*~V CTS3255SBH
|
|||||||||||||
I
|
|||||||||||||
OVER
|
|||||||||||||
DEN H00(JE\ OUDERDOM,
//
|
|||||||||||||
WELKEN
|
|||||||||||||
EIET PAARD BEREIKEN KAN;
|
|||||||||||||
Dr. A. KVMillt,
Directeur en Iloogleeraar aan 'a Rijks Vee-Artsenijschool,- te Utrechl,
|
|||||||||||||
I.. E. BOSCH ES ZOON,
Aleademie- en Gouvernements-Druliters.
|
|||||||||||||
Unlangs, in het nummer der Utrechtsche Courant van
17 April 1843, de mededeeling lezende, welke ook in an- dere daghladen is opgenomen geworden, omtrent een paard, hetwelk, tocbehoorendc aan den Bouwman W. VERWEIJ, in den Alblasserwaard, aldaar onlangs is overleden, na een veertigjarigen ouderdom te hebben bereikt, gaf zulks mij aanleiding, om na te gaan, wat de geschiedenis om- trent den ouderdom, welken het paard bereiken kan, op- levert. Het komt mij niet onbelangrijk voor daarvan een beknopt overzigt te geven. Vooraf moet ik aanmerken, dat het volstrekte getal
levensjaren van het paard, even weinig als van vele an- dere dieren, kan worden vastgesteld, daar de levensduur- zaamheid in het algemeen zoo verschillende is, als de individuele ligchamelijke gesteldheid der paarden. De eerste regelt zich grootendeels naar deze aangeborene gesteldheid, en voorts naar den aard en de wijze der aankwecking, opvoeding, bestemming, verzorging, en de meer of min- der doelmatige en zorgvuldige behanueling van dit dier door den mensch in hel algemeen, als mede naar vele bijzondere invloeden, die van builen of van binnen op de |
||||
4
duurzaamheid des levens invloed hebben. Gewoonlijk heeft
de dood bij de paarden vroegtijdig, dat is, vóór den na- tuurlijken eindpaal des levens plaats, vermits een onmatig gebruik en andere tegennatuurlijke omstandigheden, niet zelden gegrond in de gevoelloosheid of onachtzaamheid van den bezitter, den levensdraad ontijdig afsnijden. Algemeen wordt het paard van zestien of achtien jaren
bij ons zeer oud genoemd, terwijl de meeste zelfs dezen leeftijd op verre na niet bereiken; en evenwel is deze niet de helft der jaren, welke het paard bereiken kan. Indien wij de dagelijksche ondervinding raadplegen,
zal men intusschen mogen aannemen, dat de ouderdom van 16—20 jaren den gewonen leeftijd des paards uit- maakt, ofschoon dezelfde ondervinding tevens voorbeelden aan de hand geeft van paarden, die 30—40, ja zelfs 60 en meerdere, jaren oud zouden zijn geworden. Het is eene algemeene wet in de natuur, dat hoe spoediger de be- werktuigde ligchamen groeijen en dczelver volkomenheid bereiken, des te vroeger dezelve tot hunnen ondergang nei- gen. Zulks geldt insgelijks ten aanzien van het paard. Van hier, dat een paard, hetwelk eerst in het zesde of zevende jaar deszelfs volkomen wasdom bereikt, zonder bijzondere toevallen, gedurende 20 jaren en langer, voor de dienst ge- schikt blijft, en 40 ja meerdere jaren oud kan worden. Integendeel wordt hel paard, dat in vier jaren zijnen wasdom volbrengt, gewoonlijk op zijn hoogst 20 of 25 jaren oud. On- edele, zware, en grove paarden verkrijgen somwijlen in nog |
||||
1.,.. _,.;—g .....i-
|
|||||
5
kortcren tijd hunnen wasdom, bijv. in driejaren. Deze leven
dus ook niet lang, en zyn meestal met 10 of 12 jaren versie" ten, waartoe evenwel ook het onbehoorlijk vroegtijdige en on- matige gebruik, en eene ondoelmatige behandeling of ver- waarloozing grootcndeels mede werken. Sommigen stellen, dat de dieren zeven of acht malen
langer leven, dan zij tot hunnen volkomen wasdom noo- dig hebben. — Het paard behoeft algemeen ö of 6 volle ja- ren tot deszelfs volkomene ontwikkeling en volvorming > en, volgens die berekening, zoude het natuurlijke levens- tijdperk dezes diers op 35 tot 45 of 48 jaren moeten ge- rekend worden. De Merrie leeft, volgens de algemeen- waarneming, zooals reeds Aristoleles heeft aangemerkt, lan- ger dan de Hengst. Terwijl deze, volgens laatstgenoemden schrijver, ongeveer 35 jaren bereikt, zoo brengt de Merrie het meermalen tot 40 jaren en daarboven. De Ruin heeft al- gemeen een jaar langer noodig tot deszelfs volkomen was- dom dan de Hengst of de Merrie. VOORBEELDEN
VAN
1100GEN OUDERDOM DES PAAUDS.
Aristotcles verhaalt, dat te Opus een Hengst bestond,
die, 40 jaren oud zijnde, nog tot de voorttcling geschikt was (Histor. Animal. libr. V.). Plinius maakt gewag van een Hengst, welke 75 jaren
oud zou zijn geworden. (Histor. Nat. lib. VIII.). Ook |
|||||
77
|
|||||
Aristoteles spreekt van een 75jarigen Hengst, Deze ou-
derdom schijnt door hem intusschen als ecnc buitenge- wone uitzondering te worden vermeld. Koning Karel VIII. van Frankrijk bereed in den slag,
dien hij aan de Hertogen van Mantua en Ferrara lever- de, een paard van 30 jaren, en daarna een van 24 jaren, zijnde zwart van kleur en hebbende slechts één oog. {Win- ters wohlerfahrne Pferde-Arts.). Ferdinand de Eerste zou een paard gehad hebben, het-
welk in het 70slc jaar gestorven is. Het lijfpaard van Alexandcr den Groote, Bucephalus,
was reeds 30 jaren oud, toen het in de Indië door een pijl van een der krijgslieden van den Koning Poro werd dood geschoten. Marx Fugger schrijft, dat de Bassa van Ofen twee voor-
name paarden had, welke over 36 jaren oud waren. (Von der Gestuterei, S. 620.). Klaudius Korte, een oud beroemd ridder Ie Padua,
had gedurende 20 jaren, een paard in zijne dienst, en verkocht het toen aan zekeren Overste Lamillo Lolanna, die het nog lang in den oorlog gebruikte. (Winter a. p. S. 16.). Winter zag in 1655—56 , in de rijd-school te Heidel-
berg , onderscheidene paarden van 25 tot 30 jaren. Een ijzerschimmel, genaamd Trassi, 30 jaren oud, was nog zeer goed in het gebruik. Volgens Busbek, zouden er, in den vorstelijken slal
|
|||||
7
|
|||||
van den loenmaligen Turkschen Keizer, vele oude paarden
geweest zijn, zelfs tot 50 jaren toe; andere waren in het 20ste jaar nog even zoo vol van vuur en kracht, als onze achtjarige paarden. {Busbequii, Omnia quac extant etc, Dresdae 1689.). De heer Zehnter verhaalt eenige voorbeelden van zeer
oude paarden, namelijk van 70 jaren, waarvan één nog in veldslagen en schermutselingen werd bereden, hetwelk aan deszelfs ruiter de beste diensten bewees. (Die Kunst Pferde zu kennen S. 81.). Albertus Magnus spreekt van een paard, hetwelk in
het 60ste jaar nog in alle schermutselingen gebruikt werd. Dr. Plat maakt, in zijne Gedenkschriften van Oxford,
gewag van drie paarden, die tegen de 50 jaren oud waren , en de Hertog van Montagne had een paard, waar- van men met zekerheid wist, dat het niet minder dan 70 jaren telde. (Algemeine Haushaltungs und Landwissen- schaft S. 306.). De heer President Ribbek te Kroppstadt, bij Witten-
berg , had twee paarden van over 40 jaren oud. (Ger- mershausen, Hausvater u. s. w. Leipzig 1786 B. 11. S. 401.). Germershausen had een paard van 27 jaren oud, het-
welk hij moest verkoopen, omdat het over alle hekken , omtuiningen, en grachten henen sprong, en de overige paarden in de weiden tot het toebrengen van schade aan de bouwlanden verleidde. Germershausen veronderstelt, |
|||||
8
dat dit paard zoo sterk en oud geworden is, omdat hetzelve
voor het zesde jaar weinig of niet tot den arbeid was gebruikt geworden. (Hartmanns Anleitung zur Pferdezucht, S. 77.). Openlijke berigten zeggen, dat, in het jaar 1778, in
Finland, een Dragonder-paard dood geschoten werd van 37 ± jaren oud, hetwelk, daar het frisch en gezond was, waarschijnlijk nog eenige jaren zoude hebben geleefd, in- dien de eigenaar niet in deszelfs plaats een jonger paard had zoeken te verkrijgen. Een rijdpaard van fan Landgraaf van Hessen-Homburg'
werd bij de 38 jaren oud. Hij beminde het edele en goede dier zoo zeer, dat hij het ordelijk deed begraven , en een monument voor hetzelve oprigten. (Hofmanns Kunst die Lebens- und Dicnstdaucr der Pferde
su verlangern S. 360). Ehlipse, een rijd-paard van den Prins van Wallis werd
34 jaren oud, en stierf toen aan eene ziekte. Een uit- stekende renner van Lord Abingdon stierf, in 1779, als dek-hengst, zijnde 31 jaren oud. (Busschendorfs Dikzion- nair 3 Th. S. 718.). Markus Raphael te Breslau had een paard, dat 41 ja-
ren oud was, toen het stierf. (Castor und Erichton, vier- tes quartal-heft. S. 20.). Fechner zag, in het jaar 1783, eene Isabelle-merrie in
Lithauwen, welke in het 31ste jaar nog zware vermoeije- nissen doorstond. (Brugnones Werk von der Pferde- zucht S. 54.). |
||||
9
|
|||||
In hel Tassenbuch jür Pferdeeigenthumern wordt van
een ouden schimmel gesproken, welke in zijn 36sle jaar allen voorkomenden arbeid verrigte. Nog in zijne oude dagen trok deze schimmel den wagen bijna gelijk een jong paard. (Ammons Tasschenbuchfür Pferdeeigenthumern S. 38.). Te Ludwigsburg stond in 1795, in den vorstelijken paar-
denstal, een ruin van echt Mecklenburgsch ras van 38 jaren: dezelve was nog sterk van ligchaamsbouw en stond steeds zeer goed op de beenen. Hij diende reeds sedert den laatsten veldtogt van den zevenjarigen oorlog. Des- zelfs bewegingen waren desniettemin nog regelmatig, en zoo ligt, als men- het kon verlangen, (Petersens kleine Schriften vermischten Inhalts, S. 40.). Frederik de Groote beval, dat aan verscheiden zijner
rjjd-paarden het genadebrood werd gegeven, zoolang als zij leefden, waarvan sommige nog zeer oud werden. Een dezer paarden, de MolwiUche Schimmel of ook de lange Schimmel genaamd, werd 40 jaren oud. Toen hij reeds sedert langen tijd geen dienst meer had gedaan, en meer dan 30 jaren oud was, viel het den Koning in denzelven nog eenmaal te berijden. Het was in het begin van den excercitie-tijd. Zoodra de krijgsvaandels zich vertoonden en de marsch geslagen werd, stelde de schimmel zich van zelf in de beweging der croupade en van het traverseren, totdat dezelve voorbij waren; waarover de Koning onge- meen getroffen was. Hij bereed dit paard later nog meermalen. Toen hetzelve stierf, werd het, op uitdrukke- |
|||||
10
|
|||||||
lijk bevel van den Koning, door de rijd-knechten van
het Hof, in de nabijheid van den koninklijken stal, pleg- tig begraven. Een ander rijd-paard van Frederik den Grooten, met
name Condé, stierf voor meerdere jaren aan de Vee-Art- senijschool te Berlijn, in den ouderdom van 38 jaren. Reeds op deszelfs derde jaar werd het in Engeland voor den Koning aangekocht, en naar Berlijn overgebragt. De Koning liet het, nadat het gedresseerd was, te Sanssouci, onder de tien Paarden plaatsen, welke aldaar gewoonlijk gestald werden, Condé muntte onder dezelve vooral uit, door zijne schoone en sterke' ligchaamsgestalte, door zijn zachten aard, moed en volharding. Hij schuwde geen voorwerp, en bleef rustig onder het donderen der kanon- nen. De Koning had zoo groote genegenheid voor dit Paard, dat hij hetzelve dikwijls op suiker, en wanneer het jaargetijde het toeliet, op meloenen en vijgen vergastte. (Anecdoten aus dem Leben Friedrichs des Grossen, viertes Heft. S. 30). Na den dood van Fredrïk, werd Condé eerst naar de
Stoeterij te Neustadt aan de Dosse, en later naar de Vee- artsenijschool te Berlijn gebragt, om aldaar te worden verzorgd; hetwelk ook met de meeste zorgvuldigheid tot aan deszelfs dood is geschied. Dit lier is meermalen naar het leven geteekend, en in Plaat
gebragt, en na den dood verscheen een gedicht op hetzelve. ft'. Tennekers Zeitung fur die Vferdezucht, B. 4. 220.). |
|||||||
II
|
|||||
Deze voorbeelden zijn hoofdzakelijk getrokken uit hel
werk van G. F. Sebald, Naturgeschichte des Pferdes, Ansbach 1815. S. 215: von Lebensdauer der Pferde. In de Brieven van een afgestorvene of Tafereelcn uit Engeland, Wales, Ierland en Frankrijk, naar het Hoogduitsch met Platen, 2de Deel, Haarlem 1832, bladz. 195, vindt men aangeteekend, dal, ten huize van den eigenaar van Pet- worthouse, in deszelfs Stoeterij, zich een hengst bevond, genaamd Walebone, die meer dan 50 jaren oud was, en door verscheidene stalknechten moest ondersteund worden, om te kunnen gaan, maar waarvan de Veulens evenwel nog in het moederlijke lijf met groote sommen betaald werden. De Utrechtsche Courant van 26 Mei 1834, No. 63,
deelt mede, dat het laatste paard van Ladij Penrhijn toen onlangs gestorven was, in den ouderdom van 34 jaren. Gemelde Dame overleed in 1816, en maakte, tot onderhoud van hare 6 Paarden, 45 ponden sterlings jaarlijks, voor elk derzelve. De eerste vijf stierven op den ouderdom van 28, 29 en 31 jaren. Voor het zesde Paard hadden de Executeurs Testamentairs 810 ponden sterlings betaald. In de Notizen aus dem Gebiete der Natur- und Heil-
kunde von L. F. von Froriep, van Julij 1836 N°. 1062, wordt vermeld, dat, in het Museum van het Natuurkun- dig Gezelschap te Manchester, d* schedel wordt bewaard van een, in het jaar 1822 gestorven, paard, hetwelk 02 jaren oud was geworden. Het had gediend lot het |
|||||
12
|
|||||
trekken van schepen, in een der vaarten bij Manchester.
Het is, onder onze huisdieren, aan de Merrie eigen
betrekkelijk lang vruchtbaar te blijven. Wij hebben aan de Vee-artsenijschool de ondervinding gehad van eene Merrie, welke, na haar 22ste of 23ste jaar, nog drie volkomen gezonde en sterke Veulens ter wereld heeft gebragt. Mij zijn meerdere soortgelijke voorbeelden bekend, en van ééne Merrie, welke op haar 28ste jaar een Veulen wierp. Pilger verhaalt van Merricn, die nog op het 30ste jaar
schoone Veulens wierpen. Volgens het getuigenis van anderen duurt de vruchtbaarheid tot het 40ste jaar, doch alleen bij zulke Merrien, die gespaard zijn geworden. (Systhematisches Handbuch der Theoretisch-Practischen Ve- terinair-Wissenschaft; Giesscn 1801. B. 2. f. 63. De bovengemelde gevallen leveren de bewijzen op, dat
het Paard vatbaar is een veel hoogeren leeftijd te bereiken, dan in het algemeen aan hetzelve wordt toegekend en ook inderdaad te beurtc valt. Hoewel de aangevoerde voor- beelden van een vijftig-, zestig- en zevenligjarigen leeftijd bij het paard — indien wij dezelve als bevestigd kunnen aannemen — tot de hoogst zeldzame uilzonderingen mogen behooren, zoo zijn de gevallen van een dertig-tot veertig- jarigen leeftijd niet als zoo ongemeen zeldzaam te beschou- wen. Niet van alle paarden, welke een eenigzins buiten- gewoner! ouderdom verkrijgen, wordt aanteekening gehouden of bekendmaking gedaan. In de Verzameling van ontleed- en ziektekundige voorwerpen aan's Rijks Vee-artsenijschool |
|||||
13
|
|||||
zij» paarde-tanden en kiezen van verschillenden ouderdom
voorhanden, en onder deze niet weinige van verre boven 20 jaren, twee kiezen van een paard, hetwelk 36 jaren , ééne kies van een paard , hetwelk 52 jaren oud is j ge- worden , en één kop van een 44j"arig paard. Van vele paarden blijft de ouderdom aan de latere bezitters onbe- kend, daar, wegens den meermaligen overgang van de cene hand aan de andere, de plaats en het jaar der ge- boorte meestal niet meer kunnen worden nagegaan. Vermits niet alle koopers, ja zelfs weinige, de ken- nis bezitten, om den ouderdom der paarden te beoor- deelen, wanneer dezelve meer dan 8 jaren hebben ver- kregen, en zoogenaamd aftands (hors d'age) zijn geworden , gebeurt het niet zelden, dat paarden voor negen- of tien- jarige worden aangekocht, waaraan men gerust een aan- zienlijk hoogeren leeftijd mag toekennen. Men ziet inmiddels uit de aangehaalde voorbeelden,
dat de mensch van het edelste onzer huisdieren — het- welk als een onmisbaar voorwerp voor het maatschappe- lijk leven mag worden beschouwd, en bovendien een aan- zienlijk deel van den nationalen rijkdom uitmaakt — een veel langer gebruik zou kunnen maken, dan thans het geval is, indien namelijk hetzelve meer doelmatig, overeenkomstig deszelfs aard, behoeften en bestemmingen, werd behandeld, indien er meerdere belangstelling en zorg aan deszelfs aankweeking en verdere opvoeding wer- den besteed , vooral indien in de vroege jeugd minder van |
|||||
q
14
.
deszelfs vurige krachten werd gevergd. Wij zouden dan voorzckei' in den regel van onze deugdzame inlandschc
paarden tot den twintigjarigen ouderdom en meermalen zelfs een aanmerkelijk langoren tijd alle voordeden kun- nen trekken, in stede, dat vele thans reeds met hun achtste of tiende levensjaar, ja niet zelden zelfs vroeger, hijna alle waarde hebben verloren. |
||||