitgeperste wortels, aardappelen enz., zwaar verteerbare, zure grassen, en gras of hooi dat op gronden groeit of gegroeid heeft die wel veel kalk , maar weinig phosphorzuur bevatten. Jongere dieren schijnen daarom minder aan de ziekte te lijden, omdat hun groei bij ontoereikende voeding geheel stilstaat en dc behoefte aan kalk dan zeer gering is.

De ziekte begint dikwijls met de verschijnsels der likziekte, daarbij vermageren zij, hc( haar wordt glansloos, de melkgeving vermindert veelal; later neemt die likziekte zeer toe, zoodat alles waarbij zij kunnen komen, zelfs mest wordt belikt en beknabbeld: zij geven soms de voorkeur aan pis en mestwater boven goed

pompwater. ..... Wordt het \\oe(lsel beter, dan kun de ziekte zoo

blijven; is het voedsel echter zeer slechi. dan ontwikkelt zich de ziekte verder. De dieren worden stijf en pijnlijk aan een of meer ledematen . of over hel gebeele ligchaam. zij trippelen heen en weer, gaan zeer voorzigtig en behoedzaam. liggen veel en staan moeijelijk op: soms hoort men kraken en doen zich gezwollen gewrichten voor. Koorts is in het begin niet aanwezig, eerst later doet die zich voor als de toestand toeneemt. Na het afkalven en gedurende het zogen neemt de ziekte zeer toe en als de veranderingen in de beenderen eene zekere hoogte hebben bereikt, dan volgen zonder eenige andere oorzaak, bij het gaan liggen ol opstaan. bij de beweging enz. breuken van een of meer beenderen en bij het afkalven breuken van het hekken. Deze breuken veroorzaken aan hel dier niet zeer veel pijn.

De ziekte kan maanden en jaren duren . en de voorzegging is niet ongunstig als men in staat is om dc leelvegelkundige verhoudingen der dieren te veranderen en te verbeteren.

Zonder het wegnemen van dc oorzaken der ziekte is elke poging tot genezing vruchteloos en daarom blijft de hoofdzaak; zuivere stal. versche lucht, dikwijls beweging, ligt verteerbaar, krachtig , voedend voedsel, als goed hooi. gebroken koornsoorten. erwten. lupinen. klaver. wortels enz. zijn het beste. Is eene regeling van deze leefregel kundige verhoudingen . waardoor in het

-ocr page 257-

De wolf in den staarl.

begin der ziekte dikwijls alleen herstelling wordt verkregen, onuitvoerbaar , dan moet men van elke geneeswijze afzien en evenzoo bij reeds gebroken beenderen en de dieren aan de slagtbank overleveren.

Van de geneesmiddelen zijn -de biltere met zuurbrekende bijv. kalk , beenderenmeel, pliospborzure kalk (8—6 lood daags) me? bijvoeging van eenig keukenzout, kalkwater, magnesia, krijt. potasch de voornaamste. De door sommige aanbevolen levertraan wordt, zooals Haubner waarnam. door het rund niet goed verdragen en vermindert den eetlust. (In streken waar de ziekte door gebrek aan pliospborzure kalk in den bodem veel voorkomt, kan bemesting \'met superphosphaat goed zijn).

Een eigenaardige geheel plaatselijke vorm van deze ziekte komt vooral bij dragtigc koeijen voor, die voedsel dat te weinig kalk-zouten bevat, gegeven wordt. Bij ossen, stieren en jong vee komt zij niet voor. Ook bij te schraal gevoed vee ontstaat zij. Men noemt ze de W oil in d e n s t a a r t. Zij doet zich met de volgende verschijnselen voor; het eerste teeken is gewoonlijk kwispelen met den siaarl ; soms wordt het kauwen , door hel losstaan der tanden bemoeijelijkt; gaat de ziekte voort, dan wordt de koe zwak van achteren . kan moeijelijk opstaan in hel achterstel en ten slotte is de koe geheel verlamd in het achterstel . zoodat zij zelfs met hulp niet op de achterbeenen (niet van voren; kan staan. en wordt niet de laler gemelde behandeling ingesteld , dan kan men zeker zijn, dat de overigens gezonde koe niet meer opstaat. Aan den staart ontstaat een weeke plaats, waar een of twee wervelen geheel verdwenen zijn, zoodat men de staart daar kan buigen of vouwen; drukt men op die plaats, dan brengt de koe het hoofd omhoog en let er blijkbaar op; drukt men sterker, dan toont het dier pijn te hebben. Openl men die plaats, dan ziel men, dal de beenstof uit die eene, uit 2 of meer wervelen volkomen is verdwenen; de plaats van het been wordt door hel beenvlies, dat met cene gele vloeistof gevuld is, in den vorm van een blaasje ingenomen. De eenig mogelijke geneeswijze is zeer eenvoudig ; snij zoover de staartwervelen verdwenen zijn, zoo diep in den staart tot dat ook het bedoelde blaasje geopend en de inhoud er van is uitgevloeid, daarna moei de wond met een mengsel van

235

-ocr page 258-

Engelsche ziekle.

peper, zoul en groene zeep worden opgevuld en dit met een verband er op bevestigd worden. Is de ziekte nog in hel begin, dan staat soms de koe, die geheel verlamd van achteren was, reeds na eenige uren van zeil\' op. Na verloop van eenige dagen kan men duidelijk weder de aanwezigheid der wervelen bespeuren.

14. Beenweekiieid, de engelsche ziekte.

Terwijl bij tie vorige ziekle eene verweeking der harde beenderen ten gevolge van de opneming der kalkzouten er uit ontstaat , blijven bij de beenweekheid de beenderen der jonge dieren week, omdat er geen kalkzouten in worden afgezet. De beenderen blijven week, zij worden plomp, vooral aan de gewrichtseinden en aan de aanhechtingsplaatsen der banden . spieren en pezen, ten gevolge van verscheuring van het beenvlies misvormd. en ondergaan verschillende buigingen en verkrommingen.

De ziekle is algemeen vooral bij zeer jonge dieren, of doet slechts eenige beenderen aan en dan vooral die der ledematen, maar ook die van den romp. de ribben, het bekken, de wervelen, zelfs bij meer oudere dieren; zij kan zoo lang voorkomen als de beenderen niet geheel volgroeid zijn.

De oorzaak is altijd le weinig toevoer aan kalkzouten in hel ligchaam. het zij door gebrekkige moedermelk of ondoelmatig voedsel; bij wilde dieren ontslaat zij veelal als men ze steeds voedt met vleescb zonder beenderen.

De ziekle komt niet zelden bij veulens. lammeren . kalveren en varkens voor; ook bij honden komt zij nog al eens voor.

Ook bij deze ziekte is de verandering van de levenswijze de hoofdzaak, zal de behandeling een goed gevolg hebben. TUj vleeseh-etende dieren geve men vleescb en beenderen . vrije lucht . beweging . bij plantetendc dieren goed, krachtig voedsel; verdei\' aroinatisehe en bittere planlensloit\'en met zuurbrekende middelen, kalk , krijt , gemalen en gebrande beenderen; bij planleters even-zoo met eenig keukenzout verbonden; ook de aanwending \\an koude omslagen en wasschingen. het aanleggen van vaste verbanden om de zieke ledematen, en vau vlugtige inwrijvingen zijn

23«

-ocr page 259-

Loodvergiftiging.

doelmatig. — Ook omstemmende middelen, als; braakwijnsteen , zwavelspiesglans. salaaimoniak , bij varkens de levertraan feenige eetlepels vol dagelijks gegeven) hebben goede diensten gedaan.

K47. N. Keukenzout

Krijt van elk \'24 lood.

Maak er een (loeder van en verdeel dit in 8 gelijke deelen.

Geef eiken dag \'1 poeder aan het paard over liet kortvoedsel.

(ilaubner.)

15. Slepende (chronische) loodvergiftiging.

Veranderingen van het bloed door vergiften zijn niet zeldzaam; van die allen komt die door lood bij ons het meeste voor. De dampen van lood uil fabrieken slaan zich in den omtrek op de planten neder en worden ook door den regen aan planten of hel drinkwater medegedeeld en de dieren krijgen die daardoor, lel-kens in geringe hoeveelheid, in hun ligehaam en worden daardoor ongesteld . Ie gevaarlijker naarmate men er minder op gelet heeft. dus de oorzaak beeft laten voortwerken. De mest uit deze fabrieken afkomstig beval dikwijls veel loodwit en dit daarmede op het land gebragl . heeft dikwijls loodvergiftiging ten gevolge. De ziekte komt bet meesl bij runderen en hel gevederde vee voor. bij paarden van loodwitfabrieken. minder bij schapen, varkens en geiten. De verschijnselen zijn: eerst vermindering, daarna geheel ophouden van den eetlust, ongeregeld, later geheele ophouding der herkauwing, brijige of drooge mest. laler zeldzame of in het geheel geene mestontlasting, vermindering of onderdrukking van de pis- en melkafscheiding. vermindering van de ligchaamswarmte. versnelde. van krampachtige trekkingen der ademhalingsspieren vergezelde ademhaling. versnelling van den pols, die tevens klein en hard wordt, en ten slotte bijna verdwijnt; naar boven krommen van den rug. stijfheid der ledematen . bij runderen kauwbewegingen met schuimvorming voor den bek of speekselvloed; soms aanvallen van razernij en blindheid. De dieren vermageren zeer; vrouwelijke worden onvruchtbaar. De ziekte eindigt gewoonlijk met den dood.

Hel spreekt van zelf dat hel mei lood bezwangerd voedsel of

-ocr page 260-

Loodvei\'giftiging.

drinkwater niet meer moet gegeven worden, in de pluats daarvan geeft men ander en vooral zemeldranken en gebroken koorn-soorten. Men geve verder inwendig groote giften glauberzout in lijnzaadafkooksels; ook zelfs bij een hoogen graad der ziekte werkt dit zeer gunstig. In het begin der ziekte zijn ook aderlatingen\' en altijd sterk openende klisteeren aangewezen.

-ocr page 261-

B. UITWENDIGE ZIERTEN.

[. ONTSTEKING IN HET ALGEMEEN.

Ontsteking is een zamengesteld proces, waarbij de verrigtingeu in den gezonden toestand in een deel plaats hebbende allen verhoogd zijn; zoo hij\\. is de toestrooming van vloed naar het deel vermeerderd, ook in het deel zelf wordt meer vocht afgezet uit de vaten en evenzoo heeft er eene verhoogde afvoer van vochten uil, het ontstoken deel plaats; de vorming van nieuwe weefseldeclen. de opname en afvoer van het gebruikte in het bloed, . geen er van ontbreekt bij de ontsteking, maar zij zijn gewoonlijk niet gelijkmatig ontwikkeld. Men kan de ontsteking alzoo voor eene plaatselijke storing der voeding houden, waarbij l. veranderingen in den bloedsomloop; 2. vermeerderde uitzweeting van voedingsvocht uit het bloed en tusschen de weefseldeelen uitzweeting (exsudatiej, en •gt;. de vorming van nieuwe cellen en weefsels plaats heeft en de terugvorming er van. De ontsteking heeft niet, wat men ten minste in sommige gevallen wel eens beweerd heeft, eene weldadige werking voor liet organisme of het ontstoken deel, — integendeel, de gevolgen der ontsteking zijn steeds van verstorenden aard.

De hoofdversciiijnselen der ontsteking zijn: pijn, roodheid, hitte, zwelling en uitzweeting aan het ontstoken deel, waarbij later zich voegt de storing in de verrigtingen van het deel. Bij ontsteking van uitwendige deelen kan men de genoemde verschijnsels duidelijk waarnemen, bij die van inwendige deelen is dit niet het geval en dikwijls genoeg zijn het ile storingen in de verrigtingen van een deel en de pijn die ons tot de aanwezigheid der ontsteking doen besluiten, üe pijn ontstaat door drukking op

-ocr page 262-

Onlsleking\'.

de gevoelszenuwen en waarschijnlijk ook dooi\' de verhoogde warmte irj het ontstoken deel. de roodheid door de sterkere opvulling ook van de verwijde haarvaten met hloed; de verhoogde warmte wordt deels door de vermeerderde toestrooming van slagaderlijk hloed, deels door de vermeerderde stofwisseling in het ontstoken deel veroorzaakt; de zwelling door de opvulling der vaten, de uitzweeting van hloedplasma in het weefsel of lusschen de weefseldeelen van het ontstoken dee), later ook door nieuwvormingen daarge-st.eld; zij wordt veel door uitgestorl hloetl vergroot. De roodheid, zwelling en warmteverhooging kan men hij ontsteking van inwendige deelen niet zien; hij oppervlakkig gelegen doelen hebben zij voor de onderkenning der ziekte groote waarde. De storing in de verrigting komt hij alle ontstekingen voor en de verschijnselen, waardoor deze zich te kennen geven wijzen dikwijls hot eerst de aanwezigheid van eene Inwendige ontsteking aan. Bij ontsteking van oppervlakkig gelegen doelen bespeurt men niet zelden eene sterke pulsatie der slagaderen die er naar toe gaan.

Met opzigt tot de oorzaken waardoor ontsteking ontstaat onderscheidt men:

1. De van zelf ontstane, vrijwillige (genuine of spontane) ontsteking, als er geene duidelijke oorzaak van bekend is;

2. De rhoumatische, door spoedige afkoeling;

»gt;. Do wond- of traumatische ontsteking, door verwonding, kneuzing, verscheuring, verharding;

\'i. Uoor de inwerking van scherpe of vergiftige stott\'en, do toxische ontsteking;

a. Virulente ontstekingen. door hel opnemen van hel kwade droes- en wormgif;

(gt;. De dyscrasischc kwaapsappigei ontstekingon, veroorzaakt door ecno in hel ligchaam aanwezige ziekte, als tuberkels, kanker;

7. De metastatische, ontstaande door in het bloed aanwezige stoffen.

Miasmatische, die zich in het verloop van eene door een miasma veroorzaakte algemeene ziekte voordoen.

!). Hypostatische, vooral door verzwakte kracht van bet hart ontstaande.

Naarmate deze of gene omstandigheid bij de ontsteking meer op den voorgrond treedt onderscheidt men:

240

-ocr page 263-

Ontsteking.

1. Vasculeuse o(\'congestieve vormen, waarbij dc veranderingen in den bloedsomloop meer op den voorgrond treden;

2. Exsudatieve vormen, ontstaan uit de vorige; hier zijn het uitzweetingsproces en de exsudaten vooral van gewigt. Deze laatste kunnen zijn van kroupeusen aard, hel, vezelstofexsudaat en die met een sereus (weiaehtig) exsudaat;

.\'i. De etterige (purulente) cn zwerige (ulcereuse) vormen . waarbij hel gemakkelijk lot ettervorming en verzweringen komt;

4. Dc ontaardende (degenererende) vormen, waartoe behooren de eenvoudige degeneratieve parenchymatense nntslckingen en die welke in versterl\' overgaan;

0. Dc productieve vormen, waarbij zich gemakkelijk nieuwvormingen daarstellen.

Met opzigt tot hel karakter van de ontsteking onderscheidt men ze, vooral voor de behandeling gewigtig:

1. In actieve of sthenische ontstekingen, die bij overigens gezonde dieren ontstaan, waarbij dc plaatselijke verschijnselen en dc koorts gewoonlijk hevig zijn.

± In passieve of asthenische, die bij slecht gevoede, zwakke dieren of in reeds vroeger zieke deden ontstaan.

Het beloop der ziekte is verder snel (acuut) of slepend (\'chronisch;.

Dc uitgangen der ontsteking zijn; verdceling (resolutie) of herstelling; hel terugblijven van gedurende de ontsteking ontstane nieuwvormingen; vercttcring; ontaarding of versterf.

Bij de behandeling der ontsteking komt het vooral aan op het verwijderen van de oorzaken, waardoor de ziekte ontstond; alleen daardoor kan menigmaal herstelling worden verkregen. Kan men de oorzaken niet wegnemen, of heeft de ontsteking reeds eene belangrijke hoogte bereikt, dan is de onts teki ngwcr ende (antiphlogistische) geneeswijze zoolang aangewezen als nog geene aantoonbare uitzwecting heeft plaats gehad.

Deze geneeswijze , waarvan het doel beperking van den aanvoer van bloed cn van de plaatselijke stofwisseling, zoowel als matiging van dc aanwezige koorts is, vervalt in eene algemcene cn in eene plaatselijke.

Tol de algemcene ontstekingwerende middelen . waarvan men bij uitwendige gebreken echter meestal slechts een naar evenredigheid matig gebruik maakl . behooren :

10

-ocr page 264-

Ontsteking.

a. Het antiphlogistiseh (licet of leefregel, als; het vustighouden van het dier, soms matige beweging, zuivere, koele lucht, vermindering van het voedsel, koel drinken enz.

I. Algcmcene bloedontlastingen, meest aan do halsaders.

c. Antipldogistisehc zouten, waardoor dc stofwisseling deels door rijkelijke ontlastingen . deels door scheikundige verbindingen, die zij met de bcstanddeelen van het bloed aangaan, verminden. Tot deze zouten behooren: het bitter-, glauber- en dubbelzout. de salpeter, de potasch. de braakwijnsteen. de calomel, de sal-ammoniak enz.

d. Pijnstillende (narcotische) middelen, van welke meestal echter alleen het vingerhoedskruid en de aconitum, wegens hunne verlangzamende inwerking op dc werkzaamheid van het hart. veel worden aangewend.

De plaatselijke ontstekingwerende geneeswijze kan doorgevoerd worden:

a. Door onttrekking der warmte, door koude zelfstandigheden, als koud water, ijs , sneeuw , koude mengsels, door stoffen die spoedig verdampen en daarbij warmte binden (848—86G). Deze middelen zijn in zooverre nuttig, dat zij de plaatselijke stofwisseling beperken en de zamentrekbare weefsels lot vermeerderde werkzaamheid opwekken.

h. Door plaatselijke bloedontlastingen, door bloedzuigers of sca-rificaties, waardoor cene ontlasting van het bloed uit het ontstoken deel zelve of uit de vaten der naaste omgeving bewerkt wordt, daardoor de alvoer van bloed uit het ontstoken deel gemakkelijker wordt, de verlangzaming van den bloedsomloop wordt opaeheven en het intreden der stasis en van dc uitzweeting voorkomen wordt.

c. Door drukking (compressie) van de ontstoken doelen, dat men door het aanleggen van drukkende verbanden , door hel opbrengen van eollodium (837), oplossing van guttn percha (858) enz. verkrijgt, maar slechts hij uitwendige of oppervlakkige deelen aanwendbaar is.

d. Door directe prikkels op het ontstoken deel onmiddellijk aan-gebragt, om of eene sterkere zamentrekking en vernauwing van de vaten, die naar het ontstoken deel gaan, of eene geheelever-

242

-ocr page 265-

Ontsteking.]

storing van dc ontstckingshaard zelve te verkrijgen. Dit doei tracht men te bereiken door zamentrekkende of bijtende sloffen (839—8(51) alsmede door het gloeijend ijzer.

e. Door indirecte prikkels, dat is: door prikkels, die dan eens op geringe, dan weder op grootere afstanden van de ontstoken deelen worden aangewend, om door dc. door deze stoffen opzettelijk veroorzaakte ontsteking, de in de eerst aangedane deelen aanwezige hyperaemie cn stasis op tc heffen of te verminderen, waartoe men prikkelende en scherpe inwrijvingen (862—860), dragten. fontanellen, het gloeijend ijze:- bezigt.

Heeft er echter reeds uitzwceting plaats gehad , dan moet dc; uitgezwecte stof (liet exsudaat) worden verwijderd, waartoe men, naarmate het exsudaat vloeibaar ol gestold is, tot chirurgische hulpmiddelen, tot drukverbanden, tot de aanwending van middelen die de opneming bevorderen, zooals jodium- en kwikbereidingen, potaseh, salammoniak, keukenzout, karaier (867—#73), tot vochtige warmte door middel van pappen (874—876) enz. zijn toevlugt neemt. Ook scherpe middelen kunnen in sommige gevallen goede diensten doen.

De vercttering tracht men, als dit noodzakelijk is, door vochtige warmte, door verzachtende middelen, als versche vetten en oliën te bevorderen; gaal, de vorming van etter te langzaam, dan bevordert men die door prikkelende middelen; heelt zich een ettergezwel (absees) gevormd, dan wacht men, naar omstandigheden, het openbreken af, óf men opent het vroeger of later met snijdende of stekende instrumenten. Kan de etter niet behoorlijk afvloeijen. vormen ei zich fistelgangen, dan moeten deze worden opengelegd, of men moet als dit niet uitvoerbaar is, een dragter doorheen trekken.

Heeft men met eene etterende vlakte tc doen, dan is bij eene goede granulatie dikwijls het eenvoudig zuiverhouden van dc zieke plaats voldoende; bij te langzame ontwikkeling der granulaties, kan door dc zoogenaamde digestieüniddelen (877—88!)) verbetering verkregen worden. l)e te rijkelijke ettering en le welige groei der granulaties vordert het wegnemen van de oorzaken er van cn dc aanwending van zacht zamentrekkende middelen of zelfs sterker opdroogende middelen (890—906); bij woekerende

16*

243

-ocr page 266-

244 Ontsteking.

granulaties moet men soms zelfs tot bijtmiddelen 907—914}. tot het gloeijend ijzer en het mes, tot drukverbanden overgaan.

Gaat de lidteekenvorming goed vooruit, dan Taal men de damji-kringslueht vrij toetreden en wendt men, desnoodig, opdroogende, ligt zamentrekkende middelen aan.

Bij verzwering moeten algestorven weefseldeelen ol\' vreemde ligcliamen verwijderd worden, aanwezige listuleuse gangen moeien geopend of tegenopeuingen gemaakt worden, en levens middelen worden aangewend die de granulatie vorming bevorderen.

Is er versterf aanwezig, dan moeten de oorzaken worden verwijderd en hel verdere voortgaan er van voorkomen worden, en vooral ook de inwerking van den verslcrfelter, of iehor, op de omringende deelen worden tegengegaan. waarom men vooral voor vrijen afvloed der laatste moet zorgen, en daartoe absorbeerende of de ontbinding tegengaande middelen, bijv. houtskool, ehloor-water, gipsleer enz. 915 -921) aanwenden. — Uel voortschrijden van hel versterf iraehl men door prikkelende middelen, door diep ingaande brandingen. door insnijdingen te voorkomen; hel afsloolen van de afgestorven deelen bevordert men door vochtige warmte, door prikkelende middelen. zell\'s door hel mes.

Bij zeer rijkelijke ellering en bij versterf is ook de inwendige aanwending van bittere, bitter-aroinatische oi prikkelende middelen, alsmede hel ï geven van krachtig, voedzaam voedsel noodzakelijk.

SiS. X. Salammoniak (! lood. Geest van kamler li lood.

Salpeter 12 lood. Zarnengesteld oxycraat. (llertwig.) Wijnazijn 5 one.

Water ~i pond. 852. N. Kéukenzout 3 lood.

J)p Schmuckei-\'sche fomentatie. Wijnazijn

(llertwig.) Water van elk 5 nno. Als omslag.

8i9. N. Salammoniak

Salpeter van elk .\'1 lood. 853. X. Salpeter Ji lood.

Wijnazijn 71/, one. Wijnazijn 5 one.

Water 2 pond. Water 1 pond.

Gebruik als hel voorgaande. (Hcring.) Gebruik ills No. 852.

850. N. Salammoniak 3 lood. 851. N. Salammoniak

Wijnazijn Salpeter van elk 3 lood.

Water van elk 7\'/2 one. Water 5 one.

Eenvoudig oxycraat. (Hertwig.) Gebruik als No. 852. (llertwig.)

851. N. Salammoniak 3 lood. 855. N. Glaubeizout l\'/j—3 lood.

Wijnazijn Water 5 one.

Water van elk 7I/J one. Ken omslag.

-ocr page 267-

Ontsteking. 24H

Rt6. N. Wijngeest 6 lood. Kwikzalf

Water 5 one. Olijfolie van elk 3 lood.

Gebruik als het vorige. Maak er een smeersel van.

Om in te wrijven.

857. N. Collodium lood.

liet ontstoken deel met een penseel .N. Groene zeep er mede te bestrijken Kwikzalf van elk 3 lood.

Vlugtig smeersel 2—21/.J ld.

858. N. Chloroform (i lood. Gebruik als hel vorige. (Hertwig.)

Gutta percha jooveel als uoo-ilig is om de oplossing zoo 8(31». N. Kwikzalf 0 lood.

dik als honig te maken. Groene zeep !• lood.

Om het deel mede te besmeeien Lijnolie 12 lood.

mei een penseel. Maak er eene zalf van.

Gebruik als No. 8fi7. (Hertwig.)

859. N. Loodsuiker 8—80 korrels.

Water 5 one. 870. N. Groene zeep i) lood.

Als ömslag en wasscliing Ie ge- Ruwe potascli ll/j lood.

bruiken. Wijngeest 5 one.

Maak er\'een smeersel van.

8HfJ. N. Loodaziin 3- (i lood. Gebruik als No. 8H7. (Hertwig.)

Water 5 one.

Als omslag te gebruiken. ,s7l. X, l\'olasch 3 lood.

Water 5 one.

861. N. Loodazijn quot;lood. Voor omslag of bad.

Water 5 one.

Wijngeest 3 lood. K7\'2. .\\\'. Ruwe potascli (i lood.

Goulard\'s water. Terpentijnolie 12 lood.

Geest van salammoniak 9 ld. 8(52. N. Geest van salammoniak 3 ld. Wijngeest 5 one.

Olijf- of lijnolie 12 lood. De zalf van Binz.

Maak of een \'smeersel van.

Het vlugtige smeersel. 873. N. Salammoniak l1/»—3 lood.

Water 5 one.

81).\'!. N. Vlugtig smeersel (3 lood. Ken omslag.

Terpentijnolie 3 lood.

Maak er een smeersel van. x7i. N. Lijnraeel

Om in te wrijven. Kaasjeskruid van elk 5 one.

Maak er species van. 8üi N. braakwijnsteen 31/;, wigtje. Mot do uoodigo hoeveelheid water Terpentijnolie l1/, looil. lol een pap te koken.

Ueusel 3 lood.

.Maak er eene zalf van. 875. N. Kaasjeskruid

Gebruik als bot vorige. Wolkruid (Verbascum)

A Ithaeawortel

8(35. N. Tinctuur van rluis toxico- Lijnkoeken van elk 12 lood.

dendron l1^ lood. Klein gesneden en gestooten wordt Terpentijnolie 1) lood. bot gebruikt als No. 871.

Gebruik als No. 803.

HKO. N. Poeder van spaansche vliegen 3/i lood.

876. N. Lij nzaadmeel Haverdegort

Althaeawortel van olk 5 one. •iewono terpentijn 51\'.. lood. Bilzenkruid \'i\'/j one.

Reusel V/t lood. \' \' gemengd wordt het gebruikt

Maak er eene zalf van. a\'b -^0\' \'

Gebruik als No. 863. (Dieterichs.) 877. N. Poed. van arabische gom 31d.

Water 6 lood.

8(57. N. .lodkalinm 3\'/j wigtje. ■ Kamfer sl; lood.

-ocr page 268-

Ontsteking.

246

Goed onder elkander gewreven. i)e kamferslijm.

878. N. Gewone terpentijn LI lood.

Honig ü lood.

Maak er eene zalf van en doet het daarmede bestreken werk of de wiek dagel. 1—2 m. op de etterende vlakte.

879. N. Gewone terpentijn

Honig van elk i1 /2 lood.. Terpentijnolie 31/2 wigtje. Maak er eene zalf van.

Gebruik als No. 878.

880. N. Gewone terpentijn o lood.

Kidoijer 1 stuk.\'

Maak er eene zalf van.

Gebruik als No. 878.

881. N. Venetiaansche terpentijn.\'{ld.

Poeder van aloë Poed. v. myrrhe v. elk % lood. Maak er eene zalf van.

Gebruik als No. 878.

882. N. Gewone terpentijn 4l/2 lood.

Honig l1/, lood.

Eidoijer twee stuks.

Poeder van aloë

» » myrrhe van elk S\'k wigtje.

Maak er eene zalf van.

Gebruik als No. 878. (Hertwig.)

883. N. Gewone terpentijn 3 lood.

Honig 11/, lood.

Poedoi- van aloë S1/^ wigtje. Maak er eene zalf van.

Gebruik als No. 878. (Haubner.)

884. N. Gewone terpentijn 3 lood.

Eidoijer twee stuks. Kalkwater 5 one.

Digestief water. (Hertwig.)

885. N. Gewone terpentijn 3 lood.

Perubalsem 3/,, loud.

Eidoijer twee stuks. Kalkwater 21- lood. Digestiefwater. (Wollstoin.)

886. N. Gewone terpentijn lij, lood.

Terpentijnolie 3i/2 wigtje. Eidoijer één.

Kalkwater 12 lood.

Goed vermengen.

Gebruik als het vorige, (liertwig.)

887. N. Kalkwater 18 lood.

Tinctuur van myrrhe 3 lood. Gebruik als No. 885.

888. N. Tinctuur van mvrrhe 1 lood.

Terpentijnolie 31/2 wigtje. De etterende vlakte 1—3 maal daags met een veer er mede te bestrijken.

(Haubner.) 880. N. Tinctuur van myrrhe » » aloë » » duivelsdrek Terpentijnolie van elk 3/., ld. Wondbalsem.

Gebruik als No. 888.

890. N. Zink- ot kopervitriool S1/,—lü

wigtjes.

Water 18 lood.

De etterende vlakte dagelijks 2—3 maal daags mede te bevochtigen.

891. N. Zinkvitriool li/2—2 wigtjes.

Loodsuiker 31/, wigtje.

Water 15 lood.quot;

Gebruilt als N. 890.

802. N. Kreosoot 3i/2 wigtje.

Reusel ii/, lood.

Maak er eene zalf van.

Dagelijks 1—2 op werk op de woud

893. N. Kreosoot 3i/2 wigtje.

Brandewijn 11/, lood. \'s Morgens en \'s avonds met een veder op te strijken.

894. N. Helsteen 2 wigtjes.

Gedest. water 18 lood. Ter bevochtiging der etterende oppervlakte.

895. N. Poeder van eikenbast

Aluin van elk 3 lood. Houtskool li/.j lood. Do etterende vlakte nïeermalen daags daarmede te bestrooijen. (Hertwig.)

89(3. N. Tannine 3i/2 wiglje.

Houtskool 3/^—11/, lood. Gebruik als het vorige.quot;(Haubner.)

897. N. Looistofzuurloodoxyde 3 lood. Wijngeest ;a/s wigtje. Op werk gestreken op de wond tc loggen. (Hertwig.)


-ocr page 269-

Ontsteking.

898. N. Arabische gom 3ji lood.

Rooile praecipitaat :51/2 wigt.j.

Maak er een poeder van.

Gebruik als het vorige.

809. N. Roode praecipitaat 31;l.2 wigtj.

Poeder van kamillenbloemen M w|„ije

» » kalmuswortel vau ^1.60^301 a ^

elk 3/i—l\'/i ï00\'1-Gebruik als No. 897. (Maubner.)

247

Tweemaal daags de zieke plaats mede bevochtigen. (Haubner.)

908. N. Helsteen 3-7 korrels.

Gedestill. water 3 lood. ^ Gebruik als het vorige.

Tinctuur van myrrhe 3 lood. Gedestill. water 6 lood. Gebruik als No. 907. (Haubner.)

gtje-

Poeder van tormentdlawortel 3/,,—11/, lood. Maak er een poeder van.

Gebruik als No. 897. (Haubner.)

991. N. Poeder van eikenbast 3 lood. Aluin S\'/a—7 wigtjes.

Maak er een poeder van.

Gebruik als No. 897.

902. N. Poeder van eikenbast

» )gt; aloë van elk l1/, lood.

Maak er een iioeder van.

Gebruik als No. 8117.

903. N. Poeder van torinentillawortel

3 lood.

Loodsuiker li/2 lood.

Maak er een poeder van.

Gebruik als No. 897.

904. N. Poeder van eikenbast 3 lood.

Ijzervitriool lood.

Maak er een poeder van.

Gebruik als No. 897.

!)05. N. Houtskool 3 loud.

Kopervitriool 31/2—7 wigtjes. Maak er een poeder van.

Gebruik als No. 897.

9Ü0. N. Roode praecipit lat ypj vVit rattenkruid 3—5 korrels

Gebrande aluin van elk oi/2 ^ Bijtende kali 31/, wigtje.

... Wio\'Je; r,n,lociill water ti lood.

Gedestill. water (5 lood. Gebruik als No. 907. (Haubner.)

911. N. Ropervitriool 3 lood. Zinkvitriool Ü lood.

Los die op in:

Wijnazijn 12l/2 one.

Voeg er bij;

Loodaziin 12 lood.

Do lotie van Villate.

91\'2. N. Houtazijn 12 lood.

Kamfer 31/ï wigtje.

De zweren daarmede dagelijks 1—3 maal te bevochtigen, (Hertwig.)

913. N. Houtazijn

Geest van kamfer van elk b ld. Gebruik als het vorige. (Hertwig.)

914. N. Pioode praecipitaat l\'/j—31/j

wigtje.

Reusel 3 lood.

ü|. werk gestreken op de wond te leggen.

9-15. N. Chloorkalk l\'/^ lood. Houtskool 4»/2 lood.

Maak ei- een poeder van. üe deelen die in versterf zijn er mede te. bestrooijen.


oogsteen) 3/i lood. i) Gedestill. water 12 lood. De wondvlakte\'s morg. en \'s avonds daarmede te bevochtigen.

!W7. N. Sublimaat 2—4 korrels. Gedestill. water 3 lood.

, . ,. . , . , 916. N. Chloorkalk li/j lood

9üb. N. Lapis divmus (wondersteenot Kamfer s/t lood.

Kamfer s/k lood.

Maak er een poeder van.

Gebruik als het vorige. (Ilayne.)

917. N. Gebrande aluin

Poeder van eikenbast van elk \'l\'/j lood.


1

Wordt bereid door hel. zamensmelloii van gelijke declsn groenspaau , salpelcr ca aluin , waarbij men bij de bckoelinjj; op de 2 one l/n wigtje kamfer voegt.

-ocr page 270-

Verbrandingen. Verschroeijingen.

2i8

Kamfer 31/2 wigtjo. Maak er een poeder van. Gebruik als No. 915.

Steenkolenteer 3ƒ4 i00(|.

918. N. Gips 6 lood.

Maak er een poeder van.

/.Irïl-vviiïiï» quot;\\T ?!

Gebruik als No. 915.

Gebruik als No. \'.gt;15. (Hertwig.)

\'J-iü. N. Chlooi kalk ll/2 looil.

Gedesf. water 18 lood.

2—3 maal daags de in versterf verkeerende plaatsen mede te bevochtigen.


921. N. Hot uit 3 lood kamillenbloe-men bereid aftreksel 5 one. Houtazijn .\'i1/, wigtje.

Roode praeeipitaat ^ lood. Gebruik als het vorige. (Hertwig.)

Maak er een poeder van.

II. ONTSTEKING IN HET BIJZONDER. 1. Verbrandiugen; verschroeijingen; bevriezingen.

Men onderscheidl de verbi\'imdingen gewoonlijk in 4 graden. De I. graad is eenc oppervlakkige ontsteking van de huid; zijn er haren op de huid, dan zijn die verzengd; zijn èr geen haren op, dan woi\'dl de huid wanner en rooder. In den \'2. graad zijn de genoemde verschijnselen heviger; de huid zwelt op, is zeer gevoelig, zeer rood. Heel\'l do hitte op eenc groote vlakte ingewerkt, cl\' zeer gevoelige deelen getroffen, dan is er dikwijls koorts aanwezig. Bij den derden graad is de opperhuid verstoord. ol er hebben zich blaren gevormd; flic blaren zijn verschillend van grootte, sommigen springen open. anderen verdroegen. in nog anderen wordt de vloeistof etterig en cr vormen zich zweren. — in den 4. graad is de huid werkelijk verstoorden zelfs cr onder; de huid is perkamentachtig, zelfs in een korst veranderd, dan weder weck, vochtig, als opgelost, zonder zamenhang in zich zelve en met de omgeving, dal vooral bij versehroeijing door vloeibare zelfstandigheden plaats heeft.

In de eerste graden der verbranding zijn koude omslagen, was-scbingen of baden loereikend; de bekende huismiddelen als: geraspte aardappelen. wortels enz. werken slechts door de koude. Aanwezige blaren of blazen worden, vooral als er ecne groote spanning bestaat, geopend, maar mag de opperhuid niet weggenomen worden. Om de lucht af te keeren, bestrijkt men de gebrande deelen met zachte olieën of vetten. met loodazijn of met de brandzalf van Stahl (925), met zachte smeersels bijv. uit gelijke

919. N. Eikenbast

Houtskool van elk 3 lood.

-ocr page 271-

Verbrandingen. Bevriezingen.

deelen eidoijer en lijnolie, ol\'uil gelijke deeien eiwit, lijnolie en room, ol uil, een deel eiwit en quot;2 deelen lijnolie, met collodium enz. meermalen daags of men bestrooit ze met meel. —- Is de lederhuid geheel ontbloot, dan moei men meestal zieb slechts tot-bedekking bepalen, daar de koude niet altijd goed verdragen wordt; men doopt linnen lappen in vette olie eu legt die er op , ol men bestrijkl de gebrande deelen met olie; het opleggen van watten op de van opperhuid ontdane huid is, wegens het aankleven en de daardoor veroorzaakte moeijelijke w egneming er van, minder aan te raden. —liij beginnende el tering maakt men van een mengsel van olie en kalkwater, ol\' van een der bovengenoemde smeersels !)2!2—926) gebruik. Hij te rijkelijke ol\' te slechte ettering zijn zuiver kalkwater. oplossing van helsteen, zamentrekkende plantaardige stollen in afkooksels of als strooipoeders aangewezen.

den o. graad, hij welke uitgebreide

korsten zich gevormd hebben, worden ijsomslagen aangeraden; men bestrijkt de korsten met zuiver vet of olie en tracht de afslooting derzelve door lauw warme baden enz. Ie bevorderen.

Bij verbrandingen of verschroeijingen door scheikundig inwerkende middelen, moet men de soms nog aan hel deel aanwezige bijtende of scherpe slof met water ol\' een slijniigc vloeistof, melk, enz. afspoelen, ol\' als men weet waarmede de verbranding geschied is. door een doelmatig tegennmklel onwerkzaam maken en de verdere behandeling als bij de gewone verbranding in het werk stellen.

Bevriezingen hebben zelden bij onze huisdieren plaats; alleen kleine dieren, die soms. meestal uit verzuim buiten worden gelaten bij strenge koude, bevriezen soms; hebben er bij de eerste bevriezingen plaats, dan bepalen die zich meest tot de ooren, den staart, de huid aan de uiteinden der beenen, den balzak. Men bemerkt eerst aan bet bevroren deel vermindering van de gevoeligheid en bewegelijkheid en na verwarming van het deel ontstaan er asthenische ontstekingen, soms met blaasjes op de huid; duurt de inwerking der koude voort, d m sterft het deel af.

Het hoofddoel van de behandeling moet zijn; om de deelen die bevroren zijn n i e t plotseling aan den invloed der warmte bloot ie stellen. Men waselit die dikwijls mei koud, verseh water, of

Bij verbrandingen

-ocr page 272-

Rheumatisme.

250

met sneeuw wrijft men ze zo\'gt; lang, tol hel gevoel-en bewegingsvermogen weder terugkeert, waarna men wassehingen van zamea-trekkende vlocistolfen, bijv. eene oplossing van aluin, met afkooksels van wilgen- of eikenbast enz. aanwendt. Komt er versterving of verettering, dan moet daartegen gehandeld worden. Bij versehe bevriezingen raadt Strauss een smeersel, bestaande uit zoutzuur en boomolie , aan.

!)22. N. Loodazijn 3ll2—7 wigtjes. Olijfolie 6 lood.

Maak ei- een smeersel van. De gebrande deelen daarmede meermalen daags te bestrijken, of de zalf op fijn linnen gestreken op die plaats te leggen.

923. N. Loodazijn IJ/, lood.

Eidoijer één.

Lijnolie 12 lood.

Maak er een smeersel van.

Gebruik als het vorige.

924\'. N. Loodazijn 3 lood.

Lijnolie \'21 lood.

Maak er eene vloeibare zalf van. Met een veder dun over de zieke plaatsen te strijken. (Hertwig.)

925. N. Gele was 3 lood.

Ongezouto boter 6 lood.

Maak er eene zalf van.

Oni de gebrande plaatsen mede to bestrijken. Du brandzalf van Stahl.

926. N. Papaverolie 3 lood.

Eidoijer één.

Goed vermengen.

Gebruik als het vorige.

927. N. Boomolie

Kalkwater van elk 6 lood. Maak er een smeersel van. Gebruik als No. 925.

928. N. Kalkwater 24 lood.

Lijnolie 9 lood.

Maak er eene vloeibare zalf van. Gebruik als No. 925. (Hertwig.)

929. N. Helsteen 3\'/3 wigtjes.

Wrijf die met cenige droppels\' gedest. water en met lijnolie 12 lood.

De lijdende deelen met een veder telkens te bestrijken. (Hertwig.)

930. N. Helsteen 5—13 korrels.

Gedest. water \'12 lood. Gebruik als het vorige.

931. N. Ruwe aluin 3 lood.

Water 5 one.

Een wassching.

932. N. Verdund zoutzuur % lood.

Boomolie 6 lood.

Maak er een smeersel van.

Om de bevroren deelen mede te bestrijken. (Strauss.)


2. Rheumatisme.

Deze ziekte komt nog al eens bij onze huisdieren . vooral bij hel paard, den hond en het rund voor. Het is eme eigenaardige, door onderdrukking der huid- en longuilwaseming veroorzaakte ontslekingaehlige prikkeling der vezelige weefsels en der spieren. Zij komt aan het gehecle ïigehaam, aan de pezige uitbreidingen, ile vezel- en weivliezen, aan banden, pezen en peesseheeden, aan de hersen- en ruggemergsvliezen, het beenvlies en de spieren voor. en veroorzaakt verschillende algemeene eu plaatselijke ziekten. —

-ocr page 273-

I ioeglamhcid. Bevangenlicid.

De oorzaak is steeds eene gevatte koude, te sterke verkoeling, vooral na verhitting. Men onderscheidt 2 vormen van rheuma-tisme: 1. de aeute of snelverloopende en 2. de chronische ol\' slepende, waarvan de. graad nog aanmerkelijk kan verschillen; ook naar de plaats, die is aangedaan, is de ziekte \\an meer oi\'minder belang.

De rheumatische boeg- ol\' borst lamheid komt vooral bij het paard veel voor, cn meestal aan een been. Het paard loopt aan die zijde kreupel. slaat er niet op door op stal; in de meeste gevallen is liet lijden in de bovenste dcelen der ledematen gelegen, als het dier het been vooruit zet en met de gehcele zool optreedt, daarentegen meer in de boevefi, wanneer het met de toon op een bepaald gedeelte van den boel\' rust.

De bevangenheid is een plotseling ontslaan acuut rbeuma-tisme van de beide voorbeenen — soms ook van de achlerbcenen en lenden —, waarbij dikwijls niet alleen al de spieren der voorbeenen zijn aangedaan, maar ook dikwijls longontsteking, borstvliesontsteking aanwezig is, en daardoor zeer gevaarlijk kan worden. In zeer vele gevallen blijven de paarden, ook zelfs na de beste behandeling, stijf. Ook bij het rund is deze ziekte niet zelden.

De rheumatisehe hoefonlsteking of voetbevangen-beid bespreken wij bij de hoelziekten.

Bij de rheumatische k r u is ver 1 amm i ng zijn de dieren geheel verlamd en kunnen niet opstaan, wanneer de ruggemergs-vliezen zijn aangedaan. IJe dieren hebben koorts; gewoonlijk verheft zich de koorts des avonds. Soms ontbreekt de eetlust, soms blijft die bestaan. — Zijn de dieren niet verlamd in de lendenen maar kreupel daarin, dan heeft het rbeumatisme slechts de lendenspieren bevangen; dikwijls zijn de dieren stijf en kunnen zich slechts moeijelijk bewegen, terwijl drukking op de spieren pijn veroorzaakt, de ziekte wordt dan r h e u m a t i s e h e Ie n-d e n I a m h e i d genoemd. Zij komt vooral bij den bond voor.

Bij de r h e u m a t i s c he he u p 1 a m li e i d is bet heupgewricht en de omringende spieren aangedaan.

Over het geheel en in het algemeen zijn de rheumatisehe kreupelheden en stijfheid daardoor gekarakteriseerd, dat zij bij de beweging en als de dieren warm worden verminderen, oin, als de dieren een tijd gestaan hebben en bekoeld zijn, weder erger te zijn.

-ocr page 274-

252 Kruis- en heuplamheid.

in de ligtcrc graden \\an vele soorten van rbeumalisme is dikwijls eene plaatselijke behandeling\' voldoende. terwijl in de hoo-gere graden niet zelden aderlatingen, ontstekingwerende middelen, zweet- en purgeermiddelen moeten worden aangewend; ook braak-en opwekkende middelen zijn soms aangewezen. Ook de in de mensehelijke geneeskunde aangewende linetunr der berl\'st-tijde-looze (colebieuin autmnnale wordt liij paarden \'tot 5 , lood daags) niet goed gevolg gegeven.

Voor plaatselijke aanwending dienen \\liigtig prikkelende middelen (109—112. 218. ;{72. 802. 863). vochtige warmte, drooge onibullingen, soms scherpe inwrijviiigen 113. 8(i.), 8(i6), Ion la-nellen , dragten. de acnpunetuur. en zells bel gloeijend ijzer , kunnen beproefil worden.

Zijn de pijnen aanmerkelijk . dan moeten pijnstillende middelen gegeven worden.

Behalve dit moeten de dieren in drooge, vooral togtvrije stallen geplaatst worden en moeten zij vooral cok voor verkoeling besehut en slechts matig gevoederd worden.

033. N. ïinct. v. anükawortel J\'-i ld. 935. N. GekooktebilzenkiTiidolieli/jld. Terpentijnolie (3 lood. Azijnzure morphine 3 korrels.

Geesl v. salammoniak van elk Maak er een smeersel van.

Orn in to wrijven. (Hei\'ing.) Gebniik als hot vorige.

934-. N. Mierengeest (Spirit, fomic.) 93ü. N. Clilorol\'orm 31/;l wigtje.

3 lood. Gekookte bilzenkruidolie

Geest van kamfer % lood. loodquot;

Eenvoudige opium-tinct. 31;\'2 Maak er eene vloeibare zalf van.

wigtje. ■ Gebruik als No. 934.

Ter inwrijving in de pijnlijke plaatsen bij hoiiden.

;j Ontsteking vau de tong.

Deze ziekte komt meestal als een gevolg van andere ziekten voor; zij verkrijgt daarbij gewoonlijk geen Imogen graad en vordert geene bijzondere behandeling; bij hel mondzeer, den tongkanker moeten plaatselijke middelen worden aangewend; bij de hondsdolheid is daarvan geen kwestie ; ook bij de runderpest komen teekenen van tongontsteking voor. — De ziekte is dan eens meer oppervlakkig en tot verzwering geneigd , dan weder meer in de diepte der tong gezeteld . waarbij zij kraakbeenig hard wordt, en hollen vol etter en serum bevat.

-ocr page 275-

Tong- en oorontsteking.

Hij paarden wordt de long door scherpe gebitten en een rm\\

gebruik er van soms belangrijk beleedigd. ja zelfs langzamerhand

geheel doorsneden.

Verwijdering van de oorzaken, bijv. vreemde ligchamen die in

de tong steken , haken op de kiezen . bel gebruik van vorkoelendo

inspuitingen stfl). 808), bij diepere ontstekingen scarilicatien dei-

tong met daarop volgend uitwasschen van de wonden mcl zure

vloeislolfen, bet reinigen van aanwezige zweren met aromatische

aftreksels, met myrrhe- of aloetincluur . met kalkwater enz., bet

geven van week of vloeibaar voedsel, zijn bij deze ziekte aangewezen.

837. N. Wijnazijn 5 one.

Keukenzout G lood.

Water 4 pond.

Om den mond mede te zuiveren.

938. N. Zoutzuur % lood.

Honig 18 lood.

Roggemeel 12 lood.

Water 2 pond.

Gebruik als het vorige.

4. Oogontsteking.

Zie oogziekten./

5; Ontsteking van do oorschelp, de uitwendige oorworm, oorkanker, en ontsteking van den uitweiuligon gehoorgang of de inwendige oorworm.

Bij langoorige bonden, vooral bij poedels en dashonden, bij patrijshonden komt do eerslgenoemde ziekte, zijnde eenc ontsteking van de huid en van bet kraakbeen der oorschelp . geenzins zeldzaam voor. De dieren schudden veel met den kop en krabben met de poolen aan \'de ooren. De ooren zijn hier of daar heel , iets gezwollen en bij drukking pijnlijk. Na verloop van meestal een paar wckengt; berst de huid aan de ontstoken plaats, meestal aan den rand van de oorschelp. Uit de open plaats vloeit eene etterige vloeistof en vormt er zich eene inwretende zweer, waar-dooi\' ook bet kraakbeen meer en meer verstoord wordt. Het krabben aan de ooren en bet kopschuddcn houden aan . en van (iet kraakbeen gaat steeds meer verloren.

De oorzaken zijn niet voldoende bekend. Ofschoon bijna altijd genezing \\olgl, is het toch steeds een langdurig gebrek, en liet verloren kraakbeen komt niet weder lenig.

25^

!W.I. X. Tinctuur van inyn-he l1/, ld. Gezuiverde honig (i looil.quot; Om de zweien dagelijks meermalen mede te bevochtigen. (Kaubner.)

940. N. Kalkwater

Honig van elk \'1 one. Gebruik als bet vorige.

-ocr page 276-

Inwendige oorworm.

Bij de behandeling zorge men in tie eerste plaats om het slaan met de ooren te beletten. waarom de ooren met een verband tegen liet boofd worden aangedrukt. Is de ziekte pas ontstaan, dan wendt men loodwater aan, of men bestrijkt beide vlakten van de oorschelp met loodzalf tweemaal daags, of met loodwit-zalf; ol\' als de huid reeds gebersten is met kwikzalf; men voedert den hond daarbij karig en geeft hem tevens een purgeermiddel. — Heeft zich reeds eene verzwering gevormd, dan is. volgens Hertwig. een zalf mei- rood kwikpraecipitaat bet beste. Andere in zulke gevallen aanbevolen middelen zijn: de terpentijnolie . de helsteen, het gloeijend ijzer, van welke beide laatstgenoemde middelen men zich ook bij ontbloote randen van hel kraakbeen bedient, (laai de verzwering niettegenstaande deze behandeling voort, dan moet hel zieke gedeelte met de schaar worden weggenomen.

941. N. Loodsuiker s/,, lood. Basilicurazalf li/.2 lood.

Gedest. water 18 lood. Maak er eene zalf vaii.

Loodwater. Ora het oor mede te be- Hiervan dagelijks 1—2 maal op de vochtigen. (tlertwig.) zweer te strijken. (licrtwig.)

942. N. Loodzalf 3/4 loei. 945. N. Kwikzalf li/2 lood.

Om do oorschelp mede te bestrijken. Rood kwik praecipitaat —

943. IS7. Loodwitzalf 3/4 lood. Hiermede de zweren cn de omge-

Gebruik als hot vorige. ving er van \'2 maal daags te bestrij

ken. quot; (Hertwig.)

944. N. Rood kwik praecipitaat l)/2

2 wigtjes.

De i n w e n d i g e o o r w o r in komt bij den hond in eiken leeftijd, het meest echter bij langoorige honden voor. Oc lionden houden het hoofd scheef, zoodat het zieke oor naar om laag is geplaatst; zij kopschudden dikwijls, krabben met dc poolen aan het oor, of rusten soms met hel zieke oor op den grond, waarbij zij teekenen van pijn hebben cn soms zcll\'s schreeuwen; bij drukking op hel oor hebben zij pijn. Het oor is warmer lan gewoonlijk en dc huid binnen het oor gezwollen cn rood. De eerste4 dagen is het oor van binnen droog, daarna zweet uil die huid eene gele, kleverige vloeistof, die eene cigcu zoetachligcn reuk bezit; zij verdroogt (ol gele korsten, die soms den geheclen gehoorgang sluiten. Later wordt soms die vloeistof etterig cn eene

294

-ocr page 277-

Oorontsteking.

stinkende roodachtige vloeistof, en in de huid van den uit wend i-gen gehoorgang vormen zich zweren, verdikkingen en soms ook wratachtige uitgroeijingen.

Als de eerste ontsteking niet overwonnen wordt, dan kan de ziekte maanden duren; dikwijls koml liet na de genezing terug.

Zijn vreemde voorwerpen in het oor de oorzaak der ziekte, dan moeten die verwijderd worden; de gehoorgang moet voorzigtig gezuiverd worden en de lange, te zamenklevcnde haren er in worden afgeknipt. — In het begin wendt men onderscheidene keeren daags zwakke oplossingen van loodazijn of loodsuiker aan, of zalven met deze middelen bedeeld, waarbij men, bij groote pijnlijkheid, pijnstillende middelen kan voegen. In hel laatste geval kan men ook van afkooksels van narcotische planten, oi van een mei melk bereid aftreksel van vlierbloemen gebruik maken. Hel indroppelen van bilzenkruidolie in liet oor raadt II er twig af. omdat de olie in bet, oor spoedig rans wordt, en daardoor de pijn vermeerdert. Heefl er eenc rijkelijke afscheiding van eene kleverige vloeistof plaats, dan is . mei de eenmaal daagsche zuivering van den gehoorgang met warm zeepwater, de aanwending van loodsuiker of loodazijn aan te raden, alsmede zwakke oplossingen van zink- of kopervitriool, van helsteen; vooral echter de zinkvitriool in verbinding met loodsuiker. — Wordt de afscheiding zeer rijkelijk, slinkend, vuil, dan is hel gebruik van de genoemde middelen, maar in grootere giften (933—960) aangewezen; evenzoo helsteen, kalkwater, chloorkalk. Gunstige uitwerking zag Ilert-wig, bij welige uitgroeijingen en zeer sterke ettering, van eene kreosool-oplossing, of van strooipoeders uil houtskool en chloorkalk of loodwit beslaande.

In verouderde, hardnekkige gevallen, waarin volgens Pillwax de tannine zeer goede dienst doel, worden ook draglen in den nek, inwrijvingen van scherpe zalven en purgeermiddelen lot ondersteuning der behandeling aanbevolen.

SMü. N. Loodsuiker 2 korrels. Gedost, water l\'i lood.

Gedost, water 12 lood. Extract van bilzenkruidTkorr.

255

Om de 2—3 uur eeuige droppels Als het vorige te gebruiken.

(Hertwig.)

948. N. Goulard\'s water U lood.

Laurierkerswater \'i\'/.j wigtj.

hiervan in hot oor te bronquot;quot;quot;

9i7. N. Loodsuiker 2 korrels.

-ocr page 278-

256 Vijvelziektc.

\'s Morgens en \'s avonds een koffij- 2—3 maal daags hiervan eeni^e

lepel vol m het oor te gieten en na droppels in het ooi1 te brengen n

eenige minuten het nog niet opge- (Hertwiquot; -) nomen gedeelte met een spons ver-

wijderen. 955. x. Afkooksel van 3 lood hilzen-

949. N. Goulard\'s water 9 lood. Zinkvitriool 2»/,—

Eenvoudige tinctuur v. opium Om hot oor mede uit te spuiten.

13 korrels. YWeiss

tiebnnk als het vorige.

v , . „ , , 957. N. Helsteen 1—3 korrels.

9oü. IS. Afkooksel van 3/4 lood Gedestill. water 3 lood.

Belladonnabladeren 12 lood. (\'tebruik als No. !)55.

Gebruik als het vorige.

958. N. Loodsuiker 2 wigtje*.

9ol. N. Verzachtende zalf (ungt. c- Zinkvitriool 13 korrels

moll.) 3|4 lood. Gedest. water 12 lood.

Loodsuiker Gebruik als No. 955. (Hortwig.) Eenvoudige opiumtinctuur v.

elk 7 korrels. 959. N. Kopervitriool 3—7—13 korrels.

Maak er een zalf van. Gedest. water 3 lood.

Het zieke oor daarmede dagelijks Gebruik als No. 955. (Hertwiquot;.) eenmaal te bestrijken. quot;

952. N. Verzachtende -If (ungt e- ^ N- \'zfntüit 1 3 l^ïetquot;

i 1 -i r, 1 \'4 Gedest. water 3 lood.

Loodsuiker / koriels. Gebruik als No. 955. (Hertwig.)

Extract v. bilzenkruid 4 korr. x quot;7

Maak er eene zalf van. x. Kreosool 13 korrels

Ier grootte van een erwt daceliiks ^.I,, .

in hetlieke oor in te wrijven water H/, ood.

J Gebruik als ;\\o. 955. (Hertwig.)

953. N. Loodsuiker 7—13 korrels. .u?;, xr . r, , ,

Gedest. water 9 lood. m iN- Aftreksel van .nr, wigtje salie-

Eenvoudige opiumtinctuur kruid 6 lood.

7—13 korrels. „ , Creosoot 0-14 droppels. Gebruik als No. 948. Dagelijks d—i maal eenige droppels

in het oor te gieten. (Weiss.)

954. N. Loodsuiker 13 korrels.

Gedest. water 9 lood. 963. N. Zuivere tannine 4—7 droppels.

Opiumextract 2 korrels. Gedest. water 9 lood.

Gebruik als No. 948. Eenvoudige tinctuur v. opium

13 korrels.

955. N. Zinkvitriool 2—7 korrels. Gomslijm li/2 \'ood.

Gedest. water 3 lood. \' Gebruik als No. 9fo.

6. Ontstoking van do oorspeekselklier, do vijvei oi\' vijvei ziekte,

L)c ontsteking van de oorspeekselklier en van hel omgevende bindweefsel komt niet zelden bij het paard, de geit, den hond en de kal. voor; zelden bij het rund. Gewoonlijk wordt zij door eene gevatte koude veroorzaakt en komt zij dus voor bij keelontsteking, katarrhen der luchtwegen, verstopping van de ontlast.

-ocr page 279-

Vijvelziekte.

buis dei\' klier door voedscldcelen, door speckselsteenen; soms wordt zij vrij algemeen heerschende waargenomen. Niel zelden worden ontstekingen der onder deze klier liggende watervaats-(lymphc) klieren of der luchtzakken, waardoor de klier naar buiten gedrukt en die streek bij aanraking pijnlijk wordt, voor deze ziekte aangezien. Men herkeiil de ziekte aan de zwelling en de groote gevoeligheid der klier en aan de vermindering van de speekselalsclieiding. — De dieren houden het hoofd stijf en staan met naar voren gestrekt hoofd. De ziekte is gewoonlijk in H dagen geëindigd. De ziekte eindigt in verdeeling (genezing) of er gaat een gedeelte der klier door woekering van het bindweefsel der klier zelve, ten gevolge waarvan dan eene verdikking of verharding dei\' klier terugblijfl . of door verettering te gronde.

Zoodra men de ziekte bemerkt , moet men de klier in den om-trek er van insmeren met vet, olie of kwikzalf cn daarover een warmen wollen lap of een schapenvacht, of wel een vochtlgen warmen omslag aanleggen. Is de pijn hevig, dan kan men pappen uit pijnstillende cn slijmige middelen bestaande aanwenden. Dat de dieren overigens warm moeten gebonden worden, spreekt van zelf. — Heeft zich eene absces gevormd, dan moet dit geopend worden, als het gezwel rijp is geworden. wanneer de huid op een plaats er van dun is geworden, of wel men wacht af, dat hel zich van zelf opent, en dan wendt men de bij verettering aangegeven middelen aan. Bij verharding wendt men middelen aan, die de opneming, resorbtie, er van kunnen bewerken; soms zelfs scherpe inwrijvingen, om de klier op nieuw in ontsteking en daarna in verettcring te brengen, — een doel dat men vroeger ook door het zoogenaamde v ij v c 1 b r e k c n of v ij v e 1 s I eken trachtte te bereiken.

964. N. Poeder van bolladouualilacJe- Gesneden scheerlingskruid

ren 5 one. (Herb. con. macul.) 6 ld.

Roggemoei 18 lood. Een pijnstillende pap. (Hertwig.)

Maak er met heet water een pap van.

Om op de klier te leggen. (Hertwig.) 96(5. N. Vlugtig smeersel

Kwikzalf van elk G lood.

965. N. Gesneden bladeren van kaas- Om do gezwollen klier dagelijks

jeskruid 5 one. 1—2 m. mede in to wrijven.

Kook die met water gedurende l/j uur, en voeg er bij 967. N. Kwikzalf 3 lood.

het einde van het koken bij: Groene zeep l1/2 lood.

257

17

-ocr page 280-

2ö8 Slagaderontsteking.

Poeder van euphorbium 5—0 wigtjes.

Reusel i! lood.

Maak er eene zalf van. l)e klier hiermede dagelijks eenmaal in ti» wrijven. (Seer.)

971. Poeder v. spaanschevliegen 3 ld. » » euphorbium quot;11/, lood. GolÖtihonium

Gele was van elk lood.

Maak cr een pleistei- van. Met een spatel een gedeelte op de klier Ie smeeren en dit met lijn gesneden wiek te bedekken, en laten liggen tol die van zelf afvalt. (Seer.)

7. Ontsteking der slagaderen.

Deze ziekte koml over liet gelieeL zelden bij onze huisdieren voor. Het meest is bekend eene ontsteking van de dannbeens-en bekkenslagaderen bij het paard, die in den imvendigen rok een aanvang schijnt te nemen, en mei ultzwceting gepaard gaat, waardoor het vat meer of minder gesloten wordt en waardoor dan eene merkwaardige kreupelheid ontstaat, die in de meeste gevallen in de darmbeenslagader gelegen is, en sluiting oblitcralic; van die slagader genoemd wordt. — In den toestand van rust is gewoonlijk aan het dier niets waar te nemen, evenzoo bij het langzaam gaan in den stap. Wanneer het dier echter 10—^0 minuten in den draf zich moet bewegen, begint het met een achterbeen meer slepende bewegingen bij het opheffen Ie maken, het kan het been niet ver genoeg vooruitbrengen cn is er kreupel aan; langzamerhand gaat deze slepende gang over in trekkingen met het been; de dieren kunnen zich slechts bezwaarlijk voorr.il-bewegen, zij beginnen van angst te zweeten, de blik wordt stier, de ademhaling steeds bezwaarlijker, waarbij de neusgaten zeer geopend worden; de pols is versneld ; de trekkingen worden in het been steeds heviger en hebben zelfs uan onwillekeurig plaals als het dier stilstaat. Bij den hoogsten graad der ziekte kan het dier niet op de beenen blijven; het knikt er in en valt op de zieke zijde neder. Het steunt dan van pijn, maar na eenige minuten verminderen de verschijnselen langzamerhand, evenzoo de trekkingen in het been, en na S—10 minuten staat het dier weder

Gebruik als het vorige. (Hertwig.)

968. N. Kamfer wigtje.

Jodkalium 5—6 wigtjes. Kwikzalf 6 lood.

Maak er eene zalf van. Gebruik als No. 966. (Zürn.)

969. N. Kwikzalf 3 lood.

■lodkalium 1 lood.

Maak er eene zalf van. \'s Morgens en \'s avonds ter grootte van een hazelnoot in te wrijven.

970. N. Poeder van spaanschevliegen

•I lood.

-ocr page 281-

Aderontsteking.

op en kan spoedig daarna in slap wederom gaan. Deze aanvallen herhalen zich telkens, zoodra men het dier eenigen tijd snel laat loopen en hoe meermalen dit geschiedt des te heviger worden die aanvallen, daarentegen zijn de laatste geringer, als het dier eenigen tijd heeft stil gestaan of rust gehad heeft. — De genoemde verschijnselen zijn zeer karakteriseerend voor deze ziekte, terwijl men de onderkenning er van nog verder zekerder kan maken door het onderzoek van de slagader zelve en wel door hel inbrengen van de hand in den endeldarm. In eenige gevallen heeft men de darmheenslagader en dc vertakkingen er van, ook huiten het bekken, minder \\(il en zwakker van pols gevonden dan van het andere. gezonde heen; ook scheen het zieke been minder warm te zijn dan hol. gezonde. In de meeste gevallen komt het gebrek aan écn lieen voor. - De oorzaken zijn onbekend en de ziekte van veel gewigl, omdat die door de kunst niet is op te heffen, hoewel men daartoe pogingen genoeg heeft gedaan.

De ziekte kan verwisseld worden met de zeer zeldzaam voorkomende geheele of gedeeltelijke verscheuring van de groote of kleme haasspicr, na sterk springen of hevig achteruitslaan waargenomen. Hierbij is het dier echter, ten minste in den eersten tijd na het ontstaan, meer dadelijk als men het in beweging stelt, en zelfs hij het verplaatsen in den stal. kreupel. Ik meen een zoodanig geval gezien te hebben waarhij ten slotte, door langdurige rust. geheele herstelling volgde.

8. Ontsteking der aderen.

Deze ziekte komt meer voor dan de vorige. De het meest hij de huisdieren aangedane aderen zijn: de inwendige huid-dijader, meestal de spatader genoemd , dc strotader, meestal dc halsader geheeten, dc naveladeren cu dc baarmoedcraderen na de verlossing.

De ontsteking van de spatader, het heete dikbeen, die meestal door uitwendige oorzaken ontstaat, doet zicli kennen in het begin door dat hier ol daar aan dc ader eenepijnlijke, omschrevene plaats zich voordoet, die zich spoedig langs de ader voortzet en die hard, knobbelig en zeer gevoelig is; ook het omringende bindweefsel wordt zuchtig gezwollen en zeer pijnlijk; hel dier kan het been slechts moeijelijk bewegen en vooruilbren-

17*

259

-ocr page 282-

Aderontsteking.

gen. Vermindert de ontsteking, dan verdwijnen die versehijnselen langzamerhand evenals de koorts, die in het begin meestal aanwezig is, terwijl de zuchtige zwelling gewoonlijk zoo lang duurt, lot de ader weder gezond is en het bloed er weder geheel kan doorvloeijen; somtijds echter ziel men, dat eenc blijvende verdikking van bet bindweefsel terugblijft en liet dier een dik been houdt. Gaat de ontsteking in verettering over, dan vormen zich dikwijls omschrevene abscessen. na de opening waarvan soms spoedige herstelling volgt, of wei, en dit is menigvuldiger het geval, er vormen zich uitgebreide verzweringen en verstoring van het onderhuidsbindweefsel, die zeer moeijelijk genezen. — Rust, eenc ontstekingwerende behandeling cn als er verzweringen zich gevormd hebben, de behandeling bij verzwering opgegeven, moeten in het werk worden gesteld.

De o ii l- s t e k i n g de r h a 1 s a d e r wordt bijna altijd veroorzaakt door aderlatingen; vooral als de vlijm onzuiver ol\' niet scherp genoeg is. of men er te hard oji slaat; ooi wrijven cn schuren van het dier aan de aderlaatwond wordt mei regt beschuldigd. — l)c ader en hel omgevende bindweefsel zwellen op cn worden pijnlijk; de zwelling loopt naar boven voort cn wordt strengvormig; zelden gaat die naar onder voort. De hals cn hel hoofd houden de dieren stijl\'. Gaat de zwelling nog verder naar het hoofd voort, dan kunnen de dieren van de pijn niet kauwen en dan krijgen zij dikwijls de koorts; daar de wond in de ader meestal openblijft. vloeit er gewoonlijk eenig zwart bloed uil; soms geneest de wond, om later op nieuw open te breken en dan vloeit er meestal een dunne etter uil, terwijl hel wondje meer en meer calleus wordt en vrij diep inloopt. Is dit het geval, dan is er een ader fistel aanwezig.

In de eerste plaats moet men zorgen, dat de afvoer van hel öloed uit liet hoofd naar omlaag nergens door belemmerd wordt; men wendt vervolgens koude omslagen ol\' wasschingen onafgebroken aan, zoolang lol de zwelling verminderd, of de verhoogde warmte verdwenen is, waarna lauwwarme baden van slijmige middelen, die men des avonds afwisselt met inwrijvingen van kwikzalf, moeten worden aangewend.

Is er eenc aderfistel aanwezig, dan moei, als de opening zich

260

-ocr page 283-

Aderontsfceking.

nie( wil sluiten . de verdikte rand er van herhaaldelijk met helsteen worden aangeraakt. Helpt dit niet, dan moei met het mes de listel opengelegd worden. ol\' men trekt er een dragt doorheen , en bij het te voorschijn komen van bloedingen moet men zelfs tot de onderbinding der ader overgaan. — Ook inwrijvingen van spaansehevliegzalf langs de zieke ader. en de aanwending van het gloeijend ijzer worden bij lang bestaande aderfistels aangeraden.

De ontsteking der n a v e lader, of de n a v e 1 o n t-steking, komt bij pasgeboren veulens en kalveren, zeer zelden bij andere dieren voor. Aan den navel is een gezwel aanwezig, dat warm en pijnlijk is, bet is in bet midden meer hard. liet verhevenste gedeelte van bet gezwel is bloederig, soms met etter bedekt en soms ook voehtig door pis. Het afgescheurde gedeelte, van den navelstreng, bestaande uit de opene einden der navel-vaten. vormt vooral bel. gezwel. Na 8—li dagen zijn de deelen meer hard en verdikt, er droppelt van tijd lot tijd etter uit; het beet dan v e r z w erin g v a n d e n n a v e I of e 11 e r nave I. De dieren zijn óf gezond, óf zij zijn treurig, slaan soms met de beenen naar den buik, kwispelen met den staart, gaan soms liggen en doen als luidden zij koliekpijnen; komen deze dikwijls terug, doet zich koorts voor en duurt de verettering langen tijd, dan gaan de dieren gewoonlijk verloren.

Is de ziekte nog in bel begin. dan maakt men omslagen van lood- of Goulardswater, of men bestrijkt, volgens Hertwig, de ge-beele ontstoken plaats met helsteen, die ook even als de tinctuur van myrrhe, of inyrrbe als strooipocder, de loodsuiker met zinkvitriool bij ettering worden aangewend. Bereikt men met deze middelen niet bet beoogde doel, dan kan dc splijting van den onderwand der ader tol in den navelring en het aanraken der blootgelegde deelen mei lidsteen beproefd worden. Zijn er koliek-pijnen aanwezig, dan wendt men de daartegen voorgeschreven behandeling aan, tevens maakt men inwrijvingen van vlugtige smeersels of van braak wij nsteenzalf om den navel.

!)7\'2. N. Loodsuiker 3U lood. i)73. N. Braakwijnsteen \'2 wigtjes.

Zinkvitriool 3\'/2 wigtjo. Reusel \'3 lood.

Gedest. water lood. Maak er een zalf van.

Om de etterende plaats mede te Om rondom den navel in te vvrij-

bestrijken. (Hertwig.) ven. (Hertwig.)

261

-ocr page 284-

2(i2 Onlslekiiig van het. onderhuidsche bindweefsel.

9. Ontsteking der water- (lymplic-) vaten.

(Zie bladz. 100).

10. Ontsteking der huid.

(Zie huidziekten.

11. Ontsteking v:iu het onderhuidsche bindweefsel.

Komt nogal eens, vooral bij het paard, voor, hetzij alleen ol\'de aderen lymphevaten ontsteking vergezellende, zoo bijv. aan de beenen. Wordt de ziekte niet spoedig opgeheven , dan wordt de hoeveelheid van het reeds voorhanden bindweefsel vermeerderd , het deel wordt harder, vaster, somwijlen kraakbeenachtig hard (sclerose). In dit geval blijft het been dik , en niet zelden ziet men dan hier en daar van tijd tot lijd kleine abseessen ontstaan, die openbreken en genezen om door anderen te worden vervangen.

Bij deze ziekte moet men koude omslagen en wasschingen zoo lang aanwenden, tot dat óf verdeeling is verkregen , óf dat, hoe wel de zwelling blijft bestaan, de hitte en pijnlijkheid is verdwenen. In het laatste geval zijn warme omhullingen . wanne omslagen , dampbaden of warme baden, klei- of leeniomslagen , baden van afkooksels van kaasjesbladercn, althaea, met aftreksels van aromatische planten enz., inwrijvingen van grauwe kwikzalf, van zalven met potasch of jodium (8(57—871) aangewezen; evenzoo wrijvingen en drukverbanden.

Is er verharding (sclerose) aanwezig, dan beproeft men, behalve matige beweging, wrijvingen en drukverbanden, zelfs het streek-vuur; spiritueuse en scherpe inwrijvingen worden door Armbrecht afgeraden. Bij verzwering handelt men als vroeger is opgegeven.

12. Ontsteking der hallen en van den balzak.

Komt ofschoon zelden bij alle huisdieren voor en ontstaat meestal door uitwendige, mechanische oorzaken; dikwijls heeft men bij het paard na deze ziekte kwade droes zien ontstaan. De ziekte duurt steeds vrij lang, maar de uitgang is meestal gunstig.

-ocr page 285-

Ontsteking der ballen. 263

De dieren gaan met hel achterstel eenlgzins gespannen , en is de ontsteking hevig, dan gaan zij met liet. been der zieke zijde kreupel. Een ol\' beide de ballen zijn vergroot, warmer dan gewoonlijk, zeer hard, bij aanruking pijnlijk, gewoonlijk hooger opgetrokken. Dikwijls is de balzak zuchtig gezwollen. Zijn beide de ballen ontstoken, dau is deze zwelling vrij sterk en strekt zich soms tot de voorhuid uit; in de meeste gevallen Is koorts aanwezig.

Is de ontsteking ontstaan door verwonding, dan moet ecne streng ontstekingwerende bcbandcling gevolgd worden, en moeien alzoo koude omslagen, wasschingen van den balzak tot aan den buikring met oxycraat (850), bij hoogere graden aderlatingen, alsmede middenzouten, calomel enz., worden aangewend. Is de ziekte door bet, vatten van koude veroorzaakt, alzoo van rheumatischen aard, dan moeten inwrijvingen van grauwe kwikzall, ol\', als de Pti\'i hevig is. baden van pijnstillende afkooksels, waarbij men gaarne potasch voegt, worden aangewend, liet aanleggen van een schortband mag niet verzuimd worden.

Is de ontsteking verniinderd , maar zijn de ballen nog hard en gezwollen, dan kan men beproeven om ze kleiner te maken door verdeelende middelen; zijn zij in verettering overgegaan, dan blijft alleen het wegnemen der ballen (de castratie) over.

Bij de door prikkelende zellstandigheden veroorzaakte balzaks-ontsteking, zooals die bij honden nog wel eens voorkomt. laat. meu den balzak met. zeepwater afwasschen en dan herhaaldelijk met zwak loodwater , bij groote pijnlijkheid met bijvoeging van extract van bilzenkruid . bevochtigen, welk middel ook bij door kneuzing veroorzaakte ontsteking in het begin moet worden aangewend; later worden die vervangen dooi\' zwakke aftreksels van aromatische kruiden , waarbij men ecnige potasch voegt.

!t7i. N. Afkooksel van 3 lood bitzen-kruid t pond. Ruwe potasch lood. Herhaaldelijk daarmede bet deel te Ijaden. \' (Hertwig.)

975. N. Kwikzall\' 3 lood.

Jodium s/j lood.

Maak er eene zalf van.

Tor grootte van een hazelnoot 2 maal daags in te wrijven. (Seer.)

970. N. Kwikzalf 3 lood.

Vlugtig smeersel \'U/j lood. Potasdi 3/4 lood.

Meng het nauwkeurig. Uün balzak daarmede\'dagclijks 2—3 maal in te wrijven. \' (Seer.)


-ocr page 286-

Koker- en roede-ontslekiug.

•J77. N. Loodazijn 13 korrels.

Gedestul. water 18 lood.

Extract van bilzenkruid i—8 korrels.

Den balzak dikwijls des d;iags daarmede te bevochtigen.

13. Ontsteking der voorhuid (koker) en der roede.

JJe ontsteking van den k o k c i\' komt bij de groote huisdieren voor ten gevolge van uitwendige mechanische oorzaken , door ophooping en verharding van voorhuidsmeer, door pis. Op de laatste wijze ontstaat die wel hij paarden, runderen en varkens als de roede dooi\' beleedigingen . ontsteking of verlamming niet buiten den koker kan komen (door den koker pissen). Bij varkens vindt men dan soms in de plooijen van de voorhuid pissteenen. Soms worden de dieren met Ie kleine opening aan den koker geboren, ol\' die ontstaat door ontsteking of na beleedigingen, zoo dat de roede niet builen den koker kan komen (phimosis).

De voorhuid is meer of minder gezwollen, pijnlijk en warm; is de ontsteking meer in het inwendig beklcedende vlies, dan is de zwelling slechts gering, de pisontlasting is soms zeldzamer en het uitsteken der roede moeijelijk of volgt in liet geheel niet. Na 2—3 dagen vloeit er eene slijmigc, witte of geelachtige vloeistof uit den koker, vooral bij honden, bij welke soms eene werkelijke slijm uitvloeijing, die men wel goedaardige d r u i p e r noemt , onlstaal. Bij hel rund ontstaan later uilzweetingen, die opdroogen en zich meer en meer ophoopen, de koker uitzetten en zich legen de roede liggen. waardoor de roede wordt aangedaan; het ontlasten dei\' pis wordt bemoeijclijkt en geschiedt ten slotte slechts droppelsgewijze. Later ontslaan dan ook bij act paard en den hond aan de inwendige vlakte van de voorhuid en ook aan de roede wralachtige uitgroeijingen , zweren , verzakkingen en uitvloeijing van vuilen etter met bloed gemengd. De dieren zijn pijnlijk, steunen, liggen veel, vermageren, loopen mei krommen rug.

De ontstekin g d e r r o e d e komt zelden en dan meestal floor uitwendige oorzaken voortgebragl voor, soms door een of meerdere pissteenen in de voorhuid, soms ook doordien de voorhuid, vooral achter de eikel, zich vast om de roede sluit,

26 i

-ocr page 287-

Koker- cn roecleonfsteking.

zoodal die niet kan teruggetrokken worden (paraphimosis); vooral bij honden is dit het geval.

De roede is gezwollen, warm, pijnlijk en donker rood, 01 glanzend; de roede hangt gedeeltelijk uit den koker; het ontlasten der pis is soms hemoeijelijkt en pijnlijk, soms hangt het deel slap buiten den koker, in andere gevallen is de roede stijf naar achteren gekromd. Is de ontsteking ontstaan ten gevolge van het dekken van aan de goedaardige dekziekte lijdende merrièn, dan zijn aan het deel witte of geelachtige blaasjes, die openbersten en bruine korsten vormen, aanwezig. Deze ontsteking gaat dikwijls mei, de vorige gepaard.

Voor alles zorge men bij de behandeling van de ontsteking der voorhuid, dat de oorzaken der ziekte worden weggenomen, waarna de daarin verzamelde onzuiverheden moeten worden verwijderd; soms is hel noodig daartoe vooraf de monding van den koker met het mes te vergroeien, waarna het inwendige van de voorhuid met olie, of met loodazijnzalf. 2—3 maal om de 3—4 dagen te bestrijken is, of met koudwater, loodwater of eene zeer verdunde oplossing van zinkvitriool is uil, te spuiten. Is de slijmafscheiding overvloedig, dan zijn, volgens Hertwig, inspuitingen van oplossingen van loodsuiker en zinkvitriool . van kopervitriool, oogsteen (blad 247), of helsteen zeer doelmatig. Zijn er zweren aanwezig, dan moeten inspuitingen van eene oplossing van kopervitriool, van oogsteen of chloorkalk gedaan worden; ook het met dc penseel bevochtigen derzelve mei linctuur van aloë of myrrhe, met kalk-water, houtazijn en zelfs het aanraken met helsteen of het gloei-jend ijzer kan noodig zijn.

Bestaat er eene insnoering van tie roede, door de achter den eikel teruggeschoven voorhuid (paraphimosis). dan wendt men koude omslagen aan en ondersteunt men hel deel met een schort- of draagband , of men plaatst de dieren ook wel in vlietend water. Is dc warmte en roodheid geheel verdwenen, is de huid deegachtig en slap op hel aanvoelen , dan doen wasschingen mei oplossingen van ruwe aluin goede diensten. — Het insnijden der wrongen is slechts zeldzaam noodig; zijn die eeltachtig geworden, dan is het wegnemen met het mes er van voldoende.

Bij honden moet men de roede gedurende ^—10 minuten met

26 S

-ocr page 288-

Uijcfontsteking.

ijskoud water afkoelen, de roede met de vingers zamendrukken en de voorhuid er overheentrekken. Gelukt dit niet, dan moet men den koker splijten of insnijden.

Hel met de penseel bevochtigen met jodium-tinetuur of met eene oplossing van helsteen, doet soms goeden dienst, evenals hel gedurende 14 dagen, dagelijks o maal, opstrooijen van een poeder bestaande uit kamfer. houtskool en krijt.

Kan de roede dooi- de vernauwing van de opening van den koker niet worden uitgesehaeht (phimosis), dan raadt Hertwig baden aan van slijmige afkooksels en het in den koker brengen van kwikzail\'. Ontbreekt de ontsteking en is de voorhuid niet verdikt, dan kan men de monding van de voorhuid door het inleggen van sponsen trachten te verwijden. Is er eene chronische verdikking der voorhuid aanwezig, dan helpt slechts het splijten van den koker met het mes.

266

978. N. Kopervitriool li—7 korrels. Oogsteen 3—7 korrels.

of

Helsteen I—8 korrels.

Gedest. water l\'/j lood. Om in de voorhuid van den hond in tc spuiten. (flertwig.)

970. N. Kopervitriool i1/,. lood.

Of:

Oogsteen ii/., lood.

Of:\'

Chloorkalk 3 lood.

Water 5 one.

Om in den koker van liet rund uf het paard te spuiten. (Hertwig.)

N. Huwe aluin I\'/j lood.

In een lleseli water op te lossen en als wassching aan te wenden.

981. N. Helsteen \'2 wigtjes.

Gedest. water 6 lood.

u2 maal daags de roede daarmede met een penceel te bevochtigen.

982. M. Kamfer l\'/^ lood.

Houtskool

Krijt van elk 3 lood.

Maak er een poeder van. Om als strooipoeder te gebruiken.

(.lessen.)


14. Ontsteking van den nijer (melkklier)-

Vooral bij het rund en het schaap komt deze ziekte voor. vooral tijdens de inelkgeving. Soms deelen ook de tepels in de ontsteking. Dan eens is de ontsteking oppervlakkig en meer in de huid gezeteld, in andere gevallen is de geheele klier aangedaan. Zij komt ook veel voor met rheumatische en gastrische ziekten, en soms met de ader- en lymphe-vatontstekmg aan de achterste ledematen.

I. Bij de oppervlakkige roosachtige ontsteking is de uijer minder

-ocr page 289-

Uijcrontsleking.

gezwollen, maar donkei\'rood ol\' blauwrood en soms hier en daar met kleine puisten bezet, zooals lii] liet mond- en klauwzeer het geval is. De melkafscheiding is meestal weinig gestoord.

2. Bij de meer dit]) indringende nijerontsteking is een of meerdere kwartieren ol\' de geheele nijer donkerrood , heet en pijnlijk gezwollen, waarhij meer ol\' minder koorts aanwezig is. De dieren zetten hij het gaan de heenen ver van elkander. Bij het melken ol\' zuigen der jongen hebben de dieren groote pijn. De melk is met rood serum en met geelachtige vlekken gemengd, soms zells met bloed. Soms vormen zich hier ol\' daar ettergezwellen in den nijer, die openhersten, of wel er volgt verdeeling en genezing, soms ook wel verharding, liij een boogen graad der ontsteking houdt de melkgeving geheel op.

Als de ziekte algemeen bcersehende onder eene kudde voorkomt , heeft zij gewoonlijk een zeer snel beloop en neiging om in versterf over te gaan. Dan zijn de dieren gewoonlijk werkelijk ziek. Vloeit uit een ol\' meer tepels eene roode, bruine, stinkende vloeistof, dan is dit een (eeken dat in de diepte van den nijer versterf aanwezig is, en dan volgt dikwijls na 2—-3 dagen de dood van het dier,

;{. Zijn de tepels tevens ontstoken , dan zwellen zij op, worden gespannen, hard, stijf, de huid is donkerrood, glanzend, droog, spleterig, en zijn die scheuren soms vochtig; de pijn is zeer groot, waarom zij zich tegen het melken en zogen verzetten. Daardoor blijft de melk taai. zweert de uijer en vermeerden de pijn. De oorzaken zijn uitwendige nicehanisebe beleedigingen. het vatten van koude, hichttogt in den slal; natheid en onzuiverheid en vooral ook te groote opbooping der melk in den uijer, zijn mede oorzaken er van.

De ziekte eindigt in genezing of verdeeling der ontsteking, in cttering, in uitzweeting en verharding, in vergroeijing der tepels on in versterf.

Bij de oppervlakkige uijeronlsteking is, na reiniging van den uijer met zeepwater, het insmeeren met zuivere olie of vet, of met ongezouten boter, meestal voldoende ter herstelling, hoewel ook loodwater, oxycraat, eene oplossing van salammoniak, aangewend kunnen worden.

267

-ocr page 290-

Uijeronlsteking.

Bij de meer inwendige, parenchymateuse\' ontsteking doet men leemomslagen, bij kleine dieren omslagen van Goulard\'s water. Zijn de ontstekingsverseliijnselen niet zeer lievig, dan zijn lauwe baden of dampbaden van kamillenblocmen of hooizaadaftreksel aangewezen. Ook verzachtend-verdeelende zalven , als de kwikzalf, een zalf bestaande uit kamfer en loodazijn, bet kamfersmeersel en niet minder het herhaald opbrengen van eollodium op den uijer worden in zulke gevallen aanbevolen.

Het zorgvuldig, dagelijks 2—3 maal uitmelken, is. met uitzondering van die gevallen , waarin de ontsteking een zeer hoogen graad heeft bereikt, een groot middel ter herstelling. De dieren moeten matig gevoed worden en men moet zc eenige giften zout gevep. Is de ontsteking slechts gering, dan is eene matige beweging aan te raden.

Dij de, vooijjd bij schapen voorkomende, uijeronlsteking met neiging tot versterf, moeten in bet begin aanhoudend verkoelende middelen, vooral het loodwater worden aangewend. Is er versterf aanwezig, dan maakt men diepe in de overlangsche rigting van den uijer loopende insnijdingen, bevordert de bloeding door lauw water en wendt men aromatische of zamenlrekkende middelen met azijn, wijngeest, chloorkalk enz., in den voim van wasschin-gen of baden aan; de afstooting van het verstorven gedeelte bevordert men door bel beslrijken met terpentijnolie, geest van kamfer of houtazijn. liij groote dieren is bij versterf en bij de vorming van vele. holle listelgangen het geheel wegnemen van den uijer noodzakelijk.

Bij veretlering maakt men verzachtende omslagen . of men bestrijkt den uijer met vel; de abscessen opent men met groote insnijdingen , zuivert de holle dagelijks 1—2 maal met lauw water en wendt men er harsachtige tineturen en bij woekerende granu-latiën den helsteen op aan.

Hebben zieh knobbels in den uijer gevormd. dan tracht men die door veelvuldig bestrijken en drukken, door herbaalde inwrijving van zeep- ol kamfersmeersel te doen verdwijnen. Is er verharding teruggebleven . dan wrijft men in den aanvang kwik-zalf in, hetzij alleen of met althaeazalf vermengd, later de kamfer-zalf, of het kamfer bevattend vlugtig smeersel, de kwikzalf met

268

-ocr page 291-

Ontsteking van den aars. 269

liet vlugtig smeersel, of de terpentijnolie, zalven met potasch , de jodiumzalf enz. . of men geeft wasschingen van lauwwarm zeepwater. of van eene oplossing van potasch. Bij varkens en schapen is het gewoonlijk voldoende als men de harde plaatsen met wagenteer beslrijkt en daarop lijngesneden werk of wol doel kleven.

Vergroeijingen van het kanaal der tepels worden met een naald of sonde doorstoken . waarna men . om het op nieuw vcrgroeijen te voorkomen, een sterke, met loodzalf bestreken darmsnaar in het kanaal brengt en lot de genezing der gemaakte wond liggen laat. Bij geheele toegrocijing van hel kanaal is hel doorsteken met een lijne troikart. waarvan de buis of kamde gedurende verscheidene dagen in hel kanaal moet blijven liggen , noodzakelijk.

Tegen het openspringen en kloven aan de tepels wendt men zacht, niet rans vet aan . hel collodium, of zachte zalven ; bij diepere kloven wendt men de peruviaansehe balsem , de tinctuur van myrrhe enz. aan.

\'.KJ. N. Loodazijn \'J lood. !)86. N. Reuzel 3 lood.

Kamfer 31/, wigtje. Potasch 2 wigtjes.

Reuzel 12 lood. Maak er eene zalf van.

Meng hot nauwkeurig. Om bij honden ter grootte van

Om den uijer daarmede i maal eene noot op de verdikte plaatsen in daags in te wrijven. (Weinmann.) te wrijven.

!Ki. N. Reuzel 3 lood. 087. N. Potasch li/2 lood.

Kamfer 3l/j wigtje. Water 5 one.

Maak er een zalf van. Eene wassching voor den uijer.

Om den uijer mede in te wrijven. (Hertwig.)

1)85. N. Kamferolie !gt;88. N. Peruviaansehe balsem 3,;2

Geest van salammonlak van wigtje.

elk l1/., lood. Arabische gom ■\'!/,, lood.

Raapolie 41/2 lood. Gedestill. water 3 lood.

Maak er eene vloeibare zalf van. Maak er een smeersel van.

Om den uijer mede in te wrijven. Een tot 2 maal daags daarmede de

(Kamferhoudend vlugtig smeersel), kloven te bestrijken. (Haubner.)

15. Ontsteking vnu den aars en der aarszakken.

Van deze ziekten kan de laatste alleen bij honden voorkomen; de aars is dan meer of minder ontstoken en de mestontlasting pijnlijk; de aarszakken zijn uitgezet, vergroot en pijnlijk, zij kunnen duidelijk waargenomen worden. Hertwig raadt aan om de ontstoken deelen cenige malen daags dun met loodzalf te

-ocr page 292-

Ontsteking der pezen en peesseheeden.

bestrijken, den etterigen inhoud van de aarszakken herhaaldelijk uit te drukken, dagelijks 1—a slijraige klisteeren te zetten en de dieren dieet te doen houden.

16. Ontsteking der pezen en peesseheeden.

Veel wordt er meestal gesproken van peesontsteking, als vooral bij hel, paard voorkomende; iutussehen is deze ziekte zeer zeldzaam. Hetgeen men ten onregte zoo noemt is gewoonlijk eene ontsteking en de gevolgen daarvan van de peesseheeden. Deze komt veel bij het paard voor, en wordt dan meestal door uitwendig geweld, door te sterke krachtinspanning, door trekken aan het been, bijvoorbeeld in den noodstal. door het inzuigen van den hooi\' in den grond. geweldige sprongen enz. veroorzaakt. — Zij komen het meest voor aan de buigpezen der beenen. bepaaldelijk achter de pijpen . aan den hiel en zijn naarmate van den aard van het gebrek onder verschillende namen bekend. Wegens de belangrijke kreupelheid, die zij teweeg brengen, het langzame beloop en de nablijvende verdikking en lidleekeneu zijn het, ook omdat zij dikwijls terugkeeren, zeer gewigtigegebreken.

Pees knoop, pees klap. is eene ziekte a.\'c bestaat in eene verseheuring van de peesseheede op de plaats w aar deze zich op de pees omslaat, veroorzaakt door eene te sterke krachtinspanning der spieren. Zij kan, omdat er aan de pezen achter de pijp, twee, eene bovenste en eene onderste peesseheede bestaat, alzoo op 4 plaatsen aldaar voorkomen, maar het meeste ontstaat zij aan hel boveneinde der bovenste peesseheede, alzoo nabij de voorknie of handwortel, liet paard wordt, meestal plotseling, zeer kreupel en op de genoemde plaats ontstaat meestal eene kleine, zachte zwelling rondom de pees, die hoogst pijnlijk is; het paard is zeer kreupel, kan het been niet doorbuigen en rust op stal meestal slechts met de loon van den hoef op den grond. Zet de ontsteking der peesseheede zich voort ook over bet overige gedeelte derzelve, ol\' is door andere oorzaken de geheele peesseheede ontstoken , dan is de zwelling en pijnlijkheid over de geheele peesseheede verspreid en de kreupelheid nog grooter. Heeft er tengevolge der ontsteking eene aanmerkelijke uitstorting van vocht

-ocr page 293-

Ontsteking der pezen en peesseheeden.

in de peesseheede plaats, dan zet die zieli rneer oC minder uit, de pees is dan door een in den aanvang fluctueerend gezwel omgeven en men noemt het gebrek dan pees gallen of p e e s-s e h e e d e g a 11 e n. De uitgestorte vloeistof wordt meer en racer opgenomen, de vaste stoffen (vezelstof) er van daarentegen blijven en veroorzaken eene zamengroeijing van de pees met de pees-scheede, waardoor bet verseliuiven del\' pees bij de beweging onmogelijk wordt en meer of mindere zwelling, die nu bard, soms knobbelig is. aanwezig blijft. Men noemt dezen toestand ook wei. boewei ten onregte , v e r k o r t i n g (eontractuur) d e r p e z e n, en met opzigt tot de gebrekkige stelling van de koot ook wel p e e s s t e 11 v o e t. Deze laatste ziekte ontstaat ook wel door inwendige oorzaken, en bepaaldelijk bij de influenza, en dan gewoonlijk als de ziekte in bet laatste tijdperk is, of het dier er bijna geheel van genezen is, wanneer zij gewoonlijk geheel onverwachts , zonder dat bet dier van stal is geweest, aan een of meer, soms aan al de ledematen ontstaat. - Behalve deze pees-gallen heeft men ook nog zoodanige op de voorvlakte van den bandwortel of voorknie aan de, pees van den strekker des pijp-beens), de knievallen, van den strekkei\' van bet kool-, kroon- en boefbeen. aan de pees van Acbilles, en aan den bui-ger van het kroonbeen aan de plaats waar deze aan de punt van het bielbeen is bevestigd, waar die een eigen soort van kakhiel daarstelt.

Zooals gezegd is, zijn al deze ziekten zeer gewigtig en langdurig van beloop. Zelden gaat deze ontsteking in verettering over.

Is de ontsteking door eene verwonding veroorzaakt, dan ge-gebruikt men zoolang koude omslagen, totdat de pijn en de warmte bijna geheel verdwenen zijn, waarna men vochtige, warme omslagen met eene oplossing van salammoniak . tot wrijvingen niet zachte warme stroowissehen, nog later lot inwrijvingen met kwik-zalf alleen of met jodium, geest, van salammoniak. terpentijnolie enz. overgaat. Het ijzer moet van het lijdende been worden afgenomen, om het paard, als de pijn grootendeels verdwenen is, in de gelegenheid te stellen van met het been te kunnen doorlreden. Moet het dier, voor dat nog de ontsteking geheel is opgeheven, gebruikt worden , dan maakt, men de kalkoenen van bel ijzer iets hooger.

271

-ocr page 294-

Ontsteking der pezen en peessclieeden.

Is de peesontsteking uit inwendige oorzaken ontstaan, dan is koude schadelijk en moet men dan dadelijk gebruik maken van omslagen van oplossingen van salammoniak , het omwikkelen met wollen lappen, inwrijvingen van verdeelende zalven (9(,)0. 991), of lauwwarme baden en wasschingen.

Bestaat er reeds «ene grootere of kleinere verdikking van de wanden der peesseheede of zamengroeijing met de pees, dus eene meer verouderde peesknoop . peesgal of kakhiel van deze soort, dan wendt men prikkelende of verdeelende middelen, zelfs scherpe zalven, als de spaanschevliegzalf, spaanschevliegsmeersel (993), de Engelsche roode zalf. de kwik-jodidzalf, de scherpe pleister, zelfs het gloeijend ijzer en de peessnede aan.

Ontstekingen van de peessclieeden vorderen ia het begin steeds rust en de aanwending van koude , later inwrijvingen van spaan-schc vliegen- of scherpe pleisters, zooals bijv. de scherpe engelsche pleister, of het gloeijend ijzer. — Bij verzwering ontlast men de vloeistof door het mes en wendt daarna lauwe baden en inspuitin-

272

989. N. Kwikzalf 3 lood.

Jodltalium \'2 wigtjes.

Maak er eene zalf van.

Dagelijks eenmaal langs do pees in te wrijven.

990. N. Kwikzalf 3 lood.

Zuivere potasch s/j lood. Lijnolie 3 lood.

Goed te vermengen.

Gebruik als het vorige.

991. N. Potasch 31/2 wigtjes.

Gewone zeep 3 lood. Terpentijnolie 21/, lood. Gebruik als het vorige. (Weiss.)

992. N. Kampher l\'/2 lood.

Gewone zeep 6 lood.

Lost dit op in:

Wijngeest 18 lood.

Voeg er bij:

Geest van salammoniak 3lood. \'s Morgens en \'s avonds het gezwel daarmede in te wrijven. (Hertwig.)

993. N. Laurierolie

Terpentijnolie van elk 3 lood. Poed. v. spaans, vliegen 3li ld.

Maak er een smeersel van. Met tusschen tijden van eenige dagen in te wrijven. (Spaanschevliegsmeersel.)

99t. N. Bijtende sublimaat 7 korrels. Jodium 1 wigtje.

Pieusel % lood.

Meng dit nauwkeurig.

Langs de pees in te wrijven. (De engelsche roode zalf.)

995. N. Kwik-jodid 31/2 wigtjes.

Reusel 3 lood.

Maak er eene zalf van.

Dagelijks eens, maar in het geheel slechts 2—3 maal, langs de pees in te wrijven. (Hertwig.)

996. N. Poed. v. spaansche vlieg. 6 ld.

» » euphorbium 3/,, lood. Colophonium 12 lood. Gewone terpentijn 3 lood. Reusel li/2 lood.

Maak er een pleister van. (De scherpe pleister.)

997. N. Mastik

Gewone terpentijn v. elk 9 ld.


-ocr page 295-

Beenvlies- en beenontsteking. 27:J

Poett. v. spaans, vliegen 41/2 ld. Armenische bolus v. elk 18 ld.

» » ouphorbiumli/, lood. Maak er een pleister van.

Maak er een pleister van. quot; (De scherpe engelsche pleister.)

Het l/3 gedeelte zacht verwarmd

zijnde op de zwelling te sirijken en N- Poeder van euphorbium gom

dit na U dagen te herhalen.\' » » spaansche vliegen

(Een scherpe pleister.) (Hertwie.) van e\'^ 3 lood.

Bourgondische pek

908. N. Poeder van spaansche vliegen Masük

I1/ one Colophomum

» euphorbium 24 ld. Saffraanpleister (Empl. oxi-

Bourgondische pek 33 tood. Venetiaansche terpentfjnvan

Gewone terpentijn ,. , ,, , e\'\'1 \'\'/s \'oof\'-

Colophonium ,r . Zwarte pek 9 lood.

SafTraanpleister (Empl. o.vi- Maak er een pleister van.

Vrfu pn engetsche scherpe pleister.

Zwarte pek ^ (Hering.)

17. Ontsteking van het beenvlies en der beenderen.

Do eerstgenoemde ziekte komt hij liet paard, vooral aan de ledematen, zeer dikwijls voor. ten gevolge van kneuzingen, verwondingen en van rheumatische invloeden , ook tengevolge van ontsteking, verzwering en versterf der\'beenderen; ook ontsteking-van nabij gelegen deelen kan er aanleiding toe geven. De plaats van het lidmaat, waar de ontsteking gezeteld is, is pijnlijk, warm. meer ol minder gezwollen, want zoowel bij een langzaam als bij een snel beloop der ziekte nemen de omringende deelen deel aan de ontsteking. De ziekte eindigt in: genezing, verdikking van bel beenvlies, waardoor bel veel meer of minder gezwollen blijft, vergrooting van liet heen , beenuitstorting en verettering.

Beenontsteking konil hij de huisdieren zelden voor. Dikwijls gaat die in beenverzwering (caries) over, of die ontstaat door beenvliesontsteking; kneuzing, bijv. door den zadel op de schoft, slaan der paarden onderling en uitwendig geweld zijn do meest algemeene oorzaken. Door dezelfde oorzaken ontstaat ook wel versterf van het boon, waarbij dan grootcre of kleinere gedeelten van bet been afsterven en algestooten worden.

Ook hij deze ontstekingen is in het begin de aanwending van koude aangewezen; later zijn inwrijvingen van kwikzalf (2— maal daags), van jodium- of jodkaliumzalf, zelfs van scherpe zalven en pleisters doelmatig. Bij een chronisch beloop moeten seherpe inwrijvingen, vooral do spaansclievliegzalf en het glocijend Ijzer

IS

-ocr page 296-

Beennieuwvormingen.

beproefd worden. Bij kleine huisdieren kan men plaatselijke bloed-oiUlaslingen door bloedzuigers doen. De onder het beenvlies verzamelde etter moet door eene insnede ontlast worden.

Rij beenverzwering (caries) heelt men door het ruim en doelmatig gebruik van het mes. ol , als dit niet doenlijk is, door het zetten van een dragt, voor een goeden ai\'vloed van den etter zorg te dragen en door het inleggen van wieken de aanraking der zachte deden tegen elkander en met de zwerende vlakte te voorkomen ; geheel of gedeeltelijk los geworden beenstukken moeten verwijderd worden. De verzwering wordt geheel bedekt met door boomolie doortrokken wieken of wordt met terpentijn bestreken, en dit wordt door eeu verband of door kleefpleisters op de plaats gehouden. Vet bevattende digestiefzalven moeten over bel geheel vermeden worden. en de ook van vele zijden aanbevolen harsachtige tincturen, de afkooksels van zamentrekkende planten-stoffen , het phagadenische water, de aetherische oliën enz., zijn gewoonlijk geheel ontbeerlijk.

Bij beenversterf (necrosis) moet evenzoo vooral gelet worden op een vrijen afvloed van den etter en op dc verwijdering van hel afgestorven, en reeds bewegelijke gedeelte der beenderen, waarvan de afslooting door vochtige, warme omslagen, lauwe baden bevorderd kan worden. De aanwending van bijtmiddelen of van het glocijend ijzer , alsmede lici beproeven om het nog vrij vast. zittend afgestorven beenstuk met geweld te verwijderen , moeten als nndeelig bcseliouwd worden.

18. 1) eenu ieu w vormin gen.

Nieuwvormingen van beenweefsel komen bij het, paard niet zelden voor, vooral aan de ledematen, en zij hebben over het geheel eene groote beteekenis, omdat zij door het belemmeren van de beweging de waarde van het dier aanzienlijk verminderen. Zij komen in hel algemeen in 2 vormen of soorten voor: 1. Beenuitstorting (exoslose) is een scherp omsehrevene, aan de oppervlakte gladde, aan de basis onmiddellijk en zonder scherpen grens in het gezonde been overgaand gezwel, dat in bouw met hel been . waarvan bel uilgaal, overeeiikoinl. Igt; ( e n g e z w e 11 e n

-ocr page 297-

Overbeencn.

(osleophylcn), waaronder men uitgebreide aan de oppervlakte verschillend van gedaante zijnde, als ruwe, bladerige of splilterige, aan de oppervlakte van liet been als aangeplakt zittende beengezwellen verstaat, die in bouw met het been waarop zij zitten verschillen.

Tot deze 2 vormen hetiooren: de overbeencn, de overhoef, de spat, dc hazenspat.

1. O v e r 1) e e n e n.

Onder dezen naam verstaat men in bet algemeen cene been-uitstorting aan een been. dat met bet beenvlies bedekt is. Zij komen aan alle beenderen voor en zijn, naarmate van de plaats waar zij voorkomen , meer ol\' minder belangrijk. Aan den achterrand lier achterkaak voorkomende, zooals bij vele oude paarden bet geval is. doen zij weinig nadeel; alleen als zij zeergrootzijn. of sterk uitsteken, tracbl men ze te verwijderen. Van meer be-teekenis zijn de overbeencn aan de ledematen, vooral bij het paard. Het meest komen zij voor aan de griffelbeenderen, zelden aan de benedenste helft er van, aan deze beenderen en het pijpbeen en dan noemt men ze scbuivel- of scbievel bcenen, (i e U 1 o s. De gedaante en grootte verschilt. Bij het eerste ontstaan, vooral bij jonge paarden, gaan de dieren er kreupel aan, welke kreupelheid en pijn bij drukking later meestal verdwijnt. Bij de meeste oude paarden. \\ ooral dc zoodanige, die veel gearbeid hebben, worden zij aangetroffen, liet is geenzints zeldzaam, dat zij van zelf verdwijnen, om later op dezelfde oi op cene andere plaats weder Ie voorschijn te komen.

2. Over hoeve n.

Onder den naam van overhoef verstaat men een beenuitwas aan het kroonbeen en ook wel aan het kootbeen (kool-overboef), vooral aan het ondereinde van het eerste. Loopt de beennitstorting geheel rondom het kroonbeen, dan heet de overhoef r i n g b e e n. Dit gebrek komt veel voor bij paarden, waarvan de beide ouders zeer veel in ras en vorm verschillen en het eigenaardige daarbij is, dat het gebrek zich zelden voor den IVo—2 jarigen leeftijd openbaart. Het is overigens een zelden geneesbaar gebrek, waardoor de waarde van het dier grootendeels verloren gaat.

18\'

275

-ocr page 298-

Spat.

amp; Spa t.

Van nog meer gewigt is ilc spat, ook de w a r e spat, ook wel k o e s p a t, d r o o g e s p a t of I) e e n s p a t gchceten . zijnde eene beenuitslorting aan de binnenzijde van het sprong, gewriclil , dat meestal begint aan het pyramidaie beentje, maar zieh ook wel uitstrekt over het groote en kleine schuitvormige beentje en zelfs tot hel boveneinde van het pijpbeen en hel hoofdje van het binnen griiïclbeen. Is de spat nog in het begin, bestaat de ziekte nóg slechts in eene ontsteking (meestal chronische) van de daargelegen deelen, dan kan aan de plaats nog •••eene verhevenheid worden waargenomen, en dan noemt mende ziekte onzigtbare spat. Eene beenuitstorting aan het boveneinde van het binnen griiïclbeen, waarin echter de gewriehts-n lakte van het hoofdje van het been geen deel neemt, noemt men beneden- of onderspat en moet alzoo als een overheen beschouwd worden, terwijl men onder den naam van b o v e nsp a t verstaat eene uitzetting van den binnen enkel of binnenknobbel van het groote sehenkelbeen, een gebrek dat zelden voorkomt en meest door mechanische oorzaken , (slaan der paarden onderling) ontstaat.

De paarden loopen aan de spat zeer kreupel, maar het eigenaardige er van is, dat zij in stap gebragt eerst «eer kreupelen, maar dat dit langzamerhand ophoudt\', zoodat men ten slotte niet de minste- kreupelheid meer aan het dier bespeurt. Zoodra men het paard echter eenige oogenblikken laat stil slaan , dan kreupelt het op nieuw sterk, om weder op dezelfde wijze langzamerhand rad te worden. Vooral ook als men het paard op stal eenigzints verzet, is het zeer kreupel en zet het de toon van den hoef het eerst en het sterkst op den grond. Is er een onzigtbare spat aanwezig of de been-uilstorting nog zeer gering en de kreupelheid weinig, dan is de onderkenning moeijelijker, maar kan, zooals Herlwig ons geleerd heeft, toch zeer goed erkend worden door de volgende eenvoudige bewerking: Men laat het, been (of het een na het andere) evenals bij het beslaan, opnemen en 2—minuten zoo houden, of men buigt het been in het spronggevvricht zoo sterk snogelijk naar omhoog, en dan laat men het paard dadelijk wegdraven, hierbij gaat hel op de beschreven wijze kreupel; kan soms met hel zieke been bijna den grond niet bereiken, springt eenige schreden op 3 beenen enz

27«

-ocr page 299-

Hazenspat.

4. Ilazenspal.

II a zensp a (, ook wel r ecbcc n, heel de bcenuitslorüiii!; als die aan de uitwendige vlakte van het spronggewi\'ieht en de ziekte vooral aan liet dobbelsteenvonnige been, aan bel hool\'dje van het uitwendige grilïelbeen, het pijpbeen en ook wel aan de beide sebuitvormige beenderen is gelegen. Aan de zwelling en pijn bij drukking en de kreupelheid is hel gebrek gemakkelijk kenbaar. Het reebeen koml zelden voor en bel gebruik van het dier wordt er niet zooveel door belet dan door de spat.

Zoo lang er bij al deze gebreken nog kenmerken van ontsteking bestaan, moeten er ontstekingwerende of afleidende middelen worden aangewend. Is de ontsteking verdwenen. dan beproeft men door de aanwending van kwikzalf met of zonder jodium, jodkalium. potaseb, door scherpe zalven en pleisters, door het gloeijend ijzer, dal misschien nog bet beste is, maar evenmin als de scherpe middelen te vroeg mag worden aangewend. of men tracht door mechamseb werkende middelen, bijv. door slobkousen, of een verband met daarin geplaatste looden plaat of houleti spalken of platen . door het dagelijks wrijven van het gezwel met een hard. glad voorwerp enz. eene verkleining er van te verkrijgen. De laatste handelwijze koml vooral bijdeover-beenen in aanmerking.

Onder tie scherpe zalven en pleisters komen vooral in aanmerking, de braakwijnsteenzalf of de zalf van Authenrietb 2\')7 , de kwik-, jodium- en kwik-jodidzalf IHKI-. de spaansehevliegzalf, de roode engelscbe zalf WH . de spaanschevlieg- en de scherpe engelsche pleister OOS . IHMI . ofschoon door eenige veeartsen ook hel rattenkrnid . de subiimaal en de dubhelcbroomzure kali ge-roeind worden . welke laatste middelen . vooral in de nabijheid van gewrichten en pezen, sleehls met groote voorzigtigheid mogen worden aangewend ; de geconcentreerde minerale zuren , alsmede de spiesglansboter, moeten bij becnuitstortingen niet worden aangewend . daar zij zeer leelijke lidteekenen nalaten.

De inwrijving van de zalf van Authenrietb moet, als de ontsteking van de huid begonnen is te verminderen . herhaald worden , en is met tussehen tijden van 4—3 dagen te herbalen, zoo dikwijls tot de huid met korsten bedekt en pijnlijk is. Ook de

277

-ocr page 300-

Ilazenspat.

spaanschcvliegzalf moet. meermalen worden aangewend. Uc spaanschevliegpleister vernieuwl men na (i—8 dagen. De scherpe engelsche pleister brengt men ler dikte van een mesrug op hel gezwel, bedekt die met kort gesneden werk en Iaat die zoo lang liggen lot, die van zelf afvalt.

Wat de operatien betreft, die bij deze beenziekten te pas komen, het zijn: de verwijdering derzelve door de zaag of den beitel, dal bij die welke aan de overbeenen en aan de acblerkaak bij bet paard voorkomen , nog het beste verrigt kan worden; bet doorsnijden van het beenvlies, het werkzaamste bij overbeenen, vruchteloos bij overhoeven , ringbeenen cn de spat; verder de cvenzoo niet veel uitzigt op een blijvend goed gevolg gevende zenuw doorsnijding cn het trekken van een dragtover de spat, en ook de zenuwdoorsnijding bij de spat, bij welke, zoo die eenmaal goed gevormd is, geene geneeswijze veel heil aanbrengt. Bij jonge paarden, waar de spat nog niet lang bestaan heelt. hebben wij meermalen zeer gunstige werking van een dragt over de spat getrokken gezien.

278

•lOÜÜ. N. Kwikzatf 3 lood.

Jodium 3i/2 wigtjes. Jod-kalium 1 lood.

Alaak er eone zalf van. Ora daarmede dagelijks 2 maal hel gezwel in te wrijven. (Seer.)

1001. N. Geel jod-kwik 13 korr.—3\'/2

wigtje.

Reuzel 3 lood.

Maak er eene zalf van.

Hot gezwel daarmede dagelijks eenmaal in te wrijven.

1002. N. Geele was 12 lood.

Boomolie

Gewone terpentijn van elk 3 lood.

Poeder v. spaansche vliegen !l lood.

Alaak er een pleister van. (Spaanschevliegpleister.)

1003. N. Wit rattenkruid 13 korrels.

Reuzel l\'/j lood.

Maak er eene zalf van.

Het gezwel daarmede in te wrijven en dit op den 2den, hoogsten 3den

\'(Hertwig.)

dag te herhalen.

1004. N. Geelzwavel arsenik 3i/2wigtj.

Reuzel li/^ lood.

Maak er eene zalf van.

Gebruik als het vorige.

1005. N. Bijtende sublimaat 3/4 lood.

Wijngeest 3 lood.

Om het gezwel eenmaal doormiddel van een in het vocht gedompelde kurk mede in te wrijven. (Hertwig.)

1000. N. Dubbel chroomzure kali3|/!,

wigtje.

Reuzel 3 lood.

Maak er eene zalf van.

Om het gezwel zeer dun mede te bestrijken en danlangi:aam in te wrijven.

(Deze inwrijving moet ingeval van eene onvoldoende uitwerking eerst na eenige dagen herhaald worden.)

(Schmid.)

1007. N. Dubbel chroomzure kali

Jod-kalium van elk 2 wigtjes. Kwikzalf 3 lood.

Maak er eone zalf van.

Om het gezwel, mot tusschentijden van eenige dagen, herhaaldelijk in te wrijven. (Schmid.)


-ocr page 301-

279

19. Gewrichtsontsteking.

I )c gcwriclUsontstekingeu zijn zeer gewigtige ziekten, wegens de kreupelheid, die zij veroorzaken, zijn soms met koorts tengevolge der hevige pijn vergezeld, en de gevolgen die zij soms nalaten. Zij ontstaan door verwondingen v.n een gewrielil, door verstuikingen , door plotselinge verkoeling , soms ook door inwendige oorzaken. De uitgangen der ziekte zijn: volledige genezing, de vorming van gewrichtsgallcn, verettering van het gewricht, doorboring van den heursband, stijfheid in liet gewricht, ziekten van het gewrichtskraakbeen, beenettering of gewriclitsverstijving.

Een belangrijke vorm van deze ziekte bij onze versehillende huisdieren, is de bij zuigende en jonge dieren voorkomende veu-len-, kal vei-, lammer- en v a r k e n s - g e w r i e h t s-ziekte, ook wel v e u 1 e n-. kal v e r-, 1 a m in e r- en v a r-kensziekte genoemd. Ofschoon Roloif in den laatsten tijd lieelt aangetoond, dat de ziekte van jichtigen (arthritischen) aard is, en dat de gewrichtsontstekingen, die zich in het beloop der ziekte daarbij voordoen, een gevolg zijn van de uitrekkingen, welke ontstaan bij de bewegingen van de zachte en ongelijk vaste beenderen, van bet beenvlies, de gewrichtsbanden en het bijliggend bindweefsel, beschrijven wij echter de ziekte op deze plaats.

De ziekte is aangeboren of zij komt kort na de geboorte te voorschijn; als aangeboren komt zij veel bij veulens en lammeren voor , minder veel bij kalveren en varkens, bij welke zij ook meer plaatselijk aan de gewrichlen der ledematen voorkomt. — De oorzaak der ziekte is een onvoldoende toevoer van kalkzouten in de voedsels, vooral tijdens tic zwangerheid. Ook gedurende het zuigen komt het bijvoedsel dat de lammeren krijgen , evenals vooral na het speenen en vooral het kalkgehalte van het drinkwater , in aanmerking. Het is bewezen, dat de ziekte bij schapen door de invoering der zomerlammering kan voorkomen worden.

De aangeboren ziekte komt vooral bij lammeren en veulens voor; de ziekte verloopt dan meestal zeer ongunstig. Er komen geene gewrichtszwellingen voor, de bewegingen veroorzaken echter hevige pijnen. — Ontwikkelt zich de ziekte na de geboorte, dan zetten de gewrichtsemden der beenderen zich uit, en ten

-ocr page 302-

Gewncbtsziekle der jonge dieren.

gevolge van de uitrekkingen en verscheuringen \\an he( beenvlies en der gewrichtsbanden ontstaan ontstekingen en misvormde gewrichten. Bij de beweging hebben de diereu veel pijn en houden bet gebeele ligchaam stijf en gespannen cu schijnen /.ij spoedig als geheel verlamd. Gewoonlijk komt daarbij Loorts en storing der spijsvertering. Volgt in ligtere gevallen genezing, dan blijven er loeii meestal onregelmatigheden aan de gov. richten terug. ■

De \\ oorbehoeding bestaat in het wegnemen der oorzaken. Vooral iu den laatsten \'tijd der zwangerheid moet uien zorgen, dat de inoederdieren een aan kalk rijk voedsel ontvangen; ook op het kalkgchalte van bet drinkwater moet men letten. In streken waar de ziekte steeds aanwezig is raadl Rolofl\' aan om geprepareerd beenderenmeel bij bei voedsel der inoederdieren zoowel als der jongen te voegen . en bij rekent voor veulens en kalveren SVo—7 wigtjes, voor lammeren iets minder, dagelijks voldoende.

Bij de gewrichtsonlsleking, door verwonding ontstaan, moet hel dier volstrekte rust gegeven worden en steeds koude omslagen en ook inwrijvingen van spaanscbevlicg-bereidingen gedaan worden. Van de eerste maakt men aan alle oppervlakkig gelegen gewrichten en wel zoolang gebruik, lol de pijn en de warmte verdwenen zijn. De scherpe inwrijvingen, vooral die met spaanschevliegzalf, wendt men bij gewrichten aan met een dikke laag spieren. w aardoor de koude niet kan dringen.

Bij de hoefsgcAvrichtsontsteking, die in een ovcrhoel\' overgaat, beproel\'t men verdeelendc ol\' scherpe zalven en pleisters, of het glocijend ijzer. Zijn er abseessen ontstaan, dan mogen deze slechts met de meeste voorzigtigheid geopend worden . om verwonding-van bet gewricht en de gevolgen daarvan le voorkomen.

Bij de behandeling van dc gewrichtsziekte der zuigelingen moet zoowel algemeen als plaatselijk gehandeld worden. In het laatste opzigl maakt men van opwekkende en verdeelendc zalven, als van het kamfersmcersel, de jodiumzalf gebruik, Neeml de zwelling iu omvang loc, dan moeten scherpe zalven, bij zeer hevige pijn warme omslagen van ioodwater of van pijnstillende middelen, iu-wrijvingeu van bilzenkruidolic of met belladonna-extract vermengde kwikzalf worden aangewend. Over bet nut van koude omslagen zijn de gevoelens verdeeld. Abseessen moeten spoedig geopend

280

-ocr page 303-

Kneuzingen.

worden om etterverzakkingen voor le komen. — Bij het alge-jnccne lijden moei vooral gehandeld worden tegen de vooral op den voorgrond tredende verschijnselen, bijv. den doorloop, de verstopping enz.

Bij onpijniijke heen uitzettingen aan de gewriehten der veulens zou volgens Low ak de Jodium-tinetuur, zoowel inwendig (van b—10 droppels dagelijks eenmaal gegeven). alsook uitwendig als inwrijving aangewend, gedurende eenige weken achter elkander voortgezet , zeer goede uitkomsten geven.

Krekeier laat bij veulens de gezwollen gewrichten dagelijks 2 maal met grauwe kwikzall\' inwrijven, en geeft inwendig jod-kalium met levertraan.

\'1008. N. Jod-kalium % lood.

Levertraan 5 one.

Aan het veulen dagelijks 3—4 eetlepels vol in kamillenthec in te geven. (Krekeier.)

20. Hoef ontsteking.

: Zie Hoel\'ziekten).

SCHEUHIVGEN YAM «EX ZAMEMIAXf;.

I. KNEÜZINGEIN.

Onder kneuzing verstaat men eene mechanische heleediging, welke door een stomp voorwerp met meer of minder kracht aan het ligchaam ontstaat. Naarmate van het geweld der inwerkende oorzaak en den graad van den wederstand, welken het deel biedt, is die zeer verschillend: i. Bij een geringen graad der inwerkende kracht en van den wederstand van het deel, worden de deelen slechts oppervlakkig gedrukt, de huid enz. slechts weinig uitgerekt en de bloedvaten slechts in hun zamenhang iels verzwakt. Tengevolge daarvan onl-staat er ontsteking, die, afhangende van verschillende omstandigheden, meer of minder hevig is. 2. Bij een sterker geweld of bij sterken tegenstand van het ligchaam, worden de deelen zeer sterk uitgerekt en daardoor verzwakt, de zamenhang wordt gedeeltelijk opgeheven en ten gevolge daarvan sijpelt door tie vaatwanden

281

-ocr page 304-

Kneuzingen.

bloed of bloedwei, en uit de lymphevaten lymphe in de omgevende deelen. Daardoor onlstaan in het bindweefsel onder de huid cn in de laatste kleine uitstortingen van bloed, serum enz. ook in de tussehenruimten der weefseldeelen. Deze bloeduitstortingen geven zich uitwendig door roode of blauwachtige vlekken te kennen en men noemt ze eeeliymosen of s ugilliTlies. 3. liij een nog heviger graad van hel geweld , worden de deelen werkelijk verbrijzeld en verscheurd, ten gevolge waarvan zij geheel of gedeeltelijk verlamd schijnen, en heeft er uit de mede aangedane bloedvaten eene grootere bloeduitstorting plaats. Zulke groolere bloeduitstortingen heeten extravasaten.

Zijn de oorzaken weggenomen, dan tracht men bij pas onl-siane kneuzingen door de aanwending van ontstekingwerende middelen, of door de hierbij \\iiii ouds beroemde arnika-tinc-tuur, hel intreden van eene te hevige ontsteking zooveel mogelijk voor te komen . en men wendt die middelen — die soms alleen voldoende zijn —, zoolang aan, als er nog pijn en warmte aanwezig zijn. Is de zwelling van den beginne al aan niet zeer pijnlijk cn warm , is die deegachtig op hel aanvoelen en is die slechls in de huid en het bindweefsel aanwezig, dan doel eene gelijkmatige drukking zeer goede diensten; aan den rug bijv. kan dat goed gesehieden door een breeden buiksingel, waaronder men linnen kompressen enz. enz. kan plaatsen. Is de warmte cn de pijn verdwenen, dan zijn, om de opneming Ie bevorderen . prikkelend verdeelende middelen , bijv. aromatische aftreksels enz. aangewezen. Heeft zich een bloedblaar of bloedgezwel gevormd, dan wrijft men naar omstandigheden of kamfer- of vluglig smeersel of scherpe zalven, vooral de spaanschevlieg zalf in , ol men ontlast bet bloed, waarvan de opneming of opzuiging niet waarschijnlijk is, door insteken of insnijden. Is er een brandkorst aanwezig, dan bestrijkt men die met \\et of olie; neemt die met het mes weg, als die zich begint los te laten, en wendt daarna op-droogendc middelen aan ; bij dieper ingaand versterf handelt men als vroeger is opgegeven. Gaat de kneuzing in vercttcring over, dan bevordert men die dooi\' de bekende middelen . opent bet gevormde absces niet te laat, om verzakking van den inhoud voor te komen; of men trekt, als een volledig openen niet mogelijk is,

282

-ocr page 305-

Bloedöor. 283

er ecu ( Iragt door. ol\' men niaaki. Icgenopcningen. Dilzelfde doel men als er pijpzweren \\\'u listels aanwezig zijn, ofschoon bij «leze ook in eenige gevallen inspuitingen van oplossingen van kopervitriool , sublimaat, helsteen en vooral van het vocht van Villate (911, 1010) kan worden gebruik gemaakt. Zijn hierbij, hetgeen niet zeldzaam is, afgestorven weefseldeelen aanwezig, dan moeten die verwijderd worden. Is er een zoogenaamde zwam gevormd, dan kan men wel scherpe zalven cn pleisters beproeven , maar is het doelmatiger om die met liet mes weg te nemen , daar men daardoor spoediger cn zekerder het beoogde doel bereikt. Tegen terug gebleven verdikkingen der deelen wendt men verdeclende middelen aan.

V

1009. N._ Tinctuur van arnika 3 lootl. Bijtende sublimaat Si/jWigtj. Met ti—24 deelen water verdund \' of

als omslag eu wasscliing aan te Helsteen 31/, wigtje.

wenden. Gedestill. wiitei- \'18 lood.

ku/i at I/ • i inspuiting te gebruiken.

1010. N. iiopervitriool l\'/j lood. (Hertwig.)

of 0

1. Bloedoor, oorbloedgezwel.

Dit gebrek komt alleen bij den hond voor en wordt steeds door uitwendig geweld veroorzaakt. Het is een grooter of kleiner gezwel , meest aan de binnenzijde, zelden aan tic buitenzijde van tic oorschelp, dat veroorzaakt uordl door eene uitstorting van bloed tussehen het oorkraakbeen en het vlies (kraakbecnvlies) waarmede het bekleed is, zoodal dit er van is afgescheiden; gewoonlijk is het niet zeer pijnlijk en houden de dieren het hoofd meestal scheef naar dc zijde van het gezwel. In tic meeste gevallen laat het eenige wanstaltigheid van dc oorschelp. die insehroinpelt, achter.

Aan de laagste plaats van het gezwel wordt het met een lancet geopend en het meer ol\' minder gestolde bloed ontlast; volgens Hertwig moet men daarna de huid bestrijken met, tinctuur van spaanschcvliegen, waarna een verband wordt aangelegd, waardoor de huid van het oor matig vast tegen het. kraakbeen wordt aangedrukt, en het oor tevens tegen het hoofd wordt vastgelegd, zoodat het dier het oor niet kan schudden; dit verband laat men \'10—30 uren liggen. Wordt op deze wijze geene zamengroeijing

-ocr page 306-

Nekbuil.

van dc huid mei het kraakbeen verkregen, hetgeen in de meeste gevallen plaats heeft; vormt zich het gezwel op nieuw, dan moet het op nieuw geopend worden, of wel men trekt er 3—\'i zijden draden door, die men 10—14 dagen laat liggen. — Bij de afzondering van eene dunne. vuile stof of etter moet men , na vooraf dc holte goed gereinigd te hebben , die met een penseel met eene oplossing van helsteen, met spaansehe vliegen-tiuctuur of met jodium-tinctuur bevochtigen , waarna men het bovenvermelde verband wederom aanlegt, waarvan men ook bij goedaar-digc ettering gebruik maakl.

1011. N. Salpeterzuur zilver 7 \'korr.

Gedestill. water 3i/2 wigtjes.

Om met een penseel de wond te bevochtigen. (Hertwig.)

2. Do nekbuil, Je varent, het molgezwel.

Onder dezen naam verstaat men een gezwel, lat meestal in verzwering overgaat en geplaatst is op den nek van het paard. Zelden komt het bij het rund voor. Men onderscheidt er 2 soorten van; de 1. is een eenvoudig absces onder de huid op den nek, dat op de gewone wijze behandeld gemakkelijk geneest; de 2. is de eigentlijke nekbuil. dat eene ontsteking, meestal in verzwering overgaande is van de slijmbuis, die op de bovenvlakte van het hoofdgewricht onder de koorden van den nekband is gelegen, zooals (gt;a Berre Blaine het eerst heeft aangetoond; wij spreken alleen over de laatste.

De zwelling ontstaat meest,al door uitwendig geweld. ofschoon, zooals Blaine en Prinz hebben aangetoond, de eigen houw van den nek bij sommige paarden een bijzonderen aanleg voor dit gebrek aantoont.

De nekbuil. is steeds een belangrijk gebrek. dewijl het steeds langdurig is, vooral als het reeds eenige dagen beeft geduurd; omdat er bij verettering, behalve vele fistelgangen, zelfs gevaar voor het leven ontstaat, wanneer de etter in het ruggemergs-kanaal wordt uitgestort, of de ontsteking zich aan de ruggemergs-vliezcn voortzet.

Bij pas ontstane, pijnlijke nekbuilen moeten verkoelende en

284

-ocr page 307-

■Zadéldrukkingcn.

verdeelende middelen . bijv. het koudwater, loodwater. oxycraat, eene oplossing van potasch ot\' salaminoniak worden aangewend, tot de ontstekingsvcrschijnselcn en de zwelling verdwenen zijn. Gelukt dit in de eerste acht dagen niet, dan tracht men door het inwrijven van spaanschcviiegzaH\' o(\' eene verdeelende zalf eUo riug te verkrijgen.

Van deze, naar omstandigheden binnen 2—(i dagen te herhalen inwrijvingen, maakt ineti ook gebruik als de plotselings ontstane zwelling een rond verheven , duidelijk lluctucrend, slechts matig pijnlijk en warm gezwel daarstclt. Zijn deze middelen niet voldoende , dan moeten diepe insnijdingen in het gezwel gemaakt worden. Zal er vercttering intreden, dan moet die door ver-weekende omslagen en zalven worden bevorderd en do etter daarna, om verzakking van den etter te voorkomen., zoo spoedig mogelijk ontlast worden.

Aanwezige listelgangen moeten worden opengelegd, algestorven gedeelten van den nekband ol\' der wervels moeten worden weggenomen en de zwerende oppervlakten met eene oplossing van helsteen (7 korrels helsteen op (! lood water) , met chloorkalk (l\'/o lood chloorkalk op 18 lood water), met tinctuur van aloë enz., worden hestreken . en moeten er wieken opgelegd worden.

In cenige gevallen is liet noodzakelijk om den nekband door (e snijden.

3. Zadel- en andere dnikkingen van liet tuig op de schoft on den mg.

Deze gebreken kunnen in zeer onderscheiden graad aanwezig zijn. Zij bestaan . in kneuzingen , meer of minder aanmerkelijk , en ontsteking der aangedane doelen, of 2. er is vochtig of droog versterf aanwezig, ol\' wel •!. er heb! en zich absccsscn, of 4. listels gevormd, of ook kan er 8. beenbederf (carics) aanwezig zijn.

Zoolang er versehijnselen van ontsteking aanwezig zijn, wendt men verkoelende middelen aan , die in de ligtere gevallen dikwijls voldoende zijn. Vermindert na eene gedurbnde 48 uren voortgezette aanwending dezer middelen de ziekte niet, dan moeten volgens Ilertwig cenige insnijdingen in de Imid tot aan de opper-

285

-ocr page 308-

Borstgezwel.

vlakkig gelegen spieren gemaakt worden. en wel op de meest gezwollen plaatsen, waarna dezelfde middelen op nieuw moeten worden aangewend.

Komt er geene verdeeling, dan moet men verettering zien te verkrij gen , en daarna den etter een vrijen uit-of afvloed bezorgen ; daartoe moet men hel gebruik van het mes niet te lang uitstellen.

(iaat de drukking niet in verdeeling of verettering over, dan wendt men de spaanschevlieg- of eene andere scherpe zalf aan , waarvan de aanwending , des noods, moet herhaald worden.

Rij versterl\' gaat men op de vroeger opgegeven wijze le werk.

Hebben er zieh (istelgangen gevormd, dan moeten die worden opengelegd en de aanwezige, afgestorven deelen worden verwijderd. Kan dat splijten \\aii den fistel, wegens zijn groote lengte, niet plaats hebben, dan beproeft men door liet doortrekken van een dragt, door het maken van tegenopeningen, door herhaalde inspuiting van bijtende zelfstandigheden (911, 1010 . of door liet aanleggen van bougies genezing le verkrijgen.

Bij de in genezing verkeerende drukkingen wordt het gebruik van de Lund\'sehe (1012) of een andere sterk klevende pleister aangeraden. Men bedekt hierbij de etterende vlakte met werk lol aan den huidrand, legt de op zacht leder (dat grooter dan de wond moet zijn) uitgestreken pleister er over heen en laat die zoolang liggen, tot die van zelf afvalt. Deze wijze van handelen heeft het voordeel, dat de dieren nog voor de geheele lidteekenvorming gebruikt kunnen worden.

101\'2. N. Zwarte pek

Gewone terpentijn van elk 18 lood.

Maak er een pleister van.

(Do pleister van S.und.)

4. Het horstgezwel.

Men onderscheidt gewoonlijk daarvan 2 soorten — beiden wel te onderscheiden van bet eigenlijke voorborstgezwel ; 1. een gezwel, dat meer oppervlakkig aan de voorhorst, groo-lendeels in de huid. in liet bindweefsei er onder gelegen is

28(1

-ocr page 309-

Borstgezwel.

cn zich soms tusschcn de voorbeencn lot onder den Ituik uil-strekt; 2. een gezwel , dat in en onder de arm-werveltepel-spicr, naast het boeggewriehl, gezeteld is; dit laatste ontwikkelt zich gewoonlijk veel langzamer dan het eerste; cn •\'!. heursgc-zwellen , die zich aan de punl van het borstbeen vormen (hei koude borstgezwel). De oorzaken zijn gewoonlijk drukkingen van het tuig; daarom ontstaan zij het meest bij paarden die een kippen- of haviksborsl hebben. — Ook aan den schouder en bepaaldelijk aan den zoogenaamden trekring het meest uitstekende gedeelte van den kam des schouderblads), ontslaan, door dezelfde oorzaken. ontstekings- en bcursgezwellen.

De door drukkingen van het tuig veroorzaakte kneuzingen, moeten , zooals hiervoor is opgegeven , behandeld worden; nadat onmiddellijk na het ontstaan, gedurende 2—I! dagen, verkoelende middelen zijn aangewend. gaat men tot baden en was-schingen met aromatische aftreksels over, of men bevordert, naar omstandigheden, de ottering, door het aanwenden van verzachtende middelen . zachte vetten en oliën.

Aan den schouder vastzittende harde en vaste gezwellen, worden in. het begin met oplossingen van keukenzout. salammoniak of potasch gebaad, met kwikzalf, of als die vruchteloos is, met spaansehevliegzalf, met tusschentijden van .:gt;—ü dagen 2—3 maal herhaald, ingewreven, of wel sublimaat in pleistervorm (1013). Het door Waldinger aangegeven middel (1014), dat na wegneming der haren met een spatel tot de dikte van een stroo-halm op het gezwel gesmeerd wordt, cn des noodig na ongeveer 3 weken op nieuw wordt aangewend, moet volgens Haubner en Hcrtwig zeer goede diensten doen . en ook daarom nuttig zijn . dewijl de dieren gedurende de behandeling kunnen arbeiden. Heeft zich ecu absces gevormd , dan moet dit vroeg genoeg j,-1. opend worden. Bij het koude borstgezv, 1 is het uitpeilen noodzake.ijl-

287

Poect. v. euphorbium hars v. e. 3/,, ld. Geconcentreerd Salpeter-zuur

\'1 lood.

zwavelzuur

2—ii\'/o lood.

Om op liet gezwel to strijken.

(Waldinger.)

»

-ocr page 310-

Legger.

5. De legger of ligger, kreupeltas, zwam of stolzwam.

Onder dezen nnam verstaat men een gezwel, dat aan de punt van den elleboog aanwezig is en meestal door drukking van den kalkoen van liet ijzer ontstaat. De grootte er van verscliill zeer. Soms schijnen zij door inwendige oorzaken Ie ontstaan. en dan zijn zij soms zoo grool ais oen kinderhoofd.

Ontstaan zij door drukking op de kalkoen. ol doordien de paarden als de koeijen gaan liggen, dan moet men de kalkoen wegnemen en dien iak van het ijzer inkorten en afstompen en al of niet een kollier van houten kogels om de koot leggen.

Bij pas ontstane nog in ontsteking verkeerende leggers moeten verkoelende middelen worden aangewend ; in het verdere beloop kan men lauw-warme baden met aromatische aftreksels. waarbij uien salammoniak. potaseh enz., voegt, aanwenden. Bevat hel gezwel eene groote hoeveelheid voclil , dan moet dit door eene insnijding ontlast worden. !gt;ij koude , sponsachtige leggers worden verdeelende inwrijvingen aangeraden. Bij zeer oude leggers kan men de spaanschevliegzalf. of hel zwavel- of salpeterzuur, dal men in streepen op hel gezwel brengt, of het middel van Wal-dinger (1014) beproeven. Zijn de leggers oud en zeer zwammig. dan moeten die met het mes verwijderd worden door ze uit Ie pellen; ook bet afbinden kan aangewezen zijn. Men kan het gezwel , na eene vooraf daarin gemaakte insijding met het gloeijend ijzer, of door bet inbrengen van een stukje sublimaat enz. tol afsterven brengen. Blijft een slappe, door de uitgezette huid gevormde zak terug, dan moeten zamentrekkende wassehingen worden aangewend.

288

lOlö. N. Groene zeep 12 lood.

Salammoniak 3 lood. Steenolie

Tinctuur van spaansche vliegen van elk ■l1/.—\'2i/2 lood. Maak er een smeersel van. Om in te wrijven. (llertwig.)

1016. N. Potasch 6 lood.

Terpentijnolie 1\'2 lood.

Geest v. salammoniak 9lood. Brandewijn 18 lood.

Twee tot drie dagen na elkander

het gezwel mede in te wrijven, don 3. of i. dag niet, maar daarna te lier-halen. (Hertwig.)

1017. N. Groene zeep

Kwikzalf van elk 3 lood. Vlugtig smeersel \'i—5i/.J ld. \'sMorgens, \'s middags en \'s avonds het gezwel mede in te wrijven.

(Hertwig.)

1018. N. Potascli U lood.

Terpentijnolie 12 lood.


-ocr page 311-

Kniezwam. Kakhiel.

Geest v. salammoniak 9 lood.

Wijngeest 5 one.

Tinctuur van spaansche vliegen G lood.

De versterkte zalf van Binz.

Gebruik als N. 1016.

0. Kniezwam of luip, dikke voorknie.

Kcnc zwelling aan de voon lakle van den handwortel, veel met liet vorige gebrek overeenkomende. De zwelling is gelegen onder de huid, dieper in de peessciieeden, ol tusselien deze of\'ook wel lussehen de bandon en hangl dan met deze deelen, zelfs met de beenderen van het gewricht Ie zamen. Zij ontslaat vooral door kneuzingen, vallen op de knieën, als de kocijen gaan liggen enz.

Bij paarden behandelt men bet gebrek als de leggers. Bij die van het rund raadt Ilaubner, als zij nog pas ontstaan zijn, dunne wanden hebben en niet te groot zijn. de opening aan, (e verrig-ten geheel van [onderen aan de zwelling , en bet daarna dadelijk aanleggen van een verband. Zijn zij zeer groot en verouderd, dan opent men die aan bet ondereinde. door een 2—-\'3 duim lange insnijding en de daaropvolgende aanwending van middelen, die de ettering bevorderen. Is de zwelling van zwainmigen aard, dan moet hel openen, het aanwenden van scherpe zalven of van het brandijzer, als nadeelig zijnde . verworpen werden.

7. Kakhiel, schijthak, krap, dikke ol\' gezwollen hak.

Bestaat in eene meer of minder groote zwelling aan de punt van den bak of biel voorkomende, die meestal door uitwendig geweld ontstaat, en hel dier slechts zelden, en dan nog alleen in het begin van het ontstaan , kreupel doen gaan.

In bet begin wendt men bierbij verkoelende middelen aan. later de kwik- of eene jodium-zalf, zelfs scherpe zalven en pleisters. De ontlasting van de in bel gezwel aanwezige vloeistof door insteken of door een kleine dragt is niet aan te raden. Herlwig legt er eerst een scherpe pleister op , maakt na hel afvallen er van dagelijks 2 maal en wel gedurende Vo uur baden van heete (40° R.) potaschoplossing en wrijft. na bel opdroogen , een zalf van kwik-jodid in; na bel aanwenden gedurende •gt; dagen dei\' beide

19

289

-ocr page 312-

Strijken.

laatstgenoemde middelen laat hij elke behandeling gedurende 3—4 dagen na en begint dan weder op dezelfde wijze.

101\'J. N. Grauwe kwikzalf 3 lood.

Kwik-jodid o1/,, wigtje.

Maak er eene zalf van.

Om in te wrijven. (Hertwig.)

8. Kneuzingen, ontstaan door het over den halsterketting geraken, door strijken, enz.

Het eerste komt veel bij het paard voor en kan , behalve dal aan de achtervlakte van de koot vooral der aehterbeenen belangrijke verwondingen, zelfs doorschaven der pezen aldaar kunnen ontstaan, ook nog andere nadeelen, door vallen van het dier, zelfs ontwrichting der halswervelen worden voortgebragt. Het strijken heeft meer aan de achter- dan voorbeenen plaats. Er ontstaat aan de binnenzijde van het kogelgewricht eene grootere of geringere zwelling, verwonding, bloeduitstorting, ontsteking van het beenvlies en der banden ; de pijnlijkheid is dan groot. zoo zelfs, dat er soms koorts door ontstaat. Bekend is het, dat paarden die vermoeid zijn zich veel strijken.

In het begin moeten v erkoelende middelen en rust worden aangewend; bij langeren duur baden van aromatische altreksels, ol, als de pijnlijkheid groot is, met afkooksel van narcotische stoffen. Ts de huid beleedigd, dan moeten zacht opdroogende middelen, in vloeibaren of poedervorm, bij teruggebleven verdikkingen ol zwelling de vroeger opgegeven geneesmiddelen w orden aangewend.

9. Kneuzingen van den hoef.

(Zie hoefziekten.)

II. WONDEN.

Wonden zijn scheidingen van den zamenhang der zachte of harde dcclen, door mechanische oorzaken , verbonden met scheiding van de huid ol der slijmvliezen.

Dat de wonden aanmerkelijk, ook wat de gevolgen betreft, van elkander verschillen. weet een ieder. Een lt;;n ander kunnen

290

-ocr page 313-

Wonden.

wij wegens beperkte ruimte hier niet bespreken; alleen het volgende doelen wij , vooral met hel oog op do genezing derzelve, mede.

Bij do behandeling der wondon moet men vooral op de volgende omstandigheden letten , en wol op :

A. de stilling der bloeding, ais dit noodig is;

B. het verwijderen van vreemde ligehaiuen en het zuiveren der wonden;

C. het verkrijgen van oene spoedige vereeniging oi\' ottering;

1). het verwijderen van bijkomende toevallen.

а. De bloeding houdt van zeil\' op, of daartoe moeten kunst-middelen in aanwending worden gebragt. Be laatste middelen zijn:

1. De aanwending van zamentrekkendo stollen als: koud water, azijn, brandewijn, zuur wondwater (1020), zure elixer van Ilaller of het Babelsehe water, verdund zwavelzuur, kreosoot, tannine, vitriool, ijzorcblorid (1:4) enz., alsmede van poeders, die op mechanische wijze werken, bijv. gom, meel, zetmeel, kool, colo-phonium. Ook mengsels van deze stollen met zamentrekkendo middelen worden daartoe gebruikt; alle hebben echter het nadeel, dat zij de wond verontreinigen en prikkelen en bij hevige bloedingen niet voldoende zijn.

2. Drukking (compressie) met de vinger, door drukverbanden of bloedvatdrukkers (tourniquets).

3. Do opvulling of tainponatie.

i. De onderbinding; het beste middel bij bloedingen uit groote vaten.

li. Hol gloeijend ijzer.

б. Het omdraaijen of torseeren der slagaderen.

u. Is hot bloed gestild , dan moeten de soms nog aanwezige vreemde ligchamen door het begieten of bevochtigen der wond met water, molk, slijmige vochten, of met don vinger, de koorn-tang, het pincet enz. , soms na voorafgaande bloedige verwijding-der wond, verwijderd worden.

c. Bij vorsehe, zuivere wonden, waarbij de wondranden goed togen elkander passen, Iraoht men door de aanwending van collodium, voreenigonde verbanden, kloefpleisters of door hel aanleggen van naden. eono spoedige vereeniging te verkrijgen,

19*

29i

-ocr page 314-

Wonden.

ofschoon de herstelling der wonden langs dezen weg bij de huisdieren slechts zelden gelukt. Het dadelijk sluiten der wond door een der opgegeven middelen is noodzakelijk bij gewrichts-wonden. bij doordringende borstwonden, en zulks om hel indringen der lucht in de geopende holten en de nadeelige gevolgen daarvan te voorkomen. Is de wond echter niet meer versch. meer of minder gekneusd. heeft er een belangrijk substantie-verlies plaats gehad, dan wordt die. na reiniging, met droog, of wat vooral bij pijnlijke wonden noodzakelijk is. met eene zachle olie , met loodwitzalf enz. bestreken werk of met wieken verbonden.

Heeft er eene sterke et tering plaats, dan is meestal het eenvoudig bedekken der wond met werk voldoende. Is de wond daarentegen bleek, zijn de randen slap. bloedt de wond ligt, dan moeten digestief-zalven worden aangewend. — Sterk woekerende granulatiën bestrijkt men met helsteen, en legt men, als dit mogelijk is, een wat vaster verband aan. Schijnt bel substantie-verlies door vlecschheuveltjes bijna geheel vervangen , dan is elke verdere bijzondere behandeling overbodig; slechts in enkele gevallen zal men om dezen tijd middelen moeten aanwenden ter beveiliging der wondranden. Hij belangrijke verwondingen bevochtigt men de zieke plaats en de omgeving er van, gedurende 36—48 uren, met koud water, om eene te hevige ontsteking voor te komen.

i). Stelt zieb ten gevolge der verwonding eene hevige wondkoorts in, dan moet die algemeen ontstekingwerend worden behandeld. Doet zich soms de regtstijvigheid voor, dan is meestal elke behandeling vruchteloos.

1020. N. Wijnazijn !gt; lood. Geconcentr. zwavelzuur 1—

Gerectificeerde wijngeest \' 2 lood.

4i/2 lood. Gebruik als het vorige.

Verdund zwavelzuur -ïi/2 ld.

Gewone stroop of honig 8 ld, 1023. N. Colophonium 6 food.

Zuur- of Theden\'s wondwater. Arab, gom 3 lood.

Houtskool IJ/j lood.

1021. N. Hoogst gerectif. alkohol Maak er een poeder van.

Geconcentr. zwavelzuur van Een strooipoeder.

elk 3 lood.

Ter bevochtiging. I\'i2i. N. Aluin

Arabische gom

1022. N. Gerectillc. wijngeest 4l/j ld. Colophonium van elk!quot;/, ld.

292

-ocr page 315-

Wonden.

Maak er een zeer fijn poeder van. \'1026. N. Kopervitriool B\'/j wigtjes.

Gebruik als het vorige. Plantaardige kool

Colophonium

1025. Arab, gom Arabische gom van elk\'/j ld.

Aluin Maak er een poeder van.

Ijzervitriool van elk l\'/j ld. Uebruik als No. lOJS. (Weiss.)

Maak er een poeder van.

Gebruik als No. 1023.

»•

Ecne eenigzins gewijzigde behandeling vorderen \\ ergiftigde w o n d c n , veroorzaakt door den steek of de beel van vergiftige of woedende dieren. Bij deze wonden die, op zich zelf genomen, meestal onbeduidend zi jn, moet liet hoofddoel der behandeling zijn ; het opnemen en verder verbreiden van de vergiftige slof te beletten , die op meehanisehe wijze te verwijderen , of die door chemische werkende middelen le verstoren, en het algemeen lijden, dat soms optreedt, te bestrijden. Het opnemen van het gif in het bloed, tracht men bij zeer versche wonden door zorgvuldig uitwasschen met azijn, zoutwater, zeepwater, loog, chloor water, chloorkalkoplossing. pis enz., door branden met bijtende kali, matig verdunde zuren , geest van salannnoniak, door uitbranden met het gloeijend ijzer, of daarop gestrooid en daarna aangestoken kruid, door het onderhouden der bloeding, desnoodig na scarilicering der wond . zelfs door het uitsnijden van het belee-digde deel, bij verwonding der ledematen door het strak aanleggen van een ligatuur boven dc verwonding te voorkomen. Ofschoon men ook wel, bij nog niet meer versche wonden, bijtmiddelen, vooral dc bijtende kali. de gcconcentrcerde minerale zuren, chloor-antimo-nium of chloorzink. evenals het gloeijend ijzer, maar dan sterker, dieperindringend aanwendt, zoodat de weekc deelen der wond lot op eenige strcepen diep verstoord worden, beproeven kan, is deze handelwijze niet zoo zeker1 dan bij geheel versche wonden. Dc op de eene of andere wijze voortgebragte korst moet spoedig worden weggenomen en daarna de wond vlakte bestrooid worden met poeder van spaanschevliegen of wel verbonden met prikkelende zalven (scherpe zalven, spaanschevliegzalf, praecipitaat-zalf enz.), en door deze middelen onderhoudt men gedurende langeren tijd de ottering. De na hel bijten van slangen ontstane zwelling wordl met olie bestreken , bij grooten omvang derzelve wendt men verkoelende middelen aan, bij groote pijnlijkheid slijmige , lauwwarme baden.

293

-ocr page 316-

Wonden.

Tegen steken van i n s e cl e n doen wasschen mei azijn of loodwater. bevochtigingen niet verdunde geest van salannno-niak (1 : 5—8 declen water), oi\' met spiritus van kamfer, het opleggen van vochtige aarde goede diensten.

Wat de aanwending van inwendige middelen betreft, zoo worden bij beten van dolle dieren de spaanschcvliegen, belladonna , calomel, opium enz., echter zonder bijzondere uitwerking gegeven. Bij beien van slangen geeft men bra ikmiddelen, daarna chloorwater, chloorkalk, geest van salammoniak; zijn dc krachten zeer gedaald, dan geeft men opwekkende middelen, als kamfer, koflij enz.

Ten aanzien van de ligehaamsdeelen, die gewond zijn. moet met opzigt tot de behandeling vooral lid volgende worden opgemerkt.

Bij verwondingen van de ooi\'speekselklier en haar ont-lastbuis tracht men, na onderbinding van de buis, of na aanwending van het gloeijend ijzer, van bijtmiddelen, of na aanleg-ling eener naad, door het inwrijven van spaansche vliegen-, jod-kali- of andere prikkelende zalven , onwerkzaamheid van de klier te verkrijgen; die men ook door het, vooraf inspuiten van geest van salammoniak of jodiumtinctuur in de buis kan verkrijgen. Dezelfde handelwijze kan ook bij speeksel listels worden aangewend.

1027. N. Jodkalium U\'/j wigtje.

Koolzure magnesia 5 korrels.

Los die in de noodige hoeveellieid water op.

Voeg er bij:

Reuzel 3 lood.

Maak er cene zall\' van.

Om op de oorspeekselklier in te wrijven.

Bij versche verwondingen van het t a n d v 1 e c s c h en de lagen moei. men , bij een zorgvuldig zuiver houden van den mond, azijn en water of het eenvoudige oxyeraat, bij reeds aanwezige ettering aloë- of myrrhe-tinetuur met honig aanwenden. Is er een tandflstel aanwezig, dan moet de fistelgang uitgebrand, en daarna met terpentijnolie, tinctuur van myrrhe enz. uitgespoten worden; meestal moet echter de tand worden weggenomen.

29/i

-ocr page 317-

Wonden.

1(1-28. N. Tinct. van myniie 3/i looil.

Honig tl/2 lood.

Om de wond 2—;i maal daacs mede te bestrijken. (Hertwig.)

Uok bij wonden van de tong moet men den mond zuiver houden en de in de wond aanwezige declen van voedsel verwijderen. Daarbij kan liet met een penseel bevochtigen der wond met een mengsel van kalkwaler en honig, of van tinctuur van myrrhe en honig aanwending vinden.

\'1029. N. Kalkwater -1080. N. ïinct. van myrrhe ■illï wigtj.

Honig van elk M/; lood. Honig li/2 lood.

De wond daarmede dagelijks meer- Gebruik als het voorgaande.

malen te bevochtigen. (Haubner.)

Wonden van den nijer cn der tepels trachl men steeds door den omwonden- ol\' knopnaad le liechlen , waarna men er collodium opstrijkt. Bij aanwezig substan tie-verlies moet de wond, om hel uitvloeijen der melk le \\ doi\'komen, met collodium ol\' eiwit, ol\' met een smeersel, bestaande uit gelijke declen eiwit en aluin worden bestreken, en dit bestrijken na het afvallen van de vroeger opgebragtc laag zoo lang herhaald worden , tot er ctte-ring intreedt. Ook het bevochtigen mei een penseel van kreosoot, of het branden niet een gloeijend ijzer kan beproefd worden. Komt er granulatie, dan worden harzige tincturen, bij woekerende granulatiën de helsteen aangewend.

Bij verwondingen der pezen en pecsschceden moet in het begin de plaatselijke onlslekingwerende geneeswijze worden aangewend. Later geeft men lauw-wannc aromatische baden , of men wendt digestieve middelen aan. Bij citering raadt Hertwig aan harzige tinei uren, terpentijnolie , geest van kamfer, hij slappe granulaties kalkwater , zink- of kopervitriool. sublimaat. helsteen enz. in verbinding met een drukverband. Om peesschcedelistels tc genezen wendt Rey kleine, 2—3 duim lange kegels aan. die, uit een mengsel van sublimaat (8 wigtjes) cn zetmeel (dS wigtjes), met de noodige hoeveelheid slijm van tragacanthgom, tol een vast deeg en kegels gemaakt in den (istclgang worden gebragl, en die men daarin gedurende twee dagen laai liggen.

295

-ocr page 318-

Beenbreuken.

296

Bij g c w r i c h t s w o n cl e n moei hel uilvloeijen van hel lid-vochl, het indringen van de luchl in het gew richt en hel optreden van eene heviger ontsteking voorkomen worden. Om hel eerste te bereiken, wendt men deels de naad, deels het gloeijend ijzer aan; ook wel middelen, die de stolling \\an hel lidvoehl bewerken, als de tannine, eikenbast, galnoten, aluin, ijzervitriool , ijzerchlorid , gips alleen ol met andere zelfstandigheden vermengd in poeder ol\' in vloeibaren vorm; verder kreosoot, eollodium, Theden\'s wondwater, de elixer van Halier, kamfer met wijngeest lot een brij gemaakt enz. Om de ontsteking le Voorkomen worden koude omslagen, leemomslagen of inwrijvingen van spaansehevliegzalf, of zelfs het puntvuur om de wond aangewend. Bij goede citering moet men. volgens Herlwig, gladde lampons van werk. bevochtigd met eene oplossing van zink- of kopervitriool , van helsteen. van kreosool, of met tinctuur van aloë of myrrhe opleggen. Komt hel lot eene ware gewrichts-verzwering, dan is elke geneeswijze vi uchleloos.

1031. N. Zuivere tannine wigtje. Wijngeest 11 /, Inod. De wond daarmede dagelijks 4—6 maal te bestrijken. (llertwig.)

1Ü32. N. Ijzervitriool

Aloö van elk % lood.

Maak er oen poeder van.

Om in de wond te strooijen.

1033. N. Gebrande aluin Ijzervitriool

Myrrhe van elk 3/4 lood. .Maak er een poader van.

Gebruik als het vorige. (Morton.)

1034. N. Kreosoot 3l/.2 wiglje. Wijngeest IJ/j lood.

Gebruik als No. 1031.

1lt;05. N. Kreosoot U/j—\'2 wigtjes. Brandewijn ll/j lood. Om het werk mede te bevochtigen.

(Hert wig.)


III. BEENBREUKEN.

Om de beenbreuken elk in bet bijzonder te behandelen kwam minder doelmatig voor; slechts een enkel woord over de behandeling in het algemeen.

Het doel van de behandeling der beenbreuken is ;

1. De inrichting der breuk, als de breukeinden verschoven zijn.

2. Hel behouden van de breukeinden in hunne normale ligging door een doelmatig verband.

■3. Het voorkomen of wegnemen van bijkomende toevallen.

-ocr page 319-

Zweren.

Ad I. De inbrenging der breuk, dal ecliter bij sonmuge been-brenkeu geheel onmogelijk is, wordl, door uit- en legcnrekking en op elkander plaatsing der breukeindcn volvoerd. De uil- en tegenrekking wordt door belpers verrigt. die bet lid onder en boven bet gewrieht van bet gebroken been omvatten en in tegenovergestelde rigting zoolang trekken tot de breukeinden iets van elkander verwijderd zijn . waarop de veearts die door drukking in de normale ligging brengt. Ingedrukte beenderen worden, zooals dit bijv. bij breuken van de beenderen des aangezigts soms noodig is, met de vinger ol\' met instrumenten opgeligt. Om de moeite welke de spierkracht bij de groote luiisdieren bij de extensie teweegbrengt weg te nemen , kan men tot het ebloro-ibrmiseeren zijn toevlucht nemen.

Ad 2. Het behouden der breukeinden in de normale ligging geschiedt door bet aanleggen van een verband . dat naarmate van bet gebroken been zeer verscbiit. In sommige gevallen is dit onnoodig of ook wel niei aan te leggen. — Bij breuken dei-ribben , der kaaktakken. vooral als daarbij geene verschuiving der breukeinden plaats heelt. bijv. is een klcefpleister voldoende, bij breuken der ledematen daarentegen wordt de behandeling meer gecompliceerd. vooral om verschuiving voor te komen. De hierbij gebruikelijke verbanden zijn : bet gewone pijpbeenverband, bet vaste ol\' onbewegelijke verband . waarvan meerdere soorten beslaan als: het slijlsclverband , hel harsverband , het gipsverband en hel gipsgielverband.

Ad 3. Toevallen. welke bij beenbreuken kunnen voorkomen en die bijzondere oplettendheid verdienen. zijn : ontsteking gt; etlering, versterf, wonden, kneuzingen, verscheuringen enz., die volgens de gewone regelen moeten behandeld worden.

1\\\'. ZWEREN.

Onder den naam van zweer verstaat incn elke minder goeden of zeer sleehlen etter afzonderende vlakte, waarin bet vegetatie proces zoo abnorm is, dat er voor korter of langer tijd geen neiging bestaat tol herstelling. Er bestaan een groot aantal verschillende soorten van zweren ; mei het oog op de behandeling, deelen wij

297

-ocr page 320-

Ontwrichtin^cn. Verstuikingen.

daaroiulrent slechts hel volgende mede: De behandeling der zweren in het algemeen bestaat in het verwijderen der oorzaken en in de verandering van de zweer in eene goedaardig etterende vlakte. Tegen zweren die ecu ealleusen, wrattigen rand hebben wendt men bijtmiddelen, vooral den helsteen aan; in enkele gevallen is het mes en het gloeijend ijzer hoogst nuttig. Bij zoogenaamde torpide zweren. waarbij noch pijn noch ontsteking aanwezig is en de grond der zweer er onzuiver uitziet, wendt men aromatische baden en omslagen, harzige tincturen, zalven met terpentijn . roode praecipitaat, kreosoot, ook wel zwakke oplossingen van sublimaat aan. Woekerende granulatiën worden, nadat de oorzaken ei\' van verwijderd zijn , deels met bijtmiddelen, zooals vroeger reeds is opgegeven . deels met hel mes ol\' het gloeijend ijzer verwijderd. Fistels worden opengelegd of, als dit niet kan, maakt men tegenopeningen ol\' men trekt er een dragt door. Van de geneesmiddelen komen prikkelende ol\' zelfs bijtende, meest in den vorm van inspuitingen aangewend , in aanmerking.

•lOciO. N. Bijtende kali S\'/j wigtje. \'1037. N. Uijteudo kali Bi/j wigtje.

Gedestill. water\' one. Gedestill. water 18 lood.

Tinctuur van aloë l\'/a looi:l- ,)m \'n te spuiten.

Om in te spuiten. (Éckol.)

PLAATSVERANDERIMiEIV

1. ONTWRICHTINGEN EN VERSTUIKINGEN.

Ontwrichting ontstaat als door cene holle verbinding of een gewricht met elkander verbondene beenderen uit hunne natuurlijke ligging zijn geraakt. Men onderscheidt volkomenc en onvolkomene ontwrichtingen. Volkomen is die, als de met elkander in aanraking komende gewrichtsvlakten geheel niet. meer met elkander in aanraking komen en de gewrichtseinden naast elkander zijn gelegen; onvolkomen als de gewrichtsvlakten nog gedeeltelijk, meer of minder, met elkander In aanraking komen; deze laatste is meer algemeen bekend onder den naam van verstuiking.

Volkomen ontwrichtingen komen bij onze huisdieren, vooral de grootere, gelukkig zelden voor, en vorderen dan, naar mate van het gewricht dat aangedaan is, bijzondere chirurgische hulp.

298

-ocr page 321-

Boeglamheid. Overkoting.

Van de verstuikingen — voorn i bij licl paard veel voorko-mende — zijn het. meest bekend die van liet schoudei\'gewiiehl gt; van bet kogelgewrieht, van liet heupgewricht, van de knic-sebijf enz.

1. Boeglam, boeglamheid, kreupel in de horst.

Men weet, dal de zoogenaamde boeglamheid door vele, zeer verschillende oorzaken ontstaat, ht de meeste gevallen zijn uitwendige oorzaken, vallen . uitglijden , te korte wendingen enz., oorzaken van dien vorm dezer ziekte. welke wij hier bedoelen. De dieren hebben bij drukking op en om de boeg pijn, dikwijls is die plaats ook warmer. Den opperarm liondl bet dier iets van de borst verwijderd, de boel\' wordt naar voren geplaatst, maar de toon iets naar builen. Vooral bij korte wendingen op het lijdende been zijn de dieren kreupel. Het paard buigt of strekt bet been in het schouder- en elleboogsgewrichl niet genoegzaam en heft bet been bij de beweging niet hoog genoeg op: daarom struikelt het gemakkelijk met dit been , en is het veel kreupeler bij het berg af- dan opwaarts gaan.

Bij deze kreupelheid moet men de bij kneuzingen aangegeven behandeling instellen , alzoo in de eerste dagen de verkoelende geneeswijze aanwenden; later wendt men vluglig-prikkelende middelen. die men bij verouderde gevallen dadelijk gebruikt, aan. Zijn deze middelen niet voldoende, dan moet men scherp-prikkelende smeersels, zalven en pleisters , dragten en zelfs het gloeijend ijzer aanwenden. Soms is hel brengen van een stukje sublimaat, kopervitriool of nieswortel in de dragl-wond aangewezen. Dat het dier gedurende den lijd van behandeling volstrekte rust moet hebben, spreekt van zelf.

Om de teruggebleven zwakheid of slapheid van het gewricht weg te nemen, worden aangewend : Vlugtig prikkelende, ook zamentrekkende middelen , als aluin , koper- en ijzervitriool, afkooksels van eiken- en wilgenbast, van galnoolen enz. als wasschingen.

2. Verstuiking van het kogelgewricht, de overkoting.

De oorzaak van dit gebrek is gewoonlijk een mistred, uit-

2!)!)

-ocr page 322-

Heuplaiuheid. Knielamheid.

glijden, aanstooten, in een gal treden enz. Hel paard wordl plot-seling kreupel, Ireeill in hel gewricht niet door, hel ondereinde der pijp sleekl naar voren, meer of minder, voor het gewricht uit. Gewoonlijk komt eerst na \'i\'v uren ontsteking te voorschijn, kenbaar aan hille, pijnlijkheid en zwelling van hel gewricht; de laatste slrekl zich soms hooger, tot nabij het knicgewricht uit. De behandeling koml met de vorige kreupelheid overeen, maar •hier moet vooral gezorgd worden, dat dc dragten van den hoef laag zijn, om het doorlrcden te bevorderen , waartoe men die wegneemt, het ijzer afneemt of de kalkoenen verwijdert.

Henplamlieid, kreupel iti de heup, verstuiking vau het Iienpgewricht.

Deze kreupelheid kmul veel bij hel paard vooi. Vallen . ui(-glijden . he\\ig aclilcruilslaan zijn de gewone oorzaken. De paarden treden meestal met de gehecle zoolvlakle van hel ijzer goed op den bodem .sommige evenwel zetten op slal sleehls de toon van den hoef op den grond . bij hel gaan houden de dieren als hel ware de dij vasi aan het bekken. Zij treden met hel been te kort vooruil en slepen de schenkel iels na; in draf neigt de lijdende zijde van hel bekken naar beneden , bel been wordt iels meer buitenwaarts bewogen. Ook hel ontbreken van eenige ongesteldheid aan de overige deelen van hel been, dient voor de onderkenning. Dc behandeling koml met de vorige kreupelheden overeen.

4. Verrekking van de knie- of smeersohijf.

Koml niet zelden, vooral bij jonge paarden, vooral die bij hel dresseeren ic steil worden aangepakt, voor, en dan vooral op stal bij hel opstaan of gaan liggen . bij uitglijden enz. Het incest blijft de kniesehijl dan boven den binnenkam van de katrol aan hel ondereinde van hel dijbeen vastgehaakt zitten. Flel paard kan dan plotseling het been voor- noch achterwaarts brengen of buigen ; laai men het op drie beenen voorwaarts bewegen, dan buigt de kool eo de hoef zich naar achterom en sleept de hoef

-ocr page 323-

Breuken.

met de loon over den grond. De spieren die naar de knieschijf gaan, zijn hard en gespannen, evenzoo de regie banden der kniesehijf.

liet gebeurt niet zelden , dal het gebrek even spoedig hersteld is als het ontstaat; als men namelijk dc vastzittende knieschijf losmaakt, loopt het paard meestal dadelijk weg zonder iels kreupel te zijn. Dil gelukl niet zelden door hel dier, bijv. door een onverwachten slag met dc karwarls, lot vooruitgaan te bewegen : ook door het been (des noodig met een touw om de koot) veel naar voren te brengen , dc knieschijf met de band naar buiten le trekken en nu bet paard een pas voorwaarts te bewegen; of wel door het been zoo boog mogelijk legen den buik te. brengen en het dier nu , op drie bccncn , achteruit tc doen gaan. — De verdere behandeling komt niet dc vorige kreupelheden overeen.

ü. BREUKEN.

Een breuk beslaat daarin, dal cenig ingewand uit zijne bolle, door cenc opening in den wand der holle waarin bet gelegen is, naar builen treedt, doch zóó , dat dit nog met dc huid omgeven is. Dc opening waardoor het ingewand is getreden heel breuk-ring, dc bolle waarin het ligl de breukholle en de omkleeding breukzak. Men heeft navel-, lies-, dij-, llanken- en buikbreuken . en naar de deelen die door den breukring zijn getreden ; darm-, net-, darmnet-, maag-, lever- en blaasbreuken, terwijl naar den tijd van ontstaan de breuken verdeeld worden in : aangeboren , verkregen , versebe en verouderde. Paarden . ezels, muildieren. runderen, bonden, kallen en varkens lijden in het algemeen vrij dikwijls aan breuken, schapen en geiten daarentegen hoogstzelden.

De navelbreuk komt bij alle jonge dieren voor, vooral eehler bij hel paard, bet rund. den hond en de kal, bij andere dieren zelden. Lies- en balzaksbrcuken komen bij paarden niet zelden voor, zeldzamer bij varkens en honden en nog minder bij de andere dieren. Dijbreuken beeft men bij paarden , ezels, reuën, maar bijna niet bij andere dieren waargenomen. Netbreuken komen bij het paard zeldzamer dan darmbreuken voor. Zooals bekend is kunnen breuken beklemd ingeklcnul. ineareeratio worden, over

301

-ocr page 324-

Breuken.

802

hel geheel een gevaarlijken toestand, welke echter veel afhangt van de deden die beklemd zijn. Wij spreken slechts over deze gebreken in het algemeen en vermelden omtrent de behandeling hel volgende : De behandeling der ingewandsbreuken bestaal ol\' in de terugbrenging van hel ingewand en in hel voortdurend terughouden er van door volledige sluiting van den breukring, (de radicale kuur), of in hel voorkomen van hel vergroolcn van de breuk en de tengevolge daarvan optredende verschijnselen (de palliatief kuur), of wel in hel wegnemen van cene aanwezige beklemming. Ue middelen ter verkrijging van de genoemde doeleinden bestaan meestal in operatieve handelwijzen, als: de buik- of breuksnede bij beklemming, hel afbinden, afnaaijen, afklemmen van den breukzak bij buik-en navelbreuken , bij welke laatste inliisschen ook chemisch werkende middelen, vooral bijlmiddelen, aanwending vinden. Bij pas onl-slane buik- en llankenbreuken wendt men koudwaler, loodwater, aluin-oplossing of andere-zjrmenlrekkende middelen in verbinding met een buikcingel aan. Kleine navelbreuken kunnen door de aanwending van verdund zwavelzuur of de zure elixer van Halier, waarmede hel gezwel gedurende ■»—(i dagen, dagelijks 2 maal bevochtigd, lol de huid dik en geplooid geworden is, tol genezing gebragl worden; bij deze breuken. als die een grooten omvang hebben , wendl men geconcentreerd zwavel- of salpeterzuur aan, waarmede de breuk, nadat de omgeving er van door vet behoorlijk beschul is, of bevochtigd of in den vorm vau ongeveer 2 duimen van elkander verwijderde streejien bestreken wordt. Gebruikt men zwavelzuur. dan bestrijkt men daarmede in de beide eerste dagen , \'s morgens en quot;s avonds , op den 3—3 dag echter dagelijks slechts eenmaal. Bedient men zich daarentegen van salpeterzuur, dan is hel eenmaal daags bestrijken voldoende. Gij kleine, weekelijke dieren en bij een fijne huid herhaalt men hel bestrijken, naïir omstandigheden, zelfs eerst na ij—(i dagen. Na hel afvallen van de ontstane korst worden opdroogende poeders, vooral de lannine, opgestrooid. —Ook van de spaansche-vliegzalf, die in een dikke laag op het gezwel wordt aangebragt, bedient men zich in verbinding met een gedurende 2—3 weken blijven liggend verband; niet minder gunstig werkt soms het punt- en streekvuur.

-ocr page 325-

Uitzakkingen en omstulpingen. 30:j

fli. UITZAKKINGEN RN 0MSÏULP1NGEN.

Uitzakking bestaat, als een werktuig ol\' deel, dat in eene holte ligt, er uit te voorschijn treedt, zoo , dat het vrij ligt en niet de lucht in aanraking komt. Die werktuigen die hol zijn kunnen in eenschuiven of wel omstulpen, zoodat dan de binnen- met een slijmvlies bekleede vlakte de buitenste wordt. Er bestaan uitzakkingen van de kristallens , van den oogbol, der tong, den endeldarm , de scheede, der blaas en van de baarmoeder; zij treden daarbij meer ol\' minder uit hunne ligplaats en daarnaar noemt men ze volkomen ol\' onvolkomen.

De erkenning van deze gebreken is over bet algemeen zeer gemakkelijk. Men ziet aan de plaats waar de opening van eene bolle bestaat, hel een ol\' ander werktuig naar buiten gekomen , soms op deze of gene wijze ziekelijk veranderd, bijv. door de lucht uitgedroogd, te zamen geschrompeld, donkerrood, ontstoken, heet of koud , minder gevoelig, soms beleedigd enz. Dat de belangrijkheid van deze gebreken afhangt van bet deel dat uitgezakt of omgestulpt is en van vele andere omstandigheden kan men gemakkelijk begrijpen.

Even als bij de vorige gebreken komt de behandeling aan : op de repositie van hel uitgezakte of omgestulpte werktuig cn op liet voorkomen van het andermaal uitzakken of omstulpen. Terwijl in enkele gevallen de repositie bijna zonder eenige moeite volgt, is die in andere hoogst moeijelijk en soms zells niet uitvoerbaar : in sommige gevallen zal men zelfs \' .t bet wegnemen van bet deel moeten overgaan. Niet zelden maken sommige toevallen en gevolgen, als ontsteking, versterf, wonden enz. eene eigene behandeling noodzakelijk, liet voorkomen van bet op nieuw uitzakken of omstulpen vordert niet zelden liet aanleggen van meer of minder zamengesteldc \\ erbanden.

Bij de bij bonden voorkomende uitzakking van den oogbol, wendt men volgens Ucrtw ig, zoowel voor als na het soms noodig insnijden van den rand van een ooglid, en na gelukte repositie, koud water, later zacht aromatische en zamen trekkende middelen aan. De retensie wordt of door drukking met de vlakke band, óf met een spons, door een doelmatig verband . of als dii noodzake-

-ocr page 326-

Uitzakkingen cn omstulpingen.

lijk is, zelfs door de knoopnaad aan de oogleden bevestigd. Is de repositie niet uitvoerbaar, dan moei de oogbol geëxtirpeerd worden.

Bij een onvolkomene uitzakking van den endeldarm is meestal voldoende bel meermalen daags bestrijken van bel uitgezakte gedeelte met olie. verseb vet ol slijm. Is bel slijmvlies gezwollen (geïnliltreerdl. dan maakt men daarin insnijdingen alsmede in bet bindweefsel er onder . bet deel wordt met lauwwarm kamillen-aftreksel enz. gebaad en dan de repositie gedaan. Ook bij de volkom ene uitzakking zijn soortgelijke insnijdingen . zelfs bet wegnemen van liet geinültreerde gedeelte van bet slijmvlies, soms noodig, om bet deel weder op zijn plaats te kunnen brengen. Om bet deel in zijn ligging (e bebouden , plaatst men bel dier met bet acblerslel honger, leg( men een verband of een naad aan, of neemt men de sbjimliesplooijen weg. De dieren moeten daarbij weinig voedsel bebben. men zet berbaaldelijk klis-teeren, baalt de mest uil den darm enz. iNiel terug te brengen uitzakkingen worden langs operatieven weg bersteld.

Onvolkomene uitzakkingen van de sebeede vorderen ter herstelling, behalve booge plaatsing met het aehlerstel en van tijd tol lijd bestrijken met olie van hel uitgezakte deel, geene bijzondere behandeling, lüj volkomene uilzakkingen Iraebt men na de repositie de retensie, door de behandeling ook bij baarmoederuitzakkingen gebruikelijk te verkrijgen. bijv. door bet aanleggen van den draagzakdwinger van Lund en strikken, door het loenaaijen der sebeede. Zamen trekkend e middelen, in den vorm van inspuitingen in de sebeede aangewend . geven volgens Haubner weinig.

Om de uitgerekte en omgestulpte h a a r m o e d e r terug te kunnen brengen, wendt men bij belangrijke zwelling derzehe koude wassehingen, zelfs ijs of sneeuw, inwendig bij sterk persen krampstillende middelen , vooral opium aan , en bij dreigende ontsteking doet men aderlatingen.

Om bet persen voor te komen raadt men hij grootere buisdie-ren aan, bel brengen van stukken ijs in de baarmoeder, bet ingieten van koud water of van slijmige vloeistoffen enz. Ook komen, om hel weder uitzakken Ie voorkomen. de hij de scheede-uitzak-

304

-ocr page 327-

Gallen.

king aangegeven mechanische middelen worden aangewend. Als laatste middel bij niet in te brengen baarmoeder-uitzakkingen is de amputatie van den draagzak te beschouwen.

ZIEKELIJKE UITZETTIiNGEiN.

Ziekelijke uitzettingen en verwijdingen komen aan vele deelen des ligchaams voor; aan do spieren, de slijmbeurzen ;\'gallen), de pezen, de pccsscheeden, aan de beursbanden (gewrichtsgallen), aan de slagaderen ;slagad(M\'breiikeni, aan de aderen (aderbreuken of aderspatten . aan eenige ontlastbuizen van klieren, den slokdarm . den endeldarm . de scheede.

Het meest van deze zijn bekend de zoogenaamde gall e n gt; zijnde uitzettingen van de slijmbeurzen. Het meest komen deze voor even boven het kogelgewricht (de eigenlijke gallen, kool gallen, mollettes) en lusschen het hielbeen en hc( ondereinde van hel. schcnkelbeen (de vlol gallen, vessignons). Gewrich tsga11 en zijn die, welke bestaan in eene vaneenwijking van de vezelbundels van den vezeligen beursband, waardoor het gewriehts- oi\' synoviale vlies gevuld met lid vocht voor een gedeelte is doorgezakt. Deze laatste kunnen aan alle gewrichten voorkomen en zijn moeijelijk herstelbare, soms zeer belangrijke gebreken, die met voorzigtigheid moeten behandeld worden. Over de peesscheede-gallen hebben wij reeds gesproken, waarbij wij nog vermelden, dat eene uitzetting van de peesscheede waarin ligt de inwendige lak van de pees der dijbeen-schenkelbeenspier van het pijpbeen (\'m. libialis anticus;, bekend is onder den naam van w e c k e s p a l.

Gaat met deze ongesteldheden blijkbare algemeenc zwakte gepaard. dat echter slechts zelden het geval is, dan moei het dier versterkt worden, wanneer soms ook die uitzcltiugen verminderen; tot plaatselijke aanwending dienen in het algemeen wassehingen met vluchtig prikkelende of zamentrekkende middelen. drukverbanden , de acupunctuur of hel gloeijend ijzer.

Bij vcrsche gallen, vooral dan als er ontslekingsversehijnselen aanwezig zijn, zijn verkoelende middelen. soms verbonden met een matig vast aangelegd drukverband, aangewezen. Dij verouderde gallen «orden zamenlrekkende en vlugtig prikkelende, zelfs

■gt;()

-ocr page 328-

;W(i Gewrichtsgallcn. Bloedspat.

scherpe middelen , de kwikzalf, de jodiumzalf, dejodiumtinctum- , inwrijvingen met lauwwarme traan, maar meestal met geen bijzonder goed gevolg aangewend.

Haubner kreeg bij reeds lang aanwezige en vooral bij kleine wallen met bet water van Rabel, bij groolere met geeoncentreerd zwavelzuur (op dezelfde wijze als bij breuken aangewend] nog de beste resultaten. Andere bij gallen aangewende middelen zijn: bet streek- en puntvuur. het trekken van eenige draden door bet „ezwel Het openen van gewrichtsgallen is over bel geheel met nan te raden; is dit geschied, dan kan bet inspuiten van de jo-\'diumlol ie van Lugol goed zijn (1044, 104a). Na gemaakte operatie wor.lt meestal een drukverband aangelegd, ol\' ecne scherpe zall 104«), zelfs sublimaatzali\'. die Nolgens Heriwig goede diensten doet, ingewreven.

, ., • o i i Reuzel 3 lood.

•1038. N. Maak er eene zalf van.

P u pw. u; loogt;l Met tusschentnden van eenige da-

Biamlewiin 1/2 wo ! tezwei 5—3 maal in te wnj-

Wassching of omslag. ^n 0eim. (Haubner!)

1030. N. Armenische l.olus 5 one. N ,(odiumtinci;uur

,— ; Yo \\r^.\\ \'lUio. iN. .loauuuimciuui

Keukenzout l- l°- • Tei-peiitijnclie vau elk 3 lood.

Azijn zoo vee! als genoeD is te wri^.eiu (Weiss.)

Vüor ccll pap. . ,

Om iigt; te spuiten.

1040. N. Afkooksel van 3 one eiken- De lotie van Lugol.

Hoogst quot;erect, alkohol 5 one. 1045. N. Jodiumtinctuur li/j lood.

Voor een ladD (llertwig.) Ciedest. water 3-i\'/j lood,

Om in te spuiten.

1041. N. Gewone terpentijn ü lood.

Sublimaat 4|/j—5 wigtjes. 1046. N. Spaanschevheg zalf 3 lood

Maak er een pleister van. Sublimaat 2 wigtjes.

On leder gestreken op liet gezwel Maak er eene zalf van.

tp iL-cfpn (Hertwig.) De gewrichtsgal na de punctie daai -

te leggen. mede in te wi-yven. (Hertwjg.)

1042. N.Jodkalium 1—2 lood.

Van de aderbreuken ol\'aderspatten zijn die weike voorkomt aan dlt; spatader bet meeste bekend, bloedspat. Hierbij zijn, zoo lang die nog niet geheel zich gevormd beefl. wasschmgen met zamen-trekkende middelen, bij gelijktijdige aanwending van een druk verband het water van Rabel of het geconcentreerde zwavclziur

-ocr page 329-

Waterbreuk. Rolspiit.

nuttig. Door het laatstgenoemde middel kan, even ids dooi\' hel onderbinden van het vat en het wegnemen van het uitgezette gedeelte, lot liet ontstaan van zeer leelijke lidteekenen aanleiding worden gegeven.

OPHOOPINGEN EN VREEMDE LIGGHAMEN.

Ophoopingen. te groote boeveelheden van sereuse vloeistoffen in de hollen van het ligebaam (waterzuchten) vereischen de behandeling , reeds op verschillende plaatsen opgegeven.

Bij de w a t e r b reuk, —- eene ophooping van serum in de scheede-vliezen van den zaadstreng en der ballen, aan een ol aan beide zijden — kunnen deels purgeermiddelen, deels was-schingen ol baden met aromatische olzamentrekkende vloeistoffen, scherpe inwrijvingen enz. beproeld woi\'den. intusseben, deze middelen, zoo min als de punctie en liet gloeijend ijzer, voeren lol eene zekere genezing , en om de zieklc geheel weg te nemen zal men tot de castratie moeien overgaan.

In elk gewricht kan zich eene te groote hoeveelheid lidvocbt vormen, (waterzucht van liet gewricht; waardoor dan de beurs-band op deze ol\' gene plaats meer ol\' mindei\' wordt uitgezet ol\' naar buiten wordt gedrongen ; hij ieder gewrichl is dit verschillend , want waar banden ol\' pezen over bet gewricht loopen, kan geene uitpuiling van den beursband naar buiten — dus eenige zwelling — zich vormen. Van deze gebreken zijn bel meest be« kend de waterzucht van den bovensten zak van bet synoviale vlies van bet spronggewricbl, meer algemeen bekend onder den naam van bolspal, w a terspal bos ol\' bus en dat zich doel kennen door eene. als het paard op hel been staal . ronde, lluc-tueerende zwelling , aan de voor-biimenvlakte van hel spronggeï wricht, en eene soortgelijke ziekte van hel kniegewrichl, die vooral bij veulens voorkomt, en gemakkelijk, door de zwelling, herkenbaar is. De bebandeling komt met die der gallen overeen.

Vreemde ligchamen kunnen op zeer verschillende wijzen en in zeer verschillende deelen en meer ol\' minder diep in die deelen geraken. Zoo vindt men de larven van den \'bremvlieg, ook wel bij bel paard . onder de huid . bremvlieglarven in de voorboofds-

20\'

307

-ocr page 330-

Nieuwvormingen.

boezems bij schapen en geiten, ophooping van slijm in de luchtzakken bij het paard. vreemde ligchamen in de mond- en keel-holte, in den slokdarm (vooral bij runderen) enz. Al deze ziekten moeten op eigen, meestal chirurgische wijze behandeld worden.

NIEUWVORMINGEN.

Onder dezen naam verstaat men deelen ol\' weefsels, die zich op plaatsen vormen oi\' voorkomen, waar zij niet behooren, bijv. vetgezwellen, vezelgezwelien, vleeschgezwellen, kraakbeengezwellen, huid- en haargezwellen, tic zwarte gezwellen, polypen, de kanker, wratten en beursgezwellen enz. üc herstelling van deze nieuwvormingen verkrijgt men meestal langs operatieven weg, en wel door:

1. Door al\'snijden of uitpeilen;

2. » afbinding;

3. » afknijpen;

4. » uittrekken;

;j. » wegbijten of wegbranden;

(i. » het opwekken van ontsteking en ettering in hel nieuw-vormsel. — Wel maakt men ook van verdeelende of scherpe middelen en van drukverbanden gebruik , maar daarmede bereikt men maar in enkele gevallen het beoogde doel. Wat de bij iedere nieuwvorming vereischte behandeling betreft, deze hangt van verschillende omstandigheden, zooals bijv. van den aard, de grootte, de gedaante, de ligging van de nieuwvorming af. Terwijl bij vetgezwellen (lipomen), vezelgezwellen (fibroïden), vleeschgezwellen (sarcomen), melanosen (zwarte gezwellen), polypen, slechts langs operatieven weg goede gevolgen te wachten zijn, beproeft men bij beursgezwellen met dunnen wand en vloeibaren inhoud scherpe zalven, bij cysten met dikke wanden daarentegen ontlast men de vloeistof door Insnijdingen of insteken en brengt men er in: prikkelende of bijtende middelen, alsjodiumtinctuur, terpentijnolie , spaanschevliegen tinctuur, kreosoot (1047), spaanschevlieg-zalf, arsenik (1048), oplossing van kopervitriool, bijtende kali, ehloorantimonium, zwavel- ol salpeterzuur enz. JI men trekt een dragt door het gezwel, of brand het met het gloeijend ijzer, om de afstooting ei- van te bevorderen. InUisschen is steeds bel uitpel-

-ocr page 331-

Nieuwvormingen.

lcn of wegnemen van het gezwel, waar dit doenlijk is, het.snelste en zekerste middel ter herstelling.

Tegen wratten beveelt Herlwig ook de arsenik (1037) aan, als men de aanwending van hi\'l mes of van hel gloeijend ijzer niet de voorkeur seeli.

309

Wil. N. kreosoot S\'/j wigtjes.

Wijngeest 7—lO\'/j wigtjes. üm liet gezwel mede te bevocb-tigen. (Hanbner.)

■)048. X. \\\\ i! arsenik Arab, gom

Olijfolie van elk i wigtjes. Meng hert nauwkeurig. Om den inwendigen wand van het beursgezwel mede te bestrijken.

(Hertwig.)

10tO. N. Kopei\'vitilool lood.

Gedest. watci\' 1 lood. Gebruik als het voorgaande.

(Hertwig.)

1050. X. Wit arsenik o\'/j wigtje.

Houtskool 3;t lood.

Slaak er eeii lijn poeder van. Om op de verzwering te strooijen.

(Haubner.)

1051. N. Wit arsenik

Bijtende kalk van elk iji ld. Maak er een lijn poed. van. Gebruik als het voorgaande.

(Haubner.)

1052. X. Wit arsenik 3—5 korrels.

Bij tend e kali 3\'., lood. Gedest. water (i lood. Üm de zwerende vlakte mede tc bevochtigen. (Haubner.)

1053. N. ( innaber 3;\'i lood.

Gebrande beenderen Drakenbloed v. elk 1 wigtje. Wit arsenik 2,/2 wigtje. Maak er een zeer lijn poeder van.

Als strooipoeder of niet water tot eene paste gemaakte aan te wenden. (liet Cosme\'schc poeder.)

1051. X. Wit arsenik

( \'innaber van elk iU/j wigtje. Reuzel 3 lood.

Maak er eenc zal!\' van. Om de verzwering mede te bestrijken.

1055. X. Chloorzink 3i/j wigtje.

Meel 3l/2—lO\'/j wigtje.

Maak er metquot; water eene paste van.

Om op de verzwering te brengen.

1050. X. Bijtende kali \'l\'L lood.

» kalk 2 lood.

Maak er met wijngeest eene paste van.

Om op de verzwering met een spatel te brengen.

1057. X. I\'ijn poeder van arsenik

Arabische gom van elk 13 korrels.

Waszalf 2 wigtjes.

Meng het nauwkeurig. Om oji dequot;wratten dun te strijken. (Hertwig.)


OOGZIEKTE*.

1. UITWENDIGE OOGONTSTEKING.

Ueze ziekte komt bij alle huisdieren . vooral echter bij het paard en den hond voor. De ziekte doet dan eens deze, dan weder andere deelen van het oog het meeste aan. De kenmerken er van zijn over het geiieel duidelijk genoeg. Men heeft eenc traumatische

-ocr page 332-

Uitwendige oogonlsteking.

(door verwonding). eene kalari\'hale, eene rltcumiilische cnz. oogonlsteking , die zeer versehillende gevolgen kiniiien nalaten, als vlekken en verdonkeringen van het doorschijnende hoornvlies, verdikking er van, het oogvel, blaasjes en verzweringen er van, ziekten der traanwegen enz.

Is de ontsteking door vreemde ligchainen , splinters, graankorrels enz. of door prikkelende middelen veroorzaakt, dan verwij-derl men die door middel van instrumenten, de laatste door middel van een in lauw water ol\' in slijmige ol\' in vette vloeistoffen gedompelde spons of penceel. In elk geval moet voor afhouden van sterk licht, togtluchl en prikkelende dampen en voor matige voedering gezorgd worden.

In de ligtere graden van pas ontstane ontstekingen der oogleden , het, hindvlies ol\' het hoornvlies, is het vlijtig aanwenden van omslagen, hij of herhaalde wassehingen met koudwater, dikwijls voldoende, terwijl hij hevige ontsteking, vooral als die door scherpe zelfstandigheden wordt veroorzaakt, slijmige middelen, als kwec-pittenslijm . lijnzaad-. kaasjeskruid- of althaeawortel-afkooksels , oplossingen van arahische gom of eiwit, waarbij men, als er geene verwonding ol\' troebeling van het hoornvlies aanwezig zijn, eenige loodazijn. bij grootc pijnlijkheid bovendien eenige narcotische middelen, voegen kan. Is de lichtschuwheid hevig, dun kan bovendien nog ile kwikzalf met eenig narcotisch extract fiOOO), rondom het oog ingewreven worden.

Komt, bij het verminderen der ontsteking, eene vermeerderde slijmafscheiding met zwelling van het hindvlies te voorschijn . dan maakt men van koper- of zinkvitriool. van zinkoxydc, tannine, oogsteen (bladz. 2i7). waarbij men soms narcotische of vlugtig-prikkclende middelen voegt, gebruik.

Rij den chronischcn katarrb wendl men aan ; calomel, kwik-zalf, waarbij men zelfs loodsuiker of loodazijn voegt, de roode praecipitaat-zalf alleen of met loodsuiker, bloem van zink, opium, kamler enz., waarbij het oog herhaaldelijk met lauwwaler wordt sereinisd. Maar ook hier kan de zinkvitriool, de helsteen, de

ö o

oogsteen, bloem van zink cnz. worden aangewend.

Haubner gebruikt zoo wel bij pas ontstane . maar niet door mecha-sche oorzaken teweeg gebragte, als bij langer bestaan heb-

3 JO

-ocr page 333-

Uitwendige oogontsteking. 311

[)etitlc, met sterke zwelling van het slijmvlies verbondene bind-vlies-ontstekingen de kopervitriool in substantie; met een kris-tal van dil zout bestrijkt hij hel bindvlies en dit, — dat echter slechts bij chronische katarrhcn noodig is —- wordt om de 4—(» dagen herhaald.

Bij troebeling en verdonkering \\an het hoornvlies gebruikt Hertwig, als de ontsteking wel verdwenen is, maar de gevoeligheid nog verhoogd is, het opium of de caloinelzalf (1088), terwijl hij hij niet verhoogde gevoeligheid en vooral als de ziekte langen tijd hcstaai . behalve, die middelen , de potaseb, de bijtende kali, jodkalium, de kwik-, de roode praecipitaatzall\', alleen of met kamfer of opium gebruikt. Andere middelen , die bij verouderde vlekken en verdonkeringen van het hoornvlies worden aangewend, zijn ; de koper- en zinkvitriool. greenspaan , oogsteen , helsteen , zinkoxyde, sublimaat, nootenolie alleen of met spaansehe vliegen, traan, verder glas, suiker, gebrande aluin, calomel, borax, enz., welke laatste zelfstandigheden als zeer lijn poeder dagelijks een-of Smaal in liet oog geblazen worden . of beter door middel van een lijn, iets vochtig penseel op hel oog worden gebragt, maai- die volkomen gemisl kunnen worden en vooral ontijdig of niet goed aangewend, zeer nadeelig kunnen worden.

Bij verwondingen van hel hoornvlies , bij w elke , evenals bij aanwezige zweren loodpraeparalen niet mogen aangewend worden , zijn in hel begin koude omslagen aangewezen , later , hij intredende cttering, aromatische aftreksels met opium of zinkvitriool, de oogsteen; bij sterke woekering de sublimaat of de helsteen, de laatste in substantie aan Ie wenden.

1058. N. Kweepittenslijm (uit \'i wig-

tjes pittori liereid) lood. Om liet oog mede to bevochtigen.

1059. N. Uit i1/., lood lijnzaad, kaas

jeskruid of altliaeawoitel bereid afkooksel lood. Gebruik als bet vorige.

1060. N. Arabische gom ll/2 lood.

Water 18 lootl.

Gebruik als bet vorige.

1061. N. Arabische gom l\'/j lood.

( \'ü\'dest. water %i lood. I.oodazijn 7—\'13 korrels, tiebruik als liet vorige. (Hertwig.)

1062. N. Afkooksel van U/j loodlijn-zaad \'24 lood. lielladonna-oxtract 7 korrels. Gebruik als N. 1058. (Hertwig).

1068. N. Loodsuiker 7 korrels.

(ledest. water 6 lood. Opium-extract 2 korrels, i—6 maal daags 10—20 droppels in het zieke oog te brengen.


-ocr page 334-

Uitwendige oogontsteking.

M2

lOW. N. Gom 3i/2 wigtje met water tot slijm gemaakt 3 ono. Loodsuiker

Opium-extract v. e. 7 korr. Gebruik als N. 1058. (Hertwig.)

1065. N. F.oodazijn 3i/2 wigtje.

Gedest. water\' 5 one. Betladonna-tinct. wigtje. Gebruik als N. 1058. (Hayne.)

1066. N. Kwikzalf 6 lood.

Extr. v.bilzenkruid 3J/2 wigtj. Meng dit nauwkeurig.

Dagelijks 1 maal in te wrijven.

(Haubner.)

1067. N. Zinkvitriool

oi\'

Kopervitriool ol\'

Oogsteen 2—10 korrels. Geclest. water 24 lood. Dagelijks 6—12 maal liet oog mede te bevochtigen. (Hertwig.)

1068. N. Zinkvitriool 13 korrels.

Ongezouten boter |l^2 lood. Maak er eene zaW\' van.

\'s Morgens en \'s avonds ter grootte van een erwt tusscben do oogleden te brengen. (Hertwig.)

lf)69. N. Zinkbloemen 7—13 korrels. Reuzel 3/4 lood.

Nauwkeurig vermengen.

Tweemaal daags ter grootte van een erwt op de oogléden te strijken.

1070. N. Tannine 13—26 korrels.

Gedest. water 2i lood. Om eenige malen daags liet oog mede te bevochtigen.

1071. N. Oogsteen 3 korrels.

Gedest. water 6 lood. Gomslijm li/2 lood. \'(.—6 maal daags 10—20 droppels in het lijdende oog te brengen.

1072. N. Oogsteen 5 korrels.

Los die op in:

Het uit li/2 lood kamillen bereid aftreksel 12 lood. Voeg er bij:

Saffraan bevattende opium-tinct. (T. op. eroc.) 13 korr. Het zieke oog van den hond hiermede dikwijls, lauwwarm zijnde, te wasschen. quot; (Hertwig.)

1073. N. Zink vitiiool 3 korrels.

Gedest. water 9 lood. Eenvoud, opiumtinct. 2 wigtj.

Om bet oog te bevochtigen.

1074. N. Zinkvitriool 31/2 wigtje.

Water 5 oneen.

Geesl van kamfer 1 wigtje. Dagelijks 3 -4 maal het oog met een spons hiermede te wasschen.

(Strauss.)

1075. N. Calomel 31/2 wigtje.

Boter 10—14 wigtjes.

Mengt dit goed.

Dagelijks 3 maal ter grootte van een erwt in bet oog te strijken.

(Haubner.)

1076. N. Calomel 13 korrels.

Reuzel ll\'2 lood.

Maak er eene zalf van.

Gebruik als het vorige.

1077. N. Kwikzalf \';/4 lood.

Gebruik als het vorige.

1078. N. Kwikzalf 3 lood.

Loodazijn 20 dropp.

Zuivere\' opium 7 korrels. Maak er eene zalf van.

Gebruik als N. 1075. (Hertwig.)

1079. N. Roode praecipitaat 7-20 korr.

Ongezouten boter l1/2 lood. Maak er eene zalf van.

Gebruik als N. 1075. (Haubner.)

1080. N. Roode praecipitaatl3-20korr.

Versche boter H/j lood. Opium l—5 korrels.

.Meng bot goed.

\'s Morgens en \'s avond ter grootte van een erwt in net oog te strijken.

(Hertwig.)

1081. N. Roode praecipitaat 2 wigtj.

Kamfer in eenige droppels wijngeest opgelost 7-9 korr. . Ongezouten boter ll/2 lood. Maak\'er öene zalf van.

Gebruik als N. 1075. (Haubner.)

1082. N. Roode praecipitaat 2 wigtj.

Bloem van zink 1 wigtje.


-ocr page 335-

Uitwendige oogontsteking.

313

Boter li/o lood.

Alaak er eeno zalf van.

Gebruik als N. 1075. (Haubner.)

1083. N. Roede praecipitaatS wigtjes.

Loodsuiker

Kamfer van elk 7 korrels. Reuzel 3 lood.

Maak er eene zalf van.

\'s Morgens en \'s avonds ter grootte van een erwt in liet oog te strijken.

(Hert\'wig.)

1084. N. Roode praecipitaat

Kamfer van elk 1 wigtje. Bloem van zink \'2 wigtjes. Versche boter 6 lood!

Maak er eene zalf van.

Gebruik als bet vorige. (Strauss.)

1085. N. Helsteen 1 korrel

Gedest. water ll/j lood. Saffraanboudende opium-tiuct. (t. op. croc.) 6 dropp. \'s Morg. en \'s avonds eenige dropp. in bet oog te brengen. (Prietscn.)

1080. N. Eenvoud, opium-tinctuur

wigtje.

Gebruik als liet vorige.

1087. N. Zuivere opium 7 korrels.

Vrijf die mei:

Gedest. water li/2 lood. Gebruik als N. \'1085. (Hertwig.)

1088. N. Calomel

Extract van belladonna van elk \'2 wigtjes. Olijfolie 3 lood.

Maak er Óen smeersel van. \'s Morgens en \'s avonds iets daarvan in bet oog te strijken. (Falke.)

1089. N. Aftreksel van s/j lood vlier-

bloemen 18 lood. Gezuiv, potasch 3i/2 wigtje. Gebruik als N. 1085. (Hertwig.)

1090. N. Gezuiverde potasch 7 korr.

Gedest. water lood. Extract van opium 7 korrels. Gebruik als N. 1085. (Hertwig.)

1091. N. Bijtende kali 1 li/2 korrel.

Gedestill. water (i lood. Dagelijks 3—\\ maal het oog mede te bevochtigen. (Hertwig.)

1092. N. Jodkalium \'/;gt;—1 korrel.

Gedest. water tj lood. Gebruik als het vorige. (Hertwig.)

1093. N. Jodkalium 1—4 korrels.

Gedest. water li/2 lood. Gebruik als N. 1091.

1094. N. Gezuiv. potasch 7—10 korr.

Reuzel 3I/.i wigtje.

Maak er eene zalf van.

rs Morgens en \'s avonds ter grootte van een erwt in het oog te strijken.

(Hertwig.)

1095. N. Bijtende kali 1li—1 korrel.

Reuzel 3i/i—4 wigtjes.

Maak er eene zalf van.

Gebruik als N. 1094. (Hertwig.)

1096. N. Jodkalium V»--1/* korrel.

Reuzel 31/2—4 wigtjes.

Jlaak er eene zalf van.

Gebruik als N. 1094. (Hertwig.)

1097. N. Roode praecipitaat s/,, lood.

Kamfer

Opium van elk wigtje. Ongezouten boter (3 lood. Maak ei1 eene zalf van.

\'s Morgens en \'s avonds ter grootte van een erwt in hel oog te strijken.

(Strauss.)

1098. N. Roode praecipitaat

Extr. van opium v. e. \'2 korr. Versche boter lood. Maak er eene zalf van.

Dagelijks eenmaal ter grootte van een linze in bet lijdende oog te doen.

1099. N. Zinkvitriool l\'/j lood.

Kamfer 31/j wigtje. Ongezouten boter 6 lood. Maak er eeno zalf van.

Gebruik als 1097. (Strauss.)

1100. N. Salammoniak 3i/2 wigtje.

Greenspaan 3 korrels. Kalkwater 24 lood.

Geest van salammoniak ü\'/j wigtje.

Dagelijks 2—3 maal een theelepeltje vol op veelmaal te zameugelegrt linnen te gieten en dit zacht tegen het oog aandrukken.


-ocr page 336-

droppels in het oog te brengen.

1103. N. Aftreksel van kamillen 3 ld.

Sublimaat l/,t—-l/2 korrel. Laudanum liq. syd. \'10—15 11 poonpls

Gebruik als N. 1102. (llertwig.)

1104. N. Nootenolie (ol. juglandOS\'/j

wigtje.

Dagelijks 2—4 maal met een penseel eenige droppols op hot hoornvlies te brengen.

1105. N. Nootenolio 3ji lood.

Pood, van spaansche vliegen I korrel.

Maak er eene vloeibare zalf van.

314

111)1. N. Salpeterzuurzilvér 2—4korr. Gebruik als N. 1104. (Falke.) Gedost, water 3 IoüiI.

Dagelijks 1—2 maal eenige droppels ikjc. N. Gebrande aluin

niet een penseel in het oog te uren- Zinkvitriool

Sen. (Adam.) Borax van elk \'13 korrels.

Suiker 2i/2 wigtje.

1102. N. Sublimaat i/j korrel. Maak er oen zoor lijn poeder van.

Gedest. water 3 lood. j—2 maal daags mot een lijn pen-

Safïraanhoudende opium- sool iets daarvan in het oog te bren-

tinct. (t. op. croc.) 8—1 (i oen. (Haubner.) droppels.

Onderscheidene koeren daags eenige j|07, \\. Oogsteen 1—5 korrels.

Gedest. water 3 lood. Laudanum liq. S. 13 korrels. Eenige malen daags eenige dropp. iu hot oog te brengen. (Haubner.)

1108. X. Slijm van kwcepitten.

(Üit 2 wigtjos er van bereid) 18 lood.

I\'oedor van opium Oogsteen van elk 7 korrels. Gebruik als No. H07. (Hertwig.)

1109. N. ICamillenaquot;treksel 24 lood.

Oogsteen 7 korrels. Eenvoud, opiumtinctuur 2

Gebruik als Xo. 1107. (Weiss.)

Inwendige oogontsteking.

Gebruik als N. 1104.


TI. INWENDIGE OOGONTSTEKING.

IJczc is, wegens de gevolgen die zij nalaat, over het geheel veel gewigtiger dan de uitwendige oogontsteking. Zwarte staar, graawe staar, groene staar (glaucoma), uitstorting van bloed in hel oog bloedoog), vorming van etter in het oog (etteroog) zijn meermalen die gevolgen. om van een aantal anderen niet te gewagen, Wormen (lilaria papillosa) in liet oog zijn ook wel oorzaak der oogontsteking. Bij de inwendige oogontsteking moet de dieren weinig en gemakkelijk verteerbaar en le kauwen voedsel gegeven worden en moet, behalve de plaatselijke behandeling, eene alge-meene ontstekingwerende behandeling (aderlatingen, zouten ol zoutige purgeermiddelen, braakwijnsteen, zelfs aloë) worden aangewend.

Wasschingen mei koud water ol\' slijnhgc vochten zijn volgens llertwig slechts bij zeer hevige ontsteking en dan nog slechts hoogstens gedurende Uk uren aan te wenden. Een gunstiger ge-

-ocr page 337-

Maanblindhcid.

315

volg is tc wachten van Imclen cn omslagen van lauwe slijinige oi\' pijnsMllende afkooksels (Hlü), de ealonielzalf met bilzenkruid, of belladonna-extract. Strauss bedient zich eerst van wasschingen met koud water in verbinding met afleidende middelen, later van bevochtigingen met eene oplossing van salammoniak.

1110. N. Afkooksel van l\'/j lood

belladonnabladeren lood. Om het oog te bevochtigen.

1111. N. Calomel \'l\'/a-\'2 wigtje.

Belladonna- of Jtiilzenkruid-extract 2 wigtjes. Olijfolie 3 lood.

Maak ev een smeersel van.

Dagelijks 2—3 maal met een penseel of veder tusschen de oogleden te strijken. (Hertwig.)

Water 5 one.

Meermalen daags het oog daarmede te bevochtigen. (Strauss.)


1. Maan- of maandlilindlieid, de periodische oogontsteking, intermitterende oogontsteking.

De ziekte komt alleen bij bet paard, den ezel en de bastaarden van deze dieren voor, en beslaat in eene exsudatieve, periodiscb terugkeerende ontsteking van het vaatvlies des oogs. waarin de regenboog zeer deelt. De juiste oorzaken der ziekte kent men niet, maar meestal is zij aangeboren en dat zij van de ouders op de kinderen overgaat. is zeer algemeen bekend. De ziekle is van gewigt, omdat bet paard er aan lijdende vroeg of laat er bijna zeker blind door wordt. meestal omdat de ziekte in crlaucoma

o

overgaat, of beter meestal daarin bestaat, of wel omdat de grauwe staar ontstaat.

(Iet door de ziekte aangedaan oog is gevoeliger voor het licht en wordt daarom gesloten gehouden. De traanafseheiding is vermeerderd\', het bindvlies is booger rood. De liehtsehuwbeid en de vernauwing van de pupil nemen loc, evenzoo de lraanafscheiding, het waterachtig vocht krijgt een bleekgroen aanzien, ook de pupil, of die wordt bleekblauw, het regenboogvlies wordl iets oneffen, soms als mei een lluweelacbtige laag bedekt. In de waterige vloeistol komen kleine, geelachtige puntjes, van uitgezweete vezelstof, later worden dit vlokken, die er indrijven. De oogappel vernauwt zich meer en meer, het hoornvlies wordl meer of minder troebel en de oogleden zwellen op, bel oog wordl sleedsgesloten gehouden, en opent men de oogleden, dan vloeijen vele tranen over

-ocr page 338-

3)6 Zwarte staar.

den binnen ooghoek. Het oog is op het aanvoelen harder en sehijnt grooter en meer naar voren gedrongen dan gewoonlijk. Eigenaardige plooijen in liet boven ooglid enz. blijven steeds over, na eiken aanval te meer.

Gedurende de aanvallen worden ko\\ide omslagen en wassehingen, aderlatingen, purgeermiddelen, scherpe inwrijvingen aan de kaken, l\'onlanellen, drag ten enz. veel aangewend, maar zij zijn meestal zonder een gunstig gevolg; evenzoo is dil liet geval met geneesmiddelen, die men in den lijd tussehen de aanvallen toedient; zooals wassehingen met eene potasch oplossing en verschillende, deels calomel of roode praeeipitaat, deels atropine en strychnine bevattende zalven, die in den laatslcn tijd zeer geprezen worden.

1113. N. Zuivere atropine a/j korrel. Gedest. water l1j.1 lood.

Gedest. water % lood. Dagelijks 2—cl maal eónigc drop-

Dagelijks \'d—i maal in het oog iels pels m liet oog te brengen. (Nagel.) te doen. (Lauscli.)

1116. N. Zwavelzure strychnine 1

1114. N. Zuivere atropine 3/i korrels. korrel.

« glycerine 3/4 lood. Waterig extract van bella-

Gedest. water G lood. donna 2 korrels.

Dagelijks een droppel in het oog Laurierkerswater \'J lood.

te doen.\' 8 Morgens en \'s avonds telkens drie

droppels in het oog te brengen.

1115. N. Zwavelzure atropine \'/j korr. (Guilmot.)

2. Zwarte staar, staande oogen.

Bestaat in eene verlamming of onwerkzaamheid van degezigts-zenuw (het netvlies), waardoor de dieren aan een of beide oogen geheel blind zijn, zonder dat, gewoonlijk, andere veranderingen aan het oog worden waargenomen; daarom is de ziekte soms gemakkelijk te verbergen. Het oog heeft een minder levendigen glans en is in den regel de oogappel (pupil) aanzienlijk verwijd, en wordt bij invallend licht niet vernauwd. Het onderzoek van zoodanige oogen, vooral als slechts een oog blind is, vordert een nauwkeurig onderzoek. In de meeste gevallen is de ziekte onherstelbaar.

3 Grauwe staar, kataract.

Bestaat in eene verdonkering of ondoorschijnendheid van de

-ocr page 339-

Grauwe staar. Zeracluilslag.

kristallens (lensstaar), of van het beursje er van (lensbeursstaar) ol\', van beiden (lens- en beursstaar), waarbij de ondoorschijnende punten meer donker ol\' witachtig (raelkstaar) kunnen zijn. De donkere punten (staarpunten) zijn grooter of kleiner en meer of minder duidelijk.

De behandeling der beide laatstgenoemde oogziekten geeft over liet geheel niet veel. Bij de zwarte staar kan men in het begin ontstekingwerende eu afleidende, later prikkelende middelen in den vorm van oogwasschingcn, bij de grauwe staar verdee-lende oogzalven 1117, 1118), oplossingen van potasch of jod-kalium in water of in aftreksels van arnica , kamillen enz. aanwenden , of wel het in den nieuweren tijd veel gebruikte atropine beproeven. — De staar-operatie is wel uitvoerbaar, maar is beperkt in het nul.

1117. N. Calomel \'2 wigtjes.

Reuzel of

Olijfolie \'U/j lood.

Meng het nauwkeurig. Een tot \'2 maal daags iets tusschcn do oogleden te strijken. (Hertwig.)

1118. N. Jod-kalium 1—3 korrels.

Uoter l\'/2 lood.

Maak ei\' eene zalf van. •Gebruik als het vorige. (Hertwig.) \'1119. N. Aftreksel van arnicabloemen

9 lood.

Jodkalium of

Potasch 2 korrels.

Om het oog te baden. (Hertwig.)

1120. N. Zuivere atropine li korrels. Rozenwater l1/, lood. \'s Moi ■gens en \'s avonds een droppel in hot oog te brengen.

(Kreutzer.)


HUIDZIEKTEN.

I. VERANDERINGEN VAN DE OPPERHUID EN DE HAREN.

1. Het zemeluitslag of de zemelachtige ringwonu (Pityriasis).

Komt vooral aan het hoofd en den hals (de manen voor. Hel bestaat in eene ophooping van schubben der opperhuid. die zemelaebtig, wit en laagsgewijze op elkander liggen, en hevig jeuken veroorzaken, waarbij de huid meer ol\' minder verdikt is.

In de ligtere gevallen zijn wasschingen niet zeep- of eene potasdi-oplossing voldoende, terwijl in verouderde gevallen Inwrijvingen mei groene zeep. bij groote gevoeligheid der huid mei vette

-ocr page 340-

.\'!18 Schubuitslag.

f

olieën worden aangewend. Zijn er vochtige huidpiekken aanwezig, dan moeten wassehingen met zamentrekkende middelen gegeven worden. — Bij de hiertoe behoorc.ndc zoogenaanide h o n g e r-sehuri\'t der schapen moet vooral voor goed voedsel en zuiverheid zorg worden gedragen.

1121. N. Groene 7.ee|i

Wijngeest van elk 5 one.

Meng het\'nauwkeurig.

Om m te wrijven.

2. Het schubuitslag, desclmbMgeliaarwonu (Psoriasis).

Doet zich voor als vlekken, die met onregelmatige schubben bedekt zijn eu eene voortgaande of onafgebroken omtrek hebben. waarbij de huid meer of minder gescheurd is. Zeer dikwijls zijn de dieren er ongesteld en koortsig bij. Dit uitslag koinl aan de manen (maanschurft), de staart, aan de becnen, enz. voor.

Zuiverbouden van de huid, inwrijvingen met grauwe kwikzalf, wassehingen met zwakke oplossingen van zwavellever, of met zeepwater , in hardnekkige gevallen met eene oplossing van bijlende kalk, zeepziedersloog, inwrijvingen met zwavelzaif, teer. stinkende hertshoornolie, de inwendige aanwending van oilslekingwercnde of drastische purgeermiddelen, zelfs van arsenik, zijn de Ier herstelling aan te wenden middelen.

1122. N. Zwavellever wigtje. De zieke huidplaatsen, bij honden,

Water 18 lood. quot; mede in te wrijven.

Als wassching bij honden.

(Hertwig.) 1125. N. Houtteer l\'/j lood.

Zuivere glycerine C lood.

1123. N. Bloem van zwavel 3 lood. Maak er een smeersel van.

Reuzel 9 lood. De zieke pUia\'sen met \'/4 gedeelte

Maak er eeno zalf van. in te wrijven, cn dit om de 3 dagen

Om bij honden in te wrijven. te herhalen (bi; honden).

(Hertwig.)

1126. N. Arsenik-oplossing van Fow-

1124. N. Houtteer llj2 lood. Ier S1^ wigtje.

Lijnolie 12 lood. Aan don hond dagelijks \'2 maal 3

Maak er een smeersel van. droppels in te geven. (Haubner.)

3. De kaaliuakende haarworm (Porrigo).

Ronde, kale plekken, die grooler worden en onregelmatig zijn en

-ocr page 341-

Ziekten van de ledei\'lnüd.

zeer jeuken, de huid is droog, glad en wit, de opperhuid laai zieli als kleine plaatjes los. Zij koml vooral aan den hals, handen voetwortel, hel aangezigt, enz. voor.

Door wassehingeu met eene zeep- of zwavelleveroplossing, dooi-inwrijvingen met de salpeterzuur-zalf, volgens Holer ook door bevochtiging met een penseel der zieke plaatsen mei jodiunitinetuur kan deze ziekte hersteld worden.

1127, N. Salpeterzuur 3/,, looil.

üeuzel 3 looO.

Maak er eene zalf van.

Om in te wrijven.

II. ZIEKTEN VAN DE LEDERHUI IJ. 4. Htüdvolbloedigheid.

Is meestal niel zelfstandig, maar gewoonlijk het begin van andere huidziekten, Is de huidhyperaemic zelfstandig, dan wendt men plaatselijk de koude of zam en trekkende middelen aan en soms maakt men daarbij tevens van de afleidende methode gebruik.

Bij het evenzoo als huid-hyperaemie te beschouwen b o e k w e i t-uitslag is het brengen der dieren in stallen of op beschaduwde plaatsen voldoende.

5, Koos (Erysipelas).

Roos is een hoogc graad van hyperaemie en infiltratie der huid met sereuse exsudaten waaraan meestal deel nemen de naburige lymphevaten en lympheklieren. Bij paarden komt die vooral aan het hoofd, de voorborst, onde de borst enden buik, aan de achterbecnen voor, In het begin des lijdens bestaat de behandeling in warme omslagen, vochtig warme omhullingen, later in wassehingeu met eene oplossing van salammoniak, met verdunde wijngeest, veelvuldige wrijvingen, matige beweging en in de inwendige aanwending van middenzoulen, de braakwijnsteen enz-

-ocr page 342-

330 Eenvoudige haarworm. Huidjeukte.

6. Tuberculose der huid.

(Zie huidworm, bladz. 100.)

7. Ontsteking der huid.

a. Een v o u d i g c li a a r \\v o r m, e e n v o u d i g k n o li-b e 1 ui t s 1 ag (Lichen .

Koml bij bel paard veel en gewoonlijk in den herfst en hel voorjaar voor, en is zeer goedaardig. Het bestaat in zeer kleine jeukende knobbeltjes, waaruit bij sterk wrijven een bloeddroppeltje komt, die soms na eenige weken inel eenige afschilvering der opperhuid en het op nieuw te voorschijn komen van liet uitgevallen haar genezen. Langen lijd voortgezette wassehingen met zeepwater, en bij ongevoelige huid met zeepziedersloog of eene potasch-oplossing moeten worden aangewend.

b. II u i d j e u k t e (P r u r i g oi.

Is een sterk, door de hitte of bij warm weder vermecrdei\'d jeuken, dat meer algemeen of plaatselijk zich voordoet, somtijds zonder een zigtbaar uitslag, meestal echter van eene uitbotting van heuveltjes vergezeld, die met de schubbige huid bijna dezelfde kleur hebben. Komt veel voor bij dieren die vroeger karig gevoederd, thans volop krijgen. — Behalve dal de dieren zwak gevoederd moeien worden, geeft men ze afvoerende zouten, paarden ook de aloë. Bij het paard geeft Haubner in zeer hardnekkige gevallen teer inel zwavel, bij runderen teerwater (5 one. 2—.\'i maal daags). In den iaatslen tijd gaf men ook wel arscnik inel het beste gevolg. — De plaatselijke behandeling bestaat in wassehingen met groene zeep, leer, met een mengsel van terpentijnolie eu groene zeep of vet, met spaansehevliegzall, het aanraken van de sterkst jeukende plaatsen met helsteen, wassehingen van de vochtige huidplaatsen met lood- of kalkwater, zelfs met eene oplossing van sublimaat, of met het phagadenisehe water, behoorlijk verdund.

Spiuola zag bij meer zenuwachtig jeuken hij honden, gunstige

-ocr page 343-

Netelzuchl.

321

gevolgen na (te aanwending van eene zalf bestaande uit chloroform of opium, of na het met een penseel bevochtigen der jeukende plaatsen met collodium. Pill wax wendt bij honden de borax met laurierkerswater aan

1128. N. Bloem van zwavel

Houtteer van elk ti lood. Maak er met roggemeel 4pillen van. Dagelijks 2—3 pillen te geven.

(Haubner.)

11-29. N. Wit arsenik 2—5 wigtjes.

Poeder van zoethout ïSlood.

» » althaeawortel en water zooveel als noodig is om er 10 pillen van te maken. Aan het paard dagelijks 2—3 maal 1 pil te geven. (Haubner.)

1130. N. Solutie van Fowler 3 lood. Aan het paard 2—3 maal daags telkens 30—80 droppels op brood, aan honden 3—10 droppels te geven.

(Haubner.)

1131. N. Groene zeep

Wijngeest van elk 12 lood. Houtteer 3—6 loud.

Meng het nauwkeurig.

Om in te wrijven.

1132. N. Terpentijnolie

Reuzel

of

Groene zeep van elk 12 lood. Meng het nauwkeurig.

Gebruik als het vorige. (Haubner.)

1133. N. Loodazijn 31/2 wigtje.

Gedest. water 5 one. £ene wassching.

1134. N. .Sublimaat 3 korrels.

Gedest. water 12 lood.

hene wassching.

1135. N. Sublimaat 1 korrel.

Gedest. water 18 lood. Bloem van zwavel 3i/2 wigtje. De jeukende plaatsen mede te be-vochtigen.

1136. N. Sublimaat 2 wigtjes.

Kalkwater 18 lood.

Eene wassching.

Geel Phagadeniseh water.

1137. N. Chloroform

of

Opium 2 wigtjes.

Beuzel 1—l\'/i lood.

Meng het nauwkeurig.

Om in te wrijven. (Spinola.)

1138. N. Borax 11/, lood.

Gedest. water 18 lood. Laurierkerswater 3/t lood. De aangedane plaatsen hiermede dagelijks te bestrijken.


c. N e t e 1 z u c h t (11 r t i c a r i a .

Jeukende, als door brandnetels ontstane knobbeltjes of huid-verhevenheden , vooral bij paarden, runderen en varkens voorkomende , die soms van een ligte koorts vergezeld gaan, eerst rood zijn, dan bleek worden, al of niet te zamen vloeijen en van hel eene deel op het andere overgaan. Dit uitslag verdwijnt bij het paard en liet rund dikwijls in korten tijd van zelf en bij het varken na koude begietingen. Is daarbij de spijsvertering gestoord of koorts aanwezig (netelkoorts) dan geeft men ontsteking-werende p urgeermiddelen.

21

-ocr page 344-

322

d. Zweet- of hi tteblaasjes (Eczema).

n nithnHl,!quot; van ecu grooter of kleiner aantal kleine blaasjes.

lie niet zamenvloeijen, maar op elkander gedrongen slaan en spoedig die met zame J bloo el de vlakle van de hyperaemischc

Seëen~cuse of op dunnen etter gelijkende vloeistof afzondert. Hiertoe behooren :

j - li u 11 o s c li u r it de r li oude ii«

t. De zoogenaamde n.ui^ smuii

^9i vooral door onzuiverheid, te veel voedsel bij gebrek

lan beweging. De natte of vochtige plaatsen worden steeds grooter, aan beweg g gewoonlijk langdurig in beloop.

Jr ^7quot; .eidundc oplossing v.n U^nd. kali.

Men gee f iaen iuaaki inwrijvingen met witte

potasch of y ^gterzuurzalf. of men besirijkl de vochtige praecipitaatzal , lt; P helsteen of verdunde kreosoot.

plaatsen met eene oplossing van neisietu

. n,, nntfeliilis de lijdende plaatsen, naar

1139. N. Witte praecipitaat li/2 a/t ate0va^ de crcbtte derzelve meteen

liwikzalf lood. (wigtje, ^ ^ stukjein tc wnj.

Mpnff dit nauwkeurig. ven.

Om in te wrijven. (De inwnjving

moet den o. soms den 6 dag Helsteen 7 korrels.

worden, maar de zieke plaats vooiat Gedest water 6 lood,

goed met zeepwater worden alge de natte plaatsen mede te be-

wasschen). (Hertwig.) stvijken (Hertwig.)

1140. N. Geconc. salpeterzuur 2 wigtj. Kl.eoSoot 3\'/i wiëtJö-

Verzachtende zalt (quot;n^t ^ üedest. water 3 lood.

m..U „..... jts? •*- *hM

2. De honger-, regen- «1 n.l.e sehnrtt der schapen

Ontstaat na langdurige regens vooral bij koudweder, waardoor de epperlmid verweekt en .(geslooten wordt en er eene dunne, tel „r eiwitaardige ^ --J

lelijk en ^erslelt gewoonlijk als de dieren droog worden gehouden.

3 De mok .an he. rundvee, draf- ot slohl.er-nit-slag, spoelingsuitslag, beenschurft.

Kom. vooral voor hij .ouderen die me, „rdappelenspoeling

-ocr page 345-

Spoelingsuitslag. Ringwormachtige zweetblaasjes. 323

(vooral als die zuur is en van gekiemde aardappelen afstamt) of met draf of spoeling gevoed worden. De huid wordt roosachtig pijnlijk gezwollen, de. dieren staan te trippelen, waarna de beschreven blaasjes ontstaan, die openbersten en oppervlakkige zweren en kloven veroorzaken. De ziekte komt vooral aan de aehter-beenen voor, waarschijnlijk omdat die meer met den mest en de pis worden bezoedeld dan de voorbeenen. Bij de behandeling komt bovenal verandering van hel voedsel in aanmerking en moet voor droog en veel stroo gezorgd worden. Tegen de huidontsteking zelve wendt men lauwwarme baden aan of men bestrijkt de zieke plaatsen met zachte olieën of met loodwitzalf. Bij sterke vochtafscheiding . bij kloven en zweren zijn wasschingen met kalk- ol loodwater. met eene oplossing van kopervitriool, met strooipoeders bestaande uit zamentrekkende zelfstandigheden, bij diepe verzweringen het inleggen van met terpentijn olie of aloë tinctuur bevochtigd werk noodzakelijk. Gerlach wendt de borax zoo wel inwendig (eenige O—lOjlooden daagsj, als ook uitwendig aan, en in hardnekkige gevallen eene oplossing van chloorkalk . of een smeersel uil lijnolie en terpentijnolie bestaande.

1143. N. Borax 3 looti. Gebruik als liet vorige.

Water 5 one.

Om mede te wasscheu. 1145, N. Lijnolie 6 lood.

(Gerlach.) Terpentijnolie \'S lood.

Maak er een smeersel van.

1144. N. Chloorkalk 3 lood. Om de lijdende plaatsen mede te

Water 15 one. bestrijken. \' (Gerlach.)

4. Ringwormachtige zweetblaasjes (Eczema impetiginodes).

Hiertoe behoort de ook de als v e t h a a r w o r m , zelfs als schurft beschreven vorm en komt vooral voor bij oude, slecht behandelde en gevoede paarden voor. Het is meer of minder over het geheele ligchaam verspreid. Het zijn dan weeke of vaste, gewoonlijk uit lagen bestaande korsten, vooral aan den hals; soms zijn er tevens spleten in de huid, die verdikt is, en onder de korsten zijn diepe verzweringen. De ziekte is zeer hardnekkig en kan met schurft verwisseld worden. De aangedane deelen worden bij deze ziekte, die bij den hond ook wel den naam van s p e k-of vet schurft draagt, eerst met vet of zachte olieën bestreken

21*

-ocr page 346-

Eenvoudige haarworm. Huidjeukle.

6. Tuberculose der huid.

(Zie iiuidworm, bladz. 100.

7. Ontsteking der huid.

a. E e n v o u d i g e li a a )■ w o r m, c e n v o u lt;1 i g k n o h-I) e 1 u i t si a g Lichen).

Koml hij hel paard veel en gewoonlijk in den herfst en hel voorjaar voor, en is zeer goedaardig. Hel bestaat in zeer kleine Jeukende knobbeltjes, waaruit bij sterk wrijven een bloeddroppeltje komt, die soms na eenige weken met eenige afsehilvering der opperhuid cn het op nieuw te voorschijn komen van liet uitgevallen haar genezen. Langen tijd voortgezette wasschingen met zeepwater, en bij ongevoelige huid met zeepziedersloog of cene potasch-oplossing moeten worden aangewend.

b. II u i d j e u k t e (P r u r i g o

fs een sterk, door de hitte of bij warm weder vermeerderd jeuken , dat meer algemeen of plaatselijk zich voordoet, somtijds zonder een zigtbaar uitslag, meestal echter van eene uitbotting van heuveltjes vergezeld, die met de schubbige huid bijna dezelfde kleur hebben. Komt veel voor bij dieren die vroeger karig gevoederd, thans volop krijgen. — Behalve dat de dieren zwak gevoederd moeien worden, geeft men ze afvoerende zouten, paarden ook de aloë. Bij het paard geeft Haubner in ;!eer hardnekkige gevallen leer met zwavel, bij runderen tcerwater (o one. 2— maal daags). In den laatsten tijd gaf men ook wel arsenik met hel beste gevolg. — De plaatselijke behandeling bestaat in wasschingen met groene zeep, teer, met een mengsel van terpentijnolie en groene zeep of vet, met spaanschevlicgzalt, het aanraken van de sterkst jeukende plaatsen met helsteen, wasschingen van de vochtige huidplaatsen met lood- of kalkwater, zelfs met eene oplossing van sublimaat, of met hel phagadcnische water, behoorlijk verdund.

Spinola za^ l)ij meer zenuwacblig jeuken bij honden, gunstige

330

-ocr page 347-

Netelzucht.

321

gevolgen na lt;le aanwending van eenc zalf bestaande uit chloroform of opium, of na het met een penseel bevochtigen der jeukende plaatsen met collodium. Pillwax wendt bij honden de borax met laurierkerswater aan

1128. N. liloem van zwavel

Houtteer van elk ü lood. Maak ei- met roggemeel 4pillen van. Dagelijks 2--8 pillen te geven.

(Haubner.)

1129. N. Wit arsenik 2—5 wigtjes.

Poeder van zoethout 15 lood.

» » altliaeawortel en water zooveel als noodig is om er 10 pillen van te maken. Aan het paard dagelijks 2—3 maal 1 pil te geven. (Haubner.)

1130. N. Solutie van Fowler 3 lood. Aan het paard 2—3 maal daags telkens 30—80 droppels op brood, aan honden 3—10 droppels te geven.

(Haubner.)

1131. N. Groene zeep

Wijngeest van elk 12 lood. Houtteer 3—6 lood.

Meng het nauwkeurig.

Om in te wrijven.

1132. N. Terpentijnolie

Reuzel

ol\'

Groene zeep van elk 12 lood. Meng het nauwkeurig.

Gebruik als het vorige. (Haubner.)

1133. N. Loodaziju 3gt;l2 wigtje.

Gedest. water 5 one.

Eene wassching.

1134. -\\. Sublimaat 3 korrels.

Gedest. water 12 lood.

Lene wassching.

1135. N. Sublimaat 1 korrel.

Gedest. water 18 lood. Bloem van zwavel 31/j wigtje. De jeukende plaatsen mede te bevochtigen.

113ö. N. Sublimaat 2 wigtjes, Kalkwater 18 lood.

Eene wassching.

Geel Phagademsch water.

1137. N. Chloroform

ol\'

Opium 2 wigtjes.

Reuzel 1—11/, lood.

Meng het nauwkeurig.

Om in te wrijven. (Spinola.)

1138. N. Uorax H/, lood.

Gedest. water 18 lood. Laurierkerswater 3/t lood. De aangedane plaatsen hiermede dagelijks te bestrijken.


N e t e 1 z u e h t (U r t i c a r i a\';.

Jeukende, als door brandnetels ontstane knobbeltjes of huiü-verhevenhedea, vooral bij paarden, runderen en varkens voorkomende , die soms van een ligte koorls vergezeld gaan , eerst rood zijn, dan bleek worden, al of niet te zamen vloeijen en van het eene deel op het andere overgaan. Dit uitslag verdwijnt bij het paard en het rund dikwijls in korten tijd van zelf en bij het varken na koude begietingen. Is daarbij de spijsvertering gestoord of koorts aanwezig (netelkoorts) dan geeft men ontsteking-werende purgeermiddelen.

21

-ocr page 348-

322

d. Zweet- of hi tteblaasjes (Eczema).

Eene uitbotting van ecu grooter of kleiner aantal kleine blaasjes, die niet zamenvloeijen, maar op elkander gedrongen staan en spoedig bersten, waarna de blootgelegde vlakte van de hyperaemisehc huid eene sereuse of op dunnen etter gelijkende vloeistof afzondert. Hiertoe behooren :

1. De zoogenaamde natte schurft der honden.

Ontstaat vooral door onzuiverheid, te veel \\oedsel bij gebrek aan beweging. De natte of vochtige plaatsen worden steeds grooter, die plaatsen jeuken hevig. Hel is gewoonlijk langdurig in beloop. Men geeft wasschingen niet verdunde oplossing van bijtende kali, potasch of zwavellever, of men maakt inwrijvingen met witte praecipitaatzalf. salpeterzuurzalf. of men bestrijkt de vochtige

plaatsen met eene oplossing van helsteen of verdunde kreosoot. 1139- N-

ivwikzall l1;.. woei. (,wintje. _ tot ^t ,oot stuk.e in tc wnj_

Meng dit nauwkeurig. . ...

Om in te wrijven. (f)e inwrijving

moet den 3. soms den ö ^ HM. N. Helsteen 7 korrels.

worden, maar de zieke plaats vooial Gedest. water 6 lood.

goed met zeepwater worff,quot; Qm de natte plaatsen mede te be-

wasschen). (Heitwig.) strijken (Hertwig.)

1140. N. Geconc. salpeterzuur 2 wigtj.

Verzachtende zalf\' (ungt. 1142. IV kreosoot 3 /j wigtje.

emoll.) l\'/j lood. Gedest. water 3 lood.

Maak er eene zalf van. Gebruik als het vorige. (Hertwig.)

2. De honger-, regen- of natte schurft der schapen.

Ontstaat na langdurige regens vooral bij koudweder, waardoor de opperhuid verweekt en afgestooten wordt en er eene dunne, sereuse of eiwitaardige vloeistof wordt afgescheiden; vooral op den rug en den nek komt de ziekte voor. De ziekte is niet besmettelijk en herstelt gewoonlijk als de dieren drcog worden gehouden.

3. De mok van het rundvee, draf- of s 1 obber-uil-slag, spoelingsuitslag, beenschuril.

Komt vooral voor bij runderen die met aardappeienspoeling

-ocr page 349-

Spoelingsuitslag. Ring wormachtige zweetblaasjes. 323

(vooral als die zuur is en van gekiemde aardappelen afstamt) of met draf of spoeling gevoed worden. De huid wordt roosachtig pijnlijk gezwollen , de dieren staan te trippelen, waarna de beschreven blaasjes ontstaan, die openbersten en oppervlakkige zweren en kloven veroorzaken. De ziekte komt vooral aan de achter-bcenen voor, waarschijnlijk omdat die meer met den mest en de pis worden bezoedeld dan de voorbeenen. Bij de behandeling komt bovenal verandering van het voedsel in aanmerking en moei voor droog en veel stroo gezorgd worden. Tegen de huidontsteking zelve wendt men lauwwarme baden aan of men bestrijkt de zieke plaatsen met zachte olieën of met loodwitzall. Bij sterke vochtafscheiding, bij kloven en zweren zijn wasschingen met kalk- ol loodwater . met eene oplossing van kopervitriool, met strooipoeders bestaande uit zamentrekkende zelfstandigheden, bij diepe verzweringen het inleggen van met terpentijn olie of aloë tinctuur bevochtigd werk noodzakelijk. Gerlach wendt de borax zoo wel inwendig (eenige (i—lOjlooden daags), als ook uitwendig aan, en in hardnekkige gevallen eene oplossing van chloorkalk . ol een smeersel uit lijnolie en terpentijnolie bestaande.

\'M43. N. iïqrax 3 IochI. Gebruik als liet vorige.

Water 5 ouc.

Om mede te wasschen. 1145. x. Lijnolie 6 lood.

(Gerlach.) Terpentijnolie 3 lood.

Maak er een smeersel van.

\'1144. N. (\'hloorkalk 3 lood. Om de lijdende plaatsen mede te

Water 15 one. bestrijken. \' (Gerlach.)

4. Ringwormachtige zweetblaasjes (Eczema i m p e t i g i n o d e s).

Hiertoe behoort de ook de als y e t h a a r w o r m , zelfs als schurft beschreven vorm en komt vooral voor bij oude, slecht behandelde en gevoede paarden voor. Het is meer ol\' minder over het geheele ligchaam verspreid. Het zijn clan weeke of vaste, gewoonlijk uit lagen bestaande korsten, vooral aan den hals; soms zijn er tevens spleten in de huid, die verdikt is, en onder de korsten zijn diepe verzweringen. De ziekte is zeer hardnekkig en kan met schurft verwisseld worden. De aangedane deelen worden bij deze ziekte, die bij den hond ook wel den naam van s p e k-of vetschurft draagt, eerst met vet of zachte olieën bestreken

-2\\-

-ocr page 350-

324 Spek- of vetschurft.

,p korsten te verweeken, die daarna met zeepwater verwijderd

worden- daarna gebruikt men inwrijvingen van groene zeep, kwi -/ df waarbü men al of niet terpentijnolie, stinkende hertshoornohe „r |ner wasschinsen met cene oplossing

.Xr nwrijvinsc\'. van s,».„ScUc,licgI.ir, en rn.cd.g «ee.

Lm Inlice «» aramalischc sulten met milt;ldenzo»ten. Ook dc men bittt . . , . aanlt;rewende bruinsteenzalf kan

hii chronische huidziekten vetl aar^twenv

quot;Ue reCtrM.Tm\'ware «tai in a.nwenüing komende „am ..jn ook de ^ me, ,f.

zalven me quot; f \' Qok iiel teuid wordt aangewend,

kooksel van quot;1C^ v,m\' zsvavel van elk «lood, lijnolie 30 lood, byv. kruid mtt bloe: voorzistiquot; verwarmd in de huid

t,ot een quot;^ /quot;^ekkige gevaUen, evenals bij de schurft: \'lood, keukenzout 12 tod met brandewijn 24 lood als

wassching. (Hertwig;-

1146. N. Bruinsteen 7—10 wigtjes. ^quot;quot;^ven^die\'dalma met zeepwa-Reuzel 3 lood. af te Wasschen en na 8

^uelteewquot;i^ L (Haubner.) dagen de imvrijvingen te^e^n.

quot;■ N\' fcsg S Tt

Reuzel S lood. ■ Salpeter l\'/i lood-

Daselliks eenmaal m te wiijvei • zutf van.

(HeitwO ^deU anderen dag m te w^vmi.

-1148. N. Houtteer l\'/j lood\'

Terpentijnolie 1151. N. KwikzaU\' 3 lood.

Witte praecipitaat ^an, ® ^ Groene zeep l1,^ lood.

I* 100 Ruwe potasch ^ lood.

Reuzel 41/ï lood. Maak er eene zalf van.

Maak er eene zall\' van. Dagelijks eenmaal op te strijken.

Dagelijks 2 maal op te stnjken. g ) o (Hertwlg,

1152. N. Afkooksel van 1^ lood witte

1149. N. Salpeter nieswortel 5 one.

Zwavel van elk 3 lood. Voeg er bij:

Wriif die met; Sniritus van lavendelkruid

Heete lijnolie 9 lood tot een P g lood.

smeersel. r.pdurende 5—6 dagen dagelijks

Voeg bij de koud gewor- eenmaal de zieke plaatsen mede le

Lavendetolte^komls. wasschen. (Hertwig.)

Drie

Lavenaeione io n.u.indagen na elkander dagelijks

-ocr page 351-

Melkkorst. Manenschurtt.

e. P o k k e n.

(Zie bladz. 22d.)

1\'. R i n i; w o r m uitslag (I m p e l i g o).

Beslaat in kleinere olquot; grootere, een oi\' meer vakkige puistjes, met een gelen inhoud. die tot gele oi\' bruine korsten opdroogt of ook wel een bloedigen etter bevatten en dan vormen zieh donkere dikke korsten. Rij de laatste vormen zich diepe , hardnekkige zweren in de huid. De ziekte komt bij alle huisdieren voor en de oorzaken zijn slecht weder, voedsel en verzorging, plotselinge verandering van voedsel enz.; hiertoe behooren :

I. De melkkorst, d e e g m u i 1, m u i 1 r u i of d a u w-\\\\ o r m 1 m p e t i g o I a r v a 1 i s).

Komt bij jonge, vooral zuigende kalven , lammeren , schapen , geiten en biggen voor en wel rondom den bek en aan hel hoofd, zelden aan andere doelen. Op een roode huid vormen zich kleine puisten. die spoedig tot gele of zwartbruine, soms te zamenvloeijende korsten opdroogen, waaronder ettering plaats beeft. Zuigen de dieren niet meer . dan geeft men ligte purgeermiddelen en bestrijkt men de korsten met zuiver vet of versehe olie. Na het afvallen der korsten wascht men de huid met aromatische aftreksels, kalkwater . zwak zamentrekkende stoffen of men bestrijkt ze met de zalf N. 11W).

2. De li p r i n g w o r m b ij h e 1 p aard (I. I a b i a 1 i s).

Komt soms tijdens den weidetijd bij paarden die witte lippen hebben voor. als kleine, vlakke , gewoonlijk digi bij elkander staande gele korsten, die op een dikke, soms van scheuren voorziene huid zitten. Het bestrijken der korsten met olie of vel is ter genezing voldoende.

3. Manen- en halsschurft, s t a a r t li a a r w o r m.

Koml bij paarden niet zelden voor. Aan den rand der manen

328

-ocr page 352-

Mok.

cn de zijvlakten van den hals vormen zich kleine puistjes, die gele of bruine korsten vormen, waarin de haren verward bevat zijn en waaronder de huid meer en meer verdiept wordt en steeds uitzweeting plaats beeft. Aan den staart komt ook deze ziekte voor cn veroorzaakt dan bet uitvallen der staartharen de zoogenaamde rattenstaart. — Na bet wegnemen dei-haren verweekt men de korsten op de wijze vroeger aangegeven, neemt men die weg en bestrijkt men de zieke plaatsen met groene zeep, teer. stinkende hertshoorn- of terpentijnolie, of men toucheert die met kopervitriool of helsteen. Dikwijls herhaalde wassehingen met zeepwater en bevochtiging met kalkwater herstellen gewoonlijk den staartworm.

4. De ring w o r m d er b i g g e n.

Beslaat in de vorming van dikke, zwarte korsten waaronder eene op etter gelijkende afscheiding plaats beeft, terwijl de omgeving verdikt en vettig is. Het jeuken is meestal zeer groot. De oorzaken zijn onbekend. Ilaubncr raadt wassehingen aan van zeepwater, of van aschloog, alsmede bet geven van middenzouten met zwavel en ruwe spiesglans.

5. De mok van het paard (Paronychia impetiginosa).

Onder dezen naam kent ieder eenc aan de achtervlakte van de koot des paards voorkomende ontsteking der huid, waaronder men gewoonlijk ook de paardenpok begrijpt. De ziekte komt vooral bij slappe paarden voor. Onzuiverheid, natheid, met sneeuw bedekte straten , zijn dc gewone oorzaken. Aan de achtervlakte van de koot, vooral aan de achterbeenen , wordt de huid heet, pijnlijk en rood (aan bcenen met witte huid). De blaasjes, op de huid ontstaan, bersten open en ontlasten eene eigenaardig riekende vloeistof, waardoor de baren aan elkander kleven en vastzittende korsten gevormd worden. Somtijds ontstaan er werkelijke verzweringen in de huid , en wordt de laatste zeer verdikt. Duurt de afscheiding voort, dan ontstaat de vochtige e g e 1 v o e t, terwijl als de huid droog wordt maar steeds atschubt de drooge egel voel of elephants voet ontstaat. Hel zooveel moge-

326

-ocr page 353-

Haarvreters.

lijk droog en zuiver houden van hel been is cene hoofdvoorwaarde bij de behandeling. Bij matige ontsteking bestrijkt men , na de haren te hebben afgeschoren . de huid aan de achtervlakte van de kool met Loom- of hennepolie. met. loodwilzalf 1—2 maal daags en omringt het zieke deel met werk. Zijn er ontvellingen of kloven aanwezig, dan verbindt men aanvankelijk met door olie doortrokken werk. Later echter, en vooral als eene vuile, oj) ichor gelijkende vloeistof wordt afgescheiden, strooit men gebrande aluin ol andere zamentrekkende en opdroogende poeders op, of men bestrijkt de dcelen met terpentijnolie of spaansche-vliegzalf, roode praecipitaatzalf, houtazijnzuur en soortgelijke middelen. Tegen woekerende granulatiën beproeft men het aanraken met helsteen of kopervitriool in substantie. Bij den vochtigen egelvoet kunnen opdroogende middelen aangewend worden, maar hier evenals bij den droogen egelvoet is meestal elke behandeling vruchteloos en ook de inwendige aanwending van spiesglans, kwik, arsenik, van purgeermiddelen enz. zijn meestal nutteloos. Bij den gangraeneusen vorm (de brandmok) wendt men in het begin verzachtende middelen, bijv. olie, loodwitzalf enz. aan; bij hevige ontsteking maakt men van koude omslagen en baden gebruik. Zijn er reeds stukken huid afgestorven, dan handelt men als bij vochtig versterf (bladz. 244) is opgegeven.

III. WOEKER DIEREN , PARASIETEN, a. Haarvreters en luizen.

Haar-, wol- of vedervreters (trichodectes), zoogenaamd naarmate van de dieren bij welke zij voorkomen, en luizen komen bij alle huisdieren voor, bovenal aan den hals, den rug, den staartwo»quot;^ bij het paard aan de manen, bij runderen aan den nek na)3ij (Je hoornen. Zij worden door vette olieën, vooral traa^ j(|0l. aeljie. rische olieën, vooral door anijs- en petersclie\'^^ (joor |ie( per,

sische insecten-poeder, door kwikzalf, -aarmedequot; sommigen met de tong niet bereikbare ligchaamsde^ of we] ha,sbandcn bestreken worden, door stinkende \'1 ... , , , ... . aierhjke olie, benzine, tabak, kole-kwint, witte en zwarte me- .i , • , . , , , .. \\

. , .... mortel, luiskruidzaad, sera. staphisagr.)

en vele andere middquot;\' , ..„i i... ,

.quot;\'Cu verwijderd. Maar altijd moei men ci

327

-ocr page 354-

328 Haarvreters. Luizen.

voor voorzorgen, dal niet hel middel voor hel dier nadeelig i^, bijv. liet inwrijven van het geheele ligehaam met vette oheen, o hel aflikken van ecne der bovengenoemde middelen; daarom vermijdt men zooveel mogelijk hevig werkende middelen aan te wenden, bijv. tabak, nieswortel enz. Haubner raadt de volgende quot;middelen vooral aan: sabadillezaad, luis-kruidzaad. witte nieswortel mei. anijszaad gemengd, verder traan ol lijnolie met wijngeest. wassehingen mei asehloog ol\' zeepwater, opstrooijen van zeer fijn poeder van beuken- of turfasch en het inwrijven der aseh met een horstel: verder fijn poeder van braaknoot met traan en eindelijk kreosooiwater. Al deze middelen moeten na :5—4 dagen meestal op nieuw worden aangewend. Gerlach zegt, dal scherpe azijn, waarmede de dieren met tusschcntijden van 2—3 dagen eenige malen gewassehen en geborsteld worden, een praktisch middel is, waarvan de werking door bijvoeging van houlaziju nog verhoogd kan worden. Bering voegt bij kwikzalf vel ensteenohe, om de dieren van hei belikken af te houden. Volgens Hertwig worden de luizen bij houden het beste verwijderd door herhaalde wassehingen met een aftreksel van anijs- en peterseliezaad, mei een afkooksel van labak. of mei eene oplossing van sublimaat, of door het bestrijken op enkele, kleine plekken aan den nek, den hals en den rug mei kwikzalf, om de 3—4 dagen le hertden , hierbij moei echter het aflikken door bel aanleggen van een mondkorf belet worden.

1153. N. Stinkende dierlijke olie 3/4ld. 1157. N. om00\'\'\'

Kwikzalf 3 lood. .yijn.iziqn /2 one.

Om in te wriiven. Kook dit .

Urn in te wrijven. Zijg het door.

1154. N. Stinkende dierlijke olie 3^ Om mede te wasschen. (Weiss)

■ o en, i„„h Wlgt,\'e\' 1158. N. Gesneden coleouint 6 lood-Reuzel 2—21/4 lood. Kookt die met 4 pond water

Maak er eene zalf van. tot op 3 pond.

Gebruik als het vorige. Z jg door.

Het rund hiermede dagelijks een-

1155. N. Terpentijnolie maal te wasschen. (Hertwig.)

Stinkende dierlijke olie van

elk 3 lood. ^ j^c) jsj a.\'kooksel van 3 lood zwarte Gebruik als het vorige. \' \' nieswortel 5 one.

Om mede te wasschen.

,m «■ Sï.\' ?.i?3W 1160. N. Afkooksel

Water 6 one. meswortel 5 one.

Om mede te wasschen. (Gille.) Om mede te wasschen.

-ocr page 355-

Vlooijen. Teeken.

329

1161 N. Zwarte nieswortel s/., lood. Groene zeep 3 lood.

Maak er eene zall van.

Om in te wrijven.

1162. N. Luiskruidzaad 3j\'l lood.

Kwikzalf 3l/2 wigtje.

Reuzel 3 lood Maak er eene zalf van.

Om in te wrijven.

1163. N. Sabadillezaad

Luiskruidzaad Witte nieswortel van elk li/j lood.

Anijszaad 3 lood.

Maak er een poeder van. Om droog in de haren in te wrijven.

(Haubner.)

1164. N. Poeder v. braaknoot l1/» W-

Traan 7i/2 one.

Om in te wrijven.

(Haubner.)

1165. N. Kreosoot li/2 lood.

Wijngeest 15 lood.

Water 3—6 one. Om daarmede de haren te bevochtigen. (Gerlach.)

1166. N. Kwikzalf

Reuzel van elk 6 lood. Steenolie (ol. petrae) sji tot li/jj lood.

Om in te wrijven. (Hering.)

1167. N. Aftreksel van 3 lood anijs-

of pieterseliezaad 18 lood. Om mede te wassehen. (Hertwig.)

1168. N. Afkooksel van 3 lood tabak

18 lood.

Wijnazijn 18 lood. Om mede\'te wassehen. (Hertwig.)

1169. N. Sublimaat 13 korrels.

Gedest. water 18 lood. Om mede te wassehen. (Hertwig.)


i). Vlooijen.

J)e vlooijen der honden worden liet beste verdreven door zuiver-houden van hel dier en van zijn hok ol\' ligplaats, door dikwijls wassehen met koud water, met zeepwater, met afkooksels van bittere planten, hijs. alsem ol\' nootenhoom bladeren, door het persisch insectenpoeder ol\' door kwikzall\', waarmede men eenige deelen van de huid bestrijkt. Als een voortrelïelijk middel beveelt Köhne de aloë aan; hij ongeveer V/2 wiglje voegt men 1 pond water, en met deze vloeistof waseht men de honden olmen geeft ze er een had in.

c. Teeken. lekken of lick en.

Ue teek komi vooral hij den hond voor, soms in een groot aantal. Zij veroorzaken door het inboren van den kop In de huid en het bloed inzuigen eene matige prikkeling. Om ze te verwijderen bestrijkt men ze met kwikzalf, tinctuur van aloë, terpentijnolie of stinkende hertshoornolie. Bij schapen is eene zalf . bestaande uil I deel poeder van petersellezaad en 3 deelen reuzel, zeer nuttig; na het seheeren wordt daarvan ter grootte van een hazelnoot ingewreven.

-ocr page 356-

330 Haarzakmijt. Schurft.

d. De haarzakmijt, mede eters (Acarus follicuiorum).

Konu soms in de haarzakken en luiidsmeerkliertjes bij den hond voor. De huid zwelt op. waarop roode te zamen vloeijende vlekken ontstaan en daarop ontstaan nu kleine, later grootei wordende knobbeltjes, die eerst cene eiwitaardige, later etterige vloeistof\' bevallen, daarin zit de mijt. die men door uitdrukken er gemakkelijk uit kan krijgen. Tegen deze ziekte kan men, maar meestal zonder gevolg, wasschingen van zeepwater en loog, bevochtiging der huid met eene oplossing van helsteen (7 korrels op 3 lood water), inwrijvingen mei mangaanzall enz. aanwenden. Gunstige gevolgen heelt men waargenomen na het inwrijven van oleum juniperi aethereum en zulks door middel van een wollen lap en afgewisseld met zeepbaden.

e. Schurft (Scabies).

De schurft komt bij al onze huisdieren voor en wordt steeds gekenmerkt door de aanwezigheid van mijten.

De schurft hij liet paard.

Bij het paard onderscheidt men 3 soorten van schurft, waarbij een verschillende mijt wordt aangetroffen.

a. De sarcoptes-schurft

wordt door dc sarcoptes equi veroorzaakt. Op de huid vormen zich kleine knobbeltjes in het midden waarvan een haar staat. Terwijl de haren op en om deze knobbeltjes uitvallen, vormen zich eroolere of kleinere haarlooze plaatsen, die met opperhui s-schubhcn bedekt zijn; na wegname derzelve is de huid glanzend. Later ontstaat er uitzwecting op dc huid en vormen z.ch dunne langzaam dikker wordende korsten, de hmd wordt geïnfiltreerd

cn de huid plooit zich, vooral aan den hals. In de hoogcre graden der ziekte ontstaan puisten, dikke korsten, verdikkingen dei-huid enz. Gewoonlijk ontstaat de ziekte het eerst aan het hoofd, den hals en dc schouders, en verbreidt zich steeds verder. (Deze schurft gaat op den mensch en het rund over).

-ocr page 357-

Schurft.

b. L)e lt;1 c i\' in a 1 o c o |) l e s - s c li u r 1\' I s c. c (j u i cl e r-in ;i t o c i) p t i c, a).

Wordt door hel herhaald bijten van de dermatoeoples communis veroorzaakt, die met zijn kaken in de huid dringt, zich daar vast houdt en mei de tegen de huid gelegen lippen vloeistoffen inzuigt Er vormen zich dan kleine, roode knobbeltjes, die zich met opperhuidschubjes bedekken en na ongeveer 8 dagen verdwijnen. Zijn er veel beten naast elkander, dan ontstaan er rijkelijke schublagen . later verdikkingen en plooijen in de huid en meer of minder dikke, gcelgrauwe korsten. Deze mijten vormen geen gangen en komen vooral voor aan den maantop, de manen, den slaarlworlel, den keelgang, de binnenvlakte der dijen, den koker. Is de ziekte nogal uitgebreid, dan kan men de mijt, die men met het bloote oog kan zien , gemakkelijk vinden , ook aan de van de huid afgenomen korsten. (Deze mijten gaan wel op den mensen schurft.)

over en veroorzaken een hevig jeuken . maar geen

schurft doel zich kennen door een lastig aan de koot en de beenen , dat de dieren door stampen en slaan te kennen geven. Aan de genoemde

c. De derma tophagus-schurft se. der ma l op h agi ca), of been schurft.

Deze vorm der jeuken , vooral wrijven

plaatsen heeft eene rijkelijke afschubbing der opperhuid plaats, de haren vallen uit de huid wordl dikker, er vormen zich korsten. De ziekte strekt zich slechts hoogst zelden boven de voorknie en het spronggewrichl uil.

Over de behandeling van de schurft spreken wij bij die ziekte van hel rund.

De schurft van hel paard (en hei schaap) behoort ingevolge hel Kon. besluit van 80 October 1872. (Stbl. 105), tol de besmet-lelijke ziekten, waarop dus de bepalingen van de artikelen 13 en 14 der Wet van 20 Juli 1870 (Stbl. 131) van toepassing zijn. § 5 zegt: de door schurft aangetaste paarden of schapen moeien van de overigen afgezonderd gehouden worden. — Vee , dat volgens artikel 22 der Wel van 20 juli 1870 als verdacht wordt

331

-ocr page 358-

Schurft.

beschouwd, blijft in dien toestand bij schurl\'t van paarden 15 dat Sen (en bij schurft van schapen 1 dag). — De termijn, bedoeld bij art. 22 der wet van 20 .mli -1870. wordt gesteld voor schurft bij paarden op 15 dagen (en bij schapen op l dag). — Bij afsluiting van besmette hoeven of weiden. ingevolge het eerste lid van art. 2!) der Wet van 20 Juli 1870 is verboden: bij schurft van paarden invoer in en uitvoer uit den afgesloten kring van paarden, (en bij schurft van schapen, invoer in en uitvoer uit den afgesloten kring van schapen . — De termijnen, bij art. 32 der Wet van 20 .mil 1870 bedoeld, worden gesteld bij schurft voor paarden op 15 dagen (en voor schapen op 30 dagen).

2. Oc schurft Mj liet rund.

Rij het rund komt de dermatocoptes- en dermatophagusschurft voor. De eerste begint meestal aan den staarlwortel en de zijvlakten van den bi-Is en verbreidt zich spoedig over het hoofd, langs de wervelkolom, het schouderblad enz. Ook de laatste begint gewoonlijk aan den staarlwortel. maar gaat alleen bij slechte verzorging der huid langs den rug tot aan den hals voort en naar den uijer en de binnenzijde der dijen. In den regel blijft zij zelfs jaren lang tot den staart bepaald. De kenmerken zijn overigens dezelfde als bij het paard.

De behandeling der schurft heeft ten doel de verwijdering op mechanischen weg der mijten, door sterk borstelen, wrijven met scherpe strooiwissen, met (ijn gestooten steenen, steenstof, enz. of wel hel dooden der mijten door stoffen, die giftig op ze inwerken , of eindelijk door middelen die eene intensieve ontsteking der huid teweeg brengen. Eene inwendige behandeling is geheel overtollig en bet is bij de uitwendige aanwending van geneesmiddelen voldoende als men zorgt voor goed, krachtig voedsel, voor zuiver-iieid, ook van de huid.

De aanwending van middelen in den vloeibaren vorm , en wel als wassehingen, baden of mengsels, verdient de voorkeur boven den zalfvorm. omdat de eerste zich beter over de huid uitbreiden, beter de haren en de opperhuid doordringen en de mijlen zekerder dooden.

332

-ocr page 359-

Schurft.

Kwik- en arsenikpraeparaten werken wel krachtig, maar zijn omdat die op groote vlakten aangewend gemakkelijk nadeelige gevolgen kunnen veroorzaken, hoogstens in zeer hardnekkige gevallen aanwendbaar.

Bij paarde n en r u n d e r e n gebruikt men oplossingen van bijtende kali (1 deel op bO deelen water,) van zwavellever (1 deel op 5—10—20 deelen water), verdund zwavelzuur (1 deel geconcentreerd zwavelzuur op 24 deelen water), afkooksels van tabak als wassching, de groene zeep, die men met wijngeest tot een mengsel maakt en dagelijks eenige malen inwrijft, de kwik-zalf. de teer, de stinkende hertshoornolie, de kreosootzalf, de zwavelzali\', verder zalven met zwavellever, terpentijn-en steenolie, in zeer verouderde en hardnekkige gevallen ook de spaansehevlicg-zalf, die ingewreven worden, maar die, evenals de wassehingen, niet alleen op de duidelijk zieke plaatsen der huid moeten aangewend worden, maar ook op de omringende gezonde huid, zal het gevolg er san zeker zijn. De tegenwoordig bijna geheel uil het gebruik geraakte zalf van Fritscher (1184) wordt zoo aangewend, dat men het dier er geheel mede inwrijft, het warm toedekt, na 2 dagen de op de haren nog aanwezige zalf met stroo-wisschen afwrijft en dit tot den 10. dag voortzet, op den 11. dag met loog en zeep het dier reinigt, en als de ziekte niet genezen is de inwrijving op den volgenden dag herhaalt. — Van cene goede uitwerking is het ie Weenen veel in gebruik zijnde teersmeersel (1185), waarvan het slechts eenmaal aanwenden — waarvóór de dieren echter met zeep gewasscben moeten worden en de door olie verweekte korsten moeten weggenomen worden — in den regel de ziekte herstelt. — De met hel middel van Vleminckx 1) tc Weenen aan paarden in het werk gestelde proeven, gaven geen zeer gunstige uitkomsten, daar l. gewoonlijk 2—o wassehingen noodzakelijk waren, om de ziekte op le hellen en 2. zelfs bij paarden met niet zeer gevoelige huid vrij groote zwellingen onder de borst en den buik en aan alle ledematen ontstonden, waarbij zich een over-

1) Bij deze, bij de menschel ij ke sclmiii aanbevolen , lumdehvijze bedient men zieb van bel ealcium-oxysulpbureel. Van dit middel werd um de werking aan pa.u Jen te beproeven, 1^ pond met 10 pond water tot ü pond in gekookt , en bet schurftige paard, nadat bet met zeepwater gereinigd was , met borstels over bel geheele ligebaam goed gewasscben.

-ocr page 360-

Schurft.

vloedig eczema vormde, die ter herstelling eenige weken noo-dig hadden.

Andere middelen, die bij de hehandeling van de schurft bij paarden en runderen worden aangewend, zijn: het krcosoolwater en de kreosootolic ! deel kreosoot met 25—40 dcelen olie), het photogeen (met gelijke gewichtsdeelen raapolie gemengd), de oplossing van bijtende kali in verbinding met teer en stinkende dierlijke olie, geconcentreerde azijn (met gelijke dcelen water), kopervitriool met tabaksafkooksel, zinkvitriool met nieswortel, de potasch, dc chloorkalk. het kreosoot met arscnik. de sublimaat enz.

Tegen de beenschurit bij het paard raadt Kölme cene zali\' aan bestaande uit terpentijnolie en groene zeep (gelijke dcelen), welke ingewreven ca eerst na 8 dagen afgewasschcn. dc ziekte bij eenmaal aanwending herstelt.

\'H70. N. Afkooksel van \'lij lood tabak 5 one.

Om mede te wassclien.

(Haync.)

\'1171. N. Houtteer

Groene zeep van elk 12 ld. Om in te wrijven. (Haubner.)

1172. N. Bloem van zwavel 0 lood. Groene zeep 18 lood. Stinkende dierlijke olie 3 ld. Maak er eene zalf van.

Gedurende 2—3 dagen eenmaal daags in te wrijven, en de ingewreven plaatsen na eenige dagen met zeepwater of aschloog af te wasschen.

(Haubner.)

,1173. N. Kreosoot % lood.

Reuzel 15 lood.

Maak er eene zalf van.

Om in te wrijven.

1174. N. Bloem van zwavel 3 lood.

Reuzel 12 lood.

Maak er eene zalf van.

Om in te wrijven. (Haubner.)

1175. N. Groene zeep

Houtteer van elk C lood. Zwavellever 3/4 lood.

Maak er eene zalf van.

Om de 6 dagen in te wrijven.

(Hert wig.)

1176. N. Zwavellever l\'/j lood.

Groene zeep 4l/2 lood. Lijnolie 2\'/j one.

Maak or een smeersel van.

Om in te wrijven. (Hertwig.)

1177. N. Terpentijnolie

Groene \'zeep van elk 12 ld. Dagelijks eenmaal in te wrijven.

(Haubner.)

1178. N. Lijnolie 9 lood.

Terpentijnolie 3 lood. Poeder \'van spaansche vliegen ll/2 lood. .Meng dit nauwkeurig.

Om in te wrijven. (Spinola.)

1179. N. Stinkende dierlijke olie 3 ld.

Poeder van spaansche vliegen 3/4 lood. Terpentijnolie 6 lood.

Maak er eene Vloeibare zalf van. Om in te wrijven.

(Hayne.)

1180. N. Terpentijnolie

Stinkende dierlijke olie van elk 3 lood. Laurierolie 6 lood.

Poeder van spaansche vliegen 31/j wigtje. Maak er een smeersel van.

Om in te wrijven. (Hayne.)


-ocr page 361-

Schurft.

335

1181. N. Poeder va» spaansche vlie

gen l\'/j lood. Bloom van zwavel 6 lood. Keuzei 24 lood.

Maak er eene zalf van.

Gedurende 1—3 dagen eenmaal daags in te wrijven, en het dier 5—8 dagen latei\' met zeepwater of aschloog te wassclien.

(Haubner.)

1182. N. t\'oed. v. spaans, vliegen 3 ld.

Bloem van zwavel Ruwe aluin van elk li lood. Lijnolie 24 lood Terpentijnolie 12 lood. Meng liet nauwkeurig.

Gebruik als het vorige.

(Haubner.)

1183. N. Tinct. v. spaans, vliegen 3 ld.

Terpentijnolie B lood. Lijnolie 18 lood.

Maak er\'een smeersel van. Gebruik als het vorige,

(Haubner.)

118\'t. N. Kwikzalf

Bloem van zwavel v. e. 12 ld. Hertshoornolie 6 lood. Hennepolie 7\'/, one.

Meng dit nauwkeurig.

Om in te wrijven.

1185. Uoutteer

Bloem v. zwavel v. e. 2i/j one. Groene zeep

Wijngeest van elk 5 one. Maak er een smeersel van. Om in te wrijven.

(Bij gevoelige huid voegt men or 12 lood poeder van krijt bij.)

1186. N. Kreosoot 3 lood.

Water 1 pond.

Om mede te wasschen.

(Hertwig.)

1187. N. Kreosoot 41/2 lood.

Wijngeest 4i/2 one.

Water 12—15 one. Een wassching voor het paard.

(Gerlach.)

1188. N. Bijtende kali 9 lood.

Los dit op in:

Gedest. water 15 one.

Voeg er bij;

Houtteer

Hertshoornolie van elk 18ld. Meng het goed.

Om m te wrijven. (Gerlach.)

1189. N. Afkooksel van 12 lood tabak

I pond.

Kopervitriool 3 lood. Om mede te wasschen.

1190. N. Bloem van zwavel

Zinkvitriool van elk i1jï ld. Poeder van witte nieswortel 3l/2 wigtje.

Reuzel C lood.

Maak er eene zalf van.

Dagelijks eenmaal de schurftige plekken\' mede In te wrijven.

(Hertwig.)

1191. X. Ruwe potasch l\'/2 lood.

Bloem van zwavel 41/ï lood. Groene zeep 12 lood. Terpentijnolie 3 lood.

Meng het nauwkeurig.

Gebruik als het vorige. (Haubner.)

1192. N. Groene zeep 5 one.

Terpentijnolie 9 lood. Chloorkalk 3 lood.

Meng het goed.

Om m te wrijven. (Spinola.)

1193. N. Chloorkalk 11 ;\'.2 lood.

Los die op in:

Water 9 lood.

Doorzijgen en daarna bijvoegen :

Lijnolie 9 lood.

Maak or een smeersel van. Dagelijks eenmaal in te wrijven.

(Haubner.)

1194. N. Kreosoot 3 lood.

Witte arsenik 2 wigtjes. Groene zeep 2,/2 one.

Maak er eene zalf van.

Om in te wrijven.

(Het paard inoet 24 uren na het eerste inwrijven, met tabaksafkooksel gewasscnen, daarna de inwrijving herhaald en op den dag daarna over het geheele ligchaam met eene oplossing van chloorkalk gewasschen worden.)

1195. N. Afkooksel van 12 lood tabak

1 pond. Sublimaat 8—16 korrels. Oin mede te wasschen.


-ocr page 362-

Schurft.

3. De schurft bij het schaai».

Deze zieklc wordt door de dermalocoptes communis, F. veroorzaakt. Er ontstaan op de plaats waar de beet van de mijt is kleine, bleekgele knobbeltjes; door vele naast elkander liggende steken ontstaan verdikte, met knobbeltjes , blaasjes en puistjes bezette huidplekken, die zich met sehubbcn en korsten bedekken, waaronder de mijten zitten, en waarmede dc wol uitvalt. Dc onderliggende huid is verdikt en geplooid. Bij geschoren dieren vormt zich gewoonlijk een dikke, drooge. perkamentachtigckorst op dc gezwollen Imid enz. In den herfst en den winter, als dc schapen in warme, bedompte stallen staan en lange wol hebben, maakt de ziekle snellen voortgang.

De schurft der schapen is bij Kon. besluit van 30 Oct. 1872 onder de besmettelijke ziekten opgenomen. \'L\'w dc maatregelen er tegen tc nemen l)ij de paardenschurft vermeld bladz. 331.)

Bij de schurft der schapen kan óf de smeer- óf de badkuur worden aangewend. Bij de eerste —, die slechts dan kauworden aangewend, als in cene kudde slechts weinige dieren zijn aangedaan , cn ook dan nog, dewijl de ziekte hij cenige dieren gemakkelijk overzien kan \\\\ orden, slechts zelden cene geheelc uitroeijing tier ziekte ten gevolge heeft — worden dc aangedane plaatsen der huid met terpentijnolie, hertshoornolic, kreosoot, afkooksel van tabak enz. behandeld. Het cenige voordcel van deze behandeling is, dat die in elk jaargetijde kan aangewend worden.

Wil men dc ziekte . in ccnc kudde uitgebroken, spoedig wegnemen , dan moet men dc badkuur aanwenden, die steeds de voorkeur verdient en die ook des winters, maar dan in een warmen stal kan plaats hebben, ofechoon het warme jaargetijde er over het geheel beter voor geschikt is, omdat tie gebaad hebbende dieren dan in weiden of in schuren kunnen worden ge-bragt cn intusschen de stal kan worden gezuiverd. Voor die baden gebruikt men onderscheidene vloeistoffen. Eene cr van die zeer goedkoop is, zeker werkt cn over het geheel niet na-deelig is voor dc wol, integendeel zelfs den groei er van bevordert, is dc loog van Walz, die men bereidt door 4 deelen onge-bluschte kalk met water langzamerhand (ot een brij te maken,

336

-ocr page 363-

Schurft.

waarbij men 5 deden potaseh of 60 deelen ascli van beukenhout en evenzoo veel runderpis of vocht van de mestvaalt voegt, zoo dat het mengsel de dikte van brij heeft, waarna men er bij voegt: (i deelen stinkende dierlijke olie, 3 deelen teer, 200 deelen runderpis of vocht van de mestvaalt en 800 deelen water. De bijvoeging van zwavel of sublimaat is overtollig. Op één schaap rekent men ongeveer 1 n. p. loog. — De vloeistof wordt in een kuip, die groot genoeg is. gedaan, een of twee soortgelijke, maar ledige kuipen worden er naast geplaatst en nu het eene schaap na het andere, met naar omlaag gekeerden rug, zóó in het bad gedompeld , dat bet geheele ligebaam, bel hoofd uitgezonderd. met de loog iu aanraking komt en daarin zoo lang gehouden tot wol en huid door en door nat zijn. Hierop wordt het dier m eender ledige kuipen geplaatst, de natte wol uitgedrukt en de vloei-stof door borstels in de zieke plaatsen, na verwijdering der korsten . ingewreven. Men brengt de dieren daarna op eene zonnige plaats, of bij ongunstig weder in een ruimen met versch stroo voorzicnen stal cn laat ze droog worden. Koude en vocht moeten zorgvuldig vermeden worden. -- Het baden herhaalt men zoo noodig nog 1—3 maal, telkens met tusscbentijden van 8 dagen.

Gerlacb laat de dieren eerst in eene uit 1 deel versch gebrande kalk. 2 deelen potaseh en 20 deelen water bestaande vloeistof (het voorbe-rcidingsbad), en 2 V daarna in het eigenlijke schurftbad, bestaande in een afkooksel van labak (1:20) wasschen; ook dit bad wordt na 5—8 dagen herhaald.

Arsenikbaden moeten wegens de nadeelige uitwerking op men-sehen en dieren niet gebruikt worden. liet mengsel van Tessier bestaat, voor 100 schapen gerekend, uit 15 ons arsenigzuur, 10 p. ijzervitriool met 9ü p. water, tot op 2 3 ingekookt, en na bijvoeging van het verdampte water nog eens opgekookt. Dat van Scheuerle beslaat uit 1 deel arsenik, 42 deelen aluin en 200 deelen water.

1190. N. Lijnolie 1\'2 lood. 1197. N. Hei\'tshoornolie

Hertshoornolie 6 lood. Bijtende loog van elk 6 lood.

Maak er een smeersel van. Water (i pond.

Om in te Wrijven. liene wassehing.

(Ilayne.) (Hayne.)

22

337

-ocr page 364-

Schurft.

4. De schurft hij tie geit.

Wordt veroorzaakt door de sarcoptes caprac F., maar komt weinig voor; de ziekte gaat op den mensch over. De behandeling is als bij het schaap.

5. De schurft bij het varkeu.

Ivomt over bet geheel weinig voor en onlstaat door sarcoptes squamiferus F. Het schurftuitslag gelijkt veel op dat van het paard, en het komt volgens Viborg vooral in de slaapgroeven en de binnenvlakten der dijen voor. Het schijnt voor den mensch besmettelijk (e zijn. Gerlach raadt bierbij aan loogbaden, maar eens zoo sterk als bij het schaap, die evenzoo l—2 maal met tusschen lijden van 5—G dagen herhaald moet worden.

In hardnekkige gevallen wendt men na bet eerste bad de kreosootzalf ol\' de kreosootolie aan, en geeft men (en slotte na ongeveer 8 dagen een tweede loogbad.

6. eu 7. Dc schurft hij houdeu eu katten.

Bij den hond wordt de ziekte veroorzaakt door de sarcoptes squamiferus en bij de kat door sarcoptes minor. Dc kenmerken komen overeen met die ziekte bij dc overige dieren. Bij den hond komt zij, vooral bij weekelijke dieren, vooral aan den buik voor als kleine, roode stipjes, welke roodheid vooral door het schuren zich uitbreidt (de roode schurft); bij honden met dikke huid zijn de knobbels grooter, vormen blaasjes en er vormen zich dikke, bruine korsten (vetschurft). Bij beide dieren begint dc ziekte bel meest aan den kop. De schurft van beide dieren gaat op den mensch over.

Ter herstelling maakt men van dezelfde middelen als bij andere dieren gebruik en het beste is om die ook over bet geheelc ligebaam aan te wenden (1122—li2o, 1198—1210). Bij verdikte , geplooide, niet korsten bezette huid werkt volgens Gerlach een slappe loog- of zeepbad, met daarop volgend baden in een afkooksel van tabak (bijv. I pond tabak met 1;j p. water

338

-ocr page 365-

Schurft.

lot op 2/3 verkookt), e» een- hoogstens 2maal herhaald (na 4—5 dagen) het spoedigste en liet zekerste.

Groene zeep van elk 3 lood. Potasch li/2 lood.

Lijnolie 12 lood.

Maak er een smeersel van.

Mot het 4. gedeelte er van de schurftige plaatsen in te wrijven eu dit telkens na 3 dagen te herhalen.

1205. N. Zwavellever Terpentijnolie van elk s/., ld. Groene zeep 3 lood.

• Lijnolie 9 lood.

Maak er een smeersel van. Om daarmede dagelijks 1 maal de schurftige plaatsen in \'te wrijven.

(Hertwig.)

1206. N. Zwavellever li/j lood. Zwavelzuur 1 lood.

Water 21/, one.

Om mede te wasschen. (Weiss.)

1207. N. Zwarte nieswortel 9 lood. Kook die met 2 p. water gedurende l/2 uur.

Voeg hij de nog heete, door-gezijgde vloeistof:

Witte arsenik 3\'/, wigtje.

Om mede te wasschen. quot; (Weiss.)

1208. N. Groene zeep 3 lood. Terpentijnolie li/2 lood. Brandig hertshoornzout 3li ld.

Maak er eene zalf van.

Om den anderen dag in te wrijven.

(Hertwig.)

1209. X. Aetherische jeneverbeziën-olie l\'/j lood.

Om na wegname der haren de schurftige plaatsen mede in te wrijven.

1210 N. Kreosoot 31/, wigtje.

Lijnolie 7\'/2quot;looit Om in te wrijven.

Ook bij de kon ij n e n en bij de hoenders komt de schurft voor, bij dc eerste veroorzaakt door ile sarcoptes minor, bij de laatste door sarcoptes mutans. Volgens Heyual en Lanquetin gaat die der hoenders (kippen) op den mensch en het paard over; zij raden ler herstelling zeer de zalf van Ilelmerich aan ^bloem van

339

1198.. N. Ruwe potasch of

Salpeter 3 lood.

Water 5 one.

Eene wassching. (Hertwig.)

1199. N. Potasch

Salpeter van elk fl lood. Water

Brandewijn van eik 18 lood. Uo zieke huidplekken daarmede dagelijks 1—\'2 maal te wasschen.

(Hertwig.)

1200. N. Afkooksel van li/a loodwitte

nieswortel

of;

At kooksel van 3 lood tabaksbladeren 5 one. De schurftige plaatsen dagelijks \'1 maal mede te wasschen en dit gedurende 5—ü dagen te herhalen.

(Hert wig.)

1201. N. Poeder van witte nieswortel

3/4 lood.

Reuzel

Groene zeep van elk 3 lood. Maak er eene zalf van.

Om in te wrijven. (Hertwig.)

1202. X.Uecone.salpeterziniivi\'/., wigtj.

Reusel 3 lood.

Maak er eene zalf van.

Om in te wrijven.

1203. N. Salpeter

Bloem v. zwavel van elk 3 ld. Groene zeep 9 lood.

Maak er eene zalf van.

Gedurende 3 dagen dagelijks 1 maal in te wrijven, het dier dan af wasschen en de inwrijving na 8 dagen herhalen. \' quot; (Hertwig.)

1204. N. Houtteer

22*

-ocr page 366-

Hoef- on klauwontsteking.

zwavel 2 dcclen, koolzure kali 2 dcelen . reuzel 8 deelen), alsmede kwikzalf, benzine met olie of vet gemengd, oplossing van sublimaat in alkoliol (1; 20).

HÖEFZIEKTEN.

1, Algemeene hoef- en klauw-ontsteking (Panaritium).

De traumatische ontsteking ontstaat vooral door langdurig en aanhoudend snel loopen op harden . ongelijken bodem, door drukking der ijzers, daaronder beklemde steenen enz. De rheumatisebe ontstaat door het vatten van koude, vooral bij heet weder enz. en heet dan v o e t b e v a n g e n h c i d, waarbij echter ook de spieren meer of minder zijn aangedaan, terwijl de eigenlijke hoefontste-kinff, de metastatische, dan eens meer deze, dan weder gene deelen van den hoef aandoet en steeds neiging heeft om in ver-ettering over te gaan. In het algemeen geeft de ziekte zich le kennen door : telkens verplaatsen van den hoef, waarbij, naarmate van de zitplaats der ontsteking, het een of ander gedeelte van den hoef wordt verschoond, het paard treedt met den zieken voet niet door, de boef is warmer, de slagaderen aan de koot en pijp pulseeren sterker; bij drukking op den hoef looncn de dieren pijn. Dij hevige ontsteking is er koorts aanwezig.

De behandeling bestaat in: het afnemen der ijzers, plaatsing op rijkelijk stroo, besnijden van den hoef, karige voeding. In de ligtere graden tier ontsteking de aanwending van koude, om de 10 minuten vernieuwde omslagen, die zoolang voortgezet worden als de warmte en de pijn aanhoudt, of andere uilgangen der ontsteking zich voordoen. Dij de hoogere graden wendt men, behalve de plaatselijke\', ook nog de algemeene ontstekingwerende behandeling aan (aderlatingen, verkoelende zouten, vluchtige inwrijvingen enz.). Plaatselijke bloedontlastingen en wel aan de kroon en de zool zijn ontbeerlijk. liet wegnemen der geheele zool komt hoogstens slechts in die gevallen der voetbcvangenheid te pas waarbij vrees voor versterf (gangreen) bestaat. — Heeft zich etter in den hoef gevormd, dan moet dien dadelijk uilgang verschaft worden en moeten de blootgelegde vliezige deelen met boomolie,

-ocr page 367-

Voclkalrol-ontsteking.

loodwitzall\' enz. op werk gestreken bedekt worden. Hij vuile veretteringen cn versterf beproeft men voetbaden met lauwe, slijtnige afkooksels, de chloorkalk (3/4 lood op 18 lood water), later digestief- cn loodazijn-zalven, kalk water met boom- of bilzenkruid-olic (3 lood kalkwitter met I \'/o lood olie); sterk prikkelende middelen, als gebrande aluin, ijzer- en zinkvitriool, roodepraccipitaat enz., die men ook wel aanwendt, zijn meestal meer na-danvoor-deelig en mogen hoogstens bij belangrijke woekering gebruikt worden.

2. Slepende hoefgewrichts-krcnpellieid, voctkatrol-ontstoking, straalbcenskrenpelheid.

Men verstaat hieronder eene eigenaardige bij het paard voorkomende ontsteking cn verdere ontaarding van het hocfgewricht en de dcclen er omgelegen , waarbij het straalbecntje meestal op deze ol gene wijze is aangedaan, ftc ziekte is zeer gewiglig en in het begin meestal mocijclijk tc herkennen. Zij ontstaat dikwijls na hevig springen, na te plotseling halt houden bij zeer snelle beweging. Do dieren staan meer of minder op de loon van den hoef, plaatsen dc voet en de koot naar voren, maar hellen de voet goed op, aan den hoef is meestal niets ziekelijks waar te nemen, later echter wordt die warnier, de hoef wordt kleiner cn trekt zich vooral aan de zijwanden zamen, enz. Braucll zegt, dat men door het onderleggen van een gesloten ijzer cn bet drukken op den straal — waardoor dc kreupelheid aanmerkelijk toeneemt — de onderkenning gemakkelijk kan maken.

Behalve de bij dc hocfontstcking aan te weitden leefregclkundige behandeling moet bij deze ziekte, vooral als die hevig optreedt, de óntslekingwerende geneeswijze worden aangewend. Zijn er evenwel verschijnselen aanwezig, die op een langeren duur van het gebrek en op het aanwezig zijn van ontstekings-uitgangen wijzen, dan wendt men krachtige prikkelende middelen , als het spaanscbe-vliegsmecrsel, dc spaanschevliegzalf, de braakwijnsteenzalf als inwrijvingen op de kroon aan. Een dragt door het straalkussentje getrokken, laat men 1 \'i—21 dagen liggen cn gedurende dien lijd moeten dagelijks lauwe voetbaden worden aangewend. — Een

841

-ocr page 368-

Kneuzingen en verwondingen.

ander middel om de dieren, len minste gedurende eenigen lijd, bruikbaar te maken in de zenuwdoorsnijding.

■3. Kneuzingen en verwondingen.

Hiertoe behooreu: kroonbetrappingen, vernagelingen, nagcltred, steengallen, verballen of verpellen , bolle wanden, hocfkraakbccn-(istel, die wij allen slcclils korlelijk bespreken.

1. Onder kr o o n b c t r a p p i n g verstaat men eene beleedi-ging, kneuzing en verwonding van de boorn- en vleesebkroon, meestal met de kalkoen van bel andere ijzer, door bet paard zelf teweeg gebragt. Bij de ligtere graden is dikwijls bet zuiver houden der wond en veel bevoehtigen niet koud water (alleen of met bijvoeging van arnieatinetuur) voldoende ter herstelling. Is echter de hoornkroon los, dan moet die verwijderd worden en moeten de blootgelegde deelen verbonden worden met droog of beölied werk. Gekneusde gedeelten der vleesebkroon moeten weggenomen worden en de wonden op de gewone wijze worden behandeld, üe gewone zuurdeeg tusschen linnen op deze wonden gelegd heeft een zeer gunstig gevolg. Beleedigingen van de zijdelingsebe hoef-kraakbeenderen vorderen soms het geheel of gedeeltelijk wegnemen derzelve.

2. Als de hoefnagel te digi in bet zoogenaamde «levenquot; inden hoef is geslagen, zoodat die, als de kop van den nagel te veel draagt, doorbuigt , dan drukt die op de zaehte deelen en veroorzaak!. ontsteking, verzwering enz. in die deelen, en gaat bel paard er kreupel aan. Men noemt dit vernageling. Dal de nagel dadelijk moet verwijderd worden, de hoefontsteking moet worden behandeld, en er gezorgd moet worden voor afvloed der stollen uit den hoef, is duidelijk.

3. Nageltred is eene verwonding van den boef door hel een of ander spits ligehaara, dal meer of minder diep in den hoef is gedrongen. Naarmate van de deelen, die verwond zijn, is dit brek van meer of minder gewigt, soms is die zelfs zeer gevaarlijk, en ook de behandeling versehillend.

i. Onder den naam van s t e e n g a 1 len of r o o d e en blauwe vlekken verstaat men kneuzingen van den vleeseh-

-ocr page 369-

Kneuzingen. Verwondingen.

wand ol\' de vleesehzool, tengevolge waarvan bloeduitslorlingen lus-selien de laatste en den vleesehwand o!\' de vleesehzool aanwezig zijn. Door het wegnemen van een gedeelte van de zool ol\' den wand moei het bloed verwijderd worden en de wond op de gewone wijze worden behandeld.

a. Verwondingen van de ballen en ontsteking der ballen, hel verballen of v e r p e 11 e n, ontslaan door uitwendig geweld, vooral door het oprijden. De verwondingen behandelt men op de gewone wijze; de verballing vordert eene ontstekingwerende behandeling.

(i. Onder den naam van bolle w a n d , hel mierenhol, verstaal men eene afscheiding, grooler of kleiner, van den hoorn-wand van den vleesehwand, waarbij de vleesehwand al of niet in vereltering is overgegaan. Bij de laatste moet de losse hoorn geheel worden weggenomen, de zwerende vleesehwand geheel blool worden gelegd en die mei werk, dal mei digesliefzalven , harzige lineluren , of zelfs mei ronde praecipilaal of groenspaan-zalf bestreken is, bedekt worden. Gaal de granulatie regelmatig, dan verbindl men dagelijks met droog of beölied werk; bij woekerende granulaliën is de helsteen in substantie aangewend nuttig, maar zijn drukkende verbanden nog heilzamer.

1211. N. Groenspaan 31/, wigtje.

Lijnolie li/j—3 lood.

Maak er een smeersel van.

Om op liet werk te strijken.

7. De h o e 1\' k r a a k b e e n fis lel is eene verzwering van een der zijdelingsehe kraakbeenderen van den hoef, welke aan de kroon van den hoef met eene ronde opening mondt.

Men Iraehl bij deze , vooral vroeger gewiglige, ziekte, of door geneesmiddelen of door eene operatie herstelling le verkrijgen. Meestal worden bijtmiddelen vooral in vloeibaren vorm aangewend, die dan ook dieper doordringen. Men spuit in de desnoodig vooraf vergroole lislelopening bijv. helsteen of sublimaat (7—8 korrels in 4 wigtjes water opgelost), kopervitriool wigtje met 3,\'t lood water), of nog beter hel vocht van Villate, ol wel men gebruikt met sublimaat bestrooide draden of bougies, die in den lislelgang worden gebragl, en die men er 0—8 dagen in laat

-ocr page 370-

Rotstraal cn hocfkankci-.

liggen. Gamgec wendt inspuitingen aan bestaande uil l1^ lood sublimaat, 12 lood wijngeest, 10 droppels zoutzuur en 3 lood loodazijn, dat in hel begin 2 maal, bij beterschap slechts eenmaal daags wordt ingespoten en zulks met zulk een uitstekend gevolg, dal hij bij deze behandelingswijze nimmer tot cenige operatic behoefde over tc gaan.

4. Rotstraal en hoefkanker.

Rotstraal is eene verzwering van den vleeschstraal, waardoor tic hoornslraal op eigenaardige wijze wordt veranderd, met galen doorboord, los wordt en , vooral uit de middelste straalgroeve eene eigenaardig riekende vloeistof ontlast wordt; de verzwering, die meestal rondom den hanenkam ontstaat, breidt zich soms meer cn meer over den geheelcn vleeschstraal uit, zoodal de gehcele hoornslraal los wordt cn gemakkelijk kan verwijderd worden. Wanneer de vleeschstraal wockerl, dan ontslaat de zoogenaamde straal-kanker, die zich spoedig over de vlecschzool en den vleesch-wand kan uilbreiden en dan zool- ol hoefkanker wordt genoemd; sommigen noemen die boosaardige rotstraal, dewijl de ziekte in dc meeste gevallen met een rotstraal een aanvang neemt.

Goed behandeld is elke rotstraal , ook de verouderde, gemakkelijk herstelbaar, maar dit is, vooral in het Icatste geval niet sleeds aan te raden, dewijl, zooals de ondervinding leert, daarna ziekten van het dier, vooral stijfheid in de bewegingen der ledematen , kunnen ontslaan. Evenals bij alle zieklcn van den hoef, waarbij cenig deel van den hoornschoen zich heeft losgelaten en dat steeds moet worden weggenomen, is dit ook hij den rotstraal hel geval, waarbij men dan, als dc vleeschstraal nog niet geheel blootligt, de straalgroevcn met droog werk opvult, terwijl als er een meer of minder groot gedeelte van den vleeschstraal ontbloot is. in de liglere gevallen opdroogende middelen . als: poeder van eikenbast, fijn poeder van kalk, gebrande aluin enz. aanwendt; in de hoogcrc graden der ziekte bedient men zich van poeder van myrrhe of aloë, chloorkalk, roode praecipilaat, zinkvitriool als strooipocdcrs, of wel men bezigt houtazijn en kreosool. Haub-ner houdt echter dc vloeibare vorm voor minder doelmatig , en hij geeft aan de kopervitriool de voorkeur boven elk ander middel.

344

-ocr page 371-

Rolstraal cn hoefkanker.

\'1212. N. Kopervitriool wigtjes.

Tormentillawortol lood.

Maak or een poetlor van.

Om dagelijks i—2 maal in to strooi-jen. (Haubner.)

Jiij den zoogcnaamden straal-, zool- of hoefkanker moeten al lt;le zieke doelen worden blootgelegd en alle losse hoorn zorgvuldig verwijderd worden; sommigen nemen de woekeringen met het mes weg en wenden dan eenige der na te noemen geneesmiddelen aan , die een meer of minderen roep in deze gevallen hebben verkregen. Hel voornaamste bij de behandeling blijft steeds, het door middel van een verband uitoefenen van eene behoorlijke drukking op de woekerende deelen; daardoor kan men die veelal alleen , zelfs zonder eenig geneesmiddel overwinnen ; de woekerende gedeelten sterven daardoor af en zij blijven bij het volgende verbinden aan de opgelegde wieken zitten. Drukverbanden zijn dus in deze gevallen van uitnemend gevolg. — De geneesmiddelen, die men aanbevolen heeft, zijn: de arsenik, de kankermixtuur van Hoffmann (1213), de ijzervitriool, dat volgens Hertwig het werkzaamste middel is, en bij belangrijke woekering als poeder, bij mindere woekering als oplossing (ISlfi) aangewend wordt, de koper- of zinkvitriool, de houtazijn , de tannine alleen of met 2—4 deelen houtskool vermengd, de kreosoot, de groen-spaan , de bijtende kali (5 korrels op 7 wigljes water), of de bijtende kali met bijtende kalk, de ehloorkalk , de helsteen (7—13 korrels op 3 lood water), de sublimaat, de chloorzink, de chloorquot; antimonium, het ebroomzuur, de minerale zuren enz.

Is de zwerende vlakte eenigermate zuiver geworden , dan verbindt men dagelijks met teer alleen of men strooit gips met teer gemengd op.

Altijd moet men zich eerst bedienen van de meer zacht werkende bijtmiddelen (chloorkalk, kreosoot met wijngeest, kopervitriool , bijtende kalk), en eerst daarna en bij belangrijke woekeringen van de krachtiger (arsenik, chloorzink. minerale zuren), en alleen bij zeer groote en weelderige woekeringen, maakt men van opdroogende middelen (looizuur, ijzervitriool, lormentilla) gebruik, en ook vooral als er eene rijkelijke afscheiding plaats heeft. Ook later komen deze, ter bevordering van de hoorn vorming te

345

-ocr page 372-

Rotstraal cu hoel\'kankcr.

pas, waarbij no£ moei worden opgemerkt, dat als de toestand verandert men ook met de geneesmiddelen moet afwisselen (Haubner).

De waarneming heeft bovendien geleerd, dat men met een en hetzelfde middel niet gemakkelijk zijn doel bereikt, maar men genoodzaakt is, verschillende geneesmiddelen aan te wenden.

Bij de uitwendige behandeling geeft men ook dikwijls inwendig geneesmiddelen, bijv. purgeermiddelen , kwik-, spiesglans- en ar-scnik praeparaten; meestal zijn die echter overtollig.

Voeg er bij;

Poeder van al\'oe 31/j wigtje. Gebruik als het vorige. Ue kankormixtuui\' van lloUVnann.

1210. N. Ijzervitriool 3 lood. Wijngeest of

Houtazijn 9—18 lood. Gebruik als No. 1214. (Hertwig.)

1217. N. Kopervitriool 3 lood.

Ijzervitriool 9 lood. Gebrande aluin 18 lood. Kamfer 3/,, lood.

Maak er een poeder van. Om dagelijks 1—3 maal van op de verzwering \'te strooijen, of 1 dool in 3—0 doelen water opgelost lot het verbinden te gebruiken. (Hertwig.)

1218. N. Kreosoot li/2 lood.

Wijngeest 0 lood. Om mede\' to verbinden.

1219. N. Kreosoot 3\'/i wigtje.

1213. N. Wit arsenik ii/2 lood.

Kopervitriool

Poeder v. aloë van elk.\'Jld.

Maak er een poeder van.

Om in te strooijen. (Obich.) 1220. N. Groenspaaa (3 lood.

Honig

1214. N. Arsenik 3—4 korrels. Wijngeest van elk H/, ld

Wijngeest 3/j ioolt;l. Gebruik als No. 1218.

Om hot werk mede te bevochtigen.

(Strauss.) 1221. N. Bijtende kali l\'/2 lood.

Bijtende kalk 3 lood.

1215. N. Wit arsenik 3 korrels.

Bijtende kali o\'/j wigtje.

Los die o|) in:

Gedost, water (i lood.

Tinctuur van myrrhe \'l\'/j lei. Gcdest. water 6 looit. Gebruik als hot voorgaande.

1222. N. Chloorkalk

Eikenbast van olk l\'/j lood. Maak er een poeder van.

Gebruik als het vorige.

1223. N. Sublimaat l\'/j—2 wigtjes.

Brandewijn 15 lood. Om mede te verbinden. (Hertwig.)

1224. N. Chloorzink 13 Korrels.

Gedost, water 2 wigtjes. Om dagelijks 1 maal aan te wenden. \' (Hertwig.)

1225. N. Chloorzink 3i/2 wigtje.

Meel ll/j lood.

Maak er met water oene paste van. Opleggen en 24 uren laten liggen.

(Haubner.)

1226. N. Chroomzuur 3i/2 wigtje.

Gedestill. water 1 lood. Om mede to varbindon.

1227. N. Houtteor .T/j wigtje.

Gijps l\'/j lood.

Om op te strooijen.

Om op te strooijen.


-ocr page 373-

1 I

REGISTER.

jV.

Acute ueuskalari\'li

■ kalan li van lid sliollonlionrd • dc luchlpijpslakk. Acarus folliculorum Adciiislel . . . . . Ademlialingswerkl. (ziekten der). Acule kwade droes Aangewassen . . . .

Asthraatiek.....

Afgang (te dunne)

Acute maag- en darmkatarrli Aandrang van bloed naar dc hersenen .....

Aandrang van bloed naar liet rug-genoerg . . . . . Aangezigtsverlamming .

Anthrax.....

■ gelei.....

Apoplectisch miltvuur .

Afvallen van den staart Antonius(Sl.)vuur.

Achterbrand.....

Aars- en aarszakontsleking .

Aderbreuk.....

» spat .....

H.

Baarmoeder (waterzucht der) • (katarrh vau de) liedenkelijkc neusuitvloeijing

• droes Brandige keelziekie Boosaardige kalarrhale koorts Bremvlieg-duizelipheid . Borstverkoudlieid (slepende). Borstwaterzucht . Borstvlies-ontsteking .

Bloedspuwing 2 Buikslag

19 Bron of bruin (de)

21 Braken.

330 Braakzucht .

260 Uraakziekte ,

1 Buikpijn 8 ■ wee 34 Breuk (inwendige) 43 Boschziekte .

54 Boosaardige geelzucht 65 Buikwaterzucht . Buikvliesontsteking 128 Brulsheid Bloeiziekte .

150 Bloedziekte . .119

151 Bloeding uit de longen

201 Beroerte (ware)

202 Blaasworm in de hersenen 207 Boosaardige chankerziekte 215 Bloeduitstortin 219 ■ pissen .

219 Brigthsche ziekte.

269 Blaas (kramp van de).

305 Belette pisontlasting .

306 Blaas (verlamming der) Bandeloosheid

Band (geknakt of geknikt) Bloeding uit de baarmoeder 171 Baarmoeder (bloeding uit de) 171 • (het vuur in de) 3,8 • (springvuur der) 4 Bloedige melk 8 Bloed melken 14 Bittere melk 16 Blauw melken .

28 Brakke melk 30 Blauw-worden der melk 33 Blauwe melk

Bladz. . 35 . 43 . 48 . 50 . 50 . 50 . 59 . 59 . 60 . 79 . 92 , 94 . 95 164 119 215 35 129 139 148 150 154 157 159 159 161 164 164 167 167 170 170 175 175 175 178 180 180 180

lïlatl/..

97, 214.\'

in hel ruggemerg.


.

-ocr page 374-

n E c i s T E n.

li

Blaasuilslag der voortlelingswerk-

luigen . . . . Uaarraoeder uilzakking

ülcekzuclit.....

Bloedziekte (De) . . . 211. liloedarmoede . . . . Bloed (rottige vergiftiging van liet) Borstgezwel . . ^ Borstelziekte . . . . Borstelbederf . . , . Borsielverrotting . . . . Bloed (etterinfectie van hel

Bloed (Het).....

Blaar (De).....

Brandige roos . . . 219, Brand (ruisehende)

(achter) . . . . (voor) .... Borstelgezwel (wit)

Beschuttende mok Beenhreekziekte (vrijwillige) Beenweekheid . . . Bevriezingen .... Boeglamheiil . . . 251, Boeg- ofhorsllarnheid (i hcum.) 251, Bevangenheid . ... Bindweefsel (ontsteking van het

onderhuidsche).

Bal- en balzaksontsteking . Beenvlies- en heenontsteking Beennieuwvonningen . Beenuitslorting .... Beengezwellen ....

■ spat .....

Beenschurlt . 322,

Beneden- of onderspat.

Bloedoor .....

Beenhreuken ....

Breuken.....

Bolspal......

Bos of hus

Bloedspal .... HOG, Boekweituitslag ....

C.

Chronische neusverkoudheid

katarrh van het slijmvlies van den neus en de hoezems van het hoofd .

Bladz.

Chronische loodvergiftiging . 182 Croup. Zie Kroup, 304 Congestie naar de longen . 185 Cornage .... 215 Chorea St. Viti . 184 Congestie naar de hersenen.

188 Consensueele kolder . 287jChanlicrziektc (boosaardige)

189 ■ (goedaardige). 189 Contractuur der pezen.

189 Cataract .... 191

201 D.

215

216| Dauwworm .

215jDoegmuil .... 219:Dcrmalocoples schurft, 219jDermatophagus 2I8| Droes (bedenkelijke) 2221 Droes (verdachte)

232 231 248 299 299 251

262 262

273

274 274 274 276 331 276 283 296 301 [ 307 Duoiinop

(steen-)

(goedaardige)

(kwade van het schaap) . (kooijer-) , . . . (klier-) . . . . • (vijvel-) . . . ,. (verslagen).

(vliegende).

(dwalende). . . . (brandige) . . . . (kwade) en worm Diphtheritis van hel neusslijmvlies

Dikheen.....

Droes (kwade bij het rund) Draaiziekte (valsche of onechte) . Dolligheid (bremvlieg) .

Damp......

Dampigheid.....

(pijpende of snorkende)

307 316 319

Diarrhee Darmpijn

Darmkalarrh (acute) . Doorloop der lammeren Darmziekte .

Drafuitslag .

Dampigheid (drooge) .

(vochtige). Druiper (voorhuid-) (eikel-)

Bladz . 237

. 35 . 46 . 118 . 128 . J34 . 148 . 182 . 271 . 316

. 325 . 325 . 331 . 331 .4, 8 .4, 8 .4, 8 . 6 , 5 . 6

9

7

. 8

8

, 8 . 8 11 8 259 14 16 16 43

43 46 54 50 59 65 71 71

322

44 44

163 163


-ocr page 375-

STER.

REGI

Ill

Darmontsleking der zuigelingen Dyseriterie . . . . Darmontsteking (enzootische) Darmwormen Darmtering .

Duizeligheid.

Domme kolder .

Domheid Domme ziekte Dolheid

Draaiziekte (ware)

Dolligheid .

Draaiziekte (kruis)

Draafziekte .

Dekziekte .

Droppelpis .

Druiper

(goedaardige) .

Dunne melk

Dik worden dor melk (te Dood (De) voor de ziekte Duivelsschot.

Dikbeen (Het lieete) .

Ürooge spat.

Drukkingen van den zadel-

luig. .

Dikke voorknie .

Dikke hak .

E.

. 323 . 326 . 326 . 43 . 66 . 304 . 213 2

. 326 . 79 . 133 . 157 . 163 . 191 . 236 . 261 . 319 . 320 . 3201

Eczema impetiginodes . Egelvoet (vochtige)

(drooge) Engborstigheid Endeldarm-ontsteking . Emlehlarmuitzakking . Endeldarm karbonkel . Eenvoudige verkoudheid Elephants voet Enzoölische darmontsleking Erethische kolder Eiwit pisvloed Eikeldruiper

Etterinfectie van het bloed Engelsche ziekte Etternavel .

Erysipelas .

Eenvoudige haarworm Eenvoudig knobbeluitslag

Bladz.

71

72 79 83

. 103 . 119 . 131 134-136 . 134 105. 137 . 139 . 139 . 141 . 14C 148.182 . 161

162 264 176 176 207 211 259 276

285 289 289

roeg).

en liel

Bladz.

F.

Fleuris Flauwte

Fransche klauwziekte

G.

Gallen (steen)

Gallen

Grauwe staar Goedaardige droes Griep . .

Geelzucht Galligheid .

Goedaardige worm Geilheid

Gebrek aan geslachtsdrift Geslachtsdrift (te weinig) (verhoogde)

Gele melk .

Gehaitrijko melk .

Geelworden der melk. Goedaardige dekziekte.

chankerzickle Gebrek aan bloed Goedaardig mond- en klauw mondzeer . gt; tonghlaar .

Gele water (liet)

Gerstekorrel .

Gehemelte karbonkel .

Gehemelte (hangen van het) Geelzucht (boosaardige) Goedaardige druiper •

Gewrichts ontsteking . Gangraeneuse keelontstekiu. Geitenpokken Gehoorgang (ontsteking van den). Gewriehtswonden.

gallen .

H.

Hartdampigheid . lieetdikbeen.

Hoest (kramp) . Hoest (longworm) linidworm (vliegende)

. 33 , 122 . 195

175, 177

zeer.


-ocr page 376-

REGISTER.

IV

Bladz. . 325 . 327 . 330 . 343 . 320 . 318

Bladz, . 12

Huid worm.....

Hoornziekte.....

Heerschende kalarrhale koorts bij

den hond.....

Hondeziekte.....

Uardhuidigheid .... Heerschende longziekte bij liet rund Hangen van den rooster Hardlijvigheid ....

Iloutziektc.....

Hartkloppingen ....

• (vergrooting van het) . Hypertrophie van het hart. Hartzakje (ontsteking wan het) . Hondsdolheid .... Hersenen (aandrang van bloed naar de)

(congestie naar de) Hersenberoerte .... Hersenbloeding .... Hoornwoest

192 21 83 294 315 97 1

191

325 60

35 149 320

Hersenontsteking (half acute) Hersenen (blaaswonn in de) Herteziekte .... Honigpisvloed Hoermerriën.

Heerschend mond- en klauwzeer

spruwziekte Heilige vuur . . 216. 219

Hondenpokken .... 231 lloeibntsteking (rlieumatische) 251, 340

Hoeiziekten.....340

Hoefgewricht ontsteking . 341

Hoefkraakbeenfistel . . . 343 Hoefkauker .... 344 Heuplamheid (rlieumatische) . 251 Heete (Het) dikbeen . . . 259 Halsaderontsteking . . . 260

Hazenspat.....277

Hak (gezwollen).... 289 . (dikke) . . . .289 Heuplamheid .... 300

Huidziekten.....317

Haarworm (schubbige) . . 318 (kaalmakende) . . 318 Huidvolbloedigheid . . . 319 Haarworm (eenvoudige) . . 320 (vel) . . . 323

192 289 289

299

300 300 305 320

65

70

71 104 117 120 124 124 131 134 133

133

134

14

24 24 34 40 47 51 79

98

99 99

100 105

128 128 129 129

137

Hersen- en hersenvliesontsteking. 137

138

139 141 152 164 192 192

Konstitutioneele ziekten Krap ....

Kakhiel

Kreupel in de borst . . 251, ■ ■ heup .

» • knie Kootgallen .

Knobbel uitslag (eenvoudig) Katarrh (acute) maag- en darm-(slepende) der darmen . Kronp van het maag- qn darm-

slijmvlies .....

Kropgezwel.....

Katalepsis.....

Krankzinnigheid (tnsschenpooz.) . Kalfkoorts (paralytische)

Kalverziekle.....

Kolder met stompzinnigheid (consensueele)

(razende) . .

(spring- of erethische) (zaad) . . . .

Haarworm (staart)

Haarvreters Haarzak mijl Holle wand

lluidjeukle .... Hongcrschurl\'l

I.

Infectie-ziekten .

Influenza .... Ingewandswormen Insecten steken . Interinitteerende oogonlsteking Inwendige pokken Inwendige ziekten Infectie (etter) van het bloed Impetigo .... Inwendige breuk

Jagt (de) Jeukziekle . Jeukte (huid)

K.

J.

-ocr page 377-

REGISTER.

V

niadz.

Bladz.

Kolder (maag) .... 134 (moeder) .... 134 Kreupel in den kogel . 299

Klauwonlslcking . . 340

Kroonbetrappingen . . 342

Koespal.....276

Kwade droes (acute) ... 8 Kopzickle der Alpen . . . 138

Klem (De).....141

Kruisdraaizielile .... 141 Krampacluige laramerziekte . . 143

Knaagzieklè.....146

Klare pis.....152

Kramp van de blaas . . . 159 Kalfkoorls (ontslekingachlige) . 169 Katarrh van de \'baarmoeder . 171 ■ sciieede , 172

Kazen der melk (Ie vroeg) . . 176 Kwade melk .... 180 Koorts (typheuse). . . .188 Klauwzeer (goedaardig) . . 192 Klauwzeer (kwaadaardig) . . 195 Klauwzeer (Spaansch) . . 195 Klauwziekte (Fransche) . . 195 Klauwziekle (Spaansche) . . 195 Koorts (Tusschenpoozende) . . 200 Koorts (Miltvuur) . . . 203 Karbonkelvorm van het miltvuur 200 Kwaadaardige tongblaar . . 212 Karbonkel van den endeldarm . 213 Karbonkelziekte .... 214 Keelontsteking (inillvuur) . 217

Keelanthrax .... 217 Keelontsteking (gangraeneuse) . 217 Koepokken . . . . 223 Kruisveriamming (rlieumatisclie). 251 Kokerontsteking .... 264 Kniegallen . . . . . 271

Kakhiel.....271

Klos (De).....275

Kalverziekte .... 279 Kneuzingen . . 281, 290, 342

Kreupeltas.....288

Kniezwam.....289

Kogelgewricht (verstuiking v. h.) 299

Kataract.....316

Kaalmakende haarworm . . 318 Kwade droes (van het schaap) . 5 ■ snot (van hel schaap) . 5 Kooijerdroes.....6

KI ie rd roes.....6

Kroup (van het neusslijmvlies) 8, 20 Kopziekte . . . . 8, 14 Keelziekte , . . . 8, 19 (brandige) ... 8 Kwade droes en worm 11

Kwade droes bij het rund . . 14 Koorts (boosaardige kalarrhale) . 14

Kramphoesl.....17

Katarrh (acute) v. h. slrottenhoofd 19 (chronische . . .19 Kroup (ware) .20

Keelontsteking (vliezige) . . 20 Katarrh (acute)der luchtpijpstakken 21 Kalarrhale koorts. . . .21 longontsteking . . 21 (heerschende) koorts . 24

Kalteziekte.....24

Klieren (ontsteking der) . , 26 Katarrh van den neus . . 2 Korlademigheid . .43

Keelonlsteking . . , .48 Knabbelziekle . . . .57

Knaagziekte.....57

Koliek......59

■ (valscb) . . . .59

JL.

Luchtpijps- (acute) en strotten-

boolds-) ontsteking . . .19 Luchlpijps-(chronische) ontsteking 19 tak (chronische) gt; 28 Longwormziekte . . . .29 Longboest (wormachtige) . . 29 Longen (congestie naar de) 35

(bloeding uil de) . . 35 longontsteking . . . .36

Longziekte.....40

Lintwormziekte der lammeren . 85 Leverontsteking . . . .91

■ typhus. . . .92 » botziekte . . . .93

Lymphevaten (ontsteking der) . 100 Lympheklieren (ontsteking der , 103 Lammerziekte (krampachtige) . 143

Lauterstal.....152

Legger (bloeding uit den) . . 167 Laten loopen der melk . . 174 Lang worden der melk . . 177


-ocr page 378-

R li GISTER.

VI

Miltvuur

213 215 237 251 279 288 288 21 57 1C9 215 325 327 288 294 320

215 217 C5 330 343 05 85 124 134. 138 . 134 . 141 . 154 . 154 . 169 . 170 . 173 . 174 . 174 . 174 . . 175 . 178 . 174 . 175 . 175, 182 . 175, 179 . 175, — 176

Momi-Maag-

. 217 . 222 . 322 . 320 . 325 . 325 . 325 . 232 . 284 . 315 . 176 . 177 . 177 . 177 . 177 . 178 . 178 . 178 . 180 . 180 . 180 . 180 . 182 . 192 . 192 . 201 207, 212 . 203

geraken)

1

2 2 3 157 157 178 261 261 284

M.

Miltvuur-keelontsteking

Mok (beschuttende)

Mok (hij hel rund)

Mok (hij hel paard)

Melkkorst

Muilrui

Moelrui

Mergweekheid

Wolgezwel .

Maan- of maandhlindheid Molk (dunne)

• (taaije)

• (slijmerige) .

» (draderige) . ,

• (lange).

• (niet boteren der)

. (moeijelijk hoteron di

• (blauwe)

• (zoet-hiltere) . (brakke)

• (kwade)

• (blauw- worden derj

• (geel worden der) Mond- en klauwzeer . Mondzeer .

Miltvuur . . . . » koorts . .203, » roos

Luchtpijpslak (acului ontsteking.

Likziekte.....

Legger, (ontsteking van den) Luchtgezwel (miltvuur) Lipringworm ...

Luizen......

Luip......

Lagen (verwonding der)

Lichen......

Lang (do) in de molk .

Leng (de) .

Lange melk.

Lendenbloed.

Loopend vuur Loodvergifliging (chronische) Lendenlamheid (rheuraatische) Lammerziekte Legger...

Biadz.

Bladz.

gelei .... 202 beroerte. . 207,211,217 (apoplectisch). . 207. 217 karbonkel . 203, 214, 210 luchtgezwel .

of gehemelte karbonkel . „ en darmkatarrh (acute) .

Medeëters.....

Mierenhol.....

Maag en darmkatarrh ontsteking. Maagwormziekte der lammeren . Melkkoorts (typhcuse of valsche). Maagkolder .

Moederkolder Mondklem Moer (de) .

Moer (de roode) .

Moerziekle (de) .

Melkvunr

■ gebreken

■ vloed .

■ (laten loopen der)

gt; t (opslaan der)

Melken (bloed)

(blauw)

Melk (uil de —

• (bloedige)

• (ronde).

■ (bittere)

• (gele),

• (waterige) .

■ (vette) ....

■ (zuurachtige)

• (slijkerige) .

■ (te vroeg steller, der) .

• (het kazen der) .

• (zoute)

n.

Neusbloedingen .

• verkoudheid.

■ kalarrh.

• uitvloeijing (bedenkelijke)-Nierontsteking

« (parenchymateuse Niet boteren der melk. Naveladerontsteking

■ verzwering ,

Nekbuil ....

-ocr page 379-

HEGISTEE.

VU

Nieuwvormingen .

Natte schurft der homten Nageltred Netelziekte .

. koorts .

Neusholten (ziekten fier)

o.

üntslekiug v. d. aars en aarszakken 269 Ontsteking der pezen en peesschee-

den .... 270 van liet hoenvlics en der beenderen . . 273 der gewrichten . . 279 l)ij veulens 279 • kalveren 279 . • ■ lammeren 279 ■ varkens 279 Ontsteking der huid . 320

Overlieenen .... 275 Overhoef . . .275

Onziglbare spat .... 276 Onderspat . , . ■ . 276 Üorhloedgezwel .... 283 Over do halsterketling geraken . 290 Oorklierwonden .... 294 Ontwrichtingen .... 298

Overkoting.....299

Omstulpingen . ■• . 303

Ontsteking der roede . . . 264 . van liet hnefgewricht. 341 der hoeven . . 340 der klauwon . 340

Oogbol-uitzakking . 303

Ontsteking van de long . 252

der huid . . 262

Oorklieronlsteking . . 257

Omstulpingen van de baarmoeder 304 Ophoopingen .... 307

Oogziekten.....309

Oogontsteking (uitwendige) . 309 (inwendige) . . 314 (periodische) . 315 (intermilteerende) • 315 Ovennatige geslachtsdrift . . 164 Onvruchtbaarheid. . . 165

Ontsteking van de voorstanderkher. 167 Ontstekingachtige kalfkoorts . 169 Ontsteking der baarmoeder. . 169

Bladz. . 308 . 332 . 342 . 321 . 321 1

Bladz.

Opslaan der melk .174

Ongans......185

Oorvuur of blaar. . . . 215

Ontsteking in het algemeen . 239 in het bijzonder . 248 van de tong . , 232 » oorschelp . 253 » van den uitwemligen

gehoorgang . . 253 Oorworm (in- en uitwendige) . 253

lt; kanker ..... 253

Ontsteking van de oorspeekselklier. 256 der slagaderen . . 258 Obliteratie der darmbeensslagader 258 Ontsteking der aderen . . 259 . spatader . . 259

• halsader . . 260 gt; navelader . . 261

van het onderhuidsche bindweefsel . . 262

der ballen en balzak . 262 der voorhuid en roede 264 van den uijer . 266

Onechle- of valsche draaiziekte . 16 Ontsteking der luchtpijpstakken . 21 quot; keel- (vliezige) . 20 van het strottenhoofd. 19 der longen(katarrhale) 21 (slepende) der luchtpijpstakken . . 28 quot; van het borstvlies . 33 Ophooping van bloed in de longen 35 Ontsteking der longen. . . 36

• keel . . .48 Overvoederings koliek . . .59 Onlsteking (acute) der maag en

darmen . .65

quot; van den endeldarm . 66 (slepenile) der maag. 66 Onverteerbaarheid (slepende) . 68 Ontsteking (slepende) der darmen. 70 der darmen bij zuige-

gelingen .71 darmen (enzoö-

tische).....79

Opgeblazenheid , . . .80 Ontsteking van de lever . . 91 » quot; ftypheuse) 92 quot; » het huikvlies . 95 » . bartezakje . 100


-ocr page 380-

^ REGISTER.

VUI

Bladz.

Onlsleking van watcrvalen . . 100 Onmacht » » . . 122 Ontsteking der hersenen- en lier-

senvliezen . .137 van hel ruggcmerg . 150 Over het water of de pis gereden 159 Onvermogen om de pis op te houden. 161 Ontsteking van den pisweg. . 162 Ontsteking der watervaatsklieren . 103 quot; huid . . , 320 Oorspeekselklier (ontsteking der) . 256

3?.

Panaritium.....340

Parasieten.....327

Paronychia.....327

Paralytische kalfkoorts. . . 124 Pees- en peesscheede ontsteking . 270 Peezen (verkorting) der . .271 Peesontsteking . . . . 270 » scheedeonlsleking. . . 270 Pijn of steek in den horst wand . 33 Pijpende dampigheid . . .46 Piepende • ... 46 Peilevuur (hel) . . . .65 Persloop der lammeren . . 71

Persloop.....72

Parelziekte.....97

Parelzucht.....97

Pokken (inwendige) . . .97

Pisvloed.....152

Pisvloed (honig-). . . .152 Pisopstopping .... 159 Pis (droppel-) . . . .161 Pis (onvermogen om die op tc

houden).....161

Pisweg (ontsteking van den) . 162 Pan (de) is in orde . . . 164 Paardenlyphus .... 208

Pokken.....221

• bij het paard . . 222 gt; hij het rund . . . 223 bij hel schaap . . 225 bij de geit . . . 230 bij het varken . . 230 hij don hond . . . 231 » bij het gevogelte . . 232 Paardenpokken .... 222 Pokmok.....222

Bladz.

Peesknoop.....270

Peesklap.....270

» gallen.....271

• scheedeijalien. . . . 271

• verkorting .... 271

• steltvoel .... 271 gt; en peesscheede verwonding . 295

Plaalsverandcringen . . . 298 Periodicsche oogontsteking . . 315

Pityriasis.....317

Porrigo.....318

Psoriasis.....318

Prurigo.....320

. 326 . 47 . 54 . 133 133, 137 . 141 . 150 . 150 . 152 . 152 . 175 . 182

Jv.

Rattenstaart .... Rooster (Het hangen van don) Roodo schijt.

Razernij .... Razende kolder . Regtstijvigheid Ruggomergsheroerte

onlsleking Roode pis .

meer.

melk .

Room (verdwijnen der)

Rottige vergiftiging van.het bloed. 188

Rolkoorts.....188

Rotstraal.....344

Rolkrcupol.....195

Ruggebloed.....213

Ruischende brand. . . 215

Ruggevuur.....215

» blaar.....215

Roos (brandige) .... 216

Runderpest.....219

Rheumatisme .... 250 Rheumatischo hoefontstcking . 251 quot; kruisvorlamming . 251 heuplamheid. \' . 251 lendenlamheid . 251 Roode (ontsteking der) . . 264 Ringwormachtige zweolhlaasjes . 323 Roedeonlsloking .... 264

Ringbeen.....275

Roobeen ..... 277

Ringworm (zoraelachtige) . , 317 Ringwormuitslag .... 325


-ocr page 381-

BEGISTEK.

Bladz. Bladz.

325 Spat, (onzigtbare) .... 276

326 • (heneden of onder) . . 276 319 • (boven).....276

(hazen-).....277

(weeke). .... 305 (water-) .... 307

(bol-).....307

(bloed-).....306

Scheidingen van den zamenhang . 281

Stolzwam.....288

Schijthak......289

Smeerschijf (verrekking van de) . 300 Slagaderbreuken .... 305 Slepende verkoudheid ... 2 hoefgewrichts-kreupel-heid ....

Steendroes .

Slingerziekte.

Slrottenhoofds-ontsteking Slepende borstverkoudheid

loodvergiftiging Sleek in den borstwand Snorkende dampigheid.

Snuiven

Schijt (De wille of roode)

Spellevuur . ^ .

Snelverloopemle maag- en darm-

kalarrb Slepende maagkatarrh .

maagonlsleking onverteerbaarheid darmkatarrh .

Stille opgeblazenheid .

Steegsheid .

Schijndood . . ;

Snol (kwade)

Scheede kalarrh .

Slagaderen (onlsloking der)

Scheede (uilzakking der)

Sleengallen .

Slaapziekte .

Stille kolder.

Springkolder.

Schrikziekle .

Schuurziekte.

Springvuur der baarmoeder Slijmvloed der scheede.

Scheede (slijmvloed uil de)

Slijkerige melk .

Slollen (te vroeg) der melk

IX

Ring (lip uilslag).

« (der biggen). Roos .

s.

Staar (zwarte) .

(grauwe) .

Staande oogen Schubuitslag Schubbige haarworm . Slobber-uitslag Spoel ings

Staart (afvallen van den)

quot; haarworm.

Spekschurfl .

Sarcorptes-scburft.

Schurft (honger) . . . 322 , Schurft (natte)

(regen-) .

Oieen-) .

quot; Wet-) .

)spek-) .

manen)-.

(hals-)

» (bij het paard).

(bij het rund).

(bij het schaap)

(bij de geit) .

Qnj het varken) (bij honden en katten) . » (bij konijnen en hoenders?. Slraalbeenskreupelheid.

quot; kanker .

Scorbul

Spruwziekte (heerschcnde) Spaansche klauwziekte Spaansch klauwzeer Staar tworm .

Springvuur .

Schapen pokken . Spaladerontsteking Schuivelbeen Schiefelbeen Spat .

• (drooge).

• (ware) .

» (koe-) .

• (been-) .

316 316 316 318 318 322

322 215 325

323 330 318 322 322

322

323 323 325 325 330 332 336 338 338

338

339 341 345 189 192 195 195

215

216 225 259 275

275

276 276 276 276 276,

-ocr page 382-

REGISTER.

X

Bladz

Blailz.

Veepe Varke Vlekk Vlekzi Verzv Verna Voork /elha » scl Vijvel

Voetli . k Verw Vlek li Vlieg Vedei Vuur Vlooi Vloec Verb; Vuur

. 4. i . 7 . f . i . 16 . 20 . 5. ., 60 . 5S . 6ii . 6( . 6! . 68 . 75 . lU . 117 . llf 124 Ui 14t 151 161 103 164

80 124

139 188 200 208 192 212 212 212 212 212 252 294

294

295 320

92 120 232 327 329 329 329

Veel; Vrijv Vijve Vare Versl Vlot: Vess; Vree Volb

17(| . 23( . 24« . 248 . 264 . 271 . 275 232, 27S 29:

3

305 99 103 174 174 266 295 303

303

304 304 304

317

318

320

319 322 322

321

Wat Woe Woi Wat Woi Woi Wal Wil Wol Wii VVoi Wii Wal \\\\a

294 30( 30(| 30( 18; 18

Trommelzucht . . . . Typlieuse of valsche melkkoorts . Tuimelziekte. . , . . Typlieuse koorts . . . . Tusschenpoozende koorts. . Typhus der paarden .

Tongblaar (goedaardige)

Tonghlaar (kwaadaardige) .

Tonganthrax.....

» karbonkel . . . . quot; pestblaren ....

Tongvuur .....

» ontsteking . . . . Tandvleeschwonden Tongverwonding . . . . Tepels (verwonding der) Tuberculose der huid ,

Typlieuse leverontsteking . Tusschenpoozende krankzinnigheid Typlieuse varkensziekte

Trichodectes.....

Teeken......

Takken .....

Tieken......

TJ.

Uitvloeijing (bedenkelijke neus-) Uilzweelingen (ziekelijke) . Uitzetting van het hart Uittering der veulens.

Uitloopen der melk .

Uil de melk geraken . Uijerontsteking .

• verwonding.

Uitzakkingen

van den ooghol

endeldarm de scheede baarmoeder

Uitslag (zemel-) .

(schub-) .

(eenvoudig knobbel-) (boekweit-)

(draf- of slobber-) . » (spoelings-)

Urticaria ....

v.

Verkoudheid (eenvoudige) .

T.

Verkoudheid (slepende)

Verdachte droes .

Vijveldroes .

Verslagen droes • . . , Vliegende droes .... Valsche nf onechte draaiziekte . Vliezige keelontsteking

Verstopping.....

Verstopt van achteren.

Verkorend.....

Verstoppingskoliek Vergiftigingskoliek Verstopping van de 3e maag Verstopt van voren Vergiftigingen .... Vallende ziekte .... Verstijving . . . . , Vitus (St.) dans ...

Valsche melkkoorts Verlammingsziekte der fokpaarden Venerische ziekle der paarden Verlamming van hel aangezigt

de blaas . Voorhuiddruiper .... Verhoogde geslachtsdrift Vergrooling van de voorslanderklier 161 Voorslanderklicr (vergrooting er v.) 16,

„ hen])

» knie Verrekking in de knie Verdwijnen der room .

Volbloedigheid Vergiftiging (rottige) van het bloed 18! Vuur (het) .... 201- 213 • (lenden- of rugge) . . 21 Venijn (witte) . . . ■ 21 Vuur (het wilde). . . .211 ■ (het loopende) . . .211 Voorbrand . . . • .21!

Veile melk Varkenspokken . Verbrandingen Verschroeijingen . Voorhuidontsteking Verkorting der pezen Veulenziekte Varkensziekte Vergilligde wonden

Verstuiking van het boeggewriclil 29!

kogel

-ocr page 383-

Veepest

Varkens gewrichlsziekle Vlekkenlyphus Vlekziekte der varkens Verzwering van den nave Vernageling .

Voorknie (dikke) . /ethaarworm » schurft .

Vijvelbreken.

• steken. Voetbevangenheid.

■ katrolontsteking . Verwondingen Vlekken (roode en blauwe Vliegende worm . Vedervreters Vuur in de baarmoeder Vlooijen Vloed (witte)

Verballen of verpellen .

Vuur (spring-)

(heilige)

(vliegend) .

Veetyphus .

Vrijwillige beenbreekziekte Vijvel of vijvolziekte . Varent.... Verstuikingen Vlotgallen .

Vessigiions .

Vreemde ligchamen Volbloedigheid der huid

w.

Wand (holle)

Woekerdioren Worm .

Ware kroup Wormachtige longhoes Wormlongziekte .

Water in de borst Witte schijt.

Wolvreten .

Windkoliek .

Wormkoliek.

Windzucht .

Waterbuik .

Watervaten (ontsteking der)

343 327 101 20 29

29

30 54 57

59

60 80 94

100

11

REGISTER.

XI

Bladz.

BI adz.

. 219

Watervaatsklieren (ontsteking der). 103

. 279

Watervrees.....

105

. 232

Ware draaiziekte....

139

. 232

Wee (de).....

154

. 261

Weerweide . . . . .

154

. 342

Waterzucht van de baarmoeder .

171

. 289

Witte vloed.....

172

. 323

venijn . . . .

215

. 323

borstel . . . .

218

. 257

borslelgezwel .

218

. 257

Wolf in den staart

235

251, 340

Ware spat.....

276

. 341

Wonden.....

290

. 342

Waterspat.....

307

. 342

Wonden (vergiftigde) .

293

. 12

(door insecten steken) .

294

. 327

(door dolle dieren)

294

. 170

der oorspeekselklier

294

. 329

van het tandvleesch en

. 172

de lagen

294

. 343

der long

295

. 216

van den uijer en der

. 210

tepels . . . .

295

. 219

der pezen en peesschee-

. 219

den

295

. 232

der gewrichten .

296

. 256

Worm (vliegende)

12

. 284

(goedaardige) .

100

. 298

• (oor-).

253

. 305

(inwendige oor-)

253

. 305

(uitwendige oor-)

253

. 307

Wolvreters ....

327

. 319

Weeke spat....

305

Waterbreuk....

307

Wratten ....

309

z.

Ziekten der ademhalingswerkluigen 1 « der neusholten . . 1 van het strottenhoofd en der luchtpijp . . . 17 quot; der luchtpijpslakken . 21 quot; van het borstvlies . . 30 der longen . . .35 » der spijsverteringswerk-

luigen . . . .47 » der mond en keelholte . 47 Zwelling van het harde gehemelte 47 Ziekten van de maag en het darm-

-ocr page 384-

11 E G 1 S T E li.

Xll

kanaal Ziekten van de lever . « van hel buikvlies quot; van de werktuigen van dei

bloedsomloop . quot; van hotharlen hartezakj

der vaten -/ (inwendige) der schildklier van hel zenuwslelsel van de hersenen en her senvliezen Zinvang .... Zaadkolder .... Ziekten der zenuwen . . der piswerktuigen . der nieren

der blaas en vanden piswej der ffeslachlsdeelen

Bladz. 50 90 94

98 98 100 1

104

105

105 117 134

151

152 152 159 104

Ziekten van het bloed Zoule melk Zuurachtige melk Zoet-bittcre lt; . Zooikanker .

Ziekten van hel bloed,

(constitulioneele) Zwellend of loopend vuur Zadeldrukkingen .

Zwam .... Zweren

Zweelblaasjes (ringwormachtige). 323

305 310 317 317 317 317 319

Ziekelijke uitzeltingen Zwarte staar Zemeluitslag.

Zemelachlige ringworm Zieklen der huid.

opperhuid en lederluild .

Bladz. . 184 . 176 , 176 . 180 . 345 . 184 184, 192 . 215 . 285 . 288 297


*

-ocr page 385-
-ocr page 386-
-ocr page 387-
-ocr page 388-