DOOR
UIT HET DU IT SC H VF. RT A A.LD
DOOR |
31
DOOR
LEIDEN. — J. W. VAN LEEUWEN.
l88o.
UIT HET DUITSCH VERTAALD
DOOR
Harlemi, die 22 Augusti 1880. |
J. A. VAN DEN AKKËR, Libr. Cens. IMPRIMATUR. |
PE JIONGELINGSJAI^EN.
WEGWIJZER VOOR DE JEUGD,
DOOR
JJlT HET pulTSCH VERTAALD DOOR „^EELANDIA,quot;
Voor het verlaten der school werdt gij van anderen , van ouders, leermeesters en geestelijken onderricht, geleid en opgevoed. Thans zijt gij niet meer zoo afhankelijk, gij kunt nu, wat de aangelegenheden uwer ziel betreft, met u zeiven doen wat gij wilt: gij zijt thans uw eigen opvoeder. Hebt gij in den schoot uwer familie eene christelijke opvoeding en van uwe zielzorgers een degelijk godsdienstonderricht genoten, dan kunt gij, door uw eigen schuld, dit geluk nutteloos maken, indien gij u niet in acht neemt en u aan een lichtzinnig leven overgeeft. Daarentegen kan de jonge mensch, die in zijne kindsheid niet goed opgevoed is, zich later zelven goed opvoeden, als hij namelijk met de genade Gods een rechtschapen, christelijken levenswandel aanneemt.
De tusschentijd nu, van het verlaten der school tot aan den eigenlijken, mannelijken leeftijd, noemt men de jongelingsjaren. Zij zijn van het allergrootste gewicht, zoowel voor dit als voor het eeuwige leven. Welke richting de mensch in zijne jongelingsjaren neemt, — hetzij tot God en de christelijke rechtvaardigheid, hetzij tot de wereld met hare vleescheiijke lusten, oogenlust en hoovaardij des
4
levens — deze behoudt hij meestal tot aan het einde zijns levens; maar het goede of het kwade zal met den ouderdom sterker worden en aan het einde zal het woord vervuld worden: Zooals gij leeft, sterft gij en zooals gij sterft, blijft gij.
Wanneer alzoo bij een groot deel der menschen, in de jongelingsjaren, zijn lot voor tijd en eeuwigheid beslist wordt, zoo is het ook aan den anderen kant zeker, dat hem de bekoringen en aanlokselen tot de zonde in dezen leeftijd met bijzondere kracht aanvallen.
Daar, waar de Rijn en de Don au eene breede strooming hebben, zijn er plaatsen, waar het water tamelijk zacht henenvloeit; in het midden echter is de strooming zeer snel en hevig; men noemt dit het vaarwater. Als de schipper in zijne boot van den oever afvaart om naar de andere zijde te roeien, dan kost hem dit aanvankelijk geene groote moeite. Komt hij echter in het vaarwater, dan moet hij alle krachten inspannen, opdat de boot niet stroomafwaarts gedreven worde in plaats van den anderen oever te bereiken; daarna kan hij met weinig inspanning den anderen kant bereiken.
Zoo is het ook met het leven van den mensch. Het is niet moeilijk om de kindsheid en den lateren leeftijd zonder groote zonden door te brengen, daarentegen gelijken de eigenlijke jongelingsjaren op het vaarwater. Hier kost het zorg en moeite om niet stroomafwaarts gedreven te worden in het verderf en den ondergang der ziel.
Ik wil u thans zeggen, wat gij in de schijnbaar zoo aangename, inderdaad echter gevaarlijke jongelingsjaren doen moet om een rechtschapen man te worden en om het heil uwer ziel te bewerken. Zie het als eene beschikking van God, ja als eene zending van Hem aan, dat u dit boekje in handen gekomen is en denk daarbij aan het woord van Christus, dat Hij tot Zijne leerlingen en
5
navolgers, tot de Priesters sprak: ,;Wie u hoort, hoort Mij en wie Mij hoort, hoort Hem, die Mij gezonden heeft.quot;
Wat ik u hier aanbied, is alles uit de leer van Christus genomen.
Er zijn twee onmetelijk groote goederen, welke gij in de kindsheid bezeten hebt, die echter, vooral in den tegenwoordigen tijd, bij eene tall ooze menigte jongelingen verloren gaan. En toch gaat met deze goederen alles verloren , omdat zij de grondzuilen zijn, zonder welke geen godgevallig leven en een zaligen dood mogelijk zijn. Het eene is het Geloof, het andere de Kuischheid. Bewaart gij daarentegen deze twee goederen tot aan uwen man-nelijken leeftijd, dan kunt gij de hoop koesteren niet verloren te zullen gaan. Er behoort echter tegenwoordig waakzaamheid en standvastigheid toe om ze niet te verliezen.
I. Het Geloof. Christus, de Apostelen en de Katholieke Kerk verklaren met alle beslistheid, dat geen mensch zonder geloof aan God behagen of zalig worden kan. Nu bestaat er echter geen ander volledig, waar geloof dan het Katholieke. Daarom schrijft de Apostel Paulus: „de Kerk is eene grondzuil en eene grondveste der waarheid,quot; Gij hebt het groote geluk, reeds als onmondig kind, door den H. Doop in die kerk opgenomen geworden te zijn. Door deze beschikking Gods behoort gij tot de geroepenen; of gij ook tot de uitverkorenen zult behooren, hangt voor alles daarvan af, of gij het Katholiek geloof bewaart of verwerpt. Daarom schrijft de Apostel Paulus aan het einde zijns levens; „Ik heb den goeden strijd gestreden, de loopbaan voleindigd, ik heb het geloof behouden, daarom
wacht mij de kroon der gerechtigheid.quot;
De gevaren om het geloof schipbreuk te doen lijden.
6
zijn in de tegenwoordige tijdsomstandigheden buitengewoon groot. Voornamelijk kunt gij in de herbergen en in de meeste kranten dagelijks hooren en lezen, hoe men de Katholieke Kerk, de Priesters en de zoogenaamde Ultramontanen, dat zijn de beslist standvastige Katholieken, beschimpt, verachtelijk maakt en verloochent. Dikwerf worden ook Christus en God in \'t algemeen verloochend. Hij, die zulks nu dikwijls hoort ot leest, begint allengs te twijfelen en ten laatste verliest hij geheel en al zijn geloof. Het is reeds eene zonde, als gij vrijwillig aanhoort of leest, hoe uwe Moederkerk, de Bruid van Christus , gelasterd wordt. Wie echter zijn geloof verliest en niet meer terugkeert is geheel verloren. Het woord van Christus, „Wie niet gelooft, zal verdoemd wordenquot;, geldt bij voorkeur voor dezulken, die in het geloof zijn onderwezen en het later verworpen hebben.
Wilt gij alzoo aan God behagen en eenmaal een zaligen dood sterven, zoo wend dan de grootste moeite aan, om uw geheele leven het Katholiek geloof te behouden. Leid u zeiven niet in bekoring door met vijanden van het Katholiek geloof om te gaan of door geschriften en kranten te lezen, die vijandig tegen onzen godsdienst gezind zijn. De laatste zijn eigenlijk de wol ven in schaapskleederen, welke juist den wortel van het christelijk leven, het geloof, ten gronde richten. Paus Pius IX z. g. en vele Bisschoppen hebben derhalve verklaard , dat het eene zware zonde is, kranten die vijandig tegen de Kerk zijn, te lezen en te ondersteunen. Wie dit doet en het niet biecht en niet het voornemen opvat het na te laten, leeft en sterft in zware zonde.
Gij moet evenwel het gif des ongeloofs niet alleen mijden, maar ook predikatiën en christelijke onderrichtingen bijwonen en ijverig in stichtende, Katholieke boeken lezen om uw geloof te bevestigen en te versterken;
want het licht des geloofs heeft, opdat het niet uit-gebluscht worde, van tijd tot tijd voedsel noodig. Kies derhalve nooit een dienst of eene woonplaats, waar gij niet als Katholiek voor uwe ziel zorgen kunt. Wees inzonderheid op uwe hoede zulke gezelschappen te bezoeken of in zulke vereenigingen te treden, waar de godsdienst veracht en gelasterd wordt. Ook uiterlijk moet gij moedig toonen en belijden dat gij een Katholiek zijt met ziel en lichaam. Zelfs de tegenstander heeft meer achting voor den Katholiek, die moedig en open voor zijn geloof uitkomt, dan wanneer hij alleen in zijne kamer of in de kerk Katholiek wil zijn, maar zijn geloof aan de ongeloovigen niet laat blijken. Bespot te worden om zijn geloof is werkelijk een gewin, want de Heer heeft gezegd; „Wie Mij belijdt voor de menschen, dien zal Ik ook voor mijnen hemelschen Vader belijden.quot;
Eens was ik in een logement te Aargau (Zwitserland) Een jonge man die uit Einsiedeln kwam, wilde daar overnachten. Wegens gebrek aan plaats, werd hem eene kamer aangewezen, waar nog een Zwitser zijn bed had. Toen de Katholieke man hem zeide, dat hij van eene bedevaart terugkwam, spotte hij daarmede en verklaarde niet eens aan Christus te gelooven. Bij deze verklaring stond de bedevaartganger op en begeerde van den waard, dat de Christus-loochenaar uit zijne kamer zoude verwijderd worden , daar hij met zulk een mensch niet overnachten wilde. En werkelijk moest de van het geloof afgevallen mensch de kamer verlaten.
II. De Kuischheid. De Apostel Paulus zegt: „N e e m t het schild des geloofs, want daarmede kunt gij de vurige pijlen van Satan afweren. Wat zijn nu die vurige pijlen, waardoor Satan de zielen in doodzonde zoekt te brengen? Het zijn bij voorkeur de ge-
8
dachten, gewaarwordingen en bekoringen van alleriei aard tegen de zuiverheid. De zonden tegen het zesde gebod behooren tot de gevaarlijkste die er zijn. De H. Bisschop Remigius heeft gezegd, dat de meeste zielen in de hel wegens zonde tegen de kuischheid zijn verdoemd geworden. Waarom? Vooreerst zijn deze zonden voor den Heiligen God zoo afschuwelijk en zulk een gruwel, dat reeds de onzuivere gedachte, als men zich daar vrijwillig en met welgevallen mede bezighoudt, voldoende is om den staat van genade te verliezen en den mensch in de eeuwige straffen der hel te brengen. Vervolgens heeft de Zaligmaker uitdrukkelijk gezegd: „Wie eene vrouw aanziet om haar te begee-ren, die heeft in zijn hart reeds overspel gedaan.quot;
De weg, waarop tallooze jonge lieden in de zonde tegen het zesde gebod vallen, is de verkeering en de vertrouwelijke omgang met een persoon van het andere geslacht. Zeer dikwijls vangen jonge lieden een minnehandel aan uit zinnelijk behagen tot elkander, uitspeelsch-heid of om een aangenaam verkeer, uit ijdelheid of uit genegenheid eene schoone persoon te bezitten. Die weder-zijdsche genegenheid neemt toe; menigeen wordt verliefd tot razernij toe, zoodat God en de wereld hem als \'tware gering zijn in vergelijking met eene persoon, die toch ten laatste ook eene oude vrouw wordt of nog voor dien tijd iu het graf vergaat. De vertrouwelijkheid en de begeerlijkheid worden immer grooter; in het eerst wordt in den geest gezondigd en zeer dikwijls komt het tot eene daad, welke slechts in den huwelijken staat geoorloofd is.
Nu heeft God echter het H Sacrament des huwelijks ingesteld, opdat door de genade van dit Sacrament, twee personen in staat zouden gesteld worden, christelijk
9
met elkander te leven, op geregelde wijze kinderen voort te brengen en ze christelijk voor God op te voeden. God wil dan ook met grooten ernst en kracht, dat deze heilige instelling niet verstoord worde; daarom zelfs is reeds eene vrijwillige begeerte voor den alwetenden eu heiligen God, eene inwendige misdaad, die de eeuwige verdoemenis ten gevolge heeft. Wie ecliter in ongehuw-den staat met eene persoon leeft alsof hij gehuwd ware, is een opstandeling tegen den almachtigen God en zijn gebod. Zulke menschen zullen eenmaal het woord der H. Schrift begrijpen: „Het is vreeselijk te vallen in de handen van den levenden Godquot;. Ook doet menige zielzorger de ervaring op, dat, wanneer het tot sterven komt, er in \'t algemeen twee zonden zijn, die de menschen beangstigen: onrechtvaardig goed en onkuischheid. Daarom is het een plicht, zich voor ieder verkeer met eene persoon van het andere geslacht te hoeden, zoolang de jonge man den wil niet heeft en de omstandigheden het niet veroorlooven, werkelijk in de naaste toekomst door het huwelijk zich een eigen huishouden te vestigen. Dan eerst is het tijd om met God te overleggen, wie hij als levensgezellin zoeken zal. Bij deze keuze moet niet gezien worden op schoonheid , sierlijke kleeding en aangename manieren, maar of de persoon een christelijk karakter heeft, met hare ouders en zusters in goede harmonie leeft, geen bals naloopt en geen trotsche kleederdracht voert. Wie eene verkeering aanvangt, ofschoon hij nog heel niet in staat is te huwen, die bespot, als \'t ware God met ieder Onze Vader, als hij bidt: „Leid ons niet in bekoringquot;. Hij zelve leidt zich, door zijne verkeering, in de allergrootste en verderfelijkste bekoring.
In het Zwabensche staat een oud slot door eenen vijver omringd. Een geestelijke, die eens daar woondet
IO
vertelde mij, dat hij menigmaal vurige ballen uit het water zag opstijgen. In de oude kroniek van het slot heeft hij echter een merkwaardig voorval gelezen. Voor eenige honderde jaren werd namelijk in de ridderzaal een gemaskerd bal gegeven. De heeren waren als duivels gekleed en de jonkvrouwen en dames als engelen, en zoo danste ieder met een duivel. De vrouwelijke personen hadden echter, om de engelen trouw na te bootsen , kunstmatige vleugels van vlas of hennip aan de schouders gehecht. Op eenmaal kwam, terwijl men aan het dansen was, een vleugel te dicht bij het licht en raakte in brand. Deze verspreidde zich zoo snel over de vleugels en kleederen van het overige gezelschap, dat zij allen te zamen in brand geraakten. Uit wanhoop sprongen vele brandende personen uit het venster en verdronken.
Door den moedwilügen , lichtzinnigen omgang geraken tallooze personen in een even zoo verschrikkelijk lot: zij geraken hier in het vuur der onkuischheid en hier na-maals in het vuur der hel.
Maar ook buiten het verkeer met vrouwelijke personen zijn er zonden tegen het zesde gebod, welke niet alleen de afschuwelijkste zijn, die een mensch kan bedrijven, maar bij velen reeds hier op aarde lichaam en ziel ten gronde richten. Het einde van deze ondeugd is bij velen zenuwkoortsen, tering, geestelijke en lichamelijke zwakte, vallende ziekte, waanzin, inwendige troosteloosheid , tegenzin in het leven, ja zelfs zelfmoord. Wanneer bij iemand, die deze zonde bedrijft, niet dadelijk zufk eene tijdelijke straf volgt, dan heeft hij voor zijne wellust des te zekerder de pijnen van het helsche vuur te wachten. Menigeen is reeds als knaap door slechte kameraadschap daartoe verleid, en heeft nog anderen daartoe verlokt, zonder recht te weten dat deze zonden
II
tot de grootste behooren, die er bestaan. En wanneer hij dit later ontdekt en er zich van tracht los te maken, dan heeft reeds de gewoonte eene ontzettende macht verkregen en wil hem niet meer loslaten. Hier geldt inzonderheid het woord van .Christus : „Wie de zonde doet, is een slaaf der zonde.quot;
Moet nu zulk een ongelukkig mensch tot wanhoop geraken en met de gedachte, dat hij niet meer anders kan, zich verder aan die schandelijke ondeugd overge ven en daardoor een langzamen zelfmoord plegen ? Neen, dezelfde Zaligmaker heeft gezegd, dat Hij gekomen was om de menschen te verlossen. Wie alzoo tot nu toe een slaaf dezer zonde geweest is, zoeke bij den Zaligmaker zijne verlossing. Heb hartelijk berouw over uwe zonden, maak het beste voornemen om nooit meer aan zulk eene bekoring toe te geven. Verder moet gij uwe zonden oprecht gaan biechten, en gij zult door de priesterlijke absolutie van uwe schuld bevrijd worden Eindelijk ga met ootmoedigheid en vertrouwen tot de H. Communie en de Zaligmaker zal u troost, moed en kracht geven, opdat gij zegevierend tegen deze booze aanvallen zult kunnen strijden. Mocht ook daarna de slechte gewoonte u dikwijls bekoren, zoo moet gij een tijd lang, alle acht dagen, in de H. Sacramenten weder nieuwe kracht tot den strijd zoeken. Hebt gij het ongelnk in die zonde te hervallen, blijf dan niet in het oude moeras liggen, maar reinig u alsdan door eene rouwmoedige biecht.
Wanneer uw lichaam geheel met leelijke en smartvolle zweren bedekt was, zoudt gij alles doen en u laten welgevallen om van dit kwaad bevrijd te worden. Het is echter een oneindig grooter kwaad voor tijd en eeuwigheid, met het euvel der onreinheid behebt te zijn; daarom moet u ook geene moeite en geen geduld te groot zijn, om daarvan bevrijd te worden. Naast God
12
is de biechtvader uw geneesheer, maar gij moet door waakzaamheid en zelfverloochening medewerken.
Indien gij, jonge lezer! misschien zelve het ongeluk hebt gehad om in eene zonde tegen het zesde gebod te vallen, of er zelfs aan gewoon zijt, dan verkeert gij zeer zeker in een staat van doodzonde: het oorspronkelijke evenbeeld Gods in u, is voor Zijne oogen op de afschuwelijkste wijze misvormd. Als gij in dit oogenblik dooiden dood getroffen werdt, zou uwe ziel in het helsche vuur geworpen worden en daarin blijven zoolang de heilige God in den Hemel leeft. Thans echter kunt gij u nog redden door eene rouwmoedige biecht. Ik vermaan u derhalve ernstig, neem thans dadelijk het besluit, om nog deze week eene kinderlijke biecht te spreken, minstens van dien tijd af, dat gij voor het eerst deze ondeugd bedreven hebt. Gij zult in de H. Sacramenten , gereinigd door het bloed van Christus, den vrede v erkrijgen en moed en lust bekomen om een christelijk leven te leiden. Millioenen verdoemden zouden zich voor onuitsprekelijk gelukkig achten, als hun nog één uur op aarde geguud werd. Zij zouden zich in dat uur door het Sacrament van Boetvaardigheid trachten te redden; maar dit is nu onmogelijk. Gij, lezer! hebt nog dat geluk en die gelegenheid. Ook u geldt het woord van Christus, hetwelk hij eens tot Jeruzalem gezegd heeft: „O c h, o f g ij nog in dezen uwen dag erkendet, wat u tot vrede strekt.quot;
Hij, die in zulke doodzonde leeft en niet tegelijk den ernstigen wil heeft, zich door berouw, biecht en beterschap daarvan los te maken, behoeft wat nu nog volgt niet verder te lezen. Immers men werpt het goede zaad niet in eene moeras; het zou jammer zijn van het zaad des christelijken woords, want het kan alleen opgaan en vrucht voortbrengen in goede aarde. De Zaligmaker zegt
13
derhalve: „Werp uwe paailen niet voor de zwijnen en geef het heilige niet aan de hondenquot;. Wat nu nog komt is dus alleen voor jonge lieden , die nog christelijk geloof hebben en vast besloten zijn zich liever in het vuur te laten werpen dan tegen de kuischheid te zondigen.
Wanneer een jongraensch het noodzakelijke onderricht genoten heeft en zijn verstand in staat is om na te denken, dan zal hij in het gewoel van dit wereldsche leven ook dikwijls overwegen: Wat zal ik met mijzelven doen en met de jaren die God mij geschonken heeft? Waartoe ben ik op aarde? Wat is mijne bestemming? Iedere geregelde Kathechismus geeft daarop ten antwoord: Onze bestemming is, God te kennen, Hem te beminnen en om vrijwillig in alles Zijnen wil te doen, om na den dood eeuwig zalig te worden. Al is het ook al noodzakelijk dat de mensch arbeidt en zijn brood verdient, dan is dit geen hinderpaal om den eisch van den Zaligmaker in te willigen: „Zoek eerst het rijk Gods en zijne gerechtigheidquot;, want Hij voegt er aan toe: „Al het overige zal u toegevoegd wordenquot;; dat wil zeggen: God zal dan zorgen dat de mensch ook in tijdelijke zaken redelijk vooruitgaat. Dit leert ook de Apostel Paulus, als hij schrijft: De godzaligheid is voor alle dingen goedquot;. Het gewichtigste alzoo voor ieder mensch is, dat hij een godsdienstig leven leide. Deze eisch is niet te moeilijk om vervuld te worden. Ik wil u dit werkelijk in het kort toonen.
Laat in uw leven nooit een dag voorbijgaan, dien gij niet door het gebed geheiligd hebt; een dag zonder gebed is verloren, ja nog slechter dan de dag van een heiden, die in de duisternis voortleeft en van God niets weet. Verzuim derhalve nooit uw morgen- en avondgebed. Gij hebt iederen dag, bij al uw werk tijd om te eten; daarom moet gij ook alle dagen tijd hebben om
14
te bidden, want dit is voor de ziel even noodzakelijk ais het eten voor het lichaam. Ieder mensch wordt slechter zoodra hij het gebed begint na te laten. Ga, echter ook door den dag veel met God om, door onder den arbeid van tijd tot tijd aan Gods tegenwoordigheid te denken, door Hem te aanbidden, te danken, om vergeving en hulp te vragen. Het is de voornaamste omgang en de edelste bezigheid, aandachtig met God te verkeeren. Iedere gedachte, die tot God gaat, is als eene bij die honig en was inzamelt, d. w. z. der ziel genaden aanbrengt. De gedachten daarentegen aan louter aardsche zaken gelijken op wespen, welke steken, vruchten bederven en dus in elk geval geen nut aanbrengen. Dikwijls komen in het leven omstandigheden voor, waarin de mensch kiezen of een besluit nemen moet, b. v. of hij in een dienst zal blijven of dien verlaten. Wees nooit zoo lichtzinnig, dat gij een gewichtig besluit neemt, zonder dat gij God recht ernstig in gebed om verlichting en leiding hebt gevraagd en wat Hem behagelijk en u voordeelig is. Hoe gewichtiger de aangelegenheid is, des te gevaarlijker is het te kiezen, zonder God eerst om raad te vragen.
Gij moet u inzonderheid ook gewennen den Zondag nauwgezet te vieren. Het is eene zware zonde, wanneer een Katholiek op Zon- en feestdagen de H. Mis niet bijwoont, als hij het toch kon doen. Kies derhalve nooit een dienst, eene bezigheid of woonplaats, waardoor gij op Zon- en feestdagen, als Katholiek de godsdienstoefening niet bijwonen kunt; leen u er ook nimmer toe op zulke dagen op uw handwerk of in de fabriek te arbeiden. Daarentegen zoek op de Zondagen in de predikatie en de christelijke leering u te voeden en te sterken. Het leven in de wereld trekt de gedachten en overwegingen van den mensch immer weder naar de aarde terug.
i5
Daarom moet gij juist den Zondag besteden voor dal doel, waartoe hij van God is ingesteld: om de ziel weder met allen ernst tot het hoogere, het eeuwige, het goddelijke te verheffen. Vandaar dat gij ook niet moet nalaten op Zon- en feestdagen in stichtende Katholieke boeken te lezen; nog beter is het, als gij dit alle dagen doet, al is het ook maar eene enkele bladzijde. Iedere zielzorger kan de ervaring opdoen dat menschen, zelfs uit den beschaafden stand, als zij noch in de predikatie komen, noch in christelijke boeken lezen, in latere jaren vaak onwetender zijn in den godsdienst dan een tienjarige schoolknaap. Christelijk onderricht is het noodzakelijkste voedsel voor de ziel, wil zij gezond en werkzaam blijven^ En nu kom ik nog aan het kostbaarste goed, dat den Katholiek van zijne Kerk wordt aangeboden en hem door dit gansche leven vergezellen en tot een zaligen dood leiden wil. Ik bedoel hiermede namelijk de H. Sacramenten van Boetvaardigheid en des Altaars. Men kan gerust aannemen , dat de meeste Katholieken, die deze Sacramenten met goede voorbereiding jaarlijks meermalen ontvangen tot de zaligheid zullen geraken; dat daarentegen de meeste Katholieken , die of heel niet of hoogstens met Paschen en dan nog ongaarne te biecht en te communie gaan, geen goeden dood zullen hebben. Dezen geldt het woord van Christus in de Openbaring van Johannes; „Gij zijt niet warm en niet koud, maar lauw; daarom begin Ik u uit mijnen mond uit te spuwen.quot; Wie als onderwezen Katholiek, op aarde geen verlangen heeft den Zaligmaker in de H. Communie op te zoeken, die is een aardsgezinde mensch en zal ook na den dood niet tot Hem in den Hemel komen. Wees toch barmhartig met uwe eigene ziel en verwaarloos haar niel door het gebruik der H. Sacramenten na te laten. Gij doet het best, als gij alle maanden eenmaal biecht en
1
i6
communiceert. De maandelijksche biecht is gemakkelijker en men is beter voorbereid dan wanneer men alleen met Paschen biecht. Zulk een mensch weet heel niet wat hij in een geheel jaar gezondigd heeft, en is moeilijk of zelfs heel niet in staat een krachtdadig berouw te verwekken. In den regel zal hij kort daarop weder in den hollen weg zijner oude zondige gewoonten voortgaan tot aan zijn dood.
Wat ik betrekkelijk het gebed, het kerkbezoek, het gebruik der H. Sacramenten, alzoo betrekkelijk den godsdienst in \'t algemeen gezegd heb, is volstrekt noodzakelijk, als gij de veelvuldige bekoringen, die inzonderheid de jeugd bedreigen, wilt overwinnen. Wie nalatig in zijne godsdienstplichten wordt, mag wellicht in de wereld door studeeren, arbeidzaamheid, wereldlijk geluk of een goed huwelijk tot welstand en eer geraken; hij mag ook jaren lang een genoegelijk leven hebben, voor God echter hebben zijn doen en laten, zijne levensdagen en levensjaren geene waarde. De Zaligmaker zegt uitdrukkelijk: „Zonder Mij kunt gij niets do enquot;, dat wil zeggen, alles wat gij zonder godsdienst doet, is voor God niets. Daarbij komt nog dat de ziel door de vele bekoringen, de eigene zinnelijke lust, den geest van hoogmoed, het kwade voorbeeld, de bekoringen van andere menschen en door het inwendig aanhitsen van den boozen geest in de zonde en het verderf gestort wordt. Dit komt omdat het den mensch aan standvastige godsdienstigheid ontbreekt, waardoor hij alleen den bijstand der genade heett, alle bekoringen te wederstaan. Later komt menigvuldig lijden, dat den onchristelijken mensch zwaar drukt zonder inwendigen troost, en ten laatste komt de dood misschien zonder den troost der H. Sacramenten of met eene twijfelachtige, angstige biecht. Bij het oordeel echter na den dood zal ook diegene worden verworpen, die God niet gediend heeft.
De knecht, die zijn talent begraven had; de maagden die geen olie in de lampen hadden; de man, die bij het bruiloftsmaal geen feestkleed aan had; zij allen, welke bij het oordeel aan de linkerzijde zullen staan, zij zullen verstooten worden, zonder dat God hun bijzondere misdaden verwijt: zij worden verworpen omdat zij den Heer niet gediend hebben. Daartoe behooren ook de ongodsdienstige menschen; hun geheele doen en laten was slechts zelfzuchtig en op aardsche zaken gericht; zij waren losgescheurd van Christus en daarom evenmin iets waard, als het lichaam van een doodgeboren kind of als eene van den wijnstok afgesneden rank.
Er zijn vele jonge lieden en mannen , die in het ouderlijke huis eene heel christelijke opvoeding hebben genoten, en die onfeilbaar een zaligen dood zouden gehad hebben, als zij spoedig na hunne eerste H. Communie waren gestorven. Velen leidden ook daarna nog eenigen tijd een braaf en zedelijk leven; maar later zijn zij bedorven en meer of minder afgevallen. Wat is daarvan de oorzaak? Grootendeels de omgang of kameraadschap, die zij in hunne jongelingsjaren hadden. Menigeen geleek vroeger een H. Aloïsius, maar thans echter is zijne ziel van den godsdienst vervreemd doordat hij in slecht gezelschap geraakt is. Het komt er derhalve oneindig veel op aan, dat gij met zulke kameraden verkeert, die zelve een christelijk, rechtschapen leven leiden. Beeld u niet in dat gij zonder gevaar ook met slechte gezellen kunt omgaan, dewijl gij reeds vaste grondbeginselen hebt. De raensch is meer tot het booze dan tot het goede geneigd; daarom werken slechte voorbeelden, kwade gesprekken in korten tijd zoo verderfelijk op eene jeugdige ziel, zelfs wanneer zij tot nu toe nog onbedorven is. Leg een gezonden appel in een schotel met rotte appelen, dan zullen de rotte niet gezond, wel echter zal de gezonde
i8
rot worden. Is er in uwe woonplaats een gezelschap, dat een christelijk karakter heeft, b. v. eene Kath. jongelings-vereeniging ot eene broederschap voor christelijke jongelingen , zoo sluit u daarbij aan. Waar dit niet het geval is en gij toch ook niet gansch zonder gezelschap wilt blijven, daar kunt gij u bij een of eenige jongelieden aansluiten. Gij zult in korten tijd bij een jongeling van uwen stand bespeuren, welke geest hem bezielt Wanneer zoo iemand \'s Zondags geregeld ter kerk gaat en in den omgang nooit ontuchtige woorden of schimpen van hem gehoord worden, dan moogt gij aannemen dat het verkeer met hem u niet zal schaden. Doch er is ook een zekere soort van Piëtisten, welke inderdaad gaarne en vele godvruchtige gesprekken voeren, waarvoor een Katholiek zich echter moet wachten, want hunne gesprekken gelijken op een stuk brood, dat giftkorrels in zich bevat. Het is namelijk het gift van het dwaalgeloof en van den haat tegen de Katholieke kerk. Zij lasteren de H. Mis, de H. Sacramenten van Boetvaardigheid en des Altaars en trachten met hunne tong de H. Moeder Gods in de verzenen te steken door bittere uitingen tegen hare vereering. En toch is zij de verhevenste van alle schepselen in den Hemel en op aarde: de genadevolle Moeder der groote Katholieke familie. Wanneer het u overigens niet gelukt u bij een of eenige goede vrienden aan te sluiten en gij ook het verkeer met onchristelijke personen niet geheel mijden kunt, zoo toon dan moed en standvastigheid. Blijf ernstig als gij schandelijke woorden of kortswijl hooren moet.
Laat u bespotten en schelden van diegenen, welke godsdienst en zedelijkheid haten. Ik ken een man, die zelfs als soldaat niet vreesde, om iederen avond, eer hij in de kazerne te bed ging, op den grond te knielen om zijn avondgebed te verrichten. Natuurlijk was hij in het
19
eerst blootgesteld aan de bespotting der andere soldaten : zij noemden hem den heiligen kanonnier. Wat heeft het hem geschaad? Niets. Wel echter heeft hij zich het loon in den Hemel verworven, dat de Zaligmaker beloofd heeft aan ieder, die om Zijnentwil spot en vervolging verdragen. Overigens hebben zelfs de tegenstanders van den godsdienst meer achting voor hem, die zonder nevenbedoelingen en moedig zijn geloof door woord en daad belijdt, dan voor den zwakke die wel christelijk zijn wil, maar het niet waagt zich voor iedereen christelijk te toonen.
Doch gij moet nog verder gaan; zooals een bedorven mensch anderen tracht aan te steken, zoo moet ook gij omgekeerd, waar het te pas komt, anderen voor het goede trachten te winnen, door b. v. jongeren te vermanen , dat zij zich toch niet zullen laten verleiden. Gij moet somtijds ook trachten een bedorven mensch op den goeden weg terug te voeren. Dikwijls maakt het een veel grooteren indruk als een rechtschapen, krachtig jongeling anderen ernstige vermaningen geeft, dan wanneer het van een geestelijke, een oud man of eene godvruchtige vrouw komt.
Nadat ik u nu getoond heb wat tot een christelijk leven onvermijdelijk noodig is, wil ik op uwen levensweg nog eenige wegwijzers plaatsen, opdat gij te zekerder voor afdwaling zult bewaard blijven.
I. In de brieven van den Apostel Paulus komt eene merkwaardige plaats voor. Daar staat: „Ik houd mijn lichaam in bedwang en in dienstbaarheid, opdat ik niet zelf verworpen worde, na anderen het evangelie gepredikt te hebben.quot; Alzoo een man, die gansche landen tot het christelijk geloof bekeerd heeft, kon nog verloren gaan als hij zijn lichaam niet streng in bedwang hield. Deze strengheid tegen het lichaam is echter voor niemand noodzakelijker dan voor
20
den jongeling. Het lichaam is namelijk door de erfzonde bedorven en in zijne neigingen nog slechter dan een dier. Er ontwaken dikwijls met groote hevigheid begeerten in hem, die den mensch in de zonde en in tijdelijk en eeuwig verderf storten, als hij er aan toegeeft in plaats van ze te bestrijden en te bedwingen. Nu staat het met het zinnelijke lichaam zoo: als de mensch, inzonderheid in de jeugd, alle onbetamelijke begeerten en zinnelust bedwingt, d. w. z. niet toegeeft of inwilligt, dan zal het oproerige lichaam allengs ordelijker, als het ware tam worden en hoofdzakelijk alleen het redelijke begeeren, b. v. voedsel, kleeding, slaap. Daarom kan menigeen, zonder groote moeite een matig en behoorlijk leven leiden , omdat hij in zijne jeugd zijn lichaam aan bescheidenheid gewend heeft. Wie zich daarentegen in de jeugd door zinnelijke lusten laat medeslepen, dien zal het van jaar tot jaar moeilijker vallen aan de lusten te weder-staan. De H. Chrysostomus zegt van dezulken, dat zij een zelfgeschapen duivel in zich hebben, die altijd tot nieuwe zonden aanzet. Wilt gij alzoo dat in dezen leeftijd uw jeugdig lichaam niet zal ontaarden in een vijand uwer onsterfelijke \'ziel, zoo geef er dan nooit aan toe, als in u begeerten ontwaken tegen de zedelijke orde van God. Wees matig in eten en drinken en dat zelfs lederen dag des jaars. Het is in \'t algemeen veel waard, als men in de jeugd zijn lichaam gewend heeft met weinige en eenvoudige dingen tevreden te zijn. Wie b. v. zelfs niet aan het tabak rooken gewoon is, heeft ook daartoe geene begeerte en heeft in tien jaren eene som gelds bespaard. Daarentegen zal het hem, die reeds jaren aan het rooken gewoon is, zeer moeilijk vallen, daarvan op eens afstand te doen, alhoewel het genoegen er van, even als de rook zelve, slechts een damp is.\'Zoo gaat het echter ook met andere meer gewichtige zaken, b. v.
21
dagelijks naar de herberg gaan. Diegene welke thuis blijft en desnoods iets verricht, iets nuttigs leest of bidt, zal zich aan het einde des jaars beter gevoelen dan hij, die meende dat hij niet buiten de herberg kon. Men kan het lichaam gewennen \'s morgens vroeg op te staan, de gewoonte maakt het na eenigen tijd gemakkelijk, want men kan het lichaam dresseeren even als men een redeloos dier, hetzij paard of hond, kan dresseeren. Een ander zal het zeer moeilijk vallen vroeg op te staan, als hij er zich niet aan gewend heeft. In het algemeen moet gij betrekkelijk uw lichaam tot stelregel aannemen, dat gij het als een dartel paard in toom houdt, het aanzet om veel te doen en te verdragen, en dat gij het aan matigheid en weinige behoeften gewend. Gij moet aan den anderen kant ook behoorlijk zorg dragen, dat gij de gezondheid en krachten des lichaams niet verwaarloost, maar behoorlijk acht daarop geeft. De gezondheid is eene buitengewoon groote schat, die menigeen door eigen schuld verliest, en welk verlies toch zoo moeilijk, soms heel niet te herstellen is. Wacht u voor waagstukken uit snoeverij, voor onmatigheid, voor drinken als gij inwendig verhit zijt of voor snelle afkoeling. Reeds dat is verderfelijk, alle avonden in de gelagkamer vol tabaksrook te zitten, vooral daar inzonderheid jongelieden spoedig zenuwkoortsen en de tering krijgen. Tracht vooral spoedig den raad eens geneesheers in te winnen, als gij eene bloedspuwing mocht krijgen.
2. Het is niet alleen het lichaam en zijne begeerlijkheden , dat ons in menigvuldige bekoringen brengt, waartegen wij moeten strijden, maar ook de ziel zelve bezit booze neigingen. Daartoe behooren allereerst de zelfzucht en de hoogmoed. De mensch wil van nature zoo gaarne zijn eigen God zijn, d. w. z. hij heeft altijd zich zeiven op het oog en vraagt bij alles : wat is mij aangenaam
22
of voordeelig ? Of het God welgevallig is of tot heil van den evenmensch strekt, wordt niet in aanmerking genomen. Daarvan komen dan ook ongeduld, toorn, wraakzucht en vijandschap tegen den naaste. Desgelijks ontwaken in de ziel soms kiemen van nijd, Schaden-freude en verachting van den evenmensch, welke tot grofheid en beleedigingen aanleiding geven.
Het Christendom echter eischt juist het tegendeel, namelijk : liefde tot God boven alles en liefde tot den naaste zonder uitzondering. Aan deze liefde is dan ook zooveel gelegen, dat al het goede wat de mensch verricht, hem niets helpt, als hij de christelijk liefde niet heeft en beoefent. De Apostel Paulus zegt daarom : „ A1 gaf ik al mijn vermogen aan de armen; en al gaf ik mijn lichaam om te branden en ik had de liefde niet, zoo zou mij dat alles niets baten.quot; Dewijl op deze liefde alles aankomt, zoo wil ik u het \' duidelijkste kenmerk aangeven waaraan gij herkennen kunt of gij deze liefde al of niet bezit. Onderzoek uw geweten over hetgeen nu volgt:
3. Wanneer gij lang moogt leven, zoo zal het niet uitblijven of gij zult somtijds beleedigd worden of onrecht te lijden hebben. Dan ontwaakt in den mensch van nature reeds bitterheid, haat tegen diegene, welke ons beleedigd heeft. Men gevoelt zich aangespoord tegen den andere te schelden, de beleediging te vergelden , den beleediger te verklagen of minstens liefdelooze gedachten tegen hem te koesteren. Als gij een waar Christen zijn wilt, dat moet gij telkens als gij beleedigd wordt, u zeiven verloochenen, d. i. mv bitter gevoel ea bittere stemming niet de baas laten worden, maar uw tegenstander om Christus\' wil vergeven. En waarlijk dit is niet zoo moeilijk als menigeen zich inbeeldt. De Apostel Paulus zegt; „Laat u niet door het kwade
z3
overwinnen, maar overwin het kwade door het goede.quot; En juist bij geleden onrecht en aangedane beleedigingen hebt gij de schoonste gelegenheid dat woord van den Apostel in toepassing te brengen. Er ontwaakt in uwe ziel bitterheid tegen den beleediger; dat is juist het kwade, waardoor gij u niet moet laten overwinnen. Het goede, waarmede gij nu dit kwade moet overwinnen, bestaat in een ,,Onze Vaderquot; of anders een klein gebed voor uwe tegenpartij. Wanneer gij u in uw ge-heele leven aanwent, om telkens wanneer booze gedachten of hatelijke gevoelens tegen uwe medemenschen in u opkomen, dadelijk voor hen iets te bidden, dan hebt gij een waren schat in u verzameld. Niet alleen hebt gij in uw stervensuur vergiffenis te wachten, omdat gij altijd vergeven hebt, maar gij hebt oneindig veel naastenliefde beoefend daar waar zij het zwaarste was.
Er zou nog veel te onderichten en te zeggen zijn wat een jong mensch doen moet als hij hier rechtschapen leven en eenmaal een zaligen dood hebben wil. Alleen om door het vele niet te vermoeien, wil ik nog twee geestelijke souvenirs geven, welke u voor uw gansche leven, voor uwen dood en voor uw lot in de eeuwigheid zeker ten zegen zullen strekken.
Het eerste is de nauwkeurige betrachting van het vierde gebod. Als eenmaal de jonge mensch van de school ontslagen is, wil het met de eerbied en de gehoorzaamheid jegens de ouders niet meer zoo goed gaan. De ontwakende hoogmoed groeit in deze jaren bijzonder snel en tracht naar onafhankelijkheid. Thans eerst wordt de gehoorzaamheid, de eerbied en het liefderijke gedrag jegens de ouders eene deugd, omdat zij u daartoe niet meer zoo dwingen kunnen als in de kinderjaren. Als gij ook in de jongelingsjaren uwe ouders in eere houdt en
24
uit dankbaarheid en omdat God het wil, de oude dagen t
uwer ouders door uw gedrag tracht te verlichten en te i
vervroolijken, dan bewijst gij uzelven de grootste wel- i
daad. Misschien \' hebt gij nog een lang leven voor u; 1
gij weet niet wat over u komen kan; maar daarop kunt 1
gij u verlaten, dat God het in ieder geval goed met u 1
zal maken, als gij het vierde Zijner geboden tot aan j; e
der ouderen dood getrouw zijt nagekomen. Ik versta £
echter onder welvarend en goed niet enkel een aange t
naam leven hier op aarde, want dit is in de oogen van lt;
een Christen het hoogste goed niet, maar het hoogste s
geluk hier op aarde is een goede dood. £
Voor eenige jaren werd hier een jong mensch schie- i
lijk uit dit leven weggerukt. Jaren lang had hij zijn ver- i
diend loon grootendeels tot ondersteuning zijner oude ■gt;
moeder aangewend. Toen bij de begrafenis de kist in lt; het graf was neergelaten, trad de oude vrouw vooruit en riep
met luider stemme: „God vergelde u wat gij aan mij s
gedaan hebt.quot; Deze weinige woorden bevatten de schoon- |
ste lijkrede, welke op den jongen man zoude kunnen {
gehouden worden en den omstanders mag deze wensch \' i voorgekomen zijn als eene verzekering dat hij in den Hemel was opgenomen.
Een tweede raad die ik u nog wil geven, betreft het geld en wel het sparen en het geven. Er loopen
tegenwoordig tallooze menschen in het land rond, zonder \'
arbeid en zonder geld, menigmaal ellendig gekleed en lt;
tot bedelen gedwongen. Een groot gedeelte dezer ellen- §
digen behoefde dit niet te doen als zij ten tijde, dat zij j
arbeid hadden, hun loon niet voor een groot deel naar l
de herberg gedragen of op andere manier verkwist had- i
den. Velen gewennen zich allengs zoozeer aan den ledig- 1
gang en aan het bedelen, dat zij ten laatste niet meer )
naar arbeid zoeken, maar door liegen, bedriegen en on- 1
25
beschaamdheid eene ware landplaag worden. Om ook niet eenmaal in deze ellende te geraken, zoo gewen u, uw loon slechts voor het noodzakelijkste te besteden en het overige in eene spaarbank of op andere wijze te beleggen. Verkwist alzoo het geld niet aan tabak, jenever, het spel, kleederpracht en dergelijke. Gij hebt daardoor een dubbel gewin; ten eerste, dat gij in tijden van gebrek aan werk leven kunt zonder door bedelen anderen lastig te vallen, en ten tweede, dat gij allengs in staat geraakt eene eigene zaak te beginnen. Gij moet echter bij uw sparen geenszins gierig worden. Zoodra gij door vlijt en spaarzaamheid eenig geld hebt overgegaard, moet gij iedere week van uw verdiend loon eene kleinigheid afzonderen voor aalmoezen. Deze vordering zal menigeen wonderlijk voorkomen, daar de jonge mensch in den regel nog zelf ondersteund moet worden.
De hoofdzaak bij dezen eisch is niet dat gij beduidende sommen aan de armen moet geven, maar dat gij slechts den goeden wil hebt om anderen, die er slechter aan toe zijn dan gij, uw medelijden te toonen al is het dan ook met de gave van eenige penningen. Voor God namelijk is, naar omstandigheden, een penning als van goud en een goudstuk als van koper, naar gelang een penning van eigen armoede en met een goed hart gegeven wordt en een stuk goudgeld van den overvloed en uit pralerij. De gewoonte echter om de armen wel te doen is voor God, die de liefde zelve is, uiterst welgevallig. En wanneer gij dit slechts met het kleine aanvangt en later wat meer geeft, dan is dit de beste verzekering, dat God u in dit leven steeds behulpzaam zal zijn en gij u een schat in den Hemel vergaderen zult. Ik wil er alleen nog dit bijvoegen, dat juist de aalmoes dan veel waarde heeft, als men zich eene ontbering moet getroosten om het gespaarde voor de armen aan te wenden.
26
Gij hebt nu gelezen wat het noodzakelijkste is om een rechtschapen man en christen te worden en om eenmaal het hoogste goed hier op aarde, een zaligen dood, te verwerven. Wat wilt gij nu doen? Als gij het gelezene niet betrachten wilt en liever uwe begeerten inwilligt en het voorbeeld van slechte kameraden volgt, dan dient u dit geschrift tot aanklacht, omdat gij de christelijke waarheid gelezen en haar willens en wetens den rug toegekeerd hebt. Menigeen, die dit gelezen heeft, vat misschien een goed voornemen op; maar het voornemen is zoo onbepaald en houdt geen stand, want binnen weinige dagen gaat men weder op den zondigen weg der oude gewoonte voort. — Zal het gelezene u werkelijk tot heil strekken, dan moet gij thans, op dit oogenblik, met God en uw geweten te rade gaan hoe gij besloten en standvastig den smallen weg, die voorwaarts en opwaarts voert, inslaan en er op volharden wilt. Het beste zoude zijn dat gij zoo spoedig mogelijk door eene goed voorbereide biecht en communie, u van het verledene zuiverdet en moed en opgeruimdheid verkreegt van nu af een christelijk leven te leiden. Neem u bepaald voor, wat gij u wilt afwennen. Zoo gij b. v. aan liegen, achterklap of vloeken gewoon zijt, maak dan het voornemen dat af te wennen en meteen wat gij u moet aanwennen, waarin gij tot dusverre nalatig geweest zijt, b. v. in het gebed en in arbeidzaamheid. Stel bijzonder vast hoe dikwijls gij van nu af in een jaar de H. Sacramenten ontvangen wilt; neem als onverbrekelijke stelregel aan, zoo spoedig mogelijk te biechten, als gij het ongeluk hebt gehad in eene zware zonde te vallen. In staat van doodzonde toch is de mensch. een zeker speeltuig des duivels en zijne ziel reeds ingeschreven voor de hel. Overleg verder hoe gij den Zondag ter eere Gods en tot heil uwer ziel zult doorbrengen. (Bij vele duizenden zijn de Zondagen de afschuwelijkste
dagen huns levens). Eindelijk als gij zelf geen stichtend en leerzaam boek hebt, vraag dan een Katholiek geestelijke of hij er u een leenen wil.
Bedenk wel: als de mensch zich een vermogen wil verwerven of in eenig handwerk of kunst bekwaam wil worden, dan mag hij niet bij den dag daarheen leven, maar hij moet zich jaren lang inspannen. Zoo is het echter ook met de edele kunst der ware deugd en met het hoogste gewin der eeuwige zaligheid: deze kunnen alleen verkregen worden door ernstig en aanhoudend streven en inspannen, nadat men eenmaal opgehouden heeft een kind te zijn. „Het Koninkrijk der Hemelen lijdt geweldquot;, zegt de Heer. Dit geweld is echter in de jeugd het noodzakelijkste en het rijkste aan gewin. Tallooze oudere menschen zouden hunne jeugd geheel anders besteden, dan zij gedaan hebben, indien zij nog eens jong konden worden. Gij hebt nog dezen kostbaren maar ook gevaarlijken tijd. Daarom arbeid aan uzelven en houd uwe ziel eiken dag, bij het morgengebed de schriftuurplaats voor: „Zoek eerst het rijk Gods en zijne gerechtigheid en al het overige zal u worden toegevoegdquot;.
Een kostbaar geschenk voor jongelingen en jonge dochters.
Jongeling! Jonge dochter! Misschien zijt gij nog rein en onbevlekt van het gift van den onzuiveren geest, of misschien hebt gij reeds door gedachten, woorden of werken de heilige zuiverheid verloren. In het eerste geval,
28
verheugt u in dankbare liefde jegens God en verricht het volgende gebed, om den schoonsten schat uws harten onder de bescherming van Maria verder te bewaren. Zijt gij echter reeds in deze schandelijke ondeugd gevallen, zijt gij wellicht reeds een slaaf dezer lichaam en ziel verpestende hartstocht geworden, o! wanhoopt dan toch niet. Ook voor u is nog redding: Maria zal u helpen. Bidt vurig en vol vertrouwen het volgende gebed tot de allerzaligste Maagd en strijdt onder hare bescherming tegen de hevige bekoringen des vleesches. Mijdt tevens zoo veel mogelijk alles, wat u tot zonde kan voeren en ik beloof u door de hulp van Maria eene glansrijke overwinning!
\'s Morgens en \'s avonds een „Wees gegroetquot; en daarna het volgende:
O, mijne Meesteres! O, mijne Moeder! Ik geef mij geheel aan U over; en om U nader te bevestigen, hoezeer ik U ben toegedaan, wijd ik ü heden mijne oogen, mijne ooren, mijnen mond, mijn hart, ja mij zeiven geheel en al.
Daar ik U dan nu toebehoor, o goede Moeder! zoo verdedig mij, bewaar mij als Uw schat en Uw eigendom.
Ten tijde van bekoringen bidt:
O, mijne Meesteres! O, mijne Moeder! Herinner U, dat ik U toebehoor! Bewaar mij, verdedig mij als Uw schat en uw eigendom!
Voor deze beide gebeden krijgt gij van de H. Kerk ook een aflaat.
29
Bovenstaand gebed heeft een beroemd prediker van de Societeit van Jesus opgesteld en er vele menschen, die reeds in de ergste zonden van gewoonte leefden, totaal door genezen en weder op den rechten weg gebracht. Ook vele andere Priesters hebben bij zondaren dezelfde uitwerking ondervonden. Hier volgt een voorbeeld uit vele :
Een jong, aanzienlijk man kwam uit een ver land naar Rome. Ten gevolge eener predikatie van Pater Zucchi, stelde hij zich aan hem voor en schilderde hem den treurigen toestand zijner ziel. Hij had zich eene schandelijke onkuische gewoonte eigen gemaakt en verklaarde , dat hij, niettegenstaande hij het verlangen had zijn leven te verbeteren, den moed niet gevoelde, die banden te verscheuren. „Dat zal het werk der genade zijn,quot; zeide hem de Pater, „kom slechts tot mij, als gij het ongeluk zult hebben in die zonde te hervallen, ik zal u altijd met vreugde ontvangen.quot; De jonge man verwonderd over de liefde des Paters, keerde verscheidene malen terug, zonder dat beterschap te bespeuren was. Eindelijk zeide de Pater : „Mijn kind, tot heil uwer ziel wil ik u de allerheiligste Maagd Maria tot Koningin en Moeder geven. Als gij dat aannemen, en u als haar dienaar en kind gedragen wilt, vertrouw ik, dat u de noodige genade zal gegeven worden den duivel te ontvluchten. Ten teeken dat gij het aanneemt, verzoek ik u slechts dit weinige: des morgens vroeg bij het opstaan bidt gij een „Wees gegroetquot; ter eere van de onbevlekte ontvangenis van Maria en daarna: „O, mijne Meesteres! enz.quot; Des avonds moet gij dit herhalen en daarna driemaal de aarde kussen. Wanneer gedurende
30
den dag of gedurende den nacht de duivel u soms tot eene slechte daad bekoort, bid dan dadelijk: O, mijne Meesteres, O mijne Moeder! Herinner U enz.quot; De jonge man, hoogst verblijd zulk een gemakkelijk middel voor zijne kwaal gevonden te hebben, beloofde den Pater alles te zullen doen. Eenige dagen daarna verliet hij Rome. Vier jaren later keerde hij terug; hij ijlde tot Pater Zucchi en biechtte. Maar zijne biecht was als van een heilige. „Pater,quot; zeide hij, ik heb mijne bekeering te danken aan het kleine gebed dat gij mij geleerd hebt. Ik heb niet nagelaten het \'s morgens en \'s avonds te bidden en als ik van eene bekoring overvallen werd, riep ik overeenkomstig uw raad, de hulp van Maria in, en dank haren bijstand, ben ik nog niet bezweken. Hij vergunde den Pater deze genade verder te verhalen, opdat ook anderen uit het gebed nut zouden trekken. Ook gij, arme zondaar! vat moed en doe desgelijks!
STOOMDRUK VAN J. J. GROEN, LEIDEN.
Bij den uitgever dezes mede verkrijgbaar:
DE GESTIGMATISEERDE MAAGD VAN BOIS-D\'HAINE.
Een quot;boekje tot troost van liet Katholieke volk..
UIT HET DUITSCH VERTAALD DOOR
Prij s . . . . . . ƒ 0.25.
0F % \'
overwegingen OVBr de voornaamste waarheden Van de Christelijke godsdienst, door den Eerw. Chal-loner, Pr. uit liet Engelseli vertaald door H. Raëskin.,
Prijs: f 0.35; 25 Ex. f 5,-; 50 Ex. f 9.-; 100 Ex, f 16.-.
Het boekje bevat 3^ overwegingen over de bestemming van den mensch, de weldaden Gods, de ijdelheid der wereld, de vier uitersten, de doodzonde, de alomtegenwoordigheid Gods en het lijden des ITeeren.
V ï er Perse: -
EEN BOEK VOOR DENgCHRISTEN,
BEWERKT NAAR HET HOOGDÜITSCH
\\ DOOR \' /
0. SCHKIEERLING-, Pr.