OVERWEGINGEN
VOOR
DE FEESTDAGEN
A
eWUKWEGING^
^ VOOR
, *00*
VOOR - ^ C\'
van den Advent, Kersmis, Drie-Koningen,
Vasten, Pasolien,Sinksen, H.-Sacramentsdag, Allerh. Hart;
en voor de Feestdagen van de Allerli. Maagd,
de IIH. Engelen,den II. Jozef, den H. Franeiscus vau Sales, en de II. Tberosia
DOOR DEN
ick n ic nr.ir.n a a r
VKHTA A LD DOOR j
F- li- n«.iei..plt;,.Iis« /
4* J V- »«
H. DESSAIN, DRÏIKKEH I W. VAK CIILICK, DOEKH.
GOEDKEURING.
Hoor onzen Hoogwaardigen Pater Generaal, Nicouus Mumo», daartoe gemachtigd, staan wij toe dat het werkje, Overwegingen voor de Feeslduyen, enz. door Pater II. Tlieelen vertaald, gedrukt worde. Brussel, 2 Aug. I8SI.
J. II. P. KOCKEIiOLS, C. SS. R. sl11\'. pitov., bi;lc.
IMITlIilATUR.
Leodii, 23quot; .lanuarii 1882.
M. RUTTEN.
yic. cex.
i VOOR
\'vwvv\\lt;v\\wwvwv-^/vgt;^-vvv\\rwv\\»vw.vw/vw\\\'v\\-v\\/v\\Avwwwv\\\'vw*
ivcn Zondag.
GODS GOEDHEID I.\\T HET WERK DEa VERLOSSING.
Et incarnalus est de Spirita Sancto... et homo fact ut est. (I)
lioeft liet vleesch aangenomen door den H. (ieest... en Hij is mensch geworden.
Beschouwen wij dat God, daar Hij den mensch geschapen had om van hem gediend te worden op aarde, en om hem daarna te doen heerschcn in den hemel, hem liet licht en de genaden schonk, die hem tot dat gelukkig einde moesten geleiden. Doch de ondankbare mensch stond op tegen God, hij weigerde de gehoorzaamheid welke hij Hem uit rechtvaardigheid en erkentenis schuldig was ; en tot straf van zijnen opstand, werd de ongelukkige met
(l) Symb. Const.
(*) Zie op het einde vnn dit werk de Wijze om de Over-wegiag afliet Inwendigquot; Gebed met vrucht te doen.
2 l 81\'\'quot; ZONDAG VA^ DE» ADVENT.
geheel zijue nakomelingschap , van Gods genade beroofd en voor altoos buiten den\' hemel gesloten. Zoo waren dan alle quot;men-schen verloren ten gevolge dier zonde; allen waren veroordeeld om te midden der duisternissen in de schaduw der dood te leven. ^ De duivel heerschte over hen en de hel ver-zwolg aanhoudend ontelbare slachtoll\'ors. )
Doch, ziende dat de menschen tot dien elleudigen staat vervallen waren, gevoelde God zich door medelijden bewogen en besloot hen te redden. En hoe bracht Hij dit besluit ten uitvoer? Hij belastte daarmêe niet een Engel, niet een Seró.fijn, maar om aan de wereld ds oneindige liefde te toonen, welke Hij, niettegenstaande hunne ondankbaarheid, aan die aardwormen toedroeg, zond Hij zijn eigen Zoon om mensch te worden, cn zich met het vleesch der zondaars te bekleeden.1 Zoo wilde God door zijn lijden en dood aan de goddelijke Rechtvaardigheid voldoen voor de zonden der menschen en hen van de eeuwige dood bevrijden ; daarenboven wilde Hij hen met zijn hemelschen Vader verzoenen, hun de goddelijke gratie verwerven, en hen waar-
(!) Deus Filium suum mittens in similitudinem carnis peocuti. Rom. 8 3,
J.len zondAO VAN DEN ADVENT. 3
dig maken om het rijk des hemels binnen te gaan.
Beschouwen wij van den eenen kant de overgroote schade die de zonde veroorzaakt aan de ziel, door haar te berooven van Gods vriendschap en van den hemel, en haar te veroordeelen tot de eeuwige straffen. Beschouwen wij van den anderen kant, de oneindige liefde Welke God ons in dat groote werk der menschwording des Woords getoond heeft, daar Hij wilde dat zijn eigen Zoon, om ons de vergiffenis onzer zonden en de eeuwige zaligheid te bekomen, zijn goddelijk leven door de handen der beulen zou komen slachtofferen op een kruis in diepe smarten en schande. 0 I gewis, bij \'t aanschouwen van dit verheven geheim, van die uitstekende liefde van God, zouden wij niets anders moeten doen dan gedurig uitroepen: O oneiudige Goedheid ! o oneindige Barmhartigheid ! o oneindige Liefde 1 Een God is mensch geworden om voor mij te sterven !
Verzuchtingen en gebedan.
O mijn Jezus I hoe komt het dat ik het verschrikkelijk kwaad, dat de zonde had veroorzaakten door uwe dood hersteld werd,
4 l,,en ZONDAG VAN DEN ADVENT,
zoo dikwijls vrijwillig hernieuwd heb door de beleedigingen welke ik tegen U heb bedreven ? Het heeft U zooveel gekost mij te verlossen, en ik, ik heb mij zoo dikwijls willen ongelukkig maken, en zulks dooi\' U te verliezen, U, die een oneindige goedheid zijt! Doch ik schep vertrouwen, bij \'t herdenken dat Gij gezegd hebt, dat, als een .zondaar, na U verlaten te hebben tot ü \'terugkeert. Gij U gewaardigt hem met opene armen te ontvangen.1 Gij hebt nog gezegd, dat, als ü iemand open doet. Gij bij hern zult binnengaan. \' Zie mij hier, o Heer ! zie hier een van die opstandelingen, een ondankbare, een verrader, die U zoo menigmaal den rug heeft gekeerd, en U uit zijne ziel verbannen ; maar heden beween ik uit geheel mijn hart U aldus beleedigd en uwe genade veracht te hebben ; ik betreur het en bemin U boven alles. Zie de deur van mijn hart staat open, kom er dus binnen, o mijn zoete Meester, maar om er niet meer uit te gaan. Ik weet dat Gij er nooit zult uitgaan, Indien ik tr U niet uit verdrijf, maar dat is juist wat ik vrees. Ziehier dan de genade welke ik U vraag en hoop altoos
(1) CoDvertimini ad me.et convertar ad vos. Zach. 1. 3«
(2) Si quis,,. aperuerit mihi januam, iutrubo ad illum. Ai\'oc. 3. 20.
Isten ZONDAG VAN DEN ADVENT. D
te vragen : Laat mij liever sterven dan toe te laten dat ik mij aan deze nieuwe en aller-grootste ondankbaarheid plichtig make. Mijn lieve Verlosser, de zonden welke .ik togen U bedreven heb, hebben mij onwaardig gemaakt U te beminnen, maar ik srpeek U door uwe verdiensten, mij uwe liefde to schenken, en opdat ik ü veel beminne, doe mij kennen wat groot goed Gij zijt, de \' liefde die Gij mij hebt toegedragen, en al wat Gij gedaan hebt om mij te verplichten U te beminnen. 0 mijn God en mijn Zaligmaker ! laat mij niet meer ondankbaar
!ziju jegens eene zoo groole goedheid. Ik wil U niet meer verlaten, o mijn Jezus 1 ik heb u genoeg beleedigd ; het is wel billijk het leven dat mij nog overblijft-te besleden om U te beminnen en U te behagen. Mijn Jezus ! mijn Jezus ! help mij, help een zondaar die verlangt U te beminnen.ziju jegens eene zoo groole goedheid. Ik wil U niet meer verlaten, o mijn Jezus 1 ik heb u genoeg beleedigd ; het is wel billijk het leven dat mij nog overblijft-te besleden om U te beminnen en U te behagen. Mijn Jezus ! mijn Jezus ! help mij, help een zondaar die verlangt U te beminnen.
0 Maria, mijne Moeder ! Gij zijt almachtig bij Jezus, aangeïien Gij zijne Moeder zijt: Zeg Hem dat Hij mij vergeve ; zeg Hem dat Hij mij vastketene met zijne heilige liefde. Gij zijt mijne hoop, ik betrouw op U J
6 MAANDAG VAN DEN ADVENT.
jstcn Maandag.
DE VERHEVENHEID VAN HET GEHEIM DER MENSCHWORDING.
Et Verhum corn factum est. (1)
En het Woord is vleesch geworden.
De Heer zond den Heiligen August,inus deze woorden op het hart van de H. Maria Magdalena van Pazzi prenten : Het Woord is vlcesch geworden.2 O bidden wij ook den Heer onzen geest te verlichten en ons te doen begrijpen die-overgroote en wonderbare liefde, waardoor het eeuwig Woord, de Zoon Gods is menscli geworden uit liefde tot ons !
De heilige Kerk staat verbaasd bij de beschouwing van het groot geheim der Mensch-wording.5 Indien God duizend andere werelden had geschapen, duizendmaal grooter en schooner dan deze, zonder twijfel zou dit alles oneindig minder zijn dan de mensch-
(O-Io. t.u.
( 2) Copor. c. 5.
(:j) Consideiavi opera tua, et expavi! Ju Circ. Dom. resp. 6.
I5\'0quot; MAANDAG VAN DENquot; ADVENT. 7
wording van het Woord. \' Inliet werk der menscliwording was do almacht on dc oneindige wijsheid van een flod ndodig om te bewerken dat dc menschelijke natunr verce-nigd werd met een goddelijke persoon, cn dat een goddelijke persoon zich vernederde tot het aannemen der menschelijke natuur. AIzoo werd (ïod mensch en de mensch werd (iod ; eu dewijl dc Godheid van het Woord vereenigd was met do ziel en met het lichaam van Jczus-Christus, zoo waren al dc werken van dien God-Mensch goddelijk ; goddelijk zijne gebeden; goddelijk zijn lijden, zijne zuchten, zijne tranen, zijne voetstappen; goddelijk zijne ledematen, zijn bloed, dat bloed waarvan hij een heil-bad moest maken om ous af te wasschcn van al onze zonden, cn een offer van oneindige waarde om Gods Rechtvaardigheid, die tegen do menschen vergramd was, te verzoenen.
En wat zijn dan die menschen? ellendige, ondankbare cn oproerige schepselen. Ja, om deze onwaardige schcpsclcn zalig te maken, wordt een God mensch, onderwerpt zich een (lod aan de ellenden der menschheid, lijdt en sterft op ren kruis.2 O beiligGeloof I Wie zou
(1) Fecit potent in m in brnchio sim.
(2) Uumilmv.t sumclipsiim, fnctus obediens usque ad mortem, mortem autein crueis. I\'liil. 2.8.
8 l!lon MAANDAG VAN DEN ADVENT.
ooit kunnen aannemen, indien het geloof er ons niet van verzekerde, dat een Cod van oneindige majesteit zich zoo diep heeft vernederd dat hij aardworm is geworden gelijk wij, en wel om ons te redden ten koste van zoo veel lijden en smaad, ten koste eener zoo wreede en zoo schandige dood ?
0 genade ! o Wacht der liefde! roept dc heilige Bernardus uit. O genade welke de menschen zich nooit hadden kunnen verheelden, indien God zelf er niet aan gedacht had om ze ons te schenken. O liefde Gods, wier kracht men nooit zal .lumrien begrijpen ! O barmhartigheid, o oneindige liefde, die niet kunnen voortkomen dan uit eene oneindige goedheid !
Verzuchtingen en gebeden.
O Ziel, o Lichaam, o Bloed van mijn Jezus ! ik aanbid en dank u ; gij zijt mijne hoop, gij zijt dc prijs die betaald werd om mij vrij te koopen van de hel, die ik zoo dikwijls verdiend heb.—Ach ! mijn goddelijke Verlosser ! welk ongelukkig leven, welke wanhoop zouden mij nu wachten in de eeuwigheid, indien Gij er niet aan gedacht hadt, mij door uw lijden en door uwe dood te verlossen ! Maar hoe kunnen de zie-
1 ,len MAANDAG VAN DEN\' ADVENT. 9
len welke Gij met zooveel liefde hebt vrijgekocht, dit wetende, leven zonder U te beminnen, en uwe genade verachten, dit onschatbaar goed, dat Gij hun ten prijze van zoo veel pijnen bezorgd hebt ? Maar hoe ! Wist ik zelf dit alles niet? Hoe dan heb ik U, en zoo dikwijls kunnen vergrammen ! Doch, ik herhaal hot, uw bloed is mijne hoop. Ik erken, o mijn Zaligmaker! het groot ongelijk dat ik U heb aangedaan. Oh ! ware ik liever duizendmaal gestorven ! Uadde ik U toch altijd bemind ! Ik bedank U dat Gij mij nog den tijd geeft om U te beminnen : ik hoop dat ik gedurende het overige van mijn leven en in de gansche eeuwigheid niet meer zal ophouden uwe barmhartigheid jegens mij te loven. iN\'a mijne zonden, verdiende ik slechts duisternis, en Gij hebt mij moer licht geschonken; ik verdiende door U verlaten te worden, en Gij hebt mij nageloopen, mij roepende met zoeter slenime ; ik verdiende dat mijn hart meer versteende, en Gij hebt bet verzacht en door leedwezen bewogen. Alzoo gevoel ik, door uwe genade, eene groote droefheid over de beleedigingen die ik U heb aangedaan, ik gevoel in mij een levendig verlangen om II te beminnen, ik ben
10 MAANDAG VAN DEN ADVENT.
vast besloten liever alles dan uwe vriendschap te verliezen, ik gevoel voor U eene liefde, die mij alles doet verfoeien wat U mishaagt; en die droefheid, dat verlangen, dat voornemen, die liefde, wie geeft ze mij? Gij geeft zo mij door uwe barmhartigheid ; het is dus een teeken, o mijn Jezus ! dat Gij mij vergeven hebt, een teeken dat Gij mij bemint, dat Gij mij, kost wat kost, wilt zalig maken. Gij wilt dat ik zalig worde, en ik wil mij zalig maken, ik wil het voornamelijk om U genoegen te geven. Gij bemint mij, o Heer ? en ik, ik bemin li ook ; maar ik bemin U weinig, geef mij meer liefde ; Gij verdient dat ik U meer dan anderen beminne, omdat ik kostbaardere genaden dan anderen van U heb ontvangen; vermeerder dan in mij do vlammen uwer heilige liefde.
Heilige Maagd Maria ! maak- door uwe voorspraak dat. de liefde tot Jezus alle genegenheden die niet. voor God zijn, in mij ver-teero en vernietige. Gij verhoort allo mou-schen, verhoor mij ook ; verkrijg mij de liefde tot God en de volharding.
ls,en DINSDAG VAN DEN ADVENT. \\ 1
1slen Dinsdag.
.GODS LIEFDE VOOR DE MENSCHEN.
Sic Deus dilcxil mundum, ul Filium suum unigeni-
tum darel. {\\)
Zoo liefheeft God de wereld gehad, dat Hij zijnen eeniggeboren Zoon gegeven heeft.\'
Overwegen wij dat God de Vader, mot ons zijnen eigen Zoon als slachtofl\'er en als losprijs tot Verlosser te schenken, gecne krachtiger heweegredenen van hoop en liefde kon geven, om ons betrouwen in te boezemen, en ons te verplichten Hem te beminnen. Nadat Hij ons zijnen Zoon heeft gegeven, zegt de heilige Augustinus, weet Hij niets moer, en heeft Hij niets racer te geven. De Heer wil dat wij van dit geschenk van oneindige waarde gebruik maken om de eeuwige zaligheid eu al de genaden die ons noodig zijn te bekomen ; want in Jezus-Christus vinden wij alles wat wij kunnen vei langen : wij vinden in Hen? licht, sterkte, vrede, vertrouwen, liefde en de eeuwige glorie; dewijl Jezus een geschenk
(1) Jo. 3. 16.
J2 l\'len DINSDAG VAN DEN ADVENT.
is, dat alle andere geschenken, die wij kunnen vragen en wenschen, in zich besluit.
Inderdaad, zegt de Apostel: « Hoe heeft God ons niet ook alles met Hem geschonken?» 1 i\\a ons zijn welbeminden Zoon, zijn eenigen Zoon, de bron en de sohat van alle goed gegeven te hebben, mogen wij nog vreezen dat Hij ons welke genade wij Hem ook vragen, weigeren zal?8 God heeft Hem ons gegeven, aan ons onwetenden en verblinden, om onze Wijsheid en ons Lifhl te zijn, om ons te geleiden op den weg der zaligheid ; aan ons die de hel verdiend hadden, tot onze GereclUigheid, opdat wij den hemel mogen verwachten ; aan ons zondaren, tot onze Heiliging, opdat wij tot de heiligheid mogen geraken; eindelijk, aan ons slaven van den duivel, tot onzen Los-vrijs, opdat wij de vrijheid van kinderen Gods mogen bekomen. In een woord, door Jezus te bezitten, zijn wij verrijkt geworden met alle goed en met alle genaden ; het is genoeg dal wij ze vragen door zijne verdiensten. 5
(J) Quomodo non etiam eum illo onmin nobis doaavit?
. Roin. 8. 32.
(2) Qui factus eet nobis sapientia a Deo, et juslitia, et sanefifieatio, et redemptio. I. Cor. l. \'H».
(3) Iti omnibus divites facti esfis in illo,,,, ita ut nihil Tobis desit in ulla gratia, I. Cor. 1. 5.
Islcn DINSDAG VAM DEN* ADVENT. 1 3
Daarenboven, dat geschenk waardoor God ons zijnen Zoon geeft, is een geschenk aan ieder van ons; want hij heeft het geheel en al gelijk aan ons allen, zoo ook aan ieder van ons gegeven; zoodat ieder van ons mag zeggen: Jezus is geheel aan mij ; zij n lichaam en zijn bloed zijn aan mij ; zijn leven, zijn lijden, zijne dood, al zijne verdiensten zijn aan mij. — leder mag dus herhalen met den heiligen Paulus: «Hij heeft mij lief gehad, en zich zeiven geleverd voor mij !» 1 Mijn Verlosser heeft mij bemind, en uit liefde tot mij heeft Hij zich geheel aan mij gegeven.
Verzuchtingen cn gebeden.
0 eeuwige God 1 wie had ons ooit dat geschenk van oneindige waai de kunnen geven; tenzij Gij, die een God van oneindige liefde zijt? En wat hadt Gij meer kunnen doen, o mijn Schepper ! om ons vertrouwen op uwe barmhartigheid in te boezemen, en ons te verplichten U te beminnen? Heer! ik heb U met ondankbaarheid betaald : maar Gij hebt gezegd, door den mond van den Apostel, dat alles ten goede medewerkt aan hen
(t) Dilexit me, et tradidit semetipsum pro me. Gal. 2. 20.
14 lal«i DINSDAG van den advent.
T
die ü lief hebben. 1 In plaats dat mijne zonden, hoe menigvuldig en hoe groot zij ook. mogen wezen, mij doen twijfelen aan uwe barmhartigheid, wil ik dat zij dienen om mij dieper te vernederen, wanneer mij eenige smaad zal worden aangedaan. Oh I men verdient wel anderen smaad en andere verachtingen, wanneer men U heeft durven bcleedigen, U oneindige Majesteit ! Ik wil dat rij mij verstrekken om de kruisen die Gij mij zult overzenden met meer onderwerping aan te nemen, o::n U met meer ijver te dienen en te vereeren, ppdat\'ik het onrecht herstelle, dat ik tegen U heb bedreven. Ja, mijn God ! ik wil gedurig het misnoegen dat ik U heb aangedaan, indachtig wezen, om daarvoor uwe barmhartigheid des te meer te loven, en meer en meer in mij de liefde te ontsteken tot U, die mij gezocht hebt als ik verre van U vluchtte, en die mij zoo veel goed hebt gedaan, na van mij zoo vele beleedigingen te hebben ontvangen. Heer 1 ik hoop dat gij mij reeds hebt vergeven ; ik beween en wil geheel mijn leven de beleedigingen beweenen welke ik U heb aangedaan. Ik wil IJ mijne
Dilisentibus Deum omnia cocperantur in bonum. Rom. 8. 28
Jslen DINSDAG VAN DEN ADVENT. 13
erkentenis toonen, en door mijne liefde de ondankbaarheid horstellen, waaraan ik mij jegens U had plichtig gemaakt. Maar gij moet mij helpen, aan U vraag ik de genade om mijn voornemen ten uitvoer te brengen. Doe u beminnen, o mijn God! Om uwe eer, doe U veel beminnen van een zondaar die U veel beleedigd heeft. Mijn God ! mijn God ! hoe zou ik nog kunnen ophouden U te beminnen, en op nieuw aan uwe liefde verzaken ?
O Maria, mijne zoete Koningin! kom mij te hulp, gij kent mijne zwakheid ; maak dat ik tot u mijne toevlucht neme, ieder-maal dat de duivel mij van God zal willen scheiden. Mijne Moeder ! mijne Hoop! sta mij altoos bij.
10 l8lcn WOENSDAG VAN DEN ADVENT. y,
rrfWVV\\ftAV\\rV\\^\\\'«W\\\'V\\\'V\\/WWftArtArtAAAlt;W\\AAI\\WW\\AAft»\\?WVVWWgt;rt\'Srt \' \' ^
k(
HET WOORD 13 MENSCH GEWORDEN IN DE VOLHEID Wi VAN DEN TIJD.
/\'hi venil pleniludo temporis, mint Den* Filium n
Toen de volheid des tijds gekomen was, zond Cod ( zijnen Zoon.
zc
Overwegen wij hoe God, na de zonde-van 0I
Adam, vier duizend jaren liet voorbij gaan, jl,
alvorens zijnen Zoon te zenden, om de we- tl(
reld te verlossen. En nogtaas, welke duis- /,
ternissen en welke kwalen heerschten op so
de aarde ! De ware God was niet aanbeden, ]•;
noch gekend, dan nauwelijks in eene kleine \\
landstreek ; overal lieerschto do afgoderij ; 1^,
de duivelen, de dieren en de steenen wer- w
Maar bewonderen wij hier de goddelijke f g,
wijsheid : zij stelt de komst van den Ver- ui
losser uit, om ze den menschen aangena- v;
mer te maken, zij slelt ze uit om ons beter r( de boosheid der zonde, de noodzakelijkheid
des geneesmiddels, en de genade van den u
(1) Gal. 4. 4,
j«lon WOKXSDAG VAN DEN ADVRNT. 17
Verlosser -to lecrou kennen. Ware Jczus-ChrisLus terstond na de zonde van Adam gt; gekomen, men zou deze groote weldaad wefnig geschat hebben. Laten wij dan God bedanken dat Hij ons ter wereld heeft laten komen na de vervulling van het groole werk der Verlossing.
Het is dan gekomen, dat gelukkig oogen-blik, genaamd de Volheid der tijdon. in hetwelk do mensch moest verlost worden. « Toen do volheid des tijds was gekomen, zond (iod zijnen Zoon..., opdat Hij hen dio onder do Wet waren, zoude vrijkoopen.» \' Deze uitdrukking, Vólheid der tijden, geeft do volheid der genade te kennen, welke do Zoon (jods door do verlossing aan do men-sehen is komen mededeelen. Reeds is do Engel als afgezant gezonden naar do stad Nazareth, tot de Maagd Maria, om haar do komst van het Woord, dat in haren schoot wil mensch worden, aan te kondigen. Do Engel groet haar en noemt haar Vol van genade en Gezegend onder allo vrouwen. De nederige Maagd, verkozen om de Moeder van den Zoon Gods te worden, is bij \'t hoo-ren van dezen lof in hare diepe ootmoedig-
(I) übi vcnit plenitudo temporis, raisit Deus Filium suuir..., ut cos, «rui sublege erant, mlimeret. Gal. 4. 4.
2
18 l5,cn WOENSDAG VAN DEN ADVENT.
lieid outsleld ; maar de Engel stelt liaar gerust en zegt haar, dat zij genade bij God heeft gevonden, de genade namelijk, die den vrede tusschen God eu de menschen moest aanbrengen, en het kwaad herstellen dat do zonde had veroorzaakt. Verders maakt hij haar bekend dat zij aan haren Zoon den naam van Zaligmaker moest geven, en dat die Zoon, Gods eigen Zoon was, die de wereld moest verlossen en daardoor over de harten der menschen heer-schen. Eindelijk stemt Maria toe om de Moeder van zulk eenen Zoon te worden : Mij geschiede naar uw wcora, en op hetzelfde oogenblik neemt het eeuwig Woord het vleesch aan eu wordt mensch.
Bedanken wij dien Zoon en bedanken wij ook die Moeder, welke met gewillig de Moeder van zulk eenen Zoon te worden, ook toestemde de Moeder onzer zaligheid en te gelijker tijd eene Moeder van smarten te zijn, dewijl zij van toen af die peillooze smarten aannam, welke zij zou verdragen om de hoedanigheid vau Moeder eeus Zoons, die ia de wereld kwam om te lijden en te sterven voor de menschen.
Jslen WOE-VSDAG VAN DEN ADVENT. 19 Verzuchtingen on gebeden.
O goddelijk Woord, voor mij menscli geworden ! Ofschoon ik U zoo vernederd zie, dat gij een klein kind zijt geworden in den schoot van Maria, zoo erken ik U nog-tans en neem U aan voor mijnen Heer en mijn Koning, doch Koning van ücfde. Mijn lieve Zaligmaker! daar Gij op aarde ons ellendig vleesch zijt komen aannemen, om te hcerschcn over onze harten, ach ! kom ook uw rijk vestigen in mijn hart dat gedurende eenigen tijd in de macht uwer vijanden geweest is, maar dat nu, hoop ik, (J toebehoort; ik wil dat het U altijd toebe-hoore, en dat Gij er voortaan de eenigc Meester van zijt.\' Do andere koningen heer-schen door de macht der wapenen ; maar Gij, Gij komt heerschen door de kracht der liefde : daarom ook komt Gij niet met pracht, noch gekleed in purper en goud, noch versierd met schepter en kroon, noch omringd van soldaten : Gij wordt geboren in eenen stal, arm, verlaten, en nederge-legd in eene kribbe op een weinig stroo, omdat Gij in zulken staat wilt beginnen over onze harten te heerschen. O mijn Ko-
(1) Dominare ia meJio inimicorum taorum. Ps. lO1). 2.
•20 ls\'L\'quot; WOENSDAG VAN DEN ADVENT.
ning, Kind geworden ! hoe heb ik zöo dikwijls tegen U durven opstaan, en zoo lang, beroofd van uwe genade, uw vijand kunnen blijven, terwijl Gij, orn mij te verplichten U te beminnen, uwe goddelijke Majoslcit bebtafgelegd eu U vernederd lot de gedaante aan te nemen van een kind in eenespelonk, daarna van een werkman in eenen winkel, en eindelijk van een booswicht op een kruis? O I wat zou ik gelukkig zijn, indien ik, nu dat ik hoop uit de slavernij van Lucifer verlost te zijn, U en uwe liefde altijd in mij liet heerschen ! O mijn Koning ! mijn zoete Jezus! die zoo beminnelijk zijt, en onze zielen zoo vurig bemint, neem bezit van geheel mijne ziel, ik geef zo U geheel en al; gewaardig haar voor altijd tot uwen dienst aan te nemen, en maak dat zij U altijd uU zuivere liefde diene. Uwe majesteit verdient dat men haar vreeze ; maar uwe liefde verdient nog meer dat men haar beminne. O Koning van mijn hart! Gij zijt en Gij zult alleen mijne eenige liefde wezen ; mijne eenige vrees zal zijn II te mishagen. Zoo hoop ik, help mij door uwe genade.
Mijne welbeminde Vors.in, verhevene Koningin Maria ? Gij moei; mij dc genade
ls,cquot; DONDERDAG VAM DEK ADVENT. 21
hekomen om getrouw tc blijven aan den Koning, dien mijne ziol bemint.
15,1,11 Donderdag.
OVKil DE V|£R\\EDEIUNG VAN .ILZUS.
Form am scni a cc ipirns (I).
Hij heeft de gedaante en de natuur van dienstknecht
aangenomen.
Uet eeuwig Woord daalt op de aarde neder om den mensch te verlossen. Vanwaar daalt liet neder? liet daalt uit den selioot van (iod zijnen Vader, waar Het voortgebracht van alle eeuwigheid, in bet midden van den glans der Heiligen verblijft. En waar daalt liet neder? In den schoot van eeno maagd, eene dochter van Adam : in den schoot van een eenvoudig schepsel, die, vergeleken bij den schoot van God, niets dan afschrik is, volgens do uitdrukking dor heilige Kerk : Gij hebt geen afschrik gehad van den schoot eener Maagd. 3 Inderdaad, het Woord in den schoot zijns Vaders, is
(1) l\'llil.2. 7.
(2) Kou horruisti virginis uterum. Ps. 18.
22 15,en DONDERDAG VAN DEN ADVENT.
(lod gelijk zijn Vader, onmetelijk, almo- I!
gend, oneindig gelukkig, Opperheer der k
(wereld, in alles gelijk aan zijnen Vader; li,
pilaar in den schoot zijner Moeder is Het o\\ schepsel, klein,zwak, lijdend, dienstknecht,
Men verhaalt als een groot wonder van Mi
ootmoedigheid dat de heilige Alexis, zoon pi
van een roraeinschen heer, heeft willen hc
leven als een dienstknecht in het huis van cu
zijnen vader. Maar wat is de nederigheid zo
van dien heilige, vergeleken bij die van dl
Jezus-Christus \'? Tusschen een zoon en een m
dienstknecht van den vader des heiligen en
Alexis, was eenig verschil van staat, maar ko
tusschen een God en een dienaar van God, ee
is een oneindige afstand. Daarenboven, de wa
Zoon Gods, na dienstknecht geworden te aa
zijn voor zijnen Vader, werd nog, om hem da
te gehoorzamen dienstknecht van zijne uil
schepselen, namelijk van Maria en van zei
Jozeph : «En Hij was hun onderdanig.» 2 lie
Wat meer is. Hij gehoorzaamde zelfs aan vri
Pilatus, die Hem ter dood veroordeelde, en eei onderwierp Zich aan dit onrechtvaardig von- \' he nis; Hij gehoorzaamde aan de beulen die
(1) Formam servi accipiens. Hhil. 7.
(2) Et erat subditus illia. Luc. 2. 31.
lslel1 DONDERDAG VA.V DEN ADVENT. 23
Hem gccselden, met doornen kroonden en kruisigden ; Hij gehoorzaamde ootnioedig-lijk aan allen, met Zicli in hunne handen over te leveren.
En hoe ! zonden wij dan nog weigeren in den dienst te treden van dien heminnelijken Meester, die, om ons te verlossen, zoo vele pijnlijke en vernederende diensten op zicli heeft genomen ? En liever, dan zoo groot en zoo beminnelijk eenen Meester te dienen, zouden wij slaven willen worden van den duivel, die, verre van zijne dienaars te beminnen, hen haat, als een tyran beheerscht en ongelukkig maakt in dit en in het toekomende leven. Ach ! indien wij eertijds ecne zoo groote dwaasheid hebben begaan, waarom ontrukken wij ons niet terstond aan die ellendige slavernij? Welaan dan ! daar wij door de genade van Jezus-Christus uit de slavernij der hel verlost zijn, omhelzen wij oogenblikkelijk en drukken wij met liefde de zoete ketenen die ons dienaars en vrienden maken van den Zoon Gods en ons eene eeuwige kroon zullen verzekeren in het rijk der Uitverkorenen.
Verzuchtingen en gebeden.
Mijn welbeminde Jezus I Gij zijt de Ko-
2-i d»len DOXDERDAG VAN DEN ADVENT.
iiing van hemel en aarde ; maar nit liefde tot mij zijt Gij dieustkneclit geworden, hebt (.ij gehoorzaamd zelfs aan de heulen, die uw lichaam verscheurd, uw hoofd doorslo-kcu, en eindelijk uwe handen en voeten aan het. kruis hebben genageld, om U daarop in de bitterste smarten te doen sterven. Ik aanbid ü als mijnen lieer en mijnen God, en ik schaam mij in uwe tegenwoordigheid te verschijnen, als ik denk dE:t ik, om eenige ellendige voldoeningen, zoo dikwijls uwe heilige banden heb verbroken, U stoutmoedig verklarende dat ik U niet meer wilde dienen. 1 Ja, dit verwijt Gij mij met recht. Maar hetgeen mij de vergiffenis mijner zonden doet verhopen, o mijn Zaligmaker, dat zijn uwe verdiensten cn uwe goedheid, die een vermorzeld hart niet kan verstoo-ten. - Mijn Jezus ! ik belijd dat ik ongelijk had U te mishagen. Ik belijd dat ik duizendmaal de hel heb verdiend, door de be-leedigingen welke ik IJ heb aangedaan. •Straf mij gelijk het U belieft, maar beroof mij niet van uwe genade en van uwe liefde. Het berouwt mij bovenal IJ veracht te heb-
(l) Rupisti viocula inon, ct dixisti: Non servinm. Jer 2. 20.
(iJ) Cor contntum et humiliatum, quot;Jeus. non desnicies. Pa. ;j(), 19.
H011 DOXDKRDAG V\\M BEN\' ADVEN\'T, 2ii
licn cn ik bemin ü uil gclieol mijne ziel. Voor do toekomst neem ik liet besluit, ü alleen Ie dienen en te beminnen. Ali! door uwe verdiensten, o Heer! hecht mij aan F door de banden uwer heilige liefde, en laat niet toe dat mij nog het ongeluk overkome dezelve te verbroken. Ik bemin U bovenal, o mijn Verlosser ! ik heb liever uw dienaar te zijn dan geheel do wereld te bezitten, en waartoe dient geheel de wereld als men van uwo genade beroofd is? «Allerzoetste Jezus ! laat niet toe dat ik van Lf gescheiden worde, laat niet toe dat ik van U gescheiden worde.»1Ziedaar de genade welke ik LT vraag, cn welke ik besloten ben U altijd te vragen ; gowaardig U zo mij vandaag te verleenen, do genade van gedurende mijn leven aanhoudend dit gebed te hcrlialen : Mijn Jezus ! laat niet toe dat ik mij nog van uwe liefde scheide.
Deze genade vraag ik ook aan U, o Maria, mijne Moeder ! verkrijg mij door uwo voorspraak dat ik mij nooit nicer van mijnen God scheide.
Jesu dulcissimc! ne permittas me separari n te; ne permittas mo separari a te.
ls,cn VHIJDAG VAN HEN ADVENT.
I siquot;\' Vrijdag.
JEZUS VERLICHT DE WEU ELD EN VEUIIEEHLUKT GOD.
Creavil Dominus novum super terrain (I).
De Heer heeft een nieuw wonder op aarde uilge-
werkt.
Voor do komst van den Messias kg do wereld gedompeld in een duisteren nacht van onwetendheid en zonde. Do ware (lod was nauwelijks gekend in een klein gedeelte der wereld, te weten, in Judea. 2 In alle andere landen aanbad me:i als goden do duivelen,dieren en steenen. Overal hecrsclilc de nacht der zoude, die do zielen verblindt niet ondeugden vervult, en zo belet den ellendigen staat te zien waarin zij leven, vijanden van God en veroordeeld tot de hel.3
Van deze duisternissen is Jezus-Christus de wereld komen verlossen : « Er is ecu licht opgerezen voor degenen die in liet rijk
;i) Jer. 31. 22.
(2) Notus in Judira Deus. Ps. 73. 2.
(3) Posuisti tenebias, et facta es\', uox; in ipsa pertransi-buüt omoes bestke silvee. Ps. 103. 20.
20
15,1-11 VRIJDAG VAN DEN ADVENT. 27 dor duisternissen en iu de schaduw der dood woonden.» 1 Hij heeft haar van de afgoderij verlost, met haar den waren Gpd te leeren kennen, en Hij heeft haar verlost van de zonde, door den glans zijner leering en zijner goddelijke voorbeelden. 2 De profeet Jeremias heeft voorzegd, dat God een Nieuw Kind zou scheppen om de Verlosser der wereld te worden. Dat Nieuw Kind was Jezus-Christns die de Zoon Gods is, die de vreugde des hemels uitmaakt, en dien do Vader het voorwerp zijner liefde en van al zijn welbehagen noemt. z Die eenige Zoon van God is mensch geworden. Hij is een Nieuw Kind, want van den eersten oogen-hlik zijns levens heeft hij meer eer en glorie aan God gegeven, dan al de Engelen eu Heiligen te zamen ooit aan God hebben gegeven of zullen geven gedurende de gansche eeuwigheid. Ook zongen de Engelen bij de geboorte van Jezus : « Eere aan God in de hoogste hemelen. » 3 Jezus nog maar kind zijnde, heeft meer eer aan God gegeven dan
Ilabituntibus in regioue umbra; moitis, lux orta est eis. Is. 9. 2.
(2j In hoe apparuit Filius Dei, ut dissolvat opera diaboli. I.Jo. 3. 8.
Gloria iu altissimis Deo. Luc. 2.14.
28 1510,1 VRIJDAG VAN DEN ADVENT.
al de zonden der mensclien er hem ontnomen hebben.
Scheppen wij dan moed, wij arme zondaars ; dragon wij dit goddelijk Kind aan den eeuwigen Vader op ; bieden wij hem do tranen aan, do gehoorzaamheid, do ootmoedigheid, do dood en de vordionston van Jezus, en zoo zullen wij al de oneer horstellen die wij den Hoor hebben aangedaan door onze zondon.
Terzuchtingen en gebeden.
0, eeuwige God ! ik heb U onteord, mot zoo dikwijls mijnen wil boven den uwen, en mijne lage en ellendige voldoening boven uwe genade te stollen ! Welke hoop op vergiffenis zou er mij nog overblijven, indien iiij ons Jezus-Christus niet hadt gegeven, juist om ons ongelukkige zondaars tot hoop te zijn ? 1 Hij is ons zoenoffer geworden, en met U hot offer van zijn loven te brengen, om de beloedigingen die wij U hebben aangedaan te boeten, hoeft hij ü meer eer bewezen, dan wij U oneer hebben aangedaan door onze zonden. Neom mij dan aan, o mijn Vader, wiens goedheid oneindig is ! neem mij aan ter liefde van Jezus-Christus;
(Ij Ipse est propitiutio pro peccatis nostris. I. Jo. 2.
I sten vni.lDAG VAX OSX ADVENT. 20 hot is mij leed dat ik U boloedigd heb. 1 Ik lieb gezondigd tegen den hemel en tegen U, ik hen de vergillenis onwaardig; maar Jezus verdient van U verhoord lo worden ; Hij heeft voor mij op hot krnis gebeden : « Vader, vergeef hun,» - en nu nog in den hemel, bidt ilij U, mij onder uwe kinderen aan te nemen. * .\\ecin een ondankbaren zoonaan, diell eertijds heeft verlaten.maar die vandaag tot IJ wederkeert met het voornemen van ü te beminnen. Ja, mijn Vader! ik bemin U en wil Li altoos beminnen. Ach ! nu ik de liefde ken die (lij mij hebt toegedragen, en het geduld dat (üj zoo vele jaren met mij gehad hebt, zou ik niet meer kunnen teven zonder 11 te beminnen. Schenk mij eene groote liefde die mij onophoirde-lijk de beleedigingea ,doe heneenen welke ik een zoo goeden Vader heb aangedaan ; maak dat ik gedurig brande van liefde voor een zoo minzamen Cod. Ü mijn Vader ! ik bi min IJ, ja, ik bemin U.
O teedere Maagd ! (iod is mijn Vader, en gij zijt mijne Moeder ; gij vermoogt alles bij God ; help mij, verkrijg mij zijne heilige liefde, en de heilige volharding.
(1) Paler ! peceavi in eceluui et coram te; jam nou sum dignus voeari lilius tuus. Lue. 1quot;». 21.
(2) Pater ! dimitte ülis. Luc. 23. 34.
(3) luterpellat pro nobis. Rom. 8. \'it.
30 1sl™ ZATERDAG VAN DK\\quot; ADVENT.
I»1quot;quot; Zaterdag.
DE ZOON GUD? HEEFT ALLE ZONDEN OP ZICH GENOMEN.
Detis fïlium mum millens in similitudinern carnis p/jccati,ei de peccato damnavitpeccatum in earnes t) God heeft, duor zijnen Zoon te zenden in gelijkheid van het vleesch der zonde, en om de zonde, de zonde in het vleesch veroordeeld.
Overwegen wij lot welken trap vati vernedering de Zoon Gods z.icli gewaardigd heeft af Ie dalen ; daar Hij de gedaante, niet alleen van eenen dienstknecht, maar.zelfs van eenen zondaar heeft willen aannemen. Daarom zegt de heilige Bernardns : Jezus-Christus heeft Zich niet tevreden gesteld met den staat van dienstknecht, om aan anderen onderworpen te zijn. Hij die de Heer van allen was ; maar Hij heeft de gedaante van een plichtigen dienstknecht gewild om gestraft te worden als eeu booswicht, Hij die de Heilige der Heiligen was.— Te dien einde heeft Hij het vleesch zelfs van Adam, dat met zonde besmet was, aange-
(l) Rom. 8. ;5.
Jslei ZATERDAG VAN DEN ADVENT. 31
nomen, en alhoewel Hij de vlek der zonde niet aannam, heeft Hij nogtans al de ellenden up Zich genomen, welke de niensche-lijke natuur, als straf der zonde, op zich had getrokken.
Om ons zalig te maken, heeft onze goddelijke Zaligmaker zich gewillig aan zijnen Vader aangeboden, om al onze zonden uit te boeten: «Hij is geslachtofferd geworden, omdat hij het zelfgewild heeft; n\'en iGod do Vader heeft de zonden van ons allen op Hem geladen.» 2 Ziedaar dan het eeuwig Woord, de onschuld, de zuiverheid, de heiligheid zelve, zie Het van kindsbeen af, beladen met al de godslasteringen, met al de schandelijkheden, met al de heiligschende-rijen, met al de misdaden der menschen ; zie Het, uit liefde voor ons en om onze zonden, voor dewelke Het op zich heeft genomen aan de goddelijke rechtvaardigheid te voldoen, het voorwerp van Gods vervloeking geworden. Jezus heeft dus zoo veel Vervloekingen op zich genomen als er doodzonden door de menschen bedreven werden of ooit zullen worden. In dien staat bood Hij zich aan bij zijnen Vader, van den eersten oogen-
(Ü Oblutus est, quia ipse voluit.
(2) Et posuit Dominus in co iniquitatem omnium nostrum Is, 53. 7-0.
\\\\2 is,en zatf.rdag van den advknt.
blik zijns levens op deze wereld ; Hij bood zich aan als schuldig en verantwom-delijk voor al onze zonden, en God zijn Vader veroordeelde Hom om gerecht en vervloekt op een kruis te sterven.4
0 ! had de eeuwige Vader kunnen lijden, welke droefheid zou Hij niet gevoeld hebben, daar Hij zich gedwongen zag dien on-schuldigen Zoon, hel voorwerp van al zijne genegenheden, die al zijne liefde oneindig waardig was, als een misdadiger tc behandelen, als den grootsten booswicht der wc-j-eM ! — Ecce homo! Ziedaar den mertsch ! zeide Pilatus, hem, na de geeseling aan de Joden voorstellende, om hen tot medelijden te brengen voor dien rechtvaardige dieu men zoo mishandeld bad ; ook als do he-mclsche Vader Hem ons toon; in hot stal-lekc van Bethlehem schijnt hij te zeggen : « Ziedaar don mensch ! Weet, o mciisch ! dat dit arrn Kind, dat gij in oeno kribbe ziet liggen op stroo, mijn wolberainde Zoon is, die gekomen is om uwe zonden en do straffen die ze verdienden, opzich te nemen; bemint Hem dan. Hem die uwe liefde zoo waardig is, en die u zoo zeer verplicht heeft Hem tc beminnen. »
(l) Et dó peccato dauinavit ppccolum ia carnc.
Jslcn ZATERDAG VAN DEM ADVENT. 33
Verzuchtingen en gebeden.
O mijn onschuldige Jezus, Spiegel zonder vlek, eeuwige Liefde des Vaders! niet Gij, maar ik ellendige zondaar heb al die straffen en al die vermaledijdingen verdiend. Och ! Gij hebt aan de wereld die bovenmatige liefde willen toonen van uw leven te offeren om ons de vergiffenis onzer zonden en de zaligheid te bekomen, en van de straffen te dragen welke wij verdiend hebben. Dat alle schepselen U prijzen, en uwe onein-, dige barmhartigheid en goedheid eeuwig gebenedijden\'! Ik bedank er Ü om voor allo mensehen, maar bovenal voor mij, daar ik U meer dan de anderen beleedigd heb, hebt (ïij meer voor mij dan voor de anderen moeten lijden. Ik vervloek duizendmaal mijne lage genoegens, die U zoo veel lijden gekost hebben. Maak, dat het goddelijk bloed welk Gij als prijs mijner verlossing hebt gegeven, voor mij niet verloren zij. Hot is mij leed, U, o mijne Liefde, veracht to hebbenquot;, maar ik vraag U een dieper leedwezen ; doe mij het kwaad begrijpen dat ik heb bedreven met U te beleedigen, U; mijn Verlosser en mijn God, die zoo veel hebt geledrn om mij te verplichten U to
3
34 lquot;lcn ZATERDAG VAN DKN ADVENT,
boniinncn ! Ik bemin U, oneindige Goed-lieid ! maar ik verlanglimeer te beminnen: Ik zou U willen beminnen zoo veel als Gij verdient bemind te worden. Doe U beminnen, o mijn Jezus ! Doe U beminnen van mij en van alle menseben. U, die zoo zeer verdient bemind te worden ! Ik bid U, verlicht de zondaars die U niet willen kennen of U niet willen beminnen ; doe bun begrijpen wat Gij uit liefde voor ben gedaan hebt en hoe zeer Gij hunne zaligheid verlangt.
Allerheiligste Maagd Maria ! bid Jezus voor mij en vooralle zondaars, verkrijg ons bet licht en de genade die wij noodig hebben om uw goddel ijken Zooi te beminnen die ons zoo zeer bemind heeft.
2lt;l«n ZONDAG VAN DEN ADVENT. 3o
2den Zondag.
GOD ZENDT ZIJNEN ZOON DEN DOOD STEIlVEN OM ONS HET LEVEN WEDER TE GEVEN.
Deus autem, qui dives est in misericordia, propter nimiam charitatem suam qua dilexil nos, et cum essemus mor tui peccatis, convivificat nos in Chris-to. (1)
Maar God die rijk is aan barmliartigheid, heeft om zijne groote liefde, waar Hij ons meê beminde, en dit toen wij dood waren door de misdaden, ons medelevend gemaakt in Christus.
Overwegen wij dat de zonde de dood der ziel is ; want, daar zij vijandin van God is, berooft zij ons van de genade, die het leven onzer ziel is. Toen wij dus, ten gevolge onzer ongelukkige misdaden, allen dood en tot de hei veroordeeld waren, heeft God, aangedreven door zijne overgroote liefde tot onze zielen, ons het leven willen wedergeven. En wat heeft Hij daarvoor gedaan? Hij heeft zijn eenigen Zoon op de aarde gezonden, opdat Hij ons door zijne dood het leven zou doen wederbekomen. i
(1) El.ll. 2. 4.
3(5 2\'lcn ZONDAG VAN DEN ADVENT.
De Aposlcl noemt dan dit goddelijk werk met recht eene overmaat van liefde;\' want had God dit middel niet uitgevonden om hem te verlossen, de menscli zou nooit hebben kunnen hopen het leven op zulke liefderijke wijze weder te bekomen.1 Alle menschen waren dood en er was voor hun geen hulpmiddel; maar Gods Zoon, in het idiepste zijner barmhartigheid bewogen, is Siit den hemel gedaald, en heeft ons het lieven gegeven. Daarom noemt de Apostel \'jezus-Christus niet recht óns leven : « Wanneer Jezus-Christus, uw leven, zal verschenen zijn.» 2
Ziedaar dan dien goddelijken Verlosser, mot ons vleesch bekleed en voor ons kind geworden ; Hij verklaart dat Hij zich aan de dood is komen overleveren, om ons het leven en een overvloediger leven te geven. 3liet is recht dat wij alleen leven voor dien God, die zich gewaardigd heeft voor ons te sterven. 5 Het is recht dal Jezus-Christus de cenige Meester zij van ons hart, dewijl
(2; iEtertia redemplione inventa. IIeb.0. 12.
(3) Mortuns est Christus, ut, et qui vivuut, jam non s.bi Vivuut, se«l ei qui pro ipsis niortuus est. II. Cor. 5. lö.
Ego veni, ut vitara habeaot, e» abucuiautius habeant. Jo. 10. 10.
gdoquot; ZONDAG VAN Dl\'-N ADVENT. 37 Hij zijn bloed cn zijn leven gegeven heeft om het te winnen. 1
O ! wie zou die ondankbare en die rampzalige kunnen zijn, die door het geloof belijden zou dat een God gestorven is om zijne liefde te winnen, en toch weigeren zou Hem te beminnen, en zoo, met aan zijne vriendschap te verzaken, vrijwillig de slaaf der hel zou willen worden ?
Verzuchtingen en gebeden.
Zoodan, mijn Jezus! indien Gij de dood voor mij niet hadt aanvaard eu geleden, zou ik in de dood der zonde zijn gebleven, zonder hoop van zalig te worden of U ooit meer te kunnen beminnen. Gij hebt mij door uwe dood het leven wedergegeven ; maar daarna heb ik het weder vrijwillig verloren en verscheidene malen verloren, met tot do zonde weder te keeren. Gij zijt gestorven om mijn hart te winnen, en ik, ik heb U wederslaan en mij slaaf van den duivel gemaakt; ik heb U veracht met U niet te willen erkennen voor mijnen Meester. Dat alles is waar, maar liet is ook waar dat Gij de dood des zondaars niet wiltintegendeel,
(l) Id h^c eoitn Christus mortuus ost et resurreiit, ut et mortuorum et vivoruui domiuelur. Rom. 14. 9.
38 2dl!n ZONDAG VAN DEN ADVENT. Gij wilt dat hij zir.h hekcevc en leve, en Gij zijt gestorven om ons hot leven te geven. Ach ! het spijt mij U bclcedigd te hebben, mijn zoete Verlosser 1 vergeef mij door do verdiensten van uw lijden. Schonk mij uwe genade, schenk mij dat kostbaar leven dat Gij verworven hebt door uwe dood, en hcersch voortaan volkomenlijk in mijn hart, ik wil niet meer staan onder de macht van den duivel; hij is mijn God niet, hij bemint mij niet, en heeft niet voor mij geleden. Do duivel is nooit de wettige bezitter mij nor ziel geweest, maar een overweldiger. Gij, mijn Jezus ! dio mij geschapen en ten p rij ze van uw bloed hebt vrijgekocht, Gij zijt er do ware Moester van ; Gij alleen hebt mij bemind en zoo teeder bemind I Hot is dan rechtvaardig dat ik O al bot overige van mijn leven geheel en al toewijdo. Zeg mij wat Gij van mij vraagt, ik wil U in alles voldoen. Straf mij gelijk het ü belieft, ik onderwerp mij aan alles ; bewaar mij slechts voor het ongeluk van te leven zonder U to beminnen ; maak dat ik U beminne en beschik dan over mij volgens uw welbehagen.
OMaria! mijneToevluchten mijnï\'roost! beveel mij aan uw goddelijken Zoon ; zijne dood en uwe voorspraak zijn al mijne hoop.
2llequot; MAANDAG VA.\\ DEN ADVENT.
A/\\ W\'W\\\'V\\\'V,AAA/N/V\\\'V\\AA ^A.VX/^\'VA/WVV/WWiVWV/XA/W/VWV/VV/V*
211\'quot; Maand: g.
OVEll DK LIEFDB WELKE DB ZÓO.N GODS ON3 GETOOND IIKEFT IN DE VERLOSSING.
Hilexit hos, el Iradklil scmelipsnm pro nobis. (I) Hij heeft nns bemind, en zich zclvcn voor ons overgeleverd.
Ovcnvcgcii wij dat het eeuwig Woord God is, liet, Wezen oneindig gelukkig in zich zelven, zoodat zijn geluk niet grooter zou kunnen zijn, dewijl de zaligheid vau allo mensctjen het niet kan vermeerderen of verminderen ; en noglans heeft Hij zoo veel gedaan en geleden om ons te verlossen, ons ellendige aardwormen, dat, gelijk de heilige Thomas zegt, Hij niet nicer had kunnen doen noch lijden, indien zijn geluk van dat des mcnschen had afgehangen.sInderdaad, indien Jczus-Christus niet had kunnen gelukkig zijn zonder ons to verlossen, hoe zou Hij zich meer kunnen vernederd hebben dan Hij zich vernederd heeft, tot zoo verre, dat Hij onze zwakheden, de vernederingen
(1) Kph. 5. 2.
(2J Quasi ^iuc ipso beatus esso qoq posset, Üpusc. 63, c. 1,
39
40 2J\'\'quot; MAANDAG VAN DEN ADVENT.
der kindsheid, de ellendon der mensclien, en eene zoowreede en zoo schandelijke doud op Zich heeft genomen ?
Een God alleen was in staat om met zulke overmaat van liefde te beminnen, ons ongelukkige zondaars, die zoo onwaardig zijn bemind tc worden. Indien Jezus-f.hristus, zegt een godvruchtige schrijver, ons had toegestaan Hem de grootste bewijzen zijner liefde te vragen, wie zou Hem ooit hebben durven vragen dat quot;ij kind wierde gelijk wij, dat Hij al onze ellenden aanname, dat Hij zelfs de armste, de moest veracl\\te, de mishandelste aller menschen wierde, zoodat Hij sterven zou door de band der beulen, door het geweld der pijnen, op een schandelijk kruishout, vervloekt cn verlaten van allen, zelfs van zijn eeuwigen Vader, die alzoo zijn eigen Zoon verliet om ons niel over te laten aan ons ongeluk ?
Maar hetgeen wij nooit hadden durven denken, dat heeft Gods Zoon gedacht en gedaan. Van zijne kindsheid af heeft Hij zich voor ons overgeleverd aan het lijden, aan de schande en aan do dood. quot;Ü heeft ons liet gehad, en zich zeiven voor ons als slachtoffer overgegeven.1 Hij heeft ons be-
(l) Dilexit nos, et tradidit semelipsu-a pro nobis.
2dcn MAANDAG VAN DEN ADVENT. 41
m, mincl„en, uit liefde tot ons, zich zelven aan üd ons geschonken, opdat wij, om onze zondea te boeten. Hem ais slachtoffer aan- zijnen ke Vader zouden opdragen en door zijne ver-je- diensten allo genaden die wij verlangen van jn de goddelijke goedheid zouden kunnen beis, komen ; want dit slachtoffer is voor het oog ad van God den Vader aangenamer, dan indien er wij hem het leven opdroegen van alle men-ïn schen en van alle Engelen. Dragen wij dus jk altoos aan God de verdiensten op van Jezus-at Christus, en vragen en verhopen wij door le hem alle goed.
o-
Verzuchtingen en gebeden.
^ Mijn Jezus ! ik zou wel onrechtvaardig
n zijn jegens uwe barmhartigheid en uwo
10 liefde, indien ik, na zoo vele bewijzen van
de genegenheid die Gij mij toedraagt, eu van den wil welken Gij hebt van mij zalig quot; tc maken, nog twijfelde aau uwe barmhar-
1 tigheid en uwo liefde. Mijn welbeminde
J Zaligmaker ! ik ben een arme zondaar, maar
\' Gij hebt gezegd dat Gij zij t gekomen om de
zondaars te zoeken.1 Ik ben een arme zieke; maar Gij zijt gekomen om do zieken to ge-
(I) Nou enim veui vocare juslos, sed peccalores. Mutlh. 9. 13,
4i ï\'11\'quot; MAANDAG VAN\' DEN* ADVENT.
nezcn, zeggondc dat dc gezonden den geneesheer uiet noodig hebben. 1 Door inijno zonden was ik verloren ; maar Gij zijt gekomen oin die verloren waren zalig te maken.2 Wat heb ik dan te vreezen, indien ik mij wil verbeteren en U loebehooren? Ik moet alleen mistrouwen van mij zeiven en van mijne eigene zwakheid ; maar mijne zwakheiden mijne ellende moeten mijn vertrouwen op IJ vermeerderen, die verzekerd hebt dat Gij de toevlucht der armen zijt, 3 en die beloofd hebt\'dat Gij hunne verlangens zult verhooren.4 Ziellier dan, o mijn Jezus ! do genade welke ik U vraag : maak dat ik betrouwe op uwe verdiensten en dat ik nooit ophoude mij in uwen naam aan God aan te bevelen. — Keuwigo Vader! om do liefde van Jezus-Christus, verlos nnj van do hol, of liever van de zonde ; door de verdiensten van Jezus-Christus, uwen Zoon en mijnen Verlosser, verlicht mij om uwen wil te volbrengen, versterk mij tegen de bekoringen, schenk mij de gave uwer heilige liefde; en de genade welke ik U vooral vraag, is dat
(1) Non ogent, qui sani sunt, medico, sctl qui male liabcnt. Luc. 5. :il.
(2) Venit eniin Filius huminis sa.varo quod po ierat. Maith. I». li.
i :) I-\'. . hisrst Dominus rcfngium pnnperi. Ps. a. 10.
(ij iJCHijcriiiiii pauken:in exuudivit Uuiuinus. I\'s. 9-10. 17.
2,\'cquot; DINSDAG VAN DEN ADVENT. 43 ik II altijd bidde mij bij te staan om do liefde van Jezus-Cluistus, die ons beloofd heeft dat Gij, aan allen dieüzullen bidden in zijnen naam, alles zult geven wat zij [J vragen. Indien ik voortga met zoo te bidden zal ik zeker zalig worden ; maar indien ik ophoud zal ik ongetwijfeld verloren gaan.
Mijne allerheiligste Moeder, Maria 1 verkrijg mij die groote genade dos gebeds, opdat ik voortga mij altijd aan God aan te bevelen, en ook aan U die van God bekomt al wat gij verlangt.
2(Icn Dinstlng.
JEZUS MAN VAN SMARTEN VAN IN DEN SCHOOT ZIJNER MOEDER.
t\'inim dolorum el scienlcm infirmitatem. (1)
Hij was een man van smarten, en die weet wat lijden is.
De profeet Isaias noemt Jezus eenen man van smarten, ómdat hij een mensch was opzettelijk geschapen om te lijden, en omdat hij van kindsbeen af grootere smarten begon te lijden dan de mensehen ooit gele-
II] Is. S3. 5
44 2\'Jcquot; DINSDAG VAN DEN ADVENT.
den hebben. Adam, onze eerste vader, genoot eenigen tijd de wellusten van het aardsch paradijs ; maar de tweede Adam, Jezus-Chrislus heeft niet een enkel oogen-blik in zijn leven op aarde gehad, dat niet vol pijnen en benauwdheden was; want, zelfs eer Hij geboren was, werd Hij gepijnigd door het zien van al de smarten en van al do versmadingen, die Hem stonden te wachten in geheel zijn leveii en bijzonderlijk op het einde, wanneer Hij moest sterven gedompeld in eene zee van pijn en smaad, gelijk David voorzegd had. 1 .
Van in den\' schoot zijne.:\' Moeder, aanvaardde onze Zaligmaker de smarten van zijne passie en van zijne dood, uit gehoorzaamheid aan zijnen Vader. 2 Zoodan, van in den schoot zijner Moeder voorzag Hij de geesels, en Hij bood zijn lichaam aan om verscheurd te worden ; Hij voorzag de doornen, en Hij bood zijn heilig hoofd aan ; Hij voorzag de kaakslagen, en Hij bood zijne wangen aan ; Hij voorzag de nagelen, en Hij bood zijne handen en voeten aan ; Hij voorzag het kruis en droeg er zijn leven op ; zoodat onze goddelijke Veriosser, van den
(1) Veni in altilult;lmem maris, et teaipestas demersit me, Ps. 68. 3.
(2) Factus obeJieus usque ad mortem. Phil. 2. 8.
gdcn DINSDAG VAN DEN\' ADVENT. 45
eersten oogenblik zijns levens tot aan.het einde, eene gedurige marteldood leed, welke Hij elk oogenblik voor ons aan zijnen Vader opofferde.
Maar wat Hem liet meeste pijnigde was het aanschouwen der zonden, welke de men-schen zouden bedrijven, zelfs na verlost te zijn ten koste van zooveel lijden. Door zijn goddelijk licht kende Hij wel de boosheid van elke zonde, en daarom kwam Hij in de wereld om de zonde weg te nemen ; maar het aanschouwen van het groot getal der zonden die nog zouden bedreven worden, veroorzaakte aar^Jezns\' Harteene droefheid, die alle droefheden overtrof welke al de menschen ooit geleden hebben of zullen lijden.
Verzuchtingen er. gebeden.
Mijn zoete Jezus ! wanneer zal ik beginnen dankbaar te zijn jegens uwe oneindige goedheid ? Wanneer zal ik beginnen de liefde te erkennen, welke lt;gt;ij mij hebt bewezen, en de pijnen die (!ij voor mij hebt uitgestaan? Tot hiertoe, in plaats van liefde en erkentenis, heb ik U niets dan beléedi-gingen en versmadingen wedergegeven ; zal ik dan altijd ondankbaar zijn jegens U,
40 2\'l,\'n DINSDAG VAN DEN ADVENT.
o mijn God! die niets gespaard hebt om mijn liart te winnen ? Neen, mijn Jezus! dal zal niet gebeuren, al het overige van mijn leven wil ik U dankbaar zijn ; maar (jij moet mij helpen. Heb ik U beleedigd, uw lijden en uwe dood zijn mijne hoop. Gij hebt beloofd te vergeven aan hem die leedwezen heeft;\'het is mij leed uit geheel mijne ziel U veracht te hebben ; vervul dan uwe belofte in mij,o mijne Liefde ! Vergeef mij, lief Kindje! ik aanschouw U in deze kribbe als reeds genageld aan het kruis clat voor uwen geest staat, en dat Gij vooraf uit liefde voor mij aanneemt. O goddelijk Kind gekruisigd voor mij ! zal ilc tot U zeggen, ik dank en bemin U 1 daar op het stroo, waar Gij reeds lijdt voor mij, en U bereidt om uit liefde voor mij te sterven, noodigt Gij mij uit, en gebiedt Gij mij ü te beminnen, 1 en ik verlang niets anders dan U te beminnen. Dewijl Gij dan wilt dat ik ü be-minne, geef mij al de liefde die Gij van mij vraagt. De liefde tot U is een geschenk uwer goedheid, en wel het grootste geschenk dat Gij aan eene ziel kunt doen. O mijn Jezus! ontvang onder het getal uwer minnaars eeuen zondaar die U zoo veel beleedigd
«I) Diliges Domimun De urn tuiw.
2lt;ipn WOENSDAG VA» DEN ADVENT. 47 heeft: Gij zijt, mt don liemol gedaald om de verloren schapen te zoeken ; Gij zoekt mij dus, cn ik, ik zoek niets anders dan U ; Gij wilt mijne ziel, en mijne ziel wil niets anders dan ü. Gij hebt verklaard dat Gij degenen hemint die übemirtnen ; ik hemin U, bemin mij ook, en indien Gij mij bemint, hecht mij zoo vast aan U dat ik mij niet meer van U kan scheiden.
O Maria ! mijne Moeder, sta mi j bij ; dat dit nug uwe glorie zij, uw goddelijken Zoon bemind ie zien van een ellcndigen zondaar, die Hem eertijds zoo zeer beleedigd heeft.
jden Woensdag.
JEZPÜ BELADEN MET AL DE ZONDEN DER WERELD.
Iniquitcttes eorum ipse porlabü. (1) \'
Hij zal hunne ongerechtigheden op zicli dragen.
Overwegen wij dat het eeuwig Woord, mensch wordende, niet alleen de gedaante van zondaar heeft willen aannemen, maar ook nog al de zonden der mensehen op Zich nemen, om er al de straffen van te dragen ;
(I) Is. 53. II.
48 2dcn WOENSDAG VAN DEN ADVENT.
nis of zij zijne eigene zonden waren, voegt er Cornelius a Lapide-bij. 1 Bedenken wij hier welke benauwdheid en angst het hart van het Kindje Jezus moest gevoelen, wanneer Het alzoo met al de zonden der wereld beladen, zag dat de goddelijke Rechtvaardigheid eone volkomene voldoening van Hem afeischte.
De Zaligmaker zag klaar de boosheid van elke zonde, dewijl llij door het lielit zijner godheid, oneindig heter dan alle menschen en Engelen, do oneindige goedheid kende van zijnen Vader, en zijn oneindig recht om geëerd en bemind te worden ; en Hij zag voor zijne oogen die ontelbare menigte van zonden, welke de menschen, voor wie Hij ging lijden en sterven, bedreven hadden en nog zouden bedrijven. De Hoer liet eens aan de heilige Catharina van Genua de loelijk-Ifcid eener enkele dagelijksche zonde zien, on dit gezicht verschrikte en pijnigde haar zoodanig, dat zij in onmacht viel. Welke moot dan de pijn niet geweest zijn van het Kindje Jezus, als Hot bij zijne komst in- de wereld, al de misdaden der menschen zag, welke het moest uitboeten.
Het kende dan al de zoodon in het bijzon-
(1) Ac si ipseea patrasset,
2lIquot;n WOENSDAG VAN\' DUN AOVKXT. 49
er der van eenieder van ons, zegt de heilige
ier Bernardinus van Senen.1 De cardinaal Hugo
all voegt er bij : Hebben de beulen dea Zalig-
Ber maker uitwendig gepijnigd, wij hebben
]a. Hem inwendig doen lijden.«Zij deden Hem
|rr_ uitwendig lijden met Hem to kruisigen ;
.m maar wij inwendig met te zondigen. » a Dat wil zeggen dat elke onzer zonden meer pijn
■an heeft veroorzaakt aan de ziel van Jezus, dan
lcr de kruising en de dood aan zijn lichaam !
K,,! Ziedaar hoe aan de liefde van dien godde-
lc|0 lijken Verlosser beantwoord heeft, alwiezich
)m herinnert Hem door de doodzonde beleedigd te hebben.
■uo
an Verzuchtingen en gebrden.
pj! Mijn welbeiiiinde Jezus! ik, die U alzoo
an beleedigd heb, ben uwe genade niet waar-
li- dig; maar door de verdiensten van de pijn
;ti die Gij verduurd en aan God opgedragen
(nr hebt als Gij al mijne zonden zaagt en er
kc voor voldeedt aan de goddelijke Rechtvaar-
ict digheid, wil ons een gedeelte schenken van
de het licht waarmede Gij er alsdan de boos-heid van kendet, en van den afschrik dien
(1) Ad qiiamlinet cnlpam singnlnrem linlmU aspectum. T. 1 _ II. s. 56. •!. I. lt;!.
(2) Feeet\'iinteuu) Uolere extiiusecus crucifigemlOi scil noa psccaudo iutriusecur.
4
50 2lll\'n \\VOE\\SDAG VAN DEN\' ADVhXT.
Gij er van gevocldet. 0 mijn beminnelijke Zaligmaker I liet is dan waar dat ik ieder oogenblik van uw leven, van in don schoot uwer Moeder, de beul van uw Hart ben geweest, en een beul wreeder dan allen die U gekruisigd hebben. En die smarten heb ik hernieuwd en vermeerderd zoo dikwijls ik ü beleedigd heb ! Heer ! Gij zijt gestorven om mij zalig te maken ; manr uwe dood is niet genoeg voor mijne zaligheid, indien ik van mijnen kant geen waar berouw heb over de zonden welke ik tegen U heb bedreven, en indien ik die niet bovenal verfoei. Maar ook deze genade moet ik v.in ü verwachten ; Gij geeft ze aan wie ze U vraagt; ik vraag ze U door de verdiensten v.in al do smarten welke Gij op aarde geleden hebt; verleen mij berouw over mijne zoaden, en een berouw zoo groot als mijne boosheid.r_Mijn Jezus! sta mij bij in deze akte welke ik terstond wil verwekken. — Eeuwige Vader 1 opperste en oneindig Goed I ik, ellendige aardworm, heb de ftoutmoodigheid gehad U te versmaden en uwe genade te verachten; ik haat en verfoei bovenal den smaad dien ik U heb aangedaan; hij is mij leed uit den grond mijns harten, n\'et zoo zeer om de hel welke ik daardoor verdiend heb, als om
2llcn WOENSDAG VAX DEX ADVENT. 5|
do beleediging die ik U heb aangedaan. Oneindige Goedheid ! ik hoop door de verdiensten van Jezus-Christus dat Gij mij zult vergeven, en met de vergiffenis mijner zonden mij do genade schenken van U te beminnen. Ik bemin U, o God die eene oneindige liefde waardig zijt! en ik wil gedurig herhalen : ik bemin U, ik bemin U. En nn, aan uwe voeten neergeknield, zeg ik gelijk de heilige Catharina van Genua, als zij zich aan de voeten van den gekruisten Jezus bevond : «iVeen, o lieer 1 gcene zonden meer; neen, gcene zonden meer!» Neen, mijn zoete Jezus! Gij verdient niet beleedigd, maar alleen bemind te worden. Mijn Verlosser, help mij !
Mijne teedere Moeder Maria ! verleen mij uwen bijstand ; al wat ik Ij vraag is, het overige van mijn leven door te brengen in de lic!\\Jo Gutls.
32 DONDERDAG VAN DEN ADVENT.
2Jfn Donderdag.
JEZUS LIJDENDE GEHEEL ZIJN LEVEN.
Dolur mms in compeclu mm semper. (I)
Mijne smart is mij steeds voor.oogen.
Overwegen wij dat al de smarten en ver-smadingen welke Jezus, in zijn leven en in zijne dood geleden heeft, van den eersten oogenblik af, gedurig voor zijnen geest stonden. 2 En van toen af, werkte Hij reeds aan onze Verlossing, en begun Hij zijne smarten aan te bieden tot voldoening voor onze zonden. Hij heeft aan een zijner cienaren geopenbaard, dat Hij van het begin van zijn leven tot aan zijne dood, zonder ophouden heeft geleden, en voor iedere onzer zonden zoo vreeselijk, dat, hadde Hij zoo vele levens gehad als er menschen zijn, Hij even zoo vele malen van droefheid zou zijn gestorven, indien God hem het leven niet had bewaard om nog meer te lijden.
Ach ! welke smart voor het zoo teeder Hart van Jezus, al de zonden der menschen
(1) Ps. 37. 18,
(2) Dolor mcus in conspectu meo scn.per.
2\'11-quot; DONDERDAG VAX DEN ADVENT. 1)3 gedurig voor oogcn le hebben I Van in den schoot van Maria, zegt de heilige Bernardi-nus van Senen, zag hij iedere onzer zouden in liet bijzonder, en iedere fout bedroefde hem uitermate. De droefheid welke onze Zaligmaker gevoelde, bij \'t aanschouwen van het ongelijk zijnen Vader doorde zonde aangedaan, en van het nadeel toegebracht aau dc zielen die Hij zoo vurig beminde, overtrof, volgens den heiligen Thomas,1 de droefheid van alle rouwmoedige zondaars, zelfs van hen die van loutere droefheid gestorven zijn. En inderdaad, nooit heeft een zondaar God en zijne ziel bemind, gelijk Jezus zijnen Vader en onze zielen beminde. Vandaar dat Hij die wreede benauwdheid die Hij leed in den hof der Olijven, bij het zien van al onze zonden wier uitboeting Hij op zich had genomen, reeds in den schoot zijner Moeder heeft geleden.2
Zoo heeft onze Zaligmaker door den mond van David voorzegd, dat geheel zijn leven een aanhoudend lijden zou zijn, en daaruit besluit de heilige Joannes Chrysostomus, dat wij over niets moeten bedroefd zijn dan over de zonde, en dat, gelijk Jezus geheel
(1) P. 3. q. J6. a. 6.
(2) Pauper sum ego et in laboribus a juventute mea. Ps. 27. 16.
I) I 2\'le,1 DONUliUUAG VAN DEN ADVENT.
\\zijii leven lang gekweld werd om ouzc zou-jden, zoo ook wij die ze bedreven hebben, er (icu aaulioudend leedwezen over moeten ,liebben, gedachtig dat wij eenen God belee-digd hebben, die ons zoo vurig bemind heeft. — Ue heilige Margaretha van Corlona hield uiet op hare zonden fc beweenen, toen haar biechtvader haar op zekeren dag zeide : « Wees gerust, Margaretha, ween niet meer ; God heeft uwe zonden vergeven.» «Ach! vader, antwoordde zij, hoe zou ik kunnen ophouden mijne zonden te beweenen, wetende dat zij mijnen Zaligmaker geheel zijn leven lang hebben doen lijden.»
Verzuchtingen en gebeden.
Ziehier, o mijn Jezus 1 voor uwe voeten den ondankbare, den vervolger, die U, geheel uw leven, zoo zeer bedroefd heeft ; maar ik zeg U met Isaïas: « Gij hebt mijne ziel verlost, opdat zij niet zou verloren gaan ; Gij hebt al mijne zonden achter uwen rug geworpen. » 1 Ik heb U beleedigd, ik heb U gewond door mijne menigvuldige zonden, en Gij hebt uiet geweigerd u met al mijne zonden te beladen ; ik heb vrijwil-
fl) Tu unUMn eruisti aniinam meom, rt non poriret; pro-jecisti post terguui luuin peccutu uea. Is. 38. 17.
2dcn donukhdag van dkn auvjsnt. 53
lig mijne ziel in het vuur der hel geworpen, iedermaal als ik heb toegestemd U zwaar te beleedigen, en Gij hebt niet nagelaten haar te verlossen ten prijze vau uw bloed, haar aan haren ondergang ontrukkende. — Mijn allerliefsie Verlosser! ik bedank U, en ik zou van droefheid willen sterven, als ik denk dat ik uwe oneindige goed-heid zoozeer beleedigd heb. 0 mijne Liefde ! vergeef mij, en kom bezit nemen van gansch mijn hart. Gij hebt gezegd, dat Gij niet weigert bij hem die U de deur opent, binnen te gaan en met hem te verblijven : u Zoo iemand de deur zal open doen, Ik zal bij hem inkomen en met hem maaltijd houden. » 4 Mijn zoete Meester ! heb ik U vroeger verstooten, nu bemin ik 11, en verlang niets anders dan uwe genade. Zie, de deur van mijn arm hart staat open, ga er nu dan binnen, maar om er nooit meer uit te gaan. Het is arm, maar uwe tegenwoordigheid zal het rijk maken : ja, ik zal rijk zijn, zoolang ik U zal bezitten, o opperste Goed I 0 Koningin des hemels ! bedrukte Moeder van eenen bedrukten Zoon, ook voor U ben ik een groot voorwerp van droefheid ge-
(i) Si quis... apfruerit mihi januain, intiabo ad illum, et cceiiflbo cilin illo. Apoc. 3. ^0.
56 2,llt;\'quot; VRIJDAG VAN\' DB\\ ADVENT.
wcost, daar gij zoo groot aandeel hcblgehad in de smarten van Jezus ; vergeel\' mij dus ook gij, mijne leedore Moeder! en verkrijg mij do genade van getrouw te blijven, nu ik hoop dat Jezus in mijne ziel is wedergekeerd.
2\'!cii Vrijdag.
JEZDS HEEFT ZOO VEEL WILLEN LIJDEN OM ONZE HARTEN TE WINNEN.
Paplistvn haheo baptizari; et quomedo coarclor usque
(/inn prrficinlur. (1)
Ik nidet ecu (loops.4! onl v.ingen : en hoezeer word ik geprangd tot dut het volbracht zij.
Overwegen wij dat Jezus geleden heeft van den eersten oogenblik zijns levens, en dat Hij alles uit liefde tot ons heeft verduurd : na do glorie van God, heeft Hij in geheel den loop zijus levens, geen ander belang gehad dan onze zaligheid. Als Zoon van God had Hij niet noodig te lijden om den hemel te verdienen ; al de pijnen, do onlberingen en de versmadingen die Hij ge-
(1) Luu. 12. 30.
2l,lt;quot;n VRIJDAG VAX WN ADVENT. 07 leden heeft, droeg Hij op om ons de eeuwige zaligheid te verdieuen. Daar Hij ons kon zalig maken zonder te lijden, heeft Hij een leven verkozen vol van smarten, armoede, verachting, en zonderden minsten troost; en eeno dood zoo vol van troosteloosheid en bitterheid dat al de martelaren en boetelingen nooit zulken dood hebben uitgestaan, en dat alleen om ons de grootheid zijner liefde te toonen en om onze liefde te winnen.
Jezns leefde drie en dertig jaren lang, gedurig zuchtende naar het oogenblik waarop Hij zijn leven moest slachtofferen, om ons do genade Gods en de eeuwige glorie te bekomen, opdat hij ons altoos bij zich in ziju hemelsch paradijs zou hebben. L)at vurig verlangen gaf Hij te kennen door deze woorden : «Ik moet een doopsel ontvangen, en hoezeer word Ik geprangd tot dat het volbracht zij.» 1 Hij wenschte gedoopt te worden in zijn eigen bloed, niet om zijne zouden af te wasschen, daar Hij onschuldig en heilig was, maar om de zonden uit te wis-schen van de menschen die Hij zeer beminde.
« Hij heeft ons liefgehad, en hij heeft ons met ziju Dloed van onze zonden afgewas-
Baptismo hateo Laptizari; et quomodo coarctor usque dum perficiatur
58 2\'Il\'quot; VnUDAG VAN DE.N ADVENT.
schcn. » 1 O overmaat dor lioWo van oenen
God, welke al de nienscben en al de Engelen dign
nooit zullen begrijpen noch waardig loven. 0 m
Maar do heilige Bonaventura zucht bij \'t danl
zien der groote ondankbaarheid van de jeg0
mensohen jegens eene zoo groote liefde. - kun
liet is te verwonderen, zegt hij, dat oen God ven
zoo veel smarten lijdt, al weenende wordt stat
geboren in eenen stal, arm leel\'t in ecu werk- mai
iniis, en, na al zijn bloed vergoten te heb- nu
bon, sterft op een kruis, in oen woord, dat tra
Hij een leven leidt vol van vermoeienissen bei
en kwellingen, uit liefde tot de mensehen, be
en dat daarna de nienscben niet branden lig
van liefde voor een zoo liefhebbenden God, m
ja, dat zij zelfs zijne liefde en zijne genade ui
durven verachten ! Hoe is het toch moge- br
lijk dat een God zich aan zoo voel lijden su
heelt overgegeven voor de menschen, en dat bi
er niensehen zijn die dezen God beleedigeu gi
r(
Mijn allerliefste Zaligmaker ! ik ben een dier ondankbaren, die uwe onmeetbare
(!) I)iloxit nos, nf lavit nos a peccatis nostris in sanguine suo. Apoc. 1. o.
2) Miruin est ((iKunodo pro lno amore corda homiuum non sciuiiuiitur. Slim. div. am. i». 2. c. 2.
•J\'11\'quot; VRUOAG VAN DEN ADVENT. 39 liefde, uwe smarlcu eu uwe dood irel liolec-digingeaenveraebtingen hebben vergolden. Omijti lieve Jezus! boe bebt (iij, de on-dankbaarheid voorziende waaraan ik mij jegens U zou plicblig maken, mij zoo teêr kunnen beminnen, en II besluiten zoo veel vernederingen en pijnen voor mij uit te staan? Helaas! bet kwaad is bedreven, maar ik wil niet wanbopen. lieer! geef mij nu bet leedwezen dat lüj voor mij door uwe tranen verdiend bebt; ik verlang dat mijn berouw gelijk zij aan niijnc ongereebtig-lieid. O allcrtecdorste Hart van mijnen Zaligmaker ! dat gedurende eenen tijd, om mijne zaligheid zoo zeer gekweld enzoo zeer mislroost zijt geweest, en altijd gebeej brandend van liefde blijft voor mij ! Ik smeek ü, verander mijn hart: geel\' rnij een bart dat bet ongenoegen welk ik U beb aangedaan, berstelle, en eene liefde zoo groot als mijne ondankbaarbeid. Maar ik gevoel reeds een groot verlangen om U te beminnen ; ik bedank li daarvoor, o lieve Jezus ! Ik zie dat (jij de goedheid bobt gebad mijn bart te bewegen. Ik haat bovenal de belee-digingen welke ik U bel) aangedaan ; ik verfoei ze en heb er een afschrik van. Nu acht ik uwe vriendschap meer dan alle rijk-
(iO quot;iquot;10quot; VRIJDAG VAN DEN\' ADVENT.
donimon en alle eer. Ik verlang U te beha-goii zoo veel ik maar kan. Ik bemin U, U die oneindig beminnenswaardig zijt ! maar ik zie dat mijne liefde te zwak is ; maak ze vuriger, geef mij meer liefde. Ik moet aan uwe liefde met eene veel grootere liefde dan die ik heb, beantwoorden, ik die U zoo zeer vergramd heb, en die in plaats van straffea zoo vele bijzondere gunsten van U heb ontvangen. O opperste Goed ! laat niet toe dat ik, na al do genaden die Gij mij hebt geschonken, voortga te leven in ondankbaarheid. Ik roep dan uit met den heiligen Fran-eiseus: Dat ik sterve uit liefde tot, uwe liefde, die U gewaardigd hebt te sterven uit liefde tot mijne liefde.
Maria, mijne Hoop! sta mij bij ;bid Jezus voor mij.
(1) Morin r a more amoris tui, qui aiiiore amoi-jo mui diyua-tu5 es muil ?
Jden ZATERDAG VAN DEN\' ADV EXT.
1 i\'le OVERWEGING,
S1\'1\'11 Zaterdag.
JEZUS1 GROOTSTE SMART.
(Jua1 vlililas in sanguine meo, dum descendo in cor-
ruplionem ? (1)
Wnt nut schuft mijn bloed, (wat nutj mijn dalen in het graf\'?
Onze lieve Zaligmaker veropenbaarde aan de eerbiedwaardige Agatha van het Kruis, dat de grootste smart welke Hij gevoelde in den schoot van Maria, de versteendheid was van de harten der menschen die, na de verlossing, de genaden zouden verachten, welke Hij op aarde was komen brengen; en dit heeft Hij zelfs lang te voren te kennen gegeven, door den mond van David ; zoo immers is de algemeene verklaring der heilige Vaders, nopens den aangehaalden tekst: « Wat nut schaft mijn bloed, (wat nut) mijn dalen in liet graf? Volgens den heiligen Isidornsbeteekenen de laatste woorden : Terwijl Ik uit den hemel daal om de menschelijke natuur aan te nemen, die zoo bedorven is door de ondeugden en de zon-
(1) P3. 20. 10.
61
02 a11\'\'quot; ZATERDAG VAN DEX ADVENT.
den. — Ziellier hoe het goddelijk Woord schijnt gesproken te hebben : Vader I Ik ga de menschclijke naluur aannemen, en vervolgens al mijn bloed vergieten voor de menschen ; maar waartoe zal dit offer dienen? het meeste deel der raensehen zuilen mijn bloed niet achten, en zullen voortgaan met Mij te beleedigen, alsof Ik niets ter hunner liefde gedaan had.
Deze smart was de bittere kelk, waarvan Jezus in den hof der Olijven zijnen eeuwigen Vader bad Hem te verlossen : « Laat deze kelk Mij voorbijgaan.» 1 Welk was die kelk? Het was t aanschouwen van do verachting zijner liefde. En dit deed Hem ook nog vol droefheid uitroepen op het kruis : «Mijn (iod ! mijn God ! waarom hebt (iij mij verlaten ? ii - — Dc Heer openbaarde aan de heilige Catharina van Senen, hoe de verlatenheid, waarover Hij alsdan klaagde, voortkwam, doordien zijn Vader moest toelaten, dat zijn lijden en zijne liefde door zoo vele menschen, voor wie Hij stierf, zou veracht worden.
Nu, dezelfde smart pijnigde het Kindje Jezus in den schoot van Maria : toon reeds
O\' Trnnsent n me calix isto! Mattli. 2G. \'?f),
il.i.l -\'tTg ,1,L\'US! ,n0US! Ut ^roliqn\'sf\' i»o?
Jilen zATi:nDAG VAN DEN ADVENT. 03
zag Het, van ccnon kanf., zoo veel smarten, vorsmadingen, vergoten bloed, eene zoo wreede en zoo scliandolijke dood, en, van den anderen kant, zoo weinig vrucht ! Het Heilig Kind voorzag dat vele ongelukkigen, ja zelfs het groolste gedeelte der menschen, zijn bloed onder de voeten zonden trappen, en de genade, welke dat bloed hun bezorgde, zouden verachten, gelijk de heilige Pauhis zegt: « Die den Zoon Gods met, voeten heeft getreden..., en den Geest der genade gehoond heeft.» 1 Zijn wij misschien van het getal dier ondankbaren ;—geven wij ons niet aan wanhoop over : het Kindje Jezus is bij zijne geboorte den vrede komen brengen aan de menschen die van goeden wil zijn, gelijk Hij door de Engelen deed aankondigen : a En op de aarde vrede aan de menschen van goeden wil. » 2 Veranderen wij dan van wil, met berouw te hebben ovei onze zonden, en het voornemen te maken van dien goeden Zaligmaker te beminnen, en wij zullen den vrede, dat is Gods vriendschap vinden.
Filhitn Doi concnlcaverit..., et spiritui grafiae contn-mnlinm fecerit! Heb. 10. 2\'».
Et in terra pux honiiaibus Lor.ie voluntatis. Luc. 2. 14
2(ll\'n ZATERDAG VAN DEN ADVENT.
Verzuchtingen en geboden.
Allei\'beminnelijksle Jezus ! Hoeveel heb ik U doen lijden gedurende geheel uw leven ! (lij hebt uw bloed met zoo veel smart en zoo veel liefde voor mij vergoten, en welke vrucht hebt gij tot hiertoe van mij ontvangen ? Helaas! verachtingen, beleedigingen, versmadingen ! Maar, mijn Verlosser ! ik wil U niet meer bedroeven ; ik hoop dat, door uwe genade, die ik reeds in mij voel werken, uw lijden in mij vruehtenzalvooi\'l-brengen. Gij hebt zoo veel voor mij geleden en zijt voor mij gestorven, opdat ik U hein inue ; ik wil U beminnen boven alle goed, en, om U te behagen, ben ik bereid duizendmaal mijn loven ten beste te geven. Eeuwige Vader.1 ik zou beschaamd moeten zijn voorU te verschijnen, om ü vergiffenis ol\' genaden te vragen ; maar uw goddelijke Zoon verzekert mij, dat Gij mij alle genaden zult verleenen, welke ik U vraag in zijnen naam. «Indien gij den Vader om iets in mijnen naam zult bidden. Hij zal liet u geven.» 1 Ik offer U dan de verdiensten van Jezus-Christus, en in den naam van Jezus-
(O Si quid petieritis Fatreui in nomine meo, dabit vobis. Jo. 16. 23,
04
quot; --
3Jen Z0N DAG VAN DEN ALVEXT. 63
Christus vraag ik U, vooreerst de volle ver-gifTeais van al mijne zonden ; vervolgens ],(,], , de heilige volharding tot \'do dood toe, en •f,,, i voornamelijk uwe heilige liefde die mij yOU altijd doe leven volgens uwen goddelijken wil. Wat mijn eigen wil betreft, ik ben ,aa_ vast besloten liever duizendmaal te sterven ,en dan U te vergrammen, U te beminnen uit
ij. geheel mijn hart en al te doen wat in mijn macht is om U te behagen ; maar ik vraag ,oel U, en van U verwacht ik de genade pm dit jj.f, besluit ten uitvoer te brengen, jcf, Lieve Moeder, Maria ! indien gij voor mij
l30. bidt, dan ben ik in veiligheid. Ach ! bid,
M] bid voor mij en houd nooit op te bidden,
lot dat gij mij veranderd en zoo geworden .n ziet als God mij wil.
Of! \'Vgt;/Vgt;.V\\/V\\/V\\lt;V\\AA/V\\/V\\/W\\A/V\\\'V\\Artlt;V\\\'«WV»/«rt/V/lAA/V\\^\\/WW\\/V\\lt;W\'V\\/VW\\\'\\A
IvO
en 3dcn Zondag.
en OVER DE ARMOEDE VAN JEZUS IN ZIJNE
m
GEBOORTE.
li
Uj Invenictis infautcm... posit am in pvcuscpio. (I)
Gij zult een kind vinden... liggende in eene kribbe.
Bij het aanschouwen van dit groot geheim
(t)Luc. 2.12.
S
\'50 3dcn ZONDAG VAN DEN ADVENT.
cn dit groüL wonder, eeu God geboren in niet
eenen stal, roept de Heilige Kerk in ver- voellt;
rukking uit : «O wat groot gclicim en iiCn wat verbazend wonder, dat dieren hun- ■ i^n
nen (iod, den Meester van \'t heelal, aan- niin
schouwen in de gedaante van een pasgebo- D
ren Kind en liggend in hunne kribbe.» 1 van
Om de geboorte van Jezus met liefde en be/1
teederheid te overwegen, moeten wij den cn
Heer bidden dat hij ons oen levendig geloof dor
sehcokc. indien wij zonder geloof de grot van ;Su
Bethlehem binnen treden, zullen wij slechts We
een gevoel van medelijden gewaar worden he
bi j \'t zien van een klein kind tot zulken staat lu
van armoede gebracht, dat het, in\'t midden dii
van den winter geboren, in eene kribbe |o\'
wordt gelegd, zonder vuur, te midden van Jt
eene koude spelonk ; maar indien wij daar te
met geloof binnen treden, en die overgroote li goedheid en liefde beschouwen, waarmede een (iod zich heeft willen vernederen tot de gelijkenis aan te nemen van een klein kind, in doeken gewonden, liggende op stroo, weenende, sidderende van koude, zonder zich te kunnea verroeren, en melk noodig hebbende omteleven,hoe;:ullenwij ons dan
(1) O magnum mysterium et adirirabile sacramcnlum. ut animalia viderent iJumiuuiu uutuiu, jaceuteiu in profsepio !
011\'. Nut. rosp. 4.
3lt;!en zn\\DAG VAN DRN ADVENT. 67
niet uitgenoodig -en zaclitjos gedwongend voelen, om al ouze genegenheden te schenken aan dit goddelijk Kind, dat zich in zul-ken staat heeft gesteld om zich te doen hein innen.
De Evangelist Lucas zegt dat do herders van Bethlehem, nadat zij Jezns in den stal bezocht hadden, wederkeerden God lovende en prijzende, voor alles wat zij gezien hadden. 1 En nogtans, wat hadden zij gezien ? Niets anders dan een arm kindje op een weinig stroo ; maar zij waren verlicht door het geloof, en daarom erkenden zij in dat kind de overgroote liefde van God, en door die liefde ontstoken, begonnen zij God te loven en te gebenedijden, overdenkende dat zij het geluk hadden gehad eenen God te zien, diep vernederd en als vernietigd uit liefde tot de menschen. 2
Verzuclitingen en gebeden.
O zoet en beminnelijk Kindje 1 alhoewel ik U zoo arm op het stroo zie, erken en aanbid ik U als mijnen Heer en Schepper. Ach ! ik begrijp wat U tot een zoo ellendigen
(1) Reversi sunt pastores glorificantes et laudantes Deum in omnibus qua1 audierant et vi\'Iiu-aut. Lüc. 2. 20.
(2) Semetipsuui exinanivit. Pliil. 2.7.
08 3den ZONDAG VAN DEN ADVENT.
staat gebraclit hoeft: het is uwe liefde tot mij. 0 mijn Jezus ! als ik daarna denk au» de wijze waarop ik U vroeger behandeld heb, en aan de beleedigingen welke ik U heb aangedaan, dan ben ik verwonderd dat Gij mij hebt kunnen verdragen. Ach ! vervloekte zonden! wat hebt gij gedaan? Gij hebt het hart van een zoo goeden Meester met bitterheid vervuld ! Mijn lieve Zaligmaker ! ik bid U, door het lijden dat Gij iicbt uitgestaan, en door de tranen die Gij gestort hebt in het stalleke van Bethlehem, geef mij tranen, geef mij eene groote droefheid, die mij geheel mijn leven het ongenoegen doe beweenen dat ik U heb aangedaan. Geef dat ik U bemiune, maar zoodanig beminne dat ik al het ongelijk dat ik II heb aangedaan, vergoede. Ik bemin li, mijn teedere Zaligmaker ! ik bemin U, o God ! voor mij klein kind geworden. Ik bemin U, mijne Liefde, mijn Leven, mijn Al! Ik beloof U, voortaan U alleen te beminnen. Help mij door uwe genade,, zonder dewelke ik niets vermag.
Maria, mijne Hoop ! gij verkrijgt van uwen goddelij\'ken Zoon al wat gij wilt; vraag hem zijne heilige liefde voor mij. O lieve Moeder! verhoor mij.
\\
3,lcn MAANDAG VAN DEN ADVENT. 09
Squot;™ Maandag.
JEZUS IS DE imON DER GENADEN.
Haurielis aquas in [/audio de fontibm Salvalnris. (1) Gij zult met vreugde water putten uit de bronnen
ties Zaligmakers.
Overwegen wij, met den heiligen Bernar-dus, de vier bronnen van genaden, welke wij bezitten in Jezus-Christus.
De eerste is eene bron van barmhartigheid, waarin wij ons kunnen reinigen van de vlekken der zonden. Deze bron is voor ons ontslaan uit de tranen en het bloed van onzen Verlosser: « Hij hoeft ons lief gehad, en ons met zijn bloed van onze zonden gewas-schen.» 2
De tweede is eene bron van vrede en van Iroost in onze kwellingen. «Aanroep mij op den dag van kwelling en ik zal u troosten,»3 zegt Jezus. «Indien iemand dorst heeft, hij kome tot mij, en drinke.» -\'\'Indien iemand dorst heeft naar den waren troost, zelfs in
(i: Is. 12. 3.
(2) Dilexit nos, et Invit nos a poccntis nostris in sanguine 8uo. A poe. 1. Si.
(3) Invoca ine in \'He frihiil.ifi\'-nis.eruani fes Ps. 49. lo.
(4) Si quis sitil, vuniat alt;l 1110. ut Jiibat. Jo. ï. \'M.
70 3\'lcn MAANDAG VAN DEN ADVENT, dit leven, dat hij tot mij kotne, en hij zal tevreden wezen.\' Die het water mijner liefde proeft, zal voor altijd do genoegens der wereld verachten ; en hij quot;zal ten volle .voldaan worden, wanneer hij het rijk dor 00-lukzaligen zal binnen treden ; want het water mijner genade zal hem van de aarde tot den hemel doen opklimmen. « Hot zal in hom eene bron worden van water dat springt tot in het eeuwige leven.» 1 De vrede welke de Heer geeft aan de zielen die hem beminnen, is geenszins de vrede weikon de wereld belooft in do zinnelijke vermaken, die meer bitterheid dan vrede achterlaten ; de vrede welken God geeft, overtreft alle zinnelijke genoegens : ■: Do vrede Gods die alle begrip to boven gaat.» 5 Zalig zij die dorst hebben naar de wateren dezer goddelijke bron : « Zalig zijn ze die honger en dorst bobben naar de rechtvaardigheid. » quot;
De derde is eene bron van godsvrucht. 0 wat wordt men godvruchtig en bereidwillig om aan de stem van God te gehoorzamen,
Fiet in eo fons aqua; salienlis in vitam jeternam.
3\',cn MAANDAG VAN DE.\\ ADVENT. 7 1
cn wat grooil men gedurig aau in deugden, als men dikwijls overweegt al wat Jezus uit liefde tot ods gedaan heeft! Wie dit beoefent, zal zijn gelijk een boom aaneen waterstroom geplant. 1
De vierde is eene bron van liefde : « Een vuur ontbrandde bij mijne overweging. » 2 Als men de pijnen en de vernederingen overweegt, welke Jezus om onze liefde beeft geleden, onmogelijk van niet te branden door bet vuur, dat Hij op aarde, is komen ontstoken.
Alzoo wordt ten volle bet woord van den profeet vervuld, die zegt, dat, alwie gaat putton aan die zalige bronnen, welke wij bezitten in Cbristus-Jezus, er altijd water van zaligheid en vreugde bekomt: «Gij zult met vreugde water putten uit de brou-nen des Zaligmakers. » 3
Verzuchtingen en gebeden.
O zoete Jezus, mijn lieve Zaligmaker ! Hoe veel ben ik U niet schuldig ! Hoezeer hebt Gij mij niet verplicht U te beminnen ! dewijl Gij voor mij hebt gedaan, hetgeen
(1) Erit tauquam lignum quod plautatum est secus decur-:us uquarura. Ps. gt;.3.
(2) In meditationo mea exardescet ignis. Ps. 38. 4,
(3) Uaurietis aquas in gaudio ile fontibus Salvaforis.
72 3^quot; MAANDAG VAN DEN ADVENT, een dienstknecht niet zou gedaan hebben voor zijnen meester, noch een zoon voor zijnen Vader! liebt Gij mij meer bemind dan elk andere, dan is het ook rechtvaardig dat ik U ineer beminne dan alle anderen. Ach I ik zou van droefheid willen sterven, wanneer ik denk dat Gij zoo veel voor mij hebt geleden, dat Gij zoo verre zijt gegaan, van de wreedste en schandelijkste dood welke een mensch kon ondergaan, uil liefde lot mij te verduren, en dat ik uwe vriendschap zoo dikwijls veracht heb. Hoe dikwijls, na van U vergiffenis te Lebben bekomen, heb ik U niet op nieuw veracht! Maar, mijn Jezus! uwe verdiensten zijn mijne hoop. Ik stel nu uwe genade boven alle koninkrijken dezer wereld. Ik berniu U, en uit liefde lot U, onderwerp ik mij aan alle soort van pijnen en dood. Hen ik onwaardig door de handen der beulen te sterven voor uwe glorie, ik aanvaard len minste uit goeder harte, de dood die Gij voor mij bestemd hebt, ik neem die aan op de wijze en in den tijd die Gij hebt vastgesteld.
Mijne teedere Moeder Maria! verkrijg mij de genade van altijd te leven en van te ster» ven in de liefde van Jezus.
S\'1™ DIN\'SDAG VAN DEN ADVENT. 73
ArtAAAAAA\'VlA/XA^\'WWiV», AA/v\\\'V\\lt;V\\yv«A/\\/\\/\\/VAA WNnr^/VXfVN/VWN^AAAfWV/VX
3dcquot; Dinsdag.
JEZUS LIEFDERIJKE GENEESHEER ONZER ZIELEN.
Orielur robis... Sol jvslilice. e: sanilas in jieimis ejus. (I)
De zon der rcchtvaordigheid zal van u oprij/, n en onder hare vleugelen zult gij genezing vinden.
De geneesheer zal komen, zegt de profeet, om de zieken te genezen : li ij zal komen met de snelheid van een vogel die vliegt, en met den glans der zon die, zoodra zij opdaagt, liaar licht verspreidt van de eene pool tot aan de andere. ■— Maar zie ! hij is reeds gekomen. Troosten wij ons, en bedanken wij hem.
De heilige Angustinus zegt, dat die he-melsche geneesheer is nedergedaald tot hot hed van den kranke :2 dat wil zeggen, dat hij zoo verre is gegaan van ons vleesch aan te nemen ; want ons lichaam is als het hed onzer kranke ziel.
lie andere geneeshceren, als zij den kranke beminnen, doen al wat hun mogelijk is, om hem te genezen, maar waar
jij Mal. 4. 2.
{2; Doscemlit usque ad ledum a\'gruluntis. Serm 87. K. U.
74 3\'10quot; dinsdag van den advent.
ccueu gcnccsbeer vinden dio, um conea ki\'anke te genezen, dezes krankheid op zich nccint? Jezus-Christus is de eenige geneesheer geneest, die, om ons te genezen, onze krankheid op Zich heeft genomen, a Hij heeft onze zwakheden gedragen, en onze smarten op zich genomen, » zegt Isaïas. 1 lljj heeft niemand anders willen zenden om dit werk van barmhartigheid te verrichten ; maar om al onze liefde te winnen, is Hij zeil gekomen.
Hij heeft onze wonden willen genezen door zijn eigen bloed, en, door zijne dood, ons verlossen van de eeuwige dood, die wij verdiend hadden. In ecu woord; Hij heeft het bitter geneesmiddel willen nemen, van een leven vol kwellingen en van eene dood vol smarten, om ons het leven weder te geven en van al onze kwalen te verlossen.
Onze Zaligmaker heeft gezegd aan den heiligen Petrus : «Den kelk, dien de Vader mij gegeven heeft, zon ik dien niet drinken ?» 2 Het was dan noodzakelijk dat Jezus-Christus zoo zeer versmaad werd om ons te genezen van onzen hoogmoed ; dat
(1) Vero Inngnorcs nostros ipse tulit, fit «lolores nostros ipse portuvit. Is. 5:!. 4.
(2) Ciiiicom nuetii \'ledit niihi (\'«ter, non bibain illum.
3^*\'quot; DINSDAG VAN DEN ADVENT. 73
Hij een zoo armoedig leven leidfie, om ons Ie genezen van onze hebzucht; eindelijk, dat Hij in ccno zee van bitterheden werd gedompeld, en stierf van loutere pijn, om ons te genezen van onze drift naar zinnelijke genoegens.
Verzuchtingen en gebeden.
Dat uwe liefde eeuwig geloofd en gezegend zij, o mijn Verlosser ! Ach I hoe zou het gesteld zijn met mijne zwakke en kranke, ziel die lijdt aan zoo vele wonden welke mijne zonden hebben veroorzaakt, indien ik U niet had, mijn Jezus, die mij kunt en wilt genezen ? 0 ïtloed van mijnen Zaligmaker ! ik betrouw op 11 ; wasch en genees mij. O mijne liefde ! het is mij leed, ik ben uiterst bedroefd U bcleedigd te. hebben. Om mij uwe liefde te toonon, hebt (iij een leven zoo vol kwelling en ccno zoo wrecde dood willen aannemen ! Ik zou U ook mijne liefde willen toonon ; maar wat vermag ik, fk die zon ellendig, zoo krank en zofi z^vak ben ? O God mijner ziel ! Gij zijt almachtig, Gij kunt mij genezen en heilig maken, ontsteek in mij een vurig verlangen om ö te beminnen. !k verzaak aan al mijne voldoeningen om U te behagen, o mijn godde-
76 S\'1\'quot;quot; DINSDAG VAN DEN ADVENT.
lijko Verlosser ! die verdient bevredigd te worden, wat het ook kosle. O opperste fioed ! ik acht en bemin U meer dan alle goed, maak dat il: IJ beminne uit geheel mijn hart, en dat ik U gedurig uwe heilige liefde vrage. Eertijds heb ik U beleedigd, en heb IJ niet bemind, omdat ik nwe liefde niet gevraagd heb ; ik vraag ze IJ vandaag en smeek U mij de genade te verleenen van ze altijd te vragen ; verhoor mij door do verdiensten van uw lijden.
• 0 Maria, mijne liefderijke Moeder! Gij zijt altijd bereid om die U bidt te verhoo-ren, gij bemint die U beminnen ; ik bemin U, o mijne Koningin ! verkrijg mij de tre-nade van tiod (e beminnen, en ik vraag U niets anders.
3Jequot; WOENSDAG VAN DEN\' ADVENT. 77
/VMVN\'VA\'WWWVWVV^fVMVX/WW/VVVX\'VW./VWWN/W AAA/VW V\\\'W\\\'WW\'gt;A\'V\\
Sdin Woens.lag.
WIJ MOETEN ALLES VERHOPEN DÜDR DE VERDIENSTEN VAN JEZÜS-CHUISTUS.
Propria Filio suo non pepcrcit, scd pro nobis omnibus
tradidit ilium. (I;
Hij heeft zijn eigen Zoon niet gespaard, maar voor ons allen overgeleverd.
Daar de eeuwige Vader ons zijn eigen Zoon heeft gegeven als Middelaar, als Voorspreker Lij Hem, en als Zoenoffer voor ouzc zouden, óverwegen wij dat wij niet meer mogen vrcezen van God niet verhoord tc worden, welke genade wij Hom ook vragen stonnende op zulken Verlosser: want, voegt de Apostel er bij, heeft God ous zijnen Zoon niet geweigerd, wat zou Hij ous dan weigeren \'? 3
Ouzc gebeden ziju niet waardig dat de Heer ze verhoore of aanzie, omdat wij straffen voor onze zonden en gcene genaden verdienen ; maar Jezus-Christus, die voor ons ten beste spreekt, met al de smarten van
f 1) Rom. 8. 32.
(2) Quornodo non cliam cum illo omnia nobis donavit?
78 3\'ien WOENSDAG VAN DÉN ADVENT.
zijn leven, zijn bloed en zijne dood op te dragen, verdient zeker verhoord te worden. Do hemelsche Vader kan niets weigeren aan eenen Zoon, die Hem zoo dierbaar is, en die Hom oenen prijs van oneindige waarde aanbiedt. Die goddelijke Middelaar is onschuldig ; al wat Hij aan Gods gerechtigheid aanbiedt, is om onze schulden te betalen, en de prijs dien Hij geeft, overtreft oneindig de schulden van alle zonden der men-schen. Het zou niet rechtvaardig zijn,\'dat een zondaar verloren ging, wanneer hij berouw hoeft over zijne zonden en aan God de verdiensten aanbiedt van Jozus-Christus die overvloediglijk voor hem voldaan hooft.
Laten wij dus don Heer bedanken, en allo genaden verwachten door de verdiensten van onzen Zaligmaker.
Verzuchtingen en golieden.
Neon, mijn God en mijn Vader ! ik kan niet meer van uwo barmhartigheid mistrouwen ; ik kan uiet vreezen, dat Gij mij de vergiffenis van al mijne zonden zult weigeren, noch twijfelen dat Gij mij al de gonadon zult geven die mij noodig zijn om zalig te worden, dewijl Gij mij uwen Zoon hebt gegeven, opdat ik Hem U voor mij op-
3lt;li\'n WOENSDAG VAN DEX AUVE.N\'T. 79
drage. Hebt Gij mij Jezus-Christus gosclion-ken, hot is juist om mij mijne zonden te vergeven, en om mij in staat te stellen uwe genaden te kunnen ontvangen ; en (iij wilt dat ik Hem U opdrage, en dat ik door zijne verdiensten mijne zaligheid van U verhope. O, mijn God ! ik wil Li gehoorzamen en ik bedank U ; ik offer U do verdiensten van dien goddelijken Zoon, en door dezelve verwacht ik uwe genade, eene genade die mijne zwakheid versterke, en al do schade, welke mijne zonden mij hebben toegebracht, herstelle. Het spijt mij U beleedigd te hebben, o oneindige Goedheid ! ik bemin U bovenal, en beloof U, voortaan U alleen te beminnen. Maar, indien Gij mij niet helpt, zal dit eene ijdelo belofte zijn ; ter liefde van Jezus-Christus, schenk mij do volharding in uwe liefde ; schonk mij hot licht en de sterkte die mij noodig zijn om in alles uwen heiligen wil te volbrengen. Alzoo steunende op de verdiensten van Jezus-Christus, hoop ik dat Gij mij zult ver-hooren.
Maria, mij no Moeder en mijne Hoop ! ook U bid ik, om de liefde van Jezus-Christus, mij die genade te verkrijgen. Mijne teodcre Moeder! verhoor mij.
VOOR
DE NOVENE VAN KERSMIS lste OVERWEGING.
Eeccmber.
. GOD HEEFT ON3 ZIJX EEX1GEN ZOON TOT VERLOSSER GEGEVEN.
Bedt te in lucem Qenlium, ut sit salus mca usque ad exlremum Ier ree. (1)
Ik heb u gesteld om het licht der volkeren te zijn, en de zaligheid die ik zend tot aan de einden dei-aarde.
Overwegen wij hoe do eeuwige Vader het Kindje Jezus toespreekt, op het oogeublik zijner ontvangenis : 2 Mijn Zoon, Ik heb LI aan de wereld gegeven om het licht en het leven der volkeren te zijn, opdat Gij hun de zaligheid bezorgt die Ik zoo zeer verlang als mijne eigene zaligheid. Gij moet U dus ^ geheel en al aan het heil der menschen toewijden. 3 Gij moet van uwe geboorte af, eene uiterste armoede lijden, opdat de
(1) Is. 49. G.
(2) DeJi te ia lucem gentium, ut sis salus mea.
(3) ïolus illi datus, totus in suos usus impeaderis. S. Bern,
wc
dG
m 01 V( li
0 V
1
Isle OVEIWEGI.N\'fi.
nienscli rijk wordo. 1 (jij moet verkocht worden als een slaaf, om aan den mensch de vrijheid te bezorgen, en als een slaaf moet «ij gegeeseld en gekruisigd worden, om ie voldoen aan mijne rechtvaardigheid voor de straffen die de mensch verdiend heeft. Gij moet uw bloeden leven geven, om den mensch van de eeuwige dood te bevrijden. In een woord, weet dat Gij niet meer U zelven, maar den mensch toebehoort: «Een Kindje is ons geboren, oen Zoon is ons gegeven.» - Alzoo, mijn welbeminde Zoon ! wanneer de mensch zal zien dat Ik U geheel aan hem schenk, U mijn eenigen Zoon, en dat Mij niets meer om hem te geven overblijft, dan zal hij gedwongen zijn Mij te beminnen en zich aan Mij te geven. — Ziedaar! hoe verre de liefde van God jegens de menschen geweest is : a Zóó lief heeft God de wereld gehad I » 3 O oneindige liefde, een oneindigen God alleen waardig! «Zoo lief heeft God dc wereld gehad, dat Hij zijn eeniggeboren Zoon gegeven heeft. » 4
(1) Ut tua inopia elites.
(2) Parvulus natus est nobis, et Filius daius osl nolis. Is. 9. 6.
(3) Sic Deus dilexit raundum !
(4) Sic enitr. Deus dilexit muadum, utFilium siium imige-uitum daret! Jo. 3. 16.
81
82 NOVENE VAN KERSMIS.
Het Kindje Jezus, wol verre van bedroefd te zijn bij dit voorstel, verheugt er Zich over, neemt het aan mot liefde, en levert Zich vol van blijdschap. 4 Van den eersten oogenblik der menschwording geeft Hij zich zeiven geheel aan den mensch, en niet vreugde omhelst Hij al de smarten en al do vernederingen welke Hij op deze aarde uit liefde tot den mensch moet lijden. Dezo waren de bergen en de heuvelen, zegt do heilige Bernardus, welke Jezus heeft móeten overstijgen om de menschen te verlossen. -
Bemerken wij hier dat God de Vader, met zijnen Zoon te zendon om onze Verlosser te zijn, en als Middelaar den vrede tus-schen Hem en do menschen te horstellen, Zich op zekere wijze verplicht heeft om ons te vergeven en ons te beminnen, krachtens het verdrag dat Hij had aangegaan van ons in zijne genade aan te nemen, ingeval zijn Zoon voor ons aan de goddelijke rechtvaardigheid voldeed. Het goddelijk Woord, van zijnen kant, na den last te hebben aangenomen welke zijn Vader, die Hem tot onze verlossing zendend, aan ons gaf. Hem oplegde heeft zich ook verplicht ons te
(1) Exsultavit ut gigas ad currendam viam. Ps. 18. G.
(2) Ecce iste venit saliens in montibus, transiliens collea. Cas;t. 2. 8.
(sle OVERWEGING. S3
beminnen,niet uit oorzaak onzer verdiensten maar om den barmhartigen wil zijns Vaders te vervullen.
Verzuchtingen en gebeden.
Mijn lieve Jezus ! indien het waar is, gelijk in do wet staat, dat men door de gift den eigendom verkrijgt, dan behoort Gij mij toe, dewijl uw Vader ü aan mij gegeven heeft. Voor mij zijt Gij geboren, aan mij zijt Gij gegeven. « Eon Kindje is ons geboren, een Zoon is ons geschonken. » \' Ik mag dan uitroepen : « Mijn Jezus en mijn Al!» 2 Dewijl Gij mij toebehoort, al uwe goederen behooren mij ook toe. Uw Apostel verzekert het mij : « Hoe heeft Hij ons niet ook alles met Hem geschonken?» 5 zegt de heilige Paulus. Dus, uw bloed behoort mij, uwe verdiensten behooreu mij, uwe geuade, uw paradijs behooren mij. En indien Gij mij toebehoort, wie zal IJ ooit van mij kunnen scheiden ? » Niemand kan mij mijnen God ontnemen;» 4 riep de heilige Antonius Abt verrukt van blijdschap uit ;
(1) Parvulus natus est nobis, et Filius datus est nobis. Is. 9. 6.
(2) Jesus metis, et omnia.
(3) Quomodo non ettum cum illo omnia nobis donavit ? Rom. 8. 32.
(4) Deum a me tollore nemo potest.
8 i NOVENE VAN KERSMIS.
en zoo wil ik voortaan ook sproken ! Ik kan U nog verliezen, en door mijne schuld mij van U verwijderen ; maar, o mijn Jezus ! heli ik U vroeger verlaten en verloren, het is mij nu uit gansclier harte leed, en ik bon besloten alles te verliezen, zelfs liet leven, liever dan [I nog voortaan te verliezen, L\', die een oneindig goed zijt, en do eeuwige liefde mijner ziel. — Ik dank IJ, o eeuwige Vader ! dat Gij mij uwen Zoon hebt gegeven, en dewijl (lij Hem mij, ofschoon zoo ellendig, geheel hebt gegeven, geef ik mij ook golieel aan U. Om do liïfde van dien aanbiddelijken Zoon, aanvaard mij, o mijn God ! en hecht mij aan mijnen Verlosser, met liefdebanden ; maar heibt mij zoo nauw, dat ik met den Apostel moge uitroepen : « Wie zal ons dan van Christus\' liefde scheiden? » 1 Welk goed der wereld zal mij nog van mijnen Jezus kunnen scheiden? — En Gij, mijn Zaligmaker! indien Gij geheel mijn zijt, weet dat ik geheel aan U ben: beschik over mij en over alles wat mij toebehoort, volgens uw welbehagen. Ach ! hoe zou ik iets kunnen weigeren aan eenen God, die niet geweigerd heeft voor mij zijn bloed en zijn leven op te offeren ?
(I) Quis nos separabit a charitate Christi ? Rom. 8. 33.
2\'Jc OVERWEGIXO. 8,ï
Maria, mijne Moedei\'! bewaar mij ondor ■ uwe bcEcliemiing ; ik wil niet meer iitij zeiven, maar geheel aau mijn goddelijkeu Meester toebcliooreu; Gij moet mij getrouw maken, op 11 stel ik mijn betrouwen.
December.
UROEFHËlD VAN JEZUS\' 11AHT IN DEN SCUOOT VAN MARIA.
Hostiam el ublalionem noluisti; corpus autem optasli mi hi. (1)
Slachtoffers en offeranden wildet gij niet; maar een lichaam hebt gij mij toebereid.
Overwegen wij de groote bitterheid die liet hart van het Kindje Jezus moest doordringen en benauwen in den schoot van Maria, op bet oogenblik dat zijn Vader Hem die lange reeks van versmadingen, van smarten en benauwdheden voor oogen stelde, «elke het gedurende heel zijn leven zou moeten lijden om de menschen te verlossen van hunne kwalen.
Ziehier hoe Jezus spreekt door den mond
(I) ilol». 10. 5.
Jinn
\'8() NO VEX K VAN KEHSMrS.
van den profeet Isaïas : 1 Van het eerste oogenblik mijner oiüvangeuis, heeft mijn Vader mij doen kennen, hoe zijn wil was, dat ik een leven vol smarten zon leiden, en eindelijk op het krnis zou geslachlofferd worden. - Bn ik, o geliefde zielen! heb alles aanvaard voor uwe zaligheid. En van dat oogenblik gaf ik mijn lichaam over aan de geeselslagen, aan de nagelen en aan do dood.
Bemerken wij, dat al wat Jezus in zijn leven en gedurende zijne passie moest li jden. Hem reeds in den schoot zijner Moeder werd voor den geest gesteld, en dat Hij alles aannam met liefde. Maar, ach! welken angst en welke benauwdheid heeft dat onschuldig Hart van Jezus niet uitgestaan om zich aan dat lijden gewillig te onderwerpen en den natuurlijken afkeer der zinnen le overwinnen ! Hij wist wat Hij vooreerst te lijden had, gedurende zijn verblijf van negen maanden in die duistere gevangenis van don schoot van Maria. Hij wist welke vernederingen en welke smarten Hem te wachten stonden, bij zijne geboorte in eenen slal, de schuilplaats van dieren, en
(1) Mane erigit mihi aurem... Is. 50. 4.
(2) Ego nuloin non coutredico...; corpus meum dedi per-cutientibus.
a11quot; OVERWEGING. 87
vervolgens gedurende dc dertig jaren dio Hij moest doorbrengen in de werkplaats van een armen ambachtsman. Hij wist ook dat do menschen Hem zonden behandcJen als een onwetende, als een slaaf, als een verleider, en een misdadiger die dc dood schul-rlig is, ja do wreedste cn scliandelijkslo dood, die men aan de booswichten kan doen ondergaan.
Ieder oogenblik nam onze lielderijko Zaligmaker dit alles aan, en zoo leed Hij ieder oogenblik te gelijk allo smarten en allen smaad die Hem tot aan zijne dood te wachten stonden. Zelfs de kennis zijner goddelijke waardigheid maakte Hem de beleedigingen die Hij van de menschen moest ontvangen, des te gevoeliger, en altijd stonden Hem deze beleedigingen voor zijne oogen, gelijk do profeet voorzegd had : « Geheel den dag staat mijne schande voor mijne oogen. » 1 Ja, gedurig had Hij die schande voor den geest, voornamelijk die schaamte welke Hij eens moest uitstaan, wanneer Hij van zijne kleedereu zou worden onlbloot, gegeeield, aan drie ijzeren haken gehangen en eindelijk gedwongen zijn leven te eindigen te midden der vers mad in gen
(1) Tola die vcrccuiuliu mca contra nic est. Ps »3. IC.
H8 NOVENE VAN KERSMIS.
en der vervloekingen dierzelfde menschen. voor wie Hij zou sterven, uit gehoorzaamheid aan den wil zijns Vaders. « Daar liij gehoorzaam was tot de dood, en wel tot de dood des kruises.» 1 En waarom \'? Om ons te verlossen, ons ellendige en ondankbare zondaars.
Verzuchtingen en ECbedon.
Ach ! mijn geliefde Zaligmaker ! hoeveel heeft het U niet gekost, van den eersten oogenblik af uwer komst in deze wereld, om mij uit den afgrond te trekken, waarin mijne zonden mij gestort hadden ! Dus, o mijn goddelijke Meester ! om mij uit de slavernij van den duivel, aan wien ik mij zelf, door vrijwillig te zondigen verkocht heb, te verlossen, hebt Gij willen behandeld worden als de slechtste aller slaven, en ik, ofschoon daarvan bewust, heb niettemin zoo dikwijls uw allerliefste Hart willen bedroeven, dat mij zoo zeer bemind heeft! Maar dewijl Gij, die onschuldig en die mijn God zijt, een zoo smartvol leven en eene zoo pijnlijke dood hebt w\'illen uitstaan te mijner liefde, neefti ik, ter uwer liefde, n
(1) Fncius obedieiis usquu ad inorten , nioi lom aiilern ctiii-m. Phil. 2. 8.
2|10 OVERWEGING. f(!)
mijn Jezus ! alle pijnen uun, die mij duur uwe hand worden loegezoudcu. Ik uecm ze aan cn oruliels ze, dewijl zij mij worden toegezonden dour die Landen, welke eens doorboord werden om mij te verlossen van de hel, die ik zoo menigmaal verdiend heb. De liefde welke Gij mij getoond hebt, o mijn Zaligmaker ! toen Gij U aanboodt om voor mij Ie lijden, dwingt mij om voor U alle pijnen cn alle versmadingen aan te nemen. O Heer! door uwe verdiensten, schenk mij uwe heilige liefde ; die liefde zal mij alle lijden en allen smaad zoet en beminnelijk maken. Ik bemin U bovenal, ik bemin U uit geheel mijn hart, ik bemin U meer dan mij zelven ; maar Gij hebt mij, gedurende heel den loop van uw leven, zoo vele en zoo groote blijken gegeven van uwe liefde, en ik ondankbare, sedert zoo vele jaren dat ik op deze wereld ben, welke liefdeblijk heb ik U tot hiertoe gegeven? Maak dan, o mijn God ! maak dat ik gedurende den tijd, die mij nog te leven overblijft, U eenige blijk mijner liefde geve ; arm als ik ben en zonder iets ter uwer liefde gedaan te hebben, zou ik in den dag des oordeels voor U niet durven verschijnen. Maar wat kau ik uitwerken ronder uwe
.NOVENE VAN KERSMIS,
gcuado\'? Al wat ik kan, is U bidden mij te helpen ; cn dit gebed üelfs is een uitwerksel uwer genade. Mijn Jezus ! sta mij bij door de verdiensten van uw lijden en van uw bloed dat (iij voor mij vergoten hebt.
Allerheiligste Maagd, Maria ! beveel mij aan uw goddelijken Zoon ; ik vraag het U om de liefde, welke Gij Hem toedraagt, bedenk dat ik een dier schapen ben, voor wie uw Zoon zijn leven heeft ton beste gegeven.
/VV\\A\'V.\'VX AA-V\\/\\^/V\\/V\\/V\\AA A/\\ A/WWA/\\ AA/\\f\\/\\A/W AAlt;V\\/VXA/V AA
IS\'icn December.
JEZUS IS KLEIN GEWORDEN, OM ONS BETROUWEN EN ONZE LIEFDE TE WINNEN.
Parvutus natus eat nobis, et Filius dalus est nobis. (1) Ken Kindje is ons geboren, en een Zoon is ons geschonken.
00
Overwegen wij, dat na zoo vele eeuwen na zoo vele verzuchtingen en gebeden, die goddelijke Messias, wicn de Patriarchen en dc Propheten het geluk niet hadden te aanschouwen, de Gewenschte der volkeren, de Gcwenschte der eeuwige heuvelen, in een
(1) Is. 9. 6.
S110 OVERWEGING. t) 1
J\'j te woord, onze Zaligmaker, eindelijk is geko-rerk- men, is geboren, en zich geheel aan ons j bij heeft gegeven. « Een Kindje is ons geboren, v\'an en een Zoon is ons geschonken.» 1 \'\'t. De Zoon Gods heeft zich klein gemaakt,
mij om ons groot te maken ; Hij heeft zich aan 3t U ons gegeven, opdat wij ons aan Hem zouden Ge- geven ; Hij is ons zijne liefde komen too-n\'ie non, opdat wij aan dezelve door de onze
cu. zouden beantwoorden. Ontvangen wij Hem
dan met liefde, beminnen wij Hem, en nemen wij tot Hem onze toevlucht in al onze
noodwend igheden.
De kinderen, zegt de heilige Uernardus, geven gemakkelijk, wat meu hun vraagt. 5 Jezus is als Kind gekomen, om ons te too-
Inen dat Hij gansch bereid is om zijne gunsten te schenken. Welnu, in Hem zijn allo . schatten. nen dat Hij gansch bereid is om zijne gunsten te schenken. Welnu, in Hem zijn allo . schatten. 5 Zijn hemelsche Vader heeft Hem alles in zijne handen gesteld. 4 Willen wij licht bekomen. Hij is juist gekomen om ons te verlichten ; verlangen wij meer sterkte \' om aan ouzo vijanden te wederstaan, Hij is gekomen om ons te versterken ; verlangen wij de vergiffenis onzer zonden en de zalig-
(1) Parvulus natus est nobis, ct Filius datus est nobis.
(2) Piior föcilc ilouat. In Ëpipb. s. 1.
• (•\'?) In qno sunt omnes thesauri. Col. 2. 3.
( V) Omnia dedit in munu ejus. Jo. :J. 3 6.
92 NOVENE VAN KERSalS.
hcid, Hij is gekoincu om ouzo zonden lu vergeven en ons zalig te maken; eindclijU, verlangen wij de goddelijke liefde, de groot-bic uüiT gaven, Hij is gekomen oin onze liaiien van liefde te doen branden, en hot is daarom vooral dat Hij kind is geworden ; lieeft Hij zich aan ouzo oogeu iu een zoo armen en zoo nedrigon staat willen vertoo-nen, het is om dos te beminnelijker toe te schijnen, ons alle vrees te benemen, en des te zekerder onze liefde te winnen, zegt dc heilige Petrus Chrysologus. 1
Daarenboven heeft Jezus als Kind in deze wereld willen verschijnen, opdat wij Hem niet alleen bovenal, maar ook nog teeder zouden beminnen. De kinderen doeu zich allen beminnen van hen die ze zien ; wie dan zou niet met al de teederheid zijns harten eenen God beminnen, dien hij onderdo gedaante ziet van een klein kind, dat een weinig molk tot voedsel heeft en van koude beeft, dat veracht en verlaten wordt, dat weent en jammert in eene kribbe op stroo? Ziedaar wat den teêrbeminnende heilige l\'rauciscus deed uitroepen: Laat ons het Kind van Bethlehem beminnen ! Laat ons
(1) Tuliter venire debuit, qui voluit timorem pellere, qucc-rero cliaritulom. Serm. liiS.
■^d\', OVEnWEGIN\'fi. !),7
liet Kind van Ifethlclicm bnniinnon ! 1_
Komt, Christcne zielen, komt oenen Goil beminnen, dio voor (J kind en arm is geworden, een zoo beminnolijkcn Cod, die uit den lieinel is gedaald om zich golieel aan u to schenken.
Verzuchtingen cn gebeden.
O hem in nol ij 1; o Jezus! dien ik zoo zeer veracht iioh, (iij zijt uit den hemel gedaald om ons van do hol to verlossen en I! geheel aan ons to geven. Ach! hoo hehhenwij 1\' zoo dikwijls kunnen vorachton, on U don rug koeren? üo menschen zijn niet ondank-haar jegens do schepselen ; doet iemand hun een geschenk, komt men hen van verre hezoekon, of geeft men hun ecnigo blijk van toegenegenheid, zij knnnen het niet vergoten, on zij achten zich verplicht hiervoor dankbaar to zijn ; en ondertnsschen jegens U die hun GolI zijt, dio zoo bemin-nelijk zijt, dio niet geweigerd hebt, uit liefde tot hen uw bloed en leven ten beste to geven, jegens Li toonon zij zich zoo ondankbaar I Maar, helaas! mijn gedrag jegens U is nog slechter geweest dan dat der
iO .Anipmus l\'uorum lt;le Uethleem ! Amemus Puoaioi de
NOVIÏN\'E VAN KERSMIS.
audcren ! lloo meer Gij mij bemind hebt, des te ondankbaarder ben ik jegens U geweest. Ach! badt Gij aan een ketter, aan oen beiden de genaden verleend die Gij mij hebt gescbonken, bij zou heilig zijn geworden, en ik, ik heb U beleedigd ! O Heer! gelief toch do beloedigingon te vergeven die ik U beb aangedaan. Maar Gij hebt gezegd, dat als oen zondaar zijne misslagen beweent. Gij alle versmadingen vergeet, welke Gij van hem hebt ontvangen : «Ik zal al zijne misdaden niet moor indachtig zijn.» 1 Heb ik U vroeger niet bemind, voortaan wil ik niets anders doen dan U beminnen. Gij hebt U geheel aan mij gegeven ; ik wijd U geheel mijnen wil toe, en zoo bemin ik U ; Ja, ik bemin U, ik bemin U, en wil aanhoudend herbalen ik bemin U. ik bemin U; zoo lang als ik leef wil ik altijd hetzelfde zoggen en wil mijnen geest geven met deze zoele woorden op do lippen : Mijn God ! ik bemin U 1 om daarna bij mijne intrede in het ander leven, te beginnen U met eene eeuwige liefde te beminnen. In de verwachting van dit groot geluk, o mijn God, mijn eenig Goed, mijne eenige Liefde ! heb ik
(I) Omnium iniquitatum ejus.... non recordabar. Ez.
18 22.
94
4Jc OVERWEGING. itj
vast besloten uwen wil boven al mijne eigene voldoeningen te stellen. Dat geheel de wereld kome, ik veracht ze ; ik wil niet meer ophouden Hem te beminnen die mij zoo zeer bemind heeft; ik wil niet meer aan Hem mishagen, die eene oneindige liefde waardig is. O goede Jezus ! begunstig mijn verlangen en mijn voornemen door uwe genade.
Mijne goedertierene Koningin, Maria ! ik erken dat ik door uwe tusschenkomst alle genaden heb bekomen welke God mij verleend heeft, houd niet op voor mij te bidden ; verkrijg mij de volharding. Gij die de Moeder der volharding zijt.
19dcn December.
DE PASSIE VAN JEZQS DUURDE GEHEEL ZIJN LEVEN.
Dolor meus in conspectu meo semper. (1)
Mijn smart is altijd voor mijne oogen.
Overwegen wij, hoe van hel eerste oogen-blik dat de ziel van Jezus-Christus gescha-
(I) Ps. 37. 18.
00 XOVRSE VAN KERSMIS.
pon nn mt t zijn licliaam in ilen scliont van Maria wcrd vrreonitrd, iJo ccuwigt; Vadtr ann zijnen Zoon hot bevel gaf zijn loven op (o olToren voor do verlossing der wereld, en lioe Hij Hom (egel jlirr tijd liet bedroevend pclimiwtooneel voor oogen stelde van al de smarten, welke liij tot aan zijne dood zou inoefen li jden voor dc zaligheid der men-schen. Hij loonde Hem alsdan al de pijn, al do vernedering en armoede, welke Hij gedurende zijn leven zou moeten uitstaan te lielhlehem, in Egypte en to Nazareth ; ver-dor al do smarten en de schande van zijne passie, do goesels, de doornen, de nagels, 11ol kruis, do verveling, de droefheid, den doodsangst en de verlatenheid waarin Hij zijn leven zou eindigen op don Calvarieberg.
Toen Abiaham zijnen zoon ter dooü geleidde, wilde hij hem niet van te voron bedroeven, zelfs niet gedurende den korten tijd die er noodig was om den berg te bereiken, en hij hield het geheim voor hem verborgen ; maar do hemelsche Vader wildo dat zijn menschgeworden Zoon dio, als slachlofTer bestemd was om voor onzo zonden aan zijne rechtvaardigheid to voldoen, vooraf al de smarten zou uitstaan welke Hij gedurende zijn leven en bij zijne dood
ide OVERWEGIMC.
zou moeten lijden. Zoodun, die bittere droefheid welke Jezus leed in den hof der Olijven, en welke alleen, gelijk ilij zelfverklaarde, voldoende was om Hem het leven te benemen, « Mijne ziel is bedroefd tol de dood toe» deze droefheid heeft Hij van den eersten oogenblik van zijn leven zonder ophouden geleden in den schootzijnerMoe-der ; en van toen af gevoelde en leed Hij bitterlijk den last van al de smarten en al de versmadingen te zamen, die Hem te wachten stonden.
Geheel het leven en al de jaren van onzen goddelijken Verlosser waren dan een leven en jaren van smarten en tranen. « Mijn leven is voorbijgegaan in smarten en mijne jaren in zuchten.» - Zijn aanbiddelijk hart was geen enkel oogenblik zonder lijden ; wanneer1 Hij waakte of sliep, werkte of rustte, bad of sprak, altijd had Hij voor zijne oogen die wreede vertooning welke zijne heilige ziel meer kwelde, dan al de tormenten ooit de Martelaren hebben doen lijden. Do Martelaars hebben geleden, maar bijgestaan door Gods genade, verdroegen zij hunne smarten met den troost en de
(1) Tristis est anima mea usque ad mortem. Matth. 2G, 38.
(2) Defecit in doiore vita mea, r\' mini mei in gomitibus. Ps. :j0. li.
97
7
08 NOVENE VAN KERSMIS.
vreugde welke de vurige liefde schenkt; Jeztis-Chrislus lieefï, geleden, maar altijd met een liart vol van kwelling en droefheid, en Hij heeft alles aangenoraeu uit liefde tot ons.
Verzuchtingen en gebeden.
O zoet, o beminnelijk, o beminnend Hart van Jezus! Gij waart dan van uwe kindsheid af, vervuld met bitterheden en doodsbenauwdheid in den schoot van Maria, zonder eenige verzachting, of zonder dat iemand uwe droefheid zag of ten minste U door zijn medelijden troostte. En dat alles hebt (jij willen lijden, o mijn Jezus ! om te voldoen voor de pijnen en voor de eeuwige doodsbenauwdheid die ik, om mijne zonden, in de hel moest lijden. Gij hebt eene smartvolle verlatenheid en de berooving van allen troost willen lijden, om mij zalig te maken, mij die de vermetelheid heb gehad God te verlaten, ea Hem den rug toe te keeren, om mijne schandige driften te voldoen. Ik bedank U, o bedroefd en liefdevol Hart van mijnen Zaligmaker ! Ik bedank U en heb medelijden met uwe smarten, bijzonderlijk als ik zie dat Gij zoo veel lijdt uit liefde voor de menschen, en dat de men-
4\'le OVERWEGING. 99
schen er ongevoelig aan blijven. O liefde van Jezus I o ondankbaarheid dermenschen! — O mensohen, aanschouwt dan dat onschuldig Lam, dat in den doodstrijd verkeert om aan de goddelijke rechtvaardigheid te voldoen voor de beleedigingnn, die gij Hem hebt aangedaan ; ziet hoe Hij bidt en voor u bij zijnen eeuwigen Vader ten beste spreekt ; aanschouwt Hem en bemint Hem. — Ach! mijn zoete Verlosser, hoe weinig zijn er die aan uwe smarten en aan uwe liefde denken ! en hoe weinig die ü beminnen 1 Ik zelf ben zoo ongelukkig geweest van langen tijd te leven zonder aan C te denken ! Gij hebt zoo veel geleden om van mij bemind te worden, en ik heb U niet bemind 1 Vergeef mij, o mijn Jezus 1 vergeef mij ; ik wil mij beteren en U voortaan beminnen. Hoe ongelukkig zou ik zijn, o Heer 1 indien ik nogmaals aan uwe genade wederstond en daarom verloren ging I Al de barmhartigheid die Gij mij bewijst, en bijzonder die zoete genadesteun waarmeê Gij mij thans uitnoodigt om U te beminnen, zouden in de hel mijne grootste straf wezen. Mijn lieve Jezus I heb medelijden met mij en duld niet dat ik nog langer uwe liefde met ondankbaarheid vergelde. Verlicht mij
NOquot;ENE VAN KERSMIS.
en geef mij de sterkte om alles te overwinnen en uwen heiligen wil te volbrengen, fielief mij te verhooren om de verdiensten van uw lijden in hetwelk ik al mijn betrouwen stel.
O Maria, mijne lieve Moeder ! kom mij te hulp: Gij hebt mij al de genaden bekomen, die ik van God heb ontvangen: ik \'dank U daarvoor ; maar, indien Gij mij niet .blijft beschermen, zal ik altoos ongetrouw jzijn, gelijk eertijds.
2üsle» Deccmlcr.
JEZUS HEEFT ZICH VAN HET HEGIN\' AF OPGEOFFERD VOOR ONZE ZALIGHEID.
OfjhlLw est quia ipse voluit. (1)
Hij is opgcollord omdat Hij zelf bet gewild lieefi.
Van den eersten oogenblik dat het goddelijk Woord mensch en kind is geworden in den schoot vau Maria, bood Hij zich zei!\' aan eu zonder ecnig voorbehoud, om te lijdon en te sterven voor de verlossing der
(1) U.M. 7.
100
Ölt;le OVERWEGING.
wereld : -Hij is opgooflerd omdat Hij zelf gewild heeft.» Hij wist dat al de offeranden van bokken en stieren, die vroeger aan God werden opgedragen, niet in staat waren ora te voldoen voor de zonden der tnen-schen ; maar dat het noodig was dat een goddelijke Persoon voor hen den prijs der verlossing zon betalen, en daarom zeide Hij alsdan, gelijk de heilige Paulus ons leert:\' Mijn Vader ! al do slachtoffers die men U tol hiertoe heeft opgedragen waren niet, en konden niet voldoende zijn om uwe rechtvaardigheid te bevredigen ; Gij hebt mij dit lijdbaar lichaam gegeven, opdat ik de meu-schen verlosse en voor hen voldoe door het vergieten van mijn bloed. Ik bon er toe bereid : Zie ik kom; ik neem alles aan, en onderwerp Mij in alles aan uwen heiligen wil.
De menschelijke natuur, wel is waar, gevoelde eenen tegenstrijd, zij weigerde natuurlijker wijze te leven en te sterven fe midden van zoo veel smaad en lijden ; maar de rede, geheel aan den wil van God onderworpen, had de overhand, en Jezus nam alles aan, eu van toen af begon Hij al de
* (1) Tdeo Hi^retlicns mumlnin \'iicit: Hostinm et nblationem nolnisti; corpus autem autasii uiibi...,. Xudc dixi : Eeo.o venio. Heb, 10. 5,
101
NOVENE VAX KERSMIS.
benauwdheden en al de smarten te lijden welko Hij in den loop zijns levens en in ;,ijuc dood moest uitstaan. Ziedaar wat onze goddelijke Zaligmaker voor ons hoeft gedaan, van den eersten oogenblik zijner komst in de wereld.
Maar wij, helaas ! hoe hebben wij ons jegens Jezus gedragen, sedert wij, tot de jaren van verstand gekomen, door het licht des geloofs de heilige geheimen der verlossing hebben beginnen te kennen\'? Welke zijn onze gedachten geweest, welke onze bezigheden? Welke goederen hebben wij bemind? Vermaken, hoovaardij, wraak, zinnelijkheid, ziedaar de goederen, die al de genegenheden ouzes harten hebben gewonnen; maar indien wij geloof hebben, dan moeten wij eindelijk van leven veranderen, en iets anders beminnen. Ach ! laat ons eenen (jod beminnen, die zoo veel voor ons geleden heeft. Gedenken wij de pijnen welke het Hart van Jezus van zijne kindsheid af voor ons heeft uitgestaan, en dan zullen wij niets anders meei1 kunnen beminnen dan het Hart, dat ons zoo zeer heelt lief gehad.
102
3lle OVERWEGING.
Verzuchtihgcii en gebeden.
O Heer ! wilt Gij dat ik zegge hoe ik mij gedurende mijn leven jegens U heb gedragen? Zoodra ik het gebruik van mijn verstand begon te krijgen, begon ik uwe genade en uwe liefde te versmaden. Ach 1 (iij weet het beter dan ik ; maar (jij hebt mij verdragen, omdat (Jij nog mijn geluk ver-langdet. Ik vluchtte van IJ weg, en Gij hicldt niet op mij te achtervolgen, en mij tot U te roepen. Dezelfde liefde die U uit den hemel deed nederdalen oin de verlorene schapen te zoeken, deed U ook mijne ongetrouwheden verdragen, en belette U mij tc verlaten. Thans, o mijn Jezus! zoekt Gij mij en ik zoek U; ik voel dat uwe genade mij bijstaat: zij staat mij bij met mij eene groote droefheid te doen gevoelen over mijne zonden, die ik bovenal verfoei; zij staat mij bij, met mij een groot verlangen te geven om U te beminnen en aan U te behagen. Ja, o Heer ! ik wil IJ beminnen en aan U behagen zoo veel mij mogelijk zal wezen. Wel is waar, mijne krankheid en de zwakheid, die het gevolg mijner zonden is, doen mij vreezen ; maar het betrouwen dat uwe genade mij inboezemt, daar zij mij op uwe
103
104 NOVENE VAN KEBSMIS.
verdiensten doet hopen, is grooter dan mijne vrees; zij vervult mij met moed en doet mij met den Apostel uilroepen : « Ik vermag alles in Hem die mij versterkt. » \' Ben ik zwak, Gij zult mijne sterkte zijn tegen mijne vijanden ; ben ik krank, ik hoop dat uw bloed mijn geneesmiddel zal zijn ; ben ik zondaar, ik hoop dat Gij mij zult heilig maken, ik weet dat mijne nalatigheid om tot U mijne toevlucht te nemen in de gevaren, vroeger de oorzaak is; geweest van mijnen ondergang; voortaan, o mijn Zaligmaker, en mijne Hoop, beu ik vast besloten tot U mijne toevlucht te nemen, en van U verwacht ik alle hulp die mij noo-dig is en alle goed. Ik bemin U bovenal, en ik wil niets anders meer beminnen dan U alleen. Wees zoo goed mij bij te staan om dc verdiensten van zoo vele smarten, welke Gij, van uwe kindsche jaren af, voor mij hebt uitgestaan. — Eeuwige Vader ! om de liefde van Jezus-Ghristus, laat toe dat ik U beminne. Heb ik U vergramd, aanschouw de tranen van Jezus, die voor mij bidt, en wees verzoend, a Werp uwe blikken op het aangezicht van uwen gezalfde. » 8 Ik ben
(1) Omnia possum in eo qui me confortat. Phil, 4.13.
(2) Respice in faciem Christi tni. Ps. 63.10.
■
6dlt;! OVERWEGING. 103
[an uwe genaden onwaardig, maar uwe onscbul-
cn dige Zoon verdient ze voor mij, Hij die U
Ik een leven vol smarten aanbiedt, opdat Gij
gt; • mij barmhartigheid zoudt bewijzen,
jn En Gij, Maria, die de Moeder der barm-
ik hartigheid zijt, houd niet op voor mij te
;al bidden ; Gij weet hoe groot betrouwen ik in
lij U stel, en ik weet dat Gij nooit verlaat al-
a- wie uwe bescherming inroept.
m
bt
I, 21»\'™ December.
JEZUS GEVANGEN IN DEN SCHOOT VAN MARIA.
Q
J fartus sum sicut homo sine adjiitorio. inter innrfroi
j libcr.il)
j Ik lion geworden nis ecu reJdeloes nieuscfi, e?n
vrije onder de duoden.
i
. Overwegen wij hoe veel Jezus moest lijden
■ in den schoot zijner Moeder, waar Hij ais
in eene nauwe en duistere gevangenis gedurende negen maanden bleef opgesloten. Oo andere kinderen, wel is waar, verkeeren in denzelfden slaat, maar zij gevoelen er de ongemakken niet van, omdat zij er geen
(1) Ps. 87. 7.
NOVENE VAN KERSMIS.
begrip van hebben. Jezus, integendeel, bad er eene volkomens kennis van ; want van liet eerste oogenblik van zijn leven, bad Hij bet volkomen gebruik zijner rede. Hij bad zintuigen en kon er zieb niet van bedienen; Hij bad oogen, en kon niet zien ; eene tong, rn kon niet spreken ; banden, en kon ze niet uitstrekken; Hij bad voeten, en kon niet gaan ; zoodat Hij negen maanden lang in den scboot van Maria moest blijven, gelijk een doode, die in een graf is opge-bloten. (i Als een reddeloas mensch, een vrije onder de dooden.» Hij was vrij, dew.jl Hij zieb vrijwillig, ter onzer Jiefde, in die gevangenis bad opgesloten ; doch zijne liefde beroofde Hem van de vrijheid, en hield Hem daar zoo nauw gebonden dat Hij zich niet kon verroeren : «Een vrije onder de dooden. »
« 0 (jrool geduld des Zaligmakers!» 1 riep de heilige Atnbrosius uit, als hij aan het lijden van Jezus, in den schoot van Maria, dacht.
Ue schoot van Maria was dus voor onzen Zaligmaker eene vrijwillige gevangenis, omdat bet eene gevangenis van liefde was ; bet was nogtans geene onrechtvaardige ge-
(1)0 graudis putientia Salvatorls I
d06
Clt;le OVERWEGING. | 07
vangonis ; Jezus was onschuldig, maar Hij Lad zich aangeboden om onze schulden le betalen en te voldoen voor onze zonden. Met recht hield Hem dan de goddelijke Hecht-vaardigheid opgesloten, beginnende alzoo door dit eerste lijden de haar schuldige voldoening af te eischen.
Ziedaar hoe verre de Zoon Gods is gegaan in zijne liefde tot de menschen. Hij berooft zich van zijne vrijheid en stelt zich in de boeien, om ons uit de boeien der hel te verlossen. Het is dus recht en billijk dat wij onze dankbaarheid en liefde aan Hem bewijzen, die zonder do minste verplichting, maar uit loutere goedheid en liefde jegens ons, onze Borg en Verlosser heeft willen worden ; Hij bood zich aan om te voldoen en voldeed inderdaad voor onze zonden, daar Hij de straffen leed welke onze zonden verdiend hadden, en zijn goddelijk bloed voor ons opofferde.
Verzuchtingen en gebeden.
Ja, lieve Jezus ! \'t is met recht dat uw Profeet mij vermaant de onschatbare genade niet te vergeten welke Gij mij hebt
(1) Gratiflin lldejussoris ne obliviscuris ; dedit enim pro c animani suam. Èccli. 29. 20.
108 NOVENE VAN KERSMIS.
bewezen : «Vergeet de weldaad van uw borg niet.» Ik was schuldenaar, ik was plichtig, en Gij die onschuldig, Gij die mijn God zijt, Gij hebt door uw lijden en door uwe dood mijne zonden willen uilboeten. En daarna heb ik uwe liefde en uwe weldaden vergeten, en ik ben zoo vermetel geworden dal ik U den rug heb toegekeerd, als of Gij niet waart mijn opperste Meester, eenen Moester die mij zoo zeer bemind heeft ! Maar mijn dierbare Verlosser 1 ben ik vroeger zoo ondankbaar jegens U geweest, nu ben ik vast besloten deze fout niet meer te bedrijven ; uw lijden en uwe dood zullen aanhoudend het voorwerp mijner gedachten zijn; zij zullen mij gedurig de liefde berin-noren, welke Gij mij hebt toegedragen. Ik vervloek die dagen in dewelke ik, al vergetende wat Gij uit liefde voor mij hebt geleden, een zoo slecht gebruik van mijne vrijheid heb gemaakt; Gij hebt ze mij gegeven om U te beminnen, en ik heb er mij van bediend om U te beleedigen! Maar die vrijheid die ik van U heb ontvangen, wijd ik U vandaag geheel en al toe. Ik smoek U, o Heer! bewaar mij van het ongeluk U weder te verliezen en nogmaals in de slavernij van Lucifer te vallen. Gewaardig U
6de OVERWEGING.
mijne arme ziel, met de banden uwer liefde, aan uwe heilige voeten te boeien, opdat zij zich nooit meer van U venvijdoro. — Keu-wige Vader ! om de gevangenis welke Jezus heeft uitgestaan in den schoot van Maria, bevrijd mij van do ketenen der zonde en der hel.
En Gij, o Moeder van God ! sta mij bij ; Gij houdt den Zoon van den Allerhoogsten opgesloten in uwen schoot en innig met ü vereenigd ; daar Jezus uw gevangen is zul Hij alles doen wat Gij Hem vraagt. Ach ! vraag Hem dat Hij mij vergilVenis schenke; vraag Hem dat Hij mij heilig make. — Kom mij te hulp, o Moeder ! ik smeek er U om, om de genade en eer welke Jezus U heeft bewezen, met negen maanden lang in uwen schoot te verblijven.
109
1 1 O NOVENE VAN KERSMI3.
22\'i\'quot; December.
ÜVtR HETGEEN JEZUS liEEFT GELEDEN VAN DE ONDANKBAARHEID DER MENSCHEN.
In propria venit, et sui eum non receperunl. (1) Hij kwam hi 7.ijn eigendom, en de zijnen namen
Hem niet aan.
Gedurende de feestdagen van Kersmis zag men eens den heiligen Franolscus van Assi-sië al weenende en zuchtende langs wegen en bosschen gaan, en hij scheen ontroost-haar. En toen men hem naar de oorzaak dier hevige droefheid vroeg, gaf hij ten antwoord : Achhoe zou ilc niet weenen, als ik zie dat de liefde niet bemind wordt ? Ik zie eenen God als dwaas geworden uit liefde tot den mensch, en den mensch die zich jegens dien God zoo ondankbaar toont! Heeft dan die ondankbaarheid der menschen het hart van den heiligen Franciscus zoo zeer bedroefd, verbeelden wij ons hoe veel le meer zij het Hart van Jezus moet bedroefd hebben.
Nauwelijks was die teedere Zaligmaker
(I) Jo. 1. U.
7ilt;, OVERWEGING. I { I
ontvangen in den schout van Maria of Hij zag al wat Hij zou te lijden hebben van die wreede ondankbaarheid der menscben. Hij was uit den hemel gedaald om op de aarde het vuur der goddelijke liefde te ontsteken ; deze e.puige beweegreden zou Hem doen hebben besluiten zich bier op aarde in eeuen afgrond van smarten en versmadingen te laten storten ; 1 en Hij zag eenen afgrond van zonden, die de menscben zouden bedrijven, na zoo vele bewijzen zijner liefde te hebben ontvangen ! « Ziedaar, zegt de heilige Bernardinus van Senen, wat Hem oneindig veel deed lijden.» 2
Wij zeiven, wij gevoelen eene onverdra-gelijke smart, wanneer wij zien dat men ons met ondankbaarheid behandelt, omdat, volgens de bemerking van den gelukzaligen Simon van Cassia, onze ziel dikwijls meer lijdt van de ondankbaarheid, dan ons lichaam van alle andere smart.3 Welke smart moet dan Jezus, onze God, niet gevoeld hebben, toen Hij voorzag, dat wij zijne weldaden en zijne liefde met beleedi-gingen en beschimpingen zouden vergel-
(1)Ignem veni mittero in terram; et quid volo, nisi ut accendatur ? Luc. 12. 49.
(2) Et ideo infinite dolebat.
(3) Tristitiam acriorem sa*pe in anima fecit ingratitudo, quain dolor inllictus in corpore.
112 NOVENE VAN KERSMIS.
don, gelijk David voorzegd had : «Zij vergolden mij kwaad voor goed, en haat voor mijne liefde.» 1 Deze voorzegging is vooral vervuld geworden in de passie van onzen Zaligmaker ; maar dunkt het u niet Hem ook nog vandaag Ie hooren klagen dat Hij zich te midden van de zijnen als een vreemdeling bevindt; «Ik ben mijnen broederen een vreemdeling geworden. » a Want Hij ziet er een groot aantal dio leven zonder Hem tekennenen zonder Hem te betninnen, alsof Hij him niet het minste goed had gedaan, en niet het minste om hnnno liefde had geledon. Helaas! wat geven vele Christenen om de liefde van Jezus-Christus? Onze Zaligmaker verscheen eens aan den gelukzaligen Henricus Suso onder de gedaante van een pelgrim die van deur tot deur een klein plaatsje ging bedelen om te kunnen verblijven ; maar Hij werd van allen met onbeleefde en beleedigende woorden ver-stooten. Helaas 1 hoe velen zijn er niet die aan hen gelijken, van wie Job spreekt, die, nadat God hen met weldaden heeft overladen, tot Hem zeggen : Ga weg van ons. 3
(1)Et posuernnt adversum me mala pro bonis, ft odium pro dilpftione mea I Ps. 1U8. 3.
(2) Extraneus lactus sum fratnbiis meis? Ps. 68.9.
(;{) Qui (iicebant Deo : Recede a nobis erm ille imples-sot domos eorum bonis ! Job 22. 17.
Tquot;10 ovERWEr.ixa. 113
Wij ook. wij waren vroogor onder het gelal dier ondankbaren ; maar zouden wi j er altijd onder willen blijven? Ocli! neen, dat beminnelijk Kind dat uit den hemel gekomen is om voor ons te lijden en te sterven, opdat liet onze liefde zou winnen, verdient zulke ondankbaarheid niet.
VorzucliUngen en gobciien.
!let is dan waar, o mijn Jezus ! Gij zi jt uit den hemel gedaald om mijne liefde te winnen; uit liefde tot mij zijt Cij een smartvol leven en de dood des krnises komen omhelzen, (lij wildet alzoo den ingang tot mijn hart vinden ; en ik heb (J zoo dikwijls van mij verstooten, zeggende : Heer, verwijder l7 van mij ; ik wil niets meer mot IJ te doen hebben ! —Ach ! Indien (iij niet een God van oneindige goedheid waart en uw leven niet hadt opgeofferd om mij vergiffenis te-schenken, nooit zou ik II mijne vergifion is durven vragen. Maar ik hoor dat Gij zelf mij nitnoodigt om tot IJ weder te keeren, en mij den vrede aanbiedt : «Keer L\' tot M j, zegt de Heer, en Ik zal mij tot U keeren. a 1 Wat meer is, o mijn Jezus! Gij, dien ik beleedigd heb, (jij gaat zoo verre
(:) Convoftiinini alt;l me..., ot corm-i-tar ail vos. Zaeh. 1. 3.
*
1 1 4 NOVENE VAX KERSMIS.
dat Gij mijn Middelaar wilt zijn : lt;i Hij zelf m
is do verzoening voor onze zonden. igt; 1 Ik bi
wil U dus deze nieuwe beleediging niet aan- ze doen van te mistrouwen van uwe barmhar-
tigheid. Het is mij uit den grond mijns st
harten leed dat ik U versmaad heb, o op- iu
perste Goed ! Ik smeek U om het bloed dat o\\
(Jij voor mij vergoten hebt, gewaardig U G(
mij weder in uwe genade op te nemen : n:
« Vader, ik ben niet meer waardig uw zoon di
genoemd tc worden.» 2 iXeen, mijn Verlosser en mijn Vader, ik ben niet meer • waardig uw kind genoemd te worden, nadat ik zoo dikwijls heb verzaakt aan uwe liefde,
maar Gij maakt mij daartoe waardig door uwe verdiensten. Ik dank ü, o mijn Vader ! G
ik dank U en bemin U ! 0 ! het gedicht alleen, dat Gij het geduld hebt gehad mij zoo vele jaren tc verdragen, en dat Gij, na ^
al den smaad dien ik U heb aangedaan,
mij zoo vele genaden hebt geschonken, ja dat gedacht alleen zou mij onophoudelijk ■ 1 van liefde tot U moeten doen branden. Kom dan, o Jezus ! ik wil U niet langer weder-staan ; kom in mijn armoedig hart. wonen ;
ik bemin U en wil U altijd beminnen; doe
(1) Ipse est propitiatio pro peccatis nostris. I Jo. 2. 2. \\
(2) l\'uter!... jam non sum dignus vocari lili\'is tuus. Luc.
15. 21.
8de OVKUWEGING. HD
mij altijd meer en meer van wwe liefde branden, met mij altijd te herinneren hotzeer Gij mij hebt liefgehad.
Mijne Koningin en mijne Moeder Maria ! sta mij bij, bid Jezus voor mij. Maak dat ik, gedurende den tijd die mij nog te leven overblijft, altijd dankbaar zij jegens dien God, die mij zoo zeer bemind heeft, zelfs nadat ik Hem zoo menigmaal had belee-digd.
23»tlt;-n Decembcr.
GODS LIEFÜE AAX DE ME.VSCIIEX DEREND GEMAAKT DOOR DE GEBOORTE VAN JEZUS.
Apparuit gratia Dei Salvaloris no.itri omnibus homi-nibus, erudtens nos, ut... pie vivamus in hue samp;culo, txpe-Manles beatam spern el a ivenimn gloria! manui Dei el Salvaloris vostri Jesu Chrisli. i l;
De genade van God, onzen Zaligmaker, verscheen \\ooi- alle rneiischeii, en zij leert ons, dat wij godsdienstig leven in deze wereld, verbeidende de Zalige hoop en de komst der lieerlijkhtid van oi.zeu grooten God en Zaligmaker Jezus-Christus.
Overwegen wij dat, door de genade waarvan de Apostel hier spreekt, verstaan wordt
(I) Tit. 2. tl.
J .)g NOVENE VAN KERSMIS.
de vuiige linfdc van Jczns-Cliristus lol de
menschcn; liefde die wij geenszins verdiend
hebben, en die daarom genade genoemd
wordt. , , .n
Deze liefde was in God altijd dezelfde,
maar zij heeft niet altijd uitgeschenen. Zij werd eerst beloofd door een groot aantal profeten, en aangekondigd door vele zinnebeelden ; maar zij is klaar gebleken, toen de Verlosser werd geboren, toon het eeuwig Woord zich aan de inenschen heeft getoond onder de gedaante van oen klein kind, liggende op stroo, weenende en bevende van ^ koude, dat alzoo begint te voldoen voor de ■straffen die wij verdiend hebben, en ons, door het offer\' van zijn leven, te kennen geeft hoe zeer het ons bemint ; «Hieraan hebben wij de liefde Gods gekend, dat gein-zijn leven voor ons gelaten heeft, » 1 zegt
•de heilige Joannes.
Toon is dan de liefde van onzen God verschenen, en zij is verschenen voor allo men-sclien. Maar van waar komt het dat allen die liefde niet gekend hebbon, en dat zei Is heden nog zoo velen die niet kennen ? Ziehier waarom : « Het licht is in de wereld
figt; I.. ..„c cgnuvimus eharitalom Pol. quoniom illf oi.i-noacii sutun pnsig. I. Jo,10.
8sle ÜVEIlWEGING. M7
gekomen, en de inenschcn hebben do duisternis meer liet\'geliad dan liet. lichl.» \' Zij hebben de liefde niet gekend, en zij kennen zo niet, omdat zij ze niet willen kennon, en de dnislernisseu der zonde liever hadden dan het licht der genade.
Wat ons betreft, zorgen wij toch, dat wij nooit van het getal dier ongelnkkigca wezen. Hebben wij vroeger de oogen voor hel licht gesloten met weinig aan de liefde-, van Jezus-Christns te denken, laat. ons gedurende do overige dagen van ons leven, het lijden en de dood van onzen Zaligmaker nooit meer uit het geheugen verliezen, oj»-dat wij Hem die ons zoo zeer heeft licC gehad, beminnen gelijk wij verplicht zijn. Daardoor zullen wij, volgons de goddelijke belofte, recht hebben dien schoonen hemel te verwachten, welken Jezus ons verdiend heeft door zijn bloed: k Verbeidende do zalige hoop en de komst der heerlijkheid van onzen grooten God en Zaligmaker Jezus-Christus.» a In zijne eerste komst verscheen Jezus als een arm en veracht kind, in eenen stal geboren, in arme doeken gewonden, en
(1) Lux vcnit in nMinduin, et dilexeruiit iioaiiucs mugis te ui! bras quum lucein- .Ilt;gt;. 3. 19.
(2) Expectautes beutum spem et adveutum ylurite mugni Dei et Salvatoris uostri Jenu Cüristi.
1 1 8 NOVENE VAN KERSMIS.
liggende op stroo; maar ia zijne tweede anders
kouist, zal Hij in zijne hoedanigheid van ning,
Rechter verschijnen, op cenen troon van verach
glorie, met groote macht en heerlijkheid : die ik
k Zij zullen den Zoon des mcnschcn zien waardi
komen op de wolken des hemels mot groote hande
kracht en heerlijkheid. » 1 Zalig zijn zij vrij ge\'
die Hem zullen bemind hebben, en wee hen, ik ste
die Hem niet zullen bemind hebben. Gij, oi
u.- u ^ bloed \\ crzuchlmgen en gebeden.
mij v
O heilig Kind ! ik zie U heden op het zonde
stroo, arm, lijdend en verlaten ; maar ik ven, (
weet datGij eens zult komen,opeenen troon \' afgew
van glorie en omringd van de Engelen, om de bi
mij teoordeelen. Ach ! schenk mij vergifl\'e- bewe
nis vóór dat Gij mij zult moeten oordeeien. cn O]
Alsdan zult Gij Rechter zijn en een rechtvaar- verg
dig vonnis moeten uitspreken ; maar thans, wü
zijtGij Verlosser en Vader van barmhartig- ik h
heid. Ik, ondankbare, ik ben een van dege- zone
nen geweest, die U niet gekend hebben, zij i
omdat ik U niet heb willen kennen; daar- \\ ^aa
om, in plaats van te denken om U te be- \' en (
minnen, met de liefde die Gij mij hebt be- j U a
wezen te overwegen, heb ik, aan niets . wis
(1) Vjdebuut Ktiium bominis venientem in nubibcs cceli, 1 (t
cum virlute multa et majcslate. Muttb. 24. 30. 1 n,c;.
8,,e OVERWEGING.
1 19
anders gedacht dan aan mijne eigene voldoening, terwijl ik uwe genade en uwe liefde verachtte. Nu stel ik wederom mijne ziel, die ik verloren heb in uwe handen; ge-waardig haar zalig te maken : «In uwe handen beveel ik mijnen geest, Gij hebt mij vrijgekocht, o Heer, God van waarheid. » 1 Ik stel al mijne hoop op ü, wetende dat Gij, om mij van de hel vrij te koopen, uw bloed en uw leven hebt gegeven; j Gij hebt mij vrijgekocht, O Heer ! » Toen ik iu de zonde leefde, hebt Gij mij niet doen sterven, en Gij hebt mij met zoo veel geduld afgewacht, opdat ik tot inkeer zou komen, de beleedigingen die ik U heb aangedaan beweenen, en zoo beginnen U te beminnen, en opdat Gij vervolgens mij zoudet kunnen vergeven ea zalig maken. O mijn Jezus ! ik wil aan zoo veel goedheid beantwoorden ; ik heb het grootste leedwezen over al do zonden door dewelke ik U beleedigd ^ieb ; zij zijn mij leed, en ik bemin (ï bovenal. Maak mij zalig door uwe barmhartigheid, en dat mijne zaligheid daarin besta, dat ik U altijd bemicne in dit leven en in de eeuwigheid.
(I) In manus tuus commoiulo spiritum meum ; redemisti me, Dumiu^Dcus yeritutis. Ps. 30 6.
NOVEXE VAX KERjJMS.
Mijne teerbeminde Moedot Mam ! beveel \' mij aan uwen goddelijker Zoon ; zeg Hem dat ik uw dienaar ben, en dat ik op U mijne hoop heb gesteld; hij aanhoort U en weigert U niets.
9^ OVERWEGING.
S^su-n December.
nr. HEILIGE JOZEF GAAT -MET ZMXE HEILIGE BIlL\'in NAAR BETIiLEHEM.
Ascendil antcw el Joseph.... v\' pro/iterrtur cvrn M\'iria
rfrsponsaia sibi uxorc pi rvynanlc. 1 Hn ook Jozcl gin^r op.... fen oiniio zirh lo laten opschrijven met Maria, zijne ondertiouwde vrouw, welke bevrucht was.
God had bepaald dat zijn Zoon zou ter wereld korneu, niet in het huis van Jozef, maar in eene spelonk, in eenen stal, op de armsie en pijnlijkste wijze, waarop een kind kon geboren worden ; daarom gat Hij aan den keizer de gedachte van een bevel uit te geven, dat eenieder verplichtte zich te laten opschrijven io zijne geboorteplaats.
Toen Jozef dit bevel vernam was hij in
(1) Luc. 2. 4.
120
I)\'1quot; OVEUWl\'XiiXÜ.
(wijlV! of hij (Jc le Nazareth
moest laten ol\' met zich mede nemen ; want zij was nabij den tijd der baring. — Mijne Bruid en mijne Koningin! zeidc hij tot haar, van eenen kant zon ik U niet gaarne alleen laten, en van den anderen kant, indien ik L\' medeneem, gevoel ik eene grootc smart, als ik deuk hoeveel Gij zult moeten lijden op eene zoo lange reis, en dat in eeu zoo guur jaargetij, dewijl mijne armoede mij niet toelaat U met de behoorlijke zorgen te begeleiden. — Maar Maria moedigde hem met deze woorden aan : Mijn lieve Jozef, wees niet bevreesd, ik zal met li gaan, en God zal ons helpen.—De heilige Maagd wist door eene goddelijke ingeving en dooide kennis der voorzegging van Micheas, 1 dat haar goddelijk Kind te Bethlehem moest geboren worden. Zij nam dan do windels cn de arme doeken, die zij reeds had gereed gemaakt, en begaf zich op reis met Jozef: « En ook Jozef ging op..., ten einde zieh te laten opschrijven met Maria.» !
Laat ons tdeze twee heilige echlgenooten op liuime reis vergezellen, overwegende do godvruchtige samenspraken welke zij met
(1) Ascfindit autem Joseph..., ut pruliterctar ciim Maria. Midi. ö. 2.
1^1
I 22 NOVEXK VAN KERSMIS.
elkander moesten hebben over de barmhartigheid, de goedheid en de liefde van het goddelijk Woord, dat weldra zou geboren worden, en in de wereld verschijnen voor de zaligheid der menschen. — Overwegen
wij verder de lofspraken, do zegeningenen in de akten van dankzegging, van vernedering \' nc
en liefde dier vrome reizigers gedurende ve
hunnen weg. Voorzeker bad deze jeugdige M
en (cedere Maagd, die opliet punt was van Jo
tc baren, veel te lijden op die lange reis, U
langs hobbelige wegen, en dat in don wiu- jt
tor ; maar zij leed mot een gerust gemoed gi en mot liefde, en droog al hare smarten aan \' g
God op, dezelve vereenigeade met die, welke b
Jezus leed, dien zij in baron zuiveren schoot d
droog. — O 1 vereenigen wij ons met Maria j en Jozef, en met hen vergezellen wij den Koning dos hemels, die weldra in cone spo- i lonk zal geboren worden en als oen kind in de wereld verschijnen, en wel als hel armste en vcilatenste kind, dat ooit onder de menschen werd geboren. — Bidden wij Je- ( zus, Maria en Jozef, door de verdiensteu van al hetgeen zij op deze reis bobben geleden,
ons te willen vergezellen op onze reis naar * I de eeuwigheid. 0 ! wat zullen wij gelukkig i
z:j-!, indien wij gednrende ons leven en in . I
9do OVERWEGING.
het uur onzer dood allijd vergezeld zijn l van deze drie verhevene personen.
1 Verzuchtingen en gebeden.
l\' Mijn lieve Verlosser ! ik wtiot dat de En-
1 gelen dos hemels U op deze reis vergezellen
1 in groote menigte ; maar onder de inwo
ners dezer aarde, wie zijn degenen die U vergezellen? Nauwelijks zie ik Jozef, en Maria, die ü in haren schoot draagt. 0 Jezus ! gedoog dat ik mij bij hen voege om U te volgen. Helaas! ik hen zoo ondankbaar jegens U geweest! nu zie ik hoe groot ongelijk ik heb gehad, dij zijtuit den hemel
) gedaald om met mij op deze aarde te verblijven, en ik heb U zoo menigmaal, met de grootste ondankbaarheid, door mijne zonden verlaten. 0mijn goddelijke Meester ! als ik er aan denk, dat ik U zoo dikwijls heb verlaten, en aan uwe vriendschap heb verzaakt, om mijne vervloekte driften in te volgen, dan zou ik van droefheid willen sterven. Maar Gij zijt gekomen om mij te , vergeven, vergeef mij dan op dit oogenblik, nu het mij uit geheel mijn hart leed is U zoo dikwijls veracht en verlaten te hebben. Ik heb vast besloten, en, met den bijstand uwer genade, honp ik, mij nooit meer van U, mijne eenige Liefde ! te verwijderen gedaald om met mij op deze aarde te verblijven, en ik heb U zoo menigmaal, met de grootste ondankbaarheid, door mijne zonden verlaten. 0mijn goddelijke Meester ! als ik er aan denk, dat ik U zoo dikwijls heb verlaten, en aan uwe vriendschap heb verzaakt, om mijne vervloekte driften in te volgen, dan zou ik van droefheid willen sterven. Maar Gij zijt gekomen om mij te , vergeven, vergeef mij dan op dit oogenblik, nu het mij uit geheel mijn hart leed is U zoo dikwijls veracht en verlaten te hebben. Ik heb vast besloten, en, met den bijstand uwer genade, honp ik, mij nooit meer van U, mijne eenige Liefde ! te verwijderen
123
1 2 i SOVKXE VAN KERSMIS.
noch lo sclieideu. Ja, niijuo ziel is voor L\' van liefde ontstoken, o mijn lief goddelijk Kind ! 11; bemin U, mijn zoete Zaligmaker ! En, dewijl (iij op de aarde zijt gekomen om mij zalig te maken, en mij uwe genade mede te doelen, ziehier de eeuige genade welke ik U vraag: maak dat ik mij nooit meer van ü seheide, maak mij uw gevangene, mij innig mot U vereenigende dooide zoete banden uwer heilige liefde. 0 mijn Verlosser en mijn God ! wie zou U nog kunnen verlaten en, van uwe genade beroofd, zonder u leven ?
Allerheiligste Maagd Muria I ik kom (. vergezellen op deze reis naar Bethlehem, en (iij, o mijne Moeder ! houd niet op mij bij te staan op mijne reis naar do eeuwigheid. Sta mij altoos bij, maar voornam»lijk op het einde van mijn leven, bij hel naderen van het laatste oogonblik dat beslissen moet of ik altijd mot ü zal zijn om Jezus te beminnen in don hemel, of altijd verre van U om Jezus te haten in de hol. 0 mijne Koningin, red mij door uwo voorspraak, en dat mijne zaligheid zij U altoos te beminnen, Jesns en IJ, in den tijd en in de eeuwigheid. Gij zijt mijne hoop, van ü verwacht ik alles.
VOOR
HET OCTAAF VAU KERSiïIS EN BE VOLGENDE DAGEN TöT AAN DRIEKÖII\'NGEH.
2jsieii Dcccmb r.
OVER DE GEBrtORTE VAX JEZOS.
Dc geboorte van Jpzus was oene oorznak van vreugde voor de gansclio aarde. Hij was de Verlosser dien men sedert zoo vele Jaren verwachtte, en naar wieu men zoo vurig haakte, dat Hij de Geivemchlc der volhcren 1 en het Verlangen der eeuwige hen velen 1 werd genoemd. Hij is dan eindelijk gekomen, en in eeno kleine spelonk geboren. Stellen wij ons voordat de Kngel die gfooic vreugde, welke iiij aan de herders van Bethlehem kwam aankondigen, lieden ook aan ons bekend maakt. : quot; \\Vaiit zie, ik verkondig u eeiic groote blijdschap, welke
(21 Ags. 2. 8.
(2) Cu». 49. 2«.
I -C PEE5T VAN KERjUI«.
voor hot ganschc volk zal zijn, heden is u oen Zaligmaker geboren, f 1
Welk feest is \'t niet in een rijk bij de seboorle van den eersten zoon des konings ! Maar onze vreugde moet veel grooter zijn, daar wi j den Zoon Gods zien geboren worden, die, door zijne groole barmhartigheid bewogen, uit den hemel is gedaald om ons te bezoeken : n Door de groote barmhartigheid van onzen God. met dewelke ons de Opgaande uit den hooge (dit is Gods Zoon, de Messias) bezocht heeft.» 1 Wij waren verloren,en zie Hij is ter wereld gekomen om ons zalig (e maken : «Om onze zaligheid is Hij uit den hemel gedaald.» 2 Hij is de goede Herder, gekomen om zijne schapen van de dood te verlossen, met zijn leven uit liefde voor hen ten boste te geven : «Ik ben de goede Herder. De goede herdei\' geeft zijn leven voor zijne schapen, i. 3 Hij is hot Lam Gods gekomen om goslachlofferd te worden, opdat wij deelachtig zouden wor-
,l)Ecceenim evnngelho vobis gnudiutn mngnum. quod eritjgt;mni populo, quia nutus est vobis hodie Salvutur. Luc-
Per viscera misericordice Dei iiostri, in quibus visitavit
(0 Kgo sum Pastor bonus. Bonus Pastor animrtm «uam dat pro onbus suis. .lo. 10. 11.
Nitf\' I,roptei nostl,arn salutem, descendit de cnslis. Symb.
ls\'e OVERWEGING. 127
don aan do goddelijke genade, en opdat Hij onze Verlosser zou zijn , ons leven, ons licht, en zelfs onze spijs in het Allerheiligste Sacrament.
De heilige Maxi mus zegt dat, eene der redenen waarom Jezus, bij zijne geboorte, in eene kribbe, waaruit de dieren hun voedsel nemen, heeft willen gelegd worden, was om ons te doen begrijpen dat Hij mensch is geworden, niet alleen om ons te verlossen, maar ook nog om onze spijs te worden. 1 Wat meer is-, dagelijks wordt Hij op nieuw geboren onder de mis in de handen van den priester, door de woorden van do Consecratie. Het altaar is als de kribbe, waaraan wij ons met zijn goddelijk vleosch gaan verzadigen. Men vindt er die hot heilig Kind in hunne armen zouden willen ontvangen, gelijk de heilige grijsaard Simoon ; maar hot geloof leert ons dat wij, als wij cornmuniceeren, dienzelfden Jezus die te Bethlehem inde kribbe werd gelegd, niet alleen in onze armen, maar zelfs in ons hart ontvangen. Hij is juist daarom geboren, om zich geheel aan ons ie geven :
Tn praosepio, ubi pastus est nuimalium. sim collocari niemhru permiltit: in «■teninm refeotionem vescendnui a mortalihus sunm corpus ostendit. In Nat. D. s. ö.
1 28 FF.E\'T VAX KF.R5inS.
« Een Kindje is on? gclioi\'cn, en een Zoon is ons fi;esciionknn,» 1 zfg!, Isa\'ias.
VorznflUingon on gcbodBn.
«Ik dwaal als oen verloren schaap ; zoek uwen dienaar op.» -0 Heer! ik ben dit arm schaap, dat, met zijne neigingen en liegeerlijkheden in te volgen, ellendiglijk is verloren gegaan ; maar (Jij., o Herder en l.am Gods! Gij zijt uit den hemel gedaald om mij te redden, U als een slachtoffer uil-strekkende op het kruis tot boeting mijner zonden. Wat heb ik dan te vreezen, indien il; mij wil beteren? Moetik niet al mijn vertrouwen op U stellen, die alleen zij gekomen om mij te verlossen ? 0 ja, ik stel ui mijn betrouwen op U, mijn God en mijn Zaligmaker! « Ziedaar God is mijn Zilig-maker, ik zal met betrouwen handelen en niet vreezen. » r\' Kn welk grootev bewijs uwer barmhartigheid kondet Hij mij geven om mij aan te sporen op I te betrouwen, o mijn zoete Zaligmaker ! dan L\' zeiven aan mij te geven? Ü lief Kind! hoé groot is
(li Parvulus natus est nobis, et Filius dalus est nobis, li. 9. 6.
(2) Errnvi sicut ovis quae periit; quirre sei-vuin tuum. Ps. gt;18.176.
(3) Eecc Deus Salvator nieus; fidueialiter agan», et nou ttme\'bo. Is. 12. 2.
1quot;quot; OVERWEGING. 129
, mijn leedwezen u bolocdlgd to hebben ! Ik
heb U doen weenen in bet stalleken van Bethlehem; maar, wetende dat Gij daar zijt gekomen om mij te zoeken, werp ik t mij voor uwe voeten neder ; en ofschoon ik
t IJ zoo lijdend en zoo vernederd zie in do
i kribbe waar Gij op stroo ligt, erken ik U
• voor mijnen Koning en oppersten Meester.
i Ik boor dat Gij door uw feeder geween mij 1 uitnoodigt om U te beminnen en mijn hart
vraagt. Zie, mijn Jezus, ik breng het U ! r Zie mij thans aan uwe voeten om bet U te
ii , schenken, verander bet, ontvlam het, o Gij ii die op aarde zijt gekomen om de harten
door hot vuur uwer liefde te doen branden. ■1 Ik boor dat Gij uit deze kribbe toeroept dat
ix ik (J moet beminnen : j Gij zult den lieer
uwen God liefhebben uit geheel uw hart.»\' n \'-ii ik antwoord: Ach, mijn Jezus ! indien
s ii; U niet bemin, die mijn Heer en God zijt,
n wien zal ik dan beminnen? Gij verklaart
o dat Gij mij toebehoort, dewijl Gij geboren
n zijt om U geheel aan mij te geven ; en ik
zal weigeren U too te bebooren? Neen, mijn lieve Zaligmaker l Ik geef mij geheel aan U ; ik bemin U uit geheel mijn hart. Ja, ik
(l) Dilig\'?? Dotninum Deum tuuni ox toto oör«ïlt;3 tuo. MnKli. 22. 57.
!)
130 FEEST VAN KERSMIS.
bemin U, ik bemin U, ik bemin U, o opperste Goed I o oneindige Liefde mijner ziel 1 Ik bid U, neem mij heden aan, en laat niet toe dat ik nog ooit op hou de U te beminnen.
0 Maria, mijne zoete Koningin ! ik bid U door de vreugde welke Gij gevoeldet toen Gij voor de eerste maal uwen goddelijken Zoon aanscliouwdet bij zijne geboorte, en Hem in uwe armen tegen uw moederlijk hart druktet, smeek Hem dat Hij de offerande, welke ik Hem breng van mij zelvcn, aanneme, en mij voor altoos met Zich ver-binde door de banden zijner heiligo liefde.
/WWVNA Vgt;/v%(WWVX VX/VN/VWM^/VVW^AA/VWNAA\'VXnA
2Csien December.
JEZUS WORDT KIND GEBOBEN.
Overwegen wij hoe het eerste teeken welk de Engel aan de herders gaf om den pas geboren Messias te erkennen, was. dat zij Hem zouden vinden onder de gedaante van een klein kind : « Gij zult een kindje vinden, in doeken gewonden en liggende in
2de OVERWEGING.
eene kribbe. rgt; \' De kleinheid is in de kinderen eene groote bevalligheid voor de harten, maar die bevalligheid moet voor ons veel grooter zijn ia het Kindje Jezus, dat, oneindig groote God zijnde, uit liefde tot ons heeft willen klein worden, gelijk do heilige Augustinus het opmerkt: « Voor ons is Hij klein geworden. » 2
Adam kwam ter wereld in do gedaante van een volwassen monsch, maar het eeuwig Woord heeft in den staat van kind willen geboren worden ; 3 en dit om onze harten met eene des te sterkere liefdckracht tot zicli te trekken, zegt de heilige Petrus Chrysologus : « Zoo wilde Hij geboren worden, die wilde bemind worden.» 1 Hij kwam in de wereld niet om zich te doen vreezen, maar om zich to doen beminnen, en daarom wilde Hij eerst verschijnen als een teeder en arm kindje. lt;i (n\'ont is de Heer, en hoogst lofwaardig.» s De Heer is groot, en zijne goddelijke Majesteit is oneindig lofwaardig, — roept do heilige Rer-nardus uit met don koninklijken Profeet;
(1) Invenictis infantem pannis involufum, et poeiliim in procsqiio. Lue. 2. 12.
(2) Propter nos facfus.est parvulus.
(;J) Parvulus nalus est nobis.
(4) Sic nasci voluit, qui voluit amnrl.
(5) Mnyuus Dominus et lamlubilis niniis, Ps, 144.
131
132 FEEST VAN KERSMIS.
maar, vervolgens Jezus in den slaat van een de i
klein kind in het stalleke van Bethlehem onsi
beschouwende, voegt de heilige er met tee- mii
derheid bij : « Do lieer is klein en allerbe- hoe
minnelij kst.» \'Die grooto God, mijn op- scli
perste Meester, is voor mij klein geworden, is 1
en heeft zich uiterst beminnelijk gemaakt. zij\'
i. Ach ! hoe is het mogelijk, dat hij die met hc
geloof eenen God aanschouwt die uit liefde de
\'tot ons is kind geworden, en weent en zucht bc \'op het stroo in eene spelonk, zich kunne
weêrhouden Hem te beminnen en alle men- w jchen uit te noodigen om Hem te bemin- , li
nen, gelijk de heilige Franciscus van Assisiü zi
deed, die al gaande niet ophield te aerha- d
len : « Laat ons het Kindje van Bethlehem ti
beminnen ! Laat ons hot Kindje van Belble- 1
liem beminnen !» 2 Hot is een kind, hot 1
spreekt niet, het doet alleen zijne kreten (
hooron, waardoor het ons uitnoodigt Hom ( to beminnen on Hom ons hart to geven.
Verder overwogen wij, dat de kinderen nog de liefde winnen door hunne onschuld. Nogtans, alle andere kinderen komen ter wereld met de vlok der zonde, terwijl Jezus in eene volmaakte heiligheid, zonder
(l) Parvus Dominus etam.-.\'bilis nirois. In Cant. s. 48.
(o) AniPinm PnoMim do Uethluem I Amemus l\'aerum do
Betlduom!
2\',c overweging. 133
de minslc vlek, geboren wordt: « Heilig, onschuldig, onbevlekt. » 1 Mijn Wel-Be-inindo, zeide de Bruid der Gezangen, is geheel rood van liefde, en geheel wit van onschuld en zuiverheid. - Dit goddelijk Kind is het eenige in hetwelk do eeuwige Vader zijn welbehagen heeft gevonden : omdat het alleen zuiver is voor zijne oogen, gelijk de heilige Gregorius zegt: «In Hem alleen heeft Hij geene schuld gevonden.» 3
Maar troosten wij ons, arme zondaars als wij zijn, want dit goddelijk Kind is uit den hemel gedaald om ons, door zijn lijden, zijne onschuld mede te doelen. Zijne verdiensten, indien wij er gebruik van weten to maken, kunnen ons van zondaars in heiligen veranderen. Stellen wij dan al ons betrouwen in do verdiensten van Jezus-Christus ; vragen wij door dezelve aan don eeuwigen Vader al wat wij verlangen, en alles zal ons gegeven worden.
Verzuchtingen en gebeden.
Hemelscho Vader ! ik, ellendige zondaar, die do hel verdiend heb, ik heb niets om ü
(1) Sanctus, innocens, iin|follutiis. Heb. 7. 20.
(2) Dilectus meus candidus ct rubicumlus, eleclus ex jnü-libns. Cunt. ö. lü.
(3) In boe \'sulu «on invenit ctilpam. In Ez. hom. 8,
134 FEEST VAN KERSMIS.
tot boeting mijner zonden aan te bieden ; cene maar ik offer U de tranen op, de pijnen, Ik sm het bloed, de dood van het onschuldig Kind, ik sic dat uw Zoon is, en door zijne verdiensten waan
smeek ik U om barmhartigheid. Indien ik maal
dien goddelijken Zoon niet had om ü aan rug
te bieden, zou ik verloren zijn, en er zou min\'
geene hoop voor mij overblijven ; maar Gij ik n
hebt Hem mij gegeven, opdat ik U zijne te v(
verdiensten zou aanbieden, en daardoor «Lé
verhope zalig te worden. Zeer groot, o Heer! wor
is mijne ondankbaarheid geweest; maar den
uwe barmhartigheid is nog grooter. En wil
welke grootere barmhartigheid zou ik van * var
U kunnen verwachten, dan die welke Gij nai
mij hebt bewezen mot mij uw eigen Zoon «T
tc schenken tot Verlosser en als een slacht- wc
offer dat ik kon opdragen voor mijne zon- aa
den? Om de liofde van Jezus-Christus, ver- U
geef mij dan mijne zonden ; het is mij uit d(
den grond mijns harten leed ü, oneindige sc Goedheid ! mishaagd te hebben. En nog om
de liefde van Jezus-Christus verleen mij do J
heilige volharding. O mijn God ! indien ik c
ü nogmaals beleedigde, nadat Gij mij met ( zoo veel geduld hebt afgewacht, met zoo veel licht begunstigd, en mij met zoo veel liefde hebt vergeven, zou ik niet verdienen dat
1
2,le OVERWEGING. 133
en J cene hel voor mij alleen werd geschapen ? le\'i, Ik smeek U, mijn Vader ! verlaat mij niet; nd, ik sidder als ik donk aan de trouwloosheid ien waaraan ik mij jegens U heb plichtig geit maakt; hoe menigmaal heb ik U niet den lan rug gekeerd, nadat ik beloofd had U te be-ou minnen ! 0 mijn Schepper 1 gedoog niet dat J\'j ik nogmaals het ongeluk hebbe uwe genade ne te verliezen en van U gescheiden te worden ! «Laat niet toe dat ik van U gescheiden worde ! Laat niet toe dat ik van U geschei-lr den worde !» 1 Dit gebed herhaal ik, en a wil het herhalen tot aan den laalsten snik i \' van mijn leven ; maar geef Gij mij do ge-I nade om het zonder ophouden te herhalen:
1 a Laat niet toe dat ik van U gescheiden
worde !» O Jezus ! o lief Kindje ! hecht mij aanll door de bandenuwer liefde; ik bemin ü, en wil U beminnen in eeuwigheid ; gedoog niet dat ik mij ooit van uwo liefde scheide.
Ook U bemin ik, o mijne teedere Moeder Maria ! gewaardig Uook mij te beminnen; en indien Gij mij bemint, de genade welke Gij mij moet bekomen, is dat ik nooit op-houde mijn Jezus te beminnen.
(I) No permittas mo scparari u te ! no pennittas mesepa-raria te I
FEE3T VAN KERSMES.
/»A/VV.VW\\.V\\ WIA/WVN/VWN V.\'quot;* \'«A/VWUW W/VWVW NA\'^\'W\'VA\'VN\'V* VkAA\'VN
27sicn December.
JEZUS I» DOEKEN GEWONDEN.
Verbeeld u Maria Ic zien, die na haren goddel ijken Zoon gebaard Ic hebben, Hein mei eerbied in hare armen neemt, Hem als haren God aanbidt, cn daarna in doeken windelt, gelijk de heilige Schrift hel ons leert, en de Heilige Kerk het herhaall, in hiirc (lezangeu : «De Moedor Maagd bindt de doekjes vast, waarin zij hareu Zoon heeft gewonden. igt; 1
Zie hoe hel Kindje Jezus geheel gewillig zijne handjes aanbiedt, cn zijne voetjes uitsteekt, om ze Ie laten omwindeleu. Overweeg hoe hel Heilig Kind, ieder maal als Hel zich iuwindelen liet, aan de koorden dacht waarmeê het eens in den hof der Olijven, cn aan die waarmee het aan do kolom moest gebonden worden, alsook aan de nagelen die Hot aan hel kruis moesten hechten ; cn hoe die gedachte Hem zijne bauden met blijdschap deed dragen, om
(1) Membra puiiuis iuvoluta; Virgo Maler ulligat. Oflquot;. de Pass.
130
S06 OVERWEGING. 137
onze zielen van de kolenen der hel te b:.\'-vrijdon.
Jezus, nauw in zijne doeken gewindeld, wendt zich tot ons en noodigt ons uit om ons nauw met Hein te veieenigcn door de zoete banden der liefde ; en zich tot zijnen liemclsclien Vader wendende, zegt hij ; Vader ! do mcnschcn hebben hunne vrijheid misbruikt, en, legen U opsl: a ide zijn zij de slaven der zonde geworden ; om te voldoen voor hunne ongehoorzaamheid wil ik zoo streng gcwiudeld worden. Alzoo gebonden, offer ik U mijne vrijheid, opdat de mensch van do slavernij des duivels verlost worde. Ik aanvaard deze windelen ; zij zijn mij dierbaar cn des te dierbaarder, omdat zij mij de koorden voorstellen, met dewelke ik mij aanbied om eens voor de zaligheid der mensehen gebonden cn ter dood geleid te worden.
De windels van Jezus zijn zalige banden, die de wonden onzer zielen moeten genezen. 1 0 Jezus ! (Jij hebt dan uit liefde tot mij nauw in doekjes willen gewindeld worden. « O liefde 1 hoe sterk is nweband, die een God heeft kunnen binden. » 2 0 godde-
(1) Viucula illius alliguluru sduluris. Kccli. 0. üi.
(2)0 cbarilus! quum niugmim usl vinculum luum, quo Deus ligori potuil! Ligu. v. de Cüar, c. C.
138 FEEST VAN KERSMIS.
lijko liefde 1 zal ik met den heiligen Lau-rentius Justinianus uitroepen, gij alleen kondet Hem die mijn God is, voor uw gevangene nemen ! — En ik, o lieer ! zal ik nog langer weigeren mij door uwe heilige liefde aan U te hechten? Zal ik nogmaals de stoutheid hebben uwe beminnelijke en zoete banden te verbreken ? en waarom ? om de slaaf der hel te zijn ? O Jezus ! uit liefde tot mij blijft Gij in deze kribbe gebonden; in eeuwigheid wil ik aan U gebonden blijven.
De heilige Maria Magdalena van Pazzi zeide, dat bet vast voornemen van ons met God te vereenigen door den band dor liefde, en ons van al wat niet God is te onthechten, onze windelen moet zijn. Verders schijnt het, dat Jezus, zoo vol liefde voor ons, daarom alleen gevangen en gebonden in het Sacrament des Altaars, onder de heilige gedaanten heeft willen verblijven, om ook zijne geliefde zielen de gevangenen zijner liefde te zien worden.
Verzuchtingen en geboden.
O allerliefste Kindje! hoe zou ik uwe straffen kunnen vreezen, daar ik zie dat Gij, in doekjes gewindeld, U zeiven, als het
3d\'-quot; OVERWEGING. 130
ware, de macht beneerht de hand op te heffen urn mij te straffen ? Daardoor geeft Gij mij te kennen dat Gij geene meeniag hebt mij te kastijden, indien ik de ketenen mijner driften wil verbreken, en mij aan U hechten. Ja, lieve Jezus! ik wil zo verbre-i ken ; het is mij uit den grond mijns harten leed mij van U gescheiden te hebben, met de vrijheid te misbruiken welke Gij mij geschonken hadt. Gij biedt mij eene andere vrijheid aan, eene veel volmaaktere vrijheid, die mij van do ketenen des duivels moet verlossen, en plaatsen onder het getal van Gods kinderen. Uit liefde tot mij hebt Gij als een gevangene in die arme windelen willen gebonden worden, en ik wil ook gebonden worden door de banden uwer over-groote liefde. 0 zalige ketenen, schoone banden van zaligheid, die de zielen met God verbindt! bindt ook mijn arm hart, maar bindt het zoo streng, dat het zich nimmer meer van de liefde van dit opperste goed kunne scheiden. Mijn Jezus! ik bemin \' U, ik hecht mij aan U, ik schenk U geheel mijn hart, geheel mijnen wil, o mijn allerliefste Zaligmaker! ik bon vast besloten U nooit meer te verlaten. O zoete Jezus! die ^ om mijne schulden te betalen U niet alleen
140 FEEST VAN.KERSMIS.
door uwe heilige Moedor in die doeken liebt lillen winden, maar ook nog door de beulen als een misdadiger vastbinden en zoo door do straten van Jerusalem voortslepen, om vervolgens ter dood geleid te worden, even als een onschuldig lam dat tot de slaclitbauk geleid wordt ; die aan bet kruis hebt willen genageld worden, en hel niet hebt verlaten dan na er den geesl te hebben gegeven ; ik smeek U, laat niel toe dal mij nogmaals bel ongeluk overkoine mij van U le scheiden en vuu uwe genade en uwe liefde berooid te worden.
O Maria ! die eens uw onschuldigen Zoon mei windelen hebt gehouden, ach ! bind mij ook, mij armen zondaar, verbind mij met Jezus, opdat ik mij nooit meer -au zijne voeten verwijdere, dat ik altoos met Hem vereenigd leve, en in die vereeniging sterve, óm het geluk te hebben eens in dal gelukzalig vaderland binnen te gaan, waar ik builen gevaar zal wezen en zonder vrees mij nogmaals van zijne heilige liefde te scheidea.
4t,e OVERWliGINO.
Sgstcn DcccmbiT.
JEZUS AAN DE DOKST ZMXER MOEDER.
Zoodra hot kincljc Jezus In doeken was gewonden, vroeg en nam het de melk uit de borst van Maria. De Bruid der Gezangen verlangde haar broertje do melk zijner moeder te zien zuigen. 1 Maar haar verlangen werd niet vervuld. Wij, integendeel, wij hebben hetgelnk denZoon fiods menscli en onzen broeder geworden, zijn voedsel te zien nomen uit do borst van Maria. O wolk schouwspel voor don hemel, het goddelijk Woord tc zien kind geworden en de melk nemende eener jonge maagd, zijn eigen schepsel.
Ziedaar dengeno, die allo reonschen en allo dieren dor aarde voedt, zoo zwak en zoo behoeftig geworden, dat Hij een weinig molk noodig heeft om zijn leven te onderhouden! Zuster Paula, Camaldulernon, een prentjo aanschouwende, dat Jezus aan de
(l) Quis uiihi ilet te fratrem nieum srgenlem uLern matris my ».\' V Cant. 8.1.
141
I i- FEEST VAN KERSSIIS.
horst zijner Moeder voorstelde, gevoelde zicli aanstonds door eene teedere liefde tot fiod ontstoken. Jezus nam weinig melk, en maar zelden : er werd aan zuster Maria Anna, franciscanes, geopenbaard, dat zijne allerheiligste Moeder Hem slechts driemaal daags do borst gaf. Ach! hoe kostbaar was voor ons die maagdelijke molk, welke in bloed moest veranderd worden in do aderen van onzen Zaligmaker, die vervolgens er een zalig bad van maakte, om daarin onzo zielen to zuiveren.
Overwegen wij hier nog, dat Jezus die molk nam, om het lichaam te voeden dat Hij ons tot spijs in do heilige Communie wilde geven. Zoodan, o mijn teedere Zaligmaker ! denkt Gij aan mij, terwijl Gij do molk uwer Moeder zuigt: uwe gedachte is deze molk in bloed to veranderen, en het daarna te vergieten bij uwen dood, er den prijs mijnor verlossing van te maken, en daarmede mijne ziel te voeden in de Heilige Communie, welke de zalige melk is waardoor Gij hot leven der genade in onze zielen onderhoudt, en die niets anders is dan U zelf, gelijk de heilige Augustinus zegt. 1 O allerliefste Kindje! o mijn Jezus ! ge-
(1) Lnc vestrum Christus est I In 1. Jo. tr. 3,
^quot;OVERWEGING.\' 143
doog dat ik uitroepe mei de vrouw, waarvan liet Evangolio spreekt: « Zalig de schoot, die TI gedragen heeft, en do horsten, die Mij gezogen hebt!» 1 Ja, gij zijl gelukzalig, o Moeder van God, Gij die aan het menschgeworden Woord hebt te zuigen gegeven I O, laat toe, dat ik mij bij uw goddelijk Lam voege, om van U do melk te ontvangen eener teedere en liefdevolle godsvrucht tot het Kindje Jezus en tot U. mijne allerliefste Moeder 1
O goddelijk Kindje ! ik bedank U dat Gij U aan de behoefte hebt willen onderwerpen van melk te nemen, om mij daardoor uwe liefde te toonen ! —De Heer zeide aan do heilige Maria Magdalena van Pazzi, dat Hij zich juist daarom in de noodzakelijkheid heeft gesteld van de borst te zuigen, om ons zijne liefde te toonen voor de zielen die Hij heeft vrijgekocht.
Verzuchtingen on gebeden.
O allerzoetste Jfczus, beminnelijk Kindje ! Gij zijt het Brood des hemels, dat de Engelen doet leven ; Gij voedt alle schepselen ; hoe dan hebt Gij U in de noodzakelijkheid
(I) Bcatus vctiler qui te por tav it, ut ubcni (|Ui£ suxisli. Luc. 11. 27.
111 FHE3T VAN KliRSiMIS.
gesteld van ee7i weinig molk aan ecne Maagd te vragen om uw leven te onderhouden?— O goddelijke liefde, hoe hebt gij eenen fiod zoo arm kunnen maken, dat Hij dit schamel voedsel heeft noodig gehad ? Ach! zooto Jezus! ik begrijp U; Gij ontvangt in dezen stal do melk van Maria, om daarvan hot kostbaar bloed to maken wolk (üj op het kruisaanGod totzoonoffer mijner zonden wilt opdragen ! —Goof dan, o Maria, geef aan uw goddclijkon Zoon al de melk die Gij kunt geven ; want elke druppel van die kostbare molk moot dienen om mijne ziel te zuiveren van hare vlekken, en daarna te voeden in de Heilige Gommunie. — O mijn Verlosser! hoe is het mogelijk, dat hij, die gelooft wat Gij gedaan en geloden hebt voor onze zaligheid, U niot beminne ? en ik, hoe heb ik zoo ondankbaar jegens IJ kunnen zijn, terwijl ik dit alles wist. Maar uwe goedheid is mijne hoop ; zij verzekert mij dat Gij mij uwe genade wilt geven, indien ik ze verlang. O hoogste (lood I het is mij leed U vergramd te hebben, en ik bemin U bovenal, of liever, ik bemin IJ alleen, en U alleen wil ik beminnen. Gij zijt, en gij zult altijd mijn eenig goed en mijne eenige liefde zijn. Mijn lieve Verlos-
.•I\'10 OVKRWEnr.Vfi. 14:;
lor I geef mij, bid ik ü, eenn (erdero godsvrucht tot uwe lioiligo kindsclilioid, gelijl; (iij gedaan hebt met zoo vele zielen, die bi j do gedachte uwer kindsheid, alles schijnen te vergeten en aan niets ander; te kunnen denken, dan aan U te beminnen. Wel is waar zijn zij onschuldig, cn ik ben zondaar : maar (!ij zijt kind geworden, om U zelfs van do zondaren te doen beminnen. Ja, mijn God! ik heb IJ belecdigd ; maar nu bemin ik U uit geheel mijn bart, en ik verlang niets meer dan uwe liefde.
O Maria! geef mij een weinig van die tcedero liefde, met dewelke Gij uwe melk aan het Kindje Jezus gaaft.
5£sicn Dcccmbor.
JEZUS OP HET STROO.
Jezus wordt geboren inliet stalleko van Rethlehem ; daar hoeft zijne arme Moeder noch wol, noch pluimen, om een behoorlijk bedje voor haar teeder Kindje te bereiden ; wat doit zij dan ; zij legt een weinig stroo in eene kribbe, en legt het daarop neder. 1
(I) Et rcciinavit eurn in prtrsepio. Luc. 2. 7.
10
143 FKEST VAN KEKSSIIS.
Maar, ü lieiucl! dit liedje is locli te hard cu te ongemakkelijk voor een pas geboren kindje ! de ledematen van een kind zijn /00 teeder, en vooral de ledematen van Jezus, dewijl zij door den Heiligen Geest gevormd zijn om des tc gevoeliger te zij n aan de smarten.1 Ook was de hardheid van dit strooien bod voor Hem zeer pijnlijk.
Het was eene pijn voor Hem, en tc gelijker tijd eene smaad. Inderdaad, waar is het kind, zelfs bij de armste lieden, dat bij zijne geboorte op stroo moet gelegd worden? Hot stroo is hot bod der dieren., en de Zoon (iods heeft, op aa-de, geen ander rustplaats dan stroo ! De hoi\'ige Franciscus van AssisiG hoorde eens, terwijl bij aan tafel zat, de roods aangehaalde \\ woorden van hot Evangelie lozen : « En zij 1 logde hem in eene kribbe dan riep hij nit : « Hoe, mijn lleor on God ligt op stroo, on ik zou blijven zitten?» En aanstonds wierp hij zich op den grond, cn eindigde zoo zijn middagmaal, dat hij met tranen van aandoening besproeide, terwijl hij het lijden overwoog van bot Kindje Jezus dat op stroo ligt.
Maar, waarom logde Maria, die zoo zeer
(I) Corpus autnm aptasti mihi. Heb. 10. 5.
Sde ovf-rwecing. 147
verlangd bud de geboorte van dien goddelij-ken Zoon te zien, en die Hem zco tceder beminde, waarom, in plaats van Hem in bare bandon te bonden, legde zij hem cp dat bed van smarten ? Do heilige Tbornas van Villanova zegt dat dit een geheim is. 1 Dit geboim wordt vorscbillig uitgelegd; maar onder alle uitleggingen geef ik don voorkeur aan die van don heiligen Petrus Damianus : Jezus, zegt bij, jvas nauwelijks geboren of bij wilde op stroo gelegd worden, om ons de versterving der zinnen te leeren.2 Door de zinnelijke vermaken had de wereld zich in bet verderf gestort. Adam, en na hem zoo velen zijner nakomelingen waren door dezelve verloren gegaan. liet eeuwig Woord daalde uit den hemel om ons het lijdon te leeren beminnen, en begon bet ons te leeren, reeds bij zijne geboorte, met voor zich zolven te kiezen, al wat een kind het pijnlijkste kon lijden. Jezus zeil\' gaf dan zijne Moeder in, Hem niet in hare al te zachte armen te houden, maar Hem op dat harde bed te leggen, om door het gevoelen van de konde dor grot, en het steken van bet stroo des te meer te 1\'jdon.
(1) Neque ilium tali loco posuisset, nisi nuiynuni aliquod niysterinm ageretur. In Natal. D. corn;, l.
(2) Legem martyrii pnefigebat.
FKE^T VAN KERSMIS.
Verztic liiingen en geliedcn.
O teedcre Minnaar der zielen, mijn be-minnelijkc Zalig\'inaker I het bitter lijden, dat U wacht, en de wreede dood die U op het kruis wordt voorbereid, zijn dan niet genoeg voor U ; Gij wilt uw lijden beginnen van don eersten oogenblik uws levens! Ja, omdat Gij van uwe geboorte af wilt beginnen mijn Verlosser te zijn en aan de goddelijke rechtvaardigheid te voldoen voor mijne zonden. Gij kiest het stroo voor uw lied, om mij van het vuur der hel te bevrijden, waarin ik meermalen verdiend heb geworpen te worden. Gij weent en kermt op dat stroo, om mij door uwe tranen van uw hemelschen Vader, de vergiffenis mijner zonden te bekomen. Ach 1 hoe bedroeven en troosten mij die tranen. Zij bedroeven mij, omdat ik medelijden heb, U onschuldig kind zoo veel te zien lijden voor zonden die de uwe niet zijn ; zij troosten mij, omdat ik in uw lijden mijne zaligheid en de onmeetbare liefde zie die Gij mij toedraagt. Maar, lieve Jezus! ik wil U niet alleen laten lijden en tranen storten, ik wil met U wee-nen, ik die verdiend heb te weenen om het misroegen dat ik U heb aangedaan ; daar
148
3dc OVER WEGING. 140
ik weet dat ik de hel verdiend heb, wcige:* ik geene straf, o mijn Zaligmaker! als ik uwe genade maar wederkrijge. Schenk mij vergiffenis, noem mij weder in uwe vriendschap aan, en straf mij dan gelijk Gij wilt; bevrijd mij van de eeuwige straf en daarna doe met mij volgens uw welbehagen. In dit leven vraag ik U geene genoegens ; men is ze onwaardig, wanneer men de stoutheid heeft gehad IJ, o oneindige (Joedheid ! te beleedigen. Ik ben tevreden al de kruisen te lijden die Gij mij zult overzenden; want mijn wil is U te beminnen, o mijn Jezus !
O Maria ! die Jezus zoo wel vergezeld bobt in zijn lijden, terwijl Gij met Hem leedt ! bekom mij de sterkte om mijn lijden met geduld te verdragen. Wee mij, indien ik, na zoo vele zonden, niets lijd in dit leven Maar ik moet mij verblijden, indien ik he! geluk heb, U, mijne bedrukte Moeder, en mijn altijd lijdendeen te mijner liefde gekruiste Jezus, op deu weg des lijdcus Ie vergezellen.
IÖO FEEST VAN KERSMIS.
30sicn December.
JEZUS SLAAPT IN DE KRIBBE.
Kort en pijnlijk was de slaap van liet Kindje Jezus ; eene kribbe was zijne wieg, een weinig stroo zijn bed en zijn hoofdkussen ; zoodat z:jne rust gedurig werd gestoord door de pijn welke die al te harde en al te ongemakkelijke bedstede, en de koude welke in do spelonk heerschte, Hem deed lijden. Van tijd tot tijd nogtans, door vermoeienis overvallen, sliep het teeder Kindje in, nietlegenslaande al zijn lijden.
Maar de slaap van Jezus was zeer verschil-lig van die der andere kinderen. De slaap der kinderen is hun nuttig voor het behoud •des levens, maar niet voor de werkingen der ziel, die ophouden door de sluimering der zinnen. Zoo was het niet met don slaap van Jezus: lt; Ikslaap, en mijn hart waakt.»1 Zijn lichaam rustte, maarzijne ziel waakte; want in Jezus was de menschelijke natuur vereenigd met den persoon des Woords, die niet kon slapen, noch door.de zintuigen
(1) Ego dormio. et cor mcum vigilat. Cant. 3. 2.
(i,lu OVERWEGING. Ijl
bezwaard worden. Het Heilig Kindje sliep dan, maar terwijl hot sliep dacht het aan al de smarten die het uit liefde tot ons, gedurende zijn leven en in zijne dood moest uitstaan ; het dacht aan hotgeen het te lijden had in liet arm en veracht leven dat het iti Egypte en te Nazareth moest lijden; het dacht vooral aan de geeseling, aan de doornen, aan de versmadingen, aan de stervensangsten, en aan die troostelooze dood dio het op het kruis moest onderstaan; en terwijl het sliep, oiïerde het alles aan zijn eeuwigen Vader, om ons do vergiffenis onzer zonden en de zaligheid te bekomen. Zoodan, zelfs wanneer Hij sliep, verdiende onze Zaligmaker voor ons, verzoende Hij zijnen Vader, en verwierf Hij ons genaden.
Laten wij Hem nu bidden, dat Hij dooide verdiensten van zijnen zaligen slaap, ons bevrijde van don doodelijken slaap der zondaren , die ellendiglijk in de dood der zonde, in hot vergeet van (Jod en van zijne liefde slapen ; en dat Hij ons integendeel den zaligen slaap vcrleene der gewijde Bruid, wier rust Hij beval niet te stooren. 1De zachte slaap welken God aan zijne ge-
Xe susfiitcfH iiequc ovigüare fa-jiatis diicjU.m, quoa\'!-us(juu ijisa vclit. C iut. 2. 7.
152 FEEST VAN KERSMIS.
liefde zielen geeft, is, volgens den H. liasi-lius, uiets anders dun eene volkomene vergetelheid der schepselen. 1 Slaap, die dan plaats heeft wanneer de ziel alle aardsche voorwerpen geheel en al vergeet, om alleen aan God en aan zijne eer te denken.
Vcrzuchtingcii en gebeden.
O liel en heilig Kindje ! (üj slaapt, ü ! hoe verrukkelijk is uw slaap voor mij ! In andere menschen is de slaap een afbeeldsel dor dood ; maar in U is het een teeken des eeuwigen levens, dewijl Gij ul rustende voor mij de eeuwige zaligheid verdient. Gij slaapt, maar uw hart slaapt niet, zijne begeerten zijn, voor mij te lijden en te sterven. Terwijl Gij slaapt bidt Gij voor mij, en bekomt Gij voor mij van uwen hemelschen Vader de eeuwige rust des hemels. Maar, alvorens Gij mij in den hemel, gelijk ik hoop, binnen leidt, om daar met U te rusten, wil ik dal Gij steeds rustet iu mijne ziel. O mijn God ! ik heb U eertijds ver van mij verdreven ; maar Gij hebt zoo lang aan de deur van mijn hart geklopt, nu door vrees, dan door verlichting, dan weder door mij uit te noodigen om U te beminnen, dut
(1) Summa rerum omnium oblivio. Rog. fus dis»», iot. 6«
Cdc OVERWEGING.
ik geloof dat Gij er nu zijt biuuen getreden, ja, zoo geloof ik, omdat ik een groot betrouwen heb dat Gij mij vergeven hebt; ik gevoel oen grooten afschrik van mijne zonden, en een oprecht leedwezen over de beleedigingcn die ik U heb aangedaan; een leedwezen dat mijn hart met droefheid vervult, maar met eene droefheid die mij den vrede niet beneemt, met eene droefheid die mij troost, en mij verzekert van uwe goedheid de vergiffenis te hebben bekomen. Ik bedank Li, o mijn Jezus! en ik smeek (J, U niet meer uit mijn hart te verwijderen. Ik weet wel dat Gij er niet meer uit zult gaan, tenzij ik er U zelf uit verdrijve ; maar dit is juist de genade die ik LT vraag, en die ik C bid mij zonder ophouden te helpen vragen : gedoog niet dat ik U nogmaals uit mijn hart verbanne. Maak dat ik alles vergete, om alleen aan U te denken, die altijd aau mij en aan mijn geluk gedacht hebt. Maak dat ik nooit ophoude U te beminnen in dit leven, opdat ik met U vereenigd sterve in de armen uwer barmhartigheid, en dat ik eeuwig in U ruste, zonder vrees van U nog ooit meer te verliezen.
0 Maria ! sta mij bij gedurende mijn leven en ia mijn stervensuur, opdat Jezus
153
101 FEEST VAN KERSMIS.
altijd in mij ruste, en dat ik altijd ruste iu Jezus.
3|sinn December.
JEZUS WEENT. \'
Üe tranen van het lüudjo Jezus waren zeer verschil lig van de tranen der andere kinderen die geboren worden ; deze weenen van smart, terwijl Jezus, niet van smart, maar uit liefde en medelijden voor o\'is weent, gelijk de heilige Bernardus zegt : « De andere kinderen weenen omdat zn lijden, Christus uit modelijden. » \' Do tranen zijn ecu groottceken van liefde; daarom zeiden de Joden lot elkander, toen zij Jezus zagen weenen bij de dood van Lazarus : « Zie, hoe lief Hij hem had. » 1 Zoo konden do Kngelen zeggen, toen zij de tranen van het Kindje Jezus zagen : Ziet, hoe onzeCod demenschen liefheeft: zijne liefde gaat zoo ver dat Hij voor hen mensch wordt, kind wordt en weent !
Ecee (juomodo amabat eum ! Jo. 11. 36.
7dü OVERWEGING. I
Jezus weende, en Hij offerde zijue tranen aan zijnen. Vader op, om ons de vergiffenis onzer zonden te bekomen. De heilige Antonius bewijst Hem daarvoor zijne dankbaarheid : « Die tranen, zegt hij, wasschen mijne zonden af.» 1 Doorzijn gejammereu zijne tranen smeekte Jezus om barmhartigheid voor ons die tot de eeuwige duod veroordeeld waren, en zoo stilde Hij do gramschap van zijnen Vader, ü hoe welsprekend waren de tranen van dat goddelijk Kind om genade voor ons te vragen ! hoe aangenaam waren zij aan (!od ! Ook deed de Heer alsdan door zijne Engelen verkondigen dat Hij vrede met de nienschen maakte, en dat Hij ze in zijne genade aannam : « En op aarde vrede aan de menschen die van goeden wil zijn. » 2
Jezus weende van liefde, maar Hij weende ook van droefheid, ziende dat zoo vele zondaars, zelfs nadat Hij zoo overvloedigs tranen en al zijn bloed voor hunne zaligheid zou vergoten hebben, niet zonden ophouden zijue genade te verrachten. Wie zou, bij het aanschouwen van een God die, kind geworden, weent om onze zonden uit te wisschen.
Mea laciymte illaj delicta lavuiunt. In Luc. 2.
(?) Et in terra pax hominibus bona: voluntatis. Luc. 2. 14.
FEEST VAN KERSMIS.
zoo ongevoelig kunnen zijn van niet met Hem te weenen en de zonden te verfoeien die dien teederen Zaligmaker zoo veel tranen hebben doen storten ? Ach ! in plaats van onophoudelijk de smart van dat onschuldig Kind te vermeerderen, haasten wij ons Hem te troosten, door onze tranen met de zijne tc vereenigen. Dragen wij aan (iod de tranen op van zijn aanbiddelijken Zoon, en bidden wij Hem dat Hij ons vergeve om zijne verdiensten.
Verzuchtingen en gebeden.
O allerliefste Kindje ! zoo dacht Gij iian mij, terwijl (iij weendet in de grot van Bethlel\'em ; (Jij hadt al mijne zonden voor uweoogen, zij waren de oorzaak uwer tranen. Het is dan waar, o miju Jezus ! dat ik, ofschoon ik wist hoe veel Gij geleden hebt om mij zalig te maken, in plaats van U door mijne liefde en mijne dankbaarheid te troosten, niets heb gedaan dan uwe droefheid en de oorzaak uwer tranen te vermeerderen ; indien ik minder had gezondigd, zoudt Gij minder geweend hebben. Ach ! ween, ja, ween ; Gij hebt wel reden om te weenen, ziende de ondankbaarheid der monschen, na al de lietde die Gij hun ge-
OVERWEGING. 1 .\')7
toond hebt. Maar, dewijl (üj weent, o lieve Jezus! ween ook voor mij ; uwe tranen zijn mijne hoop. Ook ik, beween het ongenoegen dat ik U heb ilangedaan, o mijn Verlosser! ik baat en verfoei het, het is mij uit den grond mijns harten leed. Ik beween die ongelukkige dagen en die droevige nachten gedurende welke ik in uwe vijandschap heb geleefd, beroofd als ik was van uwe goddelijke genaden; maar al mijne tranen, o mijn Jezus! waartoe zouden zij dienen, zonderde uwe ? Keuwige Vader! ik bied U de tranen aan van het Kindje Jezus ; om deze heilige tranen, schenk mij vergiffenis. Kn Gij, mijn lieve Zaligmaker! draag Gij zelf voor mij al de tranen op die Gij in uw leven gestort hebt, en verzoen alzoo de goddelijke Rechtvaardigheid. Ik smeek U daarenboven, o mijne Liefde ! mijn hart door diezelfde tranen te bewegen, en het door uwe heilige liefde te ontsteken. Ach ! mocht ik II voortaan zoo zeer troosten door mijne liefde, als ik U bedroefd heb door mijne zonden ! Maak dan,-o lieer ! dat de dagen die ik nog te leven heb, mij niet meerdienen om U te mishagen, maaralleen om het misnoegen te beweenen, dat ik U heb aangedaan en om U met al de liefde mijner ziel te beminnen.
1\'iS FEEST VAN KERSMIS,
O Maria ! ik smeek U, door dat teeder medelijden welk Gij zoo dikwijls gevoeld hebt wanneer (iij het Kindje Jezus zaagt lijden, verkrijg mij eene gedurige droefheid over de bcleedigingen welke ik ondankbare Hem heb aangedaan.
Is\'™ Januari.
OVER DEN NAAM JEZUS.
De naam Jezus is een goddelijke naam, van Cods wege, door den engel Gabriël, aan Maria geboodschapt ; «En zijn naam zult Gij Jezus noemen.» 1 Ook werd hij genoeitd een naam boven alle namen,8 en deze is de cenige naam door welken men de zaligheid Vindt; (i Door welken wij moeten zalig worden. » 5
Deze grootc Naam wordt door den heiligen Geest vergeleken bij olie : « Uw Naam is een uitgegoten olie. » 4 De reden hiervan is, volgens den heiligen Bernardus, dat, gelijk de olie een licht, een voedsel en een genees-
(OEt vocabisnomen ejusJesum. Luc. 1.31.
(•2) Nomen qnod est superomne nomen. Phil. 2. 9.
«;{) In quo o|KH*teat nos sulvos lieri. Act. 4. 12.
(V) Oleum effusum nomen tuum. Cunt. 1. 2.
S5\'quot; OVF.nWEGIXG. 139
middel is, zoo ook de naam Jezus een liolit is voor onzen geest, een voedsel voor ons hart, en een geneesmiddel voor onze ziel.
Hij is een Licht voor onzen geest. De wereld, door den naam Jezus verlicht, heeft zich nit do duisternissen der afgoderij lot het licht des Geloofs bekeerd. Wij die ge-horen zijn ineen land uier bewoners, vóór de komst van den Messias, allen heidenen waren, wij zouden hot zijn gelijk zij, ware Hij ons niet komen verlichten. Hoe zeer moeten wij dan Jezus-Christus niet bedan-Jion voor de genade des Geloofs ! Wat zanden wij zijn, indien wij in Azië, in Afrika-, in Amerika geboren waren, of in een land waar de ketterij of de scheuring heerscht \'? Wie niet gelooft, moet veroordeeld worden.\' Wij zouden dan waarschijnlijk verloren zijn.
De naam Jezus is daarenboven een Voedsel voor ons hart. Inderdaad deze aanbiddelijke Naam herinnert ons wat onze goddelijke Verlosser gedaan en geleden heeftom ons zalig te maken, en daardoor vertroost Jlij ons in de kwellingen, geeft ons sterkte om den weg der zaligheid te bewandelen, herlevend igt en vermeerdert ons betrou-
(I) Qui non nrediderit, condemnabitur. Mare. 16.16.
FEEST VAN KERSMIS.
wen, en ontsteekt ons dooi\' liefde tot Jezus.
Eindelijk, deze groote Naam is nog een Ceneesmiddel voor ouzo ziel. Hij versterkt ons tegen de bekoringen en aanvallen onzer vijanden. De helsche machten hoven en vluchten, wanneer men dien heiligen Naam aanroept, gelijk de Apostel ons leert: « Dut voor den naam van Jezus alle knie zich huige van die in den hemel, die op aarde, en die onderdo aarde zijn.» 1 Wie bekoord wordt, zal niet vallen, zoo hij Jezus aanroept ; alwie Hem zal aanroepen, zal over zijne vijanden zegepralen en zalig worden : «Onder lofzegging riep ik den Heer aan, en ik werd verlost van mijne vijanden » -Wie aanriep ooit den naam Jezus in de bekoringen, en ging verloren? Men gaat verloren wanneer men hem niet aanroept, of ophoudt hem aan te roepen als do bekoring aanhoudt.
Verzuchtingen en gebeden.
Ah ! haddo ik U altijd aangeroepen, mijn Jezus ! nooit zou ik door den duivel overwonnen zijn geworden. Ik heb het ongeluk
(1) In uominc Jesu, ouine genu flcctalur cceleslium, ter-rcstriuin, ct iuferuuniui. I\'hil. 2. lü.
(2) Laiuluusinvocubo Dumiiuirn. et «igt; iniimcis meis salvus ero. Ps. 17. /♦,
100
8s,e OVERWEGING. 101
gehad uwo genade te verliezen, omdat ik in de liekoringen verzuimd hel) U te inilp te roepen. Nu, stel ik al mijn betrouwen in uwen heiligen Naam, door welken ik alles kan: j Alles vermag ik, in Hom die mij versterkt.» \'Druk dan, o mijn Zaligmaker, druk uw machtigen Naam Jezus op mijn armoedig hart, opdat hij er hinnendriuge en daar altijd met uwo liefde hlijve vastgehecht ; dat ik hem altijd in den mond hebhe, hem aanroepende in al do bekoringen welke de hel mij bereidt, om mij weder zijnen slaaf tc maken en mij van U te scheiden. In uwen Naam zal ik alle goéd vinden ; indien ik bedroefd wordt, zal ik mij troosten met de gedachte dat Gij veel meer zijt bedroefd geworden uit liefde tot mij ; indien mijne zonden mijn betrouwen doen wankelen, zal hij mij moed geven, met de gedachte dat (lij in deze wereld zijt gekomen om de zondaars zalig te maken ; indien ik bekoord wordt, zal hij mij versterken met de gedachte dat Gij machtiger zijt om mij te helpen dan do hel om mij (c overwinnen ; eindelijk, indien ik verflauw in uwe liefde, zal hij mijn hart ontvlammen, met do gedachte uwer liefde voor mij.
(1) Oiuimi possum in eoqui me cuufortat. Phil. 4. l:i.
4 I
^ 02 FEEST VAN\' KERSMIS.
Ik licmlnU, mijn Jezus ! (lij zijt, en ik hoop in ei
dat (iij altijd niijue ccnigc liefde zult zijn. ^on
Ik scheuk U gunsch mijn hart, o mijn -/.wij
Jezus I ik wil niets meer bomiuuen dan ü wij
alleen, en ik Leu besloten U, zoo dikwijls dar
mij maar mogelijk is, aan te roepen ; ik hoi
wil sterven met uwen zoeten Naam op do aar
lippen, naam van hoop, naam van zalig- Er
O Maria I indien Gij mij bemint, zie welke lei
genade Gij mij moot verkrijgen : maak dat Je;
ik aanhoudend uw Naam mol dien van uw lel
Goddelijken Zoon aanroepe ; maak dal. deze eti
zoete namen de ademhaling mijner ziel \' in wezen, en dat ik gedurende mijn loven en
tot mijn laatsten snik altijd heihale : jozus k
cn Maria I staat mij bij ; Jezus cn Maria ! zi
ik(bemin U ; Jezus cn Maria! ik geef m.jno n
lt;
«/VWWVX VUW/Wywv\\A\'gt;/V\\V\\/V\\\'WV\\lt;V\\A/\\WV,/*\\/VW\\1/\\/gt;A/VNA/V/S\'\\/W\\\',/V\\n C
Squot;1quot;1 Januari.
JEZUS\' EENZAAMriEID IN HET STALLEKEN.
Jezus beeft bij zijne geboorte bet stalleken van Uelhlehem verkozen als voor zijne kluis en bidplaat»; hij becff buiten de stad
0\'Ie OVERWEGING.
1(33
in eene eenzame spelonk, willen ter wereld komen, om ons de eenzaamlieid en d.3 stilzwijgendheid te leeren beminnen. ïredeu wij binnen in deze spelonk, wij zien er niets dan eenzaamheid en stilzwijgendheid ; Jezus houdt zich stil in de kribbe; Maria en Jozef aanbidden en aanschouwen Ilem in stilte. Er werd veropenbaard aan Zuster Marga-retba van het Heilig Sacrament, Carmelio-ters, bijgenaamd de Bruid van hot Kind-Jezus, dat al wat er in do spelonk van Bethlehem omging, zelfs het bezoek der Herders en de aanbiddingder Driekoningen, omging in de stilzwijgendheid.
Do stilzwijgendheid der andere kinderen komt voort uit onmacht ; maar in Jezus was zij eene deugd. Het Kindje Jezus spreekt niet ; maar hoo welsprekend is zijn stilzwijgen ! O gelukkig zij, die zich stilzwijgend met Jezus, Maria en Jozef onderhouden in die heilige eenzaamheid dor kribbe ! Do Herders verbleven er maar weinige oo-genblikken en verlieten dezelve geheel ontvlamd van liefde tot Cod, niet ophoudende Hom te loven en te verheerlijken. \' 0 gelukkige ziel, die zich verschuilt in de eenzaam-
(I) Reversi suut pastores glorificantcs etlaudantos Deum. Luc. 2,20.
104 FKEST VAN KERSMIS.
held van Rclhlohcm, om de barmhartigheid . en de liefde te beschouwen, welke een God aan de menscben heeft bewezen en nog bewijst 1 «Ik zal haar in de eenzaamheid geleiden, en tot haar hart spreken. » 1 Daar zal het goddelijk Kind tot haar spreken, niet aan het oor des liohaams, maar aan het hart, haar uitnoodigendo ecnen (iod te beminnen, die haar zoo teeder bemint. Hij gt; het zien der armoede van dit Hef ermijtje, dat in die ijskoude grot verblijft, zonder vuur, en niets hebbende dan eene kribbe voor wieg en een weinig stroo voor bed; bij bet hooren van het gejammer en bet zien der tranen van dat onschuldig Kindje, hoe zal zij bij \'t overwegen dat Het haar God is, aan iets anders kunnen denken dan om Hetzelve te beminnen ? O wat zoele eenzaam-heid in hel; s!alleken van Bethlehem, voor eene ziel die geloof heeft!
Laten wij Maria en Jozef navolgen, die ( brandende van liefde Gods aanbiddelijken Zoon aanschouwen, met de inenschheid bekleed en aan de ellenden dezes levens onderworpen, Hem die do wijsheid zelve is sprakeloos Kind geworden, den Groote
(I) Ducam euro in solitudincrn, et loquai* ad cor ejus. Os. 2. U.
Odc OVERWEGING. 1 63
klein geworden, den Allerhoogste zoo vernederd, Hem die rijk is aan alles is zoo arm geworden, den Almachtige zwak geworden, in een woord, de goddelijke Majesteit verborgen onder de gedaante van een klein kind, van eenieder veracht en verlaten, alles doende en lijdende om zich beminnelijk te maken aan de menschen. Vragen wij do genade van in deze heilige eenzaamheid te worden toegelaten ; laat ons daar vertoeven, daar verblijven, en van daar niet meer vertrekken. O schoone eenzaamheid, roept de heilige Hieronymus uit, 1 in dewelke God tot zijne teergeliefde zielen spreekt en zich met hen onderhoudt, niet als hun opperheer, maar als een vriend, als een broeder, als een bruidegom ! 0 1 welk paradijs zich gansch alleen met hot Kindje te kunnen onderhouden in de nederige grot van Bethlehem 1
Vcrxuclilingen en gebeden.
Mijn lieve Zaligmaker I Gij zijt de Koning des hemels, de Koning der koningen, de Zoon Gods : hoe dan zie ik U in dezen stal van iedereen verlaten ? Ik zie niemand bij
(I) O politiulo, in qua Deus cnm suis fumiliariter loquitur et cupvei-sjilur J
I lgt;6 FEEST VAX KERSMIS.
IJ dan Jozef cn uwe heilige Moeder. Ah ! ik verlang mij bij hen te vervoegen om hen gezelschap te houden; weiger mij deze genade toch niet. Wel is waar, ik hen ze onwaardig; maar ik gevoel dat Gij mij uitnood igt door uwe bekoorlijkheid. Ja, ik nader tot U, o lief Kindje 1 ik verlaat alles, om gedurende heel mijn leven, gansch alleen met IJ te verblijven, o heilige Eremijt, eenige Liefde mijner ziel 1 Dwaze die ik ben, ik heb (J vroeger verlaten, o mijn Jezus ! ik heb U alleen gelaten, om bij de schepselen eenige ellendige en vergiftigde vermaken te gaan bedelen ; maar nu, door uwe genade verlicht, heb ik geen ander verlangen meer, dan eenzaam mot U te lever die hier op aarde in de eenzaamheid wilt leven: «Ach, hadde ik toch vleugelen als eene duif, » 1 hadde ik de sterkte om deze wereld te verlaten, waarin ik zoo dikwijls mijn ongeluk heb gevonden, ora haar te vluchten en altijd met U te verblijven, die do vreugde des hemels zij t en de ware vriend mijner ziel! O Heer! hecht mij vast aan uwe voeten, opdat ik mij nooit meer van U verwijdere, en dat ik het geluk hebbe U
(1) Quis mjlii pcuuas sieut coluuiba*, etvolabOjGt requiescuui ? Ps. 54. 7.
9llc OVEIUVEGING.
aanlioudcnd gezelschap tc honden. Om dc verdiensten uwer eenzaamheid in de grot van Belhlehem, verleen mij cene gedurige ingetogenheid, maak dat mijne ziel eene 1 eenzame woning worde, waar ik gcene andere bezigheid hebbe, dan mij met U te onderhouden, U al mijne gedachten en al mijne werken op tc dragon, en U al mijne genegenheden toe te wijden, opdat ik U altijd beminne, onophoudelijk verlangende naar het oogenblik, waarop ik uit den kerker mijns lichaams zal vertrekken om U te eaan beminnen in den hemel. Ik bemin U, oneindige Goedheid I en ik hoop U altoos te beminnen, in den tijd en in dc eeuwigheid.
IJ Maria 1 (Jij dio alvermogend zijt, bid Jezusdat Hij mij vastketenc met zijne liefde en laat niet too dat mij nogmaals het ongeluk oveikomo van zijne genade te verliezen.
167
FEEST VAN KERSMIS.
AAAA^AAAAAA^AAAA/VX^VW AA\'*AA/ViV\\AA^A/\\A\'gt;AAAAAAArw\\\'V\\AA
3dcn Januari.
BEZIGHEDEN VAN HET KINDJE JEZUS IN HET STALLEKEN VAN BETHLEHEM.
De Iwce voornaamste bezigheden van een eremijt zijn hidden en boetvaardigheid doen : dit leert het Kindje Jezus ons door zijn voorbeeld in de grot van Bethlehem. In dit stalleken, dat Hij op aarde voor zijne bidplaats heeft verkozen, houdt Hij niet op zijnen hemelschen Vader te bidden : gedurig verwekt Hij daar akten van vernedering, van liefde en van gebed.
Wel is waar, vóór dien tijd werd de goddelijke Majesteit aanbeden door de men-schen en de Engelen ; maar van al die schepselen had zij voorzeker de eer niet ontvangen, welke Haar het Kindje Jezus bewees door zijne aanbidding in het stalleken waar Het geboren werd. Vereenigen wij dan altoos onze aanbiddingen met die welke Jezus-Ghristus aan God opdroeg gedurende zijn verblijf op aai de.
Hoe zuiver en hoe \\oltiiaakt waren de akten van liefde voor zijnen Vader, welke
168
iOde OVEUWEGIXG. 109
het mcnschgcworden Wooid gedurende zijn goljed verwekte. De Heer had aan de men-schen het gebod gegeven, van Hem te beminnen uit geheel hun hart en nital hunne krachten ; maar nooit had een menseh dit gebod volmaakt onderhouden ; de eerste vrouw, die het onderhield, was Maria ; de eerste man, was Jezus, die het nog oneindig volmaakter onderhield dan Maria. Men mag zeggen dat de liefde der Serafijnen koud was bij die van het goddelijk Kind. Leeren wij van Hem onzen God, gelijk wij verplicht zijn, beminnen, en bidden wij Hem dat Hij ons een vonkje dier zoo zuivere liefde mededeele, waarmede Het zijn he-melschen Vader beminde in het stalleken van Bethlehem.
En hoe schoon, hoe volmaakt en hoe aangenaam aan (jod, waren ook de gebeden van het Kindje Jezus 1 Het bad zijnen Vader alle oogenblikken, en al zijne gebeden waren voor ons en zelfs voor ieder van ons in het bijzonder. Al de genaden, welke een ieder onzer van God heeft ontvangen, zoo als de roep tot bet ware geloof, de afwachting tot bekeering, de hemelsche verlichtingen, het leedwezen over de bedrevene zonden, de vergiffenis, de heilige verlangens, de over-
1 70 FEEST VAN KERSMIS.
winning doi1 bekoringen, en alle andere v
akten van deugd welke wij beoefend hebben r
of zullen beoefenen, akten van betrouwen, S
van oolnioedigbeid, van liefde, van dank- (:
zegging, van opoffering, van overgeving in v Gods wil, dat alles beeft Jezus voor ons be- • 1
komen, alles is bet uitwerksel van Jezns\' 1
gebeden. Hoe veel zijn wij Hem dan niet 1
verscluildigd, en hoe zeer moeten wij Hem ^
Verzuchtingen en gebeden.
O mijn lievo Zaligmaker 1 hoe veel ben ik IJ loch verschuldigd. Hadt fiij niet voor mij gebeden, in welken bedroefden toestand zou ik mij thans bevinden ! Ik dank U, o mijn Jezus ! uwe gebeden hebben mij de vergiffenis mijner zonden verkregen, en ik hoop dat zij mij do volharding zullen verkrijgen tot aan do dood. Gij hebt voor mij gebeden, ik dank U daarvoor uit geheel mijn hart; maar ik smeek L1, houd niet op te bidden. Ik weet dat Gij zelfs in den hemel niet nalaat onze Voorspreker te zijn : a Wij hebben een Voorspreker bij den Vader, Jezus-Cbristus. » 1 Ik weet dat Gij gedurig
(!) Advocatum bubcinus apud Patreui, Jesum Chrislum. I, Jo. 2. I.
lO1^ OVF.nWEGI.VG. 171
voor ons bidt. * Rlijf dan bidden, o Jezus ! maar bid bijzonderlijk voor mij, die uwe gebeden hot meeste noodig heb. Ik betrouw dat God mij, om uwe verdiensten, reeds vergeven heeft\'; maar dewijl ik zoo dikwijls ben gevallen, zoo kan ik nog vallen : de hel houdt niet op en zal niet ophouden mij to bekoren, om mij uwe vriendschap te doen verliezen. Gij, mijn Jezus! zijt mijne hoop; van U verwacht ik do kracht om te weder-staan ; het is aan U dat ik zo vraag, oil van U dat ik ze verwacht. Maar ik stel mij niet tevreden met de genade om niet moer lo hervallon, ik vraag U nog de genade om U veel te beminnen. Hol uur mijner dood nadert ; moest ik nu sterven, ik zou hopen zalig te zijn, maar ik zou ü weinig beminnen in don hemel, omdat ik C tot hiertoe weinig bemind heb ; maar, voor\'t overige van mijn loven, wil ik U veel heminnon, om 11 voel te beminnen in do eeuwigheid.
O Maria, mijne teedere Moeder I bid Gij ook, bid Jezus voor mij. Uwe gebeden zijn alvermogend bij dien goddelijken Zoon, die U zoo zeer bemint. Dewijl Gij zoo vurig verlangt Hem bemind te zien, smeek Hem dat Hij mij eeno groote liefde verleene voor
ll) Qui etiam interpellat j)ro nobis. Roin. 8. 34.
FEEST VAN KERSMIS.
zijne goedheid, en dat die liefde standvastig en eeuwig zij.
4\'1™ Januari.
OVER DE ARMOEDE VAN HET KINDJE JEZUS.
Helaas! wie zou niet dooi- medelijden worden bewogen, den zoon van eenen koning geboren ziende in zulken staat van armoede, dat bij in eene vochtige cn koude spelonk zou moeten verblijven, zonder bed, noch dienaars, noch vuur, ja zelfs zonderde noodigc doeken om zich te verwannen? — Ach I lieve Jezus! Gij zijt de Zoon van den Heer des hemels en der aarde, en toch hebt Gij in die ijskoude spelonk niets anders dan eene kribbe tot wieg, een weinig stroo tot bed, en arme windels om U een weinig te dekken. Do Engelen omringen en loven U, maar brengen geene verzachting in uw lijden. 0 mijn Verlosser ! hoo armer Gij zijt, hoe beminnelijker Gij voor ons moet zijn, dewijl Gij die groote armoede hebt aangenomen om des te beter onze harten te winnen. Waart Gij in een paleis geboren, hadt Gij eene gouden wieg, waart
(72
hquot;16 overweging.
(ü j op aarde gediend door de grootste vorsten dezer wereld, Gij zoudt aan de men-schen meer eerbied, maar minder liefde inboezemen, integendeel die grot waarin Gij verblijft, die grove windels die ü dekken, dat stroo waarop Gij rust, die kribbe die IJ tot wieg dient, oh ! hoe beweegt dit alles onze harten om U te beminnen, te meer daar Gij zoo arm zijt geworden, om ons des te dierbaarder to zijn, gelijk de heilige lïernardus zegt.1 Gij zijt arm geworden om ons met uwe goederen te verrijken, Ie jveten, mot uwe genade en met uwe glorie : « Hij is arm geworden, opdat gij door zijne armoede rijk zondt wezen.» -
Do armoede van Jezus-Christus is voor ons eene bron van overvloedige rijkdommen, omdat, zij ons aanspoort om de he-melsche goederen te winnen, door het\'verachten der goederen dezer aarde. Ja, mijn Jezus ! uwe armoede heeft zoo vele Heiligen bewogen alles te verlaten, rijkdommen, eer en koninkrijken, om met U in de armoede te leven. Ik bid U, o mijn Zaligmaker ! onthecht mijn hart van allo aangekleeld-hoid aan de goederen dezer aarde, opdat ik
(•) Quaiilo pro me vilior, tan to inilii carior! In Epiph. s. 1.
(2j Kjjons factus cst..M ut illius inopi i vos divites cssetis. ii. Cor. 8. 9.
173
174 FliEST VAN KERSMES.
waardig worde uwe heilige liefde te beko- v\'n^
men, en daardoor LT te bezitten die een on- om eindig goed zijt. \' SCVCI
zauli
Verzuchtingen en geboden. Y1.cc
O goddelijk Kindje ! ware het mij gege- Doe
ven U met uwen lieveling, den heiligen gov\'
Franciscns, te mogen zeggen, dat Gij gansch gro
mijn schat zijt: « Mijn God, en mijn al!» lot
of met David, dat Gij do God mijns harten bor
zijt, en mijn erfdeel in eeuwigheid : «Wat voc
heb ik in den hemel en wat wil ik op aarde, vei
buiten II, o God mijns harten ; mijn deel is mi
God in eeuwigheid. » 2 0 mocht ik U zoo trc
met waarheid spreken, en voortaan geen vc
andere rijkdom meer verlangen dan die ni
uwer heilige liefde, cn dat de ijdelheden W
dezer wereld niets meer op mijn hart ver- oi
mogen, maar dat Gij, o mijne Liefde ! or g
alleen moget heerschen ! Ik wil ten minste b
beginnen ü deze woorden toe te spreken : b
« Gij zijt do God mijns harten, cn mijn deel v
in eeuwigheid. » 3 Helaas ! vroeger heb ik ( v
de goederen dezer aarde gezocht, en ik heb l
niets gevonden dan gal en doornen ! Thans 2
, (2; Quid enim milii est in ccelo? et a te quid volui super 1 leiram?... Dons cordis mei, et pars meu Dons iu uUurnum ?
I\'s. 12. 25. ) ( (3} Deus cordis mei, et pars inca Deus in oHcrnum.
i l\',c OVERWEGING. 17a
vind ik meer voldoening aan uwe voelen, om U te bedanken en te beminnen, dan ik gevonden lieb in al mijne zonden. Eene zaak alleen verontrust mij : namelijk de vrees dat Gij mij nog niet vergeven bobt. Doch de belofte die Gij mij doet van te vergeven aan allen die leedwezen hebben, die grooto armoede in welke ik U zie uil liefde lot mij, uwe stem die mij uitnoodigl U te beminnen, do tranen, liet bloed, die Gij voor mij hebt vergoten, de smarten, de verachting, do wrecde dood die Gij voor mijne zaligheid hebt geleden, dit alles troost mij en doet mij met zekerheid mijne vergilTcnis verhopen. En hebt Gij mij nog niet vergeven, zeg mij wat ik doen moei. Wilt Gij dat ik berouw hebbe over mijne ongerechtigheden, oh! het is mij uil den grond mijns harten leed Lquot; beleedigd Ie hebben, o mijn Jezus ! Wilt Gij dat ik U beminne, ik bemin U meer dan mij zeiven ; wilt Gij dat ik aan alles verzake, welnu, ik verzaak aan alles, en schenk mij geheel uan ü. Ik weet dat Gij mij aanneemt, anders zou ik noch berouw, noch liefde hebben, noch verlangen om mij aan U te schenken. Ik geef mij dan geheel aan II, o mijn God ! cn Gij neemt mij aan ; ik bemin IJ, en Gij
■1*0 FËËST VAN kersmis.
hom int mij ; gedoog niet dat deze liefde tusseheu U en mij ooit ophoude ons te vereenigen.
Mijne lieve Moeder Maria ! verkrijg mij do genade Jezus altijd te beminnen, en altijd van Jezus bemind te worden.
5dcn Januari.
OVER DE VERNEDERING VAN JEZUS.
De overweging van dezen dag is dezelfde als die van den l*quot;\'quot; donderdag van den Advent, biadz. 2\'.
;r-
VOOR Dl!
lij OCTAAF VAN DR1E1CONINGEN.
il-
C\'11\'quot; Januari.
OVER DE AANBIDDING DER WIJZEN.
Jigt;zus wordt arm in eenen stal geboren.
• Do iMigclen dos hemels erkennen Hem voor hunnen Koning, maar de mensehen vergeten en verlaten Hem; narwelijks komen eenige herders Hem bezoeken. iVogtans wil onze Verlosser van loen af beginnen ons de genade dor verlossing mede te dee-len ; daarom maakt liij :ilt;;h terstond bekend aan de Heidenen, die Hem het minste kennen. Hij zendt dan eene ster die de Wijzen verlicht, om hunnen Zaligmaker te komen erkennen en aanbidden. Deze is de eerste en groolste genade die Hij ons heeft geschonken, de roep lot het geloof, op welke weldra volgt do roep tot de genade, waarvan de menschea beroofd waren.
De Wijzen begeven zich aanslonds op
12
\'
1 78 OCTAAF VAN DMERONI.XGEN.
reis. Dc ster vergezelt, hen tot aan de grot waar het goddelijk Kind is. Zoodra zij zijn aangekomen, treden zij binnen, en wat vinden zij ? «Zij vonden liet Kind\', met Maria zijne Moeder. » 1 Zij vinden eene arme dochter en een arm kind, gewonden in arme doeken, zonder gezelschap en zonder onderstand; maar bij hun intreden in de grot worden die heilige pelgrims eene vreugde gewaarwelke zij nooit gesmaakt hebben; zij gevoelen hunne harten vastgehecht aan het beminnelijk Kindje dat zij daar zien. Dal stroo, die armoede, dat gejammer van hun kleinen Zaligmaker, oh! wat liefdepijlen, wat zalige vlammen voor hunne verlichte harten! Het goddelijk Kindje toont hun een blij gelaat, als blijk der liefde mot welke het hen aanneemt onder de eerste overwinningen dei\' Verlossing.
Daarna aanschouwen dc heilige Koningen Maria, die niet spreekt ; zij blijft stilzwijgend ; maar haar zoet en hemelsch gelaat, ïoont dat zij hen met blijdschap ontvangt en hen bedankt omdat zij de eersten zijn, die haren goddelijken Zoon zijn komen erkennen voor hetgeen Hij wezenlijk is, bun opperste Meester. Overwegen wij boe z;j
(I) loveuerunt puerum cum Mariamatro ejus. Matlh. 2. II.
lquot;c OVERWEGING. 17!)
ook Hem aanbidden in eehe eerMcdige .«lilzwijgendheid, Hem eer bewijzen als aan hunnen God, Hem de voeten kussen on Hem hunne geschenken aanbieden, bestaande in goud, wierook cn myrrhe. Laten wij met bon onzen kleinen Koning Jezns aanbidden, en offeren wij Hem gansch ons hart op.
Verzuchtingen en gobedan.
rieminnelijk Kindje ! ofschoon Ik \'U in oene grot op het stroo, zoo arm en zoo veracht aanschouw, het geloof leert mij dat ■Gij mijn God zijt, die ora mijne zaligheid uit den homel zijt gedaald. Ik erken IJ dan voor mijn oppersten Heer en Zaligmaker ; maar ik heb niets om ü aan te bieden. Ik heb het goud der liefde niet, want ik heb niets anders dan de schepselen, niets anders dan mijne zinnelijkheden bemind, en ü die oneindig beminnelijk zijt, U heb ik niet bemind. Ik heb den wierook de^ gebeds niet; ik heb ongelukkiglijk geleefd zonder aan II te denken. Ik heb de myrrhe der versterving niet; ik die verre van mijne ellendige vermaken te verzaken, uwe oneindige goedheid zoo dikwijls bedroefd heb. Wat zal ik U dan aaubieden, o mijn .iezus 1 Ik bied U mijn hart aan, hoe bevlekt en hoe
1 80 OCTAAF VAX DRIEKONINGEN.
arm liet ook zij ; nrem hot aan en verauder liet, fjij die in deze wereld zijt gekomen oin onze harten van de zonden af te wasschen met uw bloed, en ons alzoo van zondaars in heiligen te veranderen. Schenk mij dan dat gond, dien wierook, die myrrhe, die mij ontbreken; schenk mij het goud nver heilige liefde; schenk mij den geest des gebeds : schenk mij het verlangen en de kracht om mij te versterven, met aan alles wat U mishaagt vaarwel te zeggen. Ik heb besloten U te gehoorzamen en II Ie bernin-nen ; maar (iij kent mijne zwakheid, schenk mij de genade IJ getrouw te blijven.
Allerheiligste Maagd, Gij diedc godvree-zende Wijzen met zoo veel liefde hebt ontvangen en die hen getroost hebt, gewaardig C ook mij te ontvangen en te troosten, mij, die naar iiun voorbeeld uw goddelijken Zoon kom bezoeken en mij aan Hem opdragen. Mijne teedere Moeder Maria.\' ik heb oen groot betrouwen op uwe voorspraak ; beveel mij aan Jezus. Ik schenk U mijne ziel, mijnen wil ; hecht ze voor altoos aan de liefde van Jezus.
2\'lc OVERWEGING.
7\'\'™ Januari.
OVER UE OPOFFERING VAN JEZUS IN DEN TEMPEL.
Toen do tijd gekomen was, dat Maria zich, volgens do wet, in den Tempel moest gaan zuiveren, en daar Jezus aan den eeuwigen Vader opdragen, vertrekt zij met liaren zuiveren bruidegom. .Jozef draagt de twee tortelduiven, welke tot de offerande moeten dienen, en Maria neemt haar lief Kind, het goddelijk Lam, dat zij den Hoor gaat opolferen ; dit was liet voorspel dior groote offerande, welke diezelfde Zoon (iods eenmaal up het kruis moest voltrekken.
Overweeg hoe die heilige en teedere Maagd den tempel binnontreedfi en hoe zij liet offer brengt van haren goddelijken Zoon, in naam van geheel het menschelijk geslacht, zeggende : Ziehier, o eeuwige Vader ! ziellier uw eenigen Zoon, die ook de mijne is : ik draag Hom U op, cm uwe rechtvaardigheid jegens de zondaars te verzoenen ; neem Hem aan, o God van barmhartigheid ! heb medelijden met ouzo
181
IS2 OCTAAF VAN DRIEKONINGEN.
ellende , uit liefde voor dit vlekkeloos Lam, neem de menscheu in uwe genade aan.
Bij het offer van Maria voegt zich het offer van Jezus zeiven : Zie, o mijn Vader 1 zegt het goddelijk Kind, zie, ik offer U geheel mijn leven ; Gij hebt mij in de wereld gezonden, om ze te verlossen door mijn bloed; ziehier mijn bloed en geheel mij zeiven, ik draag mij geheel en ai aan U op voor de zaligheid der wereld.
Nooit was er een offer zoo aangenaam aan God, als het offer welk Hem alsdan zijn welbeminde Zoon opdroeg, die alzoo van zijne kindsheid af priester werd en siacht-offer. \' Hadden alle menschen en alle Engelen hun loven opgeofferd, voorzeker zou dit offer niet zoo veel waarde hebben voor Gods oogen, als dat van Jezus-Christus, dewijl de eeuwige Vader, door dit cenig offer van Jezus, eene oneindige eer en eene oneindige voldoening ontving.
Draagt Jezus nu, uit liefde tot ons, zijn leven aan zijnen Vader op, dan is het rechtvaardig, dat wij op onze beurt Hem ons leven en geheel ons zeiven opdragen. Dit is zijn verlangen, gelijk Hij deed verstaan aan
(H TrffTnlit sernetipsnm pro nobis oblutioticm et hpstiam Jjfu. \'i- ?.
2lt;,c OVERWEGING.
i, do gelukzalige Angelina van Foligno, iuea
Hij haar zeide : «Ik heli Mij voor u opge-!t dragen, opdat gij u aan Mij zoudt opdra-
\' gen, »
I Verzuchtingen en gebeden.
1 Eeuwige Vader 1 ik ellendige zondaar,
i duizendmaal de hel waardig, ik kom van-
1 daag tot U, Cod van oneindige Majesteit, en
ik offer U mijn arm hart. Ach, o lieer ! hoedanig is dat hart welk ik ö durf aan-hieden ? een hart dat L: niet heeft weten tc •beminnen, dat U integendeel zoo dikwijls heeft beleedigd en venaden I Helaas! thans offer ik het U op doordrongen van leedwezen, en beslolen U te beminnen en U te gehoorzamen, wat het ook moge kosten. Vergeef mij, o mijn God! en trek mij geheel tot uwe liefde. Ik verdien niet verhoord te worden; maar uw goddelijke Zoon, die voor mijne zaligheid is kind geworden en zich in den Tempel als slachtoffer opdraagt, vcr-gt; dient hot voor mij ; ik bied U dien Zoon aan dien Gij bemint, en de offerande welke Hij U opdraagt ; op U stel ik al mijn betrouwen ; en II, o mijn Vader, die Hem in deze wereld hebt gezonden om Zich voor mij te ♦ slachtofferen, ü bedank ik !
is;}
i 8 i OCTAAF VAN DRIEKONINGKN.
(Jol; II, o nionschgouuidcn Woord, o goddelijk Lam, die U hebt aaugcboden om te sterven voor mijne zie], ook U bcdahk ik ! Ik bemin U, mijn lieve Verlosser! en wil niels anders beminnen dan U ; want Gij alleen hebt mv leven uit liefde lot mij aangeboden en geslachtolTerd. Ik ben bedroefd, ziende dat ik dankbaar ben geweest jegens de anderen, cn ondankbaar alleen jegens U. Maar Gij wilt mijne dood niet; Gij wilt dat ik mij bekeere en dat ik leve. Ja, mijn Jezus ! ik kom tot ü weder ; bet is mij uit den grond mijns harten leed, dat ik U be-leedigd beb, IJ, een God die zich voor mij beeft geslachtofferd. Schenk mij bet leven, cn dat mijn leven besta in U te beminnen, II die het opperste goed zijt; maak dat ik U beminne, dit is alles wat ik van U vraag.
Maria, mijne Moeder 1 Gij ook hebt alsdan intlen Tempel uw aanbiddelijkcn Zoon voor mij opgedragen : draag Hem weder vandaag op, en bid den eeuwigen Vader dat Hij mij, om de liefde van Jezus, onder het getal zijner dienaren zou aannemen. En Gij, mijn goddelijke Koningin I neem Gij ook mij als uwen dienaar aan ; indien ik uw dienaar ben, zal ik ook de dienaar van Jezus zijn.
.3\',c OVERWEGING.
Squot;1\'quot; Januari.
OVER DE VLUCHT VA.\\ JEZUS NAAR EGYPTE.
Een Engel verscheen in een droom aan den heiligen Jozef, gaf hein Ie kennen dat Ilerodes hel. Kindje Jezus zocht, om liet te dooden, en beval hem terstond met dat goddelijk Kindje en zijne heilige Moeder naar Egypte te vluchten. 1 Zoo is dan Jezus nauwelijks geboren, of men vervolgt Hem om Hem het leven te benemen. Horodes is hot afbeeldsel dier ongolnkkige zondaars, die Jezus nauwelijks door zijne genade in hun hart zien teruggekeerd,, of Hem weder beginnen te vervolgen om Hem te dooden, daar zij weder in de zonden vallen. a
Zonder vertoeven gehoorzaamt Jozef aan de stem des Engels, en verwittigt hij zijne heilige lïruid. Hij neemt het weinige gereedschap dat Hij kon niedodragen, ten einde zijn ambt in Egypte te kunnen voortzetten en middel te vinden om zijn arm
(1) Surge, etaccipe Puerum et Matrem ejus, et fufre iu Egyptum. Matth. 2. 13.
(2) Qurerm \' Tdendum euna
I 80
186 OCTAAF VAN imlEKONIN\'GKN.
huisgezin te onderhouden. Maria, van haren zoo kant,, maakt een pakje windelen gereed hai welke zij voor het goddelijk Kindje zal noo- dn dig hebben ; vervolgens tot de wieg naderende, waar het rust, werpt zij zich op de lij\' knieën, kust de voeten van baar lief Kindje, na en weenende van teederbeid, zegt zij tot tij Hem : Oh I mijn Zoon en mijn God I Gij is zljt op deze aarde gekomen om de mensehen Je: te verlossen, en nauwelijks zijt Gij geboren m of de menschen zoeken U om U te dooden ! zo — Vervolgens neemt zij Hem iu hare armen di en de twee heilige eehl.genooten sluiten al d( weenende de deur en begeven zich op reis oi gedurende den nacht.
Overweeg wat onder den weg deze heilige reizigers bezig houdt. Hun lieve Jezus is
liet voorwerp van al hunne gedachten ; zij b
spreken over zijn geduld en over zijne v liefde, en dit helpt hen om de vermoeienis en de verveling dezer lange reis met geduld te verdragen. Oh 1 hoe zoet is bet te lijden
bij het aanscbnuwen van den lijdenden 1
Jezus I —- O mijne ziel, roept de heilige v (
Bonaventura uit, vergezel in den geest deze drie heilige en arme bannelingen, heb medelijden met de smarten welke zij verduren op eenen zoo mocielijken, zoo lasügen eo
3de OVERWEGING. 187
zoo langen weg, en bid Mariu dal zij U liaar goddelijken Jezus in uw hart \'late dragen.
Laten wij nog overwegen hoe veel zij lijden moesten, vooral gedurende die koude nachten, welke zij in het midden der woestijn\'moesten doorbrengen : de hloote grond is hun bed in do opene lucht; het Kindje Jezus weent, Maria en Jozef weenen ook uit medelijden. —O heilig geloof! welke oogen zouden niet weenen, den Zoon Gods ziende die klein kind geworden, arm en verlaten door de woestijn vlucht om aan de dood te ontsnappen ?
Verzuchlingen en gebeden.
Mijn lieve Jezus 1 Gij zijt do Koning des hemels, en nu zie ik ü onder de gedaante van een kind in deze wereld ronddwalen : zeg mij, wien zoekt Gij ? Ik heb medelijden met U, ziende dat Gij zoo arm en zoo vernederd zijt; maar hetgeen mij nog meer bedroeft, is te zien dat Gij met zoo veel ondankbaarheid behandeld wordt door diezelfde menschen die Gij komt verlossen. Gij weent, en ik ween ook omdat ik ecu diergenen ben geweest, die U veracht en vervolgd hebben ; maar weet, dat ik thans uwe
188 OCTAAF VAN DRIEKONINGEN.
, gonade meer aclit dan alle koninkrijken der\'werold. Mijn Jezus I vergeef mij al de beleedigiugcn welke ik L\' heb aangedaan, en gedoog dat even als Maria U op de vlucht naar Egypte in hare armen droeg, ik U ook op de reis van dit leven naar de eeuwigheid, gedurig in het binnenste van mijn hart drage. Mijn lieve Zaligmaker ! ik heb U zoo dikwijls uit mijne ziel verbannen, maar ik betrouw dat (iij er op dit oogenblik weder bezit van genomen hebt; ik bid li, hecht haar vast aan U, door do zoete banden uwer liefde; ik heb vast besloten U nimmer meer van mij te verwijderen. Maar, helaas! Wie weet ? Ik vrees dat mij nQg het ongeluk overkome van IJ, gelijk voorheen, te verlaten. Ach ! mijn Zaligmaker ! dat ik liever sterve dan in dezo nieuwe en verschrikkelijke ondankbaarheid te vallen. Ik bemin U, oneindige Goedheid I en ik wil zonder ophouden herhalen: ik bemin U, ik bemin U, ik bemin U. Ik hoopte sterven dezelfde woprden gedurig herhalende: Gij zijt de God mijns harten en mijn deel voor eeuwig. 1 ü Jezus ! Gij die zoo goed zijt, en zoo waardig bemind te worden, doe U dan
(1) Deus cordis mei, ct pars mea Dens in aiteruum. Pr-, 72. 20.
4lt;ic overweging. (89
beminnen ; doe Lf bcruinncn van zoo vele zondaars die U vervolgen; verliclit hen, doe hun do liefde kennen welke Gij hun hebt toegedragen en de liefde welke Gij verdient, Gij die klein arm kind geworden, weenend en van koude bevend, dwalende voorlvlucht op deze aaide, zoekende naar zielen die ü willen beminnen.
O Maria ! o heilige Maagd ! o teedere Moeder, die in de smarten vau Jezus deelt. ! help mij uw goddelijken Zoun in mijn hart dragen, en Hem daar.altoos bewaren gedurende mijn leven en in mijne dood.
9l,l n Januari.
OVER HET VERBLIJF VAN JEZUS IN EGVPTE.
Je/.us wilde zijne eei\'ste kindsheid in Kgyp\'e doorbrengen, om een harderen meer verachtelijk leven te leiden. Volgens den heiligen Anselmus, en andere tehrijvers, vestigde de Heilige Familie hare woon, te Heliopolis. Overweeg met den heiligen üonaveutura, welk leven Jezus leidde in die ballingschap, gedurende de zeven jaren
190 OCTAAF VAN DRIEKONINGEN.
welke Hij or met zijne ouders doorbracht, ^ctn zoo als veropenbaard werd aan de heilige , t0t a Maria Magdalena van Pazzi. , ben Hunne woning is ten uiterste gebrekkig, j Di
want de heilige Jozef is niet bemiddeld om Jq lt;]
eene groote huur te betalen ; hunne rust- bor;
plaats is ellendig, hun voedsel is armoe- ^ou
dig, dewijl zij nauwelijks door den arbeid telt
imnner handen genoeg kunnen winnen om wat
v\'an den eenen dag tot den anderen voort te nlo
leven, en dewijl zij in een land wonen waar ma
zij onbekend en veracht zijn, zonder bloed- de
verwanten en zonder vrienden. (\'lolt;
Zouder twijfel leven zij in eene groo\'e He
ellende; maar, hoe schoon zijn al hunne Ki
bezigheden geregeld! Het goddelijk Kindje wi(
kan nog niet mondelings spreken, maar m
zijn hart spreekt onophoudelijk met zijn va
hemelschen Vader, terwijl Hij al zijne c0
smarten en al de oogenblikken van zijn [);
leven toewijdt aan het groote werk onzer \' w
zaligheid. Maria spreekt ook niet; maar z, bij het zien van dat goddelijk Kind, over- (
weegt zij de grootheid van Gods liefde, en ,1
de gunst wélke Hij haar heeft bew ezen met s
haar tot zijne Moeder te kiezen. Jozel\' werkt i
jok in stilte, en brandend van liefde voot i fijnen (iod, die klein kind is geworden. ♦
4ac OVERWEGING.
betuigt hij zijne dankbaarheid, om hem tot gezel en beschermer zijns levens te hebben gekozen.
Daar speende Maria het goddelijk Kindje ; in den beginne voedde zij Het aan hare borst; nu voedt zij Het met hare hand : zij houdt Het op hare knieën, en uit een schoteltje een weinig brood nemende, dai, in water heeft geweekt, brengt zij liet aan den mond van haren goddelijken Zoon. Daar maakte Maria Hem zijn eerste kleed : als de tijd om Hem te kleeden gekomen is, doet zij Hem van de windels, en trekt zij Hem zijn kleedje aan. Daar ook begint het Kindje Jezus te gaan en te spreken. Laten wij de eerste stappen aanbidden welke het inensebgeworden Woord doet in die plaats van ballingschap en de eerste woorden des eeuwigen levens die Hij daar uitspreekt. Daar verder begint Jezus zijn ambt van werkman, met de kleine diensten te bewijzen waartoe een kind in staat is.
O spening van eenen God I o eerste kleeding, eerste schreden, eerste woorden, eerste diensten van het Kindje Jezus ! Ach ! boe is dal alles geschikt om de harten te bewegen en te ontvlammen van hen die Jezus beminnen en dit met aandacht over-
191
192 OCTAAF VAN DIIIKKONIN\'GEN.
wegen ! Ecu (ioil die wankelende voortgaat en valt! een (Jod die slainelt, een (jod zoo zwak geworden dut Hij niets dan de geringste zakeu kan verricliten weiko in een huis te doen zijn, en geen stuk hout ophefl\'eu dat de krachten van een klein kind te boven gaat. 0 heilig Geluol\'! verlicht ons en maak dat wij dien goeden Jezus beminnen die zich uit liefde voor ons tot zulken slaat van ellende heeft gebracht.
Men zegt dat, bij de komst van Jezus in Egypte, al de afgoden van dat land omver vielen ; vragen wij aan (iod de genade van Jezus te beminnen uit geheel ons hart, dewijl aide afgoden der aardsche genegenheden verdwijnen uit eene ziel in dewelko de liefde tot Jezus binnen komt.
Verzuchtingen en gebeden.
O heilig Kind 1 (iij leeft daar zoo arm, onbekend en veracht in dat barbaarsch land, maar ik erken U als mijn tlod en mijn Zaligmaker, en ik beniin U voor al de vernederingen en al de smarten die (jij in Egyple uit lielde lot mij hebt uitgestaan. Uw leven leert mij, dut ik als reiziger in deze wereld moet leven, en dat mijn vaderland niet hier beneden is. maar in den hemel, dien
4lt;!e ovErtWEOiXG. 193
r.ij mij hebt verworven door uwe dood. Ah ! lieve Jezus 1 ik heb mij ondankbaar jegens U getoond, omdat ik weinig heb gedacht aan al wat Gij voor mij gedaan en geleden hebt. Wanneer ik bedenk dat Gij, die de Zoon Gods zijt, een zoo armoedig, zoo vernederd en zoo smartvol leven op aarde hebt geleid, hoe is het dan mogelijk dat ik de vermaken en de goederen dezer wereld zoek ? O mijn lieve Verlosser 1 neem mij in uw gezelschap aan ; gedoog dat ik altijd met ü vereenigd leve op aarde, opdat ik het geluk hebbe met U vereenigd te zijn in den hemel, ü daar te beminnen, en ecuwig uwe tegenwoordigheid te genieten. Verlicht mij, en vermeerder mijn geloof. Waartoe dienen al de goederen, vermaken, eer en waardigheden dezer wereld ? Dit alles is maar ijdel-heid en dwaasheid; de eenige rijkdom, de eenige ware schat, is ü te beminnen, U die een oneindig goed zijt. Gelukkig hij die U bemint! Ik bemin U, o Jezus! en ik ver-* lang niets dan U. Gij wilt mij, en ik wil U. Had ik duizend koninkrijken, om U te behagen wil ik er aan verzaken, want Gij zijt mijn God en mijn al. Heb ik vroeger de ijdelheden en de vermaken dezes levens nagejaagd, thans verfoei ik dezelve en hen
13
194 OCTAAF VAN DRIEKONINGEN, er bedroefd over. Voorlaan, o zoele Zaligmaker, moet (lij mijn eenige tevredenheid, mijn eenige liefde, mijn eenige schat zijn.
Allerheiligste Maagd Maria I bid Jezus voor mij : smeek Hem, dat Hij mij verrijke met zijne heilige liefde ; dit is al mijn verlangen.
lOquot;1\'quot; Januari.
OVER DE WEDERKOMST VAN JEZUS IN PALESTINA.
Na Ilerodes\' dood, nadat Jezus, volgens liet algemeen gevoelen der Leeraren, zeven jaren lang als balling in Egypte had verbleven, verscheen de Engel weder aan den heiligen Jozef, en beval hem het goddelijk Kind en zijne heilige Moeder te nemen en naar Palestina terug te keeren. Door dit bevel getroost gaat Jozef het bekend maken aan Maria. Alvorens te vertrekken, laten de twee heilige echtgenooten niet na hun vaarwel te brengen aan do vrienden, die zij in het land waar zij woonden, verworven hadden. Dan beladen zij zich nog eenmaal, Jozef niet zijne weinige gereedschappen.
Ödlt;! OVERWEGING. iQÏ
Maria met haar pakje lijnwaad, en de hand gevende aan het Kindje Jezus dat zij in hun midden plaatsen, begeven zij zich op reis.
De heilige Bonaventura doet ons hier opmerken, dat deze terugreis veel lastiger voor het Kindje Jezus was dan zijne vlucht naar Egypte : want Hij was te groot geworden om langen tijd op de armen van Maria en Jozef te kunnen gedragen worden, en, van den anderen kant, had Hij geen krachten genoeg om veel wegs te voet af te leggen; \'Jezus moest zich dan dikwijls onder weg ophouden om te rusten. Doch, onder het gaan en onder het nemen van de rust, houden Jozef en Maria hunne oogen gedurig gevestigd op dat aanbiddelijk Kindje, liet voorwerp van al hunne gedachten en van al hunne liefde. O hoe ingetogen vervordert eene ziel op den weg dezes levens, wanneer zij het geluk heeft de liefde en de voorbeelden van Jezus nooit uit het oog te verliezen !
Onder weg onderbreken do heilige reizigers nu en dan hun stilzwijgen door eenig heilig gesprek ; maar met wien en waarover spreken zij ? Zij spreken alleeti met Jezus en van Jezus. Hij die Jezus in zijn hart draagt, spreekt alleen met Jezus en spreekt van niets anders dan van Jezus.
I 00 OCTAAF VAN DRIEKONINGENquot;.
Overwegen wij verders, welke smarten onze kleine Zaligmaker heeft moeten uitstaan gedurende de nachten dezer reis; Hij had nu niet meer, gelijk bij de eerste reis, don schoot van Maria, maar den blooten grond, tot rustbed; Hij had niet meer de melk zijner teedere Moeder, maar een weinig droog brood, tot voedsel, voedsel zoo hard voor zijne jonge jaren. Waarschijnlijk rmoest. Hij nog lijden van don dorst in eepe /woestijn, waar de Israëlieten gebrek aan water hadden,zoodat er een mirakel noodig was om hunnen dorst te lesschen. Laat ons al deze smarten van het Kindje Jezus met liefde overwegen en aanbidden.
Veizuctitingen en gebeden.
O goddelijk Kind I Gij keert terug naa1; uw vaderland ; maar, helaas ! waar keert Gij weder? waar komt Gij? Gij komt in eene streek, waar uwe landgenooten U verachtingen in uw leven, en daarna voor uwe dood, gecsels, doornen, smaad en een kruis bereiden. Dit alles, o lieve Jezus! aanschouw t het oog uwer godheid, en niettemin wiit Gij dat bitter lijden \'t welk de menschen U voorbereiden te gemoet snellen. — Ach ! mijn Verlosser! indien Gij niet voor mij
3dc OVERWEGING. 197
waart komen sterven, zou ik U in den he-mel niet kunnen gaan beminnen, eeuwig zou ik van U moeten verwijderd blijven ; uwe dood is mijne zaligheid. Maar, hoe komt het, o Jezus, dat ik niet weder tot de hel veroordeeld ben, zelfs nadat Gij mij door uwe dood bevrijd hebt, dewijl ik uwe genade heb veracht ? Ik beken dat cone bel voor mij maar weinig is. Maar (lij, o mijn 1 Zaligmaker! Gij hebt mij afgewacht om mij vergiffenis te schenken ; ik bedank U daarvoor, en door leedwezen getroffen, ver-\'foei ik al het misnoegen dat ik U heb aangedaan. Ik bid U, o lieve Jezus, bevrijd mij van de hel. Indien ik bet ongeluk bad van verloren te gaan, de grootste pijn voor mij in de hel, zou de knaging zijn mij verdoemd te hebben, na in mijn leven de liefde gekend te hebben welke Gij mij hebt toegedragen. Ja, lieve Jezus ! niet zoo zeer bet eeuwig vuur, dan wel do herinnering uwer liefde zou mijne hei wezen. Ah! Gij zijt in deze wereld gekomen om er het vuur uwer heilige liefde te ontsteken ; van dat zoet vuur wil ik branden, en niet van het vuur dat mij voor eeuwig van U zou verwijderd houden, ik herhaal dus, o lieve Jezus ! bevrijd mij van de hel, omdat men in de hel U niet kan beminnen.
198 OCTAAF VAN DRIEKO.MNGEN.
0 mijne Moeder, Maria 1 ik kan overal niet zeggen en prediken, dat allen die U bemin- storti nen en op U hun betrouwen stellen, niet hcim naar de bel gaan, indien zij zich willen door verbeteren ; ik bemin U, o mijne Koningin I In ik stel mijn betrouwen op U, en ik wil mij men verbeteren; o Maria I denk aan mij, bevrijd rige mij van de hel. goh __________________________________________________________Hij
Ma
11\'1\'quot; Januari. jjjf OVER HET VERBLIJF VAN JEZUS TE NAZARETH.
Bij hunne aankomst in Palestina, vernam wlt;
Jozef dat Archelaus regeerde in Judea, in wi
de plaats van zijnen vader Herodes; daarom ra
vreesde hij daar zijn verblijf te vestigen, en vc
in den droom vermaand zijnde, ging hij tlt;
naar Nazareth, stad van Galilea, en nam e
daar zijne woning in een arm huis. —O, r
zalig huis van Nazareth ! ik groet u en be- \\
tuig u mijnen eerbied : er zal een tijd lt;
komen, dat gij door de voornaamsten der i aarde zult bezocht worden ; en wanneer de godvruchtige bedevaarders zich binnen uwe arme muren zullen bevinden, zullen zij
É
Gde OVERWEGING. li)!)
•vera] niet ophouden tranen van aandoening te tn,n- storten, bij de gedachte, dat de Koning des n\'et hemels daar bijna geheel zijn leven heelt illen doorgebracht.
?ln\' In die arme woning verbleef dan het
miJ menschgeworden Woord gedurende de ove-rijd
rige jaren zijner kindsheid en gedurende
geheel zijne jeugd ; en hoe leefde Hij daar ? Hij leefde er arm en veracht van de men-
«rt/Vrt quot;
schen, het werk verrichtende van een eenvoudig arbeider, en gehoorzamende aan Maria en Jozef: « En Hij was hun onderdanig. » 1 O welk treffend schouwspel, den Zoon Gods te zien, levende als een dienstknecht in die arme woning! nu gaat Hij
a water putten ; dan opent of sluit Hij den
n winkel; nu eens keert Hij het huis ; dan
r\' raapt Hij hout voor het vuur ; dan weder
1 vermoeit Hij zich met Jozef in zijnen arbeid
i te helpen. O wonder! een God die keert !
een Gpd die dient als een eenvoudig werkman ! O gedachte die ons van liefde moest verteren, voor een Verlosser, die zich zoo diep heeft willen vernederen, om zich van ons te doen beminnen !
Aanbidden wij al die slavclijkc werken van Jezus, die allen goddelijke werken
(!) Et ei\'ttt subditus illis. Luc, 2. 51. •, ; M
200 OCTAAF VAN DRIEKONINGEN.
waren. Aanbidden wij vooral het nederig en verborgen leven van Jezus in het huis van Nazareth. O hoovaardige menschen! hoe kunt gij nog verlangen uit te schijnen en geëerd te worden, bij \'t zien van uwen God dio dertig jaren lang een armoedig, onbekend en verborgen leven leidt, om ons een ingetogen, ootmoedig en verborgen leven te lecren leiden ?
Verzuchtingen en gebeden.
O aanbiddelijk Kind ! ik zie U in die arme werkplaats arbeiden en zweeten als de geringste werkman, en ik weet, het is voor rii ij dat Gij Uzoo vernedert en zoo vermoeit; maar, o Heer ! verleen mij nog eene genade; maak dat even als Gij geheel uw leven besteedttotmijne liefde,ik van mijnen kant, al het overige van mijn leven besteede tot uwe liefde. Let niet op mijn voorgaande leven, leven van wanorde en van zonden, dat voor U even als voor mij een voorwerp van droefheid en van tranen is. Ach I gedoog dat ik, gedurende de dagen die mij nog te leven overblijven, met U in het werkhuis van Nazareth werke en lijde, en dat ik daarna met U sterve op den Calvarieberg, de dood omhelzende welke Gij voor m j
C,,e OVERWEGING. 201
bestemd hebt. Mijn dierbare Jezus, o mijne Liefde ! laat niet toe dat ik mij van U ver-wijdere en U nogmaals, gelijk vroeger, verlate. Gij, o mijn God, Gij leefdet verborgen, onbekend, veracht, en in eene zoo groote armoede in cene nederige werkplaats 1 en ik ellendige aardworm, ik heb de eer en de vermaken nagejaagd, en, helaas ! om die ijdelheden, heb ik mij van U gescheiden, die het opperste goed z ij t! Ah 1 dat dit niet meer geschiede, o mijn Jezus ! Ik bemin U, en omdat ik U bemin, wil ik niet meer van U gescheiden zijn. Ik verzaak aan alles om mij aan U te hechten, mijn Zaligmaker, die L1 voor mij verborgen en vernederd hebt 1 Door uwe genade gesfl Gij mij veel meer voldoening dan ik er heb kunnen vinden in al de ijdelheden en vermaken der wereld om dewelke ik U ongelukkiglijk heb verlaten. -— Eeuwige Vader, om de verdiensten van Jezus-Christus, vereenig mij innig met U door de gaaf uwer heilige liefde.
Allerheiligste Maagd ! Gij hadt het geluk Jezus in zijn arm en verborgen leven te vergezellen, en U aan uw goddolijken Zoon gelijkvormig te maken : o mijne Moeder 1 maak dat ik ook, ten minste voor den korten tijd dien ik nog te leven heb, mij aan
2(12 OCTAAF VAN DRIEKONINGH.V.
U en aan mijnen Zaligmaker gelijkvormig make.
IS*1**quot; Januari,
OVER IIET VERBLIJF VAN JEZUS TE NAZARETH.
De heilige Lucas, sprekende over het verblijf van het Kind Jezus in het huis van Nazareth, zegt, dat Hij toenam in wijsheid en jaren, en\'in genade bij God en men-schen.1 Laat ons deze woorden met aandacht overwegen.
Even als Jezus in jaren toenam, zoo nam Hij ook toe in wijsheid. Dit wil niet zeggen, dat Hij met de jaren eene grootere kennis van zaken hebbe verkregen, gelijk het met ons gebeurt, dewij 1 Jezus, van het oogenblik zijner ontvangenis met al de goddelijke wetenschap en wijsheid vervuld werd ;2 maar met te zeggen, dat Hij toenam, wil men ons leeren, dat Hij, met het toenemen in jaren, al meer en meer zijne verhevene wijsheid toonde.
(1) Et Jesus proficiebat sHpientia, et atate, et gratia, apurl Deuin et homines. Luc. 2. SS.
(2) In quo sunt om nes lUesauri sapientite et scientific abs-couditi. CoJ. 2. 5.
OVERWEGING.
Het overige van den tekst moei in denzelfden zin verstaan worden. Jezus uan; toe in genade bij God : de daden van dien God-inensch konnen Hom niet heiliger maken, noch zijne verdiensten vermeerderen, dewij 1 Hij van het begin af vol van heiligheid en verdiensten was, en wij alle genaden uit zijne volheid hebben ontvangen. \' Nogtans waren al de werken van den Verlosser op zich zeiven voldoende om zijne genade en zijne verdiensten te vermeerderen.
Hij nam ook in genade toe bij de men-■schen, omdat Hij in schoonheid en beminnelijkheid toenam. O! hoe maakte Jezus zich in zijne teedere jaren, dagelijks dierbaarder en beminnelijker, door beter te doen kennen hoe zeer Hij onze liefde verdiende 1 Met hoe veel ijver gehoorzaamde Hij aan Maria en aan Jozef ! Hoe ingetogen was zijn geest gedurende den arbeid ! Met hoeveel zedigheid nam Hij zijn voedsel ! Hoe waardig was zijne houding ouder het spreken ! Hoe groot zijne zachtmoedigheid en beleefdheid ia zijuen omgang met de menschen ! Welk was niet zijne godsvrucht in het gebed ! In een woord, al de daden, al de woorden, al de bewegingen van Jezus
(1) De plcnitudiQC ejus nos quxvms ac-.epiinus. Jo. 1.16.
203
204 OCTAAF VAN DRIEKONINGEN.
doordrongen eh bekoorden de harten van allen die Hem zagen, en vooral van Maria en Jozef, die zoo gelukkig waren van Hom gedurig onder hunne oogen te zien. O ! hoe aandachtig waren die heilige echtgcnooten om al de daden, al de woorden en al de bewegingen van den God-rnensch te beschouwen en te bewonderen.
Verzuchtingen cn gebeden.
Groei dan op, lieve Jezus I groei op voor mij ; groei op om mij, door uwe goddelijke voorbeelden, al uwe schoone deugden te leeren ; groei op om het groote kruisoffer te voltrekken, waarvan mijne eeuwige zaligheid afhangt, ca maak, o lieve Jezus 1 maak dat ook ik opgroeie ; maak dat ik al meer opgi ooic in uwe liefde en in uwe genade. Helaas ! tot hiertoe heb ik het ongeluk gehad alleen op te groeien in mijne ondankbaarheid jegens U, o mijn Jezus ! die mij zoo teer bemind hebt; maak dat voortaan juist het tegenovergestelde geschiede ; Gij kent mijne zwakheid, verlicht cn versterk mij. Uoe mij kennen hoe zeer Gij verdient bemind te worden. Gij zijt een God van oneindige schoonheid en van oneindige majesteit, en voor ons hebt Gij op deze aarde
7\'!e OVERWEGING. 203
willen nederdalen, mensch worden, eon smartvol en vernederd leven leiden, en hetzelve eindigen met een zoo wreede dood ! Waar zouden wij een vriend kunnen vinden die beminnelijker is, en die ons meer bemint dan Gij ? Dwaze mcr.sch als ik ben, tot hiertoe heb ik U niet willen kennen, en daarom heb ik U verloren ; ik vraag er U vergiffenis over ; het is mij uit den grond mijns harten leed, en ik heb besloten mij voortaan geheel aan U te geven. Maar Gij, mijn God I help mij ; breng mij gedurig voor den geest het smartvolle leven en de pijnlijke dood die Gij uit liefde tot mij hebt uitgestaan, en verleen mij het licht en de sterkte die mij noodig zijn : wanneer de duivel mij eene verboden vrucht zal aanbieden, maak mij standvastig genoeg om hem te verachten ; laat niet toe dat ik ooit, om een laag en kortstondig vermaak, tue-stemme U te verliezen, U die een oneindig goed zijt. Ik bemin U, o Jezus ! die voor mij gestorven zijt ! Ik bemin U, o oneindige Goedheid ! Ik bemin U, o Minnaar mijner ziel I
Lieve Moeder Maria ! Gij zijt mijne hoop ; ik betrouw, dat ik door uwe voorspraak de genade zal bekomen voortaan mijnen God
206 OCTAAF VAN DRIEKONINGEN.
te beminnen, en niets meer tc beminnen dan Hem alleen.
IS111;1\' Januari.
OVER HET VERLIES VAN JEZUS IN DEN TEMPEL.
De heilige l.ucas verhaalt, dat Maria en Jozef ieder jaar omtrent het Paaschfeest met het Kind Jezus naar Jerusalem gingen. Het was de gewoonte bij de Joden, gelijk de eerbiedwaardige Beda opmerkt, \' dat bij deze reis, ten minste in de terugkomst, mannen en vi\'ouwen van elkander gescheiden gingen, en dat de kinderen volgens willekeur hun vader of hunne moeder vergezelden. Toen het goddelijk Kind den ouderdom van twaalf jaren had bereikt, gebeurde het dat Hij na het Paaschfeest drie dagen te Jerusalem bleef, terwijl Maria meende dat Hij zich met Jozef bevond, en Jozef dat Hij bij Maria was. 2
Het heilig Kind besteedde deze drie dagen geheel en al in het vereeren van zijn he-
(1) In Luc. 2.
(2) Existiuiantes ilium esse iu coinitutu. Luc. 2- 4V
Squot;10 OVF.RWEGING. 207
melscheti Vader met te vasten, te waken, te biddeu en tegenwoordig te zijn bij de offeranden, welke alleu afbeeldsels waren van het groot offer dat Hij zelf moest opdragen op het kruis. Indien Hij dan een weinig voedsel nam, heeft Hij het moeten bedelen, zegt do heilige Bernard us, en wilde Hij een weinig rusten dan vond Hij geen ander bed dan den blooten grond.
Toen Maria eu Jozef des avonds te huis kwamen, vonden zij dus Jezus niet. Verbaasd en bedroefd over deze afwezigheid, zoeken zij Hem onder hunne bloedverwanten en vrienden, maar te vergeefs. Eindelijk, keeren zij den derden dag naar Jerusalem terug, en vinden Hem weder in den Tempel zittende in het midden der Leeraars, die met verbaasdheid en bewondering de vragen en de antwoorden van dit wonderbaar Kind aanhooren.
Er is geene smart op aarde gelijk aan die welke eene ziel gevoelt dio Jezus bemint en die vreest, dat Jezus zich om eenige fout van haar heeft verwijderd. Dusdanig was de uiterste droefheid van Maria en Jozef, gedurende de drie dagen dat zij van de tegenwoordigheid van Jezus beroofd waren, dewijl hunne ootmoedigheid, gelijk do god-
OCTAAF VAN DRIEKONINGEN,
vrucliüge Lanspergus zegt, hen deed vreezen dat zij zich onwaardig hadden gemaakt dien kostbaren schat langer te bewaren. Daarom zeide Hem Maria, zoodra zij Hem zag, met eene zoete stemme :«Kind, waarom deedt Gij ons alzoo? Zie, mv vader en ik zochten U met. smarte. » 1 — Jezus antwoordde : « Waarom zocht Gij mij ? Wist gij niet dat ik in de zaken mijns Vaders moet wezen ? » 2
Dit geheim moet ons twee dingen leeren : liet eerste, dat wij alles, vrienden en bloedverwanten moeten verlaten, wanneer het geldt de eer van God te bewerken ; hel tweede, dat God zich gaarne laat vinden van hen die Hem zoeken : «De Heer is goed voor eene ziel die Hem zoekt.» 3 Verzuchtingen en gebeden.
O Maria ! Gij weent omdat Gij uw goddelijk Kind gedurende eenige dagen verloren hebt. Hij heeft Zich uit uwe oogen, maar niet uit uw hart verwijderd ; ziet Gij niet, dat de zuivere liefde die Gij Hem toedraagt,
(1) Fili, quid feeisti nobis sic? ecee pater tuus et ego lt;lo-leotes quiprebamus te.
(3) Nésciebatis quia, in his qua1 Patiis mei sunt, oportet me esse?
(3) Bonus est Domlnus... anima? qua?renti illum. Tb ren. 3. 2quot;..
208
8s10 OVERWEGING. 209
Urm innig met U vci-ocnigd houdt? Gij «eet dat liet onmogelijk is, dat Hij die (lod ï 1h mint, niet bemind worde van God, zooals ! Hij zelf getuigt: « lit bemin degenen die \' Mij beminnen ; » 1 en nogmaals door den mond van den heiligen Joannes : « Wie in de liefde verblijft, verblijft in God, en God in hem. » 5 Wat vreest Gij dan? waarom weent Gij? I.aat mij weenen, mij die God zoo dikwijls door mijne schuld heb verloren, daar ik Hem uit mijn hart heb verdreven.
Ach, lieve Jezus! hoe heb ik U met vrijen wil kunnen beleedigen, daar ik n ist dat ik U door de zonde ging verliezen? Maar Gij wilt niet, dat een hart dat U zoekt, zich aan de wanhoop overgeve ; integendeel, Gij w ilt dat het zich verheuge : « Verheugd zij het hart dei-genen, die den Heer zoeken, t 3 Indien ik mij vroeger van IJ, o mijne Liefde ! heb verwijderd, thans zoek ik U, en ü alleen zoek ik. Vermits ik uwe genade bezit, verzaak ik aan alle goederen en aan alle vermaken dezer aarde, ja zelfs aan het leven. Gij hebt gezegd, dat Gij bemint die U be-
(1) Ego diligentes me diligo. Prov, 8. t7.
(2) Qui mauet in charitate, in Deo uiauet, et Deus ia eo. I. .Io. 1. 1H.
La»tetiir cor queerei\'tium Donriuum. Ps. 104. 3.
14
210 OCTAAF VAX DRIEKONINGEN-.
minnen ; ik bemin U, bemin mij dan ook. Ik verkies uwe liefde boven het bezit van do gansobe wereld. Lieve Jezus ! ik wil U niet meer verliezen, maar dewijl ik niet kan rekenen op mijne eigene krachten, zoo stel ik al mijne hoop op U: « Op U, o lieer, vertrouw ik; laat mij niet beschaamd worden.»1 Ik bid U, o Heer ! hecht mij vast aan U, en laat niet toe dat mij nogmaals het ongeluk overkome mij van U te scheiden.
Lieve Moeder, Maria ! Gij bobt mij God, dien ik door mijne schuld verloren had, doen wedervinden, verkrijg mij nu nog de genade dor volharding. Ook tot Ü zeg ik mot don heiligen Bonavcntura, dat ik met een vol betrouwen op U mijne hoop heb gesteld.
(1) )ii te, Uuiuiue, speruvi; nou confuiulur in a-ternum. p5. :{0. C.
VIJFTIEN OVERWEGINGEN
OVER IICT
LIJDEN VAN JEZUS-CHRISTUS
VOOR DE VIJFTIEN LAATS TE DAGEN VAS 1): gt;\' VASTEN.
\'s Zaterclogs vóór Passie-Zondag.
JEZUS TREKT ZKGKPUALEXD JERUSALEM BIXNE.V.
Onze goddelijke Zaligmaker, wetende dat de tijd van zijn lijden naderde, verliet Uethanië om zich naar Jerusalem te begeven. «En toen Hij genaderd was en de stad zag, weende Hij over haar. » 1 Do Heer weende over Jerusalem, omdat Hij haren ondergang voorzag, tot straf der groote misdaad welke hare inwoners weldra zouden bedrijven met den Zoon Cods het leven te benemen.
Ach, lieve Jezus ! toen Gij weendet over die stad, weendet Gij ook over mijne ziel, het kwaad ziende dat ik mij zeiven lieb (I ,- Vidous civitutom, Oevit super illom. Lue. 19. 41.
212 OVERWEGINGEN\' VOOIl DE VEERTIEN
aangedaan met Li te belcedigcn eu IT te dwingen mij tot de hel to veroordeelen, nadat Gij gestorven zijt om mij zalig te maken. ü Heer ! laat mij het. groot ongelijk Itefreenen dat ik gehad heb met U, die liet opperste r.oed zijt, te verachten, en heb modelijden met mij.
Jezus treedt zegepralend binnen ; hot volk snelt Hem lo gemoet, juicht Hom toe en ontvangt Hem met blijdschap, on, om Hein eer aan te doen, bestrooien eenigen den weg mot palmtakken, anderen spreidon zelfs hunne kleederen op den weg. Ach I wie had toon kunnen zeggen, dat die goede Meester, dien men voor den Messias erkende en mot zoo veel teekens van eerbied onthaalde, weinige dagen daarna in do straten van diezelfde stad als een tor dood veroordeelde en met het kruis op zijne schouders, zou moeten verschijnen ?
O lieve Jezus ! dat volk roept U nu toe : (i Hosanna den Zoon van David ! Gezegend Hij, die komt in don naam des Hoeren om ons te verlossen,» 1 — en binnen kort, om
(l) Ho«nnna Filio DavM ! bftnelt;1icttis qui venit in nominé Domini! Matth. 21.9.
LAATSTE DAGEN VAN DEN VASTEN. 2 1 3 Pilalus te dwingen U ter dood te brengen en op een kruis te doen sterven, zullen zij die wreede kreten laten hooren ; «Weg, weg met Hem ! kruisig Hem !»\'
Ga, mijne ziel, en roep ook tot Hom met liefde: « Gezegend zij Hij, die komt in den naam des Heeren.» Wees eeuwig gezegend, Gij die gekomen zijt om de wereld Ie verlussen ! Zonder uwe hulp, waren wij allen verloren. O lieve Zaligmaker! maak mij zalig.
Toen het avond was geworden, vond Jezus na zoo veel toejuiching, niemand die Hem uitiioodigde uni bij hem te vernachten, zoodat Hij genoodzaakt was uaar UethaniO weder te keeren.
Mijn welbeminde Zaligmaker ! indien de anderen weigeren U te herbergen, ik wil U eene schuilplaats aanbieden in mijn arm hart. Eertijds heb ik hot ongeluk gehad U uit mijne ziel te verbannen ; maar nu acht ik mij gelukkiger met ü bij mij te hebben dan met aide schatten deraardc te bezitten. Ik bemin IJ, mijn Zaligmaker ! en nooit zal mij iets van uwe liefde kunnen scheiden :
1) Tolle, tolle, cruciüge eum ! Jo. 10. 13.
21 i OVERWUGINGE.N VOOH DE VEERTIEN
do zonde alleen zou het kunneu ; maar ik hoop, dat Gij, o mijn Jezus ! er mij van zult bevrijden door uwen hijstand, en gij door uwe voorspraak, o mijne Moedor , Maria !
Op Passic-Zondiig.
JEZUS BIDT IN DEN BOF VAN OLIJVEN.
Onze Zaligmaker, ziondo dut hot urn-waarop Hij zijn lijden moest beginnen gekomen was, nadat Hij do voeten aan zijne leerlingen had gewasschen en het Saera-ment dos Altaars had ingesteld, in hetwelk Hij ons zijn lichaam en zijn bloed of geheel Zich zeiven heeft nagelaten, begaf Zich naar don hof van Gothsomani , waar Hi j wist dat zijne vijanden Hem zouden komen vangen. Kaar begon Hij to hidden, en tegelijker tijd werd Hij aangevallen dooreene groote vrees, een grooten afkeer en eene groote droefheid. 1 Hij gevoelde vooreerst eene
flgt; Coipit pavore «gt;t tu\'lt;lere, — contristari ot mcustus esse. Marc. 14. 33.— ilatlü. 2G. 37.
LAATSTE DAGEN VAN DE\\ VASTEN. 2 I.:)
zeer groole vrees voor de pijnlijke dood welke Hij moest onderstaan op den Calvarieberg, en voor al de benauwdheden en troosteloosheden die haar moesten vergezellen. Gedurende den tijd van zijn lijden, kwamen de geesels, de doornen, de nagels en de andere tormenten Hem beurtelings pijnigen ; maar in den bof vertoonden zich al de folteringen welke Hij moest verduren te zamen voor zijnen geest, om Hem te kwellen. Jezus omhelst al die smarten uit liej\'de tot ons ; maar terwijl Hij ze omhelst siddert Hij, valt ia doodsbenauwdheid, en bidt: «In den doodsangst gekomen, bad Hij te meer.1
quot;Ü gevoelde ook een zoo grooten afkeer, ziende wat Hem te lijden stond, dat Hij zijnen Vader bad Hem, indien het mogelijk was, daarvan te bevrijden : » Mijn Vader ! indien het mogelijk is, laat dezen kelk mij voorbijgaan. » 2 Hij bad aldus, om ons te leeren dat wij, in de kwellingen. God wel mogen bidden dat Hij ons uit dezelve ver-losse, maar te gelijker tijd, moeten wij ons
(l* Factu? in aponia, prolixius orabar. Luc. 22. i*.
(2) Pater mi! si possibile est, transeut a me calix iste. Matth. 26 39.
210 OVERWEGINGEN VOOR UE VEERTIEN
aan zijn hetligcn wil overgeven, en, gelijk \' Jezus, cr bij voegen : « Nogtuns niet gelijk ik wil, maar gelijk Gij.»1
Ja, mijn Zaligmaker! ik omhels al de kruisen welke hol U zal believen mij over le zenden : dat uw wil gesehiede, en niet de mijne. Gij, die onschuldig waart, hebt alles geleden uil liefde tot mij ; liet is rechtvaardig, dat ik, die zondaar ben cn de hel verdiend heb, al wat Gij beschikt hebt lijde uit liefde tot U.
Jezus werd daarenboven overvallen van zulk eene droefheid, dal zij genoeg was om Hem te doen sterven, indien llij zelf de dood niet had tegengehouden, om, ua lange pijnen, te sterven op het kruis : 4 Mijne ziel is bedroefd tot der dood toe.» 2 üie groole droefheid werd veroorzaakt door het voorzien van de ondankbaarheid der meu-schen die, in plaats van aan zijne liefde le beantwoorden, God door zoo vele zonden zouden beleedigen ; hel gezicht van al dio zouden kwelde Hem zoo zeer, dat zij 11\' m bloed deden zweel,en : « En zijn zweet werd
(1) Verumlamen, non siuutago volo, sed sient tu.
^2) Tristis cstauima mca usquu ad moitcm. Mare, IJ. 34.
LAATSTE DAGEN VAN DEN VASTEN. 217
als druppels bloed, dat ter aarde afdruipt.»4 Zoodan, o lieve Jezus ! zijn het de beulen niet, noch de geesels, noch de doornen, noch het kruis, maar mijne zonden, die U zoo wrecdolijk gekweld hebben in den hof van Olijven. Ach ! deel mij een gedeelte van dieu afschrik mede, weikeu Gij er alsdan van gevoeldct, opdat ik oprecht tot dei-dood toe dc beleedigiugeu beweene die ik U heb aangedaan. Ik bemin U, o mijn Zaligmaker ! neem oenen zondaar aan, die verlangt U te bemiuneu. —ïcedere Moeder, Maria! beveel mij aau uw goddelijken Zoou, bedroefd en treurig ter liefde van mij.
\'s Maandags in de Passie-weck.
JEZCS WORDT GEVANGEN EN NAAR CAIPIIAS GELEID.
Ue Heer, wetende dat de Joden, die kwamen om Hem gevangen te nemen, niet ver meer verwijderd waren, stond op uit het
(l)Et factus est sudor ejus sicut gutt.\'c sanguinis deciu--renlis iu terram. Luc. 22. 4i,
218 OVERWEGINGEN VOOR DE VEERTIEN
gebed, ging hun to gemoet, en, zonder tegenstand te bieden, liet Hij zich vastnemen en binden. 1 O hemel! een God gebonden als een misdadiger door zijne schepselen ! — Aanschouw, o mijne ziel, hoe de eene Hem de handen vastgrijpt, een ander Hem bindt, een derde Hein slaat: en het onschuldig Lam, dat zich laat vastbinden en slaan naar willekeur, zwijgt stil. 2 Hij liet niet een woord, niet eene klacht hooren, omdat Hij zich zelveu had aangeboden, om voor ons te sterven ; daarom liet Hij zich binden en, als een lam, ter dood geleiden, zonder den mond te openen.
Zoo gebonden komt Jezus Jerusalem binnen. De inwoners, door het geraas dier bende, uit hunnen slaap opgewekt, vragen wie die gevangene is welken men aanbrengt; men antwoordt: Het is Jezus van Nazareth die ontdekt is als een bedrieger en een verleider. — Men brengt Jezus naar Caïphas, die tevreden van Hom in zijne macht te zien. Hem ondervraagt over zijne leerlingen en zijne leering. Jezus antwoordt, dat Hij
(1) ComprehendiM imt .Te?iim, ot ligaveiunt eum.Jo. 18. 12.
(2) Oblatus est quia ipso voluit, ct nou apemit os suum ; sicut ovis ad occisiouem ducütur. Is. S3. 7.
LAATSTE DAGEN VAN DEN VASTEN. 219 iu liet openbaar heeft, gespiülicii, en lot go-tuigen van hetgeen Hij gezegd heeft neemt Hij de Joden zelven die Hem omringen : «Zie, zij weten wat ik gezegd heb.» \' Op deze woorden, geeft een der beulen Hom een kaakslag, zeggende : « Moet gij zoo aan den Hoogepriester antwoorden ?» 2 Maar, hoe kan een zoo ootmoedig en zoo zacht antwoord zulk eene versmading verdienen ?
Ach, lieve Jezus ! Gij lijdt dit alles om de versmadingen te booten, welke ik uwen eeuwigen Vader heb aangedaan.
Daarna bezweert Hem de hoogepriester in naam van God te zeggen, of Hij waarlijk de Zoon Gods is ; Jezus verklaart do waarheid, en Caïphas, in plaats van op zijne knieën te vallen om zijnen God te aanbidden, scheurt zijne kloederen, en zich tot de andere priesters wendende, roept hij uit: (i Wat hebben wij nog getuigen van noode? Gij hebt nu de godslastering gehoord ; wat dunkt u?»5 En zij antwoorden met eenparige stemmen: « Hij is de dood schuldig.» Daarop, gelijk de Evangelisten verhalen,
(1) Ecce hi sciuntqnee dixerim ego. Jo. J8. 21.
(2) Sic respoudos Puntitici ?
(3) Mutth. 26. 63.
220 OVERWEGINGEN VOnn DE VEERTIEN
Ijcgiimen allen Hom tc mishandelca ; zij spuwen Hom ia het aangezicht, en geven Hem kaak- en vuistslagen ; daarna, om gelijk met een valsohen profeet den spot te drijven werpen zij Hem een doek over het hoofd en Hem nogmaals slaande, roepen /.ij : Profeteer ons, wie is het die U geslagen heeft. 1
O mijn Jezus ! (Jij waart dan, dien gan-schea nacht door, de speelbal van het gemeenste volk ! Maar, hoe kunnen de men-schen 1! zoo vernederd zien ter hunner liefde en IJ niet beminnen? En ik, hoe heb ik 11 kunnen beleedigen door zoo vele zouden, nadat Gij voor mij zoo veel geleden hebt ? (I mijne Liefde! schenk mij vergillenis, ik heb besloten Lf niet meer te mishagen. Ik bemin U, o mij a \'opperste Goed ! en ik heb een allergrootst leedwezen U veracht te hebben. •—0 mijne Moeder, Maria ! bid uw goddelijkon Zoon dien ik zoo zeer heb mishandeld, mij vergiffenis te schenken.
(1) Prophetiza nobis, Christe, quis est qui te percussit. — Tune cceperuut quidam couspuere euin, et vtjlace t\'aciem ejus, et colaphis euiu cunlere, et dicere ei; Profihetiza. Kt ministri aiupis cum ca-dehant. Muttb. 26. 68. —Mare. 14. 65.
LAATSTE DAGEN\' VAN DEM VARSTEN. 22 I
\'s Dinsdags in de Passie-week.
r
JEZUS WOUDT TOT PILATÜS ENquot; TOT HERODES GELEID, EN ACHTER DARADUAS GESTELD.
Toen dc dag was aangebroken bracht men Jezus voor Pilatus om Hem ter dood te laten veroordeelen ; maar, dewijl Pilatus wist dat Jezus onschuldig was, verklaarde hij aan de Joden, dat hij geene reden kende om Hem te veroordeelen ; nogtans, hunne hardnekkigheid ziende om dc dood van Jezus tc vragen, zond hij Hem naar het gerechtshof van Ilcrodes. Als deze Jezus zag, begeerde hij dat do Zaligmaker in zijne tegenwoordigheid eonig wonder zou verrichten, gelijk Hij er zoo vele gedaan had waarvan die vorst had hooren spreken ; maar de Heer wilde zelfs niet antwoorden op do vragen van dien vermetele. Ongelukkige ziel, tot dewelke God niet meerspreekt!
O mijn Verlosser ! ziedaar wat ik ook verdiend heb, omdat ik geen gehoor heb gegeven aan uwe menigvuldige uitspraken ;
218 OVERWEGINGEN VOOR DE VEERTIEN
gebed, ging hun te gemoet, en, zonder tegenstand te bieden, liet Hij zich vastnemen en binden. 1 O hemel ! een God gebonden als een misdadiger door zijne schepselen ! — Aanschouw, o mijne ziel, hoe de eene Hem de handen vastgrijpt, een ander Hem bindt, een derde Hein slaat; en het onschuldig Lam, dat zich laat vastbinden en slaan naar willekeur, zwijgt stil.2 Hij liet niet een woord, niet eene klacht hoeren, omdat Hij zich zeiven had aangeboden, om voor ons te sterven ; daarom liet Hij zich binden en, als een lam, ter dood geleiden, zonder den moud te openen.
Zoo gebonden komt Jezus Jerusalem binnen. De inwoners, door het geraas dier bende, uit hunnen slaap opgewekt, vragen wie die gevangene is welken men aanbrengt; men antwoordt : Het is Jezus van Nazareth die ontdekt is als een bedrieger en een verleider. — Men brengt Jezus naar Caïphas, die tevreden van Hem in zijue macht te zien. Hem ondervraagt over zijne leerlingen en zijne leering. Jezus antwoordt, dat Hij
(1) Compreliendoi nut .Tepnm, ot ligaveiunt eum.Jo. 18.12.
(2) Oblatus est quia ipse voluit, et noti aperuit os suum ; sicut ovis adocuisionem ducutur. Is. 53. 7.
LAATSTE DAGEN VAN DO VASTEN. 219 iu liet openbaar heeft, gesproken, en tol getuigen van hetgeen Hij gezegd heeft neemt Hij de Joden zelven die Hem omringen : « Zie, zij weten wat ik gezegd heb.» 1 Op deze woorden, geeft een der beulen Hem een kaakslag, zeggende : « Moet gij zoo aan den Hoogepriester antwoorden ?» 2 Maar, boe kan een zoo ootmoedig en zoo zacht antwoord zulk eene versmading verdienen ?
Ach, lieve Jezus ! Gij lijdt dit alles om de versmadingen te boeten, welke ik uwen eeuwigen Vader heb aangedaan.
Daarna bezweert Hem de hoogepriester in naam van God te zeggen, of Hij waarlijk de Zoon Gods is ; Jezus verklaart de waarheid, en Caiphas, in plaats van op zijne knieën te vallen om zijnen God te aanbidden, scheurt zijne kleederen, en zich tot de andere priesters wendende, roept hij uit : (i Wat hebben wij nog getuigen van noode? Gij hebt nu de godslastering gehoord ; wat dunkt u?»s En zij antwoorden met eenparige stemmen: «Hij is de dood schuldig.» Daarop, gelijk de Evangelisten verhalen,
(1) Ecce hi sciuntqiiffi dixerim ego. Jo. 18. 21.
(2) Sic respoudus Pontifici ?
(3) Mutth. 26. 65.
220 OVERWEGINGEN VOnn DE VEERTIEN
bcgiimou alien Hem te mishandelen\'; zij spuwen Hein in liet aangezicht, en geven llem kaak- en vuistslagen ; daarna, om gelijk met een valsohen profeet den spot te drijven werpen zij Hom een doek over het hoofd en Hem nogmaals slaande, roepen zij : Profeteer ons, wie is het die U geslagen heeft. 1
O mijn Jezus Gij waart dan, dien gan-schen nacht door, de speelbal van het gemeenste volk ! Maar, hoe kunnen de men-schen l! zoo vernederd zien ter hunner liefde en II niet beminnen? Eu ik, hoe heb ik IJ kunnen belcedigen door zoo vele zouden, uadat Gij voor mij zoo veel geleden hebt ? O mijne Liefde! schenk mij vergilleuis, ik heb besloten (J niet meer te mishagen. Ik bemin lquot;, o mija opperste Goed ! en ik heb een allergrootst leedwezen U veracht te hebben. —O mijne Moeder, Maria ! bid uw goddelijken Zoon dien ik zoo zeer heb mishandeld, mij vergiffenis te schenken.
(1) Prophetizn uobis, Cliriste, quis est qui te pemissit. — Tune ctuperunt quidam couspuere eum, et vnlure faciein ejus, et colaphis euiu cu-dere, nt dicere ei : Prophetiza. Et ministri alupis cum ca\'dehatit. Muttü. 26. 68. —Murc. 14. 6ö.
LAATSTE DAGENquot; VAN DEX VARSTEN. 22 I
\'s Dinsdags in de Passie-week.
JEZUS WORDT TOT PILATUS EN TOT HERODES GELKID, E\\ ACHTER BARADBAS GESTKLD.
Toen de dag was aangebroken bracht men Jezus voor Pilatus om Hem ter dood te laten vcroordeelen ; maar, dewijl Pilatus wist dat Jezus onschuldig was, verklaarde hij aan de Joden, dat hij geene reden kende om Hem te veroordeelen ; nog tans, hunne hardnekkigheid ziende om do dood van Jezus te vragen, zond hij Hem naar liet gerechtshof van ilerodes. Als deze Jezus zag, begeerde hij dat de Zaligmaker in zijne tegenwoordigheid eenig wonder zou verlichten, gelijk Hij er zoo vele gedaan had waarvan die vorst had hooren spreken ; maar de Heer wilde zelfs niet antwoorden op de vragen van dien vermetele. Ongelukkige ziel, tot dewelke God niet meer spreekt!
O mijn Verlosser I ziedaar wat ik ook verdiend heb, omdat ik geen gehoor heb gegeven aan uwe menigvuldige uitspraken ;
\'2\'J.i OVERWEGINGEN VOOR DE VEERTIEN
ik verdiende uwe stem niet meer te hooren en van ü verlaten te worden ; maar neen, lieve Jezus I Gij hebt mij nog niet verlaten ; spreek dan nog tot mij, nu dat ik naar U luister en U wil gehoorzamen : « Spreek, o Heer, want uw dienaar luistert.» 1 Zeg wat Gij van mij verlangt, ik wil alles doen om aan U te behagen.
II.
Daar Ili redes geen antwoord kon bekomen van Jezus, werd hij er zeer over vergramd, en joeg Hem weg uit zijne tegenwoordigheid, Hem bespottende met geheel zijn hof; om Hem nog meer te vernederen, deed hij Hem een wit kleed aantrekken. Hem daardoor uitgevende als een zinne-looze, en zoo zond hij Hein terug naar Pila-lus. - Ziedaar den Zoon Gods door de straten / van Jerusalem geleid, behangen met een kleed, dat met Hem doet spotten.
O mijn Zaligmaker I die voor mij veracht zijt geworden! er ontbrak U niets meer dan de smaad, van als een zinnelooze behandeld te worden. Ach I indien de wereld de eeuwige Wijsheid aldus onthaalt, gelukkig hij
(1) Loquere, Domine, quia audit servus tuus. I. R«{?.. 10
(2) lilusit indutnni veste uILu, et remisit ad l\'ihitum Lik;. 2:). II.
LAATSTE DAGEN VAN* DEN VASTEN. 223
die dc tocjuicliingcn dei1 menschen als niuls acht, en niets begeert dan den gekruisten Jezus, terwijl hij, naar het voorbeeld van den Apostel, het lijden en de verachting bemint: « Want ik had niet voorgenomen onder u iets te weten, dan Jezus-C.hristus, en dien gekruisigd.»1
De Joden hadden liet recht van ieder jaar, met het Paaschfeest, aan den romeinschen Landvoogd de verlossing van eenen veroordeelde te vragen. Pilatus stolde hun voor te kiezen tusschen Jezus en Barabbas : i Welken wilt Gij dat ik loslate ? Barabbas of Jezus?» 2 Barabbas was een booswicht, een moordenaar, een dief, een mensch van iedereen gehaat; Jezus was onschuldig ; niettemin vroegen de Joden met luide kreten de loslating van Barabbas en dc dood van Jezus.
Ach I lieve Jezus ! zoo heb ik zelf gehandeld ieder maal dat ik gezondigd heb ; ik had alsdan te kiezen tusschen U en een ellendig vermaak, ik heb dat ellendig ver-
(1) Non cnim judicavi me scire aliqaid inter vos, nisi lesurn Christum, et lui nc crucifix urn. I. Cor. 2. 2.
(2) Qnem vnltis (iimittum vobis, UarnbLam au jesuin ? Mutth. 27. 17.
22 OVKRWEGIXGli.N VOOR DE VEERTIEN maak gfkozon, on, in plaats van mij ervan te onlliondon, lieh ik verkozen U te verliezen, U, die een oneindig goed zijt. Maar Ihans bemin ik U meer dan alle goederen, meer dan mijn leven ; heb medelijden mot mij, o Cod van barmhartigheid ! — En Gi j, o Maria ! wees mijne voorspreekster bij Jezus.
\'s Woensdags in de Passie-week.
JEZUS WORDT GEGEESELD.
Alsdan gehood Pilatns Jezus te geeselen.\' Hoe 1 onrechtvaardige rechter 1 gij hebt Jezus onschuldig verklaard, en gij veroordeelt Hem tot eene zoo wroede en zoo onl-eeronde straf ? Aanschouw, mijne ziel, hoe, na dat onrechtvaardig bevel, de beulen bot goddelijk Lam vastgrijpen, het naar de gerechtsplaats trekken en met koorden aan de kolom binden.
O zalige koordon, die de bandon van mijn lieven Verlosser aan de kolom bobt
(l)Tutic ergo apprehemlit Pilatus Jesum, el flagellavit. lo. 10.l.
LAATSTE DAGEN VAN DEN VASTEN. 225 gebonden ! bindt ook mijn ellendig hart aan zijn goddelijk Hart, opdat ik voortaan niets anders zoeke, niets verlange dan hetgeen Hij verlangt.
Reeds nemen de beulen de geesels in de hand, en op het gegeven teeken, beginnen zij dat allerheiligste lichaam te slaan langs allo kanten ; het wordt eerst loodverwig, en weldra ziet men overal het bloed uitspringen. De geesels en de handen der beulen worden in dat kostbaar bloed geverwd, en de aarde wordt er gansch van bevochtigd. Men slaat den Zaligmaker mot zoo veel geweld, dat niet alleen zijn bloed wegspat, maar zelfs zijn aanbiddelijk vleescb met stukken in do lucht vliegt. Zie, reeds is ziju lichaam geheel verscheurd, en nogtans houden die barbaren niet op te slaan ; zij voegen wonden bij wonden, smarten bij smarten. En, te midden dier wrecdo marteling, wat doet Jezus ? Hij spreekt niet, Hij klaagt niet, maar Hij lijdt alles met geduld, om de goddelijke Rechtvaardigheid die tegen ons vergramd is, te verzoenen : «Gelijk een lam voor zijnen scheerder stom
220 O VER WEGING KX VOOR DE VEERTIEN is, alzoo doed Hij zijQen mond niet open.»1 Ca, mijne ziel! en wasch U in dat goddelijk bloed.
Mijn allerliefste Verlosser ! voor mij zio ik U geheel mot wonden bedekt. Ik kan er dus niet aan twijfelen of Gij hebt mij bemind en teer bemind. Elke uwer wonden is een al te zeker bewijs uwer liefde, die niet dan met het grootste reeht onze medeliefde vraagt. Ja, mijn Jezus 1 dewijl Gij uw bloed geheel en al voor mij vergiet, is het billijk dat ik ook mijn hart geheel en al aan U sehenke : neem het dan aan, o Heer 1 en maak dat het ü altijd getrouw blijve.
O God 1 indien Jezus, te mijner liefde maar een enkelen slag had geleden, zou ik van liefde tot Hem moeten branden, en uitroepen : Een God heeft voor mij willen geslagen worden ! — maar Hij heeft zich niet met éénen slag tevreden gesteld ; om mijne zonden te boeten, heeft Hij gewild, gelijk Isaias voorzegd had, dat geheel zijn lichaam zou verbrijzeld worden, s zoodanig dat Hij gelijk scheen aan eenen nielaatsche, bedekt
(1) Sicut ngnus coram tondente sc sine voco, sic uon apa-ruit os suum. Act. 8. 32.
(2) Atlritus est propter .-celera nostra.
LAATSTE DAGEN VAN DEN VASTEN. 227
met wonden, van het lioofd tot de voeten.1 Zoodan, mijne ziel, terwijl men Jezus gee-selde, dacht Hij aan u, en offerde Hij aan God zijne wreede marteldood, om u te bevrijden van de eeuwige straffen der hel.
O God van liefde 1 hoe heb ik zoo vele jaren kunnen leven zonder (J te beminnen? — 0 wonden van mijnen Jezus 1 doorwondt mij met liefde jegens een God, die mij zoo zeer bemind heeft I — O Maria, Moeder der genaden ! bezorg gij mij deze liefde.
AA/VWWA/\\AA IN/VW^ AA VWxyVX #V\\\'W\'\\A AA A/Vgt;AAA^^/V\\ quot;*/\\
\'s Donderdags in de Passie-week.
JEZUS WORDT MET DOORNEN GEKROOND.
Nadat do soldaten Jezus hadden gegee-seld, vergaderden zij zich allen in het gerechtshof, en Hem een tweede maal zijne kleederen uittrekkende, om Hem te beschimpen en er een spolkoning van te maken, werpen zij een oud versleten mantel, als koninklijk purper, op zijne schouderen, geven Hem een riet voor scepter in do hand,
(i) Et oos putavimus eumquasi leprosum. Is. 53. 4.
228 OVERWEGINGEN VOOR DE VEERTIEN cn voor kroon drukken zij op zijn hoofd : een bundel doornen, die geheel dat hoofd omsluiten.1 En dewijl het drukken dor handen niet voldoende was om die wroede kroon in te dringen, bediende men zich ook van het riet om do doornen tiiet gewold in het hoofd van den Zoon Gods binnen tc drijven, terwijl men Hem iu hot aangezicht spuwde.-O ondankbare doorneu, die aldus uwen ^ Schepper kwelt! Maar waarom do doornon .beschuldigen? Gij, kwade gedachten, waarin ik heb toegestemd, gij hebt het hoofd van mijnon Zaligmaker doorwond.
O lieve Jezus ! ik haat on verfoei meer als de dood al die vrijwillige kwade gedachten, door welke ik U zoo dikwijls bedroefd heb, U, die mijn God, cn een zoo goede God zijt! en dewijl Gij mij doet kennen hoe zeer Gij mij bemind hebt, zoo wil ik voortaan niets meer bemiuneu dau U, en U alleen.
U hemel 1 zie het bloed vloeit van zijn voorhoofd mot doornen doorstoken, en
(1) Exnentes onm, chlamydom coccinenm circumdeiloriMit ei; et pieutoiitcs uui-uiimii lt;le |Mgt;.-ueruiit buper caput ejus ot aruinliuom indcxlut\'u «\'jus. Mallli. 2/, 28.
(2) Ët exsinicutus in cum, uccepyruiü uruuiliiicuï, ot i er-cuticiniut uiput ejus.
LAATSTE DAGEN VAN DEN VASTEN. 229
, stroomt langs zijn aangezicht cn langs zijne borst.
Nogtans klaagt Gij niet, o mijn Zaligmaker ! over een zoo wreede onrechtvaardigheid. Gij zijt toch altijd dc Koning van hemel cn aarde, maar op dit oogenblik, o mijn Jezus 1 schijnt Gij niols anders meer te zijn dan een Koning van smaad en smarten, do speelbal geworden van geheel dc stad van Jerusalem. Ach I zoo moest vervuld worden het woord van Jercmias, die voorzegd had, dal, (Jij eensdaags mot smart cn smaad moest verzadigd worden. 1 Jezus, mijne Liefde ! ik heb IJ eertijds veracht,\' maar nn acht en bemin ik U uit geheel mijn hart, cn voor IJ wensch ik te sterven.
Maar, o Heer 1 die menschcn voor wie Gij lijdt, worden niet moede U te kwellen en te vernederen. Nadat zij U aldus hebben gekweld cn als een spotkoning hebben mishandeld, knielen zij voor U neder, zeggende ; Wees gegroet. Koning der Joden ! — en daarna opstaande met een schetterend gelach, beschimpen zij U, slaan II met vuisten in het aangezicht, en verdubbelen alzoo
(1) Dabit pcruutienti se maxillam, saturabitur opprobriis. Tbreu. 3. 36-
230 OVERWEGINGEN VOOH DE VEERTIEN 1
de smarten die de doornen kroon U veroor- j je doi
zaakt.\' — Ga, mijne ziel, en gij ten minste, niaaUI
erken Jezus voor hetgeen Hij is, de Koning Hem
der koningen, en de Heer der Heeren : be- mcdel
dank Hem en bemin Hem, daar Hij ter Zalig\'
uwer liefde Koning van smarten is gewor- wclke
don. Achl mijn Zaligmaker 1 vergeet het Lireng
ongenoegen dat ik ü heb aangedaan; thans cezeg
bemin ik U meer dan mij zeiven. Gij alleen helgc
verdient al mijne liefde ; daarom wil ik jiceft
niets anders meer beminnen dan U alleer.. hracl
Ik vrees mijne zwakheid ; maar Gij moet |aat j mij de sterkte geven om getrouw te blijven.
■— En Gij, o Maria ! Gij moet mij helpen ü0rrei
uw
\'s Vrijdags in de Passie-weck.
PILATUS TOONT JEZUS AAN HET VOLK, ZEGGENDE: j ECCE HOMO.
zelf.
Toen Jezus weder voor Pilatus werd ge bracht, zag deze Hem, door do geesels cn
(1) Et genu flexo ante eum. illudebant ei, diceutes : Ava, Rex Judtforum ! — et dabant ei alapas. Mattij. 27.29.—
Jo. 19. 3. ZOO
LAATSTE DAGEN VAN DEN VASTEN. 231 ■oor- t]c doornen, zoodanig vorschcnrd en mis-f1816\' maakt, dal hij meende het zou genoeg zijn ning |jem aan het volk te vertoonen om het tot ( hc- medelijden op te wekken. Hij deed dan den tet\' Zaligmaker, in don ellendigen staat tot vor- welken Hij was gebracht, voor het volk hot brengen, en zeide : Ecce homo ! Als of hij lans ; g,.zcgd had : O Joden ! weest tevreden met \'ecn hetgeen die arme onschuldige man reeds \'k jjeeft geloden ; hij is tot zulken staat go-!Cr\' • bracht, dat Hij niet langer meer kan loven ; l0ct laat Hem dan gaan, dewijl Hij gaat hezwij-en. ];cn_ — En gjjj mijne ziel, verhef ook uwe Pen ; oogen, en zie daarboven uwen Heer, gebonden en halfnaakt, cu enkel met wonden en bloed bedekt; aanschouw tot welken staat uw Herder heelt willen gebracht worden, om U, verloren schaap, te verlossen.
II.
gt;E: Terwijl I\'ilatus Jezus mol wonden over
dekt aan de Joden vertoont, noodigt ons de eeuwige Vader van uit den hemel om dienzelfden Jezus in dien pijnlijken staat te aanbchouwen, en zegt ook tot ons : Ecce Homo ! Die mensch, dien gij zoo lijdend en zoo vernederd ziet, is mijn welbeminde Zoon, die al deze smarten lijdt om te vol-
232 OVERWEGINGEN VOOR DE VEERTIEN
doen voor uwe zonden ; aanschouw Hem en bemin Hem.
O ja, mijn Cod en mijn Vader 1 ik aanschouw uwen Zoon die voor mij lijdt, en ik bedank en bemin Hem, en hoop Hem altoos te beminnen ; maar, ook U, o mijn God I U smeek ik, gewaardig U uwen goddelijker. Zoon te aanschouwen, en, te zijner liefde vergeef mij, en schenk mij de genade niets meer te beminnen dan U.
Maar, wat antwoorden de Joden op het zien van dien Koning van smarten ? Zij vragen met luide kreten, dat hij gekruisigd worde ; « Kruisig hem, kruisig hein !»1 En ziende, dat Pilatus , niettegenstaande hun geschreeuw, Hem zoekt te verlossen, trachten zij hem vrees aan te jagen, zeggende, dat hij daardoor vijand van den Keizer zou worden : « Zoo gij dezen loslaat, zijt gij geen vriend des Keizers meer.» 2 Pilatus antwoordde hun nogmaals, zeggende : a Zal ik dan uwen Koning kruisigen?» 5 Maar zij verklaren dat zij gecnen kouing hebben dan den Keizer. 4
(!) Oueifigo, cfucifi^e cum !
(2) Si huiic dimitlis, nou es amicus Cu-saris.
(3) Regent veslrum crudfigum?
(4) Nou hubeuius regem uisl Ca\'surc-in.
LAATSTE DAGEN VAN DEN: VASTEN. 233 Ach! mijn aanbiddelijke Jezus! die blinden weigeren U voor hunnen Koning te erkennen, en zeggen dat. zij geenen anderen w illen dan den Keizer; maar ik erken U voor mijnen Koning en mijnen God, en ik verklaar dat ik geen anderen Koning mijns harten wil dan U, mijne Liefde en mijn eenig Goed I Ongelukkiglijk was er een tijd dat ook ik U niet voor mijnen Koning wilde,en weigerde U te gehoorzamen; maar thans wil ik dat Gij de eenige Meester zijt vaïi mijnen wil ; maak dat hij gehoorzame aan al wat Gij beveelt. O wil van mijnen God I gij zijt mijne liefde. — O Maria ! bid voor mij, uwe gebeden worden nooit ver-slooten.
\'s Zaterdags in de Passie-weck.
JEZUS WORDT DOOR PILATD3 TER DOOD VEROORDEELD.
Eindelijk.nadalhij de onschuld vanJezns zoo dikwijls had erkend, verklaart PilaUis dezelve voor een laatste maal, zeggende dat
231 OVERWEGINGEN VOOR DE VEERTIEN
liij onsc\'iuldig is aan het blood van dien rechtvaardige. 1 Daarna spreekt liij zijn vonnis uit en veroordeelt Hem ter dood. O ongehoorde onrechtvaardigheid ! de rechter veroordeelt den beschuldigde op hetzelfde oogenblik dat hij hom onschnldig verklaart !
Ach! mijn Jezus! Gij verdient de dood niet, maar ik verdien ze ; en dewijl Gij hebt willen voldoen voor mij, wordt Gij rocht-vaardiglijk door uwen Vader zeiven, rn niet door Pilatus veroordeeld om de straf fc dragen welke ik verdiend heb. — Ik bemin U, o eeuwige Vader, die uwonscbnldigen Zoon veroordeelt om mij, die schuldig ben, Ie verlossen. Ik bemin U, o eeuwige Zoon, die de dood aanvaardt, welke ik door mijne zonden verdiend heb.
Nadat Pilatus Jezus heeft veroordeeld, geeft Hij Hem over in de handen dor Joden, om er mede te doen wat zij willen. Waarlijk dit geschiedt bij de vei oordeeling van den onschuldige ; men bepaalt de straf niet, maar geeft Hem over aan zijne vijanden.
(I) Innocens ego sum a sanguine justi huius. Matth. 27. 21, (2j Jesum vero tradulit voluntuti eorum. Luc. 23. 26.
LAATSTE DAGEN\' VAN DEN VASTEN. 23Ö
om Hem te doen lijden en sterven, gelijk hun behaagt. — Rampzalige Joden 1 gij hebt alsdan de straf van zulk eene misdaad over uw hoofd geroepen ; «Zijn bloed korne over ons cn over onze kinderen.» 1 Doze straf is gevolgd; gij draagt, en tot het einde der wereld, zult gij de straf van dat onschuldig bloed dragen.
Mijn Jezus! heb medelijden met mij; door mijne zonden ben ik ook de oorzaak van uwe dood geweest; maar ik wil niet hardnekkig blijven gelijk de Joden : de mishandelingen welke ik U heb doen lijden wil ik bewecnen, en altijd, altijd wil ik U beminnen.
Het onrechtvaardig vonnis, dat Hem lol de kruisdood veroordeelt, wordt Jezus voorgelezen ; Hij aanhoort het, en geheel overgegeven aan den wil zijns Vaders, neemt Hij het aan met ootmoedigheid: «Hij vernederde zich zeiven, daar Hij gehoorzaam was tot de dood, ja, tot de dood des krui-ses. ))s — Pilalus zegt op de aarde: Dat
(1) Sanguis ejus super nos, et super filios uostros. Mutth. 27. 93.
(2) Bumiliavit semetipsum, fuctus obediens usque ad mortem, mortem aulemcrucis. Phil. 2. 8.
230 OVERWEGINGEN- VOOR DE VEERTIEN
Jezus slcrve! — En do eeuwige Vader zegt insgelijks uit don liemol : Dat mijn Zoon sterve I — En Jezus antwoordt: Zio, hier ben ik, ik gehoorzaam, ik neem de dood aan, cn wol do dood dos kruises.
Mijn welbeminde Verlosser ! (jij neemt de doud aan dio ik vurdiend heb ; uwe bann-hartighoid zij eeuwig gezegend ! ik dank or U voor uit geheel mijn Lart; rn dewijl Gij, onschuldige, de kruisdood aanneemt, neem ik, zondaar, gewillig do dood aan welke Gij mij bestemt, mot al de smarten dio dozoli\'o moeten vergezellen ; van nu af draag ik ze, in verceniging met uwe heilige dood, aan uwen eeuwigen Vader op. Te mijnor lietdo zijt (jij gestorven, ik wil sterven lor uwer liefde. Aob ! maak, door de verdiensten van uwe dood, dat ik slorve in uwe genade en brandende van uwe heilige liefde. — O Maria, mijne Hoop ! wees mij gedaelilig.
LAATSTE DAGEN VAN DEN VASTEN. 237
A/W1 /VMVN/VWX/VX/WWW/W^V. /VN/V« «W^/X/WAA/WVA/vV^A «NAAAAAAA^/VAA/WXA
i Op Palm-Zondog.
JEZUS DRAAGT ZIJN KRUIS NAAR DEN CALVARIEBERG.
Züodra liet vonnis is uitgesproken, grijpen zij den Zaligmaker met geweld vast, nemen den rood scharlaken mantel van zijne scliouderen, en trekken Hem zijne kleederen aan om Hem te gaan kruisigen op den Calvarieberg, plaats tot de straf der misdadigers bestemd. 1 Daarna nomen zij twee ruwe balken, maken er met haast een kruis van en bevelen Hem hetzelve op zijne schouders naar do strafplaats te dragen. Welke barbaarschheid een veroordeelde verplichten zelf het werktuig zijner dood te dragen ! Maar zoo moet (Jij behandeld worden, o mijn Jezus 1 dewijl Gij U bcladea bobt met mijne zonden.
Jezus weigert het kruis niet; Hij omhelst het met liefde, omdut het \'t altaar is waar-
(1) Exueruut cum cblaoiyde, etinduorunteum vostimentis ejus, et duxerunt cum utcrucifigorent. Muttli.27. 31.
238 OVERWEGINGEN VOOR DE VEERTIEN op Hij zijn leven voor de zaligheid der men-schen moet slachlofforen. De veroordeelden komen uit het huis van Püatus, en in hun midden ziet men onzen Zaligmaker, die zijn kruis draagt : t En Hij, zijn kruis dragende ging uit naar du plaats die genoemd wordt Schedelplaats.» 1 O schouwspel dat hemel en natuur van verwondering treft: de Zoon Gods te zien sterven voor diezelfde menschen die de oorzaak zijn van zijne dood ! Ziedaar hetgeen de profeet Jercmias aankondigde, toen de Heerzeide door zijnen mond: «Ik ben gelijk een zachtmoedig lam dat tot de slachtbank gebracht wordt.»s — Op dezen pijnlijken weg scheen Jezus zoo medelijdenswaardig, dat dc Joodsche vrouwen die Hem zagea zich niet konden weerhouden Hem al weenendo te volgen : « Zij beklaagden en beweenden Hem.»5
Mijn dierbare Verlosser! door de verdiensten van dien pijnlijken weg, geef mij de kracht om mijn kruis met geduld te dragen. Ik neem al de smarten en al de vernederingen aan, welke Gij voor mij be-
(1) Et Lajulans sibi crucem, exivit in eum, qui dicitur CalvaHic, locum. Jo. 19. 17.
(2) Ego quasi agnus mansuetus qui portatur ad victimam. Jer.11. 19.
(3) Plaogebant etlamentabantur eum. Luc, 23. 27.
LAATSTE DAGEN VAN DEN VASTEN. 239
stemt; niet dezelve ter onzer liefde te omhelzen hebt Gij ze beminnelijk en zacht gemaakt; geef mij de genade dezelve in vrede te verdragen.
Zie, mijne ziel, daar komt uw Zaligmaker onder het getal der veroordeelden ; zie hoe het bloed uit de nog versche wonden vloeit; Hij is met doornen gekroond en met zijn kruis beladen. Helaas ! bij eiken stap voelt Hij de pijn van al zijne wonden hernieuwen. Alvorens Hij er aan gehecht is, is reeds het kruis het werktuig zijner smarten; het drukt zijne doorwonde schouderen, ca slaat vreeselijk tegen zijne kroon van doornen. O hemel! wat smarten bij eiken stap! Overwegen wij met welke gevoelens van liefde Jezus den Calvarieberg nadert, waaide dood Hem wacht.
Ach, lieve Jezus ! Gij gaat sterven voor mij, ik wil ook gaan sterven voor U. Vroeger heb ik mij van U verwijderd, en ik zou er om van droefheid willen sterven ; maar ik heb besloten U voortaan niet meer te verlaten, U mijn Verlosser, mijn God, mijne Liefde, mijn AU —O Maria, mijne teedere Moeder ! geef mij de krachten om mijn kruis met geduld te dragen.
240 OVERWEGINGEN VOOR DE VEERTIEN
\'s Maandags i» de Goede Week JEZUS WORDT GEliBUIST.
i.
Nauwelijks is dc Verlosser, door lijden en vermoeienis geheel uitgeput, op den Calvarieberg aangekomen, of meu rukt Hem zij nu kleederen uit, die aan zijn verscheurd iicliaam waren vaslgeplakt; daarna legt men Hom op liet kruis. Jezus strekt zijne heilige handen uit, en draagt aan zijn eeuwigen Vader het offer van zijn leven op, Hem biddende hetzelve aan te nemen voor do zaligheid der menschen. Aanstonds nemen do beulen dc nagels en hamers, doorboren do handen en voeten van dcu Zaligmaker en hechten Hem aan hot kruis. — O heilige Handen, die door uw aanraken zoo vele zieken hebt genezen! waarom nagelt men U thans aan het kruis? 0 aan-biddenswaardige Voeten, die u zoo zeer vermoeid hebt met do verlorene schapen op te zoeken 1 waarom wordt gij nu met zoo veel wreedheid doorboord ? — Wanneer ceno
LAATSTE DAG EN VAN DEN* VASTEN. 241
zenuw in het lichaam van den mcnsch wordt geraakt, voelt men terstond eene zoo hevige pijn dat zij krampen veroorzaakt en in onmacht doet vallen ; welke moet dan do smart van Jezus geweest zijn, toen zijno handen en voeten waarin zoo vele spieren en zenuwen zijn, met nagelen doorboord werden.
O mijn zoete Jezus ! het verlangen om mij te verlossen en mijne liefde te winnen heeft U zoo duur gekost, en ik, ondankbare, heb zoo dikwijls vooiveene nietigheid aan uwe liefde verzaakt! Maar thans stel ik dezelve hoven alle goederen dor wereld.
Ziot, daar heft men het kruis in de lucht, en mot hetzelve Jezus die er aan genageld is : men laat het met geweld in den kuil vallen, welke men in de rots hoeft gegraven ; daarna doet men het met stecnen en houten palen vast staan, en zoo blijft Jezus hangen tot dat Hij den geest heeft gegeven. Terwijl Hij op dat bed van smarten in den doodstrijd verkeert, zoekt Hij bedroefd en troosteloos iemand die Hem zal troosten, maar IIij vindt niemand.
O Heer I hadden de menschen, nu ten
16
242 OVERWEGINGEN VOOR DE VEERTIEN\'
minste dal zij U zien sterven, toch mede- I sl.iclquot;
lijden met U : maar neen, ik hoor dat zij \' drng
U nog beschimpen, bespotten en lasteren, zijn U toeroepende: «Indien Gij Gods Zoon\' Ja
zijt, kom dan af van het kruis. Anderen afwa;
heeft Hij verlost, zich zeiven kan Hij niet fhecl
verlossen I»\'■ — Ach, wreedaards I Ziet, Hij ; die ti
sterft gelijk gij verlangt; houdt ten minste O Mo
op Hem te kwellen door uwe beschimpin- brtli gen.
\'VWUWquot;
Zie, mijne ziel, hoe veel uw Verlosser \'
lijdt, terwijl Hij sterft aan het kruis. Elk lidmaat heeft zijn bijzondere pijn, en kan liet andere uiet helpen. Ieder oogeublik gevoelt Jezus de doodelijke smarten, zoodat
men kan zeggen dat Hij zoo dikwijls dc jc;
dood lijdt als er oogeublikken zijn in de lwei(j
drie uren van zijnen doodstrijd op het kruis. |(]cze
Hij vindt geen rust, geen verlichting ; leunt nien;
Hij op zijne handen of voeten, zijne smar- fcchij
ten verdubbelen, want zijn aanbiddelijk Lorsc lichaam wordt alleen door zijne wonden
ondersteund. Ga, mijne ziel, en gansch |jj|.c
door medelijden bewogen, nader tot dat |(.n j
kruis, kus dat altaar, op hetwelk uw Jezus, ï
(i) Mattb. 27. *0. liefde
LAATSTE DAGEN VAN DEN VASTEN. 2 i3 mde- 3 slachtoffer der liefde, voor u wordt npge-at zijldi-agen ; plaats u onder zijne voeten, opdat eren, 5 zijn goddelijk bloed op u vloeie.
Zoon Ja, mijn zoete Jezus! dat dit bloed mij leren afwassche van al mijne zonden, en mij geniet ; lied ontvlamme van liefde tot U, mijn (.lod, t, Hij die to mijner liefde hebt willen sterven ! — inste 0 Moeder van smarten, die aan den voet van ipin- lint kruis staat! bid Jezus voor mij.
\'V\\Art/VW\\-^\\/V\\/v%/V\\»V\\lt;v\\lt;v\\/wvvrvuV\\»V\\»V\\/V\\V\\\'V\\.V\\A^V\\/V\\ Vl/VWN\'VX\'VlA/X
asser ■
filt \'s Dinsd.igs in do Gocdo-Wcck.
\',an JEZUS AAN HET KRUIS.
tge-
lodat I.
3 \'jc Jezus aan het kruis ! dit is het bewijs n de wc]^ ccn q0(j üns v,in z|jne lipfjg geeft. luis. ^]cz0 c]c ]aa(stc verschijning van het CUIlt mcnschgeworden Woord op deze aarde: ver-quot;a!\'7 Miijning van droefheid, maar nog meer, 3\'\'J Verschijning van liefde. — De heilige Fran-\'Q011 fciscus van Paulo, op zekeren dag do godde-nsch ||ji;c liefje in jeu perSoon van den gekruis-t( n Jezus betrachtende, viel in geestven uk-zus\' fii\'g, en riep tot drie maal uit: « 0 God liefde! o God liefde ! o God liefde 1» De Heer
244 OVERWEGIXGEX VOOR DE VEEUTIEX
wilde ons daardoor tc kennen geven, dat wij de grootheid der liefde welke Hij ons getoond heeft met voor ons te willen sterven, nooit zullen kunnen begrijpen.
(
O mijn alierliefsle Jezus ! ik aanschouw U op dat kruis, ik zie Li gansch met bloed en wonden overdekt; dring ik door tot in uw hart, ik vind het vol lijden en droefheid. Op dat kruis lees ik dat Gij Koning zijt; maar, welke zijn de kenteekens van uw koningschap? Ik zie, Gij hebt geen anderen troon dan dit schandig galgenhout, geen ander purper dan uw eigen verscheurd en bebloed lichaam, geen andere kroon dan die bundel doornen die U pijnigen. Ach ! dit alles geeft te kennen dat Gij Koning van liefde zijt; want dat kruis, die nagelen, die kroon, die wonden, zijn even zoo vele bewijzen uwer liefde tot ons.
Jezus aan het kruis vraagt onze liefde, meer dan ons medelijden ; en wil Hij ons medelijden opwekken, het is alleen opdat het ons aanzette om Hem te beminnen. Ueeds verdient Hij al onze liefde, omdat Hij
LAATSTE DAGEN VAN DEN VASTEN. 243
oneindig goed is; maar, op het kruis geheven, schijnt Hij zich ten minste uit mede-1 lijden van ons te doen beminnen.
O, lieve Jezus! wanneer men U erkent voor den God, die Gij zijt, en U op het kruis aanschouwt, wie zou kunnen U niet heininnen? 0! welke vurige pijlen schiet Gij van dien liefdetroon op de zielen ! Hoe vele harten hebt Gij van op dat kruis tot U getrokken ! —O Wonden van mijnen Jezus ! o schoone Fornuizen van liefde ! laat mij in u biiinen, en maakt dat ik brande, niet van het vuur der hel dat ik verdiend heb, maar van heilige liefdevlammen voor dien God, die uit liefde tot mij te midden der smarten heeft willen sterven. — Mijn lieve Verlosser! verwerp een zondaar niet die, bedroefd IJ beleedigd te hebben, ü thans verlangt ie beminnen. Ik fieuün U, oneindige Goed-lieid! ik bemin U, o oneindige Liefde I Mijn Jezus! aanhoor mij. Ik bemin U, ik bemin U, ik bemin U. — 0 Maria! o Moeder der schoone liefde! bezorg mij meer liefde, maak dat ik verteere van liefde vo )r dien God die gestorven is verteerd door liefde tot mij.
240 OVEUWECl.NQEV VOOR DE VEERTIEX
AA-^A/VVWAAAAA/N/VXAA/VX \\»»\'VN\'\\/\\i\\/\\/\\/\\AA\'V\\/w%»V\\A/\\A/\\ W AA^W.V\\\'V\\\'V\\A/V/\\-V
\'s Woensdags in de Goede-Week.
DE WOORDEN VAN JEZUS 01\' HET KRL\'l.S.
Wat doet Jezus terwijl Hij op het kruis door dut barbaarsch volk dat Hom omringt, kdeedigd wordt? Hij l)idt voor hen.— \\ ader ! zegt Hij, vergeef hun, want zij weten niet wat zij doen. 1 — O eeuwige Vader ! aanhoor uw welbeminden Zoon, die stervende U smeekt mij te vergeven, ja mij die U zoo dikwijls beleedigd heb. Daarna hoort Jezus den (loeden Moordenaar Hom smeokeu zich over hem te ontfermen, en Hij antwoordt hem : « Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn. » - Uier ziet men vervuld worden hetgeen de Heer verklaard hoeft door den mond van Ezechiël, dat, zoudra de zondaar leedwezen heeft over zijne zonden, Hij op zekere wijze al de bo-lecdigingen vergeet welke Hij van hem heeft ontvangen : « Als de zondaar zal boel-vaardigheid doen, zal ik al zijne ongerech-tigheden niet meer indachtig zijn. » 2
(l) Luc. 2:1. 34.
(2; Si uutcm impius egerit poinitentimn..., oinuiuni ini-quitatuin ejus... nun reuurdubor. Ei. 18. 21.
LAATSTE DAGEN VAN DEN VASTEN. 2 i7
Ach 1 lieve Jezus, gave de liciuel dat ik U nooit beleedifjd hadde ! maar dewijl het kwaad is bedreven, bezweer ik U door de smartvolle dood die Gij voor mij hebt geleden, al het misnoegen dat ik U heb aangedaan te vergeten, en mij na mijne dood in uw hemelrijk te ontvangen, en maak dat, zoo lang ik nog leve, uwe liefde niet op-houde in mijn hart te heerschcn.
Terwijl onze Zaligmaker, in al zijne ledematen gekweld, en bedroefd tot in het binnenste zijner ziel, op het kruis in den doodstrijd verkeert, zoekt Hij iemand die Hom trooste; Hij aanschouwt Maria, maar de smart dier tecderc Moeder doet Hem nog meer lijden ; Hij ziet rondom Zich, en niemand komt Hem te hulp ; dan verheit Hij zijne oogon tot zijnen Vader, maar (Jod de Vader zelf. Hem als beladen ziende met ul de zonden der menschen, verlaat Hem ook ; en alsdan riep Jezus met luider stem : «Mijn Ilud ! mijn God ! waarom hebt Gij Mij verlaten ?» 1 Die verlating van den eeuwigen Vader maakte de dood van Jezus pijnlijker
(1) Clnmavit Jesus voce magna, diuuns: Deus inous ! Deus meus! ut «juid dercliquisti uie ? Multh. 27. 47.
2\'t8 OVERWEGINGEN VOOR DE VEERTIEN dan die van al dc boetelingen en van al dc \' martelaren, omdat Hij lot het einde toe beroofd bleef van alle hulp en van alle verlichting.
0 mijn Jezus ! boe heb ik zoo lang kunnen leven zonder aan U te denken ? Ik dank ü dat Gij mij niet hebt vergoten. Ach ! ik smeek U mij gedurig de smartvolle dood te berinneren die Gij voor mij geleden hebt, opdat ik nooit dc liefde vergete welke Gij mij hebt toegedragen.
Daarna, Jezus wetende dat alles volbracht was, zeide dat \'lij dorst bad : «Ik heb dorst.» 1 en de beulen staken Hem cene spons vol gal en edik aan den mond.
Maar, o Heer! Gij klaagt niet over zoo vele smarten die U bet leven benemen. Gij klaagt alleen over den dorst die U verslindt I ü, ik begrijp U, mijn Jezus! uw dorst is een dorst van lielde ; omdat Gij ons bemint, verlangt (jij van ons bemind te worden. Ik bid U, help mij, aide genegenheden die niet voor U zijn, i;it mijn hart to verbannen; maak dat ik niets beminne dan U, en dat ik geen ander verlange hebbe duu uweu
li) Di-\'U: Silio ! Jo. 19. 28.
LAATSTE DAGEN VAN DEN VASTEN. 249
wil tc volbrengen. — O Maria, mijne Moeder ! verkrijg mij de genade van niets te willen dun lielgeen Go.d wil.
A/gt;\'VW\\/W\\\'V\\/VW\\\'V\\\'V\\A/\\/VW\\\'\\/\\/V\\\'NA/V\\/V\\A/\\A/\\/WV\\/V^Vgt;AA/V\\/Wgt;/WV\\/WW\\
Op Willen Doudeidas.
JEZUS STERFT OP HET KUUIS.
Reeds is onze leederc Zaligmaker zijn einde nabij. — Zie, mijne ziel, die sciiooiie oogeu verduisteren, zie dat aangezicht ver-bleeken, dat hart trager kloppen, dal lichaam zich overgeven aan de dood. — Na den edik geproefd te hebben, zoide Jezus : « Alles is volbracht.» \' — Dan stelde Hij zich vooroogen al de smarten vau zij u leven, armoede, versmadingen en pijnen, en dezelve op nieuw aan zijn hemelsohen Vader opdragende, zeide Hij lot Hem : «Het is volbracht.» Vader ! zie door het offer van iiliju leven is hel werk van de verlossing der wereld, dat Gij mij hebt opgelegd, voltrokken. — En zich te gelijker tijd lol ons wendende, schijnt Hij ons door dezelfde
(!j Cousuiniuuluin est. Jo. 19. 30.
2jC\' ovkrwbjixokm vooll de veertiex wooi\'dm : a Hot is volbraclit, » te willen zeggen; O menscheu, bemint mij, dewijl ik alios hel) volbracht, en mij niets meer ovorblijt\'t um uwe liefle te winnen.
Jezus gaat den geest geven. — Komt, Engolcn des hemels, komt de dood van uwen Koning bijwonen. En Gij, o Maria, Moeder van smarten ! kom nader tot het kruis ! verhef de oogen lot uwen Zoon, en verdubbel uwe aandachl; want Hij gaat den geest geven.
Nadat Hij zijne ziel aan den eeuwigen Vader heeft aanbevolen, roept Hij de dood, eu laat haar toe Hein den laa\'.ston slag te geven. Kom, o dood ! zegt Hij, voltrek uw werk ; beneem mij het leven, en verlos mijne schapen. —Op dit oogenblik beeft de aarde, de graven gaan open, liet voorhangsel des Tempels scheurt. Weldra, door de hevigheid der smarten uitgeput, voelt de Zaligmaker zijne krachten bezwijken; zijne natuurlijke wannlc verlaat. Hem, zijn lichaam zakt af, zijn hoofd zinkt neder op zijne borst, Hij opent den mond, en geeft den geest: « Eu hij boog het hoofd, en gaf
LAATSTE DAG EX VAN LEN VASTEN. 2jl
dcu geest.» ! Het volk dat tegenwoordig was, Hein ziende slpi-ven, eu beu\'crkeudo dut Hij zich niet meer beweegt, zegt: Hij is dood! Hij is duod! — Maria boort deze woorden, en zegt op liaie beurt: Aeli, mijn Zoon ! Gij zijt dan dood !
Hij is dood ! — O Cod 1 wie is dood ? — Do Selie|ipcr dos levens, de ecniggeboreu Zoon Gods, de Heer van het heelal ! — O dood die hemel en aarde doet verbazen ! — Ü oneindige liefde! een God offert zijn bloed en zijn leven op, eu voor wien ? voor zijne ondankbare schepselen ; om hunne zonden te boeten, sterft Hij in eene zee van smarten en versmadingen ! o oneindige goedheid! o oneindige liefde I
O Jezus! Gij zijt dan uit liefde voor mij gestorven ; o ! laat niet toe, dat ik nog een enkelen oogeublik leve zonder ü te bemiti-nen. Ik bemin U, o mijn opperste Goed! ik bemin U, mijn Jezus, die voor mij geslorvcn zijt! — O Maria, Moeder van smarten ! verleen uwen bijstand aan een uwer dienaren, die Jezus verlangt te beminnen.
(1) El incliuato enpite, tnulidit spiritum.
252 OVERWEGINGEN VOOR DE VEERTIEN
Op Goeden Vrijdag.
JEZUS HANGT DOOD AAN HET KRUIS.
Mijne ziel, verhef uwe oogen en aanschouw dien gekruistenMensch! aanschouw liet Lam Gods geslachtofferd op dat altaar van smarten. Bedenk dat Hij de welbeminde Zoon is des eeuwigen Vaders, en dat Hij ter uwer liefde is gestorven. Zie, hoe Hij de armen heeft uitgestrekt om u te ontvangen, het hoofd gebogen om u den vredekus te geven, de zijde geopend om u in zijn hart te ontvangen. Wat zegt gij ? verdient Hij bemind te worden, de God, die u zoo zeor bemint? Luister wat Hij zelf van op zijn kruis tot u zegt: Zie, mijn kind, of ei-iemand in de wereld is, die u meer lielde dan ik getoond heeft.
Neen, mijn God ! uieuiand heeft mij meer dan Gij bemind. Maar, wat zal ik ooit aan een God, die voor mij heeft willen sterven, kunnen wedergeven? hoe zal de liefde van ecu schepsel ooit in staat zijn de liefde to
LAATSTE DAGEN VAN DEN VASTEN. 233 vergoeden van zijnen Schepper gestorven om zich van hem te doen beminnen ?
Ach! indien de laagste van alle menschen voor mij had geleden, hetgeen Jezus-Chris-his voor mij geleden heeft, zou ik kunnen leven zonder hem to beminnen? Zoo ik oenen niensch zag verscheurd met goeseis en aan een kruis genageld, om mij het leven lö redden, zou ik aan dien mensch kunnen denken zonder bewogen te worden en aangezet om hem te beminnen? En indien men mij eene schilderij toonde waarop hij werd voorgesteld stervende in die straf, zou ik haar met een onverschillig oog kunnen aanschouwen, en koud kunnen zeggen: In zoo groote smarten is die mensch gestorven uit liefde voor mij, en, had hij mij niet bemind, hij zou op die wijze niet gestorven zijn.
O mijn Verlosser 1 o Liefde mijner ziel I hoo zou ik U nog kunnen vergeten ? Iloo zou ik kunnen denken dat mijne zonden U tot zulken toestand hebben gebracht, en niet gedurig de beleedigingen beweenen, welke ik uwe goedheid heb aangedaan ? Hoe zou ik U kunnen aanschouwen tc
ZoA OVERWEGIXGEX VOOK PE VEERTIEX
mijner liefde, van smnr\'en gestorven aan duf, kruis, en U niet beminnen uit al mijne krachten ?
Mijn dierbare Zaligmaker! door uwe wonden, door uwe verscheurde ledematen, als door even zoo vele openingen, die mij den grond van uw hart laten zien, zie ik de teodere liefde welke Gij mij toedraagt. Dewijl Gij om mij te vergeven, aan U zeiven niet hebt vergeven, gewaardig U mij te aanschouwen met diezelfde liefde met dewelke Gij mij eens op het kruis hebt aanschouwd toon Gij daaraan stierft voor mijne zaligheid ; zie op mij neder en verlicht mij, trek geheel mij n hart tot U, opdat ik voortaan U alleen beminne ; laat niet toe dat ik nogmaals uwe dood vergete. Gij hebt beloofd, dat Gij op het kruis geheven, alle harten tot U zoudt trekken; ik schenk U het mijne, dat door uwe dood bewogen, niet langer aan uwe stem wil wederstaan ; trek het dan tot ü, en maak dat het U geheel toebehoorc ; Gij zijt voor mij gestorven, ik verlang te sterven voor ü ; en zoo ik nog moet leven, wil ik alleen leven voor U. — 0 smarten van Jezus ! o smaad van Jezus ! o dood van
LAATSTE DAGEN VAN DIÏX VASTEN. 2:):i Jezus, o licfilc van Jezus! drukt U in mijn hart, dat uwe zoete gedachtenis er altijd levendig blijve, om mij door de liefde tot Jezus tc wonden cn te ontvlammen.—Ik bemin U, oneindige Goedheid ; ik bemin U, oneindige Liefde ! Gij zijt en Gij zult altijd mijne eenige liefde zijn. — O Maria, Moeder van hefdel verluijg mij de heilige liefde.
•O-c-Q-o J-c-O-o G-o-O-o -0-c-^-oO-f-O-o
\'s Zaterdags voor Pasclien.
MARIA TEGENWOORDIG OP DEN CALVARIEBERG lilj DE DOOD VAN JEZUS.
«Nabij het kruis van Jezus stond zijne Moeder.»1 — Beschouwen wij in deze Koningin der Martelaren do wreedste aller martelingen : eene moeder die haren on-seliuldigeu zoon moet zien sterven, door do hand der beulen, op een schandig galgen-hout I
«Zij stond.» Toen Jezus werd vastgehouden in den hof van Olijven, verlieten Hem
(1) Stobant oulem juxfa crucem Jcsu Maforejus... Jo. i9.2o.
2ï)0 OVERWEGINGKN VOOR DF. VEERTIEN
zijne leerlingen ; maar Maria verlaat Hem ^op
geenszins; zij blijft bij Hem tot dat zij Hem
ziet sterven onder hare oogen. ?ial.(
«Zij stond nabij, s De moeders verwijde- (,|,|r
ren zich van hunne kinderen, wanneer zij j
hen zien lijden zonder ze to kunnen helpen; vcl,|
zij zeiven zonden de pijn hunner kinderen mj
willen onderstaan; daarom, wanneer zij on\'l
hen zien lijden zonder hun eenige verlich- ma,
ting te kunnen bezorgen, zich niet sterk |atc
genoeg gevoelende om zulke smart te ver- vr00
duren, wenden zij hunne oogen af en vej\'- ^ wijderen zij zich. Zoo doet Maria niet: zij ziet haren goddelijken Zoon in \'t lijden ;
zij ziet dat de pijnen Hem het leven gaan js t
benemen; maarzij vlucht niet, zij verwij- m0
dert zich niet, integendeel, zij komt nader wf,(
bij het kruis, waarop haar Zoon gaat ster- v01, ven.
O bedrukte Moeder 1 gedoog dat-ik mij bij U vervoege, om met U bij de dood van Jezus, uwen Zoon en mijnen Zaligmaker,
m;
«Zij stond nabij het kruis.» Het kruis (|
is dan het bed waarop Jezus gaat sterven : wj
bed van smarten op hetwelk zijne bedrukte ^
LAATSTE DAGEN VAN\' DEN VASTEN. 257
Moedei\' Hem geheel versclieurd ziet duov dc | gcesels ou do doornen. Maria aanschouwt haren lijdenden Zoon, hangende aan die • drin ijzeren haken dio Hom noo.h steim noeii rust geven, (iaarne zon zij Hem eenigc . verlichting bezorgen, of Ion minste, dewijl Mij mootsterven. Hem inharcarmen nomen om zijnen laatsten zucht te ontvangen ; maar niéts van dit alles wordt haar toegelaten ! —O kruis ! zegt zij, goof mij mijnen Zoon weder, gij zijt het hout bestemd voor do misdadigers, maar mijn Zoon is onschuldig.
Ach, toedore Moeder ! onderwerp ü, het is do wil des eeuwigen Vaders : het kruis moot U uwen Jezus slechts na zijne dood wodorgovon.—O Koningin van smarten ! verkrijg mij droefheid ovor mijne-zonden,
III.
«Nabij het kruis stond zijne Moeder. » Mijne ziel, zie op Maria, die aan den voet van hot kruis staande, haren stervenden Zoon aanschouwt. Ja, het is haar Zoon ; maar, wie is die Zoon ? een Zoon, dio haar liod is; een Zoon, dio haar van allo eeuwigheid lot zijne Moeder hoeft verkozen, en die haar, in zijne liefde, boven allo mon-
TiS OVERWEGINGEN VOOR DE VEERTIEN ENZ.
sclien cn Engnlcn liccft uitverkoren ; een Zoon zoo schoon, zoo heilig, zoo beminnelijk ; een Zoon die altijd gehoorzaam was ; oen Zoon die hare eenige liefde is, dewijl Hij haar Zoon en haar God is. Kn die Moeder heeft dien Zoon onder hare oogen van smarten moeten zien sterven 1
O Maria, de hedrukste aller moeders ! ik neem deel in de smart die uw hart doorboorde, vooral toen Gij uwen Jezus op het kruis zaagt afzinken, den mond openen, en sterven. Ach ! ter liefde van dien Zoon vopr mijne zaligheid gestorven, beveel Hem mijne ziel.
En Gij, mijn Jezus 1 door de verdiensten der smarten uwer Moeder, heb medelijden met mij, cn verleen mij de genade voor U te sterven, gelijk Gij voor mij gestorven zijt. Ik roep IJ toe, mot den heiligen Fran-ciscus van Assisië : « O Heer 1 dat ik sterve ter uwer liefde, die U gewaardigd hebt Ie sterven tor liefde tnijner liefde.»
DRIE OVKRWEGINf.EX OVER DEN HEMEL
VOOR IIEÏ FEIiST VAN PASCUEM.
Op Paaschdag.
OVER DE VREUGDEN DES HEUELS.
O ! welk zal ons geluk zijn, indien wij de kwellingen des levens geduldig verdragen ! niet alleen zullen de angstvalligheden, de vrees, de krankheden, de vervolgingen, en al dc kruisen eens eindigen, maar, indien wij zalig worden, zullen zij voor ons een voorwerp van blijdschap en heerlijkheid zijn in den hemel, volgens de belofte van den Heer : « Uwe droefheid zal in blijdschap veranderen, t 1 De vreugden des hemels zijn zoo groot, dat wij, stervelingen, ze niet kunnen uitleggen, noch begrijpen, gelijk de heilige Paulus zegt: «Wat geen oog heeft gezien, en geen oor heeft gehoord, en in geen menschenhart is opgekomen, heeft
(1) Tristitia vestra vertetur in gaudium. Jo. 16. 20.
260 OVERWEGINGEN OVER DEN HEMEL
Tiod bereid voor die Hem liefhebben. » Het oog beeft nooit scboonbeid gezien, en bet oor nooit welluidendheid gehoord, die knnnen vergeleken worden bij die des hemels. Hel hart van den mensch kan geen begrip krijgen van de vreugden welke (iod heeft bereid voor dio Hem beminnen. — Schoon is het eenc landstreek te zien versierd met heuvelen en valleien, met mecren en boschjes ; schoon is bet eenen bof vol jvruchten te zien, vol bloemen en fonteinen ; maar hoe veel schooaer dan dit alles is de hemel!
Om zich een denkbeeld van de vreugden des hemels te vormen, zij het genoog te weten, dat in dit gelukzalig verblijf een almachtig (iod aanhoudend bezig is de zielen die Hij bemint met genoegens to vervullen. De heilige liernardus zegt, dat de hemel eeno plaats is, waar men niets vindt wat mishaagt, cn waar men alles vindt wat men kan verlangen : « Niets is er wat gij niet wilt, en alles wat gij wilt. » 5 Daar, geen
(1) Oculus non vhlit, noc auris amlivif. iioü in cor hominis ascumlit, (juie pra\'[iuruvit Deus iis (jui dtli^uut ilium. I. Cor, ii. \'J.
(:gt;) Nihil est quod noli-?, totum est quoU veils.
VOOR HET FEEST VA\\ PASCUEX. 20 I
nacht, noch winter, noch zomer, maar altijd cfag, altijd helder, een gedurige leute, altijd aangenaam ; daargeene vervolging, noch jaloerschheid, omdat allen elkander oprecht beminnen en omdat ieder zich over liet geluk der anderen even als over zijn eigen geluk verblijdt ; daar geenc ziekte, noch smart, omdat het lichaam niet meer onderworpen is aan \'t lijden; daar geen o armoede, omdat ieder volkomen rijk is en hem niets meer te verlangen overblijft; daar geene vrees meer, omdat do ziel, in de genade bevestigd, niet meer kan zondigen, noch het opperste goed, dat zij bezü, verliezen.
lil.
« Alles wat gij wilt. » 1 Gij zult alles hebben wat gij kunt wensclien. —In den hemel zal het gezicht verzadigd zijn door het aanschouwen van die schoone stad en van liare inwoners, allen gekleed als koningen, omdat zij dat eeuwig koninkrijk in bezit hebben. Daar zullen wij de schoonheid zien van Maria, schoon boven alle Engelen en allo Heiligen te zamen. Daar zullen wij de, schoonheid van Jezus zien, die de schoon-
(lv Tütum est quud vclis.
OVERWEGING EX OVER DEN HEMEL
heid van Maria nog oneindig ver overtreft. De welriekende geuren des hemels verblijden den reuk, terwijl het oor onophoudend zal gestreeld worden door de hemelsche akkoorden en door de gezangen der Gelukzaligen, die allen, met eene uitnemende zoetheid, eeuwig Gods lof zullen vieren.
0 mijn God ! verre van den hemel te verdienen, heb ik mij de hel waardig gemaakt; maar uwe dood doet mij denzelveu verhopen. Ik verlang en vraag U den hemel, minder om zijne geneugten te smaken, dan om U volmaakt te beminnen eu verzekerd te zijn C niet meer te kunnen verliezen. — Mijrie teedere Moedor, Maria, Sterre dei-zee I door uwe gebeden moet Gij mij ten hemel geleiden.
-O-o-O-o -o-o -(J-o-o-^-O-o-o-a O-ohJ-o o-o-O-o-O-o-O-o-O-o-o-o-J-o-O-o O-c-O-o-^HHj O-^
Op Paascli-Maandag.
DE ZIEL DIK IN STAAT VAN GENADE L\'IT DEZE WERELD SCHEIDT.
Verbeelden wij ons eene ziel die, uit deze wereld scheidende, in slaat van genade de
262
VOOR HET FEEST VAN PASCIIEV. 203
eeuwigheid binnen gaat. Geheel ootmoedig en vol betrouwen vertoont zij zich voor Jezus, haren Rechter en haren Zaligmaker. Jezus omhelst haar, zegent haar en laat haar die zoete woorden hoeren ; Ziel die ik bemin, verheug u, gij zijt zalig ; gij zult mijne eeuwige bruid wezen : « Kom af vau den Libanon, mijne bruid, kom, gij zult gekroond worden.»1 Zoo die ziel nog eenigo vlekken heeft, zendt de Heer haar naar het vagevuur, en zij onderwerpt zich met vollo overgeving, daar zij zelve den hemel, die gansch zuivere plaats, alvorens geheel gezuiverd te zijn, niet zou willen binnen gaan. Haar Engelbewaarder komt om haar naar het vagevuur tc geleiden : zij bedankt hem voor do diensten welke zij in haar leven va» hem heeft ontvangen, en gehoorzaam volgt zij hem.
O mijn God 1 wanneer zal do dag komen, op welken ik mij buiten deze gevaarvolle wereld zal bevinden, en in de verzekering U niet meer tc kunnen verliezen? Ja, gaarne zal ik naar het vagevuur gaan, gelijk ik verdien, en met blijdschap zal ik alle pijnen omhelzen; want, in dat vuur zal ik U reeds
Veni do Libano, sponsa mea, vei;i ; coi\'ouaberis. Caut. 4. 8.
•2,14 OVERWEGINGEN OVER DEN HEUEL Luiuinncn uit al mijne krachten, dewijl ik niets meer zul beminnen dan li alleen.
Wanneer de ziel gansch gezuiverd is, komt haar Engel weder, en zegt tot haar ; tielukzalige ziel, uwe straf is geëindigd, kom het aanschijn van uwen (!od genieten, dic\'u wacht in den Hemel. — En aanstonds vliegt de gelukzalige ziel, door de wolken, door het uitspansel, do sterren voorbij, en komt den hemel binnen. 0! wat zegt zij bij hare intrede in dat schoon verblijf, en bij haren eersten blik in die plaats van vreugde? De Engelen en dc Heiligen, bijzonde- haar Beschermheilige, komen haar te gemoet, en wenschen haar geluk, zeggende : Wees welkom, medegenoote van ons geluk, wees welkom !
Ü mijn zoete Jezus ! maak mij deze genade waardig.
Welke troost voor dc ziel, daar hare oudei\'s en vrienden die voor haar zijn aangekomen, weiier te vinden ! Maar veel groo-ter nog is hare blijdschap wanneer zij hare goedertiere Koningin Maria ziet: zij kust
VOOR HET FEEST VAN PASCHEN. 263 have voeten, on bedankt haar voor al de genaden die zij haar verschuldigd is ; de goddelijke Moeder omhelst haar teedcrlijk, en zelve biedt zij haar bij Jezus aan, die ze aanneemt als zijne bruid ; en daarna biedt Jezus haar aan bij zijnen Vader, die, haar
d op zijne beurt omhelzende, haar zegent en
n, zegt: o Treed binnen in de vreugde mvs
js llceren. »\' Zoo maakt Hij haar deelachtig
[if van de eeuwige gelukzaligheid die Hij zelf
.,1 geniet.
ij \' Mijn God ! maak dat ik U veel beminne
ij iu dit leven, om U veel te beminnen in de
!? ; eeuwigheid, tiij zijt het voorwerp het meest
ir waardig bemind te worden. Gij verdient al
E, mijne liefde, ik wil niets beminnen dan U,
■s schenk mij de genade dit voornemen te vol-
s brengen.—En Gij, Maria, mijne Moeder ! bescherm mij.
(1) Intra in gaudium Domini lui. Matth. 2ö. 21,
•206 OVERWEGINGEN OVER DEN HEMEL
-O-e-O^K-O-c-O-a
Op Poasch-Dins\'Jag.
UET GKLÜK DER UITVERKOREXEM BESTAAT IJf GOD TE AANSCHOUWEN.
Ilo s(\'liooiilicicl der Ileiligeu, do wollui-dondc gezangen der hcmclkooren, en allo soortgelijke genoegens zijn maar het minste genot des hemels ; hetgeen de ziel volkomen gelukkig maakt, is God vaa aanschijn tot aanschijn te aanschouwen, en Hem to beminnen, üe heilige Augustinus zegt, dat, indien God zich liet zien aan de verdoemden, de hel met al hare pijnen voor hen een hemel zou worden. Zell\'s in deze wereld, wanneer God in het gebed dc zoetheid zijner tegenwoordigheid aan eene ziel doet smaken, en haar door eeno straal van zijn goddelijk licht zijne goedheid en zijne liefde tot haar ontdekt, dan is de voldoening die zij daarover gevoelt zoo groot, dat zij van liefde wegsmelt en verteert; en oogtans kunnen wij God in dit leven niet zien gelijk Hij is, wij zien Hem slechts op eene duistere
VOOR HET FEEST VAN PASCQEN. 2()7
wijze, als door een dikken sluier; wat zal liet dan zijn, wanneer God dien sluier zal wegnemen, en zich geheel ontdekt, en van aanschijn tot aanschijn zal laten aanschouwen ?
ü Heer I na al de beleedigingen die Gij van mij lu-bt ontvangen, verdiende ik niet meer U te aanschouwen ; maar, vol betrouwen op uwe goedheid, hoop ik U eeuwig te zien en te beminnen in don hemel. Dit zeg ik, omdat ik tot eenen God spreek, die gestorven is om mij den hemel te geven.
Opaarde zijn die zielen welke God beminnen, de gelukkigste; noglans kunnen zij hierbeneden geen volmaakt geluk genieten : de vrees waarin zij leven, niet wetende of zij de liefde of den haat van hunnen lieven Heer waardig zijn, is voor hen eene bij na aanhoudende pijn. Maar, in den hemel is de ziel verzekerd dat zij God bemint, en dat zij van Hem bemind wordt; zij weet dat die zoete liefdeband welke haar met God vereeoigt, nooit zal gebroken worden. Hetgeen hare liefde nog vermeerdert, is dat zij nu beter de liefde kent welke God heeft aangezet om mensch te worden en voor haar
208 OVERWEGINGEN OVER DEN HEMEL
te willen sterven, en zelfs zich aan haar te geven in het heilig Sacrament des Altaars ; hot is ook dat zij nu duidelijk de genaden ziel welke t!od haar verleend heeft om haar ten hemel le geleiden ; hol is te zien dal de kruisen welke Hij haar heeft overgezonden, even zoo vele minnelijke middelen waren om haar gelukkig te maken ; te zien de hctnilharligheid welke Hij haar heeft bewezen, do hemelsche verlichtingen en de mt-noodigingen tot boetvaardigheid welke zij heeft ontvangen; eindelijk, van te midden van haar geluk zoo vele zielen die minder zonden bedreven hadden dan zij, iu do hel gedompeld te zien, terwijl zij zalig is, in hel bezit van God, en verzekerd Hem niet moer te kunnen verliezen in de gansche eeuwigheid.
Mijn Jezus ! mijn Jezus ! wanneer zal die gelukkige dag voor mij aanbreken?
Wal de uitverkorenen volkomen gelukkig maakt, is de verzekering die zij hebben, dal zij (Jod, dien zij bezitten, eeuwig zullen bezillen : konden zij vreezen het opperste goed dal zij genieten, te verliezen, de hemel zou geen hemel meer zijn ; maar neen, zij
VOOR HET FEEST VAN PASCHEN. 200 weten dat zij hot altoos zivllon bezitten, zij zijn er zoo verzekerd van als zij zeker zijn dat r.od God is. Daarenboven zal liunne vreugde niet verminderen met don tijd, zij zal altijd nieuw zijn ; de uitverkorenen zul-lon altoos tevreden zijn, altijd hongerig en altijd verzadigd.
Wanneer dan de kwellingen des levens ons drukken, verliefTen wij onze oogcn ten hemel, en troosten wij ons niet te zeggen : De Hemel I do Hemel I — Die kwellingen zullen eens ophouden, of liever zij zullen een voorwerp van blijdschap zijn : De Hoi-ligen wachten ons, de Engelen wachten otis, Maria wacht ons, en Jezus houdt reeds in do hand do kroon, welke Hij ons bestemt, indien wi j Hem getrouw blijven.
O mijn Cod ! wanneer zal de dag komen op welken ik het geluk zal hebben II te bezitten en tot U te zeggen: Nu, mijne Liefde ! kan ik U niet meer verliezen I — ü Maria, mijno Hoop I houd niet op voor mij to bidden, lot dat gij mij gered aan uwe voeten in den hemel ziet.
TER EERE VAN DEN H. GEEST-
overweciivgen voor ii.ken dak, van het feest der hemelvaart onzi.s ii ee he gt; jezus-cii ristl\'s tot en met den zaterdag voor pinksteren.
DE LIEFDE IS EEN VÜÜR DAT DE HaRTEN ONTSTEEKT.
God gebood in de Oude Wet, dat liet vuur onophoudelijk op zijn altaar zou branden.1 De H. Gregorius zegt dat door Gods altaren onze harten verstaan worden, in welke Hij wil dat het vuur zijnor heilige liefde gedurig ontstoken blijve. Ook heeft de eeuwige Vader, niet tevreden met ons Jezus-Chris-tus, zijneenigen Zoon, tc hebben gegeven, om ons door zijne dood te verlossen, ons daarenboven den H. Geest willen schenken, om in onze zielen te wonen en er de vlam der liefde gedurig te onderhouden.
Onze Verlosser zelf heeft verklaard, dat Hij op aarde is gekomen om dit heilig vuur in onze harten te ontsteken, en dat Hij niets
(I) Ignis autem in altari semper ai-debit. Lev. 5. 12,
! ZOO V den. : en d \' zond opge ^ liofd \\ zoow ten e in d • van in w \' : vrag stek op ! zoo
D vlar 1 om din{ teri kan noo voo:
(i:
•• aecei
(2 . Act.
1 (3 infla
lerrt
l,,e OVERWEGIN\'C.
zoo vurig verlangt dan het te zien bran-den. 1 Daarom vergat Hij de belecdigingen en de ondankbaarheid der menschen, en zond Hij ons, zoodra Hij ten hemel was opgeklommen, den II. Geest. — Zoo dan, o liefdevolle Verlosser! bemint Gij ons altijd, zoowel in uwe heerlijkheid als in uwe smarten en vernederingen. — De H. Geest wilde ; in de eetzaal verschijnen in do gedaante van vurige tongen. 2 Van daar die gebeden in welke de II. Kerk ons aan den Heer doet vragen, dat zijn goddelijke Geest ons ont-steke met het vuur, hetwelk Jezus-Christus op aarde heeft gezonden en hetgeen Mij zoo vurig verlangt te zien branden. 3
Dat is het vuur, hetwelk de Heiligen ontvlamde om groote dingen voor God te doen, om hunne vijanden te beminnen, versmadingen te zoeken, ja, zelfs met vreugde folteringen en den dood te lijden. De liefde kan niet ledig zijn, en zegt nooit : \'t is genoeg. — Hoe meer eene godminnend? ziel voor haar Welbeminde doet^ hoe meer zij
(1)IgneiTi veni mitfere in ten-am; et quid volo, nisi ut acceiulutur ? Luc. 12. 49.
(2) Et apparuerunt illis (lisperliUe lingua; tamiuain ignis. Act. 2. 3.
(3) Ulo nos igno, qua\'sumus, Domine, Spiritus Sanctus, inflaimnet, quern üoiuinus noster Jesus Christus inisit in terrain, et voluit rehementer acceiuii.Iu Sabb. Pent.
271
272 NOVENE TEtt EEP.E VAN DEM II. GEEST, verlangt to doen, om Hem meer te bellaren, en al meer en meer zijne liefde te winnen.
Dit goddelijk vuur wordt ontstoken in liet overwegend gebed.\' Willen wij dus van liefde tot God branden, laat ons dan de overweging beminnen : zij is do gelukkige oven, waarin liet hart door dat goddelijk vuur wordt ontstoken.
Verzuchtingen en gebeden.
Tof nu !ne, mi:n Cor! ! lieb ik niets gedaan voor U, die zoo grooio dingen voor mij hebt gedaan. 0, boe moet. mijne lauwheid IJ als noodzaken mij uit uw mond te spuwen I — Genade ! o heilige Geest! verlos mij. Verwarm mijn ijskoud hart,2 en ontsteek in mij het verlangen om U te behagen. Ik zeg vaarwel aan al mijne voldoeningen, en wil liever sterven dan U bet minste verdriet aan te doen. Gij hebt U willen toonen onder de gedaante van vurige tongen ; ik wijd U mijne tong toe, opdat zij II niet meer beleedige. Gij, mijn God, hebt mij die tong geschonken om (J te loven, en ik heb haar gebruikt om IJ to beschimpen
(1) Tn mo.litationo moa exnrdoscct ignis. Ps. 38. 4.
(2) Fovo quod est ffigiilum.
l,,e ovEBWEGmo. J73
cn om anderen over te halen IJ te Itelrerli-gen! Dit is mij van gansclier harto leed. Ik bid U om de liefde van Jezus-Chrislns, die tijdens zijn leven U zoo zeer me\' zijne tong heeft verlicerlijkt, maak dat ik IJ in het vervolg altijd eere, door nwen lof Ie zingen, door IJ dikwijls te aanroepen, en door te spreken over uwe goedheid en over de wederliefde, die (iij verdient. 11; bemin U, mijn opperste goed, ik bemin ü, o (lod van liefde ! — O Maria, Hij zijt de dierbaarste liniid van den H. Geest, verkrijg Gij mij dat goddelijk vuur.
nE LIEFDE IS EENE LICHTGEVENDE FAKKEL.
Een dor droevigste gevolgen van Adam\'s zonde is de verduistering onzer rede door de driften, die onzen geest benevelen. Zeer ongelukkig is de ziel, die zich door de eene of andere drift laat beheerschen. De drift is ; eene wolk, een sluier, die ons belet do waarheid te zien. Hoe kan men liet kwaad vluchten, als men het niet kent? En die verduistering onzer rede neemt too naar evenredigheid van het getal onzer zonden.
t8
27 \'f NOVENE TER EERE VAN DEN H. GEEST.
Maar de H. Geest, die een weldadig lir.ht genoemd wordt.1 ontsteekt niet alleen in onze harten de vlam der heilige liefde, maar verdrijft ook onze duisternissen, en leert ons kennen de ijdelheid dor aardsche goederen, de waarde der eeuwige rijkdommen, het groot gewieht der zaligheid, den schat der genade, de goedheid van (iod, de oneindige liefde, die Hij verdient, en de onmetelijke liefde, die Hij ons toedraagt.
De mensch, die zich wentelt in het slijk der aardsche vermaken, weet weinig van deze waarheden; daarom bemint de ongelukkige, hetgeen hij moest haten, en haat hij, hetgeen hij moest beminnen. — De H. Maria Magdalena van Pazzi riep uit : « O liefde, die niet gekend, o liefde, dio niet. bemind wordt! Zoo ook zeide de II. Tlie-resia, dat God niet wordt bemind, omdat Hij niet wordt gekend. — Daarom dan ook baden de heiligen den Heer zonder ophouden, hun zijn licht te zenden, 2 hunne duisternissen te verdrijven, 5 en hunne oogen te openen ; 4 want, zoo ons het licht ontbreekt, kan men de afgronden niet vermijden, noch God vinden.
(1) Lnx beatissiina.
(2) Kniitle lucem tuam. Ps. 42. 3.
(:{) iMinnina tenehras meas. F\'s. 19.
(4i Heve n oculos raeos. Ps. 118. 18.
2J|-quot; OVERWEGING.
Verzuchtingen en gebeden.
Heilige, goddelijke Geest! ik geloof dat Gij waarachtig God, en één God zijt met don Vader en den Zoon. Fk aanbid U, en erken U als den uitdeeler van alle verlichtingen, door welke Gij mij het kwaad hebt doen zien, dat ik heb bedreven, en den plicht, die op mij rust van U te beminnen: ik bedank U daarvoor, en het is mij ten uiterste leed U beleedigd te hebben. Ik verdiende in mijne duisternissen van U verlaten te worden, maar ik zie, dat Gij mij nog niet hebt verlaten. O eeuwige Geest, blijf mij altijd verlichten, doe mij meer en meer uwe oneindige goeuheid kennen, en verleen mij de kracht, U in het vervolg van gan-scher harte te beminnen ; vermenigvuldig in mij uwe genaden, totdat ik het geluk heb er door overwonnen te worden en gedwongen niets buiten U te beminnen. Ik smeek ü hierom door de verdiensten van Jezus-Chris-tus. Ik bemin U, mijn hoogste Goed ; ik bemin U meer dan mij zeiven ! Ik wil geheel de uwe zijn; neem mij aan en duld niet da\' ik mij weder van U verwijdere. — Maria, mijne Mceder! sta mij immer door uwe voorspraak bij !
275
270 NOVENE TER EERK VAN DEN H. GEEST.
DE LIEFDE 15 EENE VERKWIKKENDE I1RON.
De liefde wordt nng gonopmd ocne Bron van lovend water.1 Do Zaligmaker heeft lot do Samaritaansche vrouw gezegd: hij, dio zal drinken van het water, dat Ik hom zal geven, zal in eowigheid niet moer dorst hebben. 2 Dus is de liefde een wate.-, waar-üoor de dorst, gelosoht wordt : hij die God oprecht bemint, zookten verlangt niets anders ; want in (lod vindt hij alle goed. Alzoo, tevreden in het bezit van God alleen, roept hii gedurig mot vreugde uit : Mijn God, in U bezit ik alles.
God beklaagt er zich over, dat zoo vele zielen een ellendig en kortstondig vermaak gaan zoeken hij de schepsolon, en Hein verlaten, Hom, in wion zij een oneindig goed en do bion van alle vreugde kunnen vinden.3 Daarom roept de Heer, die ons
Fonsvivus, igniscliarilas.
Qui nutem biherit ex line aqua qnrim ego d ibo ei, non sitiet in agt;tcriium. Joan. 4, 13.
Me dereliquerunt fontein aqua\' viva*, et lodei\'iint sibi cisternas, eisternas dissipatas, qutc coniinere non valent aquas. Jer. 2. 12.
3d0 OVERWEGING. 277
bcniiat en ons gaarne levredcu zief, ons allen loe : Indien iemand dorst heeft uaar geluk, dat liij lot ?ilij kome ; 1 ik z.il hem den II. Cieost geven, die hem gelukkig zal maken in dit en in het ander loven ; hij zal, gelijk de Profeten hot hebben aangekondigd, uit eigen boezem stroomon van levend water voelen vloeien. - Hij dus, die guloui\'t in Jezus-Christus, en Hem bemint, zal met zoovele genaden verrijkt worden, dat in zijn hart, of in z jnen wil bronnen zullen ontspringen van heilige deugden, die\' hem in staat zullen stellen, niet alleen in zieli zolven bet leven der genade te onderbonden, maar dit ook aan andoren mode te doelen. Dat geheimzinnig wafer, waarover do Zaligmaker spreekt, is do II. (ieost, do zelf-standigo Liefde, welke Hij beloofd heeft, na zijne Hemelvaart, uit den hemel tot ons te zullen zenden. •quot;
De sleutel, waauncdo de kanalen van dit goddelijk water worden geopend, is het gebed, waardoor wij, krachtens de godde-
(H Si quis sitit, veuiut ad mo, nthib\'it. Jo. *ƒ. :I7.
(2) Qui credit in mo, sicut «licit Scriptura, flumiua do ventre ejus fluent aqua: viva;. Jo. 7. 38.
(\'•)) Hue autem dixit da Spirilu quem accupturi oruut cre-deutes in eum ; nondum etdm erat Spiritus dulus, quia Jesus uoudum erut gloriticutus. Jo. 7. 3\'J.
278 NOVENE TER EERE VAN DEN H. GEEST.
Jijke belofte, alle goederen verkrijgen. \' Wij zijn blind, zwak en arm: doch he\' gebed verkrijgt, ons het licht, de kracht en den rijkdom der genade. Met het gebed alleen vermogen wij alles, zeide Theodore-tus. 2 Hij die bidt, ontvangt, al wat hij verlangt. God wil ons zijne genaden schenken, maar wil te gelijker tijd dat men er Hom om bidde.
Verzuchtingen en gebeden.
Met de Samaritaansche vrouw, mijn Jezus, zal ik tot U zeggen : Geef mij dat water uwer iiefde, hetwelk mij de aarde doe vergeten, om alleen voor U, oneindige Liefde, te leven! Mijne ziel is eene dorre aarde, die niets dan distelen en doornen van zonden voortbrengt. O, gewaardig U haar te besproeien mot de wateren uwer genade, opdat zij, alvorens de dood mij van deze wereld rukt, eenige vruchten moge voortbrengen ter uwer verheerlijking.
O Bron van levend water I o hoogste Goed ! hoe dikwijls heb ik U verlaten voor de modderige wateren, die mij van uwe
(1) Petite, et accipietis. .lo. 16. 2*.
(2) Oratio, cum sit una, omnia potest. Ap. Rotlr. p. I. tr. 5. e. U.
.
4tlc OVERWEGING.
liefde hebben beroofd ? Ach! waarom beu ilc niet liever gestorven, dan U te beleedi-gen! Maar in liet vervolg wil ik niets zoeken buiten ü, mijn God. Sta mij bij, en maak dat ik U getrouw blijve. Maria, mijne Hoop, verberg mij altijd onder uwen mantel.
DE LIEFDE IS EEN VRUCHTBARE DAUW.
De Kerk doet ons den H. Geest bidden, onze harten te zuiveren en die mot zijn heilzamen dauw vruchtbaar te maken. 1 Do liefde schenkt aan de zielen de macht van godvruchtige verlangens, heilige voornemens en goede werken voort te brengen : deze zijn do bloesem en do vruchten van de genade des II. Geestes.
Ook wordt de liefde een Dauw genoemd, omdat zij de hevigheid der booze begeerten en bekoringen vermindert; daarom ook wordt van den H. Geest gezegd, dat Hij do hitte matigt on dat Ilij verkoelt. 2
f 1) Sancti Spiritus curda nostra minnlct inf.isio, et sui roris intima uspersioiie foöüuüdot.
^2) In a.\'stu teiuperios, dulce iclïiguiium.
279
280 NOVENE TER EERE VAN DEN H. GEE^T.
In hot gebed daalt die zachte dau.v in\'] onze harten neder. Een kwartier uurs gebed is voldoende om elk gev( cl van haut of ongeregelde liefde, hoe hevig ook, te stillen. liet overwegend gebed is die geheimzinnige wijnkelder, over welken de Kruid van het Hooglied spreekt. 1 Daarin leert ons do lieer ouzo liefde goed te regelen, c\'our Cod boven alles en onzen evennaaste als ons zeiven te beminnen. Die God bemint, bc-mint ook het gebed ; en wanneer men het-gebed niet bemint, is het om zoo te spreken, onmogelijk aan zijne driften te wedcr-staan.
Verzuchtingen en geleden.
Goddelijke, heilige Geest 1 ik wil niet langer voor mij zelvea loven ; hel leven, dat mij nog overblijft, wil ik besteden om U te beminnen en aan U to behagen. Te dien einde smeek ik U mij de gave des gebeds te verleenen : daal neder in mijn hart, en leer Gij zelf mij bidden gelijk het behoort. Schenk mij de kracht om hot, ten tijde van dorheid, niet te verwaarloozon ter oorzake van verveling; en schenk mij don geest des gebeds, of de genade var. altijd lo
(1) lutroduxif me in cellam vinarium; ordiuavit in ine charitutem. Cuut. 2. 4.
3110 OVERWEGING. 28 I
bidden en vooral die gebeden te storten, die aan uw goddelijk hart liet aangenaamst zijn. Keeds was ik ter oorzakc mijner zonden verloren; dodi do menigvuldige bewijzen uwer tecdere liefde voor mij doen mij zien, o Heer! dat (jij mijne zaligheid en heiliging verlangt. Ik wil mij heiligen om aan IJ te behagen en om altijd vuriger uwe oneindige goedheid tc beminnen. Ik bemin 11, mijn hoogste (ioed, mijne Liefde, mijn Al! en omdat ik U bemin, schenk ik mij go-heel aan U. — O Maria, mijne Hoop, bt-seherin mij.
DE LIEFDE 13 EENE VERKWIKKE-NÜE BUST.
Nog wordt van de liefde gezegd, dat zij verlichtingen troost schenkt in kwellingen.\' Zij is eene rust diu verkwikt; want het voornaamste uitwerksel dor liefde bestaat in do vereeniging van deu wil van hem die bemint, met dien van het voorwerp zijner liefde. Voor eene godminnende ziel, die kalmte en gerustheid zoekt in de vernede-
(1) lu luboie rcjuies, in fletu solatium.
282 NOVKNE TKB EEBE VAN DEN II. GEEST.
ringen , dio zij moet oudei-gaan, in de smarten, die zij verduurt en in de verliezen, die zij lijdt, is het genoeg te weten, dat het de wil is van haren Welbeminde, dat zij dat lijden ondergaat. Alleen door te zeggen : ii Zoo wil het mijn God,» vindt zij vrede en rust te midden van allo kwellingen. Eu deze is die goddelijke vrede, die alle zinnelijke vermaken te boven gaat. 1 De H. Ma-ria-Magdalcna van Pazzi behoefde slechts de woorden » Gods wil r uit te spreken, om\' vervuld te worden van vreugde.
In dit leven moet een ieder z jn kruis dragen, doch het kruis valt hard, gelijk do 11. ïhcresia zegt, voor hem die het sleept, maar niet voor hem die het omhelst. Job zegt: de Heer weet terzelfder tijd te wonden en te genezen. 2 Zelfs versmadingen en kwellingen worden door de zoete zalving van den H. Geest zoet en aangenaam.
In elke ramp die ons overkomt, moeten wij met den goddelijken Meester zeggen : Ja! mijn Vader ! hot zij zoo, want aldus is het U behagelijk geweest 15 —En zoo eenig tijdelijk ongeluk ons dreigt, laat ons dan
(1) Pax Dei, qutr oxsuperat omnem seusum. Phil. 4. 7.
(2) Ipse vulnemt, medetur. Jo. 5. 1*.
(3) Ita, Pater! quoniam sic fuit placituin ante te. Matth, 11.26.
i
ült;le OVERWEGING.
herhalen : mijn God, handel naar uw goedvinden; want nu reeds neem ik alles aan. hetgeen Gij voor mij bestemt. — Ook is liet zeer nuttig zich dikwijls in den loop van den dag, aan God op te dragen, gelijk de II. Thercsia placht to doen.
Verzuchtingen en gebeden.
283
Ach, mijn God ! hoe menigmaal hen ik, om mijn eigen wil te volgen, tegen dea uwen opgestaan en heb hem veracht. Ik ben daarover ten uiterste bedroefd. In het vervolg, o Heer ! zal ik U, van ganscher harte beminnen, en U gehoorzamen. Spreek, ik luister. 1 Zeg wat Gij van mij verlangt, alles wil ik volbrengen. Uw wil zal altijd mijn oenig verlangen, mijne eenige* lielde zijn. Ondersteun mij in mijne zwakheid, o heilige Geest! Gij zijt de goedheid zelve; boe kan ik dan iets anders beminnen dan U? Ik bezweer U, trek door de zoetheid uwer heilige liefde al mijne genegenheden tot U. Ik verzaak aan alles, om mij geheel aan U te geven ; neem mij aan, en help mij. — 0 Maria, mijue Moeder, op U stol ik mijn vertrouwen.
(I) Loquere, Domino, quia audit servus tuus. I. Rog. 3. 10.
28 i NOVENE TER EERE VAN DEN U. GEEST.
DE LIEFDE ld Et-NE VERSTERKENDE KRACUT.
Do liefde is sterk als de dood. 1 Evenals er niets in de wereld is, dat aan de dood wederstaat, zuo is er colt geeue moeilijkheid, ot\' zij verdwijnt voor de vurigheid eener minnende ziel. Wanneer zij wil behagen aan het beminde voorwerp, dan kan niets de liefde weerhouden, noch verlies, noch verachting, noch smart: niets, zegt de II. Augustinus, kan weerstaan aan het vuur der liefde. 2
Hut zekerste teeken, dat eciie ziol waarlijk God bemint, is de getrouwheid aan zijne liefde zoo in voor- als in tegenspoed. De 11. Franciscus van Sales zeide, 3 dat God even beminnelijk Is wanneer Hij droefheid en wanneer Hij troost overzendt, omdat Hij alles uit liefde doet; ja, hoe moer Hij ons in dit leven beproeft, hoe meer Hij ons bemint. De H. Joaunes Chrjscstomus 4 achtte
(1) Foftis est ut mors dilectio. Cant. 8. 6.
(2) Nihil tam durum quod amoris igno noo vincatur. De Mor. Ecul. catli. c. ^2.
(:i) Am. do D. 1.9. ch. 9.
l\'i) lu Kph. bum. 8.
Cde OVERWEGING. 28j
dfn H. Paulus gelukkiger, toen hij met ketenen lag gebonden, dan (oen hij in verrukking in den derden hemel werd opgenomen.
Ook verheugden zich de Martelaren te midden van hunne smarten, enhedankton zij den Heer als voor de grootste gunst dat Hij hun toestond die pi jnen voor zijne liefde te lijden. En de andere heiligen, die goene tirannen vonden om hen te pijnigen, zijn hun eigene heulen geworden, door de hoet-plegingen, die zij, om aan fïod aangenaam te zijn, zich zeiven oplegden. Die bemint, zegt de H. Augustinus, lijdt niet, of indien hij lijdt, bemint hij het lijden.1
VerzutJUingen en gebeden.
O God mijuer ziel, ik zeg wel, dat ik I! bemin, maar wat doe ik voor uwe liefde? Mets. Dus is dit een teeken dat ik U niet, ofte weinig bemin. Mijn Jezus, zend mij den H. Geest, opdat Hij mij de kracht geve uit liefde tot U te lijden en iets te doen vóór mijne dood, O, welbeminde Verlosser! duld niet, dat ik sterve in den staat van lauwheid en ondankbaarheid, waarin ik tot nu toe
(l)In eo quod nmatur, aut ncn lahoratur aut et labor auiutur. De Bono vid. c. 21.
280 novene ti;r eere van den ij. geest.
heb geleefd ; verleen mij de genade van, na zoo menigmaal door mijne zonden de hel te hebben verdiend, het li jdon te beminnen. O mijn God, die louter goedheid en liefde zijt! Gij verlangt te wonen in mijne ziel, waaruit ik U zoo dikwijls heb verbannen. Kom, vestig er uw verblijf, neem haar in bezit, maak dat zij II alleen toebehoore. Ik bemin U, mijn Verlosser ; en bemin ik IJ, dan zijt Gij met mij, gelijk mij dit dn H. Joannes verzekert. 1 Daar Gij dus met mij zijt, bid ik U, vermeerder in mij de vlammen en versterk do ketenen uwer liefde, opdat ik niets anders verlange, zoeke en beminne dan U alleen, en mij, aldus aan U gebonden, nimmer meer van uwe liefde scheide. Ik wil, o Jezus, aan U, geheel aan ü zijn. —O mijne Koningin en Voorspreekster, Maria! verkrijg mij de heilige liefde en de volharding.
(1) Qui manetiu cburilate, in Dec inanet, et Deus in eo. I. Ju. 4. 16.
OVERWEGING.
DK LIEFDE MAAKT DAT GOD IM ONZE ZIELEN WOONT.
Do II. Gocst wordt de fiast dor zielen go-noemd.1 Dit is do heerlijke belofte welke Jezus-Cliristus gedaan heeft aan ieder die Hem bemint, toen Hij zeide : zoo gij mij bemint, zal ik mijnen Vader bidden, en deze zal n den H. Geest zenden, om voor altijd mot.ii to blijven. 2 De II. Geest verlaat cene ziel niet, tenzij Hij, gelijk het Conoilie van Trcnte verzekert, dour haar wordo verstooten. 3
God woont dus in oene ziel, die Hem bemint ; doch Hij verklaart niet voldaan Ie zijn, zoo wij Hem niet uit geheel ons hart beminnen. De H. Augustinus verbaalt, dat de Senaat van Home weigerde Jezus-Chris-tus op te nomen onder het getal der rijksgoden. omdat deze, zeide hij, oen trotscbe God was, die alléén wilde aanbeden worden. Dit is ton volle waar. De Heer verdraagt
(1) Dulcis hospes anima?.
(2) Si diligitis me, mandata mca servale. Et Pgo rognho Patrem, ot alium Puracletum dabit vobis, ut niuiieat vobis-cnm in ORternnm. .lo. 14. 15
(3) Non deserit, nisi deseralur. Sess. 6. c. 11.
287
238 NOV ÉNE TER EERE VAN DEN H. GEE3T.
grcne declgcnooten in een liart dat verlangt Hom te beminnen; alléén wil Hij er wonen, en alléén door hetzelve bemind worden. Zon Hij niet bel cenig voorwerp van deszells liefde is, benijdt Hij als bet ware de scbep-selen, die deel bebbcn in dat bart, betwelU Hij onverdeeld wensebte te bezitten. - In één woord, Jezus is, gelijk de H. Hieroni-inns zegl. een jaloerscbe (!od. -
Daarom prijst de bemelscbe Bruidegom eene ziel, die, aan de torloldiiif gelijk, in de ccnzaamlieid leeft, en zicb voor de wereld verbergt; 3 want Hij wil niet dat de wereld eenig doel hebbe in do liefde dier ziel, die Hij geheel alleen wenscht te bezil-ten. Het is ook om die reden dat Hij zijne liniid een gesloten bof noemt; 4 zij laat niet de minste aardsche genegenheid in baar hart binnendringen. Hoe! verdient Jezus niet al onze liefde, Hij, zegt do H. Joannes Cbrysostomus, die zidi geheel aan ons heeft gegsven? 5 Alles heeft Hij ons gegeven, zijn bloed en zijn leven, zoodat Hem n ets meer te geven overblijft.
(1) An pufatis quia inaniter Scripfupn\'lient : Ad invidiam concupiscit Spiritus qui habitat in vobis ? Jae. 4. 3.
(2) Zelotypus est Jesus. Epist. ad. Kust.
(3) Pulchra* sunt ge na; tua? sicut turturis. Cint. 1. 0.
(4) Hortus conclusus soror mea sponsa. Cant. 4.12.
(3) Toluin tibi dedit, nihil sibi relicjuit.
8s\'e OVERWEGING,
Verzuchtingen on ^eliedcn.
Ik zio het, mijn fiod! (lij wilt dat ik go-iieol de uwe zij. Zoo menigmaal heb ik (1 uit mijne ziel verdreven en hebt Gij u ge-waardigd er op nieuw in tc treden en II met mij te vereenigen. O, neem nu bezit van geheel mijn wezen: heden geef ik mij gansch aan IJ; neem mij aan, mijn Jezus I cu duld niet dat ik in het vervolg zelfs een enkel oogenblik zonder uwe liefde leve. Gij zoekt mij, en ik, ik zoek ü alleen ; Gij ivilt mijne ziel, en mijne ziel wil U alleen ; [lij bemint mij, en ik bemin Uj en dewijl Gij mij bemint, hecht mij zoo vast aan U, Jat ik mij nooit meer van IJ venvijdere. — J Koningin dos Hemels, op U stel ik mijn vertrouwen.
v\\ns\\ /wv\\ \'VW\\/VW\\\'WV\\\'VW\\gt;VWgt;
DE LIEFDE IS EEN VEREENKINGSBAND.
Gelijk de II. Geest, do ongeschapene Liefde, die eon onverbreekbaro band is, den Vader met het eeuwig Woord vereonigt, zoo vereenigt Hij ook onzo ziuleu met God: dit, zegt de 11. Augustinns, is eigen aan de
I!)
280
200 NOVKNE TER EERE VAN DEN U. GEEST.
liefde Gods.1 Daarom riep de 11. Lauron-tins Justinianus vol van vreugde uit: 0 Liefde! gij zijl dus zulke sterke baud, da gij een God hebt kunnen binden en Hem met onze zielen vereenigen. a
Dc banden der wereld zijn banden det dood, maar de banden van God zijn banden des levens cu der zaligheid; 3 want Gods banden zijn die der liefde, welke ous aan God, ons waar en cenig leven, binden.
Vóór de komst van Jezus-Chrislus, verwijderden do utenschcn zich van God : ge-hecht als zij waren aan de aarde, weigerden zij zich mei hunnen Schepper te vereenigen; maar de Heer, die van teedrc liefde overvloeide, heeft ben, gelijk llij door den profeet Osee beloofd had, door de banden dei1 liefde lol zich getrokken. 4 Die banden zijn de genaden, de verlichtingen, de opwekkingen om Hem te beminnen, de beloften des hemels, zoo overvloedig aan ons\'uitgedeeld, maar vooral Jezus-Chrislus dien Hij ons gegeven heeft in hot Offer van het Kruis en in bet Sacrament des Altaars, en ten
(1) Clmritas ostvirlus conjnngons no? Deo.
(2) O Lhuritus! quuni niu^miiu ebl viDcnlum tuum, quo Dons li-ai-i jjotuit ! Li«n. v. de Chnr c. 9.
Vinciilu illins n\'lifratnrii saluturis. Ee;;li. C. 31.
(4» lu t\'uuiculis Agt;.lum liaham cus, in viucalis charilatis. Os. 11.4
8S,C OVERWKGINÓ.
laatste do H. Goest dien Hij ons gosclionkcn hoeft.
Ook wekt ons de profeet Isaïas op mot dezo woorden : O ziel, gij die voor den hemel zijt geschapen, verbreek de aardsche banden, om u met God door den band dor heilige liefde tc vereenigen.\' — Do liefde, zegt do Apostel, is een band, die alle deng-den omvat en de ziel tot do volmaaktheid voert. 2 Van daar dit woord van den H. Arigustinus: bemin God, on doe overigens wat gij verkiest; 3 want hij, die God bemint, draagt zorg van alles te vermijden, wat aan het voorwerp zijner liofde mishaagt, en zoekt aan helzolvo in alles to behagen.
Verzuchtingen en gebeden.
Mijn lieve Jozns ! Gij bs^jt mij te zoor verplicht U to beminnen; Gij bobt lo voel gedaan om mijne liefde te verkrijgen. Ik zou wol zoor ondankbaar zijn, indien ik Ümaar weinig beminde, of indien ik, nadat Gij uw bloed en uw leven voor mij bobt gegeven, mijn hart tussehon U en do sehepsolen
(1) Solve vincula cnüi tui, oaplivn filia Sion. Ts. r,2. 2.
(2) C\'iantatein habote, quod vinciiliiin iici foclionis. Col. 3. 14.
iquot;!) Ama, ctfacqnod vis.
201
202 NOVENE TER EERE VAN DEN TI. GEEST, verdeelde ! Van alles wil ik mij onthechten en op II alleen geheel mijne-genegenheid vestigen ; doch ik ben te zwak om dut voornemen te volbrengen; geef gij dus, die bet mij ingeeft, ook de kracht om bet le volbrengen. Mijn welbeminde Jezus! doorboor mijn hart met den zoeten pijl uwer liefde, opdat ik altijd kwijne van verlangen om U te bezitten, en van liefde tot U verteerd worde. Maak dat ik U altijd zoeke, niets dan II begeere, en U altijd vinde. U alleen, mijn Jezus ! wil ik, en niets buiten ö. Laat mij onophoudelijk gedurende mijn leven, en vooral in mijn stervensuur herhalen : U alleen, mijn Jezus! wil ik, en niets buiten U.—-Maria, mijne Moeder! maak dat ik voortaan niets anders beminne, dan God alleen.
/\\A/V »\\/\\AA/V\\/V%\'V\\/\\/\\/VW\\/V\\»W\\AAAA\'V\\AA\'V\\\'VAA/\\\'V\\Nquot;rt/S,V\\/V\\\'^V/VWftA\'Vrt\'V\\
DE LIEFDE IS EEN SCHAT DIE ALLE GOEDEREN IN ZICH BESLUIT.
fte liefde is een schat, en on dien te verkrijgen moet men, zrgt hot Evangelie, alles verlaten. Zij is een schat van oneindige waarde, want door haar worden wij deelach-
O110 OVERWEGING. 293
lig aan dc vricndscliap van God.1 Hij dio God bezit, bezit alles. •—Waarom dan, o mcnsch I roept do II. Augustinus uit, waarom zoekt gij iets anders ? Zoek alleen liet ecnig goed, waarin allo goed ligt besloten. — Doch wij kunnen God niet vinden, zonder aan de schepselen te verzaken, gelijk de II. Theresia leert: onthecht uw hart van alle dingen en zoekt God, dan zult gij Hem vinden.
Hij, die God vindt, bezit al wat hij verlangt. 2 Hot menschelijk hart haakt onophoudelijk naar goederen, die hot gelukkig kunnen maken ; en zoo lang hot zich, om dio te verkrijgen, naar do schepselen wendt, is het nooit tevreden, wat het ook daarvan ontvange ; maar zoodra het naar God alleen verlangt, vervult do Hoer al zijne wenschon. Inderdaad, wie zijn de gelukkigste nien-schon op aarde, zijn het niet do Heiligen ? en waarom? omdat zij God alléén willen en zoeken.
Eons ontmoette een prins, die op jacht was, een kluizenaar, dio door het hosch ging; do prins vroeg hem, wat hij deed in
(t) Infinihis pnim Ihosanrns est hnmlnihiK!, qno qui u?i sunt, pnHiftipcs facti sunt nniicitltP Doi, Sap. 7. t ».
(2) Delc.taro in Domino, et tla)»it tibi potitjunci2 pollis tui. Ps. 36.4,
20 l NOVENE TER EERE VAN DEN H. GEEST, die wildernis; «en gij, lieer,» vroeg op zijne beurt dc kluizenaar, a wat komt gij hier doen ? » «Ik kom hier wild zoeken,» antwoordde de prins. «En ik,» antwoordde nu de kluizenaar, «ik zoek God. » — Dc tiran, die don H. Clemens, bisschop van Ancijra, liet pijnigen, bood hem goud en edelgesteenten aan, om hem hierdoor Jezus-Christus te doen verzaken ; de heilige gat\' een diepen zucht en riep uit: « Maar hoe, een God vergelijken met een weinig slijk!»
Gelukkig hij, die do waarde dor goddelijke liefde kent, en dien schat zoekt te bekomen ! zoo hij haar verkrijgt, zal hij zich zeiven van alles ontdoen, om niets dan God alleen te bezitten. « Wanneer het huis in brand staat, » zegt de H. Frar.ciscus van Sales, «werpt men alle huisraad door dc vensters. » L)e groote dienaar Gods, pater Paulus Segneri dc jongere, was gewoon Ie zeggen, dat de liefde eenc roofster is, die ons alle aardsche genegenheden ontsteelt, zoodat wij kunnen uitroepen: Wat, o Heer! verlang ik, tenzij U alléén ?
Verzuchtingen en golodon.
Tot nu toe, mijn God! heu ik niet LT, maar mij zeiven en mijne voldoening ge-
O\'1\'1 OVEftWllGING. 29j
zoekt, Pii om mij die ie vüi-scbaffon, heb ik U verlaten, U, dio het hoogste goed zijt. Doch de profeet Jeremias troost mij, door mij te verzekeren, dat Gij enkel goedheid zijt voor hen die U zoeken. 1 Mijn geliefde God ! ik erkca gezondigd te hebben, door U Ie verlaten ; bet is mij leed uit geheel mijn hart. Ik weet, dat Gij een oneindige schat zijt; ik wil die verlichting niet mis-brniken ; ik verzaak aan alles en U alleen kies ik tot voorwerp mijner genegenheid. Mijn God, niijne l.iefde, mijn Al! ik bemin U, naar U verlang, naar Uverzucht ik. Kom, ü ü. Geest, eu door uw goddelijk vuur verloer in mij elke genegenheid, die U niet tot voorwerp heeft. Maak, dat ik geheel aan U zij, en alles in het werk stelle om aan ü te behagen. — O Maria, mijne Voorspraak en mijne Moeder ! help mij door uwe gebeden.
Uuuus est Doiriuus... aoiuitc (jiiurenti illum. TJireu.
3. 2j.
200 NOVENE TER EERE VAN DEN H. GEEST.
IVWV^ WWVWWVX VWX\'VWN\'VWl\'WW/WWWV
MIDDELEN OU TOT DE LIEFDE GODS EN TOT DE UEILIGIIUID TE GERAKEN.
Hoe meer men God bemint, hoe lieiliger men is. Welnu, de H. Franciscus van Borgia zeidc, dat de liefde Gods door middel van het gebed \'s menschen hart binnendringt; doch de versterving verwijdert er de aard-sehe genegenheden uit, cn stelt het in staat dit heilig vuur te ontvangen, Hoe grooler plaats do aarde in het hart inneemt, hoe kleiner er overblijft voor de heilige liefde. Do goddelijke Wijsheid woont niet bij hen, die in vermaken leven. 1 Daarom trachtten de Heiligen hunne zinnen en hunne eigen liefde zoo veel mogelijk te versterven. De Heiligen zijn klein in getal; maar wij moe ten leven met het klein getal, indien wij met bet klein getal willen aaiig worden, zegt de H. Joannes Climacus. - En de H. Bernardus verzekert, dat men de volmaaktheid niet kan bereiken, zonder een buitengewoon leven te leiden. 3
(1) Nee invenitur in terra suuvitcr viventinm. .lub. 28. J3.
(2) Vive cum paucis, et vis reguare cum puueis.
(3) Perfectum aon potest esse nisi siuyulare-
JO11® OVERWEGING. 207
Dns, om heilig to wordon moet men or ccrsl. naar verlangen, en dat verlangen moot gepaard gaan met een vast voornemen. Er zijn er, die allijd verlangen, maar nooit de hand aan het werk slaan. De 11. Theresia zeide, dat de duivel goene vrees heeft voor do zielen die geen vast hesluit maken, en dat, van den anderen kant. God de kloekmoedige zielen bemint. De duivel tracht ons do gedachte om groote dingen voor God te verrichten als hoovaardigheid te doen aanzien: ja het zou hoovaardigheid zi jn, indien v,ij hierin alleen op onze eigene krachLen steunden ; maar oris geeno hoovaardigheid gelogen in het voornomen um zich te heiligen, wanneer men op God steunt en met den Apostel zegt: Ik vermag alles iu Hem, die mij versterkt. 1
Men moet zich dus wapenen met moed, een vast voornemen maken, en de hand aan het werk slaan, liet gebed vermag alles : wat wij niet kunnen doen dour onze eigene krachten, dat vermogen wij met den bij-stand van God, die beloofd beeft ons te zullen geven hetgeen wij Hem znllen vragen. 2
{1} Oiniiiii Jiossmn in on qui mo cmforfjit. Phil. V. i:«. (2) Quuilcuunjuc vuJucritis, iiclelis, clliol \\uij\\a. Is. lü. 7,
13.
2i}8 NOVli.N\'K TER KEU li VAN DEN 11. GEEST,
Verzuchtingen en gebeden.
Mijn dierbare Verlosser! Gij verlangt mijne liefde, en beveelt mij IJ uit geheel mijn hart le beminnen ; ja, mijn Jezus! ik. wil C uit geheel mijn hart beminnen. Ik vertrouw, o (iod, op uwe barmhartigheid, cu durf zeggen, dat de zonden, die ik heb bedreven, mij niet doen vreezen ; want nu haat en verfoei ik zo boven alles, en ik weet, dat Gij de zonden vergeet van eene ziel, die berouw heeft en U bemint: en daar ik.U meer dan de anderen heb beleedigd, wil ik ook, door uwe hulp, U meer dan de anderen beminnen. Mijn zoete Zaligmaker ! Gij wilt dat ik heilig worde, en ik wil mij heiligen, om r.au U te behagen; Ik bemin U, oneindig Goed ! ik geef mij geheel aan U ; Gij zijt mijn eenigste goed, mijneeenige liefde. Neem mij aan, o mijne Liefde, maak dat ik gohcol de uwe zij, en duld niet, dat ik IJ weder beleedige. Geef, dat ik geheel voorU verteerd worde, gelijk Gij U zelven geheel voor mij verteerd hebt.—Maria, Bruid van den H. Geest, Gij, die het meest bemint en het moest bemind wordt, verwerf mij dc heilige liefde en de volharding.
VOOR UIT OCTAA1\'
VAN PIET ALLERH. SACRAMENT
JEZUS\' LIEFDE 1.\\ HET ALLERHEILIGSTE SACRAMENT.
Toen onzo liefdevolle Verlosser, nadat Hij iloor zijne dood het werk onzer verlossing had volbracht, deze wereld moest verlaten om tot zijnen Vader weder (e keeren, ca wist dat zijn laatste uur gekomen was, 1 [ wilde Hij ons niet alleen laten in dit tranendal ; en wat deed Hij ? Hij stelde het Saora-ment des Altaars in, waar Hij zich zelvoii aan ons gaf, om geheel en al met ons te verblijven, a (ieeno tong, zegt de heilige Petrus van Alcantara, is bekwaam de grootheid der liefde uit te drukken, welke Jezus aan elke ziel die in staat van genade is, toedraagt; daarom toen die teedere liruidegom de aarde ging verlaten, wilde Hij niet dat zijne verwijdering voor zij ne beminde Bruid
(1) Scions Jesus quia venit hora ejus, ut transeat cx hoe muiido atl falrcm. Ju. IJ. 1.
300 OCTAAF VAN HET II. SACRAMENT.
ecnc oorzaak zou zijn van Hein to vergeten, en Hij liet haar tot gedachtenis dit goddelijk Sacrament na, waarin Hij zelf verblijft. Aizoo stelde Jezus, voor zijne dood, daar Hij van ons niet wilde gescheiden worden, dit Sacrament van liefde in, om met ons te verblijven lot het einde der wereld, zoodat Hij heeft kunnen zeggen, dat Hij ons nooit zou verlaten:«Zie, ik ben met u al de dagen, lot aan de voleinding der wereld.» 1 Ziet Hem dan, gelijk het geloof or.s leert, ziet Hom op zoo vele altaren, waar Hij als in even zoo vele gevangenissen van liefde blijft opgesloten, om zich to laten vinden van al wie Hom zoekt. — Maar, o Heer! zeide de heilige Rernardns, dit lielaamt nletaan uwe Majesteit. — Jezus antwoordt: Ho: is genucg dat het betame aan mijne liefde.
De bedevaarders die naar Jerusaloin gaan om de Grot te bezoeken waarin hot mensch geworden Woord is geboren, hel Gerechts-bof waar Hij werd gegeoseld, den Calvarieberg waarop Hi j stierf, en bet Graf waarin Hij werd begraven, gevoelen eene teedere godsvrucht bij het zion dier heilige plaatsen ; maar hoeveel groo!cr moet onze gods-
(T E co ego vohiscum sum omnibus diobus, usque ml con-siimiuationcm su-culi M :ttli 28. 20.
I»10 OVERWEGIXG.
vrucht niet zijn, bij het zien van een altiiar waarop Jezus persoonlijk tegenwoordig is in het allerheiligste Sacrament! Do eer-biedwaardige Pater Avila zeide, dat er geen verhevener noch godvruchtiger heiligdom te vinden is dan eene kerk waar onze Zaligmaker verblijft in zijn Sacrament van lieide.
Verzuchtingen en gebeden.
O mijn allerliefste Jezus! o God vol van liefde voor de menschen ! w:at kunt tüj nog uitvinden om U van die ondankbaren te doen beminnen? Ach ! indien de menschen U beminden, zeker zouden al de kerken gedurig vol personen zijn, die met het aangezicht ter aarde U zouden aanbidden en gaasch van liefde tot U ontvlamd, U bedanken, als zij ü met de oogen dos geloofs iu het tabernakel verborgen zouden zien. Maar neen, zij vergeten U, U en uwo liefde, om eenen mensch te gaan bezoeken van wion zij de eene of andore ellendige gunst verwachten ; en Gij, o Heer! Gij blijft daar alleen en verlaten. O! kondo ik door mijne eerbewijzingen zoo veel ondankbaarheid herstellen I liet doet mij leed, zelf in vroegere dagen onverschillig eu ondankbaar gelijk zij geweest te ziju ; maar zoo wil ik
301
302 OCTAAF VAN* HET ü. SACBAMOT. voorlaan niet meer zijn ; ik liob besloten TI zoo veel ik kan gezelschap te houden. Ontsteek mij met het vuur uwer heilige liefde, opdat ik voortaan niet meer leve dan om IJ te beminnen en om U te behagen. Gij verdient de liefde van alle harten : heb ik U vroeger veracht, thans verlang ik niets anders dan U te beminnen. Mijn Jezus ! Gij zijt mijne liefde en al mijn goed. « Mijn God cn mijn Al! i\'1
Heilige Maagd, Maria I verkrijg mij eene groote liefde tot liet allerheiligste Sacrament.
W/WVV, vvvr# V. V-rtA/WU\\/\\A»\\A/\\»V/.AA/-\'\\A/WWWW WWWWWWlA/VVWV/V
JEZUS VERBLIJFT OP DE ALTAREN OPDAT ALLEN TOT HEM ZOUDEN KUNNEN NADEREN.
De heilige Theresia zeide, dat het hier op aarde niet aan alle onderdanen vergund wordt tot hunnen vorst te spreken ; len hoogste mogen de armen verhopen hem door iemand anders te spreken. —Maar om U te spreken, o Koning des hemels! hoeft men niemand anders noodig; al wie het
(1) Deus mens, cl omnia.
2\'\'quot; OVEHWEGING
verlangt, vindt, IJ allljd in het Alierlioiligstc Sacraincnt, cn kan zicli volgons zijn believen cn gnhecl vrijmoedig mot IJ onderhou-don. — Dezolfdo Heilige zeide daarenboven, dat Jezus in Lot Heilig Sacrament zijne majesteit verborgen heeft onder do gedaante van brood, om ons des te moer vertrouwen in to boezemen, cn om ons allo vrees te benemen van tot l!em te naderen.
Aeb I Jezus schijnt ons onopboudclijk op do altaren deze zoete woorden toe te roepen: « Komt tot mij, gij allen die vermoeid on beladen zijt, 011 ik zal u verkwikken. » 1 Komt tot mij, gij die arm zijt; komt, gij die ziek zijt; komt, gij die bedrukt zijt ; komt, rechtvaardigen, en zondaars ; in mij zult gij bot hulpmiddel vinden voor al uwe kwalen en voor al uwe kwellingen.
Ilct verlangen van onzen Zaligmaker is allen te troosten, die lot iiom hunne toevlucht nomen; dag en nacht verblijft Hij op de altaren, opdat allo geloovigen zouden kunnen tot Hom naderen on van Hom do genaden ontvangen. Ook vondou de Heiligen, gedurende hun leven op aarde, zoo veel genoegen in bet verblijven aan do voo-
(1) Vcniloml m« omnos, qui hiboratis et oncraü cslj^, et ego reficiain vos. Mallli. II. 28.
30.1
304 OCTAAF VAN HET U. SACRAMENT.
ten van Jezus in zijn Meilig Sacrament, dat 3 gf
ganschc dagen en nachten hun maar een | ni
oogenblik ioesohencn. De gravin van Feria, gt; ( U
klüoslerlinge van de heilige Clara gewor- ■ M
den, was nooit verzadigd van op de koor 3 gi
voor het Tabernakel te blijven. Tuen men ; di
haar op zekeren dag vroeg, wat zij deed ge- • 5 tc
durende die lange uren die zij aan den voet li
des altaars doorbracht, antwoordde zij niet li
verwondering: «Hoe! wat men doet vóór is
het Heilig Sacrament ? Wat men daar doel? w
men denkt, men bemint, men vraagt!...» • d
Wanneer de heilige Philippus Nerins het w
Heilig Sai-ramenl zag, riep hij uit; » Zie- y,
daar mijne liefde ! ziedaar al mijne liefde!» a Ach ! indien Jezus al onze liefde was, dagen
en nachten in zijne tegenwoordigheid door- I gebracht zouden ons ook maar korte oogen- . ,1
Voortaan, o mijn Jezus! hoop ik ook te \'
zeggen, zoo dikwijls ik U op het altaar kom r
bezoeken: Ziedaar mijne liefde I ziedaar al c mijne liefde I Ja, mijn allerliefste Verlos- | ser! dit is mijn verlangen ; ik wil niets j \' meer beminnen dan U; ik wil dat Gij do eenige liefde mijner ziel zijt. ik zou van droelheid sterven, als ik denk dat ik vroe-
OVEnWEGIN\'G.
ger de schppsrlcn fii mijnn eigene voldoeningen moor dan U hob bemind, en dat ik U, o oneindig\'Goed ! den rug hob gekeerd. Jlaar, omdat Gij mij niet wilt zien verloren gaan, bobt Gij mij met zoo veol geduld verdragen,en,in plaats van mi j naar verdienste ta stralTon, bobt Gij mijn hart met zoo veel liefdepijlon doorboord, dat ik 11 niot langer heb kunnen wederstaan, on dat ik n;\'j ten laatste aan U bob overgegeven. Ik zie, nw wil is dat ik U gansch loohehoore, maar, dewijl Gij het wilt, bewerk bot dan, o lieer! want Gij moot maken dnt liet gosehiodo : verlos mij van allo gehechtheid aan de aarde en aan mij zolvon, en maak dat ik niets zoeke dan LI, aan niets denko dan aan ü, dat ik van niets spreke dan van U, en dat hot eenig vooiworp mijner hegeorlon, mijner verzuchtingen zij van liefde tot U to branden, voor U te leven en te sterven. — 0 Liefde van mijn Jezus! kom, maak u meester van geheel mijn hart, en verdrijf daar uit allo genegenheid die niot voor God is.—Ik bemin U, mijn Jezus! ik bemin U, mijn Leven, mijn Schat, mijne Liefde, mijn Al!
O Maria, mijne Hoop! bid voor mij, en maak dat ik geheel aan Jezus zij.
20
30quot;)
?Ofi OCTAAF VAN HET II. SACUAMF.N\'T.
OVER HET GROOT GESCHENK WELK JEZCS-CnRlSTO?
ON5 HEEFT GEDAAN, MET ZICH IX HET HEILIG
SACRAMENT AAN ONS TE GEVEN.
Jczus-ChrisUis liocft zijno liefde tot ons niet kunnen voldoen met zijn froddclijk leven in eene zee van smaad en lijden voor ons ten Leste tc geven, en ons zijne liefde, te toonen ; om ons nog meer te verplichten Hem 1e beminnen, wilde Hij ons, daags voor zijne dood, zijn licliaam en zijn bloed, en geheel zich zeiven, tot spijs in heL heilig Sacrament nalaten.
God is almachtigj doch. nadat Hij zich in dit Sacrament van liefde aan eene ziel heeft gegeven, kan Hij haar niels meer geven. De Kerkvergadering van Trente zegt, dat onze Zaligmaker, met zich in do Heilige Communie aan ons tc geven, als hot ware al de schatten zijner oneindige liefde heeft nilgepnt. 1 Een eenvoudig onderdaan, zegt do heilige Franciscus van Sales, zon het als eene groote eer aanzien, indien zijn vorst
(I)Divituis divini sui erga hominos omorisvelnf offndif
ïw. Hi. cap. 2.
3llc OVERXEGIMG. 307
•; licm ecnigc spijzen van zijne tafel toezond; ca wat zon liij zeggen, indien li ij hem een gedeelte van zieh zeiven aanbood ? Welnu, in de Heilige Comnuinio, geeft on? de Zoon ï flods tot voedsel, niet erne spijs van zijne tafel, noch een gedeelte van zich zelven. maar geheel zijn lichaam : « Neemt en eet, dit is mijn lichaam ;p 1 en met zijn lichaam | geeft Hij ons ook zijne ziel en zijne godheid ; zoodat, zegt de heilige Joannes t\'.hiT-j sosl.omus, onze Zaligmaker, mot zich zelven in dit Sacrament aan ons te geven, ons al | geeft wat Hij hezit en niets voor zich he-lioudt. 1 O wonder der goddelijke liefde! de Heer van het heelal, geeft zich geheel aan ons.
Verzuchtingen en gebeden.
Mijn lieve Jezus ! wat zondt Gij meer kunnen doen om U van ons te doen beminnen? Ach I doe ons begrijpen de overmaat van liefde die Gij ons hebt bewezen, toen Gij spijs hebt willen worden, om U met ons arme zondaars te vereenigen. Mijn zoete Verlosser! zoo groot is dan uwe teederheid voor mij geweest, dat Gij niet hebt gewei-
(1) Accipite et comcdite; hoe est corpus neum, Mattli. 26. 26.
Totum tibi dedit, nihil sihi roliqnit.
308 OCTAAF VAN HET H. SACRAMENT.
crcrd U zelvcn dikwijls in de Hcilign Communie aan mij te geven ; cn ik, ondankbare, heb II zoo dikwijls mt mijne ziel vei
bannen ! Maar Gij kunt enn vermorzeld en verootmoedigd hart niet versmaden. \\oo mij zilt Gij mcnscli geworden, voor mij zijt C.H gestorven, Gij zijt zoo ver gegaan da Gij voor mij spijs zijt geworden; na dit alles, wat blijft U nog te doen om mijne liefde te winnen? Acli! konde ik van dioef beid sterven, telkens ik mij herinner uwe genade alzoo veracht te hebben ! O^mijne Liefde 1 het is mij van ganschor harte leed U beleedigd te hebben. Ik bemin U, oneindige Goedheid 1 ik bemin U, oneindige Liefde ! al mijn verlangen is U te beminnen ; en al mijne vrees is te leven zonder L to beminnen. Mijn welbeminde Jezus 1 weiger niet in mijne ziel weder te komen. Kom, o lieer 1 ik heb besloten liever duizendmaal te sterven dan U nogmaals te verstooten, en ik wil alles doen om aan U genoegen te ff even ; kom cn ontsteek mij gehee en a met uwe liefde ; doe mij alles vergeten om aan U alleen te denken, U alleen te zoeken, miin opperste en eenig Goed !
O Maria, mijne teedere Moeder! bid voor mij, en, door uwe gebeden maakmij dank-
4dc OVERWEGING. 309
baar jegens mija Jezus, die mij zoo zeer heeft bemind.
OVER DE GROOTE LIEFDE WELKE JEZUS ONS HEEFT
BEWEZEN IN HET ALLERHEILIGSTE SACRAMENT.
a Daar Jezus wist dat zijn uur gekomen was om uit dezs wereld over te gaan tot den Vader, zoo heelt Hij, ua do zijnen geliefd te hebben.... hen ten uiterste liefgehad.» 1 Uit zijn do woorden vaa den Kvungelist Joannes. Daar Jezus wist dat het uur zijnor dood gekomen was, zoo wilde Hij, oer Hij ging sterven, ons het grootst mogelijke bewijs zijner liefde achterlaten, en dit was het geschenk van zich zelvcn in het Allcrbei-ligste Sacrament. — Deze woorden: « l]ij heeft hen ten uiterste liefgehad,» - betee-keaen, zegt do heilige Joannes Chrysosto-mus, dat Hij hen mot de uiterste liefde heelt bemind. 3 Do goddelijke Zaligmaker beminde demenschen met de grootste liefde
(1) Sciens Jesus quiu veuit boru ejus, ut trnus«atex Loc munilu u«l Patrcui, cum dilexisaut suus... in liucin dilexit iios. .lo. 13. I.
(2) In linuui dilexit uus.
(ü) Exlrcmo umoro dilexit eos.
310 OCTAAF VAN HET U. SACflAME-Nï. met welke Hij hen kun beminnen, toen 11 ij hun geheel zich zelveu gaf.
En wanneer heeft Jezus-Chnstus dit aanbiddelijk Saeranient ingesteld, iu hetwelk i Hij ons zich zelven geeft\'? In den nacht vóór zijne dood, gelijk de Apostel uas doet op-merkea : «In den nacht, waarin Hij geleverd werd, nam Jezus brood, en gedankt hebbende brak Hij het en zeide : Neemt en eet, dit is mijn lichaam.»1 In het oogen-blik waarop de mensehen zich voorbereidden om om Hem ter dood te brengen, wilde Hij hun dit laatste bewijszijner liefde geven. De liefdeblijken welke onze vrienden ons in het oogenblik hunner dood geven, blijven dieper iu ons hart gedrukt; daarom wilde Jezus ons zijn Heilig Sacrament bij het naderen van zijne dood schenken.
Dit kostbaar geschenk wordt dus met recht door den heiligen Thomas, Sacrament van liefde, en Onderpand van liefde genoemd. 2en door deu heiligen Bernardus : Liefde der liefden, 3 dewijl Jezus in dit Sacrament al wonderen zijner liefde tot do mensehen ver-
In qua nocto tradebalur, accejüt paneui, et grutius ugens lieyit, et dixit: ^ccipilü et inuuducatu ; hue est corpus Uioum. 1. Cor. 11. -3.
(2; Sacrnmonlum eharitatis, sumixuecharitatl* pijjtius.
Atuur ainuraui.
-1—————
-idc OVliHWISGl.NG. ull
1 ij eonigd en voltrokken liceft. Oaarom nooiiitlu do Uciligo Maria Magdalciia vau Puzzi deii ii- dag waarop dit Sacrament word ingesteld, Ik i lt;i Uag der liefde. »
ór
Verzuclitingeu cu gcbeilen.
1 i
e- O Jezus! dio met ceue eeuwige helde be
kt mint, en met ccno eeuwige liefde verdient
3n bemind te worden 1 hoe komt hut dat de
n- inensehen U zou weinig beminnen ? Wat
d- zoudt Gij nog meer kunnen doen om hunne ie * liefde te winnen? Acli! lieve Jezus! Gij die n. zoo beminnelijk en zoo beminnend zijt, dou
iu ü kennen en doo U beminnen. Wanneer zal
m ik U beminnen gelijk Gij mij bemind
;lo hebt ? Ik bid ü doe mij meer en meer de
a- grootheid uwer goedheid kennen, opdat ik
altijd meer en moer van liefde tot U brande, it en mij al moer en meer beijvere om aan ö
in te behagen. Ü vreugde mijns barton I hadde
, 2 ik ü altoos bemind ! Helaas ! er was een tijd
3r dat ik, niet alleen ü niet beminde, maar
al zelfs uwe genade en uwe liefde verachtte,
r- Hetgeen mij troost, is de droefheid die ik
daarover gevoel; want uwe belofte vau te vergeven aan hem die leedwezen heeft, doet mij vergiffenis verwachten. Tot U, mijn Zaligmaker! richt ik al mijne genegenhe-
312 OCTAAF VAN l!KT II. SACRAMENT.
den; ilüor Jo verdicustou van uw lijden, help uiij U uil al mijuc krachten bemin-uen. üch! koude ik sterven voor U, gelijk Gij voor mij zijt gestorven!
O Maria, Moeder van üod! verkrijg mij de genade voortaan niets anders te beminnen dan God.
OVER OE VEREEXIGI.NG VAN DE ZIEL MET JEZUS IX UE 11EILIGE COMMUNIE.
Ue heilige Dionysins Aroopagita zegt, dat do voornaamste uitwerking der liel\'de is, tol de vereeniging te brengen. Ook heel\'t Jezus-Chrisius juist daarom de Heilige Coiu-munic ingesteld, om zich op de innigste wijze met onze zielen te vercenigeu. Hij had zich aan ons gegeven tot Meester, tol Voorbeeld, tol Slachtoller ; er bleef een laatste graad van liefde over, die van zich als spijs aan ons te geven, om eene en dezelfde zaak met ons te worden, gelijk de spijs eene en dezelfde zaak wordt met hem die zo ueeml; en dit deed Hij door dit Sacrament van
OVERWEGING.
liefde in te slellon; alzoo spreekt do heiiiye Bernardinus van Siena. 1
liet is Jezns-Clmstus dan niet genoeg geweest zicli niet de menschelijke naiuur te vereenigen ; door dit geheim van liefde, heeft Hij het middel willen vinden om zieh mot ieder van ons in liet bijzonder te vereenigen, om geheel eu al te zijn aan al wie Hem ontvangt. Dit deed den heiligen Fran-ciscus van Sales uitroepen : «Neen, in gocn zijner werken ziet men do Zaligmaker ons meer liefde of moer leederhoid bewijzen dan in dit, waar Hij, om zoo to spreken, zich vernietigt en tot spijs maakt om tot in onze zielen binnen te dringen en zich innig mot het hart en mot het lichaam zijner geloovigen te veroenigon.» Dewijl Jezus ons vurig beminde, w ilde Hij zich met ons vereenigen in het Sacrament dos Altaars, opdat wij eeno en dezelfde zaak met Hem zouden zijn ; dit is de gedachte van den heiligen Joannes Chrysostoinus. 2 In een woord, o God van liefde! roept de heilige Lauren-tius Justinianus uit. Gij hebt gewild dat ons
i
313
Ultimus gmlus unions eat, cum sotleilü nobis in cl-bnm; quia dedit se nobis ud oniniinoduni unioncm, sicut cibus et cibuns iuviecin uniuntui\'. T. 2. s. 54. u. 1. u. 1.
Senietipsum nobis iunniscuit, ut ununi quid simns; anlentei eniin umautiura hoc est. Ad pop. Ant. bom. 01.
3 1 \'t OCTAAF VAN HET H. SACRAMENT.
luirt maar ccu hart zuu uiLmakcti met hot uwe. \'
Dit heeft ons daarenboven do Zaligmaker zelf verklaard, mot deze woorden : a Wie nrjn vleesc.h eet, blijft in mij, en ik in hem. » - Alzoü, li:j die cünunuuiceert is in Jezus, en Jezus is in hem ; en die verceni-ging is geenszins van enkele genegenheid, maar eene wezenlijke en waaraehligo vor-eoniging; « Even, als twee stukken gesmolten was zich samen vereenigen, zegt de heilige Cyrillus van Alesaudriö, zoo wordt hij die communiceert, eene en dezelfde zaak met Jezus-Christus.» — Wanueer wij dan eonuuuniceeren, verbeelden wij ons dat do Zaligmaker ons deze woorden toespreekt, welke Hij op zekeren dag sprak tut zijne beminde dienares Margaretha van Voeren : «Zie, mijne dochter, de schoono vereeni-ging welke bestaat tusschen mij „en U ; bemin mij dus, laat ons altoos voreenigd blijven door do liefde, on nooit moer van malkander scheiden.»
(1) Voluisti ut tecum uuum cor liubcremus. Da Inc. div. am. c. fi.
(21 Qui inanducct meamcarn\'MM..., in me mannt, ct in ii!u. Jo. G. 37.
_
ij11quot; OVERWEGING.
VcraiclUingcn cn gebeden.
O, liovc Jezus! dit is hotgecu ik ü vraag cn IJ altoos wil vragen in do lieiligo (Jüin-munio. Laat ons altijd vcreenigd blijven cn nooit meer scheiden. Ik weet dat Gij ü niet van .mij zult scheiden, indien ik mij niet hot eerst van U schold ; maar ik vrees dat ik mij in de toekomst nogmaals van ö zul scheiden, gelijk ik eertijds gedaan hoh. Mijn lieve Verlosser ! ik bid ü, wil het niet toelaten. « Laat niet toe dat ik van U gescheiden worde. »\' Tot do dood toe, zal ik altoos aan dit gevaar zijn bloot gesteld. Ach ! ik smeek U door do verdiensten uwer dood, maak dat ik storve liever dan U nug zulke grooto belcedigiug aan te doen. ik herhaal en vraag ü de genade altoos te herhalen: Laat niet toe dat ik ooit van LI schelde. •— O God mijner ziel! ik bemin U, ik bemin U; ik wil U alloos beminnen en niels anders beminucn dan ü alleen. Ik ver-Klaar voor hemel en aarde, dat ik ü alleen eu niets anders wil. Mijn Jezus! aanhoor mij, ik herhaal : U alleen wil ik, en niets anders.
O Moeder van barmhartigheid, tecdere
( ) Nu pcmiiltas mo separari a to.
316 OCTAAF VAN UET II. SACRAMENT.
Maria ! bid 0[j dit oogcablik voor mij ; verkrijg mij do genade, dat ik niet meer van Jezus scheide, en dat ik niets anders meer beminnc dan Jezus.
OVER UET VERLANGEN VAN JEZUS 051 Z[C!I MET
ONS TE VEREENIGEN IM DE HEILIGE COMMUNIE.
« Daar Jezus wist dat zijn uur gekomen, was,» 1 zegt de heilige Joannes. — Maar hoe kon Jezus zijn uur noemen, den nacht in welken. Hij zijn bitter lijden moest beginnen ? Ach! het is omdat dit hot uur was, naar hetwelk quot;ij geheel zijn leven had \' verzucht, dewijl Hij alsdan het Allerheiligste Sacrament moest instellen, dat bestemd was om zijne vereeuiging met onze geliefde zielen te voltrekken, voor welke Hij weldra ziju bloed en zijn leven ging ten beste geven. Ook zeide Hij op dit oogenblik tot zijne leerlingen: « Met vurig verlangen heb ik verlangd dit Paaschlam met u te eten. Vurige woorden door dewelke Hij
(1) Scifiih Jesus quia ven it hora ejus. Jo. 13, 1.
!2) Dcfiileriü desideruvi hou paaylia muudu^uro vobiscutu. Luc. 22. 1ü.
ons geve dit! lang zegt ncn dcni V Jezi on leei
HÜ
eet, aan hei me wit doe .\'l mc hc
( (
Ag
(
20. (
Jo
( bit
gde OVERWEGING. 3 I 7
ons ziju groot verlangen wilde te kennen geven, om zich met ons to vereenigen in dit Sacrament van liefde. « Met groot verlangen heb ik verlangd!»\' deze woorden, zegt de heilige Laurentius Jnstinianus, kunnen alleen voortkomen uit een hart brandende van eene onmcelbare liefde. -
Welnu, hot vuur dat alsdan hot hart van Jezus verteerde, is thans niet vertründerd ; en do uituoodiging welke Hij aan zijne leerlingen deed om Hem te ontvangen, doot Hij insgelijks aan ons allen : « Xeemt en eet, dit is mijn lichaam. »5 Zelfs om ons aan te wakkeren om Hem met moor vurigheid te ontvangen, belooft Hij ons den hemel. « Die mijn vleesch eet... heeft het eeuwig loven. )gt; 4 En Hij bedreigt ons met do dood, zoo wij weigeren Hem te ontvangen. «Tenzij Gij het vleesch van don Zoon des menschen eet... zult gij het loven in u niel hebben.»5
üio uitnoodigingen, die beloften, die bo-
(1) Desiderio dosideravi !
(2) FlRgraiiüssiintc charifa\'is est vox liffc. De Tr. Clir. Ag. c. 2.
(:ï) Accipite «t comedite; hoc est corpus ir.ciim. Matlli. . SR. 20.
(4) Qui manducat meu\'»\\ carncin..., habot vitam a\'tonuun. Jo C. f)5.
(5) manducaverilis carnem Filii honiini^.. , non liube-bitis vitaui iu vobis. .lo. G. öö.
.118 OCTAAF VAN HET II. SACRAMF.NT.
drcigingpn komen allen voort uit het groot verlangen van Jezus om zich inot ons te vercenigcn in de heilige Communie, en dat verlangen komt voort uit do groote liefde welke Hij ons toedraagt. Eens zei dn ilij lot de H. Mechtildis: «De gretigheid niet welke de bieën zich op de bloemen werpen om,er den honig uit le zuigen, is niet Ie vergelijken hij die met welke Ik lot uwe ziel kom, wanneer zij Mij verlangt (o ontvangen. » 1 Gelijk Jezus ons bemint, zoo wil ilij dat wij Hem beminnen, en gelijk Hij naar ons verlangt, zoo wil liij dat wij naar Hem verlangen, zegl de heilige Gre-gorius van Nazianze. 2 Gelukkig is de ziel, die tot de Heilige Tafel nadert met een groot verlangen om Jezus te ontvangen.
Vorzuclitingen cn gobcdcn.
Mijn aanbiddelijke Jezus! om ons le doen begrijpen dat Gij ons bemint, hadtGij ons geen grooter bewijs uwer liefde kunnen geven ; uw leven hebt Gij voor ons ten beste gegeven ; in liet Allerheiligsle Sacrament hebt Gij IJ zelvon nagelaten, opdat wij ons daar mot uw heilig vleesch zouden voeden ;
lil Snir. Orat-1. 5. 3.
(2; Silil sitiii Doos. T.\'lr. Sent, S7,
f)dc OVERWEGING. 310
cn uw verlangen om U mot ons te vcreoni-gen, is zoo vurig! [loc dan zonden wij al die blijken uwer teederhoid jegens ons kunnen kennen, en niet van liefde voor IJ branden? — Gaat, aardsebe genegenbeden, gaat weg uit mijn liari; gij belet mij ie branden voor Jezus, gelijk Hij brandt voor mij. — O mijn Verlosser! welke blijken van liefde zon ik nog van U knnnen ver-wacbten, na al degenen die Gij mij gegeven s j licbL? Te nnjner liefde, bebt Gij ganseb nw .\'even ten besle gegeven ; te mijner liefde bobt Gij eene smart- cn smaadvollo dood onibolsd; te mijner liefde zij! Gij zooverre gsgaan, dat Gij ü, als het ware, hebt vernietigd, daar Gij in bet Sacrament des Altaars spijs bobt willen worden, «m tl geheel aan mij te schonken. Ach! duld niet, o lieer! dat ik nog langer ondankbaar blijve voor zoo veel goedheid. Ik dank U voor den tijd dien Gij mij verleent om het ongenoegen te beweonen, dat ik IJ bob aangedaan, en om ü, in de dagen die mij nog overblijven, lebeminnen, liet doet mij lood, o opperste Goed! eertijds uwe liefde zoo zeer versmaad te hebben, ik bemin U, oneindige floedbcid ! ik bemin U, oneindige Schat! ik bemin IJ, oneindige Liefde, cenc oneindige
320 OCTAAF VAN nr.T D. SACRAMENT.
liefde waardig! Ik bid U, mijn Jezus ! al do genogenliedcn, die niet voor U zijn, uit mijn hart te verbannen, opdat ik voortaan niets meer verlange, niets meer zonke, en niels meerbeminno dan U. Mijn lieve lieer! maak dat ik U altijd vintle, maak dat ik ü altijd beminne ; maak U meester van geheel mijnen wil, opdat ik nooit iels anders wille dan uw .welbehagen. Mijn God! wion toch zal ik beminnen, zoo ik IJ niet bemin, U, in wien zich allo goed bevindt. 0 Heer ! U alleen wil ik, en niets meer.
O Maria, mijne Moedor I neem hozit van mijn hart, en vervul het met zuivere liefde ; tut lezus.
DE HEILIGE COMMUNIE DOET ONS IN DE GENADE GODS VOLHARDEN.
Als Jezus, door de Heilige Communie in do zielen komt, brengt Hij hun alle soort van gunsten en genaden, bijzonder de genade dor heilige volharding. Do voornaamste uitwerking van het Sacrament des Altaars is de ziel, die bet ontvangt, te voeden, daar het door deze levensspijs, haar eene
quot;iic OVERWEOiNO.
groote kracht mededeelt om naar de volmaaktheid te streven, en aan de vijanden, die haren ondergang zoeken,te wederstaan. Van daar dat Jezus, in het Allerheiligste Sacrament zich noemt het Brood des hemels, dat het eeuwig leven geeft: «Ik ben het levend brood, die uit den hemel ben nedergedaald; zoo iemand van dit brood eet, zal hij in eeuwigheid leven. » 1 Gelijk het aardsche brood het leven des lichaams onderhoudt, zoo onderhoudt dat hemelsch brood het leven der ziel, daar het haar in de goddelijke genade doet volharden.
De heilige Kerkvergadering van Trente leert ons, dat de Communie een tegengift is, dat ons verlost van de dagelijksche zonden en ons bevrijdt tegen de doodzonden. 2 En Innocentins 111 zegt, dat de Heer ons, door zijn lijden heeft verlost van de zonden die wij bedreven hebben, en dat Hij, door het Sacrament des Altaars ons bevrijdt voor deze welke wij kunnen bedrijven. Daarom verzekert ons de heilige Bonaventura, dat de zondaars zich niet van de Communie moeten verwijderen, omdat zij zondaars
(i)Ego anm panis virus, qui do ctulo dosceiuli; si qnis munducaverit ex hoc pano, vivet in iPternum. Jo. 6. 31.
(2| Antidotum, quo libereinur a culpis quotidianis, et a peccaii# mortalibus pnepervomur. Sesa. 13. c. 2.
321
322 octaaf van het 11. sacrament.
geweest zijn; maar integendeel, om dp. . nl0i zelfilc reden, dikwijler tot dezelve moe\'cnM iiuip naderen; want lioe zieker men is, hoe meer f men den genceslieer noodig lieeft.\'
geef aang mijn ven Gij t de s1
Veraiclitlngcn en gebeden.
0 lleerl hoe grnot was mijn ongelijk, als ik, bij het zien mijner monigviildige zoti-den, over mijne zwakheid klaagde! hoep in u zou ik tegen de aanvallen der hel hehhni . heb hunnen wederstaan, terwijl ik :mij van U,i wigl die onze sterkte zijt, verwijderde? Was ik E dikwijler tot de Heilige Communie gena-B mij derd, ik zou niet zoo dikwijls door mijnol ligc vijanden overwonnen zijn geworden. Voor- niij taan zal dit niet meer gebeuren ; ik wil ji; ; niet meer steunen op mijne voornemens : witj tlij, mijn Jezus ! zijt mijne Hoop ; Gij zult mij de noodige sterkte geven om nid meer in de zonden te hervallen. »Op It,
Heer! heb ik mijn betrouwen geste lil, in der eeuwigheid zal ik niet beschaamd wor- va den. J5 Ik ben zwak, maar door de heilige Communie zult Gij mij tegen alle bekoringen versterken, en ik zal kunnen zeggen
(I; Tanto magis trger nocesse hiihof rftquirm* nvlicimi, quHiito inagi»senserit -e «i\'groMnn. Du l\'mf. if|. |. t. r. 77.
(2) In to, DnmiuH, speruvi; non cniiiuinli.r in Hitcriiiini. 9. 30. 2.
met den hoiligen Pauliis, dat ik, met mvc hulp, alles vermag.1 Mijn zoete Jezus ! Vergeef mij al de beleedigingen die ik ü heb aangedaan, zij zijn mij leed uit geheel mijne ziel, cn ik heb besloten liever te sterven dan U nog te bcleedigen ; ik hoop dat Gij fnij, door de verdiensten van uw lijden, do sterkte zult geven, om, tot de dood toe, in uwe genade te volharden. «Op U, o Heer! heb ik mijn betrouwen gesteld, in der eeuwigheid zal ik niet beschaamd worden.» 2 En lot ü, o Maria, mijne Koningin en mijne Moeder, zal ik hetzelfde met den heiligen Tionaventura zeggen, op U stel ik al mijn betrouwen : « Op U, o Koningin 1 heb ik al mijn betrouwen gesteld, in der eeuwigheid zal ik niet besohaamd worden, i s
VAN DE VOORBERKIDING TOT DE IIEIUfiE COMMUNIE EN VAN DE DANKZEGGING.
De Kardinaal fVma vraagt, hoe het komt, dat zoo vele zielen, niettegenstaande het
(I) Omnia possum in en qui mn ennfortnf. Phil. 4. H. (2; In to, LMinine, speruvi; non cnnfuiHlur in a-ternnm. (3) \'n to, Domimi, speruvi; non coiifiinlt;lar in iftormun,
324 OCTAAF VAN HET H. SACRAMENT.
dikwijls communiceeren, zoo weinig voortgang doen op den weg der zaligheid ; enj liij antwoordt dat dit niet- komt bij gebrek aan kracht in de spijs, maar bij gebrek aan gesteltenis in hem die ze neemt. 1 Het vuur ontsteekt aanstonds het droog, en geens zins het groen hout, omdatdit niet geschikt! is om te branden. Hebben de Heiligen veel vrucht getrokken uit hunne communiën, ^ het was, omdat zij er zich mat veel zorg toe voorbereidden.
Er zijn twee voorname gesteltenissen,| met welke men tot de Communie moet na-| deren, opdat zij voordeelig zij.
komt 1 De t eel vr
erlan
m He dat in gerigc heilig naam! ceert, groeii liefde liefde gewa zeggi lang geha niet ze \'L\\ 0( na quot; gen een mei den
(1
(2
De eerste is de onthechting van de schepselen, welke men bekomt met uit zijn hart te verbannen al wat niet God, of niet voor God is. Zelfs wanneer de ziel in staat van genade is, houdt zich het hart met aardsche genegenheden bezig, hoe meer plaats er do aarde inneemt, hoe minder er overblijft voor de goddelijke liefde. De heilige Ger-trudis vroeg eens aan Onzen Heer, welke voorbereiding tot de Heilige Communie Hij van haar vetcischte. « Gcene andere, antwoordde haar Jezus , tenzij dat gij Mij
1
(1) Dcfcclus non in cibo est, sed in edeniis dispo^iliuno. De Sd«r. M. c. 6. § 6.
8\'le ovEawEGiNG. 323
;onit ontvangen ledig van u zeiven. • 1
: voort-iid ; en gebrek \'ek aan
Jlllöü,
1 zorg
issen, . !t na-
Hij
int-Mij
De tweede gesteltenis, noodig om met eel vrucht te communiceeren, is een groot verlangen om Jezus-Christus te ontvangen, it vuurj om Hem meer te beminnen. Gerson 5 zegt, geens- dat in dit heilig gastmaal, slechts de hon-ischiklj gcrigen verzadigd worden. Daarom zegt de n veelBlieilige Franciscus van Sales, dat het voornaamste inzicht eener ziel die communiceert, moet zijn, in de liefde Gods aan tu groeien, dewijl niets meer betaamt dan uit liefde te ontvangen, Hem die zich alleen uit liefde schenkt. 3 En Onze Heer hoeft zich Igewaardigd tot de heilige Mechtildis ic chep- | zeggen: «Als gij moot communiceeren, ver-harl I lang al de liefde welke ooit hart voor Mij voor \' gehad heeft; Ik zal uwe liefde aannemen, t van niet gelijk zij inderdaad is, maar gelijk gij Ische ze zult verlangd hebben.» 4 ir de Ook is het noodig de dankzegging te doen )Iijft na de Communie. Geen gebod is God aan-Ger- genamer dan datgene welk men doet in elke een zoo kostbaar oogenblik. Dien tijd moet men testeden aan verzuchtingen en gebeden. De godvruchtige verzuchtingen hebben
(1) Insin. 1. 4. c. 26.
(2j Sup. Magit. tr. 9. p. 1.
(3) Jiitrod. p. 2. ch 21.
(4) Spir. Grat. 1. 3. c. 22.
.■V20 OCTAAF VAX UÜT II. SACRAMENT.
in rial ouaciihlik meer verdiensten bij God, dan wanneer zij op oen anderen tijd gedaan worden, omdat zij dan meer waarde ver-krijgeu uit de tegenwoordigheid van Jezus-Christus, die met de ziel isvereenigd. Watdc gebeden betreft, de heilige Theresia zegl, dat Jjzus, na de Communie, in do ziel als op c neu troon van genaden zetelt, cn da\'. Hi haar deze woorden toespreekt: i; Wal wilt gij dat Ik u doe?» 1 Lieve ziel. Ik quot;ben opzettelijk uit den hemel gekomen om u mijne genaden mede te deelen ; vraag Mij wal gij wilt en zoo veel gij wilt, en gij zult verhoord worden. Och ! welke schatten van genaden verliezen zij, die zich na de Heilige Communie weinig bezig houden met God te bidden !
Verzuchtingen en gebeden.
O God van liefde ! Gij hebt dan een zoo vurig verlangen om ons uwe genaden mede te deelen, en wij zijn zoo weinig bedacht om U dezelve te vragen! Welk spijt zullen wij gevoelen iu ons slervensuu:;-, bij de gedaclite van zoo schadelijke nalatigheid 1 O Heer I wil het verledene vergeten; voortaan wil ik, niet uwen bijstand, mij beter
(1) Qni\'l tibi vis faciuin ? Mare. 10. 51.
S»1\' OVERWEGING.
uorbcrcidcn, mij beijverende on) elke ge-ncgenlieid, die mij zou LcloLtcn al de genaden te onlvungen, we\'.Ue Gij mij verlangt clienken, uit m ijn hart 11 verbannen. Ook wil ik mij, na de Communie, zoo lang het mij maar mogelijk is, met Li onderhouden, om van U de genade te bekomen voortgang Ic doen in uwe liefde. Maak dat ik aan dit voornemen getrouw blijve. Ach 1 mijn Jezus ! hoe nalatig ben ik tot biertoe geweest om U te beminnen ! Zoo Gij, in uwe barniliarUgheid, mij nog eenigen tijd laat loven, is het opdat ik dien bestede om mij lol do dood voor te bereiden, en door mijne liefde de beleedigingen te vergoeden, welke ik U heb aangedaan ; ik wil bom dan alleen besteden om mijne zonden te beweenen en om U te beminnen, ik bemin U, o Jezus, mijne Liefde 1 Ik bemin U, mijn eeuwig Goed ! Heb medelijden met mij, verlaat mij niet.
En Gij, o Maria, mijne Hoop! houd niet
op mij door uwe voorspraak bij Ie staan.
327
T£ll lililili VAN 11 Lf
HEILIG HART VAN JEZUS
/«A\'WV\\\'WVUWV\\(W\\/V\\/gt;^/V\\ •W/VWWX •V\\\'V\\\'V\\ Art. VWV/VWX\'WV VWWVVW
BEMINNELIJK HART VAN JEZUS.
Wio zich ia alles beminnelijk \'oont, doet zich noodzakelijk beminnen. 01 zoo wij ons toelegden om al dc schoono titels te kennen die Jezus-Clmstus kan doon gelden om bemind te worden, zonder twijfel zouden wij ons gelukkig achten genoodzaakt te zijn van Hem lief te hebben. Inderdaad, welk hart is onder alle harten te vinden, dat beminnenswaardiger is dan Jezus\' Hart?
Het Hart van Jezus is geheel zuiver, heilig, vol van liefde voor God en voor ons, dewijl al zijne verlangens geen ander voorwerp hebben dan de eere Gods en ons welzijn. Ziedaar dat Hart, waarin God al zijn genoegen, al zijn welbehagen vindt 1 In dit Hart zijn alle volmaaktheden, alle deugden; eene allervurigste liefde, tegelijk met
i OVERWEGING.
de diepste nederigheid en de hoogste achting voor God zijnen Vader ; eene allergrootste schaamte over onze zonden, waarmede Hij zich heeft willen beladen, te gelijk met het volste betrouwen, dat een teergeliefde Zoon kan hebben; een allerdiepste afkeer voor onze zonden, gepaard met een levendig gevoelen van medelijden met onze ellenden ; een allerhevigste smart, te gelijk met eene volmaakte gelijkvormigheid aan don goddelijken wil.
In Jezus vindt men dus alles wat beminnenswaardig is. Eenigen winnen de liefde duor hunne schoonheid, sommigen door onschuld, anderen door hunne zoete wijze van handelen, wederom anderen door hunne Jvruchtigheid. Veronderstel eens, dat iemand al die verschillige hoedanighedea zou bezitten en al wat hel hart kan winnen, zou het mogelijk zijn van hem niet te beminnen? Indien wij wisten dat er in eene vcrafgelegeuc streek een vorst loefde, die Luiteugewoon schoon was, nederig, lieftal-g, godsdienstig, liefdevol, jegens eenieder zachtmoedig en die het kwaad met goed vergold, zouden wij niet genegen zijn en als gedwongen om hem te beminnen, zelfs zouder hem te kennea of van hein
329
StO NOVENE VAN HET HART VAN JC.OS.
gckcud Ic zijn ca zonder dc minslc betrekking met hem te hebben? Hoc is bet dan mogelijk, dut Jczus-ClirisUis, die al deze deugden op de volmaakste wijze ia zich verecnigt, en ons zoo tecdcr bemint, dooide monscben zoo weinig bemind wordt cn het eenig voorwerp onzer liefde niet is?
O God! terwijl Jezus alleen waarlijk beminnelijk is en ons zoo vele bewijzen heeft gegeven van de liefde die Hij ons toedraagt, sc.hijnt Hij alleen in dc droevige onnioge-, lijkhcid van zich van ons te doen beminnen, als ware Hij onze liefde nier, genoeg-zaam waardig.
Ziedaar hetgeen eene heilige Uosa van Lima, eene heilige Catharina van Genua, eene heilige Theresia, ccnc heilige Maria-Magdalcna van Pazzi deed tranen storten. Deze ondankbaarheid der menschcn overwegende, riepen zij al weenendc uit: « De liefde wordt niet bemind ! de liefde wordt niet bemind! f
Vcrzuchtinse;i cn geljedon.
Mijn beminnelijke Verlosser 1 welk be-minnenswaaitliger voorwerp dan U kon uw eeuwige Vader mij gebieden lief te hebben ? Gij zijt do schoonheid van het hemelsch
l,lc OVEHWUGl.NiJ. 3J1
paradijs, Gij zijl de liufdc van uwen Vader, in uw Hart wonen alle deugden ; o beminnelijk Hart van mijnen Jezus ! Gij hebt wel de liefde aller harten verdiend. Arm en ongelukkig is het hart, dal U niet lief heeft I Zoo ongelukkig, o God ! was mijn hart gedurende al den tijd, dat hel U niet beminde. Maar ik wil niet langer zoo ongelukkig wezen. Ik bemin 11, mijn Jezus I en ik w il U altijd beminnen.—Vroeger, o Heer 1 heb ik U vergeten, en ivat waeht ik thans? Zal ik wachten tol dal Gij, om mijne oudank-baarheid, U verplicht vindt mij geheel en al te vergelen en aan mijn lot over te laten? Neen, mijn dierbare Zaligmaker! neen, laai het niet too I Gij zijl liet voorwerp tier liefde van eenen God, en Gij zoudl hel voorwerp der liefde niet zijn van eenen cllendlgen zoudaar, gelijk ik beu, die door IJ zoo zeer bemind en met zoo veel goedheden overladen is genorden? 0 schoone Vlammen, die uil hel van liefde brandend Hart van mijnen Jezus opstijgt, ontsteekt in mijn arm hart dat heilig en zalig vuur, dat Jezus uil den hemel op aarde is komen ontsteken ; verteert en vernietigt al de onreine genegenheden, die in mijn hart wonen en het beletten geheel aan Hem lp
332 NOVENE VAN HET HART VAN JEZUS.
ziju. Geef, o mijn Verlosser 1 dat het niet leve dan om U alleen te beminnen, U alleen. Heb ik U vroeger veracht, weet dat Gij thans mijne eenige liefde zijt. Ik bemin U, ik bemin U, ik bemin U, en niets anders dan U wil ik beminnen. Mijn allerliefste Heer ! Och, weiger niet een hart aan te nemen dat U wil beminnen, een hart dat U langen tijd verdriet heeft aangecaan. Het zij U eene glorie aan de Engelen een hart te loonen, dat van liefde voor U brandt, nadat het langen tijd U heeft gevlucht en versmaad.
Allerheiligste Maagd, Maria, mijne Hoop! help mij. Bid Jezus, dat Hij mij door zijne genade zoo make, als Hij mij wenscht te zien.
OVERWEGING.
MINNEND HART VAN JEZUS.
O! mochten wij de liefde begrijpen, die in Jezus\' Hart voor ons brandt ! Hij heeft ons zoo zeer bemind, dat, indien aüe men-schen, alle Heiligen en Engelen, al hunne liefde vereenigden, zij niet het duizendste deel van de liefde die Jezus ons toedraagt.
a116 OVERWEGING. 333
zouden bereikea. Hij bemint ons oneindig nieer dan wij ons zeiven beminnen.
Hij heeft ons bovenmate bemind. \'Inderdaad, is er wel grootere overmaat van liefde dan dat een God sterft voor zijne schepselen? Hij heeft ons bemind rnet dc uiterste liefde. «Na do zijnen geliefd te hebben,... heeft Hij hen ten uiterste lief gehad.»1
Niet tevreden mot ons van allo eeuwigheid bemind te hebben, zoodat er geen oo-genblik in de eeuwigheid geweest is dat God niet aan ons gedacht heeft en ieder van ons niet bemind hoeft: «Met eeuwige liefde heb ik u bemind,» 3 niet tevreden, zeg ik, met ons alzoo bemind te hebben, heeft de Zoon Gods nog willen mensch worden, een smartelijk leven leiden, en op hot kruis willen sterven uit liefde tot ons. Hij heeft ons dus meer bemind dan zijne eer, meer dan zijne rust, moer dan zijn leven, dewijl Hij alles heeft geslachtolford om ons de liefde te toonen welke Hij ons toedraagt. Is dat geenc overmaat van liefde, die ia
(l)Dicebant e.Tcessum ejus, quem oomplcUirus cr.it in Jerusalem. Luc. 9. 31.
(S) Com dilexisset suos,.,, in fincm dilcxit cos. Jo. n. 1.
(3) lu cliaritat» perpetuu diicxi te. Jer. 31.3.
3-14 NOVENE VAN HET HAIIT V.\\N lEZtTS.
alle ecuwiglieid de Kngelcn en de Heiligen met verwondering moet vervullen?
Maar nog meer : deze liefde heeft Jozns gedreven om bij ons in het Allerheiligste Sacrament, als op eenen troon van liefde to verblijven. Diiar is Hij tegenwoordig, onder do gedaante van een weinig brood, ingesloten in eeno Ciborie, waar Hij al zijne heiligheid schijnt afgelegd te hebben, zonder beweging en zonder gebruik derzinnen, zoodat Hij daar geene andere bezigheid schijnt te hebben, dan de menschen te beminnen. De liefde maakt dat men de gedurige tegenwoordigheid der beminde perfo-nen verlangt te genieten. Welnu,deze liefde en dit verlangen maakt dat Jezns-Christus bij ons in het Allerheiligste Sacrament blijft. Drie en dertig jaren met de menschen hier op aarde doorgebracht, schenen een te korte tijd aan onzen liefdevollen Heer. Om dan zijn verlangen te voldoen van altijd met ons te zijn, achtte Hij het noodig het grootste van al zijne wonderen fe verrichten, met het instellen van het Allerheiligste Sacrament. — Maar het werk der verlossing was reeds voltrokken, de menschen waren reeds met God verzoend; waartoe diende het dat Jezus in dit Sacrament
2d,; OVERWEGING. .TT!
op aarde bleef\'? Ach! indien Hij ulzoo mot ons ijlijft, het is omdat Hij zich van ons niet kan scheiden ; Hij verzekert ons in ons zijn gpnongcn te vinden.
De liefde hoeft Hem nog bewogen om het voedsel onzer zielen te worden, om zich mot ons te vereenigen, en zijn Hurt met onze harten eene en dezelfde zaak te doen worden. « Die mijn vleosch eet en mijn bloed drinkt, blijft in mij, en ik in hmi.» \' 0 wonder! o overmaat der goddelijke liefde ! « Indien iets mijn geloof kon doen wankelen aangaande het geheim van dit Heilig Sacrament, zeide een dienaar Gods, ik zou niet twijfelen over de groote macht welke fiod daar loont, maar eerder over do overlollige liefde welke Hij ons daar bewijst. Hoo brood vlcesch wordt en toch brood blijft; hoe een menschelljk lichaam (o zeifder tijde op verscheidene plaatsen is ; hoe het kan in eeno bijna onverdeelbare plaats besloten zijn ; daarop heb ik maar Ie antwoorden dat God alles kan. Maar als men mij vraagt, hoe het komt dat God een zoo ellendig schepsel, als de mensch is, bemint, en zoodanig bemint, d.m beken ik
(t) Qui mnudiiuit incfuii curucm et hibit niotim saiiguincm, iu me aiuuet, et ego in Ulo, Jo, o, 57,
3T0 NOVErvË VAN HET 11 ART VAN JEZUS.
dat ik daarop niets kan antwoorden cn dat het eene waarheid is die mijn vorstand te boven gaat.» 1 O Liefde van Jezus 1 doe U van dc menschen kennen, doe Ubeminnen!
Verzuchtingen en gebeden.
O aanbiddelijk Hart van mijnen Jezus ! Hart dat van liefde tot de menschen brandt! Hart opzettelijk geschapen om de menschen te beminnen ! hoe is het mogelijk, dat dc menschen U alzoo verachten cc zoo slecht beantwoorden aan uwe liefde ? Ach ! ongp-lukkige als ik ben ; ik zelf ben van die ondankbaren geweest, die U niet wisten te beminnen ! Vergeef mij, mijn Jezus 1 dat groot misdrijf van U niet bemind ;.e hebben, U die zoo beminnelijk zijt en mij zoo zeer bemind hebt, dat Gij, om mij te verplichten U te beminnen, niet meer kondet doen. Ik beken dat ik, met alzoo aan uwe liefde verzaakt te hebben, zou verdienen veroordeeld te worden U niet meer te kunnen beminnen. Maar neen, mijn lieve Zaligmaker ! geef mij liever alle andere straffen, maar deze niet. Verleen mij dc genade U te beminnen, en straf mij dan gelijk Gij wilt. Maar hoe kan ik vreczen dat Gij mij
(t) La Colomb, s. 20,
2\',lt;! OVERWEGING. 337
tile sfr.if zult opleggen, als ik hoor dat Gij voortgaat mij het groot gebod te geven van U te beminnen, U mijnen Heer en Tnijnen Tiod : a Gij zult den Heer uwen God beminnen uit geheel uw hart. h1 Ja, mijn God ! Cij wilt van mij bemind worden en ik wil U beminnen, ik wil zelfs niets anders beminnen dan U, die mij zoo zeer bemind hebt. — O Liefde van mijnen Jezus, gij zijt mijne liefde ! 0 Hart van Jezus dat brandt van liefde, ontvlam mijn hart. Godoog niet, dat ik in het vervolg, zelfs een enkelen oogenblik, zou leven beroofd van uwe liefde; doe mij liever sterven, vernietig mij; laat de wereld van zulke schromelijke ondankbaarheid niet getuige zijn, dat ik, die zoo zeer van U bemind werd, na zoo vele genaden en verlichting van U ontvangen te hebben, op niemv zou beginnen U te versmaden. Neon, mijn lieve Jezus! gedoog liet niet. Ik hoop, door het bloed dat Gij voor mij vergoten hebt, dat ik ü altijd zal beminnen en dat ook Gij mij zult beminnen, en dat die liefde tusschen U en mij een onverbreekbare band zal zijn in eeuwigheid.
0 Maria, Moeder der schoone liefde ! Gij
(I) Diliges Dominum Deum tuume* toto corde tuo. Mnlfh 22. 37.
22
338 NOVIÏN\'E VAN HET IIART VAN JEZUS, die zoo zeer wcnscht Jezus bemind te zien, bind en hecht mij vast aan uwen Jezus, maar hecht mij zoo vast, dat ik mij nooit meer van Hem gescheiden zie\'.
IIA UT VAN JEZUS BEGEEMO BIÜIIND Tl! WOUDEN.
Jezus heeft ons niet noodig; met of zonder onze Hefdo is Hij even gelukkig, even rijk en even machtig; en noglans, zegt do heilige Thomas omdat Jezus-Chrislus ons bemint, verlangt Hij zoo zeer ou7.o liefde, als ware do mensch zijn God, en al hing zijn geluk van het geluk van den mensch af. De heilige man Job stond hierover verbaasd en zoide : «Wat is do mensch dat Gij hem verheerlijkt? of waarom stelt Gij uw hart op hem? » 3
Hoe I een God verlangt en zoekt zoo vurig do liefdo van eenen worm I Het zon reed; eeno zeer grooto gunst zijn, indien God ons slechts had toegelaten Hem te beminnen. Een onderdaan dio tot zijnen koning zon
(t) Opusc. 63. c. 7.
(•_gt;) Qui.l est homo, quia magnifleas eum? nut quidapponi-er-jU eucu cui- luuui ? Job. 7. 17.
3dl! ovF.nwEGiwj. 33!)
zeggen: Heer, ik bemin «, — zon aanzien worden als een vermetele. Maar wat zou men denken als do koning lot zijnen onderdaan zou zeggen ; Ik wil dat gij mij bemint. — De vorsten dezer aarde vernederen zich zoo diep niet. Jezus is de Koning des hemels en Hij is het die zoo dringend onzn liefde vraagt: «Gij zult den Heer, uwen fiod beminnen uit geheel uw hart. » 1 Met den grootsten aandrang vraagt Hij uw hart. «Mijn Zoon, schenk Mij uw hart. »- En als Hij uit eenc ziel wordt verdreven, verwijdert Hij zich niet, maar plaatst zich aan do deur van het hart en roept en klopt om. binnen te komen : «Ik sta aan de deur en klop. b 2 Hij smeekt haar dat zij Hem do deur opene, haar zijne Zuster en zijne Bruid noemende:« Open mij,mijne Zuster, mijne (iruid 1 »3 In een woord. Hij vindt er zijn genoegen in zich van ons bemind te zien. Hij is gansch getroost, wanneer eene ziel lot Hem zegt en dikwijls herhaalt: Mijn God ! ik bemin U.
Dit alles is het gevolg dor groote liefde
Diliges Domkmn Deum tuuni ei toto corde fuo. Mutth 22.37.
(\'1) Sto ad ostium, et pulso. Aprc. 3. 20.
Aperi mihi, soror mca. Cant. 5. 2.
340 NOVENE VAN HET HA UT VAN JEZUS.
wolke Hij ons toodraagf. Wie bemint, verlangt bemind te worden, liet hart vraagt het hart; de liefde zoekt de liefde. Daarom alleen bemint fiod, opdat Hij zou bemind worden, zegt de heilige Rernardns.1 En dit heeft God zelf aan zijn volk verklaard : « Wat vraagt de Heer uw God anders van n, tenzij dat gij Hem vreezet en lief hebbel, v2 Daarom zegt Hij ons, dat Hij die goede Herder is, die na zijn verdoold schaap te hebben weergevonden, allen te zameu roept pm mot Hem vreugde te maken : « Verblijdt u met mij, want ik heb mijn verloren schaap wedergevonden.» 2 Hij verklaart ons dat Hij die goede Vader is, die, wanneer een verloren zoon aan zijne voeten wederkomt, dezen niet alleen vergiffenis schenkt, maar teederlijk omhelst. Hij leert ons dat, alwie Hem niet bemint, ter dood veroordeeld is : « Wie niet bemint, blijft in de dood, » 3terwijl Hij daarentegen zich schenkt aan allen die Hem beminnen, en de hunne blijft: «Wie in de liefde blijft, blijft in God
Quid Dominus Deus tuus petit a te, nisi ut timeas... et diligas eum ? Deut. to. 12.
(.quot;{) Congratulamini mihi, quia inveni ovem meam quae perierut. Luc. 15. 6.
Qui non diligit, manet in morte. I. Jo. 3. 14.
3db overweging. 3u
en God ia hem.»1 — Weluu, al die verzoekingen, al die snieekingen, al die bedcei-gingen en beloften, zullen zij ons niet bewegen eenen God te beminnen, die zoo zeer verlangt van ons bemind te worden\'?
Verzuchtingen en gebeden.
Mijn zoete Verlosser! zal ik U met den heiligen Augustinus zeggen, Gij gebiedt mij U te beminnen en Gij bedreigt mij met do hel, indien ik U niet bemin ; maar kan mij wel eene vervaarlijkere hel, ecne groo-tore ongenade overkomen, dan van uwe befde beroofd te zijn? Wilt Gij mij dan vrees aanjagen, bedreig mij enkel dat ik zal loven zonder U te beminnen: deze bedreiging alleen zal mij meer doen schrikken dan duizend hellen. 0 mijn God 1 konden de verdoemden, te midden van hunne hel-sche vlammen, branden van uwe heilige liefde, die plaats van smarten zou voor hen een hemel worden. Konden daarentegen de zaligen in den hemel U niet beminnen, de hemel, die plaats van alle genoegens, zou vuor hen eene hel worden. Alzoo durf ik spreken met den heiligen Augustinus. —
(t) Qui muDCt iu chuiitalu, iu Deo manct, et Deus in co. Jo.4. IC.
342 NOVENE VAN IIET UARÏ VAN JEZUS.
Mijn welbeminde Heer ! ik weet dat ik om mijne zonden verdiende van uwe genade beroofd cu alzoo veroordeeld te worden om IJ uiet meer te kuuuen beuiinncu. Maar ik lioor dat Gij voortgaat met mij te gebieden U te beminnen, cn ik gevoel iu mij een groot verlangen om U te beminnen: dit verlangen is een uitwerksel uwer genade,
welke Gij mij schenkt. Geef mij uu ook nog de kracht om dat verlangen uit te voeren ;
en maak dat ik U in waarheid en uil gan- h ^ sclicr harte voortaan zegge en allijd her- doei zegge: Mijn God 1 ik bemin U, ik bemin U, doet ik bemin U. Gij verlangt, mijne liefde, o I\'0\'\' mijn Jezus ! ik verlang de uwe. \'iaquot;
Vergeet dan, o mijn Jezus 1 alle leed, dat de c ik U vroeger heb aangedaan. Laten wij el- ■ ^ kander altijd beminnen. Ik zal U niet ver- P,Jr laten, en Gij zult mij niet verlaten. Gij zult vel-mij altijd beminnen, cn ik zal U allijd be- • ^L\'r\' minnen. Mijn lieve Zaligmaker ! uwe ver- \'jua diensten zijn mijne hoop. Ach! doe U allijd \'IC\' beminnen, en doe U veel beminnen van (
eenen zondaar, die U veel heeft belecdigd. dat Onbevlekte Maagd Maria, Moeder van 100 Jezus en mijne Moeder! help mij, bid Jezus 1)01
yoor mij. ; ior
(i
Oi
van. lijde wore doei
4\'lc OVKIIWiiGING.
LIJDEND UAllT VAN JEZUS.
Onmogelijk ie overwegen al wat het Hart van Jeznslüerop aarde om onze liefde moest lijden, en niet door medelijden bewogen jg ff worden. Die goede Zaligmaker hoeft zelf doen verstaan dat de droefheid die ziju Hart kwelde zoo groot was, dat zij alleen voldoende was om Hem van loutere smart te doen sterven, indien de kracht zijner godheid Hem niet, door een mirakel, liet leven had behouden. « Mijne ziel is bedroefd tot de dood toe. »1
Hetgeen het Hart van Jezus liet meest pijnigde, was niet het zien der smarten en versmadingen, welke de menschen Hem bereidden, maar het zien hunner ondankbaarheid nadat Hij hun die onmetelijke liefde had bewezen. Hij voorzag duidelijk al de zonden die wij zouden bedrijven, nadat Hij ons door zoo veel lijdenen door cene /.00 wreede en zoo schandige dood zou hebben vrijgekocht; Hij voorzag met eenebij-iondere droefheid de verschrikkelijke be-
(IJ Trislis est uuima tnoa us(]uu ud mor tem. Mu\'c. !4. 34.
344 NOVENE VAN IIET HAKT VAN JEZUS, lecdigingcn welke de menschen zijn aaa-Liddelijk Hart, dat Hij ons, tot bewijs zijuer Jicfde, in het Allerheiligste Sacrament naliet, zouden aandoen. 0 God ! wat al ontee-ringen beeft Jezus-Christus, in dit Sacrament van liefde van de menschen oiet moeten lijden! Men heeft Hom met voeten getrapt, in den modder geworpen, ja, men heeft zich van Hom bediend om eer aan don duivel te bewijzen.
Het zien vau al die versinadingcn heeft onzen Zaligmaker geenszins wederhouden ons dit kostbaar onderpand zijner diefde na te laten ; Hij baat de zonde met eea onein-digcn haat; maar zijne liefde lotons sebijut de overhand te hebben boven zijnen \'Laat der zonde-, dewijl Hij liever zoo veel heilig-scbeudingen beeft willen toelaten, dan de zielen die Hem beminnen van deze goddelijke spijs te berooven.
En zal dit alles niet Vjldoende zijn om ons een Hart te doen beminnen, dat ons zoo zeer bemind heeft? Heeft Jezus nog niet genoeg gedaan om onze liefde te verdienen ? Zullen wij ook zoo oudankbaar zijn, dat wij Jezus alleen op de altaren laten, gelijk do meeste menschen doen? Zullen wij ons niet liever bij dat klein getal vaa getrouwe ca
4,1|: UVliKVVJEGl.NG. 343
ankbare ziulen voewéu, die dour de lieldo ot dit Heilig Sacrainuut, meer nog dan de askaaj\'seu die op hel altaar branden door .ct vuur, verteerd worden ? Het Hart van ^zus is daar geheel brandend van liefde tot ms, en zuilen wij dan niet van liefde tot jzus branden, terwijl wij ons in zijne te-enwoordigheid bevinden ?
Verzuchtingeu en gebeden.
0 Jezus, dien ik aanbid eu bemin! zie me aan uwe voeten dengene, die uw beminnenswaardig Hart zoo zeer heeft bedroefd. Helaas! hoe heb ik dat Hart, dat mij zuo zeer bemind heeft eu dat niets gespaard hoeft om zich van mij te doen beminnen, zuó kunnen kwellen? Maar troost U, durf ik U zeggen, o mijn Zaligmaker! weet dat iiiiju hart, door uwe heilige liefde gewond, llians, door een uitwerksel uwer genade, een zoo groot leedwezen gevoelt over het ongenoegen welk het U heeft aangedaan, dut het van droefheid zou willen sterven. 0 Jezus, moeht ik zoo veel droefheid over mijne zonden hebben, als (jij zelf er over gehad hebt gedurende uw leven ! — Eeuwige Vader ! ik offer U het leed en den afüeer op die uw Zoon voor mij\'ie zonden heef! ge-
3 it) NOVENE VAN HET HART VAN JEZUS, vocld, cn om zijne verdiensten smeek ik l mij zulk een gruol leedwezen lo geven ovct de beleedigingen tl ie ik U heb aangedaan dat ik voortaan gedurig iu droefheid en smart blijve leven, indachtig hoe ik uwe vriendschap heb versmaad. En (lij, mijn Jezus ! geel\' mij zulk eeneu afkeer voor de zonde, dal ik zelfs de kleinste fouten vluchte, omdat zij U mishagen, Ü die niet verdient beloedigd te worden, nocli weinig, noch veel, maar die veeleer eenc oneindige liefde verdient. Mijn welbeminde Heer ! ik verfoei nu alles wat U mishaagt eu wil voortaan niets beminnen dan U al-leeu cn hetgeen Gij bemint. Help mij, gcol mij kracht, geef mij de genade, o mijn Jezus ! U te aanroepen, en dit gebed altijd te blijven herhalen: Mijn Jezus! geef mij uwe liefde, geef mij uwe liefde, geef mij uwe liefde !
Eu Gij, alierlieiligstc Maagd, Maria! ver krijg mij de genade II altijd te aanroepen en U te zeggen: Mijne Moeder, doe mij Jezus bcmiuuen !
S\'1quot; nvF.nwEGiNG. 3 i?
O» C c-V-o-ö-lt;-ö-f-O-o lt;i-t-^-v--^-c^rt-0-lt;:-0-=-lt;--HH5Sgt;-c-0 olt;rlt;-lt;/ c-O-o
SIEDKL\'.JÜÜ.NU 11AUT VAN JKZUS.
Waar zoude» wij een hart kunnen vinden il meer bannharlig en teeder is, een hart it meer medelijden met onza ellenden :cft gevoeld, dan het Hart van Jezus? Dat medelijden bewoog Hem uit den ho-uclop aarde te dalen, en deed Hein zeggen, t Hij die goede Herder was, gekomen om u leven ten beste te geven lot verlossing iner schapen. Om ons zondaars vergiffenis geven, heelt Hij zich zeiven niets verge-n. Hij heeft zijn leven willen opofferen hul kruis in eene zee van smarten, en ■:oo al de straf uitboeten die ons toekwam. Deze barmhartigheid en dit medelijden en Hem nog zeggen : « Waarom wilt gij rvcn, Imis van Israel ? Keert terug en ft ! t\'O menschen, mijne arme kinde-i! waarom wilt gij u verdoemen, door u mij te verwijderen ? Ziel gij niet dat gij van mij vlucht, gij de eeuwige dood gemoot loopt ? Ik wil u niet verdoemd
Quaro uioriemiui. domus Israel?... Reveriiniini et
3 18 NOVENE VAN HEÏ HART VAN JEZUS.
zien. Schept vertrouwen ; wanneer gij ook \'
wilt terugkeeren, keert weder, en gij zulli het leven vinden. « Keert weder en leeft!»!
Udt medelijden doet Hem nog zeggen dall H i j een Vader vol van liefde is, die, ofschoou i Hij zich van zijnen zoon versmaad ziel,;
dezen, wanneer hij rouwmoedig wederkeert, I niede niet kan verstooten, maar.teederlijk omhelst, zonder nog aan ai de ontvangene he-leedigingen te donken. \' Zoo handelen de. menschen niet j zelfs wanneer zij vergeven, bewaren zij toch eenige gedachtenis van de ontvangene belecdigingen en voelen zij zich , aangespoord om zich te wreken; en wreken zij zich niet omdat zij God vreezen, toch worden zij altijd eenen grooten tegenzin gewaar om met die personen die hun eeni-gen smaad hebben aangedaan, om te gaan,
en zich met hen te onderhouden.
Maar Gij, mijn Jezus I Gij vergeeft aan do rouwmoedige zoudaars, en Gij weigert niet U geheel aan hen te geven, hier beneden in de Heilige Communie, en in den hemel waar Gij hun uwe glorie mededeelt. Zonder den minsten tegenzin te gevoelen omhelst Gij die zielen die U belcediga hebben, gedurende de gansche eeuwigheid. Waai\'
(I Oiurii im iniojus... uon rccor\'.labor. Ez.18.22.
Z\'0 OVERWDGIXd.
Idan, o mijn lieve Zaligmaker I zou men leen beminnenswaardiger en medelijdcnder lliart kunren vinden dan hot ur.-e?
Vorzunhtingen en gebeden.
Medelijdend Hart van mijnen Jezns ! lu b medelijden met mij. « Allei\'zoetsle Jezns ! ontferm U mijner.»1 Ik zeg bet thans, manr geef mij de genade bet U altijd te zeggen ; i Allerzoetste Jezus 1 ontferm U mijnor. » O mijn Verlosser! eer ik IJ bHeodigde, verdiende ik zeker gcene enkele der menigvuldige genaden die Gij mij geschonken hebt: Gij hebt mij geschapen en mij zoo vele verlichtingen gegeven en dat alles zonder mijne minste verdienste. Ku sedert ik U beleedigde, heb ik niet alleen geene gunsten verdiend, maar ik verdien van IJ verlaten, en in de hel te zijn. Uw medelijden heeft U bewogen om mij af te wachten en om mij het leven te sparen; als ik in uwe ongenade was, heeft uw medelijden mij verlichten tot vergiffenis uitgenoudigd, bet heeft mij droefheid over mijne zonden geschonken en het verlangen van U te beminnen; — en nu hoop ik, door uwe barmhartigheid mij in uwe genade te bevinden.
^1) Jesu dulcissime ! miserere mei.
3 4\'J
330 NOVE\\H VAM HET UART VAN .1EZUS.
Houd niet op, o mijn Jezns ! mij uwe barm-liartigheid to lilijvcn verlconcn. De {jcnado dio ik. II vraag, is, dat f.ij mij liet licht on de kracht verleent, van niet meer ondankbaar jegens II te worden. Neen,mijne Liefde ik beweer niet dat (lij mij nog zondt mop-ton vergeven, indien ik op nieuw het ongeluk had II den rug te koeren. Dit zou eenn vermetelheid zijn, die (1 zou beletten mij nog genade te schenken. En, welke genade zou ik van IJ nog durven verwachten, indiert ik nogmaals zoo ondankbaar werd, mvc vriendschap te verachten en mij van U Ie scheiden. •—Mijn zoete Jezus 1 ik bemin II en wil U altijd beminnen. Ziehier de barmhartigheid welke ik van IJ verhoop en afsmeek : Laat niet toe dat ik van IJ geschei-\'den worde. \'
Ook U smeek ik hierom, o Maria, mijne Moeder! Laat niet toe dat ik mij nog ooit van mijnen God afscheide.
\' O Ne p«rmitto9 me sopnrari a to.
CJe OVKRWEGIXG,
MILDDADIG HART VAV JEZUS.
Hot is eigen aan goediiartige personen, allen le willen gelukkig maken, vooral do armsten en de meest bedrukten. Haar waar zal men ooit iemand vinden goedhartigcr dan Jezus? Hij is immers do oneindige Goedheid, en heeft hij gevolg een allervurigst verlangen om ons zijne rijkdommen mede te deden. « Bij mij zijn do rijkdommen,... om hen, die mij beminnen te verrijken.»1 Hot was om ons rijk te maken, zegt do Apo?-tel, dat Hij zich arm heeft gemaakt: «Tor-wijl Hij rijk was, is Hij om uwentwil arm geworden, opdat (Jij door zijne armoede rijk zoudt wezen. » 8 Tot datzelfde einde heeft Hij hij ons willen blijven in het Allerheiligste Sacrament, waar Hij ten allen tijde tegenwoordig is, de handen vol genade, om ze uit te doelen aan al degenen, die Hom komen bezoeken, gelijk Pater Alvarez het eens zag. Hot is nog daarom dat Hij
^ (1) Meoum sunt «livitia?..., ut «lilom diligentes aio. f\'rov.
12) Propter ros egenns fiiotns est, cum essetdives, ut illius inopia vos divites osaelis, II. Cor. 8.!».
3:J2 novene van het haot van ifizüs.
z:cli celifcl aan ons geeft in rie ileilifin Communie. Hierdoor doet Hij ons verstaan dat, dewijl Hij gclieel zich zalven geeft, Hij ons onmogelijk zijne goederen kan weigeren. « Hoq heeft Hij ons ook niet alles met Hem geschonken, v-1 In Jezusquot; Hart vinden wij dnsalle goed, alle genaden die wij verlangen. « (lij zijt in alles rijk geworden door Hem..., zoodat u niets ontbreekt in eenigc genade.»4 Redenken wij wel, dat wij alle genaden welke wij ontvangen hebben, zooals verlossing, roep tot het geloof, licht, vergiffenis, hulp om aan de bekoringen Ie wederstaan, verduldigheid in tegenspoed, dat wij dat alles verschuldigd zijn aan het Hart van Jezus, want zonder zijne hulp kunnen wij niets goeds verrichten. «Zonder mij knnt gij niets doen.»5
En zoo gij tot nu too niet meer genaden hebt ontvangen, zegt de Heer, wijt het mij niet, maar wijt het u zelven, die verzuimd hebt mij dezelve te vragen. «Tot nu toe hebt gij mij om niets gebeden.... bidt on gij zult verkrijgen. «\'O hoe rijk in mild-
(\\) Qnornodo non otiam cum ülo omnia noVis donavit. Rom. ». 32. , i •
(2; In omnibns divites fneti e^tis in ülo..., ita utniliil vobis desit in ulla gratia. I. Cor. I. 3.
(:») Sine me, nihil potestis facere. Jo la. 3.
(4) Usque modo non petistis -quidquam. .; petite, e» acci-pietis. .lo. 16. 24.
OVERWEGING. 3ö3
dadigheid is hef, Hart van Jezus voor alwio Hem hulp vraagt.10 welke barmhartigheid ontvangen do zielen die Hem zorgvuldig aanroepen, gelijk do profeet David zegt: (i Want Gij, Heer, zijt zoetaardig, en zachtmoedig, en vol barmhartigheid jegens allen die U aanroepen ! t -
Wenden wij ons dan altoos tot dat goddelijk Hart : bidden wij met vertrouwen, en wij zullen alles verkrijgen.
Verzuchtingen en gebeden.
Ach, mijn Jezus I Gij hebt niet geweigerd uw bloed en uw leven voor mij ton beste te geven, en ik zou weigeren U mijn ellendig hart te schenken ? Neen, mijn lieve Verlosser ! ik offer het U geheel, ik schenk I! geheel mijnen wil. Aanvaard hem, en beschik er over volgens uw believen. Ik bezit niets en kan niets ; maar ik heb een hart dat Gij mij hebt geschonken, en dat mij niemand kan ontrooven. Mijne goederen, mijn bloed, mijn leven kan ik verliezen, maar mijn hart kan men mij niet ontnemen. Met dat hart kan ik U beminnen,
(1) Dives in oranes qui invocant ilhim I Rom. 10. 12.
[2] Quoniitm fa, Domine, suavis et mitis et innlta? miseri-cordiiu umnibus invoenntibus te ! Ps. 83. ö.
23
Vi\'t NOVENE VAN HET HATIT VAN JEZUS.
mot dat hart wil ik U beminnen. Welaan o mijn God ! leer mij mij zeiven geheel verloochonen; leer mij wat ik moet doen om uwe zuivere liefde te bekomen, naar welke uwe liefde mij het verlangen heeft ingegeven. Ik voel in mij een vast besloten wil om ü te behagen, maar van U verwacht en vraag ik den bijstand om dat besluit ten uitvoer te brengen. liet is uw werk, minnend Hart van Jezus I mijn arm hart, dat li vroeger zoo ondankbaar, cn door eigen schuld van uwe liefde beroofd was, geheel het uwe te maken. Geef dat geheel mijn hart brande voor ü, gelijk het Uwe brandt voor mij ; geef dat mijn wil geheel met den nwe vereenigd zij, zoodat ik alleen datgene wille, wat Gij wilt, en dat van nu af uw heilige wil do regel worde van al mijne handelingen, van al mijne gedachten, van al mijne verlangens. Ik hoop, o Heer ! dat Gij mij uwe genade niet zult weigeren, om mijn besluit dat ik heden voor uwe voeten maak, ten uitvoer te brengen, het besluit namelijk van alles wat Gij omtrent mij en mijne belangens zult beschikken, zoo wol in mijn loven als bij mijn sterven, in vrede aan te nomen.
Zalig Gij, o onbevlekte Maria I Gij, wier
Hart censti dat i wenst
Ho liet i
liefdi zijne dat 1 helot altiji W zijn den zegt te ot moe Elk gom hon andi np i (O
1*quot; OVERWEGING. 355
Hart allijd en in alles met Jezus\' Hart overeenstemde ! verkrijg mij, o mijne Moeder ! dat ik voortaan niets anders wille noch wensche clan wat Jezus en Gij wilt.
A«AA\'WWV\'wnaa/W/V\\AAAA/V*.\\AAA\'V\\A/\\A«/W/gt;AAAA/\\AA\'VA^A/Wgt;AA^W\\/V\\V\\/W*
DANKBAAH UART VAN .IEZIIS.
Het Hart van Jezus is zoo dankbaar, dat Het niet lipt minste werk kan zien te zijner liefde verricht, niet het minste woordje te zijner eer gesproken, noch zelfs een besluit dat Het genoegen geeft, zonder dezelve te beloonen ; Het is zelfs zoo dankbaar, dat Het altijd honderd voor één geeft. 1
Wanneer de menschen dankbaar willen zijn voor eene ontvangene weldaad, vergel-ten zij die maar eens, om zich, gelijk men zegt, van de verplichting die op hen weegt, te ontlasten, en daarna denken zij er niet meer aan. Zoo handelt Jezus niet met ons. Elk goed werk dat wij verrichten om Hem genoegen te geven, beloont Hij niet alleen honderdvoudig in dit leven, maar in het ander leven beloont Hij nog oneindig meer np ieder oogenblik, gedurende de ganschc
(l) Ccntaplum oecipiet. Mntth. 19. 23.
3:Jfgt; NOVENE VAN HET HAM VAN .IEZUS.
eeuwigheid. En wie zal dan zoo onachtzaam zijn van niet alles te doen wat hij kan. om dat goddelijk Hart te bevredigen, een Hart dal, zoo heerlijk beloont,
Maar, helaas ! welke zorg hebben de men-schen om Jezus-Christus genoegen te geven? of zeggen wij beter : boe kunnen wij zoo I ondankbaar zijn jegens eonen God, die ons met zoo veel liefde verlost heeft? Hadde Ilij ^ rnaar een enkelen druppel bloed vergoten, een enkele traan voor onze zaligheid gestort, dan zouden wij Hem nog oneindig verplicht zijn: want die druppel bloed ol die traan zou bij God van oneindige waarde ; geweest zijn, en voldoende om ons alle soorten van genaden te doen bekomen. Maar Jezus beeft alle oogenblikkcn van zijn leven voor ons willen besteden, Hij heeft ons al zijne verdiensten willen schenken, al zijne smarten en versmadingen , al zijn bloed en zelfs zijn leven. Wij hebben dus niet (■éne, maar ontelbare verplichtingen om Hem te beminnen.
En wat zal ik nogtans zeggen? wij zijn dankbaar, zelfs jegens dieren. Het minste dier dat ons eenig teeken van genegenheid geeft, dwingt ons, om zoo te zeggen, bet. te beminnen. Hoe kunnen wij dan zoo on-
OVERWEGING.
dankbaar zijn jegens God? Scliijut het niet dat Gods weldaden ten aanzien der mensdien van natuur veranderen en niishande-lingen worden, dewijl deze in plaats van ze met dankbaarheid en liefde te ontvangen, er met beleedigingen en versmadingen aan beantwoorden. Verlicht die ondankbaren, o Heer ! opdat zij de liefde erkennen, welke Gij hun toedraagt.
Verzuchtingen en gebeden.
O mijn lieve Jezus ! ziehier eenen ondankbaren aan uwe voeten. Ik ben dankbaar geweest jegens de schepselen, en jegens U alleen ben ik ondankbaar geweest, jegens L\', zeg ik, die voor mij gestorven zijt, en uiets meer kunt doen om mij te verplichten U te beminnen. Wat mij troost en aanmoedigt, is dat ik te doen heb met een Hart van uueindige goedheid en barmhartigheid, dat belooft al de beleedigingen te vergeten van eenen zondaar die berouw heeft en Hem bemint. —■ Mijn lieve Jezus! vroeger heb ik U beleedigd en versmaad; maar nu bemin ik U boven alles, ik bemin U moer dan mij zelven. Zeg mij, wat Gij van mij wilt; ik beu bereid, met de hulp uwer geuade, al te doen wat Gij begeert. Ik geloof vastelijk dat
3a7
3i)8 NOVENE VAN HET HART VAN JEZUS. Gij mij gescliapen hebt, dat Gij om mijne liefde uw bloed en uw leven bebt gegeven. Ik geloof nog, dat Gij U zelven voor mij, in het allerheiligste Sacrament hebt nagelaten, Ik dank U, mijno Liefde, en ik bid U, niet toe te laten, dat ik na zoo vele weldaden en zoo vele bewijzen uwer liefde, nog ondankbaar zou worden. Dind en hecht mij vast aan uw Hart, en laat niet toe dat ik in het leven dat mij nog overblijft, U misnoegen; en verdriet voroorzake. Genoog, mijn Jezus! heb ik 1) beloedigd: nu wil ik U beminnen. Och! kondc ik mijne vorige jaren nog weder bekomen ! Maar neen, zij komen niet weder, en het leven dat mij nog overblijft, zal kort wezen. Doch, kort of lang, mijn God ! den tijd die mij nog overblijft wil ik gansch besteden om U te beminnen, ü, opperste Goed, die cene eeuwige en oneindige liefde waardig zijt I
Maria, mijno Muedor 1 laat niet toe dat ik nog ooit ondankbaar worde jegens uwen Zoon ; bid Jezus voor mij.
S\'1quot; OVEnWEGING. 3i)0
v. ^.\'^\'•^\'^\'\'■\'WXAAWvn/VA/VI/WXA/WlA/VX^AA^A^AAA/VAA/WWX/VW
VERSMAAD UART VAX JEZUS.
Er bestaat geene grootcro smart voor con hart dat bemint, dan zijne liefde versmaad le zien; vooral, wanneer het groote bewijzen zijner liefde lieeft gegeven, en men daaraan beantwoordt met ondankbaarheid.
Dat alle menschen aan al hunne bezittingen vaarwel zeggen, in eene wildernis gaan leven, zich voeden met kruiden, op den blouten grond slapen, door boetplegingen zich uitmergelen en eindelijk zich om hel loven laten brengen voor Jezus-Christus ; welke vergelding zou dit wezen voor de smarten, welke de Zoon Üods heeft geleden, voor het bloed en leven dat quot;ij voor ons heeft gegeven? En lieten wij ons ieder oo-gcnblik ter dood brengen, dit zou gewis uog weinig zijn om het minste deeltje te vergelden van do liefde welke Jezus-Christus ons heeft bewezen mot zich aan ons te schenken in het allerheiligste Sacrament. — Een God verborgt zich daar onder de gedaante van een weinig brood, om het voedsel te worden vau zijn eigen schepsel!
300 NOVENE VAN HEÏ UART VAN JEZUS.
Maar, helaas ! welke dankbaarheid betuigen de menschon aau Jezus-ClirisLus\'? welke vergelding geven zij Hem voor al die weldaden? — Mishandelingen, versmading van zijne geboden en van zijne leering, ia een woord zulke enteeringen, dat zij er dusdanige eenen vijand niet zouden aandoen, eenen slaaf, noch den ellendigslen dezer aarde. En zouden wij nu aan al dio mishandelingen welke Jezus ontvangen heeft cn nog dagelijks ontvangt, zonder hartzeer kunnen denken\'? Zullen wij dan niet trachten door onze liefde de onmetelijke liefde te vergelden van zijn goddelijk Hart, dat in het Sacrament des Altaars tegenwoordig blijft, altijd brandende van dezelfde liefde jegens ons, altijd begeerig ons zijne goederen mede te deelen cn zich zcl-ven geheel aan ons te geven, altijd bereid ons met tcederheid te ontvangen, zoodra wij tot Hem komen, gelijk Hij beloofd heelt: n Hem, die tot mij komt. zal ik niet verstooten. »1
Wij zijn er gewoon aan geworden zonder aandoening te hooren spreker, van schepping, van menschwording, van verlossing, van Jezus in eenen stal geboren, vau Jezus
(1) Euia, qui venit ad me, uou cjiciam i\'oras? Jo. 6. 37.
85te OVERWEGING. 301
aan liet kiuis gestorven. O Cod ! indien wij wisten dat eeu ander mcnsch ons maar eene enkele dier weldaden bewezen had, wij zouden ons niet kunnen weerhouden hom te beminnen! liet schijnt dat God alleen, om zoo te spreken, zoo ongelukkig moet zijn met de menschen, dat Mij zich van hen niet kan doen beminne, niet U^eustaande dat Hij allo middelen heeft aangewend om er in to gelukken ! Ja, wel verre van bemind te worden, ziet Hij zich versmaad en verstooton. Oe oorzaak daarvan is, dat de menschen de liefde welke Hij hun heelt bewezen uit het oog verliezen.
Verzuchtingen en gebeden.
O lïart van mijnen Jezus. Afgrond van barmhartigheid en liefde! hoe komt het dat ik, bij het zien der goedheid, die Gij mij betoond hebt en mijner ondankbaarheid, niet sterf van droefheid? Gij, mijn Zaligmaker ! na mij het loven geschonken te hebben, hebt nog voor mij al uw bloed en uw leven gegeven, ja, om mijne liefde hebt Gij U overgeleverd aan de versmadingen en aan de dood ; en hiermede niet tevreden, hebt Gij het middel uitgevonden om U zeiven dagelijks voor mij in de hei-
302 NOVENE VAN HET HART VAN JEZUS.
ligo Mis lo slaclitofferon, U blootstellende aan de oateeringeu welke Gij voorzaagt dat men U iu dit Sacrament van liefde zou aandoen. O God! hoe kan ik mij herinneren zoo ondankbaar jegens U geweest te zijn, zonder van schaamte te sterven? O Heer! stol een einde aan mijne ondankbaarheden, trof mijn hart door uwe heilige liefde en maak dat ik geheel aan U tocbehooro. Herinner U liet bloed en de tranen die Gij voor mij vergoten hebt, en schenk mij.ver-\' gilfenis. Ach! laat zoo veel smarten voor mij niet verloren zijn 1 Alhoewel Gij mijne ondankbaarheid eu mijne onwaardigheid gedurig voor oogen hadt hieldt Gij niet op mij te beminnen; niet alleen bemindo ik U niet, maar ik had zelfs het verlangen niet van U bemind te worden, en toch bemmdet Gij mij ; hoe zeer mag ik dan op uwe liefde niet rekenen, nu ik niets anders wil en niets anders wensch dan U te beminnen en vau IJ bemind te worden! Ik smeek U, bevredig ten volle dien wonsch mijns harten, of liever, uwen wensch, dewijl Gij mij dien hebt ingegeven I Geef, dat deze dag de dag mijner volslagene bekcering zij, zoodat ik, van dit oogenblik af, U beginne te beminnen, om nooit mecrop te houden goheol
Oquot;111 OVERWEGING. 3fi3
de uwe te zijn, o mijn opperste Goed! Geef dut ik geheel afsterve om alleen voor U te leven en altijd van liefde tot U te branden.
O Maria ! uw hart was dat zalig altaar, waarop het vuur der goddelijke liefde aanhoudend brandde. Mijn lieve Moeder! maak mij aan IJ gelijk ; vraag deze genade voor mij aan uwen aanbiddelijken Zoon, die er genoegen in vindt IJ te vereeren, met U niets te weigeren van al wat Gij Hem vraagt.
GETROUW HART VAN JEZUS.
O hoe getrouw is liet schoone Hart van Jezus jegens hen, die Hij tot zijne heilige liefde roept. liet kan niet ontbreken aan zijne belofte : « Hij die u geroepen heeft is getrouw en zal het ook doen. »\'
Gods getrouwheid wekt in ons hot betrouwen op om alles te verhopen, alhoewel wij niets verdienen. Zouden wij God uit ons hart verdreven hebben, laten wij Hem de deur weder openen, en, volgens zijne belofte, zal Hij daar weder binnen treden :
(i) Fidolis est, qui vocavit vos, qui etiam faciei. I. Tlicss, 5, 24.
364 NOVENE VAN HET HART VAN JEZUS.
t Zoo iemand mij dc deur zal openen, zal ik bij hem inkomen, en met hem maaltijd lioudon. )■\' Indien wij genaden verlangen, vragen wij die aan God in Jezus\' naam ; de Meer heeft ons beloofd dat wij ze zullen ontvangen : «Indien gij den Vader oin iets in niijuen naam zult bidden. Hij zal het u geven. » - Worden wij bekoord, betrouwen wij op zijne verdiensten, en Hij zal niet toelaten, dat onze vijanden ons boven onze macht bevechten. 5
0 wat is het veel beter met God te handelen dan met de ruenschen. Hoe dikwijls beloven do menschen zonder hun woord te houden, omdat zij niet recht zuinning zijn in \'t beloven, ofwel omdat zij na hunne belofte van wil veranderen. Zoo doet God niet, zegt de Heilige Geest: « God is niet gelijk de menschen, dat Hij zou liegen, noch gelijk de zoon des menschen, dat Hij zou veranderen.»1 God kan aan zijne gedane belofte niet ontrouw worden, dewijl Hij, de waarheid zelve, niet kan liegen. Hij kan ook niet van wil
(1) Si quis... aperuerit mihi januam, intraho ad illuin, et ccenabo cum illo. Apoe, 3. 2ü.
(2) Si quiii petieritis Putrem in nomine meo, dab it voids. Jo. IC. 23.
(3) Fidelisautem Densest, qui uoa patietur vos teutai\'i supra id quod potestis. I. Cor. 10. 13.
(4) Nou est Deus quasi homo, ut mentiatur, uee ut lilius bominis, ut mutetur. JSum. 23. 19.
Oquot;10 OVERWEGING. 36S
veranderen, omdat alles wat lïij wil, allijd billijk cn redelijk is. Zoo heeft Hij beloofd eenieder die iot Hem komt, te aanvaarden, luilp te verleenen aan die ze Hem vraagt, te beminnen alwie Hem bemint; en zou ilij dit dan niet doen ? 1
0 waren wij toeh fiod getrouw, gelijk Hij ons getrouw is ! Hoe menigmaal hebben wij Hem vroeger verraden, ons aan zijnen dienst onttrokken, cn als slaven aan den duivel verkccht, en dat na de belofte van Hem toe te beliooren. Hem te dienen en te beminnen ! Bidden wij Hem ons de kracht te verleenen om Hom in het toekomende getrouw te zijn. O wat zullen wij gelukkig zijn indien wij Jezus-Christns, in de weinige zaken, die Hij van ons vereiseht, getrouw blijven! Hij zal ook getrouw zijn, ons rijkelijk beloonen en ons doen hooren. wat Hij zijnen getrouwen dienaar beloofd heeft : « Welaan, gij goede en getrouwe dienstknecht, omdat gij over weinig getrouw zijt geweest, zal ik u over veel stellen, ga in de vreugde uws Hceren. )\'5
(1) Dixit ergo, ol nnn facint ? Nnm. 21.
(2) Eitgo, sen*c hnno at fWlelis; f]iii« supnr pmu-a fuisti fidflis, snpiu* mnltii tc constitnam ; inli-n in giingt;iiiun Onniini lui. Al.itih. 2 \\. 21.
300 JjOVENE VAN HET IIAHT VAN JEZUS.
Verzuchtingen en gebeden.
Mijn lieve Verlosser ! o ware ik ü gelrouw gebleven, gelijk Gij getrouw zijt geweest jegens mij ! Zoo dikwijls ik U mijn hart hel) geopend, zijt T.ij er binnen getreden om mij vergiffenis te schenken en mij in uwe genade op te nemen ; zoo dikwijls ik uwen bijstand heb ingeroepen, zijt Gij toegesneld om mij te helpen. Gij zijt altijd even getrouw geweest jegens mij, terwijl ik U zoo dikwijls ongetrouw ben geworden I ik heb beloofd U te dienen, en daarna heb ik U zoo menigmaal den rug toegekeerd 1 ik heb beloofd U te beminnen, en daarna lu;b ik U zoo menigmaal mijne liefde geweigerd ; alsof Gij, mijn God ! die mij ge-sohapen en mij vrijgekocht hebt minder verdiendet bemind te worden dan de schepselen en de ellendige voldoeningen om dewelke ik U heb verlaten ! Mijn Jezus 1 vergeef mij; ik erken mijne ondankbaarheid, en verfoei ze. Ik erken, dat Gij eene oneindige goedheid zijt, eene oneindige liefde waardig, vooral van mij, dien Gij, niettegenstaande zoo vele beleedigingen, welke ik U heb aangedaan, zoo zeer bemind hebt. Wee mij, indien ik verloren ga ! Do gena-
O\'1\'\' OVEHWEGIMG. 3C7
den welke Gij mij liebt gcsclioniicn, en de blijken van bijzondere genegenheid die Cij mij liebt gegeven, o God ! zij zonden do hol mijner hel wezen. Maar, neon, mijne Liefde I dal dit toch niet geschiede: heb modelijdon mot mij; gedoog niet dat ik U op nieuw verlate, en mij verdoemende, zoo als ik zou verdienen, voortga door haat en smaad do liefde to betalen, welke Gij mij bobt loogo-dragon. —O teodor en getrouw Hart van Jezus 1 ontvlam mijn ellendig hart, opdat ikbrande van liefde lot U, gelijk Gij brandt voor mij. — Mij dunkt, o mijn Jezus! dat ik ü nu bemin; maar ik bemin U maar weinig ; geef dat ik U veel bominnc/on dal ik U tol aan de dood toe getrouw blijve. Deze genade vraag ik ü, te gelijk mot do genade van ze altijd te blijven vragen. Doe mij sterven liever dan toe te laten dal ik ü op nieuw zou verraden.
O Maria, mijne Moeder 1 bolp mij om aan uwen Zoon getrouw to blijvej.
OF
OVERWEGINGEN OP HARE LITANiE
VOOR DE KEGEN DAGEN DIE ELK IIARER VOORNAAMSTE FEESTDAGEN VOORAFGAAN.
« Heilige Maria, bid voor ons. »1 Dewijl de Heilige Kerk ons in de Litanie v.m O. Ij. Vrouw, de smeeking van voor ons te Itiddon: Bill voor ons, zoo dikwijls leert lierhalen zoo betaamt het, alvorens de titels, onder welke men haar aanroept, te overwegen eerst te overdenken hoe machtig hare gebeden zijn bij God. Gelukkig degenen voor wie Maria bidt! Jezus schept er genoegen in, dat zijne teei\'geliefde Moeder Hem iet: vraagt, om Haar te kunnen geven al wa zij Hem verzoekt. De heilige Brigitta hoorde eens Jezus tot Maria zeggen : « Moeder, Gi, weet dat ik niets van al wat Gij vraagt, kan
(I) Sancta Maria, ora pro nobis.
iquot;le OVERWEGING.
l\'Ci\'stoolon ; vraag mij dus al wat Gij wilt.»\' ■ Dan vocgdü Hij erbij : «Dewijl Gij, die hiijne Moedor zijt, Mij niets hebt gewei-gord op aarde, zou betaamt bet dat Ik, nu Ion lieraol U niets weigere van al wat ■ij Mij vraagt.»2 — Het is genoeg dat iMaria spreekt, zegt de heilige Dernardus, IhaarZoon slaat haar alles toe.5 Willen wij Irlan onze zaligheid verzekeren, bidden wij laltijd die goddelijke Moeder en zeggen wij Ihaar met den heiligen Andreas van Creton | of van Jerusalem :
« O heilige Maagd ! wij smoeken U ons te i helpen door uwe gebeden bij God ; gebeden die ons kostbaarder zijn dan alle sohatten (lor wereld; gebeden die ons een groeten overvloed van genaden bekomen ; geboden die onze vijanden beschaamd maken en zegepralen over al hun geweld, n\'4
« Ucilifie Maria, s5 Maria\'s naam is een naam van zaligheid; dio naam komt niet
(1^ Mater, peteqiiod vis ; non enim inanis potest esse pe-titio tan. Rev. 1. 6,0. 23.
(2) Quia til milii nihil negasti in terra, ego tibi nihil ne-gnlio in ccelo. Ibid. 1. .c. 2gt;.
(3) A Fiiio nudiri, exaudiri est. Puciucch. In Sal. Ang. exc. 20.
(4) In Dorm. S. M. s. 3,
{3; Suncta Maria.
369
24
370 KOVF.Nr. VAN\' O. I,. VROUW.
van do naivlo, maaruitden liomol; daarom zegt de liniligo Epiplianus, dat Maria dien naam niet ontving van liarc ouders, maar dal hij haar werd gegeven door een «itdnik-Uolijk hevel van fiod. Ook, na den naam .leziis, overtreft dn naam Maria alle andere namen ; want fiod heeft hem zoodanig met zoetheid en genade vervult, dat alwie hem noemt, daardoor alle genaden kan bekomen ! «O Maria! zegt re heilige^ riernardns, men kan U niet noemen zonder van liefde tot U ontstoken te word?.n.»1 lui de gelukzalige llenrieus Snzon zegt: «O Maria! indien nw naam reeds zoo hemin-nelijk en zoo bevallig is, wat moet (iij zelve dan niet zijn ! »8 De naam Maria is vol zegeningen ; men kan, zegt de heilige llonaven-tnra, dien niet uitspreken, zonder cenige gunst te hekomen.r\' ilie hemelselie naam heefi vooral do kracht om de hekoringen der hel van ons te verdrijven.
Aeh, mijne Koningin ! had ik U altijd aangeroepen in mijne hekoringen, nooit zon ik gevallen zijn. Voortaan zal ik niet meer verzuimen l! aan le roepen zeggende : O Maria, sla mij hij I Maria, kom mij te
(1) Pepr. ml plor. V.
(9) Dial c. ir.
( !) S|)f?e. It. V. 0.
I5quot;1 OVERWEGING.
hulp ! Verkrijg mij de genade U altijd aan te roepen zoodra mijne ziel in gevaar is.
« Heilige Moreler Gorh. » \' Indien de ge-linden der Heiligen reeds znn machtig zijn hij God, hoe veel te meer zullen die van Maria niet vermogen 1 De gebeden der lloi-ligen zijn gebeden van dienaren, maar de gebeden van Maria zijn gebeden eener Moeder. De heilige Anionins zegt, dat de gebeden van Maria zoo vele bevelen voor Jezus zijn. en daarom verzekert hij, dat die goddelijke Moedor geene genade aan haren Zoon kan vragen zonder verhoord te worden. 2 Ook vermaant ons de heilige Ber-nardus, alle genaden, welke wij van God verlangen, te vragen door do voorspraak van Maria, omdat zij, zegt hij. Moeder is en niet onverhoord kan blijven. 3
O verhevene Moeder Gods ! bid Jezus voor mij; aanzie de ellenden mijner ziel, en heb medelijden met mij ! Bid voor mij, en hond niet op voor mij te bidden, totdat Gij mij zalig ziet in den hemel. O Maria I Gij
(!) Sancta Dpi Genitrix.
(?• Impo^ibilo o-*t enm non exondiri. P. 4. t. IfJ. o. J7. § 4. (:lt;) Quia Matei* ost, etlVu^trari non potest. De Aqna\'d.
371
072 NOVENE VAN O. L. VBOUW.
zijt mijne lioop, verlaat mij niet. Heilige
Moeder Gods ! bid voor ons.
/VA/V/VX\'VX\'VA/^\'VN\'WVW /\\A/\\/\\lt;\\/gt;/V\\/Vgt; AA/V/V/V/WXArt/W «VA/VAAA/VV/WX/VXAnAA A/V
« Moeder der goddelijke gemide. » \' De heilige Anselmus noemt Maria do Moeder van alle genaden, 2 en de gelukzalige Jor-clanns zegt dat zij de Schatbewaarster dep genaden is. 3 De heilige Bernardinus van Senen verzekert, dat alle genaden worden nilgedeeld door de handen van Maria, en dat zij die uitdeelt aan wie zij wil, wanneer zij wil en gelijk zij wil. 4 Dit komt overeen met heigeen Maria zegt van haar zelve : « Bij mij zijn rijkdommen, opdat ik rijk make degenen die mij beminnen.» quot;De Meer heelt mij al do schatten zijner genaden toevertrouwd, opdat ik er mede ver-rijke allen die mij beminnen.
Indien ik U dan bemin, o mijne Konin-
(1) Mater divinoc grafi».
(2) Mater gratiarnm. Psalt. B. V. p. 2.
(3) Thcsaurnria gratiarnm. Cont. de V. M. ti prol,
(4) Omnia dona et gratiie, quibus vult, qiian.lo vult, et quomodo vult, per manus ijHius administrantur. Pro Fest. V. M. s. 5. e. 8.
(5) Mecum sunt diviti»..., ut ditem diligente» me. Pior. 8. 18.
2,le OVERWEGING.
gin ! zal ik zoo arm niet meer zijn als ik nu bon. Na God, bomin ik U boven alles ; maak dat ik uwe goedheid met meer tee-derheid en vurigheid beminne. De bciligo Bonaventura verzekert mij, dat allen, die Gij wilt zalig maken, zalig zullen worden.1 Daarom wil ik U met dien grooten Heiligen toeroepen; 1 O Zaligheid van allen die U aanroepen, maak mij zalig;2 bevrijd mij van do hel, en vooral bevrijd mij van do zonde, want zij alleen kan mij in de hel storten.
11 Allerzuiverste Moeder.»5 Deze Moedor-Maagd, goheel rein en zuiver, maakt, hare dienaars rein en zuiver. De heilige Ambro-sius zegt, dat toon Maria nog op aarde was, zij aan allen die haar aanzagen, de liefde tot de zuiverheid inboezemde. 4 Zij wordt, genoemd Lelie ouder de doornen: « Gelijk eeno lelie tusschen de doornen, zoo is mijne vriendin onder de dochters.» 5 Alle andere
(1) Quern ipsa vis, salvuseril.
(2) O Salus to invocantium! salva me.
Maler purissima.
(*) Tanta eiat Maria; gratia, ut, ofiam quos viscret, into-, gritatis insigue couferret. InFt. virg. c. 7.
(3) Sicut lilium inter spina?, sie Araicu mea inter Olias, Cant. 2. 2.
3:
374 NOVENE VAN O. L. VROUW.
maagden, zegt Dionysius de Karthuizer, 1 j zijn doornen of voor zich zclven of voor an- \' deren, maar de Heilige Maagd was nooit een doorn noch voor haar zelve noch voor andoren ; want, aan allen die haar bezagen, gaf zij slechts zuivere eu heilige gevoelens. Wat meer is, do Schrijver van het Leven van den heiligen Thomas van Aquine verhaalt, hoe deze Heilige gewoon was te zeggen, dat zelfs de beelden van Maria, dier zuivere Torlclduive, de zinnelijke gevoelens uitdooven van allen die haar met godsvrucht aanschouwen ; en de eerbiedwaardige Pater Avlla verzekert, dat vele perso nen, die togen de deugd van zuiverheid bekoord werden, door de gods/rucht tot Gods Moeder van deze zonde zijn bewaard gebleven. O hoe krachtig is vooral de naam van Maria om de bekoringen tegen deze deugd te overwinnen !
O allerzuiverste Moeder Maria! bevri jd mij van alle zonden van onzuiverheid ; maak dat ik in de bekoringen altijd tot U mijne toevlucht neme en U zoc.der ophouden blijve aanroepen, zoo lang tie bekoringen zullen duren,
{I^ Iü Cant. a. 8.
2,io OVliUWli\'JINü.
a Moeder altijd Maayd.» 1 Maria is die ougeschoudcne vrouw, die geheel schoon ca zonder de miuste vlek aan de oogeu van (lod sclieeu : «Gij zijt geheel schoon, mijne vriendin, en gecne vlek is in U.» 2 Daarom werd Maria ook verkoren om voor de zondaars ecae Middelares van vrede to zij», gelijk do heilige Ephrem zegt,3 en gelijk zij zelve verklaard heeft in het iioek der Gezangen.4 Do heilige Gregorius5 zegt, dat indien een oproerige onderdaan dio zijnen vorst holeedigd heeft, voor hem zou verschijnen om hom te bedaren, hij hem integendeel nog meer zou verbitteren. Alzoo betaamde.het niet, dat Maria, dio bestemd was om deu vrede tusschon God en de men-schen to bemiddelen, a!s zondares cn mo-deplichtige aan de zoude van Adam voor God zou verschijueu, en daarom heeft God Maria van alle vlekken der zonde bewaard.
ü mijne onbevlekte Koningin, reine ikiit\' aan God zoo aangenaam ! wen\'! uwe oog. u
(1) M.itov iuviolata.
(2) Tuta pulcLru es, Amica inca, et oiauuJa non est in te. Cant. 4. 7.
(■i) Avo, orbis Coivjilialrix ! Do Lainl. Oei Gon.
(4) Facta sum coram eo quasi pacüiu rure-.ieus. Cnnf. 8. 10.
(öj [!. 1. c. 11.
370 NOVENE VAN O. L. VROUW.
uiet af vun de ontelbare vlekken en wonden mijner ziel, aanzie mij en kom mij te hulp. God, die U zoo zeer bemint, weigert U niets, en Gij kunt ook niets weigeren aan hem die IJ aanroept. O Maria ! ik neem mijne toevlucht lot U, heb medelijden met mij ! « Moeder altijd Maagd, bid voor ons.»
«Beminnelijke Moeder.»1 Richardus van St-Laurentius zegt, dat God zelf Maria geheel beminnelijk vond.3 Ja, die onvergelijkelijke Maagd schoen zoo beminnelijk in de oogen van den lieer, dat Hij, verrukt over hare schoonheid uitriep : « Hoe schoon xijt gij, mijne vriendin; hoe schoon zijt gij! » 3 Hij noemt haar zijne eenige Duif, zijne eenige Volmaakte. 1 Het is zeker, gelijk Pater Suarez zegt, dat God Maria meer bemint dan alle andere Heiligen te zamen, en met recht, omdat zij alleen God
(1) Mater amabUis.
(2) Fuit boata Virgo amabilis oculis ipsius Dei. Do Laud Ü.M.I.Ü.
(3) Quam pulcbra es, amica mea! quam nulclira es! Cant. 4.1,
Una est columba mea, perfecta mea. Ibid. 6. 8.
3d\'-\' OVERWEOIXG. 377
meer bcmiad heeft daa alle ineascliea en alle Eugelec tc zamen.
O schoone Maria ! o beminnelijke Maria ! Gij liebt hot hart vau uv.-cn God gewonnen, neem ook mijn hart en maak het heilig. Ik bemin ü, ik betrouw op U! « Bemiune-lijke Moeder, bid voor ons.»
«Moeder des Zaligmahcrs» 1 Do heilige üonaventura noemt Maria de Middelares onzer zaligheid,2 en do heilige Joannes Damascenns, Zij die de wereld gered hoeft.3 Om twee redenen kan men van Maria zeggen dat zij de wereld gered heeft, cn Jat zij onze Middelares is, wel te verstaan Middelares van genade gelijk Jezus Middelaar van gerechtigheid is : ten eerste, om hare toestemming in de menschwordiug van het eeuwig Woord, want door deze toestemming, zegt de heilige Bernardinus van Sonen, heeft zij aan ons allen de zaligheid bezorgd ;4 ten tweede, om hare toestemming in du dood van baren Zoon, waardoor
(1) Mater Salvatoris-
(2) Maria, Mediatrix dos tra? salutis. Spec. B. V. lect. 9.
(3) Salvatrix inundi. Men. Gra\'c. lö. aug.
(4) Pei* hune coocensum, omuium salutein procuravit. Pro Fest. V. M. s. 8. a. 2. c. 2.
f
*
373 NOVE.MS VAN 0. L. VROUW.
zij toeliet dut ilij vooi\' ouzc zaliglioid aan het kruis werd opgeofferd. Ik smeek U dus, o Moeder vaa mijueu Zaligmaker, die ecus het leven van uwen Zoou uau God, voor mljue zaliglioid, liebt opgeofferd, maak nu door uwe voorspraak dat ik zalig worde !
«Eerwaardige Maagd.» \' Do heilige An-selraus zegt dat dc waardigheid van Mariaals Moeder van God, alles te boven gaat wat men ua God kan uitdrukken of uitdenken. Daarom spreekt hij haar tos net deze woorden : «O mijne Koningin! niets is aan Ü gelijk, want al wat beslaat is of boven U, en dit is God alleen, of onder U, en dit is al wat God niet is. » 2 Met céu woord, God alleen, gelijk de heilige Bernardlnus zegt, kan de grootheid van Maria begrijpen.3 En Albertus-de-Groote voegt er bij, dat Maria niet nauwer met God had kunnen vereenigd wezen, zonder God zelf te worden. 4 Die verhevene Moeder van God is dus onze boogsto vereering waardig, dewijl God
(1) Viifto vcucramla.
(21 PeCouc. B. M. V.
(3) Tunta fuit pcrif-üo Vir-inis, ut soli Deo coguoscenda resürvctur. Pio Fcsl. V. M. 6. 4. a. :5. c. 1.
( V) Magis Deu cuujungi non potuil, uisilierek Dc:is.
i*1\'\' OVERWEGING. 379
zelf haar niet hoogcr had kimnen vcrhcflcn Jan met haar tot zijne Moeder te kiezen.
O Maria, Moeder van God en mijne Moeder! ik vereer U en wensch dat alle men-schcu U vereeren uit geheel hun hart als hunne machtige Koningin. Heb medelijden met een armen zondaar die U bemint en op üzijn betrouwen stelt.«EerwaardigcMaagd, bid voor ons.«
AA-V*/w\\/VXAA\'rfVWVVWVKVx\'V*
« Lofwa/iniiije Maurjd. »\' De Heilige Kerk zegt dat Maria allen lof waardig is, 2 om reden, zegt de heilige Ildephonsus, dat al do lof, wolken wij aan Maria geven, tot hareu goddelijkon Zoon terugkeert. 3 Daarom voegt de heilige Grcgorius van Nicomedië er bij, dat God den lof dien men aan Maria gt oft, aanziet als aan Hem zeiven gegeven. 4 üc Heilige Maagd belooft het eeuwig
(1) Virgo pi\'tcdicniida.
(2; Omr.i lundudifjuissiinu.
lt;X) Ueduiidut ud Filiuui, quod iiupenditur Matri. Do Vir-ginit.S. M.c. 12.
(4) Tnain enim gloriain Creator existiinat esse propriam. Or. in fii;;r. C. V.
380 NOVEN-E VAX O. L. VROUW.
leven aan hen die zorgen dat zij door anderen gekend en bemind wordt; 1 en Ri-chardus van St-Laurentlus verzekert, dat Maria degenen die haar in deze wereld bijzonder vereerd hebben, ook op cene bijzondere wijze zal doen vereeren in don hemel.2 Aangezien Maria mot do Moeder van God te worden, de weg van zaligheid is geworden voor do zondaars, zoo worden deze, zegt de heilige Anselmus, 3 tlt;)t do zaligheld gebracht door het verkondigen van Maria\'s lof. Allen, wol is waar, kunnen niet prediken, maar allen kunnen die Gelukzalige Moeder verheerlijken door in hunne gemeenzame gesprekken met anderen, niet bloedverwanten en vrienden, do verhevene voorrechten van Maria, hare macht en hare barmhartigheid te roemen, en hen alzoo op te wokken tot eeno groote godsvrucht jegens die goddelijke Moeder.
O Koningin dos hemels! ik wil voortaan alles doen wat mij mogelijk is, om U door alle menschen le doen eeren en beminnen. Noem dit verlangen goedwillig aan, en holp mij hetzelve ten uitvoer brengen. Neem
(1)Qui clucidant me, vitam celornam liabebuut. Eeeli. 24. 31.
(2) Glorificabit in futuro honorificantes se in pijcsenti. De Laud. B, M. 1. 2. p. 1.
\' 3) De E.\'.ccil. V. c, 1.
4de OVERWEGING. 381
mij aan onder het getal uwer dienaren en laat niet toe dat ik nog ooit een slaaf van den duivel worde.
«Machtige Maagd. » 1 Welke Heilige is zoo machtig bij God als zijne allerheiligste Moeder? Zij verkrijgt al wat zij verlangt. — Het is genoeg dat gij wilt. zegt haar de heilige Bernardus, en alles zal geschieden.2 De heilige Petrus Damianus gaat nog verder, cn zegt dat, waaneer Maria God om genade bidt, zij Hem op zekere wijze gebiedt, en dat de Zoon zijne welbeminde Moeder zoo zeer vereert, dat Hij haar alles toestaat wat zij Hem vraagt, zelfs ten gunste der zondaars. Daarom roept de heilige Ger-manus uit: «Gij, o Moeder Gods! zijt almachtig om de zondaars te redden, en uwe aanbeveling is genoeg, omdat Gij de Moeder van het ware Leven zijt. igt; 3
O Maria! Gij kunt mij heilig maken; op U stel ik mijn betrouwen.
(1) Virgo polens.
(2) Velis tu, et oranin fiont.
(3) Nam Filius, nihil negnns. bQiiorat to. 1q Kal. D. V. s. f.
NOYKXE VAX O. L. VROUW.
« Gocderlit\'rcnc Maagd.» 1 Zoo maclitig Maria bij Cod is, zoo gocclciiicren cn mc-dfilijdoncl is zij jrgcns hen die harcn liij-r-iand inroepen. «Nooit macht, noch wil, zegl. dn Iieilige Bcrnardus, kunnen haar ontbreken, n2 Rn hoe zou haar do macht om onze zaligheid to bewerken kunnen ontbreken, daar zij do Moeder van God is? En boe zou haar de wil kunnen ontbreken, daar zij onzo Hoeder is? Wie zich kan herinneren, zegt do heilige Rornardns, dal hij U, o Moeder Gods 1 heeft aangeroepen cn niet is verhoord geworden, mag opbonden uwe barmhartigheid le loven.De heilige Bonaventura leert ons, dat het verlangen van Maria om ons genaden te bezorgen, zoo groot is, dat zij zich niet alleen beleedigd acht, wanneer men haar versmaadt, maar ook wanneer men haar geene gunsten vraagt. 4 Het is niet noodig lang te bidden, om van deze Macdev van barmhartigheid
(Igt; Virgo demons.
(2) Nee facultas ei decsse potewit, nee voluntas. In As-sompt. s. t.
(:{) Silent misericordiara tnam, fi quis te invooatam me-mlnerit defnisse. In Assnmpt. s. 4; ....
(4) In te, Uomina, peccant, non solum qui tibi injunam rogent, sed etiam qui te non rogant.
382
i)(!e OyEWKGIXC. 3S1
liulp Ie ontvangen: !icl is genoeg dat men mot vertrouwen liidt.\' Hare goedheid voorkom\' ons cor wij liaar aanroepen, zegl i!i-nliardus van St-Victor, on dit doet zij, voeg! hij er bij, omdat zij onze ellende niet kan zien zonder Ijowogen te worden om ons In lielpon.2
O Maria! aanzie mijne ellende cn Icom mij l.e Imlp. «Goederliereno Maagd, hid voor ons.»
ü1\'quot; O V E UW EG ING.
«Cclrouwc Martijd. »quot; GelnklHg liij, die biddende aan de deur van Maria waakt, golijlc de armen die aan de deur der rijken staan, om Imlp te verkrijgen. Dit zegt ons de goddelijke Moeder ;-;elve : « Zalig do menscli die mij boorl, en die dagelijks aan mijne deur waakI . n 4 O dienden wij deze goddelijke Moedei\' tocb zoo getrouw als zij getrouw is om ons te Iielpcn. wanneer wij
(1) Volocins oceurrit ejus pie(as, qnnm invncflur.
(2) Non potest miserins scire, et non subvenire. In Cant.
»\':!) Virgo fnk\'Iis.
(4) Beatuslioino (|iii audit me, er qui vigil.it ad fores mea-? quolidie ! Prov. 8. 34.
384 NOVENE VAN O. i. VROÜW.
haar aanroepen ! Maria belooft aan licm die liaar eert en dient, dat hij van de zonde zal bevrijd worden cn het eeuwig leven zal bekomen: « Die voor mij werken zullen niet zondigen, die mij verheerlijken zullen het eeuwig leven verkrijgen.» 1 Zij noodigt alle menschen uit, om tot liaar hunne toevlucht te nemen cn belooft hun alle genaden.2 Richardus van St-Laurontius past op haar de volgende woorden van den Eccle-siasticus loe: «Hare banden zijn banden van zaligbeid,» quot; hetgeen bij op deze wijze uitlegt: Maria wederhoudt hare dienaren, cn belet hen tot eene al te groote vrijheid over Ic gaan, die de oorzaak zou zijn van hun ongeluk. *
O Moeder van God 1 op U stel ik al mijn betrouwen ! Gij moet mij helpen, opdat ik niet terug vallc in de zonde. O mijne Koningin ! verlaat mij niet, verkrijg mij de genade van liever te sterven dan de genade Gods te verliezen.
(1) Qui opsrantur in me, non peccabunt. Qui elueidant me; vitam ccternom habcbunt. Eccli. 24. 30.
(2) Tn me gratia omnis vicc et ventatH; in me omnis SfCs vitffi et rirtutis. Transite ad me omnes Ibul. 2b.
(3) Vincula illius alligatura salntans. Eccli. G. 31.
(4) Vincula,... quibus ligamur, ne discurramns pcrcaüipoa licentio». De Laud. B. M. 1. 2. p. 3.
Slt;Ie 0VE11WEGI.VG. 383
« Oorzaak onzer blijdschap. » 1 Gelijk na oenen donkeren en droevigen nacht, da dageraad dc natuur verblijdt, zuo bracht do geboorte van Maria, onze Dageraad, do blijdschap in do wereld, nadat dc duisternissen der zonde de aarde gedurende vier duizend jaren vóór do komst van Jezus-Cbristus overdekt hadden, « Toen Maria geboren werd, zegt dc heilige Petrus Da-mianus, vei;scboen do dageraad. » - Met recht wordt Maria dageraad genoemd. Do dageraad is de voorbode der zon, Maria was do voorbodin van hot mensch geworden Woord, van do Zon der gerechtigheid en onzen Verlosser, dio ons door zijne dood van do eeuwige dood verlost heeft. Met recht zingt do Heilige Kerkbij de geboorte van Maria : « Uwe geboorte, o heilige Maagd en Moedor (Jods ! heeft aan de ganscho wereld blijdschap aangekondigd.» 3 Ka even als Maria bot begin onzer blijdschap was, i^uo moet zij dezelve ook voltooien, want, zegt de heilige Bernardus, Jezus-Christus
(I) Causa nostra* !uiiliagt;.
^ Mirrexit auroni. S. tlo Assmnpt.
(•) N quot; i- i(;is lua, |)»-i (.it\'niii\'i.v \\ iröü, guuiliuin uuouatiavit liivor»»» iuiiimIo, Oilquot;. Nul. IJ. .M. V.
380 NOVENE VAN O. L. VHOUW.
liccft ;il tien prijs zijner verdiensten in de handen van Maria gcsleld, opdat wij al liet goed dat wij hebben, uit do handen van Maria zouden ontvangen. 4
ü Moedor van God! Gij zijt mijne blijdschap on mijne hoop, dewijl Gij aan niemand uwen bijstand weigert, en bij God alles verkrijgt wat Gij wilt.
n Schoon val. van devotie.» 2 De devotie, gelijk de hciligo Thomas leert, bestaat in oone bereidwaardigc onderwerping van onzen wil aan don wil van God. Het was voornamelijk dezo deugd dio Maria zoo aangenaam aan God maakte. Dit gaf bet antwoord te kennen van don Zaligmaker aan do vrouw, die den schoot welke Hom gedragen had, zalig noemde: «Ja, zalig zij die hot woord Gods hooren en hot bewaren. » 3 Hiermede, zegt do eerbiedwaardige Boda, wilde Jezus ons loeren dat Maria gelukkiger was omdat haar wil vei-eonigd was met don wil van God, dan omdat zij
(I) Redempliirus humnniim genus, protium universum contnlit in Muriam, ut, si (|i)ilt;l suiutis in imhis est, ub iilu noveriinus mluinlure. De Ai|na\'d.
(ü) Vas insigne ile^olionis.
(:{) Oiiininimo beati, qui andiunt verbum Dei etcuslodiunt
Gde OVERWEGING. 387
zijne Moeder was. Do hloem die zich altijd naar do zon keert is een juist afbeeldsel van Maria. Maria wensehle niets, on niets kon haar hart bevredigen dan alleen do wil van God, gelijk zij zelve in haar Gezang heeft uitgedrukt; «Mijn geest heeft zich verheugd over God, mijnen Zaligmaker.»1
Zalig zijt Gij, o mijne heerlijke Koningin ! omdat Gij volmaakt cn aitijd veree-nigd waart met den wil van God ! Verkrijg mij do genade van, zoo lang ik nog zal leven, mijnen wil volmaakt met Gods wil gelijkvormig te bewaren.
« Verborgen roos. » 11 Maria wordt in het Hooglied do gesloten Hof van God genoemd : «Gij zijt een gesloten hof, mijne zuster, mijne bruid.» 3 Do Heer, zegt de heilige liernardus, 4 heeft in dien hof al do bloemen geplant, die de Heilige Kerk versie-
(1) Et exsnUavit spiritus meus in Deo salutnn inoo.
(2) Hosii inyslica.
Hortus condusus soror moa spousa. Cant. 4 12. (4) Depr. ad glor. V.
388 NOVENE VAN O. L. VROUW, ron ; onder andere de viool der nederigheid, de lelie der zuiverheid ea de roos der goddelijke liefde. De roodc roos is het zinnebeeld der liefde, en Maria wordt eene Hoos genoemd, zegt do gelukzalige Jorda-nus, omdat haar hart altijd van liefde tot (iod en tot ons brandde.\' En inderdaad, waar zouden wij eene voorspreekster kun-^nen vinden, die meer zorg draagt voor onze zaligheid en die ons meer bemint dan [Maria? — Zij alleen, zegt de heilige Angus-\'tinus, draagt meer zorg voor ons dan al do\' Heiligen te zamen. 2
Mijne beminde Moeder! o, kondo ik ü beminnen, gelijk (iij mij bemint! Ik wil mijn uiterste best doen om U te eeren en te beminnen. Allerzoetste Koningin ! verkrijg mij de genade van U getrouw te blijven.
(i Turen van David.»3 Maria wordt in het Hooglied vergeleken bij den toren van David. 4 De toren van David, zegt de heilige
(t; Rosa rübicunda per Dei et pruxiini ehm-itutern ; num igneus eutor designut eüaritutein. Opus plen. du V. p. I eont. 4:i.
(2) Te solam, o Maria ! pro Sunutu Ecclesia soilicitum pra omnibus Sanctis scimus. Ap. S. liuuav. Spee Ö. V, I. ti.
(:«) Turriï- Duvidicu.
{4; Sicut Tunis David collnm tmun. Cant. 4. i.
OVERWEGING. 389
Bcrnardimis, slond op eenc hoogte, namelijk op den berg Sion, en Maria wordt aldus toren van David genoemd, om daardoor do verhevenheid van dit, wonder Schepsel uit te drukken. 1 Daarom wordt ook van Maria gezegd in de Psalmen, dat reeds in het begin van haar leven, hare heiligheid de hoogste bergen overtrof : « Hare grondvesten zijn op de heilige bergen.» 2 De heilige Cregorius legt deze woorden zoo uit: lïeeds in het eerste oogenblik van haar leven was Maria heiliger dan de grootste Heiligen in het uur van hunne dood.
0 mijne Koningin en mijne Moeder ! ik verheug mij over uwe hooge waardigheid en ik ben bereid mijn leven ten bcsle te geven, om te beletten, indien dal kon gebeuren, dat het minste deel uwer heerlijkheid ontnomen worde. O, kon ik door het vergieten van mijn bloed verkrijgen, dat alle menschen der wereld U vereeren en beminnen gelijk Gij het verdient I
«Ivoren loren.» 3 Kr wordt nog gezegd
(1) Sion locus erat erainenlissimus, sic Ucuta Virgo altis-Bimu. Pro Fest. V. M. s. 4. a. 2. c. :j.
(2; Fundamcnla ejus in moutibus saneüs. Ps. 86. J. (3; Turns eburnea.
390 NOVENE VAN O. L. VROUW.
ia het Hooglied, dut de hals der Heilige Kerk, dio het geheimzinnig lichaam van Jezus-Christus is, gelijk is aan een ivoren toren : « Uw hals is als een ivoren toren.»1 l)ic geheimzinnige hals dor Kerk i® Maria want zij ontvangt van Jezus, die het Hoold is, en deelt aan al de geloovigen, die er de ledematen van zijn, dc levenssappen mede, dat is, de goddelijke genaden die het gees telijk leven in ons onderhouden. Dezelfde Heilige voegt erbij, dat Maria van het oogen-blik, dat zij liet mensch geworden Woord in haren schoot ontving, van (jod het verheven voorrecht bekwam, dat voortaan niemand meer eenige genade zou ontvangen dan door hare handen. — Verders, een ivoren toren is aangenaam en sterk ; op gelijke wijze, zegt de Abt Rupertns, is Maria aan genaam aan God en sterk tegen den duivel «Gelijk een ivoren toren, schijnt gij beminnelijk aan God en verschrikkelijk aan den duivel.» 2
Dewijl dan, mijne zoete Koningin ! Goi U eene zoo groote liefde toedraagt, kunt Gi
. 7. 4.
(1) Coliuin tuuin sicut turns ebunicr
(2) Per Virginem a capitc Christo vitales gratiaj in eju-coi\'iuii myslicnm trunsfiindtnitur. ProFe-t.V\'. M. s.
(3) Sicut luiris ebuniea, Deo aunibilis, diabolo tcmbilis In Caut. 1. 6.
7dc OVERWEGING.
ons alle gocil verkrijgen ; eu dewijl de duivel IJ vreest, kunt (üj mij ook van zijne listen bevrijden. Heb medolijden met ons die er eer in stellen, onder uwe bescherming te leven.
« Gulden Huis.»1 Het goud is bet zinnebeeld der liefde ; daarom noemt Albertus-(Je-(jroote Maria dea Tempel der liefde Gods. 2 En met reeht, want, gelijk de heilige Thomas zegt, evenals in den Tempel van Jerusalem alles raet goud overdekt was, zoo was ook de schoone ziel van Maria vez--vuld niet heiligheid.3 Maria was dat gulden Huis, hetwelk de eeuwige Wijsheid, dat is, bet goddelijk Woord, zich hier op aarde tot woning verkoos: «De Wijsheid heeft zich een huis gebouwd. igt;4 Dit huis van God is zoo rijk, zegt Richardus van St-Victor,
(1) Domus noren.
(2) lVm|)luiii noreum cimrilatis. UiU. Mar. III. Reg. n. 4.
V:\') Nihil crat in T-jniplu (|uo(l uon auro tcgeretur ; nihil
eint in Virginc tiuud nuu sauctitate jilonum osset. S. in l\'urif ex Kp.
(♦) Söpientio udilicavit Jomuai. Prov. 9. 1.
501
392 NOVENE VAN 0. L. VRODW.
dat het in al onzo ellenden kan te hulp
komen. \'
O Maria ! Gij bemint God zoo zeer, dat Gij verlangt dat alle menschen Hem beminnen. Welnu, do grootste genade welke ik U vraag en welke ik van U boop Ie verkrijgen, is eene groote liefde tot God.
»Ark des Vcrlonds. »2 Hesychius noemt Maria cenc ruimere Ark dan die van Nor, 3 omdat in deze niet meer dan twee dieren van iedere soort werden binnen gelaten, terwijl onder de bescherming van Mai ia alle menschen, rechtvaardigen en zondaars, eene veilige plaats vinden. Dit werd eens getoond aan de heilige Gertrudis. 4 Op zekeren dag zag zij eene menigte wilde dieren, zooals leeuwen, luipaarden en andere soortgelijke, die onder den mantel van Maria eene schuilplaats zoclilen ; en Maria, wel verre van ze weg te jagen, ontving zc met goedheid en streelde ze met de hand om ze bij haar te houden. — De wilde dieren die
(l) Domus Doi, eujus fnnta est nlmndantia, quod nostram potest rupiercinopi-\'iir. Do Laml. IJ. M. I. 12.
1*2} Fa\'dei is area.
(3) ArcaNoe lai^im-. DeS. M. Deil». Iiom. 2,
(4) Jusiu. 1, /», c. 50.
Tquot;0 OVERWEGING. 393
in do ark van Noë kwamen, bleven wild ; maar de zondaars, die onder den mantel van Maria vluchten. Wijven gcene zondaars meer; zij verandert hun Iiart en maakt hen aangenaam aan God. Zij zeide zelve aan de heilige Rrigitta : « Hoe groote zonden de mensch ook bedreven hebbe, indien hij tot mij komt met oen oprecht verlangen om zich te verbotoren, ben ik altijd bereid hem aan te nomen ; ik lot niot op do menigte zijner zonden, maar op zijnon goeden wil ; cn weiger dan niet zijne wonden te vermaken en te genezen ; want \'tis niet te vergeefs dat ik de Moeder van barmhartigheid genoemd word.»\'
O Moedor van barmhartigheid, roep ik U loo met den heiligen Angiistinus, godenk dat het niot gehoord is, dat een zondaar die lot U zijne toevlneht nam, door U werd verstooton : ik ellendige neem tot U mijne toovluchl, ca stel op U mijn betrouwen.
« Dnir ilcs hemels. » 2 Maria wordt de deur dos hemels genoemd, omdat niemand, zegt de heilige liornardus, in don hemel
(1) Rev. I. 2. n. S3. — 1. C. ü. 117.
(2j .launa cculi.
304 NOVENE VAN O, Ij. VROUW, kan komen zonder door Maria, als door do deur, binnen te gaan.1 Ik voer mijne maclil uit in Jerusalem, zegt onze Koningin ;4 hetgeen Richardus van St-Lanrentins zoo uitlegt: Ik kan voor mijne dienaars verkrijgen wat il; wil, en hen die ik wil, in den hemel binnen leiden.\'—En de heilige üonaventura voegt er bij : « Zij die door Maria beschermd worden, zijn erkend als burgers des hemels; en zij die met haren naam geteekend zijn, dat is, die bet geluk hebben bare dienaars te zijn, zijn opgeschreven in het Boek des levens. »4 Daarom noemt Bernardinus de Bustis Maria bet Boek des levens, en hij verzekert, dat alwio door zijne godsvrucht verdiend heelt in dat boek geschreven te staan, zeker zul zalig worden.
O mijne Moeder! op U stel ik al de hoop mijner zaligheid. Ik bemin U, maak dat ik zalig worde, en laat niet toe dat eene ziel die U vereert en U bemint, veroordeeld worde tot de hel, waar zij U eeuwig zou vervloeken.
(1) Nullus potest c\'celum intrare, nisi por Mariam transcat, anquum per portam. lu Lue. 1.
(2) la Jerusalem poteslus mea. Eccli. 21. 13.— In Miss. li. V.
(3) Impotrandi quotl volo, et, quos volo, \'ntroduceudi. Do r.aiul. 15. M. I. 4.
( VJ Psalt. maj. P^. 91.
8quot;\'® OVERWEGING.
« morgenster. » 1 Dc heilige Joannes Da-masccnus noemt Maria ccnc Morgenstor, die den opgang der zon aankondigt. 2 Gelijk dc morgensier de zon voorafgaat, zoo gaat ook do devotie tot dc Allerheiligste Maagd de zon der goddelijke genade vooraf. Daarom zegt de heilige Gcrmanus, datdc godsvrucht tot Maria een zeker toeken is, dat ccnc ziel zich in staat van genade bevindt, of zich weldra in dien staat zal bevinden. — De Heilige Kerk noemt Maria ook ccnc Zeester, omdat, zegt de heilige Thomas, evenals de ster, gedurende een onweder, dc zeevaarders naar dc haven geleidt, zoo geleidt ous orik Maria, door dc onstuimige zee dezer wereld, naar den hemel. 3 Van daar deze vermaning van den heiligen Thomas : Indien gij doorde golven der bekoringen niet wilt worden ingezwolgen, wend uwe oogen
no:;
Stella niatuthia.
Stella (lemonstraos solom. Men. Grace, lö. mart.
( !) Sicut per stellam maris navigautes diriguntur ad portuin, ita cliri\'iliani diriguntur per Mariuin ud gloriam Oru?c. 8.
396 NOVENE VAN O, L. VROUW.
niet af van die Ster der zaligheid. \' — Daarna voegt hij er bij : Indien gij Maria volgt, zult gij niet dwalen; indien Maria u beseherraf, hebt gij niet te vreezen veroordeeld te worden; indien Maria n begunstigt, zult gij zeker tot den hemel geraken. -
(i Behoudenis der kranken.» 3 De gelukzalige Simon Stock noemt Maria, het Geneesmiddel der zondaren; 5 en de heilige Ephrcm noemt haar niet alleen een geneesmiddel, maar zelfs do Zaligheid van hen die haar aanroepen. 5 Dit heeft Maria zelve beloofd aan allen die haar zoeken ; «Wie mij zal gevonden hebben, zal het leven vinden en de zaligheid van den Heer ontvangen. » c En vreezen wij niet, dat de be-smelting onzer wonden haar za! afkeeren om ons te verzorgen ; zij is onze Moeder ; en gelijk eene moeder geen afschrik heeft om de wonden van haar kind te vermaken,
(1) N« nrcrlas oculos a fnlgore Imjns sideris, si non vis obrni prnooliis,
(2) !|gt;snm Pcqnons, non dovias; ipsa profegonte, non me-tuis; ipsa propitia, pervenis. De Laud. V. M. hom. 2.
(:5) Sali)lt;! inflrmornm.
{4^ Peccatorum Medicina.
(o) Palus firma recurrentium ad eam. De Land. Dei Gen.
CO Qui me invenerif, inveniet vitam, et heuriet salutem a Domino, Prov, 8. 35.
8!le OVERWEGING. 397
zoo zal ouk dio hemelsche ZiekendieDster niet weigeren degenen die tot haar hunne toevlucht nemen, te verzorgen. Daarom zegt de heilige liernardns lot haar: « U Moeder Gods! Gij hebt geeneu afschrik van den zondaar: indien hij tot Ü verzucht, reikt { Gij hem de hand toe, en bevrijdt (jij hem van do wanhoop.»1
(i Toevlucht der zondaren. » - De heilige Germanus noemt Maria de Toevlucht der zondaars, die altijd bereid is hen te ontvangen. 5 En de gelukzalige Jordanus zegt, dat zij eene allerzekerste schuilplaats is, waarin alle zondaars worden opgenomen, zoodra zij zich aanbieden ; Maria /.ou niemand kunnen versmaden. 4 Ook noemt do heilige Joannes Damascenus haar Stad van toevlucht, die altijd open staat niet alleen voorde goeden, maar ook voorde kwaden, die er eene schuilplaats komen zoeken.3 En
(1) Defur- ad glor. V.
(2) Refugium peccatorura.
(3) Rafugium paratMsiiniim peccntorum. De Zona Doip.
(4) Tu es tutissiuium Kut\'ujjiuiu ; u te nullus peccator «les-picitup; omnes poccutores recipis, inic mui-aui in liuu fuuis. Op. plen. de V. p. 9. cotit li.
(ü)Civitas refugü \'in,:.:: :» ad earn confugientinm. De Donn. M.s. y.
3!)8 NOVENE VAN O. L. VROOW.
dc heilige Ansclmus zegt lot haar: «Gij omhelst met ccne moederlijke genogen-hoid ecnon zondaar die door geheel de wereld gehaat wordt, en verlaat hem niet, vóór dat gij dien ellendigen met zijnen Rechter verzoend hebt.» 1 Dat wil zeggen, dat een zondaar, de vijand zijnde van God, ook hatelijk en afschuwelijk wordt voor alle schepselen ; maar als hij zijne toevlucht neemt lot Maria, wel verre van hem te ver-stooton, omhelst zij hem teederlijk, en houdt niet op hem te beschermen, tot dat zij voor hem vergiffenis heeft bekomen van Jezus-Christus, haren Zoon en onzen Rechter.
Indien Gij dan, o grootc Koningin ! do Toevlucht zijt van alle zondaars, dan zijt Gij ook mijne toevlucht. Gij verstoot niemand van allen die tot U hunne toevlucht nemen, verstoot mij dan niet, die mij in Ti we beschefming aanbeveel. 0 Maria, Toevlucht der zondaren ! bid voor mij en maak mij zalig.
(l) Pecoatorom Joti mundodespoctnm oiaternn nifcctu am-; hoc .\'elt;eris, «juousque Jmlk\'i mj^ornm rewtiijties. Spec. \\\\. V.lect. j.
9\'\'= OVERWEGING, 399
rj\\A/\\ VX\'UWNAA/VX/N/\'.«V» V\\A/\\\'V\\A.W\\ AA. «S/XAA\'sA/iyx/VX/VX/VWX quot;V\\AAAAAAAA -Vl
« Troosteres des bedrukten. »1 «0 Maria ! wie, na uwen Zoon, draagt zoo veel zorg voor onze zaligheid als gij ? wie troost ons in onze kwellingen, zoo als gijquot;.\'» 2 Zoo spreekt de heiligo Germanus tot dc .Moeder Gods. — En de heilige Antonius herneemt: «Neen, er is niemand onder dc Heiligen, die zoo veel deel neemt in onze ellenden, als die medelijdende Koningin.» 2 En vermits dc krankheden der ziel ons het meest doen lijden, zoo noemt dc gelukzalige Hen-ricus Suson Maria de getrouwe Troosteres der zondaren. 4 liet is genoeg dat wij haaide wonden onzer ziel blootleggen, enter-stond komt zij ons te hulp door hare gebeden, en vertroost zij ons; hare goedheid is zoo groot, dat zij ons zelfs voorkomt, en
(1) Consolatri.v afllictornra.
(2) Quis, post Fili urn tuum, curam gerit generis humnni, sieul tu ? quls ita nos defendit in nosli is aülictionibus ? De Zo nu Doip.
(3) Non repcritur aliqnis Sanctorum il« coinpnti itifri mita-tibus nostrls, siout muTier Ii.tc, Deata Virquot;o Maria. 1\'. 4. t. 15. c. 2.
(») Cousol^tj\'ix fldeiissima peccatoruiu. Dial. e. IC.
-400 NOVENE VAN O. L. VROUW, ous bijstaat eer wij haar hebben aangeroo-pcn. 1 Zeggen wij clan met den heiligen L\'oaaventura:
O Maria ! houd niet op ons altijd te troosten, maar vooral in liet uur onzer dood. Kom dun onze ziel halen om haar voor te stellen aan uwen goddclijken Zoon, die ons moet oordeelen.
ullulp der Christenen, dquot; De heilige Joannes Damascenus noemt Maria eeno altijd vaardige Hulp, die niet doet wachten en die ous van alle gevaren bevrijdt.\' « Haar bijstand, zegt de heilige Cosmas van Jerusalem, is almachtig om ons van de hel te bevrijden.» 4 Ue heilige Rernardus zegt tot haar: (!ij zijt eeno onoverwinbare Heldin ; gij strijdt voor uwe dienaren en zegepraalt over de duivelen die hen aanranden.3 Daarom wordt Maria genoemd in het Hooglied ; Verschrikkelijk als een leger in slagorde gesteld. c
(1) Velocius occurrit, quam invocetur. In Cant. e. 23.
(2* Auxiiiuinchi\'islianoi-imi.
(3) Auxilium piomptum et t»aratuin chi-istianorum, eri-pieüs nos a peiiculis. Puracl. U. V.
(4) ilyinn. 6 in ad Üeip.
(5) ïu Ueiiatrix egiegia. Depr. ad glor. V.
[tgt;) Teiribilis ut castrol urn acies ordtnaia. Canü, 6. 3.
9\',e OVERWEGING. .}0I
Ad), mijne Koningin I had ik altijd tot U mijne toevlucht genomen, nooit zon ik door mijne vijanden overwonnen zijn geworden ; voortaan zult Gij mijne sterkte zijn; ik heb besloten, in mijne bekoringen altijd tot U mijne toevlucht te nemen, en door ü hoop ik ze te overwinnen.
III.
«Koningin der martelaren. » 1 Met recht wordt Maria do Koningin der Martelaren genoemd : want bij de dood van haren Zoon aan het kruis, overtrof hare smart de pijnen van alle Martelaren. Zij was daar tegenwoordig; (i liij bet kruis van Jezus slond zijne Moeder.» - De moeders vluchten als zij hunne kinderen zien sterven zonder hen te kunnen helpen: Maria vlucht niet, maar blijft standvastig bij Jezus tot dat zij Hem den geest ziet geven. Terwijl Jezus sterft, draagt zij aan den eeuwigen Vader het leven van baren Z( on op voor onze zaligheid ; maar zij ook, lijdt eenen doodstrijd in de opoffering en eeno smart heviger dan de pijnlijkste dood.
O mijne bedroefde Moeder! door de ver-
(1) Rpirina Marfyrnm.
{2; Stabant auteui juxtacrucem Jesu Matei* ejus... Jo. 19.23.
26
402 novene van o. l. vrouw,
diensten der smarten welke Gij aan den voet van liet kruis hebt geleden, verkrijg mij een oprecht leedwezen over mijne zoti-den en de liefde tot Jezus-Cliristus, mijnen Zaligmaker; en om liet zwaard dat uw liart doorstak, toen Gij Hem liet hoofd zaagt buigen en sterven, biel ik U mij bij te staan in het uur van mijne dood, en mij alsdan de eeuwige zaligheid to verkrijgen, opdat ik U eu Jezus ecuwig inden hemel beminne.
CP Di: ZEVEK VOOnXAAlWSTE
FEESTDAGEN VAN MARIA.
FEESTDAG ÜEIl ONBEVLEKTE ONTVANGENIS.
8s,pn Dcccmbcr.
Het betaamde grootelijks aan ieder dei-drie goddelijke Personen, dat Maria vrij bleef van do vlek der erfzonde.
Dit betaamde aan God den Vader, dewijl Maria zijne eerstgeborene Dochter was. Even als Jezus-CIiristus do eerstgeboren Zoon van (iod was: « De eerstgeboren aller schepselen, »1 zoo werd Maria, die bestemd was orn de Moeder van Jezus-Christus tc worden,, altijd beschouwd als de eerste aangenomene Dochter van God; daarom beeft de lieer haar altijd in zijn bezit gehad door de goddelijke genade: « De Heer heeft mij in zijn
(l) Primogenitus omuls creaturae.CoI. 1. 15.
-104 FEESTEN VAN MARIA.
bezit gehad van liel begin zijner dagen.» 1 Het betaamde dus dat do Vader, om den Zoon te eeren, de Moeder van alle vlek bewaarde. — Eene andere reden is, dat Hij baar bestemde om bet boofd te verplelteren van bet belscb serpent, dat, zoo ais in de Heilige Schriftuur staat, den menseb verleid had : « Zij zal uw boofd verpletteren.»5 Hoe had Hij dan kunnen toelaten, dat zij er eerst de slavin van geweest ware ? — Eindelijk, was Maria nog bestemd om de Voorspreekster der zondaren te worden ; en ook om deze roden betaamde het dat God baar van alle zonde bevrijdde, opdat f.ij zelve niet medeplichtig zou zijn aan de zonde der menscben, voor wie zij genade muest vragen.
liet betaamde aan God der, Zoon dat Maria zonder vlek was. Hij zelf beeft baai-gekozen om zijne Moeder te zijn. Nooit zal men geloovon dal een zoon, die eene koningin tot moeder kon hebben, eene slavin veikoos; hoe dan kan men denken dat het eeuwig Woord, dat eene Moeder kon heb-
(1) Domiuus possedit ine in initio vinrum suarnm. Prov. 8. 22.
(2) Ipsa conteret caput tuum. Gen. 3.I.».
DK ONBEVLEKTE O.VTVAXGENIS. 40Ö
bon, die altijd onijevlekt en in Gods vriendschap was, de voorkeur hadde willen geven aan eene moeder die met zonde besmet en gedurende eenigen tijd in do vijandschap van (iod was? — Daarenboven, zegt de heilige Augustinus, moeten wij aanmerken, dat hot vleesch van Jezus-Christus het vleescli van Maria is. 1 Uo Zoon Gods zou een afschrik gehad hebben het vleesch aan te nemen van eene heilige Agnes, eene heilige Gertrudis of eene heilige Theresia, om reden dat deze heilige maagden vóór hun doopsel met de vlek der erfzonde besmet waren, en dat de duivel Hem zon hebben kunnen verwijten een vleesch te In bbeu dat gedurende eenigen tijd aan zijne macht onderworpen was ; maar Hij heeft goenen afschrik gehad hot vleesch aan te nomen in den schoot van Maria, gelijk de Heilige Kerk zingt, - omdat Maria altijd zuiver en onbevlekt gebleven is. — Ten laatste, de heilige Thomas zegt, dat Maria altijd bevrijd is gebleven van alle dadelijke, ja zelfs van alle dagelijksche zonde, omdat zij anders geene waardige Moedor vau God zou geweest zijn ; met hoe veel meer reden heeft
(1) Caro Jesu caro est Maria1.. Lib. do Ass. B. M. c. 5.
(2] Non borruisti Yirginis uterum. ilymu. Te Deum.
•iOÖ FEESTEN VAN MA UIA.
zij dan van dc erfzonde, die de ziel hatelijk aan (lod maakt, moeien bevrijd LI ij ven !
III.
liet betaamde aan den Heiligen (quot;icest, dat zijne allerliefste Bruid onbevlekt bleef. Daalde verlossing der menschen, die door dc zonde uit hunnen eersten staat vervallen waren, vastgesteld was, zoo wilde de Heilige Geest dat zijne uitverkorene Bruid op ecne edelere wijze dan alle andere menschen zou verlost worden, en Hij bevrijdde haar van de zonde. Kn heeft God het lichaam van Maria, na hare dood, van het bederf bewaard, met hoe voel meer reden moeten wij dan niet gelooven, dat Hij li;.re ziel zal bewaard hebben van het bederf t\'er zonde! Ook wordt zij door haar goddelijke Bruidegom gt;t gesloten Hof en gezegelde Bron »1 genoemd; omdat de vijand nooit ingang tot hare gezegende ziel gevonden heeft. Daarom nog verheft Hij haren lof en noemt Hij haar geheel schoon, geheel zuiver en zijne altijd getrouwe vriendin; «Gij zijt geheel schoon, o mijne vriendin, en er is geene vlek in IJ. »quot;
(1) Cant. 4.1?.
(2) Totapuichra es, nmica mea, et inacnla non est in te Caot. 4. 7.
DE ONBEVLEKTE OXTVAXGEXIS. 407 O inijno cdelo Koningin ! ik verheug mij omdat Gij door uwe zuiverheid en schoon-heid aan uwen God zoo aangenaam zijt, cn ik dank God dat Hij U van allo zonden heeft bewaard. O mijne Koningin I vermits gc-? licol do Heilige Drievuldigheid U zoo zeer bemint, gewaardig ü, uwe oogen te slaan op mijne arme ziel, die mot zoo veie zonden bevlekt is, en verkrijg mij bij God do vergiffenis van al mijne misslagen en do eeuwige zaligheid ; aanzie mij cn bekeer mij. Door uwe zoelheid hebt Gij zoo vele harten tot uwe liefde getrokken, trek ook mijn hart tot U, opdat het voortaan niols anders meer beminne dan God en ü. Gij weet dat ik al mijne hoop op 11 heb gesteld. 0 mijne lieve Moeder ! verlaat mij niet. Sla mij bij door uwe heilige gebeden gedurende mijn leven, maar vooral in het uur van mijne dood ; maak dat ik U al sler-| vende aanroepe en beminne, opdat ik het geluk hebbo U eeuwig te gaan bomiunen iu den hemel.
te
FEESTEN VAN MARIA.
OPDRACHT VAN JEZUS IN DEN TEMPEL. 2ilin Februari.
Toen tie lijd gekomen was, dat Maria zich, volgens de Wel, in den Tempel moest gaan zuiveren, en er Jezus aan den eeuwigen Vader opdragen, vertrok zij met haren zuiveren bruidegom. Jozef droog de twee tortelduiven die voor de offerande moesten dienen, en Maria nam haar lief Kind, het goddelijk Lara, om het den Heer te gaan opdragen ; dit was hot voorspel van het groot offer dat diezelfde Zoon ( \'ods eenmaa moest voltrekken op hot kruis.
Mijn (lod ! ik vereenig mijn offer met da van Maria ; ik offer U uw menschgeworden Zoon op, en, om zijne verdiensten smeek ik ü, mij uwe genade te verleenen. Ik verdien haar niet; maar Jezus heeft zich zelvcn als een offer aan IJ opgedragen om ze voor mij te bekomen. Heb dus medelijdeu met mij, ter liefde van Jezus.
408
O. L. V. UCIITM[S.
Maria (reedt den Tempel binnen, en offert daar haren goddelijken Zoon in den naam van alle menschen, maar hel is voornamelijk Jezus zelf die zicli in ditoogenblik aan zijnon hemelscheu Vader opuraagt, zeggende: Zie, mijn Vader ! ik offer U geheel mijn leven op. (iij hebt mij in de wereld gezonden om dezelve zalig te maken ; zie, ik offer IJ mijn bloed, mijn leven, ja, geheel mij zeiven voor de zaligheid der \\ve-rekl op.
O, mijn lieve Zaligmaker! hoe beklagenswaardig zou ik zijn, indien {lij niet voor mij aan de goddelijke Kechtvaardig-heid voldaan hadt ! Ik bedank (J daarvoor uit geheel mijne ziel, eu ik bemin ü uit geheel mijn hart. Ach! wicn zou ik toeh beminnen, indien ik eenen (Jod, die zijn leven voor mij heeft geslachtofferd, niet beminde ?
Deze offerande was aangenamer aan God, dan indien alle menschen en alle Engelen Hem hun leven hadden opgeofferd ; want, door dit eenig offer van Jezus, ontving do
409
410 FEESTEM V \\N MARIA.
eeuwige Vader eene oneindige eei1 en eene oneindige voldoening. De Heer zeide eens aan de gelukzalige Angela de Foligno : «Ik heb Mij voor u opgeollerd, opdat gij u voor Mij zoudt opofferen.»
Ja, mijn Jezus! denijl Gij uw leven voor mij aan uwen Vader hebt opgedragen, offer ik U mijn leven en geheel mij zelven op. Vroeger heb ik het ongeluk gehad IJ te bo-leedigen ; maar Gij hebt. belool\'d do belee-digingen van ceneu zondaar, die leedwezen heeft, te vergeten ; mijn Jezus ! ik heb ér leedwezen over en zou van drooflicid willen sterven. Door mijne zonden was ik reeds dood; maar van l! hoop ik het leven In be-kornen, en, het leven dat ik U waag, is U, oneindig Goed ! te beminnen ; maak dat ik IJ beminne, en ik verlang niets meer. Schenk de goederen dezer aarde aan wie ze verlangt ; al wat ik verlang is den schat uwer liefde. Mijn Jezus ! Gij alleen zijt mij genoeg. — O Maria, mijne Koningin en mijne Moeder ! door uwe voorspraak, verhoop ik alle. genaden.
MARIA-BOODSCHAP.
c-ö-j -o-c-o-^ -\'r-;-o-:-0---o-\' -\'v^-0-° lt;}-z jyijye-q-r-tk -ö-c-0-lt;-0-o {w.-o-o
MAUIA-BOOOSCHAP.
jösun Maart.
Daar God zijnen Zoon in do wereld wilde [zenden om mensch te worden, cnalzooden ■ verloren mensch lo verlossen, zoo koos Mij voor Moeder ecne Maagd, de. zuiverste, de heiligsteen donoderigstc van alle maagden. Terwijl Maria, in hare woning, bezig was mot aan God de komst van den Verlosser te vragen, ziet zij eensklaps oenen Engel, die liaar groet en tot haar zegt: lt; Wees gegroet, (lij vol genade ! de Hoer is niet Ü ; Gij zijt do gezegendste der vrouwen. » 1 — Wat deed de nederige Maagd, loon zij deze eervolle grootenis hoorde? Wol verre van zich te verhoovaardigen, zwoeg zij en ontstelde, dewijl zij zich voor zulken lof onwaardig oordeelde. 2
O Maria ! Gij zijt zoo nederig, en ik bun zoo Jioovaardig! verwerf mij de heilige nederigheid !
(1) Ave, grntia plena: Do min us tecum; bencdicta tii in mulieribus. Lnc. I. 28.
(2) QiKi\'cnm uudisset, turbotnestin Hcrnioncejus. Lue. 1.2D.
i ecne ! eens gno ; S \'j u
FEESTEN VAN MARVA.
Maar deed deze lof bij Maria ten minsie de gedachte niet ontstaan, dat zij wel bestemd kon wezen om de Moeder van den H Verlosser te worden ? Geenszins ; deze lof had geen ander gevolg, dan dat zij voor zich zelve vreesde, zoodat de Engel haar moest gerust stellen met deze woorden : « Vrees niet Maria ! want gij hebt genade gevonden bij (iod.» 4 Daarna kondigde hij haar aan, dat zij verkozen was tot Moeder van deu Verlosser der wereld : « Zie, gij zult in uwen schoot ontvangen en eenen Zoon baren ; en zijnen naam zult gij Jezus heeten. x2
Wat zijt Gij gelukkig, o Maria 1 hoe zeer hebt Gij aan God behaagd, en hoe dierbaar blijft Gij Hem altoos; ach ! heb medelijtien met mij.
0 Heilige Maagd ! roept de heilige Ber-nardusuit, waarom vertoeft gij om uwe toestemming te geven ? Het eeuwig Woord wacht op die toestemming om het vleesch aan te nemen en uw Zoon te worden; en wij allen
(1) Ne tiinoas, Maria; invenisti enim gratiaanapuc Deum. Luc. I. 3»).
{■2i Ecce concipies in utero et paries Filium, et vocabis omen ejus Jesum. Luc. 1. ül.
412
MARTA-BCODSCHAP. 4 f 3
wachton ze af, wij, die helaas tot de eeuwige dood veroordeeld zijn. Zoo gij toestemt do Moeder van den Zoon flods te worden, zuilen wij allen verlost worden. Haast Li dan, o verhevene Koningin! geef uw antwoord, wees de oorzaak niet, dat do zaligheid der wereld, die van uwe toestemming afhangt, langer uitgesteld worde.—01 verblijden wij ons, Maria antwoordt aan den Kngel : « Zie de dienstmaagd des Heeren, mij geschiede naar uw woord. igt;1 Zie, zeide zij, ik ben de dienstmaagd des Heeren, die verplicht is te doen al wat haar goddelijke Meester haar gebiedt ; indien Hij eene nederige dienstmaagd tot zijne Moeder kiest, dan moet niet de dienstmaagd, maar alleen de goedheid des Heeren geprezen worden, die haar zoo hoog heeft willen verheffen.
0 nederige Maria ! door uwe nederigheid hebt Gij zoo zeer het hart van uwen God gewonnen, dat Hij uw Zoon en onze Verlosser heeft willen worden. Ik weet dal uw goddelijke Zoon LI niets weigert van al wat Gij Hem ook vraagt: zeg Hem dan dat Hij mij al de beleedigingen vergevc welke ik Hem heb aangedaan ; zeg Hem dat Hij mij
(l) Ecco ancilla Domini, fiat raiUi secundum verbum tiium. Luc. I. 33.
41 i- KKE-iTKN VAN MARIA.
zijne lieiligc liofde schcnke; zeg Hem dat Hij mij lot de dood doe volharden. In een woord, beveel Hem mijne ziel; uwe aanbevelingen worden nooit verstooten van eenen Zoon, die li zoo teer bemint. O Maria ! flij moet maken dat ik zalig worde ; Gij zijt mijne lioop.
O-c-Oquot;0 O-c-O-o lt;rlt;
FKKSTIU!; DKll ÜEZOKKI.W VAN MARIA.
2ll(,n Juli.
Maria vertrekt van Nazareth om zicli naar de stad Hebron te begeven, die, volgens liroc.arüus, zeventig mijlen van daar gelegen is, dat is ten minste zeven dagen rei-z.ens en dat over moeilijke bergen, zonder eenig gezelschap, behalve dat van haren bruidegom, den heiligen Jozoph. Do heilige Lncas merkt op, dat Maria zieh haastte : « Zij ging met spoed naar de bergstreek.«1 — Maar zeg ons, o Heilige Maagd ! waarom onderneemt Gij deze zoo lange en zoo moeilijke reis, en waarom haast Gij U zoo zeer\'? -— Ik ga, zegt zij, mijn ambt vorvul-
(!) Abiit in
ia cuin festinatione. Luc. 1. 39.
BEZOEKING VAN MARIA. 4 1 ii
]cn, dat bestaat in do liefdadigheid te beoefenen ; ik ga een huisgezin troosten.
Fs hot dan uw ambt, o verhevene Moeder (lods ! de zielen te troosten en lum genaden uit te doelen, ach! kom dan ook mijne ziel bezoeken en troosten: uw bezoek heiligde weleer bet huisgezin van Elisabeth ; kom, o Maria ! kom ook mij heiligen.
Do Heilige Maagd komt in het huis van Elisabeth aan, en, alhoewel tot de waardigheid van Moeder (iods verheven, groet zij rie eerste hare nicht : » Zij trad in het luiis... en grootte Elisabeth.»1 Maar Elisabeth, door den Heer verlicht, weet dat het eenwig Woord mensch, en Zoon van Maria geworden is ; daarom noemt zij haar de gezegendste dor vrouwen, en verklaart ook gezegend de goddelijke vrucht welke zij in haren schoot draagt: «Gij zijt do gezegendste dor vrouwen, en gezegend is do vrucht nws lichaams. s- En daarna geheel beschaamd, docli te gelijk vol van vreugde, roept zij uit: s En van waar komt mij dit geluk, dat de Moeder dos Hoeren lot mij
O) Intrnvit..., ct salatavit Elisóbelli. Lm?. I. /,().
(2) Benedicta tu inter inulieres, et henedictus tVuctus ventris lui. Luc. 1. 42.
416 FEESTEN VAN MARIA.
koinf. ? »1 Hoo liarl ik ooit zulke gi\'oole go-iniflc kunnen verhopnn?—En wat\' antwoordt do ncderigoMiiagd op deze woorden Zij antwoordt: «Mijne ziel verheerlijkt den Hoor. »2 Als wilde zij zeggen: Elisabeth gij looft mij, ik daarentegen loof alleen den Hoer, die zijne arme dienstmaagd zoo zeer heelt willen verheffen, dat Ilij haar zijne Moeder heeft doen worden: «Omdat Hij nederzag op de nederigheid zijner dienstmaagd. »3
Allerheiligste Maagd Maria I dewijl Gij zoo veel genaden uitdeelt aan allen die er ü om vragen, verleen mij, bid ik L, uwe nederigheid, füj beschouwt II als een niet voor God ; maar zie, ik ellendiger dan de niet, dewijl ik te gelijk en niets en zondaar ben, ik ben vol hoogmoed, maar Gij kunt bewerken dat ik ootmoedig worde; ach I don het dan, ter liefde van dien God, die U tot zijne Moeder verkoren heeft.
III.
En wat gebeurde nu toen Elisabeth de groetenis v.u Maria hoorde? Do heilige Joannes Baptista, haar Kindje, sprong op
(1) Et unde hoe mihi, ut veniat Matei\' Domini mei ad me? Lnc. F. 4.
(2) Magnillcut anima mea Dominum. Lue. I. 4C.
(■») Re?pexit iiumilitutem anciii(c suce. Luc. I. 48.
HEMELVAART VAN MARIA. 41?
van vreugde in den schoot zijner moedor, dewijl Hij de heiligmakende genade ont-\' ving reeds eer hij geboren werd; te gelijker tijde werd Elisabeth vervuld van den Heili-gon Geest, en wreldra had Zaeliarias, de vader van den Heiligen Voorlooper, het geluk de spraak weder te bekomen.
Het is dan zeker, o mijne Koningin en mijne Moeder ! dat de zielen door uwe tus-schenkomst Gods genaden ontvangen en geheiligd worden. O mijne allerliefste Koningin ! vergeet mij dan niet, die uw arme dienaar ben, die U bemin en die in IJ al mijne hoop heb gesteld. God, die U zoo zeer bemint, verhoort al uwe geboden. Welaan, mijne lieve Moeder, bid dan voor mij, en maak dat ik heilig worde.
FEEST DEK HEMELVAART VAN MARFA. lödon Augustus.
Maria sterft; maar pp welke wijze? Zij sterlt geheel onthecht aan do schepselen, en verteerd door die, goddelijke liefde., waar-
97
418 FEK5TEN VAN MARIA.
van haar allerheiligste Mart gedurende pn-. heel haar leven brandde.
ü Heilige Moeder! Gij verlaat de aard maar vergeet ons arme reizigers niet, zoo lang wij in dit dal van tranen zullen moe\' ten strijden tegen eene menigte vijanden die altijd werken om ons eeuwig ongelukkig te maken. Ach ! door de verdiensten uwer heilige dood, verkrijg ons de onthechting der aardsche goederen, de vergiffenis onzer zonden, de liefde tot God en de genade der volharding; en wanneer ons laatslu uur zal naderen, o sta ons dan van uit den hemel door uwe gebeden bij, en maak dat wij uwe voeten mogen gaan kussen in den hemel.
Maria sterft; haar allerzuiverste lichaam wordt door de Heilige Apostelen gedragen en in het graf gelegd ; de Engelen bewaken het daar gedurende drie dagen, waarna hel ten hemel wordt opgenomen. Doch, zoodra hare schoone ziel van het lichaam is gescheiden stijgt zij op, en van ontelbare Engelen en van haren Zoon zslven vergezeld, vliegt zij het rijk der Gelukzaligen binnen. Dij hare komst in den hemel vertoont zij
HEMELVAART VAN MARIA; 410
zich gclicol ooimoedig voor God, aanbidt Hom en dankt Hem met eene vurige liefde voor al do genaden welke Hij haar heeft geschonken, (iod de Heer ontvangt haar, zegent haar, maakt haar Koningin der wereld, en verheft haar boven alle Engelen en Heiligen : «De Moeder Gods is verheven boven alle Kooren der Engelen tot bij den troon van God. » \' Indien nu, volgens do uitdrukking des Apostels, het menschclijk verstand de oneindige heerlijkheid niet \'kan begrijpen, welke God in den hemel heeft bereid voor zijne dienaars, die Hem op aarde bemind hebben, o hoe groot moet dan wel de heerlijkheid zijn, welke Hij zijne Moeder heeft willen geven, zij die /lom op de aarde meer bemind heeft dan alle Heiligen en alle Engelen, met één woord, zij die Hern bemind heeft uit al hare kracht. Want inderdaad Maria alleen kon, toen zij in den hemel binnen kwam, tot God zeggen : Mijn God, heb ik ü op aarde niet bemind gelijk Gij het verdient, ik heb U ten minste zoo veel bemind als bet mij mogelijk was.
(1) Exaitata est rancta Dei Genitrix super choros /reelo-rntn ad cwlestia ragna. OU\'. .-JeAssumpt.
FEESTEN\' VAN MARIA.
Verlieugcn wij ons dan met Maria over de heerlijkheid waarmede God haar bekroond heeft, en verheugen wij ons er ook over voor ons ; want, op het oogenblik dat Maria Koningin der wereld is geworden, werd zij ook onze Voorspreekster ; zij is eene zoo goedertierene Voorspreekster, dat ^zij gaarne alle zondaars verdedigt, die zicli .aan haar aanbevelen ; en daarenboven heeft jv.\\\\ zoo veel vermogen bij onzen Rechter, dat zij alle zaken wint welke zij verdedigt.
O mijne Koningin en Voorspreekster Maria\' onze zaligheid is in uwe handen. Indien Gij voor ons bidt zullen wij zalig worden. Zeg aan uwen Zoon dat het uw wil is, dat wij bij U in den hemel komen. Hij geeft U alles wat Gij Hem vraagt. O Maria, ons Leven, onze Zoetheid, onze Hoop I bid Jezus voor ons.
KEEST DEK GEBOORTE VAN MARIA,
8si™ Soplember.
Vóór de geboorte van Maria lag de gan-
420
GEBOORTE VAN MARIA. 42 I
sche wereld in de duisternis der zonde begraven ; met de geboorte van Maria ging de dageraad op, zegt de heilige Petrus üamia-nus.1 Van Maria zegt ook de Heilige Solirif-tiiur : « Wie is zij, die daar opkomt gelijk de aanbrekende dageraad ?»2 Alles is blijde bij het aanbreken van den dageraad, vermits hij de voorbode is van de opgaande zou. En zoo verblijdde zich ook de wereld toen Maria werd geboren, omdat zij de voor-bodin is van de Zon der gerechtigheid, Jezus-Cbristus, die haar Zoon zou worden, om ons door zijne dood zalig te maken. Dit zegt de H. Kerk schoon in hare gezangen : « Uwe geboorte, o Heilige Maagd en Moeder Gods I heeft aan de geheele wereld vreugde aangekondigd ; want nit U is geboren de Zon der geiechtigbeid, Christus onze God, die ons het eenwig leven gegeven heeft. » 3Zoo bracht ons dan de geboorte van Maria het geneesmiddel onzer kwalen, onzen troost en onze zaligheid, dewijl wij door Maria onzen Zaligmaker hebben ontvangen.
Nata Virgine, surrexit aurora. S.de Assumpt. \'
12 Qutu est ista quie progrctiltur quasi aurora consurirens. Caut. ti. 9.
(3; Nativitas tua, Dei Geuitrix Virgo, gauuium annuntiavit universo muiuio , ex te euim ortus est üul justitiu-, Christus Deus noster, qui... donavit nobis vitam senipiternam. OUquot;, de Nat.fi. V.
FEESTEN VAN MARIA.
II.
Daar God deze jonge Maagd bestemd had om de Moeder van het eeuwig Woord te worden, verrijkte Hij haar met zoo vele genaden, dat van het eerste oogenhlik harer Onbevlekte Ontvangenis hare heiligheid do heiligheid overtrof van alle Heiligen er. van alle Engelen te zamen; want zij ontving eene genade van eene verhevene orde, die aan hare waardigheid van Moeder (iods beantwoordde.
O Heilig Kind! o vol van genade! ik, arme zondaar, ik groet U en vereer U. Gij zijt de Welbeminde van God, het voorwerp van zijn welbehagen ; heb medelijden mc mij, die door mijne zonden een voorwerp ben geworden van haat en afkeer voor God. 0 allerzuiverste Maagd ! Gij hebt van uwe teederste kindschheid het Hart van God zoodanig weien te winnen, dat Hij IJ niets weigert en IJ alles toestaat, wat Gij Hem vraagt. In U stel ik dan mijne hoop. Bid uwen Zoon voor mij, en ik zal zeker /alig worden.
Te zelfder tijde dat Maria tot Moeder van onzen Verlosser werd bestemd, wilde God
422
» GEBOORTE VAN MARIA
nok dat zij de Middelares lnssclion God en ons zondaren zou worden. Daarom zegt de heilige Thomas \' dat Maria zoo vele genaden ontving, dat zij voldoende zijn om alle jiienscnen zalig te maken ; en de heilige liernardus noemt Maria een Waterstroom, van wiens volheid wij allen ontvangen. 2
O mijne Koningin Maria! o Middelares der zondaren ! ik smeek U, oefen uw ambt luilr; bid God voor mij. Mijne zonden, o machtige Moedor van God zullen mijnbe-i trouwen op U niet verminderen ; neen, ik | stel mijne hoop op U ; mijn betrouwen is :! zoo groot, dat, indien mijne zaligheid van mij zeiven afhing, ik haar nog liever aan 8 U, dan aan mij zeiven zou toevertrouwen. 0 Maria ! neem mij onder uwe bescherming, dit is mij genoeg.
(I) 0|.usc. 8.
[Menus jujimtludus, ut ucci^iant ciuturi (lo ejus i»leni-tudine. De Aqua-J.
423
FEESTEN VAN MARIA.
FEEST DER OPDRACHT VAN MARIA.
2IS1011 November.
liet heilig kind was nauwelijks driejaren oud, loon zij hare godvruchtige ouders smeekte haar naar den Tempel te willen geleiden en daar op te sluiten, volgons de hololte die zij er van aan God gedaan hadden. Wanneer nu de bepaalde dag gekomen was, vertrok de onbevlekte Maagd met den heiligen Joachiin en de heilige Anna naar Jeruzalem ; cene groote menigte Engelen vergezelden het gezegend Kind, dat bestemd was om de Moeder van hunnen Schepper te worden. « Begeef U, roept de heilige (jer-manus Maria toe, begeef U, o Heilige Maagd ! nuar hot huis dos Heeren en wacht daar de komst van den Heiligen Geest, die U de Moeder zal doen worden van het eeuwig Woord.»\'
Zoodra de heilige rcizigerc in den Tempel
(1) Encoai. in Deip.
424
OPDRACHT VAN MARIA. 425
te Jerusalem zijn aangekomen, keert het heilig kind zich tot zijne ouders, knielt neder, kust hun de handen en vraagt hunnen zegen. Daarna, zonder om te zien, klimt liet de trappen van den Tempel op, verzaakt voor altijd aan de wereld en aan alles wat de wereld kan geven, offert zich aan God, en wijdt zich geheel aan zijnen dienst toe. Het leven dat Maria vervolgens in den Tempel leidde, was eene aanhoudende oefening der liefde tot God en van opoffering van geheel haar zelve aan haren god-delijken Meester. Alle uren, ja ieder oogen-hlik nam Maria toe in deugden. Het is waar, zij werd daarin door de genade Gods op eene heel bijzondere wijze geholpen, maar zij trachtte ook gedurig met de meeste zorg, uit al hare krachten, aan do goddelijke genade te beantwoorden. — Maria verscheen eens aan de heilige Elizabeth, Maagd, en zeide haar : «Meent gij dat het mij niets gekost heeftom de deugden te verkrijgen? Wees verzekerd dat ik niet ééne genade van God heb ontvangen, zonder moeite, zonder aanhoudend gebed, zonder vurig verlangen, zonder vele tranen en oefeningen van boetvaardigheid. »1
(1) Ap.S. Bouuv. Med. vitu- Cür. c. 3,
FKESTKN VAN MART A,
In den Tempel deed Maria dus niets anders dan bidden ; en daar zij wist, dal liet monsclidom in het verderf verzonken lag, on voor God een voorwerp van haat geworden was, bad zij den Heer voornamelijk, dat Hij den Messias zon zonden, en wenschtc dan de dienstmaagd te mogen zijn van die gelukkige Maagd, die de Moeder van haren (iod zou worden. O ! indien iemand haar dan zou gezegd hebben : Heilige Maagd ! weet dat uw gebed hot oogeublik lieert verhaast, op hetwelk (iod zijnen Zoon zal zenden om dc wereld tc verlossen ; en weet dat gij dc gezegende vrouw zijl, die uitgekozen is om do Moedor van haren Schepper tc worden !
O Heilig Kind ! zoo zeer van uwen (lod bemind! lt;iij bidt voor alle menschcn, bid ook voor mij. Van uwe kindsciilieid al\'hebt gij II geheel toegewijd aan de licl\'dc van uwen God; o verkrijg mij die genade, dat ik ten minsts in do overige dagen van mijn leven, voor Uod alleen leve. Van dezen dag al\' verzaak ik, naar uw voorbeeld, aan alle schepselen, en wijd mij toe aan do liefde van mijnen God. Ik offer mij ook aan ü op.
426
OPDRACHT VAN MARtA. 427
mijne Koningin 1 ik wil voor altijd uw dienaar wezen. Neem mij onder het getal uwer getrouwste dienaare en verwerf mij do genade, van U en uwen goddelijken Zoon getrouw te blijven, opdat ik U eenmaal in den hemel, gedurende de gansche eeuwigheid, moge loven en beminnen.
OP DEN FEESTDAG VAN DI N
H. AARTSENGEL MICHAEL, ïgsitn September.
Onder al do Eugolcn des hemels is er niet cea die den heiligen Aartsengel Michael in heerlijkheid te hoven gaat, of zelfs, volgens deu heiligen Uasiüus en andere heilige Vaders, niet een die aan hem gelijk is ; ea dit met veel recht, dewijl do Heilige Michaël verkozen word om den hoogmoed van Lucifer en vun al zijne oproerige engelen tc vernederen, door hen uit den hemel te verdrijven.— O mijne ziel 1 indien gij dien heiligen Aartsengel bemint, die zoo veel liefde heeft voor do menschen, verheug U over zijne verhevenheid in den hemel, en bid hom, dat gelijk hij de algemeeno beschermer is der Heilige Kerk en van al de geloovigon, hij ook uw bijzondere heschcr-mer weze bij Üod, die hem zeer bemint, en gaarne ziet dat deze getrouwe dienaar, zoo vol ijver voor zijuo eer, door allo schepselen verheerlijkt wordt.
FEESTDAG VAN DEN\' H. MICHAEL. 429
De Heilige Kerk bidt in de Mis voor do overledenen den Heer, toe te laten dat de Heilige Michaël hunne zielen in den hemel binnen leide. \' Dc geleerden leggen dit, gebed uit en zeggen dat de heilige Michaël het eervolle ambt bekleedt van al de zielen, die in Gods vriendschap uit deze wereld schelden, aan den goddelijken Rechter voor te stellen.
Bescherm mij dus, o roemvolle Aartsengel, en maak door uwe bescherming, dat mijne ziel op den dag van mijn sterven, met de goddelijke genade versierd waardig zij door uwe handen aan Jezus-Christus, mijnen oppersten Rechter, te worden voorgesteld.
De Heilige Kerk bidt nog den Heiligen Michaël in den naam van al de geloovigen, dat hij ons in het uur der dood verdedige tegen de duivels opdat wij in hunne laatste aanvallen niet overwonnen worden, eu dan niet verloren gaan : « Heilige Aartsengel Michaël! zoo bidt zij, verdedig ons in den
(1) Signifer Sauclus Michael reprtescutet eus iu lucuui sunutum.
430 FEESTDAG VANquot; DEN H. MFCHAEL.
strijd, opdat wij niet verloren gaan in het verschrikkelijk oordeel. »1
O Heilige Aartseage! ! de helsehe geesten hebben menigvuldige wapenen om mij in het uur mijner dood Ie bestrijden; die wapenen zijn mijne zonden door dewelke zij mij tot wanhoop zullen zoeken te brengen ; dit zijn ook de verschrikkelijke bekoringen door dewelke zij zullen trachten mij in de zonde te doen hervallen. O gij, die rnijne vervaarlijke vijanden hebt overwonnen en uit den hemel hebt verdreven, kom hen nogmaals voor mij overwinnen en hen, ia het uur van mijne dood, ver van mij verdrijven ; ik vraag U deze genade om do groote liefde welke God heeft voor u en welke gij hebt voor God. — O Maria, Koningin des hemels! beveel aan den heiligen Michaël dat hij mij bijsta in mijn stervensuur.
(i) Sanctc Michael Archangcle, delende nos ki prtelio, ut non pei eainus in tremendo judicio.
OP DEN FEESTDAG VAN DE
jilcn October. *
Do heilige Bernardus zegt, dat wij onze Heilige Engelen-Bewaarders op drie wijzen moeten vereeren: door do Eerbiedigheid, door de Godvruchtigheid en door het Vertrouwen. 1
Wij moeten hen vereeren door onze Eerbiedigheid; want deze zuivere geesten, deze vorsten des hemels, zijn altijd bij ons, en zij zijn getuigen van al onze werken. Wij moeten dus, uit eerbied voor onzen Engel-Bewaarder, alles vermijden wat hem zou kunnen mishagen. De heilige Franeisca, eene romeinsche vrouw, zag haren Engel aan hare zijde in menschelijke gedaante ; en iedermaal zich iemand, in hare tegenwoordigheid, eene onbetamnlijke daad of een onbetamelijk woord veroorloofde, bedekte hij zijn aangezicht met zijne handen.
(1) In Ps. 90. s. 12.
• In vele kerken wonlt ilit feest govicnl. don oorsfen zondag van Sentembcr. quot; JJK Vlil, l\'ALEil.
FKESTDAG
Ach ! mijn heilige Engel-Bewaarder! hoe dikwijls heb ik u niet, door mijne zonden, genoodzaakt uw aanschijn te bedekken ! Ik bid u om vergiffenis, en bid u ook voor mij bij God ten beste te spreken ; ik heb vast besloten nooit meer, noch God, noch u door mijne zonden te bedroeven.
432
Wij moeten, ten tweede, onze Heilige Engelen-Bewaarders vereeren dooronzo Godvruchtigheid, om den eerbied dien zij waardig zijn, en om de liefde die zij ons toedragen. Geen vader, noch broeder, noch vriend wiens genegenheid de liefde kan overtreffen welke onze Engelen-Bewaarders aan ieder van ons toedragen. Do menschen beminnen ons dikwijls uit eigenbelang, en daarom vergeten zij ons lichtelijk ten tijde van tegenspoed, en nog veel eerder wanneer wij hen beleedigen; maar onze Engel-Bewaarder bemint ons uit zuivere liefde; daarom staat hij ons vooral bij in onze kwellingen en verlaat ons niet, zelfs niet wanneer wij in de zonde vallen : « Hij zal u niet verlaten, als gij in de zonde zult gevallen zijn.»\' Dan zal hij trachten u de
(1) Non dimittot cum peccaveris,E?. 2\'i. 21.
DER H. EXGELEN\'-BEWAARDERS. 433 oogon to openen, en u door een oprecht berouw weder spoedig tol Cod terug te brengen.
0 mijn lieve Engel! hoeveel dankbaarheid ben ik u niet schuldig voor uwe heilige verlichting! Hadde ik u altijd gehoorzaamd I Ach ! houd niet op mij le verlichten, vermaan mij in mijne misslagen, en verlaat mij niet tot hot laatste oogonblik • van mijn leven.
Wij moeten ton laatste een groot Betrouwen op onze Engelen-Bewaarders stellen, (jod heeft zijne liefde tot ons niet kunnen verzadigen met ons zijnon Zoon Jezus-Christus tot Verlosser, en Maria tot Voorspreekster to geven ; Hij heeft ons nog zijne Engelen willen geven om ons te bewaren, cn Hij heeft hun bevolen ons bij te staan gedurende geheel ons leven: «Hij heeft | zijnen Engelen aangaande u bevolen, dat ze u behoeden op al uwe wegen.»\'
O God van oneindige barmhartigheid I ■ welke middelen ter zaligheid blijven U dan nog over om mij te geven? — O Heer I ik
(I) Angelis suis iran.lavil do Ie, ut custodiant te in omni-bus viis tuis. Ps. 90. 11.
28
434 FESSTDAG DER II. ENGELEN, ENZ.
bedank IJ voor zoo veel goedheid. — En U, mijn Engel, Vorst dos hemels, die mij gedurende zoo vele jaren hebt bijgestaan, ooi; u bedank ik ! Ik heb u vergeten ; maar gij hebt niet opgehouden aan mij te denken. Ik weet niet hoe lang mijne reis naar dc: eeuwigheid nog zal duren; mijn liefderijke Bewaarder ! geleid mij op den weg des hemels, en houd niet op mij bij te slaan tol , dat gij mij voor altijd niet u vereenigd ziet in het rijk der Uitverkorenen.
ZEVEN OVERWEGINGEN
TLR EERE
VAN DEN HEILIGEN JOZEPH.
VOOR DL Zi:VEN WOENSDAOtN OF VOO» DE ZEVEN DAGEN DIE ZIJNEN FEESI DAG VOORAFGAAN. (I)
Voordon l5\'™ Woensdag of voor don ia1quot;™ Maart.
OVER DK REIS NAAR DETHLEHEM, WAAR JEZUS WERD OEIIOREX.
Ascenilil aulem cl Joseph a Galilwa de ,-ieitnle Nazareth in Juda-am in civilalem David, tmw vacatur Bethleem. (1)
En ook Jozepli sing op van Galilea, nit do stad Nazareth, naar Judea, naar Davids stad, die liefhle-lium genoemd wordt.
Overwegen wij de zoete samenspraken van Maria en Jozoph gedurende deze reis. Zij onderhielden zich over de barmhartigheid van Cod, die zijnen Zoon in de wereld zond om alle menschen te verlossen, en
(1) Dozc overwogingen kunnen ook dienen voor de Zeven Zondagen van den 11. Jozeph ; op welke men de Zeven Smarten en de Zeven Vreugden van den Heilige vereert. Dit js eene allervoordeeligsto devotie welke door den Paus Pius IX zeer is aanbevolen en met vele aflaten verrijkt.
436 ZEVEN OVEÏIWEGIXGEX
over dc liefde van Gods Zoorij die in dit
tranendal kwam, om door zijn lijden en
zijne dood te voldoen voor de zonden der
menschen.
Overwegen wij daarna hoe groot de smart van Jozeph was, gedurende den nacht waarin het goddelijk Woord werd geboren. Daar niemand te Bethlehem dc heilige cchtgenooten wilde ontvangen, zagen zij zich genoodzaakt eene schuilplaats te zoeken in eenen stal. O hoeveel heeft hij niet geleden, toen hij zijne heilige Bruid, op het punt van te baren, van koude zag beven in die vochtige spelonk die langs vele kanten open was.
Maar welken troost moest hij gevoelen, toen hij do stem van Maria hoorde, die hem toeriep : Kom, Jozeph, kom het goddelijk Kind aanbidden, het is reeds ia dezen stal geboren ! Zie hoe schoon,het is ! Zie in deze kribbe, op een weinig stroo, den Koning der wereld! Ach, zie hoe hij beeft van koude, hij die de harten der Serafijnen doet branden ! zie hoe hij weent, hij die de vreugde is des hemels.
Overwegen wij hoe groot de liefde en de vreugde van Jozeph waren, toen hij in die arme spelonk door eene hemelsche klaar-
TER EERE VAN DE-V U. JOZEPII. 437 hoid vcrlidil, den Zoon Gods een klein kind geworden, met eigene oogen aanseliouwde, en tevens de Engelen rondom hunnen pas geboren Heer hoorde zingen. Toen viel Jozeph, van teedere liefde weenend, op zijne knieën neder en riep uit : Ik aanbid U, ja ik aanbid U, mijn Heer en mijn God ! Wat geluk voor mij, na Maria de eerste Ie zijn aan wien het vergund is U te aanschouwen ea te weten dat gij in de wereld mijn Zoon genoemd en voor mijn kind gehouden wilt worden ! O gedoog dan ouk dat ik ü dien naam geve, en dat ik van nu at\' lot ü zegge : Mijn God en mijn Zoon ! ik geef mij geheel aan U. Ik wil niet meer voor mij, maar geheel voor U leven ; mijn leven wil ik voortaan alleen besteden om ü, mijn Heer en mijn God, te dienen !
Overwegen wij eindelijk, hoezeer do blijdschap van Jozeph vcriiicerderdo, toen hij nog iu dien zelfden nacht do herders zag toesnellen, die door dc Engelen waren geroepen om hennen nieuwgeboren Zaligmaker te gaanaamchuuwen, en toen de Wijzen uil het Oosten kwamen om den Koning des Hemels te vereeren, die op do wereld was gekomen om zijne schepselen zalig to maken.
ZEVEN OVERWEGINGEN
Gebed.
0 Hoiligo Jozepli! üv bid u door dc smart die gij hebt uitgestaan, toen gij liet goddelijk Kind in eenen stal, te midden van zoo groote armoede zaagt en gij Het zonder vuur en zonder kleeding van koude liooidet weenen, ik bid u, verkrijg mij cene ware droefheid over mijne zonden, die de oorzaak geweest zijn, waarom Jezus zoo bitter geweend heeft. Ik bid u ook door dón troost, dien gij daarna gevoeldet, toen gij liet zoo schoon en zoo liefelijk Kindje Jezus in de kribbe aansehouwdet; en door do vurige liefde die dan in uw hart tot eenen zoo beminnelijken en liefdevollen God werd ontstoken, verkrijg mij dc gratie, van Hem ook vurig te beminnen hier op aarde, en Hem later eens te mogen bezitten in den hemel.
En Gij, o Maria, Moeder van God en mijne Moedor ! beveel mij aan uw goddelijken Zoon, en verkrijg mij dc vergiffenis van al de belcedigingcn die ik Hem heb aangedaan, en dc gratie van Hem nimmer moor te beleedigen.
En Gij, allerbeminnelijkste Jezus ! vergeef mij, uit liefde tot Maria en tot den H.
138
TÜB EERE VAN DEN II. JOZEl\'IJ. -439 Jozc[ih, en verleen mij de gratie van U eens lo aanschouwen in den hemel, om daar mve goddelijke schoonheid te beminnen en die onuitsprekelijke goedheid, welke U heeft bewogen om uit iiefdo lot mij een klein Kind te worden. Ik bemin U, o oneindige goedheid ! Ik hernia U, mijn Jezus ! ik beinih ü, mijn God, mijne Liefde, mijn Al!
Voor den 2\'i\' quot; Woensdag of voor den I3\'l™ Jlaurt. OVER DIS REIS NAAR EG VPTE.
Ai^fje.ïm Domini npparuil in somnis Joseph. dicons : Surfp\', el accipe Pucrum el Matrem ejus, el fugc in Mgyplum. (1)
Ken Engel dcsHeeren verscheen oan .lozeph, inden droom, en zeido : sta op, en neem het Kind en zijne Hoeder met u, en vlucht naar Egypte.
Daar de drie Koningen aan Uerodes gezegd hadden dat do Koning dor Joden gobo-rca was, zoo beval deze wreede Vorst, dat men al de kinderen, die, alsdan in Bethle-liem en in do omslroken waren, zou ver-uiuorden. Maar God, zijnen Zoon toen
(1) Muttli. 2. 1 1.
4-10 ZEVEN OV!£mVI£GIgt;:GF.N
nog uiet wilde laten sterven, zond ecncn Engel om den H. Jozepli gedurende zijnen slaap te zeggen, dat hij het Kind en zijne Moeder met zich moest nemen en naar Egypte vluchten.
Overwegen wij hier hoe bereidwillig de gehoorzaamheid was van den H. Jozepli, die, ofschoon de Engel hem niet juist het oogenblik van zijn vertrek had voorgeschreven, toch de minste vraag niet deed, wanneer of hoe hij deze reis zou ondernemen, of in welke plaats hij in Egypte moest verblijven ; maar aanstonds zijne nachtrust verliet en zich voor het vertrek gereed maakte, want hij ging dan oogenblikkelijk Maria verwittigen, nam het geringe werk-gereedschap dat hij kon dragen, en dat in Egypte moest dienen om voor zijn arm huisgezin den kost te winnen, en nog in dien-zelfden nacht, gelijk Gerson met recht beweert, begaf hij zich op reis met zijne heilige Bruid. Alleen, zon-der leidsman, onderneemt hij die lange reis van vier honderd mijlen, en dat door moeilijke wegen, over hergen en door wildernissen.
O wat had de H. Jozepli niet te lijden op deze reis. Hij zag de smarten van zijne lieve Dm id, die niet gewoon zoo te reizen, zich
TEH EEniJ VAN DEN H. JOZEPII. 441 vermoeide met haar goddelijk Kind op den arm, al droegen zij liet nog beurtelings. Vol schrik en augst. vervorderden zij hunne vlucht want zij vreesden bij eiken stap de soldaten van Herodes te ontmoeten. Eu die reis geschiedde in het gure jaargetijde, door wind en sneeuw. Wat kou hun voedsel geweest zijn, dan een stuk brood welk zij van huis hadden medegenomen of onderweg als aalmoes hadden ontvangen ? En des nachts, waar konden zij eene rustplaats vinden, tenzij in eene arme hut, of ouder den blooten hemel, of togen eenen boom ? De H. Jozeph, wel is waar, was volkomen overgegeven aan den wil van den hemel-schen Vader, die wilde dat zijn Zoon, nog een klein Kind, reeds zou beginnen te lijden, om voor de zonden der menschen te voldoen ; nogtans moest het teeder en liefdevol hart van Jozeph eene groote smart gevoelen, toen hij Jezus van koude zag beven, en andere ongemakken lijden.
Overwegen wij eindelijk hoeveel de H. Jozeph te lijden had gedurende zijn zeven-jurig verblijf in Egypte. Daar moest hij leven te midden van een heidensch, vreemd en barbaarsch volk ; daar had hij noch bloedverwanten noch vrienden om hem bij
i \'l 2 ZÜVEN OVERWEGINGEN
lo slaau. Ook zegt do H. Bcrnardus, dat oni zijne arme Bruid en het goddelijk Kind, Dat aan alle nicnsolion en dieren voedsel geeft, te kunnen onderhouden, de H. Jozcpli genoodzaakt was dag en nacht te arbeiden.
Gebeden.
Mijn heilige Beschermer ! door uwe bereidvaardige en gedurige gehoorzaamheid aan Ciods wil, verkrijg mij van uwen Jezus de gratie, om volmaakt te gehoorzamert aan zijne geboden. Ik ben op reis naar de eeuwigheid; zie, hoe vele vijanden mij omringen; ach 1 verkrijg mij de gratie van tot aan mijn laatsten snik toe getrouw Jezus en Maria te mogen vergezellen. Indien deze met mij blijven, zullen alle kwellingen van dit leven en de dood zelve mij zoet en dierbaar zijn.
O Maria, Moeder Gods ! door het lijden welk Gij, jonge en teedere Alaagd, hebt uitgestaan op uwe vlucht naar Egypte, verkrijg mij de sterkte om allen tegenspoed, en alle moeilijkheden d:o mij overkomen, met geduld en gelatenheid té verdragen.
En Gij , mijn lieve Jezus ! ontferm li mijner! O hemel! Gij, mijn Heer en mijn God, die de onschuld zelve zijl, toen Gij nog
TER HERE VAN DEN U. JOZEPII. 443 maar een klein kind waart, hebt Gij zooveel voor mij willen lijden ; en ik die een zondaar ben, die zoo dikwijls do hel verdiend heb, hoe heb ik zoo ongeduldig kunnen zijn en zoo ontevreden als ik maar iets voor l: tc lijden had? Mijn lieve Zaligmaker I vergeef mij, voortaan wil ikalleslijdeu wat Gij wilt, en ben bereid, van nu af aan alle kruisen te dragen die Gij mij zult overzenden ; maar help mij door uwe gratie, want anders blijf ik U niet getrouw. Ik bemin U, o mijn Jezus, mijn Schat en mijn Al! Ik wil U altijd beminnen ; en om U te behagen zal ik alles wat U belieft, gaarne lijden.
Voor den 3lt;k\'n Woensdag of voor den I4don Maart, OVER HET VERLIES VAX JEZUS IN DEN TEMPEL.
Rcmansit Pucr Jesus in Jerusalem, el non cor/növerunl
paren!es ejus. (1)
Het Kind Jezus bleef in Jeruzalem achter; en zijne ouders wisten het niet.
Toen de tijd daar was om uit Egypte te vertrekken, verscheen do Engel ten tweede
(I) Lnu. 2. 43.
ZEVEN OVERWEGING ZN
maul aan Jozepb, en beval hem met het Kind en zijne Moeder terug te keeren naar Judea. De H. Bonavcntura doet opmerken, dat Jozeph en Maria op deze tweede reis nog meer te lijden hadden dan op deeerste; want Jezus was toen omtrent zeven jaren oud en bij gevolg reeds te groot om op de armen te worden gedragen, muar ook nog onbekwaam om eene lange reis te voet af te leggen ; zoodat dit beminnelijk Kind dikwijls genoodzaakt was stil te staan en up den grond wat rust te nemen. Eindelijk was men te Nazareth weergekeerd en de moeilijke reis was weldra vergeten, maar de eene smart moest voor de heilige echtge-nooten op de andere volgen.
Overwegen wij nu welke droefheid Jozeph en Maria moesten gevoelen, toen zij Jezus verloren in het bezoeken van den Tempel. Jozeph was gewoon aan het beminnelijk gezelschap en aan het zoet aanschouwen van zijn lieven Zaligmaker; hoe groot moestdanzijnedroefheid niet zijn, toen hij daarvan gedurende drie dagen berooid moest blijven, en niet wetende waarom Jozns verdwenen was, onzeker of hij Hem nog ooit zou wedervinden. En dit was zijne grootste droeflieid ; want daar Jozeph zeer
444
TER EEIiE VAN DEX H. .IOZEPH. 4*0
ootmoedig was, vreesde hij, dat om eene fout, die hij misschien begaan had, Jezus had besloten niet meer met hem te leven. Misschien, zoo dacht hij, ben ik onwaardig van in zijn gezelschap te blijven, en de eer te genieten van zoo grootcn schat te bewaren. Voor eene ziel dio God alleen bemint is er geene grootcre smart, dan de vrees van God mishaagd te hebben. Daarom brachten Jozeph cn Maria deze drie dagen door zonder eenigs rust te genieten. Zij weenden onophoudelijk en zochten immer bun lieven Jezus, gelijk Maria aan Jezus zeide, toen zij Hom terugvond in den Tempel: 1 O mijn Zoon ! welke bittere smarten hebt Gij ons drie dagen lang doen lijden ; want weenende hebben wij ü\'zonder ophouden overal gezocht, zonder U te kunnen vinden, en zonder het minste over ö te vernemen.
Overwegen wij vervolgens de vreugde die de H. Jozeph gevoelde, toen hij Jezus wedervond, en hooi de dat de oorzaak, waarom zich Jezus van hen had verwijderd, niet eenige fout was van hunnen kant, matir de ijver van den Zoon Gods voor de eer Zijns eeuwigen Vaders.
(1) Fill, qnid fecisti nobis sic? ecce pater tuus et ego do-lentes quaerebamus te. Luc. 2. \'«8.
ZEVEN OVERWLGIXGEN\'
Geboden.
O Heilige Jozcpli ! gij weent omdat gij Jezus hebt verloren ; maar gij hebt Hem altijd bemind, Hij hoeft u altijd bemind, ja, en zijne liefde tot n is zoo groot geweest, dat Hij u tot zijnen Voedstervader en tot den Beschermer van zijn leven heeft gekozen. Ach! laat mij weenen, die om de schepselen en mijne driften te voldoen, zoo dikwijls mijnen God heb verlaten en verforen, terwijl ik zijne gratie verachtte ! O groote Heilige! om de verdiensten der smarten die gij hebt uitgestaan, toen gij Jezus hadt verloren, verkrijg voor mij tranen, om onophoudelijk de beleedigingen te beweenen, quot;welke ik mijnen Zaligmaker heb aangedaan. En om de vreugde welke gij gevoeldet, toeu gij Hem in den Tempel wedervondt, maak, bid ik n, dat ik bet geluk hebbe van Hem ook weder te vinden. En wannneerik Hem met zijne gratie weer in mijn hart heb binnen gebracht, maak dat ik Hem nimmer meer verlieze.
En Gij, mijne Moeder, Maria ! Gij die do l\'oevlucht der zondaren zijt, verlaat mij niet, heb medelijden met mij. Indien ik uw goddelijken Zoon bekedigd heb, het is mij
440
TER KEilE VAN DÉN n. JOZEPH. 447 nu leed uit g.■heel mijn hart, cn ik Len bereid liever iiuizendinaal te sterven, tlan nog zijne gratie te verliezen; bid Hem dat Hij mij vergiffenis schenke, en de geuade van volharding verleene.
En Gij, mijn lieve Jezus! indien Gij mij nog niet vergeven hebt, vergeef mij toch nu -ik verfoei en haat al de beleedigingen, die ik IJ heb aangedaan, zij ziju mij zoo leed, dat ik zou willen sterven van droefheid. Ik bemin U, en dewijl ik U bemin, acht ik uwe liefde en uwe gratie meer dan alle koninkrijken der wereld. Sta mij bij, o HeerI maak dat ik U altijd beininne, en nimmer meer beleedige.
lt;V«/W/V\\V\\yVWV\\An/VW\\A/\\/V\\ W/VN/WWWX/WAAAAAAoyv wv /V\\gt;VA/\\/\\*A VVA/VUt
Voor den 4dt\'n Woensdag of voor don 1odcn Maart.
OVER IJ ET GELUK VAN DEN\' II. JCtëËWI, DAAIl HIJ ALTIJD DEÏ GEZELSCHAP VAN JEZUS GENOOT.
Descendil cum eis, elvenit Nazareth ; el er at subditus illis. (1)
En Hij ging met hen af, en kwam in Nazareth ; en Hij was hun onderdanig.
Nadat Jezus door Maria en Jozeph in den
(I) Luc. 2. 5\'.
ZEVEN OVERWEGINGEN\'
Tempel was wodergevonden, keerde Hij niet hen terug naar hunne woning to Nazareth, en leefde daar niet Jozeph tot aan dn dood van dien Heiligen Aartsvader, hem gehoorzamende als aan zijnen Vader.
Overwegen wij hier hoe heilig het leven van Jozeph was in dat gezelschap van Jezus en Maria. In dit huisgezin, was men met niets anders bezig dan met hetgeen de eer van (jod het meest kon bevorderen ; men dacht en wenschte niets anders dan aan (iud te behagen ; men sprak van niets anders dan van de liefde die de mcnschen aan God verschuldigd zijn, en van de liefde die God ten allen tijde aan de menschen heeft bewezen, bijzonderlijk toen Hij z\'jn eenigen Zoon op de aarde zond, die tot vrijkooping van het menschdom at in eenen afgrond van smarten en verachting zou gaan leven en sterven.
0! hoe vele tranen moeten Maria en Jozeph, die eene zoo grondige kennis der H. Schriftuur hadden, hebben vergoten, toen zij zich in de tegenwoordigheid van Jezus onderhielden over zijn bitter lijden en over zijne schandige dood ! hoezeer moesten zij niet zijn aangedaan, wanneer zij tot elkander zeiden, dat, volgens de voorzegging
448
TER EKRE VAN DEN H. JOZEPH. 449 van Isaïas, hun lieve Jezus een man van sirarten en verachting zou worden ; — dat zijne vijanden Hem zoodanig zouden mishandelen, dat men niet eenen trek zijner vroegere schoonheid in Hom zou kunnen .erkennen; — dat zijn lichaam, zoodanig door de geesels zou verscheurd en verbrijzeld worden, dat Hij gelijk zou zijn aan eenen mclaatsche, geheel met bloedige wonden bedekt; — dat hun dierbare Zoon dit alles geduldig zou lijden, zonder eens den mond te openen, om over zulke groote mishandelingen te klagen; — dat Hij zich, gelijk een lam naar de slachtbank zou laten lijden, en eindelijk, aan een schandhout gehecht, tusschen twee moordenaars, in eene overmaat van smarten, zijn leven zou eindigen !
Overwegen wij nu, welke gevoelens van droefheid en liefde zulke samenspraken in het hart van den H. Jozeph moesten te weeg brengen.
Gebeden.
O Heilige Jozeph ! ora de tranen die gij hebt vergoten, toen gij lang van te voren het lijden van Jezus overwoogt, verkrijg mij de gratie van gedurig met eene teedere
29
430 ZEVEN OVERWEGINGEN
godsvruclil ami de smarten van mijnen Verlosser Ie denken ; en om de heilige liefdevlammen, welke die gedaclitea en die samenspraken in uw hart ontstaken, doe een vonkje van dat vuur vallen in mijn hart dat door zijne zonden zoo dikwijls de oorzaak is geweest van de smarten van Jezus.
En fiij, o allerheiligste Maagd ! om al de smarten, die (lij te Jeruzalem, hij het aanschouwen van het lijden en van de dood van uwen Zoon, hebt uitgestaan, verkrijg mij eenegroote droefheid over mijne zonden.
En fiij, allerliefste Jezus 1\' die zoo veei hebt geleden en die geitorven zijt, uit liefde voor mij! maak dat ik nimmer eene zoo groote liefde vergete. Mijn Zaligmaker! uwe dood is mijne hoop. Ik geloof dat het voor mij is dat Gij gestorven zijt; en door uwe verdiensten hoop ik zalig te worden Ik bemin U boven al, ik bemin U meer dan mij zeiven ; ik bemin U uit geheel mijn hart; ik bemin U en uit liefde tot U wil ili gaarne alles lijden ; niets geeft mij grootere droefheid, dan dat ik U, mijn grootste (ioed, heb beleedigd. Ik verlang niets anders dan U te beminnen en U te behagen, ilelp mij, o Heer ! en laai, niet toe, dat ik mij nog ooit van U venvijdere.
TF.n EEUE VAN DEM H. JOZEPII.
Voor den !jJquot;i Woensdag of voorden Ifldcn Maart.
OVER DE LIEFDE WELKE DE H. JOZEPU JEZUS EN MARIA TOEDROEG.
Descendil cum eis, el venil Nazareth ; el eral subdilus illis. (1)
En Hij ging met hen af, en kwam in Nazareth; rn Hij was hun onderdanig.
Overwegen wij vooreerst de liefde van Jo-zeph tot zijne Heilige Bruid. Gelijk zij de .schoonste was onder alle vrouwen, zoo was zij ook de ootmoedigste, de zachtmoedigste, de zuiverste, do gehoorzaamste, en nooit was er iemand noch onder de men-schen, noch onder do Engelen die (iod zoo zeer beminde als Zij ; daarom verdiende zij dan ook dat Jozeph, die de deugd zoo hoog wist te schatten, haar op het innigste he-minde. Maar zijne liefde moest nog aangroeien, toen hij zag hoe hij bemind werd van Maria die zonder twijfel haren geliefden Bruidegom boven alle andere schepselen stelde. Ie gelijker tijd beschouwde hij haar als de geliefde vriendin van God, die
(l)Liic. 2. ül.
402 ZEVEN OVERWEGINÖEN
haar verkoren had om de Moeder van zijn eeniggeboren Zoon te wezen. Indien men dit alles overweegt kan men zich gemakkelijk voorstellen, hoe zeer Jozeph die een zoo goed en zoo dankbaar hart had, eene zoo beminnelijke Bruid moest beminnen.
Overwegen wij op de tweede plaats, hoe groot de liefde van Jozeph tot Jezus was. Door (!od verkozen om Vader te zijn van eenen Zoon die niet alleen de beminnelijkste onder de kinderen der rnensclien, maar ook God was, had de groote heilige Jozeph eene bijzondere vaderliefde van den hemel gekregen, eene liefde die niet alleen natuurlijk was, gelijk die der andere vaders, maar ook bovennatuurlijk, zoo dat hij in denzelfden persoon en zijnen Zoon en zijnen God beschouwde. Door de goddelijke openharing van den Engel, wist de heilige Jozeph dat dit Kind, welk hem overal vergezelde, het goddelijk Woord was dat uit liefde tot de menschen, en in het bijzonder uit liefde tot hem was menseh geworden ; hij wist dat dit aanbiddelijk Kind zelf hem onder de menschen had uitgekozen om zijn Bewaarder te zijn, en dat Het zijn Zoon wilde genoemd worden. Stellen wij ons dan voor welken brand van liefde al deze ovenvcgin-
TEtl EERE VAN DEN U. .IOZEPH. 453
gen in het hart van .lozeph moesten doon ontstaan, toen hij zag hoc zijn (leer en God hom diende als oen eenvoudig werkman, zijne werkplaats opende en toesloot, met hem hout zaagde, met schaaf en bijl arbeidde, het schaafsel verzamelde, het huis uitkeerde, met een woord, hoe Jezus alles deed wat hij Hem beval, en niets zonder verlof te hebben gevraagd.
Hoe zeer moest de heilige Jozeph niet branden van liefde wanneer hij zijn godde-lijken Gezel aanschouwde die hem in alle deugden het allerheiligst voorbeeld gaf; wanneer hij uit zijnen mond de woorden des eeuwigen levens hoorde die als zoo vele vurige pijlen zijn hart ontvlamden; en hoezeer moest vooral zijne liefde vergrooten, wanneer hij dit beminnelijk Kind in zijne armen droeg, Het liefkoosde of van het Kindje zelf geliefkoosd word. Niet zelden gebeurt het, dat zij die zich onderlings beminnen hunne liefde voelen verkoelen naarmate zij met elkander verkeeren; want hoe langer men met elkander omgaat, hoe beter men de wederzijdsche gebreken leert kennen. Maar zoo was het niet met den H. Jozeph ; hoe langer hij met Jezus omging des te beter zag hij zijne heiligheid. Daar-
4ö4 ZEVEN OVERWEGINGEN\'
uit kunt gij oordeelen lioozeer hij Jezus beminde, want vijf en twintig of dertig jaren lang, gelijk men algemeen gelooft, genoot liij zijn gezelschap.
Gebeden.
Gelukzalige Patriarch ! die waardig werd geoordeeld, met vaderlijk gezag te gebieden aan Hem, wien hemel en aarde gehoorzamen ! ik verheug mij over uw geluk en over uwe verhevene waardigheid ; en dewijl een God u, o groote Heilige ! Iicel\'t willen dienen, hoe zou ik durven weigeren in uwen dienst te treden ? Van nu af wil ik u dienen,eerenen beminnen als mijnen Heer en Meester. Neem mij onder uwe beschor-iningen gebied mij verder wat u behaagt; want ik weet dat alles wat gij mij zult gebieden tot mijn geluk zal strekken, en tot eer van uwen en mijnen Verlosser. 0 Heilige Jozeph ! bid Jezus voor mij ; want Hij die op aarde aan al uwe bevelen beeft gehoorzaamd zal u zeker niets in den hemel weigeren. Bid Hem dat Hij mij de beleedi-gingen vergeve, die ik Hem heb aangedaan. Bid Hem dat Hij mij onthechte van de schepselen en van mij zeiven; dat Hij zijne heilige liefde in mijn hart ontstcke, eu dat
ti;r eere van den fi. lozepn. 4\')\'! IliJ dan verder niet mij doe alles wat Hij verlangt.
En Gij, o glorierijke Maagd Maria 1 om de liefde die de Heilige Jozeph u altijd heeft toegedragen, neem mij onder uwe bescherming, «n bid uw zuiveren Bruidegom, dat hij mij aanneme als zijnen dienaar.
En Gij, mijn lieve Jezus! die\'om te voldoen voor mijne ongehoorzaamheid, U zoo diep wildet vernederen, dat Gij aan eencn mensch hebt gehoorzaamd, om de verdiensten der gehoorzaamheid welke Gij aan den Heiligen Jozeph hebt bewezen, geef mij do gratie, dat ik voortaan in alles uwen heiligen wil volbrenge; en om de liefde welke (lij en do Heilige Jozeph tot elkander hadt, verleen mij eeno groote liefde tot ü, o oneindige Goedheid ! die al mijne liefde zoo waardig zijt. Vergeet alle boleedigingen die ik U heb aangedaan, en]ieb medelijdon met mij.Ik bemin U, o Jezus, mijne Liefde! ik bemin U, mijn God ! en wil U altijd beminnen.
.i\')6 ZEVEN OVERWEGINGEN
Voor den e06quot; Woensdag of voor den 17I,cn Maart.
OVER DE DOOD VAN DEN H. JOZEPII.
Preliosa in compeclu Domini mors Sanctorum ejus. (1) Kostbaar voor de oogen des IleereD, is de dood zijner Heiligen.
Treden wij in den geest het huis van Nazareth binnen, en beschonwcn wij den H. Jozeph op het einde van zijn leven. Zie hem in die nederige woning omringd van Engelen, bijgestaan van Jezus hun Koning, en van Maria zijne heilige Bruid, welke hij beiden zoo getrouw heeft gediend, en die zich nu aan de zijde van zijn armoedig bod bevinden. In dit aangenaam en heerlijk gezelschap, het hart vol zoeten en hemelschen vrede, verlaat hij dit ellendig leven.
Wat moest de tegenwoordigheid van zulke Bruid en van zulk een Zoon, de dood van Jozeph zacht en kostbaar naken. Hoe immers zou zij hebben kunnen bitter wezen voor hem die stierf in de armen van het Leven ! Wie zou ooit kunnen uitdrukken of
(1) Pb. 116. ie.
TER EERE VAN DEN H. JOZEPH. 4S7 begrijpen die zuivere genoegens, die truost-volle gevoelens, die gelukzalige hoop, die akten van voikomene overgeving, en die vlammen van zuivere liefde, welkede woorden des eeuwigen levens, die nu lezus, dan Maria hem in de laatste oogenblikken van zijn leven toespraken, in het hart vau Jo-zeph hebben opgewekt ? Daarom is het gevoelen van den H. Franciseus van Sales zeer gegrond, wanneer hij beweert dat de H. Jozeph uit loutere liefde tot God gestorven is.
Alzoo was de dood van onzen Heilige geheel zacht en vreedzaam, zonder angst of vrees, omdat hij altijd zuiver geleefd had. Zoo kunnen zij die vroeger God beleedigd en de hel verdiend hebben, niet sterven. .Nogtans zullen allen die in het stervensuur door den H. Jozeph worden bijgestaan een grooten troost genieten: want hij, aan wien een God heeft willen onderdanig zijn, zal voorzeker de macht hebben om de duivelen te bedwingen, te verdrijven, en hen te beletten in die oogenblikken zijne dienaars te bekoren. Zalig de ziel, die in dien laatsten strijd door dien grooten Heilige wordt bijgestaan. Want daar hij door de vlucht naar Egypte het Kind Jezus van den dood heeft bevrijd, en het geluk gehad
438 ZEVEX OVERWEGINGEN
heelt in dc armen van Jezus en Maria te sterven, zoo heeft hij het recht verkregen om dc Patroon der goede dood te zijn, en zijne dienaars in hun sterfuur van het gevaar der eeuwige dood te bevrijden.
Gebeden.
Mijn gelukzalige Beschermer ! gij hadt wel recht op eene zoo heilige dood, dewijl gij zoo heilig geleefd hebt. Ik integendeel zou mij op eene ongelukkige dood moeten verwachten, want die heb ik verdiend door mijn slecht leven; maar indien gij mij verdedigt, zal ik niet verloren gaan. (jij waart niet alleen de vriend, maar zelfs de üewaarder en de Voedstervader van mijn goddelijken Rechter; indien gij mij bij Jezus voorspreekt, zal ik zeker niet verloren gaan. O 11, Jozeph! ik verkies u voor mijn voornaamsten Voorspreker en Beschermer na Maria. Ik beloof, u dagelijks gedurende al den overigen tijd van mijn leven, door eenige bijzondere hulde te vcreeren, en zoo zal ik trachten mij uwer bescher-ndng waardig te maken. Ik weet wel dat ik deze gratie niet verdien ; maar om uwe liefde tot Jezus en Maria bid ik u, mij tot uwen gednrigen dienaar aan te nemen ; en
TEB EERB VAM OEN H. JOZEPII. 459
om liet troostvol gezelschap van Jezus en Maria, welk gij op deze aarde hebt genoten, hoLd niet op mij te beschermen zoolang ik leve, opdat ik mij nooit van God scheide doorliet verlies zijner gratie. Jezus en Maria waren tegenwoordig bij de laatste oogen-blikken van uw leven : om den bijstand die zij n dan verleenden, sta mij voornamelijk hij in mijn stervensuur, opdat ik, stervende in uw gezelschap en in hot gezelschap van Jezus en Maria, u eenmaal ga danken in den hemel, en daar met u God loven en beminnen gedurende de gansche eeuwigheid.
Allerheiligste Maagd, mijne Hoop 1 Gij weet het, dat ik om eene goede dood en hot eeuwig loven te bekomen eerst op de verdiensten van Jezus en dan op uwe voorspraak steun. O mijne Moedor ! verlaat mij nooit, sta mij bijzonder hij in het uur mijner dood, en verkrijg mij do gratie u in mijn stervensuur te mogen aanroepen, u en Jezus.
En Gij, mijn allerliefste Zaligmaker! die eens mijn Rechter zult zijn. Ach ! vergeef mij al de boloedigingen die ik ü heb aangedaan, zij zijn mij leed uit geheel mijn hart. Maar vergeef mij spoedig, eer het uur
460 ZEVEN overwegingen
der dood nadere, in hetwelk gij mij zult ooz\'deelen. Wat groot ongeluk voor mij, zoo vele jaren te hebben geleefd zonder U te beminnen 1 Ik bid U, verleen mij de gratie van U den overigen tijd mijns levens, hij zij kort of lang, vurig te beminnen. En als het oogenblik zal naderen, waarop ik dit leven zal verlaten om de eeuwigheid binnen te treden, laat mij dan sterven in eene brandende liefde tot U.
Ik bemin U, mijn Zaligmabir, mijn God, mijne Liefde, mijn Al! ik vraag IJ geene andere grafie, dan die uwer liefde ; en ik verlang en vraag den Hemel, cm U daar te beminnen uit al mijne krachten gedurende de gsnsche eeuwigheid. Amen. Alzoo hoop ik, alzoo zij het.
Jezus! Maria! Jozeph! ik geef u mijn hart en mijne ziel !
.lezus ! Maria! Jozeph I staat mij bij in mijnen doodstrijd !
Jezus ! Maria ! Jozeph !. dat ik in vrede in uv,- gezelschap sterve I
TER EERE VAN OEN H. JOZEPH.
Vour den 7\'len Woensdag of voor den IS11™ Maan.
Euge,serve hone et [delis! quia super paura fuisti .fide-lis, super multa te comtituam; intra m gaudium Domini tui. (1)
Zeer wel, gij goede en getrouwe dienstknecht; omdat gij over weinig getrouw zijt geweest, zal ik u over veel stellen : ga in tot de vreugde uws Heeren.
IIoo heiliger iemand op deze wereld heeft geleefd, des te grooter is de glorie die God hem in den hemel schenkt. Om zich een gedacht temaken van de heiligheid van den H. Jozeph, is het genoeg dat men op de woorden lette van het Evangelie, waarin h ij een rechtvaardige wordt genoemd. « Jozeph nu, haar man, daar hij een rechtvaardige was. i)2 Een rechtvaardige man, dat is een man die alle deugden bezit; want wien eene enkele deugd ontbreekt, die mag niet rechtvaardig genoemd worden.
Indien nu de H. Geest Jozeph reeds toen rechtvaardig noemde, wanneer hij tot Bruidegom van Maria werd gekozen, overwegen wij welken Overvloed van goddelijke liefde
(1) Uulth. 25. 21.
(2j Joseph auteni, vir ejus, cum esset Justus. Ibid. 1.19.
4G)
ZEVEN OVEHWERINGEN
en van alle deugden die Heilige moest, trekken uit de samenspraken en uit het gedurig gezelschap zijner heilige Bruid, in wie hij een volmaakt voorbeeld zag van alle deugden.
Indien een woord van Maria genoeg was om Joannes den Dooper te heiligen, en Eli-sabeth met den II. Geest te vervullen, tot welke groote heiligheid moet dun niet de schoone ziel van Jozeph opgeklommen zijn, door den vertrouwelijken omgang met Maria, in een tijdverloop dat, volgens de overlevering, ten minste vijf en twintig jaren geduurd heeft.
Doch, hoe moet Jozeph in deugd en verdiensten hebben toegenomen door den ou-ophoudclijken omgang, en dat gedurende zoo vele jaren met Jezus-Christus, de Heiligheid zelve, dien hij diende, voedde eti bijstond in al de noodwendigheden des levens 1 Indien God belooft dengene te be-loonen, die uit liefde tot Hem, een glas water aan den arme geeft, verbeeld u met welke hemelsche glorie Hij den H. Joieph zal verrijkt hebben, die Hem uit de handen van Herodes verloste. Hem kleedde en voedde, Hem zoo dikwijls op zijne armen droeg, en Hem verzorgde met zoo veel liefde.
402
TKR EERE VAN DENquot; H. .IOZFPH. 403
Wij kunnen cr niet aan twijfelen, of liet leven van den H. .loieph, die altijd Jezus en Maria voor oogen had, was een aanhoudend gebed, in hetwelk hij gedurig akten verwekte van geloof en vertrouwen, van liefde, van overgeving aan Gods wil en van opoffering. Indien nu het loon gegeven wordt volgens de verdiensten die men in zijn leven heeft verworven, hoe groot moet dan niet do glorie van den H. Jozeph in den hemel zijn ! Do II. Augustinus vergelijkt de andere Heiligen met do sterren, maar den II. Jozeph met de zon. Pater Suarez zegt dat hot zeer waarschijnlijk is, dat na Maria, de H. Jozeph alle Heiligen in verdiensten en glorie overtreft; en do II. Bernardinns de liustis besluit daaruit, dat als de II. Jozeph voor zijne dienaars eenige gratie wil verkrijgen, hij op zekere wijze Jezus en Maria gebiedt.
Gobcdsn.
O roemwaardige Aartsvader I nu gij in den hemel in het bezit van alle vreugden zijt, en op een verheven troon nabij uwen lieven Jezus, die u op aarde onderdanig was, heb medelijden met mij, die hier moet leven omringd van zoovele vijanden.
404 ZEVEN OVERWEGINGEN
booze geesten en kwade driften, die mij gedurig aanvallen om mij van de goddelijke gratie te berooven. Door het groot geluk welk gij hief op aarde hcbl genoten, namelijk, van gedufig in het gezelschap van Jezus en Maria te kunnen leven, verkrijg mij de gratie om dc nog overige dagen mijns levens altijd met God vereenigd te blijven. Maak dat ik wedersta aan de aanvallen der hel, en dat ik sterve in de liefde van Jezus en Maria, opdat ik eens met u, hun gezelschap, in het rijk der Gelukzaligen moge genieten.
Allerheiligste Maagd Maria, mijne lieve Moeder I wanneer zal het zalig uur slaan, waarop ik, bevrijd van alle vrees van nog te zondigen, uwe voeten zal omhelzen om u nimmer meer te verlaten. Dit groot geluk moet gij mij helpen bekomen.
Wanneer, o allerliefste Jezus ! mijn dierbare Zaligmaker ! wanneer toch zal ik U in den hemel aanschijn aan aanschijn mogen aanschouwen, en U beminnen met de verzekering van U niet meer te verliezen I want in dit gevaar zal ik moeten verkeeren zoolang ik op deze wereld leef.
Mijn God en mijn eenig Goed 1 om dc verdiensten van den heiligen Jozeph, d en Gij
TER EERK VAN DEN H. JOZEPH. ^6.)
zoo zeer bemint en dien Gij In den hemel zooveel eer bewijst, en om de verdiensten van uwe lieve Moeder, maar voornamelijk om de verdiensten van uw leven on van uwe dood, waardoor ik alle goed en al wat ik hopen mag heb verkregen, laat niet toe, dat ik mij ooit op deze aarde van uwe liefde scheide, opdat ik (J in het gelukzalig vaderland moge bezitten, U uit al mijne krachten beminnen, en mij nooit van U verwijderen, noch van uwe liefde scheiden gedurende de gansche eeuwigheid. Amen. Alzoo hoop ik, zoo zij het.
30
01\' ItliN rliBSTDAC
VAN DEN HEILIGEN JOZEPH 19lt;lln Miiort.
Hot is liclit te begrijpen, lioe machtig de voorspraak van den II. Jo/.cpti moot zijn lgt;ij Jezns-Christus, wanneer men deze woorden van het Evangelie kent : « Hij was hun onderdanig. » 1 Zoo bestond dan geheel do bezigheid van don Zoon Gods, gedurende zoo veel jaren, in stiptelijk tc gehoorzamen aan Jozcph en aan Maria. Zoodra de II. Jozoph door een woord of teeken te kennen gaf dat hij iets verlangde, deed Jezus bet terstond. Deze nederige gehoorzaamheid van Jezus verheft de waardigheid van don II. Jozoph boven de. waardigheid van alle Heiligen, die der Moeder Gods alleen uitgenomen.
Hoort wat de H. Theresia zegt over hot betrouwen dat wij allen in de bescherming van den H. Jozoph moeten stellen : «Het
(l)Eiut subiiilus illïs. Luc. 2. al.
FEESTDAG VAN DEN H. JOZEPH. 40/ schijnt dat de Heer aan do andere Heiligen alleenlijk de macht, verleent om ons te helpen in eenige bijzondei\'e noodwendigheden ; maar de H. Jozeph, gelijk de ondervinding leert, helpt ons in al onze noodwendigheden, en hierdoor wil God ons toonen, dat even als Jezus op aarde aan het gezag van dien grooton Heilige heeft willen onderworpen zijn. Hij ook in den hemel alles doet wat de H. Jozeph Hem vraagt. Ook anderen, aan wie ik had aangeraden hunne toevlucht lot dien Heilige te nomen, hebben dit ondervonden even als ik.... Ik heb altoos gezien dat zij die eene waro godsvrucht tot hom hebben, grooten voortgang doen in de deugd. Ik smeek, om do liefde Cuds, degenen die mij niet zouden gelooven, het te willen beproeven... Ik kan niet begrijpen, hoe men aan de Koningin der Engelen kan denken, en aan al wat zij gedurende de kindsheid v n Jezus hoeft geleden, zonder den H. Jozeph te bedanken voor al de diensten, die hij gedurende dien tijd aan de Moeder en aan den Zoon heeft bewezen.»1
(1) Vie Cl].
4C8 FEESTDA\'Ï quot;VAN DEN H. JOZEPH.
Wij moeten bijzonderlijk godmichüg zijn tot den H. Jozeph, opdat hij ons eene goede dood bezorge. Hij verlostte het Kind je Jezus uit de hinderlagen van Herodes en heeft daardoor het bijzonder voorrecht bekomen de stervenden uit de lagen des duivels te verlossen. En omdat hij Jezus en Maria zoo lang heeft bijgestaan, met hun door zijnen arbeid van voedsel en woning Ie voorzien, heeft hij het voorrecht om voor zijne dienaars, den bijzonderen bijstand van Jezus en Maria te bekomen in het stervensuur.
O Heilige Jozeph, mijn machtige Beschermer ! door mijne zonden heb ik eene slechte dood verdiend ; maar indien gij mij verdedigt, kan ik niet verloren gaan. Gij zijt niet alleen de boezemvriend geweest van mijn goddelijken Hechter, maar ook nog zijn Bewaarder en Voedstervader : bevoel mij dan aan Jezus, die u zoo teederlijk bemint. Ik stel mij onder uwe bescherming ; aanvaard mij voor uwen gedurigen dienaar. Verkrijg mij, om het heilig gezelschap van Jezus en Maria welk gij in uw leven hebt genoten, de gratie van nooit meer van
FEESTDAG VAX DliN\' U. JOZEPII. 469 hunne liefde te scheiden ; en om den bijstand dien gij in uw sterfuur van Jezus en Maria hebt ontvangen, verkrijg mij de gratie van in mijn sterfuur, bijzonderlijk van Jezus en Maria te worden bijgestann. —O heilige Maagd ! om uwe groote liefde tot Jozeph, uwen Bruidegom, laat niet na mij te hulp te komen in mijne laatste oogen-blikken.
op di:n feestdag van den
H. FRANCISCUS VAN SALES.
29s11\'11 Januari.
De heilige Franciscus van Sales had ecu zeer levendig Geloof. — Ue schoonheid des Geloofs bracht hem in verrukking en deed hem uilroepen: « 0 God! Ons heilig Geloof schijnt mij zoo verrukkend schoon, dat ik er door sterf van liefde ; mij dunkt dat ik deze kostbare gave, die ik van God heb ontvangen, wel moet opsluiten in een hart geheel welriekend van devotie.» Daarom hield hij niet op den Heer te bedanken, dat Hij hem ia den schoot der Heilige Kerk had laten geboren worden. « Goede God ! riep hij uit, do weldaden, die ik U te danken heb, zijn groot; maar hoe zal ik U waardig kunnen bedanken voor het licht des Geloofs, welk G\'j mij geschonken hebt? t Hij bekende dat nij de waarheden des Geloofs nooit had betwijfeld, ofschoon hij gedurig in onderhande-Jing was met de ketters. — Wie God be-
FEESTDAG VAN DEN 11. KR ANC KUS. 471 mini, heeft seeu twijfel aan het Geloof; hij alleen twijfelt er aan, die niet leeft volgens de leer van het Geloof.
De Hoop van den heiligen Franeiscus van Sales was niet minder groot dan zijn Geloof., Daar hij overtuigd was, dat God altijd waakt voor ons geluk, zag men hem altijd gerust en onbeschroomd te midden der grootste gevaren. Wanneer hij iets ondernam ter eere van God, hoedanig ook de hinderpalen waren die hij in zijne plannen ontmoette, nooit wankelde zijn betrouwen, quot;ij trachtte deze deugd ook aan anderen iii te boezemen. Hij schreef op zekeren dag aan eenen al fe bevreesdea edelman ; Dewijl gij verlangt geheel aan God te behoo-ren, waarom vreest gij uwe zwakheid, in dewelke gij zeker geenen steun moet zoeken? Stelt gij uw betrouwen niet op God\'? Welnu, zal hij, die op Hem betrouwt beschaamd worden?... Men moet de vrees niet vreezen. 1 — Wie God veel bemint, heeft veel betrouwen : de liefde verbant de vrees.
(I) Brief 875.
FEESTDAG VAN DEN
III.
Zeer groot was ook de liefde van onzen Heiligen tot God. De vrees wélke hij in zijne jeugd liad, van (jod niet te kunnen beminnen in de eeuwigheid, was zoo groot dat zij hem de gezondheid en bijna het leven deed verliezen. Die liefde gaf hem don moed om zich zoo dikwijls voor God aan de dood bloot te stellen. Hij was zoo bezorgd ■jin alle genegenheid, welke voor God niet was, uitzijn hart te verbannen, dat hij eens zeide: « Indien ik wist dut er in mijn hart een vezeltje liefde was, die niet van God kwam of niet voor God was, zou ik die aanstonds er uit rukken, d 1 Hij verzuchtte onophoudelijk naar de zuivere liefde Gods : «Liever, zeide hij, zou ik niets zijn, dan niet geheel aan God te zijn. »2 Hij schreef aan zekeren persoon: « Mijn hart brandt van een allervurigst verlangen om altijd aan de zuivere liefde des Zaligmakers te worden geslachtofferd. igt; Eindelijk, hoe teeder zijne gevoelens waren, vooral voor Jezus-Ghristus, gaf hij wel te kennen loen hij deze woorden schreef: « Aanschouwen wij dien goddelijken Verlosser hangende
(I) Espr. p. 10. ch. 9.
472
U. FBAN\'CISCL\'S VAX SALKi. 473
aan het kruis waarop Hij sterft uit liel\'du tot ons. Ach ! waarom werpen wij ons niet in den geest op Hem, om aan het kruis met Hem te sterven, die wel uit liefde tot ons heeft willen sterven ? Ik zal Hem vasthouden on nooit verlaten ; met Hem zal ik sterven en branden in de vlammen zijner liefde. Een zelfde vuur zal dien goddelijken Schepper ea zijn schepsel verteeren. Op zijne horst zal ik leven en sterven : noch de dood, noch het leven zal mij ooit van Hem scheiden. »
Groote Heilige ! die nu Jezus-Christus bemint, terwijl gij Hem in den hemel aanschijn aan aanschijn aanschouwt, verkrijg mij de genade Hem zoo te beminnen ais gij Hem op deze aarde bemind hebt.
OP DKN i FliESTDAG
VAN DE HEILIGE THERESIA. 4
I5||Cquot; October.
liesclinuwcn wij do vurige liefde, welke deze Semfijnsche maagd (iud toedroeg. Het scheen haar oiiinogclijk dat er in de gau-schc wereld iemand kon zijn, die God niet bemint. « Mijn God! riep zij uit, zij;. Gij niet oneindig beminnenswaardig om uwe oneindige volmaaktheden en om do or ein-dige liefde die Gij ons toedraagt? Hoe kan er dan iemand gevonden worden, die U niet bemint?» Zij was zeer ootmoedig; maar wanneerzij van de liefde Gods sprak, vreesde zij niet te zeggen: «Ik ben niets dan 011-volmaaktheid behalve in begeerten en in liefde. » Zij heeft deze sehoone spreuk geschreven ; « Onthecht uw hart van all\'2 dingen en zoek God, dun zult gij Hem vinderi»» Van den anderen kant, zeide zij, dat, wie God bemint, zicli gemakkelijk onthecht
* Wij gevon hior slochts dezo Overweging: de sehoone N\'ivene ter eere van do lluiligo Theresia m.-iukt e»;n bijzou-dvr werkje uit. Do Veitaler.
FEESTDAG VAN DE H. T HER ESI A. 470 van do aarde : « 0 mija God ! waaneer men U maar oprecht bemint, dan maakt (.ij , alles licht.» En elders voegt zij er Lij : » Dewijl men moet leven, dat men leve voor U; dat onze eigene belangens voor eeuwig verdwijnen! Welke winst kan het voordeel overtreflen van aan U te behagen? 0 mijn God, mijn Geluk 1 Wat zal ik doen om aan ü te behagen\'? Zij zeidc nog, dat zij zonder spijt in den hemel anderen gelukkiger zou zien dan zij ; maar dat zij zich niet zou kunnen getroosten iemand te zien, die God meer dan zij zou beminnen. »
Wat men vooral in de heilige Theresia bewondert, is hare kloekmoedigheid om alles ten uitvoer te brengen, wat zij wist dat aan God behagel ijk was : «Mets is er zoo moeilijk, zeide zij, wat ik niet bereid ben kloekmoedig te ondernemen, indien de gelegenheid zich daartoe aanbiedt. » Ook loerde zij, dat: « De liefde Gods wordt verkregen door het vast besluit van voor God te werken en te lijden.» « Want, voegde zij er elders bij, de duivel vreest dobeslui-telooze zielen niet.» Het is bekend, dat zij, om aan God te beha sen, zelfs de belofie
47Ö FEESTDAG VAN DE U. THERESIA.
deed vaa ia alles liet volmaakste te doen. En dewijl het zekerste bewijs dat men God bemint, is voor God te lijden, zoo wenschte zij slechts te leven om te lijden. Daarom schreef zij: «Mij dunkt, dat er geen andere reden bestaat om te leven, tenzij lijden ; ook vraag ik dit aan God met de meeste vurigheid. Ik zeg Hem uit geheel mijn hart: Heer! of lijden of sterven ! Ik vraag U voor mij niets anders.» Hare liefde werd zoo volmaakt, dat Jezus haar op zekeren dag zeide: « Tberesia, gij zijt geheel de mijne en Ik ben gebeel de uwe. »
Zij was zoo aangenaam aan haren hemel-schen Bruidegom geworden, datJezus eeneti Engel zond om haar hart met een vurigen pijl te wonden. Ten laatste, stierf zij gelijk zij geleefd had, geheel brandende van liefde. Ziende dat haar einde naderde, verlangde zij niets anders meer dan te sterven om zich met God te gaan vereenigen. « O dood! riep zij uit, ik weet niet wie u kan vreezen, dewijl in IJ het leven is... O mijne ziel ! dien den Heer en betrouw op zijne barmhartigheid, Hij zal uwe smart gene-ien.» En zij maakte deze liefdezang :
.FEESTDAG VAN DB H. THERESIA. 47\'7
Mijn zielo, mooi von rond te zwerven,
Verhoopt zoo heerlijk loven te erven.
Dat zij schier sterft van niet te sterven.
Toen haar de lioiligc Reisspijs werd gebracht, riep zij uit: « O mijn fiod I eindelijk is dan het /:oo lang gewenschte oogen-1)1 ik gekomen ; het is tijd dat wij elkander van aanschijn tot aanschijn aanschouwen. igt; Daarna stierf ij van loutere liefde, gelijk zij zelve na hare dood heeft veropenbaard.
O Seraüjnsche Muagd, Theresia ! daar gij nu dien God geniet, wien gij in uw leven zoo zeer bemind hebt, heb nfedelijden met ons die hier op aarde blijven te midden van zoo menigvuldige gevaren van God te verliezen. Verkrijg ons door uwe gebeden de genade van God eeuwig met u in den hemel te gaan beminnen.
WIJZE
OM DE OVERWEGING OF MEDITATIE TE DOE.V.
lu du Voorbereiding verwekt men de volgende Akten.
Mijn God ! ik geloof dut Gij hier tegenwoordig zijf., en ik aanbid ü uit geheel mijn hart.
Om mijne zonden verdiende ik op dit unr in de hel te branden ; o Heer ! het is mij leed IJ beledigd te hebben, scheuk mij vergiflenis.
Eeuwige Vader ! verlichtmij in deze overweging, en maak dat zij mij voorduelig weze.
Daarna beveelt men zich aan de allerheiligste Maagd door een Wees gegroet, alsmede aan den heiligen Jozeph, aan zijnen Engelbewaarder en aan zijnen Patroon, door een Glorie zij dén Vader.
Men leest de Overweging, stil houdende op de plaatseu waar de ziel haar voedsel vindt, en men verwekt zorgvuldig Akten van ootmoedigheid, van dankzegging, en vooral van berouw en van liefde, van on-
Wijze om df. overweging te doem. 479
derwerping en van opofferiDg, bij voor-beeld :
Heer ! beschik over mij volgens uw wel-bobagen ; doe mij kennen al wat Gij van mij verlangt, ik wil U in alles voldoen.
Hier moet men zich bijzonder toeleggen om Gebeden te verrichten. Men vrage dan aan God do genade der volharding, zijne liefde, het noodige licht en de sterkte om altijd den wil van God te volbrengen en om gedurig te bidden.
UI.
In de Sluüivg, maakt men het voornemen van eene bepaalde font, waarin men het meeste valt, te vermijden. Men eindigt met een Onze Vader en een Wees gegroet, en men vergete nooit de zielen in het Vagevuur en do zondaars gedurende de Overweging aan God te bevelen.
EINDE.
VOOR DE HEILIGE COMMUNIE.
VAN DE VOORDKRE1DING TOT DE COMMUNIE.
Neen, zegt do heilige Franeiscus van Siles, do Heer kan niet. in oone meer liefderijke of moer toedere handeling beschouwd worden dan in deze, waarin Hij Zich, om zoo te spreken, vernietigt en tot spijs maakt, ten einde in onze zielen bitmon te dringen en Zich innig met hot hart en niet liet lichaam zijner goloovigen te veroeni-gen. » Daarom, zegt do geleerde Gerson, is er geen krachtiger middel om de goddelijke liefde in de zielen te ontsteken, dan do Communie.
En inderdaad, wil men iets doen dat don Heer bohago, wat kan men doen dat Hem meer genoegen geve dan communiceoren ? « Do liefde, zegt de heilige Dionysius, streeft vooral naar de volmaakte vereoni-gingjen welke nauwere vereoniging kan er bestaan tusschen eone ziel en Jezus-Chris-tns, die verklaart, dat door dit goddelijk Sacrament de ziel in Hem blijft en Hij in haar : « Die mijn vleesch eet en mijn bloed
OEFENINGEN VOOR DE 0. COMSHINIE. 481 drinkt, blijft in Mij, cn Ik in haar.» Zoo-dan, besluit do heilige Augustinus, indien gij Jezus alle dagen ontvangt, zal Hij altijd in u zijn, en gi j zult altijd voortgang maken in de goddelijke liefde.
En indien wij onze geestelijke krankheden willen genezen, welk beter geneesmiddel dan de Heilige Communie? De Kerkvergadering van Trente noemt haar «een hemelsch tegengift, dat ons zuivert van de dagelijksehe zonden en ons bewaart van de doodzonde.»
Maar, vraagt de kardinaal Bona, waarvan komt het dat vele zielen zoo weinig vrucht trekken uit het dikwijls communiceeren, en dat men in hen altoos dezelfde gebreken bespeurt? — En hij antwoordt: « Dit komt niet uit gebrek aan kracht in de spijs, maar uit gebrek aan goede gesteltenis in hen die ze nemen. »
« [s het mogelijk, zegt Salomon, dat iemand vuur in zijnen schoot dragc, zonder zijne kleederen te branden?» God is een verslindend vuur, Hij komt zelf in de heilige Communie om de zielen door het goddelijk vuur te ontsteken. Hoe dan, roept Wilhelmus van Parijs uit, hoe kan dit hel-sche wonder geschieden, dat de zielen, te
482 OEFENINGEN
midden van dit vuur ijskoud Idijvcn zonder
cctiige liefde tot God tc gevoelen ?
Al liet kwaad komt uit de weinige gesteltenis cn bijzonderlijk uit gebrek aan voorbereiding. liet vuur ontsteekt ras het droogc bout, maar moclijk bet groene, omdat dit niet geschikt is om te branden. Hebben de Heiligen altijd veel vruclit uit bunne Communiën getrokken, bet was om-dat z:j zie.h altijd zorgvuldig tot dezelve voorbereidden. De heilige Alojsius van Gon-zaga besteedde drie dagen om zich tot do Comfiiunie voor te bereiden, en drie andere dagen oui den Heer te bedanken.
L)e voorbereiding tot de Heilige Communie vereisebt voornamelijk twee zaken : eene grootc onthechting van de schepselen, en een groot verlangen om voortgang tc doen in de liefde Gods.
1. Men moet zich dus vooreerst van alles onthechten, en al wat niet God is uit zijn hart verbannen. «Hij die zich gebaad heeft, zegt de Zaligmaker, heeft niet van noode dan zich de voeten te wasschen, t hetgeen, volgens de uitlegging van den heiligen liernardus, be teekent, dat,om dit goddelijk Sacrament met veel vrucht te ontvangen, men niet alleen zuiver moet zijn van zware
vooB de n. comuoxie. 483
zonden, maar ook nog reine voelen liehbfn, dat wil zeggen, zuiver zijn van aardsche genegenheid, omdat de geheclitlieid aan de aardsche zaken aan God mishaagt, de ziel bevlekt, en de uitwerksels der Heilige Com-munie belet.
De heilige Gertrudis vroeg eens aan den Heer, welke voorbereiding tot de Heilige Comnuuiie ilij van haar vereischte? « Geene antwoordde haar Jezus, dan dat gij Mij komt ontvangen ledig van u zelve. »
2. Ue tweede zaak die noodig is om met vrucht te communiceeren is, dat men een groot verkngen hebbe om Jezus en zijne heilige liefde te ontvangen, «lu dit heilig gastmaal, zegt Gerson, wordt niemand verzadigd dan zij die hongerig zijn, gelijk de allerheiligste Maagd het verklaart in haren l.ofzang: «Ilij heeft de hongerigen met goederen vervuld. »Even als Jezus niet in de wereld kwam dan nadat men Hem vurig verlangd had, zoo ook, zegt do eerbiedwaardige Pater Avila, heeft Hij eenen tegenzin om in eene ziel te komen, die niat verlangt Hem te ontvangen ; want dusdanige spijs moet niet met weinig lust genomen worden. De Heer zeide op zekeren dag aan do heilige Mcchlildis: De gretigheid met dewelke
48 \'t OEFENINGEN
de bicën zich op do bloemen werpen om tr den honig uit te zuigen, kan niet vergeleken worden bij die, met dewelke Ik tot eens zielk om, wanneer zij Mij verlangt te ontvangen. — Heeft Jezus een zoo groot vei-langen om in eene ziel te komen, dan is het billijk, dat wij, van onzen kant, ook grootelij ks verlangen om Jezus te ontvan-gen. Hem en zijne liefde, dewijl, volgens ■den heiligen Franciscus van Sales, een; ziel \'die conimunieeert, voornamelijk voor inzicht moet hebben voortgang te doen in de liefde Gods, en dat niets zoo zeer betaamt dan dengene uit liefde te ontvangen, die zich aan ons, alleen uit liefde tot ons mededeelt.
AKTEN VÓÓR I)E HEILIGE COSIMONIE.
1. Akle van Geloof.
« Hier komt Hij, bergen en heuvelen overschrijdende.\' »— Ach! mijn beminnelijke Zaligmaker l hoe vele hobbelige en moeilijke bergen hebt Gij niet moeten overschrijden om, door dit goddelijk Sacrament U met mij te komen vereenigen ! Gij zijt God, en zijt mensch geworden ; Gij zijt het oneindig Wezen, en zijt kind geworden; Gij zijt de opperste Heer, en zijt
(1) Eeee iste veuit sulieua iu montibus, trausil eus eoeles. Cuutic. 2, bt
voon DE H. COMMUNIE. 483
slaaf\' geworden ; uit den schoot van den eeuwigen Vader zij t Gij nedergedaald in den sc.Iioot eener maagd ; uit den hemel in eenen stal ; van den troon dor glorie op een schandig kruishout, en vandaag gewaardigt Gij U uit den hemel neder te dalen om in mijn arm hart te komen wonen !
«Ziet, daar houdt Hij zich achter den muur, kijkt uit door de vensters en Mikt door de traliën. 1 »— Zie, mijne ziel ! die zoete Jezus, welke u bemint, houdt zich nu verborgen onder de sacramenteele gedaanten, brandende van dezelfde liefde, die Hem verteerde, toen HÜ voor ii stierf op het kruis; en wat doet Hij? « Hij ziet uit dooide traliën. » Even als een teedere bruidegom, die wederliefde verlangt, blijft Hij in de Hostie als achter eene tralie, van waar (lij kan zien zonder gezien te worden ; en van daar beschouwt Hij u, terwijl gij n voorbereidt om u met zijn goddelijk vleescli te voeden ; Hij ziet welke uwe gedachten zijn, uwe genegenheden, uwe verlangens en de offeranden die gij Hem gaat aanbieden. — Welaan mijne ziel, bereid u om Jezus te ontvangen, en vooreerst door het Geloof, Hem zeggende :
(1) Fn ips» s!at post parietem nostrnm respiciens per
feije.c!c«p, prospiciens per cancellos. Cant. 2.9.
iS() OEFENINGEN\'
Miju vvelbciuiude Zaligmaker, liinncn weinige oogenblikken gaat Gij dan in mij komen 1 0 verborgen God, die van de mcesle menschen miskend wordt! ik geloof dat (Jij in liet Heilig Sacrament tegenwoordig zijt.; ik erken IJ cn aanbid U als mijnon Heer en mijnen Zaligmaker; cn om deze waarheid lebelijden zou ik gaarne mijn leven willen geven, (lij komt om mij niet uwe genaden te verrijken, en om U gelieel met mi j te vereenigen ; boe groot moet dan niet mijn betrouwen wezen, daar Gij met zoo veel liefde lol, mij komt 1
2. Akte van betrouwen.
O mijne ziel, sc.bcp betrouwen, uw Jezus kan li alle goed schenken, cn Mij bemint u tcederlijk. Verhoop dan groole gunsten van uwen goddelijken Meester; li j komt tot u, gedreven door zijne tccdcrheid en geheel brandend van liefde tot n.
Ja, mijn lieve. Jezus, mijne Hoop ! ik betrouw op uwe goedheid ; daar Gij beden IJ zeiven aan mij geeft, zult G\'j de schoone vlam uwer zuivere liefde en een waar verlangen om U te behagen in mijn arm hart ontsteken, opdat ik voortaan niets anders moer wille dan lielceea Gij zelf wilt.
VOD.\'t DU II. COMMUNIE. 487
X Akto vün LieMc.
O I mijn God, mijn Cod, waro cn ccnigo vriend mijner ziel! wat zoudt Gij meer kunnen doen om U van mij te doen beminnen? liet was U nictgenoeg,o mijn opperste lieer ! voor mij (e sterven : Gij hebt nog dit verheven Sacrament willen instellen ; om IJ geheel aan mij te geven ; en U daardoor met een zoo verachtelijk en zoo ondankbaar schepsel als ik ben, geheel innig en hart aan hart te vereenigen ; wat meer is. Gij zelf noodigt ons uit om U fe ontvangen ; ja, Gij verlangt vurig dat ik II nuttige I O onmeetbare liefde, onbegrijpelijke liefde oneindige liefde : een God wil zich aan mi, schenkenI — Mijne ziel, gij gelooft dit liefdewonder, en wat doet gij \'? wat zegt gij ? -— 0 God ! o God ! o oneindige Beminnelijkheid, eenig voorwerp allo liefde waardig! Ik bemin U van ganscher harte, ik bemin ü boven alle dingen, ik bemin U meer dan mij zeiven, meer dan mijn leven. O ! kon ik U van allo harten zoo zeer doen beminnen, als Gij het waardig zijt! Ik bemin Li, o oneindig beminnelijke God, en ik vereenig de liefde van mijn arm hart met de liefde der Seralijnen, met de liefde van
488 oefeningen\'
het Hart van Maria, met dn liefde van het Hart van Jezus, uwen zoo beminden en zcj Ijeminnenden Zoon, zoodanig dat ik U, o oneindige Goedheid ! beminne met die liefde, welke de Heiligen, Maria en Jezus IJ toedroegen : en ik bemin U alleenlijk om U te behagen en omdat Gij verdient bemind le worden. — Gaat uit mijn hart, aardschc ■ genegenheden die voor God niet zijn. — O Moeder der sehoone liefde, allerheiligste Maagd, Maria! help mij eenen God beminnen, wien Gij zoo vurig verlangt bemind te zien.
4. Akle van Oolmoedighcid.
O mijne ziel I gij gaat u dan voeden met het heilig vleesoh van Jezus-Christus I Zijt gij daartoe waardig\'? O mijn God ! wie ben ik, en wie zijt Gij ? Ik weet wel en ik beken wie Gij zijt, die U aan mij schenkt ; maar weet Gij, wie ik ben, ik, die U moet ontvangen? Hoe, o mijn Jezus! is het mogelijk, dat Gij, oneindige zuiverheid wilt binnen treden in de woning mijner ziel, die zoo dikwijls in het bezit is geweest van uwen vijand en bevlekt door zoo vele zonden 1 Ik erken, o mijn Zaligmaker 1 uwe opperste majesteit en mijne diepe ellende;
VOOR DE H. COMMUNIE, 489
ik schaam mij voor U te verschijnen; uit eerbied zou ik mij van U willen verwijderen ; maar, indien ik mij van ü verwijder, o mijn Leven ! waar zal ik gaan? tot wien zal ik mijne toevlucht nemen ? wat zal ik geworden? Neen, neen, ik wil mij niet van U verwijderen; ik wil, integendeel altijd dichter tot U naderen. Gij staat toe, dal ik U tot mijne spijs neme. Gij wilt er mij zelfs toe uituoodigen ; ik kom dan, o mijn beminnelijke Zaligmaker! ik kom U boden ontvangen, vernederd en vol schaamte om mijne zonden, maar vol betrouwen op uwe barmhartigheid en op de liefde welke Gij mij toedraagt.
ö. Akte van Berouw.
0 God mijner ziel I boe zeer is het mij leed U vroeger niet bemind te hebben ! Helaas 1 wel verre van U te beminnen, heb ik, om mijne driften te voldoen, uwe oneindige goedheid beleedigd en bedroefd, L\' den rug gekeerd, uwe genade en uwe vriendschap veracht; eindelijk, o mijn God 1 heb ik U willen verliezen, en dat geheel vrijwillig. 0 Heer I het is mij leed, ik ben er over bedroefd lot in het diepste mijner ziel ! ik verfoei al de bclerdigingen, zoo
groole .lis k lui no, iliu ik IJ heb aangedaan; ik liclj er een uiterste» afschrik van, omdat ik ü, o oneindige (Joedheid, mishaagd heb ! Ik betrouw dat Gij mij reeds vergeven hebt; doch, indien Gij mij deze genade nog niet hebt geschonken, ach ! vergeef mij eer ik U ontvango ; reinig door uw bloed dio ziel in dewelke (jij binnen weinige oogen-blikken uw verblijf wilt nemen.
(3. Akte van verlangen.
Welaan, mijne ziel, \'t gelukkig oogen-blik isgekonienop hetwelk uw Jezus in uw armoedig hart moet komen wonen ; zie, de Koning des Hemels, uw Verlosser en uw Cod is iüibij, Hij is op het punt van in u binnen tu treden : bereid u om Hem met liefde te ontvangen, noodig Hem uit door uwe verlangens.
Kom, o mijn Jezus ! kom in mijne ziel, zij verzucht naar IJ; maar, eer (lij LI aan mij geeft, wil ik IJ mijn ellendig hart geven, neem het aan, en haast U er bezit van te nemen. Kom dan, o mijn God I Kom spoedig, wacht niet langer, ü oneindig Goed, mijn eeuig Goed, mijn Schat, mijn Leven, mijn Paradijs, mijne Liefde, mijn Al I Ik zou IJ willen ontvangen met dezelfde
VOOR DE 11. COUAILWE. 49 |
liefde waarmede de heiligste en de zuiverste zielen U hebben ontvangen, en met dewelke uwe teedore Moeder Maria U ontving ; ik vereonigde Communie die ik ga ontvangen, met hunne Communiën.
Allerheiligste Maagd Maria, mijne Moeder ! zie ik ben op het punt van uwen god-delijken Zoon te ontvangen: ik zou uw hart en uwe liefde willen hebben, de liefde met dcwell;e Gij zelve de heilige Communie ontvingt. C.eef mij in dit uur uwen lieven Jezus, gelijk Cij Hem eertijds aan do Herders en aan do Wijzen gegeven hebt; het is uit uwe allerheiligste handen dat ik Hem verlang te ontvangen. Zeg Hem dat ik uw geheel dienstwillige dienaar ben. Hij zal mij daarom met een des te rninnelijker oog aanschouwen, en op dit oogenblilc dat Hij mij komt bezoeken, mij des te nauwer mot zich vereenigen.
OVER DE DANKZEGGING.
Ceou gebed is aangenamer aan (iod, nnch voordeeliger aan de zielen, dan het gebed dat men doet iu do dankzegging na de heilige Communie. Het is \'t gevoelen van vele
492 OEFENINGEN
geleerde schrijvers, zoo als van Suarcz, Cajetanus, Valencia, De Suzo en anderen, dat, zoo lang de Sacramentcele gedaanten bestaan, de heilige Comnmnie altijd groo-tere genaden voortbrengt, naarmate de ziel voortgaat zich door nieuwe akten van deugden in cone gunstige gesteltenis te houden ; want de Kerkvergadering van Flo-rencië verklaart, dat het Heilig Sacrament dezelfde uitwerksels voortbrengt in de ziel, als het stoffelijk voedsel in het. lichaam, waar zijne werking voortduurt naarmate die min of meer goed gesteld is.
Ook trachten de vurige zielen, na do Communie, zoo lang mogelijk in het gebed te blijven. De eerbiedwaardige Pator Avila besteedde daaraan ten minste twee uren, zelfs in zijne missiën. Pater Balthasar Alvarez zeide, dat men den tijd die op de Communie volgt hoog moet schatten, alsof men uit den mond van Jezus zeiven de woorden hoorde, welke Hij eens tot 7.ijne leerlingen sprak: «Gij hebt mij altijd bij u. t
Het betaamt niet, na de Communie ontvangen te hebben, aanstonds beginnen te lezen, gelijk sommigen doen; het is beter dan eenigen lijd te besteden in heilige ver-
VOOR DE H. COMMUNIE.
znchtingcn im gesprekken met Jezus, die in uw binnenste is, Hem eenig godvruclitig gevoel of hartelijk gebed toestierende, al ware het ook immer hetzelfde ; Jezus in den hof der Olijven herhaalde hetzelfde gebed gedurende drie uren.
De ziel moet zich dan, na de Communie, door verzuchtingen en gebeden met Jezus onderhouden, wel overtuigd, dat op dit kostbaar oogenblik de akten meer waarde en meer verdienste bij (lod bobben, dan op alle andere tijden, omdat de tegenwoordigheid van den goddelijken Zaligmaker in de ziel, die alsdan innig met Hem vereenigd is. de waardigheid barer akten vermeerdert.
Eindelijk, moeten wij weten, dat Jezus, na de Heilige Communie meer genegen is, om ons zijne gunsten mede te doelen. Do heiligeTheresia zegt, dat Hij alsdan in onze ziel als op een troon van genaden zetelt, en dat Hij haar deze zoete woorden toespreekt: • Wat wilt gij dat ik u doe?» Als of Hij zeide: Geliefde ziel, ik ben opzettelijk gekomen om u goed te doen, vraag mij al wat gij begeert, en hot zal u geworden.
Godvruchtige ziel, o welke schatten van genade zult gij niet bekomen, indien gij
493
OEFIi,VI.\\GEN.
dn gewoonte aannennit, u na de heilige Conmiunie gedurende een uur of ten minste oen half uur met Jezus te onderhouden ! Te dïen einde zult gij de volgende Akten kunnen lezen; en merk wel op, dat gij na uwe dankzegging, in deu loop van den dag, zorg moet dragen door herhaalde verzuchtingen en gebeden, deze gelukkige veree-nlging met Jezus, dien gij ontvangen hebt, te bewaren.
AKTEN MA OIT COJIMUNIK.
1. Akte vaii Geloof.
Illt; bevind mij dan in de tegeuwojrdig-lieid van mijnen (lud, uie mij komt bezoeken, van mijnen Zaligmaker, die in mijne ziel is komen wonen. Ja, Jezus woont in mij ; Hij is gekomen om zich aan mij Ie geven, en opdat ik mij aan Hem zou geven. Jezus behoort mij loc, en ik behoor aan Jezus. Jezus is geheel aan mij, en ik ben geheel aan Jezus. O goedheid zonder einde ! 0 barmhartigheid zonder einde ! ü liefde zonder einde! ecu God komt zich met mij vereenigen, en zich geheel aan mij geven !
Welnu, mijne ziel! daar gij thans zoo innig met Jezus vercenigd zijl,, dat gij maar
494
voor de u. cnnnirj.vre. 40;.
Mn niet Hom zijt, wat doet gij ? flcbt gij Hom niels te zeggen? Spreekt gij niet lot uwen God, die in n woont? Welaan ! lierlo-vendig uw geloof; bedenk dat de Kngelea u omringen en bunnen (jod, die in u woont ii aanbidden ; aanbid dan ook uwen Heer in uw binnenste. Wees iiigelogon. vei wijdor alle andere gedachten uit uwen geest, verzamel al uwe gencgcnbeden om ze uwen God op te dragen, zeggende :
2. Akte van onthaal.
O mijn Jezus, mijne Liefde, mijn opperste (lood, mijn Al! wees altoos welkom in de arme woning mijner ziel. Ach, Heer! waar bevindt Gij U? waar zijt Gij gekomen? (Jij zijt gekomen in mijn hart, in dat hart slechter dan de stal wuarin Gij geboren zijt, in dat hart vol van aardsche genegenbeden, van eigenliefde en ongeregelde lusten. Hoe dan hebt (Jij daarin uw verblijf kunnen nemen? Ik zou U met den heiligen Petrus willen zeggen : «Verwijder U van mij, o lieer, want ik ben een zondaar. » Ik ben onwaardig eenen God van oneindige goedheid te ontvangen, ga uwe rust nomen i in die zuivere zielen, die U met zoo veel liefde dienen. - Maar, mijn Verlosser! wat
49fi OEFENINGEN
zeg ik? neon, verwijder U.niet van mij ; want zoo tiij U verwijdert, bon ik verloren. Ik omhels ö, o mijn Leven I ik hecht mij aan ü. Ach ! wat was ik dwaas toen ik mij, uit liefde tot de schepselen, van U heb gescheiden ! Wat was ik ondankbaar, toen ik U van mij heb verstooten ! 0 mijn Schat! nu wil ik ü niet meer verlaten ; met U ver-eenigd wil ik steeds leven, met ö vereenigd wil ik sterven.
Allerheiligste Maagd, Maria, vurige Serafijnen, gelukzalige zielen, gij allen, die door eene zuivere liefde tot God ontstoken zijt, verkrijgt mij uwe liefde, opdat ik mijnen welbeminden Heer goed onthale.
3. Akte van Dankzegging.
Mijn Heer en mijn God ! ik dank U voor de genade, die Gij mij vandaag hebt bewezen, met in mijne ziel uw verblijf te komen nemen ; o mocht mijne dankzegging U en de groote gunst die Gij mij bewezen hebt, waardig zijn. Maar, wat zeg ik ? arm en ellendig als ik ben, welke waardige dankbetuiging kan ik U aanbieden? Het gevoel, dat het meest betaamt aan eene ziel die communiceert, is, volgens Pater Segneri, de verwondering, die haar doet denken en
VOOR DE H. COMMUNIE. 497
uitroepen : « Een God geeft Zich aan mij 1 een God behoort mij toe!» — David wist niet hoe zijne dankbaarheid aan den Heette betuigen voor de weldaden, die hij van Hem ontvangen had: «Wat zal ik den Heer vergelden vooral de weldaden,die Hij mij bewezen heeft?» En wat zal ik U dan kunnen wedergeven, o mijn Jezus, die, na mij met zoo veel weldaden overladen te hebben, U zeiven nog aan mij komt schenken?— O mijne ziel! loof dan uwen God, bewijs hem alle mogelijke dankbetuigingen. — En Gij, mijne teedere Moeder, Maria ! mijne heilige Patronen ! mijn Engelbewaarder! gij allen, heilige zielen, die door liefde tot den Heer ontstoken zijt, komt in mijne plaats mijnen God loven en danken, bewondert en prijst de uitstekende genaden die Hij mij geschonken heeft.
4. Akte van opoffering.
« Mijn welbeminde is aan mij, en ik ben aan hem.» Indien een arm schaapherder het bezoek van zijnen koning ontving, wat zou hij hem anders kunnen aanbieden, dan zijne hut, gelijk zij is. Zoo ook,o Jezus,mijn goddelijke Koniqg! dewijl Gij U gewaardigd hebt de arme woning mijner ziel te komen
32
498 OEFENINGEN
bezoeken, bied ik U mijne ziel aan, en wijd ik U geheel mij zelvon toe met mijne vrijheid en mijnen wil. Gij hebt U geheel aan mij gegeven, ik geef mij geheel aan U. — Voortaan, mijn Jezus, wil ik mij zeiven niet meer toebeliooron, ik wil aan ö en gansch aan U zijn. Oat mijne zinnen II toc-bchooren en niet meer dietien dan om U genoegen te geven, ü! welke grootore voldoening kan iemand smaken, ze,do de heilige Petrus van Alcantara, dan die van P genoegen Ie geven, U, die onze (iod zijt, een zoo beminnelijke, zoo beminnende en zoo milddadige God ? Ik schenk U insgelijks al de krachten mijner ziel, ik wil dat zij U geheel en al toebehooren, ik wil dal mijn geheugen slechts diene om mij uwe weldaden en uwe liefde to herinneren ; mijn versland om aan IJ te denken, die onoigt;houde-lijk denkt aan mijn geluk ; mijnen wil, om U te beminnen, U, mijn (iod, mijn Al! en om niets anders te willen, dan hetgeen Gij wilt.
O mijn lieve Zaligmaker! heden wijd ik II dan toe en oiïer ik U op al wat ik heb en al wat ik ben, mijne zinnen, mijne gedachten, mijne genegenheden, mijne begeerten, mijne voldoeningen, mijne neigingen,
VOOR DK H. COMMUNIE. 400
mijne vrijheid ; iü één woord, geheel mijn lichaam en geheel mijne ziel geef ik in uwe handen over.
Aanvaard, o oneindige Majesteit! de oiïcrande, welke U van zich zeiven de ondankbaarste zondaar doet, dien de aarde ooit gedragen heeft, maar die zich op dit oogenblik geheel aan U aanbiedt en toewijdt. Doe in mij, o Hoer, doe mot mij al wat IJ zal behagen.
Kom, o verslindend Vuur, o goddelijke i.icfde! vernietig in mij ai wat mij toebehoort, al wat het oog uwer oneindige zuiverheid beleedigt, opdat ik voortaan li alleen toebehoore, en slechts leve om, niet alleen uwe geboden, en uwe raadgevingen, maar ook nog al uwe heilige verlangens en al wat U hel aangenaamste zal zijn, te volbrengen. Amen.
O Maria, allerzuiverste Ma.igd ! neem in uwe handen, en bied Gij zelve aan de Allerheiligste Drievuldigheid de offerande welke ik haar opdraag, en maak dat zij zich ge-waardige dezelve te aanvaarden, en mij de genade te schenken van Haar tot de dood toe getrouw te blijven. Amen, amen, amen
OEFENINGEN
5. Akte van Verlangen.
O, mijne ziel! wat doet gij ! dit oogen-biik is eau tijd die niet mag verloren worden; \'t ii een kostbare tijd op welken gij al de genaden kunt verkrijgen die gij vragen zult. Weet gij dan niet dat de eeuwige. Vader met liefde op u nederziet, daar Hij in u zijn welbeminden Zoon aanschouwt, het dierbaarste voorwerp zijner liefde? Verwerp dan alle andere gedachten, verlevendig uw geloof, vervul uw hart met betrouwen, en vraag al wat gij begeert. Hoort gij niet dat Jezus zelf tot u zegt: Geliefde ziel, wat will Gij dal ik voor u dpc? Ik ben opzettelijk gekomen om u met mijne gaven te vorrij-keu eu om u te bevredigen ; vraag met betrouwen, gij zuil alles bekomen.
O, mijn alle 12jetste Zaligmakei\'! dewijl Gij in mij zijl gekomen om mij uwe genaden.te schenken, en daar Gij wilt dat ik U dezelve vrage, zoo smeek ik U niet om tijdelijke goederen, noch om rijkdom, eer of vermaak: verleen mij, bid ik U, een waar leedwezen over het ongenoegen dat ik U heb veroorzaakt; verlicht mijnen geest, opdat ik goed kenne hoe ijdel de wereld is, en begrijpe hoe zeer Gij verdient bemind
300
VOOR DK If. COMMUNIK. Ö01
te worden ; verander mijn hart, onthecht het van allo aardsche genegenheden, maak dat het geheel gelijkvormig worde aan uwen heiligen wil, dat het niets anders zoeke dan uw welbehagen, en naar niets anders verzuchte dan naar uwe heilige liefde. «Schep in mij een zuiver hart, o mijn God. »
Deze gunsten, o mijn Jezus! verdien ik geenszins ; maar Gij verdient ze voor mij, dewijl Gij in mijn hart zijt komeji wonen ; ik vraag ze ö om uwe verdiensten, en om de verdiensten uwer allerheiligste Moeder, en om de liefde die Gij uwen eeuwigen Vader toedraagt.
Vraag hier eeue bijzondere gunst aan Jezus, voor u zeiven en voor uwen naaste ; vergeet niet Hem de zondaars en do zielen in het vagevuur aan te bevelen, en vergeet ook hem niet die dit boekje voor uw nut geschreven heeft.
Eeuwige Vader! Jezus-Christus, uw goddelijke Zoon, heeft ons zelf gezegd, dat Gij ons alles zult geven, wat v.-ij U in zijnen naam zullen vragen: « Voorwaar, voorwaar, ik zeg het u, indien gij mijnen Vader iets vraagt in mijnen naam, Hij zal het u geven.» Om de liefde van Jezus, uwen eenigen Zoon, dien ik in mijn binnenste
502 OEFENINGEN\' VOOR DE H. COMMUNTE.
draag, verhoor mij, en verleen mij de genaden die ik U vraag.
O Jezus en Maria, zoete voorwerpen mijner liofde ! dat ik lijde en sterve voor U; dat ik geheel aan U, en geenszins mij zelvcn tocbelioore.
GEBEDEN MET AFLAAT.
Zij overal geloofd en gedankt, Jezus in zijn Heilig Sacrament.
Geloofd zij de heilige, onbevlekte en zeer zuivere Ontvangenis der gelukzalige Maagd Maria, Moeder van God.
GEBED VAN DEN HEILIGEN IGNATIUS.
Ziel van Jezus, maak mij heilig.
Lichaam van Jezus, maak mij zalig.
Bloed van Jezus, maak mij dronken.
Water der zijde van Jezus, wasch mij.
Lijden van Jezus, versterk mij.
O goede Jezus, verhoor mij.
In uwe wonden verberg mij .
Laat niet toe dat ik mij ooit van Uschcide.
Tegen den boozen vijand verdedig mij.
In het uur mijner dood roep mij.
En doe mij komen tot U,
Opdat ik met uwe Heiligen en Engelen
U moge loven en prijzen,
In alle eeuwen der eeuwen. Ameo,
Goedkeuring, Iv
OVERWEGINGEN
VOOI! ELKER DAG VAN DEN ADVOT.
I. Gods goedheid in het werk der verlossing. I
II. Do verhevenheid van het geheim der
Hl. Go Is Ji(?fde voor de menschen. fi
I\\. Hel Woord is mensch gen orden inde
V\'. Over de vernedering van Jezus. 21
M. Jezus verlicht de wereld ehi verheerlijkt God.
VII. De zoon Gods heeft olie zonden op zich
VIII. God zendt zijnen Zoon den dood sterven
om ons het leven w eder te geven. 35 IA. Over de liefde welke de Zoon Gods ons
getoond heelt in de verlossing. 30 Jezus, Man van smarten van in deij schoot
^ I • Jezus beladen met al do zonden der wereld 47
All. Jezus lijdende geheel zijn leven. 52 Jezus heeft zooveel willen lijden om onze
fc26
X
XIII.
t;04 INHOUD.
\\iv. Jezus\'grootste smart. „
XV. Over (ie armoede van Jezus in zijne ge- ^ geboorte.
^Vl Jezus is do bron der genaden. »;
XVII. Jezus liefderijke geneesheer onzer zielen. X VIII. Wij moeten alles verho|ien door ae ver-diensten van Jezus-Cnristus.
VOOR DE NOVENE VAN KERSMIS.
, God lieeft ons zijn eenigen Zoon tot ver-
losser gegeven. , \'
II Droefheid van Jezus\'Hart in den schoot
van Maria. , , 80
111. Jezus is klein geworden, om ons lietiou-
wen cn onze liefde te winnen.
iV De passie van Jezus duurde geheel zijn
leven. . . r f JO
V Jezus heeft zich van het begin af opgeof-
ferd voor onze zaligheid. . ™
VI Jezus gevangen in den schoot van Maria, luo
VU Over hetgeen Jezus heeft geleden van de
ondankbaarheid der menschen HU
VIII Gods liefde aan de menschen bekend
gemaakt door de geboorte van Jezus. Ho IX. De heilige .lozeph gaat met zijne bruid naar Uethlehem.
VOdll HET OCTAAF VAN KEnSMIS EN DE VOLGENDE DAGEN TOT AAN DIUEKOWNGCN.
I. Over de geboorte van Jezus.
II. .1 czus wordt kind goboren.
III. Jezus in doeken gewonden.
IV. Jezus aan de boret\'zijner Moeder.
V. Jezus op het stroo.
VI. Jezus slaapt in dc kribbe.
Vil. Jezus weent.
VIII. Over den naam Jezus.
IX. Jezus\'eenzaamheid in het stalleken.
125 130 136 141 145 150 154 158 102
INHOUD.
X. Bezigheden van het Kindje Jezus in het
XI. Over de armoede van het Kindje Jezus. 172
XII. Over de vernedering van Jezus. 1^6
VOOR DE OCTAAF VAgt;\' llRIKKORINGl.N.
I. Over de aanbidding der Wijzen. 177
II. Over de opoffering van Jezus in den
III. Over de vlucht van Jezus naar Egypte. 185 ÏV\'. Over het verblijf van Jezus in Egypte. 189
V. Over de wederkomst van Jezus in Pales
VI. Over het verblijf van Jezus te Nazareth. 198
VII. Over het verblijf van Jezus te Nazareth.
VIII. Over het verlies van Jezus in den Tempel. 206
VOOR DK VIJFTIEN LAATSTE DAGEN VAN\' DEN VASTEN.
Jezus trekt zegepralend Jerusalem binnen. 211
214
217
221 224 227
\'2:i0
233
237 240 243 2\'i6 249 252
II Jezus bidt in den Hol van Olijven.
III. Jezus wordt gevangen en naar Caiphas
geleid.
IV. Jezus wordt tot Pilatus en lot Hei odes
geleid, en achter Bnrabbas gesteld.
V. Jezus wordt gegeeseld.
VI Jesus wordt met doornen gekroond. Vil Pilatus loont Jezusaan het volk,zeggende:
Ecce Homo !
Vil!. Jezus wordt door Pilatus ter dood veroordeeld.
IX. Jezus draagt zijn kruis naar den Calvarie
berg.
X. Jezus wordt gekruist.
XI. Jezus aan het kruis.
XII. Du woorden van Jezus op het kruis.
XIII. Jezus sterft op het kruis
XIV. Jezus hangt dood aan het kruis.
XV. Maria tegenwoordig op den Calvarieberg
Lij de dood van Jezus.
505
f; «
25^
500 IN\'ÜOÜD,
vooh .11.1 felst va!* l\'asciiln.
■ I. over de vreugden des Hemels. Soil
li. De «iel die in slaat van genade uil deze
III. Het geluk der uitverkorenen beslaat in
auvla\'e ii:i; li;hi: van deh li. geest.
I. De liefde is een vuur dat de harten ont
steekt.
II. De liefde is eene lichtgevende fakkel. 273 lil De liefde is eene verkwikkende tron. \'270
IV. De liefde is een vruchtbare dauw. \'27!) \\ De liefde is eene verkwikkende rust. \'281 VI De liefde is eene versierkonde kracht. \'28 V
VII. De liefde maakt dat (Jod in on^e ziele;.
VIII. De liefde is een vereeniginss band. SS\'.i
IX. Do liefde is een schat die alle goedcregt;; in
zich besluit.
X. Middelen oni tot de liefde Gods en tot de
voor het outaaf van het allellll. sacbamem\'.
I. Jezus\'lieWe :n liet allerheiligste Sucramenl
II. Jezus verblijft op de altaren opdai allen
lol hem zóuden kunnen naderen. 302 Hl. Over het groot geschenk welk Jezus-Christus ons hoeft gedaan, niet zich m het heilig Sacrament aan ors te geven, 306
IV. Over de gioote liefde welke Jezus uns
heeft bewezen in het allerheiligste Sacrament. SUS
V. Over de vereeniging van de ziel met Jezus
VI. Over het verlangen van Jezus om zich
met ons te vereenigen in de heilige Coiiiniunie. ^\'6
INHOUD.
VII. Do heilige Communie doef ons in de ge
NOTENE TEH EERE VA!S HET I1EII.IC IIAlü VAX JJ.ZC S.
I. Beminnelijk Hart van Jezus.
II. Minnend Hart van Jezus
lil. Hart van Jezus begeer ig bemind Ie worden :WS
IV. Lijdend Hart van Jezus. 343
V. Modelijdend Hart van Jezus. 347
VI. Milddadig Hart van Jezus. * 3öl VH. Dankbaar Hart van Jezus. 355
VIII. V ersmaad Hart van Jezus. 359
IX. Getrouw Hart van Jezus. 303
NOVENE TER EERE VAN O. L. VROUW.
II. Nloeder der goddelijke genade. 37-2
IV. Lofwaardige Maagd. 379 y. Getrouwe Maagd. :iS:i \\l. Verborgen Roos. 3^7 ^ II. Gulden Huis. 391 Mil. Morgenster. 395 IX. Troosteres der bedrukten. 399
OP DE ZEVEN VOORNAAMSTE FEESTDAGEN VAN MARIA.
I. Feestdag der Onbevlekte Ontvangenis. 403
IV. Feestdag der bezoeking van Maria. 414
V. Feestder Hemelvaart van Mar ia. 417
VI. Feest der Geboorte van Maria. 4?o VH. Feest der Opdracht van Maria. 424
Overweging op den f.-estdag van den H. Aartsengel Michaël. 428 Overwegiiig op den feestdag van de IIH. Engelen
507
TER EERE ÏAN DES IIEII.IGEK JOZErll.
1. Over de reis naar Bethlehem waar Jezus
werd geboren. ^
1* Over de reis naar Egypte.
Over het verlies van Jezus in den Tempel . Iv\'- Over het geluk van den H. Jozeph, daar hij
altijd het gezelschap van Jezus genoot. 4«
V. Over de liefde welke de H. Jozeph Jezus
VI. Over de dood van den H. Jozeph. 4ob
VII. Over de gelukzaligheid van den H. Jozeph 4oi
Overweging op den feestdag van den ,:t. Jozeph. 466
Overweging op den feestdag van den H. Fran-
Akten vóór de H. Communie. 48*
Gebed van den II Ignatius.
£I?iDE VAN DES INHOUD.
Luik, drukk, H. Dessain.