\\
m
-vaar het engelsch
x webbe aavs.
te AMSTERDAM, bij H.quot; H Ö V E K E E.
Pbijs 20 CeKts. — 25 Exempl. ƒ 4.—
naar het engelsch
vax
te AMSTERDAM, uu H. H Ö V E K E 11,
-OcSJamp;O-
\' Strijdt om in Ie gaan door de enge poort; want velen [zegge Ik u] zullen zoeken in te gaan, en zullen niet hunnen.\'\'\'\'
Lukiis XIII : 24.
Lezek !
Er was weleer een mensch, die aan den Ileere Jezus eene ernstige vraag voorstelde. Hij vroeg Hem: » Heere! zijn er weinigen , die zalig worden ?quot;
quot;Wij weten niet wie die mensch was. Welke mag de beweegreden dezer vraag geweest zijn? Misschien had hij geen ander oogmerk , dan alleen om zijne ijdele nieuwsgierigheid te bevredigen , of misschien zocht hij niets anders dau een voorwendsel, om zichzelven te ontheffen van den pligt, om zijne eigene zaligheid te werken. De H. Geest heeft ons ten dezen aanzien niets geopenbaard. De naam en de beweegreden van hem , die deze vraag aan den Heere Jezus deed, zijn beide ons onbekend gebleven.
4
Docli eéne zaak is klaar en duidelijk , namelijk die , welke in het lioogst gewigtige antwoord ligt van onzen Heer, tot wien de vraag gerigt was. Jezus nam deze gelegenheid te baat, om de harten dergenen te leiden , die Hem omringden , en hunne eeuwige zaligheid zochten. Hij doorschouwde de velerlei gedachten, die de vraag van dezen mensch in hunne harten had doen ontstaan , en datgene levendig houdende wat in hun binnenste gebeurd was, riep Hij uit: «Strijdt om in te gaan door de enge poort: —quot;
Of\' er velen of weinigen zalig worden , dat doet er niet toe , uw weg is afgebakend : » Strijd om in te gaannu is het de tijd der genade, nu is het de dag der zaligheid. Een dag zal komen, waarin »velen zullen zoeken om in te gaan, en zullen niet kunnen strijdt derhalve om nog dezen dag in te gaan. Lezer! ik wensch uwe ernstige aandacht te bepalen bij de lessen , die het plegtige woord van Jezds u geeft. Het verdient, althans in onze dagen, eene bijzondere herinnering. Het wijst ons nadrukkelijk op die groote waarheid , te weten, op onze persoonlijke verantwoordelijkheid met betrekking tot de zaligheid onzer zielen. Het toont ons het ontzaggelijke gevaar aan van de ernstige zaak
O
fier Godsdienst te venvaarloozen, gelijk een groot aantal dit helaas ! doen; — ja, ik wensch uwe aandacht te bepalen bij deze twee punten ; het getuigenis onzes Heeren Jezds Christus spreekt met nadruk. Hij, die God is van eeuwigheid, en die woorden van volmaakte wijsheid uit, heeft gesproken tot de kinderen der menschen; gt;1 Slrijde om in te gaan door de enge poort, want velen (zegge Ik) zullen zoeken in te gaan en zullen niet kunnen.quot;
1. Deze woorden toonen den weg der zaligheid aan. Jezus noemt hem de enge poort.
2. Zij houden een gebod in: Jezus zegt: «Strijdt om in te gaan.quot;
3. Zij sluiten ook deze ontzettende profetie ia : dat «velen zullen zoeken in te gaan, en niet zullen kunnen.
Moge de H. Geest dit onderwerp aan de harten van al degenen, die dit traktaatje lezen, heiligen! Mogen zij door eigene bevinding den weg der zaligheid kennen , aan het bevel des Heeren gehoorzamen, en dit met de daad nakomen, ja op den grooten dag zijner tweede komst zalig zijn.
Jezus bestempelt den weg der zaligheid met
den naam van de enge jwort. Het is eene poort, die leidt tot vergeving, tot vrede met God en tot den hemel. Al wie door deze poort ingaat, zal behouden zijn. Er is voorzeker nooit eene zoo noodzakelijke poort geweest. De zonde is eene groote berg, die zich verheft tnsschen deu mensch en God. Hoe zal do mensch dien kunnen beklimmen ? — Zij is eene hooge muur tus-sehen den mensch cn God, Hoe zal de mensch daar tegen kunnen opklauteren ? De zonde is een diepe afgrond tnsschen den mensch en God. Hoe zal do mensch dien kunnen overschrijden? God is in don hemel, Hij is een heilige Geest, rein en zonder smet, een Licht zonder eenige duisternis, een quot;Wezen, dat niet kan dulden hetgeen kwaad is, noch do ongeregtigheid kan aanschouwen. De mensch is eon nietig en armzalig wormpje , kruipende langs de aarde voor eenigen tijd ; hij is schuldig, bedorven, vol dwalingen en gebreken ; een wezen, dat immer met schandelijke inbeeldingen is behebt en welks hart bovenal arglistig en onverbeterlijk slecht is. Hou zouden de mensch en God in gemeenschap kunnen leven ? Hoe zou de mensch de nabijheid zijns Scheppers genaken zonder vreeze en schaamte? Er bestaat, Gode zij dank! een middel. Ja, er
is een weg , een pad , eene poort; de poort namelijk, die wij door Jezus woorden leeren verstaan, dat is, de «enge poort.quot;
Deze poort is gebouwd voor de zondaars door den Heere Jezus Christus. Van alle eeuwigheid hoeft Hij die beloofd en zich verbonden, om die te bouwen. Hij is in de volheid des tijds in de wereld gekomen en heeft haar opgerigt door zijnen dood aan het kruis. Door dezen zijnen dood heeft Hij der Goddelijke regtvaardigheid genoegdoening gegeven voor de zonde der raenschen. Hij heeft door dezen hunne schuld aan God betaald en de straffen ondergaan, die de mensch verdiend had. Hij heeft die poort gebouwd met opoffering van zijn eigen vleesch en bloed. Hij heeft eene ladder opgerigt, reikende van de aarde tot aan den hemel. Hij heeft eene poort gemaakt , waardoor de grootste der zondaars kan ingaan en zonder vreeze voor Gods heilig aangezigt verschijnen. Hij heeft eene baan gelegd, waarlangs de snoodste der menschen , zoo hij in Hom gelooft, Gode kan genaken en den vrede bekomen. Hij roept ons toe: «Ik ben de deur; indien iemand door Mij ingaat, die zal behouden worden quot; (Joh 10: 9). igt;Ik ben de weg; niemand komt tot dea Vader dan door Mijquot; (Joh. 14:6),
8
Hij is degene, «in den welken wij de vrijmoedigheid hebben en den toegang met vertrouwen,quot; gelijk Paulus zegt (Efeze 3 : 12). Het is alzóó, dat de poort der zaligheid is gebouwd geworden.
Deze poort is genoemd de enge poort, en zij is alzóó niet zonder reden genaamd geworden. Zij is altoos eng en moeijelijk voor een ieder, om door haar in te gaan, en zij zal dat blijven, zoo lang de wereld zal bestaan. Zij is eng voor degenen, die de zonde dienen en besloten hebben om van haar geenen afstand te doen ; voor degenen, die de zonde liefhebben en bovenal hare vermaken en genietingen zoeken, voor degenen , die den strijd vreezen en niet voornemens zijn eene enkele opoifering zich te laten welgevallen , om hunne zielen te behouden ; voor degenen, die het wereldsche beminnen en met de groote hoop gemeene zaak maken; voor de eigengeregtige menschen, die een\' hoogen dunk van hunne vroomheid hebben en gevolgelijk wanen , dat zij verdienen zalig te worden. Voor al dezulken is de poort, die Hij gemaakt heeft eng. Te vergeefs zoeken zij door haar in te gaan. Deze poort is voor hen gesloten. God wil hen niet toelaten. Niet omdat hunne zonder, te groot
9
zijn , tlan dat ze vergeven konden worden. O neen, maar omdat zij het middel van de hand wijzen , hetwelk God gegeven heeft om behouden te worden. Duizenden hebben ondernomen, den weg door deze poort zeer breed te maken. Duizenden hebben den zwaarsten arbeid beproefd om naar den hemel te gaan , de eene op deze, de andere op gene wijze ; maar de poort is steeds dezelfde gebleven. Zij kan niet uitgelegd worden. Zij laat zich niet verbreeden naar welgevallen van den een of ander, zij is en blijft altoos de enge poort.
Lezer! hoe eng deze poort moge wezen , zij is nogtans de eenige, door welke men den hemel kan binnen gaan. Do poort, die men zich inbeeldt, bestaat niet, noch-ook liet pad, dat iangs een\' anderen weg zou voeren ; er zijn geene kloven noch spleten in den muur, die men zou kunnen overschrijden. Al degenen, die ooit zalig zijn geworden, zijn zulks geworden door Christus alleen , niemand door zijne eigene werken. Het beste werk, dat een mensch doen kan, is niets anders dan eene verbloemde zonde. Niemand zal behouden worden door zijn regelmatig en vormelijk gebruik der uitwendige genademiddelen. »Als wij alles gedaan hebben , zijn wij nog onnutte dienstknechten.quot; Ach! het is tijd
10
verliezen , coucn andoren weg te zoeken om eeuwig te leven. De raenschen kunnen hunne blikken regts en links slaan, zich verdiepen in hunne eigene vonden , eene andere poort zullen zij evenwel nooit vinden. De monschen mogen , zoo zij lust hebben , deze poort verachten ! De lichtmissen mogen er den draak mede steken on hen bespotten , die door haar ingaan ! Do luiaards mogen klagen , dat deze weg moeijelijk is; het zij zoo I maar voor niemand is een andere weg gebaand om behouden te worden, dan die des ge-loofs in het bloed en de geregtigheid van ecnen gekrnisten Zaligmaker. Ziedaar de poort, die tusschen den hemel en u staat; zij moge eng zijn , nogtans is zij de cenige. Wij moeten door haar den hemel binnengaan, of zullen ernimmerinkomen.
Hoe eng deze poort zij , zoo is ze toch altijd gereed zich te openen. Er is geen zondaar, van welke gehalte hij ook zij, die door haar niet zou kunnen ingaan. Al wie wil kan door haar ingaan en zalig worden. Doch eene enkele voorwaarde wordt hiervoor gesteld, namelijk deze: dat de zonde als zonde erkend worde, en dat de wensch ontsta om door Christus op de door Hem verordende wijze zalig te worden. Gevoelt gij inderdaad uwe schuldigheid
11
en diepe gezonkenheid? Hebt gij een in waar* heid verslagen en gebroken hart ? Ziedaar de poort der zaligheid , ga er door in. Hij , die daar heeft opgerigt, verzekert, zeggende: sl)ie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen.quot; Het doet niets ter zake of gij al weet dat gij een groot of klein zondaar , een uitverkoren of niet, een bekeerde of onbekeerde zijt. De vraag is eenvoudig deze: Hebt gij besef van uwe zonden ? quot;V ooit gij er u mede belast en beladen ? Zijt gij bereid uwe ziel in do hand van Christus te stellen? Is dit het geval, zoo zal de poort van zelve voor u opengaan; ijl er dan aanstonds door naar binnen , waarom zondt gij oponthoud maken? Hos eng de poort zij, duizenden en duizenden zijn er door ingegaan en behouden geworden. Geen zondaar is ooit terug gekomen van zijnen weg , om ons te beduiden , dat hij to verwerpelijk was bevonden . om door die poort binnen gelaten te worden , mits hij maar met de daad berouw over zijne zonden hadde gevoeld. Duizenden menschen uit alle standen zijn toegelaten en erfgenamen des eeuwigen levens geworden, nadat zij ge-wassehen , gereinigd en bekleed waren , en vergeving hadden bekomen. Zeer velen van hen
12
gchcnen naar alle waarschijnlijkheid uitgestooten te moeten worden. Lezer! wij beide zullen ons te verwerpelijk kunnen achten , om zalig te worden. Doch Hij , die de poort heeft daarge-stcld, laat hen toe; zoodra zij aangeklopt hebben , beeft Hij bevel gegeven om hun open te doen en toegang te verleenen.
Manasse , Juda\'s Koning, kwam aan deze poort, en toch had niemand snooder geleefd dan hij. Hij had het voorbeeld en de raadgevingen van zijnen grooten vader Hiskia veracht, de afgoden aangebeden; hij had Jeruzalem met moord en bloedbad vervuld, zijne eigece kinderen afgemaakt; maar sedert zijne oogen waren opengegaan over zijne zonden , en hij zijne toe-vlugt had genomen tot de poort dor vergeving, ging die van zelf voor hem open , en hij werd behouden. Saul, de Farizeër, kwam tot deze poort. Hij was een groot zondaar geweest, had den naam van Christus gelasterd en zijn volk vervolgd. Hij had alle moeite ingespannen, ten einde den voortgang des Evangelies te stuiten , maar sinds zijn hart was geraakt geworden en hij zijne zonden had leeren kennen, ijlde hij naar de poort der vergeving; de poort ging op hetzelfde oogenblik open, en hij werd behouden.
13
Zeer vele Joden, die onzen Heer kruisigden, kwamen naar deze poort. Zij zijn in waarheid groote zondaars geweest; zij hadden den Messias verworpen en verstooten; zij hadden Hem aan Pilatus overgeleverd, opdat deze Hem mogt doen sterven; zij hadden geroepen , dat men Barabbas zoude loslaten en den Zone Gods kruisigen. Doch ter zelfder tijd , waarop de prediking des Evangelies hunne harten raakte, spoedden zij zich naar deze poort om vergeving te verwerven , en aanstonds ging de poox-t open, en zij werden behouden.
Hetzelfde vond plaats met den stokbewaarder te Filippi. Hij was een wreed mensch geweest, hardvochtig en goddeloos. Hij had Paulus en zijnen lotgenoot kwalijk behandeld , zoo veel hij maar kon. Hij had hem gesloten in eenen engen kerker en ketens aan hunne voeten geklonken. Maar toen zijn geweten door de schudding der aarde ontwaakte, toen zijn hart door Paulus woorden verlicht werd, liep hij tot de poort, om vergeving te erlangen , en op hetzelfde oogen-blik ging zij open , en hij werd behouden.
Dus , is het wel noodig een aantal voorbeelden , uit den Bijbel ontleend, aan te halen? Zoude ik niet kunnen spreken van die schare,
14,
welke door de enge poort is ingegaan sedert de apostolische tijden, en die behouden is geworden? Van die duizenden uit alle standen, rangen en eeuwen , wijzen en onwijzen , rijken en armen , bedaagden en jongen, die geklopt hebben aan deze poort en haar hebben gereed bevonden om zich te openen ; die er zijn doorgegaan en den vrede voor hunne zielen hebben bekomen. Ja, duizenden personen , thans vol van leven , hebben door haar den weg des waarachtigen heils gevonden. Duizenden aanzienlijken en uit de heffe des volks, kooplieden en bankiers, soldaten en zeelieden, pachters en handelaars, nu nog op de aarde lovende , hebben de ervaring gekregen, dat de enge poort een aangename weg is en een pad van vrede. Zij hebben geen treurig aandenken ternggebragt van den inwendigen staat van dat gewest. Zij hebben het juk vau Cm;is-tus zacht eu zijnen last ligt bevonden. Hunne eenige smart is geweest, dat zij moesten gadeslaan , dat er zoo weinigen door die poort inkwamen , en dat zij zeiven niet eerder biunen gingen.
Lezer! ziedaar de poort, waardoor ik wensch, dat ieder lezer van dit traktaatje ingaat. Ik noodig hem niet om slechts ter kerk te gaan .
maar om met hart cn ziel naar de poort des levens te ijlen. Ik vergenoeg mij niet, om hom slechts te bidden , dat hij geloove , dat zulk eeno poort besta, en dat zij eene goedo poort zij , maar dat hij door het geloof daardoor binnenga en behouden worde.
Bedenk , welk een uitstekend voorregt het is zoodanig eeno poort te bezitten ! De engelen, die hunnen oorspronkelijke!! slaat niet op prijs gesteld hebben , zijn gevallen om nimmer weder op te staan. Voor hen bestaat er geone opt;no deur, waardoor zij kunnen ontvlieden. De heidenen hebben nooit begrepen, dat er een weg bestaat ten eeuwigen leven. Wat zou de neger of indiaan al niet geven , zoo hij van don blanke een enkel woord over Jezus Cukistus mogt vernemen ? De Joden, dio tijdens het oude verbond leefden , zagen do poort van verre en in het duister. Do weg, waar langs zij in het Heilige dor heiligen zouden binnen gaan, was hun niet bekend gemaakt, zoo lang de eerste tabernakel nog bestond. De poort is regt vóór u geplaatst. Christus en zijn heil worden u zonder geld, zonder prijs aangeboden. Gij zijt nooit belemmerd geweest in do keuze van den te nemen weg. Och! besef toch de barmhar-
16
tigheid, waarvan gij het voorwerp zijt. Wacht u van deze poort te verachten en haar door ongeloof te miskennen. Het zou duizendmaal beter voor u zijn deze poort niet gekend te hebben, dan haar gekend hebbende er buiten te blijven. Hoe zult gij ontvlieden, indien gij eene zoo grootc zaligheid niet waardeert ?
Denk aan do dankbaarheid, die gij moet hebben , zoo gij waarlijk door de enge poort ingaat ! Eene ziel te bezitten, die de vergeving en regtvaardiging is deelachtig geworden, eene ziel te bezitten , die bereid is , om ziekte , den dood, het oordeel te verduren en de eeuwigheid in te gaan , eene ziel te bezitten , die te allen tijde overvloedig heeft èn voor deze èn voor de toekomstige wereld ; voorwaar, dit geeft lederen dag stof tot vreugde. Ware christenen moesten meer doordrongen zijn van dankbaarheid dan zij zijn. Ik vrees, dat er velen gevonden worden, die niet genoegzaam bedenken, hetgeen zij van nature waren, en dat zij der genade dank moeten weten dat zij zijn , wat zij zijn. Een heiden heeft de opmerking genaakt, dat het zingen van lofzangen een kenmerkend teeken der eerste christenen was. Het ware wenschelijk , dat do christenen van onze dagen
17
hun te dezen opzigte wat meer evenaarden. Er is geen teeken, waaraan men den welstand der ziel beter kent, dan wanneer zij meer lofzangen dan klaagliederen laat hooren. Het is eene bewonderenswaardige barmhartigheid, dat er eene poort der zaligheid bestaat; maar zij is nog bewonderenswaardiger als wij geleerd hebben door haar in te gaan en behouden te worden.
In de tweede plaats, er wordt een strikt gebod gegeven. Jezüs zegt ons: Strijdt om in te gaan door de enge poort. Het is dikwerf veel door een eenvoudig woord der Schrift onderwezen te zijn. Do woorden van den Heere Jezus geven immer en in het bijzonder de veel-zijdigste stof tot overweging. Er is hier een woord geuit, dat, gelijk ik het versta, een verheven voorschrift inhoudt. Onderzoeken wij wat onze groote Leermeester wil, dat wij er door verstaan zullen en welk gebruik wij van dit woord: Strijdt, dat Hij ens toeroept, moeten maken.
Strijdt: dit woord duidt aan, dat een mensch allen arbeid,, ieder middel moet aangrijpen,
18
zoo Lij de zaligheid zijner ziele wil verwerven. Er zijn middelfin, die God heeft voorbereid, ten einde den mensch behulpzaam te zijn, om tot Hem te komen. Er is een weg, dien de mensch most begaan, zoo hij door Ciikistus wenscht gevonden te worden. De openbare godsdienst, de Bijbellezing, de Evangelieprediking , ziedaar de soort der dingen , waarover ik zal sproken. Zij zijn als een raakpunt t.usschen don mensch cn God. Ongetwijfeld kan niemand zijn eigen hart veranderen , noch eene enkele zijner zonden uitwisschen, noch door zich zeiven in het allerminste, zich Gode welbehagelijk maken. Maar ik houd staande, dat, indien een mensch niets moest doen en stil blijven zitten, Christcs nimmer zou gezegd hebben: Strijdt.
Strijdt beteekent, dat de mensch, dien God voor een verantwoordelijk wezen houdt; in zijn doen vrij is. Do Heere Jezus zegt ons niet, dat wij zouden wachten , wenschen, gevoelen, hopen en verlangen. Hij zegt: Strijdt. Ik houd het voor eene nietswaardige godsdienst, die het volk diets maakt, dat het tevreden moet zjjn met te zeggen: «Wij kunnen niels uit ons zelvenen die te laat voortleven in de zonde. Het is even snood het volk te lee-
19
ren, dat het zijne sc\'mild niet is, zoo liet zich niet bekeert, als het to leeren, dat God de schuld moet dragen, indien het niet behouden wordt. Ik ontwaar niets in het Nieuwe Testament, wat zulk eeno theologie gezag bijzet. Ik versta er uit, dat Jezus tot de zondaars gezegd heeft: «Komt, bekeert u, gelooft, arbeidt , vraagt, zoekt, klopt.quot; Ik zie duidelijk — het is waar — dat onze zaligheid van het begin tot het einde ganschelijk het werk van God is. Maar ik zie niet minder duidelijk in , dat onze verderfenis , indien wij verloren gaan, geheel en al ons werk is. Ik houd, dat de zondaars steeds verantwoordelijk zullen wezen , en ik weet er geen beter bewijs voor te geven, dan wat in het woord Strijd vervat is.
Strijd duidt aan, dat een mensch moet verwachten , dat hij vele vijanden zal ontmoeten en eenen harden strijd doorstaan moet, zoo hij zijne ziel wil behouden , en de ondervinding leert ons , dat het letterlijk de waarheid is. Er is geen voordeel te behalen zoo min in geestelijke zaken als in tijdelijke zonder moeite en inspanning. De brieschende leeuw, — de duivel , — zal geens ziel laten ontsnappen zonder strijd. Het hart, van nature zinnelijk en aards-
20
gezind zal zich nimmer tot geestelijke dingen kunnen verheffen zonder eene dagelijksche worsteling. De wereld , met al hare tegenkantingen en verzoekingen zal nooit zonder strijd overwonnen worden. Maar waarom zouden wij versaagd zijn ? Welke zaak , die in zich zelve deugdelijk en groot is, is ooit zonder inspanning verkregen ? De tarwe wast niet, zonder dat men de aarde heeft bearbeid en het zaad er in geworpen. De rijkdommen worden niet verworven zonder zwoegen en zweeten. De uitkomsten in het leven worden niet bereikt zonder moeite en arbeid , en bovenal kan men in den hemei niet komen zonder kruis en strijd.
koningrijk der hemelen wordt geweld aangedaan, en de geweldigers nemen hetzelve met geweldquot; (Matth. 11: 12); de mensch moet strijden.
Strijd leert ons, dat de zaligheid wel verdient, dat men haar zoeke. Men kan wel zeggen , dat, zoo er een ding op de wereld bestaat, hetwelk verdient dat men er om strijdt;, ten einde het te bekomen, het de zaligheid der ziele is. De dingen, voor welke de groote meerderheid der menschen hunne krachten uitputten, zijn vergeleken met de zaligheid der ziele,
21
nietiglieden en ellendige beuzelingen: de rijkdommen en eerambten, de grootscbheid en kennis zijn vergankelijke kroonen. De onvergankelijke dingen zijn binnen de enge poort. De vrede Gods, die alle versland te boven gaat, — de schitterende hoop op de toekomstige dingen, — het gevoel der inwoning des H. Geestes in ons — de verzekerdheid, dat ons vergeven is , dat wij behouden , verordineerd en gekend zijn , wat er ook gebeure in tijd en eeuwigheid , — ziedaar slechts de ware en duurzame rijkdommen. De Heere Jezus heeft, dus wel reden om ons tot het strijden te dringen.
Strijd leert ons, dat traagheid, in zake der godsdienst, eene groote zonde is. Het is niet alleen een ongeluk, gelijk sommigen zich verbeelden , — eene zaak , die het medelijden der menschen opwekt en hun smarten veroorzaakt. Het is iets veel ergers dan dat, want het is de schending van een strikt gebod. Wat zal men zeggen van een\' mensch, die Gods wet overtreedt en iets doet in strijd met Gods gebod ? Één antwoord ligt slechts voor de hand: hij is een zondaar, n De zonde is eene overtreding van het gebod Gods.quot; En wat zal men zeggen van een\' mensch, die zijne ziel
23
niet waardeert en geene de minste poging doet, om door de enge poort in te gaan ? Men kan niet anders zeggen dan dat hij eenen duursten pligt verzuimt. Christus heeft tot hem gezegd: »Strijdten ziedaar , hij blijft lui en vadsig.
Strijd beteekent ook, dat al degenen, die buiten de enge poort zijn , in groot gevaar verkee-ren en op het punt staan , om hunne ziel voor eeuwig te verliezen. Er is maar één stap te doen tusscben hen en den dood. Zoo de dood hen wegrukt in hunnen tegenwoordigen toestand gaan zij hopeloos verloren. De Heere Jezus doorzag dat duidelijk. Hem was de onzekerheid des levens en de kortheid des tijds bekend. Hij wilde de zondaars verpligten zich te spoeden en niet uit te stellen; Hij wilde dat aij zouden vreezen , de zaak hunner zielen op de iange baan te schuiven, tot dat het te laat zoude zijn. Hij spreekt gelijk iemand, die den duivel gestadig om hen heen zag sluipen , en de dagen huns levens voet voor voet naging. Hij wilde hen aansporen om toch niet te laat te komen. Van daar dat Hij roept: »Strijdt.quot;
Lezer ! dit woord brengt mij ernstige gedachten voor don geest. Die gedachten betreffen het vonnis der verwerping van de duizenden,
23
die gedoopt zijn ; — die gedachten veroordeelen de wegen en gangen van een verdwaald geslacht, dat de belijdenis aflegt christen te zijn en alleenlijk den naam van christen aanneemt. Velen onder hen zijn wel geene doodslagers, overspe-lers , dieven of leugenaars, maar er is eene zaak, die men bij hen niet vindt. Zij spannen namelijk geene de minste krachten in om zalig te worden. Een geest van verdooving heeft hunne harten ingenomen voor al datgene, wat aodsdienst heet. Zij bezitten krachten genoeg om bezig te zijn met de dingen dezer wereld. Zij staan vroeg op, gaan laat te bed, getroosten zich arbeid en moeite; zij zijn druk, vol bedrijvigheid en overlegging. Doch voor het e\'éne noodige hebben zij geene de minste krachten. Wat zult gij zeggen van hen die niet dan nu en dan des zondags de openbare godsdienst bijwonen ? En er zijn duizenden van deze soort. Enkele raaien zijn zij hiertoe bereid ; — andere dagen blijven zij te Imis, lezen de nieuwspapieren, of brengen den tijd in ledigheid door, maken hunne rekeningen op, of zoeken het een of ander tijdverdrijf. Heet dat strijden? Ik stel deze vraag den weidenkenden voor, laten zij er over oordeelen. ^at zal ik zeggen van dezulken , gelijk men er
24
zoo velen aantreft, die regelmatig naar het bedel huis opkomen , maar die er slechts verschijnei| voor de leus? Hunne ouders hebben hun geleerd alzód te doen, — en zij hebben volgehouden zulks uit gewoonte na te komen. Zij reke nen het voor eene soort van schande zulks nf te laten; maar, als zij er zijn, bekommeren zi zich het minste om de dienst van God. Bijaldien men hen spreekt van de wet of het Evan gelie, van de waarheid of de dwaling , dit is voor hen om het even. Zij zijn alles ras ver-, geten. Zij hebben zich van hunnen godsdienst-1 pligt naar den vorm gekweten, trekken hun i zondagspak uit en keeren andermaal tot de wereld terug. Heet dat strijden? Ik vraag de beslissing van iederen weldenkende ?
Wat zal ik zeggen van de zoodanigen, di( niet dan zelden of, welligt nooit den Bijbel le zen \'i Er zijn duizenden van deze soort, ik bei bezorgd over hen. Zij kennen dat boek bij naam zij weten in het algemeen , dat dat boek beschouwc wordt als de regel waarnaar wij moeten leven waarnaar wij moeten sterven. Meestal vindei zij geen tijd, om in dat boek te lezen. Wan neer er sprake is van dagbladen , nieuwspapie ren , romans of andere boeken, zij vinden imme
25
tijd om deze te lezen ; maar om den Bijbel te lezen nooit. Heet dat strijden ? Ik laat eiken weldenkende hierover zijn oordeel uitspreken. ■ Wat zal ik eindelijk zeggen van degenen, die den Bijbel nimmer in handen nemen ? En ik geloof te kunnen verzekeren , dat er een aantal van deze soort is. Zij staan des morgens op en gaan des avonds naar bed zonder God, — zij vragen niets, —zij belijden niets, — zij zoeken niets, — zij danken voor niets. Zij moeten allen , als schepselen , eenmaal sterven , en zij hebben Hem, die hun Schepper is en hen zal oordeelen, niet met al te zeggen. Heet dat strijden ? Oordeel gij weldenkende!
Ach , Lezer ! geloof mij , het is eene ernstige zaak bedienaar des Evangelies te zijn. Het is smartvol het gedrag der menschen gade te slaan op het punt hunner geestelijke belangen. Wij houden dit groote boek van Gods verordeningen in de hand, — het boek van Hem, die daar getuigt , dat zonder berouw en bekeering, zonder het geloof in Christus en zonder de heiligmaking niemand, die leeft, behouden kan worden. Ten einde wij ons van onzen pligt kwijten, sporen wij de menschen aan om zich te bekeeren en te gelooven, opdat zij de zaligheid mogen deel-
26
achtig worden. Doch , helaas ? hoe menigmaal moeten wij niet zuchten over hetgene wij vruchteloos gedaan hebben. De menschen komen ja naar de kerk, luisteren en geven blijk van goedkeuring , maar niemand legt er zich met kracht op toe, om zijns zelfs zaligheid te werken. Wij wijzen hen op de afschuwelijkheid der zonde, — wij spreken hen over de liefde van Christus , — wij leggen hun de ijdelheid dezer wereld bloot, en stellen hun het geluk voor oogen, dat zij genieten kunnen in de dienst des Heeren. Wij bieden den kinderen der ellende, die vermoeid en belast zijn , het levende water aan. Doch, helaas, hoe menigwerf slaan zij onze woorden in den wind? Onze woorden worden aangehoord, onze bewijzen worden niet wederlegd , maar wij zien duidelijk gedurende de dagen der week , dat deze menschen niet de minste inspanning doen, om behouden te worden. — Des maandags morgens komt de duivel en spant hun tallooze strikken. — De wereld biedt hun bare verlokkende winsten aan, en onze hoorders van den zondag grijpen die gretig aan. — Zij arbeiden onvermoeid om de goederen dezer wereld; — zij gehoorzamen Satan; — maar voor het éene noodige geven zij zich niet de minste moeite.
27
Ik schrijf niet over dingen, die ik heb van hooren zeggen, neen ik spreek van dingen, die ik zelf gezien heb; ik gewaag van uitkomsten gedurende de dertig jaren van ondervinding ia mijne bediening; ik heb gedurende dit tijdperk nopens de menschelijke geaardheid ervaringen opgedaan, die ik nooit te voren gekend had, ik heb ingezien, hoe waarachtig de woorden van onzen Heere waren ten aanzien der enge poort, en hoe weinigen er zijn, die strijden, om behouden te worden.
Do bedrijvigheid in tijdelijke zaken is algemeen genoeg; pogingen om rijk en gelukkig op deze wereld te worden, zijn over het geheel niet zeldzaam. Wat den arbeid en de inspanning belangt, om tarwe en rog, winsten en voordeden te erlangen, waarvan men eten en drinken moet, deze vindt men ruimschoots aanwezig. — Doch ik ken er weinigen, die zich de moeite getroosten, om voor de zaligheid hunner zielen iets te doen. — Ik zie er weinigen, die strijden, om door de enge poort in te gaan.
En ik ben er niet verwonderd over. Ik lees in den Bijbel, dat het juist datgene is, waarop ik mijne aandacht te vestigen heb. De gelijkenis van het groote gastmaal (Luk. 14: 16, enz.}
2*
28
schetst zeer juist datgene af, wat ik gedurende mijn herderlijk ambt voor mijne eigene oogen gezien heb. Ik bevind, gelijk mijn Heer en Heiland, dat de menschen overmatig in verontschuldigingen zijn: de eene heeft een stuk gronds te bezigtigen, de andere eenen os te keuren, een derde wordt verhinderd door familie-zaken; maar dit alles neemt niet weg, dat ik uiterst ongerust ben omtrent het lot van de zielen dezer menschen. Ik word geprangd bij de gedachte, dat het eeuwige leven zoo digt nabij hen is, en dat zij het zullen verliezen, omdat zij niet willen strijden, om in te gaan door de enge poort en behouden te worden.
Lezer! ik weet niet, welke de toestand uiver ziel is; maar ik waarschuw u wel toe te zien, dat zij niet verloren ga , doordien gij niet strijdt. — Veronderstel niet, dat er noodzakelijk eene grove zonde door u moet bedreven zijn, om het eeuwige leven te derven. Neen, gij hebt slechts hiervoor noodig, dat gij blijft stilzitten, en uw einde zal rampzalig zijn. Ja, de Satan vordert niet dat gij de wegen bewandelt van eenen Kaïn, van eenea Farao, van eenen Achab, van eenen Belsazar of van eenen Judas Iskariot. Er is een andere weg, die even zoo zeker ter helle
29
voert, het is die der zorgeloosheid, der laauw-heid en des geestelijken slaaps. — De Satan heeft er niet tegen , dat gij een achtingswaardig lid der christelijke kerk zijt; hij zal u tot de instandhouding der uiterlijke godsdienst laten bijdragen en de huur uwer plaatsen laten betalen. — Hij zal u vergunnen , om gemakkelijk in de kerk te zitten èn des zondags en in de week, en wel zoo lang als gij maar wilt. Hij weet zeer goed, dat, zoo gij niet strijdt, gij ten laatste naar de hel zult gaan, die nimmer een einde zal hebben, en in het vuur zult geworpen worden, dat eeuwig zal branden. Neem u in acht, opdat gij er niet te eenigen dagen aanlandet. Ik herhaal het, gij hebt slechts niets te doen, en gij zult zekerlijk verloren gaan.
Lezer! indien gij ooit begonnen zijt te strijden voor het heil uwer ziel, zoo vermaan ik u van niet to denken , dat gij hiermede te ver zoudt kunnen gaan; — laat nimmer het denkbeeld bij u ingang vinden, dat gij u te zeer over uwen geestelijken toestand verontrust, en dat het onnoodig is u zoo veel inspanning te laten welgevallen. — Weest daarentegen overtuigd, «dat er in allen arbeid gewin is,quot; en dat niets meer voordeel oplevert, daa hetgeen
30
gij aan uwe ziel ten koste legt. Het is een spreekwoord onder de landbouwers, dat hoe meer zij voor de aarde doen, de aardo zoo veel te meer voor hen doet. Ik houd mij verzekerd , dat het eene leuze moet zijn voor de Christenen, dat hoe meer zij voor hunne godsdienst over hebben, hunne godsdienst zooveel te meer voor hen over heeft. Wacht u voor verflaauwing en verwaarloozing der genademiddelen ; draag zorg, dat gij uwe gebeden niet korter maakt, uwe Bijbellezing niet. inkrimpt, noch ook uwe bijzondere gemeensche.psoefening met God. Duld niet op eenigerlei wijze, dat gij in het huis van God tijdens de openbare godsdienst vleeschelijk gezind en vadzig zijt. Worstel tegen iedere neiging, hetzij tot slapen, hetzij tot bevitten en uitpluizen der woorden, wanneer gij de prediking des Evangelies aanhoort. Doe, hetgeen gij doet voor God, uit geheel uw hart, uit geheel uwe ziel, uit al uwe krachten. Zijt in alle andere zaken gemagtigd en vrees tot uitersten te vervallen ; maar schuw in zaken uwer ziel de gematigdheid, als ware zij de pest. Bekommer u niet over dat, wat de menschen van u denken. Laat het u genoeg zijn te weten dat uw Meester zegt; Strijd.
De laatste zaak, die mij rest in dit traktaatje te onderzoeken , is de ontzettende profetie , door onzen Heere Jezus uitgebragt, wanneer Hij zegt: «Velen zullen zoeken in te gaan en zullen niet kunnen.quot;
Wanneer zal dat geschieden, en op welk tijdstip zal de deur voor eeuwig gesloten zijn? Dit is eene ernstige vraag. De poort is heden nog gereed om zich te openen voor den grootsten der zondaars; maar er komt een dag , waarin zij zich niet meer zal openen.
De tijd, door onzen Heer voorzegd, is die zijner tweede komst, als Hij zal komen, om de wereld te rigten. De lankmoedigheid Gods zal een einde nemen; de troon der genade zal plaats maken voor dien des gerigts; de fontein der levende wateren zal ophouden te vloei-jen. — De enge poort zal gesloten en versperd worden. De dag der barmhartigheid zal voorbij gaan; die der vergelding van eene in zonde gedompelde wereld zal eindelijk aanbreken. En alsdan zal de plegtige profetie van den Heere Jezus vervuld worden: »En velen zullen zoeken in te gaan en zullen niet kunnen.quot;
32
Lezer! al de profetiën der Schrift, die tol heden toe zijn vervuld geworden, zijn vervuil tot tittel en jota toe. Zij kwamen velen als onj waarschijnlijk, onbewijsbaar, ja onmogelijk voorl vóór hst tijdstip harer vervulling. Nogtansl geen enkel woord van haren inhoud bleef cil over, zonder tot de werkelijkheid te zijn over.| gegaan.
De beloften der goede dingen zijn vervuld inl weerwil der moeijelijkheden, die schenen onover-koombaar te zijn. Saba kreeg eenen zoon, toenl zij te oud was, om kinderen te baren. Del kinderen Israels werden uit Egypte gevoerd enl overgebragt in het beloofde land. De Joden wer-| den zeventig jaren lang in de babyionische ge-| vangenschap gehouden en teruggezonden, om hunnen tempel op te bouwen. De Heere Jezus werd geboren uit eene maagd, wies op, aanvaardde zijne bediening, werd gevangen geno- 1 men, verkocht en ter dood gebragt, juist zoo I als de Schrift het voorzegd had. Het Woord Gods werd in al de dingen waarachtig bevonden , welke het aangekondigd had. De profetiën , die betrekking hadden op de oordeelen, over steden en volken gekomen, zijn vervuld geworden, hoe ongeloofelijk het ook scheen,
33
tijdens zij werden uitgesproken. Egypte is het meest vernederde der koningrijken; — Edom is eeno woestenij. — Tyrus eene rots, waarop de visscher zijne netten uitspreidt om te droo-gen ; — Ninevé, deze zoo uitgebreide stad, is eene doode verlatenheid en eenzaamheid geworden ; — Babylon is eene dorre aarde en wildernis , haro breede muren zijn geheel en al geslecht ; de Joden zijn over de geheele oppervlakte der aarde verspreid en zijn als een volk in het midden der volken verdeeld. In al deze gebeurtenissen, heeft het Woord van God gezegd , dat deze dingen alzoó zouden zijn, — en het is alzóó geschied.
Lezer! de profetie van den Heere Jbzus , waarop ik thans uwe aandacht wensch te vestigen , zal op gelijke wijze werkelijkheid worden , wanneer de tijd zijner vervuiling zal gekomen zijn. Niet één woord zal er van onvervuld blijven: «Velen zullen zoeken in te gaan en zij zullen niet kunnen.quot;
Er zal een tijd komen , waarin het te vergeefs zal zijn God te zoeken. Ach! dat alle menschen het toch ter harte mogten nemen! Ongelukkiglijk bestaat er een aantal, die zich inbeelden, dat deze ure , waarin zij God zullen zoeken zon-
die to \'ervuJi lis on : voor, ogtans leef ei over.
ild in
over, toen De \'d en wer-3 ge-om
ezu3
aan-eno-zoo )ord ^oa-ofe-en, uld en,
34
der Hem te vinden, nooit zal aanbreken; maar zij zullen bijster te leur gesteld worden: een dag nadert, waarin zij tot hunne groote beschaming hunne dwaling zullen inzien, althans zoo zij zich iu tijds niet bekeeren. Als Christus komen zal, zullen velen zoeken in te gaan ea zullen niet kunnen.
Een tijd komt, waarin velen derzulken voor eeuwig zullen uitgesloten worden. Het zal niet het deel van een klein aantal wezen, maar van eene groote menigte: men zal er niet twee of drie in deze, twee of drie in gene gemeente vinden ; maar het zal het rampzalige einde va,a een groot aantal zijn: »Velen zullen zoeken in te gaan en zullen niet kunnen.quot;
De kennis zal bij zeer velen te laat komen, zij zullen eindelijk beseffen , hoe groot de waardij eener onsterfelijke ziel is, mitsgaders het geluk van deze te behouden; zij zullen hunne eigene schuldigheid inzien, alsmede de heiligheid van God en de voortreffelijkheid van Chkistüs Evangelie ; zij zullen ten laatste begrijpen, waarom hunne herders zoo ongerust waren, waarom zij zoo onvermoeid hetzelfde predikten, en hen zoo onophoudelijk drongen, om zich te bekeeren; — maar helaas! zij zullen dit alles te laat verstaan.
35
Velen zullen zich te laat bekeeren; zij zullen hunne bovenmatige boosheid doorschouwen en zich wegens hunne verledene dwaasheid groo-telijks schamen, — zij zullen bittere zuchten slaken , te vergeefs berouw hebben, knagende wroegingen verduren; — zij zullen weenen, verslagen zijn en rouwe over hunne zonden dragen , als zij zich deze voor den geest brengen. De herdenking van hun leven zal hen inwendig verteren , en het pak van hunne schuld zal hen ondragelijk worden; maar helaas! gelijk een Judas Iskaiuot zullen ook zij zich te laat bekeeren.
Het geloof zal almede bij z;eer velen zich te laat openbaren; zij zullen niet meer loochenen, dat er een God en een Satan is, een hemel en een hel. Het deïsmus, sceptieismus en ongeloof zullen voor immer vernietigd worden. Het spotten en gekscheren der sterke geesten zullen geheel plaats maken; zij zullen met hunne eigene oogen aanschouwen en in hunne ligcha-men voelen, dat de dingen, van welke hunne herders hun spraken , geene kunstig verdichte fabelen waren , maar de groote daadzaken zelve; zij zullen tot hunne eigene schade leeren kennen , dat de Godsdienst des Evangelies geen
36
verdlclitsel, geene overdrijving van dweeperij of geestdrijverij is; zij zullen bespeuren, dat dit het ëéne noodige is geweest , en dat, nade-maal zij het niet hebben bezeten , zij voor eeuwig verloren zijn gegaan. Gelijk de duivelen, zullen zij in het einde gelooven en sidderen, maar het zal te laat zijn.
De begeerte naar de zaligheid zal insgelijks bij zeer velen te laat ontstaan ; zij zullen verteerd worden door nijd en afgunst, omdat zij de vergeving, den vrede, de gunst Gods niet meer kunnen bekomen ; zij zullen wensehen nog éénen zondag voor zich te hebben, eenen dag om te bidden en genade tc smeken; maar hunne gedachten, hunne aandoeningen , hunne beden zullen tot niets dienen. De dag der barmhartigheid zal voorbij zijn, de poort der zaligheid zal gesloten wezen ; het zal te laat zijn.
Ach , Lezer ! ik heb dikwijls gedacht aan de verbazende verwisseling, die er zal zijn ten dage, waarin de dingen dezer wereld in hun waar daglicht zullen ten toon gesteld worden. Ik zag rondom mij, hier en ginds, waar mij het lot voerde , en ik teekende den juisten prijs aan van al hetgene de wereld bevat; — ik zag vooruit de komst des Heeren en den grooten
37
dag Gods; — ik aanschouwde de nieuwe orde der dingen, die deze dag met zich zal medebrengen ; — ik las de woorden van Jezus , als Hij den Heer des huizes vertegenwoordigt, en opstaat en de deur sluit; ja , deze woorden lezende , zeide ik tot mijzelven: Welk eene ontzettende verwisseling als deze, welke alsdan zal gezien worden!
quot;Wat zijn de dingen, die men heden kostbaar noemt ? Goud , zilver , edelgesteenten , bankbil-letten , mijnen, gebouwen, goederen der aarde, schepen , paarden , rijtuigen, eten , drinken , kleederen , enz. enz.!
Met zulke dingen, die men zich zonder geld niet verschaffen kan, heeft men bijster veel op, zij nemen al de belangstelling in. — Hij, die hst meeste van deze dingen bezit, wordt als een rijk man beschouwd. Zoo is de wereld !
En welke zyn de dingen , die nu het minste gewaardeerd worden ? De kennis van God, de zaligheid des Evangelies om niet, de liefde van Christus , de genade van den H. Geest, het voorregt van een kind Gods te zijn, de aanspraak op het eeuwige leven, het regt op den boom des levens, het bezit eener hemelsche
38
woonplaats, de beloften eens onvergankelijken erfdeels , het geschenk eeuer zegekroon, die in eeuwigheid niet verwelkt. Deze zijn de dingen, om welke de mensch zich geene de minste moeite laat welgevallen. Ze worden den kinderen der menschen aangeboden, zonder geld en zonder prijs , — om niet; zij kunnen ze verkrijgen zonder eenigen prijs , vrijelijk en uit genade. Al wie maar wil, kan er zijn deel van bekomen. Doch helaas! Deze dingen zijn schaars gezocht; men geeft zich niet eens de moeite i;m ze gade te slaan; het is te vergeefs, dat ze een iegelijk aangeboden worden. Zoo is de wereld !
Blaar er komt een dag, waarin de gedaante van iedere zaak zal veranderd worden. De dag nadert, waarin de bankbilletten in waarde de oude vodden zullen evenaren , waarin het goud geschat zal worden als het stof der aarde. De dag breekt aan, waarin duizenden menschen geene zucht zullen slaken om de dingen, voor welke zij op andere tijden leefden , en waarin zij gretig de dingen zulleu begeeren , die zij anders het meest verachtten. De kasteden en paleizen zullen verlaten worden , uithoofde der begeerte naar het bezit van een huis, dar niet door menschen-
39
handen gemaakt is; men zal de gunst der rij-köu en aanzienlijken laten varen , maar naar die van den Koning der koningen dingen. De zijden en fluweelen stoffen en linten zullen ter zijde geworpen worden en plaats maken voor de dringende behoefte om Christus kleed en geregtig-heid te verwerven. Alles zal veranderd worden in den grooten dag van \'s Heeren wederkomst, ii Velen zullen zoeken in te gaan en zullen niet kunnen.quot;
Een wijze heeft dit zeer ernstige woord gesproken , dat «de hel de te laat gekende waarheid is.quot; Ik ben beducht, dat duizenden, die de belijdenis afleggen Christenen te zijn, in dien dag de smartelijkste ervaring zullen erlangen. Zij zullen de groote waarde hunner ziel doorgronden , wanneer het te laat zal zijn, om barmhartigheid te verwerven , en zij zullen de voortreffelijkheid des Evangelies erkennen, wanneer zij er geen nut meer uit zullen trekken. Ach, zoo de menschen nog maar verstandig werden! Ik heb menigmaal gepeinsd, dat er geene plaats verschrikkelijker was, dan die, welke men leest in het eerste hoofdstuk der Spreuken: «Dewijl Ik geroepen heb en gijlieden geweigerd hebt, en Ik mijne hand uitgestrekt
40
iieb , en daar niemand was, die opmerkte, en gij hebt allen mijnen raad verworpen en mijne bestraffing niet gewild , zoo zal Ik ook in ulie-iler verderf lagclien, Ik zal spotten, wanneer uwe vreeze komt. Wanneer uwe vreeze komt, gelijk eene verwoesting, en uw verderf aankomt als een wervelwind, wanneer u benaauwd-lieid en angst overkomt. Dan zullen zij tot Mij roepen , maar Ik zal niet antwoorden; zij zullen Mij vroeg zoeken, maar zullen Mij niet vinden, daarom dat zij de wetenschap gehaat hebben en de vreeze des Heeren niet hebben verkoren. Zij hebben in mijnen raad niet bewilligd, alle mijne bestraffingen hebben zij versmaad. Zoo zullen zij eten van de vrucht huns v/egs en zich verzadigen met hunne raadslagenquot; (vs. 24—31).
Lezer ! welligt behoort gij onder het getal dergenen , die noch het geloof in Jezus , noch het ïeven , dat het Evangelie van Chbistus gebiedt, liefhebben, en gij noemt ons geestdrijvers, als wij u bezweren, dat gij berouw hebbet en u bekeeret. Gij vindt ons wat te aanmatigend, als wij u nopen de wereld er aan te geven, het kruis op te nemen en Christus aa te volgen. Maar herinner u, dat er een dag komt, waarin gij
41
zult toestemmen , dat wij gelijk hadden. Vroeg of laat, in deze wereld of in de andere, zult gij erkennen , dat gij hebt gedwaald. Ja , het is eene aandoenlijke gedachte voor den getrouwen bedienaar des Evangelies, dat namelijk al degenen , die hem aanhooren, eens zullen overeenstemmen nopens de deugdelijkheid zijner raadgevingen. quot;Welke miskenning, verachting of verwerping zijn getuigenis op deze aarde wedervare , een dag nadert, die voldoende zal bewijzen, dat de waarheid aan zijne zijde was. De rijke, die ons aanhoort en die menigwerf zich een god uit de wereld maakt, — de koopman , die zijnen Bijbel voor een oorkussen gebruikt. — de pachter, die koud blijft even als de harde klei van zijn veld \' — de arbeider, die niet meer gevoel heeft voor zijne ziel, dan een steen — allen, ja allen zullen erkennen voor het aanschijn der wereld, dat zij dwaas zijn geweest. Allen zullen gretig begeeren deze barmhartigheid , welke zij thans moedwillig in den wind slaan. »Zij zullen zoeken in te gaan en zullen niet kunnen.quot;
En gij, Lezer! die Jezus waarlijk lief hebt, schep moed en zie voorwaarts. Gij verduurt gestadige vervolging, omdat gij de Godsdienst
42
lief hebt. Gij moet harde woorden en boosaardige uitvallen vernemen. Uwe beweegredenen worden vaak euvel beoordeeld en uw gedrag wordt beschonden. De ergernis van het kruis heeft niet opgehouden; maar gij moet moed vatten , voorwaarts blikkende en de komst des Heeren verbeidende. Die dag zal alles weder goed maken ; gij zult hen zien, die u heden verguizen, omdat gij in den Bijbelleest, bidt en Christus lief hebt, gij zult hen zien in eenen staat gansch verschillend van den uwen. Zij zullen tot u komen , even als de dwaze maagden tot de wijze kwamen, zeggende: »Geeft ons van uwe olie , want onze lampen gaan uit.quot; Gij zult hen zien, die u thans haten, en u dwaas noemen (omdat gij , gelijk Ivaleb en Jozua , de dienst van Christds betracht), geheel en al veranderd ; zij zullen niet meer dezelfde menschen wezen; zij zullen zeggen: Ach! dat wij deel hadden met u; gij zijt voorwaar wijs geweest, en wij , ja wij waren dwaas. Vrees dan niet den blaam der menschen. Belijd onversaagd Christus voor hen. Steek uwe banier op, schaam u uwen Meester niet. De tijd is kort, de eeuwigheid nadert. Het kruis zal slechts van korten duur en de kroon voor eeuwig zijn.
48
Verzeker uwe regten op deze kroon, scherm niet in den wilde, want «velen zullen zoeken in te gaan en niet kunnen.quot;
En nu, veroorloof mij bij liet overwogene eeaige woorden van toepassing op uwe zielen bij te voegen. Gij hebt de woorden van Jezus hooren ontwikkelen en verklaren. Men heeft u den weg der zaligheid afgeschilderd. Het is oene enge poort. Gij hebt het bevel des Ko-nings vernomen: «Strijdt om in te gaan,quot; Men heeft u deze plegtige waarschuwing voorgehouden: »Velen zullen zoeken in te gaan en zullen niet kunnen,quot; Vergun mij te beproeven , om al datgene in uw geweten in te scherpen , wat nopens uw bestaan is gesproken; trouwens ik heb u nog iets te zeggen van de zijde Gods.
1. Ik stel u eene eenvoudige vraag voor: vZijt gij ingegaan door de enge poort, of niet?quot; Oude of jonge, rijke of arme Christen, van ons land of van een ander land, ik herneem mijne vraag: «Zijt gij ingegaan door de enge poort of niet ?quot; »
Ik vraag u niet of gij er van hebt hooren spreken , of gij gelooft, dat zij bestaat, of gij haar hebt aanschouwd en bewonderd, of gij de hoop hebt gehad eens door haar in te gaan.
44
Hetgeen ik u vraag is, of gij er naar toe zijt gegaan , of gij er hebt aangeklopt, of gij er zijt ontvangen, en of gij er nu door zijt binnengegaan ?
Bijaldien dit tot nu toe niet heeft plaats gehad, wat helpt u dan uwe godsdienst? Gij hebt geene vergeving verworven, gij zijt niet met God verzoend. Gij zijt noch wedergeboren , noch geheiligd, noch voor den hemel toebereid. Zoo gij in uwen tegenwoordigen staat sterf, zijt gij des duivels voor altoos , uwe ziel zal voor eeuwig rampzalig wezen.
Och ! bedenk, wat het is , te leven, en boven al wat het is, te sterven, zonder de enge poort ingegaan te zijn. Uw leven is niets dan een damp. Binnen een klein getal jaren zult gij niet meer zijn. Uwe rol op deze wereld zal weldra geëindigd wezen. Uw huis zal een ander innemen. De zon zal voortgaan te schijnen. Het gras en de bloemen zullen haast wassen en uw graf bedekken. Uw ligchaam zal het aas der wormen zijn, en uwe ziel verloren gaan in eeuwigheid.
En ondertusscheu staat nog heden de poort der zaligheid voor u open. God noodigt u. Jezus biedt ii aan, om u te behouden. Alles is
45
gereed voor uwe verlossing; er is slechts eene zaak noodig, te weten, dat gij toestemt, om behouden te worden.
Ach, Lezer! bedenk dit en wees verstandig.
2. Ik zal al degenen waarschuwen , die nog niet door de enge poort zijn ingegaan, en mijn raad is eenvoudig deze: Gaat er zoo spoedig mogelijk door naar binnen.
Noem mij, indien gij kunt , eenig schepsel, dat ooit in den hemel is ingegaan buiten de enge poort; ik ken er geen. Sedert Abel , de eerste mensch , die gestorven is, tot den laat-sten toe, van wien de Bijbel gewag maakt, zie ik niet dat er een zalig is geworden, tenzij door het geloof in Christus.
Noem mij een enkele, die ooit is ingegaan door de enge poort, zonder gestreden te hebben. Ik ken niemand, behoudens de zoodani-gen, die in hunne kindschheid zijn gestorven. Hij, die den hemel wil gewinnen, moet zich ten strijde aangorden, om hem te bekomen.
Noem mij er één, dïe krachtdadig heeft gestreden om in te gaan, en wien dit mislukt is; ik ken er niet éénen. Ik geloof, dat hoe zwak en onwetend de menschen ook mogen zijn, zij nimmer den weg der zaligheid uit geheel hun hart,
46
naauwgezet en in gemoede hebben gezocht, zonder een antwoord van vrede ontvangen te hebben.
Eindelijk , noem mij , zoo gij kunt iemand , die te eeniger tijd door de enge poort is ingegaan en die later berouw heeft gehad; ik ken er geen. Ik geloof, dat de afdruksels hunner voeten , naar deze poort loopende, alle in dezelfde rigting zijn. Allen hebben ontwaard, dat de dienst van Christus eene goede zaak is, en het heeft hen nooit berouwd zijn kruis gedragen te hebben.
Ach , Lezer! indien deze dingen alzóó zijn . zoek dan onverwijld den Heere Christus en ga in door de poort des levens, terwijl gij nog kunt. Begin van dezen dag af aan. Ga door het gebed tot dien magtigen en bamhartigen Zaligmaker en leg Hem uw hart bloot. Belijd Hem uwe fouten, ongeregtigheden en ellende. Werp u vrijmoedig in zijne armen ; — houd niets terug; — zeg Hem, dat gij al de belangen uwer ziel geheel in zijne handen overgeeft, bidt Hem, dat Hij u overeenkomstig zijne belofte behoude en u Zijnen H. Geest zende.
Alles moet u bemoedigen, om alzóó te handelen. Duizenden menschen , even snood als gij, zijn op deze wijze tot Christus gekomen, en geen
47
hunner is ooit afgewezen en verstooten geworden. Zij hebben in hun geweten eenen vrede gevonden, dien zij nimmer te voren gekend hadden en hebben hunnen weg blijmoedig vervolgd. Zij hebben eene kracht gevonden in al de moeijelijkheden huns levens en geen hunner is in de woestijn omgekomen. Lezer! waarom weigert gij Christus te zoeken. Alles moet uwen moed opwéklcen om onmiddelijk datgene te doen, wat ik u raad. Ik zie niet in, wat u verhindert , dat uw berouw en uwe bekeering niet even spoedig en onmiddelijk zoude zijn, als het berouw en de bekeering dergenen, die u zijn voorgegaan. De Samaritaansche vrouw komt aan dsn put van Jakob als eene onwetende zondares, en zij keert terug als een nieuw schepsel. De stokbewaarder te Filippi gaat door duisternissen tot het licht en wordt op een en denzelfden dag een trouw discipel van Christus. Waarom zouden anderen niet hetzelfde doen ? Lezer! waarom doet gij niet afstand van uwe zonden en geeft gij u niet heden nog aan Christus over? — Ik weet, dat de raad, dien ik u geef, goed is. De groote vraag is; Wilt gij Hem volgen?
3. De derde zaak , die ik u te zeggen heb,
48
zal eeue bede zijn, welke ik tot al degeneu rigt, die waarlijk door de enge poort zijn ingegaan. Ik bid hen, dat zij anderen bekend maken met de zegeningen , die zij hebben ondervonden. Ik wil, dat ieder bekeerd mecsch een zendeling zij. Niet dat ik hierdoor versta , dat allen naar verre landen zullen ijlen, om de heidenen te bekeeren ; neen , ik verlang een zen-delingsgeest, en dat zij er zich op toeleggen goed te Slichten rondom zich. Ik wensch dat zij prediken voor al degenen, dïe hen omringen , dat de enge poort de weg der zaligheid is , en dat zij hen van de noodzakelijkheid overtuigen , om door haar in te gaan.
Toen Andreas bekeerd was , vond hij zijnen broeder Peteds en zeide tot hem: «Wij hebben den Messias gevonden, (hetwelk is overgezet zijnde, dc Christüs). En hij leidde hem tot Jezus.quot; (Joh. 1: 42). Toen Filippus bekeerd was, vond hij Nathanabi. en sprak tot hem: «Wij hebben Dien gevonden, van wien Mozes in de wet geschreven heeft, en de profeten, namelijk, Jezus den zoon Jozefs van Nazareth.quot; Nathanacl zeide tot hem : »Kan uit Nazareth iets goeds komen? Filippus zeide tot hem : Kom en zie.quot; (Joh. I: 45, 46). Toen de Samaritaansche
49
vrouw bekeerd was, «verliet zij haar watervat en ging henen in de stad , en zeide tot de lieden : Komt, ziet een mensch, die mij gezegd heeft alles wat ik gedaan heb. Is deze niet de Christus ?quot; (Joh. 4 : 28, 29).
Toen Satjlus, de farizeër, bekeert was, «predikte hij terstond Christus in de Synagogen, dat deze de Zone Gods isquot; (Hand. 9: 20).
Lezer! het smart mij, als ik bespeur, dat niet die zelfde geest de Christenen van onze dagen regeert. Ik zou wenschen, dat zij meer ijver hadden, om het ingaan door de enge poort al diegenen aan te bevelen , die nog buiten zijn, ja om ze te overreden in te gaan, opdat zij zalig mogten worden. Gelukkig derhalve is de gemeente, wier leden zich niet bepalen te be-geeren, dat zij zeiven naar den hemel gaan, maar daarenboven hun best doen, om er anderen met zich naar toe te leiden.
De groote poort der zaligheid is nog open ; maar de ure nadert, dat zij voor altoos zal gesloten zijn. quot;Werken wij dan zoo lang het dag is, want de nacht komt, waarin de mensch niet meer werken kan. Zeggen wij aan al onze betrekkingen en vrienden , dat wij den weg gevonden hebben, die ten leven leidt, en dat wij
50
dien voor zalig houden , dat wij hebben gesmaakt het brood des levens, en dat wij het goed hebben bewonden.
Ik heb hooren zeggen, dat men heeft berekend , dat, zoo elk Christen, die op de wereld is, jaarlijks eene ziel voor Christus mogt winnen , het menschelijke geslacht ia minder dan twintig jaren zoude bekeerd zijn.
Ik zal mij niet onderwinden op deze berekening voort te redeneren; zij rnoge juist zijn of niet, ééne zaak toch is zeker, namelijk , dat een yroot aantal zielen zich tot God zouden békee-ren, indien de Christenen meer ijver betoonden om die tot Hem te brengen.
Wij kunnen en moeten ten minste bedenken , dat »God niet wil, dat één verloren ga, maar dat allen zich bekeeren.quot; Hij , die onderneemt zijnen naaste de enge poort aan te wijzen , doet een Gode welbehagelijk werk. Hij doet een werk, dat de engelen met belangstelling aanschouwen en waarmede de bouw eener pyramide zelfs in geenen deele kan vergeleken worden, want de Schrift zegt: «Degene , die eenen zondaar van de dwaling zijns wegs bekeert, zal eene ziel van den dood behouden en zal menigte der zonden bedekken quot; (Jac. 5 : 20).
51
Lezer! konden wij allen in een iegelijk onzer een diep gevoel van onze verantwoordelijkheid ten aanzien dezer zaken opwekken. Werpen wij onze blikken over de menigte dergenen, met wie wij leven, en onderzoeken wij hunnen toestand voor God. Wordt er geen groot aantal gevonden, die nog buiten de enge poort staan, en noch vergeving, noch heiligmaking bekomen hebben , noch voorbereid zij n voor den dood ? Zijn wij waakzaam , om de gelegenheid waar te nemen van hen te waarschuwen! Spreken wij hen van de enge poort en sporen wij hen aan, om te strijden en er door in te gaan !
Wie kan weten, wat een woord op den ge-pasten tijd gesproken , in staat is voort te brengen ? Wie kan zeggen wat goed het zal stichten, indien het gesproken is met geloof en in eenen geest des gebeds ? Het is misschien de gewig-tigste oogenblik van geheel het leven des men-schen. Dat woord kan het begin van eene gedachte , van eene bede zijn, die eene ziel ten eeuwigen leven voert. Och ! dat er meer liefde, meer volharding bij de geloovigen ware! Bedenk , welk een zegen op een woord, dat bekwaam is om te bekeeren , kan rusten.
Lezer! Ik weet niet, welke uwe gedachten
52
aijn nopens dit onderwerp. De begeerten mijns harten is, dat gij u iederen dag deze plegtige woorden van Christus te binnen brengt: «Velen zullen zoeken in te gaan en zullen niet kunnen.quot; Overleg ze zorgvuldig in nw gemoed, en alsdan zult gij niet onbezorgd zijn voor Let lot der zielen uwer broeders.
Bij den Uitgever dezes is tevens verschenen van denzelfden Schrijver;
Eene vraag aan iedereen.
3:i:n\' tijdig avoord.
, ENE ROEPSTEM OOK TOT ONZEN TIJD.
Al deze verschillende stukjes kosten ieder 20 Cents, Ie 25 Ex. afzonderlijk of van verschillende stukjes ^ 4 ; de 50 Ex. ƒ 7 ; de 100 Ex. ƒ 12.
WACHT U! BEPROEFT ALLE DINGEN\'J
Slcclits één Weg.
HET WERK DES GEESTES
HEBT GIJ
VERGEVING VAN ZONDEN1?
ZiJT GIJ HEILIG?
Waar zijn uwe Zonden?
STELT UW HART O UWE WEGEN.
WAAR ZIJT GIJ: ZWIJG, WEES STIL ZIJT GIJ WEDERGEBOREN?
EENE VRAAG
TIJD.