OF
DIE
IN DE NEDERLANBSCHE GEREFORMEERDE KERKEN EN SCHOLEN GELEERD WORDT.
Elfde druk.
---
N IJ K E R K ,
Prijs 10 Cts. 25 Ex. f 2,00. 100 Ex. f 7,—
- ^ f
/n
if\'/
OF
OSDEMJZÜ 151 DE CHRISTELIJKE LEER,
DIE
IN DE NEDERL. GEREFORMEERDE KERKEN EN SCHOLEN GELEERD WORDT.
Elfde druk.
N IJ K E R K,
VAN
De vrees des Heeren is het beginsel der wetenschap; de dwazen -verachten wijsheid en tucht.
Mijn zoon hoor de tucht uws vaders, en verlaat de leer uwer moeder niet.
Want zij zullen uwen hoofde een aangenaam toevoegsel zijn, en ketenen aan uwen hals.
Mijn zoon vergeet mijne wet niet, maar uw hart bews.re mijne geboden.
Want langheid van dagen, en jaren van leven, en vrede zullen zij u vermeerderen. 0
Dat de goedertierenheid en de trouw u niet verlaten, bind ze aan uwen hals, schrijf ze op de tafel uws harten.
En vind gunst en goed verstand, in de oogen Gods en der menschen.
Vertrouw op den Heere met uw gansche hart, en steun op uw verstand niet.
Ken Hem in al uwe wegen, en Hij zal uwe paden regt maken.
Wees niet wijs in uwe oogen; vrees den Heere en wijk van het kwade.
Behoed uw hart boven al wat te bewaren is, want daaruit zijn de uitgangen des levens.
MET DE VOORNAAMSTE SCHRIFTUURPLAATSEN . OP IEDERE VRAAG EN ANTWOORD TOEGEPAST.
4 Vraag. Welk is uw eenige troost beide in het leven en sterven ?
Antw. Dat ik met lijf en ziel, beide in \'t leven en sterven, niet mijn, maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen ben, die met zijn dierbaar bloed voor al mijne zonden volkomen betaald, en mij uit alle geweld des duivels verlost heeft, en alzoo bewaart, dat, zonder den wil mijns hemelschen Vaders, geen haar van mijn hoofd vallen kan; ja ook, dat mij alle ding tot mijne zaligheid dienen moet. Daarom Hij mij ook door zijnen Heiligen Geest des eeuwigen levens verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.
1 Cor. 6 : 20. Gij zijt duur gekocht, zoo verheerlijkt clan G-od ia uw ligchaam, en in uwen Geest, welke Godes zijn. 1 Petr. 1:13, 19. Wetende, dat gij niet door vergankelijke dingen, zilver of goud, verlost zijt uit uwe ijdele wandeling. die (u) van de vaderen overgeleverd (is), maar door het dierbaar bloed van Christus, als een onbe-straffelijk en onbevlekt Lam. 1 Joh. 1 : 7. Het bloed van Jezus Christus, des Zoons Gods, reinigt ons vau alle zonden. 1 Joh. 3: 8. Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de .werken des duivels verbreken zou. Matth. j-Ü : 29 , 30, 31. Worden niet twee musehjes om éênen penning verkocht? En niet één van deze zal op de aarde vallen zonder uwen Vader. En ook uwe haren des hoofds zijn allen geteld. Vreest dan niet, gij gaat vele musehjes te
4.
boven. Rom. S : 38. Wij weten, dat dengenen, die G-od liefhebben, alle dingen medewerken ten goede. Rom. 8 : 16. Dezelfde ö-eest getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn. quot;Rom. 7 : 22. Ik heb een vermaak in de wet Gods naar den inwendigen mensch.
2 Vraag. Hoeveel stukken zijn u noodig te weten, opdat gij in dezen troost zalig leven en sterven moogt?
Antw. Drie stukken. Ten eerste, hoe groot mijne zonde en ellende zij; ten tweede, hoe ik van al mijne zonde en ellende verlost worde; ten derde hoe ik God voor zulke verlossing zal dankbaar zijn.
Rom. 7 : 24, 25. Ik ellenrlig- mensch! wie zal mij verlosssn uit het ligchaam dezes doods? Ik danke God, door Jezus Christus, onzen Heer. Ps. 130 : 3, 4. Zoo gij, Heere! de ong-eregtigheden gadeslaat, Heere! wie zal bestaan? maar bij IJ is vergeving, opdat Gij gevreesd wardt. Rom. 5 : 12. Gelijk door éénen mensch de zonde in de wereld ingekomen is , en door de zonde de dood, en alzoo de dood tot allo menschen doorgegaan is, in welken allen gezondigd hebben. Joh. 8:30. Indien dan de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, zoo zult gij waarlijk vrij zijn. Col. 1 : 13. Dankende den Yader, die ons bekwaam gemaakt heeft, om deel te hebben in de erv3 der heiligen in het licht.
EERSTE DEEL.
VAN \'S MENSCHEN ELLENDIGHEID.
2 ZONDAG.
3 Vraag. Waaruit kent gij uwe ellendigheid?
Antw. Uit de Wet Gods.
Rom. 3 : 20. Daarom zal uit de werken der wet geen vleesch ge regtvaardigd worden voor Hem; want door de wet is de kennis der zonde. Rom. 7 : 7. Ik kende de zonde niet dan door de wet; want ook had ik de begeerlijkheid niet. geweten (zonde te zijn.) indien de wet niet zeide: Gij zult niet begeeren.
-4 Vraag. Wat eischt de Wet Gods van ons?
Antw. Dat leert ons Christus in eene hoofdsom. Mallh. 22 vers 37, 38, 39 en 40; Gij zult liefhebben den Heere uwen God, met geheel uw hart, met geheel uwe ziel en met geheel uw versland. Dit is het eerste en het groot gebod. En het tweede,
5
dezen gelijk, (is:) Gij zult uwen naasten liefhebben als u zeiven. Aan deze twee geboden hangt de gan-sche Wet en de Profeten.
Eom. 13 : 10. Zoo is dan de liefde de vervulling der wet.
5 Vraag. Kunt gij dit al volkomen houden?
Antw. Neen ik, want ik ben van nature geneigd,
God en mijne naasten te haten.
Eom. 3 : 10. Daar is niemand regtvaardig\' ook niet één. Rom. S: 7. Daarom dat het bedenken des vleesches vijandschap is tegen God: want het onderwerpt zich der wet G-ods niet. want het kan ook niet. Eph. 2:3. Onder welken ook wij allen eertijds verkeerd hebben in de begeerlijkheden onzes vleesches, doende den wille des vleesches en der gedachten: en wij waren van nature kinderen des toorns, gelijk ook de anderen. Tit. 3 : 3. Hatelijk zijnde, (en) malkander hatende.
3 ZONDAG.
6 Vraag. Heeft dan God den mensch alzoo boos en verkeerd geschapen?
Antw. Neen Hij; maar God beeft den mensch goed en naar zijn evenbeeld geschapen, dat is, in ware geregtigheid en heiligheid; opdat hij God, zijnen Schepper, regt kennen, Hem van harte liefhebben , en met Hem in de eeuwige zaligheid leven zoude, om Hem te loven en le prijzen.
Gren. 1 ; 27. God schiep den mensch naar zijn beeld. Pred. 7 ; 29. Dit heb ik gevonden, dat Grod den mensch regt gemaakt heeft, maar zij hebben vele vonden gezocht.
7 Vraag. Van waar komt dan zulk een verdorven aard des menschen?
Antw. Uit den val en de ongehoorzaamheid onzer eerste voorouderen, Adam en Eva, in het paradijs, waar onze natuur alzoo is verdorven geworden, dat wij allen in zonden ontvangen en geboren worden.
Bom. 5 : 12. Gelijk door éénen mensch de zonde in de wereld ingekomen is, en door de zonde de dood, en alzoo de dood tot alle menschen doorgegaan is, in welken allen gezondigd hebben. Eom.
I
6
5 : IS. Gelijk door eene misdaad (de schuld gekomen is) over alle menschen tot verdoemenis. alzoo ook door ééne regtvaardiglieid komt de genade over alle menschen, tot regtvaardigmaking* des levens. Psalm 51 : 7. Ziet ik ben in ongferegtig\'heid geboren , en in zonde heeft mij mijne moeder ontvangen. 1 Joh. 4 : 4*. Kinderkens! gij zijt uit God. en hebt hen overwonnen; want 3ij is meerder, die in u is, dan die in de wereld is.
8 Vraag. Maar zijn wij alzoo verdorven, dat wij ganschelijk onbekwaam zijn tol eenig goed, en geneigd tot alle kwaad ?
Antw. Ja, wij; tenzij dan dat wij door den Geest Gods wedergeboren worden.
Rom. 7 : IS. Ik weet dat in mij, dat is in mijn vleesch, geen , goed woont; want het willen is (wel) bij mij , maar net goede te doen, dat vind ik niet. Joh. 3 : 5. Jezus antwoordde: voorwaar, zeg Ik u: zoo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hij kan in het koningrijk Gods niet ingaan.
9 Vraag. Doet dan God den mensch geen onregt, dal Hij in zijne wet van hem eischt, wal hij niet doen kan?
Antw. Neen hij; want God heeft den mensch alzoo geschapen, dal hij dal konde doen; maar de mensch heeft zichzelven, en al zijne nakomelingen, door het ingeven des duivels, en door moedwillige ongehoorzaamheid , van die gaven beroofd.
Job 34. : 10. Verre zij God van goddeloosheid en de Almagtige van onregt. Gen. 1 : 7. God schiep den mensch naar zijn beeld, naar het beeld Gods schiep Hij hem. Pred. 1 : 29. Dit heb ik gevonden , dat God den mensch regt gemaakt heeft, maar zij hebben vele vonden gezocht. Kom. 5: 12. Gelijk door éénen mensch de zonde in de wereld ingekomen is, en door de zonde de dood, en alzoo de dood tot alle menschen doorgegaan is, in welken allen gezondigd hebben.
10 \'Vraag. Wil God zulke ongehoorzaamheid en afval ongestraft laten?
Antw. Neen Hij, geenszins; maar Hij vertoornt zich schrikkelijk, beide over de aangeborene en
7
werkelijke zonden, en wil die door een reglvaardig oordeel lijdelijk en eeuwig straffen, alzoo liij gesproken heeft: Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al wat geschreven is in het boek der Wet, om dat te doen.
Rom. 1 : 18. De toom Gods wordt geopenbaard van den hemel over alle goddeloosheid en ong\'eregligheid der menschen. Bom. 0 ; 23. De bezoldiging der zonde is de dood. Eph. 5 : G. Dat u niemand verleide met ijdele woorden : want om deze dingen komt de toorn G-ods over de kinderen der ongehoorzaamheid.
11 Vraag. Is dan God ook niet barmhartig ?
Antw. God is wel barmhartig, maar Hij is ook regtvaardig: daarom zoo eischt zijne geregtigheid, dat de zonde, welke tegen de allerhoogste Majesteit Gods gedaan is, ook met de hoogste, dat is, met de eeuwige straf, aan lijf en ziel gestraft worde.
Ps. 86: 15. Gij Heere! zijt een barmhartig eu genadig God, lang-moedig en groot van goedertierenheid en waarheid. Psalm 103 : 3. Barmhartig en genadig is de Heere, langmoedig en groot van goedertierenheid. Exod. 3é : 7. Die de weldadigheid bewaart aan vele duizenden, die de ongeregtigheid , en de overtreding, en de zonde vergeeft: die den schuldigen geenszins onschuldig houdt, bezoekende de ongeregtigheid der vaderen aan de kinderen en aan de kindskinderen , in het derde en in het vierde lid. Psalm 116 : 5. De Heere is genadig en regtvaardig, en onze God is ontfermende.
TWEEDE DEEL.
VAN \'S MENSCHEN VERLOSSING.
5 ZONDAG.
Vraag. Aangezien wij dan, naar hel, regtvaardig oordeel Gods, tijdelijke en eeuwige straf verdiend hebben, is er eenig middel, waardoor wij deze strai ontgaan mogen, en wederom tot genade komen?
Antw. God wil, dat zijne geregtigheid genoeg geschiede, daarom moeten wij aan dezelve, of door ons zeiven, of door eenen anderen volkomen betalen.
Exod. 20: 5. Want ik, de Heere uwe God, ben een ijverig God.
8
die de misdaad der vaderen bezoekt aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde lid dergenen, die Mij haten. Exod. 34 : 7. Die den schuldigen geenszins onschuldig houdt. Bom. 1 : 32. Dewelke daar zij het regt G-ods weten, namelijk: dat degenen, die zulke dingen doen, des doods waardig zijn. Eom. 8 : 3. Hetgeen der wet onmogelijk was, dewijl zij door het vleesch krachteloos was, heeft God, zijnen Zoon zendende in de gelijkheid des zondigen vleesches, en dat voor de zonde, de zonde veroordeeld in het vleesch.
\'13 Vraag. Maar kunnen wij voor ons zeiven betalen ?
Antw. In geenerlei wijze, maar wij maken ook de schuld nog dagelijks meerder.
Jac. 3 : 3. Wij struikelen allen in velen. Pred. 7 : 20. Voorwaar daar is geen mensch regtvaardig- op aarde, die goed doet en niet zondigt. Psalm 130 : 3, 4. Zoo Gij , Heere! de ongeregtigheden gadeslaat, Heere! wie zal bestaan ? maar bij IJ is vergeving , opdat Gij gevreesd wordt.
14 Vraag. Kan ook ergens een bloot schepsel gevonden worden, dat voor ons betale?
Antw. Neen: want ten eerste wil God aan geen ander schepsel de schuld straffen, die de mensch gemaakt heeft; ten andere, kan ook geen bloot schepsel den last des eeuwigen toorns van God Vegen de zonde dragen, en andere schepselen daarvan verlossen.
Ezech. IS: 30. De ziel, die zondigt, die zal sterven. Psalm 49 : 8. Niemand van hen zal (zijnen) broeder immermeer kunnen verlossen , hij zal Gode zijn rantsoen niet kunnen geven. Ps. 90 : 11. Wie kent de sterkte uws toorns, en uwe verbolgenheid, naardat Gij te vreezen zijt.
15 Vraag. Wat moeten wij dan voor eenen Middelaar en Verlosser zoeken?
Antw. Zulk eenen, die een waarachtig en regt-vaardig mensch is, en nogtans ook sterker dan alle schepselen, dat is, die ook waarachtig God is.
Jes. 9 : 5. Een kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, de heerschappij is op zijnen schouder, en men noemt zijnen naam Wonderlijk, Eaad, sterke God, Vader der eeuwigheid, Vrede-vorst. 1 Tim. 3: 16. God is geopenbaard in het vleesch. Joh 1 : 11. Het Woord is vleesch geworden, en heeft onder ons gewoond.
9
10 Vraag. Waarom moet Hij een waarachtig en regtvaardig mensch zijn?
Antw. Omdat de regtvaardigheid Gods vorderde, dat de menschelijke natuur, die gezondigd had, voor de zonde betaalde, en dat een mensch, zelf een zondaar zijnde, niet konde voor anderen betalen.
Eom. 1 : 33. Dewelke, daar zij het regt G-ods weten, (namelijk) dat degenen, die zulke dingen doen, des doods waardig zijn, niet alleen dezelve doen, maar ook mede een welgevallen hebben in degenen, die ze doen. Hebr. 2 : 14gt;, 17. Overmits dan de kinderen des vleesches en bloeds deelachtig zijn, zoo is Hij ook desgelijks derzelver deelachtig geworden, waarom Hij in alles den broederen moest gelijk worden.
17 Vraag. Waarom moet Hij te zamen een waarachtig God zijn?
Antwj Opdat Hij, uit kracht zijner Godheid, den last des toorns van God aan zijne menschheid dragen, en ons de geregtigheid en het leven verwerven en wedergeven mogt.
Eebr. 7 : 26. Zoodanig een Hoogepriester betaamde ons heilig, onnoozel, onbesmet, afgescheiden van de zondaren, en hooger dan de hemelen geworden. 2 Cor. 5 : 21. Opdat wij zouden worden regtvaardigheid Gods in Hem.
18 Vraag. Maar wie is die Middelaar, die te zamen een waarachtig God, en een waarachtig, regtvaardig mensch is.
Antw. Onze Heere Jezus Christus, die ons van Gode tot wijsheid, regtvaardigmaking, heiligmaking, en tot eene volkomene verlossing geschonken is.
Joh. Ié : 6. Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot den Tader, dan door Mij. Hand. 1 ; 13. De zaligheid is in geen\' anderen; want daar is ook onder den hemel geen andere naam, die onder de menschen gegeven is, door welken wij moeten zalig worden.
19 Vraag. Waaruit weet gij dat?
10
Antw. Uit liet heilige Evangelie, hetwelk God zelf eerst in het Paradijs geopenbaard heelt, en daarna door de heilige Patriarchen en Profeten laten verkondigen, en door de offeranden en andere pleg-ligheden der wet laten voorbeelden, en ten laatsten door zijnen eeniggeboren Zoon vervuld.
Gen. 3 ; 15. Ik zal vijandschap zetten tusschen u en tusselien deze vrouw, en tusselien uw zaad, en tusschen haar zaad, datzelve zal u den kop vermorselen: en gij zult het de verzenen vennorselen. Gen. 49 : 10. Do Scepter zal van Juda niet wijken, noch de wetgever van tusschen zijne voeten, totdat Silo komt, en denzelven zullen de volkeren gehoorzaam zijn. Deut. IS : 15. Eenen profeet uit het midden van u, uit uwe broederen. als mij. zal u de Heere uw God verwekken , naar Hem zult gij hooren. Eom. 10: 4. Het einde der wet is Christus, tot regtvaardigheid een iegelijk, die gelooft. Gal. 4 : 4. Wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God zijnen Zoon uitgezonden, geworden uit eene vrouw , geworden onder de wet.
7 ZONDAG.
20 Vraag. Worden dan alle mene.chen wederom door Christus zalig, gelijk zij door Adam zijn verdoemd geworden?
Antw. Neen ze, maar alleen diegenen, die Hem door een opregt geloof worden ingelijfd, en al zijne weldaden aannemen.
Joh. 1 : 13. Zoo velen Hem aangenomen hebben, die heeft Hij magt gegeven, kinderen Gods te worden. namelijk, die in zijnen naam gelooven. Joh. 3 : 36. Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven, maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op Hem.
21 Vraag. Wat is een opregt geloof?
Antw. Een opregt geloof is niet alleen een zeker weten of kennis, waardoor ik het al voor waarachtig boude, wat ons God in zijn woord geopenbaard heeft, maar ook een zeker vertrouwen, hetwelk de Heilige Geest door het Evangelie in mijn hart werkt, dat niet alleen anderen, maar ook mij, vergeving der zonden, eeuwige geregtigheid en zaligheid van
God geschonken zij, uit loutere genade, alleen om de -verdiensten van Christus.
Hebr. 11 : 1. 3. Het geloof is een vaste grond der dingen, die men hoopt, en een bewijs der zaken, die men niet ziet. Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord G-ods is toebereid: alzoo dat de dingen, die men ziet, niet geworden zijn uit dingen, die gezien worden. Kom. 5 : 1. Wij dan geregtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij G-od door onzen Heer Jezus Christus. Bom. 10: 10. Met het hart gelooft men ter regtvaardigheid, en met den mond belijdt men ter zaligheid. G-al. 3 : 20. Ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij : en hetgeen ik nu in het vleesch leve, dat leef ik door het geloof des Zoons G-ods, die mij lief gehad heeft en zich zeiven voor mij overgegeven heeft. Eph. 3 ; 13. In denwelken wij hebben de vrijmoedigheid en den toegang met vertrouwen door het geloof aan Hem.
22 Vraag. Wat is dan eenquot; Christen noodig te gelooven ?
Antw. Al wat ons in het Evangelie beloofd wordt; hetwelk ons de artikelen onzes algemeenen en onge-twijfelden christelijken geloofs in eene hoofdsom leeren.
Marc. 1 : 15. Gelooft het Evangelie. Joh. 20 : 31. Deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zoon van God: en opdat gij geloovende het leven hebt in zijnen naam.
23 Vraag. Hoe luiden die artikelen?
Antw. 4. Ik geloof in God den Vader, den Almagtigen Schepper des hemels en der aarde.
2. En in Jezus Christus, zijnen eeniggeboren Zoon, onzen Heer.
3. Die. ontvangen is van den Heiligen Geest, geboren uit de maagd Maria.
4. Die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruist, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle.
5. Ten derden dage weder opgestaan van de dooden.
6. Opgevaren ten hemel, zittende ter regterhand Gods, des almagtigen Vaders.
7. Vanwaar Hij komen zal, om te oordeelen de levenden en de dooden.
12
8. Ik geloof in den Heiligen Geest.
9. Ik geloof eene heilige: algemeene christelijke Kerk; gemeenschap der Heiligen.
- \'10. Vergeving der zonden.
11. Wederopstanding des vleesches.
12. En een eeuwig leven.
8 ZONDAG.
24 Vraag. Hoe worden deze artikelen gedeeld?
Antvv. In drie deelen. Het eerste is van God den
Vader, en onze schepping; het tweede van God den Zoon, en onze verlossing; het derde, van God den Heiligen Geest, en onze heiligmaking.
25 Vraag. Aangezien er maar een eenig Goddelijk Wezen is, waarom noemt gij den Vader, den Zoon, en den Heiligen Geest?
Antw. Omdat God zich alzoo in zijn Woord geopenbaard heeft, dat deze drie onderscheidene personen de eenige, waarachtige, en eeuwige God zijn.
Deut. ö: 4. Hoor Israël! de Heere onze G-od, is een éénig JEE^er. 1 Cor. 8 : 4«. Wij weten, dat een afgod niets is in de wereld. en dat er geen ander God is dan één. 1 Tim. 2 : 5. Daar is één G-od, daar is ook één Middelaar G-ods en der menschen, de mensch Christus Jezus. Eph. 4 : 5. Eén Heer, één geloof, één doop. Jes. 61 :1. De Geest des Heeren Heeren is op Mij, omdat de Heere mij gezalfd heeft, om eene blijde boodschap te brengen den zachtmoedigen. Joh. 14; 16. Ik zal den Vader bidden, en Hij zalueenenanderen Trooster geven , opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid. 1 Joh. 5 : 7. Drie zijn er, die getuigen in den hemel, de Yader, het Woord en de Heilige Geest, en deze drie zijn één.
VAN GOD DEN VADER.
9 ZONDAG.
26 Vraag. Wat gelooft gij met deze woorden: Ik geloof in God den Vader, den Almagtigen, Schepper des hemels en der aarde?
Antw. Dat de eeuwige Vader van onzen Heere
13
Jezus Christus, die hemel en aarde, met al wat er in is, uit niet geschapen heeft, die ook dezelve nog door zijnen eeuwigen raad en voorzienigheid onderhoudt en regeert, om zijns Zoons Christus wille, mijn God en mijn Vader zij, op wien ik alzoo vertrouw, dat ik niet twijfel, ol Hij zal mij mst alle nooddruft des lijfs en der ziel verzorgen, en ook al het kwaad, dat Hij mij in dit jammerdal toe-schikt mij ten beste keeren; want Hij zulks doen kan als een almagtig God, en ook doen wil, als een getrouw Yader.
Gen. 1:1. In den beginne schiep G-od den hemel en de aarde. Hand. 4 : 24. Heere ! Gij zijt de God , die gemaakt hebt den hemel, en de aarde, en de zee, en alle dingen, die in dezelve zijn. Psalm 104 : 29, 30. Verbergt G-ij uw aaugezigt. zij worden verschrikt, neemt gij hunnen adem weg, zij sterven, en keeren weder tot hun stof; zendt gij uwen Geest uit, zoo worden ze geschapen; en Gij vernieuwt hot g\'elaat des aardrijks. Joh. 1: 12. Zoo velen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij magt gegeven , kinderen Gods te worden, (namelijk) die in zijnen naam gelooven. Joh. 20: 17. Ik vaar op tot mijnen Yader en uwen Yader en (tot) mijnen God en uwen God. Matth. 6 : 26. Aanziet de vogelen des hemels, dat ze niet zaaijen, noch maaijen, noch verzamelen in de schuren, en uw hemelsche Vader voedt (nogtans) dezelve: en gaat gij dezelve (niet) zeer veel te boven? Psalm 37:5. Wentel uwen weg op den Heere en vertrouw op Hem: Hij zal het maken. Hebr. 12:10. Hij kastijdt (ons) ten onze nutte, opdat wij zijner heiligheid zouden deelachtig worden. Ps. 103: 13. Gelijk zien een vader ontfermt over de kinderen , alzoo ontfermt zich de Heere over degenen, die Hem vreezen.
10 ZONDAG.
27 Vraag. Wat verstaat gij door de voorzienigheid Gods?
Antw. De almagtige en alomtegenwoordige kracht Gods, door welke Hij hemel en aarde, mistgaders alle schepselen, gelijk als met zijne hand nog onderhoudt, en alzoo regeert, dat loof en gras, regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, spijs en drank, gezondheid en krankheid, rijkdom en
armoede, en alle dingen, niet bij geval, maar van zijne vaderlijke hand ons toekomen.
Jes. 39 : 15. Wee degenen, die zich diep versteken willen voor den Heer, (hunnen) raad verbergende, en wier werken in duisternis geschieden, en zij zeggen: wie ziet ons? en wie kent ons? Hebr. 4 : 13. Daar is geen schepsel onzigtbaar voor Hem, maar alle dingen zijn naakt en geopend voor de oogen desgenen, mee wien wg te doen nebben. Lev. 26 : 4, 5. Ik zal u regen geven op zijnen tijd, en \'t land zal zijne inkomsten geven, en \'t geboomte des velds zal zijne vrucht geven, en de dorschtijd zal reiken tot den wijnoogst , en de wijnoogst zal reiken tot den zaaitijd, en gij zult uw brood eten tot verzadiging toe. 1 Sam. 2:7. De Heere maakt arm en rijk. Hij vernedert, ook verhoogt Hij. Spreuk. 22 : 2. Rijken en armen ontmoeten eikanderen; de Heere heeft ze allen gemaakt. Klaagl. 3 : 22, 23. Het zijn de goedertierenheden des Heeren, dat wij niet vernield zijn, dat zijne barmhartigheden geen einde hebben. Zij zijn alle morgen nieuw. Uwe trouw is groot.
28 Vraag. Waartoe dient ons, dat wij weten, dat God alles geschapen heeft, en nog door zijne voorzienigheid onderhoudt?
Antvv. Dat wij in allen tegenspoed geduldig, in voorspoed dankbaar zijn mogen, en in alles, wat ons nog overkomen kan, een tïoed toevoorzigt hebben op onzen getrouwen God en Vader, dat ons geen schepsel van zijne liefde scheiden zal, aangezien alle schepselen alzoo in zijne hand zijn, dat zij tegen zijnen wil zich noch roeren noch bewegen kunnen.
Job 1: 21. De Heere heeft gegeven, de Heere heeft genomen, de naam des Heeren zij geloofd. Deut. 8 : 10, 11. Als gij dan zult gegeten hebben en verzadigd zijn . zoo zult gij den Heere uwen God loven over dat goede land, dat Hij u zal hebben gegeven ; wacht u dat gij den Heere uwen G-od niet vergeet! Psalm 55 : 33. Werp uwe zorg op den Heere, en Hij zal u onderhouden, Hij zal in eeuwigheid niet toelaten, dat de regtvaardige wankele. Kom. 8 : 38, 39. Ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven , noch engelen, noch overheden , noch magten, noch tegenwoordige, noch toekomende dingen, noch hoogte, noch diepte, noch eeiiig ander schepsel ons zal kunnen bcheiden van de liefde Gods , welke is in Christus Jezus onzen Heer. Hand. 17: 38. In Hem leven wil, bewegen wii ons, pn zijn wij.
15
29 Vraag. Waarom wordt de Zoon van God Jezus, dal is Zaligmaker genaamd?
Antvv. Omdat Ilij ons zalig maakt, en van onze zonden verlost, daarbenevens, dat bij niemand anders eenige zaligheid te zoeken of te vinden is.
Matth. 1 : 21. Grij zult zijnen naam heeten Jezus, want Hij zal zijn volk zalig- maken van hunne zonden. 1 Joh. 4gt; : 14. Wij hebben het aanschouwd en getuigen, dat de Vader (zijnen) Zoon gezonden heeft (tot) eenen Zaligmaker der wereld. Jes. 43 :11. Ik, Ik ben de Heere, en daar is geen Heiland, behalve Mij. Hand.4 : 13. De zaligheid is in geenen anderen. 1 Tim. 2 : 5. Daar is één G-od, daar is ook één Middelaar Gods en der menschen, de mensch Christus Jezus.
30 Vraag. Gelooven dan die ook aan den eenigen Zaligmaker Jezus, die hunne zaligheid en welvaart bij de heiligen, bij zichzelven, of ergens elders zoeken ?
Antw. Neen zij; maar zij verloochenen met de daad den eenigen Heiland en Zaligmaker Jezus, olschoon zij Hem met den mond roemen: want van twee één, of Jezus moet geen volkomen Zaligmaker zijn, of die dezen Zaligmaker met waar geloof aannemen, moeten alles in Hem bidden wat tot hunne zaligheid van noode is.
1 Kor. 1:13, 13, 30. Dit zeg ik, dat een iegelijk van u zegt, ik ben van Paulus, en ik van Appollos, en ik van Céphas, en ik van Christus. Ts Christus gedeeld V Is Paulus voor u gekruist ? Of ztjt gij in Paulus naam gedoopt V Maar Christus is ons geworden wijsheid van Grode, en regtvaardigheid, en heiligmaking en verlossing. Joh. 1 : 16. Uit zijne volheid hebben wij allen ontvangen genade voor genade.
31 Vraag. Waarom is Hij Christus, dat is, een Gezalfde, genoemd ?
Antw. Omdat Hij van God den Vader verordineerd
16
is, en met den Heiligen geest gezalfd, tot onzen hoogsten Profeet en Leeraar, die ons den verborgen raad en wil van God, van onze verlossing, volkomen geopenbaard heeft, en tol onzen eenigen Hooge-priester, die ons met de eenige offerande zijns lig-chaaras verlost heeft, en ons met zijne voorbidding steeds voortreedt bij den Vader; en tot onzen eeuwigen Koning; die ons met zijn Woord en Geest regeert, en ons bij de verworvene verlossing beschut en behoedt.
Ps. 45: 8. Daarom heeft U , o God! uw God gezalfd met vreugde-olie boven uwe medegenooten. Deut. 18 : 15. Eenen Profeet uit het midden van u, uit uwe broederen, als mij, zal u de Heer uwen God verwekken, naar Hem zult gij hooren. Matth. 23 : 8. lién is üw Meester (namelijk) Christus, joh. 15 : 15. Al wat Ik van mijnen Vader gehoord heb, (dat) heb Ik u bekend gemaakt. Psalm 110: 4. Gij zijt Priester in eeuwigheid, naar de ordening Melchizedeks. Bom. 8 : 3é. Wie is het die verdoemt? Christus is\'t die gestorven is, ja dat meer is, die ook opgewekt is, die o«k ter regter(hand) Gods is, die ook voor ons bidt. Psalm 2: 6. Ik toch heb mijnen koning gezalfd over Sion, den berg mijner heiligheid. Joh. 10:28. Ik geef hun het eeuwige leven: en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal dezelve uit mijne hand rukken.
32 Vraag. Maar waarom wordt gij een Christen genoemd ?
Antw. Omdat ik door het geloof een lidmaat van Christus, en alzoo zijner zalving deelachtig ben, opdat ik zijnen naam bekenne, en mij zeiven tot een levend dankoffer Hem offere, en met een vrij en goed geweien, in dit leven legen de zonde en den duivel strijde, en hiernamaals in eeuwigheid met Hem over alle schepselen regere.
1 Kor. 6 : 15. Weet gij niet dat uwe ligchamen Christus leden zijn? 1 Kor. 12: 12. Gelijk het ligchaam één is en vele leden heeft, en al de leden van dit ligchaam vele zijnde, (maar) één ligchaam zijn, alzoo ook Christus. Matth. 10: 31. Een iegelijk dan, die Mij belijden zal voor de menschen, dien zal Ik ook belijden voor mijnen Vader, die in de hemelen (is.) Rom. 12 : 1. Stelt uwe ligchamen tot eene levende, heilige (en) Gode welbehagelijke offerande (welke is)
17
uwe redelijke Godsdienst. 3 Tim. 3 ; 13. Indien wij verdragen , wij zullen ook met Hem heerschen.
33 Vraag. Waarom is Hij Gods eeniggeboren Zoon genoemd, zoo wij toch ook Gods kinderen zijn?
Antw. Daarom, dat Christus alleen de eeuwige, natuurlijke Zoon van God is; maar wij zijn om zijnent wil, uit genade, tot kinderen van God aangenomen.
Psalm 2 : 7. Grij zijt mijn Zoon, heden heb Ik (J gegenereerd. Spr. S : 23. Ik ben van eeuwigheid af gezalfd geweest. Joh. 1 : 14-,
18. Wij hebben zijne heerlijkheid aanschouwd. eene heerlijkheid als des eeniggeborenen van den Yader. Niemand hoeft ooit G-od gezien; de eeniggeboren Zoon, die in den schoot des Vaders is, die heeft (Hem ons) verklaard. Joh. 3 : 16. Alzoo lief heeft G-od de wereld gehad,, dat Hij zijn eeniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft. niet verderve. maar het eeuwige leven hebbe. Rom. 8 : 15 , 17. Gij hebt niet ontvangen den Geest der dienstbaarheid wederom tot vreeze ; maar gij hebt ontvangen den Geest der aanneming tot kinderen, door welken wij roepen: Abba! Vader! Dezelfde Geest getuigt met onzen Geest, dat wij kinderen Gods zijn. En indien wij kinderen zijn. zoo zijn wij ook erfgenamen ; erfgenamen Gods , en medeërfgenamen van Christus. Ef. 1:5, 6. Die ons te voren verordineerd heeft tot aanneming tot kinderen door Jezus Christus in Hem zeiven, naar het welbehagen zijns willens, tot prijs der heerlijkheid zijner genade, door welke hij ons begenadigd heeft in den Geliefde. Joh. 1 : 12. Zoo velen Hom aangenomen hebben, dien heeft Hij magt gegeven, kinderen Gods te worden , (namelijk) die in zijnen naam gelooven.
3-4 Vraag. Waarom noemt gij Hem onzen Heer?
Antw. Omdat Hij ons met lijf en ziel van al onze zonden, niet met goud of zilver, maar met zijn dierbaar bloed gekocht, en van alle geweld dos duivels verlost , en ons alzoo zich tot een eigendom heelt gemaakt.
1 Kor. 6 : 20. Gij zijt duur gekocht, zoo verheerlijkt dan God in uw ligchaam en in uwen Geest, welke Godes zijn. 1 Petr. 1:18,
19. quot;Wetende, dat gij niet door vergankelijke dingen zilver of goud, verlost zijt uit uwe ijdele wandeling. die (u) vim de vaderen overgeleverd (is), maar door het dierbaar bloed van Christus als eens on-bestraffelijken en onbevlekten Lams.
2
18
35 Vraag. Wat is dat gezegd: die ontvangen is van den ileiligen Geest, geboren uit de maagd Maria?
Antiv. Dat de eeuwige Zoon van God, die waarachtig en eeuwig God is en blijft, de ware raen-schelijke natuur, uit het vleescii en bloed der maagd Maria, door de werking van den Heiligen Geest, aangenomen heelt; opdat Hij ook het ware zaad van David zij, zijnen broederen in alles gelijk, uitgenomen de zonde.
Jes. 9 : 5. Een kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op zijnen schouder en men noemt zijnen naam Wonderlijk, Eaad, Sterke G-od, Vader der eeuwigheid, Vredevorst. 1 Joh. 5 : 20. Wij weten, dat de Zoon Gods gekomen is, en heeft ons het verstand gegeven, dat wij den waarachtige kennen, en wij zijn in den waarachtige (namelijk) in zijnen Zoon Jezus Christus. Deze is de waarachtige God en het eeuwige leven, J oh. 1: lé. Het woord is vleesch geworden en heeft onder ons gewoond. Jes. 7 : l\'i Ziet, eene maagd zal zwanger worden, en zal eenen Zoon baren, en zijnen naam Imraanuël heeten. Matth. 1:18. Maria werd bevonden zwanger te zijn uit den Heiligen G-eest. Luc. 1 : 35. De Engel antwoordde en zeide tot haar: De Heilige Geest zal over u komen, en de kracht des Allerhoogsten zul u overschaduwen; daarom ook dat Heilige, dat uit u geboren zal worden, zal Gods Zoon genaamd worden. Psalm 80 : 4, 5. Ik heb mijnen knecht David gezworen: Ik zal uw zaad tot in eeuwigheid bevestigen, en uwen troon opbouwen van geslacht tot geslacht. Hebr. 3 : 17 Waarom hij in alles den broederen moest gelijk worden, opdat Hij een ba.rmnartig en getrouw Hoogepriester zoude zijn in do dingen, die bij God te doen (waren) om de zonden des volks te verzoenen.
36 Vraag. Wat nuttigheid bekomt gij door de heilige ontvanging en geboorte van Christus?
Antw. Dat Hij onze Middelaar is, en met zijne onschuld en volkomene heiligheid, mijne zonden, waarin ik ontvangen en geboren ben, voor Gods aangezigl bedekt.
1 Tim. 3:5. Daar is één God, daar is ook een Middelaar Gods en der menschen, de mensch Christus Jezus. Hebr. 7 : 3G. Zoodanig een Hoogepriester betaamde ons, heilig, onnoozel, onbesmet, afge-
19
scheiden van de zondaren, en hooger dan de hemelen geworden. Psalm 51 : 7. Ziet, ik ben in ongeregtigheid geboren en in zonde heeft mij mijne moeder ontvangen.
15 ZONDAG.
37 Vraag. Wat verstaat gij door het woordje geleden ?
Antw. Dat Hij aan lijf en ziel, den ganschen tijd
zijns levens, op de aarde, maar inzonderheid aan het einde zijns levens, den toorn Gods tegen de zonde des ganschen menschelijken geslachts gedragen heeft: opdat ilij met zijn lijden, als met het eenig zoenoffer, ons lijf en ziel van de eeuwige verdoemenis verloste, en ons Gods genade, gereg-tigheid, en het eeuwige leven venvierve.
Jes. 53 : 5. Hij is om onze overtredingen verwond, om onze on-geregtigheden is Hij verbrijzeld: de straf, die ons den vrede aanbrengt, was op Hem, en door zijne striemen is ons genezing geworden. Matth. 26 : 38- Toen zeide Hij tot hen, mijne ziel is geheel bedroefd tot den dood toe. M .tth. 27 : 4lt;6. Omtrent de negende ure riep Jezus meteene grootestem, zeggende: ELI! ELI! LAMA SABACHÏA1S1 ? dat is: mijn God! mijn God! waarom hebt Gij Mij verlaten\'? 1 Petr. 3 : 18. Christus heeft ook voor de zonde geleden : Hij regt-vaardig voor de onregtvaardigen: opdat Hij ons tot God zoude brengen , die wel is gedood in het vleesch, maar levend gemaakt door den Geest.
38 Vraag. Waarom heeft Ilij onder den regter Pontius Pilatus geleden?
Antw. Opdat hij onschuldig onder den wereldlijken regter veroordeeld zijnde, ons daarmede van het strenge oordeel Gods, dat over ons gaan zoude, bevrijdde.
Luk. 23: 13, 14, 15. Als Pilatus de overpriesters en de Oversten en het volk bijeen geroepen had, zeide hij tot hen: gij hebt dezen mensoh tot mij gebragt, als eenen\', die het volk afkeerig maakt, en ziet ik heb (Hern) iu uwe teg-enwoordig-heid ondervraagd, en heb in dezen mensch geen schuld gevonden , van hetgeen , waarmede gii Hem beschuldigd; ja ook Herodes niet. Gal. 3 : 13. Christus heeft ons verlost van den vloek der wet.
39 Vraag. Heeft dat iels meer in, dat Hij ge-
20
la-uisl is. geweest, dan of Hij met eenen anderen dood gestorven ware?
Antw. Ja het, want daardoor ben ik zeker, dat Hij de vervloeking, die op mij lag, op zich geladen heeft, want de kruisdood was van God vervloekt.
Deut. 31 : 33. Zoo zal zijn dood lig\'chaam aan het hout niet overnachten, maar gij zult het zekerlijk ten zelfden dage begraven; want een opgehangene is Gode een vloek. Gal. 3 : 13. Christus heeft ons verlost van den vloek der wet, een vloek geworden zijnde voor ons; want daar is geschreven ; vervloekt is een iegelijk, die aan het hout hangt.
40 Vraag. Waarom heeft Chiistus zich lot in den dood moeten vernederen.
Antw. Daarom, dat, van wege Gods geregtigheid un waarheid, niet anders voor onze zonden kon betaald worden, dan door den dood des Zoons Gods.
G-en. 3 : 17. Van den boom der kennis des goeds en des kwaads, daarvan zult gij niet eten , want ten dage, als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven. Eom. 8 ; 3 , 4-. Hetgeen der wet onmogelijk was, dewijl zij door het vleesch krachteloos was, heeft God, zijnen Zoon zendende in de gelijkheid des zondigen vleesches, en (dat) voor de zonde de zonde veroordeeld in het vleesch; opdat het regtderwet vervuld zoude worden in ons, die niet naar den vleesche wandelen, maar naar den geest. Eom, 5 : 6, S. Christus, als wij nog krachteloos waren, is te zijner tijd voor de goddeloozen gestorven. Maar God bevestigt zijne liefde jegens ons, dat Christus voor ons gestorven is, als wij nog zondaars waren.
4\'1 Vraag. Waarom is hij begraven geworden?
Antw. Om daarmede te getuigen dat Hij waarlijk gestorven is.
Jes. 53: 9. Men heeft zijn graf bij de goddeloozen gesteld, en Hij is bij de rijken in zijnen dood gewTeest. Matth. 37 : 5(J, 60. Jozef, het ligchaam nemende, wond het in een zuiver fijn lijnwaad en leide dat in zijn nieuw graf, hetwelk hij in eene steenrots uitgehouwen had.
42 Vraag. Zoo dan Christus voor ons gestorven is, hoe komt het, dat wij ook moeten sterven?
Antw.\' Onze dood is geene betaling voor onze
21
zonden, maar alleen eene afsterving der zonden en een doorgang tot het eeuwige leven.
Psalm 49 : 8. Niemand van_ hen zal (zijnen) broeder immermeer kunnen verlossen, hij zal G-ode zijn rantsoen niet kunnen geven. 3 Kor. 5:1. Wij weten, dat, zoo ons aardsche huis dezes tabernakels g-ebroken wordt, wij een gebouw van G-od hebben , een huis , niet met handen gemaakt, (maar) eeuwig in de hemelen.
43 Vraag. Wat verkrijgen wij meer voor nuttigheid uit de offerande en den dood van Christus aan hel kruis ^
Antw. Dat door zijne kracht onze oude raenseh met hem gekruist, gedood en begraven wordt, opdat de booze lusten des vleesches in ons niet mcGi\' regeren, maar dat wij ons zeiven Hem tot eene offerande der dankbaarheid opofferen.
Rom. 6: 6, 7, 8. Dit wetende, dat onze oude mensch met (Hem) gekruist is; opdat het ligchaam der zonde te niet gedaan worde, opdat wij niet meer de zonde dienen; want die gestorven is, die is geregtvaardigd van de zonde. Indien wij nu met Christus gestorven zijn, zoo gelooven wij , dat wij ook met Hem zullen leven.
M Vraag. Waarom volgt er, nedergedaald ter helle ?
Antw. Opdat ik in mijne hoogste aanvechtingen verzekerd zij , en mij ganschelijk vertrooste, dat mijn ïleere Christus, door zijne onuitsprekelijke benauwdheid , smarten, verschrikkingen en helsche kwalen , in welke Hij in zijn gansche lijden , maar inzonderheid aan het kruis, gezonken was, mij van de helsche benauwdheid en pijn verlost heeft.
Psalm 116 : 3. De angsten der hel hadden mij getroffen ; ik vond benauwdheid en droefenis. Matth. 26 : 38. Mijne ziel is geheel bedroefd tot den dood toe. Luk. 22: 44. In zwaren strijd zijnde, bad Hij te ernstiger, en zijn zweet werd gelijk groote droppelen bloeds, die op de aarde afliepen. Matth. 27 : 46. Omtrent de negende ure riep Jezus met eene groote stem, ELI! ELI! LAMA S AB ACHT Als 1 ? dat is : mijn Grod, mijn G-od ! waarom hebt Gij Mij verlaten ?
22
\'17 ZONDAG.
45 Vraag. Wat nut ons de opstanding van Christus ?
Antw. Ten eerste, heeft Dij door zijne opstanding
den dood overwonnen, opdat Hij ons de geregtig-heid, die Hij door zijnen dood ons verworven had, konde deelachtig maken; ten tweede, worden wij ook door zijne kracht opgewekt tot een nieuw leven; ten derde, is de opstanding van Christus een zeker pand van onze zalige opstanding.
Luk. 24: 5, G. Wat zoekt gij den levende bij de dooden ? Hij is hier niet, maar Hij is opgestaan. 1 Kor. 15 : 54-—57. De dood is verslonden tot overwinning! Dood! waar is uw prikkel ? hequot;:! waar is uwe overwinning\' ? De prikkel nu des doods is de zonde, en de kracht der zonde is de wet. Maar G-ode zij dank, die ons de overwinning geeft door onzen Heer Jezus Christus. Rom. G : 4. Wij zijn dan met hem begraven door den doop in den dood, opdat gelijker-wijs Christus uit de dooden opgewekt is tot de heerlijkheid des Vaders , alzoo ook -wij in nieuwigheid des levens wandelen zouden. 1 Kor. ] 5: 23. Want gelijk ze allen in Adam sterven, alzoo zullen ze ook in Christus allen levend gemaakt worden.
18 ZONDAG.
46 Vraag. Wat verstaat gij daarmede, opgevaren ten hemel\'?
Antw, Dat Christus voor de oogen zijner jongeren , van de aarde ten hemel is opgeheven, en dat Hij ons ten goede daar is, tot dat Dij wederkomt, om te oordeelen de levenden en de dooden.
Hand. 1 : 9. Als Hij dit gezegd had, werd Hij opgenomen, daar zij het zagen, en een wolk nam Hem weg voor hunne oogen. Joh 16 : 7. Ik zeg u de waarheid, het is u nut, dat Ik wegga; want indien Ik niet wegga, zoo zal de Trooster tot u niet komen, maar indien Ik heenga, zoo zal Ik Hem tot u zenden. Hand. 1 : 11. Deze Jezus, die van u opgenomen is in den hemel, zal alzoo komen, gelij-kerwijs gij Hem naar den hemel hebt zien heenvaren.
-47 Vraag. Is dan Christus niet bij ons tot aan hel einde der wereld, gelijk Hij ons beloofd heeft?
Antw. Christus is waarachtig mensch en waarach-
lig God. Naar zijne menschelijke naluur is Hij niel meer op aarde, maar naar zijne Godheid, Majesteit, genade en Geest, wijkt Hij nimmermeer van ons.
Matth. 38: 30. Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleindiging-der wereld. Matth. 18 : 20. Waar twee of drie vergaderd zijn in mijnen naam, daar ben Ik gt;n liet midden van hen.
48 Vraag. Maar zoo de menschheid niet overal is, waar de Godheid is, worden dan die twee naturen in Christus niet van elkander gescheiden
Antw. Ganschelijk niet; want naardien de Godheid onbegrijpelijk en overal tegenwoordig is, zoo moet volgen, dat zij wel buiten hare aangenomene menschheid is, en nogtans.ook in dezelve is, en persoonlijk met haar vereenigd blijft.
Psalm 139 : 7 , 8. Waar zoude ik henen gaan voor uwen G-eest? en waar zoude ik henen vlieden voor \\iw aangezigt? Zoo ik opvoer ten hemel. G-ij zijt daar, of bedde ik mij in de nel, ziet, Gij zijt (daar). Matth. 38 ; 6. Hij is hier niet, maar Hij is opgestaan, gelijk Hij gezegd heeft, komt herwaarts, ziet de plaats waar de Heer gelegen heeft. Kol. 3:9. In Hem woont al de volheid der Godheid ligchamelijk.
49 Vraag. Wat nut ons de Hemelvaart van Christus?
Antw. Ten eerste, dat Hij in den Hemel voor
het aangezigt zijns Vaders onze Voorspreker is; ten tweede, dat wij ons vleesch in den hemel tot een zeker pand hebben, dat Hij, als het Hoofd, ons, zijne lidmaten, ook tot zich zal nemen; ten derde, dat Hij ons zijnen Geest tot een tegenpand zendt, door wiens kracht wij zoeken dat daar boven is , waar Christus is, zittende ter regterhand Gods, en niet dat op de aarde is.
1 Joh. 2: 1. Wij hebben eenen Voorspraak bij den Vader, Jezus Christus, den regtvaardige. Joh. 14? : 3, 16. Wanneer Ik zal heengegaan zijn, en u plaats zal bereid hebben, zoo kom Ik weder, en zal u tot Mij nemen, opdat gij ook zijn moogt, quot;waar Ik bon. En Ik zal den Vader bidden, en Hij zal ü eenen anderen Trooster ge-
24
ven. opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid. Xol. 3: 1, 2. Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zoo zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, zittende ter regter (hand) Gods: bedenkt de dingen , die boven zijn, niet, die op de aarde zijn.
50 Vraag. Waarom wordt daarbij gezet, zittende Ier regterhand Gods ?
Antw. Dat Christus daarom ten hemel gevaren is, opdat Hij zichzelven daar bewijze als het Hoofd zi jner Christelijke Kerk, door hetwelk de Vader alle dingen regeert.
Enh. 1 : 30—33. Die Hij gewrocht heeft in Christus, als Hij Hem uit ae dooden heeft opgewekt en heeft (Hem) gezet tot zijne regter-(hand) in den hemel: verre boven alle Overheid, enmagt, en kracht, en heerschappij, en allen\' naam . die genaamd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de toekomende; en heeft alle dingen zijnen voeten onderworpen, en hoeft Hem der gemeente gegeven tot een Hoofd boven alle dingen, welke zijn ligchaam is, (en) de vervulling desgenen. die alles in allen vervult. Kol. 1 : 18. Hij is het Hoofd des ligchaams (namelijk) der gemeente. Matth. 28 : 18. Mij is gegeven alle magt in hemel en op aarde.
51 Vraag. Wat nuttigheid brengt ons bu deze heerlijkheid onzes Iloofds Christus 1
Antw. Eerslelijk, dat Hij door zijnen Heiligen Geest in ons, zijne lidmaten, de hemelsche gaven uitgiet, daarna, dat Hij ons met zijne magt tegen alle vijanden beschut en bewaart.
Hand. S : 33. Hij dan door de regter (hand) G-ods verhoogd zijnde en de belofte des Heiligen G-eestes ontvangen hebbende van den Vader , heeft dit uitgestort, dat gij nu ziet en hoort. Psalm 110 : 1, 2. De Heer heeft tot mijnen Heer gesproken: zit aan mijne regterhand, totdat Hi uwe vijanden zal g\'ezet hebben tot eene voetbank uwer voeten. De Heer zal den schepter uwer sterkte zenden uit Sion, (zeggende) : heerscht in het midden uwer vijanden.
52 Vraag. Wat troost u de wederkomst van Christus om te oordeelen de levenden en de dooden\'?
Antw. Dat ik in alle droeienis en vervolging,
met opgerigten hoofde, even denzelfdcn die zich te voren om mijnent wille voor Gods gerigt gesteld, en al den vloek van mij weggenomen heeft, tot eenen Regter uit den hemel verwachtte, die al zijne en mijne vijanden in de eeuwige verdoemenis werpen , maar mij met alle uitverkorenen tot zich, in de hemelsche blijdschap en heerlijkheid nemen zal.
Fil. 3 : 20. Onze wandel is in de hemelen; ■waaruit wij ook den Zaligmaker verwachten, (namelijk) den Heer Jezus Christus. Matth. 85: 46. Deze zullen gaan in de eeuwige pijn , maar de regtvaardigen in het eeuwige leven.
VAN GOD DEN HEILIGEN GEEST.
20 ZONDAG.
53 Vraag. Wat gelooft gij van den Heiligen Geest ?
Antw. Eerstelijk, dat Hij te zamen met den Vader en den Zoon waarachtig en eeuwig God is, ten andere, dat Hij ook mij gegeven is, dat Hij mij, door een opregt geloof, Christus en al zijne weldaden deelachtig make, mij trooste, en bij mij eeuwig blijve.
1 Joh. 5: 7. Drie zijn er, die getuigen in den hemel, de Vader, het Woord en de Heilige G-eest, en deze drie zijn één. Hand. 5 : 3, 4-, Petrus zeide: Ananias! waarom heeft de satan uw hart vervuld , dat gij den Heiligen Geest liegen zoudt ? gii hebt den menschen niet gelogen, maar G-ode. Gal. 4 : 6. Overmits gij kinderen zijt, zoo heeft God den G-eest zijns Zoons uitgezonden in uwe harten. 1 Kor. 6: 11, 17. Dit waart gij sommigen , maar gij zijt afgewasschen , maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt geregtvaardigd in den naam des Heeren Jezus en door den Geest onzes Gods. Die den Heer aanhangt, is een geest (met Hem). Joh. 14lt; : 16, 17. Ui zal den Vader bidden, en Hij zal u eenen anderen Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid, (namelijk) den Geest der waarheid.
21 ZONDAG.
54 Vraag. Wat gelooft gij van de heilige, alge-meene , Christelijke Kerk ?
24
ven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid. Xol. 3: 1, 2. Indien gij dan met Christus opgewekt zijt, zoo zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, zittende quot;ter regter (hand) Grods: bedenkt de dingen, die boven zijn, niet, die op de aarde zijn.
\'19 ZONDAG.
50 Vraag. Waarom wordt daarbij gezet, zittende ter regterhand Gods ?
Antw. Dat Christus daarom ten hemel gevaren is, opdat Hij zichzelven daar bewijze als het Hoofd zijner Christelijke Kerk, door hetwelk de Vader alle dingen regeert.
Eph. 1 : 30—33. Die Hij gewrocht heeft in Christus, als Hij Hem uit de dooden heeft opgewekt en heeft (Hem) gezet tot zijne regter-(hand) in den hemel; verre boven alle Overheid, en magt, en kracht, en heerschappij, en allen-naam. die genaamd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de toekomende; en heeft alle dingen zijnen voeten onderworpen, en heeft Hem der gemeente gegeven tot een Hoofd boven alle dingen, welke zijn ligchaam is, (en) de vervulling desgenen, die alles in allen vervult. Kol. 1 : 18. Hij is het Hoofd des ligchaams (namelijk) der gemeente. Matth. 28 : 18. Mij is gegeven alle magt in hemel en op aarde.
51 Vraag. Wat nuttigheid brengt ons au deze heerlijkheid onzes Iloofds Christus ?
Antw. Eerstelijk, dat Hij door zijnen Heiligen Geest in ons, zijne lidmaten, de hemelsche gaven uitgiet, daarna, dat Hij ons met zijne magt tegen alle vijanden beschut en bewaart.
Hand. 2 : 33. Hij dan door de regter (hand) Gods verhoogd zijnde en de belofte des Heiligen Greestes ontvangen hebbende van den vader , heeft dit uitgestort, dat gij nu ziet en hoort. Psalm 110 : 1, 2. De Heer heeft tot mijnen Heer gesproken: zit aan mij re regterhand, totdat Ik uwe vijanden zal gezet hebben tot eene voetbank uwer voeten. De Heer zal den schepter uwer sterkte zenden uit Sion, (zeggende): heerscht in het midden uwer vijanden.
52 Vraag. Wat troost u de wederkomst van Christus om te oordeelen de levenden en de dooden?
Antw. Dat ik in alle droelenis en vervolging,
25
met opgerigten hool\'de, even denzelfden die zich te voren om mijnent wille voor Gods gerigt gesteld, en al den vloek van mij weggenomen heeft, tot eenen Regter uit den hemel verwachtte, die al zijne en mijne vijanden in de eeuwige verdoemenis werpen , maar mij met alle uitverkorenen tot zich, in de hemelsche blijdschap en heerlijkheid nemen zal.
Fil. 3 : 30. Onze wandel is in de hemelen; waaruit wij ook den Zaligmaker verwachten, (namelijk) den Heer Jezus Christus. Matth. 35: 4)6. Deze zullen g-aan in de eeuwige pijn, maar de regtvaardigen in het eeuwige leven.
20 ZONDAG.
53 Vraag. Wat gelooft gij van den Heiligen Geest ?
Antw. Eerstelijk, dat Ilij te zamen met den Vader en den Zoon waarachtig en eeuwig God is, ten andere, dat Hij ook mij gegeven is, dat Hij mij, door een opregt geloof, Christus en al zijne weldaden deelachtig make, mij trooste, en bij mij eeuwig blijve.
1 Joh. 5: 7. Drie zijn er, die getuio-en in den hemel, de Vader, het Woord en de Heilige G-eest, en deze drie zijn één. Hand. 5 : 3, 4lt;. Petrus zeide: Ananias! waarom heeft de satan uw hart vervuld , dat gij den Heiligen G-eest liegen zoudt ? gii hebt den menschen niet gelogen, maar Gode. Gal. 4- : 6. Overmits gij kinderen zijt, zoo heeft God den Geest zijns Zoons uitgezonden in uwe harten. 1 Kor. 6: 11, 17. Dit waart gij sommigen , maar gij zijt afgewasschen, maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt geregtvaardigd in den naam des Heeren Jezus en door den Geest onzes Gods. Die den Heer aanhangt, is een geest (met Hem). Joh. 14lt; : 16, 17. Ik zal den Vader bidden, en Hij zal u eenen anderen Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid, (namelijk) den Geest der waarheid.
21 ZONDAG.
54 Vraag. Wat gelooft gij van de heilige, alge-meene , Christelijke Kerk ?
26
Antw. Dat de Zoon Gods, uil het gansche men-schclijke geslacht, zich eene gemeente, tot het eeuwig leven uitverkoren, door zijn\' Geest en woord in eenigheid des waren geloofs, van den beginne der wereld tot aan heleinde, vergadert, beschermt en onderhoudt, en dal ik van dezelve een levend lidmaat ben, en eeuwig zal blijven.
Matth. 16 : 18. Op deze petra zal ik mijne gemeente bouwen, en de poorten der hel zullen dezelve niet overweldigen. Joh. 13 : 18. ik weet, welke ik uitverkoren heb. Joh. G : ISTiemand kan tot Mij komen , tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft. hem trekke. Bom. 8 : 30. Die Hij te voren verordineerd heeft, deze heeft Hij ook geroepen. Hand. 1G: 14. Eene zekere vrouw met name Lydia, eene purperverkoopster van de stad Thyatire, die Grod diende, hoorde (ons), welker harte de Heere heeft geopend, dat zij acht nam op hetgeen van Paulus gesproken werd. quot;Rom. 8: 38. 39. Ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch eenig ander schepsel ons zul kunnen scheiden van de liefde Gods , welken is in Christus Jezus onzen Heer.
55 Vraag. Wal verstaat gij door de gemeenschap der heiligen ?
Antw. Eerslelijk, dat alle en elk geloovige, als lidmaten, aan den Heere Christus, en al zijne schatten en gaven gemeenschap hebben; ten andere, dat elk zich moet schuldig weten, zijne gaven ten nutte en ter zaligheid der andere lidmaten gewillig en met vreugde aan te leggen.
1 Kor. 1 : 9. God is getrouw, door welken gij geroepen zijt, tot de gemeenschap zijns Zoons Jezus Christus onzen Heer, 1 Petr. 4- : 10. Een iegelijk , gelijk hij gave ontvangen heeft, alzoo bedieneHij dezelve aan anderen, als goede uitdeelers der menigerlei genade Gods.
50 Vraag. Wat gelooft gij van de vergeving der zonden ?
Antw. Dat God, om het genoegdoen van Christus al mijne zonden, ook mijnen zondigen aard, waarmede ik mijn leven lang te strijden heb, nimmermeer wil gedenken, maar mij uit genade de
57
geregligheid van Christus schenken, cpdat ik nimmermeer in het gerigt van God kome.
1 Joh. i : 10. Hierin is de liefde, niet dat wij God lief gehad hebben, maar dat Hij ons lief heeft gehad en zijnen Zoon gezonden heeft (tot) eene verzoening voor onze zonden. Bom. 8:1,2. Zoo is er dan nu geene verdeemenis voor degenen , die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vleesch -wandelen, maar naar den Geest, Want de wet van den Geest des levens in Christus Jezus haeft mij vrij gemaakt van de wet der zonde en des doods.
22 ZONDAG.
57 Vraag. Wat troost geeft u de opstanding des vleesches?
Antw. Dat niet alleen mijne ziel na dit leven van stonden aan tot Christus, haar Hoofd, zal opgenomen worden ; maar dat ook dit mijn vleesch, door de kracht van Christus opgewekt zijnde, wederom met mijne ziel vereenigd , en het heerlijke ligchaam van Christus gelijkvormig zal worden.
Luk. 23 : 43. Heden zult gij met Mij ia het paradijs zijn. \' 1 Kor. 15; 53. Dit verderfelijke moet onverderfelijkheid aandoen en dit sterfelijke moet onsterfelijkheid aandoen. Job 19 : 25, 30. Ik weet, mijn Verlosser leeft, en Ilii zal de laatste over het stof opstaan; en ris zij na mijne huid dit aoorknaagd zullen hebben, zal ik uit mijn vleesen God aanschouwen. Joh. 5 : 28, 29. De ure komt, iu welke allen, die in de graven zijn, zijne stem zullen liooren, en zullen uitgaan. 1 Joh. 3 : 2. Geliefden! nu zijn wij kinderen Gods, en het is nog* niet geopenbaard, wat wij zijn zullen. Maar wij weten, dat als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem zullen gelijk wezen , want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is.
58 Vraag. Wat troost schept gij uit het artikel van het eeuwige leven ?
Antw. Dat, nademaal ik nu hot beginsel der eeuwige vreugd in mijn hart gevoel, ik na dit leven volkomene zaligheid bezitten zal, die geen oog gezien , geen oor gehoord heeft, noch in eens men-schen hart gekomen is, en dat, om God daarin eeuwig te prijzen.
28
Psalm 4:8, 9. Gij hebt vreugde in mijn hart gegeven. Ik zal in vrede te zamen neder\'iggen en slapen; want Gij, 6 Heer! alleen , zult mij doen zeker wonen. 1 Kor. 3 : 0. Hetgeen het oog niet heeft gezien en het oor niet heeft gehoord en in het hart des menschen niet is opgeklommen , hetgeen G-od bereid heeft dengenen, die Hem liefhebben.
59 Vraag. Maar wat baat het u nu, dat eij dit al gelooft\'?
Antw. Dal ik in Christus voor God regtvaardig ben, en een erfgenaam des eeuwigen levens.
Kol. 3 : 10. Gij zijt in Hem volmaakt, die het Hoofd is van alle overheid en magt. Rom. 4 : 3. Abraham geloofde Q-od, en het is hem gerekend tot regtvaardigheid. Joh. 5quot;: 24.. Die mijn woord hoort en gelooft Hem, die Mij gezonden heeft, die heeft het eeuwige leven, en komt niet in de verdoemenis, maar is uit den dood overgegaan in het leven.
60 Vraag. Hoe zijt gij regtvaardig voor God ?
Antw. Alleen door een opregt geloof in Jezus
Christus; alzoo dat, al is het, dat mij mijn geweten beklaagt, dat ik tegen al de geboden Gods zwaarlijk gezondigd, en geen derzelve gehouden heb, en nog.steeds tot alle boosheid geneigd ben, nogtans God, zonder eenige mijner verdiensten, uit loutere genade mij de volkomene genoegdoening, geregtigheid en heiligheid van Christus schenkt en toerekent, even als had ik nooit zonde gehad, noch gedaan , ja ais had ik ook al de gehoorzaamheid volbragt, die Christus voor mij volbragtheelt, zooverre ik zulke weldaad met een geloovig hart aanneem.
Kom. 3 ; 38. Wij besluiten dan, dat de mensch door het geloof geregtvaardigd wordt zonder de werken der wet. Rom. 8 : 10. Daar is niemand regtvaardig, ook niet één. Rom. 7 : 15. Hetgeen ik wil, dat doe ik niet; maar hetgeen ik haat, dat doe ik. Rom. 3 : ai. En worden om niet geregtvaardigd uit zijne genade , door de verlossing die in Christus Jezus is. 2 Kor. 5 ; 31. Dien, die geene
29
zonde gekend heeft, heeft G-od zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden reg-tvaardig-heid Grods in Kern. Rom. 10 : 10. Met het hart g-elooft men ter regtvaardigheid, en met den mond belijdt men ter zaligheid.
61 Vraag. Waarom zegt gij, dat gij alleen door het geloof regtvaardig zijt?
Antw. Niet dat ik van wege de waardigheid mijns geloofs Gode aangenaam ben, maar daarom, dal alleen de genoegdoening, geregtigheid en heiligheid van Christus mijne geregtigheid voor God is, en dat ik die niet anders, dan alleen door het geloof aannemen en mij toe-eigenen kan.
1 Kor. 1 : 30. Uit hem zijt gij iu Christus Jezus, die ons geworden is wijsheid van G-od, en regtvaardigheid, en heiligmaking en verlossing. 1 Joh. 5 : 10. Die in den Zoon Gods gelooft, heeft de getuigenis in zich zeiven: die God niot gelooft, heeft Hem tot een\' leugenaar gemaakt, dewijl hij niet geloofd heeft de getuigenis, die God getuigd heeft van zijnen Zoon.
62 Vraag. Maar waarom kunnen onzo goede werken niet de geregtigheid voor God, of een stuk derzelve zijn ?
Antw. Ómdat de geregtigheid, die voor Gods ge-rigt bestaan kan, gansch volkomen en der wel Gods in alle stukken gelijkmatig zijn moet, en dal ook onze beste werken in dit leven alle onvolkomen en met zonden bevlekt zijn.
Matth. 5 ; 30. Ik zeg u, tenzij uwe geregtigheid overvloediger rij , dan der Schriftgeleerden en der Farizeën, dat gij in het koningrijk der hemelen geenszins zult ingaan. Jak. 2 : 10. Wie de geheele wet zal houden, en in één zal struikelen, die is schuldig geworden aan allen. Jes. 6i ; 6. Wij allen zijn als een onreina , en al onze geregtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed.
63 Vraag. Hoe ? verdienen onze goede werken niet, die nogtans God in dit en in het toekomende leven wil beloonen?
30
Antw. Deze belooning geschiedt niet uit verdienste , maar uil genade.
Luk. 17: 10. Wanneer gij zult gedaan hebben al hetgeen u bevolen is, zoo zegt: wij zijn onnutte dienstknechten, want wij hebben maar gedaan. hetgeen wij schuldig waren te doen. Eph. 3:8,9. Uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof, en dat niet uit u , het is Gods gave; niet uit de werken, opdat niemand roeme.
ö\'i Vraag. Maar maakt deze leer geene zorgelooze en goddelooze menscheti ?
Antw. Neen: want het is onmogelijli, dat al wie Christus door een waarachtig geloot ingeplant is, niet zoude voortbrengen vruchten der dankbaarheid.
Rora. 6 : 2. Wij, die der zonde gestorven zijn, hoe zullen wij nog in dezelve leven ? Matth. 7 : 18. Een goede boom kan geen kwade vruchten voortbrengen.
65 Vraag. Aangezien dan alleen het geloof ons Christus en al zijne weldaden deelachtig maakt, vanwaar komt zulk geloof\'?
Antw. Yan den Heiligen Geest, die het geloof in onze harten werkt door de verkondiging van het heilig Evangelie, en het sterkt door het gebruik der Sakramenten.
Joh. 14 : 36. De Trooster, de ITeilige G-eest, welken de Vader zenden zal in mijnen Naam, die zal u alles leeren. Kom. 10: 17. Het geloof is uit het gehoor, en het gehoor door het woord Grods. 1 Kor. 11: 26. Zoo dikwijls als gij dit brood zult eten, en dezen drinkbeker zult drinken, zoo verkondigt den dood des Heeren, totdat Hii komt.
66 Vraag. Wat zijn Sakramenten ?
Antw. De Sakramenten zijn heilige, zigtbare waarteekenen en zegelen, van God ingezet, opdat Hij ons door het gebruiken derzelve de belofte van
31
het Evangelie des fe beter te verstaan geve en verzegde, namelijk, dat Hij ons, om het eenig slagtoffer\'van Christus aan het kruis volbragt, vergeving der zonden en het eeuwige leven uit genade, schenkt.
Hom. 4:11. Hij heeft het teeken der besnijdenis ontvangen (tot een zegel der regtvaardig\'heid des geloofs, die hem in de voorhuid (was toeg-erekend,) opdat Hij een Vader zoude zijn van allen, die gelooven, in de voorhuid zijnde, ten einde ook hun de regtvaardigheid toegerekend worde. Hand. 7 : 8. Hij gaf hem het verbond der besnijdenis, en alzoo gewon hij Tzaak, er besneed hem op den achtsten dag, en Izaak (gewon) Jakob, en Jakob de twaalf Patriarchen.
67 Vraag. Zijn dan beide, het Woord en de Sa-kraraenten , daarheen gerigt, of daartoe verordend , dat ze ons geloof op de offerande van Jezus Christus aan het kruis, als op den eenigen grond onzer zaligheid wijzen ?
Antw. Ja toch, want de Heilige Geest leert ons in het Evangelie, en verzekert ons door de Sakra-menten, dat onze volkomene zaligheid in de eenige offerande van Christus slaat, die voor ons aan het kruis geschied is.
Rom. 6 : 3. Weet gij niet, dat zoo velen als wij in Christus Jezus gedoopt zijn, wij in zijnen dood gedoopt zijn ? 1 Kor. 3 : 11. Niemand kan een ander fondament leggen, dan hetgene gelegd is, hetwelk is Christus Jezus.
68 Vraag. Hoeveel Sakramenten heelt Christus in het nieuwe Verbond of Testament ingezet?
Antw. Twee: namelijk, den heiligen Doop en het heilig Avondmaal.
Matth. 28 : 19. Gaat clan henen, onderwijst alle volkeren , dezelve doopende in den naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes. 1 Kor. 1L : 33. Ik heb van den Heere ontvangen, hetgeen ik ook u overgegeven hob, dat de Heere Jezus in den nacht, in welke Hij verraden werd. het brood nam, enz.
32
. VAN DEN HEILIGEN DOOP.
26 ZONDAG.
69 Vraag. Hoe wordt gij in den heiligen Doop vermaand en verzekerd, dat de eenige offerande van Christus, aan het kruis geschied, u ten goede komt ?
Antw. Alzoo, dat Christus dit uitwendig waterbad ingezet en daarbij toegezegd heeft, dat ik zoo zeker met zijn bloed en Geest van de onreinheid mijner ziel, dat is, van al mijne zonden gewas-schen ben, als ik uitwendig met het water, \'twelk de onzuiverheid van \'t vleesch pleeg weg te nemen, gewasschen ben.
Hand. 2 : 3S. üokeert u , en een iegelijk van u worde gedoopt in den naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gaven des Heiligen Greestes ontvangen. 1 Kor. 6: 11. Maar gij zijt afgewasseheu. maar gij zijt geheiligd, maar gij zijt geregtvaardigd in den naam des ileeren Jezus, en door den O-eest ouzes Gods.
70 Vraag. Wat is het, met het bloed en den Geest van Christus gewasschen te zijn ?
Antw. Het is de vergeving der zonden van God uil genade te hebben , om het bloed van Christus wil, dal Hij in zijne offerande aan het kruis voor ons uitgestort heeft; daarna ook door den Heiligen Geest vernieuwd en lol lidmaten van Christus geheiligd zijn, opdat wij hoe langer hoe meer de zonden alstevven, en in een godzalig , onstraffelijk leven wandelen.
Ef. 1 : 7. In Christus hebben wij de verlossing: door zijn bloed (namelijk) de vergeving\' der misdaden . naar den rijkdom zijner genade. Joh. 3: 5. Voorwaar! voorwasr! zeg1 Ik u: zoo iemand niet geboren wordt uit water en G-eest, hij kan in het koningrijk G-ods niet ingaan.
71 Vraag. Waar heeft ons Christus toegezegd, dal Hij ons zoo zekerlijk met zijn bloed en Geest
OQ
OO
wasschen wil, als wij met het doopwater gewas-schen worden\'?
Antw. In de inzetting des doops, die aldus luidt: Gaat dan henen, onderwijst alle volken, dezelve doopende in den naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes. En: die geloofd zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden.
Deze belofte wordt ook herhaald, waar de Schrift den doop het bad der wedergeboorte en de afwas-sching der zonden noemt.
Mare. 10:15, 16. Gaat henen\' in de geheelo wereld, predikt het Evangelie aan alio schepselen : die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig- worden; maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden. Tit. 3:5. CG-od; heeft ons zalig gemaakt, niet uit de werken der regtvaardigheid. die wij gedaan hadden, maar naar zijne barmhartigheid, door het bad der wedergeboorte en de vernieuwing des Heiligen Geestes. Hand. 23:16. Wat vertoeft gij ? Sta op, en laat u doopen, en uwe zonden afwasschen, aanroepende den naam des Heereu.
27 ZONDAG.
72 Vraag. Is dan het uiterlijk waterbad de af-wassching der zonde zelve ?
Antw. Neen; want alleen het bloed van Jezus Christus en de Heilige Geest reinigt ons van alle zonden.
Matth. 3:11. Ik doop u wel met water tot bekeering, maar die na mij komt, die zal u met den Heiligen Geest en met vuur doopen. 1 Joh. 1:7. Het bloed van Jezus Christus, (G-ods) Zoon. reinigt ons van alle zonden.
73 Vraag. Waarom noemt dan de Heilige Geest den doop het bad der wedergeboorte en de al\'was-sching der zonden ?
Antw. God spreekt alzoo niet zonder groote oorzaak; namelijk, niet alleen om ons daarmede te
3
34
leeren, dat, gelijk de onzuiverheid des ligchaams door, het water, alzoo cok onze zonden door het bloed en den Geest van Jezus Christus weggenomen worden, maar veel meer, dal Hij onsquot;door dit goddelijk pand en waarteeken wil verzekeren, dal wij zoo waarachtig van onze zonden geestelijk ge-wasschen zijn, als wij uitwendig met water gewas-schen worden.
Openb. 1:5. Hem, die ons heeft liefgehad, en ons van onze zonden gewassohen heeft in zijn Woed. Gal. 3:27. Zoovelen als gij in Christus gedoopt zijt; hebt gij Christus aangedaan.
74 Vraag, zal men ook de jonge kinderen doopen?
Antw. Ja; want mitsdien zij, zoowel als de volwassenen , in het verbond van God en zijne gemeente begrepen zijn, en dat hun door Christus bloed de verlossing van de zonden, en de Heilige Geesl, die het gelooi\' werkt, niet minder dan den volwassenen toegezegd wordt, zoo moeien zij ook door den doop, als door hel teeken des verbonds, der Christelijke kerk ingeliji\'d, en van de kinderen der ongeloovigen onderscheiden worden; gelijk in hel oude verbond oi\' Testament door de besnijdenis geschied is, waarvoor in het nieuwe verbond de doop ingezet is.
Hand. 3:39.- IJ komt de belofte toe en uwen kinderen, en allen, die daar verre zijn, zoo velen als er de Heer onze God toe roepen zal, G-en. 17:7. Ik zal mijn verbond oprigten tusschen Mij en tnssehen u, en tusschen uw zaad na u in hunne geslachten, tot een eeuwig verbond.
VAN HET HEILIGE AVONDMAAL 0NZES IIEEREN JEZUS CHRISTUS.
28 ZONDAG.
75 Vraag. Hoe wordt gij in \' t heilige Avondmaal vermaand en verzekerd, dat gij aan de eenige offer-
ande van Christus aan hel kruis volbragt, en aan al zijn goed gemeenschap hebt\'?
Antw. Alzoo, dat Christus mij en allen geloovi-gen tot zijne gedachtenis van dit gebroken brood te eten, en van dezen drinkbeker te drinken bevolen heeft, en daarbij ook belooft; eerstelijk, dat zijn ligchaara zoo zeker voor mij aan het kruis geofferd en gebroken, en zijn bloed voor mij vergoten is, als ik met oogen zie, dat het brood des Heeren mij gebroken, en de drinkbeker mij medegedeeld wordt; en ten andere, dal Hij zeil\' mijne ziel met zijn gekruist iigchaam en vergoten bloed zoo zeker tot het eeuwige leven spijst en laaft, als ik het brood en don drinkbeker des Heeren (als zekere waarteekenen des ligchaams en bloeds van Christus) uit des dienaars hand ontvang, en mon-delijk geniet.
Matth* 30:36—28. Als zij aten, nam Jezus het brood, ongezegend hebbende brak Hij het, en gaf het den discipelen, en zeido; neemt, eet, dat is mijn Iigchaam. En ïïij nam den drinkbeker, en gedankt hebbende, gaf hun dien, zeggende: drinkt allen daaruit, want dut is mijn bloed , het bloed des JSTieuwen Testaments, hetwelk voor velen vergoten wordt tot vergeving der zonden.
7G Vraag. Wat is dat te zeggen : het gekruiste Iigchaam van Christus te eten, en zijn vergoten bloed te drinken ?
Antw. Het is niet alleen, met een geloovig hart, het gansche lijden en sterven van Christus aannemen, en daardoor vergeving der zonden en het eeuwige leven verkrijgen; maar ook daarbenevens door den Heiligen Geest, die te zamen in Christus en in ons woont, alzoo met zijn heilig Iigchaam hoe langer hoe meer vereenigd worden, dat wij, al is het, dat Christus in den hemel is, en wij op aarde zijn, nogtans vleesch van zijn vleesch, en
3*
Leen van zijne beenen zijn, en dat wij van éénen Geest, (als leden eens ligchaams van ééne ziel) eeuwig leven en geregeerd worden.
Joli. 6 : 5G. Die mijn vleesch eet en mijn bloed drinkt, die blijft in Mij en Ik in hem. Eph. 5:30. Wij zijn leden zijns ligchaams, van zijn vleesch en van zijne beenen.
77 Vraag. Waar heeft Christus beloofd, dat Hij de geloovigen zoo zeker al zoo met zijn ligchaam en bloed wil spijzen en laven, als zij van dit gebroken brood eten en van dezen drinkbeker drinken ?
Antw. In de inzetting des Avondmaals, die aldus luidt :
] Kor. 11:23—26. De Heere Jezus, in den nacht in welken Hij verraden werd. het brood nam; en als Hij gedankt had, brak Hij het. en zeide: neemt, eet, dat is mijn ligchaam, dat voor u gebroken wordt, doet dat tot mijne gedachtenis! Desgelijks nam Hij ook den drinkbeker na het eten des Avondmaals en zeide: deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in mijn bloed; doet dat, zoo dikwijls als gij dien zult drinken, tot mijne gedachtenis! Want zoo dikwijls als gij dit brood zult eten en dezen drinkbeker zult drinken, zoo verkondigt den dood des Heeren, tot dat Hij komt.
Deze toezegging wordt ook herhaald door den heiligen Apostel Paulus, waar hij spreekt:
1 Kor. 10:16, 17. De drinkbeker der dankzegging, dien wij (dankzeggende) zegenen, is die niet eene gemeenschap des bloeds van Christus ? Het brood, dat wij breken is dat niet eene gemeenschap des ligchaams van Christus? Want één brood (is het zoo) zijn wij velen één ligchaam, dewijl wij allen ééns broods deelachtig zijn.
78 Vraag. Wordt dan uit brood en wijn het wezenlijk ligchaam en bloed van Christus 1
Antw. Neen : maar gelijk het water in den doop niet in hel bloed van Christus veranderd wordt, noch de afwassching der zonde zelve is, (waarvan het alleen een goddelijk waarteeken en verzekering
37
is;) aizoo wordt ook het brood in hel Nachtmaal niet het ligchaam van Christus zelf, hoewel het, naar den aard en de eigenschap der Sakramentcn, het ligchaam van Jezus Christus genoemd wordt.
1 Cor 10:1—4-. Ik wil niet, broeders! dat gij onwetende zijt, dat onze vaders allen onder de wolk waren, en allen door de zee doorgegaan zijn; en allen in Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee; en allen dezelfde geestelijke spijs gegeten hebben; en allen den-zelfden geestelijken drank gedronken hebben ; want zij dronken uit de geestelijke steenrots, die volgde; en de steenrots was Christus.
79 Vraag. Waarom noemt dan Christus hel brood zijn ligchaam, en den drinkbeker zijn bloed, ot hel nieuwe Verbond door zijn bloed, en Paulus dc gemeenschap des ligchaams en bloeds van Christus
Antw. Chrislus spreekt alzoo niet zonder groote
oorzaak; namelijk, niet alleen om ons daarmede te
leeren, dat, gelijk brood en wijn dit tijdelijk leven
onderhouden, alzoo ook zijn gekruist ligchaam en
zijn vergoten bloed zijn de waarachtige spijs en
drank, waardoor onze zielen ten eeuwigen leven
gevoed worden ; maar veel meer, om ons door deze
i i • •
zigtbare teekenen en panden te verzekeren, dat wij zoo waarachtig zijns waren ügchaams en bloeds door de werking van den Heiligen Geest deelachtig worden , als wij deze heilige waarteekenen met den lig-chamelijken mond tol zijne gedachtenis ontvangen en dat al zijn lijden en gehoorzaamheid zoo zekerlijk ons eigen zijn, als hadden wij zeiven in onzen eigen persoon alles geleden, en God voor onze zonden genoeg gedaan.
Joh. 6 ; 51, 55. Ik ben het levend brood, dat uit den hemel nedergedaald is; zoo iemand van dit brood eet, die zal in der eeuwifr-heid leven. En het brood, dat Ik geven zal, is mijn vleesch, hetwelk Ik geven zal voor het leven der wereld ; want mijn vleesch is waarlijk spijs en mijn bloed is waarlijk drank. Eph. 5 : 30. Wij zijquot; leden zijns ligchaams, van zijn vleesch en van zijne beenen. (fel. 2 ; quot;0. Ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij, en het-
38
prene ik nu in het vleesch leef, dat leef ik door liet g-eloof des Zoons Gfods. die mij liefgehad en zich zeiven voor mij overgegeven heeft.
30 ZONDAG.
80 Vraag. Welk onderscheid is er tusschen het Nachtmaal des ileeren en de Paapsclie mis?
Anlw. liet Nachtmaal des Ileeren betuigt ons, dat wij volkomene vergeving van alle zonden hebben door de eenige offerande van Jezus Christus, die Hij zelf eenmaal aan het kruis volbragt heeft , en dai wij door den Heiligen geest Christus worden ingelijfd, die nu naar zijne menschelijke natuur niet meer op aarde, maar in den hemel is, ter regterhand van God zijnen Vader, en daar van ons wil aangebeden zijn. Maar de mis leert, dat de levenden en de dooden niet door hel lijden van Christus vergeving der zonden hebben, tenzij Christus nog dagelijks voor dezelve van den mispriester geofferd worde, en dal Christus ligchamelijk onder de gestalte des broods en wijns zij, en daarom ook daarin moet aangebeden worden. En alzoo is de mis in den grond anders niet, dan eene verloochening der eenige offerande en des lijdens van Jezus Christus, en eene vervloekte afgoderij.
Hebr. 7:26, 27. Zoodanig* een ïïoogepriester betaamde ons, heilig, onnoozel, onbesmet, afgescheiden van de zondaren en hooger dan de hemelen geworden; dien het niet alle dagen noodig was. gelijk den Hoogepriester, eerst voor zijne eigene zonden slagtofferen op te of-ieren: daarna voor de zonden des volks. want dat heeft Hij éénmaal gedaan, toen Hij zichzelven heeft opgeofferd.
81 Vraag. Voor wie is het Avondmaal des Ileeren ingesteld?
Antw. Voor degenen, die zich zeiven wegens hunne zonden \'mishagen, en nogthans vertrouwen, dat dezelve hun ora Christus wil vergeven zijn, en
39
dat ook de overblijvende zwakheid met zijn lijden en sterven bedekt zij: begeerende ook hoe langer hoe meer hun gelooi\' te sterken, en hun leven te beteren. Maar de geveinsden, en die zich niet met waren harte tot God bekeeren, die eten en drinken zich zeiven een oordeel.
1 Kor. 11 :3S, 29. De mensch beproeve zich zelveu, en ete alzoo ran het brood en drinke van den drinkbeker; want die onwaardig set en drinkt, die eet en drinkt zich zei ven een oordeel, niet onderscheidende het ligchaam des Heeren.
82 Vraag. Zal men ook tot dit Avondmaal laten komen, die zich met hunne bekentenis en leven als ongeloovige en goddelooze menschen aanstellen
Antw. Neen: want alzoo wordt het Verbond van God ontheiligd, en zijn toorn over de gansche gemeente verwekt. Daarom is de Christelijke Kerk schuldig, naar de ordening van Christus en zijne Apostelen, dezulken (tot dat zij betering huns levens bewijzen) door de sleutelen des hemelrijks uit te sluiten.
Matth. 7 : 6. Geeft het heilige den honden niet, en werpt uwo paarlen niet voor de zwijnen. 1 Kor. 5 : 13. Doet gij dezen boozs\' uit ulieden weg.
31 ZONDAG.
83 Vraag. Wat zijn de sleutelen des hemelrijks\'?
Antw. De verkondiging des heiligen Evangelies
en de Christelijke ban ol\' uitsluiting uit de Christelijke gemeente, door welke twee stokken het hemelrijk den geloovigen opengedaan, en den onge-loovigen toegesloten wordt.
Matth. 16 ; 19. lis zal u geven de sleutelen van het koningrijk der hemelen en zoo wat gij zult hinden op de aarde, zal in do hemelen gebonden zijn. En zoo wat gij ontbinden zult op de aarde, zal in ae hemelen ontbonden zijn.
40
84 Yraag. Hoc wordt het hemelrijk door de prediking des Heiligen Evangelies ontsloten en toegesloten ?
Antvv. Alzoo, als achtervolgens het bevel van Christus, allen en een\' iegelijk geloovige verkondigd en openlijk betuigt wordt, dat hun (zoo dikwijls zij de beloften des Evangelies met waren ge-loove aannemen) waarachtig al hunne zonden van God, om de verdiensten van Christus, vergeven /ijn: daarentegen allen ongeloovigen, en die zich niet van harte bekeeren, verkondigd en betuigd wordt, dat de toorn Gods en de eeuwige verdoemenis op hen ligt, zoo lang zij zich niet bekeeren: volgens welk getuigenis van het Evangelie God beide in dit en in het toekomende leven oordeelen wil.
Joh. 3: 3(i. Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien; maar de toorn Grods blijft op hem.
85 Yraag. Hoe wordt het hemelrijk toegesloten en ontsloten door den Christelijken ban?
Antw. Alzoo, als achtervolgens het bevel van Christus, degenen, die onder den christelijken naam onchristelijke leer of leven voeren, nadat zij menigmaal broederlijk vermaand zijnde, van hunne dwalingen en schandelijk leven niet willen alstaan, der gemeente, of dengenen, die van de gemeente daartoe gesteld zijn, aangebragt worden; en, zoo zij naar de vermaning niet vragen, van henlieden, dooi het verbieden der Sakraraenten, uit de christelijke gemeente, en van God zeiven uit het rijk van Christus gesloten worden, en wederom als lidma-len van Christus en van zijne gemeente aangenomen, wanneer ze waarachtige betering beloven en bewijzen.
Matth, 18 : 15—17. Indien u broeder tegen u gezondigd heeft,
41
jra henen en bestraft hem tusschen u en hem alleen; indien hij u hoort, zoo hebt gij uwen broeder gewonnen, maar indien hij u niet hoort, zoo neem nog een of twee met u, opdat in den mond van twee of drie getuigen alle woord besta, en indien hij denzelven geen gehoor geeft, zoo zegt het der gemeente, en indien hij ook der gemeente geen gehoor geeft, zoo zij hij u als de heiden en de tollenaar, 1 Cor. 5 ; 13. Die buiten zijn, oordeelt God. En doet gij dezen boozen uit ulieden weg.
DERDE DEEL.
VAN DE DANKBAARHEID.
32 ZONDAG.
80 Vraag. Aangezien wij uil onze ellendigheid, zonder eenige onzer verdiensten, alleen uit genade, door Christus verlost zijn, waarom moeien wij dan nog goede werken doen ?
Antw. Daarom, dat Christus, nadat Hij ons rnet zijn bloed gekocht en vrij gemaakt heeft, ons ook door zijnen Heiligen Geest lot zijn evenbeeld vernieuwt, opdat wij met ons gansche ieven Code dankbaarheid voor zijne weldaden bewijzen, en Hij door ons geprezen worde; daarna ook, dat elk bij zich zeiven zijns geloofs uit de vruchten verzekerd zij, en dat door onzen godzaligen wandel onze naasten ook voor Christus gewonnen worden.
1 Cor. 6 : 20. Gij zijt duur gekocht, zoo verheerlijkt dan God in iiwr ligchaam, en in uwen geest, welke Godes zijn. Matth. 7:18. Een goede boom kan geen kwade vruchten voortbrengen, noch een kwade boom goede vruchten voortbrengen.
87 Vraag. Kunnen dan die niet zalig worden, die in hun goddeloos, ondankbaar leven voortvarende, zich tot God niet bekeeren ?
Antw. In geenerlei wijze, want de Heilige Schrilt zegt, dat geen onkuische, afgodendienaar, echtbreker, dief, gierigaard, dronkaard, lasteraar, noch roo-ver, noch dergelijke, het rijk van God beërven zal.
42
1 Kor. 6:9, 10. Weet gij niet, dat de onregtvaardigen het koningrijk van G-od niet zullen beërven? Dwaalt niet: noch hoereerders, noen afgodendienaars, noch overspelers, noch ontuchtigen, noch die bij mannen liggen, noch dieven, noch gierigaards, noen dronkaards, geen lasteraars, geen roovers, zullen het koningrijk van God beërven.
88 Vraag. Ia hoe veel stukken bestaat de waarachtige bekeering des menschen?
Antw. In twee stukken: in de afsterving des ouden, en in de opstanding van den nieuwen mensch.
Eph. 4 : 22—34«. (Te weten), dat gij zoudt aÜeggen, aangaande de vorige wandeling, den ouden mensch, die verdorven wordt door de begeerlijkheden der verleiding, en dat gij zoudt vernieuwd worden in den geest uws gemoeds en den nieuwen mensch aandoen, die naar God geschapen is in ware regtvaardigheid en heiligheid.
89 Vraag. Wat is de afsterving des ouden menschen ?
Antw. Het is een hartelijk leedwezen, dat wij God door onze zonden vertoornd hebben, en de zelve hoe langequot; hoe meer haten en vlieden.
2 Kor. 7 : 10. De droefheid naar God werkt eene onberouwelijke bekeering tot zaligheid, maar de droefheid der wereld werkt den iood.
90 Vraag. Wat is de opstanding des nieuwen menschen ?
Antw. Het is eene hartelijke vreugd in God door Christus, en lust en liefde om naar den wille Gods in alle goede werken te leven.
Rom. 5 : 1. Wij dan geregtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God, door onzen Heer Jezus Christus. Eom. 7 : 23. Ikiieb een vermaak in de Wet Gods, naar den inwendigen mensch.
91 Vraag. Maar wat zijn goede werken?
Antw. Alleen, die uit het ware geloof, naar de
wet Gods, -Hem ter eere geschieden; en niet, die op ons goeddunken of menschen-inzettingen gegrond zijn.
Rom. 14 : 23. Al wat uit het geloef niet is, dat is zonde. Matth.
43
15 : 9. Te vergeefs ecren zij Mij, leerende leeringen, die g-ebodeu van mensclien zijn.
95 Vraag. Hoe luidt de wet des Heeren?
Antw. God sprak alle deze woorden:
Exod. 20 : 2. Deut. 5:6. Ik ben de Heere uw God, die u uit Egypteknd, uit het diensthuis, uitgeleid heb.
LIET EERSTE GEBOD.
Gij zult g-eene andere goden voor mijn aangezigt hebben.
HET TWEEDE GEBOD.
Gij zult u geen gesneden beeld, noch eenige gelijkenis maken , \'van hetgene, dat boven in den hemel is, noch van hetgene, dat onder op de aarde is, noch van hetgene, dat in de wateren onder de aarde is. Gij zult u voor die niet buigen. noch hen dienen ; want ik, de Heere uw God, ben een ijverig God, die de misdaad der vaderen bezoekt aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde lid dergenen die Mij haten. En doe barmhartigheid aan duizenden dergenen, die Mij liefhebben en mijne geboden onderhouden.
HET DERDE GEBOD.
Gij zult den naam des Heeren uws Gods niet ijdelijk gebruiken, want de Heere zal niet onschuldig houden, die zijnen naam ijdelijk gebruikt.
HET VIERDE GEBOD.
Gedenkt den Sabbathdag, dat gy dien heiligt. Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen. Maar de zevende dag is de Sabbath des Heeren uws Gods, dan zult gij geen werk doen; gij, noch uw zoon, noch uwe dochter, noch uw dienstknecht, noch uwe dienstmaagd, noch uw vee, noch uw vreemdeling, die in uwe poorten is: want in zes dagen heeft de Heere den hemel en de aarde gemaakt, de zee, en al wat daarin is, en Hij ruste ten zevenden dage, daarom zegende de Heere den Sabbathdag, en heiligde denzelven.
HET VIJFDE GEBOD.
Eert uwen vader en uwe moeder, opdat uwe dagen verlengd worden in het land , dat u de Heere uw God geeft.
HET ZESDE GEBOD.
Gij zult niet doodslaan.
HET ZEVENDE GEBOD.
Gij zult niet echtbreken.
•44
HET ACHTSTE GEBOD,
Gij zult niet stelen.
HET NEGENDE GEBOD.
G-ij zult geen valsche getuigenis spreken tegen uwen naaste. %
HET TIENDE GEBOD.
Gij zult niet begeeren uws naasten huis; gii zult niet begeeren uws naasten wijf, noch zijnen dienstknecht, noch zijnen dienstmaagd noch zijnen os, noch zijnen ezel, noch iets, dat uws naasten is.
93 Vraag. Hoe worden deze tien geboden gedeeld ?
Antw. In twee tafelen, waarvan de eerste leert,
hoe wij ons jegens God zullen houden, de andere, wat wij onzen naasten schuldig zijn.
Deut. 4- : 13. Toen verkondigde Hij u zijn verbond, dat Hij u gebood te doen. de tien woorden, en schreef ze op twee ?teeneii tafelen. Matth. 22 : 4-0. Aan deze twee geboden hangt de ganse he wet en de Profeten.
94 Vraag Wat gebiedt God in het eerste gebod?
Antw. Dat ik, zoo lief als mij mijner zielen zaligheid is, alle afgoderij, tooverij, waarzegging, superstitie of bijgeloof, aanroeping der heiligen of andere schepselen, mijde en vliede, en deneenigen waren God regt leere kennen, Hem alleen ver-trouwe, in alie ootmoedigheid en lijdzaamheid, mij Hern alleen onderwerpe, van Hem alleen alles goeds verwachte. Hem van ganscher harte liefhebbe, vreeze en eere, alzoo dat ik eer van alie schepselen afga en varen late, dan dat ik het allerminste tegen zijnen wil doe.
Levit. 19 : 31. ö-ij zult u niet keeren tot de waarzeggers en tot de duivels-kunstenaren: zoek ze niet, u met hen verontreinigende. Ik ben de Heere uw God. Openb. 19 ; 10. Aanbid God.
95 Vraag. Wat is afgoderij ?
Antw. Afgoderij is, in de plaats van den eenigen waren God, die zich in zijn WToord geopenbaard
heeft, of benevens Hem, iets anders versieren of hebben, waarop de raensch zijn vertrouwen zet.
Eph. 5:5. Dit. quot;weet gij, dat geen hoereerder of onreine, of gierigaard, die een afgodendienaar is, erfenis heeft in het koningrijk van Christus en van God. Phil. 3:18, 19. Zij zijn vijanden des kruises van Christus. Wier einde is het verderf, wier G-od is de buik.
35 ZONDAG.
96 Vraag. Wat eischt God in het tweede gebod ?
Antw. Dat wij God in geenerlei wijze afbeelden,
noch op eene andere wijze vereeren, dan Hij in zijn Woord bevolen heeft.
Deut. i : 15, 16. Wacht u \'.(ian wel voor uwe zielen (want) gij hebt g-eene gelijkenis gezien, tón dage als de Heere op Horeb uit het midden des vuurs tot u sprak, opdat gij u niet verderft, en maakt u iets gesnedens , de gelijkoais van eenig beeld, de gedaante van man of wijf. Jes. 40 : 18. Bij wieu zult gij God vergelijken\'? of welke gelijkenis zult gij Hem toepassen ?
97 Vraag. Mag men dan ganschelijk geen beelden maken 1
Antw. God kan en mag op geenerlei wijze afgebeeld worden : maar de schepselen, al is het dat zij kunnen afgebeeld worden, zoo verbiedt God nogtans hunne beeltenis te maken en le hebben, om die te vereeren, of God daardoor te dienen.
Exod. Sitl-k Gij zult u niet buigen voor eenen anderen God; want des Heeren naam is ijveraar; een ijverig God is Hij.
98 Vraag. Maar zou men de beelden in de kerken als boeken der leeken niet mogen lijden ?
Antw. Neen: want wij moeten niet wijzer zijn dan God, die zijne Christenen niet door stomme beelden, maar door de levendige verkondiging zijns Woords, wil onderwezen hebben.
Jer. 10:8. In één ding zijn zij toch onvernuftig en zot; een hout is een onderwijs der ijdelhedèn. Zaoh. 10 ; \'2. De Teraphira spreken ij delheid.
46
99 Vraag. Wal wil het derde gebod ?
Antw. Dat wij niet alleen met vloeken, of met valschen eede, maar ook mei onnoodig zweren , den naam van God niet lasteren of misbruiken, noch ons mei ons stilzwijgen en toezien zulke schrikkelijke zonden deelachtig maken. En in één woord, dat wij den Heiligen naam van God anders niet dan met vreeze en eerbied gebruiken, opdat Ilij van ons regt bekend, aangeroepen, en in al onze woorden en werken geprezen worde.
Lev. 24«: 14. Brengt den vloeker uit tot buiten het leger, en allen, die het gehoord hebben, zullen hunne handen op zijn hoofd loggen, daarna zal hein de geheele vergadering steenigen. Lev. 19 :13. Gij zult niet valschelijk bij mijnen naam zweren ; want gij zoudt den naam uws Gods ontheiligen. Ik ben de Heer. Matth. 5*: 37. Maallaat zijn uw woord : ja, ja; neen, neen; wat boven dezen is, dat is uit den booze. 1 Tim. 6:1. De dienstknechten, zoo velen als er onder het juk zijn. zullen hunne heeren alle eer waardig achten; opdat de naam van G-od en de leer niet gelasterd worde.
100 Vraag. Is het dan zoo groote zonde, Gods naam met zweren en vloeken te lasteren, dat God zich ook over die vertoornt, die, zooveel als hun mogelijk is, het vloeken en zweien niet helpen weren en verbieden ?
Antw. Ja, gewisselijk; want daar is geen grooter zonde, noch die God meer vertoornt dan de lastering zijns naams; waarom Hij ook bevolen heeft dezelve met den dood te straffen.
Lev. 5 ; 1. Als nu een mensch zal gezondigd hebben, dat hij gehoord heeft eene stem des vloeka, waarvan hij getuige is, hetzij dat hij het gezien of geweten heeft, indien hij het niet te kennen geeft, zoo zal hij zijne ongeregtigheid dragen. Lev. 24:1G. Wie den naam des Heeren zal gelasterd hebben, zal zekerlijk gedood worden.
47
101 Vraag. Mag men ook godzaliglijk bij den naam van God eenen eed zweren ?
Antw. Ja, als het de overheid van hare onderdanen , of anderzins ook de nood vordert, om trouw en waarheidquot; daardoor te bevestigen, en dat tot Gods eer en des naasten zaligheid; want zulk eedzweren is in Gods woord gegrond, en daarom ook van de heiligen in het Oude en Nieuwe Testament regt gebruikt geweest.
Deut. 6 : 13. G-ij zult den Heere uwen God vreezen en Hem dienen, en gij zult bij zijnen naam zweren. Jer. -i : -2. Zweert zoo waarachtig als de Heere leeft, in waarheid, in regt en in geregtigheid. Gen. 21 : 24. Abraham zeide, ik zal zweren. 3 Kor. 1 : 23. Ik aanroep God tot een getuige over mijne ziel, dat ik, om u te sparen, nog tot Eorinthe niet ben gekomen.
102. Vraag. Mag men ook bij de heiligen of\' bij eenige andere schepselen een eed zweren\'?
Antw. Neen: wanl een\' regten eed zweren is God aanroepen, dat Hij, als die alleen het hart kent, der waarheid getuigenis wil geven, en mij straffen, indien ik valschelijk zwere; welke eer aan geene schepselen toebehoort.
Jer. 5 : 7- Hoe zoude Ik over zulks u vergeven? uwe kinderen verlaten Mij en zweren bij hen, die geen God zijn. Jer. 17 : 10. Ik de Heere, doorgrond het hart en proef de nieren.
103 Vraag. Wat gebiedt God in het vierde gebod?
Antw. Eerstelijk, dat de Kerkedienst, of het Predikambt en de scholen onderhouden worden, en dat ik, inzonderheid op den Sabbath, dat is, op den rustdag, tot de gemeente van God naarstig kome, om Gods Woord te hooren, de Sacramenten te gebruiken, God den Ileere openlijk aan te
48
roepen, en den armen christelijke handreiking te doen; ten andere, dal ik al de dagen mijns levens van mijne booze werken viere, den Heere door zijnen geest in mij late werken, en alzoo den eeuwigen Sabbath in dit leven aanvange.
1 ïim. 3: 1. Zoo iemand tot een opzieners-ambt lust heeft, die begeert een treffelijk werk. Exod 31 : 15. Zes dagen zal men werk doen, doch aan den zevenden dag is de Sabbath der rustj eene heiligheid des Heeren: Wie op den Sabbathdag arbeid d.oet, zal zekerlijk gedood worden. Hand. 2 : 42. Zij waren volhardende in de leer der apostelen, en in de gemeenschap, en in de breking des broods, en in de gebeden. 1 Oor. 16 : 2. Op eiken eersten dag der week, legge een iegelijk van u (iets) bij zich zeiven weg, vergaderende een schat, naardat hij welvaren verkregen heeft. Hebr. 4 : 9, 10. Daar blijft dan eene rust over voor het volk Gods. Want die ingegaan is in zijne rust, die heeft zelf ook van zijne werken gerust, gelijk God van de zijne.
39 ZONDAG.
104 Vraag. Wal wil God in het vijlde gebod?
Antw. Dat ik mijn\' vader en mijne moeder, en allen, die over mij gesteld zijn, alle eer, lielde en trouw bewijze, en mij hunne goede leer en straf met behoorlijke gehoorzaamheid onderwerpe, en ook met hunne zwakheden en gebreken geduld hebbe, aangezien het God belieft, ons door hunne hand te regeeren.
Eph. 6 : 1—3. Gij kinderen! zijt uwen ouderen gehoorzaam in den Heere, want dat is regt. Eert uwen vader en uwe moeder (hetwelk het eerste gebod is met eene belofte), opdat het u welga, en gij lang leeft op de aarde. Spreuk. 1 : 8. Mijn zoon! hoor de tuchtuws vaders en verlaat de leer uwer moeder niet. Spreuk. 30 : 20. Wie zijnen vader of zijne moeder vloekt, diens lamp zal uitgebluscht worden in zwarte duisternis. Spreuk. 23 : 32. Hoort naar uwen vader, die u gewonnen heeft, en veracht uwe moeder niet als zij oud geworden is. Kom. 13 : 1. Alle ziel zij de magten over haar gesteld onderworpen. Want daar is geene magt, dan van God, en de magten, die daar zijn, die zijn van God verordineerd. Eph. 6 : 4-, 9. Gij vaders, verwekt uwe kindereu niet tot toorn, maar voedt ze op in de leering en vermaning des Heeren. En gij, heeren 1 doet hetzelfde bij hen, (te weten de dienstknechten) nalatende de dreiging
49
als die weet, dat ook uws zelfs Heer in de hemelen is. en dat geene aanneming- des persoons bij Hem is.
40 ZONDAG.
\'105 Yraag. Wat cischt God in het zesde gebod\'?
Antw. Dat ik mijnen naasten, noch mei gedachten, noch met woorden ofeeniggelaat, veel minder met de daad, door mij zeiven, ot door anderen, onteere, hale, kwetse of doode, maar dat ik alle wraakgierigheid aflegde, ook mij zeiven niet kwetse, ot moedwillig in eenig gevaar begeve; waarom ook de Overheid het zwaard draagt, om den doodslag te weren.
Gen. 9 : G. Wie des menschen bloed vergiet, zijn bloed zal door de menschen vergoten worden: want God heeft den rnensch naar zijn beeld gemaakt. Rom. 13 : 19. Wreek u zolvon niet, beminden! maar geef den toorn plaats. Want daar is geschreven : Mij (komt) de wrake (toe). Ik zal het vergelden, zegt do, lieer. Som. 13 ; 4. (De overheid) is Gods dienares, u ten goodo. Maar, indien gij kwaad doet, zoo vreest, want zij draagt het zwaard niet te vergeefs; want zij is Gods dienares, eene wreekster tot straf dengenen, die kwaad doet.
lOö Vraag. Maar dit gebod schijnt alleen van het doodslaan te spreken?
Antw. God, verbiedende den doodslag, leert ons, dat Hij den wortel des doodslags, als nijd, haat, toorn en wraakgierigheid haat, en zulks alles voor eenen doodslag houdt.
Jac. 1 : 20. De toorn des mans werkt Gods geregligheid niet. 1 Petr. 3 : 9. Vergeldt niet kwaad voor kwaad, ofschelden voor schelden. 1 Joh. 3 : 15. Een iegelijk, die zijnen broeder haat, is een doodslager.
107 Vraag. Maar is het genoeg, dat wij onze naasten, zoo als gezegd is, niet dooden?
Antw. Neen; want God, verbiedende den nijd, haat en toorn, gebiedt, dat wij onzen naasten liefhebben als ons zeiven, en jegens hen geduld, vrede,
4
50
zachtraoediglieid, barmhartigheid, en alle vriendelijkheid bewijzen, zijne schade, zoo veel ons mogelijk is, afkeeren, en ook onze vijanden goed doen.
Matth. 23 : 39. Gij zult uwen naasten liefhebben als u zeiven. Matth. 7 : 12. Alle dingen dan, die gij wilt, dat u de menschen zouden doen. doet gij hun ook alzoo, want dit is de wet en de profeten. Kom. 12 : 10. Hebt elkander hartelijk lief met broederlijke liefde; met eere de een den anderen voorgaande. Matth. 5 :44. Hebt uwe vijanden lief, zegent zo, die u vervloeken, doet wel dengenen, die u haten, en bidt voor degenen, die u geweld aandoen en die u vervolgen.
108 Vraag. Wat leert, ons het zevende gebod?
Antw. Dat alle onkuischheid van God vervloekt
is, en dat wij daarom dezelve van harte vijand zijnde kuisch en tuchtelijk leven moeten, hetzij in den heiligen huwelijken slaat, or buiten denzelven.
Spreuk. G : S3. Die met eene vrouw overspel doet, is verstandeloos, hij verderft zijne ziel, die dat doet. Eph. 5 : 5, 6. Dit weet gij dat geen hoereerder. of onreine, of gierigaard, die een afgodendienaar is, erfenis heeft in het koningrijk van Christus en van Grod; want om deze dingen komt de toom G-ods. Hebr. 13 : 4. Het huwelijk is eerlijk ouder allen en het bed onbevlekt, maar hoerearders en overspelers zal G-od oordeelen.
109 Traag. Verbiedt God in dit gebod niet meer dan echtbreken en dergelijke schande?
Antw. Dewijl ons lijf en ziel tempelen des Heiligen Geestes zijn, zoo wil Hij, dat wij die beide zuiver en heilig bewaren. Daarom verbiedt Hij alle onkuische daden, gebaren, woorden, gedachten, lusten, en wat den mensch daartoe trekken kan.
1 Kor. 0 : 19. Weet gij niet dat ulieder ligchaam een tömpel is des Heiligen Geestes? I Kor. 15 ; 33. Dwaalt niet; kwade zamen-sprekingen verderven goede zeden. Eph. 4 : 29. G-een vuilo rede ga uit uwen mond. Matth. 15 ; 19. Uit het hart komen voort hooze bedenkingen, doodslagen, overspelen, hoererijen, dieverijen, valsche getuigenissen, lasteringen.
51
42 ZONDAG.
110 Vraag. Wat verbiedt God in het achtste gebod ?
Antvv. God verbiedt niet alleen dat stelen en rooven, hetwelk dc Overheid straft, maar Hij noemt ook dieverij, alle booze stukken en aanslagen, waarmede wij onzes naasten goed denken aan ons te brengen, hetzij met geweld, of schijn desregts, als met onregt gewigt, el, maat, waar, munt, woeker, of door eenigmiddel, van God verboden; daartoe ook alle gierigheid, alle misbruik en verkwisting zijner gaven.
Lev. 19 : 11, 35, 36. Grij zult niet stelen, en gij zult niet liegen, noch valschelijk handelen, een iegelijk tegen zijnen naaste. Gij zult geen onregt doen in het gerigt, met de elle, met het gewigt, of met de maat. G-ii zult eene regte waag hebben, regte weegsteenen; eene regte epna en eene regte hin. Deut. 33:19. Gij zult aan uwen broeder niet woekeren, met woeker van geld, met woeker van spijs, met woeker van eenig ding, waarmede men woekert. 1 Tim. 6 :10. De geldgierigheid is een wortel van alle kwaad. Spreuk. 33 :20 ■, 31. Zijt niet onder de wijnzuipers, noch onder de vleeschvreters, want een zuiper en vraat zal arm worden, en de sluimering doet verscheurde kleederen dragen.
141 Vraag. Maar wat gebiedt God in dit gebod\'?
Anlw. Dat ik mijns naasten nut, waar ik kan en mag, bevordere, met hem alzoo handele, als ik wilde, dat men met mij handelde: daarbij ook, dat ik getrouwelijk arbeide, opdat ik den nooddruftige helpen moge.
Matth. 7 : 13. Alle dingen dan , die gij wilt, dat u de menschen zouden doen, doet gij hun ook alzoo. Eph. 4? : 33. Die gestolen heeft stele niet meer, maar arbeide liever, werkende dat goed is met de handen, opdat hij hebbe mede te deelen dengenen, die nood heeft
112 Vraag. Wat wil het negende gebod\'?
Antw. Dat ik tegen niemand valsch getuigenis geve, niemands woorden verkeere, geen achterklap-
52
per of lasteraar zij, niemand lichtelijk en onverhoord oordecle of helpe verdoemen, maar allerlei liegen en bedriegen, als eigene werken des duivels, ver-mijde, tenzij ik den zworen toorn Gods op mij laden wil; insgelijks, dat ik in het gerigt en alle andere handelingen de waarheid liefhebhe: opregtelijk spreke en hekenne; ook mijns naasten eer en goed perucht, naar mijn vermogen, voorsta enhevordere.
Exod. £3 : 1. CHj zult g-ean valseli gerucht opnemen; en stelt uwe liand niet l)i) den goddelooze, om een getuig-s tot geweld te zijn. Bpreui. G : 19. Een valsoh getuige, die leugenen blaast en dietus-schen broederen krakeelen inwerpt, is den Iloere een gruwel. Mattli. T : 1. Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt. Joh. 7 ; bl. Oordeelt niet naar het aanzien, maar oordeelt een regtvaardig oordeel. Oordeelt ook onze wet den mensch, tenzij dat ze eerst Tan hem gehoord heeft, en verslaat wat hij doet? Joh. 8 : 44. Gij zijt uit den Tader den duivel, ea wilt de begeerte uws vaders doen, die was een mensehenmoorder van den beginne en is in de waarheid niet staande gebleven; want geen waarheid is in hem. Ps 15 : 1, 2. lleere! wie zal verkeeren in uwe tent? wie zal wonen op den berg uwer heiligheid? die opregt wandelt en geregtigheid weckt, en die met zijn hart de waarheid spreekt. 1 Petri 4:8. Hebt vooral vurige liefde tot elkander, wunt de liefde zal menigte van zonden bedekken.
4.4 ZONDAG.
\\\\2gt; Vraag. Wat eischt van ons het tiende gebod ?
Antw. Dat ook de minste lust of gedachte tegen eenig gebod Gods in ons hart nimmermeer kome; maar dat wij, te allen tijde, van ganscher harte, aller zonde vijand zijn, en lust tot alle geregtigheid hebben.
Matth. 5 : 19. Uit het hart komen voort booze bedenkingen, doodslagen, overspelen, hoererijen, dieverijen, valsche getuigenissen, lasteringen. Rom. 7 ; 7. Ook had ik de begeerlijkheid niet geweten zonde te zijn, indien de wet niet zeide: gij zult niet oegeeren. Col. 3 ; 5. Doodt dan uwe leden, die op de aarde zijn, namelijk: hoererij , onreinheid, schandelijke bewegingen, kwade begeerlijkheid en gierigheid, welke is afgodendienst. Jud. vs. 23. Haa\'; ook den rok die van het vleeseh bevlekt is.
114- Yraag. Maar kunnen degenen, die tot God
bekeerd zijn, deze geboden volkomen houden?
Anlw, Neen: want ook de allerheiligslen hebben, zoo lang zij in dit leven zijn, maar een klein beginsel dezer geboorzaamneid, doch alzoo, dat ze met een ernstig voornemen, niet alleen naar sommige, maar naar alle geboden Gods beginnen te loven.
Pred. 7 : 30. Yoorwaar! daar is geen meiisch reg-tvaardig- op aarde, die goed doet en niet zondigt. Jac. 3 : 3. Wij struikelen allen in velen. Ps. llü : 128. Ik heb al uwe bevelen, van alles, voor regt gehouden, maar alle valsche pad heb ik gehaat.
115 Vraag. Waarom laat ons God dan alzoo scher-pelijk de tien geboden prediken, zoo ze toch niemand in dit leven houden kan?
Antw. Eerstelijk: opdat wij ons leven lang onzen zondigen aard, hoe langer hoe meer, leeren kennen en des te begeerlijker zijn om de vergeving der zonden en de geregtigheid in Christus te zoeken; daarna, dat wij zonder onderlaten ons benaarstigen, en God bidden om de genade des Heiligen Geestes; opdat wij hoe langer zoo meer naar het evenbeeld Gods vernieuwd worden, totdat wij tot deze voorgestelde volkomenheid na dit leven geraken.
Rom. 3 : 20. Door de wet is de kennis der zonde. Rom. 7:7. Jk kende de zonde niet. dan door de wet. Psalm 51 : 12—14. Schep mij een rein hart, o G-od! en vernieuw in het binnenste van mij eenen vasten geest. Verwerp mij niet van uw aaugezigt, en neem uwen Heiligen geest niet van mij. Geef mij weder de vreugde uws aeils. en de vrijmoedige geest ondersteune mij.
V A N II E T GEBED.
45 ZONDAG.
116 Vraag. Waarom is het gebed den Christenen ■van noode?
Antvv. Daarom, dat dit het voornaamste stuk der dankbaarheid is, hetwelk God van ons vordert, en
54
dat God zijne genade en den lieiligen Geest alleen dien geven wil, die Hem met hartelijke zuchten zonder ophouden daarom bidden en daarvoor danken.
Ps. 50 : 14, 15. Offert G-ode dank en betaalt den Allerhoog-sten uwe g-eloften. Koept mij aan in den dag- der benauwdheid! Ik zal er u uithelpen en gij zult Mij eeren. Matth. 7 : 7, 8. Bidt, en u zal g-egeven worden; zoekt, en gij zult vinden; klopt, en u zal opengedaan worden, want een iegelijk die bidt, die ontvangt; en die zoekt, die vindt, en die klopt, dien zal opengedaan worden.
117 \\raag. Wat behoort tot zulk een gebed, dat God aangenaam is, en van Hem verhoord wordt?
Antw. Eerstelijk, dat wij alleen den eenigen waren God, die zich in zijn woord geopenbaard heeft, om al hetgene, dat Hij ons geboden heefl. te bidden, van harte aanroepen; ten tweede, dat wij onzen nood en ellendigheid regt en grondig kennen, opdat wij ons voor het aangezigt zijner majesteit verootmoedigen; ten derde, dat wij dezen vasten grond hebben, dat ilij ons gebed, niettegenstaande dat wij zulks onwaardig zijn, om des Hoeren Christus wil, zekerlijk wil vcrhooren, gelijk Ilij ons in zijn woord beloofd heeft.
Matth. 4 : 10. Den Ileere uwen God zult gij aanbidden en Hem alleen dienen, Ps. Uo : 18, 19. De Heer is nabij allen, die Hem aanroepen, allen, die Hem aanroepen in der waarheid. Hij doet het welbehagen dergenen, die Hem vreezen; Hij hoort hun geroep en verlost hen. Ps. 34 : 19. De Heer is nabij de gebrokenen van harte, en Hij behoudt de verslagene van geest! Duo. 13 • 13. De tollenaar sloeg op zijne borst, zeggende: O God, zijt mij zondaar genadig. Joh. Ié : 13. Zoo wat gii begeeren zult in mijnen naam dat zal Ik doen; opdat de Yader in den Zoon verheerlijkt worde.
118 Yraag. Wat heeft ons God bevolen, van Hem te bidden\'?
Antw. Alle geestelijke en ligchamelijk nooddruft, welke de Heere Christus begrepen heelt in het gebed, dat Hij zelf ons geleerd heeft.
55
Matth. B : 33. Zoekt eerst hot Koningrijk G-ods en zijne gereg-tigheid, en alle deze dingen zullen u toegeworpen worden.
•H9 Vraag. Hoe luidt dat gebed?
Antw. Onze Vader, die in de hemelen (quot;rij\'t), uw naam worde geheiligd. Uw Koningrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in den hemel (alzoo) ook op der aarde. Geef ons heden ons dagelijks brood. En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren. En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den hoozen ; want U is het Koningrijk, en de kracht, en de heerlijkheid, tot in der eeuwigheid. Amen.
120 Vraag. Waarom heeft ons Christus geboden, God alzoo aan te spreken; onze Vader?
Antw. Opdat Hij van stonden aan, in het beginsel onzes gebeds, in ons de kinderlijke vreeze en toe-voorzigt tot God verwekke, welke beide de grond onzes gebeds zijn: namelijk, dat God onze Vader door Christus geworden is, en dat Hij ons veel minder afslaan zal, hetgeen dat wij Hem met regten geloove bidden, dan onze vaders ons aardsche dingen ontzeggen.
Mal. 1 : 6. Een zoon zal den vader eeren, en een knecht zijnen heer: ben Ik dan een Yader, waar is mijne eer? en ben Ik een Heer waar is mijne vrees? zegt de Heer der heirscharen. Joh. 1 : 12. Zoo velen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hi j magt gegeven, kinderen Gods te worden, namelijk die in zijnen naam gelooven. Matth. 7 : 11. Indien dan gij, ciie boos zijt, weet uwe kinderen goede gaven te geven, hoe veel te meer zal uw Yader, die in de hemelen is, goede (gaven) geven dengenen, die ze van Hem bidden. Psalm. 103 : 13. Gelijk zich eenen vader ontfermt over de kinderen ontfermt zich de Heere over degenen, die Hem vreezen.
124 Vraag. Waarom wordt hier toegedaan: die in de hemelen zijt?
Antw. Opdat wij van de hemelsche majesteit Gods niet aardsch gedenken, en van zijne almagtigheid alle nooddruft des lijfs en der ziel verwachten.
Psalm 115 : 3. Onze G-od is toch in den hemel, Hij doet al wat
56
Hem behaagt Jer. 23 : 23, 24gt;. Een ik een God van nabij? spreekt de Heere, en niet een God van verre? zou zich iemand in verborgene plaatsen kunnen verbergen, dat ik Hem niet zoude zien? spreekt de Heere, en vervul ik niet den hemel en de aarde? spreekt de Heere. Kom. 10 : 12. Een zelfde is de Heer van allen, rijk zijnde over allen die Hem aanroepen.
lt;47 ZONDAG.
112 Vraag. Welke is de eerste bede ?
Antw. Uw naam worde geheiligd. Dat is: geef ons, eerslelijk, dal wij u regt kennen, en U in al uwe werken, in welke uwe almagligheid, wijsheid, goedheid, geregtigheid, barmhartigheid, en waarheid klaarlijk schijnt, heiligen, roemen en prijzen, daarna ook, dat wij al ons leven, gedachten , woorden en werken alzoo schikken en rigten, dat uw naam om onzentwil niet gelasterd, maar geëerd en geprezen worde.
Joh. 17 : 3. Dit is het eeuwige leven, dat zij u kernen, den eenigen waaraehtigen God, en Jezus Christus dien Gij gezonden hebt. Rom. 11 : 33. O diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennisse Gods, hoe ondoorzoekelijk zijn zijne oordeelen en onraspeur-lijk zijne wegen! Ps. 1^5 : 8—10 en 17. Genadig en barmhartig is de Heere, langmoedig en groot van goedertierenheid. De Heer is aan allen goed, eu zijne barmhartigheden zijn over al zijne werken. Al uwe werken, Heere ! zullen U loven en uwe gunstgenooten zullen IJ zegenen. De Heere is regtvaardig in al zijne wegen, en goedertieren in al zijne werken. Ps. 71 :8. Laat mijne mond vervuld worden met uwen lof, den ganschen dag met uwe heerlijkheid. Ps. 115:1. Niet ons, 6 Heere, niet ons, maar uwen naam geef eer, om uwer goedertierenheid, om uwer waarheid wil. Matth. 5:16. Laat uw licht alzoo schijnen voor de menschen, dat zij uwe goede werken mogen zien, en uwen Vader, die in de hemelen is , verheerlijken.
48 ZONDAG.
123 Vraag. Welke is de tweede bede?
Antw. Uw koningrijk kome. Dat is: regeer ons alzoo, door uw Woord en uwen Geest, dat wij ons hoe langer hoe meer U onderwerpen; bewaar en vermeerder uwe Kerk, verstoor de werken des dui-
57
veis, en alle geweld, dat zich tegen U verheft, mitsgaders alle boozo raadslagen, die tegen uw heilig Woord bedacht worden, totdat de volkomenheid uws Rijks kome, waarin Gij alles zult zijn in allen.
Ps. 143 : 10. Leer mij uw welbehag-en doen! want Grij zijt mijn God. uw goede G-eest geleide mij in een effen land! Matth. ö : 33. Zoek eerst het Koningrijk van G-od en zijne geregtigheid , en alle deze dingen zullen u toegeworpen worden. Ps. 5i : 20. Doe wel bij Sion naar uw welbehagen; bouw de muren van Jeruzalem op. Ps. 129 : 5. Laat ze beschaamd en achterwaarts gedreven worden, allen, die Sion haten. 2 Sam. 15 : 31. 6 Heere! maak toch Achi-tophels raad tot zotheid. Kom. 16 : 30. De G od des v redes zal den satan haast onder uwe voeten verpletteren. 1 Cor. 15 : 28. Wanneer Hem alle dingen zullen onderworpen zijn. dan zal ook de Zoon zelf onderworpen worden Dien, die Ilem alle dingen onderworpen heeft. opdat G-od zij alles in allen.
49 ZONDAG.
42-4 Vraag. Welke is de derde bede?
Antw. Uw wil geschiede, gelijk in den hemel, alzoo ook op de aarde. Dat is; geef, dat wij en alle menschen onzen eigen wil verzaken, en uwen wil, die alleen goed is, zonder eemg tegenspreken, gehoorzaam zijn, opdat alzoo een iegelijk zijn ambt en beroeping zoo gewillig en getrouw moge bedienen en uitvoeren, als de engelen in den hemel doen.
Matth. 16: 34. Jezus zeide tot zijne discipelen: zoo iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelven. en neme zijn kruis op, en volge Mij. Luc. 32 : 42. Yaderl of Gij wildet deze drinbeker van Mij wegnemen ; doch niet mijn wil, maar de uwe geschiede. 1 Kor. 7 :24. Een iegelijk. daarin hij geroepen is , broeders, die blijve in hetzelve bij God. Éf. 4 : 1. Wandelt waardiglijk der roeping; met welke gij geroepen zijt.
Ps. 103 : 20, 21. Looft den Heere, zijne engelen, gij krachtige helden, die zijn woord doet, gehoorzamende de stem zijns woords. Looft den Heere, al zijne heirscharen, gij zijne dienaars, die zijix welbehagen doet.
125 Vraag. Welke is de vierde bede?
58
Antw. Geef ons heden ons dagelijksch brood. Dat is: wil ons met alle nooddruft des ligchaams verzorgen, opdat v.ij daardoor bekennen, dat Gij de eenige oorsprong alles goeds zijt, en dat noch onze zorg, noch arbeid, noch uwe gaven, zonder uwen zegen, ons gedijen, en dat wij derhalve ons vertrouwen van alle schepselen aftrekken, en op U alleen stellen.
Ps. 145 : 15, 16. Aller oogen wachten op U, en gij geeft hun hunne spijs te zijner tijd. G-ij doet uwe hand open en verzadigt al wat er leeft, naar uw welbehagen. Spreuk. 30 : 8. Armoede noch rijkdom geef mij niet, voedt mij met het brood mijns bescheiden deels. Ps. 36:7, 10. Heere! gij behoudt menschen en beesten; want bij ü is de fontein des levens. Ps. 127 : 1. 2. Zoo de Heere het huis niet bouwt. te vergeefs arbeiden de bouwlieden daaraan , zoo do Heere de stad niet bewaard, te vergeefs waakt de wachter. Het is te vergeefs dat gijlieden vroeg opstaat. laat op blijft, eet brood der smarte, Jtet is alzoo, dat Hij het zijnen beminden als in den slaap geeft. Ps. 55 : 23. Werpt uwe zorgen op den Heere, en Hij zaluonderhouden, Hij zal in eeuwigheid niet toelaten, dat de regtvaardige wankele.
54 ZONDAG.
126 vraag. Welke is de vijfde bede?
Antw. En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren. Dit is: wil ons arme zondaren al onze misdaden, en ook de boosheid, die ons altijd aanhangt, om het bloed van Christus wil, niet toerekenen; alzoo wij ook het getuigenis uwer genade in ons bevinden, dat ons gansche voornemen is, onzen naasten van harte te vergeven.
Ps. 51:3—5. Zijt mij genadig, o God! naar uwe goedertierenheid, delg mijne overtredingen uit naar de grootheid uwer barmhartigheden, wasch mij wel van mijne ongerechtigheid, en reinig mij van mijne zonden. Want ik ken mijne overtredingen, en mijne zonde is steeds voor mij. Ps. 130:3, 4lt;! Zoo gij, Heere! de ongerechtigheden gadeslaat. Heere! wie zal bestaan V Maar bij u is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt. Ps. 143:2. Ga niet in het gerigt met uwen knecht; want niemand, die leeft, zal voor uw aangezigt regt-
59
vaardig zijn. Matth. 6:14-, 15. Indien gij den menschen hunne misdaden vergeeft, zoo zal uw hemelsche Vader ook u vergeven. Maar indien gij den menschen hunne misdaden niet vergeert, zal ook uw Vader uwe misdaden niet vergeven.
52 ZONDAG
127 quot;Vraag. Welke is de zesde bede?
Antw. En leidt ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den booze. Dat is: dewijl wij van ons zeiven zoo zwak zijn, dat wij niet een oogenblik kunnen bestaan, en daartoe onze doodvijanden, de duivel, de wereld en ons eigen vleesch, niet ophouden ons aan te vechten; wil ons toch behoeden en sterken door de kracht uws Heiligen Geestes, opdat wij in dezen geestelijken strijd niet onderliggen, maar altijd sterken wederstand doen, tot dat wij eindelijk ten eenemale de overhand behouden.
Ps. 103:14. Hij weet wat maaksel wij zijn, gedachtig zijnde, dat wij stof zijn. Ef. G : 13. Wij hebben den strijd niet tegen vleesch en bloed, maar tegen de overheden, tegen de magten, tegen de geweldhebbers der wereld, de duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht. 1 Petr. 5:8. Zijt nuchteren en waakt! want uwe tegenpartij, de duivel, gaat om alseenbrieschende leeuw , zoekende wien hij zou mogen verslinden. Kom. 7 : 23 Ik zie eene andere wet in mijne leden, welke strijdt tegen de wet mijns gemoeds, en mij gevangen neemt onder de wet der zonde, die in mijne leden is. !Èf. 6:13. Neemt aan de geheel e wapenrusting Gods, opdat gij kunt wederstaan in den boozen dag, en alles verrigt heobende, staande blijven. Rom. 16 : 20 De God des vredes zal den satan haast onder uwe voeten verpletteren.
428 Vraag. Hoe besluit gij uw gebed?
Antw. Want U is hel Koningrijk, en de kracht, en de heerlijkheid, in der eeuwigheid.
Dat is: zulks alles bidden wij van U, daarom, dat Gij, als onze Koning, en aller dingen magtig, den wil en het vermogen hebt, om ons alles goeds te geven; en dat al, opdat daardoor niet wij, maar uw heilige naam, eeuwiglijk geprezen worde.
Ps. 5 :3. O. mijn Koning: en mijn God; want tot U zal ik bidden. Rom. J0:13. Een zelfde is de Heer van allen, rijk zijnde over allen , die Hem aanroepen. Joh. 14 : 13. Zoo wat gij begfeeren zult in mijnen naam, dat zal ik doen, opdat de Vader in den Zoon verheerlijkt worde. Ps. 115:1. iNlet ons ö Heer! niet ons, maar uwen JNaam geef eer.
129 Vraag. Wat beduidt het woord Amen\'?
Antw. Amen is te zesgen; het zal waar en zeker zijn; want mijn gebed veel zekerder van God verhoord is, dan ik in mijn liart gevoel, dat ik zulks van hem begeer.
Jer. 28:6. , Be profeet Jeremia zeide: Amen, de Heero doe alzoo, 2 Gor. 1: 30. Zoo vele beloften G-ods als er zijn . die zijn in Hem ju , en zijn in Hem Amea, Gode tot heerlijkheid door ons. Matth. 7: S. Want eeu ieg\'sUjk. die bidt, die ontvangt.
Uilgaven van G. P. CALLED EACH, te IS ij kerk.
ZAAIEN EM OOGSTEN. Een verhaal door Cornelia.
Schrijfster van «Belijdenis en levenquot;, »De oude
Bijbel, enz.quot; Tweede druk.....f 1,50.
Gebonden in linnen prachtband » 1,90.
De godvruchtige Schrijfster geeft in schoonen en boeienden stijl een verhaal, dat aanmoedigt en dringt, om, bij de gedachte aan de kortheid en broosheid des levens, de verzekering Ie erlangen dat de dag van den grooten Oogst niet een dag der verschrikking maar van blijmoedige verwachting zijn mag. Hoe elk kind Gods, jong of oud, omringd van eene wereld, die in het booze ligt, in die wereld een arbeidsveld vindt en zijne roeping verzuimt als hij de handen niet aan den arbeid slaat.
Om te weien hoe zulks te doen leze men dit verhaal dat reeds menigeen ten zegen mocht verstrekken.
BELUJDE^ÏS EN LEVEN. Een verhaal door Cornelia. Schrijfster van «Zaaien en oogsten \', «De oude Bijbel enz.quot; Tweede druk......f 1,50.
Gebonden in linnen prachtband » 1,90.
In de voorrede zegt de Schrijfster: «Hoewel bewust van de groote onvolkomenheid van haar werk, is het haar wensch en vurige bede, dat het door haar uit het dagelijksch leven gegrepen beeld, van eene, dio met ds wapenrusting Gods aangedaan, in den goeden strijd des geloofsingewikkeld, verdrukking leed als een goed krijgsknecht van Jezus Christus, céne enkele lezeres tot nadenken moge brengen over het groot gewicht van het verbond dat in de belijdenis met Jezus aangegaan wordt.
BOWMAN. (A.) Twee jongens op reis of de zeeroovers van de Oost. Uil hel Engelsch door G4. Jaspers, Tweede druk. Met 6 platen.....f 1,80.
Gebonden in nelten linnen band » 2,20.
Vele jongensboeken zijn er reeds verschenen, maar hoeveel zijn er niet onder, die Christelijke huisvaders of moeders niet aan hunne kinderen kunnen of mogen in handen geven; dit echter durven wij gerust aanbevelen, zoowel om zijne degelijke strekking als boeiende lectuur.
NISSEN. (J.) Praktische handleiding bij het onderwijs in de Bijbelsche Geschiedenis voor scholen en huisgezinnen; bewerkt naar de Negende Iloog-duitsche uitgave door L. II. F. Greutzberg en K. F. Cueutzrerg , Predikanten te Woudenbergen Arnhem. — 2 dln. Derde druk . . f 4,50.
Gebonden in twee linnen banden » 5,50.
Bovenstaand werk werd allergunstigst aanbevolen door de Redactie van do Standaard; Do Christelijke Familiekring; De Bazuin; do Stem ; Do Hoop des Vaderlands ; het Kerkelijk Weekblad en verscheidene andere Christelijke bladen en tijdschriften als een uitnemend werk voor Christelijke scholen, Zondagscholen en voor Ouders , die des Heeren woord wen-schen to behartigen uLaat de kinderen tot Mij komen en verhindert ze niet.quot;
PIKE. (J. G.) Opwekking tot vroegtijdige Godsvrucht. 288 bladz...........ƒ0,40.
De vorm van dit werkje is ernstig, de toon gestreng, maar het onderwerp is gewichtig en de zaak beslissend voor de eeuwigheid, lleods velen mocht het ten zegen strekken. Men zie slechts even den rijken inhoud in en men bemerkt terstond dat het een uitnemend geschenk voor jeugdige Chris-enen is en voor hen, die belijdenis des geloofs wenschen at\' te leggen.
SMITH. (JAMES) Blijde Tijdingen. 350 bladz. f 0,50.
De schrijver zegt in de voorrede; Wie hoort of leest niet gaarne blijde tijdingen ? Wij hebben daartoe allen eene neiging, en God weet daarvan partij te trekken, en roept den menschen Zijne laatste, Zijne beste BLIJDE BOODSCHAP toe — hetwelk de beteekenis van het woord Evangelie is. Daar nu mijn boekje vol van Christus is, zoo heb ik de vrijheid genomen het «Blijde Tijdingenquot; te noemen. Ik heb getracht mijnen Heer en Zaligmaker aan te prijzen, en ik betreur het slechts, dat ik niet de gaven bezit om op verhevener trant en op voegzamer wijze over Zijne liefde, pnacht en genade te solirijven.
BAILUE. (J.) Een rijke oogst. Alexander Pater-son van Killmany, een getrouw arbeider in den wijngaard des Ileeren. 155 blz. ... ƒ 0,30.
Dezo levensschets is die -van een arbeider in den wijngaard des Heeren, die men niet kan leeren kennen, zonder gesticht en tevens verootmoedigd te worden.
Men ziet in hem welke goddelijke kracht er ligt in het eenvoudig en oprecht geloof in Jezus Christus. Hij wist dat onze ongerechtigheden groot zijn, maar de barmhartigheden des Heeren nog veel grooter, — ziedaar de hooldgedachte en drijfveer van geheel zijn leven, die hem drongen om die groote barmhartigheid aan zijne medezondaren te verkondigen, in de overtuiging, dat zij machtig is allen tegenstand te overwinnen en alle hinderpalen doet te boven komen. — Voor velen was hij in \'s Heeren hand het middel tot hunne bekeering.
GaRTfER. (J. iVi.) Bijbel en Geologie (aardkunde) spreken zij elkander teglt;jn of niet? Met uitslaande plaat. 376 bladz.........f 0,90.
Dit werk is niet geschreven voor geleerden, maar juist voor eenvoudigen. die belangstellen in dit onderwerp en hiervan iets wenschen te vernemen, zooveel is zeker dat het ons blijkt, dat Gods werk en Gods woord elkander niet tegenspreken kunnen.
MACDUFF. (J. R.) De Herder en zijne schapen. Uit het Engelsch door M. \\V. D. Middelhoven. 310 bladz...........f 0,80.
Geb. in rijk vergulden linnen band »4,20.
Het allereerst behandelt de schrijver; De afgedwaalde kudde , daarna de kudde opgezocht en gevonden. Do teruggevonden kudde. De Herder der kudde geslagen. De Herder die zijn leven voor de schapen geeft. De deur in do schaapskooi. De Herder, de kudde voorgaande. De kudde, den Herder volgende, enz. totdat de verstrooide kudde bijeen vergaderd wordt in do eeuwige weide der schapen.
SPENCER. (J. S.) Schetsen uit het dagboek eens leeraars, of gesprekken met bekommerden aangaande den weg der zaligheid. — Met een levensbericht van den schrijver en aanteekeningen door John Angell James. Vijfde druk ..... ƒ1,25.
Deze sclietsen zijn uit het werkelijk leven genomen. Zij zijn daadzaken, geene Yerdichtinsren. Zij zijn de ondervindingen van personen, met wie de Schrijver gedurende den loop zijner Evangeliebediening in kennis gekomen is. De Schrijver heeft gehoopt, dat zij leerzaam zullen zijn , door de toepassing der Goddelijke waarheid op liet menschelijk hart voor te stellen , — door bekommerden aangaande hunne zaligheid aan te wijzen wat hen van den vrede met God terughoudt, — en door bijzondere Christenen en jeugdige Evangeliedienaars aan te sporen, om zorgvuldiger te overwegen, wat zij antwoorden zullen aan degenen die vragen: »Wat moot ik doen, opdat ik zalig worde ?quot; •
1. De oude weduwe en hare inwoonster. — 2. De vervolgde vrouw. — 3. Wachten op overtuiging. — 4. Wachten op den Heiligen Geest. — 5. Gevestigde wanhoop. — 6. De laatste stap. —. 7. Algeheeie verdorvenheid. — 8. Geloof is alles. — 9. Het hart beloofd. — 10. Het gebed eener moader. — 11. Aandoeningen. — 12. De eenvoudigheid des geloofs. — 13. Steunen op menschen. — i4. Niet mismoedig.
Dit stel van 14 traktaatjes, elk va7i 4 tot % bladzijden, te zamen \'148 pagina\'s, zijn afzonderlijke verhalen, uit SPENCER\'S Leeraarsschetsen overgedrukt.
Per stel ƒ 0,35. Ter verspreiding bij 25 stel a » 0,25.
Wil men eerst eens kennis maken met een ot meer der bovengenoemde boeken, dan gelieve men die bij «ijn boekhandelaarquot; op bezien te vragen , zonder dat men verplicht is ze te houden mits ze ongeschonden terug bezorgd worden.
Op plaatsen waar geen boekhandelaar is levert de Uitgever \'t verlangde, tegen overmaking van het bedrag in postwissel. Franco per post zonder prijsverhooging. —
Bij G. F. CALLENBACH is mede uitgegeven:{
quot;• -■ quot;MijL
S. van Emdre, Eenvoudige Katechisatie over het Begrip der Christelijke Religie . . ■
Nupoort, Korte en eenvoudige Katechisatie ovi Hellenbroek, Voorbeeld der Goddelijke waarhedc deelen voor slechts . . . . ƒ■
De Heidelbergsche Katechismns of onderwijs i Christelijke leer, die in de Nederl. Gereform. kerk scholen geleerd wordt. Negende duizend . f 25 Ex. f 1.25. 100 Ex. ƒ 4,00.
De Heidelbergsche Kateehismus met teksten.
bel let ter......- ƒ
25 Ex. f 2,00. -100 Ex. f 7,00. \'
A. Hellenbroek, (Klein) Voorbeeld der GoddelijkeVquot;■ heden voor eenvoudigen. Negende druk. . f 25 Ex. f 2,00. 100 Ex. f 6,50.
A. Hellenbroek, (Groot) Voorbeeld der Goddelijke V heden voor eenvoudigen. Elfde druk . f I
25 Ex. f 4,00. 100 Ex. f 14,00.
Kort begrip der Christelijke religie, met de f
naamste bewijzen der Heilige Schrift en een aanhad jK over de wet des Heeren. Veertiende druk. . f
25 Ex. f 1,50. — 100 Ex. f 4.\'
J. J. Knap, De Heidelbergsche Kateehismus in 52 dikatiën. . . . . _ _ y ■■
J. Nissen, Practische handleiding bij het onderwijs i Bijbelsche Geschiedenis voor scholen en huisgezin naar de negende Hoogduitsche uitgave door L. E-K/ Ceedtzberg , Pred. te Woudenberg en K. fquot;. Cuectzj! Pred. te Arnhem, 2 dln. Derde druk. . f I
Gebonden in 2 fraaie linnen banden . v
ijpj \'
t;
H