OVER DE
i
OMSVEllKRIJGmG VAN VliUCHTEN.
-ocr page 2- -ocr page 3-N JURIDICUM INAÜGUEALE
SfEClME
■quot;ructui
Q,UOD
^^NlTENTB SUMMO NUMINE,
EX ACCTOEITATE EECTOBIS MAGBIMCI ,
^^OVICI CHRISTIANI YAN GOUDOEVER,
«En.
CHIR. ET ART. OBST. DOCT. BT PROF. OBB.,
nec kon
^^i\'lissimi senatus academici conseksu.
^\'obil:
\'issimae pacultatis jueidicae DBCRBTO,
JCKE SOMANO ET HODIESSO HONORIBüS AC PMVILESIIS,
^^^CADEMIA EHENO-TKAJECTINA,
RITE ET LEGITIME GONSEQtlENDIS,
publico ac solemni examini submittit
AMSXELODAMENSIS ,
^ï® xxi m. sept, a. mdccclvii, hora i.
IN AUDITOEIO MAJORI.
AMSTELODAMI,
mdccclvii.
-ocr page 4-^nbsp;my\'\' : \'
-.quot;tequot;\' quot; ƒ /nbsp;«K
V
«sSSfer ï-iSïfiri«nbsp;fiKir^nbsp;S.nbsp;-
-ïtr
-ocr page 5-oyer de
eige
VAN
tee veekeuelng van ben gkaau vatt
itt l)ft Exrm«tn0£l) je« i^jcïrjeti^aajgs^i) Ec^t
Aan de hoogeschool te uthecht,
amsteedam,
fredeeik mullee.
1857.
AAN
ÄtIJN
E VEELGELIEFDE OUDEKS.
-ocr page 8- -ocr page 9-^MEENE guondslaamp;en voor de leee deu
^IGENDOMSVERKKIJGING VAN VELtchTEN.
Y
heeftnbsp;hetgeen de Eomeinen fructus noemen,
Van ^^S^sgeleerden zin de uitgebreide beteekenis
Voordeel, dat eene zaak op eene onmiddelijke
•J^^ddelyke
goea
wijze afwerpt. Zoo spreekt men even
quot;nbsp;i.nbsp;X.
een ijjj^^ Vruchten, als men daarmede de opbrengst van
genot .nbsp;ïenten van een kapitaal of elk ander
^\'^^er zaak wil te kennen
liet is
liifg^j^^ echter verre af, dat dit woord immer deze
^■jden beteekenis zou gehad hebben. In de eerste
sclig ^^^\'^^lijk van de ontwikkeling van het Eomein-
dat Y ^^^ ^^^^ woord fructns slechts den zin van
hetwelk eene zaak op eene onmiddelijke
O \'\'«^tbragt ^
eigej^^^^®^^® \'Wijze men nu van zoodanige voordeden
Is-ino- *ordt, en in hoe verre daarop de regtsbetrek-
denbsp;invloed is, waarin men tot eene vruchtdragen-
Wejp ^ kan, ziet daar in korte trekken het onder-
^ij ons ter behandeling hebben voorgesteld.
Zie j
\' hatej, quot;,nbsp;^\'\'quot;ctus rei est vel pigriori dare licere.
^ttlleu wij dit breedvoerig aantoonen.
-ocr page 10-Wij zeiden dan, dat vruclit in den meer
eene
van het woord dat voordeel beteekent, hetgeen ^^^^
zaak onmiddelijk afwerpt. De voordeelen nu op ^^^
eene wijze afgeworpen, kunnen geene anderenbsp;^^^
die, welke door de voortbrengende kracht of het
plantingsvermogen van de zaak worden afgezet. ^^^^
dat evenwel het scheppende vermogen, dat in de
op zulk een onderscheidene wijze is weggelegd» ƒ
baar werken kan, worden er bepaalde omstandig ^ ^^^
noodzakelijk vereischt. Deze echter kunnen voo^^
ßegt slechts in zooverre van belang wezen,
uiterlijk zigtbaar zijn. Van daar, dat het oO;^ ^^^^^
der conceptie in de leer der vruchten als bij ni ^^^
dering voor foehis van dieren van gewigt iquot;\' ^
alleen van deze in het algemeen met zekerheid de
kan worden berekend, waarop zij als nieuwe ind^^i
zijn begonnen te existeren \\
Overigens kan uit den aard der zaak geen ^^^
tusschen de vruchten onderling gemaakt worden-^ ^^^
organisch ontstaan en ontwikkelen in eene za
hoort tot het begrip van alle vruchten
Is eens de vereischte tijd voorbij, die ^^be\'
derlijk bestaan van het nieuw individu moet ^^^^
reiden, dan houdt ook de organische zaroenhan»
de vrucht met de vruchtdragende zaak op. jerUi\'^
Het oogenblik, waarop de vrucht een afzon
bestaan verkrijgt, noemt men afscheiding,
------Komis^^^quot;
• Zie Schirrner, Die Grundidee der Usucapion m*
ßecht. p. 132. Berlin. 1855 .nbsp;^^^ gßquot;^®\'\'
2 Zie Heiinbach, Die Lehre von der Frucht nachnbsp;p.
Glück;
il-
Dig-
nen in Deutschland geltenden Eechten. p.
255, Böcking, Einleitung in die Pandekten desnbsp;od«\'\'
rechts, p. 79. Seil, Römische Lehre der Dinglich®
Sachliche Rechte. I. p. 62.
eren
Geschiedt d f •
^^Uchtt 1, ^ ^^scheiding echter door de hand van den
Geheelnbsp;wordt zij perceptio genoemd.
Lichta 2 onregte is het nu ook, wanneer Savigny
^\'■idens h ^^nbsp;anderen beweren, dat de vrucht
deel Ya ^^^^^ quot;^\'Banischen zamenhang een integrerend
^^heidinl! ^^ vruchtdragende zaak is, en de af-
van ^^ separatio gelijk staat met de afzondering
zijn deznbsp;der zaak. Integrerende deelen toch
bojide^nbsp;de hoofdzaak onafscheidelijk ver-
de pigjj^^nbsp;de leden met het dier, de stengel met
of de j Verliest het dier een lid van zijn ligchaam
Vunbsp;haren stengel, dier en plant worden in
Yeeij^^^\'^^\'^nie verstoord. Niet zoo met de vrucht,
dragejj^ ^ ^^ ^^^ ^^ eigenaardige bestemming der vrucht-
^\'^divid ^nbsp;de vrucht tot een van haar afgescheiden
^ateij \\ ^^ ontwikkelen, en na hare rijpwording los te
^ ^^ ^^^ gedurende hare ontwikkeling met de
^^üchtnbsp;^^^^^ organisch verbonden, en zal de
het T^
rijpwording niet zonder gevaar voor
^^aatimoederjilant een afzonderlijk be-
Vfn^i^^ nnen verkrijgen, maar dit eigenaardige, dat de
geiiQg^ ^^^^ integrerend deel gemeen heeft is niet
beidnbsp;om het kenmerkend onderscheid tusschen
«P te heffen ^
p. 313.
357.
b;
des Besitzes. § 22a.
quot;AbsQjj^^ frugiferae pars est: « üeberliaupt liat es mit dieser
quot;^er rnbsp;der Fruclit genau dieselbe Verwandtnisz, wie mit
quot;SUn» g. Theilung jedes anderen Ganzen, z. B. der Zerle-
änbsp;Thieres, oder dem Abbrechen eines Hauses.quot;
quot;lei-nbsp;Institutionen. § 242. p. 701. Unterholzner, von
.nbsp;des Eigenthums an den Erzeugnissen, p,
v\'nbsp;für die Civilistische Praxis.
■ ^\'ingerow, Djg. I. B. 32G. .
-ocr page 12-(Jat
Nog laogen wij niet vergeten op te merkeD»^ ^^^
de afscheiding niet alleen van belang is om ^^
zonderlij k bestaan, dat de vrucht ontvangt, »aar
om de gewigtige verandering, die zij op dat oogequot;
in haar wezen ondergaat. De afscheiding kan ^^^^^^
zekeren zin eene tweede geboorte van de vrucht no ^^^^
Ofschoon dit bij vruchten van vegetabiliën ^^^^^ ^^^
aard der zaak minder opvallend is, zoo blijkt
te duidelijker bij de geboorte van jongen uit ^^^
Von Scbeurl heeft hierop het eerst de opmerkz^®
beid gevestigd, en niet ten onregte beweert by^ ^^^
»Foetus und partus, fructus pendens oder
»fructus separatus, die Wolle vor und nach die^ ^^^^
»sind Dinge von wesentlich verschiedenernbsp;^^^^
»heit, während der Balken vor und nach seiner
»ausnähme aus dem Hause von ganz gleicher Bes^^^^^
»fenheit ist. Am Balken verändert sich durch
»Herausnahme nichts, als dasz er aus dem blosfei ^^^^
»standtheil eines Gebäudes eine selbständige öa ^ ^^
»worden ist; bei der abgesonderten Frucht js^m
Tnbsp;ndsr
»dieser Veränderung hinzu, dasz sich mehr
»niger ihr inneres Wesen verändert hat.quot;nbsp;,
Moeijelijk kunnen wij het hem evenwel t »
wanneer hij op bl. 289 zegt:
»So bald die Frucht in die Sache zu entstehe» ^^^
»fängt, aus welcher sie erzeugt wird, ist ua
»Dasein einer ganz neuen, bisher noch nicht
»renden Sache vorbereitet, ohne aber eigentn
»begonnen zu haben.quot;nbsp;^^et
Hier toch verwart hij het afzonderliß
de existentie zelve. Voor dat de vrucht afgese
--
X, 2- P\'
^ Beiträge zur Bearbeitung des Römischen Rechts-
-ocr page 13-Is, ejj .
liaar f ^^^^^nbsp;spreken van
v^^j, ^^^quot;derlyk bestaan; maarnbsp;dit neemt niet weg, dat
existee^ ^^®cheiding reeds eennbsp;gebeel nieuw individu
^^ord^n^*^^*^ ®®nvoudige beschouwing van het ontstaan.
is
en afscheiding van de vrucht vloeijen deze
io ^^^^nbsp;belangrijke stellingen voort:
^^ e Vrucht, zoowel vóór als na hare afscheiding,
Allenbsp;maar eene op zichzelve staande zaak-
Voigi y^stelling van vruchten met deelen behoort
^^^ ^oïden vermeden.
Vj^ ,nbsp;\'^P het oogenblik der afscheiding kan de
ïegts-objekt worden,
selnbsp;stellingen, die een onmiddelijk uitvioei-
^\'icht^nbsp;beschouwing over het begrip van
op ^iiiinen ook de eenige grondslagen zijn, waar-
^eroj^nbsp;eigendomsver krijging van vruchten
(jg ^^ geregeld te worden. Later zullen wij zien, hoe
daarvan de oorzaak geweest is, waarom
zakelijk de fruGluum perceptio van den honaefidei
^eidiij ^nbsp;meest uiteenloopende meeningen aan-
„^S heeft gegeven.
Sohiriner,
p. 140. Noot 04.
-ocr page 14-H
EERSTE DEEL.
E E E S T E HOOFDSTUK.
HET BEGKIP VAN VRUCHT BIJ DE KOMBI^^®^\'
1)6\'
Het zoude eene groote onbekendheid met d®
oefening der Eomeinsche regtsbronnen verraden.\' ^^^
neer vrij in de uitspraken, die ons daarin zijquot;
gebleven, zulke abstracte, van het regt onafhaoke
beschouwingen zochten, als die, welke wij in
leiding hebben geleverd. Veel meer
beoefenden
regtsgeleerden van dien tijd de stof in het
op eene concrete wijze, en dachten zij die stee ^^^^^^
verband met de vorm, waarin die in het regtsver
zou optreden.
Zoo vinden wij ook voor ons onderwerp ^^^^^g^r
gewerkt stelsel van de leer omtrent de vrucht,
daarentegen vele uitspraken, waaruit hunne ^P\'^^^^j^gji,
van het begrip van vrucht naauwkeurig valt op te ^^^
In de beantwoording van de volgende drie
hopen wij volledig te kunnen aantoonen, ^^^^^^ ^et
opvatting van dit begrip is, en in hoe verre
de onze overeenstemt.
Vooreerst, wat rangschikken zij onder het
fructus ?
VfTOO
in hoe verre oefent de regts-
Vruch ^^^ ^^ vruchtdragende zaak invloed uit op
^ tijdens
haren organischen zamenhang ?
zij ^ ^ derde plaats eindelijk, welk gewigt kennen
I.nbsp;toe?
y hebben reeds hiervoren opgemerkt, dat in
de
sch
thden
^ ^ yuen van de ontwikkeling van het Eomeingt;
gehexj^^^\'\' h^t woord fructus in den meer engen zin
eene ^nbsp;dat voordeel, dat eene zaak op
voorenbsp;wijze voortbragt. Dit blijkt
sehikjf^^ ^^^ datgene, wat zij onder vruchten rang-
^^atvan \' ^^^ ^^ laatste plaats uit datgene, wat zij
dierer^ \'^^Paaldelijk onderscheiden. Onder fructus van
■^^o] ^ b. v. zoowel de jongen als het haar, de
1 \' «e nieii,.nbsp;_____ ____________.
ttielk; onder die van onroerende goederen :
Het lnbsp;druiven,
groenten enz. genoemd
de . zeker geen betoog, dat deze allen onder
den \' delijke voortbren£(selen van zaken moeten wor-
^g^^ekend.
onvoQ^^^^^^^^^ is het, dat het hout van boomen niet
quot;^aarnbsp;onder de vruchten wordt medegerekend.
Van k ^^^nbsp;het bosch tot eene levering
Wordj. ^^^ gezette tijden geplant en onderhouden
^apho fnbsp;noemt men in ons Eegt schaar- en
de K , • l^e
Eomeinsche Eegtsgeleerden noemden
gt; ^ en, tot dat einde bestemd, silvae caeduae.
• 48 n
Pestive \' \'nbsp;caeduam, etiam si intem-
sit, in fructu esse constat.
y ^ie 2„
48 „ ^ D. 22. 1. L. 4. § 19 en L. 36. § 1. D. 41. 3.
68. .nbsp;1- L- 48. § 6, D. 47. 2. L. 7. § 9. D. 24. 3.
Pr. § j • 7. 1. L. 10. § 3. D. 23. 3. § 37. J. II. 1. L. 25
Unbsp;O- 22. 1. L. 48. § 1. D, 7. 1. L. 7. pr. § 1-3.
W. Art. S13.
i* i
do-
L. 7. § 12. D, 24. 8. Si fundum viro uxor m
tem dederit, isque inde arbores deciderit: si Ji\'O\'^
ius inteUiguntur, pro portione anni debent restit»^\'
Puto autem si arbores caeduae fuerunt vel crefflial®®^
dici oportet in fructu cedere; si minus, quasi deteW»;
rem fundum fecerit maritus, tenebitur. Sed et si
tempestatis ceciderunt, dici oportet, pretium earum r®^
stituendum mulieri, nec in fructum cedere • quot;on m^g^®
quam si thesaurus fuerit inventus; in fructum
no7i computabitur, sed pars ejus dimidia restituet«^\'
quasi in alieno inventi.
Uit de vergelijking beider plaatsen blijkt ten dui-
delijkste, dat de takken van silvae non caeduae nim-
mer onder de vruchten zijn medegerekend. Igt;e
hiervan is, onzes inziens, daarin gelegen, dat wel
vrucliten in gewonen zin, maar nimmer
de takken «i\'
organische wijze zich van den boom kunnen afscheide»\'
De takken zijn integrerende deelen van den boom, ^^^
salva rei substantia \' van den boom niet kunnen
den afgenomen.
Eene uitzondering evenwel hierop maakt het ka^
en schaarhout. In dat geval toch worden de boom®
met opzet tot dat einde gesnoeid en onderhouden- ^
Daarentegen worden onder fruclus noch de
noch het marmer uit de groeven gerangschikt [msi
sit, ut lapis ibi renascatur] ^ Verder worden vafl
tus scherp onderscheiden renten van kapitaal,
\' L. 1. D. 7. 1. Usus fructus est jus alienis rebus uteod^ ^
eiidi salva rerum substantia.nbsp;^^^^^
^ Zie over deze uitzondering Heimbach, p-21—22. ^^^
Einleitung i„ die Pandekten des gemeinen Civilrecht?-
Noot 2.
ixynbsp;öO\' 16. Usura pecuniae, quam percipimus
^^Usanbsp;corpore sed ex alia
Pacr^\' ^^nbsp;obligatione
voor land- en stadgronden,
tur quot;nbsp;Cum de modo donationis quaeri -
siojji^\'^*^^® P^^\'tus nomine, neque fructuum, neque pen-
/ ^eque mercedum ulla donatio facta esse videtur.
pro / quot;nbsp;Praediorum urbanorum pensione
^quot;quot;^ctihus accipiuntur ^
^ ^^htgelden voor schepen en trekdieren,
iu quot; § D. 30. Eructus autem hi deducuntur
non quos heres percepit, sed quos lega-
,P®^eipere potuit, et id in operis servorum, vel
\\Y , \' Jnmentorum, vel naulis navium dicendum.
^^^diensten van slaven,
ej. ^^ § D- 7. 7. Eructus hominis in operis consistit
j m fructu hominis operae sunt,
erurnbsp;Qnemadmodum ad heredis lu-
per P^^^inent fructus, partus ancillarum, et quae
tioiie^^^^^ ^dquisita sunt, ut stipulationes, rerum tradi-
legata hereditatesve bis datae, ceterae donationes.
gelin^\'^^^^^\'^nbsp;nog andere voorbeelden van der-
® quot;Onderscheidingen opgeeft achten wij echter
deelnbsp;aan te toonen, dat al die voor-
^erk^quot;\' ^^^nbsp;op eene middelijke wijze van zaken
Van ^^^^^ \'Worden, niet onder het meer enge begrip
qunbsp;vallen. Zelfs de operae van slaven, quam-
§een ^^nbsp;behooren daar niet onder. Zij zijn
opQ^ ^\'^quot;^iddelijke voortbrengselen van den slaaf. De
zijn wel middel tot, maar geene oorzaak van
^ j!® ^ § 2. D. 22. 1.
3nbsp;5S. §. 5. D. 36. 1. L. 39. § i. D. 30.
Abt.
P- 22 en volgende.
-ocr page 18-— lo-
het ontstaan van nieuwe zaken, of zoo als
Heimbach
zeer te regt zegt:
» Die Fähigkeit der Erncht, Einzelsache zu werden»
»geht nun dem iSclavenerwerbe, selbst den Operae, ganz
» ah, und dieser Mangel ist wohl der Grund davon ge*
»worden, dasz man diesen Erwerb von Eruchtbegriquot;
»ausgeschieden hat, obschon auch er durch die Thätig\'
»këit des Sclaven vermittelt wird.quot; \'
De vraag echter dient nu nog beantwoord te worden,
waarom de partus ancillae niet onder de vruchten JS
medegerekend ?
De volgende plaatsen zijn daaromtrent belang«]^\'
Cicero de fin. bon. et mal. I. C. 4 § 12.
An, partus ancillae sitne in fructu habendus,
seretur inter principes civitatis, P. Scaevolam,
nilium? Ab hisque M. Brutus dissentiet, quod et acutm»
genus est, et ad usus civium non inutile, etc.
L. 68 pr. D. 7. 1. Ulpianus. Vetus est qnaesti\'^
an partus ad fructuarium pertineat. Sed Bruti senten--
tia obtinuit, fructuarium in eo locum non habere, neq^^
enim in fructu hominis homo esse potest. Hac raü\'^»®
nec usufructum in eo fructuarius habebit.
L- 28 § 1. D. 22. 1. Absurdum enim videbatur, ho-
minem in fructu esse, cum omnes fructus rerum nat^^
hominum gratia comparaverit.
In het oude E. E. heeft men blijkbaar over de vraag
getwijfeld, of de partus tot de vruchten behoorde mede-
gerekend te worden. Die twijfel echter bestond nie
\' Heimbacfa, p. 15. Boeking, II. i. §. igj. p. 140: quot;
quot;von mir in gutern Glauben beseszene fremde Sclave mit mei^ ^^
quot;Vermogen oder durch seine eigene Thätigkeit erwirbt, J
quot;nicht aus ihm, wie der Frucht aus der Hauptsache,--
\'durch ihn, etc.quot;
leii» ^ P(irtus, maar ook bij de jongen van die-
beer«,-nbsp;naen nu evenwel deze laatste onder het
glip Yan V v,
^^^^orpen \'^^hten gebragt had, schijnt de vraag op-
Partus ^ ^^nbsp;hetzelfde regt de
Vola h ^\'^nctus
te noemen was, Manilius en Scae-
^aar J] ^^^nbsp;tot een toestemmend antwoord over,
jion ^ sententia obtinuit, fructuarium in eo locum
jj . Wat was nu evcnwfel de grond van Brutns?
^^Utus ^ ^^^ Boeking houden het er voor, dat
den ! grondde op eene strenge uitlegging van
Ven •nbsp;ï^egel, dat een vruchtgebruiker van sla-
Uxets verwerven kon, dan hetgeen deze met ziin
•litle» •nbsp;™nnen arbeid verdienden Deze
eeiie\'^^quot;^^^ ®®hter is hoogstens eene verschuiving, nimmer
^^snbsp;der vraag. Van Heimbach bevreemdt
Vev\'b ^ ^^ ffleer, daar hij de eerste geweest is, die het
Vmnbsp;Buchta tusschen deze controverse en de
oudere slechts had opgemerkt, of foetus
iiitv ^^nchten van dieren moest worden medegerekend,
^n^ür^^ heeft aangetoond. De vraag toch, die zich
deijnbsp;aan ons opdringt, is: waarom men dan
Ygj, ^Perkenden regel van het vrachtgebrnik der sla-
■ ouden heeft, nadat men aangenomen had, dat de
* zT
ïoetn^j,!^ ^\'^\'^lita. Inst. II. § 242. kk. L. 68. § 1. D. 7. 1.
ptirtj^nbsp;pecornm Sabinus et Cassius opinati sunt ad fructus
^itTquot;nbsp;P- 11—13-
uit de veelvuldige gelijlie behandeling van
de^gjj ^^^ den foetus, en uit de bijzondere aanwijzing van
t,. ^^-atsten onder de vruchten. Zie L. 10. § 2. D. 41. 3.
ü. 4jquot; !nbsp;2. L. 2S. p. D. 22. 1. § 37. J. II. 1. L. 4. § 19.
a u\' ^^quot;JIus R. S. § 32.
S3.nbsp;p. 13. Boeking, 1. § 79. Noot 5. Zie L. 21. 22.
«elf^equot;nbsp;§ 5 en 6. L. 13. 14, p. D. 7. S. Die-
vindt men reeds bij van der Keessel, Dissert.
^^P\'one partus et foetus rei furtivae. Lugd. Bat. 1761. p. 23.
foetus in het eigendom van den vruchtgebruiker
dieren toevielen. Zoo al met reden de operae en \'
wat de slaaf ex re usufructuarii verkreeg, niet tot fr»*^
tus in den engen zin teruggebragt kunnen word«»\'
was dit geenszins het geval met den partus eener slaV®^
die ongetwijfeld in alle deelen met de ontniddelyj
voortbrengselen eener zaak in streng Regt gelijk \'
Daarom is uit den aard der zaak eene juridieke re^-
vaardiging van den regel: »Partus ancillae non est i
fructuquot; eene onmogelijkheid. Veelmeer houden ^^J
_ . . - jSj
tj Onbsp;—----
ons overtuigd, dat dit eene van die afwijkingen
gevorderd door het menschelijk gevoel, waartegen ze ^
de bekende zucht der Romeinen tot ijzeren
doorvoerios\'
van de strenge regels van het Eegt niet bestand
II. Uit den aard der zaak is de vrucht geduren
hare ontwikkeling aan dezelfde lotgevallen
onderworpen
als de vruchtdragende zaak, waarmede zij orga»\'®\'\'
verbonden is. Is deze nu regts-objekt, dan zal oo\'^
noodwendig de vrucht onder diens invloed staan,\'ï^i®®®
T)iP
magt zich over de vruchtdragende zaak
uitstrekt-
;e]fs
van
üi-
Puchta, Inst. II. § 242 beroept zich op de
^ —jf uBiuepi zicü op ae pi»»-quot; _
pianus, L. 27. pr. D. 5. 3: „Quia non temere anciüae ejus
causa comparantur ut pariant.quot; Boeking verwerpt dit berg-
op grond, dat ook wijfjesdieren tot geheel andere doeleiß ^^
kunnen worden gebruikt dan ut pariant en de jongen
in fructu zijn. Eial. P. 575. Wij geven hem dit slechts iu
verre toe, als de plaats van Ulpianus geen juridie«.^ --o
ging mag heeten, maar houden het met Puchta er voor,
daarin met regt de ware grond gelegen is, waarom de
niet in fructu erat. Zoo zegt üipianus nog in L. 68. D. 7- I
enim in fructu hominis homo esse potest, d. h. zege Puchta, »
sittliche Gefühl an zu deuten, dasz selbst eine sclavenhaltequot;
Nation abhalten musz, Menschen die Bestimmung von ZucMm^f\'
geben. De L. 2S. § 1. D. 22. 1 is „iet meer dan eene phra^e-
Zte nog Seil § 78, P. 292—293.
O\'imilinbsp;nit den aard der betrekking nimmer
afzoj,^ 1-- \'nbsp;altijd middeUjk. Daarom ook is een
scheidi\'egtstoestand van de vrucht vóór de af-
^eersci?^ ^quot;^denkbaar. Het Regt, dat op onmiddelijke
ininder^^^^quot;^^\'^^^^\'^® steunt, is hier onmagtig en nog
Vannbsp;spreken kan van eigendom of bezit
dej. Sierende deelen, kan er van een regtstoestand
^Pralce\'^^\'-^^ gedurende hare organische ontwikkeling
®etzt ^^ ®^Senthum,quot; zegt Puchta, »an einer Sache
habenbsp;dass sie ein Dasein als besondere Sache
^aak*^*^ evenwel de vrucht met de vruchtdragende
ftiedenbsp;i®\' wordt zij ook in regten geacht daar-
geheel uit te maken, en in zooverre kan
tUin i. ^ ^^nnemen, dat eene juris societas inter frac-
et
Graii
rem frugiferam bestaat
j^^^Jns drukt dit op deze wijze uit:
dentnbsp;fructus pendentes pars fundi vi-
Qjee tnbsp;echter vinden wij die gedachte het
^ zuiver uitgesproken in
quot; § 8. D. 47. 2. Pructus quamdiu solo co-
■ meeste uitleggers nu beroepen zich juist op deze
frucr^^^^^\' om hun gevoelen te verdedigen, dat de
(jj pendentes als werhelijke deelen van de vrucht-
\'^gende
^aak zijn beschouwd geworden Naar ons
\' B I
facijjj p®\' ^onae fldei possessor quemadmodum fructus suos
anbsp;92-93. Berolini A. 1825.
; ^^quot;\'erholzner 310.
^\'quot;chta Inst. II. § s. ff.
quot;^on Scheurl, IL P. 239.
Vooral
het opmerkelijk, dat de eerste plaats, waarin alleen
woordje pars voorkomt, niet zegt fructus pen*quot;
partes fundi videntur, maar pars fundi vide ^^^
Daarenboven is ook het woord videntur in plaat®
jjjoffeii
s^int (dat men hier volgens hun gevoelen zou
verwachten) niet zonder beteekenis.nbsp;, ^g
Nog beroepen zij zich op eene plaats vannbsp;^
L. 1. § 1. D. 25. 4. Partus enim antequam eda
mulieris portio est vel viscerum.nbsp;. g
Ofschoon het niet valt te ontkennen, dat Li p ^^
in deze plaats de overtuiging der Stoïcynsche
geeren uitspreekt, die het nog ongeboren ^^^^^^
een werkelijk deel van de moeder hielden, zoo ^^^^^
wij niet te vergeten, dat in het Justin. Begt ve^-^
het tegenovergestelde beginsel bevestigd is
Julianus, L. 26. D. 1. 5.
Qui in utero sunt, in toto pene Jure CiviÜ
liguntur in rerum natura esse. Nam et legitimae ^^^^^
ditates bis restituuntur et si praegnans mulier ab ^^^
tibus capta sit, id quod natum erit, postliminium haoet - ^^
Jj. 7. 1. c. Qui in utero est, perinde ac si m ^^^
humanis esset, custoditur, quotiens de commodi^\' ip
partus quaeritur
^ordeo •
.tel-
\' Zie Merülius Observ. I. C. 16.nbsp;ggse
Plutarchus 1. 5. de placitis ph. C. 15. Piato animal
infantem quia et moveatur in xitero et alatur, Stoici partemnbsp;^^^^
ventris, non animal: De meeste Icten helden tot denbsp;jgr
begrippen over. Zie Papianus, L. 9. §. 1. D. 35. 2.
Keessel, C. 2. § 2.nbsp;de
2 Zie voorts, L, 2. D. U. 8. L. 5, § 2 en 3, waar
uitdrukking voorkomt, is, qui in ventre est, hetgeen zek®^
lijk van onzelfstandige deelen zou kunnen gezegd wordec-
inzien is dit hieruit geenszins af te leiden.
Wiennbsp;blijkt reeds meer dan voldoende hoe verre
gewoonbsp;^^nbsp;ongeboren kind als een
^^^^ ^^^ ^^ moeder te behandelen, daar het
Sedach^^^\'^ de geboorte in rerum natura existerende
^^piannbsp;*nbsp;bewiist dan ook de plaats van
^^Ucht ^^^ tegen dan voor eene analogie tusschen
Hoeo. ^^ deelen eener zaak, en achten wij het ge-
denbsp;bewezen, dat de Eomeinsche opvatting van
aard\'^T\'^\'^^ ^\'^ór hare afscheiding geheel en al met den
over ^^^^ overeenkomstig is. Thans blijft ons nog
üecrt ^^ ®P^eken van den invloed, die in het Eom.
^^aan de afscheiding der vrucht wordt toegekend.
^^Ucht^^^\' ^^durende den organischen zamenhang der
^\'ari \\nbsp;vruchtdragende zaak, zagen wij het lot
^oiid onafscheidelijk aan elkander verbonden. Niet
stor^^ organisme der vruchtdragende zaak te ver-
af?nbsp;vrucht tijdens hare ontwikkeling een
bestaan verkrijgen. Met de afscheiding
fiwel treedt een groot keerpunt in het leven der
^^^ \'V\'an dat oogenblik af ontvangt de vrucht een
bestaan, en kan zij opgenomen worden in
het regts-objekten. Yan dat oogenblik eerst is
öiogelij]j over de nieuw geboren zaak eene on-
e^yke heerschappij uit te oefenen, en is zij voor het
pinr*^^\'^ vatbaar, dat zijn grond vindt in de aangrij-
Van het bezit. En wanneer men nu verder be-
^fech ■ ^^^ ^^^ ^^\'ezen der vrucht zelve met de
eiding eene gewigtige verandering ondergaat, dan
^ wij met regt op de separatio in de leer van het
Van vrucht als een der belangriikste oogenhlikken
\' ^chiriner. p. uo. N. 92.
-ocr page 24-■g over-
tuigen zullen, dat zij ook hierin de zuivere theorie
van het begrip van vrucht gevolgd zijn.
Dit zuilen wij thans op drieërlei wijze trachten
te toonen:
Vooreerst uit de leer der usucapio van partut\'
foetus rei furtivae,nbsp;^^
in de tweede plaats uit den zamenhang, waarin ^
vruchten met andere zaken in den titel de A- ^
behandeld worden en uit de bewoordingen van t^e^\'\'
van dienzelfden titel en § 19. Inst. II. 1,nbsp;^^
eindelijk uit de leer van het pand- of hypotbeekre»
op de vruchten van eene verbondene zaak.
Ad I. De leer der usucapio van partus en to^^
rei furtivae is zeker een van de meest sprekende
wijzen van den belangrijken invloed, dien de Kom-I^®quot;quot;^
geleerden aan de separatio hechtten. De gewigtig®_
IJl
stellip
o-e
aan
uitspraak daaromtrent treffen wij bij Ulpianus
zijne aanhaling uit een werk van Scacvola.
L. 10. § 3. D. 41. S. Scaevola libro H-
nem scribit; Marcellum existimasse, si bos apud lur
concepit, vel apud furis hercdem, pariatque apud ^^^
heredem, usucapi ab herede distractum juvencum
posse; sic (inquit) quemadmodum nec ancillas V^^ ^^
Scaevola autem scribit, se putare usucapere po^\'^® ^
partum: nec enim esse partum rei furtivae,
Caeterum si esset pars, nec si apud b. f. effltorein ^
perisset, usucapi poterat.
Hierin toch wordt door Scaevola op de meest
onze aandacht vestigen. De Rom. Eegtsgeleer
hebben het gewigt daarvan niet minder erkend,
hunne beschouwingen daaromtrent ons spoedig
I
Sc?-®\'
furtivae
^ L. 26. D. 50. 16. Partum non esse partem rei
vola libro undecimo Quaestionum scribit.
^jjze het b O.-
pars Vannbsp;uitgesproken, dat een partus geen
^•^Hende^ ®oeder is, en daarop zegt Ulpianus aan-
toch de partus slechts een deel
bordennbsp;dan kon hij zelfs niet geusucapiëerd
tron^ ^^ ^^^ ë^\'^al, dat hij bij den bezitter te goeder
plaatsnbsp;^^as\'. Von Scheurl merkt bij deze
Otügg^^^^^^ i^ist op, dat men geen regt heeft hieruit
geen ^^ leiden, dat de partus of foetus nu in
den -tp- . furtiva kan zijn Veelmeer toch vin-
Ëlke ^^ verschillende gevallen het tegendeel beslist.
^^ geboren bij den dief is res furtiva,
of Vitium van furtiviteit kleeft op eiken partus
diefst^j\'^\'nbsp;dat de moeder daarvan reeds voor den
Van (jg ^^^^ger was of gedurende de mal. f. possessio
^ dief zwanger geworden is
van Scaevola, se putare usucapere posse et
ëeconci . ^ op het geval, dat de partus apud furis heredem
lt;lie he?^^*^\'nbsp;Êiangenomen worden, wil men niet ülpia-
\'®Sensprg],nbsp;van Scaevola ondersteunt, zich zeiven laten
\'\'•edt even^quot;nbsp;§nbsp;andere uitlegging ver-
V. Vanr^^*^ ^^ P*\'-nbsp;Schirrner. P. 129—130.
^ruch, 2tnbsp;I- § 317. P. 666. V. Scheur], P. 290. Mühlen-
Älennbsp;§ 371.
4 ^sï\'der op hoe dezelfde Ulpianus, die in L. 131.
portio viscerum van de moeder noemt,
Hieru\'^tScaevola ondersteunt »partus non est pars ma-
ÏQnbsp;^^^ Eom, Jur. evenzeer van eene veran-
partus (of foetus) bij diens geboorte
bep--^^\'nbsp;ook ten naauwste zamenhangt met zijne
Merillius Obs.: I. C. 16..... partum autem
refrigerari
ac durari et mutato spiritu fieri
^Vnquot;
^ p. ,00.
tenbsp;onderscheiding tusschen res furtivae en res vi-
.^\'\'\'■quot;lede wij (je enkele ongeschiktheid tot usucapio aan-
oili ^ bronnen niet voorkomt, hebben wij haar aangeno-
^rhaalde omschrijvingen te vermijden.
L. 48. § 5. D. 47. 2. Ulpianus.
Ancilla si subrïpiatur praegnans, vel apud ^^^^^^
concepit: partus furtivus est, sive apud farem e
sive apud bonae fidei possessorem, sed in hoc pos ®
casu furti actio cessât.
Van daar dat in het geval, dat de gestolen s ^^^^
bij den b. f. possessor baarde, de usucapio
partus onmogelijk was, en het jong van het dier, ° ^^^^^^^
het in zijn eigendom viel, voor usucapio onva
bleef ^nbsp;.
Wordt evenwel de partus of het jong g^\'^^^^\'^J^oo«
en geboren bij den b. f. possessor, dan rust, °
de moederzaak res furtiva is, niet de minste sme ^^^
furtiviteit op den partus of het jong, en zij» ^ij ®
voor de usucapio habiles.nbsp;f,
L. 48. § 5. D. 47. 2. Sed si concepit
possessorem, ibique peperit, eveniet, ut partus xui^ ^^^
non sit, verum etiam usucapi possit. Idem et ^^^^^ „
Uil,,nbsp;i^uiam uisuuapi puamp;sJ-i«nbsp;—nbsp;^tU
cudibus servandum et in foetu eorum quod ^^^^^^^
L. 33. pr. D. 41. 3. Non solum bonae ^^^^^
tores sed et omnes, qui possident ex ea caosa.
usucapio sequi solet, partum ancillae furtivae usu^ ^^^
faciunt: idque ratione juris introductumnbsp;ij
ex qua causa quis ancillam usucaperet, nisi ^^^
tabularum vel Atinia obstaret, ex ea causa nece- _
partum usucapi, si apitd eum concepties ^^
eo
Eidequot;
tempore fuerit, quo furtivam esse matrem ej\'^
rabat
suntj
ven»
.^,8. If-
1 L. 48. § 2. D. 41. 1. Et ovium foetus in
ad bonae fidei enatorem pertinent, etiamsi praegnantes
vel sureptae sint. — Schirmer, P. 130. N. 79 ennbsp;juHequot;
2 Over den omvang van de woorden: Idem servan quot;
wij later spreken.
® Zie L. 11. § 3 en 4. I). e- 1.
tiar-nbsp;afwijkingen op den regel » partus non
Wijgg ®iatris laten zich misschien op de volgende
j^^^^gtvaardigen.
de^^^*^^ ^^^^ ^^^ foetus worden van het oogen-
Wordt dnbsp;^^ rerum natura aanwezig geacht,
daa Wordtnbsp;slavin of het dragtige dier gestolen,
Van den quot; ^^^^ hetzelfde oogenblik uit het vermogen
P^ïtus ofnbsp;hoewel op eene middelijke wijze, de
g^dürendnbsp;^^itnomen ^ Wordt de slavin of het dier
ïQen ^ h®^ hezit van den dief ontvangen, dan kan
Mjze ^ö^ï*) dat op dat oogenblik op eene onwettige
el\'Kienbsp;of het dier gehandeld wordt, daar
^nbsp;handeling met eene zaak zonder toe-
\'S Van den eigenaar, strafbaar is. Zoo is het
sessjQ ^^^nbsp;partus of foetus gedurende de pos-
b,
^^^nbsp;den dief uit den aard der zaak vitiosum.
\'^ïennbsp;^00 lang de partus of het jong niet ge-
Zoonbsp;contrectatio fraudulosa onmogelijk is,
bofgjjnbsp;slechts dan, wanneer zij bij den dief ge-
lï^njj ^^^^den, van res furtivae en de actio furti sprake
gebofgj^nbsp;Wordt evenwel de partus of het jong
Vajj ^nbsp;den bezitter te goeder trouw, dan vervalt
zelve de
dul
■Osa,
mogelijkheid van eene contrectatio frau-
Van „ quot; hoe casu furti actio cessât.quot; Dat dit vitium
Ueej ^ \'^quot;^iteit nu niet verdwijnen kan, zelfs wan-
^\'^rdt Vnbsp;foetus bij den b. f. possessor geboren
^ \' hehoeft seen heinno-.
quot;Stahlnbsp;merkt zeer juist op: /\'durch, de» Dieb-
\'rvicjjj ^^\'cht blosz die Hauptsache, sondern auch Kind und
\'quot;\'^Sea\'nbsp;bereits in rernm natura waren, aus dem Ver-
quot;\'lUi ^^ bisherigen Besitzers herausgerissen, Diesz ist ein Fac-
aüszerlich gesonderte Existenz
\'quot;ge nicht wieder aufgehoben werden kann.\'
-ocr page 28-iteii\'
Noch de furtiviteit, noch het vitium van furti^i
waardoor de zaak inhahilis wordt ad
derhalve een gevolg, zoo als men misschien zou ^^ ^^^
beweren, van het beginsel, dat partus of foetus
wone deelen van eene zaak behandeldnbsp;^gjje.
veelmeer van het geheel daaraan tegenoverge ^^^^
Wanneer toch het beginsel, dat wij thans bestnj ^^^^
eene waarheid ware, dan nog zouden wij uit
der usncapio rei furtivae, die zoo fijn door lt;ie ^^ ^^^^
nen bewerkt is, het tegendeel erkend vinden
bore«
ilfs
ze
anders te verklaren, dat de partus of het jong o®
ia
bij den b. f. possessor nimmer res furtiva iS\'
wanneer zij bij den b. f. poss. en geconcipieerd en^^o ^
boren worden, niet eens inhabiles zijn ad usucapie» _
In het eerste geval toch, zoo men uitbaat van de s ®
L beh^
zoowel de partus als de foetus worden in regten ■ ^^^^^^^
deld als gewone deelen van eene zaak, moet ac »
zaak in elke omstandigheid res furtiva en aan het e^c^^^^
dom onttrokken zijn, zoo als elk ander deel van
gestolen zaak, bij wien ook de afscheiding o^ jg
deeling moge hebben plaats gehad, hetgeen echter
stellige uitspraken der regtsbronnen ten eenemale i\'\'^
is. In het tweede geval wordt uit eene res furtiva een«-\'^^^^
geboren, die niet alleen niet aan het eigendom^^^^^^^
zelfs niet eens aan de usncapio onttrokken is? ^
zeker de grootste ongerijmdheid zoude zijn, ^^^i^en
men in regten eene volstrekte gelijkstelling tn^
deelen en vruchten voorstond.
De vraag zou nu kunnen oprijzen
der
of die le^\'^
^nbsp;- --------------------ssing
furtiviteit nog op andere vruchten van toepa ^ ,
dan op den foetus. Deze vraag is daarom van
belang, omdat men misschien den invloed ^
di
^^^ ^nbsp;^^^ dieren eerder zou willen toegeven,
Hoevv-einbsp;vruchten,
\'liet ijjnbsp;onmiddelijk antwoord op die vraag
^^\'idennbsp;^®§\'tsbronnen hebben kunnen vinden, zoo
^^^•^liten^^-nbsp;quot;Overtuigd, dat op het bestaan der
Sendenbsp;plegen van diefstal van vruchtdra-
^Ueennbsp;volstrekt niet gelet wordt en de vruchten
borden ^nbsp;furtivae zijn, wanneer zij bij den dief
r \' ^«escheiden.
aj X T
ovium fartivarum, si
veronbsp;furem detonsa est, usucapi non potest;
^^^ctunbsp;bonae fidei eintorem contra, quoniam in
Zoo aj \' ^^^ iisucapi debet, sed statim emtoris fit.
de
eenionbsp;vroeger hebben opgemerkt, is foetus
^®rheid\\nbsp;waarvan men in het algemeen met ze-
daar^gj^ ^ ^ogenblik der conceptie bepalen kan. Van
of bij o-eJ^^\' ^^^ alleen bij dezen onderzocht kan worden,
geen ^ \'^^^nde de possessie van den dief existeerde, het-
-^oo jg 1nbsp;andere vruchten ondoenlijk is.
foet^jj ^^ de onderscheiding in dit opzigt tusschen
^^ en allnbsp;-----------
beo-jj mildere vruchten niet willekeurig, of met
aard der ^ ^^^cht in strijd, maar veel meer op den
eene ^^^^ gegrond £n hiermede houden wij het op
^^^apio quot;^^S\'ende wijze bewezen, hoe\' in de leer der
^^^^idinnbsp;rerum furtivarum de invloed der af-
eerig^ ^ gelijkstelling van deelen met vruchten
Tknbsp;eenemale verbiedt.
JLftans 7 11
den 2 muilen wij een nieuw bewijs daarvan zien in
iu (jp^^ e^ihang, -waarin de vruchten met andere zaken
titel de A. E. D. behandeld worden, en in de
\' 2ie
^quot;^quot;^fal Schirrner, F. 131—132.
-ocr page 30-bewoordingen van Lex 6 uit dienzelfden titel e
Just. IL 1.nbsp;_nbsp;^ggrip
Ad II. Volgens onze beschouwingen over ^g^hei\'
van vrucht is de vrucht zoowel vóór, als ns.
ding eene geheel nieuwe zaak, van wier reg ^^^
eerst sprake kan zijn op het oogenblik, dat zy jg
zonderlijk bestaan heeft verkregen. Zoo ^^^^^^
vrucht bij hare afscheiding niet ten onregte m
juridieken zin, res nullius kunnen noemen, ^^je di^
danige die nog geen regts-objekt is In boe ^^jiQW
door de Eom. regtsbronnen bevestigd wordt,
, foonei
wij uit de volgende plaatsen zoeken aan te , ^j^io
L. 6. D. 41. 1. Item quae ex animaiibus
nostro eodem jure subjectis nata sunt.nbsp;jo-
§ 19 Just. II. 1. Item ea, quae ex animalJ
minio tuo subjectis nata sunt, eodem jure tibi
runtur.nbsp;. j^gjde
Vooreerst in welken zamenhang komen
T pS *
plaatsen voor ? De zamenhang, waarin ^
Plorentinus voorkomt, leert ons het volgende -
In Lex I verdeelt Gajus de wijze vannbsp;j^io
verkrijging in twee hoofdafdeelingen.— ^
rerum dominium nanciscimur jure Gentium, Q
jure Civili.nbsp;io-endoJ»®\'
Onder de hoofdafdeeling der wijzen van ex«^
verkrijging jure Gentium, wordt het eerst ^ ^ ^^^
patio genoemd, en nu geeft Gajus van § ^ ^^^ die
van L. 5 de verschillende beesten en voge j^^^jop
men op die wijze in eigendom verkrijgen ka»-
ecies
1 Zie von Scheur), P. 289. «Wie von der nova sp ^^^ yo»
(/werden kann, sie sei an sich res nullius, ebenso
r/der separirten Frucht sagen, sie sei an sich res nu
^indd-\'k^ hüit genoemd op den vijand veroverd, en
suv\'nbsp;animalibns dominio nostro
^^ ^^ctis nata sunt; of zoo als anderen lezen: Item quae
anunalibus dominio nostro subiectis nata sunt, eodem
lüre sunt ^
■pi
^nbsp;in § 1 Yan Lex 7 vpordt over de accessio
waaronder, zoo als wij later zullen zien,
J der fructuum perceptio door de meeste uitleg-
ö^rs behandeld is. Behalve dat de wet van Borentinus
^JJ baar met opzet in de § 7 van Gajus is ingescho-
dej\'nbsp;vóór de accessio eene plaats inneemt on-
die,nbsp;^^^^ ^^ occupatio handelen, zoo is ook
orde te daidelijlc, dan dat wij hier aan
Vergissing der compilatoren zouden kunnen denken.
Worden de zaken behandeld, die noch in juri-
noch in eenige feitelijke betrekking tot iemand
hphl!\'nbsp;die, welke met de eerste slechts gemeen
etd^quot;^\' ^^^nbsp;juridieke betrekking missen, en
^ . ^njk de vruchten, id est, in het bijzonder, quod ex
j^^l\'^^^^büs nostris natum est. En daarom wordt de buit
and ^^^^^ genoemd, omdat dit het goed is, waarop de vij-
tej ^^^ de occupatio onmiääelißen invloed uitoefent,
si ^^ vruchten tot op het oogenblik der afscheiding
®chts onder een middelijJcen invloed staan. Wanneer
^ ®n nu verder in het oog houdt, dat ook in de Institu-
®n dezelfde volgorde heerscht, dan zeggen wij niet te
YPQJ ..nbsp;O
^ \' als wij beweren, dat lietEom.Eegt de afgescheidene
^ ^\'^nt evenzeer als eene res nullius in juridieken zin
®®ehouwt, namelijk als eene zaak, wier volkomen ge-
gg^^ ^ de Editio stereotypa van Beek. De editio, die wij
is die van Elzevir.
O- tot
mis van een regtstoestand, eene bijzondere hepahog
regeling daarvan noodzakelijk vorderde.nbsp;^j.
Ook de bewoordingen van beide plaatsen wij^er^
ons op, dat in het R. R. de separatio als het
blik beschouwd werd, waarop de vrucht een rSo quot; ^^
stand aanvangt, niet voortzet, zoo als dit het g®
bij afzondering van elk ander deel eener zaak. ^^ ^^
plaatsen toch, maar vooral in § 19 Inst. staat ^^^
lezen, dat de jongen van dieren eerst wanneer zy
simt, het eigendom worden van den eigenaar^
invloe\'^
In § 19 wordt gezegd: eodem jure tibi acqi^^\'^\'\'\'-
terwijl in L. 6 van Mor. de zamenhang vordert
eodem jure het woordje fiimt te denken,
§ 7 van de vorige wet gebezigd wordt
Ad III. Een derde bewijs eindelijk voor den ^^^
der afscheiding, geheel overeenkomstig met onze ^ ^^
schouwingen, levert ons de leer van het pandregt op
vruchten van eene verbondene zaak. Het pandrCo\' ^^
een zakelijk regt. Neemt men nu aan de door ^
k oP ^^
baarheid van het regt der vruchtdragende s^aaJs- r^.^
vrucht als gewoon deel daarvan, dan vloeit ^^
noodzakelijk voort, dat, wanneer de vrucht zich va ^^^
verbonden vruchtdragende zaak afscheidt, ipso
zakelijk regt op de afgescheiden vrucht gevestigd riJ
volg-
Zie voorts nog over het spraakgebruik Bl. 36
D d §
2 Puchta Inst.. II. § 231, in verband met § 242 ennbsp;Je-
quot;Das Pfandrecht erstreckt sich natürlich auf die
quot;standtheile der Sache, nicht aber auf andere Accessionen ^^^ggieo
quot;etc.quot; Daar Puchta nu evenwel de vruchten met
en de separatio met de afzondering van elk ander deel der
stelt, zien wij niet in op welken grond volgens die oe „Vef
gen het pandregt op de gesepareerde vrucht verloren g»\'^quot;
-ocr page 33-— 25 —
dien hebben de Eomeinen het in de
^iSle til 1nbsp;----- ii\'^kJUV^Jl ui^nbsp;IICU J.11 UVJ
Op (3|g noodig geacht, zoo men het pandregt ook
^\'^\'^ïischtnbsp;vrachten vau de verbonden zaak
gen. \'^%estrekt te hebben, dit speciaal te bedin-
het ^^nbsp;in de eerste tijden. Want eerst met
bepaaldDemosthenem -werd
^^U xirnbsp;voortaan dit beding ipso jure ondersteld
quot;Orden
^•lacaviquot; quot;nbsp;^^^^ ^^ rescripto Alex. A. ad Dem.
aperte. ^ ^\'quot;^ctus pignori datornm praediorum, etsi id
^ \'\'quot;non sifnbsp;■ •
cita 1 , \' expressum, et ipsi pignon credantur ta-
^Wione inesse:
^^^nbsp;de Pandecten L. 29. § 1. de
Wel
berste
Verre
Si
oiaticiT
que -quot;^pia in causam pignoris ceciderunt, ea quo-
Q^od*^^^^nbsp;his nata sunt, eodem jure habenda sunt,
denbsp;diximus adgnata teneri, sive specialiter
^^rUtQnbsp;non, ita procedit, si dominium
ïfoo-^\'^nbsp;pervenit.
in ^nbsp;Worden wij hierin bevestigd, wanneer wij
hooreinbsp;plaatsen uitdrukkelijk van dat beding
\'nbsp;hetgeen zeker in het Justinianeische
als
lez,
ien
geheel overbodia; moet beschouwd worden.
wij in L. 1. § 2. D. 20. 1.
quot;\'^fennu ^^ ^\'^\'ösung das Eigenthum an sich so weinig, als die
J\'^ndcegi- ^ anderen Theils von der Sache,quot; dan kan ook het
ï\'^ödrjgj.nbsp;separatio niet vernietigd worden. — Dat het
quot;^\'^OUsnbsp;^^el op de accessiones doordringt, leert Mar-
\'^lluv;!^nbsp;20. 1.
Si fundus hypothecae datus sit, deinde
®ajor factus est, totus obligabitur.
loue
het ..
eei-st quot;nbsp;de eenige plaats, die van deze verandering
spreekt.
-ocr page 34-Cum praedium pignori daretur nominaüfn,
tus quoque pignori essent, convenitnbsp;^^^j-g
Wij schromen dan ook niet de veel betwistte ƒ ^^
van Paulus Eec. Sent. II. § 32, als een overblij^^e
et)
beschouwen van datgene, wat vroeger geldend reS
Paulus zegt in die plaats:nbsp;^j.
Foetus vel partus ejus rei, quae pignori
pignoris jure non tenetur, nisi hoe inter contra
convenerit.nbsp;. „
nV den
Puchta^ betwijfelt op grond van deze uitspraak ^^^
regel in het Just. Eegt,. dat de vruchten der verpa ^^
zaken stilzwijgend meeverpand moeten geacht
Vangerow ® houdt de plaats voor eine corrumpirte
en Backe ^ verklaart er geen weg mede te weten. ^^
inziens, kan zij ook zeker met het Just. Eegt m® ^^^
overeenstemming gebragt worden, maar wij houden ^
er voor, dat zij eene bevredigende oplossing vin ^^^^^
de geschiedenis der leer van het pandregt opv^üC ^^^^
van verbonden zaken. Zoo veel is evenwel zeker, ^^^
ipso jure, nimmer het pandregt op de vruchten
t si*\'®
1 Zie Yoorts Gajus, L. 15. D. 20. I. Idque servandum
dominus convenerit aut de usufructu, aut de his,nbsp;.tibnSlt;
etc. L. 11. § 3. D. 20. 4 evenzeer van Gajus .... et innbsp;j.
si convenit ut sint pignori. Modest. 1. 4 Eesp. L- 26-nbsp;ia
Paulus L. 32. D. 20. 2. Debitor pactus est, ut
praedia pignori data .... ibi nata essent, pignori essent.
van deze plaatsen, en vooral van Paulus stelligenbsp;1
S. IL § 32, houden wij het voor zeer waarschijnlijk?
van Lex. 29. D. 20. 1 of niet van hem of althans door
pilatoren is verwrongen geworden, daar in hun tijquot;! de
van het Eescr. van Alex, blijkbaar nog geen algeme®quot;
regt was.
^ Pandecten, § 203, N. f.
8 Pandecten, I. § 370.
■\'* P. 125.
ut irnc-
,laats
Verpand
ande ^nbsp;overgaat, zoo ais de deelen van elke
dat ^ ^^^^ ieder voor zich verbonden blijven, maar
moet^^\'^ het hulpmiddel van eene stilzwijgende pactio
op\'^dnbsp;de uitstrekking van bet pandregt
Y vrlachten van de verbonden zaak te verklaren i.
vervat^^^\'^ dan ook de bepaling in L. 29. § 1, de pign.
^ \' dat zoo de vruchten niet in het eigendom val-
me\'- ^^^ eigenaar (den verpander), de vruchten niet
quot; ^et pandregt belast worden. Hieruit blijkt te meer
onjuist de meenins is van hen, die de vruchten
^et n.nbsp;Onbsp;\'
elknbsp;deelen eener zaak, en de separatio met
^ andere afzondering gelijk stellen.
■ ^Oï^g toch het pandregt op de vruchten door, en
^ de afscheiding met eene gewone verdeeling of
^^^ \'^b^gvan een geheel gelijk, dan w^are deze bepaling
onoplosbaar raadsel. Hoe zou een derde ooit een
jus dominii van de vruchten eener verpande
Zaak V
KUnnen verkrijgen, in geval men van die ver-
eerde beschouwing uitging? Het is dan ook ten
^^iieinale met de Eom. bronnen in strijd, wanneer Backe
l21 sprekende over dit onderwerp, de uitdruk-
^g bezigt -aremanet pignoris causa etiam in separato
Irnn fnnli van TPin.anp.re ö-esuroken worden,
^\'anu,
Hoe kan toch van remanere gesproken worden,
^^anneer zelfs van den eigenaar gezegd wordt, dat hij
^ eigendom van de jongen van zijne dieren eerst
\'^Huireert met de separatio, quum nata sunt? Is op
^^J^^Ji^ een pandregt gevestigd, dan zal ook op elk
^\'^quot;gerow, § 370. quot;Diese stillschweigende Verpfandung der
quot;^^^^hte natigg aber, eben so wie die ausdrückliche, als ein Pfand-
über eine künßige. Sache angesehen wurden.quot;
Ii. 1.
pr. D. 13. 7. Pignus contrahitur non sola tradi-
1
pr. D. 20. 1. Et quae nondum sunt, futura tamen
tion
sed etiam nuda conventione, etsi non traditum e.st. — Ga-
L. 16.
etc.
deel van dat huis pignoris causa remanere, al viel he
geheele huis ineen Maar waar eene vrucht
afscheidt van eene zaak, is alle analogie met deele»
volstrekt af te keuren, daar zij anders tot de grootst-
verwarring en tot onoverkomelijke hinderpalen aaidei
ding geeft. Ja zelfs, wanneer men de vrucht in hai\'equot;
organischen zamenhang met de vruchtdragende zaa^
als een pars zou willen behandelen, dan nog
daaruit voortvloeijende regtsverband met de afecheidh^S
ten eenemale ophouden, even als door specificatio
regt vernietigd wordt van hem, die eigenaar was vaü
de materia
Wij zouden nog een vierden weg kunnen inslaan
den bijzonderen invloed der afscheiding aan te wijz®®\'
ware het niet, dat wij daarvoor gronden behoefden aan
te voeren, waarvan het bewijs eerst later kan gele^®^
worden. Wij hebben namelijk het eigendom voor oog®^\'^
dat de Eom. Juristen (zoo als wij later in den hree^ e
zullen aantoonen) van de afgescheiden vruchten ^^^^
den bezitter te goeder trouw toeschrijven.
toch eene waarheid, dat de afscheiding der vrucht ge\'ö^^
stond met de afzondering van elk ander deel
vruchtdragende zaak, dan zou het ook a priors een^
juridieke onmogelijkheid zijn, dat iemand
eigendom verwierf van vruchten, zonder eigenaar
de vruchtdragende zaak te zijn.
quot;Van daar dan ook, dat Savignj er toe gekomen
om den b. fidei possessor hetzelfde regt op de vr«quot; ^
ten toe te kennen, als hij op de vruchtdragende zaa
-ocr page 37-meest alle andere schrijvers, die hierin
trg^^ h^^ v^i^schillen, maar overigens zijn gevoelen om-
Ver]jj begrip y^n vrucht zijn toegedaan, zich met de
h. f ^^^^ nioeten behelpen, dat dit eigendom van den
is hef1^^^quot; ^^^^ uitzondering op den regel is. Vreemd
goednbsp;dat het eigendom, dat de bezitter te
eene ^ •nbsp;^^^ de vruchten verkrijgt, nergens als
jj^^^^.^^^\'^dering op een regel voorkomt.
^^ ^^ gronden, dat wij tot de vaste over-
heha^fnbsp;zijn, dat in het Romeinsche Eegt de
aan dnbsp;^^^ vrucht in alle opzigten beantwoordt
zuivere opvatting van het begrip van vrucht.
1 ,, opvatting van net oegrip van vrucnt.
eene ^nbsp;afscheiding wordt de vrucht als
^\'ier
de
bSheel nieuwe op zich zelf staande zaak beschouwd,
^egtetoestand echter eerst na de afzondering van
dat ^^^^^\'^^^g^\'^de zaak een aanvang nemen kan, om-
^ord ^^^ I\'uchta het zoo juist uitdrukt, het eigendom
»dass sie ein Dasein als besondere Sache habe.quot;
treff^*^^^^\' quot;®änneer wij al Eom. Juristen mogten aan-
\'^ejiv\' ^^^ ^^ vrucht gedurende haren organischen za-
1 \'\'ng VQQj ^nbsp;moederzaak hielden,
öan noo. i
ö erkenden zij dat de afscheiding het gewigtige
tennbsp;overeenkomst tusschen vruch-
en deelen ten eenemale ophoudt, en eene daarvan
^ onderscheidene behandeling gevorderd wordt.
de ^^^ns achten wij ons genoegzaam voorbereid om
Van^^^^^ op te lossen: wie verkrijgt het eigendom
de afgescheiden vruchten, en op welke wijze wordt
meii jnbsp;^ i.nbsp;u
^ öaarvan eigenaar?
Volnbsp;•nbsp;verkrijgt het eigendom ? Want
gens onze voorafgaande beschouwingen kan er nim-
ttier 1
hl\'lj ^^^ ^ijn of een ander regt op het oogen-
der afscheiding mogelijk isj dan het volle eigen-
heeft,
ttiet h,
terwijl
dom\'. Daar toch de vrucht, om het zoo eens un _
drukken, in juridieke naaktheid ter wereld komt,
wel geen ander regt dan eigendom daarop
denkbaar-
En wij bezigen daarom met opzet het woord verhriéd^\'quot;\'^
omdat op dat oogenblik eerst de regtstoestand der vruc
een aanvang nemen kan. »Die Präge: ö/eiöiJ der Eig®^
»thümer der erzengende Sache Eigenthümer der erzeug\'
»ten nach ihrer Absonderun»-? ist eine unrichtig g®
Jpg
»faszte. Man musz fragen: wird er Eigenthümer quot;
»separirten Erzeugnisses?quot; ^
Dat de beantwoording dezer vraag
afhankelijk
van de regtsbetrekking, waarin men tot de vrucht-
dragende zaak kan staan, behoeft geen betoog-
daar, dat wij in een volgend hoofdstuk in twee afdee
lingen de gestelde vraag zullen behandelen. In de eerste
afdeeling in betrekking tot hen, die bezitters, lU
tweede afdeeling in betrekking tot hen, die niet be-
zitters der vruchtdragende zaak zijn. De reden
deze onderscheiding zal, naar wij hopen, zich
zelve regt-
vaardigen.
1nbsp;iSavigny beweert het tegendeel in zijn Recht des
§ 22. Bl. 313, »Demnach musz auch das Eigenthum an der
«quiritarisch oder bonitarisch sein, je nach dem das Eigenthui»
wder Hauptsache quiritarisch oder bonitarisch ist.quot; Dit is
even als zijne geheele opvatting van het begrip van vrucht onjquot;
en wordt ook bepaaldelijk door de regtsbronnen wederlegd-
Gajus, L. 2S. D. 22. 1. Sicuti .... itaque agni et hoedi staSi^
pleno jure sunt bonae fidei possessoris et fructuarii.
Bl. 360., ofschoon de opvatting van het begrip van vrnchquot;.
Savigny toegedaan, verschilt hierin met dezen. Zie /ini*
Rheinisches Museum, 3er Jahrgang, Bl. 351—353.
2nbsp;Von Scheurl, P. 291. Schirmer, P. 130, N. 78. Böckmg»
§ 151, N. 1. von Vangerow, I. § 326.
^IJZE wouden de eigenaak en de bezitter
\'^OEDEU trouw eigenaaks van de vexjchten
Volgens het uomeinsche regt?
Tot
toe zijn wij voorbereidend te werk gegaan.
Vloeclnbsp;h®^ ontstaan, de ontwikkeling en den in-
^hans ^^ ®\'^®®heiding uit het leven zelf der vrucht bespied.
Vannbsp;^^^ ^^^^^ ^^^^ moeten zijn de uitkomsten
.nbsp;onderzoek op de leer der fructuum perceptio
passen.
^erk^\'\'nbsp;evenwel in eene omgekeerde orde ons
jj^ Voortzetten. Het terrein toch, waarop wij ons
hegeven, is zoo glibberig en zoo onvast, dat
1nbsp;niet geraden achten, op de verkregene uit-
te h ^^^nbsp;eigen do msverkrij ging van vruchten
denbsp;en aleer wij met een onpartijdig oog
Vannbsp;Begtsbronnen en de regtswetenschap
^^onze dagen hebben geraadpleegd.
ÏJ^*^^^ eerste paragraaf willen wij onderzoeken wat
Vraanbsp;Eegt ons antwoordt op de gestelde
^^ bgt; m eene volgende zullen wij nagaan in hoeverre
tegenwoordige regtswetenschap de uitspraken der
op
derde,
Rom. Regtsbronnen verstaat, om eindelijk in eene \' ^^^
steunende op de grondslagen, die ons het begwp
vrucht heeft doen kennen, de wijze te ontwikt®
waarop naar ons inzien, eigenaars zoowel als bezi
te goeder trouw eigendom van vruchten
verkrijgen-
Vooreerst dan op welke wijze verkrijgt de eigequot; ^^
van de vruchtdragende zaak het eigendom van
vruchten ?
civ
In de meer besproken wet van Plorentinus en §
van de Inst. II. 1 vinden wij, dat op hetnbsp;^
dat de vrucht een afzonderlijk bestaan verkrijgt\' o- \'
dus met de afscheiding, de eigenaar der vruchtdramp;gequot;^^^
zaak eigenaar wordt der vruchten. Wij hebben g® ^
genheid gehad op te merken, dat de vruchten on ^
die zaken werden behandeld, waaraan een
ten eenemale ontbreekt. De wijze nu, waarop ^^
zaken ons eigendom worden, noemt men occupaUOj ^
dat ook werkelijk volgens eene ongedwongen verklaWquot;^^
van beide plaatsen de eigenaar het eigendom der vrU^^^
. o-even
ten occupatione schijnt te verwerven, daartoe d ^^
de gebezigde uitdrukkingen gereede aanleiding- \'
wet van Morentinus toch lezen wij, terstond nadat
§ 7 van lex VI gezegd is geworden: »Itefflnbsp;^
hostibus capiuntur, jure Gentium statim capien^quot;,^
fiunt;quot; eodem jure, quae ex animalihus nostro domi»
subjectis nata sunt,quot; terwijl aan § 19nbsp;^g\'
eodem jure tibi acquiruntur,quot; onmiddelijk ia ^
voorafgaat: »Item lapilli, et gemmae, et caetera, i
in litore maris inveniuntur, jure naturali stati® ^
ventoris fiunt.quot; Waar slaat dit »eodem jurequot; a»
dan op dat zelfde Jus naturale, volgens hetwelk ^^^
inventor door occupatio het gevondene, of de verov^^
raar den buit in eigendom verwerft?nbsp;quot;
10
eigendojjj ^^^ wijze, waarop de eigenaar het
patio O-nbsp;vruchten verkrijgt, moeijehjk occu-
kan worden. In L. 3 van denzelfden
natujaljnbsp;\' ^nbsp;autem nullius est, id ratione
Zeker niet^quot;^^\'^^^
conceditur.quot; Ditzelfde kunnen wij nu
fiieen Van ^^^ ^^ jongen van dieren en in het alge-
bpr, ^^\'^^hten zeggen, daar deze veelmeer aan
paald
■oe dit
persoon uitsluitend worden toegekend.
plaatsennbsp;den zamenhang, waarin de beide
\'^\'^^\'^gennbsp;overige voorkomen, overeen valt te
daarotnt\'nbsp;dan de modus acquirendi dominii is,
^oornbsp;borden wij geheel in het duister gelaten,
^^edennbsp;moeten wij ons derhalve daarmede te-
^^j\'ireQnbsp;eigenaar separatione jure naturali
ïeti verk\'^-^^\'^\'^\' eigendom van de jongen van die-
Vannbsp;I\'at dit echter niet alleen van jongen
iji ^^^ ^^ het bijzonder geldt, leert ons Julianus
petcjpjg !nbsp;Porro bonae fidei possessor in
Pïaedi ßquot;iiciibns id juris habet, quod dominis
j. tributum est.
Vra\'- O-
dannbsp;^ou kunnen oprijzen of de eigenaar ook
quot;^^\'\'^aardelijk het eigendom der vruchten ver-
ge?,aai\'dnbsp;een derde bv. onwetend op zijn grond
§ ] T^nbsp;^et antwoord hierop lezen wii in L. 35.
lUo P^^^^piendis fructibus magis corporis jus, ex
P\'eitn » ^P^Uï\'tur, quam seminis ex quo oriuntur as-
en in Lex 5. § 2. D. 6. 1.
ïion ^quot;^^am meam equus tuns praegnantem fecerit,
tuüm, sed meum quod natum est.quot; \'
\'»«i-in.
geval, dat iemand willens en wetens het zaad van
zijn akker gezaaid heeft, maakt hierop geene uit-
In dezelfde paragraaf vinden wij; ct idco nemo um-
Wij gaan thans over tot de vraag: Welk
krijgt de bezitter te goeder trouw op de afgesctf
vrucht en op welke wijze?nbsp;^^ je
Om deze van oudsher zoo betwiste vraag ^^^^^^
meeste onpartijdigheid te kunnen
beantwoorden,
wij hier een overzigt van de verschillende p ^^^
volgen, waarin die vraag door de Eomeinsche
is behandeld geworden. Aan de eene zijde wo ^^^^
hierdoor in staat gesteld, om eene volledige
het gebezigde spraakgebruik te verkrijgen, aan de ^ ^^^^^
m
met
de
zijde, om als het ware statistisch te berekenen
verre de beslissende uitspraken in vergelijkm» \'
meer twijfelachtige, de overhand moeten behouae
L. 25. § 1. D. 23. 1. Porro bonae fidei
percipiendis fructibus id juris habet,
praediorum tributum est. Praeterea, cum
in
domini®
l^abet, quod
ad frue^^quot;^quot;,,
hoc
pertineant fructus a quolibet sati, quanto
in b. f. possessoribus recipiendum est, qui ^\'\'^-\'\'qui\'
in percipiendis fructibus habent? Cum
dem non fiant, antequam ab eo percipiantur» \' ^^ ^
fidei autem possessorem pertineant, quoquo
solo separati fuerint: sicut ejus, qui vectigalem ^^^^
habet, fructus fiunt, simul atque solo separati^ s ^^^^^^
L. 48. § 2. D. 41. 1. Et ovium foetus ^^
sunt, et ideo ad bonae fidei emtorem pertinent,
praegnantes venierint vel subreptae sint.
nati
1»
ril».
station
L. 48. § 6. D. 47. 2. Ex furtivis equis ^
ad bonae fidei emtorem pertinebunt: merito h
fructu numerantur.
ssve
quam dubitavit, quin si in meo fundo frumentum
segetes et quod ex messibus collatum fuerit, meum
Accessione tocb gaat het eigendom van het zaaquot;^
ductus
sunt.
§ 35
tioüe 1nbsp;^ domino.... natural! ra-
et p, 1,nbsp;fructus, quos percepit, ejus esse pro cura
^Uitura.
L. 28
est • ■nbsp;1. In pecudum fructu etiam foetus
vit^j- ^^ . pilns et lana. Itaque agni et hoedi et
^ ^ ^oipleuo jure suntb. f. possessoris et fructuarii.
L.
Piat,
^yetus
^Jus Jiunt.
f-^at fquot;-^\'nbsp;f^enique etiam priusquam perci-
türignbsp;^^^ ^ separati sunt, bonae fidei em-
fieiinbsp;Jnlianus ait, fructuarii fructus tune
tno^nbsp;perceperit, bonae fidei autem possessoris,
a solo separati sunt.
Ilid quot; ^nbsp;ovium furtivarum, si
si ^P^d furem detonsa est, usucapi non potest;
^P^d bonae fidei emtorem contra, quoniam in
p neg usucapi debet, sed statim emtoris fit.
^nbsp;Jidei possessor suos facit.
Perci • \'nbsp;Bonae fidei emptor non dubie
facit ^ fructus, etiam ex aliena re, suos interim
pety\' tantum eos, qui diligentia et opera ejus
omnes; quia quod ad fructus attinet,
; ^«^ini pene est.
• 48
capgjnbsp;^^^ ® contrario is, qui non potest
T P^\'^pter rei vitium, fructus suos facit. \'
25 r»
fide \'nbsp;^^ alieno fundo, quem Titius bona
fidenbsp;fuerat, frumentum sevi, an Titius bona
I^^^ceptos fructus suos facit?
48 amp;
\'\'\'eos f • S 1. D. 41. 1, In contrarium quaeritur .... an fructus
® faciaiïij
cel ^^^
L. 4.5. D. 22. 1. Pructus percipiendo uxor,
ex re donata suos facit : illos tarnen, quos suit» op ^^^
adquisierit, veluti serendo, nam si pomum decerps
ex sylva caedit, non fit ejus ; sicuti nec cujuslibe^ ^^^^^
fidei possessoris ; quia non ex facto ejus is fructus n^s
Africanus, L. 40. D. 41. 1.nbsp;^ ^t
Qnaesitum est ... etenim simul haec fere
qu.0 casu fructus praediorum consumtos suos facial ^^ ^^
fidei possessor, eodem per servum ex opera
ipsius ei adquiratur.
Fruclus malae fidei possessor suos non
L, 22. § 2. D. 13. 7. Si praedo pignori rem
competit ei et de fructibus pigneratitia actio,
ipse fructus suos non faciet ; a praedone eniiu ^
et vindicari exstantss possunt et consumti con ^^^gg^
L. 40. D. 41. 1. Si fundum quisnbsp;^ ^^
qui eum legatum esse sciat, procul dubio fructu®
suos non faciet.
L. 40. § 1. D. 5. 8. Praedo fructus suos J^gg..
sed augent bereditatem.... In bonae fidei autem 1 ^^^
sore bi tantum veniunt in restitutione, quasi a »
quas
teoeatflf
bereditatis, per quos locupletior factus est.
L. 4. God. 9. 33. ... Pructus autem rerum
mala fide tenuit, licet expilatae bereditatis non ^
crimine, suos non facit, sed exstantes quidem
consumptos vero condici posse, procul dubio e ^^^ ^^^^
Ofschoon het spraakgebruik schijnt te wei ^^^^
sehen perünere, ejus esse, ejus fieri, en suos ^^
facere, en aan deze uitdrukkingen, opnbsp;^^^
schouwd, volstrekt geen bepaalde zin te hechten
rebus. Pquot;
et lis
Vevbum illud ■pe.rt.ine.m latissime patet; natn . g ut.^a
tendis aptum est, quae domiiiii nostri, sint, et iis, qo^®nbsp;nos
possideamus, quamvis non sint nostri dominii: \'
-ocr page 45-boeten
^egtso-nbsp;vergeten, dat de Eomeinsche
eiggjj^nbsp;■^\'anneer zij over het verkrijgen van
deji .nbsp;vruchten spreken, onverschillig of het
usufructuarins of bonae fidei pos-
Vologt;d ^ \' ^^\'^\'^er een ander spraakgebruik zijn ge-
die •, •• \'\'^eten wij, dat de uitdrukking perilnere,
fidei ^^ verschillende wetten van den bonae
^^ehniek^^^^^^^nbsp;gebezigd gezien, eigenlijk de
Van den^nbsp;het eigendom der vrachten
Ook ^^^^htgebruiker wordt aangeduid ^ terwijl
fverinbsp;de nitdrukking /wci\'a,? e]i.cs esso encjas
\'^Pmerk^^-nbsp;voorkomt dan bij den eigenaar
tn^nbsp;^^^ eindelijk, dat de uitdrukking fmc-
bezio,^nbsp;evenzeer van den vrachtgebruiker ge-
paajf ^^^rdt en die van adquirere slechts in eene
lï ^^^^^^ plaatsen, de § 19 en de § 36 van de Inst,
voorkomt.
meetnbsp;woord adquirere schijnt in beide plaatsen
in ^^ \'Vailig, dan met opzet geschreven te zijn, want
^^et van Elorentinus, waaruit blijkbaar de § 19
Lnbsp;luae in nulla eorum causa sint, sed a se pos-
•^as Ue^jjjnbsp;§ 3- D. 7. 1. Zie voorts Windsclieid, über
\'^\'it Cjviinbsp;redlichen Besitzers an den Erlichten. Zeitschrift
^Uchtgnbsp;Prozesz. Gieszen, Neue Folge. 4er Band.
* Ii. 7nbsp;civillsiische Schriften, P. 214—215.
\'\'\'^riujjj \'nbsp;7. 1. Usüfructa legato omnis fructus rei ad fruc-
§ §
Perequot;\' ^ ^ Q\'^\'^quid in fando nasciliir vel quidquid
annbsp;ad fructuarium pertinet. L. 68. Quaestio vetus
^^^^ arfonbsp;usufrucluarium pertineret? Opmerkelijk is het
alt\'yd gebezigd wordt van de voordeden, die men
® Zie L
\'^i^st \' § L. 69. L. 70. § 2 en 3 D. 7. 1. en de in den
^nbsp;plaatsen,
tj • 62. p. p.
Silnbsp;ii-actus aut jure civili, aut jure gen-
facit.
-ocr page 46-de
Yer-
en in de 1 8. D. 33 de annais, waaruit ^
§ 36 is overgenomen, wordt het geheel gemist \' . ^
der mogen wij het niet voorbijzien, dat de ui ^^^
suos faeere, niettegenstaande wij die evenz;eer^ ^^^
vruchtgebruiker hebben gevonden, denbsp;de
is, wanneer men van het eigendom spreekt? ^^^^^
b. f. possessor zich door perceptio verwerft- ^^ ^ ^jg
hiervan is misschien hierin gelegen, datnbsp;^^^
Verbum Activum steeds met eene handeling ^^^
verkrijger gepaard gedacht wordt, zoodat het ze ^^^^^
eigenaardig zou klinken, wanneer men zeide percip ^^^
fructus bonae fidei possessoris ßeri. Zoo als ^^^.j^gj
■pertinere fructus gewoonlijk van den
gezegd wordt, wanneer men van de perceptio
zoo moeten wij ook van den b. f. possessor ^^
dat de fructus ejus fiunt, ad eum pertin^\'\'\'\'\'quot;\'
afscheiding geschied is zonder zijn toedoen. ^ j^^eW®
Maar zoo al de uitdrukking suos facere op ®
beschouwd, niet minder het verwijt van
verdient als die van pertinere de zin en de ^ ^^^^^
hang, waarin beide uitdrukkingen voorkomen?
ons volstrekt niet in twijfel over hare
In Lex 25 D. de usuris vordert de herhaalde n
§37.
sunt
Jjief\'
in
1 Zoo is ook de uitdrukking dominii fructuarn
J. II. 1. klaarblijkelijk ingelascht. Zie L. 28. D-
mede vervalt de opmerking van Marezoll (Zeitscar ^^ g^
recht und Prozesz. Glessen. 1843. ISer Band. P-nbsp;goe)»^\'
door Windscheid, P. 105 »eine treffende Bemerkung^ posseS\'
dat het zoo opvallend is geene enkele keer van dea ^
sor gelezen te hebben, dat hij fructus acquirit ofnbsp;p. 67\'
tuum. Eene soortgelijke opmerking vindt men ook bU ^^^^ ^j-
Acquirere is meer de technieke term van het verknjg
gendom, Jure civili.nbsp;jjet
2 Het is vooral Windscheid, die dit gedaan heeft-
gehaalde geschrift. Pag. 94 en volgende.
goedef ^^^^ ^^^ vruchtgebruiker met den bezitter te
ÏQ ^^^nbsp;het anders onbepaalde woord pertinere
toeh ^^P^^^den zin te verstaan van »in eigendom
drukv\'\'\'quot;^\'\'\'quot; ^^
ben k^quot;^ onmogelijk eene andere beteekenis heb-
•^rukk^^^ ^^^nbsp;worden.quot; Evenmin kan de uit-
^orden
nitspraak van Julianus in de meer bespro-
L. 25. ]). de usuris. «Porro bonae fidei
\'essor
^ws facere in L. 48 de A. R. D. onbepaald
quod \'nbsp;Paulus nog ten overvloede zegt: quia
ons ri^\'^ ^^^etus attinet, loco domini pene est; en dwingt
Praed^nbsp;dan eens herhaalde tegenstelling van den
/ac quot;nbsp;bezitter te goeder trouw aan het suos
bepaalde beteekenis te hechten van de vruch-
, tot zijn eigendom maken. Voegen wij nu hierbij
1 stellige
«en
P^\'^sessor in percipiundis fructibus id juris habet, quod
de^l?^ P^^^diorum tributum estde gelijkstelling in
^^ de Wet van den bezitter te goeder trouw met
^D^phyteuta; den beslissenden toon van Gajus in
de usuris. »Itaque agni et hoedi et vituli
L. 28 B.
^pleno gtire s^mt bonae fidei possessoris et fruc-
statii
dat de L. 48 van
tuarii\' p
j) \' en merken wij voorts op,
^us midden in den titel de A. R. D. voorkomt, en
nainder § 35 Inst. 11. 1. onder een zelfden titel
de V quot;^OT^dt, dan staat het bij ons boven alle be-
hlik ^^^nbsp;^^nbsp;possessor op het oogen-
. v^n de separatio het volle eigendom van de vruch-
hesV^nbsp;plaats, die men tegenover deze reeks van
^^ ssende uitspraken zou kunnen aanvoeren is zeker
ter ^^ ^^ ^^^^ Pomponius D. de usuris. Daar wij ech-
^^ ® behandeling dezer plaats tot later wenschen uit
stellen, zoo willen wij ons thans slechts vergenoe-
paaldheid van uitdrukking en toon voor
Pomponius in het geheel niet behoeft onder
Deze is de lex 1 § 2. D. 20. 1.
Cum praedium pignori daretur, nominatim, ut ^^^^^^^
quoque pignori essent, convenit: Eos consumpto®
fidei emtor utili Serviana restituere non cogetur • F
gnoris etenim causam nec usucapione perimi pa ^^
quoniam questio pignoris ab intentione dominquot;
ratur. Quod in fructibus dissimile est, qui
debitoris fuerunt.
Op een praedium is pandregt gevestigd met het
drukkelijk beding, dat indien het i^raedium later vru ^
ten mogt opbrengen, deze evenzeer in het ^^^^
zouden worden opgenomen. Als nu dat goed te go
trouw in handen van een kooper gekomen ^nbsp;.
,nbsp;dan
later met de utilis Serviana aangesproken worai^.
behoeft hij, zegt de jurist, de verteerde vruchten
to restitueren. En waarom is hij daartoe niet verp i» ^
Omdat de vruchten, die hij van dat goed getro^- ^^
heeft, nimmer met pandregt zijn bezwaard gewor^
Als bonae fidei possessor van het praedium verkrijgt i
--- B ^^^
1 De uitdrukking bonae fidei emtor wijst er duidelijk
de kooper het goed heeft gekocht van iemand, die
eigenaar van was. Zoo ook Windscheid, P.
P. 191—195. Anders Heimbach, P. 220. Warnkönig^^ ^^^^
onder den bonae fidei emtor niet den kooper van het go \'
van de vruchten. Zoo dit laatste het geval is, dan ka» ^
consumtie het pandregtniet verloren gaan, in dien zin quot;^^^j^gj^ben-
de schuldeischer geen regt op schadevergoeding ^ou ^^jgeua
Verder hebben de woorden: //Quod dissimile estquot; et«- ^^^ ^j,
die uitlegging volstrekt geen zin. Zie Heimbach,nbsp;jgo
Windscheid, P. 116. Von Vangerow verstaat evenzeer on
b. f. emtor een derden bezitter, I. 22, P. 940.
gen, zonder een beroep te doen op de reeds ge»\'\'® ^^
te dcsn-
j^v^i^,nbsp;«jiyn uciucp LB uuen op ue icv/i*- □
plaatsen, een geheel nieuwe aan te voeren, die zelcer m
- -nbsp;Je wet van
®^paratir
Otisnbsp;eigendom der vruchten, en volgens de
denbsp;bekende L. 39. § 1. de pignoribus, worden
het • ^^ alleen dan mee verhonden, wanneer zij in
derha\'llf^\'^^quot;quot;^ van den schuldenaar vallend Omdat
f^^^ ^ ^^ easu de vruchten mmquam debiioris fue-
\'de ^^ geene sprake zijn van terugvordering
do^ ^ Serviana. Waren zij echter in het eigen-
den schuldenaar gevallen, dan had de
Vru Tlnbsp;bet regt op de restitutie der verteerde
door \'nbsp;behouden, als wanneer de vruchten
üennbsp;het eigendom van derden waren gewor-
^^och ^nbsp;pandregt gevestigd, dan kan
Yg^jj d ^®ueapio, noch door consumtie het regt
Pj ^ ®ehuldeischer te niet worden gedaan
de ^nbsp;evenwel zou nu kunnen oprijzen, waarom
ten ■nbsp;iii ons geval alleen de verleerde vruch-
datnbsp;opvorderen? Zoo toch de vruchten, om-
Tiav,!^^*\' ^^Umquam debitoris fuerunt, ook nimmer met
pandregt v,
teo. quot;ezwaard geweest zijn, hoe kan hij dan niet-
^ aande dit de fructus exstantes verlangen?
Verh^^quot; de beantwoording dezer vraag in een naauw
geval ^^^^^nbsp;^^^^ restitutio fructuum, in
^Ül opeisching van de vruchtdragende zaak, zoo
deze vooraf behandelen.
Papinwordt de vraag van Heimbach beantwoord, waarom
werkzaamheid van de conventie ganz und gar in
.nbsp;P.219.
Servinbsp;dus, waarom de fructus consumti met de utilis
tenbsp;kunnen worden opgeeischt is niet aan de consumtie
gaannbsp;quot;sucapio kan het pandregt niet verloren
fuer^j^^\'^®\'^^\' daaraan, dat de fructus consumti numquam debitoris
quot;^asnbsp;is het derhalve, wanneer Windscheid vertaalt:
«Capj^*^\'^ ^\'^^Ptsache angeht, so würde ihn nicht einmal die Usu-
VVïQ^,\'* ^^^ï\'selbe gegen der Tfändglaubiger geschützt haben.quot;
tuet (i7gt; \'nbsp;algemeen komt onze uitlegging
quot; Van von Vangerow overeen.
-ocr page 50-Wanneer het dan nu als een onbetwistbaar feit i® j
worden aangemerkt, dat de bonae fidei possessor
plenum dominium van de vruchten verkrijgt,- en^^^^
eenige wet van Pomponius niet in staat is, em ^^^
overtuiging aan het wankelen te brengen, zoo ffOo^^^
wij aan de andere zijde niet het onderzoek
naar den invloed, dien de reivindicatio van de vtu ^^
dragende\' zaak op het verkregen eigendom va«
vruchten kan uitoefenen,
dat de
1»
Het is eene algemeen erkende stelling,
zitter te goeder trouw moet zijn om de
eigendom te verkrijgen. Yan daar dat wij overa ^^^
den honae fidei possessor gesproken vinden, en ^^^ ^^^^
praedo herhaaldelijk gezegd wordt: FneUs si^o^ ^^
facit. Houdt de bezitter nu op te goeder
zijn, dan wordt hij van dat oogenblik geüjk ë®®
met elk ander malae fidei possessor.nbsp;■ go
L. 48. D. 41. 1. In contrarium quaeritul\'
tempore, quo mihi res traditur, putem vendentis - ^^
deinde cognovero alienam esse; quia perseverat^J^^
longum tempus capio, an fructus meos faciam? ^^^^
ponius verendum, ne non sit bonae fidei P\'^^^^^^\'^^\'^^jgje,
vis capiat, hoc enim ad jus, illud ad factum P^^
ut quis bona aut mala fide possideat.nbsp;^^^je
Paulus schijnt de vraag te opperen, of de o ^^^
trouw voldoende is op het oogenblik, dat men ^^^^^^
bezit der vruchtdragende zaak komt, om de
in eigendom te verkrijgen, even als de goede ^^^^
slechts bij het initium der verjaring gevorderd \'^V^g ^
Deze vraag wordt door Pomponius, alhoewel eeni»
twijfelachtig, ontkennend beantwoord.nbsp;.
Op de meest beslissende Avijze echter gescn
bij Africanus, L. 40. D. 41. 1.
lijjnbsp;bezitter kennis draagt, dat de zaak, die
zijn,nbsp;is, houdt hij op bona fide te
Voeo.^ ^ ^^nbsp;dat oogenblik niet meer be-
Noo.nbsp;tot de zijne te maken ^
heidnbsp;hij op hetzelfde oogenblik de bevoegd-
^ïetteT*nbsp;afgescheiden vruchten te verbruiken.
Wet \'^^^^^^^üde hij daarvan eigenaar geworden is. De
Africanus luidt aldus:
ïetnbsp;est : si is, cui liber homo bona fide servi-
essènbsp;eique is heres exstiterit, qui liberum eum
m. ■ ^^ aliquid per eum adquirat ? Non esse ait,
ï^\'rn^^^ fide possessor videatur, quando sciens libe-
coeperit; quia et si fundum suum quis
bio fqui eum legatum esse sciat, procul du-
testnbsp;^^ eo suos non faciet; et multo magis si
•^iïca^^nbsp;alienum bona fide emtum possedit; et
ratinbsp;igitur operam ac ministerium eandem
sequendam: ut sive proprii sive alieni, vel
1 ^ \' Vel manumissi testamento fuerint, nihil per eos
eïedih
^^tunbsp;eorum id non ignorarent, adqui-
tiisnbsp;simul haec fere cedere, ut quo casufruc-
^ pïaediorum consumptos suos faciat bona fide pos-
gt; Wj- T
lt;ie „vnbsp;derhalve niet ie, waarom von Scheurl, Bl. 298 aan
^^ipto^\'^^\'^^^ quot;^an Jnlianus, L. 25. § 2. D. 22. l. »Bonae fidei
«Wïc?nbsp;^^ percipiendos fructus, intelligi debet, quamdiu
fuerit,quot; zulk een overwegenden invloed toekent,
be]nbsp;iJitspraken van Pomponius en Africanus is nog van
itsin^ \'^\'an Ulpianus L. 23 § 1. D. 41. 1..... »et magis est,
•quot;end ®°®enta spectemusquot;. Van oudsher zijn dan ook voortdu-
Icti ■nbsp;in het werk gesteld om Julianus met de overige
öus y\'^ ^^^\'■öenstemming te brengen. Doch alle pogingen zijn tot
Vot ^^^ ^\'^lukt, en wij gelooven dat dit ook immer tot de pia
Us tr .nbsp;----- -------- ----------------------
gj «eimbach, Bl. 265. Sell, Bl. 72. von Vangerow, I. 2, 2.
■ Boeking, Bl. 140,
ooren zal. Zie Glück VIII. Bl. 271. N. 90. Backe, Bl.
-ocr page 52-ipsius
sessor, eodem per servum ex opera et ex re
adquiratur.
De zin van de wet is eenvoudig deze:
De bonae fidei possessor acquireert ex opera et ^^
nisterio van den slaaf onder dezelfde voorwaarden,
bezitter de vruchten van de vruchtdragende zaak- ^^
beiden toch wordt de bona fides vereischt op het oog^^^
blik der acquisitie. De regel nu, dien wij aao ^
einde der wet vinden, herhaalt slechts in P^®\'^^®]^^^
zin, en in gewijzigde vorm, wat Africanus ^
begin daarvan reeds in negatieven zin heeft uitge®P ^^
ken. Voor den bezitter van den slaaf is alleen, ^^^
de bona fides betreft, het oogenblik der acqaisiti\'^ ^^^
belang, bij den bezitter van eene vruchtdragende zaa
echter is nog daarenboven het oogenblik der con\'
isutn-
fl^aar-
tie van veel gewigt. En dit is de reden,
om Africanus eerst van fructus suos non faciet (
lende op het oogenblik der afscheiding) en later sp^^quot;®^^
van fructus consumptos suos facere, doelende op ^^^^
oogenblik der consumtie. Eerst definitief in het ve^
mogen van den b. f. possessor komen de
wanneer hij ze niet alleen b. f. gepercipieerd»
ook bona fide geconsumeerd heeft, terwijl dat
verkrijgen voor den bonae fidei possessor van een s
terstond na de acquisitie geschiedt. Het was derha ^^
Africanus te doen, om een punt van vergelijking ^
wijzen tusschen het definitief behouden van de Voor
deelen, die een slaaf en eene vruchtdragende JJg
leveren, in betrekking tot de gevorderde bona h ^^
voor beide bezitters van zulke verschillende zaken; ^^^
geenszins om de vraag te beslissen, welk regt de bona^
fidei possessor op de vruchten verkrijgt. Ofschoon ^
halve de uitdrukking »consumtos suos facere
^%eleid ^nbsp;niag daaruit echter volstrekt niet
^niüoo-nbsp;dat het suos facere in het algemeen,
ei O-« ^nbsp;^in kan hebben van vruchten tot zijn
maken\'.
^nbsp;dan de bona fides gevorderd op het oogen-
dnn. ^^nbsp;wanneer de bezitter het formele eigen-
quot;^ottisunbsp;^^\'^^hten zal verkrijgen, op het oogenblik der
zal
^ \' wanneer hij van de restitutio bevrijd
^^^tste wordt nog door volgende plaatsen
Qnbsp;3. 32. De rei vindicatione.
lere ^^^^^ nialae fidei possessores omnes fructus so
cum
post ^^^^ praestare, bonae fidei vero exstantes;
^ütem litis contestationem universos.
^ O f- T
^erienbsp;^nbsp;postea dominus super
sn ^^^^ ^^ fundum vindicet, de fructibus ab eo con-
\'fPtis agere non potest.
ïnst. 4. 17. De oflacio judicis.
co ■^ero bonae fidei possessor fuerit, non habetur ratio
antenbsp;^eqne non perceptorum, post inchoatam
pa P^^itionem etiam illorum ratio habetur, qui cul-
percepti non sunt, vel percepti consumti
lu^^^-nbsp;zy^ van de restitutio noemt Paulus
^cheid^\'quot;^^*^®nbsp;tevens de waarde van het bewijs datWind-
^eze wet put om aan te toonen, dat het suos facere
■Vf^ujjnbsp;onbepaalden zin heeft van »gehören.quot; Overigens
al wij de uitdrukking consumtos suos facere »un-
\'JUn doemen, Windscheid\'s uitlegging neemt evenzeer een
Zaïjgj!^^\'^®\'^ Ausdruckquot; aan. P. 86. Onze uitlegging komt hoofd-
^ackenbsp;Marezoll, Bl. 238 en volg. overeen. Zie ook
216. Deze zoeken den jurist te verontschuldigen, maar
goed gevolg.
L. 4. § 3. D. 10. 1. Post litem autem contestatequot;^
etiam fructus venient in hoe judicio, nam et culpa
dolus exinde praestantur, sed ante judicium
non omnimodo hoe in judicium venient, aut enim
fide percepit et lucrari eum oportet, si eos consumse
aut mala fide et condici oportet.nbsp;jg
En nu kan het ook niet meer moeijelijknbsp;_
vraag te beantwoorden, waarom in de besproken h
Pe
D. 20. 1. de bonae fidei emtor verpligt is aa»
schuldeischer de fructus exstantes uit te keeren- ^^^
schuldeischer namelijk treedt in de regten van ^^^
eigenaar, in casu van den schuldenaar, en vordert ^
de vruchtdragende zaak de nog onverteerde vruchten op ^
Zoo zijn wij dan achtereenvolgens tot de overtui» ^
gekomen, dat de bezitter te goeder trouw evenzeer
de eigenaar het eigendom van de vruchten separa
verwerft, met dit onderscheid evenwel, dat
de eerste ^
geval van uitwinning verpligt is met devruchtdrage^J ;
zaak, de fructus exstantes uit te keeren. Vraagt
nu hoe de Eomeinen zich die wijze van
verkrijging dachten, dan moeten wij hier evenzeer
i Zie Backe, 194-195. von Vangerow, I. Bl. 940.
scheid, Bl. lis, vindt in deze plaats het bewijs, dat
b. f, possessor slechts »ein Consumtionsbefugniszquot; is ^\'\'^quot;^^liche
»Der Verfasser, zegt hij, der Stelle faszt den Satz:
Besitzer braucht die consumirte Früchte nicht zu
den Satz: »fructus b. f. possessoris sunt,quot; als sich
deckende Sätze auf. Folglich ist, wenn sie sich nicW
decken-
weinigstens nothwendig, dasz sie sich ursprünglichnbsp;be-
ben. — Vi^indscheid erkent dus dat deze plaats een
wijs is van het eigendom, dat de b. f. possessor op denbsp;jg
verkrijgt. Zijne gevolgtrekking evenwel is geheel
toch alleen dan noodwendig, wanneer hij bewezen heeft»
fructus esse b. f. possessoris noodzakelijk de yerpligt\'»S
tutio der fructus exstantes uitsluit.
Sehlevenbsp;daarop het antwoord geheel schuldig zijn
\'\' dat
len a
opnbsp;de vruchten verkrijgt, eene uitzondering
2onclnbsp;Julianus,
toori^^nbsp;zelfs in de verte te denken, op eenen
\' ^Isofnbsp;het uit den aard der zaak zelve sprak:
erro h
•i^risnbsp;^^^^ possessor in percipiendis fructibus id
^bet, quod dominis praediorum tributum est,
in de Inst. eenvoudig wordt voorgesteld
het
een
^^evolg te zyn van de naturalis ratio,
hoe k^ ^^^^^ dringt derhalve zich bij ons de vraag op,
^eïkl ^^^ eene juridieke regtvaardiging vinden? Hoe
vatinbsp;eigenaar 13. ,1 G s i O ij
^ijde^\'^*\' ®h?endom der vruchten, terwijl aan de andere
^^ bevoegdheid blijft met de vruchtdragende
Y Vruchten exstantes op te eischen?
lennbsp;echter eene oplossing dezer vragen zul-
teilten te vinden, wenschen wij, aan ons voornemen
betrog ^ -1nbsp;*
den 1nbsp;uitkomsten der regtswetenschap vooral van
^\'sten tijd hierover te raadplegen.
OVEß .nbsp;^
verschillende pogingen vooral door de
■^swetenschap van den laatsten tijd in het
gesteld, om de wijze te verklaren^ waar-
de eigenaar en db bezitter te goeder
ïboüw het eigendom der vruchten ver-
krijgen.
^alleen over de vraag, op welken grond en op
® Instit. spreken van cura en cultura. Zie hierover later.
j die v%n ^
hronne \'nbsp;eigenaar bekennen, dat de Eom. regts-
latgjj T ■ -^lieen mag het niet onvermeld worden ge-
kun \' ^ ^^ ^P\'^or te vinden is, waaruit men zou
Dn.. afleiden, dat het eigendom, dat de bonae fidei
welke wijze de bonae fidei possessor der vruchtdragf^quot;^^
zaak eigendom van de vruchten verwerft, is voortdüi® ^
strijd geleverd, maar ook ten opzigte van den eig®quot;
heerscht over diezelfde vraag, de grootste verdeeWquot;\'^^^
onder de Eegtsgeleerden. Grootendeels is, onzes ^^^^^^^^
daaraan de oorzaak te wijten, dat de
wetenschap ^
nog onbeproefd heeft gelaten, de zuivere opvatting ^^
het begrip van vrucht als den eenigen grondslag
leer der eigendomsverkrijging van vruchten te doen
den. De verschillende, uiteenloopende theorien zullen ^^
daarvan overtuigen, wanneer wij die achtereenvo g^^^^
aan onze hoofdstellingen, aan het begrip van vrucht o
leend, zullen hebben getoetst.nbsp;^g
Het ligt echter buiten ons bestek de verschi^^®^^^^
verklaringen en uitleggingen op te nemen, welke ^^^
de vroegste tijden, toen de beoefening van
meinsch Eegt nog pas een aanvang nam, door
toren. Commentatoren, Pandectisten en
achtereenvolgens in het midden zijn gebragt • ^^^
voornemen is het alleen de verschillende stelseK
veel mogelijk van Savigny af, te behandelen. Met
ny toch is er een nieuw leven voor de beoefenmg ^^^^
ons onderwerp aangebroken. Hij was de eerste,
eigendomsregt van den bonae fidei possessor op vrue
ontkende, en ofschoon hij hierin geheel en al a
van de algemeen heerschende meening, zoo was
zonderling genoeg, dat de grond van zijne ï
juist gelegen was in de strenge doorvoering
oude leer van het begrip van vrucht. De vrucht wer
~nbsp;Tlöterf\'o\'^\'
• Zie de literatuur opgegeven bij Backe, Bl, 1^2. geroW,
ner, 311—314. Zie ook Heimbach, Bl. 212-213. Von Vang
I- § 325. Zie ook nog Roshirt Dogmen-Geschichte, P-
Deze echter is minder volledig in de opgave van de
-ocr page 57-kend ^^^S^^erae beschouwd en aan de afschei-
zondejijjJ ^^^ hetzelfde gewigt toe, als aan de af-
ander deel der zaak. Zoo als wij
^aarotn hebben, was dit dan ook de oorzaak,
het eigendomsregt op de vrucht onaf-
dat (jg . ^^^ de afscheiding beschouwde. Hij ontkent
^^^ de^^^^\'^^^^ ^^^ vruchtdragende zaak eigenaar wordt
regt • ^^üchten,
en dat dit regt een geheel nieuw
der fnbsp;^^Vft in zijn stelstel de eigenaar
Vtucbj; 1 ^ ^^S^nde zaak eigenaar der afgescheiden
het b O.quot;- ^^^ verklaring geheel in strijd is met
kari 1.vrucht en ons daarom weinig bevredigen
De tf
regtsgeleerden zijn hem hierin
ï^acke \' ^^ eerste plaats verdient de naam van
^quot;^ReKnbsp;worden, die in zijne meer dan eens
treffgj^^ laisser tatio het stelsel van Savigny, be-
posse ^ fructuum perceptio van den bonae fidei
quot;^\'i^tteo. \' ^^^^^ uitnemende wijze bestreden heeft. Maar,
deze den invloed der afscheiding erkent,
het^nbsp;geweest is, die met de oude theorie van
Van vrucht gebroken heeft, blijft hij zich zeiven
^quot;quot;Oll-vv \'^^^^V\'o^^ing van de nieuwe beginselen niet ge-
^^nbsp;geheel in tegenspraak daarmede »fiet
quot;^binnbsp;^nerit pendentium fructuum dominus, do-
----„.^^psius res maneat etiam separatorum fructuum
quot;(Jie ^^■^igny, Recht des Bezitzes, § 22a. Bl. 313. » Erst durch
der Frucht von der Hauptsache wird er Eigen-
quot;^^clie ^iquot;ßcht als einer besonderen, für sich bestehenden
quot;^euteQj^^®quot;quot;nbsp;Umstand ist für das Eigenthum völlig unbe-
quot;\'Slorirtnbsp;deshalb in unsern Eeehtsquellen mit Recht
^ B
quot;loQiijj^^nbsp;92—96. Op Bl. 115 schijnt hij te twijfelen of de
P®)quot; naturalem fructuum (qui pars sunt rei) rationem de
-ocr page 58-Van Unterholzner is evenmin eene juiste ^^^^^j^g^jie
te verwachten. Deze toch is de thans verouderde ^^^^
van het begrip van vrucht in die mate toeg^da^^^^\'^^^^^j
hij den eigenaar der vruchtdragende zaak de vrü
in eigendom toekent, vóórdat zelfs de separatio ges ^^.^j^gr
»Der wirklicher Eigenthümer ist zugleich wir ^^^^^
» Eigenthümer der Erzeugnissequot;. Also,quot; zegt hij
^ist der Eigenthümer der fruchtbringende
»nach der Absonderung Eigenthümer der ^^^\'^\'^^^jjj.jfteO
Hüschke in zijne beoordeeling van de g®^
van Backe en Unterholzner beweert:
»Wenn die Erucht von der Sache
»so liegt zwar darin kein eigenthümlicher
»Erucht, diese gehort aber wie die Sache se
»als ein Theil derselben dem Eigenthümer der
»Sache,quot; ^nbsp;■ . op\'
Ook hiermede wordt de zaak dus lang al
gchelderd, even min als wanneer Puchta, gehe
het stelsel van Savigny volgende, zegt:nbsp;go
»Die Ablösung verändert das Eigenthiim an ^ ^^^
»wenig als die Trennung eines andern Thens ^ ^^ ^^^^^
»Sache, daher ist Eigenthümer der Erzeugnisse .
T- van ^
Heimbach stelt zich de zaak aldus voor- ..j^
vrucht is eerst eigendom denkbaar
der afscheiding. Zoo lang evenwel de vrucht n c ^^^^
vruchten verwerft dan wel per domesticam sc.
nem [Bl. 105]. Hüschke, kritische Zeitschrift fürnbsp;j-riich\'\'
schaft 2er Band. Bl. 196. [Backe und Unterholzner u^®
jdeegt;
Erwerbung.] merkt teregt op :
»Diese doppelte Ansieht (van Backe) erregtnbsp;räquot;^\'quot;
ifals wenn jene s. g. naturalis ratio wirklich die der
»gemäsze, die domestica aber eine politische wäre,
ä ünterholzner, Bl. 310.
2nbsp;Hüschke, P. 206—207.
3nbsp;Puchta Inst. II. Bl. 701.
flird.
dat de
eigenaar, indien een derde zijne nog on-
quot;Ji^c vruchfnbsp;—— — —nbsp;quot;quot;Q —
\'iOüri 1nbsp;of wegrooft, de bevoegdheid be-
deze m^f __ .. . ..nbsp;gt; n. „
^^ eischen^ ^^^ condictio furtiva van den dief op
te ^^ verre echter is dit eene nitzonde-
quot; P^Tation^^-^quot;^^^\' dieses Verhältnisz nach der Se-
quot;^^Wh ^^^^nbsp;Eigenthüme an der Ein-
\'^^\'^^Oßderi^^^^^^^^^\'quot; schijnt dan Heimbach het eene
quot;^^genbbjj ^ ^^ noemen, wanneer de eigenaar op het
kïijg|,nbsp;afscheiding de vrucht in eigendom ver-
öaet dg ^nbsp;dit in volstrekte tegenspraak is
uitspraken van het Eom. Eegt, zoo
evenmin hoe het opeischen van gestolen
\'ienbsp;d®^ eigenaar een bewijs kan zijn voor
Stücke quot; rnbsp;Beziehung der Erucht zum Grund-
ïie kondnbsp;^^nbsp;geheel willekeurige theo-
^ overtuigd worden, dan nog zien wij niet
\'^OndictÏQ ^ \'olijke grond van eene reivindicatio of
^Ccegg^j^^ ^quot;^^tiva gelegen kan zijn in de eenvoudige
toch accenbsp;^^^ het gestolen voorwerp. Dat
\'^^iiclernbsp;afeonderlijk kunnen worden opgeëischt,
^\'^fder f ^^ houden accessoria te zijn, kan moeijelijk
^^^ quot;Vangerow ^ von Scheurl Seil ^ en Böc-
I\'^\'^geuiaejj qquot;\'nbsp;»Dasz dem Eigenthümer der frucht-
8i„,nbsp;auch das Eigentbum der Erüchte zustehe, ver-
selbst,quot; enz.
quot;nbsp;freilich das Eigenthum der
^\'^\'^^\'\'gnisz^ ^ache naturali ratione auch das von ihr abgesonderte
^\'nEri; /nbsp;wenn es als eine neue Sache gilt, ergreifen.quot;
Rechte, Bl. 62.
quot;^tura bestaat: »behält
gewisse Be-
sie eine
^aarnbsp;Grundstücke, dem sie entwächst.quot; Van
ïijpe
king *
hoezeer deze de nieuwere opvatting \'^^^qoï\'^
begrip van vrucht zijn toegedaan,
.ijnonshetant^^ ^^
schuldig gebleven, hoe overeenkomstig daai\'a»^ ^^^
wijze moet verklaard worden, waarop de
vruchtdragende zaak het eigendom van de
verwerft.nbsp;^.j^e,
Wanneer wij al naar eene verklaring van
waarop de eigenaar het eigendom der
krijgt, vruchteloos mogten gezocht hebben, ^oo
althans over de vraag, of hij eigenaar werci, » ^^g,
schil van meening. Niet zoo met den bonae ^^ggjd-
sessor. Hier heerscht niet alleen de grootste ve
heid omtrent den grond en de wijze, Avaarop -
ter te goeder trouw eigendom verkrijgt\'nbsp;aa^^
over de uitgestrektheid van het regt zelve, ^^ ^^^^^
dezen op de vruchten moet worden toegeken ?
oudsher een zeer belangrijke strijd gestreden.
De verschillende stelsels evenwel, na Savig^-^^^^^^p
omtrent opgeworpen, zijn meestal herhalingen o
telijke wijzigingen van die, welke reeds vroege^ ^^^^
voorgestaan. Wij wenschen ze daarom naai\' ^^jgjck®\'^
schiedkundige orde te behandelen, en dan ^^^^g^gaii
wij al aanstonds, dat de oudste theorie, ^^^^^gj^jee»
door de Byzantijnsche juristen % de thans \' g^^^jgn/
heerschende is, dezelfde, die door Backe tegei^ .„ioiog
l\'Wio
ntrell^
overt
is gehandhaafd geworden, en ook naar onze
ö -----— Ö-quot;....... — ------ -aed^onëquot;
alleen overeen te brengen is met eene m«»
uitlegging der Eomeinsche regtsuitspraken. ^^^^^
In het kort komt die overtuiging hierop jr ^ ^^^^
1 Pandecten, II. 1. Bl. 131-132. »Jeder
»Eigenthnnisgegenstand fïïr sich dadurch, daSz ^^^^ gigeO^\'\'quot;quot;^
quot;der erzeugenden Sache aufhört; dann ist sie soto.
^\'des Eigenthümers dieser.quot; N. 1.
® Heimbach, Bl. 227—230.
te goeder trouw verwerft op\' het oogen-
uiijf ^^^nbsp;quot; ö^cucr trouw verwent up iict uugcu-
ten. ®^®eheiding het voile eigendom van de vruch-
Vrucj^y^ verliezer in het proces, dat hem om de
tüet dgnbsp;-woYdt aangedaan, dan is hij verpligt
leerennbsp;zaak de fructus exstantes uit te
opnbsp;vruchten namelijk, welke nog aanwezig zijn
ander,nbsp;dat hij kennis gekregen heeft eens
reedgnbsp;bezitten Dit gevoelen, zoo als wij
^^etsclinbsp;hebben, mag thans als het algemeen
^nbsp;aangenomen. Backe, Zimmern,
\'®eest \' I^\'icbta, v. Vangerow en Böcking zijn er de
. \' oekendp ,,—_____
Hiero
laatsten
gew,
Iu
in
eest.
zeke
\'^en zin kan deze in tegenoverstelling van
toch ont-
op weten-
ende voorstanders van.
P volgt de theorie van Donellus®, waarvan in
tijd TJnterholzner de bekende voorvechter
de
die „ ^yd heerschende een vooruitgang in de stu-
%Oot 1 ^^^ ^\'^derwerp genoemd worden. Zij
Schap ^^^^\'l^^ykelijk uit de behoefte, om
bon^g ^ ^^ quot;^ijze den grond te verklaren, waarom de
stantgj possessor verpligt kan worden de fructus ex-
^^^ ^^ keeren, niettegenstaande hij het volle
aan daarvan verkregen had. De wijze, waarop hij
echtgj! bezwaar trachtte gemoet te komen, geschiedde
Hitgp^^^^®^ zonderlinge verkrachting der meest stellige
heel ^^^ ^^^^ Eomeinsche Eegt. Van daar de ge-
turaip^nbsp;onderscheiding tusschen fructus na-
ter ^^ ii\'dustriales. Op de eerste verwierf de bezit-
dtaggj^trouw hetzelfde regt als hij op de vrucht-
2aak had, terwijl bij in den tijd van drie
jare civili. IV. De valsche onderscheiding
beljg\'^^\'^\'\'^^ oaturales en industriales was evenwel reeds vóór
Zie Roshirt Dogmengeschichte, P. 212.
Üe
bezitter
blik
jaren de vruchten, die hij te goeder trouw bezat
capio in eigendom verkreeg. Van de laatste verwier
1 tel^o
het volle eigendom en behoefde ze in geen g^^a ^^^
te geven. Dit gevoelen nu wordt hoofdzakelij
grond op 1. 45. D. 32. 1. de usuris et fructihus- ^^^^
Fructus percipiendo uxor, vel vir ex re donata^
duti
facit; illos tamen, quos suis operis adquisierit? ^^^^^
serendo. Nam si pomum decerpserit, vel ex sji^® ^^^
dit, non fit ejus, sicuti nec cujusUbet bonae fi^ei
sessoris, quia non ex facto ejus is fructus nai
.scitur
itleg\'
1 Misscliien is er wel geene wet, die meer verschil ^^^jpoi»\'
ging heeft uitgelokt, dan deze. Wij houden het er voor,
ponius uitspraak niet overeen te hrengen is met dienbsp;^ee!*
hoe veel moeite en arbeid men daaraan reeds ten
mogen leggen.nbsp;^ele»\'\'\'quot;\'^
Glück, Deel VIII. Bl. 288 is het gevoelen van Trena
gevolgd, die het er voor hield, dat Paulus hier denbsp;gtreO\'
» Grundsätze der Sabinianer,quot; Pomponius daarentegen ^^^^ ggo
gern Rechtsgrundsätze der Proculianer befolgte.quot; ^^^^^ joU-^
strijd evenwel wordt nergens gewag gemaakt. Hetis
conjectuur.
diequot;^
fli-
)rzaak va»
Hüschke, Bl. 204, heeft gepoogd de eigenlijke oorz
strijd zeiven te verklaren uit de vergelijkingnbsp;^^uc
sitio per servum ex re possessa, en: ex operis servi en » ^ ^^^^^
perceptio van den b. f. possessor. De vergelijkingnbsp;^jefO®*\'
de geheele uitlegging steunt, is onzes inziens
willekeurig ® pre-
zoo als wij later zullen aantoonen, op eene verkeer
tatie van L. 23. D. 22. 1.nbsp;o-eüO^^^\'
Heimbach, Bl. 254, heeft liüschke\'s uitlegging
Puchta, Inst. II. Bl. 705, evenzeer als Boeking, P-
onder suos facere het lucreren der vruchten, voor iggd,
daarmede de onkosten, tot de verkrijging daarvan bes ^^^^
goed worden. Hoe suos facere als bij uitzondering
praegnanten zin kan voorkomen, wordt niet bewezen- ^^^ ggjj,
v. Vangerow, Blz. 710, vertaait de wet aldus, j^^j-ales
Bl. 69: » dasz nicht jeder b. f. possessor die fructus ^^^^^^^ poSquot;
» werben nämlich eben der nicht, den es an einer ja^ta ^ ^^^jjjg-
»sessionis fehlt und dessen bona fides sich also . ^^^^ hJ.p\'^^^\'
»irrthum stützt.quot; Ofschoon die verklaring van » nichtje
üe
-ocr page 63-13e
nu van voormeld gevoelen vertalen
aldus:
hout O- ^^^nbsp;^y) ^PP®!^ heeft geplukt of
naarnbsp;heeft, wordt hij (of zij)
trouw S
Uit bggi . ^^S^\'idora van dese vruchten verkrijgt. Hier-
goedejnbsp;nu e contrario, dat de bezitter te
dustr\' I alleen eigenaar wordt van de fructus in-
toe, ^
geven het echter Windscheid volkomen
Wet ujjjj. ^^nbsp;vertaling iets gelegd wordt, dat de
P^^sessonbsp;Bergens toch wordt gezegd, dat de b. f.
^eïki.-*^^nbsp;bij uitzondering de fructus naturales niet
de Yg^j^ quot; ®taat alleen, dat de begiftigde echtgenoot
doiu ^^^^ lt;^pkomende vruchten even min in eigen-
Uit ynbsp;als ieder ander b. f. possessor. En hier-
S^eder ^^ S^enszins worden afgeleid, dat de bezitter te
Wojdt^ ^^^^^ «^^eera van de fructus industriales eigenaar
Zittgj, ^^^nbsp;hieruit volgen zou, dat de be-
Van ^ §*^eder trouw in het geheel geen eigendom
evenj^^*^^^\'quot;^\'^\'nbsp;dan ook, verkrijgt, kunnen wij
trekjj^-nbsp;Windscheid\' toegeven. Beide gevolg-
V^stnbsp;houden wij even onjuist. Dit alleen staat
turalg ^ bonae fidei possessor van de fructus na-
eigenaar wordt
ï\'^^^it H
er enbsp;^^^^nbsp;i^^^ken, zoo zien wij ook niet in,
Vctu^jjj\'^^nbsp;causa possessionis vereischt wordt voor de
den b. f. possessor, noch ook, dat hier
^iiig j ^ordt van begiftigden, die van het verbod vanschen-
^ïjze p echtgenooten
niets wisten. Overigens is op deze
Sackenbsp;meermalen beproefd. Zie Glück, 8, Bl. 287.
t^estou\',^nbsp;^^^^nbsp;vooronderstelling, dat de gift
ä \'\'^scheid, Bl. 126 en volgende,
^\'^\'^\'^tusnbsp;gi\'ond nu de man of de vrouw ex re donata de
^idustriales suos facit, heeft Windscheid op eene zeer
als elk ander bezitter te goeder
Tegenover deze plaats staat de bekende
de A. R. D.
Bonae fidei emptor non dubie percipiendo fructns,etJ^
ex aliéna re, suos interim facit, non tantum eos,
diligentia et opera ejus pervenerunt, sed omnes, q
quod ad fructus attinet, loco domini pene est. ^^^
Het schijnt dat Paulus hier eenige juristen oP
oog gehad heeft, die werkelijk den^b. f.
leen eigendom toeschreven van fructus, qui
et opera pervenerunt, en met de woorden --
sëd, voor goed een einde aan die verkeerde
heeft willen maken ^ Of Pomponius nu onder die J ^
risten begrepen is, waarop Paulus schijnt te doe^ej
is hoogst onzeker en wordt uit niets bewezen,
is echter zeker, dat deze wet beslissend spreekt, en
midden in den titel de A. R. D. staande, d® ^^^^
verdient boven de wet van Pomponius. Te meer
worden wij daartoe gedrongen, omdat wij bij ^e ^
aannemelijke wijze verklaard. Tegenover Üipianus en o ^
L. 17. D. 24. 1, die in het renteloos laten liggen van
geen geldelijk nadeel voor den eigenaar sagen, en
JVIarcellus, L. 49. e. 1. die met de vorige daarin geheel ve^^^^^^
de, heeft Pomponius een middenweg ingeslagen. Iquot;
wordt de schenker alleen door het verlies
van die
vruchten
die van zelf opkomen. Zie Savigny System. IV- § ® ^^ oßt-
1 De poging van Unterholzner om de kracht dezer «\'et^^^
zenuwen is ten eenemale mislukt. Hij houdt het er
Paulus met de uitdrukking interim suos facere slechts hee^^
len zeggen, dat alle vruchten in het vermogen van den ■ ^^ j^^t,
sessor vallen, zonder hiermede aan de eenenbsp;of
volstrekte eigendom van dezen van de fructus industr)- ^^^^^
aan de andere zijde het bezit van de fructus naturales
loochenen. Over het woordje interim later. Dat de uit
suos facere zulk eene beteekenis zou kunnen toelaten, ƒ ^^
genomen, niet bewezen. Eene dergelijke uitleggingnbsp;p P.
bij Cujacius Tractatus, VH. ad Africanum ad L. 40. D-\'\'®
Zie verder ünterholzner, Bl. 326. N. 11.
Neming .
ïeri •■nbsp;van Pomponius in een onopksba-
Van bet quot;Rnbsp;geraken met de verdere uitspraken
eejjenbsp;Vooreerst zien wij nergens van
oproken ^^^^nbsp;tusschen de vruchten onderling ge-
zaak • \' ^^^^ daarentegen de vraag of eene zekere
alt;-^nbsp;valt van den b. f. possessor
Vr\'Hf,}^^ ^^ naarmate het in het algemeen onder
Iggj, ^^^ S^^^ngschikt werd ^ Voorts wordt ook in de
\'^äe f^ ^^\'^ctuum restitutio in volstrekten zin gezegd,
den.nbsp;oonsumtis agere non potestquot;, en dit vin-
daarrquot;^ bij Just. Inst. II. ] §35, niettegenstaande
fra °^®iddelijk voorafgaat: » naturali ratione placuit
Bqnbsp;percepit, ejus esse pro cultura et cura
heidnbsp;^^^nbsp;verregaande nalatig-
^iju ^^^ juristen of van de compilatoren geweest
kennbsp;geheel en al vergeten hadden te spre-
^atn ^^^nbsp;b- f- possessor op de fructus
Van^^^^^^ Verkreeg. Wanneer de voorstanders echter
deze onderscheidincr beweren, dat de bezitter te
öOeder
trouw separatione het bezit verwerft van de
de ij^ ^^^■tïirales, dan wordt dit niet alleen door
^veilnbsp;naaar ook uit den aard van het bezit
zoo als wij dit later hopen aan te wijzen,
lijk^nbsp;wij niet voorbijzien, dat het zeer moeije-
«nd ^^nbsp;isj wat onder fructus industriales, wat
^T ^^ fi^iictus naturales moet worden gebragt. Ofschoon
kan ^nbsp;daartoe alle moeite gegeven heeft,
echter, wij zeggen het Huschke na, ten eenen-
9nbsp;^nbsp;1- L. 4. § 19. D. 41. 3 etc.
1. ^ koorts: L. 40. D. 41. 1. L. 22. O. 3. 32. § 35. jnst. II.
\'nbsp;plaatsen wordt even algemeen ge-
^oeftnbsp;bonae fidei possessor slechts de fructus exstantes he-
quot;^i\'xltnbsp;keeren, zonder dat men ergens eene onderscheiding
^Usf ■ ^^\'^^^kt tusschen fructus naturales exstantes en fructus in-
exstantes.
-ocr page 66-male voor mislukt gehouden worden Want
de mensch de wasdom, vruchtbaarheid en
der zaken levorderen, maar nimmer ontstaat de
door enkele verpleging of arbeid van den mensch.
Na Unterholzner dan ook is, voor zoo ver wij ^^ ^
geene poging meer aangewend, om die onderschei »
tusschen fructus naturales en industriales en de daa
steunt
de
f-evi^ea-
gebouwde theorie te ondersteunen.
Een derde gevoelen is dat van Glückt Het
eenvoudig op het woordje interim in de lex 48
A. E. D., waaruit de gevolgtrekking wordt ge®^ ^^
dat het eigendom van den bezitter te goeder tro^ ^^
een »interimistisches und widerrufliches Eigenthu®
Terstond met de litis contestatio valt het eigendom
De vruchten echter, die hij verkocht of verteerd mo»^
hebben, even als die welke hij door verjaring i»
dom irrevocabile) verkregen heeft, behoeft hij
te keeren. Glück namelijk neemt de vrij
theorie over, dat het dominium revocabile door
capio irrevocabile worden kan. De onderscheidmg ^^
fructus naturales en industriales wordt ten eenenm ^
verworpen. In zoo verre is dus hier eene
tot de juiste theorie op te merken. Maar aan de ^
dere zijde is het aannemen van een dominium
1 ünterholzner, Bl. 339—341. Hüschke, Bl. 202.nbsp;gj^g,
Marezoll, Bl. 216—217, houdt die onderscheiding va» ^^^
satoren afkomstig en verwerpt die evenzeer, als in
eene ongedwongen uitlegging der hronnen.nbsp;. ssesdquot;\'®
Ook bij Kien, Dissertatio exhibens, quid bonae fidei pOS ^^
respectu obtineat .... secundo quod fructus .... Trajec. Bquot;® \'
1771, vonden wij nog eene dergelijke onderscheiding. ^gjeef
- Eeeds vo\'ór hem was dit een gevoelen van velenbsp;y^o
den. Zie b. v. Voet. Comm. ad Dig. L. 41.f.l.§29. Voo ^^^^^
der Keessel, P. 48. A. Schulting, Thesium contr. D.X- ^^^^ g^ji
is deze theorie nog door Hüschke, Mühlenbruch, Marezo^
verdedigd. Zie verder Bl. 60 en volgende.
^\'üe, dat d
evpnnbsp;Usucapio in irrevoeahile kan veranderen,
^eziinbsp;evenmin te regtvaardigen als het in
der afs, 1nbsp;van fructus naturales op het oogenblik
\'Meinsch ^nbsp;stelsels toch zijn met de ßo-
Zoo Inbsp;in lijnregten strijd,
boelennbsp;reeds opgemerkt hebben, rust het ge-
^onaquot;^ ^^^^^ ^^ alleen op het woordje interim in L. 48.
emtor non dubie percipiendo fructus etiam
tu^ , .nbsp;®rios interim facit .... quia quod ad fruc-
Q^ loco domini pene est.
woordje interim nu is groote strijd.
a\\g ^^ ^^erbinden het met percipiendo anderen, zoo
ßdeinbsp;het ® alsof er stond »dum est bonae
^eadenbsp;\'^eer anderen op eene geheel verschil-
tefi^ ^nbsp;^^^ betreft, heeft het woordje in-
tevnbsp;de beteekenis van intusschen, hetgeen
ïaedquot;^^ Woordelijke vertaling is van interim. Hier-
\'^ïlcht^^^^^ Paulus op het mogelijke geval, dat de
den ^^S^^fle zaak van den b. f. possessor mogt wor-
van welk oogenblik deze de bevoegd-
djj.nbsp;de vruchten »percipiendo suos facere.quot; En
Qj^ Vooral nog uit de woorden ex aliena re, waar-
Seven^^^\'^^ bet zeker noodzakelijk vond den tijd aan te
^ ^ \' Waarop mogelijker wijze de perceptie van den
innbsp;een einde zoude kunnen nemen. ^ Eerst
V 1
paaldnbsp;dezelfde wet toch spreekt Paulus meer be-
den invloed van de mala fides. Bovendien
a ^\'^terholzner, Bl. .326, N. 11. Heimbach, 226.
,nbsp;BI. 204.
fow,nbsp;last. II. Bl. 705. Heimbach, P. 224—226. v. Vange-
tut \'nbsp;Boeking, Bl. 138, denken dit woordje in betrekking
evejj^ 1 ^^\'\'P^^Sting van restitutie der fructus exstantes. Dit
4 Q \'*^ordt in het //loco domini pene estquot; uitgedrukt.
quot; (ion ^ütilenbruch. Pand. II. § 363, vertaalt interim door
^es vindicetur.quot;
ffloeieu
zou dan ook in § 1 e. 1. het woordje
gevonden worden.
deze
Nog meer evenwel dan de juiste opvatting ^^
wet, beletten de gevolgen dezer vreemde
aanneming daarvan. Vooreerst toch beweren ziJ» ^
ten gevolge van het vervallen van den
het oogenblik der litis contestatio, de eigenaar ^^
vruchtdragende zaak de fructus exstantes met ee»^
afzonderlijke vindicatio kan opeischen S in de t«quot;;®^
plaats, dat door middel van de usucapio het domm^^
revocabile, irrevocabile kan worden.
De eerste gevolgtrekking is geheel nieuw en zilquot;
aan Marezoll verpligt. Later is zij door Seil overg^
nomen.
A priori reeds is deze gevolgtrekking echter
nemelijk. Want wanneer het eigendom van den
possessor met de litis contestatio vervallen is, ^^^
eigendom van de vruchten geacht worden altijd biJ
eigenaar geweest te zijn en kan deze derhalve rüoei]^
lijk zijn eigen goed vindiceren\'\'.nbsp;^^^
Marezoll evenwel beweert dat er plaatsen
worden, die onbetwistbaar de mogelijkheid ^a»
zoodanige vindicatio bewijzen. Onderzoeken ^^ ^^
eerst of die plaatsen zich werkelijk daartoe leenen»
--—nbsp;b f- Pquot;^\'
1 Hetzij dat die vruchten nog in handen zijn van den - ^^^^
sessor of van derden. Dit is ten minste consequenter ^^^ ^^^
Glück en ünterholzner, welke de alienatio als een ^\'^^jitu-
schouwen om den b. f. possessor van de verpligting ^ ^^ .
tie der fructus exstantes te bevrijden. Zie Glück, ^\'
ich-
mens
de»
uci nuciuB exsiantes te bevrijden. Zie uiui^\'^« -
Unterholzner, P. 344. » Auch die Prüchte, welche ohne
r/liches Zuthun sich erzeugen, und daher nichtnbsp;.^^cbäi^
quot;Eigenthum des redlichen Bezitsers übergehen, werden ^^
«■VeraUszerung dem Eigenthümer der Hauptsache entaogquot;»^^
men nu meer regt over kan dragen, dan men zelf bee gt;
wij niet in.
2 Zie V. Vangerow, 1. Bl. 706.
van
Volgens na te gaan of niet eerder het tegendeel in
te vinden i.
haalt»nbsp;Pl^^ts van beteekenis, die ook Sell aan-
^accae ^^nbsp;^ie van Julianus, L. 43. D. 21. 2.
^^incatnbsp;vitulus, qui post emtionem natus est,
^^ere ex duplae stipulatione non potest,
Jl ipsa nec usufructus evincitur.
hlijkt^ uit deze plaats niet, dat de vitulus
dat ^^^ ^onae fidei possessor wordt opgeeischt, noch
En d\'t^^^*^^^^^ geboren is na de levering van de koe.
^ ^ laatste is vooral opvallend, wanneer men de
Partü^^\'^\'^^ Wet leest, die het geval bespreekt, dat de
aannbsp;wordt van den kooper eener slavin,
^len zij nie^ alleen verkocht, maar ook ^e^ewer^? «s.
Si
praegnans ancilla vendita et tradita sit,
^üianbsp;venditor non potest de evictione conveniri,
^ partus venditus non est.
quot;\'Ord ^^^ plaatsen, waaruit met veel meer regt mag
^iet ^^ ^^g^leid, dat wel van den m. f. possessor, maar
Van den b. f. possessor de vruchten afzonderlijk
exT^ borden opgeeischt. L. 4. C. 9. 33. De crimine
1-1^ Aj-\\rrf\\ txrft4-nbsp;rlt;n~ rr /itA /N O
het
^och de
neemt
hereditatis. In deze wet wordt gezegd, dat
crimen expilatae hereditatis noch de man,
vrouw, in regten kan worden beschuldigd. Dit
detir\'\' ^^^^nbsp;erfgenamen van den overlo-
ad ^ ^^ ^^nbsp;kunnen instellen of eene actio
exhibendum, si dolo malo fecerit, quominus res mo-
laenbsp;Van daar ook dat hij (of zij) als ma-
possessor de vruchten niet in eigendom ver-
\'Zie
Daj^.^^t^\'ezoll, Bl. 254. Sell, Bl. 74.
bewijst
Part^g ^^nbsp;20. 2. gesproken wordt van evictie van den
^^Ucfii^^nbsp;niets voor de mogelijkheid der cvictie van
-ocr page 70-krijgt en de fructus exstantes afzonderlijk met eene m
rem actio kunnen worden opgevorderd.
Fructus autem rerum, quas mala fide tenuit, H^et ®
pilatae hereditatis crimine non teneatur, suos non ;
sed exstantes quidem vindicari, consumtos vero con
posse, procul dubio est.nbsp;^^
Duidelijk wordt, zoo als teregt v. Vangerow \' opme \'
»het fructus suos non facere,quot; de grond geacht, waar ^
eene zelfstandige actio mogelijk is tot terugvordei^»
der vruchten. Wiet minder belangrijk is Lex. 22- §
de
Si praedo rem pignori dederit, competit ei et^^^
fructibus pignoratitia actio, quamvis ipse
non faciet; a praedone enim fructus et vindicari
stantes possunt, et consumti condici.nbsp;. g.
Ook hier verdient de anders overbodige toevcegiquot;»
opmerking: »a praedone enim et vindicari fructus
stantes possunt.quot;
Evenzoo de lex 3. C. 4, 9 de cond. ex lege-
Mala fide possidens, de proprietate victus, de eSi\' ^^^
tibus fructibus rei vindicatione, de consumtis vero ^^
dictione conventus, eorum restitutioni parere comp®
litur ^
Uit deze aangehaalde plaatsen wordt voldoende ^ ^^
wezen, dat uitsluitend van den malae fidei possessor
fructus exstantes met eene vindicatio, met eene V
. 11 van\'
derlijhe in rem actio, kunnen worden opgeeiscnt-
waar ook anders te verklaren, dat wii nergens piquot;\'^
fidei P
ontmoeten, die dit evenzeer van den bonae nu
sessor bevestia:en ?
van
In de tweede plaats beweren de voorstanders
^ Pandecten, I. Bl. 707.
2 Zie verder § 35. Inst. II. 1. L. 4, § 2. D. 10. 1-
-ocr page 71-s the
in
^erd »nbsp;dominium irrevocabile kan worden veran-
^isschinbsp;zeker ongewone verschijnsel namen zij
^^iiden^knbsp;toevlugt, omdat zich anders gevallen
Weidnbsp;voordoen, waarin eene zaak (bij voor-
\' 2onnbsp;rl - - -I. .. . , . - -
^evoealnbsp;reivindicatio verjaard was) slechts een
Zen zij^b^ eigenaar had ^ Tot voorkoming hiervan ko-
de yqJ^ ^ middel der verjaring. Zij beroepen zich op
^ gende plaatsen:
I\'anaquot; ^nbsp;^ quot;surpat. et usucap.
toïisanbsp;furtivarum, si quidem apud furem de-
^Qitor \'nbsp;non potest; si vero apud bonae fidei
quot;^ebet ^^\'^tra, quoniam in fructu est, nec usucapi
si \' ®tatim emtoris fit. Idem in agnis dicendum
^J^ißti sint, quod verum est
\' Sei) !)■
snbsp;Mögliche Rechte, Bl. 74 bestrijdt dit evenwel.
^oTrquot;\'nbsp;von Vangerow, BI. 708, houdt het
tou^j denbsp;quot; civilistisch construirbar.quot; Windscheid, Bl. 128,
^P het Onbsp;daarom onmogelijk, omdat de b. f. possessor
denbsp;^f^^l^si^ling ^^^t, dat hij sleehts eigenaar van
^quot;^\'ßrtaio--nbsp;geworden is, en dus de bona fides, dit is de
Voor denbsp;zoodanig eigenaar geworden te zijn, dat hij
l^eze a ^^\'\'^Sgave der fructus exstantes niet te vreezen heeft,
^at ]V[nbsp;Windscheid steunt op de verkeerde onderstelling,
hetnbsp;zoodanige overtuiging van den b. f. possessor
afscheiding aanneemt. Zie Marezoll, Bl. 222
3nbsp;Janus a Costa bij Unterholzner, N. 25.
ÏQtef^, ^ plaats is van oudsher een groot struikelblok voor de
iHaaittnbsp;2ie Glück, 8. Bl. 277—278. van der Keessel
«altejj Y^^ uitzondering tusschen verteerbare en niet verteerbare
\'^^ticapjQnbsp;eerste wordt men eigenaar door consumtie [!] of
iQini^jj^^ quot;nbsp;de laatste verkrijgt men statim het plenum do-
Uitlegnbsp;zonderlinge onderscheiding rust op eene verkeerde
Rnbsp;^nbsp;aangehaalde Dis-
lennbsp;• —53. Windscheid\'s interpretatie van deze wet zul-
2in;nbsp;behandelen, vooral in betrekking tot den laatsten
^ï» ia agnis dicendumquot; etc.
— 63 —
orie, dat het dominium revocabile door usu-
Glück\'
^apio
zün-\'
De groote vraag is, hoe moet de interpunctie ^^^
De voorstanders van de usucapio van het do^^^^^\'^^^je
vocabile zetten een kommapunt achter contra; die ^^
teP-RTimTPro-PS plrlo mQQ
wet ge-
tegenovergestelde meening zijn toegedaan een
Eeeds daarom komt ons een bewijs uit deze
put van weinig gewigt voor.
Vooraf evenwel eene opmerking omtrent de interp
tie achter »quoniam in fructu est.
be-
cJie
de lee.. d«
est
is
In de inleiding.
waarin het vruchtbegrip
handeld geworden, hebben wij op de onderschei
gewezen, die tusschen jongen van dieren en
andere vruchten gemaakt moet worden, en
bevestigd gevonden, toen wij
van vruchten van gestolen zaken bespraken-
fructu
.— wij derhalve met Marezoll * achter in - ^^g
een kommapunt zouden willen lezen, zou
interpunctie ook het jong van het dier,nbsp;gp
staande het bij den dief geconcipieerd was,
worden geusucapiëerd ^ Van daar dat ontegen^ego ^^^^
achter in fructu est een komma en geen koffl®^!\'
neer
moet gezet worden.
Marezoll legt nu de plaats op de volgende
De wol van gestolen schapen kan niet worden o ^^^
capiëerd, wanneer zij bij den dief geschoren ^^ri
is echter geenzins het geval, wanneer het a
geschiedt bij den bonae fidei emtor. Zoo de s\'^ ^ ^^^
bij dezen toch geschoren zijn, kan de wolnbsp;Jgn
usucapieërd worden, dewijl zij, als vrucht, eers
bonae fidei emtor een afzonderlijk bestaan ^e
en de eigenschap van res furtiva met het ^^^^^^ ßig,
deelt. .......—
est
Overigens is hier meestal usucapio
ecn
fructu
\' Marezoll, Bl. 218. Ook Glück leest achter in
kommapunt. 8. Bl. 277.
2 Zie Hoofdstuk 1. BI. 17 eu volgende.
uewijl toch
me\'nnnl^^- ^^nbsp;afscheiding in het
dan is ^ ^^^^^^ eigendom van den bezitter valt. Vooral
tenbsp;volstrekt overbodig, wanneer hij de
heeft verteerd, omdat dan de
V quot;lïrevocabplquot; • -
^^ zulkenbsp;ZLjn vermogen is overgegaan.
alfHnbsp;uitleggingen nu bedient men
dat ej. \' /^^\'^^ineer men in een wet iets zoeken wil,
te leggj^ ^^^ ^^ vinden is. Of waar staat in de wet
Vrucht \' ^^^^tal usucapio overbodig is, omdat de
^^le eicrej\'. oogenblik der afscheiding in hét revoca-
kannbsp;van den bezitter is overgegaan? En hoe
^^ geval ^^^^^^ ^^^ het overbodige der usucapio
aan ^ou ^onsumtie, alsof de Jurist er in de verte
Ënnbsp;hebben, dat zoo iets mogelijk ware?
Van dg ^nbsp;wordt hier het »nec usucapi debetquot;
staHm emtoris fitquot; algescheiden?
achtquot;^*^^^\'nbsp;wilden toegeven,
1100- •nbsp;kommapunt moet gelezen worden,
de ^f bet uit die wet geenzins af te leiden, dat
locabelnbsp;sprake is, een usucapio van re-
«^cbtgj. ^ ^^ irrevocabel eigendom zou zijn. De wet
eenvoudig dit: Is het schaap bij den dief
is hetnbsp;de wol niet geusucapieërd worden,
^^^^horen ^^nbsp;bezitter te goeder trouw
^^^^chten^\' behoeft de wol integendeel, als tot de
pieërd ^^ ^®boorende, niet eens te worden geusuca-
^^^^ ^ij terstond in het eigendom van den
T, J\'^^ede plaats evenzeer van Paulus is;
O. y. 41. 3. Pructus et partus ancillarum
i Dy^
is thans de algemeen gevolgde. Zie Backe,
Bl. 7 Vangerow, 1. Bl. 710. Böcking, II. BL 137. N. 23
lieimbach, BI. 232—234.
igiicap\'
et foetus pecorum, si defuncti non fuerunt,
possunt *.
Marezoll teekent bij deze plaats op: _ ^ ^is
»Es ist also die Eede von dem Ealle,
»Erbe fremder Sachen (quae defuncti non
»welche er in der Erbschaft vorgefunden hat, n ^^^^
»besitzt und entweder selbst Erüchtedavongezoge^^^^^^^
»dergleichen, welche schon von den Erblasse^ o
»worden sind, in Besitz genommen hat.quot; ^gucap^quot;
Ook hieruit wordt geenzins bewezen, dat de n^^ ^^^^^
eene zoodanige is, die het revocabile domininm
vocabile doet overgaannbsp;de
pgt voor
Een derde plaats, die misschien het mee ^^ ^
theorie schijnt te pleiten is van Ulpianus,
D. 47. 2. de furtis.nbsp;^ ^^jeiB
Ancilla si surripiatur praegnans, vel apn
conceperit, partus furtivus est, sive apud furem
ive apud bonae fidei emtorem. Sed in hoc Jquot;\'\' ^^^ ^^^^
furti actio cessât. Sed si concepit apud \'^\'j.^^.^.jyu®
emtorem, ibique pepererit, eveniet, ut partns
non sit, verum etiam usucapi possit. Idem et mnbsp;,
bus servandum est et in foetu eorum, qnod i*^ f^^^
Ofschoon ook hier wederom geldt, hetgeen ^ ^^
de beide voorgaande plaatsen hebben gezegd,
plaats van te veel belang, als dat wij onS
is
,rde»\'
VfO
zouden willen vergenoe2;en.
staan;
De groote vraag namelijk bij deze wet on^\'
deze: Hoe moet het woordje idem verstaan
» Deze plaats werd evenzeer door van derKeessel aang® ^^^^^^
® Zie verder over deze plaats von Vangerow, Bl.nbsp;iv®®®®®\'\'.
® Ook deze plaats is geenzins nieuw. Zie vaö „jg^eU;^\'quot;
Bl. 52—54. Hüschke, Bl. 211, wil voor »quod in P^f^gg. p.
non est in fructu. Dit echter strijdt ten eenemale we
In pecudum fructu etiam foetus est, etc.
sive
casu
Verder
trekki«\'quot;?nbsp;^ot dat, wat op de furtiviteit be-
^^^^»g heeft?
y Vo
Vooreer ^ houden het laatste alleen waar.
^quot;^rtnni ^^^^nbsp;midden in de leer van het
iets n T
het minder juist uit deze wet
slissen v ^^^^ usucapio van fructus te be-
gehouijgj^nbsp;moet dit hier nog eerder in het oog
sluitejj^^nbsp;üipianus in de § 5 zich uit-
len egj^ ^^^ ^^ vraag bezig houdt, in welke geval-
tiam -nbsp;furtivus is, en de woorden »verum e-
te tnee^T^^^ Possitquot; er slechts bijvoegt, om het des
is, in ^^^^ uitkomen, dat de partus niet furtivus
en gg^^^ geval, dat hij bij den bezitter te goeder trouw
Ook dienbsp;geboren is. Anders toch komt ons
partng .y^^\'eging al vrij overbodig voor; want is de
hij ge^^^®^ fnrtivus, dan spreekt het van zelf, dat
(ïeii ^quot;^^P^^ërd kan worden. Een derden grond vin-
volgende § 6.
PP\'itineij ^^^^nbsp;statim ad bonae fidei emtorem
an ■]] \'nbsp;in fructu numerantur; at par-
ae non numerantur in fructu.
§aandenbsp;Ulpianus met deze § de voor-
quot;billen verduidelijken en de scherpe tegen-
^^^tim\'^I^Q^^nbsp;frf^ctu mmerantur, en dus
^\'^clatnbsp;emtoris fiunt, met den partus, die,
^^Pieërdnbsp;^^nbsp;numeratur, nog dient geusu-
quot;^^^iiaan,, ^\'orden, strekken moet, om allen twijfel
..^^^^ande weg te nemen \\
\' de
^^^ordennbsp;dezer plaats is mea het vrij algemeen eens
^«ëerownbsp;308-311. Puchta, Inst. II. Bl. 705. von
\'nbsp;5\'09. Seil, Bl. 75. Zie ook Schirmer, Bl. 131.
5*
^liri omvang? Is hiermede ook het verum
quot;^^^Gapi potest bedoeld, of strekt zich het klem
ïiiet
, rfü vaquot;
Zoo zijn dan de plaatsen, door de voorstanden-
de usucapio dominii revocabilis bijgebragt, ^
staat, om hunne theorie te bewijzen, ja zijquot; ^^
meer voldoende, om die geheel omver te werpen-
Een vierde stelsel, zeker het meest
afwijkende
alle voorgaande, is dat van Savignj, die later
Windscheid een scherpzinnigen verdediger heeft
Savigny nu beweert, dat de bezitter te goedei ^ ^^^
»die justa usucapionis causa von dem Ganzen a ^^^
»Theil übertra2:en; also entsteht auch in r
O \'
»die neue b. f. possessio an der Frücht
geen ander regt op de vruchten verkrijgt? dan dat^^
hij op de vruchtdragende zaak heeft. Dat regt on^
ipso jure met de afscheiding. Wel is waar, zegt ^^
\'6quot; quot; — \' jj lüoet
zit men door het geheel niet de enkele deelen, e ^^^^
voor de deelen eene nieuwe b. f. possessionbsp;-quot;der
»Aber nach den Regeln des Besitzes wird ƒ ^^^
»Zerlegung des Ganzen sowohl die Apprebensie^ ^^^
»Theil übertragen; also entsteht auch in unser®
durch
ei»®
»blosze Absonderung derselben, und es ist ^p^io)
»neue Apprehension (eigentliche fructuum perc
»noch eine neue justa causa hierzu nöthig-nbsp;t.
Daargelaten in hoe verre deze theorie m tCj^ -^Qffir
is met de bepaalde uitspraken van het Romeinsch ^ ^^^
en de gelijkstelling van de afscheiding der vr
de afzondering van elk ander deel
mag genoemd worden, kunnen wij het ^an ^^
onmogelijk toegeven, dat het nieuwe bezit, dat^^
zitter te goeder trouw van de vruchten verkrijo ^^^^ys
der apprehensie ontstaan kan. Trouwens is .^jdei\'
daarvan ook nog niet geleverd, terwijl veel^e®^\'\'
titel de A. P. het duidelijk geschreven staat en ^^^
met den aard van het bezit overeenkomstig
bezit slechts kan verkregen worden corpore et ^
van
in
41. 2. Et apiscimur possessionem
\'^PorQ ej. .nbsp;• ciiJisuj.ijjui- possesöionem
Op denbsp;^eque per se animo aut per se corpore \\
^^^\'dseheid ^^^nbsp;navolgende gronden evenwel verklaart
Yooreersi-, ^^^^nbsp;bepaald voorstander van.
de bezitter\'nbsp;^^^ ongerijmdheid, dat
Verkr^V ^^nbsp;eigendom van vruchten
^ ^estitüere^J^\'nbsp;^^^^^ ^^^^^ verpligt kan worden
opnbsp;plaats bestaat er geene reden, waarom
zaken, aan eene erfenis toebe-
Van \'nbsp;verkrijgen, dan op vruch-
Y^J^nbsp;—-^Cöt Z,uu vBri-Lrijgeii, uan op vru
!nnbsp;niet tot eene erfenis behooren,
ten
deii, (Jat \\nbsp;^^ regtsbronnen veel gevon-
dom ^^^ ^^bestaanbaar is met het toekennen van eigen-
Ovey bezitter te goeder trouw.
®Prekejj ^^ ®®rsten grond zullen wij ter gelegen tijd
^^eedpJnbsp;^bans slechts bezig houden met den
Ou Hl
^Pöierkennbsp;^oorloopig willen wij echter doen
eigquot;\' ^^^ ^^^ ^^^ eersten grond betreft, het for-
\'^^titutif^^^^nbsp;^^ mogelijke verpligting tot
Innbsp;elkander niet in strijd zijn ^
ond^ ^^eeden grond wordt gewag gemaakt van
eene^^^^^^i\'^^quot;^ tusschen vruchten van zaken, die
Sens erfenis en die daaraan niet toebehooren. Wer-
I^e l) . ^^^ vinden wij die onderscheiding gemaakt,
de , \' te goeder trouw verkrijgt het eigendom van
of zij van res hereditariae
zijn of niet. Windscheid echter tracht aan
^\'\'ögero^^^®quot;® = Heimbach, P. 26, Puchta Inst. IL § 229. von
f \' Vi„ ,nbsp;^\'^^\'^Sny, § 22a.
Sevennbsp;P. 69. Ofschoon hij gedrongen is, dit toe
echter meermalen a!s argument. Zie
46 N. 1. en Backe, BI. 170—172.
5 i. D.
te toonen, dat de bezitter te goeder trouwquot; de vru ^^
van res hereditariae niet in eigendomnbsp;^jjal-
zoodoende argumento a contrario te bewijzen, ^ ^^
dien er geen onderscheid bestaat tusschen den ^^^
possessor van res hereditariae en gewone
de b. f. poss. van deze laatste geen eigendom der v
ten verkrijgt.nbsp;^ ^^ ^-ggji-
Dat nu de bezitter van res hereditariae ge ^^^^ ^^
aar der vruchten wordt, zoekt hij te bewijzen
uitdrukking: augent hereditatem.nbsp;„gut
L. 20. § 8. D. 5. 3. Fructus autem omnes a
hereditatem, sive ante aditam, sive post aditam
tatem accesserint.nbsp;ijgii\'
Wanneer men nu echter de L. 40. § 1 ^
zelfden titel opslaat:nbsp;^ redit^\'
Praedo fructus suos non facit, sed augent ^^^
tem, ideoque eorum quoque fructus prae^ _ ^^
bonae fidei autem possessore bi tantum ^^^
restitutione, quasi augmenta hereditatis, per
pletior factus est.nbsp;^ teg®^\'
en de scherpe tegenstelling van den praet jj
Irf d.^^ K^
over den bezitter te goeder trouw opmerKr, - lecb^s
wij tot de overtuiging, dat in de voorgaande we^^ ^^^^^
sprake is, wat in het algemeen onder augm g^^d
ditatis moet verstaan worden, en daarin n quot;.^^^j^^er
niet de vraag besproken wordt, welk regt ^^^^j-^fiae
te goeder trouw op de vruchten van res here ^^^ ^^
verkrijgt. Veel meer blijkt uit de Les\' ^ordt
bonae fidei possessor fructus szios faciU ^^
nog te meer bevestigd door het woordje
mede Paulus wal te kennen geven, dat ^ ^ ^^ ^^e
augent hereditatem niet ten volle toepasselijk^\'^^^^^^^ ^^
vruchten, die de bezitter te goeder trouW v
dat
. ^^ ^^^ geva], dat de bonae fidei poss. niet
^^genblik\'quot;nbsp;de hereditas ook in geen enkel
Zal ^ ^yker,
laat staan ooit eigenaresse geworden
^aard,
oor
\'^^zitter quot;t ^^^^^nbsp;hereditas, maar de
goeder trouw op den voorgrond. Slechts
»1nbsp;O
«tutienbsp;^yker
geworden is, valt onder de Hes-
Oof —\'^viit uit te keeren, onverschillig of hij
, . S^hruik der bona fide gepercipieerde vruchten
b. ^^ ® H. P. Het eenige onderscheid met den
derli 1nbsp;andere zaken dan res hereditariae
^^ ei^kel hierin, dat deze slechts de fructus
§ 20\' ^^^ ^^indscheid nu ten overvloede de L. 25
bij dg i^a^nbsp;^^^ denzelfden titel aanhaalt, en
ïiia tinnbsp;de uitdrukking »quippe cum ea om-
in gggj^^ hereditariaquot; bijzonder wijst, zoo bewijst dit
Van de\'^\'^ deele, dat de b. f. possessor geen eigendom
iïi ^^ , Vruchten van res hereditariae verkrijgt, daar
isnbsp;®-atste Woorden van rlpi Ipv 97 rlm\'rlpliiV ^^yoVa
^\'fücht
Van \' -oorden van de lex 27 duidelijk sprake
schei(j ^^ ^alae fidei possessor, en niemand het Wind-
\'^er ^\'isten zal, dat deze in geen ^eval eigenaar
en wordt.
eze
\'ani tnbsp;is het gevolg van het bekende Setum Ha-
gj ^^\'quot;^^^oi^sultum enim omne lucrum anferendum esse tam
SteligQ P^^sessori, quam praedoni, dicendnm est. L. 19. § 6. e. t.
Percl^\'^ hiertegenover de L. 4. § 2. D. 10. 1.....«aut enim
Incrari eum oportet,quot; dan blijkt het nog duide-
PossesgQ^nbsp;het beweren van VVindscheid is, dat elke b. f.
VV^i^\'^^^\'®\'\'nbsp;restitutie van dat, gmad locupletior fac-
Possessoj. ^nbsp;h®®^\' d® derde bezitter op de van den b. f.
vruchten rer. non heredit., volgens Windscheid?
dat^ ^^^^ ^^^ moeijelijkheden van zijn stelsel te
êetno.., ü in geen enkel opzigt van het Sctum gewag heeft
ü
üri
Ten slotte merken wij nog op, hoe onwaarschiji
het is, dat het woordje augere (hered:) bij de BoffeJ^®^
de beteekenis zou gehad hebben van eigendom ^or
van (de erfenis)
Als derden grond voert hij aan, dat er veel
den wordt, »womit die Annahme dasz ihm das
»thum der Früchte zugesprochen werde, unvei^i»»
»lieh ist.quot;
Nadat hij vooraf met enkele plaatsen
toond, dat de uitdrukkingen »mens, tuus, suus, ^
min als die van »pertinerequot; noodzakelijk Ui ^
domsregt te kennen geven (hetgeen hem zeker
zal betwisten^), tracht hij te betoogen, zoo a^®
dit reeds met een enkel woord gedaan had, dat de u ^^
drukkingen »suos facere, enz.quot; niet andersbete^ke ^^
dan de bevoegdheid van den bezitter te goeder trou^ ^
de vruchten te verteren ^ Hoe anders de uitdr«^ ^
llt\'
, onino\'
IS sul
»consumptos suos facit,quot; en die van »fructus eju
si consumti suntquot; te verklaren?
Ofschoon wij erkennen dat deze uitdrukkingen ^^^^
gelijk op het eigenaar worden der vruchten van ^^^
passing kunnen zijn, zoo haasten wij ons te doen ^^^
merken, dat beide uitdrukkingen slechts ieder
voorkomen en dat nog wel in twee wetten, die
naamd niet met het doel geschreven zijn om
. me\'
de V
\' Daarenboven zien wij niet in, hoe uit den tit. de
voorbijgaan van den tit. de A. E. D. een beslissendnbsp;ae
worden aangevoerd voor het regt, dat de b. f- possessor
vruchten verkrijgt. Zie ook Sell, Bl, 65.nbsp;genvo^^\'
® Ziehetgeenoverspraakgebruik door ons gezegd is,^^^ dat
® Savigny, § 22. Bl. 316. N. 1. Deze neemt echter a j^y
de b. f. possessor niet behoeft uit te keeren dat,nbsp;iii
verrijkt is. Noch Savignv, noch Windscheid even\\vel
het bijzonder over de vraag, welk regt derden op de
b. V. door emtio verkrijuun?
^\'Wissen wil
^\'\'^chteji \' v ^^^^ bezitter te goeder trouw op de
^ 41 9nbsp;Yan eene van die wetten de L. 40
i. de\'
\'en wij dit reeds aangetoond De tweede
-unanbsp;besproken L. 4. § 19. D. 41. 3.
^eJisa esi*^^^\'^quot;^ furtivarum, si quidem apud furem de-
reeds
Lana
quot;Oquot; potest; si vero apud bonae lidei
debet sed^^\'^^^\'^\'nbsp;^^ fructu est, nec usucapi
«2nbsp;statim emtoris lit. Idem in agnis dicendum,
2egt
mi
\'^\'^\'^^nmti sinf. 7
Eio-av,!nbsp;\'nbsp;verum est.
\'Agendo
\'in van verteerde zaken is ondenkbaar; alzoo,
tintorisnbsp;kunnen ook die woorden »statim
^^\'at y,nbsp;-»eigenaar wordenquot; beteekenen, want
ook van de lammeren.
Zoo ga^rquot;\'^\'^quot;^nbsp;^^nbsp;Yan daar,
WqojI f^nbsp;^y^nbsp;bier gedwongen het
^ea „nbsp;het zeer onbepaalde woord toebehoo-
^^^^^Jiörenquot; te vertalen.
quot;sitzel!nbsp;^^^ Schaafes gehort dem redlichen Be-
quot;sie c \' l^^^bes gilt von den Jungen desselben, wenn
de ^vorh\'\'quot;\'\'\'\'^nbsp;bij
^^genbrJ^ boordje sfatim, bezigt en bij agni van het
aan, d ^ ^^^ consumtie spreekt, wijt Windscheid daar-
quot;^^emand die Wolle aufgespeichert wird lie-
quot;juncre\'^^^^quot;\' dagegen ein bonus Paterfamilias Thier-
quot;^in^nnbsp;verkaufen oder verzehren, wenn er
quot;^achl,nbsp;besitzt, welche ihm einen
SPf...-nbsp;Gewinn von Jungen sichert.quot; ^ Hoe
quot;^og® uitgedacht zijn, vergeet hij even-
drnjj]^nbsp;evenzeer van de agni uit-
„^^^^^^gezegd wordt. Itaque agni et hoedi et vituli
haarnbsp;schijnt aan Backe, Bl. 208, ontleend te zijn,
Galvanus, de usufrnctu, heeft overgenomen.
-ocr page 82-staüm pleno jure sunt b. f. possessoris et fructua»\'\'
Wanneer derhalve Windscheid in alle gevallen een
»ungenauen Ausdruckquot; moet aannemen, dan ziequot;
niet in, waarom wij de uitdrukking si consumti\' s
niet onnaauwkeurig mogen vinden. Alle pogingen toquot;^ \'
tot heden toe aangewend om deze plaats voldoende
te lossen, zijn mislukt en wij houden het er
Boeking het volste regt heeft bij de woorden:
sumti sint, aan te teekenen, dat zij »ein elüpti®\'\' ® \'
» stilistisch freilich nicht nachahmungswürdiger
zijn. Den laatsten zin vertaalt hij nu aldus: Zoo ^^^
werft de bonae fidei possessor ook eigendom van de
■ # te r®\'
hem geboren lammeren, die hij evenmin henoeic
stitueren »si consumti sint ^
1 Unterholzner, BL 334—336, maakt eene onderscbeidiöSj^j^
Hüschke vindt dit een groote verdienste, Bl. 211)nbsp;^^jdei»
stuks vee, en vee, dat tot eene kudde behoort. De eerste
statim het eigendom van den b. f. possessor, die tot
behooren, nemen eerst door de consumtie » die Natar von
tenquot; aan. Vóór de consumtie derhalve, »augent gregem- ^^^^
behalve dat de geheele onderscheiding rust op eene
analogie tusschen den vruchtgebruiker en bezitter eener ^
zoo is het ons onbegrijpelijk, hoe hij spreken kan van
eener kudde. Niet de kudde, maar alleen de enkele diereo
behoorende, kunnen worden bezeten. Zie L. 30, § 2- \'^j^ier
Windscheid heeft in het geheel die onderscheiding van ^^^^^
holzner als ten eene male willekeurig aangetoond, BI- ^^
De aanleiding echter tot deze onderscheiding vond Unter 1 ^^jjjn
de L.4. § 19, ofschoon in L. 28. D. 22. 1 gezegd
b. f, emtoris fiunt. Met welk regt kan men nu beweren \'^^^pit-
van agni, als behoorende tot eene kudde, gesproken
zelfde geldt van de uitlegging van Puchta, Inst. IX- \'
:dt
-- -nbsp;.nbsp;_io hol\'
Heimbach later overgenomen, Bl. 217,von Vangerow,B\'- ^j^gggi»-quot;
de laatste woorden van deze wet voor een »unechtes ^^^^
Marezoll wil de woorden si consumti sint ook tot de^ ^^^
strekken: »in beiden Fällen, sowohl bei der,WoIle,
»Lämmern, bedarf es der üsacapion nicht, wenn die
»hinzutritt,quot; Het woordje statim bij lana geplaatst, ver
voor
si
coli-
scheidnbsp;enkele plaatsen nu moeten volgens Wind-
kiüo-nbsp;^ directe bewijs leveren, dat met de uitdruk-
quot;^oeldnbsp;de Juristen niet anders kunnen be-
,nbsp;ebben dan de bevoegdheid tot het verteeren
quot;^erzer ^^^^nbsp;zu
quot; ^\'icht ^^^ ^^^^^ Hecht, was an derselben allerdings
quot;dariib ^^^^^ ß^^det, aber doch ausgeübt wird; er kann
»all ^ disponiren — nicht, wie derjenige, welcher
® ßecht
\'doch
an ihr hat, darüber disponiren kann, aber
Wie er darüber disponirt. Die Erscheinung
quot;Seines T? t,
quot;desnbsp;quot;ts ist ganz dieselbe, wie die Erscheinung
®dienbsp;liechts. An die Erscheinung aber halt sich
®liebunjuristische Aulfassung des gemeinen
quot;tio ^^^nbsp;Becht gleich Consum-
»So^^^^^^^\' also Consumtionsrecht gleich volles Eecbt.
quot;Poss^^^^ die Ausdrücke,quot; fructus pertinent ad b. f.
»Yq!^^^*^^®™\'nbsp;sunt, fiunt, fructus suos facit, »im
®sie ^ ®^tstanden. Aus der Sprache des quot;Volkes sind
»»nnbsp;später in die Sprache der Juristen überge-
Yjj^ ^dnbsp;opvatting van de bevoegdheid
tenquot; ^^ ^^zitter is echter volgens zijne eigene beken-
Plaal ^^^^nbsp;gebleven, ja zelfs bekent hij, dat er
Sevonden worden, waarvan het moeijelijk valt
^ te spreken, dat de Romeinsche Juristen niet het
«ooi3 beteekenis. Windscheid vraagt zeer te regt of bij
r^*^^®® \'*\'®rtaling niet voor consumh\', consumto had moeten
^^^•even zijn.
l37,nbsp;«lat
wij Söckings gevoelen aannemen. Zie Bl.
hoü^g \'nbsp;voldoende oplossing van deze plaats te geven,
, ■quot;\'ij voor onmogelijk.
103.
te
volle eigendom van de vruchten aan den bezitter
goeder trouw hebben toegeschreven Maar zegt
«wie sehr auch »jenes Be wustsein (doelende ^P ^e
quot;spronkelijke opvatting) verdunkelt worden sein mag^ quot;
»bat doch die unrichtige Auffassung nicht solche Kra^
»gehabt, um sich zu einer juristischen Gestaltung
»consolidiren.quot;nbsp;^^
Als bewijs hiervan geeft hij op, dat er geene p ^ ^^
te vinden is, waarin de uitdrukking »dominus fii^^*^
tuumquot; op den bezitter te goeder trouw is toegep^^^
Ons onderzoek evenwel over het spraakgebruik by
Romeinen ten aanzien van het verkrijgen der
in eigendom heeft ons tot de overtuiging gelei\'^\'
de uitdrukking dominus fieri of dominium a.eq^^^\'^
fruoluum nimmer, noch van den vruchtgebruiker, n® ^
van den dominus zeiven van de vruchtdragende za®^
is gebezigd geworden, en het kan ons dus ge®quot;^^\' .
verwonderen, dat wij die uitdrukkingen evenfflin ^^
den b. f. possessor hebben ontmoet.nbsp;^^
Maar hoe het ook zij, zelfs Windscheid heeft tot
eervolle bekentenis moeten komen, dat althans
classieken tyd van het Romeinsche Regt den bezn
te goeder trouw het voile eigendomsregt is toeffeken
1 BI. 105. »Ich bin lange der Ansicht gewesen, dass
»Ansicht meines hochverehrten Lehrers Savigny über ^^^.^j^ge
»des redliches Besitzers an den Früchte allerdings j^j^für
»beweisen lassen, wie irgend etwas in Eömischen Keeht. ^^^
»meinen Theil habe mich überzeugen müssen, dasz das
»lieh ist, dasz es Stelleu giebt, welche ich wenigstens ^^^
»fähig fühle, so zu deuten, dasz zie den redlichen Besitze ^^^^
»die consamirten Früchte zuschreiben, mit anderen Worten, ^^^^^
»angenommen werden durfte, die Verfasser derselben
»bewusat gewesen, dasz sie zu viel sagten, indem siquot;
»b. f. possessor fructus suos facit, fructus ejus «nnt, P®\'
»ad eum.quot;
geworden
denbsp;^ daarmede een trefiend bewijs geleverd, dat
eenenbsp;daarvan eene vruchtelooze jioging is bij
g^J^^^\'^^o^^ette uitlegging van onze regtsbronnen.
als denbsp;thans vrij algemeen heerschende theorie
®ehannbsp;gelden kan, ontstaan voor den weten-
Op ^ ^^ beoefenaar van het Regt deze beide vragen :
bitter tnbsp;en op welke wijze verkrijgt de be-
In dnbsp;bet eigendom van de vruchten?
^i\'ouw ^ t^^^de plaats: Hoe kan de bezitter te goeder
VPT-^i-nbsp;restitutie der fructus exstantes worden
^^Pbgt?
Savio-nbsp;belangrijke vragen, die na
dino\'^quot;^.nbsp;het eerst door Backe ter beantwoor-
®elia ^v^ quot;voorgesteld. Doordrongen van echt weten-
W^j. ^nbsp;2in, was het hem niet genoeg te weten,
^nbsp;I^egtsgeleerden hadden vastgesteld, maar
WaajQnbsp;daarenboven den grond op te sporen,
In bunne uitspraken zóó en niet anders luidden,
gitio.nbsp;echter hij en velen na hem in hunne po-
^^^ geslaagd zijn, willen wij thans onderzoeken.
de verschillende antwoorden, op deze ge-
^Plitsen^^^^^\'^ ingekomen, in twee afdeelingen kunnen
deelij^ \' ^^^i\'van de eerste wederom in twee onderaf-
mogten wij ze naar hunne wetenschap-
de quot; . ^\'a^^de rangschikken, dan zouden wij, om met
^Voonbsp;beginnen, hen noemen, die de beant-
Va^nbsp;vragen zochten, eenige in eene belooning
dc 1 ^ ^quot;^Itura et cura, andere in eene beloonina: van
^^^«nafides.
oiis^- tweede afdeeling volgen dan die, welke naar
de vragen met echt juridieken zin hebben
^^^ te beantwoorden.
\'^\'ge, en daarmede hebben wij de namen van Do^
-ocr page 86-ho«\'
nellus, Unterholzner en von Scheurl op het oog,
den den grond van het eigendom, dat de h. f* P®®\'^ ^
sor van de vruchten verkriigt, voor eene heloofiDo
A ffewor-
van de cultnra en cura \\ Het is reeds gezega d
den, dat de eerste en op diens voetspoor voo^\'^\'^^^^j^gu
Unterholzner, zoodoende eene onderscheiding tus\'®
fructus naturales en industriales trachten te hand ^^^^
die nergens in de bronnen gewettigd wordt. Van ^^
zou het misschien onnoodi^ kunnen worden geacb^
TjnQj,
bij hen eenige nadere verklaring te gaan zoeken. ^^
zij echter even als von Scheurl veel hechten aan
§ 35. Inst. IL I, ja hoofdzakelijk daarin eene beki\'®^^^
tiging van hun stelsel meenen te vinden, zoo
ons van veel gewigt die plaats nader te onder^*^
Zij luidt aldus:
Si quis a non domino, quem dominum esse er ^
bona hde fundum emerit, vel ex donatione aliav
justa causa aeque bona fide acceperit; naturab ra ^^
placuit, fructus quoa percepit, ejus esse pro
cura; et ideo, si postea dominus supervenerit, et tni ^^^^^
vindicet, de fructibus ab eo consumtis agere non p^ ^^^
Deze plaats echter komt ons om meer dan eene ^^
den verdacht voor. Vooreerst lezen wij hier voor
~ ............4 ^y, ÏÜ
Nog noemen wij Sciiirmei-, Bl. 131. H. Dankwai\'dt, ^^^^
Rostock, Nationalökonomie, B]. 57. I. Bl. 45—52. Deze
von Scheurl gaat uit van het denkbeeld, dat bij »enbsp;|]ij
arbeid een grond is geweest van eigendom. Daarom ^^^^ jg
het er voor, dat Paulus in L. 48. d. A, E. D. te ver V\'
met het toekennen aan den b. f. possessor van eige»
va!i
alle vruchten. Evenzoo vindt hij de restitutie van
eKstantes zonder onderscheid »eine auf Irrthum
idoDi
de
Ju-
op-
.uux Bomisehe\'-
Sit zy
risten beruhende Incorisequenz.quot; Zoo als men ziet,
als men ziei,nbsp;^^ta^\'
vatting even als zijne berisping van een oeconomisch stan
Of nu werkelijk de Eomeinsche Juristen op zulk eennbsp;H,
standpunt gestaan hebben, betwijfelen wij zeer. Zie Puchta, \'
Bl. 697 en het vertoog van Seil, Dingl. E. over specifican •
op een^^^^\'nbsp;possessio op een titel steunen moet,
ductennbsp;justa causa, waarvan in de Pan-
leen eej^^^nbsp;^^^^^
pojgg^^.nbsp;te goeder trouw geoordeeld, en dat eene
Wij jj-nbsp;worden In de tweede plaats vinden
Wanj^g^^ ^■^\'oordje placnit, dat altijd gebezigd wordt,
strjj^ ^^ \'\'uitspraak vroeger een oorzaak van hevigen
Derweji S^^^^st. Ook hiervan is in de Pandecten
^ gewag gemaakt ^ In de derde plaats vinden
den \'nbsp;cultura gesproken, terwijl deze woor-
hetnbsp;in de Digesta worden teruggevonden en
rl/l; ^^femd voorkomt, dat hier niet de woorden
® opera gebezigd zijn, welke in de wet 48
II.nbsp;287. Anders Backe, Bl. 146-149. Puchta,
ig \'nbsp;het er evenzeer voor, dat die bezitter eerst bona
justus titulus gestützt, die Sache fort-
Böcl-\'nbsp;Seinige hält. Zoo ook Marezoll, Bl. 229—231
In allequot;quot;\' ^nbsp;§
^ordt ^nbsp;evenwel, waarin de fructuum perceptio besproken
(laar [i^ ®®\'\'Sens de justus titulus als vereischte opgenoemd. Van
loetmnbsp;Backe zelf het eenige deugdzame argument
getionjgp^ ^ ^^nbsp;volgens ons op zijn minst
sius QQ \' ^^\'\'valscht moet zijn. Nog geldt dus het woord van Accur-
\'quot;^■^quirquot; ^\'°ssatoren (zie Backe, Bl. 147, N. 7): »titulum non
\'\'Sioiri]-nbsp;multis locis b. f. possessori hoe jus tribuatur
»q.nbsp;(it L. 22 de rei vind, L. 4. § 2. D. fin. reg. L. 13.
quot;\'ntü ■nbsp;de usuris), contrarium verum testimonium nul-
ceciderit fortuito, ut reliqua loca
®iJite ^eniinerint possessoris, qui habeat titulum.
n de opgenoemde plaatsen, voegen wij nog L. 28. D. 22.
Mienbsp;quot;nbsp;^^^nbsp;Paulus de A. E. D. non
eve^jjj/\'\'*^®!\'\' f- poss. fructus suos facit, maar dit woordje geeft,
iianJejv ^^^ quot;nunquam dubitavitquot; in deL. 25 de usuris eenige
Iet;nbsp;\'lan een zoodanigen strijd of verschil tusschen de
®nken, als dit met het woordje placuit het geval is.
-ocr page 88-van Paulus de A. K,. D. geheel voor de hand
In de vierde plaats vestigen wij de aandacht ^^ ^^^
overgang van den eersten op den tweeden
zin hebben die verbindingswoorden et ideo f
De vruchten (staat er letterlijk vertaald)
turali rationi den b. f. possessor toe wegens zÜquot; ^^ ^^
en zorg en daarom kan de eigenaar der vruchtdragequot;^^
zaak de verteerde vruchten niet terugvorderen. S^W
deze zinsneden op elkander? Omdat ik.eigenaar
worden ben van de vruchten en dat nog wel pf^* ^^
tura et cura, daarom kan men van mij niet de vert^^^^ ^
vruchten opeischen! en zoo de eigenaar nu eens juj^^
op het oogenblik, dat de bezitter te goeder trouW
reed staat zijn oogst in de schuren te brenge»\'
reivindicatio instelt, dan kan hii hoogstens op de i- ®
gave van zoodanige kosten aanspraak maken, ai-\'
hem tot de verkrijging dier vruchten, voor ^^ ^
wen, bezaaijen en bearbeiden van den grond
zijn Op bovengenoemde gronden betwijfelen wij ^^
zeer of deze plaats uit het classieke regt afkomstig -
en of niet op zijn minst genomen de Compilator®\'^
de woorden pro eultura en cura hebben ingesc^o
1nbsp;Zie L. 36 § 5. L. 37 D. de her. pet. 5. 3.
2nbsp;Windscheid heeft evenzeer de waarde van deze plaats ^^^
feld. Ȇbrigens, zegt hij op Bl. 119, sprekende over
»bin ich der Ansicht, dasz die Eedactoren der Institutioquot;®
---- --------uiu AvcuacLoreii uci
»gleich ihre Verfasser sind, die docirende Weitläufigkeit
ihr
niacf^
»fanges scheint mir dafür zu sprechen. Aber auch in _ ^^^^^
»die Incongruenz zwischen dem Satze, welchen sie an die ^^^^
»stellt, und den Satze, welchen sie daraus folgert, die A»»^
»nöthig, dasz beide Sätze ursprünglich wenigstens congr»®quot;
»wesen seien.nbsp;^^ gg.
Böcking, II. Bl. 138—140, geeft van deze plaats eene ze®quot;^
wrongen uitlegging.
eene hel ^^^^nbsp;eigendom van den b. f. p.
allenbsp;de cultura et cura zou zijn, strijdt
Ook o-eijnbsp;gezonde opvatting van § 85, maar
niet t^en*^^nbsp;bet Eom. Eegt, dat
rig ^quot;^regte van zoodanige belooningen zeer afkee-
noodnbsp;^ou men bij de aanneming daar-
len^ dienbsp;^^^ onderscheiding moeten verval-
^^^enm^lnbsp;mogelijke uitspraken ten
^iira en^d\'^^\'^nbsp;^^^ Scheurl in de
\'\'quot;\'aarotn d ^nbsp;den eenigen grond vindt gelegen,
ten jg ^^^^ possessor het eigendom van de vruch-
te tooiien^^^^^quot;\'^quot; ^^nbsp;^^^ ^^^nbsp;aan
de \' echter in menig opzigt verschillend van
ling nit^^^^\'\'^®quot;nbsp;^^^^ ^^ volgende hoofdstel-
quot;Heelit ^nbsp;Erzeugung entsteht, kommt in das
quot;üecbtnbsp;der es erzeugt hat, oder in dessen
^^^ Person oder Sache befindet, von der es
ist.quot;
ernit 1 •
^egel,nbsp;dus onmiddelijk de meer bijzondere
^\'genaar^ eigenaar der vruchtdragende zaak ook
dezejjnbsp;^^^ vruchten ^ De uitzondering nu op
die^^^^^ tracht hij op dezelfde wijze te verklaren
^..^^ardoor ook de eigenaar van een slaaf, wiens
dooj. ^^^ verloren heeft, niet in alle omstandigheden
grondnbsp;acquireren. Daar hij nu verder den
ej. ^^^reni de b. f. possessor per servum ex re
^Cqnijg^^nbsp;servi met uitsluiting van den eigenaar
\' in het levensonderhoud, en in de verzor-
nietnbsp;uitdrukking pro cura et
^On S onregte » ein nicht erschöpfenden Billigkeitsgrund,
quot;••^heurl, Bl. 280 en 291.
jjij daalquot;
ging van den slaaf vindt gelegen, zoo beslui ^^ ^^^
uit, bij wijze van analogie, dat diezelfde groquot;
den moet zijn van het eigendom, dat de b- •
Daargelaten
aao
sor van de vruchten verkrijgt ^
verre het levensonderhoud, door den b. f- P^^\'^\'^^^^^pejud
den slaaf verstrekt, een juridieke grond kan »_
worden, om zijne acquisitio ex re sua et eX operi
te verklaren, zoo is de geheele »innere ^^\'^^^^^\'^^^gj^erkt
die hij tusschen beide acquisitiones meentnbsp;j^g-
te hebben, ten eenenmale onhoudbaar. Veel ^^^-jgjj.
staat er een kenmerkend onderscheid tusschen
Want, terwijl de vruchten onmiddelijk uit de ^^^^
dragende zaak voortkomen, kunnen van den
den eigenlijken zin van het woord geene
getrokken, noch eenig voordeel, dan op eenenbsp;pp
wijze worden verkregen Ex operis servinbsp;p^ar
organische wijze geene enkele nieuwe zaak. ^\'^^„-e»®\'
dat, wanneer wij eens de vergelijking tusschen
wat ex operis servi en ex re frusjifera wordt ve -
CJnbsp;af Pil O
zouden willen doorzetten, men veeleer zou mo.-
gen, dat de voordeden van den arbeid van lt;• ■
eso re domini voortkwamen, en derhalve in Xtei^s
aan het eigendom van ddn b. f. possessor L ^^
den regel »b. f. possessor nihil adquirit nisi ex
et ex operis serviquot;] onttrokken zouden
Het is er dan ook verre af, dat de
op die zoogenaamde »innere Verwandtschait ^ ^^ ^^^
acquisitiones zouden gewezen hebben, omnbsp;de
eigendom te verklaren, dat de b. f- P\'^^^^^^^^go-end®®^\'
vruchten verwerft. Liever beweren wij h®quot;
1 Von Scheurl, BL 293 in verband met Bl.nbsp;ßo!»®^quot;®quot;\'
® Zie: Hoofdstuk I. Het begrip van vrucht bij ®
Voorts: Heimbach, Bl. 15. Boeking, II. BL 14quot;-
T-jex 40
^^\'^ek\'ken Ts ■ ^^^ Africanus kan ons hiervan tot bewijs
laen toch hier uit de acquisitie van den be-
faOeder trouw ex re sua en ex operis servi
bitter te
b
^^«Imten
^\'ijmdh
^^^ eigendom, dat hij van de vruchten
dan quot;„»—lxnbsp;• . ,
vervalt men in de juridieke onge-
beißen\' ^^^ eigendom van fructus consurnti aan
J^^ven
lajiUs O.nbsp;^^nbsp;§
lnbsp;worden die strekking te hebben. «
cangjg ^ -U. 23. 1. de usuris et fructibus et
fueïat^nbsp;fundo, quem Titius bona fide mercatus
emptor
^^nctus suos faciat? Respondi: Quod ad fruc-
M\'^l gv f ^
accgjj do percipiuntur, intelligi debet propius
Percinbsp;operis suis adquirunt: quoniam
^^^^ipiiint^^\'^^^ fructibus magis corporis jus, ex quo
ideQ ynam seminis, ex quo oriuntur, aspicitur:
^ï\'iinenti^^\'^^ ^quot;^inam dubitavit, quin, si in meo fundo
luerit, meum fieret. Porro bonae fidei pos-
m
percipiendis fructibus id juris habet, quod
tijnbsp;tributu m est.
Vra 1 ^^^^eipium van de wet wordt gesproken over
^^^^ïüden\'nbsp;eigenaar van het zaad, dat echter op
^letnbsp;opgroeit, eigenaar wordt van de vruch-
^ficlnbsp;Woorden »omnis fructus non jure seminis,
Sei gesteij]^^^^ Pei\'cipitur wordt door Julianus als re-
^P Vreg \' ^^^ eigenaar van het zaad, wanneer het
^den bodem opgroeit, hoegenaamd geen regt
■Uit echt
uitlenbsp;Scheurl, maar door de
Vnbsp;Vnbsp;plaats beweerd.
quot; ^\'^«gei-o,nbsp;Hüschke. ^1. 204. Heimbach, Bl. 254.
Bl. 704.
min
quot;^\'^^lectnw.\'^-,^\'^^^\'^ severim, segetes, et quod ex messibus
lessor
do
heeft op de vrachten, ofschoon uit zijn eig®quot;
af-
zaad
val gS\'
dat door
vruchten verwerft. In § 1 nu wordt het g®
dat iemand graan gezaaid heeft op een goed,
Titius te goeder trouw bezeten wordt. He .^^^^dt
in dat geval de bezitter te goeder trouwnbsp;t^®
van de vruchten? Let wel, in het Principi»quot;^ ® , ^
„ van ^
eigenaar van het zaad tegenover den eigena ^^^^
land; bier de eigenaar van het zaad
tegenovernbsp;^^
f. possessor van het goed. Van daar doet
beantwoording der gestelde vraag tweederlei v
a.nbsp;De eigenaar van het graan, gezaaid op e^n o^ ^^^
door Titius te goeder trouw bezeten, verliest\'
eigendom van het graan ook alle regt op de ^
daarvan afkomstig.nbsp;nsp-^^\'^
b.nbsp;Wanneer de eigenaar van het zaad alle aa ^^ ^^^^
verliest op de vruchten, verkrijgt dan de eig .„.gn-
den bodem of de bezitter daarvan de vruchten J»
dom ?nbsp;jjez\'^
Het eerste wordt heslist door den jurist ^^^ yQj-
wijze: quod attinet ad fructus etc. Et idequot;^\'^ ^eo^^^
quam dubitavit, quin, si in meo fundo i jigctn^
tuum severim, segetes, et quod ex messibus
fuerit, meum fieret.nbsp;\'delij\'^\'
Uit den zamenhang beider zinsneden blijK ^^^ jg
dat hier nog geenszins sprake is van het rea
bezitter te goeder trouw op de vruchten
maar wel de vraag behandeld wordt, of de^^
van het zaad eenige aanspraak maken kan o^^^ jgatst®
ten, die uit zijn zaad zijn voortgekomen. ^^^ de
nu wordt uitdrukkelijk ontkend. Het f
komstig.
O
Hieruit vloeit, ofschoon niet
dan de eisrenaar van den a:rond het eigendoto
dat
regtstreeks, vooj^. ^^
\'Iteld-
^quot;■lichten e quot;
slavennbsp;^egt de jurist, als met dat, wat
\'^mdat de ^^^^ arbeid verkrijgen. En waarom dat?
quot;^^lijk Vonbsp;ofschoon zij uit het zaad onmid-
worden van het land
^^\'^hetlaQ^ ^^ ^^^ gevolge van de vruchtbaarheid
^^ reo.nbsp;t® ^et andere woorden: men let
Van ?nbsp;op het land en niet op den eige-
^ßeft gj. ® ^^ad En daarom, zoo vervolgt Julianus,
graannbsp;«iemand aan getwijfeld, dat zoo ik
^^^^ gezaaid heb, de halmen zoowel
de ^^nbsp;worden. Het blijft nu evenwel
eii bnbsp;gestelde geval de eigenaar
oaem of Titius het
eigendom van de vruch-
I quot;cfJSfno.j. p A
laatste quot;nbsp;beantwoording dezer vraag is
«essQj ® gedeelte van § 1 gewijd. Porro b. f. pos-
\'l^ïïiim-. . P^^^ipiendis fructibus id juris habet, quod
praediorum tributum est. Praeterea etc.
het^quot;-nbsp;waarom de bezitter te goeder
^oo ^^der vruchten verkrijgt, is niet ver-
Scheurl met vele anderen beweren, in
slaaf\' ^^^nbsp;possessor van
te o-o\'nbsp;^^ positieve bepaling, dat de bezit-
Wftnbsp;^^^nbsp;percipiendis hetzelfde
^et \' ^^^nbsp;eigenaar is toegekend,
deze P^oprins, bij accedere gevoegd, verkrijgt
^^\'\'^^SSing niet minder een praegnanten zin.
Julianus, omdat de vruchten uit het zaad
3 \' de voordeelen van den slaaf op eene
£»e
woorden » Quod ad fructusquot; etc, kan
b deee^fjnbsp;vruchtdragende
tii \'^^sseslornbsp;vruchten in eigendom verkrijgt als de
«tnbsp;^ van een slaaf ex operis servi acquireert, zien wij
gt; den
ten
middelijke wijze worden verkregen. Ofschoon ^^^
in het algemeen ieder de vruchten van zijn
in eigendom verwerft, zoo maken hierop even^ ^^^
vruchten eene uitzondering, die door hezaaijmg j- ^^^^
grond van derden worden aangekweekt,nbsp;ge-
worden veel meer beschouwd ontstaan te ^^^^ ^^^ va»
volge van de vruchtbaarheid van het land, ^
het zaad zelf. Dit is dan ook de reden,nbsp;(piO
lianus zegt, magis corporis jus, quam seminis,
oriuntur, aspicitur.nbsp;. ^ns-
Zoo het dan bewezen is, dat de geliJk^^^^^^\'^^gaak\'
sehen beide acquisitiones noch uit den aard ^^^
noch uit de regtsbronnen gewettigd wordt, ver
de gevolgtrekking daaruit afgeleid.nbsp;yltur\'^
Maar, eens toegegeven, dat in de cura en de
de grond gelegen is van den eigendom van den ^ ^^^
ter te goeder trouw, zoo blijft ons vonnbsp;jeï
de opheldering schuldig, hoe daarmede de res ^^^^^geo
fructus exstantes zonder onderscheid overeen te
is. Is het toch eene belooning van de cura en ^ ^^
hoe kan zij dan van de onzekere terugvo^ j^ol^quot;®\'\'
hankelijk worden gesteld? Donellus ennbsp;di^
maken daarom eene onderscheiding,
en hoe
ook met de stellige uitspraken van het ^ ^^^
Eegt moge zijn, is het een noodzakelijk g®v ^^t
hun stelsel. In dat opzigt derhalve is von amp; jgiten-
ons inzien van eene inconsequentie niet viy ^^
Het
is met de gemelde verklaring a s doC
-ocr page 95-te c,nbsp;eigendom van den bezitter
^^^^^ ^^^^ belooning van de bona lides
®ene \' ^ ^^nbsp;eene oeconomische, zoo schijnt deze
ke-nnbsp;te zijn. Beide echter missen allen juridie-
De theorie van de bona fides is in den
ttl quot;
Verkrijgt Verder zien wij niet in, waarom aan
eio.^^^^ 2yde de goede trouw genoegzaam is, om den
ten^1^^^^ van de vruchten van zijne zaak uit te slui-
§Qed ^^ ^^^ andere zijde niet voldoende, om de te
trouw gepercipieerde te mogen behouden,
y zijn thans genaderd tot eene tweede klasse van
voorstanders zijn: Westenberg, Principia Juris, II.
n--.nbsp;*quot;*nbsp;IJnHoi*nbsp;»ir»n f o r»-» in Plirf». Pt
Ken
de\'^le^quot;^\'^nbsp;voorgestaan ^ Hij beroept zich op
Qlet h ^^^ Africanus, en toont aan, hoe terstond
Vannbsp;der bona fides ook de bevoegdheid
Percinbsp;ophoudt, de vruchten niet alleen te
P^sren, m^ar ook de b. f. percepti te verbruiken,
kannbsp;trouw echter is wel eene voorwaarde, maar
detnbsp;de grond zijn, waarom de bezitter te goe-
Zounbsp;eigendom van de vruchten verwerft, of men
tpTi ^^^^ ê\'^^d kunnen beweren, dat iemand de vruch-
dnrv,nbsp;tot belooning van zijn eigen-
de
er ratio hujus acquisitionis non tam in cura et
«Uil,
16S0. Thesis III. »Nulla alia hujus acquisitionis causa
Arn \'inbsp;^^nbsp;ponenda est.\'
^^ \'Vinuii in 4or. 1. Instit. Gom. ad § 35 Inst. II. 1. Ni-
huorinbsp;Banchem, Dissert, de fructibus bona fide perceptis,
Bat.
Bl, jg liam bona fides. Kien, zie de aangehaalde Dissertatie,
bijvj^jnbsp;het algemeen heeft echter deze theorie zeer weinig
Sevonden.
^egt teregt: »Dergleiche Antworten
quot;nbsp;I\'araphrasen, sondern Seichtigkeiten, wodurch das Vcr-
Sav\' ^^^ Rechts nur\'verschlämmt wird.quot;
quot;Satiz^^\'^^\'nbsp;Besitzes, § 22a. Bl. 315. N. 1, noemt het
Segen den Geist des classischen Römischen Rechts.quot;
-ocr page 96-verklaringen, die ten minste zoo vele pogingequot;
om op juridieke gronden het eigendom van den
ter te goeder trouw te regtvaardigen.nbsp;,
\'=nbsp;- \' giechtf
de uit-
PW!
oin
met eene aannemelijke reden aan te geven,
zondering te regtvaardigen; de volgende daaren e» ^^
trachten veel meer te doen voorkomen, dat het r^o^
van den bezitter te goeder trouw op de vruchten ^^^
gevolg is van het bezitten der vruchtdragende
Onderzoeken wi], of men tot dus verre hierin ges o
In de eerste plaats beginnen wij met Backe •
stelt zich de zaak aldus voor:nbsp;^jj
Perceptie is de feitelijke apprehensie, waardoor ^^^
het eigendom der vruchten verkrijgt. Al die
regt heeft, om de vruchten te percipieren, wordt
perceptio eigenaar. Van daar zijn bekende regel -
»Quicumque jus habet utendi re frugifera
»h. e. fruendi h. e. fructus percipiendi, eum oh
»ipsara causam suos facit fructus percipiendo-nbsp;,
De feitelijke apprehensie van de vrucht is
overbodig, wanneer men bezitter is van de vruc
gende zaak; want door het geheel te bezittO\'\'^ ^^
men ook de deelen. Van daar dat de bezitter
vruchtdragende zaak, en hieronder rekent hij
den emphvteuta als den antichretischen pandcre i
lrT\'1 ^^^
separatione het eigendom van de vruchten ver«-
Wanneer nu evenwel het eigendom en het bezit e^^^^
zaak gescheiden zijn, en er een strijd tusschen
naar en bezitter te goeder trouw ontstaat, die
Backe beide het Jus percipiendi hebben,
dat de laatste het eigendom van de vruchten vegt;
1 Backe, L. 3. Caput. 1—3. Lib. IV. C- I-
zijquot;\'
bezit\'
De voorgaande verklaringen bemoeijen zich
Omdat li-
^it der ^^^ bezitter der vruclitdragende zaak het be-
■Dpy«^^^^^^®^ boven den eigenaar voor heeft\',
^ze verVl ■
eerst stelt ^^^^ echter is geheel onvoldoende. Voor-
^y® da^ geheel willekeurig, zonder een enkel be-
P\'^^sessor^^L^\'quot; ^^^ geven, dat en eigenaar en b. f.
de E^g^^^ Jtts percipiendi hebben; ten tweede is
strijdio.nbsp;^^^^ een bezit, van fructus pendentes,
reeds ^nbsp;^^^ bet bezit, zoo als wij dit
^llesnbsp;bij Savigny hebben opgemerkt. Maar dit
otü datTnbsp;dan nog zien wij niet in, waar-
opnbsp;dat de bezitter der vruchtdragende zaak
zijn dnbsp;^ou vooruit hebben, eene reden kan
^^ overigens gelijke omstandigheden, den
\\Yelnbsp;^y^ i^egt op de vruchten versteekt. Er is
actugjg ® ^^ de Pandecten van het voorregt van den
in gevquot;^! bezitter boven den regthebbende op het bezit,
ïtiaaj ^^^ ^^^^^ ^^^ eersten niet vitiosum is,
®^rekk ^nbsp;geenszins voor ons geval tot bewijs
^ijn ^^^^ eigenaar tegenover den bezitter van
^..\'^gen zaak staats
frn^t^^ ^^rklaririg van de verpligting tot restitutie der
.^^^J^xstantes mag evenmin gelukkig genoemd wor-
\' B
\'^^\'\'^epis^\'nbsp;fructus Titius b. f. emtor: jure autem
ejüsnbsp;videtur: nam justa apprehensio est, ut diximus,
\'atignbsp;qui bona flde percipit ....; nec minuitur vis aequi-
^\'^ntenbsp;fructibus, ut in ipso fundo diximus minui, altera ob-
\'^\'^ödonbsp;domini, aequitatis ratione; quoniam, ut in ipso
quot;\'P^onii domini, ita in fructibus, Titii b. f. emtoris an-
.nbsp;et in pari aequitatis causa is videtur praeferendus
2nbsp;jquot;® apprehenderit.
3l. „nbsp;Bl. 61—63. Backe namelijk beroept zich op
19- 1- de act. empti, waarin het geval behandeld
personen dezelfde zaak bona fide is getra-
r, ^^^\'■\'^èn. Zie over deze plaats Savigny, S. d. h. E. R ,
■ 368.
den Met de vindicatio namelijk, zegt Backe
staat er een zekere strijd tusschen den bezitter
goeder trouw en den eigenaar over de geperci^^ ^^^
vruchten. Aan de eene zijde is het billijk» dat ^^ ^^^
zitter de vruchten behoudt, die hij »ex
gula, prodita semel aequitatis ratione,quot; iu ^^^^
verkregen heeft, aan de andere zijde echter ^ ^^^^
de aequitatis ratio evenzeer, dat de eigenaar niet ^^^
stoken blijve van de vruchten, die zijne zaak ^^^
tusschentijd heeft afgeworpen Op welke wijze ^^^
hij die echter terugvorderen? De reivindicatio ^ ^^^
niet instellen, want formeel is de bezitter eigenaar^ ^^^
worden, »unde fit, si ferre ita aeqnitas videatur»
»cuperet fructus ille, ut per obligationem ei sub
»dum sit, dandam inter b. f. possessorem et no
»ad hoc, ut reddat b. f. possessor, quod acquisivi ^^
»tuum dominium (nisi consumti sint)quot;
Daargelaten-
hoe verre eene zoodanige specialis obligatio overeen
stig is met de Eom. uitspraken, zoo schiet de a ^^^
tige vraag over, waarom die zoogenaamde aequitas
wijlen den eigenaar, somwijlen den bonae fidei p® ,
sor bevoordeelen zal. Ziin toch de vruchten ver
de
of verteerd, dan is al het voordeel aan
» Backe, BL 170—183. C. 5. L. 4.nbsp;yu
2 BL 172. Ac nec eae desunt causae, ubi simul existant^
minii acquisitio et restituendi obligatio, non ex ^^^^^^^^ so^\'^
rationibus, h. e. stricti juris altera, altera aequitatis, se^ ®
do-
aequit. ratione.nbsp;, jerö
BL 173. — fructus suos facere qui jure percipia\'j ^^^ ggge
alienam apprehendere qui bona fide apprehendat, —nbsp;^ pos-
ut fructus (exstantes) dominus recuperet quos perceper\' ■ ^^^gn
sessor: quae singulae (regulae) verissimae sint, io
coacto singularum effectu tales possunt rerum fignr^®
ut tollat vim alterius altera. Zie verd. BL 174.
8 Bl. 17,5.
ont\'
te
■rde
Iii
den b. f. possessor, die niet gedwongen kan wor-
es^- ^^^ ^^ restitutio ejus, per quod locupletior factus
pjj\' ^^^^ oogst nog in de schuren, dan valt alle arbeid
Qïen^^^^^^ ten voordeele van den eigenaar. Teregt mag
alle;
ook met Hüschke en Heimbach \' het
fioe^^^^^^^^ van zijn overigens zoo voortreffelijk betoog
Hüschke, die den b. f. possessor slechts een domi-
^ revocabile toestaat, verklaart dit op de volgende
^^J^e • Zoo lang als de vruchtdragende zaak door iemand
trouw wordt bezeten, is zij te vergelijken
»ch S^^S\'igene. Door deze gevangenschap, »wel-
^ \'es ein dem natürlichen Eechte gemäszer Zustand ist,quot;
Va^^^ ^et door hem zoo genoemde »Verhaltniszleben
^ quot;len eigenaar zur Sachequot; op. Yan daar dat de
• possessor geen consensus van den eigenaar meer
heeft om de vruchten van de zich in gevangen-
Ver? ^^\'^indende zaak te trekken®. Dewijl hij nu
Van zijne zijde jure de vruchten percipieert,
»j hij door de aangrijping daarvan eigenaar, »Der
^^üchterwerb beruht darauf, dasz der b. f. possessor
In rl
üer fructnum perceptio die Frucht gleich einer
nullius von der Sache selbst durch Besitzergreifung
quot;erwerbe.quot;
Bi
, y deze verklaring willen wij slechts doen opmer-
dat de bezitter te goeder trouw niet alleen per-
quot;l^^^Jl^^^niaar ook separatione het eigendom der vruch-
^ Öüschke, El. 198. Heimbach, BI. 239.
hüschke, Bl. 209. Die Erüchte dagegen musz er erwerben
Wei]
er selbst von seiner Seite sie jure percipirt,
2) da er sie von der Sache gewinnt und nicht von einer
I\'erson (deren Verhaltniszleben zur Sache durch die b. f.
possessio aufgehoben ist), auch kein Consens zur Percep-
tion nöthig ist.
dit dan
ten verwerft. Waarom nu verder de bezitter te goeä^
trouw het eigendom van de vruchten op het oogen ^
der litis contestatio verliest, poogt hij aldus op te
deren:
ist
»Wird lis mit den b. f. possessor contestirt, so^^^
»dieses zu betrachten wie ein postliminio reverti
»res b. f. possessa und zwar in Beziehung
X--------- 7
»als Erüchte bei ihm sind, so fällt jetzt, weil sie
»mit der causa, dasz das Postliminium nicht einti
» würde, erworben sind, ihr Eigenthum ipso jure an
»Eigenthümer der ganzen Sache zurück.quot;
Hoe vindingrijk deze doorgevoerde vergelijknig ^
een res b. f. possessa met eene zaak in gevangensc
ook moge zijn, zij is geheel willekeurig en wordt o ^
geen enkel bewijs ondersteund\'. Hoe verder de frat^^^
exstantes ipso jure aan den eigenaar kunnen ter\'ig ^
len, terwijl dit met de hoofdzaak in geen geval gese
den kan, is evenmin regt duidelijk. En wanneer
nu gebeurde, dat de bezitter te goeder trouw de
tus exstantes aan derden verkocht, dan zou volgens H^i® ^^
ke de eigenaar de bevoecfdheid moeten hebben die
•nbsp;\'u beWiJ®
eene vindicatio\'\'op te eischen, iets, waarvan he.^ quot; ^^^
nog vruchteloos is geleverd geworden. De fructus ^^
stantes toch kunnen niet dan met de vruchtdragen
zaak worden opgeeischt.nbsp;^
Ge-
» brauch der Sache, welcher auch im Eigenthu®
Gefeo-
» und worauf allein die Wirkung der gerechten
»genschaft sich erstreckt.quot;
Zijn er nog fructus exstantes, »so sind diese
»Eigenthum des b. f. possessor; allein wenn sie noc
- -nbsp;- \'e nur
tretequot;
den
Heimbach houden wij evenmin gelukkig geslaag •
Zie ook Windscheid, BI. 73. Heimbach, B1.-240-
-ocr page 101-te ynbsp;hij, om het eigendom van dezen
-aren, kan met de vruchtdragende zaak »schal-
Hnn 1
quot; er H ^ quot; ^^^^ willekeur, »weil er glaubt, dasz
goeder^^^ Sache geworden sei.quot; Dewijl nu bij land-
quot; (de ^^^ ^^^^ verbruik onmogelijk is, »so bleibt ihm
possessor) in Rücksicht des Grundstückes
den Theil der Disposiiionsbefugnisz vorbehalten,
»}•■nbsp;Natur der Sache an Grundstücken zu-
\' neulich das Veraüszerungsrecht und die Befug-
Jlis7 quot;El ••
^^\'^bte aus der Sache zu erzielen,
quot;nis ^^ Zusammenhange (nu verder) der Befug-
^ Früchte aus der Sache zu erzielen mit jener
quot; facr^\'^^^^^ des Besitzes erklärt sich auch ganz ein-
»f...nbsp;man den redlichen Besitzer die Sach-
^^^ Eigenthum slechthin überwiesen hatquot;
het ^\'\'^den dit echter niet geheel juist, want uit
^ regt van met de zaak te kunnen handelen naar
toj^ vloeit hoogstens voort, dat men ook de vruch-
denbsp;^^^^ verbruiken, maar geenzins, dat
^^^ ^ bitter te goeder trouw er eigenaar van wordt, en
^\'erd^\'^ de vroegste tijden het bezit nimmer gedacht
evenbsp;» die Nützung der besessenen Sache quot; ^ kan
doto ®^rekken tot verklaring van het formele eigen-
^ dat de b. f, possessor van de vruchten verkrijgt.
Wijze, waarop hij de restitutie der fructus ex-
® tracht te regtvaardigen, is volkomen mislukt,
geheele redenering komt neer op eene petitio
Omdat, zegt hij, de vruchten, die nog overig
\' slechts met de vruchtdragende zaak kunnen wor-
^ ^ opgeeischt, worden de vruchten als deelen der zaken
Yan daar, dat de vruchten nog altijd, d. i.
änbsp;Bl. 248—252, in verband met 243.
Z\'e Bl. 243.
-ocr page 102-»Ziehung zum Grundstücke behalten
nu de vruchten slechts met de vruchtdragende
kunnen worden opgevorderd, wordt niet gezegd. ^^
von Vangerow leidt het eigendom van den bezittel
goeder trouw van het gefingeerde eigendom af, ^^^^^^^^^
de vruchtdragende zaak heeft. »Eben im Folge f
»Eiktion,quot; moeten nu de vruchten in het volle eig^^^
dom aan hem toevallen ^ Maar aangenomen eens, ^^^
het Eomeinsche Eegt den bonae fidei possessor
girter Eigenthümer behandelt, dan nog dient het ^
klaard te worden, waarom juist in het vruchten tre ^^^
van de zaak de b. f. possessor met den eigenaar is
lijk gesteld. Wat verder betreft de fructuum exstan
restitutio, hij vergenoegt zich met de opmerking\'
hij daartoe verpligt wordt door »eine officio J
»eintretende Obligationquot;
Puchta laat ons evenzeer onbevredigd.nbsp;^^^^
Ofschoon wij met dezen erkennen, dat het niet
wijzen van het eigendomsregt der vruchten aan
b. f. possessor vele practische bezwaren ^ ten ^^^ ^^^
zou hebben, zoo wordt daarmede het eigendo® °
niet theoretisch verklaard. Van daar dan ook dat -c ^
het meer als eene uitzondering laat voorkomen^
Waarom de b. f. possessor verpligt is tot restitutie
~nbsp;r- dscbsid?
^ BL 49. Zie liiervoren BI. 30—52. Voorts WiO =
62 -64.
® V. Vangerow, Pandecten, I. BL 703.
3 Bl. 705.nbsp;.
^ Windscheid, BL 68, merkt hierbij niet ten onregte op^-^
»nügte es nicht, zu bestimmen, dasz er nach Erlöschen
» dication auf die Hauptsache auch wegens der Früchte nic gt;
»beunruhigt werden könne enz.?quot;
Puchta, Inst. II. 702—704 en 706.
Be-
zoolang zij in rerum natura zijn, eene »gewisse
Maar waaro»
gaaii
den
der
®^stantes, daarvan geeft hii volstrekt geen re-
^^^öschap.
^nbsp;gßi\'aadpleegd, is evenmin gelukkig geslaagd,
quot;nothnbsp;besitzende Nichteigenthümer aber gilt
quot;dernbsp;rechtgemäsz wollende; erst von
»istnbsp;possessor
quot;Von ^^nbsp;solcher gelten kann, also
quot;ode ^^ ^^ fremde Gehörigkeit der Sache weisz,
■quot;ibtünbsp;^^^ Litiscontestation, ist sein Wille, die
die Separation zu Eigenthum erworbenen
der fremden Sache zu behalten, sie nicht
jj^^^^^\'^^ \'^aussa rei gehörig gelten zu lassen, selbst ein
»Vnbsp;daher musz er die noch unverzehrten
^^andenen restituieren.quot;
^ |Grmede worden echter beide moeijelijkheden niet
erd. Want waarom de bezitter in betrekking
Vruchtgenot
der zaak nitshiitenä als de »recht-
^\'ollende quot; melden moet, en waarom het» rechts-
9 5.
\' IS, datgene wat hij in eigendom verkregen
®nicht als cansa rei gelten zu lassenquot; wordt
Verklaard.
En\' wat het eerste betreft, zelfs eens
j^.^^^^\'nen, dat de bezitter mtsluUend de »rechtge-
^ ^^^Isndequot; is, dan nog zien wij niet in, dat deze
tennbsp;zou zijn, om het eigendom van vruch-
te verkriio-n« i
•ygen
oveftjj-
(IHiII clc}ltGT66D.Volj^GnS tot d.6 stclll^G
Op ^nbsp;gekomen, dat het de regtswetenschap tot
(ien ^^ huidigen dag niet heeft mogen gelukken om
\'quot;quot;aarnbsp;d® wijze te verklaren, waarop de eige-
^\'quot;\'^cht^^^\'^^ als de b. f. possessor het eigendom der
verkrijgen. Evenmin heeft nog de verpligting
Pandecten, II, Bl. 136.
Inbsp;cle laatste dien wij omtrent deze vragen
hebb,
\'en
er
^ot het
beeft,
iiiet
tot restitutie der fructas exstantes eene goede
sing kunnen vinden. Na al deze vergeefs beprquot;^ ^^
onderzoekingen kan het wel niet anders of wij do ^^^
ter naanwernood eene nieuvre poging wagen offl ^^^
------------------- -------i-^ö^^b quot;quot;O-nbsp;^oe
zwaren en moeijelijkheden op te lossen, die tot n » ^^
de volledige beantwoording der gestelde vragen ge ^ °
hebben doen mislukken. Maar daar wij de groote
zaak in de verkeerde opvatting van het bcgwp
Hg vax-inbsp;-nbsp;„
vrucht en de niet genoegzame doorvoering
in de verschillende stelsels meenen gevonden te ^^^
ben, zoo gelooven wij ons daaraan niet te
trekken, in de hoop dat het misschien aanleiding
op nieuw de aandacht op deze belangrijke punten
ons onderwerp te vestigen.
eet
§ 3.
nieuwe poging tot vebkiaeing zoowel van
eigendom dat de eigenaak, als db beziïte»
goeder thouw van de vlluchten veekbu®\'\'^\'
het
Bij het behandelen der verschillende stelsels
eigendom van den bezitter te goeder trouw te ver
ren, zijn wij al aanstonds tot de overtuiging ge^^®^quot;\'
dat het punt, waarvan bijna alle schrijvers zijn
gaan, nimmer tot een gewenschten uitslag leiden
allen gaan meer of min van het denkbeeld uit dat het ei»^^
naar zijn der vruchtdragende zaak beslissend
vraag, wie het eigendom der vruchten verkrijgt\' ^^
het kan wel niet anders of bij derereliik
uitgangsP\'^\'^
1 fronquot;\'
moet het eigendom van den bezitter te goeder ^^
een onoplosbaar raadsel blijven. Wij houden he ^
echter voor, dat dit niet alleen roet de zuivere theo
^an hej. .
ïiefft n- ^ ^^^ vrucht, maar ook met het Rom.
ö\'\' niet o-npri
gelijl,nbsp;overeen te brengen is, dat tot een der-
lu\'nbsp;geen aanleiding geeft,
deze aiig. • ^^ bet begrip van vrucht leerden wij
na ^^\'la^igrijke stelling kennen, dat de vrucht
daar,nbsp;afscheiding regts-objekt worden kan. Van
tiiilli^g ^^ juridieken zin volkomen met eene res
daniggnbsp;kunnen worden gelijk gesteld, eene zoo-
breekt\' ^^^ ^^^ regtstoestand ten eenenmale ont-
\'(^rig\'^ tegenoverstelling van gewone deelen eener
geen ij ? ^^^ondering op het eigendomsregt volstrekt
^\'\'\'^^ïsch- v^^ beeft, Yan daar, dat wij het meer dan
Van denbsp;vinden, dat zelfs in de vroegste tijden
ten slecbtnbsp;^^^ Romeinsche Regt de vruch-
den Tj. ^ wijze van occupatio in eigendom kon-
Oflho
bronjjgj^ ^^^nbsp;enkel spoor in onze regts-
dat de ^^\'^treffen, waarin het blijkbaar doorschemert,
Seweest^\'^-^^^^^^^ ^^^ de vroegste tijden de éénige wijze
vifidt j ^^^^rop men eigenaar van vruchten werd,
grond • ^^^ onderstelling echter hoofdzakelijk haren
^Yjjnbsp;aard der zaak.
^\'^öaardi^^^^^^ ^^^^^ t™ allen tijden het een ei-
is, Qj^ ^^ kenmerk van het\' Romeinsche Regt geweest
Occnp^y*^^ ^odi acquirendi zoo veel mogelijk tot de
niet denbsp;te brengen, en hoe dit zamenhangt
\'\'ïelcknbsp;opvatting van een volk nog op be-
dat ei lagen trap van beschaving en ontwikkeling,
2it ui^j, ® zonder feitelijke aangrijping van het be-
kan worden verkregen.
ïïet
^ ehoeft nu zeker wel geen betoog, dat de eige-
^^^^l^tdragende zaak als de uitsluitend bevoegde
^erd door occupatio de vruchten in eigendom
-- 98 —
te verwerven. Maar daar toch de feitelijke aangr\'jP ^
van de vrucht gevorderd werd, om er eigenaar
worden, is het zeker van lieverlede door de regt®^
Tnpt.
schap ingevoerd, dat de eigenaar separatione nei- »
der vruchten verkreeg, onverschillig of de ais ^^^^
door het toeval of door een onregtmatig feit v
den geschied was. Het is lang niet onwaarscWJ ^^^^
dat hierop de woorden van Julianus doelen,
hij in L. 20. § J. D. 23. 1 zegt:nbsp;^^oi
Porro bonae fidei possessor idem jus ha
domino praediorum trihntum estnbsp;^^^ vi?ij
De belangrijke vraag evenwel blijft over, ^^
ons nu geleidelijk die verandering hebben
len, ten gevolge waarvan de eigenaar het eio
der vruchten separatione verkreeg.nbsp;ptseb^P
Een naauwkeurig onderzoek naar de ver ^^
tusschen de eigendomsverkrijging
separatione
verkrijgen van eigendom occnpaiione zal ons ^^ ^^g
schien helder kunnen maken. Wij hebben tot ö ^^
de vruchten op abstract juridieke wijze beschot ^^^^
ze toen met res nullius gelijk gesteld.nbsp;^ij
zij, zoo als wij vroeger gezien hebben, zoo
namelijk nog in organischen zamenhang met de ^^^^ ^^^
dragende zaak ontwikkelen, hoewel niet ondei^ ^^ ^^^
midäelijhen^ toch onder den mi ääelißeT^ «iv^^ ^
den eigenaar, dit is dus in het geval, datnbsp;jnquot;
bezitter is. Alleen dan toch bestaat die fe\'\'- ®
vloed, die niet mogelijk is, zonder de volkomen
_____^^^ v-oorquot;
I Bij Dankwardt Bl. 45 vonden wij do zaaknbsp;ofoquot;quot;®quot;\'
gesteld. Aan hem ontkenen wij echter denbsp;ju lie\' ^^^
het woordje tributum. Het behoeft geen betoog, ^^^^^^ jjiti ^^^
val de eigenaar de vruchten percipiëert, hij in den
woords de vruchten suos facit.
bes
echte:
\'\'Hilter dnbsp;vruchtdragende zaak. Zoodra
®taannbsp;separatio de vrucht een afzonderlijk be-
gekee/^^^^®®®^^ heeft, houdt de feitelyke betrekking
Opnbsp;v^n daar, dat zoowel feitelijk als juridiek
^^ödeld ^^^^^^^^^ de vrucht als res nullius moet be-
^^ betnbsp;vroeger zeker niet dan door occupatio
Zaak fnbsp;van den eigenaar der vruchtdragende
het p- ^^ Toen men echter later den eigenaar
kendenbsp;\'\'\'\'\'\' vruchten van zijne zaak toe-
den fnbsp;oogenblik, dat de vruchten zich aan
die hnbsp;invloed dreigden te onttrekken, was met
^%endo ^^ ^^^ grond de verwantschap van deze
^^^broknbsp;de occupatio in geenen deele
^^^ wezen namelijk van het verkrijgen van
lijlj. door occupatio bestaat hierin, dat men feite-
ttiag^ h ^nbsp;^^^^ regts-objekt is, onder zijne
^olstrejj^^^\'^^\'\'\'nbsp;kennelijken wil, om er de meest
het ^ ^^^rschappij over te voeren. Dit is evenzeer
Parctti^^quot;^ ^^^ verkrijgen van eigendom door se-
geejjnbsp;vrucht, wanneer zij afgescheiden is, heeft
ïesnbsp;daarin staat zij das gelijk met elke
^^^üius. Maar
titihj^gnbsp;Maar daarin verschilt zij van de res
Zekejg^\' ^^^ ^^^ reeds vóór haar afzonderlijk bestaan in
tot een regtspersoon gestaan heeft,
als magthebbende over de vruchtdragende
«aak \'^^^kt ook naar willekeur over al wat in die
hetnbsp;wordt. Dit feit nu kan noch mag door
lijk g^i^^ ^^^nbsp;verloren worden, en even natuur-
is, dat hij, die het eerst over eene res
^^^ïVan ^^^^ ^^gtmatige magt uitoefent, het eigendom
aati knbsp;even natuurlijk is het, dat de vrucht
^\'ordt toegekend, die op het oogenblik der
ö een regtmatigen invloed over de vrucht uit-
7*
Aikici
dat de
zaak zich aan den feitelijken invloed dreigt
ken, moet ook het Regt daar zijn, om den reg
te
res
bezitter van de vruchtdragende zaak de nova ^^^^^
verzekeren. Alle eigendom grondt zich op t^^S \'
schappij. Zoo lang de zaken zich nog buiten den^^
der regts-objekten bevinden, worden zij allen ^ ^
cupatio binnen dien kring gevoerd. Hij (^i® ^^
de hand op zulk eene zaak legt, die om zoo
ken, het eerst er bij is, wordt eigenaar. \'tkorfle\'^\'
Om de verwantschap des te beter te doen m ^ ^^^
willen wij thans de punten aangeven, waarin ^J
elkander verschillen.
Vooraf zullen wij het essentiele, dat het v® ^^qai\'
van eigendom door occupatio met de frnctuutn
sitio separatione gemeen heeft, aldus fo^iquot;quot;^^®^®quot;\' joio
a. Door occupatio kan men alleen zaken in eic
verkrijgen, die nog geene regts-objekten zijquot;-
Ook de vruchten zijn in dat opzigt res
h. Het eigendom van eene zaak, die nog ^^^quot;^j.gjjjke
objekt is, valt aan hem toe, die zich in eene ^^
1 -f HßP^
betrekking tot de zaak gesteld heeft, met n^t,
oogmerk, om daarover de meest volstrekte h^ers
zoo
uit te oefenen.
renaar^
Ook de bezitter te goeder trouw of de eige\'^\'quot;- ^^^^^
hij tevens bezitter is van de vruchtdragende \'
op het oogenblik der afscheiding in eene fei^e
trekking tot de vrucht, met het oogmerk otn ^
uitsluitend toe te eigenen, tot de zijne te maken
tus suos facere).nbsp;-krijquot;quot;^\'^\'
Het verschil nu tusschen beide eigendomsveL
gen is evenzeer tweeledig.
oefent. Op hetzelfde oogenblik toch,
steif ^^^ ^^^ verkrijgen van eigendom door occupatio
^^ zieh de
occupans in eene onmiddelijke betrekking
zaak.
t
bitter d ^ ^^^^tuum acquisitio separations staat de be-
midj vruchtdragende zaak noodwendig in eene
j betrekking tot de vrucht.
^^^ verkrijgen van eigendom door occupatio
j^jj d ^^ eigendomsregt te gelijk met de toeëigening.
gescb\' A ^^\'^^tuum acquisitio separatione kan dit eerst
Dit ^^ ^^^ oogenblik der afscheiding,
Wantsßj^^^®®^®^^» verschil echter heft de essentiele ver-
op^ g.^ï* tusschen beide eigendomsverkrijgingen niet
niet beiden toch is factische aangrijping, hoewel
^ve^^^zeer onmiddelijk, van het nieuwe voorwerp.
van elkander slechts in eene wijziging
^aarnbsp;beiden gevorderde feit, en in den tijd,
is l^et regt zich aan het feit aansluit. Van daar
re^ dnbsp;te verklaren, waarom de compilato-
acq^-^ t\'ructuum acquisitio separatione onder de modi
^^^deld I ^^^ naturali naast de occupatio h^hhen be-
Vreemd is het evenwel, dat de fructuum per-
3a, J Inst. II. 1. L. 6. D. 41. 1, Voorts hiervoren BI.
•üoiij ®nbsp;^vordt evenzeer de fructuum perceptio onder de
\'ititH\') ij ^^\'idi jure naturali originarii, qnod appeüatur jus gen-
7nbsp;vóór de traditio, tusschen de accessio en de in-
® het geheel ten onregte, dat Puchta het verkrijgen
■^^.t n^gj^ onder Accessio behandelt. Op het oogenblik toch
®i6n ditnbsp;quot;^vordt der vruchten, houdt de accessio, indien
^aalj ^ noemen wil, tusschen deze en de vruchtdragende
I \'nbsp;Vangerow behandelt de fructuum perceptio ter-
gen ^^
occupatio, Böcking na de inventio van thesauri. Aan
®erste
moet onzes inziens onbepaald de voorkeur worden
Ooknbsp;Instituten, op hoe weinig systematische orde
itivenbsp;mogen maken, wordt de fruct. perceptio vóór
^^nbsp;thesauri behandeld. Overigens is het duidelijk dat
atorea de fructuum perceptio zonder nadenken onder
tot de
andei®
ceptio van den bezitter te goeder trouw op een ^^^
plaats is behandeld. Opmerkelijk toch is het,
de vruchten eerst gesproken wordt na den buit.
1, , . 1.., , , , , . . 1 _ viiann
zijn goed niet geëerbiedigd, hier is
wordt de feitelijke betrekking tusschen den vija
Ce feitelijk^ ^^
trekking, waarin de bezitter te goeder trouW ^^^^^
nog hangende vrucht staat, voldoende, om hem
alle anderen het eigendom daarvan toe te kennen ^^^
In de eerste tijden nu van de ontwikkeling ^^
Eomeinsche Eegt, toen het Bezit nog geen
Instituut geworden was, kan het niet anders ^^ ^^
zal de eigenaar als de uitsluitend regthebbende
vruchten beschouwd hebben. Toen evenwel het ^^^^
eene zelfstandige plaats onder de regts-instituten
is zeer waarschijnlijk de vraag geopperd, wie de ^
ten in eigendom verkreeg, de eigenaar of de re-j^ ^^^^^
bezitter der vruchtdragende zaak? Het antwoox
^ ,nbsp;„nbsp;__nbsp;■—gt; idem J
■f]n
het
est
niet
aeo
wij bij Julianus: Bonae fidei possessor autem
habet, quod domino praediorum tributum
daarmede was het beginsel gehuldigd, dat --
eigenaar- maar het bezitter-zijn van de vrucn » ^^^
ridom
zaak beslissend is voor de vraag, wie het eige
vruchteti verw^erft.
nog toe gesproken van den regtma-
^ruchtnbsp;Alleen hij toch wordt eigenaar van de
zich nquot;^\' ^^ zonder reden, want het Eegt slnit
de ^g ^^ ^^^ onregtmatig feit. Hierin verschilt
Vooïtdnbsp;perceptio, dat bij de eerste het
^özitten gedurende eenen bepaalden tijd
\'^zaïnelinbsp;terwijl bij de laatste elke oogst, elke
^i^uwg ^^^^^nbsp;nieuw eigendom van eene
boiia fid^^^^nbsp;Yan daar dat ten opzigte van de
\'\'^itinm ^bquot;nbsp;usucapio slechts gelet wordt op het
het O \'nbsp;perceptio op de singula momenta. Op
eeu gnbsp;derhalve, dat de bezitter vermeent, dat
denbsp;^^^^nbsp;^^^
^^ordeel\' ^^^nbsp;langer zijn bezit tot zijn
^aulnquot;^ ^^^^^»«ien. Zoo houden wij de uitspraak van
^at^ d^ ^\'^naponius voor de juiste \\
cit ^ \'bezitter te kwader trouw,ïzöm/a-
is eene^^^^ herhaaldelijk in de Pandecten gezegd. Het
\'liet b ^^^\'^^d^akelijke uitzondering op onzen regel, dat
denbsp;^^dendom, maar het hezit beslissend is voor
daQ ^nbsp;vruchten in eigendom verkrijgt. Zoo
^^^cht^ ^^^^^ter te kwader trouw geen eigenaar der
doijj ^^^ ^\'ordt, houden wij het er voor, dat het eigen-
wordt door hem, die bewijzen kan uit-
op het bezit der zaak te hebben, op
^ordtdat de vruchten afgescheiden zijn. Er
^^^chtd^^^\'\' gevraagd, wie de formele eigenaar is der
2it toejj^^^^^^\'^®nbsp;h®\' regtmatig be-
^^^chtd Het bewijs van het regt op het bezit der
dej ^^gende zaak is genoegzaam, om het eigendom
^^^^^^^^^ten van den malae fidei possessor op te ei-
\' Bl. 42-44.
-ocr page 112-sehen
Ofschoon wij hiervan gceiie bepaaldenbsp;^^
in het Romeinsche Regt hebben kunnen vinden, ^^^^
houden wij dit evenwel voor de meest billijke o})quot;^^
sing. Zoo gelooven wij dan ook, dat zoo in bet g®^^^
van L. 14. Lib. 6 § 2. de bezitter der vtHchtdrage»!^^^
zaak het bezit later vi vel dam verliest, niet de eJ^^^
naar, maar de vorige bezitter de vruchten van de
f. bezeten zaak met eene vindicatio kan opeischen \'
Zoo is dan het bezit de grond, waarop het eigen
der vruchten verkregen wordt, en niet het form^
nog door velen meestal wordt g
als
zoo
ce-
eigendom,
leerd.
heb\'
Niettegenstaande onze theorie de schijn moge ^^
ben geheel op haar zelve te staan, vindt zij
hare wortels bij enkele schrijvers verspreid.
Van der Keessel in zijne meer aangehaalde
tio is de eerste geweest, die ons op dien weg g®
heeft. In de § 11 bespreekt hij de vraag an
haberi debeat pro parte matris? en terwijl hij S V.
dat er menige uitdrukking bij de Romeinschenbsp;^
geleerden gevonden wordt, die tot een toestem»^\'^^^
antwoord zou kunnen leiden, betoogt hijnbsp;^gi
alleen de ontkennende beantwoording der vraag ^^
de uitspraken van het Romeinsche Regt overeen
brengen is.
»Nusquam,quot; zegt hij, »quantum scio diserte ooce
cbtdf^\'
1 Evenzeer jis het bewijs van het actuele bezit der vr ^^
gende zaak voldoende, om de gestolen vruchten le
diceren. Zoo men toch bewijzen moest eigenaar der ^^quot;\'\'^jqu»\'
Sende zaak te zijn, zien wij niet in, hoe de bezitter te goeder
ooit zijn regt, dat hij op de vruchten verkregen heett,
nen uitoefenen.
\' Zoo als wij gezegd hebben, vinden wij het geval nieti»
Sseslist en de zaak over het algemeen vrij twijfelachtig-
irnrrin ^^ partus nondum nato habere locum. Quin
iion \\\\
de ^ \' Obscure contrarium innuunt; en aanhalende
eolljo-i \'nbsp;^^^ hij, »unde non male fortasse
^on ^ero-^^^\'^^^^ ^^^^nbsp;acquiri, antequam sint nata:
rn partu dominium jam a con-
acquiritur demum postquam partus est
tiis n ^^ ^^^^ verder: »Hinc etiam est, quod par-
ex ^^ natus non possit possideri, ut colligi potest
f \', ^ I\'- de publ. actione, ubi dicitur partum
tUs ^tivae, qui apud bonae fidei emtorem concep-
dojjij^. quot;quot; Possessum ab eo non esse. Si Icti admisissent
Ilia ^^ partu nondum edito, eam ob rationem
i^ubjectn^nbsp;P^^® matris etiam domino matris est
^^oqnnbsp;dubio eandem ob rationen possessionem
dixjgg^ partu tamquam parte matris locum obtinere
^silrnbsp;potest argumentum ex L. 4. de
^^cill ^ ^^^ stipulatione rem dari, dicitur non contineri
tuin partum, evidentissimo indicio non haberi par-
^^Pro parte matris, quod ad effectus dominii attinet.quot;
^^^ag blijft nu evenwel, wanneer de partus geen
Wgjj^^^^tris is, evenmin als de foetus van een dier, op
quot;^^arva T verkrijgt dan de eigenaar het eigendom
quot;nbsp;antwoordt van der Keessel:
ni^j^ ^^^ disquiram, quanam igitur ratione domi-
Inbsp;1 .^\'^^^^^atur in partu et foetu ex ancilla et ex
^nbsp;Posset mostris edito. Eortassis non male statui
■nbsp;tiQinbsp;quoddam oecupationis hic obtinere, praeser-
ad ig^*^ ^^ t\' Inst. de rerum divisione a § 13
■nbsp;^Ppar^ ^^nbsp;adquir. rerum dominio a L. 1 ad 6
1
dutn •nbsp;primo fuisse et unice de oceupatione,
§ 20 Inst. et L. 7. § 1. D. dd. tt. pergitur
\' Y-
der Keessel, C. II. §. 2. Bl. 17.
-ocr page 114-jjgjxipe
ad alterum modum adquirendi ex Jure Gentium, ^
accessionem. Hanc tamen occupationem non ^^^
telligi velim, ac si ejusdem plane dt inäolts cttf^
(linaria occupatione, quae unicuique homini- t»®
m
■vfat
in
ibnit»
alieno quam in proprio fundo jus adquirendi tn
etc.quot;\'
Zoo zien wij reeds van der Keessel
uitspreken\'
later von Scheurl schreef: »non ergo cö»^^®®
• • sed ^
partu dominium jam conceptione adquisitum,
quiritnr demum postquam partus est editus.
Van daar, dat hij naar de ratio zocht,
naturali
de occtt\'
ohti\'
eigenaar eigendom verwierf van den partus
en hij noodwendig tot een acquisitio jnre
moest komen, die het meest zich aansloot aan
patio. »Fortassis hic jus quoddam \'^ecupationis ^^^^^
nere.quot; Jammer dat hij zich niet verder met de ^^^^^
heeft ingelaten. Eens toch toegestaan, dat de
» quodammodo occupationequot; eigendom der
vruchten ^
krijgt, kan het niet anders of een naauwkeurig on ^^^^^^
naar de verwantschap der eigendomsverkrijging .
iione en separatione leidt tot den regel, dat het be ^^^^^
zaak beslissend is voor de vraag wie eigenaar der ^^ ^^^
wordt. In den laatsten tijd vonden wij bij ^ ^^^
den meesten steun voor onze verklaring. Pez-^j ^^^
als wij gezien hebben, beschouwt de vrucht eve ^^^
als een deel, maar als een geheel nieuw indiVi
men van de vruchtdragende zaak als het ^^^^
werft en geenzins van den eigenaar daarvan. \'
echter als de eigenaar door zijn hezit i^^
»Verhaltniszlebenquot; tot de vrucht staat, kan ni^ ^^^^
zonder zijn consensus de vruchten van zijne z
» Bl. 18 en 19.
-ocr page 115-Pei\'ci
\'P\'ei-en. T«
-IS evenwel door de b. f. possessio dat
naturali verbroken, dan ver-
quot;tinlli^gnbsp;possesor de vruchten »gleich res
Zoo alsnbsp;Besitzergreifungquot;
opgemerkt hebben, is hieruit niet te
^^l\'^rijo-t\' ^^ possessor separatione eigendom
^\'^^^n\'^datnbsp;inziens, ligt
ten v^jj ^ h®^ regt van den eigenaar om de vruch-
^P denbsp;^^^^ trekken verwart met een regt
^\'^iHus ^^^^^^nbsp;De vruchten »«« sic/iquot; zijn res
de ^^ lang als de organische zamenhang met
den aard^\'^^^^®quot;\'^® ^^^^ voortduurt, aan het Eegt uit
innbsp;^aak onttrokken; van daar zien wij niet
Ei-to.lquot;Verhaltniszlebenquot; een »eigenthümlicher
tl^rwerb d T?
maaktnbsp;-Frucht,quot; voor den eigenaar overbodig
^^P eenige wijze dat » Verhalt-
kannbsp;^^^ auch dem Eigenthümer gehort,quot;
j^\'^\'^rden opgeheven.
® tweede
^\'ij onzes inziens evenmin als de voorgaande door
op eene bevredigende wijze is be-
oiüdat „..quot;quot;^nbsp;^y te bespreken hebben.
de pnbsp;inz:
/Regtswetenschap
was dez\'
^itter^^^^^^nbsp;worden toegeschreven, dat de be-
eiogj^^ ^^ goeder trouw, niettegenstaande hij het volle
\'^itwnbsp;vruchten verkregen heeft, bij eventuele
^aak^\'^\'^^^^ verpligt kan worden met de vruchtdragende
^ de fructus exstantes uit te keeren ?
tg ^^i\'loopig hebben wij reeds gelegenheid gehad op
jj^.\'^^\'^^en, dat het eene het andere volstrekt niet uit-
die \' ^^^ formeel eigenaar van eene zaak wordt,
®en later wederom verpligt is te restitueren, be-
Bl. 208—210.
\' Öüsclike,
-ocr page 116-1 lieeft
hoort geenzins tot de zeldzaamheden. Backe
van reeds een enhel voorbeeld geleverdnbsp;jgrliiig®
De reden nu van deze oogenschiinlijh
verpligting laat zich echter langs
geschiedkundigen
misschien aldus verklaren.nbsp;^eö
Oudtijds is de restitutie der fructus exstan e^ ^^^^
eenemale onbekend geweest. Bij de EeivindicatjO ^ ^^^^
oude proces besliste het Judicium alleen over ^^^^
van eigendom. De Eestitutio cum omni ^au®^ ^^^
hiervan wel een dadelijk gevolg, maar werd nie ^^ ^^^
Judicium mee begrepen. Viel derhalve denitspr
nadeele van den bezitter uit, dan was eene
spraak noodig om hem, die de Vindiciae
tot uitlevering van de zaak cum omni causa ^^^^^^^
pligten. Volgens de wetten der XII tafelen ^ ^^^
hiervoor drie Arbitri benoemd, en zoo dan i ^^^^
ongelijkgestelde weigerachtig bleef tot uitlevernv ^^
oordeelden zij hem in het duplum. Datnbsp;^^^^
Biaar
m
had getrokken, of verzuimd had te trekken- tJ--quot;^ ^ ^^^
derhalve behoorden niet de fructus exstantes.
het oogenblik der litis contestatio is hij in culp^\'\'
dien tijd is hij tot niets aansprakelijknbsp;^^
XII tab. Si vindiciam falsam tulit ^ jji-
tor, arbitros tres dato; eorum arbitrio fm1^^^
plione damnum decidito.nbsp;75
Meer ligt er ook eigenlijk niet in de
omvatte het dubbel niet alleen van de schade, die
zijne weigering tot uitlevering was veroorzaakt^
ook het dubbel van de vruchten, die hij
1nbsp; Zie Backe, Bi. 170, 175.
2 Zie Puchta, lust. II. Bl. 592. Vooral Seü . ^
Bl. 302—304. Heimbach, 7 eii 8 Abhandlung.
ons bestek, dit uitvoeriger aan le toonen.
titiiitnbsp;»restituere is videtur, qui id res-
factusnbsp;habiturus esset actor, si controversia ei
^^hilleudnbsp;Van daar ook, dat anders de ver-
^^^ctug ^ ^^Palingen bandelende over de restitutio der
possessnbsp;van den malae zoowel als bonae fidei
^laar ^^ overbodig zouden kunnen geacht worden,
eerst ^daj^^^ Aamp;icanus in de Lex. 40 de A. E. D,
restit^^y ^^nbsp;possessor van de verpligting tot
b. f ^^ bevrijd, wanneer hij de vruchten niet alleen
Èn \' ^^^^^\'^^Piëerd, maar ook bona fide verteerd heeft.
Van bür^^?^
deze uitspraak rust op een fijn gevoel
quot;Wgjj bnbsp;^00 lang toch als ik in het vertrou-
zaalj; te^ eenige regthebbende op de vruchtdragende
afkoirj.\'tquot;^^\'^\'^\' ^^ over de vruchten, van die zaak
ïnajj^ ^aar willekeur beschikken en zal het mij nie-
^laarnbsp;\'Wanneer ik die vruchten heb verteerd.
Vrucijt^^^^quot;*^^^ ^^ de overtuiging heb gekregen, dat de
§oed ^^^ ^^ mijne schuren geborgen zijn, van het
^^^ derde zijn gekweekt, dan steekt er eene
ovejj,^. \'^^billijkheid in, om mij, niettegenstaande die
2 ^^ging, daarmede te verrijken,
tasnbsp;derhalve de meer milde geest van de aequi-
bgj, tegen de harde eischen van het Formele regt
Van V ^^^ ^^ kanten, is het niet te verwonderen, dat
de ^^^erlede de Judex den bezitter verpligtte behalve
dejj ^^^^^tdragende zaak ook de fructus exstantes aan
2oo ^^^^^^ar uit te keeren. Daarom moet men niet
honf]^^^^ \'heggen dat de eigenaar de vruchten met de
eio. ^^ opeischt, als wel dat zij ex officia Judicis den
^^^^^^toegewezen worden \\
(lenbsp;formula petitoria werd ook dc Eestitutio het doel van
gfif \'^^\'tio. Zoodoende nam de Judex de taak op, die vroe-
\'le Arbiters was opgedragen.
Maar hiermede wordt, wij bekennen het gaarne, nj^»
in geene deele verklaard, welk regt de b. f-
heeft, om het lucrnm, dat hem bijv. het
Het
der vruchten gegeven heeft, te behouden. -
echter zal zich vroeger weinig hebben voorgedaan-
algemeene regel toch is, dat men de vruchten, ^^^^^^
komsten van zijn kapitaal verteert. jSTaarmate die ^^^^
nemen, naar die mate zal men ook zijne verterm:,
uitbreiden. Daaraan nu moet het worden toegeschre ■
dat de b. f. possessor nimmer verpligt werd
en verantwoording van zijne inkomsten te » ^^^
Alleen op deze wijze toch zou men kunnen
hoeverre hij uit de opbrengsten van hèt goed, ^^^^
aan den regt matigen eigenaar moest uitkeeren, ^^
overgespaard. Voortreffelijk is daaromtrent hst ®
van Windscheid, sprekende over het
onverpligtzyquot;\'.
den b. f. possessor tot uitkeering van de ver e ^
vruchten. Volgens den natuurlijken gang van za
zegt hij, zal hij door de vertering der vruchten
rijker worden. Want de vruchten dienen meer ^
teerd, dan om overgespaard of tot kapitaal gevorm
worden.nbsp;^^
»Was Jemand im Jahre einnimmt, das
»für seinen und der seinigen Unterhalt, bringt s ^^
»Vermögen ihm in einem Jahre geringerennbsp;g
»schränkt er sich ein, bringt es ihm gröszeren, ^ ^^^
»vivit. Dasz ist die naturgemäsze Bestimmung
Ii rrroS^quot;^
» Frucht. Sie mag zurücktreten in Zeiten, wo sicn o
»Vermögensmassen in den Händen Einzelner
»triren; in den frühen Zeiten des römischen
»in welchen der Satz, dasz der redliche Besitzer ^^^^^^^^^
»consumirten Erüchte keinen Ersatz zu geben bian
-ocr page 119-entstanden ist, wurde sie gewisz voll-
\'g anerkanntquot; «
^00 i
«joo is }i f T
Volk 1 ® -fn de vroegste tijden van het Eomeinsche
het - \' - -
*eestnbsp;^°®rzeker wel een doorgaande regel ge-
teerde ^^^ ^^ vruchten van zijn kapitaal ver-
quot;ohne
Zweifel
quot;^tänclio.
tijden, in de dagen van het keizerrijk,
tenbsp;echter eene groote verandering gekomen
Wofdj. l quot;^^thans eerst in de echt klassieke periode
bekende SenatusConsultum Hadriani uit-
ennbsp;uitnemend vooral wegens de naauwkeurige
Pktiof^ \'^^^^hrijving, die het begrip van het »lom-
liiej. denbsp;gevallen is ^ Het eerst wordt
pliff^ ^J^\'^^^e fidei possessor rerum hereditariarum ver-
uiaajnbsp;tot uitkeering der fructus exstantes,
be^ij. ^nbsp;dat, waardoor hij ten gevolge van het
»È ^ ^^^ hereditaria rijker geworden is.
ad intern, qui justas causas habuissent, quare bona
iocnv! P^^^^nere existimassent, usque eo dumtaxat, quo
^Pehores ex ea re facti essentquot;
Wed 1nbsp;titel de hered. petitione is er een on-
ïladf *^^^ bewijs van, dat eerst met het Sctum van
^orde^^^^\'^ bezitter te goeder trouw verpligt is ge-
datnbsp;uitkeering van het eventuele lucrum, zoo-
jj ^us in waarheid zeggen konde:
duin^^ ®®natus Consultum enim, omne lucrum auferen-
djnnbsp;tam bonae fidei possessori, quam praedoni
^ndum est ^
„^^^^^^^^ar ook, en hierin, zoo als wij gezien hebben,
; ^iï^dscheid, BI. 99-
8 ^ ■ • t- 3. D. ^e hered. Petitione.
-101.
19,
L.
5. 3.
§ 6- D. 5. 3.
-ocr page 120-— 11:2 —
ligt het eenige onderscheid tusschen den b. f-
van res hereditariae en gewone zaken, dat deze
Paulus zeggen konde:
»Post litem contestatam etiam fructus venien*
hoe judicium. Sed ante Judicium percepti non
modo hoc in judicium venient, aut enim bona ^^^
percepit, et lucrari eum oportet, si eos consum.P^
aut mala fide et condici oportet
Het eenige bezwaar nu voor de volledige heantw ^
ding onzer vraag is juist hier. Waarom het
aan den bonae fidei possessor rerum
hereditariarum
nomen, waarom eene uitzonderins; op den alge^^
■ f \'lle b®\'
regel gemaakt, ten aanzien van dezen, en niet
Zitters te goeder trouw op eene lijn gelijk ge® ^^^
Maar de zaak wordt nog bedenkelijker, wanneer mcn ^^^^
grond leest, waarop de verpligting van den b. f- P\'
hered. tot restitutie steunt.nbsp;.
TVTnbsp;f • DlSCn®
JNam et in oratione D. Hadriani ita est.
Patres Conscripti, numquid sit aequius posse
;gsorei»
pelquot;
T re tquot;^
non facere lucrum, et pretium, quod ex aliena
ceperit, reddere, quia potest existimari, in locnm ^^^^^
ditariae rei venditae pretium ejus successisse,
dammodo ipsum hereditarium factum. Oportet
possessorem et hanc restituere petitori, et quod e^f
ditione ejus rei lucratus est.quot;
Zoo is het inderdaad. Weet men, dat de vrquot;
of datgene wat men daarvoor gekregen heeft
is van het goed van derden, dan handelt men iquot; ^ ^^^
met de billijkheid, wanneer men niettegenstaan e^^^
kennis zich op het formele regt beroept, dat hem ^^^
eigendom daarvan heeft toegekend. Zoo is dan e
O
\' 4. § 2. D. 10. 1. finium regund.
-ocr page 121-rerunj ^^\'^rum auferendutn esse b. f. posses-
^^quitas^*^ ^ereditariamtnquot; met den waren geest der
Zoodra men derhalve de over-
\' ^^^ bet algemeen de vruchten of de
l\'Gefdnbsp;kapitaal niet meer werden opge-
het billik ^^^ sparen of overwinnen regel wierd, was
\' ^^^nbsp;P^^sessor niet alleen de fructus
keerde,nbsp;^^^ lucrum
aan den petitor uit-
ïedita^-^^ rm maakt het bezitter zijn van res he-
Veryejjjj ^^ riiet res hereditariae hoegenaamd geen
Zijnbsp;bij den eenen de billijkheid vordert, moet
M\'ijnbsp;y den anderen vorderen. Daarom gelooven
ijjJ ^^^nbsp;opzigt het Romeinsche Regt van
Hennbsp;niet vrij te pleiten is, maar mee-
de jg^^j^ ^^^^scAien daaraan te moeten wijten, dat voor
\'^ijzond*^nbsp;heredes in lateren tijd eene meer dan
■Een
zorg werd gedragen,
\'^^d i,-, ^quot;^Partijdig onderzoek evenwel naar ons oordeel
dan el]jnbsp;een hereditatis petitor niet gunstiger
Verre b anderen petitor kunnen behandelen. In zoo
mogejj ^^ ook Windscheid zich niet ten onregte
^htzojj^^nbsp;hereditatis petitor alsdan bij
^^^romnbsp;lucrum verstoken zou zijn. Maar
ïioenjgjj ^ ^villen ontkennen of het logisch onjuist te
^\'^Qaar ^^^nbsp;PO®®®®sor rerum hereditariarum
even b^ vruchten werd, is, wij herhalen het, ons
iJiand r^^^\'^\'^^nd
voorgekomen. Aan de eene zijde ie-
andere^^.^ ^\'^\'^^nele eigendom toe te kennen en aan de
der fj.nbsp;bij eventuele uitwinning tot uitkeering
is jjj ® exstantes en van het lucrum te verpligten,
^^rzetnbsp;\'^oele ongerijmd, evenmin als elk ander
het frnbsp;aequitas tegen de strenge eischen van
\'^rinele re^t.
-ocr page 122-TWEEDE AFDEELING-
OVEE, DE WIJZE, WAAUOP HET EIGENDOM D®®
VEKKUEGEN WOKDT DOOR NIET-BBZITTERS Oï
HOTJDEBS DEK VKÜCHTDRAGENDB ZAA®\'\'
elf
In de vorige af deeling hebben wij breedvoerig ^ ^^^^
wijze gesproken, waarop zoo wel de eigenaar
zitter te goeder trouw het eigendom dernbsp;het
issend
werft, en als onze overtuiging doen kennen
regtmatig bezit van de vruchtdragende zaak n^s ^^
is voor de vraag of men slatim separatione
wordt der vruchten. Hieruit vloeit derhalve
alle anderen, die van de vruchtdragende zaak ge \' ^^^^^^
Zitters zijn, ook niet op het oogenblik der ^^\'j^g^.pp
het eigendom der vruchten kunnen
echter maakt de emphjteuta eene bekende^ ^^^
Ofschoon wij slechts ééne plaats uit
ring
^i.iQ .nbsp;Wij Bictjuiö ccucnbsp;«ïpreeJ^\'quot;
meinsche Regt kennen, die van het eigendom 4
dat de emphjteuta van de vruchten verkrijgt\' ^ ^^^
zij te beslissend, als dat daaromtrent eenige i\'\' J
kunnen bestaan. In de meer besproken wet va ^ ^^
lianus, L. 25. § 1, de usuris wordt gezegd:
„flfl
1 Men vergete niet, dat deze uitzonderingnbsp;eig®quot;^\'quot;\'
wordt door hen, die tot regel aannemen, datnbsp;vriic\'i\'®\'\'
der vruchtdragende zaak separatione het eigendom
verwerft. Zie bijv. Puchta, Inst. II. Bl. 703.
^ sepa^r^\'quot; possessorem pertinent, quoquo modo
habet
sunt.quot; ® \' frnctus fiunt, simul atque solo separati
^\'^^\'klaren\'^^^ï^f op onzen regel is misscbien alleen te
quot;^quot;^phYt^ veelomvattende regt, dat het instituut
voortr\'\'nbsp;-Dit bijzonder regtsinsti-
agri vect^\'\'\'^\'\'\'^\'\'quot;nbsp;^^^nbsp;«P
reo./^\'\'^\'\' uitoefende, had in den vorm van een
b^den^ Wafr ^^^nbsp;^^^ uitoefenen van die bevoegd-
eigenaar als zoodanig
^^^ heTquot;\'nbsp;kleine uitzondering evenAvel,
^erplio-tnbsp;waarde mogt verminderen,
^\'^ojilijk ^ ^^^^nbsp;^nbsp;zekere som, ge-
^\'^^^ïiteuig^^\'^^^nbsp;aan den eigenaar als eene
goed^^^nbsp;eigendom van het in erfpacht ge-
goed Ve ^^^ ^^ betalen. Zoo kon dan de emphyteuta
^^\'^^nkennbsp;bezwaren, vervreemden, om niet
quot;jg ^^^nbsp;volkomen gelijkstelling met den
^\'\'fpach^quot;^*^\'^ inziens de eenige reden, waarom men
\'^^^^nbliknbsp;^^^ eigendom der vruchten op het
overt^.®^ separatio toekende. Wij namelijk houden
nnbsp;geleverd is, dat
\'^^insch^\'lJ^ werkelijk als corporis possessor in het
^^ behandeld Veel meer zijn wij
J^ï Zaak h^nbsp;toegedaan, dat uit den aard
tot de^nbsp;niet konde nitstrek-
als dat ^^^^^ volstrekte lieerschappij over de zaak,
bepa ir gewonen bezitter, maar slechts tot
feitelijke inwerkingen, waarom wij dan
ïnst^TT^^quot;\'nbsp;§ Savigny, P. 124, § 22a.
Bl. 110.
-ocr page 124-«essor»
ook den emphyteuta liever een jnfis quasi pos
dan een corporis possessor willen noemen • ^^^ je
Savigny en Backe nu noemen de wijze, ^^ jg
empkyteuta het eigendom der vruchten verkry»^^,^^^
eene traditio, de andere perceptio, maar ^^
komt hierin met den eersten overeen, dat hy ^^^
prekensie reeds geschied acht op het oogen D j^^j-euta
paratio, omdat ook naar zijn gevoelen de
corporis possessor is. Evenwel, zoo als wij re^ds
gezien hebben, wordt hier wederom ten oi ^ \'^^^j.jogt
genomen, dat het bezit van de geheele zaak ^^^^^jueer
tot op elk barer deelen, en zoo zoude,nbsp;ee\'^
men het al wilde toegeven, dat de empbj
corporis possessor was, de apprehensie even
dat
lijk voor de traditio als voor de perceptio ^^
breken. Bovendien moet men in het oog bon ^^^^
de afgescheidene vrucht eene geheelnbsp;^dX^\'
zoodat indien al een bezitregt daarop mOb ^^^^^
voor de afscheiding, het toch zoude verloren
het oogenblik, dat de vrucht een afzonderlijk
verkreeg. Puchta, die het separaüone
der
van de vruchten afhankelijk stelt van de corpor^quot;
vruchtdragende zaak, steunt dus alleen op ^^^^ eig®quot;\'
possessio, die hij den em phyteuta toekent, o® ^ ^^^
dom Van dezen door separatio te verklai®\'^
se
1 Zie Arndts, Zeitschrift für Civilrecht undnbsp;^ f
Neue Folge. Bl: 381 en de aldaar wederlegdenbsp;emP\'^,^\'
gerow, Dig. I. 901—903. Overigens schijntnbsp;geva»\'quot;\'\'-^\'^ Jg\'
tense nog weinig gekend te worden, zoodatnbsp;bl- ^ ^^^
hieruit iets met zekerheid te willen afleiden, von °
2 Puchta, Inst. II. Bl. 721. »Ueberdemnbsp;j^j^t
«Pächter der juristische Besitz der Sache selbst ^quot;^^^^btenV^\'\'
» Qaasibesitz) zuerkannt, und damit das Kecht e
«im Augenblick der Separation.quot;
^öchta kan
vrediwgjjnbsp;derhalve met zijne verklaring niet be-
^onderin\'nbsp;opzigten blijft het daarora eene uit-
\' ^^^^^ de wijze, waarop de emphyteuta
®toot ^ordt, traditio of perceptio wil noemen, altijd
de .nbsp;de onoverkomelijke moeijelijkheid, dat
düsnbsp;geen corporis possessor is. Wij gelooven
^^\'aarop dquot;^^ bezwaarlijk de wijze kan verklaard worden,
fnbsp;Ottiphjteuta eigenaar wordt en moeten ons
ling/met de eenvoudige positieve bepa-
^\'er^perft^nbsp;eigendom der vruchten separatione
gens ij^^\'^.^^tgebruiker of usufructuarius verkrijgt vol-
îî,go,|. ^^tdrukkelijke uitspraken van het Eomeinsche
dat ig j eigendom der vruchten eerst door perceptio,
hij ^^ feitelijke bezitsaangrijping. Yoor en aleer
hijnbsp;heeft ingezameld of geoogst, wordt
Onrijp^ S®®\'^ eigenaar. De natuur moge de rijpe of
afoo, j Vruchten van de vruchtdragende zaak hebben
quot;Zet !?n 1nbsp;• •
telij]^ 1nbsp;^^^nbsp;vruchtgebruiker ze niet fei-
^^ verzameld of opgeraapt, blijven zij het
S^Volo-^\'^ van den proprietarius, met dit belangrijke
VÓ6. \'derhalve, dat indien de vruchtgebruiker even
Wo- oogsttijd komt te overlijden, zijne erfgenamen
^^Ifs tnbsp;^^^^ inoogsting der vruchten of
^rizameling der gesepareerde hebben. De vol-
§nbsp;bevestigen dit in alle opzigten:
t\'nbsp;usufructum fundi
sinbsp;^on aliter fructuum dominus efficietur quam
Hoj^j ^P®® perceperit; et ideo licet maturis fructibus,
iiojj ramen perceptis, decesserit, ad heredem ejus
^^Pertinent, sed domino proprietatis acquiruntur.
tUarii^^^^.^®\'nbsp;I\'ructus non fiunt fruc-
^rsi ab eo percipiantur, licet ab alio terra separentur.
-ocr page 126-CUIO
L. 13. D. 7. 4. Fructuarii tune fructus fieri,
eos perceperit.
L. 25. § 1. D. 22.....cum fructuarii quidem n«quot;
fiunt nisi ab eo percipiantur.
Van hoe veel belang de perceptio geoordeeld w® j
en met hoe veel naauwkeurigheid door de ^^
werd nagegaan, wat als ingezameld te beschouwen
bliikt vooral uit eene wet van Paulus, L.
Si usufructuarins messem fecit, et decessit, stipi- ^
quae in messe jacet, heredis ejus esse Labeo ait,
cam, quae terra teneatur, domini fundi esse,
que percipi, spica aut foeno caeso; aut uva
aut excussa olea: quamvis nondum tritum
aut oleum factum, vel vindemia coacta sit: Sed ut ^^^
rum est, quod de olea excussa scripsit, ita abter
servandum de ea olea, quae per se deciderit. ^^^
De vruchtgebruiker verwerft het eigendom
het graan gesneden is, het gras gemaaid, dc driW ^^
geplukt, de olijven afgeslagen zijn; geenzins ec
voegt Paulus verbeterender wijze aan, wanneer de
ven van zelve van den boom zijn gevallen.
Eene andere wet laat zich niet minder scherp
over het wezen der perceptio.nbsp;„g-
L. 78. D. 6. 1. Si ejus fundi, quem alien^\'^^J^pj
sideres, fructum non coegisti, nihil ejus fundi
nomine te dare oportet. Paulus: immo quaeritur, ^
fructus idcirco factus est, quod is eum suo nomine ^^^
ceperit. Perceptionem fructus accipere debem«^^^^^
si perfect! collecti, sed etiam coepti ita percipi\' rx ^^^^
continere se fructus desierint, veluti si
Icctae, nondum autem vinum, oleum abnbsp;^^^g est-
sit. Statim enim ipse accepisse fructum existiman ^^^^^
Labeo zegt: Wanneer gij de vruchten vaneen
goed,
\'liet hebtnbsp;^^^ h^tnbsp;toebehoort,
actionbsp;dan kunnen ook de vruchten met
derd. f]^-nbsp;oportere van u niet worden opgevor-
^^\'■zatüeld\'^^?^ ^ contrario af te leiden: Hebt gij ze
^^^Proken\' ^^ ^^^^ ^^^ ^^ condictio furtiva aan-
Men opnbsp;^^nbsp;t®nbsp;het inza-
töetnbsp;.elf is nog niet de oorzaak waarom gij
^\'\'^\'iat „i\'^T*^^^^^*^nbsp;worden aangesproken, als wel
de ^ ® vruchten als malae fidei possessor niet tot
of
de
in
en^\'r^quot;^\' ingezameld nioet beschouwd wer-
king -------------------------------
^ere ojji^g^^^j^j Zoodra de vrucht op-
öt maken. Het is dus veel meer de vraag
^nbsp;»j.ia.Jnbsp;iihjci. uc viae
daarom de zijnen zijn, omdat hij zei
epi-,., 1
bepaling
doet Paulus daarom, omdat Labeo\'s uitdrak-
geh
geiio^^^^nbsp;uiiucjjaaiu IS. /juoura ue vrucnt op-
^^\'\'hondenbsp;organisch met de vruchtdragende zaak
pOssessQ^\'^ ^ijß\' is zij in handen van den malae fidei
^\'ok ee.^quot;nbsp;oogenblik is de condictio furtiva
staat^ quot;^^gelijk. Iets toch dat niet afzonderlijk be-
Ijnbsp;afzonderlijk worden opgeeischt. Ge-
^^•ichto.^ ^^^ derde, niet in naam van den
Oogg|. ^ \'^\'liker, maar voor zich zeiven, de vruchten
de ei^^ ^^ \'^^rdt ook niet de vruchtgebruiker, maar
de ^^^^ de vruchtdragende zaak eigenaar van
tige\'^J\'P^^^^\'^de vruchten. Wij hebben toch in de vo-
ceptiQnbsp;reeds gezien, dat eene onregtmatige per-
inbreuk kan maken op het uitzigt van den
1 De
^^\'^Idenbsp;aanmerking van Paulus komt voort uit het onbe-
^\'^\'ïerstei^ ,nbsp;®°Sere, dat Labeo hier gebruikt. Dat Paulus zou
facit •nbsp;Labeo niet wist, dat de fur fructus suos
Knbsp;denken. Zie eene dergelijke aanmerking van
\'^cli, gjnbsp;7- 4, hierboven besproken. Zie voorts Heim-
-ocr page 128-regtmatigen bezitter en dat deze derhalve,
staande er diefstal op de vruchten zijner zaak gep^®®^
zij, daarvan eigenaar wordt,nbsp;. ^jj
Dit blijkt ten overvloede uit de condictio, d^®
het gestelde geval alleen den eigenaar der vroch ^^^
gende zaak competeert, terwijl beide (eigenaar
gebruiker) de actio furti hebben in id, quod m^er
L. 12. § 5. D, 7. 1.
Si fur decerpserit vel desecuerit fructus matu^os P^^^
dentes, an condictione teneatur, domino fundi an
tuario? Et putat, quoniam fructus non fiunt frquot;quot; ^^^^^
nisi et ab eo percipiantur, licet ab alio terra
magis proprietario condictionem competere, fm^ ^^^
autem furti actionem, quoniam ejus interfuit
non esse ablatos.nbsp;^^^^
Alleen jongen van dieren verkrijgt de vruchtg®
ker separatione in eigendom,nbsp;^.^g
L. 37. Inst. IL 1, In pecudum fructu etiam ^^
est, sicuti lac et pilus et lana; itaque agni et ho _
vituli et equuli statim naturali jure sunt fructu^\'
L, 28. D. 22, 1, Gajus, 1. 2, Eerum cotid-
.... Itaque agni et hoedi et vituli statim pl^^\'quot; quot;
sunt bonae fidei possessoris et fructuarii ^
jMadat wij de fructuum perceptio, denbsp;^^^jop
prehensie als de wijze hebben leeren kennen,
de vruchtgebruiker het eigendom van de vrneWen^^^^^^
krijgt, blijft de zeer moeijelijke en reeds meerm
, -au
» De reden van deze bepaling is daarin gelegen,nbsp;,i,oeij®\'
perceptio van zoodanige vruchten uit den aard der
lijk te denken valt. Het is eene moeijelijke vraag
van diefstal van het moederdier, de vruchtgebruike«quot;
dictio furtiva heeft tot terugvordering van het bij den ^
ren jong. Onzes inziens moet het antwoord bevestigen
betwiste
traditionbsp;of wij de perceptio voor eene
Voor ^^ algemeen of ondersoort daarvan, of wel
v^rlcrijaquot; ^ S^beel eigenaardige wijze van eigendoms-
atidejg^ ^ ttioeten houden? De eerste meening onder
^•ichtanbsp;voorgestaan door Savigny, Heimbach,
Von Y böcking, de laatste door Backe, Arndts,
de V ^\'^Serow en von Scheurl. De moeijelijkheid van
jj \'\'^ag is tweeledig
Parati ^^ traditio denkbaar van vruchten, wanneer se-
0 en perceptio ineen vallen?
VV ordt
mij^- Voor eene wettige perceptio de voluntas do-
geacht, of maakt de vruchtgebruiker de
^at^^ tot de zijnen krachtens zijn zakelijk regt?
Voor ^ ^^^ eerste betreft, men stelle zich de zaak aldus
eetst^ ^^quot;^^bt is nog pendens. Wij hebben gezien, dat
bet oogenblik der afscheiding de eigenaar der
^^erdtnbsp;zaak, zoo hij tevens bezitter is, eigenaar
ffj^^^^.*^®^ vruchten. Wanneer nu deze het jus utendi
■ 1 aan een derde heeft afgestaan, dan is de vraag
Welknbsp;.
^^ak \'quot;^\'^\'^Gnt de eigenaar van de vruchtdragende
eio- ^^^\'^riaar van de vruchten wordt; want traditio als
Zat ^quot;^^^verdragt is niet denkbaar, zonder dat de
tra i overgedragen worden, het eigendom van den
^Oüdt^^^^^^ men nu met Savigny en Puchta het er voor
als \' ^^^ met de afscheiding der vruchten gaat
beel^^^ de afzondering van elk ander deel van een ge-
is zeker de zwarigheid ondenkbaar. Maar
ï\'iicht^^\'®quot;^ R- des Besitzes, Bl. 314. Heimbach, P. 59—61.
15^\'nbsp;Böcking, Bl. 135.
row ^nbsp;P. 112. Arndts, Bl. 388 en volg. von Vange-
655. Von Scheurl, Bl. 299.
-ocr page 130-wanneer men de zuivere theorie van het begrip
vrucht, zoo aJs zij ook door de Bomeinen is
geworden, is toegedaan, dan wordt de zaak zeer
denkelijk.nbsp;,
ATnbsp;o\'eva*
IN aar ons inzien evenwel kan er in zulk een o ^^
van geen eigendomsoverdragt sprake zijn, en dient ƒ
leen daarom reeds de perceptio niet onder de traditi^
gerangschikt te worden. Veel meer houden wij de P®^^
ceptio voor eene geheel eigenaardige wijze, waarop
eigendom verkregen wordt. Zij is eene soort occupa
eene geheel éénzijdige handeling, waardoor de vruc^^^^
gebruiker krachtens zijn zelfstandig zakelijk regt ß
eigendom der vruchten verwerft \\nbsp;^
Het tweede bezwaar is niet minder belangrijk- ^^^^^
zoo men al wilde toegeven, dat volgens de theorie va^^
het begrip van vrucht eigendomsoverdragt ondenk a^^
is, wanneer separatio en perceptio ineenvallen, ^^^
ligt eene andere bedenking ontstaan voor het ge ^
dat beide momenten niet ineenvallen. In dat geval «c^
vallen de vruchten separatione in het eigendom ^
den proprietarius en kan er zeer goed van eigend®®^^
overdragt sprake zijn. Maar tot traditio wordt in ^^
eerste plaats vereischt de animus tradendi. Zoodra e^^
ontbreekt of in volstrekt tegenovergestelden
uit, is traditio eene onmogelijkheid In de ^
derhalve dat de eigenaar den vruchtgebruiker ver
de vruchten van zijn landgoed in te zamelen of ^^^^^^^
vruchtgebruik usucapione ontstaan ware, zou de vr«^ ^
gebruiker nimmer van de vruchten eigenaar kun^-
be-
„diJ^fquot;
Gentium.
2 L. 9. § 3—5. L. 14. D. 6. 2, L. 1. § 2. .5. Igt;-
verdere door Arndts aangehaalde plaatsen. Bl. 388.
\' Zie hiervoren Bl. 98 en volg. Zij is een modus acquireöC
de
3 en
-ocr page 131-Word
eil. T)-(.
statidiggj^ evenwel is geheel in strijd met den zelf-
dat de^fj,nbsp;zakelijke regten. Van daar dan ook
§ vóór de traditio be-
^®®proknbsp;terwijl van de laatste eerst in § 40 wordt
eeiie ^^ schrijvers echter, die de perceptio voor
\'\'\'^aditio ■
of althans als een ondersoort daarvan be-
\'\'Wwen bnbsp;--------------------------------
de doj^ J \'^ei\'oepen zich nog op eene plaats uit den titel
I^ex Rnbsp;om bun gevoelen te staven. Zij is de
Quiquot;
^ansa.nbsp;eximere de suo permisit donationis
P^rhibnbsp;lapis exemptus est, meus fit, neque
qujg^nbsp;evehere eificit ut mens esse desinat;
Qiercnbsp;traditione mens factus est; plane si
a Qj^nbsp;\'Ileus exemit, mihi exemit. Sed si is, qui
sihi •nbsp;mercede conduxerat, ut paterer eum
\'iieusnbsp;si antiquam eximat, me poenituerit,
pogg^^nbsp;P\'® durât ; si postea, ipsius factum avocare non
tnjnbsp;^\'^asi traditio enim facta videtur, cum eximi-
etiaojnbsp;voluntate. Quod in saxo est, idem erit
^ \' Si m arbore caesa vel dempta acciderit.
do
im,
heilnbsp;echter bewijst veel meer tegen dan voor
gQg^^quot;nbsp;deze wet blijkt toch duidelijk, dat eene eerst
^i^adifnbsp;die later ingetrokken wordt, de
datnbsp;eenenmale belet. In het geval derhalve,
Vajj 1nbsp;eigenaar den vruchtgebruiker de bevoegdheid
toegj.nbsp;fruendi ontzeide of dat er volstrekt geen
\'■i^üfrnbsp;vruchtgenot bestond, bijv. zoo het
oij^nbsp;usucapione verkregen was, zou van traditio
daar-o^^^^quot;^^ sprake kunnen zijn. Wanneer wij nos:
\'Ven doen opmerken, dat in deze wet slechts
■^arenbo-
Wordt van het wegnemen van deelen en hier-
sli^jj, quot;alve moeijelijk bij wijze van analogie een be-
getrokken worden, dan blijft er geen twijfel
meer over, dat de wet geheel onvoldoende h
gelijkstelling van de perceptio met een qna^i
zelfs in de verte te bewijzen.
Even als de vruchtgebruiker wordt de colonus
perceptio eigenaar der vruchten. Ook hieromtrent l^^en
ons de bronnen niet in de minste onzekerheid- ^
L. 61. § 8. D. 47. 2. Locavi tibi fundam et, «
adsolet, convenit, uti fructus ob mercedem pignori
essent. Si eos dam deportaveris, furti tecum age^e P\'\'®®
ajebat. Sed et si tu alii fructus pendentes vendide^J®^
et emptor eos deportaverit, consequens erit ut in ^^^ __
vam causameos incidere dicamus: etenim fructus,
diu solo cohaereant, fundi esse et ideo colonam
voluntate domini eos percipere videatur, suos frquot;quot; ^
facere; quod certe in proposito non aeque dicitur^
enim ratione coloni fieri possint, cum emptor eos s
nomine cogat?
Deze plaats maakt ons al aanstonds op een belang^\'J
verschil tusschen den colonus en den fructaarius op
merkzaam. Terwijl bij den laatsten nergens spra^^^
van de voluntas domini en krachtens zijn ^elfstaquot;^^
zakelijk regt door perceptio eigenaar wordt, zooder ^^
zelfs de wil van den eigenaar in eenig opligt L
dig gevorderd wordt, kan de colonus, wiens regt slee ^^^
op eene verbindtenis steunt, zonder den ^oo^^\'^^^^^jeo
wil van den eigenaar geen eigendom van de vruc ^^^
verwerven. Zoodra derhalve de eigenaar de eens geg^
vene toestemming intrekt, kan de colonus denbsp;,
met meer jure percipieren noch eigenaar van ae ^
ten worden. Dit wordt nog bevestigd in § 36. Inst- ^^^^
Is, ad quem usufructus fundi pertinet,
fructuum dominus efficietur, quam si eos ipse pe ^^^
perit et ideo, licet, maturis fructibus, nondum t^
de
traditio
door
Perceptig f]
^otQino \'nbsp;heredem ejus non pertinent, sed
_ Proprietatis acquiruntur [eadem fere ei de co-
Hs^fnbsp;opzigten staat dus de colonus met den
vrußjj^nbsp;gölijk, wat de eigendoms-verkrijging van
de ^nbsp;^^treffc. Daar wij nu weten, dat voor beiden
Zoqnbsp;P de feitelijke apprehensie, noodzakelijk is.
Opnbsp;Woordje fere wel niet anders doelen dan
dorni •nbsp;dat alleen bij den pachter de voluntas
^^ -Ux i^v» T I
Datnbsp;^^^ ^^^ voortdurend gevorderd wordt
Colonus eerst eigenaar wordt door perceptio
dat hij bij diefstal van vruchten,
lieeff; ^^ ^^^^ heeft gepercipieerd, slechts de actio furti
Vf^j /nbsp;als dit met den vruchtgebruiker het ge-
itistell\' ^^ dominus alleen de condictio furtiva kan
Ciifjj § 5- D. 19. 3. Messern incipiente colono,
tibi fnbsp;non ignorares, sustulisti. Condicere
quot;iatnbsp;dominum posse Labeo ait et, ut id fa-
^\'Olonum ex conducto cum domino acturum
tatji ^nbsp;^rngihus ex fundo subreptis,
^ono die
ï^iet
^quot;am dominus furti agere possit; quia
interest.
rem persequi
\' Een\'
doeijjigdaaronder Boeking, II. Bl. 133. N. 8, vinden de be-
Selijij, •nbsp;daarin gelegen, dat op den pachter niet toepas-
^lej-UQ \'nbsp;heredem ejus non pertinentquot;. Wij vinden echter
a 7,°\'\' plaats niet geschikt.
12. §5. D. 7. 2.
qm Jim^^l*^^®nbsp;26. § 1. D. 47. 2. Item constat colonum,
fftrti. p^ colat, cum eo, qui fructus stantes subripuerit, acturum
Baclj^ p\'^ ^^ P\'\'^™\'^™ decerptus esset, jus esse coepisset. Zie
Vau xinbsp;Hüschke, Bl. 211, keurt teregt af de emendatie
^■\'^^Pissetquot;^\'^^\'^quot;^^ ^^^^ plaats (BL 358), die voor «ejus esse
wil lezen: «ejus interesse coepisset.quot;
Q---------------UJJgClUCi R-l\'.nbsp;—
deren kant evenwel, in het geval, dat beide mom en
niet ineenvallen, is de vraag vrij moeijelijk.
houden wij het antwoord voor niet twijfelachtig-^^ ^
traditio toch wordt vereischt, zoo als Puchta zeg J
datquot; der Wille auf die tradirte Sache
»sei.quot; Het is dus niet alleen de wil om
over te dragen, maar de bepaalde wil, dat is g^^S^
op bepaalde regts-objekten, die gevorderd wordt-
dit nu bij den dominus, in geval dat hij zijn goed vi-\' ^
pacht heeft, aanwezig zou zijn, zal wel niemand be«®^
ren ^ Daarenboven vergete men niet, dat ook m
Instituten de wijze, waarop de colonus eigendom»
krijgt, niet onder de traditio maar naast de
van den vruchtgebruiker en den bonae tidei
wordt behandeld. Op deze gronden houden wiJ ^
overtuigd, dat de perceptio van den vruchtgehrnik®^^\'__
geenzins met die van den colonus in wezen ^^
schilt, en dat het een gevolg is van de regtsbetr®
\' Puchta, Pandecten, Bl. 220.nbsp;.^jj^er.
ä Ditzelfde argument is nog toepasselijlt op den vruchtgebiquot;
Is de eigendomsverkrijging im eene traditio of
men haar voor eene eigenaardige wijze houden,
men het eigendom van vruchten verkrijgt?
Wat ons betreft, wij houden de wdjze, waarop de
lonus eigenaar wordt der vruchten, voor dezel^\'^®.^\'^quot;
waarop de vruchtgebruiker ze in eigendom verkrijg -
Zoo toch al voor de justa jjerceptio van den
de voluntas domini even noodzakelijk is als voor J
traditio, zoo kan er toch moeijelijk van eigeiido®®^
overdragt sprake zijn ingeval de separatio en peiquot;\'\'®!\' ^^^
ineenvallen, evenmin als wij dat reeds ten opzigte va«
den vruchtgebruiker hebben opgemerkt. Aan den an-
rnentef
Ecbtei\'
,nbsp;— 127 —
«iticp
ö\' Waarin j, • i
ennbsp;oeiüen tofc de vruchtdragende zaak staan,
Van
^^^ verschil in de wijze, waarop zij
de voort^^^*^^^ vrnchten, dat de coionus zonder
^i\'Uclitenbsp;toestemming van den dominus de
ill eigendom kan verwerven,
H\'ien het^^^ ^^ spreken over den pandhouder, aan
^%estaai \'\'^^\'^^^^Senot van de in pand gegeven zaak is
k^ compensatie van de renten van zijn ge-
ifeoid ^^^^^^^nbsp;zoodanige wordt kortelijks ge-
pignoris creditor. Hoe deze eigenaar
sporgjjnbsp;Wordt, hebben wij moeijelijk kunnen op-
^^ e Wet, die bierbij meestal aangehaald wordt, is:
P%norig\' ^nbsp;antichrysis, id est, mutuus
in aedg^. P™ credito, facta sit, et in fundum aut
neit) \'\'^liquis inducatur, eo usque retinet possessio-
üstira^\'\'^^\'^^\'^^ donec illi pecunia solvatur, cum in
hahij-g^nbsp;percipiat aut locando aut ipse percipiendo
fapf,,nbsp;itaque si amiserit possessionem, solet in
oirjnbsp;het mvooyA fiercipere gereede aanleiding geeft
te
apprehensie te denken, valt het niet
Wordtnbsp;dat ook het woord percipere gebezigd
titjj ^^^ den bonae tidei possessor, alhoewel deze sta-
^^^Paratione eigenaar wordt ^
^i^che^\'^^^^ de aard der zaak vordert, dat de antichre-
^^^^^^^^Pandcrediteur op dezelfde wijze het eigendom
\' CflÜ 1;
I\'uchta -d\'nbsp;Antichretischen Vertrage. D. 14. F. 134—125.
quot;^uta -p
»Ein p^\'^\'^eluen, § 320. Bl. 471.
-•-landr
\'Gla
Mer
s
contract ist auch dienbsp;wodurch dem
—ubigey fr j-nbsp;—. ■
quot;^ifch ^nbsp;Benutzung des geschuldeten Gegenstands
(j ^^ Schuldner die Benutzung einer Sache überlassen wird,
oder auch blosz den natürlichen Besitze
L. 48. D. 41. 1. L. 4. § 2. I). 10. 1.
aan
^ntk,
der vruchten verkrijgt, als ieder ander, wiens regt oP
yßi
het vruchtgenot eener zaak in obligatoren vorm ^^
vat, en daar nu de colonus of de conductor vo
domini perceptione eigenaar wordt, zoo
er niet aan of ook de pandcrediteur, wiens antic r^^^
op een pactum steunt, verwerft het eigendo®
vruchten door perceptio.
hen ^
Wanneer wij daarenboven het gevoelen van ^^^^
gaan, die den pandcrediteur met de separatio het eige ^^^^^
toekennen, dan vinden wij ons niet weinig in
tuiging bevestigd. Deze toch, waaronder SavignJ\' ^^
Sell en Böcking \' houden het er voor, dat
erkennen geen onmiddelijk bewijs daarvoor te ,
aanvoeren
gc;cii uiiuiiuuciijji ucwijs uaaj.»-^quot;-
, de antichretische pandhouder kracht®»^ ^^^
bezit evenzeer als de emphyteuta op het oogen -
separatio het eigendom der vruchten verwerft- ^^^
evenwel geldt de meermalen gemaaktenbsp;^quot;^^tus
derom, dat bezit evenzeer ondenkbaar is van ^^j^^gi
pendentes als van integrerende deelen van een » ^^^
en de perceptio dus nimmer kan geacht wo
schied te zijn vóór de feitelijke apprehensie. ^^ ^^^^
boven mag men niet uit het oog verliezen, dat ^^^^^
sessio van den pandhouder eene geheel andere
die van hem, welke in de overtuiging verkeert,
over de zaak de meest uitgestrekte bevoegdheic^
1)6\'
31
1 Savigny, Eecht des Besitzes. § 22a. BL 320.
Seil, Bl. 77. Boeking, P. 135. Deze maakt eene
tusschen den pandhouder met Jurist, bezit en Nat«quot; ^ j^ct
In het eerste geval verwerft hij de vruchten separa i^^^J^^por-
laatste perceptione. Deze onderscheiding rust op quot;\'\'quot;\'g^jgr trquot;quot;^\'\'
stelling dat de pandhouder even als de bezitter te gnbsp;j^g^it
van de vruchten eigenaar wordt krachtens zijn bez\'^- ^^^ j^gzit
van den pandhouder is toch geheel verschillend va ^^^^^
eener zaak, waarvan men meent eigenaar geworden
bonae^fi^^^^^ ^^^^ gevaarbjk is uit de regten van
lioudej, I lt; possessor tot de regten van een pand-
pandh ^^nbsp;^elfs eens aangenomen, dat
ere rf ^^nbsp;anderen bezitter kon worden
■^P de fty ^ ^^^ bezit van de zaak doordrong
^«lieidiv, Pendentes, dan nog ontstaat met de af-
gron(| g®^ quot;.gebeel nieuwe
zaak en zal reeds op dezen
\'^ßliik r,nbsp;apprebensie van de vrucht noodza-
£ gevorderd worden.
claarom von Scheurl in zijn meerma-
»d
I
Perceptio is evenmin eene traditio als die, waar-
opstel: \'
aber
^achp ^^ \'^l^at die separirte Erucht eine neue
1st 1
ieji \' ^uch deren Besitz immer erst erwor-
jg^nbsp;musz, so ergibt sich hieraus, dasz auch
quot;durchquot; ^tische l\'fandglaübiger die Erüchte nur
quot;^^tionnbsp;Perception, nicht durch blosze Sepa-
^^^ Zeitpächter nnd der
^\'^or de
^elfrjgnbsp;eigenaar wordt van de vruchten. De-
die ons van de onmogelijkheid
^\'\'^iidct.nir\'quot;^ overtuigden, gelden ten opzigte van den
öquot;quot;\'nbsp;Vau uü onmogenjKneia
Aussehen de perceptio van den colonus
^\'^editenr.
Elvejj
ëiiig ^^^^^^^löankelijk nu is zoowel de eigendomsverkrij-
^^^chto\'K l^^zitter te goeder \'trouw als die van den
^egij. ^^iker. Is de eerste een uitvloeisel van het
der
eens
li
Sch
^^S^tiaar ^ ^^^^htdragendc zaak en sluit zij voor den
nietnbsp;het vruchtgenot af, de tweede
^\'^^chtag?^\'^.\'^®^ onafhankelijk en zelfstandig. Als het
ö rniVnbsp;-g ontgtaao^ dan volgt daar-
BI. 300.
-ocr page 138-doin
uit van zelve het regt door perceptio het eige ^^^
der vruchten te verwerven. De perceptio is ^ ^^^^
heel eigenaardige wijze van eigendomsverkrijg^\'^s^^^^j,
éénzijdige handeling, die met anderenbsp;gan
rendi dominii vergeleken, zich het meest aans ^^^^
de occupatio, waarmede zij het capere, het nemen ^^^^
zich, onafhankelijk van derden, gemeen hee
eenige verschil tusschen de perceptio van den ^^ ^^^
gebruiker en die van den colonus en
pandhouder^i^S\' ^^^
het regt van den eerste zich op een zakelijk i\'e» ^^^^
Yan
van
200
dat
laflg
van de laatsten op eene verbindtenis steunt
dat deze ook op elk oogenblik van dat regt,
jus percipiendi kunnen worden verstoken, maar
als de wil van den eigenaar zich nietnbsp;^^^^-j^er
heeft geuit, maken zij evenzeer als de vrucn o ^^ych\'
krachtens het hun gegeven regt percept^one
ten tot hun eigendom.
^^ regel •
Zoo geldt dan voor het Eomeinsche Eegt
Allen, die eene zaak bezitten, in het ^^ge»
daarover de meest uitgestrekte bevoegdheid e ^^^^^
uitoefenen, verkrijgen het eigendom der vrue. ^^ ^-o.eji-
ratione, terwijl zij, die slechts houders zijnj
dom eerst perceptione verwerven. Op deze
de emphyteuta eene nog onverklaarbare uitzon
E E H s T E H O O F 1) S ï U K.
Het bj,
lp van vrucht volgens het buegerlijk
y\'\'
wetboek.
^^nbsp;Romeinsche Regt menige uit-
^^y beginselen wisten op
Vaii vjnbsp;de leer der eigen doms verkrijging
Verj-g ^^nbsp;tot grondslagen verstrekten, het is er
Utijjgj^\'hetzelfde van onze wetgeving zouden
ïiiet dpnbsp;Maar het is misschien nog zoozeer
der middelen, die ons in het
wetgever gevolgde be-
\'\'Ullejj ^^ regeling van het eigendom van vruchten
^an gg^ quot;\'^\'^^yelijken, als wel een bijna volslagen gemis
^oof jj^ ^quot;^idelijk, scherp juridiek spraakgebruik, waar-
I,nbsp;^^^ beginselen somwijlen meer dan
^ ^i\'^gen, die wij bij het onderzoek naar het
^^llen ^^^nbsp;^^^ Romeinsche Regt deden,
^Doveei^^-\'nbsp;aan ons Regt rigten, om zoo doende,
^^■^ennbsp;dat mogelijk is, tot de kennis te
^^nbsp;wat onze wetgever onder vrucht
Iti de
®®ïste plaats zullen wij onderzoeken, welke
9*
-ocr page 140-velquot;
orga-
zaken in ons Regt vruchten worden genoe
volgens, in hoe verre de vruchten tydens
nischen zamenhang als deelen der vruchtdrage ^^^^^^
worden beschouwd, om eindeliik na te gaan»
Jnbsp;. , -wekend\'
iledi^
het
invloed aan de afscheidinsr der vrucht is toeg«
Gelukt het ons niet op deze vragen een
antwoord te ontvangen, dan blijft ook onze ^^^^^^
omtrent de wijze, waarop het eigendom van
verkregen wordt, eene gehrehTcige kennis.
Onder vruchten nu verstaat onze wetgever ^^ ^^
algemeen alle voordeelen, welke eene zaak
eene onmiddelijhe als middelijke wijze afwerpt-
eene zaak op eene middelijJce wijze echter
wordt in bet bijzonder burgerlijke, wat zij ^QQiSi^\'
delijJce wijze afzet, natuurlijke vruchten
Lezen wij nu verder, wat onder deze laatsten
wordt:
Art. 558. Natuurlijke vruchten zijn:
fft)
nrtbrei^i^
1quot;. Degene, welke de aarde uit haar zelve vooi ^^ ^^
2°. Al hetgeen de beesten opleveren of ^^
beesten geboren wordt,nbsp;^^jjeü
dan is het duidelijk, dat daaronder slechts i
begrepen worden, die door de organisch
der
ucgicjjcii ïvuiucil, uic UUL»1 uonbsp;-nbsp;daarol^*^
gende krachten der zaken ontstaan. Dat ^^^^^
evenzeer de vruchten van nijverheid behooren,
WfiPflfi plinfin «rnri dat Arw«-
o-etro^\'
het lezen der tweede alinea van dat
in het oog.
O-rond
»Vruchten van nijverheid, die uit den gro^^^»
ken worden, zijn al betgeen door bebouwing
wordt.quot;nbsp;als
Daar tegenover staan de burgerlijke ^\'^quot;^jggHjicefl
huur van pachtpenningen, interessen van o jj^yijfel
en verschuldigde renten, voordeelen, die zon
slechts O
^•^rkreo-elj ^^^^ middelijke wijze van zaken kunnen worden
Ook onde^rnbsp;vruchtgebruik
lennbsp;vruchten wordt OTjgenornen, al wat uit mii-
\' steen- of i i
^eer ggj^^ Jiolengroeven wordt opgegraven, is veel-
Vannbsp;^^tzondering, dan een inbreuk op het begrip
brenrpggj quot;nbsp;toch de wetgever dergelijke voort-
\'\'^^ohten
paling
ïeed
van den grond onvoorwaardelijk ouder de
had opgenomen, dan ware vooreerst de be-
- ^^^nbsp;^elve overbodig geweest, daar
In A nbsp;O Onbsp;\'
is alignbsp;^^^ den vruchtgebruiker het regt gegeven
Plaaf=nbsp;van vruchten te trekken. In de tweede
^ ZOli 1
Van lïi ^^ de vruchtgebruiker het genot daar-
gïoevfi ^^^ bebben, niettegenstaande de steen- of kolen-
geh
®nz. nog niet ontgonnen waren \\ Dat de vrucht-
\'^\'^ikenbsp;—bnbsp;^JiiKgunucii vvairii . x/aL uc VI LICXIL-
Op Jj^^ ^ g^eir deel in den schat wordt toegekend, die
liogt ^^arvan hij het genot heeft, door een ander
W Vnbsp;worden, is evenzeer een gevolg van
oegfi,nbsp;° quot;
Vraao. ^^^ vrucht. Zoo mogen wij dan de eerste
hond
opgelost achten en ons overtuigd
gever \'nbsp;opvatting van datgene, wat onze wet-
Van ^ vruchten verstaat, in geenen deele afwijkt
als dg . . ^^^oirwing, die wij in het Romeinsche Regt
^Vat\'\'\'^^^^^ hebben leeren kennen.
^Venwel die onderscheiding betreft tusschen na-
^^ en Vruchten van nijverheid (die toch evenmin
onnatuurlijke wijze ontstaan), zij heeft geene
j ^quot;^quot;chtgebruiker heeft geen regt, hoe ook genaamd, op
^^itiCQnbsp;^^ kolengroeve n en veenderijen, die nog niet ont-
vermag derhalve geen steenkolen, turf of andero
^ ïl 1quot;] 1 ^nbsp;J
^quot;g ^ \' graven, wanneer de ontginning of verveening
Ay,nbsp;is, tenzij het tegendeel uit zijnen titel hlijke.
^^a i) ® \'^^Perkende bepaling geldt ten opzigie vau het hout
quot;Hen.
Zie Artt. 813, 814, 815 en 816.
-ocr page 142-andere dan eene historische beteekenis. Bij ^^ ^jqu^v
ling toch, welke vruchten den bezitter te goeder ^^
in eigendom toevallen, daar waar die ondersc ^^^^^
derhalve van eenig gewigt zou kunnen zy^\'
daarvan door onzen wetgever geene enkele maal me
gemaakt, et uhi lex non distinguit, nee
guendum est. De reden echter van dit
Artikel
in de dikwijls te getrouwe navolging van den
schen Code.nbsp;^^„t
Art. .^88. Les fruits naturels sont ceux, qquot;
le produit spontané de la terre. Le produit et e ^^^
des animaux sont aussi des fruits
fruits industriels d\'un fonds sont ceux, qu oi^
par la culture.
Dit Artikel hebben de zamenstellers van
schen Code, als naar gewoonte, aan Pothier on ^^^^^
Te vergeefs echter zouden wij ook bij dezen
voor die onderscheiding kunnen vinden, en ^ ^^^
zij in een regtsgeleerd werk misschien noodig^ ^^^
worden, zoo is zij echter in een Wetboek ^
heel overbodig, ook geheel misplaatst Het ^^^^
halve te wenschen, dat zij zoo spoedig rnoge ^^^
uit ons Wetboek verdween, vooral, daar ziJ
/I bescß
oog op het Eom. Eegt zoo ligt tot verkeerde
wingen aanleiding kan geven
In hoeverre echter stelt nu de wetgever de vr
gedurende haren organischen zamenhang met d-.^ o
deelen der vruchtdragende zaak gelijk? ^^^ ggg.
Het antwoord hierop moeten wij zoeken m
1nbsp;Pothier, T. IX. 196 en 199. Marcadé, 1- ^^^ de««
ligt
Jran\'
2nbsp;Niettegenstaande dat schijnt Diephuis, II-nbsp;plaat®
onderscheiding nog veel gewigt te hechten, daar ^^jj-aag\'-
van haar af te keuren, haar in een nieuwen vorm ■\'\'OO
l\'ran-
-ocr page 143-hetgeen a
hoojt jnbsp;natreTching tot eene zaak be-
lijljg ^^^ /^der begrepen de vruchten, zoowel natuur-
laiio.nbsp;door nijverheid worden verkregen, zoo
hechtnbsp;^^^ wortelvast, of aan den grond ge-
\'•Tot^f^\' ^^^^^ gedeelte der zaak uit.
eerste ^®i\'stand van dit Artikel dienen wij in de
tQedg te ^ belangrijke antwoord van de Eegering
die dit^nbsp;op het voorstel van eenige afdeelingen,
het e\'o-nbsp;tot den derden titel, handelende over
wenschten gebragt te zien.
iiiedg.nbsp;Antwoord der Eegering aldus
quot;thansArtikelen (waaronder het Artikel, dat wij
zeide de Eegering, behooren nood-
quot; strekt dezen titel te worden behouden, welke ^eiJ
quot;\'ïiaarnbsp;^^^ eigendom van zaken te handelen,
quot;stinbsp;om te bepalen, wat onder zahen ver-
^an ^ordt.» 1.
dannbsp;in Art, 556 vervat, is dus niet anders
^\'^schrijving van datgene, wat tot eene zaak
besc],nbsp;zij ons evenwel veroorloofd met alle
alig ^ ßheid op te merken, dat zij als zoodanig van
orog ■ ^^^ ontbloot is. Zoo lang toch de vrucht in
VejLnbsp;zamenhang met de vruchtdragende zaak
deel ■ ^^nbsp;ander nieuw bestand-
dan ^^^ ^^^^ door natreJcking heeffc gevoegd,
het wel niet anders, of de vrucht of het
1 Y
»ietnbsp;antwoord van de Eegering liomt
^\'iigejjnbsp;^ßt dat, wat op de aanmerkingen van eenige afdee-
der^nbsp;gegeven is. Met regt zeide dan ook liet ver-
5o8nbsp;afdeeling, dat het evenzeer uit de Redactie van
\'»linstequot;\'nbsp;bleek, dat wel degelijk de Regering däär ten
eigendom, dat de eigenaar van de
eu 45g \' ^®\'\'krijgt, had willen spreken. Voorduin, III. Bl. 4.57
IL.
-ocr page 144-nieuwe bestanddeel zal noodzakelijk van de hoofdz\'i^^^
een gedeelte nitmaken. Wat beteekenen eeliter
woorden: »door regt van natrekking?quot; *nbsp;^j,
Otn deze woorden goed te verstaan, moet
weder zijne toevlugt nemen tot den Franschen
In Art. 546 lezen wij :
La ijropriété d\'une cbose, soit mobilière, soit i®^
mobilière, donne droit sur tout ce qu\'elle produn^\'^^
sur ce qui s\'y unit accessoirement, soit naturellei»®quot;^^\'
soit artificiellement. Ce droit s\'appelle Droit
Hegt van natrekking is duidelijk de vertaling ^^^
Droit d\'accession, terwijl de eerste zinsnede ^
Art. 556 eenigzins gewijzigd gevonden wordt.
Maar waartoe nu die woorden in ons Artikel o ^^ ^
genomen, of liever waarom van dat regt van natrek \'J»»
gesproken, zoo onze wetgever werkelyk hiermede
omtrent het eigendom wil beslist zien. Mag .
woorden afgeleid worden, dat door regt van natrek »
evenzeer als in het Fransche Eegt de eigenaar
zaak het eigendom der vruchten verkrijgt?
De Pinto gaat met stilzwijgen dit Artikel voo^ J
terwijl Diephuis bij deze woorden niets aanteeg
Onzes inziens moet er dan ook aan het woordje
geene beteekenis hoegenaamd gegeven worden, te
daar de uitdrukking volstrekt geen zin heeft. ^^^
Zoo houden wij ons tevens aan het antwoor
1 Voorduin, III. Bl. 306. »Op eene andere
afdeelingen merlUe de Regering op, dat»droit d\'accessjon^
üins aanwas, naaar ramp;gt van natrekking is, welke
uitdrukking
men) door Hugo de Groot en andere schrijvers in dien
gebezigd wordt; aanwas is slechts eene species der ^\'^\'^\'^^.^jjijing,
Bij Hugo de Groot vindt men iu dien zin wel vau quot;^quot;^jgjjing
maar nimmer van regt van natrekking gesproken- Zie •
tot de H, R. iie B.
^Sering. Hpf -i
Van dg^tnbsp;Wtikel is eene overtollige omschrijving
\'\'^aak bginbsp;^it den aard der zaak) tot eene
\'len 1)nbsp;doel evenwel, dat in het geval
de \' ^^^ boomgaard of een beest kocht nimmer
koop d ^ kunnen worden opgeworpen of in den ver-
e vruchten mede begrepen waren \\
Verklaart^^^nbsp;daarentegen het artikel nader aldus
ten k ^ \'nbsp;derhalve, die een stuk lands of bees-
of ^^ ^^ gelijk daarmede eigenaar wordt der tak-
Wijnbsp;vruchten of van de jongen, meenen
dat mer^^,^^^ spraakgebruik te moeten opkomen, om-
\'^taand ^^nbsp;eigenaar worden kan van afzonderlijk
Van inbsp;Even onjuist toch ware het, wanneer men
Y^^ ^^^^\'^\'\'^de deelen zeide eigenaar geworden te zijn.
sprag^^^ ^^^ dan ook, dat zoo lang de vruchten, om het
deeltg^^ van onzen wetgever te volgen, een ge-
Van - ^ V - iciitdragende zaak uitmaken, men nimmer
bet
van de vruchten spreken kan, ofschoon
^^ag zijn, dat het eigendom der vruchtdra-
quot;iV\'aar
ëeïidc .
Hitjjj - ■^^^k tevens dat, wat daarvan een gedeelte
omvat
®bjk blijft ons nog de vraag ter beantwoording
^ver,
hancrgQ^^ al uit den aard der zaak eigendom van nog
Vej ^ vruchten ondenkbaar is, heeft dan de wetge-
de af ^^^\'\'^^^^iding van de vrucht gelijk gesteld met
^ïscheiding.
derenbsp;van elk ander deel der zaak? Met an-
Hognbsp;blijft men de vrucht na hare afzondering
haar gedeelte der zaak beschouwen of houdt men
Op ^^^^ dat oogenblik als een geheele nieuwe zaak?
Vraag is bezwaarlijk een antwoord te vinden.
, Asser, § 326.nbsp;234.
^ 1 III. B,. m.
^^lervoren, Bl. 13.
in
£»e wegen, die ons tot de beantwoording \'^^^^^^\'J^jgj
het Eomeinsche Eegt openstonden, ontbreken ons ^^^^
geheel en al. Vooreerst toch vinden wij van de ^^^
der furtiviteit van fructus rei furtivae geennbsp;^^^
paling; van de wijze, waarop de eigenaar het eigen ^^^
der vruchten verkrijgt, wordt niet gesproken; een
goed met de aanstaande vruchten te verhypoth®!^®\'\'^^^\'
is onbestaanbaar in onze wetgeving, terwijl het ei»
dom, dat de bezitter te goeder trouw van de vrucn^-
verwerft ons thans nog als geen bewijs zou kun ^^
dienen, daar hij bij eene bijzondere bepaling ^
den dag der terugvordering met een vruchtge\'^i\'\'^ ^^^
wordt gelijk gesteld en deze terstond met de
scheiding de vruchten in eigendom verwerft b ^^^^
Wij moeten derhalve tot het artikel, dat wij ^^
besproken hebben, terugkeeren en de vraag
uit de uitdrukking rgt;gedeelte der zaah\'^ niet het ^^^
sluit moet getrokken worden, dat de wetgever de vrn
ten als gewone deelen eener zaak heeft
Wanneer wij den tijd in aanmerking nemen,
die artikelen gesteld zijn, een tijd, toen de thans
oordeelde opvatting van het begrip van vrucht a d^^
meen gold, dan is het zeer waarschijnlijk, ja ^^^
ker, dat de vraag niet ontkennend kan worden
antwoord.
Opmerkelijk is het evenwel dat er in het ^^
van 1820 en in den Eranschen Code Civil
bepalingen worden aangetroffen, die over het eige ^^^
van den eigenaar van de vruchten in ^^^ Uj^^\'quot;\'
spreken.
\' Zie Art. 604. al. 3. »Dat hij tot op de geregtelijke
vordering de vruchten geniet, welke de zaak oplevert. ^^
Bl. 150, 163 en volgende.
van 1820 stelt de vrucht gelijk met
^andere deelen eener zaak.
kiiiQ- quot;nbsp;Men bekomt ook eigendom door natrek-
^ndernbsp;verre eene zaak in dier voege met eene
deel ^^^^ vereenigd is, dat zij daardoor voor een
eio-nbsp;gehouden, en als zoodanig in den
«om begrepen wordt.
^ \'nbsp;Deze eigendomsverkrijging heeft plaats
^ et.
Art
treo- \'nbsp;Op die wijze wordt de eigendom ver-
eene^\'^ ^^^nbsp;vruchten\', zonder onderscheid, welke
het ^^^^ Oplevert, waarvan iemand den eigendom of
j \'\'\'^ttige bezit heeft.
het Fransche Regt wordt de vrucht als eene »es-
Pece d\'n
u accrue et d\'accession quot; beschouwd.
Ï^oekquot;^ ^^^nbsp;kapittel van het tweede
quot; duit quot; quot; ^^nbsp;d\'aocession sur ce qui est pro-
par la chose,quot; en in Art. 547 lezen wii:
»Xjçg » ,nbsp;\'nbsp;^
iruits naturels ou industriels de la terre,
fruits civils.
^ ® croit des animaux appartiennent au propriétaire
^roit d\'accession.quot;
deel ^^nbsp;is blijkbaar van Pothier. In het eerste
ïeeds van zijn Traité du droit de Propriété ont-
als Article Premier:
quot;sort^ ^\'^^cession qui résulte de ce que les choses
produites de la nôtre,quot; waarin verder nog gevon-
«c
•^\'^^ordt:
Jnbsp;qii ma chose produit en est regardé comme
quot;lenbsp;d^accrue et d\'accession-, et en conséquence
donaaine m\'en est acquis par droit d\'accession, vi
^quot;i^stale rei meae.
^ par ce droit d\'accession que le domaine de
-ocr page 148--, Ig flOquot;
» tous les fruits qui naissent d\'une chose^ sun
» maine de la chose et est acquis de plein droit au
»neur propietaire de la chose vi ac poiestate f^i ^^
»Tant que les fruits sont encore pendans, il®
»font qu\'un seul et même tout avec ma terre
»maine que j\'aï de ma terre renferme donc alors ^^^
»de ces fruits: lorsque ces fruits viennent à être ^^
»parés de ma terre, ils deviennent des êtres disti^D^^^
»de ma terre, dont j\'acquiers le domaine, en
»quence de celui que j\'ai de ma terre, qui les ^^
quot;duits, et dont ils sont les productions et les
» sotres
Wij •voeren hier echter tegen aan, dat op hetze ^^
oogenblik, dat de vrucht zich van de vruchtdragequot; ^
zaak afscheidt, de vrucht ook noodwendig hare hoe^^^
nigheid van accessorium verliest en het eene
onmogelijkheid is te spreken van accessio, daar ^^^
juist de separatio de accessio doet ophouden \\
waaraan herkent
men het accessorium na de afsc
en wat is het principale? Is het dan met opzet dat^^
wetgever noch uit het ontwerp van 1830, noch uit
Code Civil eenige bepaling daaromtrent heeft over^®
nomen ?nbsp;^^^
Bij Voorduin vinden wij daarvan niets verffle\' ^
Zoo veel is echter zeker, dat onze Wetgever de
sehe opvatting van de vrucht na hare afscheiding
1nbsp;Oeuvres complètes de Pothier. Tome X. P- 83. _ ^^^^^
2nbsp;Zie Marcadé, II. Bl. 398. Demolombe I. De lanbsp;^^
des Biens, etc. Bl. 510. »Mais c\'est bien impossible! car
»a pas alors accession, mais discession; il n\'y a pas unioi»! ^^^^
»tout au contraire separation!quot; Beide houden de
integrerende deelen. Met de afscheiding
ontvangt
geen niemu eigendom, maar zet het eigendom, dat hij
vruchtdragende zaak had, in het afgezette gedeelte voort.
hetnbsp;dit ten stelligste op te maken is uit
556, dat klaarblijkeliik eene belangrijke
Q^^^g is van Art. 546 Code Givil.
Palino-^^^ heeft onze wetgeving dienaangaande elke be-
Van dnbsp;geacht en gemeend dat het eigendom
deelnbsp;^^ettegenstaande de afzondering van hare
derd ^ afscheiding van hare vruchten in het afgezon-
Q^ deel of de afgescheidene vrucht bleef voortduren ?
boeten wij bekennen hierop het antwoord
hale ^^ ^^ moeten blijven en slechts te kunnen her-
^at wij straks reeds zeiden, dat het allezins
len
is, dat onze Wetgever aan de separatio
rinw ^^^^ iïivloed heeft toegekend als aan de afzonde-
ander deel eener zaak. Misschien echter
2ullnbsp;die wij thans in eene volgende paragraaf
behandelen, een meer zeker licht omtrent deze
^gpünten verspreiden.
EERSTE AFDEELING.
op welke wijze vekkrijgen de eigenaar ex d®
te goedee, trouw het eigendom dek veucht®^\'
Zoo als wij reeds breedvoerig hebben aangetoonde ^^
in ons Wetboek geene enkele bepaling daaromtrent
vinden. Artikel 556 bepaalt alleen, zoo als de F-g^^
ring het uitdrukkelijk heeft gezegd, wat tot eene
behooren kan, verder niets. Er wordt zelfs met g ^^
enkel woord gerept van het regt, dat de eigenaar op
vruchten van zijne zaak heeft.
In het Ontwerp van 1820 verkrijgt men ^^^
dom door zaaksgevolg of natrekking. De vrucht, ^^^
zich in de vruchtdragende zaak ontwikkelt, wordt o
natrekking het eigendom van den eigenaar der hoo
zaak. Bij de afscheiding ondergaat dat eigendom g^
verandering.
In den Franschen Code zagen wij, dat men eigeJ^^®^
der vruchten werd par droit d\'accession. De ges^F
reerde vrucht blijft eene espèce d\'accrue et d\'accessoire-
Wanneer wij nu de keus tusschen beiden m^es ^^
doen, kozen wij zonder twijfel het stelsel, dat ^ ^
het Ontwerp gevolgd is en ook thans zoo als wi] g®
zien hebben door Marcadé en Demolombe wordt voor
gestaan M
deel \' ^ beschouwt de vrucht als een integrerend
eigendom van de afgescheidene vruchten
^^^^ dezelfde wijze als van de deelen eener
dit \'nbsp;iii zijne aanteekening op Art. 643 houdt
quot;^oor het stelsel van onzen Wetgever.
behonbsp;door regt van natrekking tot eene zaak
quot;zak^^*-\'nbsp;volgens Art. 556 een gedeelte der
Uit. ^.Tig^g
nakmrlijker dus dan dat de eigenaar
*van ^ S^^eel ook eigenaar van het gedeelte zij, en
f]^^^ ^^ hetgeen met eene zaak vereenigd is, of
quot;den ■ ^ ^^ ^^^^ ligchaam, eene zaak uitmaakt, aan
behoort. Art. 643 B. W.quot; ^
Streednbsp;gaarne bekennen, dat het Art. 556 eene
toch • ^^^^quot;^iding geeft tot die opvatting, zoo is dit
met het antwoord der Eegering, die uit-
ointte t^nbsp;^^^ Artikel heeft opgemerkt hier niets
^erde^nbsp;eigendom van zaken te willen bepalen,
diene^n ^^^nbsp;aanhaling van Art. 643 niet
643 toch zegt het volgende:
o.gjj^^\'^ ligchaam uitmaakt, behoort aan den eigenaar
de regelen bij de volgende artikelen vastge-
^iikel ^^^^^ onder de volgende artikelen wordt geen
^^Ucht ^^^^^^^ aangetroffen, dat over het eigendom der
4rt ^^ ®preekt en dit verwondert ons niet, daar van
af, overeenkomende met Art. 551 van den
voi,
steid.
gehsejnbsp;^nbsp;uitdrukking » de eigenaar van het
I\'uchtg^ . ®^S6Daar van het gedeeltequot; houden wij voor onjuist.
quot;®iti J) \'^quot;-\'\'\'nbsp;Eigenthum an eine Sache setzt voraus dasz sie
^eldnbsp;als besondere Sache habe.quot; Aan dezelfde onjuist-
quot;^ergej^, \'^quot;drukking maakt zich Asser schuldig. Het N. B. W.
niet het Wetb. Napol. Bl. 234.
\'^^tgeen met eene zaak vereenigd is, of met de-
«■at
Code Civil, alleen gesproken wordt over datgene, ^
zich blijvend met eene zaak vereenigt, hetgeen ffloeij\'^^
lijk van de vruchten gèzegd kan worden, wier bester»
ming het juist is afzonderliike zaken te worden •
ry , .nbsp;,nbsp;.nbsp;. ^af ooK
dat
, de amp;
af of de bezitter te goeder trouw eigenaar wordt
Zonder daarmede nog te willen ontkennen
io-e-
onzes inziens dit werkelijk de wijze is, waarop
naar het eigendom van de vruchten zijner zaak
willen wij echter vooraf de vraag zoeken te ^^^^^
woorden, welk regt de bezitter te goeder tronw op
vruchten verwerft.
het
Midden in den derden titel, handelende over
eigendom, vinden wij de volgende bepalicg: ^^^
Art. 630. De bezitter te goeder trouw heeft
regt om alle de vruchten, welke hij van de texn^o ^
vorderde zaak tot op den dag der regtsvordering
ten heeft, voor zich te houden. Hij is verpbgquot; ^
teruggave van alle de vruchten, sedert den aanV^^quot;»
1 IcO^quot;
dier regtsvordering genoten, onder aftrek van cle ^
ten tot de verkrijging dier vruchten, voor het böbo\'-
wen, bezaaijen en bearbeiden van den grond b-\'^tee^^\'^^
Het groote bezwaar in dit artikel is, wat
de Wetgever onder genietenMoet genieten in ^^^
zin van consumere of wel van percipere worden opo^^
vat? Van deze dubbelzinnige uitdrukking toch h^»quot;»
quot;nbsp;^nbsp;vaJJ
an-
eigen-
de vruchten en of hij de vruchten, tot op den
der regtsvordering getrokken, mag behouden ? ^^^
dere woorden wordt volgens onze Wetgeving de ^^
ter te goeder trouw eigenaar der vruchten
met verpligting van restitutie?
\' Ook in den Code Civil gaat aan het Artikel 551 het
dom vooraf, dat men op de vruchten verkrijgt.
— 145 —
onbelangrijk zijn, vooraf eens te onder-
der
-^^jjucnu. ivxcci UI mill uuvjii iij J.I.V u j-iitiiK^vyj^.
altijd van invloed op onze Wetgeving geweest.
tro ^quot;^hten ten opzigte van den bezitter te goeder
bepaald. Meer of min toch is het Fransche
Cjt
In
Artt.
de vraag
.nbsp;549, 550 en 138 vinden wij
beslist.
t) T lt;
quot;dan*^nbsp;posseisseur ne fait les fruits siens que
\'cnbsp;^^ possède de bonne foi; dans le cas
Il gg^nbsp;produits avec la
^^^ au propriétaire qui la revendique.quot;
quot;Le possesseur est de bonne foi quand il
quot;latif^ ^oname propriétaire, en vertu d\'un titre trans-
quot;d\'êlr ^^ P^^P^iété dont il ignore les vices. Il cesse
le de bonne foi du moment où ces vices lui sont
quot;Oîum „
-^rt.
quot;pas,
chef,
138. «Tant que l\'absent ne se réprésentera
que les actions ne seront point exercées de
Dnbsp;\' ceux qui auront recueilli la succession,
^ \'^^ont les fruits par eux perçus de bonne foi
Wij ^ ^\'oorden van de Artikelen zijn zoo duidelijk, dat
oogenblik aan den zin daarvan behoeven te
te n.nbsp;scherpe tegenstelling van den bezitter
54,9 ^nbsp;kwader trouw, de uitdrukking in Art.
----—J--7
^at bet Pranscbe Regt omtrent het eigendom
fivr.^nbsp;cas contraire, il est tenu de rendre les
^^^ fruits
avec la chose,quot; en die van Art. 138 r. gagneront
als bnbsp;(i^iet consommés) de bonne foiquot; wijzen
Ware met opzet op de afwijking van het Romein-
is tevens de onderscheiding in het Romeinsche
gjj —\' een b. f. p. hereditariae rei en een b. f. possessor
als ^ opgeheven. Dit geschiedde door den Code, zoo
^ie tjQ °lombe zegt, I. 526, satisfaisant au voeu de Pothierquot;.
§ Marcadé, P, 357. Toullier, III. F. 59.
sche Regt, waar de bona fide gepercipieerde vj ^^^
zoo zij nog op den dag der litis contestatio of ^^^^^^^
oogenblik, dat zijne bona fides ophield, exstantes ^
moesten worden gerestitueerd.nbsp;^ elaquot;?\'
Zoover wij weten is dan ook omtrent deze ^^
rijke afwijking van het Rom.eiusche Regt ^ ^^^^
Eransche schrijvers nimmer eenig verschil van g
ae
gew^eest
Reeds Pothier leert ons, dat deze afwijking
vroegste tijden af bekend was.nbsp;. g]jr
.)Les principes, zegt hij, de notre Droit Prança ^^^^
»la restitution des fruits dans les demandes en ^
»dication sont, à l\'égard du possesseur de mauvais
foh
le
»les mêmes que ceux du droit Romain.
n\'est
»A l\'égard du possesseur de bonne foi, il g^u\'ai*
»du rapport (îaucuns fruits par lui perçus ]
»jour de la demande en revendication donnes
»lui. Je ne vois pas même que dans notre p
»Prançaise, différente en cela du droit Romain, ^^^^^
»mandeur soit reçu à prétendre des fruits, q^i ^^^^
»trouvés extants en nature par-devers le P^^/^^^j-çuS
»au temps de la demande, lorsqu\'ils ont ete P
»avant la demande®.
« Tonllier, Ed, Duranton, III. P. 41.
Delvincourt, Uitg. 1819. II. P. 211. » On ne distingue
»chez les Romains s\'ils sont consommes ou encore exi
Zachariae, 1837. I. P. 449.
Marcade\', II. P. 402 in verband met I. P- 357. ^ perÇquot;^®\'
» Chez nous, le propriétaire n\'aura que les fruitsnbsp;pt
A ;]g peste»^
» quant à ceux recueillis, quoique non consommes, quot;
possesseur de bonne foi.quot;nbsp;g\'té p^^\'
Demolombe, I. P. 569. »Une fois que les fruits o» ^^^
» çus par le possesseur de bonne foi, ils lui apparti®quot;quot;
J) vocablement,quot;
® Pothier, Traité du droit de Propriété. P-
0e
CODI
Code •nbsp;het woord percevoir in den Franschen
zin gebezigd wordt als wanneer de
^^•ictus^^^nbsp;P®®®®®®*^^ zeggen: percipiendo
dejj ^^ ^^cit en dat daarop evenzeer nog de woor-
^ïiatn^\'^nbsp;toepasselijk zijn : » Denique etiam prins-
fidei
statim ubi a solo separati sunt, bonae
Y^^^P^^ns fiunt,quot; behoeft geen bewijs,
het ^^^^ evenwel dat belangrijk verschil met
Begt? Waaruit is het te verklaren,
nietnbsp;bezitter te goeder trouw onvoorwaardelijk
Vpt.,,,! ^^S^ndom der vruchten het behoud daarvan
l\'^^^^neeft?
® als
gezien hebben, heeft Pothier reeds de
der ^ gemaakt, dat het definitief
eigenaar worden
^®golclnbsp;^^^ oudsher in de »pratique Françaisequot;
^\'ijkinl\'^nbsp;Juist daarom meenen wij dat deze af-
inoet ^nbsp;invloed van het
^ende
iient.
^og van de vruchtdragende zaak zijn afge-
«ch,
de arbg-^nbsp;dat zij zelfs rijp zijn geworden, kan
die reeds als zijn » verdientes Gut,quot; als een
\' ^ie fq- .
^^^erb „nbsp;Lehre der Frucht, 12te Abhandlung. Frucht-
deutschem Eechte.
luntsc-.nbsp;Eechte.
\'\' deutsches Priyatrecht, 1853. I. P. 357.
Germaansche Hegt
toegeschreven. Hier toch heerscht het
Verdi ^ ^^giösel; »Die Frucht wird durch die Arbeit
\'^lentquot; quot;vr
quot; \'\'^ähet\'\' ^^ ^^^^ ^^^ spreekwoord: » Wer säet, der
die v^nbsp;■ Naarmate evenwel de arbeid verschilt, naar
öiatenbsp;1
alsnbsp;. verschilt het tijdstip, waarop de vrucht
Vrvic{jj.nbsp;wordt geacht. Zoo waren de veld-
^^invnbsp;verdiend, wanneer de grond was geëgd;
Mju^nbsp;i, \'^\'^anneer de tuin bezaaid en geharkt was;
derjj^l^nbsp;Urbaans-dag. Voordat de vruchten
goed, dat hem niemand vermag te ontnemen, besciio^\'
Art. XLIIII. II. van den Sachsenspiegel^^
»Wer aber ein Gut inn gewehren hat, das J\' ^^^
»gestorben ist, oder jhm gegeben oder o®^®^®^^^^jjdt
»er das niemandt genommen hat, er bedarf? quot;i® ^^^
»widergeben, was er nutzes daraus niioet, ob ^^^^^^ßs
»gut darnach wol abgewunnen wirt, dieweil er
»Eechten darab wegert
an-
dere handen overgaat, de arbeider de bevoegdüe
zijn verdienies Out, zijne vruchten met den o
in te zamelen.nbsp;^jje
Art. LXXVI. III. »Nimpt ein man ein
»eigen oder lehe, oder leibzucht, oder
»was er also in dem gut mit seinen pflng ^^ . ^g
,.■■,-, ,nbsp;,nbsp;-,1nbsp;px
das
ht-
isi
den
ga.
JU
»stirbt denn das Weib, ehe er das beseht, ei
»vollends arbeiten, und seen und
abschneiden
»und pfleg sol er aber davon gebe dem, ^n
It,
SOi
gut gehöret. Stirbt aber die fraw nach der ^^
»als die egd das landt bestrichen hat, .quot;\'^j^yo\'i
■»jhres mans, und er ist niemand ichtes pflichtio ^^^^
»zu thun, weder pfleg noch zins, da sie se - ^^^^
»zinsgelt pflichtig von war. Wes auch
»pfleg an der frawen gut war, den Mannnbsp;^gt
»solt, stirbt sie nach dem regten zinstag, dis
»des manns verdient gut, als es des erben s
»ob sie on mann were gewesen.quot;
H in
Van daar ook dat, niettegenstaande het goe
» Sachsenspiegel, corrigirt aufifs New, Nach ^e®
Alten enz. Anno 1539. Leipzig, bij Nicolaus Wolra
.. j, llßt
2 Is de bezitter ter kwader trouw, dan gelat j^rbß\'^\'
»Wer wissentlich fremdes Gut bestellt, verliert sequot;^®
Zie Sachsenspiegel, Art. 46. § 1.
Heimbach, Bl. 210--282.
der
Inhal\'
pffißS\'
(lus dp , • ,
vruchtej^ , vereischte arbeid tot het aanbouwen der
^aii ®®teed, dan behooren die vruchten hem ook
onvoorwaardebjk toe.
^egt ^^^^ is het onderscheid met het Eomeinsche
^annbsp;Hier worden de vruchten het eigendom
tQoggjjjj^ • ^^ \' dat zelfs nog eene apprebensie
ooo- f\'. l^iioopt zich het eigendom eerst aan
liet hg^j^ \' de vrucht ais zelfstandige zaak voor
\'gt;per;i ^^ vatbaar wordt. Hier is het de arbeid, de
^^l\'l^rijo-j^j^\'^^^\'^\'^^\' beginsel, waarop zijn eigendoms-
de §nbsp;daar is het het regtmatig bezit van
\'^^S^öde zaak, en terwijl hier de bezitter on-
Wof^j,nbsp;zijn regt op het Verdientes Gut behoudt,
eigejjjnbsp;niettegenstaande het reeds verkregen
Uit tg ^^\'\'Pligt de vruchten bij eventuele evictie
^^lanrrnbsp;laatste nu is voor ons thans het
ïlegt^ f ^^nbsp;inziens toch heeft het Eransche
Sehe \'b^J- quot; E\'Omeinsche volgende, het Germaan-
eensnbsp;mogelijk zoeken te handhaven,
H J\'^\'^nd, blijft verdiend
-nbsp;het nu in ons Eegt geregeld? Is men van
verkeerde Interpretatie van de L, 45 van
b quot;^^eel zal bijgedragen hebben behoeft geen be-
hetquot;^quot;^*^ echter op te merken, dat nog gedurende eeni-
^\'^hijntnbsp;\'\'^erschil tusschen fructus naturales en industriales
ëoedernbsp;^e laatsten verkreeg de bezitter
\'\'^Stspj.j^j.ynbsp;onvoorwaardelijk in eigendom. Later heeft de
het\'^ ^ verschil opgeheven. Het spreekt van zelve, dat
^ehoorjquot;quot;™^^™®\'® gedeelte der vruchten tot de industriales
\'Van rnbsp;en dit zeker de reden geweest zijn waarom
onderscheiding heeft laten varen. Zie
272 \'\'^®ntrequot;, Gom. ad consuetud. Ducatus Britanniae, ad
quot;\'\'^\'\'»quenbsp;distinctionem diximus foro sublatam usu, induc-
discrimine, ut omnis generis fructus a bonae
ssore restituerentur a die litis contestationis.quot;
het
het Fransche Regt afgeweken en in alle deelen tot
Romeinsche teruggekeerd?
De Pinto beantwoordt de vraag bevestigend ƒ» ^^^
ten overvloede de L. S3. C. de Rei quot;^indicatioquot;® ^^^
om de overeenstemming van ons Wetboek in dezen
het Romeinsche aan te toonen
Zoo als wij straks reeds zeiden, komt alles
woord gemeten aan. Verstaat men daaronder ver
of trekken?^.
Het laatste is volgens onze overtuiging alleen ^^^^
en dit wordt niet alleen uit de
Beraadslagingen
ook uit de wet zelve duidelijk bewezen.nbsp;jie\'^e-
Bij de Beraadslagingen over Art. 630 gaf de
ring op de bezwaren van eenige Afdeelingen tegen
Artikel het volgende antwoord:
«Bij Artikel 630 wordt gehandeld van noodza^e r.
» uitgaven, tot het behoud der zaak aangewend; ^^^
» nu nog, op de aanmerkingen van sommige afdee
»de noodzakelijke nuttige kosten zijn bijgevoegd
»Art. 633 spreekt van de kosten tot onderhoud;
1nbsp;De Pinto, Handleiding, Bl. 236. Asser, Hetnbsp;jjjraa^»
vergeleken met het Weth. Napoleon, Bl, 242—201 enLei^^^^^g,
II. § 136 en Diephuis, Bl. 167, schijnen het tegenoverges^.^^
voelen te zijn toegedaan. Wij zeggen schijnen, want
bruiken het dubbelzinnige woordje gemeten, vet\'\'
2nbsp;Ook Opzoomer, Aanteek. op de artikelen die
klaring behoeven, II Deel. Bl. 73 en 74, vindt de
genoten vruchten dubbelzinnig. Hij verstaat evenzeer
genieten in den ruimen zin van percipere, trekken- ^^^ ^at.
Trekken, komt misschien het meest overeen »et ^^^^j^jge-
percipere. Iu Art. 803 vinden wij eerst gezegd, dat quot;^^^^^j^jefl
bruiker het regt heeft om van een anders goed de ^ ijj-ek\'
trekken, terwijl in 808 het woord genieten gebezigd wor ^^
ken houden wij voor den juisten term en het geselquot; -ts
dubbelzinnigheid te vermijden.
quot;Vernbsp;van den bezitter te goeder trouw blij-
omdat hij de fructus perceptos heJiouit
ej ^^^^ gelaten dit misschien afdoend bewijs, zijn
eerste^ ^\'^^ijzen uit de Wet zelve te putten. In de
woord genieten daarom niet in de
dan ^^^^ opgevat worden van verteren, omdat Art. 605
^rouvTnbsp;verliest, waarin den bezitter te kwader
ond ^ ^^^ ^^^^ gegeven wordt de vruchten te genieten
, gehoudenis die aan den reo-thebbende uit te keeren
^^^ moeijelijk iets teruggeven, wat men ver-
nietnbsp;hieruit derhalve dat ge-
be ^r^ beteekenis heeft van trekken. Dat toch een
ten ^^ ^^ kwader trouw geen eigendom van de vruch-
daa is een algemeen erkend beginsel, dat hij
, bij de restitutie der vruchtdragende zaak niet
die b\' (verteerde) vruchten, maar ook alle,
y van de zaak getrokken heeft, behoort uit te
Zelfs die, welke de eigenaar had kunnen genie-
fdat
tennbsp;natuurlijk wederom in den zin van trek-
^^^J^rden opgevat), is niet minder waar.
i J\'j^orduin, III, Bl. 421.
kn 1 \' Clntvverp van 1820, Art. 1126, lieeft het woord genie-
u ® bepaalde
beteekenis van trekken. Zie 1126, Al. 2. De
Otn ^^^ iamp;eA\'i te kwader trouw is verpligt:
^\'•ïchtnbsp;tevens de genoten en reeds verteerde
®cht ^^ quot;Vergoeden, en zelfs die, welke schoon niet genoten,
tigQnbsp;hadden kunnen worden. Zie Art. 1045. De wet-
heeftnbsp;\'^\'erkrijgt den \'eigendom der vruchten. In Art. 1125
Soed ^^ \'^^oord genieten den zin van verteren. De bezitter te
^•^gaiii,nbsp;lezen wij daar, is verpligt de bij den regts-
ongenotene vruchten met de zaak over te leveren,
de Groot, II, 6, en Sinion v. Leeuwen verstaan onder ge-
^anrr \'nbsp;Huber, II. 8ste kapittel spreekt slechts van ont-
OTerggnbsp;trekken, en van verteren. Hierin komen zij
isnbsp;de fructus exstantes moeten worden uitgekeerd. Dit
afwijiiende
van ons hedendaagsch regt.
-ocr page 160-raoet
Die ruime zin, die aan het woord y— ^^^^
worden toegekend, blijkt tevens uit den tweeden ^^^
Art. 680. Zoo toch genieten hier de beteekenis had
verteren, dan zou de bezitter te goeder trouw na
aanvang der regtsvordering niet verpligt zijn tot
keering der getrokken, maar nognbsp;verteerde vru ^^
ten, hetgeen zeker een niet onaardig middel zoquot; ^
om den eischer van alle vruchten na de regtsvordf-ri »
1 vrucquot;\'
te versteken. Dat de bezitter te goeder trouw ue
ten, vóór de regtsvordering * getrokken, niet behoeft ^
te keeren, blijkt in de tweede plaats uit de ^
kingen voor zich te houden, ten gevolge van
behouden Evenmin als men verteerde vruchten
d»t
Even als in het Romeinsche Regt bepaalt de Code
een bezitter te goeder trouw is //jusqu\'au moment ou ^^^^
lui sont connus.quot; Hierop teekende Maleville (Analysenbsp;^
de la discussion du Code Civil au conseil d\'état. Paris - ^^ ^^^
n. P. 33, 35) aan, dat dit echter geenzins overeenkofflsquot;\'^
met de algemeen in Frankrijk gevolgde Jurisprudentie- ^ ^^^
possesseur e\'tait présumé de bonne foi jusqu\'à l\'intorpen^\' ^^^
diciaire.quot; Misschien is dit de reden van onze afwijk\'.Qfe\' ^ ^ggg
Franschen Code. De Memorie van Toelichting van ilnbsp;jgr
zeide toch die bepalingen uit de regtsbeginselen en
schrijvers te hebben geput. Voorduin, III. Bl. 4521-nbsp;^e
In ons oud Hollandsch Regt was dezelfde Jurispr- als
Franschen. Zie Hugo de Groot, Inleiding, II. 6. »Doch g.quot;
»deel van goede trouwe hout op na begonste
Simon van Leeuwen, Roomsch Holl. Eegt, II. 6. Q^jv^erp
Hedendaegse Rechtsgeleertheyt, II. 8. Bl. 116. Zie het
van 1820, Art. 1119, dat evenwel schijnt te strijden met ^^g
2 Even als in den Franschen Code het Art. ISS, zoo ^^^^^^ ^^
Art. 881, al. 3 alle onderscheiding op tusschen een bezi^^ ^^^^
goeder trouw van eene erfenis of een gedeelte daarvan, ^^^^
bezitter van eene particuliere zaak. Zie Regtsgeleerde Ja®\'* ^^t.
Bijblad 4. 1842. Bl. 568 en volg. Vernede, Handleiding
630. D. Aanteek. 3.nbsp;^
quot;Hij, die ter goeder trouw een aan een ander toekomen
-ocr page 161-fructyg ^^^ i\'^dien hij tot de restitutie van de
^ijke Knbsp;gehouden was, volgens de uitdrukke-
hebbeij ^^^^^^^ ^^^ ^rt. 630 eerste alinea geen regt
ging Vergoeding van kosten enz. tot de verkrij-
Van datnbsp;besteed. In den tweeden zin toch
^ftrekknbsp;staat alleen, dat hij de kosten kan
Vd\'Hg ^ ^^^^ die vruchten, welke hij sedert den aan-
Aït. Qg^ ^egtsvordering heeft getrokken, terwijl in
bestgg^nbsp;sprake is van de vergoeding der kosten
Van de ^^^ verkrijgen dier vruchten, die nog niet
Zoonbsp;^y\'^ gescheiden
dat de ^^nbsp;geen twijfel meer onderhevig,
afsejjg-^.nbsp;te goeder trouw op het oogenblik der
niet Q.nbsp;eigendom der vruchten verkrijgt en
de jJ^, \'^^den is tot uitkeering van die, welke hij vóór
Vordefjnbsp;getrohJcen heeft. Of hij ze na de regts-
evennbsp;voorhanden of verteerd heeft, is in ons
Zaalj ^nbsp;Pransche, eene geheel onverschillige
Th
^^ vraag beantwoord worden, op
der Vnbsp;de bezitter te goeder trouw het eigendom
eenenbsp;verkrijgt ? Beschouwt het de Wetgever als
^^^^^J^zondering en moet men den algemeenen regel
quot; deg]
quot;Vrtioht beeft, is niet gehouden tot uitkeering der ver^re^e«
quot;Eaetnbsp;uitzondering op dat beginsel in 533, in verband
Seiioejjj^ \' Onzes inziens kan dit moeijelijk eene uitzondering
Zij toch, die in het bezit zijn getreden der
afwezige, kunnen uit den aard der zaak niet
»gt;l6t
bezitter gelijk gesteld worden, die meenen eigenaars
\' Sequot;quot;
37. D. 5. 3. Quod si sumptum fecit, nihil autem
in ij^jj^ perceperit; aequissimum erit, rationem horum quoque
® fidei possessoribus haberi.
steJlen: dat de eigenaar der vruchtdragende zaak ei^®
der vruchten wordt?nbsp;^jg
Van onze schrijvers is Opzoomer de
hierop een antwoord heeft trachten te geven- ^^^
hij met eenige weinige maar treffende gronden zoo ^^^
de beantwoordingen dezer vraag door SavignJ ^^^^
chariae, als de beide eerste redenen, die Donellus
■ .Li-P o-oene\'-
van den bezitter te n
ewezeO\'
js-
etiafö\'
nec
co-
eigendom
brengt, om het
trouw te regtvaardigen, van de hand heeft g® ^^^^
houdt hij het er voor, dat eerst in de derde reden
Donellus aangevoerd, de ware regtsgrond gel^g®
De grond van Donellus is deze:
»Domino non modo nulla fit injuria, sed es ^^^
cur ita fieri sibi gratuletur. Illud aperte iniqnU®
moleste ferre alienae diligentiae et remunerationis^^_^^
mium, quod non solum sine ejus detrimente, se ^^^^^^^
cum aliquo lucro contingat. Fructus quidem en
ipse non percipit, sed sine darnno, quia alioq^^i
eos esset habiturus, ubi nemo eos sereret aut re
leret.quot;
Daarbij teekent Opzoomer het volgende aan- ^^
»Van den bezitter te kwader trouw kan men^ ^^
zijne kwade trouw vruchten vorderen, ai heef- ^^ ^^^
zaak ongebruikt gelaten en dus zelf geene vruehte
noten. Op den bezitter te goeder trouw, die zi -
vool
sing
on-
tot
zaak
hij
eigenaar houdt, kan dit natuurlijk niet van toep^
zijn. Het moet hem dus geheel vrijstaan, de
was
gebruikt te laten liggen. Deed hij dit, en ^^^ ^^
teruggave van al het genotene verpligt» dan ^^^^gg
eigenaar alleen de zaak terugkrijgen ^quot;^\'^^quot;^^ggtand
vruchten, en zij zou daarenboven in slechteren ^^^ ^^^^
door de verwaarloozing zijn gebragt. Mag het a ^^^
billijk heten, dat, als de bezitter het land hee
^eterd\' ^^^ eigenaar met de teruggave zijner ver-
de O- ^^^^nbsp;vergenoegen, en geen regt lieeft op
beri ° vruchten, die hij toch even zeer zou heb-
oijjnbsp;missen, wanneer de bezitter van zijn regt,
Ij^j j.. ^^^^ te laten liggen, gebruik had gemaakt?
nognbsp;niet het minste nadeel, hij heeft zelfs
teruo. ^^\'^i^deel van zijne zaak in beteren toestand
te ontvangenquot;
\'^i^iijkh^quot;^^^^ iiierken wij op, dat, niettegenstaande de
pleit ^\'^^ijnbaar voor dezen grond zou kunnen
vajj ^^^^ oiis voorkomt, dat Opzoomer dat eigendom
T P°®®essor voor eene uitzondering op den
dg . ^^\'^houwt en uitgaat van de stelling, dat alleen
iQed^\'^^\'^^^^ eigendom verkrijgt van de vruchten. Daar-
Van ^^ derhalve in theorie de eigendomsverkrijging
bezitter te goeder trouw niet geregtvaardigd.
Yg^j^ ^^ andere zijde kunnen wij evenmin den grond
\'^iielius als de toelichting van Opzoomer goed-
ijj In de eerste plaats toch zou die grond alleen
goed^ S^vallen kunnen gelden, wanneer de bezitter te
1 trouw tot verkriiging der vruchten arbeid en
*i®teri x.nbsp;jo O
r Desteed heeft, zoo als dan ook Donellus de be-
quot;üde
jj , Voorstander is der onderscheiding tusschen fructus
^^ ïaies en industriales, van welke laatsten in zijne
Wo^T^ de bonae fidei possessor alleen definitief eigenaar
geval\'nbsp;voorziet de toelichting geenzins in het
\' i^Diand te goeder trouw bezitter is geworden
lao ^^^nbsp;waarvan de oogst ter inzameling gereed
den ^^nbsp;oogst, misschien nog het gevolg van
gg^^^^\'b^id en inspanning van den eigenaar, kan vol-
Vermelde uitlegging de bezitter te goeder trouw
^^P\'-soomer, Aanteekening op de Artik. II, Bl. 72.
-ocr page 164-de
nimmer eenig regt hebben. Voorts staat tegeno^®^ ^^^^
verwaarloozing de uitputting van het goed, en in g®®
deele kunnen wij het toegeven, dat de eigenaar ^^
voordeel dan nadeel van het gebruik van het land ^
den bezitter zal hebben. Maar zelfs eens toegege ^^
dat het onbillijk zou zijn, wanneer de eigenaar ^^^
verrijkte met iets, dat hij ligt had kunnen
moet hij ook, consequent voortgeredeneerd, geen
hebben op het lucrum, dat hem die vruchten
teruggave der zaak zal verschaffen, welke door de^^^-^
zondere zorg van den vorigen bezitter zijn
Nog vinden wij de stelling, waarop de geheele ^^^^
lichting rust, eenigzins gewaagd. Tegenover het r »^
van den bezitter, de zaak ongebruikt te laten lig^
staan de verpligtingen van den bonus paterfamdias, ^^^
het blijft dan nog altijd de vraag, of het billij^^
de eigenaar daarom verstoken worde van de vruc^ ^^
omdat de bezitter regt had een slecht paterfamnias ^^
zijn. Naar onze overtuiging, indien men volgen^ ^^^
billijkheid handelen wil en de toelichtingnbsp;^gl
mer in beginsel is toegedaan, dan moet in j^e-
onderzocht worden, in hoeverre de oogst het gede ^^^
lijk gevolg is van den arbeid van den bezitter o ^^^^^
het door den eigenaar vruchtbaar gemaakte land» ^^^
men toch eens het beginsel op den voorgrond, ^^^^^^
beid het regt geeft op de vruchten, dan mogen in»^^^
geval uit het oog verloren worden de moeite, m P
quot;nbsp;----- , 1 ^xx^cirquot;
ning, nog minder de kosten, die de eigenaar toi\' ^^^^
baarmaking van zijn land heeft aangewend. Dan
de bezitter te goeder trouw zijn, op het regt ^f^i
eigenaar kan daarom geen inbreuk gemaakt worden^ ^^^
nu echter die billijkheid vordert, is in de prakty ^^^
denkbaar, voor het Regt onbruikbaar. Van daar,
-ocr page 165-de toelioUf
\'i\'oeten ^quot;^mg eene vruchtelooze poging meenen te
^om pnbsp;even als die van hen, welke in het
\' opera en cnltnra als den grond van het
^^^nbsp;^^^ ^^ vruchten he-
ijjnbsp;Ook in ons Regt vinden wij evenmin als
Wij \'jj^^\'^\'^insche dat beginsel gehuldigd. Ja. vinden
^ati ^^ ^^ enkele maal van cura en cultura of
^ßlfs ^^^^^ diligentia gesproken, in ons Regt zijn
Zoude Uitdrukkingen niet eenmaal te vinden. En
het • ^nbsp;het regt hebben, den grond van
Qg Eigendom, dat de bezitter te goeder trouw van
Znrr.nbsp;verwerft, te zoeken in den arbeid, of de
O Gil fl \'
Allicht iiispanning, besteed tot het verkrijgen dier
cjg ^nbsp;beginsel rust hel dan, zoo stellen wij ons
het^\'\'^^^quot;nbsp;moeten het opregt bekennen, wij weten
üiet. llgQ i^gg^j. jjg^ Romeinsche Regt gedeeltelijk,
het pinbsp;O O j
gee|\'|. i^^iische gedeeltelijk gevolgd. Aan de eene zijde
^eunbsp;eigendom, aan de andere zijde beschouwt
Hie^nbsp;- ^\'^i^ht als een gedeelte der zaak. Hoe is dit
^eelnbsp;overeen te brengen? Is de vrucht een
quot;^eenbsp;^^^ ander deel van eene zaak, dan is er
^ Verklaring
te vinden voor het eigendom van den
^^ ter te goeder trouw.
Iii Art.
geiioi
557 wordt de vrucht een gedeelte der zaak
^aanbsp;daarenboven in Art. 630 en volgende,
Van ^^ ^^ofdzakelijk gesproken wordt over het regt
Vqo l^szitter op de vruchten, de geheele zaak is
als eene beperking van het eigendomsregt
ïeot ^^^ eigenaar. Art. 629 geeft den eigenaar het
de aan hem toebehoorende zaak van iederen
^^ terug te vorderen, waaronder in het stelsel van
Wetgever natuurlijk verstaan wordt, met alle
van dien, en daarop komt als uitzondering
de bepaling voor, dat de eigenaar van den
goeder trouw de getrokken vruchten niet kan
vorderen. Dit nu wordt in dezen vorm uitge
de bezitter te goeder trouw heeft het regt de gequot;
vruchten tot op den dag der regtsvordering voor
te houden.
1 QV\'er-
Hoe moeijelijk het ons ook vallen moge, oe ^^^
tuiging te moeten uitspreken, dat in het stelse ^^^
onzen wetgever, in de geheele oekonomie der
eigendom, dat de bezitter te goeder trouw van ae
ten verkrijgt, wetenschappelijk niet kan quot;^^rden g®^®^^^
vaardigd, zoo houden wij dit beter dan den vre
iets te willen opdringen, waaraan hij in de verte
heeft gedacht.
Hetzelfde valt op te merken omtrent het o^ ^^
waardelijjc behoud der vruchten, dat den beaitt®^ ^^
toegekend. De reden van deze bepaling zoeken
de overname daarvan uit de Pransche Wetgeving?
l i in on=
aan echter nog deze uitbreiding is gegeven, ciar ^^^
Eegt zelfs de mala fide getrokken vruchten
den dag der regtvordering door den bezitter on ^^^
waardelijk worden behouden. Deze uitbreiding? ^^
wij reeds opgemerkt hebben, is vroeger zoowel in
Pransche Jurisprudentie als in de ^ud-HoUan ^^
algemeen regt geweest. Van daar ook, dat MaleV^
het bespreken van Art. 550 C. C. op eene
daarvan heeft aangedrongen in geval van eene nie
redactie van den Code.nbsp;^^^
Ofschoon nu wetenschappelijk het stelsel van ,
wetgever zich niet laat begrijpen, zoo is het e
duidelijk eene vermenging van twee lijnregte tege
elkander staande stelsels.nbsp;_
In het Eomeinsche Eegt leerden wij het
van den bezitter te goeder trouw als een noodza
gevoU ..
lij quot; zyn bezit der vrucbtdragende zaak kennen,
s^oozeernbsp;ï^eg^ daarentegen was het niet
^aak*^^^ bezitten als wel het bearbeiden van de
Y \' ^ hem het regt gaf om de vruchten te trekken.
^ dsD
üitljg ^ Zelfs, dat in geval hij de zaak had moeten
tl,;-nbsp;iiiaar den vereischten arbeid tot het ver-
jReii 1
heid h vruchten had aangewend, hij de bevoegd-
te ^^^eld de vruchten in te oogsten en tot de zijnen
in bnbsp;^^^^nbsp;vruchtdragende zaak
ifaar^ ^^i^iiiaansche Eegt volstrekt geen vereischte,
ten ^^^^nbsp;arbeid, die hem het genot der vruch-
opname nu van het Eomeinsche
eelt men zich niet geheel aan den invloed van
Ijnbsp;O
i\'Q\'aansche beginselen kunnen onttrekken. Ge-
® een langen tijd werd het onderscheid tusschen
liQ^J^\'^\'^^ten van nijverheid en de natuurlijke vastge-
\'iin \' ^^iigen tijd schijnt men nog het beginsel te
onvoor-
eigendom van den bezitter te goeder trouw
^ennbsp;eigenaar der vruchtdragende zaak met
■^elnbsp;konden worden opgeëischt ^ Was even-
hebb ^ ^^\'^\'^^^dragende zaak in handen van den regt-
^P d^^*^^ \'Overgegaan, dan had de bezitter wel het regt
best ^ ^^^\'^gvordering der kosten tot bearbeiding enz.
^dj maar verloor hij het regt om de door hem aan-
quot;■eeds quot;^^\'■keerde uitlegging der Pandect. plaatsen, zoo als wij
Otidenbsp;opgemerkt, droeg niet weinig tot bet behoud dier
bij. Dit was vooral de leer van Donellus en
eu bij ons nog Wissenbach, Disputatio X ad Inst. Imper.
26
25,
\'öPen •nbsp;M:atthaeus, Collegia Juris Sex. Disp. 31 de
et fructibus. Zie voorts bl. 53 en volgende.
de
du
zijjj jnbsp;^ O
togj. eigendom van den bezitter te goedcx tiuLiw
ïeTi\'^^^^quot;\' ^^i^wiji de laatsten, zoo zij niet verjaard wa-
door den
,, i flieriquot;
gekweekte vrachten van het goed te trekken • ^^
was dus eene afwijking van het Germaansche -n ^^^^
een terugkeer tot de zuivere beginselen van h^t ^^^^
Eegt. Toen evenwel later zich de behoefte quot;^^^j^^^jjjg
vereenvoudiging liet gevoelen, vooral daar het ^^ ^^^^^
zeer moeijelijk was eene scherpe grenslijn tus- ^^
fructus naturales en industriales te trekken, ^^^
regtspraktijk het zeker van lieverlede
de bezitter te goeder trouw onvoorwaardelijk e^o®
beter
werd van alle vruchten, die de zaak hem tot
oogenblik opleverde, dat hij kennis droeg van een
regthebbende op de vruchtdragende zaak ^
Dat oogenblik nu met juistheid te bepalen
uit den aard der zaak een groot bezwaar. ^ ^^^^^^
kwade trouw is eene zaak van het geweten.
schijnt men er toe gekomen te zijn ook hier eene ^^^^
eenvoudiging in te voeren, en te bepalen, dat alleen
\' -
1nbsp;Het Germaansche beginsel vinden wij nog sterk
in Art. 600 N. C. Zie D\'Argentré op Art. 409 P. 1504-
2nbsp;D\'Argentre\', ad Art. 272. P. 1187.nbsp;. (juct«\'®
ff Hanc distinctionem diximus foro sublatam usuj
r/que, sublato discrimine, ut omnis generis fructus a J ^jgj^
s possessore a tempore malae fidei restituerentur, a bo
II a die iitiscontestationis. Hoe simplex discrimen fori-
- Tracta*
Zie voorts RebufFus in Gonstitutiones Kegias. ^
fructibus et illorum restitutionibus, 31, 36, 37.nbsp;yet^^^^^
In ons Oud Hollandsch Regt schijnt dc Jurisprudentie ^^
te zijn geweest. In Friesland leerde Huber de restitutie ^^^^ ^
fructus exstantes. Hedendaagsche Rechtsgeleerdheid, • ^^jjer?
Zoo ook Joannes a Sande Decisiones Frisicae, L-3-^^\'y^et
Paulus Voet ad Inst. L. 11. t. 1. § 36. P. 446. Joannes
L. 41. t. 1. Simon van Leeuwen, Censura Forensis,nbsp;^yp K-
6. NO. 3. Dit schijnt evenwel te strijden met hetgeen bij \' ^^^.ggte
Holl. Regt zegt, L. 11. Cap. 6. Hugo Grotius wordteen ^^
door Voet en van Leeuwen aangehaald. Zie bl. 151 J-
® l^wader f
lijkennbsp;geacht wordt te zijn, die op geregte-
^P^\'aak ni^^v^^^^^® gekregen heeft, dat een derde aan-
^aak (jgj^ ^eer regt te hebben op het bezit der
OT
bnbsp;gelooven wij, dat de tegen-
^^^^ den 1nbsp;omtrent de eigendomsverkrijging
luiaard -nbsp;^e goeder trouw moeten worden ver-
^^iiöschnbsp;Fransche als voor ons Neder-
^^^ogeiij]^^\'^quot;nbsp;\'^^^^quot;^^happelijk is het,
^^ „nbsp;, onzes inziens,
•^^rhalnbsp;te verklaren. Vergenoegen wij
^^ niet eene geschiedkundige verklaring.
Bl- 148 Nquot;
-ocr page 170-TWEEDE afdeeling.
. VUt\'CllT®-\'\'
OVEE DE WIJZE, WAAROP HET EIGENDOM D®®\'
nt?
VEEKUEGEN WOEDT DOGE NIET-BEZITTBBS UJ
HOUDEBS DEE VEUCHTDEAGENDB ZAAS-
Even als de eigenaar en de bezitternbsp;op
verwerven
het
oogenblik
der afscheiding.
trou^^\'
deze allen het eigendom der vrucb\'\'
belangrijkste afwijkingen van het Romeinsche
onze leer. Voordat wij de reden van deze \'^^jg^-gii
zullen trachten op te sporen, willen
wij hel ww..r
de afwijking zelve uit ons Wetboek aantoonej^^jgj
hierin het Pransche Regt op den voet schiji^
den vruchtgebruiker spreken. Beiden
te zijn. Van daar, dat wij telkens naar den
Code zullen verwijzen.nbsp;, igj e^»
In de eerste plaats zullen wii van den erip
hebb» .
vruoMS®\'quot;,,
eO
kelijk regt op hetzij in erfpacht, hetzij m vj.quot;-- ^^jjiie»
gegeven goed. De inhoud der regten van iefle^\' ^^.je^
ten opzigte van het vruchtgenot is geheel dezel
hebben zij de uitgestrektste bevoegdheid ^^gg^iaa\'^^
goed vruchten te trekken, alsof zijnbsp;^give i®
daarvan waren. Deze uitdrukking opnbsp;^^^i^te»
vru\'^\'
reeds beslissend. Zoo zij in het trekken van ^^^ ^p
gelijk staan met den eigenaar, dan dienen ^^^^^ iet
hetzelfde oogenblik als de eigenaar het eige
vruchten te verkrijgen, en daar dit op het o o
oorrnbsp;geschiedt, zoo moet dit evenzeer het
ei»nbsp;waarop erfpachter en vruchtgebruiker
^^\'^hten worden,
^^elk \'nbsp;erfpachter oefent alle de regten uit,
eigendom van het erf verknocht zijn.
Van \'nbsp;Vruchtgebruik is een zakelijk regt om
\'^^ders goed de vruchten te trekken alsof men
■^^^^^enaat daarvan was.
des V, ^^^nbsp;L\'usufruit est Ie droit de jouir
PfQ . ^^^^ dont un autre à la propriété, comme le
^\'J^iro lui
iu ^^ eene vergeefsche poging zijn, wanneer men
^^Uik ^^^^^^ ^^^^nbsp;erfpachtsregt en het vruchtge-
clennbsp;nadere positieve bepaling zou willen vin-
hetnbsp;de wijze of het oogenblik, waarop deze
uet, p-nbsp;--------/ j.
^aaldnbsp;vruchten bekomen. Met de aange-
^ -Artikelen moeten wij ons vergenoegen,
^vordt dit nog bewezen uit Art. 809.
echt,
heid^ ^^^\'•^^rlijke vrachten en de vruchten van nijver-
aatjnbsp;den aanvang van het vruchtgebruik nog
Omen of wortels ziin, leliooren aan den vrucht-
hetnbsp;^ie zich in denzelfden staat bevinden op
aannbsp;dat het vruchtgebruik eindigt, behooren
atirj ®^genaar, zonder vergoeding, van de eene of
^aa^^nbsp;der kosten van bearbeiding en bezaaijing,
^^ onverminderd, enz.
kijj^^ ^^y den wetgever bij de gebezigde uitdruk-
moet ^^^nbsp;tweeledige ongerijmdheid
Van ^^nbsp;dat de vruchtgebruiker met den aanvang
Verk^^\'\'^ het eigendom der nog hangende vruchten
ooo.!^!^\' ^^ zoo hij vóór den eerst volgenden
kwam te overlijden, dat eigendom weder op-
II*
-ocr page 172-validequot;
hield, om plaats te maken voor het eigendoffl .^^^j^jge
eigenaar der vrachtdragende zaak. De ong ^^^^^
uitdrukking hehooren evenwel is het gevolg va
te slaafsche vertaling van de even ongelukkig®
drukking appartenir in Art. 585 O. Civil-
Les fruits naturels et industriels, pendans P^^^^^gjt,
ches OU par racines au moment où l\'usufruit est c^^^ ^^
appartiennent à l\'usufruitier. Ceux qui ^
même état au moment où finit l\'usufruit,
nent au propriétaire, sans récompense de part ni
des labours et des semences, mais aussi, etc. • ^^ ^^^^
Dit Fransche Artikel nu strekte om een
een hevigen strijd te maken, die de Traosche S\'C
verdeeld hield over de vraag, in hoeverre
zijden, zoowel van den kant van den vruchtge ^^ ^^^
als van den eigenaar bij den aanvang of bet en ^^^
het vruchtgebruik aanspraak kon worden ge ^ ^gj
vergoeding van kosten van bearbeiding of bebou ^^
vruchten De alinea van het vermelde Artikel ver ^^^^^^
alle mogelijke onderscheiding tusschen
of einde van het vruchtgebruik, en beslist m _ ^^^^
ten zin, dat er van weerszijden nimmer
spraak op vergoeding zal kunnen worden geinaa
Het zij dus, dat de eigenaar kort vóór den ooc^
mei\'
een landgoed in vruchtgebruik gegeven en ^^^
den dood van den vruchtgebruiker, kort na ^^^
genden oogsttijd, terug gekregen had, hetzij ^ ^
omgekeerd plaats vond, alle wederkeerige vordeiin»
» Vergelijk L. 27 D. 7. 1 van ülpianns.
2 Maleville, T. II. P. 60—63.nbsp;p.l^O®\'
Zie d\'Argentre\', Gom. in Gons., Dne. Britt. ad art. 4 ^^ te
■Hierin zijn nog duidelijk de sporen van het Germaanse
Verkennen. Zie Bl. 160 N°. 1.
daaronbsp;is uitgesloten. De alinea evenwel is
het C quot;quot;quot;quot;
van waarde, omdat in een ander Artikel
Was aangenomen :
Les fruits produits par la chose n\'appar-
tie:
■gm sel
Art.
•Client
les fjg^- ^^ propriétaire qu\'à la charge de rembourser
tiers 1 ^ labours, travaux et semences faits par des
^Vefo-nbsp;dit Artikel door onzen wetgever niet is
Art.^gQgquot;^^quot;\'nbsp;ons de bepaling in alinea van
aan«,, , ^^^ overbodig. Hoogstens kan het derhalve
rnaken
d
^«gten
op eene onduidelijke omschrijving van
Van \'nbsp;den vruchtgebruiker bij den aanvang
dan vruchtgenot. Het woordje hehooren moet
verstaan worden, dat de vrucht-
eiogj^ ^ terstond op het oogenblik der afscheiding
dat dequot;^^ ^^^ vruchten wordt. Het is toch duidelijk,
^iechf ^^^quot;S^ver niet aan perceptio heeft gedacht, maar
twee ■ quot;nbsp;, , . ,
^ijti
B\'eiide
gevallen voor oogen had : of de vruchten
^ak- en wortelvast of zij zijn afgescheiden,
eerste geval heeft de eigenaar der vruchtdra-
^aak de vruchten »mit in Eigentbumquot; ^ in het
\'
An. gy^®quot;^ Artikel d\'Argentré, t. a. p.
payaitnbsp;proprie\'taire appartient ce qui est en terre,
s ^jj ^^ labeur, semeure et engreiz etc.
\'^es Q quot;^^^sen igtnbsp;Eigenthum möglich, der Eigenthümer
lust Trnbsp;uur in und mit diesen in Eigenthum. Puchta,
ßM- 680.
quot;vrucjjj.^^® \'^\'^siîent op dit Artikel aan: //Art. 809 geeft aan den
quot;\'îesnbsp;hegin, en aan den eigenaar bij het einde
quot;^^st \' ^\'^^ruiks, de vruchten, die nog aan boomen of wortels
quot;■\'Ikk\' ^^ Vruchten geven, vinden wij eene zeer vreemde
^ïn ItQjjjj^quot; ®®^6ekent het in eigendom aan den vruchtgebruiker,
^^Hnbsp;tot de ongerijmdheid, dat de eene eigenaar is
^\'Jchtdragende zaak en de andere eigenaar van de vruch-
ofsch
ten
•^on die er nog organisch aan varbonden zijn.
-ocr page 174-tweede geval vallen zij in het eigendom van den
gebruiker. Daar onze schrijvers geen woord ^^^^^^
van de afwijking in dezen van het Romeinsche ^^
zoo zullen wij ons bij de Fransche schrijvers ^^^^^^ ^^
vervoegen. Deze evenzeer, met bepaalden terugo ^^^^
het Romeinsche Regt, beweren, dat de
vruchtgehrui^
op het oogenblik der afscheiding eigenaar der vruc
wordt.
Reeds Pothier heeft hierop de aandacht
bij het bespreken der uitzonderingen van den
dat de eigenaar der vruchtdragende zaak eigenaar
der vruchten.nbsp;^ ^
In het eerste deel van zijn Traité du Propriet^\'
tide Premier\', lezen wij:
» Le principe que nous avons établi jnsqn a P ^^^^^
»que le propriétaire d\'une chose acquiert P^iquot; ^
» d\'accession, le domaine des fruits qui en naisse ^ » ^^
»rait souffrir quelques exceptions, qui néanmoin ^^^
»sont pas des véritables exceptions. La P^®®^^^ .^^e
»lorsque le propriétaire de la chose n\'en a qne
» propriété, et que l\'usufruit appartient à un ^^^^ ^
»car en ce cas, ce n\'est pas au propriétaire,
»l\'usufruitier que les fruits qui naissent de la
»sont acquis.
» Il est vrai que, suivant la siMUité du dro^ ^
» main, l\'usufruitier n\'acquérait les fruits de 1 \' ^^
»dont il avait l\'usufruit, que lorsque c\'était \' .
» quelqu\'un pour lui et en son nom, qui les per ^
» mais nous avons vu que, par notre droit -C ^^^^^ ^^
» tous les fruits indistinctement qui naissent pe ^^
»durée de l\'usufruit, appartiennent à l\'usufruitier-
» Oeuvres complètes de Pothier, Tome X. F,
-ocr page 175-167 —
schrijft Demolombe-
Ȑtre
acquis à l\'usufruitier, eussent été perçus par lui
en
quot;OU
1 son nom par un autre,
iets verder :
veraer :
\'^•^tre droit exige rien de pareil; si on a continué
se SA.,,-. -, .nbsp;.. _______ „gt;„„i
\'^ar heeft men hieromtrent nimmer den minsten
onbsp;X
»ex ■nbsp;perception, perçu, c\'est qu\'ils
le cas le plus ordinaire; mais il est incon-
que le fait, même accidentel, de la sépara-
suffit dans notre droit.quot; ^
t-wijfei
lu
K
gekoesterd, en dit kan ons niet verwonderen,
Vannbsp;bedenken, dat dit tot in de verste tijden
Pransche Eegt gegolden heeft.
\'5quot; fa\'^oquot;-
. - IS dit op aile soorten van vruchtgebruikers van
geweest.
uns et les autres (d, i, les fruits naturels et
.^^^^^^\'^iels) sont acquis à la douairière, de même qu\'à
B^g ® l^s antres nsufruitiers, par leur perception, et
quot;denbsp;censés perçus aussitôt qu\'ils ont été séparés
ia terre où ils étaient pendants, quoiqu\'ils soient
^J^^ore suj.nbsp;qu\'ils n\'aient pas encore été
dans les granges.quot; ^
1 T.
a ^^ ^distinction des Biens, Tome II. P. 239.
„j,^® ^®lviacourt, I. P. 808. Marcade\', II. P. 458,
quot;l\'us\'^nbsp;c\'est un principe reconnu par tout le monde q
quot;ParT\'^quot;^®\'\' \'devient propriétaire des fruits que par leur reçoit«
a - ^^Paration du fonds qui les produit.quot;
135.nbsp;^^ Douaire, Pothier, Oeuvres Complètes, Tome 9. P.
--- -t^vuanCj xuvuici, wV1
quot; acc \'louaire de la femme est ce que la convention ou la lot
la femme dans les biens de son marl, pour sa sub-
la femme dans les biens de
Vrnçfquot;*^®\' eu cas qu\'elle lui survive.quot; Zoo zal ook de wettelijke
ij tgebraii^Qj. ia o^g Regt met de afscheiding eigenaar worden
■^quot;■Sentré, Comment, in Consuet. Ducatus Britanniae ad
^^ I^roit Komain voulait même que les fruits, pour
Voorts dienen wij nog op te merken, dat
wij meer in het bijzonder van de eigendomsverkrijöquot; quot;
van den vruchtgebrniker gesproken hebben, de
ten opzigte van dezen bijgebragt, a fortiori toepas
lijk zijn op den erfpachter.
Thans zouden wij de reden dezer afwijkquot;^»
het Romeinsche Eegt moeten onderzoeken-
evenwel wenschen wi] nog van den pachter te spre
Ook deze verwerft even als de voorgaande het eig^^^
dom der vruchten op het oogenblik der afsche^\'^^j\'^j
Ofschoon wij ons ook hiervoor op geen lepaaUnbsp;.
ons Wetboek kunnen beroepen, is dit echter uit
1630 duidelijk op te maken.
Art. 1630. De huurder kan geene korting
de
zelve van den grond zijn afgescheiden, ten ware ^^
huurovereenkomst een zeker gedeelte van den oog^ ^
natura voor den eigenaar bedongen zij; in welk
de eigenaar zijn aandeel in het verlies moet
mits de huurder niet achterlijk geweest zij od ^ ^^
den eigenaar deszelfs aandeel in den oogst te
Het is een algemeen erkend beginsel en ook m
Wetgeving opgenomen; res perit domino-nbsp;^
volgt dus omgekeerd, dat in het hiervoren
geval op het oogenblik der afscheiding de V^^
eigenaar wordt der vruchten. De Pinto en Dieph\'^^quot;
Art. 409. P. 1114. Les fruits de Ia terre de la fem^i® g.
//mari,quot; Glossa, 2. //De perceptis intellige, id est, qui ® ^^gjjeele
Pparati sunt.quot; Zoo heeft de uitdrukking percevoir eene o
andere beteekenis in het Fransche Eegt gekregen,nbsp;ya»
als daarmede niet meer de wijze van eigendomsverkrijSgt;\'^=\'
den vruchtgebruiker enz. bedoeld wordt.nbsp;ggsC-
» Evenzeer vinden wij dit in het Ontw, v. 1820. Zie j
® De Pinto, Handleiding, II. Bl. .544. Diephuis, VH-
indien het verlies der vruchten geleden is, «adat
bij
^^î\'Qield^^\'^^^^ ^^^ gevoelen toegedaan, ofschoon zij dit
hetnbsp;op het belangrijk verschil in dezen met
Regt op te merken,
heel ■ dacht de Fransche Jurisprudentie in het ge-
Païle ^^^stemmig omtrent die zaak. Zoo beweerde het
hetnbsp;Toulouse, hierin volgende het voetspoor van
Regt, dat de pachter alleen ^ewejj^^iö«^
^i^plo^^ vruchten werd. Wij ontleenen dit aan
^^Hiiio-nbsp;Traité dn Louage, in zijne aantee-
^oord^i? ^rt.1771 Code Civil, waarvan ons Artikel eene
jQ vertaling is. Hierin komt het volgende voor :
\'\'Cettenbsp;tont d\'abord la raison déterminante de
de l\'article 1771. La séparation des
®Ies ^ ^^ ^^nbsp;^ passer la propriété dans
du fermier.
est fl
»Pg -nbsp;le cas d\'appliquer la règle célèbre: »Res
^ JQiino.\'
»On
» J^jj.^ ^ était pas d\'accord sur ce point dans l\'ancienne
»ij^t quot;l^^ydence. Suivant le plus grand nombre des
»Sol ^nbsp;droit Romain, la seule séparation du
»ditnbsp;perceptione sola,quot;
»du ^nbsp;Favre ^ Telle était la Jurisprudence
arlement de Toulouse, au témoignage d\'Albert
Brülon.quot;
^^\'tiknbsp;voorstel van dit
slog^/j^ \'^oor den Conseil d\'État het tribunaat voor-
»tei-ïg jj ^^ Woorden »après qu\'ils sont séparés de la
^ \' te Voegen »et mis en état d\'être enlevés,quot;
\' H\'
teregt de Lex. 13. Q. m. u. a. aangehaald, maar
^\'iohteynbsp;hieruit opgemaakt, dat de vruchten eerst aan den
^^^tstenbsp;si fuerint collecti et in hormo condili. Dit
ic Wordt in het Eomeinsche Regt niet gevorderd. Zie
-ocr page 178-maar hieraan geen gehoor gegeven is, zoodat de
ling van het Eomeinsche Eegt uitdrukkelijk i®
schaft \'
Eeeds Pothier was van dat gevoelen.nbsp;^^^
du Contrat de Louage \' verwerpt hij de meening ^^^
hen, die het er voor hielden, dat de pachter
paratione het eigendom der vruchten verwerven ^^^^^
»11 n\'est pas même necessaire que les fruits ^^^
» été serrés comme quelques auteurs
l\'ont
»il sufRt qu\'ils aient séparés de la terre poir
» soient acquis au fermier, et par
conséquent q
»soient à ses risquesquot;nbsp;^I^e
Behalve van den pachter wordt nog in het
Eegt van den antichretischen schuldeischer
Even als in het Eomeinsche Eegt stellen wij er^^^ ^^
in te weten of deze, evenzeer als de pachter,
afscheiding het eigendom der vruchten verwerft-
Art. a085. » L\'antichrèse ne s\'établit que par ® .
1 facUA
»Le créancier n\'acquiert par ce contrat que ^^ ^g
»de
percevoir les fruits de l\'immeuble, ai la ^ ^. gjj
» les imputer annuellement sur les intérêts, s n ^^
»est dû, et ensuite sur le capital de sa créance. ^ ^^^
Niet alleen de uitdrukking percevoir, die ookin
--f du
1nbsp;Troplong, Code Civil expliqué. De l\'e\'change et
P. 289. N. 744.
2nbsp;Partie III, P. 363.nbsp;a\'OxU»^^\'
3nbsp;Zie ook Oeuvr. Complet, de Pothier. Coutumes
Tome XVII. P. 192—194.nbsp;ü
Delvincourt, III. P. 103. „Du moment qu\'ils sont P®
// est devenu propriétaire. Ees périt domino.quot;
Duranton, Vervolg van Touillier. Deel XVI- P- gg\'paré®
Marcadé, tom. VI. P. 509. ,/Dés la que les fruitsnbsp;pU
f/de la terre et avant même qu\'ils soient engrangés tilsSquot;quot;\'\'
V l\'être, la perte en est toute entière pour le fermier, °
quot;désormais la chose.quot;
afge-
Ho
^\'\'^ijfel, dat zoodanige overeenkomsten geldend
zijn \\
^ooA^el O- A-
ten v^ hebben, verwerven het eigendom der vruch-
iXlpj- 1
piiio.\' • afscheiding. De Perceptio als bezitsaangrij-
Oöi .nbsp;zeer
als in het Pransche Eegt overbodig
üezpnbsp;vruchten worden. Van waar echter
^ï\'othie
t,^ ^\'admet pas ces saUilitésquot; ^
net zii 1
toeo. echter verre, dat wij dit aan Pothier zouden
bij de Eomeinen was de per-
^^^eht ^^^^ nieer de noodsaltelijke handeling om de
in eigendom te verkrijgen,
^atnbsp;I^omeinen zagen wij het beginsel gehuldigd
dojjj ^^gtmatige bezitter bij uitsluiting het eigen-
giïio. ^^ Vruchten verwerft. Deze eigendomsverkrij-
^ari^\'- wij verder, zich in den grond aansluitende
UjQ^. ^ occupatio, neemt eene bijzondere plaats onder de
^^ Acquirendi dominii in. Daar naast staat de fruc-
anbsp;quot;Vergelijking, enz. Bt. 420.
du Douaire, P. 135.
hg ^ ^egfcden ruimen zin van separatione eigenaar
^^\'^\'ildeisci\' \' ^^^^nbsp;overweging, dat een zoodanige
ten Qp^j^ ^ ^ den aard der zaak met een pachter
^^Nerj ^ ® het vruchtgenot gelijk gesteld moet
diens regt in obligatoiren vorm
quot;^fmeil- ^^^^nbsp;™ onzekerheid of hij met de
eigenaar der vruchten wordt. En zoo een
dezei^^^ ^^^tract hij ons gesloten is, moeten wij om
redenen den schuldeischer met den pachter
.nbsp;Ofschoon toch van een dergelijk con-
^\'^iteiinbsp;Wetboek niet gesproken wordt, is het
^Oüd
len
op voornamen toon: »Notre Jurispru-
let
tuum perceptio. Allen, die de vruchtdragende
bezitten, verkrijgen het eigendom der vruchten ^^^
met de feitelijke bezitsaangrijping. Wat voor
zitter overbodig is, is voor den nietbezitter ^^^^^^^^
eischte. Uit den aard der zaak kan de laatste op g
andere wijze het eigendom der vruchten verkrijg®\'^
door perceptio.
Voordat toch de vrucht een afzonderlijk
kregen heeft, kan er van geen eigendom sprak® ^^^^
Valt de vrucht af zonder toedoen van den be^o®»^^^
vruchttrekker, dan kan zij ook nog het^ cigendo® ^^
dezen niet geworden zijn. Het Eomeinsche
dat is zijn karaktertrek, verlangt tot het
den van eene zaak eene vaste en bepaalde ban ^^^^^
Zoo lang die nog ontbroken heeft, kan er ook g^^^
eigendom verworven zijn. Zoo eischte het
van eigendom van vruchten even zeer eene
handeling. Deze was de perceptio. Heeft men op
zaak het regt van vruchtgenot, dan vloeit ^^^
van zelve het regt om de vruchten door
de zijnen te maken. Van daar het onderscheid tns^\'\'
perceptio en traditio. Is evenwel het regt van
genot in den vorm van een obligatoir regr p^o ^^^
dan zal het eenvoudige verbod van dennbsp;y^gon
doende zijn om de perceptio te verhinderen. ^
hierin eene schending van de verbindtenis mag »»^^j
heeft de pachter of elk ander, wiens vruchtgenot e
op eene verbindtenis steunt, geen regt zonder
van den eigenaar de vruchten van zijne zaak te tre ^^
Zijn toch de vruchten nog hangende, dan
pachter geen regt zonder den wil van den
aan de vruchtdragende zaak te komen, zijn zij
den, dan worden zij terstond het eigendom va»
dienbsp;de pachter evenmin de bevoegdheid
^^Senmagtig tot de zijnen te maken,
is hiei-y\' ^^ Ulpianus. De Publ. in rem actione
koopnbsp;sterkste voorbeeld. Niettegenstaande de
Zelf g-- gesloten is, ja de eigenaar van de zaak
heeft uitdrukkelijke
toestemming daartoe gegeven
ovej.nbsp;eigendom daarvan aan den kooper niet
^^hiedg^^quot;^^^^nbsp;oogenblik, dat de levering ge-
quot;Si ^nbsp;tegen de overdragt verzet:
ditioj^j^\'i^i® Prohibuit, vel
denunciavit ex causa ven-
^•^eiitnbsp;rem, quae ipsius voluntate a procuratore
tiiel)j|.^ ^^^ta; et is nihilominus tradiderit: emptorem
J^v^^ Praetor, sive possideat, sive petat rem.quot;
^^ïhi\'nbsp;beginselen nu is het niet moeijelijk te
clennbsp;quot;^quot;^\'^^rom het eigendom der vruchten door
der vruchtdragende zaak eerst door
lieertnbsp;verkregen worden. In het Germaansch
tenbsp;^is in het Pransche Begt, zoude men echter
cie vo^^nbsp;vastheid en bepaaldheid in
Vatinbsp;^quot;^quot;^dig tot het verkrijgen van eigendom
Etl]p„ ^ ^quot;ten, zoeken. In het Germaansche Eeojt wordt
^ Uit quot;h f
®a.et ^ standpunt van den arbeid behandeld.»Wer
bej(] ^ oiahet,quot; dat is het regtsbeginsel Is de ar-
te^nbsp;dan behooren ook de aangekweekte vruch-
^^ak ^^^ arbeider, al moge de vruchtdragende
^ïetnbsp;detentie zijn.
_ ransche Eegt nu is, zooveel als dit met de aan-
\' bTquot;—quot;
^oeknbsp;I- Bl. 357. Heimbach, Bl. 302. Art. 46. § 1.
quot;eianbsp;andern mannes land unwissent eeret, oder ackert
ander vermiethet bat, wird er darumb
quot;es jene quot;^ieweil ers eeret, sein arbeit die verleurt er, ob
^eifig ^ ^ tlarnach mit Eecht behelt.quot; Hier worden duidelijk de
\'\'^\'^allen gelijk gesteld. Zie nog Art. 59 van hetzelfde Boek.
neming van de Romeinsche reçrtsbeginselen o^exe^n
brengen was, het Germaansche gevolgd, ^an
^nbsp;-nbsp;------------------------------^Cfli
zoo als wij reeds met een eniel woord hebben »
toond, dat het Art. 600 N. C. bepaalde en nogiquot;_ ^^^
Code Civil overgebleven is: Au propriétaire app^i^
v-.^ V^I^J. VJV3Unbsp;Ul^lic C/t Jjwywtub ia, iöUCUt,
et engreiz Hieruit volgt, dat bij gebreke
de eigenaar van de vruchtdragende zaak het eig^
van de vruchten niet verwerft, maar hij
zich den arbeid en moeite tot aankweeking der vruc
1 cpflieU
ce qui est en terre eft payant la labeur, i»
dofD
^--------- — — —„—nbsp;^je
van de vruchten niet verwerft, maar hij alJeen»
getroost heeft.
Zoo verwondert het ons dan ook niet luee^\'
Pothier onder den invloed daarvan de Eoroeinscüe
beginselen ten opzigte van de wijze, waarop zij\' ^^^ ^^^
vruchtgenot eener zaak hebben, het eigenzo®
vruchten verwerven, veroordeeld en loutere »s^® ^
genoemd heeft.
Onze wetgever, zoo als wij gezien hebben, \' ^ggjits
bepalingen, in betrekking tot ons onderwerp, ^
met enkele kleine wijzigingen uit het ]?ransche
overgenomen en hieruit verklaart het zich op een® ^^
voudige wijze, waarom ook in ons Wetboek
Eomeinsche regtsbeginselen is afgeweken ten
de wijze, waarop men het eigendom der vruchten
Zoo kan er dan evenmin meer sprake zijquot;
ceptio en vindt de eigendomsverkrijging van
haren éénigen grondslag in de Wet, zoodat voor ^^^^^
die het vruchtgenot eener zaak hebben, hetzij ^^^
of bezitter te goeder trouw, vruchtgebruiker of P^^ ^^^^
de regel geldt, dat zij het eigendom der vruchte»
stond op het oogenblik der afscheiding verwerven-
* Zie hiervoren Bl. 164 en 165. No. 1.
I.
Puchta Gursus der Institutionen, I. P.
Grundbegriff des Eechts ist die Freiheit.
II.
®gregie Ihering, Geist des Eö mischen Eechts, IT.
129.
d
I^cte
ist
B
Ö
^ Wille ist das schöpferisch gestaltende Organ
1 Persönlichkeit, in der Bethätiging dieser Schöpfer-
erhebt dieselbe sich zur Gottähnlichkeit.
III.
Ihering eodem, P. 130.
Inbsp;---D------
Menschen zum Guten, Yernnnftigen zu zwingen
, ^ncht sowohl darum eine Versündigung gegen seine
J^stiQimung, weil ihm damit die Wahl des Entgegen-
^^l^^tzteu verschlossen, als weil ihm damit die Mö-
^ ^^hkeit, das Gute aus eignen Antriebe zu thun, ent-
TV.
^quot;^probandae mihi videntur theoriae, quae dicuntur
^\'^\'^i^ie des Sittengesetzes et Wohlfahrtstheorie.
L
-ocr page 184-V.
Eecle Ihering I. c, Pag. 128.nbsp;^gg
Je mehr der Staat ohne dÄQ dringendstennbsp;^^^^^
Element der Preiheit in sich verkürzt, um desto ^^^^
steigt er von der Höhe seiner Bestimmung, die ih»
die Natürliche Welt erhebt, zu dem nieder
der letzteren hinunter.
i spe-
VI.
German\'\'\'
In Jure Romano, in quo diifert a Jure
labor non est fundamentum dominii.
VII.
Recte Puchta contendit specificationem q««®^
ciem esse occupationis.
VIII.
nercep-
ncstro\'
Bonae fidei possessor iure romano, uti iure n^®
non solum industriales sed omnes fructus suos lae
IX.
fidei po®\'
Ex jure nostro fructus exstantes a bonae
sessore non praestantur.
X.
Minus recte JurisCti quidam contendunt V^ ^^^
tionem fructuum esse traditionem vel speciem q^ai^quot;
traditionis.
ad-
XI.
Perceptione fructuum ex jure nostro ad fructus
quirendos non opus est.
rZ.^^^^ P®^ Art. 619 Cod. Civ. spoliato tribuitur.
XIII.
Qüi
^ter o-ß. ■ ^^ voluntatem domini negotia ejus uti-
ex jure nostro habet actionem de neg. gest.
Actio,
quot;nbsp;oo^petit.
XIY.
ü
\'Xor
^^Ottimunioni lucri et damni renuntiare nequit.
^ïeusv^^i!^^ Art. 87 et 88, Handelsgesetzbuch für
Staaten.
T
\'\'ede Handelsgesellschaft als solche hat
haftg^ d quot;nbsp;Vermögen einer Handelsgesellschaft
Gläubigern der Gesellschaft vorzugsweise, etc,
und Pflichten und ihr beson-
XVI.
Sregie p
-»^remery. Etudes de Droit Commercial, P. IV.
Plus r r la coutume a consacré comme vrai, est
tutjig ƒ quot;lament vrai qu\'une opinion isolée. La cou-
\'quot;^ïice •nbsp;donc, au moins, d\'être étudiée de préfe-
Hiajiitg ^^^^ hommage rendu par l\'homme à l\'hu-
XVII.
Ahrens Droit Naturel Ed. Belge P. 85.
caugg beaux arts) doivent être cultivés non pas à
•^Ue utilité quelconque, mais parcequ\'ils sont
l\'expression de la forme du beau, qui est un
particulier, sous lequel manifestent l\'ordre et 1 ha^ ^^^^
du monde, qu\'il convient à l\'homme de rep
dans ces oeuvres.
XVIII.
Optandum est ut, si quando Lex denbsp;^j-ae-
Academica emendetur, aesthetica quoque docen
scribatur.
XIX.
ne-
l est fl\'
Eecte Droz, IL HI. in fine: La division du
cessaire. Si l\'on abandonne les choses à leur ^^^^^ ja
la division des terres sera telle, que le demao ^^^ ^^
formation et la distribution des richesses. On
petites, de moyennes, et de grandes propriétés.
que les lois ne mettent point obstacle à la
lation des terres, pourqu\'on soit garanti des
qu\'entraînerait l\'excès de leur morcellement, oU
agglomération.
XX.
• t 18.
Egregie Montesquieu, de l\'esprit des lois-Lquot; ^^ jg^r
Les pays ne sont pas cultivés en raison
fertilité, mais en raison de leur liberté.
DRUKFEILEN.
Jp Bu,
Noot 1, staat: R. S. § 32, moet zijn: II. 5. § 2.
Regel 4 » P. R. S. II. § 32, moet zijn: II. 5. § 2.
-ocr page 188-s, Vnbsp;^vfec .....
.... . -^
. . .........