-ocr page 1-
P A ARDE KE NN I S9
TEN DIENSTE VAN
ONDEROFFICIEREN, KORPORAALS
r-<
MANSCHAPPEN
m
CA
> i
r. k
fc5 H*^
3J>juin-l-|laarl!Cimrt3
I
v»»l
1842.
-ocr page 2-
ïe. HOOFDSTUK.
NATDÏÏRKIJSE GESCHIEDENIS
VA» BET PAAR»
1. Tot welke dieren behoort het Paard?
Het Paard behoort tot de klasse der zoogdieren en
wel tot den rang der cenhoevigen.
2; Welke dieren behooren nog tot het Paarden-
geslacht ?
Hiertoe behooren nog de Dschiggetai of het kaalstaar-
tigc Paard, de Zebra, de Quagga, de Ezel en de
Guemul of het tweehocvige Paard.
3. Waartoe behooren dan de Muilezel en het
Muildier ?
De Muilezel en het Muildier maken geene soorten
van het paardengeslacht uit: het zijn bastaarden tus-
sen en het Paard en den Ezel.
1*
-ocr page 3-
— 4 —
4. Verklaar dit eens nader»
Het Muildier ontstaat van eenen czelhengst en eenc
paardemerrie, terwijl de Muilezel tot vader ecnen paar-
dchengst en tot moeder eene ezelin heeft.
5.  Uit welk oord der wereld stamt het Paard af ?
Men houdt het er voor, dat het Paard in Azië te
huis behoort en dat Arabic' en Syrië deszelfs oorspron-
kelijk vaderland zijn.
6.  Vindt men nog oorspronkelijk wilde Paarden?
Ja , men zegt, dat dezulke zich nog in zuidelijk Si-
berië en in Mongolië bevinden.
7. 'Welk voedsel nuttigt het Paard?
Het paard behoort tot de grasetende dieren , hoewel
men het soms aan dierlijk voedsel, zoo als visch, kan
gewennen. Melk en cijeren eet het met graagte.
8.  Welken ouderdom kan het Paard bereiken?
Gemeenlijk is 16 tot 20 jaren de leeftijd van het-
zelve, hoewel er voorbeelden bestaan, dat het 36 tot
40 en nog meer jaren kan bereiken. — In den regel
rekent men het met 5 of 6 jaar volwassen.
9.  Noem eens eenige bijzonderheden op, die de
voortteling betreffen?
De merrie is «net 3 jaren reeds tot de voortteling
geschikt, en blijft tot 16, 20 en meer jaren vrucht-
-ocr page 4-
— 5 —
haar; zij draagt elf maanden en cenige dagen, brengt
telkens één veulen ter wereld, terwijl tweelingen zeer
zeldzaam zijn.
10. Weet gij nog meer bijzonderheden" hieromtrent?
Men houdt de donkerklcurige paarden, vooral zwarte,
voor de vruchtbaarste; hierop volgen de bruine, dan
de vossen, terwijl de ligtgekleurde, vooral de witte,
voor de onvruchtbaarste worden gehouden.
-ocr page 5-
2'. HOOFDSTUK.
UITWENDIGE FAAHDEEEVITIS
(EXTERIEUR).
1. Hoe verdeelt men het ligchaam van het Paard?
In de voorhand of het voorstel, het lijf,
en de achterband of het achterstel.
2.  Uit welke deelen bestaat het voorstel ?
Uit het hoofd, den hals, de schoft, de borst en
de voorbecnen.
3.  Noem mij de deelen van het hoofd op?
De maantop, de ooren, het voorhoofd, de slapen ,
de oogkuilcn, de oogen, de wangen, de neus, do
neusgaten, de boven- en onderlip, de mond, de ka-
ken, de schaar of kcelgang, de kin en de baard.
4. "Wat verstaat gij onder maantop, en hoe
moet dezelve zijn?
De maantop is een bosje haren, dat van het voor-
-ocr page 6-
hoofd afhangt. Deze haren moeten fijn en niet te
dik wezen.
5. Boe moeten de ooren zijn?
De ooren moeten dun en spits toeloopen, gee'ven-
redigd aan de grootte van het hoofd, hoog aan hetzelve
geplaatst, ligt beweegbaar zijn, en naar voren gerigt
gedragen worden.
6.  welk onderscheid is er tusschen muizen-ooren,
ezels-ooren en hazen-ooren?
Muizen-oorcn noemt men ze, wanneer zij te klein
en te kort zijn; ezels-ooren , wanneer zij te lang zijn
en achteruit staan; hazen-ooren, indien zij te hoog en
te smal zijn en te spits staan.
7.   Wanneer noemt men de Paarden wijdoorig,
en wat zijn hangooren ?
Als de ooren te ver van elkander staan noemt men
het Paard wijdoorig; wanneer zij daarenboven afhan-
gen, zijn het hangooren.
8.  Wanneer noemt gij ze varkens-ooren en koe-
ooren ?
Indien zij te ver naar achteren geplaatst zijn en zich
onder het loopen beurtelings op en neder bewegen, zijn
het varkens-ooren; terwijl men ze koe-ooren noemt,
wanneer zij te breed , dik en zwaar zijn.
-ocr page 7-
— 8 —
9. Hoe moeten het voorhoofd, de slapen en oog-
kuilen zijn?
Het voorhoofd moet droog, vlak en breed zijn, de
slapen moeten niet te sterk uitsteken en de oogkuilcn
goed gevuld zijn.
10. "Wat zegt gij van de oogen?
De oogen moeten even groot, levendig, helder, groot
en goed geopend zijn.
II. "Welke bijzondere deel en ziet gij aan de
oogen
?
De oogleden, de oogharen, de ooghoeken, het wenk-
vlies, de traanheuvel en den oogbol zclven.
12. Wat verstaat men onder osse-oogen en var-
kens-oogen ?
Osse-oogen noemt men ze, wanneer zij groot zijn
en te sterk uitpuilen, en varkens-oogen, ■wanneer zij
klein zijn, diep liggen, en van veel vet omgeven zijn.
13. Welke hoofdgebreken kunnen er aan het
oog voorkomen?
De praauwe staar, de zwarte staar en de maan-
blindheid.
14. Waaraan herkent men de graauwe staar?
De graauwe staar herkent men hieraan, dat men in
bet ooggat eene kleinere of grootere graauwe vlek ziet.
-ocr page 8-
^^^^■a-ZéZ.- ■
~&*&^>-
-ocr page 9-
//tl.