-ocr page 1-

/

-ocr page 2-

GUNNING

c 61

I I

inaiim\\uamp;jni

^^ihiptAn^

lüfRITZSüBPfZjR i

«^*»lt;5- w.v.i-ktiamp;DEwjl

-ocr page 3-
-ocr page 4-

f.

I )

-ocr page 5-

EENE KAUAKTET! STUDIE

VAN

HVCA-ZX: F 3R. O IS/E Is/C 33 31.,

QC-U fiet JCoocjduitscïi.

ONDER TOEZICHT EN MET EEN WOORU VOORAF VAN

J. P. G. WEST HOP F.

AMSTERDAM,

H Ö V E K E R amp; Z 0 0 N.

-ocr page 6-
-ocr page 7-

DE APOSTEL PAULÜS.

-ocr page 8-

UITGEGEVEN DOOR DE VEREENIGING TER BEVORDERING VAN CHRISTELIJKE LECTUUR.

-ocr page 9-

G /- amp; I\'

i u n n 11

DE APOSTEL PAULÜS.

EENE KARAKTERSTUDIE

VAN

-A- Xl TP IR, O Is/L ls/L E L,

QCit ftct JCooyduifocfi\'.

ONDER TOEZICHT EN MET EEN -WOORD VOORAF VAN

J. P. G. WEST HO FF.

L

AMSTERDAM, HÖVEKER amp; ZOON.

f»!BL!OTHcEK DER lt; i - K S ü N i V l K ü 1T £ i T U T R ECH T.

-ocr page 10-

üKmm

iügniTf SKTêRf^R I

-ocr page 11-

EEN WOORD VOOEA.F.

Met diepen weemoed vat ik de pen op, om een kort woord aan dezen arbeid van onzen onvergetelijken, oudsten zoon vooraf te laten gaan.

Onuitsprekelijk veel hebben wij in onzen eersteling verloren. In de twintig jaren, dat wij hem hier den onzen mochten noemen, was hij ons altijd tot vreugde. Alleszins gaf hij ons reden om iets goeds van hem voor de toekomst te mogen verwachten.

In zijn ondoorgrondelijke wijsheid heeft de Heer van leven en dood het anders gewild. Leere Hij ons diep geschokt ouderhart maar in waarheid te spreken: Zijn naam zij geloofd! Ontslapen in het vast geloof in zijn Heer en Zaligmaker, mogen wij hem nog den onzen noemen. En wel mogen wij met een bloedend hart onzen God danken, die ons zulk een zoon gegeven heeft. Hem te hebben bezeten en het tevens te weten, dat wij hem eenmaal voor eeuwig zullen wedervin-den, lenigt de smart en doet de geslagen wonde minder pijnlijk

-ocr page 12-

EEN WOOED VOORAF.

schrijnen. Troostrijk is ons de wetenschap, dat de Heer hem — gelijk een lieve Duitsche vriend mij na zijn heengaan schreef — //van een student in de godgeleerdheid, gepromoveerd heeft tot een leeraar in de godzaligheid voor zijne ouders, broeders, zusters en vrienden.//

Den 5deu October 1859 werd onze eersteling, Anton Petrus L u d w i g , te Middelburg geboren. Voorspoedig groeide hij op naar lichaam en geest. Eeeds vroeg openbaarde hij, na eenige weifeling, den lust, om zich op de studie dei-oude letteren toe te leggen. Allengskens rijpte in hem het besluit, om op \'t voetspoor van zijn overleden oom, als arts eenmaal der lijdende menschheid zijn leven te wijden. Hoe gaarne ik het ook had gewenscht, dat hij den dienst des Evangelies had gekozen, zoo werd toch zijn stellig besluit door mij geëerbiedigd, en weinig of in \'t geheel niet werd over deze teedere gewetenszaak tusschen vader en zoon gesproken.

TI

Eerst in het laatste jaar zijner voorbereidende studiën voor de academische lessen vond in hem eene groote verandering plaats. Door de gesprekken bovenal met een zijner leermeesters aan wien hij zich zeer verbonden gevoelde, werd zijne aandacht meer in \'t bijzonder bepaald bij de studie der godgeleerdheid. Na maanden lang in stilte en veel gebeds deze

\') Dr. J. Woltjer, praec. aan het gymnasium te Groningen.

-ocr page 13-

EEN WOORD VOOBAF.

■ernstige zaak te hebben overwogen, maakte hij mij tot deelgenoot zijner veranderde levenskeuze.

Blijdschap vervulde mijn hart, want de Heer had een mijner vurigste gebeden verhoord.

Zoo zou dan ook onze oudste zoon zich wijden aan den dienst des Evangelies, waarin zijne voorouders vanaf de dagen der Hervorming werkzaam waren geweest. Dagelijks werd het mij duidelijker, dat het zijn besliste keuze was, om — zooals hij zich uitdrukte — zicli meer bepaaldelijk met //d e eeuwige dingen// bezig te houden. Met ijver bereidde hij zich, na zijn promotie van het Amsterdamsch gymnasium voor het kerkelijk examen voor, om als student bij de kweekschool van het Hersteld-Evangclisch Luthersch Kerkgenootschap ic worden toegelaten.

Hoe kinderlijk blijde en dankbaar was hij op den dag zijner toelating! Hoe verheugde hij er zich op, zich onder mijne leiding voor de bediening des Evangelies te mogen voorbereiden ! En o! hoe dankbaar gevoelde ik mij aan den God mijns levens, die mij het voorrecht schonk, ook onzen eersteling te mogen inleiden in de studie der godgeleerdheid, nadat Hij mij de genade had geschonken velen mijner vroegere leerlingen — thans mijue vrienden en broeders in Jezus Christus — mede te hebben mogen vormen voor de bediening des Evangelies.

Ach! hoe weinig vermoedden wij, dat zich toen reeds in \'t

VII

-ocr page 14-

EEN WOORD VOORAF.

verborgen de doodelijke kwaal had ontwikkeld, die, al voortwoedend, zijne krachten langzaam sloopte en hem eindelijk in den bloei der jaren ten grave sleepte.

Verpletterend was voor het ouderhart de tijding, zoo geheel onverwacht vernomen: uw zoon is hoogst gevaarlijk krank, ja, zijn toestand, naar den mensch gesproken, hopeloos. Ware toen niet de eeuwig Getrouwe onze toevlucht geweest, wij waren schier vergaan in onze smart. In den beginne onbekend met den aard zijner doodelijke kwaal, hoopte hij binnen korten tijd zijne studiën weder te mogen hervatten. Zooveel zijne krachten het hem toelieten, stelde hij belang in al wat met zijne studiën samenhing en kocht elk oogenblik uit, om zooveel doenlijk op de hoogte te blijven. En scheen het een oogenblik, dat de ziekte eene gunstige wending zou nemen zoodat de hoop, zoowel in hem als in ons, verlevendigd werd, — de levensvonk, die voor een poos was opgevlamd, sloeg wederom aan \'t kwijnen. De krachten namen dagelijks af. Langzaam teerde de weleer zoo bloeiende jongeling uit. Verhelen mochten wij het hem niet langer, dat zijne kwaal doodelijk was.

Geen wonder voorwaar, dat hij een zwaren strijd had te strijden, waar hem zulke nauwe en heilige banden aan de aarde hechtten. Den Heer zij dank, die hem de overwinning deed behalen, niet aanstonds, maar allengskens. Gods genade was machtig werkzaam in zijn stil gemoed. Hij vond den

VIII

-ocr page 15-

EEN quot;WOORD VOOUAF.

vrede voor zijne ziel. Hij wist het, door den goeden Herder te zijn aangenomen. Dat was de bron van zijn kalm en geduldig lijden gedurende acht bange maanden, door ons biddend en strijdend met hem doorworsteld. Geene klacht kwam over zijne lippen. Meer en meer maakte zijn God hem los van de aarde. Inwendig rijpte hij voor den hemel. En toen den 5den Juui 1880 de ure zijner ontbinding sloeg, na een bange worsteling, wat zijn lichaam betreft, mocht hij van ons heengaan met het triumfwoord op de veege lippen: //Mij ook heeft Hij aangenomen.// Geene doodsvreeze meer. Hij geloofde in Hem, die de Opstanding en het Leven is. Ook aan ons kind heeft zich Zijn woord vervuld: //Een iegelijk, die in Mij gelooft, zal leven, al ware hij ook gestorven.//

Tijdens zijne langdurige krankheid was zijn geest onvermoeid bezig. Gesprekken over de eeuwige dingen wisselden af met het lezen of hooren voorlezen van een of ander belangrijk boek van letterkundigen of stichtelijken aard. Werd de teekenpen bij beurte ter hand genomen, zijn geest had toch nog behoefte zich met andere dingen bezig te houden. Toen ik hem op zekeren dag deze rede van Max Frommel had voorgelezen, uitte hij den wensch, aan hare vertaling eens zijne krachten te beproeven. Hoewel ik hem op het bezwaar wees, aan eene goede vertaling in zijn lijdenden toestand verbonden, liet hij er zich niet van terughouden. Wanneer zijn toestand dragelijk was, was het hem een lust daaraan

IX

-ocr page 16-

EEK WOOHD VOORAF.

te arbeiden; weinige weken voor zijn heengaan voltooide hij haar.

Kostbare nalatenschap voor ons, die hem zoo menigmalen met bevende vingeren aan de vertaling hebben bezig gezien! In zijne ziel was niet de minste gedachte om het voor de pers te bewerken. Hoogelijk met deze rede van Frommel ingenomen, bracht hij haar in onze taal over, om zich te ontspannen en door de vertaling al dieper in den zin dei-woorden door te dringen.

Kort vóór zijn ontslapen, vroeg ik hem mij toe te staan, het werkje in \'t licht te zenden. //Als gij meent,// — zeide hij — //dat het wellicht nog eenig nut kan stichten, moogt gij het gerust doen.//

En waar ik nu ten volle overtuigd ben, dat deze rede van Max Frommel in allen deele waard is, ook hier te lande bekend te worden, daar zij, zoowel door een schoonen vorm als door rijkdom van gedachten, uitmunt, heb ik allen schroom overwonnen en zend dit nagelaten werkje van ons dierbaar kind de wereld in.

Zij het voor zijne vrienden en allen, die hem in de acht maanden van zijne ziekte zoo tallooze malen hebben verblijd en verkwikt, tot een aandenken en strekke het voor allen, die prijs stellen op gezonde. Christelijke lectuur tot eene proeve van den geest, waarin hij eenmaal gehoopt had het Evangelie der behoudenis te mogen verkondigen.

X

-ocr page 17-

een tvoord vooraf.

Met dezen vromen, goeden zoon is eene schoone verwachting ten grave gedaald. Toch geen droefenis, als van hen, die geen hope hebben. God nam hem tot zich, nadat ook hij, in den smeltkroes des lijdens gelouterd, door genade geleerd had te getuigen: Gij hebt overwonnen, Galileër, mijn Heer en mijn God!

Amstekdam, October 1880.

J. P. G. WESTHOFF.

xi

-ocr page 18-
-ocr page 19-

,/Paiüiis de Groote, een karakter.quot; Zoo luidde aanvankelijk de titel van mijne rede. Van meer dan éene zijde werden echter hiertegen bedenkingen geopperd. Men was bevreesd, dat de groote apostel te veel op éene lijn geplaatst werd met de grootheden dezer wereld, waardoor reeds vooraf het kenmerkend onderscheid verviel. Nu is het ongetwijfeld waar, dat de bijnaam ,/de Grootequot; in onze ooren een oorlogznchtigen klank heeft, daar hij werd gegeven in een tijd, waarin men de wereldgeschiedenis bij voorkeur schreef, met het oog op de regeerende vorsten of de geleverde veldslagen. Desniettemin is de apostel Paulus onbetwistbaar een der grootste mannen, die ooit op aarde geleefd hebben, \'t zij dat men uitwendig hem afmeet naar den geheel eenigen invloed, dien hij op de gansche ontwikkeling der wereld sedert achttien eeuwen tot op onze dagen uitgeoefend heeft, \'t zij men zich verdiept in de innerlijke grootheid van zijn karakter.

Men heeft Alexander van Macedonië //de Grootequot; genoemd, omdat hij de stichter was van het Grieks ch-

-ocr page 20-

14

Macedonisch wereldrijk, maar met zijn dood spatte het uiteen in tal van kleinere rijken.

Men heeft met meer recht Karei //de Groote* genoemd als stichter van het duizendjarig Germaansche rijk, terwijl Frederik I van Pruissen dien bijnaam draagt, omdat hij den Pruissischen staat opnieuw op hechte grondslagen heeft gevestigd.

Maar wat zijn hunne scheppingen tegenover de taak, waaraan Paulus zijn leven gegeven heeft, en wat is hun karakterbeeld bij het beeld van den apostel vergeleken, dat zoo groot is, dat het onbereikbaar schijnt, en toch zóo eenvoudig, dat het een ieder tot navolging roept?

Een der grooten dezer wereld, Napoleon I, heeft het diep gevoeld, toen hij, gevangen op St. Helena, tot den graaf Montholon zeide: //Alexander, Caesar, Karei de Groote en ik hebben groote rijken gesticht ; maar waarop hebben wij de scheppingen van ons genie gegrond? Op liet geweld. Jezus alleen heeft zijn rijk op de liefde gegrond, en heden nog zouden millioenen voor Hem sterven. Niet een enkele dag, niet een enkele veldslag heeft den Christelijken godsdienst in de wereld de zege doen behalen. Neen, het is éen oorlog, een langdurige oorlog van drie eeuwen, begonnen door de apostelen en voortgezet door hunne opvolgers en de sedert dien tijd op el-kaêr volgende Christelijke geslachten. In dezen krijg staan alle koningen en alle aardsche machten aan de éene zyde, aan de andere zie ik geen heirleger, maar eene geheimzinnige kracht van enkele menschen, hier

-ocr page 21-

15

en daar in alle deelen der wereld Terstrooid, zonder ander veldteeken dan liet gemeenschappeliik geloof in de verborgenheden van het kruis.quot;

Hetgeen Napoleon zeide van de apostelen, die door \'sHeeren Geest bezield wareu, geldt in bi] zonderen zin van dien apostel, die van zichzelven getnigen mocht: z/Ik heb overvloediger dan alle apostelen gearbeid.quot; Hij zegt het echter niet, zonder er aan toe te voegen: z/Doch niet ik, maar de genade Gods, die met mij is.quot; Hij heeft zichzelven klein genoemd, toen hij zijn naam Saulus in dien van Paulns, //de kleine, de geringe,quot; veranderde.

Wanneer wij dns Paulns //den grootequot; noemen, dan doen wij het, ons wel bewust, dat in het rijk Gods niets groot is dan de genade Gods. Soli Deo Gloria — dat blijft het triumflied der kerk van Jezus Christus. En daarom heb ik dan ook met deze voordracht geen ander doel, dan om u aan te toonen, wat de genade Gods van dezen man gemaakt heeft en op welk eene wijze Paulns als een meesterstuk uit de werkplaats des Heiligen Geestes voortgekomen is.

Yerwacht van mij geene levensbeschrijving van den grooten apostel. Daarvoor zou een lezing niet volstaan. Wij willen slechts eene poging wagen, om de verborgenheden en diepten van dit karakter te doorgonden. Wij letten daarbij op de drie levensbeschrijvingen van Paulus, die wij in het Nieuwe Testament vinden, als op vanzelf aangewezen bronnen. De eerste, welke ik de profetische biografie zou willen

-ocr page 22-

16

noemen, is liet woord des Heeren tot den discipel Ananias te Damaskus, waarin het leven des apostels als het ware voorafgebeeld geschetst wordt. Het is de Ooddelijke biografie in profetie. De tweede, de geschiedkundige, de epische, vinden wij in de Handelingen der Apostelen. In dit verheven epos bezingt Lnbas des apostels geheele loopbaan, van Jeruzalem tot Rome. De derde, die men de lyrische zou kunnen noemen, is de levensbeschrijving door hemzelven opgesteld. Wij vinden haar niet slechts in meer uitvoerige mededee-lingen aan de Corinthiërs, maar in al zijne brieven. Juist deze zelfbiografie is van de grootste waarde, omdat zij geheel zonder opzet is opgesteld. Het is toch een feit, dat brieven van groote mannen ons menigmaal een blik doen slaan in de diepten der zielsgedachten, waarin anders het oog van den levensbeschrijver onmogelijk zou kunnen doordringen. De brieven van Paulus bieden: juist ook daarom zooveel aan voor zijn karakterbeeld, omdat de meesten in eene zekere gemoedsbeweging geschreven en hem als het ware afgeperst zijn. Wij herinneren hierbij aan het schoone woord van Göthe: //Alles wat edel is, is van nature stil en schijnt te slapen, totdat het door tegenspraak opgewekt wordt en aan het licht komt.quot; De geheele persoonlijkheid des apostels treedt in al zijne brieven helder tevoorschijn, en onze taak is alleen, de afzonderlijke trekken tot een geheel beeld te vereenigen. Ik gevoel zeer levendig hoe gewichtig deze arbeid is, en hoe

O o O \'

moeielijk het mij zal vallen, eenigszins naar eisch te

-ocr page 23-

17

slagen. De werken, die over Paulus zijn geschreven, vormen op zichzelven eene niet onaanzienlijke boekerij. In de laatste jaren zijn zelfs nog vele monographiën en levensbeelden van Paulus, door beroemde mannen geschreven, verschenen. Maar wat in onszelven in stille, eenzame uren onder Gods leiding tot wasdom is gekomen, wat onszelven tot een rijken zegen is geworden, dat mogen wij ook zonder schroom allen aanbieden, die gekomen zijn, om van den grooten apostel te leeren, wat het zegt een man uit een stuk te zijn.

Paulus was een veroveraar. Nauwelijks is hijzelf door Christus overwonnen, of hij begint voor zijnen Heer te arbeiden. Reeds aan het begin van zijn loopbaan staat hem als levenstaak het grootsche doelwit voor oogen, om de geheele, toen bekende wereld voor zijnen Koning te veroveren. In de voorzegging aan Ananias, die wij zijne profetische levensbeschrijving noemden, lezen wij: ,/Deze is Mij een uitverkoren vat, om mijn naam te dragen voor de Heidenen, en de koningen, en de kinderen Israels.\'\'

Zeer juist heeft Düsterdieck aangetoond, dat ook in zijn later leven hem alleen dan goddelijke openbaringen ten deel vielen, wanneer het deze zijne levenstaak gold. Hij doorkruist landen en zeeën, en gunt zich geen rust, totdat hij in Rome, de hoofdstad der wereld, zijn intocht houdt. Zijn geheele leven is

2

-ocr page 24-

18

een groote tocht geworden van Jeruzalem naarDamas-kus, van Damastus naar Rome; uit den vervolger der Christenen werd een martelaar voor Jezus Christus — een groote lijdensweg is het, eu toch weder een groote veroveringstocht; eene via dolorosa, op zijne schouders het kruis, op zijne bezielde lippen de naam des Gekruisten, en toch een heldenloopbaan, een zegetocht.

In den zin van het groote grondbeginsel van het Godsrijk: ,/Niet door kracht of geweld, maar door mijnen Geest zal het geschieden, zegt de Heer der heir-scharen,quot; is Paulus een veroveraar, die zijn evenknie niet heeft, hoewel hij zichzelven recht ootmoedig vergelijkt met ,/een gevangene, dien God te allen tijde deed triomfeerenquot; (2 Cor. 2: 14).

Paulus heeft niet met een in den krijg geoefend leger, niet met ijzer en bloed, maar met het zwaard des Geestes, het Woord Gods, slag op slag geleverd, het eene hart na het andere, de eene gemeente na de andere veroverd, provincie na provincie bezet, plaats na plaats versterkt, en een volk met de wapenrusting des Geestes geteeld en aanvoerders in zijne medehelpers gevormd. AVat ons hierbij in zijn karakter met bewondering vervullen moet, is de rusteloosheid zijner energie, de taaiheid zijner volharding, ook waar hij schijnbaar niet slaagde, en de onvermoeide ijver, waarmee hij zijn adelaarswieken uitsloeg, om heen te vliegen naar de landen, in duisternis en schaduwen des doods gezeten.

-ocr page 25-

19

En deze bewondering klimt, wanneer wij de machtige tegenstanders leeren kennen, met welke hij te strijden had. Hier het Jodendom, welks tempel nog stond, welks priesters nog offerden, welks inzettingen hem als Saulus nog tot geestdrift vervoerd hadden, welks verstrooide synagogen nog waren als liefelijke woningen te Gosen in het duistere Egypte der Heidenwereld, welks ijveren zonder verstand zich op geschiedkundig, goddelijk recht scheen te gronden, welks eigenaardige plaats in de wereld ook door de overige apostelen slechts na veel strijd werd opgegeven. Daar het Heidendom met zijne macht en pracht, met het zwaard der overheid, met zij tie Grieksche beschaving en Romeinsch recht, met zijn afgodendienst en vroolijke levensbeschouwing, met zijn diepe verzonkenheid in het aardsche en tijdelijke, met zijne bespotting van opstanding en eeuwig leven. Het was een reuzenstrijd, ter linkerzijde tegen eene valsche beschaving, ter rechterzijde tegen een onwaar geworden eeredienst; het was eene worsteling op leven en dood. Maar niet alleen in het open veld, buiten den burcht des Christen-doms, waren Jodendom en Heidendom de tegenstanders van den apostel, neen, juist midden in het eigen legerkamp, in de Christenheid zelve, had Paulus met hen te strijden, daar zij als Heidensch- en Joodsch-christelijke verbasteringen van het ware Christendom optraden, zoodat hem juist hier de moeielijkste kamp wachtte. Het was toch een strijd tegen Joodsche bekrompenheid cn Heidensche lichtvaardigheid; het gold een over-

-ocr page 26-

20

sclirijden van de grenzen, die de Joodsche geest aan liet Christendom wilde stellen, en het trekken van grenzen en lijnen, waarover de Heidenscbe geest wilde heengaan. Maar juist hier heeft Paulus de schitterendste trinmfen voor alle tijden behaald. Hij heeft een wereld-strijd te strijden, en hij weet, dat het een strijd des geestes tot in de onzichtbare diepten is; hij weet, dat het een strijd is tusschen hemel en hel, waarin hij zich bevindt met de zaak, die hij voorstaat, voor welke hij leeft en sterft. Zoo brengt hij, terwijl de andere apostelen in Judea arbeiden, zijn leven in gevaren door, onder de Heidenen, onder de Joden, onder de valsche broederen. Hier is een reusachtig karakter, dat vast blijft ter rechter- en ter linkerzijde, dat van geen schipperen en plooien iets wil weten; hier is een karakter, dat onze hoogste bewondering verdient, als wij den eenzamen strijder eene geheele wereld zien uitdagen; ja, als wij hem de onzichtbare krachten in den worstelstrijd hooren oproepen; ,/Dood! waar is uw prikkel ? Doodenrijk! waar is uw overwinning?\'7 als wij hem over het slagveld zien heenschrijden, aangedaan met de geheele wapenrusting Gods, en het triumf-lied hooren aanheffen; „Gode zij dank! die ons de overwinning gegeven heeft door onzen Heer Jezus Christus \\quot;

En onze bewondering moet nog klimmen, wanneer wij niet slechts op de tegenstanders letten, maar ook op de belemmeringen, welke hij bij zijn veroveringstocht telkens ontmoette. In de eerste plaats zijn isole-

-ocr page 27-

21

ment. Hij moet bijna alleen den strijd Yoeren. SlecliLs enkele getrouwen omringen hem, en zelfs deze berokkenen hem veel moeite.

Het heimwee van Markus, het verschil met Barnabas, het verlaten van het vaandel door Demas, de jeugd van Timotheus, geven hem veel smart en zorgen. Daarbij komt het verschil met de andere apostelen, die niet dan langzamerhand het universeel karakter des Christendoms konden vatten, dat Paulus voorstond. Dat blijkt uit zijn optreden tegen Petrus te Antiochië. En duidelijk bracht zijn eigen persoon teleurstellingen mede, die hem onuitsprekelijk leed veroorzaakten, niet slechts zijn kleine onaanzienlijke gestalte, van welke zijne tegenstanders zeiden : //De tegenwoordigheid des lichaams is zwak en waarover Luther zich dus uitlaat : //Paulus was een nietig, mager manneke, evenals meester Philippus maar ook zijn gebrekkig lichaam en zijn lichamelijk lijden, door hemzelven bij een scherpen doorn in het vleesch vergeleken, zoowel zijn eigen aanvechtingen, die hij vuistslagen van een engel des Satans noemt, als al de daarmede samenhangende aanvechtingen. Immers hij was niet éen der twaalven) maar een ontijdig geborene, die zich het recht van een apostel te zijn in de gewetens zijner gemeenten zelf veroveren en handhaven moest.

En toch, welk een zegevierend veroveraar is Paulus geworden, in weerwil van deze tegenstanders en hinderpalen, door de taaie energie van zijn karakter, zoodat hij aan het einde van zijn leven mocht uitroepen: //Ik heb

-ocr page 28-

22

den goeden strijd getreden, ik heb den loop geëindigd, ik heb het geloof behouden.quot;

Ja, juist het geloof is de bezielende macht in Pau-lus\' karakter en leven, die hem zoo onvermoeid deed arbeiden. Met den zanger des Ouden Verbonds. kon hij getuigen: ;/Ik heb geloofd, daarom sprak ik; ik ben zeer bedrukt geweest.quot; Het geloof in de overwinning van zijnen Heer zette te allen tijde de raderen zijns geestes in beweging.

Hierin ligt het geheim zijner taaie energie; hierin ■wortelt zijn perpetuum mobile: //Nadat ons barmhartigheid is wedervaren, vertragen wij niet hierin het geheim zijner eeuwige jeugd: //Hoewel onze uitwendige mensch verdorven wordt, zoo wordt nochtans de inwendige vernieuwd van dag tot dag.quot; Zijn geloof is de overwinning, waarmeê hij de wereld overwonnen heeft. Daarom noemen wij hem: Paulus de Groote als veroveraar, een karakterbeeld des geloofs.

Paulus is echter ook een regent bij de gratie Gods, of bijbelsch uitgedrukt: een herder.

Hij heeft aan het door bem veroverde zorgvuldig de hand gehouden. Hij heeft de kudde van Christus Jezus, die hij bij een vergaderd had, niet slechts uitwendig georganiseerd, maar haar ook bestuurd door zijn woord. En daarin staat hij niet minder geheel eenig voor ons. Heeft Christus ons zijn eigen beeld, zoo het mij geoorloofd is deze uitdrukking te bezigen, zijn

-ocr page 29-

23

sprekendst portret afgeschilderd met de woorden: //Ik ben de goede Herder,quot; wij mogen wel bij Panlns, die zicli een navolger van Christus, den groeten Herder der schapen, noemt, op de bijzondere trekken van zijn karakter lettende, waar het dit deel zijner werkzaamheid geldt, denken aan het beeld van een herder.

Laat mij u dit eenigszins uitvoerig aantoonen. Het zal voor ons dit voordeel hebben, dat de bezielde trekken van dit karakter, met zijn eigen kleuren gepenseeld, zich voor onze oogen zullen ontwikkelen^ om te zien, dat Paulus niet slechts iu het groote, maar ook in het kleine groot is.

Ergert u niet aan de pastorale kleuren, die gij zien zult; het zijn karakterkleuren, want een herder, in \'t Latijn pastor, was Paulus op voortreffelijke wijze. Indien ik u het karakterbeeld van een groot vorst of veldheer moest teekenen, zoudt gij verwachten, dat ik u aantoonde, hoe hij zijne taak als staatsman vervuld of zijne krijgskundige overwinningen verworven had. In zijne bepaalde taak moet een man bewijzen, of hij een man uit een stuk, of hij een karakter is.

Het hooge ambt van Paulus wijst ons daarbij op eene zeldzame verscheidenheid, en elke werkzaamheid doet ons hem in zijn eigenaardige grootheid kennen. Wij zien Paulus als zendeling onder Joden en Heidenen, als doctor in de godgeleerdheid in zijne geschriften, als aartsbisschop te Milete onder de bisschoppen van Efeze, als boven allen uitstekend lid der synode te Jeruzalem, als hofprediker voor koning Agrippa, als

-ocr page 30-

24

garnizoensprediker in de kazerne te Eome, als onderwijzer in de algemeene geschiedenis op den Areopagus te Athene, als opleider van de jongere geestelijkheid in zijne herderlijke brieven; wij zien hem als een profeet en priester Gods, als den gezant van den Koning uit Nazaret, den apostel van Jezus Christus, als zielzorger en herder in den uitnemendsten zin des woords.

Zijn herderlijke arbeid bestaat in het weiden en leiden. Geen overijling, geen afmatting, maar kalme, vastberaden volharding kenmerkt dezen zijn arbeid. Paulus deelt het Woord rijkelijk uit. Hij is zich bewust een dienaar der gemeente te zijn, naar de bedeeling van God, die hem gegeven is, //om te vervullen het Woord Gods.\'\'

Er wordt van hem verhaald, dat ,/hij de discipelen met vele woorden vermaand en terstond daarop die lange toespraak gehouden heeft, tot middernacht toe, waaronder Eutychus door den slaap overvallen en van de derde verdieping naar beneden gevallen is.quot; Hij zelf deelt mede, dat hij //dag en nachtquot; vermaand heeft; dat mag wel //tijdig en ontijdigquot; genoemd worden; hij behoefde niet te zeggen; //Noctem perdidi//Ik heb een nacht verloren laten gaan;quot; en veel minder met keizer Titus: //Diem perdidi: //Ik heb een dag verbeuzeld.quot;

In dezen herderlijken arbeid heeft hij evenwel nooit alleen de gemeente in haar geheel, maar altijd daarbij de individuen op het oog; hij vermaant //in het openbaar en bij de huizen.quot; Zoo zegt hij ergens:

-ocr page 31-

25

z/Wij vermanen een iegelijken menscli en leeren een iege-lijken mensch in alle wijsheid, opdat wij zouden een iegelijken mensch volmaakt stellen in Christus Jezus; waartoe ik ook arbeide, strijdeude naar zijne werking, die in mij werkt, met kracht.quot; Hij vergelijkt zijn ambt met de barensweeën en de opvoeding van kinderen: ,/Ik vermaan u als mijne lieve kinderen; want al hadt gij tienduizend leermeesters, zoo hebt gij toch niet vele vaders; want in Christus Jezus heb ik u door het Evangelie geteeld.Met deze zielen heeft hij omgegaan //als met jonge kinderen in Christus.quot; //Ik heb u met melk gevoed en niet met vaste spijze; want gij vermocht toen nog niet; ja gij vermoogt ook nu nog niet.quot; //Wij zijn vriendelijk geweest in het midden van u, gelijk als eene voedster hare kindereu koestert.quot;

Zielzorg is moeder- en voedsterzorg. De abt Steinmetz heeft er terecht aan herinnerd, dat Mephi-boseth zijn leven lang hinkte, omdat zijne min hem had laten vallen. De herderlijke arbeid van Paulus draagt geen heerschzuchtig of schoolmeesterachtig karakter, maar het is een werken in geduld en lankmoedigheid, door hem in de school des Heeren geleerd, gelijk de aartsvader Jakob ze zoo treffend teek ent; z/Mijn heer weet, dat ik zogende schapen en koeien bij mij heb; indien men ze maar éenen dag afdrijft, zal de geheele kudde sterven.quot; — lu dezen herderlijken arbeid had hij met zeergroote bezwaren te kampen. De onafzienbare uitgestrektheid van zijn gemeentelijk gebied, de gevaren der verstrooide schapen maakten dien

-ocr page 32-

26

arbeid bijua onoverkomelijk. In het hart des apostels veroorzaakten deze bezwaren soms hevigen strijd. Op meer dan éene plaats zegt hij: ,/Zon der de dingen, die van buiten zijn, overvalt mij dagelijks de zorg van al de gemeenten.quot; Maar zijn geloof verzette de bergen en zijne liefde bleek nog treffelijke!* te zijn dan het ber-genverzettend geloof. Want de liefde is in het rijk Gods, in de gemeente, eigenlijk de orgauiseerende en het geloof de scheppende kracht. Niet juist de nood organiseert; de nood kan ook verstoren en verwoesten; maar de liefde doet het, die zich den nood aantrekt, en deze liefde is vindingrijk; door deze liefde schiep Panlns vier middelen, waardoor hij zijn herderlijk ambt in het halve Romeinsche rijk kon waarnemen. Het eerste is zijn veelvuldig reizen, dat hijzelf in de eerste plaats ouder de moeiten in zijn ambtelijke bediening noemt: ,/lk heb veel gereisd.quot; Tot zijne tweede zendingsreis is hij zoozeer door deze zorgzame liefde opgewekt, dat men ze eer eene bezoekreis zou kunnen noemen. Want nauwelijks teruggekeerd, zegt hij tot zijn metgezel Barnabas; wLaat ons nu wederkeeren en bezoeken onze broederen in elke stad, in welke wij het Woord des Heeren verkondigd hebben, hoe zij het hebben.quot; Maar Paulus kon niet overal tegelijk zijn; daarom achtte hij zijn eigen reizen niet voldoende. Kon hij zelf niet komen, dan zond hij zijne vicari ssen en helpers. Zoo schiep hij zich het tweede middel, om te weten te komen hoe het er in de gemeenten uitzag. Maar ook dit middel voldeed niet aan zijne liefde. Er ontstond eene

-ocr page 33-

27

briefwisseling tusselien hem en de gemeenten. Zietdaar het derde middel zijner herderlijke zorg voor de verafwonenden. De bekende bisschop Ketteler van Mainz was van gevoelen, dat Paulus een courant uitgegeven zou hebben, wanneer hij in onze dagen geleefd, of de pers hem ten dienste gestaan had. Hoe het zij, hij heeft er voor gezorgd, dat zijne brieven ook in de andere gemeenten gelezen werden. En ten laatste, waar hij en zijne boden niet komen, en zijne brieven, vol licht en kracht, niet gelezen konden worden, daar bleef hem nog een vierde middel over: zijne priesterlijke voorbede.

Hij droeg de namen zijner gemeenten als Aaron op den borstlap zijns harten, en betuigt in het begin van al zyne brieven, dat hij haar te allen tijde in zijn gebed gedenkt. En ook hier zijn het niet slechts de gemeenten, maar ook de bijzondere personen, zooals uit de groeten aan het slot zijner brieven blijkt. Ik kan het 16de hoofdstuk vau zijn brief aan de Romeinen niet lezen, zonder er bij te vermoeden, dat Paulus voor allen, die hij met name groet, ook hartelijk gebeden heeft. En wanneer men zijne brieven met deze gedachten leest, wordt ons de droge opsomming der veertig groeten als een bloeiende hof vol innige onderlinge broederliefde. In zijn gebed gedenkt de apostel aan de wereld, in zoover zij des Heeren geworden is.

Met zijne gebeden omringt hij de vijanden en ver-woesters en zegent hij de discipelen. Biddend oefent hij een groot deel van zijn herderlijk ambt uit. En iu-

-ocr page 34-

28

dien hij zich niet de lammeren, de kleinen had aangetrokken, zou ons een trek in zijn beeld als herder ontbreken. Dat hij dit echter gedaan heeft, kan men opmaken uit zijn woord: //Hulp van God verkregen hebbende, sta ik tot op dezen dag, betuigende beiden klein en groot.\'\' Zoo is dan herderlijke liefde het karakter zijner herderlijke werkzaamheid. Hij houdt zijn moeielijk ambt voor eene genadegave van zijn God. Hij zegt niet: ,/ik moet,quot; maar: ,/ik mag arbeiden;quot; hij weet, dat hij een medearbeider Gods is en acht het opzienersambt een treffelijk werk. Zegt hij ergens: quot;Want indien ik dat gewillig doe, zoo heb ik loon; maar indien onwillig, de uitdeeling is mij evenwel toe-betrouwd,quot; dan beschouwt hij dit niet als een wettelijk voorschrift, of als een koude plicht, maar zijne herderlijke liefde is ook hier de vervulling der wet; want de liefde van Christus dringt hem. Dit voortdurend heilig achtgeven op het heil der zielen en het welzijn der gemeenten doet hem al het andere, ja zelfs zijn eigen leven, niet achten. ,/Ik acht op geen ding, noch boude mijn leven dierbaar voor mijzelvenquot; — dat is de echt herderlijke gezindheid, die ook het leven wil laten voor de schapen. //Alzoo wij zeer tot u genegen zijn, hebben wij u gaarne willen mededeelen niet alleen het Evangelie van God, maar ook onze eigen zielen, daarom dat gij ons lief geworden waart.quot;

Deze innige herderlijke liefde jegens zijne groote kudde ontmoeten wij op al zijne paden en schreden, ook daar, waar zij miskend wordt. Paulus verliest

-ocr page 35-

29

zijne liefde niet, wanneer de liefde der gemeenten, zooale bij de Galatiërs, dreigt te verkoelen. Dat is liefde tot in den dood; en waren in des aartsvaders oogen uit liefde tot Rachel de zeven jaren als eenige dagen, aan Paulus scheen uit liefde tot zijne gemeenten zijn moeitevolle leven slechts een dag te zijn vóór den grooten avond der ruste. Wij zien deze liefde in de tranen van dezen herder glinsteren. Paulus had ook nog andere tranen. Was uit den ijzeren Saulus niet een Paulus geworden met een teeder gemoed? Hij kende tranen van smart onder zijn in- en uitwendig lijden en zijne aanvechtingen; tranen van innige liefde voor zijne broeders en zusters, die eens bij het hartroerend afscheid zoo rijkelijk vloeiden. Ook hierin is hij een navolger van zijn Heer, die in Geth-semané zijne lijdenstranen weent, en bij Lazarus\' graf zijne liefdetranen; maar op eeue hoogte nabij Jeruzalem^ de beminde en verloren stad ziende, heete tranen als Opperherder schreit. Paulus kan den tweeden brief aan de Christenen te Corinthe niet dan onder vele tranen schrijven, waarvan onze vrome vaderen meenden, dat op de natbekreten plaatsen van den brief de sporen nog zichtbaar moeten geweest zijn. Ziet hij zielen op den weg des doods wandelen, dan vullen zich zijne oogen met Jeremias-tranen: //quot;Velen wandelen anders; van welken ik u dikwijls gezegd heb, en nu ook wee-nende zeg, dat zij vijanden des kruises van Christus zijn.quot; De voornaamste plaats intusschen, die ons zegt, dat Paulus zijn ambt onder tranen waargenomen heeft.

-ocr page 36-

30

is liet afscheidswoord aan de oudsten van Efeze: //Gedenkt, dat ik drie jaren lang, nacht en dag, niet opgehouden heb, een iegelijk met tranen te vermanen.quot; Adolphe Monod zegt hiervan zeer schoon; //God zeide van Saulus: //Zie, hij bidt;quot; zijne toehoorders konden van Paulus zeggen: //Zie, hij weent.quot; Ik vind in zijne tranen eene geheele dogmatiek, ja, nog meer : in plaats van de dogmatiek, de waarheid; ik vind daarin eene geheele zedeleer, ja, nog meer ; in plaats van de zede-leer, de liefde.quot; Dit heeft Monod met zijn diepen blik in de weenende oogen van den grooten apostel gelezen. Want bij een man van zulk een nuchter, helder verstand en zulk een ijzeren wil als Paulus hebben tranen eene andere beteekenis, dan bij sentimenteele naturen. Paulus weent, omdat de reddende, herderlijke liefde deze tranen hem uit de oogen perst. De weenende Paulus — niet gaarne zou ik dezen trek in zijn groot karakter missen.

Hebben wij aan deze tranen gedacht, wij moeten ook melding maken van de vreugde, hem als herder weggelegd, dewijl ook die ons een blik in dit wonderbare karakter doet slaan. De liefde van zijne trouwe gemeenten is zijne hoogste, aardsche vreugde. Zoo menigmaal hij gunstige tijdingen van de gemeenten ontvangt, wordt zijn geest verkwikt: //Nu leven wij, dewijl gij staat in den Heer.quot; Daarin was hij eenstemmig met den apostel Johannes: //Ik heb geen meerdere blijdschap dan bierin, dat ik hoor, dat mijne kinderen in de waarheid wandelen.quot; Hetgeen Mirabeau van de koningen zegt: //In het

-ocr page 37-

31

zwijgen der volken ligt eene les voor de vorsten,quot; kan op de herders van toepassing zijn, en het laat Panlus in geenen deele onverschillig, wanneer de liefde zijner gemeenten dreigt te verkoelen. Welk een weemoedige vreugde gevoelt hij bij de herinnering aan het voorledene, wanneer hij aan de Galatiërs schrijft: ,/Gij naamt mij aan, als een engel Gods, ja, als Christus Jezus. Welke was dan uwe gelukachting ? Want ik geef u getuigenis, dat gij, zoo het mogelijk ware, uwe oogen zoudt uitgegraven en mij gegeven hebben.quot; Maar Paulus kende niet slechts herderlijke vreugde voor een tijd. Hij denkt eens voor Gods troon te verschijnen en te spreken : //Zie ik en de kinderen, welke Gij mij gegeven hebt.quot; Hier ligt een sterke hefboom voor zijnen arbeid, maar hier ook zijn angst en zorg, hij wilde niet tevergeefs gearbeid hebben. Zoo schrijft hij aan de Thessalonicensen, dat hij Tiruotheus gezonden had, //Om uw geloof te verstaan, of niet misschien de verzoeker u zou verzocht hebben, en of uw arbeid ijdel zou wezen;quot; en aan zijne lievelingsgemeente te Filippi: ,/houdt u vóór het woord des levens, mij tot eenen roem tegen den dag van Christus, dat ik niet tevergeefs heb geloopen, noch tevergeefs gearbeid.quot; Zeer verheugd en ten diepste bewogen schrijft hij aan de Thessalonicensen: //Welke is onze hoop, of blijdschap, of kroon des roems? Zijt gij die ook niet voor onzen Heer Jezus Christus in zijne toekomst? Want gij zijt onze heerlijkheid en blijdschap.quot; Paulus arbeidt voor de eeuwigheid. Hijzelf bewandélt met onverdroten

-ocr page 38-

32

ijver zijn levensweg, maar onderweegs roept hij telkens velen op, om met hem naar het wit te jagen. Daar wenkt hem zijne kroon, maar elke door hem geredde ziel ziet hij als eene parel in zijne kroon schitteren. Wij hehhen er in den beginne op gewezen, dat in de wereldgeschiedenis die vorsten den bijnaam ,/de Grootequot; ontvangen hebben, die in hun leven iets duurzaams voor de toekomst van hun volk tot stand sebracht

o

hebben. Welnu, Paulus heeft als regent met den schepter des Woords, als herder zijner gemeenten, in zijn korte leven gearbeid voor de toekomst der kerk, gelijk niemand anders. Haar grootste tijdperken wijzen op Paulus terug; de bevrijding des Chriatendoms van het Israelietisch omhulsel, de val des Heidendoms, de Reformatie en de Zending — zij allen wijzen op Paulus in haar diepsten grond terug. Maar niet slechts voor de toekomst der kerk — Paulus heeft voor de eeuwigheid gearbeid, en hiervoor is een aan den tijd ontleende maatstaf voor zijne grootheid niet toereikend.

Na gezien te hebben, hoe het geloof hem tot een veroveraar en de liefde tot een herder gemaakt heeft, zullen wij nu eene poging wagen, om te dalen in de inwendige diepten van dit karakter en de stelling uitspreken ; ,/Paulus was groot als een meester in de harmonie van zijn karakter.quot;

Harmonie is de schoonheid van Gods werken. Op eiken scheppingsdag zag God al wat Hij gemaakt

-ocr page 39-

33

tad, en zie, Let was goed. Op den Sabbat echter al zijne werken overziende, zegt de Schrift: ,/Zie, het was alles zeer goed,quot; niet slechts elk deel afzonderlijk, maar de harmonie van het geheel. Ook bij elk werk van menschelijke kunst, die een afbeeldsel dei-goddelijke, scheppende werkzaamheid is, moet harmonie het geheel bekronen. Ontbreekt zij aan een of ander kunstwerk, dan treedt de critiek op en oefent haar recht uit. Ook op het gebied der zedelijke kunst is het niet anders. De harmonie van het karakter maakt zijne schoonheid uit, en ieder Christen koestert het innig verlangen naar volkomen evenredigheid van al de deelen, overeenkomstig het goddelijk bouwplan, zooals wij het zien in het beeld van Jezus Christus. Ieder Christen is de drager van een verborgen architect, die zich geen rust gnnt, maar altijd door arbeidt aan de harmonische voltooiing. Door de dissonanten van den ouden meusch blijft het wel stukwerk, maar het staat toch een iegelijk als doel en Sabbat voor oogen, en niemand blijft van het najagen verschoond. Menig muziekstuk is in mol gezet, voor een ander staan vele kruisen, maar dit behoeft aan de harmonie van het stuk geen schade te doen. Harmonie van het karakter blijft voor ons allen een voornaam deel onzer zedelijke levenstaak: //Al wat liefelijk is, al wat welluidt, bedenkt dat.quot;

Wij zeggen nu van Paulus, dat hij een meester in de harmonie geweest is. En dit is te bewonderenswaardiger, omdat hij een stormachtige natuur was, vol hevige gemoeds-

3

-ocr page 40-

34

aandoeningen, een man met een cholerisch temperament, een vurige geest, met niemand vergelijkbaar. Ver verwijderd van die stoïcijnsche rust en die altijd glimlachende apathie, vatbaar voor de diepste smart, toegankelijk voor de hoogste vreugde, zich ten volle bewust van zijne uit God geboren kracht, in zich de roeping voelend voor de verhevenste levenstaak, door lijden omringd, door belemmeringen als het ware ommuurd, bewandelt hij zijn levensweg als de leeuw, die wel zijne manen schudt en met ziju gebrul het woud doet beven, maar toch bij al zijne kracht eene majestueuse rust en eene koninklijke houding bewaart. De oplossing van dit zielkundig raadsel bestaat niet daarin, dat Paulus de in hem aanwezige tegenstellingen uitgewischt of zijn natuurlijken aanleg verkracht en glad geslepen heeft, maar daarin, dat hij voor elke eenzijdigheid zijner natuur en gave de gewenschte aanvulling zocht en vond. Paulus heeft het evenwicht zijner ziel niet willen herstellen door de beide weegschalen van alle gewicht te ontdoen — dat zou onwaar, koud en harteloos geweest zijn, en zóo handelt ook God zelf niet, maar door zorg te dragen, dat zij beiden altijd gelijkelijk beladen waren. En Paulus verstond het meesterlijk zijne ziel in evenwicht te houden. Laat ons uit de geheele reeks van tegenstellingen, die wij zullen ontmoeten, aanstonds naar de voornaamste grijpen, die den apostel het diepst beheerscht en op de harmonie bij hem letten. Op den diepsten bodem van zijn wezen vinden wij de tegenstelling van eigen schuld en goddelijke genade.

-ocr page 41-

35

Daar zijn de twee brandpunten van eene ellips, in wier vereenigde, volle kracht de waarheid van zijn zelfbewustzijn ligt. De meeste menschen trachten, wanneer de schaal hunner eigen schuld daalt, het evenwicht te herstellen, door deze schaal hoe langer hoe lichter te maken, en de waarde hunner eigen verdiensten hoe langer hoe meer bij het gewicht te voegen, totdat schuld en verdiensten tegen elkaêr opwegen. Geheel anders was het bij Paulus, die dezen Saulusweg der Farizeën voor goed verlaten had. Wij zien in zijn inwendige ontwikkeling, hoe het bewustzijn der schuld van jaar tot jaar toeneemt. In den eersten brief aan de Coriuthiërs noemt Paulus zich z/den minste der apostelen, die niet waardig is een apostel genaamd te worden;quot; in den later geschreven brief aan de Efeziërs zegt hij ; //Mij den allerminsten van al de heiligen is deze genade gegeven, om onder de Heidenen door het Evangelie te verkondigen den onnaspeurlijken rijkdom van Christus terwijl hij aan het einde zijns levens aan Timotheus schrijft: ,/Ditis een getrouw woord en aller aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is, om de zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben.\'\' Welk een trapsgewijze vooruitgang in het zelfbewustzijn des apostels: eerst de allerminste van de apostelen, later de allerminste van al de heiligen, en ten slotte de voornaamste der zondaren! Dat was een voortdurend kleiner worden in eigen oogen, zooals de Dooper het meent: //Hij moet wassen, maar ik

-ocr page 42-

36

minder worden,quot; zoo overeenkomstig Gods weg, die al opvoedende zijne kinderen niet in de hoogte steekt, maar klein maakt. Het tegenwicht vond Panlus echter in de genade Gods, wier grootheid, kracht en heer-lijkheid gelijken tred hielden met zijn toenemend bewustzijn van eigen schuld. //Waar de zonde meerder is geworden, daar is de genade veel meer overvloedig geweest.quot; Paulus vond bij Jezus Christus voor elk tekort een overschot, voor elke rekening eene kwijting, voor iederen op hem getrokken wissel eene betaling in de rijksbank der goddelijke genade. De genade maakt hem groot en houdt hem klein. //Door Gods genade ben ik, dat ik ben;quot; — dit koninklijk woord stond vóór alles in de kroon van Paulus te lezen. Hier lag de eigenlijke bronwel van zijn geest, hier zijn de twee spillen, waarom zijn gemoedsleven draaide, hier de twee brandpunten der ellips.

Aan dit diepste, dubbele bewustzijn van Paulus sluit zich nu eene geheele reeks van telkens dubbele zijden in zijn karakter aan, die bij hem elkander aanvullen, zoodat hij voor ons staat als een man van krasse tegenstellingen en van de edelste harmonie. Juist daardoor is dit wonderbare karakter zoo leerzaam voor ons. Wij wijzen vooreerst op de tegenstelling van de meest rustelooze energie en het meest lankmoedig geduld. Een onvergelijkbare arbeid bij dag en nacht, zonder afmatting des geestes, ondanks een gebrekkig lichaam; zonder moedeloosheid, in weerwil van de verontmoedigendste ervaringen ; een voortvarende ijver, welks bron is //de

-ocr page 43-

37

liefde, die niet moede wordt/\' gelijk wij dit alles reeds in het beeld van Paulus, den overwinnaar, gezien hebben. En daarbij een eindeloos geduld, zonder overhaasting, zonder toorn en twijfel, zonder mismoedigheid en ontevredenheid. Welk een geduld toout hij aan de Galatiërs en de Corinthiërs, om hen weder terecht te brengen! Geen spoor van wegwerping of verachting! Hij draagt en verdraagt hen. Want hij weet: //De lankmoedige is beter dan de hoogmoedige.quot; Met welk een geduld tracht hij de Romeinen zoo ver te brengen, dat de Christenen uit de Joden en uit de Heidenen elkander weêrkeerig begrijpen en onderling verdragen ? Paulus zelf voelt deze twee tegenover elkaèr staande krachten in zich, die wij als het ware het voorspan van zijn voortvarenden ijver en het remtoestel van het geduld kunnen noemen, en dit is zijn ernstig streven, om beiden in harmonie te brengen. Het behoort toch tot de moeielijkste deelen van onze levenstaak, in elk ambt en in alle onderling verkeer — wij herinneren slechts aan de huiselijke opvoeding — om niet te veel en niet te weinig ijver te betoonen. Doet men te veel, dan gelijkt men een dweeper; doet men te weinig, dan houdt men ons voor een lauw menscli. Zoowel het een als het ander drukt op onzen verderen arbeid, als de gezindheid en de beweegreden miskend worden. Paulus schijnt in dit opzicht smartelijke ervaringen te Corinthe opgedaan te hebben, daar hij de gemeente in zijn eersten brief scherp had aangegrepen, en nu in zijn tweeden brief schrijft: ,/Hetzij wij uitzinnig zijn, wij zijn

-ocr page 44-

38

het Gode; hetzij wij gematigd van zinnen zijn, wij zijn het nlieden.quot; Daar dringt hem de brandende liefde Gods, hier toomt hij zich in, met het oog op den toestand der bijzondere personen der gemeente. Maar ook hier is het de genade, die hem rusteloos doet arbeiden, de genade, die hem geduldig maakt en rustig op de vrucht van het uitgestrooide zaad wachten laat, gelijk Luther, ook een zonder ophouden werkzame natuur, het eens zeer humoristisch uitsprak; „Terwijl magister Philippus en ik Wittenbergsch bier drinken, heeft het Woord Gods het in alle lauden gedaan.quot; Zoo zien wij in Paulus de kracht der beweging in hare voortvarende, rustelooze grootheid en de kracht der volharding in hare rustige, maathoudende grootheid.

Een derde paar tegenstellingen, dat in het karakter van Paulus eene voorname plaats bekleedt, is de tegenstelling van individu en gemeenschap, die in zijne gezindheid en werkzaamheid op wonderbare wijze harmonisch vereeuigd tevoorschijn treedt. Het Christendom is voor Paulus zoowel de meest individueele zaak, die er voor menschen bestaat; als de grootste macht in de geheele wereld, die eene gemeenschap vormt. Geen andere apostel treedt zoo krachtig op met zijne individualiteit als juist Paulus; geen van hen is zoo persoonlijk tegelijk de type van zijne geheele werkzaamheid; geen van hen schrijft in zijne brieven gelijk hij van zijne individueele ervaringen, van zijne vreugd en smart, van zijne persoonlijke liefde; geen van hen gebruikt zoo dikwijls het voornaamwoord ik, en niemand laat zoo

-ocr page 45-

39

diep de teederste snaren van zijn meest inwendig gemoedsleven trillen, als Paulus. En toch treedt ook wederom juist bij hem de gemeenschap zoo sterk op den voorgrond, dat hij het alles beheerschend grondbeginsel der liefde uitspreekt: ,/Alles tot stichting der gemeente!quot; Van al wat hij weet, van al zijne gaven getuigt hij: //Niets voor mij, alles voor de gemeente!quot; Ja zelfs zijn lijden, zijne banden verdraagt hij voor de gemeente. Elke persoonlijke aandrift kwam der gemeente ten goede, terwijl hij in zijn persoonlijk leven eiken stoot opnam, hem door de gemeenten geschonken. Zoo was zijn Christendom geheel objectief en geheel subjectief, geheel individueel en geheel gemeenschapvormend. Omdat hij als individu geheel in de gemeenschap van Christus en de Christenen stond, had deze gemeenschap zijne individualiteit als zoodanig ten hoogste ontwikkeld en tot die opmerkelijke rekbaarheid gebracht, die hem den Joden een Jood, den Grieken een Griek, allen alles deed worden, om allen voor eene groote gemeenschappelijke zaak te winnen, voor welke hij als individu wilde leven en sterven. Hierin vond hij zijne verkwikkingen en worstelingen, hierin zijne tranen, en als herder bestoud hierin zijn eigenlijke gave; maar ook juist hier bedreigden hem gevaren. Het is zeer gevaarlijk, wanneer de individualiteit zich eenzijdig ontwikkelt, zonder voor de gemeenschap te leven, van het huisgezin, van den staat of van de kerk. Daardoor ontstaan die ongenietbare origineelen en prikkelbare menschen, die geheel geïsoleerd leven.

-ocr page 46-

40

Maar tet andere gevaar is niet minder groot, dat het individu geheel in de gemeenschap opgaat, zonder dat het karakter zich zelfstandig ontwikkelt. Daardoor ontstaan die zwakke, algemeene copieën, eenvoudig exemplaren van deze of gene soort, die wij zoowel in het huisgezin, als in den staat en de kerk ontmoeten. Beide gevaren zien wij hij Paulus daardoor overwonnen, dat beide weegschalen gelijkelijk gevuld zijn; schijnbaar voor het uiterlijke alleen staande, zelfs schijnbaar geïsoleerd tegeuover de twaalven, staat hij juist iuhet middelpunt der gemeenschap, een waar gemeentelijk karakter, juist omdat hij door en door individueel is en geheel en al voor de gemeenschap leeft en arbeidt. Zoo zien wij al verder, om hierbij even stil te staan, Paulus als een meester in de harmonie, wanneer hij zeggen kan: //Ik weet vernederd te worden, ik weet ook overvloed te hebben; alleszins en in alles ben ik onderwezen, beiden verzadigd te zijn en honger te lijden, beiden overvloed te hebben en gebrek te lijden. Ik vermag alle dingen door Christus, die mij kracht geeft.quot; Of wanneer hij de eigen zwakheid, zoowel als de kracht van Christus even sterk in zich gevoelt, maar zoo onafscheidbaar vereenigd, dat hij zegt: „Wanneer ik zwak ben, dan beu ik machtig/\' als een echo van zijn woord: //Hoe grooter mijne schuld, des te grooter de genade des Heeren.quot; Dit is een heilig evenwicht der ziel, dat de goddelijke Meesterhand tot stand brengt, wanneer zij de goddelijke kracht niet in den sterken, maar juist in den zwakken Paulus tevoorschijn laat

-ocr page 47-

41

treden. In de korte beschrijving vau des apostels-eigen leren in zijn tweeden brief aan de Corinthiërsr vergunt hij ons een blik in deze diepten te slaan; duidelijk ziet hg Gods verootmoedigende hand in zijn menschelijk leven en zijne demonische aanvechtingen, die bepaaldelijk bedoelden de hemelsche openbariDg en de goddelijke kracht van Christus des te meer in hem te doen wonen. Een sterk tegenwicht was noodig om niet het evenwicht te verliezen. Hetzelfde heilige evenwicht zien wij hem bewaren tegenover de beoordeeling, die hem wedervaart. Paulus is boven anderen door goede en kwade geruchten gegaan. De Galatiërs namen hem op als een engel Gods, de Atheners scholden hem uit voor een klapper, te Lystre wilden zij hem ter eere eerst offeren als aan een op de aarde gedaalden God, en in datzelfde Lystre steenigden zij hem als een misdadiger. Wie weet het niet, hoeveel invloed lof en berisping, erkenning en miskenning op ons karakter kunnen uitoefenen! En toch gaat het meestal zoo, dat de meeste menschen ons te hoog of te laag schatten, en slechts enkelen een rechtvaardig oordeel vellen. Te hooge waardeering kan tot hoogmoed, tot zelfverheffing, geringschatting tot verlamming, tot het begraven van het talent in den zweetdoek leiden.

Wat doet nu Paulus?

Hij ontkent kortweg, dat zijne tijdgenooten in staat zouden zijn om een juist oordeel over zijne werkzaamheid uit te spreken. //Mij is voor het minstequot; — zegt hij — //dat ik van ulieden geoordeeld worde, of van

-ocr page 48-

42

eeu menschelijk oordeel, ook oordeel ik mijzelven niet.// U zoowel als mij ontbreekt een juiste maatstaf, gij zoowel als ik kunt de fout der over- of der geringschatting begaan; ,/die mij oordeelt is de Heer.quot; Het is een groote zegen, wanneer iemand van het peinzen over de gevolgen van zijne werkzaamheid verlost wordt, men spaart veel kostbaren tijd, die door de aandoeningen en luimen van het hoovaardig en versaagd hart verloren gaat. De gevolgen liggen voor Gods rekening. Onze taak is getrouw te zijn, en ons allen ontbreekt de maatstaf om de gevolgen juist te kunnen berekenen, ten deele, omdat wellicht liet grootste en beste gevolg verborgen is en eerst in de toekomst, in de eeuwigheid openbaar wordt, ten deele, omdat onze geheele werkzaamheid uiet op zichzelve staat, maar deze zaait en gene maait, deze plant en gene natmaakt. Paulus laat zich door het welslagen uiet hoovaardig en door het mislukken, gelijk te Athene, uiet moedeloos maken. Hij is bevrijd van al die slingeringen en gemoedsaandoeningen, die het oordeel der menschen van tijd tot tijd in een zwak menschenhart tevoorschijn roept. Hij heeft het evenwicht zijner ziel onder het oog Gods gevonden, zoodat hij in de oprechtheid van zijn gemoed, in de stille grootheid van ootmoedigen eenvoud, niet eens wenscht, dat iemand hem leere niet te gevoelen boven hetgeen geschreven is, hoewel hij zich teu volle bewust is: ,/Door de genade Gods ben ik, dat ik ben, en zijne genade, die aan mij bewezen is, is niet ij del geweest.quot;

-ocr page 49-

43

Ten slotte willen wij ook niet dat evenwicht vergeten, waaraan wij wel den naam zouden willen geven van de heilige begeerte, om zoowel te sterven als te leven. Paulns kent de heilige begeerte om te sterven, niet in den zin van het bekende lied: ,/Ik zou het liefst maar sterven, dan was \'t op eenmaal stil,quot; maar in den zin van het woord van Jung Stilling; //Zalig, die het heimwee hebben, want zij komen zeker t\'huis.quot; In dezen zin zegt hij: ,/Het sterven is mij gewin/\'en hij spreekt het met ronde woorden uit: //Ik heb begeerte, om ontbonden te worden en met Christus te zijn: want dat is zeer verre het beste/\'

Maar daarnaast woont ook in hem de heilige begeerte, om te leven en te werken; niet in den zin van \'t bekende lied: //Schep vreugde in \'t levenmaar in den zin zijner geheele levensleuze: „Den Heer tot eene offerande en tot dienst der broederen.quot; In dezen zin zegt hij: „In het vleesch te blijven is noodiger om uwentwil/\' om zijn Koning te dienen en voor zijne broeders te waken. Maar ook hier vinden wij het evenwicht in de woorden: „Ik word van deze twee gedrongen;quot; ook hier zijn de beide weegschalen gelijkelijk gevuld; — vol stervens- en vol levensvreugde.

Ziedaar den man van de meest met elkaêr strijdende tegenstellingen en van eene harmonie, die op \'t schoonst is verheerlijkt. Wat Paulus was, dat was hij met hart en ziel: een geheel mensch, een geheel Christen, een geheel apostel, een geheel karakter.

En wat hij geweest is, is hij door Christus gewor-

-ocr page 50-

44

den. Het woord karakter, iu onze taal: stempel of uitgedrukt beeld, is afkomstig van een gebruik in bet oude Rome; des keizers naam werd in de band der soldaten gebrand, om bun bet wegloopen te verhinderen; vandaar de naam: character regius, of de koninklijke stempel. Welnu, Cbristua bad in Paulus eene gestalte verkregen; de naam, die boven alle namen is, was met onuitwisebbare trekken in zgn bart gebrand, en dat was zijn koninklijke stempel geworden. Cbristus was zijn onvermoeide ijver en zijn nut; Christus wijdde bij zijne individualiteit en zgne gemeenschap; Cbristus was de bron zijner kracht en zijn beoordeel-aar; Christus was zijn heimwee en zijn lust om te arbeiden; Christus was zijn Alfa en zijn Omega; Cbristus zijn een en alles. Hij spreekt het zelf uit, waar hij van zijne werkzaamheden zegt: //Ik zou niets mogen spreken, indien Christus het niet door my werkte.Indien gij van Paulus den Christus aftrekt, blijft er niets over, dan een dreigende moord-blazende Saulus, een Antichrist. Niemand wist dat beter, dan Paulus zelf. Saulus was vol disharmonie en wanklanken, maar de Christus in Paulus was de harmonie van zijn karakter geworden, naar zijne eigen getuigenis: ylk leef, doch niet meer ik, maar Cbristus leeft in mij.quot; Christus was de Sonus in deze persona, die in waarheid zyn geheele wezen doortrilde; in een woord: Christus was het karakter van dit karakter. Indien ik onder dit bewonderenswaardig beeld van den grooten apostel een motto moest plaatsen, zou ik geen schoo-

-ocr page 51-

45

ner weten dan zijn eigen woord; ,/Weest mijne navolgers, gelijk ik van Christus.quot;

Ten slotte een blik op Paulus\' graf. Panlus van Tarsis ligt te Rome begraven, buiten de stad, in San Paolo fuori le mura; //terwijl Petrus de stad be-heerscht.quot; De laatste levensbeschrijver van keizer Julianus, den Afvallige, heeft er op gewezen, dat deze te Tarsis, de geboorteplaats van Paulus, gestorven en begraven is.

Voorwaar, eeue diepe, zinrijke paralel. Paulus, de apostel der Heidenen, sterft te Home, de keizerstad, de hoofdstad der wereld, onder de bloedige vervolging der Christenen door Nero; maar boven zijn graf is een gedruisch vernomen, zijn Evangelie heeft geleefd en de Christelijke gemeente heeft gebloeid, en na drie eeuwen zag zij het aangrijpendst schouwspel, dat de wereldgeschiedenis kent: den val des Heidendoms. Julianus, de Afvallige, de vervolger der Christenen, de laatste Heidensche wereldbeheerscher, met de keizerlijke kroon op het hoofd, na al zijne macht en zijn invloed besteed te hebben, om het Christendom uit te roeien en het Heidendom nieuw leven in te storten, sterft te Tarsis, de geboorteplaats van den grooten apostel der Heidenen; r/en als hij in den slag door een pijl getroffen, zijn einde voelt naderen, doopt hij zijne hand in het rookend bloed, dat hem uit de wonde gudst, balt de vuist, strekt ze ten hemel, en roept stervend uit: Galileër, Gij hebt overwonnen I\'quot;\'

-ocr page 52-

46

Dat is de stervensklacht zijner vijanden, het Paasch-lied zijner discipelen, het slotkoor der wereldgesehie-cems het tandengeknars der demonen in de diepte het luiden der hemelsche klokken en de harptoon der heirscharen daarboven; dat is het karakter van Paulns. at hij biddend de handen vouwt en lofzingend uitroept: //Gij hebt overwonnen, Galileër! miin Heer en mijn God!-\'\'