-ocr page 1-
-ocr page 2-

-ocr page 3-
-ocr page 4-

TROO

-ocr page 5-

TROOST DER GELOGVIGE ZIELEN IN HET VAGEVUUR.

-ocr page 6-
-ocr page 7-

- ■■ ■n

-ocr page 8-

ir Eauer «er. 439. SUhlstui v, Carl Mayer\'s KAjn Kteiei^

®txr! .erfjanrar uttstr!

Purgatory,

quot;Ver]a6 vdii Caxl ifajer in. Murnberfi,-

-ocr page 9-

Vak Samp;

VOLLEDIÖ

GEBEDENBOEK

tot troost en lafenis der

GELOOV1GË ZlFiLËi\\,

benevens eene beschrijving van den TOESTAND DER LIJDENDEN

IX HET

VAGEVUUR,

door voorbeelden opgehelderd.

Naar \'t HoogcLuitsch.

vijfde dij uk.

EB I ]Elle.i.ij kQoQr rfci Va.

orFTur.....

W IJ C;: ; li N S

G. MOSMANS ZOON, Markt A. 14. — \'s-Bosch.

-ocr page 10-

IMPRIMATUR,

Amstelj.oda.mi, die 4 Februari 1881.

P. P. H. VAN OfiTRClP.

Lib. (Jem.

-ocr page 11-

1 N L E I D J N G.

Uel is den mensch eigen, zich tehekom-■nerm over zijne vrienden, die in verwijderde oorden wonen, en steeds reikhalzend quot;aar eemge tijding omtrent hun lot lit U uen. Geen wonder dan ook, dal wij veHangen naar eemge zekere tijding omtrent onze dierbare afgestorvenen, daar er toch hijna memand onder ons gevonden ivordt wien de dood niet een gelief den vader, een e leer beminde moeder, een broeder,eenezuster een vriend of een bekende, die ons teZZtè gmg, ontnomen heeft.

Doch, vooral als loij bedenken, dat zij zich

zz\'z\'\' i:J:z

Zien er S WIJ dU hede»\'^ clan vooral zullen ui, ons nog veel meer om hun lot

gommeren. Het ware dan ook zeer zeker

ondankbaar en betreurenswaardig van onzen

an en vet schrikkelijk voor onze overledenen

\' ch n\'elgt;l quot;quot;or hen zouden doen.

-ocr page 12-

6

Velen onder ons weten misschien niet (je-noegzaarn wat zij voor hunne overledene betrekkingen doen kunnen, anderen wellicht achten het niet genoeg, \'t Is dan om in deze dringende behoefte van alle godvruchtige zielen zooveel mogelijk te voorzien, dat men in dit boekje het gewichtigste en tevens het meest boeiende heeft bijeenvergaard, wat over dit onderwerp, zoowel in de H. Schrift, als in de overleveringen en in de besluiten der li. Vaders, kerkelijke schrijvers en geestelijke leeraars, te vinden is. En dewijl daadzaken altijd meer indruk maakten dan woorden. heeft men hel raadzaam geoordeeld in dit werkje, hier en daar, eenige voorheelden tol opheldering en lot opwekking aan te halen. Evenwel heeft men uit de menigte voorbeelden, die er bestaan, slechts de doelmatigste, en uit deze laatste alleen de zekerste gekozen, namelijk dezulke, dte uit vertrouwbare bronnen zijn geput. Van de nieuwere heeft men er geen enkel aangevoerd, van welker waarheid men niet ten zeerste overt uigd was. Overigens is men er verre van verwijderd, al deze voorbeelden onder eenig ander, dan bloot menschelijk oogpunt voor te stellen, overeenkomstig de voorschriften der H. Kerk.

Verder heeft men getracht, de aandacht te vestigen op de werkdadige dankbaarheid der geloovige zielen, ten opzichte van minne weldoeners en ivel met een tweevoudi-j doel;

-ocr page 13-

1

om namelijk onzen ijver door een edel eigenbelang aan le vuren en om aan te toonen, dal de goede God die zielen loestaul, ons reeds gedurende dit leven krachtige hulp Ie verleenen, in allen nood en in alle gevaren.

Om ten slotte niet met ecne hlootc verklaring dezer zaken te eindigen, heeft men aan deze verzameling nog een »volledig gebedenboekquot; voor de geloovige zielen toegevoegd, daar toch het gebed het algemeenste en onontbeerlijkste middel is, om onze lijdende afgestorvenen te hulp te komen.

Wij hopen, dal dit gebedenboek alle godvruchtige zielen behulpzaam moge zijn, om hunne in het vagevuur lijdende medemensehen te troosten en te verlossen.

Welke gedachte zoude inderdaad voor vrome zielen troostender, verhevener en opbeu-render kunnen zijn, dan deze, dal zijdoor hunne gebeden, hunne dierbare overledenen, ook nog aan gene zijde van het graf, op werkdadige wijze hunne liefde kunnen betoon en, en dat de goede God deze gebeden als een. welgevallig offer ter hunner bevrijding zal aannemen.

-ocr page 14-

Voorzeker, hel is een zoele troost, die onze heilige godsdienst ons aanbiedt: Bat de ware, in God gegronde liefde,, ook met den dood niet ophoudt, (De liefde eindigt nooit meer. zegl de heilige Apostel I hor. i 3. 8.) dat zij in en door G )d dan eerst recht werkzaam wordt, en dat door deze liefde als den band der volmaaktheid, (Kol. 3, 14) de lijdende, zoowel als de triurnfeerende Kerk, met de strijdende Kerk op aarde, één familie, één lichaam uitmaakt, onderling vereenigd in alle gewrichten door een wederkeerig dienstbetoon, geëvenredigd: naar de werkzaamheid van ieder lid in het bijzonder, alle onder één Hoofd, ygt; Christusquot;. (Ephes. 4, 10.)

-ocr page 15-

EERSTE DEEL.

EE ES TE HOOFDSTUK.

OVKIi. IIKT WEZEN KN HET BESTAAN VAS HUT VAGEVUUR.

Over het wezen en hel beslaan van hel vagevuur.

Het vagevuur is eene plaats in de andere wereld, waar de zielen gezuiverd worden van zulke zonden die in ons de liefde Gods wel niet geheel en al uitdooven, en daarom ook niet met de hel gestraft worden, maar die de zielen toch buiten den hemel sluiten, (in welken niets wat onzuiver is kan binnengaan), tot zoolang zij hunne schuld geheel en al uitgewischt hebben. Ook is het die plaats, waar de zielen eene algeheele boete moeten doen voor zware zonden, die, hoewel zij in dit leven door de goddelijke genade vergeven werden, toch nog niet genoegzaam waren uitgeboet.

A\\ant het is eene geloofsleer, dat de zondaar, door de absolutie des priesters, wel kwijtschelding der zonden en der eeuwige

-ocr page 16-

10

straffen verkrijgt; doch dat er evenwel nog tijdelijke straffen overblijven, die óf in deze, of in de andere wereld, in het vagevuur, moeten worden uitgewischt, alvorens voor hem den hemel ontsloten wordt. De H. Schrift levert ons bewijzen hiervoor in Mozes en David, die, hoewel door hunne strenge boetvaardigheid met God verzoend, toch nog eenezware tijdelijkestraf ondergaan moesten.

Ook de H. Kerk heeft hierover duidelijk uitspraak gedaan.

liet beslaan van het vagevuur wordt bewezen uit het oude Testament.

lleeds in het oude verbond hechnte men , geloof aan een zuiveringsoord. Dit blijkt ten duidelijkste uit eene plaats van het tweede boek der Machabeërs (12, 39 — 45) waar verhaald wordt, dat men na een gevecht bij de gesneuvelden offergeschenken der afgoden vond, hoewel het den Joden, op straf van zonde, verboden was deze te nemen. Tot voldoening voor deze overtreding, liet de aanvoerder Judas eene inzameling houden en zond hij 12000 drachmen zilver (ongeveer 2500 gulden) naar Jeruzalem, om voor de gesneuvelden een zoenoffer te doen opdragen, dewijl hij goed en godvruchtigje-gens de verrijzenis gezind was. »Want,quot;

-ocr page 17-

11

zoo voegt hier de H. Schrift bij, »indien hij niet hoopte, dat zij, die gevallen waren weder zouden opstaan, zoo ware het nutteloos en dwaas voor de afgestorvenen te bidden. Veeleer daoht hij, dat eene zeer groote genade diegenen voorbehouden wordt, welke godvruchtig ontslapen zijn. Het is alzoo een heilige en heilzame gedachte voor de overledenen te bidden, opdat zij van hunne zonden ontbonden worden.quot;

De Heilige Schrift zelf maakt dus hier uit de handelwijze van dit legerhoofd de gevolgtrekking, dat er een vagevuur bestaat, of een toestand der afgestorvenen in de andere wereld, waarop onze gebeden en onze offers een heilzamen invloed hebben, en waarin zij van hunne zonden kunnen gezuiverd worden. Ware het geloof aan een vagevuur destijds niet diep in het hart van dit volk ingeworteld geweest, nooit zouden zij het zoo plotseling en dan wel in oorlogstijd hebben aangenomen; nooit zouden zjj in zulke omstandigheden een zoo groote som hebben opgebracht om voor de gesneuvelden zoenoffers te doen opdragen.

Allioli zegt daarom, over deze plaats sprekende:

))Deze schriftuurplaats levert een duidelijk bewijs voor de katholieke leer, ten op-

-ocr page 18-

12

ziohte van het bestaan van een zuiverings-oord voor de zielen, die, hoewel zij in de liefde Gods dit leven verlaten, toch nog niet genoeg boete voor hunne zonden gedaan hebben, en een bewijs tevens voor de heerlijke uitwerking dezer gebeden en goede werken, die ter hunner bevrijding verricht worden.quot;

Hetzelfde blijkt uit Jezus, de zoon van Sirach, (7, 37.) waar gezegd wordt: «Weldadigheid is allen levenden aangenaam, weiger ze echter ook eenen doode niet.quot; En deze weldadigheid jegens de dooden bestaat voornamelijk, zooals Allioli hierbij voegt, in het bewijzen der laatste eer en het opdragen van zoenoffers ter hunner verlossing.

Het blijkt ten laatste volgens verscheidene uitleggers der H. Schrift, uit die plaats waaide H. Paulus schrijft: (I Kor. 15. 29.) »Wat deden anders diegenen, welke zich voor de dooden laten doopen ; Mei meer andere uitleggers der H. Schrift neemt Allioli hier de woorden Dzich luien doopenquot; in figuurlijken zin voor lijden, zooals ook de goddelijke Heiland ze gebruikt heeft, (Luk. 12, 50.) en hij zegt; Volgens deze opvatting rerkondigt deze plaats het geloof der eerste Christenen, dal men door werken van hoet-vaardigheid de afgestorvenen helpen kan.\'\'

-ocr page 19-

!

Deze woorden van ilea H. Ptiulusjevendus in ieder geval een bewijs voor hel destijds beslaande yeloof aan een vagevuur, hetzij ze op de loden of op de Christenen betrekking hebben. Als het toch zeker is, dat zij niet verrijzen, waarom laten zij zich voor hen dcopen ? Hieruit blijkt, zeggsnzij, dat bij de Joden destijds nog het gebruik bestond, zich voor de dooden te wasschen of\' te reinigen. Overigens gelooven de Joden ook nu nog aan eene zuivering in de andere wereld en zij bidden voor hunne dooden.

Het bestaan van het vagevuur wordt bewezen uil hel nieuwe Testament.

De Goddelijke Heiland zegt : (Matth. 5, 25—26.)

»Vereenig u zonder dralen met uwen vijand, zoolang gij met hem op den weg zijt, opdat de vijand u niet aan den rechter over-geve, en de rechter u niet overlevere aan den dienaar en gij niet in den kerker geworpen wordet. Waarlijk, ik zeg u, gij zult daar niet meer uitkomen, alvorens gij den laatsten penning betaald hebt.quot; Ue uitleggei s der H. Schrift en de kerkleeraars (Origenes, Hierorymus, Ambrosius, Hilarius) verstaan algemeen onder dezen kerker het vagevuur,

-ocr page 20-

14

wijl er ongetwijfeld sprake is van de andere wereld en de hel onmogelijk daaronder bedoeld kan zijn, omdat daaruit geene bevrijding denkbaar is, hetgeen toch hier juist als mogeljjk vooropgezet wordt.

Verder zegt de Goddelijke Heiland. (Matth. 12, 32.)

«En wie den Zoon des menschen weder-spreekt, die zal vergiffenis bekomen, wie echter den H. Geest weerspreekt, die zal noch in deze, noch in de toekomende wereld vergiffenis erlangen.\'\'

Ook hieruit leidt de H. Augustinus (de . civ. Dei 1 XXI. c. 24) met andere heilige kerkleeraars, het bestaan van het vamp;gevuur af, daar er volgens deze goddelijke uitspraak noodzakelijk zonden moeten bestaan, die in de andere wereld vergeven kil nnen worden.

Eindelijk schrijft de H. Paulas. (I Kor. 3, 12—15.)

»A.ls iemand echter op dezen grond (die Christus is) goud, zilver, edelgesteenten, hout, hooi of stoppels bouwt, zoo zal ieder

(*) Onder goud, zilver en edelgesteenten verstaan do 11. Vaders hier de goede werken; onder hort, hooi en stoppels daarentegen begrijpen zij de kleine zonden. Om deze reden schrijft de H. Augustinus in zijne uitlegging van den 37sten Psalm : -Nog tuchtig mij in iwen toorn, opdat ik in dit leven zoo gereinigd en veranderd worde, dat ik het zuiveringsvuur niet meer noodig hohbe wegens

-ocr page 21-

15

werk openbaar worden, want de dag des Heeren zal het aan het licht brengen, wijl het in het vuur zal openbaar worden, en in het vuur zal het werk van een ieder beproefd worden.

Als iemands werk, hetwelk hij daarop gebouwd heeft, bestaat, zoo zal hij loon ontvangen. Brandt echter iemands werk, zoo zal hij schade lijden; hij zelf echter zal zalig worden, hoewel slechts door het vuur.

Over deze plaats zegt Allioli in zijne aanmerkingen :

»Het vuur, waarvan de Apostel hier spreekt, kan eenig en alleen het vuur zijn na den dood in het zuiveringsoord, dat vagevuur genoemd wordt, en dat nog brandt in den tijd tot reiniging der niet geheel zuivere zielen der afgestorvenen, totdat het met het algemeen oordeel en den algemee-nen wereldbrand, een einde neemt. (II Petr. 3, 10 — 13.)

Alle heilige vaders leggen deze plaats op dezelfde wijze uit, en wij hebben bo-

(legenon die zalig worden, maar die het worden door In t vnnr. Waarom dit, als, dewijl /.ij hier op den grond hout, stroo en stoppels bouwen. Bouwden zij goud, zilver en edelgesteenten, zoo zouden zij voor beide vuren gevrijwaard zijn, niet alleen voor liet eeuwige, dat voor altijd de goddeloozen pijnigen zal, maar ook voor dat, hetwelk diegenen pijnigt, welke door het vuur zalig worden.

-ocr page 22-

16

vendien eene onteilbare verklaring in denzelfden zin van de kerkvergadering van Florence (laatste zitting.)

Het beslaan van het vagevuur wordt bewezen uit de Apostolische overlevering.

Reeds in de derde eeuw spreekt Tertu-lianus vamp;n offers voor de dooden als van eene Apostolische overlevering (L. de Coron. C. S) en de H. Joannes Damascenus zegt in zijne rede over de afgestorvenen : »De discipelen en Apostelen van den Goddelij-ken Heiland, die het Eeuwige Woord zelf zagen en die alle levenden der geheele wereld bekeerden, leerden dat men in de vruchtbare, vlekkelooze en levendmakende geheimen van het heilig Misoffer, diegenen gedenken moet, welke geloovig ontslapen zijn. Tot verdere bevestiging voert hij in dezelfde rede nog de getuigenis aan van den H Chry-sostomus, in de volgende woorden: Die Joannes, welke om zijne welsprekendheid den naam van Chrysostomus, dat wil zeggen Guldenmond, ontving, kert ons : Niet toevallig of lichtvaardig werd door de wijste leerlingen Gods verordend en aan de Kerk overgeleverd, dat de priester in de heilige geheimen der Mis voor de overledenen bidden moet.quot;

-ocr page 23-

17

Evenzoo schrijft de H. Gregorius van Nissa;

»Hetgeen overal in de Heilige Kerk Gods wettelijke kracht verkregen heeft, namelijk dat het nuttig en Gode aangenaam is, in het goddelijk en kerkelijk geheim der Mis de gedachtenis te houden dergenen, die in het ware geloof gestorven zijn, is ons niet zonder grond en zonder nut door de Apostelen en discipelen van Christus overgeleverd.quot; (Blos. collijr. haer app. 7, 5.)

Ten laatste nog schenkt ook de H. Au-gustinus zijne volle overtuiging aan deze Apostolische overlevering, als hij in zijne verhandeling over de zorg voor de afgestorvenen schrijft; (I Hoofdstuk).

»Wij lezen in het boek der Machabeërs, dat er offers werden opgedragen voor de dooden, doch als ook hierover in het geheel niets in de H. Schrift van het oude Testament geschreven stond, zoo is toch de meening der gansche Kerk, welke met dit vrome gebruik voortgaat, van een niet gering gewicht, daar onder de gebeden, welke aan het altaar door den priester tot God worden gericht, ook de aanbeveling der dooden hare plaats hreft gevonden.

GoIjpcIoti Overledenen.

-ocr page 24-

18

Hel heslaan van hel vagevuur wordt bewezen uit de beshnlen der II. Kerk.

De Kerk heeft hare overtuiging ten opzichte van het bestaan eens vagevuurs door hare verordeningen en voortdurende gebruiken bij begrafenissen en lijkdiensten dei-afgestorvenen duidelijk doen kennen en deze bovendien plechtig uitgesproken in onderscheidene Conciliën, bijv. in de twee van Karthago, en in het vierde en algemeene van Lateranen en in het algemeene van Trente. Dit laatste Concilie verklaart, dat de in het vagevuur lijdende zielen door het hulpbetoon der geloovigen, maar bijzonder door het aangename offer des altaars, verlichting in hunne smarten bekomen. (25ste Zitting.)

Dezelfde vergadering spreekt zelfj den banvloek uit over al degenen, die beweren, dat iedere zondaar na zijne rechtvaaidiging zoodanig van zijne schnlden en van de eeuwige^straffen bevrijd wordt, dat er geene tijdelijke straf meer overblijft, die in het vagevuur uitgedelgd moet worden.quot; (Ode Zitting 30 Can.)

-ocr page 25-

T VV K V D E II O O F D S T U K.

OVER DE PIJNEN VAX HUT VAdK.VUI\'li

Over de geestelijke pijnen des vagevuiirs.

De geestelijke pyn, genoemd de pijn van schade of verlies, is volgens de heilige kerkvaders de grootste pijn van het. vagevuur en treft meer of minder alle zielen, welke zich daar bevinden, bijgevolg ook die zielen, welke geen andere pijn te verduren hebben. Deze pijn bestaat in het bewustzijn der schuld door het bedrevene kwaad en het veronachtzaamde goed en vooral in de be-rooving van het zalige aanschijn Gods, waarin volgens de kerkvergadering van Florence de grootste aller smarten gelegen is.

Niemand is in staat, te begrijpen, hoe groot het lijden eener ziel is, die, gescheiden van het lichaam, zich steeds, ondanks haar brandend verlangen naar God, als een voorwerp zijner straffende gerechtigheid ziet terugge-stooten. De heilige bisschop Alphonsus van Liguori schrijft: »Veel grooter dan de pijnen der zinnen is in het vagevuur

-ocr page 26-

20

die pijn, welke de heilige zielen daar te verduren hebben, doordien zij verstoken zijn van de zalige aanschouwing van het goddelijk aanschijn. Daar deze zielen niet alleen door eene natuurlijke, maar ook door eene bovennatuurlijke liefde tot God ontvlamd zijn, verlangen zij zoo geweldig naar de vereeniging met baar hoogste goed, dat de smart, die zij gevoelen, nu zij zich door eigen schuld van die vereeniging beroofd zien, groot genoeg zoude zijn om haar elk oogenblik te dooden, als zij namelijk nog sterven konden.quot;

«Daarom,quot; zegt de H. Chrysostonous, «daarom is deze pijn van schade of verlies voor haar veel grooter dan het lijden der zinnen. Een duizendvoudig helvuur zoude haar niet zulk een lijden veroorzaken als dat, hetwelk zij ondergaan door de berooving van Gods aanschijn.quot; (Verhandeling over het gebed.)

Over de pijnen van het vagevuur.

Volgens de heilige kerkvaders verschilt het vuur van het zuiveringsoord geenszins van dat der hel: «Hetzelfde vuur,quot; zegt de H. Thomas van Aquinen, (in suppl. qu 69, art 8) «pijnigt de verdoemden in de hel en de recht vaardigen in het vagevuur.quot; Rn hij voegt er

-ocr page 27-

21

nog bij: »De geringste pijn van het vagevuur overtreft verre de grootste, die men in dit leven verdragen kan.quot; Hierbij zondert hij de grootste smarten der martelaars en zelfs het bittere lijden onzes Heeren niet uit, terwijl hij zegt, dat dit vuur niet volgens eene natuurlijke kracht, maar evenals het helvuur met eene bovennatuurlijke hevigheid, als geesels Gods, brandt.

Ook de heilige bisschop en kerkvader Augustinus zegt over dit vuur in zijne verklaring van den 37sten Psalm : «Omdat er gezegd wordt: «Hij zelf echter zal zalig wordenquot; [I Kor. 3, 15 J, daarom wordt dit vuur gering geacht. Hoewel men echter door dit vuur zalig wordt, zal het toch veel smartelijker zijn, dan alles, wat de mensch in dit leven lijden kan. En gij weet immers, welke groote pijnigingen de boozen in dit leven reeds verdragen hebben en verdragen kunnen ; evenwel hebben zij slechts dezulke verdragen, die ook de goeden reeds ondergaan moesten. Want wat heeft een toovenaar. een echtbreker, een booswicht en godslasteraar ooit van wege het gerecht geleden, wat ook niet de martelaars in de belijdenis van Christus reeds verduren moesten? De kwalen en pijnen hier op aarde zijn zooveel lichter, en toch ziet men, dat de

-ocr page 28-

22

inenschen alles doen wat hun bevolen wordt, om ze niet te moeten verduren ! Hoeveel beter ware het voor hen te doen, wat God beveelt, opdat zij van de veel grootere pijnen van hiernamaals bevrijd blijven !quot;

Over Je andtve pijnen can het vagevuur.

Behalve de pijn van het vuur bestaan er in het vagevuur nog andere pijnen dei-zinnen of des gevoels, waaronder in de eerste plaats de duisternis moet genoemd worden, want dit bovennatuurlijk vuur brandt zonder te verlichten, evenals het vuur dei-hel, om welke reden het ook door de Kerk de duisternis genoemd wordt.

Verder worden daar, evenals in de hel, ook alle zintuigen, bijzonder die, welke let meest tot de zonden gediend hebben, gepijnigd, volgens de woorden : «Waarmede iemand zondigt, daarmede wordt hij gestraft.-\' (B. d. W. I 1, 17.)

Het gebeurt ook dikwijls, dat de zielen moeten lijden op de plaats zelf, waar zij gezondigd hebben, en dit noemt men dwalen, üe H. kerkleeraar Thomas van Aquoen schrijft daarom (in suppl. qu 69), na van het eigenlijke vagevuur gesproken te hebben ; »Volgens eene geheel bijzondere orde bestaat er nog eene andere plaats van het

-ocr page 29-

23

vagevuur, daar er, zooals men leest, somwijlen eenige zielen op verschillende plaatsen gestraft worden, \'tgeen geschiedt of wel tot waarschuwing der levenden, óf ook ten voordeele der afgestorvenen, opdat namelijk hunne pijnen, als zij bij de levenden bekend worden, door de gebeden der Kerk zouden worden verminderd.quot;

Ten laatste zijn de zielen in het vagevuur ook min of meer, al naarmate God het toelaat, aan de aanvallen der booze geesten blootgesteld. Wij lezen daarover bij den H. Bernardus hetgeen volgt: (Serm. 4\'^.) «Degenen, die zich in het zuiveringsoord bevinden, verwachten de verlossing, zij moeten echter eerst door de hitte des vuurs of door de scherpte der koude, of door eenige andere smart, welke dan ook, gepijnigd worden. De algoede Vader stelt daar zijne kinderen, die voor de eeuwige heerlijkheid bestemd zijn, in de handen van den bekoorder, niet om ze te dooden, maar om ze te reinigen; niet in zijnen toorn, maar uit barmhartigheid ; niet ter verdelging, maar tot verbetering; dewijl zij reeds geen vaten van gramschap meer zijn, ten verderve bereid, maar vaten van erbarming, bestemd om eeuwig te heersehen.\'\'

-ocr page 30-

24

Algemeene denkwijze over Je pijnen des vagevuurs.

Ue heilige Cesarius van Arles schrijft: »Er zullen misschien menschen zijn, die zeggen : » ))Wat raakt mij de tijd, dien ik in het vagevuur zal moeten doorbrengen, als ik maar zeker ben, eens tot het eeuwige leven te zullen geraken.quot;quot; Aan God mishaagt echter zulk eene wijze van spreken ten hoogste. Alle pijnen van dit leven te zamen genomen, kunnen met die van het vagevuur nog niet vergeleken worden. En wie weet, hoevele dagen, maanden of jaren men daarin zal moeten verblijven. Men vreest te recht, een vinger in het vuur te houden, al ware het slechts gedurende een enkel oogenblik, en men zoude niet vree-zen gedurende eenen langen tijd in de ver-teerende vlammen zijn verblijf te houden ?quot; In denzelfden zin zegt de H. Bernardus : «Broeders, werpt het oude zuurdeeg weg, nu gij nog den tijd daartoe hebt. üe dagen, welke ons tot onze reiniging gegeven zijn, zullen wel is waar voorbijgaan, wij mogen het willen of niet; maar, wee ons! a,Is zij vervuld zullen zijn en onze reiniging is niet volkomen, zoodat wij noodzakelijk door dat vuur gereinigd moeten worden, waarbij niets

-ocr page 31-

25

van al wat pijnlijk is in dit leven, kan vergeleken worden.quot; (Sam. VI de Purif.) Alle heilige kerkvaders en kerkleeraars zijn in het algemeen deze meening opzichtens het vagevuur toegedaan.

Slechts weinige uitverkorenen ontijaan de pijnen van het vagevuur.

»Niets wat onrein is zal er binnengaan.quot; (Openb. 21, 27.) Alleen uit deze spreuk der H, Schrift ten opzichte der H. Stad kan men reeds opmaken, dat weinig stervenden het groot geluk zullen hebben, onmiddellijk na hun verscheiden tot de aanschouwing van God te worden toegelaten.

De heilige Teresia, die, volgens hare eigene bekentenis, den toestand van vele afgestorvenen gerden heeft, zegt, dat er onder deze slechts drie waren, die onmiddellijk tot het aanschouwen van het goddelijk wezen geraakten, en dezen waren personen van eene uitstekende heiligheid.

De geleerde kardinaal Bellarminus zegt in zijne »Verzuchtingen der duif,quot; dat nauwelijks eenige rechtvaardigen door de oneindige barmhartigheid Gods de scherpe pijnen van het vagevuur ontgaan, en terstond in den hemel worden toegelaten. »Wieiszoo volmaaktquot;, zegt de H. Bernardus, ))wie

-ocr page 32-

26

is zoo heilig, dat hij bij het scheiden van wij

deze wereld niets schuldig is aan dat vuur, ges

en dat hij zijne ziel zoo geheel gezuiverd Je

heeft van alle zonden vlekken, dat hij er ma

zich op beroemen kan, een rein hart te heb- ste

ben, en dat hij kan zeggen: «Mijn hart is gej

rein, ik ben vrij van zonden.quot; (Spr. Sal. dei

20, 9.) Weinigen zijn slechts uitverkorenen, aar

echter ook onder deze weinigen zullen er, iiaf naar mijne meening, uiterst weinig geven-

den worden, die zoo volmaakt zijn, dat zij de g0j

reiniging volbracht hebben, waarvan de wij- hei ze man spreekt, als hij zegt (Jes. Sir. 7,43); - ge]

«Zuiver u reet de weinigen van uwe nala- in

tigheid.quot; (Serm. VI de Purif.) Wa

Man moet geheel rein zijn om in den hemel te kunnen komen.

ijv

Ofschoon de kleine zonden ons niet van we

de vriendschap Gods berooven, is het toch ge;

zeker, dat zij onze ziel bezoedelen, en in kil

geval wij ons niet in dit leven reeds ge- bij

zuiverd hebben, eene reiniging in het vage- uil

vuur noodig maken, alvorens wij voor Den pjj

gene verschijnen kunnen, die de heiligheid dii

zelf is en die niet de geringste vlek voor de

zijne oogen duldt. Zeer leerrijk is, in dit da

opzicht, de volgende geschiedenis, waaruit do

tevens blijkt, dat zelfs kleine kinderen som- vv(

-ocr page 33-

27

wijlen zulk eene zuivering behoeven. Deze geschiedenis is eigenhandig geschreven dooide H. Perpetua, die in het jaar 203 den marteldood onderging, en wegens hare uitstekende heiligheid in den Canon der Mis geplaatst werd. Zij schrijft, dat haar broeder Dinokratus, die op zevenjarigen leeftijd aan den kanker in het gezicht overleed, haar op zekeren keer verscheen, niet lang nadat zij op eene bijzondere ingeving begonnen had, voor hem te bidden. Zij zag hem alsdan smachtend van dorst en hitte, geheel vuil en met zijne vroegere wonde in het gezicht, uit een duisteren kerker, waarin nog vele anderen opgesloten waren, te voorschijn komen.

Toen zij, na deze eerste verschijning, nog ijveriger voor hem bad, zag zij hem spoedig weder; nu echter op eene heldere plaats, gezuiverd en vroolijk spelend met andere kinderen; in plaats van eene wonde had hij nu een litteeken in het gezicht. Hieruit maakte de heilige op, dat hij van zijne pijnen bevrijd was. De heilige Angustinus, die met meer andere heilige kerkvaders deze geschiedenis voor echt houdt, maakt daarover de bemerking, dat deze knaap gedoopt zijnde, naderhand zijne onschuld, óf wel door toedoen van zijnen heidenschei}

-ocr page 34-

28

vader, door de eene of andere afgodendienst, of wel door schending der waarheid, óf door eenige andere fout van den kinderlijken leeftijd, moet hebben verloren. Graaf von Stolberg haalt in het VIII deel zijner geschiedenis van Jesus deze verschijningen in de oorspronkelijke omstandigheden aan. Hetzelfde doet ook Butler in het leven van genoemden heilige van de maand Maart.

-ocr page 35-

D E R n E II OOP D S T U K.

OVKll 1JE RliDKNKN, DIK ONS MOETEN AANSFO- , HEX DE GKLOOVIGE ZIELEN TE IIELPKN.

Dc zielen in hel vagevuur kiinnen nie.tn meer verdienen en zich. geenc verlichting meer verschaffen.

De geleerde Butler zegt in zijne voortreffelijke verhandeling over den Allerzielendag het volgende : »Nog eene omstandigheid, die bijzonder geschikt is om ons tot medelijden met de arme zielen op te wekken, mag vooral niet over het hoofd worden gezien, de omstandigheid namelijk, dat zij geene verdiensten meer voor zich zeiven kunnen vergaderen en zich niet de geringste verlichting kunnen verschaffen.quot;

De zieken en de armen kunnen ten minste door woorden om hulp smeeken, en reeds by den aanblik van hun lijden voelen wij ons getroffen en worden wij aangespoord deel te nemen in hunne ellende. De zielen in het vagevuur echter hebben geene andere middelen dan het geduld, de onderwerping

-ocr page 36-

30

en de hoop. Zij mogen nog zoozeer zuchten en naar een beteren toestand smachtend verlangen, God antwoordt haar niets anders, dan dat de nacht voor haar is aangebroken, waarin niemand meer werken kan (Joh. 9, 4.) «Werd deze verschrikkelijke plaats eens voor onze voeten geopend,quot; voegt hij er bij, «konden wij de smarten zien, welke daar geleden worden, welk een indruk zon dit gezicht op ons maken ! Hoevele tranen zouden wij storten, door welk eene huivering zouden wij worden aangegrepen bij het zien van die ontelbare menigte van dienaren Gods, die onze broeders in Christus zijn, en die zulke onuitsprekelijk groote pijnen verduren moeten.quot;

I)lt;-. lijdende zielen in het vagevuur roepen onophoudelijk tot ons om hul}).

De lijdende zielen in het vagevuur kunnen zich zeiven niet de minste verlichting in hunne pijnen verschaffen, maar zij weten zeer goed, dat ons, als wij in staat van genade zijn, alle schatten der Kerk met alle verdiensten van het leven en het lijden van Jesus Christus ten dienste staan en dat wij haar daardoor voortdurend troost en verlichting, ja zelfs algeheele bevrijding verschaffen kunnen. Daarom ook roepen

-ocr page 37-

31

zij onophoudelijk tot ons om hulp en redding ; doch daar zij dit niet zei ven op eene door ons verneembare wijze doen kunnen, doet het de Kerk in hare plaats, zoowel door vele treffende verordeningen ter barer verlossing, alsook door ons bij monde barer bedienaren, haar ellendigen toestand te doen kennen. Zoo bijvoorbeeld laat Ger-son haar volgender wijze tot ons roepen:

»Bidt voor ons, de wij! wij ons zei ven niet helpen kunnen ! Wij verwachten deze hulp van U, weigert ze ons niet ! Gij vooral die ons op aarde gekend hebt, gij,quot; die ons bemindet, zoudt gij ons nu kunnen vergeten ? Men zegt gewoonlijk, dat men in bet ongeluk zijne vrienden leert kennen. Welk ongeluk is echter bij het onze te vergelijken? Hebt dan nu toch medelijden met ons ! Een versteend hart zal het ten laatste slecht gaan. (Jes. Sir. 3, 27.) Weest niet onverschillig voor uw eigen belangen.quot;

Wij zijn verplicht de lijdende zielen in hel vagevuur le hulp te komen.

De geestige en vrome M. Boudon, aarts-: diaken van Evreux, zegt in zijn geschrift, getiteld; De verheerlijking der cdlerheilig-üle Drievuldigheid in de zielen van het vagevuur:

-ocr page 38-

32

))Hoe armer iemand is, hoe meer wij verplicht zijn hem bij te staan. Wie zoude nu armer kunnen zijn dan hij, die niets heeft, veel schuldig is en daarbij arbeiden, noch verdienen, noch begeeren kan, en die-toch de verschrikkelijkste pijnen moet verduren, totdat hij alles tot op denlaatsten penning betaald heeft! Het gebod, de bedrukten ter hulp te komen, is wel algemeen, en strekt zich zelfs tot vreemde en ons onbekende personen uit; hieü-evenwel bestaat er nog eene bijzondere, veel strengere verplichting, daar in deze zuiverendê vlammen zelfs zulke personen verblijven, die ons van zeer nabij aangaan er;, aan wier lijden wij misschien schuldig zijn. In die vlammen smachten onze broeders, zusters, vaders, moeders en andere betrekkingen. Welk een smart moet het voor dezen zijn, nn in dien schrikkelijken vuurgloed zelfs door diegenen vergeten te worden, voor wier geluk zij in vroeger tijd geene moeite gespaard hebben, en die nu met het door hen achtergelaten vermogen vele dwaze uitgaven doen, terwijl zij voor hunne overledene betrekkingen zelfs geen enkelen penning overhebben. Waarlijk, zulk eene ondankbaarheid doet ons verstommen ! Zoo iets begrijp ik zelfs niet. Als men een

-ocr page 39-

33

dier zag branden, zou men medelijden hebben, en ten opzichte van een vader, van eene moeder, van een echtgenoot, die zich in de vreeselijke vlammen des vage-vuurs bevinden, kan men zoo gevoelloos zijn ! Is \'t niet als waren wij menschen zonder geloof? Wars aan een van deze personen in deze wereld het geringste ongemak overkomen, of hadden wij slechts een enkele vuurvonk op hen zien neêrvallen, zoo zouden wij alles gedaan hebben, om hen daarvan te bevrjjden; nu echter zijn wij zoo gevoelloos en zoo blind, dat wij hen verlaten in die pijnen, welker verschrikkelijkheid geen mensch kan bevroeden.

Hel is Gods ivil, dat wij de geloovige zielen in het vagevuur ter hulp komen.

In het vierde boek (VII Hoofdst.) der hemelsche openbaringen van de H. Bri-gitta, die door de H. Kerk dikwijls goedgekeurd zijn, en die bijzonder door de kerkvergadering van Bazel zorgvuldig onderzocht en voor echt verklaard werden, leest men, dat de engel, toen hij haar eens het vagevuur, verdeeld in drie verschillende afdeelingen, toonde, aldus tot haar sprak : »Alle zielen, die zich in deze plaatsen bevinden, hebben deel aan de gebeden en

Gebeden Overledenen. 3

-ocr page 40-

34

goede werken der H. Kerk, die in de wereld verricht worden, bijzonder aan die, welke zij zich zeiven reeds gedurende haar leven verschaft hebben, alsook aan die, welke door hare vrienden voor haar verricht worden. Weet ook, dat, evenals de zonden veelvuldig en verschillend zijn, evenzoo de straffen veelvuldig zijn en verschillend. Zooals daarom de hongerige door de bete broods, die men hem toereikt, de dorstige door den drank, de bedroefde door de vroolijkheid, de naakte door het kleed en de zieke door het bed, waarin men hem nederlegt, verheugd wordt, evenzoo verheugen zich deze zielen en nemen zij deel aan al het goede, dat voor haar in de wereld gedaan wordt: »6ezegend zijdengene,quot; voegde hij er bij, »die in zijn leven de arme zielen door gebeden en goede werken, alsook door den arbeid zijns lichaams ter hulp komt: want de onfeilbare rechtvaardigheid wil, dat zij óf door de pijn des vagevuurs gepijnigd worden, of door de goede werken der geloovigen eene vroegere verlossing erlangen.quot; Hierop hoorde zij vele stemmen uit. het vagevuur gezamenlijk roepen ; »0, Heer Jesus Christus, rechtvaardige Kechter ! Stort den geest uwer liefde in de harten der priesters, der kloosterlingen eu van al

-ocr page 41-

35

degenen, die in de wereld geestelijkerwijze invloed uitoefenen, alsdan konden wij een grooter aandeel bekomen in hunne gezangen, gebeden en offers.quot; Hierna riepen van eene andere zijde vele stemmen: »0, God ! beloon diegenen, welke ons in onze ellende hulp verschatten.quot; Eindelijk riep nog eene zeer sterke stem; »0, Heer en God! vergeld honderdvoudig diegenen, welke ons door hunne goede werken tot het eeuwig leven en tot de aanschouwing van uw goddelijk aanschijn brengen.\'\'

Da goede werken voor de afgestorvenen hebben voor God eene groote waarde.

De beroemde geestelijke leeraar Lodewgk ülosius (Inst. vitae, asscet. c. 4.) schrijft hierover het volgende; ))De goede en liefderijke Heer bemint de zielen zijner uitverkorenen, die na den dood des vleesches nog gereinigd moeten worden, zoo innig en Hij verlangt zoo vurig naar hare verlossing, dat, als wij uit christelijke liefde •oor haar bidden en het aanbiddenswaardig hoogheilig Sacrament des Altaars of de verdiensten van Jesus Christus voor haar opofferen, of wel het psalmgezang of eenig goed werk, van welken aard ook, voor-haar verrichten, dit Hem evenzoo aange-

-ocr page 42-

36

naam is, quot;als wanneer wij Hem zelf, ware Hij in een kerker opgesloten, door onze vertroostingen opbeuren en door onze hulp bevrijden zouden; want Hij zelf heeft gezegd: «Waarlijk, ik zeg u, wat gij aan een van deze mijne geringste broeders gedaan hebt, dat hebt gij aan mij gedaan.quot; (Matth. 25, 40.)

Men leest bij den H. Dionisius, den Kar-thuizer, dat de goddelijke Heiland op zekeren keer volgender wijze tot de H. Ger-trudus sprak: »Zoo dikwijls gij eene ziel uit het vagevuur verlost, zal mij dit even aangenaam zijn als wanneer gij mij zeiven uit eenen kerker had bevrijd, en het u daarvoor toekomende loon zal u te gelegener tijd ruimschoots geschonken worden.quot;

De heilige kerkleeraar Thomas van Aquinen leert zelfs, dat de goede werken voor de afgestorvenen Gode welgevallige!\' zijn, dan die, welke voor de levenden verricht worden, dewijl genen ze meer noo-dig hebben en niet gelijk dezen in staat zijn zich zelvsn te helpen.

Ten laatste zegt de heilige aartsbisschop en kerkleeraar Ambrosius, in zijn boek over de plichten der geestelijken: »Alles wat wij met eene godvruchtige meening voor de afgestorvenen doen, wordt ons aan-

-ocr page 43-

37

gerekend als verdienste voor ons zeiven, en na onzen dood ontvangen wij het honderdvoudig terug.quot;

Door de geloovige zielen uit het vagevuur te verlossen, bevorderen wij Gods eer en glorie op de werkdadigste en vol-maakste wijze.

Bij de vorige beweegredenen, die wij hebben aangevoerd, om ons op te wekken tot bijstand der geloovige zielen, hebben wij ten deele ons eigenbelang, ten deele ook het belang dier zielen zelf op het oog gehad; nu willen wij ons eenig en alleen de eer en glorie van God ten doel stellen.

Het einddoel, dat de Heiligen bij al hunne handelingen immer beoogden, was: De meerdere eer van God. De goddelijke Heiland leert ons als eerste bede tot den Vader in den hemel: «Geheiligd zij uw naam,quot; en met dezelfde gevoelens bidt de Kerk in het gloria der H. Mis ; ))Wij danken U wegens uwe groote heerlijkheid,quot; ook bestaat in den hemel de voornaamste bezigheid der Heiligen in het loven van God, en daarom ook moet bij onze liefdewerken voor de afgestorvenen de verheerlijking van God de voornaamste drijfveer zijn. Door die zielen te helpen, bevorde-

-ocr page 44-

38

ren wij Gods eer en glorie op de werkda-digste en meest volmaakte wijze, immers, door haar te verlossen, brengen wij haar in den hemel, alwaar God op eene volmaakte wijze gekend, bemind en verheerlijkt wordt.

De vrome Boudon werd door deze gedachte zoozeer aangedaan, dat hij uitliep. »Allen, die voor de verheerlijking Grods branden en alleen naar zijne liefde streven, noodig ik uit, over deze waarheid na te

denken.quot; .

Als de heilige Teresia en andere Hei-licreu verzekerden, dat zij voor eenen enkelen graad van Gods verheerlijking alle denkbare pijnen wilden lijden, wat zal men dan niet doen, wat niet lijden, om de gelcovige zielen uit de zuiverende vlammen van het vagevuur te verlossen, daar dit toch een middel is om die verheerlijking van b_od millioenen graden te verhoogen, en dat niet alleen te verhoogen voor een enkel oogenblik, maar voor altijd, voor de geheele eeuwigheid! Op dezelfde wijze sprak een kloosterling, die van liefde tot Jesus brandde, met name P. Joannes van St. Maria. »Ik beken,quot; zeide hij, ))dat het mij aangenaam zoude zijn, zoo ik voor al den tijd mijns levens naar eene wildernis of naai een kerker verbannen werd, om aldaar

-ocr page 45-

39

niets anders te moeten doen dan aflaten verdienen voor de geloovige zielen, om daardoor eenigen van dezen aan onzen Heer Jesus te kunnen toezenden, opdat zij Hem in zijn hemelrijk uit haar gansch vermogen zouden kunnen beminnen en prijzen.quot;

-ocr page 46-

V I E E D E HOOFDSTUK.

tmiE DE MIDDELEN, DIE ONS TEN DIENSTE

STAAN OM DE GELOOVIGE ZIELEN TE HELPEN.

Over deze middelen in het algemeen.

De ledematen der Kerk van Jesns Christus triomfeeren in den hemel, zij strijden op de aarde, of wel zij lijden in het vagevuur ; vandaar de benaming van triornfee-rende, strijdende en lijdende Kerk.

De liefde verbindt ons met geheel het geestelijk lichaam van Jesus en doet ons deelnemen, zoowel in de moeielijkheden en de droefheid als in de vertroostingen en het geluk van allen, wier hoofd Jesus is. Door de gemeenschap der Heiligen, die wij in ons heilig geloof belijden, verstaan wij daarom de gemeenschap van goederen en den wederkeerigen omgang tusschen alle ledematen van Jesus Christus.

Op deze wijze staan wij in verbinding met de Heiligen des hemels, als wij God voor hunne overwinning en voor de belooning, die zij ontvangen hebben bedanken.

-ocr page 47-

41

als wij hunne voorspraak inroepen en tevens als wij hunne hulp ondervinden; evenzoo staan wij in verbinding met de zielen in het vagevuur, als wij door onze gebeden en goede werken Gods barmhartigheid voor haarafsmeeken, en haar dientengevolge verzachting en troost aanbrengen in hare pijnen. Er bestaan dan ook even zoovele middelen om de geloovige zielen ter hulp te komen, als wij zeiven middelen hebben, om voor ons zelf verdiensten en genaden te verwerven, daar wij alle Gode welgevallige werken en handelingen ter harer bevrijding kunnen opdragen. De heilige vaders hebben ons de voornaamste dier middelen aangeduid, als ; Het gebed, het vasten of andere boetplegingen, het geven van aalmoezen of de werken van barmhartigheid en het heilig Misoffer.

Volgens de verhandelingen en voorbeelden, welke hierachter volgen, kan men echter een grooter aantal van zulke middelen opsommen, als : Het gebed, het aanroepen der H. Moeder Gods, der Engelen en Heiligen, de werken van boete en van barmhartigheid, de opoffering der eigene verdiensten, de heilige aflaten, het wijwa-ter, het licht, het doen van bedevaarten, de H. Communie en het heilig Misoffer.

-ocr page 48-

42

Over dp. kracht van het gebed voor de afgestorvenen.

De heilige schrift zegt: (II Mach. 12, 60.) «Het is eene heilige en heilzame gedachte, voor de afgestorvenen te bidden, op-dat zij van hunne zonden ontbonden worden.

Zij is heilig, dewijl zij Gode zeer welgevallig is, en zij is heilzaam, omdat zij bij de barmhartige goedheid Gfods haar verheven en weldadig doel niet mist; ondei alle offers zijn er geen, die Gode :zoo aangenaam zijn en die Hem zoozeer tot eere strekken \'als de offers van liefde en barmhartigheid, vooral als zij voor lijdende zielen worden opgedragen, die Hij zoo tee-der liefheeft, omdat zij heilig zijn en zeker den hemel eens bezitten zullen. Door zijne rechtvaardigheid worden zij in de wrekende vlammen des vagevuurs gevangen gehouden, totdat zij geheel gezuiverd zijn, (omdat Hij zoude ophouden rechtvaardig te wezen, als Hij alleen barmhartig wilde zijn,) doch gaarne neemt Hij de gebeden, die wij liefdevol voor haar tot Hem opzenden als een zoenoffer voor haar aan.

En heeft niet Jesus Christus zelf ons beloofd, dat Hij onze gebeden zal verhoo-ren, zelfs dan, wanneer wij hem slechts tijde-

-ocr page 49-

43

lijke zaken vragen? Hoeveel zekerder zullen wij dan verhoord worden, als wij bidden voor die zielen, die voor de geheele eeuwigheid zijn uitverkoren, om de eeuwige goederen en de gelukzaligheid Gods te genieten !

Daarom zegt de H. Augustinus, dat er geen vromer, nooh heiliger bezigheid bestaat, dan het gebed voor de afgestorvenen.

Uitnoodiging tot het gebed voor alle

afgestorvenen door Thomas van Kempen. (Vijfde brief.)

Voor alle afgestorvenen moeten wij met liefde bidden, doch vooral voor onze overledene ouders, vrienden en weldoeners ; want dit is een uitmuntend liefdewerk en een daad van groote barmhartigheid. Gelijk wij zeiven wenschen, eens na onzen dood geholpen te worden, moeten wij ook ons best doen hen, met Gods genade, zooveel mogelijk bij te staan.

Wie aan de bevrijding der arme zielen ijverig en trouw arbeidt, verschaft zich zeiven nog het grootste voordeel, dewijl men, voor haar biddende, zich zelf geenszins van de vrucht van zijn gebed berooft, maar daarenboven heilzaam aan den dood herinnerd wordt. Want bijna

-ocr page 50-

44

nooit zal het gebeuren, dat zoo iemand zonder de genade der heilige ingetogenheid tot zijne gewone bezigheden terugkeert, daar hij indachtig wordt, dat wij allen denzelfden weg van alle vleesch gaan zullen, en dat hetgeen zij nu doorstaan hebben, ook zeer waarschijnlijk zijn deel zal zijn. Laat ons dan bidden voor onze geliefde afgestorvenen, daar wij hen binnen korten tijd zullen volgen; laat ons voor hen bidden, opdat zij ons ook eenmaal helpen mogen, als wij ooit in denzelfden nood mochten komen.

Ons geloof moet niet alleen in onzen mond zijn, en wij moeten niet alleen letten op hetgeen in het bereik onzer oogen is, maar aan alle menschen moeten wij onze liefde bewijzen, hetzij wij lichamelijk met hen te zamen zijn of niet.

»Want de liefde eindigt nimmer, (I Kor. 13.) en zij, die elkander hartelijk beminnen, zullen elkander nooit vergeten kunnen.quot; Den waren vriend leert men in den nood kennen. Indien gij wist, dat uw broeder of uw vriend in het vuur of in een kerker geworpen ware, zoudt gij dan niet tot tranen bewogen worden, en ware het [niet goddeloos en wreed, indien gij dan zoudt weigeren, hem eene behulpzame hand te bieden, of indien gij

-ocr page 51-

45

zoudt weigeren, uwen mond te openen, wetende dat gij hem door een paar woorden zoudt kunnen bevrijden ?

Komt, verheffen wij daarom dikwijls onze handen ten hemel, om voor de dooden barmhartigheid af te smeeken ! Bewijzen wij hun met een heiligen spoed alle liefdediensten, die hun aangenaam en nuttig kunnen zijn. Denken wij er toch eens ernstig aan, hoe verschrikkelijk hunne pijnen zjjn en dat zij niet tot rust zullen komen, alvorens zij geheel gezuiverd zijn.

Over den ijver, waarmede men voor de afgestorvenen bidden moet.

Onze gebeden voor de afgestorvenen moeten wij met een bijzonderen ijver verrichten. Hoe zoude men zich in dit leven niet beijveren, als het er om te doen ware, een persoon, die men bijzonder liefheeft, bijv. een vader, een moeder of een kind van de doodstraf te bevrijden? Welnu, overwegen wij dan, hoe ons gemoed gestemd behoort te zijn, als wij bidden voor zielen, die ons niet minder na aan het hart liggen, en die in de vreeselijke vlammen van Gods straffende rechtvaardigheid branden! Voorzeker, dat gebed moest steeds van een stroom van tranen vergezeld zjjn; en is dit niet altijd

-ocr page 52-

46

mogelijk, dan moeten wij toch trachten het met een hartelijk, oprecht medelijden te doen! Boudon zegt ons, dat één psalm, met een groot medelijden en met gevoel febeden, veel meer uitwerkt dan vijttig andere, die gevoelloos en zonder aandacht

worden opgezegd.

Daarom zijn vooral de korte gebeden, schietgebeden genoemd, die zoo dikwijls aangeprezen worden, met vrucht tot verlossing der geloovige zielen te gebruiken. Door bijv. eenige malen daags in korte woorden, en meer met het hart dan met de lippen, het H. Bloed van Jesus aan God op te dragen of door het a,anroepen der H. Maagd en der andere Heiligen, hetwelk zoo dikwijls door den dag gevoeglijk geschieden kan, kunnen wij groote schatten voor onze dierbare dooden vergaderen ; want wonderbaar zijn hier de uitwerkselen van een ijverig gebed en troostrijk de beloften, door de oneindige goedheid Gods daaraan

verbonden.

sGod doet den wil dergenen, die Hem vreezen ; Hij verhoort hun gebed en verlost hen,quot; zegt de koninklijke Profeet (Ps. 144,

19.) En de heilige Jacobus schrijft (Br. 5, 16.) »Het standvastig gebed van den rechtvaardige vermag veel.quot; Ook de goddelijke

-ocr page 53-

t

t Heiland zelf zegt (Joh. 15, 7) »Als gij in

b mij blijft en mijne woorden blijven in u,

i zoo kunt gij bidden om hetgeen gij wilt,

il en het zal u gegeven worden.quot;

g Bedroevend daarentegen is de ervaring,

t die men opgedaan heeft omtrent het gebed,

I dat slordig en in staat van zonde verricht

i, • wordt.

; Henige voorbeelden van den ijver, waarmede de Heiligen voor de afgestorvenen

^ gebeden hebben.

3t De II. Ambrosius, door een heiligen ijver

m bezield, spreekt in zijne lijkrede op den

sn romeinschen keizer Valentianus aldus : »La-

t- tea wij de heilige Geheimen vieren voor

jk hem, om wiens dood wij treuren! Bidden

;n wij met gloeienden ijver voor de rust zijner

at ziel......Verheft met mij uwe han-

m den, om door deze plichtsvervulling ten min-

n, i ste een bewijs te leveren van onze dank-

m baarheid, voor de weldaden die wij ontvangen hebben.quot; En dan verder, waar hij aan

m , Gratianus, den reeds vroeger gestorven broe-

)st der van Valentianus, herinnert: ))Als mijne

4, gebeden iets vermogen, zult gij beiden za-

5, lig zijn. Geen dag zal ik laten voorbijgaan it- | zonder aan u te denken, iederen nacht ke ; zult gij het voorwerp mijner smeekingeil

-ocr page 54-

48

zijn, aan al mijne offers zult gij deelnemen, en eerder zal ik mijne rechterhand dan u vergeten.quot;

Evenzoo sprak hij in de lijkrede op keizer Theodosius den Groote, het volgende gebed; »Geef uwen dienaar Theodosius eene volmaakte rust, geef hem die rust, welke Gij voor uwe Heiligen bereid hebt. Ik zal niet ophouden met weenen en bidden, totdat ik hem tot op den heiligen berg des Heeren gevoerd heb, waarheen zijne verdiensten hem roepen.quot;

Met denzelfden ijver riep eens de heilige abt en kerkvader Bernardus uit; sOp ! ter hunner bevrijding! Door mijn weeklagen wil ik den Heer bezweren, door mijne zuchten wil ik Hem geweld aandoen, door mijne gebeden wil ik Hem smeeken hen te verlossen. Ter hunner bevrijding wil ik eene bijzondere H. Mis opdragen, in de hoop, dat de Heer hen zal waardig maken, zijn goddelijk aanschijn te genieten, en dat Hij hunne smarten in rust, hunne ellende in glorie en hunne pijnen in loon veranderen zal.

Door zulke en dergelijke werken kan de tijd hunner boete verkort, hunne droefheid verminderd en hunne smart weggenomen worden. Geloovige zielen, wie gij ook zijn

-ocr page 55-

49

moogt, doorloopt deze velden der verzoening en ziet toe wat daar gebeurt. Tracht op deze markt een voorraad medelijden op te doen.quot; (Serm. 42.)

Voorbeelden, waaruit blijkt, hoe spoedig veelal het gebed voor de afgestorvenen verhoord wordt.

In de kroniek der Minderbroeders leest men het volgende : P. Conrad van Offida bevond zich op zekeren keer in het gebed aan den voet van het altaar der kerk en zag daar een broeder van zijn klooster, die kort te voren gestorven was. Deze beklaagde zich over de vreeselijke pijnen, die hij in het vagevuur te verduren had en smeekte P. Conrad, dat hij hem toch door zijn gebed, dat bij God veel vermocht, zoude bijstaan, P. Conrad bad terstond vuriglijk het Onze Vader voor hem en voegde nog daarbij : Heer ! geef hem de eeuwige rust en dat het eeuwig licht hem beschijne. De overledene sprak hierna andermaal: »O vader ! indien gij wist, welk eene groote verlichting mij dit korte gebed aanbrengt, zoude uwe groote liefde u er toe bewegen het nog eenmaal voor mij te verrichten.quot; De pater deed hetgeen hem verzocht werd, en daar de overledene nu weder eene dergelijke

Gebeden Overledenen. 4

-ocr page 56-

50

vermindering zijner smarten ondervond, smeekte hij ten derde male : »A.cb mijn vader, ter wille van Gods barmhartigheid, volhard toch in dit verdienstelijk gebed, dat mijn lijden in troost doet verkeeren!quot; De dienaar Gods ging daarop zonder op te houden met dit gebed voort, waardoor langzamerhand de droefheid van den afgestorvene in vreugde, zijne bleeke kleur in glans en zijn aschvervig kleed in een sneeuwwit gewaad veranderde, en na datzelfde, gebed alzoo honderdmalen herhaald te hebben, zag hij hem vol vreugde en glorie voor zich, terwijl hij onder den levendigsten dank voor zijne spoedige verlossing, jubelend ten hemel voer.

In dezelfde kroniek leest men behalve dit nog een gelijksoortig voorbeeld van een zekeren pater Stephanus, die met hetzelfde gevolg verscheidene malen achtereen den psalm ; ȟit de diepte enz.quot; bad voor eene ziel die hem verschenen was.

Een kort gebed zelfs kan de afgestorvenen van groot nut zijn.

Een heilige bisschop kreeg cp zekeren dag, terwijl hij, door den slaap overmand, even ingesluimerd was, het volgend visioen. Hij zag namelijk een knaap, die met een

-ocr page 57-

51

zilveren snoer, waaraan een gouden angel bevestigd was, eene schoone vrouw uit eene diepe, kokende bron ophaalde. Ontwaakt zijnde begaf hij zich naar een venster van zijne kamer, dat uitzicht verleende op een kerkhof, en zie — op dat kerkhof stond bij een der graven juist dezelfde knaap, dien hij in den droom gezien had. Hierover verwonderd begaf hij zich onmiddellijk tot hem en het kind vragende naar hetgeen het bij dat graf verrichtte, kreeg hij ten antwoord : ))Ik bid het Onze Vader en den psalm Miserere voor mijne moeder die hier begraven is.quot; De man Gods kwam hierdoor tot de overtuiging dat de ziel dier vrouw door het gebed van haar kind verlost was, en dat de gouden angel het Onze Vader en de zilveren snoer het Miserere beduidde.

De volgende gebeurtenis vindt men op-geteekend in de kroniek der Karthuizers: «Op zekeren dag bracht een edelman eene groote som gelds in een klooster dezer orde, om voor zijn overleden vader de gebeden der kloosterlingen te verkrijgen. Toen hij evenwel bemerkte, dat het verzamelde koor slechts de woorden «Eequiescat in Pace. Amenquot; (Hij ruste in vrede. Amen) voor hem zong, beklaagde hij zich daarover dewijl hij

-ocr page 58-

52

dit korte gebed veel te gering achtte in vergelijking met het medegebrachte geld. De door God verlichte prior liet daarop bovengenoemde woorden door elk der geestelijken op een afzonderlijk stukje papier schrijven en legde vervolgens al deze briefjes tegen het geld van den edelman op een weegschaal, en — O Wonder! De schaal met het geld ging oogenblikkelijk als een veer omhoog, terwijl die, waarop de stukjes papier lagen, loodzwaar naar onderen ging. De edelman werd door dit voorval tegelijkertijd beschaamd en getroost.

Paus Benedictus XIII maakt van deze gebeurtenis in zijne stichtende redevoeringen gewag.

liet is bijzonder nuttig de H. Moeder Gods voor de afgestorvenen aan te roepen.

De H. Moeder Gods wordt door de strijdende kerk de moeder der barmhartigheid genoemd, niet minder echter is zij dit voor de lijdende kerk in het vagevuur. Zij zelve heeft eens tot de H. Brigitta gezegd (irelijk men leest in de openbaringen van deze Heilige.) »Ik ben de moeder van al degenen die in het vagevuur zijn, want hun lijden wordt ieder uur door mijne

-ocr page 59-

53

voorspraak verminderd.quot; Dezelfde H. Bir-gitta heeft ook betuigd, dat zij door goddelijke ingeving wist, dat Maria de troosteres is van alle zielen die zich in het vagevuur bevinden. Daarom zegt de H. Alphonsus van Lijfaori «Gelukkig, driewerf gelukkig zijn de dienaren van deze moeder der barmhartigheid, dewijl zij niet quot;alleen gedurende dit leven, onder hare hoede zijn, maar ook nog aan gene zijde van het graf, in het vagevuur hare bescherming genieten. Hoe minder de zielen bij machte zijn zich zeiven te helpen, hoe meer Maria hare zorgen en hare goedheid voor hen vermenigvuldigd.quot; Hieruit kan men gemakkelijk besluiten, hoe aangenaam het aan Maria en hoe voordeelig het voor de ge-loovige zielen zijn moet, als men haar, de moeder der barmhartigheid, aandachtig voor hen aanroept. Boudon raadt ons daarom aan, Maria niet alleen dikwijls voor de geloovige zielen aan te roepen, maar zelfs al onze goede werken en gebeden voor de overledenen met vertrouwen in hare handen neer te leggen. »Want!quot; zoo zegt hij, »van den eenen kant kan niemand op heiliger wijze daarover beschikken, en van den anderen kant geven wij Maria daardoor een der duidelijkste

-ocr page 60-

54

bewijzen van de ware en heilige liefde die wij haar toedragen.

Be Moeder Gods oefent over het vagevuur eene bijzondere heerschappij uit.

Het valt niet te betwijfelen, dat de koningin des hemels en der aarde over de triomfeerende en over de strijdende kerk, en ook zooals de H. Bernardinus bemerkt, over de lijdende kerk eene bijzondere heerschappij uitoefent, en wel zoodanig, dat zij de eerste aan de schatten harer glorie, de quot; tweede aan de schatten harer genaden en de laatste aan de uitwerkselen harer voorspraak doet deelnemen, om welke reden bovengenoemde heilige op haar deze spreuk der H. Schrift toepast: »Ik heb op de golven der zee gewandeld; (J- Sir. 24. 8) dewijl zi] namelijk door gene stormachtige vuurzee gaat om de verschrikkelijke hitte, waarin de creloovige zielen smachten, af te koe len. ^De H. Dionysius, de karthuizer, zegt tengevolge eener openbaring, dat de arme zielen reeds verheugd en opgebeurd worden als slechts de naam van Maria in het vagevuur gehoord wordt, juist gelijk een zieke zich verblijdt en opgebeurd gevoelt, wanneer men hem troostende woorden toespreekt.

-ocr page 61-

55

De geleerde Rovarin verzekert, dat de voorspraak van Maria aan een koelen meidauw gelijkt, die op de verteerende vlammen nederdaalt en dezelve uitbluscht!

Volgens Salmeron is hst de meening van vele godgeleerden, dat Maria nog vóór haren dood van haren goddelijken Zoon de verlossing verzocht en verwierf van alle zielen die destijds in het vagevuur waren, opdat deze haar naar den hemel zouden kunnen begeleiden. Zooals de vrome Ger-son opmerkt, verkreeg zij deze gunst, dewijl zij juist toen als koningin, en wel bijzonder als koningin der barmhartigheid, als moeder der genaden gekroond is geworden ; en zeer natuurlijk is het, dat zij bij deze gelegenheid de begenadiging der gevangenen verwierf. Ook de heilige Bernar-dinus zegt, dat Maria eene bijzondere heerschappij over het vagevuur verkregen heeft en dat zij voornamelijk hare trouwe dienaars daaruit verlost.

Over de kracht van den rozenkrans tot troost der geloovige zielen.

Uit de woorden, die de koningin des hemels zelf, volgens de getuigenis van den zaligen Alanus, in eene verschijning tot den H. Dominicus gesproken heeft, blijkt, ge-

-ocr page 62-

56

noegzaam welk eene groote kracht dit gebed in 1

bezit. Zij zeide namelijk dat de verlossing lijd*

der geloovige zielen uit het vagevuur eene zij 1

der voornaamste uitwerkselen is van het jub

rozenkransgebed. dan

Het volgende voorbeeld diene tot beves- stei tiging dezer woorden. I

üoor de predikaties van den H. Dorai- bro

nicus bekeerde zich te Rome een vrouws- eed

persoon die in een kwaden roep stond, met bid

name Katharina. Deze vrouw legde zich sch na hare bekeering bijzonder op het bidden \' dat

van den rozenkrans toe, en verrichtte dat hul geued meestal voor de verlossing der ge- va;

loovige zielen. Toen zij zich nu op zekeren H. keer weder bezig hield met de vijf droevige vel geheimen van den rozenkrans te bidden en no| te overwegen, zond de Heer aan den H. is Dominicus een visioen, om hem daardoor wr te doen zien, hoe groot het voordeel is, vu dat deze oefening de geloovige zielen aan- tei brengt. De heilige zag namelijk een won- aa: derschoonen knaap, welke Jesus-Christus ro; voorstelde, en uit wiens ledematen vijf en gr vijftig bronnen ontsproten ; deze bronnen, ^ eene zinnebeeldige voorstelling der Onze Va

ders en Wees Gegroeten waaruit het rozen- •\'

hoedje is samengesteld, gaven eene groote hoeveelheid van het reinste water, dat zij Ei

n ■

-ocr page 63-

57

in het vagevuur uitgoten en waardoor de lijdende zielen zoo verkwikt werden, dat zij bijna geen pijn meer gevoelden en slechts jubeltonen deden hooren, terwijl zij vol dankbaarheid hunne medelijdende weldoenster prezen. (Campadelli.)

De zalige Alan us schrijft ook, dat vele broeders en zusters in den Heer hem onder eede betuigd hebben, dat hun, onder het bidden van den rozenkrans vele zielen verschenen zijn, die hun dankend verzekerden, dat er na het H. Misoffer geen krachtiger hulpmiddel voor de arme zielen in het vagevuur bestaat dan het gebed van den H. rozenkrans, en dat daardoor dagelijks vele onder hen verlost worden, die anders nog vele jaren hadden moeten lijden. Het is daarom dat de H. Liguori zegt: »Als wij dus verlangen de zielen in het vagevuur krachtige hulp te verleenen, zoo moeten wij hen in onze gebeden bij de H. Maagd aanbevelen, en bijzonderlijk voor hen den rozenkrans opofferen, dewijl zij daardoor grooten troost erlangen.quot; (HeerL v. Maria.)

Het is zeer nuttig de. hulp der heilige Engelen voor de afgestorvenen in te roepen.

De menschen, die met den bijstand hunner Engelen hun levensloop op aarde gelukkig

-ocr page 64-

volbracht hebben en aan de hel voor eeuwig

ontsnapt zijn, worden als zij na hunnen lei

dood nog schulden in het vagevuur te be- ee

talen hebben, in dien poel van jammer en w!

ellende geenszins door die Engelen verlaten. wj

Neen, de Engelen geven daar hunne pleeg- te

kinderen, zoo mogelijk nog grootere blijken di

hunner liefde dan op aarde. Zij bezoeken ^

hen dikwijls, zij troosten hen en laten niet w na, overal waar zij kunnen, hulp voor hen te zoeken. Zij doen vrome menschen aan

de lijdende zielen denken en sporen hen e]

aan, met ijver voor hen te bidden en te ^

werken. A

Gelijk de heilige aartsengel Raphaël, j

volgens zjjn eigen verklaring (Tob. 12, 12,) v

de gebeden van den ouden Tobias voor ^ den troon Gods bracht, als deze onder tranen bad en van tafel opstond om de dooden lt; te begraven, evenzoo dragen de heilige , Engelen voortdurend de goeden werken en ]

gebeden, die zjj voor de arme zielen vergaderd hebben, tot voor Gods troon, om ze in te wisselen tegen rijke genaden en deze vervolgens aan de arme veriatenen in het vagevuur te brengen.

De H. Augustinus, bisschop en kerkvader, leert in zijne verhandeling over de zorg voor de afgestorvenen hetgeen volgt: (15. Hfdst.

-ocr page 65-

59

»De afgestorvenen kunnen van de Engelen die weten wat hier op aarde omgaat, een of ander vernemen, nameliik datgene wat zij volgens den wil van Hem, aan wien alles onderworpen is, vernemen moeten. Want als er geen Engelen waren, die èn in de verblijfplaats der levenden èn in het verblijf der afgestorvenen tegenwoordig kunnen zijn, zoo zoude Jesus onze Heer niet gezegd hebben :

»Het gebeurde echter, dat de arme stierf en door de Engelen in den scboot van Abraham gebracht werd.quot; (Lucas 16,28.) Alzoo kunnen zij nu eens hier, dan weer daar zijn, dewijl zij immers volgens den wil van God den arme van hier daar heen gedragen hebben.quot;

Volgens Boudon melden zij aan de geloovi-ge zielen wat ten hunnen opzichte op aarde geschiedt, zij doen hen hunne weldoeners kennen en zorgen, dat zij voor deze weder-keerig bidden, iets w;at deze liefdevolle geesten ook zelf altijd doen.

De aanroeping der heilige Engelen voor de afgestorvenen moet dus wel zeer nuttig zijn. De H. Kerk zelf wil ons vertrouwen daarin doen stellen, want zij zingt in den naam des Heeren, op den H. Michaël doelende: »Ik heb u tot vorst aangesteld,

-ocr page 66-

60

om alle zielen op te nemen,quot; en in de Mis voor overledenen, smeekt zij denzelfden H. Engel, deze zielen in de hesrlijkheid van het goddelijk licht te brengen, die aan Abraham en zijne gansche nakomelingschap beloofd was.

Het is ook zeer nuttig de Heiligen voor de geloovige zielen aan te roepen.

))Het is eene uitgemaakte zaak dat de Heiligen in den hemel door hun veelvermogende voorspraak een groote macht bezitten om de verlossing der arme zielen uit het vagevuur te bewerken,quot; zoo leeren ons de H. Augustinus en de H. Thomas. Het valt ook niet te betwijfelen, dat de Heiligen van die macht een overvloedig gebruik maken om hunne in het vagevuur lijdende broeders te helpen, vooral daar zij veel beter dan wij met hunne verschrikkelijke pijnen bekend zijn. Waren de Heiligen gedurende hun sterfelijk leven reeds zoo ijverig en zoo machtig om hunne medebroeders, al waren deze ook zondige menschen, in eiken nood door hunne voorbede ter hulp te komen, met hoeveel meer ijver, met hoeveel meer liefde zullen zij dan nu in den Hemel de zielen kunnen helpen, die getooid zijn met de genade van

-ocr page 67-

61

God en bestemd om in eeuwigheid hun zalig gezelschap te genieten. In den hemel verliezen zij hunne hulpvaardigheid niet, neen, daar integendeel wordt hunne liefde nog veel grooter, en al kunnen zij daar ook zelf niet meer lijden zoo hebben ze toch medelijden met diegenen, die in smarten zijn. Zij staan daar voor den troon van den barmhartigen God, en moeten dus ook zeiven noodzakelijk barmhartig zijn.

De kerk spoort ons zeer dringend aan om in eiken nood tot Gods Heiligen onze toevlucht te nemen, en wij, hoe dikwijls ondervinden wij niet in alle omstandigheden des levens hun machtigen bijstand; volgt hier uit niet van zelf, dat het een zeer heilzaam werk zijn moet hunne hulp voor de geloovige zielen des vagevuurs ijverig in te roepen.

Eenige voorbeelden van de hulp die de afgestorvenen van de Engelen en de Heiligen ontvangen.

fn de levensbeschrijving van de zalige Cecilia Lampugnana vindt men opgeteekend, dat zij drie dagen na haren dood verschenen is en dat zij toen betuigd heeft, dat haar Engelbewaarder voor haar in het vagevuur zichtbaar was en dat zij door hem op eene

-ocr page 68-

62

bijzondere wijze vertroost werd. Zij zeide ook dat zij hem spoedig bidden wilde, zich tot den bestuurder der kerk van bet heilig graf te begeven, om dezen te verzoeken, lijkmissen voor haar te willen opdragen, waardoor hare smarten aanmerkelijk zouden verminderd worden.

Men leest ook van eene kloosterzuster van de orde der Dominicanen, de zalige Cecilia genoemd, dat zij in haar leven de gewoonte had, zich steeds een gedeelte van hetgeen zij te drinken kreeg te onthouden, om daarmede den dorstigen Heiland aan net kruis te laven. Toen zij nu na haren dood tot de pjjnen des vagevuurs veroordeeld werd, kwam er terstond een Engel tot haar met een gouden schaal vol water om daarmede de haar omringende vlammen uit ie blusschen en haar vervolgens den hemel binnen te leiden.

Ten slotte leest men nog van een jongeling die de vrome gewoonte had, van dagelijks den rozenkrans te bidden tot troost der geloovige zielen, dat hij zich eens quot;er ruste begaf, zonder dat gebed te hebben verricht, en dat hij daarop door zijnen Engel uit den slaap gewekt werd, daar de zielen des vagevuurs dagelijks een offer van nem verlangden.

-ocr page 69-

63

Dit met betrekking tot de Engelen ; het volgende diene tot bewijs, dat ook de Heiligen de arme zielen hulp verschaffen. Pranciseus Gonzaga, bisschop van Mantua schrijft, dat een pater van de orde van den H. Pranciseus, Joan de Via geheeten, zich na zijnen dood glansvol aan een novice vertoonde, om dezen te bedanken voor zijne verlossing, welke hij hem verschuldigd was.

Bij die verschijning vertoonde zich de genoemde pater tusschen twee groote Hei-igen ; aan zijne rechterzijde bevond zich de H. Pranciseus, aan zijn linkerzijde de H. Bernardinus, en dit, volgens zijne eigene verklaring, omdat hij er steeds ijverig naar gestreefd had, deze Heiligen in hunne groote deugden na te volgen.

Tot belooning van dien ijver waren zij uit den hemel neergedaald om hem te ontvangen.

In de beschrijving der heiligverklaring van den H. Bernardinus is er sprake van iemand, die van den dood opgewekt werd, en die daarna de verklaring aflegde, dat hij den H. Pranciseus in den hemel gezien had, omringd door eene tallooze menigte ordens-kinderen van dewelke zeer velen door hem (door den H. Pranciseus) uit het vagevuur verlost waren.

In de jaarboeken van Baronius van het

-ocr page 70-

64

jaar 647 vindt men opgeteekend, dat Dago-bert, koning van Frankrijk, die ter eere van den H. Dionysius, den H. Mauritius en den H. Martinus drie kerken had laten bouwen, door deze drie Heiligen uit het vagevuur verlost werd.

Ten laatste wordt er tengevolge eener hemelsche openbaring verhaald, zoo schrijft Boudon, dat eene ziel in het vagevuur, die gedurende haar leven eene bijzondere godsvrucht tot de allerheiligste Moeder Gods gehad had, oogeublikkelijk uit de vlammen verlost wordt, nadat de H. Joannes haar aan de allerheiligste Maagd had aanbevolen.

Over de werken van boetvaardigheid voor de zielen in het vagevuur.

Het is bekend, dat de Heiligen zich steeds van allerlei boetplegingen bedienden, als van de geschiktste middelen om voor zich en voor anderen bijzondere genaden van God te verkrijgen. Evenzoo is de H. Kerk gewoon te doen in alle omstandigheden, waarin zij meer dan naar gewoonte Gods bijstand behoeft. Hieruit moet men natuurlijkerwijze afleiden, dat de werken van boetvaardigheid, ook als zij voor de verlossing der afgestorvenen verricht worden,

-ocr page 71-

65

eene heilzame uitwerking moeten hebben. Dit wordt overigens door vele voorbeelden bevestigd en aangetoond.

Boudon was hiervan zóózeer overtuigd, dat hij met ontroering uitriep, dat, als wij slechts een weinig geloof bezaten, onze gewone oefeningen zouden bestaan in het vasten, het dragen van haren kleederen, het geeselen, enz. om door deze en dergelijke werken de arme zielen in het vagevuur hulp te bezorgen.

Natuurlijk kan niet ieders ijver zóóver gaan, doch dit neemt niet weg, dat ieder mensch dikwijls in de gelegenheid wordt gesteld, om zelfs zonder door anderen opgemerkt te worden, op eene verdienstelijke wijze boetvaardigheid te plegen voor de afgestorvenen. Zoo bijvoorbeeld is het een zeer verdienstelijk werk, zich nu en dan eene betere spijze, eenen drank of eenig ander geoorloofd genoegen te ontzeggen. Ook is er niemand die niet somwijlen zijne zinnen en bijzonder zijne oogen, ooren en tong eenigermate kan versterven, niemand, die niet nu en dan eenigen tijd het stilzwijgen kan bewaren, of ook ziekte, koude, hitte en andere ongemakken geduldig kan verdragen. Geen mensch ook, of hij vindt soms gelegenheid

Geboden Overledenen. 5

-ocr page 72-

om zijn veranderlijk humeur of zijn eigenzinnigheid in den geest van boetvaardigheid te beteugelen, kortom niemand is er, die niet alles wat in- en uitwendig lijden veroorzaakt, geduldig en met onderwerping aan Gods heiligen wil verdienstelijk kan verdragen, tot lafenis der arme zielen.

Zoo bijvoorbeeld hebben landbouwers, ambachtslieden, dienstboden en allen, die lichamelijk of geestelijk lijden te verduren hebben, zeer veel, wat zij voor deze zielen konden opofferen, en door dit te doen, zouden zij tegelijkertijd Gods zegen over zich aftrekken en daaruit kracht patten voor hun eigen lijden.

Boudon verhaalt ons de volgende gebeurtenis, welke hierop betrekking heeft : Eenige lieden waren genoodzaakt eene reis te ondernemen. Alvorens zich echter op weg te begeven, offerden zij alle moeielijk-heden en vermoeienissen waarmede zij te kampen zouden hebben, tot lafenis der ge-loovige zielen aan God op. Toen zij nu op reis werkelijk in groote gevaren verkeerden, werden zij daaruit op een buitengewone wijze gered, dewijl God aldus hunne liefde door den bijzonderen bijstand, zijner vaderlijke voorzichtigheid, wilde be-loonen.

-ocr page 73-

67

T

MS

IlaL gebed met het vasten en andere boet-

werhen vcreenigd, bezit ecne rjroote kracht voor de geloovige zielen.

Men leest in het boek Judith: (4, 12.) ))Weet, dat de Heer uwe gebeden zal verhoeren, als gij volhardt in vasten en gebed voor het aangezicht des Heeren.quot; Het volgend treffend voorbeeld bevestigt . deze waarheid.

Sancio, koning van Leon, werd door middel van vergif verraderlijk om het leven gebracht. De koningin, Guda genaamd, die haar gemaal teederljjk beminde, ontdeed zich daarop van alle koninklijke pracht en begaf zich in een klooster, om God daar te dienen en met meer vrucht de ziel van haren echtgenoot te kunnen helijen. Aldaar bad zij dag en nacht, en op eiken Zaterdag vastte zij ter eere der : H. Moeder Gods. En zie, juist op een Zaterdag, toen zij weder voor den afgestorvene bad, vertoonde hij zich aan haar, gehuld in een zwart rouwkleed en met eene uitdrukking van duldelooze smart op liet gelaat. Hij bedankte haar voor haar gebed, en smeekte haar, daarin te volharden en het nog te vermenigvuldigen »Ach, trouwe echtgenoote,quot; zeide hij, gt;.konde ik

-ocr page 74-

ö8

u zeggen hoe verschrikkelijk de pijnen zijn, die ik in het vagevuur lijd, voorzeker, gy zoudt nog veel meer medelijden met mij hebben. Ach, bij de oneindige barmhartigheid Gods, help mij! Guda help mij. * Na deze verschijning bracht de koningin veertig dagen zonder onderbreking in gebed en onthouding door, en na verloop van dien tijd mocht zij het geluk smaken, haren echtgenoot nog eenmaal en wel in zijn vei-heerlijkten staat te aanschouwen. Hij verscheen haar, nu door een hemelschen glans omgeven, en vol vreugde riep hy haar toe. »Zie, nu ben ik bevrijd van mijne pijnen, en aan u heb ik dit te danken. Wees daarvoor eeuwig van God gezegend! Volhard in uwe heilige oefeningen. Ovei-weeg de straften van het andere leven en vooral ook de heerlijkheid des hemels, waarheen ik u voorga om u daar te verwachten en een krachtig voorspreker voor u te zijn.quot; (Vasquez in Chron. Ao. 9, 40.)

Door met geduld voor de af gestor\' venen te lijden, kan men hen zeer behulpzaam zijn.

In de jaarboeken van het klooster van den H. Trudo leest men het volgende: »Eene brave vrouw, die door haren echt-

-ocr page 75-

«!t

genoot, welke aan den drank verslaafd was, zeer dikwijls op de ergste wijze mishandeld werd, ging op zekeren keer haren nood klagen aan een godvreezend abt. Deze gaf haar den raad, al haar lijden voortaan met het grootste geduld te verdragen en aan God op te dragen als een aangenaam oiïer tot lafenis der arme zielen in het vagevuur, om door die zielen wederkeerig troost te erlangen.

i)e vrouw volgde dezen goeden raad en offerde diensvolgens al hare moeielijkheden en haar verdriet voor een zekere ziel van het vagevuur aan God op. Spoedig daarna verscheen deze ziel aan den reeds genoemden abt en bedankte hem voor den voor-treffelijken raad, dien hij hare grootmoedige redster gegeven had, dewijl zij daardoor van hare pijnen bevrijd en in de eeuwige vreugde opgenomen was. De abt haastte zich deze tijding aan de godvree-zende vrouw over te brengen, die daardoor onuitsprekelijk vertroost en verheugd werd. Ook na dien tijd volhardde zij, bij al haar lijden, in denzelfden liefdeijver en verloste daardoor nog vele andere zielen. Zoo kreeg dezelfde abt zelfs eenmaal eene verschijning van een broeder uit zijn eigen klooster, die kort te voren

-ocr page 76-

70

gestorven was, en die hem zeide, dat hij het allerbeste door de boetplegingen dezer vrouw kon geholpen worden.

Hiervan onderricht, droeg zij nu ook voor den overleden kloosterling hare verdiensten op en wel met dit gevolg, dat hij reeds den volgenden nacht opnieuw verscheen, om zijne verlossing aan te kondigen.quot;

Door het lijden, dat men grootmoedig voor de geloovige zielen overneemt, kan men .

hen op eene bijzondere wijze helpen.

In de levensbeschrijving van de zalige Ursula van de Theatijner-orde, leest men dat deze heilige een groot medelijden had met eene stervende medezuster Christiana, wegens de pijnen die haar in bet vagevuur denkelijk te wachten stonden. En daar zij uit het voorbeeld der heilige Catharina van Siena wist, dat een levend mensch de straffen op zich nemen kan, die eene van het lichaam gescheiden ziel ondergaan moet, bad zij haren goddelijken bruidegom vuriglijk om de genade, dit voor de ziel barer medezuster, Christiana te mogeadoen.

Haar gebed werd verhoord. Terwijl hare zuster den laatsten adem uitblies, geraakte de zalige Ursula in verrukking, en nadat zij

-ocr page 77-

71

weder tot zich zelve gekomen was, riep zii vol vreugde uit : »Ik dank ü, o mijn Heer en mijn God, voor de groote barmhartigheid welke Gij mijne zuster Christiana bewijst, door mijn aanbod ter harer verlossing aan te nemen.quot; Vervolgens liet zü het Te Deum Laudamus zingen en werd dan plotseling door zeer groote pijnen overvallen, waarvan zij gedurende haar geheele leven niet meer bevrijd werd. De H. Philippus Nerius, was, gelijk zoovele Heiligen, een trouwe helper en een ware vriend derlii-dende zielen in het vagevuur. Ook hii wensehte die arme zielen op eene bijzondere wijze hulp te bieden en hij bad God daartoe de gelegenheid te willen schenken Zijn gebed werd verhoord ; want van toen at had hij een ongemak aan een zijner voeten hetwelk hem een langdurig en smartelijk lijden veroorzaakte, dat hij tot lafenis dei-arme zielen geduldig verdroeg en waardoor hij onophoudelijk aan het lijdendier zielen werd herinnerd.

Boudon verhaalt ons nog, dat er in zijnen

tijd een man verscheen, die tot zijne familie

behoorde en die alstoen de verklaring aflegde, dat zijne kleindochter, die nog^zeer jong was en die sedert zijnen dood voortdurend met ziekte te kampen had, volgens

-ocr page 78-

72

eene bijzondere beschikking der goddelijke Voorzienigheid voor hem leed. Ln tot staving zijner woorden voegde de overledene er bij dat deze kleindochter sterven zoude, zoodra de persoon, aan wien hij verscheen, haar zien zou, hetgeen ook juist zoo gebeurde.

Over den buitengewonen ijver waarmede de

II. Ludwina hoetoaardigheid pleegde voor de gdoovige zielen.

De onvergelijkelijke Thomas van Kempen, de schrijver van de navolging van Christus, schrijft over deze heilige maagd, die in dezelfde streek en in denzelfden tijd als hij leefde (De H. Ludwina woonde te Schiedam en Thomas van Kempen, heeft zooals bekend is langen tijd op den Agnietenberg bij Zwolle zijn verblijf gehouden), hetgeen volgt:

sDeze verduldige maagd leed gedurende 34 jaren zonder tusschenpoozen onder de smartelijkste aiekten, en zeer dikwijls werd zij door haar Engelbewaarder in het vagevuur gebracht alwaar zij de arme zielen volgens de verscheidenheid hunner schulden in ontelbare afdeelingen verschillende folteringen zag ondergaan. Onder de zielen die zij alzoo in het vagevuur opmerkte, herkende zij ook vele harer vrienden. Het gevolg hiervan was, dat zij niet alleen hare onge-

-ocr page 79-

73

hoorde smarten met het grootste geduld verdroeg; maar dat zij bovendien nog vele pijnlijke boetwerken verrichtte, en dat alles tot verlossing dier lijdende zielen. Zonder ophouden riep zij Gods oneindige barmhartigheid voor hen aan en beweende hunne groote ellende zoo dikwijls en zoo lang, dat hare natuurlijke tranen veelal door bloedige werden gevolgd, welke men, als zij opgedroogd waren, als reliquieën bewaarde.quot; Dezelfde schrijver bemerkt daarbij, dat hoewel zij altijd vele zielen verloste, haar dit toch op de voornaamste feestdagen in veel grooter mate gelukte. Een ander schrijver zegt van haar dat zij eens het heldhaftig besluit nam van liever tot aan den jongsten dag, indien God het toestond, hare verschrikkelijkste pijnen voor de arme zielen te verdragen, dan terstond in den hemel opgenomen te worden, en hij voegt er bij, dat zij door dit heldhaftig verlangen alle haar bekende zielen bevrijd heeft, waaronder zich ook die harer ouders en van al hare bloedverwanten tot iu den negenden graad bevonden .

Over de werken van barmhartigheid voor de afgestorvenen.

Men kan de werken van barmhartigheid

-ocr page 80-

74

niet genoeg voor de verlossing der geloovige zielen aanbevelen, want hunne uitwerking is waarlijk wonderbaar.

Met recht wordt dan ook de romeinsche edelman Pammachius, door den H. Pauli-nus geprezen, omdat hij na den dood zijner eohtgenoote en tot troost harer ziel, alle armen der stad in de St. Pieterskerk verzamelde om daar spijzen onder hen uit te deelen. Reeds de oude Tobias (14,18) zeide tot zijnen zoon : »Zet uw brood en uwen wijn op het graf van den rechtvaardige,quot; hetgeen beteekent zooals Allioli zegt; Als een rechtvaardige sterft, houd dan het lijkinaal bij zijn graf en spijzig de armen. In de H. Schrift leest men verder. (J. Sir. 3, 33.)

»Gelijk het vuur door het water uitge-bluscht wordt, zoo worden ook de zonden door de aalmoes uitgewischt,quot; en onderzonden moeten hier de door de zonde verdiende straffen verstaan worden.

En zegt niet Jesus Christus zelf: (Mare. 9, 40.)

»Wie u ooit in mijnen naam een beker water zal te drinken geven, alleen omdat gij Christus toebehoort, waarlijk. Ik zeg u, deze zal zijn loon niet missen.quot; De H. Thomas van Aquinen vreest daarom riet

-ocr page 81-

te zeggen, dat aalmoezen, waaronder in iet algemeen alle lichamelijke werken van barmhartigheid moeten verstaan worden, eene veel grootere kracht bezitten om de zonden uit te wissehen dan het gebed, en dat dit laatste wederom een krachtiger middel is dan het vasten. Meer nog beveelt deze H. Kerkleeraar de geestelijke werken van barmhartigheid aan, omdat zij zooals hij leert, de lichamelijke zoo verre ovei tieffen, als de geest het lichaam overtreft. Dientengevolge roept Boudon ons vol ijver toe: Troost de bedrukten, geeft raad aan de onwetenden, arbeidt aan de bekeering der zondaars, helpt allen, die eemg zielelijden te verduren hebben, en doet dit alles voor de zielen, die in het vagevuur lijden, zoo zal God hun barmhartig zijn.

Door het geven van aalmoezen kan men de geloovige zielen groote hulp verschaffen^

\\

Hetgeen men hierover in de gescbi«Senis der H. Ida van Toggenburg leeatj. ie zeer merkwaardig. Na het afstervap van den broeder barer moeder, spreekt zij diens kin- , deren volgender wijze to,e-:v- »Ach, hoe verschrikkelijk wordt uw .Vader gepijnigd\'Ik weet dit door eene^qcMelijke openbaring

-ocr page 82-

76

en bid u daarom in zijnen naam gedurende een geheel jaar de armen van vleesch, brood en boter te voorzien.quot; Nadat zij zulks gedaan hadden, vernamen zij, dat hun vader door hunne vrijgevigheid en door de gebeden der H. Ida reeds van de helft zijner pijnen bevrijd was. Zij bewezen hem daarom nog een jaar lang dezelfde liefdediensten, en als ook dit tijdsverloop ten einde was, werd hun door de Heilige aangekondigd, dat hun beminde Vader geheel van zijne smarten verlost was, doch dat hij niettemin nog behoefte had aan een kleed. Zij begrepen daaruit dat God verlangde, dat zij nog een jaar lang de armen zouden kleeden en toen zij ook dit volbracht hadden, ontvingen zij door den mond der H. Ida de blijde tijding, dat hun overleden vader de eeuwige rust ingegaan was. Bol-landus zegt in bet leven van genoemde Heilige, dat het kleed, dat den overledene ontbrak, het kleed der eeuwige glorie was, en dat alleen het gemis daarvan hem nog deed lijden.

In de openbaringen van de H. Brigitta komt ook voor, dat zij eene verschijning gehad heeft van haar overleden echtgenoot U1-pho, die haar dringend kwam verzoeken, het achtergelaten zilverwerk en de paarden,

-ocr page 83-

77

waarmede hij zich te veel verlustigd had, te verkoopen, en de opbrengst daarvan onder de armen uit te deelen. Eveneens verzocht hij haar de zilveren bekers aan arme kerken te willen schenken voor den dienst van het altaar, daar zulke aalmoezen Gode hoogst aangenaam zouden zijn.

Ten slotte vindt men in de levensbeschrijving van de H. Margaretha van Cortona gewag gemaakt van eene verschijning van den Hertog van Pasterna met name Eoy Gomez, die deze heilige aldus aansprak: »0, als de menschen wisten, hoe groot de pijnen zijn waarvan men door de vrijgevigheid jegens de armen bevrijd wordt en als zij de schatten kenden, welke men daardoor verwerft, zij zouden alles onder de arme en godvruchtige menschen uitdeelen, om alzoo deelachtig te worden aan hunne gebeden.quot;

Door de schulden te betalen, die de overledenen op aarde achterlaten kan mm hun zeer behulpzaam zijn.

De volgende gebeurtenis welke hierop betrekking heeft wordt ons verhaald door Paus Benedictus XIII.

»De vader van eenen broeder uit de orde der predikheeren, een machtig en geëerd man, was bij zijnen dood nog een zekere

-ocr page 84-

som gelds schuldig aan een smid, die sedert deze

jaren zijne paarden beslagen had en daarvoor veel

zijn loon niet had ontvangen. Na zijnen XIH dood verscheen deze heer aan een zijner

trouwe dienaren en hij had toen een hamer, 00 tang en eenige gloeiende nagels van den smid in de hand. »6a,quot; zoo sprak hij tot

zijn dienaar, »en verzoek mijne echtgenoote, ] dat zij toch de goedheid hehbe de schuld

te betalen, waarvoor ik in het vagevuur hei

moet lijden.quot; Zijne vrome vrouw voldeed ge

aan zijn verlangen en stelde niet alleen den en

smid, maar ook alle andere schuldeischers te

van haren echtgenoot tevreden. Eenigen w

tijd daarna verscheen deze nu ook aan zijne cl(

vrouw en vertoonde zich aan haar toen als st

in een zee van pijnen verzonken, en van o

het hoofd tot de voeten met een dik koord f

gebonden. «Bevrijd mij 1quot; zoo riep hij haar v

toe. De brave echtgenoote greep terstond ^

de knoop van het touw en verloste hem, ]

waarop hij haar hartelijk bedankte en haar zeide: »Zie, zoo was ik gebonden in de pijnen, totdat gij mijne schulden betaaldet,quot; Volgens denzelfden Paus mag men hieruit echter geenszins de gevolgtrekking maken, dat de zielen, wier schulden nooit betaald worden daarom voortdurend in het vagevuur moeten blijven; maar slechts dit mag men

-ocr page 85-

79

er uit besluiten, dat zij door hetgeen op deze wijze uit liefde voor hen voldaan wordt veel spoediger verlost worden,quot; (Benedictus XIII. Brig. I. Serm. 22.)

Door onze vijanden le beminnen kunnen wij de afgestorvenen op eene uil-muntende wijze helpen.

De H. Franciscus van Sales verhaalt, dat in zijnen tijd onder de fjtudenten te Padua het afschuweli;k gebruik bestond, des nachts gewapend de straten der stad te doorkruisen en de voorbijgangers het: »Wie daarquot; toe te roepen. Wie niet naar hun zin antwoordde werd onmiddelljjk aangevallen en mishandeld. Op deze wijze gebeurde het, dat een dei-studenten zijn besten vriend en medeleerling om het leven bracht, zonder hem herkend te hebben. Door angst en schrik gejaagd, vluchtte de moordenaar in het huis eener weduwe, bekende daar zijn misdaad en bad haar dringend hem te willen verbergen. Eenige oogenblikken later bracht men deze vrouw ook het lijk van haren eenigen zoon te huis, en aldra bemerkte zij dat de vluchteling, die zich in hare woning verscholen hield, de moordenaar was van haar eenig kind. Groot was de ontroering van den ongelukkige, toen hij in zijn slachtoffer zijn

-ocr page 86-

«O

boezemvriend herkende; luid schreiend wierp hij zich voor de voeten der diep bedroefde moeder neder en bezwoer haar, hem aan het gerecht over te leveren, om openlijk voor zijne misdaad te kunnen boeten. Deze brave vrouw echter was zoo bewogen door • het grievend zieleleed van den schuldige, dat zij hem niet alleen van harte vergiffenis schonk, maar hem zelfs in hare bescherming nam. God vond zulk een behagen in deze daad van liefde, dat Hij den vermoorde oogen- . blikkelijk uit de pijnen des vagevuurs be-vrijdde, waarin hij anders zeer lang had moeten verblijven, en de overledene zelf bracht zijne moeder in eene verschijning deze blijde tijding.

Eene gelijksoortige gebeurtenis wordt ons nog verhaald door den H. Mansius. Een moordenaar begaf zich op goeden vrijdag tot den broeder van zijn slachtoffer, om hem in naam van Jesus Christus, die op dien dag voor alle menschen den kruisdood stierf, vergiffenis ie vragen voor zijne misdaad. Deze broeder, een christelijk edelman, ontving zijnen vijand met de grootste vriendelijkheid, hij schonk hem vergiffenis en verzekerde hem zelfs van zijne vriendschap. Christus zelf vertoonde zich daarop aan dezen edelmoedigen man en zeide hem, dat hij door zijne schoone

-ocr page 87-

81

: daad de ziel zijns vaders en die zijns broeders uit het vagevuur verlost had en dat hij zelfs na verloop van acht dagen in de heerlijkheid des hemels zou worden opgenomen. Hij stierf ook werkelijk acht dagen daarna.

Door onze eigene verdiensten voor de ge-lopvige zielen op te offeren kunnen wij hun van groot nxd zijn.

Het is bekend, dat de zalige Nicolaas Wolf de gave bezat, om door geloof en gebed, de zieken te genezen. Geen wonder dus, dat hij gedurende zijn leven bijna uitsluitend door aardsche lijders bezig gehouden werd.

Dit neemt echter niet weg, dat hij toch nog eene gelegenheid vond, om ook de afgestorvenen zijne liefde te bewijzen, door namelijk alles wat hij deed voor hen op te offeren. Hij zeide tot zich zeiven: «hetzij ik bid of eenig ander goed werk verricht, verwerf ik daardoor verdiensten bij God, en deze verdiensten kan ik hun dus schenken.quot; Het was vooral de volgende gebeurtenis, welke hem tot dit liefdewerk aanspoorde.

Een jonge man begon op zijn sterfbed te jammeren en zeide tot zijnen vriend, nu moet ik voor Gods rechterstoel verschij • nen en ik heb niets goeds wat ik kan mede-OpTkhIpti Overletlcnen. 0

-ocr page 88-

82

nemen. Zijn vriend troostte hem en sprak: »Heb goeden moed! Ik schenk u al het goede, dat ik tot nu toe gedaan heb, dit kunt gij medenemen.quot; Later evenwel kreeg hij berouw over zijne edelmoedigheid en maakte zich na het overlijden van den zieke ongerust, omdat hij nu niets meer bezat en weder van voren af aan zou moeten beginnen.

De overledene verscheen hem daarop en sprak hem aldus toe: ))Wees getroost vriend, en betreur toch de weldaad niet, welke gij mij bewezen hebt, want zij is mij van groot nut geweest en God heeft daarin zooveel behagen gevonden dat Hij u tweemaal zooveel gegeven heeft als gij te voren bezat.quot;

Boudon maakt van een dergelijk voorbeeld gewag. Hij zegt, dat een Dominicaan eene verschijning kreeg van eens zekere ziel, voor welke hij al zijne goede werken aan God opgedragen had en dat deze hem toen zeide: »Uw offer is voldoende voor u en voor mij.quot;

Ook Pennequin haalt ten slotte zulk een gebeurtenis aan. Hij schrijft: »Een priester, bezield door eene heldhaftige liefde, werd aan het sterfbed van een wanhopend mensch geroepen. Het gelukte hem den ongelukkige tot vertrouwen op te wekken, bevrijdde hem van zijne zonden en schonk hem tevens al

-ocr page 89-

83

zijn eigen goede werken. Een maand na zijnen dood verscheen de overledene aan dezen priester, om hem voor zijne weldaad te bedanken en om hem aan te kondigen, dat hij reeds de eeuwige rust genoot.quot;

De IJ. Teresia verlost eene ziel uit het vagevuur door de opoffering van haar eigen verdiensten.

Ziehier eene gebeurtenis uit het leven van de H. Moeder ïeresia van Jesus, welke zij ons zelf volgenderwijze verhaalt; »Men meldde mij het overlijden van een geestelijke wien ik grooten dank schuldig was en die hier vroeger de plaats van provinciaal bekleed had. De tijding van zijnen dood bedroefde mij zeer en hoewel hij altijd vroom en deugdzaam geleefd had was ik toch mki of meer over zjjn zielenheil bezorgd. Ik wist welk een groote verantwoordelijkheid er rust op hen, die geroepen zijn om zielen te besturen en daar hij gedurende twintig jaren dezen zwaren last gedragen had, kon ik een zekeren angst wegens zijn lot in de andere wereld niet van mij afweren. Ik haastte mij daarom den Heer te smeeken dat hij al het goede, wat ik in mijn leven mocht gedaan hebben aan zijne ziel zoude schenken en ik bad Hem

-ocr page 90-

84

tevens, liet ontbrekende uit de oneindige verdiensten van zijn lijden aan te vullen, om op deze wijze de verlossing van deze ziel te verkrijgen. Nadat ik aldus uit den grond mijns harten gebeden had, scheen het mij toe, als zag ik de ziel van den overledene aan mijne rechterzijde uit de diepte der aarde opstijgen. Ofschoon deze priester in een tamelijk hoogen ouderdom stierf, scheen de gestalte, die ik nu zag, die van iemand van nog geen dertig jaren te zijn, met een jeugdig, glanzend aangezicht. De verschijning hield slechts korten tijd aan, toch werd ik er zeer door getroost dewijl ik volkomen van hare echtheid overtuigd was. Na dien tijd kon ik mij niet meer zoo over zijn dood bedroeven, als zoovele andere, die hem met evenveel liefde als ik waren toegedaan. Daar hij in een verafgelegen oord gestorven was, zijn mij de nadere bijzonderheden van zijn godvruchtig verscheiden eerst later ter oore gekomen. (Leven der H. Teresia. 38 Hfdst.)

Over de grooter waarde der aflaten voor de geloovige zielen.

Als men zich een goed denkbeeld wil vormen van de groote waarde der aflaten die aan de arme zielen kunnen worden

-ocr page 91-

85

toegevoegd, dan behoeft men islechts te bedenken wat zij eigenlijk zijn, namelijk een toeëigening der verdiensten van Jesus Christus. Wel is waar kunnen wij voor de ge-loovige-zielen bidden en werken van boetvaardigheid verrichten, toch is alles wat wij doen bepaald en van geringe waarde; het kleinste deel echter van de verdiensten van Jesus Christus heeft eene oneindige waarde, waarmede hunne schulden dus gemakkelijk kunnen betaald worden. Niets kan ons overigens een duidelijker begrip van de groote waarde der aflaten geven dan de woorden die God zelf door den mond der H. Brigitta tot eene godvruchtige vrouw in Eome gesproken heeft. Wij lezen namelijk in de openbaringen dier Heilige, dat de Heer haar eens gebood tot eene vrouw in\'Rome tegaan, die juist over de waarde der aflaten van deze stad nadacht. »Zeg aan deze vrouw,quot; zoo sprak de Heer, sdat de aflaten van de kerken der stad lioine, voor God meer waarde bezitten dan men gelooft; want indien een mensch zich ook duizendmalen voor God liet dooden, zoo zoude hij daardoor nog niet de geringste heerlijkheid waardig worden welke aan de Heiligen gegeven wordt. Terwijl oneindige zonden door oneindige

-ocr page 92-

86

straffen moeten uitgeboekt worden, en de mensohen alzoo onrnogelijk daarvoor voldoen kunnen, zelfs niet al leefden zij duizend jaren, zullen door de aflaten vele en zware straffen uitgewischt en vele zeer groote straffen in zeer kleine veranderd worden zoodat zij, die na de aflaten verdiend te hebben met een volmaakte liefde en een waar berouw uit deze wereld scheiden, niet alleen van hunne zonden, maar ook van de straffen, die zij door dezelve verdiend hadden, bevrijd worden.quot; Boudon noemt het daarom eene zekere wreedaardigheid als men er niet naar tracht deze he-tnelsche schatten te verdienen en als men ze niet zoo dikwijls mogelijk aan de noodlijdende zielen verschaft. Hij klaagt onder andere bijzonder over da leden van broederschappen, die onbekend zijn met de rijke aflaten, die daarin door hen voor de arme zielen te verdienen zijn, of die deze hulpmiddelen kennende er toch geen gebruik van maken. Verder zegt hij nog: »Daar de Pausen aan sommige altaren die men geprivilegieerde altaren noemt, buitengewone aflaten voor de zielen in bet vagevuur verbonden hebben, behoorde men voor alles zorg te dragen dat de heilige Missen, die men voor deze zielen laat le-

-ocr page 93-

87

zen, aan zulke altaren gedaan worden.quot;

De groote waarde der aflaten door eenige voorbeelden aangetoond.

Segneri verhaalt, dat God een visioen zond aan de zalige Martha van Quiro om haar van de groote waarde der aflaten te overtuigen. Zij zag op een open plein eene .groote tafel staan, beladen met eene menigte goud- en zilverstukken, welke met eene even groote hoeveelheid diamanten en edelgesteenten vermengd waren en God sprak toen tot haar : »Deze schat staat hier open en bloot en een ieder kan daarvan nemen wat hem belieft of wat hij noodig heeft.quot;

In Let leven der H Magdalena van Pas-sis leest men, dat zij in eene verrukking vernam, dat een harer medezusters, krachtens de H. Aflaten, waardoor haar de verdiensten van het leven en het lijden van Jesus Christus toegevoegd werden, na een verbljjf van vijftien uren in het vagevuur, verlost werd.

De Pausen hebben zooals genoegzaam bekend is, aan de oefening van den H. Kruisweg dezelfde rijke aflaten verbonden, welke men verdient door het bezoeken der H. plaatsen zeiven te Jerusalem en daar al deze aflaten aan de geloovige zielen in

-ocr page 94-

88

het vagevuur kunnen worden toegevoegd, spreekt liet vanzelf dat deze oefening voorde afgestorvenen eene groote waarde heeft. Even leerrijk als treffend is hetgeen men hierover in de levensbeschrijving van de zalige Catharina van Emmerich leest. »Deze kloostervrouwquot; zoo heet het daar, stond gedurende haar gansche leven door een innig medelijden met de zielen des vage-vuurs in verbinding; zij deed en offerde alles voor hen en het gebeurde zelfs, dat zij door die zielen om hulp werd aangeroepen en dat zij haar op de treffendste wij/.e aanmaanden als zij vergat de gevraagde hulp te verleenen. lieeds toen zij nog een jong meisje was, werd zij somtijds door geheele scharen van arme zielen uit den slaap ge\' wekt, met dewelke zij dan barrevoets, zelfs in gure winternachten, den bijna twee uur langen kruisweg bij Coesveld deed.quot;

Over de kracht van het wijwater voorde zielen in het vagevuur.

Het is eene algemeene meening der godgeleerden, dat het wijwater de kracht bezit om de dagelijksche zonden uit te delgen, mits het met geloof en onder rouwmoedige gebeden gebruikt wordt, en daar nu de ge-loovige zielen in het vagevuur grootendeels

-ocr page 95-

89

voor zulke zonden lijden, valt het gemakkelijk te begrijpen, dat het ook voor die zielen eene zeer heilzame kracht bezitten moet.

Het wijwater is volgens zijne natuur, dat wil zeggen, door de kracht, die het door de aanroeping van den goddelijken naam, door de kerkelijke gebeden en de bezwering des duivels verkregen heeft, een krachtig middel tegen de booze geesten, aan wier aanvallen de geloovige zielen veelal bloot staan. Door het veelvuldig gebruik, dat de kerk bij hare plechtigheden en godsdienstoefeningen, tot troost der lijdende zielen, van het wijwater maakt, toont zij ons duidelijk, dat zij er ten opzichte dier zielen eene groote waarde aan hecht

Het bovengezegde wordt door een veelzijdige ondervinding bevestigd. Zoo zegt bv. de heilige Deodatus in het leven der Oud-vaders :

»6elijk de bloemen, die door de hitte der zon verwelkt zijn, dooreen zachten regen weder opgefrischt worden, evenzoo worden de in het vagevuur brandende zielen door het wijwater verkwikt.quot;

Pelix Passo verhaalt, dat een priester, die zich na zijnen dood vertoonde, alstoen de volgende merkwaardige woorden uitte;

-ocr page 96-

90

»Waar de plaatsen waarin onze lichamen rusten met wijwater besproeid worden, ondervinden wij zulk een verlichting alsof wij reeds in het paradijs verplaatst waren.quot;

Daarom zegt de priester, als hij het lijk met wijwater besprenkelt: God verkwikke uwe ziel met den dauw des hemels.quot;

In vele oorden bestaat daarom onder het geloovige volk de stichtende gewoonte, bij alle bezoeken die zij op het kerkhof afleggen deze hemelsohe lafenis aan hunne lieve dooden te schenken. Zij alzoo, die met de zorg voor het kerkhof belast zijn, moeten het zich tot een duren plicht rekenen zorg te dragen, dat daar steeds echt gewijd water aanwezig zij. Het is een loffelijk en zeer heilzaam gebruik, de geloovige zielen bij elke gelegenheid en bijzonder des morgens en des avonds het wijwater te geven. De zalige Nicolaas Wolf gaf het hun bij het bidden van den rozenkrans na ieder tientje, ouder de woorden : ))Dat de lieve zielen ter hunner verlossing besproeid worden met het bloed en het water van Jesus Christus.quot;

Over het gébruik van het licht voor de afgestorvenen te laten branden.

Het is zeer waarschijnlijk, dat dit zielroerend gebruik uit het Oude Verbond tot

-ocr page 97-

91

ons gekomen is, daar het bij de Joden tegenwoordig nog bestaat. Als Boudon eens in eene joodsche synagoge kwam waarin verscheidene lampen brandden, werd hem op zijne vraag gezegd, dat deze telkens aangestoken werden als er voor de afgestorvenen gebeden werd. In allen geval is dit gebruik in de Kerk zeer oud, want reeds de H. Athanasius, die in de vierde eeuw leefde, Schrijft er over en schijnt er eene groote waarde aan te hechten. Deze groote patriarch en kerkvader zegt namelijk : »Wanneer ook de overledene onder den blooten hemel ten toon staat, moogt gij toch niet in gebreke blijven, onder aanroeping van Christus den Zoon Gods, olie en was bij het graf te doen branden; want dit is Gode aangenaam en wordt bijzonder door Hem beloond. Olie en was is een offer-geschenk, de opdracht van het onbloedig offer echter is eene verzoening, terwijl aalmoezen, welke aan de armen geschonken worden ter vermeerdering strekken van elke goede vergelding.quot; (Blossie, Def. fid. C. XI.)

Dat ook de Kerk dit oud gebruik hoog acht toont zij het duidelijkste, doordien zij tot nu toe altijd stichtingen voor eeuwige lichten voor de afgestorvenen aangenomen en goedgekeurd heeft, en doordien zij in

-ocr page 98-

92

het algemeen bij alle plechtigheden voor de overledenen vele lichten doet ontsteken. Men ziet dit bijzonder in de kloosters waar het voorgeschreven is bij plechtige diensten voor de dooden eenige lampen te laten branden. Overigens is het over de geheele wereld gebruikelijk voor de afgestorvenen een licht te laten branden, totdat hunne lichamen begraven zijn.

Er bestaan dan ook voorbeelden genoeg, die ors duidelijk aantoonen welk eene groote waarde dit vroom gebruik voor de arme zielen heeft. Zoo verhaalt Boudon, bijv. dat een zijner bloedverwanten, die na zijnen dood verschenen is, zich er over beklaagde, dat zijne kinderen geene kaarsen geofferd hadden bjj de zielmissen, die zij volgens de gebruiken der plaats voor hem hadden laten doen.

In een godsdienstig huisgezin bestond de gewoonte, gedurende den nacht van zaterdag op zondag het licht te laten branden tot troost der arme zielen. Onlangs gebeurde het, dat de huisvader dit gebruik ophief, waarna men in genoemde nachten telkenmale een luid gekerm vernam, en dit duurde zoolang tot men weder tot de vroegere gewoonte teruggekeerd was. Zou het niet mogelijk kunnen zijn^ dat de geloo-

-ocr page 99-

93

vige zielen, buiten hetgeen zij door dit liefdeoffer winnen, nog den troost hebben, zulk een licht, dat voor hen ontstoken wordt, te mogen zien, terwijl zij anders tot eene voortdurende duisternis veroordeeld zijn!

Bedevaarten voor de geloouige zielen.

P. Theophilus Eaijmundus, die door zijne •geschriften bekend is, en die vooral veel over de afgestorvenen geschreven heeft, verhaalt ons, dat er in zijnen tijd eene vrouw verscheen, te Dole in Frankrijk, welke drie bedevaarten naar verschillende kerken van Onze Lieve Vrouw verlangde en die werkelijk uit hare pijnen verlost werd, nadat deze bedevaarten voor baai-gedaan waren. Ook Simon Buchselner verhaalt eene gebeurtenis van denzelfden aard uit het jaar 1827. Een meisje kreeg eene verschijning van bare nicht, welke kort te voren gestorven was, en deze begeerde, dat zij tot hare verlossing eene bedevaart naar Altotting zou doen en dat zij eene H, Mis voor haar zou laten opdragen.quot; De geleerde uitlegger der H. Schrift Augustinus Calmet, abt der Benediktijnen te Senones schrijft onder vele andere geschiedenissen van dezen aard ook deze, dat

-ocr page 100-

94

een overledene zeven bedevaarten verzocht voor de rust zijner ziel, en dat hij zich toen de eerste daarvan ondernomen werd aan de bedevaartgangers vertoonde, om hen tot spoed aan te zetten en hen te verzoeken, zich niet door de moeielijkheden der reis te laten afschrikken.

Over de H. Communie voor de geloovige zielen.

De heilige Bonaventura, uit de orde van den H. Pranciscus, die in zijne werken veel over de zielen des vagevuurs spreekt, .spoort ons dringend aan, toch dikwijls de H. Communie voor hen te ontvangen: »De liefde en het medelijden met uwen evenmansch moeten u naar de heilige Tafel drijven,quot; zoo zegt hij, want er is geen krachtiger middel om voor de zielen rust te erlangen. Tot bevestiging hiervan strekke het volgende voorbeeld, dat ons door Lodewijk Blosius gegeven wordt. Hij zegt, dat een vrome dienaar Gods welken hij goed kende, eens eene verschijning kreeg van eene ziel uit het vagevuur. De afgestorvene vertoonde zich aan hem als in een zee van vlammen gedompeld en verklaarde dat hij verschrikkelijk te|lijden had, dewijl hij den goddelijken Heiland met te weinig voorbereiding in de

-ocr page 101-

95

H. Communie had ontvangen. Ik bid u daar-otn, mijn beste vriend, zoo sprak hij verder,-om de liefde, waarmede wij elkander beminden, heb toch de goedheid eenmaal met eene goede voorbereiding en een vurigen ijver voor het heil mijner ziel te communieeeren, dan hoop ik vastelijk van de verschrikkelijke smarten bevrijd te worden dio ik door mijne lauwheid ten opzichte van het allerheiligste Sacrament des Altaars verdiend heb. De dienaar Gods gaf onmiddellijk gehoor aan deze bede, en, nadat hij de H. Communie met de noodige voorbereiding ontvangen had, zag hij dezelfde ziel andermaal, nu echter was zij door een schitterend licht omgeven en alzoo steeg zij op ten hemel om daar den Koning der eeuwige glorie van aanschijn tot aanschijn te aanschouwen. (Blos. in mon. Sp. C. VI.)

Over de kracht van het H. Misoffer voor de afgestorvenen.

De heilige Vaders spreken eenparig vol ijver over de onschatbare werking van het H. Misoffer ten opzichte der overledenen.

De H. Cyrillus van Jerusalem zegt tot degenen, die hij in het Christendom onderrichtte, dat wij onder de heilige Mis voor onze voorouders en in het algemeen voor

-ocr page 102-

96

alle afgestorvenen bidden, met het vaste vertrouwen, dat zij door die gebeden in ver-eeniging met de H. offerande eene groote verlichting in hunne smarten zullen verkrijgen. En om dit duidelijker te verklaren voegt hij er bij: «Gesteld, dat iemand dienen koning beleedigd heeft, door deze uit het land verbannen wordt, en dat de bloedverwanten van dien banneling den koning een geschenk van groote waarde bijv. een kroon aanbieden, om daardoor zijnen toorn te stillen, — gelooft gij niet dat die vorst dan den schuldige genade zoude schenken of dat hij ten minste zijne straf verminderen zoude? Evenzoo richten wij, hoewel wij zondaars zijn, onze gebeden voor de afgestorvenen tot God, niet alsof wij Hem eene kroon aanbieden konden, maar terwijl wij Hem, Jesus Christus zelf, die voor onze zonden zijn bloed vergoten heeft, ten offer brengen, opdat de zoo goede en barmhartige God hen en ook ons genadig moge zijn.\'^ (Katech 19 V. 19.) «Niet zonder reden,\' zegt de H. Chrysostomns, «hebben de Apostelen de gedachtenis der overledenen bij het vieren der heilige, ontzagwekker.de geheimen der Mis bevolen, want zij waren overtuigd dat deze oefening groote voordeelen voor de arme zielen oplevert. Als de ge-

-ocr page 103-

meente in vereeniging met den priester de banden uitstrekt in de tegenwoordigheid van het heilig Offer, hoe groot moet dan de kracht onzer gebeden zijn ! Hij, die aan het altaar staat roept niet te vergeefs : »Laat ons bidden voor de overledenen.quot; (Hom. in Phil.)

Zeer schoon is ook hetgeen een schrijver uit onzen tijd hierover zegt: »Indien wij Oode duizend werelden, bevol\'ct met Serafijnen ten offer brachten, zou Hem dit toch lang niet zoo aangenaam zijn, dan wanneer wij hem éénmaal het heilig Misoffer opdroegen. Wat zijn ook werelden vol Serafijnen, in vergelijking met Jesus den eeniggeboren, geliefden Zoon Gods. Bestaat er wel iets, dat wij door Jesus en door zijne tusschenkomst niet verkrijgen kunnen ? Zoude er ooit eene ziel in het vagevuur kunnen komen, zoozeer met schuld beladen, dat het bloed van Jesus niet bij machte ware deze schuld bij den Vader uit te wisschen?

O, indien de zielen des vagevuurs zich nu nog de verdiensten van Jesus konden toeëigenen, zoo zoude er oogenblikkelijk eene algemeene verlossing plaats hebben.

Gebeden Overledenen.

-ocr page 104-

i)8

Voorheelden van zielen, die door de kracht

van het H. Misoffer verlost Leerden.

De heilige kerkvader Bernardus schrijft in het leven van den heiligen Malachias het volgende : »Deze heilige bisschop hoorde op zekeren nacht in den droom eene stem, die hem zeide, dat zijne zuster die onlangs gestorven was, in het voorhof stond en reeds gedurende dertig dagen niets meer genoten had. Bij zijn ontwaken begreep hij terstond, aan welke spijze zijne zuster behoefte had ; want er waren juist even zooveel dagen voorbijgegaan, waarop hij het levend Hemelbrood niet meer voor haar opgedragen had. Na dit voorval ging hij onafgebroken voort met baar deze he-melsche weldaad weder te bewijzen, en niet lang daarna, zag hij haar in een rouwkleed naar de kerk komen ; zij mocht er echter niet binnen treden. Nog later zag hij haar in een lichtkleurig gewaad binnen de kerk, toen mocht zij evenwel het altaar nog niet naderen. En eindelijk zag hij haa\'.- eene laatste maal in een wit kleed en omringd door een ganschen stoet in het wit gekleede gestalten, waardoor hij van hare verlossing kennis kreeg.

De heilige Bernardus eindigt dit verhaal

-ocr page 105-

99

met de volgende woorden : «Klaarblijkelijk bezit dit Sacrament de kracht, om de zonden uit te delgen, de vijandelijke machten te overweldigen, en den hemel te ontsluiten voor hen,dievande aarde huis waarts keeren lt; De H. Antonius verhaalt; jToen de IT. Joannes van Alvernia, uit de orde dei-Minderbroeders, op een allerzielendag bij de consecratie het allerheiligste lichaam onzes Heeren aan den eeuwigen Vader opdroeg, en hem tegelijkertijd vurig smeekte, de zielen des vagevuurs door de verdiensten van zijn eeniggeboren Zoon te bevrijden, zag hij eene groote menigte dier zielen, gelijk ontelbare vonken uit een vuuroven, ten hemel stijgen.

Onder alle middelen ter verlossing der ge-loovige zielen, is het 11. Sacrificie der Mis het krachtigste en het voor- . naamste.

De zalige Henricus Suzo, uit de orde der Predikheeren, had, zooals hij zelf schrijft, met een kloosterling met wien hij in Keulen studeerde, de wederkeerige verbintenis aangegaan, dat hij, die van hen beiden den andere overleven zou, gedurende een geheel jaar wekelijks twee heilige Missen voor den overledene doen moest. De

-ocr page 106-

100

kloosterling kwam nu het eerst te sterven, Suzo was zijne belofte vergeten, en droeg alzoo geene Missen voor hem op. Hjj bad veel voor zijn vriend en verrichtte ook strenge boetvverken voor hem, doch daarbij bleef het. Het duurde niet lang, of hij kreeg eene verschijning van den afgestorvene. Met een treurig en uitgeteerd gelaat kwam hij zich over het verzuim van zijn vriend beklagen. Suzo bracht tot zijne verontschuldiging in, dat hij toch bestendig voor hem gebeden en werken van boetvaardigheid gedaan had, waarna de overledene uitriep: »Bloed, bloed, broeder is er noodig, om mijne pijnen te verminderen! Missen ! Missen moeten er gelezen worden, gelijk wij het elkander beloofd hadden ! En inderdaad, nadat de zalige eenige missen voor zijnen vriend gelezen had, zag hij hem glorierijk ten hemel stijgen.

Het is dan ook maar al te waar, zooals Paus Benedictus XII hierbij aanmerkt, dat Jesus Christus alléén ons door zijn bloed van onze zonden gereinigd heeft. De kerkvergadering van Trente (in de 25ste zitting) zegt daarom, dat de in het vagevuur lijdende zielen de krachtigste hulp erlangen f-.oor het heilig Offer des altaars.

-ocr page 107-

101

Over den oorsprong der 30 Missen, of der

zoogenaamde gregoriaansche Missen.

De gebeurtenis, welke tot deze Missen aanleiding heeft gegeven, wordt ons door Paus Gregorius den groote in zijne gesprekken verhaald (4. B. 55 hoofdst.)

Zij viel voor te Kome in zijn eigen klooster.

In dit klooster stierf een broeder met name Justus ; deze had zich tegen de regels der orde eenige goudstukken toegeëigend, en om hem voor deze overtreding te straffen, alsook om de overige kloosterlingen voor eene dergelijke fout te waarschuwen, beval de heilige Paus, dat niet een enkele broeder hem in den doodstrijd mocht bijstaan, en dat zijn lijk te zamen met het geld buiten het kerkhof in een kuil moest geworpen worden. Dit bevel werd stipt ten uitvoer gebracht; doch dertig dagen nadien besloot de Heilige zich over den overledene te ontfermen, en hij liet toen op dertig achtereenvolgende dagen het H. Misoffer voor hem opdragen. Na verloop van dien tijd vertoonde de afgestorvene zich aan zijn vleesche-lijken broeder Copiosus, vroeg hoe het hem ging, en kreeg ten antwoord ; »Tot nu toe was het zeer slecht met mij gesteld, nu echter staat het goed mei mij, want heden

-ocr page 108-

102

heb ik de gemeenschap verkregen.quot; Nadat Oopiosus deze tijding in het klooster gebracht had, telde men de dagen waarop de H. Mis voor den doode gelezen was (want men had op het getal geen acht geslagen) en het bleek, dat het juist de dertigste was. De heilige Paus eindigt dit verhaal met de volgende woorden : »Daar Copiosus niet wist, wat de broeders voor den overledene gedaan hadden, en de broeders, omgekeerd onbe wust waren van hetgeen Copiosus gezien bad, en terwijl de verschijning bovendien met het heilig Offer overeenstemde, blijkt het ten duidelijkste,dat de overledene door het heilig Sacrificie der Mis uit zijne pijnen verlost was.quot;

Sedert dien tijd werd het gebruik der dertig Missen algemeen, en verschillende voorvallen geven bewijs voor de heerlijke uitwerking, die zij op den toestand der afgestorvenen hebben.

Over hel nut der gestichte jaargetijden voor de afgestorvenen.

P. Godfried Henschenius, de voortzetter van het werk der Bollandisten, maakt ia het leven van den H. Dionysius, den Karthuizer, van eene gebeurtenis gewag, welke hierop betrekking heeft. Hij schrijft : «Joannes van Leuven, een groot en aanzienlijk heer, was een man, die zich gedurende zijn levan met

-ocr page 109-

103

een bizonderen ijver op werken van deugd en godsvrucht toelegde. Men weet voornamelijk van hem, dat hij een bizonder weldoener was van het Karthuizer klooster van Eoermond, hij werd dan ook daar begraven, en stichtte er een jaargetijde tot troost zijner ziel.

Toen dit jaargetijde voor de eerste maal plechtig gehouden werd, verscheen er boven de baar een duistere vuur wolk,\'die een sterke zwavellucht in de kerk verspreidde. De H. Dionysius ontstelde hevig bij het zien van dat vervaarlijk vuur, dewijl hij vreesde, dat God door deze verschijning de eeuwige verdoemenis van den overledene wilde aankondigen. Niettemin volhardde hij met de overige kloosterlingen in het gebed en de boetvaardigheid voor bun overleden weldoener. Toon na verloop van een jaar weder eene plechtige lijkdienst voor hem gedaan werd, verscheen er boven de baai-een vurige kogel, welke eenig licht verspreidde, en geen stank teweegbracht. Deze tweede verschijning bracht grooten troost, en spoorde de kloosterlingen aan, om ook voortaan door gebeden en boetvaardigheid, ijverig voor de rust zijner ziel te arbeiden, want nu waren zij ten minste over zijn lot gerustgesteld, hoewel zij begrepen, dat

-ocr page 110-

104

hij nog niet volkomen gezuiverd was- Bij het derde jaargetijde eindelijk schitterde er een helder licht boven de baar, waardoor aan den H. Dionysius werd bekendgemaakt, dat de ziel van den overledene geheel van hare pijnen bevrijd, en in de hemelsche glorie opgenomen was.

In de gansche Kerk zijn bovendien sedert de oudste tijden deze jaargetijden gevierd en toegelaten; wel een bewijs, dat men er ten allen tijde en overal eene groote waarde aan gehecht heeft.

Ouer den oorsprong van den Allerzielendag.

De volgende gebeurtenis, welke de H. Petrus Damianus in het leven van den H. abt Odilo van Clugny beschrijft, wordt door den grooten kerkelijken geschiedvor-scher P. Surius, als de oorsprong van den algemeenen gedenkdag der geloovige zielen aangegeven.

Een vroom kloosterling uit Frankrijk, die van een pelgrimstocht naar het beloofde land huiswaarts keerde, werd op zee zijnde, door een hevigen storm op een onbekend eiland geworpen. Aldaar trof hij een heiligen kluizenaar, die hem vertelde, dat hij in de nabijheid zijner kluis dikwijls een wonderbaar en verschrikkelijk gehuil der booze geesten

-ocr page 111-

105

hoorde, die zich er over beklaagden, dat hun zulk eene groote schade berokkend werd door de gebeden en goede werken, welke de christenen voor de afgestorvenen verrichten ; omdat de zielen, die hun ter pijniging overgeleverd worden, daardoor geheel of gedeeltelijk verlost werden. Met een bizonderen haat waren zij echter bezield ten opzichte van den abt Odilo van Clugny en zijne monniken, dewijl deze buitengewoon veel voor de verlossing der geloovige zielen deden. Nadat de pelgrim in zijn vaderland wedergekeerd was, deelde hij deze tijding, volgens het verlangen van den kluizenaar, aan den abt van Clugny mede, die daarin nieuw voedsel vond voor zijne buitengewone liefde tot de afgestorvenen, zoodat hij zelf in het jaar 1030 in alle kloosters zijner orde het gebruik invoerde, van in de tweede wintermaand van ieder jaar een al-gemeenen gedenkdag voor alle zielen des va-gevuurs te houden. Nog later bracht hij bet door zijne beraadslagingen met Paus Joannes XIX zoo ver, dat deze dien algemeenen gedenkdag in de gansche kerk invoerde.

Evenwel spreekt reeds Tertullianus in de derde eeuw van een jaarlijkschen gedenkdag, die door de christenen van zijnen tijd voor de afgestorvenen gehouden werd.

-ocr page 112-

VIJFDE HOOFDSTUK.

VKRSCHILLENDE ONDE11RICHTINGEN MET BETREKKING TOT DE LIJDENDE ZIELEN IN HET VAGEVUUR.

VV\'ie dc lijdende zielen helpen wil, moet in staat van genade zijn.

De H. Kerk leert ons in het algemeen, dut wij onze werken in staat van genade moeten verrichten, als wij verlangen, dat zij verdienstelijk en Gode welgevallig zullen zijn. In het bijzonder geldt dit ook voor de hulp, die wij den afgestorvenen wenschen te verschaffen, te meer, daar de goddelijke Heiland zelf gezegd heeft: »Wie in mij blijft en Ik in hem, die zal vele vruchten voortbrengen; want zonder mij kunt gij niets doen. (Joh. 15, 5.) Dengenen dus, die een of ander voor de afgestorvenen willen doen, en zich in staat van doodzonde bevinden, is het niet genoeg aan te bevelen, zich eerst en vooral door eene rouwmoedige biecht met God te verzoenen, daar zij de Wme zielen anders niet helpen kunnen,

-ocr page 113-

107

Het volgende voorbeeld strekke hiervoor ten bewijze. »Een man die op sterven lag, smeekte zijnen zoon, hem na zijnen dood toch ijverig te gedenken. De zoon voldeed trouw aan dit verlangen zijns vaders, hij bad zeer veel voor de rust zijner ziel en verrichtte voortdurend nog vele andere goede werken voor hem.

Na verloop van 32 jaren kreeg hij een verschijning van den overledene. Hij ver-•toonde zich aan hem, geheel door vlammen omgeven, en beklaagde er zich bitter over, dat hij gedurende zoovele jaren verzuimd had, hem hulp te verschaften. »Hoe,\'\'antwoordde de verbaasde zoon, «zouden mijne vele gebeden en goede werken, die ik voortdurend voor u deed, clan zonder uitwerking zijn gebleven ? »Ja ! weet mijn zoon,quot; sprak hierop de vader, «weet, dat al het goed, dat gij gedaan hebt en nog doet, ü, noch mg geholpen heeft, dewijl gij alles gedaan hebt in staat van doodzonde ; uwe biechten waren nutteloos, want het noodige berouw heeft u daarbij ontbroken. De lieve God laat barmhartig toe, dat ik u dit tot mijn eigen voordeel en ook tot uw welzijn zeggen kan.\'\' De zoon bekeerde zich terstond, hij sprak eene rouwmoedige biecht, en verloste spoedig daarna zijnen lijdenden vader, door de vele

-ocr page 114-

108

goede werken, die hij voor hem verrichtte (Campadelli disc.)

Als men voor de afgestorvenen laat bidden, moet men daartoe vertrouwbare personen uitkiezen.

Zij, die aalmoezen en andere geschenken aannemen, onder de belofte en met het inzicht voor de afgestorvenen te zullen bidden, en toch die belofte niet vervullen, begaan eene afschuwelijke goddeloosheid.

De H„ Kardinaal Petrus Damianus, heeft ons hiervan een voorbeeld opgeteekend. (Opusc. 23. c. 6.) Eene aanzienlijke dame, wier echtgenoot overleden was, zond nu en dan een voortreffelijk middagmaal aan een zekeren priester, dien zij voor zeer vroom hield, om daarvoor zijne gebeden voor den overledene te verwerven. Deze priester vergenoegde er zich mede die aangenarie giften aan te nemen, zonder zich echter om den afgestorvene te bekommeren. Dit kwam volgender wijze aan het licht.

De meid, die den priester zoo dikwijls het maal moest brengen, werd ten laatste ontevreden, dewijl haar daarvoor nooit de geringste belooning ten deel viel, en toen zij op zekeren dag den geestelijke niet.

-ocr page 115-

109

terstond te huis vond, smulde zij de medegebrachte gerechten op een afgelegene plaats zelf op, en sprak vervolgens met eerbied en met uitgestrekte armen het volgend gebed : Almachtige God, die alle vleesch spijzigt! (Ps. 135, 25.) Ik bid U door uweonein-dige barmhartigheid, de ziel van mijnen heer in het paradijs te verzadigen, gelijk mijn lichaam heden verzadigd is door deze spijzen. In den daaropvolgenden nacht verscheen de overledene aan zijne echtgenoote, en dankte haar voor het geschenk van den vorigen dag, en toen zij met aandrang naar zijnen toestand in de andere wereld vroeg, zeide hij; »Tot gisteren leed ik hevige pijnen, vooral werd ik door een gruwelijken honger gefolterd. Gisteren evenwel, toen gij het middagmaal als een aalmoes voor de rust mijner ziel weggaaft, werd ik buitengewoon verkwikt en geheel van mijnen honger verlost, daar ik heerlijke spijzen in overvloed had.quot; Na dit gezegd te hebben, verdween hij plotseling. Toen de vrouw eenige oogen-blikken later tot bezinning kwam, kwam het haar vreemd voor, dat haar echtgenoot eerst nu geholpen was, daar zij toch reeds zoo menigmaal hetzelfde goede werk voor hem gedaan had. Hare dienstmeid die zich over dit voorval zeer verheugde, gaf haar

-ocr page 116-

110

door éèhe openhartige bekentenis van het gebeurde de noodige opheldering.

De heilige Thomas van Aquinen schrijft; (in suppl. quaest.) Als men het H. Mis-offer voor de afgestorvenen laat opdragen, moet men daartoe de heiligste en waardigste priesters uitkiezen; want al blijft ook de waarde der H. Mis op zich zeiven onveranderd, hetzij die door een goeden of door een slechten priester gedaan wordt, zoo is toch het Misoffer, dat door een goeden priester opgedragen wordt van grooter nut, wegens de gebeden, die daarin voorkomen, en die natuurlijk eene grootere uitwerking hebben, naarmate zij met meer aandacht verricht worden.

Door weeklagen en prachtvertoon worden de geloovige zielen niet geholpen.

De vrome bisschop van Kamerijk, Thomas Cantimpre, uit de orde der Predik-heeren, verhaalt het volgende: Eene teedere moeder, met name Avola, was ontroostbaar over het verlies van haren deugd-zamen en veelbelovenden zoon; zij beweende zijnen dood dag en nacht, doch bij al de nuttelooze tranen die zij stortte, scheen zjj er in het geheel niet aan te denken, iets ter zijner verlossing te doen. De arme

-ocr page 117-

ill

zoon, die in het vagevuur hevig lijden moest, zuchtte intussehen over deze verkeerd begrepene teederheid, die hem eerder nadeel dan voordeel toebracht. Het behaagde echter den barmhartigen God, deze treurende moeder door eene verschijning van hare dwaling te genezen. Toen zij namelijk op zekeren dag weder vrijen loop aan hare droefheid liet, scheen het haar toe, als zag zij een stoet van jongelingen die yroolijk en met vluggen tred naar eene zeer schoone stad gingen. Met gretige oogen zocht zjj onder deze jongelingen ook haren lieven zoon, en zie ! Ten laatste ziet zij hem, — doch in welk een toestand? Treurig en langzaam trachtte hij de overigen te volgen, doch werd hierin voortdurend gehinderd door een nat en zwaar rouwgewaad, dat hij om zijne leden droeg. »»Zie moeder!quot;quot; riep hij uit, »»zie dit kleed, dat gij door uwe vele tranen nat en zwaar maakt, verhindert mij, de overigen bij te houden. Houd toch eindelijk op met dat weeklagen, en als gij mij waarlijk bemint, beijver u dan, mij door het H. Misoffer, door gebeden, aalmoezen en andere goede werken bij te staan.quot;quot;\'

Wat nu het praalvertoon voor deoverlede-nen aangaat, hierover zegt de H. Augustinus :

-ocr page 118-

112

«Prachtige begrafenissen en kostbare graven strekken wel eenigszins tot troost aan de levenden, evenwel hebben zij voor de afgestorvenen geenerlei waarde.quot; En hij Haat er terstond op volgen: »Een ieder zorge naar vermogen voor de begrafenis en de grafmonumenten zijner dooden, want ook dit wordt in de H. Schrift onder de goede werken gerekend ; en zij die deze zorg besteed hebben, niet alleen aan de lichamen der patriarchen en van andere heiligen, alsook aan eenige verspreid liggende menschelijke lijken, maar ook ten opzichte van het lichaam onzes Heeren zelven, worden daarin geroemd en geprezen. Dat de menschen alzoo aan hunne dierbare betrekkingen deze laatste diensten bewijzen, om hunne eigene droefheid hierdoor eeni-germate te verzachten ; doch dat zij toch vèèr alles de zielen dier afgestorvenen ter hulp komen door het H. Misoffer, door het gebed en door aalmoezen. Met meer nauwgezetheid, met meer ijver en in veel grooter mate behooren zij ijverig gebruik te maken van deze hulpmiddelen ter verlossing der lijdende zielen, om daardoor te bewijzen, dat zij hunne dierbaren, die wel naar het vleesch maar niet naar den geest gestorven zijn, niet alleen op eene vleesche-

-ocr page 119-

1 13

lijke, maai\' ook op eene geesteljjke wijze beminnen.quot; (Serm. 172, de verb, apost.)

De geloovige zielen verlangen ten spoedigste geholpen te worden.

Een üominicuan verzocht op zijn sterfbed aan een priester, met wien hij bevriend was, dat hij toch de goedheid zoude hebben terstond na zijn overlijden eene H. Mis voor hem te lezen. Nauwelijks was hij gestorven, of de priester begon de H. Mis, om aan de dringende bede van den overledene te voldoen. Toen hij zich na het offer van zijn misgewaad ontdeed, vei-\' scheen hem de afgestorvene reeds en beklaagde zich bitterlijk, omdat hij dertig jaren hulpeloos in het vagevuur had moeten branden. »Hoe, dertig jaren ?quot; was de vraag van den verbaasden priester, »het is immers nog geen uur geleden, dat gij gestorven zijt, uw lichaam is zelfs nog warm.quot; De overledene, die nu op zijne beurt niet minder verwonderd was, sprak : »Leer hieruit, o, vriend! hoe pijnvol het vagevuur is, daar een enkel uur daarin doorgebracht, den duur van derïig jaren schijnt te hebben, en leer hieruit tevens medelijden te hebben met ons.quot; (üa Pusig-nan. Tom. 4).

Gebeden Overledenüji. 8

-ocr page 120-

114

Boudon maakt de aanmerking, dat men zich met liet oog op de uiterste hevigheid van de smarten dezer zielen, niet verwonderen moet, dat eenige van hen, die kort na hunnen dood verschenen, meenden reeds vele jaren in het vagevuur geweest te zijn ; want ongeveer hetzelfde neemt men ook bij de levenden waar, die door hevige pijnen bezocht worden, hoewel de smarten dezer wereld met die van het vagevuur niet kunnen vergeleken worden. Daar kan men met de H. Schrift dus zeggen, dat één dag gelijk duizend dagen is.

Het kan daarom niet genoeg aanbevolen worden, dat men al het goede hetwelk men voor de afgestorvenen wenscht te verrichten, hun met den meesten speed doe toekomen.

Als men bijv. duizend gulden ten beate zon willen geven, om iemand, die wegens schulden in de gevangenis zit, te bevrijden. zoo zoude hij niettemin nog jaren daarin moeten verblijven, als men van die som dagelijks slechts een gulden gaf, terwijl hij oogenblikkelijk bevrijd zoude worden, indien men de geheele som in eens voor hem stortte. Om dezelfde reden is het ook veel beter, dat men de zielmissen tegelijkertijd door een groot aantal priesters

-ocr page 121-

115

op verschillende plaatsen laat doen, dan wanneer men ze slechts op eene plaats door een enkel priester voor en na laat lezen. »Ach! voegt Boudon hierbij, als men niet aarzelt toe te snellen, wanneer er een huis brandt, wat behoort men dan niet te doen voor de zielen, die zich in de vlammen van het vagevuur bevinden, voor die zielen, die geschapen zijn naar het evenbeeld van God, en waaronder zich misschien ook die van onze ouders bevinden en van an-\'dere personen, die wij het meest moeten beminnen.quot;

Hetgeen door de afgestorvenen cds hun

laatste tuil is vastgesteld, moet zonder uitstel ten uitvoer gebracht worden.

Zij, die geen gevolg geven aan de laatste wilsbeschikkingen der afgestorvenen, of dit te lang uitstellen, worden dikwijls op deze wereld reeds daarvoor bestraft.

Zoo verscheen er eens eene ziel te Milaan, die betuigde, dat zij reeds tien jaren in het vagevuur brandde, doordien een harer bloedverwanten verzuimd had, haren laatsten wil te volbrengen, en zij voegde er bij, dat deze persoon, tot straf voor die onmenschelijkheid, door het on weder ten gronde gericht was.

-ocr page 122-

116

Een ander werd met den dood gestraft omdat hij had uitgesteld, de aalmoezen uit te deelen, die hem toevertrouwd waren.

Een heilige Dominicaan verscheen op zekeren keer aan den H. Thomas van Aquinen, dien hij goed gekend had, en verzekerde hem, dat hij in de vlammen der goddelijke rechtvaardigheid veel had moeten lijden, wegens eenige nalatigheid waaraan hij zich schuldig gemaakt had in het tenuitvoerleggen eener wilsbeschikking, die hem door den aartsbisschop van Parijs | was toevertrouwd.

Nog moet men hier opmerkzaam maken op de grove dwaling van vele menschen, die zich weinig om de uiterste wilsbeschikking der overledenen bekommeren, en alzoo in gebreke blijven, er gevolg aan te geven, terwijl zij zeggen, dat de goede wil der afgestorvenen reeds door God aangenomen is. Deze onverstandigen bedenken niet, dat hoewel dit helpen kan ten opzichte der verdiensten, het hier in het geheel niet kan worden toegepast; want hier moet uitgewischt, en algeheele voldoening geschonken worden ; en een ieder moet toch duidelijk inzien, dat het op verre na niet hetzelfde is of men zijne schulden werkelijk betaalt, of slechts den wil daartoe heeft.

-ocr page 123-

lit f Waarom ook zouden de heilige wetten j der Kerk anders den banvloek uitspreken op over hen, die zulke testamenten niet ten an uitvoer brengen? (Boudon.)

sn

3n Men moei zelf boeten, als men verzuimt de ui uiterstn wilsbeschikking der afgestorvenen id ten uitvoer te brengen.

in

Een krijgsman, grijs geworden in den ijs -dienst van zijn vorst, sprak eenige oogen-blikken voor zijnen dood volgenderwijze ,n tot zijn kleinzoon; «Gedurende zestig jaren reeds heb ik den koning gediend, en niets blijft mij over, waar ik op dit oogen-)0 blik over beschikken kan, dan mijne wapens ^ en mijn paard. Ik beveel u daarom, dit jr terstond na mijn overlijden te verkoopen, n en de opbrengst daarvan aan de priesters ^ en de armen uit te deelen, opdat mij door e\' heilige Missen en gebeden, hulp en troost ,1 in de andere wereld geworden.quot; t De kleinzoon beloofde vastelijk dat

te zullen doen, doch toen zijn grootvader [j werkelijk gestorven was, ondernam hij met t diens paard eenige reizen, en behield het £ ten slotte geheel voor zich zelf, zonder zich verder om den overledene te bekommeren. Na verloop van zes maanden, versoheen

i

-ocr page 124-

118

deze aan den onbarmhartige, en sprak hem in dezer voege dreigend toe : «Trouwelooze! gij hebt uw plicht niet volbracht! Het werk, dat ik u opdroeg, en dat gij op u hebt genomen, hebt gij niet verricht! God heeft zich nu toch over mij ontfermd, en daarvoor ben ik Hem eeuwig dankbaar; mijne ziel is van hare pijnen bevrijd, en klimt aanstonds op tot de eeuwige vreugde. Gij echter, gij zult volgens het rechtvaardig oordeel Gods spoedig sterven en nederdalen in het oord van smarten, hetwelk ik nu verlaat; aldaar zult gij nu boeten in mijne plaats, en wel zoo lang als ik nog had moeten lijden, indien God mij niet genadig van mijne schulden ontlast had. En daarenboven moet gij nog betalen, hetgeen gij door eigen schuld verdiend hebt.quot; Na deze verschijning sprak de door schrik overmande kleinzoon terstond eene rouwmoedige biecht, en spoedig daarop stierf hij, (Thomas Cantimpre, bisschop.)

liet is eene strenge verplichting, stiptelijk zorg te dragen voor de stichtingen der afgestorvenen

Als het reeds zulk eene dure verplichting is, nauwkeurig te zorgen voor de uit-

-ocr page 125-

119

voering der door de overledenen gemaakte beschikkingen, die zich slechts tot een zekeren tijd bepalen, dan is het begrijpelijkerwijze een nog veel zwaardere verplichting, te zorgen, dat de eeuwige stichtingen tot hulp en troost der geloovige zielen in stand gehouden worden. De kerkelijke oversten of bestuurders vooral, zullen daarom eene verschrikkelijke rekenschap voor God moeten afleggen, indien door hunne .nalatigheid aan zulke stichtingen niet de noodige zorg besteed wordt, of indien deze zelfs geheel verloren gaan. Een grove misslag is het daarom, het geld dat voor zulke stichtingen gestort is, tot andere, hoewel nuttige en zelfs kerkelijke doeleinden, te gebruiken, zooals b. v. tot herstelling van kerkgebouwen, tot aankoop van kerksieraden, enz.

Het is reeds dikwijls gebeurd, dat stichtingsbrieven uit slordigheid verlegd werden en vervolgens zoek raakten. Men bedenkt niet, welke verschrikkeliike gevolgen zulk eene strafwaardige nalatigheid heeft; immers op deze wijze kan een stichting te niet gaan, die wellicht tot aan het einde der wereld zou hebben voortbestaan ; en zij die hiervan hetzij uit nalatigheid, hetzij uit boosheid, oorzaak zijn, berooven

-ocr page 126-

120

de geloovige zielen, die in het vagevuur branden, van een bijstand, die altijd zou hebben voortgeduurd.

Eene grootere wreedheid kan men zich niet voorstellen, (resteld, dat er eene stichting bestond, waaruit alle armen dezer wereld door alle geslachten heen hulp en bijstand konden putten, in de ellenden van dit zoo kortstondig leven, en dat er iemand opstond, die deze stichting vernietigde, — met welken naam zou men dan diens misdaad brandmerken ? Met betrekking tot de arme zielen in het vagevuur echter is deze gruweldaad veel strafbaarder, zoowel ter oorzake van den grooten nood, waarin die zielen ver-keeren, als wegens de gevolgen, welke zulk eene daad na zich sleept. (Boudon.)

Indien men een of ander slichten, of wal dan ook lot troost zijner ziel verordenen wil, mag men zich daarvoor niet op zijne erfgenamen verlaten.

Met reden zou men mogen verwachten,

dat er door de erfgenamen vrome stichtin-

o-en werden gemaakt tot troost der zielen,

•• * j.

wier tijdelijke bezittingen zij genieter, doch, — o onbeschrijfelijke onverschilligheid van het menschelijk hart! — Hoe zelden geschiedt dit ! Neen, meermalen

-ocr page 127-

\' 121

gebeurt het, dat zij nog maar gedeeltelijk datgene volbrengen, wat de afgestorvenen zeiven verordend hebben. Ja, wat nog meer zegt, en wat voorzeker ongelooflijk ware, indien de ondervinding het niet duidelijk had geleerd, is dit, dat de erfgenamen het testament der overledenen veelal niet voltrekken, als de geringste formaliteit slechts er aan ontbreekt, en dat zij zelf proeessen voeren, om er niet toe genoodzaakt te worden.

• Wie zoude zich dan na dit alles, in dit gewichtig punt nog op zijne erfgenamen durven verlaten, en zoo blind kunnen zijn, van te veronderstellen, dat ze meer liefde en zorgen voor ons hebben zullen dan wij hadden voor ons zeiven, terwijl toch het spreekwoord, suit het oog uit het hartquot; even waar als algemeen is.

Niet beter is het gesteld met de verplichtingen, die men bij den dood op aarde achterlaat.

Vele stervenden worden er gevonden, die tegen alle natuurlijke, menschelijke en goddelijke wetten in, hunne schulden niet betalen, hoewel zij daartoe zeer goed in staat zijn ; zij stellen zich gerust met te zeggen, dat het vermogen dat zij achterlaten groot genoeg is, om dezelve uit te

-ocr page 128-

122

delgen, en belasten hunne erfgenamen met de betaling daarvan. Niet zelden echter wordt dit door deze laatsten, óf wel geheel verzuimd, óf veel te lang uitgesteld, en van daar, dat het zoo menigmaal gebeurt, dat zulke dooden plechtig ter aarde besteld worden, en dat er zware rouw voor hen gedragen wordt die opzien baart, terwijl arme ambachtslieden te vergeefs het loon wachten, dat hun voor den arbeid, voorde overledenen verricht, rechtmatig toekomt, en terwijl ook andere schuldeischers hunne vorderingen moeten laten varen.

Boudon zegt: »Zeer dikwijls is deze wreede, gruwzame handelwijze der erfgenamen eene rechtvaardige straf, waarmede God de overledenen voor hunne zondige nalatigheid tuchtigt ; veelal ook worden zij op deze wijze gekastijd, dewijl zij zich vroeger evenzoo hardvochtig ten opzichte van andere afgestorvenen hebben gedragen.quot; En zoo komt het dan, dat zulke ongelukkigen in het vuur smachten, terwijl zij toch geld en goed in overvloed op aarde hebben achtergelaten. Hadden zij daarmede hunne schulden betaald, en daarenboven nog een gedeelte aan de armen geschonken, zoo zouden zij wellicht reeds het Paradijs bezitten. Dezelfde schrijver zegt ook nog :

-ocr page 129-

123

»Waar het belang onzer arme ziel op het spel staat, moeten wij ons op niemand verlaten. Ik heb een geestelijke gekend, die in zijn leven veel geld en koren opeengehoopt had ; na zijnen dood echter werd zijn lijk te midden zijner akkers in een kuil gesmeten, en na verloop van een jaar werd er zelfs, bij meerderheid van stemmen door zijne erfgenamen besloten, om niet eens een lijkdienst voor hem te laten doen.\'\'

Het duurt dikwijls lang, alvorens dn rjeloo-

vije zielen uit het vagevuur verlost worden.

De heilige Lodewijk Bertrand verzekert, dat de ziel zijns vaders gedurende acht jaren in het vagevuur heeft moeten lijden.

En toch was deze vader een man Gods, die zelfs met buitengewone genaden, zooals b. v. met verschijningen van Heiligen begunstigd werd ; daarenboven was zijn zoon een der groote Heiligen der laatste eeuwen, die, de onzeggelijke smarten zijns vaders kennende, niets onbeproefd liet, om hem te helpen en te verlossen. Gedurende al die jaren bad deze Heilige ontelbare malen de psalmen en den rozenkrans voor hem; hij vastte streng, geeselde zich dagelijks ten bloede toe, en droeg het heilig Misoffer voor

-ocr page 130-

124

hem op; en ondanks dit alles kon toch deze groote Heilige, die anders alles, wat hij vroeg zoo gemakkelijk van God verwierf, de verlossing zijns vaders, van een zoo bij uitstek deugdzaam man, eerst na verloop van acht jaren, verkrijgen.

De engelachtige leeraar Thomas van Aquinen zegt, dat de ziel, om met haren oorsprong in den hemel weder vereenigd te worden, even rein moet zijn als toen zij in den toestand der onschuld daaruit voortkwam. Het evenbeeld Gods moet weder volkomen in haar hersteld worden, en hoe hooger de heerlijkheid is, waarin zij moet worden opgenomen, hoe volmaakter ook dit evenbeeld van God in haar moet zijn. Want naarmate een paleis prachtiger moet worden, moeten ook de steenen die tot den bouw worden gebruikt, beter bewerkt en gepolijst zijn ; zooals ook de kerk zingt op het feest van kerkwijding: Dat onze zielen levende steenen zijn, waarmede de hemelsche stad moet worden opgebouwd, en dat zij te dien einde door het lijden moeten gepolijst worden.

-ocr page 131-

Dc goede werken worden door God niel altijd aan die zielen geschonken, ooor welke wij ze opdragen, dikwijls voegt Hij die aan andere zielen toe.

Iln het leven van den zaligen abt Kaba-nus Marus, later aartsbisschop van Mainz, leest men de volgende gebeurtenis: »In zijn klooster bestond van oudsher het gebruik, dat ook nu nog in vele kloostersln het leven van den zaligen abt Kaba-nus Marus, later aartsbisschop van Mainz, leest men de volgende gebeurtenis: »In zijn klooster bestond van oudsher het gebruik, dat ook nu nog in vele kloosters

I bestaat, van gedurende dertig dagen na het overlijden der kloosterlingen, de spijs bestaat, van gedurende dertig dagen na het overlijden der kloosterlingen, de spijs

Iquot; en drank, die anders eiken dag hun deel zoude geweest zijn, tot troost hunner ziel, aan de armen uit te deelen. Op zekeren tijd brak er in het klooster eene besmettelijke ziekte uit, die achtereenvolgens vele kloosterlingen ten grave sleepte.quot; en drank, die anders eiken dag hun deel zoude geweest zijn, tot troost hunner ziel, aan de armen uit te deelen. Op zekeren tijd brak er in het klooster eene besmettelijke ziekte uit, die achtereenvolgens vele kloosterlingen ten grave sleepte.

De provisor van het klooster nu, die zich waarschijnlijk door eene misplaatste zuinigheid, of wel door gierigheid liet be-heerschon, verzuimde deze aalmoezen te geven, of wel, hij stelde het veel te lang uit. Doch ook hij werd weldra door den dood weggemaaid, en hoewel nu weder volgens oud gebruik voor hem de gewone aalmoezen uitgedeeld werden, bracht hem dit in de andere wereld niet de minste hulp aan.

Eenige dagen na zijnen dood verscheen

-ocr page 132-

126

hij aan den zaligen abt en sprak hem op deze wijze aan: »»Ik lijd nog hevige pijnen ; want hoewel het gebed des kloosters mij niet weinig verlichting verschaft, kan ik toch niet daarvan bevrijd worden, alvorens al mijne broeders, die door mijne gierigheid en mijne nalatigheid in het vagevuur lijden, daaruit verlost zijn, dewijl de aalmoezen, die voor mij uitgedeeld worden, volgens Gods beschikking niet aan mij, maar hun toekomen. Ik bid u daarom ze te verdubbelen; want op deze wijze zal de goede God mij na de anderen spoediger verlossen.quot; Het geschiedde volgens zijne bede, en na verloop van eene maand vertoonde bij zich weder, —- nu, om zijne bevrijding aan te kondigen.quot;

Men moet niet licht gelooven, dat iemand verloren is.

De heilige Alphonsus van Liguori verhaalt in zijne «Heerlijkheden van Mariaquot; de volgende geschiedenis; In dezelfde plaats, waar de zalige Catharina, zuster volgens de orde van den H. Augustinus, woonde, hield ook eene vrouw verblijf, met name Maria, die van af hare Jeugd tot in haar hoogen ouderdom zoo losbandig leefde, dat de inwoners dier plaats haar ten

-ocr page 133-

127

slotte uit de stad verjoegen, en haar een hol buiten het land tot verblijfplaats aanwezen, In dit hol werd zij weldra een prooi des doods. Eene verschrikkelijke ziekte, die haar het vleesch bij stukken van het lichaam deed vallen, maakte een einde aan haar zondig leven. Daar stierf zij dan in een afschuwelijk hol, zonder Sacramenten, zonder eenige menschelijke hulp, en niemand twijfelde er aan of zij was voor eeuwig verloren. Ook zuster Catharina, die anders veel voor de arme zielen placht te bidden, deelde in deze algemeene meening en dacht verder niet meer aan de verachte zondares. Vier jaren later echter verscheen haar in bet gebed eene ziel uit het vagevuur, die haar aldus toesprak; «Zuster Catharina ! ach, wat ben ik ongelukkig! gij bidt voor alle afgestorvenen, doch met mij alleen hebt gij geen medelijden.quot; »Wie zijt gij dan?quot; vroeg de vrome kloostervrouw. En het antwoord luidde : »Ik ben de arme Maria, die in het hol gestorven is ; door de barmhartigheid van Gods Moeder ben ik de eeuwige straffen ontgaan ; daar ik mij in mijne laatste oogenblikken, met zonden overladen, door de gansche wereld verlaten zag, riep ik uit den grond mijns harten

-ocr page 134-

128

tot haai\' : »0, gij toevlucht der veriatenen, erbarm U mijner! gij zijt mijne eenige hoop ! kom mij ter hulp 1 Ik bad niet te vergeefs. Door de voorspraak van Maria verkreeg ik een waar berouw over mijne zonden, en alzoo bleef ik van de eeuwige pijnen der hel bevrijd. Ook de duur mijner smarten werd terzelfder tijd door Maria\'s voorspraak verkort; daarvoor echter moet ik nu des te heviger pijnen verduren. Indien gij evenwel slechts eenige Missen voor mij laat lezen, dan zal ik uit het vagevuur verlost worden, en ik beloof u, dat ik, eens in den hemel zijnde, bij God en zijne heilige Moeder eeuwig uwe voorspreekster zal zijn.quot; Catharina liet de gevraagde Missen lezen en zag eenige dagen nadien dezelfde ziel wederom verschijnen ; nu echter was zij schitterend als de zon en vol vreugde dankte zij voor hare bevrijding.quot;

Men moet niet licht gelooven, dat iemand geene hulp meer noodig heeft.

Altijd blijft het waar, dat niets wat onrein is in den hemel zal komen. Als men slechts met eene enkele dagelijksche zon.Ie, die niet uitgeboet is, de eeuwigheid ingamp;at, moet men na den dood noodzakelijk dfiar-

-ocr page 135-

129

van gereinigd worden. Van daar dat men-schen, die in roep van groote heiligheid gestorven zijn en zelfs dezulke, die in den naam des Heeren wonderen deden, toch nog in het vagevuur geweest zijn. God alleen kent daarenboven den inwendigen toestand van eiken mensch, en daarom moet men geen enkele ziel zonder bijstand laten, onder voorwendsels, dat zij heilig is en geene hulp meer noodig heeft. Het is eene verkeerd begrepen godsdienstigheid, onder ■zulk voorwendsel het gebed en de goede werken voor eenige zielen achterwege te laten. Uet gebeurt niet zelden, dat deze fout begaan wordt, en terwijl men dan meent en zegt: nu zijn ze in groote heerlijkheid in den heme), branden zulke zielen geheel hulpeloos in de vreeselijke vlammen des vagevuurs. Tot waarschuwing voor deze dwaling diene het volgend verhaal, dat door den grooten kerkdijken ge-schiedvorscher, kardinaal Baronius, in zijne jaarboeken werd opgeteekend : «Gedurende den vastentijd van het jaar 874, onttrok keizer Lodewijk II zich aan alle wereldsohe zaken, om zich geheel op het gebed toe te leggen. Gedurende dien tijd kreeg hij volgens Gods beschikking in den droom eene verschjjning van zijn overleden vader,

Gebeden Overledenen. 9

-ocr page 136-

130

keizer Lodewijk. Deze sprak zijn zoon in de grootste angst volgenderwijze toe. ))»Ik bezweer u, door onzen Heer Jesus Christus, my toch te willen verlossen van de pijnen waarin ik mij bevind, opdat ik toch eindelijk het eeuwige leven bekome.quot;quot;

Lodewijk II ontstelde hevig en stuurde terstond brieven naar alle kloosters van zijn rijk, waarin hij de kloosterlingen met aandrang verzocht, zich over eene arme ziel te ontfermen, die reeds dertig jaren in het vagevuur leed.quot;

Man moet in heialgemeen niet nieii wsyie.\'uj

naar den toestand der afgestorvenen vorschen.

Ten bewijze hiervoor strekke de volgende gebeurtenis uit het leven van den heiligen Dionysius een karthuizer, welke ons door P. Godfried Henschenius in de voortzetting van het werk der Bollandisten verhaald wordt. Toen deze Heilige bericht ontving van den dood zijns vaders, werd hij buitengewoon bedroefd, dewijl hij den overledene zeer beminde, en hem ook zeer dankbaar was voor de goede opvoeding, die hij van hem ontvangen had. Tegelijkertijd was hij zeer begeerig, iets omtient zijnen toestand in de andere wereld te

-ocr page 137-

131

vernemen, en hij besloot zelfs hieromtrent een teeken van God te vragen. Toen hij zich op zekeren dag na de vesper met bijzonderen ijver en met een groot vertrouwen tot God wendde, om zulk een teeken te verkrijgen, hoorde hij eene krachtige stem uit den hemel die hem toeriep : »Waartoe laat gij u door deze ijdele nieuwsgierigheid zoo zeer verontrusten ? Veel beter zoudt gij doen indien gij badt, om zijne ziel uit de vlammen te verlossen, ■ ingeval hij in het vagevuur mocht zjjn, in plaats van het te verspillen om te vernemen, hoe zijn toestand in het andere leven is ! Op die wijze zou uw gebed hem een gewenschte hulp en u zeiven groote verdiensten verschaffen.quot; Deze woorden maakten op den heiligen man een diepen indruk, en van dat oogenblik af verrichtte hij zijne gebeden enkel en alleen en met verdubbelden ijver, om de verlossing zijns vaders te verkrijgen. Reeds in den volgenden nacht vertoonde deze zich aan zijnen zoon, gedompeld in verschrikkelijke smarten, waaruit hij kermend om hulp riep. Dionysius volhardde in zijne ijverige gebeden en in zijne boetwerken voor den overledene, totdat hij de troostvolle tijding zijner verlossing ontving.\'\' De geschiedschrijver

-ocr page 138-

128

tot haar : »0, gij toevlucht der veriatenen, erbarm U mijner! gij zjjt mijne eenige hoop ! kom mij ter hulp ! Ik bad niet te vergeefs. Door de voorspraak van Maria verkreeg ik een waar berouw over mijne zonden, en alzoo bleef ik van de eeuwige pijnen der hel bevrijd. Ook de duur mijner smarten werd terzelfder tijd door Maria\'s voorspraak verkort; daarvoor echter moet ik nu des te heviger pijnen verduren. Indien gij evenwel slechts eenige Missen voor mij laat lezen, dan zal ik uit het vagevuur verlost worden, en ik beloof u, dat ik, eens in den hemel zijnde, bij God en zijne heilige Moeder eeuwig uwe voorspreekster zal zijn.quot; Catharina liet de gevraagde Missen lezen en zag eenige dagen nadien dezelfde ziel wederom verschijnen; nu echter was zij schitterend als de zon en vol vreugde dankte zij voor hare bevrijding.quot;

Men moet niet licht gelooven, dal ionand geene hulp meer noodij heeft.

Altijd blijft het waar, dat niets wat onrein is in den hemel zal komen. Als men slechts met eene enkele dagelijksche zonde, die niet uitgeboet is, de eeuwigheid ingaat, moet men na den dood noodzakelijk daar-

-ocr page 139-

129

van gereinigd worden. Van daar dat men-schen, die in roep van groote heiligheid gestorven zijn en zelfs dezulke, die in den naam des Heeren wonderen deden, toch nog in het vagevuur geweest zijn. God alleen kent daarenboven den inwendigen toestand van eiken mensch, en daarom moet men geen enkele ziel zonder bijstand laten, onder voorwendsels, dat zij heilig is en geene hulp meer noodig heeft. Het is eene verkeerd begrepen godsdienstigheid, onder -zulk voorwendsel het gebed en de goede werken voor eenige zielen achterwege te laten. Het gebeurt niet zelden, dat deze fout begaan wordt, en terwijl men dan meent en zegt: nu zijn ze in groote heerlijkheid in den hemel, branden zulke zielen geheel hulpeloos in de vreeselijke vlammen des vagevuurs. Tot waarschuwing voor deze dwaling diene het volgend verhaal, dat door den grooten kerkelijken ge-schiedvorscher, kardinaal Baronius, in zijne jaarboeken werd opgeteekend ; «Gedurende den vastentijd van het jaar 874, onttrok keizer Lodewijk II zich aan alle wereldsche zaken, om zich geheel op het gebed toe te leggen. Gedurende dien tijd kreeg hij volgens Gods beschikking in den droom eene verschjjning van zijn overleden vader.

Gebeden Overledenen. 9

-ocr page 140-

130

keizer Loclewijk. Deze sprak zijn zoon in de grootste angst volgenderwijze toe. » »Ik bezweer u, door onzen Heer Jesus Christus, mij toch te willen verlossen van de pijnen waarin ik mij bevind, opdat ik toch eindelijk het eeuwige leven bekome.quot;quot;

Lodewijk II ontstelde hevig en stuurde terstond brieven naar alle kloosters van zijn rijk, waarin hij de kloosterlingen met aandrang verzocht, zich over eene arme ziel te ontfermen, die reeds dertig jaren in het vagevuur leed.quot;

Man moet in het algemeen niet nieuwsgierig

naar den toestand der afgestorvenen vorschen.

Ten bewijze hiervoor strekke de volgende gebeurtenis uit het leven van den heiligen Dionysius een karthuizer, welke ons door P. Godfried Henschenius in de voortzetting van het werk der Bollandisten verhaald wordt. Toen deze Heilige bericht ontving van den dood zijns vaders, werd hij buitengewoon bedroefd, dewijl hij den overledene zeer beminde, en hem ook zeer dankbaar was voor de goede opvoeding, die hij van hem ontvangen had. Tegelijkertijd was hij zeer begeerig, iets omtrent zijnen toestand in de andere wereld te

-ocr page 141-

131

vernemen, en hij besloot zelfs hieromtrent een teeken van God te vragen. Toen hij zich op zekeren dag na de vesper met bijzonderen ijver en met een groot vertrouwen tot God wendde, om zulk een teeken te verkrijgen, hoorde hij eene krachtige stem uit den hemel die hem toeriep : »Waartoe laat gij u door deze ijdele nieuwsgierigheid zoo zeer verontrusten ? Veel beter zoudt gij doen indien gij badt, om zijne ziel uit de vlammen te verlossen, ingeval hij in het vagevuur mocht zijn, in plaats van het te verspillen om te vernemen, hoe zijn toestand in het andere leven is ! Op die wijze zou uw gebed hem een gewenschte hulp en u zeiven groote verdiensten verschaffen.quot; Deze woorden maakten op den heiligen man een diepen indruk, en van dat oogenblik af verrichtte hij zijne gebeden enkel en alleen en met verdubbelden ijver, om de verlossing zijns vaders te verkrijgen. Eeeds in den volgenden nacht vertoonde deze zich aan zijnen zoon, gedompeld in verschrikkelijke smarten, waaruit hij kermend om hulp riep. Dionysius volhardde in zijne ijverige gebeden en in zijne boetwerken voor den overledene, totdat hij de troostvolle tijding zijner verlossing ontving.\'\' De geschiedschrijver

-ocr page 142-

132

voegt er bij, dat de Heilige sedert dien tijd met een buitengewonen ijver voor de afgestorvenen bezield was, en dat hij ook zijne ondergeschikte geestelijken voortdurend tot medelijden voor hen opwekte.

Mm moet de afgestorvenen voortdurend zonder ophouden helpen.

Daar het geloof, zelfs onder hen die zich geloovigen noemen, vooral met betrekking tot het vagevuur, zelden levendig is, wordt er bij hetgeen voor de afgestorvenen gedaan wordt, meestal slechts uit gewoonte en bijgevolg zonder volhardenden ijver gehandeld. Men denkt niet aan de verschrikkelijke pijnen, die de overledenen waarschijnlijk, en soms gedurende zeer langen tijd in de andere wereld nog moeten ondergaan, en men troost zich maar al te dikwijls met de spreuk, die men gewoonlijk hoort, als iemand na eene smartelijke ziekte gestorven is:

»Nu heeft hij het doorstaan, het is hem wel gegaan, nu is hij gelukkig.quot; Omdat het zoo gebruikelijk is, bekommert men zich nog een korten tijd, gedurende een jaar misschien om hun zielenheil, en daarmede is dan «alles afgedaan. En toch moeten somtijds zeer heilige zielen, zooals vroeger is aangetoond, vele jaren in het vagevuur lijden.

-ocr page 143-

133

Boudon zegt: «Gewoonlijk zijn deze pijnen van langen duur. Ik weet wel, dat men niet lichtvaardig alles gelooven moet, wat ons door sommige openbaringen hierover ter oore komt; doch, wanneer deze door bij uitstek geleerde, vrome en verstandige mannen onderzocht, en geloofwaardig genoemd zijn, dan dient men daarmede toch wel eenigszins rekening te houden.

Welnu, er bestaan zulke openbaringen, welke van zielen gewagen, die veroordeeld werden om honderd jaren, en zelfs om tot aan den laatsten dag des oordeels in de vlammen van het vagevuur te lijden.

Wij mogen daarom nooit ophouden onze dierbare dooden te helpen. De H. Bernardus had de gewoonte van dagelijks de boetpsalmen te bidden voor zijne overledene moeder, die immer voorbeeldig vroom geleefd had. Zeven jaren na haren dood gebeurde het, dat hij op zekeren dag deze gebeden vergat, en voor dit verzuim werd hij door den heiligen Stephanus, abt van bet klooster, streng berispt. Deze abt was door eene openbaring met het verzuim van Bernardus bekend gemaakt. Al mochten ook de zielen, voor welke wij bidden en werken, onze gebeden niet noodig hebben, dan zal toch hetgeen wij voor hen doen op andere zielen over-

-ocr page 144-

134

gaan, die evenzeer recht hebben op onze barmhartigheid. Hierdoor wordt ons liefdewerk nog heilzamer en nog meer verdienstelijk, en het menschelijk leven is niet te lang, om het zonder ophouden voort te zetten.

Over de volharding en den ijver, waarmede de II. Augustinns voor de overledenen had.

Hoezeer deze heilige kerkvader er van overtuigd was, dat men met standvastigheid voor de afgestorvenen moet bidden, en met welken ijver hij zelf dezen plicht vervulde blijkt genoegzaam hieruit, dat hij gedurende zijn geheele leven allervurigst voor de ziele-rust van zijne overledene Moeder Monica bad.

Onder de gebeden, die hij voor deze heilige vrouw deed, bevindt zich ook het volgende, hetwelk hij gedurende 12 jaien na haren dood verrichtte, en dat hij in zijne bekentenissen heeft neergeschreven: »0, mijn God ! De tranen, die ik in dit oogen-blik om mijne moeder vergiet, zijn zeer verschillend van die, welke mij bij haren dood uit de oogen geperst werden door de smart, die ik over haar verlies gevoelde. Ik ween van schrik als ik bedenk, hoezeer allen, die in Adams zonde gedeeld hebben, met reden bevreesd moeten zijn. Wel is mijne moeder in Jesus-Christus herboren,

-ocr page 145-

135

en zoolang als zij in haar sterfelijk hulsel onder ons wandelde, was haar geloof zoo rein, dat wij alle reden hebben om uwen heiligen Naam daarvoor te prijzen. Evenwel durf ik niet beweren, dat haar, sedert hare wedergeboorte in het heilig Doopsel, nimmer eenig woord ontvallen is, waardoor zij uw heilig gebod kan hebben overtreden. En is het niet de eeuwige waarheid zelf, die ons zegt, dat degene die zijn broeder een gek noemt, reeds daardoor de straffen des vuurs verdient? Wee daarom zelfs degenen, die rechtschapen en lofwaardig geleefd hebben, als gij zonder barmhartigheid met hen in het oordeel treedt! Hoewel ik dan, o, God mijns harten, alle reden heb, om mij in U te verheugen, als ik mij al het goede herinner, dat mijne moeder gedurende haar leven verricht heeft, zoo wil ik op dit oogenblik toch liever niet daaraan denken, om U alleen te smeeken hare zonden te vergeven. O, verhoor mij door de verdiensten van Hem, die zich uit liefde tot ons aan het kruis liet hechten! Ik weet, dat zij vele werken van barmhartigheid deed, en dat zij steeds uit ganscher harte vergiffenis schonk aan hen, die haar beleedigden; o, vergeef Gij haar dan ook de misslagen, waardoor zij U na het Doopsel

-ocr page 146-

136

in de vele jaren van haar leven wellicht beleedigd heeft.

O, vergeef haar! Ik bid, ja, ik smeek U hierom vurig, o, Heer! handel met haar meer volgens uwe barmhartigheid dan volgens uwe rechtvaardigheid en treed niet met haar in het gerecht.quot; Na dit gebed neergeschreven te hebben, beveelt hij haar dan, alsook zijnen vader die veel vroeger gestorven was, in de gebeden zijner lezers aan, opdat deze zouden aanvullen, hetgeen hij zelf in dit opzicht verzuimde of althans niet bij machte was te doen.

Voorbeelden van een kortstondig en van een langdurig lijden der ge-loovige zielen.

De zuster van den zaligen Nicolaas Wolf kreeg op hoogen leeftijd eene verschijning van hare dochter, die bij haar overlijden ook reeds moeder was. De overledene maakte gebaren als om iets ontzettends aan te duiden en zuchtend riep zij uit: »0, dood!quot; om daarom aan te toonen, hoe verschrikkelijk de dood is. Een weinig daarna evenwel zeide zij »dat hij voor haar toch nog niet zoo erg geweest was, daar zij slechts ongeveer acht dagen in het vagevuur blijven moest, en na ver-

-ocr page 147-

137

loop van dien tjjd in den hemel zou worden opgenomen. Had ik,quot; zoo sprak zij, »bad ik mijn lijden en mijnen dood met het bittere lijden en sterven van onzen Heer vereenigd, zoo ware ik terstond in den hemel gekomen, doch ik wist dit niet, moeder! gij hadt mij dit moeten zeggen !quot;

In de nabijheid van den reeds genoemden zaligen Nicolaas Wolf en korten tijd voor zijnen dood, verscheen er ook eene vrouw die pas gestorven was aan hare dochter, en deze uitte zich ongeveer op dezelfde wijze over de verschrikkingen des doods. Zij ook moest volgens haar zeggen slechts weinige dagen in\' het vagevuur blijven : ook was haar lijden niet zeer groot. Zij gelastte hare dochter, de personen, die bij hare begrafenis tegenwoordig geweest waren, hartelijk te gaan bedanken, dewijl zij toen zooveel voor hare zielerust gebeden hadden, hetgeen haar wonderbaar geholpen had.

Deze twee gebeurtenissen worden dooiden genoemden zalige als geloofwaardige verhaald.

In de openbaringen van de II. Meehtildis (L. I. Sp. gr. c. 95.) vinden wij daarentegen het volgende voorbeeld van een langdurig lijden in het vagevuur. Toen deze

-ocr page 148-

138

heilige maagd op zekeren keer de onmetelijke goedheid Gods overwoog, zeide de lieer tot haar : »Kom en beschouw den geringsten van alle zaligen des hemels, want in hem zult gij mijne goedheid erkennen.quot;

Hierop werd zij in eene verrukking in den hemel opgenomen, om dengene te zien, van wien de Heer haar gesproken had. En zie, daar kwam haar een man te gemoet met koninklijke pracht en waardigheid omgeven ; hij was in den bloei zijner jaren, zijn aangezicht was edel, schoon en glansrijk, en bovendien was hij uiterst minzaam. Mechtildis vroeg hem, wie hij was en op welke wijze hij tot zulk eene groote heerlijkheid gekomen was ; waarop hij antwoordde : »Op aarde was ik een roover, een misdadiger, doch daar ik het kwaad meer uit onwetendheid en uit eene gewoonte die ik van mijne ouders geërfd had, dan uit boosheid bedreef, heb ik ten laatste door mijne boete nog barmhartigheid verworven ; gedurende honderd jaren evenwel heb ik in het vagevuur geleden, en vele smarten heb ik daar tot mijne reiniging verduurd. Nu echter heb ik zonder het te verdienen en uit louter goedheid vf.n God de eeuwige rust verkregen.quot; (Blos, Coucl. an, 1. c. n. 12.)

-ocr page 149-

139

Voor een ieder bestaat er eene bijzondere verplichting met betrekking lot de zielen des vagevuurs.

Behalve de algemeene plicht, die ons door het goddelijk gebod der naastenliefde opgelegd wordt, bestaat er voor een ieder nog eene bijzondere verplichting, om de afgestorvenen ter hulp te komen, en deze verplichting ontstaat uit de persoonlijke omstandigheden, waarin men met hen op aarde leefde. Zoo bijv. zijn de scholieren tot dankbaarheid verplicht jegens hunne onderwijzers voor het onderricht en de opvoeding, die zij van hen ontvangen hebben ; dergelijke betrekkingen bestaan er ook tusschen bloedverwanten, ambtgenooten, medeleden eener zelfde orde of genootschap, krijgsmakkers, huurlieden, vrienden, zielzorgers, enz. In welken stand een mensch ook geplaatst moge zijn, altijd heeft hij onder degenen die reeds gestorven zijn en die wellicht in het vagevuur lijden dusdanige betrekkingen, aan welke hij dank verschuldigd is voor ontvangen diensten en weldaden. En wanneer zouden wij wel meer oorzaak hebben, onze erkentelijkheid aan weldoeners en vrienden te betoonen dan, wanneer wij hen in het vagevuur verlich-

-ocr page 150-

140

ting en redding kunnen aanbrengen ? Zeer zwaar drukt deze verplichting op hen, die op eene of andere wijze eene erfenis van de overledenen bekomen ; zij die aan deze verplichting niet voldoen, worden door de vierde kerkvergadering van Karthago kortweg moordenaars der arme zielen genoemd, dewijl zij die hulpbehoevende zielen den bijstand onttrekken, die zij hun verschuldigd zijn.

De H. Dionysius de karthuizer zegt: i)hij die uit nalatigheid of uit traagheid toelaat, dat de arme zielen zijner vrienden door de vlammen des vagevuurs gepijnigd worden, heeft inderdaad geen vonkje christelijke en broederlijke liefde meer in he1; hart.quot;

Over de bijzondere plichten der kinderen len opzichte van hunne overledene ouders.

Reeds van nature zijn de kinderen verplicht hunne ouders te vereeren, dewijl zij van hen het leven ontvangen hebben. De H. Schrift zegt: «Eert uwen vader uit geheel uw hart en vergeet de smarten uwer moeder niet, gedenk dat gij zonder hen niet geboren waart, en doe hun goed zooals zij het u gedaan hebben.quot; (J. Sirach. 7., Hoe ontelbaar zijn de tijdelijke

-ocr page 151-

141

en geestelijke weldaden, die de kinderen behalve het lichamelijke leven nog van hunne ouders ontvangen! Zij zijn daarom tot de innigste wederliefde, en tot het werkdadigste medelijden ten hunnen opzichte verplicht, ook dan nog, wanneer die goede ouders reeds lang overleden zijn. Doch geldt dit voor alle kinderen, veel meer nog is het van kracht voor de priesters, dewijl deze bijzonder als plaatsbe-kleeders der heilige Kerk, onder anderen in het heilig Misoffer, veel meer voor hen kunnen doen. Men houdt het daarom voor den grootsten troost, die de ouders kunnen hebben, als zij zonen op aarde achterlaten, die priester zijn. De zalige bisschop Thomas Cantimpre van Kamerijk, uit de orde der predikheeren verhaalt, dat zijn vader, toen hij bij gelegenheid van een pelgrimstocht te Jeruzalem zijne zonden biechtte, door den biechtvader volgender wijze toegesproken werd: »Gij verkrijgt wel is waar vergiffenis voor eene zeer groote zonde, welke gij gebiecht hebt, doch gij hebt te verwachten, eens tot aan den jongsten dag in het vagevuur daarvoor te moeten boeten, als gij ten minste het geluk niet hebt een zoon op aarde achter te laten, die priester is en die u als dus-

-ocr page 152-

142

danig voor den tijd verlossen kan.quot; Geen wonder, dat deze man van dat oogenblik af alles in liet werk stelde, om zijnen zoon tot den priesterstand te verheffen. Toen Thomas Cantimpre later werkelijk priester geworden was, was zijn grootste zorg, zonder ophouden het heilige sacrificie der Mis voor zijn inmiddels overleden vader op te dragen, en later mocht hij ook de troostvolle tijding zijner verlossing vernemen.

Ook de Kerk is omtrent dezen plicht der priesters van hetzelfde gevoelen; zij bewijst dit genoegzaam door de gebeden, die zij voor de ouders van den priester in de zielmissen geplaatst heeft. Het eerste van deze drie gebeden luidt als volgt: »0, God! Die ons bevolen hebt vader en moeder te eeren, ontferm U genadig over de zielen mijner ouders, en vergeef hun hunne zonden, geef mij, dat ik hen eenmaal aanschouwen moge in de vreugde dei-eeuwige heerlijkheid, door Jesus Christus Amen.

Over de bijzondere verplichting der jehuw-

den ten opzichte hunner gestorven echtgenooten.

De echtgenooten zijn gehouden elkander ook nog na den dood uit liefde en mede-

-ocr page 153-

14:5

lijden bij te staan. De huwelijksliefde, die door de genade van liet H. Sacrament voortdurend moet blijven bestaan, verplicht hen, elkander steeds zóó te beminnen, gelijk Jesus Christus zijne bruid, de H. Kerk bemind. En hoe zoude men nu kunnen zeggen, dat zij elkander op zulke wijze beminnen, als de eene verzuimt, den anderen na den dood ter hulp te komen ? Daarom zegt Tertullianus, dat eene weduwe verplicht is voor de ziel van haar overleden gemaal te bidden; dat zij God moet smeeken hem de eeuwige rust te schenken en haar wederom met hem te vereenigen, en dat zij tevens op de verjaardagen van zijnen dood offers voor hem moet opdragen. En, zoo gaat hij voort, in geval zij zulks verzuimt, scheidt zij zich, voor zoover het van haar afhangt, van den huwelijksband, die haar met haren man vereenigtquot; (L. de Monog. L. 10.)

Cesarius schrijft: ^Een bisschop weigerde het lichaam van een overleden woekeraar op het gewijde kerkhof te doen begraven, en werd hierom door diens echtgenoote volgender wijze aangesproken : »Ik heb gehoordquot; zeide zij, »dat man en vrouw één zijn en dat de Apostel zegt, dat een on-geloovige man door eene geloovige vrouw

-ocr page 154-

144

kan worden gered. Wat mijn man, met wien ik slechts één lichaam uitmaak te weinig gedaan heeft, wensch ik aan te vullen, en ik ben bereid. God voor hem voldoening te schenken.quot; Later betrok zij werkelijk eene woning vlak bij het kerkhof, waarop haar man naderhand toch nog begraven werd, en aldaar verrichtte zij dag en nacht gebeden en goede werken voor hem. Na verloop van zeven jaren verscheen hij haar, en sprak haar aldus toe: «God loone het u, want door uwe werken ben ik nu van de grootste pijn bevrijd, en als gij mij nog gedurende zeven jaren dezelfde weldaden bewijst, zal ik na verloop daarvan geheel verlost zijn.quot; Het een en het ander geschiedde.

Zij die de arme zielen in het vagevuur cjcene barmharligheid bewijzen, hebben veel te vreezen.

«Met dezelfde maat, waarmede gij uitmeet, zal u weder ingemeten worden.quot; (Math. 7. \'2.) Een ieder begrijpt, dat deze woorden van den goddelijke;! Zaligmaker ook toepasselijk zijn op de hulp, die wij den afgestorvenen brengen. Ten bewijze hiervoor strekken de vele voorbeelden van zielen, die op eene of andere wijze gestraft

-ocr page 155-

145

weiden, omdat zij verzuimd hadden anderen ruuir behooren te helpen. Ecnige van de/.e zielen moesten daarvoor zelf boeten, of werden op hunne beurt door de levenden vergeten, of wel, zij zagen tot hun straf de goede werken, die voor hen verricht werden op andere zielen overgaan, zoodat zij er zelf niet het minste voordeel van hadden. Onder andere voorbeelden van dezen aard leest men ook, dat een Franciscaan, die lang na zijnen dood aaneen medebroeder verscheen, de bekentenis aflegde., dat hij in het vagevuur hevige smarten moest verduren, omdat hij in zijn leven nalatig geweest was in de gebeden voor de afgestorvenen, en dat nu alle gebeden en alle H. Missen, tot dan toe voor hem ge daan, voor hem nutteloos waren gebleven, daar God de verdiensten daarvan aan andere zielen had geschonken, om hem op deze wijze voor zijne nalatigheid te straften. De geleerde kardinaal Cajetan zegt daarom : (de indul. 2 Mach, 12. 26.) «Degenen, die in dit leven de afgestorvenen vergeten, zullen naar mijne meening, als zij zelf in hot vagevuur komen, geenszins deel hebben aan de goede werken en gebeden, al werd er ook nog zoo veel voor hen op aarde gedaan, daar de goddelijke rechtvaardig-Gebeden Overledenen. 1U

-ocr page 156-

14(5

hold op doze wijze hunne onbiii-mhiirlig-heid en de ongevoeligheid huns harten pleegt te straffen.quot; Vele geestelijke leeraars gaan zelfs nog verder, en vreezen voor zulke onbarmhartigen niet alleen een veel strenger vagevuur, maar zelfs de eeuwige verwerping. Zij passen op hen namelijk de spreuk toe van den H. Jacobus (2. 13.) »Wie geen barmhartigheid geoefend heeft, zal zonder barmhartigheid geoordeeld worden.quot; En ook het woord van den H. Geest: »Wie zijn oor sluit voor het geschrei van den arme, die zal ook roepen, maar niet verhoord worden.quot; (Spreekw. Sal. 21. 13.) De heilige Vincentius Ferrerius zegt : «Ook de zielen in het vagevuur roepen de goddelijke wraak af over hen, die hun bijstand weigeren en hij eindigt met de woorden van den H. Lucas (18. 7): ))Zal God misschien zijne uitverkorenen niet wreken, die dag en nacht tot Hem roepen ?quot;

Zij, die aan dc arme zielen harmhariigheid bewijzen, hebben veel ie hopen.

Wij lezen in het evangelie: «Zalig zijn de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid verwerven.quot; (Math. 5. 7.) Welk eene overgroote barmhartigheid hebben zij dan in het andere leven te hopen, die hier

-ocr page 157-

147

barmhartig geweest zijn len opzichte tier geloovige zielen. Wij lezen bij Jesus, den zoon van Sirach (12. 2) : »Doet goed aan den rechtvaardige en het zal u vergolden worden, zoo niet door den rechtvaardige zelf, dan toch zeker door den Heer.quot; De geestelijke leeraars beloven daarom aan zulke barmhartigen groote verlichting en hulp in het vagevuur, en houden in het algemeen eene werkdadige liefde tot de geloovige zielen voor een vertrouwbaar ken-teeken van voorbestemming tot de eeuwige heerlijkheid. Om deze reden past Gerson deze woorden van den H. Augustinus op hen toe; »De barmhartigheid zit voor de poort der hel en laat niet toe, dat er iemand binnen gaat.quot; (Homil. 0.) En ook de heilige Thomas van Aquinen zegt : »Het is waar dat hij, die aan God voldoening schenkt voor de arme zielen, voer zich zeiven nog geenszins voldoet; het is echter evenzeer waar dat zoo iemand nog meer verdient dan de kwijtschelding der straffen, namelijk het eeuwige leven.quot; (2 Epist. 20 Quaest.) God zelf spreekt ten slotte dooiden mond van zijnen koninklijken profeet. (Ps. 40.1.); »Zalig is degene, die de armen en behoeftigen gedenkt: in den dag des onge-luks zal de Heer hem redden.quot;

-ocr page 158-

148

Als wij verstandig willen handelen, dan moeien wij reeds in dit leven al dahjene voor uns zeiven doen, ivat ivij hopen, dal door anderen na onzen dood voor ons zal gedaan worden.

))Verlaat u niet op uwe vrienden en bloedverwanten zegt de zalige Thomas van Kempen. (Navolging van Christus 1 B. \'23 Hfdst.) sWant de menschen zullen u veel spoediger vergeten dan gij meent. Als gij nu niet voor u zeiven bezorgd zijt, wie zal dan in de toekomst voor u zorgen?quot; De werken, die wij zelf gedurende ons leven verrichten tot uitdelging der verdiende straffen hebben veel meer waarde dan die welke eens door anderen voor ons gedaan zullen worden.

Een zalige bisschop zegt daarom. »Wat gij geeft, als gij volmaakt gezond zijt is goud, wat gij stervend geeft is zilver, en wat gij na den dood laat geven is lood quot; De H. Catbarina van Genua, die zelf een werkje over de geloovige zielen omschreven heeft, zegt in denzelfden zin: »Wie in dit leven zijne zonden uitboet, betaalt met enkele penningen duizend dukaten, wie de voldoening zijner zonden echter tot in het andere leven uitstelt, betaalt met dui-

-ocr page 159-

149

zend dukaten slechts weinige penningen.quot;

De heilige Paus en kerkvader, Gregorius de Groote, schrijft in zijne Gesprekken: (4. B. 58.) »Een veel zekerder weg is het, zoo een ieder die nog leeft, het goede doe voor zich zeiven, dat zooals hij hoopt, anderen eens voor hem doen zullen, daar het verdienstelijker is, reeds vrij uit dit leven te vertrekken, dan eerst na den dood in de boeien des vagevuurs de vrijheid te zoeken.quot;

Door geduld in kruis en lijden, worden de straffen des vagevuurs verhort.

Een Franciscaan werd door een langdurige en pijnlijke ziekte bezoclit. Zich zeiven en anderen tot last, bad bij God dringend, zijn lijden te willen verkorten.

Zijn gebed werd verhoord ; want een Engel verscheen hem, en liet hem de keuze of wel dadelijk te sterven en drie dagen in het vagevuur te boeten, of wel zijne ziekte nog gedurende een jaar geduldig te verdragen om na dien tijd oogenblikkelijk in den hemel opgenomen te worden. Hij verkoos het eerste; doch nauwelijks was hij eenige uren in het vagevuur geweest, of hij meende door de hevigheid zijner smarten reeds vele jaren daarin doorgebracht te hebben, en daar de Engel die hem bezocht.

-ocr page 160-

150

het hem nogmaals vrijliet, in het nog onbegraven lijk terug te keeren, ingeval hem zijne eerste keuze berouwde, maakte hij daarvan haastig gebruik.

Nog een jaar verdroeg hij met het grootste geduld de smarten zijner vorige ziekte, en kwam toen, na nogmaals gestorven te zijn, onmiddellijk in den hemel. (Wadingus kr. der Minderbroeders van het jaar 1283.)

De H. Teresia verhaalt in hare bekentenissen woordelijk hetgeen volgt (38 Hfdst.): »In ons klooster stierf eene kloosterlinge, eene vrome ziel, die steeds ijverig ws,s in het gebed en in de vervulling van al hare plichten. Zij was bij haren dood eerst achttien jaar oud en gedurende haar gan-sche leven was zij zeer ziekelijk geweest. Ik meende, dat deze van de pijnen des vagevuurs verschoond zoude blijven, nadat zij hare jeugdige jaren, zoo onschuldig, zoo onderworpen aan Gods wil en in zoo groote pijnen had doorleefd; niettemin moest zij ook, hoewel slechts korten tijd, eene zuivering ondergaan; want vier uren voor hare begrafenis, juist terwijl ik de lijkdienst bijwoonde, zag ik haar uit de diepte naar den hemel opstijgen.quot;

-ocr page 161-

151

Door godsdienstige stichtingen kan men

zich eene spoedige verlossing uit hel vagevuur verzekeren.

Een edelman van Valladolid in Spanje gaf aan de heilige Teresia een huis met tuin, benevens landerijen voor wijnbouw, ten geschenke. Twee maanden nadien stier!\' hij aan eene kortstondige ziekte, die hem reeds in den beginne van de spraak beroofde.

Eenigen tijd daarna zeide de Heer tot de H. Teresia dat de zaligheid van dien edelman groot gevaar geloopen had, maar dat hij barmhartigheid had verkregen dooiden dienst, die hij der Moeder Gods bewezen had, door haar een huis, ter oprichting van een klooster harer orde, te schenken; hij zou evenwel niet uit het vagevuur verlost worden, alvorens in het opterichten klooster de eerste Mis zou worden gedaan.

Op een anderen tijd spoorde God haar aan van toch spoed te maken, omdat de ziel van den overledene zeer groote pijnen leed.

Toen eindelijk, na vele moeielijkheden de eerste Mis ter plaatse gedaan werd, zag de Heilige hem werkelijk jubelend en met een schitterend aangezicht ten hemel stijgen, terwijl hij haar met gevouwen handen

-ocr page 162-

152

dankte voor de hulp, die zij bera verleend had. De H. Teresia zegt, dat zij, hoewel van God vernomen hebbende, dat deze afgestorvene zich op den weg ter zaligheid bevond, nog zeer om zijn zielenheil bekommerd was, dewijl zij niet zonder reden aannam, dat er om zalig te worden een geheel ander uiteinde vereischt werd ; want om van niets anders te gewagen was deze edelman nog vol geweest van de wereldsche ijdelheden.

Ten slotte maakt zij nog deze opmerking : sliet is wonderbaar, dat God zoo welgevallig nederziet op eiken dienst, die ter eere zijner Moeder geschiedt. Het is daarom, dat zijne barmhartigheid zoo groot is. Hij, die onze geringe, nietswaardige, slechte werken zoo groot en kostbaar maakt en met het eeuwige leven beloont, zij voor alles geloofd en geprezen !quot; (Kloosterstichting te Valladolid.)

Door hel nauwkeurig onderhouden der or-

densregelen, kan men zich voor hel vagevuur vrijwaren.

Het volgende lezen wij wederom in de bekentenissen van de H. Teresia (38 Hfdst.) »Een zeer vrome religieus onzer orde lag ernstig ziek. Toen ik destijds de H. Mis

-ocr page 163-

153

bijwoonde, zag ik, dat hij reeds gestorven was en zonder vagevuur ten hemel voer. Zooals ik naderhand vernam, is hij gestorven op hetzelfde uur, waarop ik hem zag en het verwonderde mij, dat hij niet in het vagevuur gekomen was. Daarop werd mij te verstaan gegeven, dat hij dit te danken had aan de nauwkeurige vervulling zijner ordensplichten, en dat de Kerk uit haren rijken snhat bijzondere genaden schenkt aan hen, die de regels dezer stichting streng in acht nemen, — genaden, waardoor zij van het vagevuur bevrijd blijven. Waarschijnlijk werd mij dit medegedeeld, opdat ik begrijpen zou, dat de geestelijke stand, en het ordenskleed nog niet voldoende zijn ; maar dat wij alleen door een waren geestelijken levenswandel, zoowel wat het innerlijke, als, wat het uiterlijke betreft, aan zulk een groot loon deelachtig worden.quot;

En zij laat hierop nog volgen: «Ofschoon de Heer mij meer dergelijke zaken heeft willen laten zien, bepaal ik mij er toe te zeggen, dat van alle zielen die ik dus zag, de bovengenoemde, die eener vrome kloostervrouw en die van den heiligen Petrus van Alcantara, de eenige waren, die na hunnen dood niets meer te boeten hadden.quot;

-ocr page 164-

154

Eene werkzame liefde voor de afgestorvenen verschaft lijdelijke en eeuwige welvaart.

De vrome Boudon verhaalt; »Ik heb iemand gekend, die rijk was aan de kostelijkste genaden van onzen Heer Jesus Christus, daarentegen geheel ontbloot van alle menschelijke hulpmiddelen. Terwijl zij zich zelve als het ware geheel vergat, leefde zij alleen voor de zielen des vage-vuurs. Zonder ophouden zamelde zij aalmoezen voor hen in, en de goede God zegende hare moeite zóó zeer, dat zij ten tijde eener pest geheel alleen in staat was, eene gemeente van heilige kloosterlingen, die zonder inkomen waren, te onderhouden door de groote menigte Missen, welke zij door hen voor de geloovige zielen liet lezen. ïot dit doel wendde zij zich tot aanzienlijken en geringen ; en hoe onaanzienlijk zij zelve was, en hoe slecht ook hare kleedij, toch richtte zij zich zelfs tot vorsten, en God gaf haar genade voor alles. Zij is in roep van heiligheid ten tijde van een jubilé gestorven, en met grond mag men aannemen, dat God haar nog dan vollen aflaat van dat jubilé wilde laten

-ocr page 165-

155

verdienen, opdat zij van het vagevuur bevrijd zoude blijven, waaruit zij naar alle waarschijnlijkheid eene groote menigte zielen verlost heeft.quot; Dezelfde ijverige vriend en helper der lijdende zielen spoort ons ook volgender wijze tot het doen van goede werken voor hen aan. Hij zegt : »Men kan de zielen in het vagevuur eene bijzondere hulp verschaffen door openbare godsdienstoefeningen voor hen te doen houden, bijv. door eene maandelijksche al-gemeene communie volgens de manier, waarop die te Eorae gedaan wordt, en waarvoor de heilige Vader een vollen aflaat heeft verleend, of door eene altijddurende stichting te maken voor eenige predikatien, die alle jaren voor hen gehouden moeten worden. Een der werk-dadigste en krachtigste middelen echter, om hen te heipen, is het verspreiden van boeken, (vooral onder zielzorgers, predikanten en andere ijverige personen) die over de middelen ter hunner verlossing handelen. Dit is een liefdewerk, dat God reeds met wonderen beloond heeft.quot; (1)

1

Op vele plaatsen vindt uien thans verschillende broederschappen, congregatiën of vereenigingen, die eens of meermalen in de maand vergaderen.

-ocr page 166-

15«

Ken guidon vermaning voor brave zielen, die in hel vagevuur te veel vreezen, door

Lodewijk Blosius (Sect. VI. C. 33).

Gij vreest misschien, dat gij na uwen dood de straffen des vagevuurs zult moeten ondergaan.

Deze overdrevene vrees moet gij afleggen. Het is u heilzaam, als gij u geheel aan God onderwerpt, en Hem met u laat doen, zooals het Hem behaagt. Gelijk gij zijne barmhartigheid bemint, moet gij ook zijne rechtvaardigheid liefhebben.

Indien Hij ook zijne getrouwe kinderen, die reeds van harte de zonde afgezworen hebben, hetzij in dit leven, of wel in het vagevuur tuchtigt, houdt Hij toch niet oj de allerbeste Vader te zijn. Hij straft alleen uit vaderlijke liefde. Twijfel dan toch nnoit aan de goedheid van dezen zoo liefde-vellen Vader, indien het u uit den grond des harten bedroeft. Hem beleedigd te heb-

Hoe gcniakkolijk ware liet voor do loden dier vereeni-gingen, jaurlijks eenige cormnunie-dagen, of eenigo predikatiën tot troost der lijdende zielen v:ist te stellen. Aan het eigenlijke doel dier vereenigingen zou daardo tr geenszins te kort gedaan worden, te meer, daar tocli hij allen de bedoeling bestaat, om de afgestorvene medeleden zooveel mogelijk te helpen.

-ocr page 167-

157

ben, en als «jij oprecht verlangt, Hem te behagen, zoo zal Hij u bij uw scheiden van ile/.e wereld niet streng, maar goedig opnemen en u bewaren in den schoot zijner barmhartigheid. En al kwaamt gij ook in het vagevuur, gij zoudt er toch niet zonder troost en verkwikking zijn, en daar zijt gij dan toch zeker van uw heil en eeuwige zaligheid. Ja, gij zult nog liever daar zijn dan bier op aarde, waar gij zulk een groot gevaar loopt, van God nog te beleedigen.

Wij lezen dan ook van een heilig man, die aldus sprak: »Als ik zeker wist. dat ik na mijn dood in het vagevuur kwam, zoo ware ik ieder uur van harte bereid, om mijn hoofd onder het zwaard te leggen om alzoo van mijn eeuwig heil verzekerd te zijn.quot;

Er zijn echter nalatige, onverschillige menschen, die niet verlangen hun leven van grond op te verbeteren, en die zeggen, dat het hun reeds voldoende is als zij na den dood maar in het vagevuur en niet in de hel komen.

Deze redeneeren zeer onverstandig, en weten niet wat zij zeggen; want als zij vrijwillig in hunne nalatigheden en zonden voortleven, hebben zij een uiterst streng en verschrikkelijk vagevuur te verwachten,

-ocr page 168-

158

indien zij ten minste niet tot de eeuwige strafl\'en der hel veroordeeld worden.

Gij echter, o mensch ! die van goeden wil zijt, gij, die nu reeds iedere zonde haat, en verlangt geheel voor God te leven en Hem te dienen, gij moet alle overmatige vrees uit uw hart verbannen. Zij, die de liefde bezitten en God uiterharte toegedaan zijn, zullen zich, zelfs als zij naden dood nog eenige reiniging noodig hebben, toch nog gelukkig gevoelen, dewijl zij nimmer van God gescheiden worden. En zijn zij dan eenmaal geheel gezuiverd in het vagevuur, dan doen zij vol glorie hunne intrede in het hemelsch vaderland. Daarom staat er geschreven: »Zalig zijn de dooden, die in den lieer sterven-quot; (Openb. ld. 13.)

-ocr page 169-

ZESUE HOOFDSTUK.

üVER Dli DANKBAARIIKID DER GELOOVIGE ZIELEN TEN OPZICHTE VAN IIUNN K WELDOENERS.

Ooer de dankbaarheid der (jeloovlje zielen in het algemeen.

Volgens den geleerden Buttler, moesten de groote tijdelijke en eeuwige voordeelen, die wij door de dankbaarheid en de bijzondere wederliefde der door ons verloste zielen bekomen, alleen reeds voldoende zijn, om ons totliefdewerken voor hen aan te sporen, indien wij ook geene andere redenen daarvoor hadden. Wanneer deze zielen door ons toedoen uit hunne pijnlijke verbanning verlost, en tot de aanschouwing van het goddelijk aanschijn toegelaten worden, dan verzuimen zij nooit, ons hunne dankbaarheid en innige wederliefde te betoonen, door voor ons de hulp af te smeeken, die wij in de menigvuldige groote gevaren en moeielijkheden des levens zoo noodig hebben.

»De opperschenker voor Pharao was ondankbaar genoeg, om Jozef te vergeten, die hem zijne bevrijding en het terugkrijgen

-ocr page 170-

160

van zijn ambt voorspelde, duch de zielen des vagevuurs zijn daartoe niet in staat. \' «Neen, zij handelen zoo niet,quot; zegt dell. Eernardus, «alleen in slechte en zondige harten kan ondank wonen ; bij de Heiligen vindt men dien niet.quot;

De Heilige Adphonsus van Liguori leert; »Wie deze bedrukte en door God zoo teeder beminde zielen hulp verleent, mag met vertrouwen op zijn zaligheid hopen ; want eene ziel, die door onze gebeden en goede werken bevrijd wordt, blijft voortdurend voor onze redding bidden, en God zal haar die niet weigeren, dewijl zij zijne bruid is quot; Deze zoo hulpbehoevende, verschrikkelijk lijdende zielen, wachten ook niet tot zij in den hemel komen, om hunne erkentelijkheid en hunne bezorgdheid jegens hunne weldoeners te toonen ; reeds terwijl zij nog in het vagevuur smachten, bidden zij zonder ophouden voor hun lichamelijke en geestelijke welvaart. Zij verkrijgen voor hunne weldoeners de gezondheid in ziekten, levensonderhoud in de armoede, hulp in den nood, raad en bescherming op reizen en in gevaren ; zij bewaren en vermeerderen huane aardsche bezittingen, en zorgen voor alles, wat het heil hunner ziel betreft. Vooral echter staan zij hen bij in den doodsstrijd

-ocr page 171-

1«1

en helpen hen zegevierend het oordeel Gods doorstaan, hetgeen uit de volgende voor-bselden nader zal worden aangetoond.

Men kan zielen des vaycvuurs aanroepen ; zij hidden voor hunne weldoeners.

De heilige Alphonsus de Liguori zegt: »Waarschijnlijk is het, dat men de voorspraak der arme zielen in het vagevuur 1 \'l\'an inroepen; want er bestaat reden om te • gelooven, dat God onze gebeden aan deze | heilige zielen kenbaar maakt, opdat zij ook voor ons bidden, en wij op deze wijze door eene innige liefde en wederkeerige voorspraak met hen in verbinding zouden staan.quot; Op dezelfde wijze spreekt hierover de geleerde P. Suarez uit de Sociëteit van Jesus,

Ials hij zegt: ))Deze zielen zijn heilig, en worden dus door God zeer bemind ; ook beminnen zij ons met eene volmaakte liefde: zij kennen, ten minste in het algemeen, de gevaren waaraan wij blootstaan, en weten hoezeer wij Gods hulp behoeven. Zij zullen dan ook zonder twijfel voor ons bidden, hoewel zij zeiven nog genoodzaakt zijn voor hunne schulden te boeten. Ook wij kunnen immers in dit leven voor elkander bidden, ofschoon wij ten opzichte van God grooteals hij zegt: ))Deze zielen zijn heilig, en worden dus door God zeer bemind ; ook beminnen zij ons met eene volmaakte liefde: zij kennen, ten minste in het algemeen, de gevaren waaraan wij blootstaan, en weten hoezeer wij Gods hulp behoeven. Zij zullen dan ook zonder twijfel voor ons bidden, hoewel zij zeiven nog genoodzaakt zijn voor hunne schulden te boeten. Ook wij kunnen immers in dit leven voor elkander bidden, ofschoon wij ten opzichte van God groote

Gebeden Overledenen. 11

-ocr page 172-

162

schuldenaars zijn ; zoo ook hebben de vaders, die zich in den schoot van Abraham (of in het voorgeborchte der hel) bevonden,

voor de levenden gebeden, zooals van den profeet Jeremias en den hoogepriester Onias geschreven staat.quot; (II. Mach. 15.)

Kardinaal Bellarminus drukt zich ongeveer in dezelfde bewoording uit, en de heilige Catharina van Bologna zegt, dat zij zich steeds tot de geloovige zielen wendde, als zij de eene of andere genade van God verlangde, en dat zij ze immer terstond ver- • kreeg, ja zelfs, dat zij vele genaden door de voorspraak dier zielen erlangde, welke zij door tusschenkomst der Heiligen niet had kunnen verkrijgen. Ook een godvruchtig persoon uit onzen tijd, die in geestelijke zaken zeer ervaren is, zeide eens, dat zij altijd tot de arme zielen hare toevlucht nam, als zij nergens anders hulp kon vinden, en dat zij dan steeds verhoord werd.

Nog een opwekkend bewijs voor de hulp- „ vaardigheid der lijdende zielen ten opzichte van hunne weldoeners, vinden wij in den volgenden brief, die daarom, ondanks zijne uitvoerigheid hier geheel wedergegeven wordt:

ij

-ocr page 173-

1G3

De arme zielen verkrijgen voor hunne weldoeners gezondheid, ingeval van ziekle.

In het jaar 1649 schreef Wilhelm Fries-sein, boekdrukker in Keulen, den volgenden brief aan P. Jacob Montforfc uit de Sociëteit van Jesus.

»Hiermede geef ik UEerw. kennis van de wonderbare genezing van mijn zoontje en van mijne vrouw. Op de feestdagen las ik in het werkje, dat u mij in druk gegeven hadt, en dat over de liefde handelt, die men den afgestorvenen verschuldigd is. Toen ik mij nu op zekeren dag juist met deze lectuur bezig hield, kwam men mij zeggen, dat mijn vierjarig zoontje zwaar ziek geworden was. De ziekte nam zoodanig toe, dat het kind binnen korten tijd in het uiterste levensgevaar geraakte, zoodat de geneesheeren aan zijne herstelling wanhoopten, en er reeds toebereidselen voor de begrafenis werden gemaakt. Wat mij betreft, ik hoopte nog dat het kind de vorige gezondheid wederkrijgen zou, indien ik slechts eene belofte deed tot hulp der arme zielen des vagevuurs. Ik begaf mij daarom op een vroegen morgen naar de kerk, waar ik met een bijzonderen ijver Gods -barmhartigheid afsmeekte en tegelijkertijd

-ocr page 174-

164

beloofde, honderd der bovengenoemde boekjes .aan verschillende kloosters en geestelijken te zullen uitdeel en, om daardoor een heiligen ijver tot ondersteuning der afgestorvenen in het leven te roepen. Toen ik daarna te huis kwam, was de toestand van mijn kind reeds beter. Het had go-durende verscheidene dagen niets kunnen gebruiken, en nu verlangde het eensklaps te eten, en den volgenden dag was het reeds zoo volkomen gezond, dat het lustig rondliep en at, juist alsof hem nooit iets gescheeld had.

Daar ik nu deze onverwachte genezing als eene genade des hemels beschouwde, pakte ik de beloofde honderd boekjes bij elkaar, en bracht ze naar het collegia van uwe Sociëteit, alwaar ik de Eerw. Vaders verzocht, er eenige naar believen te behouden, en de overigen in verscheidene kloosters onder de geestelijken te verdeden, opdat de genade die mij ten deel gevallen was, aan iedereen bekend zou worden, en om elkeen daardoor op te wekken tot hulp en bijstand der lijdende zielen. Nauwelijks waren er sedert dit voorval drie weken verloopen, toen ik door een anderen niet minder harden slag werd getroffen. Mijne vrouw werd nameljjk eensklaps door eene

-ocr page 175-

165

zoo hevige siddering in alle ledematen aangegrepen, dat zij onmachtig ter aarde zonk ; de kwaal nam voortdurend toe, zoodat zij spoedig reeds niets meer gebruiken kon en ook van de spraak beroofd werd. Alle middelen werden te vergeefs beproefd, en reeds scheen haar einde nabij, zoodat haar biechtvader mij aanspoorde, mij in mijn verlies te schikken, en mij aan den wil Gods te onderwerpen. Daar ik evenwel een groot vertrouwen stelde in de reeds vroeger ondervondene hulp der geloovige zielen, liet ik den moed niet zinken en hoopte door hare voorspraak nu ook de gezondheid mijner echtgenoote te zullen verkrijgen. Ik spoedde mij dan wederom naar dezelfde kerk, wierp mij daar voor het hoogheilig Sacrament des Altaars ter aarde, en bad met al het vuur, dat een mensch in zulke omstandigheden bezielen kan: »Heer! barmhartige God, ik bid U in uwe eindelooze goedheid, te verhinderen, dat de troost die mij door de herstelling van mijn zoontje geworden is, dooiden dood mijner vrouw weder verbitterd worde.quot;

Na dit gebed vernieuwde ik mjjne vorige belofte, ja, ik verdubbelde die, en beloofde nu twee honderd zulke boekjes o.ti-

-ocr page 176-

166

tier vrome lieden te zullen verspreiden. Dezelfde bede richtte ik tot de zielen des vagevuurs, en bezwoer hen om de liefde die zij God toedroegen, zich over mij te ontfermen, en mij door hunne gebeden ter hulp te komen, in aanmerking van de begeerte, die ik steeds had om hen op allerlei manieren te helpen. Toen ik te huis kwam liepen mijne huisgenooten mjj reeds tegemoet, om mij geluk te wenschen met de beterschap, die er in den toestand mijner vrouw gekomen was. De onmacht was geweken, de zieke opende de oogen en sprak weder, en toen ik haar een oogenblik daarna zelf eenig voedsel bracht, gebruikte zij dit met smaak, en scheen als het ware overtuigd te zijn, dat zij de gezondheid zou terug krijgen. Dit gebeurde dan ook zeer spoedig, zoodat zij met ons naar de kerk kon gaan, om God den oorsprong van alle goed, voor deze weldaad te bedanken. Ik stelde het geen oogenblik uit de beloofde boekjes weder naar uw col-legie en ook naar andere kloosters te brengen, opdat de geloovigen allerwegen opgewekt zouden worden, om de zielen des vagevuurs bijstand te verleenen. Ik verzoek ÜEerw. aan dit verhaal volkomen geloof te willen hechten. Ik roep

-ocr page 177-

167

God tot getuige aan, dat de zaak zich al-zoo heeft toegedragen. Ik bid u tevens, den Allerhoogste met mij voor deze dubbele weldaad te bedanken.quot; (P. F. Hauti-nus uit de Sociëteit van Jesus.)

Kortheidshalve voeren wij nog slechts twee dergelijke voorbeelden uit onzen tijd aan.

Eene dienstmeid werd door hevige pijnen in alle ledematen gefolterd, en om daarvan bevrijd te worden, gebruikte zij langen tijd geneeskundige hulp, hetgeen haar natuurlijk groote onkosten veroorzaakte, terwijl zij niet de minste verlichting in hare smarten ondervond.

Zij verliet eindelijk den dokter, liet drie heilige Missen voor de afgestorvenen lezen, en werd toen terstond van hare kwaal bevrijd.

Ook een man, die dezelfde smarten leed, zonder een afdoend middel daarvoor te kunnen vinden, werd door de voorspraak der arme zielen geholpen, nadat hij eerst de belofte had gedaan, van langs een druk bezochten bedeweg, tot stichting en opwekking der pelgrims, een schilderij te zullen doen ophangen, waarop het lijden der geloovige zielen was afgebeeld.

-ocr page 178-

16«

Ecne ziel des vayevuurs bezorgt hare weldoenster ondersteuning in hare armoede.

P. Gregorius Carfora beschrijft de volgende gebeurtenis : »Eene vrome vrouw-van Napels, die met de haren toch reeds kommervol leefde, had het ongeluk nog haren echtgenoot, die door den arbeid zijner handen de grootste steun der huishouding was, te verliezen, doordien hij wegens schulden in de gevangenis werd geworpen. Hierdoor steeg hare ellende ten toppunt: want nu moest zij geheel alleen hare kinderen verzorgen en daarenboven nog haren man vrijkoopen.

In dien grooten nood begaf zij zich met een goed opgesteld verzoekschrift tot een rijken heer, die algemeen door zijne milddadigheid jegens de armen bekend stond. Zij hoopte bij hem eene flinke ondersteuning te zullen bekomen, doch tot vermeerdering van baar verdriet, gaf hij haar slechts eene kleinigheid. Door deze bittere teleurstelling nog meer ter neer gedrukt, ging zij regelrecht naar eene kerk om God den Heer, als den eigenlijken vader der armen haren nood te klagen. Terwijl zij daar nu biddend en weenend haar hart voor God uitstortte, viel haar

-ocr page 179-

169

eensklaps, als door ingeving van haren engelbewaarder, de gedachte in, dat de arme zielen in het vagevuur hunne weldoeners in den nood zoo dikwijls ter hulj) komen. En op die huljj vertrouwende, nam zij het weinige geld dat zij bij zich had, en liet daarvoor terstond eene heilige Mis lezen tot lafenis der zielen. Eerst na afloop van het H. Sacrificie ging zij heen. en ontmoette voor de kerk eenen eerbied-waardigen ouden heer, die haar vriendelijk aansprak en haar naar de oorzaak van hare droefheid vroeg. Nadat zij hem hare ongelukken verteld had, overhandigde hij haar een brief en verzocht haar dezen aan een zekeren adellijken heer in de stad te bezorgen. Bereidwillig en zonder dralen kweet zij zich vamp;n haren last. Nauwelijks had zij den brief aan den aangewezen persoon overhandigd, of deze vroeg haar met de grootste verbazing, (want hij herkende de hand zijns vaders) van wien zij dat schrift ontvangen had. Zij trachtte dan het uiterlijke van den ouden heer te beschrijven, en tegelijkertijd diens portret in de kamer ziende, riep zij verwonderd uit: »Zie, zoo was hij, doch zijn aangezicht scheen jonger en vrolijker.quot; De edelman opende nu den brief en las deze woorden ■

-ocr page 180-

170

sMijn zoon, op dit oogenblik klimt uw vader uit het vagevuur ten hemel, door de verdiensten van eene H. Mis, die deze arme vrouw heeft laten doen. Daarom kom ik u haar aanbevelen \'lt; wees dankbaar en beloon haar rijkelijk, want zij heeft het zeer noodig.quot; De ontroerde zoon las en herlas deze treffende regelen onder een stroom van tranen en met altijd grooter troost, en zeide alsdan tot de gelukkige bode: xDoor eene kleine aalmoes, o vrouw ! hebt gij het heil mijns vaders bewerkt, met een veel grootere gift wil ik uw geluk veroorzaken. Ik verzeker u, dat gij, noch een der uwen ooit aan iets wat tot uw onderhoud nco-dig is, behoefte zult hebben.quot;

Een andere ziel verschaft haren weldoener hidp in den nood.

Verschillende geschiedschrijvers maken gewag van het volgend voorval, dat den aartsbisschop Christophorus Sandoval van Sevilla in Spanje is overkomen.

Deze placht van kindsbeen af al het geld dat hij besparen kon, tot aalmoezen voor de zielen des vagevuurs te gebruiken, en hij liet deze godvruchtige gewoonte zelfs gedurende zijne studiejaren aan de hooge-school van Leuven niet varen. Hij ge-

-ocr page 181-

171

raakte hierdoor op zekeren keer, toen het geld dat hij anders geregeld van huis ontving, over den gewonen tijd uitbleef, in zulken nood, dat hij uit gebrek aan geld geen middagmaal kon nemen, en wat hem nog pijnlijker aandeed dan dit, was, dat hij eenen bedelaar, die hem in naam der ge-loovige zielen om een aalmoes vroeg, tegen zijne gewoonte met ledige handen moest wegsturen. Om deze schade weder goed te maken, begaf hij zich in eene kerk, om daar ten minste voor die arme zielen een oogenblik te bidden. Nauwelijks had hij zijn gebed geëindigd, of hij zag een schoo-nen, welgekleeden jongeling voor zich staan in de gedaante van een reiziger. Bij den eersten aanblik verschrok hij hevig; want hij meende iemand uit de andere wereld voor zich te zien. Hij herstelde zich echter terstond, toen deze jongeling hem verhaalde dat hij zooeven uit zijn vaderland, uit Spanje gekomen was, en hem goede tijding bracht van zijn vader den markgraaf van Dania, en van zijne overige bloedverwanten en vrienden. Na een kort gesprek noodigde de vreemdeling hem uit, mede naar de herberg te gaan, om met hem het middagmaal te gebruiken. Sandoval kon dit niet afslaan, en beide namen

-ocr page 182-

172

met groote vertrouwelijkheid aan tafel plaats.

Na liet einde van den maaltijd, zeide de vreemdeling tot zijn gast, dat hij hem een buidel met geld wilde achterlaten, en hem dien gevende, voegde hij er bij, dat hij zich van dat geld tot zijn voordeel en gemak kon bedienen, daar zijn vader de graaf van Dania, het hem op zijn verzoek in Spanje wel terug zou geven, waarna bij zich verwijderde, onder voorwendsel dat hij nog zaken te verrichten had. Sandoval trachtte hem naderhand terug te vinden, maar noch in Leuven, noch later in Spanje kon hij eenig spoor van hem ontdekken. Ook werd het geld dat hij ontvangen had, en dat alleen uit italiaansche goudstukken bestond nooit teruggevorderd, en het Was opvallender wijze juist toereikend tot het oogenblik, waarop hem het geld zijner ouders, dat door een onvoorziene omstandigheid opgehouden was, werd overhandigd. Hij twijfelde er dan ook in het geheel niet aan, dat deze vreemdeling eene ziel uit het vagevuur was geweest, die hem uit dezen nood kwam redden, uit dankbaarheid voor de aalmoezen, die hij altijd zoo ijverig voor de geloovige zielen uitdeelde. Niettemin hield hjj dit

-ocr page 183-

173

treffend voorval steeds uit ootmoedigheid verborgen, totdat hij het eindelijk, bij gelegenheid zijner bisschopswijding te Rome aan Paus Clemens VIII mededeelde, die hem gebood, het aan de geloovigsn bekend te maken om hen tot dergelijke liefdewerken voor de overledenen aan te sporen. Sandoval voldeed aan het verlangen va.11 den Paus, en bleef ook als bisschop een zeer ijverig beminnaar en helper der ge-loovige zielen; nooit verzuimde hij eene gelegenheid, om zoowel in zijn diocees als in de overige deelen van het koninkrijk, eene werkzame liefde tot de geloovige zielen op te wekken en te onderhouden (P. Martin Eoa uit de Sociëteit van Jesus, met anderen.)

Lijdende zielen des vagevuurs verleenen hunnen weldoeners raad en heschermincj op reizen en in gevaren,

Eene vrome maagd, die in de maand Februari 1830 eene groote dagreis te voet moest doen, kwam bij het val len van den avond, toen zij nog een tamelijk grooten afstand af te leggen had, aan een haar onbekenden dwarsweg, en bedenkende hoe gevaarlijk het voor haar zoude zijn, zoo zij in den nacht verdwaalde, begon zij bit-

-ocr page 184-

174

terlijk t,e klagen, en zeide bij zich zelve : »Ach ! kwam er toch iemand, om mij den weg te wijzen, gaarne zoude ik dan tot het einde mijner baan voor de geloo-vige zielen bidden. Intusschen volgde zij een der beide wegen die voor haar lagen, doch nauwelijks had zij daarop eenige schreden gedaan, toen zich op den anderen weg een knaap vertoonde, die haar toeriep; «Meisje waar wilt gij heen ?quot; zij noemde de plaats, en dezelfde knaap riep andermaal : ))Dan zijt gij op den verkeerden weg ; gij moet hier heen komen.quot;

Terwijl zij nu dwars naar den anderen weg wilde ovei steken, werd zij door eenige struiken genoodzaakt de oogen neer te slaan, en toen zij vervolgens weder opwaarts zag, was er wijd en zijd op het vlakke veld geen mensch meer te zien.

Voor eenige jaren gingen drie mannen, die zwaar met geld waren beladen over den St. Gothard. Aan een bosch gekomen zijnde, dat als zeer gevaarlijk bekend stond, namen zij den rozenkrans ter hand, om al voortgaande een tientje voor de geloovige zielen te bidden, opdat deze hen mochten beschermen. Toen zij werkelijk aan eene plaats kwamen, waar /.ij door roovers werden bespied, zagen deze

-ocr page 185-

175

booswichten dat de drie mannen voor en achter door gewapende ruiters gedekt waren, zoodat zij van een aanval afzagen.

Toen dezelfde roovers later gevankelijk opgebracht werden, gaven zij eenparig getuigenis van dit voorval, tijd en omstandigheden kwamen juist overeen; de drie godvruchtige mannen echter hadden niets van hunne bovennatuurlijke beschermers bemerkt.

In het boek, dat de eerbiedwaardige Jezuïet P. Martin Eoa over den toestand der geloovige zielen heeft geschreven, legt hij van zich zeiven de volgende getuigenis af: »Ik kan van mij zeiven getuigen, dat ik mij dikwijls in veelsoortige en groote moeilijkheden bevond. Ik werd vele malen door ernstige ziekten bezocht, vele lange, moeilijke en gevaarvolle reizen heb ik ondernomen, die mij over ruwe en met sneeuw bedekte bergen, door diepe en wegens het water zeer gevaarlijke dalen en door eenzame woestenijen voerden; tus-schen roovers en moordenaars ben ik doorgegaan, doch altijd heb ik bij het aanroepen der geloovige zielen hunne hulp zoodanig ondervonden, dat ik steeds gelukkig aan alle gevaren ontkomen ben.quot;

-ocr page 186-

170

Gdoovige zielen des vagevuurs bewaken en

vermeerderen de bezittingen hunner tveldoeners.

De zalige Nieolaas Wolf vevhaalt, dat. een boer dien hij kende, op zekeren dag bezoek kreeg van zijn buurman, die hem openhartig kwam bekennen, dat hij reeds driemalen beproefd had om kersen uitzijnen tuin te stelen, doch dat er telkens als hij in den boom klom, uit de verte een licht recht op hem afkwam, zoodat hij ieder keer had moeten wijken. Hij vroeg hem dan ook, wat hij toch wel deed, om zich zulke trouwe wachters te verschaffen. De boer antwoordde, dat hij de gewoonte had, op sommige vastendagen eene heiliga Mis te laten doen voor de lijdende zielen in het vagevuur, en dat hij niets anders kon veronderstellen, dan dat die zielen hem op deze wijze hunne dankbaarheid wilden be-t.oonen.

Dezelfde heilige man verhaalt .nog een dergelijk geval van drie maagden, die op een afgelegen plaats in een huis woonden, en die gewoon waren veel voor de geloovige zielen te bidden. ïoen eenige dieven op zekeren keer hun huis wilden binnendringen werden zij tot verscheidene malen toe, door

-ocr page 187-

177

een geweldig gestonmiel (alsof verscheidene menschen langs een trap ter hul]) snelden) verjaagd hetgeen zij later zelf bekend hebben.

P. Mancin schrijft: »Een koopman had een grooten voorraad van goederen, en daar hij deze in verscheidene achereenvolgende jaren niet van de hand had kunnen zetten, liop hij groot gevaar van te gronde te gaan, en hij was daarover zeer bekommerd.

In dien nood nam hij zijne toevlucht tot de geloovige zielen, en beloofde een groot aantal heilige Missen voor hen te zullen doen lezen ; waarna hij spoedig gelegenheid vond, om al zijne goederen gemakkelijk te verkoopen.quot;

Be geloovige zielen zijn hunnen weldoeners ook zeer behulpzaam in hetgeen hun zielenheil aangaat.

Indien de geloovige zielen reeds zoo geneigd zjjn, om hunne weldoeners in hunnen tijdelijken nood te helpen, hoeveelmeer nog zullen zij dan voor hun zielenheil bezorgd zijn !

De volgende voorbeelden mogen ons hiervan eenig denkbeeld geven.

Paus Benedictus XIII verhaalt in zijne

Gebeden Overledenen. 12

-ocr page 188-

178

stichtende redevoeringen de volgende gebeurtenis :

sChristoffel Ugo was, alvorens hij in de orde der Dominicanen trad, een jongeling van bedorven zeden, die zich aan het spel, aan vijandschap en aan uitspattingen van allerlei aard had overgegeven en alzoo met lossen teugel naar den afgrond rende. Slechts eene enkele vrome gewoonte was hem nog bijgebleven, de gewoonte namelijk van eiken dag de boetpsalmen voor de afgestorvenen te bidden. En zie, op zekeren dag gevoelt hij, dat zijn hart plotseling veranderd was, zonder nochtans te weten, hoe deze wonderbare verandering had plaats gehad. Aangetrokken door hel he-melsch licht, omhelsde hij den regel van den H. Dominicus, en maakte in deze orde wonderbare vorderingen op geestelijk gebied.quot;

Dezelfde Paus gewaagt ook van het volgend voorval: »P. Alphonsus Cortesi uit de Sociëteit van Jesus, een zeer volmaakt man, werd als een tweede Paulus dooiden prikkel des vleesches, als door een engel van satan, met de hevigste bekoringen vervolgd. Nadat deze goede priester reeds zoovele middelen te vergeefs had aangewend, om daarvan bevrijd te

-ocr page 189-

179

worden, nam hij zijne toevlucht tot de Moeder der zuiverheid, tot de allerzaligste Maagd Maria, die hem daarop in eene verschijning gebood, met ijver voor de geloo-vige zielen des vagevuurs te bidden. De heilige man voldeed aan dit bevel en werd van de bekoringen verlost.quot;

Ook iemand uit onzen tijd, die aan den drank verslaafd was, mocht op dergelijke wijze de hulp der geloovige zielen ondervinden. Geen kans meer ziende om zijnen dwazen hartstocht te beteugelen maakte hij het gelukkig besluit, eiken avond voor de afgestorvenen te zullen bidden. Het was den ongelukkige ernstig gemeend; want in plaats van naar de herberg te gaan, waar hij zich telkens in den drank te buiten ging, begaf hij zich voortaan iederen avond naar een knekelhuis, en bad daar voor de overledenen. Zoodoende werd hij volkomen van zijne zondige gewoonte bevrijd.

Volgens P. Mancin werd een zeker edelman, die een groot weldoener der lijdende zielen was, in den nacht door hen uit den slaap gewekt en aangespoord, om terstond zijne biecht te spreken, dewijl zijn einde naderde. De edelman spoedde zich naar zijn biechtvader, sprak een rouw-

-ocr page 190-

180

moedige biecht, ontving de H. Communie, en stierf daarna plotseling.

Het is geene zeldzaamheid, dat de zielen des vagevuurs hunne weldoeners of\' in den loop des levens, of onmiddellijk voor den dood tot boete of verbetering des levens aansporen, er bestaan daarvan zeer vele voorbeelden. De heilige Ambrosius zegt daarom: »Zoo gij u vrienden wilt verwerven, die bij God om uwe zaligheid zullen bidden, dan moet gij door uwe gebeden de zielen des vagevuurs trachten te verlossen.quot; Vandaar ook deze woorden van Paus Adrianus VI:

»Wie voor de zielen des vagevuurs bidt met een oprecht verlangen om hen te helpen, verplicht hen wederkeerig tot hulp en dankbaarheid.\'\'

De (jeloovige zielen staan hunne weldoeners in den doodstrijd hij.

Wij lezen bij den grooten kerkelijken geschiedschrijver kardinaal Baronius : »Ie-mand, die zeer deugdzaam geleefd bad, moest op zijn sterfbed een hevigen strijd voeren Legen de helsche geesten. In dien benauwden strijd zag hij den hemel boven zich open gaan. Duizende in het wit gekleeds krijgers daalden tot hem neer en zeiden

-ocr page 191-

181

hem, dat zij gekomen waren, om hem in den gevaarlijken kamp bij te staan en om voor hem te strijden. De stervende werd door dit ge\'zicht gesterkt en getroost, en toen hij deze hemelsche ridderschap met betraande oogen om de gunst verzocht, van te mogen vernemen wie zij waren, zeiden zij »wij zijn zielen, die door u uit het vagevuur verlost zijn, wij komen om u de weldaad te vergelden, die gij ons bewezen hebt, en om u terstond na uwen dood in den Hemel te voeren.quot; Na deze aankondiging gaf de stervende vol troost, met een blij gelaat en een vreugdevol hart zijne schooneziel aan zijnen Schepper weder.quot;

P. C. G, Rosignoli uit de Sociëteit van Jesus, die een boek geschreven heeft over de wonderwerken Gods in de zielen des vagevuurs, heeft daarin ook de volgende geschiedenis aangeteekend, betrekking hebbende op een leekebroeder zijner orde, Andreas Simon genaamd, die portier was van het professiehuis te Eome.

«Op verschillende manieren, die zijne groote liefde tot de afgestorvenen hem ingaf, trachtte hij geld voor zielmissen in te zamelen.

Zoo onder anderen kweekte hij in zijn tuintje bloemen aan, waarvan hij bonte

-ocr page 192-

182

ruikers vervaardigde, om deze aan personen die zijnen ijver en het doel dat hij beoogde kenden, te verkoopen. Nadat hij gedurende vele jaren tot in zijn hoogen ouderdom in zijnen ijver volhard had, kwamen de door hem verloste zielen hem wederkeerig hunne erkentelijkheid en hunne liefde betoonen; want toen hij eindelijk ook deze wereld moest verlaten, schaarden zij zich in grooten getale om zijn sterfbed, om hem te troosten en om zijne ziel na zijn overlijden in triomf naar den Hemel te vergezellen.quot;

Juist hetzelfde leest men ook bij Bollan-dus ten opzichte van de heilige Margaretha van Cortona, die in haar leven eveneens met den grootsten ijver aan de verlossing der lijdende zielen heeft gearbeid.

De yeloovige zielen staan hunne weldoeners in het oordeel bij.

Verschillende geschiedschrijvers vermelden de volgende gebeurtenis :

«Ken kapelaan bracht eenen stervende de laatste H. Sacramenten. Toen hij na de bediening in de kerk terugkeerde, hoorde hij op het kerkhof eene stem, die riep: »Staat op, gij dooden ! staat op uit de graven, waarin gij rust! begeeft u allen in de kerk om te bidden en om God de ziel van

-ocr page 193-

183

onzen grooten weldoener aan te bevelen, die zooeven gestorven is; wij zijn dit verplicht uit dankbaarheid voor de vurige gebeden, die de overledene zoo dikwijls voor ons verricht heeft; want nooit immers ging hij over dit kerkhof, zonder aan ons te denken.quot;

Hierop traden de dooden in groot getal de kerk binnen, en zongen daar bij brandende kaarsen, geheel volgens kerkelijk gebruik, de getijden der afgestorvenen. Na afloop der plechtigheid, riep dezelfde stem hen naar hunne graven terug. De kapelaan spoedde zich daarna weder naar de woning van den zieke, en vernam daar, dat hij juist op denzelfden tijd godvruchtig gestorven was. Dit voorval maakte zulk een geweldigen indruk op hem, dat hij oogenblikkelijk der wereld vaarwel zeide, om zich in een klooster, en wel in dat van den heiligen Martinus bij Tours, op te sluiten. Gedurende zijne overige levensdagen was hy een uitmuntend vriend en helper der arme zielen van het vagevuur.quot; (Martin Eoa a. d. S. v. J.)

De lieer beloont de liefde tot de zielen de* vagevuurs, door toe te staan, dat zij hunne weldoeners in den dood hijslaan en hen naar den Hemel vergezellen.

In de geschriften van den 11. Dionysius

-ocr page 194-

184

den Karthuizer vinden wij het volgende uit het leven van de heilige maagd Gertrudis opgetoekend: Deze heilige maagd had de gewoonte, van iederen morgen in eene vurige akte van liefde, alles wat zij door hare gebeden, goede werken, oefeningen van boetvaardigheid en door haar lijden door den dag afboeten of verdienen kon, aan de ge-loovige zielen te schenken.

Om dit liefdewerk op eene meer volmaakte en Gode meer behagelijke wijze te verrichten, bad zij den goddelijken Heiland, haar de zielen, die het zwaarste lijden moesten, te willen aantoonen, opdat zij deze zoude kunnen he^en.

God verhoorde haar gebed, en duidde haar zulke zielen naar volgorde aan; waarna zij hare pogingen om hen te redden, verdubbelde, totdat zij van hunne verlossing kennis kreeg. Vele dier zielen verschenen haar in hunne glorie, om haar te bedanken, en haar de verzekering te geven, dat zij bijzonder in den Hemel nog dankbaar jegens haar zouden zijn. Toen de Heilige, na vele jaren aan zulke vrome werken te hebben besteed, eindelijk zelve aan den ranö dei-eeuwigheid kwam, poogden de booze geesten haar vrees aan te .jagen door haar er op te wijzen dat zij al hare goede wei-ken

-ocr page 195-

185

en verdiensten weggegeven had en dus zelve met ledige handen voor den eeuwigen Keeh-ter verschijnen moest, nu dat zij daarom het smartelijkste vagevuur te wachten had. De maagd gaf gehoor aan deze listige taal, en werd door een hevigen angst overvallen. Juist toen zij zich daarover zoo bekommerd maakte, verscheen haar heur goddelijke Bruidegom en vroeg naar de oorzaak harer droefheid, zjj antwoordde : )gt;Myn Heer ik ben bevreesd, omdat ik nu spoedig sterven zal en toch geene goede werken bee.it, waarmede ik mijne schuld kan betalen, daar ik alles aan de afgestorvenen geschonken heb.quot; De Heer troostte haar daarop met een onbeschrijfelijk liefderijken blik, en Hij sprak tot haar: «Mijne dochter Gertrudis! opdat gij begrijpen moogt hoe aangenaam en welgevallig mij uwe groote liefde tot de arme zielen geweest is, ontbind ik u ter belooning, van alle straffen die gij hadt moeten lijden. En daar ik aan allen, die goede werken verrichten eene honderdvoudige vergelding beloofd heb, wil ik uwe deugd verre boven hare verdiensten beloonen en uwe glorie in de eeuwige heerlijkheid daarover vergrooten. Ik zal aan alle zielen, die gij uit het vagevuur verlost hebt, bevel goven, u bij uwen dood tegemoet te komen,

-ocr page 196-

180

om uwe ziel op te nemen en haar onder vreugdevolle dankbetuiging den Hemel binnen te leiden.quot; (P. Martin Eoa. u d. S. v. j.)

Een woord over het verschijnen der afgestorvenen in het algemeen.

Het is zonderling, dat men heden ten dage nog zoo dikwijls vrome, en onder deze zelfs geleerde menschen aantreft, die in het algemeen nu zonder uitzondering weigeren, geloof te hechten aan de verschoningen van afgestorvenen, terwijl die verschijningen toch onwederlegbaar gegrond zijn zoowel op de heilige Schrift, als op de meest vertrouwbare getuigenissen aller tijden. Sa-meul b. v. verscheen in het oude verbond (I. li. der koningen 21. lö.), zoo ook Jeremias en Onias (11. Mach. 15. 12. 14.)

In het Nieuwe Testament lezen wij, dat Mozes met Elias die (niet gestorven is) op den berg Tabor aan onzen Heer in zijne aanbiddenswaardige Menschheid verschenen zijn. En na den dood van Christus stonden vele dooden uit bet graf op, die zich aan hunne vrienden vertoonden. [Matth. 27. 22. 53. | Catharina van Emmerich zegt, dat hun getal wel honderd bedroeg. Zoo zien wij in lateren tijd de verschijning, die, de II. Perpetua had van haren broe-

-ocr page 197-

187

der (bl. 27), door heilige Vaders voor eeht gehouden, en Gregorius deGroote (bl. 104) beschrijft zelf eene verschijning, die in zijnen tijd en in zijn eigen klooster heeft plaats gehad. Hendrik Suzo (bl. 100) en de heilige Teresia (bl. 84, 151, 153), maken gewag van verschijningen, die zij persoonlijk gezien hebben. De heilige Angustinus (bl. 27), de heilige Bernardus (bl. 98), de heilige Thomas van Aquinen (bl. 22), de H. Petrus Damianus (bl. 109) en de heilige Vaders en Kerkleeraars in het algemeen nemen zulke verschijningen zonder aarzeling aan en spreken er van in hunne geschriften, als van eene onloochenbare daadzaak. Evenzoo handelen de grootste geestelijke leeraars, zooals de heilige Diory--

sius de Karthuizer (bl. 184), Lodewijk Blo-

sius (bl. 94), Thomas van Kempen (bl. 72), Gerson, Boudon (bl. 7 1); evenzoo de uitste-kendste kerkelijke geschied vorscliers Baroni-us (bl. 129) ; Surius (bl. 104) Bolandus (bl. 76, 182), Calmet (bl. 93), Stollburg (bl. 28), Bnttler (bl. 29) : verderde beroemdste theologen : de zalige Petrus Canisius, Bellar-minus, Suarez, de heilige Alphonsus van Liguori (bl. 12G), en anderen. ])e kerk zelve eindelijk bevestigt dezelve door haar onfeilbaar gezag, doordien vele dier verschij-

-ocr page 198-

188

ningen in de processen van sommige Heiligen nauwkeurig onderzocht, en in de daaropvolgende pauselijke bullen bevestigd zijn. Beschouwt men nu deze onafzienbare menigte van onomstootbare, hoogst eerwaardige en ten deele zelfs kerkelijke en goddelijke getuigenissen voor de bestendige voortduring dier verschijningen gedurende vele eeuwen, dan is het onbegrijpelijk, hoe in het hart van een geloovig Katholiek nog eenige twijfel hierover bestaan kan. Overigens kunnen de verschijningen der geloovige zielen, wanneer God die toelaat, niet meer moeielijkheden opleveren dan die der Engelen en Heiligen, welke laatste toch algemeen aangenomen worden. Neen, er bestaat veeleer voor de verschijning der afgestorvenen een nog dringender reden, zoowel van den kant van Gods oneindige barmhartigheid, als van den kant dier zoo vreeselijk lijdende zielen zelve. Dusdanige verschijningen zijn bijna met eene algeheele verlossing gelijk te stellen, want eene langdurige ondervinding heeft ons geleerd, dat de zielen gewoonlijk zeer spoedig na hunne verschijning bevrjjd worden, wanneer zij anders ook nog gedurende, een ontelbaar aantal jaren hadden moeten lijden. De oorzaak hiervan moet

-ocr page 199-

ISO

vooral gezocht worden in de onbegrijpelijk groote kracht der gebeden en goede werken, die alsdan menigvuldiger en met meelij ver voor hen verricht worden. Zulke verschijningen zijn bovendien eene onuitsprekelijk groote goddelijke weldaad voor degenen, aan wie zij te beurt vallen, alsook voor hen, die ze op zoodanige wijze vernemen, dat het een diepen indruk op hen maakt, dewijl daardoor hun geloof verlevendigd en versterkt wordt, en omdat zij daardoor ook tot eene grootere waakzaamheid en een reinen levenswandel aangespoord en opgewekt worden.

Een woord over het jeloofwaardige van de

hulp, die de levenden van de zielen des vagevuurs ontvangen.

Eeeds op bladzijde 161 is aangetoond, dat de lijdende zielen des vagevuurs voor hunne weldoeners bidden, en groote genaden voor tijd en eeuwigheid verwerven. Zien wij nu wat de heilige Thomas van Aquinen ons zegt over de geestelijke hulp, die zij ons rechtstreeks bewijzen Hij leert, (in supbl. Quaest, 69. Art. 3.) dat zij met toelating Gods hun verblijfplaats verlaten, en zich aan de menschen vertoonen, om deze te onderwijzen en te waarschuwen en tevens

-ocr page 200-

190

om zich zeiven geestelijke hulp te ver-schalïen. Ook zegt hij, dat God zich tot het openbaren van hemelsche geheimen niet minder van de zielen des vagevuurs dan van de Engelen zijne eigenlijke boodschappers, bedient.

Dit laatste had hij persoonlijk ondervonden ; want wij lezen in zijn leven, dat God hem met verscheidene verschijningen begunstigde. Twee malen kreeg hij eene verschijning van zijne zuster, en eenmaal van een medeleeraar der theologie, die hem de gewichtigste en meest troostende tijdingen uit de andere wereld overbrachten; met betrekking tot zijne broeders deden zij hem weten, dat de eene van hen reeds in den Hemel was, en dat de andere nog in het vagevuur zijne hulp behoefde; en wat hem persoonlijk betrof, zeiden zij, dat zijne toenmalige oefeningen Gode welgevallig waren; zij moedigden hem aan, ijverig daarin te volharden, en gaven hem de verzekering, dat hem binnen korten tijd eene groote belooning in den Hemel wachtte. De heilige Gregorius de Groote bewijst ons daarentegen in zijne «Gesprekkenquot;, (43. 55. Hfdst.) dat de zielen des vagevuurs hunne weldoeners ook in tijdelijke quot; zaken op dusdanige wijze ter hulp komen.

-ocr page 201-

191

Onder anderen haalt hij de volgende gebeurtenis aan, die in zijnen tijd in het bisdom van Civita Vecchia plaats had : Een eerwaardig priester, die regelmatig een dampbad bezocht, werd telkens als hij daar aankwam door een onbekend man ijverig bediend ; deze trok hem de schoenen uit, ontlastte hem van zijne kleederen, reikte hem na het bad den badmantel over, enz.

Uit dankbaarheid voor al deze kleine diensten bracht do priester op zekeren dag twee offerbrooden mede (\'), en wilde hem deze ten geschenke geven. Toen hij ze den onbekende aanbood, zeide deze op treuri-gen toon : »Vader ! waarom geeft gij mij dit? dit brood is heilig, ik kan het niet eten ; want ik, dien gij hier voor u ziet, ik was eens heer van deze plaats, en na mijnen dood ben ik om mijne schulden veroordeeld hier te verblijven. Wilt gij mij evenwel eene weldaad bewijzen, — ach! offer dan dit brood voor mij op aan den almach-tigen God tot uitwissching van al mijne zonden, en als gij weder komt om u te baden

-ocr page 202-

192

un mij alsdan hier niet meer vindt wee.s dan verzekerd, dat uwe gebeden voor mij verhoord zijn.quot;

Bij deze woorden verdween hij plotseling, als om daardoor te bewijzen, dat hij werkelijk een geest en geen mensch was. l)e priester gaf zich daarop alle moeite, om dagelijks gedurende een geheele week het heilig Sacrificie der Mis met eene groote aandoening voor hem op te dragen, en toen hij weder aan het bad kwam, vond hij er den vreemdeling niet meer. Dezellde Paus maakt vervolgens nog deze opmerking: »Uit deze gebeurtenis blijkt, hoe nuttig het

heilig Misoffer voor de geloovige zielen is, dewijl zij er de levenden zelf om verzoeken, en teekens aangeven waaraan men hunne verlossing erkennen kan.

Doch ook de H. Kerk zelve geeft ons dergelijke voorbeelden, onder anderen in de bulle der heiligverklaring van den heiligen Stephanus, den stichter van deCisterciënser-orde, waarin gezegd wordt dat deze Heilige zeer bedroefd zijnde, omdat zijn strenge orde geene nakomelingen vond, door de verschijning van een overleden kloosterbroeder vertroost werd. tn in de priestei-lijke getijden van de heilige Ida van .Toggen-burg lezen wij, dat de duivel haar op zeke-

-ocr page 203-

193

ren keer het licht uitblies, om haar zoodoende in het gebed te storen. Zij nam daarop hare kaars, stak die buiten het venster, en riep eene ziel op van het kerkhof, om ze weder aan te steken. Terstond gehoorzaamde een der dooden aan hare stem en bewees haar den dienst, dien zij verlangde. (*)

Dergelijke zaken vinden wij ook in de heilige Schrift: Set legerhoofd Judas werd in een droom door de verschijning van den hoogepriester Onias en van den profeet Jeremias getroost. De eerste boezemde hem troost in door zijne biddende houding, en de laatste door het gouden zwaard, dat hij hem gaf, zeggende; «Ontvang het heilig zwaard als een geschenk Gods, waarmede gij de vijanden van mijn volk Israel verslaan zult.quot; (II. Mach. 15. 12. IC.) De verschijning dezer rechtvaardigen, zoowel als de daarop volgende groote overwinning over den vijand, wordt door sommigen als eene belooning aangezien voor het groote offer van twaalf duizend drachmen zilver, dat hij vroeger voor de dooden gebracht bad.

En weinig voor deze gebeurtenis lezen

(*) Toen de doode huar de kaars, terug gal\', staat. yr vorder, zeide hij tot haar: „Neem het licbtr ik bon van geslacht een Toggenburgev.quot;

Gebeden Overledenen. 13

-ocr page 204-

194

wij nog het volgende, wat betrekking heeft op bovenaardsche hulp in lichamelijken nood (II Mach. 10, 29.) »Toen de strijd het hevigst was, verschenen er aan den vijand eensklaps uit den Hemel vijf schitterende mannen, die paarden met goud getuigd, bereden ; twee hunner dienden den Joden tot gidsen, zij namen den Machabeër in hun midden, en beschermden hem met hunne wapens; de drie anderen echter slingerden pijlen en bliksemschichten op de vijanden, zoodat deze geheel verblind ter aarde vielen, of in de grootste verwarring de vlucht namen; in dien slag verloor de vijand twintig duizend vijf honderd voetgangers en zes honderd ruiters. De heilige Schrift zegt wel is waar niet, wie deze mannen waren, doch het valt niet te betwijfelen, dat ook de geloovige zielen met toelating Gods hetzelfde hadden kunnen doen, evenzoo goed als de Engelen of de Heiligen. Na al deze bewijzen en voorbeelden is het dus niet mogelijk, het geloof aan de hulp der afgestorvenen als ongegrond of in strjjd met de leer der kerk of der heilige Schrift te beschouwen.

EINDE VAN HET EERSTE DEKL.

-ocr page 205-

195

TWEEDE DEEL.

fiBBEDEN TOT TllOOST DER AH MR ZIELEN.

DAGELIJKSCHE GEBEDEN,

Morgengebed.

Mijn Heer en mijn God ! Tot uwen dienst ben ik geschapen! Ik loof en bemin U in vereeniging met alle Heilifen, en ik dank ü hartelijk voor alle weldaden, die Gij mij bewezen hebt, bijzonder voor de bescherming, mij en den mijnen dezen nacht naar ziel en naar lichaam verleend.

Ik dank U tevens, o Heer! omdat Gij mij dezen dag weder schenkt, om U te kunnen dienen èn beminnen.

Oefening van berouw.

Het is mij uit den grond mijns harten leed, U, mijnen God door mijne zonden beleedigd te hebben. Ik maak het vaste

-ocr page 206-

196

voornemen, alle zonden zorgvuldig te vermijden, bijzonder diewaartoe ik het meest weneigd ben. Ook alle gelegenheden tot de zonde wil ik voortaan ernstig on wr) en. Ik betuig, dat alles, wat met uwe geboden en met uwen wil in strijd is, voortaan ook geheel en al tegen mijnen wil zal zijn.

Goede meening.

0, mijn God! bij het begin van dezen dag wijd ik mij geheel en al aan U toe, met ziel en lichaam, en ik onderwerp mj volkomen aan uwen goddeliiken wü. Al miine woorden, werken en gedachten van dezen dag, ofer ik U tot uwe meerdere eer en glorie, en al de verdiensten,

heden zal kunnen vergaderen, draag ik op tot lafenis en verlossing der lijdende

zielen van het vagevuur, bijzonderlijk vooi

die zielen, welke ik het meest verplicht

ben te helpen.

Alles wat ik heden zal moeten lijden naar ziel en lichaam, vereenig ik met het lijden en sterven van uwen Zoon Jesus Christus, om alzoo aan zijne oneindige verdiensten deelachtig te worden, ten voordeele der afgestorvenen.

-ocr page 207-

107

Gebed om van God de noodige genaden te verkrijgen, om den dag heilig te kunnen doorbrengen.

O, mijn G-od ! daar ik uit mij zeiven niets vermag en geenszins bestand ben tegen de aanvallen van den duivel, de wereld en het vleesch, zoo neem ik tot U mijne toevlucht en smeek U mij te sterken en te beschermen, opdat ik nooit meer in eenige zonde valle, en opdat ik de goede voornemens moge ten uitvoer brengen, die ik door uwe genade gemaakt heb.

Sterk mij, o Heer ! opdat ik nooit meer door de vijanden mijner ziel overwonnen worde, en opdat ik den weg niet verlate, die mij eens tot U in de eeuwige zaligheid brengen moet! O Maria, mijne lieve Moeder, neem mij heden op nieuw onder uwe hoede, als gij mij beschermt, dan zal ik nooit verdwalen; als gij mij verdedigt, dan zal ik nooit overwonnen worden ; als gij mij ondersteunt, clan zal ik nimmer vallen; help mij in alle gevaren, en zorg dat ik dagelijks voortgang make in de liefde tot uwen Zoon en tot U.

H. Joseph, mijn H. Engelbewaarder en gij mijn Patroon, neemt mij opnieuw onder uwe hoede ; weert heden alle kwaad en alle

-ocr page 208-

198

ongelukken naar ziel en lichaam van mij af, en helpt mij, opdat ik voortgang make op den weg der deugd.

Oefening van geloof, hoop en liefde.

Ik geloof in God den vader, enz. en drie maal het Wees gegroet, ter eere der onbevlekte Ontvangenis van Maria.

-ocr page 209-

199

Avondgebed.

(Van den zaligen Nikolaas Wolf.)

Onze vader, die in den Hemel zijt, en die op aarde heden zoo vaderlijk voor mij gezorgd hebt!

Geheiligd en geprezen zij uw heilige Naam voor de weldaden die ik heden van U ontving!

Mocht deze dag voor mij en voor anderen wellicht de laatste des levens geweest zijn, dan is mijne laatste bede : Ons toekome uw rijk!

Wilt Gij, dat ik in dezen nacht sterve, het zij dan zoo, o, mijn Vader ! Uw wil geschiede op aarde als in den Hemel. Slechts hierom bid ik U : Geef ons heden ons dagelijksch brood, niet voor het lichaam maar voor de ziel, namelijk de noodige genade om de zonden van dezen dag te erkennen, te beweenen en uit te wisschen.

(Vohjl hel onderzoek van geweien)

Na het gewetensonderzoek.

O, mijn Vader ! Hoe goed waart gij heden

-ocr page 210-

200

wederom voor tnij, terwijl ik U door zoovele zonden opnieuw beleedigde! ontferm U over mij en over alle zondaars, vergeef mij mijne schulden, gelijk ik ook aan al mijne schuldenaren, die mij lieden belee-digd hebben, van harte vergiffenis schenk, (bijzonder aan N. N.) het berouwt mij, o, mijn hoogste goed, dat ik U heden niet gediend heb, en het berouwt mij uit liefde tot U; voortaan wil ik U dienen uit geheel mijn hart, wat het ook kosten moge.

Leid ons niet in bekoring Vader! be-• scherm mij dezen nacht, opdat ik met heilige gedachten tot U weder ontwake. Verlos ons van alle kwaad, en van alle zonden, van alle zichtbare en onzichtbare vijanden, van alle kwalen naar ziel en lichaam, en bijzonder van een onvoorzie-nen dood, in staat van zonden. Amen.

Wees gegroet, Maria, vol van genaden ! ik beveel mij voor dezen nacht in uwe moederlijke genade aan.

De Heer is met U ! zegen mij door Hem, terwijl ik slaap.

Gezegend zijt Gij boven alle vrouwen door alle Heiligen in den Heme\'., en gezegend is de vrucht uws lichaams Jesus-Christus, in wiens heilige hartewond ik mijne arme ziel aanbeveel.

-ocr page 211-

201

Heilige Maria, Moeder Gods! bid voor mij armen zondaar, opdat ik met heilige gedachten inslape. En indien ik in dezen nacht mocht sterven, bid voor mij zondaar, nu en in het uur van mijn scheiden. Amen, O, mijn heilige Engelbewaarder! strijd voor mij! o, mijn heilige Patroon (Patrones) bid voor mij!

O Heer! geef den lijdenden zielen de eeuwige rust! hun schenk ik uit christelijke liefde alle verdiensten van dezen dag. Amen.

-ocr page 212-

202

GEBEDEN VOOR DE H. MIS.

MANIER OM DE HEILIGE MIS VOOR BE GELOO-

VIGE ZIELEN IN HET VAGEVUUR 01\' TE OFFEREN,

Goede meening voor de 11. Mis.

O, Jesus Christus! Uit overmaat van liefde hebt gij het heilig Misoffer ingesteld, niet alleen tot heil der levenden, maar ook tot troost van hen, die in uwe genade ontslapen zijn. Ik offer TJ daarom deze heilige Mis en mijn gebed voor de zielen N. N. en voor alle anderen, die nog in het vagevuur lijden ; om daardoor hunne groote pijnen te verminderen, om hunne zondenschuld geheel te betalen, om eene spoedige verlossing voor hen te verwerven, en eindelijk ook, om de gunst te verkrijgen, dat de door mij verloste zielen we-derkeerig voor mij in den Hemel bidden mogen om de genade, van vóór mijnen dood voor al mijne zonden te kunnen voldoen.

Ik bid U alzoo, o goede Jesus! dit misoffer, alsook mijne geringe godsvrucht en de voorspraak van alle Heiligen, welke ik onder dit offer, zal aanroepen, met uw bloedig offer, met uwe zuchten en met

-ocr page 213-

203

de smarten, die Gij aan hel kruis geleden hebt te vereenigen, en aan uwen herael-schen Vader op te offeren, opdat daardoor de zielen N. N. en alle anderen uit het vagevuur verlost worden. Amen.

BEGIN DER HEILIGE MIS.

Plaats u met de arme zielen voor den troon der allerheiligste Drievuldigheid, en smeek ieder der Goddelijke Personen, op de volgende wijze, om barmhartigheid.

Gebed tot God den Vader.

0, hemelsche Vader, Vader der barmhartigheid ! Schenk toch de geloovige zielen, die in het vagevuur zoo verschrikkelijk lijden, uwe barmhartigheid. Zie, o, goede Vader! in deze vurige gevangenis lijden zielen, welke Gij naar uw evenbeeld geschapen hebt. Uw beminde Zoon Jesus toont U zijne vijf wonden, en biedt U dezelve aan tot voldoening hunner schulden. Hij offert U tevens de oneindige waarde van zijn heilig bloed, dat uit deze genadebronnen gevloeid is. Neem het genadig aan, en ontfero U volgens uwe groote

-ocr page 214-

204

barmhartigheid over alle zielen, bijzonder over de zielen N. N. Amen.

Gebed tot God den Zoon.

O Jesus, bron der goedheid en der barmhartigheid! Hoe zoudt gij, tegenwoordig in het heilig Sacrament der liefde, de verlatene en arme zielen zonder medelijden kunnen aanschouwen! O, allerliefste Jesus! bedenk toch, dat Gij voor hen zoovele martelingen en eindelijk ook den dood aan het kruis hebt ondergaan. O, Jesus, trouwe minnaar der zielen! laat toch deze zielen N. N. en alle andere zielen van het vagevuur aan de verdiensten van uw kruis en lijden, van uw bloed en van uwen dood deelachtig worden. Amen.

Gebed tot God den heiligen Geest.

O, heilige Geest, God van liefde en van troost! Hoe ontelbaar is het aantal zielen, die in het vagevuur branden zonder hulp en zonder eenigen troost! 0, Vader der armen! aanhoor toch het gejammer en het gekerm dier verlatene armen, en kom hun ter hulp in hunnen nood! 0, heilige Geest!

-ocr page 215-

2 Of)

vertrooster en vriend der zielen, gedenk dat zij die in het vagevuur lijden, U toe-behooren; die zielen zijn in het heilig doopsel door het geloof uwe bruid geworden, zij behooren bij U te zijn in den Hemel. Verkwik hen daarom in den vreeselijken vuurgloed met een dauwdroppel uwer genade ! red hun spoedig uit hunne gevangenis ! laat hen uw heilig aanschijn aanschouwen, en schenk hun de zoo lang ge-wenschte kroon der heerlijkheid. Amen.

Van het Kyrie Eleison tol de Offerande.

Eoep de voorspraak der heilige Moeder Gods, der heilige Engelbewaarders en van alle heiligen voor de arme zielen in.

Gebed tot de II. Moeder Gods.

O, Maria, Moeder der barmhartigheid ! Goede en liefderijke Moeder ! Zie, de zielen uwer dienaars en dienaressen, die door het kostbaar bloed van uwen geliefden Zoon Jesus, zoo duur zijn vrijgekocht, verzuchten en roepen uit hun vurigen kerker tot U.

O, Maria, bedroefde Moeder ! Ach, aanzie toch hunne tranen ! verhoor bun smee-

-ocr page 216-

20(5

ken en hunne vurige bede ! herinner uwen goddelijken Zoon aan de groote liefde, die gij Hem bijzonder in zijn kindsheid hebt toegedragen en aan al de zorgen, waarmede gij Hem omringd hebt, toon Hem uw moederlijken schoot, waarop Hij na zijnen dood nog gerust beeft, en verkrijg alzoo voor uwe lijdende kinderen de eeuwige rust, welke zij zoo vurig verlangen ; toon die lijdende zielen spoedig de gezegende vrucht uws lichaams, Jesus !

O goede, o zoete, o Barmhartige Maagd Maria, verhoor mijn smeeken. Amen.

Gebed tot de heilige Engelbewaarders.

O gij, heilige Engelbewaarders, die van God den last ontvangen hebt te werken voor het heil der menschen, die aan uwe zorgen zijn toevertrouwd, zie, beroofd van allen troost, bevinden zich de door u zoo zeer beminde zielen, in de duisterste aller gevangenissen. O, hoe dikwijls verzuchten zij naar u ! Hoe vurig verlangen zij bij u te zijn ! Laat dan hun smartelijk geroep uwe medelijdende harten doordringen. Bidt God, opdat Hij hun de nog overige siraffen genadig kwijtschelden moge. Daalt spoedig van uit den Hemel tot hen neder; troost,

-ocr page 217-

207

sterkt en verkwikt hen, en brengt hen in de eeuwige vreugde. Amen.

Geheel lot de Heiligen Gods.

O gij, uitverkorenen Gods! Ziet toch met medelijdende liefde neer op de zielen uwer medebroeders, zusters en vrienden in Jesus Christus. Hun plaats is immers in uw gezelschap, en het is slechts hun zondenschuld, die hen in de verschrikkelijkste pijnen gekluisterd houdt. Treedt dan voor den troon der allerheiligste Drievuldigheid, draagt God uwe verdiensten, uwe martelingen en uwen dood voor hen op, in ver-eeniging met de oneindige verdiensten van het lijden en sterven van Jesus Christus! smeekt God zoo lang en zoo vurig tot zij door uwe voorspraak uit hun kerker verlost en in uw heilig gezelschap over geplaatst worden. Amen.

De Offerande, Prefatie, enz. tot de Consecratie.

Plaats u met de arme zielen op den Calvarieberg, en herinner den hemelschen Vader aan alles wat Jesus geleden heeft.

-ocr page 218-

20S

Neem aan, o hemelsche Vader! dit heilig offer van brood en wijn, hetwelk U in dit oogenblik door den priester opgedragen wordt, tot uwe meerdere verheerlijking, tot heil der levenden en der afgestorvenen; bijzonderlijk draag ik U dit offer op voor de ziel van N. N. en ook voor alle overigen, die nog in het vagevuur zijn ! alle pijnen, welke zij in den vuurgloed lijden, leg ik om de priesterlijke pateen; al hunne smartelijke klachten en hunne heete tranen, die zij in hun verschikkelijk lijden vergieten, leg ik eveneens in de kerk, opdat het tegenwoordig heilig Misoffer vereenigd met het lijden en alle verdiensten van Jesus Christus, een zoenoffer voor die arme zielen zij.

Aanschouw, o Vader! uwen eenigen en geliefden Zoon, die voor mij en alle men-schen zoo wreedelijk gepijnigd, zoo smartvol gekruisigd werd, en ontferm U dan over de ziel, voor welke deze heilige Mis gelezen wordt en ook over alle arme zielen welke het dichtste bij hunne verlossing zijn.

Aanschouw, o allerbeste Vader! zijn met doornen gekroond hoofd, zijne gesloten oogen, zijn doodsbleek gelaat, zijne met bloed bedekte wangen en zijnen mond, en erbarm U dan over de lijdende zielen, van

-ocr page 219-

209

wier jiijiicn ik wellicht de oorzaak ben.

Aanschouw, o genadige Vader! zijne uitgestrekte armen, zijne doorboorde handen en voeten, zijne geweldig gespannen borst en zijn doorboord hart. en ontferm ü dan over de zielen, die nog de grootste pijn te verduren hebben. Aanschouw, o medelijdende Vader ! hoe geheel zijn lichaam van het hoofd tot de voeten verscheurd is ! aanschouw zijne gesprongen aderen, alle zijne ontwrichte ledematen, en erbarm U dan over de arme ziel, die nog het langste lijden moet.

Zie, o barmhartige Vader ! hoe uw onschuldige Zoon Jesus, naar ziel en naar lichaam vol doodsangst en pijn, aan het kruis is uitgestrekt. Zie, hoe Hij gehoond, beschimpt en gelasterd wordt! hoe verlaten Hij ia van Hemel en aarde, van menschen en Engelen, verlaten ook van zijnen hemel-schen Vader zelf, en ontferm U dan over de arme ziel die het meest verlaten is.

Aanschouw dit alles, o hemelsche Vader ! en aanzie tegelijk ook de ondragelijke martelingen, welke de geloovige zielen verduren, en welke zij U met mij in vereeniging met de meening, de gehoorzaamheid en de liefde van uwen Zoon Jesus Christus, opofferen, en verhoor dan onze hartelijke, vurige bede

Gebeden Overledenen. 14

-ocr page 220-

210

om barmhartigheid en om verlossing uit deze groote ellende. Amen.

Onder en na de Consecratie.

Kniel neder voor den gekruisigden Jesus, herinner Hem tot troost der arme zielen aan het bloed dat Hij onder zulke groote smarten voor ons vergoten heeft, en zeg :

Bij de opheffing der heilige Uostie

0, Jesus, mijn God en mijn Heiland ! Ik geloof, dat Gij hier op het altaar in het heilig Sacrament met Godheid en Mensch-heid tegenwoordig zijt! Ik aanbid in de H. Hostie uw allerheiligst lichaam, dat met uw heilig bloed en met uwe ziel onafscheidelijk vereenigd is en ik smeek ü, o Jesus, wend toch uwe genadige oogen van het altaar naar het vagevuur, en verblijd alle geloovige zielen die daar lijden, door een troostenden blik.

Bij de opheffing van het 11. Bloed.

0, mijn goede Heiland en Verlosser Jesus ! Ik aanbid in dezen kelk uw kostbaar bloed, dat onafscheidbaar met uw heilig lichaam

-ocr page 221-

211

en met uw heilige ziel vereenigd is. Een enkele droppel van dit heilig bloed is voldoende, om alle vlammen des vagevuurs uit de dooven. Geef mij dan, o, liefderijke Jesus, één droppel slechts van dit uw kostbaar bloed, tot troost en opbeuring der vei\'latene zielen.

Na de Consecratie.

Wees gegroet, o edel bloed van\' mijn zaligmaker Jesus Christus!

Datzelfde bloed, dat in den hof der olijven uit alle aderen van den in doodsstrijd verkeerenden Zaligmaker ter aarde vloeide, is hier waarlijk en waarachtig tegenwoordig.

O, mijn Jesus, die voor ons bloed gezweet hebt! Wasch, reinig door dit bloed de zielen der afgestorvenen van al hunne zonden.

Hetzelfde bloedis hier tegenwoordig, dat in het voorhof van Pilatus aan den voet der kolom tot een bloedbad samenvloeide, bij de wreede geeseling van mijn Verlosser.

O, onschatbaar bloed! 0,smartelijk verwonde Jesus! Ach, offer slechs één enkelen droppel van dit bloed aan uwen hemelschen Vader op, tot voldoening voor de zondenschuld van alle zielen in het vagevuur!

Dat bloed is hier tegenwoordig, dat door

-ocr page 222-

212

de doornonkroon uil het gezegend hoofd van mijnen beminden Jesus geperst is.

O, onschatbaar bloed! O, mijn met doornen gekroonde Jesus! Geef elke ziel een droppel slechts van dit bloed, opdat zij voor dien kostbaren parel den Hemel kunnen koopen.

Dat bloed is hier tegenwoordig, dat uit de doorboorde handen en voeten, en uit de geopende zijde van mijn gekruisigden Heiland gevloeid is ! O, krachtig, o genaden-rijk bloed! O, Jesus! Mijn liefste Jesus! Doe dit gezegend bloed uit alle uwe wonden in het vagevuur vloeien, op cl at daardoor de vuurgloed uitgedoofd en de arme zielen oogenblikkelijk verlost worden uit hunne pijnen. Amen.

Bij hel Agnus Dei en gedurende de Communie.

Beveel de lijdende zielen in de vijf wonden van Jesus aan.

O, mijn gekruisigde Jesus! Ootmoedig hier neergeknield, groet en vereer ik de wonde uwer rechterhand, en in deze wonde beveel ik de zielen van mijne overledene ouders, broeders, bloedverwanten, weldoeners, vrienden en vijanden aan, en ik bid

-ocr page 223-

213

U door de verdiensten van het bloed, dat Gij uit die wonde vergoten hebt en dooide smarten, die Gij daarin hebt geleden, ontferm U over hen, werp een genadigen blik op hen, troost en verblijd hen !

O, goede Jesus ! Eerbiedig groet en vereer ik de wonde van uwe linkerhand ; ik beveel daarin de zielen, welke bijzonder mijne hulp en mijn gebed verlangen, en ik bid U door het bloed, dat Gij uit die wonde hebt vergoten en door de smarten, die Gij daarin geleden hebt, strek uwe barmhartige handen tot hen uit, en verlos hen uit hunne langdurige pijnen.

O, barmhartige Jesus ! Eerbiedig groeten vereer ik de wonde van uw rechtervoet, en ik beveel daarin de zielen aan, voor dewelke gij verlangt, dat ik zal bidden; ik smeek U ter wille van het bloed, dat uit die wonde gevloeid is, en door de smarten, die gij daarin hebt geleden, laat hen deze uwe zoete woorden vernemen : ))Heden zult gij met Mij zijn in het Paradijs.quot;

O, genadenrijke Jesus! Eerbiedig groet en vereer ik de wonde van uw linkervoet en ik beveel daarin de zielen aan, welke het meest in uw lijden en in dat uwer smartvolle Moeder hebben gedeeld ; ik bid U door het bloed, dat Gij uit. die wonde

-ocr page 224-

214

hebt vergoten en door de smarten, die ftij daarin geleden hebt, verkwik hen met een droppeltje uit deze uwe heilige wonde en scheld hun genadig de nog overige schulden kwijt.

O, allerbarmhartigste Jesus. Hartelijk groet en vereer ik de wonde van uwe heilige zijde, en in deze wonde beveel ik die ziel aan, voor dewelke ik dit offer bijwoon, en ik bid U door het bloed en water, dat daaruit gevloeid is, door alle smarten, die Gij gedurende uwen doodsstrijd aan het kruis geleden hebt, door de inwendige smarten uwer tot den dood bedroefde Moeder, doof de vlammen van het vagevuur uit, en roep deze ziel met alle overige zielen, die in het vagevuur lijden, tot U in de eeuwige vreugde. Amen.

Na de Communie.

Beveel de arme zielen in het geopende hart van Jesus aan, sluit hen op in zijne hartewond, en vraag voor hen den toegang tot den Hemel.

O, allerzoetste Jesus ! In uwe oneindige liefde tot ons hebt Gij U verborgen in het

-ocr page 225-

215

H. Sacrament des Altaars, om uw hart met onze harten te vereenigen. Dit hart hebt Gij na uwen dood laten openen, en ook na uwe glorierijke opstanding hebt Gij het open gelaten, opdat het voor allen, die geloovig sterven, eene poort des Hemels zoude zijn. Om de oneindige lielde van dit uw doorstoken hart, bid ik U, alle arme zielen nu door deze hemeldeur in den Hemel binnen te voeren.

O goede Jesus, sluit dan niet langer uw door de liefde verwond hart. Ik bid U door de vrees en de droefheid, door den angst en de onmacht, door den uitersten nood en den doodsangst, waardoor uw hart gedurende uw lijden en bijzonder aan het kruis gefolterd werd, alsook door het met zeven zwaarden doorboorde hart uwer Moeder Maria, open toch, o Jesus, uw glorierijk hart, de poort des heils, de deur des Hemels! Neem deze zielen N. N. en alle lijdende zielen in den Hemel op, en verleen mij door hunne voorbede de genade om christelijk te leven, zalig te sterven, en eens na mijnen dood diezelfde hemeldeur te mogen binnengaan. Amen

-ocr page 226-

21G

GEBEDEN VOOR ELKEN DAG DER WEEK.

01\'DRACIIT VAN HET LIJDEN EN STERVEN DJ\'S VEIU.OSSEliS VOOR DE GELOOV1GE ZIELEN IN HET VAGEVUUR.

Voor den Zondag.

Opdracht van den doodsangst en het bloedig zweet van Jesus-Christus.

1. Ik offer U, Heer Jesus Christu:?, voor de geloovige zielen in het vagevuur, alles wat Gij, om de menschen te verlossen geleden hebt, uwen smartvollen kruisdood en het kostbaar bloed, dat Gij om onzent-wil hebt vergoten.

2. Ik offer U, lieer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur, den grooten angst en den schrik, waardoor uw hart in den hof der olijven overvallen werd, toen Gij U al de folteringen voorsteldet, welke Gij den volgenden dag om onzent-wil lijden zoudt.

3. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de zielen in het vagevuur de benauwdheid, welke de schrik voor den naderenden dood

-ocr page 227-

217

U veroorzaakte, en welke zoo hevig was, dat uwe ziel door den ondragelijken angst bijna het lichaam verlaten had, zooals Gij uwen Apostelen openbaardet, zeggende : »Mijne ziel is bedroefd tot den dood toe.quot;

4. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur uwe groote godsvrucht en uwe diepe ootmoedigheid, waarmede Gij in uwen grooten doodsangst uwe knieën gebogen en uw heilig aangezicht in het stof gedrukt hebt, deels uit eerbied jegens uwen Hemelschen Vader, deels door het hevig lijden, dat uw gezegend hart ter nederdrukte.

5. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur het weemoedig gebed, dat Gij met luider stemme en onder een vloed van tranen tot uwen hemelschen Vader gericht hebt, als Gij Hem smeektet, den bitteren lijdenskelk van U weg te nemen, terwijl Gij U tegelijkertijd aan zijnen goddelijken wil onderwierpt, zeggende ; »Niet mijn wil, maar uw wil geschiede.\'\'

C. Ik offer ü. Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur Uwe eeuwige liefde, welke Gij deedt blijken, toen Gij zelf vol angst en droefheid uwe Apostelen bezocht, en hen vermaandet, te

-ocr page 228-

218

waken en te bidden tegen de bekoring.

7. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur den troost en de sterkte, welke de Engel U bracht op bet oogenblik, waarop Gij dooiden doodsangst uwer ziel hadt moeten sterven, als de hemelsche Vader uwe mensch-heid niet door zijn gezant getroost en gesterkt hadde.

8. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur den harden strijd, die in U tusschen den geest en het vleesch gevoerd werd, dien hevigen en benauwden strijd, waarbij de geest overwinnaar bleef, zoodat gij U, hoewel door doodsangst bevangen, bereid verklaard hebt, voor mijne verlossing en mijn heil te sterven.

9. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur, uwe standvastigheid in het gebed, ofschoon Gij tot in den dood toe bedroefd zijnde, toch wildet, dat uwe menschelijke natuur dien troost zoude smaken.

10. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur het kostbaar bloed, dat uw heilig lichaam door den innerlijken, onverdragelijken angst zoo overvloedig uitgezweet heeft, dat de aarde er mede besproeid werd.

-ocr page 229-

^19

GEBED.

O, Heer Jesus Christus, ik bid U, door deze uwe pijn, angst en smarten, die ik onwaardige, U opoffer, door uw heilig kruis, bitter lijden en sterven, door het medelijden uwer gezegende Moeder Maria, verlos genadig de geloovige zielen uit het vagevuur, en verlost mij van de eeuwige verwerping; geleid hen en ook mij naar dat zalig oord, alwaar Gij ook den goeden moordenaar hebt opgenomen, die met U gekruisigd werd.

Dit smeek ik U, die leeft en regeert met God den Vader in de eenheid des H. Geestes, in alle eeuwen der eeuwen. Amen.

-ocr page 230-

220

Voor den Maandag.

Opdracht van hel lijden, dal onze Heiland verduurd heefl van af hel oogenblik zijner rjevangenneming, loldat Hij voor den hoogepriester Annas gevoerd werd.

1. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur uwe bereidvaardigheid en uwe begeerte om voor ons te sterven, welke Gij getoond hebt, toen Gij met bloedig zweet nog bedekt, uwe vijanden te gemoet gir.gt, zeggende : »Ik ben het, dien gij zoekt!\'\'

2. Ik offer ü, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur de innige droefheid, die Gij gevoeldet over het verraad van Judas, een uwer uitverkoren Apostelen, die U voor dertig zilverlingen verkocht en door een valschen kus aan de Joden overleverde, welk snood verraad U een der grootste smarten veroorzaakt heeft, die ooit uw liefdevol hart gefolterd hebben.

3. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur uw wonderbaar geduld in het verdragen van zooveel slagen en stooten, die de soldaten U met vuisten, stokken en spiezen

-ocr page 231-

221

loebrachlen, en in het verduren ook van de pijnen en vernederingen, die zij U deden ondergaan, toen zij U de baren uit Let hoofd rukten, en uw goddelijk aanschijn niet spuw bezoedelden.

4. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur de liefde Gods en van daar ook het geduld en de volmaakte vereeniging met den wil van uwen hetnelschen Vader, waarvan Gij gedurende uw lijden zoovele blijken gegeven hebt, en waarmede Gij al uwe smarten tot voldoening voor onze schulden aan uwen Hemelschen Vader hebt opgedragen.

5. Ik offer ü, Heer Jesus Christus voor de geloovige zielen in het vagevuur de innigste droefheid en de smart, welke Gij gevoeldet, toen Gij in uwen grooten nood door al uwe geliefde Apostelen verlaten werdt.

6. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur al de pijnen, welke U door de knechten der Joden aangedaan werden, toen zij U onder slagen en verwenschingen den olijfberg al-sleepten, en naar het huis van den hooge-priester Annas sleurden.

7. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur den

-ocr page 232-

grooten smaad, die U door de goddeloo-/.e krijgsknechten werd aangedaan, toen zij U ondanks het koude weder door de snelvlietende beek Cedron sleurden, terwijl zij zei ven over de brug gingen.

8. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voorde geloovige zielen in het vagevuur uwe diepe ootmoedigheid, toen Gij met gebogen hoofd en geboeide handen voor den hooge-priester Annas stondt, die U integendeel vol trots vragen stelde, alsof Gij een misdadiger waart.

9. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur den verschrikkelijken kaakslag, dien Gij van een gemeenen knecht ontvingt, en die zoo hevig was, dat het bloed U uit den mond vloeide.

Gebed. O, Heer Jesus Christus, enz. zie blz. 219.

-ocr page 233-

223

Voor den Dinsdag.

Opdracht van het lijden, dal do Heer (je-

durende den ganschen nacht in het huis van den hoogepriester Caï-phas verduurd heeft.

1. Ik offer ü, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur den hoon en den smaad, die U aangedaan werd, toen Gij wreedelijk geboeid, voor den hoogepriester Caïphas gebracht werdt, bij vvien uwe vijanden zich verzameld hadden, om ü hunne woede en hunnen haat te doen gevoelen.

2. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur de aanklachten en getuigenissen, welke de booswichten tegen U inbrachten, en welke allen zoo valsch waren, dat uwe onschuld zelfs midden in de vervolging duidelijk aan het licht kwam.

3. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur het diepe stilzwijgen, dat Gij bewaardet bij zoo vele, klaarblijkelijk valsche aanklachten, die tegen ü ingebracht werden, en tegenover de valsche getuigen, die tegen ü opgestaan zijn, daar Gij namelijk geen en-

-ocr page 234-

224

kei woord ter uwer rechtvaardiging gesproken, en ons ten voorbeeld alles met het grootste geduld verdragen hebt.

4. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur de be-leedigende trotschheid, waarmede Caïphas U bij den levenden God bezwoer, te zeggen, of C4ij dan werkelijk de Zoon van God waart, waarop Gij in de grootste ootmoed en uit eerbied jegens uwen hemel-schen Vader betuigdet, dat gij waarlijk waart de Zoon van God, en dat Gij met-groote heerlijkheid zoudt wederkomen, om de wereld te oordeelen.

5. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur den ondragelijken smaad, dien de goddeloozen U aandeden, toen zij, in plaats van zich bij dit antwoord terstond voor U ter aarde te werpen en U te aanbidden, integendeel U als een misdadiger en godslasteraar tor dood veroordeelden.

6. Ik offer TJ, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur de woede, waarmede de Joden U hierop aanvielen, terwijl eenigen van hen U met vuisten stieten en anderen U kaakslagen gaven, hetgeen Gjj gewillig en met het grootste geduld verdragen hebt.

-ocr page 235-

7. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur de diepe verachting, welke de Joden U toonden, toen zij ü in het aangezicht spuwden, om U alzoo op de ergste wijze te vernederen en te onteeren.

8. Ik offer ü, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur de bespotting, waaraan Gij blootgesteld waart, toen de soldaten U blinddoekten, daarna U in het aangezicht sloegen en U toeriepen ; »Zeg ons nu, Christus, wie is het, die U geslagen heeft?quot;

9. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur de bittere droefheid van uw heilig hart over de drievoudige verloochening van Petrus, die zelfs onder eede betuigde, dat hij U niet kende ; waarop gij zoozeer tot medelijden met den ongelukkige bewogen werdt, dat Gij hem door een enkelen barmharti-gen blik bekeerdet.

10. Ik offer ü, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur alle smaad en pijn, die ü verder in dienzelfden nacht door de soldaten, welke U bewaakten, werd aangedaan, doordien zij niet ophielden U te slaan, te bespuwen en te beschimpen, en U op allerlei manieren zóó

Gebeden Overledenen. 15

-ocr page 236-

to pijnigen, dat volgens de leer van den heiligen Hieronymus tot aan denjongsten dag niet alles openbaar zal worden, wat Gij alleen in dien verschrikkelijken nacht geleden hebt.

GKBED.

O, lieer Jesus Christus, enz. Zie blz. 219.

-ocr page 237-

227

Voor den Woensdag.

Opdracht van hetgeen de Zaligmaker den anderen morgen vóór en gedurende de geeseling geleden heeft.

1. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur de drievoudige beschuldiging, welke de oppersten der priesters en de oudsten van het joodsche volk bij Pilatus tegen U inbrachten, dat Gij namelijk een volksopruier waart, dat Gij verboden hadt, den keizer de verschuldigde schatting te betalen, en dat Gij U voor den koning der Joden hadt uitgegeven.

2. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur uwe diepe ootmoedigheid, toen Gij geboeid dooide straten van Jeruzalem naar koning Herodes gebracht, en door dezen en zijn hof op de ergste wijze bespot werd.

3. Ik offer U, Heer Jesus Chistus, voor de geloovige zielen in het vagevuur de vernedering, die U in het openbaar werd aangedaan, toen Herodes, als Gij geen antwoord gaaft op zijne vragen, U met een wit kleed liet omhangen, als waart Gij een dwaas, waarop Gij door alle aanwezenden gehoond en uitgelachen weidt.

-ocr page 238-

228

4. Ik olïer U, Heer Jesus Christus, voor tie geloovige zielen in het vagevuur den smaad, dien gij verdragen hebt, toen Gij met dit kleed omhangen door de straten van Jeruzalem rondgevoerd werdt, waarbij men U overal smaad- en scheldwoorden toeriep en U voor een\' waanzinnige hield.

5. Ik offer ü, Heer Jesus Christus, voorde geloovige zielen in het vagevuur het vreeselijk en goddeloos «Kruisig Hem! Kruisig Hem!quot; der joden, waardoor zij uwen dood en de vrijstelling van den beruchten\' moordenaar Barrabas eischten. Ik offer U, o Jesus, dat verschrikkelijk «Kruisig Hem! Kruisig Hem!quot; dat niet alleen uw hart, maar ook het hart uwer Moeder op de wreedste wijze heeft verscheurd.

6. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voorde geloovige zielen in het vagevuur al de schreden, welke Gij gedaan hebt, toen men U ter geeseling voerde, en tevens den innerlijken angst en vrees uwer menschelijke natuur voor deze pijniging; tegelijk ook offer ik U de vurige liefde en de begeerte, waarmede Hij die verschrikkelijke marteling hebt omhelsd.

7. Ik offer ü, Heer Jesus Christus, voorde geloovige zielen in het vagevuur uwe maagdelijke schaamte en uwe smart, toen

-ocr page 239-

229

Gij van uwe kleoderen beroofd en zóó wreedaardig aan de kolom gebonden werdt dat het bloed onder de koorden uit uwe armen en handen gesprongen is.

8. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur de ontzettende, onmenschelijke slagen, die de wreede beulen U met riemen, roeden en koorden en dat met zulk een geweld toebrachten, dat uw vleesch aldra diep verwond en vreeselijk verscheurd werd, en dat uw bloed uit ontelbare wonden ter aarde stroomde.

9. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur de heilige wonden, welke U door de verschrikkelijke geeseling in zulk getal werden toegebracht, dat er aan geheel uw lichaam, van het hoofd tot de voeten, geen enkel gezond deel meer te vinden was, en dat zelfs op vele plaatsen uwe beenderen zichtbaar waren, zoodat Gij, na die onmenschelijke marteling, machteloos in een breeden bloedplas nedervielt.

gebed. O, Heer Jesus Christus, enz. Zie bladz. 219.

-ocr page 240-

230

Voor den Donderdag.

Opdracht van hel lijden, dat de rjodde-lijke Heiland door de smartelijke kroning ondergaan heeft.

1. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur de smartelijke schreden, die Gij gedaan hebt, toen men ü in het voorhof der woning van Pilatus voerde, om ü daar met doornen te kronen, terwijl het bleed nog uit zoovele wonden vloeide, welke Gjj bij de geeseling ontvangen hadt.

2. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur de ongeloofelijke smart, die geheel uw lichaam doorvlijmde, toen de beulsknechten U met geweld het kleed uitrukten, dat aan uwe verscheurde ledematen was vastgekleefd, zoodat daardoor uw bloed op nieuw begon te vloeien.

3. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur den grooten smaad, welke U, als iemand, die zich voor den koning der Joden uitgegeven had, werd aangedaan, toen zij U een oud purper kleed aantrokken, u een riet

-ocr page 241-

231

in plaats van een schepter in de hand gaven, toen zij U een kroon van doornen op het hoofd drukten en U ten laatste op een steen deden nederzitten.

4. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur de onbeschrijfelijke pijn, welke de booswichten U deden lijden, toen zij met zware stokken uwe doornen kroon sloegen en die met geharnaste vuisten uit al hun macht nederdrukten, zoodat de scherpe doornen zeer diep in uw heilig hoofd gedrongen zijn.

ö. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur het kostbaar bloed, dat uit de vele wonden van uw heilig hoofd gevloeid is en dat Gij, o allerzoetste Heiland! met de innigste liefde en het grootste geduld voor mijn heil aan uwen hemelschen Vader hebt opgedragen.

6. Ik offer ü. Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur de geweldige slagen, die de soldaten U op de doornen kroon toebrachten, met hetzelfde riet dat zij ü tot schepter in de hand hadden gegeven, waardoor de doornen altijd dieper en dieper in uw heilig hoofd drongen en de wonden altijd grooter

-ocr page 242-

232

werden, zoodat uw heilig bloed als het ware ter aarde stroomde.

7. Ik offer U, Heer Jesus Christus voor de geloovige zielen in het vagevuur het hoongelach der soldaten en den spot, dien zij in uwe grootste smarten met U dreven, toen zij smadend de knieën voor U bogen, terwijl zij U tegelijkertijd in het aangezicht sloegen en IJ toeriepen : »Wees gegroet, koning der Joden !quot;

8. Ik offer U, Heer Jezus Christus, voor de. geloovige zielen in het vagevuur de onbegrijpelijke smart, die U aangedaan werd, toen die menigte onmenschen zich als het ware met elkander verbonden, om U te mishandelen.

9. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voorde geloovige zielen in het vagevuur uwe maagdelijke schaamte, toen Pilatus U, o koning van Hemel en aarde, bijna naakt en bloot aan het volk vertoonde, terwijl hij sprak : »Ziet den mensch !quot;

10. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur het groot geschreeuw der Joden, toen zij riepen : »Aan het kruis met Hem ! Aan het kruis met Hem 1quot; waardoor \'dj hun woedenden haat tegen U te kennen gaven, en waardoor zij tevens uw hart en dat

-ocr page 243-

233

uwer gezegende Moeder de bitterste droefheid aandeden.

GEBED.

O Heer Jesus Christus, enz. Zie blz. 919.

-ocr page 244-

234

Voor den Vrijdag.

Opdracht va n het lijden, dat de Zaligmaker onderging, toen Hij zijn kruis naar den

berg Calvarlë droeg en met handen en voelen daaraan werd vastgenageld.

1. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur de groote moeite en de hevige pijn, waarmede Gij het heilig kruis tot op den berg van Calvarië hebt gedragen, dat kruis, hetwelk zoo zwaar en zoo groot was, dat het eene breede en diepe wonde in uw schouder veroorzaakte, waaraan Gij hevige pijnen leedt.

2. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuui\' de martelingen, die onbarmhartige soldaten U over den ganschen weg deden ondergaan, daar zij U toen een strop om den hals wierpen en daarmede voorttrokken, dan weder U met schoppen en slagen voor zich uitdreven.

3. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur den grooten smaad, dien Gij geleden hebt toen de Joden U geboeid, met een kruis op uwe schouders, tusschen twee moordenaars en blootgesteld aan den spot van

-ocr page 245-

235

het, volk buiten de stad gedreven hebben.

4. Ik offer IJ, Heer Jesus Christus, uw innig medelijden met uwe allerheiligste Moeder, die U op den lijdensweg ontmoette, U omhelsde en daarna terstond door de Joden hardvochtig van U werd gescheiden.

ó. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur de uiterste vermoeidheid, welke uwe knieën deed knikken en aan uwe voeten de macht ontnam, U nog langer te dragen, zoodat gij den zwaren kruisbalk onmogelijk langer torschen kondet en door Simon van Cy-rene moest geholpen worden.

(gt;. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur den bitteren drank van wijn vermengd met gal, welke U op den Calvarieberg gegeven werd, om U in uwe groote zwakheid te versterken, en waaraan Gij wel is waar geproefd, maar daardoor tevens uwen heiligen mond verbitterd hebt.

7. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur de onbarmhartigheid, waarmede Gij opnieuw van uwe kleederen beroofd werd, die aan de vele wonden waren vastgekleefd, zoodat uw bloed wederom geheel uw lichaam verfde en de aarde besproeide.

-ocr page 246-

23fi

8. Ik offer U, lieer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur de ongeloofelijke smart, die Gij verduurd hebt, toen de soldaten uwe heilige handen en voeten met nagelen doorboorden en aan het kruishout klonken, terwijl op hetzelfde oogenblik het teedere hart uwer Moeder geestelijker wijze door de nagelen werd verwond.

9. Ik offer U, lieer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur de oneindige liefde, waarmede (rij 13 zeiven onder een vloed van tranen aan uwen hemelschen Vader opgedragen, en voor ons den Hemel weder geopend hebt.

GEBED.

O, Heer Jesus Christus, enz. Zie blz. 219.

-ocr page 247-

Voor den Zaterdag.

Opdracht van het lijden, dat de Zaligmaker aan het kruis hangende, verduurd heeft.

1. Ik offer ü, Heer Jesus Christus, voor cle geloovige zielen in het vagevuur de duldelooze smarten, die Gij in geheel uw lichaam hebt geleden, toen Gij met een met doornen gekroond hoofd, met een door de slagen opgezwollen gelaat, met een door den gal verbitterden mond, met de oogen vol bloed en met de ooren vol godslasteringen aan het kruis hebt gehangen.

2. Ik offer ü, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur de drie pijnvolle uren, gedurende welke Gij levend aan het ruwe kruis hebt gehangen, en waarin Gij de ondenkbaarste smarten aan uwe handen en voeten geleden hebt, die, met scherpe nagelen doorboord, geheel uw lichaam moesten dragen.

3. Ik offer ü. Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur de smarten, welke Gij in alle overige deelen en ledematen van uw heilig lichaam geleden hebt, en die niet minder groot waren

-ocr page 248-

238

clan de pijn, welke de nagelen teweegbrachten, daar zelfs uwe aderen, zenuwen en beenderen uit hunne natuurlijke ligging gerukt waren.

4. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur het teedere medelijden, dat uw kinderlijk hart bewoog, toen Gij de namelooze smart uwer Moeder, de droefheid van Maria Magda-lena en van uw lievelings-apostel Johannes hebt aanschouwd.

5. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur het verheven gebed, dat Gij onder heete tranen tot uwen Hemelschen Vader hebt gericht, toen Gij om vergiffenis vroegt voor hen, die U gekruisigd hadden, zeggende : ))Vader, vergeef het hun, wans zij weten niet wat zij doen !quot;

6. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voorde geloovige zielen in bet vagevuur den smaad en de spotreden waarmede de jood-sche hoogepriesters, de schriftgeleerden en Farizeeën U zelfs aan het kruis nog vervolgden.

7. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voorde geloovige zielen in het vagevuur den brandenden dorst, welken Gij aan het kruis hebt geleden, en welke U zoo smartelijk

-ocr page 249-

230

deed uitroepen: »Ik heb dorstquot; waarop de wreede soldaten U door middel van een spons azijn toereikten, en U hierdoor in al uwe wonden en in alle zenuwen de grootste smart veroorzaakten.

8. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de gelooyige zielen in het vagevuur de smart, die Gij gevoeldet, toen Gij U aan het kruis geheel verlaten zaagt, verlaten door uwen hemelschen Vader en van alle schepselen, waarom Gij vol droefheid hebt uitgeroepen: »Mijn God ! Mijn God ! waarom hebt gij mij verlaten?quot;

9. Ik offer U, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur de laatste en allergrootste smart, die gij geleden hebt, toen uwe ziel zich van het lichaam scheidde, nadat gij haar met luider stemme aan uwen hemelschen Vader hadt aanbevolen, zeggende : »Vader, in uwe handen beveel ik mijnen geest.quot;

10. Ik offer ü, Heer Jesus Christus, voor de geloovige zielen in het vagevuur de onbegrijpelijke smarten, die uwe gezegende Moeder gedurende uw lijden en tot aan het oogenblik uwer verrijzenis, doch bijzonder op den Calvarieberg verduurde, toen zij U, haren eenigen Zoon, aan het kruis zag hangen, toen zij U zoo erbarme-

-ocr page 250-

240

lijk roepen en sterven zag, toen zij uwe zijde met een speer moest \'zien doorboren, toen zij uw heilig lichaam in hare armen nam, en eindelijk toe moest staan, dat het begraven werd.

GEBED.

O, lieer Jusus Christus, enz, ^ie blz. 219.

-ocr page 251-

241

GEBEDEI VOOE, EI IA DE BIECHT.

Gebeden voor de Biecht.

O, barmhartige God, Vader in den Hemel ! Gij wilt niet den dood des zondaars, maar dat hij zich bekeei-e en leve. Gij roept mij tot boetvaardigheid en tot verbetering des levens, en niet langer, o, Heer! wil ik mijn oor sluiten voor uwe stem. Met de hulp uwer genade wil ik mijn hart loshaken van de zonde, en voortaan een vroom, deugdzaam leven leiden. Door eene oprechte biecht, door berouw en boetvaardigheid, wil ik trachten, uwe vaderliefde te herwinnen, die ik door mijne zonde verloren heb. Daarom, o Heer! werp ik mij voor U op de knieën neder, en ik smeek U, mij in mijn voornemen te versterken, en mij de noodige hulp te verleenen, opdat ik het ook werkelijk ten uitvoer brenge. O God ! hoezeer moet ik U danken, omdat Gij mij tot nu toe in het leven hebt gespaard, en mij nog de gelegenheid schenkt, aan mijne zaligheid te arbeiden. Ach, indien Gij mij hadt doen sterven in plaats van degenen, om wier dood ik nu treur! — Waar zoude ik dan nu zijn ? Indien ik in mijne zonden ge-

Gebeden Overledenen. IC

-ocr page 252-

242

storven ware, welk een verscbrikkelijk vonnis zoude er over mij uitgesproken zijn !

Heb dank ! duizendmaal dank, o God ! omdat Gij mij tot nu toe gespaard hebt en mij nog de noodige genade schenkt om mij te bekeeren. Ik wil van nu af aan met uwe genade medewerken, ik wil alle middelen aangrijpen, die mij ten dienste staan om mijn leven te beteren, en gehoor geven aan de vermaningen, die de priester, uw plaatsbekleedei-, mij geven zal.

O, mijn God, vertrouwende op uwe barmhartigheid en op de oneindige verdiensten van uwen Zoon Jesus Christus, bid ik u om het noodige licht van den heiligen Geest, opdat ik daardoor al mijne zonden erkennen en oprecht belijden moge.

Akle van berouw.

Ik ben een zondaar, o mijn God ! en heb uwe geboden lichtzinnig overtreden. Ik belijd mijne schuld, mijne allergrootste schuld, en ik betuig voor Hemel en aarde, dat het mij uit den grond des harten leed is U, mijn hoogste goed, zoo dikwrls be-leedigd te hebben. Ik erken nu mijne zonden en gebreken, en ik maak het vaste voornemen, voortaan nooit meer te zondi-

-ocr page 253-

243

gen en ook alle gelegenheden tot de zonde zorgvuldig te vluchten.

Vergeef mij, o God ! volgens uwe groote barmhartigheid, en gewaardig U, al mijne misdaden uit te wissehen. Dit smeek ik U, o Vader ! door Jesus Christus uwen Zoon, onzen Heer. Amen.

Gebed na de Biecht.

O mijn God en Vader in den Hemel! Op mijne knieën dank ik U voor de onverdiende, groote genade, die Gij mij geschonken hebt. Nu ben ik weder in staat van genade; door het heilig Sacrament van boetvaardigheid zijn mij in Jesus naam alle mijne zonden vergeven ! Door Jesus Christus ben ik nu weder een begenadigd zondaar, een kind van God. Lof en dank zij U, o Heer! voor den zoeten troost, dien ik inwendig gevoel. Sterk mij, opdat ik nooit meer zondige en alzoo dezen zoeten troost en gewetensrust niet meer verlieze.

Bewaar mij voortaan voor alle zondige gedachten, woorden en werken, en bestuur mij door uwen heiligen Geest, opdat ik tot in den dood in het goede volharde.

-ocr page 254-

244

Volbreng de penitentie, die u door den biechtvader is opgelegd, en bid daarna het volgende. \'

Liefste Jesus! Gij hebt eens tot een door ü genezen zieke aldus gesproken ; ))Zie, gij zijt gezond geworden, zondig voortaan niet meer, opdat u niets ergers overkome.quot;

Deze woorden zijn ook tot mij gesproken ; want Gij hebt de krankheid mijner ziel genezen. Daarom wil ik van nu af uwe geboden onderhouden en dooi mijn berouw, door boetvaardigheid, door gehoorzaamheid en naastenliefde, mijne genezing bewijzen. Sterk mij slechts door uwe genade en vervul mij met uwen heiligen Geest, opdat ik, door Hem verlicht, standvastig blijve in het goede tot in den dood. Amen.

-ocr page 255-

245

COMMUNIE GEBEDEN-

Voor de Heilige Communie.

O, mijn Jesus, mijn Heer en mijn God! Gij hebt alle menschen uitgenoodigd. tot U te komen onder de belofte, hen te zullen spijzigen en laven met uw goddelijk vleesch en bloed, en U innig met hen te zullen vereenigen. Gij hebt gezegd ; «Komt allen tot Mij, gij, die belast en beladen zijt, en Ik zalu verkwikken.quot; Gehoor gevende aan deze liefdevolle uitnoodiging, ben ik hierheen gekomen, en ik bid ü, mij aan uwe belofte deelachtig te maken. Ik ben wel is waar een zondaar en dus deze groote genade onwaardig, maar ach, juist dewijl ik een zwak en zondig mensch ben, heb ik des te meer behoefte aan deze goddelijke hemelspijze; Kom alzoo, o, goddelijke Jesus ! Kom en neem uw intrek in mijn hart.

O, mijn Jesus Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt! Gij hebt gezegd, dat er in den Hemel eene groote vreugde heerschen zal over eenen zondaar, die zich bekeert.

0, zoo bekeer mij dan, neem van mij

-ocr page 256-

246

alle zonden weg, en maak mij waardig, uw heilig lichaam te ontvangen. In het vertrouwen, dat Gij niemand verstoot, die in ootmoed en met een rouwmoedig hart tot U komt, nader ik tot de tafel der Engelen, en verlang ik vurig het brood des Hemels te nuttigen, dat Gij voor ons hebt bereid, en dat Gij zelf zijt.

O, goddelijke Jesus! laat mij door het nuttigen van uw heilig vleesch en bloed de vergiffenis voor alle mijne zonden verkrijgen. Niet alleen echter voor mij zeiven vraag ik de vergiffenis der zonden, maar dewijl uwe barmhartigheid zonder maat is, bid ik U ook om barmhartigheid voor de lijdende zielen in het vagevuur, die ter oorzake hunner zonden nog van de zaligheid des Hemels verstoken zijn.

O, goede Jesus! ik bid U, om de liefde, waarmede Gij het heilig avondmaal ingesteld hebt, laat de lijdende zielen in het vagevuur genade vinden in uwe oogen; bijzonderlijk roep ik uwe barmhartigheid in voor de zielen N. N., voor dewelke ik U heden ootmoedig mijne communie, in vereeniging met de kostbare verdiensten van uw lijden en sterven opdraag. Geef alzoo aan de zielen der afgestorvenen de eeuwige

-ocr page 257-

247

rust, en neem hen op in de eeuwige vreugde. Amen.

Oefening van geloof, hoop, liefde en berouw.

0, mijn Jesus! mijn God en mijn Verlosser, ik geloof, dat Gij met lichaam en ziel, met Godheid en menschheid hier in het heilig Sacrament onder de gedaante van brood tegenwoordig zijt. Ik geloof dit wondervol geheim, dewijl Gij, die de onfeilbare waarheid zijt, bet zelf geopenbaard hebt.

O, mijn Jesus ! ik hoop op U; ik hoop hetgeen Gij ons beloofd hebt, zeggende: »Wie mijn vleesch eet en mijn bloed drinkt, zal door mij het eeuwige leven hebben.quot; Ik verlang naar deze goddelijke spijze, die mij kracht zal schenken, en die mij zal brengen tot de eeuwige zaligheid, welke Gij mij beloofd hebt.

O, mijn Jesus ! ik bemin U uit geheel mijn hart met eene kinderlijke, vurige liefde. Ach ! konde ik U beminnen zoo-als Gij ons, nietige menschen, bemint.

Uit liefde hebt Gij U zeiven voor ons aan het kruishout laten slaan, uit liefde noodigt Gij mij heden tot de goddelijke tafel.

-ocr page 258-

248

O, heilig liefdemaal! ontsteek in mijn hart dat liefdevuur, waardoor de harten der Serafijnen en der Heiligen en het hart der goddelijke Moeder steeds branden. Zoo kom dan tot mij, Gij, God der liefde naar wien mijn hart verlangt! Kom mijn Jesus! mijn Heiland! mijn Verlosser! Kom toch spoedig in mij, neem bezit van mijn hart en maak mij tot een levend brandoffer der liefde. Ik verlang in alles aan U gelijkvormig te worden ; zoo zachtmoedig en geduldig, zoo liefderijk en weldadig, zoo onvermoeid in het weldoen als Gij zijt, verlang ik ook te worden, opdat ik U behage en altijd met U vereenigd blijve.

O, miin Jesus! mijn hoogste goed ! Het is mij leed uit den grond van mijn hart, dat ik ü zoo dikwijls beleedigd heb, en ik vernieuw het vaste voornemen van met de hulp uwer genade U nooit meer te vergrammen en voortaan een heilig, U welgevallig leven te leiden. Sterk mij, cpdat ik aan dit voornemen getrouw blijve, en schenk mij vergiffenis volgens uwe groote barmhartigheid.

Het gelukkig oogenblik is daar, waarop ik met de Engelen tot de tafel des Hee-ren mag naderen. Ik ga gespijzigd wor-

-ocr page 259-

■2i9

den met het levend brood des Hemels. Ik ga mijn Jesus, mijn Zaligmaker, mijn hoogste goed ontvangen ! Kom, o, mijn Verlosser ! Mijne ziel verlangt naar U, kom in mijn hart en laat niet toe, dat ik nog ooit van U gescheiden worde. Amen.

Na de Heilige Communie.

0, mijn Jesus ! mijn God en Heiland! Duizendmaal dank ik U, dewijl Gij tot mij armen zondaar gekomen zijt. 0, hoe gelukkig ben ik, U, mijn Schepper, mijn Verlosser en Zaligmaker in mijn hart te bezitten, U mijn eigendom te mogen noemen, en geheel met ü vereenigd te zijn. O, gij heilige Engelen, die den God des Hemels aanbidt, die op dit oogenblik in mijn hart tegenwoordig is, verheugt u met mij en helpt mij dien goeden God loven en danken. Eoept met mij : Heilig, heilig, heilig is God ! Hij heeft zich verwaardigd, in mijn hart zijne woning op te slaan. Hem zij daak, lof en eer, nu en in alle eeuwigheid.

O, mijn Jesus! ik geloof aan ü als aan de eeuwige waarheid. O, mijn Jesus ! ik hoop op U als op de oneindige barmhartigheid. O, mijn Jesus ! ik bemin U uit geheel mijn hart als het allerhoogste ea allerminnelijkste goed. O, mijn Jesus ! ik

-ocr page 260-

250

aanbid U als mijn Heer en God, mijn Verlosser en Zaligmaker. 0, mijn Jesus ! ik dank U voor de groote genade, welke Gij mij bewezen hebt door mij te spijzigen met uw heilig vleesch en mij te laven met uw goddelijk bloed, üoe nu met mij, o Jesus, wat U behaagt en bewerk in mij datgene, waarom Gij tot mij gekomen zijt en laat mij deelachtig worden aan de verdiensten van uw lijden en sterven.

Tot dankzegging voor uwe onuitsprekelijke goedheid offer ik ü mijn lichaam, mijne ziel en alles wat ik heb, en voortaan wensch ik al mijne krachten slechts tot uwen heiligen dienst te gebruiken. 0, mjjn goddelijke Heiland ! blijf bij mij dooide kracht van het heilig Sacrament nu en in het uur van mijnen dood.

Liefste Jesus ! Gij hebt gezegd : ))Wie mijn vleesch eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem.quot; 0, hoezeer verheugt mij deze goddelijke belofte! O, beminde mijner ziel! ik smeek er U vurig om, blijf (och altijd bij mij en laat niet toe, dat ik mij nog ooit door eene zonde van IJ af-scheide. 0, hoe gelukkig ben ik nr.! In U is alles, wat ik kan verlangen ! Gij zijt boven alles de beste, de zoetste, de rijkste, de machtigste ! Wat zoude ik nu nog vree-

-ocr page 261-

251

zen, nu Gij^ almachtige God, met mij ver-eenigd zijt. Het eenige, wat ik vreezen moet, is U door de zonde weder uit mijn hart te verjagen.

O, bewaar mij toch voor dit groote ongeluk: vertrouwende op uwe goddelijke Voorzienigheid, geef ik mij geheel aan U over, met lichaam en ziel en alles wat ik bezit. Doe nu met mij, o Jesus, volgens uw goddelijk welbehagen. Voor U en met tl wil ik leven en sterven. Amen.

TOT JESUS IN ZIJN LIJDEN.

Goddelijke Jesus ! bij de instelling van het heilig Sacrament des Altaars hebt Gij gezegd: »Zoo dikwijls gij dit doen zult, doet het ter mijner gedachtenis.quot; Daarom gedenk ik met weemoed uwen doodsstrijd en uw bloedig zweet in den hof der olijven, uwe smartvolle geeseling, uw kroning met doornen. Ik herinner mij uwe pjjnlijke kruisdraging en de groote smarten, die Gij leedt, toen uw heilig lichaam voor ons aan het kruis werd geklonken. Ik bid U door al uw lijden, door uwen lang-durigen doodsstrijd aan het kruis en door uw smartvollen dood, ontferm U over de lijdende zielen in het vagevuur, bijzon-

-ocr page 262-

252

der over de zielen, voor dewelke ik mijne communie heden opdraag. Laat haar de kracht van dit Sacrament gevoelen en gedenk, dat zij ook gedurende haar leven zoo dikwijls uw heilig lichaam ontvangen, en uw bitter lijden en sterven aandachtig overwogen hebben. Verlos die arme zielen, o, Jesus, door de oneindige verdiensten, die Gij door uw heilig lijden voor ons vergaderd hebt. Neem haar op in den Hemel, alwaar zij U eeuwig en op eene volmaakte wijze zullen loven en beminnen, en alwaar zij dan ook voor mij zullen bidden, opdat ik eens zalig sterve .envan ■de pijnen des vagevuurs verschoond blijve. Heilige Maagd Maria, Moeder van mijn Verlosser 1 Gedenk de ondragelijke smarten, die uw moederhart verduurd heeft, toen gij uwen innigst geliefden Zoon in de grootste pijnen aan het kruis zaagt sterven. Draag dit uw lijden, o koningin dei-martelaren, voor de arme zielen aan God op, en verkrijg voor haar de verlossing, waarnaar zij zoo smachtend verlangen. Bijzonder roep ik uwe machtige voorspraak in voor de zielen N. N., bid voor haar, o, Maria, opdat zij tot de aanschouwing van Gods aanschijn mogen geraken. Verkrijg ook voor mij, o, lieve Moeder ! dat

-ocr page 263-

253

ik bij mijn sterven een genadigen rechter vinden moge in Jesus Christus uwen Zoon, die met den Vader en den H. Geest leeft en regeert in alle eeuwigheid. Amen.

MANIER OM DEN AFLAAT VOOR DE

ARME ZIELEN OP TE OFFEREN.

Uwe barmhartigheid afsmeekende, bid ik U, o mijn Jesus, den aflaat, dien ik door mijne heilige communie verdiend heb, aan de geloovige zielen N. N. ter harer bevrijding te doen toekomen. Mochten deze zielen echter mijne voorbede niet meer behoeven, schenk hem dan aan die zielen, o Heer, die het uur harer verlossing het dichtste genaderd zijn, opdat zij U, Oneindige ! in den Hemel aanschouwen, beminnen, loven en aanbidden mogen, en opdat zij daar ook voor mij bidden, om een zaligen dood en om het geluk eenmaal met haar vereenigd te worden, om in eeuwigheid uwen lof te verkondigen. Amen.

(Bid vervolgens om den aflaat te verdienen het »Ik geloof in God den Vader enz.quot; en zevenmaal het: «Onze Vaderquot; en het »Wees gegroet,quot; volgens de intentie van onze Moeder de H. Kerk.)

-ocr page 264-

254

LITANIE VAN HET BITTEE LIJDEN EN STEEVEN DES VEELOSSEES, TOT TEOOST DEE GELOOVIGE ZIELEN.

Heer, ontferm ü onzer !

Christus, ontferm U onzer!

Heer, ontferm U onzer !

Christus, hoor ons!

Christus, verhoor ons !

God hemelsche Vader, ontferm U over

de zielen in het vagevuur! ^

God Zoon Verlosser der wereld, g;

God H. Geest, g

H. Drievuldigheid één God, ^

Jesus, eeniggeboren innigst geliefde olt;

Zoon des Vaders, lt; Jesus, slachtoffer der liefde,

Jesus, die om de menschen te verlos- ë\'

sen, den bittersten lijdenskelk gedron- g

ken hebt, ^

Jesus, die uil angst voor de aanstaande p

pijnen bloed gezweet hebt, gquot;

Jesus, die als een misdadiger gevangen b-

genomen en geboeid werd, 5-

Jesus, die bespot en met vuisten gesla- g

gen werd, quot;S

Jesus, die vreeselijk gegeeseld en met c

doornen gekroond werd, S Jesus, die met uw kruis de zonden der wereld gedragen hebt,

-ocr page 265-

255

Jesus, die op de gruwzaamste wijze met nagelen aan het kruis werd geklon- ^ ten, g;

Jesus, die aan het kruis uitgestrekt, den P hevigsten doodsstrijd gestreden hebt, 0 Jesus, die in het uur van uwen dood, om uwen brandenden dorst te stillen, ° met gal en azijn gelaafd werd, quot; Jesus, die in uwen doodsstrijd nog be- êquot;

spot en gelasterd werd,

Jesus, die bij uw sterven uwe bedroef- ~ de Moeder in duldelooze smarten on- 0 der het kruis zaagt staan, 5\'

Jesus, die van af het kruis uwe lieve c-Moeder aan den H. Joannes aanbevo- quot; len hebt, lt;

•Jesus, die, na drie uren in doodsstrijd c® aan het kruis gehangen te hebben, S onder luid geroep den geest gaaft,

Jesus, die, door uw lijden het Paradijs

voor ons geopend hebt,

Lam Gods, dat wegneemt de zonden dei-wereld, spaar de zielen in het vagevuur !

Lam Gods, dat wegneemt de zonden dei-wereld, verhoor het smeeken der arme zielen in het vagevuur !

Lam Gods, dat wegneemt de zonden dei-wereld, ontferm U over de zielen in

-ocr page 266-

250

het vagevuur, en geef baar de eeuwige rust!

Onze Vader. — Wees Gegroet.

GEBED.

O, Heer Jesus Christus, die voor ons aan het kruis gestorven zijt, ontferm U over de zielen in het vagevuur en reinig haar door uw kostbaar heilig bloed van alles, wat in het oog uwer goddelijke rechtvaardigheid nog strafbaar in haar is. Draag uw verschrikkelijk lijden, uw bloed en uwe wonden en eindelijk ook uwen smar-telijken dood tot losprijs voor haar aan uwen hemelschen Vader op, opdat Hij haar kwijtschelding voor hare straffen verleene en haar in de eeuwige vreugde opnemen moge. Amen.

GEBED TOT DE SMARTVOLLE MOEDEK DES HEEREN.

O, heilige Maria, Moeder van mijn Verlosser ! met een bedroefd hart gedsnk ik het groote lijden van uw teeder moederhart, toen gij op den berg van Oalvarië de martelkroon verworven hebt. Daar was

-ocr page 267-

257

het, dat uw hart, volgens Simeons voorzegging, met een zwaard werd doorstoken. O heilige, hoogst gezegende Moeder Gods! hoe standvastig en onwankelbaar was uw geloof\', hoe groot uw vertrouwen op Gods wijze Voorzienigheid; hoe volmaakt uwe onderwerping en hoe onuitsprekelijk uw geduld ! Tot u roep ik om hulp voor de ge-loovige zielen, die in het vagevuur zoo verschrikkelijk lijden. Ach, deze bedroefde zielen verlangen zoo vurig naar hare verlossing, kom haar ter hulp. Gedenk, dat er niet één onder haar is, die u in het leven niet vereerd en bemind heeft als de Moeder des Heeren. O, barmhartige Moeder, kom dan nu door uwe machtige voorspraak uwe verlatene kinderen ter hulp, die onophoudelijk roepen en weenen. Bid Jesus uwen Zoon, dat Hij zich ontferme over de benauwde en bedroefde zielen. Bijzonderljjk o Maria, vraag ik uwe voorspraak voor de zielen N. N. Doch niet alleen voor de geloovige zielen, ook voor mij zeiven roep ik uwe voorspraak in. Verkrijg voor mij, ellendige zondaar, een oprecht berouw over mijne zonden en een boetvaardig leven ; bid voor mij, opdat mijn ziel, van alle zonden gereinigd, door deugd en heiligheid waardig worde, na mijnen

Gebeden Overledenen. 17

-ocr page 268-

258

dood van de pijnen des vagevuurs verschoond te blijven. Bid ook, o lieve Moeder, voor mijn tijdelijk heil, wees steeds mijne toevlucht en mijne hulp in kommer en ziekte, in droefheid en nood. Bewaar mij voor alle ongelukken en gevaren naar ziel en lichaam door Jesus Christus uwen Zoon, onzen Heer. Amen.

-ocr page 269-

259

VESPERGEBEDEI.

Vereering der zeven weeën van Maria voor de geloovige zielen in het vagevuur.

1. Wees gegroet Maria, nederigste dienstmaagd der allerheiligste Drievuldigheid ! Ik herinner u aan de smarten, die gij in uw moederhart geleden hebt, toen uw innigst geliefde Zoon, acht dagen na zijne geboorte, zijn kostbaar bloed voor ons vergoot. Door deze uwe smarten, bid God voor ons arme zondaars, en voor de geloovige zielen in het vagevuur, opdat zij van al hare pijnen verlost worden.

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz. • 2. Wees gegroet Maria, allerheiligste en van eeuwigheid uitverkorene dochter van God den Vader ! Ik herinner u aan de smarten, die gij leedt, toen gij bevel ontvingt, den toorn van Herodus te ontvluchten en met uwen goddelijken Zoon naar Egypte, uit uw vaderland naar den vreemde te trekken. Door deze uwe smarten, bid God voor ons arme zondaars, en voor de geloovige zielen in het vagevuur,

-ocr page 270-

260

opdat zij van al hare pijnen verlost wor den.

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.

3. Wees gegroet Maria, waardige Moe der van Jesus Christus den Zoon Gods Ik herinner u aan de smarten, die gij geleden hebt, toen gij uwen goddelijken Zoon verloren, en Hem gedurende drie dagen in de grootste droefheid gezocht hebt. Door deze uwe smarten, bid God voor ons arme zondaars, en voor de ge-loovige zielen in het vagevuur, opdat zij van al hare pijnen verlost worden.

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.

4. Wees gegroet Maria, allerheiligste bruid van den heiligen Geest! Ik herinner u aan de smarten, die gij geleien hebt, toen uw goddelijke Zoon afscheid van u nam en u aankondigde, dat hij voor de zonden der wereld den bitteren kruisdood ging sterven. Door deze uwe smarten, bid God voor ons arme zondaars, en voor de geloovige zielen in het vagevuur, opdat zij van al hare pijnen verlost worden.

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.

5. Wees gegroet Maria, allerschoonste zuster der heilige Engelen. Ik herinner u aan de smarten, die gij geleden hebt, toen gij vernaamt, dat uw goddelijke

-ocr page 271-

261

Zoon op het verlangen der goddelooze Joden ter dood veroordeeld was, en toen gij Hem met eigen oogen met bet kruis op zijne schouderen door de skaten van Jerusalem zaagt voortsleuren. Door deze uwe smarten, bid God voor ons arme zondaars, en voor de geloovige zielen in het vagevuur, opdat zij van al hare pijnen verlost worden,

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.

G. Wees gegroet Maria, glorievolle koningin der Patriarchen. Ik herinner u aan de smarten, die gij geleden hebt, toen gij de hamerslagen hoordet, die de nagelen door de banden en voeten van uwen Zoon in het kruishout dreven, en toen gij een oogenblik daarna uwen Jesus werkelijk in de ondragelijkste pijnen aan het kruis zaagt hangen. Door deze uwe smarten, bid God voor ons arme zondaars, en voor de geloovige zielen in het vagevuur, opdat zij van al hare pijnen verlost worden.

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.

7. Wees gegroet Maria, lang beloofde en vurig verlangde Moeder van den Messias ! Ik herinner u aan de smarten, die gij geleden hebt, toen uw goddelijke Zoon van het kruis afgenomen, met wonden

-ocr page 272-

2(52

overdekt in uw moederlijken schoot neêr gelegd en eindelijk in het graf geslotei werd. Door deze smarten, bid God voo ons arme zondaars, en voor de geloovig\' zielen in het vagevuur, opdat zij van a hare pijnen verlost worden. Amen.

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.

Vereering van de zeven vreugden van Maria tot troost der lijdende zielen.

1. Wees gegroet Maria, ervarene raadgeefster der Apostelen. Ik herinner n aan de vreugde, die gij gevoeldet, toe» de heilige aartsengel Gabriël v. de blijde boodschap bracht der menschwording van uwen goddelijken Zoon. Door deze uwe vreugde, bid God voor ons arme zondaars en voor de lijdende zielen in het vagevuur, opdat zij van hare pijnen verlost en tot de eeuwige vreugde toegelaten worden. Amen.

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.

2. Wees gegroet Maria, wijze leermeesteres der Evangelisten! Ik herinner u aan de vreugde, die uw hart vervulde, toen gij, zonder uwe maagdelijkheid te verliezen, uwen goddelijken Zoon in den stal van Bethlehem ter wereld bracht.

-ocr page 273-

2G3

Door deze uwe vreugde, bid God voor ons arme zondaars en voor de lijdende zielen in het vagevuur, opdat zij van hare pijnen verlost en tot de eeuwige vreugde toegelaten worden. Amen.

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.

3. Wees gegroet Maria, machtige steun der Martelaren! Ik herinner u aan de vreugde, die uw hart overstroomde, toen de heilige drie Koningen uwen godde-lijken Zoon hunne geschenken aanboden, en Hem als den waren God aanbaden. Door deze uwe vreugde, bid God voor ons aime zondaars, en voor de lijdende zielen in het vagevuur, opdat zij van hare pijnen verlost en tot de eeuwige vreugde toegelaten worden. Amen.

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.

4. Wees gegroet Maria, allerheiligste leermeesteres der kerkleeraars en biechtvaders ! Ik herinner u aan de vreugde, die gij gevoeldet, toen gij uwen beminden Zoon, na verloop van drie dagen, in den tempel wedervondt. Door deze uwe vreugde, bid God voor ons arme zondaars, en voor de lijdende zielen in het vagevuur, opdat zij van hare pijnen verlost en tot de eeuwige vreugde toegelaten worden. Amen.

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.

-ocr page 274-

264

5. Wees gegroet Maria, sieraad aller vrouwen en maagden! Ik herinner u aan de vreugde, die gij gevoeldet, toen uw goddelijke Zoon zich na zijne opstanding op Paaschdag met zijn onsterfelijk lichaam aan u vertoonde, om uwe tranen af te droogen en uwe droefheid in blijdschap te veranderen. Door deze uwe vreugde, bid God voor ons arme zondaars, en voor de lijdende zielen in bet vagevuur, opdat zij van hare pijnen verlost en tot de eeuwige vreugde toegelaten worden. Amen.

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.

6. Wees gegroet Maria, schitterende koningin van alle Heiligen Gods! Ik herinner u aan de vreugde, die uw hart overweldigde, toen uw goddelijke Zoon in uwe tegenwoordigheid en in het bijzijn van zijne geliefde Apostelen uit eigen macht ten Hemel klom. Door deze uwe vreugde, bid God voor ons arme zondaars, en vcor de lijdende zielen in het vagevuur, opdat zij van hare pijnen verlost en tot de eeuwige vreugde toegelaten worden. Amen.

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.

7. Wees gegroet Maria, bereidvaardigste helper en troosteres van alle levenden en afgestorvenen! Ik herinner u aan de vreugde, die gij gevoeldet, toen uw god-

-ocr page 275-

265

delijke Zoon u tot de hemelsche vreugde uitnoodigde, en u na uw heilig verscheiden met ziel en lichaam glorierijk in den Hemel boven alle koren der Engelen verhief.

Door deze uwe vreugde bid God voor ons arme zondaars, en voor de lijdende zielen in het vagevuur, opdat zij van hare pijnen verlost en tot de eeuwige vreugde des Hemels worden toegelaten. Amen.

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.

-ocr page 276-

266

HET OIZE VADER VOOR DE AFGESTORVEIEI-

Nadat de H. Mechtildis op zekeren keer voor de afgestorvenen gecommuniceerd had, verscheen Christus haar en zeide: ))I3icl één Onze Vader voor hen.quot; Zij begreep hieruit, dat zij bidden moest, zoc-als volgt, en nadat zij dit gedaan had, zag zij eene groote menigte zielen ten Hemel stijgen. (B. 5. K. 21.)

Onze Vader, die in den Hemel zijt! Ik bid U, vergeef de lijdende zielen in het vagevuur, dat zij U, haar aanbiddenswaardi-gen en beminnelijken Vader, die haar enkel uit goedheid tot uwe kinderen aangenomen hebt, niet altijd bemind, en dat zij ü niet genoegzaam vereerd hebben ; vergeef het haar, dat zij U zoo dikwijls uit hare harten hebben verdreven, waarin Gij voortdurend verlangdet te wonen. Ter vergoeding van deze hare schuld, offer ik U de groote liefde en de eer, die uw beminde Zoon U op aarde heeft bewezen en de voldoening die hij U voor al hare zonden geschonken heeft. Amen.

Geheiligd zij uw naam ! Ik bid U, o goedertierendste Vader ! vergeef de zielen der afgestorvenen, dat zij uwen heiligen

-ocr page 277-

26\'?

Naam niet waardig1 vereerd hebben, dat zij er zoo zelden met eerbied aan hebben gedacht, maar dat zij dien integendeel zoo dikwijls ijdel gebruikten, en dat zij zich door haar lauwen levenswandel den naam van Christen onwaardig maakten. Ter voldoening van al deze zonden offer ik U de volmaakte heiligheid van uwen Zoon, waarmede Hij uwen gezegenden Naam door zijne predikatiën verhief en door al zijne werken vereerde. Amen.

Laat ons toekomen uw rijk ! Ik bid U, o allerbeste Vader ! vergeef den zielen dei-afgestorvenen, dat zij U en uw rijk, waarin alleen de ware rust en de eeuwige heerlijkheid bestaat, nooit met ijver verlangd, noch vlijtig gezocht hebben. Voor deze hare nalatigheid en voor de traagheid waarmede zij hare goede werken zelf verricht hebben, offer ik U het heilige en vurige verlangen van uwen Zoon naar de zaligheid van alle menschen. Amen.

Uw wil geschiede op aarde als in den Hemel! Ik bid TJ, o, goede Vader! vergeef den zielen der afgestorvenen, dat zij uwen wil niet boven den hare wilden stellen, en dien niet hebben bemind, maar dat zij integendeel zeer dikwijls volgens haar eigen wil geleefd en gehandeld hebben.

-ocr page 278-

2(58

Ter vergoeding van deze hare ongehoorzaamheid offer ik (J de innige vereeniging van het hart van Jesus met uwen heiligen wil, alsook zijne groote gehoorzaamheid, waardoor hij U onderdanig was tot aan den dood des kruises. Amen.

Geef ons heden ons dagelijksch brood ! Ik bid U, o goede Vader ! vergeef den zielen der afgestorvenen, dat zij uw hoogwaardig Sacrament des Altaars niet met het noodige verlangen en met eerbied en liefde ontvangen hebben. Vergeef dengenen on dei-haar, die nog lijden moeten, dewijl zij zich onwaardig maakten, dat heilig Sacrament te ontvangen, of dewijl zij het slechts zelden, of misschien nooit ontvangen hebben.

Voor al deze hare zonden offer ik U de groote heiligheid en vurigheid van uwen Zoon, alsook zijne innige liefde en zijn onuitsprekelijk verlangen, waarmede Hij ons dezen kostbaren schat geschonken heeft. Amen.

En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren ! Ik bid ü, o goede Vader ! vergeef den zielen der afgestorvenen alle zonden welke zij bedreven hebben, vergeef het haar vooral, dat zij aan degenen, die haar beleedigd hadden, geen vergiffenis hebben willen schenken,

-ocr page 279-

\'269

en dat zij hare vijanden niet bemind hebben. Voor deze hare zonden offer ik U het honigzoete gebed, dat uw Zoon aan het kruis hangende voor zijne vijanden tot u opgezonden heeft. Amen.

En leid ons niet in bekoring. Ik bid U, o goede Vader! vergeef den zielen der afgestorvenen, dat zij aan hare booze neigingen geen weerstand geboden, en zeer dikwijls naar de stem van den duivel en het vleesch hebben geluisterd. Voor deze hare menigvuldige zonden offer ik u de glorierijke overwinning, die uw Zoon op den duivel en de wereld behaald heeft, alsook zijn allerheiligst leven, met alle moeite, arbeid en vermoeienis daaraan verbonden, en ten laatste ook zijn bitter lijden en smartvollen dood.

Maar verlos ons en ook haar van alle kwaad en van alle straffen, door de verdiensten van uwen beminden Zoon, en breng ons in het rjjk uwer heerlijkheid, hetwelk Gij zelf zijt, Amen.

-ocr page 280-

270

Het Wees Gegroet voor de arme zielen.

Wees gegroet Maria! Zie genadig neder, o barmhartige Moeder,, op uwe verlatene en diep bedroefde kinderen, die in de vlammen van het vagevuur zoo verschrikkelijk gepijnigd worden. Ik bid u, om de groote vreugde, welke uw heilig hart bij het vernemen van de groetenis des Engels vervulde, wees toch dien armen zielen genadig en zend ook haar den heiligen Engel toe met de vreugdevolle boodschap harer verlossing.

Gij zijt vol van genade! Verkrijg voor haar bij God genade, barmhartigheid en kwijtschelding der zware straffen, die zij nu ondergaan.

De Heer is met u! Hjj zal u niets weigeren, maar uw gebed verhooren en de ellendigen barmhartig ter hulp komen.

Gezegend zijt gij boven alle vrouwen ! Ja, boven alle schepselen der wereld. Zegen en verblijd de geloovige zielen door uwe machtige voorspraak, en bevrijd haar van hare boeien. En gezegend is de vrucht uws lichaams Jesus! de Heilanl en Zaligmaker der gansche wereld, dien gij als maagd blijvende, en zonder smarten hebt gebaard.

-ocr page 281-

271

O, allerzoetste Jesus, genadenrijke Zoon der allerheiligste, onbevlekte Maagd, ontferm ü over de lijdende zielen! O barmhartige Bloeder, snel haar ter hulp.

Heilige Maria, Moeder Gods ! wonderbare maagdelijke Moeder, bid voor ons arme zondaars, en ook voor de lijdende zielen in het vagevuur, nu en in alle tijden. Kom ons vooral in het uur van onzen dood ter hulp, en sta den lijdenden zielen in hare groote pijnen en in hare droevige gevangenschap bij, gelijk gij haar bijgestaan hebt in haren laatsten doodstrijd; opdat zij door uwe moederlijke voorspraak verlost, en in de eeuwige vreugde opgenomen mogen worden, alwaar zij zich in alle eeuwigheid met u zullen verheugen. Amen.

-ocr page 282-

272

H. ROZEUKEAflS VOOR DE AFamp;ESTOEVENEI.

Bij het verrichten van dit krachtig gebed moet men vooral trachten zich te doen doordringen van de daarin opgesloten geheimen. Op die wijze dringt het heilig gebed door de wolken heen, en opent het de poorten des Hemels voor de lijdende zielen, voor wie het verricht wordt. Het is zeer aan te bevelen, aan de rozenkransen den zoogenaamden Birgitta-aflaat te doen verbinden, wijl daardoor het «Ik geloof,quot; enz. en elk »Onze Vaderquot; en )\'Wees gegroetquot; met een aflaat van honderd dagen verrijkt wordt, zonder nog te spreken van de volle aflaten, die daardoor in den loop van het jaar verdiend kunnen worden. Evenzoo is het zeer nuttig, zich in de broederschap van den heiligen rozenkrans te laten opnemen, dewijl men alsdan deelachtig wordt aan de gebeden en verdiensten van alle leden dezer broederschap.

GEBEDEN TEE VOORBEREIDING.

In den naam des f Vaders en des f Zoons en des -}- heiligen Geestes. Amen.

-ocr page 283-

273

0 Jesus, Zoon van den levenden God, die als het groote verzoeningsoffer voor het, heil der menschcn gestorven zrjt, ter uwer eere wil ik onder het bidden van den rozenkrans de heilige geheimen van uw lijden met een dankbaar en gevoelig hart overwegen, en offer ik ü mijn gebed op voor de lijdende zielen des vagevuurs. Vol schaamte en berouw moet ik echter bekennen, dat ik niet waardig ben, voor die zielen te bidden, die reeds voor uw rechterstoel verschenen zijn, en slechts ter ooi-zake van eenige kleine vlekken voor een zekeren tijd van de aanschouwing van uw goddelijk aanschijn verstoken blijven.

Schenk mij daarom, o mijn Jesus ! dooide verdiensten van uw bitter lijden en sterven, vergiffenis voor al mijne zonden en laat mij door mijn gebed de verlossing der lijdende zielen verkrijgen. Neem haar op in de eeuwige vreugde des Hemels, alwaar zij uwe Majesteit eeuwig aanbidden en dienen zullen. Dit smeek ik U, die met den Vader en den H. Geest leeft en heerscht in alle eeuwigheid. Amen.

GRBRD VOOE HET EERSTE TIENTJE.

Geloofd, geprezen en aangebeden zij

Gebeden Overledenen. 18

-ocr page 284-

274

Jesus Christus, onze Verlosser, in zijnen doodsangst in den hof der olijven.

0, allerzoetste en barmhartigste Jesus ! door bet heilig gebed, dat Hij tot uwen Vader gericht hebt, opdat Ciij den bitteren lijdenskelk van U weg zoude nemen, en door het bloedig angstzweet, dat van uw heilig lichaam ter aarde droppelde, bid ik U om de spoedige verlossing van de Ijjdende zielen des vagevuurs.

0, heilige Maria, Moeder Gods! bid toch voor de lijdende zielen in het vagevuur, die zoo vurig verlangen Gods aanschijn te aanschouwen. Bedenk tot welken hoogen prijs deze zielen door uwen goddelijken Zoon zijn vrijgekocht, en verkrijg voor haar de kwijtschelding van alle straffen door Jesus Christus, uwen Zoon, die voor ons in den hof der olijven bloed gezweet heeft. Amen.

GEBED VOOE HET TWEEDE TIENTJE.

Geloofd, geprezen en aangebeden zij Jesus Christus, die voor ons gegeeseld is !

0, Heer Jesus Christus! door uwe smartelijke geeseling en door het bloed, dat Gij bjj uwe marteling vergoten hebt, bid ik U om de verlossing der lijdende zielen

-ocr page 285-

275

in het vagevuur. Laat haar tot ü komen in den schoonen en zoo vurig verlangden Hemel! Daar zullen zij U met alle Heiligen eeuwiglijk en op eene volmaakte wijze verheerlijken en beminnen.

O, heilige Maria, die door de heilige kerk de Moeder der barmhartigheid genoemd wordt, laat de lijdende zielen in het vagevuur uwe barmhartigheid ondervinden ! Bid voor haar, o, goedertierene Maagd, opdat God den duur van haar lijden vermindere en haar toelate tot de eeuwige zaligheid; verkrijg voor de zielen der afgestorvenen de eeuwige rust, door Jesus Christus, uwen Zoon, die voor ons gegee-seld is. Amen.

GEBED VOOK HET DERDE TIENTJE.

Geloofd, geprezen en aangebeden zij Jesus Christus, onze Verlosser, die voor ons met doornen gekroond is !

Goddelijke Jesus! door de smartelijke kroning met doornen, die Gij voor ons zondaars hebt willen endergaan, bid ik ü om barmhartigheid voor de zielen in het vagevuur. Schenk haar vergiiïenis voor hare zonden, die zij uit menschelijke zwakheid bedreven hebben; geef haar

-ocr page 286-

2715

kwijtschelding voor de nog overige straffen, en kroon haar met de kroon der eeuwige heerlijkheid.

O, heilige Maria, troosteres der bedrukten ! ontferm u over de zielen die in het vagevuur lijden, en bid voor haar, opdat zij van hare smarten bevrijd en in de zalige woning des Hemels opgenomen worden.

Gedenk, lieve moeder! uwe groote droefheid, toen gij zaagt, hoe de ruwe soldaten het hoofd van uwen innigst geliefden Zoon met doornen gekroond hadden, en hoe zijn goddelijk bloed langs zijn aangezicht vloeide. Verwerf door deze uwe droefheid de bevrijding der kermende zielen in het vagevuur ; verlos haar uit hare pijnen door de gezegende vrucht uws lichaams, Jesus, die voor ons met doornen gekroond is. Amen.

GEBED VOOR HET VIERDE TIENTJE.

Geloofd, geprezen en aangebeden zij Jesus Christus, onze Verlosser, die voor ons het zware kruis gedragen heeft !

Goddelijke Heiland, Jesus Christus! Ik aanbid U als mijn Heer en mijn God, en ik smeek TT door uwe smartvolle krnisdra-

-ocr page 287-

277

ging, heb medelijden met de lijdende zielen in het vagevuur, en scheld haar de straffen kwijt, die zij nog moeten ondergaan. Ach, Jesus ! gedenk dien smartvollen weg, dien Gij, beladen met het zware kruis, hebt afgelegd ; gedenk uwe groote vermoeidheid en uwen driemaligen val onder het kruis, en verlos door deze uwe smarten, de arme zielen, die in het vagevuur lijden. Werp een genadigen blik op haar, en troost haar door uwe groote barmhartigheid.

Allerzaligste Maagd Maria, gij, die zoo veel bij God vermoogt, kom toch door uwe machtige voorspraak den lijdenden zielen in het vagevuur ter hulp. Gedenk de smarten, die gij ook voor ons geleden hebt, toen gij uwen geliefden Zoon met het kruis op zijne schouderen hebt ontmoet, en uwe hartverscheurende droefheid, toen gij Hem in de verschrikkelijkste pijnen zaagt sterven. Ach, lieve Moeder! door de smarten, die toen uw hart doorboorden, bid ik u heb medelijden met de zielen in het vagevuur, die door het kostbaar bloed van Jesus vrijgekocht zijn, en die zoo vurig, zoo smachtend verlangen naar den Hemel, waar zij God van aanschijn tot aanschijn zullen aanschouwen.

-ocr page 288-

278

Bid voor haar door de gezegende vrucht uws liehaams, Jesus, die voor ons het zware kruis gedragen heeft. Amen.

GEBED VOOfi HET VIJFDE TIENTJE.

Geloofd, geprezen en aangebeden zjj Jesus Christus, onze Verlosser, die voor ons gekruisigd is!

O, liefste Jesus, mijn Heer en mijn God ! Vol ontzag voor uwe goddelijke Majesteit, kniel ik in aanbidding voor ü neder, en ik smeek U door uwen smartvollen dood aan\' het schandhout des kruises, om ontferming en barmhartigheid voor de lijdende zielen in het vagevuur. Doe haar, o Jesus, die zoete troostwoorden booren : »Heden nog zult gij met mij zijn in het Paradijs.quot;

O, heilige Maria, Moeder vol van genade ! heb medelijden met ons arme zondaars, en met de lijdende zielen in het vagevuur; ach, ik weet geen krachtiger middel om uw teederminnend Moederhart tot medelijden te bewegen, dan u te herinneren aan den dood van uwen baminden Zoon, die in zijn doodstrijd zelfs nog om vergiffenis bad voor zijne vijanden, zeggende : «Vader vergeef het hun want zij weten niet wat zij doen.quot; Bid gij dan

-ocr page 289-

279

ook, o, geliefde Moeder! om vergiffenis voor de geloovige zielen, die in het vagevuur lijden! Bid voor haar, opdat zij uit hare pijnen verlost worden, door de gezegende vrucht uws lichaams Jesus, die voor ons gekruisigd is. Amen.

OPOFFERING VAN DEN H. EOZEN-KEANS.

O, Goddelijke Jesus, Verlosser der wereld ! ik offer U deze oefening van den rozenkrans, welke ik ter eere van uw bitter lijden en sterven verricht heb, nederig op, met de meening, waarmede Gjj zelf uwe smarten, uwe zuchten, uw bloed en uw leven tot verlossing der menschen aan uwen hemelschen Vader hebt opgedragen; en ik bid TJ, door uwe oneindige verdiensten en door uw voor ons vergoten bloed, om barmhartigheid voor de zielen in het vagevuur. Verlos haar uit hunne pijnen en neem haar op in de eeuwige vreugde, alwaar zij dan ook voor mij zullen bidden, opdat ik van de pijnen des vagevuurs bevrijd blijve. Hierom smeek ik U, die leeft en regeert met den Vader en den heiligen Geest, in alle eeuwen der eeuwen. Amen.

-ocr page 290-

280

ïï. KRUISWEG

voor de geloovige zielen ( Volgens den zaligen Leonardua a Porte Maurilio).

In de kerk gekomen om den kruisweg te bonden, knielt men voor bet altaar neder en tracht men zich voor te bereiden, door eene akte van berouw te verwekken ; vervolgens gaat men de onderscheidene statiën in volgorde bezoeken, en zich voor elke statie op de knieën werpende, zegt men met gevoel: Wij aanbidden IJ Christus, enz. Nu blijft men een weinig tijds dat geheim van Jesus lijden overwegen, hetwelk door die statie wordt voorgesteld, en na een kort gebed tot den lijdenden Verlosser, zegt men; Onze Vader—Wees gegroet, met deze woorden sluitende; Ontferm U onzer, enz. Op deze wijze gaat men voort tot aan de laatste statie, en zich dan weder tot het altaar wendende, bedankt men Hem voor de ontvangen genadegiften.

De aflaten, welke men door deze oefening verdienen kan, zijn dezelfde, welke diegenen verdienen, die de statiën van den kruisweg te Jeruzalem in persoon bezoeken. Vele van deze zijn volle aflaten, waarvan men er, desverkiezende, een voor zich zeiven

-ocr page 291-

281

behouden en de andere aan de zielen in het vagevuur kan toevoegen.

VOORBEREIDEND GEBED EN AKTE VAN BEROUW.

Met den diepsten eerbied werp ik mi) voor U ter aarde, Verlosser van den zondigen mensch ! en innig getroffen over het lijden, dat ü mijne verlossing heeft gekost, wil ik mij in deze oogenblikken met dat wonder van liefde bezighouden, door U iu den geest op uwen bloedigen kruisweg te vergezellen. Maar hoe zal ik dit op eens waardige wijze kunnen verrichten ? Ik die U 200 dikwerf beleedigde, uw lijden niet zelden vernieuwde! Ja, mijn Jesus! ik beken het, ik ben zondaar, een onwaardige, maar Gij kunt mij rechtvaardig er. uwer liefde waardig maken. Ontferm U dan over mij, verwerp mij niet van uw aanschijn, en vergeef den boetvaardigen zondaar, die U als het hoogste goed boven al bemint, en juist daarom berouw heeft over zijne zonden. Nooit meer, mijn God ! nooit meer zal ik zondigen, maar IJ steeds zoo beminnen dat ik eenmaal onder diegenen gerangschikt worde, voor wie uw bloed niet vruchteloos vergoten werd.

-ocr page 292-

282

Tot voldoening voor mijne misdrijven, en bijzonder ook tot lafenis en tot troost der lijdende zielen in het vagevuur, offer ik U deze oefening op. Stort op dezen kruisweg den goeden geest in mij, en geef, dat ik door uw lijden bewogen, tot uwe navolging aangespoord worde : maak mij deelgenoot van de verleende aflaten, opdat zy mij hier en hiernamaals mogen behulpzaam zijn, en opdat de lijdende zielen, voor welke ik ze U (geheel of gedeeltelijk) opdraag, er door bevrijd worden uit hunne verschrikkelijke pijnen. Amen.

EERSTE STATIE.

. fes us wordt ter dood veroordeeld.

Wij aanbidden U Christus, en loven U. Omdat Gij door uw H. Kruis de wereld verlost hebt.

Overweeg mijne ziel, met welke gevoelens Jesus dit vonnis ontvangt; zie, hoe gewillig Hij zich aan hetzelve, uit lijfde tot U, onderwerpt. Ach, dat gij u toch eens schaamdet ! gij, die zoo dikwerf het vonnis des eeuwigen doods verdiendet, gij gewaardigt u nauwelijks eene geringe versterving aan te nemen, waartoe hij, die

-ocr page 293-

283

Gods plaats bekleedt, u soms veroordeelt. Welaan dan, wend u vol schaamte tot Jesus uwen bruidegom, en zeg Hem met een bart vol liefde :

GEBED.

Dierbare Jesus ! uwe onschuld en de liefde, waarmede Gij U, zonder eenige tegenspraak, aan het onrechtvaardige vonnis onderwerpt, doen mij blozen ; het is mij leed, dat ik mij bij het ontvangen van eene geringe beleediging, bij het hooren van een smadelijk woord, tot hiertoe zoo verontwaardigd toonde ; ja, dit smart mij, en ik maak een vast voornemen, om voortaan met uwe heilige hulp, elke versmading, hoe onrechtvaardig, hoe smartelijk die ook moge zijn, gaarne te verduren.

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.

Ontferm U onzer Heer ! Ontferm U onzer, en heb medelijden met de lijdende zielen in het vagevuur.

V. Geef haar, o Heer, de eeuwige rust.

K. En dat het eeuwige licht haar ver-schijne.

-ocr page 294-

TWEEDE STATIE.

Jesus neemt het kruis \'op zijne schouders.

Wij aanbidden U Christus, en loven U.

Omdat Gij door uw H. Kruis de wereld verlost hebt.

Mijne ziel, beschouw uwen Jesus! zie met welk eene\' teederheid Hij het kruis omhelst, met welk eene kalmte en gelatenheid Hij den moedwil der woeste bende verdraagt.

Ach, bloos over die onverduldigheid, waaraan gij u bij het verschijnen van het geringste kruisje van tegenspoed zoo spoedig overgeeft; kom, vergezel uwen met het kruis beladen Jesus, en zeg Hem : GEBED.

Met reden schaam ik mij, lieve Jesus, wanneer ik U bet kruis, het door mijne ondankbaarheid, door mijne zonden vervaardigde kruis zoo liefderijk zie omhelzen, terwijl ik aarzel die lichte, die aangename kruisjes op te nemen, welke uwe oneindige liefde mij vormde en door de hulp uwer genade draaglijk maakte. Vergeef het mij, bid ik U, vermLs ik een vast besluit maak, niet alleen om deze voortaan gaarne te omhelzen, maar daar-

-ocr page 295-

285

enboven om met uwe geliefde heilio-e

_ O O

Teresia U onophoudelijk te smeeken, sof lijden of sterven, het kruis of den dood.quot; Onze Vader — Wees gegroet.

Ontferm U onzer Heer! Ontferm ü onzer, en heb medelijden met de lijdende zielen in het vagevuur.

V. Geef haar, o Heer, de eeuwige rust R. En dat het eeuwige licht haar ver-schijne.

DERDE STATIE.

■Tesus valt de eerste maal onder het kruis.

Wij aanbidden U Christus, en loven U. Omdat Gij door uw H. Kruis de wereld verlost hebt.

Mijne ziel, ziet gij de beleedigingen niet, welke uw gevallen Jesus te verduren heeft? en echter zwijgt Hjj, en echter verdraagt Hij alles uit liefde tot u ; en hoe ongedul-zijt gij niet, wanneer eene lichte ziekte u aantast, wanneer een gering ongeval u treft, hoe bitter beklaagt gij u dan niet! Ach werp u met tranen van berouw voor Jesus voeten neder en bid Hem:

GEBED.

Beminnelijke Jesus ! met leedwezen werp

-ocr page 296-

286

ik mij voor ü ter aarde, omdat ik U zoo dikwerf door mijn ongeduld beleedigde. Ach, schenk mij de genade om te kunnen opstaan, den weg des kruises met liefde en vreugde te volgen, en alle rampen gaarne te verduren.

Onze Vader enz. Wees gegroet enz. Ontferm U onzer. Heer! Ontferm U onzer, en heb medelijden met de lijdende zielen in het vagevuur.

V. Geef haar, o. Heer, de eeuwige rust.

R. En dat het eeuwige licht haar verschijne.

VIEEDE STATIE.

Jesus ontmoet zijne II. Moeder.

Wij aanbidden U Christus, en loven U.

Omdat Gij door uw H. Kruis de wereld

verlost hebt.

Ach, welk eene hevige smart doorboorde het hart van Maria, en wie kan de folteringen opnoemen, waarmede Jesus\' lijden bij deze ontmoeting verzwaard werd! Ween, mijne ziel! ween bij dit zielroerend schouwspel, en troost de bedroefde Moeciei en den lijdenden Zoon op deze wijze:

-ocr page 297-

287

GEBED.

Liefdevijke Moeder! Ik ben het, die uwen geliefden Zoon, uwen Jesus, aan die barbaarsche handen van ruwe krijgsknechten overleverde : toen ik zondigde, juist toen vormde ik het zwaard van droefheid, dat uw moederhart doorboorde. Ach, ik heb er berouw over, en smeek U beiden om erbarming en vergeving; erbarming heilige Maria ! Mijn Jesus, erbarming met eenen zondaar die het besluit maakt, om niet meer te zondigen, en tot dat einde dikwijls de smarten zal overwegen van Jesus en Maria.

Onze Vader enz. Wees gegroet enz.

Ontferm U onzer, Heer! Ontferm U onzer, en heb medelijden met de lijdende zielen in het vagevuur.

V. Geef haar o, Heer, de eeuwige rust.

R. En dat het eeuwige licht haar ver-schijne.

VIJFDE STATIE.

Simon van Cyrene helpt Jesus het kruis dragen.

Wij aanbidden U Christus, en loven ü.

-ocr page 298-

288

Omdat Gij door uw H. Kruis de wereld verlost hebt.

Denk eens na mijne ziel, welke belee-diging de Cyrener Jesus aandeed door zijne weigering, om Hem in het dragen van zyn kruis te helpen. Maar beleedigt gij Hem niet meer, als gij het kruis, dat Jesus u overzendt, gedwongen en zonder liefde torscht, als gij het nasleept en bet zelfs durft ontvluchten? Ach, verfoei uwe dwaling en bid uwen liefhebbenden Jesus :

GEBED.

Liefdevolle Jesus, ik belijd het, ik was die Cyrener, ik die slechts gedwongen hot kruis der wederwaardigheden gedragen en altijd getracht heb hetzelve te ontvluchten. Ach, ik erken mijne misdaad, ik smeek om vergeving en genade voor de toekomst, zend mij vrij die kruisen, welke IJ zoo dierbaar zijn ; met uwe hulp zal ik ze volgaarne omhelzen.

Onze Vader enz. Wees gegroet, enz.

Ontferm ü onzer. Heer! Ontferm U onzer, en heb medelyden met de lijdende zielen in het vagevuur.

V. Geef haar, o Heer, de eeuwige rust.

E. En dat het eeuwige licht haar ver-schijne.

-ocr page 299-

289

ZESDE STATIE.

Veronica droogt Jesus aanschijn met eerten zweetdoek af.

Wij aanbidden U Christus, en loven U! Omdat Gij door uw H. Kruis de wereld verlost hebt.

Is het mogelijk, mijne ziel! dat gij niet van liefde en teederheid wegsmelt, bij de overweging van de belooning, welke de goede Jesus aan de vrome Veronica uitreikte, voor hare aan Hem betoonde daad van medelijden? Hij stelde haar in het bezit van zijne in den zweetdoek ingedrukte aanbiddelijke gelaatstrekken. Zou Hij niet op dezelfde wijze ook met u handelen, door zijn heilig wezen in uw hart te drukken, zoo gij dikwerf uw medelijden jegens Hem opwekte? Ach geef dan van dit gemis aan u zeiven alleen de schuld en zeg Hem:

GEBED.

Gefolterde Godniensch ! zoo Gij niet in mijn hart gedrukt zijt, is de schuld niet aan ü, neen aan mij zeiven, aan mijne ongevoeligheid moet ik het toeschrijven.

Gebeden Overledenen. 19

A

-ocr page 300-

290

Immers, gevoel ik wel ooit medelijden jegens U, overweeg ik wel ooit uwe smarten ? Ach, ik verfoei mijne handelwijze, en wil voortaan uw bitter lijden dikwijls overwegen, opdat Gij met onuitwischbare letteren in mijn hart moogt gegrift blijven.

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.

Ontferm U onzer, Heer, ontferm U onzer, en heb medelijden met de lijdende zielen in het vagevuur.

V. Geef haar, o Heer, de eeuwige rust.

R. En dat het eeuwige licht haar ver-schijne.

ZEVENDE STATIE.

Jesus valt len tweeden male onder het kruis.

Wij aanbidden U Christus, en loven U! Omdat Gij door uw H. Kruis de wereld

verlost hebt.

Ach mijne ziel, hoe ongevoelig zijt gij. Ziet gij niet, dat het uwe trotschheid is, die Jesus nu op den grond doet neder-vallen, daar gij uwen Heiland met de voeten treedt, om u zeiven te verheffen ? Ach, verfoei toch eens dien hoogmoed, en beloof uwen gevallen vriend beterschap.

-ocr page 301-

291

GEBED.

Ja, mijn Jesus, ik beween mijne trotsch-beid, waardoor ik steeds boven anderen den voorrang begeerde, en dewijl ik hierdoor oorzaak van uwen val was, besluit ik, mij ook voor mijne minderen te vernederen, altijd met nederigheid en onderwerping te spreken, en allen hoogmoed uit mijn hart te verbannen. Help mij hierin door uwe alvermogende genade.

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.

Ontferm U onzer, Heer! Ontferm U onzer, en heb medelijden met de lijdende zielen in het vagevuur.

V. Geef haai-, o Heer, de eeuwige rust.

K. En dat het eeuwige licht haar ver-sehijne.

ACHTSTE STATIE.

Jesus troost de weenende vrouwen.

Wij aanbidden U Christus, en loven U ! Omdat Gij door uw H. Kruis de wereld verlost hebt.

Zie, mijne ziel, hoe de voor Jesus geplengde tranen met de door Hem gegeven vertroostingen gepaard gaan. Nauwelijks

-ocr page 302-

292

weenen Jeruzalems vrouwen, of Jesus vertroost haar; overweeg eens, dat zoo gij tot hiertoe van Hem nog geenen troost ontvangen hebt, het een sprekend bewijs is, dat gij nog geene tranen van medelijden met uwen lijdenden Zaligmaker gestort hebt.

GEBED.

Beminnelijke Vertrooster! al te wel gevoel ik mijne verplichting, om over mijne ondankbaarheid en zondige werken te schreien; maar des te meer beween ik dezelve, omdat zij de oorzaak van uw lijden waren; zoo dan de tranen der bedroefde vrouwen ü welgevallig waren, o, versmaad dan ook de mijne niet, en laat mij zoowel nu als in het uur van mijnen dood uwe vertroostingen genieten.

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.

Ontferm U onzer, Heer! Ontferm U onzer, en heb medelijden met de lijdende zielen in het vagevuur,

V. Geef haar, o Heer, de eeuwige rust.

B. En dat het eeuwige licht haar ver-schijne.

-ocr page 303-

293

NEGENDE STATIE.

Jesus valt ten derden male onder het kruis.

Wij aanbidden ü Christus, en loven U ! Omdat Gij door uw H. Kruis de wereld verlost hebt.

Beschouw, mijne ziel, beschouw uwen Jesus, die hier ten derden male onder zijn kruis bezwijkt. Uwe zonden deden Hem nedervallen. Hij kon den last uwer ondankbaarheid niet langer torschen.

Maak dan toch eenmaal het besluit, om niet meer ondankbaar te zijn, en uwen Verlosser op te beuren. Zeg Hem met geheel uw hart:

GEBEÜ.

Goede Jesus ! het is maar al te waar, uw herhaald vallen werd door mij veroorzaakt, doordien ik aan uwe genade zoo slecht beantwoordde; maar zie, ik heb er berouw over en neem mij voor, om in het vervolg geene genade onbeantwoord te laten. Dit echter kan ik niet zonder uwen bijstand; help mij dan, om uit dien afgrond van ondankbaarheid op te staan en nooit meer uit uwe genade te geraken-

-ocr page 304-

294

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz. Ontferm U onzer. Heer! Ontferm u onzer, en heb medelijden met de lijdende

zielen in bet vagevuur.

V. Geef baar, o Heer, de eeuwige rust. K. En dat bet eeuwige licbt haar ver-schijne.

TIENDE STATIE.

Jesus wordt ontkleed en met gal gelaafd.

Wij aanbidden U Christus, en loven U ! Omdat Gij door uw H. Kruis de weréld

verlost bebt.

Overweeg, mijne ziel, hoe Jesus maagdelijke zedigheid hier beleedigd, boe zijn smaak hier verbitterd werd. Ach, uwe onbeschaamdheid, uwe zinnelijke kleeding, uwe ijdelheid beroofde u van uwe onschuld, en rukte Jesus de kleederen van het lijf; uwe onmatigheid verbitterde den smaak van uwen Heer. Welaan dan, spreek Hem rouwmoedig toe, zeggende :

GEBED.

Lijdende Jesus ! ja, ik beween mijn ijdel pogen, om in de wereld aanzien te verwer-

-ocr page 305-

295

ven, ik verwensch mijne onwaardige begeerten, ik verfoei alle gehechtheid aan de wereld; geef, dat ik mij voortaan nooit meer van het kleed der heiligmakende genade beroove, dat ik mij nooit meer aan overdaad pliehtig make, en door de eenvoudigheid mijner kleeding de zedigheid mijns harten levendig uitdrukke.

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.

Ontferm U onzer, Heer! Ontferm U onzer, en heb medelijden met de lijdende zielen in het vagevuur.

V. Geef haar, o Heer, de eeuwige rust.

E. En dat het eeuwige licht haar ver-schijne.

ELFDE STATIE.

Jesus wordt aan het Kruis gehecht.

Wij aanbidden U Christus, en loven U ! Omdat Gij door uw H. Kruis de wereld verlost hebt.

Eindelijk, mijne ziel, eindelijk wordt uw vermoeide, afgematte Jesus aan het vloekhout geklonken. Ween hier bij de herinnering, dat uwe gekoesterde hartstochten die scherpe nagelen waren, waarmede zijne handen en voeten werden doorboord, dat uw bedorven wil de hamer was, welks

-ocr page 306-

296

slagen Golgotha deden weergalmen. Ach,

smeek Hem hiervoor om vergiffenis, en zeg:

GEBED. ;

Mijn gekruisigde Jesus ! duld, dat ik mij i

vol droefheid in uwe doorboorde handen 1

legge, niet om TJ opnieuw te kruisigen, (

maar opdat mijne trouweloosheid met U gekruisigd zijnde, in eene eeuwige trouw verandere.

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.

Ontferm ü onzer, Heer! Ontferm U i

onzer, en heb medelijden met de lijdende zielen in het vagevuur.

V. Geef haar, o Heer, de eeuwige rust. (

E. En dat het eeuwige licht haar ver-schijne. (

TWAALFDE STATIE. lt;

; c

Jesus sterft aan het kruis. v t

Wij aanbidden U Christus, en loven U! t

Omdat Gij door uw H. Kruis de wereld ^

verlost hebt. j

Beschouw mijne ziel, beschouw nogmaals uwen aan het kruis genagelden Jesus,

zie, hoe treffend Hij den eeuwigen Vader bidt voor u, die Hem zoo schandelijk ge-

-ocr page 307-

297

hoond hebt; en gij aarzelt nog, vergeving te schenken aan hen, die u soms verongelijken, die u beleedigen ? En echter zijt gij het, die den Zoon van God niet slechts beleedigd, maar zelfs gekruisigd hebt. Welaan, wend u dan vol berouw over zoovele zonden tot Jesus, en zeg Hem :

GEBED.

Beminnelijke Zaligmaker! uwe stem waarmede Gij den Vader voor mij om vergeving smeektet, roept mij onophoudelijk toe, dat ik mijnen naasten niet alleen het ongelijk vergeven moet, dat zij mij aandoen, maar dat ik ook voor hen, die mij beleedigen, U om vergiö\'enis moet smeeken. Gehoorzaam aan die stem, verfoei ik dan ook mijne tot hiertoe gevolgde hardvochtigheid, en maak ik het voornemen, om hun, die mij verongelijking aandoen, weldaden te bewijzen, opdat ik ook eenmaal van U moge hooren : »Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn.quot;

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.

Ontferm U onzer. Heer! Ontferm ü onzer, en heb medelijden met de lijdende zielen in het vagevuur.

-ocr page 308-

298

V. Geef haar, o Heer, de eeuwige rust. R. En dat het eeuwige licht haar ver-schijne.

DEETIENDE STATIE.

Jesus wordt van het kruis genomen.

Wij aanbidden U Christus, en loven ü ! Omdat Gij door uw H. Kruis de wereld

verlost hebt.

Gij waart het, mijne ziel, die den gestorven Jesus in Maria\'s schoot legdet zoo dikwerf gij hem in het H. Sacrament met weinig godsvrucht, ja, mogelijk wel op eene heiligschendende wijze in uw hart hebt ontvangen en Hem zoodoende in uw binnenste deedt sterven. Ach, vraag Jesus hiervoor om vergiffenis, bid Maria om hare voorspraak.

GEBED.

Ja, mijn God! het is waar, ik was boosaardig en ongevoelig genoeg, U zoo grievend te beleedigen, en het hart uwer Moeder zoo wreedelijk te verwonden, dewijl ik zoo dikwerf uwe heilige tafel

-ocr page 309-

299

naderde, zoo niet met een door zonden bezoedeld geweten, dan toch met weinig godsvrucht en met een aan het aardsche gehecht hart. Ach ! dit berouwt mij en spoort mij tevens aan, om voortaan het brood der Engelen zoo te ontvangen, dat het voor mij een onderpand worde der toekomstige heerlijkheid.

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.

Ontferm ü onzer, Heer! Ontferm U onzer, en heb medeljjden met de lijdende zielen in het vagevuur.

V. Geef haar, o Heer, de eeuwige rust.

E. En dat het eeuwige licht haar ver-schijne.

VEERTIENDE STATIE.

Jesus wordt in het graf gelegd.

Wij aanbidden U, Christus, en loven U! Omdat Gij door uw H. Kruis de wereld verlost hebt.

Overweeg, mijne ziel! hoedanig het graf was, waarin uw ontzielde Verlosser gelegd werd. Het was een nieuw graf; en met kostbaar reukwerk gebalsemd werd Hij daarin neergelegd. Dan helaas! uw hart is voor uwen Jesus geen nieuw graf

-ocr page 310-

300

meer, daar gij in hetzelve voor de zonde eerst eene plaats hebt ingeruimd.

Welaan, tracht het dan, nu ten minste te vernieuwen, en bid Hem, dat Hij in u een geheel ander hart scheppe.

GEBED.

Liefde mijner ziel! ik belijd het, mijn hart was tot hiertoe een door zoovele zonden en onvolmaaktheden bezoedeld graf, maar vol schaamte en berouw bid ik U, schep in mij een nieuw en zuiver hart, en geef, dat ik het balseme door de voortdurende gedachtenis aan uw lijden en dat ik het door deugden en goede werken versiere. Dan zult Gij altijd in mijn hart rusten, als in een graf, dat heerlijk en Ü welgevallig is. Amen.

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.

Ontferm ü onzer, Heer! Ontferm U onzer, en heb medelijden met de lijdende zielen in het vagevuur.

V. Geef haar, o Heer, de eeuwige rust.

E. En dat het eeuwige licht haar ver-schijne.

SLU1TGEBED.

Hartelijk dank zij U, o Heer ! voor al

-ocr page 311-

301

uwe weldaden en bijzonder voor de weldaad, welke Gij mij nu weder bewezen hebt, door mij op onzen kruisweg te ondersteunen.

Ik mocht mij dan gedurende dezen tijd eens van het aardsche losscheuren, mij in de geheimen van uw lijden verdiepen, en daaruit heilzame lessen inzamelen. 0, dat deze oefening dan ook werkelijk strakke tot verbetering van mijnen wandel, tot zaligheid mijner ziel. Geef ook vooral, o goede Jesus, dat deze oefening vele en groote vruchten afwerpe voor de geloo-vige zielen in het vagevuur, voor dewelke ik ü dezelve heb opgedragen. Alle verdiensten, die ik door dezen kruisweg heb mogen vergaderen, en alle aflaten, die ik daardoor verdiend heb, offer ik U voor deze lijdende zielen op. Geef haar, o Heer, de eeuwige rust, en laat haar tot U komen in het rijk uwer eeuwige heerlijkheid, waarnaar zij zoo vurig verlangen.

Verleen mij eindelijk, dat ik uw heilig lijden bestendig in mijne gedachten hebbe, mijnen wandel daarnaar regele en tot den laatsten adem mijns levens in de deugd volharde. Amen.

-ocr page 312-

302

Bid vervolgens zesmaal het »Onze Vader en het ))Wees gegroet en eenmaal het »Ik geloof in God den Vader, enz. volgens de meening der H. Kerk.

-ocr page 313-

soa

VERSCHILLEIDE GEBEDEN

voor de afgestorvenen.

LITANIE VOOR DE GELOOVIGE OVERLEDENEN.

Heer, ontferm TJ onzer!

Christus, ontferm U onzer!

Heer, ontferm U onzer!

Christus, hoor ons !

Christus, verhoor ons!

God hemelsche Vader, ontferm U over al

de geloovige overledenen!

God Zoon, verlosser der wereld, ontferm U

over al de geloovige overledenen! God H. Geest, ontferm U over al de geloovige overledenen!

H. Drievuldigheid, één God, ontferm U over

al de geloovige overledenen!

Heilige Maria, bid voor hen! st

Heilige Moeder Gods, ^

Heilige Maagd der Maagden, quot;J?

Heilige Michael,

Alle heilige Engelen en Aartsengelen, lt; Alle H H. orden der zalige Geesten, § Heilige Joannes de dooper,

Heilige Joseph, g

Alle heilige Patriarchen en Profeten, —

-ocr page 314-

304

Heilige Petrus, bid voor hen!

Heilige Paulus,

Heilige Joannes,

Alle heilige Apostelen en Evangelisten,

Heilige Stepbanus,

Heilige Laurentius,

Alle heilige Martelaren,

Heilige Gregorius,

Heilige Ambrosius,

Heilige Augustinus,

Heilige Hieronymus,

Alle heilige bisschoppen en belijders,

Alle heilige leeraars,

Alle heilige monniken en kluizenaars,

Heilige Maria Magdalena,

Heilige Katharina,

Heilige Barbara,

Alle heilige maagden en weduwen, •

Alle Heiligen Gods,

Wees hun genadig, spaar hen Heer!

Wees hun genadig, verhoor hen Heer

Van alle kwaad, verlos hen Heer!

Van uwe gramschap,

Van uwe strenge rechtvaardigheid.

Van de macht des duivels,

Van den knagenden worm des gewetens.

Van de langdurige droefheid,

Van de afgrijselijke vlammen,

Van de onverdragelijke koude,

-ocr page 315-

305

Van de verschrikkelijke duisternis, verlos

hen Heer!

Van het vreeselijk weenen en klagen, Door het geheim uwer menschwording, Door uwe heilige geboorte,

Door uwen zoetsten naam,

Door uw doopsel en het vasten.

Door uwe diepste nederigheid,

Door uwe volmaakte gehoorzaamheid,

Door uwe oneindige liefde, ^

Door uw angst en nood,

Door uw bloedig doodzweet, gT

Door uw harde gevangenschap, o-

Door uwe geeseling, §

Door uwe kroning met doornen, K Door uwe kruisdraging, ®

Dcor uwen bitteren dood, —

Door uwe vijf heilige wonden,

Door uw kruis en allerbitterst lijden,

Door uwe heilige opstanding.

Door de komst van den H. Geest,

In den dag des oordeels,

Wij zondaren, wij bidden IJ, verhoor ons!

Die Maria hebt vergeven en den moordenaar verhoord hebt, wij bidden U verhoor ons !

Die de menschen uit genade zaligt, wij bidden U verhoor ons !

Gebeden Overledenen. 20

-ocr page 316-

306

Die de sleutels hebt van dood en hel, wij

bidden U verhoor ons!

Dat Gij U gewaardigt, onze ouders, naast-bestaanden en weldoeners van de straffen der hel te onttrekken.

Dat Gij U gewaardigt, alle overledene geloovigen van de eeuwige vervloe- ^ king te bevrijden, g;

Dat Gij U gewaardigt, over hen, wier g bijzondere gedachtenis niet gehouden ^ wordt, U te ontfermen, ^

Dat Gij U gewaardigt, hen allen te ® sparen en genadig te zijn. gquot;

Dat Gij ü gewaardigt, hunne begeerten n te vervullen, §

Dat Gij U gewaardigt, ben op te nemen Z.

in de gemeenschap der uitverkorenen, Koning der schrikbare majesteit.

Zoon Gods,

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, geef hun de rust!

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, geef hun de rust!

Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt, geef hun de eeuwige rust! Christus, hoor ons.

Christus, verhoor ons.

V. Heer, geef hun de eeuwige rust! E. En het eeuwige licht verschijne hun.

-ocr page 317-

307

V. Van de poort der hel.

E. Verlos Heer, hunne zielen.

V. Dat zij in vrede rusten.

E. Amen.

V. Heer, verhoor ons gebed!

E. En ons geroep kome tot U.

GEBED.

O God! wien het eigen is, altijd genadig te zijn en te sparen, wij bidden U nederig voor de zielen uwer dienaren en dienaressen N. N., die gij uit deze wereld hebt opgeroepen, lever haar niet over in de handen van den vijand, en vergeet haar niet geheel, maar laat haar door uwe heilige Engelen opnemen en in den Hemel binnenvoeren, opdat zij, die in U geloofd en op TJ gehoopt hebben, de straffen dei-hel niet ondergaan, maar de eeuwige vreugde bezitten mogen, door Je,sus Christus, onzen Heer. Amen.

V. Heer, geef baar de eeuwige rust!

E. En het eeuwige licht verschijne haar.

V. Dat zij in vrede rusten.

E. Amen.

-ocr page 318-

308

Oefening ter eere van de vijf heilige wonden des Verlossers tot troost der afgestorvenen.

VOORBEREIDING.

Jesus Christus, die voor ons aan het kruis gestorven zijt, ik val voor U op mijne knieën neder, en bid nederig om vergiffenis voor al mijne zonden.

Het berouwt mij uit den grond mijns harten, dat ik U, mijn hoogste goed zoo dikwijls beleedigd heb, en ik maak \'het voornemen, mijn leven te beteren en alles te vermijden, wat mij tot zonden zou kunnen brengen. Tot uwe wonden neem ik mijne toevlucht, o, mijn gekruisigde Verlosser! sterk mij, opdat ik getrouw blijve aan de goede voornemens, die ik nu gemaakt heb, en laat mij deelachtig worden aan de verdiensten van uw lijden. Met deze heilige voornemens in het hart, waag ik het nu ook mijn gebed voor de afgestorvenen te verrichten, en door uwe vijf heilige wonden en uw vergoten bloed de verlossing der lijdende zielen af te smeeken.

1. Jesus Christus, die vooi ons aan het kruis gestorven zijt, ik bid U door de wonde

-ocr page 319-

309

van uwe rechterhand, ontferm U over de lijdende zielen in het vagevuur.

O mijn Verlosser, mijn God en Heiland, op mijne knieën aanbid ik U, en ik kus in den geest de heilige wonde, die gij voor mij in uwe rechterhand ontvangen hebt. Door deze gezegende wonde bid ik om vergiffenis voor al mijne zonden, en ik smeek U tevens, o, mijn Jesus, door de smart, die gij bij uwe kruisiging in deze wonde hebt geleden en door het bloed, dat gij daaruit hebt vergoten :

Ontferm U over de lijdende zielen in het vagevuur en bijzonder over de zielen N. N. bevrijd haar van hare pijnen, en neem haar op in de eeuwige zaligheid.

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz. 2. Jesus Christus, die voor ons aan het kruis gestorven zijt, ik bid U door de heilige wonde van uwe linkerhand, ontferm U over de lijdende zielen in het vagevuur.

O mijn Jesus! ik werp mij neder voor uw kruis en aanbid U diep neergebogen; ik kus in den geest de wonde van uwe linkerhand, en ik smeek U, door de pijnen d\'e gjj bij uwe kruisiging in deze heilige wonde hebt geleden en door het heilig bloed, dat daaruit gevloeid is, ontferm T over de lijdende zielen in het vagevuur,

-ocr page 320-

310

bijzonderlijk over de zielen N. N. verlos haar uit hare pijnen, en geef haar de eeuwige rust.

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.

3. Jesus Christus, die voor ons aan het kruis gestorven zijt, ik bid U door de wonde van uwen rechtervoet, ontferm u over de geloovige zielen in het vagevuur.

Diep neergebogen aanbid ik LT, o mijn Jesus! in uw verschrikkelijk lijden aan het kruis, en in den geest kus ik de wonde, die gij voor ons in uwen rechtervoet ontvangen hebt, en ik smeek U door de groote smarten, welke deze wonde U aan het kruis veroorzaakt heeft en door het heilig bloed, dat daaruit gevloeid is, reinig de zielen N. N. van hare zondenvlekken, en laat haar spoedig uw goddelijk aanschijn aanschouwen.

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.

4. Jesus Christus, die voor ons aan het kruis gestorven zijt, ik bid U door de heilige wonde van uwen linkervoet, ontferm U over de geloovige zielen in het vagevuur !

O mijn Jesus, die met doorboorde handen en voeten voor ons zondaars, aan het kruis gestorven zijt, in den geest kus ik de heilige wonde van uwen linkervoet, en ik bid ü door de smart, die gij daarin bij

-ocr page 321-

31 I

uwe kruisiging geleden hebt, en door het heilig bloed, dat daaruit gevloeid is, verlos toch de zielen, die in het vagevuur lijden, bijzonder de zielen N. N,, en neem haar op in de eeuwige vreugde.

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.

5. Jesus Christus, die voor ons aan het kruis gestorven zijt, ik bid U door de heilige wonde uwer zijde, ontferm U over de geloovige zielen in het vagevuur!

O, allerliefste Jesus, onze Middelaar bij God! het was ü niet genoeg voor ons zondaars, op de smartelijkste wijze aan het kruis te sterven ; gij wildet ook nog na uwen dood met eene lans doorstoken worden en uw bloed tot op den laatsten druppel voor ons vergieten. O, liefste Jesus, ik bid U door uwen dood, door uw bloed en door uwe vijf heilige wonden, verlos toch de geloovige zielen uit het vagevuur en bijzonder de zielen N. N. Laat deze bedrukte zielen door uwe heilige hartewond tot U komen in de eeuwige zaligheid, waar zij dan ook voor mij zullen bidden, opdat ook ik eens in den Hemel opgenomen worde, om met haar vereenigd, U, den Vader en den H. Geest te beminnen, te loven en te aanbidden in eeuwigheid. Amen.

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.

-ocr page 322-

312

Heer, geef den zielen der afgestorvenen de eeuwige rust. Amen.

Een kort en krachtig gebed voor de afgestorvenen in het algemeen.

O, goede Jesus! ontferm U over de arme zielen in het vagevuur, voor wier verlossing gij de menschelijke natuur aangenomen en den bittersten dood ondergaan hebt; aanboor haar smeeken, zie genadig op hare tranen neder, en ontsla haar, door de kracht van uw lijden, van de straffen,-die zij door hare zonden verdiend hebben.

O, barmhartigste Jesus ! doe uw heilig bloed in het vagevuur nedervloeien, opdat de arme gevangene zielen daardoor verkwikt en verblijd worden ! reik baar uwe hand, en breng haar in het zalig licht, opdat zij in eeuwigheid den hetnelschen vrede mogen genieten. Amen.

Gebed voor onze afgestorvene ouders, broeders, zusters, vrienden en weldoeners.

O Vader der barmhartigheid, oorsprong van allen troost! ontferm U over de zielen in het vagevuur, die zoo vurig naar U

-ocr page 323-

313

verlangen ; aanschouw uwen lieven Zoon Jesus Christus, en verlos, door de oneindige verdiensten van zijn vreeselijk lijden, de zielen mijner ouders, broeders, zusters, vrienden en weldoeners uit hare groote pijnen. Gedenk o goede Vader, dat deze zielen, die zulke onlijdbare pijnen verduren, werkelijk uwe kinderen zijn. Ach ! dat uwe gerechtigheid zich toch vergenoege met de zoo groote smarten, die zij tot nu toe geleden hebben. Uwe onuitputtelijke barmhartigheid geve haar kwijtschelding voor de straffen, die zij nog ondergaan moeten, opdat zij spoediger verlost worden, en met de andere uitverkorenen U in den Hemel eeuwig beminnen en loven mogen.

O goede Jesus ! verkort hare dulde-looze smarten door de kostbare verdiensten van uw heilig lijden. Zjj kunnen persoonlijk niets meer verdienen en zijn dus onvermogend hare schulden te betalen ; betaal gij die daarom met de oneindige verdiensten van uw goddelijk bloed, opdat zij door U uit al hare pijnen verlost, eeuwig jubelen mogen. Amen.

-ocr page 324-

314

Gebed tot de Engelen en Heiligen.

Heilige Engelen Gods, die voortdurend den lof des Heeren verkondigt, en tegelijkertijd voor ons heil werkzaam zijt, zie, boe hevig de geloovige zielen in het vagevuur lijden, en hoe zij uwe hulp inroepen ; bidt daarom voor haar bij God, opdat Hij hare pijnen verkorte, en haar in uw zalig gezelschap opneme.

Alle Heiligen, bidt voor deze zoozeer verlatene zielen, die in de harde gevangenschap zoo vurig naar de vrijheid derkinderen Gods verlangen. Heilige Patriarchen en Profeten, heilige Apostelen, heilige Martelaren, heilige Belijders, heilige Maagden, alle Heiligen, bidt allen veree-nigd voor hen en draagt tevens uw geloof en uwen ijver voor de eer van God en voor het heil der zielen, uwe standvastigheid in het verdragen der moeielijkheden, uwe vreugde in kruis en lijden, uw voor Christus vergoten bloed, uwe zachtmoedigheid en geduld, uw bidden en waken, uwe boetplegingen en uw vasten, uwe onschuld en reinheid, uwe nederigheid, uwe liefde en uw in God verborgen leven, voor haar aan den barmhartigen Vader op,

-ocr page 325-

315

opdat Hij zich over haar ontferme, haar de straffen kwijtschelde, en in zijn rijk opnemen moge, alwaar zij Hem met u eeuwig loven en prijzen zullen, Amen.

Gebed tot Je.sus en Maria, om een zalig einde

ie verkrijgen en om van de \'pijnen des vagevuurs bevrijd te blijven.

O goede, liefderijke Verlosser! door uwe groote smarten, vooral door uwen doodsangst in den hof der olijven en door de drie pijnvolle uren van uwen doodstrijd aan het kruis, bid ik ü met kinderlijk vertrouwen, mij in het uur van mijnen dood niet te verlaten, en U alsdan over mij te ontfermen. Gedenk, dat gij mijne ziel ten koste van uw bloed zoo duur hebt afgekocht, en laat mij door de verdiensten van uw bitter lijden en van uw kostbaar bloed van allen zielenangst bevrijd blijven. Neem mijne ziel, als zij van het lichaam scheiden zal, in bescherming, opdat ik door uwe genade, zonder de pijnen van het vagevuur te moeten verduren, tot ü kome in het hemelsch Paradijs.

O allerzaligste Maagd, Moeder des Verlossers ! Wees gegroet, geëerd en gepre-

-ocr page 326-

316

zen voor al het lijden, dat uw teedermin-nend moederhart verduurde, toen gij onder het kruis stondt en uwen lieven Zoon in de grootste smarten daaraan zaagt sterven.

O liefderijke Moeder! met een kinderlijk vertrouwen bid ik u, ook mij in mijn doodsuur te willen bijstaan, opdat ik niet zonder eene rouwmoedige biecht gesproken en op waardige wijze het lichaam en bloed onzes Heeren Jesus Christus ontvangen te hebben, dit leven verlate. Eom mij alsdan ter hulp, o Moeder der smarten ; en wanneer ik mijne oogen niet meer tot u verheffen, en wanneer mijne tong uwen naam niet meer uitspreken kan, kom dan tot mij en reik mij uwe moederlijks hand ; breng mijne ziel tot uwen Zoon, en bid Hem, dat Hij mij een genadig rechter zij en mij rechtstreeks in den Hemel opneme, zonder mij tot de pijnen van het vagevuur te veroordeelen, opdat ik Hem aldaar met u, o goddelijke Moeder, en met alle Heiligen eeuwig aanbidden, beminnen en prijzen moge.

Jesus, Maria, Joseph! ik schenk ü mijn hart en mijne ziel.

Jesus, Maria, Joseph! staat mij bij in het uur van mijnen dood.

-ocr page 327-

317

Jesus, Maria, Joseph! laat mij in uw gezelschap zalig sterven, en brengt mijne ziel in de eeuwige vreugde. Amen.

-ocr page 328-

318

NEGENDAAGSCHE OEFENING

TOT TROOST DEll GELOOV1GE ZIELEN IN HET VAGEVUUR.

(Van den heiligen Alphonsus de Liguori.)

Bevelen wij Jesus Christus en zijne heilige Moeder de zielen in het vagevuur aan, bijzonder die onzer bloedverwanten, vrienden en vijanden en vooral die zielen, voor dewelke wij verplicht zijn te bidden, en offeren wij aan God de volgende overwegingen en gebeden voor haar op, terwijl wij ons tevens de verschrikkelijkste smarten dier lijdende zielen voorstellen.

Eerste Dag.

Veelvuldig zijn de pijnen, die de heilige zielen in het vagevuur lijden moeten, doch de grootste smart van alles is voor haar de gedachte, dat de zonden, die zij in haar leven bedreven hebben, de oorzaak van haar tegenwoordig lijden zijn.

O Jesus, mijn Heiland! ik heb zoo dikwijls reeds de hel verdiend. Ach ! hoe groot zoude nu mijn lijden zijn, indien gij mij verdoemd hadt en ik eeuwigdurend mij zei ven dit ongeluk moest wijten. Ik

-ocr page 329-

319

dank U voor het geduld, dat gij met mij gehad hebt. Mijn God! ik bemin U boven alles, en het berouwt mij uit den grond des harten, dat ik U, die de oneindige goedheid zijt, zoo dikwgls heb beleedigd. Liever wil ik sterven, dan U nog ooit vergrammen. Geef mij de genade dei-heilige volharding, heb medelijden met mij en ook met de arme zielen die in het vagevuur lijden,

O Moeder Gods, Maria! kom haar door uwe machtige voorspraak ter hulp.

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.

En voor de afgestorvenen;

Heer, ontferm U over deze bruiden, over deze zwaar beproefde dochters ! roep haar tot U, opdat zij zich aan uwe zijde eeuwig in uwe vertroostingen mogen verheugen.

Tweede Dag.

De tweede smart, waardoor de heilige zielen zeer gepijnigd worden, is de herinnering aan den tijd, dien zij in haar leven verloren en verkwist hebben, en waarin zij zich meer verdiensten voor den Hemel hadden kunnen vergaderen, en de droevige zekerheid tevens, dat dit verlies niet meer

-ocr page 330-

320

vergoed kan worden, dewijl de tijd des levens, de tijd van verdienen, voor eeuwig voorbij is.

Ach dwaas, die ik ben! Zoovele jaren leef ik reeds op deze aarde en nog heb ik niets anders dan verdiensten voor de hel vergaderd. O Heer! ik bedank U, dat gij mij nu nog den tijd gunt, om voor mijne zonden te boeten. O goede God! het doet mij waarlijk leed, ü beleedigd te hebben, verleen mij uwen bijstand, opdat ik mijne overige levensdagen slechts gebruike om U te beminnen; heb medelijden mes mij en tegelijk ook met de zielen, die in Let vagevuur lijden!

O Moeder Gods, Maria ! kom haar door uwe machtige voorspraak ter hulp,

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.

En voor de afgestorvenen:

Heer, ontferm U over deze bruiden, over deze zwaar beproefde dochters! roep haar tot U, opdat zij zich aan uwe zijde eeuwig in uwe vertroostingen mogen verheugen.

Derde Dag.

Eene andere groote pijn, welke deze heilige zielen lijden, bestaat in den afschu-welijken aanblik barer zondenschuld, die

-ocr page 331-

321

zij nu af boeten. In het tegenwoordige leven erkent men de afschuwelijkheid dei-zonden niet, wel echter in het andere leven, en dit is juist een der grootste smarten, welke de zielen in het vagevuur lijden.

O mijn God ! ik bemin U boven alles, omdat gij in U zeiven de oneindige goedheid zijt, en het is mij uit den grond mijns harten leed, ü beleedigd te hebben. Schenk mij de genade der heilige volharding in het goede ! Heb medelijden met mij en ook met die zielen, welke in het vagevuur lijden! En gij, o Moeder Gods Maria! kom haar door uwe machtige voorspraak ter hulp.

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.

En voor de afgestorvenen:

Heer, ontferm U over deze bruiden, over deze zwaar beproefde dochters 1 roep haar tot U, opdat zij zich aan uwe zjjde eeuwig in uwe vertroostingen mogen verheugen.

Vierde Dag.

Eene smart, waardoor deze heilige zielen nog op eene bijzondere wijze gefolterd worden, bestaat daarin, dat zij duidelijk zien, dat zij den God, dien zij nu zóó vurig beminnen, door hare zonden werkelijk

Gebeden Overledenen. 21

-ocr page 332-

322

bedroefd hebben ; verscheidene boetelingen dezer aarde stierven van smart bij de gedachte aan de beleedigingen, welke zij eenen zoo goeden God hadden aangedaan. De zielen in het vagevuur weten echter veel beter dan wij, hoe beminnenswaardig God is en beminnen Hem boven alles. Daarom ook veroorzaakt haar de herinnering aan de beleedigingen, Hem in haar leven aangedaan, eene zeer groote smart.

O, mijn God, dewijl gij de oneindige goedheid zijt, berouwt het mij uit den grond des harten, ü beleedigd te hebben, liever wil ik sterven, dan U nog ooit te vergrammen. Geef\' mij de genade der heilige volharding in het goede en heb medelijden met mij. Ontferm U tevens, o Heer ! over de zielen, die in het vagevuur lijden en die U van ganscher harte beminnen.

O Moeder Gods, Maria ! kom haar door uwe machtige voorspraak ter hulp.

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.

En voor de afgestorvenen :

Heer, ontferm U over deze bruiden, over deze zwaar beproefde dochters! lïoep haar tot U, opdat zij zieh aan uwe zijde eeuwig in uwe vertroostingen mogen verheugen.

-ocr page 333-

323

Vijfde dag.

Eene groote smart is het verder voor die heilige zielen, dat zij in het vagevuur lijden moeten, gewoonlijk zonder te weten, wanneer hare pijnen eindigen zullen.

Zij weten het, dat eenmaal het oogenblik barer verlossing komen zal, doch wanneer, dit is haar onbekend, en deze onzekerheid is buiten twijfel een bittere pijn.

Hoe rampzalig ware ik, o Heer I indien gij mij in de hel hadt geworpen, want uit dien kerker zoude ik zeker nooit meer verlost zijn. Ik bemin U boven alles, o oneindige goedheid! en het berouwt mij van harte, U beleedigd te hebben; met de hulp uwer genade wil ik liever sterven, dan U nog ooit beleedigen. Geef mij, o Heer ! de genade der heilige volharding in het goede, en heb medelijden met mij, alsook met de zielen, die in het vagevuur lijden. O, Moeder Gods, Maria! kom haar toch door uwe machtige voorspraak ter hulp.

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.

En voor de afgestorvenen:

Heer ontferm U over deze bruiden, over deze zwaar beproefde dochters! roep haar tot U, opdat zij zich aan uwe zijde eeuwig in uwe vertroostingen mogen verheugen.

-ocr page 334-

324

Zesde dag.

Alhoewel deze heilige zielen grootelijks getroost worden door de gedachte aan het lijden van Jesus Christus, waardoor zij van het eeuwig verderf gered ziin, en door de herinnering tevens aan het allerheiligste Sacrament des Altaars, daar zij door de heilige Missen en Communiën zoovele genade ontvangen hebben en nog ontvangen, — hoewel zij dezen troost hebben, worden zij toch gepijnigd door de gedachte, dat zij jegens deze twee groote weldaden van Jesus liefde ondankbaar zijn geweest.

O mijn goddelijke Heiland! gij zijt voor mij gestorven en zoo dikwijls hebt ge mij U zeiven in de H. Communie geschonken, en ach, ik heb U voor alles met ondank beloond. Doch nu bemin ik ü, mijn hoogste goed boven alles, en niets bedroeft mij zoo zeer, dan dat ik TI zoo dikwijls beleedigd heb; liever wil ik sterven dan U nog ooit vergrammen; geef mij, o Heer, de genade der heilige volharding in het goede, en heb medelijden met mij. Ontferm U ook over de zielen, welke in het vagevuur lijden.

O Moeder Gods. Maria! kom haar door uwe machtige voorspraak ter hulp.

-ocr page 335-

325

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz. En voor de afgestorvenen:

Heer, ontferm ü over deze bruiden, over deze zwaar beproefde dochters ! roep haar tot ü, opdat zij zich aan uwe zijde eeuwig in uwe vertroostingen mogen verheugen.

Zevende Dag.

Verder bestaat voor deze arme zielen nog eene grootere smart in het vurig verlangen naar de gelukzalige aanschouwing van Gods aanschijn. Ach, zoo langzaam kruipen de verschrikkelijke, pijnvolle uren in het vagevuur voorbij ! en zij beminnen God toch zoo innig, en wenschen verlost te worden, om Hem eeuwig te kunnen prijzen.

O God, Vader der barmhartigheid, bevredig dit haar verlangen, zend uwen heiligen Engel tot haar af, opdat hij haar in herinnering brenge, dat gij een goed en barmhartig Vader zijt, en opdat hij haar de blijde boodschap verkondige, dat gij door het lijden en den dood van Jesus met haar verzoend zijt, en het oogenblik barer verlossing is aangebroken.

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz, En voor de afgestorvenen:

-ocr page 336-

32(5

Ach, ontferm U over deze bruiden, over deze zwaar beproefde dochters ! roep haar tot U, opdat zij zich aan uwe zijde eeuwig in uwe vertroostingen mogen verheugen.

Achtste Dag.

Behalve dit alles, bestaat er voor die heilige zielen nog eene buitengewoon groote smart in de gedachte aan de vele bijzondere genaden, waarmede God haar boven andere menschen verrijkt heeft, terwijl zij Hem, haar weldoener, door hare zonden geno\'od-zaakt hebben te straffen. Zij erkennen, dat zij zelfs verdiend hadden, voor eeuwig verdoemd te worden, ofschoon God haar uit louter barhartigheid vergiffenis heeft geschonken. Zie, o mijn God ! ook ik ben een van die ondankbaren, want na zoovele weldaden van U ontvangen te hebben, heb ik uwe liefde veracht, en alzoo verdiend, door U voor eeuwig vervloekt te worden. Doch voortaan, o oneindige goedheid, wil ik U nooit meer beleedigen, neen, liever wil ik sterven, dan U nog ooit vergrammen ; schenk mij o Heer, de genade dei-heilige volharding in het goede, heb medelijden met mij en ontferm U ook over

-ocr page 337-

327

de heilige zielen, die in het vagevuur lijden.

O Moeder Gods, Maria ! kom haar door uwe machtige voorspraak ter hulp.

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.

En voor de afgestorvenen:

Ach, ontferm U over deze bruiden, over deze zwaar beproefde dochters ! roep haar tot ü, opdat zij zich aan uwe zijde eeuwig 2n uwe vertroostingen mogen verheugen.

Negende Dag.

Alle smarten, welke deze heilige zielen in het- vagevuur lijden, zijn ondenkbaar groot; de grootste pijn echter is, dat deze heilige bruiden van haren beminden bruidegom verwijderd moeten blijven en van de aanschouwing van zijn goddelijk aanschijn beroofd zijn.

O God! hoe heb ik reeds zoovele jaren van ü verwijderd, en beroofd van uwe genade, kunnen leven ! O, oneindige goedheid, verleen mij de genade der volharding in het goede, en laat niet toe, dat ik nog ooit bij U in ongenade valle. Ik bid U ook o Heer! heb medelijden met de heilige zielen, die in het vagevuur lijden; verzacht hare smarten, en verminder den tijd harer ellende. Eoep haar spoedig

-ocr page 338-

328

tot U in den Hemel, opdat zij U van aanschijn tot aanschijn aanschouwen en eeuwig beminnen mogen.

0 Moeder Gods, Maria ! kom baar door uwe machtige voorspraak ter hulp en bid ook voor ons, die nog voortdurend in gevaar verkeeren, voor eeuwig verloren te gaan.-

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz. En voor de afgestorvenen: Ach, ontferm U over deze bruiden, over deze zwaar beproefde dochters ! roep haar tot ü, opdat zij zich aan uwe zijde eeuwig in uwe vertroostingen mogen verheugen.

-ocr page 339-

329

Gebeden, waaraan aflaten verbonden

zijn, die aan de arme zielen kunnen worden toegevoegd.

Degenen, die \'s morgens, \'s middags en \'s avonds op de knieën den «Engel des Heerenquot; bidden, als daarvoor geluid wordt, verdienen ieder keer een aflaat van honderd dagen, en wanneer zij het dagelijks doen, kunnen zij eens in de maand na de H. Communie een en vollen aflaat verdienen.

Allen, die na het luiden van de avondklok, den psalm : »Uit de dieptequot; met het vers; »Geef baar o Heer, de eeuwige rust, enz. of, als zij dezen psalm niet kunnen bidden, eenmaal het «Onze Vader,quot; het «Wees gegroetquot; en het: »Geef haar, o Heer!quot; enz. voor de afgestorvenen bidden, verdienen ieder keer een aflaat van honderd dagen, en als zij het dagelijks doen, eenmaal in het jaar eenen vollen aflaat.

De psalm: «Uit de diepten.quot;

Uit Ide diepten heb ik tot U geroepen: Heer! Heer! verhoor mijne stem.

Laat uwe ooren luisteren naar de stem mijner smeeking.

-ocr page 340-

330

Indien gij de ongerechtigheden gadeslaat, Heer! Heer ! wie zal bestaan ?

Want bij U is genade, en om uwe wet Heer heb ik U verbeid.

Mijne ziel heeft op zijn woord verbeid; mijne ziel heeft op den Heer gehoopt.

Dat Israël op den Heer van den morgenstond tot den nacht toe hope.

Want bij den Heer is barmhartigheid en bij Hem is overvloedige verlossing.

En Hij zal Israël verlossen uit al zijne ongerechtigheden.

V. Heer, geef haar de eeuwige rust!

K. En het eeuwige licht verschijne haar.

Gewoonlijk bidt men na dezen Psalm het volgende gebed:

V. Heer, verhoor mijn gebed!

E. En mijn geroep kome tot U.

GEBED.

ö, God ! Schepper en Verlosser van alle geloovigen, verleen aan de zielen van uwe dienaren en dienaressen vergiffenis van alle zonden, opdat zij de genadige kwijtschelding, naar dewelke zij altijd verlangd hebben, door godvruchtige smeekingen mogen verwerven. Die leeft en heerscht in de eeuwen der eeuwen. Amen.

Becueil do prières et d\'oouvros pies. (Home 1878.) blz. 172.

-ocr page 341-

331

Degenen, die voor de afgestorvenen vijfmaal het Onze Vader en het Wees gegroet, benevens het onderstaand gebed bidden, verdienen ieder keer een aflaat van drie honderd dagen, en als zij het dagelijks doen, kunnen zij eenmaal in de maand, mits zij waardig communiceeren, eenen vollen aflaat verdienen.

GEBED.

Wij bidden U, o Heer ! kom uwen dienaars ter hulp, die gij door uw kostbaar bloed verlost hebt.

V. Heer, geef hun de eeuwige rust 1

E. En het eeuwige licht verlichte hun.

V. Dat zij in vrede rusten.

K. Amen.

Recueil do prières et d\'oeuvres pies (Rome 1878.) bladz.414.

Allen, die de volgende gebeden voor eiken dag der week, voor de afgestorvenen verrichten en daarbij voegen eenmaal het Onze Vader, het Wees gegroet en den psalm : »Uit de dieptenquot;, verdienen ieder keer eenen aflaat van honderd dagen,

GEBED VOOR DEN ZONDAG.

Heer, almachtige God! ik bid U door

-ocr page 342-

332

het kostbaar bloed, hetwelk uw goddelijke zoon Jesus in den hof der olijven vergoten heeft, verlos de lijdende zielen van het vagevuur, bijzonderlijk die zielen, welke het meest verlaten zijn, en breng haar in uwe heerlijkheid, waar zij TJ loven en prijzen kunnen in eeuwigheid. Amen.

Onze Vader, enz. Wees gegoet, enz.

«Uit de dieptenquot;, enz.

GEBED VOOR DEN MAANDAG.

Heer, almachtige God ! ik bid U door het kostbaar bloed, hetwelk uw goddelijke Zoon Jesus bij zijn wreede geeseling vergoten heeft, verlos de lijdende zielen an het vagevuur, bijzonderlijk echter die ziel, welke het dichtste bij hare opname in de eeuwige heerlijkheid is, opdat zij terstond beginne U te loven en te prijzen in eeuwigheid. Amen.

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.

»Uit de dieptenquot;, enz.

GEBED VOOR DEN DINSDAG.

Heer, almachtige God ! ik bid U door het kostbaar bloed, hetwelk uw goddelijke Zoon Jesus bij de gruwzame kroning met

-ocr page 343-

333

doornen vergoten heeft, verlos de lijdende zielen des vagevuurs, iri het bijzonder die ziel, welke anders nog het langste zou moeten lijden, opdat het haar niet langer belet worde II in uwe heerlijkheid eeuwig te loven en te prijzen. Amen.

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.

»Uit de dieptenquot;, enz.

GEBED VOOR DEIS WOENSDAG.

Heer, almachtige God! ik bid U door het kostbaar bloed, hetwelk uw goddelijke Zoon Jesus, onder het dragen van zijn kruis, in de straten van Jerusalem vergoten heeft, verlos de lijdende zielen des vagevuurs en bijzonderlijk die ziel, die in uw oog het rijkste aan verdiensten is, opdat zij op den hoogen trap van heerlijkheid, die voor haar bestemd is, U luide prijzen en eeuwig loven moge. Amen.

Onze Vader enz. Wees gegroet, enz.

»Uit de dieptenquot;, enz.

GEBED VOOR DEN DONDERDAG.

Heer, almachtige God ! ik bid IJ door h^t kostbaar lichaam en bloed van uwen

-ocr page 344-

334

goddelijken Zoon Jesus, dat Hij op den vooravond van zijn lijden aan zijne Apostelen tot spijs en drank geschonken heeft en dat Hij zijner Kerk als een rein en eeuwig offer en als een levendmakend voedsel vOor alle geloovigen heeft achtergelaten: verlos de lijdende zielen des vagevuurs, bijzonder die ziel, welke dit geheim dei-eeuwige liefde met de meeste godsvrucht heeft vereerd, opdat zij U met uwen goddelijken Zoon en den heiligen Geest in uwe heerlijkheid eeuwig daarvoor loven en prijzen moge. Amen.

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.

»Uit de dieptenquot;, enz.

GEBED VOOR DEN Vlt/.TDAG.

Heer, almachtige God! ik bid U door het kostbaar bloed, hetwelk uw goddelijke Zoon Jesus op dezen dag uit de wonden zijner allerheiligste handen en voeten aan het kruishout heeft vergoten: verlos de lijdende zielen des vagevuurs en bijzonder die ziel, voor dewelke ik het meest verplicht ben te bidden, opdat door mijne schuld, het oogenblik niet worde uitgesteld, waarop zij door U in den Hemel zal worden opgenomen, om U in uwe heer-

-ocr page 345-

335

lijkheid te loven en te prijzen in alle eeuwigheid. Amen.

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz.

«Uit de dieptenquot;, enz.

GEBED VOOR DEN ZATERDAG.

Heer, almachtige God! ik bid TJ door het kostbaar bloed, dat uit de zijde van uwen goddelijken Zoon Jesus gevloeid is, toen zijn heilig hart in tegenwoordigheid en tot de grootste smart zijner heilige Moeder werd doorboord: verlos de lijdende zielen uit het vagevuur, bijzonder die ziel, welke onder alle de grootste liefde en godsvrucht tot de Moeder der smarten gehad heeft, opdat zij spoedig tot de heerlijkheid gerake, om U in haar en haar in U te loven en te prijzen in alle eeuwigheid. Amen.

Onze Vader, enz. Wees gegroet, enz. ȟit de dieptenquot;,. enz.

Eecueil de prieres et d\'oeuvres pies (Eorae 1878.) bladz 417.

De Drie Goddelijke Deugden: GELOOP, HOOP EN LIEFDE. 1. Een volle aflaat eens elke maand te

-ocr page 346-

336

verdienen op eenen dag naar verkiezing, voor allen, die gedurende die maand de akten van Geloof, Hoop en Liefde dagelijks hebben verwekt, mits zij op dien dag gebiecht en waardig gecommuniceerd hebbende, bidden tot intentie van onze Moeder de H. Kerk.

2. Een volle aflaat in het uur des doods voor hen, welke dan die akten met devotie en een rouwmoedig hart zullen verwekken, en (zoo dit mogelijk is) gebiecht en gecommuniceerd hebben.

3. Een aflaat van zeven jaren en zeven (juadragenen (zevenmaal veertig dagen) voor eiken keer, dat men die akten met godvruchtigheid verwekt.

Ten einde de geloovigen aan te sporen, om dikwijls de akten van Geloof, Hoop en Liefde te verwekken, heeft Z. H. Paus Benedictus XIV, op den 28 Januari 1756, bovenstaande aflaten bevestigd en voor altijd verleend. Zij kunnen alle aan de geloovige zielen in het vagevuur worden toegevoegd.

Natuurlijk kan men niet volstaan met deze akten bloot op te zeggen; men moet ze ook godvruchtig verwekken met het hart.

Kecueil do prières et d\'oeuvros pies (Komu 1878.)

-ocr page 347-

337

Akte van Geloof.

Mijn Heer en mijn God! ik geloof vastelijk al hetgeen gij ons geopenbaard hebt en door de H. Kerk voorhoudt om te gelooven, omdat gij de eeuwige en onfeilbare waarheid zijt. In dit geloof wil ik leven en sterven.

Akte van Hoop,

Mijn Heer en mijn God ! ik hoop met een vast betrouwen, door de verdiensten van Jesus Christus, van U te bekomen het eeuwig leven en al, wat mij daartoe helpen kan, omdat gij het hebt beloofd, die oneindig goed zijt tot ons, almachtig en getrouw in uwe beloften. In deze hoop wil ik leven en sterven.

Akte van Liefde.

Mijn Heer en mijn God! ik bemin U boven al, uit geheel mijn hart, uit geheel mijne ziel en uit al mijne krachten, omdat gij in U zeiven het opperste goed zijt en alle eer en liefde waardig, en mijnen evennaaste bemin ik gelijk mij zeiven om U. In deze liefde wil ik leven en sterven.

Gebeden Overledenen. 22

-ocr page 348-

338

Gebed met vollen a/laat.

Al wie, na gebiecht en gecommuniceerd te hebben het volgende gebed godvruchtig voor eenig kruisbeeld leest, en daarenboven eenigen tijd naar de meening van Zijne Heiligheid bidt, verdient een vollen aflaat, welke ook aan de zielen in het vagevuur kan toegevoegd worden (door Paus Pius IX bekrachtigd 31 Juli 1858.)

GEBED.

Zie, o goede en allerzoetste Jesus\', ik werp mij voor uw aangezieht op mijne knieën neder en bid en smeek U met al den gloed mijner ziel, dat Gij levendige gevoelens van geloof, hoop en liefde, een waar berouw over mijne zonden en een vasten wil om ze te verbeteren, in mijn hart wilt drukken, terwijl ik met groote aandoening en smart uwe vijf wonden bij mij zeiven overdenk en in den geest beschouw, voor oogen hebbende wat reeds de Profeet David van U, o goede Jesus, in den mond nam: Zij hebben mijne handen en mijne voeten doorboord, en al mijne beenderen geteld. (Psalm XXI, 17, 18.)

Allen, die godvruchtig het volgende

-ocr page 349-

330

schietgebed zullen spreken, verdienen honderd dagen aflaat.

Gezegend zij de heilige en onbevlekte ontvangenis der allerheiligste Maagd Maria.

(Pius VI. 21 November 1763.)

liecueil de prières et d\'oeuvres pies (üome 1878.) bladz. 199.

Aanroeping van den heiligen Engelbewaarder.

Allen, die deze aanroeping godvruchtig verrichten, verdienen iederen keer een aflaat van honderd dagen, en ook wanneer zij ze dagelijks doen.

H. Engel, gij, die mij door de goddelijke barmhartigheid tot mijnen bewaarder gegeven zijt, wil mij heden verlichten, bewaren, zalig maken, geleiden en besturen Amen.

Kecueil de priëres et d\'oeimes pies (Korao 1878.) bludz. 296.

Zij, die de heilige namen van Jesus en Maria aanroepen, verdienen een aflaat van vijftig dagen.

Kecueil de prières et d\'oenvres pies (EoineIS78, bladz. 57.

lien volle aflaat eenmaal in de maand

-ocr page 350-

340

onder de gewone voorwaarden voor hen, die \'s morgens, \'s middags en \'s avonds driemaal bidden: Eere zij den Vader en den Zoon enz. om de allerheiligste Drievuldigheid te danken voor de aan Maria verleende genaden, bijzonder voor hare opneming in den Hemel. (Pius VII, 11 Juni 1816.)

liecueil de prières otcVoeuvres pies(Kome 1878.) bladz.51.

Drie honderd dagen aflaat voor hem, die hetzelfde gebed \'s morgens, \'s middags en \'s avonds zal verrichten, honderd dagQn voor ieder keer. (Pius VII, 11 Juni 1815.)

Gebed ter eere van O. L. V. van Barmhartigheid.

Ik groet u Maria, vol van smarten, de gekruisigde Jesus is met u, gij zijt medelijden waardig onder alle vrouwen, en eveneens Jesus, de vrucht uws lichaams. Heilige Maria, Moeder van den gekruisigden Jesus, verkrijg tranen van berouw voor ons, die Jesus, uwen Zoon, gekruisigd hebben, nu en in het uur van onzen dood. Amen.

Ieder keer, dat men dit gebed met een

-ocr page 351-

341

rouwmoedig hart bidt, verdient men een aflaat van honderd dagen.

Verleend door Z. H. Pius IX bij een decreet van de H. congregatie der aflaten 23 December 1847.

Heilige Maagd, Maria! in uwe ontvangenis zijt gij onbevlekt geweest, bid voor ons den Vader, wiens Zoon gij gebaard hebt door medewerking van den heiligen tJeest.

Honderd dagen aflaat voor hen, die dit gebed bidden.

Recueilde prières et d\'oeuvres pies (Rome 1878.) bladz. 19S.

Liefdevol hart van Maria, wees mijne toevlucht.

Z. H. Pius IX heeft op 20 September 1852, drie honderd dagen aflaat verleend voor ieder keer, dat men dit schietgebed doet, en eens in de maand een vollen aflaat voor hen, die na waardig gebiecht en gecommuniceerd te hebben, in de kerk zullen bidden ter intentie van Zijne Heiligheid.

Kecueil de prières et d\'oeuvres pies (Rome 1878.) bladz. 218.

Opdracht van het dierbaar bloed van Jesus.

Eeuwige Vader ik offer ü op het dier-

-ocr page 352-

342

baar bloed van Jesus Christus, tot boeting mijner zonden en tot het welzijn van onze Moeder de H. Kerk.

Honderd dagen aflaat voor ieder keer, dat men dit gebed godvruchtig bidt. (Verleend 29 Maart 1817.)

Bpcneil de prières et d\'oeuvres pies (Home 1878.) Wadz. 40.

EINDE VAN HET TWEEDE DEEL.

-ocr page 353-

INHOUD.

VAN HET

EERSTE DEEL.

Inleicling............ 5

EERSTE DEEL.

I.

Over het wezen en het bestaan van het vagevuur.

Over het wezen van het vagevuur . 9 Het bestaan van het vagevuur wordt

bewezen uit het oude Testament . 10 Het bestaan van het vagevuur wordt

bewezen uit het nieuwe Testament . 13 Het bestaan van het vagevuur wordt bewezen uit de apostolische overlevering • ............

Het bestaan van heij vagevuur wordt bewezen uit de besluiten der Kerk. 18

-ocr page 354-

344

II.

Over de pijnen van het yagevuur.

Over de geestelijke pijnen des vage-

vuurs ..........

Over de pijnen van het vagevuur . .

Over de andere pijnen van het vage-

. . 22

vuur...........

Algemeene denkwijze over de prjnen

van het vagevuur.......24

Slechts weinige uitverkorenen ontgaan

de pijnen van het vagevuur. . - . 25 Men moet geheel rein zijn om in den Hemel te kunnen komen . . . .20

III.

Over de redenen, die ons moeten aansporen, de geloovige zielen te helpen.

De zielen in het vagevuur kunnen mets meer verdienen en zich geen verlichting verschaffen......\'29

De lijdende zielen in het vagevuur

roepen onophoudelijk tot ons om hulp. 30 Wij zijn verplicht de lijdende zielen in het vagevuur te hulp te komen. . 31

-ocr page 355-

345

Het is Gods wil, dat wij de geloovige zielen in Let vagevuur ter hulp komen ...........33

De goede werken voor de afgestorvenen

hebben voor God eene groote waarde. 35 Door de geloovige zielen uit het vagevuur te verlossen, bevorderen wij Gods eer en glorie op de werkda-digste en volmaaktste wijze. . . .37

IV.

Over de middelen, die ons ten dienste staan, om de geloovige zielen te helpen.

Over deze middelen in het algemeen . 40 Over de kracht van het gebed voor de

afgestorvenen........42

Uitnoodiging tot het gebed voor alle afgestorvenen door Thomas van

Kempen.........43

Over den ijver, waarmede men voor de afgestorvenen bidden moet. ... 45 Eenige voorbeelden van den ijver, waarmede de Heiligen voor de afgestorvenen gebeden hebben.....47

Voorbeelden, waaruit blijkt, hoe spoedig veelal het gebed voor de afgestorvenen verhoord wordt. ... 49

-ocr page 356-

34G

Een kort gebed kan zelfs den gestorvenen van groot nut zijn .... 50 Het is bijzonder nuttig de H. Moeder Gods voor de afgestorvenen aan te

roepen..........52

De Moeder Gods oefent over het vagevuur eens bijzondere heerschappij uit 54 Over de kracht van den H. Eozen-

krans tot troost der geloovige zielen. 55 Het is zeer nuttig, de hulp der heilige Engelen voor de afgestorvenen in te

roepen..........57

Het is ook zeer nuttig, de Heilige voor de geloovige zielen aan te

roepen..........60

Eenige voorbeelden van de hulp, die de afgestorvenen van de Engelen en de Heiligen ontvangen . ... 61 Over de werken van boetvaardigheid

voor de zielen in het vagevuur . . 64 Het gebed met het vasten en andere boet werken vereenigd, bezit eene groote kracht voor de geloovige zielen. 67 Door met geduld voor de afgestorvenen te lijden, kan men hun zeer

behulpzaam zijn.......68

Door het lijden, dat men grootmoedig voor de geloovige zielen overneemt, kan men haar op eene bijzondere wijze helpen. 7 0

-ocr page 357-

347

Over den bijzonderen ijver, waarmede de H. Ludwina boetvaardigheid pleegde voor de geloovige zielen . 72 Over de werken van barmhartigheid

voor de afgestorvenen.....73

Door het geven van aalmoezen, kan men de geloovige zielen groote hulp

verschaffen.........7!)

Door de schulden te betalen, die de overledenen op aarde achterlaten, kan men hun zeer behulpzaam zijn . .77 Door onze vijanden te beminnen, kunnen wij de afgestorvenen op eene uitmuntende wijze helpen . . .79 Door onze eigene verdiensten voor de geloovige zielen op te oiferen, kunnen wij haar van groot nut zijn . 81 De H. Teresia verlost eene ziel uit het vagevuur door de opoffering van haar eigen verdiensten. 83

Over de groote waarde der aüaten voor

de geloovige zielen......84

De groote waarde der aflaten door

eenige voorbeelden aangetoond . .87 Over de kracht van het wijwater voor

de zielen in het vagevuur . . .88 Over het gebruik van het licht voor

de afgestorvenen te laten branden . 90 Bedevaarten voor de geloovige zielen. 93

-ocr page 358-

348

Over de H. Communie voor de geloo-

vige zielen....... • ^

Over de kracht van het H. Misoffer

voor de afgestorvenen.....95

Voorbeelden van zielen, die door de lt; kracht van het H. Misoffer verlost

■werden.........^

Onder alle middelen ter verlossing der geloovige zielen, is het H. Sacrificie der Mis het krachtigste en het voornaamste .........

Over den oorsprong der 30 Missen, of der zoogenaamde Gregoriaansche

Missen........quot; 100

Over het nut der gestichte jaargetijden

voor de afgestorvenen. . . . • 102 Over den oorsprong van den Allerzielendag .........104

V.

Verschillende onderrichtingen met betrekking tot de lijdende zielen in het vagevuur.

Wie de lijdende zielen helpen wil, moet

in staat van genade zijn . . . 106 Als men voor de afgestorvenen laat bidden, moet men daartoe vertrouwde personen uitkiezen.....108

-ocr page 359-

349

Door weeklagen en prachtvertoon worden de geloovige zielen niet geholpen .........110

De geloovige zielen verlangen ten spoedigste geholpen te worden. . . .113 Hetgeen door de afgestorvenen als hun laatste wil is vastgesteld, moet zonder uitstel ten uitvoer gebracht

worden.........115

Men moet zelf boeten, als men verzuimt, de uiterste wilsbeschikking der afgestorvenen ten uitvoer te

brengen.........117

Het is eene strenge verplichting, stip-telrjk zorg te dragen voor de stichtingen der afgestorvenen . . .118 Indien men een of ander stichten, of wat dan ook, tot troost zijner ziel verordenen wil, mag men zich daarvoor niet op zijne erfgenamen verlaten ..........120

Het duurt dikwijls lang, alvorens de geloovige zielen uit het vagevuur

worden verlost.......123

De goede werken worden door God niet altijd aan die zielen geschonken, voor welke wij ze opdragen ; dikwijls voegt Hij die aan andere zielen toe........12 5

-ocr page 360-

350

Men moet niet licht gelooven, dat

iemand verloren is.....126

Men moet niet licht gelooven, dat

iemand geen hulp meer noodigheeft. 128 Men moet in het algemeen niet nieuwsgierig naar den toestand der afgestorvenen vorsehen.....130

Men moet de afgestorvenen voortdurend, zonder ophouden helpen . . 132 Over de volharding en den ijver, waarmede de H. Augustinus voor de

afgestorvenen bad......134

Voorbeelden van een kortstondig eij van een langdurig lijden der geloo-

vige zielen........13ö

Voor een ieder bestaat er eene bijzondere verplichting met betrek king tot de zielen des vagevuurs . . . .139 Over de bijzondere plichten der kinderen ten opzichte van hunne overledene ouders........140

Over de bijzondere verplichting der gehuwden ten opzichte hunner gestorven echtgenooten......142

Zij, die aan de arme zielen in het vagevuur geen barmhartigheid bewijzen,

hebben veel te vreezen.....144

Zjj, die aan de arme zielen barmhartigheid bewijzen, hebben veel te hopen. 146

-ocr page 361-

351

Als wij verstandig willen handelen, dan moeten wij reeds in dit leven al datgene voor ons zeiven doen, wat wij hopen, dat door anderen na onzen dood voor ons zal gedaan worden ........

Boor het geduld bij kruis en lijden, woiden de straffen des va^evuurs verkort ......quot; U9

Dooi godsdienstige stichtingen kan men zich eene spoedige verlossing verzekeren .............

Door het nauwkeurig onderhouden der oidensregelen, kan men zich voor het vagevuur vrijwaren . . . .152

Eene werkzame liefde voor de afgestorvenen, verschaft tijdelijke en eeuwige welvaart............

Een gulden vermaning voor brave zielen, die het vagevuur te veel vreezen, door Lodewijk Blosius. . . 156

VI.

Over dc dankbuurheid der geloovige zielen, ten opzichte van hunne weldoeners.

Ovei de dankbaarheid der geloovige zielen in het algemeen . . . .159

-ocr page 362-

352

Men kan de zielen des vagevuurs aanroepen ; zij bidden voor hunne weldoeners .........

De arme zielen verkrijgen voor hunne weldoeners de gezondheid, ingeval

van ziekte...... • .163

Eene ziel des vagevuurs bezorgt hare weldoenster ondersteuning in hare

armoede.........

Eene andere ziel verschaft haren weldoener hulp in den nood . • .170 Lijdende zielen des vagevuurs verlee-nen hare weldoeners raad en bescherming op reizen en in gevaren. 173 Geloovige zielen des vagevuurs bewaken en vermeerderen de bezittingen

harer weldoeners......176

De geloovige zielen zijn haren weldoeners ook zeer behulpzaam in hetgeen hun zielenheil aangaat . .177 De geloovige zielen staan hare weldoeners in den doodstrijd bij . . 180 De geloovige zielen staan hare weldoeners in het oordeel bij . . . 182 De Heer beloont de liefde tot de zielen des vagevuurs, door toe te staan, dat zij hare weldoeners in den dood bijstaan, en hen naar den Hemel vergezellen........183

-ocr page 363-

353

Een woord over het verschijnen der afgestorvenen in het algemeen . . 186 Een woord over het geloofwaardige van de hulp, die de levenden van de zielen des vagevuurs ontvangen . 189

23

ftttbeden Overledenen.

-ocr page 364-

354

INHOUD

VAN HET

C

TWEEDE DEEL.

C

I.

Dagelijksche gehedr.n.

G

Morgengebed.......Blz.

195

C

Avomlgebed.......

\'199

1

J

11.

I

Gebeden onder de H. Mis.

Manier, om de H. Mis voor de geloo-

c

vige zielen in het vagevuur op te

offeren.........

202

III.

Gebeden voor eiken dag der week.

Opdracht van het lijden en sterven des

Verlossers voor de geloovige zielen

in het vagevuur......

21C

-ocr page 365-

3ö5

IV.

Biechtoefeningen.

Gebeden voor de Biecht.....241

Gebeden na de Biecht......243

V.

Communie-oefeningen.

Gebeden vóór de heilige Communie . 245 Gebeden na de heilige Communie . . 249 Tot Jesus in zijn lijden . . . .251 Manier om den aflaat voor de arme

zielen op te offeren.....253

Litanie van het bitter lijden en sterven des Verlossers tot troost der geloo-

vige zielen........254

Gebed tot de smartvolle Moeder des Heeren.........256

VI.

Vesper gebeden.

Vereering der zeven weeën van Maria voor de geloovige zielen in het vagevuur ..........259

-ocr page 366-

356

Vereering van de zeven vreugden van

Maria tot troost der lijdende zielen. 262 Het Onze Vader voor de afgestorvenen..........266

Het Wees gegroet......270

VIL

Oefening van den H. Rozenkrans . .272 VIII.

H. Kruisweg voor de geloovigs zielen. 280 IX.

Verschillende gebeden coor de afgestorvenen.

Litanie voor de geloovige overledenen. 303 Oefening ter eere van de vijf heilige wonden des Verlossers tot troost der

afgestorvenen.......308

Een kort en krachtig gebed voor de

afgestorvenen in het algemeen . .312 Gebed voor onze afgestorven ouders, broeders en zusters, vrienden en

weldoeners........312

Gebed tot de Engelen en Heiligen . 314

-ocr page 367-

357

Gebed tot Jesus en Maria,, om een zalig einde te verkrijgen, en om van de pijnen des vagevuurs bevrijd te

blijven..........315

Negendaagsche oefening tot troost der geloovige zielen in het vagevuur .318

X.

Gebed, waaraan de aflaten verbonden zijn, die aan de arme zielen kunnen

worden toegevoegd.....329

De psalm: Uit de diepten . . .329

Gebed voor den Zondag.....331

Gebed voor den Maandag . . . .332 Gebed voor den Dinsdag . . . .332 Gebed voor den Woensdag. . . .333 Gebed voor den Donderdag. . . .333 Gebed voor den Vrijdag . , . .334 Gebed voor den Zaterdag . . . .335 De drie goddelijke deugden, Geloof,

Hoop en Liefde......335

Gebed voor het beeld van den gekruisigden Verlosser......338

Schietgebed ter eere van de onbevlekte

ontvangenis van Maria . . . .339 Aanroeping van den heiligen Engelbewaarder .........339

-ocr page 368-

358

Aanroeping van de heilige namen van

Jesus en Maria......339

Het Glorie zij den Vader, enz. . . 339 Gebed ter eere van O. L. V. van barmhartigheid ........340

Nog een schietgebed tot de allerheiligste Maagd........340

Schietgebed tot het H. Hart van Maria 341 Opdracht van het dierbaar bloed van Jesus..........341

-ocr page 369-

Bij denzelfden Uitgever mede verschenen :

Maand van het H. Hart van Jesus.

Dertig Stichtelijke Oefeningen, voor eiken dag der maand, getrokken uit het Leven en de Geschriften van de Gelukzalige

Margaretha Maria Alacoque. ƒ 0,50 in linnen band ƒ 0,75

Congïegamst (de ware). Volledig handboek ten dienste van congregatiën van O. L. V. bewerkt door N. Anssems, Priester van de orde vau den H. Franciscus,

2de druk in 18°....... . « 1,—

In zwart lederen band......- 1,45

Geperst leder verguld snede . « 1,70

Eerherstellende conimnnie, uit het

Fransch door een R. K. Pr. in 32°. 2de druk ƒ 0,25. In linnen band . ... quot; 0,40

Grodsdienstj (de) zijne waarheid en schoonheid, vrij bewerkt naar Schouppe\'s Handhoek, I. deel 12®. door H. A. W.Kaag. . 0,90

CJroei in heiligheid, of de voortgang in het geestelijke leven door Frederik Willem Faber, Pr. naar de 3de Eng. uitgave door F. IV. Tscfderschke, Pr. 18° . . „ 1,20 [n linnen ba .d......... 1^0

Verklaring\' en uitlegging\' van het

H. Misoffer, bijzonderlijk voor de geloo-vigen die dagelijks de H. Mis bijwonen,

door W. J. van Campen, Past. . . . / 1,00

-ocr page 370-

Nieuwe overwegingen van het H. Sacrament des altaars door Ant Bicard, doe -tor iu de Theologie, eerekannunuik van Marseille en Carcassone, gevolgd door twee onuitgegeven overwegingen over hetzelfde onderwerp door Mt/v. de laBoiiillerie, Bisschop van Carcassone en voorafgegaan van een aanhevelingsbrief van Z. D. H. tweede

druk ............/ O\';™

Iu linnen band.........quot; \'

Oefeningen v001* en na Communie

voor eiken dag der week. In het Hollandsch r» o-bewerkt door J Verheijen O. C quot; 0gt;80

Onberlekt hart van Maria (het) in zijne schoonheid en vereering. Eene op-wekking tot eene ware devotie jegens het Onbevlekt Hart vau Maria door een priester der Soc. v. Jesus, naar het Hoog- . duitsch door A. M. D. G. in 18°. . . quot; 0,6o

Twintig Novenen voor de verschillende feestdagen des jaars door Joseph Mana Falcone, in 18°. 30 ets,; in linnen . . » 0,50

Inh. Noveen ter eere der zuivering der H. Maagd, Aartsengel Gahriël, H.Josef, Boodschap des Engels, zeven smarten, H.

Hart van M , H. Geest, H. Hart van J.,

Bezoek van M., H. Vincentins, Hemelvaart H. Maagd. Geboorte H. Maagd. Aartsengel Michaël, Engelbewaarder, H. Rozenkransfeest, Aartsengel Raphael, Lafenis geloovige zielen, Opdracht van Maria,

Onbevl. Ontvangenis, Mirakuleuze baring der H. Maagd.

-ocr page 371-
-ocr page 372-
-ocr page 373-
-ocr page 374-