-ocr page 1-
-ocr page 2-

1. oct.

1877

-ocr page 3-
-ocr page 4-
-ocr page 5-
-ocr page 6-
-ocr page 7-

/

u.y iP-

u *

io vx-

RÉSUMÉ

VAD HET

bIJ GOUVERNBMENTS BESL11T VAN 10 JüLIJ 1867 Mo. 4 BEVOLEN

illtlMk Mil M lili

VAN U E N

INLANDER OP DEN GROND

IK DE

RESIDENTIE BANTAM,

ZAMENGESTELÜ DOOR DEN CHEF DEK APDEELIHQ- STATISTIEK

TK B

ALQEMEENE SECBET ABIE,

-ocr page 8-

BERIGT.

De heer K. F. HOLLE van Ciaroet heeft welwillend op zich genomen eene taalkundige en toelichtende verklaring te geven der Soendasche woorden in dit résumé voorkomende. Dit stuk zal later in druk verschijnen.

-ocr page 9-

INHOUD.

Hoofdstuk I. Bevolking.

§ 1. Beroep, standen, zielental.

Landbouwers. — Andere beroepen. — Voeding.

Standen — in vroegere lijden: adel, afstammelingen des sultans; de titels: mas, ënlol, apoen, oejang, raden en raden ajoe. — Vrije lieden. — Onvrije lieden, abdi\'s, oelangans, slaven.

Visschers. - Uondvenlers.

Zielental. — Huisgezinnen.

§ 2. Taal.

Javaansch: mei den a klank. — Soendaascli. — Gemengd.

§ 5. Desahestuur.

Beslaat n|i sonnnige plaatsen niet. — Desahoofd: djaro (ook wel djoeragan), loerab (tol hnlp: panglakoe). Werkzaamheden.— Ver-eischten tol benoeming.— Vroeger niet gekozen door de bevolking. — Ambtelijk personeel in den sullanstijd. — Bezoldiging. — Verleenen van titels. — Apanagevelden aan desabeslnren. — Tol 1844 djaros aangesteld door bet Enropeescb bestuur. — Thans door de bevolking gekozen. — l\'iagém. — Chiiiescbe nederzetting. — Badoeis.

Pangiwa (panglakoe, marinjoe). — Werkzaamheden. — Verkiezing. - riiinescbe nederzetting. — Badoeis.

Panyhoeloe (ami!). — Werkzaamheden. — Vereiscblen lot benoe-ming. — Verkiezing. — Helpers: modin, mërbol, këlib. — Masi-gits. — Langgars (bale desa). — Badoeis.

Djagakersa (barisan, singapati, kapëlëngan, panljalang). -- Werkzaamheden. — Verkiezing.

Djoeroeloelies. — Werkzaamheden. — Verkiezing.

-ocr page 10-

BERIGT.

De heer K. F. HOLLE van Oaroet heeft welwillend op zich genomen eene taalkundige en toelichtende verklaring te geven der Soendasche woorden in dit résumé voorkomende. Dit stuk zal later in druk verschijnen.

-ocr page 11-

INHOUD.

Hoofdstuk I. Bevolking.

§ 1. beroep, standen, zielental.

Landbouwers. — Andere beroepen. — Voeding.

Slaiiden — in vroegere lijden: adel, afslammelingen des sultans; de litels: mas. ënlol, apoen, oejang, raden en raden ajoe. — Vrije lieden. — Onvrije lieden, alidi\'s, oetangans, slaven.

Visschers. - Rondvenlers.

Zielental. — Huisgezinnen.

§ 2. Taal.

Javaanscb: mei den a klank. — Soendaascli. — Gemengd.

^ 3. Desahestuur.

Beslaat op sommige plaatsen niet. — Desahoofd: djaro (ook wel djoeragan), loerab (lol Iinlp: panglakoe). Werkzaambeden.— Ver-eiscblen tol benoeming.— Vroeger niet gekozen door de bevolking. — Ambtelijk personeel in den sullanstijd. — Bezoldiging. — Verleenen van titels. — Apanagevelden aan desabestnren. — Tol 1844 djaros aangesteld door bet Enropeescb bestuur. — Thans door de bevolking gekozen. — l\'iagém. — Cbinescbe uederzelting. — Badoeis.

Pangiwa (panglakoe, inarinjoe). — Werkzaambeden. — Verkiezing. — (Jbinescbe nederzetting. — Badoeis.

Fanyhoeloe (amil). — Werkzaambeden. — Vereiscblen tot benoeming. — Verkiezing. — Helpers: modin, mërbot, këtib. — Masi-gits. — Langgars (bale desa). — Badoeis.

Djagakersa (barisan, singapuli, kapëlëngan, pantjalang). -- Werkzaamheden. — Verkiezing.

Djoeroetoelies. — Werkzaamheden. — Verkiezing.

-ocr page 12-

11

harolul (loewa-toewa). — Vereischlen lot benoeming. — Werkzaamheden. — Verkiezing.

Kiesgeregtigden.

Hoofdstuk 11. OiiUerzoehte desa\'s.

Topogra|iliie. — Aantal. — Terreinvoorsleliing. — Ligging. — Grenzen.

Ontstaan. — Splitsing of vereeniging.

Gelmclilen.

Uitgestrekllieiil (gemiddelde) in vierkante palen.

Hoofdstuk 111. Soorten van gronden.

§ 1. Boschgronden.

Waar zij nog gevonden worden.

Benaming (leuweung, gameja, sinapeul, oetan). — Beteekenis van leuwenng onder Lëltak.

§ 2. Woeste gronden.

ïegal eurili. — Steenachtige plekken. — Rantja. — Moerassen (rawa. — Verlaten zoutpannen (liëkas padëk). — Zeestrand (pasisir). — Duinen (pasir pamendët). — Tantjang (patikan).

§ 3. Vroeger bebouwde, doch weder verluien gronden.

Benaming (reuma). — Waarom de gronden verlaten worden. — Waar ze het meest worden aangetroffen. — Verschillende benamingen onder Lëbak (leuweung, reuma, legal, sampalan).

§ 4. Velden voor de natie rijst/cultuur.

Benaming (sawah). — Hoofdsoorlen: larikau, tada en rantja of rawa. — Waar geen sawahs worden aangetroffen.

Sawah taril.nn worden beploegd. — Soms wordt een gedeelte vroeger dan een ander gedeelte bevloeid (sawah moesim, sawah salah mangsa). Sawah tada worden beploegd en soms bemest.

Sawah rantja of rawa worden meestal mei den patjol bewerkt. — Onderscheiden soorlen (sawah salah mangsa, lëbassan . — Verschillende wijzen van bewerking (sawah babalan).

-ocr page 13-

in

§ !gt;. Velden voor tie drooge rijxl- en andere !gt; allures. In onbebouvvden loeslaud: iC\'gal of reuma.

Gebezigd voor de |iadikiilUuir: gaga. li (ja r, hoerna. — Verschillende benamingen onder Tjiringiu en Lëbak (vvèloekoean, babadan, tjaljaran, Ijeger .

Gebezigd voor andere gewassen; këbon, uambo (uiterwaarden). Bemesling.

Hoe lang zij braak liggen.

Hoeveel jaren achtereen zij beplant worden. — Bewerking bij de Badoeis (ngahoenia, ngadjami, ngabeleker).

Benaming der verlaten gronden onder Lëbak (djami, reuma, reuma kolot, leuweung).

Gebezigd als boomgaarden: doekoehan.

I\'ecapitulalie. — Aantal desa\'s, waar zich bevinden: oorspronkelijke bcschgronden, onontgonnen woeste gronden, weder verlaten gronden, sawalis, gronden, welke van lijd tol lijd bewerkt worden.

Hoofdstuk IV. Gebruik rter gronden.

Statistiek der onderzochte desa\'s: aantal waar, sawah\'s beslaan; 1°. uitsluitend gebezigd voor de padikulluur, 2°. waarop ook andere gewassen dan padi, als eerste aanplant verbouwd worden, 5°. waarop tweede gewassen worden geteeld. 4°. waarop vischteell wordt uil-geoefend.

üjatihoutaanplanlingen. — Kolfij iu geregelde tuinen, paggerkolïij. — Desa\'s op wier gebied andere desa\'s koHij planten; die elders kodij-aanplantingen bezitten.

Desa\'s, waar vroeger tëgalgronden gebruikt werden voor verschillende Gouvernenients kullures.

Desarijkdom; klapper-, sirih-en pisangtuinen. — Vi ucblboomen.— Nipa. ■— VisHivijvcrs. — Zoulpannen. — Bosschen voor een speciaal doel.

§ 1. Gewassen op de bouwgronden geteeld.

Men mag planten wat men wil. — Meest algemeen wordt padi verbouwd. — Een bevel daartoe is overbodig. — Padi wordt meermalen mei andere gewassen dooreen gezaaid. — Men mag gronden.

-ocr page 14-

IV

waarvan men den eigendom (milik) heefl, naar goedvinden van beslemming veranderen. — Dil is anders mei de sawah nagara. Daarop moei padi geplaul worden. - Evenzoo mei de sawah vvakap (wakaf. — Tweede gewassen mogen op heide soorten verbouwd worden.

§ 2. Grenzen der bouwgronden.

De grenzen (heuleiit) worden aangeduid door dijkjes (galéngs),sleenen, boomen of andere merkteekenen.

De galeng lieboort in den regel aan de bezitters der aanleggende sawabs ieder voor de helft. — Uitzonderingen.

Hel onderhoud der galëng geschiedt ineeslal door de beide aangrenzende eigenaars. — Uitzonderingen.

Beplanling van galéngs.

Men is zeer gesteld op hel behoud van grensleekenen.

Op de leekenen ter aanduiding van de grenzen van bouwgronden, geen sawabs zijnde, beweerl doorgaands niemand een regt van eigendom.

§ 3. Nipahosschen.

Zoutwalernipa (daoen, abong) plant zich gewoonlijk van zelf voort. Zoelwalernipa (érnboeloeng, kiraj) moet worden geplant.

Op welke soort van tronden deze geplant wordt.

Voordeden van elk der beide nipasoorlen.

Nipaaanplanlingen op onbenullen, aan een ander toebehoorenden grond, hebben geen eigendom van dien grond lengevolge. Men moet tol den aanplant vergunning hebben van den eigenaar en het daaruit ontstaan regl van gebruik duurt slechts zoo lang de plant in hel leven blijft.

Nipaaanplanlingen kunnen bet voorwerp uilmaken van eigendoms-overdragl en behooren lot den boedel des planters.

De aanplanlingen worden in den reuel onder de erfgenamen verdeeld. — Uilzonderingen.

Zij kunnen in pand gegeven worden.

Schenking onder de levenden is geoorloofd.

Verhuur voor geld niet gebruikelijk, wel bel mëmaro contract, waarbij de planter de helft der djedjalons bekomt.

§ 4. Zoutpannen.

Individueel bezeten zoutpannen. — Uil vrije verkiezing en in eigen

-ocr page 15-

V

an arbeid aangelegd. — De bezitters moesten een gedeelte van het

\'a- product aan den sullban afstaan, doch exploiteerden zelf. — Kunnen

3|» het voorwerp zijn van allerlei transacties en gaan bij overlijden op

n- de erfgenamen over.

Opbrengst van een zoutpan, ter grootte, van één bouw.

Aanleg van privaatpannen als gevolg der oprigting van een zout-établissement te Tanara. — In hoever die aanleg gezegd kan worden uit vrije verkiezing te hebben plaats gehad.

Ie Zoutpannen in aandeelen door de bevolking bezeten. — Aangelegd

door de bevolking van eenige desa\'s in gemeenschappelijke arbeid, n- zonder eenige betaling. — Daartoe werden genomen sawahs aan

partikulieren toebehoorende en bij hen in bewerking. — Voor den afstand zouden zij Vio van zoulproductie als schadeloosstelling genieten. — Wijze van exploitatie. — Bezwaar voor de betrokken bevolking

ii. Elders waren dergelijke gemeenschappelijk bezeten zoutpannen

aangelegd door de bevolking van eenige districten in heerendienst op last van bei Gouvernement. — Daartoe werden genomen lantjang-t. gronden en vroeger verlaten zoutpannen. — Wijze van exploitatie. —

Het aandeel in tie zoul pan behoorde niet lot den boedel. — Kon niet verkochl of verpand worden. — Bezwaar voor de aandeelhebbers.

n § 5. Vischvijvers.

:t Vischvijvers (empang, tambak) behooren tot den boedel en kunnen

het voorwerp zijn van allerlei transacties. — Opbrengst van een !t vijver ter grootte van één bouw.

De aanleg op eens anders grond heeft geen eigendom van den gt;■ vijver tengevolge. — Onder verkoop is alle visch begrepen, welke

zich, op het oogedblik van den verkoop, in de vijver bevindt.

Mosselleelt in de desa Djenggot Lontar.

§ 6. Bosschen voor een speciaal doel.

Waar men bosschen van onlginning wil uitzonderen, moet hier-gt; omtrent door de betrokken bevolking speciaal worden overeen gekomen

(leuweung larangan}.

In den regel hebben alleen de ingezetenen van de desa, waartoe bet bosch behoort, het regt daaruit producten te halen. — Soms wordt 1 dit door het desahoofd aan ingezetenen van andere desa\'s toegestaan.

-ocr page 16-

VI

Soms is niet alleen hef ontginnen, maar ook het kappen van hout verhoden huiten verlof van het desahoofd.

d(

% 7. Zeestrand.

Hoever hel zich, landwaarts in, uitstrekt.

Hel behoort aan niemand toe. — Soms wordt het beschouwd als sequela van den aangrenzenden grond. b

Ken ieder mag het beplanten en er de producten van genieten.

Hel regt om in zee te visschen komt iedereen (oe. — Uitzonderingen.

f

§ 8. Woonerven.

Benaming van het dorp: desa, kampoeng, lémboer. \'

Benaming van het erf: sela-séla imah, pakarangan. — Onderdeden van het erf: vóór de woning (boeroean, palataran), achter de woning (piper, boerimah), op zijde der woning (gigir, pipir), de ruimte tussclien de vloeren den grond, waarop de woning slaat (kolong).

Gebouwen op het erf aanwezig. — Gewassen en bqomen. welke op hel erf gekweekt worden.

Vroeger woonden de Bantammers verspreid in hunne boomgaarden. — De zamenwoning door hel bestuur gelast. — Gevolgen van dien maatregel ten opzigte van den eigendom van het erf.

Voor het regt om op eens anders grond te wonen, wordt in den regel niets betaald.

De erven zijn meestal niet bepaald afgescheiden.

Hetgeen op een erf geplant wordt, behoort in den regel aan den planter. — fJitzonderingen voor hel geval iemand geplant heeft op den grond van een ander zonder diens toestemming.

Hel desahoofd beslist in den regel over de toelating van nieuwelingen. — Uilzonderingen.

De plaalsing der woningen behoort gewooidijk tot de competentie van het desahoofd. — Uitzonderingen.

Wal hieromtrent bij de Badoeis geldende is.

De huizen zijn altijd het eigendom van de bezitters. — In den regel bekostigen de ouders der jonge vrouw de nieuwe woning.

Bij overlijden van den man bekomt de weduwe meestal hel huis. — Uitzonderingen.

Aan wie het huis komt bij ontstentenis van kinderen, als de weduwe gaat hertrouwen of in hel geval van echtscheiding.

.

-ocr page 17-

vu

hout Hoe gehandeld wonll om tol eene boetlelscheitling le geraken.

De woning wordt soms verkocht om de hegrafeniskoslen Ir, dekken.

Erfregl Idj de Badoois.

Schenking van huizen is zeldzaam.

a|s Huizen worden dikwijls verkocht, om die naar elders over te

hrengen. — Prijzen.

] Verkoop van erven heeft zelden plaats.

ïen Bij verkoop van huizen is hel niet noodig getuigen le hebben,

ofschoon men op verscheiden plaatsen daarop gesteld is.

Kennisgave van verkoop van huizen aan het desahestuur behoort lol de uilzonderingen.

|Pr. Verhuur van huizen komt nagenoeg nimmer voor.

(|e Een enkele keer worden huis en plantsoen voor schuld verbonden

de (paloenggoe hoetang).

ig). Men mag zijn erf naar goedvinden splitsen.

Ike l\'aggers tusschen twee erven worden door ieder der huren voor

de helfl onderhouden.

§ 9. Begraafplaatsen.

Elke dessa heeft gewoonlijk meer dan eéne begraafplaats (pamaka-en man |»LLoj.

Familiegraven.

Men is er op gesteld begraven le worden op de plaats, van waar kii men afkomstig is. ,

ip Wijze van Ier aardebeslelling hij de Badoeis.

De Chinezen hebben afzonderlijke graven in de nabijheid hunner e- woningen.

Heilige graven.

ie Op den grond der algemeene begraafplaatsen mankt in do meeste

gevallen niemand aanspraak. — Echter zijn er, die in privaat bezit zijn.— De grond is soms wakap gemaakt ol wakap djama, ook wel n amal. — In latere aangelegde desa\'s behoort de grond soms aan

de gemeente.

Is de begraafplaats vol. dan wordt een aanleggend stuk privaat-grond daarbij getrokken.

a Van den eigenaar eener begraafplaats moet men vergunning

hebben om er lijken bij le zeilen, doch er wordt niets voor be-

-ocr page 18-

VTII

taald. — Vergunning om te begraven op plaatsen daarvoor ten algêmeenen nutte afgestaan, is niet noodig. — Uitzonderingen.

De vruchlboomen op de begraafplaatsen behooren of aan de eigenaars van den grond of aan de planters.

§ 10. Wegen.

De voetpaden zijn over het algemeen aangelegd op niet toege-eigenden grond, waarom niemand er aanspraak op maakt.

De gemeente- en postwegen zijn meermalen verkregen door aan de aanliggende privaatgronden der voetpaden een gedeelte af te nemen. Die gronden blijven aan de vorige eigenaars loebehooren. hunne regten herleven zoodra de weg aan zijne bestemming wordt onttrokken.

Dezelfde regelen geiden ten aanzien van postloolsen en wachthuizen, doch builen toestemming van den eigenaar mag men daartoe geen grond aanwijzen.

De grond voor pasars en masigits afgestaan, blijft aan den eigenaar behooren.

Gronden voor pasangrahans, woningen van inlandsche hoofden, forten, gebouwen van den waterstaat werden gewoonlijk aan de eigenaars ontnomen zonder eenige vergoeding.

De hoornen, op dergelijke gronden geplant, behooren in den regel aan den planter, zelfs al geschiedt dït op last van hel bestuur. — Langs de wegen beschouwt men ze als wakap djama.

§ 11. Gemeene meiden.

Weiden. die uitsluitend bestemd zijn om hel vee der geheele desa tot voeding te strekken (pasampalan), zijn uiterst zeldzaam.

Het vee wordt echter op de onbebouwde velden toegelaten, onverschillig of die al of niet in privaat bezit zijn, zelfs op bebouwde mils het geen schade kan aanrigten. — Vergunning is onnnodig.

§ 12. Gemeene hosschen.

In de hosschen. niet tot een speciaal doel bestemd, mag iedereen brandhout, zelfs timmerhout kappen en boschprodneten halen, omdat die hosschen geacht worden aan niemand toe te behooren. — In den regel heeft men hiervoor geen vergunning noodig. — Enkele restrictiën.

-ocr page 19-

TX

§ 15. Woeste gronden.

Iedereen mag van de woeste gronden weghalen, wat hem goeddunkt, zonder iemands vergunning te Itehoeven, zelfs visch uit de rawa\'s.

Om woeste gronden te ontginnen behoeft men in den regel geen vergunning te hebben. — Soms is eene eenvoudige kennisgave aan het desahoofd gebruikelijk. — Uitzonderingen.

§ 14. Servituten.

Behalve de verpligtingen, voortvloeijende uit het walerregt en die om de bruggen en gemeentewegen te onderhouden, ook ten gerieve van andere desa\'s, bes\'aan hier geen algemeen geldende servituten.

Uitzonderingen: het regt om over eens anders grond een voetpad te maken als men daardoor langs korterquot; weg zijn eigen land bereiken kan; een geheel ingesloten stuk grond heeft soms regt op een\' uitweg over eens anders grond.

Hoofdstuk V. Toestand, waarin de bouwgronden zich bevonden vóórdat zij in den tegenwoordigen toestand werden gebragt en wijze, waarop dit geschied is.

Bantam bevatte, vóór dat bet bewoond werd, voornamelijk bosch-gronden met hoog hout bezet, in de lagere streken: moerassen en kreupelhout, in de nabijheid der zee tantjanggronden. Alang-alang en glagahvelden waren betrekkelijk schaarsch.

Meest alle gronden zijn eerst voor de drooge rijstkultuur gebezigd. — Uitzonderingen.

§ 1. Ontginning.

Een woord dal de gelieele onlginning van hel liegin lot het einde omvat, bestaat niet fdi kitri, ngaboeka alas, tigaboeka tanah).

Ontwonden: ngaboegbag, ngagëmpoer. —- Hel geschikt maken van den grond voor de rijslkulluur in het algemeen: babad.

De verschillende handelingen, waaruit eene ontginning bestaal. heel en:

Sarawas tarawas , d. i. hel uitkiezen van een stuk gronds en het daaraan geven van zoodanige leekenen, dal bel voornemen om hel le ontginnen voor anderen zigtbaar zij.

-ocr page 20-

Men doet dit alleen njomplong (Ijomplong) of in bijzijn van anderen (jjalihan).

Verschillende wijzen om teekenen te stellen: tëtëngger; keker; ngawatasan; mangkas; ngitri; opat-djoeroe; adjir; tjalëljcr; loegoe.

Gewoonten bij de Badoeis.

Nyalenweinigan, d. i. hel zoodanig wegkappen van struiken en gewassen. dat men een overzigt krijgt van den te bewerken grond.

Het wegkappen der lage lakken van het opgaand hout: rantjas, di popowe.

Hierin wordt men door anderen geholpen.

Njatjar Ijaljar , d. i. bel wegkappen met de parang van planten en struiken tol aan den grond (ngagombrang, ngrapi).

Noe.nran loeamn , d. i. bet vellen van hel booge bout. rnoenar poenar , niolongan powmg , noeinbalan loembal). Dit moet op de plaats uitdroogen: ngaganggang).

S ga horror horror ngalerab (lerab, rerab) d. i. bel in brand steken van alles, wal zich op bet terrein bevindt.

Ngadoeroey dorr oerj , d. i. bet op nieuw verbranden van betgeen nog niet door bel vuur verteerd is (meuleum sasapan).

Nu wordl de grond beploegd of op eene andere wijze bewerkt (ngagobed, ngored, ngaseuk).

Zijn zij bestemd voor de padikulluur. dan heel men ze ngababad, voor andere gewassen ngabaroe.

§ 2. Vrrandennfj m de beslemminfi van den grond.

Aanleg van bouwgronden lot sawab\'s: de stronken worden uil den grond gehaald (di dongkel), de galéngs aangelegd (wedjalar, djalaran . bel water naar de plek geleid en do grond gelijk gemaakt (\'di Ier, di angler, ngah\'lémah, oeroeg-oeroeg, njPpak) tjepak . — Dit geschiedt door middel van landbouwwerktuigen ol\' van afspoeling (loenlar).

Hel veranderen van bouwgrond in sawab: ngabébédab, njrabcbera;

u O 7 O \'

van boomgaarden in bouwgrond: nëbak tëbak ; van bouwgrond in klappertuin: ngëbon.

Hel aanleggen van een kampoeng: rnoenar, ngababakan, ngalëlëmah.

§ 3, Wijze van aanleg der bouwgronden.

Alle rijstyeblen zijn aangelegd door bijzondere personen, voor ferreweg hel grootste gedeelte, in eigen handenarbeid, met behulp

-ocr page 21-

XI

leren der leden van het gezin (sorangan). De savvali nagarn zijn daarvan uitgezonderd.

t\'kér; Wijze waarop de hulp van anderen wnrdl verleend of ingeroepen

roe. bij de verschillende handelingen om onhehouwden grond voor de

drooge rijslkiilluur geschikt te makon.

i ge- Dito om homvgronden tol sawahs te maken.

ld. De sawah nagnrn zijn aangelegd in heerendienst, op last des

tjas, sulthans, van geapanageerden of van ambtenaren. — De geheele bevolking der desa werd daartoe opgeroepen, soms die van een of meer loerahschappen. — Sommige sawah nagara zijn op last van riten Nederlandsche ambtenaren aangelegd.

De sawah nagara uit den sulthanslijd zijn aangelegd zoowel door ;nar vrije lieden, als door rijksslaven, pandelingen en verbannen misdadigers, aafs De sawah ma kap, voor zoover ze niel door partikulieren in dien

staal zijn gebragt, werden aangelegd door de geestelijken zelf, ken bijgestaan door hunne volgelingen.

een Hoofdstuk VI. Wijze van bezit der gronden.

rkl Invoering van den Islam in Hanlam. — De overwinnaars hebben

zich met de onderwerping der Boven landers tevreden gesleld, zonder id, hen Ie noodzaken tot de Mabomedaansche godsdienst over Ie gaan.—

Reglsgevojgen len aanzien van hel grondbezit.

Ueglen op den grond bij de Badoeis.

§ 1. Woeste lt;irondrn.

ii;. De onlgonnen grond behoort aan niemand toe. — Enkelen beweren

, C O

di dat die aan hel (ioiivernenient behoort. — Beden daarvoor.

dl

^ 2. \\\\akapgrnnden.

fi; De grond van geheel Java is in publiek-reglelijken zin wakap,

in d. i. dat het genot er van komt aan de Muselmansche gemeente,

waarvan de vorst de vertegenwoordiger is. — De privaateigendom li. ivordf gelaten aan hen, die den Islam omhelzen vóór dat het tot

een oorlog komt (desa mardika), en kan gelaten worden aan hen. die zich len gevolge van een Iraciaal onderwerpen. — Die door ir geweld van wapenen worden len onder gebragt (desa abdi ver-

p liezen den eigendom hunner gronden.

-ocr page 22-

xn

Wordt de grond in eigendom gelaten aan hen, die zich krachtens een traclaat hebben onderworpen, dan moeten zij een vaste schat-ting (padjfg) opbrengen; wordt hun die ontnomen, dan mogen zij den grond toch bebouwen tegen opbrengst van een gedeelte der vruchten (ijoeke). — In nagenoeg alle desa\'s van Tiantam werd een vaste schatting voldaan.

Door bestemming van den eigenaar kunnen privaalgronden in den toestand van wakap worden gebragt fwakap milik, wakap djama).

§ 3. Sawiah na yarn, staatsdomein.

De vorst was geregligd op ,/,0 van het padiproduct. Vóór de invoering van den Islam kende men in Bantam alleen de drooge rijstkultuur. Padie wenl toen meestal, met andere gewassen vermengd, uitgezaaid. Hel schijnt dat. daarvan geen belasting werd geheven. Het belang tier Moelana\'s bragt dus mede de natte rijstkultuur in te voeren.

Hiertoe moest de bevolking gedwongen worden door bevelen van den vorst. Op die wijze werden sawabs en waterwerken in heeren-dienst aangelegd. Die sawabs dragen den naam van sawah nngara, -kedaleman of ■hasoellanan.

Toen de bevolking bel voordeel der natte rijstkultuur inzag, begon zij, uil eigen beweging, sawabs aan te leggen. Deze heelen sawah yasa.

Van de sawah nagara betaalde men lelandjan, een soort van huur. van de sawah jasa pekoekoesoet, eene vaste levering, die meestal bij de ontginning of bij latere overeenkomst bepaald werd en steeds minder bedroeg dan de léiandjan.

De sawah nagara werden steeds in aandeelen onder de bevolking verdeeld. Zij bezat ze niet in eigendom. Een gedeelte werd soms bestemd lot apanagevelden voor de leden van hel desabest uur.

De tienden, welke de sulthan geregligd was van hel padiproduct te genieten, werden door hem voor een groot deel aan zijne kinderen , gunstelingen of ambtenaren afgestaan lol onderhoud (pëtjaton. poesaka laden). — Naar den primitief begiftigde heetten zij: kawar-gaan, kanajakaau, pangawoelaan. — De begiftigde mogl ook de belasting heffen van gronden, welke naderhand werden ontgonnen en sawabs in heerendienst doen aanleggen. Deze werden dan ook sawah nagara.

De begiftigde bad daarenboven voor zijn privaalgebruik enkele

-ocr page 23-

XIU

heerendienstpligtigeu. — Liel hij dezen sawahs aanleggen of stond hij de bewerkers met ploegvee enz. bij, dan werden die sawabs zijn eigendom.

Het regt om de tienden van zekere streek te genieten werd op verschillende wijzen geschonken: als poesaka had men hel regt over die inkomsten als eigenaar te beschikken, mits, in geval van verkoop, de sulthaii daartoe vergunning gaf; als poesaka laden kreeg men een erfelijk vnichlgebruik voor zich en zijne familie; a!s petjaton had men een erfelijk vruchtgebruik tol wederopzeggens toe; als poesaka wegens bewezen diensten. het gewone vruchtgebruik lot wederopzeggens toe.

De begiftigden vertoefden meestal aan hel hof en lieten hunne tienden innen door zaakgelastigden, djaros, de tegenwoordige desahoofden, die zij aanstelden. — De djaros kregen als belooning de tienden van eenige gronden, die in de petjaton begrepen waren, of bij aanleg van nieuwe sawahs in heerendiensl, eenige bouws, die zij speciaal moglen bebouwen en wier oogst bun toekwam. — De gronden door begiftigden voor eigen rekening ontgonnen, werden soms, eveneens tengevolge der moeijelijkheid om er behoorlijk toezigl over te houden aan de bevolking in eeuwigdurende erfpacht afgestaan legen betaling van eene zekere recognitie boven de gewone tienden. Ook deze sawahs beschouwde de bevolking als sawab nagara, omdat het regt van tiendhelfing niet altijd erfelijk werd gegeven en dus te eeniger tijd weder aan den staat kon vervallen. Hel eenige verschil met de gewone sawab nagara bestond daarin, dal liet aandeel bij de gewone niet per se op den zoon van den deelgeregtigden desabewoner overging, bij de andere wel.

Het Gouvernement schafte in 1808 de petjalons af en stelde de inlandsche hoofden en grooten schadeloos. — De vroegere liendheffers trachtten zekere in heerendiensl aangelegde sawahs voor hun eigendom te doen doorgaan en bleven de belasting vorderen, zoodal de bevolking deze en de landrente moest voldoen. Ontevreden over het verlies van hunnen politieken invloed, wekten die grooten daardoor misnoegen tegen hel Gouvernement, dal geacht werd die regeling te willen. Van daar de slaat van onrust en verzet, welke lot 1832 heeft voortgeduurd.

Men kan aannemen dal sawaiis domein van den staal zijn als er vroeger lêlandjan van werd opgebragt, en parlikulier eigendom als de padibelasling pêkoekoesoel genaamd werd.

-ocr page 24-

XIV

De ligging quot;Ier savvahs kan in deze geen lichl verspreiden.

§ 4. Gronden in privaat hezil.

Niemand liehoelï verlof Ie vragen om te ontginnen, üil is de alge-meene regel, doch zij die Iteweren dal de grond aan den vorst behoort, moeien vergunning hehhen.

De Islam heeft vollen eigendom van den grond in Westersehen zin geschonken. — Zelfs de desa\'s, waar vergunning moet gevraagd worden tot ontginnen, heweren eigendoms- of onontneembare reglen uit te oefenen. — Uedeneu waarom het Gouvernement over de gronden kan beschikken, niettegenstaande de eigendom bij de bevolking berust.

Beteekenis der woorden jasa en mihh.

Zoolang de teekenen van onlginuing of bewerking nog zigtbaar zijn, mag niemand eenig regt op dien grond uitoefenen.

Die de milik heeft bezit individuele erfelijke regten.

Hij mag over den grond op de onbeperkste wijze beschikken.

De grond behoeft niet bebouwd geweest te zijn om eigendoms-regleu te verschaffen.

Kennisgave van ontginning aan het desahoofd is vrij algemeen gebruikelijk. — Redenen daarvoor.

Voor verlof of kennisgave wordt «iets betaald. — Vroeger gebruik.

Slechts op enkele plaatsen worden registers van het landbezit aangehouden. — Inhoud. — Bijhouding.

§ S. Hoofdverdeeling der reglen op den grond.

Tijdelijke: op hoeinas, die na een paar oogsten weder worden verlaten; aandeden in de gewone sawah nagara; op apanagevelden; op wakapgronden; voortvloeijende uit huur, contracten lot bewerking van den grond, in pandname.

Erfelijke: op sawahs en tcgalgronden, welke men zich voor goed heeft toegeëigend; aandeelen in sawah nagara, welke steeds op de erfgenamen van den bezitter overgaan; op gronden, waarvan men door koop, erfregl of schenking eigenaar is geworden.

Reglen, die als sequela van grondbezil verkregen worden: op de oeloeran; door aanslibbing (oeroeg, saeur, boengin. nambo, tan-djoengan); op een afgescheurd stuk grond (babanlar); op de droog gevallen bedding eener rivier (waloengan).

-ocr page 25-

XV

Hoofdstuk VII. Individueel bezeten sawali\'s.

§ t. Onderscheiding in: jasa; jasa sorangan; poesaka, liliiiggal of loeroenau, waavonder ook die, Avclke dooi- sciienkiug onder de levenden (hibal) zijn verkregen: banda.

a. Registers. — Eerst kortelings ingevoerd. — Weinig waarde als bewijs der uitgestrektheid. — Alleen het aantal vakken wordl vernield en niet krachtens welken titel zij bezeten worden.

b. Vaste namen. — Zeer oud: veranderen niet. — Nnt. — Eene vereeniging van sawah\'s heet: pasawahan, tjatihan (sa ladjoeran, sa lorog, sa enggon, waloengan, sa goehoeg, sa loewoek, sa lébak). — De productie is niel altijd gelijk over alle vakken.

Uecapitulatie.

§ 2. Verkoop van sawah\'s.

Is veroorloofd. — Men mag verkoopen aan wien men wil, ook aan lieden van een anderen landaard. — Verkoop aan Chinezen.

Verkoop heeft zeer zelden plaats. In het openhaar nagenoeg nimmer.

«. Verkochte sawah\'s. — Aantal houws. — Gedurende 30 jaren iels meer dan 20/0 der aanwezige sawahs. — Redenen van verkoop. — Koop van sawah\'s in andere desa\'s.

b. Prijs voor de gekochte sawah\'s besteed.

c. Tegenwoordige waarde. — Redenen der toename.

lt;/. Koopcontracten. — Gewoonlijk geconstateerd door getuigen.— Aantal getuigen. - Vereischlen. — Wie gewoonlijk getuigen zijn.— Bij welke handelingen zij tegenwoordig moeten zijn. — Geluigen-gelden.

e. Koopacten. — Meer en meer in zwang. — Onder hel sullhans-hesluiir gebruikelijk. — Inhoud. — Hebben meer waarde dan getiiigenbewijs.

f. Dwang lot verkoop. — Niemand kan gedwongen worden zijne sawah\'s te verkoopen, tenzij door een vonnis van den landraad. —■ Uitzondering.

-ocr page 26-

XVI

g. Kennisgave van verkoop. — Geschiedt meestal aan het dessa-iioofd.

h. Registers van verkochte sawah\'s.

i. Verkoop van te veld staand gewas. — Zeer zeldzaam en alleen van katjang, suikerriet en hoomvruchten.

§ 5. Er fr eg ten op samahs.

A. Individueel bezeten.

Geërfde savvahs noemt men: poesaka, titinggal, toeroenan, tililar, wasiaf, li kolot, vvarisan li kolot ol\' wasial wahas.

Dergelijke sawahs zijn soms reeds gedurende 7 geslachten in dezelfde familie.

а. Sawahs krachiens uiterste wilsbeschikking verkregen (wasial). — Nimmer schriftelijk. — In hij zijn van getuigen. — Wie getuigen zijn. — Aantal desa\'s, waar bij wijze van wasial over de sawahs wordt beschikt. — Waarom de crllaler daarvan gebruik maakt. — In hoever, bij wijze van wasial, over de goederen beschikt mag worden. — Hoe de verdeeling geschiedt. — Vereischlen der erfgename n

б. Sawahs, krachtens verdeeling onder de erfgenamen, verkregen.

1°. bij minnelijke schikking onder de erfgenamen (vvaris moesa-lihatan, nioepakalj. — Meest algemeen bij versterf ah inleslato. — Afwijking van het Mahomedaansch regl. — Wie bij de boedel, scheiding geraadpleegd worden. — Wijze van verdeeling. — Bekostiging der begrafenis. — Soms blijft de boedel onverdeeld. — Wijzen van bewerken der sawahs, tol den onverdeelden hoedel behoorende.

2°. door den hoekoem (waris dengen boekoem). — In welke gevallen die plaats beeft. — Aantal desa\'s, waar deze wijze van boedelscheiding voorkwam. — Geschiedt volgens de bepalingen van hel Mahomedaansch versterfregt. — Wie leden der hoekoem zijn. — Soms worden er aden opgemaakt. — Kegt van beroep. — Kosten.

Registers van geërfde sawahs.

c. Sterfgevallen ah inleslato, zonder erfgenamen na le laten. — Komen zeer zelden voor. — Aan wie de boedel vervalt. — Lijkfeesten.

-ocr page 27-

XVII

d. Verlaten der desa zonder orde op zijne zaken gesleld te hebben. — Een der nabestaanden moet de savvabs bewerken. — Wat voor het geval die ontbreken.

Recapitulatie.

B. Die teregt of ten onregte tot de savvah nagara worden gerekend.

§ 4. Schenking (hibat).

Heeft plaats als men zeker wil zijn, dat de boedel zoodanig zal verdeeld worden als men verlangt. — Komt zeer veel voor, doch zelden aan vreemden. — Geschonken sawahs behouden het karakter van poesaka. — Sommige gingen gedurende 6 geslachten op die wijze over.

Geschiedt dikwijls ais kinderen meerderjarig worden, in het huwelijk treden of het ouderlijk huis verlaten. — Het aandeel der andere kinderen wordt dan ook aangewezen. — Tijdstip, waarop zij dat aanvaarden.

Hibat heefl veelal ook plaats als men begint te sukkelen.

Goederen, aan kinderen geschonken, kunnen teruggenomen worden zoolang zij ze nog niet hebben vervreemd.

In wier bijzijn de schenking geschiedt. — Acten.

In welke gevallen men tegen eene schenking kan opkomen.

Hoe de goederen gewoonlijk verdeeld worden.

Recapitulatie.

§ 3. Het geven van sawahs in onderpand.

Zeer gebruikelijk. — Benaming: sanda, gade; de in pandname zelve: djoewal of bli sanda, djoewal of bli gade, gade-ginade.

Meestal wordt voor onbepaalden tijd gecontracteerd.

De verbonden sawah gaat meestal in handen van den geldschieter over. — Uitzonderingen.

Gevolgen der overeenkomst als de geldschieter de sawah onder zich houdt. — Als de schuldenaar die onder zich houdt. — Verhooging der geleende som. - Aflossing.

Ten wiens overstaan de overeenkomst gesloten wordt. — Kennisgave. — Registers.

Overdragt der vordering op een ander (limpah, di limpahken, pindah gade). — Aanleiding daartoe. — De schuldenaar moet ia

-ocr page 28-

XVIII

den regel zijne loestemming geven. — De primilieve geltlscliieler komt daardoor buiten bel contract te slaan. — Wie den plaatsvervanger zoeken moet. — Limpah geschiedt gewoonlijk op dezelfde voorwaarden, waarop de primitieve overeenkomst is gesloten.

Deregten, voorlvloeijende uil gade of limpab, gaan bij erfenis over.

Van ontbinding van hel contract, onverschillig door wien der contractanten, moet vooraf aan de legen par lij kennis gegeven worden, — De oogst blijft behooren aan hem, die geplant heeft.

De geldschieter moet minstens één\' oogst hebben genoten.

De schuldenaar kan steeds volstaan met de terugbetaling der primitief geleende som. — Wal indien de waarde van den grond , door aangebragte verbeteringen, vermeerderd is?

Verkoop van verbonden sawabs tengevolge van niet aflossing der geleende geldsom, heefl slechts zeer zelden plaats.

Recapitulatie.

§ 6. Huur en verhuur.

Voor geld nergens gebruikelijk. — Hel contract nglandjak, — Bewerking door anderen: memarocoiilracl. — Voorwaarden (ingon).— Wordt meestal voor slechts één jaar gesloten. — Uitzonderingen. — Het merteloeconlract (dédjoeron). — Voorwaarden. — Hel rnrapal-conlract. ~ Voorwaarden. — Het rnlayaiigconlract.

§ 7. Het geven van voorschotten op te veli slaand padigewas (hedjoan, papaten).

Wras vroeger meer algemeen gebruikelijk. — Mislukt de oogst) dan moet de bepaalde hoeveelheid padi een volgend jaar geleverd worden. — Hoeveelheid padi, welke gewoonlijk voor een bepaalde geldsom moei gegeven worden. — Andere voorwaarden. — Leenen in nalura.

Het djampangcontracl. — Voorwaarden. — Mislukt de oogst dan krijgt de geldschieter geen product en ook de geleende som niet terug.

Recapilulalie der contracten, bedoeld bij de §§ 6 en 7.

§ 8. Bewerken, beplanten en oogsten.

a. Ploegen en eggen. — Hoeveel keeren ditgeschiedl. — Huren van karbouwen. — Zorg voor het ploegvee. — Wie het werk ver-

-ocr page 29-

XIX

rigl. — Hulp van anderen. — Bedrug der dagloonen. — Belooning bij aanneming.

b. Paljollen. — Hoeveel keeren dit geschiedt. — Bedrag der dagloonen. — Belooning bij aanneming.

c. Bemesten. — Wal als mest gebruikt wordl. — Hoe de bemesting geschiedt. — Prijs der mest.

d. Zaadbeddingen. — Ieder heelt zijn eigen bedding. — Hoe ze worden aangelegd, — Gemeenscliap|)elijke beddingen. — Om op eens anders grond een zaadbedding aan le leggen moet men diens toestemming hebben. — Voorwaarden. — Soorten van zaad voor de verschillende soorten van sawabs. — Behandeling der bibit. — Beddingen op droogen grond.

e. Uittrekken der zaailingen. — Betaalde arbeid meest gebruikelijk. — Bedrag der dagloonen. — Belooning bij aanneming.

f. Uil planten der zaailingen. — Meest door vrouwen in betaalden arbeid. — Ook dikwijls bij wijze van lilioeran. — Bedrag der dagloonen. — Belooning bij aanneming.

(/. Wieden. — In den regel in betaalden arbeid. — Hoeveel malen dit geschiedt. — Bedrag der dagloonen.

h. Bewerking niet boedjangs (mangkoekj. — Vaste boedjangs; boedjangs voor één moesson. — Belooning.

i. Kosten per bouw.

Becapitulatie der bewerking en beplanting van sawahs.

Becapitulalie der dagloonen.

A-. Het oogsten (panen, ani-ani, di boewat). — Geschiedt altijd door den sawahbezitter en zijn gezin. — Hulp van anderen. — Snijloon in natura. — Betaalde arbeid, lilioer. — Wie de bossen binden moet, wie ze vervoeren. — Personen die tot snijden worden toegelaten.

Becapitulatie.

§ 9. Vischtee.il op sawahs.

Komt slechts op enkele plaatsen voor. — De grond heeft meer waaide dan die van gewone sawahs.

-ocr page 30-

XX

§ 10. Weiden van vee.

Men ziet dit gaarne op de sawahs, die niet beplant of in Iiewerking zijn. — Waarom. — Ieders vee wordt toegelaten. — 3Ien rnag het evenwel weren. — Gevallen, waarin dit plaatsheeft. — Op sommige plaatsen mag iedereen gras snijden van de sawah ranlja.

Hoofdstuk VIII. Sawahs, noch individueel, noch coiiimuuaal, maar op eeiiige andere wijze bezeten.

§ 1. Sawah wakap.

Bestemming. — Verdeeling in aandeelen. — Tot bepaalde doeleinden. — Een som gelds wakaf gemaakt. — Wijze van aanleg. — Üoor wie ze bewerkt worden.

Species van wakapgronden bij de Badoeis.

Wederregtelijke onttrekking van sawah wakap aan hare bestemming. § 2. Sawah nagara.

Beslaan in nagenoeg 400 desa\'s.

Werden verdeeld onder de gezinnen der desa. — Er was een vast getal aandeelen, in den regel allen even groot. — Hoe lang men een aandeel behield. — Vereischten om een aandeel te bekomen.— Gewoonlijk kreeg de zoon het. aandeel des vaders. — Uitzonderingen. — Leden van het desabeslnur. die apanagevelden hebben, mogten geen aandeel bekomen.

Men mogl deze sawahs niet verkoopen, verpanden, wegschenken of op eenige andere wijze er over beschikken, doch wel verhuren.

Dit gold ook op plaatsen, waar de bezitters erfelijke regten op de sawah nagara bezaten.

Door wie ze worden bewerkt.

Verklaring van den regtsloesland onder Tjilegon, waar de aandeelen bij erfenis overgaan.

Klagten der bevolking over verkorting barer regten op de sawah nagara, tengevolge van het:

a. onttrekken van sawah nagara aan hare bestemming;

b. beweerd regt van eigendom op sawah nagara en sawa jasa der bevolking.

-ocr page 31-

XXI

§ 5. Sawahs, aan leden van het desabesfuur toegewezen om daaruit hunne inkomsten te trekken.

Oorsprong. — Benaming naar den lilularis. — Aanlal bouws Op flie wijze in gebruik.

Aan wien het le veldstaanil gewas behoort, in geval van overgang. Deze sawahs worden bewerkt door den titularis in persoon of op zijne kosten. — Hij geeft snijloon. — Van deze sawahs wordt ook landrente en dzakat opgebragt.

Onregelmatigheden, ten aanzien van deze sawahs.

Hoofdstak IX. Individueel bezeten bouwgronden, geen sawahs zijnde.

§ 1. Wijze van ontginning.

a. Registers. — Wat zij bevatten. — Wie ze aanhoudt.

h. Vaste namen. — Veelal ontleent aan de gedaante van het terrein: pasir, lëmatang, tahlaran, lébak. — De productie eener zelfde streek is niet altijd gelijk over alle gedeelten.

In hel algemeen gelden de regelen omtrent verkoop, erfregt, schenking, in pandgave en verhuur van sawahs ook bij deze bouwgronden. De afwijkingen volgen.

^ 2. Koop en verkoop.

Tegalgronden, die voor één of een paar oogsten in gebruik worden genomen, kunnen geen voorwerp van verkoop zijn; boomgaarden wel. — Hel Gouvernement heeft den verkoop van tegalgronden, voor goed in gebruik genomen, als hel ware gesanctionneerd.

Plaats gehad hebbende verkoopen. — Prijzen. — Redenen van verkoop.

^ 5. Erfregten.

Bij minnelijke boedelscheiding onder de erfgenamen, worden de tegalgronden gewoonlijk om hel jaar door ieder der regthebbenden in bewerking genomen. — Boomgaarden worden niet verdeeld.

§ 4. Schenking.

Aan personen, niet tol de familie behoorende, kwam nimmer voor.

-ocr page 32-

XXII

§ S. Verband wegens aangegane schuld.

Komi vrij dikwijls voor. — De geldschieter neemt de trgalgronden altijd in bewerking. — Hij heeft het genot der vruchten van de boomgaarden lot aan de inlossing. — Niet gebruikelijk zijn; kennisgave aan hel desabestuur. aanwezigheid van getuigen en overdragt van den eenen geldschieler op den anderen.

Verkoop der verpande gronden. — Redenen.

6. Huur en verhuur.

Voor geld niet gebruikelijk.

Overeenkomsten voor de bewerking: het memaroconfract ten aanzien van tegalgronden voor padi bestemd; ten aanzien der boomgaarden. — Eigenaars van tegalans staan elkander soms wederkeerig de helft van hun grond af. — Het merteloecontract.

§ 7. Bewerken, beplanten en oogsten.

Ploegen en eggen, patjollen, het maken van gaten enz. Hangt van de helling van het terrein af.

Hel vermengen van padi met andere gewassen (baoerkeun).

Wat, buiten padi, op de tegalans verbouwd wordt. — Wat op de uiterwaarden.

a. Ploegen en eggen. — Wie dit verrigten. — Hulp van anderen. — Bewerking bij wijze van tjalihan. — Gebruiken bij de Badoeis. — Bedrag der dagloonen. — Belooning bij aanneming. — Hoeveel keeren geploegd wordt en geëgd.

b. Zaaijen, door middel van den poolstok (ngaseuk). — Door wie dit verrigt wordt. — Hulp van anderen. — Bewerking met den gespleten stok (Ijnlok , tjagak). — Gebruiken bij de Badoeis.

c. Bemesten. — Zeer veelvuldig. — Soort van mest. — Hoeveel mest noodig is. — Prijs der mest.

d. Beplanten. — Geen zaadbeddingen. — Door wie het planten geschiedt. — Hulp van anderen.

e. Wieden (ngored). — Wie dit verrigten. — Hulp van anderen. — Hoeveel malen gewied wordt. — Bedrag der dagloonen.

f. Oogsten. — Wie dit verrigten. — Hulp van anderen.— Bedrag

-ocr page 33-

XÏIII

der dagloonen. — Snijloon in natura. — Oogsten van suikerriet, van katjang.

Opbrengst van tégalgronden in de eerste en volgende jaren van bewerking.

g. Kosten per bouw.

§ 8. Voorschotten op te veld staanden oogst.

Op padi zeer zelden. — Meer gebruikelijk op katjang en suikerriet. — Op de vruchten van een boomgaard (tebas).

§ 9. Weiden van vee.

Hoofdstuk X, Waterregt.

Het water van beeken en rivieren is bak oellab zoolang het niet tot een bepaald doel wordt aangewend. Het kan door een ieder in gebruik genomen worden. Krijgt bel later zijn natuurlijken loop terug en zijn de werken verdwenen, dan wordt bet weder hak oellab.

Die bel eerst Avater aanwendt, dal bak oellab is, heeft er het meeste regt op. Anderen kunnen er slechts gebruik van maken, Toor zoover bij het niet noodig heeft. — Oorsprong der sawah moesin en sawah salab mangsa.

^ t. Werken door hel Gouvernement aangelegd, of verbeterd.

Dit geschiedde in onbetaalde heerendienst, door de bevolking van het geheele district, al hadden niet alle desa\'s er belang bij. — Dooh ook wel door dc desa\'s, wier velden er door bewaterd werden.

Sommige hoofdleidingen werden gegraven over gronden, aan par-tikuliereu toebehoorende. — Niel altijd kregen zij schadevergoeding.

Deze werken behooren aan het Gouvernement. — Meestal is dit ook het geval met hel water. — Dit schijnl af te hangen van de omstandigheid of de bevolking niet of al vrijwillig de werken heelt daargesteld.

Bij wie bel loezigl berusl. — Door wie de waterverdeeling plaats heefl.

De meeste dezer werken worden door verscheiden desa\'s in gemeenschap bezeten. — Wie de onderlinge regien regelt. — Hoe die geregeld zijn.

-ocr page 34-

XXIV

Wie met hel gewoon en buitengewoon onderhoud beiast is.

§ 2. Werken, zonder last van het bestuur, door eenige desa\'s te zamen aangelegd.

Het water behoort aan de sawahbezitters.

Bij wie hel loezigt en de waterverdeeling berust.

Hoe de regeling is.

§ 5. Werken door partikulieren aangelegd.

Op welke wijze dit is geschied. — De grond van partikulieren is niet altijd vergoed.

Werk en water behoort aan de aanleggers. — Zij kunnen geërfd en verkocht worden. — Dit laatste heeft dikwijls plaats. — Prijs.

Wie in hel onderhoud voorziet. — Wie met het toezigt en de waterverdeeling belast is. — Welke regelingen ineesl gebruikelijk zij\'i- — Op welke voorwaarden men een dam in een bestaande leiding leggen mag.

§ 4. Mindere leidingen, door partikulieren uit de hoofdleidingen gegraven.

Kokers of openingen van bepaalde capaciteit om hel. water door te laten. — Wie de zaak regelt. — Gewoonten, waar dergelijke regelingen ontbreken.

Wal regtens is als eene mindere leiding aan verscheiden eigenaren toebehoort.

Verpliglingen, uit de natuurlijke ligging der sawahs voorlvloeijende. Geschillen over watergebruik ontstaan nimmer.

Aannemers van waterwerken.

Recapitulatie.

Hoofdstuk XI. Cionvernements kultures.

§ I. Suiker.

Geschiedenis.

Welke gronden werden gebezigd. — Wie ze aanwees. — Hoe hel planten geschiedde. — Belooning der bevolking. — Wegruiming van grensleekens. — De ingenomen grond werd niet altijd aan zijn eigenaar teruggegeven. — Meestal liet men de velden door de bevolking eener andere desa bebouwen. — Snijden en vervoeren van

-ocr page 35-

XXV

hel riet. — Levering van brandhout. — Recapitulatie en statistiek der fabrieken.

2. Indigo.

fieschiedenis.

Belooning der bevolking. — Welke gronden er voor gebruikt werden. — Wie ze aanwees. — Voor afstand van grond werd geen vergoeding gegeven. — Men betaalde geen landrente. — Opbrengst per bouw en betaling van bet product. — De velden der eene desa werden door de bevolking eener andere bewerkt. — Aan sommige eigenaars werden al hunne velden ontnomen zonder eenige vergoeding. — De grensteekens verdwenen. — De bladeren werden aan de fabriek niet altijd betaald. — Bij de ophefling moest de eigenaar zorgen dat het veld weder lol sawah geschikt werd.

Kecapilulatie en statistiek der fabrieken.

§ 3. Tabak.

Geschiedenis.

Welke gronden er voor gebruikt werden. — Wie ze aanwees.— De velden der eene desa werden beplant door de bevolking eener andere. — Geen vergoeding voor den afstand van grond. — Werd verbouwd als tweede gewas. — De galëngans leden weinig; de eigenaar moest ze c. q. zonder vergoeding herstellen. — Aantal personen per bouw ingedeeld. — De planters zouden een bepaalde som genieten per bouw naar de kwaliteit van bel product. — Hel werd meestal als mislukt getaxeerd.

Recapitulatie en statistiek der fabrieken.

^ 4. Cochenille.

Geschiedenis.

Welke gronden er voor gebruikt werden. — Zeer bezwarend voor de bevolking, doch de belooning bevredigend.

Recapitulatie en statistiek van het établissement.

§ \'6. Kaneel.

Geschiedenis.

Welke gronden er voor gebruikt werden. — Wie ze aanwees. — Geen vergoeding voor den afstand van grond. — Wijze van planten. —

-ocr page 36-

XXVI

Regelen omtrent het onderhoud. — Het plantloon werd nimmer uitbetaald. — Aantal personen per houw ingedeeld. — In welke gevallen de hoornen aan het Gouvernement, in welke zij aan de bevolking behoorden. — De voor de kuituur ingenomen gronden zijn niet altijd aan de eigenaars teruggegeven.

Recapitulatie en statistiek der établissementen.

§ 6. Peper.

Geschiedenis.

Welke gronden er voor gebruikt werden. — Wie ze beplantte. — Onderbond. — Peperranken en vruchten behoorden aan de planters.

Recapitulatie en statistiek.

7. Thee.

Geschiedenis.\'

Welke gronden er voor gebruikt werden. — Wie ze aanwees.— Wie ze beplantte. — Hel toegezegde loon voor onderhoud werd niet uitbetaald. — Plukken en arbeid in de fabrieken door vrije koelies. — De heesters behoorden aan de planters.

Redenen van het (e niet gaan der onderneming.

Recapitulatie en statistiek der fabrieken.

^ 8. Kof jij.

Geschiedenis. — Vergelijking tusscben de uitkomsten der vrije koffijkultuur en die door de Gouvernements kuituur verkregen.

Welke gronden er voor gebruikt werden. — Wie ze aanwees. — Wie ze beplantle. — Welke regeling daarbij gebruikelijk was. — Onderhoud. — Hoegrootheid der aandeelen. — Hel desabestuur, dat niet mede |i!aiiUe, kreeg soms toch een aandeel of plukte voor eigen rekening. — De grond blijft toebehooreu aan den eigenaar. — Het Gouvernement heeft dien slechls lijdelijk in gebruik. — Wal regtens is als de tuin op woesten grond is aangelegd. — De hoornen behooren aan de planters, onder verpligting van ze te onderhouden. — Zij mogen ze niet vervreemden of verpanden. — Uitzonderingen. — De vruchten volgen den boom. — De eigenaar moei ze tegen den vastgeslelden prijs aan bet Gouvernement verkoopen. — Verkoop van gepinkte vrucblen aan desagenoten is geoorloofd. — Hoe de aandeelen overgaan. — Het omhakken der kollijhoomen. — Dc pluk. —

-ocr page 37-

XXVII

Opbrengst eener bouw met andere gewassen dan koflijboomen bezet. — De grond is niet altijd aan den eigenaar teruggegeven.

Recapitulatie en statistiek.

9. Djatihout.

Geschiedenis.

Welke gronden er voor werden gebezigd. — Proeven mislukten gewoonlijk. — De aanplant geschiedde kosteloos. — Aan wie de boomen behooren. — De grond is niet altijd aan den eigenaar teruggegeven.

Hoofdstuk XII. Belastingen, leveringen en verpligte diensten..

^ 1. Tijdens hel sulthansbestuur.

Lelandjan van de sawah nagara. — Bedrag. — Pekoekoesoet van de sawah jasa. -— Bedrag. — Belasting in de desa-abdi\'s. — Kir as in de Bovenlanden. — Hoofd- of familiegeld aldaar (wang lawang of patitiang). — Bedrag dezer belastingen. — Buffelgeld. — Bedrag.

Het leveren van bijwijven (sëlir,.

Eigenlijke hcerendiensten werden van de desa mérdika niet gevorderd. — Voorziening in de transporten. — De bezitters van sawah nagara moesten kPmitdicnsten verrigten.

^ 2. Belastingen in geld opgebragt.

a. Landrente. — Onder het Britsch tusschenbesfuur. — Hoe de aanslag geschiedde.

Van pad! als eerste gewas is altijd landrente (sewa, padjeg) verschuldigd; als tweede gewas nimmer. — In de meeste desa\'s wordt landrente alleen van padi geheven, doch in vele ook van alle producten, als eerste gewas verbouwd, mits zij éénjarige gewassen zijn. — Wat regtens is als padi, met andere gewassen vermengd, wordt geplant. — Vrijstelling gedurende 3 jaren. — Hoemas betalen dadelijk landrente. — Uiterwaarden zijn steeds van den aanslag vrij gebleven. — Viscbvijvers deelen in de belasting. — Onregelmatigheden in vroegere lijden.

De weging van het Ie veld staand gewas door den resident Buijn ngevoerd. — Wijze waarop dit geschiedt. — De landrente bedraagt 1 \'5 van het verkregen product. — Wordt altijd in geld opgebragt naar een daartoe door het bestuur vaslgestelden marktprijs per tjaing

-ocr page 38-

XXVltT

padie, welke jaarlijks bepaald wordt. — Vastgeslelden marktprijs in deti laatsten tijd per tjaing van 2000 bossen.

Eenjarige gewassen betalen naar de uitgestrektheid van den aanplant. — Bedrag per bouw.

Bedrag der landrente van de vischvijvers.

Wijze van aanslag en kontróle op de inning. — Piagcm voor een gebeele desa. — Tijdstip van betaling.

De landrente wordt opgebragt in de desa, waar bet product verkregen is. — Vroegere gewoonten.

Nalatigheid in de betaling der landrente is groole uitzondering. — De desa bezit geen middel van contrainle. — De nalatige zou worden opgezonden naar bel bestuur, in bet ergste geval voor den landraad worden getrokken.

Waarborgen voor den belastingschuldige tegen knevelarij.

b. Belasting op vruchlhoornen.

Klapper- en arenboomen. — Onregelmatigheden.

§ ö. Belastingen in natura.

a. Djakat.

Is eene belas tins tot zuivering van goederen. — In Bantam alleen

C DO

van padi. — Up niet voldoening bestaan geen straffen.

De djakat bedraagt Yio va11 hel bruto padiproduct, boven een zeker minimum (nisab). — Nieuw aangelegde sawahs zijn niet vrij. Verdeeling der djakatpadi.

Inning. — Boekhouding.

b. Pitrah.

Is eene belasting tot. zuivering van het ligchaam. — Is eene godsdienstige verpligting. — Wordt opgebragl in geld of in gepelde rijst. — Bedrag per hoofd, per gezin.

Verdeeling. — Inning.

c. Leveringen.

Onbetaalde ten behoeve van het Gouvernement bestaan niet meer. Leveringen aan de desa. — Waarvoor ze dienen moeten.

Hoe de leveringen verdeeld zijn.

Onderhoud der inasigits.

-ocr page 39-

XXIX

§ 4. Belastingen in arbeid.

a. Heerendienslen.

Rusten op hel werkbaar gezin. — Gevolgen.

Voorheelden dal de heerendienslpligligheid op den persoon rust. Jonggehuwden zijn in den regel tijdelijk vrijgesteld. — Termijn.

Regeling in geval van verhindering wegens ziekte, van wettige verhindering buiten ziekte, van verhindering uil eigen wil. — Plaatsvervanging. — Belooning.

Vrijstellingen op grond van raaatschappelijken staml of van zekere betrekking.

Men wordt heerendienstpligtig op zijn lade jaar en blijft dit zoo lang men krachtig is.

Afkoop door eone geheele desa of door hen, ilie daartoe genegen zijn kómt niet\'voor. — Uitzonderingen.

Som, die de bevolking jaarlijks zou willen opbrengen om zich van heerendienslen vrij te koopen.

Aantal heerendienslpligtigen, dal dagelijks moet uitkomen.

Meestal worden alle diensten gelijkelijk over alle dienstpligligen verdeeld. — Afwijkende regelingen.

Vrijstelling van geheele desa\'s.

b. Kullnurdienslen.

c. Desadiensten.

Regelingen ten aanzien van hel onderhoud der kampongpagger.

Hoofdstuk XIII. Wijze, waarop de regteu op den grond verloren

^ 1. Ten aanzien der sawah nag ara.

Door welke eigen handelingen van \'den bezitter. — Tegen den wil van den bezitter.

^ 2. Ten aanzien der sawah wakap.

§ 3. Ten aanzien der sawah jasa.

De eigendom kan niet verloren gaan zonder medewerking ol tegeni

-ocr page 40-

XXX

den wil van den he/iller, zei I\'s niel uil kracht van een regleriijk vonnis. — Uil laatsle kan wel in enkele desa\'s.

Verjaring onbekend, noch als middel van eigendomsverkrijging, noch als middel om eigendom Ie verliezen.

Gevolgen van verhuizing.

Gevallen, waarin men zijne reglen lijdelijk kan verliezen.

§ 4. Ten aanzien der hoemas en desaerven.

Vroegere loesland in geval van verhuizing uit de boomgaarden.

Hoofdstuk XIV. Wenschen der bevolking ten aanzien van het bezit der gronden en van tie belastingen.

Vaste regelen le stellen omtrenl hel bezit der sawah nagara en wakap.

Eigendomsbewijzen van individueel bezeten grond.

Opmeting der sawahs.

Hel bestuur bemoeije zich niet met de bewerking der sawahs. Hel Gouvernement beschikke niel laager over de légalvelden en hoemas der bevolking, ten behoeve der kofïijkulluur.

De bevolking moge weder wonen in hare boomgaarden. De belasting op de arenboomen worde afgeschaft.

De landrente door een vasle grondbelasting le doen vervangen. Een verpligte afkoop van heerendienslen.

Men is genegen vaste geslachtsnamen aan te nemen.

-ocr page 41-

Desa\'s in de residentie Bantam, waar het onderzoek naar de regten der bevolking op den grond heeft plaats gehad.

REGENTSCHAP.

UF.SSA\'S.

DISTRICT.

Uadiiinocsalaiii..............,

Troemboe......................( Scran;;. \\

Prijajie........................)

Tjigohong..........

Kadikaran....................f ....

r, , ■ - i iirueas.

I\'OIMO Kenljana............i J

Singaradjan Hier..........)

............................j Onderaudir.

I ras..............................)

Pasisir Oedik.........

Bjenggot Lontar..........\' Tanara. \\ gt;ooider-regent8chap.

Sidaijoe..........................)

Balagendong................|

Kanarie......................../ Kramat Watoe.

Tra té Uier..................../

Rlangon........................j

Poeloe Merak.............., Tjilejjon.

Krap tja k......................)

Tjimantjak....................) . j

Koebang Kidoel..........j • J • ƒ

Tassir Potoi..................j

Madja............................| Pandeglang. ^

Pandej;iang..................\'

Sockafjai......................| ^ 1

Kaniponnes..................\' I

Petir..............................gt; |

Malangga......................j Kollelel. \\ Pandeglang of Midden-regentschap.

Tjimaoeng....................) ;

Tjiomas........................\\ .

Panjawoengan..............\' Tjiomas. I

Tjikaloempang..............) \\

Mendelawangi..............gt;

Nembol..........................| Tjimanok.

Goenoengsarie..............)

Tjiloerah......................,

Djipoet..........................i Tjirihgin. j

Pagelaran......................) f

SindanK aiioe.........^ *r \\ t * •

.. . 0 I? . Inene». / liiringin.

Koebang Kondang... j J 0

Perdana........................^ n • i \\

Moendjoel....................J Pan.rnbang. \\

Tiikoroeh wetan..........\\ t-m-i*

llanoijan........................1 |

Tjemplong....................\\

Tjidoro Lebak..............| Warong Goenong.

Balapoena....................)

Kanekes........................) T . ,

Lebak............................! L,\',,ak-

Sadjira..........................\\

Tadjoer............../ Sadjira. \\ Lebak.

Sein poeren....................\'

Parakan Besi !!!!!!! ) KoedjangJ

Tjibarenno....................)

Sogoii;;..........................I Tjilangkaban.

Kiiioeangan.........

-ocr page 42-

Spelling van vreemde woorden.

Zooveel mogelijk is hij de spelling van inlamlsche woorden de inlandsclie spelling ol\' uitspraak gevolgd. Waar een woord door den inlander uit eene vreemde taal met eenige verandering is overgenomen, is achter het woord, zoo als het door den inlander wordt uitgesproken of geschreven, lusschen twee haakjes het oorspronkelijk woord hekend gesteld.

Zoo zegt en schrijft hv. de Javaan en Soendanees djakat, in stede van zakat, zoo als het arahische woord moet uitgesproken of geschreven worden. In deze is dus de inlandsche uitspraak behouden, maar de eerste keer, dat het woord djakat voorkomt, is echter gezet (ü^).

De klinkers zijn volgender voege getransscribeerd :

de of t,n, waar die niet geadspireerd wordt, door a.

Wordt de a hij na als de onbestemde klinker uitgesproken, dan is dit aangeduid door quot; a en waar men de a breed of bijna als c uitspreekt, door a;

de door e;

de o, waar die den onbestemden klinker aanduidt, door ë en waar hij in het Soendaasch ook voor de nasale euklank wordt gebruikt, door eu;

de o door i;

de i door oe;

-ocr page 43-

H O O F I) S T UK I.

Bevolkinn-.

^ 1. Beroep, standen, ziel en lal.

Nagenoeg alle ingezetenen van de onderzochte desa\'s houden zich met den landbouw bezig. In een der desa\'s zijn allen visscliers, doch in den westmoesson ook landbouwers (55) (\'). Slechts in ééne desa houden 16 gezinnen zich iiilsliiitend met de vischvangst bezig (42).

In het geheel zijn er 9 desa\'s, waar dat hedrijl\'wordt uilgeoefend. Sommige landbouwers drijven daarenboven kleinhandel. Men treft ben voornamelijk in het Noorderregen(schap en Pandeglang aan, respec-tivelijk in 8 en C desa\'s. Anderen hebben eenig beroep ter band genomen, zooals zoutmaken (10, liG), boomkweeken (15), goud smeden (14), praauwen voeren (17), zeilen maken (42), terwijl meermalen bewoners dezer streken koeliwerk verrigten (22, 25, 24) en zich zelfs tot dat einde tijdelijk naar Batavia begeven (8, 26).

Hel aantal bouwgronden is tot voeding der bevolking voldoende in 27 desa\'s, bij gunstigen oogst nog daarenboven in 12, doch onvoldoende in 17 gemeenten.

Standen kent men hier niet. Allen, met uitzondering der visschers, worden orang tanie genaamd.

Dit is zelfs het geval in een der oudste desa\'s (7) waar zich vele aanzienlijke familien bevinden. Wel heeft men in sommige plaatsen eenig begrip van verschil in stand, wat door het woord oendak wordt aangeduid, doch men kent er slechts twee: dien der hoofden (prijajis) en dien van den kleinen man (djalma leutik) (25).

In vroegere tijden was dit anders. Men kende toen adel, vrije en en onvrije lieden.

(\') Itc getallen lussclimi haakjes geplaatst wijzen hot nummer der omlerzoclite desa\'s aan, opgenomen in de lijst, achter den inhoud afgedrukt.

1

-ocr page 44-

I. $ 1.

De adel.

Dp siillhan mogt, even als elk ander Maliomedaan, vier echte vrouwen hebben, waarvan echter slechts ééne, die altijd raloe, d. i. van vorstelijken bloede, inoesl zijn, den litel droeg van padmi. De drie andere echle vrouwen werden garwa\'s genaamd en waren dochters van vrije lieden. Bovendien had de sulthan een onbepaald getal bijwijven, welke rneeslal genomen werden uil de desa\'s, waaide rijksslaven abdi\'s) gevestigd waren.

De zoons, door den sulthan bij de padmi verwekt, droegen den lilel van pangeran; de oudste, die regtens de vermoedelijke Iroons-opvolger was, dien van pangeran-ratoe. De overige zoons van den sulthan, onverschillig of zij bij de echle vrouwen oi\'de bijwijven verwekt waren, werden ratoe bagoes, bij verkorting toebagoes genaamd. Alle dochters van den sulthan, alsmede zijne verdere vrouwelijke afstammelingen droegen den titel van ratoe.

De zoons van pangerans, bij ratoes verwekt, kregen den titel van pangeran, die bij andere vrouwen of bijwijven, dien van toebagoes (\').

De kinderen van ratoes lt;;n mannen niet van adel, droegen geen titel.

De afstammelingen van den sulthan in de regte nederdalende linie lot en met den derden graad, heetten wargas, de overige afstammelingen najakas.

Nog treft men in Bantam de adelijke titels aan van inas, ëntol, apoen, oejang en raden voor mannen en voor de vrouw van ajoe.

Volgens de overlevering zouden die titels ontslaan zijn doordien zekere gebroeders Djong en Djo aan Moelana Hassan Oedin groole diensten hebben bewezen bij de prediking en invoering van den Islam, waarvoor hij aan Djong en zijne afstammelingen den litel van mas, aan Djo de personele titel van agoes, aan zijne mannelijke afstammelingen dien van ëntol en aan de vrouwelijke dien van ajoe zou hebben gegeven.

Bovendien zou de titel van mas door Hassin Oedin zijn verleend aan de afstammelingen zijner oudste dochter ratoe Pëmbaijon.

De meeste cnlols treft men aan in het district Menes (Tjaringin).

De titels van oejang en apoen bebooren in Lebak te huis. Vol-

-ocr page 45-

gens de legende /ouden er twee sulthans hadji geweest zijn, een echte, de zoon van snlthan Agong en een andere, die zich, gedurende den pelgrimslogl des eersten, in diens plaats zou hebben welen te stellen. Deze laatste zou den troon hebben beklommen, üc echte sulthan hadji, later naar Bantam teruggekeerd, zou niet verlangd hebben het bewind te voeren, doch zich in Lëbak hebben gevestigd, alwaar hij de bovengenoemde titels zou hebben verleend aan personen, die hem diensten hadden bewezen.

De titels van bagoes en agoes zijn geen adelijke titels. Zij worden gegeven aan personen, die onbekend zijn, doch er fatsoenlijk uitzien, of wier meerderheid erkend wordt.

Raden is geen Bantamsche titel. Zij, die geregtigd zijn hem te dragen, worden evenwel onder den Bantamschen adel gerekend.

Sedert de inlijving van dit gewest in 1808 is de Bantamsche adel meer en meer in verval geraakt. Hij mist thans allen politieken invloed.

Vrije lieden.

Hiertoe worden in de eerste plaats gerekend zij, die den Islam hebben helpen invoeren of dien vrijwillig hebben omhelsd. Voorts zij, die zich , bij verdrag en onder zekere voorwaarden, aan de Maho-medanen hebben onderworpen. In die categorie vallen nagenoeg alle bovenlanders.

Deze vrije lieden heetten mardika\'s of kaoem\'s.

Onvrije lieden.

Deze waren de zoogenaamde abdi\'s of rijksstaven, lieden die door geweld van wapenen genoodzaakt werden zich aan den Islam te onderwerpen. Zij waren het eigendom van den sulthan als vertegenwoordiger van het rijk, hadden zwaarder lasten te dragen dan het overige quot;gedeelte der bevolking en woonden meestal in afzonderlijke dorpen bijeen.

In de tweede plaats behoorden daartoe de oetangam (wetangers of compagnies onderdanen). Zij waren lot zekere straffen veroordeeld en gehouden tegen de zeeroovers en ander kwaad volk in straat Soenda en langs de kusten te kruisen, omtrent de schepen te rapporteren en andere zware diensten te doen, hetgeen ten gevolge had , dat velen zich daaraan onttrokken door zich in de bovenlanden te vestigen. Zij waren verpligt nabij St. Nicolaaspunl te wonen.

1*

-ocr page 46-

I § 2.

Eindelijk liatl men nog gewone slaven, die voornamelijk van Sumatra, ais handelsartikel, werden aangebragl.

De visschers dragen onderscheiden namen naar de wijze, waarop zij hun liedriji\' uitoefenen. Zoo lieeten zij, die een eigen praauw majang bezitten, djoeragan majang. Op zoodanig vaartuig zijn gewoonlijk nog een pangiroetan, een tljoeroehatoe en ± 7 opvarenden, hendega\'s, welk aantal evenwel afhangt van de grootte der praauw (13,55). In de haai van Bantam, waar de hemamiing der praauw, huiten den djoeragan, gewoonlijk 12 koppen sterk is, beslaat hel loon dei- opvarenden uit 3/g van de vangst. Men heeft daar echter ook panljing\'s, die met, een schepnet langs bet strand visschen in djoekongs of praamvtjes voor een a twee personen. Lieden, die op dezelfde wijze met kruisnetten uit visschen gaan, noemt men djaoel\'s (15).

Rondventers van levensmiddelen zijn hekend onder den naam van grabad (15).

Voor zoover het aantal huisgezinnen en bel zielental is opgegeven, vindt men één gezin:

. 422 zielen,

336 » . 572 » 351 »

in bet Noorder regentschap op .

onder Pandeglang op . . . .

» Tjaringin » ,

» Lehak » . . . .

in de geheele residentie......... 557 zielen.

§ 2. Taal.

Hel, voorbeerscbend idioma in bet Noorderregentschap is Javaansch. Van de onderzochte desa\'s wordt die taal in 8 zuiver gesproken, in 2 met den a-klank, in 5 gebroken (djawi kentassan); in 2 andere hoort men een mengelmoes van Javaansch en Soendaasch, in slechts* 2 desa\'s laatstgenoemde taal zuiver spreken.

Onder Pandeglang, Tjaringin en Lehak wordt nagenoeg algemeen Soendaasch gesproken. In eerstgenoemd regentschap zijn slechts een paar desa\'s, waar een mengelmoes van Soendaasch en Javaansch of van deze beide talen en Maleisch wordt gehoord. De lijdelijke nederzetting van Lampongers in een der desa\'s van Tjaringin, is waarschijnlijk oorzaak, dat aldaar een gemengd Javaansch en Lampongsch wordt

4

-ocr page 47-

1. S 3.

gesproken (55). De geliechlheid va» ileii stam der Badoeis aan voorvaderlijke gebruiken lieel\'l le weeg gebragl, dat het oud-Soendaascli daar nog de volkstaal is (47).

§ 3. Desabesluur.

In verscheiden geineentcn , vooral onder Lehak, bestaat geen eigenlijk desabesluur (44, 46, 47). Wel is waar worden daar de plaatsvervanger van het desahoofd, de dorpspriester en soms ook de oudsten over de belangen der desa geraadpleegd, doch eene vcrpligting is dit niet.

Aan het hoold eener desa staat een djaru, oiliciële naam voorliet desahoofd, doch in 13 gemeenten, in navolging van hetgeen onder het sulthansbestuur [ilaats vond, nog djoeragan genoemd. Onder die djaros bevinden er zich 22, die den tilel voeren van loerah, omdat zij de bevelen van hel districtsbestuur aan een zeker aantal desahoofden doen loekomen.

Hel overbrengen van die hevelen aan de omliggende desa\'s is opgedragen aan een panglakoe, — op een paar uitzonderingen na, waarin overleg met de bevolking gebruikelijk is (49, SI), — dooiden loerah aan te stellen, in de nog weinig bewoonde streken van Tjaringin is hun aantal soms groot, als gevolg der omstandigheid, dat zij zich nimmer op reis begeven dan 2 of meer te zamen, uit vrees voor de tijgers en de rhinocerossen (41).

In een enkele desa is hun levens hel toezigl over de wegen opgedragen (23).

De djaro heeft liet algemeen toezigl over de desa; hij zorgt, dal de bevelen van hel districtsbestuur worden ten uitvoer gelegd; neeml gewoonlijk de padiproductie der belastingschuldigen op; int de landrente en zorgt voor de policie in zijne gemeente.

Soms doet hij verrigtingen, die in de meeste desa\'s aan een der leden van het desabesluur zijn opgedragen, als de verdeeling der heerendiensten (10, 12, 554) en zorgt hij, dal de kinderen behoorlijk worden gevaccineerd (23).

Ken vercischte, hetwelk in de gehecle residentie bij alle leden van het desabesluur verlangd wordt, is, dat zij le goeder naam en faam bekend staan. Behalve dit, lel men bij de verkiezing van een djaro hier op zijne geschiktheid om die betrekking waar te nemen (7)

-ocr page 48-

I. ^ 3.

daar, dal hij levens de middelen hezitle om zijn stand op te houden (1, 2, ö, 25, 33, 35). Op andere plaatsen verlangt men dal hij van goede al komst zij (7), terwijl elders de plaatsvervanger onder de nabestaanden van het afgetreden desahoofd wordt gezocht (17,33). Van daar dan ook dal er voorbeelden zijn, dat iemand zijn* vader als loerah opvolgde op vijftienjarigen leeftijd (27) of dal zoodanig hoofd reeds de zevende is uil zijn geslacht, aan wien die betrekking hij opvolging te beurt viel (49).

Dit strookt trouwens met de adat, want onder bel sulthansbestuur volgde de zoon zijn\' vader meestal op (21), ofschoon soms hij tol die betrekking werd geroepen, die bel meeste gaf of het meeste beloofde (26).

Onder de sultbans had de aanstelling plaats of door den vorst zeiven of door zijn\' leenman, indien de desa in leen gegeven was (13,21, 22, 20, 26).

Het schijnt hier de plaats een en ander omtrent het sulthansbestuur mede te deelen.

De inkomsten van den vorst bestonden in een gedeelte van hel padigewas. Behalve den hoofdpalih, den eersten staatsdienaar , die een vast Iractemenl van 10 realen (/quot;21.33) \'s maands ontving, werd geen d«r ambtenaren in geld betaald. De sulthan stond hun in zekere streek hel gedeelte van liet padigewas af, dal hij zelf geregtigd was als belasiing te heffen.

Hel ambtelijk personeel bestond. nevens den reeds genoemden hoofdpalih, uil nog twee andere palih\'s, wier werkkring ongeveer gelijk was aan die der tegenwoordige kliwon\'s en mantri\'s nagri. Het rijk was verder verdeeld in landstreken, waarover loernenggoeng\'s waren gesteld, zooals Djassinga, Lebak, Ponthang en Menes.

Deze loernenggoeng\'s inden de vorstelijke inkomsten, spraken regt en zorgden voor de uitbreiding van den landbouw.

Er waren ook loernenggoeng\'s. die bepaalde ambten op de hoofdplaats bekleedden, b. v. toemenggoeng pabean (van bea), heiast niet het heffen der inkomende regten. Zelfs vrouwen kregen den rang van toemenggoeng. Zoo heette h. v. zij, die het loezigl had over de hijzitten; toemenggoeng sëlir.

De binnenlanden werden, onder hel loezigt der loernenggoeng\'s, bestuurd door personen, wier standpunt geheel overeenkomt met dat van loerah. Zij waren namelijk gesteld over een zeker aantal desa\'s.

6

-ocr page 49-

I. iS 5.

In den regel werd he) meesl geschikte hoofd van een der zaiuen-gevoegde desa\'s gekozen, soms echler ook eeu ander persoon. Maakten zij zich bijzonder verdienstelijk. dan kregen zij den titel van ngahehi.

Aan al deze ambtenaren, bekend onder den algemeenen naam van poenggawa\'s, werden dc inkomsten van een zeker aantal desa\'s toegewezen — voor zoover zij een gebied onder zich hadden — in dat gebied gelegen. Bijzondere verdiensten konden bun den titel van pangeran doen verwerven, zoodal de omstandigheid, dat eene desa de belasting moest opbrengen aan een pangeran, nog geenszins kan worden aangevoerd ten bewijze, dal de gronden aan een prins van den bloede in leen waren afgestaan (\').

Igt;c desahoofden werden gekozen door den sulthan of door dengeen, aan wien de desa als peljaton (in leen of als ambtelijke bezoldiging) was aangewezen. In verscheiden desa\'s waren hmi en sommige leden van het desabestuur apanagevelden afgestaan.

Met den naam van mantri werden onder de sulthans eenige lieden bestempeld, die sommige buisselijke diensten verrigtten, als lampenschoonmaken, enz. Zij waren eenvoudig boedjangs.

Na de inlijving van bet Bantamsche rijk tot hel jaar 1844 schijnen de djar os door bet bestuur te zijn aangesteld (8), op voordragt hetzij van de oudsten (23), betzij van den dêinang (54).

7

Tegenwoordig wordt het desahoofd door de bevolking gekozen en hem van wegehet hestnur een acte van aanstelling (piagëm) uitgereikt Hierop bestaan echler een paar uitzonderingen, vooreerst in de Chi-oesche nederzetting in bet noorden van Serang, waar dc bek door den kapitein der Chinezen wordt aangesteld (11), en ten tweede bij de Badoeis, waar de djoeragan, ofschoon door de bevolking op last. van hel bestuur gekozen, in de desa geen gezag uitoefent, maar slechts beschouwd wordt als lusscbenpersoon tusschen bel bestuur en de bevolking (47). Hel wereldlijk gezag Iroriisl bij den pohon, wiens betrekking erfelijk is in zóóver, dal zij altijd in dezelfde familie

tfi dergelijk geval was de titel van pangeran niel erfelijk en hadden zijne zonen geeu regt dien vau toebagoes le voeren. Zij droegen dien , waarloe hun vader ■vow zijne rerhelfing lot, pangeran geregtigd was. De |icrsoo*t. aan wien dergelijke verhelïing te beurt viel. stond bekend aft warga poenggawa.

-ocr page 50-

I. § 5.

hlljft, doch nicl op den zoon behoeft over le gaan. Hij is de eenige weigever, wijsl de plaats aan, waar elkeen zal planten en heslist over het al of niet verlaten der desa (\'). De pohon wijst met goedvinden zijner stamgenooten zijn opvolger aan.

Het desahoofd wordt in zijne werkzaamheden bijgestaan door één of meer personen, die onder Serang en Pandeglang het meest bekend zijn onder den naam van panyma of jmvar (van oevvar = bijeenroepen), onder Tjaringin onder dien van panglakoe — omdat zij niet alleen aan de ondergeschikte djaros, maar ook aan de bevolking der desa zelve de bevelen van het desahoofd overbrengen — en onder Lebak meestal marinjoc worden genoemd.

In de gehuchten (ampeans) treden zij veelal als plaatsvervangers van den djaro op.

Zij zijn voornamelijk belast met de heerendiensten; roepen daartoe de bevolking bijeen; geleiden de dienstpligtigen naar het werk (16,20); verdeelen het en houden het toezigt over den arbeid (25, 26).

Schier overal worden zij door den djaro aangesteld, na overleg met de bevolking; op een enkele plaats in overleg met de oudsten (6). Doch hel komt ook voor, dat de bevolking den pangiwa kiest of zonder ruggespraak (12), of in overleg mei den djaro (17). Die afwijkingen van den regel hebben alleen in hel Noorderregentschap plaats.

In de meergenoemde Chinescbe nederzetting heeft de bek een plaatsvervanger, die wakil wordt genoemd (11).

Ook bij de Badoeis bestaan dergelijke plaatsvervangers, ten getale van 7 en bekend onder den naam van djaro daugka. Zij worden door den pohon, het geestelijk en wereldlijk opperhoofd aangesteld om te zorgen, dal zijne bevelen in de afzonderlijke nederzettingen worden opgevolgd (47), en dat geen vreemden bel gebied der desa binnendringen. Zij worden jaarlijks verwisseld.

8

Een der voornaamste leden van hot desabestuur is de pang hoeloc

{*) De laatste vestiging werd om redenen van gezondheid verlaten, de tegenwoordige zal dit weldra worden omdat de desa kolor is, d. w. z. in den laatsten lijd te dikwijls door vreemdelingen is bezocht. Er blijft slechts ééne nieuwe wijkplaats over, omdat deze volkstam niet hooger mag wonen dan de tampat pamoedjaan, de heilige plaats in wier nabijheid zich de oorsprong der Tjioedjeng bevindt.

-ocr page 51-

I. § 3.

(dorpspriester), op vele plaatsen ook am;/genaamd, omdat hij vroeger belast was met de inning der djakat.

Behalve de behartiging der godsdienstige belangen van de bevolking, zijn hem zeer verschillende werkzaamheden opgedragen. Hier staat hij den djaro ter zijde (2S, 26, 28) en constateert hij het padi-product (10, 12, 20); daar heeft hij liet toezigt over de wegen (25) ol\' over de vaccine (12, 20, 22, 23, 54, ö6). Soms treedt hij op als ceremoniemeester bij huwelijken cn begrafenissen (10, 22, 34). Op vele plaatsen zijn hem de administrative werkzaamheden opgedragen (6, 9, 14, lü, 16, 30, 31) en vervult hij als zoodanig de functiën van desaschrijver (10, 22, 32, 34).

Om zijne betrekking goed te kunnen waarnemen, moet hij bekend zijn met de godsdienstige voorschriften en op sommige plaatsen daarenboven kunnen lezen en schrijven (21, 23, 28, 1gt;1).

Hoewel gewoonlijk iti ééne desa slechts één dorpspriester gevonden wordt, zijn er soms twee (42, 43, 46, 30), drie (9) of vier (8) in dezelfde gemeente vereenigd.

Op de meest verschillende wijzen wordt de panghoeloe gekozen. Als regel kan men aannemen, dat hij wordt aangesteld door den djaro na overleg met de bevolking; in een enkel geval na overleg met de oudsten (12). Doch meermalen geschiedt het, dal de bevolking den panghoeloe kiest, hetzij zelfstandig (12, 23, 35, 39, 46, 51), hetzij in overleg met den djaro (17, 21).

Een voorbeeld bestaat, dat de oudsten den desapriester aanstellen na voorafgaande ruggespraak met den djaro (45), doch ook, dat de aanstelling berust bij den deining (39) of bij den regent (19, 49).

Waar masigits bestaan, wordt de panghoeloe in zijne bediening geholpen door:

een modin, die met luider stem de gemeente tot de gebeden oproept gt; een merbol, die de moskee in orde houdt, den bedoeg (grooten trom) slaat en voor de verlichting van hel gebouw zorgt, en een helib, die des Vrijdags den koran voorleest (22, 25, 35, 51). In de onderzochte desa\'s van hel Noorderregentschap vindt men 4 (5, 7, 8, 14), onder Pandeglang 3 (29, 32, 33), onder Tjaringin 4 moskeeën (35, 36, 40, 41). Onder Lebak geen. Onder Serang verviel er een (9) omdat de sarat zegt, dat er geen masigil behoeft te beslaan, als er des Vrijdags niet genoeg menschen naar hel heiligdom opgaan. Langgars worden schier overal aangetroffen.

9

-ocr page 52-

I. § 3.

Bij den stam der Badoeis zetelt liet geestelijk gezag bij den pohon, die ook de huwelijken sluil. Hij is de lusschenpersoon tusschen het volk en zijne godheden, de para art ja, die hij alleen op de heilige plaats (tampat pamoedjaan) aanbidden mag.

Aan die para artja ontleent hij zijn geestelijk gezag. Deze zijn niet allen gelijk in rang en magf, maar vormen verschillende trappen tusschen den hemel (Sawarga) en de aarde. Zij zijn genaamd Sasaka Pohon, waarvan l\'anjawoengan de voornaamste is, en over Sasaka Seraug, Sasaka Bantam, enz. De para artja zijn niet uit zich zelf ontstaan, maar de oorsprong van alles is halara toenggal ol\' eerste hegin. (Dezen naam vindl men in alle tjerita waijang. Ook de groote vorstengeslachten op Java zeggen daarin hun oorsprong te hehheu).

Nog bestaat er in eenige desa\'s een onbezoldigd policiedienaar, die de gevangenen begeleidt en levens Iwodschapper en brievenbesteller is. Üe meest algemeene naam is djaya/cerm. Onder Pamleglang noemt men hem barisan 0/ pabaris -21, 25, 24. 23 omdat hij hij plegtige gelegenheden naar de hoofdplaats moet opkomen om, gewapend met piek en golok, in de stoel van den regent plaats te nemen. In zijne desa werkzaam, bestaat zijn distinctief in een golok en een stuk touw. Vroeger moest deze beambte wacht doen bij den demang i\'23). In andere desa\'s van dit regentschap heet hij eenvoudig singapali, wat meer in hel hijzonder zijne hoedanigheid van brievenbesteller aangeeft.

Onder Tjaringin kent men soortgelijke dienaren niet.

Onder Lebak heeten zij of kapeUngan (48) dipanljdlang (50,34,33, 36).

1« den regel worden zij aangesteld door den djaro naar eigen verkiezing, doch meermalen komt het voor, dat de bevolking hierin gekend wordt. Onder Pandeglang is dit bijna eene vaste gewoonte (10, 13. 21 , 22, 25, 24, 23, 27, 29, 30). In eene enkele gemeente behoort de keuze uit slui tend aan de bevolking (12).

Nog Irel\'t men in sommige desa\'s onderden naam van djoeroeloelies een lid van het desabestuur aan, die met de functien van desa-scbrijver is heiast. Vooral is dit het geval onder Tjiringin, waar men aan dergelijk beambte, hoven de djagakërsa\'s, die er onbekend zijn. de voorkeur schijnt te geven.

Hunne werkzaamheden. die elders veelal door den panghoeloe worden waargenotnen, bestaan o. a. in het bijhouden der registers

10

-ocr page 53-

I. § 5.

omtrent het landbezit, wier aanleg voor eenigejaren door het hestmir is bevolen.

In den regel, naar eigen inzigt, door den djaro aangesleld, mag dit in sonimige desa\'s niet geschieden dan na overleg mei de bevolking (36, 40, 41).

Eindelijk vindt men in nagenoeg alle desa\'s kolol-kolot [\\kdïo\\o\\) of toewa-loewa, dat zijn oudslen der desa. Zij zijn niet altijd leden van he! desabestiiur. Zijn zij liet, dan mag een zeker getal niet overschreden worden; in het tegenovergesteld geval is hun aantal onbepaald.

In het Noorderregentschap worden daartoe gekozen personen , die door ouderdom en eerwaardigheid daarop aanspraak kunnen maken (9 . Als zoodanig komen afgetreden desahoofden vooral in aanmerking (IS). Ofschoon zij hier in belangrijke zaken. de desa betreffende, gehoord worden (20), bemoeijen zij zich niet met hel civiel bestuur, maar staan als het ware den panghoeloe ter zijde \'10. 18) bij begrafenissen (11 en in de zorg voor de masigits (14).

Onder Pandeglang nemen zij een meer werkdadig deel aan hel bestuur. Zij vervangen soms den djaro (23), of begeleiden de bevolking naar het werk. dat in heerediensl moet verrigt worden (22, 33. 34). Zij worden ook geroepen om geschillen over nalatenschappen nf tussclien de ingezetenen onderling te beslechten (31), in één woord, zij zijn den djaro en panghoeloe bij hunne verrigtingen behulpzaam (24, 25, 26, 27, 29). Het aantal kolots is hier voor elke desa bepaald. Bij hunne kenze wordt dan ook niel zoozeer op ouderdom. dan wel op invloed en versland gelet, al worden zij niet ligt vóór hun veertigste jaar tol die onderscheiding geroepen (27). Soms doet invloed van zelfs plaats nemen onder\'de oudsten en eene verkiezing noode-loos zijn (21).

Onder Tjaringin oefenen de kolots weinig gezag uit (42). Hel zijn hier dikwijls de oudsten in jaren , op wier verstandelijke ontwikkeling minder wordt gelet (39). Hun aantal is voor elke desa bepaald en hun invloed vestigt de keuze (43).

Onder Lebak zijn zij soms leden van hel bestuur (51, soms niet (52). Daarvan hangt ook af of hun aantal vast of onbepaald is. In het eerste geval worden de invloedrijkste gekozen, in hel tweede is soms pene verkiezing niet eens gebruikelijk (50).

De kolots worden in den regel verkozen door den djaro. doch in

11

-ocr page 54-

I. § 5.

nagenoeg de hellï der gevallen niel dan na voorafgaand overleg met de bevolking. Echter komen verscheiden desa\'s voor (12, 14, 22, 23, 28, 51, 55), waar de keuze uitsluitend bij de bevolking berust; in een enkel geval in overeensteinmitig met deti djaro (17).

Alle leden van het desahestuur worden voor hun leven gekozen. Slechts één voorbeeld wordt medegedeeld, volgens hetwelk de bevolking de bevoegdheid zou hebben om ben in huiuie functiën niet te bestendigen (49).

leder mannelijk ingezetene, die meerderjarig is, is kiesgercgligde In een enkele desa rungeren de djompo\'s, dat zijn lieden die niel in slaat zijn te werken, slechts als getuigen bij de verkiezingen (7).

12

-ocr page 55-

I. § 5

13

•dlliuq 113 \'ABf

\'piiau§ 113 \'AKJ\'

113

*piI30§ 4 \'AL\'f

»-3 lt;

MidTfOjqaS

■3|nn|?| v iisp pin

*pii(

H

M lt;

EH

M

Ph

lt;J Ü H P3

\'3pil30p|n.\\ ^JijU

\'3p030p{0.\\

^sSoo u3p»oS fiq

c -XJ »• ts o ^ t: ^

\'3pil30p|OA

*U3U3J30)in jfupsq Siii.i.i

3|p U3I10S.I3d

O gt;

w

P5

\'SJ3I(3SSIA

\'S.I3AV110([pilR{

c

es lt;

*-lt; c-»

•S4CS3p 3)l(30ZJ3piiO J3p p!|lllgt;Y

\'Sivcppuuqupi?!

-

C^l

CO

TH

-

irs

LO

C-l

Tl

zo

co

-

-

Cl

*

*

(t) G

£

29

c:

ifi

co

-

Cl

lt;M v-i

Cl

Ct

CO

co

(M

co

■*1«

-

CO

Tï»

M

-

LO

(M

(M

O

20

C5

13

CO l-O

-K

i CO O co

G-l

*

C5

1031

1318

c; -r

TT»

O

20

-T*

CO

i

s

cu 2-

ïr.

p-

Q «

t--

w

o —

^3 agt;

-ocr page 56-

I- §

14

35

ï*3

C-

® a

E. 5-

r c

^ -«*.

cè 3

cc x »- s

I _

\\antai onderzoelite desa\'»

l.oerah.

Djaro.

Bek.

Panglakoe*, overbrengers der bevelen van de loerahs.

? 2. a- ft

o ►

w H

a

f

gt;

1-3

M

H

Paiigiwa

3 « gt;C

|ZÊ

Warlnjoc.

Panglakue.

-ocr page 57-

H O O F Ü S T [J K II. Onderzochte desa\'s.

Topographie.

AANTAi DESA\'S

- bo

ü fe ^

It EGENTSCIl APPES.

es ba ba sa S u

fi -a =

T ^

bs

CU V 4; -a w

amp; I

4. . \' w C V !

t- * i-- C fet

-i«.: i quot;S =

* gt; i a -r c.

Noorderregentsohap

M

1 | 3 ! 1 1

20

3

9

Ptndeglung.......

it

4 4 j

i 14

7

5

Tjaringin........

G (1)

12

I !)

4

•t

1

I.ebak............

4 (2)

lt;1 4 1 ! a

i ^ !

1 l:t

2

12

|

(ieheele residentie.

27

2 ■ 12 8,7

1 i

| 50

9

.

:t6 i

8

(1) Waarvan \'2,

(2) . 1.

iie zich » »

aan een der zijden eenigzins

» » w » »

erheffen »

AANTAL DESA\'S

REGENTSCHAPPEN.

B :== 43

P4 = -=

g ~.

quot; 1 S -a \'ï S

wier grenzen eindigen in moerassen of loopen over den top van bergen of woeste

gronden zijn (policiegrenzen).

a c\'

= 1 sji

c

5 £ gt; es\'

■- .ï

^ li ï - s

-si ff

met andere desa\'s tot één desa vereenigd.

u —

O - C,

— .a y.

u -SJ ^

i- .i w.

quot;gt; -a v ? » K M t *0

Noorderre^entschap,,

18

2

13

2

3

4

Piindeglang.........

H

5

!)

3

2

1

Tjarinj;!»...........

8

1

i

1

1

3

Lebak.............

10

3

5

4

4

1

Ueheflff residentie...

45

11

34

13

3

9

-ocr page 58-

II.

16

REGENTSCHAPPEN.

AANTAL DESSA\'S

3

quot;o ba

O

s

gemiddeld aantal geli uchten per dessa,waar die zijn

Gemiddelde ui

tgestwktheid in palen.

Noorden.

Oosten.

Zuiden.

Westen.

Midden.

Noorderregentschap..

10

2,«

1gt;.

3

1

V

Pandeglang.........

12

3.75

u

2

3

4

Tjaringiu..........

8

2

4

10

100

80

Lebak.............

12

3,G

10

10

70

10

15

Geheele residentie . .

42

3,1

-ocr page 59-

H O O F l) S T U K III.

Soorten van gToiirten.

§ 1. Boschrjronden

vintll men in hot NoorileiTegenlschap en onder I\'andeglang nog slechts in de omstreken van liet meer Danoe en van den Goenoeng Karang. Tjaringin is nagenoeg geheel hosch , evenals de oostelijke en zuidelijke gedeelten van Lebak.

Boschgronden worden met den algeineenen naam van leuweung aangeduid, namelijk als zij nimmer werden ontgonnen en met hoog hout liezet zijn. Daaronder brengt men ook de moerassen, waar opgaand hout groeit. De eigenlijke hoschgronden dragen deu naam van leuweung hold, gnmeja of sinapeul (waarin men nog nimmer is doorgedrongen en ook bevreesd is dit te doen (42, ö4, ïjS), Urwald). Deze hosschen liggen zoowel in de vlakten, als op de toppen der hergen (\')

De zware hosschen in de moerassen worden gewoonlijk aangewezen door bijvoeging van den naam der laatsten. Zoo heeft men hier leu-tveumj Danoe (alas Danoe).

Onder Lebak heeft echter bet woord leuweung een veel uitgebreider heteekenis. Men verstaat er onder nimmer bebouwden grond, onverschillig of die met opgaand bont of met alang-alang (eurih) en glagab (kaso) bezet is (ü2 , !J4), en zelfs vroeger bebouwden (jrond, die wrder met hosch begroeid is (54, KU).

§ 2. Woeste gronden.

Deze zijn:

legal eurtii, gronden met alang-alang, giagah en laag slrnikgewas bezet en vroeger nimmer ontgonnen (42, 1gt;1);

sleenachtige plekken in de nabijheid der zee of op de bergen gelegen (17, 33), die voor bebouwing ongeschikt zijn;

5

-ocr page 60-

III. § 2.

rantja, zeer lage met bosch begroeide plekken Ie midden van ontgonnen gronden (42);

moerassen, rawa, uitsluitend geschikt om er in le vissollen, al vallen zij ook in den oostmoesson gedeeltelijk droog (8*, 9, 10. 29); verlaten zoulpannen, hekas padak, waarop geen kuituur slagen wil (15); hel zeestrand, pasisir, uit zand beslaande (17, 42, 45);

duinen, pasisir pamendel, lage beuvels met pandan begroeid, die hel strand geheel van bet binnenland afscheiden (45):

tantjanrj (ook patikan genaamd (40) ), gronden langs de strand-gronden, den oever der zee en de monding der rivieren, met api-api en ander klein hout begroeid en mei zeewater doortrokken, die mei hoog water onderloopen (15, 40).

^ 5. Vroeger bebouwde, doch weder verlaten gronden.

Deze zijn in hel algemeen onder den naam van reuma bekend. Hel zijn gronden vroeger1 voor de drooge rijstkultuur gebezigd, doch weder verlaten, hetzij omdat de teelaarde door de regens is weggespoeld en dan noemt men die angar (elders balekker (54 X) ), hetzij omdat er overvloed van dergelijke gronden aanwezig is (40,41,46, 49, oO, 55, 54, 55, 56), hetzij omdat de bevolking de bewerking achterwege moet laten uit gebrek aan krachten (sawab oelang malang en tégal kadipaten onder 1).

Dergelijke gronden worden in sterk bevolkte streken slechts zelden aangetroffen. Men vindt ze dan ook schier uitsluitend onder Tjaringin en Lëhak.

In laatstgenoemd regentschap wissell de benaming ol\' naar gelang van de gewassen, die op die vroeger bebouwde velden opschieten. Men noemt ze leuwetcng als er opgaand hout, reuma als er struikgewas, tegal als er alang-alang en glagah (49, 55) en sampa/are als er gewassen op groeijen, geschikt tot veevoeder (51).

§ 4. Velden voor de natte rijstkultuur.

Deze dragen den algemeenen naam van sawah en worden in drie hoofdsoorten onderscheiden:

tarikan, van levend water voorzien:

tada, van den regen afhankelijk:

rantja of rawa, moerasgronden.

Sawahs treft men in bijna alle desa\'s aan, met uilzondering van

18

-ocr page 61-

HI § 4

een paar aan hel zeestrand gelegen (17, 42), waar de ploeg onbekend (40), en van de desa der Badoeis (47), waar de natie rijstkulluur mei de godsdienstige begrippen der bevolking in strijd is.

■9

De sawah tarikau worden overal beploegd.

Onder Pandeglang is nieennalen gebrek aan water. Om die reden beeft men aldaar eene benrl regeling ingevoerd, daarin bestaande, dal sommige sawabs eerst water bekomen nadat andere er voldoende van voorzien zijn. Die bel eerst water ontvangen noemt men sawah moesirn, die wachten moeien sawah salah tnangsa. De eersten worden omstreeks Augustus, de laatslen omstreeks November beplant (29,32,53).

De satvah lada worden ook met den ploeg bewerkt.

Eenigen ontvangen wel is waar water uit leidingen, doch niet voldoende om regen te kunnen ontberen.

Zeer enkele worden bemest (22).

De sawah rant ja krijgen soms ook toevoer van water uit leidingen, doch verreweg het meerentleel niet.

Nog kan men de sawah ranlja onderscheiden in die , welke in den oostmoesson zóóveel droog vallen, dat ze da» kunnen bewerkt worden en in de zoodanige, welke in den oostmoesson worden beplant en in den westmoesson onder water staan. De bewerking dezer laatste soort geschiedt vroeger dan die der andere sawah\'s, opdal de zaailingen sterk genoeg mogen zijn om boven bel water uit te steken. In hel oostelijk gedeelte van hel Noorderregentschap dragen deze sawah\'s een bijzonderen naam en wel dien van sawah salah tnangsa (4, li, 9), niet te verwarren met de sawah larikan, in sommige gevallen onder Pandeglang even zóó genoemd. In het noorden van Tjaringin dien van (ebassan (39, 41). De bewerking dezer laatste heeft om de 4 jaren plaats.

De meest algcmeene wijze van bewerking is met den patjol, omdat hel terrein gewoonlijk te drassig is voor de ploeg. Echter kan dit op sommige plaatsen geschieden (9. 24). In het zuidwestelijk gedeelte van Lëbak wordt hel onkruid eenvoudig met een kapmes weggeruimd (di babal) en beeten deze sawah\'s daarnaar sawah babalan (56).

§ ü. Velden voor de droogs rijst- en andere kul lures.

De algemeene naam voor deze soort van velden in onliebouwden toestand is in bel Noorderregentschap en onder Pandeglang legal,

19

-ocr page 62-

III. § 5.

onder Tjaringin en Lëbak reuma. Docli len gevolge der digiheid van bevolking vindt men eerslgenoeinden slechts zelden in dien toestand.

Zij dragen weder onderscheiden namen naarmate van de wijze van bewerking en de soort van gewassen, die er op geteeld worden.

Voor de padikultuur bestemd noemt men ze fjaga, als zij met de ploeg bewerkt zijn en bet zaad in de voren wordt geworpen [sawoetj, hpar als ze ook beploegd, doch de padi gepoot wordt in gaten, die met een gepunten stok (aseuk) in den grond zijn gemaakt (ngaseuk) en hoema\'s, in meer algemeenen zin, als zij niet jaarlijks beplant en, na zuivering van bel terrein van struikgewas, of met den paljol en daarenboven met de aseuk, ol\' alleen met de laatste bewerkt worden. Dit geldt voor bet Noorder-en Middenregentscbap. Hieruit laat zich verklaren, dat bet terrein dor beide eerstgenoemde soorten doorgaands een minder sterke belling vertoont dan dat der boemas (17, 10, 50, 40).

In de beide andere regentschappen neemt men die onderscheidingen niet zoo streng in achl. Afgescheiden van de wijze van bewerking en van bel meerder of minder aanlal jaren, gedurende welke zij onbebouwd blijven, worden zij vrij algemeen lioema genaamd. Men beeft daar echter afzonderlijke benamingen voor de wijze van bewerking. Zoo beeten boema met de ploeg bewerkt ivclucl.vccui (38,52).. met den paljol babadau (38) (*), met bet kapmes Ijaljaran (02).

Gebezigd voor de kuituur van andere gewassen dan padi, worden deze soorl van gronden overal liebon of kebonan genaamd. Onder fjaringin irelt men ze niet aan. Dit komt omdat die gewassen aldaar nimmer alzonderlijk geteeld worden, maar altijd tusschen de padi in (di baoerkeun.) In bet ooslelijk gedeelte van het Noordcrregenlschap worden bouwgronden langs de oevers der rivieren (uiterwaarden), in den oostmoesson met aardvruchten bezel, na mbo genaamd (6, 9).

Daar waar zich Chinezen als landbouwers hebben gevestigd, worden deze gronden bemest (di sroeboek) (II, ül). Dit geschiedt ook onder Pandeglang (22, 23, 23, 27, 28) en op eene enkele plaats elders, waar zij jaarlijks beplant worden en digi bij de desa gelegen zijn (19). Verreweg bet grootste gedeelle dezer bouwgronden wordt slechts één

() Kleine stukken lioema ol\' inel den paljol of met lt;le koreit (ecu soort van schoflel met korte sleet) bewerkt, dragen op sommige jikiatson den naam van tjeger (44 , 54).

20

-ocr page 63-

UI. § 5.

jaar beplant, cn daarna vcrlalcn. l)c lijd der braakligging wisselt, naar gelang der vruchlbaarheid cn de aanwezige uitgestrektheid dezer gronden, tussciien 2, 5, 4, a , 8 en 10 jaren af (19, a4, 20, 41, 40).

Sommigen daarentegen worden jaarlijks (14,19), anderen twee (30) ol\' drie jaren (47, üo) achlereen bebouwd. Dil laatste gescliiedt o. a. bij de Badoeis (47), doch ook elders (55). Hel eerste jaar, dat dergelijke gronden beplanl worden, lieet dil daar ugahocma, bel tweede ugadjanii, bet derde lujahclelccr.

Onder Lebak noemt men hel verlaten van deze gronden njami. Zoo lang nog sporen van vroegeren aanplant aanwezig zijn, dragen zij den naam van dj ami, vervolgens dien van reuma. Na 2 of 5 jaren in dien toestand verkeerd te hebben, worden zij reuma kolot en wanneer er weiier booge boomen opstaan, vervallen zij lot Icuweung (50, lil, 54).

in verscheidene desa\'s vindt men boomgaarden (dochoehan s), en enkele klappertuinen. Tusscben de boomen der eersten worden soms padi en eenjarige gewassen geplanl (4, 17, 29, 55).

21

BECAPITULATIE DER GRONDEN.

REGENTSCHAPPEN.

1

£ |

c 1 1

AA.1NTAI DESA\'S MET:

ü ■ ff

li

iff, 1=15 i

nr

1

^_

lill ■2 ï S C 5.2 ; t- ~ i»

|t gt;

Sawalis

1

lïl is i

i!1

1 2

ran

tja

ij -

il si

|f

it

iSoorderregentschap.

20

t

5

1

11

17

2

4

15

Pandeglanjj........

14

7

2

12

4

7

2

8

13

Tiaringin..........

9

4

3

2

5

1

2

5

7

Leliak.............

13

0

4

5

C

1

8

1

5

13

lt;ieheele residentie..

56

21

14

8

34

G

34

5

22

43

Aantal desa\'s, waarin: 38

26

-ocr page 64-

HOOFDSTUK IV. Gebruik der quot;ronden.

REGENTSCHAPPEIV.

Aantal onderzochte desa\'s.

. 53

2 1-

eö © ? gt;

- s

f) v

si -ë s

!■=

lt; l

CS (0

SAWAHS

uitsluitend voor de padikultuur jjebezigd.

waarop ook andere gewassen dan padi, als eerste aanplant, verbouwd worden.

waarop tweede gewassen worden geteeld.

waai op vischteclt

thans | vroeger wordt | werd

uitgeoefend.

Noorderregentschap..

20

19

17

2

7

Pandeglang.........

14

14

10

4

10

Tjaringin..........

9

7

7

1

Lebak.............

13

12

12

2

1

1

Gelieele residentie...

56

52

46

,!

20

1

1

GOUVERNEMElVrS AAJiPLANTINGEK.

REGENTSCHAPPET

van djatihout.

KofBjkultuur op het gebied der onder-

5

es

s

tm

O

O -d ii

C3

5 gt;

tA

lt;ri U

s

V feÖ #c

iL .2 5 . « -a ^ c -3 a-

g-f 15

■quot;

S ®

u

quot;w

J -

t-

« •—9 43

SS

o

~ z

- £ ïr

O « • = O -—j N J

nog bestaande

vroeger bestaande

é4

5

O es C x

afge-schreven.

in lt;U

o Ü 0)

ts fes

JA «3

V 2

C O

O A

S3

s

Tl C ee

CU.-

c ^

5 J

s5

O

C8

C Ö •C

Noordirregentuchap..

i

1

i (t)

1

1

1

3

Pandeglang.........

i

5

4

5

4

0

Tjaringin...........

2 n

1

G

2

Lebak.............

i

2

2

1

1

Gehecle residentie...

5

4

G

16

7

5

15

1

Hieronder 1 , die aan de desa toebehoort (41).

(•f) Daarenboven een kleine koffijtuin in partikulier\' eigendom (11).

-ocr page 65-

IV.

25

REGENTSCHAPPEN.

TEGALGRONDEN, VROEGER GEBRUIKT VOOR DE GOUVERNEMENTS:

suiker-kuituur.

indigo-kuituur.

kaneel-kultuur.

peperkuituur.

thee-kuUuur.

tabaks-kultnur.

IVoorderregentschap......

2

Pandeglang.............

4

2

4

1

3

1

Tjaringin...............

2

2

2

1

Lebak ..................

1

2

Geheele residentie.......

8

4

5

5

3

2

D E S A R

II K D 0 M.

TUINEN

VKÜCHTBOOMEN.

N1PA.

»

ZOÜT-PA.NNEN

BEIitMTSCHAPPEV

Zoet water-nipa.

aan-plan-tingen.

klapper.

\'ü

\'3?

c

es

\'a.

• C c « 2^ so «

tc

Enkele verspreide.

Zout water-nipa.

bosschen.

Vischvijver!

nog bestaande.

verinten.

0 -S

c ^ ïquot; »—

£ï

o z. * «

O

sa

IVoordciiegeiitschiii».

7

1

4

5

.1

17

o

t

1

P^ndejlang........

3

4

12

1

I\'jiriiigin..........

6

3

3

7

1

1

K\')

«

1

1

ii

1

4

(irlieclp residentie..

17

t

i

19

G

0

»7

a

i

t

(i

Uil lt;le voorgaande slalen hlijkL dat schier overal de sawah\'s nit-siuitend voor de padikultmir worden gebezigd. De eenige iiilzon-deringen (rel\'l men aan in de slerk lievolkle regenlschappen Serang en Pandeglang, waar evenwel, na den padioogsl, nog al dikwijls

-ocr page 66-

III. § ti.

onder Tjaringin en Lebak reuma. Doch ten gevolge der digllieid van bevolking vindt men eerslgenoemden slecbls zebien in dien toestand.

Zij dragen weder onderscheiden namen naarmate van de wijze van bewerking en de soorl van gewassen, die er op geteeld worden.

Voor de padikullnur beslemd noemt men ze fjacja, als zij mei de ploeg bewerkt zijn en bel zaad in de voren wordt geworpen (sawoer), lipar als ze ook beploegd, doch de padi gepoot wordt in gaten, die met een gepunten stok (aseuk) in den grond zijn gemaakt (ngaseuk) en hoon u\'s, in meer algemeenen zin, als zij niet jaarlijks beplant en, na zuivering van bel terrein van struikgewas, ol\' met den patjol en daarenboven met de aseuk, olquot; alleen met de laatsle bewerkt worden. Dit geldl voor bet Noorder-en Middenregenlscbap. Hieruit laat zich verklaren, dal het terrein der beide eerstgenoemde soorten doorgaands een minder slerke helling vertoont dan dat der boemas (17, 19, 50, 40).

In de heide andere regentschappen neemt men die onderscheidingen niel. zoo streng in acbl. Afgescheiden van de wijze van bewerking en van bel meerder of minder aanlal jaren, gedurende welke zij onbebouwd blijven, worden zij vrij algemeen hoema genaamd. Men beefl daar echter afzonderlijke benamingen voor de wijze van bewerking. Zoo beelen hoema met de ploeg bewerkt weloehoean (38, 02), met den paljol babadan (58) (quot;), met het kapmes tjaljaran (52).

Gebezigd voor de kuituur van andere gewassen dan padi, worden deze soorl van gronden overal kebon of l.chonan genaamd. Onder Tjaringin treft men ze niet aan. Dit komt omdat die gewassen aldaar nimmer afzonderlijk geteeld worden, maar altijd tusschen de padi in (di baoerkeun.) In hel oostelijk gedeelle van bet Noorderregen (schap worden bouwgronden langs de oevers der rivieren (uiterwaarden), in den oostmoesson met aardvruchten bezet, namho genaamd (6, 9).

Daar waar zich Chinezen als landbouwers hebben gevestigd, worden deze gronden bemest (di sroeboek) (11, IJl). Dit geschiedt ook onder Pandeglang (22, 23, 23, 27, 28) en op eene enkele plaats elders, waar zij jaarlijks beplant worden en digi hij de desa gelegen zijn (19).

Verreweg het grootste gedeelte dezer bouwgronden wordt slechts één

20

-ocr page 67-

III. § 5.

jaar beplant, cn daarna verlalen. I)c lijd der braakligging wisselt, naar gelang der vruchlltaarheid en de aanwezige nilgeslreklheid dezer gronden, lussclien 2, 5, 4, U, 8 en 10 jaren af (19, ö4, 20, 41, 40).

Sommigen daarenlegen worden jaarlijks (14,19),anderen twee (30) of drie jaren (47, 33) achtereen bebouwd. Dil laatste geschiedt o. a. bij de Badoeis (47), doch ook elders (S5). Hel eerste jaar, dal dergelijke gronden beplanl worden, heel dil daar iigahocma, hel tweede ngadjami, het derde ngabelekcr.

Onder Lëbak noeml men hel verlaten van deze gronden njami. Zoo lang nog sporen van vroegeren aanplant, aanwezig zijn, dragen zij den naam van dj ami, vervolgens dien van reuma. Na 2 ol 5 jaren in dien toestand verkeerd te hebben, worden zij reuma holol en wanneer er weder hooge hoornen opstaan, vervallen zij Vol leiavcuug (30, 31, 34).

In verscheidene desa\'s vindl men boomgaarden {dockochan s), cn enkele klappertuinen. Tusschen de hoornen der eerslen worden soms padi cn eenjarige gewassen geplant (4, 17, 29, öö).

21

RECAPITULATIE DER GRONDEN.

regentschappen.

cn

1 £

1 =

|

AANTAL i)es\\\'s MET:

fl

Ptl

Pit

nr

.

lili uv

i) c

t5 s gt;

Sawalis

o)

\'■3

in

isï

In lil i

r:

1 r:

tada

rantju

l|

ii ~ ^

si

l|

2 quot;tj

IVoordcrrc^entschap.

20

1

5

1

li

17

2

4

15

Pandeglang........

14

7

2

12

4

7

2

8

13

Tjaringin..........

9

4

3

2

5

1

2

5

7

Lchak.............

13

0

4

5

g

1

8

1

5

U

(icheele residentie..

5g

21

14

8

34

6

34

5

22

43

Aantal desa\'s, waarin; 38 26

-ocr page 68-

HOOFDSTUK IV. Gebruik der g-ronden.

REGENTSCHAPPEN.

Aantal onderzochte desa\'s.

Aantal desa\'s, waar sawahs gevonden worden.

SAWAHS

uitsluitend voor de padikultuur jjebezigd.

waarop ook andere gewassen dan padi, als eerste aanplant, verbouwd worden.

waarop tweede gewassen worden geteeld.

waarop vischteelt

thans | vroeger wordt I werd

uitgeoefend.

Noorderregentschap..

20

19

17

0

7

Pandeglang.........

14

14

10

4

10

Tjartngin..........

9

7

7

1

Lebak.............

13

12

12

2

1

1

Gelieele residentie...

56

52

46

6

20

1

1

GOD VERNEMEIV FS AANPLAÏNTIiVGEJi.

Koffijkultuur op het gebied der onderzochte deaaV

« -o ^ c -3 A V

S «T 5 s

van djatihout.

REGENTSCHAPPEN.

o .5 «- *

gt; « -Q

1-* tü § O es C ^

ïS 4}

O £

3 -2 quot;

Q tï w

Sr \'a

? -e

f c ; -a ee l

C quot;ü ^ = r- 5J

C N

i

Noordirregentschap,.

1

1

1 (t)

4

1

1

3

Pandeglang.........

t

5

4

5

4

0

2 (*)

1

6

2

Lebak.............

1

2

o

1

1

Geheele residentie...

5

4

6

16

7

5

15

(■*) Hieronder 1 . die aan de desa toebehoort (41).

(•)*) Daarenboven een kleine koffijtuin in partikulier\' eigendom (11).

^ ^ £ -O

O _

«-2^ £

ti — •« 65

-o w c

-ocr page 69-

IV.

25

REGENTSCHAPPEN.

TEGALGRONDEN, VROEGER GEBRUIKT VOOR DE GOUVERNEMENTS:

suiker-kuituur.

indigokuituur.

kaneel-kultuur.

peperkuituur.

theekuituur.

tabaks-kuituur.

IVoorderregentschap......

2

Pandeglang.............

4

2

4

1

3

1

Tjaringin...............

2

2

o

1

Lebak..................

1

2

Geheele residentie.......

8

4

5

5

3

2

ü E S A R

II K D 0 M.

TUINEN

VKÜCHTBOOHEN.

NIPA.

*

ZOUT-PA.NNEN

ü

REGENTSCHAPPEN.

Zoet water-nipa.

aan-plantingen.

klapper.

\'35

fes c a

*5-

= t §quot;5

O a a B

Enkele verspreide.

Zout water-nipa.

bos-sehen.

ü

t1

quot;ü gt;■

nog bestaande.

o es h»

O © C ^

^ r—

£5 J

-a S

Ü -* «

o sa

gt;\'oordei regentschap.

7

1

4

17

o

i

1

Pandeglang........

3

4

12

1

ijiringin..........

6

3

3

7

1

I.el.ak............

1

ll*)

O

i

i

11

1

4

(»el»eele residentie..

17

t

1

1!)

G

0

47

3

t

1

(i

Uil lt;le voorgaande slalen blijkt dal schier overal de sawah\'s uitsluitend voor dc padikultmir worden gebezigd. De eenige uitzon-deringen Irel\'l men aan in de sterk bevolkle regentschappen Serang en Pandeglang, waar evenwel, na den padioogsl, nog al dikwijls

1

Aangelegd op last van liet bestuur, ten einde aan de bevolking meer middelen te verschaffen om hare landrente te kunnen voldoen.

-ocr page 70-

IV.

tweede gewassen op cle sa wall\'s worden geleeld, wal in het overige gedeelte dezer residentie slechts zelden plaals heell.

De djatiaanpiantingen nemen geringe uitgestrektheden in. Hel schijnt dat de grond hier weinig geschikt is voor dezen hoorn, als men bedenkt, dal nagenoeg de helft der hestaan hehhende aanplanlingen mislukt zijn.

Voor kolïij schijnen de geschikte gronden langzamerhand Ie verdwijnen. Wel is waar hestaan er nog eenige Uiinen in hel Noorder-regentsciiap en onder Pandeglang, doch hel aantal reeds afgeschreven tuinen overtreft dal der nog heslaande en in de zuidelijke regentschappen schijnt men, na eenige mislukte proefnemingen, deze kuituur te hehhen opgegeven. In slechts een achtste gedeelte der onderzochte desa\'s wordt kampongkoflij aangetroffen, nieltegenslaande indertijd lol den aanplant is last gegeven (52).

De Gouverhemenlskultures op tcgalgrondeu zijn nergens zóó goed geslaagd, dat men ze heeft heslendigd. Onder Pandeglang heeft men, met uilzondering der cochenille, alle heslaan hehhende kullures beproefd, doch die moeten lalen varen. In den snlthanstijd leverde rjaringin peper op. Later beeft hel Gouvernemenl gelracht aldaar en in de beide zuidelijke regenlschappen die kuituur weder in Ie voeren, doch zij heelt geenszins aan de verwachting beantwoord.

In ongeveer een derde der onderzochte desa\'s vindt men klappertuinen en boomgaarden, in drie vierden zoelwaternipa. — Op verschillende plaatsen langs het zeestrand worden nipabosschen aangetroffen, doch men schijnl daarvan overliet algemeen weinig gebruik te maken.

In 47 der onderzochte desa\'s worden tcgalgrondeu aangetroffen. In 44 worden die gebezigd lol het verbouwen van f.adi of andere éénjarige gewassen en wel:

in 12 desa\'s van hel Noorderregeiilschap;

iu 12 » » Pandeglang:

in 7 » » Tjaringin;

in 13 (alle) desa\'s van Lebak.

24

-ocr page 71-

IV. § 1.

§ 1. Gewassen op de bouwqronden yeleeld.

Een ieder mag op zijne liouwgiondcn |ilaiilen, wat hij verkiest. Er schijnl ecliter een verltod Ie iiesliiiin om de sawali\'s braak Ie laten liggen (10).

Meesl algemeen wordt padi verhouwd, waartoe evenwel niemand kan verpligt worden (1.2, 5). Hiermede is dan ook in strijd de last, eenige jaren geleden van wege liet bestuur gegeven, om in 2 jaren drie maal padi Ie planten, waaraan men voldaan lieell, met dat ongelukkig gevolg evenwel, dal do oogslen geheel mislukt zijn (29). De ondervinding heelt geleerd dal er lussehen Iwee padioogsten zekeren lijd moet verloqpen.

Hoezeer nu in vroegere tijden hel verhouwen van rijst gelast is, doet de bevolking dit niet als verpligting, maar uit eigen beweging, zoodat het bevel overbodig was.

Zij doet dit omdat de gronden van de padikultuur het meesl gc-schikl zijn (20, 29) en de adat het medebrengt (14,20,29,30,54, 40, 41, 52). Andere gewassen leveren mogelijk grooter winsten op (52); doch zij staan ook dikwijls aan mislukking bloot (16, 56, 52). Padi geeft dus voortdurend het meeste voordeel (4, 5, 7, 8,9,10, 15, 20, 51, 52, 55) en moet in de allereerste levensbehoel\'ten voorzien (17, 18, 19, 20, 50, 52, 55, 54, 57, 41). Daarbij komt, dat men andere gewassen zou moeten verkoopen, ten einde het noodige geld voor den aankoop van padi te bekomen, bij welke transacties in den regel verlies geleden wordt. Men geeft dus de voorkeur om dadelijk te planten, wat men anders niet dan langs omwegen verkrijgen kan. In de meer woeste streken van Bantam , waar men nu reeds gedurende 6 maanden de hoemas bewaken moet, om ze voor vernieling door wilde dieren te vrijwaren, zou men dal nog langer moeten doen, indien men b. v. gewassen voor de Europesclie markt verbouwde en dus het zwervend leven dier bevolking eer toe-, dan af doen nemen (40).

In enkele desa\'s stelt men er eene eer in zijn eigen padi te kweekeu, waardoor men geacht wordt lot de orang lani te bebooren (4).

Padi wordt echter meermalen met andere gewassen dooreen gezaaid (50, 41 . 42. 45, 47). Dit is een zeer oud gebruik.

Men is zoo volkomen meester over de gronden, waarvan men den

25

-ocr page 72-

IV. s 1-

eigendom (milik) bezit, dal men zelfs sawah\'s van bestemming mag veranderen, b. v. ineen boomgaard ol\'klapperluin berscheppen, zonder dat bet bestuur hiertegen iets vermag (4, 5, 7, 13, 14, 13, 56).

Met de sawab negara is dit anders gesteld. Deze mogen niet aan hare beslemming onttrokken worden en daar ze zijn aangelegd om de padikulluur te bevorderen, moeien ze ook jaarlijks mei padi beplant worden (1. 2, 3, 3, 7). Wie dit verzuimde, zou zijn regl op een aandeel verliezen (5).

Ook op de sawab wakap moei padi geteeld worden (7).

Beide soorten van sawah\'s mogen echter met tweede gewassen bezet worden (7).

§ 2. Grenzen der bouwgronden.

De grenzen (heuieul) der sawah\'s worden algemeen door dijkjes, galéngs gevormd. Soms plaatst men op de hoeken nog steenen, bootuen of andere merkleekenen (1, 2, 3, 12). Bezigt men hiertoe vrnchtboomen, dan blijven deze aan den planter loebehooren (19).

Als regel kan men slellen dal de galéng. bij vlak terrein altijd, en bij hellend in de meeste gevallen, aan de bezitters der aanliggende sawah\'s. ieder voor de belli, loebeboort. Daarop komen de navolgende uitzonderingen voor;

In ééne desa wordt de galéng geacht geen voorwerp van eigendom te kunnen zijn (15), in twee andere behoort zij aan hem, die haar beeft aangelegd (19, 84).

Waar de galëng hij hellend terrein, niet aan de beide aangrenzende sawahbezitters toebehoort, is zij in de meeste gevallen de eigendom van hem, die de hooger liggende sawab bezit (20. 21, 22, 24, 44, 46, 49). Als reden hiervoor wordt opgegeven dat deze het meeste belang hij haar beslaan heeft. Wil hij zijn sawab in haar geheel behouden , dan dienl hij te waken tegen het afkappen van de onderzijde door zijn buurman. Dit geschiedt door van afstand tol afstand, legen die galëng aan, stokken (patok) in den grond te steken (7, 21, 33). In een paar desa\'s behoort de galéng echter uilsluitend aan den eigenaar der lagerliggende sawah (35, 50).

Bij sterk hellend terrein, treft men soms een dubbele galëng aan. De eigenaar der lagerliggende sawah beeft die gewoonlijk zoodanig aangelegd, dat tusschen beide een gooi of geul is, waarin bel van

26

-ocr page 73-

IV. 2.

boven komend water wordt opgevangen. Dit geschiedt om het gewas niet te doen lijden door den zwaren val van het water en den bezitter der lagergelegen sawah de gelegenheid te geven om dat water, naar verkiezing, over zijn veld Ie verdeelen (19). In dat geval wordt ieder der sawahbezilters geacht eigenaar te zijn van de galeng aan zijnen kant gelegen (20).

Het onderhoud der galéngs geschiedt in den regel door beide aangrenzende eigenaars, zelfs al rnogt een hunner haar hebben aangelegd (1 , 2, 3, 7, 14, 1!), 16, 17, 53, 37, 38, 52). Ieder onderhoudt de helft der breedte, aan zijne zijde gelegen.

Bij hellend terrein bestaan hierop enkele uitzonderingen.

De eigenaar der hoogerliggende sawah heeft het regt de galeng door te kappen om zich van het overtollig water Ie ontdoen, mits hij haar in den vorigen slaat herstelle (7).

De eigenaar der lagerliggende sawah mag in tien regel alleen liet gras en het onkruid van den sleilen kant der galeng wegkappen (7, 33, 34). Zijn buurman is dan met hel onderhoud der geheele galeng belasl en moet voor de aanhooging zorgen als de galeng te laag (mopo) wordt om het water op de bovenliggende sawah Ie houden (29, 32, 34).

Het gebeurt echter ook, dat de eigenaar der lagerliggende sawah met hel onderhoud is belasl (32, 35) doch hij behoeft niet altijd voor de ophooging te zorgen (32).

Meestal zijn de galéngs niet breed genoeg om beplant te worden. Zijn zij hel wel dan geschiedt dit nog niet altijd (11). Soms moei de eigenaar der aangrenzende sawah er in toestemmen (39, 48).

Waar het gebruikelijk is zo Ie beplanten, doet ieder dit voor de helft der breedte met katjang, djarak en andere éénjarige gewassen (22, 32, 38, 132), ofschoon in ééne desa (25) daaromtrent eene andere gewoonte bestaat, namelijk om de lengte der tusschen twee sawah\'s gemeene galéng in twee gelijke deelen te splitsen en ieder een stuk te beplanten.

Bij hellend terrein is hij tol hel beplanten geregtigd, aan wien de galéng toebehoort (22, 44), doch er zijn ook gevallen, waarin dit uitsluitend aan den eigenaar der lager ligtrende sawah geoorloofd is, omdat de soort van gewassen wel nadeel aan zijn product, maar niet aan dat der hoogergelegen sawah berokkenen kan (33, 34).

27

-ocr page 74-

IV. § 1.

eigendom (niilik) liezit, dal men zelfs sawah\'s van bestemming mag veranderen. I), v. in een Itoomgaard ofklapperluiii herscheppen, zonder dal hel besUiur hierlegen iels vermag (4, 5, 7, 15, 14, 13, 36).

Mei de sawah nagara is dil anders gesleld. Deze mogen niet aan hare heslemming onllrokken worden en daar ze zijn aangelegd om de padikulluur le hevorderen, moeien ze ook jaarlijks mei padi beplant worden (1. 2, 3, 3, 7). Wie dit verzuimde, zou zijn regt op een aandeel verliezen (5). »

Ook op de sawah wakap moei padi geteeld worden (7).

Beide soorten van sawah\'s mogen echter met Iweede gewassen l)ezel worden (7).

§ 2. Grenzen der bouwgrunden.

l)e grenzen (heuleul) der sawah\'s worden algemeen door dijkjes, galéngs gevormd. Soms plaatst men op de hoeken nog sleenen, boomen of andere merkteekenen (1, 2, 3, 12). Bezigt men hiertoe vrnchlhoornen, dan blijven deze aan den planter loehehooren (19).

Ais regel kan men slellen dat de galéng. bij vlak terrein altijd, en hij hellend in de meeste gevallen, aan de bezitters der aanliggende sawah\'s. ieder voor de helft, toebehoort. Daarop komen de navolgende uitzonderingen voor:

In ééne desa wordt de galéng geacht geen voorwerp van eigendom le kunnen zijn (15), in twee andere behoort zij aan hem, die baai-beeft aangelegd (19, 64).

Waar de galéng bij hellend terrein, niet aan de beide aangrenzende sawabbezitters toebehoort, is zij in de meeste gevallen de eigendom van hem, die de hooger liggende sawah bezit (20. 21, 22, 24, 44, 46, 49). Als reden hiervoor wordt opgegeven dal deze bel meeste belang bij haar beslaan heeft. Wil hij zijn sawah in haar geheel behouden , dan dient hij le waken legen hel afkappen van de onderzijde door zijn buurman. Dil geschiedt door van afstand tol afsland, legen die galëng aan, stokken (palok) in den grond te steken (7, 21, 55). In een paar desa\'s behoort tic galéng echter uitsluitend aan den eigenaar der lagerliggende sawah (53, 30).

Bij sterk hellend terrein, treft men soms een dubbele galëng aan. De eigenaar der lagerliggende sawah heelt die gewoonlijk zoodanig aangelegd, dat tusschen beide een goot of geul is, waarin het van

26

-ocr page 75-

IV. g 2.

boven komend water wordt omgevangen. Dit geschiedt om het gewas niet te doen lijden dooi\' den zwaren val van het water en den bezitter der lagergelegen sawah de gelegenheid te geven om dat water, naar verkiezing, over zijn veld te verdeelen (19). In dal geval wordt ieder der sawahbezitters geacht eigenaar tc zijn van de galëng aan zijnen kant gelegen (20).

Hel onderhoud der galéngs geschiedt in den regel door beide aangrenzende eigenaars, zelfs al mogt een hunner haar hebben aangelegd (1, 2, 5, 7, 14, IS, 16, 17, öS, 37, 58, 52). Ieder onderhoudt de helft der breedte, aan zijne zijde gelegen.

Bij hellend terrein bestaan hierop enkele uitzonderingen.

De eigenaar der hoogerliggende sawah heeft het regt de galéng door te kappen om zich van hel overtollig water le ontdoen, mits hij haar in den vorigen slaat herslelle (7).

De eigenaar der lagerliggende sawah mag in den regel alleen liet gras en bel onkruid van den sleilen kanl der galéng wegkappen (7, 55, 34). Zijn buurman is dan met hel onderhoud der geheele galëng belast en moei voor de aanhooging zorgen als de galëng le laag (mopo) wordl om het water op de bovenliggende sawah le houden (29, 32, 34).

Hel gebeurt echter ook, dal de eigenaar der lagerliggende sawah met hel onderhoud is belast (32, 33) doch hij behoeft niet altijd voor de ophooging te zorgen (32).

Meestal zijn de galéngs niet breed genoeg om beplant te worden. Zijn zij hel wel dan geschiedt dit nog niet altijd (11). Soms moei de eigenaar der aangrenzende sawah er in toestemmen (39, 48).

Waar hel gebruikelijk is ze le beplanten , doel ieder dit voor de helft der breedte mei katjang, djarak en andere éénjarige gewassen (22, 52, 58, 152), ofschoon in ééne desa (23) daaromtrent eene andere gewoonte beslaat, namelijk om de lengte der lusschen twee sawah\'s gemeene galéng in twee gelijke deelen le splitsen en ieder een sink te beplanten.

Bij bellend terrein is hij lol hel beplanten geregtigd, aan wien de galéng toebehoort (22, 44), doch er zijn ook gevallen, waarin dit uilslnilend aan den eigenaar der lager liggende sawah geoorloofd is, omdat de soort van gewassen wel nadeel aan zijn produel, maar niet aan dat der boogergelegen sawah berokkenen kan (55, 34).

27

-ocr page 76-

IV. § 2.

De grenzen lt;ler overige liouwgntiidcn beslaan uil wegen, greppels, boomen, sleenen en andere landiuerken. Men is op hel lieiioud daarvan zeer gesteld, zoodal men nieuwe lioonien in plaals der geslorvenen pool, (17, 19). Op deze leekenen wordl meestal geen regl van eigendom beweerd, lüj de gaiengs, die soms om de tegals worden gemaakt (18, 19, 21, 24. 2a, 27, 28, :jt), geldt als regel, dat zij aan heide huren toeheliooren, onverschillig ol\' hel terrein al ol\' niet hellend is.

De legal gronden, welke slechts lijdelijk in gehruik worden genomen, •worden op vele plaatsen door paggers omgeven, om ze voor het wild gedierte te heschermcn (35, 5j, 58, 4t. 42, 45, 52, ;j4, 33, 36). Soms lieslaal. die pagger uit hamhoe, dordi meestal uil een strook lands, waarvan hel kreupelhout niel wordt weggehakt. Die pagger hehoort aan hem die haar heelt aangelegd, doch heide huren moeten iti hel onderhoud voorzien (55, 45).

De grenzen der hoomgaarden worden door hoornen aangewezen of door paggers, als zij oorspronkelijke hoemas zijn geweest (28, 58, 32).

Nipaaanplaiilingen worden gewoonlijk door kleine wegen gescheiden (12).

5 Nijiabo.sscheii.

Met uitzondering van (i der onderzoclile desa\'s (6, 7, 16, 21, 50, 34) vindt men in allen aanplantingen van zoul- of zoelwalernipa.

De eerste draagt ilen naam vau daoen (10, t2, 13, 17) en van ahong, als de plantjes door de zee zijn aangespoeld, wat veelvuldig van de kusten der Lanipongsche dislrielen plaats vindt (11).

De meeste der zoulmalernipa, wier aanplantingen slechts op zeer enkele plaalsen den naam van hosch verdienen, is van zelf oiilstaan (Ijitjoekoelan) en plant zich zelf voort, (tl, 17, 40, 42, 36). Deze soort groeit zoowel in zout. als in zoet water (10).

De zoelwalernipa, in liet Noorderregentschap schier uitsluitend hekend onder den naam van ëmhoeloeng (I, 2, 5, 3, 8, 9, 10, 15, 14, 13, 17), doch overal elders onder dien van kiraj, wil in zoutwater niel lieren (10).

De daoen vindt men meestal langs de monding der rivieren of op de strandgrondsn, welke hij vloed onder water gezet worden (tantjang).

De ëmhoeloeng of kiraj moei worden aangepJanl. Dit geschiedde in individuelen arheid en uil eigen beweging, met uitzondering van

28

-ocr page 77-

IV. § 5.

enkele desa\'s (55, 54, 5G, 57), waar lol den aanleg hevel was gegeven. Bij de Badoeis is men wel verpligl kiraj aan Ie planlen, omdal de huizen mei geen andere bladeren mogen gedekl worden (47).

De zoelwalernipa wordl geplanl op de helling der walerleidingen en rivieren (1, 2, 5, 15, 13, 18, 29, 52, 58, 32), op de oeloeran der sa wall\'s (8, 9, 14, 20, 27, 29, 52, 415), op laag gelegen sawah\'s ol\' moerassen (1, 2, 5, i5, 12, 20, 51, 52, 55, 50, 33), op gronden door beeken drassig gehouden en in ravijnen (4, 19, 29, 57, 38, 59, 41,48,52).

De nipaaanplanlingen hehhen zeer veel Ie lijden van de wilde varkens, daar deze dieren ze vernielen, zoodra zij ze onldekl hehhen (38, 43, 40, lil).

Hel aanplanlen van émhoeloeng ol\' kiraj is veel voordeeliger dan dal van zoulwalernipa, ofsehoon heiden voor hel gehruik eigenaardige hoedanigheden hezillen.

De bladeren der laalsle zijn hel nieesl gesrhikl voor kadjangmallen wegens hunne hardheid. Jong zijnde, dienen ze lol omslag van iidand-sche roko\'s. Voor de zoogenaamde Banlamsche mallen deugen de lakken niel. Zij zijn Ie hard en Ie onslerk.

De nipa leverl per boom hoogstens 4 lakken (papak). De planl rendeer!, na 5 jaren. Een sloel (dapoer) beval 4 a 5 hoornen.

Voor eene mal (djfdjalon) zijn 2 papaks noodig.

Een houw mei 1000 sloelen zou hoogslens 5000 boomen opleveren, mei 15000 lakken ol\' 7500 djedjalons. Ier waarde van 2 cenls per sink ol\' per houw /\' 150.

Nipa blijft 7gt; jaren goed als dakbedekking (10, 12).

Émhoeloeng leverl alap, die grooier is en heler legen weer en wind besland. Voor kadjangmallen en roko\'s zijn de bladeren ongeschikl. De lakken leveren de grondslof voor de uilslekeiule Banlamsche mallen, welke weinig door de wille mieren aangelasl worden en 20 jaren kunnen duren, als ze voor vochl bewaard worden.

De émhoeloeng leverl per boom hoogstens 5 lakken. De planl rendeerl na vijf jaren. Een sloel beval 15 a 20 hoornen.

Voor een inal (djëdjalon) is slechls 1 papak noodig.

Een houw mei 1000 sloelen leverl 15000 hoornen en minslens 75000 papaks. Tegen \'±]/2 cenls per sink, brengl een bouw dus /\' 1875 \'sjaarsop, terwijl eene dergelijke uilgestreklheid sawab slechts / 00 oplevert.

29

-ocr page 78-

IV. § 3.

Emhoeloeng blijft 5 jaren goed als dakbedekking (10).

Die hooge productie der zoelwaternipa schijnt evenwel niet overal verkregen te worden. Onder Pandeglang berekent men, dat een bouw niet 1000 stoelen /\' 450, f 700 /quot;900 aan d jëdjalons kan opbrengen

(22, 25).

Het aanplanten van zoetwaternipa geschiedt in den regel opeigen grond (in 29 desa\'s), doch ook veelvuldig op gronden, welke zich nog niemand toeeigende. Het laatste is vooral onder Tjaringin en Lëbnlv gebruikelijk (14. tö. 40, 41, 42, 43, 4G, 47, 48. I\'.t , 52). Men beschouwt zich in dat geval als eigenaar, zoolang de aanplant duurt (15, 40, 41, 48).

Een enkel geval deed zich voor, waarbij niet toegeëigende grond, tengevolge van den aanleg van nipaaanplantingen, geacht werd in privaat bezit van den planter te zijn overgegaan (53).

Wanneer de eigenaar van oen stuk grond geen gebruik daarvan maakt, gebeurt het dat anderen daarop Cmhoeloeng planten (1,2,3, 8, 14. 35. 39). Dit geldt vooral iu het Noorderregentschap van de onbenutle oeloerans dei\' sawah\'s.

Om op eens anders grond nipaaanplanlingen te mogen doen, moet men vergunning van den eigenaar hebben, welke bijna nimmer geweigerd wordt (I, 2, 3, 8, 14. 39). Het regt om van dien grond gebruik te maken dnnrl dan voort totdat de plant uitsterft, zoodat de aanlegger de bevoegdheid mist om inboetingen te doen en op nieuw vergunning moet hebben om , na het te niet gaan der nipa, den grond langer te gebruiken.

Slechts ééne desa, waar van dergelijke vergunning aan het desa-bestuur wordt kennis gegeven (39).

De eigenaars van nipaaanplantingen zijn daarvan gewoonlijk in hel bezit geraakt door eigen aanleg (in 29 desa\'s) of door erfenis (in 26 desa\'s). Echter zijn er ook aanplantingen verkregen door schenking onder de levenden, door koop en door inpandname.

De aanplantingen worden gerekend tol den boedei te behooren, zelfs als ze op eens anders grond zijn aangelegd (11). Zij worden onder de erfgenamen verdeeld, hetzij krachtens uiterste wilsbeschikking, hetzij bij minnelijke schikking. Dit is ten minste regel, als de aanplantingen niet al te klein zijn, in welk geval zij één Jaar door ieder der erfgenamen, om beurten, worden geëxploiteerd, die dan de

30

-ocr page 79-

IV. § 5.

gelieele opbrengst geniet (1, 2, 3, 8, 15, 14, 18, 32, 35, 54,35,57. 58, 39).

Hieroji zijn echter uitzonderingen. Hel spreekt van zeil\', dal de stoelen zonder Jeu grond verdeeld worden, als deze of aan een ander\' toebehoort ol\' niet toegeëigend is. In de overige gevalle» is de grond onder dé verdeeling Itegrepen. Er is evenwel een voorbeeld dat, bij het openvallen eener erfenis, de privaat bezeten grond en de daarop bestaande nipaaanplantingen, élk afzonderlijk zijn verdeeld (45), evenals hel in ééne desa, waar de oeloeran geacht wordt de sequela der sawah uit te maken, gebruikelijk is dal. wanneer zoodanige sawah bij les-tainenlaire dispositie wordt vermaakt, de aanplant op de oeloeran aanwezig, zoo daaromtrent niets wordt bepaald, onder de making niet begrepen is en afzonderlijk moet verdeeld worden (9). Elders evenwel volgt de oeloeran met haren aanplanl, bij stilzwijgen van den erflater, de sawah waartoe zij behoort (57), terwijl wederom op eene andere plaats wel de grond, maar nimmer de aanplant, verdeeld wordt (44).

In een paar desa\'s beslaat ile gewoonte, om noch den aanplant, noch den grond te verdeelen. Deze blijven dan als het ware in het onverdeeld bezit van de gezamenlijke erfgenamen , die óf de opbrengst onder-elkander verdeelen (59), öf ieder afzonderlijk zooveel van de nipa snijden, als zij voor hunne behoeften noodig hebben (48). Ofschoon vrouwen in den regel medeërven, wordt loch een voorbeeld aangehaald, waarbij zij van de verdeeling der nipaanplantingen zijn uitgesloten. De medeërfgenamen keeren haar echter van het product zooveel uit, als zij voor bedekking barer woningen behoeven (12).

Ofschoon slechts in een drietal desa\'s (10, 25, 51) verkoop van nipaaanplantingen heeft plaats gehad en de ingezetenen van ééne desa ze elders hebben gekocht als sequela van sawah\'s (56), zoo wordt uit 35 gemeenten medegedeeld, dat dergelijke verkoop veroorloofd is. Is men eigenaar van den grond, dan kan men den aanplant met ol zonder dezen verkoopeu (1, 2, 3, 8, 12, 55, 57, 55). In enkele desa\'s is het gewoonte, dat de grond steeds in den verkoop begrepen is (52, 54, 59), in andere, dal alleen de aanplant van de hand wordI gezet, met dat gevolg, dal de kooper de uitgestorven planten niet door andere mag vervangen (9, 14, 58, 48). Uil de desa Tras (9) wordt dienaangaande medegedeeld, dat vóór 16 jaren aldaar, lol oprigting

51

-ocr page 80-

IV, S 5.

efiiier steenlaliriek, grond werd verkocht, waartoe oeloeran behoorde, welke met ërnboeloeng liezet was. Daar er hij den verkoop geen sprake was geweest van die ëmlioeloeng, bleef die aan den planter hehooi-en. Oe aanplant mogl echter niet vernieuwd worden buiten vergunning van den kooper.

Soms worden alleen enkele boomen verkocht (18) of hel regt om de lakken Ie snijden, onder gehoudenheid van 3 of 4 lakken arm eiken stoel Ie laten, oimlal anders de plant uilsterft (44, !gt;i).

Nipaanplanlingen kunnen wegens aangegane schuld, volgens de mededeelingen uit 2G lt;les:i\'s, in pand genomen worden. Slechts in een paar desa\'s kwam daarvan een geval voor (4, 23).

Schenking onder de levenden is, volgens de processen-verbaal van 14 desa\'s, geoorloofd. In li heefl dil werkelijk plaals gehad (13, 18, 24, 28, 51).

Verhuur voor geld is niel gebruikelijk, doch wel hel sluiten van memarocontraclen (12. 2ij, 27).

Onverschillig nu ol de nipa van zelf is ontslaan dan wel, of de evenaar van den grond aan een ander hel planten heeft opgedragen, liet contract beslaat altijd daarin, dat hij de helft der djtdjalons verkrijgt. Hierbij geldt stilzwijgend, dal de bewerker 3 of 4 lakken per stoel laat staan, tenzij de gewoonte medebrengt, dat dit nildrnk-kelijk moei bedongen worden (27).

§ 4. Z(ni///aii/ic/i.

Van de onderzochte desa\'s is er slechts één, waar llians nog zoul-pannen (padak) in exploitatie zijn. Zij is gelegen onder Tanara (10).

lot bel jaar 18G4 bestonden nog zoulpannen in eene der overige desa\'s, waar bel onderzoek plaals bad, gelegen in hel district Kramal Waloe (15).

In beide gemeenlen waren pannen, zoowel in individueel als in communaal bezit.

De individueel hezelcn zoulpannen onder Pa si sir Oedik (10) zijn reeds van onde dagteekening. Zij werden uil vrije verkiezing, in injlivi-diieleu arbeid, op woesten grond aangelegd. Het proces-verbaal deelt mede, dal zij door den sullhan verhuurd werden aan Chinezen en

-ocr page 81-

I\\. ^ 9.

hevirilt;ll zich hel graf van den laalsten fekih van Bantam, welke [tlek tot dat einde voor 10 realen is aangekocht door een thans overleden inwoner dezer desa.

In verreweg de meeste gevallen (22 desa\'s) maakt niemand aanspraak op den grond der algemeene begraafplaatsen, omdat het onbekend is door wien die voor dal doel bestemd werd of omdat zij zijn aangelegd op niet toegeëigenden grond.

Doch in verscheiden desa\'s is de grond in privaat bezit gebleven van eene familie of van de erfgenamen des eersten aanleggers (1, 4, 6. 7, , 9, 12, 13, 14, 18, oü, 44).

In andere desa\'s hebben eigenaars hnn grond bestemd om lot begraafplaats te dienen, öf door dien amal te maken, dat is. ten algemeenen mille af te staan met voorbehoud van hel regl van eigendom, of door dien wakap Ie verklaren of wakap djama, waarbij van eigendoms-reglen wordt afgezien In hel tweede geval is ieder ingezetene dei-desa bevoegd, zijne dooden op die plek Ie begraven; bij amal en wakap djama ieder die wü, al behoort hij in de desa niet te huis.

Bij amal kan de grond dus teruggenomen worden (ii, 23, 23, 26, 31, 32), bij wakap (2, 17, 19, 21. 22, 3a) en wakap djama (8, 24, 29. 38) niet.

In eenige later ontstane desa\'s, waar de gezamenlijke bevolking een stuk grond lot begraafplaats beeft gereed gemaakt, wordt de eigendom geacht bij de gemeente te berusten (43, 46, öO, öl).

In den legcl zijn de begraafplaatsen niet begrensd, ofschoon er enkele voorbeelden van worden aangetroffen (2, 8, 14). In dal geval mag de begraafplaats, zonder verlof van den eigenaar, niet worden uitgelegd (8).

Wanneer de begraafplaats vol is, wordt op den aangrenzenden grond, al is die in privaat bezit, begraven (3, \'6, 9, 16, 18, 19, 52, !gt;5). Wel is waar, moei de eigenaar, in sommige desa\'s, daarin toestemmen (3, S, 1G), doch hel verlof wordt nimmer geweigerd. Bij begraafplaatsen, aan parlikulieren loebehooreride, geldt als regel, dat de oeloeran lot den grond gerekend wordt en dus ook daarop mag begraven worden (19). Wanneer hun ook den aangrenzenden grond toekomt, wordt hel als eene verpligting beschouwd, daarvan een gedeelte lot vergrooling der begraafplaats af te slaan (18).

49

4

-ocr page 82-

IY. § 9.

In den regel moet men van de eigenaars der begraafplaatsen vergunning hebben, om er lijken le mogen plaalsen. Slechts in eene gemeente (44), waar zij parliluilier eigendom is, behoeft dit niet. Dit verlof wordt echter nimmer geweigerd (12). Er iets voor (e betalen is niet gebruikelijk (12, 38).

De regel is dat men bij de gronden, die ten algemeenen nutte zijn afgestaan om er le begraven, geen vergunning behoeft le vragen. Echter komen ook bierbij eenige uilzonderingen voor, zooals bij ééne begraafplaats, waarop niemand regten pretendeert en toch vergunning noodig is van een bewaker, ten wiens behoeve een der sulthans 2 bouw sawah wakap heeft gemaakt (10); hij eene andere begraafplaats, die wakap djama is, inoel men verlof hebben van den panghoeloe, die met het toezigt. belast is (24) en bij begraafplaatsen, wier eigendom bij de gemeente berust, van dien geestelijke {lil) of van de oudsten (45).

Van de begraafplaatsen, die amal gemaakt zijn of aan parlikulieren toebehooren, komen de vruchten der boomen aan die eigenaars, ofschoon zij bij amalgronden soms ten gerieve van hel publiek gelaten worden (26).

De erfgenamen der vroegere eigenaars behouden ook het regt op de boomen, die reeds geplant waren vóórdat de grond tot begraafplaats bestemd werd, onverschillig of de grond amal of wakap is.

Doch de boomen die later geplant worden op gronden, waarop niemand eenige aanspraak maakt of die wakap zijn, behooren aan de planters (17, 33, 39).

Boomen, die van zelf zijn opgekomen of geplant werden vóórdat de grond wakap djama werd gemaakt, alsmede die, gegroeid op gronden, welke geacht worden het eigendom der desa le zijn, staan ter dispositie van ieder die wil, voor zooveel de vruchten betreft, die hij voor zijn persoonlijk gebruik noodig beeft. De boomen zelve mogen niet gekapt worden (8, 13, 24, 27, 36, 38, 39, 49, 50, 31).

Een gedeelte van den grond, lot begraafplaats bestemd, en dien ten gevolge wakap verklaard, doch niet als zoodanig in gebruik, werd door den djaro en den panghoeloe eener desa\'21) lijdelijk aan eenige personen ter bebouwing afgestaan.

Eene verklaring dat men grond wakap maakte, ten einde dien lot

-ocr page 83-

IV. § 9.

begraafplaats ia te rillen, werd in ééne desa voor hel desahoofd en de oudsten afgelegd (8).

§ 10. Wegen.

In liet zuidelijk gedeelte van Baiitatn vindt men in de meeste desa\'s slechts voetpaden, aangelegd op niet toegeëigenden grond, waarom niemand er aanspraak op maakt. De voetpaden zijn over het-algemeen zeer oud en de wetenschap aan wie ze primitief toebehoorden, is verloren gegaan.

Ilt verscheiden desa\'s werden gemeentewegen verkregen door die voetpaden te verbreeden met stukken gronds, aan partikulieren toe-behoorende (1. 2, 5, 29, 33, 34, 50). Hetzelfde hnd plaats ten aanzien der groote postwegen, ofschoon deze ook soms in eene bepaalde rigting werden aangelegd, zonder dal men acht gaf wiens grond op die wijze werd ingenomen. Was hij niet toegeëigend\'of kedalëman, dan behoorde de weg aan den lande (6, 7, tO, 3.\'gt;, 50, al). Doch de grond in privaat bezit, bleef aan de vroegere eigenaars behooren, tenzij zij onteigend werden, waarvan een paar gevallen voorkomen (8,9). Onverschillig nu of de eigenaar over den afstand geraadpleegd was (15), hij den grond vrijwillig had afgestaan (ir.hlas 17j of hem die ontnomen was (23), zoolang de weg bleef beslaan, werd de grond geacht ten algemeenen nutte (amal) te zijn afgestaan. Bij verandering van bestemming evenwel herleven de regten der vroegere eigenaars.

Omtrent de postloolsen en wachthuizen gelden dezelfde regelen, met deze uitzondering, dat de grond niet zoo algemeen geacht werd ten algemeenen nutte te zijn afgestaan. Indien de grond aan den eigenaar ontnomen werd, verkeerde, hij zelfs in een onwettigen, onbestemden toestand, dien men moebadir noemt (17, 22).

Gronden, voor pasars en masigits afgestaan, bleven aan de eigenaars toebehooren, al maakten zij die in den regel amal (22, 37).

Doch gronden, benoodigd voor pasangrahans, aloen-aloen , forten, ■woningen voor regenten en mindere inlandsche hoofden, gebouwen voor den waterstaat en dergelijke, werden eenvoudig aan de eigenaars ontnomen. Slechts één voorbeeld wordt bijgebragt, dat de grond voor een pasangrahan van den eigenaar werd gekocht (26). In enkele

al

4\'.

-ocr page 84-

IV. § 9.

In den regel moet men van de eigenaars der begraafplaatsen vergunning hebben, om er lijken le mogen plaalsen. Slechts in eene gemeente (44), waar zij partikuiier eigendom is, behoeft dit niet. Dit verlof wordt echter nimmer geweigerd (12). Er iets voor te betalen is niet gebruikelijk (12, 38).

De regel is dat men bij de gronden, die ten algemeenen nutte zijn afgestaan om er te begraven, geen vergunning behoeft te vragen. Echter komen ook hierbij eenige uitzonderingen voor, zooals bij ééne begraafplaats, waarop niemand reglen pretendeert en loch vergunning noodig is van een bewaker, ten wiens behoeve een der sulthans 2 bouw sawah wakap heeft gemaakt (10); bij eene andere begraafplaats, die wakap djama is, moet men verlof hebben van den panghoeloe, die met het toczigt. belast is (24) en bij begraafplaatsen, wier eigendom bij de gemeente berust, van dien geestelijke (al) of van de oudsten (45).

Van de begraafplaatsen, die amal gemaakt zijn of aan partikulieren toebehooren, komen de vruchten der hoornen aan die eigenaars, ofschoon zij bij amalgronden soms ten gerieve van bel publiek gelaten worden (26).

De erfgenamen der vroegere eigenaars behouden ook het regt op de boomen, die reeds geplant waren vóórdat de grond tot begraafplaats bestemd werd, onverschillig of de grond amal of wakap is.

Doch de boomen die later geplant worden op gronden, waarop niemand eenige aanspraak maak! of die wakap zijn, behooren aan de planters (17, 53, 59).

Boomen, die van zelf zijn opgekomen of geplant werden vóórdat de grond wakap djama werd gemaakl, alsmede die, gegroeid op gronden, welke geacht worden het eigendom der desa te zijn, staan ter dispositie van ieder die wil, voor zooveel de vruchten betreft, die hij voor zijn persoonlijk gebruik noodig beeft. De boomen zelve mogen niet gekapt worden (8, 15, 24, 27, 36, 58, 59, 49, 50, 51).

SO

Een gedeelte van den grond, tot begraafplaats bestemd, en dien ten gevolge wakap verklaard, doch niet als zoodanig in gebruik, werd door den djaro en den panghoeloe eener desa (\'21) lijdelijk aan eenige personen ter bebouwing afgestaan.

Eene verklaring dat men grond wakap maakte, ten einde dien lot

-ocr page 85-

IV. § 9.

begraafplaats in le rillen, werd in ééne desa voor liet desahoofden de oudsten afgelegd (8).

§ 10. Wegen.

In het zuidelijk gedeelte van Bantam vindt men in de meeste desa\'s slechts voetpaden, aangelegd op niet toegeëigenden grond, waarom niemand er aanspraak op maakt. De voetpaden zijn over hei-algemeen zeer oud en de wetenschap aan wie ze primitief toebehoorden, is verloren gegaan.

Ih verscheiden desa\'s werden gemeentewegen verkregen door die voetpaden te verbreeden met stukken gronds, aan partikulieren toe-behoorende (t. 2, 5, 29, 3.gt;, 54, 50). Hetzelfde had plaats ten aanzien der groote postwegen, ofschoon deze ook soms in eene bepaalde rigting werden aangelegd, zonder dal men acht gaf wiens grond op die wijze werd ingenomen. Was hij niet toegeëigend\'of kedaleman, dan behoorde de weg aan den lande (6, 7, 10, 5.\'gt;, 50, al). Doch de grond in privaat bezit, bleef aan de vroegere eigenaars behooren, tenzij zij onteigend werden, waarvan een paar gevallen voorkomen (8,9). Onverschillig nu of de eigenaar over den afstand geraadpleegd was (la), hij den grond vrijwillig had afgestaan (ichlas 17; of hem die ontnomen was (25), zoolang de weg bleef beslaan, werd de grond geacht ten algemeenen nutte (amal) te zijn afgestaan. Bij verandering van bestemming evenwel herleven de regten der vroegere eigenaars.

Omtrent de poslloolsen en wachthuizen gelden dezelfde regelen, met deze uilzondering, dal de grond niet zoo algemeen geacht werd ten algemeenen nutte le zijn afgestaan. Indien de grond aan den eigenaar ontnomen werd, verkeerde, hij zelfs in een onwettigen,onbeslemden toestand, dien men moebadir noemt (17, 22).

Gronden, voor pasars en masigils afgestaan, bleven ;ian de eigenaars toebehooren, al maakten zij die in den regel amal (22, 57).

Doch gronden, benoodigd voor pasangrahans, aloen-aloen , forten , woningen voor regenten en mindere intandsche hoofden, gebouwen voor den waterstaat en dergelijke, werden eenvoudig aan de eigenaars ontnomen. Slechts één voorbeeld wordt bijgebragt, dat de grond voor een pasangrahan van den eigenaar werd gekocht (26). In enkele

d1

-ocr page 86-

IV. § 10.

gevallen weid hij, bij verandering van lieslemming. aan den vorigen eigenaar teruggegeven (17, 26).

De hoornen, die op dergelijke gronden geplant zijn, heliooren in den regel aan den planter, zelfs al geschiedde het planten op las! van het bestuur (ligt;, 33, 38). Waren ze dus reeds geplant vóór dal de grond die bepaalde beslemming kreeg, dan behoorden ze aan de eigenaars van den grond, de latere aan de planters of als een weg langs de desaërven gelegd werd, aan de bezitters dezer laalslen (7).

Doch in enkele desa\'s beschouwt men den aanplant langs de wegen, als gedaan ten gerieve van het publiek (wakap djania) en kan dus de een boven den ander niet meer rekten op de hoornen doen celden (6, 7, 18, 2igt;). \'

§ 11. Gemeene weiden.

Slechts uil ééne desa wordt medegedeeld, dat aldaar gemeene weiden bestaan (45), die onder den naam van pasampalan bekend zijn. Bijzonderheden ontbreken.

Vrij algemeen worden echter de onbebouwde gronden, zelfs al zijn ze in privaat bezit, als gemeene weide gebezigd, niet alleen door de ingezetenen der desa, waartoe die gronden behooren, maar ook door die der omliggende gemeenten, zonder dat daar eenig verlof voor noodig is (20, 3igt;, 39, 40, 4t, 48, 52, 53). Als regel geldt, dat het vee geen schade moet kunnen doen aan het plantsoen. Is dit het geval, dan wordt het vee zelfs in klappertuinen toegelaten.

§12. Gemeene hosschen.

Behalve de hosschen tol een speciaal doel bestemd, waarover vroeger, treft men in verscheiden desa\'s hosschen aan, waar ieder, die wil, brandhout (15, 48, 52) en zelfs timmerhout (20, 29, 30, 31, 34, 42, 43, 46, 47) kappen mag. Dat men daaruit ook mindere boschproducten, zooals bamboe, rotan enz. halen mag (21, 39, 40, 56) is een gevolg van de omstandigheid, dat die hosschen geacht worden aan niemand toe te behooren.

Mag men dit in vele gevallen doen zonder vergunning (15, 20, 21, 30, 31, 40, 42. 43), in andere moei eerst de toeslemming van het desahoofd verkregen zijn (29, 34, 39, 52, 56).

Soms bestaat er eenige restrictie ten aanzien van zekere soorten van hoschproduclen. Zoo mag in eene desa (52) de rotan slechts

-ocr page 87-

IV. § 12

gehaald worden len behoeve der overvaart. Dit geschiedt aldaar met zekere ceremoniën, omdat de ingezetenen de plek, waar de rotan groeit, liesehouwen als paliornnn (Inslhof, jiasangralian der tijgers) gelijk in eene naburige desa eene plek pakoean heel (kraton der tijgers).

§ 15. Woeste gronden.

Niemand maakt aanspraak op hetgeen gelegen is tusschen de grenzen, aan sommige desa\'s voor baren woeslen grond aangewezen (13,20, 29, 50, 51. 54, 40, 42, 45, 46, a2) ofschoon die grenzen meermalen slechts policiegrenzen zijn.

Üe aanwijzing heeft door het bestuur plaats gehad.

De grenzen bestaan dikwijls in ravijnen of waterloopen (lorah) (54); het oprigten van grensteekens is niet gebruikelijk. Soms zijn die grenzen denkbeeldige lijnen, gelrokken van deze of gene slrpek(lja-tiban) of heuvel (pemalang) naar eene andere streek ol heuvel (40).

Van die woeste gronden mag iedereen weghalen wat hem goeddunkt, nipa, srenvruchten, alang-alang, kreupelhout, zwavel (54) enz. zonder daartoe iemands vergunning te behoeven. Evenzoo is hel gesteld mei de rawas, voor zoover die visch opleveren (9).

Die woeste gronden mogen ook door bet vee algevveid worden (20, 40, 46).

Voor zooveel de ontginning dezer gronden aangaat. bestaan verschillende gewoonten. Flier mag iedereen ontginnen zonder verlof (46, 50, 54) of na eenvoudige kennisgave aan het desahoold (42); daar is bepaalde vergunning een vereischte (29, 51).

In sommige desa\'s hebben de eigen ingezetenen iets voor. Zoo mag de desabewoner in deze desa zonder verlof ontginnen (15) en kan hij in gene met kennisgave volstaan (20), terwijl de vreemdeling in die gevallen vergunning vragen moet.

Ontginning van rawas is meestal niet mogelijk. Ook de oeloeran blijft in den regel onbebouwd, doch zou in dal geval gerekend worden bij bet aangrenzend bouwland te bebooren. Alleen als de ontginning van het midden der rawa uitging, zou de oeloeran van den oever daaraan getrokken kunnen worden (8, 9).

§ 14. Servituten.

Behalve de verpligtingen tusschen onderscheiden desa\'s en verschil-

55

-ocr page 88-

IV. § 13.

lende sawahliezilters, ten aanzien van het vvaterregt — zie dal hoofdstuk — bestaande, en de gehoudenheid van elke desa om hare gemeentewegen en bruggen te onderhonden, ook len behoeve der bewoners van andere desa\'s, wordt slechts één voorbeeld van een servituut medegedeeld. Dit bestaat daarin, dat ieder het regt heefl over eens anders grond een voetpad te maken, als hij daardoor langs korler\' weg zijn eigen land bereiken kan (38).

^ el zijn sommige desa\'s verpligt loe te laten, dal ingezetenen van andere gemeenten op bunnen grond koflij planten, doch dit is geen verpligting tegenover laatstbedoelde gemeenten, maar wel tegenover bet Gouvernement (54).

Evenmin kan als regt gelden de gewoonte, die op verscheiden plaatsen bestaat, om voor een geheel ingesloten stuk grond, wiens eigenaar in de bewerking achterlijk is, een karbouwenweg open te laten (7. 32, 33, 3b, S2, !gt;3), onder verpligting om daartoe aan een zijner buren het verzoek Ie doen en dien weg laler zelf te beplanten (7) of om bij dit laatste slechts de behulpzame hand Ie bieden (32, 52).

54

-ocr page 89-

HOOFDSTUK V.

Toestand, waarin de bouwgronden zich bevonden vóórdat rij in den tegenwoordigen toestand werden gebiagt en wijze, waarop dit geschied is.

Ofschoon in een veertiental desa\'s niets meer bekend is van den vroegsten toestand der gronden, kan men uil de mededeelingen der overige toch met grond opmaken, dat in Bantam voornamelijk hosch-gronden waren met hoog hout begroeid, hier en daar in de lagere streken afgebroken door moerassen, waar het opgaand boni in kreupel-

bosch overging, om in de nabijheid der zee in lantjang ie eindigen. Velden met alang-alang en glagah werden ook aangetroffen, doch zij waren betrekkelijk schaarsch.

Slechts in een viertal desa\'s (7, 24, 37. 47) zijn de bouwgronden, zoo voor de drooge, als voor de nalle rijslkultur, onmiddellijk in hun tegenwoordigen toestand gebragt. AYat de sawahs aangaat, was dit een gevolg van den rijkdom aan water.

Als algemeenen regel mag men evenwel stellen, dat zoowel de boschals de woeste gronden vooraf zijn geschikt gemaakt voor de drooge rljstkultunr en dat verreweg de meeste sawahs vroeger als zoodanig zijn in gebruik geweest.

Echter vindt men voorbeelden, dal sawahs vroeger rawa (11 , 31), boomgaarden (39, 32), kampoenggrond (48) of zoutpannen (15) waren.

Soms werden sawah tada in larikan veranderd (10).

§ 1. Ontginning.

Voor de handeling van ontginning in hel algemeen schijnt geen bepaalde uitdrukking te bestaan. Zij wordl ten minste meestal door omschrijving aangegeven. als di kitri (1,2, 3), ngahoeka alas (5), nga-hoeka tanah (6), uitdrukkingen, alleen in het oostelijkst gedeelte van Serang gebruikelijk. Overal elders zoekt men te vergeefs naar een

-ocr page 90-

v. § 1.

woord, dal de gezamenlijke liandciingen omval, welke wij Europeanen gewoon zijn mei den naam van ontginning le bestempelen.

Het eigenlijk ontwonden draagt den naam van ngaboegbag (6, 14, 17, 32), onder Léliak door liet woord ngagempoer aangeduid (45, 46, 54).

Het geschikt maken van den grond voor de rijstkuitunr in het algemeen, wordt door babad uitgedrukt (6, 16). Van daar dat dikwijls dal woord voor een der op zirh zelf slaande handelingen van ontginning wordt gebezigd, niellegenslaande voor die handeling zelve een speciale benaming bestaat (13, 3;i, 48, öl).

De ontginning bestaal uil eene reeks van handelingen, waarvan de eerste heet:

narawas [taratvasj, d. i. hel uitkiezen van bel stuk gronds, dat men ontginnen wil, en bel daaraan geven van zoodanige teekenen, dat het voornemen voor anderen ziglhaar zij.

Daartoe begeeft men zich naar dien grond, hetzij alleen njomplong. (Ijornplong) {li\',), hetzij in gezelschap van 2 of ö personen njatihan. (tjatihan) 28, 53, 55). Dit laatste beeft vooral plaats onder Pandeglang en Lëbak, waar de gewoonte hestaai om le zamen eenige hijéén gelegen stukken als bouwgrond uit le kiezen, omdat daardoor het beschermen van het le veld slaand gewas legen wilde dieren gemakkelijker wordt.

De grond, bestemd om in gebruik genomen le worden, heel in het Noorderregentschap lelakan (15).

Hel geven van teekenen aan den grond geschiedt op verschillende wijzen, en wel of door hel stellen van merken (tétënggcr 8. kêker 15) of door het rondom begrenzen (ngawatësan 37^. Dit laatste bestaal in bet graven van greppels (6, 47) of bet wegkappen van een strook gras of struikgewas langs de grenzen (mangkas 20, 30). Het eerste hangt van den aard der gronden af. Zoo legl men bij velden met alang-alang begroeid, knoopen in dat gewas f28). Bij boschgronden mei opgaand bout worden merken (kilri) aan de boonien gemaakt (8, 15, 28, 43, 46), terwijl bij gronden mei kreupelhout bezet, of een plekje aan elk der vier hoeken wordt schoon gemaakt (opat-djoeroe 39, 52) of palen (adjir, tjalétjër) worden gesteld (1, 2, 8, 15, 21, 43, 46). In hel zuiden van Lëbak bestaan hieromtrent eigenaardige gewoonten. Men bindt namelijk op elk der vier hoeken drie takken vao salengkabout aanéén en stelt die als een driehoek op. Waarom

56

-ocr page 91-

v S i-

juist dat hout on geen ander ilaarloe gebezigd wordt. kan men niet ophelderen. Zoodanig teeken heet hier toekoe. Onder die loekoes nu brandt men een weinig menjan, onder het opzeggen van een vers uil den koran (ai), quot;f wel men plant daaronder panglaj en doet daarbij gebeden ter verdrijving van hooze geesten (setans), slangen en ander schadelijk gedierte (56).

Bij de Badoeis moet de handeling van narawas altijd plaats hebben tusschen den lOden en J2öslen der maand Sapar. (1)

Nadat men een paar dagen gewacht heeft (40 — minstens 3 in het zoo even gemelde geval, ten einde aan de bezworen wezens den tijd te laten om te verhuizen (56) — gaat men over tot de handeling van ngaleuweungan, bestaande in het zoodanig wegkappen van gewassen, struiken en slingerplanten, dal men een overzigt krijgt van den te bewerken grond (57, 58. 50, 47, 52. 35). Bij die gelegenheid worden tevens de lage takken van bet opgaand hout weggekapt (32). Dit noemt men di rant jas (26) of di popowe (36).\'

Om deze handeling le verrigten begeeft men /.ilt;quot;.b met 4 of ïi med-gezellen naar de uitgekozen plek. Deze zijn of familieleden ofgenoo-digden om hulp te verleenen vlilioer = bijstand, onder gehoudenheid van de zijde des oniginners om hetzelfde werk, gedurende denzelfden tijd, ook ten bunnen behoeve te praesteren) of arbeiders, die betaald worden (boeroehan) (32).

Vervolgens worden slingerplanten en struiken weggekapt, wal onder den algemeenen naam van njatjar (tjatjar) bekend is. Dit geschiedt met de parang (34). Het wegruimen van alang-alang wordt meer speciaal ngagomhrang genaamd (26. 28, 32), dat van bamboestoelen ngrapi (42).

57

Nadat dit beeft plaats gehad, velt men hel hooge hout, welke handeling algemeen door noearan [toearan] wordt aangeduid. Dit geschiedt met de bijl (lilioeng, 34). Echler zijn daarvoor ook andere benamingen in zwang als moenar \'poenar) (54), motongan (potong) (59) en noembalan (toembal) (35).

1

Do maanden der Badoeis. 12 in getal, elk van 30dagen, tieeten; Sapar, Ralima. Kaanéni, Kapiloe. Kadalapan. Kasatapan. Kasapoeloeh. Apil leina. Apitkajoe. Kasa, Karo, Katiga.

-ocr page 92-

V. § 1.

Voor een deel wordt het gekaple hout soms naar huis medegenomen (21). Het overige blijft op de plaats liggen om droog te worden (ngaganggang).

Zoodra nu de grootste vochtigheid uit den grond getrokken is — waartoe minstens 14 dagen (41, 45), doch soms anderhalve maand en langer (34) vereischt wordt — en hel gevelde hout en gewas een voldoende graad van droogheid heeft hekomen, wordt alles, wal zich op het lerrein hevindl, in hrand gestoken, ngahoeroe (hoeroe) ook wel ngalerah (lerab, rerah) (30). In hel zuiden van het regentschap Lëhak gaat dit met zekere ceremoniën gepaard. Men steekt hel niet in hrand vóórdal door den doekoen, wiens speciaal werk dat is, peper op het hout is geblazen (di hoera), onder aanroeping van een Balara Langlang Boewana (34).

Hel ligt in den aard der zaak dat dit verbranden bij rawagronden niet mogelijk is. Men vergenoegt zich daarom het groole bout te laten liggen en er om heen te planten, tol dal hel door verloop van tijd geheel in deti modder gezakt en vveggerpt is (20) of men vernietigt hel door het lol schilfers te hakken (di ren ges, 51).

Gronden, waarop slechts alang-alang en struiken stonden, worden na deze handeling van ngahoeroe beploegd (di loekoe, di tras, 28) en daarna de wortels door de eg verwijderd (di garoe) (51).

Hoogst zelden gebeurt hel dal reeds een eerste keer alles, wat zich op het lerrein bevindt, door* hel vuur wordt opgeruimd. Is dit niet hel geval, dan verzamelt men wal niet verteerd werd en sleekl dit nogmaals in hrand, nyadoeroeg, (doeroey).

Soms is het zelfs noodig tol een derde verbranding (meuleum sasapan) over Ie gaan (54).

Nu is de grond geschikt om bewerkt te worden. Kan dil niet door beploegen geschieden, dan doel men dil door middel van een grasmes (gobed, 21) of van een soort van schoffel mei korte steel (kored, 21, 55) of met een puntige slok (aseuk, 21,26,54,43,46, 49, 30, 54), waarmede men galen in den grond sleekl.

Zijn de op deze wijze bekomen bouwgronden bestemd voor de padi-kulluur, dan heel men die ngababad (53); zijn ze voor andere gewassen bestemd, ngalmroe (54).

Bij zeer bellend terrein worden ze soms door dijkjes (galéngs) omgeven (28).

58

-ocr page 93-

v. § 2.

§ 2. Verandering in de bestemming der gronden.

Wanneer men bouwgronden in savvahs wil herscheppen, heginl men met de stronken uil den grond te halen, di dongkel (1, 2, 6, 7, 9). De galengs worden aangelegd, medjolar (1, 2, 9, 34)en hel water naar de plek geleid.

Is het terrein hellend, dan neemt men zooveel mogelijk de hellingen weg, maakt op het lager gelegen gedeelte galengs en hfengt water op het aldus ontstane vak. Is de laag teelaarde dun en de helling sterk, dan zijn de vakken smal (25).

De grond wordt gelijk gemaakt door middel van ploeg en eg of met den patjol, ook wel door afspoeling (loentar) (54). Deze handeling noemt men di Ier, di angler (6. 9, heizelfde als tigalelemah), elders oeroeg-oeroeg (7) of njepak (Ijepakj (52).

Het veranderen van bouwgrond in sawali draagt den algetneenen naam van ngabebedah (ngahëberah in het Javaansch) (29).

Hel wegkappen van boomgaarden om er bouwgrond van te maken, heel nébak (tëbak) (44). Het veranderen van bouwgrond tot klappertuin; ngëbon (5).

Het stichten van een kampoeng in het algemeen drukt men door hel woord moenor uit (52, S2), waarin eenigzins de beleekenis ligt van zich op eene bepaalde plaats vestigen. Het aanleggen der desa heet ngabahakan (54, 55, 41 , 42, 45, 52) en hel effen maken van het daartoe gekozen terrein (ngalelemah) (50, 52). Die woorden worden echter dooreen gebezigd.

Op sommige plaatsen werd de ontginning van gronden aangevangen door er eene hul (goeboek) op te zetten lol woning, vervaardigd uil het ter plaatse aanwezige hout (C). Dit is waarschijnlijk de oorsprong der verspreide erven, wier beslaan later op last van hel bestuur is verboden. Ook het zich vestigen op een sluk grond, met plan om het Ie ontginnen, wordt soms ngalelemah genoemd (29).

§ 5. Wijze van aanleg der bouwgronden.

Üe velden, zoo voor de drooge, als voor de natte rijslkultuur bestemd. zijn allen aangelegd door bijzondere personen in de desa\'s woonachtig, voor verreweg hel grootste gedeelte in eigen handenarbeid, met behulp der leden van het gezin (sorangan, 49). Echter wordt bij sommige

-ocr page 94-

V. § 5.

handelingen ook de hulp van desagenooten ingeroepen, soms de arlieid belaald, soms hel werk hij aanneming daargesteld.

Hierop maken alleen uilzondering de onder verschillende namen voorkomende sawah nagara, welke daarom afzonderlijk zullen behandeld worden.

Wat aangaat de door anderen verleende hulp, valt op fe merken:

ten aanzien der gronden, bestemd voor de droog e rijst kuituur, dat hel uitkiezen van den le ontginnen grond en het slellen van leekenen (narawas), in eigen handenarbeid geschiedt, behalve wanneer men zich tot een Ijatihan vereenigt en die handeling gezamenlijk verrigt (50).

Over de werkzaamheden, gevorderd om een overzigl le verkrijgen over die plek (ngaleuweungan), is reeds bij § 1 gehandeld.

Hel wegkappen van het struikgewas (njaljar) en het vellen der groote boomen (noearan) geschiedt of met vrijwillig hulpbetoon metverpligte wederkeerigheid (lilioer) (31, 3o, 41 , 45, 48) — ook bij vereeniging tot tjatihan gebruikelijk (40, 50, 54, 56) — of, hoezeer zelden,/e^en rfen kost (ngahiras) bestaande uil rijst des middags en hoeboer des avonds (43, 49), of bij aanneming (borongan) — voor zooveel de handeling van njal jar aangaat (42, 43, 48) —of in betaalden arbeid (hoeroehan, koelian), voor zooveel die van noearan (43) en de overige werkzaamheden betreft (42).

Voor hel schoonmaken van den grond op laak wordt betaald: voor 272 Rijnl. roeden in het vierkant, 40 duiten (20);

voor eene uitgestrektheid van 15 Rljnl. roeden lengle op eeue breedte van 1 Rijnl. roede, 4 duiten (40, 42);

voor eene uitgeslreklbeid, breed van de linkerelleboog lol aan hel. einde der regterhand, horizontaal uilgestrekl en 15 maal zóó lang, 4 duiten (48, 49).

Voor dalzelfde schoonmaken in betaalden arbeid, wordt gegeven 25 cenls daags.

Voor andere werkzaamheden lot ontginning dezer gronden betrekking hebbende, meestal 12 duiten per dag en tweemaal eten (3, 30, 34, 42), ofschoon ook een loon van 40 duiten per dag (14), of van 8 duiten zonder eteu voor een vóórmiddag werk (34), en in een enkel geval eene betaling van 10 duiten en tweemaal eten voorkomt (33);

60

-ocr page 95-

V. § 5.

ten aanzien der sawahs.

Hel aanleggen van sawahs heeft gewoonlijk op taak plaats, hetzij dooi\' koelies uit de desa\'s zelve, hetzij door lieden, die speciaal hun werk hiervan iliaken en onder l\'andeglang in de desa\'s Pandat, Dipoet, Sikoelon en Kadoe Kilet te huis heliooren. Voor zoover hierbij in dagloon mogt gewerkt worden, zijn dezelfde prijzen gebruikelijk, als zoo even len aanzien der tegalvelden zijn opgegeven.

Hel laat zich hegrijpen, dat de aannennngssotn zeer verschillend is. hier afhankelijk van de moeijelijkheid van het terrein, daar van de beschikbare werkkrachten, elders van de omstandigheid of er al of niet waterwerken moeten worden aangelegd of van de grootte der vakken.

Om hiervan een overzigt Ie geven volgen hieronder de aannemings-prijzen in de onderscheiden regentschappen , als gebruikelijk opgegeven: Noorderregentschap:

ƒ 4 a /quot; 3 per vak (14);

voor een vak (pelak) van 1/4 bouw een reaal.

Pandeglang;

Zuidelijk gedeelle. Hier heslaan pelak sareal, petak satengah en pelak sasoekoe, dal zijn vakken, wier aanleg één reaal,een halve of een kwarl reaal kost. Een pelak sareal is nagenoeg 23 dëpas koedjang lang en 4 breed, dus 10 dergelijke dépas in hel vierkant. De hier genoemde maat (Soendaasch: deupa) is gelijk aan een vadem plus een koedjang, d. i. een kapmes, waarvan in deze streken veel gebruik wordt gemaakt. Zoolang hel werk duurt, genieten de aannemers, die elders Ie huis bebooren, kost en inwoning (22).

Dit laatsle is er soms niet onder begrepen en dan wordt een reaal Uantan gegeven voor 96 □ vademen (23).

In de nabijheid van hel meer Danoe betaalde-men vroeger voor een vak, dal 100 ikets (bossen) padi kon opleveren, één reaal, later 2, soms 5 realen (29):

elders werd htt aanleggen van 123 □ roeden voor eene vaste som van één reaal aangenomen (51).

In de desa\'s, rondom den berg Karang gelegen, was de belaling afhankelijk van hel terrein. De vakken hadden eene lengte van 12 roeden, doch de breedte verschilde. Op vlakken grond (tanah tjepat) was zij 5 roeden, op hellend terrein (tanah miring) 4, en op steilen grond (tanah miring jasa) 21/s roeden; de prijs voor allen één reaal (52).

61

-ocr page 96-

V. § 3.

Ook hier rekende men soms bij Jépas. Voor 23 tiergelijke vademen, gelijkslaande mei eene lengte van 130 op eene breedte van 30 Uijnl. voelen, werd éen reaal betaald (34). Was eene kleine leiding onder liet werk begrepen, dan gaf men bij hellend terrein een halve reaal voor 10, en een heele voor 20 ^ 24 vierkante roeden.

Lebak:

in ile vlakte /la/\' 2.30 per vak, naar de moeijelijkheid van het terrein (48);

in het westelijk gedeelte /\'20 per houw, soms het dubbele daarvan (32);

in hel zuiden, voor vakken grooier dan 60 vierkante vademen/quot;1 zilver, voor kleinere f 1 koper (53):

ten aanzien der sawah nagara.

Tijdens den aanleg der savvahs. onder dezen algemeenen naam Ie rangschikken, waren de gronden woest (l), bosch (7, 12) of digi bij zee gelegen en met api-api begroeid (53).

De meeslen zijn aangelegd op last der sulthans in heerendienst (t, 2. 3, 10, 12), sommigen op last van een der leden van hel regerend vorstenhuis, van gunslelingen des sulthans of van ambtenaren, aan wie zekere streek lol onderhoud (peljalon) was afgestaan (3). (quot;)

Daartoe werd de geheele bevolking opgeroepen der desa, onder wier gebied de gronden lagen, doch soms ook alle ingezetenen van een of meer loerahschappen (7, 50).

Echter zijn ook in laleren tijd door ons bestuur dergelijke sawah nagara geschapen.

B2

Zoo werd. tijdens de heer Kloprogge konlroleur was in Serang, de bevolking van 3 loerahschappen, te zamen lellende 23 desa\'s, ver-pligt in \'Onbctaalderh heerendienst sawahs aan te leggen en eenige waterleidingen te graven. Daar liet lerrein, gelegen onder Anjer, zeer hellend was, werd hel in gelijke, doch zeer kleine vakken verdeeld en onder de aanleggers verlool. Vele veraf wonend» winners vonden hel der moeite niet waard voor een enkele petak sawah, palen ver te loopen, weigerden ze in ontvangst le nemen en lieten ze ter beschikking van meer nabij gelegen desa\'s. Op die wijze zijn die sawahs gekomen aan de bevolking der desa\'s Tjiamis en Kadoe Peurep. Zij slaan bekend onder den naam van sawah nëgri of kagoengan (20).

Zie hierover meer uitvoerig liet hoofdstuk: Wijze van hezit der gronden.\'§ 3.

-ocr page 97-

V. § 3.

üp nog vreemder wijze ontstonden savvah nagara in de desa Tji-panas. Tijdens de lieer Lannoy resident was van Bantam, had hel toenmalig hoofd dier desa een waterwerk in betaalden arbeid tot stand gebragt, en aan een 24tal personen het regt op het water verkocht. Keeds verscheiden sawahs waren dien ten gevolge aangelegd, sommige zelfs door koop of erfenis in andere handen overgegaan, toen het Europeesch bestuur den aannemingssom teruggaf, het desahoofd door een geschenk beloonde en verklaarde, dat die sawahs van nu af nagara waren. Het waterwerk werd vergroot door de bevolking van het geheele mantrischap Pasaoeran en daardoor ook het aantal sawahs vermeerderd (20).

ïwee personen uit Tjipanas en eenige ingezetenen uit üaho hadden te zamen ook sawahs aangelegd. Ten aanzien van deze velden verklaarde het bestuur eenvoudig, dat ze als sawah nagara moesten beschouwd worden (20).

De personen, die de sawah nagara in den sulthanstijd aanlegden, behoorden tot allerlei categoriën. Zoo hadden eenigen haar ontstaan te danken aan vrije lieden, mêrdikas (1, 2, 15, 7), anderen aan rijks-slaven, abdi\'s. dal zijn personen, die rnet de wapenen in de hand, door den Islam overwonnen waren (10, 12); enkele aan liedendoor den sulthan lol paiidelingen gemaakt, oetangans, omdat zij niet in slaat waren de kosten hunner vestiging te voldoen (12), of aan Lam-pongers, door den sulthan naar Tjaringin verbannen, om aldaar hun straftijd te ondergaan (3o).

Dit laatste is hel eenige voorbeeld dat, buiten het Noorder regentschap, sawah nagara zijn aangelegd;

len aanzien der sawah wakap.

Omtrent deze soort van sawah, bestemd om tot onderhoud eener masigit of der geestelijkheid Ie dienen zal meer uitvoerig gehandeld\' worden in de hoofdstukken; Wijze van bezit der gronden en Sawahs noch individueel, noch communaal bezeten.

Genoeg zij het hier te vermelden, dat deze soort van sawahs, voor zoover ze niet door partikulieren wakap zijn gemaakt en omtrent haren aanleg nog iets bekend is, zijn daargesteld door de geestejijken in persoon, bijgestaan door hunne volgelingen (7, 14).

65

-ocr page 98-

HOOFDSTUK VI.

Wijze van bezit der gronden.

Heeds vóór tie invoering van ilou Islam schijnen zich Javaansche kolonisten op de noord- en westkust van Uanlam lol aan Tjaringin te hehlien gevestigd.

Zekere Hassan Oedin, gekomen volgens de overlevering van Che-ribon —- volgens de Porlngeesclte gescliiedschrijvers van Aljin op Sumatra — predikte het eersl den Islam onder hen. Waarschijnlijk waren 2ij landgenooten, daar in die streken thans nog Javaansch niet den a-kiank , het zoogenaamd Cherihon-Javaansch, gesproken wordt.

Aanvankelijk schijnt alleen overreding hel middel geweest te zijn om aanhangers Ie winnen voor de nieuwe godsdienst, welke echter weinig ingang vond. Doch omstreeks hel jaar 1322 werd de loevlugt tot de wapenen genomen.

In 1322 toch kwam de Portugees Henriquez de Leme Ie Bantam. Hij vond den koning van Sunda. Samiam (\') genaamd, in oorlog met de Mahomedanen en sloot met hem een verdrag, waarhij den Portugezen , als helooning voor tie door hen tegen de Mahomedanen verleende hulp, vergund werd eene sterkte Ie houwen. Bantam stond le dier tijde dus nog onder een Hindoevorst.

Toen zij in 1327 terugkwamen om van die vergunning gebruik te maken, vonden zij het land in de magt der Mahomedanen, die niel wilden toeslaan, dat een fort werd opgerigl. Welke de gevolgen dier weigering zouden geweest zijn indien het schip met de inalerialen voor het le houwen lort niel ware vergaan, valt moeijelijk te zeggen. Zeker is hel dal de Portugezen onverrigter zake aftrokken.

De strijd tegen den Islam is in hel Noorderregentschap hegonnen. Een hevige tegenstand werd gehoden door de desa Bagas, district Onderandir, waar zekere iïengas Djalie hevel voerde (8). Een der voornaamste verdedigers van de voorvaderlijke godsdienst was zekere Poeljoeh-Oemoen. die zich eerst teruggetrokken had naar Goea Tem-

;*) Dit zal wel Sanghyang moeten zijn, den ouJeu titel der volkshoofden (49).

-ocr page 99-

VI.

Itaga (tegenwoordig de desa IJaloengin, districl Scrang) en latei\' met zijn aanhang, de adjar domas (de 800 ad jars = kluizenaar, leeraar) de wijk nam naar Toeboei, aan den voet van den Poelasari. Hier werd, volgens de overlevering, in de vlakte van Kadoe-hedjo (district Tjimanok) de strijd lusschen de beide partijen door oen hanengevecht beslist.

De overwinnaars schijnen niet verder zuidwaarts te zijn getrokken en zich tevreden gesteld te hebben met de onderwerping der bovenlanders, zonder hen te noodzaken den Islam te omhelzen.

Nog geruimen tijd na de invoering der Mahomedaansche godsdienst in Bantam, bleven daardoor in de Bovenlanden de oude gewoonten omtrent bet landbezit bestaan en eerst langzamerhand schijnen de voordeden der natte rijstkultuur en de mogelijkheid om, bij omhelzing van den Islam , grondeigendom te verkrijgen, de bewoners dier streken er toe gebragt te hebben, tot de nieuwe godsdienst over te gaan.

Echter bleef een gedeelte der bevolking, met vermijding van alle vreemde inmenging, aan de oude godsdienst getrouw en hare alstam-melingen zijn het, die bekend onder den naam van Badoeis, thans nog aan de voorvaderlijke gebruiken vasthouden. Bij ben zal men dus dienén na te gaan, welke regten vóór de invoering van den Islam op den grond werden uitgeoefend. (1)

5

1

Beschouwt men tie Badoeis niet als Boeddhisten, maar als aanhangers der godsdienst, welke vóór de komst der laatsten op Java en vooral in het rijk van Fadjadjaran gevolgd werd, dan vindt men bij hen den oudsten vorm van het grondbezit terug. Het is niet waarschijnlijk, dat het ilindoeisme zijne wetgeving omtrent den grond naar Bantam beeft overgebragt. Men weet dat de eenvoudige godenvereering op de toppen der bergen op geheel Java, met uitzondering voornamelijk van haar westelijk deel, vervangen werd door bel Boeddhisme, tijdens zijne overbrenging reeds tol een toppunt van ontwikkeling gestegen, kenbaar aan de prachtige tempels, waarvan de Boroboedoer dever-hevenste uitdrukking schijnt geweest te zijn. Twee godsdiensten bestonden dus op Java naast elkander: de aanbidding van steenen, soms ruw behouwen, om cr eeuig kenmerk van de menscheiijke gedaante aan te geven (arljas), en eene godenvereering, welke in tempels plaats vond, wier beelden het kenmerk dragen eener vergevorderde beschaving. Welnu, nergens iu Westelijk Java wordt eenige tempelruïne gevonden, slechts bier en daar een beeld, tot het Hindoe-pantheon behoorende, waarschijnlijk naar Bantam overgebragt door de Javaansche kolonisten, die zich op de noord- en westkust hadden gevestigd. Ook van de beeldentype, welke zich uit hel Boeddhisme ontwikkelde en meer speciaal aan Java eigen was (Modjopait en Bali), zijn geen exemplaren in Bantam aangelroffen. Verb. Bal, Genootscb. Deel XXXili p. 17, 78. 251, 253, 255 270 eu volgg,

-ocr page 100-

VI.

Volgens de Badoeis berust de eigendom van allen grond bij den souverein (Maharatoe). Wil men dien beplanten, dnn moet men vergunning bebben van den pohon, bet geeslelijk en wereldlijk boofd van dezen stam. De te ontginnen grond wordt door bcm aangewezen; door alien, die er een perceel in bekomen, gezamenlijk (tjatihan) ontgonnen en voor 5 jaren in gebruik genomen.\' Eigendomsregten of erfelijke bezitregten mogen er niet op uitgeoefend worden; slechts wat geplant is, behoort aan den planter. Met uitzondering van padi, mag men geen gewas op een stuk gronds verbouwen, of bet moet met andere gewassen vermengd zijn. Eigen erven of boomgaarden mag men niet bezitten; een enkele vruchtboom echter wel, die dan ook hij erfenis op de afstanimelingen van den planter kan overgaan. Alles wat met de natie rijstkulluur in verband staal, is verheden. Ploeg en paljol mogen niet gebruikt worden , zelfs geen bulfels in. de desa aanwezig zijn. Men kenl alleen hoenuis, drooge rijstvelden.

Verscheiden van deze gewoonten zal men nog in Bantam aan!reCfen, niettegenstaande zij afwijken van bet Mahomedaansch regt. Zij vinden echter eene gereede oplossing in de omstandigheid, dat de oorspronkelijke bevolking niet overal is gedwongen den Islam te omhelzen, maar de Mahomedaansche vorst zich tevreden heeft gesteld met bare eenvoudige onderwerping, zonder haar te noodzaken de voorvaderlijke gebruiken vaarwel te zeggen. Gelijk reeds werd medegedeeld , is zij later vrijwillig tot de nieuwe godsdienst toegetreden om de voordeden, die de natte rijslkultimr aanbood en kreeg zij dienlcHyevolfie den eigendom der door baar bezeten velden. Zij behield echter hier en daar van de oude gebruiken, wat met de nieuwe orde van zaken heslaanhaar was.

Men vindt tegenwoordig in Bantam vier soorten van gronden, wier reglstoestand verschillend is:

1quot;. woeste gronden;

2°. wakapgronden;

66

5o. rijksgronden, staatsdomein;

4quot;. gronden in privaat bezit.

-ocr page 101-

VI. § 1.

§ 1. Woeste gronden.

De Mahomcdaansclie wet onderscheidt, deze in gronden, die

a. ten eeuwigen dage woest zijn geweest;

b. vóór de invoering en\'

c. na de invoering van den Islam woest zijn geworden.

De beide eerste zijn res nullius. Bij de derde soort van woeste gronden hangt alles af van de vraag, of de oude eigenaars nog hekend zijn. Is dit liet geval, dan mag niemand zich die gronden toeeigenen. Zoo neen, dan is dit geoorloofd, na verkregen magtiging van den Souverein. Volgens sommige wetgeleerden (Safeï, aan wien het meeste gezag in den 0. I. Archipel wordt toegekend) kan men echter van vroeger ontgonnen gronden, waaraan de eigenaars niet meer hekend zijn, nimmer den vollen eigendom bekomen. (\')

Hel onderzoek naar het grondbezit beeft het volgende aan het licht gebragt:

De onontgonnen grond wordt vrij algemeen beschouwd als hak oeüah d. i. aan niemand toebehoorende. Een ieder, dus ook bet Gouvernement, kan dien in gebruik nemen.

Enkelen — en bier trelfen we waarschijnlijk eene herinnering aan van den regtstoestand, die vóór de invoering van den Islam geldende was — zijn van meening dat de onontgonnen grond aan bet Gouvernement behoort (15). Zij geven daarvoor de navolgende reden:

Alle grond, vóórdat er ontginning heeft plaats gehad, behoort in eigendom aan Kandjëng Goesti Pangeran (God). Als men van iets gebruik wil maken, dat aan een ander toebehoort, moei men daartoe eerst verlof vragen. Daar God inzag dat de menschen onmogelijk met Hem over aardsche zaken konden spreken, heeft Hij de wereld verdeeld onder vorsten (ratoes), die Hem ieder in het gedeelte, dat zij beheeren, vertegenwoordigen en den eigendom verkregen hebben van den woester» onbevverkten grond (55).

§ 2. W akapyronden.

De invoering van den Islam in Bantam heeft op sommige plaatsen

67

-ocr page 102-

VI. g 2.

door vrijwillige onderwerping, op andere na iiardnekkigen tegenstand plaats gevonden. Tot bewijs voor dit laatste mogen, behalve de gescliied-kundige overleveringen, de menigte alnli- (slaven) desa\'s strekken, die zoowel in het Noorderregentschap als onder Pandeglang en Tja-ringin aangetroffen worden.

Het is hekend dat de grond van een land, waar de Islam is ingevoerd, onverschillig of de hevolking dien ontving! uit vrees voor het vijandelijk leger, zich vrijwillig onderwerpt dan wel door geweld van wapenen overwonnen wonll, in den toestand verkeert van wakap, dat is, dal hel genot komt aan de Muselmansche gemeente, waarvan de vorst de vertegenwoordiger is. In zoover kan men zeggen dat meest alle gronden op Java wakap zijn.

Dit geldt echter alleen in pnhliek regterlijken zin; de privaateigendom kan hij anderen licrusten.

De bewoners toch die, vóórdat het lol een oorlog komt, den Islam ombelzen, behouden den eigendom hunner landen. Dit zijn de zoogenaamde desa mardika.

Worden zij door kracht van wapenen ten onder gehragt, dan verliezen zij dien per se en gebeurt het niet zelden dat de grond onder de veroveraars wordt verdeeld, die er dan eigenaars van worden. Dit zijn de zoogenaamde desa-abdi (rijksslaven).

Onderwerpen zij zich ten gevolge van een tractaat, dan kan bun daarbij de privaateigendom hunner velden gelaten of ontnomen worden.

In hel eerste geval moeten zij van die landen eene schatting (padjëg) opbrengen. Wordt de privaaleigendom aan de bevolking ontnomen, dan mag zij die gronden toch bewerken, legen opbrengst van een gedeelte der vruchten (Ijoeke). Die inkomsten kunnen door den vorst beslenul worden om lol bezoldiging te dienen der ambtenaren.

Daar dit in nagenoeg alle desa\'s bel geval is geweest en met uitzondering der desa-abdi schier overal 1 u 2 sanggas padi per houw^ dus eene vaste schatting moest worden opgehragt, kan men aannemen, dat over bel algemeen de privaaleigendom der gronden aan de vroegere hezillers is gelaten. Zell\'s vond dil in eenige desa-abdi plaats (7,8).

Gronden in privaat bezit kunnen echter, door beslemming van den eigenaar, in den toestand van wakap komen en mogen dan lol geen ander doel worden aangewend.

Slechls zoodanig wakap gemaakte gronden lrelt men thans nog aan.

68

-ocr page 103-

VI. § 2.

Zaken kunnen op twee wijzen wakap zijn:

1°. wakap inilik (zooals de sawah kamasdjidan) leti behoeve van een bepaald ligchaam;

2°. wakap djama, len behoeve van hel algemeen h. v. een klapper-of andere vrnchlhooni. Die er langs koml, mag er de vruchlen van plukken. Is hel eene sawah, dan heelt ieder, die er om vraagt.het regi om eene beurt in hot vruchtgebruik le hebben (7).

§ .quot;). Sawah nagara, staats domein.

Vóór de invoering van den Islam kende men in Bantam alleen de drooge rijslkultuur. Hel belang der Moelanas en dal hunner opvolgers bragt mode de nalle rijslkultuur in le voeren, want van de sawahs was hun wel, van de andere gronden niet, een zekere opbrengst verzekerd.

Dit laatste is geenzins in strijd met het Teil, dat de sulthan geregligd was op V]0 van liet geheele padigewas, omdat op de drooge rijstvelden, volgens de voorvaderlijke gebruiken, veelal padi werd verbouwd met andere gewassen vennengd.

Het laat zich dus geredelijk verklaren, dal de sullhans hunne inkomsten trachtten te vermeerderen door den aanleg van sawahs. De bevolking, in den beginne weinig genegen om daartoe uit eigen~ beweging en op eigen koslen over le gaan, moest er toe gedwongen worden door bevelen van den Vorsl. Zij weid in heerendiensl opgeroepen, ten einde niet alleen de sawahs, maar ook de waterwerken aan te leggen. Op die wijze is onder sulthan Agoeng o. a. bet groole irrigatiewerk, de Tirtajassa (sullhanskanaal) ontslaan.

De aldus aangelegde sawahs dragen den algemeenen naam van sawah nagara, — kedaleman of— hasoellhanan.

De bevolking met den aanleg van sawahs bekend geworden en het nut van den nallen rijstbouw inziende, begon van lieverlede het gegeven voorbeeld te volgen en uit eigen middelen en vrijwillig sawahs aan te leggen. Dergelijke sawahs dragen den naam van sawahjasa.

Van de rijksgronden (nagara, kedaleman of kasoelthanan) heette de opbrengst in padi, l elan dj an, ongeveer hetzelfde beteekenende als landjak, huur; van de sawah jasa pekoekoesoef, eene willekeurig be.

60

-ocr page 104-

VI. § 3.

paalde levering. De laatste hedroeg evenwel minder dan de lelandjan. Het bedrag der pëkoekoesoet werd meestal bij de ontginning of bij latere overeenkomst bepaald.

De sawab nagara, këdalëman of kasoeltbanan werden steeds in aan-deelen onder de bevolking verdeeld. Zij bezat ze niet in eigendom. Eenige bouws werden soms reeds bij den aanleg bestemd tot apanage-velden voor de leden van hel desabestuur. Om aan Ie toonen boe dit laatste kan plaats hebben, zal het noodig zijn stil te staan bij de wijze, waarop werd voorzien in het onderhoud der kinderen van den sultban en in dal der ambtenaren.

De inkomsten, welke de sultban geregtigd was van bet padiproducl te genieten, werden door hem voor een groot deel aan zijne kinderen, gunstelingen of ambtenaren afgestaan •Aspeijalon, onderhoud (van het Soendasche woord njatoe, eten). In de benedenlanden noemde men dit poe sa ka laden.

De gronden, wier padibelasting op die wijze werd afgestaan, droegen weder afzonderlijke namen, naar gelang der personen ,■ die er primilief mede begiftigd waren, namelijk:

ka war gaan, als ze gegeven waren aan kinderen des sulthans uit echte vrouwen geboren;

kanajakaan, als ze dil waren aan kinderen des sulthans uil onechte vrouwen gesproten of aan gunstelingen (26);

pangawoelaan, als ze strekken moesten ter belooning van ambtenaren, welke laatsten onder den algemeenen naam van poenggawas bekend stonden.

Meestal sirekle zich de bevoegdheid, om die inkomsten in plaals van den sultban te genieten, over ééne desa uit, doch soms ook over verscheidene. De begiftigde mogl niet alleen die inkomsten genieten van de reeds ontgonnen landen, maar ook van die, welke later zouden ontgonnen worden. Daar hij, even als de sultban het regt had, sawabs in heerendienst te doen aanleggen, laat het zich verklaren waarom niet alle sawab nagara op last van den sultban zijn ontslaan.

Het gebeurde soms dal de sullban de bevolking bij den aanleg van sawab nagara te hulp kwam met ploegvee, landimuwgereedschappen, zaadpadi enz., in welk geval die sawabs geacht werden zijn privaat eigendom te zijn. Evenzoo had hij, aan wien eene desa als pëljalon

70

-ocr page 105-

VI. § 5.

of poesaka laden was toegewezen, hel regl om enkele heerendienst-pligligcn voor zicli Ie vorderen. Liet lilj dezen sawalis aanleggen ol stond liij de bewerkers bij met ploegvee als anderzins, dan werden die sawahs zijn eigendom, zijne jasa.

Nu kou de sulllian de inkomsten van zekere gronden erfelijk verklaren en dan konden die het voorwerp van verkoop uitmaken. Hij mogt dit evenwel slechts doen van gronden, waarvan hij den privaat eigendom bezat of die hij als sawah jasa van de eigenaars had gekocht. Zoodanige pü tja ton beetle poesaka en werd gewoonlijk aan eigen kinderen gegeven.

De overige gronden, zooals de sawah nagara, die op zijn last in beerendienst waren aangelegd en wier inkomslen hij trok als ver-tegemvoordiger van hel rijk, en de velden die verlaten waren ol toe-behoorden aan personen, die misdaden hadden gepleegd en waarvan hij de inkomsten genoot als administrateur van de schatkist, konden slechts als petjaton of poesaka laden (*) worden gescbonken.

Het onderscheid Uissdien deze soorten bestond daarin, dat de eerste niel erfelijk was, al werd het regl om die inkomslen te genieten zelden teruggenomen, terwijl de poesaka laden erfelijk was in de familie van den hegilïigde, doch door haar niet mogl verkocht worden. Nog had men poesaka wegens bewezen diensten. Daar deze echter teruggenomen konden worden en bij het overlijden van den hegilïigde steeds aan bet rijk terugkwamen, zijn zij ten onregte onder de poesaka gerekend.

Die dus als petjaton gekregen had:

poesaka , had bet regl over die inkomslen als eigenaar te beschikken, behoudens de uitzondering hierna te vermelden;

poesaka laden, kreeg een erfelijk vruchtgebruik voor zich en zijne familie;

petjaton, had (in eifeclu) een erfelijk vruclilgebruik lol wederop-zeggens loe:

poesaka wegens bewezen diensten, het gewone vruchtgebruik lot wederopzeggens toe.

Om poesaka te verkoopen bad men verlof van den sultban noodig.

(*) Volgens eoiie Maleische uilli^ging hcleckent dit: poesaka boewat medja = om tc eten, lol onderhoud.

71

-ocr page 106-

VI. § 3.

Slontl deze den verkoop loe, dan wendde men zich tot den hooge\' priester, die een onderzoek instelde en het bewijs van eigendom aan den kooper al\'gaf. In dal hewijs (sommige zijn in de desa\'s gevonden) werden ligging, uitgestrektheid, grenzen en koopprijs naauwkeurig omschreven. Er werd een register van aangehouden (thans, naar men wil, nog onder den regent van Serang herustende); de kooper betaalde de onkosten.

De meeste personen, aan wie pëtjalons waren afgestaan, kwamen nimmer in de hun als zoodanig toegewezen desa\'s, maar stelden aldaar personen aan, die hunne belangen moesten waarnemen, hunne inkomsten innen en andere daartoe strekkende werkzaamheden in de desa verrigten. Dit waren de desahoofden, toen reeds bij den inlander bekend onder den naam van djaro. Zij waren dus oorspronkelijk niet veel meer dan zaakgelastigden van hunne heeren, die hen aanstelden. Was de desa niet als pëtjalon aangewezen en kwamen de inkomsten van hare gronden dus aan den sulthan, dan was ook deze het, die hen aanstelde. Om nu die djaros voor hunne verrigtingen te beloonen, werden hun de inkomsten van eenige gronden afgestaan. Het waren kleine püljatons en poesaka laden binnen de grenzen van andere grootere gelegen. Daar de begiftigde er op uit was, om zoo min mogelijk van zijne inkomsten aan zijn zaakgelastigde af te geven en hij bet regl had sawahs in heerendienst te doen aanleggen, zoo werd van dit laatste een gretig gebruik gemaakt, vooreerst om zijn eigen inkomsten te vermeerderen, ten andere om, door een of meer houvvs der ontgonnen sawab nagara in gebruik aan den djaro af te slaan, zich le ontslaan van de verpligling, om de belooning aan laatstgenoemden toekomende, uit de gepercipieerde inkomsten af le zonderen.

Hel schijnt evenwel dat sommige begiftigden, hetzij door van de hun verschuldigde heerendienslen gebruik le maken, hetzij door de bevolking mei ploegvee enz. bij te slaan, voor eigen rekening sawahs aanlegden, doch daar zij te ver afwoonden om een behoorlijk toezigl le houden, die landen in eeuwigdurende erfpacht aan de bevolking afstonden, legen betaling van een zekere recognitie boven de gewone belasting.

AVas nu de pëljaton erfelijk loegewezen, dan behield de begiftigde ten allen tijde bel regl die canon en de belasting le vorderen, doch was bet geen erfelijke pëtjalon, dan verviel de laatste weder aan den

72

-ocr page 107-

VI. § 5.

staat en hierdoor laat zich verklaren, dat de bevolking die savvahs als savvah nagara beschouwde.

Het is echter ook mogelijk, — omdal van dergelijke sawahs» behalve de gewone belasting, ook nog pekoekoesoet werd opgebragt,— dat zij oorspronkelijk door de bevolking uit eigen beweging waren aangelegd (jasa) en wederregtelijk door den begiftigde aan haar ontnomen. Want terwijl bij de gewone sawah nagara het vruchtgebruik van het aandeel regtens niet den dood ophield, ging hel aandeel vau de hier besproken sawahs, per se op de erfgenamen der aandeelhebbers over.

De sawah nagara, kedaleman of kasoellhanan waren dus in heeren-dienst aangelegd, hetzij op last van den sulthan, hetzij op last van hem aan wien de desa, waartoe die gronden behoorden, alspëtjaton was afgestaan.

De eirond dier sawahs was in vruchtgebruik hij de bevolking; de belasting, die er van moest opgebragt worden , behield de sulthan voor zich, in welk geval de sawahs kasoellhanan genaamd werden, of kwam aan hem, die er de pëtjaton van had.

Werden nu in eene desa, tot petjaton afgestaan, door den begiftigde voor eigen rekening of door de heerendienstpligtigen, die hij geregtigd was voor zijne persoonlijke dienst te vorderen, nog niet ontgonnen gronden tot sawahs aangelegd, dan werden die zijn eigendom. Bebouwde hij die op eigen kosten, dan sprak het van zelf dat hij alle inkomsten genoot. Daar echter niet alle pëljatons erfelijk werden toegewezen, kon het gebeuren dat het regt van den sulthan, om de belasting van het padiproduct Ie innen, te eeniger tijd herleefde. In de meesle gevallen waren die sawahs, jasa van den begiftiqde, aan de bevolking in gebruik gegeven, daar hij zich gewoonlijk aan het hof of ver van de desa ophield, soms zelfs in erfelijk vruchtgebruik tegen betaling van een zekere schatting. Hield nu het regt van den begiftigde om de belasting te innen op, of had hij die sawahs misschien gedeeltelijk in heerendienst doen aanleggen en gedeeltelijk voor eigen rekening of door de hem toekomende heerendienstpligtigen, dan beschouwde de bevolking die ook als sawah nagara, omdat zij wel het gebruik van den grond, maar niet den eigendom daarvan bezal.

Toen in 1808 de Banlamsche benedenlanden onder Europeesch gezag werden gesteld, vervielen aldaar de pëljatons. De pangerans

75

-ocr page 108-

VI. § 3.

en mindere hoolilen kregen zooveel sawahs, als zij voor zich en hun gevolg behoefden en de slaat vorderde voor zich de helasling, welke oorspronkelijk aan den sullhan toekwam. Gedurende het kort daarop gevolgde Engelsch tusschenhestiiur, werden ook de hovenlanden ingelijfd en het landrenteslelsel in Bantam ingevoerd.

Voor de bezitters van gronden was het vrij onverschillig of zij de belasting opbragten aan den begiftigde of aan het Gouvernement. Geenzins was dit hot geval met de begifügden zelf. Zij verloren hunne politieke positie. Aan de ontevredenheid dezer inlandsche grooten moeten voornamelijk de onlusten worden loegeschreven, die Bantam tot 1832 hebben geteisterd, toen dat gewest eenvoudig in regentschappon werd verdeeld. Het Gouvernement werd zooveel mogelijk onkundig gehouden omtrent zijne \'•egten op de sawah nagara; de inlandsche groolen hielden hunne erfelijke region slaande en inden de belasting der gronden, als of zij die nog als peljaton bezaten; het Europeesch gezag durfde dit niet tegengaan of was niet genoeg op de hoogte, om de knoop door te hakken en de bevolking zat op dubbele lasten. Zij meende dat het Gouvernement hieraan zijne goedkeuring hechtte en werd door de hoofden, die belang hadden haar in een ontevreden stemming te houden, in dat denkbeeld gesterkt. Welzijn die knevelarijen door verloop van tijd veel verminderd, doch de omstandigheid, dal de regenten gewoonlijk uit do vroegere sulthansfiimilien hunne vrouwen kozen, beeft te weeg gehragt, dal thans nog dikwijls ongeoorloofde schattingen worden gevorderd. Wel verre van dit legen te gaan of het Gouvernement behoorlijk in te lichten, hebben de regenten die knevelarijen toegelaten of in de hand gewerkt en daardoor als hel ware den geheimen strijd legen hel Europeesch gezag gaande gehouden. (1)

Bij het onderzoek of sawahs als staatsdomein of als parlikulier eigendom moeten beschouwd worden, kan men als kenmerk aannemen» dat zij lot de eerslen behooren als er vroeger lelandjan, tol de laalslen als er pekoekoesoel van werd opgebragl.

74

Uil de ligging der sawahs kan men geen gevolgtrekking maken ter oplossing van deze kwestie. De sawah nagara zijn zeer zeker de oudsle sawahs en zooals natuurlijk is, werden de beste gronden sleeds

1

noch conimunaal bezeten worden.quot;

-ocr page 109-

VI. § 3.

hel eersl ontgonnen. Hel minder geschikle gerteelle bleef over voor hen, die later ontginningen zouden willen doen. Zoo zijn ohder de desa Sidaijoe tie hooger, onder de desa Pasisir Oedik (beiden gelegen onder Tanara) de lager gelegen sawahs sawah nagara, omdat men in eerstgenoemde desa overlast van, in de laatste daarentegen gebrek aan water heelt. Zoo kon het ook ligt gebeuren, dat stukken sawah nagara, zoo als ook werkelijk veelal het geval is, midden lusschen sawah jasa kwamen te liggen. Van daar dan ook dat de gronden, gelegen in de nabijheid der rivieren en in de uithollingen van het terrein (léhak), het eersl in sawahs herschapen werden, terwijl het overige gedeelle van hel terrein nog\' woest en met bosch bedekt bleel

DO ^

of als tipars en hoemas gebezigd werd. (\')

üe sawah nagara zijn thans nog, wal zij onder het Bantamsche rijk waren: slaafsdomein.

^ 4. Gronden in privaat bezil.

Hel in gebruik nemen van woesten, onbewerkleu grond geschiedt door ontginning.

De grond die hak oellah was, wordt hak oei Adam (van den mensch).

Om Ie mogen ontginnen behoeft niemand verlof te vragen, met uitzondering van hen, die het gevoelen zijn toegedaan, dal de grond aan den vorst behoort.

Reeds vroeger werd medegedeeld, dat die meening waarschijnlijk een overblijfsel is van den vóór-Islamitischea lijd, daar ten gevolge van de invoering dier godsdienst zeer zeker de eigendom van den grond in Westerschen zin verkregen is. Hel is dan ook opvallend, dat de desa\'s waar lol onlginning hel verlof van hel desahoofd ver-eischt wordt of werd (6, 7, 15, 50, 51, 55, 54, 57, 47) lol de alleroudsten van deze streken behooren of gezocht moeten worden in de bovenlanden, wier bevolking zich wel aan den Mahomedaanschen vorst onderwierp, doch bij hare voorvaderlijke instellingen en gewoonten gelaten werd, terwijl men die zelfde voorschriften thans nog bij de Badoeis in zwang vindt (47).

75

-ocr page 110-

VI § 4.

Het is evenwel niet Iwijfelachlig of de Islam heeft den vollen eigendom van den grond geschonken.

Dit moge daarnil blijken, dat de bewoners der desa mardika (21. 22, 23, 24, 2», 27) die vrijwillig den Islam hadden aangenomen, vroeger, dat is na hunne hekeering, verspreid in hunne hoomgaarden woonden (4, 9, 15, 21, 24, 23, 26, 5ö, 58), welke zij als hun eigen erf heschouwden. Bij de desa-ahdi daarentegen (7, 8, 12, 49) wier inwoners door geweld van wapenen lot den Islam waren geliragl, vindt men nergens gewag gemaakt van de omstandigheid, dat de bevolking vroeger in hare boomgaarden huisde of een eigen erf bezat. En toch bestonden beide soorten van desa\'s reeds vóór de invoerins van den Islam en zou haar oudste regtstoestand dezelfde moeten zijn, zoo niet de nieuwe leer daarin verandering had gehragt.

öij sommige oude desa\'s (17, 53, 45, o4) wordt medegedeeld, dat hare bewoners reeds sinls onheuchelijke tijden in één kampoeng ver-eenigd woonden. Daar nu het aanleggen van boomgaarden bij de Badoeis verboden is en die stam Ie zamen in één kampoeng wonen moet, zoo kan men aannemen dal de toestand, bij de desa mardika geconstateerd, dat is de eigendom van den grond, hel gevolg is ge\' weest van de nieuwe godsdienst.

Trouwens do desa\'s, waar men verlof noodig heeft om te ontginnen en dus de woeste grond geacht wordt aan den vorst te hehooren, beweren, even als de overige desa\'s, eigendoms- of onontneembare regtcn op den door haar ontgonnen grond verkregen le hebben.

76

Feitelijk heeft de vorst, dat is het Gouvernement, meermalen beschikt over reeds ontgonnen grond, zonder dal de eigenaars zich daartegen hebben verzet. Of dit nu regtens geschiedt of een gevolg \'s der slaafsche onderwerping aan de volken van den Indischen Archipel eigen, welke hen gewoonlijk doel zeggen, dal niets hun in vollen eigendom toebehoort, dal alles des no ids ter beschikking is van den vorst, zelfs hunne vrouwen en kinderen (\'), valt moeijelijk uil te maken-Het is echter waarschijnlijk, vooral met het oog op den ouderdom dier desa\'s, dal de overlevering van den vóór-Islamitischen tijd, — toen de grond slechls voor 5 jaren in gebruik werd genomen en dus

(\') Kil seliijul slechts cene wijze van spreken, even als ons: om U Ir dienen, wanneer men legen iemand spreekt, dien men ontzien moei of denkt te moeten ontzien.

-ocr page 111-

VI. § 4.

na dien termijn aan den eigenaar, den Maliaraloe, terugkwam, — Lij die bewoners het denkbeeld heelt levendig gehouden, dal de grond aan den vorst hlijfl hehooren en dat zij in verband daarmede uitleggingen hebben gezocht, welke voornamelijk op de beide volgende nederkomen;

lo.. Het gebied, door God aan een vorst in eigendom afgestaan, kan zóó groot zijn, dal het zeer moeijelijk is, om hem persoonlijk vergunning Ie vragen tot ontginning. Daarom heeft de vorst wederom personen, die hem in elk gedeelte van zijn gebied verlegenwoordigen, zoo als de dhemang in de districlen en het desahoofd in de desa\'s. Aan dezen laalsten moet men dus verlof vragen om gronden te ontginnen. Door dat toe te staan schenkt hij, als vertegenwoordiger van den vorst, den eigendom van dat stuk grond, heeft hij er zijne reglen op verloren en inag hij het later niet terugvorderen (lamoen di bikeun, banten beunang di tjokot deui). De vorst echter, als vervanger van God, kan (dit strookt weinig met bet voorgaande) tijdelijk over zoodanige gronden beschikken of zelfs den eigendom ontnemen, als de bezitter daar aanleiding toe geeft (35).

2o. Het gevolg der inbezitname van don grond, met het voornemen om dien voortdurend te gebruiken, is, dat men ononlneembare reglen op hel gebruik van dien grond verkrijgt. Die onontneembare regten — welke men door het woord jasa, in zeer algemeenen zin genomen, uitdrukt — zijn liet, die men zich toeeigent, waarvan men eigenaar wordt, niet van den grond zeiven (ngakoe jasa, ngakoe padawae tanah). Het nudum dominium blijft dus bij den vorst, het dominium nlile komt bij den gebruiker van den grond (15).

De regten, die de bevolking ten gevolge van ontginning uitoefent, nemen een\' aanvang bij de handeling van naravvas, zoodra namelijk de teekens gesleld zijn.

Die handeling verrigl men altijd persoonlijk, door eigen werkzaamheid. Dit laatste wordt door het woord jasa uitgedrukt (4,6,7,15 14, 1U, 20, 21, 29). Alles is jasa wal door eigen werkzaamheid is verkregen.

Het is echter niet voldoende, dat men die teekenen gesleld hebbe om alle individuele beziiregten te bekomen, die men met volledigen Europeschen eigendom kan gelijk stellen (milik). Daartoe is nog eene

77

-ocr page 112-

VI. § 4.

handeling noodig, waardoor men aantoont, dat men zich die regten toeeigent (di akoe) (14, 02) en dit geschiedt door de handeling van ngaleuweungan, het overzigt verkrijgen van het te ontginnen stuk grond. Dit behoeft men echter niet persoonlijk te verrigten.

Jasa duidt dus aan, dat er eiyen werkzaamheid heeft plaats gevonden. Dit is overal toepasselijk, zoowel hij gronden die men voor goed, als, gelijk de hoema onder Lehak, die men tijdelijk in bezit neemt.

Milik is het individueel regt van hem , die de handeling van narawas heeft verrigt cn geloond, door toeëigening (akoe) zich de daaruit voortvloeijende regten voor te behouden (7 , 8, 21, 31, 52, 4a).

Daar echter de in eigen werkzaamheid verrigte handeling van narawas, schier altijd gevolgd wordt door toeëigening, meestentijds zelfs met dat doel geschiedt en, in verreweg de meeste gevallen, de verdere handelingen der onlginning ook in eic/en werkzaamheid plaats vinden — zoo heeft men de daaruit voortspruitende regten ook jasa genaamd en duidt het woord milik meer de individualiteit van het bezit aan (52). Van daar dat het primitieve onderscheid tusschen beide woorden niet altijd wordt in acht genomen (49) en aan jasa de beteekenis van milik gegeven, dat is met andere woorden: aan de oorzaak de waarde wordt toegekend van hel gevolg.

Dat echter het verschil daarom niet geheel uil hel oog wordt verloren, kan daaruit blijken, dat wanneer de handelingen der ontginning, die op de in eigen werkzaamheid volbragte handeling van narawas volgen, niet door den ontginner persoonlijk worden verrigt, maar ten zijnen behoeve of op zijne kosten, de gronden bij het woord jasa, dat van sorangan voegen (21, 26, 28, 4G, 50, 31) niettegenstaande in beide die gevallen de milik der gronden verkregen wordt. (\')

78

Door de handeling van narawas verkrijgt men dus tijdelijke gebruiks-reglen, door de verdere bewerking de milik, dat zijn voortdurende gebruiksregien, onverschillig of men die ïn eigen werkzaamheid of door middel van anderen beeft verrigt. Van daar dat, zoolang de teekenen no« ziglbaar zijn, niemand eenig regt op dien afgebakenden grond mag uitoefenen, tenzij met uitdrukkelijke toestemming van den onlginner (51, 43) of dal deze verklare van de verdere bewerking al\' Ie zien (30). Die lijdelijke regten zou men des noods kunnen rekken tot na den tijd, dat de gestelde teekenen onzigthaar zijn ge-

-ocr page 113-

VI. § 4.

worden, door aan hel, desahoofd kennis le geven, dat men zich voorstelt dien grond later te bewerken (28). Op sommige plaatsen duren die lijdelijlic regten slechts 7gt; jaren (57, 39, 47). Daar schijnt men weder een overblijfsel te ontmoeten van de oudste gebruiken, volgens welke men slechts voor zóó langen tijd den grond in bezit mogt nemeu.

Doch zelfs daar, waar het gewoonte is den grond slechts voor één of voor een paar oogsten in gebruik te nemen (59, 40, 41, 42,45, 47, 48, 35, 1gt;6) kan men, door het maken van een teeken (kitri), zijn voornemen te kennen geven om dien grond Ie behouden. Dit, geschiedt dan ook wel, als men dien later in sawab wil herscheppen of als hij digt bij de desa gelegen is (59, ü5).

Die de milik hecfl van een stuk grond, bezit individuele erfelijke regten (G, 115, 54). Hij mag over dien grond op de onbeperktste wijze beschikken (21, 28, 49), hem verkoopen (8, 54), hem verhuren of omtrent de bewerking contracten met anderen aangaan (54), hem voor schuld verbinden of aan den handel onttrekken door hem wakap te maken (8), daarover hetzij bij schenking onder de levenden, hetzij bij uiterste wilsbeschilddng, ten behoeve zijner erfgenamen beschikken (8, 54). Is dit niet geschied dan behoort hij, na doode van den bezitter, tot diens boedel (8). De milik slaat dus met Europeschen eigendom gelijk (7, 8, V6, 21, 55, 54, 5lgt;, 52). Het eenige onderscheid bestaat daarin, dat hot Gouvernement zich het regt heeft toegekend tijdelijk over den grond, ten algemeenen nutte te beschikken, zonder lot schadevergoeding aebouden le zijn, (\') en de eigenaar hierin beeft berust, terwijl, bij dergelijk geval in eene Europesche maatschappij, schadevergoeding zou verschuldigd zijn.

79

Om die regten le kunnen uitoefenen is het volstrekt niet noodig, dat de grond werkelijk in gebruik genomen zij. Hel is voldoende dat eenige handeling van ontginning, volgende op die van na ra was, hebbe plaats gehad. Zoo deden zich gevallen voor, waarin nog nicl bebouwbaren grond werd verkocht (20, 51) — bij geschiktheid om in sawahs herschapen le worden, zelfs zeer gebruikelijk (43); waarin hij voor een zeker aantal jaren en voor onbepaalden lijd, tegen genot van een zeker gedeelte van den oogst, in bewerking werd afgestaan (34), waarin daarover bij uilersten wil werd beschikt (9) en waarin hij;

(\') Gelijk laler hlijken /.al heeft liet Gpuvcmemenl raceimakn schadevergoeding aeseven en daardoor als hel ware het rest van eisendom des inlanders erkent.

-ocr page 114-

VI § 3.

In de derde plaats moeien daaronder gerekend worden de reglen, door inlandsche hoofden op apanagevelden uitgeoefend, welke per se op den nieuwen titularis overgaan (1, 2, 3, 1, 10, 11, 12,

14, 15, 3d).

Daaronder kunnen verder gebragt worden de regteu der gees-lelijkiieid om de vruchten te plukken der wakapgronden, gronden in de doode hand, die evenmin aan anderen, als de titularissen kunnen overgedragen worden (2, 10, 14, 21).

Eindelijk kan men daaronder rekenen alle regten, voortvloeijende uit huur, uit contracten tot bewerking van den grond en uit inpand-name wegens voorgeschoten gelden.

Erfelijke regten worden uitgeoefend op de tegalgronden, en de sawahs, welke men zich voor goed heeft toegeëigend; op sommige sawah nagara, waarvan de aandeelen steeds op de erfgenamen van den bezitter overgaan (16, 20) en eindelijk op die gronden, waarvan men door koop, erfregt of schenking eigenaar is geworden.

Bezit men eenmaal bouwgronden, dan kan men, zonder speciale verrigtingen, regten verkrijgen op gronden, die daaraan gelegen zijn.

Zoo is men eigenaar van de oeloeran, al heeft men zich die niet toegeëigend (14, 26, 27). Oeloeran is de voortzetting van de helling van een stuk grond, tusschen hetwelk en de zee (of de rawa, of de rivier) zich geen bebouwde grond meer bevindt (7). Zij is het aanhangsel van dien grond, vormt er den natuurlijken waterafloop van (9, 14) en behoort aan hem, die den grond aan den kant van de zee, de rawa of de rivier bezit (1, 2, 3, 8, 9, 13, 14, 18, 26, 27). Op sommige plaatsen is men gewoon slechts drie kanten van bet stuk grond te begrenzen, waardoor men te kennen geeft, dat men zich den grond toeëigent, zoover die naar het laagstgelegen gedeelte, in bouwgrond te herscheppen is (9). Hel nog lager gelegen gedeelte is dan de oeloeran. Zij wordt niet altijd door den eigenaar benuttigd (1).

Ook tengevolge van aanslibbing kan men op die wijze eigenaar worden van stukken gronds.

Ophooging van grond door aardstorting, noemt men oeroeg (37, 44); geschiedt dit door aanslibbing: saew (31, 48, 53). Heelt de ophooging plaats aan de zeekant of veroorzaakt zij het ontstaan van zandbanken aan de monding eener rivier, dan heet dit boengin (52, 53).

82

-ocr page 115-

VI. § 5.

llelgcen door ophooging aan de oevers der rivieren ontslaat, noemt men nambo ol\'nenmnbou (nilerwaarden (\')) (9, 45), aan zee landjoengan (vooruilslekeiule piinl, kaap) (7).

Het. afscheuren van een stuk gronds, hetwelk zich óf vasthecht op eene andere plaats van den oever ól\' midden in de rivier een eiland wordt, staat hekend onder den naam van hahankir (7, 9, 37).

Hieromtrent gelden de navolgende regten:

Uilenvaarden en kapen komen aan hem, wien de grond toebehoort, waar de aaiislihhing ol\' ophooging plaats vindt (7, 8, 9, )7, 31 , 3ü, 37, 39, 44, 45, 48, 50, 52, 53).

Een eiland, dat door ophooging in de rivier en aan de monding daarvan ontslaat, hehoort aan niemand, is hak oellah (7,8, 31,37, 40, 41, 44, 48, 49, 53). Wanneer hol zich echter vormde achter een hoom, die aan iemand toehehoort, dan zon deze erdomilikvan krijgen (44).

Slitl.hen, die door de kracht van het water van een oever worden losgerukt en hetzij lager aan denzell\'den oever, hetzij aan den tegen-overliggenden vastraken of zich midden in de rivier tol een eiland vormen, hlijven aan den primitieven eigenaar toehehooren (7, 8,9, 31, 37, 48, 52, 53), zell\'s al is de rivier de grensscheiding tusschen desa\'s olquot; dislriden (7, 31). Slechts in ééne desa (48) is het daar-enhoven uoodig, dat de grensteekenen van liet losgerukte stuk nog eenigzins zigthaar zijn.

Bij het droogvallen eener heddinij (waloengan) zijn de regten niet overal dezelfde. In ééue desa (53) heweerl. men, dal zoodanige bedding aan niemand toehehoort en dus door ieder, die wil, kan toegeëigend worden, doch in de meeste gevallen komt de eigendom voor de helft aan de eigenaars der beide oevers (7, 44, 4G, 49, 50). Hierop is echter eene uitzondering bekend , namelijk indien de eene oever laag, de andere zeer sleil is. In dal geval wordt de bedding geacht toe Ie komen aan den eigenaar van den laagslgelegcn oever, omdat de steile oever dan als vaste grens van den daaraan gelegen grond wordt \'beschouwd (46).

83

Een bijzonder geval, dat zich in eene dtsa voordeed (52), werd door eene transactie beëindigd. Eene sawah was door de kracht van hel

6\'

-ocr page 116-

VI. § 4.

zonder verzei van anderen, hij overlijden op de erfgenamen over-

g\'ng (8) (\')•

Bij sawalis, die onmiddellijk van onontgonnen grond in dien toestand worden gebragt, gelden dezelfde regelen. Verandering in de bestemming van den grond doel de regten behouden, die men reeds op den grond had (lö, 28).

Gelijk reeds bekend is gesteld, is hel slechts in enkele desa\'s noodig vergunning le bekomen alvorens tol ontginning te mogen overgaan (50, 51, 53, 54, 57, 47). Kennisgave aan bel desahoofd daarentegen is vrij algemeen gebruikelijk, soms van hel voornemen om een stuk grond in gebruik le nemen (14, 21, 50, ü4), doch in de meeste gevallen eerst nadat de handeling van narawas is verrigt (9,20,59. 40, 41, 42, 45, 46, 48).

In sommige desa\'s is de vreemdeling tot de kennisgave vernligt (35, 155, 156).

Het desahoofd zou echter de ontginning niet mogen tegengaan (25).

Verschillende redenen worden voor die kennisgave en dat verlof vragen medegedeeld. Hier is het omdal de gezamenlijke ingezetenen hebben afgesproken zekere boschgronden niet le ontginnen (55), daar omdat de vreemdeling niet kan weten ol\' zeker stuk grond niet reeds toegeëigend is (57). Nu eens is hel nnodig, omdat het desahoofd verpligt is van ontginningen kennis le geven aan bet districtsbestuur (29, 51, U4) of omdat hij moet kunnen constateren, dal ieder ingezetene gevolg geeft aan den vroegeren last om een bouw hoema in gebruik le nemen (41). Dan weder geschiedt hel om latere moeijelijk-heden te voorkomen, vooral ter bepaling van het tijdstip, waarop de driejarige vrijstelling van landrente ophoudt (49, üO).

Geeft men aan reeds in gebruik zijnde gronden eene andere bestemming, dan is soms vergunning daartoe noodig (5ü) doch in den regel kan men met eene kennisgave aan het desahoofd volstaan (26, 59, 46).

Voor die vergunning wordt niets betaald, evenmin als bij het doen der kennisgave. Vroeger bestond de gewoonte dat vreemdelingen,

(\') Hieruit kan worden afgeleid, hoe verkeerd liet is le spreken van regten uil eerste ontginning voortvloeijende. Ontginning in Westersehen zin beiiocft geenszins te zijn voleindigd; inbezitiiame (occupatio) is voldoende om eigendom le verkrijgen.

SO

-ocr page 117-

M § 4.

als een soorl van eigendomserkemiing (këkoesoel), 5 ikels padi aan licl desahoofd moesten geven ol\' !5 dagen len zijnen behoeve diensten praesleren (48).

Daar de kennisgave dal men gronden onlgonnen heeft, niet eens overal ver|»ligtend is, laat hel zich Itegrijpen, dal daarvan in de registers van landhezil zeer slecht aanteekening gehoiulen wordl (9, 20). Slechts in 12 der onderzochte desa\'s wordl van hel heslaan van dergelijke registers melding gemaakt. De meeslen schijnen eerst sedert een paar jaren te zijn aangelegd (20, 53). De namen der onlginners komen er gewoonlijk in voor, doch niet de uitgestrektheid. Men hepaalt zich lol de vermelding van het aantal vakken (petaks) (54, 54)» in sommige worden de sawahs eerst opgenomen als zij in de belasting vallen (15).

Met de hijhonding is nu eens de desaschrijver (54), dan weder het desahoofd met den panghoeloe belast (50); soms het districtshoofd (49,51).

Van onlginningen voor één of voor een paar oogsten worden geen registers aangehouden.

Van de onderzochte desa\'s zijn er 25, waar ingezetenen sawahs bezitten, die zij zelf hebben aangelegd en 5, waar zij zelf woesten grond hebben onlgonnen. Onder Lebak komt liet weder in gebruik nemen van vroeger reeds bebouwden, doch weder verlaten grond (reuma), veelvuldig voor.

§ 5. Hoofdverdeeling der reylen op den grond.

Men kan op de verschillende soorten van bouwgronden uitoefenen lljdeiijke of erfelijke regten.

Tot de eersten hehooren diegene, welke men op een hoema uitoefent, wanneer die voor een of meer oogsten in gehruik wordt genomen en daarna verlaten. Zij zijn lijdelijk , omdat, geen toeëigening beeft plaats gevonden (59, 40, 41 , 42, 45, 47,48,49,52,55, 56).

Daartoe hehooren voorts de regten, voorlvloeijende uit een aandeel in de sawah nagara. In den regel duren zij slechts gedurende liet leven van den bezitter, kunnen daarna op andere desagenoolen overgaan en zelfs, in sommige gevallen, gedurende het leven van den aandeelhebber ophouden, indien hij de daaraan verbonden verplig-lingen niel nakomt (1,2, 5, 7, 10, 12).

81

6

-ocr page 118-

VI. § 5.

In de derde plaats moeien daaronder gerekend worden de reglen, door inlandsche hoofden op apanagevelden uitgeoefend, welke per se op den nieuwen titularis overgaan (1, 2, 3, 5, 7, 10, 11, 12, 14, 15, 35).

Daaronder kunnen verder gebragt worden de regteu der geestelijkheid om de vruclilen (e plukken der wakapgronden, gronden in de doode hand, die evenmin aan anderen, als de titularissen kunnen overgedragen worden (2, 10, 14, 21).

Eindelijk kan men daaronder rekenen alle reglen, voorlvloeijende uil huur, uit contracten tol bewerking van den grond en uit inpand-name wegens voorgeschoten gelden.

Erfelijke reglen worden uitgeoefend op de legalgronden, en de sawahs, welke men zich voor goed heeft toegeëigend; op sommige sawah nagara, waarvan de aandeelen steeds op de erfgenamen van den bezitter overgaan (16, 20) en eindelijk op die gronden, waarvan men door koop, erfregt of schenking eigenaar is geworden.

Bezit men eenmaal bouwgronden, dan kan men, zonder speciale verrigtingen, reglen verkrijgen op gronden, die daaraan gelegen zijn.

Zoo is men eigenaar van de oeloeran, al heeft men zich die niet toegeëigend (14, 26, 27). Oeloeran is de voortzetting van de helling van een stuk grond, lusschen hetwelk en de zee (of de rawa, of de rivier) zich geen bebouwde grond meer bevindt (7). Zij is het aanhangsel van dien grond, vormt er den natuurlijken waterafloop van (9, 14) en behoort aan hem, die den grond aan den kant van de zee, de rawa of de rivier bezit (1, 2, 3, 8, 9, 13, 14, 18, 26, 27). Op sommige plaatsen is men gewoon slechts drie kanten van hel stuk grond te begrenzen, waardoor men le kennen geeft, dat men zich den grond toeëigenl, zoover die naar het laagst gelegen gedeelle, in bouwgrond te herscheppen is (9). Hel nog lager gelegen gedeelle is dan de oeloeran. Zij wordt niet altijd door den eigenaar benuttigd (1).

Ook tengevolge van aanslibbing kan men op die wijze eigenaar worden van stukken gronds.

Ophooging van grond door aardstorting, noemt men oeroeg (37, 44); geschiedt dit door aanslibbing: Aaew (31, 48, 53). Heelt de ophooging plaats aan de zeekant of veroorzaakt zij het ontstaan van zandbanken aan de monding eener rivier, dan heet dit boengin (52, 53).

82

-ocr page 119-

VI. § 5.

Hetgeen door ophooging aan de oevers der rivieren onlslaal, noemt men nanibu of nenambon (nilervvaarden (\')) (9, 45), aan zee latifljocngcm (vooruilslekemle piml, kaap) (7).

Hel afscheuren van een sink gronds, hetwelk zich óf vasthecht op eene andere plaals van den oever óf midden in de rivier een eiland wordt, slaat hekend onder den naam van hahanlar (7, 9, 57).

Hieromlrenl gelden de navolgende reglen:

Uilenvaarden en kapen komen aan hein, wien de grond loehehoorl, waar de aanslihhing ol\' ophooging plaals vindt (7, 8., 9, 17, 31,51gt;, 57, 59, 44, 45, 48, 50, 52, 55).

Een eiland, dat door ophooging in de rivier en aan de monding daarvan ontslaat, hehoorl aan niemand, is hak oellah (7,8, 51,57, 40, 41, 44, 48, 49, 55). Wanneer hel zich echter vormde achter een hoorn, die aan iemand loehehoorl, dan zou deze er do milik van krijgen (44).

Stukken, die door de kracht van het water van een oever worden losgeruld en hetzij lager aan denzelfden oever, heizij aan den legen-overliggenden vastraken of zich midden in de rivier lol een eiland vormen, hlijven aan den primitieven eigenaar loehehooren (7, 8,9, 51, 57, 48, 52, 55), zelfs al is de rivier de grensscheiding tusscheu desa\'s of districten (7, 51). Slechts in ééne desa (48) is hel daar-enhoven noodig, dat de grensleekenen van hel losgerukte stuk nog eenigzins zigthaar zijn.

Bij hel droogvallen een er bedding (waloengan) zijn de reglen niet óveral dezelfde. In ééne desa (55) heweerl men, dal zoodanige bedding aan niemand loehehoorl en dus door ieder, die wil, kan toegeëigend worden, doch in de meeste gevallen komt de eigendom voor de helft aan tie eigenaars der heide oevers (7, 44, 4G, 49, 50). Hierop is echter eene uitzondering hekend, namelijk indien de eene oever laag, de andere zeer steil is. In dal geval wordt de hedding geacht loe te komen aan den eigenaar van den laagstgelegcn oever, omdat de steile oever dan als vaste grens van den daaraan gelegen grond wordt \'beschouwd (46).

83

Een hijzonder geval, dal zich in eene dtesa voordeed (52), werd door eene transactie beëindigd. Eene sawah was door de kracht van het

6*

-ocr page 120-

VI. § 5.

84

water losgerukt en aan den legenovergestelden oever aangespoeld. De vroegere bezitter lieliield er den eigendom van. Vervolgens viel de bedding der rivier droog. Nu beweerden zoowel de eigenaar dei-aangedreven sawab als die van den grond, waartegen die sawab aangedreven was, regt te hebben op de droog gevallen bedding en wel ieder voor de helft. Doch daar zij eigenlijk niet wisten aan wie de bedding toekwam, kocht de eigenaar van den grond, waartegen de sawab aangedreven was, die sawab zelve om zoodoende latere moeijelijkheden te voorkomen.

-ocr page 121-

HOOFDSTUK VII.

Individueel bezeten sawahs.

^ 1. Onderscheiding.

De individueel bazelen sawahs heelen:

Ja sa of jasa sorangan, als zij in eigen werkzaamheid (1) en met eigen middelen zijn aangelegd;

poesaka, lihnggal of loeroenan als zij door erlenis zijn verkregen. Hieronder worden ook begrepen de zoodanige, welke men uit kracht van schenking onder de levenden (bibal) hekomen hoeft, omdat die schenking voor eene soort van erllating wordt gehouden;

Jasa Imnda, zijn sawahs, waarvan men den eigendom heelt.

Als zoodanig kan men zoowel sawab tarikan, als sawab tada en rantja bezitten.

a. Registers.

In meest alle desa\'s worden registers van de individueel bezeten sawahs aangehouden (59 desa\'s van de 52, waar sawahs gevonden worden).

De aanleg werd in 27 desa\'s, nu 2 a 5 jaren geleden, door het bestuur bevolen, in een bepaald voorgeschreven vorm.

In 12 desa\'s worden zij jaarlijks, in ééne (52) om de 2 jaren vernieuwd. Slechts op zeer enkele plaatsen hebben zij eenige waarde als bewijs van grondbezit, daar meeslentijds alleen het aantal vakken, niét de uitgestrektheid der sawahs wordt opgeteekend, wat ook moei-jelijk is, omdat nagenoeg nergens opmetingen hebben plaats gevonden. Daar de landrente in Bantam wordt vastgesteld naar het product, door weging verkregen, kunnen de registers hij den aanslag eenige dienst bewijzen en is de kennis der uitgestrektheid niet direct noodig.

1

Men zou dit ook door eigen wil of eigen handeling knnnen uildriikken

-ocr page 122-

VII. § 1.

Overigens wordt in vele registers niet gelet op de soort van sawahs, die iemand in bezit lieert, 1). v. of zij zijn sawah nagara, ol\'men ze bezit als onder|mnd voor aangegane scliiild, olquot; ze lot liet gebied van andere desa\'s belmoren enz. Men vermeldt gewoonlijk den naam van hem, die sawalis bewerkt en bet aantal door hem beplanle vakken.

Zij bieden alzoo zeer weinig waarborg aan voor juiste vermelding van ieders Iwzil en de bevolking is niet gewoon ze Ie beschouwen als middel, om dal bezit behoorlijk te constateren. De onderlinge goede trouw en de algemeene bekendheid zijn de beste zekerheid voor ieders regten.

Hel bijhouden is in tl» desa\'s aan bet desahoofd, in 10 aan den pangiioeloe, in !j aan den desaschrijver of djoeroetoelies en in 2 aan den dëmang opgedragen. Uit 10 desa\'s wordt vermeld, dat de controle door het districtsbesluur wordt uitgeoefend, gewoonlijk op de veertiendaagsche bijeenkomst (seba) bij den dëmang.

In 10 desa\'s schijnt de bijhouding weinig te wensclien over te laten (17, 25, 27, 53, 54, 56, 57. 48, 52, 55).

b. Vasle namen.

De streken, waarin eenige vakken sawahs te zanien gelegen zijn, dragen in 46 desa\'s vaste namen. Uie namen worden ontleend aan zeer verschillende omslandiglieden van plaalselijken aard, aan den vorm vau hel terrein, aan een of andere bijzondere boom, aan de namen der rivieren of beeken, waaruil de sawahs waler ontvangen, aan deze of gene gebeurtenis, die er heeft plaats gehad enz. Zij zijn meestal zoo oud als \'s menschen geheugenis reikt en veranderen nimmer. Slechts uil ééne desa wordt medegedeeld,, dat dit soms geschiedt bij hernieuwde ontginning (!)).

J)ie vaste namen hebben dit nut, dal zij cene bepaalde plaatsaanduiding zijn niet alleen voor de ingezetenen zelf, daar zij dikwijls zelfs bij de kinderen, die de karbouwen weiden, bekend zijn (21, 25, 49), maar ook voor de bewoners van naburige desa\'s (22).

l)e uitgestrektheid der streken verschilt onderling zeer, even als het getal personen, die daarin vakken hezilten.

De benaming, waaronder zoodanige streek bekend staat, is ook zeer, verschillend. De meest algemeene naam is pasawahan (verzameling van sawahs). Soms ontleent zij dien aan de wijze, waarop de ontginning heeft plaats gehad en heel dan tjalihan (20, 26,51,55,56

86

-ocr page 123-

VII. § 1.

^7), soms aan de omstandigheid dal alle vakken door heizelfde water besproeid worden, sa ladjoeran (7, 8, 14, 13, 16, 18), of dal daartoe verschillende leidingen noodig zijn, sa lorog (14, 17, 51). Echter komen ook andere benamingen voor, b. v. sa enggon (plaals 8, 16, 20, 52), vvaloengan (stroomgebied 4), sa goeboeg (hul 20), sa loe-woek (plaals 54), sa lëbak (vallei 44, 55).

Van de desa\'s, waar omtrent hel productievermogen mededeeling wordt gedaan, zijn er 12, waar dal in dezelfde streek voor nagenoeg alle vakken gelijk is (1, 2, 5, 4, 9, lö, 20, 25, 25, 52, 56, 49) doch 29 waar hel verschilt.

87

-ocr page 124-

VII.

88

Geheele resiilentie...

Lebak..............

Tjaringin...........

quot;Ö

0 3 C-

o

Kquot; ^3

O O

5-

lt;Ti «

3

O

-5

w

O

tri i|

•H

en

O gt;

*d

2?

Cl 0

-

«

O

s

IO

AaiHal on

derzochte desa\'

S.

co CO

05

cc

O

co

worden aangebonden.

IO

M

co

to

M

O

op last van

het bestuur.

N-k

Cl

w

IC

IO

co

desahoofd.

ö n

cn

s

co

-

co

panghoeloe.

C-

w

\'0

co

desaschrijver.

o

gt; gt; gt;

50

-

-

dcmang.

50 Pi O

co

co

UA

door het bcshinr worden jjerontroleerd.

c/gt; H

50

C/i

co

IO

-

goed worden

bijgehouden.

-

IO

O

jaarlijks worden vernieuwd.

s

05

00

vaste namen dragen.

C5

-

as

CO

l-X

eene bepaalde plaatsaan-duiiling zijn.

ö

W

C/5

-

t-i

CO

gelijk.

wat de gek gronden hebbel product

gt; **

cc

cc

O

ongelijk.

c\'

* Q

-g 2.S

cc

JO\'S 2 e

quot; ^ 2

fo 2.

S? 3

gt;• gt;

50 ö

Cl

0^

O

pasawaha

1.

quot; /

C/5 •H 50 crJ

W

05

IC

00

-

tjaiilian.

O

«

C5

ladjaran.

3

gt;-k

CO

sa enggon.

-ocr page 125-

VII § 2.

g 2. Verkoop van saivahs.

Van de 52 desa\'s, waar sawahs gevonden worden, is in 43 de verkoop dier velden geoorloofd, in sleclils ééne (18) geschiedt dit \'niet, omdal de grond gezegd wordt aan hel GouvernemenKe beliooren en verkoop, 6 jaren geleden, verboden is.

Doch ook hel Gonvernemenl. mag niel verkoopen , omdal hel slechts hel regl heeft tijdelijk van den hehonwden grond gebruik te maken (o).

Men kan zijne sawahs verkoopen aan wien men wil, aan ingezetenen zijner desa, aan lieden uit andere desa\'s, zelfs aan menschen van een anderen landaard (in 28 desa\'s), omdat land in den handel is, even als paarden, kleederen enz. (21, 40). De demang van bet district Warong (ioenoeng zeide, dal hij echter den verkoop aan Chinezen verbieden zou, omdat zij veel nijverder zijn dan de inlanders, meer winsten uit den grond welen te balen en dus ook hooger koopprijzen kunnen besteden. Zij zouden op die wijze mogelijk vele gronden magtig worden. Tegen verkoop aan Europeanen bestond geen bezwaar, omdal die veel welvaart om zich heen verspreiden (44).

Er is trouwens weinig gevaar voor verkoop aan Chinezen. Want niettegenstaande er eenige desa\'s zijn, waar lieden van die natie zich aan den landbouw wijden, wordt geen enkel voorbeeld aangehaald, dat zij door koop eigenaars van sawahs geworden zijn. In een dier desa\'s mogen zij zelfs geen getuigen zijn bij dergelijk koopcontract (;gt;t).

Dat de inlander zeer goed opgewassen is tegen den Chinees, kan ten overvloede blijken uil. de klagten. door de laatsten in de desa Djenggot Lontar (11) aangeheven, over de weinig goede trouw, waarmede de inlander de overeenkomsten nakomt, welke hij omtrent de bewerking van den grond met hen beeft aangegaan, zoodat. zij meermalen genoodzaakt zijn hem voor den landraad aan te spreken.

Verkoop van sawahs beeft zeer zelden plaats. Is men er wegwis geldsgebrek toe gedwongen, dan tracht men die in de eerste plaats te verkoopen aan leden zijner familie, vervolgens aan de desagenooten , daarna aan de bewoners van naburige desa\'s en, als dat alles mislukt, zal men er eerst toe overgaan om den grond aan vreemden over te doen (17, 20, 31, 52, 3o. 34). Vreemden zouden in allen geval een veel hooger bod moeten doen. om bun de sawab boven een landgenoot Ie gunnen (8. 20, 22, 25, 26, 27, 52, 44. 4!i, 50, 51).

Doch, gelijk reeds gemeld is, verkoop van sawahs, zelfs aan

89

-ocr page 126-

VII. % 2.

inlanders, heeft zeer zelden plaats. Men neemt liever alle andere middelen te baal om geld le bekomen, dan zich van zijn sawali te ontdoen (1, 12, 21), vooral als die geërfd (poesaka) is (15, 16).

Verkoop in hel openbaar aan den hoogslen bieder komt zeer weinig, voor; len gevolge van een regterlijk vonnis zou die kunnen geschieden (7). Op sommige plaalsen brengt de gewoonte mede, dat de verkooper zijne desagenoolen bij elkander roept en vraagt wie voor zijne sawah geld wil geven. Dit zou men als publieke verkoop kunnen aanmerken (17, 20).

a. Verkochte sawahs.

In het geheel zijn, zoolang het heugt, 614/5 bouw sawah verkocht in 27 van de 02 desa\'s, in de andere kwam dat nog nimmer voor. Onder dat gelal zijn 243/1o bouw, wier verkoop reeds 20, 25 a 50 jaren geleden plaats had (7, 17, 19, 20, 22, 26, 27, 56, 49, 55).

Het aantal aanwezige houws sawahs wordt slechts van 25 desa\'s opgegeven. Onder deze zijn er 12, waarvan ook wordt opgegeven hoeveel bouws er in de laatste 50 jaren zijn verkocht. Deze kunnen dus eenigzins als basis van berekening dienen (5, 5, 10, 14,17,22, 27, 55, 57, 49, 50, 51).

Hel aantal bouws sawahs, in die 12 desa\'s aanwezig, bedraagl 1124, hel aantal verkochte bouws 24. Gedurende 50 jaren werden dus iets meer dan 2% (2,15) der aanwezige sawahs verkocht.

Neemt men hierbij in aanmerking, dal üx/4 bouw reeds 20 a 50 jaren geleden verkocht werden in desa\'s, waar het gezamenlijk aantal aanwezige sawahs 415 bouws bedraagl, dan nam de percentsgewijze verhouding lusschen verkochte en aanwezige sawahs, in lateren tijd nog iels al\' (zij is 2,08 %), daargelaten, dat het aanfal dezer laatslen 20 a, 50 jaren geleden zeker geringer, en dus dus die verhouding toen ongunstiger was.

In Bantam beslaat de gewoonte, dat de sawahbezitter bij zijn leven zijne goederen aan zijne eiTgenamen wegschenkt, zooveel land in bezit houdende, als noodig is voor zijn onderhoud en, na doode, voor zijne begraleniskosten. Van de 674/5 bouw sawah, die in de laatste 50 jaren verkocht zijn, werden 17 bouw uitsluitend voor dat doel van de hand gezel. Bovendien werden nog 123/4 bouw ter voldoening van begraleniskosten verkocht, doch tie opbrengst diende levens ter bekostiging

90

-ocr page 127-

91 VII. % 2.

van licsiiijdeiiis- en liuwelijksfecsleii, pelgrinisloglen naar Mekka, afdoening van schulden en om zich daarvoor andere voorwerpen aan le schaden.

Ten gevolge van verhuizing Itinnen de desa werden ü1/»\',oinv VCI\'quot; kocht. Vertrek naar elders had ook nog verkoop van 57/8 houw ten gevolge, doch eene juiste splitsing is nicl inogelijk, omdat de opbrengst gedeeltelijk ook moesl dienen tot heialing van hegrareniskosten en schulden.

Voor het uitsluitend en zeer avouahle doel van hegraleniskosten werden...............\'7 houw,

wegens verhuizing...........f\'Vs quot;

verkocht, dus te zamen....... . . Sö\'/j »

van de 61?4/5.

Aannemende, dat huwelijks- en hesuijdenisl\'eesten niet direct noodig zijn en dat verkoop wegens scliuhlen evenmin een prijzenswaardige oorzaak heeft, zoo zijn met dat doel 15 houws verkocht, namelijk wegens eerstgenoemde leesten ö\'/o houw en wegens schulden O\'/s houw.

De 7gt;I \'/a houw, die overschieten, werden zoowel wegens loffelijke, als minder prijzenswaardige redenen verkocht.

Er komen tronwens slechts twee gevallen voor, dat de oorzaak der schuld afkeuring verdiende, het eene, om aan de lusl tot amfioen schuiven hot te vieren (22), hel andere, omdat het desahoofd de geïnde landrente had opgeniaakl en daarom zijne sawah moesl verkoopen (;51).

Hel lotaal der redenen tol verkoop hedraagt 55 gevallen.

Van deze zijn er zeer avouahle:

12 wegens hegrafeniskosten;

5 » verhuizing;

2 » een togl naar fllekka;

2 om een handelskapitaal te hekomen;

19.

Minder avouahle:

4 wegens huwelijks- en hegrafenisfeesten;

tO » schulden;

14.

Onder de desa\'s, waar het onderzoek heeft plaats gevonden, zijn

-ocr page 128-

VII. § 2.

er 16, wier ingezetenen sawahs gekocht hebben op het gehied van andere desa\'s gelegen (7, 8, 9, 15, 16, 17, 21, 27, 29, 31, 32, 33, 3o, 36, SI, S2).

Als eene hijzonderheid kan hier gemeld worden, dal de ingezetenen uit het district Onderaiulir ongenegen zijn sawahs onder Tjikandie gelegen Ie koopen, omdat zij een gedeelte der padi aan den landheer moeten opbrengen, niettegenstaande zij zeer veel sawahs in andere districten koopen (8).

b. Prijs.

Dc groote verscheidenheid der gronden maakt het schier oninogelijk een normaalprijs voor de sawahs aan Ie geven. Daar men die het best zal leeren kennen uil de prijzen, inde desa zelve besteed, en niet uit die, welke bewoners van andere desa\'s daarvoor gegeven hehbeii, volgt hieronder eene opgave der door ingezelenen der desa gekochle sawahs, met den prijs per houw, berekend in guldens (de Bantamsche reaal gerekend op / 2.16).

92

-ocr page 129-
-ocr page 130-
-ocr page 131-

VII. § 2.

Bij tie beooi\'deeling dezer cijfers mag men niet over hel iioofd zien, dat de prijzen in de kolom; waarde per bouw nilgediukt, de tegenwoordige waarde aangeven, weike slechts in een paar desa\'s (57, 32) stationair gebleven, doch overal elders (in 20 desa\'s) toegenomen is. Floe verschillend ook de tegenwoordige waarde dei-drie soorten van sawahs wordt opgegeven, uit hovenslaanden slaat is het duidelijk, dat:

in slechts 4 desa\'s de toenmalige koopsommen heneden de tegenwoordige waarde zijn gebleven, zonder dat men weet olquot; dit lang ol\' kort geleden heelt plaats gehad (10, 14, ol, 52);

in 5 desa\'s de tegenwoordige prijzen niet zijn gegeven, doch dat de koopcontracten lang geleden zijn gesloten (20, 27, 29);

men in 3 desa\'s in het onzekere is, omdat de tegenwoordige waarde niet is vermeld, doch men uit de lage koopsommen geen gevolgtrekkingen maken kan, omdat de verkoop reeds voor jaren heeft plaats gehad (19, 20, 22);

in 5 desa\'s de prijs gering was, ten gevolge van bepaalde redenen (8, 9, 37);

in 0 desa\'s de sawahs verkocht zijn overeenkomstig de waarde (33, 34, oa, 43, 32, 33);

in 6 desa\'s de sawahs duurder zijn van de hand gezet dan de tegenwoordige waarde bedraagt (5, 7, 17, 29, 44, 31) terwijl in ééne desa zeer hooge prijzen zijn bedongen (3).

Met andere woorden; het is mogelijk dal in 10 desa\'s sawahs zijn verkocht beneden de waarde. Hieromtrent verkeert men in het onzekere, óf omdat eene vergelijking met de tegenwoordige prijzen, wegens gemis eener opgave van deze laatsleu, niet kan gemaakt worden, óf omdat de contracten reeds lang geleden zijn gesloten en men de toenmalige waarde niet kent. Doch zeker is het dat in 13 desa\'s de sawahs of overeenkomstig de waarde of ver daarboven zijn verkocht.

c. Waarde {tegenwoordige).

Gelijk reeds is aangeteekend is in alle desa\'s, waar het onderzoek over dat punt geloopen heeft, op ééne na, de waaide der sawahs toenemende. De reden, welke het meest \'algemeen daarvoor wordt aangevoerd, is de toename der bevolking (in 13 desa\'s). Echter zijn er ook andere b. v. dat er geen gronden meer zijn om te onlginnen

95

-ocr page 132-

VII. § 2. 96

(14, 15, r»ó, 34); len gevolge der walerleidingen, die in den laatslen lijd gegraven zijn (10, 20, lgt;2); dal de sawahs op prijs gehouden worden, daar, uil hoofde van boedel verdeeling, de toebedeelde gronden le klein zijn om in hel onderhoud Ie voorzien en men dus slukken moet bijkoopen (52); dat in de laatste lgt; jaren de padiproductie onder Tangerang is inislnkl en hel beplanten der tipars veel minder voordeel al\'werpl dan vroeger, eensdeels omdat de teelaarde is weggespoeld, ten andere omdat zij veel minder regen bekomen ten gevolge van het vellen van hooge hoornen (51).

Gekochte sawahs beelen:

meunang meuli, (52, 53, 54, 50, 52);

beul ia it, (31, 57, 51, 55);

IocIïoii , (10, 17);

noemhas, (17, 53);

ol\' djoewul lepas, (26).

ö\'. Koopconlraclen.

Koop en verkoop wordt gewoonlijk geconstateerd door getuigen. In 17 desa\'s is bun getal op minstens twee bepaald. Strikt genomen is een getuige voor den kooper en een voor den verkooper voldoende (32). Echter vordert men op eenige plaatsen drie ol\'meer getuigen, tol tien loe (8, 17, 20, 31, 32, 51, 53). Soms zelfs in hun getal onbepaald en beslaat hel uil allen, die de verkooper beeft, zamengeroepen. om te trachten zijn sawab aan den man le brengen (20).

In den regel zijn mannen getuigen, die meerderjarig en geloofwaardig moeten zijn. Echter kunnen ook vrouwen als getuigen worden toegelaten, onder voorwaarde dat zij in dubbelen getale het vereiscble aantal vertegenwoordigen (7, 22, 26).

Een verkoop heeft plaats gehad in bijzijn der buisgenooten, zonder verdere getuigen (48).

Gewoonlijk neemt men als getuigen; het desahoofd (3, 7, 8,9,17, 32, 55, 55, 37), den panghoeloe (3, 8, 15) en de oudsten (7, 8,9, 17, 52, 33, 35, 36, 57) te zaïneu of afzonderlijk. Doch ook andere personen, die te vertrouwen zijn, kunnen als getuigen optreden (8, 14, 19, 31 , 33, 54).

Hetgeen van de getuigen verlangd wordt, is niet overal hetzelfde. Hier verlangt men, dal zij bet sluiten der overeenkomst (monidjab 21) tegenwoordig zijn (7, 9, 19, 21 , 51, 55, 34), daar niet. Op som-

-ocr page 133-

VII. § 2

uiige plaalsen is het noodig, dat zij de sawahs zien (3,7,9,14,19, 20, 51, 52. 55, 54), op andere is het voldoende, dat zij de streek kennen en hel aantal vakken (29). In den regel moet de koopprijs (kahoel 21) in hun hijzijn worden uitbetaald (5, 7, 9, 14, 19, 20, 21, 26, 29, 51, 52, 55, 54, 49, 02. 55), doch soms kan men ook volstaan met eene kennisgave aan heide partijen, dat die betaald is (57).

Bij kleine transacties acht men eene mededeeling aan getuigen voldoende (5), doch nimmer hij groote.

In sommige desa\'s is men gewoon aan de getuigen Ie zamen of afzonderlijk eenig getuigengeld te geven. Dit varieert lusschên 10 centen en /• 1 (17, 22, 26, 27, 52, 54, 57, 44, LU, 52). De belooning bestaat soms slechts uit wal sirih en tabak (57). Er zijn gevallen, dat hel door den kooper (26), maar ook, dat het door den verkooper (27) gekweten wordt. Een opbrengst van het tiende gedeelte der koopsom aan den djaro is sedert lang afgeschaft (27). Niet overal is het geven van getuigengeld verpligtend (17,44,51,52). Het heet wang sfdrkah (17, 52), pangaboeké (22) of pësaksi (54, 44).

e. Koopacten.

Het laat zich aanzien dat hel sluiten van koopovereenkomsten, alleen ten overstaan van getuigen, meer en meer in onbruik zal raken. Nu toch worden daarvan reeds in 22 desa\'s schriftelijke bescheiden of formele aden opgemaakt.

In den suUhanstijd werden aclen van verkoop uitgereikt. Een paar zijn er nog voorhanden van belangrijke uitgeslrektheden bouwgrond (5). Op eene andere plaats was een koop niet geldig zonder piagöm, door den fekib opgemaakl. De bewijzen daarvan zijn verloren gegaan, len gevolge van hel totaal afbranden der desa door opstandelingen, nu ongeveer 70 jaren geleden (7).

Soms dienen de schriftelijke bewijzen, die thans worden opgemaakt, slechls om het geheugen der getuigen te hulp te komen (perengëtan 5, 52). Hel opmaken van een koopbrief, hij verkoop onder familie, is niet allijd gebruikelijk (17).

De formele aclen, ofschoon ze hier en daar, wal de vorm betreft^ te wenschen overlaten, werden hier door het desahoofd (57), elders door den déniang (49) opgemaakt.

97

-ocr page 134-

VII. § 2.

Daarin wordl vermeld:

soms het aantal vakken en de naam der streek (44), soms ook de grenzen der sawalis (52);

de namen van kooper, verkooper en getuigen, een enkele keer ook die van hem, voor wie de acte is verleden (44);

de koopsom, doch niet altijd;

de datum van verkoop.

Men kent aan deze schriftelijke bescheiden meer waarde toe dan aan getuigenhewijs, omdat getuigen kunnen sterven (9, 17,26,27\' 54. 37, 44, 49, 50, 51) en is op het hezit daarvan gesteld, omdat men een hewijs aan zijne kinderen kan nalaten (21, 50j en oni latere geschillen te voorkomen, vooral als de pandnemer van sawahs beweert er den eigendom van te hebben (29, 52, 56).

Dat de inlander op dergelijke acte gesteld is, kan daaruit blijken dat hij er soms de kosten van zegel (48, 49, 50) en van registratie (49, 50) voor over heeft.

f. Dwang tot verkoop.

Tot den verkoop zijner sawah kan niemand gedwongen worden, tenzij door een vonnis van den landraad (7, 26,45,46,49,50,51).

Wanneer iemand zooveel geld op zijn sawah heeft opgenomen, dat die som bijna gelijk is aan de waarde van het veld, dan kan de geldschieter zijn klagt inbrengen bij de nagara. In zulk een geval zou aan den schuldenaar een bekwamen termijn worden gegund, om alsnog aan zijne verpligtingen te voldoen en bij, bij gebreke van dien, kunnen gedwongen worden om zijn sawah aan de geldschieter te verkoopen (54).

g. Kennisgave van verkoop.

In de meeste gevallen wordt aan het desahoofd kennis gegeven vau den gesloten koop (in 24 desa\'s), soms evenwel aan den panghoeloe (21, 22, 27, 44, 45, 49) en de oudsten (27, 56) ofaan het districls-bestuur (5, 17, 21, 55, 50).

Woont een der partijen in eene andere desa dan waar de verkoop plaats heelt, dan krijgen de hoofden van beide desa\'s daarvan mede-deeling (8, 55, 48).

h. Registers.

Uit 17 desa\'s wordt gemeld, dat er van verkoop aanteekening wordt

98

-ocr page 135-

VII. § 2.

gehouden in tie registers van het landbezit. In twee gemeenten worden Jaartoe zelfs speciale registers aangehouden (27, 33).

Het houden der registers is op sommige plaatsen door liet bestuur gelast (27 , 3« , 50).

i. Verkoop van le veld staand gewas.

Dit schijnl in vroegere tijden zeer gebruikelijk te zijn geweest, doch is laler van wege het bestuur verboden (49).

In eene enkele desa komt bel nog voor (3), doch de verkoop bepaalt zich lol dien van katjang, suikerriet en de vruchten der hoornen. Dit wordt tebas genaamd.

§ 3. Erfr eg ten op sawahs.

A. Individueel bezeten.

Wanneer men onder erven verstaat hel bekomen van goederen na doode van den vorigen bezitter, dan zijn er van de 32 desa\'s, waar sawahs worden aangetroffen, 40 waar op die wijze sawahs geërfd zijn. Van de schenking onder de levenden (hibat), die ook vooreen soort van erflating doorgaal, zal dus in dit onderdeel geen sprake zijn.

De sawahs, welke in den aangegeven zin geërfd zijn dragen de navolgende namen:

poesaka (in 23 desa\'s);

titinggal (10, 14, 13, 17, 23, 26, 33, 38, 49);

toeroenan (31, 32, 43, 32, 33);

lililar (17, 18);

wasiat li kolot (19);

warissan li kolot (20). (1)

Ofschoon het geheugen der bevolking len aanzien van den lijd, dien de sawahs reeds in bet bezit van dezelfde familie zijn, gewoonlijk niet verder reikt dan 2 of 3 geslachten, valt echter te constateren, dal die sawahs op de afstammelingen van den primitieven bezitter reeds zijn overgegaan:

in 4 desa\'s, gedurende 7 geslachten (2, 3, 33, 34).

99

1

Er beslaat eene afzonderlijke uitdrukking, om te kennen te geven dat men verlangt, dat de erfgenaam de sawahs weder aan zijne erfgenamen moet nalaten en ze niet op andere wijze mag vervreemden. Dit noemt men wasiat walias (10).

-ocr page 136-

VII. § 3.

in S desa\'s, gedurende 5 geslaclilen (I, 7, 9, 18, 52); in 6 desa\'s, gedurende 4 geslachten (19, 20, 29, 52, 33, 37); in 3 desa\'s, gedurende 5 geslachten (31, 59, 44);

terwijl men in 10 desa\'s het aantal geslaclilen niet kan preciseren, doch weet, dat de sawahs reeds zeer lang in dezelfde familie zijn (4, ü, 8, 14, liS, 17, 21, 23, 58, 48).

Men heeft de sawahs geërfd óf krachlens uilerste wilsbeschikking, óf. voor zoover de erflater ah inteslalo overleed, krachtens verdeeling onder de erfgenamen bij minnelijke schikking óf, zoo men het niet eens konde worden, krachlens verdeeling door de hoekoem, ingevolge de bepalingen van hel Mahomedaansch erfregt.

a. Sawahs krachtens uiterste wilsbeschikking verkregen.

Het beschikken over zijne goederen bij uitersten wil, wordt overal wasiat genaamd.

Voor de wilsbeschikking zelve, die nog nimmer schriftelijk is geconstateerd, schijnt geen algeineene benaming te bestaan. Hier heet zij ikraal (12) daar weder tatalalah (34, 57).

De uiterste wilsbeschikking heeft altijd mondeling plaats, in tegenwoordigheid van getuigen.

In de meeste gevallen is het voldoende, dat de erfgenamen, een soort van familieraad, daarbij tegenwoordig zijn (l, 2, 5, 14, lü, 17, 25, 26, 51, 55, 54, 57, 30). Eigenlijke getuigen kan men hen niet noemen. Is de erflater bevreesd, dat de erfgenamen van zijne beschikkingen zullen afwijken, dan worden, naast de leden der familie, nog andere getuigen geroepen (1, 2, 5, 7, 14, 13, 20, 51, 55), ook wel de uilerste wil aan de laatsten alleen bekend gemaakt (8, 10, 12, 17, 24, 29, 33, 58, 44), in welk geval soms een getal van drie getuigen vereischt wordt (8, 29). Als zoodanig worden, in de meesle gevallen, de oudsten genomen (1, 2, 5, 7, 8, 12, 13, 20, 51,32) met of zonder het desahoofd (1, 2, 5), of deze laatste en de panghoeloe (3, 8, 53). Die getuigen zijn dan als het ware de executeurs testamentair (29). Op sommige plaatsen kunnen ook vrouwen, mits in dubbelen getale, getuigen zijn (7, 24,44). In eene gemeente worden zij zelfs geacht meer geloofwaardig te zijn dan de mannen (44). De erflater maakt zijn voornemen, om over zijne goederen bij uitersten

100

-ocr page 137-

VII. § 3

wil te beschikken, met de volgende woorden bekend: Besock jang ingsoen mali iki sawah tjékèlane si anoe, si anoe (14, lü).

Gelijk reeds is aangeleekend, werden in 40 der onderzochte desa\'s sawalis geërfd.

In 4 desa\'s worden geen sawalis aangetroffen. In 5 gemeenten is het niet gebruikelijk zijne goederen na doode te vermaken. Daar beschikt men er steeds over tijdens het leven (11, 21, 25,27,36). In 7 andere desa\'s, meest allen onder Lëbak gelegen, is het geval van erflating nog niet voorgekomen, omdat de sawalis nog allen in het bezit zijn der primitieve aanleggers. Men zou ze echter kunnen erven (43, 46, 49, öl, 154, at), 36)

In 29 dier 40 desa\'s is het gebruikelijk zijne sawahs bij uitersten wil te vermaken. In 6 is dit zeli\'s de gewone wijze, waarop men er over beschikt (ü, 10, 12. 15, 15, 19). Deze desa\'s zijn allen in hel Noorderregentschap gelegen. .

Wasiat geschiedt met hel bepaalde doel, om eene meer billijke verdeeling zijner goederen te maken, dan het Mahomedaansch versterf-regt toelaat. Slechts uil twee desa\'s, waar die wijze van beschikken gebruikelijk is, wordt gemeld, dat daarbij niet van het Mahomedaansch regt wordt afgeweken (5, 12).

Ofschoon uil enkele desa\'s wordt medegedeeld, dat men bij wijze van wasiat, op de onbeperkste wijze mag beschikken — waarschijnlijk voortspruitende uil eene vei warring met schenking onder de levenden waarbij dit als regel geldt, — schijnt de erflater toch aan zekere restricties gebonden Ie zijn, voor zooveel aangaat het onterven zijner kinderen. Want op sommige plaatsen heeft hij slechts de vrije beschikking over een derde zijner goederen (tfrka) (10, 22, 25, 26), op andere mag hij beschikken zooals bij wil, op voorwaarde dal hij geen zijner kinderen onlerve (7, 52), terwijl in ééne desa dit laatste geoorloofd is, mits men hen de goederen late, die zij vroeger bij wijze van schenking — deze toch kan herroepen worden —hebben verkregen (9).

De wijze waarop de goederen, bij uiterste wilsbeschikking,aan de erfgenamen worden vermaakt, is zeer verschillend.

Meestal worden aan mannelijke en vrouwelijke erfgenamen gelijke aandeelen toebedeeld (1, 2, 5, 8,13, 14, 15,17, 19, 20, 31, 53, 54)-Het geschiedt evenwel ook, dat de vrouwen iels minder krijgen (8)

101

-ocr page 138-

VII. § 3.

of d;il zij Iwee, legen de mannen drie aandeele» bekomen (51). Bij gelijke verdeeling gebeurl hel soms dal de sawahs aan de mannelijke, de juweelen en hel huis aan de vrouwelijke erfgenamen worden vermaakl (lö).

Daaienlegen worden op andere plaalsen de vrouwen hevoordeehl-Zoo krijgen zij soms de helfl van een mans aandeel in de houw-gronden, doch dan ook hel huis en alle menhelen (25), of een aandeel in de eersten, even grool als dal der mannen, en bovendien hel huis (22, 24). Hel koml ook voor dat zij een grooler uilgestreklheid sawahs bekomen, uil overweging, dat zij uil den grond minder voordeel welen te trekken dan de mannen (pendek dia poenja akal, mendjadie koerang dia poenja kaoenloengan) (19).

Om te kunnen erven behoeft men niet aan bijzondere vereischten te voldoen. Ook lieden, in andere desa\'s gevestigd, kunnen sawa lis door erfenis bekomen.

Vrouwen en kinderen zijn bevoegd, zoowel in de regie, als inde zijdlinie.

Soms wordt aan hel desahoofd kennis gegeven van de splitsing, die de boedel, ten gevolge van uiterste wilsbeschikking, beeft ondergaan (25).

h. Sawahs, krachlens verdeeling onder de erfgenamen verkregen.

Verdeeling eener erfenis wordt in hel algemeen wans genoemd. Zoodanige verdeeling kan plaats hebben bij minnelijke schikking onder de erfgenamen zelve of door de hoekoem.

De eerst bedoelde heel meer speciaal moesalaha (1, 2, 5, 4,6.7, 9, 10, 25, 28; in laatstgenoemde desa ook onder den naam van moe-pakal bekend), de tweede waris (7, 8, 10, 21, 25, 24, 29, 53, 37, 58, 49).

Evenwel wordt de verdeeling bij minnelijke schikking soms ook door het woord waris aangeduid, zonder verdere bijvoeging (17,18, 32, 35, 34, 57).

1 o. waris nioesalihalan.

In geval de erflater sterft, zonder bij uitersten wil over zijne goederen beschikt te hebben, wordt do boedel gewoonlijk bij minnelijke schikking onder de erfgenamen verdeeld.

102

-ocr page 139-

VIL § 3

Die wijze van verdeeling is gebruikelijk in 51 van de 40 desa\'s, waar sawalis door erfenis werden verkregen.

Hoewel in de meesle gevallen de bepalingen van hel Mahomedaansch versterfregl hierbij worden in acbl genomen, — voor zoover namelijk uit het stilzwijgen der raededeelingeh tot hel beslaan daarvan kan worden besloten — zijn er echter 11 desa\'s, waar men gewoon is die bepalingen ter zijde te laten (1, 2, 3, 18, 22, 32, 33. 54, 57. 45, igt;2).

De minnelijke schikking wordt in vele gevallen echter niet aan de erfgenamen alleen overgelaten. De oudsten worden daarbij geraadpleegd (9, 12, 17, 51, 52, 55, 58), soms ook hel desahoofd (52) of de panghoeloe en de verdere leden der familie (31).

Op sommige plaatsen zijn de oudsten met de verdeeling zelve belast (52), terwijl elders, sedert 20 jaren, de verdeeling door het desahoofd . den panghoeloe en de oudsten is vervallen (55).

In de meeste desa\'s, waar bij deze verdeeling van bel Mahomedaansch regl wordt afgeweken, zijn de aandeden der mannen en vrouwen gelijk (1 , 2, 5, 18, 52, 57, 45, 52).

Soms is baar aandeel grooter, omdat zij minder voordeel uil den grond weten te halen dan de mannen (55) of omdat zij den erflater in zijne laatste ziekte hebben opgepast (45).

In eéne desa beslaat de gewoonte, om de weduwe niet Ie doen deelen in de goederen, die tot de poesaka behooren van de familie des mans, doch haar daarentegen de helft af te staan der sekaija, dat zijn de goederen tijdens de huwelijksgemeenschap in den boedel gekomen (54).

Op sommige plaatsen wordt, vóór de verdeeling, een stuk gronds afgezonderd om de begrafeniskosten goed te maken. Hel wordt door een der erfgenamen gekocht en verliest dan zijn karakter van poesaka niel (51).

Daar de inlander er niet ligt toe overgaat, zich van zijne sawahs le ontdoen, vooral als hij ze van zijne ouders geërfd heeft, blijft de boedel meermalen geheel of gedeeltelijk onverdeeld.

In zoodanig geval bestaat de .gewoonte, dat kleine sawahs door ieder der erfgenamen beurtelings voor eeu jaar in bewerking worden genomen, gedurende welken tijd hij dan ook de geheele opbrengst geniet. De oudsle begint (5, 7, 9, 14, 15, 17, 52, 35,54,07,58,

103

-ocr page 140-

VII. § 3.

59, 48, 52). Dit noemt men gilir laoen. Laat nn een der erfgenamen kinderen na, dan krijgen ook zij liuniie heurl. Men houdt dat zoolang mogelijk vol, doch wordt de regeling al Ie moeijelijk, dan wordt de savvah door een der leden van de familie gekocht en de koojiprijs onder de medeerfgenamen verdeeld (52, 55V

Somtijds worden echter ook andere schikkingen getroffen h. v. dat. een der erfgenamen de sawah hehouwt, tegen eene jaarlijksche uil-keering van padi (50, 54, 44).

Waar men minder geneigd is om van het Mahomedaansch regtaf te wijken, gesciiietll de heurtregeling zóó, dat de zoon twee jaren de sawah in bewerking krijgt, legen de dochter één (12). Is tic sawah al te klein orn verdeeld Ie worden en vvenscht men geen hehouwing om heurten, dan wordt zij óf verkocht (29), óf een der erfgenamen koopt de anderen uit (15, 15, 44), soms nadat de sawah vooraf door het desahoofd of de oudsten is gelaxeerd (15).

Het kan echter ook gebeuren, dat men de sawah in haar geheel wil lalen en dal de hoedel niet genoeg goederen hevat om elk een gelijk sluk sawah toe le deelen. Dit wordt dan gevonden, door de overige erfgenamen meer hoomgaard of anderen bouwgrond legeven dan bij bekomt, die de sawah in haar geheel krijgt (15): of wel deze laatste schiet geld voor op sawahs en geeft die, in onderpand genomen, velden aan zijne medeerfgenamen in bewerking. Op die wijze hekomen zij ook hun aandeel (liron) (59).

2o. Waris deugen hoekoem.

Op sommige plaatsen is verdeeling hij minnelijke schikking onder de erfgenamen niet gebruikelijk of verboden (8, 29, 55). en moet dus, bij overlijden ah inteslato, de hoedel door de hoekoem worden verdeeld. In ééne desa is dit de meest gewone wijze, om goederen bij erfenis te verkrijgen (29).

Elders daarenlegen komt verdeeling door de hoekoem eerst te pas, als de erfenis aanzienlijk is (7, 55) of de erfgenamen niet lot eene minnelijke schikking kunnen geraken (7, 10, 14,22,52,57,58,52). Dat de hoekoem bij boedels van zekere waarde tusschen beide moet treden, is evenwel lang niet algemeen. In ééne desa, waar dit geval zich voordeed , wilde de demang zich in den boedel mengen en vorderde 100/0 der waarde, doch voor den regter bescheiden, werd hij veroordeeld (18).

104

-ocr page 141-

VII. § 5.

Van lt;le 40 desa\'s, waar sawahs zijn geërfd, zijn er slechls 10, waar waris dengën hoekoem heelt plaats gevonden.

Volgens de hoekoem heeft de verdeeling der goederen plaats met inachtneming der bepalingen van hel Mahomedaanscli erfregl, dal wij zeggen, dat de vrouw slechls de helft krijgt van het aandeel des mans (10). Laat de overledene, eene weduwe na, dan wordt aan haar eerst afgestaan, wat zij geacht kan worden aan de gemeenschap te hebben aangebragl. Van het overige krijgt zij een achtste als er wel, één vierde als er geen kinderen zijn. Op de kinderen zelf wordt het Mahomedaanscli regt toegepast (35).

Een overblijfsel van de waris dengen hoekoem schijnt ie zijn, dat het desahoofd of de panghoeloe met de oudsten bij de onderlinge schikking tusscben de erfgenamenquot; tegenwoordig zijn, al worden daarbij de bepalingen van hel Mahomedaanscli regt niet altijd in acht genomen.

Van eene verdeeling door een desahoekoem wordt in een paar desa\'s gewag gemaakt. Zij geschiedde in ééne, door den panghoeloe ka-loerahan (7, 57).

In een geval, dat de erfgenamen het onderling niet konden eens worden, verdeelde de panghoeloe landraad den boedei, doch het blijkt niet of bij dit deed volgens het Mahomedaanscli regt (22).

Overigens bestaat er in hel district Kramat Watoe een dislricts-hoekoem, zamengesleld uit den demang, den pangboeloe-district en eenige geestelijken (14).

Op de hoofdplaats ran hel regentschap heeft de regenlschapshoekoem haren zetel gevestigd (7, 35). Zij bestaat onder Tjaringin uit den regent en den panghoeloe landraad, vroeger vormende den zooge-naamden raad agama (35).

Van boedelscheiding volgens de hoekoem worden hier en daar acteu opgemaakt (14, 29, 55).

Er is beroep van de desahoekoem op de districtshoekoem (29, 52) en van deze op de hoekoem kaboepaten (7). Door die van het regentschap Tjaringin wordt 100/0 van de waarde van elk aandeel, bij de boedelscheiding aangewezen, gevorderd (55).

Registers.

In 17 desa\'s worden registers aangehouden, waarin aanteekening geschiedt of moest geschieden van de sawahs. die krachtens erfenis zijn toegevallen.

105

-ocr page 142-

VII. § 5.

c. Sterfgevallen ah infestato, zonder erfgenamen na te laten..

Van slechts 3 dergelijke gevallen wordt melding gemaakt. In twee daarvan liet de overledene weinig goederen na, wier opbrengst besteed werd tol betaling der lijkfeesten. In het derde geval kwam de boedel aan de hail-el-rnal (de schatkist] zonder dat het blijkt of de begrafeniskosten daaruit vooraf gekweten zijn, wat echter waarschijnlijk is (34, 43 , 1).

Doordien dergelijke gevallen uiterst zelden voorkomen, laat het zich verklaren, dat de bevolking geen categorisch antwoord wist te geven op de vraag: aan wie c. q. de sawahs vervielen.

Vrij algemeen was men van gevoelen, dat eerst de begrafeniskosten uit de opbrengst der goederen moeten 1)etaald worden (17, 22, 25, 31, 34, 43) en bet overschietende komt aan de bait-el-mal (1,2, 3, 7, 9, 10, 12, 14, 13, 17, 22, 23, 33, 36, 44).

Doch in enkele desa\'s gaf men eene andere bestemming aan de goederen b. v. dat zij aan den vorst (ratoe) vervallen (IS-*; ter beschikking moeten gelaten worden van bet desahoofd of van den panghoeloe (20, 33); dat deze laatste ze zou moeten bewerken en de opbrengst aan de armen uitkeeren (24); dal zij zouden komen aan de hoekoem (31).

Nadat de gewone kosten der lijkfeesten (njoesoel lanah), gebeden (tahlil) en sëdekahs op den 3den, 40sten, 1 OOsten en lOOOslen dag na hel overlijden, zijn gereserveerd, zou men, in het geval de overledene geene bedevaart naar Mekka had gemaakt, zijne zaligheid trachten te verkrijgen door de amana voor hem te koopen. Deze bekomt men voor 10 amp; 20 realen, en bestaat daarin, dat een rempla-^anl (bodal chadji) aanneemt, in plaats van den overledene, de reis naar Mekka te doen, waarvan als bewijs eene prent wordt afgegeven. Laat evenwel de hoedel dergelijke uilgaaf niet toe, dan zou men kunnen volstaan met hel geven van een korban, d. i. een lijkfeest, waarbij schapen en buffels geslagt worden (22, 23, 43).

Langs welken weg echter hel overschietende van den boedel aan de schatkist zou komen, is niet juist aangegeven. Sommigen meenen, dal het desahoofd de beschikking zou overlaten aan de nagara, welke er weder voor zorgen moet, dat de bait-el-mal hel ontvange (13, 33), anderen, dat het aan den regent (22) of aan den fekih, als schatbewaarder van de bait-el-mal, zou moeten overgeleverd worden (17), lei-wijl nog anderen het gevoelen zijn toegedaan, dat óf de priester-

106

-ocr page 143-

VII. § 3.

raad óf de administratie van de hoekoem het beheer op zicli zou moeten nemen (9, 10).

d. Verlaten der desa, zonder orde op zijne zaken gesteld te hebben.

De meest algemeen aangenomen opinie is, dal in dergelijk geval een der nabestaanden van den afwezige de savvahs zou moeien bewerken (1, 2,5,7,9,13), doch dan ook de opbrengst zou genieten (9).

Over hetgeen gebeuren moet, als er geen nabeslaanden aanwezig zijn, loopen de meeningen uileen.

Hier gelooft men, dat de sawahs alsdan braak moeien blijven liggen (1, 2, 3), daar, dat ze in dat geval aan de bail-el-mal vervallen (15). Elders wil men den panghoeloe de velden doen bewerken ten voor-deele der armen (24), of den djaro (9, 25), die dan volgens sommigen het vruchtgebruik zou hebben (9), volgens anderen de opbrengst aan de nagara zon moeien uilkeeren (25). Ook zijn er die meenen, dal het beheer zou toekomen aan deze laatste (14).

Hoe dit ook zij, er is slechts een geval van een afwezige bekend, die, zonder nabestaanden te hebben, zijn boedel onbeheerd achterliet. De djaro nam de sawah in bewerking, betaalde de landrente, genoot twee derden van de opbrengst, zoolang de afwezigheid duurde, eu bewaarde een derde gedeelte voor den reglhebbende (59). Ook elders meende men, dat zoodanige handelwijs in dit geval de rigtigezou zijn (55).

107

-ocr page 144-

VII.

108

t-

amp;

B

3 —

O

gt; *

tU

a

td*

=

O

w

Mgt;

05

-

M

a

t-k

ld

to

CO

CO

tcgt;

CS

to

CO

CO

CO

i-k

CO

10

IC

-

CO

1—ii

co

cn

CO

CO

V*

11

io

•u.

C5

IO

-

-

•t*.

tc

P-k

-

09

Hk

-

co

10gt;

CO

sawahs zijn geërfd.

niet gebruikelijk is

% 2

fl: 6

lt; 3

• \'Og niet is voorgekomen.

aant\'1.

en van het Waliomedaunscli regt wordt afgeweken.

evenveel.

- t £-- ^

minder.

«■ S- 3

rt 3

ïs- d 3

-4 re

S- 3

Si

P 5 «3 S.

aantal.

en van

het Miiho-

inedaansch regt

wordt

afgeweken.

evenveel, meer.

1 33 3 -3 - « ^

,P N 5

TT O-èz- 2

=3: * E i

« cS i

3 quot; J-

SS c s :

en moet g«\'schieden.

tengevolge van on-eenigheid onder de» erfgenamen.


quot;i

-ocr page 145-

109 VII. § 3.

B. Die le regt of Ie onregl lot de san;ah nagara worden gerekend.

Gelijk reeds vroeger werd liekoiul gesleld, heeft bij sa\\v;ili nagara slechts een persoonlijk gebruik plaats en kan daarbij van erven dus geen sprake zijn. Op dien algemeenen regel maken ecbler eenige desa\'s, in bet Noorderregentscbap gelegen, eene uitzondering. Hei zijn de desa\'s Klangan (1G) Kranggat, Sabandaran, Karang tengah en Koeban laban kidoel (district Tjilegon).

De sawabs in deze desa\'s, waarvan vroeger kckoesoet werd betaald, worden op dezelfde wijze als elders geërfd, niettegenstaande de bevolking ze niet mag verkoopen of verpanden.

Hetzelfde is bet geval met die sawabs, welke het bestuur, hetzij met, hetzij zonder vergoeding voor de kosten van aanleg, in lateren tijd tot sawab nagara heeft verklaard (20, 24).

§ 4. Schenking.

VVii men zeker zijn dat de goederen, welke men eenmaal zal nalaten, zoodanig zullen verdeeld worden, als men verlangt, dun schenkt men ze tijdens het leven weg.

Die wijze, van over zijne goederen te beschikken, is nagenoeg algemeen. Van de 52 desa\'s, waar sawabs worden aangetroffen, is schenking onder de levenden slechts in 5 niet gebruikelijk en in 5 nog niet voorgekomen, doch geoorloofd. Van de overige 44 desa\'s, waar dergelijke schenking beeft plaats gehad, zijn er niet minder dan 54, waar dit de meest gewone wijze is om sawabs te hekomen van zijne ouders, in 9 zelfs de eenige (11, 21 , 25, 27, 56, 46, 49,51,54).

Schenking onder de levenden heet hihaL Slechts in éène desa geeft men daaraan den naam van scdekahken, daar men hel, volgens eene godsdienstige opvatting, betamelijk acht de aarde zonder bezittingen te verlaten en dit aan Allah goed duidelijk maken wil (soepaija mendja-di kebaikan di oetërab (2).

Schenking onder de levenden geschiedt in den regel aan zijne kinderen of verdere familiebetrekkingen. Soms mag dil alleen ten bunnen behoeve plaats hebben (9, 14, 15, 18, 20, 29, 56, 57, 59). Soms ook ten behoeve van vreemden (4, 7, 25, 51, 54).

Werkelijk hebben zich dan ook van dit laatste, in een drietal desa\'s.

-ocr page 146-

VII. § 4. 110

voorbeelden voorgedaan (4,7,51). Dergelijke schenking aan vreemden pleegt men wel eens sëdëkahken te noemen (4).

Worden de sawalis aan leden der familie geschonken, zoo verliezen zij haar karakter van poesaka niet en worden zij ook onder dien naam aangeduid.

De sawahs gaan, soms verscheiden geslachten achtereen, bijwijze van hiliat over. Voorheelden worden aangehaald, waar dit reeds gedurende 5 (46) en 6 geslachten (36) hel geval was.

Ofschoon geen bepaalde gelegenheden beslaan, waarbij men gewoon is zijne sawahs tijdens hel leven aan zijne erfgenamen té vermaken, zoo geschiedt dit toch zeer dikwijls als een der kinderen in het huwelijk treedt (1, 2, 3, 4, 7, 8, 17, 20, 21 , 26, 27, 29, 33, 34, 38, 48) of bet ouderlijk huis verlaat (1, 2, 3, 7, 8, 17, 20), soms als een hunner meerderjarig wordt (8).

In dat geval bepaalt de schenker het aandeel, dat ieder zijner kinderen bekomen zal. Diegene, welke nog niet meerderjarig zijn, krijgen hel niet in handen (de vader blijft het bewerken), doch nemen het in ontvangst, zoodra zij volwassen worden. Komt een der kinderen te sterven zonder vrouw of kind na le laten, dan komt zijn aandeel aan den vader terug. Mogt de vader komen te overlijden vóórdat die kinderen gevestigd zijn, dan bevestigt hij de schenking door een uiterste wilsbeschikking. De vader kan evenwel hel aandeel aan ieder zijner kinderen uitreiken op hel tijdstip, dal hij daarvoor het meest geschikt acht (17, 20).

Eene andere aanleiding om over zijne sawahs, bij wijze van hibat, te beschikken, beslaat daarin, dat men begint le sukkelen (1, 2,3, 4, S) of zich niet meer in slaat gevoelt ze goed te bewerken (12, 48).

Goederen, aan kinderen geschonken, kunnen teruggenomen worden (di roedjoe (21, 23) ), zoolang zij ze nog niet hebben vervreemd (4, 21, 23, 24).

Wil de schenker zeker zijn, dat later niet legen zijne beschikkingen wordt opgekomen, dan zal hel zaak zijn bij die handeling getuigen te roepen, vooral als goederen aan vreemden worden vermaakt. Hibat geschiedt soms onder vier oogen (23), soms voor een familieraad, met of zonder getuigen (33). Op sommige plaatsen moet men getuigen

-ocr page 147-

VII. § 4.

roepen (22, 36), op andere niel (7, 23, 34). De tljaro en panghoeloe treden soms als zoodanig op ,36).

In enkele gevallen worden aden van schenking opgemaakt (1,2, 3, 33, 3o).

Kinderen mogen tegen eene schenking niet opkomen, evenmin andere erfgenamen, als de handeling in behoorlijken vorm en voor getuigen heeft plaats gehad (21, 22, 23, 24, 213, 27, 29, 32, 33, 35, 37, 38, 44). In dat geval zou de priesterraad hen zeer zeker in het ongelijk stellen (44). Van gerezen geschillen worden evenwel geen voorbeelden bijgebragt.

Dergelijke geschillen zouden door het districtsheslnnr moeten beslist worden (38).

Onder Pandeglang en in een gedeelte van Lëhak heeft men bet regt, bij wijze van hibat, op de willekeurigste wijze over zijne goederen te beschikken (21, 22, 23, 24, 23, 26, 27, 28, 4ü, 49, SO, 51). zijne kinderen te onterven, aan een hunner of aan de dochters alles te vermaken. Zoo dit al eens plaats heeft, is het uiterst zeldzaam.

De schenker houdt veelal uit den boedel een stukje sawah terug, bestemd om in zijn onderhoud te voorzien en later te dienen tot betaling zijner begrafenis (14, 20). Soms bedingt hij, dat deze laatsten uit den boedel zullen gekweten worden (33).

De goederen worden meestal in gelijke aandeelen tusschen de mannelijke en vrouwelijke erfgenamen verdeeld (14, 21, 46, 54). Doch dikwijls worden ook de vrouwen beoordeeld, omdat zij moeijelijker in hun levensonderhoud kunnen voorzien dan de mannen. De buizen vallen gewoonlijk baar ten deel en worden haar boven haar aandeel geschonken (21, 49, 50, 54). Er bestaat echter ook een voorbeeld, dat de mannelijke erfgenamen werden voorgetrokken (31).

Ill

-ocr page 148-

Vil.

112

B* S»

ff

es er

=r 0

T3

1

i3

IC

C5

•Ük

20

Cl

C5

-

CC tU

M

C5

-

13

ca

h-fc

ic !

in

IC

-

-

-

CO

C3

H-k

w

Ü1

CO

IC

lO

co

•u

IC

-

H*

C5

-

-

-

Sö P3 O W 2 H

CT) 2

•O

w

C5 r—

s

ö

w

« 1 g-

c=- 5.

gt;

o er 2. r: «s: 2 « £ ?r S. ^

o _

« z.

» ^ ?r

vreemden.

de erfgenamen alleen.

E ST «

er s- w

tt »

s s y

i s « |

e- quot;H. 5

C p quot;»

5 S- s-

re «gt; s.

1

S ^ 5^

cr. _ O

o ^ r o

Squot; c. M 2 3

F § « g. \'

even {jrobt.

grooter.

kleiner.

~ * ö

ö a

~ - CA

w ^ £5

r* W5


-ocr page 149-

VII. g 5.

§ K. Het geven van sawahs in onderpand.

Van de 52 desa\'s, waar sawahs worden aangetroffen, zijn er 42 waar het gebruikelijlv is voor geleende geldsommen zijne sawalis in onderpand te geven, terwijl dit in 20 der laatsten dikwijls voorkomt.

In 10 desa\'s werd dergelijk verband op sawahs nog nimmer gelegd.

Zoodanig pand noemt men in liet Noorderregentscliap en onder Pandeglang nu eens san da, dan weder cjade. In de beide andere regentschappen is alleen het laatste woord in zwang.

De handeling zelve, waarhij eene sawah in pand genomen wordt, noemt men djoewal of bli sanda of gade doch in de meeste gevallen gade-ginade.

Hel woord djoewal wordt op sommige plaatsen gebezigd uit de godsdienstige opvatting, dat gade niet zuiver (soenal) is. Dit vindt zijn grond in de meening, dat hij dergelijke overeenkomst het ver-koopen hoofdzaak, wederinkoop restrictie is (31). Elders (49, SO) hangt de gebruikelijke uitdrukking al\'van de omstandigheid, of op de sawah eene som geleend is, hijna gelijk slaande mei de waarde of daar heneden. In het eerste geval bezigt men djoewal-gade, (\') in het tweede gade-ginade. (f)

Omtrent den duur der overeenkomst wordt verschillend gecontracteerd, meestal voor onhepaalden lijd, soms lot wederopzeggen loe (16), terwijl het ook voorkomt dat de inlossing der sawah niel dan na zekeren termijn mag geschieden (10, 43).

De verbonden sawah kan in bewerking blijven bij den schuldenaar of hij den geldschieler komen. Dit laatste is hel meest gebruikelijk.

Van de 42 desa\'s, waar dergelijke overeenkomsten worden gesloten, zijn er 16, waar beide gevallen zich voordoen. Bij 18 andere komt de sawah steeds in bewerking bij den geldschieter (9, 10,12, 14, lo, 18, 20, 21, 22, 23, 24, 27, 28, 52, 35, 46, 52, 55), slechts bij 7 geeft de schuldenaar die nimmer aan den geldschieter over (l, 2, 3, 5, 6,19, 51).

113

Wanneer de sawah in bewerking overgaat bij den geldschieter, betaalt hij landrente en onkosten, doch geniet ook alle voordeelen.

-ocr page 150-

m § 5.

Hij behoeft in dat geval de verbonden sawah niet zelf le bebouwen, maar kan voor de bewerking contracten sluiten niet anderen (57). Hij zou zelfs het regt hebben die te verburen (49).

De voorwaarden, waarop de schuldenaar mag blijven bewerken, loopen nog al uiteen. Zeer gebruikelijk is, dat beide partijen alle onkosten en de landrente, ieder voor de helft, betalen en den oogst deelen (36, 59, 44, 46, 49), doch ook, dat de schuldenaar al die koslen draagt en slechts Ys van den oogst aan den geldschieter afstaat (36, 44, 415, 46, !51).

Het gebeurt ook dat de schuldenaar het zaad levert en alle verdere onkosten gelijkelijk gedeeld worden (19, 26), óf dat hij alleen de kosten van bewerking en van den oogst draagt, doch de bibitende landrente door beiden betaald worden (54), of dat de schuldenaar alle koslen van bewerking op zich neemt en de geldschieter de landrente betaalt (57); in alle welke gevallen de oogst gelijkelijk verdeeld wordt.

Draagt de geldschieter alle kosten en zorgt hij voor de kwijting der landrente, dan geniet bij 2/3 den oogst (57, 59,- 49).

Soms wordt de overeenkomst gesloten op voorwaarde, dat de geld-schicler 2, tegen den schuldenaar 1 jaar de sawah zal bebouwen (49). Wordt de overeenkomst voor één rijstoogst aangegaan, dan behoudt de schuldenaar het regt later nog tweede gewassen op zijn veld te verbouwen (49).

Meermalen blijft de sawah in bewerking bij den schuldenaar als de geleende som gering is en gaat zij bij den geldschieter over, zoodra die grooler wordt (7, 29, 31, 36). Soms toch wordt de gevraagde som in termijnen gegeven en, bij voortdurend geldgebrek, wendt de schuldenaar zich tot hem, die zijn sawah in onderpand heeft. Vandaar dat de primitieve som dikwijls verhoogd wordt (4, 7, 8, 16, 22, 23, 26, 28. 29, 31, 35, 36, 59, 44, 46). Dit noemt men op sommige plaatsen ngangsoer (4, 23, 28, 46), op andere woe«(/lt;oei (toengtoel) (22,44).

Ofschoon zeldzaam, wordt toch de schuld wel eens bij gedeelten afbetaald (16, 21).

Of bij het sluiten der overeenkomst getuigen geroepen worden, is voor alle desa\'s niet te constateren. In sommigen is dit verpligtend (1, 2, 5, 8, 9, 14, 25, 24, 27), in andere niet (10, 12, 17, 28).

Soms wordt zij gesloten voor het districtsbestuur (55) en zelfs eene schriftelijke acte daarvan opgemaakt (8, 22, 23).

114

-ocr page 151-

VII. § K.

In den regel (27 desa\'s) krijgt het desahoofd rnededeeling van het sluiten van dergelijke overeenkomsten; op sommige plaatsen is dit zelfs verpligtend gesteld (5, 15, 20, 59). Doch dit geschiedt ook aan hem en den panghoeloe (26, 27, 28, 43) of de oudsten (24), soms aan het desahestuur (18, 46) of aan dat van het district, wanneer de geleende som- een zeker bedrag b. v. 15 a 20 realen bereikt heeft (39, 46, 49, 550, 52).

In 17 desa\'s wordt van deze overeenkomsten aanteekening gehouden in de registers van het landbezit, waaruit soms aan den schuldenaar een bewijs wordt afgegeven (35, 52).

Meermalen draagt de schuldeisclier zijne pretensie op een ander over. Dit noemt men limpah, di limpahken, in een enkel geval pindaA-gade (50).

De aanleiding tot dergelijke overdragt kan zeer verschillend zijn. Van wege den sclmldeischer wordt die verlangd, wanneer hij zelf in geldelijke ongelegenheid komt of wanneer de sawah te ver van zijne woning verwijderd is, om die gemakkelijk le kunnen bewerken (27). Van de zijde van den schuldenaar, als hij zich verbeeldt dat de geldschieter het land niet behoorlijk verzorgt (37), of hij meer geld daarop ter leen verlangt dan de geldschieter wil of kan geven (27, 29, 36, 37), óf eindelijk om latere geschillen te voorkomen (29, 36, 49). Want ofschoon er voorbeelden zijn, dat sawahs 10 a 15 jaren bij denzelfden geldschieter in pand bleven, geeft men er de voorkeur aan, om de 3, 4, of 3 jaren van schuldeisclier te veranderen, ten einde deze niet later voorgeve de sawah te hebben gekocht.

De schuldenaar moet in den regel zijne goedkeuring hechten aan dergelijke overdragt. Zoo hij die weigerde, zou de overdragt niet mogen plaats hebben (10) of de regter daaromtrent uitspraak moeten doen (23, 24, 34). Op sommige plaatsen is het voldoende, dat de geldschieter van zij n voornemen aan den schuldenaar kennis geve (26,27).

De primitieve geldschieter is door de overdragt in den regel buiten het contract. Hij kan de sawah niet terugvorderen van hem, die in zijne regten getreden is. Somtijds mag dit echter met goedvinden van den schuldenaar (4, 26) of na hem eenvoudig daarvan kennis gegeven te hebben (10, 52).

Elders hangt dit regt des primitieven geldschieters af van de

115

8*

-ocr page 152-

VII. § 5.

omstandigheid, ten wiens gerieve de overdragt heeft plaats gehad. Is dit geschied omdat hij zelf geld noodig had, dan kan hij dat regt niet uitoefenen (S2). In een geval droeg de primitieve geldschieter zijne reglen aan een tweeden over, doch behield de sawah. Van de opbrengst gaf hij de helft af aan dien plaatsvervanger (46).

Op sommige plaatsen, waar men er op gesteld is den boedel zooveel mogelijk in zijn geheel te lalen en dientengevolge de erfgenaam, die de geheele erfenis bekomt, geld ter leen verstrekt op sawahs van anderen, welke bij aan zijne medeerfgenamen in bewerking geeft, ontstaat hierdoor eene exceptionele toestand. Wanneer zoodanige sawah wordt ingelost, is het niet de primitieve geldschieter die de geleende som terugbekomt, maar diegene onder zijne medeerfgenamen, aan wien de sawah in bewerking was gegeven. Des laatsten regt op de erfenis, wordt op die wijze uitgekocht (59).

Is het de geldschieter, die zijne reglen aan een ander wenscht over te dragen, dan moet hij zelf een plaatsvervanger zoeken,indien hij de sawah in bewerking heeft (4, 8, 9, 10, 27, 32, 34), nadat hij een redelijken tijd te voren aan den schuldenaar daarvan kennis heeft gegeven, ten einde dezen in de gelegenheid te stellen, des verkiezende de schuld af te doen (10, 25, 59).

Geschiedt de overdragt in het belang van den schuldenaar of is Ay in het bezit gebleven der verbonden sawah, dan kan men als regel stellen, dal hij het ook is, die een nieuwen geldschieter zoeken moet. Ten minste in slechts een geval, waarin de bewerking bij den schuldenaar was verbleven, werd aan den geldschieter die verpligting opgelegd, waarschijnlijk omdat de overdragt ten zijnen behoeve plaats had (29).

Gelukt bel den schuldenaar niet iemand te vinden, die de reglen van den primitieven geldschieter wil overnemen , dan Iaat hij de zorg daarvoor aan den laatsten over (S, 45), tenzij men besluite om het contract te verlengen (39).

Limpah heeft gewoonlijk plaats op dezelfde voorwaarden, waarop de primitieve overeenkomst is gesloten. Wauneer dit evenwel geschiedt, omdat de schuldenaar meer geld ter leen verlangt, dan wordt die som bij eene volgende overeenkomst verhoogd. Hetgeen die som de oorspronkelijke schuld te boven gaal, wordt onmiddellijk aan den schuldenaar uitgekeerd (16, 26, 31, 34, 33, 46).

116

-ocr page 153-

VII. § S.

Wanneer de geldschieter de door hem ter leen verstrekte som terug verlangt, beslaat er geen ander middel om daartoe te geraken, dan door zijne reglen aan een ander over te dragen. Alleen voor het geval, dat de schuldenaar de sawah onder zich heeft gehouden, zou de geldschieter, bij mislukking van dergelijke overdragt, zich bij hel bestuur kunnen aanmelden om den schuldenaar óf lot overgave der sawah óf lot betaling te dwingen (34).

De erfgenaam van den geldschieter oefent dezelfde reglen als deze uit (25).

Zoowel bij opzegging van hel contract van de zijde des geldschieters, als bij aflossing der schuld door den schuldenaar, moet vooraf worden kennis gegeven. Geschiedt dit nadat de sawah reeds in bewerking is, dan gaat de opzegging pas in na den oogst, die altijd aan hem blijft behooren, die geplant heeft. Zelfs legen teruggave der reeds gemaakte kosten van bewerking, kan men de tegenpartij niet lot afgifte der sawah dwingen, hoewel dil soms bij minnelijke schikking plaats vindt (16, 25, 59).

Eene sawah inlossen heet nëboes (44).

Indien de geldschieter de afgifte der sawah weigerde, als de geleende som wordt teruggegeven, zou de zaak voor den landraad moeten dienen (10, 44, 45).

Ten allen tijde kan de schuldenaar tegen aflossing zijner schuld, zijne sawah terug bekomen, tenzij omtrent het tijdstip van aflossing speciale bepalingen zijn gemaakt, de bewerking der sawah reeds zij begonnen, of de geldschieter nog niet één oogst van het verbonden land hebbe genoten.

De erfgenamen en reglverkrijgendeu van den schuldenaar hebben hetzelfde regt als hij. Het is niet voor verjaring vatbaar.

Mogt de waarde van den grond in hel algemeen zijn vermeerderd, zonder toedoen van den geldschieter, dan kan de schuldenaar volstaan met de betaling der primitieve som. In de meeste gevallen behoeven zelfs de verbeteringen, door den geldschieter aan den grond aangebragt, niet vergoed te worden (in 15 desa\'s), omdat de geldschieter geacht wordt, de vruchten dier verbeteringen reeds genoten te hebben. Op vele plaatsen moet dit wel geschieden, als ze met toestemming van

117

-ocr page 154-

VII. § 5.

den schuldenaar zijn daargesteld (4, 14, 15, 17, 29,51,32,35,56, 39, 44, 50, 52), anders niet. Op slechts 2 plaatsen (57, 46) moet in allen gevalle vergoeding voor de verbeteringen gegeven worden; in 2 andere (53, 54) geschiedt dit steeds uit oen gevoel van billijkheid, ofschoon de schuldenaar daartoe niet verpligt is, als hij geen toestemming heeft verleend.

Ofschoon op sawahs soms de volle waarde en meer geleend is, heeft verkoop ten gevolg van pandgeving slechts in 11 van de 42 desa\'s plaats gevonden. Meestal verkocht de schuldenaar ze aan den geldschieter uit vrijen wil, óf omdat hij geen kans zag de schuld ooit af te lossen , óf om zoodoende meer geld te bekomen, dan hij bij wijze van leenen zou kunnen magtig worden. De gevallen zijn uiterst zeldzaam, waarin de geldschieter zijn\'schuldenaar dwong de beleende sawah aan hem te verkoopen.

118

-ocr page 155-

119 m § s.

I lt;

§

co tzj H

n

55 O

a gt;

S §

CQ g

o «

Q W

M

EH

P EH

M

•;qoo^J.iA ufiz \'a vb^pubdui ub\\

a5[OA3SuD^ \'sqKAVUS JBBAV 4 StBS3(l

4

5 1 1

11

Desa\'s, waar verbeteringen door den geldschieter aan-gebragt, door den schuldenaar

•Ijaaq pma^saSaoi m jj fiq sjb p3o2

-i9a U9p40AV u9a|lb

t»\' co co w

co

TH

\'p9o3l9A uapioav )9iu

8

6

1

15

•p9oSa9A uapjOAv

1

cq T- TH 1

1 1

f iSBBJp -ja.vo n9jopub ubb ud^Saj aufiz ja)9!q3sppS a.vai^uuud 9p ^Bp \'sï tffiia^mjqaS ;aq jbbav \'s^sad

co o 10

co

Desa\'s

waar de verbonden sawalis bewerkt worden

door geld-sclaeter of schuldenaar.

io co ^

co

TH

uitsluitend door den

•JBBU9pinq08

O TH

\'J9)9iq9SpI9S

b. co co

co

TH

DESA\'S WAAR

dit nog niet is voorgekomen.

co

O

dit zeer dikwijls voorkomt.

6 10 2 2

O d

sawahs

in onderpand gegeven zijn.

19 12 3 8

x -uapioav uajgojjasubii sqbavbs JBBAl S4BS9(I

20 14 6 12

lt;M IA

REGENTSCHAPPEN.

Noorderregentschap.. PanHftfrlanf.........

0

c

9 *S

i E-

)

pU

i

1 . H

Geheele residentie...

-ocr page 156-

m § 6.

§ 6. Huur en verhuur.

Huur van sawahs voor geld is nergens gebruikelijk.

Echter beslaat er in het Noorderregentschap een soort van overeenkomst, nglandjak genaamd, welke het midden houdt tusschen buur en inpandname van sawahs tengevolge eener ter leen verstrekte som gelds. Iemand geeft namelijk een zekere som — /quot; 13, /quot;20 of f50 per bouw — aan den eigenaar eener sawah, welke de geldschieter mag bewerken en waarvan hij alleen de vruchten geniet, gewoonlijk voor één jaar, soms voor twee, naar gelang van het bedrag der gegeven som (o, 16). De eigenaar betaalt echter de landrente fl, 2, 5, 5, 15, 16). Door die betaling en het gemis der vruchten van zijn sawah, wordt de eigenaar geacht de geleende som teruggegeven te hebben. De schuld vervalt dan ook van zelf, door het verstrijken van den termijn van bewerking. Een enkele keer betaalt de bewerker een gedeelte der landrente, als de geleende som gering is (15).

I

Omtrent de bewerking van sawahs door anderen, worden verschillende soorten van overeenkomsten gesloten.

De meest gebruikelijke is het memarocontract, welks kenmerk daarin bestaat, dat beide partijen den oogst gelijkelijk deelen.

Van de S2 desa\'s, waar sawahs werden aangetroffen, zyn er 34, waar dit contract in zwang is.

De voorwaarden, waarop het wordt aangegaan, verschillen.

Het eggen en ploegen met eigen karbouwen komt altijd voor rekening van den bewerker.

In verreweg de meeste gevallen (24 desa\'s) betalen beide partijen de helft der landrente en der verdere onkosten. In de overige desa\'s wordt daarvan in meerdere of mindere mate afgeweken. Zoo vindt men mëmarocontracten, waarbij:

de bewerker de bibit moet leveren, doch overigens alles gelijkelijk wordt gedragen (13, 19, 20);

de bewerker alle onkosten, de eigenaar de bihit en de landrente betaalt (14);

de bewerker alle onkosten, de eigenaar de landrente voor zijne rekening neemt. Vooral gebruikelijk bij sawahs onder andere desa\'s ressorterende (9, 13);

de bewerker alle onkosten en de helft der landrente. Deze species

120

-ocr page 157-

VII. § 6.

van het mëmarocontract wordt onder Tjaringin ook ingon genaamd (51, 53, 38, 48);

de eigenaar de kosten draagt van liet overplanten der zaailingen, doch overigens alles gelijkelijk onder partijen gedeeld wordt (10);

op dezelfde voorwaarde van gelijke verdeeling, de eigenaar de landrente betaalt (6).

De niëimrocontracten worden aangegaan voor één jaar, soms voor meer moessons, soms voor onbepaaldeu tijd (37, 38). Dit laatste vooral onder Tjaringin.

Wanneer een der partijen de liibit moet leveren, is het op sommige plaatsen gewoonte de daartoe gebezigde hoeveelheid, vóór de verdeeling, van den oogst te praeleveren (16, 18).

Eene andere, veelvuldig voorkomende wijze om zijne sawabs door anderen te doen bewerken, is het zoogenaamde ?nerlt;e/oecontract, onder Tjaringin en Lébak ook wel djëdjoeron genaamd. Het kenmerkende van deze overeenkomst is, dat een der partijen 2/3gt; (k an(tere Vs van den oogst geniet.

De bewerker heelt ook bier te zorgen voor het eggen en ploegen. Mërteloecontracten zijn gebruikelijk in 25 van de 52 desa\'s, waar sawabs gevonden worden.

Onder zeer verschillende vormen worden zij gesloten. Over het algemeen kan men zeggen, dat de overeenkomsten, waarbij de bewerker één derde van den oogst geniet, den regel uitmaken.

De eigenaar der sawah trekt twee derde gedeelten van de opbrengst wanneer bij:

alle onkosten en de landrente betaalt (t, 2, 3, 22, 29, 34, 37, 38, 39); ditzelfde doet, doch de bewerker voor de bibit moet zorgen (19); alle kosten en 2jz der landrente (10, 20, 31) of de geheele landrente en quot;/3 der kosten voor zijne rekening neemt (18);

zaad en landrente betaalt en de bewerker alle ventre kosten (12, 23); de landrente alleen voldoet en de bewerker alle kosten, ook van de bibit draagt (33);

de landrente betaalt en alle verdere kosten tusschen beide partijen gelijkelijk verdeeld worden (5);

\'Y3 draagt der landrente en van alle kosten (7; 27, 35).

De bewerker geniet twee derden van den oogst, wanneer hij:

alle onkosten en de landrente betaalt (28, 29, 34, 36, 39);

121

-ocr page 158-

TIL § 6.

alle kosten en Va der landrente voor zijne rekening neemt (20, SO);

liet zaad en de landrente betaalt en de eigenaar alle verdere kosten (12, 23);

de landrente voldoet en alle andere kosten tusschen beide partijen gelijkelijk verdeeld worden (is);

2/3 draagt der landrente en van alle kosten (53).

Op sommige plaatsen heeft de groote vrnchthaarheid der sawah ten gevolge, dat den bewerker niet een derde, maar slechts een vierde van den oogst toekomt, wanneer de eigenaar alle onkosten en de landrente betaalt (1 , 2, 5). Dit contract draagt den naam van mrapat.

Er is echter ook een voorbeeld, dat, wanneer de bewerker (noe njam-boet) de betaling op zich neemt van heigeen hierboven door den eigenaar werd voldaan, hij drie vierden van den oogst bekomt (57).

In het Noorderregentschap treft men nog eene overeenkomst aan, waarbij sawahs aan anderen in bewerking worden gegeven, tegen een zeker aantal sanggas padi. Dit bedraagt gewoonlijk 10 sanggas per 3 bouw (14).

Dit contract, mlajang genaamd, heeft veel overeenkomst met die, welke in sommige streken met boedjangs worden gesloten. Het verschil bestaat voornamelijk daarin, dat laatstgenoemde ook kost, inwoning en kleeding genieten. Deze overeenkomst is een soort van liefdebetoon, daar de eigenaar alles levert, zoowel bibit als ploegvee en landbouwgereedschappen en de bewerker niets als zijn arbeid te praesteren heeft.

§ 7. Het geven van voorschotten op te veld staand padigewas, schijnt vroeger meer algemeen te zijn geweest dan thans. Tenminste uit een paar desa\'s (26, 29, 50) wordt medegedeeld, dal het tegenwoordig niet mqgr plaats vindt, daar het door de residenten Buijn en Brest van Kempen verboden is; een maatregel, dien de bevolking niet aarzelt verkeerd te noemen, omdat voorschotten nimmer werden gegeven, zoo het belang van beide partijen dit niet medebragt.

Hel doen van voorschotten is bekend in 18 van de 52 desa\'s, waar sawahs bestaan, en thans nog in 15 gebruikelijk. In 6 dezer laatsten komt het dikwijls voor. De meest algemeene naam voor deze overeenkomst is hedjoan. Zij wordt soms ook papaten genoemd (1,2,5,12).

122

-ocr page 159-

VII. g 7.

Mislukt de oogst, dan moet de bepaalde hoeveelheid padi een volgend jaar geleverd worden (10, 11, 12. 24).

Een algemeenen maatstaf aan te geven van de hoeveelheid padi, welke voor zekere geldswaarde moet worden teruggegeven, is niet mogelijk, omdat de sangga padi niet overal even groot is.

Men vindt voorbeelden dat voor eiken gulden moet geleverd worden:

2 sanggas of 15 pitrah (1, 2, 5);

3 sanggas of 60 katis (27);

80 a 100 katis (5o);

voor een Bantamsche reaal [f 2,13) 5 sanggas (11);

voor een rijksdaalder, even veel (12);

voor een reaal [f 2,16) 4 sanggas of 50 katties (10, 29, 31).

Somtijds wordt overeengekomen dat men zooveel padi zal bekomen, als men, tijdens den oogst, voor de voorgeschoten som zal kunnen koopen (49), terwijl het ook voorkomt, dat padi geleend wordt onder beding, van bij gelegenheid van den oogst eene gelijke hoeveelheid terug te krijgen (54),

Dit leenen in nalura heeft vooral plaats in tijden van rijstgebrek. Toen dit in 1857 het geval was, werd gestipuleerd, dat voor één sangga, drie moesten teruggeven worden (27).

Ofschoon het geven van voorschotten op het groene gewas in den regel door inlanders geschiedt, zou er geen bezwaar bestaan ze ook van vreemden aan te nemen (11).

Er beslaat nog eene andere overeenkomst ten doel hebbende om tegen eene zekere som, zich de helft van den oogst te verzekeren. Men noemt haar djampany (12, 24).

Iemand geeft namelijk een zekere som aan den savvahbezitter, die zijn veld blijft bewerken. Hij belooft daarenboven tegen afgifte van de halve opbrengst, de helft der kosten en der landrente te zullen betalen.

Deze overeenkomst wordt, in bijzijn van getuigen, voor één moesson aangegaan. Mislukt de oogst, dan krijgt de geldschieter geen padi. In allen geval verliest hij de voorgeschoten som.

125

-ocr page 160-

VII.

124

ss

m «

■o

H

e f

ï»

H

9

BS 9S

SS

PI

O rt

SÜ H Ui

n

a

gt;

hi \'rs W 21

n

CA

25

cn

co

i-k

i-k

co

15

►-k

O

Ci

Ü1

to

-

w 50

E 5.

ö

o §

2 ö 2 w a

•2 I

ü w

C- - oq ft

es S

gt; gt;•

-«1 O O

c/i n s c

H

W

2!

waar men saw ah 8 in bewerking bekomt, en de vruchten er van geniet, tejjen betaling eener zekere som, terwijl «Ie eigenaar de landrente voldoet (nglandjak).

-ocr page 161-

VII. § 8.

§ 8. Bewerken, beplanten en oogsten.

a. Ploegen en eggen.

Van de 52 desa\'s, waar sawahs worden aangetroffen, zijn er 49, waar de sawali larikan en lada niet den ploeg en de eg worden bewerkt. Iii sommige geschiedt dit nog niet, omdat de sawahs eerst onlangs zijn aangelegd en de grond nog los is, zoodat beploegen in den eersten tijd kan nagelaten worden.

Het ploegen en eggen, voor zoover daaromtrent mededeelingen zijn gedaan, heelt gewoonlijk tweemalen plaats (10, 22, 25, 28, 52), een enkele keer driemalen (21). Doch het gebeurt ook dat er 2 maal wordt geploegd en quot;gt; maal geëgd (11), of 5 maal geploegd en 2 maal geëgd (54). Op sommige plaatsen heet het eerste ploegen ngambangkeun of narawas (21, 52), het tweede ngangler (52).

Het huren van karbouwen wordt ugelet genaamd (17).

De Chinezen hebben meer zorg voor hun ploegvee dan de inlanders. Zij gebruiken hunne buffels slechts één uur des morgens en één uur in den namiddag, terwijl de inlanders er tot 11 uur des voormiddags mede ploegen, wat\', in den tijd dat de sawahs bewerkt worden, een spoedig mager worden ten gevolge heeft (11).

In den regel wordt het ploegen en eggen door den sawahbezitler en zijn gezin verrigt.

Echter zijn daarbij ook gebruikelijk:

sambattan (njambal) of nqahiras, d. i. hulp voor een enkelen dag zonder betaling, doch tegen verstrekking van de kost. Dit heeft plaats wanneer de sawahs bijzonder groot zijn of als men door ziekte als anderzins in het bewerken zijner velden ten achteren is;

lilioer d. i. hulp met verpligto wederkeerigheid. Men moet namelijk gelijksoortigen arbeid vergelden gedurende denzelfden tijd, als men dien van anderen genoten heeft. Hulp met karbouwen wordt soms met handenarbeid verevend (57);

boeroehan of\' oepahan d. i. betaalde arbeid met of zonder de kost; en borrongan d. i. werk op taak, bij aanneming.

Van de 49 desa\'s, waar de sawahs geploegd en geëgd worden, geschiedt dit in:

16, uitsluitend door den sawahbezitler met eigen gezin,

125

-ocr page 162-

yn. § a.

9, met eigen gezin en ngahiras;

6, » » » » betaalden arbeid;

1, » » » » lilioer;

1, » » • » werk op taak;

8, » » » , betaalden arbeid en lilioer;

1, » » » , ngahiras en lilioer;

2, » » » , » , lilioer en betaalden arbeid.

Van de 5 desa\'s, waar bet ploegen en eggen niet persoonlijk dooiden sawahbezitter plaats beeft, zijn er:

1, waar betaalde arbeid, lilioer en ngahiras;

1, » » » en lilioer;

1, » » » gebruikelijk is, terwijl van de beide

overigen slechts wordt gemeld, dat dit op kosten van den eigenaar geschiedt.

De dagloonen voor hel eggen en ploegen zijn:

in bet Noorderregentschap, lusschen 20 en 24 duiten voor een voormiddag arbeid (20, 14) of lusschen 12 en 16 duiten met eenmaal eten (20, 18).

onder Pandeglang voor gelijken lijd 12, 20 of 24 duiten (26, 23, 25), of 10, 12, 16, 20 duiten en eens eten (23; 29, 211; 28, 27. 35, 54), Voor een geheelen dag geeft men daar 12 duiten en tweemaal eten (54);

onder Tjaringin is bet verstrekken van kost niet gebruikelijk. Het loon voor een voormiddag werk bedraagt daar 16 a 20 duiten (57).

Geschiedt hel eggen en ploegen op taak, dan geeft men voor een pelak-sasoekoe (d. i. een vak, waarvan de ontginning voor een kwart reaal wordt aangenomen) » duiten (22), elders voor het bewerken van een vak lang 12 en breed 5 roeden — als namelijk hel ploegen voor de eerste keer plaats heeft, — 20, voor de twee keer 1C duiten (52). Buiten Pandeglang schijnen dergelijke aannemingen op taak niet in zwang te zijn.

b. Pa!jollen.

Op vele plaatsen kunnen de sawab rantja niet met den ploeg bewerkt worden en geschiedt het losmaken van den grond daar met den patjol. Op een paar uitzonderingen na (15, S6), geschiedt deze wijze van

126

-ocr page 163-

VII. § 8.

bewerking alleen onder Pandeglang (26, 27, 29, 31, 3o). Onder Lebak slechts tijdelijk, zoolang namelijk de grond der aldaar nieuw aangelegde sawahs nog los blijft.

In bet Noorderregentschap (5) behoeft men 4 dagen om een kwart bouw sawah-rantja te patjollen. Dit moet 3 maal herhaald worden, waarna de grond aldaar met eene hark (bilis) wordt gelijkgemaakt.

Wordt dit in betaalden arbeid uitgevoerd, dan betaalt men onder Pandeglang voor een namiddag (2 lot o uur) 8 a 10 duiten en eenmaal eten (26, 27). Op taak geeft men daar voor, naar gelang der moeijelijkheid van het terrein, een heele of een halve gulden (29), ook wel / 1 per bouw (31).

c. Bemesting.

In een paar desa\'s onder Pandeglang, en in één onder Lëbak worden de sawahs bemest.

Dit geschiedt, als de sawahs in de nabijheid der desa gelegen zijn, met allerlei afval, die in pulten verzameld, verbrand en daarna op bet veld gebragt wordt. Als zoodanig gebruikt men ook padischillen (dédak) (21). Mest wordt aldaar nimmer verkocht.

In eene andere desa (27) brengt men de mest (seroeloek) op de sawah-tada, of in persoon of door middel van betaalden arbeid. Men bezigt alleen drooge mest, omdat de natte geacht wordt te heet te zijn. Onverschillig het aantal beesten dat op stal slaat, koopt men de mest voor f 1 per liandang. Elders (28) acht men 200 pikols niest voor een bouw voldoende. Die mest is afkomstig van karbouwen en van allerlei afval, die ook hier in kuilen verzameld en des Vrijdags verbrand wordt. Men acht die één duit per pikol waard. De bemesting is in vroeger\' tijd door het bestuur gelast, doch is thans reeds adat geworden en geschiedt geheel vrijwillig.

Onder Lëbak (51) zijn het de Chinezen die hunne sawahs bemesten, waarloe één kar, op lo passen in hel vierkant, voldoende wordt geacht. De inlanders, aldaar woonachtig, erkennen dat hunne Cliinesche medeburgers de sawahs beter bewerken dan zij en meer producten verkrijgen, doch zeggen niet bij magie te zijn hun voorbeeld na te volgen, door gemis aan karbouwen en pedalies.

d. Zaadbeddingen.

In den regel beeft ieder sawahbeziller zijne eigene zaadbedding

127

-ocr page 164-

VII. § 8.

(pawinian), die meestal door hem persoonlijk, zonder andere hulp dan die van zijn gezin, wordt aangelegd.

Er doen zich echter gevallen voor, dat de aanleg plaats heeft bij wijze van lilioer (22, 25, 57) en, een enkele keer, legen betaling van 12 duiten en eens eten voor een morgen arbeid (21»).

Gezamenlijke zaadbeddingen komen slechts daarvoor, waar bijzondere omstandigheden er toe leiden.

Zoo vordert de groote afstand tusschen eene desa en hare sawah ranlja, waarop men niet zaaijen kan, en de menigte wilde varkens in de omstreken der rawa Danne, een veel grooter zorg dan elders voor de zaadpadi. Van daar het gebruik, dat verscheiden personen gezamenlijk op het aan een hunner toebehoorend stuk zaadbeddingen aanleggen. Na uittrekking der zaailingen, wordt die grond ook weder gezamenlijk ter beplanting geschikt gemaakt (20).

Elders strooijen allen hun bibil uil op één stuk sawah, toebehoo-rende aan den meest vermogenden inwoner der desa, die daarvoor niet de minste schadevergoeding verlangt. Een regt stelt dat gebruik echter niet daar (54).

Ook in eene andere desa is het soms gebruikelijk gemeenschappelijke zaadbeddingen te hebben (45).

Niet altijd evenwel heeft men zijne zaadpadi op eigen grond. De reeds vermelde reden, dat men op sawah rantja niet zaaijen kan, geeft er aanleiding toe.

Men moet daartoe vergunning vragen van den eigenaar der beplante sawah, doch deze wordt nimmer geweigerd.

In den regel geschiedt dit zonder eenige vergoeding (12, 15, 29, 53, 54). Op sommige plaatsen beslaat de gewoonte, dat de begunstigde later gehouden is het stuk sawah, dat tot kweekbedding gediend heeft, te beplanten (tl, 51), soms zelfs met bijlevering der zaadpadi (10). Elders betaalt men, na den oogst, evenveel als men als bibit op eens anders grond beeft uitgestrooid (55), of geeft men 1 a 5 gedengs padi ten geschenke (57).

In de desa (54), waar allen hun bibit uitstrooijen op den grond van den meest vermogenden inwoner, geschiedt dit gemeenschappelij k. Daaraan nemen zelfs personen deel, die geen savvahs bezitten, omdat zulks gepaard gaat met feesten. Op de sawah-tarikan wordt padi,

128

-ocr page 165-

VII. § 8.

d. i. zaad aan den halm gebezigd; (21, 22, 24, 2ü, 26, 27,28,^4) voor de sawah tada, galm d. i. zaad, dat mei den voet van de stengel is gerukt (di ilies) (11, 2igt;, 26, 27, 28).

Men legt de padi eerst een naclit in liet water en daarna op bamboezen bakken ter ontkieming. Later werpt men het zaad met de band uit, zoodal bet zich behoorlijk verspreidt (11).

De zaadbeddingen worden niet altijd op natten grond aangelegd, maar soms op droogen. Dit noemt men sëbar (njebar) kletek (11, 12, 23, 25, 26, 27, 28, 44, 45).

Daar men voor de beplanting der sawah lada op den regen moet wachten, de zaailingen op natten f,rond spoedig groeijen en het dus ligt kan gebeuren dat zij reeds te oud zijn om overgeplant te worden, legt men ook kweekbeddingen sebar klelek aan. Men gelooft daarenboven, dat de aldus verkregen zaailingen meer weerstand kunnen bieden aan de droogte en een beter product geven (44).

De gaba, die biertoe als zaad gebezigd wordt, laat men niet eerst ontkiemen gelijk bij zaad beddingen op natten grond, maar werpt die dadelijk met de hand uit (11).

e. Uittrekken der zaailingen.

Geldt bij het ploegen en eggen als regel, dat de sawahbezitter die werkzaamheid persoonlijk verrigt, bij bet uittrekken der zaailingen is betaalde arbeid het meest gebruikelijk.

In 10 van de 29 desa\'s, waar omtrent het uittrekken van zaailingen mededeelingen zijn gedaan, geschiedt dit uilsluitend op die wijze;

in 5 heelt dit evenzoo plaats, doch tevens met eigen gezin;

in 4, behalve in betaalden arbeid, ook door middel van ngahiras;

in 5. in betaalden arbeid en lilioer;

in 1 dito, doch ook nog met eigen gezin.

Van de 6 overige desa\'s zijn er:

1, waar uitsluitend met eigen gezin;

2, » • bij wijze van ngahiras;

1, » » door middel van lilioer;

1, » met eigen gezin, ngahiras en lilioer; en

129

1, » » » » lilioer en op laak, dit werk verrigt wordt.

Op laak betaalt men, naar gelang der grootte, 4 15 duiten per vak (48).

9

-ocr page 166-

VII. § 8.

De betaalde arbeid, die voornamelijk in het Noorderregenlschapin zwang is, wordt zeer verscliillend lielooml, waarbij evenwel in bet oog moet gehouden worden, dat de grootte der bossen niet overal gelijk is (9).

\\oor het uittrekken van 100 bosjes — bet gewone bosje is tweemaal wat men, tusschen duim en wijsvinger, cirkelvormig bijeen kan houden — geeft men daar 12 duiten (18); diezellde som en eenmaal eten (20); 20 duiten (1, 2, 3, 4, », 16, 17, 19); 20 centen (14, 15); 40 duiten (6, 9); 50 duiten (7, 8), als ze allen voor de hand worden uitgetrokken, en 64 duiten, als men zaailingen op zoodanigen aistand van elkander laat staan, als waarop zij bebooren geplant te worden (metèl) (8). Onder Pandeglang geeft men voor 100 bosjes, nu eens 12 duiten (29), dan weder gelijke som en tweemaal eten (34).

f. Uit planten der zaailingen.

Het uitplanten der zaailingen geschiedt door vrouwen en, in den regel, in betaalden arbeid. Dit toch is bet geval in 31 van de 42 desa\'s, waar omtrent deze werkzaamheid rnededeelingen gedaan worden. Uitsluitend in betaalden arbeid heeft dit plaats in 19 desa\'s;

in 6 desa\'s op dezelfde wijze, doch tevens lilioer;

»3 • in betaalden arbeid en met eigen gezin;

» 1 desa » igt; p , doch tevens lilioer en ngahiras;

in 2 desa\'s evenzoo, doch daarenboven nog met eigen gezin.

Van de 11 overige desa\'s wordt dit werk verrigt in;

5 uitsluitend lilioer;

2 » met eigen gezin ;

1 » op laak;

1 » ngahiras;

1 met eigen gezin en lilioer;

1 op dezelfde wijze en op laak.

Terwijl in het Noorderregenlschap en onder Pandeglang het uitplanten der zaailingen in den regel in betaalden arbeid plaatsheeft, geschiedt dit in de beide andere regentschappen bet meest hij wijze van lilioer.

De kosten voor dit werk bedragen in het Noorderregentschap /2 a /■ 4 koper per bouw (7, 9; 1, 2, 3—6).

130

-ocr page 167-

151 VII. § 8.

De tlagloonen bedragen vnor een voormiddag (5 uren) werk: van 4 lol 8 duiten of van o lot 6 duilen en eenmaal elen;

voor een halven dag (6 uren):

van 8 tol 12 duilen of van 8 tol 16 duilen en eens eten;

voor een heelen dag:

12 duilen en tweemaal elen of 5 duilen, tweemaal eten en sirih. Op laak wordt helaald li duilen voor een pelak sasoekoe (22), of ■i a 14 duilen per vak, naar gelang der grootte.

g. Wieden.

Hel wieden (ngojos, op enkele plaatsen ngarambet (a4) genaamd) geschiedt schier overal in betaalden arbeid, in den regel tweemalen, docb ook verscheiden keeren slechts eens, omdat men bevreesd is, dat de padi anders te welig groeijen en omvallen zal (6, 7, 9, 21, 22, 25, 34, ö4, 56). Daaraan is zelfs toe Ie schrijven dat in enkele desa\'s in het gebeel niet gewied wordt (10, 11).

In 5 van de 5» desa\'s, waar omlrent bet schoonmaken der sawahs mededeelingen worden gedaan, wordl ten aanzien tier wyze,waarop dit plaats heeft, niols bekend gesteld. Van de overschietende 52 desa\'s, waar dit wel bel geval is, wordt in niel minder dan 28 betaalden arbeid bij dal werk aangewend, en wel in 18 uitsluitend;

in 2 ook mei eigen gezin;

» 7 » » lilioer; en » 2 » » ngabiras.

Terwijl in 2 der overige desa\'s het wieden uitsluitend geschiedt met eigen gezin, en in de 2 andere uitsluitend bij wijze van lilioer. Ook voor dit werk worden zeer verschillende dagloonen gegeven,

voor een voormiddag:

4 lol 8 duiten of 4 a igt; duiten en eenmaal elen;

voor een kalven dag:

10 duiten of 6 duiten en de kost;

voor een heelen dag:

12 a 20 duiten, of 12 duiten en eens of 6 duiten en tweemaal elen.

//. Bewerking mei boedjangs.

Uit 29 desa\'s wordt medegedeeld, dat de landbouwers aldaar gewoon

9*

-ocr page 168-

Vil. § 8.

zijn overeenkomsten voor de bewerking hunner sawahs aan te gaan met boedjangs, in de Soendalanden mangkoek genaamd.

Deze mangkoeks zijn bij hunnen heer (madjikan) zoowel vast in dienst, als voor één moesson d. i. tot na het oogsten. Als vaste boedjangs zijn zij meestal gehouden nog ander werk, zoo als heerendiensten en huisarbeid, voor hunnen meester te verrigten.

Van die 29 desa\'s zijn er 8, waar vaste en tijdelijke boedjangs, 12 waar alleen vaste aangetroffen, en 9, waar uitsluitend voor één oogst met hen contracten worden gesloten. Onder Pandeglang zijn zij meest allen blijvend bij hun heer in dienst.

De regel is dat zij de sawahs bewerken met het vee en de gereedschappen van den madjikan (4, 5, lö, 31, 33, 36, 37).

De vaste boedjangs genieten kost, inwoning, kleederen en padi (1, 2, 3, 10, 12, 20, 22, 23, 25, 27, 34, 49, 51, 54) of geld (11); soms kost, inwoning en kleederen zonder meer (4, 24, 56); soms kost, kleeding en padi (31, 53).

De boedjangs, voor slechts één moesson geëngageerd, worden zeer verschillend beloond. Nu eens krijgen zij kost, inwoning, kleederen en padi (1, 2. 3, 5, 9, 21), dan hetzeUdc, doch zonder padi (4, 17); op sommige plaatsen kost, inwoning en padi (15, 16, 20), op andere kost, kleederen en padi (49). Hier genieten zij kost en padi (31, 37) daar kleederen en padi (29), soms alleen padi (34, 36).

Het aantal sanggas padi, dat zij na expiratie van hun diensttijd ontvangen, hangt veel af van de omstandigheid of zij al dan niet kost, inwoning of kleederen bekomen. De beide eerstgenoemde remu-neraties duren voor den vasten boedjang het geheele jaar door, voor den tijdelijken loopen zij van ai\' de eerste bewerking tot aan het einde van den oogst.

Hier bestaat de gewoonte den boedjang twee pakken kleederen per jaar te geven (10, 22, 23, 24, 25, 27), op andere plaatsen slechts één pak (11, 12, 21, 51); doch meestal worden zij r.aar behoefte vernieuwd.

Ook het pak bevat niet overal dezelfde kleedingstukken. Het meest volledige is zamengesteld als volgt:

1 hoofddoek (somal, seblet, ikét);

1 buisje (koelambie, sasoekan, djamang, badjoe rëbig);

132

-ocr page 169-

VII. § 8.

1 sarong (samping);

1 buikband (babenleng, saboek);

1 korle broek (sarowal, pokek) (10, 21, 23, S4, 56).

Meermalen beslaat echter het pak slechts uit vier kleedingstukken en dan wordt weggelaten óf het buisje (27), of de sarong (12), óf de broek (24), soms de beide eerslgenoemden, doch dan een toedoeng aan het pak toegevoegd (34).

Voor de vasle boedjangs bedraagt het aantal sanggas padi, dat zij per jaar bekomen; in het Noorderrcgentschap 10(1,2,3,10,12,20), onder Pandeglang 8 a 10 (22, 23, 25, 27, 31, 33, 34), terwijl het onder Lëbak soms tot 15 sanggas klimt (51, 54).

Voor de lijdelijke: in het Noorderregentschap tusschen 5 en 8 sanggas (1, 2, 3, 9, 15, 16, 20), een enkele keer 10 (5); onder Pandeglang 2 tl 5 (21, 29) of als geen vrije woning wordt verstrekt, 8 amp; 10(31); terwijl het onder Tjaringin gebruikelijk is een gedeelte van den oogst af te slaan b. v. 4 sanggas per tjaeng (34), één tiende (36) of één vierde van de opbrengst (37).

i. Kosten per houw.

De kosten van bewerking voor een bouw sawah lot aan den oogst, worden alleen uit een paar desa\'s vermeld.

In het Noorderregentschap bedragen die /quot; 20 amp; /quot; 25 (15), onder Pandeglang f 8 (23), f 10 (21, 22, 25) ol 12 (28).

133

-ocr page 170-

VII.

134

a

H

O

•Tj

C5

A

cr

A »

-H

7quot;

J

r-

SO

5*

hs 0 3 B*

ft «

cT

as

o o

cL

50 W ff2

P!

a

O

5*

■t

rt

0)

«

c? ft

ft

n 5

ft*

US ft sr

-5

►d ►13

w

2J

-

CO

3

05

M

CO

Desa\'s waar dit geschiedt.

C3

cn

CO

M

03

met eigen gezin.

OS

i-k

Kgt;

M

O

met hulp voor één dag tegen de kost.

2

cT

ft «

Mk rffc.

4-.

IU

to

met lilioer.

3

ft 3

1-^

CO

IO

CO

CO

in betaalden arbeid.

«

cq CP9 ft

K)

bij aanneming.

Kgt;

io

voor eigen rekening.

CO

to

M

gezamenlijke.

Mi O

IC

4^

4t

op eens anders grond.

P O.

er ft

CO

to

to

op droogen grond

sebar kletek. |

St a* 99 ft 3

Kgt; CD

«

05

4^

M

05

Desa\'s waar dit geschiedt.

=1

CD

to

to

to

met eigen gezin.

3

TT

TT

H-k

t-k

met hulp voor één dag tegen de kost.

3

n-

CO

,0

CO

to

M

met lilioer.

r zaa

ro

CO

■A

tU-

to

M

Oi

in betaalden arbeid.

ilingei

-

bij aanneming.

,0

mk

Oi

M

CO

Desa\'s waar dit geschied\'.

ö

-

0

a

IO

Kgt;

met eigen gezin.

ST 3 ft

-

-

to

met hulp voor één dag tegen de kost.

O-

ft

S

CO

4*.

CO

M

met lilioer.

ts »

CO

ÜT

M

CO

in betaalden arbeid.

5*

CP?

t-L

Mi

bij aanneming.

3

-ocr page 171-

155 VII. § 8.

SC

Mioaip i]

)Bd

•irnapBl

T*

Cl

O W H

•ipsd j ua usjapaa}?!

•ir,i»pr!i

-

O

•ipcd ua ^so5|

•ini^pi\'i

quot;

T-lt;

lt;M

wd O K

•iped ua

•nfippfix

-

cr

e

SK

•-s (S

uajapaa}^

\'iso^

•JSBA

■M

•iped ua

SUIUOAVIII k)S0?|

•inppfu

CO

CO

Cd

O

CS Q) b

zonder meer.

•ifippru

T*

T—

Cl

r-M

s

V

V

2

■1SI!A

T*

\'H

co

S3

z w

M _C

en gelil.

•^quot;A

r-quot;

8S M

gt; £

en padi.

•irippfii

Ift

r-t

CO

PS W

n

kost

\')SBA

O

CO

■«*

•jpaii

csaS )ip jl\'b.vv S^BSaQ

CO

O

TH

(M

C5

•piaqie uap[«C)aq ui

2

CC

\'M

CC

c

•jaoi|!i ^aui

CO

CO

Ol

as

K Cd C W

\')so?( ap uaSa; Sep uaa joo.v djnq )aui

-

\'uizaS uaSia pui

-

-

-r

C3 c

*)aui jaaqaS ]ai{ ui

(M

(M

* *

t/j quot;O

«.ï

-[BBUiuaa

C5

-»?*

lt;N

CA gt; 0) ? a fi

•uajBiu aawj

r—i

co

O

CO

CO Cl

REGENTSCHAPPEN.

Kooi derregentschap .............

hamp; e

je quot;bo 0) \'S

sL

*b

\'C

«

H

0

- i h-

Geheele residentie ..............

-ocr page 172-

VII.

156

O

W

O

rri

H

cr O

ra W

kU

c: rf-

12

^0

12 a 2-1

5

»-

\'ê

IC

fiï\' IC

IC IC

10 a 20

IC

IC

C5

IO

CJJ

IC

IC

IC

IC

1—k to

IC

es* cc

CS

as-CO

tf*. ct

■quot;

cn

C7I

55-

o

8 a 12

8 a 12

CO

l-k C5

C5

co

5

.

IC

IC

gt;u.

SJ-

co

•u.

fis-CO

pU.

cn

OT

10

l-i O

O

C5

IC

Si\'

O

12 a 20

12

IC

05

agt;

loon in duiten.

Desa\'s

waar dagloonen betaald worden.

= 3

« J

2 3

Z\' TT

-r o « =

es 7-

rr t

3 gt;

w

w

eens eten en duiten.

loon in duiten.

eens eten en duiten.

tweemaal eten en duiten.

loon in duiten.

eens eten en duiten.

loon in duiten.

eens eten en duiten.

tweemaal eten en duiten.

ioon in duiten.

eens eten en duiten.

ioon in duiten.

eens eten en duiten.

loon in duiten.

eens eten en duiten.

tweemaal eten en duiten.


-ocr page 173-

VII. § 8.

k. Het oogsten.

Het oogsten, in hel Noorderregentsdiap panen of ani-ani genaamd (10, IS), in de overige regenlschappen di boewat, wordt altijd dooiden sawa li bezit ter en zijn gezin verrigl. Daar echter dit gezin, bij eenige uitgestrektheid van het veld, niet in staat is de padi Ie snijden met zoodanigen spoed als wenschelijk is, wordt in dal geval altijd de hulp van anderen ingeroepen.

In hel Noorderregentschap is de belooning in den regel snijloon in natura (dfreppan), doch ook op sommige plaatsen betaling naar hel aantal gesneden hossen (1, 2. 5, 19, 20). liet snijloon in natura bedraagt daar vrij algemeen één vijfde, doch hel bedrag hangt dikwijls van andere omstandigheden af. Zoo kan hel b. v. tot één achtste dalen wanneer veel handen tol het snijden beschikbaar zijn (14), of één zesde worden als hel product lol de padi dalem hehoort (15). In de omstreken van het meer Danoe bedraagt hel één bos van de 11, die gesneden zijn (19, 20).

Onder Pandeglang is betaalde arbeid regel, snijloon in natura uitzondering. Ook heeft daar op enkele plaatsen lilioer plaats (21 , 2!j). Het snijloon bedraagt hier slechts de helft van betgeen gemiddeld in het Noorderregentschap gegeven wordt, ofschoon het in den drukken tijd soms lol één vijfde sleigl (28). De betaalde arbeid is tweederlei: óf zuiver loon met verstrekking van kost, óf betaling naar hel aantal gesneden bossen. Het eerste bedraagt voor een voormiddag ö duiten

Ien eenmaal eten (21, 22); voor een geheelen dag 5 a 6 duiten en 2 maal, of 12 duiten eti eenmaal eten (25, 24, 25, 26). Daar de grootte der hossen afwisselt, van hetgeen men 4 maal lusschen duim en wijsvinger kan omvallen tot 20 kallies, is de betaling ook zeer verschillend. Men vindt plaatsen waar dit bedraagt:en eenmaal eten (21, 22); voor een geheelen dag 5 a 6 duiten en 2 maal, of 12 duiten eti eenmaal eten (25, 24, 25, 26). Daar de grootte der hossen afwisselt, van hetgeen men 4 maal lusschen duim en wijsvinger kan omvallen tot 20 kallies, is de betaling ook zeer verschillend. Men vindt plaatsen waar dit bedraagt:

10 centen voor 25 bossen (29),

10 duiten » 20 » (26, 32, 33),

10 » » l^Va bossen (24), 10 » »2 » (28),

10 » »5 » en de kost (27).

Onder Tjaringin is snijloon in natura geheel onbekend. Daar is betaling per aanlal gesneden bossen algemeen gebruikelijk, ofschoon een enkel geval bekend is, waar hel oogsten bij wijze van ngShiras (43)

137

-ocr page 174-

VII. § 8.

plaats vindt. Ook hier zijn de bossen niet even groot. Men betaalt:

10 duilen voor 20 bossen (36, 37),

10 quot; » 30 bossen en elen (38),

10 » » 15 bossen, gelijk staande met één pikol (9, 35).

Onder Lr hak is snijloon in nalura, hier gatjong genaamd, en betaling naar het aantal bossen gelijkelijk in zwang. In ééne desa geeft men dagloon zonder meer (49), in eene andere is ngahiras gebruikelijk (54).

Het snijloon kan hier gemiddeld op één tiende gesteld worden (44, 43, 46, 50), ofschoon het soms in bet begin en het einde van den oogsltijd, wanneer vele handen beschikbaar zijn, tot Via 0f Vis daalt (49, 51).

Hetzelfde verschijnsel omtrent het verschil in de grootte der bossen doet zich hier voor. Men geeft:

10 centen voor 25 bossen (56),

10 duiten » 12V2 quot; (53),

10 » » 5 » , gelijk staande met één pikol (46,48,52). Dit laatste komt hier hel meest voor. Een tiende gedeelte dier hoeveelheid , opat raoggeang geheeten, wordt met één duit te goed gedaan.

Somtijds is padi voorgeschoten onder beding, dat men later bij het snijden behulpzaam zal zijn (26). Onder Tjaringin moet men dan 4 hossen snijden togen vergoeding van slechts één duit (38); onder Lëhak legt het leenen van 4 katties padi de verpligting op, om een dag hij hel oogsten (e helpen (50).

Het zamenbinden der hossen komt voor rekening der snijders (27); hel vervoer van hel veld voor die van den sawahbezitter.

In hel Noorderregentschap beslaat de gewoonte, om aan bekenden en desagenooten kennis Ie geven van den dag, waarop men oogsten wil. Men kan dan verzekerd zijn genoeg helpers te bekomen, vooral vrouwen. In sommige desa\'s worden bij die gelegenheid ook vreemden toegelalen (5,6, 14, 16, 17, 20).

Onder l\'andeglang daarentegen is hel gebruikelijk bepaalde personen uit te noodigen. Uil neemt echter niet weg, dal vreemden, die zich aïhmelden, soms worden toegelaten (34).

138

-ocr page 175-

VII. § 8.

Onder Tjaringin doel men soms bepaalde nilrioodigingen (55, 37, 38), zonder daarom vreemden altijd uit le sluiten (3S).

Onder Lcbak laat men gewoonlijk iedereen lot snijden toe (44, 45, 46, 48, 51). Doch geelt men kennis van den dag waarop men oogsten wil, ol\' noodigl men daartoe bepaalde personen uil, dan worden vreemden geweerd (52).

Bebalve onder Lcbak, zijn er echter ook desa\'s, waar hél iedereen vrijstaat aan hel snijden deel te nemen (5, 6, 9, 12, 18, 31.36

159

52). 10e-lan.

bij Jan der een

7):

len ten ral len

er-m.

-ocr page 176-

VII. § 8.

140

O

3-

ee Ö-B

vr

o

Ï3S

w ff» w a.

H

C/3

K

gt;

TS hS

w 2

- 3

gt;■ 55\'

tejjen dagloon.

ö

w 5! T3

f4 gt;

w

K ►rl H

s =r

o

° i 1. lt;=: cf5* O-r s

cr

-3 3

jL n

S3 lt;%

g. 3

?r*

re S

C/2

S#

Ü-*

5*

3

S

s

O

O

5*

c-

m

C

i

slt;s

ct

CQ

Si

SS

2

O

p-

7

V)

3_

n_

?r

»

CU

u

O-

S*

» s

9

« ►i

gt; gt;

sc

-ocr page 177-

VII. § 9.

§ 9. Vischteelt op sawahs.

Tegenwoordig treft men alleen onder Lëbak (44) een kleine visch-vijver aan, die op sawahs is aangelegd (béndoengan). Zij beslaat slechts twee vakken sawah-rantja, die telken jare door het afsluiten met een darn in bcndoengaii herschapen worden. Daartoe wordt hetzelfde water gebezigd, dat ook de overige sawahs besproeit. In vergelijking met deze laalslen heeft de grond, waarop de vischvijver wordt aangelegd, een grootere waarde.

In vroeger tijd had men in dat regentschap nog eene desa {ij4)) waar sawahs tol de vischteelt werden benuttigd. Daar deze evenwel digt bij de zee gelegen waren en de goeramie en goudvisch hel zille water niet schijnen te kunnen verdragen, heeft men die vischvijvers doen vervallen.

§ 10. Weiden van vee..

Als de sawahs niet beplant of in bewerking zijn, ziet men gaarne dat zij door het vee worden afgeweid.

De schade door karbouwen aan de galengs veroorzaakt, wordt ruim opgewogen door de mest, die zij op de sawahs brengen. Daarenboven trappen zij de stoppels (djarami) plat en werken den grond dooreen, wat eene latere bewerking gemakkelijker maakt, even als dit ook in de hand gewerkt wordt, doordien zij de sawahs schoonhouden van onkruid en lang gras.

Een ieders vee wordt dan ook toegelaten, zelfs uit naburige desa\'s. Men behoudt evenwel hel regt het vee te weren.

Dit heeft altijd plaats wanneer men voornemens is de sawah met tweede gewassen te beplanten, in welk geval de sloppels verbrand (28), of afgesneden worden (53, 54). Dat dit laalsle niet gemakkelijk meer kan geschieden, zelfs niet met den ploeg, als eenmaal de karbouwen de sloppels hebben vertrapt, ligt voor de hand.

Op sawah rantja kan dikwijls, uithoofde der drassigheid van den grond, geen vee geweid worden (20, 26, 29, 51). Men laat echter op sommige plaatsen aan iedereen toe van die soort van sawahs gras te snijden voor de paarden (26).

141

-ocr page 178-

H O O F 1) S T U K VIII.

Sitwahs, nocli individueel, uoc-h coiumunaal, nuuir op eenig-e andere wijze bezeten.

Men kan die in drie soorten verdoelen:

sawali-wakap ^,

sawali-nagara, en

sawah, aan leden van hel desabesluur toegewezen, om daaruit hunne inkomsten lo trekken (apanagevelden).

§ t. Sawalhwalcdp.

De sawali-wakap zijn in den regel Iteslemd tol onderhoud van een masigit of van hare geestelijken. In het laatste geval zijn zij in aandeelen verdeeld en hekomt de panghoeloe meestal een aandeel, dat eens zoo groot is, als dal zijner ondergeschikten (7, 14, 21).

Echter trekken soms ook andere personen of inrigtingen de inkomsten van sawa lis, welke ten hunnen behoeve wakap zijn verklaard.

Zoo bezitten twee hadjies in de desa Pasisir oedik (10) eenige sawahs, welke van hun\' vader afkomstig zijn.

In diezelfde desa werden nog twee bouws sawah door een der sul-thans wakap verklaard ten behoeve der begraafplaats (astana) aldaar, met bepaling, dal de opbrengst gegeven zou worden aan pangeran Soengensaras, broeder van Moelana Hassan üedin, die op de begraafplaats toezigt houden zou en vervolgens aan alle zijne opvolgers in die betrekking.

Soms worden sawahs lot zeker doel wakap gemaakt.

Zoo bezit de desa Kanari (14) zes bouws sawab-wakap, die in vroeger\' lijd door den sullhan bestemd zijn lot het geven van sedekas. Zij dragen den naam van kagoengan dalem.

Er bestaat daarenboven een voorbeeld, dal eene som ge\'.ds wakap gemaakt is, len einde daardoor hel gebruik van gronden te verkrijgen.

-ocr page 179-

VIII. § 1.

Zekere hadji had eene savvah in pand genomen voor /100. Die som maakte hij wakap len behoeve der masigit. De panghoeloe landraad beheert dien grond. Wanneer nu die sawali wordt ingelost, is deze verpligt de terugbetaalde som wederom tegen pand te beleggen (25).

De aanleg heeft plaats gehad door de geestelijken zelf of door parti-kulieren. Bij aanleg door partikulieren, weiden zij wakap omdat de aanlegger daaraan die bestemming gal\' (10, 21) of tengevolge van aankoop uil de kas der masigit (2).

De sawah-wakap /,ijn buiten den handel. De aandeelen gaan per se op den nieuwen titularis over ^4).

De geestelijken bewerken hunne aandeelen persoonlijk (7), of laten dit doen bij wijze van memaro (2, 14).

Bij de Badoeis — die, gelijk men weet, geen sawahs mogen aanleggen — heeft men bouwgronden, welke voor een godsdienstig doel worden bewerkt. Om laatstgenoemde reden kunnen ze in zeker opzigt als wakap beschouwd worden. Zij heeten hoema serang (1) en bestaan uit drie plekken, elk van 4 ikets padi (200 roeden), welke jaarlijks worden aangewezen. De stam der Badoeis bewerkt ze gezamenlijk. Dit geldt ook voor het beplanten en oogsten. De opbrengst is bestemd om gebruikt te worden bij de slamatans op den dag der kawaloe, die driemaal \'sjaars plaats heeft: de kawaloe tëmbej in de maand Kasa, de kawaloe tengah in de maand Karo en de kawaloe toetoeg (loetoep?) in de maand Katiga. (quot;)

Ofschoon de sawab wakap voor een bepaald doel zijn aangewezen, volgen zij niet altijd die bestemming.

De desa Troemboe (2) bezat vroeger 8 bouws sawah kapanghoeloean. Zij zijn van den eigenaar aangekocht met geld uil de kas der masigit en daardoor wakap geworden. De tegenwoordige regent van Serang

145

1

Aan dil woord, dal ook onder ticl sulthansbestuiir in zwang was, schijnt de beleekenis van arbeid door de geheele bevolking eigen te zijn. Men heette toch sawah-seserangan zoodanige sawahs, welke door de geheele bevolking ten behoeve van sommige hoofden werden bewerkt (7).

(quot;) Zie omtrent de maanden der Badoeis liet Ilootdsluk: Toestand, waarin de bouwgronden enz. § 1.

-ocr page 180-

VIII. § 1.

heeft ze wederregtelijk len eigen voordeele verkocht. Dit slechte voorbeeld doet de bevolking dier desa beweren, dat zij dientengevolge ook geregligd is hare sawah-nagara te verknopen, hoewel dit, gelijk wij later zien zullen, van beide soorten verboden is.

De sawah-wakap iler desa Kanari (14), gelijk boven gezegd is, door den sulthan bestemd tot het geven van sedëkas, zijn mede in het bezit van dien regent. Daarvoor is geen anderen regtstitel aan te voeren, als dat hij in de plaats des sulthans zou zijn getreden. Hij heelt met den panghoeloe masigit dier plaats, die door hem wordt aangesteld, een mëmarocontract voor de bewerking gesloten.

§ 2. Sawah-nagara.

Bantam telt ongeveer 400 desa\'s, waar sawah-nagara worden aangetroffen. Op eene enkele desa na onder Tjaringin, zijn zij allen in hel Noorderregentschap gelegen.

In het Hoofdstuk: Toestand, waarin de bouwgronden zich bevonden vóórdat zij in den tegenwoordigeu toestand werden gebragt enz., is reeds melding gemaakt van de calegoriën van personen, door wie zij werden aangelegd (vrije lieden, slaven, pandelingen, verbannenen).

Onder het Hoofdstuk: Wijze van bezit der gronden, is gewag gemaakt van haar ontstaan en van de lijdelijke en erfelijke reglen, welke men op sawah nagara hebben kan.

De sawah-nagara werden in aandeelen toegewezen aan de gezinnen, die ze hadden aangelegd (1, 2, 5, 7, 10, 12, 14, 20), of aan de gezinnen in de desa aanwezig op hel oogenblik, dat zij onder de bevolking werden verdeeld (20, 5igt;).

In den regel waren de aandeelen even groot en hun getal vast bepaald (1, 2, », 7, 35), doch soms ook zeer ongelijk (10),

Waar de bevolking lijdelijke reglen op de sawah-nagara uitoefende, behield de aandeelhebber zijn stuk sawah gedurende zijn leven (2, 5, 7, 10. 12). Hij was echter gehouden de schalling (later de landrente) op te brengen en heerendienst te doen (12) en kan, in geval van verzuim, van zijn aandeel worden ontzet.

Daar men, om een aandeel te kunnen bezitten, in de desa moest wonen (2, 5, 10) en gehouden was daarop pndi te verbouwen — in welk product de belasting moest worden opgebragt — waren ook

144

-ocr page 181-

VIII. § 2.

verhuizen en gebrekkig (djompo) worden redenen, waarom men zijn aandeel verliezen ken.

Wanneer nu tengevolge van een dezer omstandigheden een aandeel vrij kwam, kreeg in die desa\'s, waar de bevolking zelve de sawah-nagara had aangelegd, de oudste zoon zijns vaders aandeel, mits hij werkbaar man was. Zoo neen, dan had het desahoofd de beschikking er over en kon hij dit geven aan wien hij wilde (\'), met uitzondei\'ing van de leden van het desabestuur, die apanagevelden bezaten (1,2, 5, 7, 10, 12). In de desa daarenlegen, waar de sawahs door veroordeelde Lampongers waren aangelegd en de bevolking eerst na hun vertrek, aandeelen in die sawahs had verkregen, had het desahoofd, bij hel openvallen van een aandeel, steeds in overleg met de oudsten de beschikking er over, ofschoon ook hier de werkbare zoon meestal in de regten zijns vaders trad (oii).

Zoowel in deze desa\'s als in die, waar het Nederlandsch gezag individueel aangelegde sawahs tot sawah-nagara had verklaard en de aandeelhebbers dientengevolge beweren erfelijke regten daarop uit te oefenen — was bet verboden die sawahs te verkoopen, te verpanden, weg te schenken of op eenigerlei andere wijze er over te beschikken (1, 5, 7, 10, 14, 55). Doch overeenkomsten, waarbij het bezit geenerlei gevaar liep, b. v. verhuur mogten plaats hebben (5).

De aandeelhebbers bewerken de sawah-nagara in den regel in persoon, soms ook met hoedjangs (10). Overal is het veroorloofd ze bij wijze van memaro te doen bewerken, op enkele plaatsen ook bij wijze van mertëloe of djampang (12).

Ten einde den onzekeren regtstoestand le verklaren van sommige sawahs, onder Tjilegon gelegen, welke door de bevolking onder de sawah-nagara worden gerangschikt, zal het noodig zijn stil te staan •\'ij een zakelijk regt, dat met die sawahs naauw verband hield, het regt namelijk van eenige inlandsche grooten tot tiendhefling.

143

Gelijk reeds onder het Hoofdstuk: «Wijze van bezit der grondenquot; is bekend gesteld, gaf de sulthan zekere streken lands als pëtjaton aan

L

10

-ocr page 182-

VIII. § 2.

zijne kinderen, gunstelingen en ambtenaren. Dergelijke petjaton omvatte het regt om de tienden te heffen van alle daarin gelegen, reeds ontgonnen of nog te ontginnen landen, benevens het regt om eenige heerendienstpligtigen voor eigen werkzaamheden op te roepen. Die tienden vertegenwoordigden de belasting, welke de sulthan bevoegd was van liet padigewas te heffen. Het regt van den vorst om sawahs in heerendienst te doen aanleggen, werd tevens op den begiftigde overgedragen.

Maakte hij van dit laatste regt gebruik, dan waren ontegenzeggelijk de aldus aangelegde sawahs sawah-nagara. Bediende hij zich echter daartoe van de heerendienstpligtigen, die hij tot zijn eigen voordeel mogt te werk stellen, dan werden die sawahs zij n privaat eigendom.

Daar de hegiftigde meestal aan het hof vertoefde en hij dus laatstbedoelde heerendienstpligtigen bezwaarlijk voor andere diensten kon gebruiken, zal dit laatste meermalen hebben plaats gevonden. Doch diezelfde omstandigheid was ook oorzaak, dat die sawah-jasa óf bij wijze van mëmaro in bewerking werden gegeven (10,12), óf dat zij, tegen betaling van eene zekere recognitie boven de tienden, in eeuwigdurende erfpacht aan de bevolking werden afgestaan, onder gehoudenheid van die sawahs niet te verkoopen of te verpanden. Die recognitie heette pëkoekoesoet, hetzij om daardoor aan te toonen dat die sawahs lot de jasa behoorden (*), hetzij als erkenning van het eigendomsregt (48). (quot;)

Nu hebben de orang koewat van verscheiden desa\'s onder Tjilegon gelegen, het regt, met uitsluiting van anderen, een aandeel te bekomen in sawahs, welke in heerendienst zijn aangelegd op last van hem; aan wien die streek als petjaton was toegewezen. Die echter eenmaal een aandeel heeft, behoudt hel erfelijk, zoolang hij de desa niet verlaat. Van deze sawahs werd aan den begiftigde pekoekoesoet opgebragt, hetgeen later door de invoering der lanu. :le vervallen is. Hier heeft men dus een geval, dat de sawahs of werkelijk sawah-nagara waren en de begiftigde, na de invoering der landrente, geen regt op pëkoekoesoet heeft durven beweren, of dat de sawahs wel is waar zijne jasa waren, doch het Gouvernement hem en zijne volgelingen behoorlijk heeft schadeloos gesteld. (§)

(*) Zie Wijze van bezit der gronden § 3.

{quot;} Die beteekenis toch wordt ook aan liet woord in kwestie gegeven,

(§) Zie Wijze van bezit der gronden § 3.

146

-ocr page 183-

147 VIII. § 2.

In deze zelfde streek deed zich echter een ander geval voor, waarbij de bevolking erkende, dat de sawahs, waarvan zij pëkoekoesoet opbragl, in eigendom toebehoorden aan hem, die ze in heerendienst had doen aanleggen. De aandeelhebbers toch hebben die sawahs van den begiftigde gekocht (desa Karang tengah 16).

In de desa Klangan (16) betaalt de bevolking thans nog 2 sanggas padi per bouw als pëkoekoesoet aan de nakomelingen van zekeren raden Salja en zegt die verschuldigd te zijn.

Op welke wijze de verpligting tot de opbrengst der pëkoekoesoet in de, mede in die streek gelegen, desa\'s Kranggot, Sabandaran en Soenjakombang (district Tjilegon) beeft opgehouden, kon men niet meer mededeelen. Waarschijnlijk waren die velden sawah-nagara en had de begiftigde alleen het regt, om de aan den sultban verschuldigde padibelasting te innen, zonder meer, anders zou hij, na de invoering der landrente, ongetwijfeld aanspraak gemaakt hebben op de pëkoekoesoet, welke hem ook toekwam, als de sawahs door de hem persoonlijk ten dienste slaande heerendienstpligtigen waren aangelegd.

Dergelijke aanspraak toch doet de tegenwoordige kliwon van Serang, zoon van bovengemelden raden Satja, thans nog gelden ten aanzien van eenige sawahs der desa Koeban laban kidoel. Hij beweert die velden als poesaka van zijn vader te hebben verkregen. Werkelijk worden aan hem ook 2 sanggas padi per bouw opgebragt. Waarschijnlijk is die vordering wederregtelijk. Vooreerst toch kan hij geen enkel bewijs voor zijn regt te berde brengen. Twintig jaren oud tijdens het overlijden van zijn\' vader, had hij toen eerst van zijne moeder vernomen, dat hij die poesaka bezat! De sawahs zijn wel is waar opgenomen in den staat van het partikulier grondbezit der inlandsche hoofden, in 1866 opgemaakt, maar zij komen ook voor op dien der sawah-nagara, welke veel vroeger werd zamengesteld. Eindelijk beweert de bevolking, dat in vroeger^ jaren, als de oogst tegenviel, minder dan 2 sanggas per bouw werd opgebragt, —wat ten eenenmale strijdt met het denkbeeld eener recognitie, als erkenning van eigendoinsregt — en dat zij, na het optreden van den tegen-woordigen regent van Serang, derwaarts was opgeroepen, bij welke gelegenheid deze hun had aangezegd, dat, om oneenigbeden te voorkomen, voortaan 2 sanggas per bouw moesten worden geleverd.

In ééne der onderzochte desa\'s worden nog sawahs gevonden, in

10*

-ocr page 184-

vm. § 2.

heerendienst aangelegd, welke door den bet; \'■jde en zijne nakomelingen ten eigen voordeele bewerkt en nimmer aan de bevolking in erfpacht zijn afgestaan. Zij beslaan eene uitgestrektheid van 4 bouws onder de desa Singaradjan Ilir (7) en worden tbans reeds in bet vijfde geslacht van den begiftigde bezeten. Toebagoes Alioedien, de oudste zoon van de oudste linie — op wien zij altijd moeten overgaan — administreert die sawahs en keert aan de reglhebbenden hun aandeel in den oogst uit, dat voor allen gelijk is. Er zijn thans 12 afstammelingen, die allen regt op die sawahs hebben.

Uit hel medegedeelde onder bet Hoofdstuk; Wijze van bezit der gronden, is het bekend, dat de inlandsche grooten met leede oogen de invoering zagen van het landrentestelsel en ofschoon, door liet Gouvernement behoorlijk in land schadeloos gesteld, de tienden bleven heffen van de streken, welke ben tot pëtjaton waren afgestaan, ten einde door dubbele lasten de ontevredenheid der bevolking op te wekken en hunnen politieken invloed te behouden. Het bestaan der sawah-nagara kwam hun hierbij uitermate te stade.

Wij hebben gezien, dat de begiftigde het regt had sawahs in heerendienst te doen aanleggen, doch tevens dat hij, tol eigen voordeel, bevoegd was gebruik te maken van eenige hem ten dienste staande heerendienstpligtigen. Liet hij nu door laatstbedoelde heerendienst-pligtigen sawahs aanleggen, dan werden deze zijn eigendom en had hij het regt ze óf zelf te bebouwen óf te lalen bebouwen, dan wel ze, tegen betaling van zekere recognitie, aan de bevolking in erfpacht af le staan. Nu was het door verloop van tijd voor de bevolking uiterst moeijelijk om na te gaan, of de heerendienstpligtigen, die zekere sawahs hadden aangelegd, dat hadden gedaan ten behoeve van den begiftigde of ten behoeve van den staal en hel laat zich begrijpen, dat zij moest aanzien, dat sawahs, welke zij voor sawah-nagara hield, door den begiftigde voor zijne jasa werden verklaard.

Die stand van zaken werd in de hand gewerkt door het feit, dat gewoonlijk bij den aanleg van sawah-nagara eenige velden tot apanage werden bestemd voor de leden van hel desabesluur. Deze hadden zich meermalen, even als de algemeene inlandsche hoofden, in het bezit gesteld van meer sawahs, dan waartoe zij geregtigd waren en de vrees van die te zullen verliezen, deed ben de oogen sluiten voor het beweren van den begiftigde, dat de sawah-nagara zijn privaat eigendom waren.

148

-ocr page 185-

VIII. § 2.

Van daar, dat het mogelijk werd de bevolking te dwingen, behalve de landrente, ook nog de zoogenaamde pëkoekoesoet op Ie brengen. Van daar, dat thans nog, blijkbaar ten onregte, aanspraak gemaakt wordt op den privaat eigendom van sawah-nagara en daarvan de bekende recognitie wordt gevorderd.

Wij zullen thans de klagten mededeelen over de beslaande misbruiken en knevelarijen, welke door de bewoners der onderzochte desa\'s zijn aangeheven.

Die klaglen kunnen gevoegelijk in twee categorien gesplitst worden, namelijk die, over het ontnemen van sawah-nagara, waarvan der bevolking het gebruik toekomt, en die over bet beweren van sommige inlandsche grooten, dat zij den eigendom hebben van sawahs, dieöf als sawah-nagara moeten worden aangemerkt, óf de jasa zijn der bevolking.

a. Onttrekken van sawah-nagara aan hare bestemming.

In de desa Badamoesalam (1) waren primitief 90 bouws sawah-nagara. (1) Van deze zijn er thans nog ± 20 in aandeelen onder de bevolking verdeeld, terwijl zij dit allen moesten zijn. Dit was dan ook ongeveer 40 jaren geleden nog het geval.

Toen waren vele lieden in de desa gestorven, anderen hadden haar verlaten zonder terug te komen. Ook de overblijvende aandeelhebbers waren door armoede gedwongen die sawahs onbebouwd te lalen liggen. Dientengevolge lagen toen 6tgt; bouws braak (sawah oelan-walang) en werden 25 bouws in aandeelen bezeten.

Van deze laatsten werden nu ongeveer 30 jaren geleden, 5 bouws door den toenmaligcn djaro afgezonderd als apanageveld voor hem zeiven en den pangiwa. Zoover men weet, had hij hiertoe noch bevel, noch vergunning van het bestuur gekregen.

149

Het zal nu 10 jaren geleden zijn, dat de vader (Aria Niti di Werio) van den tegenwoordigen boofddjaksa een twintigtal bouws dier braakliggende velden in bezit nam. Hij behoefde alleen het gras te doen opruimen , om ze in bebouwbaren slaat te brengen. De galfings waren nog ziglbaar, zoodal, volgens de bestaande regten, niemand zich die

1

llieromlw schijnen cenige legalgronden begrepen, bekend onder den naam van tegal kadhipalen.

-ocr page 186-

VIÏI. s 2.

gronden mogt toeëigenen. Dit geschiedde echter op speciale magtiging van den regent, zonder onderzoek te doen naar de regthebbenden op de blijkbaar verlaten sawahs. (*)

Toen de regthebbenden op 6 boiiws dezer sawahs die inbezitname zagen, wendden zij zich tot Aria Niti di Werio, om hunne aanspraken te doen gelden. Deze gaf bun te kennen, dat hij voorloopig die velden in gebruik zou nemen en dat zij zicb tevreden moesten stellen met de bewerking, tegen genot van de halve opbrengst, belovende hij de sawahs terug te zullen geven zoodra zij de noodige middelen (modal) zouden hebben, om die voor eigen rekening te bewerken. Het was heter, dat die velden ten zijnen behoeve werden beplant, dan dat zij braak lagen. Zes jaren later hebben die vorige bezitters de gronden terug gevraagd, doch de hoofddjaksa heeft ze geweigerd. Van daar eene klagt bij het bestuur, welke thans reeds ettelijke jaren hangende is. Een vorige démang van Serang heeft, op magtiging van den regent, op dezelfde wijze 50 bouws der braakliggende gronden in bezit genomen.

Van de 90 bouws zijn er dus:

50 wederregtelijk door inlandsche hoofden in beslag genomen: 5 wederregtelijk als apanagevelden voor leden van het desabesluur afgezonderd;

20 thans nog in aandeelen onder de bevolking verdeeld, terwijl

15 bouws nog steeds braak liggen, omdat het bijgeloof wil, dat de bewerker ziek wordt en hij of zijne karbouwen sterven. (In dat geval noemt men zoodanige sawahs: rhis).

In de desa Troemboe (2) bedroeg het aantal sawah-nagara primitief 28 bouws, allen in aandeelen door de bevolking bezeten.

150

Tijdens het bestuur van den resident Buijn (1843—1851), ging het hoofd dezer desa met de reeds geïnde landrente drossen. Door den démang aangespoord om de landrente andermaal op te brengen, zijn vele ingezetenen gevlugt. Zekere hadji Moelafar, vroeger panghceloe-piagem in de desa Kaligoendoe (thans onder Troemboe hehoorende) wist hij den regent te bewerken, dat 10 dezer bouws aan 5 personen zouden worden afgestaan, te verdeelen naar verhouding van bet door hen gestorte, ter aanzuivering van de ontbrekende landrente. Dit bezit is zeer ten nadeele van de armere desabewoners en strijdt tegen

(\') Vergelijk hierbij: - Wijze van bezit der grondenquot; § 1 en §4 in voce naravvas.

-ocr page 187-

131 VIII. § 2.

de bestaande regten. De zonen van Moelafar hebben 4 dezer bouws onder elkander verdeeld.

In de desa Kadikaran (5) waren vroeger 16 bouws sawab-nagara, waarvan 4 bestemd tot apanageveld voor het desahoofd en den panghoeloe.

De tegenwoordige patih van Lëbak, vroeger dëinang alhier, legde 2 bouws dezer apanagevelden tot klappertuin aan. Dit was strijdig met de adat, omdat sawah-nagara steeds met padi moeten beplant worden. Het desahoofd hierdoor van 2 bouws der hem toekomende sawabs verstoken, verklaarde daarop 2 bouws der sawah-nagara, — in aandeelen van 1/4 bouw onder de bevolking verdeeld, — len zijnen behoeve tot apanage, zoodat 8 bezitters willekeurig van bun aandeel werden ontzet.

De tegenwoordige hoofddjaksa van Serang heeft daarenboven 3 der overschietende 10 bouws in zijn bezit. Zijn vader kreeg die in pand van de gezamenlijke aandeelhebbers, die van dien gepensioneerden Gouvernements ambtenaar padi op crediet hadden gekocht en daardoor bij hem in schuld geraakt. Zij werden daartoe door den toenmaligen loerab gedwongen. Ook dit is onregtmatig, omdat sawah-nagara niet tot onderpand van aangegane schuld mogen gegeven of genomen worden. Van de 12 bouws sawah-nagara dus, welke alhier bij de bevolking in gebruik moesten zijn, zijn er:

2 wederregtelijk lot apanagevelden verklaard,

3 wederregtelijk in pand gegeven, en

7, in 28 aandeelen, bij de bevolking in gebruik.

In de desa Singaradjan Ilir (7) waren vroeger 8 bouws sawah-nagara in aandeelen onder de bevolking verdeeld. De toewijzing was toen aan den boepati (*) voorbehouden. Deze maakte hiervan gebruik, om aan verschillende, daartoe niet geregtigde personen eenige aandeélen af te staan. Op die wijze waren de meeste dezer sawabs in handen gekomen van eenige ratoes. In 1865 heeft men die aan baar ontnomen en eene nieuwe regeling gemaakt, welke echter niet geheel van willekeur is vrij te pleiten.

Vier bouws sawah-nagara der desa Pasisir Oedik (10) werden in

(\') Boepali, ngabehi en loerah schijnen eeretitels geweest te zijn, welke in den sulthanstijd, aan venlienslelijke desahoofden werden gegeven.

-ocr page 188-

VUL § 2,

1853 door Djaja Koesoema, destijds deinang aldaar, thans palih van Lëbak, als apanageveld voor zijn ambt afgezonderd.

b. Beweerd rerjl van eigendom op sawah-nagara en sawah-jasa dei-bevolking.

In de desa Tras (9) moesten, tijdens het sulthansbestuur, 2 sanggas per tjaeng padi worden opgehragt aan den sulthan zeiven. Deze had twee poenggawas aangesteld, om het hem aankomende te innen. Zekere pangeran Chalzie was hiermede in de desa Tras belast. Hij stelde der bevolking voor — er waren toen 12 djoengs sawahs— 2 sanggas per bouw aan hem af te staan. Het is onzeker krachtens welken titel hij dit vorderde. Genoeg zij hel hier te vermelden, dal de bevolking beloofde over 12 bouws twee sanggas op te brengen, zoolang hij leefde.

Na den dood van Chalzie hield dit op, hetzij omdat de bevolking hem die opbrengst slechts als persoonlijke gunst had toegezegd, hetzij omdat toen de landrente werd ingevoerd.

Tot regt begrip der bewering van zijne kleindochter, dat zij regt heeft die opbrengst voortdurend te vorderen, volgt bier de genealogie van genoemden:

Pangeran Chalzie

Sifi Aissa (vrouw Siti Chalsoem

van den 3den regent Raloc Süi Aminah Toebagoes Ilassan-in van Serang). (vrouw van den tegen-

woordigen (4den) re-

Sullhan Alih (naar gent van Serang).

Soerabaija verbannen).

Onder het bestuur van den derden regent van Serang (raden Adhipati Mandoera Radja Djaja Negara) stelde deze aan do bevolking van Tras voor, het product van al hare sawahs met hem voor de helft te deelen, waarvoor hij haar van bibit en karbouwen zou voorzien en de helft der landrente betalen.

Uit nam de bevolking aan, onder uitdrukkelijk beding, dat het voor niet langer dan 5 jaren zou zijn. Zij werd hiertoe genoopt lo. omdat er (oen nijpend gebrek (hongersnood) was en de bevolking dus moeijelijk de middelen zou hebben gevonden orn hare sawahs te beplanten, 2o. uit vrees voor den regent.

152

-ocr page 189-

vm. § 2.

De regent heeft werkelijk gedurende 2 a 5 jaren zaadpadi en ploegvee gegeven, doch na dien tijd niet meer en ook geen opbrengst meer genoten.

Bij de vervanging van dien regent door den tegenwoordigen (raden Adhipati Ario Tjondro Negoro), heeft deze wederregtelijk de helft der opbrengst van de velden gevorderd en die dus als zijn privaat eigendom beschouwd. Zijne vrouw heeft omstreeks 186a die velden verkocht aan zekeren ontslagen déraaug van Serang, in de wandeling démang Troemboe genaamd. Van dat oogenblik is de geheele bevolking tegen de pretensiën van den regent in verzet gekomen. Sedert 2 jaren wordt zij dan ook niet meer gedwongen lot de opbrengst der belft van haar product, maar betaalt zij alleen landrente. (1)

Al kan bet privaat bezit van pangeran Chalzie bewezen worden, zou het zich dus nimmer over alle sawahs, maar slechts over 12 bouws uitstrekken. Uit de genealogie blijkt daarenboven dat niet de vrouw van deij tegenwoordigen regent van Serang, maar de verbannen snltban Alih de naaste regthebbende zou zijn.

Een dergelijk geval deed zich in de desa Sidaijoe voor (12), doch ditmaal ten aanzien tier sawah-nagara.

De desa werd nimmer in leen afgestaan en de sullban genoot zelf Vio-van het padiproduct dezer sawahs.

Nadat Bantam was geannexeerd, is dit Vio niet meer betaald, zelfs niet meer aan sullban Alih.

In 1865 begon de vrouw van den tegenwoordigen regent van Serang weder de tienden te vorderen. Hassan AU was destijds demang van Tanara.

Die raden Ajoe liel toen door haren broeder toebagoes Hassan-in en den loerah Akmad de bevolking bijeenroepen en maakte haar bekend, dat de sawah-nagara haar toekwamen als erfgenaam vau den sullban, wiens nicht in den derden graad zij is. Zij stelde eerst aan de bevolking voor die sawahs van baar Ie koopen, daarna om met baar mëmarocontraden aan Ie gaan en eindelijk om haar Yio vai1 \',et product le geven.

De bevolking antwoordde op die voorstellen niet.

155

De raloe liel baar toen aanzeggen dat, indien zij niet in een der

1

Dit verhaal van hadji Jamah wordt bevestigd door 41 personen, die hij het onderzoek tegenwoordig waren, waaronder de hoofden van 3 naburige desa\'s.

-ocr page 190-

VIII. § 2.

voorstellen wilde treden, zij de sawahs zou verkoopen, aan wie ze slechts wilde koopen.

De bevolking ging daarop uiteen, zonder in den eisch te hebben toegestemd.

Nadat de padi aan hoopen stond, kwam loerah Akniad en zeide, dat niemand de padi naar huis mogt brengen vóórdat de tienden betaald waren.

Toen in 1865 de tegenwoordige dëmang van ïanara opgetreden was, als opvolger van Hassan Ali, meldde zich, tegen den oogsttijd, zekere Saier bij hem aan, zeggende door de ratoe gezonden te zijn om de tienden te helfen.

De dëmang riep toen de bevolking bijeen en vroeg wat er van de zaak aan was. Hem werd geantwoord dat bet Vio reeds gedurende 2 jaren betaald was.

De reden, waarom de dëmang en bel desahoofd in deze zaak de partij kozen van Siti Aminah, zal bij het dubieuse regt der eischeres, wel gezocht moeten worden in hunne persoonlijke vrijstelling van dergelijke opbrengst. De leden van het desabestnur en de mantri district hadden apanagevelden, die onder de saivah-nayara behoorden, wederregtelijk in bezit, terwijl de dëmang zich zeiven een bouw sawah-kadëmangan had toebedeeld, door van verschillende sawahs, privaat bezeten, een stukje af te nemen. Nu vorderde de ratoe geen tienden van de sawahs, welker inkomsten de demang, de mantri, de loerah en de panghoeloe genoten.

In 1866 weigerde de bevolking verder te betalen en beklaagde zich bij den dëmang over de raden Ajoe. Deze won toen inlichtingen in bij zekeren toebagoes Koemala, die hem een notarieel stuk vertoonde, waarop hij de tienden niet heeft durven weigeren.

De bevolking beklaagde zich daarop bij het Europeesch gezag. Een onderzoek werd ingesteld en het bleek, dat die acte niet de minste waarde bad, omdat de toenmalige dëmang Hassan Ali, zonder bekend-stelling van redenen, daarin eenvoudig verklaarde, dat die sawahs aan de raden Ajoe toebehoorden.

Vervolgens is, in bijzijn van den regent, aan de bevolking der desa\'s Sidayoe, Soedjoeng Ilir, Legon en Oedik, en Tjilandong medegedeeld, dal zij vooreerst die tienden niet behoefde te betalen.

De regent verklaarde zelf, dal zijne vrouw niet kon aantoonen, eenig regt op die sawahs te hebben.

154

-ocr page 191-

VIII. $ 2.

Zij heeft zich ook hier vvederreglelijk als erfgenaam van den sulthan voorgedaan,

lo. omdat sulthan Alih en zijne kinderen Ie Soerabaija nog in leven zijn;

2o. omdat, in allen geval, haar broeder Hassan-in, volgens het mahornedaansch regt, meer aanspraken heeft dan zij;

5o. omdat zij niet kan aantoonen, dat de c. q. regthehhende eigenaars haar hunne reglen hehlien gecedeerd;

4o. omdat zij zoolang heeft getalmd om hare regten te revindiceren, dat de exceptie van verjaring haar kan worden tegengeworpen. (1)

Dergelijke pretensiën heeft zij ook doen gelden ten aanzien der sawahs van de desa llagas (8), in het district Onderandir en van de mine Tassi Kerdi, in de desa Kanari, district Kramat Watoe, welke geacht wordt privaat eigendom van den sulthan geweest te zijn. (f) De tegenwoordige regent van Serang heeft er klappers om heen laten planten en laat de vijver schoon houden.

§ 5. Sawahs, aan leden van het desabesluur toegewezen, om daaruit hunne inkomsten te trekken [apanagevelden).

Wij zagen het reeds, dat de begiftigden zich in den regel ophielden ver van de plaats, waar zij geregtigd waren de tienden te heffen en daarom een zaakgelastigde (djaro) aanstelden in de desa (§}, om die inkomsten in hunnen naam te innen.

Aanvankelijk moge aan die djaros, als belooning, het regt zijn toegekend om van een zeker gedeelte der als pëtjaton toegewezen streek de tienden voor zich te behouden, bij den toenemenden aanleg van

1S3

1

Dit argument uit liet betrekkelijk proces-verbaal geput, is voor tegenspraak vatbaar, omdat verjaring niet bekend is bij den inlander ten aanzien van sawah

-ocr page 192-

VIII. § 3.

sawahs in heerendienst, hetzij len behoeve van den staal, hetzij ten behoeve van den begiftigde, werd weldra een andere regel gevolgd.

Van de op die wijzen aangelegde sawahs werd een zeker aantal bouws in gebruik gegeven aan den zaakgelastigde als apanage. Toen die betrekking zich laler in een geregeld desabestuur oploste, werden de voornaamste, zoo niet alle zijne leden met apanagevelden bedeeld. Zij hadden die gronden in gebruik zoolang zij de betrekking vervulden, doch schijnen, even als de bezitters van andere sawahs, verpligt geweest te zijn er tienden van op te brengen aan den begiftigde. In zoover stonden zij met bezitters van sawah-nagara gelijk. Het eenig onderscheid was, dat liet aandeel der laatsten op hun oudsten zoon overging als deze werkbaar man was, terwijl het apanageveld dei-leden van het desabestuur, bij vervanging, op den nieuwen titularis moest worden overgedragen.

Onder de onderzochte desa\'s zijn er, waar van den beginne af een gedeelte der sawah-nagara werd afgezonderd tot apanagevelden van de leden van het desabestuur (5, 10, 55), doch ook, waar zij speciaal voor dat doel werden aangelegd (2, 7, 12, 14, 15).

Deze sawah-nagara ontleenden weder een bij zonderen naam aan het lid van het desabestuur, aan wien ze in gebruik werden gegeven, als: kedjaroan van djaro, kapanghoeloean van panghoeloe, kapangiwaan van pangiwa enz.

Men vindt sawahs bestemd tot apanagevelden:

van het desahoofd in 15 desa\'s (waaronder !gt; in gemeenten, waaromtrent bij desa no. 16 onderzoek is gedaan),

van den panghoeloe in 7 desa\'s,

» » pangiwa »10 »

» » marinjoe » 1 desa,

». » panglakoe » 1 »

Het desahoofd bezit op die wijze:

5 bouws in twee desa\'s (12, 14);

4 » » zeven » (1, 2, 10, 15, 16);

5 » » twee » (3, 16);

2 » » drie » (7, 16, 35);

1 » » één desa (3).

De panghoeloe:

2 bouws in twee desa\'s (12, 15);

156

-ocr page 193-

VIII. § 3.

1 bouw » vier » (3, 14, 16, 55);

s/4 » » één desa (10).

De pangiwa:

2 liouws in twee desa\'s (2, 12); .

1 bouw » zeven » (1, S, 7, 14, 13, 16);

s/4 » » één desa (10).

De marinjoe 1 bouw in één desa (12).

De panglakoe 1 » » » » (33).

De bek der Chinesche desa (11) geniet, als zoodanig, de inkomsten van een kebonan van 700 vierkante roeden.

Behalve deze apanagevelden bezit het hoofd van 9 der onderzochte desa\'s nog eigen sawahs, welke hij of geërfd of gekocht heelt. Slechts een hunner is daarvan in het bezit gekomen , nadat hij reeds tot desahoofd verkozen was (53).

In twee desa\'s bezitten leden vau het desabestuur ook eigen sawahs (10, 12).

Het bezit van apanagevelden sluit de bevoegdheid uit om een aandeel te hebben in de sawah-nagara (1, 53). Zoo eenig lid van hel desa-bestuur zoodanig aandeel bezat, zou hij het, hij de aanvaarding zijner betrekking, moeten afgeven.

Het apanageveld gaat bij aftreding of overlijden terstond op den volgenden titularis over (1, 2, 5, 10, 11,13,53). Het te veld slaand gewas mag echter geoogst worden door hem, die het geplant heeft of zijne regtverkrijgenden. Zelfs de weduwe is daarvan niet uitgesloten (13).

De bewerking geschiedt door den titularis in persoon (1, 2,5,3, 7, 12, 16), of voor zijne rekening (3, 7, 12). Soms geschiedt dit door boedjangs (1, 2, 3, 13), soms door het sluiten van een mëmaro-contract (10, 14).

Het oogsten geschiedt op de ter plaatse gebruikelijke manier. Er wordt snijloon gegeven (1, 2, 5, 14, 13).

Van de apanagevelden wordt landrente betaald (3, 12, 14, 13) en van het product ook djakat opgehragt (3, 14, 13).

Dat ook ten aanzien der apanagevelden knoeijerijen hebben plaats gehad en eenige bouws, in strijd met de adat, aan leden van het

157

-ocr page 194-

VIII. § 3.

districtsbestuur, als zoodanig, zijn in gebruik gegeven (1, 3,S,10)gt; zal uit de navolgende mededeelingen der bevolking blijken.

De desa Troemboe, ontstaan uit de zamenvoeging van drie gemeenten (2), moet eigenlijk 12 bouvvs sawab-kadjaroan bezitten. Een dezer bouvvs is, zonder bekende oorzaak, aan het hoofd eener vreemde desa (5) ten geschenke gegeven. De djaro trekt de inkomsten van 4, en de beide pangiwas ieder van één bouw. Over de 5 overige bouws is op geheel willekeurige wijze, door den reeds vroeger genoemden hadji Moelafar beschikt. Dat de djaro zich zoozeer in zijne regten laat verkorten, is waarschijnlijk daaraan te danken, dat hij die betrekking door den magtigen aanhang van den hadji bekomen heeft.

Onder de desa Kadikaran (5) is reeds bekend gesteld, dat 2 bouvvs sawah-kadjaroan door den vorigen dcmang lot klappertuin waren aangelegd en zoodoende wederregtelijk aan hare bestemming onttrokken.

De desa Sabandaran (16) bezat, bij de zamenvoeging van deze desa met Troemboe, 8 bouws sawah-kadjaroan, waarvan aan ieder der hoofden van die gemeenten de helft toekwam. Tijdens de vereeniging heeft echter démang Sadik vier dezer bouws tot apanage verklaard van het districtsbestuur, namelijk twee voor hem zeiven, één voor den mantri en één voor den schrijver-district. Die velden zijn thans nog in hun bezit.

1S8

-ocr page 195-

HOOFDSTUK IX.

Individueel bezeten bouwgronden, geen sawahs zijnde. (\')

§ 1. Wijze van ontginning.

Over de wijze, waarop deze gronden werden ontgonnen, vergelijke men hel hoofdstuk; «Toestand waarin de homvgronden zich bevonden » vóórdat zij in den tegenwoordigen toestand werden gebragt enz.quot; § 5.

Als men de desa\'s in het zuiden van Bantam uitzondert, waar ten gevolge van de groote menigte gronden voor de drooge rijstkultuur geschikt, schier aanhoudend ontginning plaats heeft, zijn er zeer weinig gemeenten, waar de tegenwoordige bewoners zelf dergelijke gronden hebben ontgonnen (30, 46, 47, öO, 52). Waar dit plaats vond, geschiedde het in eigen handenarbeid (30, 50, 52), soms met behulp van anderen (52), doch ook in betaalden arbeid (30) en bij wijze van lilioer (46). Bij de Badoeis heeft de ontginning in gemeen-schappelijken arbeid plaats (47).

a. Registers.

In 34 der onderzochte desa\'s worden geen registers van deze soort van gronden aangehouden, in 9 wel (2, 5, 16, 19, 21,27,28,40, 41). In sommige desa\'s worden in de registers alleen die velden opgenomen, welke met belastbare gewassen beplant zijn (4, 13, 14, 17, 18, 48).

Niet overal zijn dezelfde personen met het bijhouden belast, hier is het de panghoeloe (21), elders de djoeroetoelies (40).

Op enkele plaatsen worden de registers jaarlijks vernieuwd (40, 41).

De uitgestrektheid der gronden wordt er niet altijd in vermeld.

-ocr page 196-

IX. § 1.

Zoo teekenl men b. v. van de klappertuinen alleen het aantal booraen op (2, 5) en geeft men de grootte der velden aan door het aantal gedengs zaadpadi, welke voor eene behoorlijke beplanting worden noodig geacht (30).

Ten aanzien der vergunning om bouwgronden, geen sawahs zijnde, te mogen ontginnen, wordt verwezen naar hel hoofdstuk: «Wijze van bezit der grondenquot; § 3, waar ook wordt vérmeid, hoever de onl-ginning rnoet gevorderd zijn om zekere regten op die gronden te kunnen doen gelden.

b. Vaste namen.

In 29 der onderzochte desa\'s draagt de streek, waarin de hier behandelde bouwgronden gelegen zijn, een vasten naam, welke nimmer verandert en zelfs in de naburige desa\'s, als aanduiding eener bepaalde plaats, bekend is. In de bergstreken zijn echter de grenzen eener streek min of meer onbestemd (43).

Zelfs een eiland op eenigen afstand in zee gelegen en geheel met klappers begroeid, is in streken afgedeeld (17).

Het gebeurt echter ook, dat de streek geen vasten naam draagt, maar wel enkele stukken, die er in gelegen zijn (4, 13, 14, 57).

Even als bij de sawahs, zijn die namen aan zeer verschillende omstandigheden ontleend, doch bij streken, waar deze soort van bouwgronden voorkomen, geldt daarenboven, dat de naam eenigzins den vorm van het terrein aangeeft. Zoo treft men aan:

pasir, heuvel, welke benaming veelvuldig voorkomt;

lematang, helling, terrein hooger dan het omliggende, zondereen heuvel te vormen;

tahtaran, vlakle van eene bepaalde uitgestrektheid;

lebak (vallei), door hooger terrein omgeven.

De productie der bouwgronden, in een zelfde streek gelegen, is niet altijd gelijk (20, 21, 38, igt;5), zelfs al zijn de gronden van dezelfde gehalte. Dit moet daaraan worden toegeschreven, dat een groote verscheidenheid van gewassen te gelijk in zoodanige streek wordt verbouwd; hier bamboe, pisang enz., daar velerlei eenjarige gewassen dooreen (32).

160

-ocr page 197-

161 IX. § 1.

Men vindt evenwel ook desa\'s, waar de productie in de geheele streek nagenoeg gelijk is (28, 44, 49, 31).

De benamingen aan deze bouwgronden gegeven, naar gelang van de wijze van bewerking en de soort van gewassen die er op geteeld worden, zijn reeds behandeld in hoofdstuk; » Soorten van grondenquot; § 5.

Men brengt daarom bier alleen in berinnering, dat tëgalgronden met padi beplant, genaamd worden gaga, tipar of hoeina, met andere gewassen bezet, kebon of kebonan, terwijl de boomgaarden den naam van doekoehan dragen.

Over het algemeen worden er omtrent deze gronden veel minder transacties gesloten, dan met de sawahs het geval is (2, 5). Meermalen schuilen ze onder overeenkomsten, welke ten aanzien van sawahs worden aangegaan (48).

De regelen, bij de sawahs geldende, omtrent verkoop, erfregten, schenking, inpandgave wegens aangegane schuld en verhuur zijn voor deze bouwgronden dezelfde. Waar zij daarvan afwijken of eenige bijzonderheden zijn te vermelden, zal men die onder de volgende rubrieken aantreffen.

§ 2. Koop en verkoop.

Boomgaarden kunnen overal, met uitzondering van een paar desa\'s (18, 47), bet voorwerp eener koopovereenkomst uitmaken. Met de tëgalgronden is dit niet het geval, waar zij, gelijk in bet zuidelijk deel dezer residentie, slechts één jaar bebouwd worden, om dan verscheiden jaren braak te blijven.

Evenwel vindt men onder de onderzochte desa\'s, niet minder dan 21, waar bouwgronden, geen sawahs zijnde, nimmer werden verkocht (4, 5, 14, 16, 18, 22, 25, 23, 26, 37, 28, 29, 33, 34, 36, 37, 49, 51, 53, 34, 33), niettegenstaande uit 11 wordt medegedeeld (de onderschrapte), dat dit geoorloofd is.

Het Gouvernement zelf beeft hel regt tol verkoop van dergelijke gronden als het ware gesanctionneerd, door den grond, oorspronkelijk door een pasangrahan ingenomen, met vruchtboomen lebeplantenen in 1866 publiek te doen verkoopen (19).

Elf verkoopen van bouwgronden, geen sawahs zijnde, staan in de processen-verbaal van het onderzoek opgeteekend.

11

-ocr page 198-

IX. § 2.

Hieronder zijn er 3 van boomgaarden (13, 35, 38, 39, 53), 1 van tëgalgrond, met andere gewassen dan padi bezet (këbonan) (11), 5 van onbebouwde tëgalans (17, 20, 53) en 2 van klapperboomen zonder den grond (17, 55).

Wanneer dit laatste plaats heeft, mist de kooper het regt, om nieuwe boomen te poten, ter vervanging van de gestorvenen.

De opgegeven prijzen zijn zóó uiteenloopend tengevolge van verschillende omstandigheden, dat mededeeling daarvan achterwege wordt gelaten, als toch niet kunnende leiden tot eenige gevolgtrekking omtrent de verkoopswaarde.

De voornaamste redenen voor den verkoop waren: om de kosten van begrafenis te dekken (13, o2), ouderdom (20), armoede (37) en verhuizing (53).

Er wordt slechts een geval vermeld, waarbij gronden, in eene andere desa gelegen, namelijk een boomgaard, werden gekocht(62).

§ 3. Erfregten.

In het zuidelijk deel van Bantam, waar de tëgalgronden slechts voor één jaar in gebruik genomen worden, vallen zij niet in de termen om geërfd te worden (50). (*)

Bij verdeeling eener nalatenschap door minnelijke schikking onder de erfgenamen, worden de tëgals, gewoonlijk om het jaar, door ieder der regthebbenden in bewerking genomen en geniet hij dan de geheele opbrengst (4).

Men kan als regel aannemen, dat de boomgaarden niet verdeeld worden. Tijdens het rijp worden der vruchten, komen alle erfgenamen, groot en klein bij elkander om te plukken en wordt het ooft broederlijk tusschen hen gedeeld (4, 39, 48, 53).

§ 4. Schenking.

162

Hier geldt weder, wat reeds omtrent de slechts voor één jaar in gebruik genomen tëgalgronden is medegedeeld.

(\') Zie omtrent de erfregten bij de Badoeis, het hoofdstuk: Gebruik der gronden, onder woonerven.

-ocr page 199-

163 IX. § 4

Schenking der llians behandelde bouwgronden aan vreemden heeft nog nimmer plaats gehad.

§ 5. Verhand wegens aangegane schuld.

In 23 der onderzochte desa\'s kwam dergelijke inpandgave voor. In 2 zelfs veelvuldig (4, 54).

Daarentegen wordt uit 12 desa\'s medegedeeld, dat dergelijk verband aldaar nimmer gelegd werd. In een dezer laatsten geeft men, bij geldverlegenheid, de voorkeur aan den verkoop of de inpandgave van elders bezeten gronden (2S).

Hot kenmerkend onderscheid tusschen savvahs en deze bouwgronden beslaat daarin, dat de geldschieter altijd de tëgals in bewerking neemt en, tot aan de inlossing, het genot heeft der vruchten van de boomgaarden (4, 13, 17, 30, 34, 33, 44).

In ééne desa beslaat de gewoonte, dat de geldschieter verpligt is de klapperhoomen op den gebruikelijken afstand te poten, waarvoor hij na de inlossing regt behoudt op de helft der boomen (34).

Geen voorbeelden worden bijgebragt, dat er kennisgave plaats vond aan het desabestuur of hij de overeenkomst getuigen geroepen werden. Ook ten aanzien van schriftelijke bescheiden wordt niets gemeld, evenmin als overdragten van den eenen geldschieter op den anderen gebruikelijk schijnen.

Slechts twee gevallen van verkoop na inpandgave hebben zich voorgedaan, het eene tengevolge van armoede (37), hel andere aan den geldschieter, omdat de schuld langzamerhand zóó hoog was geloopen, dat eene andere wijze van afdoening onmogelijk werd (30).

§ 6. Verhuur.

Verhuur van deze gronden voor geld heeft evenmin, als hij de sawabs, plaats.

Overeenkomsten voor de bewerking worden echter in sommige desa\'s gesloten, namelijk memaro- (2, 3, 4, 13, 14,16,17,19,22, 23, 23, 30, 31) en mërtëloecontracten (2, 3, 22, 23, 31).

De meest gewone voorwaarden van het mëmarocontract zijn, dat beide partijen de helft van alle koslen dragen, wanneer het tëgal-gronden betreft, voor de padikultuur bestemd. Worden ze met

11*

-ocr page 200-

IX. § 6.

katjang of djagong bezet, dan zijn dergelijke contracten niet gelirui-kelijk (25).

Doch van den gewonen vorm der memarocontracten wordt soms ook afgeweken. Meermalen gebeurt het, dat de bewerker den grond beploegt en egt. Nadat deze gereed is om beplant te worden, wordt hij in twee gelijke deelen gesplitst en ieder der partijen bewerkt dan, op eigen kosten en risico, bet hein toegevallen deel (4, 17, 19).

Hier is het gebruikelijk, dat de eigenaar de bibil geeft en de bewerker alle verdere kosten draagt, behalve de landrente, welke even als de oogst, gelijkelijk tusschen ben gedeeld wordt (13).

Elders verstrekt de eigenaar de zaadpadi en de karbouwen en geniet ieder der partijen de helft van de opbrengst, tegen betaling van de helft der verdere onkosten en der landrente (50).

Het memarocontract ten aanzien der boomgaarden bestaat daarin, dat hij, die met den eigenaar zoodanige overeenkomst aangaat, de vruchten bewaakt, plukt en verkoopt en daarvoor de helft van het ooft ontvangt (4, 13).

Wanneer het gesloten wordt voor een klappertuin, moet de niet-eigenaar de boomen planten en krijgt hij daardoor regt op de helft van de opbrengst (17).

In ééne desa bestaat de gewoonte om , als het ware len aanzien dev gronden, memarocontracten te sluiten. Twee eigenaars van tëgalans staan elkander wederkeerig de helft van bun grond af, die b. v. slechts om de ü jaren kan beplant worden. Hierdoor wordt liet mogelijk, dat ieder hunner om de 2 of 5 jaren een stuk tëgalgrond voor de padikultuur kan bestemmen (20).

§ 7. Bewerken, beplanten en oogsten.

De velden voor de drooge rijstkultuur, worden in sommige desa\'s beploegd en geëgd en het zaad in de voren gestrooid (gaga) 11,15, 18, 21, 22, 23, 25, 28, 53, 40) Dit beeft vooral in het Noorderregentschap en onder Pandeglang, nimmer onder Lëbak plaats. Die terreinen zijn niet zeer hellend.

Neemt de helling toe, dan worden zij wel met de ploeg bewerkt, doch het zaad gepoot in galen, welke door een puntige stok, aseuk, in den grond zijn gemaakt (tipar) (4, 19, 50, 32, 58, 44, 45, 48, 51, 52).

164

-ocr page 201-

IX. § 7.

Waar hel terrein sleil is olquot; de legalgronden slechts voor één jaar in gebruik worden genomen, geschiedt de bewerking óf met den paljol en, wat aangaat het poten der hihit, met de aseuk óf — na liet omhakken en verbranden van geboomte en onkruid — met de laatste alleen (hoema) (32, 58, 39, 40, 41, 42, 45,46,47,48,49, 30, 52, 54). Uit heeft bijna uitsluitend onder Tjaringin en Lëbak plaats.

Onder eerstgenoemd regentschap treft men een paar desa\'s aan (40, 41), waar men het regenwater op de tëgalans tracht op te houden en bij de zaaijing eene bijzondere wijze van bevVerking in zwang is. Dit geschiedt met de zoogenaamde tjolok of tjagak, een stok ongeveer een voet lang en grootendeels gespleten. Men houdt dezen in de linkerhand en steekt het ongespleten gedeelte, de punt, in den grond. De linkerhand bevat ook de hihit, die men met de regter er uitneemt en plant.

Op sommige plaatsen wordt padi verbouwd, vermengd met andere gewassen (19,21,34). Dit noemt men di baoerkeun. In zoodanig geval worden eerst galen in den grond gemaakt, waarin djagong gepoot wordt. Eenigen tijd later steekt men op nieuw gaten en hierin strooit men zaad van padi, djali, iris, bonteng enz. (54).

Niet voor de rijstkultuur bestemd, verbouwt men op de tëgalans djagong, suikerriet en dergelijke gewassen, welke soms ook tusschen de hoornen der doekoehans geplant worden (4).

De bouwgronden, buiten den rivierdijk gelegen (uiterwaarden), welke in den oostmoesson met aardvruchten beplant en nambo genaamd worden, zijn meestal met katjang bezet (6, 9).

a. Ploegen en eggen.

Van de 42 desa\'s, waar de hier behandelde bouwgronden gevonden worden, zijn er 29, waar de bewerking geschiedt door den bezitter met zijn gezin (rajat), of voor zijne rekening. In 6 gemeenten geschiedt dit op andere wijze (19, 29, 30, 40, 41, 42). Van de 7 overblijvende is dit niet opgegeven, met uitzondering der Badoeis-desa, waarover later.

Behalve de bewerking in eigen persoon zijn nog gebruikelijk:

njambal (sambattan) of ngahiras, tijdelijke hulp van nabestaanden en vrienden, zonder betaling, doch tegen verstrekking van kost, in 5 desa\'s (2, 3, 19, 34, 52);

165

-ocr page 202-

IX. § 7.

lilioer, hulp met verpligle wedcrkeeriglieid, in 12 desa\'s (15, 20, 22, 50, 54, 55, 40, 41, 44, 45, 52, 55);

boeroelian of ocpahan, betaalden arbeid, in 12 desa\'s (20,25,25, 26, 27, 29, 50, 55, 54, 40, 45, 55);

horongan, op laak, in 5 desa\'s (20, 22, 50);

terwijl in ééne desa (42) alle bezitters van gronden in een zeilde streek (tjatihan), de velden gezamenlijk bewerken en bij de Dadoeis (47) de gebeele bevolking den aangewezen grond voor de padikulluur gereed maakt.

Bij deze laalsten wordt de planttijd berekend naar bet sterrebeeld Kedang (groole beer). 3Ien plant wanneer dal des morgens te 6 uur in bel zenith slaat. Niemand mag echter planten vóórdat de pohon daarmede begonnen is.

De dagloonen zijn zeer verschillend;

voor een voormiddag arbeid geeft men:

3 duiten en eenmaal eten (50);

10 » » » » (25, 29);

16 » (27); en 24 » (25);

voor een geheelen dag:

8 duiten en tweemaal eten (20);

12 » » » » (25);

20 » » eenmaal » (54);

12 » (26); en 20 » (25).

Op taak kan men verdienen:

3 duiten en eenmaal eten voor 25 Rijnl. roeden (22, 50); bij grooter uitgestrektheid b. v. 250 Rijnl. roeden, kan men de bewerking voor 40 duiten doen aannemen (20).

Het beploegen van lëgalgronden heeft over het algemeen meer keeren plaats dan dat er sawahs. Men heeft desa\'s, waar dit 5 maal (11), 4 a 5 maal (22), geregeld 5 maal (25), 5 a 7 maal (21) en altijd 7 maal (25, 28) geschiedt.

Het eggen wordt gewoonlijk zóó dikwijls herhaald, dal de grond geheel van stronken gezuiverd is. Daartoe moet dit soms 5 of meermalen gedaan worden (11).

166

-ocr page 203-

IX. § 7;

h. Zaaijen door middel van den poolstok (ngaseuk).

Dil geschiedt in den regel door het gezin van den hevverker. Doch ook hierbij is njambat (41) en lilioer (42, 48, 54) gebruikelijk.

Bi] het bewerken met den gespleten stok (Ijolok ol\' Ijagak), wordt altijd tijdelijke hulp, njambat, ingeroepen (40, 41).

Bij de Badoeis wordt deze werkzaamheid door de geheele bevolking verrigl. De mannen steken de galen, de vrouwen werpen het zaad er in (47).

c. Bemesten.

De tegalgronden, onverschillig ol\' zij voor de padikultuur of voor het verbouwen van andere gewassen moeten dienen, worden veel meer bemest dan de sawahs. 31en gebruikt hiervoor oliekoeken en allerlei dierlijke mest, vermengd met de asch van betgeen des Vrijdags in de desa\'s verbrand wordt en. in kuilen vergaderd is (11, 22, 23, 25, 27, 28, 51).

Naarmate der bestanddeelen wordt eene grootere of kleinere hoeveelheid mest per houw gevorderd. Bedraagt dit op sommige plaatsen 50 pikols (25), op andere zijn 200 pikols noodig (28).

3Ien kan mest door koop verkrijgen, doch dit heeft op zeer verschillende wijzen plaats. Heeft de mest, met asch en allerlei afval vermengd, in deze gemeente eene waarde van één duit per pikol (28), in gene koopt men die per buifel tegen 30 cents in het halve jaar (11), terwijl weder elders voor de mest van een geheele kandang (stal), ongezien het aantal karbouwen, f 1 per jaar betaald wordt (27).

d. Beplanten.

Bij de drooge rijstkultuur worden geen zaadbeddingen aangelegd (11, 21, 25, 52). Het zaad wordt, zonder voorafgaande bewerking, in de voren gestrooid (sawoer).

Het planten der padi geschiedt soms door het gezin van den bewerker (20, 58). Doch hierbij is ook lilioer (58) en betaalde arbeid (38, 40), tegen 6 a 12 duiten en drie maal eten, gebruikelijk. Njambat komt eveneens voor, zelfs bij het planten van suikerriet (2, 5,17, 18).

e. Wieden (injored).

Dit geschiedt met de kored, een soort van schoffel met korte steel.

167

-ocr page 204-

L\\. § 7. 168

\'n de regel door de kinderen van den planter (11) ofdoor zijn gezin (21, 22, 25, 25, 28, 58, 54), doch ook zeer dikwijls in belaalden arbeid (2, 5, 4, 11, 15, 16, 17, 18, 19, 50, 58, 40, 42). in sommige desa\'s is lilioer gebruikelijk (4, 19, 58, 40, 54).

De gronden worden gewoonlijk tweemaal (21 , 22, 54), doch ook enkel driemaal (25) schoongemaakt.

Een voormiddag wieden wordt vergoed met 4 ii, 5 duiten mei of zonder den kost (16, 18, 50); een geheelen dag met 8 duiten (15), 6 a 12 duiten en driemaal eten (40); 12 (17) of 20 centen (11).

f. Oogsten.

Het oogsten der padi heeft zooveel mogelijk in eigen handenarbeid door den planter en zijn gezin plaats. Kunnen zij, in verband tol hunne werkkrachten, den oogst niet tijdig doen afloopon, dan wordt daarbij de hulp van anderen ingeroepen.

Dit heeft op verscheiden wijzen plaats en wel met en zonder belooning, namelijk bij wijze van:

njarnbat (41, 54);

lilioer (58, 41, 47);

in daghuur of geldelijke belooning, naar gelang van bet gesnedene (50, 52, 58. 40, 41, 42, 48);

eindelijk tegen belooning in natura of snijloon (dërëp).

Het dagloon bedraagt in dit geval 6 a 12 duiten en driemaal eten (40), of een halve bos padi (ikët) en de kost per dag. Ook geeft men wel 1 duit voor elke bos, die gesneden is (20), of 4 duiten per sangga, soms met, soms zonder eten (41, 42).

Doch op verscheiden plaatsen heeft hij, die helpt oogsten, aanspraak op een bepaald gedeelte van het door hem gesnedene in natura, zonder verdere belooning. Dat gedeelte verschilt nog al aanmerkelijk. Hier is het Yie (52), daar Yn (20), elders Ye (4), doch het meest gewone Vs (2, 5, 17, 18).

Het snijden van suikerriet geschiedt altijd door den planter in persoon (2, 5). Bij het oogsten van katjang worden koelies in dienst genomen, die bij de maat (takëran) betaald worden (2, 5), ofschoon het ook voorkomt, dat hun loon beslaat in het één derde gedeelte van hetgeen zij uit den grond hebben gehaald (4).

In het zuidelijk deel van Bantam, waar een hoema gewoonlijk om

-ocr page 205-

169 IX. §. 7.

de 4 jaren op nieuw in bewerking wordt genomen, geeft zij, voor de eerste keer mei padi lieplant wordende, 50 maal de liiltit lenig; hij eene tweede bewerking daalt de opbrengst reeds lot bel dertigvoudige (54).

lt;j. Kosten per bouw.

De kosten van bewerking van een bouw legalgrond zijn veel booger dan die der sawabs, omdat de grond veel barder en liet scboonmaken met de kored een zwaar werk is.

Men schal die per houw op f 1» (22), / 16 (27, 28),/\'18 (23, 2a), zelfs op f 20 (21).

§ 8. Voorschotten op te veld staanden oogst.

Slechts één desa, waar voorschol op te veld staande padi gebruikelijk is, doch alleen voor bet geval, dal deze nog iu langen tijd niet rijp zal zijn (23). Op andere gewassen, zooals katjangeu suikerriet, komt bel meer voor (2, 3, 4). Dit draagt den naam van hedjoan of papalen.

Op de vruchten eener boomgaard wordt soms voorschot gegeven, wal dan met den naam lëbas bestempeld wordt (5, 4).

Klappers worden nimmer aan den boom verkocht (2, 5).

§ 9. ficyt van weiden.

liet vee wordt vrijelijk toegelaten op de tegalgronden. In de boomgaarden en klappertuinen echter alleen voor hel geval geen jong plantsoen is aangelegd of men niet voornemens is, die niet éénjarige gewassen te beplanten.

in nsl ion lie

»m

-ocr page 206-

HOOFDSTUK X.

Wateriest.

Zoolang het water van beeken en rivieren niet lol een bepaald doel wordt aangewend, is hel bak-oellah en kan bet door iedereen in gebruik genomen worden. Op de sawabs geleid, wordt liet bak-oei adam en zou weder bak-oellah worden, als liet zijn natuurlijken loop terugkreeg en de werken verdwenen (22, 24, 26, 27, 49).

Zoo beeft hel Gouvernement vroeger eene leiding, aan partikulieren toebehoorende, doen vergrooten, len einde water naar eene suikerfabriek te brengen (58). Toen bet echter bleek, dat op die wijze niet genoeg water werd aangevoerd om het rad te drijven, en het Gouvernement dientengevolge geen gebruik meer maakte van de leiding, is het water eigendom geworden van de bezitters der sawabs, welke er door besproeid werden. Gelijk later zal worden aangetoond, behoort hel water uil leidingen, op last van bet bestuur aangelegd, in den regel aan het Gouvernement en ging dus in dit geval de eigendom naar de gebruikers over, omdat bet water niet meer gebezigd werd tot hel doel, waartoe bet bij den aanleg was bestemd.

Niet overal wordt bet water van bestaande leidingen tot besproeijing der velden aangewend (6, 7. 16). Dit is in den regel toe te schrijven aan de omstandigheid, dat de sawabs te boog gelegen zijn; doch sqrns ook daaraan dat, bij afdamming der rivier, de dijken gevaar zouden loopen van te bezwijken (7).

Op die hooggelegen sawabs wordt dan ook somtijds het water geschept (di senggat, timba); vooral ais zij lot zaadbeddingen dienen moeten (9, 10, 17).

Hij, die hel eerst water aanwendt, dat hak-oellab is, beeft er bel meeste regt op, zoodat als later de eigenaars van hooger op gelegen velden, dat water ook zouden willen gebruiken, zij dat slechts

-ocr page 207-

171

zouden mogen doen, voor zoover de eerste gebruiker het niel noodig heeft (22, 50). Van daar de oorsprong, voor zoover dit niet hel gevolg is van minnelijke schikking, der sawah-moesim, die het eerst, en der sawah-salahmangsa, die later water ontvangen (22, 52, 55, 52). Die prioriteit verklaart ook, waarom soms lager liggende sawahs tot de sawah-moesim hehooren.

De zijtak eener hoofdleiding noemt men tjahang (»), kleinere leidingen soesoekan (4).

Men kent hier voorts drieërlei soort van dammen:

lo. sitoe\'s, die zich hoog boven het water verheffen, nimmer over-stroomen en waarvóór zich als het ware meertjes hebben gevormd;

2o. tangoel\'s, waarover het water heen loopt. Zij zijn gewoonlijk van hout en rolsteenen gemaakt;

5o. bendoengan\'s, die de sawahs te gelijker tijd geschikt maken voor de padikultuur en voor de vischteelt (44).

§ J. Werken door hel Gouvernement aangelegd of verbeterd.

Van de 41 desa\'s, waar werken gevonden worden, welke water brengen op sawahs, zijn er 14, waar hel bestuur ze heelt daargesteld en 7, waar het dergelijke werken heeft verbeterd. Onder de eersten zijn er 5, die reeds van den sulthanslijd dagteekenen (1, 2, 5, 4,14). Van de nieuw aangelegde komen:

één op het jaar 1840 (26);

vier » » » 1848 (3, 25, 26, 28);

één » d » 1855 (10);

één » » » 1861 (13);

twee » » » 186S (10, 12).

Uit drie desa\'s wordt het tijdstip niet medegedeeld.

Een der door hel Gouvernement verbeterde werken werd aangevangen in 1848 (52), een ander in 1837 (20).

Al die werken, op last van hel bestuur uitgevoerd, zijn aangelegd m onbelaalden heerendienst. Slechts twee werken maken hierop eene uilzondering (52, 54).

Bij 10 desa\'s geschiedde dit door de bevolking van hel geheele district, bij algemeene oproeping (goegoer goenoeng), ofschoon slechts enkele desa\'s er belang bij hadden (10, 12, 13, 25, 24. 23, 26, 28, 52, 55).

X.

-ocr page 208-

X. § 1.

In 5 gevallen, waaronder 3 uit den sullhanslijd, door de desa\'s, wier sawahs er door bewaterd werden (1, 2, 5, 20, 37), terwijl uit 3 der overige desa\'s, waaronder 2 met werken uit den sullbanstijd, eenvoudig wordt medegeeld, dat het in heerendienst plaats had (4, 5, 14) en bij de vierde over de wijze van daarstelling wordt gezwegen (38).

Sommige der hoofdleidingen zijn gegraven over gronden aan particulieren toebehoorende. In enkele gevallen is daarvoor aan de regt-hehbenden schadevergoeding verleend, en wel f t per vierkante roede (9, 13), doch in do meeste gevallen niet (3, 12, 14, 13, 28, 32, 34), omdat dc eigenaars gaarne een klein gedeelte van hunnen grond wilden missen, om hel overblijvende in bewalerhare sawahs veranderd te zien.

De op last van het bestuur aangelegde werken behooren aan hel Gouvernement (liang agoeng (1) ). üi\'schoon dit in den regel met het water ook bel geval is, heslaan daarop cchter uilzonderingen. Dit schijnt vooral dan twijfelachtig te zijn, als reeds vroeger bestaande en aan [lartikulieren toebehoorende leidingen, door het Gouvernement zijn verbreed of verlengd. Zoo behoort het water eener leiding door een inlandsch hoofd in den sullhanslijd gegraven, aan de sawah-bezitlers — naar beU schijnt, omdat zij hebben toegestemd om bet werk in heerendienst te volbrengen (14). In eene andere desa, waar een beslaande leiding werd verbeterd, beweert de bevolking eigenares van het water te zijn (23), terwijl eindelijk in een dergelijk geval, waar het eerste waterwerk door een inlandsch hoofd was aangelegd, eenige sawahbezitters, — door het bestuur gelast van bet water der verbeterde leiding voor hunne velden gebruik te maken — daartoe niet overgingen, dan na vooraf de toestemming gevraagd te hebben van de erfgenamen van bedoeld inlandsch hoofd, niettegenstaande de primitieve aanleg reeds vóór 4 geslachten had plaats gehad (38).

Men kan het dan ook als onzeker stellen of hel water van werken, oorspronkelijk door parlikulieren aangelegd en door het bestuur slechts verbeterd, aan het Gouvernement toekomt, te meer daar hieromtrent geen twijfel beslaat bij werken door eenige desa\'s gezamenlijk, uit vrijen wil uitgevoerd, al heeft bet bestuur hel loezigt en de waler-verdeeliug (36) aan zich gehouden.

Dat hel Gouvernement eigenaar is van hel water uit werken, door hetzelve nieuw aangelegd, kan daaruit blijken, dat in vroegere lijden 6 desa\'s water ontvingen uil de leiding Tjiljongkok, district Kolelet,

172

-ocr page 209-

X. § 1.

doch liet water dier leiding vervolgens gedeeltelijk is afgeleid ten behoeve van twee andere districten, waardoor tegenwoordig slechts 2 dier desa\'s en een derde, voor 12 houw minder dan vroeger, uit de Tjitjongkok besproeid worden. De sawahhezitters, die tengevolge van dien maatregel, hunne velden van water verstoken zagen, hehhen geenerlei schadevergoeding genoten (28).

Het loezifjt in eenige desa over de op last van het Gouvernement uitgevoerde werken, herust in den regel hij den manlri ocloe(l,2, 5, 10, 2G) ol\' het districtshesluur (12. 14, 32), soms hij beiden (13, 54, 57). In een enkel geval is dit opgedragen aan het desahoofd (10), terwijl in eene andere desa geen bepaald persoon met het toezigt is belast (24).

De waterverdeeling geschiedt door den manlri oeloe (1, 2, 3, 1\'6, 26) of door het districtshesluur (13, 57). In vele gevallen echter wordt zij aan de sawahhezitters zelve overgelaten (4, 3, 14,52,34) en treedt het bestuur eerst dan tusschen beide, als er geschillen onlslaan tusschen de sawahbezitlers van eenige desa (5, 32, 54), heigeen echter uiterst zelden voorkomt.

i

9

Van de 21 desa\'s, waar op last van het Gouvernement werken zijn uitgevoerd, zijn er 17, waar Wie mei andere desa\'s in gemeenschap worden bezeten.

Voor zoover het bestuur zich de regeling der onderlinge reglen niet heeft voorbehouden, geschiedt dit door de desa\'s zelve (14), hare hoofden (4) of door de oudsten (31).

Die regelingen loopen zeer uiteen. In sommige streken raag de hoogerliggende desa het water ophouden tot dat al hare sawahs voldoende van water zijn voorzien (4, 14, 52, 34, 37) en raag zij soms weder afdammen, zoodra zij op nieuw gebrek krijgt (4); in andere mag de hooger liggende desa het water slechls 2 dagen ophouden en moei het dan vrijelijk laten doorstroomen, tot dat ieder der volgende desa\'s, gedurende een gelijken tijd, het genot heeft gehad (1, 2, 3, 4, 3). Op eene andere plaats krijgt elke desa, voor elke bouw sawah eene gelijke hoeveelheid water (20), terwijl soms aan de desa. waar reeds eene leiding bestond, vóórdat die door het bestuur werd verbeterd, het regt toekomt, om hare sawahs het eerst van water te voorzien (31).

173

4

-ocr page 210-

X. § 1.

Hel onderhoud dezer werken wordl onderscheiden in gewoon, dal is, wal uilsluilend in handenarbeid hestaal, en buitengewoon, waarbij maleriaien gebruikl worden of dal, len gevolge van rampen van hooger hand, moei verrigl worden.

Hel gewoon onderhoud is in den regel aan den belanghebbenden sawahbeziller opgedragen, voor dat gedeelle der leiding, waaraan zijn veld gelegen is (1, 1, 5, 4, 3, 10, 14, 13, 20, 24, 26, 31, 37). Hel gebeurl echler ook, dat hiervoor elke desa aansprakelijk is, voor zooveel de werken belreft, op haar gebied gelegen (3,12,23,32,54) en in één geval, dal hel geheele dislricl dil verriglen moet (28).

Hel buitengewoon onderhoud is in 4 gevallen opgedragen aan de heirokken desa en geschiedt in onbelaalden heerendienst (1, 2, 3, 57). In 4 andere desa\'s worden daarloe de belanghebbende savmhbesitlers uil alle betrokken desa\'s opgeroepen, zoodal hel schijnt, dat daaraan alleen zij moeten deelnemen, wier sawahs lager gelegen zijn dan hel werk, dat eene buitengewone herslelling behoeft (4, 20, 26, 31). Elders moeten alle desa\'s, wier sawahs door het werk tv al er bekomen, in heerendienst uitkomen om het buitengewoon onderhoud te verriglen (3, 12, 32, 34), terwijl die verpligling soms op hel geheele dislricl rust, onverschillig of sommige desa\'s geen voordeel trekken uit hel werk (10, 13, 28). Dil geschiedt bij algemeene oproeping.

Uil 3 desa\'s wordl omtrent het buitengewoon onderhoud niets medegedeeld.

§ 2. Werken, zonder last van hel bestuur, door eenige desa\'s Ie samen aangelegd.

Vier desa\'s, te zatnen vormende hel loerahschap Belong, district Tjaringin, hebben eene kleine leiding gegraven (36).

Hel water behoort aan de sawahbeziIters, waarschijnlijk omdat de ingezetenen dier desa\'s, als partikulieren, hel werk hebben aangelegd.

Hel toezigt en de walerverdeeling berusten echter bij het districls-bestuur en den manlri oeloe.

De regeling brengt mede, dat de hoogst gelegen desa het eerst water bekomt. Deze raag het over dag ophouden, doch moet het \'s nachts laten doorloopen.

Welk gedeelle der leiding door elke desa moei worden onderhouden, wijst de loerah aan, doch hel onderhoud zelf komt voor rekening van eiken belanghebbenden sawahbeziller.

174

-ocr page 211-

X. § 5.

§ 3. Werken door parlikuliereu aangelegd.

Deze treft men in 26 desa\'s aan, schier ailen gelegen in de regentschappen Pandeglang, Tjaringin en Lebak.

Van deze zijn er 12 in eigen handenarbeid daargesteld, 6 in betaalden arbeid en 10 bij aanneming. Van 3 wordt de wijze van uitvoering niet opgegeven.

De door deze werken ingenomen partikuliere grond is nu eens vergoed (20, 44, 52), dan weder niet (20). Soms heeft men alleen vergunning gevraagd om dien te gebruiken (19, 53).

Zoowel het werk als bet water bebooren aan de aanleggers. Zij kunnen worden geërfd en verkocht. Dit laatste komt dikwijls voor, als grondbez,ittcrs hunne velden wenschen te besproeijen uit eene leiding, door een hijzonder persoon gegraven (20, 29, 30, 32, 36,38, 48, 49, 52, 53). Onder Lebak wordt het regt op aandeel inwater met 1 a 2 realen betaald (53). Water te koopen voor een enkele keer of voor één moesson is niet gebruikelijk.

De werken worden uitsluitend door de belanghebbenden onderhouden.

In den regel oefenen ook de belanghebbenden het toezigt en de

waterverdeeling uit, ofschoon deze in een enkel geval berusten bij de oudsten der desa, in overeenstemming met de sawabbezitters en het desahoofd (38).

Daar de leidingen dikwijls te weinig water aanvoeren, is het vooral onder de sawahs, door deze soort van werken besproeid, dat men sawah moessin en sawab salah mangsa aantreft.

Ofschoon nu meestal de hoogstgelegen (soengapan) sawahs het eerst water bekomen (24, 32, 33, 33, 44, 52), zoo heeft gebrek aan water toch ook tot andere regelingen geleid h. v. dat de oudste sawahs de prioriteit genieten (33, 52) of dat eerst de eene helft der sawahs en daarna de andere van water wordt voorzien (29) onverschillig of zij digi bij of ver van de leiding gelegen zijn.

Om in zoodanige partikuliere leiding eene dam te mogen leggen, moet men vergunning hebben van de eigenaars der lagerliggende sawahs (19, 31, 32, 34, 36, 38, 44, 49). Waar dergelijk verlof

175

-ocr page 212-

X. S 5.

niet noodig is, kan men zeker zijn, dat de savvahs meer waler kunnen bekomen dan zij behoeven, of aan overstroomingen zijn blootgesteld (18, 50).

§ 4. Mindere leidingen, door partikulieren uil de hoofdleidingen gegraven.

Om het water uit de hoofdleidingen op de sawahs te brengen, worden mindere leidingen (soesoekan) gegraven door de sawahbezit-ters zelf.

Om nu te voorkomen, dat de een niet te veel water uit de hoofdleiding aftappe ten nadeele van den ander\', zijn er op sommige plaatsen openingen van eene bepaalde capaciteit, door welke de mindere leidingen baar waler ontvangen (a, 13, 51, 52, 55 ,-54, 57, 58). Die capaciteit is hier en daar naar de behocfle van elke mindere leiding geregeld (54, 58). Elders worden dergelijke kokers, van bamboe of bout vervaardigd, alleen dan geplaatst, als de hoofdleiding schaarscb van water is voorzien (44).

Ofschoon in den regel de duikers en kokers blijven open staan, kan dezelfde oorzaak er toe leiden, dal hel waler slechts gedurende een bepaalden lijd door de openingen mag loopen (3, 13), of dat b. v. de helft der mindere leidingen, bij beurten om de 4 dagen, al het water krijgt (57).

Dergelijke regelingen worden door bet dislriclsbesluur (54). door bet desahoofd (3) of bij onderlinge schikking (12, 55, 54) gemaakt.

Waar geen bepaalde openingen zijn voorgeschreven, gelden verschillende gewoonten. Op de eene plaats damt de hoogstgelegen mindere leiding de hoofdleiding af, tot dat al hare sawahs voldoende van waler zijn voorzien (4); op eene andere wordt bij minnelijke schikking uitgemaakt wie bet eerst waler zal ontvangen (1,2, 5). Hier is de verdeeling gelijk (19); daar neemt ieder wat bij noodig beeft (53, 56, 45, 49, 30, 31).

Het ligt in den aard der zaak, dat eene mindere leiding meermalen water verschaft aan sawahs, welke aan verschillende eigenaren toe-behooren.

Het gebruik van het water uit zoodanige mindere leiding lusschen de regthebbenden onderling, is ook aan zeer verschillende regelingen onderworpen.

Zoo vindt men desa\'s, waar alle sawahs gelijke regten hebben op

176

-ocr page 213-

X. § 4.

water (1, 2, 5, 4, 5) en daarom eene regeling bij beurten gemaakt is (3, 52), Andere, waar de hoogst gelegen velden het eerst van water worden voorzien ,(1, 2, 5, 4, 1 ), al moeten zij het, bij geregelde beurten, aan anderen afstaan, zonder het te mogen ophouden lot dat zij genoeg hebben (1, 2, 5, 14). Wederom elders krijgt elke sawali naar gelang barer grootte (29), terwijl ook wel, in geval van watergebrek, de hooger gelegene begint met zooveel af le tappen, als zij voor eene behoorlijke bewerking noodig heeft (lo).

Afgescheiden van deze dii-ccle aanvoer uit de mindere leidingen, zijn er sawahs, die het aldus verkregen water te zamen moeten ge-bruiken en dus aan zekere verpligtingen geltonden zijn.

Hieromtrent geldt vrij algemeen, dat de lageriiggende sawah het water der hoogerliggende moet ontvangen (19 desa\'s), tenzij laatstgenoemde een afzonderlijk afwateringskanaal hebbe (1, 2, 3, 4, 9, 53). Wil de lageriiggende sawah dal waler niet ontvangen of kan zij hel niet gebruiken, dan moet zij toelaten, dat de hoogerliggende, over haren grom!, langs de galeng een leiding je aanlegge, lot lozing van dal waler (19, 53, 54,48). In vele gevallen echter is de lageriiggende sawah niet verpligt eenig overlollig waler le ontvangen, omdat elke sawah van een afzonderlijk leidingje is voorzien, hetwelk zoowel voor den aan-, ais den afvoer dient (29, 51, 52, 5U, 38, 45).

Ook op de hoogerliggende sawah rusten verpligtingen. Zoo moet zij in den regel de lageriiggende voldoende van water voorzien (1, 2, 3, 25, 28, 36, 39. 44, 021; soms is dit bepaald op de helft van het waler. dat zij zelve ontvangt (53, 54, 37); soms kan zij volstaan met slechts een gedeelte af le geven, (9, 48). Doch hel gebeurt ook, dal zij niels behoeft mede te geven, vóórdat zij zelve voldoende is voorzien (17, 30, 34, U5). Elders beeft de lageriiggende niet het minste regl op het waler der hoogerliggende en moet zij, om dat te bekomen, met laatstgenoemde in scjiikkingen treden (4,15, 14,13, 20).

Kaai en legen kan de lageriiggende sawah soms ook bepaalde aanspraken doen gelden en is zij zelfs bevoegd, Ier bekoming van water, eene geul le hakken in de galeng der hooger gelegen sawah (19, 20), ai is de hoeveelheid, die zij mag aftappen in eenige desa\'s tot de helft van de watermassa beperkt (4, 17).

In ééne desa is het regl op water afhankelijk van de prioriteit van bewerking (18). Is het de hoogerliggende sawah, die het eerst bewerkt

177

I

i

12

-ocr page 214-

X. §4.

wordt, dan houdt liaar eigenaar al hel water op en de anderen krijgen slechts, wat hij als overtollig laat wegvloeijen. Is het de lagergelegen, dan maakt haar eigenaar over de hoogerliggende savvahs heen een lei-dingje, dat omniddelijk naar zijne sawah voert. De hoogerliggende moet dan later, door opsto|»|iing, daaruit haar water hekomen.

Hoe vreemd het klinken moge, ontstaan, volgens de gedane mede-deelingen, uil al die verschillende regelingen nimmer geschillen.

Reeds vroeger werd aangeteekend, dat verscheiden waterwerken, door parlikulieren daargeslehl, hij wijze van aanneming werden uitgevoerd. Aannemers van dergelijke werken, in het Noorderregent-schap loekang-soesoek (24), onder Lëhak moalim genaamd, worden ook in Bantaiu gevonden, voornamelijk in de districten Menes (24, 43, 49), Tjaringin (49), Paroeng Koedjang (56), Waroeng Goe-noeng (45) en Tjilangkahan (4ö).

Doch somtijds wordt ook de hulp ingeroepen van personen, in andere residentien woonachtig, h. v. uit Tjampea (Buitenzorg) (49) of Tjikoemëtoek (Preanger regentschappen) (U4), waar zich eveneens lieden bevinden, die in hel aanleggen van waterwerken een beslaan zoeken.

178

-ocr page 215-

X. § 4.

179

•uDiso^i uaSia do

TH

\'piaqiiiuapiicii

•= rs

£ \'S

•|K^UBB

\'uo)so?[ iiaigt;id do

\'iilIjlUdUUGI! fiq

\'piaqjD ui)p|Birj.iq ui

\'pi^qjiMiopunq naüjo ui

CO C ^ C5

*|C)UBe

■p/\'o|t)2uBü SjuiAvfuA uauinz a) «jjsap aSiuaa joop \'ua^jia^Y

uaauiaS 84B8ap aSiuaa uaqossn) .10 ufrz ua^fJOAv azap ub^

i

O lO TH | O

^ 1

1

.£ « is

u, C v

es 03

lt;^5

•jou^sip ajaaqaS |aq Joop

CO !gt;.

O

T-l

•s4B8ap aSiuaa joop

^ ~ T-t

IA

Waterwerken door hetbestuur

\'pia^aqjdA

▼H ia TH

aangelegd

\'ja^Bf

T-1

03

•pfi^suBq^ns uap ui

!

lO | w 1

•uapJOAv uapuoAaS ua^iaAvja^B.w jbbav 8tBSa(I

14 12

6 9

41

w

Ch

ta

a co H K w O

w

P2

O*

co —

B

es

Q)

1-2*

-ocr page 216-

X. § 4.

180

e-

cr

O

sr

5

5ö W O w 2 H cys rj

a

gt;-

quot;O

►T3

W 2

•—k W

H*

05

aan alle bclaug-

hebbend»! sawahbezitters.

a

OS O

tn

05

IC

aan elke belanghebbende desa in beerendienst.

O O 9 O S

O

w

lt;Ji

►A

HA

aan bet geb\'eeie district.

5 5-

(Xgt; gt;

iu

IC

IC

aan alle belanghebbende sawahbezitters.

cr

n

cr s

HH

i/i

O TS O w O zs

•u

05

aan de d(*sa, wier sawa lis water ontvangen.

n 3 CR

a

PU

IO

IC

aan alle belimghebbende desa\'s.

O

O 3 Cu

gt;

O rt

ut,

05

-

IC

aan het geheele district.

O

(L

O

-

IO

•u.

IC

Desa\'s waar bepaalde openingen in de leidingen bestaan.

CC

ugt;

05

05

V*

tot dat zij genoeg heeft.

1 §-^ cc 3quot;

00

-

M

gedurende een bepaalden tijd.

3 § o

^ ^

Cr? C. C

c ^ r: =-£quot;*25

DESA\'S,

1 i

t-k

in cas van gebrek.

O ^ quot;CD c S C- O.

« CS

gt; gt;

1

M |

l-k

IO

de oudste sawiih het eerst water bekomt.

w

w

H

1 1 1

M.

de eene helft der sawalis eerst, daarna de andere water krijgt.

O O

71

1

O

H-k

elke sawah om beurten water bekomt.

O H

M

alle sawahs gelijke regten hebben.

DAT

1

ca ]

05

rU

IO

iedere sawah water neemt naar gelang van hare behoefte.

-ocr page 217-

HOOFDSTUK XL

Gouvei-nemeiits knitures.

§ 1. Suiker.

Hel suikerriet was reeds op Java inheemsch tijdens de Hindoe-perinde. De bas-reliefs van Boroboedoer kunnen dit bewijzen. (*)

Ofschoon men niet kan aantoonen, dat Bantam in zulk een lang verleden dat gewas kende, is het toch zeker, dat het kulluurstelsel hot daar niet voor het eerst heelï gebragt. Veeleer mag men het er voor houden, dat juist de welige groei der plant in dat gewest, aanleiding heeft gegeven om de productie van suiker voor de Europesche markt aldaar in te voeren.

In de kabinetsmissive van van den Bosch aan de Regering, dd. 5 Nov. 1831, no. 1690, wordt medegedeeld:

dal de resident er in geslaagd was de gewone Javasche suiker-molenl jes en fornuizen zoodanig le verheleren, dal een buitengewoon goede kwaliteit verkregen werd en de productie, welke in het aanslaande jaar 30,000 pikols beloofde, hinnon 5 jaren tot 100,000 zou kunnen stijgen. De inlander zelf bewerkte de suiker. Met een molentje, ter waarde van /\' 600, kon hij jaarlijks ± f 1500 winnen. Geen enkele houw of die had minstens voor f 4ö aan suikerriet opgehragl.

Werkelijk vindt men dan ook in een der onderzochte desa\'s van hel district Tjimanok (32) vermeld, dal tusschen 1825 e» 1830, eene zekere uitgestrektheid tcgalvelden met suikerriet bezet was, hetwelk in tijdelijk opgerigle molens vermalen werd. De helaling geschiedde naar hel aantal katlis suiker. Dus reeds vóór de invoering van het kulluurstelsel, bestond hier de suikerkuituur voor partikuliere rekening en wel op zoodanige grondslagen, dat de inlander, naar het verkregen

(\') Bijdragen lot de kennis van liet Itindoeisme op Java, door Brumund in Verhand. Bal. Genootsch: Deel XXXtll p. 298.

-ocr page 218-

XI. § 1.

product betaald, er belang liij had den grond goed te bewerken en te beplanten.

Lel men bierbij op de omstandigheid, dat van den Bosch eerstin Julij 1830 eene nota schreef over de uitbreiding der suikerkullunr, waartoe bij resolutie van 13 Augustus van dat jaar no. 4, besloten werd; dat bij resolulie van dienzclfden dag no. 1, de wenschelijkheid betoogd werd, dat van den Bosch ter voorbereiding der vastgestelde indigo- en suikerkuituren, een inspectiereis in de onderscheiden rcsi-dentien deed; dat hij daaraan gevolg gaf en den öOslcn September 1830 terug was, dan kan de Gouverneur-Generaal, — in zijn kabinels-brief van o Nov. 1831 bovengenoemd mededeelende, dat het hem gebleken is, dat de suikerkuituur in Bantam met het beste succes is ingevoerd, zeer in bet voordeel van den Javaan en in het belang van den lande, — slechts het oog hebben gehad op tuinen, door parti-kuliere nijverheid aangelegd, want van den aanplant voor het jaar 1831 kon hij in Seplember 1830 onmogelijk verklaren, dat de wijze, waarop de suikerindustrie gedreven werd , voor den inlander in hel oog loopciid voordeel ig was. En dan is bet te betreuren, dat dergelijke par tiku-liere suikerindustrie, door de invoering van bet kultuurstelsel en de quasi verbeteringen van den resident, aldaar is vernietigd, want de velden o. a. der hierbedoelde desa werden na 1830 niet weder met suikerriet beplant, zelfs toen later in hare nabijheid een suikerfabriek werd opgerigt.

De schoone verwachtingen omtrent de Gouvernemenls suikerkuituur bestonden dan ook alleen in het brein van den Gouverneur-Generaal en van den resident van Banlam.

In September 1833 toch deed Baud eene inspectiereis in dat gewest. In het daaromtrent gegeven verslag, zegt hij: (1)

182

Bij de inspectie in het verleden jaar aldaar (in Bantam) gehouden, waren de ongunstige resultaten der suikerteelt mij niet ontgaan: doch de resident schreef die toe aan buitengewone tegenspoeden en beloofde veel goeds voor de toekomst. Dit\' beeft zich echter alweder niet verwezenlijkt en ik heb daarom een naauwkeurig onderzoek aan den adjunct-inspecteur der kultures opgedragen naar de oorzaken van dezen slaat van zaken.

1

Res. 23 Aug. 1834, no. 1:

-ocr page 219-

XI. § 1.

In hel jaar 1835 zijn hier, van ruim 2000 bonws mei suikerriet beplant, niet meer geleverd dan 5000 pikols suiker of gemidtleld li/2 pikol per bouw; welke suiker nog grootendeels voor de verzending naar Nederland is afgekeurd geworden en daar hier, op eenige uitzondering na, het systema algemeen was ingevoerd, om de kuituur Dn lahrikalie te doen plaats hebben voor rekening en risico van den Javaan, heeft deze als het ware voor niets gearbeid; want dc resul-talen van 1831 en 1832 zijn niets gunstiger.

Men ziet dus dat van den Bosch, in 1851 gewagende van de gun-stiije resullalen der suikerkultuur voor land en bevolking, niet op het oog kon hebben den aanplant van 1831, bij welken de veelbelovende middelen van den resident waren aangewend, maar alleenlijk dien van 1830, dat is, den aanplant uit vrijen wil der bevolking, vóór de invoering van hei kultuurstelsel.

Het gevolg van het bevolen onderzoek was, dat de suikerkultuur in dit gewest op staanden voet werd ingetrokken, met uitzondering van een klein gedeelte onder Anjer, — de uitzondering van Baud\'s reisverhaal — waaromtrent het Gouvernement met zekeren Chinees bad gecontracteerd. Deze overeenkomst, ofschoon beperkt tot de velden binnen 2 palen van de beslaande molens gelegen, zou eerst niet het einde van 185!) worden ontbonden. (*)

Molens, gereedschappen en buffels, deels door het Gouvernement verstrekt, deels door de bevolking betaald met voorschotten uit\'s lands kas, werden publiek geveild. Het nadeelig saldo barer rekening met het Gouvernement, ten bedrage van ruim f 58,300, werd der bevolking later kwijtgescholden, (f)

Men zou verwacht hebben dat, na deze slechte resultaten, de suiker-kultuur voor goed zou zijn afgeschaft, te meer daar bel bepaald was, dat men in de plaats daarvan indigo zou verbouwen. Doch reeds in 1856 werd aan bovenbedoelden Chinees vergund, om met de bevolking van twee desa\'s onder Anjer overeenkomsten aan te gaan, tot den afstand in huur van 50 bouws grond voor den lijd van 5 jaren, in le gaan met lo. Januarij 1857.

(*) Res. 9 Dec. 1834, no. 16.

(t) Res. 26 Maart 1836, no. 19.

(§) Res. 21 Sept. 1836, no. 3 (Adm. Verslag van Bantam over 1836).

185

-ocr page 220-

XI. § 1.

Een dezer desa\'s behoort lot de thans onderzoctile. Men mag evenwel met grond betwijfelen of, bij liet sluiten dezer overeenkomslen, aan de zijde der bevolking eenige vrije wil beeft voorgezeten. Immers van daar wordt medegedeeld, dat een menigte tr\'galgronden, tol. het gebied dezer desa behoorende, ook door andere desa\'s waren bewerkt dat die bewerking desa\'sgewijs, doch de aanplant individueel bad; plaats gehad; dat het riet driemalen was gesneden en dat do planter onverschillig of hij al of met zijn grond had afgestaan, 16 duiten per 100 stokken had genoten (19), eene betaling, üO % beneden die, welke van den Bosch in zijne nota van Julij 1830, als redelijk had aangegeven.

Het schijnt dal bet contract, op die wijze werkende, genoegzame voordeelen opleverde voor den fabriekant en het Gouvernement. Men moet dit len minste opmaken uit het besluit van 19 Julij 1857, no. 9, waarbij magtiging werd verleend tot bet aangaan van een suiker-contract met den beer Zimmerman. De fabriek zou worden opgerigt te Papitan, afdeeling Serang en Tjikandi. Mogten de uitkomsten gunstig zijn, dan zou men een tweede fabriek slichten Ie Kadoe Garoc, afdeeling Tjaringin. En daartoe werd bij besluit van 6 Nov. 1857, no. 10 besloten.

De fabriek Papitan kwam in 1858 in werking. De resultaten waren dat jaar slecht, uit gemis aan bibit en ondervinding. Men beplantte toen 60 bouws met bibit. (1)

In 1859 werden 250 bouws der fabriek Papitan beplant, en biervan 140 gesneden. Er waren bij deze onderneming 1227 huisgezinnen ingedeeld, welke van eene betaling van f 6214 aan landrente werden vrijgesteld. De productie was de geringste van geheelJava, namelijk 5 6/]o lier bouw, evenzoo de verdiensten der bevolking, welke slechts f 4,34 per gezin bedroegen. Deze ongunstige uitslag schreef men toe aan gebrek eener leiding, waardoor de velden in den droegen tijd konden bevochtigd worden, waarom men besloot zoodanige leiding uit de Tjipare te graven. (-(-)

184

Daar de oogst van 1859 als mislukt moest beschouwd worden, werd bij besluit van 7 Febr. 1840, no. 9 bepaald, dat bet contract

1

Adm. Verslag van Dantnni over 1838. (f) Knltiuirverslaft over 1839.

-ocr page 221-

XI. S 1.

Papilan zou worden verlengd en gerekend aan le vangen met 1840. Daarhij werd liet aantal bouws levens op üOO gebragt. (*)

Bij besluit van 5 Junij 1840, no. 6, werd magtiging verleend om nog drie suikercontracten in Bantam uit le geven, (f)

In het laatst van dit jaar kwam de leiding uit de Tjipare tol stand. Bij besluit van 8 December 1840, no. 1, werd daarop de fabriek Kadoe Garoe, op dezelfde voorwaarden als die le Papilan, aan den beer Zimmerman gegeven, terwijl eene tweede fabriek: Tjiboentps, afdeeling Warong Goenoeng, in uilbesleding gebragl, aan den heer Speet werd toegewezen. De derde fabriek Petir, aldeeling Kolelel, werd voor eene uilbesleding gereed gemaakt, door eene daartoe noo-dige leiding te graven. (§)

Al kon de leiding uit de Tjipare gedurende 1840 nog geen water bezorgen op de suikervelden der fabriek Papilan, zoo was locb de oogsl beter dan in 1859.

Van de beplante UOO bouws werden 309 gesneden. De bouw leverde 9 7/10 pikol uil en ieder huisgezin genool f l),49. Van deze laalslen waren er 2000 bij de fabriek ingedeeld. Zij genolisn eene vrijstelling van f 17,625 aan landrente. (quot;)

Gedurende 1841 werd voor de fabriek Pclir een conlract mel den heer Bernard gesloten.

Alleen Papilan was in werking. Kadoe Garoe, Tjiboenljis en Pclir in aanleg.

Stelde men zich van de voltooijing der Tjipareleiding veel voor, die verwachlingen werden deerlijk te leur gesteld. I)c 487 bouws van Papilan, die geplant en gesneden werden, leverden slechls 4,IS pikol suiker per bouw op, de geringsle opbrengst van Java. De 2000 gezinnen bij de kulluur ingedeeld, kregen ook de geringsle belooning, die op Java werd genoten, namelijk f 6,08 per gezin. De vrijstelling aan landrente bedroeg f 18.021. (ff)

In 1842 waren Papilan en Petir in werking. Bij die fabrieken waren 3661 huisgezinnen werkzaam. De aanplant besloeg 771) bouws, waarvan 531 werden gesneden. Ofschoon nog steeds de geringsle

-ocr page 222-

XI. % I. 186

opbrengst van Java verkregen werd, klom die echter tol 7,92 pikols per bouw. Ook de verdiensten per gezin bleven de geringste van Java en namen zelfs in vergelijking met liet vorige jaar nog alquot;. Zij bedroegen /\' ü,7ü: de vrijstelling aan landrente f 54,872. (*)

Het jaar 1845 zag allo vier fabrieken inwerking. De gezamenlijke aanplant belt;loeg 1825 bouws. waarvan 1073 werden gesneden. De 10Ii)7 ingedeelde gezinnen genoten eene vrijstelling aan landrente van f 14,984. Zoowel de opbrengst per bouw, als de verdiensten per gezin , waren weder de laagste van geheel Java, respectievelijk 4,65 pikol en /\' 4,08. De directeur der kultures was dan ook van oordeel, dat het Gouvernement de schulden der ondoelmatig gelegen fabrieken Papitan en Tjiboenljis voor zijne rekening moest nemen, wegens het hel onvermogen van ondernemers en borgen en de slechte vooruit-ziglen dier fabrieken (f)

Die ondernemingen stonden in 1844 en volgende jaren stil. Voor de fabrieken Pétir en Kadoe Garoe werden in dat jaar 1805 3/4 houws beplant, slechts 828 \'/4 gesneden Hiertoe werden 9843 gezinnen gebezigd, die voor een bedrag van f 28,659 aan landrente werden vrijgesteld. Opbrengst en verdienslen bleven de geringste van geheel Java; 4,15 pikols per bouw; /\' 4,74 per gezin. (§)

In 1845 werden ten behoeve dezer fabrieken beplant 1049 bouws en gesneden 759 bouws door 4555 gezinnen , die eene vrijstelling van f 50,895 aan landrente genoten. Ook dit jaar was de opbrengst per bouw, 4,60 pikols en de verdiensten per gezin, f 6,59, de laagste van geheel Java. De directeur der kultures verklaarde in zijn verslag over dat jaar, dat de suikerkuituur, zoolang zij in Bantam was volgehouden, geen enkele keer een middelmatig gewas had gegeven. De oorzaken waren ongeschiktheid van den grond, ongunstige weêrs-gesteldheid voor de suikerbereiding en weerzin der bevolking om hare rijstvelden af te staan. (quot;)

In het kultuurverslag over 1846 en 1847 wordt gezegd, dat de fabrieken Papitan en Tjiboenljis waren ingetrokken, de heide anderen niet hadden gewerkt en de beslaande conlracten eerlang zouden ont-

(*) Kultuurverslag over 1842. -(-) Kultuurverslag over 1843. (§) Kultuurverslag over 1844. {quot;) Kultuurverslag over 1845.

-ocr page 223-

XI § 1.

bonden worden. De slaul der snikcrkulluiir over 1846 ontbreekt. Op dien van 1847 slaat Bantam nog vermeld met !)2 beplante, doch niet gesneden bonws. Het getal ingedeelde huisgezinnen bedroeg toen 1750, die eene landrente van f 10,1186 schuldig waren en per gezin /\' 5,34 hadden genoten. (*)

In het kultuurverslag over 1848 komt Bantam niet meer als suikerproducerende voor. ,

Van de desa\'s, welko ten behoeve der fabriek Papilan suiker moesten planten, werd slechts in één het onderzoek naar het grondbezit ingesteld (3). Hare velden werden slechts eenmaal beplant, namelijk alle sawahs en eenige tëgals. De aanplant werd door een bandjir vernield en de proef niet herhaald. Daar echter aan den ondernemer van Papilan, ook de fabriek Kadoe Garoe was toegewezen en wel op dezelfde voorwaarden, als waarop hij eerstgenoemde dreef, zoo is het waarschijnlijk, dat bij heide fabrieken de bevolking op dezelfde wijze werd ten arbeid gesteld.

187

Onder de fabriek Kadoe Garoe ressorteerden zoowel desa\'s van Tja-ringin, als van I\'andeglang, op 14 palen van haar verwijderd. In laatstgenoemde waren alle tëgals voor de kuituur ingenomen. Het planten werd verrigt door de geheele hevplking der desa; daarna kreeg ieder der planters zijn aandeel, onverschillig of hij al ol niet van zijn\' grond voor de tuinen had afgestaan. Voor het riet heeft de bevolking nimmer eenige betaling genoten (34). Was de bewerking van den grond, waarschijnlijk ten gevolge van den verren alstand, hier aan de bevolking der desa z\'elve overgelaten, in de meer onmiddellijke nabijheid der fabriek volgde men een ander systeem. Daar plantte de bevolking nimmer op haren eigen grond, maar steeds op dien eener andere desa (58, 39). Twee redenen schijnen lot dien maatregel te hebben geleid, ten eerste, dat de bevolking er anders niet ligt toe zou besluiten de grensteekens barer velden op le ruimen, ten einde de zoo noodige wegen, goten en greppels door de suiker-tuinen te maken, ten andere, dat zij niet de noodige zorg voorliet gewas zou aanwenden, uit vrees van den grond te zeer uit le putten, wat natuurlijk voor ingezetenen eener andere desa geen reden kon

1

Kultuurverslag over de jaren 1846 en 1847.

-ocr page 224-

XI. § 1.

zijn om de kuiliuu- le verwaarlozen. Doch daarin ligl levens het bewijs line weinig niet liet lieiang der bevolking werd le rade gegaan. De desa\'s hadden niels te zeggen en van onderlinge regelingen niogt niets inkomen.

Waar slechts een gedeelte der aanwezige gronden 1). v. eenige legal-gronden voor de suikerkulliuir werden opgevorderd, werd soms aan de bevolking overgelaten de velden aan te wijzen. Of alle sawahs en trgals van zekere desa met suiker zouden beplant worden, werd eenvoudig door den fabriekaul. en den demang uitgemaakt. Zoo gebeurde bet soms, dal eene gebcele desa van al bare velden verstoken werd. Om de ingezetenen in dat geval voor hongersnood te vrijwaren, badden kontroleur en regent bepaald, dal de planters aan de eigenaars der velden 5 gedengs padi per vak sawab zouden geven. Deze tocb alleen ontvingen bel loon, de eigenaars der velden kregen voor den alsland geen vergoeding, noch van wege bel Gouvernement, nocb van wege den fabriekaul eu zoo bun geen gronden onder andere desa s werden aangewezen, die zij tot suikertuinen konden aanleggen, waren zij broodeloos.

Voor de tuinen moesten de grensleekenen worden opgeruimd, doch zooveel mogelijk liel men de grensgaléngs bestaan, zoodal bet later mogelijk werd aan ieder zijn stuk grond terug le geven.

Niet de planters, die .al de voordeelen dezer kuituur badden genoten» waren bel, die de velden in den vorigen staat herstelden. Toen de kuituur werd opgebeven, bemoeiden zij er zich verder niet mede en de eigenaars moesten voorliet herstel van dijkjes, als anderzins zorgen. Hel riet behoorde aan bet Gouvernement, omdat dit tot het planten last bad gegeven.

Het desahoofd trok de kult uurprocenten van die gronden, welke door planters, in zijne desa woonacblig, waren bewerkt.

Van de met suikerriet beplante velden, werd geen landrente gevorderd.

Bij de desa\'s, beboorende lot de fabriek Tjiboentjis, werden de velden aangewezen door den patib, den dcniaiigof hel desahoofd (44). Voor de kuituur werden alle sawabs in beslag genomen, met uitzondering der sawab rantja, die te drassig ziju.

Aan de eigenaars der sawabs werd geenerlei vergoeding voor bet gemis van hunnen grond gegeven. Het. blijkt niet of ook bier alleen ingezetenen van andere desa\'s met het planten werden belast.

188

-ocr page 225-

XI. § 1.

De grensteekens moesten worden weggeruimd en hoewel men eenige steenen liet staan, was het echter, bij de ophefïing der faltriek, noodig in gemeen overleg te (reden over de grens, die aan ieders sawah zou gegeven worden. Gelukkig dat de velden hier slechts één jaar met suikerriet hepianl zijn geweest, anders zou menigeen van zijn wettig eigendom zijn berooid geworden. Dit was nu toch al het geval, want, volgens mededeelingen der ingezetenen, zou in eene desa de regent den met suikerriet beplanten grond niet aan zijn eigenaar hebben teruggegeven, maar, na dien in heerendienst van galëngs te hebben voorzien, weggeschonken aan twee personen, die hem thans nog bezitten, en zouden de patih 2V2 bouw, behoorende aan 2 personen, en de ondercollecteur 1 bouw, behoorende aan 1 persoon, voor zich hebben behouden.

De meest volledige berigten bestaan omtrent de fabriek Pelir, in de desa van dien naam gelegen. iMen liet eenige velden aan de ingezetenen van elke desa. Hier werden alle sawah tarikan en tada en eenige trgalvelden voor de suikerkuituur aangewezen, daar de laatstgenoemde alleen, doch ook alle aanwezige. Dit geschiedde door den kontroleur, den patih, den drmang en den mantri tehoe.

Per bouw werden 4 man ingedeeld. Ook bij deze fabriek was het gebruikelijk de gronden van deze desa door de ingezetenen van gene te doen bewerken. Soms geschiedde dit door desa\'s, die niet verpligt werden bare velden af te staan.

De grond werd alleen bet eerste jaar met de ploeg bewerkt en beplant. Gedurende de 3 jaren, welke de fabriek daarna in werking bleef, vergenoegde men zich met de sloppels te verbranden, nieuwe stoelen in te boeten (di soelam) en den grond in de rijen op te hoogen (di goegoela).

Hel snijden en het vervoer van riet en hout naar den molen geschiedde voor rekening van den fahriekant, door koelies. In de fabriek zelve werkten vaste arbeiders.

In de desa Pelir werd /\' T6 zilver betaald voor elke bouw met suikerriet beplant, elders f 25 koper. Deze betaling was zeer voldoende voor de desa\'s, welke elders suikerriet plantten, zonder gehouden te zijn baar eigen velden af te staan. De bevolking beschouwde die /\' 2o als loon voor haren arbeid. Zij werden aan den demang uitgereikt, ter uitdeeling aan de regthebbenden. De eigenaars van

189

I

-ocr page 226-

XI § 1.

den grond kregen geenerlei vergoeding voor diens afstand. Op hel riel maakte de bevolking niet de minste aanspraak. In liet laatste jaar ontving zij geen lietaling, docli werd liet riel ter iiarer beschikking gelalen.

De ingezelenen moesten brandhout leveren, soms zonder, soms tegen betaling. Niet alleen wilde boiitsoorteii, ook bout van vrucht-boomen werden opgeeisebl. De zoo uitgestrekte boomgaarden, welke in deze streek bestonden, zijn sedert dien tijd dan ook nagenoeg geheel verdwenen.

Op sommige plaatsen werden de grensteekens geheel opgeruimd en waren de vakken niet meer waterpas. Daar moesten, bij de teruggave, de sawahs als bel ware op nieuw worden aangelegd. Men kon de grenzen niet meer aanwijzen en bij onderlinge schikking werd bet stuk gronds bepaald, dat een ieder zou terugkrijgen. In zoover heelt de suikerkuituur in de bestaande regten der bevolking verandering gebragt.

Het hoofd der desa genoot de kuituurprocenten van bet product, door zijne ingezelenen geleverd, onverschillig, waar de gronden gelegen waren. Het mislukken der suikerkuituur kan in deze streken niet aan gebrek aan water worden toegeschreven, want dit was er steeds in overvloed (26, 27, 28).

190

-ocr page 227-

XI. § 1.

gt;5

rf-

!

i! ^ 1 ^

ja »gt;■

gt;?i

i (*) Geringste van geheel Java.

•)MIOgt;| uiii^s aDUdniaujaAuo^ ^oi| urn.» lo^jid op do.int!.v\\ i «fljj

TH co ei co o o Si

T- cl -T- !gt;• -T ^ !gt;•

-i-T oquot; oquot; ci co r-T\'

T-lt; T-quot; T-lt; T-quot;

a a a « « «

Verdiensten

per huisgezin.

quot;^«CtCOOCO\'TCi

-r lt;3 igt;^ ïgt;^ co, co r?r CO* LO~ ^jT CO CO

a a a a a a a

iT\' iT* ~~quot;

-uaSaj^j.iA Avnoq jad jo^jnis

SJO^ld |B}lll!Y

O O ^0 lt;N CO HO O CO^ T- O, CO r-J^ CO

»0 cT -rr ^pquot; -rp

♦ * * * *

Aantal bouws

\'uopousoS

140

309 487 531 1073 828| 759

geen

•;in?jd,)q

60 250 500 487 775 1823 1805= 1049

52

\'pSipinqosjOA sjo)UG|d op joop o^uojpucj Scjpaa

/ 6214 » 17625 » 18021 » 34872 » 14982 » 28639 » 50895

» 10536

\'uouuizoSsinq [irp^

1227 2000 2000 3661 10157 9843 4535

1750

•uo^oijqej l^a*)

Jaar.

1838

1839

1840

1841

1842

1843

1844

1845 1S46 1847

191

-ocr page 228-

XI. $ 2.

§ 2. Indigo.

15iJ liet liesluil van 9 December 1834 , no. 16, werd de suikerkulluur in öanlam ingetrokken, doch tevens bepaald, dat met de teelt van indigo een proef zou genomen worden. Bij eenige desa\'s van I\'an-deglang en Tjaringin moesten indigobeddingen van taroem këmbang worden aangelegd.

Bij resolutie van 25 Augustus 183a, no. 3, werd daarop bepaald, dat aanvankelijk alleen onder Pandeglang, naliij Tjadas-sarie eene kleine fabriek, voor rekening van het Gouvernemenl te drijven, zou worden opgerigt. In het hegin van dat jaar waren 6 bouws met hibit beplant, waarmede in den regenmoesson ruim 73 boiiws werden voorzien, door de ingezetenen van ü der omliggende desa\'s. De bevolking moest de indigo snijden en aan de fabriek leveren, tegen 20 cents per pikol en zou vrijstelling van landrente genieten, als hel gewas mislukte. (\')

Nadat de verfstof in 1836 te wenschen had overgelaten, ten gevolge van te weinig gisting, werd in 1837 indigo van zeer goede kwaliteit verkregen, (f)

Dit noopte de Begering om bij besluit van 15 February 1838, no. 17, inagtiging te verleenen tot hel oprigten van nog twee fabrieken, namelijk te Tjckek, afdeeling Pandeglang en (e Mandahmangi, afdeeling Tjaringin. Voorts deed men onderzoek, of niet in de nabijheid van Banoeradja, district Baros, afdeeling Pandeglang, een derde fabriek zou kunnen gesticht worden.

In 1838 werd de in werking treding der beide eerstgenoemde fabrieken voorbereid, door beddingen aan te leggen te Tjekek op 60, te Mandalawangi op 46 bouws. (quot;)

In 1839 waren deze 4 fabrieken in werking. Het aantal pikols, per bouw verkregen, was vrij bevredigend en bij besluit van 28 October van dal jaar, no. 17, werd dan ook besloten het getal indigofabricken in Bantam te brengen op 20.

Hieraan werd in 1840 gevolg gegeven. De opbrengst viel tegen.

192

Doch toen in 1841 wederom een goeden oogst verkregen was, besloot men nog 1100 bouws voor de indigokuit uur te bestemmen

-ocr page 229-

XI. § 2

en die over 14 nieuwe fabrieken te verdeelen. (B. 7 September 1841, no. !gt;), Van deze schijnen er slechts 9 opgerigt te zijn.

Bij besluit van 3 Junij 1843, no. 7 , werd/quot;530 beschikbaar gesteld, om daarmede de eigenaars van velden schadeloos te stellen voorden grond, door die fabrieken ingenomen. Bij het individueel vruchtgebruik, van den grond toch, zooals dat in Bantam bestond, kon het gebeuren dat één ingezetene alleen de schade droeg, veroorzaakt door het innemen van grond voor de fabriek. Daarenboven leverde de bevolking slechts de ruwe grondstof en had zij dus minder belang bij de fabriek zelve.

Een paar achtereenvolgende jaren mogt men zich in een vrij goeden oogst verheugen, doch met 1844 ging deze gestadig achleruit, terwijl de prijs, dien hel pond indigo aan bet Gouvernement kostte, gedurig steeg.

In 1845 stelde de resident dientengevolge voor de kuituur aanmerkelijk in te krimpen. De directeur der kultures beaamde de wen-schelijkheid, vooral op grond, dat het zoo moeijelijk was in bet algemeen belang over individueel bezeten velden te beschikken. Van de beslaande 28 fabrieken werden er 16 behouden, die de beste voor-uitzigten aanboden.

Doch toen de productie bleef dalen, de verdiensten der planters nog geringer werden en het pond indigo aan het Gouvernement steeds duurder te staan kwam, werd in 1847, bij besluit van 30 Junij, no. 1, bepaald, dat de indigokuituur geheel zal worden ingetrokken en wel onder Tjimauok na den oogst van 1847, onder Tjaringin na dien van 1848, en onder Baros en Pandeglang na den oogst van 1849. (\')

Voor de indigokuituur werden aangewend sawab larikan en tada en op sommige plaatsen daarenboven de beste tëgalgronden (3, 22).

195

Bij de oudste fabrieken (22, 24, 36) wees de schrijver der onderneming de velden aan, soms in overleg met het desahoofd en de eigenaars, soms alleen onder nadere goedkeuring van den kontroleur. Vergoeding voor den afstand van grond werd niet gegeven, alleen betaalde men geen landrente van de ingenomen velden. De ingezetenen, wier sawahs niet voor de indigokuituur waren aangewezen, stonden geheel vrijwillig eenige stukken af aan ben, die de hunne moesten missen.

-ocr page 230-

XI. § 2.

Ook de velden der hoofden werden in beslag genomen. Het schijnt, dal elke desa haar eigen velden hleef bewerken. Gemiddeld oogstte men 22 pikol indigobladeren peu-bouw, welke, aan de fabriek geleverd, met 40 duiten per pikol betaald werden, gevende alzoo /quot;8,80 koper per bouw. Slaagde een bouw buitengewoon goed, dan kon men met het product één bak vullen, waarvoor/quot; 10 koper werd te goed gedaan. Hoe nadeelig de indigoteelt voor de bevolking was, kan daaruit blijken, dat de winst van één bouw met andere gewassen beplant, minstens f 50 koper bedroeg. Het desahoofd genoot als kuituurprocenten fQ koper per bouw, door de ingezelenen van zijne gemeente bewerkt. Het was voor deze kuituur noodig wegen, goten en greppels aan te leggen. Zooveel mogelijk behield men de grensleekenen en kon daardoor later zijn grond weder aanwijzen, welke door den eigenaar, zonder eenige vergoeding, in den vorigen toestand moest hersteld worden.

Bij de fabrieken in 1840 opgerigt, golden dezelfde bepalingen inet deze uitzondering, dat de velden door het bestuur werden aangewezen en de medeingezetene geen stuk gronds schijnt te hebben afgestaan, aan hem. wiens sawahs in beslag werden genomen. Ook werd de grond, waarop de fabriek stond, afgekocht. Men moest zelf voor bibit zorgen en werd bouwsgewijze betaald. De bevolking heeft er nimmer over nagedacht of hiermede de bladeren betaald werden, dan wel de gepraesleerde arbeid (3).

Bij de ondernemingen, welke 2 jaren later in het leven werden geroepen, werden jaarlijks andere sawahs door den démang aangewezen, in overleg met den fabriekant. Van deze fabrieken toch waren sommigen uitbesteed. Op andere plaatsen werden alle sawahs, zelfs de sawah nagara in beslag genomen, nergens de velden der hoofden uitgezonderd. Vergoeding voor den afstand van grond werd niet gegeven, wel vrijstelling van landrente. Men lette er niet op of sommige eigenaars al hunne velden moesten missen of niet. Uit medelijden gaf de planter soms een kleinigheid, b. v. een kwart gulden, aan den eigenaar, want hij deze fabrieken was het gebruikelijk de velden der eene desa door de ingezetenen eener andere te doen bewerken. Van daar dat geen zorg werd gedragen voor de grensteekens en hel, niettegenstaande de kuituur hier veel korter dan elders heefl geduurd, later noodig werd ieders eigendom bij minnelijke schikking te bepalen.

194

-ocr page 231-

195 XI. § 2.

Het desahoofd genoot kultuurprocenten van de velden door zijne onder-hoorigen beplant. De bladeren werden aan de fabriek geleverd, doch niet altijd betaald. Men durfde er niet om vragen, omdat de levering gelast was. De genoten betaling werd beschouwd als belooning voor den arbeid. Naar de meening der bevolking behoorde het product aan het Gouvernement, omdat dit tot den aanplant last had gegeven (9, 32, 33, 3ö).

13*

-ocr page 232-

I

XI. § 2.

196

cocococococoooo5cccocooowcococc O^OO-aOSWl^COIOt-kOCSCOMCiCn

COÜIO^MCSOOCÖffïlOW

en cc as co ^ io o ^ • cn VT cn ^ M SÏ IC W C5 M to ^ CC CO CC CC ic CI Orfi.CCCCIOCCWOM^OMM^»-»\'

B I? « W W

IO M CO

M tn ^ c: ccw^-oiccccoooco

CC Ü1 c: M. VCOM^MCCIOWCO

CO 5C m •»- ro CO quot;^C OS CC o 10 c: cc

^l»to.OSOO rf-.-i-\'—Ofi-COCOO^-.

i-kgt;-k|0|0-*i-kt-kM.

gt;u cc igt;o c: c: co w io o ic

CO M* CO CÏ CO or ^ CO M M M M

MOCïOC5tCOV*VTC5

i-* quot;-k IC to IO io

»u. cc ie cn cc co to cn cn

CO—.COCT:Orf-C5C71\'-»\' rf^CC^ICSJ^COH-kcOfi-.

55 W S..

j-^jo j-k rc lo ro ro to joj-^ to to w o quot;p\'co\'co C5 m quot;cslr: cc *1 quot;lt;io

tJi o co 10 cn ^ cn co I m co cc o w

^*r± O Si

5 =

JL «,

4-. S-,

sci^scrcicrscrcL 333

vf0 Jc i0.9* J0 i0 J0 i010 ..,0 i0 |c quot;esquot;coquot;blquot;C5quot;blquot;toquot;cc CO

H-kcnto^cccocoMS^ütH-kicco

0

*T3

09

O,

a

(D lt;

»*

n

0

13

CP5

a

CR

A

-S

a

C-.

»

Getal fabrieken.

Getal huisgezinnen. I

Bedrag der landrente

door de planters verschuldigd.

gesneden.

gt;

i

S3

cr 0

beplant.

«j

Aantal ponden

indigo per bouw

verkregen.

1 1

2 e-5* s

Wl

S

Prijs, waarop het pond aan

het Gouvernement te staan kwam.

gt;

55

5

63


-ocr page 233-

XL § 3.

§ 5. Tabak.

Ofschoon daarover in de kuituurverslagen van Java wordt gezwegen, vermelden ecliler de administrative verslagen van Bantam, dat aldaar proeven werden genomen met vreemde tabaksoorten.

Men weel, dat gedurende 1853 en 1854 vrij uitgebreide proeven werden gedaan in de residentie Kadoe met zaden van Havannah-, Manilla- en Marylandtabak. In December van laatstgenoemd jaar ontving Bantam de beide eerste soorten uit Kadoe, doch de resultaten waren niet gunstig (\'), en in 1853 constateerde men, dat de zaden niet opkwamen, hetgeen aan ongeschiktheid van den grond werd toegeschreven, (f) De proeven zijn niet herhaald. (§)

Echter werd omstreeks 1844 besloten de Gouvernements tabakskuituur in Bantam in te voeren.

In 1843 bestonden daar 4 fabrieken met een aanplant van 507 bouws. De oogst slaagde slecht, ten gevolge van zware regens. Het schijnt, dat men daarenboven schrale gronden in aanspraak had genomen. (quot;)

De beide daarop volgende jaren gaven geen voordeeliger uitkomsten. Zelfs ging de onderneming van den heer Tobias geheel te niet. (ff)

In 1848 werd de aanplant van tabak in dit gewest gestaakt. (§§)

Onder de onderzochte desa\'s zijn er 4, waar de Gouvernements tabakskuituur een drietal Jaren heeft bestaan (7, 8, 9, 57).

Daarvoor werden, op aanwijzing van den demang of den mantri tembako, alle sawahs gebezigd, die genoegzaam van water vrij bleven. Niet alleen de sawah nagara, zelfs de sawah wakap werden niet gespaard. Bij Jeze kuituur had men de gewoonte ingevoerd, om de velden eener desa door de ingezetenen en door bewoners van andere desa\'s te doen beplanten. Geenerlei vergoeding werd voor den afstand van grond genoten, noch van wege de planters, noch van wege het Gouvernement voor de inbezitname van grond, bestemd om daarop de lootsen te plaatsen. De velden der hoofden werden ook aangewezen.

Deze kuituur beeft hier minder kwaad gedaan dan andere, omdat

197

-ocr page 234-

XL § 3.

de tabak als tweede gewas werd geplant en zij van het veld was\' als de sawabs voor de padikultuur moesten bewerkt worden. De galengs bleven bestaan, slechts hier en daar werden ze opgeruimd voor wegen of goten en in dat geval was de eigenaar van den grond verpligt de sawabs zonder vergoeding, in haren vorigen staat te herstellen.

Het aantal personen, bij een bouw ingedeeld. verschilde van 4 tot 7 man.

De labak behoorde aan bet Gouvernement of aan den fahriekant, omdat de planters betaalden arbeid (koelian, boeroehan) verrigtten. Wel was bepaald, dat de planters een zekere som zouden genieten per bouw, naar gelang van de kwaliteit der geteelde tahak, doch bij de taxatie werd het product gewoonlijk als mislukt aangemerkt, zoodat de planters zich met een gering plantloon moesten tevreden stellen.

Zoo zou in ééne desa, waar 4 man per bouw waren ingedeeld, door de planters genoten wo\'-den f 120 voor de te soort labak,/quot;70 voor de 2e, en /quot; 50 voor de derde. Het werd daar als een geluk beschouwd, als de planter f ö voor zijn aandeel kreeg (7). In eene andere desa zou voor de verschillende soorten f 100. /quot; 80 en /quot; 60 per bouw gegeven worden. Een enkele keer is het gebeurd, dal hel aandeel f 9 bedroeg, makende over de 7 man, die aldaar per Louw waren ingedeeld, f 63 (9). In eene derde desa (8) werd na taxatie hoogstens /quot;12 per bouw Ie goed gedaan.

Kuituurprocenten werden uitbetaald aan het hoofd der desa, wier ingezetenen, onverschillig waar, geplant hadden.

198

-ocr page 235-

199

XI.

|

^ .

1 ^

1

(*) Geringste van geheel Java. Niet verder geplant.

Verdiensten

per huisgezin.

/ 10.585 » 9,25 » 13.57

Avnoq aad sio^id iiuy

t-T SS co

* T

co

O -5

C

es -lt;

\'uapausaS

237 451 330

•;uB[daq

1- O

\'p!uip{nipsj9A. sj9)inï|(i op joop a\'JUa.ipUBl aop

CO

•nquot; «—

C5 O SM G-l lgt; CO (M Cl

\'uouuizaSsimj

1920 3200 1G50

i

•iia?[aiaqt?j ^a*)

CO CO

Jaar.

1844

1845 1S46

1847

1848

-ocr page 236-

XL § 4.

§ 4. Cochenille.

Bij besluit van 17 September 1838, no. 2, werd-bepaald, dal in Bantam aanvankelijk 10000 nopalplanten zullen worden gekweekt, om den grond te leggen tot latere uitbreiding. (quot;)

Daarvoor werden 3 bouws aangewezen. De aanplant werd in 1840 tot 10, in 1842 tot 15 bouws uitgebreid, krachtens besluit van 29 April 1840, no. 6, en de resident gemagligd dien op 155000 planten te brengen, (f)

Aanvankelijk liet de cochenilleteelt zich goed aanzien. De eerste productie gaf in 1841 één pond per ligt; nopalplanten, in het volgende jaar één per 11 planten, de hoogste opbrengst van geheel Java, terwijl het pond tevens de minste kosten aan het Gouvernenient veroorzaakte. (§)

Doch reeds in het volgend jaar veranderde dit. Niet alleen dat het pond cochenille weldra het hoogst te staan kwam in prijs, maat* het aantal planten daarvoor benoodigd nam aanzienlijk toe, zoodat in 1846 van de 440 planten slechts één pond verkregen werd.

Dientengevolge werd deze kuituur bij besluit van o Augustus 1846, no. 10 ingetrokken. Zij leverde voor hel Gouvernement geen voordeel op en was niet zonder bezwaar voor de bevolking. (quot;)

De oorzaken van den ongunstigen afloop der cochenilleteelt bestonden voornamelijk in de gedurige zorg, die zij vereischte en waartoe hel toezigt der ambtenaren moest te kort schieten. Wel is waar had de directeur der kullures op grond daarvan voorgesteld, even als elders, ook hier het établissement aan een partikulieren ondernemer over te doen, doch de Regering was daarin niet getreden. Voorts schijnen de plaatselijke gesteldheid, de vele regens, die in dit gewest vallen en waartegen het insect niet bestand is, en de slechte ligging van het établissement tol die ongunstige resultaten te hebben bijgedragen.

Het cochenilleélablissement bestond in het regentschap Pandeglang.

Van een der onderzochte desa\'s werden 4 bouws sawah tada voor deze kuituur gebezigd. Zij heelt daar ongeveer 7 jaren bestaan.

De werkzaamheden aan deze teelt voor de bevolking verbonden, waren uiterst bezwarend, doch de betaling was vrij voldoende, daar jaarlijks f 4,20 per vak werd te goed gedaan (25).

(quot;) Kulluurvcrslap over 1838.

(-f)Dito over 1840.

(§) Dito over 1842.

(quot;) Kuituurverslag over 1846 en 1847.

200

-ocr page 237-

XI. § 4.

I

it-I

201

lt; ti

IH i-3

H Eh S iJ

Ö a

w

w

o o

o

S H

lt;5

Ph

0

21

co H

a

H S H

a «

1

P O O

rt q

S

H lt;1 J

P H

M

Ph lt;3

ü

»5

lt;;

\'UIBAV^J UGB^S a| luauiauaaAno*) )ni[ uce aifiuoqooa puod do-ivcAi {sfud

•si UdSdJïfJdA puod U33 UBMBBAi \'ua^uBjd |B^UBV

MiiBq^iOAaq

•SlZaAiUBB

•pSizaqoS jnn^n^ ap jooa SAvnoq jB^UBy

•uiBBZ^iaAV Jiumn^ ap fiq sSuBfpaoq (Bpf)

ua^uauiassjiqi!^ [B^uBy

— i

fM

a

CO

«M

CO^

co^

w

CO^

T-lt;

-r

CM

cf

^jT

«T

1-1

*

-f

*

*

s

A

a

x

LO

CO

O

CO

o

(M

CO

CO

^5«

4—

ir

S

O

O g

O O

O g

O

g O

CO

CI

(M

lt;M

(M

iM

■^

c

O

O

O

O

O

O

O g

O

c-

CO CO

O O

g

g

g

^1

O

Cl

(M

CO

tH

•»3quot;

■»5«

CD

CO CO W CO CO


CO C5 O T-CO CO ^

CO CO CO 09 CO

les iC *s*

CO CO

CO CO

I

-ocr page 238-

XI. § 5.

§ 5. Kaneel.

Volgens missive van den Gouverneur-Generaal ad interim aan den Minister dd. 1 Dec. 1855 no. 330 was men bezig in Bantam proeven met de kaneelkultuur te nemen.

In 1856 werden aangelegd twee tuinen onder Serang, een te Anjer en een in het district Kotelet. Voor aanleg en onderhoud zou jaarlijks f 23 aan de bevolking worden uitgekeerd. (*)

In 1857 werd voor het eerst geoogst. De uitslag was zeer bevredigend, daar een Amst. lt;8 van 6 boomen verkregen werd. Men bad in dat jaar in de al\'deelingen Serang en Tjikandi 3, Anjer 1, Pande-glang 2, Tjaringin 5 en Lebak 4 kweekbeddingen. (f)

Dit gunstig resultaat bad in de beide volgende jaren eene uitbreiding ten gevolge van 46 tot 115 bouw. (§)

Bij besluit van 23 Januarij 1840, no. 11, werd daarop magtiging verleend, om de reeds bestaande aanplant van ruim 200000 boomen, met nog 230000 te vermeerderen. Het aantal bouws kwam daardoor op ruim 200. (1)

Met eenige afwisseling bleef dit getal tot in 1846, toen bij besluit van 6 Maart, no. 18 de kuituur onder Tjaringin ingetrokken, doch reeds in het volgende jaar, krachtens besluit van 7 September, in de overige regentschappen met 30 bouws werd uitgebreid, (f-tquot;)

Tien jaren later volgde de intrekking dezer kuituur onder Lëbak, bij besluit van 24 Julij 1837, no. 41. Dit had tan gevolge dat het aantal bouws met 100 verminderde. (§§)

Bij besluit van 23 Junij 1838, no. 4, werd onder Serang eene vermindering van 4 bouws bevolen en bij dat van 27 Oct. van dat jaar, no. 11, de kaneelkultuur ingetrokken in de districten Tjiomas en Pandeglang, ter uitgestrektheid van 58 bouws. Daarentegen werd eene gelijke uitgestrektheid bijgeplant onder Kolelet. (quot;\')

De voortdurende slechte uitkomsten dezer kuituur deed het Gouvernement besluiten in 1864 de geheele opheffing voor te stellen, met

202

1

Dito over 1839,

(■f-f) Dito over 1846 en 1847,

(§§) Dito over 1856.

(quot;*) Kol. Verslag over 1858.

-ocr page 239-

XI. § s.

uitzondering van de kaneeltuinen op woeste gronden aangelegd, welke blijken zouden voor uitbesteding vatbaar te zijn. (1)

De niagtiging daartoe van bet Opperbestuur werd in 1865 ontvangen en had de intrekking ten gevolge bij besluit van 8 Jnlij van dal jaar no. 14. (f)

Volgens berigten uit o der onderzochte desa\'s, waar de kaneel-kultuur bestaan heeft, waren de tuinen aangelegd op tëgalvelden, aan partikuliere personen toebehoorende en voor het meerendeel bij hen in gebruik, op het oogenblik, dat met bet bewerken een aanvang werd gemaakt (23, 26, 28, 34, 49).

Het districtsbestuur wees de gronden aan. Dit geschiedde op last van het Gouvernement.

De regel was, dat iedere desa de tuinen op haar gebied gelegen bewerkte. Slechts daar, waar dit voor de ingezetenen al te bezwarend zou zijn geweest, werden ook bewoners van andere desa\'s toegelaten.

Vergoeding voor den afstand van grond werd niet aan de regtheb-benden uitgekeerd.

Het kewerken en beplanten had op tweederlei wijze plaats. Aan ieder der werkbare mannen werd een stuk aangewezen om aan te leggen. Nadat dit geschied was, werden er aandeelen gemaakt onder alle die personen in de desa, die de hoornen zouden kunnen onderhouden. Van daar dat zelfs eene weduwe , bij wie een lojarige zoon inwoonde, een aandeel kreeg. Dat aandeel moest men onderhouden. De andere wijze was, dat alle kultuurdienstpligtigeh den grond te \'.amen beploegden en beplantten en daarna ieder zijn aandeel kreeg, die aan die werkzaamheden bad deelgenomen, zoodat aan de leden van het desabestuur, die niet hadden helpen planten, ook geen aandeel te beurt viel.

203

Ofschoon bepaald was, dat per bouw een plantloon van /\' 23 zou worden uitgekeerd en jaarlijks een gelijke som voor het onderhoud, schijnt de bevolking dat bedrag nimmer gebeurd te hebben. Ten minste uit alle desa\'s wordt medegedeeld, dat voor het beplanten/20 per bouw was betaald en slechts uit ééne, dat voor het onderhoud even veel was gegeven. In eene andere desa daarentegen gold de gewoonte, dat bij overlijden van een aandeelhebber, zijn aandeel ter

1

Kol. Verslag over 1864. (-|-) Dito over 1865.

-ocr page 240-

XI. § 5.

beschikking kwam van het desahoofd, en de weduwe het nimmer aanvaardde, omdat, eenmaal het plantloon betaald zijnde, voor hel onderhoud niets meer werd toegestaan.

Vier man waren per houw ingedeeld. Volgens de meening der bevolking behoorde de opbrengst der hoornen aan het Gouvetnement, op wiens last geplant was. Doch omtrent de hoornen zelve bestond verschil. Was er per bouw plantloon betaald, dan kon het bestuur er aanspraak op maken. Was het planten geschied door kultuur-pligtige huisgezinnen, dan behoorden aan deze de hoornen, doch zij mogten die niet verkoopen ol\' verpanden. J)e betaling was alleen belooning voor gepraesteerdcn arbeid. Ifet desahoofd I rok de kuituur-procenten van velden, door de ingezetenen zijner desa onderhouden.

Uit een der desa\'s (25), waar de kuituur reeds vóór 1848 was ingetrokken, klagen de vorige bezitters van den grond der kaneeltuinen, dat hun die nimmer teruggegeven, maar door allerlei gebouwen ingenomen is. Zij beweren nog in staat te zijn de oude grenzen aan te geven.

204

-ocr page 241-

XI. § 5.

205

fe)

CS

! ^ es fel

1 gt;•

(*) Laagst van goheel Java. (-|-) Slechtst van geheel Java.

! •JBuf iai{ ui uizaSstnii jod U3?SU.»ipJ3^

Tf Tf l^ c^co t^. n«

C O oquot;cquot;C O\'thquot;CN d G* T* ~ r-Tcf

1 CsS

1! tn

s

1

£U «9

r^i

! £

•puagt;jajaS .lapuo.icnp

nap •

OCOCO^-lftCOC-liOC^NCS

CC^ ia » CO ■«- ITS TH^ 3C.

cquot;»h th c\' oquot;oquot;^rc i-Tc cT c g f g

^r~~ o v x c?

C_-- t5 W bO Sj;

•[aauB^dfid

f-fCSCSCO\'TH^\'^ — tT CSOtCO^O

o^cq ko c© T^I^CO^^CC^CO^I^Ï^OCS co^ cT lt;m\' ia ia cf ^-T t-T r-T f-quot; cT oquot; oquot; cT cT cT

Sj uaSo.i?{J9A ^ jsuiy j ucajgcav uaoiooq jb^ubv

OlOOÏ^^^l^C^ICOCOCOCCS\'-Cï i C-I^HC^^^-C^C^CO^

£ £

Aantal kimeelbooinen

•JBBq|U[0«

l^OCO^lftCO-i\'COCCCi\'fCOCO-.-. coo

-«-•I^^CO^-COCCOCSO-MCOiMC^^CO CiOCOCC-riO — CCCOI^OT^l^CCO r^?HT-lt;T^COC005C5i«C5T-(^-lgt;lf5 00 \'MCM\'M^lfMiMC^COCO

•)iiBjdaS

ocsc:^c^ci»gt;.oeo^l^coooc:oc:

I^^OSCSOOODOil^CïTH-^OCCCO COiMCOU^CO^-n-lOCO^^-CO^-^OCrCO OC^CC5^-COCO*-C5C5C^CO l^»gt;.C3CC5 \'*-iTrlt;lft(MOC50C5,^«OL\'5(Mquot;*fTf«COi«\'lt;Jquot; T-itMCO-^COCOCOCOCO^-f-^r^-rP

•SAvnofj ui uauui) jap ajjooj^

irt CO

O C5 O CO --f C5 ^ O coquot; coquot; lgt;. ïgt;. ïgt;. ïgt;. ^ Ol -^Tquot; O C5 OS CO CO O lgt;» lt;M (M -Tl (M C-l ^-«ff\'lT-THT-lTHr-\'T-ICI^IC^IC^C^

\'pSipini|Q8jaA sia^uL\'id ap joop 9)uojpuB| jop Siupag

kftl^THCO^-^l^fMCOOCOdftiaCD COCOCOOCOOCJOOw COirtl^ï^CO CCOfMOCTOiO^lOC^-l\'^-SOCOCO c; cc •v THi^tMoi^ï^oooc;

TH r- T-lt; CO C^J fH T-( rH

\'quot;Vaaaaaaaaa « » « « a

pfaapa^ui jnn^n^ ap fiq uauuizaSsinq p^uey

(Mlgt;.lt;NCO^CDÏgt;-lgt;eOïgt;.COi-iCOCO(M COiftlgt;.C5*Me^O(M«5«COCOCO^-TH-lt;!jlt; Ift^CO^^CDCÏl^l^fMCOC^iMC^fM ^HT-^COlftWCDiM^T-iT^THiMC-ldC^

•u.^uauiassijqcir) |«]a0

j r-r T-i t-i rH

Jaar.

WCOÏN.COOO^-\'C^CO^WCOÏ^COCSO^-quot; eor5coJOco,*5«,^quot;^\'quot;*T\'-lt;i\'\'^,,^lquot;*»\'^\'««ir5ir5 COCOCCCOCOCOCCCOCOCOCOCOCOCOCOCOOO r^THT-llHT-lr-lTl^-f^-IT-tfHr^THrHrHTHT^

-ocr page 242-

XI. §5.

206

COOOCOCOCOWCOCOODCCOOCOCOCO C5 cï es C5 C5 ci m tn w» cji c/* CJ* en

C7I rfk W W 1-^ O ^ 00 M Ct i;* »■» W IC

Getal établissementen.

IO IC lO IC IO IC IC c: Cï C5 Ct O! ot

l-k »-k l-^ f-k I-A IC IC IO tc IC

ei ,u. en in oi cn »■* m c;» m m m .u- ic

icooscoco^cïwicüiciüi cn ïfa-Sicoooci^oaoooo-ii-kCr

Aantal

huisgezinnen bij de kuituur.


Bedrag der landrente door de planters verschuldigd.

«s

CO O

M.

O co IC co

t-^gt;-k^^|C|C|CICIC

co CO CO CO 00 co cn CO « M M IC IC IC COCOCOCOCOCOOICICMM*^MM

MWWWCococccccncninrf^^A. COCOOCOMCOOCOCn^»U.*-.rf*.»fa. ICIC — CwOO — ^iJk-COCOCOCCiCO

»t».u-cococoic^c:ocococococo

OCSICClM.i-COCDOOOOOO COOOtCH^OCnCOOOOOOO

CO 00 CC c-^ W IC IC co rf*. rffc. cc co COCOOOMOCOCO«arfhJ».^-»fik»CO

cncniccïOcocsMcocococo-\'iM

COCfiCCtCOMC;f.*-.COCOCOOOCOCO OOOCCOCCOiSOOOOOO COCCICfcCOWItlOOOOOOO

Grootte der tuinen in bouws.

geplant.

schilbnar.

Aantal boomen waarvan 1 Amst. ffi verkregen is,

Sg is V V V * v

JCOOO PJSJSJDJ5P JS^PJDJD

quot;o^\'co co co\'c:^quot;oi\'coquot;m\'ci\'co^ M-iicocni-kMMCccnMcooo

gt; |

k)

cwwc^cwci^c^CQO^crac^aqcracpicn; QnActcsTnnnAnAnn

3S3 = = SS530==3 =

pijpkaneel.

den afval daaronder gerekend.

Verdiensten per huisgezin in het jaar.

» » w W e Ss

amp;3 ?ö

I

c-o s

-ocr page 243-

XI. § 6.

§ 6. Peper.

Tijdens het bestuur der sulthans en in de eerste lijden der vestiging van de 0. I Compagnie, was de peperhandel in Bantam zeer hloeijend. Langzamerhand werd echter de levering van peper, ten gevolge der knevelarijen van de inlandsche beambten, zóó drukkend, dat de kuituur ton eenenmale is te niet gegaan en het, volgens het administratief verslag van dat gewest over den jare 1858 , niet geraden zon zijn haar weder in te voeren.

Die wenk van het gewestelijk bestuur heeft men echter in 1844 in den wind geslagen. Juist de omstandigheid, dat de bevolking vroeger met deze kuituur bekend was, heeft tot de invoering der peperkuituur in Bantam geleid. (*)

De stekken werden uit de Lampongsche districten verkregen. De ranken zouden geplant worden in de koflijtuinen, langs de schaduw-hoomen. De koffijplantende huisgezinnen werden tevens met deze kuituur belast en bij besluit van 5 Augustus 1844, no. 11, werd bepaald, dat de bevolking f 6 koper per pikol zou genieten, (f)

Zeer enkele jaren uitgezonderd, viel de oogst steeds ongunstig uit, en verscheiden jaren zijn aan te wijzen, waarin volstrekt geen peper verkregen werd.

De kuituur had met verschillende ongunstige omstandigheden le kaïnpen. De dadapboomen toch, waartegen de peperranken moesten geleid worden, werden dikwijls door de witte mieren vernield. Het tijdstip, waarop die ranken moeten geplant worden, valt juist zamen met den tijd, waarop de gronden, voor de gagakultuur bestemd, bewerkt worden. De gronden schenen ook minder geschikt en de geringe prijs voor den pikol toegezegd, was niet loonend voor de vele werkzaamheden, welke de quot;kuituur vorderde.

Dit maakte dat in 18ü2 bevel werd gegeven, om de teelt tusschen de koflljboomen in te verlaten en afzonderlijke peperaanplantingen aan te leggen. (§)

«

207

Doch ook nu waren de uitkomsten niet beter, zoodat reeds in 1837 deze kuituur in Lëbak werd ingetrokken. (quot;) Van dat oogenblik was

(*) Kultuurverslag over 1844. (-]-) Kultuurverslag over 1845. (§) Koloniaal verslag over 1852. (\'*) Dito over 1857.

-ocr page 244-

XI. § 6.

de teelt niet meer verpligtend, doch wel de levering. Onder Tja-ringin werden proeven met paggerpeper genomen.

De uiterst geringe oogsten in Bantam verkregen, deden het Opperbestuur in het laatst van 1860 de vraag opperen, of het niet beter zou zijn de peperkultuur geheel aan den vrijen wil der bevolking over te laten. {*)

Daar zij in werkelijkheid slechts in naam bleef bestaan, beproefde de Regering haar te doen herleven, door hij besluit van 15 Sept. 1864, no. 16, ook de levering niet verpligtend te verklaren. Als Gouvernementskuituur heeft zij dus van dat tijdstip af, opgehouden te bestaan, (f)

Van de onderzochte desa\'s zijn er 4, waar deze kuituur was ingevoerd (40, 41, 49, 56).

De aanplantingen waren daar aangelegd op afgeschreven koffijtuinen of op tPgalgronden, bij partikulieren in gebruik.

De gronden eener desa werden door de bewoners van verscheiden desa\'s beplant, namelijk door alle dienstpligtigen. Iedere desa kreeg een stuk gronds te bewerken, wiens grootte afhing van het aantal dienstpligtigen. Het onderhoud geschiedde ook desa\'sgewijze, doch ieder planter had zijn aandeel. De leden van het desabestuur waren van hel planten vrijgesteld, doch plukten ook niet mede.

De peperranken behoorden aan de planters, doch zij mogten die niet vervreemden of vernielen. Hetzelfde gold omtrent de vruchten, onder gehoudenheid der planters, om ze aan het Gouvernement te verkoopen.

208

Het desahoofd genoot de kuituurprocenten van het product, door de planters zijner desa geoogst.

(\') Koloniaal verslag over 1860. (f) Dito over 1864.

-ocr page 245-

XI. § 6.

209

AANMERKINGEN.

Vcrdien»len per gezin /0,07\'. Ingetrokken.

UBB^S a; ^uomauja.v -DO*) ;9q URB lO^jld ap doJBBAV

\' e!\'!Jlt;I

ïC O ^ CO ^ O oi V co «T co* zs coquot; ïS ia ai 1 , . ^6 CO tn * *! quot;^3 m w w

^ CC O ^■v

CJ D «

*61 uo2aj^ia\\ {o^id uaa uba jbbav 4 uaiuooq iK^uBy

«J as _«

co ^ eo — (M w .2 o .2 C5 o .2

c: c: m co co cc c — s c^i o S ó ^Hcooc^coi^-n» in co ^ -§

«N Cl ir: T- w

Aantal pcperranken

•puaSBjp -^ipnjA

^locooowsooocdc^ooeö

COCC\'IOO^^-^OOSCOïO — \'M

co rc n igt; co ro i-^ ?o ^ ti — s: O

O W quot;M O O O ITD O CO ro

TO^-C;C5^CO CI

5^ lt;M CO CO

\'ïUBjdaS

214094 3031GO 547955 541472 533406 416100 456010 469400 469400 469415 275340 275840 250000 269300 271000 71925 (19176 104913 104918

•a^U3jpnB| opSip -|nipsJO\\ sja)UB|d ap joop jap ^Bjpag

OOLOLOCO-lt;-O^-4CÏCO smlo-vocoocolft

t !gt;• !gt;. -* im co cs l-o co -sICOCO^-^TH^\'VCO

•SH^UBldflJJO^

RuaAa; \'uauurzaSsmq {B^uBy

ïgt;. CO CO CO CO L.0 -r CO C? kO C5 -^p lt;M C5 CO CO CO C5 C5 lt;M ^ W tgt;» CO O CO CO

c3 33

WCOÏ^COCSOrx^ffO\'^tACOh.COCOO^ielCO-* -rr tj» t?quot; -»« in ».0 io ».o jc m m lo co ^ co cs co

OOCOCOCOOOCOCOCOCOCOCOCOCOCOOOCOCOCOCOCO

14

-ocr page 246-

XI. § 6.

de teelt niet meer verpliglend, doch wel de levering. Onder Tja-ringin werden proeven met paggerpeper genomen.

De uiterst geringe oogsten in Bantam verkregen, deden liet Opperbestuur in liet laatst van 1860 de vraag opperen, of het niet beter zou zijn de peperkuituur geheel aan den vrijen wil der bevolking over te laten. (*)

Daar zij in werkelijkheid slechts in naam bleef bestaan, beproefde de Regering haar te doen herleven, door hij besluit van löSept. 1864, no. 16, ook de levering niet verpligtend te verklaren. Als (iouver-nementskultuur heeft zij dus van dat tijdstip ai\', opgehouden te bestaan, (f)

Van de onderzochte desa\'s zijn er 4, waar deze kuituur was ingevoerd (40, 41, 49, 56).

De aanplantingen waren daar aangelegd op afgeschreven koflijtuinen of op tPgalgronden, bij partikulieren in gebniik.

De gronden eener desa werden door de bewoners van verscheiden desa\'s beplant, namelijk door alle dienstpligtigen. Iedere desa kreeg een stuk gronds te bewerken, wiens grootte afhing van liet aantal dienstpligtigen. Het onderhoud geschiedde ook desa\'sgewijze, doch ieder planter had zijn aandeel. De leden van het desabestuur waren van het planten vrijgesteld, doch plukten ook niet mede.

De peperranken behoorden aan de planters, doch zij mogteu die niet vervreemden of vernielen. Hetzelfde gold omtrent de vruchten, onder gehoudenheid der planters, om ze aan het Gouvernement te verkoopen.

208

Het desahoofd genoot de kultuurprocenten van het product, door de planters zijner desa geoogst.

(\') Koloniaal verslag over 1860. (■f) Dito over 1864.

-ocr page 247-

209

XI.

o oquot; S e

si

gt;5

^3 «3 M

quot;H

c? gt;

•^UIO?! UBB^S 9) |U3UI3UJ3\\

-no^ ^aq urb jo?|id ap doiCBAV

\' «Hm

•si uaSaj^aa.v jo^id uaa ubajbbav \' nauiooq iB^uBy

CO

O -r^ !gt;■ ^ ■^* c:^ cl^ \' zS iD ZD ZD ia ZD LT-

1

ZD

V-quot; . ^ • J

m a ~ ZD co cc

T- co o CM CS

c^i -M ir: T-

■Jï

«

W5

c

O

Q Si A

v

O

tc —

to-

C/3

•Ji

.2 o

.2 Ci O

s

= CI O

irt

CO ^


iMCOOOlAwOOOOelfMCOCO coolt;MOCTH--*quot;^«OO^CO?O — co r5 n ri rti i- r: r- th — cï C5

o ro ^ n -M in k .^ o o o co cm CO CO -^r Cï -r- Cï Cï ZD ZD CI

T-H T4 (N CO CO

•^OWMCOOOOOlftOOOOOL^COCOeO

CrHSï-T\'r-HO\'^-f\'^COCOOCOOCÏ— r:o •^COÏ^^COOw^^CïLOk-OOC: — •»-.C5,*5quot;\'*!* ri ^ T \'n\' m ZD ZD ZD I* in amp; t* ZD ~ O

(MCOlftLOliO-^-*!«-^lt;-rquot;quot;Tjlt;CMTl!Md5M T-lt; TH

DUsSBjp -^HoniA

•ÏUBydaS

•a^uajpiiBj opSip

{111(08J3.V 8J3)UB|d ap joop lap SBjpag

co LO Lo co t-i o c: »

CDOCï^PC\'lOïCïiMia LO quot;* C CO Ct O O »-0 CI CO LO CO dCOCO^\'Tr^\'T\'TCO


•sio;uB|dfigo^

«ua.va^ \'uauuizaSsmq {B^uBy

»gt;. CO iO CO CO LO CO Ct 1-0 C5 ^ (M C5 ^ CO CO C: C5 CI LO CO O « rr ^

lA^Ï^C0C5OT-lt;iMC0^*fttDÏgt;.C0C5C^-i(MC0\'* t rr -r t t ir: lo i.o ir; ir; j-. jrj \\r. m zd zd zd ^

cocococooocococococococococooocococococo

14

-ocr page 248-

XI. § 7.

§ 7. Thee..

Bij besluit van 2 November 1836, no. 4, werd de theekulluur in Bantam ingevoerd. In bel begin van hel volgend jaar zijn de noodige pillen in 2 pepinières gezaaid, bestemd voor den aanleg van twee tuinen. (*) Voor het onderhoud der tuinen zou /quot;23 koper per bouw gegeven worden. In 1858 werden de tbeeplanljes van de beddingen overgebragl. Behalve deze beide tuinen in de aldeelingen Tjaringin en Pandeglang — in den loop van dit jaar met nog twee vermeerderd — bestond er nog een proefluinlje aan de weslelijke helling van den berg Karang. (f)

De eerste fabriek kwam in 1859 in werking, de tweede in 1841. Doch reeds in 1840 bleek bel, dal men bij de keuze van gronden onoordeelkundig was te werk gegaan, want loen reeds werd ééne tuin afgeschreven. Een tweede zou weldra volgen. (§)

De theekulluur is hier lot in het jaar 1845 voor rekening van het Gouvernemenl gedreven. Doch hel pond Ihee koslle zóóveel vóórdat het ter verzending naar Nederland gereed was, en aan de bewerking werd, uil gebrek van deskundig toezigt, zoo weinig zorg besleed, dat de regering begreep deze kulluur aan partikuliere ondernemers te moeten overlaten. Dit geschiedde dan ook in 1845. Voor Bantam werden twee contracten aangegaan. De dienstpligtige buisgezinnen werden van de werkzaamheden ontslagen en den ondernemers de verpligling opgelegd, builen bemoeijenis van hel bestuur, met boedjangs te werken. (quot;) In plaats van zich tevreden te stellen met de winsten, voortspruitende uit de uitgaande reglen op de Ibee op Java en de inkomende in Nederland, benevens de indirecte voordeden, uit vrije beschikking, voor handel en scheepvaart voortvioeijende, bedong het Gouvernemenl de levering van alle geproduceerde Ihee legen een vaste som per Amslerdamsch een maatregel, die veel lot den val der theekulluur heefl bijgedragen en den lande veel geld heeft gekost.

Toen namelijk omstreeks 1847 de prijzen der thee, tengevolge der verwikkelingen lusschen Engeland en China, in Europa zeer waren gedaald, werd op dal product groot verlies geleden. De directeur der

(\') Adm. Verslag van Bantam over 1837 (f) Dito over 1838, •

(§) Dito over 1840.

Kultuurverslag over 1843.

210

-ocr page 249-

XI. § 7.

knltures gaf wel is waar in overweging, om de thee voor eigen con-sumtie op Java le verkoopen, waartoe uit sommige residentien aanzoek was gedaan tegen veel hooier prijs dan op de Europesche markt kon bedongen worden, doch dit strookte niet met het consignatie-stelsel en werd door de Regering afgewezen. Om het verlies zoo gering mogelijk te doen zijn, werden schier overal de Gouverneinenls tuinen verlaten en trachtte men de contractanten te bewegen de thee tegen minderen prijs af l.e staan of hunne overeenkomsten te ontbinden. (1) Een der Bantamsche ondernemers liet zich tot het laatste vinden tegen kwijtschelding eener schuld aan den lande van/quot;GSaOO, doch de andere was daartoe niet over te halen.

Zijne onderneming had reeds in 1849 opgehouden te bestaan. Op welke wijze deze fabriekant, — met nog anderen, die aan hunne overeenkomst met het Gouvernement vasthielden, in het kultnurverslag halstarrig genaamd — tot de opheffing zijner onderneming genoodzaakt werd, zal later bij de beschouwing der desa\'s, waar de theekuituur was ingevoerd, blijken. ( )

Genoeg zij het hier te vermelden, dat sedert 1830 Bantam ophield onder de theevoorthrengende gewesten gerekend te worden.

Voor de door het Gouvernement zelf aangelegde tuinen werden voor het grootste gedeelte tëgalgronden gebruikt, die bij de eigenaars in bewerking waren. Voor een zeer klein deel had de aanleg op woeste gronden plaats.

Hel districtsbestuur wees de gronden aan.

Alle dienstpligtigen eener desa werden te werk gesteld bij het ploegen en planten, tegen genot van /quot;215 per houw. Vervolgens kreeg ieder planter een vast aandeel, dat hij onderhouden ijioest. Ofschoon ook hiervoor f 21} per bouw was toegezegd, schijnt dit niet te zijn uitbetaald, want in een der desa\'s (34) aanvaardde de weduwe nimmer het aandeel in den theetuin, maar liet dat ter beschikking van het desahoofd, omdat eenmaal het plantloon betaald zijnde, niets meer viel te verdienen (tida ada pengalisan sekali). De leden van het desa-bestuur plantten niet, doch plukten ook niet mede.

Bij de theeondernemingen der. contractanten schijnen de planters jaarlijks per hoofd f 1,40 voor het onderhoud genoten te hebben, terwijl

211

1

Kulluurverslag over 1847 (-j-) Dito over 1849.

W

-ocr page 250-

XI § 7.

liet plukken en de verdere werkzaamheden in de fabriek door vrije arbeiders werd verrigt (21, 50).

De gronden bleven behooren aan de vorige eigenaars, de heesiers waren hel eigendom van de planters, doch zij mogten die niet ver-koopen of verpanden.

Volgens de opgave der bevolking, ging de laatste onderneming te niet, omdat de thee bitier was. Dit is niet zeer waarschijnlijk, daar in de uitgewerkte kuituurverslagen dier jaren, waarin steeds over de de kwaliteit gehandeld wordt, daaromtrent niets wordt medegedeeld. Veeleer is als ware reden aan te nemen, wat de ondernemer van de laatste fabriek opgeeft, dat namelijk de toestand onhoudbaar was, omdat de demang de vrije koelies kwam halen om in de koffljluinen te werken en hij te vergeefs bij hel bestuur op voorziening had aangedrongen. Een enkel verbod, van bet Europeescb gezag uitgegaan, zou voldoende geweest zijn om zulks te verhinderen. Dit schijnt niel geschied te zijn, waarschijnlijk omdat men dezen fabriekanl ongenegen was, die, gelijk reeds uil het kultuurverslag is opgeteekend, halstarrig bleef weigeren de thee tegen lageren prijs te leveren, dan in de overeenkomst bedongen was, en \'s lands belang medebragt, zoo weinig ponden mogelijk te ontvangen.

212

-ocr page 251-

213

XI.

! i ■ as

| ^ i ^

!

Allen gebezigd tot zaadwinning^ (*) Laagste productie van Java.

1

Gestaakt.

\'uizaSsinq aad uajsiuiipaa ^

«3 1 (M irt l ©

Iquot;-\' co

TH (M

a. ®

\'uib.W^J UBB;« 9} \'iJuaiuaAno^ ^dq utjb 9aqi puod iaq dojRB.vv sfuj

^ (N IA iA CO CO IA !N \'-O CC lgt; CO CO l—

Vcf ~ ö\'cquot;cTcquot;oquot; o~

=!

si uaSai?fJdA ^ udlt;) ubajhbav $J.))S93q |B)UBY

Or- CO CO C4 O CO b»

CO CO 1« co igt;

*• —

¥ ac

^ J

quot;S

i s

X

MeBq^n|d

32000 50000 5000« 199925 118000 390000 390000 7387B5 738785 738785

1 !

\')UB|d3K

145000 208885 258000 2h0000 200000 5G7253 1.162445 1.356134 1 834539 738785 738785 738785

sjappqjB afiiA iB^uity

125

134 134 134

\'uouuizdamp;iinq {B^UBy

CO CO CO Oi C5

1 \'inii|in?{9dqgt; ap juoa SAvtioq ITVJUBY

CO^COOOCiftOOO •^CO^ÏiA^lCrN^tOlAlA ^ TH ^-1 rH

iid^uiiudujdpitoodq} jB|u»!\\

^^99?lClC0t»t^C0C0C0

COOO\'-lt;NCO,^lftCDÏgt;.OOC5 COCOCOCOCCCOCOCOCOOOCOCO

-ocr page 252-

XI. § 8.

§ 8. Koffij.

In hel algemeen verslag van Bantam over de jaren 1819 toten met de heli\'t van 1821, wordt medegedeeld, dal in dat gewest koflij werd geplant.

In dien tijd vigeerden ook hier de bepalingen van het besluit van Commissarissen-Generaal van 7 Nov. 1817, no. 17, dat namelijk de koffijluinen aan de planters verhuurd worden, doch niemand ze tegen zijn wil behoeft te bewerken; dat de bewerker slechts ~j- van het product aan het Gouvernement, als belasting behoeft af te slaan, en hel overige mag verkoopen aan wien hij wil; dat gelijk gedeelte moet opgehragt worden van de paggerkoffij, die men mogt willen planten; en dat het Gouvernement genegen is de koffij, die ter vrije beschikking van den planter blijft, tegen een vooraf vast te stellen prijs van hem over te nemen.

Nadat bij staatsblad no. öl van 1823 bepaald was, dat de bevolking quot;/5 moest opbrengen van bet berekende koffijproduct, werd bij resolutie van 8 Augustus 1852, no. óü, het leveren verpligtend gesteld van alle koffij tegen den marktprijs, na aftrek van 2/5 voor landrente en /■ 5 voor transportkosten naar de afscheeppakhuizen.

\'s Gouvernements koflijkultuur bestond daar op dal tijdstip nog niet. Zij is eerst omstreeks 1834 ingevoerd. (1)

Het is bekend dat de koflijboom eerst drie of vier jaren na het planten vruchten draagt. Be eerste oogst, als gevolg der ingevoerde Gouvernementskulluur, valt dus in bet jaar 1837. Die van de drie voorgaande jaren moeien worden aangemerkt als bet resultaat van de door tie bevolking vrijwillig aangeplante koflijboomen. Dit blijkt len overvloede uit het in 1857 aanwezige aantal vruchtdragende boomen, dat ruim het dubbele bedroeg van dat der drie voorgaande jaren, en in 1838 reeds meer dan 31/2 maal dat aantal.

Nu werden verkregen:

in 1834 van 1.892132 boomen, 7359 pikols,

» 1853 » 1.783837 » 8955 »

» 1856 » 1.846524 » 14009

of;

214

in 1854 = 1 pikol van 231 boomen.

1

Kultuurverslag over 18:34.

-ocr page 253-

XI. § 8.

in 1833 — 1 pikol van 200 boomen.

» 1836 = 1 » »131 »

eene uitkomst, die bij het beslaan der Goui-ernements kofTijkultaur, wal de beide laatste jaren aangaat, nimmer werd bereikt en, voor zooveel bet jaar 1834 betreft, slechts eenmaal, en wel in hel voor Bantam zoo bij uitslek gunstige kuflijjaar 1838, (1 pikol van 228 boomeo) werd overschreden.

Dit is Ie meer opvallend, omdat toen de belangen der Europesche en inlandsche ambtenaren, door het loekennën van kultuurprocenlen, nog niet aan de kofTijkultaur waren verbonden.

Daar de bevolking nog weinig bedreven was in het reinigen en droogen der boonen, werd baar in 1833 vergund deze, droog in de hoornschil, aan de pakhuizen te leveren, welke omstandigheid aanleiding gal\', dat bij resolutie van 30 Sept. 1833, no. 3, de bereiding op de West-Indische wijze hier voor rekening van het Gouvernement werd ingevoerd. (*)

Deze bereiding gaf in de eersle jaren niet de uilkomsten, die men er van verwacht had en de regering bepaalde daarom in 1840 (besluit 14 April, no. 3), dat de bevolking, even als elders, de kolTij op de gewone wijze zou prepareren. (-|-) Die regeling droeg echter de goedkeuring van hel Opperbestuur niet weg en daarom werd bij besluit van 8 Mei 1842, no. 4 de bereiding op de West-Indische wijze op nieuw ingevoerd en lasl gegeven, dat de bevolking de boonen weder in den bolster zou leveren. Dit bad het oprigten van een waterpel-molen ten gevolge (B. 28 Maart 1843, no. 14). (§) In 1843 waren verscheiden pelétablissemenlen in werking. (1)

Later beeft men de bewerking op de West-Indische wijze aan de bevolking zelve overgelaten en baar daarvoor eene hoogere betaling toegekend, welke echter in 1831 is afgeschaft, omdat de meerdere waarde der k oil ij niet opwoog tegen de meerdere kosten, (ff)

21S

Geregelde tuinen werden voor het eerst in 1836 aangelegd.

1

(quot;) Kulluurverslag over 1845. Kultuurverslag over 1851.

-ocr page 254-

XI. § 8.

Hoewel onder Bantam zeer goede koffijgronden aanwezig zijn, schijnt men bij het planten alles behalve oordeelkundig te werk gegaan te zijn.

Hel zijn vooral de bergachtige streken van het regentschap Pande-glang, welke zich voor de koflijkultuur aanbevelen. De inwoners rondom den Karang en den Poelosari gevestigd, werden zoo zeer door andere kultures gedrukt, dal de koffijkultuur op de hellingen dier bergen reeds in 1840 moest gestaakt worden (\'), tengevolge waarvan dus zeer geschikte gronden aan die kuituur werden onttrokken.

Reeds 2 jaren te voren was bij besluit van 11 October 1858, no. 16, gelast, dal in de hoscbkoflij uitkappingen zouden gedaan worden, omdat de hoornen veel le digt op één waren geplant en in 1839 werden 4 millioen hoornen afgeschreven, omdat zij in het geheel geen vruchten beloofden, (-f)

Eindelijk moest men in 1835 besluiten de koffijkultuur in geregelde tuinen onder Lfhak geheel in te trekken en slechts hel aanplanten van paggerkoffij aan te moedigen, omdat geen geschikte gronden voor tuinen te vinden waren. (§)

Het is dan ook opvallend, dal van de 22 onderzochte desa\'s, waaide koffijkultuur is ingevoerd geworden, thans nog slechts 6 dat product voortbrengen.

Voor den aanleg der Gouvernements kotfijluinen werden gebezigd lëgalgronden alleen, in twaalf (17, 19, 2t, 22, 23, 23, 30, 52, 54, 40, 49, 02}, deze en boomgaarden, in zes (4, 13, 24, 35,53,39), alleen boomgaarden, in drie desa\'s (20, 57, 38), terwijl in ééne, daartoe gedeeltelijk ook sawahs werden in beslag genomen (17).

Op een drietal uitzonderingen na, behoorden deze gronden in alle desa\'s aan partikulieren. Van deze waren er 14, waar ze, op het oogenblik van den aanleg der koflljtuinen, door de bezitters werden gebruikt, terwijl dit in 7 niet hel geval was, omdat de gewoonte medebragt de lëgalvelden niet jaarlijks te behouwen (19, 21,22,33, 53, 39, 32) en in ééne omdat de grond vroeger theetuin was geweest en men er nimmer in had kunnen slagen, om de stronken van die heester behoorlijk uit te roeijen (50). Bij voorkeur nam men de boomgaarden in beslag, omdat de vruchlboomen tot schaduw dienden.

(\') Adm. Verslag van Bantam over 1840.

(f) Kulluurverslapren over 1838 en 1839.

(§) Dito over 1855.

216

-ocr page 255-

XI. § 8.

In dal geval werden de jongere omgehakt (24, 35). Sommige velden waren zelfs op het oogenhlik, dal de aanleg plaats had, door bemesting voor de verbouwing van veldgewassen gereed gemaakt (21, 25).

Velden van hoofden werden even zeer, als die van andere ingezetenen , voor kollljtuinen bestemd.

In den regel wees hel districlsbestuur de gronden aan, in een enkel geval de regent (33), in een ander het desahoold (41). De laatste werd soms geraadpleegd, of alleen (40), of in gemeenschap met de bevolking (13, ö2). Soms geschiedde de aanwijzing in regtstreeksch overleg met de bevolking (20, 34, 38), of met de oudsten (59).

Op acht plaatsen was de bewerking en beplanting aan de bewoners der desa zelve opgedragen (4, 15, 20, 24, 52 , 57 , 58, 59) op negen geschiedde dit met die van andere desa\'s te zamen (17, 19,21,23, 55, 54, 40, 41, 32), terwijl in 2 desa\'s de gronden uitsluitend door ingezetenen van andere desa\'s werden bewerkt (50, 53). Als reden, waarom verschillende desa\'s geroepen werden lot bewerking der gronden van ééne enkele, wordt opgegeven, dat het loezigt daardoor gemakkelijker was (19).

Van de onderzochte desa\'s moesten 13 kollij planten op hel gebied van andere gemeenten, óf omdat die verschillende desa\'s vroeger een district hadden uitgemaakt (15), óf omdat de desa zelve geen gronden bezat, voor de koflljkultuur geschikt (21, 32); ook wel omdat de gronden der desa reeds allen met kolTij waren beplant en de bevolking, vroeger bij de kaneelkuituur ingedeeld, bij de intrekking der laatste, voor die der koflij werd aangewezen (50).

Wanneer eenige desa bij de kofHjkultiuir werd ingedeeld, moesten alle dienstpligtigen aan de werkzaamheden deel nemen. In de meeste gevallen kreeg ieder een sluk gronds ter bewerking en beplanting. Doch het gebeurde ook, dat zoowel de bewerking als de beplanting desa\'sgewijze plaals vond (4. 17, 41), of dat de bewerking van den grond door alle dienstpligtigen eener desa gezamenlijk geschiedde, en het beplanten door ieder individueel (13, 19, 20, 30. 33, 54),

Van daar dal ieders aandeel werd aangewezen, óf reeds bij den aanleg (21, 24, 23, 52, 57, 38, 59, 40, 32), óf na de gemeenschappelijke bewerking van den grond (15, 19, 20, 50, 35,54), óf eerst nadat ook het beplanten geheel was afgeloopen (4. 17, 22).

217

-ocr page 256-

XI. g 8.

Op enkele plaatsen maakte men geen afzonderlijke aandeelen, maar bleef de geheele uitgestrektheid, door eenige desa aangelegd, onder Vare ingezetenen gemeen (22, 41),

Het onderhoud der tuinen had op dezelfde wijze plaats.

De aandeelen waren even groot en bestonden gewoonlijk uit een zeker aantal hoornen. Doch daarom was hel nog niet noodzakelijk, dat ieder planter evenveel koiTijhoomen Ie onderhouden had. Dit was afhankelijk van het aantal luinen, dat men had helpen aanleggen. Men moet dit dan ook in dien zin opvatten , dat eeu koflljtuin in gelijke aandeelen verdeeld werd lusschen allen, die lot den aanleg hadden medegewerkt. Gewoonlijk moest jaarlijks eeu zeker aantal hoornen door eiken dienstpligtige uit de desa worden geplant (13,17,19,21,25,30,54).

De leden van het desabestuur plantten niel mede, doch hadden ook geen aandeel (4, 32. 33, 37, 40, 52). Slechts uit ééne desa wordt gemeld, dal zij, evenals de andere ingezelenen, een aandeel hadden bewerkt (39) echter niet in eigen persoon , maar bij wijze van ngahiras. d. i. tegen verstrekking van kost aan de planters. Deze laatslen hadden dtl gedaan, omdat zij beducht waren, dal de leden van hel desabestuur anders van hunne aandeelen zouden plukken. Dit geschiedde op sommige plaatsen (17, 38), doch was alleen geoorloofd als daartoe vergunning was gevraagd. In andere gemeenten had ieder der planters een gedeelte van zijn aanplant aan het desabestuur afgestaan, b. v. een paar rijen hoornen (20, 30, 34), met dien verstande, dat wanneer de rijen der planters liepen van Oost naar West, die van hel desabestuur liepen van Noord naar Zuid.

Algemeen is men van oordeel dal de grond, aan parlikulieren behoo-rende, onverschillig of die in bewerking was of braak lag op hel oogenblik, dal hij voogt;\' kolUjtuinen werd in beslag genomen, aan die parlikulieren blijft toebehooren (4, 13, 17,-19, 20, 30,52,35,34), en dat het Gouvernement hem slechts lijdelijk in gebruik nemen mag (17, 20, 32, 33, 34, 40).

Dit is zoo zeker, dal de eigenaar van een klappertuin, die voor de kolïijkulluur werd in aanspraak genomen, lusschen de kolïijboomen in, steeds klappers is blijven planten (20). Na de afschrijving der tuinen zijn die gronden dan ook door de vorige bezitters teruggenomen of aan hen teruggegeven door het bestuur ; soms zelfs geschiedde dit schriftelijk (13, 17, 19, 20, 52, 33, 34).

218

-ocr page 257-

XI. § 8.

In geval de luin op woesten grond wordt aangelegd, is men daaromtrent niet zoo eenstemmig. Sommigen beweren, dat de grond dan aan het Gouvernement lieboort, omdat dit de bewerking heeft bevolen (29), anderen dal de eigendom bij het Gouvernement berust zoolang de (uin in slaml blijft en daarna aan de desa komt (49); wederom anderen, dat de grond, na afschrijving der tuin, weder woest wordt (32, 54, 49). zoodat in deze desa elk barer ingezetenen hel aandeel in den vroegeren kolfijtuin in individueel bezit mag behouden — de ingezetenen van andere desa\'s evenwel niet, omdat woeste grond moet blijven ten gerieve van hen, die iu de desa wonen, waartoe de grond behoort (32) — in gene dat aandeel niel mag behouden worden buiten verlof van liet desahoofd (34).

Men is daarover vrij algemeen eens, dal de boomeri aan de planters behooren, onder verpligting evenwel van de aanplantingen te onder-liouden (13 desa\'s). Slechts in ééne desa beweert men, dat de hoornen toekomen aan de eigenaars van den grond (23); in eene andere aan liet Gouvernement, omdat dit last beeft gegeven tot het planten (38). (1)

Hierin wordt ook de reden gezocht, waarom de planters de boonien niel mogen vervreemden of verpanden (13, 33, 34, 37, 40, S2), ofschoon dit lang niet. algemeen, als ongeoorloofd, wordt aangemerkt (17, 24, 23, 30, 32). Want soms geschiedt dit aan desagenooten (24) of ook aan anderen, mits deze op zich nemen voor het onderhoud van den aanplant te zorgen (30, 32).

De vrucblen volgen den boom; dus behooren ze in de boven medegedeelde uitzonderingen (23, 38), volgens de meening der bevolking, óf aan tien eigenaar van den grond óf aan het Gouvernement, in welk laatste geval de betaling per pikol slechts is aan te merken als arbeidsloon (21).

In de overige desa\'s iiieent men, dal het regt op de vruchten voortvloeit uit het onderhouden der aanplantingen.

Men mag die evenwel niet verkoopen aan wie men wil (13, 33, 34, 39), maar is gehouden ze tegen een vaslgestelden prijs aan de Gouvernements pakhuizen te leveren, omdat dit gelast is (17, 19, 20,

219

1

Hel proces-verbaal dezer desa vermeldt. dat de ingezetenen geen juist begrip omtrent deze aangelegenheid schijnen te hebben. Zij antwoordden op alle vragen; sebab prentah.

-ocr page 258-

XI. § 8.

25, 50, 32, 33, 34, 37, 39, 40, o2). Juist in de omstandigheid, dat hel Gouvernement de kolïij aan de pakhuizen koopt, ligt de erken-ning opgesloten dat de planter eigenaar is der vruchten (32,33, 34).

Het prodnct van vrijwillig aangelegde tuinen, moet ook aan het Gouvernement geleverd worden (33).

üpkoopers van kolfij zijn er niel. liet is dan ook geen gewoonte de vruchten aan den boom te verkoopen (13,21,30,32,38,40,32), maar wel, als ze reeds geplukt zijn (21,24,23,34). Dit noemt men di tebasken en mag alleen aan desagenooten geschieden, omdat anders het desahoofd van een gedeelte zijner kuituurprocenten zou worden beroofd.

Aandeden komen, na doode van den planter, in den regel aan zijne kinderen (17, 30, 32, 33, 34, 37, 39, 32) en, bij ontstentenis of minderjarigheid van deze, aan de weduwe (17, 30,32,33,34,39). Zij zorgt voor hel onderhoud van het aandeel door uithesleding, legen genot van een gedeelte der vruchlen (30), of door het, tot aan de meerderjarigheid der kinderen, legen afstand van het geheele product aan hel (\'esahoofd toe le vertrouwen (34).

Op sommige plaatsen moeien werkbare zonen, die nog geen aandeel in de kofïijtuinen hebben, dal van hun\' overleden vader aanvaarden (33); op andere behouden minderjarige kinderen altijd hel vruchtgebruik (13).

Niet altijd evenwel komt het vacante aandeel aan de weduwe. Hier is dit verboden (13), daar aan hare vrije keuze overgelaten (17, 33).

Met dergelijke vacante aandeelen wordt zeer verschillend gehandeld. Nu eens krijgt hel desahoofd ze (13, 37, 38), dan weder de leden van hel desabesluur (21), de oudsten (34) de andere aandeelhehbers (32), of werkbare mannen, die nog geen aandeel hebben (17, 38).

Hel beruchte omhakken der kolïijboomen heelï door de eigenaars van den grond, niel door de planters plaats gehad, omdat de hoornen oud waren en geen vruchten meer gaven. Het schijnt dat zij vermeenden daartoe regt le hebben, op grond dat hel Gouvernement wel lijdelijk hunne velden in gebruik mag nemen en behouden, zoolang de aanplant werkelijk vruchten voortbrengt, doch niet het regt heeft te vorderen, dat zij braak zullen blijven liggen als eenmaal de aanplant, waartoe de grond tijdelijk in beslag werd genomen, heeft uitgediend. Daar de planters alleen regt op de hoornen hebben, zoo

220

-ocr page 259-

XI. § 8.

geschiedde het omhakken door de eigenaars, eigenlijk aiieen ten hunne préjudice. Zij beklaagden zich evenwel niet, omdat zij liever het voordeel misten, uit den verkoop der koflij poorlvloeijende, dan genoodzaakt te zijn de tuinen te onderhouden (24).

Het plukken geschiedt door de aandeelhebbers zeilquot;, met inachtneming van ieders aandeel. Het plukken van eens anders aandeel zou voor diefstal doorgaan (32). In zeer enkele gevallen laat men door anderen plukken, legen genot van 3 centen per dag en eens eten (30).

Het heeft over het algemeen steeds veel moeite in gehad, om de pluk van elders gelegen tuinen aan de ingezetenen der desa, waar die tuinen liggen, over Ie dragen. Echter geschiedde dit somtijds; gewoonlijk tegen een gedeelte van het product, wat echter altijd aan de Gouvernements pakhuizen moei verkocht worden en aldaar opgegeven als afkomstig van den aandeeihehher, len einde diens desahoofd de kultuurprocenlen niet te doen missen. Bij verhindering verzoekt men soms een zijner desagenooten het aandeel te plukken, die dan het product aan de pakhuizen, tot eigen voordeel, mag verkoopen (59).

De belooning was zeer verschillend, b. v. een vijfde van bel product of 8 ^ gt;2 duiten en tweemaal eten (54); een derde van de geplukte boonen (30); 10 duiten voor een groole karang, S voor een kleine (32); de helft van hel product (33, 32), soms ook de geheele oogst legen de eenvoudige verpligling om hel aandeel te onderhouden (30).

De koffijkultuur heslaal thans nagenoeg alleen nog onder Pandeglang. Uit een paar desa\'s, aldaar gelegen, worden berekeningen medegedeeld van de winsten, die een bouw legal, op de gewone wijze bewerkt, en een, met koflij beplant, afwerpt.

In een dezer desa\'s, waar de grond zeer vruchtbaar schijnt te zijn, geeft een bouw koflij, van bet 4de tot en met het Bsle jaar na den aanplant, 4^3 pikol koflij \'sjaars of ± /■ 63. Dus gedurende die 3 jaren = f 300. Dit bedrag over de 8 jaren van den aanplant omslaande, geeft f 57,30 per jaar. Nu brengl dergelijke bouw met suiker beplant per jaar /\' 100, met kaljang f 30, mei padie/\'44 op of gemiddeld f 63 \'sjaars. Het is dus voordeeliger voor de bevolking geen koflij te planten (24).

In eene andere desa, waar de gronden minder vruchtbaar schijnen te zijn, brengt een houw lëgalgrond, op de gewone wijze bebouwd, eene zuivere winst op van f 16 per jaar, gevende over 9 jaren/quot;144.

221

-ocr page 260-

XI. § 8.

Een lumvv koflij geeft, gedurende li van de 9 jaren, eene winst van f 30 per jaar of over 9 jaren van f 150. Oppervlakkig beschouwd schijnt dus de koffijkulluur voordeeliger, doch dit verandert als men in aanmerking neemt, dat de jaarlijksche winst van /\'16 hij gewone bewerking ook in hel 10e en volgende jaren blijft doorgaan, terwijl de koffijoogst na het 9e jaar weinig meer beteekenl en er volstrekt geen winst behaald wordt, zoolang de afgeschreven tuin braak moet blijven liggen (21).

Voordeel wordt dus alleen door de ingezetenen van zoodanige desa\'s behaald, die op eens anders grond koffij planten en hun eigen velden daartoe niet behoeven af te staan (23).

Doch voor de eigenaars der tégalans zelf is de kolfijkultuur zeer nadeelig, omdat — zoo het reeds onvoordeelig is kofïlj te planten als de eigenaar die geheel, len eigen bate, zou mogen plukken, — bepaald schade geleden wordt als hij het product met andere desagenooten of vreemden moet doelen, daar zijn aandeel in den oogst overal gelijk is aan dat der overige planters.

De koflijkultnur heeft dan ook aanleiding gegeven, dat enkele desa\'s door hare inwoners verlaten zijn, omdat hnn geen gronden ter bebouwing overbleven en zij niet eens geroepen werden om een aandeel in de koQljtuinen hunner eigen desa te bewerken (25).

Hier en daar hebben de eigenaars, na afschrijving der tuinen, hunnen grond niet terug bekomen (23, 25), doch, buiten deze verkorting van regten, zijn zij slechts tijdelijk in de uiloefening hunnerbezitregten gestoord (30). De regtstoestand der gronden zelve, kan trouwens, naar de meening der bevolking, door de invoering der Gouvernements koffijkultuur geen verandering ondergaan (31).

Regelingen, voortvloeijende uit hel planten van de eene desa, of van de eene persoon, op gronden van eene andere, werden niet, gemaakt. Waar boomgaarden voor de koffijkultuur in beslag waren genomen, hielpen de planters soms de vruchten bewaken (39).

222

-ocr page 261-

XI. § 8.

225

•iid7.inqgt;|Rddoo^ii; p^uny

-f lgt; CO CO CC CC

T. a a CiT. C:

\'pfBB^q sja^ucfd ap IIBB

n!»

C (M

O |

O © O O O O •^r Tf ■n\' ^ ^

1 1 1 1 li

s[ud(Ioo^ii|

O lt;M lt;M Cl (M lt;M lt;M (M c: C r-- — i rH *-«

co co co co CO 00

•lUBAV^ UBB)S 91

Tl C2 (M CO T- T- ^ OCOCOr-COI^-^l^fM

d co T-i co i-o

C5 liO c: I» quot;*r

^udaiduJdAiio^ ubb [o?|id i

dOJBCAV \'sfUjJ

i 1 1 1 1 1 1 i 1 cococow^\'ï-^ciro

T—T-ir-T—

11:11 C O O O O T-TH r- ^

A » A A A A

•naSajif.io.v si |o?fid i ub\\.ibb.\\v uoinooq iBi^f)

^-C^-iCO^HCOSwClïOCOJO LOOCO^r-LtCOOCD\'—— — dfMT-^^MCOOi^^eo-n-c; rquot;

LO O (M CI » quot;^r c; i.0 LO ^

CO CO CO ^ Cl O

\'iiatoez

1.892152 1.785837 1.846324 3.988382 (1.537473 7.707118 6.181219 7.906916 8.616938 7.413173 7.438051 7.438051

5.571870 5.854546 7.291335 7.274100 8.725054 8.875684

O

c

PB* Ps« O *!

•figo^SaodfMB?! -.laSSiid

1.254249 1.525403 2.702990 2.812518 2.362618 2.944238 2.770723 2.641724 4.778087 4.778087

3.434708 2.579599 2.867080 2.393500 2,505270 2.481800

W

O

z:

Cd

O

«si O

•jyjo^ijosoq

293404 691335 1.379898 4 692995 4.031311 4.668073 1.633293 2.820069 669047 669047

^ o d o

^ CI CO C ^ O

co c: ^ co »gt;-

CO O CO CO ^ CI c: c; -th t— -r*

u

U)

as gt;

\'uauiiii ,gt;p|.»SiUjS

UI

298G71 1.771644 2.454585 201605 87290 294605 4.212922 1.951380 1.990917 1.990917

1.940498 2.484023 3.708824 4.162200 5.778122 5.981184

ii3uuizoSsin}{

Ci COCDCit^CO^-^MïO

1/5 Ti cj co ci w d O i.*:

CO «-rHOCO^OOCId

iO igt; 5D ift ir: cl ei

CO ■*- CO C5 CO C C5 CO 1-^ O CO

■»r k-i co co quot;*?• igt;»

O O 05 r-i (M CO CO CO d

b CS

•-5

L-i ^51gt;. co c: o ■*- n co --r cocococococooococococococo

1847

1848

1849

1850

1851

1852

-ocr page 262-

224

XI.

cococccococococococococcco oSdioïoSaiaïüicnviwcnüiüi cn^coict-koccco-ac\'iviife.cc

•laar.

cowwcorotoroïotowrocotc tOOOKJMkN^COOOOOWCOOCC l-kOO^tOOïCOCCCO^C^tCC^

ic^^cavicncococoo»—005

Huisgezinnen.

7.37i)82(» 7.029998 7.948499 6.944269 6.527119 5.584809 5.562749 4.320584 4.311075 3.843092 3.770277 3.606138 3.163183

in

geregelde tuinen.

VRUCHTDRAGENDE KOFFUBOOMEIV

211500

bosehkoffij.

2.677025 2.231175 2.231175 1.06167« 1.033351 1.527556 1.419546 1.375755 1.650081 1.881930 1.965977 2.125105 1.911032

pagger-en kampongLoffij.

10.271345 9.261173 10.179175 8.005945 7.560470 7.112365 6.982295 5.696339 5.961156 5.725022 5.736254 5.731243 5.074215

te zamen.

Morocco —

^4fc.^5^%.iMfcCgt;CCCCCOtCCnOO

Getal bnoraen waarvan 1 pikol is verkregen.

UltflCO^COtCrf^OpOOOO

¥§aVs¥sUUU

g cn m i4*. co w

Prijs, waarop 1 pikol aan het Gouvernement te staan kwam.

»5s»S5K»»5ra:Ki?a;

^^HA»-fc|-kN-fci-k5OC©C0050SCC

-rrrrr®.®! M 1 M

tevxznvx vr |U \' 1 i l ^

Inkoopprijs aan de planters betaald.

Aantal inkooppakhuizen. |

-ocr page 263-

XI. § 9.

§ 9. Djatihout..

De residentie Bantam bezit geen oorspronkelijke djatibosschen. Ma-genoeg onafgebroken beeft men echter aanplanlingen beproefd, welhe meestal zijn mislukt.

In bet laatst van 1833 werd een proef genomen. De uitkomst beantwoordde geenzins aan de verwachling, daar van 520000 pitten, slechts 600 boompjes werden verkregen. (*)

In 1837 werden djatiboomen langs de wegen geplant. Langs dien van Serang naar Bantam groeiden zij goed. Het aantai boomen bedroeg toen ± 2000. waaronder 700 oude. (-]-)

In het volgende jaar werden op nieuw proeven genomen tot aanleg van geregelde plantsoenen. De grootste nabij Rangkas-Betoeng. (§) De daartoe verstrekte pitten zijn echter niet opgekomen. (quot;)

Herhaling der proef in 1840 had niet veel beter gevolg. Slechts een 400tal plantjes werd verkregen, (-f-}-)

Door deze herhaalde mislukking afgeschrikt, schijnt men gedurende 10 jaren van verderen aanplant te hebben afgezien.

Nadat in 1830 eene proef met ijzerhout mislukt was, nam men er een met djatihout (§§) en ofschoon ook deze legen viel, heeft men van 1836 lot en met 1864 geregelde djatiaanplanlingen gedaan, welke echler geen enkel jong bosch in het leven schijnen geroepen te hebben. (\'-|-) Gedurende die jaren waren op die wijze 338139 djatiboomen aangeplant en ruim 216000, in minder geregelde plantsoenen.

Van de onderzochte desa\'s zijn er 10 waar proeven met djatiboomen genomen werden (4, 17, 25, 38, 40, 41, 42, 49, 32, 36).

Men bezigde daarvoor meestal tegalgronden aan partikulleren toe-benoorende, waarvan men de galéngs liet bestaan, opdat ieder bezitter later zijn stuk grond zou kunnen herkennen, als de aanplantingen gekapt zouden zijn. Het desahoofd ontving pitten, doch geen aanwij-

(*) Adm. Verslag van Banlam over 1836.

(f) Dilo over 1837.

(§) Adm. Verslag van Bantam en Kultuurverslag over 1838. (quot;) Kultuurverslag over 1839.

(ff) Adm. Versl. van Bantam over 1840.

(SS) Kultuurverslag over 1850.

(\'f) Kultur.rverslagen over die jaren.

223

15

-ocr page 264-

XI. § 9.

zing van de uitgestreklheid of van den aard der gronden, die voor de kuituur moeslen worden aangewend (4).

De proeven misluklen gewoonlijk geheel. Waar dit niet hel geval was (4, 32, UB), kwamen slechts zeer weinig boompjes op. Voorde 3 desa\'s te zamen 580 stuks. En van deze stierf in ééne desa ruim de helft tot op 5 of 4 hoornen na, welke ook kwijnende zijn (a2).

Voor den aanplant werd aan de bevolking niets betaald (4, 58).

Gewoonlijk plantte de desa op haar eigen gebied, doch in een enkel geval, ook in gemeenschap met meerdere desa\'s (58).

Slechts op ééne plek is in zeker opzigt een natuurlijk djalibosch, ofschoon van kleine uitgestreklheid, ontstaan (41). Daarop bevonden zich 2 ö. 5 oude djatiboomen. Toen in de nabijheid een hoema werd aangelegd, verbrandde de glagah en ander klein gewas rondom die boomen. Het reeds gevallen of rijpe djatizaad kreeg door de hitte eene groote geschiklheid tol ontkieming, zoodat verscheiden djati-plantjes zich hij den eerstvolgeuden regen goed ontwikkelden en in het leven bleven. De bevolking kreeg kort daarop vergunning de natuurlijk ontstane aanplant te onderhouden, in plaats van nieuwe plantsoenen aan te leggen.

Niettegenstaande afzonderlijk staande djatiboomen elders slecht schijnen te groeijen, gelukken de aanplantingen langs de wegen hier vrij wel. In een desa (40) staan de 6 a 10 rijen, aan weêrszijden van den weg geplant, zeer voldoende.

Volgens de meening der bevolking hehooren de hoornen aan het. Gouvernement, ofschoon die der desa, waar zij van zelf zijn ontstaan, daarop regten van eigendom beweert te hebben. Deze nemen eene uitgestrektheid van 4 bouws in (41).

Onder Lëhak heeft men een aanplant van 12 bouws (49).

Ofschoon de regten der bevolking op den grond, naar baar gevoelen, door de Gouvernements djatiaanplantingen niet kunnen verloren gaan heeft zij echter dien grond, na mislukking der proefnemingen, niet altijd terug gekregen. Zoo wordt uil eene desa gemeld, dat de démang, nadat de djaliaanplaul was uilgeslorven, den grond voor zich gehouden heeft, dien mei klappers heeft beplant en nu beweert eigenaar van dien tuin le zijn (58).

226

-ocr page 265-

HOOFDSTUK XII.

Belastingen, leveringen en verpligte diensten,

§ 1. Tijdens hel sullhansbcsluur.

De sullhan had, gelijk reeds vroeger werd medegedeeld, het regt om een gedeelte van de padiproductie als belasting te heffen. Daar het eene vrij algemeen heerschende gewoonte was, om op dé velden, welke niet onder de sawahs te brengen zijn, padi met andere gewassen vermengd te telen, waarvan hij geen belasting mogt vorderen, bragt zijn belang mede den aanleg van natie rijstvelden zooveel mogelijk te bevorderen. Van daar het ontstaan der sawah-nagara, in heeren-dienst aangelegd, en laler, toen de bevolking het voordeel der natte rijstkultuur begon in te zien, der savvah-jasa, velden door de bevolking in eigen arbeid en op eigen koslen ontgonnen. Van de eerste soort moest lélandjan, van de laatste pëkoekoesoet worden opgebragt.

De lélandjan was doorgaans hooger dan de pëkoekoesoet. In de onderzochte desa\'s bedroeg de eerste één (8), anderhalve (8), twee (5, 8), tot zelfs Ivvee en een halve pikol padi per bouw (1, 2, 5, 12, 29), gewoonlijk uitgedrukt in sanggas. De pekoekoesoet daarentegen bedroeg 40 (7), 50 (10, 27, 45), oiquot; hoogstens 100 katties padi per bouw (9, 10).

De sawahs, die reeds in de desa abdi bestonden (*) vóórdat deze

(\') De legensfrijdigheid met het elders medegedeelde, dat de natte rijstkultuur tegelijk niet den islam is ingevoerJ. waaruit zou volgen, dat eene desa, welke die godsdienst nog niet had omhelsd, ook geen sawahs kon bezitten — laat zich volgenderwijs verklaren: Men heefl eerst getracht den Islam door overreding ingang te doeu vinden. Pogingen daartoe werden aangewend door Javanen, van Cheribon afkomstig, die zich juist hadden gevestigd in de streek, waarin ook Ragas gelegen was. Hare inwoners zullen dus de natte rijstkultuur van die vreemdelingen hebben overgenomen.

13*

-ocr page 266-

XII. § 1.

door kracht van wapenen werden ten onder gebragl, hadden echter veel zwaarder lieiasling Ie betalen. Zoo werd in de desa lïagas, het meergenoemde brandpunt van verzet tcgeii uea Islam, ruim de helft van den oogst gevorderd (8), lerwijl de desa Le,iiggolt;\', onder Pande-glang gelegen, twee kattis rijst per maand moest opbrengen (2a).

In de bovenlanden , wier bewoners zich aan de Mahomedanen hadden onderworpen zonder terstond den Islam te omhelzen, werd geen belasting per bouw geheven, maar een zekere schatting, letras genaamd (van charaddj, zie Koran XXIII, vers 74) en per gezin opgehragt, evenals een familie- of hoofdgeld, wang-laivang of pafitiang genaamd (dzazijat, zie Koran IX vers 29).

I)e kiras werd, naar het schijnt, niet hoofdelijk, maar desa\'sgewijze opgelegd en dan gelijkelijk verdeeld over het in de desa wonende aantal gezinnen. Ook schijnt het door elke desa op te brengen bedrag niet steeds hetzelfde géweest te zijn, maar dikwijls afhankelijk van de gunst, waarin de desa stond liij hen, die haar kwamen opnemen (26).

Schatting en hoofdgeld moesten, ten bewijze,dat zij aan een Maho-medaanscben vorst toekwamen, voldaan worden tegen het einde der vastenmaand, waarom de kiras op sommige plaatsen met pitrah verward werd.

De kiras bestond uit twee (22, 26), vier (21, 24, 2», 27), acht (23), of zestien kattis (49) gepelde rijst, die men gewoon was in eene soort van zakken van aronhladeron naar Bantam Ie brengen, welke kiras genaamd werden. Men voegde daaraan meestal vruchten en bosch-producten toe. Dit heette tëtoempangan (1) (26).

De wang-Iawang, eigenlijk deurgeld, bedroeg 4 duiten per gezin (21, 22. 26, 27, 4Igt;, 49), soms iets minder (2ö). De desa-abdi Lenggor (23) moest die som niet per jaar, maar per maand opbrengen.

Het schijnt dat daarenboven door de belastingschuldigen eenig reisgeld werd verstrekt aan hen . die de kiras naar Banlam overbragten (24).

Onder Pandeglang wordt daarenboven melding gemaakt van zeker bu/felgeld (oewang hëboentoel), dat zeer ongelijk geheven werd. Hier vier (27), of lien in later\' tijd (27), daar 16 duiten (25) voor eiken buffel; in eene desa zelfs G4 «luiten (21), terwijl elders onderscheid

228

1

Thans is het in Zuid-Bantam nog gewoonte, bij huwelijks-en besnijtlenisfeesten, een geschenk in gepelde rijsl en vruchlen le geven, besloten in zoodanige zakken, die den naam van kiras hebben behouden.

-ocr page 267-

XII. § 1.

werd gemaakt tusschen jonge, waarvoor 8, en volwassen buffels, waarvoor 16 duiten werden betaald (24). Oi) sommige plaatsen was op het niet aangeven, de zware boele van ü realen gesteld (21).

Builen deze belastingen behoefde niets geleverd te worden, met uitzondering van eenige bijwijven (sëlir), waarloe sommige desa-ahdi, b. v. Ragas (8) verpligt waren.

Van de inwoners der desa mardika werden in den sulllianstijd geen eigenlijk gezegde heerendiensten gevorderd. Had men lieden noodig voor Iranspotien, men hield te Serang zoogenaamde koeliejaglen op hen, die daar van de binnenlanden ter markt kwamen (28). Wegen had men toen niet aan te leggen of le onderhouden. (\')

Doch ook in dit opzigt waren de desa-abdi minder goed bedeeld. Zoo waren de desa\'s Saminten. Moendoe, Bodjong en Parigi (22) verpligt lieden te leveren voor allerlei diensten in den kraton en op reis (7). terwijl des sulthans tandoedragers werden getrokken uit de desa\'s Kranggat, Serdan en Patjet (12).

De eenige diensten, die van de bevolking werden gevorderd, waren këmitdiensten bij de inlandsche hoofden, doch zij drukten uitsluitend op de bezitters van sawah-nagara (:j).

§ 2. Belastingen tn geld opgebragt.

a. Landrente.

Alle die belastingen van verschillenden aard, onder de sulthans geheven, werden gedurende het Britsch tusschenbestuur vervangen door de landrente.

Aanvankelijk schijnt zij bestaan te hebben uit, eene vaste geldsom per bouw, dus eene soort van grondbelasting (24, 25, 28), bedragende, naar de vruchtbaarheid van den grond, f ü, f 6, f 7, f 8 tot f 12 per bouw (1, 2, 5, 8, 9, 12).

2SÏ9

Men onderscheidde de sawahs in drie soorten, kapala, pêroet en kaki (8). De taxatie van de soort, waarloe de sawahs moesten gebragt worden, geschiedde jaarlijks door eene commissie. Op sommige plaatsen schijnt eene meling der velden te hebben plaats gevonden (215).

-ocr page 268-

m § 2.

Ecliler wordt medegedeeld, dat in ééne desa (29) eene vaste som van eene zekere liceveelheid padi geheven werd, en wel /quot;4 per tjaeng.

Dc landrente draagt in Bantam algemeen den naam van sewa; slechts in twee desa\'s staal zij onder dien naam van padjég hekend (20, 44).

Van padi, ah eerste gewas verbouwd, is altijd landrente verschuldigd , als de grond niet lijdelijk is vrijgesteld, doch als tweede gewas nimmer. Dit laatste geldt zelfs als in twee jaren driemaal padi geplant wordt op last van het bestuur, gelijk eenige jaren geleden plaats had (5, 22, 23, 24, 27, 44, 552).

in de meeste gevallen (54 desa\'s) wordt alleen van padi landrente betaald, doch men mag niet over het hoofd zien, dat in verscheiden dier desa\'s, padi uitsluitend als eerste gewas wordt geplant.

In 19 der onderzochte desa\'s (1, 2. 3, 4, 11, 13, 14,16,17,25, 25, 26, 27, 28, 50, 52, 44, 45, 51) daarentegen wordt landrente geheven van alle producten, die als eerste gewassen worden verbouwd. Deze moeien echter eenjarige gewassen zijn, zoodal b. v. van nipa-aanplantingen geen landrente wordt opgebragt (11, 12, 22, 25).

Op verschillende plaatsen bestaat de gewoonte om onder de padi nog andere gewassen te planten. Geschiedt dit in desa\'s waar alleen van padi landrente geheven wordt, dan is hel geheele product vrij (21), of Avordt het gerekend alleen uit padi le beslaan (22, 50).

Geschiedt hel in desa\'s, waar alle eerste gewassen zijn belast, dan wordt op deze plaats slechts landrente geheven van de padi (25, 51) op gene alleen van hel gewas, dat onder de padi gemengd is (25, 26, 27).

Woeste gronden, tol sawahs aangelegd, zijn gedurende 5 jaren van landrente vrijgesteld. Deze aigemeene gewoonte vindt haren oorsprong in de omstandigheid, dat de opbrengst van nieuw ontgonnen sawahs in de eerste jaren zeer gering is en het billijk wordt geacht den bewerker voor de kosten van aanleg eenigzins schadeloos te stellen.

Om dezelfde reden is hel op sommige plaatsen gebruikelijk van sawahs, die eenigen lijd braak hebben gelegen en op nieuw in bewerking worden genomen, geen landrente te heffen (1) en evenzoo le handelen met tëgals lol sawahs aangemaakt (19, 26, 27, 28).

Dit zijn echter uilzonderingen op den algemeenen regel: dal pas aangelegde sawahs vrijdom hebben voor drie padioogsten, onverschillig of die zijn verkregen van drooge, dan wel van natte rijstvelden.

230

-ocr page 269-

XII. § 2.

Van ho ei nas wordt dadelijk landrenle belaald. omdat juisl de eerste jaren den besten oogst afwerpen.

Uiterwaarden (nambo) zijn lot nu toe nimmer in de landrente aangeslagen, onverschillig of er pad! of andere gewassen op werden geteeld (9, 12).

Van vischvijvers wordt landrente opgebragt.

De ijver van het districlsbestuur om een ieder in de belasting te doen deelen, heeft in vroeger jaren soms te weeg gebragt, dat landrente werd betaald over een product, dat niet bestond. Personen, die geen landbouwers waren (visschers, zoutmakers) gaven toen op eene zekere hoeveelheid geoogst te hebben, ten einde niet gedwongen te worden om velden te bebouwen. Deze belasting stond bekend onder dei; naam van sewa tindihan (SG).

Nadat, gedurende 5 jaren, de laxahe der opbrengst van hel padi-gewas bad plaats gehad, naar het te veld staand gewas tijdens de rijpwording, bepaalde de resident Buijn dat hel product voortaan zou gewogen worden. Dit is in Bantam thans nog gebruikelijk.

Wanneer de padi rijp is, geeft men kennis aan den djaro (10,11, 12, 23, 34, 36), of aan den djaro en den panghoeloe (21, 22, 28), dat men oogsten wil. In sommige desa\'s mag men alsdan tot het snijden overgaan (11, 36), in andere moet men daarmede wachten totdat het gewas door hen opgenomen is (25, 34). in de meesten is hel verboden te snijden buiten hunne tegenwoordigheid (10, 12, 21, 22, 28).

Er zijn echter ook plaatsen, waar men geen kennis behoeft te geven en mag snijden, wanneer men wil (24, 27 30, 31).

Hel aantal bossen padi, die verkregen zijn worden opgeschreven door den djaro (10, 11, 25, 34), den panghoeloe (12, 22, 24, 23), of door beiden te zamen (28, 36).

Daarna worden de bossen aan hoopen (toempoekan) te droogen gezet op eene ompaggerde ruimte, welke boenen genaamd wordt (19,34).

Onder Lëhak bezigt men in plaats van toempoekan het woord; lantajan (34).

Van het oogsten tol het wegen der padi verloopen van 14 dagen

251

-ocr page 270-

XII. § 2.

tot ruim één rraand, gedurende welken lijd het product moet bewaakt worden (12).

Het wegen geschiedt door eene commissie, daartoe van hestuiirs-wese benoemd (1, 2, 5, 7, 15, 14, IS, 16, 19, 29).

Deze commissie beslaat:

in het Koorderregentschap uit:

den demang en den mantri (10) of den mantri alleen (12).

Onder Pandeghng, uit:

den demang, den kliwon, den mantri kopi, den mantri van het district of van het rageotscbap en de oudsten (22);

den dëmaag of een der mantries met den djaro en de oudslen (24, 25) of met den djaro en Jen panghoeloe (28);

den demang alleen (27);

den kliwon met den djaro en tie oudslen (25);

den mantri alleen (21).

Onder Lëhak uit:

den demang, een mantri of den districlsschrijver en den djarc (49); den maniri, djai\' en panghoeloe (50, öl);

den mantri alleen (54, 56).

Van ieders product worden twee (5, 19), drie (14, 19), vier (9, 19), vijf a zes (18), acht a tien bossen (lü, 29, 31} gewogen. De overige bossen worden geleld en het gewigt van hel ge\'ieele p-oduct berekend naar de zwaarte der gewogen bossen (5. 9, 10, 12, 15, 14, 15, 29, 51, 47).

Hieronder wordt gebragt, wat reeds naar huis is gevoerd en hel snijloon, dal betaald is (15, 19), welke opgaven op goed geloof worden aangenomen.

Van hel gewogen product wordt aanteekening gehouden door den demang (10, 22, 24, 25, 27, 28), den kliwon (25), den mantri (12, 21, 24, 25, 28, 50, 54, 56) of den loerah, die de opgave aan den demang moet inzenden (51).

De commissie reikt daarop aan eiken belastingschuldige een billet uit, kilir genaamd (1, 2, 5, 7, 10, 12, 14, 21, 55, 56, 57, 51).

Dit bevat eene opgave van hel door hem verkregen product (5, 7, 8, 9, 15, 14, 15, 21, 24, 25, 28, 55, 54, 55, 56, 37, 50, 56),

232

-ocr page 271-

Xll § 2.

of vai dat product en liet i)edrag, dat hij aan landrente betalen moet (4, 6, 19, 20, 30, 51, 52, 40, 41, 42, 45), terwijl op sommige kitirs dat bedrag eerst later wordt ingevuld (5, 1») en het in enkele desa\'s de gewoonte is op het Mliet alleen le vermelden, hoeveel men ais belasting storten ;nocl (16, 17, 18, 27, 31).

Vervolgens mag de oogst naar de padischuren (loemboeng, leuit) worden vervoerd.

De landrente bedraagt een vijfde van het verkregen product (15, 21, 22. 23, 24, 25, 27, 28, 56. 57, 45. 54, 55, 56).

Deze wordt echter niet in nalura, maar in geld opgebragt. Het bestuur stel!, daartoe pfquot; marktprijs vast voor de tjamg padi van 2000 bossen. Die marktprijs wordt jaarlijks bepaald, in den regel naar eene fictive, doch soms ook Kaar oe werkelijke waarde van de padi nil tie plaats, waar het product verki-egen is (54, 35). In den laatsten tijd werd de landrente geheven tegen equot;ne waarde van:

f 4.— per ijaing padi (42, 43, 52, 55);

» 5.— » » 3 (40, 41, 47, 48);

» 7.— » » » 38, o9);

» 7,50 » » » (55, 56, o7);

» 8.— » gt;• » (29, 32, 35, 34). ■

De volden, met andere eenjarige gewassen liezet. belaleu landrente over de ml gestrektheid (16, 17, 50, 44, 45). He!, bedrag per bouw hangt af van de soort van het gewas, dat er op geteeld word;. Zoo betalen katjang en suikerriet /\' 10.— per bomv (14, 22, 23, 25,26,

27, 28), de overige gewassen f 6.— (51), f 7.— (14, 22, 25, 25,

28, 52) of /\' 8.— per bouw (26, 27).

In ééne desa (11) beslaan vischvijvers, waarvan landrente voldaan wordt. Deze zijn in drie klassen verdeeld. Van de eerste soort ontbreken. Van de tweede worden, door de aldaar wonende Chinezen, / 70.—, van de derde soort f 50 per bouw opgebragt. De inlandsche eigenaars betalen slechts de helft.

Uit de aanteekeningen omtrent het gewogen product maakt de mantri zijn register op (10, 21, 22, 27), waaruit de kontroleur weder den legger trekt voor den aanslag (10, 21, 24, 25, 28).

235

-ocr page 272-

xn. § 2.

Nadat deze gereed is houdt de konlroleur met den regent (2i, 22,

23, 24, 23, 27, 28, 34, 36) of met den patih (21, 22, 24, 23,27) een\' voorloopigen aanslag, sewa of aanslag kembang genaamd, bij welke gelegenheid het desahoofd en de oudsten bezwaren daartegen kunnen inbrengen (25).

Eenigen tijd daarna doet de resident den definitieven aanslag, bekend onder den naam van sewa of aanslag boevva (10, 21, 24, 23, 27, 28, 34;, 36) en reikt bij die gelegenheid aan de desahoofden piagëms uit, waarop het volle bedrag vernield slaat, dat de geheele desa aan landrente moet opbrengen (10,11, 12, 21, 24, 23, 27, 34, 36).

In vroegere jaren moest men de landrente opbrengen alvorens een aanvang te maken met hel planten (34). Thans is het de gewoonte de eerste betaling na het wegen van het product te doen (12). Meestal is in October de belasting geheel voldaan f22). Waar de bevolking verdiensten heeft buiten den landbouw, wordt soms reeds in April met de betaling begonnen, daar iedereen, die geld bekomt, zich haast daarmede de eischen van de schatkist te bevredigen (34, 36).

De landrente wordt opgebragt in de desa, waar het product verkregen is, ook door hen die niet in de desa wonen. Dergelijke personen noemt men in het Noorderregentschap wong noempang, onder Pandeglang djalma ngëpik.

Ten aanzien der savvahs heeft die regel altijd gegolden, doch bij de hoemas was dit vroeger (48), en is dit soms nu nog, anders geregeld (40, 43), doch alleen onder Lëbak, waar de desa\'s soms zeer uitgestrekt en hare grenzen onzeker zijn. Om de desahoofden niet van hel hun toekomend collecleloon te berooven, had men vroeger eene regeling gemaakt, volgens welke personen, die elders hoemas bewerkten, de helft der landrente betaalden aan den djaro dier desa en de wederhelft aan hun eigen desahoofd. Bij onzekerheid of de in bewerking genomen grond lot het gebied van deze of gene desa behoort en bij grooten afstand van het bevolkte gedeelte der desa, waaronder die grond gelegen is, wordt thans de belasting nog wel in de desa van inwoning opgebragt.

Hel desahoofd ontvangt de landrente ten zijnen huize (10,21,22,

24, 27), op vaste dagen (21, 22) of pp onbepaalde tijden (10, 23, 24, 23, 28, 36).

234

-ocr page 273-

XII. § ®-

In ééne desa geschiedt dit eenmaal \'s maands in tegenwoordigheid der vergaderde ingezetenen (uO).

Van het door ieder gestorte bedrag wordt door den djaro zeiven aanteekening gehouden in een register (22, 25, 25,27,50,1)1,54), ol\' door hem en den panghoeloe (21), soms door den laatsten alleen (12, 24, 26), ook wel door den pangiwa (10) of den djoeroetoelies (37).

Op sommige plaatsen is de djaro niet verpligt dergelijke aanteekening te houden (28, 29) en de controle laat daar dan ook wel te wenschen over.

Den panghoeloe is soms opgedragen om de landrente op te halen van hen, die in eene andere desa wonen (12).

Het desahoofd stort op een vaslgeslelden dag in de week (12,27, 28, 54) of in de maand (10, 11, 21, 22, 23, 24, 25) bij den ondercollecleur, die in het Nöorderregenlschap bij de bevolking kapala bek heet (10). Waar op een vasten dag in de maand moet gestort worden, kan de djaro, ingeval van vei hindering, ook nog ééne week later teregt komèn, doch daarna niet meer in die maand (22).

De ondercollecteur slelt op de piagëm kwitantie voor het gestorte bedrag en de djaro doet daarna die piagëm door den kontroleur viseren (12, 23).

Het desahoofd geeft soms daarenboven kennis aan den demang van de som, die aan landrente door hem is afgedragen (25).

De konlroleur eindelijk verifieert de boeken van den ondercollecteur en teekent die voor gezien (21, 28).

Het behoort tot de uitzonderingen nalatig te zijn in de voldoening zijner landrente. In 43 van de onderzochte desa\'s is dit nimmer voorgekomen. Achterstand is doorgaands de schuld der djaros, die niet tijdig gestort hebben.

In de desa bestaan, bij nalatigheid, geen middelen van contrainte (10, 21, 24, 28, 29, 45, 50, 51), ofschoon in een paar desa\'s de djaro zich in dergelijke, gevallen geregtigd heeft geacht padi of andere goederen van den belastingschuldige in beslag te nemen en te ver-koopen (14, 44).

Bij volslagen onwil of onmogelijkheid om te betalen, zou het gereedste middel opzending zijn naar hel districtbestuur (6,8,17,18,

25S

-ocr page 274-

.m § 2.

19, 22, 23, 24, 25, 30, 37, 38, 4», 30), des noods gekneveld (lamoen aija, panles lalian 6, 18, 19). Dergelijke opzending heeft dan ook werkelijk enkele keeren plaats gehad (o, 13, 26, 39).

Alvorens het evenwel zóó ver le lalen komen, zou de belastingschuldige trachten een karbouw ol\' iets anders te verkoopen (38), of zich om hulp tot den djaro wenden (39). Deze zou, indien hij den achterstallige niet kan of wil helpen, diens sawah verpanden, doch altijd in overleg en met goedvinden van den eigenaar, en daarvan aan hef districtsbestum\' kennis geven (14). Komt de planttijd vóórdat de schuld is aangezuiverd, dan heeft de geldschieter het regt de sawah le bewerken. Gewoonlijk is Je zaak evenwel vóór dien tijd geschikt (7), In liet ergste geval zou do nalalige voor den landraad worden getrokken ()0, 21).

In de uitreiking tier kilir vindt de belastingschuldige voldoenden waarborg legen knevelarij van vvege zijn desahoofd. Wel is waar wordt bet door hem le be\'.alen bedrag niet altijd op de kilir uilgedrukt, doch dil is ook niet noodig, omdat hij weel slechls één vijfde van zijn product verschuldigd te zijn, hem van dat produel door de commissie van weging een schrille!ijk bewijs wordt ter hand gestelden later door hel bestuur wordt bekend gemaakt, hoewel per tjaing padi in zijn districi moet worden opgebragl. Hij is dus in slaat zijn aandeel zeif uil te rekenen, Daarenboven is hij zelf bij het wegen tegenwoordig (23, 29, 36) of minstens eenige ingezetenen van zijn dorp (49).

Over den juislen aanslag en de behoorlijke inning der landrente wordt voldoende conlróle gehouden door het regisler van den démang; door het desahoofd en de oudsten bij den aanslag kembang; door de kwijling van den ondercollecleur op de piagëm en door de verificatie van de boeken des laalsteii door den konlroleur.

b. Belasting op vruchlboomen.

Klapper- en arenhoomen waren vroeger mei 10 duiten per boom belast. Volgens sommigen is de belasting op de klapperboomen reeds in 1817 (24), volgens anderen eerst onder den resident Buijn afgeschaft (23).

Onder Pandeglang wordt thans f 1.— betaald per arenboom, die afgeiapt wordt (sadap) (21, 24, 23, 26, 28). Dit gaat wel door als

236

-ocr page 275-

XII. § 2.

bedrijfsbelasting (pentjarian), doch de bevolking beschouwt het als eene belasting op de hoornen en niet ten onregte, omdat zij ook gevorderd wordt van hooiuen, die geen sap meer geven, en de eigenaars van vruchtdragende boomen daarenboven voor f 2.— als suikermakers in de bedrijfsbelasting zijn aangeslagen (26).

§ 5. Belanlingen in nalura.

a. Djakat. (s\'ISj)

De djakat is eene instelling, welke onder de zuilen (pikoekoeh) van den Islam wordt gerekend (7, 10).

De betaling der djakat is eene godsdienstige verpligting (sedekah wadji!) (\'), ten einde de goederen te zuiveren van de zonden, die de verkrijging er van mogt hebben te weeg gehragt (22, 24).

Eigenlijk moet djakat worden opgebragt van alle goederen, die men in dal jaar verkregen beeft (27), dus ook van goud, zilver, vee enz. (22), doch uien lieeft dit lot eetbare producten beperkt (55, 48).

In Bantam wordt slechts van padi djakat opgebragt. Van djagong, katjang enz. wordt te weinig ingezameld om er ue belasting van te moeten betalen.

Zoo iemand weigerde djakat op te brengen, zou men hem die des noods afnemen (22), doch op het niet nakomen der verpligting zijn geene straffen gesteld (22, 26, 55, 56).

De djakat bedraagt één tiende van het bruto verkregen padiproduct

c.

hoven een zeker minimum, nisab genaamd. Dat minimum

is gesteld op 60 sanggas, gelijk staande met 500 pilrah\'s of 5000 katlis.

Daar echter de djakatberekening over den bruto oogst gemaakt wordt, en dus hel snijloon niet mag afgetrokken worden, bedraagt de djakat één achtste, als men hel verlies van het snijloon daaraan toevoegt (5, 6, 10).

Vroeger werd niet altijd acht gegeven op de nisab (45). Dit is thans nog het geval, omdat, door overgang op anderen, de rijstvelden zoodanig zijn versnipperd, dat menigeen minder dan de nisab oogst (19).

Brengt men in het laatste geval toch djakat op, dan is dil oen

237

-ocr page 276-

XII. § 3.

verdienstelijk werk en krijgt de belasting dientengevolge den naam van djakat soenat (21, 23, 44).

Daar de belasting verschnldigd is van het verkregen padiproduct, onverschillig van welke soort van grond het is geoogst, zoo zijn nieuw ontgonnen sawahs niet van djakat vrijgesteld.

De opbrengst der djakat is bestemd om verdeeld te worden onder 8 categoriën, door den koran aangewezen. Deze zijn:

amil d. i. de inner van de belasting, levens verkondiger van de godsdienst;

fékir (^w) of orang (i-jAa-ó) laïf, personen, die in het geheel niets hebben, de armen. Daaronder worden gewoonlijk de hadjis gebragt;

mëskin, die wel iels hebben, maar niet genoeg om van te leven, de behoeftigen;

gharim, die schulden hebben gemaakt om de voorschriften

der godsdienst, na le komen;

ibnoe sabil moesafir), reizigers b. v. santries op reis

naar een pesanlren;

moealaf (moalab), personen, die vroeger de voorschriften der godsdienst niet hebben willen volgen, doch oud wordende dat wel doen, bekeerden;

moekatab en sabilloellah.

De beide laatstgenoemde categoriën worden in Bantam niet aangetroffen (1, 8, 13, 13, 50).

De djakat padi werd vroeger op de boenen bijeengebrat en aldaar had ook de eersle verdeeling plaats (20, 29, 32, 33, 34, 40).

Algemeen schijnt het gewoonte geweest te zijn een zeker gedeelte aan dengene, die de djakat opbragl, te hebben teruggegeven, om door hem zeiven te worden uitgedeeld (3o desa\'s maken hier melding van).

De verdere verdeeling had plaats óf op bet veld, óf ten huize van den panghoeloe desa, die tevens amil was. In hel eerste geval moesten de regthebbenden op eigen koslen bun aandeel doen afhalen (40) of geschiedde het transport in onbelaalde heerendienst (29, 33, 34, 41). In het tweede geval (4, 23) moest de amil de kosten dragen van het vervoer (29, 31, 32, 34) of bezorgden de oudsten hem de djakat-padi te huis (20).

2 38

-ocr page 277-

XII. % 3.

Het aandeel van den districlspanghoeloe werd hem bezorgd door den panghoeloe desa (ö, 8, 9, 15, 17). Hiertoe werden lieerendienst-pligligen gebezigd (17, 18, 19, 20), die op sommige plaatsen door den djaro werden aangewezen (4, 10, 52). De pangboeloe district gaf hun soms eene belooning in geld, bestaande uit tien duiten (19), 16 a 20 duilen (20) voor den geheelen afstand of één duit per bos (56), of eene belooning in natura, b. v. één van de vijf (45), of één van de 10 bossen (41).

Op enkele plaatsen liet de districts panghoeloe zijn aandeel verkoopen (42, 45, 50).

Men is thans niet meer gehoudrn één tiende van het padigewas te geven maar mag opbrengen wat men wil (6, 59,52,05. Vroeger was dit anders. De regent gaf bevel om de belasting te innen (49). Het geschiedde zelfs dat de panghoeloe district een aanslagbillet rondzond, berekend naar de productie, welke in de boeken van den aanslag der landrente vermeld stond. De daarop uitgedrukte hoeveelheid van een bepaald gewigt moest hem worden bezorgd en heette mistian (51).

Deze regeling moest voorkomen, dat te ligle padi geleverd werd, want langzamsrhand was de gewoonte ingeslopen om de bossen djakat-padi minder dan 10 katties te doen wegen (51), door er een a twee katties af te nemen en er veel padi gaboek (met ledige aren) onder te doen (27).

De verdeeling der djakat raag tegenwoordig plaats hebben naar goedvinden van hem, die haar opbrengt. In het Noorderregentschap is het evenwel de gewoonte bij de verdeeiing den raad in te roepen van den panghoeloe of van de oudsten, (1, 2, 5, 7,8, 9), teneinde verzekerd te zijn de godsdienstige voorschriften na te komen.

Die verdeeling geschiedt tegenwoordig in 3 desa\'s geheel overeenkomstig de bepalingen van den koran (1, 2, 5), in 5 andere int de panghoeloe de geheele djakat en doel daarvan uitdeelingen naar de behoeften (59, 44, 54); in 11 desa\'s volgt men nog steeds de verdeeling, welke daar altijd gegolden heeft (4, 5, 8, 9, 13, 15, 16, 46, 48, 55, 56)\', terwijl omtrent 5 desa\'s geen juiste berigten kunnen gegeven worden (10, 11, 12, 28, 47).

Hieruit blijkt dat de maatregel, in 1865 door hel Gouvernement genomen, dat de djakat geen verpligte belasting is en dal de dorps-

239

-ocr page 278-

XII. g 3.

priesler zich met de inning nief iiiag beraoaijen. in het Noorderregentschap e;i onder LéLak weinig verandering ia de vroegere gebruiken heeft te weeg gebragt.

De djakat werd vroeger algemeen geind door den panghoeloe desa. Hij doet dit thans nog op sommige plaatsen (4, i3, 15, 16,23,39, 44, 54, \'6\'6, 1gt;6). Soms zijn de oudsten (3) of is de ioerah er mede belast (18).

Hef gedeelte der djakat, hetwelk vroeger aan den belastingschuldige werd teruggegeven om er zelf uitdeeliiigen van te doen, bedroeg vrij algemeen één derde (26 desa\'s). Die gewoonte is in 4 desa\'s blijven bestaan (4, 16. oo, S6).

Doch soms werd hem twee derden (17, 18), wat thans nog in ééne desa gebruikelijk is (18), de helft (26, 33), één vierde (35, 36), één vijfde (30), één zesde (8) of een nog kleiner gedeelte (15) teruggeven. Die regeling bestaat nog in de beide laatstgenoemde gevallen.

In den regel kon bij dat gedeelte geven, aan wien hij wilde. Slechts twee voorbeelden worden medegedeeld, waarin hij verpligt was het voor een bepaald doel te bestemmen, namelijk geheel aan moealaf (bekeerden) (8) en gedeeltelijk aan deze, gedeeltelijk aan het gezond-heidsétablissement te Tjipanas (33).

Wanneer degene, die de djakat had opgebragt, één derde terugontving, werd het overschietende meestal tusschen den panghoeloe desa en den panghoeloe district gelijkelijk verdeeld (4, 16, 19, 22, 23, 24, 31 , 42, 43, 50, 53, 55, 56), ofschoon ook wel de panghoeloe piagëm (25) of de panghoeloe landraad (46) de plaats des laatsten innam. Doch het was ook gebruikelijk het overschietende in drie deelen te splitsen, waarvan de panghoeloe desa er altijd één bekwam en de panghoeloe district de rest (20, 27, 52) of ook één deel (32, 37, 40, 41, 48) terwijl dan het laatste deel werd toegewezen óf aan het desabestuur (32, 40, 41) óf aan een der panghceloes piagëm (37) of landraad (48). In eene desa kreeg het desabestuur en Tjipanas ieder een derde (34).

Dit waren de meest gebruikelijke vormen van verdeeling, doch men splitste de djakat ook soms in vieren, vijven en zessen, nu eens geheel, dan weder na aftrek van een gedeelte, dat aan den opbrenger teruggegeven werd.

240

-ocr page 279-

XII. § 5.

De panghoeloe-desa inoesl meermalen weder een gedeelte aan de leden van hel desahesliuir afslaan, zooals aan den djaro,(19, 20, 24. 2;j, 55) den pangiwa (19) ol\'de oudsten (12, 16, 20,-25gt;, 52).

Üe panghoeloe-dislricl deed heizell\'de ten aanzien der leden van liet districlsbesluui\' en ten behoeve van ïjipanas (23, 26, 27, 29, 41).

De aandeelen bedroegen;

coo/\' den panghoeloe-desa:

van twee derden lot éun achtste.

Vom den panghoeloe-districl:

van twee derden lot. één dertigste.

Voor den panyhoeloe-landraad:

van eén derde lol één negende.

V oor den panghoeloe-piagem:

van één derde tol één zesde.

Voor den pangkoeloe-haloerahan:

eén vijlde.

Voor den demang:

van Iwee negenden lot één vijfde.

\\ \'oor TJipanas:

van één derde tot vier zeven en twinlijjsleu.

toor hel desabesluur gezamenlijk:

twee negenden.

Voor het desahoofd:

van één vierde lol één achlste.

Voor de oudsten:

van één derde lot twee negenden.

Voor de fekir :

van één vierde tol één achtste.

Voor de miskin:

van twee negenden lol één achlste.

Voor de gharim en ibnoe sabil:

van één zesde tol één achtste.

Voor de inoealaf:

drie achtsten.

De panghoeloe-desa krijgt thans nog:

twee derden (ao, üö);

de helft (9);

241

16

-ocr page 280-

XII. § 3.

priesler zich met de inning nief. ning beraoaijen. in hel Noorden-egent-schap ea onder Lébak weinig verandering in de vroegere gebruiken heeft le weeg gebragt.

De djakal werd vroeger algemeen geind door den panghoeloe desa. [lij doel dil thans nog op sommige plaatsen (4, 13, 15, 16,23,59, 44, 54, uü, igt;6). Soms zijn de oudsten (3) of is de loerah er mede belast (18).

Het gedeelte der djakat, hetwelk vroeger aan den belastingGcbuldige werd teruggegeven om er zelf uitdeelingen van te doen, bedroeg vrij algemeen één derde (26 desa\'s). iJie gewoonte is in 4 desa\'s blijven heslaan (4, 16. 53, 36).

Doch soms werd bem twee derden (17, 18), wat thans nog in ééne desa gebruikelijk is (18), de helft (\'26, 33), één vierde (33, 56), één vijfde (50), één zesde (8) of een nog kleiner gedeelte (13) teruggeven. Die regeling bestaat nog in de heide laatstgenoemde gevallen.

In den regel kon hij dat gedeelte geven, aan wien hij wilde. Slechts twee voorbeelden worden medegedeeld, waarin hij verpligt was het voor eeq bepaald doel te bestemmen, namelijk geheel aan moealaf (bekeerden) (8) en gedeeltelijk aan deze, gedeeltelijk aan het gezond-heidsétablissement te Tjipanas (33).

Wanneer degene, die de djakat had opgehragt, één derde terugontving, werd het overschietende meestal tusschen den panghoeloe desa en den panghoeloe district gelijkelijk verdeeld (4, 16, 19, 22, 25, 24, 51, 42, 45, 30, 33, 33, 36), ofschoon ook wel de panghoeloe piagëm (23) of de panghoeloe landraad (46) de plaats des laatsten innam. Doch het was ook gebruikelijk het overschietende in drie deelen te splitsen, waarvan de panghoeloe desa er altijd één bekwam en de panghoeloe district de rest (20, 27, 32) of ook één deel (52, 57, 40, 41, 48) terwijl dan het laatste deel werd toegewezen óf aan het desabestuur (52, 40, 41) óf aan een der panghceloes piagëm (57) of landraad ^48). In eene desa kreeg het desabestuur en Tjipanas ieder een derde (54).

Dit waren de meest gebruikelijke vormen van verdeeling, doch men splitste de djakat ook soms in vieren, vijven en zessen, nu eens geheel, dan weder na aftrek van een gedeelle, dat aan den opbrenger teruggegeven werd.

240

-ocr page 281-

XII.

241

o.

De, panglioeloe-desa moesl ineermaleu weder een gedeelte aan de leden van hel desahesliuir afslaan, zooals aan den djaro.^lD, 20, 24, 2.j, 52, 55) den pangiwa (19) of de oudslen (12, 16, 20, 2igt;, 52).

Üe panghoeioe-dislricl deed lielzelfde ten aanzien «Ier leden van het districlshesluur en len behoeve van Tjipanas (2u, 26, 27, 29, 41).

De aandeden bedroegen;

voor den panglioeloe-desa :

van Iwee derden lol éun achtste.

Voor dun panghoeloe-distriel:

van twee derden lot. één dertigste.

Voor den panghoeloe-landraad:

van één derde tol één negende.

Voor den panghoeloe-piagem:

van één derde lol één zesde.

Voor den jmughoeloe-kaloerahan :

eén vijfde.

Voor den demang:

van Iwee negenden lol één vijfde.

Voor Tjipanas:

van één derde lol vier zeven en iwinli^slen.

Voor het desabesluur gezamenlijk:

twee negenden.

Voor hel desahoojd:

van één vierde lol één aclilsie.

Voor de oudsten:

van één derde lol Iwee negenden.

Voor de feldr:

van één vierde lol één aclilsle.

Voor de miskin :

van twee negenden tot één achlsle.

Voor de gharim en ibnoe sabil:

van één zesde lol één achlsle.

Voor de moealaf:

drie achtsten.

De panghoeloe-desa krijgl thans nog:

Iwee derden (»5, aö);

de helft (9);

16

-ocr page 282-

XII. §

drie achtsten

één derde (4, Vgt;. 1(3. 4(5):

twee negenden (48);

twee vijftienden (8).

De panglioeloe-di.tlricf:

één derde (4, Ui. l(j ;

één dertigste (8):

twee negenden (.quot;.7. .quot;it).

De oudsten en hadji\'s:

twee derden (.\'gt; .

\\\'an de ondcrziM hlc desa\'s werd van de djakat imek gehouden dooiden iianglioelnc-desa in ij desa\'s (24, 7gt;\'2, 44. 48. I»2. Jö . door den panghoeioe-dislricl in twee (20. 27), door den |tanghoeloe-kaIoerahan in één (^8); in liet geheel geen hoek gehouden in ;gt; desa\'s (3.9, 16, Ï7,, Ï:,].

h. Pitrah.

J)e pitrali is eene Iteiasting lo! zuivering van het iigchaain (10, 21) van begane zonden. Zij wordt ojigeliragl op den laatsten dag der maand l\'oewassa (7. 10). door ieder, die alsdan één dag en één nacht eten heeft voor zich en zijn gezin (21. 22, 2igt;, 20, 30).

Het is dus geen opiirengsi van het padiproduet hoven een zeker minimum fnisah), zooais hij de djakat (10).

Algemeen wordt hel geven van de pitrah als eene godsdienstige verpligting hesehonwd (prentah sara (8), wadjih (10, 12, 2t, 24, 20. 30. 31) ). ofschoon elders slethls als een verdienstelijk werk (soenat 27). Op enkele plaaisen acht men zich daartoe in hel geheel niet, verpliul (18. .quot;(gt;). hoezeer men zich daarom nog niet onttrek!.

De pitrah word! opgehragl in geld of iu gepelde rijst (hras, hejas . Hel laatste is wrrewet; hel meesl gehrnikelijk. Op plaaisen, waar dil wonll overgelalen aan de keuze van den gever, wordl in den regel siechls geld geg(^vcn. :i!s er gehrek aan rijst is. De hoeveelheid rijsl is zeer• verslt; hillend. zonals uil de navolgende opgaven hlijken kan; Per houfil wordl. gegeven:

4 a 12 duiten (48);

IG » (3);

1 panawen bras 12 :

242

-ocr page 283-

J245 XII. § 3.

4 ka His bras (10);

3 moedd. » (27);

4 » » (21,22,24);

4 ■gt; ■ of de waarde (26, 49, 51);

4 » » » 4 a 8 duiten (23);

1 pilrah » (19, 29, 31, 37, 41, 52, 33);

1 gt;\' » ol\' »le waarde (1, 2, 3, 34);

I » » » 8 duiten (4, 7, 12);

ii ii ii it 10 » (4, 6);

» » 12 » (4., 6, 9);

» » » »16 » (4,6,9,13);

» » \'i » 20 » (6,15).

Men Iciii «lus aannemen dal de opbrengst gewoonlijk bestaat uil één pilrab oiquot; 4 moedd rijst, dan wel de waarde daarvan.

Een moedd is wal men kan zaïuenvalleu tusscben de zameuürevoesde

O O

handen en de voorarmen tol aau de ellebogen (21, 22. 23,24,26, 27, 49, igt;0, 31, ua). Men kenl van deze maat drie soorlen: de bagdad, de mosir en de sam. De eerste is de grootsle en baar inhoud mooi 620 duiten zwaar zijn (22, 23). Soms was bepaald, dal de pilrah in moedd bagdad moesl voldaan worden (23).

De panawen is een klapperdop (balok) vol gepelde rijsi (12). Vier zulke batoks noemde men palang penawen (13).

Per huisgezin werd gegeven:

1 pilrah bras (30, 33);

1 » » of 8 duilen (20):

2 ». » (40j;

3 .. » (42);

eenige pilrah bras (36, 43);

» » » of 16, 20, 24 duiten (17);

onbepaald (33).

In ééne desa (16) gaf men één pilrah bras per hoofd of 10 a 16 duiten per gezin.

De pilrab beslond:

uitsluitend in geld in 2 desa\'s (;gt;, 48);

» gepelde rijst in 22 desa\'s (lü, 11, 12, 15,14.13, 19, 21, 22, 24, 27, 29, 31, 33, 36, 37, 40, 41, 42, 32,33,33);

16*

-ocr page 284-

Ml. § 5. 244

in gepelde rijsl of geld in 20 desa\'s (1, 2, 3, 4, 6, 7, 8.9, Ifi, 17, 20, 23, 20, 26, 50, 34, 49, 50. 51, 36);

terwijl dil in 3 desa\'s niet bepaald was (18, 32, 33 en omlreiil 9 de opgaven onlbieken.

Men mag llians in 22 desa\'s zijni\' pilrali verdeden, zooals men wil (4, 5, 7, 13. 14, 15, 17, 18, 19, 21, 23, 29, 30, 31.32, 33. 37, 40. 41. 42. 43, 49). In die desa\'s geelï men haar gcwooniiiic aan zijn goeroe (7. 15, 17, 21, 23. 29. 49). don panglioeloe-desa (4, », 17. 21. 30, 33, 49), de undslcn (4, 14, 17. 21), zijne ouders (49} of aan een der calegorren. aan wie de djakal wordl uitgedeeld (5, 13). Doch in andere desa\'s is men daaromtrent niet vrij en komt de pilrah aan den goeroe van den gever (1, 2. 3, 6, 10, 25);

aan den panghoeloe-desa (16, 35. 55, 56):

aan de oudsten (12);

aan een der geregtigden lot de djakal (50) of

aan alle categoriën, welke op laalslgenoemde helasling aanspraken kunnen doen gelden (9, 10, 24, 51).

In vroeger jaren werd de pilrah soms in drieén gesplitst, waarvan 1 of 2 deelen aan den panghoeloe desa, een deel aan den panghoeloe-district (31. 40, 35) of aan den gever (42) en het derde aan den panghoeloe-piagern (51), den panghoeloe-landraad (53) of hel desahoofd (40). Soms ook werd de pilrah Insschen den panghoeloe-desa en hel desahestuur gedeeld (43,.

In één district heslaat de gewoonte om 4 a 5 pil t alis uit elke desa voor den panghoeloe-district te hesteiumen (16).

De amil was vroeger heiast met hel innen der pitrah. Thans doet hij dit nog slechls in ééne desa (16). In de overige is niemand daarvoor aangewezen.

Van de ontvangen pilrah schijnt, huilen ééne desa (35), vroeger niimner eenige aanleekening gehouden te zijn.

c. Leveringen.

Onbetaalde leveringen ten behoeve van het Gouvernement, bestaan sedert een viertal jaren niet meer.

-ocr page 285-

XII § 5

In de desa\'s zelve moeten evenwel geleverd worden;

hamboe, in 36 desa\'s;

atap, ✓•28 »

kleine houtwerken, in 2ö dea\'s:

kalk, in 6 desa\'s;

steenen. » a

klapperslammeii in 4 desa\'s;

roltan in 2 desa\'s;

pannen gt;• 1 desa;

alang-alang in 1 desa; en koraal in 1 desa.

De hamboe wordt op verschillende plaatsen verkregen van aanplan-tingen, welke vroeger op last van hel bestuur rondom de desa, hinnen den pagger-kampong, zijn daargesteld (4, 29. 55).

De kalk wordt soms door de bevolking zelve gebrand en de steenen gekocht (lo).

De roltan wordt in ëéne desa gehaaid van een sink grond, waar-omtrent men is overeengekomen, het voor dal doel le bestemmen en niel te ontginnen 52).

Deze zaken moeien dienen lol onderhoud ol herstel van;

do pinloe desa (in 54 desa\'s);

de bruggen over ile waterleiding (in 51 ilcsa ;

de gardoe (in JtS desa\'s);

de langgar olquot; bali desa (in 17 desa\'s);

du duikers in de desawegen (gegoeroeng\'s) in 0 desa\'s);

do overvaartsponl (in 5 desa\'s);

de pasar (in 1 desa);

hel huis van den pohon (in I desa).

Van de 44 desa\'s, waaruit wordt medegedeeld door wie de leveringen moeten geschieden, zijn er;

14. waar eenige ingezelenen de malcrialen moeien leveren en andere met de reparatien zelve belast worden (!). 10, 20, 24, 2;i, 28, 52, 35, 54, 37, 58, 39. 47, 06);

12, waar zij gelijkelijk verdeeld worden tusschen alle werkpliglige inwoners (I , 2, 5, 6, 16, 17, 18, 19, 50, 56. 40, 42);

It, waar zij over alle huisgezinnen worden omgeslagen (29. 31 52, oa, .ï/, 58, 41, 4a, 48, a2, öa);

-ocr page 286-

XII. S 3,

7, waar ieder ingezetene moet bijdragen naar zijne krachten (4. 14, 29, 53, 34, 37, 38);

6, waar de levering geschiedt op algemeene kosten (10, 12, ligt;, 26) en daartoe soms geld gevorderd wordt (24, 5a);

4, waar alle ingezetenen om beurten leveren (8, 9, 24, 27); 2, waar het onderhoud eener brug door één persoon wordt betaald, legen vrijstelling van heerendiensten (10, 11) en 2. waar de leveringen uit eigen beweging gedaan worden (44, 49).

De masigits worden onderhouden;

door de ramilie des stichters (29);

door de gebruikers der sawab-wakap (7);

uit de opbrengst der djakat. ten minste vroeger (32);

eenmaal door den regent, maar later door de temen masdjid (14);

door de oudsten en hen, die willen bijdragen {Ij, 41) en

door vrijwillige leveringen (33, 53. 56, 40).

§ 4. Belastingen in arbeid.

a. Heerendiensten.

iUet uitzondering van een paar desa\'s — waarover later—rust de heerendienstpligtigheid in Bantam op het werkbaar gezin (somahan koewal 1. 2, 3, 8, 9, 14. 1», 16. 17, 18, 19, 20, 30. 31).

Door werkbaar gezin wordt zoodanig een verstaan, waartoe minstens één werkbaar man behoort (9, 14, 13, 16, 17, 19, 20).

Om een gezin te vormen behoeft men niet gehuwd te zijn, doch in dal geval wel in een afzonderlijk huis te wonen. (quot;) Gehuwd zijnde daarenlegen vormt men steeds één gezin, al woont men ook bij eene andere familie in.

Nu is hel niet noodig, dal de werkbare man, die een gezin koewal maakt, in familiebetrekking sla tol de leden van dal gezin. Hij kan ook zijn een vreemde, mënoempang, boedjang.

Het natuurlijke gevolg hiervan is, dal eene weduwe (randa, 25), alsook oude (djoinpo\'s. 10, 22, 25, 24, 23) en gebrekkige mannen (djoebag\'s, 10. 34), wanneer zij geen werkbaren man bij zich hebben inwonen, vrij zijn van heerendienslen.

(\') Hierop hostaal eene uitzondering in liet Zuidwestelijks^ gedeelte van Lebak (54 56), waar men gehuwd moet zijn of geweest zijn om in de termen der dietisl-pligtigheid te vallen.

246

-ocr page 287-

XII. § 4.

Op dezen aigemeenen regel wordt slechls eeue algeineene uitzon-dering toegelaten, namelijk tlat boeiljangs, onverschillig ol zij gehuwd zijn of ongehuwd, geacht worden tol het gezin te hehooren van hunnen heer en dus uil eigen hoofde geen hecrendienst hehoeven te praes-leren (4. 8, 9 , 27. 48. 1)2, aó). (\')

Ongehuwde mannen , die een afzonderlijk huis bewonen en weduwnaars, zonder hij hen inwonende werkbare mannen, worden evenwel gecenseerd f/mi vol gezin te vormen en zijn dus niet ten volle heereu-dienstpligtig.

Hieruit laat zich verklaren:

dal de ongehuwde man (djadjaka 10. 12, 49, of perdjaka, 21,22. 2.quot;gt;. 24. 2:i, 26, -7, 28) heerendienstpliglig wordt, wanneer hij het ouderlijk huis verlaat en op zich zelf gaat wonen (24). Hij heet dan perdjaka koewat:

dat hij echter iigler wordt ingedeeld (59) omdat hij geen vol gezin heeft:

dal daarentegen van twee ongehuwde broeders, die zamen wonen, slechts een behoeft op te komen, maar voor alle diensten, omdat zij wel een vol gezin vormen (13):

dal twee gehuwde broeders, die te zamen wonen, beiden dienst moeten doen (48), omdat zij ieder op zich zelf een vol gezin uilmaken ;

dut de nehuwde man, die in verschillende desa\'s vrouwen heelt, alleen daar opkomt, waar zijne oudste vrouw woonl. dal is zij, die hij liet eerst getrouwd heeft (4, 6. 7, s, 9, 10, 12, 1 53, 54, 56) en dal hij slechts voor één gezin behoefl op Ie komen indien die vrouwen . ofschoon in verschillende huizen, in dezelkle desa wonen (9): dal de weduwnaar zonder ongelmwden werkbaren zoon of boedjang, die bij hem iinvoont, dewijl hij geen vol gezin vorml. Iigler is ingedeeld (7. 14, H», 16, 17, 18. 19. 20. gt;0. .gt;!. .gt;2, 55,54,55. 56. 40. 41, 48. o5). zoodal hij nu eens halve diensten praesteert (ü . 8) of slechls voor de algemeene dienslen wordt opgeroepen (6, 57), dan weder alleen invalt als een ander door ziekte verhinderd wordt (16);

dat weduwen en oude of gebrekkige mannen zich door een bij hen inwonenden werkbaren man, hetzij een ongehuwden zoon, hetzij een

*\') In éenr desa (51) praesteren de aldaar wonende C.liiiiezeii ywn lieerciidieuslen. Zij bewemi daarvan te zijn vrijpesleld op grond. dat zij in de belasting oji het bedrijf zijn aangeslagen.

247

-ocr page 288-

XII. § 4.

boedjaiig. kunnen doen vervangen (21 , 22. 25, 24, 25, 26,27,28. 29, SO. 51. 35, 56. 49. 31, S4, 86).

Op enkele plaalsen worth evenwel afgeweken van den regel, da! de heereudiensljdigligheid rusl op liot werkbaar gezin.

Zoo moet de gehuwde man, die in Iwee desa\'s vrouwen heel\'l, soms in beide lieerendiensien praesteren (14).

In een paar andere desa\'s is bij verpligl, bij lijdelijke aanwezigheid binnen de gemeente, waar zijn oudste vrouw niet woont, aldaar in de algemeene diensten Ie deden (4, 6).

Ten aanzien van den weduwnaar, vader van ongehuwde, doch volwassen zonen, die niet bij hem inwonen, bestaat in eene desa (22) de gewoonte hem geheel vrij Ie laten, terwijl eene dergelijke vrijgevigheid ook elders (57) len aanzien der weduwe bestaat, die alleen algemeene diensten moet praesteren. onverschillig ol\' zij ongehuwde

werkbare zonen bij zich heelt inwonen ol\' niet.

1

In hel zuidwestelijk gedeelte van Lëbak eindelijk wordt een vader, die drie gehuwde dochters, mits van ééne moeder, heelt, met een djompo gelijk gesteld en behoeft bij dus geen heerendienst te doen, al had hij een ongehuwden werkbaren zoon bij zich inwonen (84, 36).

Slechts in twee der onderzochte desa\'s rust de heerendienstplig-tighéid op den persoon, dat wil zeggen op alle werkbare mannen zonder onderscheid (10, 12). Als zoodanig kunnen uit den aard der zaak niet aangemerkt worden oude en gebrekkige mannen. Hunne werkbare zonen evenwel, gelijk ook die der weduwen, moeien allen opkomen. In één dezer desa\'s (12) heeft men echter ten hunnen behoeve een gunstige bepaling gemaakt, namelijk dal van meerdere dienstbare zonen van djompo\'s en randa\'s, ée\'n vrij is van dienst-praeslatie.

In 48 der onderzochte desa\'s bestaat lijdelijke vrijstelling voor jonggehuwden, dat wil zeggen, voor den man, die voor de eerste keer in hel huwelijk treedt (8, 18, 52, 42, 45).

In ééne desa verbeurt hij die vrijstelling, als hij eene weduwe trouwt (48).

Uit ééne gemeente (14) wordt medegedeeld, dal de djaro zich tegen hel voltrekken van het hnwelijk zon verzetten, indien de bruidegom verklaarde ongenegen te zijn lieeremlienslen Ie verrigten.

248

-ocr page 289-

XII. S 4.

De termijn van vrijslelling is zeor verscliilleini:

in 5 desa\'s gedurende tic beide eerste jaren van het huwelijk (!, 2, quot;gt;): in 10 desa\'s gedurende één jaar (», 6, 8, 12, lii, 19, 50, 51, 5a, 48); in 12 desa\'s gedurende een half jaar (4, 7, 14, lü, 1quot;, 18.20. .gt;(). 52, 55. 40, i)2):

in 14 desa\'s van 5 lol 6 maanden (9. 15, 21, 25. 24, 2:;, 26, 54, 57. 41. 42, 45. 31, i)4);

in 9 desa\'s van 1 tot 5 maanden (29 , 59, 44, 49, ijQ, 55) ol\'voor zekeren onijepaalden lijd, gelijk de inlander dat eigenaardig uitdrukt: zoo lang hij erg verliefd is (masih sono keneh) (22), ot tol hel nieuwe er af is (27) en hij hegint uil te vliegen (28).

Til 4(5 der onderzochte desa\'s \\vordl iiiedegedeeld, hoe gehandeld wordt in geval van verhindering van den dieuslpligthxe.

Bij ziekte wordt in 10 desa\'s de heurl eonvoudig overgeslagen (1, 2. 5. o, 6, 8. 9. 14. lii, 17, 18, 19, 20. 51, 55, 54);

in 5 desa\'s een «Ier ligter ingedeelden opgeroepen (16, 50, 52): in 5 andere\'desa\'s de beurt door een der andere dieuslpligtigeu waargenomen, die door den djaro daartoe is aangewezen. Die beurt moet men dan laler inhalen (15, 58, 42);

in desa\'s zoekt men zelf een plaatsvervanger en neemt dan laler diens beurt waar. als deze moet uitkomen (7. 59, 48. 49. 55);

in alle andere desa\'s stelt men een reinpla?ant legen eene geldelijke tegemoetkoming.

Bij iveHige verhindering huilen zieklv. best aal in 5 desa\'s de gewoonte om de beurt eenvoudig over te slaan (6. 55. 54);

in 2 andere wordt in dal geval een der ligter ingedeelden opgeroepen (50. 52);

in 4 desa\'s stelt men een plaatsvervanger, onder gehoudenheid van later in diens plaats in te vallen (59. 48. 49. ö5).

In alle verdere desa\'s wordt zoowel hij wettige, als hij verhindering uit eigen wil. voorzien door een ander in zijne plaats te zenden, tegen geldelijke belooning (1 —12. t4—2o, 28—57, 40, 41. 4.:gt;, 48. 49. lil, igt;2).

iNog zijn eenige personen vrijgesteld op grond van hunnen maat-schappelijken stand of van hunne heirekking.

Zoo is het desahoofd in 45 van de ü6 onderzochte desa\'s, vrij

249

-ocr page 290-

XII. § 4.

van idle heereiulieuslen (1 —10, 12—25, 20, 27, 50—45, 48—50, /gt;2—Ü4), in Ivvee van de /oogenaainde waclildiensten (quot;11, 23).

De panghoeloes, die in ;gt;5 dusa\'s worden aangelroifeu, zijn geheel vrij in 45 (1—10, 12—17, 19—25, 20, 27, 50—45, 48—50, •»2—54), en van wachldicnslen in ééne geineenle (7).

lie pangmas, die in 51 desa\'s gevonden worden, iielioeven in 22 in hel geheel geen (1 — 10, 12—17. 10—25, 27. 50, 51, 55, 58), en in 2 dorpen geen waclildieiislen le doen (II, 25).

De panglakoes, in 22 desa\'s aanwezig, zijn in 10 gemeenlen onl-heven van elke heerendiensl (0, 18. 25, 27, 52. 54—57, 40—45, 48, 50. 52).

De mannjoe*. in 10 desa\'s leden van hel gemeenlehestunr, zijn in 0 daarvan niel hcerendienslpliglig (12. 48. 50, 52, 55, 54).

De djagakerxa. die in 19 gemeenten wordt aangelroifeu, hehoel\'l in 9 daarvan in het geheel niel (10. 12, 22,25,26,27,51,50,54), in één (25) alleen voor de wachtdiensten uil le komen.

Üe djoeroetoehs is in de helft der desa\'s, waar die heamhle hestaai, lot geenerlei dienst verpligl v57, 40, 41 ,

De oudsten, in 42 gemeenten aanwezig, zijn in 19 dorpen geheel vrij (6, 15—18. 20—25, 27. 51, 52, 55. 57, 40, 42, 48, 50,55), in drie alleen van de wachtdiensten 25, 58, 52).

Voorts behoeven geenerlei heerendiensl te verrigten de pmghoeloe masigil en zijne 12 lemens in de desa Kanari (14), en de kaoem der moskee van de desa l\'andegiang (25}, terwijl de 12 lemens der masigit te Tjiloerah (55) zijn ontheven van het praesteren van wachtdiensten.

Uit 8 desa\'s worden inededeelingen gedaan onitrenl de hadjis. In 5 daarvan zijn zij geheel vrij (1. 10. 20). in de overige moeten zij mede wacht doen (7, 25, 20. 52, 53, 51).

In een paar desa\'s 2, 49) genieten de geivczen hoofden (priajis) vrijstelling van heerendiensten. Overigens schijnt een adelijkc Hiel geen aanspraak op vrijdom te geven: ten minste de eenige in Bantam nog heslaande pangeran (14) deelt, even ids zijne familie, in alle heerendiensten.

De zoulmakers le Pasisir Oedik behoeven niel uit Ie komen (10).

l)rt vrijstelling vati alle deze personen strekt zich uit tot den hij hen inwonenden ongehuwden werkbaren zoon of boedjang, daar deze

-ocr page 291-

XII. § 4.

laalsteii opkomende gtaclil worden dil Ie doen in de plaats van liiuuion vader ol\' heer en dus lt;!e vrijslelling niels zon heteekeuen (21 , 23).

üe liecrendienslpligligtieid beginl vrij algemeen mei liel lïidejaar (djalma koewaf (22) ) en dunrl voort; zoolang de kraclilon liet werken toelaten.

Hij de Chinezen der desa Djenggol Lontar (11) breekt do lieeren-dienslpügtigheid eerst rnet hel 17de jaar aan en in één der desa\'s, waar ieder werkhaar man moei uitkomen (12) dnurl zij slechts lol het oOsle. In een paar desa\'s onder Lëbak (34, 36) valt de diensl-piigtigheid eerst mol het huwelijk in.

Afkuoi) van heerendienslen door eene geheele ilesa ol\'door hen. die daartoe genegen moglen zijn. is nergens gebruikelijk.

Men heeft, echter nog onder l\'andeglang en Lchak een alkoop door een olquot; twee personen van alle heerendienslen , legen betaling van eene zekere som \'s jaars, ten behoeve van de loopers der negorijposlpaarden. Vroeger bestond dal ook in hel Noorderregentschap.

Elke desa was daar. naar gelang van hel aantal zielen, belast mei hel betalen van hel Iradement aan 1 ü 4 loopers. Van daar dal de conlribulio in elke desa verschilde. Hier werd. als die lijd aanbrak, een boolVlelijke omslag gehouden, waarvan niemand werd vrijgesteld, elders werden, mei gemeen goedvinden, eenige lieden van alle (3, 8), ol\' alleen van de wacbldiensten vrijgesleld (7), tegen betaling van 70 (8) en 80 duiten (3) ol\'/\' 1. — \'s maands (7). Gemeenlijk werden daartoe genomen kleinbandciaars ol\' personen, die veelal afwezig waren.

Thans heeft dergelijke afkoop nog plaats onder l\'andeglang en Lchak in de meeste gevallen (Iquot;) desa\'s) legen betaling van /\'3 per persoon, doch in eene enkele ook tegen /\'G.— (44) of /\' 7.— (24).

De bevolking is niet ongenegen zit b van heerendienslen vrij le koopen, legen een jaarlijks op le brengen som.

In bel Noorderregentschap zou men lot /\' 12 per hoold willen geven (7, 10); elders voor de kemildiensten alleen /\' 8 (3), en voor bel onderhoud van den weg en de leiding /\' 3.— (li).

Onder Pandeglang willen de heerendienslpligligen voor alkoop betalen per jaar:

/\' 2,30 a f 3.— (26);

231

-ocr page 292-

XII. S ■».

/\' 3.- (25):

/\' 4.— (27, 28);

/\' 5.-- (24);

/\' 5 a f 10.— (22);

f 6.— (25).

Aan Tjaringiii ontbreken opgaven.

Onder Lëltak is de afkoop waard; 0 / u.— (al) a / 10.-— (50).

Hel stellen van een plualsvervanger is liel meest gebruikelijk bij de vvachtdienslen

Eene bclooiiing \\hii 20 duiten voor 24 uren wacht doe», is vrij algemeen aangenomen:

.Noorderregentscliap in 9 desa\'s;

I\'andeglang in 10 desa\'s;

Tjaringin in ■gt; desa\'s;

Lëbak in 2 desa\'s.

Echler wordt in iaatslgenuemd regentschap ook wel 10 duiten en eten gegeven, welk laatste nagenoeg met 8 duiten gelijk staat.

Voor een tiachldiensl betaalt men 10, 12 n, 20 duiten, docli dergelijke remplacering schijnt alleen onder Serang te bestaan. De Chinezen van Djengot Luutar geven daarvoor 25 cents.

Voor i2 uren dagdienst ten behoeve van wegen ol\'leidingen wordt gewoonlijk .10 duiten betaald I , 2, 10, 14). Het is evenwel soms slechls 1U a 20 (12, 15. 21), doch soms ook meer. namelijk .gt;0 tot 40 duiten (18\'. Buiten hel Noorder- en Middenregeutschap schijnt het stellen van plaatsvervangers voor een dag werk niet in zwang Ie zijn.

Omtrent hel aantal personen, dat dagelijks voor de gardoes moet opkomen en de strekkende roeden, die elk dienslpligtigc te onderhouden beeft, zijn de opgaven zeer onvolledig.

252

Men kan echter als gemiddelden aannemen, dat iedere desa per dag 5 a, (j man te leveren beeft voor de gardoedienst en ronda-desa en dat elke dienstpliglige 2 tol \'gt; strekkende roeden weegs te onderhouden heeft.

Over bet algemeen worden alle soorten van diensten gelijkelijk over

-ocr page 293-

\\I1 § 4.

iille dienslpligligcn omgeslagen. Wel beslaan er regelingen, volgens welke de oene soort van dienst -lan tlc/e, lt;le amlere aan gene (iieiisl-pligtigen zijn opgedragen (28, 5.gt;, 41), doch in de meeste gevallen heeft er maandelijks een ruil plaats (1, -2, iï. l(i. 19, 20), zoodai in werkelijkheid ieder dienstpliglige lot elke soort van dienst iuj lienrten wordt opgeroepen.

De desa Sogong (iüi) is vrijgesteld van heerendienslen ten behoeve van hel Kijk. omdat zij op te groolen al\'sland van eenig werk gelegen is. Dit is nog met verscheiden andere desa\'s in het district Tjilang-kahan liet geval, wier totaal heerendienstpligtigen ,quot;gt;40 personen lied raagt.

I). Kidliiurdim.ttett.

Dit onderdeel der belastingen in arbeid is reeds behandeld hij hel hoofdstuk; (ïonvernements kiiltnres.

r. Desadicnslev.

Ook over deze diensten is reeds hel noodige medegedeeld onder de rubriek: leveringen en voor zooveel het wacht doen bij degardoeen ronda desa als desadiensl kan beschouwd worden, onder die der heerendienslen.

Kr blijft nog slechts over een woord te zeggen over het onderhoud der pagger-kampong.

Daaromlrenl zijn drie regelingen in zwang. Volgens de eerste is de pagger verdeeld in zooveel aandeelen als er ingezelencii zijn en moet ieder zijn aandeel, dal altijd van dezelfde grootte is, onderhouden (1, 2, 7). (j, 7, 14, 18. 19, 20. 42, 32). Ue tweede draagl aan elk gezin een gelijk aandeel op (8, 9. 13, 16, 17, 29, 51,55,54, 55, 57, 58). Volgens de derde moei elk huis dat gedeelte verzorgen van den pagger, wat. daar achter gelegen is, en hel overige de bewoners der huizen, welke in bel midden der desa slaan (S. 50, 52. 48. ü5).

-ocr page 294-

HOOFDSTUK XIII.

Wijze, wrturoji de renten «p (!en »-roii(1 verloren gaan.

§ I. Ten (ui uzi en der sawah-naffara.

Tengevolge tier eigen handcliiigen v;iii hem, diesawali-nagnra liezil. kan hel regt op een aandeel verloren gaan:

door onwil om de velden le hewerken (3, 7, 51gt;):

door onwil of nalaligheid in de hetaling der landrente (S, 7); en door verhuizing (S, 7).

Tegen den wil van den heziller:

door onmagl om ze le bewerken, heizij tengevolge van arninede, heizij tengevolge van ouderdom of ligchaamsgehreken (5, 7);

door willekeurige beschikking van hel desahool\'il, gelijk onder Serang meermalen geschiedt (1 , 2).

jS 2. Ten aanzien iler mwah*vakap.

Hel regl op een aandeel gaat verloren, indien men de betrekking laat varen, krarhlens welke men daartoe geregtigd was (7, 14).

Ten aanzien der saivah-jasa.

Hij dlt;! beschouwing der sawah-jasa moet op den voorgrond gesteld worden, dal in 0 der onderzorhle desa\'s of geen sawahs beslaan óf de bevolking bleek le weinig ontwikkeld le zijn om, len aanzien van hel verlies hunner reglen, juiste inlichtingen le geven, óf de sawahs nog le onlangs waren aangelegd om die reglen le kunnen preciseren 16, 18, 21 ,\' 28, 40, 4J. 42, 45, 47).

Kr blijven dus 47 desa\'s over . waar, omlrent hel verlies der reglen op sawah-jasa, onderzoekingen zijn ingesteld.

Vaii deze zijn er niel minder dan 37, waar de reglen op den grond mei kunnen verloren gaan zonder medewerking of tegen den wil van

-ocr page 295-

Xlll. ^ gt;

den bezitter (1—9, 12—18, 17, 19. 20. 22, 24, 23, 29—39. 44. 48. 32—36, zelfs niel uit krachte van een reglerlljk vonnis.

In de overige «laaienlegen is tlil laatste wel het geval (10, 11, 23, 26. 27, 43, 46. 49, 30. 31).

Daar verjaring hij den inlander onbekend is, noch als middel om eigendom Ie verliezen, noch als middel tot eigendomsverkrijging. kunnen de regten op sawa-jasa daardoor nimmer verloren gaan (8. 22, 32, 33).

Van daar h. v. dat als do kinderen van iemand, die vermoedelijk overleden is. de sawahs huns vaders hij minnelijke schikking hadden verdeeld, die vader later lerngkeerende zo zou mogen terugnemen of op eene andere wijze onder zijne kinderen verdeelen, hoe lang ook de lijd mogl ge\\velt;\'sl zijn, gedurende weiken deze laalston ze hezelen hadden (17).

Van daar ook dal iemand, die huiten zijne schuld de desa heeft verlaten, ten allen tijde zijne sawahs zou lenig krijgen, al waren ook de sporen van ontginning sinls lang verdwenen en hel niel meer mogelijk door getuigen ie hewijzen. dal men vroeger eigenaar is geweest (27).

De zaken slaan eenigzins anders, indien meu yrlwcl nrijivillifi \\iu\\ zijne saw a lis geen gehruik heeft gemaakt.

Zoolang de arensteekenen heslaan. kan geen reikuiziiKj aanleiding geven lol verlies zijner regten oji den grond (II. 37).

Men verliest, ze in dal geval eersl. als alle sporen van ontginning verdwenen zijn (I , 2. 3. S, 9, 13. 23. 49, 30) of als vreemden de grensteekenen vernield en zelf nieuwe teekenen gesteld hehhen (8). doch dan moe! hel verlaten, als hel hoemas geldt. die men voor goed in bezit had genomen, minstens (i a 7. hij sawahs 30 jaren geduurd hehhen, in welke lijdrnimte de grensteekenen geacht worden op natuurlijke wijze le zijn Ie niel gegaan (23). Kn zelfs dan nog hehoudt men zijne regten. als men door getuigen kan hewijzen . vroeger bezitter van dal sink grond geweest le zijn (I. 2, 13, 23, 27. 46).

Heeft men geheel uil vrijen wil zijne gronden, hij wijze van schenking onder de levenden (nibal), onder zijne kinderen verdeeld, dan kan men die ten allen tijde terugnemen, zonder dal de kinderen ziek

-ocr page 296-

XIII. § 5.

tlaarlegen mogen vei\'zel(«ii (13). Dit koni! iiieerinalen voor, vooral als de laatslen de lievehüi Imns v,uiers tiiel willen opvolgen.

haar hel (iouvernenienl regl heel! op een gedeelte der vruchten van de ontgonnen velden, zon hel laten It raak liggen van sawahs hel lijdelijk verlies van dal genot, ten gevolge kunnen hebben (Ij) , evenals onwil of nalatigheid in het voldoen der belasting (14). Hel desa-hoofd zou dan een anden\'n bewerker moeten zoeken, en de eigenaar der sawaii lijdelijk zijrn\' regten kwijt zijn. Doch nimmer zou hij, naar de reglsbegrippen van den inlander, liet. bedrag der belasting op de sawab zelve mogen verbalen (58).

■ij 4. Ten nan zien der lioeinns en desnërven.

Hoe het gesteld is iii(!l do hoeims. die mor yoed in bezit zija genomen en dus des bezitters eigendom zijn, is reeds in de vorige paragraaf aangetoond. De regten op die hoemas gaan op dezelfde wijze verloren als bij de sawah-jasa.

Ten aanzien der hoemas, die sleehls rooi een of twee moessons in hewerkiny worden genomen. geldt als regel, dal de hezitler geacht wordt ze verlaten te hebben, nadat bij ze gedurende één jaar onbenut beeft laten liggen (;gt;/gt;, Mi). of de planten (pisang enz.) verdwenen zijn (igt;6).

Vroeger, toen men in zijne boomgaarden woonde, verloor men zijn regt op die erven niet door verhuizing, thans komt, in dat geval, zoodanig ledig erf ter beschikking van het desahoofd of van hem, die het ten gebruike had afgestaan (57 .

-ocr page 297-

JIOOFDSTUK \\IV.

Mensclioii der lK\'\\olkiii« feu iianzieii vau het bezit der gToitdeii en vim de licliistinnen.

Daar waar sawahs worden aangelroffen, welke aan de bevolking niel in eigendom toeheliooren, zou men wensclien dal, unilrent de sawahmriara en t va kap raste regelen werden gesteld, (en einde de willekeur le voorkomen, waaraan de deelgeregtigden llians dikwijls Mooi slaan (1,2. 7). He verdeeling der aandeelen moge Inj hel desa-Itesluur Idijveu berusten, doch het toezigt moest minstens aan het districlsliesluilr worden opgedragen (7).

Bij het heschouwen der wensehen van de hevolking, welke hierna zullen worden medegedeeld, dient men acht le geven o|gt; de omstandigheid. dat in 7 desa\'s geen onderzoek te dien aanzien heelt plaats gehad, omdat de exceptionele toestand der desa\'s dit onraadzaam maakte, en dal onder Tjaringin en Lehak vele dorpen worden gevonden, wier bewoners zeer weinig ontwikkeld zijn, zoodal zij omlrent hunne helangen weinig inzigl hebben.

Eigeniloinxbewijzen van individueel bezeten (jvond wordi n in quot;gt; desa\'s zeer verlangd (t — tij, 17, 19—27), 29, 51—.17, 44, 4:;, :gt;2, igt;5). Waar dit niet of minder hel geval is, moei hel waarschijnlijk daaraan worden toegeschreven, dat de bevolking veel meer velden bebouwt, dan waarover landrente betaald wordt (20).

Men is op het bezit van dergelijke schriftelijke bewijzen zoo zeer gesteld, dal op enkele plaatsen, ieder eigenaar in hel bezit is van een relaas, waaruil van zijnen koop blijkt (igt;2), en vier desa\'s zich bereid verklaarden voor eigendomsbewijzen, door het (Jouvernement afgegeven, le betalen (9, 12, li», 4ö).

17

-ocr page 298-

XIV

Nesen desa\'s deelden mede, dal zij gaarne zouden zien, dat hunne sawahx werden opgemeten (10—12,21—24,32,44). Twee zelfs wilden er de koslen van dragen (11, 12).

Vlij algemeen uille men den wensch, dal het hestuur zich niet zon inlaten met de bewerLmg der sawahs. De bevolking kende haar belang en wist den juisten tijd, waarop de sawahs moesten heplant worden. Zij gaf de voorkeur aan het lieimuwen «Ier sawah tarikan vóór de tada. Ook eene gelijktijdige bewerking der sawah larikan was niet aan te raden, omdat men niet altijd over genoegzaam water Ie beschikken had. Niet alleen werd daardoor minder zorgvuldig geplant door gemis aan de noodige handen, maar die zelfde omstandigheid was ook oorzaak, dat men niet op tijd oogsten kon daar alle padi tegelijk rijp was, hetgeen veel zaad deed verloren gaan. Drie oogslen in 2 jaren waren niet Ie verkrijgen. Het hevel daartoe eenige jaren geleden door het besluur gegeven, had dan ook niets als misgewas ten gevolge gehad. De bevolking wist dit van te voren, doch geen bezwaren, bij het bestuur ingebragt, hadden mogen baten. En toen enkelen, op bun werkelijk belang bedacht, het hevel niet hadden opgevolgd, waren zij streng gestraft. In plaats van rijst uil Ie voeren, had men elders moeten aankoopen om in zijne levensbehoeften Ie voorzien (44).

Het zou der bevolking van Pandeglang aangenaam zijn, indien hel Gouvernement ophield over hare tegalvelden en hoemas te beschikken ten behoeve der koffijkultuur. Toen dit voor het eerst plaats had, leverde zulks niet zoo groot bezwaar op als tegenwoordig, nu de bevolking zeer is toegenomen en zeer velen hunne velden, uil armoede, hebben moeien verkoopen of verpanden (54).

Dal regentschap, vroeger een voorraadschuur van allerlei soort van ooft, was in dal opzigt. in den laatslcn lijd zeer achteruit gegaan Dit was een gevolg van de regeling, waarbij de bevolking gelast was bijeen te wonen. Daardoor was het ondoenlijk geworden om de boomgaarden behoorlijk te bewaken, waarin zich vroeger hunne woonhuizen bevonden. Men verlangde zeer, dat haar weder vergund zou worden in hare boomgaarden te wonen (4, 21 , 22, 24).

Men wenscht onder l\'andeghmg ook vrij te komen van de belasling

rj

-ocr page 299-

\\l\\.

op de nrenhoomen, welke van alle bnnnien, jnnge en oude, gevorderd \\vord(. Kon dil niet , dan was hel toch billijk hen niet tweemalen le doen betalen, eens als bezitters van arenboomen en eens als snikermakers, volgens de bepalingen der belasting op hel beilri jf (26),

Gaarne zon men in hel iXoorderrcgentscbap en omler Pandeglang de landrente door eene vaste grondbclaslinf) vervangen zien. In de beide andere regenlsdiappen verlangt men bij het oude le blijven. Hierbij mag evenwel niet vergelen worden. dat hier waarschijnlijk vele sawahs worden aangetroffen, welke niel in die belasting zijn aangeslagen eu dat bol bedrag der landrente in de laatste Ij jaren nagenoeg geen verhooging heelt ondergaan, niettegenstaande de prijs de.- padi verdubbeld is (21).

Ken vaste grond belasting zon veel voordeeliger voor den landbouwer zijn. omdat

men nu de komst der wegingscommissie moet afwaehlen (17): in dien tusschentijd . welke van 14 dagen tot 2 maanden loopt (25; de padi op het veld moet blijven staan, veel van regen en wind fe lijden heeft en soms uitloopt (10, 11, 12, 17, 22, 2rgt;. 24, 26, 27);

het product gedurende al dien tijd moet bewaakt worden, waarvan de kosten zeer bezwarend zijn (10, 11, 12, 26);

de weging, als de commissie eenmaal op bet terrein is, eigenaardige lasten en mueite veroorzaakt en kwellende bemoeijingen van inlandscbe hooiden uitlokt (10, 11, 12);

men de voordeeligste markt zon kunnen bekomen, terwijl men die nu moet laten voorbijgaan, omdat het product op het veld moei blijven (10, 12, 22, 23, 24);

men de padi met eigen gezin zou kunnen oogsten en dus het snij-loon uitwinnen, wal nu niel hel geval is, omdat allen le gelijk snijden len einde legen de komst der commissie gereed le zijn (10, 12);

men meer ijver bij het bewerken zou heloonen en dus een heler produel zou verkrijgen, daar men nu ook moei betalen van hel meerder product, dat, uitsluitend ten gevolge van grooter ijver, betere bewerking als anderzins, bekomen is (10, 12, 25, 24, 26, 27);

men van le voren zou weten, wat men te betalen had en daarnaar maatregelen kunnen nemen, wal nu niel hel geval is, omdat de landrente hooger wordt naarmate de prijs der padi slijgl (22, 25, 24, 26, 27). Aan de voorstanders eener vasle grondbelasting werd voorgehouden.

2Ö9

17*

-ocr page 300-

XIV.

dat het Gouvernement die ook zou moeten heffen al mislukte de oogst geheel. Dit had voor hen niet hel minste bezwaar, daar dit nadeel door de opgesomde voordeden en de grootere oogsten van voorgaande jaren ruim zou worden opgewogen. Üaarenhoven zou men mislukking wel welen Ie voorkomen door hetero bewerking en hemesting van den grond, meer zorg voor de leidingen enz., wat thans niet genoeg behartigd wordt, omdat men zich niet voldoende.beloond acht voor de bestede moeite en kosten (*26). Men zou er zelfs niet legen opzien, in cas van droogte, de sawahs te begieten (\'23). Ai wilde hel Gouvernement eene geheele streek (tjalihan, pasawaban) in eens aanslaan, dan zou men zell\'s geeu ontevredenheid te wachlen hebben van hem, die daarin minder goeden grond bezat, omdat die eigenaar wel zou zorgen, dat zijn veld spoedig even goed werd als dat der anderen (26).

In verscheiden desa\'s zou men met genoegen af koopbaar stelling van heerendiensten ingevoerd zien (i». 7. 10, 12, 22, 2.quot;», 24, 2», 26, 27, 28, at), lil), liefst in verhouding tot het vermogen van den diensl-pligtige (22, 25) Doch dergelijke afkoop zou verpliglend, niet facultatief moeten gesteld worden. In dal geval toch zou zij slechts voordeel aanbrengen voor den rijke en de diensten des te zwaarder drukken op den kleinen man, daar bel werk hetzelfde zou blijven doch over minder personen worden omgeslagen (22, 23).

in 53 der onderzochte desa\'s verklaarden de ingezetenen zich genegen om geslachtsnamen (nama toeroenan) aan Ie nemen (I — )j, 7—!1, 13—la, 17, 19—24, 27, 29, 31, 5i;—57, 44, 45, 49—32).

Vooral bij de hadji\'s vond dat denkbeeld bijval (13, 52).

De bevolking begreep dat, «lit noodig was, om bij bare voortdurende vermeerdering, de identiteit van personen te constateren (29, 55), doch op verschillende plaatsen werd als voorwaarde gesteld, dal het hevel algemeen zou zijn, omdal zij, die geslachtsnamen gingen voeren, zich anders aan de bespotting hunner landgenooten zouden bloot geven (21, 22, 24. 27, 44. 43, 49, 30, 31).

In enkele desa\'s zag men echter het nut van dergelijke verandering niet in (58, 59, 48; 55).

260

-ocr page 301-
-ocr page 302-
-ocr page 303-

Bijlage A. (*

Ikuijs vuil eigendom bij verkoop

Alamut ijbgoin saking Itoemi |Miigeraii Wargadiradja daleng Italoc Halidjali.

Moelane katueran piagcm sehab anoembas sawali sapanggonan saking Toehagoes Barosot.

Kasoeiijalan kaloemliase dening raloe Halidjali sawah ikoc saking Toehagoes Barosot. karobelah real hoender, ingkang di enggo babaijar kalawan roepa poelih geras, akelt-ing sawah sadjoeng kolakanegede Ijilik rong poeloeli kolak pang-gonane ing wawengkon Kadikaran.

[djal» kaboel serla ka ka le woes sachieli, lan woes lampa doewil Toebagoes Barosot, maka ing rega-ning sawah ikoc kalawan sarnpoer-nane kabeb.

Toebagoes Barosot doewe sawah ikoe olihe loekoe karobelah boender saking Pangeran Abdoe-lah, maka sawah ikoe woes den pariksani dening poeloesaning lioemi ingkang di oeloes paliwara aran poen Derocs kahawan poen Abad lan Panglakoe banjoe aran poen Bardja, serta woes pada nje-rang ing watesse kabeb.

au pnes.ika-n\'roiid, later herhaald.

Eigcndomsbewys van den grónd van Pangeran Wargadiradja aait Batoe Halidjali.

De aanleiding dat dit bewijs gegeven wordt is dat zij een plek sawahgrond gekocht heelt van Toebagoes Barosot.

Die sawah is werkelijk gekocht door Batoe Halidjali van Toebagoes Barosot voor honderd éii twintig volle realen (f), die betaald zijn in grol\'zilver, lie uitgestrektheid der sawah is een djoeng, met groote en kleine vakken, een twintigtal vakken, gelegen onder hel gebied der dessa Kadikaran.

Volgens hare verklaring was de bedoeling van de partijen duidelijk en waren zij hel eens. en Toebagoes Barosot heelt het geld ontvangen, en de koopprijs van de sawah is volledig betaald.

Toebagoes Barosot had die sawah in koop verkregen van Pangeran Abdoelah, en omtrent die sawah heelt een onderzoek plaats gehad door eene kommissie van afgevaardigden voor de zaken vaii bet grondbezit, afgevaardigden waren de paliewara (§) genaamd Derocs, met Abad, en voorts de beambte van het waterbestnur Bardja, en zij hebben de grenzen van alle kanten gekonstaleerd.


(-|-) Van 2—56 koper.

(§) Beambten die na plaatsetijk onderzoek de zaken voor de reptbanken braglen.

\'*) In de residentie Bantam wordt algemeen, zoowel voor het Javaansch als voor het Soendaasch en Maleisch, het Arabisch letterschrift gebruikt.

-ocr page 304-
-ocr page 305-

Bijlage A. (*

Bewijs vuil «igemlom bij vfrkoop

Alaniat piagcni saking Itoemi pangeraii Wargadiradja datcng llaloc Halidjah.

Moelaue kaloeran piagöni seliab anoembas sawah sapaiiggonan sa-king Toeliagoes Barosol.

Kasocnjalan kaloemliase deuing ratoe Halidjah sawah ikoe saking Toehagoes Barosol. karoheiah real hoender, ingkang di enggo liahaijar kalawan roepa poelih geras, akeh-ing sawah sadjoeng kolakane gede Ijilik rong poeloeh kolak pang-gonane ing vvawengkon Kadikaran.

Idjah kaboel seiia kakalc woes sachich. Ian woes lampa doewil Toehagoes Barosol, inaka ing rega-ning sawah ikoe kalawan sampoer-nane kaheli.

Toehagoes Barosol doewe sawah ikoe olihe loekoe karoheiah hoender saking Pan ge ran Ahdoe-lah, inaka sawah ikoe woes den pariksani dening poeloesaning hoemi ingkang di oeloes paliwara aran poen Deroes kahawan poen Ahad lan Panglakoe hanjoe aran poen Bardja, serla woes pada nje-rang ing watesse kaheli.

an pnesiikii-jfi oiid, later herhaald.

Eigcndonishewijs van den grond van l\'angcran Wargadiradja aan Haloe Halidjah.

De aanleiding dal dil bewijs gegeven wordl is dat zij een plek sawahgrond gekocht heelt van Toehagoes Barosol.

Die sawah is werkelijk gekocht door Ualoe Halidjah van Toehagoes Barosol voor honderd éii Iwinlig volle realen (f), die betaald zijn in grol\'zilver. De uilgestrekl-heid der sawah is een djoeng, mei groote en kleine vakken, een Iwin-liglal vakken, gelegen onder hel gebied der dessa Kadikaran.

Volgens hare verklaring was de bedoeling van de partijen duidelijk en waren zij hel eens, en Toehagoes Barosol heelt het geld ontvangen, en de koopprijs van de sawah is volledig betaald.

Toehagoes Barosol had die sawah in koop verkregen van l\'an-geran Abdoelah, en omtrent die sawah heelt een onderzoek plaats gehad door eene kommissie van algevaardigden voor de zaken vali het grondbezit, afgevaardigden waren de paliewara (§) genaamd Derocs, met Abad, en voorts de beambte van hel walerbesluur Bardja, en zij hebben de grenzen van alle kanlen gekonslaleerd.


(f) Van 2—56 koper.

(?) Beambten die na plaatselijk onderzoek de zaken voor de regtbanken bragten.

In de residentie Bantam wordt algemeen, zoowel voor liet Javaansch als voor bet Soendaasch en Maleiscb, bet Arabisch letterschrift gebruikt.

-ocr page 306-

4

Anadening wnlese savvali ikoe saking pailoeraksa lor wctan sawa-les lan sawali kapekiliaii ia ikoc if\'s sadjeroning laladan Kandang-aoer, wales galrng pada amlue-weui. noli iiiaiigoelon noeroel galëng malili teka ing padderaksa lor koelon sawales lan sawali ka-goengane Ualoe Halidjali, ia ikoe peljatoe Kandjeiig Soellan Ahoc-nasri Moehamad Isliak Djt-iioelmor-takin wales kali. noli mangidnel iióeroet saleko-salekoning kali sawales lan sawali ka Pangeran, karig ia ikoe ipg sadjeroning laladan Pangirimaii, wales kali Pana-radjari, uoeli njeiirang ing kali sawales lan sawalie poen Apiali, walese galéng pada andoeweni, masih rnangidoel sawales lan sawalie poen Hakidin wales koekoe-loeng pada andoeweni. niasili inangidoel sawales lan sawalie poen Halign. walese koekoeloeng leka ing padoeraksa kidoel lor, sawales lan sawalie poen Madkarim wales galeng pada andoeweni, noli maii-gelan galéng sawales lan sawalie poen Amad. wales galéng pada andoeweni, noli njehrang ing kali sawales lan sawalie Toebagoes Ja-lirn kang ia ikoe ing sadjeroning laladan Kandangaoer. walese galéng pada andoeweni, noli manga-lor noeroel galéng pakon loenggal galéng lan sawalie Toebagoes Tim

Die sawah nu grensl van af den Noordooslel ij ken hoek aan de sawali van den \'Fekib die beboorl lol de slreek genaamd Kandangaoer, de lusschenliggende galénjT (dijkje) die den grens voinil hooilquot; aan heiden. I)aai\'ii|i Weslwaarls oji-gaande loopl weder een galeng lol aan den INoordweslelijken boek. en is deze de grens mei de sawah die Ualoe lialidjah als peljnfuc bekomen beefl. van don Soellan Aboenasri Moehamad Isliak IJje-noelmoelakin. lol daar waar de waterleiding den grens vornil. Vervolgens Zuidwaarts op is de leiding. geheelen l\'aniadjaran. mei hare krommingen de grens mei de sawah van den Pangeran die gelegen is in de slreek genaamd Pangiriman. Daarna, aan den anderen kanl der leiding, is wederom een gemeene galéng de ui-ens mei de sawah van Apiah, en sleeds Zuidwaarts opgaande wordt aldaar de grens mei de sawah van lia-kidin gevormd door een kleine leiding, die aan heiden gemeen is; noj.\' verder Zuidwaarts op .-ven/oo met de sawah van Baligo, waar ook eene kleine leiding den grens vormt, lot, aan den Znidwesteiijken hoek, waar met de sawah van Madkarim nogmaals een gemeene ^a-lény den grens uilmaakl. Daarop Oostwaarts op is de grens, met de sawah van Amad. weder een gemeene galéng. Vervolgens aan den anderen kanl der leiding, grensl deze sawah aan die van toebagoes Jatitn welke gelegen is i i de streek Kandangaoer, de grens is een gemeene galeng. Daarop wordt Noordwaarts gaande de grens ook weer door een gemeene galeng gevormd mei de sawah van Toebagoes Tim.


-ocr page 307-

s

kang ia ikoe sadjeroiiing laladan Kandangaoer malih, teka ingpadoe; raksa lor vvellan. Tepoeng wales samono walesing sawali kagoeng-ane llaloe Halidjah kang asal uoembas karobelah real sakiug Toebagoes Borosol.

^Voes ladjoe piagein iiig dina cliemis tanggal ping 4 woclon Safar 1222 soenat alif.....

Sawali kang sinebocl iug sadje-roning piagëni iki woes den loekoc ilening Ngabei Patraljoeriaa sakini; Ha! oe Halidjah den toekoene saloes sapoeioeb real boender.

Idjab kabocl kabal woes sacb kang lampa realing sawali iki ki Aria Palranaja, kalawan sampoer-nane kabeb woes padang sakinj; iioekoein, serla tanda iki: anade-ning ingkang ananda poen Hadji Adjani, kalawan idining boekoem. ing dina arba tanggal ping 21 woelan Doelkaidali 1227. bê.

Alamal sawali kangsineboet ing sadjeroning piagcni woes den toekoe (lening liadon Wadon saloes sapoeioeb real boender saking aebli warise IVgabei Palratjoeriga, aran poen Oesman lan nji Salainali serla soekane karo.

idjab Kaboel kabale woes sacb. Ian artane real lgt;oender woes den tanipani (lening poen Oesman, lan nji Salamab, sakabeb arlaning sawali ikoe, woes padang saking boekoem serla tanda piagërn iki, anadening kang ananda iki, poen Hadji Adjam, kalawan idining boekoem ing dina cliemis tanggal ping 22 woelan Saban 1228 alchah.

die gelegen is in het stuk grond reeds boven genaamd Kandangaoer, welke sawah zich tol aan den Noordoostelijken hoek uitstrekt. Zoo sluiten zich de grenzen aan rondom de sawah welke Ratoe Halidjah van Toebagoes Borosol heeft gekocht voor honderd vijftig realen.

Dit eigendomsbewijs is opgemaakt op Donderdag den 4dcn der maand Safar van bel jaar soenat alif 1222.

De in bel bierbovenslaa tide eigendomsbewijs vermelde sawah is gekocht door Ngabei Palratjoeriga van Haloe Halidjah voor honderd en lien volle realen.

Volgens verklaring waren partijen iict eens en die het geld voor de sawah onlvangen heeft is Aria Patranaja, en de prijs is volledig betaald, zoo als is gebleken voor den rei,\'ter, en uil het geteekend bewijs; dit is onderleekend door Hadji Adjam op last van hel geregt op Woensdag den 21 sten der maand Doelkaidali van hel jaar 1227. hé.

De in bet liicrbovonslaandeeigendomsbewijs vermelde sawah is gekocht door Kaden Wadon voor honderd en tien volle realen, van de erven van Ngabei Palratjoeriga genaamd Oesman en Nji Salamab met hol goedvinden van beiden.

Volgens verklaring der partijen waren zij bel eens, en bet geld was in volle realen onlvangen door Oesman en Nji Salamab, zijnde de ge-heele koopprijs der sawah, zoo als is gebleken voor hetgereglen uit dit getcekende bewijs, dal onderleekend is ifoor Hadji Adjam, oplast van hel geregt op Donderdag den 22sten der maand Saban des jaars 1228 alchah.


/

-ocr page 308-

6

Alaniat sawah kaug sinebuel iug j sadjeroning piagém iki woes den dol dening acbliwanse 11 aden Wadon aran poen Doelah satoes sapoeloelt real boender iug poen Baijil wong savvab Tjenibeb.

Idjab kaboei serta kabale woes dihin ian poen Ooelab woes lampa doewit ing realing sawab ikoe, sa-kiiig poen Koedoes, kalawati sam-poeriiane kabeb, boekoein woes anakseni, woes padang serta tanda iki. anadeniug kang ananda Hadji Adjam, kalawan idining boekoein, ing dina arba tanggal ping 27 woe-lan Uadjab 1254 uiil\'.

Dein bel bierbovenstaandeeigendomsbewijs vermelde sawab is verkocht door den erfgenaam van Raden Wadon genaamd Doelab voor honderd en tien volle realen aan Baijil, sawabbezilter van Tjembeb.

Volgens verklaring der partijen waren zij het eens en Doelab heelt den prijs der sawah ontvangen van Koedoes, mei volledige kwijting, met getuigen bewezen voor hel geregt, en uil dit geleekend bewijs, dal onderteekend is door Hadji Adjan; op lasl van bel geregt op Woensdag den quot;27sten der maand Kadjab 1234 alil\'.


-ocr page 309-

Bijlage B.

Bewijs van eigendom afgegeven bij de schenking van een stuk grond «lat door den schenker gekocht was van een begiftigde (poesaka-grond).

AlaniHt Fckili Nadjinocilin Hadji Kocseu.

Alamal piagcm saking lioekoem Kiai Fekili Nadjmuedin kagadoeh dening poen Hajoediu wong Paboeara n.

Moelaniiig gadoeh piagëm sabal) pasaksi ing lioekoem den wehi sapanggonan dening wong loewane lanang aran poen Kasa.

Idjal) kaboel scrta kabal badha-noelwahab woes sacli hoekoem anakseni.

Anadening panggonaning sawali ikoc ing laiadan Paboearan akeli-ing sawab ikoe kokotakanc gede tjiiik seket leteloe kolak, asaiing sawab ikoe olihe poen Kasa loekoe saking Toebagoes Hadji Isbak leloeug poeloeb real boender lan woesana piageme saking hoekoem.

Anadeniiig kang loemakoe marik-sani ing wawalesane sawab ikoe poetoesaning hoekoem Marbol aran Toes iMoehiji kaiawan poen Achar serla anjalar soegri-soegri, kang pada wawalesan kaiawan sawab ikoe woes pada ngestokaken.

De Fekih Nadjmoedin (ster van de godsdienst) Hadji Koeseu.

Eigendomsbewijs van den regter Kjai Fekih Nadjmoedin gegeven aan Hajoedin uit Paboearan.

])e aanleiding lot de aigiile van bel bewijs is dal hel door getuigen voor den regler is bewezen dal aan hem een plek sawahgrond geschonken is door zijn vader genaamd Kasa.

De bedoeling van de partijen was duidelijk en de begiftigde had de gill aangenomen, volgens verklaring der getuigen voor hel geregl.

De plek nu waar die sawab gelegen is is de streek genaamd Paboearan. De uitgestrektheid dier sawab bedraagt van groote en kleine vakken drie en vijftig vakken; oorspronkelijk beeft Kasa die sawab gekocht van Toebagoes Hadji Ishak voor dertig volle realen en daarop is er een bewijs gegeven door den regler.

Die gegaan zijn om te onderzoeken de begrenzing van die sawab als afgevaardigden van bet geregl waren de marbol genaamd Toes Moehiji met Achar, en na naauw-keurig onderzoek hebben zij de begrenzing dier sawab gekonsla-leerd.


-ocr page 310-

6

Alaniiit sawah kang siuebuel iug sadjerouing piageni iki woes den dol dening aciiliwanse Uaden Wadon aran poen Duelah satoes sapoeloeh real boender iug poen Baijil wong sawali Tjembeli.

Idjal» kaboel serla kabalc woes dihiu lan poen Ooelah wocs lampa doewit ing realing sawab ikoe, sa-king poen Koedoes, kalawan sam-poernane kabeh, hoekoeiu woes anakseni, woes padang serla landa iki. anadeniug kang anandaHadji Adjam, kalawan idining boekooin, ing dina arba tanggal ping 27 woe-ian Kadjab 1234 alil\'.

De in liet bierbovenstaande eigendomsbewijs vermelde sawah is vër-kocbt door den erigenaaiu van Raden Wadon genaamd Doelab voor bonderd en tien volle realen aan Baijil, sawabbezitter van Tjembeb.

Volgens verklaring der partijen waren zij het eens en Doelah heelt den prijs der sawah ontvangen van Koedoes, mei volledige kwijting, met getuigen bewezen voor hel geregt, en nitdit geleekend bewijs, dat onderteekend is door Hadji Adjam op last van bet geregt op Woensdag den 27slen der maand Radjab 1254 alil\'.


-ocr page 311-

Bijlage B.

Bewijs van eigendom afgegeven bij de schenking\' van een stuk grond dat door den schenker gekocht was van een begiftigde (poesaka-grond).

Alainal Fckili Nadjiiiüedin Hadji Kocsen.

Aiamal piagt\'in saking hoekueni Kiai l^ekih Nadjniuediu kagadoeh dening poen Hajoedin wong Pa-boearau.

Moelaning gadoeh piagcm sahah pasaksi ing hoekoem den wehi sapanggouan dening wong toevvane lanang aran poen Kasa.

Idjah ka boel serta ka hal badha-noelvvabab woes sach boekoem anakseni.

Anadening panggonaning sawab ikoe ing laladan Paboearan akeb-ing sawab ikoe kokolakaue gede tjilik seket teteloe kolak, asaling sawali ikoe olibe poen Kasa loekoe saking Toebagoes Hadji Isbak teloeng poeloeli real boender lan woesana piagenic saking boekoem.

Anadening kang loeinakoe marik-sani ing wawalesane sawali ikoe poetoesaning boekoem Marbol aran Toes Moebiji kalavvan poen Aebar serta anjalar soegri-soegri, kang pada wawatesan kalawan sawab ikoe woes pada ngeslokaken.

De Fekili Nadjmoedin (ster van de godsdienst) Hadji Koeseu.

Eigendomsbewijs van den regter Kjai Fekib Nadjmoedin gegeven aan Hajoedin uit Paboearan.

De aanleiding tot de al\'gil\'te van bet bewijs is dat bet door getuigen voor den regter is bewezen dat aan bem een plek sawahgrond geschonken is door zijn vader genaamd Kasa.

De bedoeling van de partijen was duidelijk en de begiftigde had de gilï aangenomen, volgens verklaring der getuigen voor het geregt.

De plek nu waar die sawab gelegen is is de streek genaamd Paboearan. De uitgestrektheid dier sawab bedraagt van groote en kleine vakken drie en vijftig vakken; oorspronkelijk beeft Kasa die sawab gekocht van Toebagoes Hadji Ishak voor dertig volle realen en daarop is er een bewijs gegeven door den regter.

Die gegaan zijn om te onderzoeken de begrenzing van die sawab als afgevaardigden van bet geregt waren de marbot genaamd Toes Moebiji met Achar, en na naauw-keurig onderzoek hebben zij de begrenzing dier sawab gekonsta-teerd.


-ocr page 312-

8

Maka wawalesaning sawali ikoe kang saking padoeraksa kidoel koe-lou sawates kalawan sawahe liatop Tai i wates galeng pada andoeweni, noli mangelaii inasih sawales kalawan sawahe Haloe Tari wates galeng pada andoeweni, teka ing padoeraksa kidoel wetan inasih sawales kalawan sawahe Ratoe Tarie, wales galeng pada andoeweni, noli inangalor sawales kalawan sawahe poen Alim wales galeng pada andoeweni, noeli man-goelon sawales kalawan sawahe poen Kasa, noli niangelan man-galor sawales kalawan sawahe poen Kasidin walese galeng pada andoeweni, leka ing padoeraksa wel an lor sawales kalawan sawahe poen Kasa, walese galeng pada andoeweni, noeli mangoeion inasih sawales kalawan sawahe poen Kasa walese galéng pada andoeweni, leka ing padoeraksa lor koeion sawales kalawan .snvahe Kjai Ta-roe nadjuj a wales galeng pada andoeweni, noli niangidoel masili sawales kalawan sawahe Kjai Taroenadjaja wales galeng |iada andoeweni, leka ing padoeraksa kidoel koelon. Tepoeng walese sarnono papariksaning hoekoem ing sawali iki, padang sangking hoe-kocm.

Sarla Ijap piagem ing dina arlm tanggal ping 17 woelan Moecha-ram lahoen wawoe hidjrah

En de begrenzing van die sawah is: van den Zuidweslelijken hoek af wordt zij begrensd deor de sawah van Haloe Tari, de grens is een gemeene galeng (dijkje); daarop Oostwaarts gaande grenst zij ook daar aan de sawah van Ratoe Tari mei een gemeene galêng en, tot aan den Zuidoostelijken hoek, sleeds door aan de sawah van Ratoe Tari met een gemeene galeng, daarop wordt zij in Noordelijke rigling begrensd door de sawah van Alim weder mei een gemeene galëng, vervolgens westwaarts gaande dooide sawah die aan Kasa behoort, vervolgens Oostwaarls ten Noorden door de sawah van Kasidin met een gemeene galëng, dan lol aan den Noordooslelijken hoek door de sawah van Kasa met een gemeene galéng. daarop Westwaarts gaande ook door de sawah van Kasa, inel een gemeene galeng, en van daar tol aan den Noordweslelijken hoek door de sawali van Kjai Taroenadjaja. met een gemeene galëng. en daarop Zuidwaarts sleeds nog door do sawah van Kjai Taroenadjaja, met een gemeene galéng, lol aan den Zuidweslelijken hoek. Zoo sliiilen zich de grenzen aan volgens hel gereglelijk onderzoek dal over die sawah heell plaats gehad, bewezen voor hel, geregl.

Kil bewijs is geleekend op Woensdag den 17den der maand Moeeharam van hel jaar der hidjiali l22o wawoe.


-ocr page 313-

9

-ocr page 314-

10

Petir.

NAMANJA DESA.

10 —

C5 CO W CO Ci CO l-C ^ |C •-* i: ü CO -• W te

■c

ft M1

sr

i

gt;

---gt;

baoe. Jjftnjjkal.

sr

l~ IC ^ IC to -t — IC «-* 1-i

2 2 2 ? 2 S»*1 ^ ^ ^ * i» s tc

-.s«s-4.sa.sKïlfe-s » ^ -»• —\'

T5

TT

tJ gt;

se

baoe.

?►

r J.

as

^ ■— -» t-k IO

^«ci=?s»»wir»3» «»S?

tjengkal.

r ^?r c=?^

^ rrEE^sr r1^^.

o oo eZÏ.CT. 9 — O iTT. ^ 5 P » *- as C

.= -. o o = *~ -. o ______ -. z rr z

SS^SSÏT\'ss.SBC:—r-r~r- —xSs; = s|M3 ==- S = 5

- as o c 2 = ^ -quot; 2 U S3

zl c5

gt;

5 Ë 2

jS quot;quot; jiS

5 i 5

quot; 5 \' gt;•

~i=: a\'oasssseS\'. asSrc-JT. as r\'cT\'. a: .£. 2«\'5:35;5quot;» = \'r=2.- =3 = = = sstBS-assxoeetfasa^yrjr asc.r-j »=;£«c.= I5: = ~ = - f; £ s a^ rï —= r

c 5-* £ r =•

»*

1 5 i 1 ^ 2 n «

-■€.** K ^

SCjH s 5* f i

® ir-

i ® d §

HMPAÏ TIXCGAI..

i

i ^ 3 -

%

rt V

ir

gt;25 \'

s quot; ^ b s gt;. 2 r* w

^ C 5 Sii «! — — gt; —

-- gt;! ~ ■gt;. £ ^ s

— gt; «-J gt;•

P5 » a*. gt;■ I s- w ^ r:

KATRANGAIN.

if

-ocr page 315-

11

jdaoKiMviaKMVV

ro

**

tb

c

o

e

O

S

H

t;

{/3

gt;

»5

CS

SS

SM

^ g t CSCI

S -ï p « w

e v :

:sl c?

c-Sl ® 2 :=»

M

6iC C

S c

es ~

S S

amp; v.

PU

sr.

S5

a

ir*

gt;

U3

C C

« *

gt;• = \'si

Sr ui

J ^

SC Cm

s\'

cs ^;

•S C .= ?

i-7 Jg JZ9 *quot; —lt; «

_ f a ^

= ^ 5 ü

kO C4

b5 * B

V -

^ es C

ë I 1

quot; ~jC

è8= P e

1^3 3

3 R

sivvidvnou

rs

t— t—

*■• a — ~

b.t *£-

SC ■lt;

« = 3

= quot; - ^ fc, t CS

-5*8 rfl

E

«

e C E i s\'g

-il

S « Iz v bo O es

quot;C

-je

ftS W

s c

!S ! —

O

s O

* H*

ï—

se

X SS

s

V TS

\'

-

quot;O

2 \'

O

s quot; 1 —

rf*, I

O

xs

\'ua^vA

l«)iiquot;V

g 2 ri lt;r« ?i —

C

?l rl

•u^n?(n.v |R)ui}Y

\'Jfiad

\'VS3Q Iff MVA MVVM

-ocr page 316-

12

Petir.

NAAM VAN DE DESA.

r; cc !5 c: c: ic co cc s

Aantal vakken.

gt;

2? gt;

\'S

vs

f

r

ii. iüsisiüiii ili»

1

Aantal v

ikkcn.

—• i -r

55 1

y.

s -

5

\'■ ■ r 1 1

f firr ff «rr |rl||ffl|nrr riff

Cf5

■s lt;1 r- ^

!/ - S ^ - jt

* - T: quot; gt; 5= a

gt;■ e = ë

mmivm im | 51 i 5quot; =\'

5 r

r

lt; « gt;

st

ff

rrnfmrmr ff|j

1 i

VOOM\'I.A ATS.

l| sii

if

\'J*.

gt; ■ ! 3!

gt; 5 r:

§ » ^ C) w

s s i ? quot; i

F quot; 2 S gt;

gt;

£

AAMUEKKINGEIV.

-ocr page 317-

Bijlage D.

Koopacte voor een desahoofd panghoeloe en marinjoe opgemaakt.

PRIENGETAN 1866.

Perkara nama Saidjam orang kampong Djombang bli sawah dari nama Askam, dan nama Nasari, dan nama Sakinah dan nama Jasi, soedah moefakal semoeanja itoe jang 4 orang djoealin sawah dari nama Saidjam Djombang serla ka-soet dengen legal-tegalnja sapigi-mana iloe nama Askam kasoet kadjoeal samoeanja jang ada di Lebak Kadjid, begitoe djoega di djoealnja iloe sawah 200 pasmat Bantam soedah moefakat soeda-ranja nama Askam, jang ada alawa jang di tanggoeng djoega itoe jang trada perkara djoewal sawah dari nama Saidjam 32 pelak sawahnja.

Boelan üoelkaidah ISlangalari slasa poekoel 1 taoen jim achir.

Loerah Oenoes.

Panghoeloe Toes Kanidjah.

Marinjoe Sadim.

Priengalan perkara saksinja nga-depnja:

Nariman ngadep ngoelon, Askam ngelor.

Awang » ngelor, Nasari ngidoel.

Saikin » » Sabina ngidoel.

Salimoen » ngoelon, Jasi ngelor ngoelon.

Sadim ngadep ngelor.

Sariboen » »

BEWIJSSTUK 1866.

Dat zekere Saidjam, woonachtig in de kampong Djombang, sawahs gekocht heeft van Askam, Nasari, Sakinah en Jasi; welke vier personen overeengekomen zijn die sawaiis aan Saidjam van Djombang te verkoopen, tegelijk met de aangrenzende tegals van Askam; en dat al de sawahs in de Lebak Kadjid verkocht zijn en wel voor 200 Ban-tamsche realen; terwijl de broeders van Askam in den verkoop toe-geslemd hebbep, en beloofd hebben dat geene zaak ontslaan zal uil den verkoop van de sawahs aan Saidjam, 52 vakken in getal.

In de maand Doelkaidah, den ISden Dingsdag om 1 uur, van het jaar jim achir.

Loerah Oenoes.

Panghoeloe Toes Kanidjah.

Marinjoe Sadim.

Opgaaf van de windstreek waarnaar de getuigen gekeerd zaten:

Nariman naar hel westen, Askam naar het noorden.

Awang naar het noorden, Nasari naar het zuiden.

Saikin naar het noorden. Sabina naar het zuiden.

Salimoen naar het westen, Jasi naar het noordwesten.

Sadim naar hel noorden.

Sariboen » » »


18

-ocr page 318-

Bijlage £.

Koopncte voor het districtshoofd opgemaakt.

Bahoewa saja jang berlanda lan-gan di bawali ini bernama Poeger djaro desa Badamoesalam dislrikt Serang

Mengakoe ada poenja sawali na-nianja Sikembang di pegangan desa Poedji djoembla ada 62 petak le-barnja sawali dari koelon beloel bervvates dengan sawahnja Mas Aria Nitidiwiria, sampe ka welan berwates dengen sawahnja Gam-breng den dari lor betoel berwales dengen sawahnja Mas Ariadjoega sampi ka kidoel berwales dengen sawahnja Madafi ada 4777 Ijeng-kal, soeda saja djoewal lepas ka-pada Mas Moehamad Arif anaknja Mas Soeladikara demang dislrikt Serang, dengen oewang kontan / 581, liga ratoes delapan poeloeb saloe roepiah perak, serla dengen saja poenja maksoed sendiri den waktoe saija djoewal itoe sawab ada saksi jang niangatahoei begi-rnana jang lerseboet di bawah ini.

Ik ondergeleekende, genaamd Poeger, hoofd van de desa Badamoesalam in hel district Serang,

Bekenne mijne sawali geheeten Sikembang gelegen onder het gebied van de dessa Poedji bestaande in het geheel uit 62 vakken, waarvan de uitgestrektheid bedraagt 4777 roe in hel vierkant, terwijl de begrenzing is: ten Westen de sawah van Mas Aria Nitidiwiria, ten Oosten de sawah van Garabreng, ten Noorden ook weer de sawali van Mas Aria, en ten Zuiden de sawah van Madafi, te hebben definitief verkocht aan Mas Moehamad Arif, zoon van Mas Soeladikara, demang van hel dislrikt Serang, legen kontant geld f 581, drie honderd een en tachtig zilveren guldens met mijn eigen verkiezing, en toen ik die sawah verkocht, waren er getuigen bij tegenwoordig, zooals hieronder wordt bekend gesleld.


-ocr page 319-

IS

Jang sadoemikian saja poenja landa langan ini dengen sabener-benernja.

soemoerpetjoeng, 13 augustus 1856.

Berlanda langan: {W. q.) poeger. Demang dislr, Sevang, (w. g.) soetadikara. Saksi jang madjelis:

(w. g.) Hadji Moelafar. {w. g.) Doerin. [w. g.) Engoes.

{w. g.) A1 Hadji Achmad,

Pamjoeloe kademangan. Manlri kof jij Sevang,

{w. g.) Agoes Nog.

Het bovenstaande heb ik met mijne handteekening als naar waarheid bekrachtigd.

soemoerpetjoeng, 13 AliqUSlUS

1856.

Onderteekeningen: {W. g.) poeger. De demang van Sevang, {ngt;. g.) soetadikara. Getuigen die ev bij gezeten hebben :

{w. g.) Hadji Moelafar. (w. g.) Doerix {w. g.) Engoes.

(w. g.) Hadji Achmad,

Pangoeloe van het dislvikt.

De Mantri bij de koffijkultuur te Sevang,

{w. g.) Agoes Nog.


18*

-ocr page 320-

Bijlage F.

Acte van schenking opgemaakf

22 tangal dina chemis woelan Doelkaidah faoen Alif hidjrah nabi sam 1275.

Ini prengelan koela aran Ahdoe-rahim litiang Bajoenembol, perkara koela bibat ka anak-auak kabeb nji Arba sawab di Tjiboe-djan, nji Batna sawah di Kadoeda-dap sabeulah sedang kalawan nji Apipab.

Anadening sawah Saér kang palang petak seungapan kabandaan koe Mas Abdoelkadir koerang sa-soekoe 14 real Bantam, salijane di bibalken ing anak teloe nji Balna, nji Arbali, nji Apipab, serla hadjine 40 real Bantam telep ing anak teloe.

Aran ki Saleh lan nji Boeing, banda 20 real Bantam, sapoeloeb sedang, salijane 21 real di pake perbea koela mati.

Kang aran Banggadjaja di hi-batan sawah di Toeroes 1 petak, anadening kiraj Si Arkim di hi-batken ing ki Saleh lan ing nji Boeing, anadening kiraj Kadoetjiri di hibatken ing anak teloe nji Batna nji Arba nji Apipah, ki Bangga di hibatan kiraj di ïji-hoedjan moelangken 2 real ka ki Oesoep.

door den distrikts-panghoeloe.

Op den 22sten Donderdag in de maand Doelkaidah in \'tjaar Alif van de vlugt van den profeet 1275.

Bij dit bewijsstuk geef ik, Ab-doerahini geheeten, uit de desa Bajoenembol, bij schenking over aan al mijne kinderen, het volgende; aan Nji Arba de sawah gelegen te Tjihoedjan, aan Nji Balna de sawah gelegen te Kadoedadap, de helft ieder met Nji Apipah.

Van de sawah te Saér, waarvan vier petaks, bij de opening dei-leiding gelegen , verkocht zijn aan Mas Abdoelkadir voor 14Banlani-sche realen min een soekoe (1) wordt de rest door mij geschonken aan mijne drie kinderen nji Ratna, nji Arba, én nji Apipah, en de waarde er van is 40 Bantamsche realen, aan mijne drie kinderen geef ik dat.

Saleh en nji Boeing krijgen aan geld 20 Bantamsche realen, ieder tien, de overschietende 21 realen moeten gebruikt worden voor de onkosten bij mijn overlijden.

Aan Bangadjaja wordt door mij geschonken de sawah te Toeroes 1 vak , en de nipah aldaar, gezegd van Si Arkim, wordt door mij geschonken aan Saleh en aan nji Boeing, en de nipah te Kadoetjiri geef ik aan mijne drie kinderen nji Batna, nji Arba, nji Apipah; Rangadjaja krijgt de nipa te Tjihoedjan , maar hij moet 2 realen terug betalen aan üssoep.


1

Een vierde van een reaal, of 64 duiten

-ocr page 321-

17

Anadeuing doekoeh di saltrang di hibatken ing anak kabeh letapi noempang banda nji Ombak 6 roe-piah perak, letapi ing doekoeh sa-beulah koelon.

Kaoloe hoelhak walkalamoe sidik aran Abdoerahim.

Saja soedab lial pangoeloe dis-lrikL Tjimanoek den mendenger ka Abdoerabira poenja ikrar bibal pada anak-anak sabegimana ler-seboet diatas.

(w. g.) Moebamad Mahwi. {w. g.) Hadji Abpoelhapil Nembol.

Tanda tangan saja Boeing den llangadjaja lelab manarimaken bi-batnja bapa kapada saja sabegi-mana terseboet die dalem ini per-lelanan saja Boeing soeda trima oevvang sawab Loewipapan sapoe-loeb real Bantam , wakil bertanda Boeing kapada djoeragan Daoed.

{tv. g.) Daoed. {w. g.) Uanggadjaja.

En den boomgaard aan den over kant schenk ik aan al mijne kinderen maar met de schuld er bij aan Nji Ombak van 6 zilveren guldens , ik bedoel bier den boomgaard aan de westzijde.

Opgemaakt volgens de verkle-ring van Abdoerahim.

ik panghoeloe van het distrikt Tjimanoek heb dit stuk gezien en ik heb gehoord de beschikkingen als schenking die Abdoerahim gemaakt heeft op zijne onderscheidene kinderen gelijk hierboven is vermeld.

(w. g.) Moebamad Mahwi. [w. g.) Hadji Abdoelhafil van Nembol.

Onderteekening van mij Boeing en van Bangadjaja ten bewijs dat het door onzen vader geschonkene aan ons overgegeven is, zoo als vermeld staat in deze verklaring, ik Boeing heb ontvangen het geld van de savvah van Loewipapan, tien Bantamsche realen. Boeing heeft het desahoofd Daoed opgedragen voor haar te teekenen.

{w. g.) Daoed. {w. g.) Banggadjaja.


-ocr page 322-

Bijlage O.

PANDACTE.

KATRANGAN.

B E W IJ S

Dari nrang laro gade sawah-savvali Iiari Djocmoeah tanggal 23 October taoen 1863 soedali men-gadep pada kila mas Astrawetjana weduno distiikl Sadjira den di hadepan Raden Saleh Mantri dis-Irikt Sadjira, Agoes Sangad Pan-ghoeloe distrikt Sadjira, ia itoe saorang nama Kailan linggal di dessa Paroengpoeng distrikt Sadjira kaboepaten Bantam kidoel, manerangken njang dia soeda men-gadeken 8 petak sawah, lebarnja ada 2S0 tjengkal lempatnja itoe sawab ada di tanali desa Sampara Oedik distrikt Sadjira, die gadeken pada orang nama Mas Oesman dessa Sampara Oedik distrikt Sadjira dengen oewang /\' 56.87 lima poe-loeh anem tembaga delapan poe-loeb toedjoe doewit, perdjangdjian begimana terseboet diebawahini: lo. Jaani sawah jang terseboet jang poenja sawah tida boleambil itoe sawah sahingga soeda poe-iangken oewangnja jang menggade sabegimana soeda terseboet diatas, maka di mana wak toe jang poenja sawah ada oewangnja boewat te-boes, ia itoe jang mengade misti kasih, tida bole tahan lebih lama.

Van een persoon die eene sawah in pand gegeven hebbende verschenen is op den 25sleii October 1863 voor mij Mas Astrawetjana wedono van het distrikt Sadjira, en voor de getuigen Raden Saleh mantri distrikt en Agoes Sangad distriktspanghoeloe van Sadjira, met name Kailan, woonacblig in de dessa Paroengpoeng, district Sadjira, regentschapZuidelijk Bantam, en verklaarde in pand gegeven te hebben 8 vakken sawah groot 250 roeden, gelegen op een grond der dessa Sampara Oedik, distrikt Sadjira, aan Mas Oesman, woonachtig in de dessa Sampara Oedik, distrikt Sadjra, tegen eene som 56.87, zes en vijftig gulden koper, zeven en tachtig duiten, onder dè navolgende voorwaarden:

lo. De eigenaar der hierboven-vermelde sawah kan die niet weder in bezit nemen zoo lang als hij de hierboven genoemde geldsom aan den pandhonder niet beeft terug betaald. Maar zoodra de eigenaar van de sawab het geld brengt om ze in te lossen, moet de pandhouder die sawah overgeven, hij raag die niet langer in zijn bezit houden.


-ocr page 323-

19

2o. Iloe sawah di seboel oleli jang menggailekcn alawa janggade alas perdjangdjiannja halsil tanah atawa ongkosl tanem den padjeknja menoeroet sabegimana die orang poenja moefakat bedoewa saperli;

Dari pandapetanja padi bagi liga 2 bagian jang poenja oewang 1 bagian jang poenja sawah.

Dari padjek sawah djangdji poenja sawah 2 bagian jang poenja oewang 1 bagian.

Dari padi bibit jang kaloewar jang poenja sawah.

Dari karbo jang di paki nialoe-koe jang poenja sawah jang kasih. Kapan misli sewa karbo jang poenja sawah jang bajar sewanja.

Wakloenja lanem jang poenja sawah jang pikol ongkoslnja.

Djikaloe ada jang mendjadiken misli achliwarisnja hole leboes iloe sawah, jang gade lida hole laban alavva lida kasih atawa jang gade mali maka achliwarisnja jang pegang iloe sawah kaloe jang poenja maoe leboes, ia iloe misli di kasiken.

Djikaloe jang gadeken alawa jang gade soeka boewat pindabken gadenja soepaia doewa-doewa men-gadep koenibali pada jang meni-bikin kalrangan dan di toelis di bawah nama siapa itoe sawah pin-dab gade lerseboel desa dislrikt di laiken barangnja alavva pagon, doewa-doewa menaroh landa lan-gan dalem kalrangan, maka kapala

2o. De sawah wordt bewerkt door den pandgever of door den pandhouder, wal belieft bet beding omtrent den padioogst o!\'de onkosten van bewerking en de landrente dit geschiedt zoo als partijen zijn overeengekomen, bet volgende is bepaald:

De opbrengst in padi wordt in drie deelen verdeeld, de geldschieter krijgt 2, de eigenaar der sawah 1 deel.

Omtrent de landrente wordt bedongen dal de eigenaar der sawah 2, de geldschieter 1 deel zal betalen.

De zaadpadi zal door den eigenaar der sawah verstrekt worden.

De eigenaar der sawah geeft de karbouwen voor het ploegen. Als de karbouwen gehuurd moeten worden betaalt de eigenaar der sawah de huur.

Bij het planten zijn de onkosten len laste van den eigenaar der sawah.

De erfgenamen van den pandgever kunnen len allen Ujde de sawah lossen, de pandhouder mag bel niet aanhouden óf weigeren, en als de pandhouder overleden is, wal betreft de erfgenamen van hem die de sawah beeft in pand genomen, als de eigenaren die lossen wil, moet zij worden overgegeven.

In geval de pandgever of de pandhouder het pand met de schuld op een ander willen overdragen, moeten beiden weder verschijnen voor hem die dit bewijs beeft gemaakt, en dan moei hieronder geschreven worden de naam van hem op wien de overdragt geschiedt, mei vermelding van zijne woonplaats, of de som, waarvoor de sawah verpand is, verhoogd wordt, dan wel


-ocr page 324-

20

dislrikt misli toelis hari boelan lahoen den langgalnja jang iloe sawah soeda di pindahken kapada jang gade Itaro. Serta pake saksi djoega begimana Ijonlo jang perlama.

Dan djikaloc iloe sawah jang di gadeken maoe di djoewal lepas ia itoe misli liikin soerat baro, aioeranja begimana di alas djoega.

Olih sa ja jang gadeken:

dezelfde blijft, beide partijen moeten bare handleekening plaatsen onder bel bewijs, en het dislrikts-boofd moei van den dag, de maand en het jaar aanleekening honden, waarop die sawah is overgedragen op den nieuwen pandhouder, en de getuigen moeien teekenen, even als in hel eerste model.

In geval de pandgever zijn sawah definitief wil verkoopen moet hij een nieuw schriftelijk bewijs daarvan doen opmaken in den vorm van het bovenstaande.

Geleekend door den pandgever:


Saja jang mangadé:

Ik pandhouder:

Die badepan kila jang mamboe-wal ini perdjangdian:

Wedono dislrikt Sadjira,

Voor mij die dit kontrakl heeft opgemaakt:

De wedono van het dislrikt Sadjira,


De getuigen:

Saksi-saksi :

-ocr page 325-

Bijlage; H.

Koopacte, nadat iii|iaiiiliieiiiiiig; was vooraf gegaan.

Socrat katrangan din Wcdono district Tjiroeas.

Terpegang oleh saorang na ma ki Hadji Moehamad Ali linggal di desa Tras Bendoeng bawah district Ondarandir pada ini hari Sep-loe tangal 26 September taoen 1865 soeda mengadep pada kita Toelia-goes Djajakoesoema Wedono dis-trikt Tjiroeas, Entol Djanlra Mantri distrikt Tjiroeas, Mas Moesa Mantri distrikt Tjiroeas, den Hadji Boe-sangid wakil pangoeloe distrikt Tjiroeas, ia itoe nama ki Hadji Moehamad Ali soeda manerangken dirinja jang soeda heli lepas 12 pe-tak doewa belas petak sawah dari 1125 seriboe seratoes doewa poe-loeh lima tjengkal lebarnja itoe sawah dari nama mas Jamah orang desa Kalanganjar ilir jang 1000 tjengkal masoek di boemi Angsana jang 125 masoek di boemi Karang-anjar ilir distrikt Tjiroeas di be-linja itoe sawah dengen oewang f 200 roepiah recepis.

Maka segala perdjangdjian ada terseboet di bawah ini:

lo. Perkara itoe sawah sela-manja tetep kepada nama Ki Hadji Moehamad Ali telah nama Mas Jamah soeda djoewal lepas moelai ini hari.

Bewijsshik van den Wedono van Tjiroeas.

Waarvan de houder is Hadji Moehamad Ali, woonachtig in de desa Tras Bendoeng, onder het distrikt Ondarandir, die op Zatur-dagden 26sten September des jaars 1863 is verschenen voor mij Toe-bagoes Djajakoesoema, wedono van het distrikt Tjiroeas, en voor En-lol Djantra, mantri van het distrikt Tjiroeas en voor Hadji Boesangid, waarnemend panghoeloe van hel distrikt Tjiroeas, hebbende genoemde Hadji Moehamad Ali verklaard dal hij definitief gekocht beeft 12 vakken zegge 12 vakken sawah van 1125 een duizend een honderd vijf en twintig roeden uitgestrektheid, van Mas Jamah uit de dessa Karanganjar ilir; 1000 roeden behooren tot den grond van Angsana, en 125 honderd vijf en twintig roe tot den grond van Karang anjar ilir in bet distrikt Tjiroeas, zijnde die sawah gekocht voor /quot;200 twee honderd recepisguldens.

De voorwaarden tusschen partijen zijn bedongen als volgt:

lo. dal die sawah voer goed overgaat in handen van Hadji Moehamad Ali, dewijl Mas Jamah dezelve op heden definitief heeft verkocht :


-ocr page 326-

22

2o. Perkara djikaloe jang men-djoewal mati maka ahliwarisnja lida bole ganggoe iloe sawali, alawa djikaloe jaug mainbeli mali iloe sawah misti djaloeh pada ahliwarisnja jang mambeli.

Saja jang berlanda langan dengen sabenernja soedab djoewal lepas.

(w. (J.) Jamah.

Saja jang berlanda langan dengen sabenernja soeda beli lepas.

{w. g.) Moeiia.mad Ali.

Maka segala perdjangdjian ini soeda di periksa den di bik in oleh di badepan kila dengen sabener-beuernja.

Wedono di strikt Tjirocns: (iv. g.) D.ia.iakoesoema.

Saksi Mantri distrikt: {w. g.) Djantra.

Mantri distrikt: {w. g.) Moesa.

Wakil pangocloe distrikt:

2o. dal als de verkooper mogl komen le overlijden zijne erfgenamen den kooper niel wegens deze sawab mogen belrekken, en als de kooper koml le slerven, de sawab op de erfgenamen van dezen overgaal.

Ik ondergeleekende heb in waar-beid definilief verkocht.

(«;. g.) Jamah.

Ik ondergeleekende heb in waarheid definilief gekocht.

(mi. g.) Moehamad Au.

Hel bovenstaande beding is na kennisname der voorwaarden dooide partijen gesloten voor mij naar waarheid.

De Wedono van hel distrikt Tjiroeas: {tv. g.) Djajakoesoema.

Als getuige de man tri distrikt: (iv. g.) Djantra.

De Mantri distrikt: {w. g.) Moesa.

De waarnemende pang hoeloe distrikt:


((lil een ander sluk blijkl dal aan Moebamad Ali verpand bad).

in hel jaar 1847 zijne sawah

-ocr page 327-

Bijlage I.

Acte betrekkelijk de toeeigening vau weder oiit»oiiiieii sawah-nag;ara die braak gelegen hadden.

Bahoevva jang berlanda langan di bawah ini Mas Soeladikara de-mang district Serang.

Mengakoe soeda boeka lanab die dalem pegangati dessa Poedii distrikl Serang, jang tadinja sa-wah bera lida ada orang soeka samboet, maka saja poenja penda-pelan mamboeka iloe sawah satoc-saloenja lampal ada lerseboel di bawah ini:

lo. sawab jang nama Sibala-woek pegangan desa Poedji ada 120 pelak lebarnja dari wates sabclab lor beloel rawa, sampe ka kidoel wates dengen sawabnja Sapar, dan dari koeion wates dengen kali, sampe ka welan wates (lengen sawabnja Adoeng ada 10,000 tjengkal;

2o. jang nama sawab Terate pegangan desa Poedji ada 40 petak, lebarnja dari sabelah lor wates dengen sawabnja ïroes Bamingi, sampe ka kidoel dimana sawah bera garapanja Mas Hadji Moela-par, dan dari koeion betoel wates sawabnja Doelachir, sampe ka we-tan betoel kali ada S046 tjengkal.

Djoemblah samoeanja 170 petak, lebarnja 13046 tjengkal.

Ik ondergeleekende demang van hel district Serang.

Bekenne sawahs ontgonnen Ie hebben in bet gebied van de dessa Poedji, distrikt Serang, die vóór dien tijd braak lagen, daar niemand die wilde bebouwen, en naar mijne bevinding zijn die ontgonnen sawahs die welke op de hieronder vernielde plaatsen gelegen zijn:

• lo. Ae sawab genaamd Stbala-woek in het gebied der desa Poedji, van 120 vakken, in uitgestrektheid, van de Noordzijde waar de rawa de grens is tol naar den Zuidkant waar zij aan de sawah van Sapar grenst, en van de Westelijke grens gevormd door de leiding lol de Oostelijke, zijnde de sawab van Adoeng zijn hel 10,000 roeden;

2o. de sawah genaamd Terate in het gebied van de desa Poedji van 40 vakken,in uitgestrektheid, van de Noordzijde waar de sawah van Troes Bamingi de grens is, lot aan de Zuidzijde waar de braak liggende sawah is, die door Mas Hadji Moelapar wordt bewerkt, en Westelijk van de sawah van Doelachir, tol aan de leiding die Oostelijk de grens vormt, zijn bet Ü046 roeden.

In het geheel beloopt hel 170 vakken die een uitgestrektheid hebben van 15,046 roeden.


-ocr page 328-

24

Sarenla ini sawah-savvali wak-loenja saja liandak maniboeka baroe soeda terang dengen dapel idin dari negri wakloe laoen 1834.

Maka ini sawah sekarang lelep saja kasiken kapada saja poenja anak prampoewan nama mas It al na en mas Chanafiah hoewat dia poenja kaidoepan selama-selamanja, jang doemikian deugen sabener-sabener nja.

Soemoerpet.ioe.ng , pctda 3 December 1834.

Demang dis In kt Sevang:

Sak si jang mangatahoei: (tv. g.) Anggoes loer ah Troemboe.

Djaro (w. g.) Kasimoedin.

Djipoet.

Sahsi-saksi jang mangatahoei:

(tv. g.) Kodja djaro Poedji. (tv. g.) Doebm djaro Badamoesalam.

(tv. g.) Üoesin » Kaporanan. (mi. g.) Machali » Baradan. (tv. g ) Raujoeuin djaro Paloepor.

Teiab ini landa langan soeda mnsoek di dalem boekoe Kade-mangan pada hari Seploe djam 12 tanggal 20 December 1862.

Demang Serang : [tv. g.) Soetadikara.

Mantri Distrikt Serang: (w. g.) Agoes Rasim.

En toen ik die onderscbeidene sawabs pas begonnen ben nieuw aan te leggen, heb ik daartoe verlof bekomen van het bestuur in bet jaar 1854.

En die sawabs draag ik thans voor goed over aan mijne dochters gebeeten Mas Katna en Mas Cbana-liah voor haar levensonderhoud, voor altijd: zoo zij liet naar waarheid.

Soemoerpetjoeng , 5 December 1854.

De demang van hef distrikt Serang:

Als getuigen dragen hiervan kennis: (w. g.) A.\\ggoes loerah van Troemboe.

de djaro (tv. g.) Kasimoedin.

Djipoet.

Getuigen die hiervan kennis dragen:

(iv. g.) Kodja djaro van Poedji. (tv. g.) Doer.m djaro van Badamoesalam.

(tv.g.) Doesix, djaro van Kaporanan. (w. g.) Machali, » » Babadan. (tv. g.) Radjoedi.n , djaro van Pe-loepor.

Dit alzoo geteekende stuk is opgenomen in het distriktsboek op Zatucdag om 12 uur den 20sten December 1862.

De demang van Serang : (tV. g.) soetapikara.

De mantri distrikt van Serang, (w. g.) Agoes Rasim.


-ocr page 329-

23

quot;I 2quot;

•aapao^

•SAvnog

« I

a O a a « a

-u»p9u^

a ^ a a a a a

H

\'SAVllOQ

O O

CO

\'UDpcgt;Oyj

O

d)

«5 « QJ «

C

£ r S «

C/3 ^

Ci- .ti

cz

*s.v\\nog

a a a a a

•U3(\'30\\J

1^ c

a a a a a a

\'SAVIIGQ

Ü

— i- rt

— o ~

-3 C3

r. =

= P —

\'S .2 c5

c — gt;•

? s- —gt;

!gt;. a a a

•uapoog

CI a a a a

\'SAvnoq

•iiopoo\\[

s

C3

)gt;» a a a a

S-I

«ö r;

X\' O

o quot;s^ § C-. O - -

a a a a

bp O

s~

c

CJ

O

quot;3

tp

\'Er.

bp

O O

gt;

o

r2

s

*s

OJ

amp;

O)

•»

•—

O

3

tp

a: ü

*5

OJ

c

5

c

cs

ZJ

gt;

ai

amp;

5K

s

a » a a a

-lt;

sr —

5

w O

c

O tD

?-cö

O O

H

5

ïsd

-e

lt;

H

lt;n O

\'UdpjUAV IKipUOAoS fiz JBBAV S4BS3p [B!JUBy

: ui UBAJBB^

\'uapaog

•uop;}o»[

*ii3p.«o\\i

•SAvnog

\'SAvnoy

•SAvnoy

s.vMiog

-ocr page 330-

26

CQ

a gt;-

gt;

H

2. T

Tgt; H

Aantal desas waar zij gevonden worden.

ii

AVaarvan in:

Boiiws.

- I ^

»-k co cn c; o M

Roeden.

*

gt;

(J3

O tn

H

Bouws.

C5 M.

» w CO CO _CS

W K)

w » O Cf

C5 O

ss » » » »

Roeden,

w » K » e » «

gt;

2

Bouws.

Roeden.

» 55 » W W 5f

ïs ÏS w co W

9 S

Bouws.

is V V amp; V W

Roeden.

o I

O Kgt;

Bouws.

gt;

e » » » w »

« 9 « V V 5?

Roeden.

gt;-

Bouws.

Roeden.

« 55 t: t; e ts

« » « s » »

Bouws.

cr 0

5; » w e 5? w

65 ZL

es *-*

Roeden.

» t? w w

I e

amp;

gt; gt;-

5ö O

Bouws.

H

et cïq

anon tf

cc

O O

Roeden,

t? » B » »

Bouws.

CO

H-k

.o_

CO

_o_

Roeden.

.1_L

« t; w 55 « »

-ocr page 331-

27

KADJAROAN.

-a w s

O P3

•uap.ic)i

a a s A a •» A | a ^

1 V

\'samioq

st « a a th aa a 1 rH

1 1

quot;S

bO V

H

•uapaon

CO | CO O

aaaaco aa a 1 co ~ (N | lt;N —

i o

\'savnog

aaaaO aa a

O «

lt;M ^

a

\'ffl

•uapaoy

«M I lt;M ^

a a a a O aa a 1 O c

TH ^ -

1 u

•«avnoa

i t • a a a a CO aa » 1 CO i CO | CO P

Ï5 £

SS

tb

O O

pa

•uopao^i

•svvnog

O

I O

la bO

4J

H

•uopao^

O | O ^

aaa»ca aa a lO ^

•savhojj

1 3

aaaaa aa a 1 a —

j 2

W5

cgt;5

uapao^

c ro | co S

aaakfla aC5 a 1 ^ ^ | ^ «

•gavnoji

cn

a a a co a a(M a 1 CO Jquot; CO 1 CO ^ 1 O

KAPEKIHAN.

ba s

O O

n

•uapao^

aaaaa aa a 1 a quot;3

l s

•SAvnojï

aaaaa aa a

u

V

cs

oT H

*uap3o\\{

:ss

aaaaa aa a 1 a gt;•

I i

•SAvnog

aaaaa aa a 1 a ?,

1 1

«

c/5

\'udpoo^

O | O ®

aaaaa i.0 a a 1. iO ?

(M lt;M w 1

\'savnog

1 ^o §

a a -tquot; a a t-» a a 1 -quot; 1 g

•Ml MVAHVVAV

1 —

1 o

*?« io n !gt;• »gt;• -r 1 ^

i-o i Z- 3

i 2J

•U.ipiOAV UOpiIO.VaS FlZ JGL\'AV

s(es3p [üjuev

I 5 o

\' agt; gt;. f bo ? IO 1 CO CO 1 1» c C

i Ji ^

1 a

H

^ H ^ -f ë ^ lt; - P-

^ H

Z; ^ ^ ^ HH

Scrang ...........

Tjiioeas ..........

Tanara ...........

Totaal .....

(*) Van deze kolom Lesteraming gevlt;

-ocr page 332-

28

••ill

7!

P

5

H ÏÖ

gt; 3

3 ^

5 o

5 N S. fB

« JT

* H

o-

o

NU.

05

c:

-

3G

30

76

2

-

co C5

tc ic ro

H-k K» Cï 4*.

*

CC

55

5S te »

45

259

W

259

SS

»

)) »

»

w

»

e

te te te te te

«

»

*S

t:

te b te te

-

O C5

C5 M

w

O

te «si te te te

38

43

»

w

te te te e V

543

tf

w

»

w

te b te te w

te

250

»

w

te te te te te

250

w

»

e

te te te te te

te

V

te te te te te

te

CC

98

w

V

O

CO » te w w

88

102

»

«

te te te te te

102

20

»

.

te te e te te

20

268

1

a

te » te te te

268

te*

«

«

«

.

tf

te v te te te

te

WAARVAN IN:

Aantal desa\'s waar zij gevonden worden.

a

w gt;

3

^5

C/5 Ö

5-1 ►—lt;

Roeden.

*

gt;

O

Si

gt;■

amp; O

H

«

9)

es

o

O

3

CR

3-

Bouws.

Roeden.

Bonws.

Roeden.

Bouws.

Roeden.

Bouws.

Roeden.

Bouws,

Roeden,

Bouws.

S-

Bouws.

Roeden.

Bouws.

Roeden.

Bouws.

Roeden.


-ocr page 333-

29

Volgens hetgeen mij van de zaak bekend is geworden gedurende den tijd dal ik Regent ben geweest in dit Regentschap, heb ik bevonden wat hieronder is opgeteekend.

a. Onder de sawahs die genoemd kunnen worden sawah negri worden verslaan die welke in vroeger lijd in handen van den Sultan waren en verdeeld werden onder al degenen die een ambt bekleedden bij den Sultan, dewijl zij geen traktement kregen; al de ambtenaren kregen een vast aandeel van desa\'s of van sawahs die hun toegewezen werden.

h. In geval zij ophielden een ambt bij den Sulfan le bekleeden

werden die sawahs en.desa\'s door den Sultan teruggenomen, niemand

kon verklaren dat die zijn eigen grond waren, voordat de Sultan

é

hem een met zijn zegel voorzien bewijsschrift gaf waarbij van dien grond het bezit hem voor goed verzekerd werd als zijne ontginning en eigendom.

c. Nadat de Sultan niet meer de magt in handen had in het Ban-tamsche, omdat het land in handen van het Gouvernement gevallen was, zijn die gronden aan het Gouvernement vervallen en in hel jaar 1823 is er een kommissaris door het Gouvernement gezonden on^ na onderzoek, die gronden onder de geringe lieden van elk distrikt le verdeelen, maar er waren nog gronden en sawahs die bestemd bleven voor het onderhoud van den Sultan en zijne familie, welke nog zijn in het distrikt Tanara, maar zij zijn nu gekomen in handen van de geringe lieden.

Er zijn ook nog sawahgronden die stee ds hel eigendom (milik) waren van de Sultansfamilie dewijl hel zelf ontgonnen sawahs zijn; deze zijn in het distrikt Onderandir, maar ze zijn nu ook gevallen in hariBen van de geringe lieden, omdat zij die bewerken en er de landrente van betalen.

e. Naar mijne meening, wat betreft die sawahs of andere gronden die genoemd worden sawah negri, is hel pligtmatig dat zij in handen zijn van de geringe lieden, omdat zij die gronden voor zoo lang be-

19

-ocr page 334-

30

werkt hebben en ook de landrente betalen, maar nu moét ook door het bestuur zorg gedragen worden, dal die sawahs en gronden opgenomen worden in een register, opdat die sawahs elk jaar kunnen verdeeld worden onder hen dié geen grond bezitten, op de wijze waarop zulks pleegt te geschieden om de Oost van Java in andere Residentien (*) altoos met uitzondering van de zelfontgonnen gronden die de eigendom zijn van de geringe lieden.

De hegent van Noord-Bantam,

Raden Adipati Amo ïjomiro Negoro.

Deze regent is geen Bantammer van geboorte, maar af komslig uit de Oosthoek

-ocr page 335-

ZINSTORENDE DRUKFOUTEN.

INHOUD: p. XXXII reg. 11 van Itoven staat: is echter lees • er achter. RÉSUMÉ; p. 4 reg. 17 volgg. van onder is de komma lusschen het eerste en tweede cijfer weggevallen;

reg. 13 van onder slaat; ö72 lees; 5,72.

p. 10 reg. 8 » boven » over • voorts:

p. 14. Aan de recapitulatie ontbreekt;

Het aantal panghoeloe\'s of amil\'s bedraagt:

in hel Noorderregentschap ... 25

onder Pandeglang......14

Tjaringin.......tl

» liëbak ........^

62

Alleen onder Pandeglang treft men slechts één priester in elke desa aan. p. 16. In het hoofd der tabel is het leeken □ (vierkante) voor hel woord palen weggevallen;

zij lees; deze:

\' van » voor;

oorspr onkelijke lees; oorspronkelijk; aan lees; van

meerderjarig lees; minderjarig; kan lees kon;

heboumbaren lees: bebouwbare: zij bet lees; zij bij het; aan lees; van;

beoordeeld lees; bevoordeeld:

twee lees; tweede;

kan lees; kon;

hoewel lees: hoeveel.

p-

24

reg.

15

van

onder

staat

p-

25

reg.

IS

van

boven

»

p

28

reg.

16

»

»

0

p-

45

reg.

11

onder

p-

44

reg.

14

»

»

»

p-

70

reg.

8

»

boven

n

p-

79

reg.

7

onder

M

p-

96

reg.

2

71

»

a

p-

97

reg.

6

»

boven

;gt;

p-

111

reg.

ö

onder

«

p-

126

reg.

7

»

»

p-

144

reg.

»

))

»

»

p-

256

reg.

17

»

-ocr page 336-

/ /^/

-ocr page 337-
-ocr page 338-
-ocr page 339-
-ocr page 340-