-ocr page 1-

AAN DEN REDACTEUR DER »STEMMENquot;.

Hooggeachte Vriend!

Mijn Rede, deu 18 December des vorigen jaars te Amsterdam gehouden, kan door u uiet beoordeeld worden. De weglating vau »enkele minder algemeen verstaanbare bijzonderhedenquot; maakt het onmogelijk. Zoo schrijft gij in -uw Januari-Nommer, zeer tot mijn leedwezen, daar ik veel fyC c aan uw oordeel hecht. Nu deelde mij Dr. Sehreiber te Barmen mede, dat hij die Rede in het Tijdschrift sBeweis des Glaubensquot; vertalen wil. Dit verheugt mg. Vooreerst omdat ik uit dat aanbod, even als uit onderscheidene beoordeelingen die ik van mijn rede las, zie dat er toch ook menschen zijn (en daaronder allicht minder verstandige dan Gij, mijn scherpzinnige vriend!) die zich in staat toonen om dit mijn woord, zooals het daar ligt, te beoordeelen. En dan ook, omdat ik nu Dr. Sehreiber heb kunnen verzoeken, datgene wat ik uit de gedrukte rede wegliet, in zijn vertaling op te nemen. Door te schrijven dat die M\'eglatingen de oorzaak zijn van uw onvermogen om de rede te beoordeelen, schijnt gij een schemering van hoop over te laten dat aan de rede, in baar geheel medegedeeld, een beoordeeling van n te beurt

-ocr page 2-

aan den redacteur der «stemmen.quot;

zou vallen. Doch helaas! die hoop is niet meer dan schijn, omdat de onbeduidendheid der weggelaten toevoegselen zal doen zien dat de rede, ook gecompleteerd, voor u buiten de grens binnen welke beoordeeling mogelijk is, zal moeten blijven liggen. De reden waarom ik voor deze regelen opname in uw Februari-Nummer verzoek, ligt dan ook niet daarin dat ik mg op dit punt eenigzins zou vleien, maar in mijn begeerte om dezen of genen die mocht willen weten welke die bewuste uitlatingen zijn, daartoe gelegenheid te openen. Tot mijn leedwezen schrijft mij Dr. Schreiber dat de Redactie van het Duitsche tijdschrift mijn rede een tijd lang zal moeten laten wachten. Duurt dit al te lang, dan zal ik die uitlatingen, al acht ik ze op zichzelve dier moeite niet waard, om den ophef dien men tot mijn bevreemding van dat weglaten gemaakt heeft, in een volgend N0. uwer gt;Stemmenquot; mededeelen.

Laat mij intusschen deze gelegenheid te baat nemen om een zonderlinge drukfout te herstellen. In hetzelfde Januari-Nummer van uw maandschrift in eene aankondiging, door mg van het boekje »Gelijk Jezus\'quot; van Andrew Murray gegeven, staat bladz. 108 dat de verborgen levenseenheid met Jezus in ons moet werken een zichtbare he-wegelijTiheid. Dit moet zijn levensgelijlcJieid.

Met vriendelijke groete, als altijd

204

Uw

J. H. Gunning Jb.

\'s Hage, 12 Jan. 1883.

-ocr page 3-

windvaanquot;, den heeke c. van nievelï.

dering eu navolging, gelijk die edele vrouw deed, aan welke ik u herinnerde \'j.

En vooral, denk een oogenblik na of ik geen recht heb tot de bede: geef toch den oppervlakkigen en lichtzinnigen die zich rondom ons verdringen, geen puntig woord, geen geestige phrase, die zij uit uwe geschriften kunnen oprapen om hunne ledigheid te sieren, en der menschheid tot schade te doen strekken. En voorts, vergeef mij, indien ik onbescheiden uwe aandacht gevraagd heb en geloof dat ik mij met verschuldigde achting noem

Alkmaar UWelEd. geb. dienstw.

Maart 1883. L. C. Schuller tot Peursum.

1) Te meer durf ik daarop met ernst en met een beroep op uwe billijkheid aandringen, nu het niet wordt toegelaten, om onder de oogen van hen, die den aanval gelezen hebben, welken gij doet of verhaalt, de wederlegging van die gedachten te brengen.

433