fiÂiigaSi
ff.
^
-ocr page 2-Hisiorîa Gcndüm
Octavo
■ J ■
ît
rnÊÊm
GESCHIEDENIS, ZEDEN, GEWOON^
TEN EN GEBRUIKEN 7
m
DER
-ocr page 8-RIJKSUNIVERSITEIT UTRECHT
li
■5!
1 :
f ,
1
. \\
52 4161
-ocr page 9-J.\'
O -T
■GïSCHlEDEKIS, ZEOTK, GETOONTEJf;
GÉBIiiriKEW
D TEH.
A li H IX A Iv E
V A N\'
D O OH
t.UG\'
•
j-
1
1
m
J
f j | |
r | |
quot;5 | |
Ï\'U\' | |
- | |
sr | |
y •■ |
\'V \' |
i \'.\' | |
/
i
BERIGT
van den
Ih had het opstel pan dit werkje aan
sommige vrienden voorgelezen, wier oor-
deel bij mij in hooge achting stond. Zij
drongen er op aan dat ih hetzelve der we-
reld zoude mededeelen, en deden mij op^
merken, dat alles wat Afrika betrof en
nieuwe berigten deswege vervattende, tot de
kennis en verbetering van zijn maatschappelijk
stelsel konde bijdragen, nimmer van belang-
rijkheid ontbloot konde zijn. Tevens spoor-
den zij mij aan, om mijn verhaal den een-
^ j2nbsp;maal
iy
maal geget^cncn vovm te laten beJiouden ^
dewijl een hort en eenvoudig verslag van
daadzaken y vooral wanneer het eene schil-
dering van de zeden der wilden betreft,
niet zelden meer dan een langwijlig en
dik boekdeel, geschikt is om een juist
denkbeeld van dezelve te geven.
VOOR-
-ocr page 13-van den
In weerwil der pogingen en inspan-
ningen van zoo vele ondernemende man-
nen, is Afrika den Europeanen nog slechts
iPeinig hekend. Een verschroeijende hemel
en een Oceaan van zand, zijn alleen reeds
groote hinderpalen i doch zeer jonge ge^
heurtenissen bewijzen op nieuw ^ dat de
mensch er overal, nog meer dan de lucht-
streek, is te duchten. De reiziger, door den
semoum gespaard ^ ontkomt slechtszeldeji aan
de domme woestheid des negers, of aan het
onhandelbare fanatismus van den muzelman.
Hoe wenschelijh zoude het dus zijn,
een genootschap te zien vormen met het
edel en heilzaam oogmerk, om, zoo al
rdet de verhevene weldaden eener hoogere
beschaving y waartegen alles zich in deze
^ 3nbsp;w il-
-ocr page 14-ti
wilde gewesten per zet, over quot;^.AfriJca uit
te störten, dan ten minste in dat we-
relddeel de ruwheid der zeden te per-quot;
zackten, den inwoners meer menschelijke
gevoelens in te prenten^ derzelver geluk te
per zekeren, en daardoor tevens dat van Eu-
ropa te verhoogen. Feillooze hulpbronnen
staan waarlijk hiertoe ter onzer beschik-
king j want vrome en onvermoeide zendelin-
gen verlangen niets dan genoegzame inlich-
tingen en eene wijze bestiering, om, zelfs
met gevaar van hun leven, de verhevene en
weldadige zedeleer van het evangelie te gaan
perkondigen i uitmuntende geleerden vervaar-
digden reeds woordenboeken van de voor-
naamste afrikaansche talen, en wachten slechts
op eene gunstige gelegenheid om dezelve in
het licht te geven; eene menigte van werk-
zame mannen, gewoon om alle gevaren te
trotseren en wien de rust pan den vrede tot
eenen last verstrekt, roept bovendien , luid-
keels, om eenen bezielenden wenk: ziet daar
het^
-ocr page 15-hetgeen ons FranJcrijh aanbiedt, wat vinden
wij echter voor het tegenwoordige in .Afrika ?
De Heer jaubejit y een vermaard rei-
ziger y evenzeer door uitgebreide Icundighe^
den als hewezene groote diensten, dierbaar
aan zijn vaderland, zeide mij onlangs:
ygt; Overal waar Het aardrijk onvruchtbaar
is, is de mensch och wreedDeze aan--
merhing zoo waarachtig ten opzigte van
quot;Azië, is met nog meer regt op Afrika
toepasselijk ^ alwaar de dorheid van den
grond de gevoelloosheid van het hart der
inwoners aankondigt en bijna regtvaardigt.
Het eerste en magtigste middel ter bescha-
ving is dus de bebouwing der landerijen,
en, hoe gemakkelijk zal het ons niet zijn
dezelve tot stand te doen brengen! Onaf-
zienbare streken, met nog maagdelijke plant-
hedden bedekt, en wier vruchthaai^heid, on-
der eene brandende zon, door eene welbe-
stuurde werkzaamheid, zeer te bevorderen
is, beloven ons, op den afstand van wei\'
m-
-ocr page 16-mij zelpeTi hetveft^ ih heulijtig mij
om alles hij een te zamelen y wat strehhen
kan ,
\' oin een polledig denJcbeeld van hjet
land f de zeden en de gebruiken der Afri-
kanen te geven. . De reis, welke ik thans
aanbiede, bevat korte doch naauwkeurige
berigten- omtrent Dahomey. Men koesterde
weleer zulke valsche begrippen tfegens dit
koningrijk, dat men^ in een ander zins zeer
belangrijk werk , niet schroomde te ver-^
zekeren, det het menschenvleesch aldaar op
de openlijke markten werd uitgestald. De
aanteekeningen van Mquot;. lboh zullen , onge-
twijfeld ^ wel geene hooge gedachte aangaande
de teêrgevoeligheid en menschlievendheid der
Dahomiërs doen ontstaan; maar van eene
zoo afschuwelijke aantijging zal hij hen
ten minste ontheffen.
p
(\'*■) Zie de Encyclope\'die bij het \'VToord Dahotnej.
-ocr page 17-geschiedenis, zeden, gewoon-
ten en gebruiken der
D H O M E Y.
Vertrek des Schrijvers. Aankomst in
jnbsp;Afrika.
De vrede van ^^ïV/zs deed, in het begitt
van den jare i8o3, belangrijke hervormingen
in de engelsche zeemagl, vooral ten aanzien
der officieren van gezondheid, geboren worden.
De jonge geneesheeren, die, van de akademie
komende, terstond in \'s lands dienst getreden
waren, hadden den tijd niet gehad tot het
aanknoopen van die betrekkingen, welke zoo
noodzakelijk tot het bekomen eener goede prak-
Anbsp;t^
-ocr page 18-lijk; \'zijn , en thans eenen ouderdom bereikt Heb-
bende , waarin het hoogst raoeijelijk is zich zelven
eene voordeelige loophaan te ontsluiten, zoo von-;
den zij zich verpligt om hunne toevlugt tot an-
dere hulpmiddelen te nemen. Ook de regering
wenschte hen aan een zwervend leven te boei-
jen, als hetwelk, de sfeer hunner ondervinding
dagelijks uitbreidende, hen tot geschikte voor-
werpen vormde, waarop men rekenen kon,
wannneer men derzelver dienst weder zoude
noodig hebben. Het was met dit oogmerk dat
jnen hun alle soldij onthield, waardoor zij zich
verpligt zagen om voort te gaan met de kan-
sen der fortuin te beproeven.
Daar ik mij onder het getal dier zoo milde-
lijk beloonde ambténaren bevond, achtte ik mij
zeer gelukkig, toen mij de post van chirurgijn
aan boord van een\' slavenhandelaar werd aan-
geboden, en ik aarzelde èas ook niet denzel-
ven aan te nemen. Alvorens ik zulks vrijelijk
doen konde, was het echter noodig lut den
dienst van zijne Majesteit ontslagen te worden,
waarvoor ik zelfs noch eene som gelds behoor-
de te voldoen. Ik kon mij bij die gelegenheid
niet weerhouden van den dikken gemesten se-
kretaris der admiialiteit te doen opmerken, hoé
hard
-ocr page 19-hard het voor eenen officier was, geld aan de
regering te moeten Letalen, wanneer hij zelf
van deze geenerlei ^ soldij genoot. Grimlagchende
antwoordde hij mij hierop, dat zidks hera niet
minder onbillijk dan mij toescheen, doch dat
de bestaainde inrigtingen het vorderden, en hij
bleef niet in gebreke er tevens bij te voegen,
dat het zeer eervol was, om, al ware het daa
ook zonder eenig traktement, op eene lijst te zijn
ingeschreven, die van zulke groote gevolgen kon-
de zijn, terwijl men er bovendien groot berouw
over zoude kunnen hebben, zich, door het
verzuim eener kleine formaliteit, aan het verlies
der groote voordeelen te hebben blootgesteld,
waarop men anders het vooruilzigt bleef behou-
den. Ofschoon dit zoo streelende vooruitzigt
mij slechts flaauwelijk verheugde, telde ik hem
echter het gevorderde geld toe, en in de
hoop op eene betere toekomst ging ik scheep
aan boord van den Trustj, die toen in dea
Teems was len anker gelegen.
Iji de maand Januari] gingen wij onder zeil.
Een voordeelige vs^ind voerde ons weldra bui-
ten het kanaal, en de kanarische eilanden la-
tende liggen, rigteden wij onzen koers naar de
afrikaansche kust. Op eenigen afstand van de
A 2nbsp;Kaap-
Kaap-verdlsche eilanden vertoonde zieh een zon-
deriing verschijnsel aan ons oog, gedurende om-
streeks een kwartier uurs voeren wij namelijk
Over eene zee van donker rode kleur; doch, na
: Terloop van dien tijd , hernam het water weder
zijne gewone blaauwachtigheid en konden wij
pok geen\' grond meer peilen.
\' Terwijl wij over den boezem dier gekleurde
vloeden zeilden, deden wij herhaalde malen
■water scheppen, doch hei onderzoek van het-
zelve leverde geene andere uitkomsten dan dat
jan het gewone zeewater op.
Te Barrawaygt; aan .Kaap Palma, te St.
Andreas en aan Kaap Laho, liepen wij binnen
om den noodigen voorraad van rijst en andere
granen, tot voedsel der slaven op den overtogt,
in te koopen.
Deze geheele kust is bekend onder den naam
van graan-kust. Wij vonden er volken van
verkhillenden aard en taal, doch de kortheid
van ons verblijf gedoogde niet dat wij derzel-
ver zeden en gewoonten naauwkeurig* leerden
kennen. Desniettemin bespeurde ik, dat allen
slechts zwakke en zeer verspreide natiën
waren, cijnsbaar aan eenen binnenlandschen
meer magtigea slaat, het komngrijk van As-
— 5
ciianti geheten. Te zel%n tijde had ïk redm
om verbaasd te staan over de bekwaamheid
der wilden in het zwemmen en duiken. Deze
menschen zijn ware tweeslachtige dieren, en het
is moeijelijk zich een denkbeeld te vormen van
de vlugheid, waarmede zij de kleinste stukjes
munt, die men hun van boord toewierp, in het
water wisten te volgen en er weder uit te halen.
Wij vertoefden een paar dagen te Kaap
Kust-kasteel ^ de hoofdplaats onzer bezittingen
op de afrikaansche kust, en liepen de baai
Benin, in kanos door inboorlingen voortge-
roeid , binnen. Er heerscht in deze streken
een gestadige west-zuidwestelijke wind, die de
see zoö onstuimig doet zijn, dat geen euro-
peesch vaartuig het er op uit kan houden.
Zoodra men de goudkust verlaat, moet men
zich van sloepen, g-ewoonlijk met twee en der-
tig roeijers en eenen schipper bemand, voorzien.
Dit is niet alleen noodzakelijk, nit hoofde dat
^deze vaartnigjes het groote geweld der golven,
met vele behendigheid, weten te boven te ko-
men, maar ook vooral om dat de meeste natiën
in de nabuurschap met een vooroordeel zijn be-
hebt, hetwelk hen belet hunne voeten in zout\'
water te steken, en waardoor het dus, zonder
A 3nbsp;J^et
\'«WS
hel gemelde hulpmiddel^ onmogelijk zoude zijn
met hen in eenige aanraking te komen.
Het is inderdaad verbazend, wanneer men
ziet, op welke wijze deze negers de golfsk-
gen weten te vermijden. Zij bedienen zich
van het oogenbUk, waarin eene groote baar
voorbij snelt, als wanneer zij met al hunne
krachten roeijende en hare rigting volgende,
zingen, of liever brullen, ten einde zich on-
derling aan te sporen en alzoo te verhoeden
van niet door de volgende baar te worden
ingezwolgen. Op deze wijze wordt hunne boot
ver genoeg op het strand geworpen, waarna
zij terstond aan wal springen, om den schok
der golven te vermijden, die zich op de kust
komen breken.
Ingeval deze ontscheping ^ mislukt, hetgeen
dikwijls plaats grijpt, is hunne eerste zorg de
blanken te redden, die zich in de boot bevin-
den; want indiener, door verzuim of onoplettend-
heid van hunnentwege, een enkele kwam te
verdrinken, dan zouden zij, vermits hunne be-
kwaamheid in het zwemmen bekend is, daar-
voor met hunne hoofden moeten boeten.
In het begin van Maart kwamen wij te
Whidah aan. Onze waardige kapitein, pAVison,
reeds
-ocr page 23-reeds met het land bekend zijnde, hetwelk als
het Circassië van Afrika wordt beschouwd, be-
sloot er eene faktorij, tot inkoop van slaven ,
op te rigten en zelf tot aan Lagos (ongeveer
I20 mijlen hooger op in den zeeboezem) voor-
uit te trekken. Daar was het, dat hij zijne
lading wilde volledig maken. Hij stelde mij
voor om mij aan het hoofd der faktorij te
plaatsen , indien ik mijnen post als doctor
wilde laten varen; welk voorstel ik gretig aan-
nam. De Gouverneur van \\iamp;\\. ioxx William,
de heer abson, beloofde vriendelijk mij met
zijnen raad te zullen bijstaan. Hij stelde mij aan
de gezagvoerders des lands voor als kapitein van
Aexi. Shrimpj een kleine kotter, die ons schip tot
ligter diende en, voor de leus, heen en weder
kruiste, of ver van de wal bleef liggen. Zie
hier wat het oogmerk dezer behoedmaatregelen
was.
De regten, welke de koning dezes lands van
de schepen heft, die alhier handel drijven, zijn
aan het getal van derzelver raasten geëvenre-
digd. Aldus eischt hij eene som , die gelijk
staat met de waarde van een en twintig sla-
ven, voor eenen driemaster, van veertien sla-
A 4nbsp;ven
^ s —
ven, voor eene brik, en van zeven voor eenen
kotter of sloep.
Door middel van de kunstgreep, door den
kapitein verzonnen, ontdook men twee derde
-gedeelten van de regten, welke men zoude heb-
ben moeten betalen, indien het schip zelf was
in de haven gekomen, en daar hij nog in eene
andere landstreek handel ging drijven, alwaar
men nieuwe lasten voor de geheele lading op-
lag, zoo scheen het hem allezins regtmatig toe
-om ook daar, waar slechts een gedeelte van
zijn schip bevracht werd, ook een gedeelte der
regten te ontduiken.
Het huis, waarvan ik het hoofd werd, be-
stond uit zes hammocks, of palanquin-dragers,
twee faktoors, één\' tolk, één\' kok, ééne wasch-
vrouw en nog eenige andere bedienden. Mijne
pakhuizen en woonvertrekken waren binnen de
vesting, alwaar ik steeds de tafel van den
gouverneur abson genoot.
Bij mijne ontscheping stond ik, gelijk alle
Europeanen, versteld, over het voorkomen des
lands. Die reusachtige boomen der keerkringen,
200 verschillend van degenen welke men gewoonlijk
in Europa ziet j die heerlijke vruchten, welke in
onze
-ocr page 25-onze gewesten zoo schaars zijn, doch hier aller-
wege in het wilde en in grooten overvloed
groeijen; die zwarte en schier naakte bevol-
king; \'de vorm en het uiterlijke der wonin-
gen, — alles brengt den nieuw aangekoiiie-
»en in eené onbeschrijfelijke verbazing.
Vitgesl^ehtheid, grenzen en voortbreng-
selen van het honingrijk Dahomey.
Whidah was voormaals een onafhankelijk
koningrijk. In 1727 werd het door guadiA
TRUDo, koning van Dahomey^ veroverd. Des-
zelfs hoofdstad, die den naam van Grigwie
draagt en eenige mijlen van het strand gelegen
is, bevat ongeveer twintig duizend inwoners.
In de laatste eeuw zijn er door de Europeanen
drie forten in dit gedeelte van Afrika gesticht.
Het eene behoort aan Frankrijk, het tweede
aan Engeland en het derde aan Portugal. Men
drijft er handel in slaven, ivoor en palm-olie.
Deze forten zijn slechts groote vierkante gebou-
wen, van eene drooge gracht omringd, over
welke men eene draaibrug heeft geworpen. De
hoeken of bastions zijn met eenige stukken ge-
schut beplant-, doch deze bevinden zich in
zoo slechten staat, dat, indien het immer noo-
dig werd er gebruik van te maken, zij, tegen
wien men dezelve zoude rigten, aan veel min-
der gevaar zouden zijn blootgesteld, dan zij
i I
die ze moesten bedienen. Er worden echter al-
tijd twee of drie , tot het doen van sakuscho-
ten, in goeden staat gehouden.
De muren bestaan nit modder of aarde, we ke
^en nit de grachten heeft opgedolven. Men
menist dezelve met water door elkander, tot dat zij
.acht genoeg is, om met gemak bewkt te
Lnnen\' Wen. doch spoedig xnaakt de Intte
der zon haar zoo hard als gebakken steen.
De inboorlingen bouwen ook op dezelfde wijze
hunne woningen, welke zij Su^isch noemen en
bedienen zich van bamboes en kalk om dezelve
te dekken en te pleisteren.
Het koningrijk Dahomey, de aan hetzelve
cijnsbare staten er onder gerekend, strekt zich
tot omstreeks honderd eu vijftig mijlen bmnens-
lands uit. Deszelfs lengte is niet naanwkenng
bekend Zijne stranden beginnen op ongeveer
6 graden en n minuten noorderbreedte. Deze
opgaaf kan men echter niet als volkomen juist
beschouwen, want de kusten van dit land zijn
„immer zorgvuldig opgenomen. Abomey, de
hoofdstad, hgt ongeveer, tachtig mijlen ten
ïioord-ooster., op omstreeks 3 graden lengte.
De naburige koningrijken zijn ten noorden
en westen Aschanti en Mahey, ten noord-oosten
Eyo
-ocr page 28-Eyo, ten zuid-westen PapOj ten zuid-oosten
Benin; doch tusschen de twee laatsten bevin-
den zich onderscheidene kleine landschappen,
zoo als bijv: Jakin en Badagrj.
De grond rijst schier onmerkbaar van de kust
ïiaar de binnendeelen, en op eenen afstand van
meer dan honderd mijleri (tot zoo ver zijn de
Europeanen doorgedrongen) ontmoet men nog
iiaauwelijks eenen enkelen heuvel. Hoe diep men
ook grave , vindt men echter niets anders dan eene
roode tufaarde en nimmer de minste rotsach-
tige zelfstandigheid. Het vreemdste van alles
is nog dat men in het geheele land geen\' en-
kelen steen, die de grootte eener noot bereikt,
aantreft.
Het is niet te verwonderen, dat zulk een grond,
door dé stralen der keerkringzon verwarmd, ver-
bazend rijk in voortbrengselen is De stammen
van sommige boomen wassen tot eene zoodanige
dikte, dat de inboorlingen er, om de meeren
te bevaren, kanos van maken, die gemakkelijk
zestig, ja honderd menschen bevatten kun-
nen (*). Men begrijpt ligt dat deze boomen,
tot
(*) Geloofwaardige personen verzekeren, dat men
in de meer oostelijk stroomende rivieren kanos ont-
moet ,
■ü
-ocr page 29-u. i3
tot eene geweldige lioogte geklommen, en met
digt gebladerte bedekt, een indrukmakend ge-
zigt opleveren. Ook het suikerriet verkrijgt er
eenen buitengemeenen omvang.
Ofschoon de landen schier nergens dan in
den omtrek der steden bebouwd worden, zoo
zijn echter de overvloedige oogsten genoegzaam
voor de behoeften der bevolking. Onder de
wilde planten, die in de velden, om Whidall
gelegen, groeijen, is het kruidje roer mij niet,
door zijne snelle voortplanting, de schadelijkste.
Een onzer laatste gouverneurs , die men er-
kennen moet dat eene grondige kennis van
Afrika bezat, heeft gemeend dat de thee in
dit land zonder moeite groeijen zoude. Men
heeft steeds met geestdrift gewenscht, dezen
belangrijken handeltak van het juk der Sinezen
te ontheffen, want die schijnheilige barbaren
laten nimmer eene gelegenheid voorbij gaan om
dezulken, die genoodzaakt zijn onvermijdelijke
betrekkingen met hen te onderhouden , op alle
mogelijke wijzen te vernederen en te kwellen.
Men
moet, nog grooter dan deze en op den yoorsteven
ïïiet een kanon gewapend.
S5CHBI JVERi
-ocr page 30-^ i 4
Men is van voornemen geweest om den thee-
boom in Brazilië, alwaar hij goed voortkomt,
en ook in onze Kolonie de Kaap de Goede
Hoop aan te kweken. Hetgeen de uitvoering
van dit ontwerp verhindert is geenszins de
moeijeiijkheid der verbouwing, maar de duurte
van het arbeidsloon, dat in Sina veel lager is
dan overal elders.
Indien deze boom naar Dahomey werd over-^
gebragt, zou de zwarigheid weldra ophouden
te bestaan. De gronden zijn uitgestrekt genoeg
om in de verbruiking van geheel Engeland te
kunnen voorzien en de onkosten der verbou-
wing zouden niet noemenswaardig wezen. De
voortbrengselen onzer Fahrijken zouden in rui-
ling ontvangen worden, terwijl wij in Sina niet
anders dan met ons gereed geld kunnen teregt
komen. De koning en het volk van Dahomey
zouden zeer gaarne betrekkingen met ons ope-
nen , en zulk een handel zoude, meer dan eeni-
ge andere zaak, tot de beschaving van Afrika,
waaraan inen thans bijna begint te wanhopen,
medewerken. Toen ik in dit land was , dacht
ik wel aan dezen boom , doch vermits mij te
dier tijd, ik erken het met schaamte, de ver-
maken en vrolijkheden meer dan de natuurlijke
_ iö
geschiedenis en dë kruidkunde bezig hielden,
zoo bewerkstelligde ik ook geene proefneming
op dit onderwerp.
Dahomey brengt in grooten overvloed allé
soorten van vruchten voort, die onder de ge-
zengde luchtstreek groeijen, en bovendien nog
eenige anderen, die aan het land eigen zijn.
Vooral moet ik van eene kleine vrucht gewagen,
die naar eene kofïïjboon gelijkt en, schoon zelf
juist niet lekker zijnde, echter eenen smaak in
den mond achterlaat, die de zuurste azijn als
in den heerlijksten wijn en den wrangsten ci-
troen als in den zoetsten oranjeappel doet ver-
keeren. Het walgelijkste kruid neemt eene dra-
gelijke smaak aan in den mond van hem, die
deze zonderlinge vrucht heeft gekaauwd, en
dit uitwerksel blijft lang bestaan. Men noemt
haar algemeen de wonderboon, doch de heer
dalzell heeft haar den naam van Cerasus
oxjgljcus gegeven.
Wanneer men deze boon gegeten heeft ,
moet men niet verwachten den ganschen dag
weder den waren smaak der spijzen te zullen
genieten, dewijr allen eene suikerachtige hoeda-
nigheid schijnen aan te nemen, en men speelt
de grappigste potsen aan hen, die met hare
zon-
-ocr page 32-feon3erlinge uitwerkselen nog niet bekend zijn.*
De heer dalzell , die gouverneur te Whi-
dah is geweest en tegenwoordig gouverneur iu
dienst der korapagnie is, heeft gepoogd de
struik die deze vrucht draagt, naar de West-
Indien over te planten, doch is er niet in ge-
slaagd. Ook heeft hij getracht de boontjes in
te leggen, doch op welke wijze hij zulks ook
heeft bew-erkstelligd, ahijd hebben zij hare zon-
derlinge hoedanigheden verloren.
In het, regen-saizoen zijn hier de donder en
bliksem dikwijlks vreesselijk. Het water stort dan
stroomsgewijs uit de wolken neder, en herschept
de lage gronden in meeren. De orkanen echter
zijn niet zoo langdurig als in de West-Indiën
of in de zeeën van het oosten. Hoozen, die
niet langer dan vijftien of twintig minuten aanlt;
houden, blazen er met eene gestadige hevig-
heid en loopen in dien korten tijd door al de
streken van het kompas.
Men merkt ook nog eenen bijzonderen wind
op, die uit de binnenlanden waait en welken
men harmattan heeft genoemd. Deze wind,
over welks oorsprong men verschillende begrip-
pen koestert, berooft boomen en planten
van derzelver bladeren. Als hij waait maken
de inboorlingen zich denzelveu ten tmtte, en
öteken de kreupelbosschen in brand, door wel-
ke zij zich eenen doortogt willen openen; de
banden van boeken buigen door denzelven ach-
terwaarts, eyen als of zij voor een fel vuur wa-
ren gehouden, en indien meh de voorzorg niet
gebruikte van zelfs de vaten met drank, ook
van buiten, vochtig te houden, dan zouden zij
uitéén bersten. De lucht is op zulke tijden
200 zwaar en dik, dat men met het bloote oog
gemakkelijk de zon kan aanschouwen, en dit
hemelligchaara is dan van eene roodachtige
kleur. Ook merkt men op, dat deze wind
de voortgangen van besmettelijke ziekten
stuit 5 hebbende men zulks dikwijls, onder
anderen, ook ten aanzien van de kinderpokjes^
waargenomen.
Men vindt in Dahomey rundvee „ schapen
geilen en tamrae vogelen , van alle soorten en
in grootere hoeveelheid dan in de meeste an-
dere streken van Afrika. De melk dient tot
voedsel voor deri mensch, iets, dat op de zuid-
west kust van dit werelddeel niet algemeen
plaats heeft.
Ook zijn er veel hazen ^ wilde duiven , pa-
trijzen, kwartels, dassen enz.^ en zij, dié te
Bnbsp;ge-
-ocr page 34-— i8 —
gonaltkelijk zijn, of geen\' tijd hebben om xelve
op de jagt te gaan, kunnen zich zoo veel
wild verschaffen als zij verlangen, door slechts
eenen inboorhng een weinig buskruid te geven,
die hun daarvoor dan een gedeelte van zijne
vangst in de plaats brengt.
De wilde dieren zijn er gevaarlijk en talrijk.
Menigvuldige verwoestingen rigten zij onder de
Éudden en het vee aan, in weerwil van de
zorgen, welke de inwoners aanwenden om de-
zelve des nachts in veiligheid te brengen.
De tijgers en luipaarden zijn niet tevreden
met alles weg te voeren wat zij kunnen, maar
dooden bovendien nog al wat zij ontmoeten.
Gedurende mijn verblijf in het fort William yovA
men soms al het tamme gedierte, tot zelfs de
kalkoenen, geheel verscheurd, terwijl er slechts
een enkel stuk ontbrak, hetwelk door het
roofdier was weggevoerd, en waarmede het
over eenen muur van belangrijke hoogte had
moeten springen.
Het angstige geloei der runderen verkondig-
de ons meermalen des nachts, dat er een tijger
binnen de vesting geslopen was. Bij het maan-
licht kon .men dan dikwijls de koeijen eenen
kring zien vormen, in welks midden zij de
kleine
-ocr page 35-kleine i^ilvea plaatstea,, mét hunne hoornen dien
gevaarlijken vijand , die hen aanviel, traehteiide
af te weren.
Terwijl ik het fort ff^illiam bewoonde had
men eene aardige list uitgevonden, om zich van
deze onverwachte bezoeken te ontslaan» Aan
een met onderscheidene kogels geladen en wel
bedekt geweer, zoodanig geplaatst dat deszelfs
mond op de hoogte des tijgers lag, had raen
een vierdepart van een schaap op zulk eene
wijze vastgemaakt^ d^t het dier , hetzelve aan-\'
grijpende j tevens den haan deed overgaan ea
terstond dood ter aarde stortte.
De heer robertson gewaagt ^ in zijn werk
over Afrika., van een zeer oud doch natuurlijk
middel , waarvan de negers zich bedienen j om
de jonge tijgers te vangen. »Wanneer deze
»menschenquot; zegt hij, »op hunne togten het
»leger van een\' luipaard aantreffen) nemen zij
5) er de twee jongen uit. 2oo de moeder hea
3)daarop vervolgt, ontslaan zij zich van dezelve^
»door haar een der twee jongen toe te wer-
»pen, die zij dan dadelijk naar het nest draagt.
»Somtijds komt zij wel terug, om ook nog het
» andere op te zoeken, doch meestal vergenoegt
»7,ij zich met dat, hetwelk zij behotideft heeft»
ß 3nbsp;5) Joe
-ocr page 36-ao
» Job hornet , een van hen, waarmede ik handel
»dreef, hragt mij op zekeren dag eenen tijger,
»dien hij op deze wijze gekregen had, en bleef
»niet in gebreke mij te doen opmerken, dat
»het wel voor een\' zeer goeden vriend moest
»zijn, dat men het waagde de jongen van zul-
»ke dieren te gaan ontvoeren.quot;
De paarden van Dahomey zijn niet groot,
doch zeer welgemaakt. Wanneer een der op-
perhoofden op feestdagen le paard stijgt, staan
er aan beide zijden knechten, die hunne armen
uitgestrekt houden, om den doorluchtigen man
te vangen, indien hij vallen mogt.
De honden des lands deugen tot niets»
Olifanten zijn er zeer algemeen, doch niet
geleerd om vrachten te dragen af ten oorlog
te gaan, gelijk in de Indien. Men acht hen
slechts om het ivoor en ook om hun vleesch,
dat men somtijds eet.
. Een dier van het geslacht der hijenas, dal
de inboorlingen ^owïVoKï noemen , rigt insgelijks
dikwijls vreesselijke verwoestingen aan. Het
loopt altijd in troepen en wroet in den grond
om er kortlings begravene lijken uit te halen.
Deze opwekkers — dus noemen hen de negers
pok — brullen des nachts verschrikkelijk,
waar-
-ocr page 37-waarna zij nu en dan, van toon veranderende,
een gezucht en gesteun , gehjk aan dat eener
vrouw die zich in gevaar bevindt, doen hoo-
ren.
De slangen, van de soort hoa genaamd, ge-
raken tot eene monsterachtige grootte. Ik heb
ze gezien van dertig voet lang en dik in even-
redigheid. Dikwijls vallen zij wilde beeren,
huisdieren, ja zelfs menschen aan. Zij doen haar
slagtoffer verstikken , door er zich om heen te
kronkelen, en hetzelve te drukken tot dat het den
geest geeft, waarna zij het geheel inzwelgen.
Door de rekbaarheid harer spieren worden zij
hiertoe in staat gesteld. De grootheid der bees-
ten , die zij dus aanvallen, in aanmerking ne-
mende, zoude het moeijelijk zijn deze daadzaak
te gelooven, indien dezelve niet op het onte-
genzeggelijkst bewezen was. De staat van be.
dwelming, waarin men deze dieren, na zulk
eenen maaltijd vindt, Verschaft den Indianen
de gelegenheid, om hen zonder gevaar te doo-
den.
De gansche natuur levert niets zoo afzlgtigs
op als dit gedrogt, wanneer het zich beweegt-
Het werkt op den mensch door het afgrijzen
dat het denzelven inboezemt, en het schijnt als
B 3nbsp;Qjr
pi iselfis de meest woeste diereo er denzelfden
indruk van ontvangen, want allen zijn eveii
zeker van hunnen dood, wanneer dit heest ïien
kan naderen.
De vergifdge slangen zijn niet talrijk. De
gevaarlijkste zijn niet meer dan anderhalve voel
lang en nieï dikker dau mi vinger.
DERDE HOOFDSTOK.nbsp;\'
Godsdienst.
De godsdienst van het land is heidensch^
Men gelooft er aan het bestaan van twee op-i
permagtige wezens, die elkander gelijk zijn in
magt. Het een is het beginsel des goeds ert
het ander dat des kwaads. Den duivel bidt
tnen gestadig, de toovenaars niet te veroorloven
om hunnen heilloozen invloed uit te oefenen.
Te Whidah aanbidden de inwoners hunnen
God, onder het beeld eerar slang, door hen
dqboa genoemd, die nimmer boosaardig is en
ook niet groot genoeg om den mensch vrees aan
te jagen. Men bewaart deze dieren zorgvuldig
en beloont hen den diepsten eerbied. Men voedt
ze met ratten, muizen en vogelen. Het volk
komt dezelve aanbidden en de zieken roepen
hunne bidp in.
Ook de tijger is het voorwerp van den eere-
dienst der negers, die het eigenlijke Dahomey
bewonen, doch zij begrijpen dat het beter is
aanzijn vel, dan aan het levendige beest zelven,
B 4nbsp;hun-.
-ocr page 40-- -
hunne huid« toe te brengen, en deze-goden
der Dahoraiers worden, zekerheidshalve, ojyg-equot;
zet (1).
Wanneer men wilde volken aldus de gevaar-
lijkste en vreesselijkste dieren ziet aanbidden,
kan men zich niet weerhouden van meening te
zijn, dat hun oogmerk daarmede is, zich van
de gunst der kwade geesten te verzekeren, die
zij zich onder den vorm dezer verwoestende
dieren voorstellen.
De inwoners van Whidah beelden zich soms
in, dat de godheid hen bezielt, of liever, ge-
lijk zij zich uitdrukken, dat zij van den fetisch
worden bezeten, en, wanneer dit hun over-
komt, moet men hen onder de bewaring hun-
ner priesters stellen , lot dat deze bezieling op*
houdt en zij weder tot zich zeiven komen,
1nbsp; In Russisch Tartarije vindt men ook nog eenige
afgodische volkstammen, die beereuliuideii aanbidden.
Zie Woordenhoeh van het Rus^sUck Keiscrrijk, door
jgt;f. s, vsEvoi^ojsK-y, Mosiow i8i3.
(Fransche Ferkiier.}^
-ocr page 41-Regering.
Whidah wordt door eenen onderkoning be-
stuurd, dien men yavoegah (hoofd der blan-
ken) noemt, vermits hij met de polietie over de
vreemdelingen en schepen belast is.
, De officier, die, gedurende mijn verblijf in
dit land, dezen post bekleedde, was een man
van majestueuze gestalte, die met een voorko-
men vol -waardigheid de bevalligste manieren
wist te vereenigen. Het hoofd had hij bedekt
met eenen smaakvol versierden hoed, nagenoeg
gelijk aan dien van eenen grande van Spanje j
een stuk zijde, gewoonlijk van rode kleur,
hing om zijne schouders, op de wijze als waan
op de schotten hunne mantels dragen. Hij
droeg eenen wijden broek, doch zijne beenen
en armen waren naakt; boven de ellebogen
had hij armbanden.
Wanneer de koning hem met eenige kennis-
geving aan de Europeanen belastte, of wanneer
hij eenige andere zaak met ons te behandelen
B 3nbsp;had.
-ocr page 42-had, kleedde hij zich met nog meerdere zorg
en had eenen talrijken stoet van wachten,
muzikanten en parasoldragers in zijn ge-
volg. Het gebruik was toen, dat alle blan-
ken, wier rang hun het regt gaf om voor den
gouverneur te verschijnen, hem in de groote
zaal van het fort opwachtten; doch de yavoegah
was de eenige zwarte, dié het voorregt bezat
om zich neder te zetten. Men bood hera tot
dat einde een fraai gewerkt kussen aan, terwijl
de overigen, met de beenen kruislings, plat op
den grond gingen zitten.
Telkens als de onderkoning iets tot eenen
der zwarten zeide, wierp deze zich op de
knien, en men nam dezelfde pligtpleging m
acht, wanneer men hem wilde toespreken.
De volmaaktste europesche hoveling zou
geene meerdere bevalligheid en ongedwongen-
heid hebben ten toon gespreid , dan de onder-
koning van WMdah bij deze plegtige gelegen-
heden deed. Hij sprak liet Engelsch, Fransch
en Portugeesch, »hebbende hij deze talen
in de nabuurschap der forten geleerd, alwaar
hij sedert zijne vroegste jeugd gewoond en
men zich in den beginne van hem als tolk be-
diend hadi
Of-
-ocr page 43-— n —
Ofschoon hl] nu, hetgeen onze gouverneur
ABSON hem in het engelsch zeide, volkomen ver-
stond , ZOO eischte de etiquette echter, dat hem
zulks door eenen tolk Averd herhaald; en het
gt;vas inderdaad kluchtig te zien, hoe déze zich
somtijds afsloofde op het voordragen van een
denkbeeld, dat de onderkoning reeds geheel
begrepen had, ja hem zelfs liefderijk behulp-
zaam was om uiteen te zetten. Na den afloop
der plegtigheid schoof hij allen dwang ter zijde
en sprak gemeenzaam met ons over verschillen-
de onderwerpen. Vervolgens vereenigde zich
het gezelschap aan eenen maaltijd, die er altijd
igt;ij deze gelegenheden plaats had.nbsp;■
. De regering van Dahomey is geheel en al
willekeurig. Nergens op aarde vindt raen eene
minder gematigde monarchij. Er\' bestaat geene
andere wet dan de wil van den vorst, die zoo
yele hoofden kan laten afslaan als hem goed
dunkt, en over de eigendommen zijner onder-
danen naar welgevallen beschikt, zonder aan
iemand de geringste verantwoording verschul-
digd te zijn. Hij bezit van drie tot vier dui-
zend vrouwen, nit welke hij het korps zijner
gardes en de officieren, die hetzelve bevelen ^
kiest. Gelijk wel te verwachten is, ssijn ér
wei-
-ocr page 44-weinige onder haar, die zijne aandacht tot
zich trekken.
Gedurende het leven des konings wordt er
nimmer van zijnen vermoedelijken opvolger ge-
waagd; doch, zoodra zijn dood bekend is,-
haasten zich de grooten des rijks om den nieu-
wen magthebber uit te roepen. Regeringloos-
heid en verwarring heerschen dan door het ge-
heele paleis, en de vrouwen verscheuren niet
alleen hare kleederen, om de nagedachtenis van
haren koninklijk en gemaal te eeren, maar doo-
den zich ook onderling, ten einde zich met hem
in het graf te hereenigen. Wanneer er geene bij-
zondere reden voor het tegendeel bestaat, wordt
de oudste zoon der voornaamste gunstelinge ge-
woonlijk ten troon verheven; doch men heeft
ook wel eens uitzonderingen op dezen, regel
gezien. Ten tijde van den troonsafstand van
WHiNOEHiOE, de laatste koning van Dahomey,
werd zijn oudste zoon voorbijgegaan, ver-
mits, ongelukkig, eene zijner teenen over eene
andere was gegroeid ; zijn broeder, een buiten-
gemeen welgemaakt man, werd in zijne plaats
gekozen, en deze is het, die nog tegenwoordig
heerscht.
De koninklijke familie bezit rang noch voor-
reg-
-ocr page 45-regten. Den persoon des konings alleen komt
al de eerbied des volks toe. Wanneer ech-
ter de vorst iemand zijner bloedverwanten bij-
zondere gunst wil bewijzen, betoont men den-
zulken eenige meerdere achting; doch zij hou-
den daarom niet minder op de volstrekte slaven
des heerschers te zijn.
Men begrijpt dat iemand, wiens vader zoo
vele vrouwen heeft gehad, velé broeders en
zusters moet hebben, en dat, indien men elk\'
den rang en titel van prins van den bloede
wilde geven, zulks al zeer ver zoude henen
voeren..
Het paleis van Abomey is cirkelvormig en,
volgens hel verslag der heeren dalzell, norris
en ABSON, die dikwijls in de gelegenheid zijn
geweest om hetzelve te bezigtigen, is het za~
mengesteld uit talrijke onderling verbondene
pleinen, die te zamen ongeveer zoo groot als
het St. James park zullen zijn.
De eerste minister draagt den titel van Ta-
megan. Dit\'is de eenige persoon, dien de
koning het hoofd niet kan laten afslaan, wan-
neer hem zulks goeddunkt. Een oud gebruik
wil, dat hij, die tot dezen rang stijgt, verze-
kerd zij dit zoo belangrijk ligchaamsdeel te
zul-.
-ocr page 46-zullen behouden. Het oogmerk hiervan is veet
ligt, dat hij gerust de waarheid zon durven
zeggen, zonder voor eenige noodlottige gevol-
gen bevreesd te zijn.
De tweede minister of mahoe is de ceremo-
niemeester. Zijne werkzaamheden bestaan in
het ontvangen en aan den koning voorstellen
van alle vreemdelingen , voor wie hij tevens,
gedurende hun verblijf , moet zorg dragen.
Het hof voorziet hen en hun gevolg steeds van
het noodige voedsel.
De derde grootofFicier van de kroon is de
yavoegah van Whidah; de vierde is de Jahoe
pf grootkonstabel, die tevens de opperbeul is
en de talrijke strafoefeningen bestuurt. De agaaoe
is de opperveldheer des legers en heeft vele
hoofdofficieren onder zijn bevel.
!Nog vindt men aan het hof eene menigte
boodschappers des konings. Men noemt hen
ook wel lialfhoojd, vermits zij zich de eene
zijde van het hoofd kaal scheren, terwijl zij
aan de andere het haar zoo lang mogelijk laten
groeijen. Deze menschen zijn zeer dapper in
den oorlog en dragen tot onderscheidings toe-
ken eenen halskraag, zamengesteld van tanden
van overwonnen vijanden,
Wan-
-ocr page 47-, Wanneer deze lieden, wier voorkomen hoogst
zonderling is, met eene boodschap worden uit ge-
zonden , mogen zij nimmer bedaard stappen,
maar moeten steeds uit alle magt loopen. Van
afstand tot afstand worden zij door anderen
vervangen, die dan op dezelfde wijze blijven
\'voortloopen en de bevelen des konings met
veel spoed en naauwkeurigheid overbrengen
Wanneer zij met eene boodschap voor eenen
Europeaan, in de forten van Grigwie, be-
last zijn, zoeken zij eerst den YapoegaJi, of
hem, die, bij zijne afwezigheid, zijne plaats
vervangt, op, die hen dan, al ware het ook
middernacht, terstond naar den persoon ge-
leidt, aan wien de boodschap gerigt is. Welk \'
ook het oogmerk hunner komst moge zijn, al-
tijd komen zij met veel beweging aan, ja ma-
ken dikwijls een schrikverwekkend leven, vooral
wanneer de vijand in de nabunrscl^ap is, want
het is onmogelijk in dit oproer te ontdekken,
of men met vrienden of aanvallers te doen heeft.
Deze zonderlinge wijze van zich aan te mel-
den had eens bijna een treurig toeval ten ge-
vol-
Aldus zijn ook de posten iu Hindostan ingerigt.
(Fransche Vertaler.)
-ocr page 48-quot; a»^ ■ 33!
volge glt;?lïalt;l. üp zékeren naclitj waarin men
den aanval van een vijand verwachtte, die
met een belangrijk korps krijgsvolk (*) tot in
de nabuurschap genaderd was, kwam de Yavoegah
met een talrijk gevolg onder de muren van het
fort aan. Men maakte zich gereed om te vu-
ren , toen men gelukkig nog in tijds de don-
derende stem van den onderkoning herkende,
die eischte om binnengelaten te worden. Tot
meerdere zekerheid had men de bruggen weg-
genomen, en de negers liepen om de grachten
heen, ten einde eenigen toegang op te zoeken.
Al dit leven werd veroorzaakt door de aankomst
van een\' dier half hoofden, die, uit naam des
konings, een koperen pistool en een stuk schar-
laken kwam vragen. Zijne Majesteit had ver-
nomen, dat ik deze zaken bezat, en verlangde
dat ik ze voor hem zoude bewaren.
Een of twee dagen na dit voorval zagen
wij het dahomische leger naderen. Hetzelve
was vijf a zes duizend man sterk en kwam
zich
(*) Ten einde de aanvallers af te weren had men
den heer gobron en g]le andere blanken eener nahu-
rige engclsche 1\'aktorij in dienst gesteld..
DE SGHRIJVES.
-ocr page 49-zich in den omtrek van Grigwie nederslaan.
Igt;eze lieden hadden een woest voorkomen en
liimne wapenen waren onderling zeer verschil-
lende. Sommige hadden snaphanen, en andere had-
den knuppels, sahelsenz. Allen schenen welge-
zind te zijn om den vijand, die tot op onze
grenzen was terug getrokken, te vervolgen.
Kaderhand vernamen wij, dat de Dahomiërs
eene bloedige wraak hadden uitgeoefend, voor
de beleedigingen, den inwoners van Mliidah
aangedaan. De hoofdofficieren waren door zon*
neschermen (parasols) onderscheiden; van daar
dat de negers ook, wanneer zij eenige hunner
aanvoerders verloren hebben, zeggen: »Zoo vele
zonneschermen missen wij.quot; De boodschap doen-
de, die men het woord des Konings noemt,
vallen de bode en zij die hem omringen ter
aarde, en bedekken hun hoofd met stof of mod-
der, indien zij dezelve kunnen vinden, zoo dat
zij somtijds met hun zwart ligchaam en wollig
hoofd, aldus met een roodachtig slijk bemorst,
een aller afzigtigst aanzien hebben.
Wanneer \'s Konings ministers met Z. M.
spreken naderen zij langzaam den troon, wer-
pen zich vóór denzeiven op den buik, kussen
de aarde, bedekken zich het hoofd met stof,
ep in deze nederige houding spreken ïij en hoo^
ren de bevelen dekonings aan (*). Bij groote
plegtigheden is Z. M. gezeten op eenen rijk ver-
sierden troon, van hoogstdeszelfs vrouwen oni-
ringd, waarvan sommige de insekten met waai-
jers verjagen, terwijl andere eenen doek in de
hand houden om hem den mond af te vegen,
en eene derde hem eene gouden vaas voor-
houdt, waarin hij spuwt, wanneer hij rookt.
Al de gewesten en steden hebben hunne bij-
zondere magistraatspersonen, Cabócirs (t), die
zich
{*) ücze wijze van een verzoek voor te dragen moet
oudtijds ook die der Turken en Tartaren zijtx gefeest,
want in Imnne kanselery-formulieren vindt men dik-
wiils doze,tot eenen grooten gerigte, woorden : ,, Heer,
.na mijn aangezigt met het heerlijke aftreksel^ .an
„het slof uwer voeten te hebben gewreven, enz.
(Fransche Vertaler.)
{ )De Heer .owDiCH verzekert, in zijne reis geti-
teld: gezantschap naar A.chanü, (a) dat dit woord
Cahocir van het Portugeesch afkomstig is.
Ons schijnt het nogtans eerder toe af te stammen van
bet Arabische woord \'Kü\',ach , meervoud van Kahch,
/I a t
dat
(„) Tn i8ao verscheBn er exw Ncde-rduitsche Vertaling van
jVeJ. V\'^rlaUT.
-ocr page 51-^ich eik tot iiunncn eigenen tak van bestuur
^epalen en het regt uitoefenen, behalve in
lgt;uitengevvone gevallen, die voor den Koning
van Abomej gebragt en door dezen, zonder
hooger beroep , beshst worden. Niettegenstaande
2ijne willekeurige magt, moeten de andere amb-
tenaren en regeringslieden echter zeer op hnnne
hoede zijn en hnnne posten eerhjk Waarnemen
want wanneer er eene billijke klagte tegen hen
werd ingebragt, dan bevond het hoofd des be-gt;
schuidigden zich in zeer vegen toestand. Ge-
durende mijn verblijf te Dahomey werd de
Gonvernenr eener provincie, die van pïigtverznin»
was overtuigd geworden, veroordeeld, om zich
-en zeker getal van maanden, niet te mogen sche^
ren, wassen of de nagels knippen en om daar-
na, voor eeiHge dagen, in dezen staat van onrein-
heid buiten de deur van het paleis, aan de
bbkken des volks te ^blijven blootgesteld.
VïJF^
dat vorst y revent, hoof.t\' i ■ • t
\' ■ \' \' ,nbsp;hu^sgezim beteekerit. De
JlPer LABARTHF, schnift innbsp;•nbsp;, ,
Guuiea, hetzelfde Woorcl Cahech,r.
fransche Vertaler,
-ocr page 52-\' VUFDE HOOFDSTUK.
TVetgeving. Strafoefeningen. Huwelijhen^^
Het valsche getuigenis wordt hier strengelijk
gestraft. Hij dien men van laster kan overtuigen,
wordt ter dood veroordeeld. Het lijk eens
.elfmoorders blijft onbegraven en wordt den
wilden dieren toegeworpen. Ik heb van deze
straf een-voorbeeld gezien.
De huwelijken hebben hier op dezelfde wijze
als bij de meeste wilde volken plaats. De man
^koopt zijne echtgenoot voor eene zekere som
gelds, welke altijd geëvenredigd is aan het ge^l
Len of andere goederen van waarde , d.e de
ionge vrouw aanbrengt. Be veelwijverij is ge-
oorloofd en heeft geene andere grenzen dan
het vermogen des mans. Na den spoedigen af-
loop der wittebroodsweek worden de vrouwen
uitgezonden om op het land te arbeiden Haar
lot is dan vereinig boven dat der gewone dienst-
boden verkieslijk.
Het overspel wordt, zoo aan den man als
-ocr page 53-de vrouw die het bedrijft, met slavernij, of eene
boete die met den prijs van eenen slaaf gelijk
staat, gestraft; doch dikwijls vindt een man
het raadzamer zijne vrouw te houden dan haar
te verkoopen, vermits hij zoo doende de lief-
hebbers uitlokt en zich wel betalen laat (*).
Het lot der vrouwen is hoogst ongelukkig. Zij
durven hunne echtgenooten niet andeis dan met be-
tuigingen van de diepste onderwerping naderen,
Wanneer zij hun de kalabas toereiken, welke het
voedsel bevat dat zij hebben bereid, werpen
zij zich op de knien en zien hen op de nede-
rigste wijze aan. Het schijnt dat zij zich/te
zeer beneden den man gevoelen om hem regt-
streeks in het aangezigt te durven aanschouwen.
Deze gewoonte van gestadig op de knien te vallen,
maakt dezelve ook even zoo vereelt als hare hielen.
Een boos en scheldend wijf maakt soms het
geluk van eenen Eiigelschman uit, want zij ver-
jaagt alle verveling en verlevendigd het huis-
gezin. Doch dit verschijnsel is in Dahomej
on-
(*) Geloofwaardige reizigers verïekeren, dat dit
dahoraische voorbeeld, dikwijls navolgers gevonden
heeft in een zeker gedeelte van Europa.
\'nbsp;Pransche Vertaler.
n 3\' ■
-ocr page 54-onbekend. Die edele geest van onafhankelijk-
heid, welke onze dames in het vaderland der vrij-
heid bezielt, is, helaas! in dit barbaarsche land
een volslagen vreemdeling.
» De komst van eenen nieuwgeborenen,quot; zegt
de Heer norris, » wordt bij de meeste volkeren
3Ö als eene weldaad der Voorzienigheid beschouwd,
)) vermits men verwacht, dat hij de steun zijner
»ouders in hunne grijsheid zal zijn; doch in
» Dahomey worden de kinderen, kort na hunne
ygt; geboorte, aan hunne ouders ontrukt en naar
» ver afgelegene dorpen gevoerd, alwaar zij lang
»genoeg blijven om niet herkend te kunnen
»worden. Deze maatregel heeft ten oogmerk
3) om alle familiebetrekkingen te vernietigen en
5gt;-daardoor alle verbindtenissen tc verbreken, die
» gevaarlijk zouden kunnen worden voor het ko-
» ninklijk gezag. Het gevolg hiervan is, dat nie-
» mand bloedverwanten hebbende die eenig be-
» lang in hera stellen, of waaraan hij zich laat
» gelegen liggen, geene andere partij te kiezen
» heeft, dan die eener onvoorwaardelijke onder-
» werping aan de magt, welke alleen zijne veiligheid
» kan daarstcllcn. Moederlijke liefde en oudermin
» zijn daardoor schier geheel onbekende zaken. Ver-
»re van hun kroost te liefkozen, trachten de
ou-
-ocr page 55-ï) ouders, integendeel, die teedere gewaarwording
» gen te yerdooven, welke zij toch moeten onder-
» drukken, zoodra hunne kinderen sterk genoeg
)gt; geworden zijn, om de vermoeijenissen eener
»lange reis te kunnen verduren.quot;
Ofschoon ik aan het oordeel, dat de Heer
KORRIS, in zijne beschouwingen der zeden van
Dahomey, heeft aan den dag gelegd, alle hulde
doe, zoo moet ik echter verklaren, dat hij zich
vergist heeft in dit gebruik toe te schrijven aan
het geheele land, dewijl ik, in het gedeelte
door mij bewoond geweest, nimmer een voor-
beeld van hetzelve heb gezien. Overigens be-
grijpt men ligt, dat jaloezij of andere redenen
tot het nemen der bedoelde maatregelen hebben
kunnen aanleiding geven-
C 4nbsp;ZES-
-ocr page 56-ZESDE HOOFDSTUK.
Feesten en Plegtighedtn.
In zeker gedeelte van het jaar, meestal in de
maand April of Mei, viert mén een feest, het-
geen men wel een vastenavondfeest zoude kun-
nen noemen. De voornaamste magistraatspersonen
der onderscheidene gewesten, en de gouverneurs
der fransche, engelsche en portugesche forten,
komen dan in de hoofdstad. De scheepskapi-
teins en faktoors die te Whidah wonen, bedienen
zich gewoonlijk van die gelegenheid om hun
hof bij den Koning te maken. Het volk komt
alsdan van alle kanten aan en allerwege zijn er
tenten opgeslagen, hetgeen der stad Grigwie
het voorkomen eener groote kermis geeft.
Thans is het ook dat de belastingen worden
geïnd. Elk brengt of zendt zijn verschuldigde
naar de koninklijke schatkist. De europesche
gouverneurs en de blanken die hen vergezel-
len doen gewoonlijk een of ander geschenk,
doch dit wordt geenszins als eene schatting of
ativ
-ocr page 57-andere gedwongene gift beschouwd, want de
koning doel er hi.m wederkeerig een, geëven-
redigd in waarde aan hetgeen hij ontvangen
heeft, en voorziet bovendien in hun onderhoud,
gedurende hun verbHjf aan zijn hof. De blan-
ken worden met de grootste bewijzen van ach-
ting ontvangen; salvos uit het geschut kondi-
gen hunne komst aan. De kanonnen, waarvan
de Dahomiërs zich bij die gelegenheid bedienen,
werden door een\' hunner koningen, guadjo
ïRUDO , van een door hem veroverd hollandsch
fort, naar Abomey gebragt (f).
Men merkt bij deze volken een zonderling
mengelmoes van beleefdheid en woestheid op.
Vreesselijk en onverbiddelijk ten aanzien hunner
vijanden, betoonen zij den vreemdelingen eene
achting en oplettendheid, die alles overtreffen.
Wanneer een blanke in de hoofdstad ziek is,
zendt de koning dagelijks den mayhoe, of
eenigen anderen groot-officier van de kroon,
om naar deszelfs toestand te vernemen en alles
aan te bieden wat tot herstel van zijne ge-
zondheid kan dienstig zijn.
De
(*) Wij laten dit yobr rekening van den Schrijver.
Ned. Vert.
C 5
-ocr page 58-De zwarten mogen den Koning niet dan in
Be vernederendste houding naderen, doch van
de blanken eischt die vorst geene andere cer-
ïjetooningen, dan de zoodanige als in hun eigenland
gebruikelijk zijn. Hij staat hun toe van naast hem
te gaan nederzitten, en heeft de grootste oplettend-
heid voor hen. Hij draagt zorg hun europesche
koks te verschaffen en, ofscnoon men zich in
Abomey nimmer van messen , vorken of servet-
ten bedient, zoo geeft men dezelve echter den
blanken, die, in één woord, in alle opzigten
met eene waarlijk oostersche gastvrijheid ont-
haald worden. Feesten, muzijk, dansen, jagt,
spelen, niets ontziet de Koning om hen te ver-
maken, en ten einde daarin nog des te beter te
slagen, laat hij zijne vroiiwen, in prächtigen
optogt, hen voorbij trekken.
Doch met deze feesten en vermakelijkheden
komen zich daden van barbaarschheid vereeni-
gen, die de beschaafde man niet dan met af-
grijzen aanschouvv\'t, en hem levendig doen ver-
langen , de geheele nienschheid aan die woeste
onwetendheid ontrukt te zien, AVèlke de eerste
oorzaak dezer gedrogtelijke gewoonten is. Ten
einde het graf zijner voorvaders te besproeijen,
en hun tevens in de andere wereld, de vcelsoor-
ti-
-ocr page 59-BKnbsp;OTÏl\'.BS.
-ocr page 60-tige dienaars te zenden, welke zij kunnen noodig
hebben, offert de koning jaarlijks met vele
plegtigheid een zeker getal menschenlevens op,
en het is te midlen der feesten, waarvan
wij zoo even gesproken hebben, dat deze af-
schuwelijkheden plaats vinden.
Buiten de muren van het paleis rigt men
stellaadjen op, rondom welke men eene groote
ledige ruimte bewaart. Op deze verhevenheid
nemen de koning, de blanken cn zijn geheele
hof plaats. Het slagtoffer wordt, met gebondene
bralden, te voorschijn gebragt, begeleid van
eenen priester der fetischen , die eenige geheim-
zinnige woorden uitspreekt, waarop de beul, die
zich met een breed zwaard achter hetzelve be-
vindt , het met eénen liouw het hoofd afslaat.
Bij elke ter dood hrenging betuigt de menigte,
door vreugdekreten en toejïiicliiiigen, hare bewon-
dering over de grootheid en pracht des konings.
Gedurende d!t alles 1 ezingen de barden des
lands, de deugden en groote hoedanigheden van
den vorst, welke zij de sterke namen héten.
Dit tooneek wordt noa\' verlevendigd door eenen
Onbsp;O
woesten hoop , die rondom de stellaadjen danst,
en indien een dezer springers het ongeluk heeft
■s an uit te glijden , v\\\'ordi; hij terstond uit den
kring
-ocr page 61-kring gerukt, en hem het hoofd afgeslagen,
zonder dat zulks de minste stoornis in den dans
te weeg hrengt.
Gewoonlijk is het onder de krijgsgevange-
nen, dat de koning, reeds vele maanden te
voren, de slagtoffers uitzoekt, die dit feest
luister moeten bijzetten; doch, indien hij er geen
genoegzaam getal van heeft, maakt hij geene
de minste zwarigheid om dezelve uit zijne eige-
ne onderdanen te kiezen. Sommige jaren viert
men slechts het eenvoudige, en in andere we-
der een buitengewoon feest. In dit laatste ge-
val onthooft men, naar het berigt der inboor-
lingen , vele honderden van menschen; doch
men mag hen, met reden, van geneigdheid tot
het vergrooten van de pracht huns konings
verdenken, en daar wij voor de eer van zulk
eene plegtigheid bij te wonen bedankten, zoo
kan ik van deze daadzaak geene verzekering
geven. De heer james, die, gedurende drie jaren,
de moeite nam van de slagtoffers te tellen,
zag er nimmer meer dan vijf en zestig te gelijk
onthalzen. Den roofvogels en \\vilde dieren werpt
men de lijken dezer ongelukkigen toe, of men
hangt dezelve, bij een\' hiel aan de boomen op;
welk gebruik onder eene zoo brandende zon
hoogst
-ocr page 62-hoogst gevaarlijk is. De hoofden worden xorg-
vuldig verzameld, ten einde daarmede de muren
van het koninklijk paleis te versieren, welke
muren omtrent twee mijlen in omtrek hehhen,
hetgeen in dit opzigt veel aan onderhoud kost,
In 1715 maakte adahoesza, een hunner ko-
ningen,\' in eene gelukkige onderneming tegen
Badagry. een groot getal krijgsgevangenen,
die hij tot sieraad van zijn paleis bestemde. De
zwarte bouwmeester , met de schikking der
hoofden belast, vergiste zich in de berekening
zijner bouwstoffen, en een gedeelte van zijn
plan was reeds in werking gebragt, toen hij
bespeurde, dat er geen genoegzame voorraad
van hoofden was, om hetzelve geheel ten uitvoer
te brengen. Dit deed hem besluiten om het
geheele werk op nieuw te regelen, en de hoof-
den op eenen grooteren afstand van elkander
te plaatsen. De koning echter wilde hierin
volstrekt niet bewilligen en merkte met veel
juistheid op, dat hij spoedig genoegzame
bouwstoffen vinden zou, om het werk op den
reeds begonnen\' voet gelijkvormig te voltooijen,
en in der daad bestelde zijne Dahomische Ma-
jesteit weldra honderd zeven en twintig hoof-
den van Badagrische krijgsgevangenen welke da-
de-
-ocr page 63-flelijk ter bescliikking \'van (fen bouwmeester
werden gesteld
De Heer norris , dien wij reeds hebben aan-
gehaald, en de heer abson, van wien wij deze
anekdote overnemen, verhalen , dat de gang
die naar de slaapkamer van bossa ahadi ge-
leidde, van menschen-schedels was zamenge-
gesteld, ja deze vorst had zelfs daartoe alleen
die van de voornaamste veldheeren gebruikt,
welke hij, bij onderscheidene gelegenheden, had\'
gevangen genomen. Hij zeide dat het hem
vermaak verschafte van dagelijks de hoofden van
overwonoeiie vijanden jntt . oa. n .te treden. De
rand van den kleinen muur, die dit afgezon-
derd vertrek omringde, was van derzelver
kinnebakken gemaakt. Welke ook de zwak-
heden van AHADi en zijne nakomelingen mogen
zijn, men mag gerust verzekeren, dat zij geene
vrees voor spoken of verschijningen uit de an-
dere wereld koesteren.
De
(O De Iiecr kop.ris Ycrzekert, in zijne Hels naar
Dahomey,,de koi.ing, wanneer hij zijden minister
teveelt den oorlog tc verklaren, dda yan deze woor-
den Ledient: Mijn huis heeft dehstroonbsp;daar-
mede op de hoofden van vijanden doelende, die zijn
p^-ilcis bedeLkcn.
[^Fransche FertalfA
-ocr page 64-De Heer absOn, Gouverneur van het fort
William en Chef van onze bezittingen in dit
gedeelte van Afrika, die zich, gedurende ze-
ven en dertig jaren, ambtshalve verpligt heeft
gezien om deze jaarlijksche feeste-n bij te wo-
nen, heeft de goedheid gehad mij vele bijzon-
derheden wegens de gruwelen mede te dtelen,
waarvan hij getuige is geweest.
Jlet is niet alleen bij gelegenheid van de
gemelde feesten dat men meiisclien offert, want
telken reize dat de koning de tijding van eeni-
ge belangrijke gebeurtenis aan zijne voorvade-
ren wenscht te doen toekonun, zendt hij hun
eenen bods toe, door dengenen te laten ont-
hoofden, die zich het digtst bij hem bevindt.
Den tegenwoordigen koning heeft men dik-
wijls, wanneer hem een nieuw denkbeeld voor
den geest kwam, zulk eenen bode dadelijk
eenen tweeden zien nazenden, dien hij dan
met dat gedeelte der boodschap belastte, het-
welk hij den eersten vergeten had te zeggen.
Het wordt als eene groote eer beschouwd,
wanneer Z. M. zelve zich verwaardigen wil
iemand het hoofd af te slaan , en de thans rege-
rende koning wordt, wegens zijne bekwnamheid in
Jit
-ocr page 65-dit opzigt, zeer geprezen. Een arme drommel,
die in het geheel niet ingenomen was met de
eer van een gezantschap naar s\' konings door-
luchtige voorouders, maakte eens eenige zwa-
righeden, en zeide, dat hij den weg niet wist;
doch de vergramde vorst voegde hem woedend
toe: »Ik zal hem u Wel wijzen;quot; en in het-
zelfde oogenhlik hieuw hij den ongelukkigen
met éénen slag het hoofd af.
Deze jaarlijksche menschenoffers worden als
\'eenen zoo heiligen pligt beschouwd, dat niets
den koning zon kunnen overhalen, ora dezelve
achterwege te laten. Wanneer men hem ook
den hoogsten prijs voor de daartoe bestemde
slaven bood^ zoude hij er echter geen\' en-
kelen van willen sparen, en even onverbidde-
lijk
is hij ten aanzien der vijandelijke opperhoof-
den, die allen onthalsd worden, wanneer zij in
zijne handen vallen.
Op zekeren dag had ik gelegenheid om ge-
tuige te zijn van de onverzoenlijke wraakzucht,
die hem bezielt. Bij eenen inval, dien de ne-
gers in Mahi of Aschanli hadden gedaan,
was er door hen eene stad overrompeld, een
groot aantal van wier inwoners zij doodden
of gevankelijk wegvoerden. Vooral droeg men
zorjï
O
-ocr page 66-zorg, het hoofd van den vorst van dit gewest
naar Ahomey te zenden en al de leden van
•deszelfs geslacht te vermoorden. Op deze wijze
wilde men de heleedigingen wreken, welke hij
het Koningrijk Dahomey had aangedaan.
Een zestienjarig jongeling, zoon van dezen
ongelukkigen vorst, wist echter zijnen rang ver-
horgen te houden, en werd met de andere ge-
vangenen naar de hoofdstad gevoerd. Nadat
men hen, die bestemd waren om geofferd te
worden, had uitgezocht, werden de overigen
te Grigwie verkocht, en de jonge prins werd
mijn eigendom.
Weinig tijds daarna vernam men te Abo-
mey, dat er nog eene spruit van het geslacht
bestond, hetwelk men meende geheel te heb-
ben uitgeroeid. Daar men reden had om te
vrezen, dat hij reeds op eenigen franschen, en-
gelschen of portugeschen slavenhandelaar was in-
gescheept , nam men, om hem weder te vinden,
zijne toe vlugt tot eene list, die een zeer juist denk-
beeld kan geven van de kunstige veinzerij, welke
men zoo dikwijls onder wilde volkeren bespenrt.
De koning zond eenige zijner half hoof den,
die men zijne sterfelijke gezanten zou kunnen
noemen, in tegenstelling van de onsterfelijke
Bnbsp;wet
-ocr page 67-welke hij naar zijne voorouders afvaardigt.
Op zekeren avond kwamen zij op fort Tf^ïlliam
aan, vergezeld van eenen woestaard, die den
Yauoegah verving en, zich volgens gewoonte,
ter aarde werpende en het hoofd met stof he-^
dekkende, eischten zij, in den naam des konings,
ora te worden binnen gelaten. Terstond daarop
begaven zij zich naar het verblijf der slaven en
wierpen zich op nieuw op den grond, alvorens
zij het woord des /So/zï/zg-« uitspraken, of, met
andere woorden , hunne boodschap overbragten.
Vervolgens gaf een hunner, in eene lange aan-^
spraak, te kennen, dat zijn meester, de vijand-
schap betreurende , welke er tusschen hem en het
geslacht dat hij had doen uitroeijen, bestaan
had, en, zoo veel in hem was, de onregtvaar-
digheid willende herstellen, waartoe hij door
verraderlijke inblazingen was overgehaald, een
nog levend lid van dat geslacht wenschte weder
te vinden , ten einde hetzelve op den troon zijner
voorvaderen te plaatsen. Mijn jonge slaaf, vol-
komen door deze schandelijke list misleid, riep
daarop vol vreugde uit: » Ik ben die prins 1quot;
en de gezant, over den goeden uitslag zijner
onderneming verheugd, antwoordde: »Gij zijt
»het ook, dien wij zoeken.quot; Dadelijk maakte
men zicTi meester van den ongelukkigen en boeide
hem de handen. Toen ik den waren aard van
het voorval begon in te zien — want in den
aanvang begreep ik het niet volkomen — kantte
ik mij met kracht tegen de wegvoering van
eenen neger aan, dien ik wettig had gekocht, en
beklaagde mij over de beleediging welke men het
fort der kompagnie aandeed, ja bood zelfs aan,
om den prijs van den slaaf, in geld of goede-
ren , aan den koning te betalen, mij verbinden-
de om hem te doen inschepen en zoodanig weg-
voeren, dat men even weinig van hem hooren
zou als wanneer men hem doodde.
De gezant antwoordde mij kort af, dat
het noodeloos was hem eenige voorstellen te
doen, daar hij ze toch nimmer aan den
koning zou durven overbrengen, en, na eene
lange weigering, zag ik mij gedwongen, om
dezen ongelukkigen jongeling, die eene prooi
der wanhoop en te meer aangedaan was, daar
juist eene schemering van betere toekomst de
plaats van den, voor hem rampzaligsten toestand
had vervangen, te laten wegvoeren.
Hij werd terstond medegesleept en zijn bloed
koelde de wraakzucht dezer onverbiddelijke bar-
baren.
ïgt; 2nbsp;ZE-
-ocr page 69-Oorlogsigt;êrMaring tusschen Frankrijk en En-
-^geland. List des Schrijvers om een
fransch vaartuig te bemagtigen*
Op zekeren dag in de maand Mei schreef
mij de Kapitein, dat ons Schip de Trustj nass
Amerika was vertrokken en den Cliirurgijn van
de uimelia., in mijne plaats, aan boord had ge-
nomen. Ik was dus van de monsterrol uitge-
schrapt. Ook de kapitein was van post veranderd,
alzoo hij thans de werkzaamheden vervulde van
superkarga, of algemeenen vertegenwoordiger
van het handelhuis, dat hem had uitge-
zonden.
Kort daarop zag ik een engelsch schip naar
Whidah stevenen en bespeurde weldra een fransch
vaartuig, waarop de driekleurige vlag voor de
onze had pfaats gemaakt.
Het schijnt, dat men te Liverpool, den oor-
log voorziende, nog gedurende den vrede, eenen
sterken en talrijk bemanden kaper had uitge-
rust.
rust, die zich, zoodra de vijandehjkheden eenen
aanvang hadden genomen, naar de kust van
Afrika begaf en aldaar gemakkelijk al de fran-
sche schepen nam, welke er handel dreven. Het
schip, dat zich te Whidah bevond, was onder
het getal der genomene.
Te Lagos was er nog een fransche Driemas-
ter, met dertig stukken gewapend en van
eene talrijke manschap voorzien. Dikwijls had
onze kapitein zich in zijne brieven beklaagd
over het nadeel dat dit vaartuig den engelschen
handel toebragt, vermits deszelfs lading een
beter assortiment bevattende, het daardoor ook
gemakkelijker slaven kon bekomen.
Ik haastte mij hem van de oorlogsverklaring
ken-
(1) Be geheele wereld is met de ronde handelwijs der
Engelschen bij gelegenheid van den Vrede van Amiens
beiend. Het is smartvol voor ons, in de geschriften
Tan een\' hunner landgenooten daadzaken vermeld te
vinden, die niet met hunne edele en grootmoedige
staatkunde van dien tijd overeenstemmen.
Framche Vert. (*)
1nbsp; Moeten wij deze noot als érnstig .gemeend, of wel als
een Sarcasme beschouwen? Wij Hollanders ten minste hebben
weinig reden om er ons , in het eerste geval, zoo gaaf mede
te vereenigen,
Ised, VerU
D 3
-ocr page 71-kennis te geven, en terstond daarop besloot liij,
den franschman te nemen, met reden beseffende,
dat hij in éénen slag twee vliegen zoude slaan,
indien hij éénen goeden prijs maakte en zich
tevens van eenen gevaarlijken mededinger ont-
deed.
Er waren toen te Lagos tw^ee kleine doch
sterk gewapende engelsche schepen, en mijn
kapitein, als de oudstej nam het bevel over
beiden op zich. Met grooten spoed deed hi]
al de karonades, zoowel als de manschap, der
andere vaartuigen aan boord van deze twee
schepen overgaan^ en, aldus toegerust, ligtte hij
het anker. Daar het fransche Schip boven den
wind was, moest hij ondejrscheidene gangen
maken, alvoreïis het te kunnen bereiken. Ein-
delijk op zijde van hetzelve gekomen zijnde,
riep hij het toe, dat de oorlog verklaard was
en dat hij het, indien het zijne vlag niet streek,
dadelijk zoude in den grond boren. Te gelij-
kertijd schoot men er een goed aantal kogels over
heen, om de franschen te bewijzen dat men
wél was voorbereid. Ten uiterste over dezen
aanval verbaasd, waren zij dan ook genood-
zaakt zich over te geven, en de Julia^ 700,000
franks
-ocr page 72-franks waardig gesckat, werd door ons naar
de West-Indiën ter verkoop gezonden.
De overrompeling, waarvan wij ons bedienden
voorkwam gewis het spillen van veel
bloeds; want de sterkte des franschen vaartuigs
, en de dapperheid van deszelfs bevelhebber en
verdere officieren, laten geenen twijfel over, of
het zou aan beide kanten veel volk gekost
hebben.
D i
- ^
ACHT-
-ocr page 73-mmÊmm.
ACHTSTE HOOFDSTUK.
*
Dood van den Gouverneur abson. Behla-
gelijh lot zijner dochter.
De Gouverneur abson bevond zich op dit
tijdstip., zoowel als de fransche en portugesche
Gouverneiirs, in de hoofdstad. De feesten, welke
hij, ambtshalve , verpligt was aldaar bij te wo-
nen , waren allezins stuitend voor een\' man van
zijn karakter. De tijd, dien hij in de uitoefe-
ning van zijnen post had doorgebragt, had
geenszins het afgrijzen verminderd, dat deze
gmwehooneelen, waarvan hij genoodzaakt was
getuige te zijn, hem inboezemden.
Van Abomey terugkomende^ werd hij door
eene ernstige ziekte aangetast, die, van dag tot
dag erger wordende, in het begin van Julij een
eind aan zijn leven maakte.
rdeer dan eens had hij het verlangen geuit
om begraven te worden op eene plaats welke hij
aanduidde en gelegen was onder een\' oranje-
boom bij het magazijn van het fort. Wij eer-
biedigden dit\'zijn verlangen,
De achtenswaardige en goedhartige james was
de eenige officier der kompagnie, die nog in
het fort overbleef, en ofschoon ook hij zooda-
nig door ziekte verzwakt was dat hij zijne ka-
mer moest houden, bestelden wij echter, zoo
goed wij konden, onzen overledenen gouver-
neur met krijgseer ten grave. De bevelhebbers
der europeaansche forten en de kapiteins der
portugesche schepen maakten mede de lijkstatle
uit, tot welke de geheele bevolking was toege-
vloeid gt; en de smart, op de meeste aangezigten
te lezen, getuigde genoegzaam van het leed, dat
men algemeen oVer den dood van dezen braven
man gevoelde.
Hij was een man van zachte en bevallige ze-
den , altijd voorkomend en vol van goedheid,
en hoewel hij, in dit afgelegene oord van Afri-
ka, het leven eens kluizenaars had geleid,
200 hadden echter de boeken het gemis der zamen-
leving bij hem vergoed en hem eene volko-
mene kennis der engelsche zaken en van hen,
die aan het roer van staat stonden, doen ver-
werven. Was hij langer in leven gebleven,
dan zou hij ons van het land, dat hij zoolang
bewoond had, gewis eene beschrijving hebben gege-
D ,5nbsp;ven,
-ocr page 75-— sa-
ven , die zeker hoogst belangrijk zoude zijn ge-
weest.
- Bij eene inboorling had de Heer abson drie
zoons en eene dochter verwekt. De oudste ^
die george heette , had zijne opvoeding in Europa
ontvangen. In het oogenblik van den dood zijns
vaders bevond hij zich in een naburig gewest,
alwaar hij handel dreef. De twee andere zoons
hadden, even als hunne zuster sally, nim-
mer het fort verlaten. Deze laatste, twintig
jaren oud, vereenigde met eene hoogst bevallige
gestaltegt; \'een aangezigt vol van uitdrukking,
gevoel en levendigheid. Hare zeer bijzondere
kleeding bestond uit een stuk katoen, dat van
haren boezem tot onder hare knien hing; een
schawl, over eenen harer schouderen geworpen,
liet eene harer borsten geheel onbedekt en werd
vastgemaakt onder haren arm. Zonder zich im-
mer van eenigen vreemden opschik te bedie-
nen, bezat zij eene eigendommelijke geheel na-
tuurlijke schoonheid. Hoewel Engeland niet
anders dan uit de verhalen van haren vader ken-
nende , was zij echter fier op het europesche
bloed dat door hare aderen stroomde en had
zij in haren gang eene houding, die indruk-
makend en bevallig tevens was.
Het
-ocr page 76-Het was vooral in tegenwoordigheid van ha-
ren broeder dat men de ongedwongenheid ha-
rer manieren moest bewonderen. Dit jonge
mensch had uit Europa die onhebbelijke in-
gebeeldheid en gemaaktheid medegebragt, welke
men met den naam van dandysmus heeft
bestempeld. Zijne zuster , daarentegen, vrij en
ongedwongen in alles wat zij deed, nimmer
eenige vrouw die haar overtrof gekend heb-
bende, had ook niemand om na te bootsen en
was van alle stijfheid vrij, zonder de welvoe-
gelijkheid, die harer sexe betaamt, te vergeten.
quot; De koning van Dahomej had haar tot vrouw
laten vragen, doch haar vader\'had ^ zoo min
als zij \'zelve, eenige voorslagen daartoe willen
aanhooren.nbsp;^
Zij stond aan het hoofd eener kleine van eert
oranjeboschje omringde boerderij en bestuurde
alzoo de werkzaamheden van eenige slaven.
zoo-
(*) Het verwondert ons dat de fransclie vertaler dit
Woord, vooral zonder eenige omsclmjving, heeft over-
genomen. Hetgeen de Engelschen een\'noemen
is een mode-gek, een petit-maitre.
Ned. Vert,
-ocr page 77-Zoodra had zij echter de ongesteldheid van ha-
ren vader niet vernomen, of zij snelde te zijner
hulp, wilde aan niemand zijne oppassing af-
staan, maar verzorgde hem zelve onophoudelijk
met de teederste oplettendheid. Onmogelijk is
het de smart te beschrijven, welke zijn dood haar
veroorzaakte, zij vergezelde het lijk tot op de
begraafplaats, en, toen de plegtigheid volbragt
was, stortte het ongelukkige meisje, aan de
vreessehjkste wanhoop ter prooi, bij het graf
neder.
Zij bevond zich in eenen zeer bedenkelijken
toestand. Hare moeder was dood, en al ware
deze ook nog in leven geweest, zoo zijn de
banden van bloedverwantschap hier te lande
toch van weinige beteekenis. Al hare liefde
had zij op haren vader gevestigd, die geacht en
bemind werd van ieder een; maar hem verlie-
zende , zag zij alle hoop op geluk verdwijnen
en werd eene vreemdeling in het land harer ge-
boorte. Het is dus volstrekt niet te bevreemden,
dat zij, in dezen toestand , mij als haren bescher-
mer inriep, en gaarne beken ik bovendien,
nimmer iemand ontmoet te hebben, die meer
eene ware en standvastige verkleefdheid vei\'-
diende. De Heer abson had daarenboven de
goedheid eens vaders voor mij gehad, toen ik
door de ziekte was aangetast, die alle Europeanen
alhier, kort na hunne landing, treft, en aan
zijne beminnelijke dochter was ik bijna het le-
ven verschuldigd door de zorg , welke zij ge-
durende die ziekte voor mij gedragen had.
Sallij abson had mij beloofd zich op het vaar-
tuig te zullen inschepen, dat mij naar onze wes-
telijke bezittingen zoude overvoeren, alwaar zij
op eene voegzame wijze, van den opbrengst ha-
rer goederen, in het midden van hen, die on-
der haren vader gediend hadden, konde leven.
Gedurende de ziekte des gouverneurs kwam
zij, als naar gewoonte, aan de algemeene tafel
doch zij was steeds afgetrokken en at niets. De laat-
ste dagen doolde zij tusschen hare boerderij en het
fort in, als of zij iets te vrezen had. Eindelijk
verdween zij, en toen ik bij de slaven die ons
dienden naar haar vernam, zagen deze el-
kander verward aan en sloegen vervolgens
de oogen ter aarde. Al mijne vragen,
vruchteloos vindende, deed ik haar in alle
rigtingen opzoeken, doch ook dit was te ver-
geefs. Ik vond hare boerderij geheel verla-
ten en vermoedde toen, hetgeen ik thans niet
geloven kan, — dat zij eenen zelfmoord had
gepleegd-
Een zekere ramowd , oude dienaar des gou-
verneurs abson, die mij sedert eenigen tijd aller-
•wege volgde, mij eindelijk op eene plaats zien-
de, waar nieraand ons hooren kon, verhaalde
mij, met tranen in de oogen, het lot van dit
ongelukkige meisje. Hij zeide dat een groot
aantal boodschappers des konings, haar, op ze-
keren nacht, waren komen opligten. Op deze
schrikkelijke tijding vervloekte ik duizendmaal
den hatelijken tiran, en de verachtelijke werk-
tnigen zijner dwingelandij tevens. De oude ra-
mond bezwoer mij voorzigtiger te zijn. » De
3) muren hebben hier ooren,quot; zeide hij, »en
» het eenige dat de bekendmaking uwer woor-
» den aan den koning beletten kan, is, dat de-
»zelve al te beleedigend zijn dan dat men ze
»in zijne tegenwoordigheid zou durven herha-
»len. Het zoude echter genoegzaam wezen,
»dat -de een of ander verzekerde, mij dingen
»te hebben hooren zeggen, welke hij niet durft
» uitspreken, om mij met mijn gansche gezin
» in het grootste ongeluk te storten.quot;
ïk was overtuigd dat de raadgevingen van
de-
-ocr page 80-dezen braven man door de voorzigtigheid zelvè
■werden voorgeschreven, doch ik kon de ver-
ontwaardiging niet bedwingen, welke een zoo
vreesselijk dwingeland bij mij deed geboren
worden.
Tot overmaat van ongeluk vernam ik, dat men
het voornemen had om mij te vergeven.
Men waarschuwde mij om op mijne hoede te
zijn ten aanzien van den Cudjo, onzen kok,
zoodat ik mij langen tijd genoodzaakt zag ora
geen ander voedsel dan eijeren te gebruiken ,
in welke ik verzekerd was dat men geen
vergif had kunnen mengen. Ten laatste begon
mij echter al deze omzigtigheid te vervelen, eu
werd ik van oordeel dat het beter was één-
maal goed vergeven te worden, dan gestadig
er voor bevreesd te zijn. Ik hernam dus mijne
gewone levenswijze en verliet mij . op de Voor-
zienigheid, ofschoon de barbaarsche hapdelin-
gen, waarvan ik getuige was geweest, mij
geenszins wegens de naauwgezetlieid van hen,
die mij omringden, gerust stelden. Ik moet
hier echter nog bijvoegen, dat ik naderhand
van de openhartigheid en braafheid der Daho-
niiërs in het algemeen, en van mijnen kok in
het
-ocr page 81-het bijzonder ben overtuigd geworden. Welke
ook hunne gewelddadigheden zijn mogen, acht
ik hen echter niet in staat, om tot eene mis-
daad, zoo laag en afschuwelijk als de vergif-
tiging , hunne toevlugt te nemen.
w^m
HandeL , Taal. Nijverheid.
De negers, die den slavenliandel uitoefenen,
laten zich zelden, hij het leveren der slaven,
door de blanken betalen. Zij verkiezen ge-
schi-evene verbindtenissen, waarin de goederen
die hun in ruil zullen worden gegeven, ver-
meld staan, en ontvangen alles te gelijk wan-
üeer hunne rekening vereffend wordt.
Hun geheugen is in dit opzigt verbazend ,
want in weerwil der menigviddige verbindte-
nissen van dien aard en der menigerlei zaken
in dezelve uitgedrukt, zoo herinneren zij zich,
nog vele maanden daarna, alles wat er in stond^
zonder echter te kunnen lezen.
Het in Dahomey gangbare geld bestaat uit
zee-hoorntjes, die er Cauries worden genoemd.
Men vindt dezelve op de stranden der Moluk-
sche eilanden. Zestien duizend stuks maken eene
handel- ons uit^ die nagenoeg met 4» schellin-
gen sterling gelijk staat.
(*) ƒ 24 a 25 Hollandsch.
Ned. Vert.
E
-ocr page 83-Zie hier de wljxe waarop men niet die hoorfl\'
tjes rekent:
4o Gauries staan gelijk met eene string
5 strings » »nbsp;» gallina
5 gallinas » » » » aky
4 akys » » » » cabess
4 cabess 5gt; » » » ons.
Van de Volta tot aan Benin bedient men
zich allerwege van, dit geld, en de Heer Robert-
son verzekert, dat dezelfde wijze van rekenen
langs de geheele knst bestaat. Volgens die
schrijvers, zijn de telwoorden in het Daho-
meysch aldus:
I — |
de. |
2 - |
aweh. |
3 — |
etto. |
4 - |
ini. |
5 — |
atto. |
6 — |
aeiza. |
7 — |
teway. |
8 — |
tatö. |
9 — |
tené. |
IO — |
ovo. |
i5 —■ |
oato. |
— |
quo. |
~ |
- quo atto. |
3o - |
- bah. |
35 - |
- bah atto. |
4o - |
- cadie. |
45 - |
- cadie atto. |
5o |
• cadie ovo. |
55 - |
■ cadie ovo atto. |
6o |
■ cadie lt;juo. |
65 — |
cadie quo atto^ |
70 — |
cadie bah. |
\'jS — |
cadie bah atto. |
80 — |
caway. |
85 — |
cawaj atto, |
90 — |
caway ovo. |
95 -- |
cawaj ovo äköt |
100 — |
caway quo. |
1000 — |
affato, etc. |
Ofschoon men de waarde van zilver en goud
zeer wel kent, zoo dienen deze metalen echter
geenszins als gangbaar geld, en men gebruikt
ze alleen tot sieraden.
De markten, op welke de noodwendigheden
des levens worden verkocht, zijn zoo ordelijk
als in Europa. De Dahomiërs maken ook ka-
toenen stoffen van eene uitmuntende hoedanig^
E ^nbsp;heid
heid. Hunne kleuren zijn voortreffelijk en hun
blaauw vooral is van eene verwonderlijke vast-
heid. Het wasschen doet hetzelve geen de
minste verandering ondergaan, en het houdt
stand zoolang als de stof maar heel blijft. Voor
het dagelijksche gebruik maken zij veelkleurige
stoffen van zekere gewassen die het land ople-
vert. Voor alle zaken welke dienen moeten tot
hnisselijk gebruik weten zij het ijzer te smeden,
en in al de proeven die zij in de werktuige-
lijke kimsten nemen, slagen zij bijzonder wel.
Gedurende den vrede voeren zij eene menigte
voortbrengselen des lands naar de omliggende rij-
ken uit en\'alles duidt bij hen, in hoogen graad,
eenen handelgeest aan, die niets dan eene wij-
ze besdering behoeft.
De heer abson heeft dikwijls aan het hof
van Dahomey Arabieren ontmoet, die door den
golf van Benin op het vaste land aankwamen.
Deze menschen voerden wel eenige voorwerpen
van handel aan, doch de winsten, welke zij er
van trekken konden, waren klaarblijkelijk on-
genoegzaam om hen de kosten en gevaren
der reis te vergoeden
Daar zij zich, door het uitoefenen van ver-
schillende ambachten, wisten nuttig te maken,
zoo
-ocr page 86-Eoo werden zij ook door de inwoners zeer wel
ontvangen. Het is waarschijnlijk dat hun we-
zenlijk oogmerk was, de negers tot het Isla-
mismus over te halen, en zie hier hetgeen dit
vermoeden versterkt. Men kent hen onder de
negers slechts hij den naam van Molla , en
dit is juist de naam, dien de Muzelmannen
aan hunne priesters geven. Ten tweede deelen
zij eene soort van tooverkaarten, met spreuken
uit den Koran beschreven, onder de inboorlin-
gen uit , die dezelve, met veel eerbied, aan
de deuren hunner huizen vasthechten, ten ein-
de den kwaden geest te vei\'bannen. De heer
pALZELt, dien wij reeds meermalen hebben aan-
gehaald, zegt, dat de koning van Dahomey
eenen olifant slagt, om de Arabieren bij het
einde hunner ramazan daarop te vergasten.
In de taal dezes lands zijn die verbuigingen
onbekend, welke uit den neus en de keel ko-
men en zoo algemeen zijn onder de volken die
ten westen van Accra wonen. Bijna alle woor-
den gaan op zelfklinkers uit, heigeen de taal
zeer zacht en welluidend doet ziji .
(*) Verkeerdelijk schrijft men mollah\', het moet
jnclla sijn.
(Fransclm fertaler.)
E 3 \'nbsp;\' ,
-ocr page 87-De namen vah menschen en plaatsen hebben
dikwijls eene zamengestelde beieekenis. Aldus
beduidt de naam van de hoofdstad Abomey : laat
mij alleen Whimbo (de naam van een\' per-
fioon) wil zeggen: God is ernbsp;en een der
titels, welken de koning voert (Scdozaw) bevat
dezen zin: overal waar ik mij wrijve, laat
ïk mijne reuk.
Om trommels te maken, hollen zij een stuk
hout uit, aan het einde van hetwelk zij dan
een schapenvel spannen. Dit werktuig is zoo
zwaar, dat er twee mannen vereischt worden om
er gebruik van maken: de een draagt het op zij-
nen rug, terwijl de ander er op slaat. De
volkszangen hebben eenen vrij welluidenden gang,
en hunne speeltuigen stellen, niettegenstaande
derzelver ruwheid, evenwel eene zekere har-
monij daar, Zij bezitten vooral eene soort van
guitar met vijf snaren, en op eene zeer bij-
zondere wijze zamengesteld, die de zuiverste
toonen voortbrengt. Ook bedienen zij zich
van kleine fluitjes, waarop zij zeer kunstig we-
ten te spelen,. Zie hier een\' hunner zangen,
die veelligt niet door hen is gemaakt , doch
waarvan de eentoonige eenvoudigheid echter
genoegzaam eene afrikaansche oorsprong aanduidt.
•ÖÜ *\' ^ |
J J_J,.\' * |
J J J\'^jiLïL |
Wanneer de negers bij elkander komen om
te dansen, heeft zulks altijd bij het maanlicht
plaats. Onder het digte gebladerte eens booms
ziet men hen \' de buitensporigste houdingen
aannemen en , wanneer zich eenige door der-
zelver bespottelijke standen, onderscheiden, wor-
den zij door de aanschouwers, die rondom
hen gerangschikt staan, in chorus zingende,
toegejuichd. Dequot;duivelsche plegtigheden, door
den armen Tam O Slianter verzonnen, leverden
nimmer eene meer heische vertooning dan de
dahomische danspartijen op.
Wanneer een mindere zijnen meerderen wil
groeten, werpt hij zich op de knien, slaat
driemaal in de handen en klapt met zijne vingers
vlak voor deszelfs gezigt, juist gelijk men in Euro-
pa zou doen, wanneeer men iemand wilde
beleedigen. Het is waarlijk zonderling, de on-
derscheidene wijzen gade te slaan, waarop de
verschillende volkeren der aarde hunnen eer-
bied betuigen, In Europa maakt men een tee-
E 4nbsp;ken
-ocr page 89-ken met de hand, men ontbloot het hoofd^
men sleept met den voet langs den grond, men
kust de handen, men omhelst elkander, enz. De
oosterlingen ontschoeijen zich en kruissen de
armen over hunne borst. De Sinezen slaan
hun hoofd tegen den grond, om den vorst
hunne hulde te bewijzen, terwijl zij de vuisten
sluiten en hunne tanden laten zien, om huns
gelijken te groeten. Doch een der belagche-
lijkste gebruiken van allen, vooral onder eene
koude luchtstreek, heeft er bij sommige eilan-
ders in de stille znidzee plaats: wanneer twee
vrienden zich ontmoeten , naderen zij zich met de
neuzen en wrijven dezelve tegen elkander.
TIEN-
-ocr page 90-Policie. Lotgevallen van twee broeders
des konings.
De policie wordt door het geheele koningrijk
met veel gestrengheid uitgeoefend. Niet één
vreemdeling, blanke of zwarte, kan eene enkele
stap doen zonder bespied te worden, cn echter
heeft dit op eene geheel onmerkbare wijze plaats.
Men kan het koningrijk in alle rigtingen, zon-
der eenige vergunning daartoe vooraf Verkregen
te hebben, doorreizen, doch zoodra men slechts
aan boord wil gaan, al was het ook maar om
er eenige zaken te gaan regelen, moet men
eerst een paspoort van den onderkoning hebben
bekomen. Het oogmerk van deze omslagtigheid
is waarschijnlijk, om hem de reden te doen ken-
nen, waarom men scheep wil gaan , aizoo de po-
licie nimmer in zee komt. Men hoeft er ook
in het geheel niet aan te denken, om aan de
waakzaamheid des onderkonings te ontsnappen
door de vlugt.
K 5nbsp;Zie
-ocr page 91-Zie hier eene trek, die hunne behendige scherp-
zigtigheid in een helder daglicht stelt. Een
twaalftal blanken lieten, door raiddel van hun-
nen tolk, vergunning vragen, om aan boord
van hun schip te gaan, ten einde aldaar eenige
zaken te regelen. Deze vergunning werd hun
onverwijld toegestaan; doch tè gelijkertijd zond
de onderkoning eenen bode vooruit, om aan het
opperhoofd van een dorp, waar zij moesten
door komen, eene mondelinge persoonschets over
le brengen van hen, die een paspoort verkre-
gen hadden. Toen de blanken aankwamen,
kwam hun getal volmaakt uit, doch één hun-
ner had zich in de plaats eens anderen gesteld.
De Cabocir ontdekte zulks terstond en zag, dat
hij geenszins een van diegenen was, aan wien
de vergunning was verleend.
Onderscheidene menschen heb ik pogingen
zien doen, om zich aan deze wet te onttrekken
en met de menigte naar kakeraken-kroem te
gaan (dit woord is zamen gesteld nit den naam
van het opperhoofd Kalcerahen en het woord
Jcroem, dat dorp beteekent); doch men deed hen
met veel beleefdheid opmerken, dat er waar-
schijnlijk eenig misverstand met hunne reispas-
sen
-ocr page 92-sen plaats had, en dat het volstrekt noodzake-
lijk v^as naar Grigwie terug te keeren.
De koning had twee zijner jonge broeders op
een vaartuig gezonden, ten einde in het land
der hlanhen gezond verstand te gaan opdoen i
aldus bestempelen zij altijd eene zoodanige reis.
De kapitein echter, aan wien men hen had toe-
vertrouwd, kwam ongelukkig op den overtogt
te sterven, en het zij dan dat hij volstrekt gee-
ne schikkingen te htmnen aanzien had gemaakt,
of dat de domheid en achteloosheid van hem,
die het bevel op zich nam, er de oorzaken van
waren, deze jonge vorsten werden te Demerarij
als slaven verkocht. Zoodra m^n dien misstap
ontdekte, haastte zich de Heer robertson van
Liverpool wel, om hen te doen terug koopen,
doch het kwam den eigenaars van het schip duur
te staan , te meer, dewijl men eerst verkeerdelijk
twee andere jongere negers, in hunne plaats,
naar Engeland bad doen vertrekken. Ten laatste
echter bragt men de twee broeders des konings
op de kust van Afrika terug ; zij werden aan de
zorg van mijnen kapitein davidson toevertrouwd,
door wien zij mij van Lagos met den kotter wer-
den toegezonden, met verzoek om hen alle mo-
gelijke oplettendheid te bewijzen en naar Abo-
mey te doen geleiden.nbsp;•
Ik ontving hen bij hunne ontscheping en ver-
gezelde hen naar Grigwie. Zij -waren gekleed
gelijk Engelschen van i5 of i6 jaar gewoonlijk
zijn; doch, in weerwil hnnner europesche klee-
ding , hadden zij naauwelijks den grond betre-
den of namen de gebruiken des lands weder-
om aan. Bij den aanblik van eenen ouden Ca-
hocir, die de passagiers in oogenschouw kwam
nemen, vielen zij op de knien, klapten met de
vingers en sloegen in de handen, overeenkom-
stig hunne oude gewoonten, welke eene verwij-
dering van twee jaren hun niet had kunnen
doen vergeten. Kakerahen geenszins meer
achting voor hen dan voor de andere negers,
en het eenige dat hij deed was dat hij hen met
de hand uit de houding opligtte, waarin zij zich
bevonden.
Toen ik op het fort \'PF\'illiam was aangeko-
men, zond ik den koning eenen bode toe, om
hem van de gelukkige terugkeer zijner broeders
kennis te geven. Inmiddels kon ik deze jonge
lieden er niet toe overhalen, om met ons het mid-
dagmaal te houden. Daar de onderkoning alleen
liet regt heeft ora naast eenen blanken te gaan
zit-
-ocr page 94-zitten, zoo bleven zij in hunne weigering vol-
harden (*). Den volgenden morgen vond ik
HH. KK. HH. geheel naakt en van de engel-
sche kleedij geheel ontdaan. Somtijds schenkt
de koning aan den éen\' of ander\' zijner onder-
danen den titel van blanJce en magtigt hem om
kleederen, schoenen en een engelsch regen-
scherm te dragen , in e\'én woord, om in alles
de rol van eenen Europeaan te spelen; doch
hetzij hij het niet raadzaam oordeelde, of liever
dat hij er in het geheel niet aan dacht, de ko-
ning hlanhte zijne broeders, in weerwil hunner
reis naar Engeland, . niet, en het was om die
reden dat men hen noodzaakte, hunne oude klee-
ding weder aan te nemen. Eenige dagen daarna
kwamen er Jialfhoofden op het fort, met een
bevel des konings, om de jonge prinsen naar
Abomey te voeren. Het schijnt dat zij het mis-
verstand, hetwelk er met hen had plaats ge-
had, niet hadden opgemerkt, want zij beklaag-
den
{*) Het is Opmerkelijk , dat dit voorregt zelfs niet
aan het hof plaats heeft, alwaar iedereen op den
grond ligt, terwijl de koning en de Manken alleen
op stoelen zijn gezeten.
BE SCHRIJVER.
-ocr page 95-den zieh volstrekt over geene kwade behande-
ling. Overigens is het waarschijnlijk, dat zij
te Demerarij niet veel gezond verstand zullen
hebben opgedaan, en in Engeland nog minder,
alzoo zij daar slechts zeer kort geweest waren.
Het was dus aan boord dat zij waren gevonnd
en men weet dat matrozen zich allezins op de
opvoeding verstaan!
Regterlijhe beschuldiging tegen den Schrijver.
Zijn vertrek.
Eenigen tijd na dit voorval ontving ik van
mijnen kapitein bevel, ora op te breken en le
Lagos bij hem te komen, van waar bet schip
Prinses Amelia naar de West-Indische eilan-
den zonde vertrekken. Dien overeenkomstig liet
ik den koning om vergunning tot mijn vertrek
verzoeken. In het eerst ontving ik eenige ont-
wijkende antwoorden , doch %veldra zeide men
mij stellig , dat ik, om redenen welke men
niet verkoos te ontvouwen, tot nader order
slaaf van den koning zou blijven.
Ik moet hier wel doen opmerken, dat de sla-
vernij , waarin ik mij alzoo bevond , mij gee-
nerlei soort van arbeid oplegde en mij niets van
de achting ontnam, die ik onder hef volk genoot.
In eene taal, die zelve niet rijk is en bovendien
door geene tolken van schitterende bekwaamhe-
den
— go-
den wordt overgebragt, moet men altijd aan de
woorden de best mogelijke uitlegging geven.
Desniettegenstaande streelde het mij niet zeer,
mij alzoo in de handen dier barbaren te be-
vinden en met geduld het lot te moeten afwach-
ten, dat hunne grilligheid mij konde bereiden;
doch daar het beste middel ora gelukkig te zijn
daarin bestaat, dat men nimmer het ongeluk
vooruitzie, en hetzelve trotsere , wanneer men
er zich in bevindt, zoo besloot ik partij te kie-
zen en begon alle middelen te bedenken , welke
dienen konden om mij in mijne ontvlugting be-
hulpzaam te zijn. In de eerste plaats zond ik
mijn\' kotter naar Lagos, ten einde den kapitein
van den hagchelijken toestand te onderrigten,
waarin ik mij bevond, en zijnen raad in den-
zelven te vragen. Hij antwoordde mij, dat ik
al het mogelijke moest aanwenden, om mij we-
der met dit volk op eenen goeden voet te bren-
gen , en dacht overigens, dat mijn oponthoud
-alleen aan eene gril van den koning moest wor-
den toegeschreven. Hij verzekerde mij, dat hij
geen middel zoude onbeproefd| laten, om mijne
vrijstelling te bewerken , en dat ik geenszins te
vreezen had van op deze onherbergzame kust,
zonder bescherming , aan mijn lot te zullen
worden overgelaten, vermits brieven die hij pas
ontvangen had, hem noodzaakten ora er nog
lang te vertoeven.
Na vele vertoogen, vernam ik ten laatste,
van een\' zwarten vriend, dat men mijne zaak
ging onderzoeken, en ik mij, met mijnen
tolk, naar het huis van zekeren yohatoe moest
begeven, alwaar mijn palaper beginnen zou.
Dit woord palaper komt van het portugesche
palabrasy woorden; doch op de kust van Afri-
ka, wordt het in eene veel uitgebreidere betee-
kenis gebruikt. Men verstaat er een regtsge-
ding, eenen twist, eenen woordenstrijd, en ook
eene regterlijke vervolging door.
Ter bestemder plaatse zijnde aangekomen, vond
ik er eenen raad van twaalf grijsaards verga-
derd. Zij wai-en in de opene lucht naast het
huis gezeten. Alle waren inwoners der stad,
en opzettelijk voor het onderhavige geval be-
noemd,. Naderhand vernam ik dat de jongste
hunner tachtig jaren oud was. Het gekroeste
haar hunner hoofden en de dikte hunner grijze
baarden, leverde eene zonderlinge tegenstelling
met de zwartheid van hun vel op, en gaf hun
een indruk verwekkend voorkomen.
Ik begon met mij in sterke bewoordingen
Fnbsp;er
er over te beklagen dat men mij hel verlof
om te vertrekken had geweigerd, en maalde
de nadeelen, welke zulk eene onbillijke en wil-
lekeurige handelwijze voor het land moest heb-
ben, met al de welsprekendheid af, waarvoor
ik vatbaar was. Ik beweerde, dat de blanken,
door zulke gewelddadige mishandelingen be-
vreesd gemaakt, zich in het vervolg wel zouden
wachten van te Dahomey handel te komen drij-
ven , en besloot met den eisch, dat men mij met
de redenen van mijn oponthoud zoude bekend
maken.
Mijne regters, na mij met den meesten aan-
dacht te hebben aangehoord, antwoordden mij,
dat de toestemming tot mijn vertrek om drie
redenen geweigerd werd.
i®. Vermits ik de koninklijke schatkist be-
nadeeld had, door met een vaartuig van drie
masten handel te drijven, terwijl ik slechts de
regten van e^n\' kotter betaalde.
3«. Vermits een engelsch schip een fransch
vaar-
(*) Sedert heb ik Ternomen, dat een zekere R.... n,
om zich wegens eene yan mijn\' kapitein öntvangene
weigering, op een zeer onredelijk verzoek, te wrckeft,
ons had Y«rklapt.nbsp;i
Ï)E SCHKHVEa-
-ocr page 100-vaartuig had aangevallen, dat te TJzid^ vreede
zaam handel dreef, en daardoor den koning
al wederom van de regten had verstoken^
die hij van dit schip zou hehhen ontvan-
gen. Men verweet mij , van bij die gelegen-
heid al het volk, onder mijn bevel, te heb-
ben verzameld en met hetzelve wegens dit voor-
val, dat natuurlijk voor de belangen van Z. M.
allezins schadelijk moest zijn, een vreugdefeest
gevierd en geld onder het volk uitgedeeld
te hebben.
3«. Vermits ik nog vele goederen in mijn
pakhuis had, waarvan de wederuitvoer aan de
dahomische staten veel nadeel konde toebren-
gen, door te doen vermoeden, dat zij er geene
voordeelige markt hadden gevonden.
Op de eerste beschuldiging antwoordde ik_,
dat ik naauwehjks een voor een\' kotter genoeg-
zaam getal slaven had ingescheept, en men mij
dus niet verwijten kon den koning benadeeld
te hebben, alzoo ik regten betaald had, in even-
redigheid van het getal personen door mij
weggezonden. Ik stemde toe, dat de kotter
met onzen driemaster gemeenschap had gehou-
den, doch beweerde te gelijkertijd, dat zulks
gewoonlijk plaats had, tusschen schepen die
denzelfden eigenaar toebehoorden.
Op het tweede punt antwoordde ik, dat
wij, in weerwil van ons aandeel in het ne-
raen van het fransche schip in den golf van
Lagos, raet Whidah niets te maken hadden,
vermits het genomene vaartuig zich toen bui-
ten de grenzen van het dahomische rijk, en
binnen die van Groot-Brittanje, dat is m
zee, (*) bevond. Om de vreugde te regt-
vaardigen, welke ik, bij het vernemen de-
zer tijding, had aan den dag gelegd, vroeg ik
hun, of het dahomische volk geene vreugde-
feesten vierde en deszelfs goden geene dankof-
fers bragt, wanneer het zijne vijanden had
overwonnen , en besloot daaruit, dat ik even-
zeer het regt bezat om mijne blijdschap over
feene gelijksoortige gebeurtenis aan den dag te
leggen.
Wat het derde punt betrof, ruimde ik, zon-
-der mij op te houden met te trachten hun te
doen gevoelen, hoe onbillijk en onredelijk het
was, den wederuitvoer van éénmaal gelande
koopwaren te beletten; geheel uit den weg,
door
quot; (*)!!! Fransdie en Ned. vert.
-ocr page 102-door alles wat mij nog overbleef aan den heer
JAMES te verkoopen, die mij daarvoor slaven in
de plaats gaf.
Het geding, waarvan wij alzoo den hoofd-
zakelijk inhoud hebben medegedeeld, hield twee
è drie uren aan, want de regters namen veel
bedaardheid en plegtstatigheid in acht. Alvo-
rens de vergadering scheidde, verzocht ik haar
een gunstig verslag te willen uitbrengen, ten
einde mij het noodige verlof tot mijne afreize
te doen verkrijgen; doch men gaf mij volstrekt
geen voldoenend antwoord, hetgeen mij te
meer bevreemde, daar ik op de aangezigten
mijner regters eene levendige belangstelling had
meenen te ontdekken, toen ik mijne middelen
van verdediging voordroeg.
Doch mijn geding was eene IconinUijJce
zaak (eene soort van gevallen, die de lieden ,
welke het land kennen, altijd bp het zorgvul-
digst trachten te vermijden), en de regters kon-
den dus geenszins vrijelijk hun gevoelen uit-
brengen. Ik ontdekte weldra, dat ai mij-
ne welsprekendheid geheel vergeefs, dat al
mijne redekavelingen nutteloos v/aren geweest,
met één woord, dat mijn toestand dezelfde
bleef. Ik wist niet, waar heen ik mij wenden
F 3nbsp;moest
-ocr page 103-moest en had de zorg voor mijne redding bijna
geheel aan de voorzienigheid overgelaten-, doch
bedenkende, dat het nimmer raadzaam is, eene
zaak aan het noodlot toe te vertrouwen, die
men zelf kan verrigten, zoo ging ik op nieuw
ontwerpen voor mijne ontvlugting smeden. Het
was in dit oogenblik, dat een dier gelukkige
voorvallen, die de helderziendste koppen ver-
baasd doen staan en geene menschelijke wijs-
heid kan voorzien, mij plotsehng redde.
Op het berigt, dat de heer james van den
dood des heeren abson had gegeven, werd de
heer hamilton door het Hoofdbestuur der kom-
pagnie van Accra afgezonden, met volmagt,
om den toestand van onze bezitting te Whidah
in oogenschonw te nemen en zelfs om er den
post van Gouverneur te aanvaarden , indien hij
zulks voor de belangen der kompagnie raad-
zaam zoude oordeelen.
Deze omstandigheid was zeer gelukkig voor
mü De heer hamlton moest zich alleen naar
de
-ocr page 104-de hoofdstad van Dahomey tot het afleggen
van een bezoek van pligtpleghig begeven, doch
hij maakte van die gelegenheid gebruik om te
mijnen aanzien de ernstigste voorstellen te doen,
en den koning te doen opmerken, welke nood-
lottige gevolgen eene zoodanige handelwijze
voor zijn rijk hebben zoude. Hel is dan ook
aan zijne komst en het belang dat hij in mijn
lot stelde, dat ik het weder verkrijgen mijner
vrijheid verschuldigd ben. Wel is waar, door
eene belagchelijke stijfhoofdigheid, wilde de
koning mij geenszins het verlof om te vertrek-
ken verkenen; maar ik ontving de verzekering,
dat men ^mijne ontsnapping niet zoude verhin-
deren, en gelukkig van tot dien prijs uit mij-
ne slavernij verlost te worden, zag ik zoo
naauw niet op de wijze, waarop zulks plaats
had.
Het schijnt dat ik mij in het rijk den naam
van oproerling had verworven en, in eenige
opzigten, verdiende ik denzelven. In de eerste
plaats was ik zeer zwart gemaakt door hem,
die mij wegens de uitgaande regten had ver-
klapt , en dit was de voornaamste oorzaak
de^ ongunstige raeening over mij. Het ge-
stadige gaan en komen van mijnen kotter ten
F 4nbsp;tij.
-ocr page 105-tijde van het nemen des franschen vaartuigs,-
en eenige andere voorvallen, die er te Lagos
plaats hadden en waarin ik veel belangstelling
aan den dag legde, al deze omstandigheden
vereenigden zich, om mij als eenen openbaren
rustverstoorder te doen voorkomen. Bij onder-
scheidene gelegenheden had ik bovendien zeer
onvoorzigtige gesprekken gevoerd. •
Zoo zeide mijn tolk mij ook eens: men
vindt u goed voor den oorloge maar voor
den handel niet.
Omstreeks denzelfden tijd ontving ik eenig
berigt wegens het lot van sally abson. Wij
hadden een allereerbiedigst smeekschrift op-
gesteld, ora naar Abomey te zenden, ten einde
eenig narigt nopens hetgeen er van dit belang-
wekkende en op eene zoo zonderlinge wijze
verdwenen meisje geworden was, in te winnen;
doch konden niemand vinden, die er zich me-
de wilde belasten. Wij hadden ook den heer
hamilton van het voorval kennis gegeven, en
deze bepleitte de zaak onzer beschermeling met
veel vuur.
Wij verkregen de zekerheid dat de ongeluk-
kige opgeligt en voor den koning was gevoerd
geworden. De hovelingen waren van verbazing
eu
-ocr page 106-en schrik vervuld geweest, toen zij haar niet
alleen zagen weigeren te knielen en Z. M. eeni-
gen eerbied te betoenen, maar Hoogstdenzelven
bovendien, met kracht van taal, zijne dwingelandij
en onregtvaardigheid hoorden verwijten, ten aan-
zien van iemand die zijne onderdaan niet was.
In de eerste opweUing zijner woede wierp de
tiran haar ter aarde; doch, ^hetzij hij begreep
reeds te ver gegaan te zijn, of wel dat hij
verwonderd was over den moed dezer hel-
din, hij mishandelde haar niet verder en be-
val, haar buiten zijn gezigt te voeren. Nooit
wilde hij hare terugkeer naar Whidah toe-
Staan. De heer james, broeder van den meer-
malen aangehaalden heer van dien naam, had
haar slechts van verre in het serail gezien,
en haar niet kunnen spreken. Desniettemin
had hij vernomen, dat zij zich, sedert hare
ontvoering , aan de verschlkkelijkste wanhoop
had overgegeven en ten laatste, met een hart
van droefheid verscheurd, ten grave was ge-
daald.
In mijn gansche leven heeft mij nieis zoo
veel smart veroorzaakt, als het geweid dit arme
meisje aangedaan. Hare grootmoedigheid, welke
ik, zonder ondankbaar te zijn , niet kan verge-
ten j en haar heldenmoed in het gezigt van den
dwingeland, dien zij heeft weten te trotseren,
deden een leedwezen over haar gemis bij mij
ontstaan, hetwelk eene lange reeks van jaren
nog niet heeft kunnen uitwisschen. Het schijnt
dat de aanspraak des konings zich daarop grond-
de , dat de moeder eene zijner onderdanen was
geweest; doch daar sally onder engelsche vlag
geboren werd, is er geen twijfel aan of zij be-
hoorde vrij te blijven.
Sedert eenigen tijd heeft onze afrikaansche
kompagnie de vesting van Whidah verlaten,
welks laatsten gouverneur men, gedurende drie
jaren, gevangen heeft gehouden. De koning
heeft wel vele pogingen gedaan^ om de betrek-
kingen weder aan te kuoopen , doch tot hiertoe
zonder gevolg.
Vijftig jaar geleden was Dahomey het bloei-
jendste en, door zijnen handel met de europe-
sche volken, het rijkste koningrijk van Afrika.
Sedert is het echter van dien trap van voor-
spoed merkelijk gedaald, en niet alleen dat
de voortbrengselen van deszelfs vlijt bijna ge-
heel zijn verdwenen , maar bovendien hebben
de Eijos en Aschantynen het vele verliezen toe-
Da
-ocr page 108-De slavenhandel had nimmer behooren le be-
staan. Het spreekt dus van zelf dat men wei-
gedaan heeft met denzelven te verbieden; doch
alleen door hem geheel en al uit te roeijen kan
men het lot der Afrikanen verbeteren. Wan-
neer zij zich volkomen van de hulpbronnen
zullen verstoken zien, welke deze handel hua
verschafte, alsmede van de zaken, die on-
misbaar voor hen geworden zijn, zullen zij
gedwongen worden, om tot het bekomen van
dezelve, hunne toeviugt tot meer lofwaardige en
min wreede middelen te nemen.
Er is alle reden om te gelooven , dat de oor-
logen onder hen zullen ophouden, op het oogen-
blik dat de slavenhandel ganschelijk zal zijn
vernietigd, of, indien zij al niet geheel op-
hielden, zullen zij ten minste meer zeldzaam
zijn.
In een gesprek, dat abahoenza en de heer
ABSON eens te zamen hadden , verklaarde die
vorst aan onzen gouverneur, dat hij noch zijne
voorouders immer den oorlog .gevoerd hadden,
met het enkele oogmerk om slaven te verkrijgen,
ten einde die aan de blanken voor koopwaren
te verruilen; maar in weerwil van den eerbied,
dien ik voor dezen doorluchtigen persoon en
zij\'
-ocr page 109-zijne voorouders gevoel, moet ik aan de waar-
heid van zijne betuiging twijfelen, want wij
hebben dikwijls gezien, dat zij zich onderling
den oorlog verklaarden, op hoop alleen, van
daardoor europesche goederen te zullen ver-
werven. Er is echter geen twijfel aan, of,
wanneer men de bron der tweedragt wegneemt,
zidlen zij hunne begeerten , door eenen wettigen
handel, trachten te bevredigen, en alsdan zal
de beschaving , onder het geslacht der negers
ook zeer gemakkelijk vorderingen maken.
Daar dit intusschen niet het werk van éénen
dag is, zoo zoude het der menschlievende C^) staat-
kunde van Groot-Brittanje waardig zijn, ora bij
voorraad de menschenoffers te beletten; want
deze maken de voornaamste hinderpalen uit,
welke den voortgang der beschaving belem-
meren.nbsp;\'
De Dahomiërs en hunne naburen staan, ge-
lijk alle wilde volken, onder de heerschappij
van het bijgeloof; doch zijn zoo dweepziek niet
als vele andere natiën.
In
\\
/
In handelzaken spreiden zij eene billijkheid en
een gezond verstand ten toon, welke men te ver-
geefs bij de aziatische en amerikaansche (1) volk-
stammen zonde zoeken, en voor het vernuft en de
kennis der Europeanen, leggen zij eene groote be-
wondering aan den dag.
Ik wenschte dus wel, dat Engeland, schoon op
eene vriendschappelijke wijze , den koning van
Dahomey tot het afschaffen der menschenoffers
trachtte over te halen. De achting waarin wij in
die gewesten staan, zoude zulk een aanzoek veel
gewigt bijzetten; maar het zoude ongetwijfeld te-
vens zeer wenschelijk zijn, dat de andere mogend-
heden, gezamenlijk met ons, ter bereiking van dit
doel hunnen invloed aanwendden. Ook zoude het
veelligt zeer heilzaam kunnen wezen, een paar jon-
ge prinsen naar Europa te voeren en deze gevoe-
lens in te prenten, welke zoo wel de vervulling
van ons verlangen als de beschaving des lands
bevorderen kunnen (•!quot;).
Zwaar-
1nbsp; Deze Bewering komt ons onjuist voor. Het wordt
algemeen erkend, dat het verstand van het neger-ras
minder dan dat der mongoolsche en amerikaansche
■volken is,
Fransche Vert.
Engeland heeft onlangs eene proeve van dit
plan
-ocr page 111-Zwaarhoofden zullen zekerlijk hier wel le-
gen in hrengen, dat menschenoffers eenen gods-
dienstigen pllgt voor de negers uitmaken, en zij
zullen zich vooral op de weigering des konings
beroepen, om eenen tot offer gekozenen slaaf, tot
welken prijs ook, te verkoopen, alsmede op de
drift, met welke onze twee jonge negers hunne
kleederen hernamen (zie p. ^6) zoodra zij den
grond van D?homey weder drukten.
Op de eerste dezer tegenwerpingen kan men
antwoorden, dat eigenlijk niemand immer ge-
tracht heeft, hen al het afschuwelijke hunner
barbaarsche gebruiken te doen gevoelen, en ik
ben innig overtuigd , dat, de bedoelde tusschen-
komst eene veel heilzamere uitwerking op hen
zoude hebben, dan voorstellen van oogenblikke-
lijk belang. Wat de twee jonge vorsten be-
treft, zoo is het klaarblijkelijk, dat zij geener-
lei kennis van Engeland hadden kunnen ver-
wer-
plan met de neger-vorsten van Madagascar genomen.
Frankrijk heeft, reeds lang geleden , hetzelfde gedaan.
Fransche FerU
(*) Dit soort van menschen is h\'et schadelijkst van
alltf, 2öo iv\'oor den land- als zeedienst,
J)e Schrijven
-ocr page 112-werven, en men dus uil hun voorbeeld geen ge-
noegzaam bewijs ontleenen kan.
Bij den koning van Aschanti hebben wij te-
genwoordig eenen zaakgelastigden, die met
voorzigtigheid naar de denkbeelden van die vol-
keren , op dit onderwerp, kan polsen. En zoude
het koninklijke oorlogschip , dat onze bezittin-
gen op de kust gaat in oogenschouw nemen , ook
niet een dag of acht voor Whidah ten anker
kunnen gaan liggen ? Eenige officieren , van wier
bescheidenheid men verzekerd was, konden zich
dan met een geschikt gevolg naar Abomey be-
geven; zoo zij al niet iu hun hoofu doei slaag-
den , zouden zij er ten minste zeker met veol
achting en onderscheiding behandeld worden.
Indien deze twee pogingen eene gewenschte uit-
werking hadden , zouSe het voorbeeldvan twee
rijken, gelijk Aschanti en Dahomey, gewis
eenen vermogenden invloed op de naburige sta-
ten uitoefenen.
Het is op de Goudkust gebruikelijk, om ,
bij de lijkplegtigheid van een\' man van aanzien,
tevens een groot getal vrouwen levendig te
begraven. De heer dawson, gouverneur
van Arinifiboe , de toebereidselen hiertoe op
ïckeren dag yan uit zijn fort ziende maken,
deed.
-ocr page 113-deed, aan het hoofd van eenige manschappen,
eenen uitval en ontrukte deze rampzalige slagt-
offers aan eenen zoo vreeselijken dood, ja wist
zelfs te bewerken, dat zulke barbaarschheden
in het\'vervolg niet meer werden gepleegd.
In weerwil van de krachtdadigste maatrege-
len , heeft onze regering in Hindostan eene zoo
wreedaardige gewoonte nog niet geheel kunnen
doen ophouden, en echter heeft men het in
dit land, alwaar het bijgeloof nog vrij ster-
ker dan in Afrika is, in sommige oorden
toch ,zoo ver gefragt, dat men de weduwen
belet heeft, zich op de lijken hunner echtge-
nooien te verbranden
De proefneming, welke ik, ten behoeve van
Afrika en in den naam der menschheid, voor-
stel, kan zoo gemakkelijk en met zoo weinig
kosten gedaan worden, dat het wel te bekla-
vgen zoude zijn, indien dezelve werd veronacht-
zaamd.
zaamd. Doch hernemen wij den draad mijner
geschiedenis.
Mijn kapitein had mij aangeraden, om naar
een naburig koningrijk te gaan, alwaar ik, in
alle veiligheid, eene geschikte gelegenheid ora
te vertrekken konde afwachten.
Ik maakte van de gemakkelijkheden gebruik,
welke de meeren en rivieren den reiziger aan-
bieden, om mij in het kleine Popo te begeven,
en na eene overeenkomst met den Schipper
eener Cano te hebben getroffen, stapte ik vro-
lijk in dezelve en zeide deze wereld der dwin-
gelandij van ganscher harte vaarwel. Ik was
echter nog niet vrij. Mijne leidslieden, na den
ganschen nacht te hebben doorgeroeid, veran-
derden plotseling van koers en voerden mij,
in weerwil van alles wat ik daartegen in^
bragt, naar de hoofdstad alwaar de Cabocir,
of liever de koning des lands, de groote popo
genaamd, woont.
Het schijnt dat alle zeelieden, die deze wa-
teren bevaren, verpligt zijn om hen welke zij
overvoeren voor deze personaadje te brengen, die
dan een regt van, doortogt van hen heft. 1. M.
was beschonken in het oogenhlik dat ik aan
Gnbsp;Hoogst-
-ocr page 115-Hoogstdcnzeïyen werd voorgesteld en grootelijks
verlegen met de keus der schatting welke hij vor-
deren wilde. Mijne verlegenheid was niet min-
der grootdoch eene gekkkige omstandigheid
verloste mij weder. Eeae vrouw, die eenen
veel vermogenden invloed op den koning scheen
uit te oefenen, verliet, zoodra ik aan wal stap-
te, de vergadering en keerde kort daarna te-,
rug, eenén witten zijden doek in de hand hou-
dende. Toen herkende ik in haar eene nege-
rin van rang, aan welke ik dezen doek had
ten geschenke gegeven, bij gelegenheid dat ziji
het fort wiliiam was komen bezoeken. De ko-
ning rbesloot twee stukken lalcen en een vaatje-
brandewijn te nemen, en ik vervolgd® daarop
mijne reis. Gedurende de weinige uren, welke
ik onder deze negers doorbragt, trachtten zij:
mij door dansen, gezangen en muzijk te ver-
maken, Te gelijkertijd bespeurde ik eenige
personen onder de boomen uitgestrekt en ge-
bonden, doch ik weet niet of hst krijgsgevan-
genen dan wel misdadigers waren. Twee da-
gen stuurden wij nog westwaarts en zagen vele
olifanten op het strand.
Eißdciijk kwam ik in het hiu\'s van eenen
hol-
-ocr page 116-hollandsclien jan^bo C^), wieser genaamd, aan.
Mijne handen en aangezigt waren geheel door
de vreesselijke zonnehitte verschroeid.
Het kleine Popo staat onder de bescherming
van den koning van Aschanti. De wetten zijn
er zeer gunstig voor vreemdelingen, gelijker
dan ook, in. weerwil van de gevaarlijkheid
der zee op deze kust, een belangrijke iiandel
wordt gedreven.
De inwoners hebben, iu taal en kleeding,
vele overeeiikorast met die van V/liidah. Zij
zijn zeer beleefd en goedwillig , en zijn groote
liefhebbers van spelen en opeiibare feesten.
Ik bleef drie weken onder hen. Na ver-
loop van dezen tijd begaf ik mij aan boord
yan de Prinses Amelia, en kwam spoedig
te Barbados aan.
(*) Dit is de naam, dien men aan de mestisclien,of
kinderen van eenen blanken en eene negerin, geeft.
Schrijigt;er. .
EIND E.
-ocr page 117-■li II I H
/
i.,
■t ■
}.
il
-ocr page 122- -ocr page 123-1
mi