AFKOMSTIG VAN DE
DEVffllME BSOEDUIIAI\' VA» HET liEIIEEiVE LEVEN.
IN VERBAND GEBRAGT MET HET BOEK VAN
THOMAS A. K E M 3? I S DE NAVOLGING VAN CHRISTUS.
UIT DE NAGELATEN SCHRIFTEN VAN WIJLEN
jBlSSCHOP VAN fiAARLE/H.
Medegedeeld in het «Arcliief voor do Geschiedenis van hel Aartsbisdom Utrecht», \'10l!r doel,
noou
EYSENBURGENSIS. —---o
afkomstig- van de Deventersche .Broeclerscliap
van liet Q-EMBENE LEVENquot;. in verband gebragt met het Boek van Thomas a Kempis DE NAVOLGING VAN CHRISTUS.
In de September-aflevering, Jaargang 1851 van het Maandsclirift de Katholiek komt een opstel voor van Z.Ü.H. Mgr. F. J. van Vree, z.g. Bisschop van Haarlem, doch toenmaals President van het Seminarie te Warmond, waarin hij uit een „Oud Nederduitsch Handschriftquot; twee Hoofdstukken van de Navolging van Christus, te weten: Hoofdstuk X en XIII van het vierde Boek, mededeelt, bespreekt en met den Latijnschen tekst vergelijkt.
In dat opstel spreekt de Hoogw. schrijver ook over andere stukken, die in datzelfde Handschrift gevonden worden, terwijl hij bovendien gewag maakt van eenige Latijnsche verhandelingen, in een ander Handschrift voorkomende. In alle die schriften, afkomstig uit „de ascetisch-mystische school door Geert Groote en Floren-tius Radewijns gestichtquot; — of anders gezegd, de bekende Broederschap vau het gemeene leven, zag de hooggeleerde schrijver een vrij merkbare verwantschap zoo in titel als in inhoud met de Navolging van Christus.
2
Later heeft Z D.H. — toen reeds Bisschop — van verschillende ascetische Tractaten, in die beide Codices voorkomende, afschriften gemaakt en er aan den kant zijne opmerkingen bijgevoegd, veelal verwijzingen bevattende naar paralel-plaatsen in het werk de Navol-ging, waarbij Z.D.H. blijkbaar op het oog had, de verwantschap aan te toonen tusschen dat werk en de ascetische beginselen der Broederschap van het yemeene leven, en daarmede tevens eene nadere niet geringe bijdrage te leveren ter beslissing van de vraag, wie vcor den auteur der Navolging moet gehouden worden, evenals Mgr. Malou, de geleerde Bisschop van Brugge, in zijn beroemd werk: Recherches hisioriques eb critiques sur le véritable auteur de VImitation de J. C. een Handschrift van een werk van Florentius Radewijns, in de Bourgondische Bibliotheek te Brussel gevonden — waarover later — met verschillende plaatsen uit de Navolging vergelijkt, tot nadere staving van zijne stelling, dat niemand anders dan Thomas a Kempis de schrijver is van de Navolging.
De bovengemelde afschriften met de kantteekeningen van Mgr. van Vree, zijn onder zijne nagelaten schrifturen tot ons gekomen, en wij meenden die, zoowel om de eerbiedwaardigheid der gecopieerde stukken zeiven, met hun schoonen, stichtenden en leerrijken inhoud, alsem het doel dat Z.D.H. zich met het copiëren dier stukken voorstelde, ter meer algemeene kennis te moeten brengen, waarom we ze hier dan ook gaarne mededeelen.
Alvorens evenwel daartoe over te gaan, moeten wij een oogenblik vertoeven bij hetgeen in het voortreffelijk werk van den HoogEerw. Pastoor van Zwolle, oud-Professor van het Seminarie te Warmond, Mgr. 0. A. Spitzen, getiteld: Thomas a Ken,pis als schrijver
3
der Navolging van Christus gehandhaafd, in het midden wordt gebragt nopens het gevoelen van Mgr. van Yree over het werk de Navolging en het auteurschap van Thomas a Kempis.
Met groot genoegen zagen we, hoe op bladz. 19 van gemeld werk des HoogEerw. Heeren Spitzen, de Hoogw, schrijver van het voormeld opstel in de Katholiek verdedigd wordt tegen de verkeerde opvatting van sommigen, als ware Mgr. van Vree van oordeel, dat het boek de Navolging oorspronkelijk in onze moedertaal geschreven is. Afdoende wordt daar die misvatting wederlegd door de eigen woorden van Mgr. van Vree zeiven, waarmede hij in datzelfde opstel op de vraag, die hij zich stelt: „is de Nederduitsche text van het Xde en XIIT116 Hoofdstuk van het vierde Boek, zooals die in den Codex gevonden wordt, oorspro7ike-lijk of is hij vertalingquot; aanstonds te kennen geeft, dat hij dien Nederduitschen tekst voor vertaling houdt „gelijk sommige uitdrukkingenquot; zoo zegt hij „en de woordvoegingen hier en daar vrij duidelijk schijnen te verraden.quot;
Ook deed het ons genoegen terzelfder plaatse Mgr. van Vree — en met alle regt — te zien rangschikken onder de voorstanders van het auteurschap van Thomas a Kempis. Hoe het mogelijk is dat iemand, die Mgr. van Vree en bepaaldelijk zijn meergemeld opstel in de Katholiek kende, hem als een tegenstander heeft kunnen beschouwen van dat auteurschap, bekennen wij niet te begrijpen; en toch werd hij daarvoor gehouden door den Duitschen, ook bij velen onzer niet onbekenden geleerde Dr. Nolte, die voor ettelijke jaren als huispriester bij eene voorname familie te Amsterdam werkzaam, volgens zijn eigen getuigenis bij Mgr.
4
van Vree, toenmaals President van het Seminarie te Warmond, aldaar eenigen tijd mogt verblijven en een der hier besprokene Codices ter copiëring van Z.H.Eerw. ontving. In het Tijdschrift door de Theologische Faculteit te Weenen uitgegeven, „für die gesammte Katho-lische Theologiequot; (5. Band, 2. Heft 1853) gaf hij eene volledige vertaling van meergemeld opstel, en later in hetzelfde Tijdschrift (7. Band, 1. Heft 1855) stelt hij zich als verdediger van het auteurschap van Thomas a Kempis tegenover Mgr. van Vree, en zet daar, als ware Z.D.H. van een ander gevoelen, de stelling op: „Thomas von Kempen ist der Verfasser [der Nachfolge.] Er is nicht blos Uebersetzer eines in niederdeutscher Sprache geschriebenen von ihm vorgefundenen Originalsquot;; zelfs gaat hij later zoo ver, van zich er triomfantelijk op te beroemen, t. a. p. in het kort bewezen te hebben, dat het gevoelen van Mgr. van Vree ten eenemale verwerpelijk is, „eam [sententiam F. J. v. Vree] prorsus improbandam esse postea paucis com-monstravi.quot; Zóó toch lezen we, niet zonder verbazing, in zijn voorwoord van het door hem in 1862 uitgegeven, hierachter ook door ons mede te deelen Tradatulus devofus Magistri Florentii Badewijns, welk werk hij nog al aan de vrome gedachtenis van den toen reeds overleden Bisschop toewijdt „piae recordation! Reveren-dissimi in Christo Patris Francisci Jacobi Harlemensis Episcopi.quot;
Doch keeren we tot het geleerde werk van den H.Eerw. Spitzen terug. Deed het ons goed, Z.H.Eerw. den Hoogw. Bisschop tegen dergelijke verkeerde opvattingen en voorstellingen, als die van Dr. Nolte te zien verdedigen, minder kunnen wij instemmen met hetgeen hij op bladz. 210 van zijn werk zegt, bij de
5
belian(icling der vraag: of en in hoeverre de Navolging als een oorspronkelijk werk van Thomas a Kempis moet worden beschouwd. Daar toch geeft hij o. i. den indruk alsof Mgr. van Vree de „Navolgingquot; geheel of althans IioofdzalcelijJc als eene groote compilatie, een mozaïekwerk van citaten uit Deventer- of Windesheimer schrijvers beschouwde. Immers, na die zienswijze bestreden te hebben, zegt hij: „Niets bewijst derhalve, dat de eerste hoofden der Broeders van het gemeene leven de grondstoffen der Irnilatie hebben geleverdquot; (woorden van Mgr. van Vree aangehaald uit zijn meergemeld opstel in de Kallwlieh) „derwijze, dat deze eene compilatie of een inlegwerk van citaten zijn zou.quot; Wat de schrijver hier in de laatste woorden zijdelings als het denkbeeld van Mgr. van Vree schijnt aan te geven, zal zoo aanstonds, uit een onwraakbaar getuigen van diens wezenlijk gevoelen blijken niet volkomen juist te zijn. Ook komt het ons voor, dat de H.Bervv. Spitzen het vermoeden, waartoe Mgr. van Vree overhelde, alsof er een vroegere tekst zou bestaan hebben, „dien de schrijver der Imitatie in zijn boek gedeeltelijk opgenomen en hier en daar door tusschenvoegselen en aanhangselen uitgebreid hadquot; — in veel te algemeenen zin opneemt, en van het geheele werk de Navolging wil verstaan hebben. Uit den zamenhang echter en uit hetgeen er onmiddelijk op volgt, blijkt onzes inziens duidelijk, dat de Bisschop enkel en alleen het oog had op den door hem medegedeelden Nederduitsehen tekst der twee meergemelde kapittels. Dat nu Thomas die twee hoofdstukken met eenige wijziging uit een ander werk zou hebben overgenomen, zooals Mgr. van Vree, te regt of te onregt, wel eenigzins schijnt vermoed te hebben, zoude toch inderdaad niet zoo volstrekt
6
ondenkbaar zijn, noch zijne verdiensten als auteur verminderen. Geeft de H.Eervv. Heer Spitzen zelf niet op bladz. 72—81 vele plaatsen aan in de Navolging, die geheel uit de werken van Ruysbroek, Mande, Schoonboven cn anderen „geleendquot; zijn ?
Eu wat nu overigens het werkelijk gevoelen van Mgr. vau Vree betreft over de Navolging en den auteur vau dat werk, dienaangaande zijn wij zoo gelukkig eene afdoende inlichting ontvangen te hebben van een allezins bevoegd getuige, die met Mgr. van Vree zeiven de zaak besproken, en uit diens eigen mond zijn gevoelen vernomen heeft. Die getuige is de Z.Eerw. Hooggel. Heer J. W. L. Smit, Professor aan het Seminarie te Warmond, die de goedheid gehad heeft ons de volgende verklaring te geven, welke wij, met zijne hoogst verpligtende vergunning, Lier laten volgen. — Ziehier dan hoe Z.Hooggel. het gevoelen van Mgr* formuleert:
„De schrijver der Imitaüo is Thomas a Kempis. Toch is dit werk gedeeltelijk als eene compilatie te beschouwen. Gerard Groote, Eloris Radewijns en andere uitmuntende oversten of leden der Broederschap van het gemeene leven, hadden hunne ascetische gezegden of spreuken, die ze van zichzelven bedacht of wel aan andere auteurs en meesters van bet ascetische leven ontleend hadden. Die gezegden of spreuken bleven deels onthouden, deels aangeteekend, onder en door hunne leerlingen voortleven, en werden als \'t ware een gemeenschappelijk goed, een soort van traditioneel geestelijk erfdeel in de huizen der Broeders van het gemeene leven, en zoo ook in de twee onmiddelijk daaruit ontstane kloosters van Windesheim en vau St. Agnietenberg. Thomas was een leerling van Rade-
7
wijns, die, zooals uit zijn leven blijkt, zelfs bijzonder belang in Thomas stelde en op diens overgang tot de Windeslieimer-Congregatie bepaald invloed gebad heeft; het Iaat zich denken, dat Thomas, behalve nog door zijn eigen aard en aanleg, wederkeerig bijzondere achting voor Radewijns hebbende, ook met veel oplettendheid diens spreuken en gezegden betreffende het geestelijk leven heeft opgevangen, onthouden, aangeteekend en wederom aan anderen voorgehouden, vooral loen hij in het klooster van St. Agnietenberg supprior geweest is. De overeenkomst der Imitatio met de dicta notalnlia en het Traciatidus devolus „[ascetische verhandelingen die we aanstonds gaan mededeelen]quot; is hier en daar dan ook vrij duidelijk. Zeer veel, welligt het allermeeste zal aan Thomas zeiven bebooren. In alle geval heeft hem de zamen-ordening, zamenvalting, aanvulling en afwerking van hetgeen hij èf gevonden óf zelf bedacht had, tot het nu bestaande geheel, regt op de qualificatie van den schrijver-auteur der Imitatio gegeven.quot;
JSia aldus bet gevoelen van Mgr. van Vree geformuleerd te hebben, verklaart de Hooggel. Professor uitdrukkelijk, dat het bovenstaande zakelijk het gevoelen was van Mgr. van Vree z.g., zóó namelijk als Z.D.H. het hem persoonlijk en mondeling mededeelde in of omtrent het jaar 1858. De Professer durft niet juist zeggen, dat Z.D.Iï. het als eene vaste overtuiging uitsprak, maar toch voor het minst als eene bij Z.D.H,. meer en meer veldwinnende onderstelling die vooral dienstig zou kunnen zijn tot verklaring der omstandigheid, dat sommige gezegden en gedeelten der Imitatio reeds bij andere schrijvers of elders wonende tijdgenooten worden aangewezen, zonder dat daardoor het regt van
8
Thomas op bet auteurschap behoeft te vervallen. Ten slotte verklaart Z.Hooggel. een en ander naar zijn beste weten en volgens zijne nog zeer levendige herinnering van het bedoelde gesprek met den Bisschop, te getuigen.
Deze beschouwing van Mgr. van Vree geeft o. i. aan zijne woorden uit zijn opstel in de Katholiek aangehaald, juist dien „anderen zinquot; welken de H.Eerw. Spitzen op bladz, 210 beaamt; en uit hetgeen hij daar ter plaatse en vroeger bladz. 72—81 aanhaalt, zien wij gemelde onderstelling van Mgr. van Vree volkomen bevestigd.
Aan de dierbare nagedachtenis van dien onvergete-lijken Bisschop rekenden wij het ons vei-pligt diens gevoelen over Thomas a Kempis als auteur van de Imitatie tegen alle misduiding en min juiste opvatting te verdedigen, en wij zijn den geleerden Professor er ten hoogste dankbaar voor, dat bij ons door zijne afdoende verklaring daartoe in staat heeft gesteld.
Het doel door Mgr. van Vree beoogd bij het afschrijven en bewerken der ascetische tractaten, die hier volgen, is ook grootendeels het onze, bij het in het licht geven zijner copiën en aanmerkingen. Immers, ofschoon wij in de Navolging wel geen woordelijke aanhalingen uit die verhandelingen aantreffen, zooals de H.Eerw. Heer Spitzen er velen in gevonden heeft uit tractaten van Euysbroek en anderen, zien we toch klaarblijkelijk in die tractaten denzelfden geest, dezelfde ascetische rigting als in de Navolging, waarmede, naar ons inzien, een bewijs te meer geleverd wordt, dat de auteur tot de ascetische school heeft moeten behooren van de Broeders van het gemeene leven en der Windes-heimer Congregatie.
9
Na ons deze uitweiding veroorloofd te hebben, gaan we tot beter verstand der meergemelde stukken eenige toelichting-geven: 1° over de beide Codices, waaruit ze genomen zijn en 2° over elk van de stukken zeiven, waarvan we de meergemelde afschriften mededeelen.
De beide Codices behooren tot de Bibliotheek van de Parochiekerk te Deventer. Zij waren in der tijd door den toenmaligen Pastoor wijlen den WelEerw. Heer J. M. Beltman welwillend aan Mgr. van Vree ten gebruike afgestaan. De eene is ïïollandsch, de andere Latijn.
Van den eersten geeft Mgr. van Vree in zijn meergemeld opstel de volgende beschrijving: „Het handschrift bevat gebeden, onderrigtingen en opwekkingen, bestemd voor godgewijde zusters. liet is geheel op papier, met eene nette hand, duidelijke en eenvoudige letter geschreven, de verkortingen zijn zeer regelmatig en blijven van het begin tot het einde zich zelve gelijk. Blijkbaar had de schrijfkunst nog geen merkbaren achteruitgang geleden, toen het handschrift vervaardigd werd. De opschriften der gebeden enz. en de initialen zijn in blinkende, roode letters.
„Het Handschrift bestaat uit 126 van weerszijde beschrevene blaadjes, in zeer klein formaat, ingenaaid in perkament. Op een der vóór ingenaaide perkamenten blaadjes, die er bij wijze van schutbladen ingevoegd schijnen, leest men: „Bit hoede hoert toe den Susteren in ... . huus van diese te Deventer.quot; Hier lezen we de volgende noot ter nadere opheldering van dien titel: „Zoo lieten we afdrukken, omdat de naam van hei
10
Deventerscbe hmts door afschuring van liet perkament onleesbaar geworden is. Het is uit de nog vrij zigt-bare L en hetgeen verder van de letters\' is overgebleven, ecbter zeker genoeg, dat geschreven stond: Lammenhnus vam diese; welke benaming ontleend is aan de stichteres Lamme (Lamberta) van Diese of van Byese. Dit klooster hetwelk de H. Oaecilia tot patrones bad, werd door genoemde vrouwe gesticht ten jare 1388, voor de gemepte devoten Susteren, welke, als bekend is, den regel van den H. Augustinus volgden en onder de leiding stonden van de Broeders van bet (jemeene leven. Zie Dumbar\'s Jcerlelijk en wereldlijk Deventer 1° D. 4° B. 27 Hoofdst.quot;
Onder de verschillende onderrigtingen en opwekkingen voor de geestelijke zusters, welke de Codex, behalve de twee vermelde Hoofdstukken uit het 4e Boek der Navolging bevat, bevinden zich ook de ascetische stukken, welke we hier achter bij afschriften van Mgr. van Vree, gaan mededeelen. Het Latijnsche Handschrift is, evenals het voorgaande, een klein boekje in 12° (evenwel iets grooter) met perkamenten omslag, waarop vóóraan te lezen staat: „Liber domus Dni Florentii in Daventria,quot; en achterin: „Iste liber pertinetDaven-trie in domo Dni Florentii,quot; waaruit alzoo blijkt dat het aan de Broeders van het gemeene leven behoorde en van den tijd dagteekende, toen Florentius Radewijns Prior was van het Fraterhuis te Deventer, alzoo ongeveer tusschen 1396 en 1400, Dit Handschrift bevat de verschillende ascetische tractaten, door Mgr. van Vree gecopieerd en behandeld.
Nu nog een paar woorden over de stukken, waarvan wij hier de copiën met aanmerkingen van Mgr. van Vree mededeelen.
II.
Het eerste afsclirift is geuomen uit den Hollaud-schen Codex en bevat vermaningen tot liet geestelijk leven in 19 kapittels, die blijkbaar door de Broeders van het gmeene leven gerigt zijn tot de zusters van het Lammenhuis, welke onder hunne leiding stonden. De opmerkingen, die Mgr. van Yree er aan toegevoegd heeft, wijzen op de gelijkheid, welke er merkbaar bestaat tusschen deze verhandeling en de Navolging, waarvan hij telkens in den loop van het stuk, paralelplaatsen aangeeft.
Het was ons eene verrassing, toen we diezelfde verhandeling, ofschoon met eenige onbeduidende varianten, terugvonden in een anderen onden Codex in het Bisschoppelijk Museum van Haarlem berustende, eigendom van de Parochiekerk van Poeldijk. De Gids in het Bisschoppelijk Museum voor Jcerkelijlte oudheid, humt en geschiedenis te Haarlem beschrijft dien Codex als een „Handschrift op papier, 12°, waarin verschillende tractaten van devotie, met geen andere versieringen dan roode initialen en rubrieken. Op het schutblad staat: „Suster anna jansdochter tot nazareth binnenquot; (Eijswijk?)quot; . . . ;
Meer is er voor het oogenblik niet van bekend.
Wat evenwel opmerkelijk is — de bedoelde verhandeling volgt, in laatstgemelden Codex, op de twee eerste boeken van de Navolging, en is van het slot des tweeden hoeks slechts met eenige ruimte wit gescheiden; terwijl men uit den vooraanstaanden Index, wanneer men het niet beter wist, zou meenen, dat die verhandeling een derde boek was van de Navolging. Het eigenlijke derde en vierde boek worden in dezen Codex niet gevonden.
12
Ten aanzien van het eerste boek der Navolging willen wij, als in het voorbijgaan, de bijzonderheid aanstippen, dat het laatste of 25® Hoofdstuk daar niet verder gaat dan tot n0. 2: „Gum quidam anxiusquot; etc., waar in den Codes een nieuw Hoofdstuk begint, ten titel voerende: van der oetmoedicheitzoodat het boek daar 26 Hoofdstukken bevat.
Nog zij opgemerkt, dat van de 19 Hoofdstukken welke de verhandeling in den Deventerschen Codex heeft, die van Poeldijk slechts 14 bevat, terwijl deze van het 14° niet meer dan de helft heeft, waar de geheele verhandeling eindigt met „Amenquot; — welk slotwoord ook in den Deventerschen Codex, nagenoeg op de helft van het 14® Hoofdstuk, gevonden wordt. Hieruit zou men mogen besluiten dat daar werkelijk de verhandeling eindigde, en al wat er verder op volgt, een ander stuk is, dat, zooals wel eens meer gebeurde, door den schrijver van den Deventerschen Codex onmiddelijk achter de eerste verhandeling geschreven is.
Bij een aandachtig lezen van hetgeen na het woerd Amen volgt, wordt men in dat besluit bevestigd. In al het verdere toch is veel minder eenheid, veel minder geregelde volgorde en gedachtengang: het zijn meestal losse gedachten en aanhalingen van gezegden van kerkvaders en geestelijke schrijvers, telkens met een „Itemquot; beginnende, zooals Mgr. van Vree zelf bij den titel van het 19® kapittel aanmerkt: „Bij dit opschrift [van vermaninghe der ghehrelce\'] mag wel een paar malen enz. gedacht worden: het kapittel bevat inderdaad een devoot allerlei.quot; Wij mogen hot er alzoo voor houden, dat we van de laatste helft van kap. 14 af tot het einde met een ander werk te doen hebben.
De overige stukken die in den Hollandschen Codex,
13
door Mgr. van Vree afgeschreven, te vinden zijn, namelijk: Hier beghint een devoet epistel — Jhesus Maria — Hier beghint een geestelic cellekyn — de 11. Communie — zijn op ziclizelve staande godvruchtige en stichtende vermaningen en opwekkingen, die op elkander in den Codex van Deventer volgen, en teregt om hunne eenvoudige en soliede ascesis vol unctie, door den Hoogw. Bisschop der moeite van het afschrijven overwaardig zijn geoordeeld.
De Latijnsche Codex van Deventer is geheel door Mgr. van Vree afgeschreven, en bevat verschillende stukken welke wij ieder met een enkel woord vooraf willen bespreken.
Het eerste getiteld: „Licipit tractatulus devotm de exiirpacione viciorum et passiomm et acqiiisicioue verarum virtuium et maxime caritatis Lei el proximi et vere unionis cum Deo et proximobevat in een aantal Hoofdstukken eene geregelde verhandeling over de oefeningen van het geestelijk leven, en wel eerst in de via purgativa, waarin veel schoons over de meditatie van de uitersten des menschen, — de middelen tegen de zonden en de booze begeerlijkheden enz., en vervolgens in de via illuminativa met eene handleiding tot dagelijksche overweging van het lijden des Heeren. Blijkens het onderschrift is die verhandeling van Florentius Radewijns, die met Gerard Groote zijn boezemvriend de stichter kan genoemd worden van de Broederschap van het gemeene leven, en na diens overlijden aan haar hoofd stond. Hij wordt hier de eerste vader en oprigter der Deven-tersche Congregratie genoemd „primi patris\' zoo leest men aan het slot der verhandeling „nee non inslitutoris Congregationis in Daventria.quot;
Wat onze Thomas a Kerapis aan de leiding van dien
14
vromen en heiligen man te danken had, en hoe innig hij hem als zijn vader vereerde en liefhad, kan men zien in de uitvoerige beschrijving van Radewijns leven, te vinden in de werken van Thomas a Kompis, door Sommalius S. J. bijeenverzameld en uitgegeven.
Ook hier heeft Mgr. van Vree op zijn afschrift verschillende plaatsen van de Navolging aan den kant aangehaald, waar hij gelijksoortige gedachten, beschouwingen, vermaningen of ascetische beginselen ontwaarde; maar bovendien heeft de Hoogw. afschrijver hier en daar gewezen op de echt katholieke beginselen en leerstellingen, later door het Concilie van Trente geleerd en uitgesproken, waaruit, zegt Z.D.H., blijkt, hoe lasterlijk en geheel ten onregte door sommige Protestanten de vrome Broeders van het gmeene leven beschouwd worden als voorloopers van de zoogenaamde Hervormers. Wij moeten hier nog bijvoegen, dat deze verhandeling of „tractatulusquot; reeds door den hierboven genoemden Dr. Nolte ten jare 1862 te Freiburg bij Herder in het licht gegeven is naar denzelfden Codex, hem door Mgr. van Vree, zooals hij in zijn voorberigt meldt, ter afschrijving gegeven. Enkele noten door hem daaraan toegevoegd, zullen wij op de betrekkelijke plaatsen vermelden of bespreken.
Hierop volgen bladz. 59 van den Codex eenige losse spreuken, gezegden, vermaningen, meestal beginnende met; „item dixit,quot; van beide de stichters der Broederschap Gerard Groote en Florentius Radewijns, getiteld: „Incipiunt aliqiia veria notahilia Dni Florentii et majistri Gherardi magniquot; Deze gaan door tot bladz. 120, doch op bladz. 104 is een halve bladzijde van eene andere hand tusschen ingeschreven, met afzonderlijken titel: „Consilium Domini Florentii quod dedit cuidam scriptori.quot;
It)
In de Appendix van liet bovenaangehaald werk van Mgr. Malou vinden we een handschrift, door liem in de Bourgondische Bibliotheek te Brussel gevonden, bevattende, naar luid van den titel, eenige vermaningen van Florentius, Prior van het Huis te Deventer: „ fncipiunt quaedam admonitiones valde utiles divi Florentii quondam prions domus clericormn \') iu Daventria.quot;
Naast dat handschrift geeft Mgr. Malou de plaatsen aan uit de Navolging, die dezelfde vermaningen, soms in nagenoeg gelijkluidende woorden bevatten. In de eerste bladzijden van onzen Codex vinden we sommige spreuken terug van den Codex der Bourgondische Bibliotheek, zooals die door Mgr. Malou is medegedeeld, doch met eenige wijziging en in eene geheel andere orde. Ter vergelijking geven we die aan den kant van ons afschrift. Dat in laatstgemelden Codex meerdere spreuken of dicta notahilia voorkomen, die in ons Handschrift niet te vinden zijn, zal men daaraan moeten toeschrijven, dat de spreuken, gezegden, vermaningen door verschillende leerlingen van Kadewijns en Groote zijn opgeteekend, en de een deze, de andere gene, naar gelang ze hun schooner of belangrijker voorkwamen, heeft opgeschreven. De HoogEerw. Heer Spitzen in zijn hierboven besproken werk bladz. 210, maakt ook gewag van een aanteekenboek of rapiarium, ook wel excerptum genoemd, waarin, zooals Dr. Acquoy schrijft, allerlei teksten, spreuken en schoone gezegden waren bijeengebragt. Ieder broeder, zegt die geleerde, had
\') Hiermede werden de leerlingen bedoeld, die in het huis van Florentius te Deventer op kosten der Broederschap werden opgekweekt en onderwijs genoten. Enkele priesters stonden aan het hoofd.
16
zijne eigene verzameling- van die soort. Zulk eene verzameling of rapiarium hebben we vermoedelijk voor ons in ons Handschrift, onder den titel van aliqua verba nolab\'dia Dni Florentii et magistri Gherardi rnagni; zulk een rapiarium zal ook de Codex, door Mgr. Malou in het licht gegeven, geweest zijn. Uit den aard der zaak waren het losse gezegden zonder het minste verband, ofschoon in onzen Codex hier en daar onder een zekeren titel of hoofd gerangschikt; meestal tot een of ander persoon, soms tot meerdere in de zoogenaamde collatiën gerigt, als blijkt uit het telkens herhaalde item dixit uni of alleen item dixit, of enkele malen item dixit in collationibus enz. Ook zijn niet alle even belangrijk, sommige vrij onbeduidend of op bijzondere omstandigheden, gebruiken der broeders enz. betrekking hebbende, en daarom ook voor ons wel eens minder duidelijk, alligt hier en daar niet goed verstaan, begrepen of opgeteekend, zooals natuurlijk in eene dergelijke verzameling,- die ieder voor zich tot eigen stichting maakte, te verwachten is. Eoewel nu veel daarin voorkomt, wat vreemd, minder belangrijk, soms duister en schier onverstaanbaar, vaak blijkbaar door een onbedreven hand opgeteekend is, en dit gedeelte alzoo van den Codex bij lange na niet halen kan in schoonheid en belangrijkheid bij het daaraan voorafgaand geregeld Tractatulus devotus van Florentius Radewijns, hebben wij niettemin gemeend het afschrift daarvan, door Mgr. van Vree vervaardigd, hier insgelijks te moeten mededeelen, wijl ook daarin de ware soliede ascetische geest van de Broeders van het gemeene leven ons tegenademt. Overal en onder allerlei vormen en in allerlei bijzonderheden wordt ons daar de deugd van versterving der zinnen en der eigenliefde, zelf-
17
verlooclaening en vooral de grond van alle deugden de ootmoed gepredikt, in een woord dezelfde geest die het geheele werk van de Navolging bezielt en dien we als een gemeenschappelijk goed, een soort van traditioneel geestelijk erfdeel van de Broeders van het gemeene leven mogen beschouwen; zoodat we ook daarin nader zien bevestigd, dat het onwaardeerbaar werk cle Navolging uit die ascetische school is voortgekomen. Wij moeten hier ucg opmerken , dat in den Codex aan het einde der verha 7101 abt Ha eenige bladzijden oningevuld zijn gebleven, waaruit we opmaken dat de schrijver nog meerdere gezegden had willen opteekenen, maar om de eene of andere reden zulks niet gedaan heeft.
Op bladz. 129 van den Codex begint een nieuw ascetisch werk met den titel: „Incijnt exercicium cujus-dam devoti fervidi et himilis preshyteri videlicet lulherii ten Busche.quot; De vrome priester, wiens geestelijke oefeningen en vermaningen wij daar bezitten, was Lubbertus Berneri a Busco of in \'t Hollandsch genaamd ten Busche of van den Bosch, een geleerd en zeer godvruchtig priester, die bijzonder ijverde voor de Broederschap van het gemeene leven en veel met Florentius Radewijns arbeidde, aan wien hij, tot diens groote smart, door de pestziekte, die in 1398 woedde, ontrukt werd. Zijn leven vinden wij in de meergemelde verzameling van Sommalius, onder de levens der voornaamsten van gemelde Broederschap, door Thomas a Kempis beschreven. Aan het slot van dat leven vinden wij daar eenige stukken of gedeelten van datzelfde exercicium onder den titel van: „Collecta quaedam ex devotis exercitiis domini Luberti.quot; Alles wat wij daar lezen heeft ook, met eenige varianten, onze Codex, maar deze heeft hier en daar er nog iets tusschen, zoodat hetgeen
Sommalius heeft, een soort van bloemlezing schijnt, zooals ook de titel aanduidt: CoUecta quae dam. In onzen Codex zullen we dan zeker het werk volledig hebben. Ook dit is echter geen geregeld tractaat, maar bestaat veelal uit losse, weinig zamenhangende gezegden , wenken, opmerkingen, vermaningen, soms wel wat duister, hier en daar bijna onverstaanbaar, waarschijnlijk door de schuld van den schrijver, maar alles toch alweder denzelfden geest ademend van de soliede ascetische school der Broeders van het gemeene leven, waarom wij ook daarvan de afschriften van Mgr. van Vree met zijne aanmerkingen gaan mededeelen.
Van het godvruchtig overlijden van dien Lubbertus hebben wij verder in den Codex een uitvoerig en stichtend verhaal van Aemilius Burensis, den tweeden opvolger van Florentius Radewijns in het bestuur van het Deventersche Fraterhuis. Ook daarvan heeft Mgr. van Vree een afschrift gemaakt. Aangezien echter datzelfde stuk in zijn geheel en op enkele onbeduidende varianten na, letterlijk bij Sommalius Opera omnia Tlomae a Kempis gevonden wordt en de Hoogw. afschrijver er geene bijzondere opmerkingen of noten bijgevoegd heeft, meenen we dit .afschrift achterwege te kunnen laten.
Hetzelfde zij ons geoorloofd ten aanzien van het afschrift van een klein ascetisch stukje, getiteld: De laude bone Congr eg adonis, dat geheel en genoegzaam letterlijk te vinden is in Sermo II ad Novitios, in de verzameling van Sommalius, waarvan gemeld stukje het eerste gedeelte uitmaakt.
In den bedoelden Codex vinden we bovendien nog negen brieven, door Florentius Radewijns, Gerard van Zutphen en andere hoofden of voorname leden der
Broederschap in liet jaar 1398 uit verschillende plaatsen, meestal echter uit Amersfoort, geschreven aan de Broeders in het Fraterhuis te Deventer. In dat jaar toch woedde een vreeselijke pest door gansch Overijssel. Te Zwol alleen stierven dagelijks meer dan vijftig menschen. De steden waren leeg en verlaten, daar de inwoners in het open veld verademing en schuilplaats zochten. Ook de pas opgerigte Broederschap moest het verlies van menig lid betreuren. In het Fraterhuis te Deventer, dat in 1391 was opgerigt, stierven tien broeders. Ook- de bovengenoemde Lubbertus, van wiens stichtend sterven een uitvoerig verhaal — hiervoren reeds besproken — in den Codex te vinden is, werd er het slagtoffer van.
Op voortdurend aandringen der Broeders en om de jonge Broederschap voor het gevaar van een volslagen ondergang te behoeden, week de Prior Florentius Rade-wijas met Gerard van Zutpben, Wilhelmus Schoonhoven, Jacobus Vianen en anderen, wier leven Thomas a Kempis, althans van de meesten hunner, beschreven heeft (zie de meer aangehaalde uitgave van Sommalius) naar Amersfoort, waar een aantal scholieren zich bij hen aansloten, en zij alzoo hun werk voortzetten en zelfs over andere plaatsen uitbreidden. Dit gebeurde in Junij of Julij van genoemd jaar 1398 en zij bleven als in een soort van ballingschap rondzwerven tot November daaraanvolgende, als wanneer, na het ophouden van de pest, op den 13en dier maand de Deventersche broederschool weder plegtig geopend werd. Ofschoon van de broeders te Deventer verwijderd, bleef Florentius c. s. in voortdurende briefwisseling met de achtergeblevenen en negen van hunne brieven worden in den Codes gevonden, die ook door Mgr. van
•20
Vree zijn afgeschreven. Daar ze echter vollediger te vinden zijn ia de Analecten van Gr. Dumbar en, hoe schoon en stichtend ook, toch voor het doel, waarom Z.D.H. hoofdzakelijk den Codex heeft afgeschreven (de kwestie namelijk van \'t auteurschap van Thomas van Kempen nader toe te lichten) van geen helang zijn, — hebben wij gemeend die afschriften hier niet te moeten mede-deelen. Daarentegen geven we wel bet afschrift dat meergenoemde Bisschop vervaardigd heeft van een los blaadje, hetgeen eigenlijk niet tot den Codex behoort, maar los daarbij inlag, getiteld; liumilitcitis speculum, eenige korte punten en spreuken over de deugd der nederigheid bevattende, waarbij de Hoogw. afschrijver hier en daar zijne aanteekeningen heeft gemaakt, met verwijzing naar paralelplaatsen in bet werk der Navolging. Dat stukje hebben we nog niet in druk gevonden.
Nog rest ons op te merken, dat wij de meerbedoelde afschriften zóó geven, als we die gevonden hebben, met de daarop aan den kant geschreven aanteekeningen. Waar we echter bij naauwkeurige vergelijking van het oorspronkelijk handschrift, onder de zeer verpligtende medehulp van een scherper en in het ontcijferen van oude handschriften veel meer geoefend oog dan het onZe — eene blijkbare misvatting of schrijffout, of hier en daar gaping vonden, wijl de afschrijver, zooals hij dan zelf te kennen gaf, den text niet kon lezen; — hebben wij ons veroorloofd een en ander te verbeteren of aan te vullen, voor zooveel wij van den tekst genoegzaam zeker waren. Wij haasten ons echter er bij te voegen, dat dit betrekkelijk slechts zelden noodig is geweest. Over het algemeen kunnen wij ons niet genoeg verwonderen over de scherpzinnigheid en uiterste naauwkeurigheid, waarmede de Codex, die wegens de
21
veelvuldige en aanmerkelijke verkortingen en coutrac-tiën der woorden allermoeijelijksl te lezen is, door Z.D.H. Mgr. van Vree is afgeschreven en bewerkt.
Na dit een en ander ter nadere toelichting voorop gesteld te hebben, gaan wij nu de afschriften naede-deelen van de volgende vijf stukken:
I. Uit den Hollandschen Codex: „Sommige ver-maninge tot eenen doechliken levenquot; met de daarbij behoorende kleinere ascetische stukjes.
II. Het „Tractatulus devotus de extirpacione viciorum et passionum etc.quot; van Florentius Eadewijns.
III. De „aliqua verba notabilia Dni Florentii et magistri Gherardi magni.quot;
IV. Het „exercicium cujusdam devoti fervidi et humilis presbyter! scilicet Lubberti ten Buschen.quot;
V. Het „Humilitatis speculum.quot;
I.
Hier staen in bescreven sommige vermaninge die11 behoort C0hdeefttot eeneu doechliken leven. \')
aan de Susteren van
DieS^o8Deventer.quot; lste kapittel. Van den waldaden ons heren.
Deze titel is, gelijk
ook al de opschriften _ . i .
der Hoofdstukken, Aldus spreket die heilifflie prophete David in
in rood geschreven; 1 o x x
kaputeMs he^num-^611 sa^er: sal ic den here wedergheven
ka^ittequot;uitgedrukt^ voer dat hi my heft ghcgevRii. Merkel dese woerde, want sie seer begheerliken luden. Soe wie een dienre godes is ende overdencket wat hem die lieve here gedaen hevet; hoe dicke dat hi hem ghespaert hevet in sinen oelden leven; hoe ghenadeliken ghetoghen tot bekenuisse ende minne eens gueden levens; hoe liefliken ons 1\') vermaeut van buten ende van binnen mit woerden ende mit exempelen tot enen salighen gheeste-liken leven , die mach van herte wel verwonderen, ende mitten prophete ynnichliken spreken: wat sal ic den here wedergheven voer al dat hi mi hevet ghegheven? Hierop antwoerdet hi voert aldus: Den kellic des heylghevers sal ic ont-
Hier heeft de Hoogw. afschrijver zich eene kleine afwijking van het Handschrift veroorloofd, zooals hij zelf opmerkt: daar toch heet het «hoe liefliken vermaant hi ons; welke woordvoeging met den ganschen volzin in tegenspraak is, en waarschijnlijk in het Handschrift abusievelijk aldus geschreven. In den Codex uit Poeldijk, hierboven bladz. 331 besproken, wordt gelezen: «hoemin-lick vermaent van buten ende van bynnen,» hetgeen den volzin goed doet doorgaan.
fanghen ende den name des lieren sel ic aen-roepen. In desen kellic verstaet men die passie cnde dat liden ons lieven heren Jhesu Ohristi den hi om onse salicheit ghedronken hevet, als dat ewangelium verclaert, den oec die knecht godes van minne ontfaen sal ende drincken , dat is, willichlikeu bier inder tijt te liden, want hi i) «CaiicemDomini niet meerre en is dan sijn here \') Ende den name
amicus ejus esse, des heren sal ic aenroepen, om my te nelpen
et partem cum eo
habere desideras.» eR(je te stereken inden liden; want ic uut my
poSL\'pergrattom selven das niet verdragben en mach.
quod mini impossi-
türam.\'iraSJ.cag3» 2de kapittel. Van gheerne te liden om onsen
imit. i. 3. c. 12. lieven here.
«Multa in hac vita accidunt contraria.»
«An putas quod gettet u dan als een trouwe naevolffher Chrisli
homines seculihuj us 0
SSurV?elNccUhocYn-tot liden. Want des liden is alsoe vele op eert-vTbfdU\'i. i. c. 22, rike, dattes elc mensche ghenoech te draghen
«Nemo est in mun- 1
do sine aiiqua tribu-nevet. JNiemant die daar levet op der eerden
lalione, quamvis rex . 1 , . ,, , ,
sit vol papa.» en is soiider liden. i)ie der werelt ende den vleysche dienen en syn niet sonder liden. Die-ghene die gode dienen en syn oec niet sonder liden. Alsoe langhe als wi leven, moeten wi hebben verdriet ende liden, ende wi en moghens niet vlien; mer wi moetent ommer liden. 1st «Quisestriuimelius nochtant dat wvt ffheerne omme ffodes willen liden
habet? Uüque qui J 0
pro peo aiiquid pati encie salicheit onser sielen, het sal ons lichter
valet.» (Ibid.)
quanVimïibePpa™\' werden. Ende wi moeghen daermede groeteliken passumquot;,0poferlfsine verdienen ende mitter hulpen ons lieven heren
imit. i. 3. c. 19. comen uut desen menichvoidighen ende bitter-
amari vita tantas ha-liten liden totten ewiffhen verbhden. Wat macn
tot subjeeta calami- ons levenslusten die altoes vervullet werden
tatibus et miserus.»
Ib3«Dispi^nè et ordina mit liden ende onruste? Setten wi ons anders
omnia secundum . j a x tj • n • i. 2
tuumveiieetvidere, waertoe dan tot liden, wie en sollen met anders
24
et non invenics nisi viuden dan vaste te liden. Als dat ene liden verbi
semper aliquid pati , i i • t -n i j i i
debere.imit.i.2.c.i2. is, so sel dat andere comen. J^nde ten sel gneen
«Nam una tribu-
lationeseutentatione eynde nemen eer wi scheyden van desen leven.
recedente, aha sue- ^ ^
cedit.» ibid, i.3. c. 20. Qch ofte wi daernae mochten comen bi Jhesum . in dat ewighe leven ! Amen.
te°potL^impedire j ^de kapittel. Van afsceiden van allen hinder ons \'pi\'ivatus c\'amo?l\'ad voertganges in doechden.
sum.mo bono maxime retardat. t-t- ■ • xJiT. i pi\'ji
«Quamdiu aüqua Jiet is noet dat hem een menscne aischeide possum libere kd te van aire werliker ende lichtverdigher bliscap ende
De negicctu omnis yer(vancliker ffenuchte, wil hi mit o-ode wanderen
poi|S1M!Sïen is de in enicheit \') sijns herten; wil hi hebben gheeste-nicheit.eZine: m\' liken troest, hi moet versmaden uutwendighen
«O qui numquam , • ti ti. i
transitoriam laeti- solaes; wil In nebben mwendighen vrede, ni moet
tiam quaereret.... p . _ __ _,
qnam bonam con- afsniden alle die geneuchten des vleysches. Mer
raeiTsti coSatinne Eöetdurfte is hem gheoerloft mit bescheydenheit. exercuerifln\'sanctk hi toenemen in doechden, hi moet naerustich
compunctione.» Ibid. •. . j i j ttt j 1 ■, -i.
1.1. c. 20. sijn en verwinnen ondeuchden. Want dit is die
«Pretiosa est gra- , , , , i . . n t ,
tia mea, nonpatitur sake, dat maclischien menighen gueden menscben
se misceri extraneis
rebus nee consoia- hindert, omdat hi cliene vliiticheit hevet sine tiombus terrems. Ab- J
omnfa tafpedimenta ghebrek® te verwinnen; ende alaoe begheerlic niet SMusionemptsuseciU-s en is om die duechden te vercrighen als menich abieomni temporaii sotte mensche om een luttich tijtlikes guedes.
nereprivatam. \'ibid. Hiervan claghet fcte Jheronimus ende seit aldus; c» 53.
Toe male vuerich isser vele in eertschen dinghen 1), grote neersticheit heeft men in nederen ende in onduerighen dinghen, ende laeuwe ende slappe begheerten tot gheesteliken ende godliken duechden. Daerom sijt aernstich f) ende noch vele begheriger
In den Codex van Poeldijk, meermalen hierboven vermeld, staat dit duidelijker aldus: «Menich isser die vuerich sijn tot aertschen dinghen.»
-j-) Naarstig.
u gheheliken te beteren, dan een hongherich mensche totter spijsen. Ende weset vele cloeker die rechte volcomen dnechden te vercrighen dan enich ghierich mensche tot scatte van golde of van silvere te vergaderen ende daghelics te ver-hoepen. Sonder arbeid en can men die duechden niet vercrighen, ende sonder oetmoedicheit en can men se niet beholden, ende sonder minne en connen sie niet wassen.
De imit. 1.1. c. ia 4de kapittel. Van enen vuri^en opset te beteren.
«Omni die reno-vare debemus pro-
positum nostrum et Dicke settet op 1), dat ffi u noch vliteliken ad fervorem nos ex- r / \' o
quot;\'fsempertamenau ^eteren wilt. Ende nemet sommighe punten voer [jum et*3contra v\'an uwen daghelicschen gebreken daer ghi u in ampUuseCnoseimpe! beteren wilt. Ende als ghi weder tot u selven «si\'non quot;continue cornet, overdencket of ffhi dat ffhedaen hebbet
te vales colligere,
saitem interdum; et dat ffhi opffhesat hadden. Biddet in uwen opsette
ad minus semel in 0 r
füos TioSeonsen ^even heren, dat hi hem gheweerdighen
fuüAdjuva11 me Dne wil 1:1 te helpen ende sine gracie in u harte storte. posUitó.gt;m(ibidL) pro\'Want sonder sine ghenade l) en vermoechdi niet
«Justorum propo- ,.
situm in gratia Dei cliene noch ^rote. Aenroepet mede die reine
polius quam in pro-
pria^pientiapendet. maghet Maria, die moeder ons lieven heren, enlhmadfhtoTisomme beteringhe uwer ghebreken, ende toene-kene^gebruiktwor- minghe in duechden. Ende gruetet sie mitter wljis beneden?quot; \' engelscher grueten, ende spreket begheerliken ende mit aire weerdicheit: Ave Maria. Voert soe biddet oec ander heilighen desghelikes. Want te bidden hulpe van gode dat is die alrebeste raet in aire noet. Wildi vuerich ende neernstich wesen, ghi selt wel grote beteringhe vernemen, Ende inder waerheit ghi selt u een ander mensche
Neem u dikwijls voor.
altehant 1) vinden. Mer gaedi bene slappelic en coldelic, soe salt u te handes *) verdrieten en\'de die ghebreken sellen u verheren, ende ghi seltet qualike kunnen keren. Mer doet ghi als hier voer staet, god sal u helpen, ende sine gracie geven, ende ghenen arbeit en sel n verdrieten; want duechden ende guet leven sal uwen inwen-diglien troest wesen.
iniit. 1.1 c. h 5de kapittel. Van anmerken eygene gebreke.
Leert u ghebreke wel kennen, ende merket nut wat wortelen sie comen, ende sueket raet daertoe. Laet u duncken, dat sie groet sijn ende swaer, ende aensiet sie alse wonden uwer zielen. Bedroevet u van herten sere, dat ghi sie also qualiken noch verwonnen hebt van den tijt dat ghi u beteren wolden, ende latet u leet wesen, ende settet nog weder op van nyes u te beteren, ende dencket of ghi huden eerst gecomen sijt. Ende als een beghinnende mensche maket u bereit tot allen gueden punten gheestelikes levens. Ende slaetet al voer niet dat gheleden is van uwen leven. Werpet uut den olden menschen ende aentrecket enen nyen menschen, ende leert leven nae rechter formen gheesteliker ende ghestorvenre menschen, ende die hen selven aider werelt doett) rekenen opdat sie in gode nu ende ewelik^n moeghen leven.
Altehant, te handes = spoedig, weldra.
-J-) Doet = dood.
nquot;C3l\']1™ilc1quot;i3C\'53\'®lie ^api^el. Van den wortelen onser ghebreken.
Dat begliin ende die wortel onser ghebreken is ghemeenlike hoverdie. Ende daeromme wie sine ghebreke wil ghelielike verwinnen, die pine hem sine hoverdie neder te werpen 1) ende beghine inder oetmoedicheit te timmeren f), of het sal al te Qnarc lam parva handes vallen wat hi guedes beghiut. Waeromme
adcortranseunt, nisi #
quia adhuc carnaiis Wort die mensche also licbtelic verstuert of beswaert
es, et hommes magis
di??1 Nam^quia^es- of beanxstet omme een cliene dine, dan daerom want
hèndi\'praëxcessibus hi noch hoverdicli is van herten, ende bemselven
non vis... Sed in- . . , • • i n
spice te melius et met versmaden en can ende voer met rekenen i
agnosces quia vivit
adhuc in te mundus, Als dan een cliene woerdeken comet of een luttel
et vanus amor pla-
De tmu0™\'?\'1\'quot;s«tcquot; on^e^^es ons j of wat snodes of ver
worpens ons gheboden wert, alte handes soe woert die hoverdie gheruert in ons ende ontsteken tot onlijdsaemheit. Ende groet weert 2) conde doch die mensche swighen ende niet wedersegghen, ende wolde men wat van noode spreken, dat men dosh oetmoedelike ende guedertierlic leerde spreken. Leider wi vergheten dicke alte sere onses states ende onsen gheesteliken voertganc in duechden Het solde ons van rechte alle daghe lichter ende sueter werden ende begheerliker smaken alle dat wi daden, conden wi ons van binnen te rechte vernederen ende om godes willen alle uutwendighen troest des lichaems ende behaghelbeit der menschen
Die pine hem sine hoverdie neder te werpen = die beijverc zich zijn hovaardigheid ten onder te brengen.
f) De meergemelde Codex van Poeldijk heeft hier iets duidelijker: «ende op dat fondement der oetmoedicheit te tymeren = bouwen.
Weert d. i. ware het, zoude het zijn.
28
van ons werpen. Die mensche die allene goJe beglieert te behaglien, die en achtet niet seer wat die menschen van hem segghen ende voelen. Ende desa can oec wel liden, dat men hem scheldet of berispet te rechte of tonrechte; of dat «Tunecnim melius men hem niet seer en achtet ofte voertsettet.
Jjcnm quaerimus, Want hi hevet alle sine troest in gode te thuge
quando forisvilipen- . n tj
ciimur.u gbeset, ende is bereit tot ailen liden.
asi vis aiïquid pro- 7de kapittel. Van heiligen anxt *) des heren.
ficere, consorva te
in tinioie Dei. ibid, deil anxste des heren, ende
ontsiet die heimelike oerdele godes. Want die anxste godes wederslaet -f) die hoverdie des menschen ende leert hem seer snoede van hemselven voelen, ende maket den wille dicke vuerich ende vlytich tot beteringhe, omdat wi niet en weten dach noch ure onses levens, noch oec niet bekennen en moegben hoe dat god onse werken oerdelen wil; want anders syn die oerdele godes dan die «Non supeibias de oerdele der menschen. Daeromme hebbet anxte
°meibUs™T^dTia ende buedet u voer alle snnden; ende bekennet
iniit!1quot;.\'?! c.0quot;!\'quot;quot;.™! n-hi u scbuldie; in enighen gbebreken, laet u dat
Nota. Alita- sunt 0 0 0 , j . i • i i
voor aiia, volgens geei. rouwen, ende piint u te handes te biechten
hot Dietsch; anders gt; l j
zijn enz. ende te beteren; want ghi en weet niet hoe langhe
dat n god noch sparen wil in desen leven.
8ste kapittel. Van gedencknisse der doet.
meditatione0 mórüs. Ende opdat ghi te meerren anxste crigben, soe
moCrtLUSsuac semp™ dencket op den verveerliken doet, en voersettet
ante oculos habet.»
= vernedert,
Anxt des heren — vrees des Heeren. j) Wederslaet zal moeten zijn nederslaet zooals de Codex van Poeldijk heelt.
29
in u herte die leste ure, wanneer gbi ymmer verscheiden moet. Dan sal voer u comen al dat ghi gedaen hebt guet of quaet; ende pijnlike sericheit des lichames sal u quellen, ende in-wendighe vrese des toecomenden oerdeels voer dat aensichte godes ende alle sine heilighen sal u ververen. Mer hebdi ene goede eonsciencie, so sal u anxte getroestet werden mit hopen der guedertierenheit Cristi ende die verdiensten sijnre heilighen. Want men leset van vele heilighe menschen dat si herde sere beanxstet waren inder uren hoers dodes. Mer onse lieve here en lietse niet bliven in al suiker verveernisse; mer hi troestede si overmiddes 1) hem selven, of sinen heilighen enghelen, eer dat si sturven.
Ende als Ste Grregorius seit, so is die pine ende anxt des dodes guede menschen dicke ene reyninghe ende vergiffenisse hoerre sunden, daer si omme ghepiniget mochten werden in den veghe-vuer. Ende ist sake, dat also grote heilighe menschen verveert sijn gheweest voer den doet, hoe vele meer mach ons arme menschen dan gruwelen, als die bitter doet comet.
imit. ibid. c. 24. 9de kapittel. Van geheuchnisse des scerpen oerdels.
Settet oec dat scerpe oerdel godes voer u oghen ende laet u duncken ofte men over u de sen-tencie gheven solde der verdoemder menschen. Dencket hoe den te moede wesen mach die in
Overmiddes hem selven of sinen heilighen enghelen — door zicli zeiven of floor zijne heilige Engelen.
enen kerker sLt ghevanghen op sijii lijf1), ende alle daglie diichtet dat men hem te liaodes uut-leiden sal ende doden yammerlike ende scande-like voer also vele menschen. Wat blijschap of wat gheneuchten mach alsulken mecsche hebben op eertrike ? ende merket f) dat men hem vele schone seghet ofte gennechten lovet, dattet al droch is ende niet vele te achten. Mer hi duchtet al den dach, dat die richter comen sal ende hem verwisen. Vele mer sellen wi duchten ende over-dencken als die richter comen sal ende elliken na sine werken sonder wedersegghen gheven sal. «o miserrime et 1st dat wi der menschen oerdele, als onser oversten,
insipiens peccator, .. . , .
(luid respondebis somwilen ontsieii, die nochtan soe claerliken met
Doo, omnia mala lua
scienti,«iuiinterdum en bekennen die meniclivoldicheit onser scholt:
formidas vultinn ho-
minisirati?»rmit.i.c. j10e veje meei. geilen wi den oversten prelaet hemelrikes ende eertrikes mit groter vresen ende swarheit ons herten altoes ontsien, den ghien dinc verborghen en is, ende voer wien wi ons niet verberghen noch vensen 2) en connen, want hi alle dinc siet?
Overweghet dickwile in uwer herten den ver-veerliken doet, dat harde ende strenghe ordel godes ende oec die pine der hellen ende des scarpen veghevuers, opdat ghi inwendighen rouwe ende droef heit crighen conden teghen alle uwe
Op sijn lijf, zooveel als: die ter dood veroordeeld is, die op den dood zit.
-[-) Ende merket enz.; dit staat duidelijker in don Codex van Poeldijk aldus: „Hij siet ende merket wat men hem veel scoens seit of ghenoechte belovet, dattet al droch [bedrog| is.
«) Yensen — veinsen, huichelen.
■ft. -41- 3/
ghebreken ende gheneuchten des vleyseheri, ende becoringhe des viandes. Soe wie te rechte over-penset sija utersten, hem en sal gheen tijtlic dine ghenuechlic wesen; want alle tytelic solaes gaet te niete, ende dat ons nae desen leven volghet dat sal bliven. Daerom verkieset nu liever een weinich te bedroeven; ende leert sterven eer die doet comet; ende veroerdeit u eer dat oerdel cornet; ende castyet ende pinighet uwe quade begheerten; opdat ghi dan weertich sijt mit Christo te verbliden in den rijken sijns hemelschen vaders. «Quivero thnoiem Dat weer seer nutte, dat sommiKbe ffheestelike
Dei post ponit, dm 0 D
sèdiediaboii kqüeos personen wat meer anxstes godes hadde van binnen,
citms mcurret. i. c. wan^ sj solden dan vele neernstigher ende behoeder in alle hoeren woerden ende werken ende ghedachten wesen. Mer leider slap ende(colt ende onghevoelic versnmende *) ende onghestadich siju wi van buten ende van binnen. Al swighet onse ■) mit om luien lieve here ende lidet vele mit ons nu in deser \')
is hier: van ons ver- \'
dmijen. en sai nochtan altoes niet swighen; noch
hi en sals niet vergheten als die tijt coiuet, dat hi alle geslechten oerdelen sal.
imit. i i.c.21. uu xode kapittel. Van nutticheit des inwendighen
compunctione cordis r 0
rouwes.
Vele goedes comet van inwendighen rouwe ende suchtinghe. Want als ghi van binnen gheruert sijt mitten anxte godes, soe ontsiet hem f) alle
Versumende — nalatig.
-J-) Soe ontsiet hem enü. In den Codex van Poeldijk staat: «soe ontsien hem,» zal moeten beteekenen: dan wijken (ontzien zich) alle begeerten.
32
liclitverdighe ende onbedwongliene begheerte uwer natueren. Mer als glii sonder desen anxste wan-dert, soe ontmoeten u vele laghen der ghebreken. Die prophete Ysaias seit: Here van dinen anxte hebben wi ontfanghen ende salicheit voertge-braclit. 1) Ende een ander prophete spreket: Salich is die man die den here ontfruchtet f); hi sal in sinen gheboden seer begherich sijn. Menich dinc vint men berispelic ende quaet te wesen, als ghi u van binnen spieghelt mitter lanteernen des gherechten oerdels, dat ghi te voeren machschien niet en achten, noch en wisten, noch en rekenden also hinderlic ende also groet ende verdoemelic quaet. Voerwaer hi voelt al anders die daer sterven sal dan die daer hopet noch langlier te leven. Want hi raket den lichte der consciencie die dan ghenen dinc versw:\'ghet van binnen, ende verdonckert hem in wankel hope ende crancken troest des langhen levens, soe dat hi niet aensien en can die heimelicheit sijnre consciencien. Die in rouwe is ende in
v
«Nihil magnum, gheesteliker droeviclieit, hem en mach gheen dinc
nihil altum etc. nisi i t i i i .
pure Deus aut de lusten noch troesteü noch verlichten dan dat van
Deo sit.»
gode is ende dat daertoe leidet. Al ist, int eerste wat bitter ende swaer dat hem die mensche afkeere van uutwendighen solaes, ende onttrecke hem van vele geselscap der menschen ende toeneighe-
Die tekst staat niet in den Codex van Poeldijk. Misschien is bedoeld Isaias c. 2G v. -IVendS; «Sicutquaeconcepit... sic facti sumus a facie tua Domine, concepimns el quasi parturiviraus et peperimus spiritum.
Ontfruchtet. In den Codex van Poeldijk onlsiet.
33
licheit der natueren; het sol ten ]este in bem lichte ende suete werden; ende also vele te meerre als hi vlitich is hem af te trecken.
ïmii. 1.1. e 20. De llae Kapittel. Van minnen tot enicheit.
amore solitudinis et A
silentii.
Ende opdat ghi te bet moeghet in rypheiden ende in rouwe des herten n holden ende bewaren, soe ist noet dat ghi sere minnet enicheit. Ver-soeket sie waer dat ghi moeghet, also veer alst in u is. Mer alst u niet bueren en mach van buten 1) soe holdet si nae uwen Termoeghen in uwen herten, ende slutet van u al dat u niet bevolen en is, ende dat men u beveelt dat heb-bet als van den monde godes. Ende als ghi aen-dencket om wien ghi arbeidet, soe moechdi oec vinden van binnen ruste ende enicheit mit gode, den ghi inder herten draghen selt waer dat ghi-sijt. Als dan god gevet, dat ghi vinden die be-gheerlike scat der enicheit, soe keert u geheeliken inwert t) tot gode ende opluket hem alle ver-borghentheit uwes herten, ende beliet 2) hem alle zaken van uwen last. Want hi is dieghene die u allene helpen ende verlichten , troesten ende sterken mach. Ende sine ghenade is die alle dinc ontholdet. Coude ghi oec tranen storten van groter begheerten voer dat minlike aensichte
In den Codex van Poeldijk staat; «alse u niet glie-bueren en mach van buten» de zin is; indien gij de uitwendige eenzaamheid niet hebben kunt.
f) inwert zoo veel als te inwaart — naar binnen in uw binnenste.
heiiet — belijdt, openbaart hem.
34
godes, ghi solden overvloedighe troestinghe ont-fanghen weder van hem. Vindi int eerste niet dat ghi begheert, wachtet den here lancmoede-liken, ende hi sal u begheerte verhoeren. Dencket dat hi dicke vele met n gheleden hevet 1) ende guedertierliken verbeidet, opdat ghi u noch beteren soldet ende tot u selven keren solden. Ende daerom selt ghi oec weder verwachten sijnre ghe-naden, dier wi niet weerdich syn. Mer sijne guetheit ende ghenade is meerre dan ons quaet-heit, ende dat is ons noet, want wi wonderlike cranc sijn ende ghebreclicke. Ende dicke eer wijt weten, legghen wij der neder, ende kunnen onsselven niet wel helpen. Hierom soe keert u herte totten heren, ende begheert alleen syne ghenade, en vermettet van nselven niettemale. Soe moechdi vaststaen ende voertgaen in uwen opsatte.
Cfr. idem caput ia00 Capittel. Van godliken troest in der
Imit. et Lib 3 c. 37. , , ..
enicneit.
Soe wie ruste der enicheit minnet ende ver-sueket, den sal god vertoenen sine verborghene sueticheit. Ende alsoe vele als hi afleghet van uutwendighen ende tytliken dinghen, alsoe vele sal hem god toewerpen van bekennen ende smaken des inwendighen rykes dat hi sinen uutver-coren belovet hevet, als hi oec selve spreket: Ende wi sellen tot hem comen, ende ene woninghe
dat hi cliche vele met u gheleden hevet _ dat hij dikwijls geduld met u gehad heeft.
35
bi hem maken. Daerom vliet alle die zaken die u verhinderen of verleiden moeghen van inwen-dighen vrede of nutwendiglier eersaemheit, 1) die ghi mit gode begheert allene te gliebruken. Want het is den devoeten herten dicke een zwaer-heit dat hem enich mensche voer cornet, ende dat hem oec creatueren troesten sellen die allene den maker aire dinghen begheert te scouwen. Ende hierom soe is hem oec alle tyt te cort die hi met gode hevet in synre stilheit, ende lane en ongheneuchelic al dat hi van desen tegenwoerdi-ghen leven hoert. Och hoe wel is den om sijn herte die altoes becommert is mit hemelschen begheerten! Hoe lichtelic versmaet hi alle dinc opdat hi vercrighe dat overste guet dat gheen eynde en hevet! Hoe weynich sel hi oec achten tytlic ghebrec ende aldat hem lastelic is, opdat bi vinde ewighe ruste sijnre zielen.
13de Capittel. Van voersienicheit in untwendigen
Imit. L 4. c. 4.
De providentia in t
ageadis. Sed titulus WerkGn.
ille non satis con-venit argumento.
Wildi dan vorderen in den toekere uwes selves, f) soe moeti nauwe toesien ende soervoldich ende voersichtich wesen in den uutkere totten menschen. quot;Want dat is noet alsoe langhe als wi op eertrike dwalen, dat wi malclic 2) den anderen helpen den last draghen.
eersaemheit zal moeten zijn: eéwsaemheit. De Codex van Poeldijk heeft hier enicheit.
i) De Codex van Poeldijk voegt hierbij: tot gode.
malclic. De Codex van Poeldijk heeft: malcandcren.
36
Mer dat wetet, hoe glü bet uselven mit gode in rusten kunnet voeghen ende in enicheit holden nadat ghi stonde hebt, alsoe vele stichteliker sal uwe wanderingh wesen onder den inenschen.
«Bonus etticvoius ^jen moetet in rusten mit p-ode *) leren, hoe
homo opera suaprius ^ 7
aeerequot; dèbet\'r imu dat men sal onlede li an tieren: ende wie niet voer-
1.1. c. 3. nquot;. 3. sienicij en is eer hi uutgaet, hi sal nauwe ont-, gaen sonder sunde eer hi wedercomet. Beter is Toersienicheit ende wijsheit dan grote slercheit: ende meer sal hi vorderen die alle sine weghe voer-siet mitter ewen -j-) des heren dan die seer lopet sonder inkeren. Als men vele van buten hevet vollenbracht ende dat herte is sonder gbeestelike vrucht, wat hevet men dan anders dan arbeid sonder loen, en slaghe ghehaelt sonder crone ? Ende als gbi oec daernae wederkeert tot rusten, ende overdenct in bitterheit uwes herten, soe vindi vele persen ende drucke ende bitterheit ende smerten van eenre quader consciencien die u wroegbet van der gheledenre **) misdaet ende onbehoetheit van uwer wanderinghen. Siet dan aen hoe nutte dat is, dat die mensche sine sinne vergadere, ende overpense dicke waertoe bi is gheroepen.
14de \'Oapittel. Tot ff) andacht tot gode ende bewaringhe sijns selves.
im. h. i. c. iü. Ende opdat u die arbeit van buten niet te
*) Hier staat in den Codex van PoeMijk met gode leven ende leren.
-[-) ewen — wet.
**) (jhelcdenre = verledene..
-I*-}-) De Codex van Poeldijk heeft in plaats van tot, van.
37
lastich eu wercle, soe oprichtet u berte dicke tot onsen lieven heren die die trouwe ziele spijset ende sterket mit inwendighen troestinghen der hiliglier scriftueren. Ende die suldi gheerne lesen ende hoeren ende overdencken mit meerre be-gberten dan lichaemlike spise. Want al en moechdi niet hebben die celle van buten die een hnlpe is onser crancheit, gbi selt nocbtant gheerne nae-volgben ende neernstelic pinen te holden datzwij-ghen in uwe werken, ende alremeest begheerlic ghebet ende aendacht tot gode. Gbi selt oec wel bequame tyt ramen ende stede vinden tot u selven «si tu seis hommes te comen sonder iemens hinder, ist dat gbi scuwet
dirrfittere, ipsi bene ,, i . t -i i i gt;
te dimittcnttu.ifacta onnutte becommeringne ende woerae die gheen noet
facere. Non attrahas
tibi res aiiorum, nee en siin, #) ende sonderlinö\'he lichtverdicheit ende
te imphces eausis J / quot;
majoram.» Lib. i. cm-iosic^eit der ogben. Want dese punten verleiden dick den menschen van sinen herten, ende verderven sijn guede opsat ende verstroeyen alle sine binnenste begheerten tot gode ende tot bemel-scben dinghen; ende oec verblinden sie den menschen te bandes ende brengben hem tot meerre scade ende swaerren val, ende maken hem colt ende traech ende onvlitich tot hem selven weder te keeren. Daerom levet in voerboedicheit ende in anxste, ende en vergbeet t) u selven niet. Ende spreket mitten prophete: Mine ziele is altoes in minen handen, ende dijn ewe en hebbe ic niet ver-glieten, dat is, in allen dat ic doe, pense ic omme oerber ende salicheit mynre zielen. Ten is niet
*) die gheen noet en sijn = die niet noodig zijn. f) De Codex van Poeldijk heeft in plaats van vergheet, hejfet.
38
allene voer u dat ghi u wel ende doechdelic heb-bet; mer we 1) dat bi u is ofte we *) van u hoert, die sal des verbetert werden ende gode loven die ons te gader brengen moet hier boven. Amen. f)
Item. Dat wederstaen der qnader begbeerten ende lydsaembeit des arbeides is dat cruce Obristi gbeestelike te dragben Gbelycmoedelike onrechte
.r\'-x-r.
ende teghenheit te verdraghen, dat is ene gbeestelike crusinghe Ohristi. Te vlien des waerliken solases ende des eerdesschen troestes om die minne godes, dat is danckberheit der eldigher ghelaten-heit Ohristi. Te laten vrienden ende maghen omme den name Jhesu, is ene ghelikenisse Johannes des discipels Ohristi staende onder den cruce. Berovinghe uwes eyghens willen is cle-dinghe der naectheit Ohristi. Een willighe, vredesamighe, sachtmoedighe ende oetmoedighe draghinghe crancheit anderre menschen, mit groter suetigheit des herten, dat is te hebben een beelde der doet Ohristi ende sijns levens. Die ghenen vremenden troest en sneket, als hem die inwendighe troest afgbenomen is, ende lydsaeme-like verwachtet ende sijn toevlucht hevet totten hemelschen vader ende hem selven verseket, 2) ende werpet alle sine ghedachten in gode; hoe vele meer dan die uutwendighe mensche ghelaten is ende vereent mitten wille godes: soe vele meer
In plaats van we lezen we in den Codex van Poel-lijk wie.
•{-) Hier eindigt, zoo als wij reeds gezegd hebben, de Codex van Poeldijk. Zie hierboven blz.-308./•amp;\'•
verseket — verzaakt.
39
is die mensche gheliker den ghecruusten Christo ende ontfanclik sine hemelschen vader.
Item. Du die biste uutghegaen gode te dienen, stae in anxste ende bereide dijn herte, niet tot rusten, niet tot sekerbeit, noch tot ghennecliten, mer tot becoringhe ende tot drucke. Want over-mids menicbvoldigbe droefbeit is ons noet in te gane in dat rike der hemelen. 1) 1st dan dat dl gbenneghet ende lustet groetbeit des loves f) soe en laet di niet ververen den strijt des arbei-des; want tot grote love en comet men niet dan mit groten arbeide.
Item. Dien ic in desen leven glieve dat pijn-licste leven, dien wil ic in der ewicbeit gbeven te eten die sueticbeit des mergbes mijnre god-liker natueren.
Item. Hoe du diselven meer leveste, hoe du min lovens van mi ontfanghen salste.
Item. Jhesus wert also vele te sueter gbevon-den, als du sueticheit der creatueren ende gbe-nuechten lateste om hem.
Tegen airehanden cleinmoedicheit die ons dic-wijl anvechtet, recht oft niet en bulpe wat wi opsetten, dat soe niet en is; mer als wi ons meer pinen 2) ten doechden of guet opset te maken, soe merke wi bet onse onvolcomenheit.
Want overmids menichvoldighe droefheit is ons noet in te gane in dat rike der hemelen = want door vele droefheid moeten wij ingaan in het rijk der hemelen. Per multas tribulationes oportet nos intrare in regnum Dei Actor c. 14. v. 21.
-{•) loves zal waarschijnlijk moeten zijn lones ~ van het loon.
pinen — beijveren, ons best doen.
40
Item. Alsoe vake als \\vi ons pinen te sterven om onses lieven heren willen, alsoe dicke werden wi hem gelijck.
\'i5de Capittel. Van gehoersaemheit.
obedientfa^ et ^sub- Ste Augustinus seit: eer verhoert god dat M^HacTia 2c\'2 g\'iebet der ghehoerzamigher menschen dan tien-dusent ongheboersamigher. Echter Augustinus: o here, dijn alrebeste dienre is die gheware ghe-hoersamighe mensche, diet gbebot niet en verwacht , mer toehant 1) als hi weet den wille syns oversten, hem gheerne pynt te volbrenghen, naden exempel ons heren Jhesu Christi. Die ghewarighe ghehoersamige mensche en oerde-niert f) niet van sinen werken, want hi noch wille, noch onwille en hevet, mer hi beveelt hem sekerlike gode ende sinen eversten.
Item. Climacns. Een recht ghehoersaem mensche gaet al slumerende ende slapende totten ewighen leven. Die heilighe vader Ste Franciscus plach re segghen. Mijn aire lieveste brueders, vervullet dat ghebot mitten yersten woerden, ende en verwachtet niet, dat ment u anderwerf mit woerden segghen moet. Ende en wilt niet segghen noch claghen datter yet onmoeghelics in den gheboden is; want al weert dat ic u yet boven uwer cracht ghebode, der heiligher ghehoersaemheit en sel gheene cracht ontbreken.
toehant — terstond, zoodra.
f) oerdineert niet van sine werken, zoo veel als: beschikt niet over zijne werken of daden, hij heeft als \'tware geen eigen wil.
Item. Ste. Bernert seit: Niet en is den engheleu liever, niet en is gode ontfancliker, niet en is den mensche nutter, dan inder aenghenomenre liei-ligher vergaderinghe te wesen ende die rechte , der ghehoersaembeit te holden.
Item. Augustinus in enen sermoen : die is sacht-moedich die alle onrechte ende laster die hem angedaen werden, gelijcmoedelic verdraghet; ende die is oetmoedich die verkiest verworpen te wesen in den huse godes, ende vlitich is alien menschen boven hem te setten, ende hem altoes dencket ghestubbe 1) ende asscbe te wesen, ende in alle dingben die hi doet, hem veronweert f) ende versmaet, niet alleen in den woerden, mer oec in den werken ende inder ghedacbten.
De imit. passim. 16de Capittel. Van der oetmoedicbeit.
Ste. Beernert seit: Also als-ene versche wonde bereit is hoer bloet uut te stoerten, also is onze lieve here bereit den oetmoedighen menschen sine gracie te gheven.
Item. Een oltvader seide, dat oetmoedicbeit breket alle macht der viande ende maect si te niete; see als ie sie hebbe hoeren spreken: ist dat wi die brueders verstoeren ende onvrede maken; wanneer boerre een 2) hem dan veroet-
ghestubbe = stof.
-]-) hem veronweert — zich zeiven niets waardig acht, veracht.
hoerre een — een van hen. In deze zinsnede schijnt de codex geen goede lezing te geven.
42
inoedigliet ende glienade bid, soe is al onse crachte te niete ghemaket ende vergaen.
Item. Alsoe dicke als wi oetmoedeliken ant-woerden, alsoe dicke slaen wi den duvel.
im. l. 3 c. ia ibid 17de Capittel. verduldicheit te holden.
c. 35. r
Die duecht der verduldicheit wert ghepriset boven dooden te verwecken ende ander mirakelen. Sic gbevet die glorie der martelaren. Sie ghevet die palme der verwinninghe. Als een carbonkel in guldenen spannen, alsoe schynt gheduldicheit in tegenheden. Als een duerbaer steen lichtende, als een suete roeke wel rukende, ende als honich overal drupende, also is een gheestelic mensehe die verduldelike onder sine bruedere wandert en satelike sijnre brueder ghebreke verdraghet. Sine stemme maket in den hemel enen sunderlinghen sueten sanc, dien sie niet singhen en connen die in teghönheiden deses levens mit verduldighen moede niet verdient en hebben desen sanc te singhen.
Verduldicheit is een enghe wech, mer die seker wech die sender vertrecken leydet totten ewighen leven.
Item. Sonder lydsaemheit en mach men die sueticheit des gheesteliken levens en vergaderinghe niet holden noch hebben, want het en mach niet wesen in vergaderinghe daer en come dicwyle dinghen die der brueder eendrachticheit ende minne verstoeren solde, weert dat die ene overluids ghehoersaemheit des anders ghebrec niet liden en wolde.
Gregorius: Die lydet lidsaemlic dat men hem doet, die denct dat hi lichte noch wat hevet
43
daer men hem in lyden moet. Niet en is bet dan mit gueden moede te lyden dat men niet beteren en mach.
cfr. Tract, devot. 18de Capittel van den arbeide.
Florentii ubi inter wRemedia Viciorumquot;
de labore manuum.
w Lm3 c\'siquot;\'18 et Opdattu niet vermoeyt en werdeste ovevmiddes swaerheit ende menichvoldicheit des arbeides, soe moeghestu diselven dicwijle vermanen ende toespreken ende seggben: o mijn ezelken, alspe lanche als wi te gader sijn, soe laet ons vuerich-laken 1) arbeiden ende innichliken onsen lieven heren Jhesum Christum dienen. Laet ons lopen van arbeide tot arbeide, van der eenre pijnlicheit totter ander. Nacht en dach laet ons omhelsen die voetstappen ons heren Jesu Christi; want waerlic dat juc Christi is suete ende sine bordene sijn licht. Ende opdattu nymmermeer en on-bliveste f) inden weghe dijnre ellendigher pel-grimaedsen, soe salstu dicwile overdencken dat grote loene dijns dienen arbeides.
Item. Ste Bernaerdus: wie mach in arbeide of in becoringhe of enich ander dinc te swaer wesen , die altoes in sijn herten draghet dat oetmoedighe leven, die uuterlicste armoede ende dat bitter liden Jhesu Christi?
Item. Laet ons niet merken in den gheboden onzer prelaten, dat oec die ghebode godes sijn, die groetheit des arbeides, mergroetheit des loens.
Vuerichlaken zal vuerichliken moeten zijn. f) Opdattu nymmermeer en onbliveste =■ opdat gij nimmermeer achter blijvet.
44
Wunt die ons oersake glievet vele te arbeiden, die ghevet ons oec oersake vele te verdienen.
Item. Hoe een yeghelic meer arbeit in den dienste godes in deser tijt, hoe sijn loen over-vloedigber sal wesen in den toecomenden leven. Gregorius: Niement en vertraghe hem in den weghe deses levens opdat bi in sinen hemelschen vaderlande sine stede niet en verliese.
Item. Ste. Beernaert seit; dat is een salich mensche die mit sijnre snelheit den traghen verwint, die is noch saligher die mit sijnre verdul-dicheit eens anders toeren lesschet, 1) die is noch alresalichste die mit sijnre minne eens anders herte opluket, ende eens anders hoverdie mit sijnre oetmoedicheit vernedert.
Item. Die in den ewighen leven die meeste wil wesen, die sij nu die minste. Ende soe wie hiernae den anderen voer wil gaen in gloriën, pine hem nu voer te lopen in den oetmoedicbsten arbeit, ende den anderen te dienen.
i) uij dit opschrift 19do Oapittel. Van vermaninghe der ghebroke. \')
mag wel een paarmalen enz. gedacht
wonien: het capittci Hebbet ffheeriie dat men u vermane. Verblydet
bevat inderdaad een 0
gfnVnendequot;emet het u a^3 S^i berispet werdet. Ende ontsiet niet die
het^pscSifMsaan- scerpe woerden, mer der smeykers. 2) Want het
gC2)mvtojv»-s en vul is vele lichter hier wat scarpheiden te lyden ende
aan: woorden. , .... i ii* i • . l
„Da prudenter de- ffhecom^iert te werden, dan hierna ewelic te bernen.
clinare blandientem _ _ _ii
et patienter ferre Item. ist dat die bruut Christi niet en wil tur-
adversantemquot;. Imit.
L- 3 c-27- biert werden, noch niement turbieren, soe stae
si op hoer hoede ende si sparich in spreken.
eens anders toeren lesschet = eens anderen toorn of gramschap tot bedaren brengt.
45
Item. Soe wie begheert, dat bi godes suete sprake gbeerne boert, die zal gbeerne swigben van onnutten woerden ende van vele redenen. Alsoe als die base vliet van der tegbenwoerdic-beit des bondes, alsoe vliet dat godlike in spreken van dengbenen die vele ledigber woerden bevet.
Item. Ste Augustinus scrivet tot sine brue-deren ende seit: o myne bruedere, u en verdriete niet te begbinnen grole dingben; nocb u en verdriete niet te bolden die dingbe die gbi begonnen bebbet. Want volstandicbeit maket die verdienste: Si croent dien die lopen, si leydet totten loen die-gbene die vecbten. Obristus blinct inder zielen die sine dnecbden besit, alse oetmoedicbeit, sacbtmoedicbeit, verduldicbeit, geboersaembeit, godlijke minne. Ende al badde Obristus alle duecbden volmaectliker dan si enich creatuer ummermeer hebben mach, nocbtant badde hi sonderlingbe vercoeren die oetmoedicbeit, waerbi dat si gbebeiten is die duegbet Christi, als Ste Paulus wel secbt: Gheerne wil ic mi verbliden in mynre crancbeit, opdat die duegbet Christi in mi blive, welker deugbet is oetmoedicbeit als Obristus selven spreket: leert van mi dat ic bin sacbtmoedicb ende oetmoedicb van berten.
Item. Ste. Bernardus secbt: Gbien dine en verdrijft die sunde eer uutten menscben dan die memorie der passien ons lieven beren. Also vake als yemant die passie ons lieven heren Jhesu Ohristi mit ynnicheit ende dancberbeit overdenct, also dicke ontfaet bi dat bilge sacrament geestelic.
Pijnt u selven uut te gaan
Ende in uwer wijsbeit niet te staen:
46
So werdi van gode gheleert
Eade van den mensclien niet onteert.
Wilstu gode edelike leven,
Soe salstu hem di selven overgheven,
Sette dyn herte daert toe wesen sal,
Soe hebstu vrede overal.
Leerdi in alien dinghen verwynnen.
Soe moechstu vrede hebben van bynnen.
Settet dat zwaarste yerste voer,
Soe comestu mitten lichsten doer.
Dat ic sal dat wil ic:
Soe heb ic dat hemelrijc,
Mit lyden ende zwighen
Sal ic den meesten vrede vercrighen.
Het is een wijs man
Die hem wat lyden kan.
Sterven is my noet
Boven alle dine ende guet: 1)
Sal ic my ende alle dine verwynnen,
Soe moeticket an een sterven begliinnen.
Settet lief ende leet uutter herten,
Soe en saldi ghien dine smerten.
Ay hoe mach dat sijn,
Dat wi ymmers iet willen sijn:
Nochtant en sijn ommers niet,
Al duncket ons wesen yet.
Het wil hier al comen op een lyden;
Ic kans my dicke qualic verbliden.
In verband met hetgeen onmiddelijk volgt zal de zin deze zijn; vóór alles is het mij noodzakelijk te sterven ^ _ zoo als de Imitate Lib. 2 c. 12 zegt: «in moriendo totura jacet.»
47
OPMERKINGEN.
1. De titel van het voorgaande opstel heeft, eene aanmerkelijke overeenkomst met den titel welken het werk (althans het eerste boek van dit werk) nu algemeen als de navolging van Christus hekend, in de eerste tijden zijner bekendwording op vele codices draagt, namelijk: Ammoniliones ad spiritualem vitavi utiles.
2. De inhoud van beide heeft (voor zooverre het Nederduitsche opstel zijne stof heeft behandeld) bijna zooveel overeenkomst als beider titel; maar de geest in beide heerschende, de rigting waarin beide zich bewegen, de zienswijze betrekkelijk de behandelde onderwerpen, is volkomen één, en wel zoo dat de hoofdgedachten dikwijls in de uitdrukkingen overeenkomen, terwijl andere, veel minder principale, maar kernachtige gedachten, in wending en uitdrukking volkomen op elkander gelijkende, eveneens in beide voorkomen.
3. Het eene is evenwel geene vertaling van het andere, zooals bij de vergelijking der beide teksten aanstonds blijkt, en het Nederduitsche opstel is, naar mijn oordeel, geen vertaald, maar een oorspronkelijk werk: de woordvoeging en de losheid of liever gemakkelijkheid van den stijl
i) Bij de meeste zijn de voorname gronden van dit oordeel. lj En
overeenkomst van
gedachte en uitdruk- niet te min is de overeenkomst van beide ge-
king is altijd zooveel D
nhnmerhkanzegden\' schriften zoo groot, dat, wie beide genoegzaam
er is vertaling. ^ on(jer iezen -yaQ eene zich vaak ver
beeldt iets uit het andere te lezen.
4. Beide hebben met vele opstellen in de
48
werken van Thomas van Kempen zoo groote overeenkomst, als zij onderling hebben.
5. Ofschoon het Nederduitsch opstel, en de werken van Thomas zooveel overeenkomst met de Imitatio hebben, wordt deze evenwel nimmer genoemd, gelijk in de Imitatio ook niet genoemd worden eenige der werken van Thomas of dit Nederduitsch opstel.
G. Waar de uitdrukkingen dor voorbedoelde werken zoo zeer overeenkomen, daar zijn die uitdrukkingen vaak idiotismen of der Dietsche taal, of der Ascetische school van Nederland in de tijden van den bloei der Deventersche Frater-gemeente onder Florencius.
7. De geest, de richting, de oordeelen en meeningen ten aanzien van het geestelijke leven, die gang hadden in het asceterium van Florencius, worden in de voornoemde geschriften op iedere bladzijde gevonden.
1) Uit den codex (in roode letters.) Hier beghint een devoet epistel. \')
waar voorin: «Dit
hoert toe den sus-
teren in Lammen- . , . amp;
huus van diese te On sen I16V6D lieren steclelike te oneren een
Deventer (in \'thuis
van Lamme Dieseo» reyne ende vredesam herte, ende also te leven
2) Dit is aan te zien ^
hlofd%ln dentels! al die tijt onser ellendicbeit, dat wi vrilike hen
dieT eeuw e(i4de0nen ghemoeten mogen, als hi ons ghebiedet van hier
ik^achterquot;\'rfoTis\'een te varen, dat is: warachtighe gheestlicheit. 2)
colon, zijnde de twee . . , , n j- i
laatste woorden eene Lieve Suster. Want wi in dezen leven eilendicu
korte zamenvatting
wenschquot;uitvocrigen ende peelgren sin ende veer verworpen van
3) Peignms. onzen vaderlande, ende wi alle gheerne tot onsen
vader waren; daeromme wille wi daer comen, so
49
molen wi ons mit groter neersticheit oefenen in gueden werken, ghedachten ende begheerten, ende daglielix vergaderen inwendiglie sierlieit ende rijcheit, dat is reynicheit des herten, begheerte ringefquot; waardeloos^ totter armoeden ende tot sneden dinglien \') oet-ïïLetfschquot;iatyn!an modicheit, ghelioerzamlieit, vertiyughe 2) eyghens opgevIn.rlochenm°\' guetdunckeus in allen dinglien, ende diergbelike, opdat wi niet ydel van bynnen, mer vol ende gbesiert van dusdanigben doeebden gbevonden mogben werden, ende onse lampen bernen. Hier-omme begbeer ic ende bidde u, dat gbi u vlite-like gbevet in doeebden voert te gane, ende en laet u des arbeydes niet verdrieten die daertoe boert, want die doecht moetmen mit arbeyde vercrigben, ende mit arbeyde moetmen sie be-boelden. Ende ist sake dat wi ons niet stedelike en pinen voert te gane in doeebden, in corter tijt maebmen verliesen dat in menigben jaren
3) arfewora, b.v. vergadert is. Ende dien die dingbe van buten :1)
de zorg voor de mond-
behoeften, de kiee-^eyoien gin ais0 veie te meer beboef bi beboet-ding enz. \'
heit van buten ende van binnen. Want liehtelike gaet een mensebe aehterwert ende comet tot eenre-bande dorricheit des herten, ist dat bi niet nauwe
4) oniedigiieid, be-toe en siet in uutwendigher onlede 4) ende crigbet
ten lesten verdriet tot gheesteliken oefeningben. Hoedet u ummer daer voer, ende pijnt u trou-welike te verwaren dat men u bevelt; mer en vergbetet ummer niet daert al omme te done is, also dat gbi altoes des uwes gbedencket. Ende pijnt u in uutwendigher onleden ende overlope imit. Lib. 3 c. 38. vredesam ende rostieh van binnen te bliven, aen-siende alle verganclike ende tijtlike dingbe mit enen simpelen oghe alse vreemde dingbe die n
50
niet an en gaen noch to en horen. Sonderlinghe 1| afrectus. hoedet u dat uwe begheerlike neygelicheit \') niet
2) diiectio, amor. gheliecllt en werde mit mynnen 2) tot enighen
vergancliken dinghen, het si groet of cleyne. n.b. Diu parvus N.B. Want hi sal langhe van binnen cleyne bliven,
erit, et infra jacebit, 1 * ti j i . • i
qui aiiquid magnum pnich dinc dat niet ewelike aurachucn en is,
aestimat, nisi solum
LTeraumTo™\' in synre begheerte groet achtet. Hieromme so sulle wi nae mate ons er cleynheit alle dinc voer also groet hebben ende holden, alset god die here heeft ende holdet.
In allen dinghen dier ghi gebruket ende be-sittet, laet u behaghen die heilighe armoede. Want sie is een edel schat die alstoes dnerbaer heeft gheweest ende noch is voer gode ende sinen heilighen. Ende daeromme also vele alset in u is, so verkieset altoes die lagheste stede, die
3) gereedschap, snodeste cleder ende die verworpenste riesschap }
naden exempel Ihesu christi.
Voert alst tyt is te lesen of te beden, soe pijnt u uwe uutwendighe onlede uter herten te setten,
4) «pone, ut melius als ghi best moecht. \')
quot;03tlceX57.0r(le\'gt;Imit\' Die dinghe die u bevolen sin, die pijnt u also te bewaren dattet u gheen noet en sy verwer-ringhe inder herten daer van te hebben waer ghi sie aldus dan also ghedaen hebbet: ende dat moechdi hoeden, ist dat ghi gheen dinc uut u
selven en doen.
Alse ghi uutgaet, soe hebbet u ripelike ende zwaerlike in zeden, ende scuwet nyplichheit ••)
5) bewegingen, in al uwen gelate, alse of al uwe beroringhe )
nyplicheit = dartelheid^
51
zeden en werken riepen en segheden mit Ohristo : Mijn rike en is van deser vrerlt niet Mer alse ghi weder in comet, so hebt u mynlike ende tosprekelic tot al dien daer ghi mede omme gaet, in woerden, in ghesichte, in ghelate, ende in alle dinc dat ghi doet.
Sonderlinghe pijnt u vrede te hebben mit uwen susteren ende dien en moechdie niet bet hebben dan ghi u seer veroetmoedighet onder hen allen. Ende dit moechdi vercrighen, ist dat ghi u wennet u susteren ende alle menschen te eeren, ende an te siene alse enen throen der glorie ende der heiligher Drivoldicheit, ende alse een tempel daer god inue woent. Ende hieromme nyghget mitter herten enen yegheliken alse die in der tocomender selicheit des ewigen levens sonder mate boven u verhoghet sal wesen. Wattan [?] en sulle ghi u niet weerdich ordelen den alrelaechsten daer te wesen, noch alsodanighes yetswat van u te vermeten ende te vermoden.
Wennet u oec niet seer an te merken die uut-wendighe anhanghinghe of tovalle des menschen, cfr. imit.L.3.c.3i alse sinen staet, groet of oerde, 1) sine schoenheit
in fine. lt; ^
of lelicheit, sijn habijt of sierheit, sine groetheit of cleynheit sijns lichames, gesontheit of siecheit ende dierghelike. Want deze dinghe en siet god die here niet properlike ende sonderlinghe an, die oec voer niet grotes te hebben en sin. Mer wennet u enen yegheliken menschen an te siene alse hi na dien inwendighen menschen van gode
oerde zal hier afkomst, geboorte moeten beteekenen.
52
gescapen is, ende mit syns eengheboren socns duerbaren bloede Yerloset is.
Ende alse gbi dogbeden ende voertganc ziet in uwen susteren of in anderen menscben, die gbi niet en bebt, mynnet die van berten in den anderen, ende soe ist al uwe. Ende bier is buten gbe-sloten alle nydicbeit ende mismogben. Ende ist dat gbi mismogben gbevoelt op yemant van uwen susteren, pynt u dier meerre mynne ende boecb-sambeid*) te tonen in uwen gbelate.
Pijnt u seer sacbtmodelike te liden mit uwen
1) wei. susteren in allen punten die niet wal 1) ende n yn
volkomelike gbescbien van buten of van binnen. Want enen yegbeliken is moeite gbenoecb sine eygbene ongbevalcbeit ende onvoleomenheit die bi lidet. Ooc soe wennet u eens yegbelics won-
2) Der Fransehen derlicbeit neersticbeit 2) ende onmanierlicbeit mit
emvressenient. Bij _ i, ia
de broeders van t pneil oetmodifflien ende onderworpen nerie ie
gem. leven imporfu- D j 4-
nitas. ontscbuldigben ende te wiken, ende aaert die
sake eyscbet mit saticheit t) uwer zeden te sacbten.
In al uwen wanderingben pijnt u levendicb ende wacker te wesen, als des morgbens op te
3) Lees; pijnt u stane of te beden of te arbeiden. Pijnt alle u )
imit. lijk cd\'37.\'™\' dingben te done sonder eygenesokelicbeit; daer
inne suldi groten vrede vinden. Nemet uwes selves waer, waer gbi sijt. Want die beiligbe engbelen sijn stedelike **) bi ons: inden bedde, inder
») Boechsamhei, waarschijnlijk van hoegen _ huigen, neigen] alzoo: toegenegenheid.
*) NeersieUck komt meer -voor in den zin van dnftig. f; Saticheit = rust, kalmte, bedaardheid, zachtaardigheid. »*) Stedelike = steeds, gestadig.
kerken, op den mercten, eude in alle sleden, en merken mit begheerten ho reyne ende ghelieel wi onse herte onsen lieven heren offeren ende i) verheugen. bewaren. Ende sie vervronwen \') ben, ist dat al onse dinghe eersamlike ghescbien, al en siet ons gbeen mensche. Laet ons docli pijnen meni-glier manire hoerre pnerbeit ende mynne ons te gheliken.
sum\'roUii\'ipsó^iam Dicwile biddet voer alrebande zaken, nu voer
«bi\'sintlSai-iet™\'™\'11 suster die becoert wort, nu voer die in do-
omnibus his exoran- i i , , i t i i
dus csi, ut onmesgneden voertgaet; nu voer u levendiglie vrende,
diiigant.» unit. Lib. nu voer die ft\'hestorven sin, ende dierjrelike
Draget oec stedelike in uuver herten mynne ende guetwillicheit tot allen menschen. Ende in breet-heit dier mynne begheert allen menschen meeren voertgane ende dat ewighe leven. Ende hebt also gheerne dat n snster ende alle menschen tonemen in dogheden ende gheestelikes troestes
ende roste des herten ghebruken als ghi selven.
O
rut
«oiiectus tuus...... Maect Ihesus ene beqname stede in uwer herten:
5eax in%op.-io™i™no 80 sal hi gheerne mit u wonen.
bene^ab^oinnl\'creïv Wat men doet, of watter geschiet, proeft u
tura evacuare, Jesus -i i i i i i • i
deberet übenter te-vorclol, encle hebt vrede 111 u selven.
i. 2. c. 7. Oec en settet u op glieen dinc dat u ontvallen
mach. Want ste. Gregorius secht: die leent of ros-2) die leunt of rust. tet 2) op een dinc dat hem ontvallet, het is noet dat hi medevalle mitten dinghe daer hi op rostede.
Dencket dicwile ho ghi u also mocht hebben, dat niement van u verarghert en worde in qnaden exempel in uwer wanderinghe, sonderlinghe die na u comen.
Hoedet u dat ghi nummer tot sekerheit ende quade vrijheit en comet; want dat hevet menighen
54
nedergeslaglien. Mer hebt si alle daer ghi mede ommegaet van herten in weerdicheit als een tempel en een heelde godes. Bnde uut desen punte dat ghi alsoe hoechlike van hen voelt, so en moechdi niet lichtelik quaet vermoden of onwerdicheit op hen hebben, noch swaerlike nemen dat si n vermanen.
In drucke ende in tribulacien en weset niet al te zeer verworpen in der herten; mer denct dattet te handes beter sal werden: ende alse langhe alse wy hier in deser ellendicheit sin, so moten wi van beyden besoken. Onse lieve here Ihesus en haeste niet in te gane in sine glorie, hi en hadde ierst ghesmaect alle tribulacien ende alle bitterheden ende achterlatenissen bina van allen menschen die in der werlt waren. Want hi verbeide lanemodelike ende verduldelike drie ende dertich iaer lanc, in welken bi niet zuetes, niet vrolics, niet zaftes, niet datter maclicheit des vleysches toe behoort en oefent, Mer doe bi alse die alrelaechste van allen menschen gedient hadde, alse vele alst in hem was allen menschen, doe ontfene hi voer sine mynne weder van den menschen schande, laster, vermynringhe l) verwer-pinghe, ende ten lesten den alreschandelikesten ende bittersten doet. Siet dese punten ende deser ghelijc hevet hi ons getoent, levende ende doet» ende hevet ons gheleert na sinen exempel desen te ghemote gane. Ende tot desen hebben hen alle heilighen besettet. Want overmids vele tribukcien is ons noet in te gaen int rike der hemelen. Ende na ons heren woerde; in onser verduldicheit sullen wi besitten onse zielen. Dat meeste druc ende liden
li Verkleining kleinering.
55
dat die mensche lievet, dat is hi selven. Want hevet sa\'Tic\'a on^medio1 hom selven Tan binnen ende sine passien verwonnen, so verwint M lichtelike dat hem van buten moyen mach. JNummermeer en wilt vergeten, dat ghi hier in pilgrimmaedse, in ellende, in stedighen scLilnquot;Ce Atóuï\' B\';e^e \') ghesats) sijt, ende dat ghi niet en syt daer kOTnthetnwaarechön-amp;^ wesen soldet, ende daeromme helptes alte lichte moest staan:^stride waer of ende waer ende in wat maniren dat ghi afgezet,geplaatst, onthelden ende ghevodet werdet in deser cleynre
gezeten.
tijt uwer . ellendighe wanderinghe. Mogte een mensche daerto comen, dat hi mit sinen heren gode van binnen verenicht ware also dat hi in sinen moede niet onderworpen en ware sinen passien, mer ghebruken mochte vele vredes mit sinen here in inwendigher roste sijns herten, wat mochte die mensche vorder begheren? Ende en is hem niet wal van binnen mit sinen here, wat mach hem van anderen uutwendighen tovallen verleent werden, oec ho groet ende heilich dat sie schinen ende gherekent werden, dat hem imit. 1,1.c, 13.«sae-baten mach ? Ten leste begheer ic sonderlinffhe
pms acci pc consilium 0 0
m tentatione. van n) clat gjji 0pen gjjt in uwen drucken passien ende becoringhen, ende en laet den duvel gheen
3) verheimelijkt, nest in u crighen indien dat glnjt verhudet 3)
mer segghet u hinder enen die ghi meent dattet
4) nuttigst, nut is nuttest 4) si, wanneer ghi wat sonderlinghes hebt
bijvoegelijk naamwoord. inder herten.
g cfr. tait. Lib. 2 o. Oec in allen dinghen die u beweghen ende ont-vreden, ondersoeket stedelike u selven, ende aensiet dat eynde alsof ghi nu oppen staende vote van den heren solt gheropen werden, ho ghi dan in «Per\' soia\'m fu\'gani der zake die u beweghet staen ende voelen woldet.
non possumus vin-
cere- Ende dicwile overdenct, dat niet denghenen die
56
sine passien encle ghebreke vliet eucle hen ge-breclike verwint ende wederstoet ende onghemac sterclike verdraghet van den heren ghegeven sal werden verhorghen hemelsch broet ende een nye name, wellic niement bekant en hevet dan diet •i) f/moien, biikontfaet, ende wellic niement ghenolen \') en mach
gis, \'\'voor (jhevoicn. ryigs wanderino\'he uutwendich is ende dier di
2) wiens. 7 D
dinghe die sinen nntwendichen mensche beye-ghenen van nederwert ende niet van opwart ansiet. Mer enen wisen mensche smaken alle dinghe alse
3) zooais zo zijn.se sin 3) ende alse se god ghemaect hevet, ende
daeromme en wort hi niet ghewaggelt noch verwandelt na den oversten dele sijns moedes na der
4) der zaken. verwaiulelinghe ende onghestadicheit 4) die hem.
beyeghen, met hi doersiet sie alle rostelike mit enen scarpen inwendighen ghesichte want en ghe-voelt hi te male ghene bevolike begheerlicheit of ynnicheit tot gode. Sonder twivel die tijt sal comen, dat die brudegom, dat is bevolike be-
5) voelbare gods- gheerlicheit 5) van ons ghenomen sal warden, vuu-ht, vertioostin jneQgche dien die here dan also
behaghelic ende also smakelic blivet inder ghela-
6) verlatenheid, tenheit 6) als hi te voren was inder begheerlicheit.
7) Caeterum. Ver- Toert 7) meer van dien, ho zeer onze lieve here,
onse brudegom, van ons te mynnen is, ho znver ende onbesmettet van enighen anderen dinghen die hier inder tijt sin, onse mynne tot hem wesen sal, in aire tijt, in allen steden, zaken en werken, ende van andere gheesteliken oefeninghen, moechdi ghenoech horen ende lesen inder heiligher schrift; mer nerghent en moechdi sie bet bekennen ende ghevolen dan in enen reynen herte, ist dat ghi u daerto gheven wilt. Mer dese dinghe en mach
57
men niet vercriglien mit traeclieit ende van ghe-woenten gaen to beden, te kerken, en te arbeide; mer men moet daar groet vlijt toe doen, ende ten ierste moet men verwinnen grove dinghe ende also dagbelix voerre \') comen.
Dese dingbe scrive ic u recht of ghi er niet en wistet, mer ic hope dattet u gheen groet noet en is bindi 2) anders selven vnricb. Mer boet is *) laet ons te samen toesien die wile wi tijt bebben, ende mit gbebeler herten onsen heren pinen te behagben, ende ene corte tijt arbeide in drucke mviceze. enc|e ia tribulacien ende in anxte staen 4); want te handes sal hi comen ende doppen, ende mach-schien eer wi vermoden, opdat wi dan van allen drucke mit hem ende mit allen enghelen ende heilighen ons moghen verbliden.
Ey. Amen. (in roode letters) Ibesns. maria.
In al uwen inwendighen ende uutwendighen be-drucnissen ende bangbicbeiden pijnt u enen stede-liken ende sekeren toloep te hebben tot uwen milden vader, uwen here ende uwen brudegom, ende biddet hem oetmoedelike, dat bi u niet achter en late inder quader tijt alse der dorricheit des herten, ende der inwendigber duusternissen. Ende werpet sterclike al uwen hope ende sorge in hem, ende en wilt niet seer sorchvoldich wesen voer tocomende dinghe die u beyegbenen moghen opdat ghi mit alsulker onnutter sorglie niet ghe-bindert en werdet in uwen tegenwoerdighen ghees-teliken voertgangbe. Want u milde hemelscbe vader sal u wal besorghen, ende sal u verwerven alle dingbe die u noetdruftich sin inweudelike
1) verder.
2) hint (zijt) gij.
3) hoe het is.
58
ende uutwendelike. Ende lii sal u op sien tijt verwerven bedrucnisse ende strijt waervan dattet oec si alse van enen seer cleynen dinghe, ende wanneert hem orbaerlic dunct wesen so sal hi u gheven inwendighen troest, des ghi niet vermodet en haddet. Ende diergelijc sal hi n besorghen van allen. Want hem is sorghe van sinen kinderen. Onse lieve here die ons van ewicheit also seer ghemynnet hevet, ende also groote teykene der i) Merk op heeft mynnen ons ghetoent heeft \') ende hierenboven
voor hevet cn wat _ _ t i ^.\\ i x j
irjoger diergelijc hem selven alinglie 1) ons gnevet, ende ons
voor diergelike. t , ,
stedelicke behoedet ende ons nummer en latet, y hij iiet mer ons helpet tot noch toe, ho solde hijt 2) laten moghen hi en waer voertan sorchvoldich voer ons? Ende ho solde hi verhenghen yets yet op ons te V dede het. comen, hi en dedet 3) om onsen gheesteliken voert-gaen ende om sijnre mynnen wille? ïïierom pijnt n altoes pnerlike onsen heren te soeken, ende niet u gemac of uwen troest. Mer so wat dat die meeste eere gods is, dat pijnt u altoes te soeken, hetsy vermids gemac of ongetnac, hetsy vermids troestinghe of ontroestinghe, hetsy van binnen of van buten, ende mit desen sijt te male ghenoechsam ende te vreden. Ende inder tijt der bedrucnisse ende der ontroestinghe segghet uut puren volen uwes herten: Here, du believst mijn herte wal, du wetes dat ic also gheerne wil wesen in bedruckenisse, in ontroestinghe, in inwendighe duusternisse ende in dorricheit des herten, alse in groter troestinghe, also vere alset
alinglie — geheel cn al.
59
majorem quot;oeTlio- ^^011 meeste 61,0 is- ^ Ende sie, here, ic die die exercUiJtïn^enH6 alremynneste bin in dinen huse, ic offer di ene
Ignatius en het prin- i i i i i • t. • i i
cipium et fund a - cleyne gave, alse al dat ic bm ende vermacn
lyientiiïïi sis ook het
tractatuius devotus niet miselven suekende. Hierom bid ic di uut
de extripatione etc.
denwyns Deiudi^?- mijlire begbeerten, dattu mi niet achter en lates Lea\'c.\' 25^deImit\' in mijnre bedracnisse inder tijt daer ic inne ghe-sien sal werden, bina van allen menschen ghe-laten, mer vollenbrenghe minen ganghe in dinen toe paden, opdat dieghene die my bedrucken, verstaen moghen, dattu my niet alinghe achter ghelaten en hebste, mer dattu my ter tijt toe gheprovet hebste opdat ic ghetrouwe ghevonden worde. Ende in deser maniren sulle ghi u dicke overgheven uwen lieven heren, ende wat u dan beyeghent dat nemet voert beste ende nutteste dat u gheschien mach, ende oefent u daer inne.
2) uit denzeifden Hier begint een s\'heestelic cellekiin. 2)
codex p. -147. CnlV. o o j /
de Imit. 1. 1 c. 20 circa medium etc.
tium\'\'tuumPeet\'voca ^ mijn gemynde siele, du salste di enich holden tuumJeM™èdcuinUTO ^inen Ihesu, ende geerne allene wesen. Want die celle is een raethuus godes, ene hulpe der devocien, ende ene medeweetster des belasten herten.
0 myn geminde, du salste die celle dijns herten setten tusscheu den berch van oliveten ende den berch van Syon, dat is, tussclien elendige ge-
3) verlatenheid, latenheit \') -van binnen, ende die troest der in-
zooals boven. Hier
is weer de leer van wendiffer ffracien.
de indifferentia. D D
Dat fundament dijnre cellen sal swigen wesen; die floer sal wesen inwendige vernogen, die balken, gehoersaembeit; die sperren, oetmoedicheit; die venstere, d\'ogen; die dore, scamelheit in den dienste godes. Die slaepstede \\zal wezeii\\ ynnige
60
divocie; dijn tafel, rouwe dijnrc sunde, dine spise i) iwjke, hofje, ende dranc, die vrese godes; dat hoefkijn \') dijnre cellen, die minne godes [ew] aire men-schen; dyn stoel, begeerte altoes vernedert te werden, dijn sitcussen; versmaetheit van den menschen.
O o-emimle siele, en wilt dese celle ghien tijt
O \'
vergeten, noch om ghien lichtveerdicheit daar uut gaen.
Uit denzell\'den co- II, GommXinie.
des blz. 40.
Een guet gebet datmen sal lesen eer men dat hiliglie sacrament ontfanct.
God gruet u #) alrehilichste licliaem ons heren ontholden in desen hiligen sacramente. Mit myneu lippen belie ic u, mit al mynen binensten begeer ic u. Ic bidde, geweerdicht alsoe gnedertierlicke luiden te vanden f) myne crancke siele die ic n salige offerliande ende fonteyne aire gracien begeer te ontfaen, dat ic mit bliscappen vinden moete van uwer tegenwoerdicheit medecine inden live, ende inder zielen, O here en siet niet aen myne menichvoldige quaetheit ende versnmenisse; mer siet aen u oneyndelike ontfermenisse. Want ghi sijt bi wien al die werlt ghemaect is, bi wien alle crude ende alle crachtige dinghe haerre cracht
*) God cjmct ic, ecne gewone uitdrukking voor ons zijt cjecjroct, zooals do Italianen nog het Wees gegroet beginnen te bidden met: Dio ti salvi Maria etc.
-{•) huden Ie vanden — heden te bezoeken.
61
ghebruken. Ghi sijt dat onbevlecte lain die linden
1) uwen? enen ewigen vader gheoffert wert om verlosse-
nisse alder werlt. O alresuetste manna, o alre-geneuchlicste suete dranc, glievet mynen monde een lioniclivloyende smaec uwer saliger jegen-woerdiclieit. Ontsteec in my uwe caritate. Doet nut myne boesheit. Instortet die deuclide oeket die gracien, ghevet salicbeit der zielen ende des lichaems. Ic bidde, here, neiget uwe bemelen en coemt neder tot my, opdat ic vergadert ende
2) ge-eenigd. geeniget 2) mil u, een glieest mit u moet werden.
«ut unus tccum 0 weerdige sacrament, ic bidde dat overmids u
efficiar spiritus.»
imit. i. 4 c. ic. aiie myne viandeu moeten verdreven werden, myne sunden moeten vergeven worden ende alle quade overmids uwe tegenwoerdicheit gesloeten werden. Ghevet een opsat, corrigiert die seden,
3) zet. ende alle myne werken satet 3) in uwen wille.
O alresuetste Ibesu, mit desen nyen lichte moet myne verstandenisse overmids u verlicht werden, myne begeerte bernende werden, myne hope ge-sterct werden; opdat myn leven also gebetert werde, dattet altoes toeneme in beteringe, ende my ten lesten een salich uutganc moet gegheven werden. Amen.
Een ander gebet eer men dat sacrament ontfanct.
«superbonitateiua Heere ic en bin niet weerdich, dat ghi gaet
et magna misericor-
diatua,Dominecon-onder myn dac, mer op dat betrouwen dijnre census, accedo aeger ^ A
r^nsal efquot;sSens^ad na^c^e^\' eilc\'e uwer groeter guedertierenheit,
aïregemtacoeu®eser- 80 come ic tot u als een sieke tot der medicinen
creatum acT\'creato- des levens, dorstich tot der fonteynen der ont-
raeum pium conso-farherticheit, arm totten here hemelrikes ende latorem.» De Imit.
\'• 4 c- 2- eertrikes, scaep totten hierde, creature tot mynnen
62
schepper, ongetroest tot mynen genadigen troester ende verloeser. Ic bidde di doer dine mynne die di aent cruce bant, binde my mytten bande dynre mynne. Drue in my die waere peniten-cie in dinen wonden, dat die bitterheit dijnre i; smart, zeer doen. (jogt eil(]e die sericlieit 1) dijnre wonden si in mijn herte gedrucket, dat dine snete stemme my altoes tegenwoerdich si: boer op dijn cruce ende volghe my; dat ic mitten cruce de penytencien ende mitten werken der duecbden di volgbe, waer u si, van duecbden tot duecbden. Make my stare tot striden, ende te verwinnen die traecbeit mijns vleesches, ende den boesen raet des duvels ende des aenvech-ters, deser werlt, ende alle gebreclicker dingbe. Mijn vleiscbelic berte nym uut my, ende gif my een gbeestelic herte dat altoes bereit si te vervollen dinen liefsten willen. Ic bidde di, here, dattu my wiliest gheven die seven gaven des hiligen gheestes, dat ic mit den rade ende leringe des hiligen gheestes godlic can wanderen in dinen weghe.
Alle mijn leven si behagelic in dinen oghen; alle myne werken moeten wesen ontfanclic in dinen handen als een waer offer. Here alse moete ic di ontfaen, dat dijn wille ende mijn wille alsoe verenicht werde, dat ic weder 2) dinen wille niet 2) tegen. en moet willen noch begheren. Amen.
De vorenstaande Epistel komt zoodanig overeen met de „Vermaningen tot eenen doechtliken levenquot; dat de opmerkingen achter deze door mij geschreven, de eerste slechts uitgenomen, hier geheel toepasselijk zijn.
03
Het komt mij voor dat er in spelling, woordvoeging en stijl van dezen epistel verschil is van de Vermaningen.
II,
Incipit tractatulus devotus de extirpacione vici-orum et passionum et acquisicione verarum vir-i) infra pro acqui- tutum \') et maxime caritatis dei et proximi et
rere dicit inserere
?nrm1es.{Deiectione vere *) 1 iiionis cum deo et proximo.
Cnfr. Imitatio 1.1.
adhiberent diligen- Multum valet ad perfectionem sanctitatis scire
tiam ad extirpanda ... ,. .
vitia et virtutes in-mtencionem dirjgere ad eam querendam, et stn-serendas, etc. 0
be?u \' rvw^\'infra]1\' (^um suum ad hoc ordinare; in tantum ut aliquis proUvSiisrto\'fe0xtir- faciliori labore quoad corporale exercicium maiores tibus\' acquirendis.» mentales virtutes obtiiieatj qui scit prudenter disponere gressus suos, quam alius difficiliori labore. Exemplum de quolibet perito artifice, qui melius et cicius et levius operatur opus quodcumque quam alter imperitus cum labore multo.
cnfr. imii. i. 3. c. Qnod veraciier volens proficere debet omnia dirinere
33. De.....intentio- 1 J ^
ne fmaii. etc. I.2.C.4. aii civo lamqiiam ad fines.
Ut ergo modus aliquis brevis habeatur quem homo continue in moribus et ante oculos habeat, ac secundum quem in vita spiritual] gressus suos dirigat, est sciendum quod veraciter volens pro-fierce, in vita scilicet spirituali, omnem intencio-nem suam et conatum et omnem laborem,
Eens voor altijd zij hier opgemerkt, dat de codex in plaats van de ae de enkele e heeft, alzoo uere voor «erae.
04
ieiuiiia, vigilias, lectionem et meditacionem sacra-rum scripturarum, et alia exercicia debet dirigere ad duo, et facere propter duo tamquam fines: ut videlicet per ilia exercicia possit purg-are cor suum a vicijs et passionibus noxijs, et ut vicijs extirpatis possit acquirere veras virtutes et maxime caritatem dei et proximi, et veram unionem cum deo et proximo. Hec duo, id est, puritas cordis et caritas dei sunt duo fines in bumana bac vita quibus quantum bomo appropinquat, tantum appropin-quat veraciter sue perfectioni. Caritas autem vera non est nisi in corde puro a vicijs, et ipsa in se omnem comprebendit virtutem. Caritas enim non emulatur, non infiatur, non est ambiciosa, non querit que sua sunt, ut scribit apostolus in prima ad cho). xiij0. Ad bee igitur duo bomo in omni actione et exercicio oculum intencionis tamquam ad metam vel destinacionem babcat; recte i) even ais, net ais, sicut \' ) sagittarii in sagittando oculum semper
recht als. in het ne- / o j o r
derduitsch van dien babent ad sig\'iïum constitutum et penes boe signum cognoscunt utrum artificialiter bene vel male sagittant.
c.Cm\'Denoperib«s De wra via ad cariiutem.
ex caritate factis; —
1. 2. c. 4. de pura
Intentionf; i.TSl Porro quantum bomo plus purgaverit cor suum
ubi inter alia: «ex ... , . .•• • t . i
puro corde procedit a vicijs et concupiscentijs inordiiiatis, tanto am-
fructus bonae vitae.» ,. . , . .,
plms impletur virtutibus seu caritate. Unde
agustinus in 2° 1\') lihro de docirina Christiana:
De hier aangehaalde plaats is te vinden in hel derde boek cap. 10 g -17 en in den codex zeiven leest men vrij duidelijk 3°.
65
Quanto raagis regnum cupiditatis destruitur tanto caritatis augetur.
Quod autem propter hec duo omnia alia agere debemus, aperte et pulclire declarat alias moyses prima collacione patrum,, ubi inter cetera dicit: Incassum molitur hec exercicia quisquis hijs velud summo bono contentus intencionem cordis hucus-que defixerit, et non ad capiendum finera propter quern hec appetenda sunt, omne studium virtutis extenderit. Finem autem dicit puritatem cordis.
Item de hoe dicit: augustinus 2°. 1) lihr. de doc-irina chndiana. Omnia, inquit, in sacra scriptura valent ad caritatem nutriendam et corroborandam et cupiditatem vincendam et extinguendam. Et vocat caritatem, sicut ibi ante dicit, motum auimi ad fruendum deo propter ipsum , et se et proximo propter deum: cupiditatem autem motum animi ad fruendum se et proximo et quolibet corpore non propter deum. Finis enim precepti et sci\'i-pture est caritas de corde puro etc. Et hec est excellentissima et verissima via ad deum. Qui autem hijs duobus pretermissis ad aliud intencionem suam dirigit, quamvis magnum et altum li «vere magnus videatur, videat ne cadat vel erret. \')
est qui magnam lia-
bet caritatem» imit. Hec est via sanctorum.
1. 1. c.
ccr. imit. i. 3. c.:ti Quid sit cor purificare: et quid sil virtutes acnvirere.
uO 61 C. «gt;J. \'
Ut autem in generali sciatur quid sit cor purificare, et quid virtutes acquirere, est sciendum
5
Moei liirr nnk zijn 3quot; lihrn, Cf olijk in don codex zalven staat.
GO
quod primo homini potencie et vires vel affectio-nes anime date erant et ordinale instigantes ad bonum. Nam erant, sibi primo dati intellectus et affectus, memoria et alie affectiones, sicut amor, timer, odium, spes, gaudium et meror etc. ut videlicet deum per intellectum cognosceret, per affectum Tel voluntatem amaret, et per memoriam in eo quiesceret; timor ut timeret deum offendere et ab eo separari; spes ut homo confideret de dei bonitate; amor vel dilectio ut deum diligeret super omnia, et se et proximum propter deum, et creaturarum delectacionem referret ad deum; gaudium ut in deo sumrae delectabili iocundare-tur. Sed in casu primi liominis sicud bumanura genus incurrit culpam originalem, sic eciam harum virium et affectionum naturalium incurrit desti-tucionem et deformacionem ut sint jam proclive i) Ergo non perie- et inclinate ad malum \')
runt, nee substan- . . ...
tiaiiter maiae factae JNam racio ceca tacta per peccatum sepius recipit
sunt per peccatum. ,. . t .
Haec aiiaque, tum in falsum pro vero; voluntas curva ehffit detenus
hoc canite tum nas- r quot;
sim per totum opus-pro |J0110 • memoria instabilis facta et vaga occupat
hoe capite tum passim per totum opus-culum, dicta Floren-
coeioaLun^erietcal- se illis quibus inquietatur, quia unum et summum manifeste ostendunt. bonum deseruit, in quo omnia poterat habere, non\'rninusquot;cathoiici gje eciam modo solum timet adversa temporalia,
quam ipsi Tridentini
Patres, a quibusdam c0rp0rjg incommoda, et honoris detrimentum.
protestantibusdicun- r \'
sMcuifxv\'maecu?-Sic eciam spes deformata est, quia aut homo g?4v1Isfma7aUm^ieod-minus sperat quam debet, aut plus quamjustum
rum quam Ecclesiae .
cathoiicae injuria hoc est, quia quidam tantum conndunt ue dei bonitate
asseritur. , . j. • /r
ut eos eciam salvet in peccatis, et ceteris aliec-
2) Hoe est: et sic tiOnibuS SUO modo. 2)
ceterarum etiam af- f /*. . o i • •
fectionum deformatie In hijs vin bus et anectioiubiis cor homiuis con-
Nonne ea quae de sjstj et in harum pur^acione el reformacione illis, qui plus justo quot;9 r amp;
?ui% qua\'siprophetlcë consistit piirgacio vel pnritas cordis, ünde dicit
67
adyersus docirmam hernardus in (piodam sermone de ascensione domini: neiormatorum dicta ^
conVTridtusLC Vri Duo\' inquit, iQ nobis purganda sunt, intellectus de juatii. can i2, 20. ^ affectus: intellectus ut noverit, affectus ut
velit. Et sicut in eodem sermone tangit: In hoc solum consistit perfecta religio vel religiosa perfectio.
Cnfr. imit. L. 3. c. 55 /n ouo consistit vera virtus.
et L. I. c. 11. a
Et in harum reformaqione consistit vera virtns. Nam virtus nichil aliud est quam secundum veri-tatis indicium mentis affectus. Vel sicut dicit basilius: Virtus est bene uti motibus a deo natura-liter nobis insitis; verbi gratia, cum predicte affection es , amor, timor etc. sunt ordinate ad id quod debent et secundum quod debenl iuxta racionis et veritatis iudicium, tunc est virtus. Et tunc est homo virtuosus cum hijs affectionibus bene utitur, cum scilicet sola timen da timet, et magis timenda, id est magis mala, plus timet et dolenda dolet etc. Et secundum istud virtus nichil aliud est quam viciorum carentia. Et quanto quis ab omni vicio purior fuerit, tanto et virtuosior et perfectior est. Et est recte simile in proposito de instrumento musico, cuius corde sunt indisposite, licet non destructe, quod non potest reddere bonam melodiam. Sic eciam vires et affectiones anime deordinate sen deformate sunt, licet non destructe. Has autem reformare, sicut iam dictum est, est cor puriiicare. Et in hoc eciam consistit vera conversio et spiritualis, ut scilicet amor conver-tatur seu reformetur, ut nichil diligat nisi deum vel propter deum; ut eciam timor convertatnr ad
68
ipsum, quia pervevsus est timor omnis quo metuis aliquid preter eum at non propter eum. Sic eciam et gaudium et tristicia eque convertantur ad ipsum. Et in hijs quatuor affectiouibus totum cor hominis consistit. Et de hijs intelligitur quod dicitur per propheiam: Convertimini ad me in toto corde .iohI it. v. 12. vestro, \') ut dicit hernardus in quodain sermonc ile ieiunio. In harum reformacione eciam consistit iTim. ivvefs. pietas, que secundum apostolum ad omnia valet, 2) liabens promissionem eius vite que nunc est et future; quam pietatem qui non hahet, in vanum Ps, xxiu v. 4. accepit animam suam s), ut dicit hernardus ad fraires de monte der. In huiusmodi eciam virium restauracione et purgacione affectionum consistit vera penitentia, ut videlicet affectus viciorum de corde nostro ex dud um us et extirpemus, ut declarat ahhas pinufius collacione XX. In hijs consistit vera spiritualitas et in hijs homo vere consolatur et recipit consolationes a deo. Nam alie consola-ciones, sicut necessarie non sunt, sic sepe suspecte sunt. In bijs vera perfectio. Ad hoc tendere est spiritualiter terre promissionis propinquare.
Ue iriplici modo [«e] exercendi in via purgativa, scilicet: legendo, meditando et or undo.
Jam vero in speciali descendendo: sciendum quod homo in hac via purgativa viciorum potest se tripliciter exercere secundum bonaventuram in pnrvo bono*), scilicet: legendo, meditando etorando.
») Van dit, werk, ook genaamd Incendiwn amoris, is in dil tructatuluèi voel g(gt;bruik gemaakt.
69
De lectione el de sex considerandis circa leclionem, Cfr. Imit. 1. 1. c. 3. Qui autem lee\'endo in hac via voluerit proficere.
et 5. - L. 3. C. 43. 0 * \'
i. i. c. 20. debet ante omnia primo et principaliter omne
studium et lectionem ad hoe dirigere, ut possit vicia estirpare et yirtutes inserere, et ea que legit opere adimplere, vel accendi ad devocionem, ieiunium, penitentiam, laborem manuum et con-aimilia que sunt adminicula ad virtutes. Et non debet simpliciter studere propter scire, vel propter scienciam; alioquin sicud dicit avgnstinus in lihro de vera religione; Talis est sine opere intelligencia, qualis sine timore sapiencia, cum scriptum sit; i) p». ex. v. lo. Inicium sapiencie timor domini \') Itemibi: Non est vera sciencia nisi ad hoe comprehendatur, ut agatur. Et sic patet quod debet omne studium et lectionem divine scripture referre ad caritatem et virtutes predicto modo. ünde augustinus in primo lihro de doctrina christiana: Quapropter finem precepti esse caritatem de corde puro, consciencia bona et fide non ficta, omnem intellectum divi-ct\'aUquotS verboram nai\'un:L scripturarum ad ista tria, fidem, spem et ex1 Augustino a^iega- caritatem relaturus, ad tractacionem librorum divi-
tam confundunt. Sic j • j. ox m j. • i i i .
legendum est: «qua- norTim SöCUrUS 3iCC6Cllt. quot;y Üit SIC nomo TlOIl QGOGt propter, cum quisque ,
cognoverit, finem querere alta, curiosa aut questiones m senpturis,
tatem, decoydepuro saltem propter sei quia tota sacra senptura est
omnem iXiiectum Pr0Pter virtutes; et si homo haberet virtutes et ruTI^Sa^riareia- inconcusse servaret, non indigeret scriptura quan-
turus, ad tractatio- , j , . .
nemillorum librorum tum ad SB, Ut QlCUIlt aUgUStlTlUS et Crysostomus,
securus accedat.» S. . _ , t i
Aug. de Duct. ckr. quia multi sine codicibus sancte vixerunt in
1. I. cap. 40.
3) Numquidqui sic SolitudinibuS \'\')
docuit, viam refor-
matoribus praepara- 2quot;. Eciam non sit lectio fortuita vel raptim, vitYimo potius jprae- 1 \'
dusit- ne ex casu studeatur; sed debet homo studere
70
integrum librum, non hie unum folium, et ibi aluid.
3°. Eciam debet studere certis temporibus ad hoe deputatis, sicut docet Bernardus ad fraires de monte del.
lt;/«( et legi- 4n. Unum eciam punctum, qui l) sibi pro suo
mus distincle scripta , i i i
in cod. pro qaod. proposito magis coiiveniat, homo debet excipere, quem ^ postea ruminet, et memoriam per ilium occnpet. Unde augustinus in libro de vera innocen-cia: 1) Auditor verbi similis debet esse animalium, que ob hoc quod ruminant, munda esse dicuntur; ut non pigeat cogitare de hijs que in alveo cordis accepit, ut cum audit sit similis terenti, cum vero audita in memoriam revocat, sit similis ruminaati.
5^. Eciam debet homo ad hoc niti secundum Bernardmn, aliquando de lectione facere affectum, de affectu oracionem, ut oret infra lectionem et studium. Quia autem, ut dictum est, homo debet simpliciter studere propter puritatem cordis; ergo si tempore studii occurrit vei iubetur aliquid faciendum quod est magis vicinum virtuti, non debet merito contristari, sed debet eciam, si potest, studendo se exercere opere ad caritatem vel vir-tutem, ut propter communem utilitatem libnun quem studet corrigere, vel aliquid consimile.
Dr. Nolto, die, zoo als we hierboven biz. 334 gezegd hebben, rlit tractatulus in 1862 heeft uitgegeven, maakt hier de volgende opmerking: «Florentius sequitur h. I. antiquum modum, secundum quem libri appellautur a verbis, quae ah initio leguntur. Nam librum, quem bic et infra affert, constat esse Prosperi Aquitani sententies ex Augustino collectas incipientes a verbis: quae est vera innocentia etc.
71
Cafr.imiu.i.c.20. Qquot;, Debet eciam niü principaliter studei\'e libros
«Tales perlege ma- 1
punctionem6 m°quot;is \' Iquot;! magis doceut hominem venire ad puri-
uupaUouemj)\'31quot; ocquot; tatem cordis et caritutem, siout libros morales et devotos. Bt si quando causa relevacionis alios perlegere voluerit, semper redeat ad huiusmodi libros devocionis, Juxta illud senece: 1\'robatos itaque libros semper lege: et si quando ad alios diverti ii Epist. 2a. iibuerit, ad priores redi. \')
JJe oracione.
Cnir.adbaec piae- De oracione sciendum eciam quod sicut dicit
cepta plures oratio-
nes in tribus priori- hemardus in nmdcm senmne: Quamvis nobis eciam
bus de Imitatione v
libns^öccnrrentes^ut öi(- orandum pro necessitatibns temporalibus,
ilquot;^\'.55\'inüne• \'itüc! verumptamen pro necessitatibns anime orandum
27 in line. ibid. c. 3. . 1 • r • . i • -amp;\\ • i
est nobis trequencius et ardencius, id est, pro obtinenda gracia dei animeque virtutibus. Sic patet quod homo oraciouem suam amplius et ardencius debet emittere pro expurgacione vici-orum et pro virtutibus. Et maxime debet continue , in oracionibus precipue privatis et peculia-ribus, cum desideris et gemitibus extinctiouem vicij quo magis infestatur, vel contra quod ipse 2) Post verbum plus pugnat, 2) sicut dicitur in quinta collacione
pugnat supplendum . -nv i j j i i
gs\\. petere \\e\\ fiagi-Debet autem aomo ante oraciones,
tar?, aut hujusmodi ,
verbum. maxime longas, sicut boras cauomcas, cor suum
preparare scopendo spiritum aliqua devota cogi-tando, sicut de peccatis proprijs vel beueficijs dei, vel de morté, vel de iudicio, sicut postea patebit.
*) Dit woord ardenlius is in den codex met eene andere hond er boven geschreven. Bij den H. Bernardus lezen we t. a. |gt;. frequentius.
Et maxime nobis agendum est in oraciotie, secundum Bernardum, quod dicit apostolus: Psallam ii i cor. xiv. is, gpiritu, psallam et mente. \')
Breves autem oraciones debet homo continue emittere, ubicumque fuerit, in labore, in agro etc. ad deum pro expurgacione viciorum, libera-cione penarum et temptacionum. TJnde dicit eas-sianus, quod sancti patres oraciones breves quidem, sed crebenimas utilius fieri censuerunt. Ne autem homo has breves oraciunculas in labore, vel in alijs occupacionibus negligat, potest sibi ipsi homo tempora constituere, vel aliqua signa, vel incita-menta, quibus incitetur ad oracionem, sicut in pulsu campane vel signo horologij, vel cum exierit domum, seu cameram, vel cum temptatur vel increpatur de aliquo vicio, seu quando debet ire comestum, vel per similia.
De coticliana exercilacione mi ipsius in meclilacione.
Meditaciones eciam nostras semper debemus diri-gere ad expurgacionem viciorum et concupiscen-ciarum et acquisicionem virtutum, sicut superius est positum, — ex collacione abhatis moysi. Unde dicit eciam augustinus in lihro de vera innoceneia: Inutiliter meditatur legem dei, qui laborat ut memoria teneat quod actione non implet.
De Lriplici stimulo consciencie quibus homo circa meditaciones debet se exercere.
cnir.hniiL.i.c.19. Potest autem homo secundum bonaventuram in hac via meditando tripliciter se exercere, ut scilicet primo stimulum consciencie exasperet, secundo exacuet, tercio dingat.
73
Do stimulo exatsperalo.
Primo ergo debet stimulum eonsciencie exa-i) in deu codex sperare in recordacione peccatorum; et hoc potest t)
schijnt hier veeleer L A 1
atsStook ^2^\'Noite examinacione defectuum in quibus Iiomo cotidie gelezen heeit. excedit, et discussione conscieucie. Et sic debet homo cotidie 8e examinare de negligencia sua; si fuerit negligens cordis custodiendi in devotis meditacionibus et oracionibus; temporis expendendi, /urflufa \'cDUuootjets utrum scilicet ne ociose se habnerit,2) vel diligens Va3i Ook weren ietl :lt;) in labore manuum et consimilibus; et utrum }uitevoovefiwrie0dex fuerit neligens finis intendendi, et referendi omnia sua ad deum. Examinet se de oracione, lectione 4) Hahuit zou dan et operis implecione, utrum in illis se habuit, 4)
hier ook moeien we- 7
zenhabuerit. sicut est prius scriptum. Et tunc debet homo, ut dicit iernarclus, a seipso exigere preterite diei exactionem, et future sibi ipsi statuere caucionem, et, iterum proponere. Et in quibus tunc homo se invenit deliquisse, proponat confiteri tempore suo; et in quibus sepius excedit et plus impugnatur, debet sepius consulere cum alijs spiritualibus et conqueri, et aperire suis temporibus, et querere remedia, et fortiter proponere quod velit contra ista pugnare; et signare talia ad cedulam, vel in tabulam ut eo minus negligat et ut sepius memorie ocourrant, et de illis sepius ad minus bis vel ter in die cogitet, et proponat pugnam.
Cnfr. imit. 1.1. c. examinadone in generali toeius status.
19 n. 4 et seqq. et ib. c. 25.
Debet eciam se homo aliquando examinare de toto proposito et escercicio suo, et de operibus et officijs sibi commissis, utrum scilicet sic faciat
74
sicut debet pro communi utilitate et sui; utrum ne possunt aliqua meliorari, addi vel dimitti cum consilio alicuius spiritualis. Et pro qiialibet istarum [quolibet istorum ?] examinacione tempus sibi determinet, ut omnia fiant ordinate. Nam sicut dicit augnsiinus in libro de opere\'monachorum: Optima est gubernacio, ut omnia suis temporibus distributa gerantur ex. ordine, ne animum humanum turbulentis implieacionibus involuta pertur-bent. Et bernardus: Deus qui omnia fecit in pondera numero et mensura, nichil acceptat inordinatum. Secundum liec ergo habeat, tam pro studio quam oracione vel opere manuum tempora deputata. Ut verbi gracia, proponat semper de mane quando audivit missam, veile studere per horam, et postea laborare manibus. Et in labore manuum semper in hora semel vel bis orare breviter. Et de vicijs contra que pro-posuit pugnare, semper in die bis vel ter cogitare et remedia opponere. Et post completorium vel de vespere quando sibi convenit, se examinare; quia sicut dicit Bernardus-, Fidelis servus ibesu christi post completorium singulis diebus capitulum sibi teneat etc. Item semel in septimana quando sibi convenit, de omnibus generalibus exercicijs suis vel operibus sibi commissis vel officijs feria sexta vel secunda diligen-ter cogitare. ünde de ista examinacione et iudicio loquitur bernardus in quodam serinone de adventu domini: Nichil deus quod in se est a nobis exigit; tantum dicamus iniquitates nostras et iustificabit nes gratis, ut gracia commendetur. Diligit enim animam, que in conspectu eins et sine intermissione considerat et sine dissitnulacione diiudicat seipsam; quia si nos-metipsos iudicaverimus, non utique iudicabimur a domino.
Quali/er homo medilando debet stimulum cua-sciensie exacuere.
Secundo debet liomo meditando stimulum con-sciencie exacuere in circumspectione sui. Debet cnfr. imit. i. i. c. autem homo tria circa se consnicere, id est. diom
23 et 24 1. 2. c. 11 1
et 12. i. 3. c. 14 in mortis imminentem, sanguinem christi recentem ,
quo omnino praesen- D
coïsiierat\'5 fai:\'em e\'; faciem iudicis presentem, vel horum consimilia, sicut tormenta dampnatorum et gloriam beatorum.
Qmd homo transiens dormitum prim debet legere aliquid de morie, iudicio etc.
Ex quo videtur expedire, ut homo in aliqua hora diei, et maxime de nocte antequam vadat dormitum, quia ista hora est ad hoe couvenien-cior, meditetur vel legat aliquod punctum de ■ morte, vel passione christi, vel inferno etc. et in talibus se exerceat, ut talibus se occupans puriora habeat sompnia: surgenti eciam vel expergiscenti idem de quo de vespere cogitavit, occurrat, ut alienas et vagas cogitaciones, que corhominis tune magis infestant, facilius abjiciat.
Quibns homo debet se de mane preparate ad matutinum.
Haec prosecutus Et cum tali meditacione preparet se ad ora-
ontó. puereiae super cionem, et faciat sibi inde affectiouem. Et in
asperitate cordis 1.1
c. 13. talibus cofritacionibus. quando utiliora non oecur-
Contno spiritus ib. 0 A
CMortishorrorib.c.23.runt\' occuPet cor 311,1 m per diem in labore, et
gehennae^metus8». de isto sepius loqnatur cum alijSj et ruminet, ut quot;peregrinationis per tales meditacioiies accendatur contra vicia et
miseriae ib. c. 22. .
vitaehumanaepe-timeat peccare. Uncle Salomon: Memorare novis-
ricula ib. c. 20. tra-
gimas propria;-in sirna tua et in eternum non peccabis.
supenonbus et 1. 3. r
c. 20 et c. 33. Quantum autem huiusmodi cogitaciones valent
7C)
contra concupisceueias vicioram et motus, ostendit Bernardus in sermone quodam de fesio omnium sanctorum super ista verba: Beati viites etc. diceus: Sed iam for-tasse ad banc domini vocem desiderio mansuetudinis estnas, et conquereris super asperitate cordis tui, et beluinis quibusdam motibus atque indomita feritate. Attende ergo qiiod sequitur: Beati qui lugent etc, Equum indomitum flagella domant, animam immitem contricio spiritus et assidnitas lacrimarum. Ergo in omnibus operibus memorare novissima tua, mortis lior-rorem, iudicii tremendum discrimen valde. Ardentis gehennae metum ab oculis tuis elongari nullatenus paciaris. Cogita peregrinacionis tue miseriam. Recogita unnos tuos in amaritudine anime tue, et cogita vite humane pericula. Cogita fragilitatem propriam; et in huiusmodi cogitacionibus si perseveraveris, dico tibi: parum senties quidquid foris esse videtur molestum, dum toto corde circa interiorem molestiam occuparis.
Generalis modus meditandi de morle.
Ut autem homo meditaciones tales ubicutnque fuerit, iu promptu habeat, nee semper indigeat subsidio libro-rum, possunt aliqui generales modi talium medita-cionum poni, secundum quos homo leviter 1) possit formare. Et jirimo de morte.
Quomodo mors improvise sicut fur quasi subito veniet, quando homo minime putavit et minime disposuit.
Quantus terror et horror nature. Et de magna infir-
Leviter is hier (jcmakkelijk ligtelijk, zoo als hel in \'t middei-euuwsch Latijn pleegt voor te komen.
77
mitate que tanta est, ut omnes alie infirmitates non sunt [sint?] nisi nuncij eius.
Quantus erit remorsus conaciencie de malis com-missis et bonis omissis, quum tunc omnia heo ad raemoriam venient. Et quantum econtra gaudium erit bonis de puritate consciencie.
Quomodo videns tempus negligenter transactum , desi-derabit moriens indueias ut valeat peniteri:*) Econtra instus optat ire, quia purgatus est et peuituit prins. Quam breve videbitur sibi tune omne tempus vite transactum, quasi momentum. Et tota vita apparebit quasi iter unius brevissimi passus.
Quantum dolebit considerans sempiterna gaudia que amisit propter parvam delectacionem. Econtra letatur iustus quia ilia possidebit.
Quam gravis erit malls separacio a dilectis, id est, amicis carnalibus, bonis temporalibus, bonoribus ctc. Et quomodo veniet in regionem ignotam. Econtra dulcis illi qui nicbil bic vioiose dilexit.
De dispositione bominis morientis. Oculi contabescunt, pectus palpitat etc.
Quomodo sepelitur et traditur eterne oblivioni. Sed in memoria eterna erunt iusti.
De adventu demoniorum per cboros, quia demon superbie inquiret si quid in nobis invenerit de quo accusare nos poterit. Similiter spiritus fornicacionis inquiret, et sic de demenijs aliorum viciorum. Sed iusto occnrrent angeli vel sancti, qui defendent, nee timebit demones viciorum qui purgatus est a vicijs.
Postea accusatur a iudice et dicitur sentencia irre-vocabilis.
peniteri blijkbaar een srli rij Mout voor ponitei-e.
78
Be penis inferni, modi meditandi.
De penarum duracione et eternitate, quia in eternum et ultra manebit sine fine.
De penarum acerbitate, que patet ex fletu, stridore dencium, planctu, manducacione liugua-rum, blasphemia del etc.
De penarum multitudine, quia ibi erit frigus intollerabile, ignis in extinguibilis, vermes immor-tales, fetor intollerabilis, tenebre palpabiles, fla-gella cedentium, 7isio demoniorum.
Quam horribiliter torquent demones, quia sine misericordia crudeles; quomodo insultabunt.
Quomodo babebunt ibi signa sue dampnacionis peccata, sicut fur portat furtum in collo suo.
Quomodo vicia et passiones anime in eis remane-bunt; unde erunt maxime iracundi, superbi, severi;
Forte, mismi-et inde mirabiliter \') punientur.
De interiori remorsu consciencie, quia hoc potuissent evadere.
Quomodo recordabuntur priorum delectacionum sap. v. v. 3. ad penam; unde dicunt; Quid nobis profuit su perbia etc.
De car cere.
Quomodo per que quis peccabit, per bee et punietur.
Generales modi cogitandi de extreme iudicio.
De intollerabili ira iudicis supervenientis contra omnea qui eum offenderunt.
Quomodo accusabit nos dyabolus, ostendens omnia mala commissa et bona dimissa, tempus et locum etc. et proprium scelus et totus mundus dabit contra nos testimonium.
79
Quomodo contra nos insignia dominice passionis ostendentur, et quomodo per ista esprobrabit christus, quia sprevimus et contempsimus ea.
Quomodo tune iusti levabunt capita et stabunt in magna constaucia. Et mali dicent: hij sunt quos sap. cv. v. a aliquando etc.
De illo horribili tonitruo et irrevocabili sen-Mt. xxv. v. 4-1. tencia contra malos: Ite maledicti in ignemeternum.
Item de exprobraeione malorum quia opera mise-ricordie non exercnerunt.
Quam dulciter cliristus loquitur iustis, quia opera misericordie fecerunt.
Item quomodo post hoe erunt duo loca procnl a se invicem separata per chaos interpositum, in eternum non coniungenda.
imit. 1.3. c. 47.48.49. Generales modi cogitandi de gaudijs snperorum
celestihus. 1)
De visione sanctissime et dulcissime trinitatis et humanitatis christi.
De jocunda, conoordi et dulcissima societate sanctorum, beate virginis, apostolorum, marty-rum, confessorum et virginum.
De securitate: non eicientur, non infestabit temptacio, non pugnabunt contra vicia.
De loei amenitate: ex auro purissimo et margaritis.
Quomodo corpus erit immortale, impassibile, agile, pulchrum multum.
Quod anima nostra erit plena omni sciencia, iusticia et leticia, et habebimus quidquid volutnus, et quidquid nolumus, non habebimus.
In don eodox schijnt oigenlijk stann: supercelcstibiis.
80
Hij sunt generalis modi, quibus homo ducitur in meditaciones de morte, de penis inferni et de extremo iudicio. Et secundum hos modos potest homo multipliciter alios modos meditando invenire quibus homo utiliter occupatur et ad amorem dei in ducitur.
Jje drmulo consciencie directo et Cjualiter Tectificatui,
Tercio autem meditando debet homo in hac via purgativa stimnlnm consciencie dirigere. sive rectificare. Rectificatur autem stimulus consciencie in consideracione boni.
De. tribus bonis in quibus rectificatur stimulus consciencie, Ue stvenuitfite coutra uegligeucium.
Et sunt tria bona, in quorum acquisicione rectificatur stimulus consciencie.
Primum est strenuitas contra negligenciam. Est autem strenuitas quidam rigor animi excu-ciens omnem negligenciam, et disponens animam ad faciendum bona opera vigilanter, confidenter et eleganter. Valet autem contra negligenciam, quod homo omnibus agendis certa tempora con-stituat, et utrum agenda, quando et sicut debet, faciat, sepius diligenter examinet.
De secundo bono in quo rectificatur stimulus consciencie , id est, severitate contra concupiscentiam.
Secundum in quo rectificatur stimulus consciencie , est severitas contra concupiscenciam. Est
11 hahUitans autem severitas quidam vigor animi abilitans \') umissa aspiratione. animam ac ferveutem reddens eam ad amorem
81
asperitatis, paupertatis, et vilitatis. Maxime est autem homini necessarium, ut continue pugnet et armetur contra concupiscencias, quia concu-piscencie sunt radices tocius mali. Et si Lomo aliquando cadat, iterum surgat et iterum proponat. pugnam. TJnde augustinus in libro de vera inno-cencia: Actio, inquit, in hac vita pia est deum colere, et eius gracia contra vicia interna pu-gnare, eisque usque ad illicita instigantibus cogi-tacionibus *) non cedere; et ubi ceditur, indulgen-ciam, atque ut non cedatur adiutorium dei affectu religiose pietatis exposcere. In paradise si nemo peccasset, non esset actio pietatis expugnare vicia, quia felicitatis esset mansio -iquot;) vicia non habere.
imit. i. i. c. 19. Remedia concupiscenciarum.
«Numquam sis ex toto ociosus» etc.
JJe pugna autem in generali contra concupiscencias est sciendum, quod summe necessarium est contra concupiscencias quod homo sit in continuo labore et numquam ociosus; quia in desi-derio et concupiscencijs est omnia ociosus. Non enim novit ociosus nisi de hijs, que sunt ventris cogitare, ut dicit Cassianus.
De lahora maiiunm.
imit. i. i. c. is. Et quia homo fragilis non potest iiiffiter sanctis
«O quam sanctara 0
Ier staat eigenlijk: meditacionibus vel oracionibus inberere, necesse
o quam stnetam ct \'
ssdpatrès\'indesertoest liomo cotidie laboret manibus in aliquo
duxerunt etc......
Per diem laborabant, —--
quamquam labo-
mentali minime\'ceï *) In Augustinus lezen wij hier, in plaats van in-cessarent etc.» stiganübus cogitationibus — instigantibus cogentibusve, dat beter zin geeft.
-}-) voor mansio lezen wij bij S. Augustinus t. a. p. per-mansio.
Archikf X. 26
82
opere vel aliqua actione, sicut patres nostri ia egipto, qui quanta studio die et nocte manibus laboraverunt, vix potest scribi vel exprimi. Et specialiter, sicut her nar dus dicit, debet homo opus facere quod cum spiritualibus maiorem habeat similitudinem, sicut ad edificaciouem spiritualem i) Nota mud me- meditari quod scribatur, vel scribere quod legatur.\') (\'tlt;jquot;et Icribere([uod Sicut igitur hoino suo tempore debet studere et
legatur. Utrumque 0 . ,
Thomas a Kempis oraciones facere; ita eciam debet deputatis tempo-
qaam diligentissime
pirestitlum I\'ibus manibus laborare. In quo labore pnmo
TmuS^chrisH, videat, ut laboret fideliter quantum poterit. Male-ÖtatuTestuTscri- dictus eniin qui facit opus domini negligenter. 2) etiam seiJiusquePvi- Secundo, eciam caveat, no importune laborans spi-
dstui- descripsisse ut _ _ i . j. j • j.
icgeretur. ex ritum extino-nat. Unde debet moderate et aiscrete
illo Florencii dicto ö
laborare, ut ita possit in labore perseverare. Et hunc externum laborem sepe *) debet ad cordis puritatem et caritatem dei referre.
Nec tamen debet homo infra opus cessare ab oracionibus vel sanctis meditacionibus; sed infra tempus sepe breviter et ferventer debet orare, et ae negligat, per tempora vel signa distinguere, per que recordetur. Unde Bernardus: Oessante manu ab opere, spiritus laboret vel orando vel meditando, quamvis in ipso labore idipsum facere teneatur. Nec eciam labor manuum impedit sanctas meditaciones, ymmo ad eas habendas multum iuvat, sicut patet cuilibet experto, et multi sancti communiter dicunt, et maxime babetur in collci-cionibus, in institutis et vitis patrum. Unde eciam sic dicit beatus augustinus in libra de opere monacho-rum: Cantica vero divina cantare eciam manibus
In iJen cod ox schijnt hier veeleer te staan: sciwpev.
83
operantes facile possunt, et ipsum laborem tam-i) x.skupacantus quam divino celeumate 1) levante *) consolari. An
nautarum et remi-
gum quo se mutuo ignoramus opifiees, quibus vanitatibus et plerum-
yoxnséqufnf(equot;ante l1quot;3 quot;) turpitudinibus tbeatricarum fabularum do-
ediüsr|™nAhabItm\'. nent corda et linguas suas, cum manus ab opere
exquot;editisflL ct\'am\' non recedent ? \') Quid ergo impedit servum dei
recedant. mam bus operantem in le^e dei meditari, et psallere
4) Supple: ad. ^ 0 r
nomini domini altissimi; ita sane ut \'\') ea discenda que memoriter recolat, habeat seposita tempora? De fidelitate in officio commisso tam,quam membrim ordimrium f) pro suo officio.
Et quamvis homo in omni labore suo iideliter debet agere, tarnen specialiter debet sollicitari pro specialiter sibi commisso vel suo officio tam-quam nembrum pro isto opere vel officio ordi-natum, et maxime niti, si vivit in congregacione, pro communi utilitate, ut sit plus **) universo expediens et utilis. Sed quantum in ipso est, nitatur ad officia et opera magis despecta et viliora, sicut docet beatus Jeronimus in regula sua ad eustochium et ad alias sacras virgines. Nullum tamen opus sibi iniunctum vel commissum per-tinaciter recuset.
ejCHfctaiu-i-e-io liemedium generale concupiscencie loquacitatis,
In labore autem valde expedit, ne homo im-
*) dat woord levante staat niet in den codex.
f) Met bet oog op hetgeen drie regels verder duidelijk in den codex staat; merabrum nrdinatum, zouden we hier ook uit het woord van den codex ordiam liever, in plaats van ordinarium. lezen ordinatum.
**) plus. In den codex staat slechts ps. (met een streepje van onderen door de p.) Dr. Nolte leest daaruit pars \'l geen wij hier ook liever zouden lezen dan plus.
84
pediatur ab internis meditacionibus et exercicijs, quod ponat ori suo custodiam, et teneat silencium. iiThess.m.v.12. TJnde dicit paulm; Oum silencio operantes. l) Et non solum debet homo tenere silencium in labore, sed semper quantum potest rationabiliter, quia in silencio loquitur deus anime interius. Et maxime de vespere antequam transit dormitum, quia tunc magis debet esse sine tumultu et in silencio, et ut eo melius se ad ista poterit dare, de quibus est prius scriptum.
Remedi\'im generale concupiscencie voluntatis.
Secundo de istis concupiscencijs in general! est sciendum quod , sicut dicitur in collacionibus patrum., in concupiscencijs voluptatia, sive vicijs carnalibus , plurimum confert ut homo carnalium passionum materias penitus sibi subtrahat, quibus potest occasio vel recordacio eorum egrotanti adhuc anime generari.
Remedium generale concupiscencie curiosiiatis vel vanitatis.
In concupiscencijs vel vicijs vero alijs, id est, curiositatis vel vanitatis, Humana consorcia nichil obsunt, quum #) eciam plurimum confertur hijs qui carere eis in veritate desiderant; quia frequencia liominum magis arguuntur, et dum lacessita cre-brius manifestantur, celeri medicina perveniunt ad salutem.
*) De Co()ex bat hier ook toe quin etiam, flat ons beter voorkomt.
85
De Iriplici concujiiscencia. De concupiscencia voluplalis.
öed iam in speciali dicendum est de singulis concupiscencijs.
Sciendum quod triplex est concupiscencia, id \\) compediti sunt est, voluptatis , curiositatis et vanitatis. \')
omnes..... cupidi, ^ , . • i i
curiosi, gyrovagi, (joncupiscencia voluptatis est appetitus dujcium
querentes semper
moUia- vel saporosorum ciborum, vel appetitus mollium
vestimentorum, vel appetitus oblectamentorum luxuriosorum. Et ex hac concupiscencia voluptatis procedunt vicia carnalia, id est, gula et luxuria.
De gula.
Primo ergo est nobis gule conculcanda concupiscencia, et eo usque extenuanda non solum ieiunijs, verum eciam vigilijs, lectione quoque 21 Sensus peitm-et cre^ra compuuctione cordis, quibus se forsitan cusltaresütutpossê illusam vel victam reminiscitur, ingemiscit; nunc
lectione et mèdita-
horrore viciorum, nunc desiderio perfecüonis et
doneJ mens se for si- . .. .. 1 .
tan iiiusam vei vi- mtegntatis accensa, et clonec humsmodi cuns ac
ctam fuisse remini-
scatur, ingemiscens meditacionibus mens occupata pariter et possessa,
mme ho7%rore vteio- 11 r
^rfcctimiTfiïnte- ipsius scilicet cibi refectionem non tam iocundi-donec\\^usnwdi tate concessam quam onere vite sibi impositam
etc sod totus locus
exaiiquo veterum wc recognoscat, magisque eam necessariam corpori
insertus mihi vide- j • j i -i
tur, quare ante haec quam desiderabuem anime senciat esse attri-
verba quibus se etc.
aii^eidis™ butam. \'i) Non autem potest omnibus modus
*) Veel van hetgeen in deze kapittels gezegd wordt is — dikwijls letterlijk genomen uit het boven reeds aangehaald werk van den II. Bonaventura incendium amoris. Deze plaats echter die Mgr. van Vree en o. i. ook nietten onregte, als niet juist overgenomen beschouwde, hebben we tot ons leedwezen in dat werk niet kunnen vinden.
vel inendiira poni uniformis; sed in omnibus potest iste esse continencie finis, ne quis iuxta mensuram capacitatis sue, saturitatis oneretur ingluvie.
Gradus sobrietatis. Possunt eciam distingui gradus sobrietatis.
Primus potest esse, posse pacienter et sine tri-sticia carere cibo delectabili, dum abest vel non potest haberi. Secundus est, veile carere eciam hijs, que possunt baberi, amore panpertatis. Ter-cius, posse sine difficultate abstinere ab habitis delectabilibus.
De luxuria.
Secundum vicium quod procedit de concupi-scencia voluptatis, est luxuria.
Rcmcdium gene- Primum autem remedium contra hoe vicium
rale. , ,
est, equale moderatumque semper tenere lemmum. Deinde contricio spiritus et oracio et continua meditacio scripturarum. Tercium, opusmanuum, et ante omnia humilitas vera, sine qua nullius vicij poterit umquam triumphus acquiri Et tam diu necesse est hominem hoe vicio impugnari, donec se bellum gerere supra vires agnoscat. Item custodire exteriores sensus, visum, audi-tum etc. Item paciencia: quanto enim longius iracundie propulerit passionem, tanto castitatem tenacius obtinebit.
Gradus ccistitaLis. Primus gradus castitatis, ne quis vigilans im-pugnacione carnali elidatur; 2US ne mens volu-ptarijs cogitacionibus immoretur; 3US ne femineo nee tenuiter ad concupiscencias moveatur aspectu; 4US ne vigilans simplicem carnis perferat motum; 5US ne ex causa de tali materia conferens moveatur
87
ad hoc, sed loquatur quiete , icul de • lateribus vel alijs rebus; 6US ne dormiens illecebrosis fantasmatibus elidatur.
Confr. imit. i. -j. c. De secnnda specie concupiscencie que est curiositas, 11 in priore et pos- gt; ... . .
terioie pai\'tc. i. e. appetitus sciendi occulta, videndi pulchra.,
halendi cara.
Concupiscencia autem curiositatis est, quando homo appetit scire occulta, videre pulchra, habere cara. Scire occulta; sicut quidam qui ex curiosi-tate nimis inordinate appetunt interesse consilijs et tractatibus aliornm, et tristantur et murmu-rant, si non yocantur. Contra hoe homo maxime debet niti, ut sit contentus, nee curet de rebus aliornm sibi non commissis: et maxime ubi sunt alij qui melius ipso intelligunt. Nam melioribus et sapiencioribus Telle consulere, magna superbia est, ut dicit jregori.us in moralibus. Non ergo contristetur de hoe, sed tantum nitatur fideliter adimplere opus sibi commissum; ymmo quantum in seipso est, appetat semper magis in secreto sibi vacare quam esse in tumultuositate causarum et consiliomm. ünde bernardus in sermone de assumpcione beate virginis: Felix semper ilia domus, in qua de maria martha cocqueritur. etc.
Si tamen aliquando racio exigit, ut intersit tractatibus sive consilijs vel collocucionibus, humi-liter, benigne et breviter bono modo det consilium, et dicat suum videre, et secundum doctrinam bernardi ad interrogata paucis respondeat verbis.
Secundo eciam videat quod 1) id quod sibi visum
Voor quod ware hier duidelijker geweest ilt;l.
88
fuerit, quamvis multas scripturas pro se habuerit, non tarnen defendat pertinaciter contra alios vel mul-tos; sed humiliter nitatur acquiescere et finaliter alijs consentire. De quo sic dicit cassianus collacione xv, Memini, inquit, nobis huiusmodi intelligenciam vel in moralibus disciplinis, vel in scripturis sacris insertam, nt nichil ea verius nichilqne racionabilius crederemus; sed cum in unum convenientes sentencias nostras pro-mere cepissemus, quidam [quaedam] communi examina-cione discussa, primum ab altero falsa ac noxia nota-bantur, mox deinde ut perniciosa communitati pro-nunciata iudicio dampnabantur. Quare, ut ihi dicit, legali quadam sanxione a sanctis patribus prescriptmn est, ut nullus plus sue iudicio quam fratris credat, si numquam velit dyaboli calliditate seduci. Quia in nullo dyabolus cicius decipit hominem quam cum in suo videre steterit; ut pulchre declarat abbas w.oyses collacione 2a. Non ergo homo defendat suum videre arguendo aut disputando; sed humiliter moveat et pro-ponat raciones suas, et nitatur semper cum alijs finaliter concordare et consentire. Unde bernardus in sermone de septem lepris: Que maior superbia quam ut unus homo suum videre toti congregacioni prcponat quasi ipse solus habeat spiritum dei. Item tercio humiliter et diligenter attendat alios quam vis minimos, nullum abiciendo aut vilipendendo corum consilia, quia mnlta abscondit deus sapientibus et revelat ea parvulis. Item quod ilia de quibus tractatur 1) cum alijs, sive sit de vicijs vel peccatis vel alijs rebus, nulli revelet, nisi sciat ipsis, quos talia tangunt, placere; quia quod
In den Codex lezen wij tractat, dat hier ook beter is.
89
liomo revelat temptaeiones aliorum, vel vicia, ex hoe oritur quod alij temptaeiones aperire verentur, ut in collacione 2a dieitur. Et alia mala veniunt ex: hoe. linde dicit quidam philosophus 1): Non eommittas ei consilium tuum, qui seeretum proprium non eelavit. Item non loquatur secundum passionem vel inclinaeionem, id est, quia est sibi aliquid contrarium, vel quia ipse est ad aliquid inclinatus; sed in omnibus consulat racionem, gloriam et honorem dei. Unde Chrysodomm super mattheum: Nescit zelus sapere, et ira nescit indicium. Et quidam philosophus\'. Amancium, inquit, ceca sunt indicia. Item quod magna et ardua non leviter ac cito determinet, sed eum moderamine ac delibera-cione. Unde seneca: Diu deliberate, cito facito. ünde alius: Duo sunt, inquit, contraria consilio: ira et festi-nancia.
De philargiria vel avaricia.
Curiositas eciam, sicut dictum est, appetit habere cara, et sic ab eo [ea] procedit philargiria vel avaricia. Et hoc vicium, quanto facilius caveri potest ac respui, tanf.o neglectum et intromissum semel cordi tit per-niciosius cunctis, difficiliusque propellitur. Hoc est autem eius perfecta victoria, ut parvissime cuiusque stipis f) in corde nostro residere non permittamus igni-culum. Quam virtutem non alias 2) valebimus obti-nere, nisi in congregacioae aliqua existentes, secundum
Senoca.
-[-) Hoe Dr. JMolte hier stipitis heeft kunnen lezen of het duidelijke stipis heeft gemeend f.e verbeteren met stipitis, dat geen zin geeft, begrijpen we niet; misschien is \'teen drukfout.
Wel wat te sterk gezegd; we hadden hier liever gelezen: non facile b. v.
90
aposlolum: liabentes victum el vesütum, hijscon-lenti simus et nichil omnino proprij possideamus.
De lercia specie concupiscencie que est vanitas, que sub se habet vanain gloriam et superbiam.
Est adhuc alia concupiscencia, id est, vanitatis, scilicet appetitus favoris, laudis et honoris; sub qua comprehenduntur vana gloria et superbia.
De vana gloria. Itemedia contra earn.
Vanain autem gloriam possumus taliter eva-dere vel vincere. ut cogitantes illud daviticum,: Dominus dissipat pssa eorum qui placent homi-Ps. l. u. v. (i. nibus. \') Primitus nichil proposito vanitatis et inanis glorie captande gracia nosmetipsos facere permittamus. Deinde que bono inicio fecerimus , observacione simili custodire nitamur. Item vitare omnem singularitatem. Item contra Tanam gloriam valet custodia oris. Item ut cum nos lau-dare incipiunt seductores. celeriter memoremus multitudinem iniquitatum nostrarum.
Be duplici superbia, id est, spirituali et carnali.
Superbia est duplex, id est, spiritualis et car-nalis. De spirituali sic dicit Cassianus: nullum est aliud vicium, quod ita omnes Tirtutes ex-hauriat, cunctaque justicia et sanctitate expoliet atque denudet, ut superbie malum. Itaque hunc nequissimi spiritus laqueum taliter poterimus eva-dere, si in singulis, qui bus senserimus nos vir-tutibus profecisse, illud apostolicum dixerimus: Non ego, sed gracia dei mecum, et; Gracia dei ii xcor.xv.v.io. sum W quod sum 1) et consimilia. Item: Quid 2) ibid. iv. v. 7. habes quod non accepisti? 2) Item attendere quod
De Superbia. spiritual}.
Remedium.
91
bona mentis nostre non sunt nostra, sed sunt dona dei, et racionem inde reddituri sumus; ut sciencia, ingenium, virtutes. Mala nostra pure mala sunt et ex pluribus circumstancijs gravia, et gravibus supplicijs digna. Bona nostra non pure bona sunt, sed multipliciter imperfecta: pigricia, desidia, vana gloria, ypocrisis, lepidi-tas et vane cogitaciones, et imperseverancia et cetera vicia sepe viciant bona que facimus. Item sicut Climacus dicit: Exnuirere nosmetipsos sem-
1) Textus conn-
ptus, et cui aiiquid per et examinare et diiudicare ad patres et lumi-
decst. ex ipso fonte 1
\'^Pracceptum\'adim- naria que fuerunt ante nos, non cessemus, et
e^nota de^mtribus tunc nosmetipsos omnino neque diligenter calcasse
et luminaribus» ea ... in • i • • j . j •
praedican, quae in vestigium, sed adnuc in seculan in constitucione
hoc Florentii libello
praecipiuntur. seu consistencie commorantes. \')
^ De ecmwit super-- Carnalis autem superbia hijs indicijs cognoscitur.
Inest primitus in loquela eius clamor, in taci-turnitate amaritudo; excelsus et effusus in leticia, risus irracionabilis, in reprehensione rancor. Fa-cilitas in sermone, verba passim sine ulla gravitate cordis erumpencia. Expers paciencie. Cari-tatis aliena. Audax ad contumelias irrogandas. Ad tolerandas pusillanimis. Ad obediendum diffi cilis, etc. ut dicit Cassianus in xxij0 libra de Remedia. institutis patrum. Possumus autem eam sic vincere,
ut primo fratribus nostris bumilitatem veram ex
*) Dr. Nolle, in zijne meergemelde uitgave geeft hier, naar de woorden van den H. Joannes Climacus zclven, dezen zin aldus aan: «in sa^culat-i constitutione vel insti-tutione seu consistentia zaTaoraoct commorantes deprehen-demus.» Dit laatste woord, dat in den tekst- ontbreekt, waarvan Dr. Nolte aanteekent «addendum ex Climaco» maakt den zin duidelijk.
92
intimo cordis affectu exhibeamus, in nullo acquie-scentes eos contristari vel Iedere qaod non fit sine nuditate omnium rerum.
Deinde si obediencie iugum et subiectio sim-plici corde ac sine ulla simulacione fuerit susce-ptum, ita ut preter abbatis mandatum nulla penitus vivat voluntas in nobis. Item ut cogitemus nos in brevi de hoe seculo migraturos. Item sicut Climacus dicit, coram deo nos vituperare et in-culpare. Item consideracio proprie vilitatis tam in covpore quam in anima. Item exercere se in operibus vilibus et despectis et rusticanis laboribus, humili habitu incedere, humiles mores et verba habere, et consimilia. Nam hec et hijs similia, cum in consuetudinem versa fuerunt, mentem ad humilitatem inclinant. Item superiores se attendere.
Hec generalia remedia viciorum vel hijs similia, que homo per se in sanctis libris potest invenire, debet prompte *) scire, et in hijs continue se exercere, et ex continua frequentacione mores et affectus transformare.
Graditshumüüatis. Primus humilitatis gradus est, ut homo se cognoscat quid est, scilicet: vilem, inopem etc.; 2US ut pacienter accipiat ab alijs vilis putari; 3US ut homo in magnis virtutibus et bonoribus
-i) Auctor imitati- notl extollatur, sed totum deo asscribat. 1)
onis, praecept.um
magistri seculus, in . . i-s j i- 7 • •
his continue se exer- De terczo bono quo rectijicatur siwïiuius consciencie,
eet, ita ut in singulis
pene capituiis opu- id est, de hemqnitate contra nequiciam,
sculi sui plura aut J-pauciora ex his po-
nat. Non raio tamen Tercium autem in quo rectificatur stimulus con-
aliqua ex his mtegro *
plte meditanS0pra- sciencie est beiiignitas contra nequiciam. Beni-
sequitur, atque tune
humilitatis in tres -
gradus distinctionem
meditantis mentiob- i)0 Codex heeft in prompto, zal moeten zijn in promptu.
93
versari non difficile D1nitas autem est quidam dulcor animi, excludens
est videre. 0
3 VetTa c 8c\'2\' omnem nequiciam, et abilitans animam ad bene-i. 12 c\' \'2\' ~ volënciam, tolleranciam, et internam leticiam. io3—c\'Nequicia autem dicitur hic iracundia, invidia,
Cnfr. praeterea 1.3. . ,,
c. 52. accidia. *)
/Je wnione et cantate mutua,
Volens igitur in hac via proficere, scire debet quod sicut nichil preponenduin est caritati, sicut est in principio dictum, quia propter caritatem, pacem et unionem omnia alia sunt agenda; ita dissencioni, iracundie vel furori nichil est econ-trario postponendum. Omnia namque, quamvis utilia et necessaria esse videantur, spernenda sunt tamen, ut ire perturbacio devitetur, ut dicit Abbas Joseph collacione xxja. ünde supplicat paulus philippensibus: Si qua consolacio in vobis, si quod solacium caritatis, si qua societas spiritus, si qua viscera miseracionum, implete gaudium meum, ut idem dicatis omnes, eamdem caritatem babentes, unanimes idipsum sencientes, uil per contencio-nem, neque per inanem gloriam, sed in humi-litate superiores sibi invicem arbitrantes, non qne li Phiiipp. ii v. sua sunt singuli considerantes, sed que aliorum. \')
1 — 4.
Pax autem et unio, sicut dicit Bernardus, maxime servatur in congregacione, si quis se et omnia sua interiora et exteriora nititur subjicere et conformare voluniati alterius. Unitatem autem
Accidia zal hier en in het vervolg, waar dit woord meer voorkomt, moeten wezen acedia, zooals ook te lezen is in het meergemeld werk van S. Bonaventnra incendium amoris.
92
intimo cordis affectu exhibeamus, in nullo acquie-scentes eos contristari vel Iedere quod non fit sine nuditate omnium rerum.
Deinde si obediencie iugum et subiectio sim-plici corde ac sine ulla simulacione fuerit susce-ptum, ita ut preter abbatis mandatum nulla penitus vivat voluntas in nobis. Item ut cogitemus nos in brevi de hoe seculo migraturos. Item sicut Climacus dicit, coram deo nos vituperare et in-culpare. Item consideracio proprie vilitatis tam in corpore quam in anima. Item exercere se in operibus vilibus et despectis et rusticanis laboribus, humili habitu incedere, bumiles mores et verba habere, et consimilia. Nam hec et hijs similia, cum in consuetudinem versa fuerunt, mentem ad bumilitatem inclinant. Item superiores se attend ere.
Hec generalia remedia viciorum vel hijs similia, que homo per se in sanctis libris potest invenire, debet prompte *) scire, et in hijs continue se exercere, et ex continua frequentacione mores et affectus transformare.
Gradm humüüatis. Primus humilitatis gradus est, ut homo se cognoseat quid est, scilicet: vilem, inopem etc.; 2US ut pacienter accipiat ab alijs vilis putari; 3US ut homo in magnis virtntibus et honoribus Auctor Jmitnti- quot;on extollatur, sed totum deo asscribat. 1)
onis, praeceptum
magistri secutus, in . . j\'j: j j • •
his continue se exer- JJe tercio bono xn quo recUJicatur stimulus consciencie, eet, ita ut in singulis
pene capituiis opu- id est f de heniqnitobte contra nequiciam,
sculi sui plura aut ^ M
pauciora ex his po-
nat. Non raio tamen Tercium autem in quo rectificatur stimulus con-
aliqua ex his mtegro
plte \'meditaniS^pro- sciencie est benignitas contra nequiciam. Beni-
sequitur, atque tune
humilitatis in tres -
gradus distinctionem
meditantis mentiob- J3e Codex heeft in prompto, zal moeten zijn in promptu.
93
versari non difficile omitas autem est quidam dulcor animi, excludens
est videre. 0
s 7U\'etg]\'a^ c 8c\'2\'omnein ne(luiciaingt; et abilitans animam ad bene-i. 3UScer4id\' Cé quot; quot; volêneiam, tolleranciam , et internam leticiam. io3u- c\' Nequicia autem dicitur bic iracundia, invidia,
Cnfr. praeterea 1.3. . ,.
c. 52. accidia. 1)
De unione et caritate mutua.
Volens igitur in bac via proficere, scire debet quod sicut nichil preponendum est caritati, sicut est in principio dictum, quia propter caritatem, pacem et unionem omnia alia sunt agenda; ita dissencioni, iracundie vel furori nichil est econ-trario postponendum. Omnia namque, quamvis utilia et necessaria esse videantur, spernenda sunt tarnen, ut ire perturbacio devitetur, ut dicit Ahbas Joseph, collacione xxja. Unde supplicat pardus philippensibus: Si qua consolacio in vobis, si quod solacium caritatis, si qua societas spiritus, si qua viscera miseracionum, implete gaudium meum, ut idem dicatis omnes, eamdem caritatem babentes, unanimes idipsum sencientes, uil per contencio-nem, neque per inanem gloriam, sed in bumi-litate superiores sibi invicem arbitrantes, non que li piiiiipp. a v. sua sunt singuli considerantes, sed que aliorum. \')
1 — 4.
Pax autem et unie, sicut dicit Rernardm, maxime servatur in congregacione, si quis se et omnia sua interiora et exteriora nititur subjicere et conformare voluntati alterius. Unitatem autem
Accidia zal hier en in het vervolg, waar dit woord meer voorkomt, moeten wezen acedia, zooals ook te lezen is in het meergemeld werk van S. Bonavenhira incendium amoris.
94
et pacem maxime exignnt a nobis angeli pacis. Et hoc est mandatum novum christi quod dedit nobis. Mandatum, inquit, novum do vobis, ut diligatis invicem sicut dilexi vos etc.
Be ira.
Vide talis medita- Contra iram autem valet provida meditacio
tionis exemplum. .
imit.i.3.c.i9etc.3G. illorum que possunt occuiTere tam verborum quam factorum contrariorum, ut ante pugnam se homo ad pacienciam preparet, et hostem quasi in insi-dijs paratus expectet. Item, os comprimere tacendo, et accensam flammam ire in corde suffocare. Item, convertere se ad alia negocia quibus occupetur, loquendo vel alia tractando, ut obliviscatur com-mocionis sue.
Item assuescere se, statim cum sentitur com-mocio, admittere consilia prudencie, perpendendo quam nociva sit iracundia que ledit conscienciam, famam confundit, alios scandalisat, puritatem mentis perturbat, spiritum sanctum effugat, preces ad deum etfundere prohibet. Sic ergo ista beni-gnitas debet animam abilitare ad benivolenciam contra iram et rancorem, debet eciam abilitare ad benivolenciam contra invidiam.
Be invidia.
Valet autem contra invidiam, ut homo cogitet, quod si alius non haberet unde ei invidet, tamen ipse non haberet. Unde ergo cupit illud alterius quod sine suo dampno habet? Item timere vin-dictam dei, qui non remittit homini peccata sua, quamdiu tenet odium contra proximum suum.
Item ut studeat illi, qui sibi magis contrarius
95
est, obsequiosior et affabilior esse. Debet eciam ista benignitas hominem abilitare ad tolleranciam et internam leticiam, contra accidiam et tristiciam.
Be tristicia.
De tristitia secun- Tristicia autem est duplex; una que est secun-
dum Deumvidelmit. A L
1.1. c. 2i. de com-dum Jeuni; sed ilia est obediens, affabilis, man-
punctione cordis. quot; 7 7
sueta, suavis etc. Alia est secundum seculum, Remedium. que est asperrima, plena rancore etc. Possumus autem tristiciam, quacumque de causa venerit, sic vincere ut eternarum rerum ac futurarum intuitu semper leti ac immobiles perdurantes, nec casibus deiecti presentibus, nec prosperis fuerimus elati, utraque velat caduca ac mox transeuncia contem-plantes. Item contra tristiciam valet frequens memoria beneficiorum dei. Item quod sit libenter cum bona societate, maxime qui de deo loquuntur Jacob, v. v. 13. sepe devote. Item illud Jacoii: Tristatur aliquis in voois, oret, equo animo est psallat. Occu-pacio eciam prodest tristibus.
Be acciclia. *)
De tristicia autem nascitur accidia, que cum mentem obsederit, horrorem loci, celle fastidium, et fratrum cum eo commorancium gignit con-temptum. Experimento probatum est accidie im-pugnacionern non declinando fugiendam, sed resi-stendo superandam.
Pigris eciam utilis est laboris exercitacio co-gente strenuo magisterio, ut non possit remissius agere pre tedio laboris, nisi debilitas sit in causa.
Accidia i. e. acedia.
96
Item contra tedium cordis valet varietas actionis. Efficacius autem remedium contra accidiam est, cogere se ad ea spiritualia que maxime fastidit homo.
Be benignitate inter alios exterius exhihenda.
Debet eciam ista benignitas exterius in moribus redundare, et tamquam oleo dulcedinis et pietatis perfusos ostendere, ut scilicet homo inter proximos et fratres suos exhibeat se affectuosum, gratum, humilem etc. Unde sic dicit beatus bernardus super cantica: Tu si donum quod desuper acce-pisti, contubemalibus tuis libenter impertiris, si te exhibes inter fratres officiosum, gratum, humilem , tractabilem etc. si talia operaris, bonum odorem conspergis inter fratres, et manns tue distillaverunt tocius suavitatis liquorem. Deus enim memor erit omnis sacrifieij tui et holocau-stum tuum pingue fiet. Et quamvis bona et moderata tristicia est valde laudabilis sno tempore, DForteiegendum:tamen in conventu aliorum expedit earn simulari \')
dissimulari quam- , j , , .
vissimMtorepotuerit ut homo ostendat se bemgnum, et anabilem,
accipere pro occul- . . , • r-r i
tare,quiasimuiantes, quia hoc magis auget cantatem et umonem. Unde
occuitant, ut aiiud Bernardus in specula sao: Tristiciam animi et
2) pro dissimuiare maxime in conventu simulare 2) te decet, quam-dam hilaritatem in facie permittens. Sit facies communis cum ceteris, intua vero dissimilis, hoc est non nimia gravitate contracta, nec allocucione dissoluta. #)
*) De hier aangehaalde plaats uit S. Bernardus wordt in zijne Formula honestae vitae aldus gelezen: uTristiciam autem (maxime in conventu) dissimuiare te decet, quam-dam in facie hilaritatem praetendens» en in zijn Specu-
97
Be pietate in admonendo proximum.
Maxime autem debet homo esse benigaus et compaciens intrinsecus super proximos et fratres, quos videt laqueis peceatorum irretitos, et debet niti verbis et factis secundum suam mensuram, si forte possit aliquos trahere ad ovile christi et eripere de presenti seculo. Et de hoc debet sepius cogitare et maxime hijs diebus quibus homines magis vacant, id est, festis, admomendo, collo-quendo. Et debet cogitare quod si converti fecerit aliquem a sua mala conversacione, quod caritas operit multitudinem peccatorum. Nam nichil sic placet deo, nec sic placat deum, quomodo zelus animarum, ut dicit Richardus. Et idem: JSfescio, inquit, si potest homo a deo maius aliquid acci-pere quam ut eius ministerio perversi homines in melius mutentur. Et per hoc multum delet homo de purgatorio, ut dicitur in quadam colla-cione patrum. Hec est optima conversacio, ut homo se a vicijs castiget; insuper eciam alios ad dominum trahat, ut dicit Beda.
Quod unumquemque secundum suum statnm admoneat.
Ut autem homo sit fructuosus saluti proximorum, secundum statum et condicionem cuiuslibet unum-quemque studeat admonere. Et nondum conver-i) Textus antepro- sis studeat timorem incutere \') proponendo distri-
ponendo habet et , j. • • j • • • i
conjunctionem, sed ctum examen extremi mdicn, penas malorum male.
lum Monachorum: «Sit facies communis cum caeteris, intus vero dissimilis, hoc est, non nimia gravitate con-tracta nec nimia locutione dissoluta.»
Archibf X. 7
96
Item contra tedium cordis valet varietas actionis. Efficacius autem remedium contra accidiam est, cogere se ad ea spiritualia que maxime fastidit homo.
Be benignitate inter alios exterius exhibenda.
Debet eciam ista benignitas exterius in moribus redundare, et tamquam oleo dulcedinis et pietatis perfusos ostendere, ut scilicet homo inter proxim-os et fratres suos exhibeat se affectuosum, gratum, humilem etc Unde sic dicit beatus bernardus super cantica; Tu si donum quod desuper acce-pisti, contubernalibus tuis libenter impertiris, si te exhibes inter fratres officiosum, gratum, humilem , tractabilem etc. si talia operaris, bonum odorem conspergis inter fratres, et manus tue distillaverunt tocius suavitatis liquorem. Deus enim memor erit omnis sacrificij tui et holocau-stum tuum pingue fiet. Et quamvis bona et moderata tristicia est valde laudabilis suo tempore,
1) Forte legendum: tamen in conventu aliorum expedit eam simulari \')
dissimulari quam- , ijj i1 irvi-i
vissimMtorepotuerit ut homo ostendat se bemgimm, et anabilem,
tare,quiasimuiantes, quia hoc magis auget cantatem et unionem. Unde
occuitent ut aiiud Bernardus in speculo sao: Tristiciam animi et
2) pro dissimuiare maxime in conventu simulare 2) te decet, quam-
dam hilaritatem in facie permittens. Sit fades communis cum ceteris, intus vero dissimilis, hoc est non nimia gravitate contracta, nec allocuclone dissoluta. *)
De hier aangehaalde plaats uit S. Bernardus wordt in zijne Formula honestae vitai: aldus gelezen: «Tristiciam autem (maxime in conventu) dissimulare te decet, quam-dam in facie hilaritatem praetendens» en in zijn Specu-
97
De pietate in admonenclo proximum.
Maxime autem debet homo esse benignus et compaciens intrinsecus super proximos et fratres, quos videt laqueis peccatorum irretitos, et debet uiti verbis et factis secundum suam mensuram, si forte possit aliquos trabere ad ovile cbristi et eripere de presenti seculo. Et de boe debet sepius cogitare et maxime hijs diebus quibus homines magis vacant, id est, festis, admomendo, collo-quendo. Et debet cogitare quod si converti fecerit aliquem a sua mala conversacione, quod caritas operit multitudinem peccatorum. Nam nicbil sic placet deo, nee sic placat deum, quomodo zelus animarum, ut dicit Richardus. Et idem; Nescio, inquit, si potest homo a deo maius aliquid acci-pere quam ut eius ministerio peryersi homines in melius mutentur. Et per boe multum delet homo de purgatorio, ut dicitur in quadam colla-cione patrum. Hec est optima conversacio, ut homo se a vieijs castiget; insuper eeiam alios ad dominum trahat, ut dicit Beda.
Quod unumquemque secundum suum datum admoneat.
Ut autem homo sit fructuosus saluti proximorum, secundum statum et condieionem cuiuslibet unumquemque studeat admonere. Et nondum conver-i)Textus antepro-sis studeat timorem incutere \') proponendo distri-
ponenilo habet ct . ....... n
conjunctionem, sed ctum examen extremi ludieu, penas malorum male.
lum Monachorwn: «Sit facies communis cum caeteris, intus vero dissimilis, hoe est, non nimia gravitate ccn-tracta nee nimia locutione dissoluta.^
Archibf X. 7
98
et gloriam bonorum, brevitatem vite et mortem immi-nentem etc. IHis vero qui bonam iam habent volun-tatem prenuneiet 1) de temptacionibus futuris, et ad-moneat ut non stent in proprio yidere, sed aliorum consilijs acquiescant, et quod sepius temptaciones et cogitaciones suas alijs revelent, et sic de alijs buiusmodi unumquemque secundum suum statum admonere, atque in suis dirigere exercicijs et informare.
De modo correpcionis.
Sciendum tamen quod sicut prius dictum est, quod bomo sibi ipsi debet esse severus et suis proprijs concupiscencijs, sic eciam sine dubio debet esse severus vicijs et concupiscencijs proximorum et non ita diligere proximum, quin eius vicia odiat nee palliat. Sed debet eum admonere et corripere pro defectibus, quando-cumque videtur sibi opportunum et sperat emendare. Videat tamen quod ipse corripiat ex benignitate et compassione, et non ex passione vel rancore, seuleviter quasi ridendo vel quasi docendo, sed bumiliter et benigne attendens seipsum ne et ipse temptetur. Et ista est vera benignitas et caritas, eciam in quibus-cumque minimis fratrem corripere, ut dicit Jeronimus. Pocius esset severitas, si fratrem permitteremus tacendo perire, ut dicit augustinus in Megula. Quantum autem iste zelus valet, patet ex dicto Richardi prius, f) quod de isto zelo eciam loquitur. Caveat tamen ne superiores suos et meliores ex presumtione iudicet Tel repre-bendat, ne cum Oza percuciatur, qui voluit arebam
In den Codex lezen wij hier premuniat.
f) Bij dat prius zal men moeten denken allegata — vroeger reeds aangehaald.
99
domini erigere, id est, superiores emendare, ut dicit Gregorius in moralibus.
Sciendum eciam quod ista via purgativa incipit a stimulo consciencie, et exercetur in dolore, pudore et timore, sed terminatur in leticia et spe. Et hoc est maxime quando venerit ad hanc benignitatem, quia iste est terminus purgacionis, sed via meditacionis, ut dicit Bonaventura. 1)
De perseverancia in isto proposito.
Sed sciendum quod voiens proficere, debet in istis et consimilibus et sancta vita, sicut semel proposuit, perseverare, et non omni vento doctrine circumferri, nee velit quodcumque audiverit laudari, ymitari. Medicina enim sepius mutata non adiuvat, sed turbat, sicud de hoe dicit Ber-nardus ad fratres de monte dei, et de isto notabi-liter loquitur ahhas nestorius in collacionibus patrum, sic dicens: Unicuique utile est, ut secundum pro-positum quod elegit, summo studio ac diligencia ad operis incepti perfectionem perseverare festinet, et nequaquam a sua quam semel elegit, perfe-ctione discedat. Impossibile namque est unum eumdemque hominem simul universis fulciri vir-tutibus, quas si voluerit quis simul attemptare, ti Deestincod.in, [in] \') id eum incidere necesse est, ut dum
sed baud dubio a
scriptore omissum. omuem insequitur, nullam 2) consequatur.
21 Vocabulum in- 1 7 *■
tegre, ad marginem
ab alia manu et mi- J)e perseverancia in uno loco.
noribus litens ad- \'
scriptum, non vide- . . . i • ■ i •
batur in textum Valde eciam impedit spintuale exememm loei
transferendum.
mutacio. ünde Bernardus; Impossibile est eum
In S. Bonaventura cap. 1 Incendium amoris lezen we: «et hic est terminus purgationis secundum viam meditationis.»
100
figere animum suum in uno, si non alicui loco perseveranter affixerit corpus suum. Et primum indicium animi compositi est, posse in codem i) Ep. 2. loco consistere, ut dicit seneca. \') Caveat ergo ne hec et hijs similia incipiat agere cum tedio et nausea, nee cogitet sub aliquo pallio quod posset altiora agere et alibi utilius se regere, et hec, quia parva et puerilia, sunt deo minus accepta. Has enim cogitaciones solet subsequi accidia, fera pessima, quam dum quis percipit, scilicet si sentit tedium in huiusmodi exercicijs vel nauseam super fratres suos, principijs obstet, et maxime consilio aliorum. #)
De discussione exerciciorum cum aliquo experto.
Valde eciam expedit unicuique et maxime in-experto et iuniori, ut totam vitam suam, exer-cicia, meditaciones et quecumque alia exponat alicui viro spirituali, qui non ignoret versucias sathane, cum quo eciam sepius postea, bis vel ter in anno, loquatur de profectu et defectu suo, de temptacionibus, et modum suum vivendi os-tendat ei in scriptis, et eius tunc consilijs in omnibus acquiescat, nee maneat pertinaciter in suo proposito, si non velit dyaboli calliditate seduci. Et de boe pulchre et prolixe loquitur abbas moyses collacione 2«. Et ad istud nos docen-dum misit dominus samuelem ad hely, ut eius doctrina instrueretur, qui tamen deum offendit. Hinc misit paulum ad ananiam, Hinc paulus
*) Hior zal bij moeten gedacht worden: acquiescat of iets dergelijks.
101
postea asoendit iherosolimam, ut conferret evaa-gelium cum petro et iohanne, ut scribit ad ga-i) Gai. ii. v. 2. lathas. [) Omnia ergo agat cum consilio, et post factum non penitebit.
De via illuminativa, scilicet de memoria heuefici-orum dei, in qua se homo debet exercere ad radium intelligencie,
Secundo loco post viam purgativam sequitur via illuminativa, in qua se debet homo exercere ad radium intelligentie hoc modo:
nam { primo protendendus est ad mala dimissa. radius | 2°. dilatandus est ad bona 1) commissa.
iste: [ 3°. reflectendus ad premia promissa.
Protenditur autem radius intelligencie, dum considerantur mala sollicite que dominus indulsit, que fecimus vel que facere potuimus. Et tunc meditacio debet esse coniuncta gratitudini.
2°. Videndum est qualiter iste radius dilatetur in consideracione beneficiorum concessorum.
Cnfr. imit. i.3.c.22. Que quidetn sunt in ( ad complementum nature, triplici genere. Que- ad adiutorium gracie, dam sunt vel spectant ( ad donnm superexcellencie.f)
Ad complementum ( membrorum integritatem, nature dedit deus ex ■ sexus nobilitatem,
parte corporis, ( complexionis sanitatem.
In het meer aangehaald werk van den H. Bonaven-lura incendium amoris, waaruit deze opnoemingen letterlijk zijn overgenomen, lezen wij hier, in plaats van bona, beneficia.
-{-) Voor superexcellentiae lezen we in S. Bonaventura superabundantiae.
102
visum perspicuum,
Ex parte sensuum dedit ! auditum acutum,
sermon em disertum. 1)
ingenium clarum,
Ex parte anime dedit j iudicium rectum,
animum bonum.
Ad adiutorium , [ deletur culpa,
, Baptismalem pracie spectat quod \\ / lt; restitmtur mnocencia,
. I id est, qua j r , . ...
dedit graciam ) ( defertur t) lusticia.
Et per hoc dignum fecit vita eterna.
Secundo quod dedit ( animi voluntatem,
graciam penitencialem, j temporis oportunitatem, quantum ad I religionis snblimitatem.
Tercio quod dedit gra- \'
, , \\ doctrine,
nam sacerdotalem per 1 . , ,
\\ indulgencie,
qnam fecit nos dispensa- j
tores \\
In quibus omnibus secundum plus vel minus dispensavit 2) verba vite.
Ad donvm superex- I inferiora ad obsequium, cellencie f-f) spectat quod ] paria ad meritum dedit totum mundum scil. f superiora ad patrocinium.
Voor disertum, lezen wij in S. Bonaventura discrctum.
-j-) Item voor defertur, confertur.
Item voor dispensavit, dispensantur.
•J-]-) Item voor superexellentiae, superabundantiae.
103
^ i in fratrem et amicum — pm in incarnacione.
Quod dedit l
in precium nostrum — 2m in passione, mm. suum, 1 r
[ et cotidie in cibum — öm in altaris conaecracione.
3°. Qmd dedit in signaculum acceptaeionis,
spiritwm san- in privilegium amoris, 1)
ctum, et hoc in anulum desponsacionis.
Fecit enim j [ amicam,
animam | suam | filiam, et humanam ) ( sponsam.
Hec enim omnia mira sunt, et ineffabilia; et in eorum meditacione debet anima deo esse grata.
De meditacione passionis dominice.
Sed sicut dicit augustinus in meditacionibus suis:
Unum est quod plus omnibus accendit, viget et movet, et promovet ad diligendum deum; id est,
passio christi; quum consideracio passionis cbristi excitat ad amorem. Super omnia, inquit, ama-bilem te mibi reddit, bone ihesu, ignominiosis-sima et amara mors, quando t) sustinuisti opus nostre redemptionis etc. Ergo expedit, ut homo cotidie aliqua hora recordetur de hoe beneficio redemptionis sue. Sequuntur ergo generales materie de passione christi secundum evangelia,
Feria 2a de mane: de memoria passionis dominice.
Ymno dicto exiit ihesus colloquendo et predi-cando: omnes in me scandalizabimi. Petrum pre-
Item voor amoris, adoptionis.
•j-) Voor quando kunnen wij in den Codex niets anders lezen dan quam.
104
dixit se negaturum, Postea relictis alijs discipulis, assumpto petro etc. ait: iristis est anima mea, De trina oracione eius et de reditu ad discipulos, et quid eis dixit. De sudore eius sanguineo. De angelo confortante. Postea capitur a ministris sacerdotum. Quomodo propter verba christi: ego sum ceciderunt retrorsum. Quomodo iude oscu-lanti se dixit: Amice ad quid venisti. De fuga omnium discipulorum.
Et hie considera quare christus passus est? quia pro humano corde excitando, et pro eodem abluendo, et pro ipso mollificando. Considera eciam quis est qui patitur, et ei subdere per i) subdere Deo racionis assensum \') ut credas firmissime ipsum
et humilia sensum
tuum ndei. imit. i.4. esse veraciter dei filium, omnium principium, salvatorem omnium, retributorem omnium.
Feria 38 memoria passionis dominice.
Deinde ducitur primo ad annam, ubi percutitur a servo pontificis. Et deinde ad domum cayphe, ubi scribe et pbarisei collecti erant. Ibi falsum testimonium contra eum querunt.
Postea adiuratus a pontifice confitetur se filium dei. Et tunc quasi blasphemus conspuitur, co-lapbizatur, ceditur et irridetur: prophetisa, inquunt, quis est qui te percussit? A petro ter negatur; Sed cum christus respexit, recordatus petrus flevit amare. Mane autem vinctus ducitur ad pila-tum. Judas se suspendit. Precio ager emitur. Accusatur multipliciter coram pilato; sed stat humiliter agnus innocens. Mittitur ad herodem et illuditur ab eo quasi fatuus, indutus veste alba.
Hie 2° considera, qualis est qui patitur, et ei
105
configurare, ut compacieris innocentissimo, mitissimo, amantissimo, nobilissimo.
F er ia 4a de passione.
Postea propter peticiones iudeorum dimittitur bar-rabas latro. Et pilatus lavans maaus, sentencialiter tradit cbristum crucifigendum. Tunc a militibus in-dutus cblamide coccinea irridetur.
Quasi regi corona spinea capiti imponitur. Adoratus et consputus; caput eins arundine fortiter percutitur. Vadens crucifigi portat patibulum suum. Eespiciens dicit mulicribus: nolite fiere. In monte calvarie cru-cifigitur in medio latronum.
Hic 3° considera, quantus est qui patitur, et ad ipsum egredere per admiracionis aspectum, quia im-mensus est potestate, speciositate, felicitate, eternitate. Admirare igitur maiestatem annicbilari, speciositatem decolorari, felicitatem tormenstari eternitatem mori.
F er ia 5a memoria passionis Domini.
Pendens in cruce bibit vinum felle mix turn. Or at pro crucifixoribus: Pater, ignosce illis etc. Blaspbe-matur et irridetur a pretereuntibus, a principibus et a latronibus. Titulus indelebilis scribitur, Yidit matrem sub cruce. Fiunt tenebre. Destitutus quodam-modo a patre clamat: hely, hely etc. Oum accepisset acetum, ait: consunmatum est; et tradidit spiritum.
Hic quarto considera, qua de causa patitur, et tei-psum obliviscere per devocionis excessum, quia pro tua redempcione, illuminacione, sanctificLcione et glorifii-cacione.
Item quinto considera, quali forma patitur, et ipsum
106
intuere 1) assimilacionis amictu. Passus est enim sicut verus agnus, liberalissime repectu proximi, severis-sime respectu sui, obedientissime respectu patris, pru-dentissime respectu adversarii. Stude igitur ad habendum habitum secundum effigiem imitacionis cbristi i. e. benignitatis, severitatis, humilitatis, perspicuitatis. t)
Feria 6a memoria passionis Dominice,
Deinde frauguntur latronum crura, sed os christi non minuitur. Latus eius aperitur. Velum templi scinditur. Sepulchra aperiuntur. Centurio timet et confitetur: vere filius dei etc, Turba cum planctu redit.
Hie sexto considers quanta patitur, et crucem am-plectere per passionis desiderium, ut sicud ipse passus est iniuriam, convicia, ludibria, supplicia, sic et tu passionem christi imitando, amplectere pro eo omnem passionem plenam iniurijs, convicijs, ludibrijs, supplicijs.
Sabbato de passione.
Deinde sepelitur. Ponuntur custodes. Magdalena preparat aromata.
!Deus admirabilis,Deus admirabilis,
1 Spiritus intelligibilis,
I Mundus sensibilis,
i* / Paradisus desiderabilis,
\\ Infernus horribilis,
f Virtus laudabilis,
■■ Eeatus culpabilis.
Het intuere van den Codex zal moeten zijn induere, zooal.\' wi] in het meeraangehaald werk van den H. Bonaventura, waaruit al die consideraties genomen zijn, lezen; \'t geen ook beter zin geeft.
f) Voor perspicuitatis lezen we in Bonaventura perspicacitatis.
107
i) Quae sequuntur Explicit \') tractatulus de spiritualibus exerciciis
rubns Uteris scripta x A J
SUIlt\' magistri ac domini Florencij primi patris, nec
non et institutoris congregacionis in Daventria. Orate pro scriptore.
III.
Text van het HS. Inoijoiunt aiiqua verla notahilia domini Florentij van Mgr. Malou. Zie • , • m t
ons voorwoord bi.335. et magistri (jherardi magni.
Fuge mulieres.
Tardus, obtusus responde ad quesita humiliter. Ante omnia co- Ante omnia, si possis, cognosce vicia tua et
gnosce vitia et pas- , ... . .
siones tuas. Semper passiones tuas, ffrossiciem anime et corporis tui.
tationes et motus Semper sis viffilans circa temptaciones et motus
bisentiseasetstatim T-.QqQinTiPQ t\'linci rejicis, damnum non passiones IUaS.
NiTnocetsensus^ubi Si sentis motus superbie, vane glorie, vel alias
si moraris m eis, passiones que procedunt ex natura tua iniecta et
malum est: et pec-
cas veniaiiter tan- temptacione dyaboli, si viffilas circa eas et sentis
in eisi et detectaris, eag yei rejicis eas statim vel moraris in eis
iquot;™Imit\' cogitando. Si moraris, malum est, si rejicis eas, non nocent quantumcumque male. Si delectaris et moraris in eis peius est.
In confessione die culpam tuam singulariter: sic feci, hoc feci quia sic magis verecundaris. Et nota bene in quo stat culpa tua. Et hoc ex-pone simplicibus verbis.
Non debes malum Non debes malum alicuius dicere nisi ex pro-
alicujus dicere nec . i ti ■ . -i . ....
reveiare, nisi possit posito et deliberato ammo, ubi possit istl cm sibi vel alten pro-
desse-nCymtt. 1. 3. dieia proficere; vel alteri de quo dicis.
Fuge mulieres et Non debes mulierem aliquam inspicere nisi ex
earum cave inspi- .. x j t-i j. • r« •. i
cere vuitus. cf.imit. proposito et deliberato ammo, ubi possit tibi vel
ei multum proficere. Melius est semper faciem
mulieris cavere.
108
confltere peccata tua Die peccatum tuum cum verecundia et tristi-
coram Deo et pres- r
bytero cum yerecun- cia) et magno proposito dimittendi, coram deo
dis. et tristitia, et
St0enprpcfSnita et presbytero tuo.
l 3. c. 6. n° 4. Accusa alium cum compassione, sicut cura
infirmo fratre tuo.
Malum exempium Valde malum exemplum est secularibus quod
est saecularibus ocu-
los non custodire. non custodis oculoa tuOS.
Quando consciencia urget et recta ratio dictat sic esse faciendum vel non, secundum hoc fac opus tuum; contra rectam racionem noli sequi conscientiam erroneam.
Tunc conscientia Tunc consciencia est bona et racio tua recta
bona est et ratio tua
recta, quando nihil qUan(Jo nicbil facis nisi secundum sacram scri-
agis nisi secundum *
exemplar\'m\'moSe\' pturam, et intelligis eam sicut sancti exposuerunt
id est in Christo, tibi ■ i • •«•
monstratum. eam gt; et non cr6Qas proprio capiti.
In omni opere, in quibus timemus offendere deum, vel racio praecedit delectacionem vel econverso.
Si delectacio precedit racionem, tune illud opus facimus ex delectacione et rare ex raeione, quamvis concurrit, et cum mala consciencia. Si racio precedit delectacionem, tune ut frequenter fit, ex raeione et ex bona consciencia.
Frequenter din esse in ecclesia raro est utile, quia si diu eras et tedium tibi generatur, effieeris sompnolentus, vel vertis aures et oeulos ad vana et si diu oras et attediaris, invite reverteris ad oracionem, et ergo melius est breviter et viva-i) m het hs. door citer orare, et ad alia opera spiritualia se vertere
Mgr. Malou medege- . 0 . .
deeid, alsook in som-et irequenter sic orare,
mallus staat alleen
maLar.quasi omnium Bonum esset homini spirituali quod temporalia
oblitus wat duide-
lij2)r nier zal het 8ua tractaret in aliquo tempore deputato, et postea
^nTusschengevoe^ rediret ad spiritualia, quasi oblitus nichil fecisset. ^
hs. \'van Mgr. Malou! Estimo 2) motus et cogitaciones que incidunt in
109
corde nostro, non sunt in nostra potestate, sed tarnen nostrum est aliquid boni in corde nostro plantare legendo, orando, ruminando, donec alij motus ab hijs victi succumbant et per graciam dei cessant. [sic.]
Aliqui sunt in ecclesia dei qui sunt tante su-gen het woordje quod perbie, vel ) oportet eos regere alios, vel omnino
volgens het HS. van , « . , , ...
Mgr. Maiou. dencere et ad mundum reverti, quia nee scuint
Daar lezen wij deze
spreuk en de twee se equare aliis nee subesse.
vorige aldus: A ^
spHtuXquïcUecêr- Siout homo trahitur ad res ad extra, ad viden-quotequot;jfe°obelteriaori dum, loquendiim, comedendum, bibendum, sic
sibi deputato exer- . i x -l-j. • • «r-Tj. j • • «i «t
ceat, et post, quasi eciam nomo trahitur mvisibiliter ad mvisibilia,
omnium oblltus, ad ^ . i !• t . .
spirituaiia iterum ut ad iram, ad odium, ad amorem sunpsms,
et ^imit. l 3. c. 12. et sicut per illa exteriora concupiscendo ea tra-tuf^f\'coeiteUone\'s0! timur quasi inviti, (si tales motus inciperemus nosto^nmsunt^ coguoscere et sentire resistendo eis) sic per exte-
potestate nostra; sed . . . .. ... i,.
.amen nostrum est noia deveniemus m notiam interiomm latencmm
nostro plantare, m HODIS IQOtlllim.
legendo, orando vel
aliquid de sacra Sit comestio tua semper sicca et macra cum
u£ciü0naebauLmvictSi inodquot;ico Potu et modica pinguedine, et sit secun-graüam\'üei \'e \'cordi- dum posse tuum semper equalis in quantitate.
bus nostris ejician-t-. . ....
tur. cf. imit i. 3. J^t quem cibum magis appetis et in quo magis sunt aliqui tantae delectaris, ab illo abstine eciam si est vilis: dico
oportet eos aUos appetitu et desiderio carnali.
regere, vel omnino **
vanitatesredLe^quia Fuge mulieres ubicumque potes, nisi magna
nee sociis se volunt .. .. . ath i . . .
aequare, nee prae- necessitas coegerit te. JNullo modo sis specialis
latis subesse. Cf. ., .
imit. i. 3. c. 23. no. 3. alicui muiieri.
Aliquando omnia membra hominis moventur secundum passionem suam, et secundum motus membrorum possunt passiones cognosci. totumrarpufsic™- Lingua, caput et totum corpus unius moven-reu^aptasta0nh™m1nle tur secundum passionem que regnat in homine, sfderante. n con\'scilicet vane glorie, invidie, avaricie, tarditatis.
110
gule, luxurie, ipso tarnen qui habet ignorante et non considerante.
Si accusaris de aliquo peccato, tu statim con-firma, et deprime te in corde, et sic bis percuteris.
Magister per medium annum nee bene potuit dormire, nee comedere, et non potuit causam invenire. Sed postmodnm invenit causam, que fuit tristicia; ita latent passiones in nobis.
Si contendas cum aliquo in aliquo facto, noli in verbis dicere: sic potest esse, bonum est, quasi sibi consentires et ex hoe humilis appareres tibi, et in corde tno tne perverse racioni adheres.
Ex tarditate et obtusitate fugis omnem diificul-tatem in verbis, factis et cogitacionibus et studijs.
Cuilibet attribuentur sue proprie passiones raaiores.
Homo multum debet condescendere parentibus in operibus que non sunt contra legem dei.
Tu tardus et obtusus fugis omnem difficultatem. Multa fingis tibi ex humilitate dimittere que 3x ipsis difficultatibus proveniunt.
Facies mulierum manent in corde hominum aliquando multis annis. Eemedium est quod non videas earum facies et virorum aliquando.
Aliquando loquendo cum mulieribus homo quasi cogitur inspicere, hoc est ut frequenter, quia habet faciem eins in mente et prius vidit eam.
Debiles non judi- ^
cabunt facta supe- Debiles non iudicabunt facta supenorum, quia
riorum, quia saepe 1
iaiuc!ua n°Cfi.Imit\' sepe falluntnr.
tumhin coSscienSt Nil tene secrete, vel in rebus vel in consciencia
quod non reveles
confessori. quod non reveles.
Rare loquere cum ^ , . . „ ,
saecuiari, quin con- Raro lociuere cum seculan quin contortes eum
fortes eum secundum ^
ifonum1 suum ad secundum statum suum.
Ill
Fuge saecuiares Fuffe seculares omnes, specialiter presbyteros, magnates (in plaats 0 A j. j 7
^aLua^pertinacesquot; maxime muliereB omnes in omnibus convivijs et cf. imit. 1.1. c. s. n0. i. jgjjyg secularibus.
Tunc passio ire vel vane glorie vel gule domi-natur in te quando ad extra in verbo vel signo vel facto secundum eamdem passiouem operaris.
Vide in omnibus factis tuis quare facis illud, quid movet te ad hoc.
Faction! 1) cui appendit honor vel de qua potes vane gloriari, semper fuge si posset per aliquem alium eque bene fieri.
Quod in alio loco et per alium potuit bene fieri, dilige et exalta plus quam si per te fuisset factum.
Noli hoc invidere quod alius sanctior sit et magis proficit vel maiorem famam ha bet, vel bonum de eo dicitur, et non de te; valde peri-culosum est hoc in religiosis.
Dilige omnes converses equaliter in deo, absen-tes sicut qui tecum sunt, quos tu informasti vel docuisti.
Aliquando aliquid facimus ex racione, quod tamen postea continuamus ex passione, quando racio ces-sat; ita quod aliquando mere contra caritatem facimus hoc idem, ut si aliquando predicaremus, vel ex infirmitate delicate comederemus; postea quando non indigemus, vel quando non oportet, volumus idem facere ex dominio superbie nostre, vel vane glorie vel castimargie. t)
Legendum videtur: actioni.
f) Zal moeten zijn castrimargiae, volgens het Glossarium mediae et infimae Latinitatis van Ducange 1842 Tom II in voce «Castrimargia = Gulae concupiscentia a graeco yaarpifiapyta: Ingluvies, helluatio.»
112
Quando aliquod dampnum vel periculum vel gravem laborem evasimus, tune quasi liberati et securi letamur: et tune esset magis dolendum, quia dyabolus videns non nos preeavere et ineau-tos, magis insidiatur.
si facis opushumiie Si facis opus humile et vile in presentia homi-
et vile in conspectu . ,
hominum.noiindere; num noli ridere; si ndes, superbis quasi hoe si rides superbis, et 7
0SsÖse quSndt0am opus ad te non pertineat.
congraafquot;di\'gnitatiquot; Altus eantus conturbat eaput et sensum et er. i. . c. 4b. extinguit.
Disee intelligere quod oras, et sic expellentur vage cogitaciones.
Non es verus confessor 1) nisi doleas eum dolentibus et gaudeas eum gaudentibus. Quem non noscis vel de quo dubitas vix tercio ictu absolve. 2) Sanctus bernardus solebat magnos remittere ad euratum proprium.
Nihü sic extinguit Nisi de conversis loquar vel apparentibus eon-
vitia carnalia sicut fervensScripturarum verSlS. )
studium, continua . , , , r
soiitudo et frequens NU ita extinguit carnalia vicia, sieut rervens
silentium Cf. Irait. 0 , . t ,
1.1. c. 20. n». 7. studium. Ita patres in egipto multis diebus simul studuerunt, quod non comederent.
Si in aliquo opere tuo bono interrumpit cogi-tacio vane glorie in medio vel in fine, attende diligenter et expelle si potes. Si in principio venit, periculosior est alijs, quia forte propter eum incipit opus suum; sic non potest esse in alijs. Assuesce et coge Assuesce et coge te in camera manere et in
teipsum in cella manere; nunc legere, _
nunc orare, nunc in
te^exercere, \'donec \') Confessarius.
e?\' facèat^soïitudo\' 2) ®cce rigoris nimü aliquod indicium.
ct. \'imite.al. 1. c.^2o! s) Hoc videtur alibi inserendum. Est in margine signum; n . 5-l. 3. c. 5. n . 1. „j^j inserendum? NB. Deze drie en alle volgende Latijnsche nootjes zijn van Mgr. van Vree z. g.
113
libro, donee sit tibi dulce, et grave cameram exire, et cum desiderio et gaudio intrare. 1)
Quicquid speras ab alio posse fieri, non te intromittas, ubi aliquid honoris vel vane laudis, vel utilitatis vel carnalis amoris appendet. Sed in opere dei et fratris, ubi contumelia, opprobrium et nullum commodum tuum speras, attende securus.
Noli confricari carnaliter 2) cum juvenibus, sed seriose loquere et utiliter, ubi necesse est.
Organa, clamor, sonitus iuvant sepe in oraci-onibus, expellunt fantasmata, elevant cor bominis ad deum et in gaudium spiritus qui bene scit applicare.
Bxcommunicaciones synodales muite non sunt nimis advertende, quia earum finis pure est pecunia, et specialiter ubi taxus absolucionis est appo-situs, cuius finis deberet esse caritas et salvacio animarum. Eciam non sunt omnino respuende.
Fuge ergo ad cei- Fuge ad cellam quasi ad amicam tuam. Coge
lam sicut ad amicam, .
quia ibi a turbine et violenta te in earn. Securus es in ea.
negotiorum saecula-
etuma emSuitisCUvrmis In oracionibus suis debet homo semper deside-
e.\'Tnquot;. i.f\'Imit \'■3 rare graciam et misericordiam domini nostri potius quam magna premia.
In festo beate virginis dixit semel: Maria cum audivit ab angelo quod esset mater dei, non curavit, nec quod elisabeth ad eam dixit; unde mihi hoc etc., sed repente ivit ad montana et servivit ei.
\') Imit. 1. 1. c. 20. «Si vis corde tenus etc. 2) I. e. sensualiier jocari. Cogitandum est de scolis Daventriensibus. Imit. 1. i. c. 8; «cum juvenibus et ex-traneis, rarus esto.»
Aechibf X. 8
114
item. Si homo haberet loqui cum magno rege, procuraret sibi specialiores regis: sic de maria que maxime specialis est deo.
Maria reputabat se indignam salutacione angelica, omnia adversa Omnia fierent bomini dulcia qui bene ee exer-
homini fierent dulcia,
inpassione DomirficEu Ceret in Passione dominica. »)
n°.\' equot;.\'Vc.Vn»2! Al dichte solde wi onse herte opslaen toe den ewighen leven ende totter hyligher scrijft, ende Tersuchten ons vake om onser vleyschlicheyt. ex nimiatestinan- Ex quacumque festinancia sive in scribendo, sive
cia perditurdevotio;
tatemeret oumia™quot; a^j3 operibus, perditur devocio. Igitur deberet
rat^netenetCnondex i01110 valde cavere, ut omnia faceret cum devo-cione et non cum consuetudine.
Quando aiiquid Item homo deberet cogitare quando aliquid
corpori ant sensui iniunfferetur sibi contrarium corpon suo, quod
cogita quod corpus corpUS suum non esset sui, sed illius in cuius
tigt;1c?propriuquot;s, tsed obediencia se dedisset, sicut in rei veritate est. 2)
dientiamtetradicSsHquot; Item homo deberet statuere unum tempus in die
Cf.Imit.l.3.c.35.n0.3. . , . .... ...
in quo provideret de vicijs et passionibus suis, quomodo gracia dei se vellet habere contra illas; et illas passiones statuere contra semetipsum quasi inimicos suos, assumendo arma sacre scripture et exemplum ihesu christi; et exercere se in una septimana in uno vicio vel in una virtute.
Item homo deberet aliquando ymaginare, quasi fetidns et quasi niger, quasi putridus staret coram iudicio cum vicijs et concupiscencijs suis, que sunt vestimenta dyaboli. *)
\') Imit. 1. 1. c. 25. «Religiosus qui se» etc. L. 3. c. i3. 2) Hoc non longe abesse videtur ab eo: perinde ac cadaver. Imit. 1. i. c. 49.
\') Cfr. Exercit. Spir. S. Igna\'ii.
115
Quanto homo omnia Item quauto homo omnia bona sua sive cor-
bona sua, sive cor- *
fecerit commuSia tn Por^s sive anime fecerit communia, tanto omnia
aUorramtabona0Tibai bona erunt sibi communia.
erunt communia in T. , . • i
coeiis. item valde magnum esset, si homo semper
abstraheret oculum suum a defectibus aliorum, et excusaret illos, et in comparacione peccatorum suorum bumiliaret se. \')
Item dixit quod semel babuit suspicionem de Bij dit u)io suiirto uno sancto. \'\')
twijfelt Mgr. van Vree
soeicfda\'nweisancto Item bomo deberet sepe cogitare antiquam vitam dlnet MaaiZenhetVOi\'s suam, et futura; et ad boc deberet sibi unurn
zeker dat er staat i • j • j i
sancto. De vrome tGIHpilS 111 ulG dGput^rO.
schijniijk66 meT^die Item dixit, quod bomo brevibus et simplicibus
woorden of wel zich
zeiven willen be: verbis deberet revelare intentum suum et non
schuldigen, dat hij
iemoTdêns^zoo^l? inultuin simul loqui, sed sepe pausare et videre feffta°e kemen wu-si esset utile, et si conveniret audienti.
len geven hoe ieder- T, n j p x •!. i «n.
een zelfs een heilige item pro nulJo aeiectu ciborum, vel pro mis
tot vermoedens aan- . _,
leiding kan geven, que minus bene essent ordinata in mensa, deberet murmurare, sed signare in tabula sua et alijs [alios?] in collacione bumiliter monere. 3)
Item bomo deberet ad mensam accedere tam-quam unus pauperrimus, quasi non esset dignns ad tam bonam mensam accedere, non cogitando quod aliquid sibi teneatur, sed contentari in illis que sibi apponuntur.
Item bomo deberet esse prompcior ad commune bonum, et ad opus fratris sui quam ad proprium.
\') Inrit. 1. 1. c. 16. 1. 2. c. 3. 1. 1. c. 2 in fine. 2) In Manuscripto Codice sco, quare incertum est an sancto legendum sit an socio.
;i) Hoc pertinet ad regulas congregacionis fratrum.
116
Admonicio ad unum scolarem.
Oportet vos valde videre ne afficiamini circa doctrinas acolasticas, quia scieacia secularis est valde allectiva; sed per illas quasi per medium ire ad dominum: sicut qui vellet ire trajectum pro magno frusto auri aut argeuti, transit per silvas, per nemora, et quasi non cogitat de via, nee quiescit donee ibi venerit. Videatis igitur, ne maneatis in medio. *)
Item quantumcumque homo loqueretur cum homi-nibus, deberet niti ut imprimeret eis humilia.
Item dixit quod non expediret sibi dicere in com-muni de superbia sua, vel gula sua; vel de tepiditate sua, sed diceret in singular!, tunc crederetur sibi.
Item dixit quod homo deberet semper, quando iret ad confessionem, portare secum passiones suas in cedula, et excogitare aliqua contra illa, et tune petere utrum liceret sibi sic vel sic facere contra illas.
Item interrogavit semel quomodo homo deberet cogi-tare in labore: responsis alijs dixit, quod illi qui laborant pro denario diurno aliquando tantum cogi-tant de premio quod obliviscuntur omne onus laboris; et quanto premium est maius tanto labor est eis facilior.
Item dixit quod homo sepe deberet ae resignare in die deo, 2) et audivit a magistro gherardo quod unus erat sibi conquestus quod nisi bis deo resignasset se et opera sua.
Item dixit uni quod deberet passionem suam ponere
\') Imit. 1. 1. c. 2. «Quiesce a nimio» etc. ibid. 1. 3. c. 43. Imit. !. 3. c. 25 post medium.
117
inter iudicium dei et animam suain et sic accusare semetipsum coram deo.
Item si homo recte attenderet, numquam sine magno affectu et desiderio deberet legere sacram scripturam, ut posset eam implere. Et in principio lectionis bonum esset cogitare quod essent missule summi regis ad nos misse, qui non requirit a nobis aliquod servicium, sed intimat nobis eternam salutem nostram.
Item homo posset infra scripturam 1) cogitare de causa laboris sui vel illud quod scriberet, et sepe orare, et sepe suspirare, et maxime ad pietatem se exercere in iugi memoria dei: et quanto hoc melius fecerit tanto acceptabilius est deo opus suum, et eo fidelius operatur.
Item sepe dixit ad socios suos quam bene vobis est et quam secure staiis quod potestis sic vivere sub obediencia: et si antea scivisset, pro nulla re mundi incepisset alios regere, nisi ipse prius fuisset sub obedientia; et nisi infirmitas corporis impediret, adhuc mallet esse sub magistro egidio vel consimili.
Item si esset sub obediencia, numquam vellet esse perplexus, et dixit quod quis deberet ponere onus super dorsum alterius in quo dubitaret. 2)
Item homo merito deberet se sub omnibus conversis humiliare, quantumcunque eciam novis, quia quid potest homo scire, cum deus venit in cor eius, quantam graciam sibi tunc dederit, vel quam magna castella ibi edifi-
\') Laborem scribendi.
) Uti pleraque horum notabiiium, sic haec de obedientia, dicta sunt Florentii; nam huic soli conveniunt quae instruens dicit de se. Hie porro videmus a quo auctor Imit. didicerit ea quae leguntur 1. 1. c. 9. ibid. c. 20. «Nemo secure praeest» etc.
118
caverit, vel quotiens cum ipso convivia habuit, vel qualiter sit in fide, spe et cliaritate, quamvis ab extra appareat dissolutus.
Item dixit quod sepe impedivit eum in platea quod cogitaret se multum respici vel considerari ab hominibus, quasi aliquis esset. Sed contra tales cogitaciones deberet homo sepe sibi formare unum conceptum sicut forte rei Veritas est, quod habe-rent nauseam de eo, et forte in corde cogitarent: »gt; Mgr. van vree Wanne 1) hoe caet die onffbevallifflie lollert. 2)
°anne kanhistaan^ Item dixit quod numquam posset venire ad veram Immilitatem, nisi contempneretur ab alijs
dd-\' en\'oud^Nederiquot; et in nullo curaretur. Et unus dixit ad eum woordenboek van „ , . , . , ,
a. c. oudemans, een quam magnum anectuiii haberet ad eum et mul-
deinn datzelfde werk ^11111 eum gt; cui respondit i ita, scio bene
\'woordquot;1 mihi eSSet Utile- O
^ofdemTbarrnhar- Item bomo non deberet veile quod non baberet ftV/feeid,» zoo door het n.n . ... . ,
volk genoemd van pediculos, quia statim ent cibus vermium, et
wege hun neuriën
en zingen of lollen.» sic posset se magis bumiliare.
inquot; quot;a^gemLen1 dde Item quando boni homines desiderarent ora-niTmtebijroehet vólk ciones alicuius, possit cogitare et desiderare quod hefschêidwoordwei- deus propter suam magnam misericordiam et
kunnen hebben van propter eorum aüectum exaudiret eos, non pro-
de Lollarden, aan-
doOTWaite^LoUarf P^er ipsum 7 quod ipse aliquid esset.
eeuw geftfchter 14e Item unus exaltabatur in aliquibus ab alio fratre, et confessus sibi quia consenciebat ei, respondit: melius esset vobis quod conculcaremini eum pedi-bus et merito possetis dolere.
\') Men kan ook lezen: vanne. *)
-) Lollarden. Zouden ze lollerts genoemd zijn van hun zang = lollenl *)
3) Vide unde auctor Imit. didicerit illud: «ama nescire et pro nihilo reputari,» similiaque. Cnfr. 1. 3. c. 8.
119
Item homo sepe deberet seipsum inspicere, et descri-bere quid esset, ablata gracia dei, quia nisi vas ter-renum, et non plus sciret facere quam lapis vellignum, et sic excludendo de se omne bonum quod tantummodo a deo est, videret se omnibus creaturis \') viliorem quod numquam sic deum offenderunt.
Item cum aliquis fratrum petit consilium, debet ei humiliter dicere illud quod de illo legit in sacra scriptura, vel videre suum, potius quam ficte se humiliare.
Item semper est melius sequi videre aliorum quam proprium, nisi homo sciret aliquid melius et hoc deberet humiliter dicere, tamquam divinitus sibi revelatum propter humilitatem illius qui ah eo interrogaverit.
Item homo in respiciendo fratres suos, non solum deberet videre ad externos mores, sed pocius si talem obedienciam, vel talem humilitatem et sic de alijs virtutibus consideratis in eis possit imitari, et videre de modo quomodo posset hoc complere. 1)
Item homo deberet habere contra ilia vicia a quibus magis temptatur, aliqua notabilia ex sacra scriptura ad obviandum eis, quando venirent, sicut dominus noster fecit: Non in solo pane etc. scriptum est: non tentabis etc. 2)
Item in illis virtutibus in quibus homo tenderet proficere, deberet sibi signare gradus illarum virtutum, et examinare se semel in die, quantum in illis proficeret et in qualibet virtute ponere finem et metam ad quem tenderet pervenire.
Item si homo sentiret se de mane frigidum vel
) Imit. I. 3. c. 31.
) L. 1. c. 19.
120
tepidum quando surgeret, tune posset genuflectere et ingemiscere sepe; et si hoe non prodesset sibi, deberet se postea caucius custodire ne multum loqueretur.
Item si homo haberet multas fantasias, tune deberet notabiliter orare, quia alie [illae?] valde ledunt caput.
Item per unum diem, antequam homo iret ad sacra-mentum, deberet se exercere ad fervorem per aliqua bona de Sacramento infra laborem et in alijs factis suis: \') et de vespere intime, cordialiter et humiliter iudicare se coram domino, ut sic effugeret iram et indicium dei.
Item in colloquijs semper nova sunt ponderanda, ut non faciliter moveantur, quia in illis est semper timor de periculo.
Item cum homo deo vel alicui inclinaret cum cor-pore, deberet ab intra eciam inclinare corde et volun-tate; quia alias esset magis fictio quam humilitas.
Item si homo circa aliquod afficeretur in mensa, deberet quandoque contrarium facere et niti ad vincendum.
Ad hoc omnia exercicia et studia debet homo diri-gere, ut passiones suas et defectus superet, quia alias parum proficiet sibi quidquid fecerit. 2)
Item in communi labore, salva obediencia et fraterna charitate, homo deberet cogitare de studio suo, et stare in continua custodia suiipsius, cavendo quantum possit multa verba.
Et deberet se abjicere quantum posset et indignum se reputare et niti facere cum devocione.
Item dixit. Si homo non quereret nisi propriam pacem, merito possit subjicere voluntatem suam volun-
\') Videtur deesse verbum meditanda vel simile. Imit. 1. 4. c. 7. s) Imit. 1. 3. c. 32.
12]
tat,i fratris sui. O quam certum, quam tutum, quam securum est hoe facere! \')
Item non est morbus tam gravis a quo verus obe-diens non curatur.
Item si homo pure resignasset se, non deberet plus sibi confidere vel desperare quam superior diceret.
Item homo deberet se sepe resignare in die deo et superiori suo et genua cordis pro licencia flectere et intellectualiter obedire; quod non sciret sibi 1) placi-tum, non faceret.
Item dixit: miror quod qui sub obediencia esset, haberet dubia et non staret contentus.
Discite a me quia mitis sum et bumilis corde et in-venietis requiem animabus vestris.
O vos omnes qui transitis per viam, attendite et videte si est dolor sicut dolor meus.
Veris monacbis non est festivitas super terram.
Nicbil ardebit in inferno nisi propria voluntas. 2)
Ad matutinas.
Proponere de humilitate et affectione ad aliquid inordinate afficeris, et de mundicia cordis, et de pre-sencia dei, et cogitare quantum in illis proficis vel deficis, et alios defectus a quibus cotidie magis in-festaris.
Item modicum ante missam, si babetur tempus, vel post, de morte et vilitate corporis.
) Deo vel superiori.
) Haec cum duobus textibus sacrae scripturae a loquente allegata aliunde.
Imit. 1.1. c. 24. «Quid aliud ignis ille devorabit nisi peccata tua.»
122
In qualibet hora cogitare aut dicere: Estate igitur parati, aut vigilate ergo, quasi stares coram iudicio dei redditurus racionem de operibus tuis, et cum hoc legere unum Ave Maria, ut beata Tirgo intercedat pro te ad dominum. Et infra quamlibet horam orare: Ne derelinquas me, domine deus mens, ne discesseris a me. Intende in adiutorivm, vel Provideham dominum in conspectu meo semper etc. quasi presens esset, sicut est, et videret opera tua.
Be bono.
Item dixit. Bonus homo precipue cavere debet, ne aliquid boni propter consuetudinem faciat vel dimittat, siye sit oracio, sive ieiunium, sive aqua benedicta.
Quod bonum fiat pure propter deum.
Item dixit. Bonus homo quum aliquid boni facit, caute debet respicere ut utique illud bonum fiat pure propter deum, et non concupiscat aliud nisi honorem dei et edificacionem proximi. Quia quociens aliquid inordinate concupiscimus, tociens a deo fornicamur. ^
De correptione.
Item dixit. Quandocumque aliquis viderit aliquid minus boni ab alio 1) humiliter debet ipsum increpare et dicere: karissime frater, hoc non apparet esse bonum; si velletis propter deum dimittere de cetero; et ego rogo vos propter deum quod quando videritis de me aliquid, quod michi velletis eciam dicere. Et ille est bonus et humilis modus.
) Supple: fieri.
123
De communi bono querendo in omnibus, dixit uni.
Augustinus: quanto In omnibus potes querere commune bonum.
pri^e™ proquot; quandö transis dormitum, vel quando alij
queansua quot;sJmT^sic dormiunt, potes cogitare: utinam domine, si pos-
intelligitur, i. e. non i . . . j n
propria communibus sem me habere tam quiete quod nullus per me
sed communia pro- . -i. . ■, , , n.
prüs anteponit. impediretur vei mquietaretur. Sic eciam potes
NB. Dezekanttee-
kemngen staan zóó in surffendo, si alii forte adhuc dormierint. Sic
eciam quando transis, vel quando es inter fratres, cogitare potes: Ach si possem me habere, quod nullus per me scandalizaretur. Sic eciam potes querere commune bonum in vestibus cogitando: intime vellem quod diu posset ista tunica durare, ut frater meus interim posset illam habere qua forte ego bene \') indiguissem, si ista fuisset consumpta. Sic eciam potes in mensa cogitare: utinam si ille frater meus haberet unum bonum pullum bene coctum, et meglinum vini 2) quia utique bene indigeret, quia debilior est et delicate nutritus est quam ego. Utique si esset in pote-state mea procurarem sibi caritative etc. Sic sepe eciam cogitare potes: Ach domine quid noceret quod ego miser non reputarer, vel expellerer ab istis bonis hominibus, et quod ego penuriam sepe paterer ut alij exaltarentur, reciperentur et satis haberent? utique domine nichil. Et sic potes in omni tempore, in omni opere, sive cogitacione, sive verbo semper querere communia proximi.
Item dixit. Semper debes niti querere com-
\') Bene, sine ulla emphasi. — Aequivalet nostro: misschien, wel.
\') Mengelen, mingelen, mensura fluid.
124
munia, quia si querere incipis te in minimis quan-tumlibet, oito prolaberis ad maiora.
Item dixit. Specialiter studcas esse promtus et di-ligens in illo quod est commune bonum.
D custodia hominis boni. \')
Item dixit. Quidquid est pro communi bono, tam caute et sollicite debemus custodire sicut sacra vasa altaris. Sic dixit quod boni libri sacre scripture tam sollicite custodiendi sunt tamquam verissimus thesaurus ecclesie,
Be communi hono querendo in scriplura.
Item dixit. In scriptura non solum debemus querere nos, id est, quod bene scriberemus, sed eciam utilita-tem communis boni, id est, quod libri essent correct! et bene punctati etc., quia nos non libenter studemus ex malis libris et incorrectis, sic eciam alij.
Be triplici utilitate communis vite.
Item dixit. Communiter vivere ad tria utile est specialiter. Prima utilitas est quod tantam curam et tantam sollicitudinem deberet habere unus pro seipso, sicut iam unus vel duo superiores habent pro magna multitudine. 2a Utilitas quod homo solus et per se existens non potest tam bene providere sibi in neces-sarijs quibus indiget, et quantum sicut bene alter con-siderat. Eciam homo solus per se nullo mode potest tam bene videre vicia sua, sicut bene alii faciunt in congregacione. 3a Utilitas est, quod homo existens in congregacione melius acquirit pacienciam et ceteras
\') Videtur legendum: communis boni.
125
virtutes quam per se solus sicut patet, quia quis deberet sic et tantum facere solus sicut bene cogitur in congregacione, sive sit in surgendo, sive in stu-dendo etc.
Item dixit. Ve homini illi qui in communitate existens querit quod suum est, vel dicit aliqnid esse suum vel estimat. Similiter ve homini illi qui in communitate existens murmurat in aliquo et dissentit communitati vel perturbat earn qualicumque modo.
De concordia morum et velle et unilate animarum.
Item dixit. Quid prodest unitas corporum simul cobabitantium, si ibi non sit unitas morum et voluntatis? Sed tunc vere in unum babitamus, si unum volumus, unum sapimus et unius moris sumus.
Item dixit. Ad hoc precipue nitatur, ut in omni opere suo, motibus et moribus suis, studeat sc confor-mare bonus homo communitati, sivi sit in legen do, id est, quod non tractius vel velocius legat, sive sit in comedendo, id est, quod non singulariter sedeat, vel tractius vel avidius comedat, quam alij et sic de alijs.
De consilio bonorum querendo.
Item dixit. Nichil tam pacificum reddit hominem quam quod nichil ex se presumat facere, sed totum cum consilio et videre bonorum. 1)
Be assensu consilii bonorum.
Item dixit. Nichil tam securum et quietum reddit hominem quam acquiescere consilijs bonorum et semper credere salubrius sibi esse quod consulunt.
\') Cnfr. Imit. 1. 1. c. 4.
Cnfr. ibid. c. 9 post medium.
126
De cella.
Item dixit. Bonus novicius quantmncumque potest, debet custodire et amare cellam suam, et si contigerit eum impediri, semper debet corde esse in cella sua, vel anbelare et festinare ad earn.
De culpis conquerendis.
Item dixit. Tu debes bumiliter conqueri culpas tuas, et specialiter et non generaliter dicendo: ego sum superbus vel gulosus etc, sed specialiter in quibus superbus es vel quomodo, ea intentione ut alij sciant qualis es, et ut orent pro te et te non reputent. Et si per boe optas eis placere, quod tu dicis culpas tuas, die tune; ecce istud facio propter hoc ut placeam vobis et reputer humilis, — et cessabit superbia.
De contentione laudabili.
Item dixit. Nos debemus invicem contendere, ut unus alium precedere possit in virtutibus.
Frater unus dixit.
Nota quod in conquerendis culpis debes cavere conqueri desperative vel deiective: maxime, si facis, cave ne alij considerent.
De devotione.
Item dixit. Quantum potes, stude dovotioni, atiende orando et attendendo orationi etc.
De mala discretione fugienda.
Item dixit. Noli discernere quidquam de illo quod tibi precipitur, vel quod vides vel audis; sed stude
127
humiliter implere quod tibi iubelur; quia si vis discernere, vix umquam verus obediens eris.
De dilectione proximi. 1)
In omnibus que agimus semper debemus atten-dere dilectionem proximi, quia nisi ilia creverit in nobis, parum prodest quidquid facimus.
Exhortatio ad dilectionem.
Item. Dominus ibesus: Si ego lavi vestros pedes dominus et magister, et vos debetis alter alterius lavare pedes.
Item. Mandatum novum do vobis, ut diligatis invicem, sicut dilexi vos.
Item. In hoc agnoscent omnes quod discipuli mei estis, si dilectionem habueritis ad invicem.
Item. Hoc est preceptum meum ut diligatis invicem sicut delexi vos.
Item. Hoc mando vobis ut diligatis invicem.
Item in legenda sancti iobannis ewangeliste •) wy zouden eer habetur, quod quotienscunque #) ducebatur inter
lezen: quandocun-
que- discipulos suos ad ecclesiam, nichil eis dixit quam
istud creberrime repetendo: filioli, diligite alter alteram, quia hoc est preceptum a domino, quod si feceritis, satis est vobis.
Item io: [s. Joannes.] Deus cbaritas est et qui manet in caritate in deo manet et deus in eo manet.
Item sanctus petrus in canonica sua prima capita quarto. Estote prudentes et vigilate in oracionibus. Hier staat in den Ante omnia autem mutuam in vobismetipsis
codex aan den kant:
Anteomniastudepro caritatem continuam habentes, quia caritas operit
fratema dilectione. 7 * r
multitudinem peccatorum.
\') Imit. 1. i. c. 15.
128
Cum invides virtuti fratris per pende.
Item Augustinus: Si enim sic nos amare volu-erimus, quomodo se amant invicem membra corporis nostri, perfecta in nobis caritas poterit custodiri etc. — Quere in libro augastini de verbis domini sermone: qualiter vera et perfecta dilectio custodiri debet.
Suspicio venenum caritatis — Ex profectibus religiosorum.
Bt ideo nullum potest vere diligere, qui a nullo vere se diligi suspicetur. Timor enim suspiciosus non est in vera dilectione.
In eodem. De dilectione proximi et benignitate. Servum bonum intus amorem ad proximum decet habere, exterius plenam benignitatem.
Item dissolutio est devotioni, sicut aqua igni.
Contra deiectionem.
Item dixit. Ex eo quod pauper es in virtutibus et debilis, non debes te dejicere, sed magis bumi-liare, et debes cogitare: quia non magna habeo, *) ons komt het Tolo ülud primum *) deo offerre quod habeo,
voor, dat hier in den • i j t j ij j. l
codex staatparvum, sicut mana obtulit par turturum et non agnum etc.
dat ook beter te pas
Contra duriciam cordis.
Item dixit. Mirum est si non transit nobis ad cor: „arescentibus hominibus pre timorequot; etc.
Och quantum desiderabant Prophete adventum domini, *) et quomodo nos tam tepidi etc.
Item dixit uni. De mane debes notare ad tabulam duo vel tria vicia de frequencioribus vicijs tuis, et
\') In margine: De exercicio interior! contra vicia.
129
accipere spirituale certs,men et exercicium contra illa vincenda, et percogitare debes si umquam contra illud vel illud vicium audivisti aliquod remedium vel legisti, et hoc assume tibi pro adiutorio vincendi. Et te con-solando ad fortitudinem resistendi excita cogitando. Nonne ego sum homo sicut ille vel ille, et deus erit mihi tam propicius adjutor sicut sibi. 8i ergo ipse vicit sic passiones suas, quid mihi deerit magis quam illi etc.
De exercicio cogitacionum.
Item dixit. In istis duobus cotidie te exerce, id est, quod memoria semper sit occupata sacra scriptura, et mens erecta et intenta amori dei et proximi. \')
Item dixit. Exerce te quantum potes in bonis cogi-tationibus ut per graciam dei facias tibi consuetudinem cogitandi bona sicut es facilis cogitare inutilia et vana, quia sicu{i amor amore vincitur, sic consuetudo con-suetudine superatur. 2)
Item dixit in communi collatione. Omni exercicio bonus homo debet niti se exercere in bonis cogitatio-nibus, quia ex illis omnes virtutes derivantur sicut caritas 3) devocio, compunctio, oracio etc.
De exercicio passionis christi.
Item dixit. Bonus homo debet niti ubique se exercere in passione domini, proponendo sibi vitam et
\'j Imit. I. 3. c. 6.
-) Imit. ]. i. c. 21. Ubi: «consuetudo consuetudine vincitur.» L. 3. c. 12. «Obsistet inolita consuetudo, sed meliori consuetudine devincetur.
s) Charitas infunditur a Deo; sed infusa, bonis i. e. secundum fidem cogitationibus excitatur, nam justus ex fide vivit.
Arc hi he X. 9
130
mores eius ubique tamquam speculum in quo specu-letur se quantum conveniant cum ipso vel discordant mores eius et passiones sue etc. \')
Be exemplo sive malo sive bono.
Item dixit. Quicumque aliquem suo exemplo vel dicto vel verbo retrahit vel laxat a servicio dei, magis peccat contra dominum quam si ipsum corporaliter crucifixisset. Hoc patet, quia cariorem reputavit ani-mam Immanam corpore et sanguine suo que dedit pro anima, quia quicumque aliquid emit, carius habet quod emit quam quod ipse dat. Et econverso patet similiter quam carum sit deo exemplo vel verbo vel facto trahere aliquem ad deum et confortare ut amplius proficiat etc.
Be fraterna caritate. 8)
Item dixit. Quando aliquis vocatur ad colloquium ab alio infra oracionem, debet statim sine scupulo et murmuracione dimitterc, quia in hoc parte maior est fraterna caritas; quia [ideo] ego sepe incepi bis vel ter completorium et quia semper dimisi propter hoc.
Item dixit. Quando aliquis vocatur ad colloquium, non debet se querere sicut aliqui solent, quia quando interrogantur, vel student, vel vident ad librum etc, sed debet tantum advertere ad hoc quod ab eo inter-rogatur, et dicere breviter quid sibi videtur.
Item dixit. Ille vere est frater et amicus alterius, qui odit vicia sua et iuvat ipsum ea vincere.
\') Vide hoc applicatum, Imit. 1. 2. c. 1. «Apud altissimura» seqq. 2) Imit. 1. i. c. 15 in primo versu est regulae applicatio, in altero ejusdem ratio.
131
Contra fantasias. \')
Item dixit uni. Semper debes niti te occupare alijs bonis, et omnino non attendere fantasias, et esse sicut homo qui multum impeditus est: si ilium alius alloquitur, non audit, quid sibi dicit, vel statim negligit. Sic et tu fac.
Quanto periculosum est multum sepe loqui et con-versari cum hominibus secularibus potestatem haben-tibus sive dignitatem: ut puta sunt presbyteri, scabini, canouici et alii divites. ^ Eacio est quod natura timens illos multum, sepe bomo applaudit eis et assentit verbis eorum, quod est valde cavendum. Remedium vero illius est quod homo non inspiciat illos sine necessitate: eciam quod homo intra se cogitet dicens: ecce quid iste, nisi cibus vermium vilissimus, saccus stercoris, quem ergo timeres? Nonne homo sicut tu? Et sic de similibus, prout melius competent alicui.
Item homo debet studere semper querere communia, sive eciam sit in scribendo, loquendo, sedendo, et sic in omnibus alijs rebus. 3)
Item. Quando quis corripitur, maxime cavere debet ne ilium a quo vel propter quem corripitur, econ-verso corripiat; sed si sciverit quidquam dignum cor-reptione, expectet ad aliud tempus conveniencius sibi, ne alter vel ipsemet inflammetur iracundia vel alia passione.
Item. Quando quis corripitur, astans et audiens hoc non debet cogitare quod ita sit, sed quod propter aliam
\') Imit. 1. 3. c. G., 1. 4. c. 10.
2) Cnfr. supra fol. 3. «Fuge seculares omnes etc.
Cnfr. supra fol. 13. NB. Hier zijn de bladzijden van den codex aangehaald.
13\'
causam , id est, humilitatis, corripitur. Et debet intra se cogitare quod multo magis esset dignus correptione etc. qiiam ille.
Item bonus homo multum debet sibi cavere de mul-tiloquio; quamvis ubique necessarium sit, tarnen maxime apud seculares, quia raro loquitur homo quin peniteat postea. *)
Item. Quivis apud seculares debet se abstinere cum omni diligentia a risu et cacbinnatione, quia qualem ipsi viderint hominem ab extra, talem ipsum indicant ab intra, quamvis tamen aliquando talis non est ab intra, ut fragilitate propria aliquando apparet ab extra.
liem. Quivis bonus iuvenis debet niti secundum ea que studet, vitam suam componere cum omni dili-gencia, quia aliter parum sibi prodest multum studere et scire, quum dyaboli multa sciunt de sacra scriptura, quamvis tamen nichil eis prodest etc.
Item. Si quis de mane tardus et piger fuerit, non debet desperare, quum deus potest sibi dare graciam devotionis quando sibi placuerit. Et est imaginandum simili modo, sicut de carbone, quasi totaliter extinctus, tamen si perflatur cito exardescit totus.
Item. Quidquid jubetur alicui a bonis et sanctis hominibus, tenendum est ita firmiter ac si deusmet juberet illi. Exemplum habemus de sancto anthonio, sicut patet in vita sua, et de multis aliis sanctis patribus.
Item. Quidquid homo facit, cum discretione et modo debet facere, et consilio bonorum hominum precipue.
Item. Quando aliquis transit ad laborem, debet
\') Tmit, 1. c. 20.
133
prevenire laborem brevi oraciuncula, et infra laborem cogitare de studio suo bono sive de alio bono quod-cumque fuerit.
Item. Qui studet bona, debet notare notabiliora super sedulam aliquam, et de illis cogitare et loqui, et vitam suam secundum ilia ordinare ut prius dictum est.
Item. Quivis bonus homo debet niti sic esse et se habere ab intra sicut apparet ab extra, sive vestibus, sive verbis aut quibuscumque alijs modis, ne de eo verificetur quod de ypocritis scriptum est, id est, quod apparaat ab extra quasi sepulchrum dealbatum, intus autem plenus omni immundicia et ypocrisi etc.
Item. Quicunque nititur vicia sua vincere, caducam huius mundi pompam spernere, et pro chrieto pati iniurias. \')
Pre omni meditatione sepe ruminet vitam domini nostri ihesu christi, id est, quam humiliter se habuit omnibus diebus vite sue, quam multa paciebatur cotidie obprobria et subsannationes; et quod existens creator et dominus omnium, erat subditus et obediens crea-turis, et tandem inexprimibilem et amarissimam mortem pro redemptione suorum inimicorum perpessus est.
Item. Bonus novicius quocienscumque viderit, vel audierit aliquid sinistri a proximo suo, quantum potest, debet excusare in corde suo, quia revera quanto plus aliquid suspicatur de reliquo, tanto immundiorem se noscat et culpabiliorem.
Item. Semper conandum omnia opera facere secundum communitatem sive sit in legendo sive sit in comedendo vel bibendo sive in vigilando sive in sedendo,
\') Supple: debet. Imit. 1. 2. c. 1.
134
sive in stando sive in loquendo id est, quod non tractius legat unus quam comnnitas vel velocius vel tractius comedat, vel velocius quam alius sedeat in mensa cum manibus quam comunitas omnium fratrum et [sic de] ceteris omnibus actibus.
Item. Semper niti debet servus christi breviter loqui et submissa voce, et cavere ibi loqui ubi non debet, videlicet in coqviina, in cella, in transitu stando; sed si coegerit necessitas eum, loquatur quanto cicius et brevius poterit; sed si multum est, eat ad locum secretiorem licenciatum ad loquendum.
Item. Quando loquitur quis bonus discipulus, pau-sare potest infra loquelam, et videre caute utrum expe-diat quod loquitur etc, prout sibi melius convenit.
Item multum debet niti servus christi quod semper loquela sua edificet audientes, et attrahat magis ad servicium christi cum sermone suo, quia nichil placa-bilius facere possumus deo quam laborare pro conver-tendis animabus, quia hoc fait totum opus suum per totam vitam suam, quia anima preciosior est omni re que umquam fuit preter deum, quum pro nulla re tam cara deus voluit animam suam dare, quam dedit pro anima nostra. Et ergo econverso nichil iniuriosius possumus deo facere quam aliquem nostro malo quo-cunque exemplo scandalizare vel a servicio dei laxare, quia in veritate hoc peius est quam ipsum carnaliter cum iudeis crucifixisse ut patet.
Item pre omnibus actibus bonis servus christi debet niti pro puritate cordis et semper bonas cogitationes et meditationes sibi acquirere, quum ex illis omnes alie virtutes habent fundamentale principium, quia exinde surgit caritas, oratio, devotio etc. Et ideo semper stare studeat in firma custodia suorum operum,
135
verborum et cogitationum, et sancta precipue occu-patione, sic quod spiritual!ter numquam sit ociosus. \')
Item. In oratione duo sunt attendenda et premedi-tanda, id est, magna pietas et misericordia domini nostri, et nostra infirmitas et miseria.
Item. Semper orandum est hylari vultu et corde, et si aliquis turbulentus fuerit in corde, debet niti habere hylarem vultum, et turbulencia cessabit in corde.
Item. In oratione nichil homo debet querere. nisi graciam et mesericordiam dei.
Item. Appetitus per studium acquisitns et suspiriurn ad deum est verissima oracio.
Item. Ante horas, precipue ante Deus in adiutorium me-um, bonus homo debet perpendere maiores defectus suos, quibus pro illo tempore affligitur, et sic cum suspirio invocare domini adiutorium et incipere I)eus in adj. etc.
Item. Sic bonus homo orare debet cum oraverit, quasi sit presentatus ante sedem majestatis in excelso throno, ubi milia milium angelorum ministrant deo et decies centena milia assistunt ei.
De studio, qualiter sit studendum.
Item bonus homo in studio vel lectione non debet querere scientiam, sed saporem et devotionem, quia melius est modicum spiritus quam multa litera vel scientia.
Item. Inicium omnis studij debet esse timor sive amor dei.
Item. Certo tempore studere debet servus dei et certa immoratione, non curiose et fortuite percurrendo.
\') Cnfr. supra f. 17. De imit. 1. 1. c. 19 in medio.
Item. Servus dei debet niti lectionem interrnmpere oraciuncula, sic scilicet, quod hauriat affectum ex lectione et ex illo affectu formet oracionem.
Item. Servus dei nimium debet niti, ut ordinet vitam suam secundum lectionem sanctam, non quod tantum babeat verba lectionis sacre; quia pulcbrorum verborum et cogitatuum valde levis est emptio, sed operum bonorum valde difficilis.
Quomodo servus dei habeat se in opere et quid atiendat.
Item. In omni opere servus dei debet tria atten-dere, id est, quid sit illud opus quod facit, et quare facit, et quomodo facit.
Item. Quidquid homo fecerit, si non senserit se inde humiliorem, nicbil sciat se omnino esse lucratum.
Item. Quidquid boni homo facit, semper caute re-spiciat, ne illud propter consuetudinem faciat, quale-cumque bonum eciam fuerit. 1)
Item. Caute inspicere debet, ut quando aliquid boni facit, ut illud simpliciter et pure ad honorem et glo-riam dei et propter deum fiat, et non seipsum querat qualicumque modo. Et buius mali verum signum est quod quis peius et remissius agit in abscondito quam in aperto loco
Item. Pre omnibus bonis meditationibus et exer-cijs servus dei debet niti bonas cogitaciones continue in corde ruminare, quia ex illis omnes virtutes proce-dunt tamquam ex originali principio.
Item. Studium dilatandum est semper ad se, ad
\') Imit. 1. 3. c. 9. 2) Imit. 1. c. 19.
137
pimimum et ad damn. Et sic omnis bona cogitatio dilatanda est, sive quodlibet opus bonum.
Item. Semper servus dei debet niti ut habeat se in cauta eustodia, id est, ut videat quantum proficiat vel deficiat cotidie. Et specialiter debet habere custo-diam oris ne loquatur quod non deceat, nee edificet audientem; quia ex illa improvidencia veniunt pertur-bationes, scandala et oblocutiones.
Item. Servus dei cotidie debet considerare vicia quibus illo die magis affligitur, et illa de mane notare ad tabulam vel ad sedulam ubi notat cotidianas culpas, et tune sero quando notat culpas suas, videre quantum profecerit illo die in virtutibus, et quot vicia vicerit, et sic omni die facere studeat.
Item. Servus christi in omni opere suo debet secum ante inicium operis pactum facere, quod taliter vel taliter vult se habere in illo opere, et niti ut utique non leviter hoe frangat. Sic etiam debet facere quando transit comestum, quia debet precogitare intra se: iam taliter vis te habere, et sic de alijs omnibus operibus.
Item bonus discipulus quantumcumque potest, diligat et custodiat cameram suam, et si contigerit aliquando ipsum abesse, tamen cor suum sit continue in ea, et festinet quantum valet ad earn.
Item. Quando duo vel plures colloquuntur, qui vis respiciat quod non ad inutilia sermo procedat, et si sic contigerit, inteliigens hoc, absque omni verecondia debet alteri dicere caritative et humiliter: bone frater, discedamus, quia non expedit nos plus loqui, sed eamus ad cameram, et faciamus ad melius.
Item. Servus Dei quantuncumque potest, niti debet quod cor suum avertat a creaturis et a concupiscen-
138
tijs terrenis; et quanto in illo plus profecerit, tanto crescit appetitus ad amorem dei. \')
Item. Quivis desiderans proficere, studeat sibi vim facere, hoc est, nitatur vicia sua vincere, sic quod desideria vincat desiderijs, affectus affectibus, ut qui prius desideravit sublimia, iam desideret humilia etc.
Item. Bonus obediens numquam debet parvipen-dere mandatum, quantumcumque leve videatur, quia magnus timor est de illis qui de mandatis levibus non curant et parvipendunt.
Item. Tunc dyabolus in veritate fugit a nobis, quando perspexerit nos humiles et unicordes; quia ipse est pater superbie et discordie.
Item. Nos non debemus attenderc proximum nostrum prout pulchrum vel divitem vel huinsmodi, sed prout sanguine ehristi redemptum et respersum; quia dominus sanguinem suum preciosissimum non fudit pro vili corpore, sed specialiter pro nobili anima.
Item. Servus dei multum debet niti pro pace et concordia habenda eum fratribus suis, et semper eis assentire, dummodo non fuerit contra deum, quia nichil angeli plus dilignnt et libencius vident in nobis quam quod simus invieem paeifici et coneordes. -)
Item. Servus ehristi quidquid boni facit, numquam sit securus, sed semper timeat de seipso ne forte reprobus inveniatur coram domino nostro ihesu christo.
Item. Pre omnibus servus dei debet niti, ut omnes homines in corde suo reputet sanctiores et meliores se. Item. Devotio non est nisi desiderium anime ad deum.
\') Imit. 1. 2. c. 1. 1. 3. c. 31. 2) Imit. 1. i. c. 9.
139
Consilium doviini Jiorencij quod dedit cuidmn scriptori.\')
Disce bene scribere ut habeas delectacionem et sic vineas tedium, et non passim nnmerare: nunc tantum scripsi, adhuc tantum restat; sed scribe medio modo quando bene succedit; quando male, tunc tractim, vel quiescens era ne turberis, quia hoc est deo magis acceptum, et corpori et anime magis quietum.
Item debes pennam ante bene parare et probare antequam incipias scribere, et sine importunitate incipe scribere, sed cum suspirio et recordacione quomodo te habeas in scriptura, et infra sepe suspirare, et modicum fige animum ad intuitum, et quum notabile diucius, ut posses carnales motus vincere. Non suffi-ceret quod unus scriberet totum quando omnes scribunt cum turbacione et murmure.
Item dixit. Nichil tam pacificum reddit hominem quam quod nichil ex se presumat facere, sed totum cum consilio et videre bonorum, et semper acquiescere consilijs bonorum, et quidquid consulunt sibi salubriu« esse videri.
Item dixit uni. Ex eo quod pauper es in virtutibus, et debilis non debes te dejicere, sed magis humiliare. Et debes cogitare quia magnum non habeo, volo illud parvum si quid habeo deo offerre; sic maria optulit par turturum.
Item dixit uni. Semper debes niti esse letus ab intra et spiritualiter et cogitare: Tristicia vestra ver-tetur in gaudium, et huic similia. Et propter ista duo debes gaudere: primum quia vocatus es a domino
\') Haec et que sequuntur alia manus scripsit.
140
de mundo, 2m quia habes bonum locum ad serviendum deo et bonos fratres.
Item dixit uni. Pro nulla re mundi sis nimium sollicitus, sed sis in pace, quasi iam haberes, vel cito esses habiturus.
Item dixit. Sola causa turbacionis est quod non resistis cogitacionibus primis que turbacionem inducunt, et tantum \') eas curas et cum illis litigas: et illa eciam te dejiciunt.
Item dixit. Sola causa nos turbari non est in potes-tate dyaboli sed nostra.
Item. Si quis fuerit turbulentus in corde, debet niti habere cor mundum, Mlarem vultum, et turbu-lencia tunc magis cessabit.
Item. Magister Gferardus] G0. 2) Pro nulla re mundi, deberet homo turbari.
Contra pusillanimitatem.
Item dixit uni. Ad vincendam pusillanimitatem nullum melius remedium quam non curare, nec sollicitum esse, sed aliud cogitare et omnino non litigare.
Item dixit eidem. Forte numquam liberaberis a pas-sione pulsillanimitatis: sis ergo in pace. Sic dixit uni habenti malum caput; si non potes deo servire bono capite, fac quod potes malo capite, et sufficit, sis in pace.
Item dixit uni. Non debes sollicitus esse, nec curare scrupulos levium peccatorum et cogitacionum initulium et superfluorum, sed sic cura illos quasi inevitabiles, sicut sanctus bernardus dicit in uno sermone: et cogita quod tibi dimittuntur per aquam benedictam et ora-cionem dominicam a domino.
\') Hoc est; tarn multiim. \'-) Groot? Grote?
141
Item dixit uni pusilalnimi. Ista duo atlendes in omnibus: primo quod stricte teneas quidquid tibi preci-pitur a superiori tuo, non parvipendas, nec negligas quamlibet parvum: hoc est obstinatorum et perversorum.
2°. Quod si transgressus fueris preceptum, summe tibi caveas ne propter hoc dejiciaris, nec turberis; sed sta omnino contentus et in pace cordis; sic tamen quod displiceat tibi forefecisse *) et humiliter et ex corde emen-dare, et de cetero tibi cavere proponas et hoc sufficit.
Item. Magister G. Quando homo aliquod malum inveniret in se, id est, malum habitum, deberet videre quo duceretur et traheretur per illam ranem, se inter-rogando: quid velles si hoc eveniret secundum mali-ciam tuam ? ut posset pervenire ad radicem illius male consuetudinis et habitus.
Item. Qui facit id quod scit, mul turn meretur scire: et qui non facit id quod scit, multum meretur cecitatis.
Item dixit. Ad nichil debes afficere vel nichil dili-gere nisi 2) et pure propter deum, quia propter quam-cumque aliam causam affici totum est fornicari a Deo.
Item. In omnibus que agimus, semper debemus attendere dilectionem proximi, quia nisi ilia creverit in nobis, parum prodest quidquid facimus. 3)
Item habetur in scriptis. Caritas patiens est etc.
Item dixit. Servus christi sepe in die debet se in corde abnegare, et totnm se commend are deo et superiori suo, id est, quod velit sibi in omnibus obedire. Et in huius signum solemus exterius inclinare; quod ad nichilum valet, nisi nos ab intra abnegaverimus.
\') Forfairo.
2) Videtur legendum simpliciter.
3) Hoc loco leguntur aliqua jam antea in alio loco scripta.
142
Item dixit. Parum prodest obedire in illis que ho-mini placent facere et delectant; sed hoc est magnum obedire in illis que sunt contraria homini et gravia, et hec est vera obediencia.
Item dixit. Qüantumcumque parvum consuetudinis nostre fuerit, si qnis tamen humiliter studuerit facere, totum imputabitur ei pro obediencia: quod si neglexcrit et non curaverit, timeo ne punietur graviter tamquam inobediens. Bona que habentur hoc sunt electa ultra modum communem et humanum.
Item dixit uni. Semper debes querere communia in omnibus; quia si queris te in minimis, cito perla-beris ad maiora. Et specialiter studeas esse promptus in opere, quod est pro communi bono, quodcumque fuerit.
Item. Magister Gr. dixit. Bonus homo semper debet niti ut habeat officium aliquod. dirigens ipsum ad communitatem.
Item. Quando homo vile aliquod opus facit, puta lavare scutellas, mundare domum etc. homo potius debet admittere vanam gloriam quam semper hoc di-mittere quia ipse nimis magnus esset. \')
Item Magister GK Bonus homo non debet esse nimis manifestus in secretis et enormibus peccatis 1) ne illius bono quod in eo videtur, scandalizetur; sed est mul-tum honum quod revelet secreta et enormia amico suo speciali secreto.
) Revelandis.
143
Item. Si quando quis loqueretur de vicijs et pas-sionibus, debet primo et principaliter se notare et magis respicere et retorquere ad passiones et ad mala sua quam aliorum.
Magnnm signum superbie est, quando homo noluerit nosci in suis defectibus. Homo aon debet ire ita ignotus alijs in defectibus.
Item dixit. Pre omnibus virtutibus et in omnibus stude te humiliare specialiter, in corde et eciam extra coram fratribus.
Item dixit. Quidquid homo fecerit, si non senserit se inde humiliorem, nichil estimet se esse lucratum.
Item dixit uni. Cum es in labore cum alijs, semper cogita et senti eos melius operari quam te; et ideo caute inspice qualiter ipsi operantur, quia non est aliquis tam iuvenis et tam parvus; quin ab eo multa posses addiscere, si attenderes humiliter.
Item dixit uni. Sic stude humilitati sicut sancti docent, id est, alios maiores te reputando et in veri-tate sentiendo etc. et non secundum tuas melancolias sic quod inde dejiciaris et magis timidus et pusilla-nimis efficiaris.
Item dixit. Semper debemus nos niti humiliare sub deo et sub proximo; sub deo, quanta bona nobis miseris peccatoribus et sibi continue iniuriantibus cotidie facit et fecit et quam parum regratiamur sibi etc. Et sub proximo: eius virtutes et nostros defectus consimi-lando, semper ipsum meliorem et sanctiorem nobis reputando etc.
Item dixit. Servus christi opians proficere in humili-tate sepe debet sibi ipsi dura proponere et despecta, et semetipsum arguere, iudicare, condempnare, tacitis cogitacionibus suam vilitatem considerando, ut cum
144
venerit quod humiliaretur quod tunc sciret hnmiliter et patienter pati propter priores meditaciones.
Item dixit. Quando sentis te passionatum invidia, suspicione, inani gloria etc. responde tibi ab intra et die: fi fi quod tu tarn miser et adhuc tam debilis es quod ex aliorum profectu deficis et deterior efficeris, et te ab intra humilia et confunde.
Item Magister Gr. Summa scienciarum est scire se nescire.
Item dixit. Scientia scientiarum est scire se nichi] scire.
Quanto plus homo scit se distare a perfectione, tanto prope est perfectioni.
Item dixit. Inicium vane glorie est sibi ipsi placere.
Item scripsit in una cedula. In presentia aliorum. supprime te; disce ex corde querere et mittere ad alios: compara sensus et corpus et animam et vires eius et virtutes et vicia tua ad alios et nulla com-paratio: non es dignus respicere faciem immundissimis oculis, respice pedes et terram, ubique vide templum dei, ymaginem trinitatis, precium sanguinus ihesu cbristi. Quid me persequeris; quid me persequeris? quid me crucifigis? quidquid uni ex minimis etc.
Magister Gr. In nullo melius cognoscitur homo quam in hoc quod laudatur.
Item dixit. Semper debes niti aliquid boni cogitare, notare et de alio, et semper virtutes et numquam vicia.
Item dixit. Quandocumque aliquis viderit aliquid mali de proximo suo, nitatur quando \') potest in corde excusare et semper ad melius interpretari: et quanto quis plus suspicatur super alio, tanto in veritate im-mundiorem et culpabiliorem se sciat.
\') Legendnm videfur quanto.
145
Item dixit Vigiles debemus esse in oratione et non leviter desistere, nee cogitare quod deus non vult me exaudlre; sed qnotiens repellimur, numquam despe-remus.
Item dixit uni. In omni oratione tria debes atten-dere, id est, vilitatem tuam unde humilierls, beneficia dei vel alia unde ad fervorem exciteris, et presenciam dei unde ad reTerenciam accendaris: et sepe attendas infra oracionem si t) ista cogitas, et si non, reitera sepe donee acquiras usum bonum.
Its:\', dixit. Numquam debemus orare perfunctorie, id est, tantum propter consuetudinem et preceptum sed semper ex devocione.
Item dixit, Bonus homo cavere debet ne quid boni propter consuetudinem faciat vel dimittat, sive sit oracio, sive ieiunium sive aqua benedicta etc.
Item dixit. Servus christi quando aliquid boni facit, caute debet respicere, ut utique illud bonum fiat pure propter deum, et non affectet aliquid nisi bonorem dei et edificacionem proximi, quia quotiens aliquid inordinate extra deum concupiscimus, tociens a deo fornicamur.
Item M. G. forte. Primo bomo devotus sentit quam-dam perplexitatem nervorum, qui sunt in ore stomacbi, proprie een teboepcrupingbe nervorum, deinde sentit vel babet calorem cordis, post hoc unionem, post hoc ardorem. Pusillanimes orare deberent tamquam ad pium patrem. Et legentes de eo ewangelio: Si filius petit patrem, pro pane non dat ei lapidem etc. Ecce quam magnam fiduciam presfat nobis dominus ad orandum.
Item solet respondere dyabolo, quod velit interro-
10
146
gare sooios quando aliquid sibi suggerit; tune stat confusus.
Item M. G. Maxima temptatio hominis est non temptari. Quamdin homo invenit in se aliquid ad amputandum, tune stat bene; sed quando niehil inve-nerit, tune respieiat, tune eustodiat se.
Item. In omni re mundi est temptatio, quanms homo non sentiat.
Item dixit. Debemus invieem eontendere, ut unus alium preeedat in virtutibus et numquam faeiamus nobis videri quod satis faeimus aut habemus, sed semper extendamus ad anteriora, obliviseentes quod habemus.
Item dixit. Mirum est si non transit nobis ad eor: Areseentibus hominibus pre timore; sed inferior totum faeit. Oeb quantum prophete desiderabant adventum ehristi et quomodo nos tam tepidi sumus?
Item. Infirma membra ehristi \') exhortari, consoiari, subvenire, eondolere, sed fortia honorare, exaltare verbo, eorde et opere, et ad hoe laborare, alijs reeom-mendare et eongaudere.
Item. Studendum est nobis ut virtutum poeius appe-titu et desiderio regni eelorum, quam noxijs vieiorum reeogitaeionibus, nosmetipsos ad eompunetionem lauda-bilem proToeemus.
Item. Saneti patres habuerunt breves oraciones infra laborem, ne impediretur labor, quia magnum et sanctum, ymmo et neeessarium est laborare manibus.
Item dixit uni. Quando debes ire et laborare exterius, tune debes primo tecum eautionem et pactum facere, quod lalia et talia vis eogitare infra laborem, et hoe
\') Supple: dehevnm.
147
debes sigiiare ad tabulam, et sepe inspicere earn, at,rum sic facis et non eris dissolutus.
Item debes eciam proponere tempus et quando \') modicum vis orare, id est Ave Maria infra laborem et hoe sepe.
Item dixit. Non sufficit quod interiua laboremus sed eciam necesse est exterius laborare, quod utique sancti docuerunt uos et eciam sanctus paulus, ut testatur de se.
Item habuit in scriptis. Ocium est sentina omnium viciorum. In desiderijs est omnis ociosus.
Item dixit. Homo pro hijs tantum debet lugere et tristari, id est, pro peccatis suis et fratrum suorum, pro eo quod non proficit multum et pro eterne requiei dilacione. Et argumentum huius tristitie est, quod homo sic tristis paciens est, benignus est, humilis et affa-bilis etc: et omnis alia de causa tristicia mortem operator et est mala et vitanda.
Item dixit. Nemo potest lugere animas qui diligit aliquid carnale et temporale: et solum anima est lugenda et non corpus.
Item dixit uni. Semper magis sperabis de eterna gloria, quam timebis de geheuna.
Item dixit. Quivis caveat, id est, ne scaudalizet alios moribus suis; sed studeat mores suos corrigere et boneste se ubique habere et maxime apud seculares ut magis edificentur etc.
Item dixit. Quicumque aliquem suo exemplo etc.; ut supra. \'2) Et econverso patet quam carum sit deo
\') Forte: quam.
■2) Hier wordt verwezen na:ir een vroeger gezegde over liet kwade voorbeeld.
148
exemplo bono, verbo vel facto trahere aliquem ad deum , vel confortare ut amplius proficiat: nichil malus hoe sacrificio.
Item dixit. Ad nicbil eciam valet cogitare passionem domini, vel alia quecumque, nisi in eis meditari et proficere in virtutibus acquirendis, in passionibus vin-cendis quis studeat.
Item dixit nni. Quando magnum appetitum habes in cibis infra refectionem, cogita quod multi sedent tecum in mensa qui fastidium et nauseam babent comedendi, et magis desiderant studere vel orare quam comedere. ])
Item dixit. Quivis nitatur custodire oculos suos et specialiter in mensa, quia numquam aperiuntur oculi nisi cor disposuerit, quia fenestre cordis sunt.
Magno labore oportet nos contra carnalia pugnare, si volumus ea superare. 2)
Item dixit. Multum gaudere deberemus quod pau-peres essemus, quoniam ipsorum est regnum celorum: et quum dixit: Beati pauperes spiritu, non solum notavit apostolos, sed etiam nos, quoniam in omnem terram exivit son us eorum.
Item dixit. Pacienter ymo debemus tolerare infir-mitates fratrum nostrorum.
Item. Quid prodest quod homo ab extra fingat se pacientem et ab intra murmurat et impaciens est?
Item dix.it. Quando alicui aliquid contingit quod est sibi contrarium, cogitabit quod de manu dei hoe venit, et sit omnino ab intra paciens et quietus, sive iubeatur longius scribere, sire tardius ad prandium etc.
\') Imit. I. d. c. 22. Nam comedere, bibere etc. magna miseria. 2) Imit. 1. c. Nisi tihi vim . . . etc. et scpius alibi.
149
Item dixit. Quando increparis pro aliquo det\'ectu, noli nimis attendere, vel moduin quomodo deliquisti, ne amplius dejiciaris, sed tantum attendere debes mo-dum emendacionis tue quum facies contrarium defectui illi etc.
Item dixit. Servus christi multum nitatnr pro pace et tranquillitate cordis et specialiter tempore commu-nicacionis \') quia tunc dyabolus specialiter solet et nititur hominem occupando turbare cum scrupulis levium peccatorum; sed omnino homo non debet curare quodcumque adduxerit memorie, sed niti se occupare alija bonis cogitacionibus, quibus ilia negligat, et omnino caveat litigare cum eis, quia quanto magis litigat, tanto magis se implicat; et est simile quomodo si quis aliquem iecerit luto et ille econverso iaceret: quanto plus iaceret, tanto immundior fieret. Ergo securior fuga.
Item dixit M. Gr. Qualibus cogitacionibus vadit homo dormitum, cum talibus surgit. Et ergo beatus benedictas noluit quod fratres sui de vespere quando debebant ire dormitum, legerent aliquid de quinque libris moysi; sed legebant tres psalmos, vel sex, vel novem, vel xij ad maius.
Item dixit Primum signum est de veris filijs dei quod ipsi relinquunt successive plus et plus temporalia, et dilatantur in amore fraternali.
Item dixit. Miserere anime tue placens deo, hoc est: homo debet primo operam auime proprie facere, antequam alijs subveniat.
Item idem. Raro vel numqumu comedimus, quin
\') Sic ad literam scriptum, sed procul dubio legenduui est: communionis. Cnfr. Imit. 1. 4. c. 10
150
dyabolus cooperetur nobis, quia mirabiliter hobitat in membris nostris.
Item. Mentem mundam facit memoria mortis, profunda custodia sensuum, frequentea, breves et iterate oraciones, meditatio scripture et eternorum.
Item. Diffidencia generat sollicitudinem: bona opera et iusta tollunt diffldenciam, timorem, sollicitudinem, dant spem et cor.
In collacionibus. Noyimus tunc pro preteritis pec-catis satisfecisse, cum ipsi motus atque affectus per quos penitenda commisimus, fuerint de nostris cordibus amputati.
Item Joseph. Omnia uamque \') quamvis utilia ac necessaria videantur, spernenda sunt, tantum ut ire perturbatio devincatur, pacisque tranquillitas illibata servetur. Quia nec ira nec tristicia perniciosius quid-quam, nec caritate utilius est credendum.
Item dixit uni. Quare ita tumidus es? quod si p.la-cere hominibus appetis, nescis quod qui hominibus placent, confusi sunt. Et displicere times, cogita quod modica confusio bic perpessa delet eternam confusionem coram omnibus sanctis et omni creatura in iudicio paciendam.
Item dixit. Stude cor tuum avertere a creaturis, et sepe cum magna vi avertere. Erige cor ad deum cogitando quod ipse te cognoscit, et omnes cogitaciones et opera tua sibi aperta sunt. Illi soli placere et hunc timere studeas. Et posito quod omnibus placeres et deo displiceres, quid esset? \'1)
) Irait. 1. 1. c. 7.
151
Item dixit. Si times quando can tas vel legis, fac totum sine providentia et advertentia tui et vocis, sed tantum attende sensum et verba etc.
Item dixit. Oontraria contrarijs curantur. Sic servus christi semper debet niti ut vicium virtute superet, ut quandocumque aliquid superbie vel elacionis in cogi-tacionem venerit, cogitet remedium huie: Discite a me quia mitis sum et humilis corde. Et sic quando appetit placere alijs, cogitet id fatuarum virginum: Date nobis de oleo vestro, vel buic similia; et sic faciat contra omnia alia vicia.
Item dixit. Dum vanam gloriam sentiremus, cogi-tare deberemus illud, ewangelicum: Amen, Amen dico vobis, receperunt merceden suam. Item illud; Amen dico vobis, nescio vos.
Item alter dixit, ut cogitaremus quod non solum bona opera perdimus, sed eciam debitores eterne pene efficimur.
Item hec in scriptis ex vitis patrum: Fructus nam-que spiritus est caritas, gaudium [sequitur totus textus S. Pauli ad Gal. V. v. 22, 23 et 24J. Qui irascitur fratri sue reus est iudicio; qui autem dicit fatue, reus factus est gehenne ignis. Hec habuit in scriptis. 1)
Hie morbus radicitus est eruendus quia iusta causa nec iniusta licet irasci, et nequaquam nos cum ea templum spiritus sancti effici possumus.
Sicut aqua extinguit ignem, ita luctus iram.
Ex epistola M\\agistn\\ G\\erardi] ad fratrem injlrmma in capita.
Conveniens materia dyabolice activitatis est capitis debilitas et discrasis. Convenientia instrumenta sunt
\') Puto haec connexa fuisse cum ilia superiori sententia (juatn pronunciavit ille Joseph.
152
phaatasmata turbata melancolica et terrena, que lacil-lime meringis et conservatms viribus ordinantibus non resistentibus, transponit, componit et dividit si per-mittatur, prout vult temptator.
Item idem in eodem libro. Ante omnia videtur mnltum congruum ut sitis letus [laeti?] spiritualiter. Nam tristicia et pusillanimitas et solitudo si ad mul-tum Tenirent, melancolicum faciunt, ut ait hypocras [Hypocrates] in aphorismos etc. \')
\') Deze laatste dicta notabilia heeft Mgr. van Vree in zijn afschrift achterwege gelaten, misschien om het bijna onverstaanbare, althans van de «erste spreuk. Toch hebben wij gemeend ze hier uit den codex te moeten overnemen, om het oorspronkelijke in zijn geheel mede te deelen. Gaarne willen we bekennen, dat de eerste spreuk «conveniens» enz. ons onverstaanbaar voorkwam, vooral om het vreemde woord Meringis; en daarom raadpleegden we een hooggeleerd vriend, wiens scherpzinnigheid in het ontcijferen en verklaren van oude codices wij meermalen en vooral bij dezen codex — mogten ondervinden, en deze gaf ons, onder anderen, de volgende uitlegging als de aannemelijkste, die wij ons veroorloven, onder openlijke betuiging onzer erkentelijkheid, hier bij te voegen, namelijk: Memngis is eene schrijffout voor memngis. Dit woord Mening is (Genetivus: Meningitis) is Nominativus singularis, een nog (ook in het Fransch Meningé) gebruikelijke geneeskundige term voor ontsteking van hersenvlies, uit het Grieksch pmyf (hersenvlies) ontleend. En dan wordt de constructie: «convenientia instru-menta sunt phantasmata turbata, melancolica et terrena, quae facillime meningis [Nominativus subjecti] transponit, componit et dividit, si permittatur prout vult temptator = Het zieke hersengestel transponeert, componeert en verdeelt die phantasmata, als het toegelaten wordt, zooals de bekoorder het wil. Als bijoorzaak wordt dan, bij wijze van tusschenzin, aan die hersen-ongesieldheid toegevoegd «et conservativis viribus ordinantibus non resistentibus.»
153
IV.
Incipit \') exercicium cujusdam devoti fervidi el humilu presbyteri, scilicet Luhberli ten busche.
Ante celebrationem 2) cogita sperando quomodo domi-nus induet te Testimentis virtutum, presentia ange-lorum milia milium inter quos stabis ministrans 3) diversimode.
Aliquando tamquam filius cuius dominua ihesus christua ostendit patri vulnera interpellando pro te.
Item assume tibi personam rei et deprebensi in delicto sicut muiier adultera, dicens cum tremore astanti iudici; .Noli me condempnare.
Item tamquam obsessns, undique vallatus ab hostibns temptationum non valens per te effugere.
Item tamquam pauper mendicus prostratus coram divite patrefamilias, inopiam et miseriam suam ostendens ei, petens panem gratie amplioris quo confortetur, consoletur et sustentetur ad resistendum malis.
Item induendo cogita ilia esse antiqua vestimenta,
\') De hoc devoto vide in eodem codice scriptum domini Amilii de obitu domini Lubberti, in quo epistola a Lubberto jamjam murituro dictata refertur. Hoe exereicium ille sibi seripsit, et modi, quo ad spiritualem perfectionem fratres illi eontendebant, clarum speeimen exhibet. Ut melius intelligatur eorum tenta-rninum fructus, scriptum Amilii cum Lubberti exercicio eonferri expedit. — Dat scriptum Amüii is te vinden ia. Sommalius. Daarom hebben we gemeend het afschrift van dat stuk, door Mgr. van Vree gemaakt, hier achterwege te kunnen laten. Zie hierover alsook over dit nieuw ascetisch werk van ten Busche ons voorwoord.
-) Supra vocem celebrationem scripta est vox communica-tionem, quae nihil aliud bic signifieare potest quam actum communieandi, i. e. aeeipiendi SS. Saeramentum.
:i) In marline affectatus. Ad communicantera referendum.\'
154
peccata scilicet et passiones que ex te ipso contraxisti, que cotidie peccando reinduimus.
Item quando te induis 1): Milia milium ministrabant etc. — Item illud; quanta luce credis etc.
Item ante casulam 2) vel ante confiteor. 3) Amice quomodo hue intrasti non habens vestem nuptialem.
In accipiendo corpus christi aliqua amatoria: Sic deus dilexit mundum. Osculetur me osculo oris sui, id est, tangat me dulcedine presencie unigeniti filij, redemptoris mei.
Circa memoriam vivorum cogita magnum periculum eorum, cecitatem, periculosum ducatum seu ductnm prelatorum suorum et alia quam plurima.
Item pro vivis potes cogitare de vinculis domini, ut per ea et propter ea liberet eos a vinculis mundi, dyaboli et malarum consuetudinum et periculis buius mundi. — Item quod illum vel ilium confortaret, ab illa passione, vel ab illo malo liberaret.
Circa memoriam mortuorum cogita maximam penam eorum qui sunt in purgatorio, et disiderium eorum maximum ad sanctos et ad nos ut intercedamus pro eis ut liberentur, et qualiter clamant: Miseremini mei, miseremini mei, cum maxima admiratione quod tam parum advertimus maximam eorum penam si nichil timemus. 4)
Contra impetuositatem [presumptionem /quot;] tuavi.
Tuum erit latorare pro vicijs tuis extirpendis et pro
\') In margine: tu procedis, quod iteruni ad comniunicaturum referendum.
) Supra scriptum; antequam exuis togam. Videtur toga fuisse superior vestis qua coramunicaturus se exuebat.
. •1) Scriptum est supra: processum.
Si valet hic; dum vei quando.
155
virtutibus acquirendis. i) Sed nisi pure ex corde deo teipsum resignaveris et sibi ulterius commiseris, ge-nerat tibi magis presumptionem et facit te durum et perplexum et anxium et pusillanimem. Non est igitur volentis neque currentis, sed solius miserentis dei. Labora cum verecundia et quiete et timore, sed resigna et committe deo ut faciat sicud voluerit, et noli tristari vel dejici, si nescis propositum tuum exequi. Forte sic est voluntas dei, ut non confidas proprie virtuti. Et interim quod es in opere, nullo modo innitaris importune proposito tuo, quasi utique sic pro primo velles facere, sed pocius ex fragilitate excede, et humilia te quam presumptuose et importune utique habere voluntatem tuam.
Contra impetuositatem tuam.
Debes usitare ut scribendo, loquendo, agendo, non festines, quia in illis non potest gloria domini queri cum ita impetu homo fertur in rem quod omnes vires in eam extenduntur.
In omni presenti actione et precipue in oracione sic te debes habere quasi post hoe opus vel post hanc oracionem nichil esses aliud facturus.
In oracione nichil intende nisi deo et psalmodie quasi in conspectu dei, et committe voluntati sue libere ex toto, et abjice leviori modo quo poteris superfiuas et vanas cogitationes, et ad hoe tende quasi tu solus coram deo et beata virgine et omnibus sanctis stares, et ostende necessitatem et vulnera anime tue et committe sibi [animae sc.] oblivisci aliorum.
Sive in laudando virtutes vel reprobando vicia, sive
\'1 Nota titulum Traclahdi etc. et Cnfr. de Imit. 1. 1. c 3.
156
in loquendo de quibusdam devotis, sen etiarn de alijs, cave semper de extremitatibus loqui cum duricia vel presmnptione, quasi non possit aliter esse; quia ex hoc tibi nascitur mentis elatio, cordis duricia et tristis consciencia, et qui audiunt, possunt accendi ad iram, et suspicari te presumptuosum et superbum, et non eos tantum edificat sicud si bumiliter quasi obsecrando dubitative diceres, et non est modus christi neque alicuius sanctorum.
Non est possibile secundum impetuositatem tuam, ut in memento vel cum impetu abjicias passiones, quasi numquam redituras, et si venerint iterum, desperare, et sic continue turbari super illo, quod est contra naturam et fragilitatem. Nescis quia, velis nolis, cana-neus et yebuzeus habitabunt intra fines tuos? Incede igitur per caritatem dei et proximi, et in hoc vera-citer proficis, si continue te quasi viciosum et infirmum in via dei ab inimicis custodis. — Glosa — id est, a co-gitacionibus superbie, vane glorie et ceterorum viciorum resistendo eis et cotidie superfluas et carnales cogita-tiones et corporeas abradere, id semper attendendo quod qui modica negligit, paulatim decidet.
Et sic continue aliquid invenires amputandum. Oculi igitur tui semper sint ad dominum, quoniam ipse de laqueo evellet pedes tuos; et in te totaliter deficere, adiutorium suum invocare et voluntatem suam exequi, hie est profectus tuus.
Parva, corporales et superfluas cogitationes non nimis stricte observare, sed eciam eas non negligere in toto, quia sepe sub bona specie alias periculosiores inducunt. Et omnes ad unguem abradere non videtur forte vir-tutis humane, sed eas attendere et leviori modo quo poteris abradere quia pili sunt, et caro semper super-
157
tiua generat. Et si frequens potatio vel comesiio tepe-facit et nauseare facit stomachum et frangit ealorem digestionis, sic frequens perseverantia inutilis tepefacit animam etc.
Ut hoc melius agas omnino expedit tibi sensus custodire, quia proprium humane et infirme auime est ut earum rerum qualitate, quas respicit, varietur, et sepe eius iudicium cum ipsa presentis rei specie ducitur, et iuxta hoc quod aspicit, intentio illius et sensus variatur. Et nitere non attendere fratres in oracione. in colloquio, vel ubicumqae, nee etiam quoscumque, quia valde alienaris a teipso et dissolvit virtutem mentis, facit te suspiciosum et amarum, obscurat intellectum, generat dei oblivionem et applausum ho-minum, obnubilat veritatem , turbat conscienciam. Hoe ergo erit quod totiens tibi visum est, ex gratia dei cor pacificum et ah fantasmatibus rerum et a peccatis habere aversum, et ad deum habere conversum etfaciem communem cum ceteris sine nimia austeritate aut serenitatis ostentatione, et apud teipsum intus semper manere. Ad hoe multum expedit moderata abstinencia precipue a potu, quod valde lucidat cerebrum potus moderatus. Et in quocumque opere aversus fueris ab ista forma, nitere reformare te et sic semper tranquillo animo perficies voluntatem dei et custodies te a vicijs et semper hylaris perseverabis.
Secundum ancelmum \') quandocumque dices alicni defectus, cogita virtntes alterius et vicium tuum.
Numquam debes alicui aliquid dure dicere vel ob-probriose increpare aut deridere increpando: obsecra vel mone ut caritas poscit, et precipue.
\') Sic scriptum nt videlur; forte legendum: Anselmvm.
158
Cave semper omni modo in omnibus vehemenciam. Et omnia deliberate animo facito absque ostentatione.
Precipue quia multum importunus es, cave omnino a subita et non precogitata correptione eciam cuius-cumque: hoc tibi multo tucins et humilius, et alteri magis utile.
Cave eciam ut non leviter eciam precogitatus dicas alicui illo instanti quo deliquerit, quia postea dulcius capiet de quo in culpa positus amariter turbaretur.
Oogita de beneficijs dei, de gaudijs; in brevi de boe seculo te migraturum.
Assuesce cum gratia dei quantum potes ut quan-documque turbidi animi es, pacienter et quiete sufferre ilia que sunt tibi contraria et passioni tue; et pro tunc nicbil movere contra boe vel de illo ad quod importune agitaris; pocius expecta donee gratia dei et serenitas mentis redierit. Fuge interim ad cameram et ad oracionem tamquam infirmus et obsessus, et cogita: In paciencia vestra possidebitis animas vestras. Et tunc cave de scandalo: Quid me persequeris; de levibus aut duris verbis. \') Bilge ad tempus solitudinem el laborarc manibus et pacienter orare, et facere sine importunitate; ab omnibus oculos avertere, intus ma-nere, semper aliquid de deo aut sacra scriptura rumi-nare quod ad amorem vel timorem dei aut ad borrorem viciorum te inflammat.
Conclusio. In omni actione temporali non nimis stricte attendere, id est, exteriora et ornatum, sed intendere voluntati dei solum quomodo facias, id est,
\') Sensus esse videlur: cave de scandalo quod levibus aut duris verbis, ut bis: quid me etc. dare posses.
159
in oracione, in colloqviijs. in domuncula cor et oculos avertere ab liominibus. Et in conspectu dei facere et loqui in omnibus factis tuis sicut sibi placet et sibi totum committere, et carnales et inutilea cogitationes continue leviori modo quo poteris abradere, ab intra semper manere, exteriora oblivisci, ad celestia oracione, suspi-rijs, lectione, compunctione tendere et mentem ad predicta spe et timore frequenter exacuere, ostentati-onem et presumptionem fugere, exteriora et occupationes cum deliberatione agere, non importune ex toto te sicud soles effundere; tamen ex hoc opera caritatis, ubi necessitas et pietas requirit, quasi in toto non abjicere aut cum tristicia Tel turbatione mentis ea trepide agere, eciam in eis resolvi importune ex toto et ach clamare ad alia, sed tranquillo pocius animo ad horam in talibus cum custodia moderata interiorum tuorum mediocriter suspendere, secundum voluntatem dei perficere, et non nimis stricte te custodire cogi-tando: Caritas operit multitudinem peccatorum.
In omnibus operibus tuis hoc solum attende ut placeat deo. Et ideo libere et humiliter omnia facias quando scis sibi placere, et noli timere si hominibus displi-ceat. Et nitere abjicere ymagines hominum de corde; in hoc omnis virtus, omnis profectus, exequi voluntatem dei et sibi [== ei, sc. Deo] placere, hoc est vir-tuosum esse et promereri. Ideo semper ad hoc tende ut intencio tua sit ad deum et opus secundum deum, et abjice passiones anime quam he inficiunt, et averte ab omnibus cor et oculos et respice teipsum.
Hoc babe pro regula infallibili: Quidquid placet domino florencio et fratribus, hoc vult deus ut facias, quia ipsi inhabitantur a deo, et ipsi nichil querunt nisi eius voluntatem, ideo numquam discerne.
160
Quandocunique dominus florencius praesens est,, omnia fac cum consilio suo et quum abest, eodem modo per omnia quasi ex deo fac cum concilio d. Gh. quia Jonge sapiencior, humilior, caucior et spiritualior et abstractior te est, et sciunt sanctam voluntatem dei magis quam tu. Post eum Labe eodem modo Wilhelmum. \')
Disce in omnibus que non potes quiete exequi pro gratia dei vel pro salute tua submittere semper sub voluntate dei, cogitando: sicud fuerit voluntas dei sic fiat.
Disce sepe a domino florencio tamquam a deo, et ab alijs voluntatem dei querere, non ad oculum importune sine affectu voluntatem tuam aut presumptionem tuam perficere, vel oor ad hoe inducere.
Nescis quam importunus, gulosus, iracundus, superbus, vanus, incompositus es ab intra in anima, quod numquam recta via incessisti et adhuc nescis incedere; scd vel timore dejiceris leviter, aut presumptione nimia presumis non presumenda. Non seis virtuose movere, quia non seis tenere medium in quo virtus consistit; et sepe queris te, vel viciose afficeris ad multa ad que alij non afficiuntur propter que non potes clare videre quid deo est magis acceptum, sicud alij. Confiteor deo quod numquam virtuose movi vel feci aliquid sed corrupta intentione aut indirecta via, id est, ex ap-plausu etc.
Item ex isto sequitur quod oportet te semper humi-
\') Met dezen Wilhelmus zal bedoeld zijn Wilhelmus Hermansz. Klinkert, een der medearbeiders van Florentius en met dien D. Gh. — even te voren: Gerardus van Ziitpben den vertronwe-ling van Florentius Radewijns en vriend van Lnbertns.
161
liter movere et scribere et raciones tuas tacere nisi extorsus ab aliis, et pocius semper alios audire.
Item semper sub dubio tuum videre move et num-quam presumere debes videre tuum; quia alij magis exonerati sunt a vicijs, ideo clarius vident voluntatem dei. Et licet tibi deus daret modicum videre, tamen in respectu aliorum uichil est. Et si adhuc plus pro-ficeres aliter tibi deberet videri; recte sicut de prope videns candelam, qaanto magis appropinquas tanto clarius vides.
Item nova et singularia numquam subito sed cum deliberatione movere et in illis magis timere.
Multociens cogita de peccatis cotidianis, ex qua radice procedunt.
Item cavenda est multum occasio viciorum. Et ex hoc mirabiliter potes humiliari, si ex gratia dei in multis non delinqueres, si occasio esset, quia per hoc melius cognosceres quid esses. Et sepe in quiete videris tibi aliquid esse, sed effusus in exterioribus rebus apparet quid in te latuit. Et non babes virtutes anime nec naturales in corpore, sed totus austerus amarus es, sed ex gratia dei tamen posses huinsmodi refrenare.
Item declinare ad divicias, ad delicias, ad houe-statem et applausum hominum, ad curiositatem, ad delectationes terrenorum, ad propriam voluntatem et proprium videre, et fugere et non curare humilia opera, et ad huinsmodi declinare est regredi ad vicia et averti ab exemplo et maxime a regula patris spiri-tualis, quia hec est verissima via ad omnes virtutes.
Longa locutio hominem calefacit et siccat linguam, sitim excitat, hominem a se rapit, deducit in igaoran-ciam, premeditationem aufert, inordinata profert et ea in fine fesso et incitato spiritu a quo incipere non deberet.
Auchiep X. i 1
162
Nesessarium est homini multa dicere volenti frequens premeditatio, et interpolatio sive pausatio, id est, si 1) secundum beneplacitum dei loqueris vel non, vel si declinas ad iactanciaui et applausum, ad vanam gloriam.
Necessitatem, pietatem et utilitatem attende ia verbis tuis, sicut in omnibus operibus sanctis et maxime voluntatem dei.
Nullo modo loqui burdosa 2) vel alios verbis ad hoe incitare expedit tibi.
Numqnam debes improvise ex capite tuo derisorie alicui coram alijs dicere aliquem defectum, quia facit te superbum et tristem et est signum presumptionis et superbie, et malum exemplum alijs. Sufficiat tibi tamen 3) regula quam dominus tibi dedit, id est: Si peccaverit etc.
Coram multis eciam quibuscumque semper cum pre-meditatione et precogitare dicenda et nichil omnino nisi precogitate.
Disce cum gratia dei ubique cum premeditatiane loqui, id eat, ne ofFendas deum nee noceas proximo.
Disce parum et paucis verbis loqui et scribere alijs.
Expectatio alterius in verbis et semper time audire unde ledaris. Discutere illa verba eciam cuiuscumque, an sint vera et 4) detractoria, et sic consencias vel rejicias.
\') An.
8) Boertig? — Het woord burdosa, naar welks beteekenis Mgr. van Vree hier gist, wordt ons opgehelderd in het hierboven reeds aangehaald Glossarium van Ducange, waar wij op het woord, Burdare lezon: «Jocari, ludere, nugari, quemadmodum facere solent, qui ludendo mendacia confingunt» — Gloss. Latin. Gallic. «Garrirc — jongler, hourder.»
3) Forte legendum tantum.
■f) Lege vel.
163
Firiniter propone per gratiam dei de malo nullius hominis dicere, nec libenter audire nisi cum proposito et pia utilitate, et tarnen maxime cave tibi ne seducaris.
Ad banc tende consuetudinem cum gratia dei, basse sub paucis verbis loqui necessaria et utilia, id est, diebus festivis admonendo alios, et de passionibus tuis et inter fratres; alias tacere quantum bono modo potes.
Assuesce in oracione cor ab astantibus et ab inu-tilibus cogitationibus avertere sine magno conatu; et solum liber [sic] habere ad oculos dei et ad psalmodiam suspensum et recurvatum ad vicia aliqualiter sine anxietate et nimio rigore, et sic mediocri voce verba pronunciare sine omni attentione vocis tue vel aliorum vel que circa te sunt, nec effundere affectum in vocem duriorem sed corde, et affectum quantum potes tendere in beneplacito dei et in verbis psalmodie, et ad hoc mediocrem vocem accommodare, et verba mediocriter basse et simpliciter proferre, et vulnera anime tue sepe deo ostendere et quam imparatus es et pauper in virtutibus et cito morieris, et quantum tibi adbuc deficit et quod solus \') potest et babet omnia dare.
Memoria dei et sacre scripture cum aliqno affectu inducente ad hoc quod agis, cum custodia sensuum et cordis mediocri, sine austeritate et ostentatione externa in facie, ab intra absconsus manere, semper orare: deus in adiutorium meum intende etc. aut quasi deficiens inter vicia cito racionem redditurus, ad beatam virgi-nem: ave maria.
Item assuesce ad nullam rem mundi, neque temporale neque spirituale, cor importune effundere, sed semper
\') Supple: Deus.
164
cum tirnore vicioruin tuorum medioeriter abstrahere cum discretione et pededemptim incedere, ad horam te mutuare et numquam in toto a te recedere, sed in verbo dei aliqualiter semper, quantum medio modo potes, cor tenere suspensum et reflexum contra vicia in communi tamen tua l) specialiter magis contra hoc, quod tunc magis times, et sic per graciam dei cum bono moderamine, et matura deliberatione coram oculis dei loqui et facere quidquid putas sibi placere.
Nullo modo credas importunitati et vane glorie tue excitantibus te ad ostentationem et suadentibus tibi sic homines non edificare verba tua vel facta vel minus sic compungi aut minus attente, sompnolenter, non curare quod dicis. :i) Et si sic esset, quid prodesset tibi si univerum mundum lucreris? Quid prodest tibi alijs propinare vitam et tibi mortem, alios ad viam reducere et te in via errare; nec est via caritatis quot;) que incipit a se ipsa semper prius. Et ergo numquam sine turbatione recedis, quia viam caritatis non tenes. Et quomodo ita insanis quod putas virtutes alijs cum importunitate et vicijs imprimere? Inveterata superbia tua est; sed est magis voluntas dei ut cum ratione et humilitate et cum bono moderamine dicas et facias cum suavitate absque presumptione, ut dictum est, non totaliter te effundendo sine fictione, hoc mirabi-liter eiificat homines et compungit corda eorum
\') Text as corruptus ut saepe; Si pro tamen legitur r/NiV/cn et
post tua inseritur sed, sensus aptus erui potest.
\'2) Neinpe si cum tanta moderatione dicis et cantas.
3) Loquitur sibi de se verba ad alios facturo aut certe coram
rdiis oraturo auf cantaturo in domo Dei.
■\') !lla nempe quam vitandara dixi, nam via caritatis esl qun^ incipit a seipsa prius.
165
quando tibi sic loqueris. Et tune deus loquitur per te l) quia per humilitatem etc. que deus est 2) et ipse invisibiliter illuminat sine te corda hominum, et tra-huntur et alliciuntur sic magis, et est angelis et sanctis sic magis acceptum et maxime securum pro consciencia tua et proximo bonum exemplum, Sed quia predicta via non incedis, incurris oblivionem et contemptum dei, perdis eius familaritatem et caritatem, 3) tedium ad sanctos et ad celestia, insensibilem et turbatam conscienciam, duriciam cordis et voluntatis, proprium videre, amorem ad vicia et amarum et turbidum ad omne bonum, anxietates et perplexitates innumeras, turbatum intellectum, excacatam rationem, importunam audaciam, fatuam sapienciam, et abjicis omnem verc-condiam, et incurris scandalum proximorum et deri-sionem demonum et maxime incautam locutionem.
In comestione mea non volo butirum et pisces simnl comedere nisi valde modicum, quia gule escitatio est michi, et inebriat caput meum, et cavere quantum possum a butiro, a pingui lardo, a pinguibus carni-bus, quia ad predicta ex gula sum inclinatus, licet non turbarent caput meum. Et licet ex occasione oportet me aliquando de predictis comedere, comedam pocius minus et cavebo me de predictis cum grandi. \'\')
\') Corruptus textus; legendum piilo: Et quando sic loqueris, tune deus etc.
2) His nullum sensum aptum erucre possum, nee restitutionera lextus vel conjiciendo possum assequi. — Aldus Mgr. van Vree. Welligt is het zóó uit te leggen, dat liet gezegde met die etc. verwijst naar een bekenden tekbt, die zal hebben aangevangen met de woorden per humilitatem , en zich bij het eiude aansloot aan de woorden deus est.
s) Deest verbum eontrahis vel simile.
Deest vox, pula; svllieitudine.
166
Item uumquam siccum piscem [comedam] nisi cum butiro modico cum uno ovo, sed numquam pro tota comestione.
In comestione semper cave aviditatem et subitam comestionem, sed retrahe pocius, ut ceca et turbata concupiscentia illuminetur compunctione et aviditate lectionis, et cum quiete mastica aliquid de lectione.
Cave omnino repletionem, maxime panis, et cum modico pane comede potagium; duo ova feria quarta et sabbato snfficiunt tibi cum modico butiro caseo. De butiro non magis de vespere vel de mane nisi sicud priora duo membra pollicis, numquam salsos pisces, id est, witine ^ vel schelvisch 1); pocius duo ova et non plus de pane comede quam necessarius est tibi ad cibum, quia multum indigestibilis est et gravat te. Cave omnino allium, et modicum de caseo sicud primum membrum pollicis. 2) Vitare leverworste ende vette worste. 3)
Quandocumque ex comestione turbatus es in capite vel gravatus, tunc fuge ad cameram, vel loquens cum hominibus magis caute conare ad custodiam, sed tucius est tibi fugere et orare.
Item de lardo non plus capere quam in quantitate unius ovi, et de carnibus duo frusta ad quantitatem duorum ovorum.
Quasi expulsus a delicijs paradisi, tamquam servus prodigus comede de siliquis cum labore et dolore rami-
) Item vox patria.
) Supple: comede.
■\') Voces patriae.
167
nando de lectione aut de illa particula: Homo r|uidam fecit cenam magnam.
Item de piscibus quibuscumque mimquam plus quam in quantitate duorum ovorum.
Ad humiliandum te in vicijs exteriorihus omnibus nolis.
Ad humiliandum te cotidie sufficit tibi miseria tua, et vicia tua, quia simplex es in naturalibus et anima tua gravata est cum valde grosso corpore et infirmo et intemperate, et cotidie minatur ruinam, et quod peius est, hoe non sentis nee attendis, et cum hoc es mul turn importunus, quod maxime aufert omnem sapienciam et discretionem, et es multum gulosus et vane gloriosus, superbus, austerus, iracundus, ex na-tura tristis, accidiosus multum pre alijs et ex infirmi-tate naturali inclinatus ad carnalia, avarus, immori-geratus. Sed quia ista non attendis, et non times ista, cumulas vicium vicio, quia in predictis non habes te suspectum. Et quia ad multa viciose afficeris pre alijs, propter que omnia ratio confunditur et intellectus obscuratur, consciencia perturbatur, et turbatus animus non sinit videre quid bonum est, propterea efficeris indiscretus, importunus, et quia non regis vicia tua, nee habes ea suspecta, ipsa regunt te et ducunt te quo voluut, et scandalizas fratres, deum contempnis, propriam conscienciam conturbas, et manes viciosus et in miseria et in anxia et turbata consciencia. Quid ergo mirum si alij despiciunt te, vel magis reputan-tur, et plus intelligunt, qui excellunt te natura, gratia et virtutibus?
Hec omnia cederent tibi in bonum, si tantum reco-gnoscere velles, et continue, quando occasio se preberet.
1 («8
habere te in predictis suspectum et separari velles tunc ab eis, et adherere voluntati dei, et caute eircum-spicere velles; ne ab aliquo predictorum trabereris a deo; sed quia multum cathenatus es eis, et quia in massam viciorum redactus, restat semper alijs magis credere et in teipso trepidare. Et quia in vicijs predictis, precipue in importunitate et gula et superbia es quasi inveteratus et quasi totus profusus, sicut olla que diu stetit cum urina raro vel numquam fit apta ad imponenda preciosa cibaria, restat semper cum timore agere- et continue cogitare: beatus bomo qui semper est pavidus, et veraciter scire, quando declinas a timore ad securitatem, declinas a deo et capieris a demonibus et a passionibus tuis. Tarnen sic debes timere ut eo magis de deo confidas, et quantum yideris tibi infirmior tanto te faciet fortiorem.
Ad humilianclum te ah intra ex vicijs interioribus deo et angelo et tibi notis.
Quasi nicbil videtur ab intra; sed utinam deus ape-riret mibi oculos! et tantum modicum vides in respectu quod es et quod alij fratres te vident et merito ab-bominarentur nisi bumiliarent se. Multum curiosus ab intra et ab extra occupas te inutiliter vanis cogi-tationibus et externis rebus, et semper te effundis multum corruptus in affectionibus, multum vanus et inconstans in cogitationibus. Evagatio anime per diversa est cibus tuus, multum debilis in resistendo concu-piscentijs tuis, multum incompositns in anima in veris virtutibus. Sed deberes bene importune tendere leviter ad aliqua extrema, id est, ad nimiam severitatem vel ad nimiam dissolutionem, ad nimiam presumptionem
vel ad nimiam tristieiam mentis, ad nimiam abstinen-tiam vel ad nimiam gulam. \')
Quare ergo superbis de virtute qui nullam virtulem in veritate liabes? Multum habes de proin-ia voluntate et de proprio concilio ex fatuitate et ex nimia superbia tua. In carnalibus tuis semper es veliemens et in-quietus ex nimia concupiscentia interiori. Sepe superbia tua interior effunditur in facie sive in nimia presum-ptione aut nimia severitate aut seriositate.
Semper deberet facies esse similis cum ceteris, sed intus dissimilis. Inter fratres babes te nimis spiritua-liter ad extra, et dicis nimis pre alijs de passionibus, et suspiras, et sepe signa ostentationis exbibes, et doces eos sicut superbi solent, presumptuose loqueris et postea et in illo instanti ex hoc turbaris. Propter deum disce ab alijs virtutes et mores, et time vanam gloriam tuam. Cristus tibi timuit, tibi didicit, tibi tacuit. In colloquijs et in omnibus que agis es impor-tunus sine timore et leviter effusus. Disce ab intra manere et inter fratres et alios homines comiter et socialiter te habere et extolle eos.; compara corpus et animam ad eos et cogita virtutes eorum et vicia tua.
Semper de aliquo, cum quo es, virtutem aliquam cogita, qua intentio tua dirigatur ad enm et affectus, et vicium aliquod tuum.
Item timor immoderatus vel nimia presumptie cotidie te impediunt.
In ecclesia numquam reclinare cum capite basse vel cum brachijs super scainpnum propter predicta, nisi
\') Textus videlur corruptus. Sensum sic exponi posse puto: Talis cum sis et insuper valde importunus, debes quidera [iiecesse est te] leviter in opposita eaque cxtrema ferri.
170
aliquando sed rarissime propter fessitudinem modicum elevando caput.
Assuesce ubicumque fueris, non reclinare cum brachijs aut cum dorso, quia accidiosus es et magis nutrit acci-diam et generat tibi melancoliam et tepefacit spiritum.
Pro compunctione contra accidium [acediam~\\ et exacuen-dum corporis mentis quando indiges. 1)
Santi viri quia brevitatem vite indesinenter aspiciunt, quasi cotidie morientes vivunt, et tan to solidius se mansuris preparant, quanto et nulla esse transitoria semper ex fine pensant. Immensum est quod sine termino sequitur, et parum est quidquid finitur.
Pariter eciam cogitantes in brevi nos de boe seculo migraturos.
Cogita quam nulli sint dies tui qui preterierunt, et sic erunt futuri, et cogita quasi iam, sint \'l) et stares coram iudice rationem redditurus. Vide indesinenter per que ofienditur et pro quibus ab eo dampneris. Item preterita peccata maiora.
Eztenuatus a viciosis et inutilibus cogitationibus accede ad studium sicud ad cibum capiendum anime, ut lectione refecta discat in illis anima occupari que legit et oblivisci temporalia et refrenari a vicijs. Si fueris prioribus 3) prius saturatus non prodest libi studium, nee sapit tibi quod legis, quemadmodum si pleno stomacho ceperis cibum corporis vel sine necessitate
\') Texfus valde corruptns, qui forte sic restitui potest- Pro compunctione mentis contra accidiam ct ad cxacuendum corpus quando indiges. Cnfr. Imit. 1. 1. c. 23.
2) Preteriti hi futuri dies.
3) Pulo delendutn prioribus.
171
sustentationis, sed propter solam delectationem carnis; non solum non nutrit corpus nee sapit palato stomachi, sed eructuans nauseando a se rejicit hoc quod ex super-fluitate repletus accepit.
Item ex isto sequitur quod numquam multum simul est tibi utile studere sine masticatione et oracione; sed parum, et masticare cum oracione et desiderio, et mittere in ventrem anime et in mores et in virtutes, ut anima hijs quasi nutrimento sustentetur; sicud corpus cibo, sic anima virtutibus reficitur. Item ex isto sequitur quod numquam debes aliqua studere que non reficiunt animam, quia fructus studij est fortitudo anime et propter virtutes acquirendas.
Item sequitur quod studere propter scrire aut propter alios docere aut propter quidcumque aliud quam dictum est, non nutrit animam sed facit eam insanam sicut superflui humores corporis, et generat vanam gloriam, elatum cor, incompositos mores, vanas cogitationea, instabilitatem mentis, dei oblivionem et contemptum, applausum hominum, turbatam conscientiam, tene-brosum intellectum etc., et magis exinaniat [sic] et debilitat animam quam reficit. Item sequitur quod moderate studere et bene masticare et non nimietate studij animam gravare magis reficit animam quam inconsiderate multa absque masticatione. Item sequitur quod anima mortua est, que verba dei indesinenter non digerit in mores et in virtutes, vel consumit seipsam et fit putrida diversarum concupiscentiarum malarum, et con-sumitur a demonibus sicud corpus mortuum a vermibus.
In pulsu horologij, in medio inimicorum versans, in te desinens clama ad deum: Ne derelinquas me domine deus etc.; aliquando ad beatam virginem Ave maria. Cogita te a deo respici, et opera tua ab angelis
172
sibi presentari: Quid boni fecisti? Quantum [jrofecisü ? Quid mali commisisti?
Cum audis campanam: Surgite mortui, venite ad indicium.
Be hunnlitate ad rectorem.
Quando interrogas eos ^ cogita quod dominus in eis habitans loquitur per eos et dicit snam voluntatem; et qnam periculosum est tibi sue dispositioni per eos \'1) resistere, tibi inquam indiscreto, importuno, vano, pusillanimo et duro.
Semper dominicis diebus post matutinas vel post quartam horam require 2) uni fratri passiones tuas.
Contra turhationem.
Quia simplex es, dyabolus leviter turbat te sub speci boni. Verbi gratia: cum audis legere ad mensam bumiliter et distincte, vel cum audis orare alios bumi-liter, vel quando respicis mores diversorum fratrum aut aliorum ab extra, vel cum consiliare bona ab extra vides, tunc immediate absque consideracione eciam vis sic facere, et non est sic possibile, quia alij per longum exercicium acquisierunt talia que non potes importune statim imitari. Eciam aliquando est quod propter vicia tua non potes sic statim facere, et aliquando propter naturalia tua que non sunt ita apta sicud aliorum. Et licet scires modum eorum, tamen propter naturalia
\') Qui praesunt, regunt.
) Puto legendura: conquerere, ut supra saepius in simili re-Fieri tarnen potest, ut require uni scriplum sit pro quaere ex unu. Vraag aan een broeder.
lua non posses sic facere. Et huiusmotli mores aliorum magis veniunt de radice virtutum interiorum, et de eorde, quam ex aliqua composita fictione externa.
Ex isto sequitur ut in omoi opere quod facis, con-sideratis naturalibus tuis, vicijs anime tue, et gracia domini nostri, facias absque attentione alicuius hominis melius quod potes et committe deo et noli turbari si non potes alios sequi, vel si non potes semper eodem modo facere; sed prout res sunt disposite tecum, ita nitaris facere melius quod potes et committe deo. Ultra posse viri etc.
Pro affabilüate.
Cogita fratres tuos et omnes homines et te esse unius domini, sed et redemptos eodem sanguine.
Ad unam patriam perventuri.
Quomodo ibi iam virtutes eorum in conspectu domini et sanctorum lucent.
Quantum in futuro supra te lucebunt.
Quam multi sunt dissoluti ab extra et devoti ab intra et econverso.
Cogita plura esse bona alijs quam ab extra vides. Et si ab extra apparent dissoluti, cogita quantum ab intra dolent et quod bona voluntas eorum totum extin guit, et virtutes eorum, que \') non vides, deum semper facere amicum et quod xij sunt hore dici.
Fro humilitate.
Semper niti sequi voluntatem aliorum in illis que non sunt peccata vel contra deum, et tuam voluntatem et concilium semper abjicere.
\') Lege: quas. Sententia vidftur sic exponeiula: Cogita virtutes eorum, quas non vides, deum semper facere illis amicum.
174
Pro paciencia.
Omnia contraria et tibi dura cum labore et dolore capere et nulli ab extra importune cum impaciencia respondere.
Augustinus. Si consideramus misericordiam dei in nobis, habemus formam alijs miserendi.
Quia durus es ex superbia, semper elige magis misereri et in hoc pocius excedere quam in duricia. Qua mensura mensi fueritis etc. Euge serve nequam; nonne omne [debitum] etc.
Homo deberet semper timere et se fortiter emen-dare \') quando inveniret se circa aliquid pertinacem, nisi haberet totam sacram scripturam pro se, consilium sanctorum et consilium fratrum.
Humilitatis speculum..
Humilis timore dei correptus et amore, penitenciam libenter amplectitur; preterita plangit mala, futura precavet, presencia mala sustinet.
Humilis libenter alijs servit, et omnibus se subiectum facit. Honorem, reverenciam, famam, laudem, nomen magnum habere non vult, sed despicit.
Humilis seipsum semper deflet, solum se iudicat, seipsum contempnit et contemptus ab alijs gaudet. 1)
) Imit. 1. 3. c. 13. aOportet omnino verum te assumere tui ipsius contenitum .... pepereit tibi oculus meus .... ut . . . . patienter proprium contemtum ferres.»
175
Humilis in dolore et compunctione et gemitu cordis semper est.
Humilis aliorum infirma equanimiter portat,
Humilis in omni labore et angustia et gravitate cordis et fatigatione corporis et afflictione exteriori et interiori intus pacienciam servat et deum laudat.
Humilis non curat de mundanis et exterioribus favoribus hominum.
Humilis ad vilia, ad dura, aspera, gravia, contem-ptibilia, abiecta, bassa et infima queque paratus et obediens sine murmuratione semper est.
Humilis terrenas res amare et commoda corporis et quecumque sua et propriam voluntatem nescit nee vult; sed se semper seryum et infimum et toto corde et inu-tilem ad omnia credit et sentit et scit. *)
Humilis res pulcbras, subtiles, altas et preciosas non curat.
Humilis cibis parcis et grossis et humilibus vestibus contentus est.
Humilis semper sibi displieet, sibi non blanditur, alios non iudicat, alios excusat, veneratur, exaltat et sicut sanctos super se videt.
Humilis semper vilis, non humilis vult putari.
Humilis omni dono dei sive fortune sive gracie vel nature veraciter se indignum cognoscit, eciam 2) quod plus est, non putat se creature nomine appellari. 3)
Humilis omni pena reputat se dignum tam temporali
\') Sententia turbata, sic videtur legenda: .... sed toto corde se semper servum et infimum et inutilem ad omnia etc. ■2) Sic scribo, sed forte alia vox in codice scripta est. 3) Fateor me hoc non capere; nam quidquid Deus non est, creatum est ac proin creatura. Sed forte auctori vox creatura
176
quam etema, temporalern pro peccatis scilicet libentev sustinens, eternam optaus evadere.
Humilis numquam se excusat intus vel extra.
Humilis omnia ad versa et mala ex suo peccato seu negligencia venire existimat.
Humilis homo semper stabilis est in se.
Humilis sensus et omnia membra custodit.
Humilis malos motus cito abjicit.
Humilis libenter solus est, libenter tacet, quietus est, alios audit libenter.
Humilis cito et firmiter credit; superioribus et alijs fratribus suis non contradicit.
Humilis sacram scripturam devote et timorate legit et firmiter credit.
Humilis que non intelligit, deo committit.
Humilis non discutit indicia dei, nee vult plus scire occulta quam oportet et deus dat.
Humilis non curat scienciam, sed saporem, non pulchra verba, sed virtutis fructum. \')
Humilis libenter vult pati temptaciones et tribulaci-ones quas sentit sibi graves esse et dicit: domine fac mecum sicut scis et sicut vis. 2)
Humilis semper sibiipsi intendit, quomodo de die in diem proficiat, quomodo sibi vilescat mundus et que in ea quot;O et quomodo resistere oporteat dyabolo et
aliquam nobilitatem habere vidcbatur. Als hij van een schepsel hoort, acht hij zich niet gemeend; want hij ziet zich aan als een wanschepsel.
\') «Tune plus valebunt sancta opera quam multa pulchra verba b Irait. I. \'1. i-. 24.
-) «Domine, tu scis qualiter nu lius est; fiat hoe vel illud sicut volueris.» Imit. I. 3. c. 15. ihid. «Fac mecum sicut scis, et sicut tibi niagis placnerit .... Pone me ubi vis.» Cnfr. ih. r. I7.
■\'\') Lege: eo.
177
STiggestionibus eins, et quomodo caro dometur ut non repugnet spiritui; et scit quod quamdiu in carne est, oportet eum litigare: ideo sollicitus est contra istos inimicos semper ad deum orans die et nocte, ne do-minenter sibi inimici. \')
Humilis multum orat: orare sibi proprium bonum est, eciam sanctos in celo et specialiter ihesum christum et mariam et alios sanctos speciales intentissima devo-cione et humüi veneratione et pia recordacione invocat sepe; et quando assuescit in tali devocione et humili servicio sanctorum se iugiter exercere, magis et magis in hoe dulcescit sibi eorum memoria. 1)
Humilis homo non curat de multis verbis et diversis sciencijs.
Humilis de omnibus plus confidit deo quam sibi. Humilis solum graciam dei optat habere secum. 2) Humilis nititur cavere ne perdat graciam.
Humilis contentatur in beneplacito dei et non in sua voluntate.
Qui vult esse humilis, fiat sibi vilis, stultus et fatuus, reputet se mortuum et sepultum cum deo.
Oretur pro scriptore unum ave mar ia.
Hier eindigen de Afschriften, door Mgr. van Vree vervaardigd. Wij achten ons gelukkig door de open-
) Fac nunc tibi amicos, venerando dei sanctos et eorum actus imitando. Im. 1. 1. c. 23.
) Sulficit mihi gratia tua, caeteris non oblentis quae desiderat natura. Imit 1. 3. c. 55.
178
baarmaking van dien arbeid, iets, naar we althans vertrouwen, te hebben bijgedragen tot bereiking van het doel, waarvoor Mgr. van Vree zich de moeite en het niet zeer aanlokkelijk werk van zooveel eigenhandig afschrijvens heeft getroost. Moge de mededeeling van zijn belangrijk werk tevens strekken tot eene blijvende dankbare herinnering aan den onvergetelijken Bisschop, die in zijne onvermoeide werkzaamheid, bij ai de overstelpende bezigheden, zorg en kommer aan de organisatie van een Bisdom als dat van Haarlem, verbonden, nog tijd wist te vinden en lust gevoelde, om oude Handschriften te ontcijferen, eigenhandig af te schrijven en te bewerken; — schoone, heerlijke arbeid voorwaar, die deze nog verborgen schatten van soliede ascesis der roemrijke Broederschap van het gemeene leven voor ons bewaard en genietbaar gemaakt heeft.
J. F. Vregt.
Haarlem, April 1882.
$M ■quot;! ■
■ ■ ••■■quot;-quot; v-
y -■\' gt;■ \\ I Sr\\
■••\'■. • • 1 •,.■ • \' •• - •\' • \' ..-n •\'• • ••:••• .\'. .....! ,:•■•\' . \' , v i
tquot; ■ -
■ . . . ,, ■■ • _:•; _ - quot; ; * \\ \' ■ \'[ , \' : \' i \' ; ,
A
\\ ■- •■-. ■quot; - 7,-: ... ■.. ■ ■ : I
r ., :: ................■:..........• ■:. -3
I , ;• ;■ ■ ^ 1 1 -■•• - gt;-• - •■.»• • . -... • • , . J .. . ■ ■ i
■ \' 1• ^ ^ quot; .y